Skip to main content

Full text of "Natuurlyke historie, of, Uitvoerige beschryving der dieren, planten, en mineraalen"

See other formats


) 


Digitized  by  the  Internet  Archive 
in  2014 


ht^3s://archive.org/details/natuurlykehistor27linn 


V 


NATUURLYKE  HISTORIE 

O  F 

UITVOERIGE  BESCHRTFING 
DER 

DIEREN,  PLANTEN 

E  N 

MINERAALEN, 

Volgens  het  Samenstel  van  den  Heer 

Jt  J  SY  $Y  ÓE  V  of. 

Met  naauwkeurige  Afbeeldingen. 

TWEEDE  DEELS,  NEGENDES  TUK. 

De  KRUIDEN. 


By  de  Erven  van  F.  HOUTTUTN. 
M  D  C  C  L  X  X  V  I  I  L 


INHOUD  van  dit  STUK. 

V  1  E  R  D  E  AFDEELING, 

D  e     K   R  U   I   D  E  N, 

XIII.  Hoofdst*  Befchryving  der  TwiN- 
tigiiankice  Kruiden  (fco» 
fandria)*  dat  is  die  ten  minfte  twintig 
Meeldraadjes  hebben ;  tot  welken  dê 
menigvuldige  Shotten  van  Middag- 
bloem  of  Ficoides ,  Ganferik  of  Vyf- 
vingerkruid,  Aardbezie  s  Braamboos , 
Tormentil,  Nagelwortel  en  anderen > 
betrokken  zyn.  Blads.  r 

XIV.  Uoofdst.  Befchryving  der  V£EJ> 
MANKicE  Kruiden  (Polyan- 
dria)3  dat  is  dis  veelmeer  dan  twintig 
Meeldraadjes  hebben ,  tot  welken  ,  on* 
der  anderen ,  de  Maankoppen ,  Plom  * 
pen  *  Corchorus ,  Peonle  ,  Ridder* 
fpooren,  Monnikskappen,  Akelei  jen, 
Anemonen ,  Ranóokelcn ,  behoor  en*    **********  8x 

*  2  XV* 


XV.  Hoofdst.  Befchryving  der  Twee- 

magtige  Kruiden  (Didyna- 
mia5)  dus  genaamd,  om  dat  zy  vande 
vier  Meeldraadjes  twee  langer  hebben 
dan  de  twee  anderen :  waar  toe  de  zo* 
genaamde  Kransjes  -  Kruiden  3  gelyk  de 
Melisfe ,  Thym  ,  Orégo  ,  en  veele 
anderen;  als  ook  de  Grynsbloemigen  f 
gelyk  het  Leeuwenbek-,  Vingerhoed- 
Kruid  ,  enz. ,  enz.  behooren.  Bladz.  266 

XVI.  Hoofdst.  Befchryving  der  Vier* 
magtige  Kruiden  (Tetrady- 
namia) ,  dus  genaamd ,  om  dat  van  zes 
Meéldraadjes  3  in  derzelver  Bloemen , 
vier  langer  zyn  dan  twee  anderen ,  die 
tegenover  elkander Jtaan:  gelyk  dit  plaats 
heeft  in  de  Kool  >  Radyzen ,  Violieren , 
Lepelbladen,  Th'aspi  en  veele  ande- 
re Kruiden,  ■  593 


AAN. 


AANWYZING  der  PLAATEN, 

en  der  Bladzyden, 
alwaar  de  Figuuren  aangehaald  of  befchreeven  worden. 

Plaat  LUI.  Afbeelding  van  een  der 
Twi  nt  igmanmige  Krui- 
den xnaamelyk  tegenover  Bladz.  33 

Fig.  i.Het  Kaapfe  Mefembryanthemum ,  . 
of  Middagbloem ,  gemeenlyk  Fi- 
coides  genaamd,  zo  als  hetzelve 
met  ten  deeie  geflootene,  ten 
deele  door  bevogtiging  geopende 
Zaadhuisjes  zig  vertoont.     Zie  bh  35. 

—  2.  Zodanig  een  Zaadhuisje  vergroot, 

—  3.  Hetzelve  geflooten  en  Fig.  4.  ge- 

opend doorgefneeden ,  zyndè  de 
aan wy zing  der  Letteren  bh  35  >  30 
verklaard. 

Plaat  LIV.  Afbeelding  van  Veel- 

mannige  Kruiden.  **    ■  Bladz.  139 

Fig.  U  De  Corchorus  Olitorius  uit  Oost- 

indie  met  zyne  Zaadhuisjes.      bh  14  r, 
2.  Een  fraaije  Japanfche  Corchorus 
met  dubbelde  Bloemen.  bh  14& 


Plaat 


Flaat  LV.  Afbeelding  van  Veel- 

mannige  Kruiden:        tegenover  Bladz*  191 

Fig.  1.  Een  Japan fche  Anemone  of  A- 

nemonoides,  .  .      bh  191» 

—  2*  De  Fyfbladzge  Clematis  uit  Ja- 

pan. *  ♦  IQ  205% 

Waar  van  de  Meeldraadjes  by  0  en 
bet  Zaadkunje  by  Z>  vergroot  is 
voorgefteki 

Plaat  LVI.  Afbeelding  van  Twee- 

magtige  Kruiden*        -  ■        ■  Bladz.  281 

Fig.  1.  Het  Teucrium  Ftrginicum  uit 

Japan.  i  ,        £/.  2$if 

De  Bloem  by  A  fterk  ver- 
groot. 

—  2  De  Nep  et  a  incana  ook  uit  Ja- 

pan. .  .  II.  307, 

De  Bloemkelk  van  't  gewoone 
Kattekruid  of  dergelyke  uit  Ooft# 
indie ,  by  Letter  B. 

Plaat  LVIL  Afbeelding  van  Tyves* 

magtige  Kruiden*       — — -  Bladz.  365 


Fig.  li 


Fig.  I.  Een  Leonurus  Japmkus  of 

Hartgefpan.  .       .  366. 

De  vergroote  Bloem  en  Kelk 
by  A.  * 

 2,  De  Phlomis  Zéylanka  of  Oost-  — 

indifch  Viltktuid.  #  KI» 

Waar  van  B  de  Bloem  ,  C  den 
Kelk  en  D  de  vier  Zaaden, al- 
len vergroot,  aanwyst. 

Plaat  LVIII,  Afbeelding  van  Twee- 

magtige  Kruiden.         tegenover  Bladz.  fggf 

Fig,  i.  De  Erinus  Capenfis  of  Kaapfe 

Balfembloera.  ♦  W«  54^ 

A.  Een  Blaadje  daar  vsn  ver* 
groot, 

—  2.  De  Buchnera  cernua  van  de 

Kaap.  .  W.  542* 

B.  De  Bloem :  C  het  Zaadhuisje 
vergroot  en  by  D  doorgefaee- 
den, 

—  3.  De  Sibthorpia  Europea  uit  Oost- 

indie*         •  ♦  M«  SS** 

Plaat  LIX.  Afbeelding  van  Twee- 
mag  riGE  Kruiden.       —  —  Bladz.  575 


tïgl  r.  De  RuSllia  repandaoï  Uitge- 
glipte. '        ♦          .  bh  576. 

2.  De  RuSllia  ringens  of  Gryn- 
zige.          <           ;  K  577- 

—  3»  De  RuSllia  articulata,  Gewricht© 
of  Kort  ledige  RuSllia.  bl. 
Allen  uit  Ooftindie. 

Plaat  LX.  Afbeelding  van  Vier- 

magtige  Kruiden.         tegenover  Bladz.  <5n 

Fig*  i.    De  Draba  Muralis  uit  Ja- 

Pan-        •         .         .  bh  611. 

2.  De  BuniUs  Orientalis  of  Ooster- 
fche  Knodsvrugt.  •  bh  741, 

Waar  van  het  Zaadhuisje  by  Let- 
ter A  vergroot. 

3«  De  Cleome  dodecandra  of  Twaalf- 

mannige  Hederik  uit  Oostindie*  bh  753, 

By  Letter  B  de  Bloem  daar  van  ver- 
groot. 


B  E- 


BESCHR  YVING 

DER 

P  L  ANTEN. 

GIERDE  AFDEELINGy 

De  KRUIDEN. 

XIII.  HOOFDSTUK. 

Befchryving  ^rTwiNTiGMANNiGEK  kui* 
den  (Icofandria),  dat  is  die  twintig  of  meet 
Meeldraadjes  hebben  :  tot  welken  de  menigvul- 
dige Soorten  van  Middagbloem  of  Ficoides, 
Ganferik  of  Vyfvingerkruid  ,  Aardbezie , 
Braamboos  ,  Tormentil  ,  Nagelwortel  en  an* 
deren,  behooren* 

"t^^^^etal  van  twintig  Méeldraad  jes ,  al- 

%  «f  niet;  maar  'er  komt  by,  dat  de- 
zei  ven  in  den  Rand  van  den  Kelk 
&yn  ingeplant,  en  dus  worden  'er  ook  toe  be* 
trokken  die  meer  hebben  dan  twintig  Meel- 
draadjes  ,  als  zynde  daar  door  van  de  Veel- 
mannigen  onderfeheiden  ,  in  welken  de  Meel* 
A  draad* 

li*  D*il«  IS,  Stuk, 


Twintig mannige  Keuider; 


IV;  draadjes  hunne  ftandplaats  op  9t  onderfte  van 
Afdeel,  de  Bloem  hebben  9  tegen  het  Vrugtbegin- 
Hoofd*  ze'  aan  (*)•  Het  getal  der  Meeldraadjes,  nog- 
stuk,  thans ,  is  in  deeze  Klasfc  op  ver  naa  zo  groot 
priewy  niet  als  in  de  volgende. 

Het  eerde  Geflagt,  dat  hier  voorkomt,  be- 
hoort tot  de  Driewyvigen  ,  alzo  de  Eén-  en 
Tweewyvigen  ,  als  allen  Boom-  of  Heelterach- 
tig  zynde  ,  reeds  befchreeven  zyn.  Het  voert 
den  naam  van 

SESÜVIüMo 


Dit  heeft  een  vyfdeeligen  gekleürden  Kelk, 
zonder  Bloemblaadjes;  het  Zaadhuisje Eyrond, 
driehokkig  ,  omgefneeden  ,  bevattende  veele 
Zaadjes. 

De  eenigfte  Soort  van  hetzelve  ( i )  is  door 

de 


t 

gefuvium 
JPortula- 
caflrum* 
Porlelein- 
achtig. 


(*)  De  duifterheid  van  het  woord  Receptaculum  heeft  my« 
ne  uitdrukkingen  daar  omtrent  verfchillende  gemaakt  :  zie 
dc  Tytels  van  het  X.  en  XI.  Hoofdftuk  der  Heefteren  ,  als 
ook  het  II.  D.  h  Stuk  van  deeze  Nat.  Uiftorie ;  alwaar  ik  dar 
gene ,  't  welk  de  Bloemblaadjes  ,  den  Kelk  ,  het  Vrugtbe- 
ginzel  en  de  Meeldraadjes  famen  verbindt,  (volgens  PhiU 
Bot.  N«  88.  Retept&culum  genaamd  ,)  niet  oneigen  hes 
Bloemkaije  genoemd  heb  hoewel  het  in  veele  Bloemen  3 
inzonderheid  in  de  Syngenefta  ,  daar  het  een  weezentlyk 
Deel  is  ,  eigener  den  naam  voert  van  Stoel. 

(i)  Sefuvinm.  Syst.  Nat.  XII.  Gen.  624.  p*.  343 .  Veg* 
XIII.  Gen.  624.  p.  388.  jACCfc  Ui  ft»  !$$•  T#  9$.  Portulaca 
Fol.  Lanceol.  convexis  &c.  Loefl.  Itin.  191.  Fort.  Curas- 
favica  &c.  Pluk.  -Alm.  303.  T.  216*  f.  i.  Herm.  Par.  zizm 
T.  au,  Poit.  raarina  latifolia.  Tlüm.  Sf*      lk\  223.  £ 


ICÖSANDRIA.  3 


cte  voornaamfte  Kruidbefchryvers  tot  het  Poi-  IV\ 
felein  betrokken  geweest.  Men  vindtze  onder  FX^L< 
den  naam  van  Kurasfaiifch  leggend  Porfelein,  Hoofd- 
met  lange  ,  fmalle  ,  glanzige  Bladen  en  roodeSTÜ]U 
Bloemen  ,  zeer  Wel  afgebeeld  door  den  fchran-wjjnr^ 
deren  Plükenet*  Zy  heet  Breedbladig  Zee- 
Poffeleifi  by  PlumieRi  RümphIus  noemt- 
ze  Crithmas  Indicus  of  Indifche  Zee -Venkel 
en  zegt  dat  zy  in  Oostindie  ,  naar  't  Portu- 
geefche  Petcxil  do  Mar ,  van  de  Hollanders  ook 
Zee-  Peterfelie  geheten  wordt  *  doch  in  't  Ma-* 
leitfch  Gelang  taut9  dat  is  Zee-  Porfelein» 

Dit  Kruid ,  dat  zo  wel  in  West-  als  in  Oost* 
Sndie  valt,  is  ook  door  den  Heer  Jacquin 
afgebeeld  9  die  het  aan  de  Zeekusten  der  Kari* 
bifche  Eilanden  heeft  gevonden  en  afgebeeld. 
Het  is  ,  zegt  hy  5  een  Sappige  overblyvende 
Plant  >  met  dikke  ,  ronde  3  gladde*  verlpreide* 
Takkige  ,  leggend  -  opftygende  Stengen  :  de 
Blaadjes  zyn  Lancetvormig  ,  glad  en  Sappig  % 
dik  ,  gepaard  3  anderhalf  Duim  lang.  Uit  de  Oxels 
komen  eenbloemige  Steeltjes  voort ,  met  Reu* 
keloöze  ,  van  buiten  groenachtige ,  van  binnen 
witte ,  Roozekleurige  of  paarfche  Bloemen  9  diö 
als  uit  een  famengegroeide  Kelk  en  Bloemblad 
fchynen  te  beftaan  ,  als  hebbende  dubbelde 
Tippen.  De  Meeldraadjes  waren  paarfch.  Op 

Mar- 

Port.  Aizoides  &c.  SLÓAN.  Jam.  %%.  Hlfl.  I.  p.  204.  Crith* 
mus  Indicus.  RUMPH.  Amb-  VI*  p»  165.  T.  72.  f*  i,  BüftM. 
JF/.  InL 

A  % 

II*  Deel,  u*  Stuk» 


4       TwiNTIGMANNIGE  KRUIDEtf. 


IV.  Martenique  hadt  hy  altoos  vier,  opKubadrie^ 
^xul*"  °P  Domingo  drie  ofvierStylcn  in  deeze  Bloemeo 
Hoofd*  waargenomen ,  en  met  het  getal  der  Hokjes  was 
stuk»     kcc  evcn  >c  zelfde, 

v%jyr  *n  Ooflindie  houdt  men  dit  Kruid  voor  het 
weezen tlykfte  Ingrediënt  van  het  Atsjaar,  een 
Verfnapering  uit  verfcheide  Kruiden ,  Bloemen 
en  Wortelen  ,  die  men  op  gepekelden  Azyn 
vervaardigt  ,  en  by  allerley  Spyzen  op  Tafel 
zet  ,  om  Appety t  te  verwekken :  wordende  der- 
halve dit  Kruid ,  in  de  Ambonfe  Taal ,  zo  Rum* 
PHiuszig  verbeeldde,  ook  As/ar  geheten. 

In  de  Rang  der  Vyfwyvigen  volgt  een  zeer 
uitgebreid  Geflagt  van  Kruiden,  dat  den  naam 
voert  van 


Mesembryanthemum.  Middagbloem. 


Die  door  den  geleerden  Breynius  aan 
deeze  Kruiden  gegeven  was ,  om  dat  zy  meest 
omtrent  den  Middag,  maar  eenige  Uuren',  de 
Bloemen  ontlooken  hebben  ;  gelyk  zyn  Ed. 
het  zelf  verklaart.  Dilleniüs  heeft  flegts, 
om  redenen ,  de  I  in  Y  veranderd. 

Het  heeft  een  vyfdeeligen  Kelk  en  menig* 
vuldige  Liniaale  Bloemblaadjes ;  het  Zaadhuisje 
Vleezig ,  beneden  de  Bloem  en  veelzaadig.  De 
tneeften  zyn  met  vyf  Vrugtbeginzels  en  Stam- 
pers voorzien,  doch  men  vindt  'er  twee  Vier- 
wyvigen  en  vyf  Tien-  of  veelwyvigen  on- 
der. 


ICOSAND  RIA* 


Tot  dit  Geflagt  zyn  de  meeffe  Planten,  die  IV. 
men  te  vooren  Ficoides  genoemd  hadt ,  betrok-  AxDuuL* 
ken  :  waar  uit  en  derzelver  Geftalte  en  de  plaats  Hoofd* 
der  afkomst  kenbaar  is;  alzo  men  den  Baar-STÜK* 
moeder  van  byna  allen  op  den  Zuidhoek  van  Jj^'^" 
Afrika  9  genaamd  de  Kaap  der  Goede  Hope , 
vindt. 

Het  bevat  tusfehen  de  veertig  en  vyftig  Soor- 
ten, welke,  naar  de  Kleur,  in  Wit-  Rood-  en 
Geelbloemige  onderfcheiden  zyn* 

A.  Met  Witte  Bloemen. 

(1)  Middagbloem  met  overhoekfe  ,  Spilrond*  *• 
achtige  Jlompe  Bladen,  die  aan  den  Voet  mlfemum 
kanthaairig  zyn.  "SS™- 

-    ^  •    <i  a t  bloeraig. 

Deeze  groeit,  in  Egypte  en  in  'tNapelfche, 
op  Zandige  plaatfrn  aan  de  Zee,  die  van  den 
Vloed  befproeid  worden. 

(2)  Middagbloem  met  overhoekfe  Eyronde  Te-  H. 
pelige  gegolfde  Bladen,  In 

(t)  Mefembryanthemum  Fol.   altern.  teretiusculis  obtufis,  ^k™^* 
Bafi  ciliaus.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  628.  p.  344.  Veg.  XIII. 
p.  389.  li*  Ups*  129.  Kali  Crasfulx  minoris  foliis.  C.  B. 
Pin.  289.  Mos.  S.  5*  T.  33.  f.  7»  Kali  Neapolitanum  AU 
zo/des  repens.  Col.  Ecpbr.  II.  72*  T.  73.  Kalli  fècundum. 

ALP.  JEgypt-  1ZS'  T*  l27» 

(2)  Mefemhr.  Fol.  alternis  ovat;s,  Papulofis  undulatis.  H. 
Clig.  216.  Ups.  127.  R.  Lugdb.  28 r.  Ti.  1.  GOUAN  Monsp* 
243.  FABR.  Helmfl.  247.  Mes»  Cryftallinum.  Diix. 
231.  T.  180»  f.  221.  Ficoides  Africana  Fol  Plantag.  ua- 
dulato,  Micis  Argenteis  asperfo.  üradl.  Sum*  $•  T.  15. 

A  3 

U.  DlEt.  IX.  STUK, 


6      ÏWINTIGMANNIGE  KRUIDEN* 


IV.      In  't  Franfch  is  dceze  Soort  by  den  naam  van  tok 
^  xmfLf  Glaciale  yby  oss  onder  dien  van  Tskruid  bekend  \ 
Hoofd-  om  dat  de  Bladen  zig  als  met  bevroozen  Water- 
stük.    druppeis  befprengd  vertoonen.  De  Steng ,  van 
J[?fwy'  een  Vinger  lang  3  is  bezet  met  gepaarde  Bladen 
en  geeft  veele  langs  den  Grond  ver fpreide  Tak- 
ken uit ,  met  overhoekfe  Bladen.  Die  Ysachtige 
pukkeltjes  zyn  blaasjes  met  Water  gevuld  en 
verdwynen  derhalve  in  de  gedroogde  Plant  t'ee- 
nemaal.  De  afkomst  fchynt  ook  uit  Afrika  te 
zyn. 

in.  (3)  Middagbloem  met  half  Spilronde  Tepelige 
^ïbmwm  onderfcheiden  Bladen;  de  Bloemen  onge- 

ïgyptUcii         Jteeld  in  de  Oxelen ;  de  Kelken  vyfdeelig.  j 

Ge*fr*ii*  (4)  Middagbloem  met  half  Spilronde  Tepelige 
ftorum.  onderfcheiden  Bladen  ;  de  Bloemen  onge- 

Hoeoug<  Jteela  in  de  Oxelen ;  de  Kelken  vierdeelig* 

Zo  weinig  verfchillen  daar  in  deeze  twee  Soor- 
ten ,  waar  van  nogthans  de  eene  een  Zaay  -  Ge- 
was  %  de  laatfte  Heeüerachtig  is.  De  eerlte  zou 

haare 

(3)  Mefemhtyantbeum  FoL  femiteretibus  Papulofis  diftinc- 
tis,  Flor.  fesiiiibus  Axillaribus  &c.  Kali  Mgypthcum  FoU 
valde  longis  hirfutis.  C.  B.  Pin.  226.  Kalli  tertium.  Alp. 
j£gypt.  129.  T.  128. 

(4)  Mefembr.  Fol.  femiteretibus  &c.  Alef.  Ramis  undicjue 
Papillofis,  Folio  crasfioribus.  H.  Cltff.  ars.  N.  22.  R.  Lugdb* 
285*  N.  22*  Mcf.  Cap.  Geniculiflorum.  Dill  Eltb.  271.  T* 
?os.  f.  261.  Ficoides  Neapoliuna  Flore  candid^.  ERADJ.* 
$MC.  s>  T.  17,  f.  34,  FABR.  Ihlmjl.  24?. 


IcosAndria* 


faaare  Groeiplaats  in  Egypte  hebben.   De  an-  IV^ 
dere,die  men  verkeerdelyk  voor  Neapolitaanfch^^1;1** 
heeft  aangezien ,  is  van  de  Kaap  afkomftig ,  zo  Hoofd-, 
wel  als  alle  de  volgende  Soorten.  $TUKm 

(5)  Middagbloem  met  half  Rolronde ,  enPuim  MeJs'mhryn 
Jlige  ,  onderfcheidene  Bladen  s  gefleeldeanthemum 
Bloemen  en  vierdeelige  Kelken.  ^Imf0* 

Nagtbloc- 

Deeze  voert  dien  bynaam,  om  dat  zy,  tegenmig. 
de  eigenfchap  der  raeefte  anderen  ,  de  geheele 
Nagt  bloeit ,  zynde  de  Bloemen  over  dag  fa- 
mengetrokken.  Dus  verfpreidt  zy ,  in  de  dui- 
fternis  3  een  zeer  aangenaamen  Geur.  Do 
Bloemen  zyn  van  binnen  wit ,  doch  in  eenigen 
van  buiten  rood ,  in  anderen  Saffraankleurig* 

C6)  Middagbloem  met  Spilrondachtige  ,  pui-  n  ,vr; 

ü«  t      j  j    n  ral  Spleudens. 

Jlige  ,  emgekromde  >  onderfcheidene  9  ge  Glanzig. 
tropte  Bladen  en  Vingerachtige  Kelken 
aan  't  end. 

De  Steng  heeft  witte  Stippen  op  de  niet  al- 
ïemiterfte  Takken  ;  de  Bladen  zyn  driekantig 

rond, 

(5)  Mefembryanthemum  Fol.  femicylindr.  impun&atis  dïs~ 
tin&ts  &c.  Mes.  Fol.  Subulatis  ,  femi  -  cylindr.  H.  Ctijfl 
220.  N.  28.  R.  Lugdb.  z%6.  N.  28.  Mef.  Aoftiflomm  &c. 
DlLL.  Eltb.  T.  2064  f.  262,  2*3* 

(6)  Mefembr.  Fol.  fubteteretibus  impun&atig  &c.  Mes. 
Fol.  confertis  fplendfentibus  &c.  Dill.  Elth*  270.  T.  204. 
f.  260.  Ficoides  Capenfis  Frutescens.  ERADL.  Succ*  I.  p,  7, 
T«  6. 

A  4 

II.  Dsil.  IX.  Stuk. 


8       TWINTÏGMANNIGE  KrüIDEN; 


IV,    rond ,  aan  de  enden  fpits,  die  der  Oxelen  krom  * 
^™3JfL*  de  Bloem  geelachtig  uit  den  witten ;  de  Kelken 
Hoofd  regtopftaande  Vinger?.chtig  ftomp,  zegtdeRid- 
stukc     jer#   Volgens   Dilleniüs  zyn  de  Bladen 
Jhb^  feppig  5  bleek  groen  ,  met  uitpuilende  groene 
Stippen  of  Wratten  ,  inzonderheid  daar  het 
Plantje  bloeit  >  befprengd.  Het  heeft  ongevaar 
een  Voet  hoogte.. 

jifejewbry     ^  Middagbloem  met  Elsvormige,  runw  pui- 
ftige  9  famengegroeide  Bladen  9  aan  de 
tïm!€l  am  tippen  uitgebreid  ;  een  opjtaande  Steng  y 

Gekroond.         met  een  driedeelig  Bloemtros  je. 

xxxvit.  (37)  Middagbloem  met  platachtige  Lancet- 
Vitg^(tZ[         vormige ,  puifi  ige ,  uitgebreide ,  onderfchei- 

dene  f  gepaarde  en  overhoekje>  afftandige 

Bladen. 


ix.       C9)  Middagbloem  met  overhoekfe  Lancetvor 

dg. 


Tripolium. 


f7)  Mejimbry&r.themum  FoL  Subulatis  ,  fcabrido  *  pun&a- 
tïs  Sec.  Mef.  Frut.  foliis  albis  umbellatis.  Fabr.  24.7. 
Dill.  Enk.  277.  T.  zog.  f.  266.  Ficoides  Africana  ere&a 
terctifoüa  &c.  Hbhm.  Pau  T.  166..  ttBADL.  Succ.  4.  p.  12. 
T.  34»  Pluk.  Pbyu  ,!7«  £  li 

(37)  Mefembr.  Fol.  planiusmlis  Lnnceolatis  &c.  Mefembr. 
tortuofum  Fol.  Sempsrvivi  expanfis.  Dill.  ELth.  234.  T. 
182.  f.  223.  Ficoides  Capcnfis.  Pet.  Gaz.  T\  7  8.  f.  10. 
ïic.  Afr.  precumbens  &c.  BRADL.  I II.  p.  7.  T.  itf. 

(9)  Mefembr.  Fol.  aJtcrn.  Lanceolaris  &c.  ƒƒ,  C//^.  217. 
128.  &  R.  Lugdb.  283»  N.  11.  Mef.  Tfipolii  folio  t 
Flore  Argenteo.  Dill.  Eltb.  230.  T.  175.  f*  220.  Fic.  A&. 
procumbens  &c.  Bradl.         V.  p.  14»  T,  47.  Fic.  Africa^ 
puik  &c  Fluk.  Mant<  77.  T,  320.  f.  \y 


ICOSANDRIA.  9 


mge  platte  Bladen  ,  losfe  enkelde  Stengen    i V# 
en  vyf hoekige  Kelken.  AFvfrETL# 

XIII*  J 

(Z)  Middagbloem ,  dat  ongefteeld  is,  met  byna^TVKè 
Spilronde  ,  opftygende,  puntige  famenge-  ryT. 
groeide  Bladen  en  agtwyvige  Bloemen.  ^(hTmlm 

.  CaUmifor* 

Deeze  vier  Soorten  zyn  door  haare  bepaalin-  me. 
gen  genoegzaam  onder fc heiden.  Zy  komen  ,  Penachtis- 
gelyk  de  voorgaanden  ,  in  het  draagen  van 
witte  bf  witachtige  Bloemen  overeen  ;  zelfs 
het  Uitgebreide  ,  thans  hier  geplaatst ,  dat  de 
Bloemen  van  binnen  wit  3  van  buken  geel  heeft. 
Het  Gekroonde  groeit  Heefterachtig  ,  een  Voet 
of  anderhalf  hoog  en  heeft  zelfs  Kroontjes  van 
witte  Bloemen,  als  die  der  Asters  of  Chryfan* 
then ,  zeer  welriekende.  Te  agt  Uuren  's  mor- 
gens gaanze  open  >  en  bly  ven  dus  tot  een  weinig 
na  den  Middag,  üeeze  is  in  onze  Tuinen  ge- 
in eener  dan  de  overige  Soorten ,  zeid  Herman- 
nus,  De  drie  anderen  zyn  Kruidig  ,  allen  de 
Bladen  met  Puistjes  hebbende, inzonderheid  het 
Uitgebreide  ,  welks  Bladen  als  die  van  Don- 
derbaard  zyn  en  met  Zilverachtige  Tepeltjes 
praaien.  Het  volgende  heeft  de  Bladen  als  van 
die  wilde  Soort  van  Ader,  welke  in  zoute 
^Wateren  groeit  s  Tripolium  genaamd ,  meest 

glad, 

(g)  Mefembryanthemum  acaule  ,  Foh  fubtercti b us  adfeen* 
dentibus  Öcc.  Mill.  Di&.  T.  176.  f.  1.  Mefembr.  Calami- 
forme.  Dill.  Xit'k.  239.  T.  386.  f.  228.  Ficoides  Capenh's 
humilis  Ctp&x  folio.  BK1DL.  Suce.  II.  p.  io4  T.  19, 

Aj 

II.  DEEL,  IX  STUS. 


10     TwiNTIGMANNIGE  KrüIDEN. 


IV.  glad  9  doch  aan  de  kanten  als  met  kleine  Tand- 
AFxiiiL  Jes  gez00mc*  Hetlaatfte  Penachtig,  wegens  de 
Hoofd-  rondheid  der  Bladen ,  in  Engeland  getyteld^  heeft 
stuk*  dezelven  als  bezaaid  met  ontelbaare  fyne  groene 
gtar  pukkeltjes  (*). 


Vfge, 


B.  Met  roodachtige  Bloemen. 


x.  (10)  Middagbloem  dat  ongejleeld  is9  met  drie* 
mfhmum  kantige  Liniaale  Puijlige  Bladen  >  aan  de 

feiudiflo"  tippen  drievoudig  gezand. 


rum 

Haddievig. 


Uit  enkele  Bladen ,  die  kruislings  over  elkan« 
der  en  getropt  groeijen  ,  beflaat  dit  Plantje ,  *t 
welk,  op  Steeltjes  van  anderhalve  of  twee  Dui- 
men lang,  Bloempjes  draagt,  die  niet  alleen  in 
grootte  en  figuur,  maar  ook  byna  in  Kleur,  met 
die  der  Madelieven  overeenkomen.  Hierom 
draagt  het  den  gedagten  bynaam  ,  welke ,  ik 
weet  niet  by  wat  toeval,  thans,  geheel  oneigen, 
is  veranderd  (i). 

(li)  Mid- 

(*)  't  Woord  impunïïatus  zal  zekerlyk  decze  Puistjes  be- 
tekenen :  want  punüata.  Folia  hebben  ingedrukte  Stippen  of 
Tutjes.  Pbil.  Bot,  p.  4j. 

(io)  Mtfetybryantbemum  acaule ,  Fol.  triquctris  Linearibu« 
&c.  H.  Cliff.  &  R.  Lugdb.  N.  13.  Go-JAN  Monsp.  243.  Me- 
fembr.  Beilid'florum.  Dixi-.  Eltb.  f.  233. 

(f)  In  BeUidifotium  ,  naamelyk ,  (Syfl.  nat.  Ed.  XII.  & 
Veg.  XIII  ,  beiden,)  terwyl  de  Bladen  geenszins  met  die 
der  Madelieven  fLooken.  Daar  bevindt  zig  tegenwoordig  al- 
hier in  de  Horrus  Medicus  een  Soort ,  welke  Lancetvormige 
platte  Bladen  ,  byna  als  die  der  Madelieven ,  heeft  en  enkel- 
de  Bloembeden  met  groote  vyfkantige  Vrugten,  komende 

het 


JCOSANDRIA.  li 


(n)  Middagbloem  met  driekantige ,  driehoe-  lv* 
,  Puijtige ,  onder fclmdene  Bladen .  xin. 

Hoofd - 

Wel  vyf  veranderingen  heeft  de  geleerde  ;Tuk* 
Dillenius  afgebeeld  van  deeze  Soort  van  xi. 
Middagbloem,  die  de  Bladen  als  naar  den  Griek- ^^^T 
fchen  Letter  A  gelykende  heeft ,  waar  van  de  ®^jj$L 
bynaarn.  In  eenigen  zyn  zy  alleenlyk  op  de  zy-kig. 
den  y  in  anderen  ook  op  de  Rug  getand  en  ver- 
toonen  zig  tegen  't  Licht  als  met  Gaatjes*  Het 
zyn  laage  Plantjes,  die  men  ook  in  onze  Kruid- 
hoven viudt,  draagende  welriekende  Rooze- 
kleurige  Bloemen* 

("12)  Middagbloem  met  byna  Eyronde ,  gete-  tin 
pelde  >  onderfcheidene  Bladen  9  die  aan  de  ^ebtarcU 
tippen  gebaard  zyn. 

Van  deeze,  die  hy  Gejlr aaide  noemt,  heeft 
Dillenius  ook  Verfcheidenheden.  't  Zyn 
kleine  Plantjes  ,  die  de  Bladen  aan  de  tippen 

S  traals- 
het  Bsllidiforme  van  den  Heer  N.  L.  BURmannüS,  oog* 
fchynlyk  ,  zeer  naby. 

(11)  Mefemhryqnthemum  Vol.  triquetris  ,  Deltoidibus  den* 
tatis  &c.  //.  CUJJ.  &  R.  Lugdb.  N.  14.  GOUAN  Mens?.  244. 
FABR.  Helm/I.  248,  Mefembr.  deltoides  &c.  Dill.  Elth* 
f.  243  *  247.  Ficus  Aizoicjes  Afr.  eie&a  &c.  Volk.  Hesp.  223» 
T.  224.  f.  $. 

(12)  Mefembr.  Fol.  fuhovatis  Papulofis  diftin&is  &c.  H» 
Cliffl  &  R.  Lugdb.  N.  5.  Gouan  Monsp.  244.  FABR.  Helm/7. 
248.  Mefembr.  Radiatum  &c.  Dill.  Ehb.  f.  234  -  236.  Pi* 
coides  Capenfis  Frutescens  Sic.  Bradl.  Succ.  I.  T.  5»  is* 
ficus  Aizojdes.  VOLCK.  Hesp.  T.  224/  f.  6, 

XI»  DEBL*  IX,  STUK. 


ia     TWINTIGMANNIGE  KRUIDEN. 


IV*    Straalswyze  gebaard  hebben,  zo  wel  als  de  Kei- 
xiii.'  ken,  en  dit wy staan,  zoLinn^us  opmerkt, 
Hoofd-  dat  die  deelen  des  Bloefems  van  het  uitwendige 

STUK, 


der  Plant  oirfpronklyk  zyn. 


™r*  ('3)  Middagbloem  met  CylindrifcJw  getepelde 
wfhwum  onderfcheidene  Bladen  en  ruige  Stengetjes. 

hispidum. 

Rwfi*  Dillenius  beeldt  deeze  af ,  onder  den 
naam  van  Haairig  Glinfierend  Middagbloem:. 
want  de  Blaadjes,  Wormachtig  rond  en  aan  't 
end  dikker,  waar  door zy  veel tyds  nederhangen ; 
zyn  als  met  ontelbaare  glinftercnde  Yskorrel- 
tjes  digt  bezet ,  en  de  Stengen ,  zo  wel  als  de 
Takjes  ,  begroeid  met  fty ve  Haairtjes ,  hoeda- 
nigenmen  in  geen  andere  Soort  van  ditGeflagt, 
zegt  hy ,  aantreft.  Zy  verfchilt  naar  de  Bloe- 
men, die  fomtyds  hoog  of  bleek  paarfch,  fom- 
tyds  Roozekleurig  ,  fomtyds  zelfs  Oranje  of 
roodachtig  geel  ,  voorkomen  ,  van  een  aange- 
naamen  Reuk.  Het  Plantje  groeit  van  één  tot 
twee  Voeten  hoog  en  bevindt  zig  ook  in  de 
Akademifche  Tuinen» 

(*4) 

(1%)  Mefembryanthemum  Fol.  Cylindr.  Papuloffs  diftinftis 
&c.  Mill.  Dïtt.  176.  f.  3*  Mef.  Caule  hispido.  H,  Ciif. 
&  R.  Lugèb.  N.  7.  Mes.  Pilofum  micans  &c.  Dill.  EUb. 
p.  289-291.  f.  277-28J.  Ficoidcs  f.  Ficus  Aïzoides  Afr. 
Fol.  longo  tenui ,  Flora  Aurantio.  Bradl,  Succ.  IV.  p.  13. 
T.  35»  Ficus  Aizoides  ^eretifoifci  &c.  Volck.  Hesp.  T\  224* 
f.  2* 


ICÖSANDRIA»  13 


(14)  Middagbloem  met  ruigachtige  famenge-  IV. 

groeide  Puijiige  Bladen  en  een  Haairig^^9 

Stengetje.  Hoofd- 
stuk* 

Van  deeze  Soort  zyn  de  Bladen  Liniaal  9  half  xiv. 
Spilrond  ,  Sleufachtig  vlak  >  ondoorfchynende  ti^um 
en  hebben  den  rand ,  inzonderheid  naar  den 
Voet  toe  ,  met  eenige  Haairtjes  ,  de  Steng  Wolils* 
Wollig* 

(15)  M  iddagbloem  met  Els vormige  onderfchei-  xvf. 
dene  Bladen  >  die  van  onderen  overal  Stip-Sc^™; 
pelig  gedoomd  zyn;  de  Kelken  Jlomp. 

(16)  Middagbloem  met  Elsvormige  getropte  xyr. 

e  eniger  maat  e  ruuwe  Bladen  ,  gedoorndetuZ?***** 
Kelken  en  uitgerande  Bloemblaadjes.  vitgcrand. 

ByDiLLENius  zyn  deeze  twee  daardoor 
onderfcheiden  ,  dat  de  eerfte  de  Meeldraadjes 
in  de  Bloem  tot  een  Hoofdje  vergaard ,  de  an- 
dere dezelven  uitgebreid  heeft.  De  Kleur  der 
Bloemen,  diezig,  gelyk  in  de  meeften  van  dit 
Geflagt,  als  gedraald  vertoonen,  isfchoon  hoog 

pur* 

f14)  Mefembryar.themum  Fol.  pubescentibiiS  &c.  H4  Cliff. 
R,  Lugdb.  N.  7» 

(1%)  Mefembr.  $ol.  Subulatis  diftin&is  &c.  R.  Clifl*.  R. 
Lugdb»  N.  *o«  Gouan  Monsp,  244.  Mes.  purpureum  fca- 
brum,  Stamin.  colle&is.  Dill.  Eltb.  f.  251. 

(16)  Meftmbr.  Fol.  Subulatis  congcftis  &c.  Mes.  purp. 
Icabr.  Staminibus  expanfis.  Dill.  Eltb.  £  250.  Ficoides  Ca- 
penfis  triangulaii  folio  acuto,  Fh  purpnreo.  PET.  Gaz,  T# 
77.  £  3* 


II*  DEEL.  IX»  STUK* 


14    TwiKti dMAKNiCE  Kruiden. 


IV.    purper.  Zy  gaan  niet  dan  met  heeteZonnefchytu 

AxmEL#  op  c  midden  van  den  Dag  5  open  5  en  fluite& 
Hoofd»  zig  wel  haast  wederom  t  doende  zulks  eenige 

stuk.     Dagen  na  malkander.  De  Stengetjes  hebben  on* 

jSf^*  derfteuning  noodig  of  zakken  naar  den  Grond. 

xvii.  (17J  Middagbloem  dat  de  Leedjes  der  Sten* 

^Ihwum  gen  uitlogende  heeft  in  famengegroeide  y 

Uncmatum.  gefpitfte  ,  geftippelde ,  van  onderen  getan* 

kHaakig"  de  Bladen. 

xvin.     (18)  Middagbloem  met  Spilrond»  driekantige 
Gedoo!nd.         gehippelde  onderfcheidene  Bladen  en  getakte 
Doornen. 

xix.  (19)  Middagbloem  met  Elsvormige  getepelde 
^ekaob^*  onderscheidene  Bladen  9  aan  de  tippen  uit* 
W*.  gebreid,  en  een  knobbeligen  Wortel, 

Deeze  drie  zyn  uit  haare  bepaalingen  genoeg* 
zaam  kenbaar.  Van  de  Doorntjes  >  aan  't  end  der 
Bladen  zo  zigtbaar ,  openbaart  zig  niets  in  de 

aan- 

(17)  Mefembryafithsmum  Artïculis  Caulinis  termmatïs  &c„ 
/ƒ*  Clif.  &  R.  Lugdb.  N.  16.  Ferr.  Hdmft,  248.  Mefembr. 
petfoliatum.  Dill.  Eltb.  f.  239  ,  240.  Ficoides  Afr.  &c« 
BBADJL-  Succ.  T.  2$  ,  27  &  46.  BURM*  4/>.  T.  26.  f.  3. 

(18  ;  Mefembr*  Fol.  tcreti  -triquetris  pun&atls  diftin&is  &c# 
fi.  C/*^.  6:  R.  Lu%db>  N.  3*  Mes*  Prut.  Ramis  triacanthis. 
Dill.  Elth,  f,  16$.  Fic*  Africana  aculeis  iongisiimis  &c* 
Tournf.  Mem<  de  1705.  p.  316*  BRADL,  S»<tf.  T.  39.  FAER. 
Hümft.  248'. 

(19)  Mtfmbr.  Fel.  'Subulatïs  Papillofis  diftinftis  &c.  H. 
Ciiff.  &  R.  Lugdb.  Ml.  4.  Fabr.  243.  Mes.  Frut.Ra* 

dice  ingenti  tuberoft.  DlLL.  f.  264. 


ICOSANDRIA*  ij 

aangehaalde  Afbeelding  van  den  Hoogleeraar  IV. 
j#  Bürmannusj  op  de  eerfte  Soort  ,  die  AF^nf  ^ 
fomtyds   twee- ,   fomtyds  driedoornig  voor-  Hoofd- 
komt ,  volgens   Dillenius.    De  andere STÜK* 
heeft  zeer  lange  Doornen  ,  by  elkander  getropt  nf™tas3* 
uitgroeijende  tusfehen  de  Blaadjes  ,  die  rond, 
kort  en  driekantig  zyn*    De  laatfte  is  dui- 
delyk  onderfcheiden  door  haaren  grooten  knob- 
beligen  Wortel  ,  niet  zelden  zo  groot  als  eens 
Menfchen  Hoofd  en  nogthans  in  weinig  Aarde 
groeijende.  Zy  zyn  alle  drie  Heefterachtig  en 
komen  voor  ,  in  de  Europifche  Kruidhoven. 

(20)  Middagbloem  met  byna  Draadachtige ,  xx. 

gladde ,  onderfcheidene  Bladen  >  langer  dan^lTmlm 

de  Leedjes ;  en  leggende  Stengen. 
™  ti  ^  Dunbladig* 

By  Dillenius  heet  deeze  te  regt  Dun* 
Uadig  Middagbloem.  Zy  heeft  leggende  Sten* 
getjes ,  die  door  den  tyd  Houtig  worden,  met 
zeer  gladde,  vry  lange,  dunne  Blaadjes,  die 
dikwüs  omgeboogen  zyn.  Op  't  end  der  Sten- 
get  jes  komen  opftaande  Steeltjes ,  met  een  zeer 
fchoone  After- Bloem,  die  bleekrood  is,  doch 
door  de  Zonnefchyn  als  Goudkleurig  van  binnen 
wordt,  openende  zig  verfcheide  Dagen  na  mal- 
kander. (21) 

(20)  Mefembry&mhemum  lol.  Subfïlifbtmibus  glabris  dis- 
tinais &c.  H.  Clitf.  Ups.  R.  Lugdb.  N.  26.  FABR,  Relmjl. 

Mefembr.  teniiifolium  procumbens  &c.  Diljl,  EUb. 
f.  3|tf»  Ficoides  Capenfis  &c.  Braol*  Succ*  h  p,  13.  T«  $. 
Moris  Hiy?*  III.  p.  507,  $.  li.  T.  6.  f.  6. 


xi,  osei.  a>  grus* 


i6    Twintig m'a n  n  i  g  e  Kruiden 


IV*  (21)  Mtddagbloem  met  byna  driekantige ,  fa> 

^xnuL*  mengedrukte  f  kromme ,  gejtippelde ,  onder* 

Hoofd-  fcheidene  >  getropte  Bladen  >  die  aan  den 

STÜK*  Voet  gerand  zyn+ 

XXI. 

Mefembry 

anthemum  Door  den  tyd  wordt  deeze  Soort  een  Boomp- 
JuZula'  je  3  even  als  het  Gekroonde  Middagbloem^  hier 
stoppelig.  voor  befchreeven  ,  en  niet  minder  bevallig. 
Uit  de  Oxels  van  zyne  lange  gepaarde  Bladen  5 
brergt  het  tropswyze  kleinere  Blaadjes  voort  > 
die  tegen  't  Licht  zig  als  met  veele  heldere  Stip- 
pen doorzasid  vcrtoonen.  Dus  groeijen  zy  Stop- 
pelachtig ,  waar  van  de  bynaam.  De  Bloemen 
zyn  paarfch  met  geele  Meeldraadjes. 


xxiu  C22)  Middogbloem  met  half  Rolronde ,  onge* 
Cr&sftfo*  Jlippelde  famengegroeide  Bladen  (*)  ,  die 

^ikbiad.g.         aan  de  Tippen  driekantig  zyn;  en  krui- 
pende half  Rolronde  Stengetjes. 

(1 1)  Mèjtfhbryantbemum  Fol.  fu^triquetris  compresfis  in- 
curyatis  &c.  H.  Cl$.  &  R.  Lugdb.  N.  29.  Mes.  Frurescen* 
Fl.  purputco  rariore.  Dill»  Eith.  f.  267,  268. 

(22)  Mefembr.  Fol.  Semi  -  Cylindncis  impun&atis  conna- 
tis  apice  triquetris  &c.  ƒ/.  Cliff.  &  R.  Lugdb.  N.  9*  GOUAK 
Mensp.  244.  FA  BR.  Helmft.  249.  Mes.  Crasfifoliurn  repens 
Fl.  purp.  Dill.  Eltb.  f.  257.  Ficoides  Afric.  ïcptans  &c* 
BRADL.  Succ.  IV.  p.  16*  T.  38. 

(*)  Hier  fchynt  Foliis  impun&atis  met  ongeftippelde  Bla- 
den te  betekenen;  dewyl  Dillenius  van  de  Bladen  zegt , 
nullis  puneïis  Miaia* 


ï    C    O     S     A     N    D    R    I    A.  17 


(23)  Middagbloem  met  byna  krom-  Sabelige , 

gejlippelde  onderfcheidene  Bladen  en  Spil*^£f^* 

ronde  Takken*  Hoofd- 
stuk. 

Deeze  fchynt  ,door  haare  kleinte  ,  genoegzaam  xxur. 
onderfcheiden  te  zyn  van  de  Zevenentwin-^^^ 
tigfte  Soort ,  hoewel  thans  de  Ridder ,  zo  het 
my  voorkomt  3  dezelve  daar  onder  zal  begree-  achtig. 
pen  hebben. 

(24)  Middagbloem  mei  Spilrondachtige  famen*  xxivm 
gedrukte  3  gejlippelde  onderfcheidene  Bid-  t^°mera't 
den  en  gepluimde  veelbloemige  Stengen,  Kroppig, 

In  de  oude  Planten  der  voorgaande  Soort  > 
komen  fomtyds  de  Blaadjes  Kropswyze  by  el- 
kander vergaard  voor;  volgens  het  Berigt  van 
den  geleerden  Dilleniüs  ,  die  deeze  twee 
byna  alleen  door  de  Kleur  der  Bloemen  onder-  • 
fcheidt» 

Middagbloem  met  half  Rolronde  omge-  xxw 
kromde  getropte  Bladen ,  die  aan  den  Voet  K\znügê 

van 

Mefemb ryfinthemum  Fel  fub a c!  naeiform ibus  incurvis 
fmn&atis  diftindis  &c.  H.  Clitf.  &  R.  Lugdb*  N.  19.  Me* 
fembr.  Falcatum  minimum.  Dill.  Eltb.  f.  276.  Fkoides 
Afra  ,  Fol.  triang.  Enfiformi  &c.  BRAOL.  Sucd  V.  p,  9.T;42. 

(24)  Mefembr.  Fol.  teretiusculis  compresüs  &c.  Mes.  Fai- 
catum  minus  Flore  Carneo  minore.  Dill.  Eltb.  f.  274. 

(zs)  'Mefembn  Fol.  femi  -  Cyluidricis  reoirvis  2cc*  Me* 
fcmbr.  Loieum.  Dill.  Eltb*  f. 

B 

ft,  DïFX#  IX.  STüK# 


i8    Twintig mannige  Kruiden. 


JY*  vén  binnen  bultig  famengegroeid  zynyen 

AFDEEL»  i 

xiu.  hangende  Stengen* 

Hoofd- 
stuk*       Deeze  Soort  ,  welke  de  Bladen  zeer  lang 

^iy/wjr-  heeft  3  onderfchsidt  zie  van  de  anderen ,  door- 
dien  zy  Stengen  als  Riemen  uitgeeft  3  die  langs 
de  zyden  van  den  Pot  neerhangen  en  hier  en 
daar  bezet  zyn  met  getropte  Bladen.  Van  het 
Gehoornde  Middagbloem  ,  waar  mede  Dil- 
le n  i  v  s  haar  overeenkomftig  oordeelde  9  ver- 
fchiltzj',  volgens  Linnjeus,  aanmerkelyk. 

xxvl  ^og)  Middagbloem  met  gelykzydig  driekantige , 

anlbeZum  fpitfe  9  eenigermaate  geftippelde  .famenge- 

FiUmeniQ-  groeide  Bladen  y  die  ruuwe  Hoeken  hebben  j 

Vezelig.  en  zeshoekige  Takken* 

Dit  heeft  aan  Stengen  van  een  of  twee  Ellen 
lang,  die  zig  niet  kunnen  ophouden  >  Zeisfen- 
vormige  Bladen  en  draagt  kleine  paarfche  Bloe- 
men ,  beftaande  uit  Vezelachtige  Blaadjes. 


AfJYcjJ*r  7)  Middagbloem  met  Bladen  krom  als  een 
mu"  Sabel,  ongejlippeld ,  famengegroeid;  aan 

Kromfabe-         ^en  RUgj7öek  ruuw :     Bloemblaadjes  Lan» 

cetvormig* 

Aan 

(26)  Mefembryantfomum  Fol.  ssquÜateri  -  triquetris  &c.  Me- 
fembr. Falcatum  niajus  ,  Flore  purpureo  mediocri.  Dile. 
EUb.  f.  273. 

(27)  Mefembr.  Fol.  AcinaciFormibus ,  impun&aris  conna- 
tis  &c.  H.  Clif.  &  R.  Lu%dh.  N.  18.  Gouen  Mmip.  244. 
FA  BR  Hdmft.  249.  Mefembr.  Acinaciforme ,  Flore  amplisfi- 
nr>  purpureo.  Dïli^.  Elth*  f»  270,  271, 


IcöSANDRïA*  19 

Aan  deeze  Soort  geeft  de  HeerLi  iffrjfcüs 
thans  den  bynaam  van  Falcatum,  dat  is  Zeis*  xiii. 
lènachtig ;  dcch  een  Zeisfen  is  van  binnen  Hoofd? 
fcherp  en  deeze  Bladen  gelyken  veeleer  naar31ÜKr 
zekere  Hakmesfen  5  die  een  uitwaards  kromme  n\a*tagr 
fcherpte   hebben ;    verfchillende   door  haare 
breedte  ook  van  een  Sabel,  by  welke  Dil- 
leniüs  ze  vergelykt.  De  zeer  groote  paar* 
fche  Bloemen  maaken  deeze  Soort  aanzierJyk* 

(a8)  Middagbloem  met  krom  -  Sabelige  Jlompe  ^f^H*yJ 
ongejlippelde  9  famengegroeide  Bladen;  die  ««thema* 
aan  de  tippen  gedoomd  zyn ,  de  Steng  tum.a' 
tweefnydende.  .Schaarach* 

Van  deeze  is  de  Steng  flap.  Zy  komt  aan 
de  voorgaande  naby,  zegt  de  Ridder. 

C.  Met  geele  Bloemen. 

(29)  Middagbloem  met  gelykzydige  driekanti-   xxnei  ' 
ge  s  fpitfe,  gejlrekte  ,  ongejlippelde  fa?nen-  EJ^£4 
gegroeide  Bladen ;  aan  de  Kiel  eenigermaa- 
te  Zaagtandig :  de  Steng  tweefnydende. 

Dee- 

f28)  Meftmbryanthcmum  Fol.  Acinacifbrmibus  obtufïs  im- 
punólatisf  &c.  [ACQ.  Hort.  T.  26. 

( 29)  Mefembr.  Fol.  xqulhted  -  trlquetris  acutls  &c.  Mes» 
Fak.  majus  Flore  amplo  luteo.  DILL.  Eltb.  f.  272.  Ficoi- 
des  f.  Ficus  Aizoides  8sc.  Fru&u  maximo  eciuii.  HERm. 
Lugdh.  244.  T.  245»  JMOiliS.  Hijl*  III.  p.  505.  S.  12.  T. 
7.  f.  h 

B  z 

Mt  Deel,  XX.  SiviU 


£0      Twi  NTIGMANNIGE  KRUIDE& 


ÏV*  Decze  munt  uit  door  de  grootte  van  haare 
A?xinSL*  Bloemen,  welke,  gelyk  die  vam  de  Kromftee- 
Hoofd-  lige  met  groote  paarfche  Bloemen  van  Dil- 
stüic.  le  n  i  u  s 5  zo  even  aangehaald,  byna  een  Hand* 
vi%^wym  breed  groot  zyn  en  zeer  fraay,  doch  insgelyks 
hier  zeldzaam  te  belchouwen.  Men  behoeft 
zig  flegcs  de  groote  After-  Bioemen  voor  te 
Hellen  ,  om  zig  de  fchoonheid  te  verbeelden 
van  zodanig  eene  Bloem,  met  eene  in  deZon- 
nefchyn  fchitterende  geele  Krans  en  in  't  mid- 
den Oranjekleurige  Meeldraadjes.  Bovendien 
is  deeze  Soort  aanmerkelyk  door  haare  Vrugt, 
dieniet,  gelyk  in  meest  alle  de  tot  nog  toe  be- 
fchreeven  Soorten  ,  zig  gelyk  de  Schepzeltjcs 
der  Pccren  ,  wanneer  de  Bloemblaadjes  afge- 
vallen zyn  en  de  Vrugt  gezet  is,  voordoet; 
maar  hier  de  grootte  heeft  van  een  kleine  Vyg, 
wordende,  deswegen,  de  Plant  genoemd  dcFyg 
der  Hottentottcn ,  als  van  dit  Volk  niet  alleen, 
maar  ook  van  de  Europeaanen  aan  de  Kaap, 
met  Smaak  gegeten  wordende.  Hierom  heeft 
dit  geheele  Geflagt  den  naam  van  Ficoides  be- 
komen ,  die  thans  ,  misfehien  niet  geparter  , 
in  Middagbloem  is  veranderd:  want  Her- 
mannüs  zegt,  dat  de  Vrugt  van  alle  de 
Soorten ,  van  welke  figuur  en  grootte  ook ,  een 
zoet  Sappig  Vleefch  bevat ,  eer  dat  zy ,  droog 
wordende,  ryp  Zaad  uitlevert. 

Dit  kruipend  Gewas ,  dat  men  ook  in  de 
Nederlanden  gehad  heeft  ,  groeide  en  bloeide 
in  de  EIthamfche  Tuin  van  den  Heer  She- 


1COSANDRIA.  2Ï 

rARd,  in  de  Provincie  van  Kent  in  Engeland,  JJ^ 
nu  vvftig  Jaar  geleeden,  en  bragt  'er  ook  ry.  X<III 
pe  Vragen  voort  f*)  ;  waar  uit  de  geleerde  Hookb- 
Dillemüs  ontdekte ,  dat  dezelven met vyf- 
hokkig  zvn,  gelyk  Hermannu*  hadt  ge-«i*. 
zeed  ,  maar  in  tien  of  elf  Holligheden  een  me- 
nigte kleine  Zaadjes,  als  Zand,  bevattende.  De 
Binden  zvn  een  Vinger  lang  en  dik,  glanzig, 
driekantig  ,  byna  gelykzydig  ,  aan  den  Voet 
famengegroeid  ,  zy  hebben  een  ruuwe  Kraak- 
beenige  Rug  en  aan  den  anderen  kant  eene 
fcherpte  3  die  ook  wat  krom  loopt ;  zo  dat  ze 
zig  mede  Sabelachtig  voordoen.  Voorts  is  \ 
byzonder,  dat  dit  en  het  Gekroonde  Middag- 
bloem  op  het  Zandige  Zee -Strand  aan  de  Kaap, 
en  alle  de  overigen  in  de  fchuinte  of  aan  den 
voet  der  Bergen  groeijen  zouden  ,  gelyk  L  i  N- 
hmvs  verzekert, 

(30)  Middagbloem  met  Elsvormige  gehippelde  9  Mfj^m 
gladde  onderfcheidene  Bladen ;  een  Heefte-  anthemum 
rige  Steng  en  tweekleurige  Bloemen,  rwl&Z* 

(*)  In  deeze  deelen  des  Aardbodems  moet  list  evenwel , 
gelyk  alle  de  Soorten  van  dit  Geflagt,  in  Potten  gehouden 
en  wei  bezorgd  worden  tegen  de  Winter  -  Koude. 

f30)  Mefcmhryar.tkmum  FoL  Subulatis  lavibus  &c,  MlLL. 
Diïï.  177.  f.  1.  Mes.  tenuifot.  Fruticescens  Fiore  Croceo. 
Dn  L  Ehb.  f,  258.  Ficoides  f  Ficus  Ai  zo  i  des  Afr.  minor 
ere&a  &c.  Kerm.  Lugdb.  250.  T.  249.  MOKIS.  S.  12.  T. 
6.  f.  4.  Fic.  C?.p.  Frutescens  &c.  BHADL.  Su:c.  I.  p.  g, 
T.  7. 

B  3 

Xlt  DlEI*«  IX,  STUK, 


22     Twintig  ma  nnx  gr  Kruiden. 


IV»       De  Bloemen  van  deeze  hebben  aan  de  bin- 
A^ufL'  nenzyde  een  Goudgeele ,  aan  de  biritenzyde 
Hoofd-  eene  paarfche  Kleur ,  vertoonende  zig  in  't 
stuk.     geheel  Saffraanklcurig  volgens  Dilleniüs, 
Jil{mar'  die  aanmerkt  dac  de  Afbeelding  van  Her- 
MANnüs  van dezyne'verfchille,  Hetwierdtby 
hem  een  Heeftenje  van  twee  Voeten  of  meer 
hoogte  ,  zeer  Takkig,  de  Blaadjes  dun*  (lomp 
driekantig  en  zo  wel  als  de  Kelken  bezet  heb- 
bende met  groene  Puistjes,  doch  niettemin  glad 
op  't  gevoel.  Deeze  Soort  bloeit  het  geheele 
Jaar  en  draagt  Vrugten  die  naar  de  voorgaan- 
de gelyken  s  doch  veel  kleiner  zyn.  Zy  is  thans 
hier  te  Lande  ,  niet  alleen  in  de  Openbaare 
Tnnen,  maar  ook  anders,  niet  ongemeen;  zo 
dat  ik  zelfs  op  de  Markt  daar  van  een  Plant  ge* 
kogt  heb,  omtrent  een  Voet  hoog,  vol  Bloem- 
pjes flaande,  die  uitgefpreid  zig  zeer  lierlyk 
vertoonen, 

xnr.  (31)  JVliddagbloem  met  Elsvormige  >  driekan- 
^rlbmilm  tl&Q  EefiïpPeMe  onderfclmdene  Bladen  ,  aan 

Serr^zum.  den  Rughcek  aglerwaards  Zaagtandig. 

fcaagtan? 

^ s'  De  Bloemen  zyn  9  in  dcezc  Soort ,  in  9t 

midden  hol  als  een  Vingerhoedje, 't  welk Dil- 
;lenxus  in  geene  andere  hadt  waargenomen. 
De  Zaagtandigheid  der  Bladen  heeft  zy  ook 

met 

(51)  Mcfemhryar.thsmum  Fel.  Subulatis  triquetris  pun&ttï? 
&c,  FL  Cttff.  &  R.  Lugdb.  N«  15-  Mes.  ferratum  Floie  Ac«> 
tabtsliformi  luteo.  Dill,  Elth.  f.  238, 


ICOSANDRIA.  23 


met  zeer  weinigen  gemeen.    Het  wordt  een  IV, 
Heefter  met  Houtige  dunne  Stengen  ,  meer  ÏF^*ht 
dan  anderhalf  Elle  hoog.  Hoofd- 


STUK, 


(32)  Middagbloem  met  byna  Rolronde  gete-  xxx?r. 
pelde  onder fcheidene  Bladen  >  en  eene  ruu-  ^{^7- 

We  SteTlF*  mieans* 

Tintelend. 

De  Blaadjes  en  een  gedeelte  der  S tongetjes 
zyn  in  dceze  Soort  als  met  Zilver  -Stippen  be- 
zaaid ,  'c  welk  dezelven  voor  't  Oog  doet  tinte- 
len. De  Bloemen,  die  met  verfcheide  Oranje- 
kleurige Blaadjes  praaien  en  in't  midden  zwarte 
Vezeltjes,  rondom  de  Meeldraadjes  3  hebben  , 
ve: lieren  dit  Gewas  ook  niet  weinig.  Het  maakt 
een  dun  -  Takkig  waggelend  Heeftertje  *  van 
een  of  twee  Voeten  hoog. 


(33^)  Middagbloem  met  driekantige  ,  fpitfe  xxxnr* 

-groen. 


gejtippelde  ,  onderfcheidene   Bladen  >  de 


Kelkblaadjes  Eyrond  -  Hartvormig. 

Die 

(31)  Mefemhryar.themum  Fol.  fubcyündr.  Papulofls  di'h'nff- 
tlz  &c.  H.  Ca/f.  &  K.  Lugdb.  N.  30.  Mes.  micans  F!,  phoe- 
niceo,  Filamenris  stris.  Dill.  EUb.  f.  282.  Hcojdes  Cap. 
tereti  folio  ,  Flore  Croceo.  Fet.  Gaz.  T.  7.  f.  9.  Ficotdes 
Capenfis,  Fol.  teieti  Argenteo  &c.  Bradl,  $u:c.  ï.  p#  9, 
T<  i. 

OO  Mefenbr.  Fol.  triquetrs  acutis  &c.  H.  C/?#:  &  R. 
Lugdb,  N.  27.  Gouan  Monsp*  244.  Mes.  fcabriun  Flore 
Sulph.  convexo.  Dill.  EUb.  f.  243.  Ficotdes  Afr.  Frutes- 
cens  &c.  MOEIS.  Hifi.  UI.  p.  J07.  S.  12,  T.  6.  f.  Ficoi- 
des  Af  ra,  Caule  Llgnofo  &c.  ëradl.  Saw.  IV.  p.  15,  T. 
37.  Ficoides  &c.  HeRm.  247.  T.  24.3. 

B  4 

II.  Deel,  is.  stuk. 


n 


Twintig mannige  Kruiden» 


^Y*  L     Dit  wordt  een  Takkig  Hceflcrt je  van  ee$  IJl- 
riir.  '  'e  en  meer  hoogte,  en  is  derhalve  niet  zeer 
Hoofd,  natuurlyk  uitgedrukt  in   de  Afbeelding  vaa 
8  }>K'     Hermannus,  De  Blaadjes  ,  die  het  heeft» 
een  kleine  Pink  dik  ,  zyn  driekantig  en  ruuw 
door  een  menigte  van  Puistjes ,  Zeegroen  van 
Kleur.  De  Bloem  ,  \s  morgens  open  gegaan , 
gelyk  zy  verfcheide  Dagen  agtereen  doet »  fluic 
zig  op  den  Middag  als  de  Hitte  dei  Zon  niet 
kunnende  verdraagen  ,  zegt  Dillenius  (*) , 
die  aanmerkt  dat  de  Zaadhuisjes  vyf bokkig  zyn', 
maar  door  de  nattigheid  open  gaan,  bevatten- 
de in  *t  midden,  onder  eene  Vliezige  Sterf 
yeele  Zandachtige ,  kleine ,  donker  geele  Zaadjes^ 

(34)  Middagbloem  met  driekantig  half  Rol- 
ronde ruuw  gejlippelde  Bladen,  die  boven 
den  Voet  met  een  verheven  Streep  zyn  fa- 
mengegroeid. 


Jlkfembry 
yntbemum 

turn. 

Gehoornd. 


Dee- 

(*)  Zyn  Ed.  h;alr  het  gezegd  aan  ,  van  Hermannus  , dat 
de  Smaak  der  Bladen  Zoutig  is  of  Waterig  laf,  naar  de  hoe- 
danigheid van  den  Grond  ,  waar  het  groeit:  want ,  zegt  hy, 
de  Plakten  die  aan  Zee  groe>j:n  moeten  een  zouten  Smaak  heh- 
ben ;  doch  \vy  weetcn  dat  dit  n  et  a'toos  plaats  heeft ,  cn  hier 
voor  zagen  wy  ,  dat  maar  het  Eetbaate  alleen  en  het  Ge- 
kroonde aan  den  Zeek mt  groeien  zojden. 

(34)  Mefemhryantheraum  FoU  rriquetro -  ferm  -  Cylindricïs 
fcalnido  ■■- pwn&aris  &e.  Mes.  Fol.  Cornieulatis  longiortHus 
&  brevioribus.  Dill.  Eltb.  f.  252  ,  253,  *54-  Ficoides 
Capentis  folio  tiiangulari.  Pet.  Gaz.  T.  77.  f»  10.  Ficoides 
Aliic.  reptans  &c.  ËKADL.  $ucq.  IV.  p.  18.  T.  40* 


ÏCOSANDRIA.  25 


Deeze  Soort,  die  Gehoornde  van  Dille-  lv. 
tiivs  gebynaamd  is,  heeft  grooce  Bloemen,  Afdeel* 
van  binnen  bleeker  >  vm  buiten  hooger  geel  fj00Fo# 
of  Oranjekleurig,  Zy  gaan  eerst  omtrent  denera. 
Middag  open  cn  beftaan  uit  fpitfe  Blaadjes  %£*k%*&h 
gelykende  ,  voor  't  overige  ,  naar  de  Paarde* 
bloemen.  De  Bladen  zyn  Hoornachtig,  korter 
cf  langer,  en  de  Steeltjes,  waar  aan  de  Bloe- 
men groeijen  van  een  Handbreed  tot  een  Span 
hoog:  de  Kelk  is  vyfbladig :  de  Zaadhuisjes ,  in 
figuur  naar  een  Kaasje  gelykende^  zyn  in  vyf- 
tien  of  zestien  hokjes  verdeeld :  van  boven  met 
een  Ster  gedekt  van  even  zo  veel  Straalen ,  zegt 
die  Autheur, 

( 35 )  Middagbloem  met  platachtige  Lancet-  xkxv. 
vorinige,  ongeftippelde  ,  uitgebreide  >  on-amhmum 
derfcheidene  ,  gepaarde  en  overhoekfe ,  af»  ex?™f«m. 
Jlandige  Bladen* 

(36)  Middagbloem  met  platachtige  langwerpig  xxxvr. 
Ey ronde  ,  eenigermaate  gelepelde,  Trops^^^ 
wyze  Samengegroeide  Bladen  en  driebladige 
tweehocrnige  Kelken* 

Van 

(3  O  Mefembryóntbemum  Fol.  ptanïusaiHs  Lanceolatis  &c, 
Mefembr.  tortuofum  FoIïjs  Sedi  exr>»nu>,  Dill.  Eltb.  f. 
22?.  Ficoides  Capenfïs  Folio  lato  acuto.  Pet.  Gr.z.  T.  78. 
f*  10.  Fic  Afr.  procumbens  &c.  Sradl.  Succ.  111.  p.  7.  T.  i5. 

(36)  Mefembr.  Foi.  phniusculis  oblongo  -  ovatis  &c.  Mes. 
tortuofum  Fol.  Sempervivi  congeftis.  Dill.  Eltb,  f.  2*2» 
Mes.  Foi.  pbnis  oppoficis  &c.  H.  Cliff.  &  R,  Lugdfj.  N.  IQ.  1 

II.  Dhl.  u  ,  Stuk, 


s6 


Twintigman  nice 


Krüidew. 


ïv»       Van  deeze  beiden  zyn  de  Stengetjes  krom 
xnfy  en  hogtig  3  a's  verdraaid  ,  waar  van  zy  den 
Hoofd   bynaam  hebben  by  Dillejnius,  die  ze  door 
stuk,     cje  p]aatzjng  <jer  Blaadjes,  welke  in  beiden  naar 
vfeefV'ym  het  Loof  van  PJuidook  gelyken ,  onderfcheidt* 
Zy  hebben  een  taamelykgroote  Vezelige  Bloem  , 
van  buiten  wit  en  Zilverachtig  glinfterende  5  van 
binnen  geelachtige  De  Kelk  is  in  beiden  vyf* 
bladig  3  en  de  Viugt  verfchilt  grooceJyks  van 
die  der  Gehoornde  of  Hoornbladige  Soort,  niet 
alleen  in  figuur  en  grootte  ,  maar  ook  en  wel 
byzonderlyk  door  'c  getal  der  Holligheden ,  die 
in  de  eerfte  vyf  en  in  de  laatfte  maar  vier  zyn. 
Misfchien  heeft  de  Ridder  ze  thans  beiden  tot 
deeze  laatfte  Soort  betrokken  :  want  de  eerfte 
is  uitgemonfterd. 

xxxvii.  (37)  Middagbloem  met  platachtige  breed  Lan* 

tffbmum  cetvormige  effeno  eenigermaate  op  de  kant 

pomeridia-  gehaairde ,  onderfcheidene  Bladen ;  de  Steng , 

^Nainid-  Bloemjleeltjes  en  Frugtbeginzelen  ruig, 

Deeze  Soort  is  in  den  jaare  1761  geteeld  uit 
Zaad,  dat  van  de  Kaap  der  Goede  Hope,  waar- 
fchynlyk  in  de  Zaadhuisjes  ,  wis  övérgebragt; 
L 1  n  n  m  u  s  gaf  'er  den  bynaam  aan  ,  om  dat 
de  Bloemen,  daar  het  den  geheelen  Zomer,  tot 
aan  December  tce  ,  mede  praalde,  aldaar  niet 

dan 

(37)  MefemhryaKtbpmum  Fol.  planiusculis  hto  -  Lanceolaris 
Izvibus  &c.  LINN.  Dcc.  11*  p.  2<v  T.  jj  Ficoides  f.  Ficus 
Aizoides  Aft.  m.jot  Flore  fhvo ,  Folio  plano  latioic.  Hebm. 
Lugdb.  2;.  SéB,  Mas.  I.      29-  T.  i«>.  f.  5. 


ÏCOSANORIA,  Z-J 

dan  's  namiddags  open  gaan»  Zy  zyn  uitermaa  IV. 
te  fraay  en  groot  9  Zwavelkleurig  geel  en  glan-AF^u 
zig,  beftaande  uit  ontelbaare  fmalle  Blaadjes  3  Hoofd* 
allengs  verkleinende  naar  het  midden  9  alwaar5™» 
zy  de  Meeldraadjes  Tralieswys'  bedekken.  De*?'™* 
Afbeelding  ?  door  den  jongen  Heer  Linn^eus 
uitgegeven,  vertoont  deTakkige  Steng  van  dit 
Kruid ,  die  Kruidig  (zegt  zyn  Ed. ,)  een  Spar\ 
hoog  y  van  dikte  als  een  Ganzenfchaft  en  ruig* 
haairig  is ,  komende  daar  in  overeen  met  de 
Dertiende  of  Twaalfde  Soort ,  doch  door  de 
platte  breede  Bladen  zeer  verfchillende.  Men 
vindt  in  \  W erk  van  Setja  reeds  een  Takje 
daar  van  ,  volgens  de  benaaming  van  Her°» 
mannüSj  afgebeeld.  Uit  beide  blykt,  dat  de 
Stengetjes  veelal  twee  Takjes  bezyden  hec 
Hoofdtakje  uitgeeven ,  en  zig  dus  als  dricdeelig 
vertoonen-  De  Bloem  heeft  van  twaalf  tot  vyf* 
tien  Stylen  en  even  zo  veel  S  treepen  op  het 
Vrugtbeginzel  ,  dat  plat  en  glad  is ,  laverende 
een  Vrugt  uit  met  hetzelfde  getal  van  Cellet- 
jes (*> 

(38) 

(*J  Germen  d-presfum  glabrum  wordt  in  Decade  II.  Rar* 
Plant.  H<  Ups.  gezegd;  des  ik  niet  begryp  ,  wat  in  de  bc- 
paaling  door  Germinibus  hirtis  verftaan  v/orde.  Meent  raen 
'er  ook  de  Kelken  mede  ,  die  weezenrlyk  ruighaahig  zyn? 
Voorts  fchynt  my  het  Plantje  ,  dat  de  thans  zo  berugte 
Kaapfe  Zaadhuisjes ,  die  door  de  nattigheid  open  gaan,  uit- 
levert, naast  ts  komen  aan  deeze  Sooit ;  gelyk  wy  ftuks 
zullen  zien. 


\l>  Deel*  IX,  Stuk, 


a8    Twintig mannigê  Kruiden. 


IV.  (383  M idda^bloem  met  driekantig  -  Rolronde , 
^FxuiL*  fpitfe,  famenge'groeide ,  Boogswyze,  onge- 
Hoofd-  /tippelde  onderjcheidene  Bladen. 

stuk. 

xxxviii.i  Aan  ieder  Knietje  van  de  Steng ,  die  een  of 
^{Ztri*twee  Voeten  hoog  groeit  en  van  de  Takjes , 
verucuu-  welken  dezelve  uitgeeft  ,  komen  twee  dikke 
5pitsbiadig. Sappige  Bladen  gepaard  voor,  van  anderhalf  of 
twee  Duimen  lang  en  een  Pennefchafc  dik  , 
byna  rond  ,  en  in  dcrzelver  Oxelen  bevinden 
zig  kleiner  getropte  Blaadjes  ,  waar  van  de 
middelften  ,  langer  dan  de  overigen ,  die  Hou- 
ten Pennen  ,  welke  dikwils  in  't  gebraden 
Vleefch  fteeken  3  eenigszins  gelyken  volgens 
Dilleniüs.  Doorgaans  zyn  de  tippen  der 
Bladen ,  zowel  als  de  toppen  der  Takjes, paarfch, 
en  de  Bladen  vertoonen  zig  poreus ,  met  klei- 
ne Gaatjes*  De  Bloemen  komen  in  Kroontjes 
voort  9  zy  zyn  klein  en  bleek  geel  ,  doch 
?eer  welriekende,  wordende  van  Vrugtjes,  die 
meest  vyfhokkig  voorkomen ,  gevolgd. 

xxxtx.     C39)  Middagbloem  zonder  Steng  ,  met  half* 

Koftratum.  £0J, 
Snebbig. 

Mefembryanthemum  Fol.  friqiietro  -  Cylindr,  &c.  H. 
Cliff*  &  R.  Lu^db.  N.  24.  tl.  Ups.  rag,  FABR.  Hdmfl.  14.9. 
Mefembr.  Fol.  Veruculiformibus  ,  Flor.  Mellinis  umbellaris. 
J>ïLï-.  Eltb.  f.  2>*9-  Ficoides  Afra  arborescens ,  Fol.  tereü 
glauco,  apice  purpureo  ernsfb  Boerh*  Lugdb.  I.  p.  291. 

(39)  Mefewbr.  acsue,  Fol.  femi  -  Cylindr.  connatis  exter- 
ne  tubcrculatis.  H,  Clifj.  &  R.  Lu?db.  N.  25.  Mefembr. 
B.oftrum  Ardex  rcferens.  Dill.  Eltb*  f.  229. 


ICOSANDRIA. 


Rolronde  >  uitwaards  geknobbelde ,  famen*  ÏVJ 
gegroeide  Bladen.  ^xuu* 

De  Bladen  3  in  deeze  Soort  naar  de  Sneb  van  stuk. 
een  Reiger  gelykende,  heefc  dezelve  daar  van  fmtagj* 
den  bynaam.   Van  de  voorgaanden  verfchilt^* 
zy,  gelyk  de  volgende,  doordien  dé  Bloemen 
op  enkelde  Steelen  ,  uit  den  Stoel  der  Plant 
groeijen  ;  gelyk  in  de  Paardebloemen  en  het 
Havikskruid.  JBreede  witte  Stippen  komen  op 
de  Rug  der  Bladen ,  doch  niet  zeer  menigvüf- 
dig ,  voor.  Ook  zyn  dezelven  aan  de  enden  fbm- 
tyds  wat  Tandachrig  gedoomd. 

f40)  Middagbloem  zonder  Steng  9  met  Kant-  xl* 
haairig  getande  ge/tippelde  Bladen. 

ringen  s* 

Ieder  Blad  vertoont  als  een  gaapende  Bek  metTandbek- 
Tanden  in  deeze  ,  tot  welke  zo  wel  die  naarklê' 
een  Hondsbek  als  die  naar  een  Katten -Smoel 
gel y ken ,  beiden  door  Dillenius afgebeeld s 
door  den  Ridder  t'huis  gebragt  zyn.  De  Bla- 
den ,  naamelyk,zyn  Geutswyze  hol  vanboven, 
en  op  de  kanten  bezet  met  fcherpe  Doornen» 
't  Plantje  draagt  Goudgeele  Bloemen,  waarop 
vyfhokkige  Zaadhuisjes  volgen  ,  doch  die  in 

de 

f40)  Mrfcmhryantfjemum  acaule  ,  Fol.  ciliaio  -  dentatis 
punaatis.  H.  Cliff.  &  R,  Lugdb.  N.  12.  MlLL.  Ditl.  T, 
177.  f.  2.  Mefembr.  Ri&um  Canirmm  &  Ri&utn  Felinuni 
reprefentans.  Dill.  Eith.  f.  231  ,  230.  Ficoides  Afra  FoL 
triangulari  Enfiformi  crasfo  &c,  MART,  Cast»  30.  T. 


Ut  DSEI-ï  IX.  STUK, 


30      TwiNTlCM  AJtfNIGE 


IV.    de  eene  Peerachtig  en  zeer  dun,  inde  andere 
byna  Klootrond  zyn ;  in  de  eene  lang  gefteeld 
Hoofd-  in  de  andere  byna  zonder  Steel;  welk  verfchil 
stuk,     ook  in  de  Bloemen  plaats  heeft  en  zelfs  is  de 
gedaante  niet  eenerley. 

mfeibrr    C41)  Middagbloem  zonder  Steng,  met  geftip* 
ê    pelde  Bolachtige  Bladen. 

Dolabrïfor* 

Byibiadig.  Hier  is  het  IaaSe  Kaapfe  Ficoides ,  met  Bla- 
den naar  Hertshoornen  gelykende  en  geele 
Bloemblaadjes >  dat  by  nagt  bloeit,  van Brad- 
ley  ,  t'huis  gebragt.  Men  weet  dat  de  Hoorens 
der  Damherten  aan  \  end  verbreeden  en  fom- 
tyds  dus  een  Bylachtige  figuur  maaken.  De 
Bloemen  zyn  van  binnen  geelachtig,  van  buiten 
bleek  rood:  xy  gaan  's  namiddags  om  vier  Uu* 
ren  open  en  bloeijen  voorts  byna  den  geheelen 
Nagt. 

xltt.  (42)  Middagbloem  byna  zander  Steng ,  met 
^ongSyk  ongelyke,  gej tippelde,  f amenge groeide  Bid- 

liadig.  den* 

Men 

Mefcmhryanthemum  acaule,Fol.  Dolabrifortnibus  punc- 
tatis.  ƒ/.  Clif.  Sc  R.  Lugdb.  N.  ip.  Gouan  Monsp.  244. 
Mefembr.  Fol.  DolabriformiJ  Dill.  Eltb*  f.  257.  Ficoides 
Capenfis  humilis  Sec.  Bradl.  Succ.  I.  p.  11.  T.  10. 

(42)  Mefembr.  fubacaule ,  Fol.  difFormibus  pun&atis  con- 
natis.  R.  Lugdb.  N.  31.  MiLL.  Ditt.  T.  176.  f.  2.  Mefembr. 
Fol.  dtfformilms  FlOre  lureo.  Dill.  Eltt>.  f.  241,  242.  Fi- 
coide*  Mefembr.  crasdsfimi  et  valde  fucculento  folio,  nigris 
FUu^tis  notato.  Plus»  Alm.  148.  T.  325»  £  4« 


ICÖSANDSIA,  3* 


Men  noemt  dit  dus  ,  om  dat  de  Bladen  te  IV. 
genöver  elkander  zeer  in  grootte  verfchilleiu  ^F^X^L" 
Men  zou  het,  wegens  derzelver  wonderlyke Hoofd- 
Ê^uur;  ookwanfïaltig  kunnen  noemen.  Zy  zynSTUK* 
zeer  dik  en  Sappig  ,  van  buiten  met  zwarte  J^^* 
Stippen  getekend.    Deeze  Soort  is  eigentlyk 
niet  ongeftengd  9  maar  heeft  de  Bloem  byna 
ongedeeld  en  het  Zaadhuisje  agchokkig. 

(43)  Middagbloem  zonder  Steng  9  met  drie-  xum 
kantige  geheel  effenrandige  Bladen. 

cdbhdram. 

De  witachtigheid  der  Bladen  ,  welke  lang  * Witachtig, 
dik  en  ftyf  ,  glad  en  glanzig  zyn  ,  geeft  den 
bynaam  aan  deeze  Soort,  die  groote  geele Bloe- 
men op  enkelde  Steelen  draagt  en  meer  dan  vyf 
hokjes  in  de  Zaadhuisjes  heeft. 

(44)  Middagbloem  zonder  Steng ,  met  Tong-  xuv. 
achtige  Bladen  ,  die  aan  den  eenen  ka?it%"guif&r~ 
dikker  en  ongeftippeld  zyn.  xongMa* 

De  Bladen  zyn  altemaal  eenigermaate  Tong- 
achtig  in  de  Verfcheidcnheden  van  deeze  Soort, 

wier 

(43)  Mffcmhryantbcmum  acauïe,  Fol.  tnquetris  integerrimis. 
Mes.  Fol.  robuftis  albicantibus.  Dill.  Elik.  f.  232.  Ficoides 
Aft.  Fol.  trian^alari  Eniiformi  gïauco  crasfo  ,  Fiore  amplo 
Aurco.  BRADL.  Succ.  V.  p.  20,  T.  43. 

(44)  Mefembr.  acauJc,  FoL  Linguiformibus  alrero  margine 
crasfiorjbus  impun&atis.  H.  CÜg.  &  R.  Lugib.  N.  g.  Fabeu 
Heimjl.  249.  Mes.  Fol.  fcalprato.  Dill.  Eltb.  f.  224.  fi9 
Fol.  Liuguiformi  latioie,  f.  22;.  yo  anguftiore.  f.  226.  j. 
longiore.  f.227. 

IIi  Deel,  ix,  Sruaj 


3a      TwiNTlGMANNICE  KRUIDËÏfs 


wier  eerfle  dezelven  naar  een  Schocnmaakerö 
^xmf1  *Snymes  gelykende  heeft,  zo  degeleerde  Dil- 
Hoofd-  lenius  te  regt  aanmerkt*  Voor  't  overige 
stuk.     Zyn  Zy  jn  a]je  ^Q  an(|ercn  0ok  aan  den  eenen 

<JgefW)m  ^ant  dunner  ,  glad ,  dik  en  fappig,  de  Bloem- 
fteelen  zeer  kort  en  de  Zaadhuisjes  in  de  twee 
eerften  rond  en  plat,  in  de  twee  laatften  Peer- 
of  Vygachtig.  Men  vindtze  in  negen  ,  tien  of 
elf  ,  of  ook  in  agt  Holligheden  verdeeld,  maar 
de  Kelk  heeft ,  in  alle  de  Verfcheidenheden  , 
llegts  vier  Punten  of  Slippen, 

xtv.  (45)  Middagbloem  met  overhoekfe  getropte$ 
Mcfimory*  Elsvormige ,  driekantige  ,  zeer  lange  %  vrt- 
Pugionifor-        gejtippelae  Bladen^ 

me, 

pookbia-  Deeze,  hier  dit  Geflagt  befluitende,  verfch  Jfc 
van  de  voorgaande  ongeftengde  zeer ,  dewyl  zy 
fomtyds  wel  twee  Ellen  hoog  groeit,  hebbende 
een  regte  dikken  Stam,  getopt  met  krom  ver* 
draaide  Takken*  De  Bladen  zyn  driekantig  als 
een  Pook  of  Moordpriem,  in  *t  geheel  driekan- 
tig, meer  dan  een  Vinger  lang  en  Zeegroen  ge» 
lyk  Anjelier -Bladen,  't  Gewas  draagt  fchoone 
geele  Bloemen  ,  de  grootften  in  dit  Geflagt  zegt 
Linnüüs,  op  lange  Bloemfteelen.  't  Is 
zeker  ,  dat  zy  ten  minfte  drie  Duimen  in  mid* 

del-  . 

f45)  Mefembryantbemam  Fol.  altérnïs,  confertïs  Subulatis 
&c.  H.  Cliff.  &  R.  Lugdb.  N.  2.  Mes.  Fol.  Pugioniformi  % 
fl.  amplo  Stramineo.  Dill.  Êlth.  f.  269.  Ficus  Capenfis 
Caryophylli  folio  ,  Floie  Aiueo  fpeciofo.  BfcADL.  Succ.  II.  p« 


IcosAttbRïA.  33 


tfellyn  haaien  ,  en  dus  irl  grootte  geensfcins  • 
voor  die  van  het  Kromfabelige  en  Eetbaare  xm^ 
Middagblocm  zwichten.  De  Vrugt  wordt  door  Hoofd- 
fcanryping  platachtig  als  een  Kaasjé  ,  zittende 
in  een  Kelk  met  vyf  Punten  en  gedekt  met  ma%  ■ 
eene  Ster  van  vyftien  Straalen  ,  waar  binnen 
echter  doorgaans  maar  tien  Holligheden  zyn, 
bevattende  kleine  rosfe  Zaadjes. 

Van  een  byzonder  gebruik  der  Bladen  van 
deeze  Plantgewasfen  vind  ik  niets  aangetekend. 
Het  Sap  3  dat  de  meeften  bevatten ,  is  laf  en 
fmaakeloos ,  een  weinig  firnen  trekkende  ,  als 
dat  van  Huislook  ;  doch  in  twee  of  drie  aaü 
Zee  gröeijende  Soorten  ,  gelyk  ik  opgemerkt 
heb,  taamelyk  Zoutig.  De  laatfte  Soort  of  het 
Pookbladig  Middagbloem  9  bevat  in  zyne  Bla- 
den een  fcherp  bytend  Sap  ,  byna  als  dat  van 
Arum y  zegt Dxlleniüs. 

De  Ridder  merkt  aan  ,  dat  de  Soorten  van 
dit  Geflagt  ook  op  andere  manieren  ,  't  zy 
volgens  de  Jaarlykfe  groeijing  ,  de  gefteldheid 
of  't  ontbreeken  der  Steng, die  fommigenflap* 
anderen  Houtig  hebben;  of  volgens  de  Bladert 
én  eindelyk  ook  ten  opzigt  van  het  getal  der 
Vrouwelyke  deelen  zouden  kunnen  onderfchei  • 
den  worden*  Dit  laatfte  komt  thans  inzonder- 
heid in  aanmerking  ,  by  gelegenheid  van  zeke- 
re Zaadhuisjes  >  die  men  federt  onlangs  van  de 
Kaap  medegebragt  en  voor  Kaapfche  Bloemen  ± 
welke  door  de  nattigheid  opengaan ,  heeft  uit* 
gevent*  't  Blykt  klaar  dat  het  Zaadhuisjes 
C  fcyn 

II.  Deel*  is.  Stuk* 


34    Twintig  mannige  Kruiden. 


IV.    zyn  van  een  Soort  van  Middagbloem :  doch 
xiii.    van  welke  is  tot  nog  toe  niet  zeker.  Volgens 
Hoofd*  de  figuur  ,  die  rond  en  platachtig  is,  als  een 
STUK.     Kaasje  ,  en  de  grootte  ,  zouden  zy  behooren 
^yfwy-  ].mmn  tot  j^et  Gehoornde  9  tot  de  twee  eerfte 
Verfcheidenheden  van  het  Tongbladige,  of  tot 
het  laatstgetnclde  Pookbladige  ;  maar  het  Na- 
middags, uit  Zaad  van  de  Kaap  geteeld ,  fchy 
nen  zy  allernaast  te  komen:  i.  wegens  't  Ge- 
was :  2.  wegens  de  Blaadjes  :  3.  wegens  de 
Zaadhuisjes;  4.  de  zwarte  Zaadjes ,  als  ook  dat 
hetzelve  een  Jaarlyks  Plaatje  af  Zaay  -Gewas 
wordt  gezegd  te  zyn. 

De  geleerde  Dilleniüs  hadt  reeds  die 
manier  van  open  gaan  der  Zaadhuisjes  door  de 
nattigheid  ,  in  meer  dan  ééne  Soort  van  Mid- 
dagbloem ,  waargenomen.  Hy  beeldt  zulks  af  in 
het  Tongachtige  met  breede  Bladen  ,  doch  't 
welke  maar  negen  Straalen  heeft  en  even  zo 
veel  Zaadhokjes.  Ik  vind ,  in  de  Hortus  alhier , 
maar  agt  Hokjes  of  Celletjes  in  de  Vrugten 
der  Tongbladige  Soort.  In  het  Gehoornde 
was  derzei  ver  getal  vyftien  of  zestierh,  't  welk 
zeer  naby  komt  aan  de  mynen,  zo,  die  ikom» 
trent  een  Jaar  geleeden  gekogt  heb,  als  in  zo- 
danig een  Plantje  met  twaalf  zulke  Vrugten  ,  my 
deezen  Jaare  door  een  Oostindifch  Schipper 
van  de  Kaap  bezorgd  :  doch  het  Gewas  ver- 
fchilt  te  veel  en  komt  nader  aan  de  Soort  die 
Namiddags  genoemd  wordt  >  om  de  gezegde 
redenen.  » 

li 


ICOSANDRIA.  25 


In  Fig.  t ,  op  Plaat  LUI ,  geef  ik  de  Afbeet  IV. 
ding  van  myn  geheele  gedroogde  Plantje  met  A *xuh* 
zyne  Vrugten  of  Zaadhuisjes  ,  waar  van  de  Hoofd- 
meeften  geflooten ,  doch  twee  of  drie  geopend 8TUK# 
zyn,  geJyk  zy,  na  elfen  in  'c  Water  gcftooken  ^a%r 
te  zyn  geweest  3  aanftonds  beginnen  te  doen, 
zynde  in  eenige  Minuuten  geheel  met  Straalen 
uitgebreid  ,  als  nader  blykt  in  de  eenmaal  in 
Middellyn  vergroote  Vrugt,  die  zig  gelyk  een 
After  of  Sterrebloem  vertoont  ,  in  Fig.  2.  't 
Getal  der  Straalen  is  van  derden  tot  agetieo  in 
verfchillendc  Zaadhuisjes  van  dit  Plantje,  grootst 
in  de  middelden  of  groot  ften,  klems:  in  de  zy. 
delingfen  en  kleinften.  Voorts  zyn  de  Wortels 
en  Blaadjes,  in  Fig.  1,  ook  zeer  zigtbaar. 

Om  nu  de  reden  en  manier  van  die  zo  zon* 
derlinge  uitbreiding  eenigszics  te  verklaaren  9 
heb  ik  een  droog  geflooten  Zaadbuisje  perpen* 
diculaar  doorgefneeden  ,  en  dan  vertoonde  het 
zig  als  in  Fig.  3,  waar  a  den  Steel  aanwystf  b 
den  Stoel  >  uit  eene  vooze  zelfitandigheid  be- 
f taande,  waar  op  de  Scheedjes  der  Zaaden  c %  c 
in  't  ronde  geplaatst  zyn ,  met  de  Mondjes  van 
boven  open  9  die  geflooten  worden  door  de  0- 
verhangende  enden  der  Vliezige  Dekzelend«d, 
alhier  wat  opgelïgt  ;  onder  aan  welken  een  bruin 
gedeelte  is  >  by  e  ,  e ,  dat  de  fcherpe  Ruggen 
Van  die  vScheedjes  Tangwyze  001  vat.»  hebbende 
twee  uitfieekende  Puntjes,  welke  zig  düidely- 
ker  voordoen  in- Fig.  4»  Aldaar  is  het  half  door* 
gefneeden  Zaadhuisje  ,  door  bevogtiging  open- 

G  2  gaan- 

UU  DEEL«  IX,  SltMC, 


36     Twi  NT  IGMANNICE  KfU7lDEtf. 


IV*    gaande  ,  gelyfc  hetzelve  onder  't  Oog  doet  9 
A  xm!L'  voorgeïleW  ,  en  dus  ziet  men ,  terwyl  de  Let- 
Hoofd-  teren  even  't  zelfde  aanwyzen  als  in  Fig.  3,  dc 
stuk*     verandering  hier  door  veroirzaakt.  Het  Steekje 
ryfwyvf  a^  ^  gtoe|  b  en  tie  Scheedjes  c ,  c,  behouden 
haarc  plaatzing ,  terwyl  de  Vliesachtige  Dekze- 
len  zig  met  de  enden  d  geheel  omflaan,  neemen- 
de  met  zig  het  bruine  gedeelte  e,  dat  dc  ge- 
zegde twee  Puntjes  ƒ  heeft,  die  mede  tot 
de  fluiting  dienen.    Voorts  ziet  men  de  fi- 
guur van  de  gezegde  enden  :  ook  vertoonen 
zig  de  openingen  der  Scheedjes  duidelyk.  Ia 
dezelven  waren  eenige  Zaadjes,  als  by  g,zyn- 
de  platrondachtig  en  glanzig  zwart ;  gehecht 
aan  zekere  Draadjes,  die  op  den  bodem  zitten 
van  het  Scheedje. 

De  gedagte  Dekzels  d  ,  d  ,  d ,  welke  eene 
Wig-  of  Bylvormige  figuur  hebben  ,  zyn  de 
Hoorntjes  van  denStyl,  of  Stempels  in  de  Bloe- 
men geweest ,  en  deeze  krimpen  door  het  nat 
maaken,  dat  van  de  buitenzyde  gefchiedt,even 
als  zy  n£tuurlyk  door  den  Regen  of  Daauw  doen, 
ter  uitwerpinge  van  het  Zaad:  zodanig,  dat  zy 
op  't  laatst  geheel  agter  -  over  worden  getrokken , 
neemendemet  zig  het  bruine  Kapje  e  >  dat  aan 
dezelven  vast  is  en  twee  Haairdunne  Puntjes/, 
ƒ  heeft.  Dit  gefchiedt  onder  't  Oog  fomtyds 
vryfchielyk:  vervolgens, opdroogende,  komen 
zy  allengs  wederom  in  den  voorigen  ftaat,  zig 
als  Bloemknoppen  vertoonende;  maar  hetblyke 
uit  het  gezegde  duidelyk  >  dat  het  geene  Bloe- 
men 


ICOSANDRIA. 


men  zyn  ,  waar  voor  fommigen  ze  hebben  aan-  ÏV# 
gezien.  De  Bloemen  van  dit  Gewas  hebben  efcn^^f*1' 
Kroon  of  Krans  van  geele  Blaadjes  en  zyn  ge-  Hoop d- 
heel  anders  ,  gelyk  ik  bevoorens  heb  gemeld.  STÜK* 

Hét  Kniebloemig  Middagbloem ,  dat  onze  vier-  J™'*sym 
de  Soort  is,  vondt  de  Heer  Fouskaohl  by 
de  Pieramieden  te  Kairo.  Het  Loof  daar  van  , 
bevattende  een  Waterig  Vogt,  was  het  Vee 
niet  aangenaam  ,  maar  de  Arabieren  maakten 
van  het  Zaad  een  Soort  van  Brood,  hun^fmaa- 
kelyker  dan  dat  van  Tarw,  doch  by  de  Egyp- 
tenaaren  niet  in  gebruik.  Zy  kreegen  hetzelve, 
door  de  fterk  in  de  Zon  gedroogde  Zaadhuisjes  te 
kloppen,  daar  uit;  dan  werdt  het  tot  Meel  ge* 
malen  ,  dat  zy  met  Water  en  een  weinig  Zout 
mengden  ,  bakkende  daar  van  dunne  ongerezen 
Koeken  op  een  Yzeren  Plaat*  Ook  was  op  dit 
Zaad  ,  by  de  Arabieren  Gliuful  genaamd,  een 
Prys  gefteld.  Ean  andere  Soort ,  by  hun  den 
zelfden  naam  voerende,  welke  hy  Knoopbloemig 
noemt ,  was  in  Arabie  ,  op  woefte  Zandige 
plaatfen,  zeer  gemeen* 

A  i  z  o  o  n.  Ficoides. 

Ik  zal  den  gemeenen  naam  toepasfcn  op  dit 
Geflagt,  't  welk  een  vyfdeeügen  Kelk  heeft  en 
geene  Bloemblaadjes  ,  dus  grootelyks  van  het 
voorgaande  ,  waar  in  dezelven  zo  menigvuldig 
zyn  ,  verfchillende.  De  Stamper  wordt  een 
Zaadhuisje  3  dat  vyfklèppig  is  ,  met  vyf  Hol- 
ligheden. 

C  3  Het 

II,  Deel.  IX  Sxm> 


Twintig  m  a  tf  n  ï  c  e 


Kruide:?. 


IV.  Het  bevat  drie  ook  meest  Afrikaahfche  Soor- 
Afdrel.  tcn   ais  v0]gt# 

ïïn^D"     (O  Ficoides  met  Wïgswys'  Eyronde  Bladen 
i.  en  engejleelde  Bloemen. 

Canarjénfi*    Men  vindt  deeze ,  die  naar  de  gewoone  jFÏ- 
'  coides  eeaigszins  gelykt  ,  doch  breede  platte 
Bladen  ,  als  van  het  Porfelein,  heeft  ,  natuur- 
lyk  op  de  Kanarifche  Eilanden.  Nissole 
hadtze,  ais  een  nieuw  Geflagt,  opgegeven  on- 
der den  naam  van  Ficoidea*  Pluk  en  et  noem- 
de ze  Htiislookachtig  Kali.  Zy  is  door  Volo 
kamer  afgebeeld,  by  wienze  opgekomen  was 
uit  Zaad,  dat  hy  van  den  Edelen  Heer  She- 
rard,  uit  Engeland  ,  hadc  bekomen,  gelyk 
menze  ook  heden  in  de  Openbaare  Kruidho- 
ven aantreft. 

5t  Gewas  heeft  veele  ronde  ,  roodachtige, 
fappige  Takken,  met  Blaadjes  van  gezegde  fi- 
guur, doch  grys  en  éenigermaate  Haairig,  op 
den  Grond  leggende.  Uit  de  Mikjes  brengt  het 
ongedeelde  Bloempjes  voort  ,  als  gemeld  is, 
bleek  groen  ,  en  daar  op  volgen  vyfhoekige 
Zaadhuisjes  ,  gevuld  met  zeer  kleine  glanzig 
bruine  Zaadjes^ 

(O 

(ï)  Alzoon  Pol,  Cunelformi  -  ovatïs ,  Flor.  fesfilihus.  Sy.fi. 
JV<sr.  X1T.  Gen.  629.  p.  347.  Veg.  XIII.  p.  392.  Aizoon  Fo- 
lils  obverfe  ovatis.  //.  Cliff.  21 5.  R.  Lugdb.  221.  Ficoides 
procum':cns  Porruteca:  folio.  Niss  Mem.  de  1711.  p.  422. 
T,  13»  f-  1.  Kali  Alzoïics  Canarienfis  procumbens.  Plus;. 
t4lm*  2Q2.  T.  303»  f-  41  VOL&.  Norib.  T,  p.  236, 


ICOSANDRIA.  39 


(2)  Ficoides  met  Lancetvormige  Bladen  en  IV. 
ongefieelde  Bloemen,  Al^if  L ' 

,         ;  Hoofd» 
De  geleerde  Dillen  rus  merkt  op  deezeSTUia 

Plant  aan,  dat  de  naam  van  Ficoidea  »  door  d^n     n.  ■ 
beroemden  Vaillanï  dair  aan  gegeven ,  zo jf^J^ 
min  deugt  als  die  van  Ficoides,  eeniglyk,  als™*'- 
gemeld  is ,  van  de  Vygachtige  Vrugtcn ,  welken  P 
één  Soort  van  Middagbloem  uitlevert,  afkorn- 
ftig.  Die  beide  woorden ,  inderdaad  3  zeggen  't 
zelfde  en  drukken  zo  veel  uit,  als  een  Gewas 
dat  naar  den  Vygeboom  gelykt*  In  dat  opzigt 
zou  deeze  Soort  nog  eenigen  voorrang  hebben, 
hoewel  het  maar  een  laag  Kruidje  is ,  ook  op 
den  Grond  leggende,  met  byna  gegaffelde  Tak- 
jes en  lange  fpitfe  taamelyk  dikke  Bladen*  In 
de  Mikken  komen  rondachtige  Hoofdjes  voor, 
die  zig  Sterswyze  uitfpreiden  door  de  Zonne- 
fchyn  en  dan  zeer  veel  naar  de  Bloemen  van  het 
Ornithogalum  gelyken  ,  zynde  ook  groen  en 
van  binnen  wit;  doch  men  houdtze  flegts  voor 
Kelkbladen  5  waar  binnen  de  Meeldraadjes  zig 
vertoonen.  Het  Vrugtbeginzel  wordt  een  vyf- 
hoekig  Zaadhuisje,  dat, gedroogd  zynde,  even 
als  die  van  het  voorgaande  Geflagt  ,  door  be- 
vogtiging  zig  uitfpreidt  en  open  gaat. 
Deeze  voert  den  bynaarn  van  Spaanfch ,  vol. 

gens 

(z)  Aizoo^VoL  Lanceolatïs,  Flor,  fesflHbtis.  Ficoidea  Hisp. 
annua  ,  Folio  longiore*  Dill.  Ehb.  143.  T.  11  j<  & 
143. 

c4 

II.  Deel»  IX.  stuk* 


40      TwiNTIGMANN  IGE  KRUIDEN* 

IV.     gens  Vaillant;  hoewel  de  eigcntlyke  plaats 
*Fxm.L  ^cr  afkon^t  niet  zeker  is.  Men  krygtze  van  de- 
Hoofd-  Kaap,  doch  met  de  Steng  en  Bladen  overal  ruig- 
*TÜK*    haairig.  Het  wordt  ook  ten  Jaarlyks  Gewas  ge- 
%^{wym  ncemd  ,  zo  wel  als  de  voorgaande^  door  dea 
Ridder,  maar  Volckameu  getuigt,  dat  die 
overblyft  en  altoos  groen ,  zo  menze  des  Win- 
ters ,  voor  dc  Koude  ,  binnenshuis  wel  be- 
waart. 

itt.  (3)  Ficoides  met  Lancetvormige  Bladen  en 
rfnhHi*-  Fluimbloemen, 

turn. 

©epimtn  .  -Qeeze  ^  van  ^e  gaap  afkomftig  ,  heeft  dc 
Bloemen  Pluimswyze  vergaard,  waar  door  zy 
verfchilt  van  de  voorgaande  Soort.  De  Bh* 
den  zyn  Lancetvormig  van  onderen  ruig. 

S  f  1  r  m  a. 


Van  dit  Geflagt,  dat  den  Kelk  vyfdeelie 
vyf  Bloemblaadjes   en  verfcheide  veelzaadige 
Raadhuisjes  famengehoopt  heeft,  zyn  de  Hee- 
fterigen  reeds  befchreeven  ;  zo  dat  nog  maar 
die  van  den  tweeden  Rang,  deKruidigen  naa 
melyk  %  overbly ven  ;  als 


(10J  Spï- 

r  (5)  Atzosn  Fol.  Lanceolatls  ,  Floribus  panicuiatJs.  aï* 
zoon  Pol.  Lanceolatis  fubtus  hirfutis.  R.  Lugdhtzi.  Ai20on 
pamtulatum.  Bdbm.  FL  Cnp.  Prcdr.  p.  15. 


ÏCOSANDR  IA. 


( 10 )  Spirasa  met  tweevoudig  gevinde,  ge-  WS 
pluimde  Aairen  en  tweelmizige  Bloemen.  AF£ufL 

Hoofd- 

De  naam  van  Geitebaard ,  in  't  Latyn  JfcpvfTüE» 
ba  Caprct  ,  in  't  Griekfch  Aruncus  >  is  wegens 
de  figuur  der  Bloemen  aan  zekere  Kruiden  Arunct* 
gegeven  ,  waar  van  deeze  Soort  in  de  Geberg  bJ^t£' 
ten  van  Ooftenryk,  Switzerland  en  Auvergne , 
als  ook  in  Virginie,  grocijende,  de  fraaiite  is. 
De  Afbeelding 3  welke  Tragus  daar  van  ge* 
geven  hack,  is  door  alle  anderen  overgenomen , 
doch  door  my  een  weinig  verbeterd,  zegt  C  a- 
merarius.  Gedagte  Autheur  noemde  ze 
Pycnocomon ,  Tabern^montanus  Dry- 
tfiopogon ,  in  't  Hoogduitfch  Waldbart,  dat  is 
Bofchbaard,  Woud  -  Geitebaard  cf  Sickblumen , 
in  't  Franfch  Barbe  de  Chevre. 

'c  Is  een  Heefterachtig  Kruid  3  in  'c  wilde 
dikwils  zes  Voeten  hoog,  doch  in  onze  Tuinen 
laager  groeijende.  Het  onderfteunt  zig  door 
zyne  lievige  Stengen  en  heeft  Bladen,  die  uit 
een  langen  Bladtteel  befcaan ,  gevind  met  an- 
dere Bladfteelen ,  waar  van  de  twee  agterftcn 
Vyf- 1  de  twee  volgende  driebladig  zyn ,  en  het 
end  van  den  grapten  Bladfteel  is  dikwils  een* 

bla- 

(xo)  Spir&a  Fol.  fupradecompofitis  9  Sp'eis  paniculatïs , 
Floribus  dioicis.  Aruncus.  H.  Olijf.  463.  R.  Lugdk,  27?. 
CRON.  Virg*  111,  77.  Barba  Caprx  Floribus  oblongïs. 
C.  B.  Pin*  1^3*  Baiba  Caprar.  C  A  m«  Hort*  26,  T.  $. 

cs 

II*  DEIU  IX,  STUX» 


4t      T  W  I  N  T  ï  G  M  A  Is  N  I  G  £   Kl<U  IDEN. 


IV.    bladig  gevind.  Alle  de  Bladen  zyn  op  de  kant 
*™i£L 'getand ,  ruuw  \  van  Eyronde  figuur  gefpitst ,  het 
Hoofd  -  uiterfte  Blad  grootst.  Uit  het  end  -der  Takken 
stuk*     komen  lange,  getropte,  Takkige  Bloem -Aai- 
iïge{Wy'  reD  ^  die  in  fommige  Plinten  Mannelyke  ,  in 
anderen  Vrouwelyke  Bloemen  d;aagen.  De  eer- 
ften  hebben  twintig  Meeldraadjes:  de  anderen 
brengen  een  Vrugrje  van  drie  Zaadhuisjes  voort, 
die  op  *t  meest  twee  Zaaden  bevatten  (*). 

xu  (iO  Spirasi  met  gevinde  Bladen*  de  Blaadjes 
%llMaï~  eenvormig  Zaagswyze  getand  >  de  Steng 
DrQpwor-  Kruidig  ,  de  Bloemen  als  een  Kroontje. 

tel. 

Dit  Kruid  heeft  den  naam  van  FUipendula  f 
wegens  de  Knobbelige  als  aan  Draadjes  hangen- 
de Wortelen  3  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu- 
ropa ,  doch  de  Duitfchers  noemen  het  Roode 
Steenbreek  of  Wüdgarben>  de  Engelfchcn  Drop- 
wort  en  wy  Dropwortel.  Sommigen  hebben  het , 
verkeerdelyk ,  Oenanthe  geheten*  Men  vraagt 
of  het  ook  het  Molon  zy  van  Pliniüs.  Het 
groeit  op  de  V7elden  van  Ooftenryk  en  aan  de 

kan- 

(*)  CapfuU  fübiispermA,  H ALLER,  noenuze  esnzaad:g , 
gelyk  Tournefort  ook  dezeiven  hadt  afgebeeld. 

(ii)  Spir&a  Foiiis  pinnatis  ,  Foliolis  uniformibus  ferratis 
&c.  Filipendula  Folüs  pinnatis  &c.  Mat.  Med.  239.  H.  Ciïf. 
191.  R.  Lugdb.  277.  GOUAtf  Monsp.  245.  GORT.  Belg.  141. 
Fl.  Suec.  404  ,  439.  Filipendula  vulgaris.  C,  B.  Pin.  163. 
Filipendula.  CAM*  Epiu  608.  Dod.  Pempt.  56.  Oenanthe 
Filipendula*  Lob.  Ic.  72^.^3,  Filipendula  minor.  C.  B.  Prcdr* 
85. 


ICOSANDRIA.  43 


kanten  der  Hakbosfchen  ,  zegt  C  tv  si  u  s ,  zeer  IV. 
menigvuldig.  In Switzerland  is  het  niet  gemeen,  A™^L' 
zynde  hier  te  Lande,  op  een  Waard  aan  de  Hoofd- 
Lek,  by  Wyk  te  Duurftede  ,  gevonden.  STÜK* 

Het  ipreidt  zyne  lange  Bladen  langs  den  Grond  n[*ntagy' 
in  't  ronde  uit,  die  bezet  zyn  met  zeer  fpits ge- 
tande Vinnen  en  kleine  Vinnetjes  daar  tusfehen» 
De  Steng  ,  die  naakt  is  ,  één  of  anderhalven 
Voet  lang,  draagt  een  Kroon  van  meest  zesbla- 
dige  Bloempjes  uit  een  zesdeeligen  Kelk ,  met 
veele  Meeldraadjes.  Het  Vrugtbeginzel,  daar 
tusfehen  ,  wordt  een  rond  Hoofdje  ,  uit  een 
getal  van  vyftien  tot  twintig  Haauwtjes  be- 
ftaande,  zo  Ha ller meldt.  Tournefort 
zegt  ,  dat  de  Zaadcn  tot  een  rond  Hoofdje,  'c 
welk  naar  een  Tonnetje  gelykt  ,  vergaard 
zyn. 

De  Bloemen  zyn  welriekende  zo  in  dit  als  in 
de  voorgaande  Soort ,  waar  uit  men  een  kragtig 
Oogwater  plagt  te  deftilleeren.  In  beiden  is  de 
Wortel  (amen trekkende .  zynde  van  deeze  in  de 
Winkelen  onder  den  naam  van  Roode  Steen- 
breek  Wortel  bekend  geweest.  Men  heeft- 
ze  tegen  de  Aambeijen  en  den  Witten  Vloed 
aangepreezen.  Het  Kruid  hebben  lbrnmigen 
over  de  Slaa  gebruikt  ,  en  bevonden  dat  het 
de  Verteering  hielp ,  zynde  fmaakeJyk  en  zeer 
verfrisfehende  (*). 

(«)  Spï- 

(*)  Fabregou,  Hijï%  des  Plant.  tnvk*  Fat&iè 
II.  DlUfc,  IX,  STUK» 


44    Twijnt  igmanni  ge  Kruiden* 


IV.  (ia)  Spirsaa  met  gevinde  Bladen  ,  het  ende* 
AVxm?"  lingfe  grooter  en  gekwabd  ,  de  Bloemen 
Hoofd-  Trosachtig. 

STUK* 

xii.      De  Latynfche  naam  ,  Ulmaria ,  is  aan  dit 
tfim^a.  Kruid  gegeven  ,  om  dat  de  Bladen  veel  naar 
Keynette.  die  der  Ypen  of  Ölmeboomen  gelyken*  Men 
noemt  het  ook  wel,  gelyk  de  eerfte  Soort ,  Gei- 
tenbaard',  doch  het  voert,  in  'tbyzonder,  den 
naam  van  Regina  Prati  ,  in  't  Franfch  Reine 
des  Préz  ,  dat  is  Koningin  der  Velden  ,  waar 
van  de  Nederduitfche  naam  ,  Reynette  ,  zyne 
afkomst  heeft.  Het  is  by  ons,gelyk  door  geheel 
Europa  ,  op  vogtige  lommerige  plaatfen  ,  aan 
Waterkanten ,  by  Haagen  en  op  Velden  ,  hier 
en  daar  gemeen. 

Dit  Kruid  verfchiltvan  't  andere  Geicenbaard , 
zo  doordien  de  Bladen  enkel  •  Vinnig  zyn ,  als 
doordien  de  Bloemen  niet  zulke  veripreide  Kat- 
ten maaken  ,  maar  digt  te  famen  zyn  gehoopt. 
De  Bloempjes  heeft  hetzelve  meerendeeis  vyf- 
bladig,  en  de  Bloemblaadjes  zyn  niet  Eyrond- 
achtig  y  maar  Spatelvormig.  De  Zaadhuisjes 
maaken  kromme  Haauwtjes  uit,  ten  getale  van 
zes,  zeven  of  agt,  vergaard. 

In 

(ia)  Sftr&a  Fol.  pinnaus  ,  impari  rrrjore  lobato,  &c# 
Mat.  Med>  241,  H.  Cliff.  ipi.  R.  Lugdb.  277.  GoUAN 
Jtfonsp.  24.5.  Fl.  Sues.  405,  440*  GORT.  Belg.  141.  Barba 
Caprae  Flor.  compa&is.  C.  P.  Tin.  164.  Regina  Prati.  Dod. 
Tempt.  57.  LOB.  Ie  711.  HALL.  Helv.  307.  Ulmaria.  Clu-ö. 
Tann*  6$  9. 


I   c   o   s  A   n   D    R  l   A#  45 


In  kragten  verfchilt  dit  Kruid  van  de  voor-  IV. 
gaanden  weinig.   De  groote  Boerhaave  ^mi*" 
hadc  het  dienftig  bevonden,  om  de  ongeregel-  Hoofd» 
de  beweeging  der  Zenuwen  te  doen  bedaaren , STÜK» 
en  verdervende  5  door  zyne  famentrekkende  „f™**®* 
hoedanigheid.  Het  Gemeen  gebruikte  den  Wor- 
tel tegen  Buikloop.  Het  gedeftüleerde  Water  , 
zegt  H aller, wordt  in Koortfen  met  Uitflag, 
daar  de  Geneesheer  de  Uit waafeming  tragt  te 
bevorderen  ,  dikwils  voorgefchreeven. 

(13)  Spirsea  met  Fïnswys'  drievoudige  Bla-  xnr. 
;  -       den  ,  het  onefene  vyf  kwabbig  gepalmd.  paimlfl 

Gepalmde* 

In  Siberië  groeit  deeze  ,  die  in  geftalte  naar 
de  naastvoorgaande  gelykt,  hebbende  het  Kruid 
reukeloos ,  maar  den  W ortel  welriekende.  De 
Vrugt  is  als  die  van  het  Dropwortel >  niet  ge- 
draaid gelyk  in  de  Reynette, 

Spirsea  met  drievoudige  Zaagswys*  ge-  xrv, 
tande,  byna  gelyke  Bladen  en  eenisermaa-  TrifoUat** 

,  .    ,    n7  0  Drieblad!» 

K.    U  gepluimde  Bloemen.  gs. 

Van 

(13)  Spir&a  Fol.  pinnato  •  ternacis ,  Foliolo  impari  quln- 
quejobo- palmato.  Jac<*.  Hort.  8$. 

(14)  Spir&a  Fol.  tematïs  ferratis  fubaqualibus  .  Flor.  fub- 
paniculatis,  FHipendula  Foliis  ternatis*  H.  Cliff'.  191.  Ups. 
ijl.  R.  LugdL  zjy.  Gro*ï.  Virg.  55,  77.  Ulmaria  majot 
trifolia  ,  Flore  amplo  pentapetalo  Virginiana.  Pi.UK.  Mm* 
393.  T.  255.  f.  5. 

IL  DEM*  IX,  STUK* 


46      TwiNTI  GMANNICE  KRUIDEN. 


iv#      Van  dit  Virginifch  Kruid  ,  bekend  in  onze 
AxmfL'  Kruidhoven  ,  fchryft  de  Heer  Clayton, 
Hoofd-  dat  het  witachtige  rood  bonte  ,  vyfbladige 
«ruir.     Bloemen  heeft  3  in  een  dunne  Pluim  aan  den 
J^e{wy"  top  der  Stengen  vergaard  ,  en  langwerpige  ge- 
fpitfte  rimpelige  Zaagswys' getande  Bladen  over* 
hoeks  ,  drie  op  één  Steeltje;  de  Steng  Takkig 
glad  en  zwartachtig  rood.  Men  noemt  het  in 
Virgïnie  Jpecacuanha  of  Indiaanfch  Braakmiddel : 
want  veertig  Grein  van  het  Poeijer  des  Wor- 
tels, ingegeven,  doen  zagtelyk  braaken. 

Thans  volgen  de  Veeltvyvigen  j  dat  is  die 
meer  dan  vyf  Stampers  of  Vrugtbeginzels  heb- 
ben. 

R  ö  b  ü  s.  Braamboos. 

Van  "dit  Gefla'gt,  welks  Kenmerken  ook  hier 
#n.o.  v.  voor  reeds  opgegeven  zyn*,  heb  ik  de  elf  eer- 
bhJ^zis. fte  Soorten  ,  die  Heefterig  zyn  ,  insgelyks  reeds 
befchreeven  %  zo  dat  alleen  nog  de  vier  vol- 
gende ter  befchry  ving  open  fiaan  ,  naamelyk 

x'T.  (ia)  Braamboos  met  drievoudige  naakte  Bla- 
f,^rt*'s.  den  en  kruipende  Kruidige  Uithopers. 
Steen  tn  ta- 
nende. Iq  Bergachtige  Streeken  *  door  geheel  Europa , 

groeic 

(n)  Rubus  Fol.  ternatis  nud's,  Flagelïïs  reptantibus  Her* 
baceis.  R.  Lu%dk.  274.  Go'.'ANr  Monsp.  247»  Snee.  411. 
Lapp.  206,  HALL.  Heiv.  344-  Ger.  Prov.  467*  JACC^  Vind* 
245.  Oed.  Dan.  134-  Chamnerubus  Saxatjiis,  C.  ö«  Pin* 
110.  Rubus  Saxatiiis  Alpinus.  Cl  is.  Patin.  115,  110. 


I    C    O    S    A    N    D    R    I    A.  47 


groeit  deeze  veel  op  Steenrotfern   Zy  maakt  IV; 
een  Plantje  van  een  Voet  hoogte,  dat  uit  zyne^^1- 
Kruidige  Stengetjes  driebiadige  Bladfteelen  uit-  Hoofd* 
geeft,  met  Bladen  als  der  Olmen,  doeh  nietSTÜK# 
ruig  ,  zeer  famentrekkende  van  Smaak.  Den^iysr 
V rugten  ,  die  het  voortbrengt  >  beftaan  uit  veel 
minder  Jïesfen  ,  dan  in  deBrummelen,  doch  de 
Besfen  zyn  veel  grooter ,  helder  rood  van  Kleur 
en  bevatten  een  zeer  aangenaam  rins  Sap.  De 
Zaadjes  ,  in  ieder  Bes  een  ,  zyn  ook  fannen« 
trekkende. 


(13)  Braamboos  met  drievoudige  Bladen,  de  xnr. 

Rubus 
Arïïicus. 
Noordfchg* 


Steng  eenbloemig  en  ongedoornd*  a?&!cus. 


Dit  Kruidje  ?  naauwlyks  een  half  Voet  hoog, 
dat  de  Reuk  en  Smaak  van  Aardbeden  heeft , 
groeit  in  Sweeden  ,  Kanada  en  Siberië.  Het 
draagt  op  de  Steelen  enkelde  Vrugten,  die  uit 
veele  Besfen  famengehoopt  zyn  en  zeer  naar 
de  Braamboozen  gelyken ,  rood  van  Kleur*  De 
JRusfen  noemen  het  Knaesnitza  >  dat  is  Edele 
Braamcn,  In  de  Bosfchen  van  Rusland  groeit 
bet  byzonder  veel  en  wordt  ook  op  de  Mosplaggen 
der  Rotfen  ,  in  de  Gebergten  van  Siberië ,  ge- 
vonden. In  Lapland  firekt  het  voor  de  Berg- 

lui- 
Cn)  Rübus  Fol.  tematis  ,  Caule  inermï  unifloro.  Mat* 
JMed.  244.  FL  Suec.  412,  Lapp.  207.  T.  5.  f.  2.  Oed.  Dan, 
488.  H.  Clijf.  291*  R.  Lugdb.  274.  Rubus  humilis  Flore 
purpureo.  Buxb*  Cent.  V.  p.  ij.  T.  2$.  Rubus  tiifoiius&c. 
Amm.  Rutb.  iSj. 

IU  DEEL,  STUK. 


\ 


48       TwINTICMANNlGE  KruIÈ>£&. 


jy4    luiden  tot  verfnapering  en  de  Geley  of  Wyd  * 
'Afdeel»  daar  van  in  Nordland  gemaakt,  wordt  als  een 
Hoofd»  Gefchenk  naar  Stokholm  gezonden,  alwaar  men* 
stuk*    ze  houdt  voor  eene  Lekkerny.  In  Tuinen  aaft 
Ptetwy*  het  Gewas  niet ,  blyvende  aldaar  onvrugtbaar. 
w*e'       Het  zyn  v  an  de  lekkerfte  Besfen  in  S weeden  , 
doch  hebben  dit  ongemak  3  dat  zy  niet  van  den 
Stoel  willen >  alzynzeryp. 

xiv.      (14)  Eraamboos  met  enkelde  gekwabde  Bladen 
fatmlfusT         en  ongedoornde  eenbloemige  Stengen. 
AalbésbU- 

digc  Dit  Plantje  5  dat  byna  yan  de  zelfde  hoogte 

is  y  groeit  op  Veenachtige  Gronden,  in  de  Bos- 
fchen  van  S  weeden,  Peenemarken  en  Rusland, 
menigvuldig.  Het  heefc  Bladen  als  die  der  Aal* 
besfen,  en  de  Vrugten ,  zo  groot  als  Moerbei- 
jen  ,  eerst  rood  en  door  aanryping  geel  worden- 
de ,  zyn  niet  minder  aangenaam  van  Smaak  als 
de  gedagte  Laplandfche.  Door  die  van  Wes» 
teibothnie  v/ordt  een  groote  menigte  van  deezè 
Braamea ,  ingelegd  ,  Jaarlyks  in  de  Herfst  naair 
Stokholm  gezonden  f  om  tot  Toefpyze  te  ge- 
bruiken. De  Laplanders  eetenze  ,  in  Rendiè* 
ren  Melk  tot  Pap  gewreeven ,  mee  veel  Smaak, 
en  bewaaren  de  Beslen  een  geheelen  Winter  , 
onder  de  Sneeuw  op  de  Gebergten  begraven  , 

haa- 

(14)  Rdus  ToU  (implicibiis  lobatls  &c.  Mat.  Mei.  244. 
TL  Suec.  413.  Fl.  Lapp.  20S.  T.  $.  f.  i.  H.  Clïff.  192.  R* 
Lugdb.  279.  Charrmuhus  foliis  Ribes.  C.  B.  Pin.  48o.  Mo- 
rus  Noivegica.  Till»  Abotnu   47.  T.   ISO.  ÖED.  Dm* 


I    C    O   S    A    N    D    R    t    A.  49 


haaiende  die  's  Voorjaars  >  even  fmaakelyk  als  IV* 
toen  zy  geplukt  werden  ,  daar  uiu  Van  fom-  ^^ff1 
migen  zyn  zy  ongemeen  tegen  het  Blaauwfchuit  Hoofd-; 
aangepreezet).  't  Is  een  tweehuizig  Gewas  •  doch STUK* 
de  Wortel  van  het  Mannetje  vereenigt  zigmet  J^^* 
dien  van  't  Wyfje  onder  den  Grond ,  om  een 
Eenhuizige  te  maaken  3  zo  de  Heer  Söl an- 
der waargenomen  heeft. 

(15)  Braamboos  met  enkeïde  Hartvormige  on*  xv. 
verdeelde  gekartelde  Bladen  en  ongeblader-^ïüarefa 
de  eenbloemige  Steelen.  floowto* 

f  Deeze  Kanadafche ,  té  vooren  Dalibarda  ge- 
tyteld  ,  heeft  kruipende  Wortelen  en  Bladen 
als  die  der  Violen  5  van  boven  dun  befprengd 
met  Haairtjes ,  zo  wel  als  de  Stengetjes  of 
Bloemfteelen  ,  die  de  langte  der  Bladen  heb- 
ben en  de  Bloemen  wit»  Het  draagt  vyf  Ey- 
ronde  naakte  Zaaden  en  is  wegens  de  Geltal- 
te  hier  t'huis  gebragt. 

F  R  A  G  1  1  I  A.    Aardbezie- Kruid. 

Dit  Geflagt  heeft  een  tiendeeligen  Kelk  met 
vyf  Bloemblaadjes  en  de  Stoel  der  Zaaden  is 
Eyrond  ,  Bezieachtïg ,  afvallende. 

Het  begrypt ,  in  de  eerfte  plaats ,  het  zeer 
bekende  Kruid  3  welks  Vrugten  men  Aardbeziën 
noemt,  als  / 

(1)  Aard- 

(is)  Rubus  Fol.  fimplicibus  Cordat's  indivifis crenatis , S<&« 
po  aphylio  uniftoro.  Sy/i.  Kat.  Veg  XJIL 

D 


50    Twintig mannig  e  Kruiden. 


IV*  (i)  Aardbezie.  Kruid  met  kruipende  Staarten* 
Afdeel* 

Hoofd-     Deeze  groeit ,  door  geheel  Europa  ,  in  de 
stuk,    Bosfchen  niet  alleen  ,  maar  in  de  Noordelyke 
i.     deelen  zelfs  op  drooge  opene  Velden  ,  wild^ 
ÏZIT*  en  wordt  in  de  middelde  deelen  ,  gelyk  by 
Gewoon.  OKS  9  overvloedig  in  de  Moestuinen  geteeld. 
Bovendien  wordt  zy  hier  te  Lande  ook  in  ver- 
fcheide  Bosfchagiën  van  Gelderland  ,  Overys- 
fel,  Vriesland,  ja  aan  den  Duinkant  van  Hol- 
land ,  wild  aangetroffen*  Men  noemtze  in  9t 
Latyn  Fragaria,  in  't  Franfch  Fraifier  of  Frai- 
fe9  in  't  Engeïfeh  Strawberry  en  in  't  Hoog- 
duitfeh  Erdbeeren ,  't  welk  met  onze  benaaming 
ftrookt. 

Het  Kruid  is  iedereen  bekend.  Uit  een  har- 
den zwarten  Wortel  fchiet  het  lange  Bladfteelen 
niet  drie  B iaden  ,  welke  ovaalachtig  zyn  ,  en 
meer  of  minder  ruig ,  lichter  of  donkerer  groen  , 
grooter  of  kleinder*  Hier  aan  zyn  de  Verfchei- 
denheden  kenbaar ,  die  in  grootte ,  kleur  en  fi- 
guur, 

(i)  Fragaria  FlagelHs  reptantihns,  Syjï.  Nat.  XII.  Gen. 
633.  p.  349-  Veg*  XIII.  p.  396.  Mat.  Med.  245.  //♦  Ciif* 
192.  K.  Lugdb.  274.  GOü&N  Monsp.  247.  Gkr.  Prov.  470. 
KRAM.  Auflr.  I46.  HALL.  Helv.  342.  FU  Suec.  414,  450, 
Gort.  Belg.  144-  Fragaria  vu'garis.  C.  B.  Pin.  326.  Fi. 
Lapp.  209*  GORT.  Ir.gr m  80.  Gron.  Vtrg.  $6  ,  78.  Fragaria 
Fr.  a!bo.  C.  B.  Pin.  326.  Fragaria  &  Fraga.  DOD.  Pempt* 
672.  LOB»  Ic.  697.  Frag.  Fr.  parvi  Pruni  magnitudine.  C» 
B.  Pin.  3*7.  y.  Frag.  Chïïoë'nfis,  Fr.  maximo,  Fol.  Carno- 
ti$  hhiutft.  Dill»  Ehh.  145.  T.  120.  f.  146»  Frag.  crasfis  ct 
lugolis  foliis,  Flore  &  Semiae  carens.  EOERH*  Lugdb+hjp.  <$z* 


ÏCÖ5ANBRIA*  5* 


guur  ,  bovendien  verfchillen.   Dus  heeft  men  IV; 
roode  cn  witte  van  de  gemeene  Soort ,  die  men  AF£ft^'è 
Tamme  Aardbefïën  noemt  9  en  anderen ,  byna  Hoofd- 
Oranjekleurig  ,  met  groote  donkere  Bladen , 3TÜK* 
Wilde  of  ook  wel  Ëngelfche  genaamd,  in  wiörn^f^ 
Vrugten  ,  die  grooter  zyn  dan  de  Tamme,  de 
Zaadjes  ingedooken  zitten  s  daar  zy  uitpuilen 
op  de  anderen.  Deeze  Wilde  Aardbeziën  hou- 
den ook  vaster  aan  den  Kelk.  .Voorts  zyn  'er 
nog  die  men  Ruige  noemt  5  wegens  de  Ruig- 
heid der  Bladen  en  deeze  leveren  Vrugten  als 
Pruimen  Uk*  doch  minder  aangenaam  van  Smaak 
of  laffer  dan  de  Tamme  5  die  wederom  zoeter 
en  minder  rinfeh  dan  de  gemelde  Ëngelfche 
zyn. 

Even  't  zelfde  meldt  Pater  Frezier  van 
de  Aardbeziën  van  Chili,  by  de  Stad  Concep- 
tion geteeld  wordende ^  met  ronder,  dikker  en 
ruiger  Bladen;  de  Vrugten  doorgaans  van  groot- 
te als  een  Ockernoot  en  dik  wils  als  een  Ey, 
bleek  rood  van  Kleur  en  laf.  Boerhaavïï 
badt  deeze ,  in  Europa  overgebragt  en  voort- 
geteeld  zynde  ,  in  de  Leidfe  Akademie  -  Hof  9 
als  Bloem  noch  Vrugt  geevende ,  voorgefteld. 
In  't  jaar  1730  bloeide  zy  in  de  ElthamfeTuin 
en  heeft  federt  Vrugt  gedragen  >  doch  dezelve 
wierdt  aldaar  niet  ryp  9  zo  Djllenius  ver- 
haalt. 

De  Wortel  en  de  Bladen  van  dit  Kruid  zyn 
openende  en  wat  famen trekkende  ;  maar  de 
Vrugten  overtreffen  die  grootelyks  in  gebruik  5 

D  %  £0 

XX«  Ceeju  XX,  Sxuis, 


52      TWINTIGMANNIGE  KRUIDEN. 

Afdeel  20  °V£T  ^afe^  a^s  wanneer  ZV  een  der  lekker* 
xiii.  *  ite  Fruit  zyn  onder  de  Nageregten  en  zeer  ge- 
Hoofd   ZOnd ,  als  tot  Geneesmiddelen*  In  de  Apothee- 
*TTr*?     ken  is  daar  van  het  Gedeftilleerde  Water  en 
vfa.       Geest  3  de  Julep  en  Syroop  bekend ;  waar  van 
de  eerften  eenigszins  Hartfterkectde  5  de  laat- 
ften  Verkoelende  zyn.  In  die  beide  opzigten* 
echter,  kan  men  uit  andere  Vrugten  veel  krag- 
tiger  Middelen  bereiden.  Het  Zaad  wordt  ge- 
houden voor  Steenbreekende  y  ten  minfte  fterk 
Pisdryvende.  Een  Pap  van  Aardebeijen  is  zeer 
dienftigop  Ontfteekingen.  Zy  zyn  zo  Waterig, 
dat  vyf  Pond  door  Deftillatie  omtrent  vier  Pon- 
den Water  uitleveren  (*)♦ 

n.        (2)  Aardbezie  -  Kruid  met  enkelde  Bladen* 

rrag&ria 

ScnSadi^*  Dit  heeft  de  Heer  Düchesne  aan  den 
Heer  Linn-eus  gezonden  en  zelf  befchree- 
ven.  Het  zou  eene  Verfcheidenheid  van  de 
voorgaande  kunnen  zyn  ,  want  het  eerfte  Blad 
is  drievoudig;  maar  het  heeft  langer  Bloemfree- 
len,  kleiner  Bloemblaadjes  en  ingefneeden  Kei* 
ken. 

ra.       (3)  Aardbezie  -  Kruid  met  een  leggende  Steng 
ontmgt  en  Mm*  Blomtakjes. 

baai.  Som* 

(*)  GEOFFR.  Mat.  Med.  III.  489. 
(z)  Fragaria  Fol.  fimplicibus.   Syfi.  Nut.  Veg.  Xtr.  Sc 
XIII. 

(3 )  Fragaria  Cauïe  dccumbenfe  ,  Ramis  Floriferis  laxls* 
Veg.  XIII.  Frag.  Caule  decurabente  repente.  R.  Lugdb.  274. 


ICOSANDRIA*  53 


Sommigen  hebben  het  gewoone  Aardbefie-  IV. 
Kruid,  toevallig  geen  Vrugten  draagende,  voor  ^mf1 
het  Onvrugtbaare  aangezien  ,*  doch  de  Heer  Hoofd 
Gerard  merkt  aan  ,  dat  men  de  eigentlvke S*ÜK' 
onvrugtbaare  Soort  in  Provenccniet  wild  groei-  nia. 
jende  vindt;  offchoon  Garidell  dezelve 
als  zodanig  heeft  voergefteld.  Deeze,  meent  hy, 
is  een  bewys ,  dat  men  de  Aardebeijen ,  gelyk 
hy  gedaan  heeft  ,  tot  het  volgende  Geflagt  zou 
moeten  betrekken.  Zie  hier  de  befehryving , 
welke  onze  Ridder  van  dit  Onvrugtbaare  Aard- 
bezie- Kruid,  dat,  volgens  hem,  in  Engeland 
en  Switzerland  groeit  (*),  heeft  gegeven, 

„  Dikke  neergedrukte  Stronkjes  ,  met  Lan- 
5,  cetvormige Roestkleurige  Stoppeltjes  gedekt; 
„  de  Bladen  drievoudig  ftomp  Eyrond,  Zaag. 
„  tandig  ,  geüompt ,  flapper  ,  fcfaairig  ,  Flu- 
3,  weelig  zagt,van  onderen  witachtig , met  zeer 
a,  Haairige  Steelen  :  de  Bloemdraageode  Sten- 
33  gen  Draadachtig  dun  ,  leggend,  flap,  met 
„  kleiner  en  minder  Bladen,  De  Bloemen  cen- 
„  zaam,  gefteeld,  wit;  geen  Staarten", 

Po- 

GouAN  Mnsp.  247*  t>AUB.  Paris.  If,  HUDS.  Angl.  ïgu 
Fragaria  fterüis.  Tournf.  ïnfl.  296.  C.  B.  Pin.  327.  Lob. 
Je.  698.  Geh.  Prov.  470.  HAiX.  Helv.  342.  Frag.  fterilis  f. 
minima  vesca  &c.  Aioius.  IM.  II.  p.  is$.  S.  2.  T.  19. 
f.  5. 

(*)  Volgens  Lobel  v/ordt  het  ook  in  de  Nederlanden ,  op 
de  Roden  en  in  de  Bosfchen  omtrent  Doornik,  veel  gevon- 
den. 

d  3 

II.  Deel,  IX,  Stuk. 


g4      TWINTIGMANNIGE  K  RUIDEN. 


IV.  Potentilla.  Ganferik. 

Afdeel, 

xiii.  j)e  j^]^  en  JBloem  komt  met  die  van  't 
Hoofd* 

stuk*     voorgaande  overéén;  maar  het  heeft  de  Zaad* 
piel%»y*  jes  ,  die  rcndachtig  en  naakt  zyn,  op  een  klein 
v'*e'       droog  Stoeltje  zittende. 

In  die  Geflagt  komen  tien  Soorten  voor  met 
Gevinde,  veertien  met  Gevingerde  envyfmet 
Drievoudige  Bladen.    Van  de  eerite  heb  ik  de 
eerfte  Soort  ,  als  Heefter ig  zynde,  reeds  be- 
*ii.d.  fchreeven*:  des 

V.St.  bl.  * 

*25 •  A.   Met  gevinde  Bladen. 

it.  (a)  Ganferik  met  gevinde  Zaagswys9  getande 
^nf>ltl  Bladen  >  kruipende  Stengen  en  eenbloemigz 

ziivet-  Steeltjes. 

Van  dit  zeer  gemeene  Kruid,  is  zo  wel  de 
Nederduitfche  als  de  Latynfche  Geflagtnaam 
ontleend.  Men  noemt  het  gemeenlyk  ArgentU 
ma*  in  rt  Nederduitfch  Zilver Jchoon  of  Zilver* 
Had  en  Blik  ,  wegens  de  Zilverachtigheid  der 
Bladen  ,  welke  zeer  fterk  is  5  wanneer  het  op 
de  K!ey  groeit,  zegt  de  Ridder.  Het  heeft  dien 
glans  fterker  op  drooge  plaatfen  en  aan  de  We- 
gen, 

f2)  Fatenulla  FoU  pinnatis  ferratis  Caule  repente.  M*t* 
Mei»  246.  R.  Luzdb.  275.  H.  CUff".  103.  Gouan  //<?«s;>. 
248.  Ger.  Prov  467.  Hall.  Helv.  338.  Kram.  A*ftr.  146, 
FL  Suee.  41  j.  GORT.  Belg.  144.  Aqjentina.  Dod.  Pempu 
600.  Argent.  Potentilla.  Lo#.  Ie.  6s>3-  Potentilla.  C,  B.  fin* 
521.  Cam.  Ef>it.  758* 


ICOSANDRIA. 


gen  5  dan  in  de  Velden*  Ik  heb  het  bier  in  IV. 
Holland  ,  zo  wel  op  Veen  en  Kley  ,  als  in  A™f*Lt 
Zandgronden ,  ja  tusfchen  de  Steenen  %  even  goopp* 
tierig  gevonden ,  en  dus  komt  het  ook  in  ande-  t*ü** 
re  deelen  van  Europa  voor.  Het  maakt  tusfchen 
de  koude  en  hcete  Lugtftreek  geen  verfchil; 
zynde  in  Provence  zo  gemeen  als  in  Duitfch- 
land ,  Rusland  en  Sweeden.  Anferina  wordt  het 
insgelyks  genoemd,  waarvan  zekerlykdeHoog- 
duitfche  naam  Grenfich  en  Genfcrich,  zo  wel 
als  de  onze  Ganferik,  zyne  afkomst  heeft.  De 
Gaozen  ,  naameJyk,  zegt  men,  wiilen  't  gaarn 
eeten  onder  't  Voer.  By  de  Engelfchen  noemt 
men  het  Wild  Tanfy,&at  is  Wild  Reinevaren, 
of  Silverweed,  dat  is  Zilverkruid. 

Wegens  de  uicneemende  kragten  f  in  de  Ge- 
neeskunde 3  voert  dit  Kruid  den  naam  van  Po» 
tentilla.  Het  komt  byna  met  de  .Kina -Bast 
overeen  ,  zeid'  Boerhaave,  wordende  de 
Afloopende  Koortfen  daar  door  dikwils  wegge- 
nomen, indien  men  het  uitgepcrfteSap  der  Bla- 
den een  Uur  voor  het  aankomen  ingeeft.  Uit* 
wendig  opgelegd  dient  het  tot  Bloedftemping , 
geneest  Wonden  en  Pynlyke  Ontftcekingen. 
Tot  de  Oorfmerten  9  in  Kinderen  ,  dient  een 
weinig  van  het  gekneusde  Kruid  met  Ceruis 
opgelegd.  Het  Zaad  en  de  Wortel  is,  zo  wel 
als  5t  Kruid ,  van  eene  famentrekkende  hoeda- 
nigheid ,  en  dus  dient  het  Af kookzel ,  inwen- 
dig ,  tegen  Loop  en  Blocdloop.  Men  kan  het 
in  Vleefehnat  kooken ,  als  wanneer  het  dikwils 
D  4  den 

lh  Deel.  IX  Stuk. 


56      TWINT!  GMAKNIGE  KrüïDENJ 


/pdfje*  ^Cn  ^*tten  vlocd  geneest*  Zelfs  wordt  hei 
xÏijl    Kmid,  dat  Zuurachtig  is  met  eenige  famentrek* 

Hoofd,  king,  ook  wel  in  Moes  gegeten* 
sruiu 

^nr.  ^  (3)  Ganferik  met  dubbeld  gevinde  ,  wederzyds 
gricc*'  Wollige  Bladen >  de  Slippen  evenwydig  digt 

wollig.  aan  elkander ,  en  leggende  Stengen» 

In  Siberië  komt  deeze  voor ,  die  naar  de, 
voorgaande  gelykc  f  doch  veel  kleiner  is  en  de 
Bladen  famengefteld  heeft  uit  Eyronde  Wollige 
Blaadjes,  welke  Kamswyze  verdeeld  zyn,  De 
Stengetjes  ,  twee-  of  driemaal  zo  lang  als  d§ 
Bladen,  neerleggende 5  hebben  aan  'c  end  eeni- 
ge  geele  Bloempjes. 

jtfuhifida     te)  Ganferik  met  dubbeld  gevinde  Bladen,  de 
Vteidceüg.         Slippen  effenrandig,  afftandig,  van  onde~ 
ren  Wollig  en  leggende  Stengen* 

Van  deeze  >  die  in  Siberië,  Tartarie  of  ook 
in  Klein  Me  groeit,  heeft  de  Geftalte  insgelyka 
veel  overeenkomst  met  het  Zilverfchoon, 


(5) 

(3)  Potentiiïa  Fol.  bi'pïnnans  &c.  Potent.  Fol.  pinnatis 
hiifutis  HALL.  Goett.  II.  p.  106.  Potentilla  Fol.  dupli-. 
cato  -  pinnatis  &c.  Gmel.  Ms. 

(4)  Potetitilla  Fol.  bipinnatis  &c.  FentaphyUoides  fupi- 
num  minus  &c.  Amm*  Ruth.  ii5*  Pcntaphylloides  reoensFo- 
Jiis  pinnatis.  BüXB.  Cent.  I.  p.  30,  T.  49.  l«  &  Penta- 
phylU  Uipina  ,  minor  &c.  Amm.  Rutè.  117».  Goian  Jftonspi 


ICOSANDRIA*  5jr 


(ƒ)  Ganferik  met  gevinde  en  drievoudige  Bla*  W* 

den  3  de  buitenjlen  grootst ,  en  kruipende ' 

Staarten.  Hoofd- 
stuk, 

Deeze  gelykt  naar  het  onvrugtbaare  Aardhe-  j,  ^ « 
fie-Krntd  ea  heeft  de  Bladen  Fluwcelig  met  Fragaroi- 
gehaairde  Steeltjes.  Zy  groeit  in  Siberië.  Mt$xti$- 

achtig. 

(6)  Ganferik  met  gevinde  oyerhoekfe  Bladen  t  vr. 
vyf  Eyronde  gekartelde  Blaadjes  en  W^'Rm^^ 
regtopjtaande  Steng, 

Die  Kruiden  3  welken  de  vermaarde  Tour- 
nefort,  als  naar  het  Vyfvingerkruid  gely- 
kende ,  Pentaphylloides  genoemd  heeft ,  enkel 
door  de  Bladen  daarvan  verfchillende  3zyn,  zo 
wel  als  dat  Kruid  zelf  5  tot  dit  Geflagt  betrok- 
ken. Het  tegenwoordige  is  Aardbezie  -draagend 
Vyfvingerkruid 3  of  Vyfblad,  door  Clusius 
genoemd  ,  die  hetzelve  in  Neder  -  Ooftenryk 
overvloedig  vondt  groeijen.  Het  komt  ook 
voor,  in  Siberië  en  in  Sweeden,  meest  aan  de 
zyden  der  Bergen.   De  Vrugten  gelyken  raar 

Aard- 

(s)  PotmUla  Fol.  pïnnatis  tefhatisque  &<%  Potent.  Fo!,  no- 
venis  palm  itis  apice  ferratis.  HALL.  Gjctt*  li.  p.  i0£. 

(6)  Potentilla  Fol.  pinnatis,  ai  ternis  &c.  H.  CliJJ.  193.  It. 
JVntgoth.  63  ,  7*.  Flor*  Suec.  II.  p.  453.  Pentaphylloides 
ere&um,  J.  B.  Hij}.  II.  p.  398.  Moius.  Hifi.  11.  p.  192.  s.  2. 
T.  20.  f.  1.  Qmnquefolium  Fragiferum.  C.  B.  Pin.  $26* 
CLÜS.  Hifi.  II.  p,  107.  GOUAN  Monsp.  24 g~ 

D.5 

II.  Deel.  IX,  Stuk» 


58    Twintig  mannige  Kruiden. 


IV.    Aardbeziën  ,  doch  hebben  niets  aangenaams.  Het 
^Fxhi*L#  ^ec'1  ^e  on^cr^e  bladen  vyf  -of  meer»  Vinnig, 
Hoofd*  de  bovenften  maar  drievoudig  aan  de  Steng', 
KUK-     die  ongevaar  een  Voet  hoog  groeit  ,  zynde 
rood  van  Kleur.  , 

vit.  (7)  Ganferik  met  gevinde  byna  egaale  Bladen 
^üfurc*  en  langwerpige  byna  tweedeelige  Blaadjes  , 

Gegaffeld.  ^e  buitenfien  famenloopende* 

VIÏI- ,  ( 8)  Ganferik  met  gevinde  Bladen ,  de  Blaadjes 
leides,  rondachtig ,  getand ,  egaal ;  de  Steng  regt- 

Pimpernel-  oj/fflajKfc. 

Deeze  beide  Soorten  zyn  door  Tocrke- 
FOjRT  in  de  Levant  waargenomen.  Men  vindt 
de  'eerfte  ook  in  Siberië. 

IX*  (9)  Ganferik  met  de  onderfie  Bladen  gevind , 
(?lva  de  bovenften  drievoudig  ;  de  Blaadjes  inge- 

Z&ju™*  fneeden  Zaagtandig ;  de  Steng  regtopftaan- 

de  en  ruigachtig. 

Waarom  deeze  ,  die  in  Kanada  groeit ,  den 
bynaam  van  Penfyivanifche  voere,  is  my  dui- 
fter. 

O) 

(7)  Potentilla  Fol.  pinnstis  fubaeqmlibus  &c.  Pentaphyl- 
loides  Oriëntale  fupinum  &c.  Tourmf.  Cor,  21. 

(8)  Potentilla  Fol.  pinnatis,  Folioiis  fu->rotund;s  &c.  Pesi- 
taphylloides  Oriëntale  ere&um  &c.  Tournf.  Cor.  21.  Büxb. 
Cent.  I.  p.  30.  T.  48. 

(9)  Potentilla  Fol.  inferioribus  pinnatis  &c.  76. 
Pentaphyllgidcs  Canadenfe  Fol.  Agrimonis*  Bofrh.  Lu^db, 
I.  p.  40. 


Penfylva 
fiica 


I    C    O    S    A    W    D    R    I    A.  59 


(10)  Ganferik  met  gevinde  Bladen  en  gegaffelde  IV. 
leggende  Stengen.  Ax?nfl 

Hoofd* 

In  Duitfchland  en  in  Siberië  is  deeze  gevon-sTu*. 
den ,  zynde  door  Gmelin  afgebeeld.    De  r>oteft)Ua 
Stengen  zyn  wel  een  Eile  lang  3  doch  leggen  fupjw? 
op  den  Grond  ^  en  daarom  voert  deeze  Soort  3  Leggend* 
by  uitftek,  den  bynaam  van  leggende ,  die  zeer 
gepast  is*  Zy  komt  by  J.  Bauhinus  onder 
den  naam  van  Pentaphylloides  fupinum  voor  5  en 
behoudt  by  Toürnefort  denzei  ven. 

B.  Met  gevingerde  Bladen. 

(n)  Ganferik  met  zevenvoudige  Lancetvormi-  JI& 
ge  Zaagtandige ,  wederzyds  een  weinig  ge  R.cgt.* 
haairde  Bladen  en  regtopftaande  Stengen. 

Dit  Gewas  behoort  eigentiyk  tot  de  Soorten 
van  Vyj 'vinger  •  Kruid  ,  hoewel  het  niet  van  de 

ge- 

(10)  F'juntilla  Fol.  pinnat.'s,  CauJe  dichatomo  decumben- 
te.  H.  Clif.  193*  Ups,  133.  R.  Lugdb,  275-  Fentiph.  Alpin. 
minus  fupinum.  Pluk.  Mm.  28  5.  T«  106.  f.  7.  Pent.  fupi- 
num quorundam.  Clus.  Hifi-  II.  p.  107.  Pentaph.  fpecies. 
Plore  lureo  enneaphyiios  hirfuta.  Amüros.  Póyt.  T.  4*4. 
Quinquef.  Frag?fero  2ffinrs.  C.  B,  Fin.  326.  GmeL.  Itin*  J. 
p.  149.  T.  27.  f.  2.  PentaphyJIoidss  fupinum.  J.  B.  II.  p.  598. 
TöüRNF.  Injl.  298. 

(11)  FotemilU  Fol.  feptenati's ,  LanceoIat?s  fèrratis  6cc.  Po- 
tentilla  Fol.  di'gitatls  &c.  H.  Ups.  133.  R.  Lugdb.zjs  Quin- 
quefolium  return  iuteum.  O  B.  Fm,  32 >.  Quinquefolima 
altecum  vulgate.  Dqd.  Fewpt,  H6. 


IJ.  Di  eu  IX»  Stuk, 


Co    Twintig  mannige  Kruiden, 


IV.    gemeenfien  is  ,  groeiende  in  Italië  en  de  Zuide- 

A*xni L  ^?ke  deelen  van  VrankrYk  aan  de  kanten  der 
Hoofd-  Landeryëa.  De  Bladen  zyn  wederzyds  groen , 
stuk.    jQqh  volwasfen  byna  kaal ,  zegt  de  Ridder. 

(12J  Ganfcrik  met  vyfvoudige  Wigvormige  > 
ingefneedene ,  van  onderen  Wollige  Bla- 
den ;  de  Steng  opflaande* 

C 13 )  Ganferik  met  ^e  Wortelbladen  vtf-  de 
Stengbladen  drievoudige  en  eene  byna  op* 
jiaande  ,  zeer  Takkige  Steng. 

(14)  Ganferik  met  zeven  en  vyfvoudige  Wig' 
vormige  ingefneedene  Haairige  Bladen  3  en 
eene  opflaande  ruige  Steng. 

Van  deeze  drie  is  de  eerde  in  Europa  vry 
algemeen ,  komende  zelfs  in  onze  Nederlanden  , 
byzonderlyk  in  Vriesland  ,  op  veele  plaatfen 

in 

(xz)  Patetttilla  Fo!.  qnJnatls  Cuneiformibus  JnciHs  &c  Po- 
tent. Fol.  digitatis  &c.  Fl.  Suec.  +tj9  4^4.  Potent.  Fol.  di- 
gitaais incifo  -  fermis ,  Caule  eretto.  H,  CUJf,  Kj^.  Qum- 
quefolium  Folio  Argemeo.  C.  B.  Pin,  325.  Pentaph.  mi- 
nus. Cam.  Epit.  760. 

(13)  Potentilla  Fo!.  R'dicalibus  quinatis.  Caulinis  termtrs. 
B  Mant.  j6>  Quinquefol.  mont.  luteum  ere&um  hirfutum,  C. 
Pin.  325.  Prodtf  139.  RAJ-  Eur.  213.  HALL.  Helvk  340. 

(14)  Potentilla  Fol.  feptenatis  quinatisque  Cuneiformibus 
incifïs  piiolls.  Quinquef.  mont.  ereclum  hirfurum  luteum. 
MAGN.  Monsp.  215.  GoVAN  Jtfonsp.  249.  Quinquef. 
xt&.  minus  ang.  foliis  Monspelhcum.  Raj.  uts* 


XII. 

Potentilla 
Arger.tea. 

Verzil- 
verd. 

XTII. 
Intermedia. 
lftiddelflag. 


XIV. 
ffirta. 
Ruig. 


/ 


I    C    O    I    A    N     D    R    I    A  6l 


in  de  Woudeo  ,  in  Bosfchen ,  laage  Gruppels  en    I IV. 
Hey- Velden  voor,  zo  A4esse  aantekent,  ^^f^f* 
De  andere  ,  als  een  middelflag  tusfehen  deezs  Hoofd* 
en  de  Noorweegfe  aangemerkt ,  groeit  in  Swit-STÜ5* 
zerland  :  de  derde  cmftreeks  Montpellier,  ^nJ'yg7* 
ook  in  Provence  en  de  Pyreneen.  Zy  verfchilc 
en  munt  uit ,  door  de  lange  ruige  Haairen ,  die 
onder  aan  de  Bladen  en  aan  de  Steng  zyn* 

( 15  )  Ganferik  met  zevenvoudige  ongefleelde  xv. 
Bladen  ,  zittende  op  het  verbreede  Stop-süpTu!fsm 
Pdtje.  p2*T 

Deeze  Siberifche  heeft  een  opftygende  3 
Draadachtige,  gladde  Steng,  aan  den  top  ver- 
deeld ,  met  omvattende  Stoppeltjes,  die  een- 
zaam zyn  en  uitgerand.  De  fmalle  Bladen,  ze- 
ven ,  agt  of  negen  in  getal,  komen  uit  de  ge- 
dagte  ukranding  voorc. 

Clö)  Ganferik  met  de  Wortelbladen  vyfvoudig ,  xvi; 
Wigvormig,  Zaagswyze  getand;  de  Steng-°1*£*\ 
bladen  byna  gepaard  ;  de  Takken  Draad* 
achtig  dun  en  neerleggende. 

(17) 

(ij)  Potmtllla  Fol.  feptenatis  fesfllibus  &c  Potent.  Fol. 
nevenis,Stipuiisinfidentibus.  Gmel.  Sib,  III. p,  185. T.  17S.  2. 

(16)  PGtentilla  Vo\.  RndicaUhus  quinatis  Cuneiformibus 
ferratis  &c.  Am.  Acad.  IV.  p.  274.  Quinqucf.  minus  repsns 
Lanuginofusn  luteutn.  C.  B.  Pin.  325.  Quinquef.  IV.  flavo 
fiore ,  fecunda  Species,  Clüs.  Hifi,  II.  Ic.  p.  106.  Quinque* 
folio  fimilis  enneaphylios  hirfuta.  C.  B.  325.  Prodr* 
HALL.  Helv.         KRAM*  Auftr*  14$. 


D1EL  l%f  STÜS| 


62      TwiNTIGMANNIGE  KRUIDEN. 


Ganferik  met  de  Wortelbladen  vyfvoudig 
AxnE"?L*  fiomp  met  fpitfe  Tandjes ;  drievoudig  aan 
Hoofd»  de  Steng  die  neigt. 

STUK* 

xviT.      £X3)  Ganferik  met  de  Wortelbladen  vyfvoudig, 

rote.nttda  „  r  ,  . 

K<?™*.  Zaagt artdig  3  fpits ;  drievoudig  aan  de  net* 

Voorjaar*.  ~  ^ 

xvin.  ö  ö 

Goudbioe*  Van  deeze  drie  komt  deeerfte,  die  fomtyds 
m's*  ook  negenbladig  is,  op  de  Gebergten  van  Oos^ 
tenryk  ,  Swkzerland  en  in  ?t  Veroneefche,  als 
ook ,  volgens  den  Heer  T  h  u  n  b  e  r  g  ,  in  Japan 
voor.  De  tweede  vindt  men  op  drooge  Velden 
in  de  kouder  deelen  van  Europa  >  zelfs  in  Lap* 
land.  Zy  groeit  in  de  Landen  byden  Esfenburg  * 
bulten  Harderwyk ,  zegt  de  Heer  deGorter, 
De  laatfte  ,  die  de  Bloemen  zeer  hoog  geel  of 
Goudkleurig  heeft,  komt  niet  alleen  in  Svvitzer- 
land ,  op  de  Alpen ,  maar  ook  op  de  Bergvelden 
in  Provence ,  voor.  Doch  in  deeze  allen  heerfcht  5 
tfc&nneèr  menze  met  de  Afbeeldingen  vergel  ykt* 
een  groote  verwarring,  zo  de  Heer  Hall  er 

aan- 

(17)  Potentilla  Fol.  Rsdicalïbus  quinatis  acute  ferratis  re* 
tuGs.  &c.  Fl.  Suec.  419.  GORT.  Bflg*  Hs*  Potentiila  Fol* 
quinatis  inclis  &c,  Fl.  Lapp.  ziz*  H*  Cliff.  194.  R.  Lugdb* 
276.  Quinquefolium  minus  repens  luteum.  C.  B.  Pin.  325* 
Pentaphylluin  f.  Quinquefolium  minus.  TAbekn*  le.  123. 
C£D.  Dar..  T.  114. 

(is)  Potentilla  Fol.  Radicalibus  quinatis  ferratis  acunu* 
tistis  &c.  Am.  Acad.  iV.  p,  316.  HALL.  Helv.  339.  T* 
f.  4.  Quinqoefol.  minus  repens  Alpinum  Aureum.  C.  B. 
Pin.  ns.  Jad^.  Vini*  91  ,  245»  Potent,  Fol*  marglne  Seri- 
eels dcc.  Gïa.  Ptqv.  468.  SC02.  Ann.  II.  p.  SU 


ICOSA'NDRIA»  63 

aanmerkt.  WaaiTchynlyk  fpeelt  dit  Kruid  in  de  IV; 
figuur  en  't  getal  der  Bladen  ,  en  in  de  Kleur 
der  Bloemen  5  naar  de  Groeiplaats.   Zo  heeft  Hoofd. 
ook  de  Heer  Jacquin  deeze  laatfte  aan  hetSTÜïr* 
Voor j aars  -Ganferik  ondergefchikt ,  en  Doktor  J^j**** 
•S  go  po  li  merktze  als  eene  Verfcheidenheid 
daar  van  aan.    Door  kweeking  in  de  Tuinen 
worJt  de  Bloem  grocter  en  aanzienleken  De 
Stengetjes  van   deeze  Kruiden  zyn  omtrent 
een  half  Voet  lang ,  leggende  gedeeltelyk  op 
den  Grond, 

(19)  Ganferik  met  vyfvoudige  Haairige  Btom  Pof™{u 
den  en  een  opfiygende  ruige  Steng.  Canadmfis* 

Kana* 

De  Heer  Kalm  heeft  deeze  in  Kanadawaar-daafcht 
genomen ,  die  de  gedaante  hadt  van  het  Aard- 
belle  -  Kruid  ,  met  het  Stengetje  een  Vinger 
lang.  De  Biadfteelen  3  en  de  Bladen  van  onde- 
ren ,  zyn  witachtig  ruig  als  Fluweel, 

(20)  Ganferik  met  vyfvoudige  Bladen  3  aan  den  XX 
top  Oogluikend  Zaagt andig;  leggendsDraad- 
achtige  Stengen  en  ruige  Stoelen* 

(21} 

(19)  PotentHU  Fol.  qulnatïs  villoHs  ,  Caule  adfeendente 
hirfnto,  Qjimpefollum  Canadenfe  hurailius.  Mopjs.  Hi/i. 
2L  p.  188. 

(20}  Potentilla  Fol.  quinatïs,  apice  connïventi  ferratis  &c« 
Quinquefclium  album.  Hall.  Helv.  70.  Quinquef.  album 
minus.  C.  B.  Piu%  32.5.  Pcntaphyllum  majus  Flore  albo. 
Clus»  Hift.  II.  p.  105.  KRAM.  Auftr,  14*.  GOUAN  jMtnsp* 
249.  GER.  Pret/.  469* 


XL  Deel.  IX»  Stuk, 


é4      TwiNTIGMANNIGE  KRUIDEN» 


(21)  Ganferik  met  vijfvoudige  , aan  den  top 
Oogluikend  Zaagt andige  Bladen ;  leggende 
veelbhemige  Stengen  en  ruige  Stoelen* 

(22)  Ganferik  met  byna  drievoudige,  Wolli- 
ge ,  Oogluikend  drietandige  Bladen  ;  een- 
bloemige  Stengen  en  gewolde  Stoelen, 

(23)  Ganferik  met  zevenvoudige  Jlomp  Eyron- 
de  5  Zaagsw ys'  getande ,  Wollige  Bladen ; 
de  Steng  opjtaande;  de  Bloemblaadjes  kor- 
ter  dan  de  Kelk  en  gewolde  Stoelen. 

Deezc  vier  Soorten  kan  men  uit  haare  bepaa* 
liegen  genoegzaam  onderfcheiden  ,  zo  zy  niec 
in  malkander  loopen.  Meest  zyn  zy  tot  het 
Witbloemige  Vyfvingerkruid  van  Clus  i  us  be- 
trekkelyk  ,  inzonderheid  het  Geftengde ,  dat 
men  ook  omftreeks  Weenen  vindt>  komendedie 
beiden  tevens  in  Switzerland  voor.  Op  't  hoog- 
Ite  is  dit  Kruid  een  Voet  hoog ,  en  de  kleine 

Soort 

(21)  Potentula  Fol.  quin.  apice  conn.  Quinquef.  album 
niajus.  C.  B.  Prodr.  139*  Cautescens.  C.  B.  Pin.  325  Hall. 
Gpusc.  263.  N.  50,  47.  Album  minus  aiterum.  C.  B.  Pm. 
325.  Quinquef.  2.  minus  aibo  flore.  ClüS.  Hift.  II.  p,  105. 
JacQ.  Vind.  24 6. 

(iz)  PoteniiUa  Fol.  fubternatis  tomèntofis  conniventi-tri* 
dentatis  &c.  -^«1.  Acai.  IV*  p.  316.  Heptaphyllurn  Argen- 
teum  Alpinum  &c.  Bocc.  Mus.  II.  p«  20.  T.  <?.  TrifoJium 
A'p.  Arg.  Perfici  flore.  C.  B.  jPj*.  328.  Pon.  Bald.  222.  Raj* 
i/2"/?.  615.  Comaroides  Alpina  Argentea  Sericea,  Perfici  flore. 
SEC  /^er.  I.  p.  497* 

(n)  Pot*ntilla  Fol.  feptenatis  obovatis  ferratis  tomentofisj 
Caule  eie&o  ;  Petalis  Calyce  breWoribus;  fceeeptaculis  La* 

tïTxtLS. 


IV. 

Afdeel. 

xiii. 
Hoofd- 
stuk* 

xxr. 

PoteniiUa 
CaulesctKS» 
Geftengd. 

XXif. 
Nitid*. 
Glanzig. 

XXIII. 
Raider  ia  *■> 
WaUenS. 


ï    C    O    S    A    N    D    R    I    A.  Ö5 


Soort  een  Handpalm.  Het  Glanzige  is  op  den  1^. 
Baldus -Berg,  in  't  Veroneefche,  gevonden,  en  k™$*" 
Comaroides  door  den  Heer  Següier  getyteld.  Hoofd* 
Dit  heeft  de  Bladen  ,  die  aan  de  Steng  drievou-*™» 
dig   voorkomen,  Zilverachtig  gefluweeld  enni^lygr 
Bloemen  naar  die  van  den  Perfikboom  gelyken- 
de.  Delaatfte,  die  de  Wortelbladen  zeven-  en 
de  Stengbladen  drievoudig  heeft ,  fchynt  aan  de 
Waldenfer  Bergen  ,  in  Savoije  ,  bepaald  te 
zyn. 

(  24 )  Gsnferik  met  vyfvoudige  Bladen  ,  krui*  xxivv 

^  - ,       .      ra       n    1  -  PotentillA 

pende  Stengen  en  eenbmmige  Dloemjteeltjes.  rotans. 

Kruipend* 

Deeze  Soort  is  het  Gemeene  Vyfvingerhruidy 
dat  alom  in  Europa  voorkomt  op  vogti'ge  plaat- 
fen.  Het  groeit  by  ons  in  Holland  in  de  Duin- 
valeijen ,  in  de  Wouden  van  Vriesland  ,  enz. 
Volgens  den  Griekfchen  naam  Pentaphyllon , 
noemt  men  het  in  't  Latyn  OuinquefüUum ,  iü 
't  Frnnfch  Cinquefeuille  en  in  't  Engeifch  Cm- 
quefoil  of  Vyfbladig  Gras.  Dodon^us  geeft 
'er  den  bynaam  aan  van  Groot ,  en  het  heeft, 
inderdaad ,  de  Stengen  veel  langer  dan  de  mee- 

fte 

fif)  Potent  illa  FoL  qu»nat;s  ,  Ccule  repente,  Peduncu- 
lis  unifloris.  Mat,  Mei.  247.  Fl.  Succ.  418  ,  455.  GöRT. 
Belg.  14?*  R.  Lugdb.  27$.  N.  7.  GOUAN  Monsp.  249.  GER. 
Prov.  469.  JACQ.  Vind.  pi.  &c.  GRON*  Virg.  163.  Quinque- 
folium  majus  repens.  C.  B«  Pin*  325.  Quinquef.  majus*  Don. 
Pempt.  116.  Lob.  Ic  6$6.  Pennphyllura  vu!g3tisliniiijt|is 
Eaj.  Hifi,  6 II. 

E 

H.  Deel,  IX,  Stux, 


<55      T  WINT  ICMANNI  GE    K  RUIDEN, 


IV.    {[e  andere  Soorten,  hoewel  het  langs  den  Grond 
xui.    kruipt ,  uit  de  knoopen  Wortel  fchietende*  De 
Hoofd-  Bladen  beantwoorden  aan  debenaaming,  en  hier 
stuk.     ^Ö0Y  js  het  ie(jereen  bekend  ,  draagende  door- 
vtjpelwy' gaans  «eele  Bloemen. 

Dit  Kruid  heeft  eene  fumen trekkende  Wond- 
heelende  hoedanigheid  ,  inzonderheid  de  Wor- 
tel ,  welke  deswegen  in  fommige  Apotheeken 
nagehouden  wordt ,  en  fomtyds  in  Afkookzel 
tegen  den  Bloedloop  y  of  ook  in  Gorgeldran- 
ken ,  voorgefehreeven. 

C.  Met  drievoudige  Bladen. 

xxy.  Ganferik  met  driev.  Bladen,  een  Takkige 

Mw}p*  opgeregte  Steng ,  de  Bloemfteeltjes  hovende 

Sontpci-  Knietjes  voortkomende. 

Den  bynaam  voert  deeze,  als  by  Montpellier 
in  Languedok  voorkomende  9  doch  ik  vind  'er 
by  GouAN,in  dit  Geflagt,  geen  melding  van 
gemaakt»  Zy  gelykt  zeer  naar  het  Aardbefie- 
Kruid ,  maar  verfchilt  'er  van ,  door  de  Stengen 
een  Voet  of  anderhalf  hoog  te  hebben  en  droo- 
ge  Vrugten.  De  Blaadjes  zyn  Eyrond,  ftomp 
cn  egaal  getand, 

(25)  Fotentilla  Fol.  ternatls  ,  Caule  Rarooló  ere&o  &c* 
H,  Ups.  134»  Pentaphylloidcs  majus  ere&um,  Flore  luteo» 
Morjs.  Hifi.  II.  p.  193.  S.  i.  T.  20.  f.  2.  Pentaphylloidcs 
Fragariae  folio.  Magn.  Monsp.  304»  Fragaiia  fterilis  A'piii? 
caulescens.  Boerh.  Lugdk,  te  p.  42. 


Kers. 


ICOSARD    felA.  67 


(i6)  Ganferik  met  driev*  Bladen,  een  gegaffel-  IV. 
de  Steng  en  Oxel-  Bloemjteeltjes.  ^JgW 

Hoofd - 

Eëcze  op  de  Velden  in  Noorwegen,  Swee-sTun. 
den,  Pruisfen  en  Kanada,  groeijende,  heeft  de  xxvr. 
Blaadjes  Lancetvormïg  Zaagswyze  getand.  iffSff^ 

(27^  Ganferik  met  driev.  Bladen  ,  die  inge-wcp(S; 
j needen  en  van  onderen  Wollig  zyn  ,  de  kzL'/ 
'  Steng  opftygende.  Witbiadfcs 

Op  de  Alpen  van  Lapland  en  Siberië  komt 
deeze  voor,  die  Bladen  als  het  Verzilverd  Gan- 
ferik* doch  drievoudig  en  breeder,  ruiger,  van 
onderen  met  een  Sneeuwwitte  Wolligheid  heeft. 
Dë  Bloemen  zyn  geel  ,  de  Scengetjes  omtrent 
een  Span  hoog. 

(28)  Ganferik  met  driév*  Bladen,  die  getand  xxvrir. 

G  randt  fio* 
en  ra, 

Giootblofr* 

(26)  Potenttlld  Fol.  Caiüc  dichotomo  Btéi  Toumi&* 
PoU  ternatis  &c.  PL  Suec*  ^20  ,  457,  .FA  Lapp,  2ii4  H. 
tljff.  191  •       Lfgdb.  275-  Ofd.  Dan.  277.  Quinquefoiium 

Kir  fatum  luteum  paucioribus  laclniis.  LOES.  Frmf.  218.  T. 
7o. 

(27)  PotêrjUU  Fol.  tcmatls  Inclds  &c.  jf&  Suec.  II.  NT. 
45 s.  Pot.  Fol.  amplker  crenads  Sec,  Hall.  Ggctt.  li.  p«  ios. 
Ftagiria  fteriüs  procumbenS  &<:.  Amm.  i£&z£.  io#.  T.  14.  fi 
2.  GMEL.  S^i  III.  p,  T.  55.  f.  I. 

(28  j  Pu  tent  HU  Fol.  ternstis  dentatïs  &c.  Pot.  fol.  term 
ïet.  Cordatis  lutéis.  Hall.  ift/v.  3*2*  T.  6.  f.  2.  Frag. 
fierüis  ampüsfimo  Folio  &  Flore.  Vaill.  Par.  55.  T.  10.  fi 
1.  Potent.  Fol.  ternatis  dentatis  &c.  Ger.  iV<?v.  40^.  Qmsl* 
Ü&,  1U.  p.  185-  T.  *S.  f.  I»  2. 

E  3 

&  DEfcLi  IX,  STSHa 


68      Twr  NTIGMANNIGE  KrüIDEN. 


IV. 
Afdeel* 


en  wederzyds  eenigermaate  Haairïgzyn; 
de  Steng  neerleggende ,  langer  dan  de 
Bladen. 


xiu. 
Hoofd- 


stuk. 

veeiwr  jn  Switzerland  ,  Siberië  en  de  Pyreneen  is 
de  Groeiplaats  van  deeze  Soort ,  welke  opfty. 
gende  rosachtige  Stengen  van  een  Voet  lang 
heeft  :  de  Bladen  wederzyds  eenkleurig.  De 
Bloemen  zyn  zeer  groot,  en  beftaan  uit  Hart» 
vormige  Blaadjes.  Vaillant  heeft  deeze 
ook  omftrceks  Parys  waargenomen  en  de  Heer 
Th ün berg  in  Japan. 

xxix.      (29)  Gamerik  met  driev.  Bladen  ,  die  getand 
ftlZlSs.         en  wderzjds  Wollig  zyn  ;  de  Steng  neer» 
Kortge-  leggende. 

Deeze  in  Siberië,  in  de  Zuidelyke  deelen 
van  Vrankryk  en  in  Spanje  voorkomende,  heeft 
leggende  Stengen,  dikwils  langer  dan  de  Bla- 
den ,  die  rimpelig  ,  digt  gewold,  Wigvormig, 
ftomp  en  getand  zyn,  met  brcede  fpitfe  Haai- 
rige  Stoppeltjes.  De  Bloemen  zyn  zeer  groot 
en  geel  met  uitgerande  Blaadjes ;  ook  de  Meel- 
draadjes geel. 


(29)  Potentilla  Fol.  ternatis  dentatis  &c.  Fragaria  fler. 
fylv.  Sericea  feu  incana*  Moris.  Hifi*  II.  p4  187.  Frag.  affinfe 
Sericea  incana.  C  B.  Pin.  327.  Prodr.  159.  Pot.  &c.  Caulc 
fubfoliofo.  GER.  Prov,  469.  GARIO.  Prov.  190.  T.  37.  Frag. 
flerilïs  molli  Lanugine  pubescens.  Amm.  Ruth,  84,  si«* 
GMEL.  Sik.  HU  p.  18 3.  T.  i6.  f.  2, 


Tor- 


ICOSANBRIA,  69 


ormentilla»   Tormcnnl.  IV. 

Afdeel* 

Een  Kelk  die  as;tdeelig  is  .  met  vier  Bloem-  xn- 
. ,  t~\     i  4 ,  -  1      r?    *  Hoofd  - 

blaadjes.  Rondachtige  naakte  Zaadeü,  die  aanSTUK# 

een  kleineu  droogen  Stoel  gehecht  zyn.   Dus  Poiygy 

komen  de  byzondere  Kenmerken  voor  van  öknta' 

Geflagt  ,  'c  welk  aan  het  Vyfvingerkruid  zeer 

riaa  verwand  is,  en  waar  van  twee  Europifche 

Soorten  zyn. 

)  Tormentil  met  eenbyna regtopjlaande  Steng  1. 
en  ongefieelde  Bladen.  TrXüt 

Opftaaade, 

Op  drooge  Velden  van  ons  Wereldsdeel  groeit 
dit  Kruid  vry  algemeen,  komende  by  ons  voor 
in  de  Duin  -  Valeijen  en  op  Zandige  Gronden  7 
als  ook  op  de  Heide  in  Gelderland  menigvuldig. 
Men  noemt  het  in  de  meefte  Taaien  f  naar 
het  Latyn  ,  Tormentille  of  TormentU ,  doch  by 
de  Duitfchcrs  Birckwurts  en  Rothe  Heilwurts, 
wegens  de  voornaame  Geneeskragten ,  die  de 
Wortel,  in fommige Kwaaien ,  heeft;  gelyk  het 
by  ons  Landvolk  ,  daar  het  natuurlyk  groeit  3 

ook 

(1)  TórmentUla  Cau!e  erc^rfmculo  ,  Foliis  fejöhbatf.  'Sysfl 
Hat.  XII.  Gen.  635-  p-  3  52.  Veg.  XIII.  p.  399.  Mat.  Med. 
249.  Tormenrilia.  H.  Cliff.  194»  R.  Lugdb.  276*  Gol'AN 
Monsp.  249.  Grr.  Prov.  470.  Gort.  Bel%.  145.  FL  Suec. 
42t,459.  Fi*  I<app.  213.  Cav?.  Eprt.  685*  DOD.  Pempt. 
118.  Tormentilla  vel  HeptiphyUon.  Lob.  Ic.  696.  Tonnen* 
tlila  fylveftris.  C»  B.  Pin.  326-  Toimentilla  Alpine  CAft*. 
Hort.  171. 

E3 

II.  Deel.  IX»  Stuk. 


70      Twi  NTIGMAKNIGE  KRUIDEfiT* 


IV*  ook  wel  Meervond  genoemd  wordt ,  om  dat 
^x\n.U  hec  eai  Geneesmiddel  is  voor  de  Bloedige  Pis 
IIoóf»,  van  'c  Rundvee  (*).  De  naam  van  Zeveiiblad 
iTÜK"  gelyk  fommigen  het  ook,  zelfs  in  andere  ïaa- 
irL/^"  len ,  heeten ,  komt  eigener  toe  aan  het  Gerards- 
Erald  (f  ). 

Dc  Tormentil  fehiet  getakte  Stcngetjes,  van 
twee  Duim  tot  een  Voet  hoog ,  Kranswyze  be- 
zet met  diep  ingefneeden  L^ncetvormige  Blaad- 
je^ van  ongeiyke  grootte,  fomtyds  vyf,  fooi- 
tyds  zeven  in  getal.  De  Bloemen,  die  op  'tend 
der  Takjes  groei  jen  5zyn  vierbladig  en  bevatten 
van  agt  tot  zestien  Meeldraadjes,  volgens  den 
iHeer  Huler,  die  aanmerkt,  dat  'er  op  de 
Alpen  ecne  Verfcheidenheidyan  voorkomt,  veel 
aanzienlyker  ,  hebbende  iomtyds  de  BJoem  vyf- 
bladig. 

Deeze  laatfte  is  'i ,  welke  Camesariüs 
fchryft ,  dat  door  hem  van  de  Tirolfche  Ge- 
bergten was  medegebragt,  hebbende  den  Wor- 
tel veel  grooter  ,  welriekender  en  rooder,  dan 
{Ie  Gemeene  Tormentil*  Zy  wordt  van  de 
Switzers  deswegens  Rothwurts  ,  dat  is  Rood' 
wortel,  geheten»  Hy  is  knobbelig  en  bevat  van 
binnen  een  Bloedrood  Sap ,  wordende ,  als  eea 
voornaam  Stoppend  middel  > tegen  den  Buikloop 

en 

(*)  Dan  worden  de  Beeften  gezegd  aan  't  Meer  te,  Jlaan  % 
zo  de  Heer  be  GORTEB  aanmerkr. 

(f)  Het  jEoopodium  ,  naainelyk  ,  anders  Pcdagrarla 
naamd  ;  zie  't  voorgaande  Sruk«  bladz,  231* 


ICOSANDRIA. 


7* 


en  andere  Vloeijingea  ,  die  uit  flapheid  der  IV, 
Vaten  ontltaan  3  met  vrugt,  in  Afkookzel  pf.A^«t. 
Aftrckzel  gebruikt*  De  Mondfpoeling,daarme- HoofoL 
de  >  dient  om  losfe  Tanden  vast  te  tnaaken  jns^UK« 
de  Mond.  Uitwendig  kan  men  het  Poeijer  totn£lMm 
Blccdftemping  in  Wonden  en  tegen  de  fterke 
vloeijing  van  Sweeren  gebruiken.  Die  van  't 
Eiland  Ferro  bereiden  'er  het  Leder  mede  (*). 

(2)  Tormentil  met  kruipende  Stengen  en  ge-  ïi. 
Jledde  Bladen. 

Kruipende. 

Hoewel  'er  in  de  voorgaande  Soort  ook  ver- 
anderingen plaats  hebben,  met  verflrooide  leg- 
gende Stengen ;  zo  fchynt  echter  dit  Kruid 
daar  van  te  verfchillen  ?  dewyl  het  gedeelde 
Bladen  heeft.  In  Engeland  s  omftreeks  Oxford  f 
groeit  het  aan  de  kanten  der  Akkeren.  In  krag* 
te  komt  het  overeen  met  de  gemeene  Tormen- 
•tilie. 

G  e  ü  m.  Nagelwortel. 

Hier  is  de  naam  van  Gè'um,  dien  Tour* 
ne fort  aan  een  Gèilagt  van  Kruiden  gegeven 
hadt,  welke  thans  tot  het  Steenbreek  betrokken 

zyn, 

(*)  Aft*  Hafn.  Tom.  ï.  pi  g*# 

(2)  Tormsntilia  Caule  repenrc,  Foliis  petïolatis.  Huns: 
ulngl.  197.  Pcntaph.  minus  v'uidc  Plore  Aureo  tetrapetaio. 
Moris,  titfl.  II,  p.  190.  Pentaph,  reptans  alatum  Fol.  pro» 
fimdius  feaatis.  PjuOt.  O*/,  6.      7,  T.  jg 

E  4 

II.  deel»  IX,  stuk. 


Twintig mahnige  Kküidek, 


\  zyn ,  cp  den  voorgang  van  den  beroemden  Ge$* 

^F^1,  kepus  toe  een  Geflagtnaam  gebezigd  voor  de 
Hoofd  Soorten  van  dat  Kruid ,  't  welk  men  Caryophyl- 
*TUK'  lata  plagt  te  hceten.  ïo  urne  fort  hadthet- 
v£"iwr zelve  .dus  vöörgfefteld  ,  en  deswegen  geef  ik 

'er  den  naam  van  Nagehvortel  aan. 
Vyf  Soorten  ?  meest  Europifche,  komen  in 

dit  Geflagt  voor,  naamelyk 

(i)  Nagelwortel  met  knikkende  Bloemen;  d® 
Bloemblaadjes  kleiner  dan  de  Kelk  ;  de  Vrug- 
ten  Klootrond  ,  met  naakte  haakige  Baar* 
den;  de  Bladen  drievoudig . 

In  Virginie  komt  dceze  Soort  voor  ,  welke 
weinig  of  niet  van  die  van  Herman  n  u  s  met 
een  kleine  Bloem  ,  die  wit  is ,  en  een  Reukq- 
lcozen  Wortel,  verfchüt.  Ce  Wortelbladen zya 
dubbeld  gevind  en  de  Zaadhuisjes  niet  ruig; de 
Bloemen  tegen  't  bloeijcn  knikkende. 

tu        (2)  Magelwcrtel  met  opgeregte  Bloemen  en 
Uri*n*»M  Klootronde  Huairige  Vnmen.  die  naakte 

Gemeen*  M  ° 

Haa* 

(i)  Ceum  Flor.  öutantibiis,  Fetaüs  Calyce  mlnoribus ,  Fr. 
globofis  &c.  Syfi.  Kat.  XII.  Gen.  6;6.  p.  3y2,  §r^  xi'.l. 
p,  3.99-  H.  ClijJ.  w.  Grok.  Virg*  $6.  Curyophyilara  Vir» 
giiiiann  &c,  Kerm.  Pat.  T.  p.  nu 

(z)  Ceum  Flor.  eic&is  ,  Fruftu  glo'>ofo  viliofo  &c.  jWis*. 
ilW.  249.  //•  C>iff.  R.  GüüAM  JftoSf.  250.  Gfr, 

.Pm'.  471-  GORT.  Belg.  HALL.  $35.  Cuyophyl. 

lata  vulgaris.  C.   B.  Pin.  |fi.  CaryophyUata-  Dcd. 
ï27«  £o«.      693»  Cajun  7251 


I. 

Oeum  lrir* 
Virginifcl*. 


I    C    O    S    A    N    D    R    I    A.  73 


Haakige  Baarden  hebben :  de  Bladen  Lier-  Iv« 


In  de  mecfte  deelen  van  Europa  komt  diuruK» 
Kruid,  dat  by  G es n er  os  den  bynaam  heeft  Poiygr 
van  Steedfch  ,  op  lommerige  plaa:fen  ,  in  de nta\ 
Bosfchen  en  elders,  voor.  Het  groeit,  by  ons, 
in  de  Haarlemmer  en  Alkmaarder  Houten.  Men 
noemt  het  in  't  Latyn  Caryophyllata  ,  in  't 
Franfch  Galiot  cf  Benoite ,  ïn  *z  Engelfch  Avëns, 
Herb  Bennet  ,  in  't  Hoogduitfrh  Benedicten^ 
Wurts  en  in  9t  Nederduicfch  Gezegend  of  Na- 
gelkruid. 

Het  maakt  een  Kruid  ,  met  opftaande  gebla- 
derde Takkige  Stengen  van  drie  Voeren  of  meer 
hoogre.  De  Bladen  hebben  hunne  Vinswyze 
verdeelingen  fpits  getand.  Op  ?t  end  van  ieder 
Takje  komt  een  enkelde  Bloem  van  vyf  geele 
Blaadjes,  die  over  de  vyftig  Meeldraadjes  be- 
vat en  den  Kelk  omgeboogen  heeft,  zo  wel  als 
de  Stylen  :  den  Stoel  en  Zaaden  ruig,  tot  een 
rond  Hoofdje  vergaard ,  ieder  met  een  Haakig 
Baardje. 

De  Wortel  is  bitter,  famentrekkende  en  vol 
zuur^  ruikende,  als  men  hem  in  't  vroege  Voor* 
jaar  uit  den  Grond  haalt,  maar  niet  altoos ,  naar 
Kruidnagelen.  Op  Wyn  getrokken  ,  verflcrkt 
hy  de  Maag  ,  is  een  Wondmiddel ,  Bloed  vloei* 
jingen  en  Roode  Loop  geneezende.  Zyne  ver* 
flerkende  hoedanigheid  maakt  hem  dienftig  in 
Afloopende  Koortfen ,  in  Uitflaaqcfe  of  Be- 


achtig* 


Afdeel* 

XtH. 

Hoofd- 


E5 


fmet* 


IL  DISIm  IX»  STUK* 


74      TwiNTl  OMAKNIGE  K  R  ÜI  ï)  E N, 

fmettelyke  Ziekten  en  in  alle  Gevallen  ,  daar 
xinf L'  eene  Aapheid  der  Vaten  heerfcht. 
Hoofd- 
stuk.      (3)  Nagel  wortel  met  knikkende  Bloemen  >  lang- 
cluli Rh         werpige  Vrugten  en  gepluimde  omgeboogen 
vuiare.  Baardjes. 

Eeekig. 

Deezc  noemt  Lob  el  Rondbladtg  Nagel* 
kruid  der  Noordelyke  Landen  met  Wolachtige 
Bloemem  Hy  zegt  dat  de2elve  in  de  JBosfchen 
van  Brabant  by  Mechelen ,  als  ook  in  Norman- 
die,  doch  inzonderheid  in  Engeland,  overvloe- 
dig groeije.  Men  vindtze  ook  in  ruige  Laancn 
en  Bosfchen  van  Vriesland.  Voorts  is  de  Groei- 
plaats in  S weeden  ,  alwaar  men  ze  Faorpungar 
of  Baggpungar  noemt  ,  op  vogdge  Velden;  in 
Duitfchland  of  Ooftenryk ,  als  ook  in  Provence, 
op  natte  Bergweiden.  By  MonrpelHer  groeit  die 
Kruid,  dat  men  Benoite  Aquatique  tytek ,  vol- 
gens Gouan  naauwlyks  anderhalve  Hand- 
breedte hoog.  In  Switzerland ,  daar  het  zo  op 
de  Alpen  >  als  op  laage  Landen  en  aan  Beeken , 
voortkomt,  heeft  Hailer  In  de  Bommen, 
wier  Blaadjes  famenluiken  tot  eene  Rolronde 
figuur ,  meer  dan  honderd  Meeldraadjes  geteld. 

De 

(j )  Geum  Flöribus  nut.  Fe.  oMonCf.  Ariftis  plumofis  tortis, 
TL  Suec.  H.  ClijfJ.  R.  Lug&é  GOUAN  Monip»  GOMT.  Belg, 
147.  HALL.  Heiv.  336.  KRAM.  Auftr.  &c.  Geum  Rivale. 
TL  Lapp.  216.  Caryo^h.  Aquarica  imtante  JFlore.  C.  B.  Pm. 
321.  Car,  Septencrionalium.  LOB.  /*«  6<>4«  /S»  Caryorh.  Aq» 
alten.  C.  B.  Pm»  3*2. 


ÏCO'SAND&IJU  75 


De  Bladen  zyn  ruig  en  rond^  naar  die  van  't  IV* 
Aardveil  gelykende  ,  doch  driekwabbig,  op  'tA™L# 
end  van  lange  Bladdeelen  ,  waar  aan  eenige  Hoofd» 
kleine  Vinblaadjes  ;  de  Stengen  vcelbloemig ; STU^* 
de  Bloemen  van  buiten  roodachtig,  en  daar  optó£/^gjrV 
volgen  Hoofdjes,  die  zig  als  uit  ruige  Veertjes 
famengefteld  vcrtoonen.  Het  heeft  in  de  Wor- 
tel weinig  Reuk  of  kragt. 

(4)  Nagelwortel  met  hellende  eenzaame  Bloe-  u% 
men  en  langwerpige  Vrugten  ,  die  regte  Mfn^u 
ruige  Baardjes  hebben.  sergs, 

Berg-Nagelkritid  noemt  men  deeze,  als  op 
de  hoogde  Gebergten  van  Europa ,  in  Ooiten- 
ryk  3  Switzerland  en  de  Zuidelyke  deelen  van 
Vrankryk ,  groeijende.  Hier  is  de  Bloem  uitge- 
breid met  geele  Blaadjes, de  Steng  eenbloemig % 
een  Duim  breed  ,  't  welk  benevens  de  grootte 
dit  Kruid, dat  bovendien  een welriekenden  Wor- 
tel heeft ,  genoegzaam  van  het  voorige  onder* 
fcheidr.  De  kleine  Verfcheidenheid  daar  vant 
evenwel,  op  de  toppen  van  den  Baldus -Berg, 
in  't  Veroneefche,  gevonden  ,  hadt  de  Stenget- 

jes 

(4)  G*um  Flor.  inclinatis  folim'ns  ,  Fru&.  oblong.  Arift. 
Plum.  te&.  Car.  Pinn.  confertioribusjkc.  HALL.  Helv.  116. 
Car.  Alpina  lutea,  C.  6.  Pin.  322.  Car.  Alpina.  Pon,  Btld. 
342.  Car»  Montana.  Cam.  Epit.  727.  Dod.  Pempz.  137. 
J.OB.  Ic.  695.  Car.  Alpina  m'nor.  C.  B.  Pm.  Jit.  Prodr. 
139.  Car.  Alpina  minima  ,  Flore  Aureo.  3AHR.  Kar.  $88. 


II.  DttU  IX,  Sïüï# 


r 


75    Twintig  ma  nnice  Kruiden. 


IV.  jes  geen  Handbreed  hoog  ,  volgens  Bauhi* 
AFxulL  nus:  doch  mön  weet>  dat  dezelfde  Kruiden, 
Hoofd-  doorgaans  3  hoe  hooger  op  't  Gebergte  hoe 
stuk»  kleiner  groeijen.  Clusius  vondc  het  Berg* 
v;p.elwy'  Nagelkruid ,  in  't  Ooftenrykfe,  met  Stengetjes 
van  een  Voer. 

v«  (5)  Nagelwortel  met  eenvormige  ingefnetden 
npmul  Bladen  9  de  ovérfoèkfih  kleiner  >  en  krui* 

Kruipend.         pen<je  Staarten. 

De  Bladen  van  deeze  Soort  gelyfeeb  naar  dfe 
van  Eppe  of  Scllery  byzonder*  De  Wortel  is  zeer 
lang  en  geeft  kruipende  Staarten  uit ,  waar 
door  het  Kruid  zig  voortplant.  De  Stengen  zyn 
eenbloemig  ,  naauwlyks  langer  dan  de  Bladen; 
De  Groeiplaats  is  in  Switzerland  of  W.iliis, 
als  ook  in  de  Valey  van  Barcelonette  ,  een 
Prinsdom  in  de  Alpifehe  Bergreeks ,  op  de  Gren- 
zen van  Provence  en  vSavoije,  alwaar  Barre- 
lier  hetzelve  gevonden  heeft. 

D  r  y  a  s.  Hcrtenkruid. 

De  Kelk  is  in  agten  gedeeld  met  agt  Bloem- 
blaadjes, in  dit  Géflagt,  't  welk  geftaarte  Haai- 
rige  Zaadhoófdjes  heeft  en  de  twee  volgende 
Soorten  bevat. 

(O 

(s)  Ceum  Foliolis  uniformibus  incifis  &e.  Car.  Flageüis 
foliolïs.  HALL.  Enum.  J9.  Car.  A'pina  Apii  fb'io,  C  B.  Pin* 
322.  Car.  Alpina  tenuifolia  incana  Sec.  13ARR.  Rar.  559.  T. 
400.  BOCC.  Mus.  I60.  T.  ng, 


IcOSANDRÏA.  77 


(I)  Hertenkruid  met  vyf  Bloemblaadjes  enge  VÏ-* 
vlnde  Bladen.  A£m.KL' 

HOOFD- 

Djeze  y  op  Katntfchatka  groei  jende  ,  heeft  stuk, 
de  Wortelbladen  gevind ,  uit  zeven  of  negen  R 
Blaadjes  beftaande  ,  die  allen  langwerpig,  liyawJiiT* 
niaal  en  byna  Wigvormig  zyn*  De  Steng',  vyftod%, 
twee  of  driemaal  zo  lang,  is  Draadachtig  dun 
cn  meest  zonder  Bladen.  De  Kelk  is  in  tienen 
gedeeld,  de  Bloem  heeft  vyf  wicte  Blaadjes  en 
een  menigte  van  Meeldraadjes  met  ronde  Knop- 
jes* 't  Getal  der  Siylcn  en  Viugtbeginzelen  is 
ook  menigvuldig,  't  Gewas  komt  met  het  Vyf- 
vingerkruid  zeer  overeen ,  doch  de  Vrugtmaa- 
king  is  verfchillende. 

(2)  Hertenkruid  met  agt  Bloemblaadjes  en  m*  ochpltah, 
kelde  Bladen»  AgtMadig. 

Van  deeze  Soort ,  die  op  de  hooge  Geberg- 
ten van  Europa  in  't  algemeen  groeit,  heeft 
het  Geflagt  zynen  naam  ,  op  den  Kikenboom 
zinfpeelende  ,  om  dat  de  Bladen  'er  eenigszins 
naar  gelyken.   Op  de  Lapjandfche  Alpen  vondt 

Lin« 

(1)  Dryas  Flatibus  peutapetalis  ,  Foliïs  pinnatis.  Am. 
' \Acad.  IT.  p.  3  5  3*  Caryophyliata  pentaphyllea.  J.  B.  Hifi. 
.11.  p,  398* 

(1)  Dry  ai  Flor.  o&onetalis  ,  Fol.  fimplicibus.  Dryas.  Fl»  ■ 
Lapp.  zi$'  Fl.  Suec.  426.  //.  Cliff.    19*.  K,  LugtLh.  279. 
HALL.  Helv.  335.  Seg.  Ver  512.  Chamaedrys  rertia.  f.  mort- 
tana.  CCl/S.  Hifi.  11.  p.  351.  Pann.  6I0.  T#  Leucas, 
Chamaedrys  Alpina.  Oed.  Dan.  T.  31. 

II.  Deel,  ix.  §tuk. 


78    Twintig mankige  Kruiden. 


IV.  Lïnn^üs  het  menigvuldig  ,  doch  nergens 
Af£uiL'  anders  in  't  Sweedfche  Gebied.  Jn  Swiczerland 
Hoofd-  kwam  het  den  Heer  Maller  ook  voor  op 
èTUK*  laager  Gebergten.  Clusius  die  het  onder 
Jpelwy'  den  naam  van  Derde  Gamanderlyn  afbeeldt  ^ 
fpreekt  'er  dus  van. 

3,  Voorts  komt  een  andere  fraai  je  Soort  voor, 
3,  die  yoortkrüipt  met  Takjes  van  een  Span 
3,  lang  ,  bruinrood  van  Kleur,  hard,  Houtig f 
I,  met  Bladen  ongeregeld  daar  om  heen  ,  wel- 
3,  ke  naar  het  Loof  der  echte  Gamanderlyn 
„  gelyken  ,  maar  een  weinig  kleiner  zyn  en 
5,  van  onderen  grys  ,  van  Smaak  zeer  famen- 
trekkende  en  opdroogende,  De  Bloemen  ko- 
„  men  enkeld  voort  op  lange  Steelen ;  zynde 
wit  van  Kleur  en  beftaande  uit  agt  of  ne- 
3,  gen  Blaadjes  $  vaii  grootte  omtrent  als  die 
$,  der  Wyfjcs  Ciftus ,  en  veel  Meeldraadjes  in 
„  't  midden  hebbende.  Reukeloos  5  op  welken 
*5  ruige!  Zaadhoofdjes  volgen  ,  byna  als  diö 
33  van  't  Gondbloemig  Nagelkruid.  De  Wor- 
i>  tel  is  hard  en  Houtig  ,  her-  en  der  waars 
.3  (trekkende,  met  eenige  zwartachtige  Veze* 
3,  len.    Ook  fchieten  fomtyds  de  langs  den 
Grond  verfpreide  Takken  Wortels  :  des  men 
3,  'er  geheele  Plekken  mede  bedekt  ziet.  Ges-» 
3,  nerüs  noemt  dit ,  zo  ik  meen  ,  naar  fom- 
,3  miger  gevoelen  Herba  Cérvi  ^enSiMLERUSj 
3,  in  zyn  Vertoog  over  de  A  Ipen  y  Hi rtswurtz> 
H  als  ook  Alpifche  Gamanderlyn*" 

c  m 


tcoSANDRlA.  79- 


C  o  m  a  r  u  isu   Waterbezie.  IV. 

Afdeel; 

Van  die  Gdlagt  zyn  de  byzondere  Kenmef» Hoofd* 
jcen,  een  tiendeelige  Kelk  metvyf  Bïoemblaad-  stuk. 
jes,  kleiner  dan  de  Kelk,  en  de  Stoel  der  Zaa- 
den  Eyrond,  bly  vende,  Spongieus, 

De  eenigftc  Soort  (1)  ,  zeer  bekend  onder  1* 
den  naam  van  Rood  Moeras  ~Vyf  blad  9  voert  vTiufir?. 
hier  den  Grïekfchen  naam  Comarum,  voor-Fra*  R<>od' 
g&w  gebruikt  geweest  ,  niet  oneigen;  dewyl 
het  Kruid  een  Vrugt  heeft  als  een  drooge  Aard- 
bezie*   Ik  noem  het  derhalve  ,  aangezien  die 
Kruid  in  ftiiftaande  Wateren  en  vogtige  Lands- 
douwen 5  zo  hier  als  elders  door  geheel  Euro- 
pa, zelfs  in  Proven ce  ,  in  Lapland  en  in  Rus- 
land, voorkomt  5  Wat  er  bezie. 

Het  heeft  de  gedaante  bynavan  het  Gemee- 
ne  Vyfvingerkruid ,  doch  de  Wortel  verfchilt 
zeer ,  als  beftaande ,  gelyk  die  der  meefte  Wa- 
terplanten ,  uit  de  enkele  Steng  ,  welke  Ve- 
zelen fchiet  in  den  Slykerigen  of  Zandigen 
Grond.  De  opftaande  Steng  is  fomtyds  een 
Voet  ,  ook  wel  een  Elle  hoog  y  gebladerd  , 


(l)  Comarum.  Syfl*  Nat*  XII.  Gen.  63S*  p.  3*3»  &ég* 
XIÜ.  p  3  95»»  CORT.  Belg.  147.  GFR.  Pr®v.  472.  FL  Lapp. 
214.  Fl.  Suec.  412,  463.  R.  Lugdb*  27<J.  HALL.  Helv,  3 37» 
QwinquefoL  paiuftre  rabrura.  C.  B.  Pin*  325.  LOB.  Ie.  691* 
Quinquefolium  quartum.  Don.  Ptmpi.  117.  /*.  Pentaph. 
paiuftre  rubrum  aaslis  &  villofTs  foliis  &c.  PLUS»  T.  212* 
f.  2.  RAJ.  h&  111.  p.  **#• 


II.  Dsil,  IX.  STUK, 


80      T  WINT  I  GMANNIGE  KrüI£>EÊT* 

IV.    ruïgachtig  en  aan  't  end  veelbloemig.  De 
AFxm.L  Bladen  zyn  eigenilyk  niet  gevingerd ,  of  Waai* 
Hoofd-  jerachtig ,  gelyk  zy  in  de  Afbeelding  van  Lo- 
stuk.    bel  en  DoDONiEus  voorkomen  (*) ,  maat 
v&ïelwjl'  gevind,  beftaande  uit  twee  of  drie  paar  Eyron- 
de  Zaagtandige  Vinblaadjes ,  met  een  endblaad- 
je ,  dat  grooter  is.  De  Bloem  heeft  een  zeer 
grooten,  donkerrooden ,  tiendeeligen  Kelk,  mee 
de  Punten  beurtlings  kleiner ,  en  d3ar  in  vyf 
zeer  kleine ,  Bloedkleurige  Blaadjes,  Tongswys* 
gevormd  ,  met  ongevaar  dertig  Meeldraadjes* 
Eene  Verfcheidenheid  van  dit  Kruid,  met  dik- 
ke ruige  Bladen  ,  is  in  Engeland  en  Ierland 
waargenomen  ♦ 

(*)  De  Afbeelding  van  Morison  S*  t.  T,  19.  f.  4>  al* 
waar  zy  niet  minder  zodanig  zsg  vertoonen  ,  fchynt  naar 
de  gemelde  ,  met  eenige  goeddunkelyke  verandering,  ge- 
kopieerd te  zyn. 


XIV.  HOOFD- 


PoLTANDRIA,  8r 

XIV. 

XIV.   HOOFDSTUK.  Hoofb- 

Befchryving  der  Veelmannigè  Krui* 
den  (Tolyandria)  ,  dat  is  die  meer  dan 
twintig  Meeldraadjes  hebben,  tot  welken,  on- 
der anderen  ,  de  Maankoppen  ,  Plompen  , 
Corchorus  ,  Peonie  ,  Ridderfpooren  ,  Mon- 
nikskappen ,  Akeleijen,  Anemonen,  Ranon- 
kelen,  behooren* 

De  Klasfe  der  Veeimannigen  ,  van  welker 
hoedanigheid  reeds  meer   dan  eens  ge* 
'fproken  is,  bevat,  in  de  Rang  der  Eenwyvi* 
gen,  de  volgende  Gellagten. 

A  c  t  m  A.  Kriftoffelkruid. 

De  Kelk  en  Bloem  ,  beiden  ,  zyn  vierbladig 
in  dit  Geflagt ,  welks  Vrugc  een  Bezie  is  met 
ééne  Holligheid  en  half  Schyfronde  Zaaden. 
Daar  komen  in  voor,  de  twee  volgende  Soor* 
een* 

Ci)  Kriftoffelkruid  met  een  Eironde  Tros  en  t. 
Sappige  Vrugten.  sjg* 

Dit 

(i)  AÖ*<z  Racemo  oyato  ,  Fru&ibus  Baceatis*  Syft.  at* 
Xll.  Gen.  644.  p.  359.  Veg.  Xlll.  p.  406.  Oed.  J>4n.  49S. 
AéUa.  H.  C!tf.  209.  R.  Lugdtr.  480.  GOUAN  Mtnsp.  25 t. 

n.  D£EI*  IX,  STUK, 


8t      Veel  man  nige  Kruide». 


IV.       Dit  noemt  men  ,  ik  wc^t  niet  om  welke  re- 
AFxivEU  den  i  Su  Krijloffels  -  K  uid  en  wil  dat  het  de 
Hoofd-  /l&ea  van  Plikiüs  zy  ;  misfchien,  om  dat 
$Tüt.     (je  f>esfen  eenigszins  naar  die  van  Vlier  gely- 
EenvJyvi"kcn9  dus  getyteld.  Het  komt  in  Kanada  voor 
met  witte  Vrugten  ,  terwyl  het  onze  dezelven 
zwart  heeft.  De  Groeiplaats  is  op  belommerde 
vogtige  fchuinten  der  Bergen  3  zo  in  S weeden 
als  in  Duitfchland  ,  Rusland,  en  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa.  Het  Loof  gelykt  naar  dat 
der  Kroon tjesdraagende  en  de  Vinblaadjes  naar 
die  van  't  Geitenbaard  vry  veel ,  zynde  helder 
glanzig  groen    De  hoogte  van  't  Gewas  is  zel- 
den meer  dan  één  of  anderhalven  Voet.  Het 
heeft  guitachtige  plat  •  Vliezige  Bloemblaadjes 
zegt  Linn  m  u  s. 

Dit  Kruid  is  voor  Vergiftig  gebonden  ,  als 
den  aart  hebbende  van  de  Monniks- Kappen: 
doch  fommigen  twyfelen  daar  aan.  Doktor  Map- 
pds  verhaak,  dat  de  Wortels  fomtyds  voor  die 
van  den  zwarten  Nieswortel  verkogt  worden. 
Van  eenigen  wordt  dit ,  of  de  volgende  Soort  5 
als  een  kragtig  Middel  tegen  de  Vryfterziekte 
opgegeven,  (a) 

GER.  Prov.  374-  KRAM.  Aufir.  149.  Ft.  Snee.  431  %  4*4. 
A&aca  Caule  inermi.  FL  Lapp.  217.  Aconitum  Bacciferam. 
C.  B.  Pin.  it}.  Chriftophoriana.  HALL.  Helv.  soö.  Oodw 
Pempt  402.  Död*  Purg.  237.  CLUS.  Pann.  504  Chrift.  ata 
A&aea  flinl!.  Lob  Ic-  682.  @  AÖ*a  Raeemo  ovato  &c. 
XvIill  Di&  Aconitum  Baccis  rjiveis.  CORN.  Canad.  76.  T. 
77.  Cliriltophcrkna  Amer.  Racemofa  ,  Baccis  nivcis.  Moaifc 
él/K  Ih  p.  8.  S.  u  T,  2,  U  7. 


(a)  Krïfloffelkruid  ttéÜ  zeer  lange  Tros/en  enA^Et 

drooge  Frugten.  x\v. 

Hoofd» 

Dit  Kruid  ,  in  Noord  -  Amerika  groeijende ,  ötük. 
heeft  het  uiterlyk  aanzien  van  'c  voorgaande  en  }}•* 
wordt  aldaar  Richweed  9  van  fomtnigen  Zwarte  Racemo/** 
Slangen- Wortel  ,  geheten.  De  Bladen  of  Bloe-  GctI05U 
men  Hinken  ,  zo  wel  als  in  het  andere  *  de 
Bloemblaadjes  zyn  dik  >  bultig,  zeer  klein ,  ge- 
fteeld >  met  een  Borftelig  fpitsje  en  meer  in  ge- 
tal dan  de  Kelkblaadjes* 

Sansuinaria*  Bloedkruid. 


Dit  heeft  een  agtbladige  Bloem  en  twee* 
bladigen  Kelk  :  het  Zaadhulsje  een  Eyrond 
Haauwtje  zynde  met  ééne  holligheid. 

Maar  céne  Soort  (1)  uit  Noord- Amerika  af-  , 
komftig,  komt  in  dit  Geflagt  voor*  die  gemeen- riacLa* 
lyk  Kamdaafch  Chelidmium  genoemd  wordt  ,  ^^J,a% 
doch  byMouiNus  den  naam  van  Sanguinaria^&K 

heeft 


(i)  AU&a  Raccmis  longlsfïmis  Fruclibus  fieds.  Mat.  Med. 
253.  Grom.  tïi%.  $?-  Chriftoph.  Amer.  procerior.  Dilx.. 
Elth.  79-  T.  67.  f.  78.  Chnii  facie  herbe  fpicata.  Pjluk* 
Alm.  S4*  T.  383.  f.  3. 

(ij  Sanguinaria.  Syft.  Kat*  Xll.  Gen*  64*.  p.  llff^te 
XI  11.  p.  406.  //.  C/xjf.  202»  FABR»  ïïclmflad.  221.  GROtf. 
J'ïrjr.  57.  Sanguinana  major  êc  minor ,  FL  fïmplici,  6c  ma- 
jor Flore  pleno.  Dill.  Eltb.  335»  T.  ±$z.  Chelidonium ma- 
jus  Canadenfe  acaulon.  Corn.  Can.  nu  Moris.  II. 
p«  257.  S.  3.  T.  11.  f.  ï.  R\J.  ISS7  Ranunculus  Yiï« 
ginieafisalbus.  Park.  Theatr.  327.  RAJ,  S»^/.  si*, 

F  % 

II,  P££L.  IX*  STUX« 


84     Veelmannice  Krui j>e x> 


I^-  hecfc  bekomen  ,  om  ckt  de  Wortel  niet  alleen t 
xivfL  maar  ook  de  Stengetjes  en  Bladen ,  afo;cfheeden 
uoro  of  gebroken  zynde,  een  donker  Saffraankleurig 
Vogc  uitgee^en  >  Tt  welk  eenigszins  naar  Bloed 
gelykt.  In  dit  opzigt  heeft  het  Kruid  meer  over- 
eenkomst rret  de  Stinkende  Gouwe  *  dan  in  de 
Geftalte.  De  Amerikaanen  noemen  dit  Sap  Pitt- 
coon ,  en  de  Inwooners  van  Virginie  het  Ge* 
was  Bloedwortel. 

Uit  een  diaken  Vleezigen  Wortel ,  die  Wa- 
terpas in  de  Grond  loopt,  veel  naar  den  Tor- 
mentüle-  Wortel  gelykende  ,  fchiet  het  twee 
of  drie  Bladen  en  even  zo  veel  Bloemen ,  welke 
9s  Voorjaars  in  het  zig  ontrollende  Blad  zyn  be- 
flooten.  Uitgefprcid  zweemen  die  Bladen  naar 


Vygebladen  en  de  Bloemen  naar  die  van  de 
Crocus  ,  doch  zig  Kroonswys'  uitbreidende  en 
dan  beftaande  uit  agt ,  tien  of  meer  witte  Blaad- 
jes ;  't  welk  het  een  klein  maar  fierlyk  Plantje 
maakt.  Op  de  Bloemen  volgen  langwerpige 
ronde  fpitfe  Zaadhuisjes  ,  bevattende  veele 
Zaadjes.  Daar  is  een  Groote  van ,  welke  om- 
trent een  half  Voet  hoogte  heeft ,  en  een  Klei- 
nef  de  helft  laager :  als  ook  eene  met  dubbelde 
of  gevulde  Bloemen  ;  doch  dit  Plantje  is  m 
Europa  weinig  bekend. 

Podophyll  u  M.  Eendenpoot. 

De  Bloem  is  negenbladig ,  de  Kelk  driebladig 
in  dit  Geflagt ;  de  Vrugt  eene  éénhokkige  Be- 
zie, met  den  Stempel  gekroond. 


Twe* 


POLYANDRIA.  85 


Twee  Soorten  zyn  in  hetzelve  aangetekend,  iv. 
Eaamelyk  Afdeel, 

XIV. 

ff)  Eendenpoot  met  Schildvormige  gepalmde 

Bladen.  r> 

Podopbyl- 

Dit  Gewas,  ook  uit  Noord  -  Amerika  oir- 
fpronglyk  ,  is  veel  gemeener  in  de  Europifche  sSiidbi*. 
Kruidhoven.  Het  wordt  van  de  Virginiaanend;£- 
Mey^/ppel  genoemd,  om  dat  de  Vtugten  , 
veel  naar  die  der  Hondsroos  gelykende ,  reeds 
in  Mey  aanrypen.  Her.  mag  een  Voet  hoogte^ 
bereiken  met  zyne  Bladen ,  welke  op  lange  Stee- 
ten  (taan ,  en  de  gedaante  byna  hebben  van  een 
Eenden  Voet  palm  ,  war  van  het  K  ruid  den  naam 
heeft.  In  B!ad  en  Bluern  gelykt  het  naar  den 
«warren  Nieswortel  ;  hoewel  de  Bloem  veel 
kleiner  is.  Wegens  de  Eesten  hebben  fommi- 
gen  het  tot  de  Nagtfchade  betrokken ;  doch  die 
fchyren  niet  Vergiftig  te  zyn;  wordende  van 
zekere  Tortelduiven,  welken  'er  vet  van  wor- 
den ,  .zeer  bemind.  De  Wortel  is  een  groot 
Braakmiddel  en  heeft  deswegen  den  naam  yan 
Jpecacuanha  ,  naar  welken  hy  veel  gelykt  5  be* 
komen, 

(2) 

fl)  Pcdophyllum  Fc!.  petris  païmitis.  Syft.  Hat.  XIX. 
Gen.  646.  p.  359.  Veg.  XII».  p.  *o6.  P^dophyüura.  H.  Cliff. 
202.  R.  Lugdb*  4g0.  P AB \ .  Hdmfï.  $4"'.  GRON.  Virg.  57, 
80.  Trew.  Ehret.  T.  29.  AnaporiopbyHum  Canadenfe  Mo- 
rin!. TOHRNF;  ïnft.  239  CATKS8  dr  I.  p  24-  SEL1GM. 
Vog.  I.  D.  p.  38.  T.  48.  Acenitifoiia  humilis.  MENTZ.  Pag.  T.  II» 

F  3 

II.  Dul.  IX,  Stuk,) 


86       Veelmannige  Kruiden. 


IV.  (2)  Eendenpoot  met  tweevoudige  half-Hart- 
^F*iv.L*  yormige  Bladen. 

stuk*.D*     Pit  Gewas ,  door  den  Heer  Colltnson  uit 
!T.    Virginie  onder  den  zelfden  Gefiagtnaam  overge- 
£m7i-)l~ zonden  ,  is,  (volgens  den  Heer  Clayton,) 
f*rti**'      een  Soort  van  Podophylhm  of  Nelumho>  met 
e  *  "      Hartvormige  Bladen ,  op  zeer  lange  Steelen , 
„  die  cnmiddelykfuit  den  Wortel  voortkomen  , 
„  tweevoudig  gefchikt ,  van  onderen  Zeegroen, 
,3  Het  draagt  een  grootc  Lederachtige  ,  geel* 
achtigo*  eenhokkige  Vrugt ,  door  rypwording 
5,  aan  den  top  Dekzclswys'  horizontaal  gaa- 
3,  pende,  met  langwerpige  glanzige  bminroode 
33  Zaaden.  De  Bloemen  heb  ik  nog  niet  mogen 
3,  zien.  In  't  begin  \an  Mey  verzamelde  ik  dit 
53  Kruid,  op  een  vogtigen  tri  zeer  vrugtbaaren 
33  Grond, onder  hooge  Boomen ,  in  Valeijen  en 
,3  Kloven  der  Gebergten."    De  Heer  Lin* 
W&vs  hadt  ook  te  Upfal  de  Bloemen  niet  ge-, 
zien  van  deeze  Plant  ,  en  vraagt,  of  zy  niet 
liever  een  Soorc  van  Bloedkrnid  zy? 

C  h  e  l  1  d  o  n  1  u  hu  Schelkiuid, 

Een  vierbladigc  Bloem  en  tweebhdigen  Kelk 
heeft  dit  Geflagc,  en  de  Vrugt  is  een  lang  en 
fmal ,  eechokkig  ,  Zaadhuisje,  Het  bevat  de 
vier  volgende  Soorten, 

co 

(z)  Fciïophylfam  Fol,  binatls  femi  -  cordatïs.  GBON.  Vir*% 


Polyandrie  87 


(\)  Schelkruid   met  Kroonsivys'   vergaarde  IV. 
Bloemfieelen.  A™vfL# 

HOOIFD* 

Deeze  Soort  voert  in  'c  byzondcr  den  naam  -tuk. 
van  Chelidonium  of  ChelidonicL ,  't  welk  zo  veel  M  }•  . 
zegt  als  Zwaluwen  Kruid  ;  wegens  een  oude  majuu 
overlevering,  dat  de  Zwaluwen  daar  mede  het  Gemeen# 
Gezigt  van  haare  Jongen  hcrftellen  of  opbelde* 
ren  zouden.  Hier  van  is  de  Spaanfche  naam  Ce- 
lidonia,  de  Franfche  Chelidoine  en  de  Engel fche 
Celanaine  afkom  ftig.  Het  wordt,  met  den  by- 
raam  van  Groot,  van  het  Kleine  Zwaluwenkruid, 
dat  onder  de  Ranonkels  zal  volgen,  onderfchei- 
den.   De  Duitfchers  noemen  het  Schellwurtz 
of  Schelkraut  ,  Schwalbenkraut  en  Goldwurtz ; 
gelyk  wv  het  gemeenlyk  Stinkende  Gouw  hee- 
ten,  misfctiieo  wegens  het  Goudkleurige  Sap; 
of  ook  Schelkruid  en  Oogklaar.  Die  laatlte  be- 
naaming  fchynt  met  de  Franfche  Eclaire  over- 
eenkomftig    Het  groeit  overal  in  Europa  op 
Steenige  ,  woelte  plaatfen  ,  by  Heggen  ea 

Muu- 

fi)  fciïeHÜorMm  Pedanculis  umbellatis.  Syfl.  Nat.XlUGen» 
647.  p.  B59-  Peg  X 11 1.  p.  406.  Chèlid.  Pedanculis  mu:ti/Ja- 
ris.  Mat.  Mei.  -252.  ff  Cl*ff%  201.  R.  Lugdb.  478.  GOUAM 
Mcr.sp.  152,.  Gkr.  V?ov.  371.  Kram  Auftr.  149.  F/, 
430,465.  Gort.  Belg.  ms.  Chelidonium  msjus  vu!g#re. 
C.  B.  /V».  144.  Cheh  majus.  DOD.  Pempt.  4?,  Loij. 
Jt.  760.  Fucb$.  865.  p.  Chel.  majus  Fol.  Qimntis. 

F* 

SI*  TEEL*  IX,  STUK. 


88      Veelmannige  Kruiden, 


IV.  Muuren  en  fomtyds  ook  in  Akkers  en  Tut 
Afdeel.  nen  ^  komende  van  zelf  voorc  uit  gevallen 
Hoofd-  Zaad. 

stuk,       j)e  geftalte  van  dit  Kruid  is  genoegzaam  be- 

yi?™Wr  kend.  iV?en  vindt  ^et  mec  Stengen  van  een  Elle 
hoog.,  die  ruig  zyn  en  getakt,  hebbende  gevin* 
de  Bladen  ,  wier  Vinnetjes  gekwabd  of  dieper 
ingefneeden  zyn  ,  zo  dat  zy  naar  Eikenbladen 
gelykeD,  Tot  negen  Bloemüeeltjes  komen  aap 
't  end  voort.  De  Bloem  is  geheel  geel  en  daar 
op  volgen  Haauwtjes  als  gezegd  is.  Overal, 
daar  men  een  Blad  of  Takje  afbreekt  ,  ftort 
hetzelve  een  Oranjekleurig  Sap  uit,  dat  fcherp 
en  bitter  is  met  eenigen  Stank,  gelyk  de  gehcele 
Plant,  doch  inzonderheid  de  Wortels,  waar  van 
het  Aftrekzei,  in  Water  of  Mdkwey,  tot  een 
fcragtig  Geneesmiddel  voor  de  Geelzugt,  Vry- 
Iterziekte  en  dergelyke  Ongemakken  ,  veel  al 
uit  Verpoppingen  inde  Lever  ontftaande ,  ftrekt. 
Tegen  Oogkwaaien  ,  die  uitwendig  op  het  Hoorn- 
vlies haare  zitplaats  hebben  ,  is  het  voorzigtig 
gebruik  van  het  uitloopende  Sap  of  gedeiiilleer- 
de  Water  niet  ondienttig.  Een  aanhoudende 
beftryking  daar  mede  neemt  fomtyds  de  Wrat- 
ten weg  ,  zo  in-  als  uitwendig.  Het  Sap  mee 
Honig  gekookt  ,  dient  tot  dergelyk  gebruik 
en  het  verdikte  Extrakt  kan  tot  Verfierking 
der  Ingewanden  worden  ingegeven, 

oo 

C.  B.  Pin.  ^44.  Chel.  m.  fol.  laciniaro*  Clus.  Hifi*  l  U 
p.  203. 


\ 


POLYANDRIA.  89 

(a)  Schclkruid  met  eenbtoemige  Steelen,  en  de  IV, 

Steng  y  die  glad  is  ,  omvattende  >  uiige-  A^?*L« 

hoekte  Bladen.  Hoofd- 
stuk. 

Onder  den  mam  van  Glaucium,  een  Grickfeh  u. 
woord  by  de  Ouden  gebruikt ,  wegens  de  Zee-^l/»^ 
groene  Kleur  der  Bladen  toepasfelyk ,  heeft  TouR-t  ^euiach- 
wefort  een  byzonder  Geflagt  gemaakt  van  ,g' 
cjceze  en  de  volgende  Soorten ,  die  zeer  naar  de 
Maankoppen  gelyken,  doch  daar  van  door  haa- 
re  Vrugt  ,  welke  uk  een  Hoornachtige  Haauw 
heiraat  3  verschillen.   Hierom  noemt  men  het 
Hoorn  -  Heul,  in  't  Franfch  Pavot  cornu,  in  't 
Engelfch  Horned  Poppy ,  in  't  Hoogduitlch 
Qeel  Magfamn  of  Geelen  Heul  ^  wegens  de 
Kleur  der  Bloemen,- die  van  de  gewoone  Kleur 
der  Papaverbloemen  ,  als  ook  van  die  der  vol- 
genden verfchilc. 

Dit  Kruid  ,  dat  een  Jaarlykfe  Plant  is,  komt 
in  ?t  wilde  voort  ,  op  Zandige  plaatfen }  door 
byna  geheel  Europa  en  zelfs  in  Virginie.  Hai> 
LER  zegt  dat  hetoverblyft  9  groeijende  op  Steen- 
achtige Oevers  in  Switzerland.  Het  fchiet  zo 
hoog  niet  op  als  de  Maankoppen  en  heeft  een 
gladde  Steng  met  eenigszins  Wollige  Bladen: 

ri  de 

(2)  Chelidonmm  Pedunculis  unifiorïs  &c.  H.  Olijf.  201.  R. 
Ltsgdb.  478.  GOUAN  Monsp.  252.  GER.  Prov*  371.  Kravj. 
Aujlr.  149.  DALIB.  Par.  \\z.  OFD.  Dan.  5$*«  GROX.  Vitfy 
57»  79*  Papaver  cornicixlatum  luteum.  C.  B.  Piuê  171.  Lob» 
Jfc.  270.  DOD,  Pcmpt.  448, 

lh  Deel.  IX,  Stuk, 


po       Veelmannige  Kroidept. 


IV.  de  Bloemen  vierbladig  en  veel  grooter  dan  die 
AFxfv.L*  van  de  Stinkende  Gouwe  ,  met  zeer  veele 
Hoofd»  Meeldraadjes  ,  uit  welker  midden  een  dik  ge- 
stuk*  knopte  Styl  uitfteekt,die  vervolgens  het  Zaad- 
v£*W3m  huisje  kroont. 

Gelyk  DioscoRiDEs  verzekerd  hadt , dat 
het  Glaücion  Pisdry vende  zy  zo  laat  men  he» 
dendaags  in  Portugal,* zegt  Tour nefor t, 
de  genen  ,  die  met  den  Steen  gekweld  zyn  , 
een  Glas  watten  Wyn  drinken ,  waar  in  eene 
halve  Handvol  der  gekneusde  Bladen  van  dit 
Kruid  is  afgetrokken.  Tot  Zweercn  en  vooral 
tot  de  Kwetzuuren  der  Paarden,  gebruikt  men 
in  Provence  die  zelfde  Bladen  f*).  In  Enge» 
land  ,  daar  het  overvloedig  on  den  Zandigen 
Oever  van  Ornwall  groeit,  noemt  men  het, 
onder  't  Landvolk,  des  wegen  Bruife- Root  3 
gebruikende  het,  tegen  Kneuzingen,  zo  in.  als 
uitwendig.  Het  eeten  van  een  Taart  of  Paftey , 
niettemin  >  waar  in  de  Wortels  van  dit  Kruid , 
in  plaats  van  die  van  den  Zee  -  Kruisdiftel ,  gef 
daan  waren  ,  heefc  zonderlinge  Toevallen  van 
Uitzinnigheid,  die  eenige  Dagen  aanhielden, 
verwekt  (!)♦ 

VJ  .  (3)  Schelkruid  met  eenbloemige  Steelen  •  onge* 
Cornicuia-  jleelde  Vindeelige   Bladen    en  Jlekelige 

Som*.  Stengé. 

Dee- 

(*}  Hsrhoris.  aux  cnviröns  de  Paris»  336. 

(\)  Lowthorp.  Trans.  Abridged.  II.  p.  642. 

(i)  CheUd&mum  Fed.  uniftoris  &c.  Chel.  hispldum  &c. 

GOUAN 


POLYANDRIA.  91 

Decze  Soort, die  niet  alleen  door  de  roodach-  IV. 
tigo  Kleur  der  Bloemen,  maar  ook  door  de  fy-  Aj£*£u 
nere  verdeeling  der  Bladen  verfchüt  5  groeit  in  Hoofd. 
de  Ooftelyke  en  Zuidelyke  deelen  van  Europa. STUK* 
Zy  heeft,  behalve  de  Stengen  en  Bladen,  zelfs  J£"**9 
de  Zaadhuisjes  ruig  5  die  hier  5  gelykerwys  m 
de  voorige  en  volgende  ,  door  een  middel  fehot 
verdeeld  zyn  en  dus  van  de  eenhokkigheid  der 
eerde  Soort  verfchillende.  Het  Loof  is  niet  Zee* 
groen. 

(4)  Schdkruid  met  eenbloemige  Steelen  >  Vin-  ™^ 
deelige  Liniaale  Bladen  ;  de  Steng  ejf en; m»m  Hy- 
de  Zaadhuisjes  driekleppig.  ^a£d. 

In  verfcheide  opzigten  is  deezc  ,  die  in  de 
Zuidelyke  deelen  van  Europa  groeit ,  komende 
op  de  Akkers  in  Provenct  voor  ,  van  de  voor- 
gaanden  verfchillende.  Zy  komt  de  eerfte  en 
tweede  Soort  van  Maankoppen  zeer  caby  en 
fchynt  dus  als  een  Balterd  Kruid  aan  te  mer- 
ken 

GoHAN  Monsp.  252.  GER.  Prov.  372.  KRAM.  Jiufir.  149, 
Ghucium  hirfutura  Fiere  phoeniceo.  Tour  ja  b.  ƒ«/?.  25.}..  pa- 
paver cormcuktunj  pheemecum  hiifiitum  &  glabrum.  C.  B. 
Pin.  171.  Pap.  corn.  Fl.  phoeniceo.  Lor,.  1c,  271.  rap.  cor- 
niculamm  rubrum.  DOD.  Pempt.  449. 

(4)  Chelidonium  Ped,  unifloris  ,  l'oi'üs  pinmiiMh  Lmearibus 
&c.  Gouan  Monip.  252.  Ger.  Prov.  372.  Pap.  Caule  Ra- 
mofo.  H.  Ups.  136.  SAUV.  Monsp.  aj2.  Pap.  Gom.  vioJa- 
ceum.  C.  B.  Pin.  172.  DOD.  Pempt,         Loii»  272, 


XI»  DEEL.  IX  SXll£. 


$1 


Vee lm an ni ge 


KROIDEtf. 


IV*    ken  te  fcyn.  Zy  heeft  drie  Stempels  en  ftekelïgc 
^^^^  Zaadhuisjes,  welke  met  drie  K  epjes  open  gaan. 
Eoofe*     In  de  Woeftynen  by  Kairo  in  Egypt<  ,  kwam 
stuk»    c]cn  [^eer  Forskaohl  een  Ktuidje  voor , 
vtfe?Wr  ^ac  hY  Twacilfmaimig  Schelkruid  noemde ,  heb- 
bende van  tien  toe  veertien  Meeldraadjes,  een 
gekruiflen  Stempel ,  en  een  vierhoekig  ftekelig 
Zaadhuisje,   Het  Stengetje  was  maar  ruim  een 
Handbreed  hoog  (*). 

Papaver.  Maankop. 

Een  vierbladige  Bloem  en  tweebladige  Kelk 
heeft  dit  Geflagc  zo  wel  als  't  voorgaande,  doch 
het  Zaadhuisje  is  Klootrondachtig,  eenhókkig9 
met  open  Gaatjes  onder  den  bly venden  Stem- 
pel voorzien* 

Het  bevat  de  negen  volgende,  meest  Euro- 
pifehe  Soorten ,  waar  van  de  vier  eerfren  ftekc- 
lige,  de  anderen  gladde  Vrugten  hebben, 

t.  (i)  Maankop  met  Klootrondachtige  uit  gegroefd 
fyhidlm.  de  fiekelige  Zaadhuisjes  en  gebladerde  veü\ 

Bafteid.         bloemige  Stengen. 

Ia 

(*)  Flor.  jEgypt.  Arob.  p.  100. 

(i)  Papaver  Capfulis  fubglobofis  torofo  hispidis  ZccSyfl. 
XU.  Gen.  ö^s.  p.  360.  Veg.  X  11.  p.  407.  GouAflï 
Monsp.  z$2,  GEB.  Prov.  372.  Pap.  Fol.  ternato- pinnatifïdis 
&c#  H.  Cliff.  201.  Pap.  Caule  ramofo.  //.  Ups.  136.  Arge- 
mone  Capitulo  breviore.  C.  B.  Pin.  172.  Arg.  Cap.  Iurfutoio» 
tundo.  Mor.  Hifi.  II.  p.  278,  S.  3.  T.  14.  f.  9-  Lob.  Icrzjt. 


POLTAKDRIA,  93 


In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  groeit  IV, 
deezc  Soort  9  welke  Baflerd  genoemd  wordt,*™™" 
om  dat  zy  met  de  voorgaande  veel  overeen- Hoofd* 
komst  heeft ,  hoewel  nogthans  door  de  Zaad-siyK* 
huisjes  y  die  ronder  en  als  een  Meloen  geribd„J/ 'i0*y' 
Zyn ,  daar  van  verfchiüende.  Tournefort 
hadtze  tot  de  Kollebloemen  t'huis  gebragt. 

(p)  Maankop  met  geknodfte  Jlekelige  Zaad  -  ir. 
huisjes  en  een  gebladerde    veelbloemige  Arnm^Z. 

Stem.  Vermin- 

De  Papavers  inet  ftekelige  Zaadhuisjes  zyn 
Argemone  genoemd  >  als  diende  haar  Sap  tot 
wegneeming  van  Oogvlakken  f  even  gelyk  dat 
van  't  Sehelkruid.  Deeze  heeft  de  Vrugten 
veel  ïaogcür  en  dus  meer  naar  die  van  h  voor- 
gaande Geflagt  gely kende,  De  Bladen  hebben 
driedeelige  Vinblaadjes  ;  de  Bloemfteelen  zyn 
ruuw:  de  Kelken  en  Zaadhuisjes  Haairig.  Zy 
groeit  op  Zandvelden  in  Europa,  als  ook  in 
onze  Nederlanden. 

(3)  Maankop  met  een  Jlekelig  Zaadhuisje ,  een  n, 

Alpifch. 

(2)  Papaver  C  'pfulis  Clavatis  hispidis  Sec.  Pap.  Fo!.  tern. 
pïnnatis,  Fn  anpulato.  H.  Cliffl  201.  R.  Lugdb,  419.GOUAN 
llomp.  252.  Ger,  Prov.  373.  Flor.  Suec.  429  ,  466.  DALIB» 
Pat  152.  Gron*  Oriënt.  15  g.  Argemone  Capitulo  longiore. 
C  B.  Pin.  17 LOB.  /<?.  276.  MöRis.  uts,  f.  10.  GORT. 
£tlg.  Z48. 

(3)  Papaver  Capfuli  hispida  ,  Scapo  unifloro,  nudo  &<:• 
Pap.  perenne  Piüs  rigtdisfimls*  HALL.  Hefo.  304,  Pap,  Alpi- 

mm 

II.  DEEL.  IX%  STUK. 


94      Veelmannige  Kruïdëk* 


IV.  eenhloemige  naakte  Jlekelige  Steng  en  dub* 

AFxfv.L#  held  gwi*de  Bladen. 

Hoofd» 

stuit.  Deeze  heeft  haare  Groeiplaats  op  de  Swio 
Benwy  zerfchc  en  Ooftenrykfe  Gebergten  ,  als  ook 
op  de  Pyreneen.  Het  is  een  klein  Plantje ,  naauw* 
lyks  een  half  Voet  hoog,  zeer  ftyve  Haairen 
en  een  ruige  witte  of  geele  Bloem  hebbende1* 
van  een  Duim  breed.  De  Kelk  is  ruig*  het 
Zaadhuisje  Eyrond  met  vyf  Stempels.  De  Bla- 
den zyn  zeer  fyn  verdeeld  5  byna  als  die  van  't 
Koriander  -  Zaad.  \ 

iv.  (4)  Maankop  met  Jlekelige  Zaadhuisjes  ;  dé 
iXauL  StenS  embloemig  naakt  en  Jlekelig  ;  dt 

Naakt-  Bladen  enkeld »  Finswyze  uitgehoekt. 

fteng. 

Deeze  Soort ,  met  welriekende  Bloemen  in 
Siberië  voorkomende ,  verfchilt  weinig  van  de 
voorgaande,  zo  de  Ridder  aanmerkt,  doch  de 
S  tongetjes,  die  zy  opfchiet,  waren  aldaar  by 
de  twee  Voeten  hoog.  Het  is  eeae  zeer  fraaije 
Plant* 

C5) 

mm  faxatüe  Coriandri  folio.  SCO*  Ver.  I.  p.  4ï£.  T.  4«  f-4^ 
Argemone  Alp.  por.  folio  &  Arg.  Alp.  Fol.  Scandicis  lutea* 
C.  B.  Pin.  172.  Fr&dr,  93»  PLUK.  Alm.  179.  T.  247.  f.  3. 
CiP?.  2,  T.  6.  f.  4. 

(4;  Papaver  Capfulis  hispidis  ,  Scspo  unifloro  &c.  Pap. 
Errau  nudicaule  Fiere  flavo  odorato.  Dill.  Elth.  302.  T. 
22  f.  f.  291.  oed»  i)4s».  T.  41.  Pap.  Errat*  iutco  flore, 
Amm.  Rntb*  6i.  N.  si. 


PoLYANDRIA.  95 


(5)  Maankop  met  gladde  Klootrondc  Zaad-  IV. 
huisjes  ,  een  Haairige  veelbloemige  Steng  ^^f^* 
en  veeldeeligc  ingefneeden  Bladen.  Roofo» 

STUK» 

Die  by  ons,  en  overal  in  ons  Wereldsdeel  ,  t 
in  de  Koornlanden  zeer  bekende  Gewas ,  dat l**™f 
inen  Koomroozen  ,  Klapper  -  Roozen ,  Koornheul 
of  Kankerbloomen  ,  doch  genieenlyk  Kollebloe* 
men  noemt,  heet  in  't  Franfch  Coquelicoc,  Pa- 
vot  Sauvage  of  Coitfanons  >  in  't  Engelfch  Red 
Poppy  of  Cornrnfe.  Die  benaamingen  zyn  raeesc- 
al  van  de  Bloemen  t  welke  als  fierlyke  Roosjes 
het  ftaande  Koorn  ,  door  ha  ire  fchitterend  rooda 
Kleur  P  opluiftercn,  en  tevens  van  de  overeen- 
komst met  het  gewoone  Heul,  affcomftig. 

De  geftalte  is  genoegzaam  bekend  :  des  ik 
alleen  acht  zal  geeven  op  de  Verfcheidenheden* 
Men  vindt  hetkleiuer  engrooter  naar  den  Grond 
en  Groeiplaats,  zynde  hetzelve  grootst  aan  den 
Heer  H aller  voorgekomen  in  't  Land  om- 
ftreeks  Avenches  ,  een  Stad  in  Switzerland. 
Natuurlyk  is  de  Bloem  hoog  Menie -rood,  met 
de  Nagelen  der  Blaadjes  donker  paarfch  gevlakt, 

maar 

(;)  Papaver  CipfuUs  gïabris  globolïs  &c.  Pap.  Fol.  pin- 
narifxd  s  hispidis  ,  Fru&u  ovato.  Mat.  Med.  z$t>  H.  Olijf. 
20 1.  R.  Lugdb.  478.  GOUAN  Monsp*  253.  GER.  Prsv.  373. 
KB  AM.  Auftr.  150.  Fl.  Suês.  423  ,  4<5§.  GORT.  Belg.  i49% 
Pap  Caulc  mukifl  ro  ,  Fohofo  hispido  Sec.  H  Ups.  i$6+ 
GRON.  Oriënt.  157.  Pap.  Erraticum  radjas»  C.  B.  Pin.  in. 
&  pleno  fiore  &  minus.  Ibid.  Pap.  Erracicijm,  POD,  Pm$u 
447.  LOB.       275.  HALL.  Iklv,  303, 


ö,  DIÏJL.  IX.  STUK, 


90 


VeELMANNIGB  KJRüIDBlf/ 


IV*  maar  zy  valt  ook  met  wit  gemengeld  en  mea 
AFxiv\L#tee'tze  in  de  Tuinen,  ais  bekendis,  met  dub* 
Hoofd*  beide  of  gevulde  Bloemen  ,  die  witte  Randen 
stuk.     hebben.  Gesnürüs  hadcze  zelfs  geheel  wit 

Eenwy 

v*&e.  J  gezien. 

't  Gewas,  dat  zig  jaarlyks  zaait  %  is  kleverig 
en  wat  zwaar  van  Reuk,  komende  de  Bloemen, 
in  hoedanigheden ,  de  kragten  van  het  Heulfap 
op  een  verren  afftand  naderen*  Men  gebruiktze 
in  Borstdranken  en  Aftrekzeis  als  Thee  ,  om 
den  Hoest  te  verzagten  en  de  Syroop,  daarvan 
gekookt,  is  ten  dien  opzigte  van  een  vry  alge- 
meencn  dienst,  zo  wel  als  het  Extrakt  of  ver- 
dikte Sap. 

ïaïawr    ^  MaankoP  met  langwerP{g^  gladde  Zaad- 
huisjes ,  een  veelbloemige  Steng  met  aange» 
ïwyidaar.         drukte  Haairtjes  en  Vindeelige  ingefneeden 
Bladen* 

In  de  Noordelyke  deelen  van  Europa  groeit 
deeze  onder  *t  Koorn  ,  volgens  Linn^üs. 
Zy  verfchilt  door  de  langwerpigheid  der  Zaad- 
huisjes allermeest  <yan  de  voorgaande  Soort» 

vit.      Q)  Maankop  met  gladde  Kelken  en  Zaad* 

Somnife- 

rum.  hUlS- 
Slaapbol. 

(5)  Papaver  Capfulis  oblongis  glabris  Sec.  Ft.  Suec*  U  NT*' 
467.  Pap.  Erraticum  Cap.  longisfimo  glabro.  Toürnf.  Inflm 
238.  Rupp.  Jen  3.  P.  7r«  Argemone  Capitulo  longfore glabro. 
MORIS.  Bles.  233*  Hifi.  II.  p.  2,79»  S.  3.  Té  14.  f.  ij.  Jac^. 
Auflr.  T.  2j. 

(7)  Papaver  Calycibus  Capfulisque  glabris  &c.  Mat.  Medé 

251. 


f*  O    L    Y    A     N    D    R    I    A*  97 


huisjes;  de  Steng  omvattende  ingefneeden  IV.' 
Bladen.  A*ȕ*y 

Hoofd* 

In  Europa  is  thans  op  veele  plaatfen  der  Zw-stuk. 
delyke  en  middelde  deelen  die  Kruid  genatura-  Mmag}* 
lizeerd  en  wordt  in  't  wilde  groeijende  gevon-w'  * 
den  3  hoewel  het  veeleer  uit  de  Oofterfche  Lan- 
den afkpmftig  fchynt  te  zyn.  Het  menigvuldig 
gebruik  of  misbruik  ,  immers  3  dat  men  onder 
de  Chineezen  al  van  ouds  gemaakt  heeft  vaa 
het  Heulfap ,  om  de  Geilheid  op  te  wekken , 
fchynt  zulks  aan  te  duiden.  Niet  minder  heeft 
dit  3  reeds  voor  veele  Jaaren,  plaats  gehad  aan 
de  Vaste  Kust  van  Indie  en  onder  de  Perfiaa- 
nen.  Toen  Mandelslo  zig  op  een  Maal* 
tyd  bevondt  te  Amadahat  ,  werdt  den  Gaftea 
Opium,  op  verfcheide  manieren  bereid,  in  een 
Gouden  Kistje  aangebooden ,  om  de  Minnedrift 
in  hun  te  verfterken.  By  de  Turken  is  het  niet 
minder  daar  toe,  als  tot  moedgeeving  in  andere 
opzigten  3  inzonderheid  omze  onvertzaagd  te 
maaken  in  het  vegten,  zo  gemeen  5  als  by  ons 
de  Sterke  Drank.  Een  menigte  Kameelvragten 
worden  jaarlyks  uit  Klein  Afie  naar  Konftantino- 
polen  en  Egypte  gebragt;  want  geen  Turk5  zo 

arm 

250.  H.  Clif.  200.  R.  Lugib.  479*  HALL.  Hilv.  303.GOUAN: 
Monsp.  2S  J.  GfcR.  Prov.  3  73-  KRAM.  Auftr.  150*  GORT. 
Lttg.  149.  Papaver  hortenfe  femme  albo ,  nïgro  f  Criftatum  & 
Flore  pleno  album.  C.  B.  Pin.  170 ,  171.  DOD«  Pempt.  445, 
LOB»  Ic .  zj2  •  ^74* 

G 

1'.  DUt.  IX.  STUK, 


p8       Veelmannige  KauiDEOT 


arm  of  ryk,  of  by  maakt  'er  gebruik  van.  Aldaar 
xivEL  bezaait  men  *er  de  Akkers  mede  ,  gelyk  el- 
Hoofd-  ders  met  Tarw  ,  of  gelyk  by  ons^  in  Noord- 
stuk*     Holland ,  ook  gefchiedt  ,  tot  inzameling  der  Slaap- 
vip?nW)  bollen.  In  Arabic  wordt  het,  volgens  Fors- 
kaohl,  op  de  Bergen  geteeld.' 

Men  noemt  het  gcmeenlyk,  volgens  den  La- 
tynfehen  naam  Papaver  ,  in  't  Franfch  Pa* 
vot ,  in  *t  Engelfch  Poppy  ,  in  't  Hoogduitfeh 
Magfamm  of  Molm  en  by  ons  Maankop ,  mis- 
fchien  om  dat  de  Vrugten  als  met  een  Maaa 
gekroond  zyn,  of  ook  Heul  en  Slaapbollen ,  we- 
gens de  Pynftillende  en  Slaapverwekkende  hoe- 
danigheid. Die  met  zwart  Zaad  groei  jen  in  Gel- 
derland wild  onder  't  Koorn ;  doch  die  met  wit 
Zaad  worden  in  de  Tuinen  of  op  Akkers  ge- 
teeld. In  de  Tuinen  heeft  menze,  gelyk  bekend 
is ^  met  zeer  fraaije  gevulde  witte,  zwarte, 
roode  en  bonte  Bloemen,  Daar  komen  ook  van 
deeze  Soort  voor  f  met  gekronkelde  of  aan  den 
RanJ  gekerfde  Bloemen  ,  wit  ,  rood  en  bont 
van  -  Kleur,  zo  met  wie  als  met  zwart  Zaad.  Tot 
den  Teelt  der  Slaapbollen,  in  de  Streek  by  Enk- 
huizen ,  en  op  Langedyk  by  Alkmaar ,  worden 
Papavers  met  enkelde  witte  Bloemen ,  die  zwaar- 
der Koppen  geeven ,  gezaaid. 

Vreemd  is  't,  dat  men  oudtyds  het  Zaad,  om 
Brood  daar  van  te  bakken,  gebruikt,  of  het- 
zelve onder  \  Deeg  gemengd  zou  hebben* 
Matthiolus  verhaalt ,  dat  onder  't  Berg- 
volk in  Trente>  en  verder  in  Stirie  en  Sclavonie, 

de 


P    O    t    ï    A    »    D    U    A.  99 


de  Olie,  daar  uit  geperst,  tot  bereiding  derSpy- 
zen  gebruikt ,  en  de  overblyvende  Koekjes  ge-  x^vf U 
geten  werden*  Het  zelfde ,  byna  ,  verzekert  Hoofd» 
Wagnerüs  in  Switzerland  plaats  te  heb-STUK* 
ben  ,  daar  mennet  in  't  Argow  overvloedig  zaait*  gymaTJ 
Het  Zaad,  zekerlyk,  heeft  zeer  weinig  van  de 
hoedanigheden  der  Slaapbollen  ,  en  de  Olie  of 
Emulfie,  daar  van  gemaakt,  is  van  byzonderen 
dienst  in  Hoest  en  Borstkwaalen.  De  Koppen 
zyn  als  een  Slaapverwekkend  en  Pynltillend 
middel  algemeen  bekend.  Verfch  en  gekneusd, 
met  Me!k  gekookt  en  uitwendig  als  een  Pap 
opgelegd  ,  dienen  zy  tot  verzagting,  week- en 
rypmaaking  van  Gezwellen.   Zy  zyn  bitter  van 
Smaak  en  ruiken  fterk  naar  *t  Opium ,  dat  men 
in  Afie  en  Indie,door  infnyding,  als  een  Traan 
of  Gomharst  overvloedig  uit  dezelven  krygt# 
In  fommige  deelen  van  Europa  heeft  men  het- 
zelve 'er,  op  de  zelfde  manier,  in  een  gunftig 
Saizoen  ,  ook  in  kleine  veelheid  uit  bekomen : 
doch  het  verdikte  Extrakt  ,  door  Afkooking 
bereid  ,  heeft  byna  de  zelfde  Eigenfchapperu 
Sommigen  verhaalen ,  dat  men  het  meefte  door 
kneuzing  ,  uitperfing  en  verdikking  van  het 
Sap,  in  Klein  Afie  vervaardigt  (*;. 

Van  't  gebruik  des  Heulfaps,  dat  de  Oofier- 
fche  Volkeren  ,  zo  't  fchynt  ,  naauwlyks  ont- 
beeren  kunnen  ,  heb  ik  reeds  gewag  gemaakt. 
Onder  de  Grieken  was  het  bekend  by  den 
naam  van  Opion  of  Mekoneion  ,  waar  van  de 

La- 

(*)  Tournee,  ie  la  M.aU  Mm  Tom,,  I.  p»  277* 
II.  Deei.  ix»  Stuk*  G  % 


ICO 


Veelmannige 


Krüidek. 


IV.    Litvnfche  benaamingen  zyn  afgeleid.  Het  heet 
AFxfv,L#  Affion  of  Amfion  byde  Arabieren,  ehgémeënlyfc 
Hoofd-  Amjwen  by  de  Indiaanen.  Uic  de  Levant  ea 
stuk»     Oostindie  wordt  het  ons  toegebragt.  Door  de 
vi&y***  gewoonte  kunnen  de  Turken  het  in  verbaa- 
zende  veelheid  ,  tor  een  half  en  geheel  Drach- 
me of  Vierde  Loots ,  zonder  merkelyk  nadeel, 
inflokken.  Het  brengt  hunfle^ts  in  een  vrolyken 
Luim,  in  Dronkenfchap  of  Verwoedheid, even 
als  by  ons  de  Sterke  Drank.   Zy  kunnen  'er 
twee  of  drie  Dagen  mede  toe ,  zonder  Spyze, 
Onder  de  Europeanen  dienen  eenige  Greinen  * 
meer  of  min  ,  naar  het  Geitel ,  tot  een  heil- 
zaam Middel  in  het  ftillen  van  foramige  Kwaa- 
ien en  Pynlykheden,  die  uit  een  te  fterke  aan- 
doenlykheid  der  Zenuwen  ontdaan.  Dus  is  het 
in  de  Loop ,  Roode  Loop  ,  Kolyk ,  Maagpyaen 
en  Jicht,  Kies  en  Tandpyn  en  andere  Onge- 
makken ,  dikwils  zeer  nuttig.  Als  men  van  het 
bette  ,  zuivere  Opium  heeft ,  zyn  geen  Be- 
reidingen noodig,  die  men  anders  overvloedig , 
tot  zogenaamde  verbetering  of  wegneeming  der 
fchadelyke  hoedanigheden,  in  trein  gebragt  heeft. 
Eenigen  meenden  ,  dat  het  van  eene  uitermaate 
koude  natuur  was ,  en  voegden  het  derhalve  by 
zeer  heete  Middelen  :  waar  uit  de  Theriaak, 
Mithridaat ,  Philonium  en  dergelyke  Elektua- 
riën  meer  ,  gefprootjen  zyn.  Anderen  vervielen 
tot  een  vlak  ftrydig  denkbeeld,  en  tragttenmet 
Azyn,  Limoen -Sap ,  Vitriool.  Geest  en  derge- 
lyken ,  deszelfs  kragt  te  maatigen.  Eenigen 

ge* 


P    O    L    Y    A    N    D     R    I    A.  IOl 


gebruikten  verfcbeidei  ley  Zouten ,  anderen  Wyn  ,  IV. 
Brandewyn  of  andere  Geesten :  fommigen  meen- 'ir£** L* 
den  het  dnor  Gisting  of  Rooflering  te  verbete  FIoofd- 
ren.  Nutteloos  zeker  en  belachelyk  t  want  de8TÜK* 
verdoovende  Eigcnfchap  is  het  eenige  dat  daar  n^on$&ym 
ïn  heerfcht  en  die  moet  flegts  getemd  worden 
door  de  veelheid  te  verminderen,  niet  door  by- 
voeging  van  tegen (Irydige  zaakten.  Evenwel 
wordt  het  zeer  nuttig  by  Zweetmiddelen  ge- 
voegd ,  en  helpt  derzelver  werking :  zo  dat  de 
gezegde  Opiaaten  ,  nocb  ook  het  Laudanum  > 
zo  nat  als  droog,  niet  onnut  zyn. 

Op  't  voetfpoor  en  gezag  van  Galenus 
is  het  Opium ,  dat  de  Ouden  zekerlyk  gebruikt 
hadden  ,  een  langen  tyd  uit  de  Geneeskunde 
verbannen  geweest  ;  doch  in  'c  laatst  der  voor- 
gaande en  in  deeze  Eeuw  inzonderheid,  kwam 
hetzelve  wederom  in  veel  achting,  na  dat  fom- 
mige  voornaame  Geneeskundigen  zig  daar  van 
met  vrugt  als  een  Geheim  bediend  en  dus  in  de 
Geneezing ,  van  veele  anders  byna  ongeneeslyke 
Kwaaien,  veel  Roem  behaald  hadden.  Plate- 
kus,  S  ylviüs  en  S  ydenham,  zyn  onder 
deeze  de  voornaamften.  't  Is  echter  een  Mid- 
del .welks  gebruik  alle  voorzigtigheid  vereifcht, 
en  't  gene  men  veeleer  te  min  ,  dan  te  veel 
moet  voorfchryven.  In  Heete  Ziekten  zonder 
Uitflag,  in  Koortfen  die  uit  Verpoppingen  of 
dikte  des  Bloeds  ontdaan,  en  in  dergelyke Om- 
ftandigheden  ,  is  het,  zonder  voorgaande  Ont- 
lastingen ,  nadeelig  ,  zo  wel  als  in  fommige 
G  3  Ze. 

XI.  Deel.  IX.  Stuk» 


VEEk  MANN1GE  KRUIPEN, 


Afdbel  Zenuwkwaaien.  Men  vinc^  00'<  Menfchen  die 
Fxiv!L'  het  niet  vcrdraagen  kunnen.  Anderen  gewen* 
Hoofd-  Den  'er  zodanig  aan  ,  dat  zy  een  groote  Gif  te 
STÜK'     noodig  hebben  tot  Pynftilling.    Van  zekere 
vfaï*™*'  Vrouw  ,  my  bekend  ,  w'erdt  ten  dien  einde  • 
Weekelyks  een  Diacbme  Laudanum  Opiatura 
gebruikt.  Niet  onwaarfchynlyk  is  dit  Xieulfap 
het  JXepenthes  van  Homerus,  dat  alle  zorg 
en  kommer  deedt  vergeeten, 

Verwondcrlyk  is  't  ?  dat  een  zo  klein  en  on- 
fchadelyk  Zaadje  ,  door  zyne  ontwikkeling  in 
eene  vrugtbaare  Aarde  ,  een  Plant  uitlevert ,  in 
wier  Zaadhuisjes  een  zo  ongemeene  kragt  en 
zonderlinge  hoedanigheid  huisvest ,  dat  één 
enkel  Grein  van  het  verdikte  Sap  de  werkingen 
van  het  Zenuwgeftel  op  de  Zintuigen  kan  be^ 
letten*  Een  weinig  Opium  ,  't  zy  alleen  ,  of  met 
andere  dingen  gemengd  ,  ingenomen,  verwekt 
een  geiusten  Slaap  ,  ftilt  zwaare  Pynen,  flopt 
Ontlastingen  en  bevordert  de  Doorwaafeming 
met  een  maatig  Zweet,  Te  groote  veelheid  doet 
de  Menfchen  in  een  diepen  Slaap  vallen,  met 
verlies  van  Kennis  en  Gevoel,  Koude  der  Le* 
demaaten  ,  Stuiptrekkingen  en  zwaare  Adem* 
haaling,  waar  cp  fomtyds  de  Dood  volgt.  Die 
'er  niet  van  fterven ,  komen  doorgaans  vry  met 
een  ilerken  Buikloop  of  overvloedig  Zweet  , 
naar  't  Heulfap Hinkende,  van  eene  zwaare  Jeukt 
in  de  Huid  vergezeld.  Hierom  is  in  de  zodani- 
gen  het  gereedfte  ,  door  Klyfteeren  van  onde* 
ïen,  en  ,  zo  't  mooglyk  is,  ook  door  Olie  of 


P    O    L    Y    A    N     D    R    I    A  103 


Braakmiddeleu  van  boven  ^  Ontlafting  te  maa-  IV. 
ken.  Voorts  moet  men  de  werking  der  Inge-  Afx^l* 
wanden  en  Zenuwen  weder  tragten  op  te  wek-  Hoofd 
ken  3  door  prikkelingen  aan  de  Neus  en  el-STÜK* 
ders  ,  door  Blaartrekkende  Pleifters  ,•  als  ook  „^f"*'** ; 
door  het  ingeeven  van  Zuurachtige  Dranken* 
Sommigen  willen  dat  het  Bevergeil,  anderen 
dat  de  Kamfer,  hier,  een  byzonder  Tegengift 
zou  zyn. 

f8)  Maankop'  met  gladde  langwerpige  Zaad*  p***^f 
huisjes  ,  een  veelbloernige  effene  Steng  en  Cambri- 
gevinde  ingejneeden  Bladm*  Pyrenetfdu 

In  't  Prinsdom  Wales  werdt  deeze  Soort 
eerst  waargenomen ,  zynde  een  overblyvende 
Plant,  die  ook  in  andere  deelen  van  Engeland 
cn  op  de  Pyreneefche  Bergen  groeit.  Zy  ge» 
lykt  meer  naar  de  Kcllebloemen  of  Koornroo- 
zen,  dan  naar  het  Heul  of  eigentlyke  Papaver- 
Kruid.  In  't  wilde  bereikt  de  Steng  niet  meer 
dan  een  Voet,  doch  wordt  in  de  Tuinen,  al- 
waar het  Loof  ook  groener  is,  fomtyds  wei 
eea  Elle  hoog.  Zy  verdeelt  zig  in  Takjes, die, 

zo 

(8)  Papaver  Capfulis  glabris  oblongïs  &c.  HUDS.  AngU 
203.  Vzp.  Fol  piunatis  ,  Fr.  acuminato.  H.  Clff.  201.  R» 
Lugdb.  479.  Pap.  Camhr.  perennc  Flore  Sulphurco.  Dill* 
Elth.  300.  T.  223.  f.  290.  Ar^emone  Cambro -  Britanm- 
ca  lutea.  Xoris.  Hift.  II.  p.  297.  S.  3.  T.  14»  f.  12.  Pap. 
Enat.  Pyrenakmn  Flore  fluvo.  C.  E.   Pin.  171.  Pr  oir. 

G  4 

II.  Deel*  IX,  Stuk, 


io4      Veelmannïce  Kruiden, 

IV.    zowel  als  de  Bladfieelen , ruighaairig  zyn,  draa» 
^FxivEI  6epde  Bloemen  van  maatige  grootte,  Zwavel- 
Hoofd  geel  (*).  Daar  op  vo]gen  zeer  langwerpige 
stuk*     Zaadhuisjes  ,  van  onderen  fmaller  en  aan  den 
vf^Wym  tpP  eeDigermaate  Snuitig,  zegt  Linn^üs, 
die  aanmerkt,  dat  dceze  Soort  vyf  of  zes  en  die 
van  't  gewoone  Heul  of  Slaapbollen  tien ,  maar 
de  volgende  zestien  Stempels  heeft* 

'  plfaver  (sO  Maankop  met  gladde  Zaadhuisjes ,  een* 
0rtenule,  bloemige  ruuwe  gebladerde  Stengen  en  ge-* 

K«rtnt$*         vinde  zaagtandtge  Bladen. 

Dit  .is  een  zeerfraaije  Zaay- Plant  ,  gelyk  de 
gemeene  Papavers  uit  Zaad,  dat  de  vermaarde 
Tour ne  fort  daar  van  in  Armenië  verza- 
meld heeft,  in  de  Europifche  Tuinen  voortge- 
teeld,  Zy  is  over  \  geheel  zeer  ruig5  hebbende 

een 

(*)  Ccloris  pallide  flcvl »  non  lutti  [fed]  taln  quttem  ob- 
tïnet  Sulpbur  vulgare  9  qui  post  exficcationem  in  Aurnnüacum 
Jokt  tranfire  ,  zegt  Bijllf.niüS.  Hy  berispt  Morison  en 
RAï  ,  dat  zy  pallide  flavum  in  luteum  veranderd  hebben. 
OviDlus  nogth:ins  fpieekt  van  Sulphura  lutea.  Men  houdt 
gemeenlyk  luteus  voot  bleek  geel.  't  Schynt  dat  'er  door 
zyn  Ed.  ,  zo  wel  als  door  LiNN/EUS ,  een  rosachtig  of  O 
ketgeel  mede  bedoeld  worde.  Maar  hoe  weinig  men  op  die 
ondedcheiding  gedagt  hebbe  ,  blykt  uit  C.  BAuhinus,  die 
aan  dit  zelfde  Kruid  in  Pinace  Flores  FLAVOS,  in  Prodrom$ 
LUTECS  toefchryft. 

(9)  Papaver  Capfulis  glabris  ,  Caulibus  unifloris  &c.  H. 
Ups.  136.  Papaver  Fol.  pinnaiis  Fr.  globofb.  R.  Lugdb.  379. 
Pap.  Oneutale  hirfutisijmum ,  Fl.  magno.  Tquknf.  Cor<  17, 
Jtin.  111.  T.  p.  IZ7.  Comm.  Rar*  J.  p,  3$, 


POLY      ANDRIA.  I05 


een  Penwortel  die  Bladen  uitgeeft  van  een  Voet  IV. 
lang  ,  byna  verdeeld  gelyk  in  de  Koornroozen.  A^EU 
De  Stengen  waren  aldaar,  in  't  wilde,  gemeen- Hoofd- 
lyk  anderhalf  of  twee  Voeten,  hier  in  deHor-STÜK* 
tus  wel  drie  of  vier  Voeten  hoog ,  met  grooteni£foil0&y~ 
roode  vyfbladige  Bloemen  ,  donker  vlakkig  ge- 
nageld, en  dus  veel  naar  die  der  gemeene  Kol- 
lebloemen  gelykende*  De  Zaadhuisjes  zyn  rond 
en  glad  en  llegts  met  twaalf  Stempels  gekroond, 
volgens  To urnefort,  die  aanmerkt,  dat 
de  Zaadbol  vol  vuil  witte  fcherpe  hcete  Melk 
zit ,  zo  wel  als  de  Wortel.  Men  maakte  'er  wel 
geene  Opium  van  ,  doch  de  Turken  ,  aan  die 
Drogery  gewend  ,  aten  de  groene  Bollen  tot 
verfnapering. 

Argemone.  KlepheuU 

De  Bloem  is  zesbladig  met  een  driebladigen 
Kelk  in  dit  Geflagt,  het  welke  de  Hoofden  of 
Bolletjes  met  opengaande  halve  Kleppen  heeft  f 
verfchillende  anders  weinig  van  't  voorgaande. 

Drie  Soorten  zyn  tot  hetzelve  t'huis  gebragt, 
naamelyk. 

(1)  Klepheul  met  vyfkleppige  Bolletjes  en  ge*  r. 
doomde,  Bladen.  Ammmê 

i-'lt  wcstin- 
difch. 

(1)  Argemone  Capfuüs  qalnquevaivibus  8cc.  Syft.  Nat. 
XII.  Gen.  649.  p-  360,  Veg.  Xlll.  p.  407.  Argemone.  H. 
Cïtff.  201.  Ups.  135.  B..  Lugdb.  479.  Af  er.  Sur.  T,  p.  24. 
Papaver  Spinofum.  C.  B.  Pin.  171,  Prodr*  $3.  T.  p.  91. 

G  S  Pa* 

II.  Deeli  IX,  Stuk. 


io5 


Veelmannige  Kruiden, 


IV.  Dit  Gewas ,  natuurlyk  afkomftig  uit  de  West- 
'**xvi*U  in^ën  >  is  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa 
IIooj?d-  niet  alleen  ,  maar  ook  in  de  middeliie  deelen  , 
stjk.  ia,  de  Tuinen  thans  gemeen  (*>  Men  noemt 
vife?Wr  het  a*daar  drgemone  en  het  is  t  Gedoomde  ra- 
$aver  van  Bauhinus  ,  dat  een  Steng  krygt 
van  een  Voet  hoog,  met  Bladen  naar  die  vaa 
den  Gezegenden  Diftel  gelykende,  maar  zagt 
en  glanzig  ,  met  witte  Aderen  ,  loopeode  de 
punten  in  gecle  Doornen  uit.  Dus  zyn  ook 
de  Steng  en  Takjes  gedoomd ,  die  op  't  end 
Bloemen  hebben,  geel  van  Kleur,  middelmaa- 
tig  van  grootte,  waar  op  een  gedoomd  Hoofdje 
volgt  ,  omtrent  een  Duim  dik ,  ryp  zynde 
zwart ,  met  Klepjes  ten  halve  opengaande  en 
de  Zaaden  uitlaatende  ,  die  rond  en  zwart  , 
veel  grooter  dan  het  andere  Papaver  -  Zaad  zyn. 
Het  is  een  fierlyk  Zaay  -  Gewas ,  by  't  afbree* 
ken  een  geelachtig  Sap  uitgeevende,  gelyk  het 
Groote  Schelkruid.  Merian  zegt ,  dat  men 
het  in  Suriname  Maccaï  noemt,  groeijende  al- 
daar als  een  wilde  Diftel  in  de  Bosfchen ,  byna 
eens  Mans  langte  hoog.  Is  dit  het  zelfde  ? 
Volgens  Hernandez  gebruikt  men,  in 
jVlexiko  3  het  Zaad  als  een  fterk  Purgeermid- 
del. Goüan  zegt,  dat  de  Bloemen  wit  zyn. 

On. 

Papaver  fpinofura  luteum.  Moris.  Hij}.  II.  p.  27?.  S.  3.  T. 
i*.  f.  5« 

(*)  )k  vind  echter  niet ,  dat  het  'et  in  't  wilde  groeit, 
jgelyk  uit  het  gezegde  van  den  Bidder  zou  fchynen. 


P    o    t    Y    A    N    D    R    I    A.  107 

Onder  de  Italiaanen  zou  men  de  Vrugt  noe- 
men  Figo  tf  Inferno  of  Helfchc  Vyg.  *xw.U 

Hoofd* 

fa)  Klepheul  met  driekleppige  Bolletjes,  stuk, 

ff. 

fo)  Klepheul  met  vierkleppige  Bolletjes  en  een  At?emone 

,      0  Armeniaca^ 

naakte  öteng.  Armemfch# 

De  Groeiplaats  deezer  beiden  is  door  de  By-/\  renaica. 
naamen  aangeweezen*  Tournefort  heeft ******** 
de  eene3  zo  wel  als  de  andere  >  in  zyoe  moeie- 
lyke  Kruidleezingen  ontdekt  en  eerst  gevonden. 
In  Geftalte  zweemt  de  laatfte  veel  naar  het 
Berg  -  Heul  of  Alpifche  Maankop  ,  voor  be- 
fchreeven, 

Sarracenia. 

Een  vyfbladige  Bloem  met  een  dubbelden 
Kelk  5  drie-  en  vyf bladig  ;  en  een  vyfhokkig 
Zaadhuisje  ,  gekroond  met  den  Schildvorrnigen 
Stempel. 

Dus  komen  de  Kenmerken  van  dit  Geflagt 
voor,  't  welk  zo  even  gedagte  Kruidkenner 
benoemd  hadt  naar  den  vermaarden  Doktor 
Sarrazi  n  y  Koninglyk  Hoogleeraar  in  de 
Ontleed-  en  Kruidkunde ,  door  wien  de  eerfte 
Soort  uit  Kanada  was  overgezonden;  als 

(1)  Sar- 

(2)  Argemone  Capfulis  trival vibus.  Papaver  Oriëntale  Hy* 
pecoi  folio,  Fru&u  minirao.  Tournf.  Cor.  17* 

(3)  Argemone  Caps.  qtiadri  val  vibus,  Cagle  nudot 


II,  Dsiu  iz*  stuk» 


io8      Veelmannige  Kruiden, 


IV.       (i)  Sarracenia  met  bultige  Bladen. 
Afdeel. 

xiv.       ra\  Sarracenia  met  geflrekte  Bladen. 
Hoofd* 

sn;K        Deeze  Gewasfen  groeijen  op  vogtige  plüat- 
■sarracemafen  in  Noord  -  Amerika.   Zy  zyn  zonderlirg, 
^aafiche.'  doordicn  de  Bladen  als  holle  Scheeden  uitmaa- 
n.    ken,  zynde  in  de  eerfle  Soort  bultig,  kort  en 
^Geefe   °P  ^en  ^rond  leggende,  in  de  andere  over- 
endltaande,  zeer  lang  en  Buisachtig,  weshalve 
men  die  Trompetbloem  noemt.    Zodanig  een 
Blad  was ,  nu  ruim  twee  Eeuwen  geleeden , 
te  Rochel!e5  aan  L  o  n  e  l  gegeven,  zyn- 
de overgebragt  door  Schippers ,  die  verzeker- 
den ,  dat  het  een  Blad  van  een  Harst-  of  Wie- 
rookboom  ware.   Hier  twyfelde  hy  met  reden 
aan ;  niettegenftaande  hy  het  ,  onder  die  be- 
naaming  ,  in  Afbeelding  gebragt  heeft.  Het 
was  9  zegt  hy ,  van  eene  vreemde  gedaante  , 
van  *t  onderfte  tot  boven  aan  dea  Kapswyzen 
top  dubbeld  en  als  't  ware  van  twee  Velletjes 
gemaakt  ,  als  een  Scheede  of  Trechter  van 
anderhalve  Handbreed  5  aan  't  end  gely kende 
naar  een  gaapende  Zots  •  Kaproen,  Op  dergely- 

ke 

fï)  Sarracenia  Fol.  glhhls.  Syst.  Hatt  XU.  Gen.  «52.  p. 
361.  Veg.  XIII.  p-  408.  H.  Clif.  127.  GR  ON.  Virg.  164. 
Coüophyllum  Virginianum.  Moius.  Hifi.  h  p.  553.  Buca- 
nepbyllum  Americanum  £cc.  Pluk.  Alm.  71.  Amaitb.  46. 
T.  376.  £  6.  Limon.  peregt.  C.  B.  Pin.  192. 

1z)  Sarracenia  Tol.  ftii&is.  Ibidem.  PlüK.  jimakh.  f.  $. 
jMjll.  Ie.  fii.  T.  241.  Ihuris  iimp:di  folium.  Lob.  Ic.  II. 
p  152  Limonmm  peregrin*  Fol.  ïoimi  Fioirs  Ariftolochiac. 
C.  B.  Pin» 


p    o    L    Y    A    N    D     R   I    A.  10$ 


ke  manier  komen  ook  de  Bladen ,  in  de  daar  IW 
van  gemaakte  Afbeeldingen  ,  voor.  Linn  mvs  h*$f0* 
\  merkt  zulks  aan  als  cene  Verandering  van  het  Hoofd-* 
Blad  der  Plompen;  dus  buiten  't  Water  in  fhats™K* 
om  *t  zelve  op  te  vangen  en  in  te  houden  , nia°™&r 
ais  door  eene  byzondere  voorzorg  der  Natuur  (*}. 
Doch  hoe  komt  het  dan  ,  zou  men  mogen  vraa- 
gen  ,  dat  zo  veel  duizend  andere  Planten  der- 
gelyke  voorzorg  niet  behoeven  ?  Of,  kon  dit 
Gewas  daar,  in  Amerika,  zo  het  van  dergelyke 
natuur  ware  geweest  als  de  Plompen  ,  ook 
piet  in  'c  Water  groei  jen  ?  De  vergelyking  en 
toepasfing,  inderdaad,  te  ver  getrokken ,  wordt 
laf  en  belaehelyk  !  Mor  i  són  verbeelde  zig3 
in  tegendeel ,  dat  het  Kapje  aan  't  bovenfte  der 
Bladen, dezelven fluitende, die befchut  voor  het 
inloopen  van  het  Regenwater ,  en  dit  is  ook  , 
uit  het  maakzel  der  Bladen,  veel  aanneemely- 
ker:  terwyl  de  Scheede  van  't  Blad  voor  een 
gedeelte  open  is,  en  dus  veel  Vogts  zou  moeten 
verliezen.  Sommigen  hebbes  de  Bladen,  in  fi- 
guur, by  die  der  Bloem  van  Holwortel,  (Ari- 
Jlolochia)  en  de  Plant  by  't  Limonium  vergelee- 
ken.  De  Bloemen  ,  ondertusfehen ,  gelyken ,  in 
manier  van  Groeijing ,  wel  wat  naar  die  van  'c 
volgende  Geflagt. 

Nym- 

Sic  Metamorphofis  Wjmph&A  in  folium  SarraccnU  ,  ui 
ipfa,  Aqw*m  pluvialem  excipiens  ct  retinens  extra  Aquascre$~ 
tot:  mrê  Katura  providentie  l  Syst.  Nat.  Veg.  XUI.  p» 

II.  Dut.  IX*  Stuk* 


110        VEEtMANNICE  KRUIDEN. 


IV.  Nymph^a,  Plompen* 

Afdeel. 

Hoofd-     Welks  byzondere  Kenmerken  zyn.  Een 
stuk*  *  Veelbladige  Bloem,  met  een  vier-  of  vyfbladi- 
Eenwr  8cn  Kelk:  de  Vrugt  een  veelhokkig,  geknot , 

JBezieachtig  Zaadhuisje. 
Vier  Soorten ,  uit  alle  de  Wereldsdeelen ,  zyn 

ïn  dit  Geflagt  vervat,  naamelyk 

i*  (i)  Plompen  met  Hartvormige  efenrandige 
Xy»p***  Bladen,  den  Kelk  grooter  dan  de  Bloem  en 

Gecie.  vyfbladig, 

ïi*  ( i)  Plompen  met  Hartvormige  efenrandige 
Wue"  Bladen,  den  Kelk  vierdeelig. 

Onder  den  naam  van  Plompen  is  dit  Kruid 
bekend  in  onze  Nederlanden,  alwaar  het,  op 
veele  plaatfen ,  de  Rivieren  en  andere  heldere 
Wateren  bedekt  met  zyne  groote  breede  rond- 
achtige  Bladen ,  die  fomtyds  wel  zo  groot  als 
Pannekoeken  voorkomen  en  derhalve  by  't  Ge- 
meen 

(1)  TXywphéa  Fo!.  Cordatis  ifitêgeaimis  Cal.  JPet.  raajore 
pentsphyüo.  Svft.  &at.  XII.  Gen.  6$  3.  p.  361.  Peg,  XIII. 
p.  408.  H.  Ciiff.  203.  R.  Lugdb.  40S.  GoüAN  Monsp.  254. 
GER*  Prov.  374»  KRAM.  *Auftr>  i;o.  Fl.  Suee.  42É ,  469. 
Gort.  Belg.  149.  &c.  Nympha:a  lutea  major.  C.  B.  PM 
193.  Nymph.  lutca.  CAM.  Epit.  $3$.  Dod.  Pmpu  535* 
Lob*  Ie.  59+. 

(2)  KympUa  Fol.  Cord.  integerr.  Cal.  quadrïfïdo.  Nymph» 
Cal.  tetiraphyllo  ,  Cor.  multiplici.  Qmn.  Aa&.  ch.  &  Mau 
Med.  258*  Nymph.  alba  major»  G.  B.  Pin.  193.  Nymphaa 
alba.  cam.  Ep.  634.  Doa.  P<?«*/>r.  58*.  Los.  /c.  w  Hall. 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A.  III 


meen  ook  dus  geheten  worden.  Men  noemt  iv. 

het  Meirbladen  en  Water  -  Roozen  >  wegens  de  Af£"l* 
<-;roote  Roosachtige  Bloemen  ;  de  Engelfchen  fiooFO-- 
Water-Lülj  ,  dat  is  Water  -  Lely  ;  de  Duic-*TUK. 
fchers  Wasfer  -  Giken  %  Haarwurtz  en  Seeblu-  .Mo™&r 
«Bew  ;  om  dac  die  een  binnenlandfch  Meir  een 
Zee  heeten.  De  Franfchen  geeven  'er  ook  wel 
den  naam  aan  van  Lis  d' 'Eau  of  Blanc  d'Eau , 
doch  era'entlyk  noemen  zy  de  Plant  Nemphar^ 
naar  den  Latynfchen  naam  Nymphm$  die  van 
de  Nymphen,  of  zogenaamde  Watergodinnen, 
afdamt. 

Het  groeit  op  gedagte  pïaatfen  door  geheel 
Europa  ,  geworteld  zynde  in  de  Grond  der 
'Wateren ;  des  het  niet  dan  aan  de  kanten  voor- 
kome  van  diepe  Graften  en  Rivieren.  In  het 
Zirckniifer  Meir  van  Karniolie  behoort  het 
mede  tot  de  Waterplanten  ,  die  ,  na  het  uit* 
droogen  van  dit  Meir  in  de  Zomer,  door  de 
Boeren  als  Hooy  worden  t'huis  gehaald,  zo  Dok- 
tor Scopoli  aanmerkt.  Uit  een  Vezelïgen 
Wortel  fchiec  het  dikke  Bladiteelen  3  tot  aan 
de  Oppervlakte  van  't  Water  zig  uittrekkende  > 
en  hunne  Bladen,  die  altoos  vlotten ,  daar  op 
nederJeggende;  tjerwyl  de  Bloemen  zig  een  wei- 
taig  daarboven  verheffen.  In  dit  opzigt  komen 
de  beide  Soorten  overeen  >  doch  verfchillen  * 
Biet  alleen  in  de  Kleur  der  Bloemen,  welke  in 
de  eene  beftendig  geel  is ,  in  de  andere  wit; 
maar  ook  in  derzelver  maakzeL 

De  Geele  Plompen  hebben  een  Bloem,  welke 

in 

11.  DEEL*  IX»  STUK, 


VeELMANRTGE*  KRÜIÖEff* 


IV.    in  vyf  dikke  Kelkbladen ,  geel  van  Kleur  en 
^xivf1"  groot-»  van  veertien  tot  twintig  kleine  Bloem- 
Hoofd-  blaadjes  bevat  als  Nageltjes  en  een  menigte 
stuk»     Meeldraadjes  ,  omringende  het  Vrugtbeginzel, 
v&™ym  dat  geen  Styl  heeft,  maar  een  platten  Stempel, 
met  zo  veel  Sleuven  als  'er  Hokjes  in  de  Vrugt 
zullen  zyn.    De  Witte  Plompen  hebben  een 
vierbladigen  of  vierdeeligen  Kelk,  waar  in  van 
zestien  tot  twintig  Bloembladen  ,  grooter  dan 
de  Kelk ,  naar  't  midden  allengs  verkleinende 
tot  Meeldraadjes,  wier  getal  by  de  zeventig  is* 
Hier  komen  zo  veel  Stylen  voor,  als  'er  hok- 
jes zyn  in  het  VrugtbeginzeL  De  Vrugt  van 
deeze  is  nagenoeg  Klootrond  ,  en,  zo  wel  als  die 
der  Geele  Plompen,  welke  eene  Peeragtige  of 
Kegelvormige  figuur  heeft,  in  veertien  Hokjes 
verdeeld ,  die  gladde  Eyrondachtige  Zaaden 
bevatten. 

In  de  Geneeskunde  zyn  de  laatften  vermaard 
geweest.  Hei:  gedeftilleerde  Water  van  de  Bla- 
den en  Bloemen  worde  gehouden  voor  verfris- 
fchende  en  verkoelende;  weshalve  de  Turken 
hun  Sorbet  fomtyds  daar  mede  bereiden  ,  zo 
Tavernier  verhaalt.  Anderen  neemen  het 
uitgeperfle  Sap  der  Bloemen  en  Bolletjes  vol- 
gens Veslingius*  Ook  heeft  men  het  tot 
ftempïng  van  Bloedftortingen  en  Vloeijingen 
dikwils  ,  by  andere  Middelen  gemengd ,  voor- 
gefchreeven.  De  Reuk  der  Bloemen  is  eenigs- 
zins  Slaapverwekkende.  De  Bladen ,  aan  de 
Voeten  gelegd,  of  in  Baading  gebruikt,  dienen 

te- 


P    O    h    *    A    &    D   R    I    A.  113 


tegen  Hoofdkwaaien.  Men  heeft  *er  een  Syroop  IV; 
van  gemaakt  en  een  Olie,  beiden  verzagtende 
en  Pynftillende*  De  Wortel  is  ,  in  de  witte  Hoofd- 
Plompen  >  famentrekkende  ,  vry  dik  en  rond.*TÜKé. 
Men  heeft  'er ,  in  tyden  van  gebrek ,  fomtyds  Jt*^ 
gebruik  van  gemaakt  tot  Spyze. 

Van  beiden  3  zo  wel  de  Geele  als  Witte  ^ 
komt  eene  Verfcheidenheid  voor  die  kleiner  is; 
zynde  zo  gemeen  niet  als  de  groote.  De  kleine 
Geele  met  een  groote  Bioem  (*), -groeien 
veel  in  de  Oude  Ys fel  in  Gelderland,  als  ook 
by  Leerdam  en  elders,  zo  de  Heer  de  Gor-* 
ter  fehryft:  de  kleine  Witte  Plompen  vindc 
men  tusfehen  Muiden  en  Naarden  3  binnens- 
dyks,  in  de  Braaken.  j 

(3)  Plompen  met  Hartvormige  gelande  Bladen,,  Ny2ll'£a 

Lotus» 

Algemeen  is  deeze  bekend  onder  den  naam  Egypti- 
van  Egyptifche  Lotus,  aldaar  Nuf  ar  genaamd,  c  c% 

waar 

( *)  De  k'eine  Geele  Plompen ,  met  een  \leme  Bloem ,  be* 
hooreii  tot  een  ander  Geflagt ;  zie  't  voorgaande  Vil.  Stuk, 
biadz.  49 j.  Deeze  vallen  in  't  Wyde  Sparen  by  't  Huis  te 
Heemftede  en  ia  de  Veencn  öp  veele  plaatfen  ^  als  ook  int 
Vriesland ,  enz. 

{%)  Kympbta  Fol.  Cordatis  dentatis.  Fl.  ZeyL  194.  Has* 
Sfx^.  hih.  471.  Nymph.  Fol,  amolïoribus  &c.  Béown;. 
Jam.  343»  Nymph.  tndica  &c.  BKOWN.  Jam.  343-  Nymph. 
Indica  &c.  SLoan.  Jam.  120.  Hifi.  £  p.  z$2.  Lotus  ^£gyp^ 
tia;  Alp»  Aïgypt.  103.  214»  T.  213  >  *x^.  &c.  Am- 

bel.  Jiörf.  Jf*/.  XI.  p.  51.  T.  20.  Kaxatti  •  Kitjil.  RüMFifc 
VI.  p.  172.  BURM.  Fl.  Ind.  11$.  m 

H 

U.  DEEL.  IX.  SlUÉ* 


H4    Veelmannigen  Kruiden. 

IV.    waar  van  Veslingtus  de  Afbeelding  heeft 
AFx?v!"  uitgegeven  ,  tot  opheldering  der  befchryvinge 
Hoofd-  van  Al  pi  nu  s;  welke  Autheur  echter  niet 
stuk.     aiieen  de  geheele  Plant  verkleind  ,  maar  ook 
vife?™'4'  de  Bloemen  5  het  Zaadhuisje  ,  Blad.  en  Wortel , 
in  de  Natuurlyke  grootte  ,  zeer  duidelyk  onder 
zyne  Uitheemfche  Planten,  gelyk  Veslin- 
g  i  u  s  erkent  ,  hadt  in  Plaat  vertoond.  Dus 
was  dit  Gewas  dan  genoegzaam  afgebeeld :  des 
Römphiüs,  die  hetzelve  onder  den  naam 
van  Kleine  Indifche  Waterplomp  befchryft,met 
reden  de  Afbeelding  agter  weg  geiaten  heeft. 

Het  groeit  niet  alleen  in  Oost-  maar  ook  in 
Westindle  ,  zo  wel  als  in  de  Noordelyke  dee- 
len  van  Afrika,  zynde  door  Forskaohl, 
eu  onlangs  ,  overvloedig  by  Rofette  ,  in  de 
Slooten  der  Rystvelden,  groeijende  gevonden; 
die  aanmerkt ,  dat  de  Jonge  Bladen  effenrandig , 
de  grooten  getand ,  rondachtig ,  niet  Hartvor- 
mig waren,  doch  aan  den  Voet,  by  den  Steel, 
gefpleeten  (*).  Deeze  Waarneeming,  van  een 
fcundig  Ooggetuige  ,  doet  byna  denken  ,  dat 
'Alp inüs  gelyk  had  ,  met  deeze  Plompen 
voor  een  zelfde  Plant  te  houden  als  de  Europi- 
fche  :  aangezien  dus  het  onderfcheidend  Ken- 
merk der  bepaaling  van  den  Ridder  verdwynti 
Immers  zyn  Ed.  hadt  bevoorensook  getwyfeld, 
of  'er  wel  een  Soortelyk  verfchil  tusfchen  bei- 
den 


(*)  Flor.  Mgwu  Ar  ah.  p.  ioa. 


dén  ware  (*)  In  Virginie  groeijen  de  gemeene  IV* 
Europifche  Witte  Plompen  ,  die  aldaar  zelfs  met  Fxfy^ 
gevulde  welriekende  Bloemen  voorkomen  ,  zo  Hoofd-: 
de  Heer  Clayton  meldt ;  terwyl  Kalm *tuk# 
die  met  getande  Bladen  in  JNieuw  Jerfey  waar-  nut™°n 
genomen  heeft  (f). 

Men  kan  hier  uit  van  de  Geftalte  oordeeletu 
Alpinüs  zegt  ,  dat  het  in  Egypte  wel  op 
plaatfen  groeit  ,  daar  het  Water  eens  Mans 
ïangte  diep  is :  zo  dat  de  Blad-  en  Bloemftee- 
len  dan  zeer  lang  moeten  zyn*  De  Bloem, 
als  een  fchoone  witte  Roos  ,  met  eenige  geelö 
punten,  is  byna  drie  Duimen  breed.  De  Zaad- 
huisjes zyn  ronde  Bolletjes ,  als  eeö  Mispel  of 
W&t  grooter  ^  in  de  vier  Kelkbladen  vervat  * 
waar  in  Zaadjes  als  Koolzaad.  Het  Kruid  blyfe 
groeijen  op  Gronden  daar  het  Water  afgeloo» 
loopen  is,  maar  derft  tegen  den  Winter;  waaf 
uit  blykt,  zegt  hy  5  dat  het  een  Jaarlyks  Ge- 
was is.  Het  heeft  een  langwerpig  ronden  Wor- 
tel, niet  veel  grooter  dan  een  Hoender -Ey, 
van  buiten  zwart,  van  binnen  geelachtig  *  Vlee- 
zig*  hard,  famentrekkende  en  zoetachtig  vaa 
Smaak. 

In  deeze  Bloemen  heeft  de  delfde  eigen* 
fehap  als  in  onze  Plompen  plaats.  Zy  fluiten 
zig,  tëgen  den  avond,,  als  een  ronde  Bol ,  en 
duiken  onder  Water  ,  waar  uit  zy  's  morgens 

(*J  Hort.  Gl$i  P-  203* 
(t)  GRON.  Fl.  Virg%  p.  81* 

H  3 

IU  DEEL»  U  STUK, 


n6      Veelmannioe  Kruiden; 

fIV.    weder  opryzen  en  zig  ontluiken»  Zulks  heeft: 
^lRümphiüs  in  Oostindie  opgemerkt,  alwaar 
Hoofd   dit  Kruid  ,  dat  de  Javaanen  •  Tondjo  noemen , 
stuk*     voorkomt  met  Sneeuwwitte,  Roodachtige  of 
v^TWy  Roozekleurige  ,  bleek  Geele  en  bleek  Blaauwe 
Bloemen ;  wordende ,  wegens  de  (ïerlykheid  zy- 
ner  Bloemen  alleen ,  by  de  Huizen  van  Verrao* 
gende  Luiden  aangekweekt  ;  doch  de  Chinee- 
zen  kooken  ,  braaden  en  eeten  ,  zo  wel  de 
Steelen  als  de  Wortelen ,  zegt  hy ;  even  als  de 
Egyptenaaren  de  Wortels  in  Vleefchnat  kook- 
ten, volgens  Alpinus,  hebbende  dezelven 
dan  de  Kleur  byna  van  Eijerdooiren* 

Düs  twyfelt  men  geenszins  ,  of  deeze  Plant 
zal  de  echte  Lotus  van  Theoprastüs  en 
Dioscori^es  zyn  ,  en  wegens  het  eeten 
van  derzclver  Wortelen  ,  Steelen  en  Bollen , 
kunnen  zekere  Indifche  Natiën  zo  wel  Loto- 
phagi  genoemd  zyn ,  als  wegens  het  gebruiken 
der  Vrugten  van  den  Lotus -Boom,  welke  op 
ver  naa  geen  zo  algemeene  Groeiplaats  heeft  (*). 
Ook  verhaalt  Pliniüs,  dat  van  het  Zaad,  naar 
Geerst  gelykende  ,  in  Egypte  Brood  gebakken 
werdt,  niet  alleen  ligt  verteerbaar  en  fmaakelyk  9 
mids  verfch  zynde .  maar  ook  zeer  gezond.  Men 
noemtze  Arais  el  NU  ,  als  de  Wortel  uit  den 
Nyl  ,  doch  uit  de  Meiren  by  Venetië  hadc 
Alpinüs  dergelyke  Wortelen  bekomen  ,  en 

merkt 


(*)  z'e  het  II.  Deels.  III.  Stuk  f  van  deeze  Nat.  HU 

farie  %  biadz.  570* 


POLYANDRIA.  II7 


merkt  aan ,  dat  de  Bladen  flegts  een  weinig  IV. 
kleiner,  Zaagswyze  getand  en  meer  geaderd,  ^v^KLm 
de  Zaadjes  ook  kleiner  zyn  dan  die  van  de  ge-  Hoofd- 
meene  Witte  Plompen  (*).  STUK- 

(4)  Plompen  met  Schildvormige  overal  geheele  Ny^^ 
Bladen.  Neiumbo. 

Boondtaa- 

In  de  beide  Indien  komt  dit  Gewas  voor,8^6* 
't  welk  Rumphiüs  Groote  Indifche  Water» 
plomp  noemt  ,  zeggende  dat  hetzelve  van  de 
Europifche  Plompen  niet  alleen  in  de  Bloemen 
en  Vrugten  ,  maar  ook  daar  in  verfchille,  dat 
de  Bladen  zig  doorgaans  ruim  een  Voet  verhef- 
fen boven  't  Water.  Zy  hebben  Steelen  van  vier 
of  vyf  Voeten  lang,  met  hun  tweeën  of  drieën 
uit  éénen  Wortel  fpruicende  ,  regt3  een  Vin- 
ger dik,  van  buiten  met  fcherpe  Puntjes,  van 
binnen  met  Gaatjes,  door  welken  men  blaazen 

kan, 

{*)  De  Plant.  Exot.  p.  228.  Ik  kan  derhalve  niet  zien, 
dat  die  Autheur  ten  deezen  opzigte  van  Gevoelen  veran- 
derd zy  ,  gelyk  by  Rümphius  gemeld  wordt.  Hy  zegt 
immers  :  Mirum  certe  eft  cur  Veieres  Lotum  tl^mpheét  fimi- 
lem  non  fecerint  &>  foliis  &  Caulibus  &  Floribus  &*  Capi- 
tibus  &*  vel  etiam  Radice  &c. 

(4)  Nymph&a  Fol.  peitdtis  undique  integris.  H,  C/i/f.  302. 
TL  Zeyl.  I19Z*  Nymph.  Indka  Faba  Agyptia  di&a  &cw 
Herm.  Par,  T.  p.  20 $.  Nymph^a  Fabifera  &c.  Pluk»  Alm. 
267.  T.  322.  f.  1.  opt  Taratti.  RüMPH,  Amb.  VI.  p.  J68. 
T.  73»  Tamara.  Hort.  MaL  XI.  p«  59-  T.  30.  Ben  Tima- 
ra, T.  3*'  Nymph.  affinis  Glandifera  Virgioiana*  MORls. 
fBfc.  lil.  p.  514.  Raj.  Suppl.  6n* 

H3 

II.  Deel*  IX.  Stuk. 


ir8     Veelmannige  Kruiden. 


IV.  kan  ,  als  wanneer  daar  uit  loopt  een  wit  Lyme* 
Alxiv!L  r5£SaP>  als  Koei  jen -Melk,  welk  zig  laat  uit* 
Hoofd-  rekken  en  tot  Draaden  fpinnen,  gelyk  van  Zy- 
STÜK.  de  of  Spinnewebbcn*  De  Bladen ,  Schildvormig 
vï&T™y'  °P  enc*  der  Steelen  gehecht,  zyq  langwerpig 
rond  *  twee  Voeten  over  't  kruis ,  geplooid  als 
een  Zonnefcherm  of  met  Ribben  naar  den  Rand 
loopende  ,  van  boven  meest  vlak,  doch  in  9t 
midden  Trechterachtig*  De  Bloemfteel  is  lan- 
ger of  wel  zes  Voeten  hoog  ,  en  heeft  op  't 
end  een  Koker  van  vier  Bladen  ,  die  zig  ont- 
iluitende  de  Bloem  vertoont ,  van  grootte  als  de 
grootfte  Zonnebloemen  ;  want  de  Bloembladen 
zyn  zeven  Duimen  lang  en  vier  Vingeren  breed , 
doch  verkleinen  inwasrds.  Men  vindt  'er  tien 
buitenften  van  die  grootte  en  zeven  daar  bin- 
nen 5  omringende  een  Txechterachtig  Vrugtbe. 
ginzel,  met  eenen  Krans  van  dikke  geeleMeel* 
draaden  ,  die  witte  Knopjes  hébben.  De  Bloe- 
men zyn  gemeenlyk  Roozekleurig  of  bleek 
paarfch  f  doch  men  vindtze  ook  van  andere 
Kleuren,  gelyk  in  de  voorgaande  Soort,  en  zy 
worden  teffens  wegens  den  aangenaamen  Reuk  % 
of  uit  Bygeloovigheid  ,  van  de  Chineezen  en 
Indiaanen  zeer  bemind . 

De  Vrtigt,  welke  onder  den  naam  van  Egyp* 
tifche  Boon  van  Dioscorides  in  't  Werk  .van 
Dodoniüs,  uit  Clusius  ontleend, 
die  dezelve  een  Vreemde  Vrugt ,  naar  een 
Slaapbol  gelykende  ,  genoemd  hadt ,  is  afge* 

beeld  % 


PokYANDRlA»  H9 


beeld  (*)  5  zal  geen  andere  zyn  dan  het  Zaad-  IV. 
huis  van  deeze  Plant*  Het  wordt  anderhalve  AFj£"U 
Handpalm  breed  en  wat  minder  hoog ,  barften-  Hoofd» 
de  door  rypwording  van  boven  open,  en  danlrüïU 
een  menigte  Hokjes  vertoonende,  in  ieder  van  WJ^^r 
welken  een  zwarte  Boon  fchuilt,  die  van  bin- 
nen wit  is ,  in  tweeën  fplyt  en  een  groen 
Kiempje  bevat* 

Men  houdt  deeze  Plant,  die  in  't  Maleitfch 
Taratti  genoemd  wordt,  voor  de  Colocq/ia  der 
Ouden*  De  Wortels  zyn  eetbaar ,  zo  wel  als 
die  der  Plompen  ,  doch  worden  in  Oostindie 
zo  veel  niet  gebruikt  als  de  Zaaden  of  Boonen  * 
welken  men  te  Batavia  nog  niet  geheel  ryp 
zynde ,  en  dus  in  de  geflooten  Bollen ,  op  de 
Markt  brengt ,  als  wanneer  zy  byna  van  Smaak 
zyn  als  Hazelnooten.  De  gedroogde  of  geheel 
zwarte  Boonen  komen  by  Zakjes  te  koop  j  maar 
deeze  moeten  eerst  gekookt  of  gebraden  wor- 
den ,  om  ze  te  kunnen  kaauwen;  5t  welk  veel 
by  de  Thee  gefchiedt.  Geweekt  zynde ,  wor- 
den deeze  Boonen  bekwaam  tot  Voortteeling  # 
even  als  onze  Tuinboonen :  dan  bekleedt  men- 
ze  met  wat  Kley  en  laatze  dus  in  't  Water 
zinken  ;  't  welk  op  een  plaats  gefchicdende, 
daar  geen  te  groote  diepte  is,  een  genoegzaa- 

me 

(*)  In  zyn  Kruidboek  ,  bladz*  14*9.  en  is  ontleend  nit 
Clus.  Exot.  Libr.  2.  Cap.  13.  Men  vindize  in  't  zelfde 
Kruidboek  ,  bladz.  %iz  ,  onder  den  naam  van  Egyptifcfó 
Boone  befchreeven.  Zie  ook  DOO.  Pempt.  p.  $ig* 

H4 

II,  DHL»  IX*  STUK» 


120 


Veelm annig e  Kruiden, 


IV*    me  aanfokking  maakt:  want  de  Wortels  loepen 

^rxivEl<  ^er^  voort  cn  mcn  v*ndt  dit  Gewas  op  On- 
Hoofd  diepten  in  Rivieren  of  in  verfche  ftaand.c  Wa« 
stuk*     teren  0p  java  en  andere   Eilanden  menig- 

vuldig. 


vige* 


Mentzeli  a. 


Dit  Gefïagt  is  benoemd  ter  eere  van  den 
Kruidkenner  Mentzelius,  door  wien  eea 
fchoone  Lyst  van  de  benaamingen  der  Plan- 
ten \  uit  de  Ouden  verzameld ,  met  de  Afbeel- 
dingen van  eenige  nieuwre  zeldzaame  Kruiden  r 
aan  't  licht  gegeven  werdt. 

De  byzondere  Kenmerken  zyn;  een  vyfbla-, 
dige  Bloem  en  Kelk,  waar  onderden  langwer- 
pig Vrugtbeginzel ,  dat  een  Rolrond  3  veelzaadig 
Zaadhuisje  wordt, 
lt        De  ecnigfte  Soort        die  in  Amerika  haare 
Mntzeiia  Groeiplaats  heeft .  heeft  de  Bladen  en  Vrug- 
Pvuuwc.  ten  ruuw  ,  waar  van  de  bynaam.  Het  is  een 
Heefterachtige  Plant  ,  anderszins  naar  de  Ona* 
gra  gelykende ,  weshalve  Tournefort haar 
onder  dien  naam  voorgefteld  hadt.  De  Bladen 
zyn  langwerpig,  fpits,  op  de  kanten  gegolfd 
en  ruuw ,  nagenoeg  als  die  der  Betonie  ;  de 
Kelken  en  V rugten,  die  uk  de  Oxels  der  Bla- 
den 

(i)  Memzelia.  Syfiï  Njè&  XII.  Gen*  670.  p-  3^4. 
XIII.  p.  41  f4  H  CHff.  49*.  Am.  Acad.  V.  p.  393.  LOtFl*. 
lu  223.  Mi^ntzella   Fol.  &  ¥1.    aspeiis.  Puim.  Gen,  41.  Ic. 
174.  Bbown.  Jam.   24^t  Onagra  Ainer»  Fol.  Betonicae, 
TOüBKF.  Inji.  302. 


PolyAndria*  121 


den  voortkomen  ,  bezet  met  Haakige  Haairtjes  IV. 
of  Borfteltjes. 

_  Hoofd* 

Lt  O  O  S  A»  STÜff. 

Den  naam  Loafa ,  welken  de  Heer  J  a  c-nia/or'°gfm 
quin,  ten  opzigt  van  dit  Geflagt ,  van  den 
Heer  Adanson  hadt  overgenomen ,  verandert 
de  Ridder  in  Loo/a,  waar  van  de  Kenmerken  , 
door  den  eerften,  dus  opgegeven  zyn. 

Ken  vyfbladige  Kelk,  van  ruige  Blaadjes,  en 
een  vyfblidige  Bloem,  met  Kapswyze  Blaadjes, 
die  aan  *t  end  omgeboogen  zyn  en  vyf  Honig- 
bakjes,  welke  zig  tot  een  fpits  Kegeltje  famen- 
voegen ,  in  't  midden  van  de  Bloem.  Het  Zaad- 
huisje Tolrond  ,  driekleppig,  eenhokkig,  vee!- 
zaadig. 

De  eenige  Soort  (i)  ,  fchynt  veel  te  gely-  T- 
ken  naar  het  Gewas,  datFEuiLLéE  noemt  ^°?f*  ? 
Brandende  Qrtiga  van  Chili,  met  Beerenklaaiiw-ttekeiige. 
Bladen,  groeijende  aldaar  zes  Voeten  hoog, 
en  de  Stengen  bezet  hebbende  met  fcherpe 
Puntjes  ,  de  Bladen  volkomen  als  die  van  de 
eerfte  Soort  van  Klepheul ,  hier  voor.  Te  Wee- 
nen  aangekweekt  ,  maakte  zy  een  fraay  Jaar- 
lyks  Gewas,  met  dergelyke  Bladen,  en  aartige 
geele  Bloemen  ,  die  de  Blaadjes  uitgcfpreid  en 
in  't  midden  een  Pieramiede  hadden  van  Ho- 

JDig* 

(l)  Looft.  Syfi.  Nat.  XII.  Gen.  *2g*.  p.  364.  P%g*  XIII# 
p.  4U.  lAcq.  Ohs,  lil.  p.  i$.  T38.  Ortiga  Chileniïs  mens 
Acanthi  folio.  FeüILL.  Pauv.  II.  757»  T.  43  £ 

H  5 

II.  IX,  STUK. 


122     Veelmannige  Kruiden. 


IV.    nigbakjes  of  kleine  Blaadjes  3  benevens  een  groot 
Af£^l*  getal  van  Meeldraadjes,  ten  minfte  vyftien 
Hoofd-  voor  ieder  Bloemblaadje  ,  zo  dat  derzelver  ge- 
stuk*    tai  omtrent  tagtig  bevonden  werdu  De  Vrugt, 
v;p?n™y'  welke  het  aldaar,  in  de  open  Lugt,  totryp- 
heid  bragt,  was  als  gezegd  is.  Het  voorgaande 
Geflagt  komt  dit  in  eenige  opzigten  zeer  naby, 
zode  Heer  Jacquin  aanmerkt,  doch  ver» 
fcbilc  in  anderen  daar  van  ten  hoogde. 

C  i  s  T  ü  s,  Veldroosje. 

In  dit  is  ook  de  Bloem  en  Kelk  vyfbladig; 
maar  de  Kelk  heeft  twee  Blaadjes  kleiner  en 
het  Zaadhuisje  is  rondachtig. 

De  Soorten,  wier  getal  meer  dan  veertig  is, 
heeft  de  Heer  LiNNiEüS,  naar  dat  zy  Stop- 
peltjes hebben  of  niet  hebben  en  naar  't  Gewas , 
in  Rangen  onderfcheiden.  Die  van  den  Eerften, 
als  volkomen  Heefters  zynde ,  zonder  Stoppel- 
*  it.  r>.  tjes  3  heb  ik  reeds  befchreeven  * :  zo  dat  thans 
M  $T$z-9  maar  ^e  ovenëen  hiev  volgen  en  deeze  zyn 
meeftendeels  de  genen  ,  welken  de  vermaarde 
To urnefort  ,  om  dat  de  Zaadhuisjes  een- 
hokkig  waren,  van  *t  Gefjagt  van  C  i  st  üs3dat 
dezeiven  veelhokkig  heeft  ,  onder  den  Geflagt- 
ïiaarn  Helianthemum  hadt  afgezonderd.  Aan  "ee- 
ze  geef  ik  ,  om  dat  de  Bloemen  als  kleine 
Rooyjtszyn,  weshalve  men  ze  ook  in  'tFranfch 
Rofe  Canme  noemt  volgens  Baühinus,  den 
naam  van  Veldroosje. 


P    O    t    Y    A    N    D    R    I    A.  123 

B.  Ongeftoppelde  laag- Heefterige.  iV. 

Afdeel. 

O4)  Veldroosje*       laag  ~  Ileefierïg  is9  feg-HooFD. 

gewcte  j  zonder  Stoppeltjes ,  wz££ gepaarde  Lz-stuk. 
ftioa/f  Bladen  en  Kroontjes -Bloemen. 

beUntus. 

De  grootte  van  dit  Gewas  ,  dat  in  Vrank-  Gekroond, 
ryk  en  Spanje  groeit ,  is  volgens  Clüsi  u  s 
maar  een  Voeu  Het  heeft  zwartachtige  Hou- 
tige Stengetjes  ,  met  zekere  Vettigheid  bezet; 
weshalve  het  van  hem  onder  de  Ladanum  -gee- 
vende  Ciftus  geteld  wordt. 

(is)  Veldroosje,  dat  laag*  Heejlerig  te,  op-  xv. 
Jlygend  ,  zonder  Stoppeltjes ,  niet  de  5to-Giadpoor. 
den  over  hoeks  5  gebondeld ,  Draadachtig 
glad)  en  Takkige  Bloemjieeltjes. 

Deeze  Soort  3  die  zeer  fmalle  getrepte  Blaad- 
jes en  geele  Bloempjes  heeft ,  groeit  op  drooge 
Rotfen  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Provence. 

(16)  Veldroosje,  dat  laag  -  Heejterig  is  9  op-  xvr 

(14)  Ciffui  Suffrutieofus  procumbens  exftipulatus  Sec. 
Ciftus  fol.  Linearibus  &c.  Guett.  Stamp.  2.  p.  igo.  Cilhis 
Xedon  Fol.  Thymït  C.  B.  Pin.  467.  Ledon  decimum.  Clvs. 
Hifi.  I.  p.  81.  Hisp.  3c.  p.  167. 

(15)  Cijius  SufFr.  adfeend.  exftip.  Fol.  alternis  &c,  Cift. 
Suftu  procurab.  Ger.  Prov.  394-  T.  14.  Ciftus  humilis  Mas- 
filiotica.  Pluk.v4/w.  107.  T.  84-  £  6. 

(16)  C(/?«*  Suffr.  er.  exftip.  Fol.  linearibus,  Pediinculis 
unifloris  ,  Calycibus  triphyliis.  Mant.  565*  Ciftus  humilis  f. 

II.  QEEI*  IX.  STUK.  Cha" 


ï24     Veelmannige  Kruiden. 


IV*  Jlaande  3  zonder  Stoppeltjes  :  de  Bladen 

AFxivEL*  UniaaU  de  Steeltjes  eenbloemig,  de  lieU 
Hoofd*  ken  driebladig. 

STUK. 

Eenvfvh  Dit  is  ook  een  Heeftere  je  vaneen  Voethoog, 
met  roodachtige  Takjes,  groei  jende  in  de  Zui- 
delyke  deelen  van  Europa.  Door  een  driebladi- 
gen  Kelk  te  hebben  en  zestien  zeer  korte 
Meeldraadjes  9  die  allen  vrugtbaar  zyn ,  verfchilt 
het  inzonderheid  van  de  volgende  Soort,  welke 
de  helft  der  Meeldraadjes  zonder  Knopjes 
heeft. 

(17)  Veldroosje,  dat  laag-Heefterig  is ,  leg» 
gende ,  zonder  Stoppeltjes ;  de  Bladen  over- 
hoeks,  Liniaal,  rauw- gerand;  de  Steel» 
tjes  eenhloemig  hebbende* 

Of  die  hoedanigheid  van  zestien  Meeldraad- 
jes zonder  en  zestien  met  Knopjes  te  hebben , 
altoos  ftand  houde  in  deeze  Soort ,  is  my  dui* 
lier.  De  fchrandere  Gerard  merkt  de  twee 
aangehaalde  van  Baühinus,  met  Fieybla- 
den ,  als  Verfcheidenheden  aan.  jPe  Bladen  zyn 
glad>  aan  den  rand  ruuw>met  zeer  fyne  Doorn- 
tjes : 

Chamscifttis  Eiicx  folio  Juteus  &  ehtlor.  C.  E.  Pin.  455. 
Pluk.  Alm*  i^7«  T«  83.  f.  6. 

(17)  Ciftus  Suffr.  proe.  exftipulatus,  Fol.  a]t.  Lui.  &c. 
Cif'tis  Caule  ptoc.  fol.  ait.  Fl  Snee.  4*5  ,  474.  GOUAN 
Jiïonip,  255.  GER*  Prov.  393.  Chamccnftus  Encae  foiio, 
luteus  humiüor.  C.  B.  Pm.  466.  Helianthemum  fol.  akernis 
#lguftisfi'.ïiiS.  HALL.  Hew.  359. 


XVU, 

Ciflus 
Wumana. 
Haifmaa- 


Polyandrie,  isj? 


ijcs:de  Bloempjes  naa,uwlyks  grooter  dan  de  ^;x# 
Kelk,  Zy  groeit  in  Vrankryk,  in  SweerUn  en  in  xiv,  ' 
Switzeriand.  De  Heer  Halles  betrdctze  **>°ïü- 
beiden  ook  tot  eene  Soort* 

(18)  Veldroosje  ,  dat  laag  Heefierig  £f,  xwu, 
gmde ,  zonder  Stoppeltjes ;  met  de  bladen  canu>. 
gepaard  ,  ftomp  Eyrond  ,  ruig  en  van  on«  Gtys' 
deren  Wollig  >  de  Bloemen  byna  in  Kroon- 
tjes. 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  groeit 
deeze,  die  van  de  Grysheid  der  Bladen  ,  welke 
anders  naar  de  Myrtebladen  gelyken  ,  haaren 
naam  heeft.  Aan  't  end  der  Stengen  komen  on- 
gefteelde  Kroontjes  voort  ,  van  Bloemen  <  met 
ruige  Kelken.  Men  vindc  *er  een  Verfcheiden* 
heid  van  ,  die  de  Blaadjes  ovaal,  wederzyds 
met  dunne  Haairtjes  befprengd  en  niet  Wol-' 
lig  van  onderen  heeft.  De  Portugeefche  is  het 
groot tte  van  Gewas  :  de  Veroneefche  heefc 
Lancetvormige  ftompe  ,  drieftreepige,  weder- 
zyds  groene  en  de  Kelk  twee  BorfteÜge  Blaadjes. 

Cl9) 

(ï$)  Ciflus  Suffr.  prcfcumb.  ex&ipulaCus,  FoL  oppos.  obo- 
vatis  &c.  Kram.  Auftr.  151.  Ger.  Prov.  397.  Gouam 
Monsp.  256.  Chamatciftus  Fol.  Myrti  mmoris  incanïs.  C.  ö. 
Tin.  466.  Chama-c  Fo!.  Myrti  Tatentmae  can  s  &  dnereis. 
J.  B.  Hift.  11.  p.  is.  Chamaxiïius  teitius.  Clus.  Hift*  I»  p. 
74.  fi.  Heliamh.  Alptnutn  Serpüli  folio  n5gr.  hirs.  Seg.  Ver» 
III.  p,  195»  T.  6.  £  2.  HeliantSiemum  Folt  Myrti  minoris 
fubtas  incanis.  Toürnf.  lnfi,  246.  SCOP*  *4nn*  2.  p. 
J*a«r.  403. 

K.  Dist.  ix*  Srv%i 


IM      Veelmannige  Kruiden* 


IV.  (iy)  Veldroosje,  dat  laag -Heejierig  is  zonde  f 

^F£fv.L#  Stoppeltjes  ,  met  gepaarde  Jtekelige  Bladen  , 

Hoofd»  de  onder Jlen  Eyrond  ,  de  bovenjlen  Lan- 

STtJK#  cetvormig;  de  Takken  uitgebreid. 

Ciftus 

ixYnkh    *n  *ta^e  k°mt  heeste*      naalr  ^e  voorgaan* 
c  'de  veel  gelykt ,  voor.  Het  is  een  Heeftcrtje* 
dat  de  Steng  maar  een  Span  hoog  heeft. 


x.x-.     C20)  Veldroosje,  dat  laag  -  Heejierig  is  zon» 
^foneefch.         der  Stoppeltjes  5  met  gepaarde  langwerpi* 
ge  gejleelde  Bladen  ,  die  vlak  zyn  en  van 
onderen  grys. 

Ey  Marfeille  en  Verona ,  als  ook  in  Switzef* 
land  ,  groeit  deeze  Soort ,  welke  verandert  met 
Lancetvormige  Bladen ,  die  van  boven  glad  zyn, 
en  Ovaale  Bladen  ,  boven  wat  Haairig;  doch 
van  onderen  hebben  zy  altoos  een  digte  Wol* 
lïgheid  en  zyn  grysachtig  wit* 

xxï.      0*0  Veldroosje,  dat  laag  -  Heejierig  is  zon* 

Engeifcb*  w" 

(19)  Ciftus  Suïïiutkofus  exftipulatus  &c.  Helianthemum 
Serpilli  folio  viliofo ,  Flor.  pallido  ,  Italicum.  BARR.  Rar. 
Sio.  T.  366. 

f20)  Ciftus  Suffir.  exftipulatus  &c.  Helianth.  Fol.  ad  Ter«! 
ram  congeftis  &c.  Hall.  Helv.  359-  Hel.  luteum  Thymï 
dmioris  folio.  BARR.  Rar.  521.  T.  441. 

(21)  Ciftus  SurTr.  exftip.  procumbens  &c.  Hüds.  Angl. 
no6.  Mant.  245.  Helianthemum  Alpinum  Fol.  Pilofellx  mi* 
rioxis  Fuchfiu  J.  B.  WJU  ÏU  p.  1*. 


p    o    L    T    A    N    D    R    I    A.  IöJ 


der  Stoppeltjes  ,  leggende  %  met  gepaarde  IV; 

langwerpige  omgedraaide  Haairige  Bladen  xiv. 

en  getrojte  Bloemen.  Hoofd. 

stuk. 

Op  fommige  plaatfen  in  Engeland  groeit  dee-  Monogy 
ze,  die  de  Steng  naauwlyks  een  half  Voethoog* 
fcheef  en  ruuw  heeft  ,  Bladen  als  die  van  Hy- 
fop  y  wederzyds  groen  en  getroste  witte  koe- 
kende ,  doch  onder  yt  bloeijen  opgeregte  Bloe- 
men* 

(m)  Ve!droosje  ,  dat  laag'  Heefierig  is ,  leg-  ***** 
gende  >  zonder  Stoppeltjes  „  met  gepaarde  Oelandicm% 
langwerpige  wederzyds  gladde  Bladen;  ^0elandrcht' 
Bladjleeltjes  gehaaird  ;  de  Bloemblaadjes 
uitgerand* 

Deeze  is  op  onbelemmerde  Rotfen  in  Ge- 
land waargenomen  en  groek  ook,  zo  'tfchynt, 
op  naakte  Bergtoppen  in  Provence.  Zy  heeft 
een  geltreepten  ruigachtigen  Kelk, 

C.  Ongeftoppelde  Kruidige. 

(13)  Veldroosje  mgejtoppeld  ,  overblyvende  ;  xritï, 

.Tüberaria* 

(12)  Ciftus  SufFrut.  proc.  ex&ip.  6cc.  Ger.  Prov.  396. 
Ciftus  Heïianth.  Fiore  parvo  luteo.  J.  B*  Hi/l.  II.  p.  17,  FL 
Suec.  434  9  471- 

(23}  Ciftus  exftipul.  perennis,  Fol.  Radicaübus  ovstis  & 
GoüAN  M<?nsp>  z$6.  GER  /Vav.  3  93-  Ciftus  Fo'io  Planta- 
ginis.  C.  Be  Pi»  465.  Helianthemum  Plant,  foho  perenne* 
Buxb.  Cent.  til;  p.  33-  T.  63.  Tuberaria  uoftras  &  major» 
§3  B.  üfrV?.  lï,  jv  12. 

zit  DsiLt  ix,  sruaw 


t28      VeeLmann'igè  Kruide^ 


IV.  met  Wortelbladen  die  Eyrond,  drieribbigt 

AFxivEL"  Wollig  zyn  ;  de  Stengbladen  glad,  Lan* 
Hoofd»  cetvormig;  de  bovenjlen  over  hoeks. 

STUK. 

Eenwy  Den  bynaam  heeft  deeze  Soort  daar  van  be* 
komen,  dat  men  daar  dit  Kruid  groeit  dikwils 
Truffels  of  Aardbuilen  (Tubera  Term}  ondei: 
den  Grond  vindt.  Hierom  noemden  de  Kafti- 
liaanen  het  Iterva  Turmera,  volgens  Myconus* 
De  Groeiplaats  is  in  Spanje  ,  Provence  eiï 
Italië- 

xxiv.  (2^)  Veldroosje  >  dat  Éruidigis  ,  ongejlop- 
GutuuL.  peld  ,  met  gepaarde  Lancetvormige  drierih» 

£>iuppeiig4        föge  ftiacim  en  ongeblikte  Trosjes. 

Deeze  Soort  heeft  een  bleeke  Bloem,  dië 
in  het  midden  met  een  roodachtige  Vlak  als 
een  Druppet  is  getekend  ,  waar  van  de  by- 
naam. Het  is  een  Jaarlyks  Kruidje»  groeijen- 
de  niet  alleen  in  de  Zuidelyke  deelen  van 
Vrankryk  en  in  Icalie,  maar  ook  iö  Engeland* 
ja  zelfs  by  ons  op  Vlieland,  zo  de  Heer  de 
Gorter  aantekent*  Het  was  in  't  Bofch  van 
Gramont ,  by  Montpellier ,  naauwlyks  een 
Handpalm  hoog ,  met  witte  Bloempjes  >  heb-* 

ben* 

f24)  Ciflm  Hertaceus  exftipulatus &c.  Huds.^h£/.  204..  Ciftus 
annuus  &c.  GoüAN  Monsp.  256.  Ciftus  fl,  palüdo ,  puni- 
came  ma'ula  ïn^gnlto-  C+  E«  Pin.  465.  Helianthemum  Fl* 
maculofo.  Col.  Ecphr.  II.  p.  78.  T.  77.  Ggbt.  /fc/g.  ifu 


bcndè  paarfche  of  Roozekleurige  Vlakjes.    De  j^f; 
Stcelen  der  Bloemtrosjes  zyn  Draadachtig  dun*  Afdeeü 

(2$)  Veldroosje^  dat  Kruidig  is  ,  ongeftop-^™^ 
peld  ,  met  alle  Bladen  overhoeks  Lancet-  xxv. 
vormig\  de  Steng  opfiygende. 

K<ma- 

In  Kanada  was  deeze  door  den  Heer  Kalm  daafch* 
gevonden* 

D.   Geftoppelde  Kruidige. 

(aó)  Vcldroosje,  dat  Kruidig  is,  opgeregt  xxvt. 
en  glad  ,  gejloppeld  ;  met  eenzaame  M^n^^^ 
men «,  byna  ongedeeld  ,  tegenover  een  drie- 
voudig Blad. 

By  Moncpellier  in  Languedok  ,  als  ook  op 
drooge  dorre  Hey- Velden  in  Provence,  groeit 
dit  Kruidje  ,  't  welk  by  ieder  Blad  drie  of  vier 
Stoppeltjes  heeft,  byna  van  de  zelfde  grootte 
als  de  Bladen,  zegt  de  Heer  Goüan,  maar 
in  de  Afbeelding  van  Lob  el  verfchillen  zy 
vry  veel.  Tegen  het  Blad  over  ,  doch  een  wei* 
nig  laager  j,  geeft  de  Steng  ,  volgens  den  zelf* 
den ,  een  klein  Bloemfteeltje  uiu    De  Kelk  is 

lan-i 

(25)  Oflus  Hérbaceus  exftipuïatus  Fol.  omnibus  alteuris 
Lanceolatis,  Caule  adscendentc. 

(26)  Ci/lut  Herbaceus  erebus  glabe*  >  Stip'ulatus  &e*  H. 
Ups.  144.  Gouan  Monsp,  256%  Ci&us  Stipulis  quaternis. 
H.  Cliff.  475.  Ciftus  Ledi  folio.  C.  B.  Pin.  465.  Ciftus  Ai> 
nuus  fol.  Ledu  Lob.  ic.  II,  p.  n  8.  Ger.  Prov.  $$z» 

1 

II.  DEEXt  IX.  SlUH> 


ijo     Veelmannice  Kruiden» 


IV.  langer  dan  de  Bloem  ,  en  heeft  drie  opftaan- 
AFxiv!Lk  de  >  twee  uitgefpreide  Blaadjes  ,  zegt  de  Rid- 
Hoofd-  der. 

STUK» 

xxyii.  (27)  Veldroosje,  dat  Kruidig  is9  uitgebreid > 

Sau&ks.  ruig  en  geftoppeld,  met  getroste  opgeregU 

wgbiadig.  Bloemen  en  horizontaale  doetjes. 

De  Afbeelding  ,  die  van  deeze  by  Lob  el 
voorkomt ,  is  door  hem  ontleend  van  den  ver- 
maarden Clüsiüs,  door  wien  deeze  Soort 
aan  de  kanten  der  Wyngaarden  by  Salamanca 
in  Spanje ,  als  ook  in  't  Ryk  van  Granada  , 
waar  menze  Terva  dei  Quadrillo  of  Quadrilje- 
Kruid noemde,  waargenomen  werdt.  Het  groeit 
in  Italië,  by  Verona  en  in  Provence.  Gehard- 
merkt  aan>  dat  deeze  Soort  van  de  voorgaande 
naauwlyks  te  onderfcheiden  is  9  dan  door  de 
Zaadhuisjes ,  die  langer  dan  de  Kelk  zyn ,  ter- 
wyl  zy  in  de  voorgaande  flegts  de  langte  van 
den  Kelk  hebben :  want  voor  't  overige  komen 
zy  beiden  met  opftaande  of  verfpreide  Stenge- 
tjes ,  met  ruigachtige  of  gladde  Blaadjes  en  de 
bovenden  of  geheel  of  verdeeld  voor.  Ook  is 
't  opmerkelyk ,  dat ,  in  de  Afbeelding  der  voor- 
gaande >  de  Bladen  meer  Wilgenbladachtig  en 
fmaller  zyn. 

(27)  Ciflus  Herbaceus  patulus  villofus  ftipulatus  &c.  H; 
Ups.  144.  Clif.  206.  R.  Lugdb,  47$.  N.  8.  vel  10.  Ciftus 
Folio  Salicis.  C.  B,  Pin.  465.  Ciftus  annuus  primus.  Clus. 
Hifi.  I.  p.  76,  Helianth.  annuum  humile  &c  SEG.  Ver.  III.  p. 
197.  T.     f*  S.  Ciftus  annuus  fol.  Salicis.  LOB.  Ic.  II,  p« lis. 


PoL¥ANDRIA*  i^t 


(28)  Veldroosje  dat  Kruidig  is  ,  gefloppeld  ,  IV. 
opftaandc  ,  eenigermaate  Wollig ,  met  ge-  ^^^Eh* 
troste  eenzaame  ongefieelde  Bloemen  3  te*  Hoofd- 
gen  de  Bladen  over»  stuk. 

xxmn 

(29)  Veldroosje  dat  Kruidig  is  ,  opjlaande  ,  $£UJ^* 
gefloppeld  ,         Liniaal  -  Lancetvormige  Nyibooi> 
gejteelde  Bladen  en  opgeblazen  Kelken  , mg' 
grooter  dan  de  Bloem.  Mgyptia* 

CUS. 

Deeze  beide  Soorten  komen  in  Egypte  voor  ^  Egyptifciu' 
volgens  den  Ridder ,  alwaar  Forskaohl 
maar  ééne  Soort  van  Ciftus  vondt,  welke  hy 
Ceftoppelde  noemt  (f ).  Dezelve  groeide  op  zeer 
drooge  Heuvelen  ,  omftreeks  Alexandria  5  by 
de  Zoutpannen*  Het  was  een  Heefterachtig 
t'eenemaal  Wollig  Kruidje  P  met  leggende 
Stengetjes  en  getropte  ovaale  Blaadjes;  de  Bloe- 
men aan  Trosjes  ,  geel  5  uitgebreid  en  ftomp. 
Een  Verfcbeidenheid  daar  van  hadt  hy  in  de 
Woeftynen  by  Kairo  gezien ,  met  overhoekfe , 
zelden  gepaarde  en  minder  getropte  Bladen* 
Misfchien  behoort  deeze  tot  de  eerfte  9  die 
vier  fpïtfë  ,  Degenvormige  >  Stoppeltjes  heeft, 

aan 

(i8)  Ctfias  Herbaccas  Stipulattis  erebus,  fubtomentofus 
&c.  Mant.  2.4.6. 

(2,9)  Cijlus  Kerbaceus  erebus  Stipa'atus  &c«  Manu  404. 
Confer.  Cvti-  Cifèus  pollis  infenoribus  confertis  fuperionbu* 
oppolitis.  BURM.  Zeyl.  85.  1\  36.  BuRM.  Ind.  i^.jACQ* 
Obs*  IIÏ.  p.  17-  T.  68. 

(tj  Ciftus  Supulatas.  Flor*  J&%ypu  Arak  p»  xoa, 

I  2 

lh  Deel.  IX,  Stuk, 


132     Veelmannigb  Kruiden, 


IV.  aan  den  oirfprcng,  doch  de  helft  korter  dan  de 
A  xivf"  Bladen  (f).  E>e  andere,  door  den  Heer  Jao 
Hoofd-  quin,  zo  hy  verhaalt, uit  Zaad  geteeld ,  hadt 
stuk.  ky  jecjer  Blaadje  maar  één  Stoppeltje,  en  ver- 
vige?nWy'  f^hilde  voor  't  overige  grootelyks  van  het  Cey- 
lonfche  Plantje,  onder  den  naam  van  Cyti-Cis- 
tus  door  den  Heer  J.Burmannus  afgebeeld. 

E.  Geftoppelde  laag  Heellerige. 

xxx.  (30)  Veldroosje  laag- Heeft*  geftopp*  de  Bla- 
SqulmTtus.  den  met  rondachtige  Schubben  bedekt  heb* 
Gefchubd.  bende» 

In  Spanje  groeit  deeze ,  die  een  Heeftertje 
is  met  opftaande  Takken  van  onderen  vierhoe* 
kig ;  de  Bladen  Lancetvormig  ovaal ,  dikachtig  , 
gefteeld  ,  gepaard  of  drie  by  elkander :  zeer 
kleine  Stoppeltjes  en  ronde  getropte  Bloemfteel- 
tjes.  Volgens  de  Afbeelding  van  Barre- 
lier gelykt  deeze  veel  meer  naar  het  zoeven 
gemelde  Ceylonfche ,  dat  de  onderfte  Bladen 
getropt,  de  bovenden  gepaard  heeft. 


XXXT. 


(31)  Veldroosje  laag- Heeft,  geftopp.  opftaan- 

Lippiu  de  9 

Eenzydig. 

( -f)  Daar  van  zal  het  Wilgbladig  Veldroosje ,  dat  ze  ook 
fchynt  te  hebban ,  den  Spaanfchen  naam  bekomen. 

(30}  Ciftus  Sufft.  Stip.  Fol.  obteftis  Squamis  orbiculatïs.' 
Ciftus  humilis  Flor.  eornpa&is  in  Verticillos ,  minoris  Hali-i 
mi  foliis.  BARR.  lc4  327.  ÊOCC.  Mus,  II.  p.  7$.  T.  64. 

JLOEFL.  It.  67. 

(31;  Ciftus  Suffr.  Stip*  ere&us,  Fo!.  alternis  oppofitis<]|il§ 
Lanceolacis  fcabris ,  Spicis  fecundis.  Menu  z^% 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A.  133 

de 9  met  overhoekfe  en  gepaarde  Lancetvor*  IV. 
wwg*  rww*  Bladen  ,  de  -4afr^»  ov<?r  êéne  Al?xiv!L# 

%;yde.  Hoofd- 
stuk. 

Io  Egypte  is  ook  de  Groeiplaats  van  deeze^  M$nogy* 
aan  de  gezegde  Kenmerken  onderfcheidelyk.w*# 
Zy  heeft  doorgaans  maar  tien  Meeldraadjes, 
gelyk  de  andere  ,  onder  den  naam  van  Egyp- 
tifche  zo  even  voorgeftelcL 

{32)  Veldroosje  laag  -  Heeft,  geftopp.  legeend;  cjjjg^, 
met   langwerpig   Eyronde  eemgermaatery 
liaairige  Bladenen  Lancetvoïmige Bkem-Smi^ 
blaadjes. 

In  't  Graaffchap  Surrey  van  Engeland ,  by 
Croydon  K  groeit  deeze  Soort %  die  door  den 
Heer  Dilleniüs  is  in  Plaat  gebragt. 

(33)  Veldroosje  laag  -  Heeft  geftopp  met  de  xxxiu. 
onderfte  Bladen  Cirkelrond  ,  de  bovenften*u 


*rtus. 


Eirond.  Penning- 
J  bladig. 

(34)  Veldroosje  laag  -  Heeft,  geftopp.  met  lang-  Xxxiv. 
werpige  Bladen  en  effene  Kelken.  ferpuu/ê- 

Qjendel- 
biadig» 

•  (ji)  Oftus  Suflfr.  Stip.  procumbens,  Fol.  ovato  -  oblongis 
&c.  Hlds.  An%L>  205.  Hcüanth.  vuig.  Petalis  Flor.  perangus- 
tis.  Dill.  177.  T.  145.  f.  174. 

(33)  Cifius  SufFr.  Stip.  Fol.  infer.  orbiculatis,  fup.  oratis. 
Ciftus  humilis  f.  Chamarciftus  Nummulariae  folio.  Gouam 
Monsp.  2^6.  Hel.  ad  Nummulariam  accedens.  J.  B.  Hifi.  \u 
p.  20. 

(34)  Cifius  SufFr.  ftip.  Fol.  oblongis  &c.  GouAN  Monsp. 

13 

II*  Deel*  IX*  stuk» 


134      Veelmannige  Kruiden. 


Afdeel     ^35^  Ve!dr00SJe  taa8 '  Heeft*  gePpp.  met  Li* 
xiv.  *         niaale  gepaarde  en  overhoekfe  Bladen;  de 
Hoofd*  Bloem fteelti 'es  ruig  en  kleverig* 

STUK*  ö 

cilïl'iu-  ^  Veldroosie  laag-HeeJl.  geftopp.  leggen- 
tiriofus.  de>  met  ovaal  -  Liniaale  gepaarde  zeer  kor* 

'xxxvf  te  9  Tropswys'  vergaarde  Bladen. 

Ihs.  (3?)  Veldroosje  laag  -  Heeft,  geftopp.  byna 

7bymbla.  regtopftaande ;  de  Bladen  Liniaal ,  van  on  • 

xxxvii,  deren  met  twee  Sleuven  engrys$  de  KeU 

f'V»/:  ken  effen. 

Decze  vyf  Soorten  zyn  9  zo  door  ha  are  By- 
naamen  5  als  door  de  Bepaalingen  a  genoegzaam 
onderfcheiden,  Zy  vallen  zeer  klein  en  groeijen 
in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  \  de  twee* 
de  ook  op  de  Bergen  van  Ooftenryk.  De  derde 

heeft 

i$6*  Kram.  Aujlr.  151.  Charaarciftus  rcperis  SerpiHifolia  lu* 
tea.  C.  B.  Pin*  466.  Charaaciftus  fecundus.  Clvs.  Hifi.  j, 
P-  73. 

(35)  Ci/ïüs  Suffe.  Sïtf  t&U  Vwemhus  oppoüvs  Sec.  Ger* 
Ptov.  394.  Chamaciftus  incanus  Tragongani  folio,  Barr4 
Bar.  $iz.  T.  415.  Hehan ihciBum  Thymi  folio  incano.  J.  B. 
llift.  II.  p.  lp, 

00  O/?**  SufTr.  Stip,  pröcqmbens,  Fel.  ovaü-  Linearibia 
&c.  Goüan  Monsp.  237.  Chamaciftus  humilis  Thymi  Folio 
oliganthes.  Barr.  Ic.  444* 

(V)  Cifius  Suffr.  Stip.  eie^:.  Fol.  Linearibus  &c.  Goüan 
257.  Ger,  /Vn\  3  9f .  Chun^ciftus  Fol.  Thymi  in- 
ernis.  C.  B.  Pi».  406.  Chamacift-.  quartus.  Clus.  //;/?.  1.  p. 
74.  £.  Ciftus  Stipulis  quaternis  £cc.  y%  Ciftus  Fol.  villas 
Lanceolatis  &c.  Hel.  f.  Gift.  humilis  Folio  Sampfuchi ,  Ca- 
pifUlls  valde  hufmis.  J.  li.  #1$  II.  p,  20,  Touenk  Inft,zm. 


PoLYANDRIA,  I3f 


heeft  geelc,  de  laatfte  witte  Bloemen  ,  volgens  IV. 
den  Ridder,  Hier  onder .  komen  aanmerkelvke  Aj">E*u 
Verfcheidenheden  voor  en  tot  deeze  Soort  heeft  Hoofd» 
Gerard  byna  alle  Berg  -  Cifti  met  kleine STÜK' 
witte  Bloempjes  t'huis  gebragt.  Mm0m 

(38)  V 'eldroosje  laag  -Heefl.  gtftopp.  met  Lan-  xxxviit. 
cetvormig  Liniaale  Bladen,  die  van  onde^e^ufmam 
ren  Wollig  zyn.  Getrost, 

Dit,  in  Spanje  groeijende^  heeft  de  geftake 
van  Rosmaryn  ;  de  Blaadjes  zyn  zeer  fmal  en 
van  onderen  een  weinig  ruig  ,  met  Liniaale 
Stoppeltjes.  Het  draagt  zeer  lange  end-Trosfen 
van  Bloemen  ,  wier  Kelken  hoekig  en  effen 
zyn  y  over  ééne  zyde. 

(3i0  Veldroosje  laag- Heeft,  leggende  ;  met  xxxix. 
Lancetvormige  Stoppeltjes  ,  en  langwer-Heliant^m 
pige ,  omgejlagene  >  een  weinig  HaairigeiiyfoybXzr 
Bladen.  dlS' 

Deeze  Soort  3  die  men  in  Duitfchland  ge» 

meen- 

Cijlus  Suffe.  Stip.  FoU  Lanceolato -Lïnearibus  &c. 
Mant.  76.  Ciftus  Lavendulae  folio  Thyribides.  BAUR.  /c. 
293. 

(39)  Ciftus  SufFr  procumbens  &c.  Gouan  Monsp.  257. 
Ger.  Prov.  395»  Hall.  Helv.  358.  Kram.  Attftr.  151. 
TOURNF  env.  Par.  93.  Snee.  433.  R.  Lu%db.  +76.  N9? 
ChatiMcciftiis  vulgaris  Flore  luteo.  C.  B.  Pin.  465.  Loes* 
Prusf.  43.  T.  8.  Flos  Solis  Panax  Chironium.  CAm*  Epiu 
501.  Flos  Solis.  Dod.  Pempt.  193.  1c.  43$.  Keyden  Y(bp 
of  kieynen  Ciftus.  Dod.  Kruidb.  295, 

14 

II.  DEEL.  IXêSTüK, 


I3Ö       Veelmannige  Kruiden, 

IV.    meenlyk  Heiden  -  Ry fop  noemt  ,  om  dat  zy  heê 

AFxivEL#  Loof  als  van  HyfoP  heefc  en  'er  veeI  °P 
Hooi-d-  Heijen  of  drooge  Velden  groeit,  is  in  alle  Bos. 
stuk.     fchen  omflreeks  Parys  te  vinden,  zegt  Tour* 
Vi^!KWy'  nêforTi  Dus  icon  het  ook  wel  zyn  ,  d&t 
menze  in  de  Ooftenrykfe  Nederlanden  vond: 
ten  minfte  is  zy  omtrent  de  Krytbergen  in 
Engeland  ,  en  op  droogej  Velden  in  S weeden, 
niet  minder  gemeen  dan  in  de  Zuidelyke  dee- 
len  van  Europa.    Dit  geheele  Geflagt  van 
Kruiden  heeft  'er  by  To  urne  fort  den 
naam  Helianthemum  van,  die  eigentlyk  Zonne- 
bloem betekent,  of  Zonnebloempje *,  gelyk  de 
Engelfchen  het  heeten  ,  doch  by  de  Franfchen 
noemt  men  't  ook  Hysfope  des  Préz  ,  dat  is 
Veld-Hyfop. 

De  Afbeelding  van  Dodon^uschLobel 
js  met  de  zelfde  Houtfnee -Plaat  gedrukt  als 
die  van  de  Eerfte  laags  Ciftus  van  C  l  u  s  i  u  s  , 
welke  Autheur  daar  van  zegt ,  dat  dezelve  Bla- 
den naar  die  van  't  gemeene  Helianthemum 
gelykende,  doch  kleiner  heeft  (f).  Hierom  is 
ook  de  Afbeelding ,  in  't  Nederduitfche  Kruid- 
boek van  DoDONiEus  ,  beter,  zo  wel  als 
die  van  Camerarius,  welke  dit  Kruid 
vertoont  met  afgezonderde  Stengetjes,  tot  bo- 
ven toe  bezet  met  gepaarde  Blaadjes  ,  die  in 
de  Oxelen  twee  Stoppeltjes  hebben ,  zynde  vry 
ïuig  en  allen  langwerpig  ovaal ,  zo  Hall  er 

zegu 

(t)  CLUS,  Rar.  Hisp<  p.  ifsrt  Ir. jx  i$ |i 


P    O    L    Y     A    N     D     R    I     A*  137 


zegt  (!)♦  De  Bloemen  zyn  fomtyds  tagög,    IV«  t 
fomtyds  bleek  of  Zwavel -geel.  Men  heeft  dit    XIV.  * 
Kruid  voor  een  Wondmiddel  gehouden  ,  en  ,  Hoofd- 
om  zyne  famentrekkende  hoedanigheid  5  in  Gor-STUK# 
geldranken  gebruikt  gehad.  nia.°mr 

(40)  Veldroosje  laag  -  Heeft,  geftopp.  met  Ey-  c*tV 
romte  Bladen  en  Stekelige  Kelken. 

Stekelig. 

In  Spanje  en  Languedok  groeit  deeze  3  die 
door  Clusiüs  onder  de  Soorten  van  Lada- 
num  draagende  Ciftus  ,  als  de  tedere  Takjes 
kleverig  hebbende  y  geteld  werdt.  Men  vindtze, 
zegt  hy ,  overvloedig  op  woefte  ptaatfen  aan  de 
Taag  3  boven  Lisfabon  ,  als  ook  in  fommige 
deelen  van  Spanje ,  daar  de  Ingezetenen  het 
Kruid  Romero  ,  dat  is  Rosmaryn ,  heeten. 

C41)  Veldroosje  laag -Heeft,  geftoppeld  en  xlt. 
uitgebreid ^met  Lancetvormige  ruige Blaad-  A*q^** 

pS.  nynfcji. 

Op 

ft)  Hclisnthemum  Fol.  fubhirfutis  ,  Omnibus  longe  ellip- 
ticis.  Helv.  358. 

(40)  Ciftus  SufFrut.  Stip.  Fol.  ovatis,  Catycibus  hispidis. 
GOüAN  Monsp.  2S7.  Ciftas  Ledon  Rosmarini  fol.  fubtus 
incanis»  C.  B.  Pin.  $6j.  Helianth.  angufto  Serpylli  folio  , 
Villofum  Flore  Aureo  ,  Italicum.  Barr.  Rur.  511.  T.  488. 
Leiion  o&avum.  CLU8.  Hifi.  X.  p.  s.  Pann.  h.  p.  i6s. 

(41)  Ciftus  Suffrut.  Stip.  pamlus  &c.  Helianth.  album 
Germintcum.  Tabern".  Ic.  1062.  Hel.  Saxatile  Fol.  &  Caul. 
Oblongis  &C.MENTZ.  Pug.  8.  f.  3.  DlLL.  Eltb.  177. 

ij 

II.  Deel  !£♦  stuk. 


138      Veelmannige  Kruiden; 


IV.       Op  de  Apennynfche  Bergen  in  Italië  hadt 
^Fxiv!L'  Mentzel  deeze  Soort  3  in  \  midden  der 
Hoofd-  voorgaande  Eeuw,  op  zyne  Kruidzoekers  Rei- 
stuk.     ze  van  Bononie  naar  Pifa  ,  gevonden.  Het  be- 
^nvjym  dekte  den  geheelen  Top  van  eene  Kryt-Rots, 
beneden  welke  een  Beek  nederifooomde ,  waar 
door  die  Rors  5  kort  daar  na  ,  zodanig  onder- 
mynd  werdt  ,  dat  zy  geheel  inftortte  ;  gelyk 
hem  y  toen  hy  te  ïononie  terug  kwam ,  werdt 
verhaald*   Uit  hoofde  van  die  Rots,  dajr  een 
zeer  fmal  Pad  over  heen  liep,  werdt  de  Pasfa- 
gte  naar  eea  Grot  met  een  Maria  -  Beeld,  in  de 
Rots  uitgehouwen  ,  Madonna  del  Sasfo  geheten* 
Dus  ziet  men  ,  met  welk  een  Lyfsgcvaar  dit 
Kruid  door  hem  was  ontdekt.   Het  is  Heefter» 
achtig  en  groeit  omtrent  een  Voet  hoog  ,  zeer 
Takkig,  met  witte  Bloemen. 


xlii.      (42)  Veldroosje  laag  -  Heeft,  gefiopp.  leggende , 

fol 
Fo 

dig. 


^ïfditJ*"  met  Langwerpig  Eyronde  gryze  Bladen , 

Fuieybla-         effene  Kelken  en  Zaagtandige  Bloemblaad- 


jes. 

Op  het  Duin  by  't  Steedje  Brent  ,  aan  de 
Zee -Kust  van  Somerfet  in  Engeland,  fchyntde 
eenigfte  Groeiplaats  te  zyn  van  deeze  Soort, 
een  fierlyk  Kruidje  uitmaakende  met  witte 

Bloe- 

(42)  Ciftus  Suffrut^  Stip.  procumbens  &c  Huds.  AngL 
205.  Ciftas  humüis  Aipinus  diirior  &c.  Pjluk.  Alm.  107.  T. 
23.  f.  <J.  Chaiiucftus  mont,  Polii  folio.  RAJ.  AngL  IV.  p. 

T.  274.  f.  *.  Hel.  momanum,  Polii  folio  incano,  Fl.oandi- 

do.  DlLL.  Eltb.  175.  T.  145.  f.  17** 


PoLYANDRIA.  I39 


Bloemen,  door  Dille  nius5  die  't  zelve  al-  IV. 
daar  verzameld  hadt  5  afgebeeld  en  befchree-  AFx1^La 
ven*  Hoofd 

STUK» 

C43)  Veldroosje  laag  •  Heeft  geftopp.  met  over-  xïaij. 
hoekfe  Lancetvormige  vlakke  effene  Bladen.  f-fj"/ir,i9 

AiajiP;h. 

Dit  Plantje,  in  Arabie  door  Hasselqüist 
gevonden,  ook  een  Voet  hoog*  met  Lancet- 
vormige gladde  fpitfe  Bladen ,  die  in  de  Jong- 
heid  ruigachtig  zyn  y  met  enkelde  Bloemlieel- 
tjes  en  vyfbladige  Kelken  9  heeft  dikke  knik- 
kende Zaadhuisjes.  Dus  verfchilt  hetzelve  aan- 
merkelykvan  het  Egyptifche  Veldroosje  >  voor- 
gemeld, 

CORCHORUS. 

Dit  Geflagt  heeft  cok  een  vyfbladige  Bloem 
en  een  vyfbladige  afvallende  Kelk  ;  het  Zaad- 
huisje veelkleppig  ,  in  Hokjes  verdeeld.  Het 
bevat  agt  uitheemfche  Soorten  *  waar  omtrent 
veel  verwarring  heeft  plaats  gehad  3  thans  ver- 
beterd door  den  Ridder,  als  volgu 

(O  Corchorus  met  langwerpige  buikige  Zaad-  f 

JlUiS*  Corchorus 
Olitorius. 

(43)  Clflus  SufTrur.  Stip.  Fol.  alternis  Lanceolatis  phnis  ^°*skrui" 
laevibus.  Am.  Acad.  IV.  p.  275.  Cent.  3%. 

(1)  Corchorus  Caps.  oMongis  VenrricoGs,  Foliorum  Serra- 
turis  infimis  £eraceis.  Syfl.  Nat.Xll.  Gen.  67$.  p.  169.  Veg. 
XIII.  p.  4*6.  FLZeyLzn.H.Ups.itf.  Gr.  Or.  170.  ƒƒ. Giiff. 
209.  R.  Lugdh.  478.  GOUAN  Monsp*  2  5  8.  FAER.  Helm  ft.  250. 
Corchorus  Plinii.  C.  B.  Piu.  317*  Ccrchorus  f.  Melochia» 
Tournf.  Inft.  259.  Corchorus.  Cam.  Hm,  47,  T.  12. 

2I«  deel,  IX,  Stuk* 


140 


Veelmannige  Kruiden. 


Afdeel. 


huisjes  ;  de  agterfie  Tandjes  der  Bladen 
Bor [leiachtig* 


ryK.  Deeze  Soort  zou  de  Melochia  van  Alpinus 
Eenvjy*  zyn ;  een  Kruid  dat  in  zo  veel  gebruik  by  de 
^  Egyptenaaren  was  ,  als  by  ons  de  Spinagie  , 
wordende  van  hun  op  dergelyke  manier  gege* 
ten,  en  wegens  den  Lymerigen  Smaak  bemind, 
onder  de  Geregten.  Het  Zaad  was  van  zulk 
eene  verzagtende  natuur,  als  dat  van  Heemft. 
Hy  befchryft  het  Kruid  alc  naar  Majer  zeer  ge- 
lykende ,  doch  met  langer  fmaller  cn  fpitfer 
Bladen,  de  Bloemen  klein,  SafFraankleurig  en 
Zaadjes,  naby  komende  aan  die  der  Nigelle, 
in  zekere  fcheeve  Hoorntjes  beflooten ,  die 
geel  geftreept  zyn ,  volgens  Veslingïüs  , 
door  wien  aangemerkt  wordt,  dat  de  Bladen, 
aan  't  begin  der  zyden  ,  een  Hoornswys'  by- 
hangzeltje  hadden  ,  uitloopende  in  een  dun 
paarfch  gekruld  Draadje ,  en  dat  het  gezegde 
Kruid  tot  de  hoogte  van  een  Elle  groeide  Het 
ïs  zeer  gemeen  in  de  Moestuinen  van  Egypte, 
alwaar  het  aangekweekt  wordt,  zo  Foas- 
kaohi,  verhaalt,  of  Jaarlyks  gezaaid,  komen- 
de  ook  van  zelf  voort  op  vogtige  Vlakten  (f). 
R  au  wolf  vondt  het,  voor  tweehonderd 
Jaaren  ,  in  de  Tuinen  by  Aleppo,  alsook  in 
de  Koornvelden  by  de  Stad  Ana,  aan  den  Eu- 
phraat.  Hy  tekent  aan  ,  dat  de  Jooden  de  ge- 
kookte Bladen  met  Vleefch  aten:  weshalve  het  , 


zo 


(f  j  Fiorl  <s£gypt.  Arak  p,  CX1V. 


Polyandria:  h1 


zo  hy  oordeelde  ,  Joodfck  Moeskruid  van  Avi-     iv.  " 
cejsna  geheten  werdt.  Afde3l# 
Misfchien  is  deeze  Soort  afkomftig  uit  Oost-  Hoofd- 
iodie;  want,  volgens  den  Hoogleeraar  J.  Bür-8™» 
mankus,  zou  het  de  Wilde  Ganja  zyn  oC-$*$f& 
Ganja  Utan  van  Rumphius  (*} ,  die  als  een  PL  LIV% 
Onkruid  groeit  op  de  Ambonfe  Eilanden ,  hoe-  *• 
wel  het 'er  by  gebrek,  of  van  't  geringde  Volk  , 
ook  wel  tot  Moes  gebruikt  wordt.  De  Afbeel- 
ding, nogthans  ,  welke  die  daar  van  geeft ,  is 
zeer  gebrekkelyk ,  als  geflooten  Bloempjes  voor- 
ftellende  ,  in  plaats  van  de  Zaadhuisjes  ,  die 
by  Alpinus  ook  niet  wel  vertoond  zyn. Lin- 
N-ffius  noemtze  Spoelvormig  ,  vyfhokkig,  ge- 
fleufd,  byna  vyftandig  of  ftomp:  misfchien  om 
dat  aan  fomtnigen  de  Tandjes  afgebroken  wa- 
ren. Volgens  Rumphius  zyn  het  vyfkantige 
Huisjes  cf  Haauwtjes  ,  een  Nagei  van  -een  Vin- 
ger lang,  naar  de  Zaadhuisjes  van  Scfamum  ge- 
lykende,  doch  kleinder;  aan  de  kanten  fcherp, 
van  boven  wat  open  ,  in  vyf  Spitfen  verdeeld , 
eerst  bruin,  naderhand  Aard  verwig,  bevattende 
een  Zandig  ros  Zaad.  Dit  komt  volmaakt  over- 
een met  de  Takjes,  welken  ik  van  deeze  Soort 
uit  Oostindie  ontvangen  heb ,  waar  van  één  ia 
Fig.  i,  op  Pl  LIV,  is  afgebeeld.  In  oude  Bla- 
den ontbreeken  de  Baardjes  meest,  volgens  hem, 
en  dit  heb  ik  ook  hier  bevonden. 

(*)  Ganja  agreftis.  Rumph.  Amh.  y.  p.  ai  3,  T.  78.  £%*• 
Burm»  Index  alt.  Herb.  Ambomnfiu 


II,  DESL*  1JC.  STüS* 


142      Veelmannige  Kruiden. 


AfdTel  ^  Corchorus  met  driehokkige ,  driekleppige , 

iiv; "  driekantige  Zaadhuisjes  ,  ^  Aoafew 

Hoofd-  deeKg  rww  hebbende ,  &  i?/a^7z  langwer- 

STU^  Ü3S  mt  *  flgto/te  ra«d;w  Borftelachtig. 

Cêf chorus  . 

trUosuiaris.  In  Arabie  nam  Forskaohl  deeze  Soort 
MchQkki-wild  voortkomende,  waar.  Dezelve  hadt  ronde 
opgeregte  Stengerjes  van  een  Voet  lang  t  met 
gedeelde  langwerpig  Eyronde  Bladen  overhoeks, 
gelyk  in  de  voorige  fcherp  getand  ,  en  heb- 
bende, aan  de  onderhoeken  der  bovenfte  Bla- 
den, ook  een  Draadachtig-  Tandje  ,  doch  aan 
de  onderfte  Bladen  niet.  De  Bloemfteeltjes 
kwamen  meest  tegenover  de  Bladen  voort;  dik- 
wils  raet  twee  Bloemen ,  hoekige  Kelken  heb- 
bende en  Imalie  geele  Blaadjes.  De  Zaadhuisjes , 
als  gemeld  is ,  hadden  enkelde  Tippen. 

m.  (3)  Corchorus  met  Liniaale  Spilrondachtige , 
Düetmdi-  ruum  Zaadhuisjes;  de  agterfte  Tandjes 

£e-  Borftelachtig. 

Behalve  die  van  Plukenet,  met  fmalle 
Bladen  ,  heeft  de  Ridder  hier  ook  t'huis  ge- 
bragt  dat  Kruid ,  5t  welk  de  Heer  N.  L.  Bur- 
ma  knus  onder  den  naam  van  Driehokkige  >  uit 

het 

(i)  Corchorus  Caps,  trüoc.  tri  val  v.  tnq.  &c.  Mant.  77  ,  ƒ  5(5. 

(3)  Corchorus  Caps.  Linearibus  teretiuseulis  icabris  &c« 
Mant.  $66.  Corchorus  Americ.  angufto  barbato  folio.  Pluk* 
Pbyt.  T.  127,  f.  4«  Corch.  trilocularis.  Burm.  Fu  Ind.  123» 
T.  37.  f.  2. 


PöLYANDRIA.  143 


het  Kruidboek  van  Garcin,  in  Afbeelding  IV* 
hadt  gebragt,  hebbende  zeer  blykbaar  drietap-  AF£fv?u 
dige  Zaadhuisjes.     De  Steng  van  't  zelve  ,  EIoofd. 
zegt  zyn  Ë&  3  *s  Heefterig  ,  met  opgeregie  STU*- 
Takken  en  Liniaal -langwerpige  Bladen .  ,  die  niaf°m7m 
de  Tandjes  egaal  ,  doch  de  agterften  wat  lan- 
ger hebben:  de  Bloemen  indeOxelen  eenzaam, 
twee  of  drie;  hebbende  drie,  zeer  wyd gemik- 
te ,  tweedeelige  Stylen  :  de  Zaadhuisjes  als 
driekleppige  Haauwtjes  ,  over  al  even  breed, 
met  drie  kromme  Punten  door  de  rypwording 
openbarftende.  De  Groeiplaats  was  in  Indie. 

(4J  Corchorus  met   langwerpige  driehokkige  iv. 
Zaadhuisjes,  welke  driekkppigzynmetj?^"* 
zes  Sleuven  en  zes  Punten  ;  de  Bladen  ,Hptm 
Hartvormig  met  de  agterfte  Tandjes  Bor-    *  lge* 
ftelachtig. 

In  de  heetfte  deelen  van  Zuid -Amerika  als 
ook  in  de  Westindiën ,  groeit  deeze  ,  die  daar 
van  den  Bynaam  heeft.  Door  de  rondachtlg- 
heid  der  Bladen  is  zy  voornaamelyk  onder- 
fcheiden.  De  drie  Stylen  zyn  ook  gegaffeld  en 
de  Tanden  der  Zaadhuisjes  wyken  ver  van  el- 
kander. 


C5) 

(4)  Corchorus  Caps.  oblongis  trilocularibus  ,  triva'Ivibus 
&c.  Loefl.  /**  ^24.  N.  12.  Alcea  Cibariaf.  Coichorus  Ame- 
xicana.  Pluk.  Phyu  T.  127.  £  3.  Triumfetta  fubvillofö. 
BROWN»  Jam.  232.  T.  2;.  f.  I, 


II,  DSIL*  U»  SYUXé 


t44     Veelmannice  Kruiden 


IV.  (5)  Corchorus  met  rondachtige  ,  van  boven 
AxivEL'  platte,  rimpelige  Zaadhuisjes ,  de  agterjtè 
Hoofd-  Tandjes  der  Bladen  Eorftelachtig. 

STUK« 

v.  Hier  zyn  de  Zaadhuisjes  grootelyks  vei> 
Corcborus  fchillendc  van  de  voorbaanden  *  vertoonende  zig 

Capfulüt:s.  0 

poosach  als  ronde  geribde  Doosjes  van  boven  plau 
tIge*  Deeze  Soort  fchynt  de  Tamme  Ganja  te  zya 
van  Rümphiüs,  wier  Vrugten  hy  by  Kruis- 
beziën vergelykt.  't  Gewas  ,  zegt  hy,  fchiet 
met  een  ftyve  Steng  van  meer  dan  Manshoog* 
te;  de  Bladen  zynJLancetvormig,  ook  fynge* 
fchaard  en  van  agteren  twee  Draadachtige  om* 
geboogene  Tandjes  hebbende.  Het  heeft  de 
Kelkflippen  korter  dan  de  Bloem,  wier  Blaad- 
jes uirgerand  zyn.  Men  maakt  'er  tot  Moes- 
kruid veel  werks  van  ,  doch  het  wil  geftoofd 
worden ,  gelyk  onze  Porfelein ,  zynde,  wanneer 
men  *t  in  Moes  kookt,  bitter.  Het  wordt  ten 
dien  einde  in  Bengale  en  China,  als  ook  op 
eenige  Eilanden  van  Oostindie  >  op  Akkers 
gezaaid  en  aangekweekt  ♦ 

vr*       (6)  Corchorus  met  rondachtige  gewoldeZaad* 

Ruige. 

($)  Orchorus  Caps.  fubrottindis  depresfis  &c.  Corch.  FoI# 
inf.  Serrat.  minoribus.  Hé  Cliff.  210.  R.  Lugdb.  478.  Alcea 
Olitoria  f.  Corch.  Americanus  &c.  Pluk.  Alm.  18.  T.  255. 
f.  4-  BURM.  Fi.  bid.  ii3.Ganj:ifativ3.  RüMPH.  Amb.  V*  p. 
212.  T.  78.  f.  I. 

(6)  Corchorus  Caps.  fubrotundis  Lanatis  &c.  Corch.  Am 
Lanig.  FoL  Chamxdryos.  BREIN.  Prodr.  III.  p.  s6.  Gua- 
zuma  Fmt.  Chamacdrifolia  &c.   PLUM.   Cct;f  36,  /<?.  IC4 


po    L    Y    A    N    D     R    I    A.  145 


huisjes ;  de  Bladen  Eyrond  ftomp  >  Wollig ,  IV. 
egaal  getand. 

In  Zuid  -  Amerika  groeit  deeze,  die  ook  in  ^ük™* 
de  Westindiën  waargenomen  is  door  den  Heer 
J  a  c  q  u  1  n.  Het  was  een  opflaand  Heeftertje  nta* 
met  ronde  Takken  en  langwerpig  Eyronde  we* 
derzyds  Wollige  Bladen  ,  overhoeks  tegeno- 
ver  weiten  gemeene  Steeltjes  van  Bloemkroon- 
tjes  groeiden  ,  hebbende  de  Kelken  Wollig  en 
de  Bloemblaadjes  geel.  Dus  kwam  de  Plant  by 
de  Havana  voor  ,  met  ftompe ,  doch  op  Ku- 
rasfau  met  fpitfe  Bladen  en  op  't  Eiland  van  Sc, 
Marten  waren  de  Bladen  alleenlyk  inwaards 
zagt  en  wederzyds  groen.  De  Groeiplaats  was 
aan  de  Zee -Kust,  op  ruuwe  Steenige  plaatfen. 

C7)  Corchorus  met  langwerpige  Zaadhuisjes ,  v*ï. 
die,  zo  wel  als  de  Steng  5  Haamg  zyn;birtus. 
de  Bladen  langwerpig  en  egaal  getand.  Stck^g«# 

Dit  is  de  Corchorus  met  Olmen -Bladen  van 
Plümier,  die  het  geheele  Loof  bezet  heeft 
met  ftyve  (tekelige  Haairtjes*  Hy  vondc  dezel- 
ve in  Zuid- Amerika. 


( 8  )  Corchorus  met  Liniaale  fammgedrukte  vrir. 

twee-  &fyU0A** 
draageadt, 


f7)  Corchorus  Caps,  oblong's  Caul^ue  pilofis  &c.  Cor- 
chorus Folio  Ulmi  major,  Plum.  Sp*  7.  Tc*  103.  f.  2. 

(%)  C&rcforus  Caps.  Linearibus  compresfis  hivalvihus  &c« 
GoiMN  Montp.  257.  Corchorus  Amerf  Foh  8c  Fca&u  an~ 
guftiocibus.  TouawF.  Injl*         Corchorus  Fgïio  Vlmi  minor* 

H.  Dm,.  IX,  SH»,j 


J4ö      Veelm annige  "Kruid ew. 


IV»  tweekleppige  Zaadhuisjes;  de  Bladen  Lan- 

^ xnrfL*         cetvormig  egaal  getand. 

Hoofd- 
stuk.       Dit  was  een  Kruidje,  meteen  Heeflerachtig . 

Eenwy*  Stengetje  ,  de  Bladen  glad  hebbende,  zonder 
9i*e*       verlangde  Tandjes ,  en  dus ,  gelyk  het  voori- 
ge,  aanmerkelyk  van  de  anderen  verfchülende,» 
Plumier,  deeze  ook  aldaar  waarneemenden , 
heeftze  Kleine  Olmbladige  geheten.  De  Voor- 
jaars  -  Bloefem  is  ongebladcrd ,  met  vier  Meel- 
draadjes en  een  vierbladigen ;  de  Herfst -Bloe- 
fem vyfbladig ,  veelmannig  met  een  vyf bladi- 
gen  Kelk,  zegt  de  Ridder. 
javankus.    De  Heer  N.  L*  Burmannus  geeft  de 
Javaanfche- Afbeelding  van  een  andere  Soort  van  Corcbo- 
rus  (*J ,  welke  zyn  Ed.  de  Javaanjche  noemt, 
en  aanmerkt  ronde  ftekelige  Zaadhuisjes  te  heb- 
ben, maar  de  Bloempjes,  daaraan  voorkomen- 
de ,  fchynen  geenszins  met  die  van  dit  Geflagt 
te  ftrooken. 

Japome  ui    Ik  vertoon  hier  ,  in  Fïg.  a ,  een  Japanfche 
W|f  Corchorus,  die  de  Bladen  zeer  na by  komende 
2.  heeft  aan  de  laatfte  Soort ,  doch  ongelyk  ge* 
tand  ,  hoewel  'er  die  Borfcelige  Tandjes ,  van 
agteren  ,  aan  ontbreeken,  Zy  heeft,  nogthans, 
de  twee  Draadachtige  Stoppeltjes  aan  den  oir- 

fprong 

?£UM.  Sp.  7.  1c.  103.  f.  1.  Corchoro  afKnis  Charaadryos 
folio  &c»  SLOAN.  Jam.  50.  Hift.  U  p»  145*  T.  P4»  £  U 
Cpreta  Fo!.  min.  &c  BROWN.  Jam.  147. 

(*)  Csrcborus   Caps,  fubïOt.  hispidis  &C,  BURM.  FU  hik 
J».  123,  T.  3**  f.  f»j 


jPOLY     ANDRIA.  14? 


fprong  der  Bladfteelen ,  even  als  de  anderen.  IV. 
Dewyl  de  Zaadhuisjes  aan  mynen  Tak  niet  voor-  ^iv!^ 
komen  ,  zo  kan  ik  daar  van  niet  fpreeken.  Al-  Hoofd- 
Jeen  merk  ik  aan ,  dat  de  Bloemen  hier  veel -of STUK* 
volbladig  zyn  ,  hebbende  de  buitenfte  Blaadjes  mwma* 
uitgerand  ,  die  daar  aan  volgen  rond,  de  bin- 
cenfeen  fpits  gepunt.  De  Heer  Thunberg 
heeftze  voor  een  Soort  van  dit  Geflagt  opge- 
geven. 

Onder  de  Tweewyvigen  van  deeze  Klasfe, 
voert  het  eerfte  en  het  eenigfte  Geflagt  van 
Kruiden  den  naam  van 

P  je  o  n  1  a.  Peonie. 

Het  heeft  een  vyfbladigen  Kelk  en  vyf  Bloem- 
blaadjes ;  geen  Stylen  maar  Ey ronde  ruige  Vrugt- 
beginzels  t  wier  getal  natuurlykst  twee  fchynt 
te  zyn  ,  en  even  zo  veel  Zaadhuisjes,  Het  be- 
vat thans  de  drie  volgende  Soorten. 

(1)  Peonie  met  langwerpige  deel- Bladen.  T 

Pezexia  Of* 

De  Gemeene  of  Winkel -Peonie  wordt  hier  Sete, 

be- 

(1)  Paonia  Foltolis  oblengïs.  Syfi.  Has.  XII.  Gen.  67S. 
p.  37°-  VeZ-  XIII.  p.  417.  Mat.  Mei,  267.  H.  Cliff.  212. 
Ups.  149.  GOUAN  Monsp.  258.  GER»  Prov.  332.  HALt,  § 
Helv.  111.  és.  Paeonia  communis  f.  Foeraina.  C.  B.  Pm.  323* 
Paeonia  foemina.  Lob.  Ic*  6%z.  Dod.  Pempt.  149.  Paeonia 
Pol.  nigricante  fplendido  ,  quae  Mas.  C.  B.  Pw,  323.  Pceo« 
ula  Mas.  Lob.  Je.  684.  Dod.  Pempt*  194, 

K  2 

II.  DKSL,  IX,  STVK, 


148      Veelmannïge  Kruiden. 


IV.    bedoeld ,  die  haaren  naam  van  't  Griekfch  Païo* 
AFxiv!L  nia  heeft  (*)  >  in  'ü  Engelfch  Peiony ,  in  'C 
Hoofd-  Franfch  Pivoine.  De  Duicfchers  noemenze  ook 
stuk.     JConingsbloemen  en  Pink/ter  -  Roozen  ;  de  Vla- 
v£™ev^m  niingen  Mastbloemen 9  zegt  DoDONéus.  toe 
Spanjaarden  noemenze  Rofa  del  Monte,  dat  is 
BergrGOs,   Zy  groeit  in  de  Bosfchen  der  Ge- 
bergten van  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu- 
ropa. 

Het  Kruid  is  iedereen  bekend.  Van  ouds 
heeft  men  het,  zeer  belachelyk,  iüWyfjes-  en 
Mannetjes  Peonie  onderfcheiden  :  daar  deeze 
Planten  niet  zeer  veel  in  't  Loof  verfchillen. 
Beiden  hebben  zy  Bladen  die  gekwabd  zyn, 
doch  die  van  het  eerfce  of  Wyfjes- Peonie  zyn 
legelmaatig  verdeeld  in  Eyrond  Lancetvormi- 
ge  ,  die  van  het  laatfte  onregelmaatig  in  on- 
gelyke  Kwabben.  Voor  't  overige  is  't  Gewas 
byna  eveneens  ,  dan  dat  de  Bladen  van  't  zo- 
genaamde Mannetjes  Peonie -Kruid  donkerer 
zyn.  In  beiden  maaken  de  Bloemen  groote 
Roozen,  niet  ten  onregte  Peonie  -Roozen  ge- 
noemd ,  waar  van  de  dubbelde,  paarfch  van 
Kleur  ,  zeer  fierlyk  fcaan  in  de  Bloemhoven; 
terwyl  de  Enkelde  5  na  het  afvallen  van  de  Bloem  , 
met  haare  fchoone  Zaadhuisjes  pronken; 

In  het  Loof,  niet  alleen,  verfchillen  de  ge- 
melden.  De  eerfte  heeft  Wortels,  welke  uïc 

aan 

(*}  Beter  wordt  derhalve ,  in  't  Latyn,  Fdtnïa  dan  .Pfctt 
nia  gefchreeven» 


P0LYANDRI1.  I4£ 


aan  Vezels  gehechte  Knobbels  3  byna  gelyk  die  AF^E#Lé 
der  Asphodillen  ,  beftaan.  De  andere  of  Man-    Xiv.  * 
netjes  Peonie,  welke  tevens  de  Steng  hooger^ooFD- 
heeft,  en  de  Takken  paarfch  gekleurd,  mQt*D-  *. 
Vinswys  verdeelde  Bladen ,  heeft  Wortels  die  ******* 
van  een  dik  Hoofd  Takkig  allengs  verdunnen 
en  niet  geknobbeld  zyn,    Van  deeze  zyn  de 
Wortels  berugt  als  een  Middel  tegen  de  Val- 
lende Ziekte  ,  doch  op  zig  zelf  niet  genoeg- 
zaam* Zy  zyn  een  weinig  Kruiderig  en  famen* 
trekkende.  Van  de  Wyfjes- Peonie  zyn  de  Bloe- 
men,  met  de  zelfde  inzigten,  't  zy  in  Kon- 
ferf,  of  in  Syroop,  zeer  opgehemeld  geweest; 
doch  het  fchynt,  veeleer,  dat  zy  eene  verdoo- 
vende  of  Slaapverwekkende  Geur  hebben  en 
het  Zaad  heeft  men  Braakverwekkende  of  ook 
Purgeerende  bevonden  (*}• 

(2)  Peonie  met  een  gebladerden  Kelk  en  gladde  pU.  t 
neergedrukte  Zaadhuisjes.  mmaZ. 

Van  Ongere- 
gelde. 

(*)  Mibl  O  der  vlrulentus  videtur  ,  nequs  placet  affinitas 
Hellebori,  zegt  de  Heer  H aller:  Linn^üs  beveftigt  dena- 
verwantfehap  van  de  Peonie  met  het  Aconiturn  en  Delphi- 
nium,  uit  den  leelyken  Reuk  en  kwaadaartige  hoedanighe- 
den ,  welken  de  Peonie  zon  hebben :  Fase.  Rar.  Ups.p.  10. 
Dit  wordt  echter  gemeenlyk  zo  niet  aangemerkt.  Zie  zyne 
Mat.  Med.  p.  9+*  Porro  ,  Vis  Amuletisa ,  ei  a  Galeno  tri' 
bata^noviter  eft  comprobata  a  modernis ,  ut  Riverio  ,  Fores- 
toy  Bartholino  ScFernelio:  zegt  Rutty  Mat.  Med.  p.  375. 

(z)  P&onia  Calyce  Foliofo  ,  Capfulis  glabris  depresfis. 
Poeonia  Fru&.  quinque  glabris  patentibus.  Gmel.  Sib*  IV,  pa 

xs4.  t.  7-.  K  3 

11»  DEEL.  IX.  STUK, 


\$o      Veelmannige  Kruiden. 


IV.      Van  de  Winkel  -  Peonie  verfchilt  deeze,  vol- 

AFxfv.L#  êeDS  den  ^idder  >  door  ongeregelde  of  onge- 
Hoofd*  lyk  verdeelde  Bladen  ;  als  ook  doordien  de 
stuk»  Kelkblaadjes  Lancetvormig  getipt,  zo  lang  als 
vief*  °f  langer  dan  de  Bloem  zyn ;  met  gladde 
Vrugtbeginzels  ,  meest  vyf  in  getal*  De  Groei* 
plaats  is  door  geheel  Siberië.  Volgens  Gme- 
lin  is  het  verfchil  zeer  aanmerkelyk,  gelyk 
blykt  uit  zyne  hier  volgende  befchryving  en  de 
Afbeelding  van  dit  Kruid. 

„  De  Wortel  is  zeer  knobbelig  en  groot, 
„  met  zeer  dikke  Takken  van  een  Voet  lang 
„  in  de  Grond  verholen  ,  van  buiten  geelach- 
tig ,  van  binnen  wit ,  met  den  Reuk  der  Iris 
„  van  Florence.   Daar  fcomen  van  vier  tot  zes 
„  Stengen  uit  voort ,  van  twee  Ellen  en  hoo. 
„  ger  ,  rond  ,  effen  ,  een  Pink  dik ,  in  de  on- 
derfte  helft  aan  de  eene  zyde  fchoon  rood  , 
„  Hevig,  tot  het  derde  deel  der  hoogte  Blader- 
5,  loos,  maar  verder  met  Bladen  overhoeks,  op 
„  groote  tusfchenwydten ,  bezet ,  de  onderften 
„  gekwabd  en  lang  gefteeld    de  bovenften  ge* 
,3  vingerd  en  byna  ongedeeld  ,  glad  en  glanzig. 
„  De  Bloemen,  aan  't  end,  zyn  fraay ,  of  bleek 
3>  of  hoog  paarfch ,  van  negen  of  tien  Blaad- 
„  jes,  met  een  vyfbladigen  Kelk,  van  Lancet- 
„  vormige  Bladen  3  die  naar  de  Stengbladen 
33  gelykeno" 


P     o     L    Y    A     N     D     R     I    A.  15c 

(3)  Peonie  met  Liniaale  veelmaal  verdeelde  IV; 
deel- Blaadjes.  Kxv^ 

Hoofd. 

Deeze  zeldzaame  Soort  groeit,  volgens  densruK. 
Heer  Gmeli  n  9  in  de  Ukraine  (*) ,  en  over-  p!JJ- 
al  aan  de  Don*    Het  Loof  doetze  zodanig  tenui folio* 
naar  dat  Bloemgewas  ,  't  welk  Buphthalmumdig^lt>ia"  ? 
genoemd  wordt  ,  gelyken  ,  dat  Linn^u s 
zig  verbeeldde  5  hoe  zy  uit  de  Gememe  Peo- 
nie  ,  door  hetzelve  bevrugt,  kon  gefprooten 
zyn.  Het  is  zeer  fyn  ,  byna  als  dat  van  Ven- 
kel 5  verdeeld.   De  Bloemen  ,  aan  't  end  voor. 
komende  y  gelyken  naar  die  der  enkelde  Peo- 
nie -Roozen,  en  zyn  fomtyds  zeer  klein,  fooi- 
tyds  zeer  groot,  hoog  of  donker  rood  van  Kleur, 
en  daar  op  volgen  twee  of  drie  Zaadhuisjes. 
9t  Gewas  is  anderhalf  Voet  hoog ,  vry  digt  met 
Bladen  bezet  en  heeft  een  knobbeligcn- Wortel* 

Onder  de  Driewyvigen  hebben  wy  de  twee 
volgende  Geflagten* 

Delphiniüm.  Ridderfpooren* 

Geen  Kelk  maar  vyf  Bloemblaadjes  en  oen 
tweedeelig  Honigbakje,  dat  van  agteren  als  met 

een 

(i)  P stoma  Foliolis  Linearibus  multipartitis.  LiNN.  Fatc.  p„ 
9.T.  5  ZINN  Goett.  117.  GMEL  Sik.  IV.  p.  185.  T  73- 

(*)  Habitat  in  Verania  zegt  LlNN^SöS ,  in  Fase.  Rar.  Upu 
Zulk  een  Land  weet  ik  negens  te  vinden.  Het  zal  ee* 
Drukfeil  zyn  en'tfchepe  komen  voor  Ucraniai  gelykbyGMÈ* 
1.1  N  en  in  Spec.  Piantarum  gezegd  woxdtt 

tl.  Deel.  IX.  Stuk. 


I5&    Vëelmannigen  Kruiden. 


ÏV.     een  Spoor  gehoornd  is ,  heeft  volgens  den  Rid- 
xiv.    ^er  dit  Geflagt ,  welks  Vrugt  beftaat  uit  drie 
Hoofd-  of  één  Zaadhuisje. 

stuk,        >t  getal  deï  Soorten  van  hetzelve  is  agt ,  waar 
yiger.teWy  van  de  drie  eerften  één  ,  de  anderen  drie  Zaad- 
huisjes  hebben ,  als  volgt. 

jDeipk:»um  Rlc^erfpooren  met  ewbladige  Honigbak* 

Con/eiidaï  jes ;  de  Steng  eemgermaate  verdeeld. 

Den  naam  Delphiniurn  heeft  dit  Kruid  zeker- 
Jyk  van  de  figuur  der  Bloemen  ,wier  Honjgbakje 
een  Dolphyn  gelykt  5  en  Ridderfpoor  wordt  het 
wegens  de  Spoorachtig  ukfteekende  Punt  van 
?t  zelve  geheten.  De  naam  Confolida  Regalis 
zon  afkomftig  zyn  van  het  geneezen  van 
Wondjes  3  door  de  Bladen  op  te  leggen.  Dat 
men  'er  den  Eernaam  van  Koninglyk  of  Rid- 
derlyk  aan  gegeven  heeft,  kan  zien  op  de  Let* 
teren  3  waar  mede  de  Bloemen  praaien  van  de 
Tuin  -  Ridderfpooren ,  ftraks  te  befchryven  (*). 

De  Wilde  Ridderfpooren,  die  men  ook  wel 

Cal- 

(ï)  Delphiniurn  Ne&ariis  monophyllis  ,   Caule  fubdivifo, 
Syjt*  Nat*  XII.  Gen.  6si.  p.  370.  X  I II.  p.  418-  Mat. 

MeL  26S.  H.  Gif.  Hz,  R.  Lugdb.  4iU.  Gouan  Mon$p.z$%. 
GER.  Prov.  390.  KRAM*  Auftr,  252.  Fl.  Suec.  440,  476^ 
Gort.  Belg.  1 5 1 .  Confolida  Regalis  Arvenfis.  C.  B.  Pin.  342* 
Cons.  Regalis.  CAM.  Epïu  521.  flos  PvCgius  fylveftris4  Ood. 
Tempt.  252.  Segemrn  Cons.  Regia  &c.  Lob.  Ie.  736.  Hall. 
fleiv.  3 14. 

(*)  Die  quihus  in  Tcrris  inferipti  Nomina  Regum  ,  nas» 
cantur  Flores.  V.JRG.        Ecce  fuos  gemitus  Foliis  inlcnpüt 


POLYANDRIA.  I53 


Calcatrippa  noemt  ,  komen  door  geheel  Euro-  IV. 
pa,  als  ook  in  onze  Nederlanden  ,  hier  en  daar AF£fvF|u 
op  de  Koornvelden  voor.  Zy  gelyken,  in  Ge^HooFD* 
was  .  naar  de  gewoone  enkelde  RHderfpooren,STÜK» 
doch  vallen  veel  kleiner  3  en  hebben  minder  Tfi^am 
Bloemen  %  die  gemeenlyk  blaauw  of  paarfch- 
aebtig,  doch  ook  wel  wit  of  rood,  en  fomtyds 
Violet  zyn.  Daar  op  volgen  enkelde  Haauwtjes 
of  Zaadhuisjes.    Sommige  Apothekers  maakeri 
van  de  Bloemen  gebruik  tot  Violen -Syroop, 
maar  zulks  is  een  kwaade  vervalfching ,  dewyl 
die  Kruid  verdagt  is  van  fchadelyke  Eigenfchap- 
pen# 

(2)  Ridderfpooren  met  eenbladige  Honigbakjes    -H.  m 

en  eene  enkelde  Steng*  AjJil. ' 

Tamme. 

Van  de  Tamme  of  Tuin  -  Ridderfpooren  is  de 
Natuurlyke  Groeiplaats  onbekend  en  waarfchyn- 
lyk  zullen  die  ,  door  Kweeking  ,  uit  de  Wilde 
voortgekomen  zyn.  De  reden  van  den  Bynaam 
kan  men  uit  het  gezegde  opmaaken*  In  'tFranfch 
noemt  menze  Pié  d'Alouetteo?  Leeuwriks  Poot3 
dat  men  in  Engeland  met  Larksfpur  navolgt  , 
doch  de  Duitfchers  heeten  ze  ,  gelyk  wy,  Rid- 
derfpooren. 

Zy 

(2)  Delphinium  Ne&.  monoph.  Caule  fimplici.  H.  Cliff.  R. 
Lugdb.  Öcc.  6cc.  Cons.  Regalis  Horten  fis  Flore  major  e  & 
minore ,  fimplici  &  multbhci.  C.  B.  Pin*  i^z*  Flos  iUgias, 
pOD.  Tempt.  252.  LOB  Ic.  239,  240» 

XX*  Peil.  IX,  Stuk, 


iS4      Veelmannige  Kruiden 


IV*      Zy  zyn,  zo  wel  als  de  Wilde,  ten  Jaarlyks 
AFxivfL#  Zaay-  Gewas  ,  maar  groei  jen  wel  drie  of  vier 
HooFD'  Voeten  hoog  en  praaien  met  fchoone  Bloem^ 
stuk.     Aairen  van  witte  ,  roode  ,  paarfche,  blaauwe 
^VP?>T  eQ  gemengelde  Kleuren  f  't  welk  deze! ven  toe 
een  voornaam  Sieraad  der  Bloemhoven  maakt: 
inzonderheid  de  Dubbelde  ,  wier  Bloemen  als 
Roosjes  zyn  :  want  de  Enkelde  worden  niet 
geacht, 

z>eï*linium  ^  Ridderfpooren  met  eenbladige  Honigbah 
Amnitu  jes  >  die  van  voor  en  viertandig  zyn;  een- 

kappige.5"  zaame  Zaadhuisjes  en  eenbloemige  Takjes. 

Deeze  Soort  3  in  de  Levant  groeijende  9 
heeft  het  Gewas  van  Ridderfpooren ,  doch  de 
Bloem  van  Monnikskappen*  De  hoogte  der 
Steng  is  omtrent  een  Voet  ,  zynde  Takkig  , 
met  fyn  verdeelde  ruigachtige  Bladen,  De 
Bloem  is,  behalve  het  uitwendige  Gefpoorde, 
met  een  inwendig  Honigbakje  voorzien ,  vier* 
tandig  ,  de  Meeldraadjes  omvattende  ,  welke 
zo  lang  als  de  vier  Bloemblaadjes  en  paarfch- 
achtig  zyn  ;  het  Vrugtbeginzel  enkeld.  Dit 
heeft  men  in  de  Upfalfche  Tuin  waargenomen. 


co 


(z)  Deipblnlum  Ne&.  monoph.  antice  quadridentatis ,  Cc?ps. 
{blinriis ,  Ramulis  uniflorts.  Delphinium  Oiientale  annuum 


P    o    h    Y    A    N    D    R     I    A.  155 


(4)  Ridderfpooren  met  eenbladige  Honigbah  IV. 
jes,  zesbladige  Bloemen  en  veeldeelige  Bla*^£*yhm 
den.  Hoopd- 

STÜK, 

In  Barbarie  wordt  gezegd  de  Groeiplaats  te    Wt  t 
zyn  van  deeze  ,  die  naar  de  Gewoone  Ridder-  DJmHgnum9 
fpooren  veel  gelykt  s  doch  gryzer  is ,  hebbende  a^^f  * 
gemikte  Takjes  en  blaauwe  Bloemen  5  van  bui- 
ten groen.  Dezelve  verfcbilt  van  de  voorige 
Soorten  3  door  het  getal  der  Zaadhuisjes,  welk 
drie  is  3  en  van  de  volgende  ,  doordien  zy  het 
binnenfte  Honigbakje  eenbladig  heeft. 

Qf)  Ridderfpooren  niet  tweebladige  Honigbak*  v. 
jes  3  negenbladige  Bloemen  ,  en  veeldeelige  » 
Jiompe  Bladen,  f  uitheem- 

Deeze  Kleinbloemige  Ridderfpooren  groeijen 
natuurlyk  in  Italië,  op  Sicilië,  Maltha  en  in  'c 
Beloofde  Land ,  zo  de  Ridder  aanrekent.  De 
Steng  is  enkeld  met  Roedswyze  geftrekte  Tak- 
ken en  Bladen  als  die  van  de  gewoone  Rid- 
derfpooren. De  Bloem  is  blaauw. 


(6) 

(4)  Delpéinium  Ne&.  monoph.  Corollis  fctexapetali* ,  Fol. 
SEultipauitis,  Dclph.  elatius  fimpl.  Floie.  Clüs.  Hïft.  II,  p, 
206.  Confolida  Regalis  Flote  minore.  C.  B.  Pin.  142.  4 

(s)  Delpéinium  Nc&.  diphyllis  &c.  H4  Clif.  213.  Con- 
folida Regalis  latifoHa,  parvo  Floie,  C.  B.  Pin.  142,  Prodr. 
74.  T.  MOBiS.  Kift.  III.  p*  46S.  S.  12.  T.  4,  f.  3,  Al.Lv 
Nis.  200.  Taur.  71. 


IL  V*ZU  IS,  STUK* 


156      Veelmannige  Kruiden. 


IV.       (6)  Ridderfpooren  met  tweebladige  Honigbak- 

^xvvU  Jes  9  ^e  onver(^ee^e  Lippen  hebben  ;  de 
Hoofd-  Bloemen  byna  eenzaam;  de  Bladen  famen» 

stuit.  gefield  Liniaal  gefmaldeeld. 

VI. 

Juwgt#$-  (7)  Ridderfpooren  met  tweebladige  Honig* 

g!c<* Me-  bakjes  ,  die  de  Lippen  tweedeelig ,  aan  de 

mige.  tippen  gebaard  hebben  ,  met  ingefneeden 

FUum  Bladen  en  zene  regtopfiaande  Steng. 

Hoogftam- 

mige.  In  Siberië  is  de  Groeiplaats  van  deeze  twee 
Soorten ,  die  wel  twee  Ellen  hoog  opfchieten  3 
en  de  woefte  Velden  £,  door  geheel  Siberië  tot 
in  Kamtfchatka  ,  ongemeen  verderen.  Van 
de  laatfte  vindt  men  reeds  in  de  voorgaande 
Eeuw  door  Bauhinüs  en  anderen  ,  gewag 
gemaakt ,  onder  den  naam  van  Ridderfpooren 
met  Blad  van  Monnikskappen,  als  welke  op  de 
hooge  Gebergten  van  Europa  ,  in  Switzerland 
en  Silezie  ,  gevonden  waren  :  zo  dat  dit  Kruid 
de  koude  Gewesten  beminne.  Het  verandert 

niet 

(6)  Delphlnium  Ne&ariis  diphyllïs  ,  Libellis  inregris  &c. 
ƒƒ,  Ups»  150.  Delph.  Lufit.  glabr.  Aconiri  folio.  Roiof. 
hort.  6i.  T.  3.  Delph.  elatias  fubincsnum  pcrenne,  Florihus 
amplis  Azureis.  Amm.  Rutb.  175.  MlLJL.  Ic.  T.  250.  f.  I. 
GMEL-  Sih.  IV.  T.  78. 

(7;  Ddpbimum  Ne&.  diph.  Lab.  bifïdis  &c.  H.  Ups*  151. 
H.  Cliff.  213.  Gouan  Monip.  2$ 9.  Acon:tum  coeruleum 
hirfutum,  Flore  Confolid*  Regalis.  C.  C.  Pin.  281.  Lycoc- 
tonon  Flore  Pelphinii.  Dod.  Pempt.  441.  Lob.  leen.  6?  8. 
Delphïn.perenne  Aconiti  folio ampliori.  Amm,  Rutb  17^..  MihL* 
.  Icon.T.  2j0.f.  Stf.IV.p*  187. T.  75  «80. 


PoLYANDRIA*  If7 

niet  alleen  in  de  Tuinen  overgebragc  zynde5 
maar  zelfs  op  zyne  Natuurlyke  Groeiplaats  9^x1^ 
zodanig,  dat  Gmulin  'er  wel  zes  byzondere Hoofd* 
Afbeeldingen  van  aan  't  licht  gegeven  heeft. STÜK* 
De  Stengen  zyn  glad  of  zeer  ruig ;  de  Bladen  n&ynta' 
diep  of  weinig  ingcfaeeden,  grover  of  fyner,  ja 
fomtyds  byna  als  in  de  gewoone  Ridderfpoorea 
verdeeld  ,  fomtyds  hard  5  fomtyds  zagt  en  de 
Bloemfteeltjes  zeer  lang  of  kort;  de  Bloemen 
grooter  of  kleiner ,  zonder  in  Soort  te  verfchil- 
len :  dewyl  het  Zaad  van  eene  zelfde  Plant  alle 
die  Verfcheidenheden  uitlevert.    De  Bloemen 
zyn  uit  den  blaauwen  paarfeh. 

(8)  Ridderfpooren  met  vierbladige  Honigbak-  vnt 
jes  5  korter  dan  de  Bloemblaadjes  en  ge*st%ïifa™ 
palmde  Bladen  met  Jtompe  Kwabben»  Lufckruid. 

Dit  Kruid  ,  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu- 
flapa,  op  Steenige  Gronden,  groeijende  9  is  al- 
gemeen bekend  onder  den  naam  van  Staphifa- 
gria ,  welke  ,  om  dat  het  Loof  eenigermaate 
naar  Wyngaardbladen  gelykt  ,  daar  aan  is  ge- 
geven. In  Engeland  noemt  men  het  5  deswe- 
gen ,  Stafifaker  9  doch  by  de  Franfchen  Herbe 
aux  Poux  en  by  ons  Luis  kruid  ;  om  dat  de 
Zaaden  ,  die  zeer  groot  zyn,  tot  Poeijer  ge- 
dampt 

(s)  Ddphmium  Ne&ariïs  tetraphyllis  &c.  Mat.  Mei.  269* 
H.  Cliff.  Ups.  R.  Luidb.  432.  GOUAN  Monsp.  z$9.  GEÏU 
Prov*  391.  Staphifagria.  C»  B.  Pin.  324*  Eod.  Pempt.  ^66* 
Staphifagria  f.  Vitifolia,  Pedicularij.  LoB»  Ie»  68#<> 


XI.  DEEL,  IX.  STUfc, 


158 


Veelmannige  Kruiden. 


IV.    fhmpt  en  op  het  Hoofd  geftrooid  ,  dat  On- 
A  xlv!L'  gediert  doen  fterven.  Tegen  de  Schurft  en  der- 
Hoofd-  gelyke  Huidkwaaien  wordt  hetzelve ,  met  A- 
stuk*    Zyn  gej^ecgrj  en  opgelegd  zynde,  niet  ondien- 
Dnewyvi-^g  geacht.  Inwendig  zynze  zeer  gevaarlyk  en 
van  eene  fchroeijende  verflikkende  hoedanig- 
heid. Voorts  heeft  dit  Kruid  9  dat  een  Elle 
hoog  groeit  ,  met  blaauwe  Bloemen  3  geen  ge- 
bruik. 

In  deeze  Soort  is  de  agteruitfteekendeHoorn 
van  't  Honigbakje ,  gemeenlyk  de  Spoor  ge- 
naamd 5  zeer  kort  en  ftomp  en  de  Kwabben 
der  Bladen  zyn  driedeelig;  doch  eene  Verfchei* 
denheid  van  't  zelve  komt  voor  met  wit  gea- 
derde Bladen,  die  in  zevenen  gedeeld  zyn,  met 
fpitfe  Slippen  en  deeze  heeft  de  Spoor  zo  lang 
als  het  Bloemfteeltje. 

A  c  o  n  i  t  u  m.  Monnikskappen. 

Het  bovenfte  Bloemblad  is  in  dit  Geflagt 
Kapswyze  gewelfd  ,  waar  van  het  den  naam 
voert.  Het  heeft  de  Bloem  ook  vyfbladig  zon- 
der Kelk  en  twee  gedeelde  omgekromde  Ho- 
nigbakjes.  De  Vrugt  beftaat  uit  drie  Haauvvtjes 
in  de  drie  eerfte,  én  uit  vyf  in  de  vier  laatfte 
Soorten* 

i.  (i)  Monnikskappen  met  gepalmde  veeldeelige 
iT/r         ruige  Bladen. 

num,  Jn 
Wolfsdood. 

(i)  Awnitum  Fol.  palmatis  mtiltlfidis  villofis.  Syft.  Nat* 

XII, 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A.       IJ  9 


In  de  Hoven  zyn  deeze  Monnikskappen  met  IV. 
geele  Bloemen ,  die  op  de  koude  Gebergten  van  A'xiv!L* 
Europa  haare  natuurlyke  Groeiplaats  hebben  ,  Boofd- 
als  een  Bloemplant  niet  onbekend.  Zy  hebben STÜK# 
de  Bladen  overeenkom  ftig  met  de  Gemeene  Tri^ma% 
blaauwe  3  wat  de  Schildvormige  gedaante  be- 
treft ,  doch  veel  brceder  en  niet  tot  aan  den 
Steel  toe  ingefheeden ,  drie  of  vyfkwabbig  en 
eenigermaate  Haairig  ,  met  de  Kwabben  fpits 
en  Ziaj^swyze  getand.    De  Bloem  heeft  een 
lange  naauwe  Helm  of  Kap  j  aan  den  top  een 
weinig  verbreedende  en  Wollige  Vleugels,  het 
Ondcrftuk  Lepelachtig  hol  :  beftaan  le  dus  uit 
vyf  Blaadjes,  Hier  door  maakt  dezelve  natuur- 
lyk  de  figuur  uit  van  zekere  Mutfen  ,  die  in 
de  Noordelyke  Landen  veel  gedragen  worden 
van  het  Scheepsvolk:  maar  het  bovenfte  Blaad* 
je  alleen  vertoont  zig  als  een  Laplandfche  Schoen. 
De  Kleur  belangende  ,  die  is  by  alle  Autheu- 
ren  bruinachtig  of  Oker  -  geel  genoemd ;  doch 
in  Lapland  ,  alwaar  dit  Kruid  op  de  Geberg- 
ten overvloedig  groeide  ,  was  dezelve  niet  an- 
ders 

XII-  Gen.  68ï.  p.  3ju  Ve%,  XIII.  p.  4x9.  Acon.  Fol.  pel- 
tatis  mult.fidis  &c    H.   Gif.  213-  R-  Lugdb.  432.  GOUAS3 

Monsp.  259.  GER.  Prov.  39I.  KRAM.  Aüftr.  Ijj.  HALL» 
Helv.  ft  2.  Fl.  Lapp.  Suec.  &c.  Aconitum  Lycoft.  luteum. 
G.  B.  Pin,  1»?.  BesL.  Eyft.  Mft*  25.  f.  2.  Aconitum  fe- 
cundum.  Ca  Af.  Epït.  827.  Aconitum  luteurn  Ponticum» 
Lob.  Ic.  677»  Acon4  Lycofè.  luteiim  naajus,  Dod.  Ptmpu 
439.  Toürnf.  /«/?.  Tab.  24©. 


i6o     Veelmannige  Kruiden 


IV*    ders  dan  blaauwnchtig  Afchgraauw  ,  en  zoda- 
*™L'Dig  is  dezelve  ook  in  Rusland  waargenomen, 
Hoofd-  door  den  Heer  de  Gortu.  Men  behoeft 
stuk»    evcnwel  niet  te  twyfelen  ,  of  de  Kleur  der 
z>™wr  ]3iOPmen  is  geel  in  de  Zuidelyke  Lanlen:  alzo 
de  Heer  Hall  er  die  in  Switzerland  en  Sco- 
poli  in  Karniolie,  alwaar  het  Krui)  in  hoo>e, 
drooge  ,  Berg  *  Bosfchen  gemeen  is  ,  aldus  heb- 
ben bevonden. 

In  Lapland  moet  dit  Kruid  zeer  fors  gro^ijen  , 
dewyl  het  Bladen  heeft  ,  die  zig  van  den  top 
des  Bladfceels,  in  *t  ronde,  een  Span  uitfprei- 
den:  naar  't  gene  de  Ridder  aantekent,  zynde 
tot  twee  derden  in  Slippen  verdeeld  f  van  bo- 
ven donker- ,  van  onderen  glanzig  groen.  Zyn 
Ed.  fpreekt  van  geene  Haairigheid  of  ruigte  dee- 
zer  Bladen  ,  en  hadt  gezien  ,  dat  het  Vrouw- 
volk dezelven  in  de  Pot  fneed  en  'er  Moes  van 
kookte ,*t  welkzy  zonder  nadeel  aten  ;:;e!yk  dit 
Kruid  ook  van  Schaeffer  Rendieren  Kool 
genoemd  werdt :  terwyl  nogthans  geen  Beeften 
'er  de  Tanden  in  floegen.  't  Schynt  derhalve 
geenszins  die  Geele  Monnikskappen  te  kunnen 
zyn,  waar  van  Lob  el  getuigt  ,  dat  zy  van 
de  Jaagers  voor  de  Vergiftigfcen  gehouden  en 
daarom  Wolfsdood  geheten  worden  :  ja  dat  dit 
Kruid,  op  fommige  plaatfen  groeijende,  zoveel 
Venyn  heeft,  dat  de  Bloemen,  gekaauwd  zyn- 
de ,  de  Mond  en  Tong  fchroeijen,  verwek- 
kende Duizeligheid  of  draaijinge  in  't  Hoofd; 
Zou  het,  anders,  die  Vergiftigheid  alleen  heb* 

beo 


1?    O    L    Y    A  D    R    I    h.  ï6l 


ben  in  de  Zuidelyke  Landen  ?  't  Was  in  't  IV. 
vroege  Voorjaar  dat  van  het  jonge  Loof,  op  Af&|;* 
die  wyze  *  in  Lapland  tot  Spyze  gebruik  ge-  Hoofd- 
maakt  werdt.    Het  wordt  'er  Acharas  en  in STUK* 
Medelpad  Geste  geheten* 


nta* 


(2)  Monnikskappen  met  de  Slippen  der  Bla-  IT: 

v  J  *  ,  Acomtunè 

den  Liniaal ,  aan  't  end  breeder  en  door  't  Napeiias. 
midden  gejlreept.  GemeenCf 

De  Gemeene  Blaauwe  Monnikskappen  i  wier 
Groeiplaats  ook  is  in  de  Bergagtige  Landen 
van  Europa ,  hebben  het  Loof  veel  fyner  ver- 
deeld $  de  Bladen  3  ook  Schildvormig  ,  beftaan 
uit  drie  Kwabben  ,  welke  tot  aan  den  Steel  toe 
van  een  gefcheiden  zyn,  en  verder  diep  inge- 
fneeden.  De  Bloem -Aair  is  wel  één  of  ander- 
half Voet  lang  3  famengeiceld  uit  donkerblaau* 
we  Bloemen,  wier  Helm  kort  en  wyd  is, veel 
gelykende  naar  de  Yzeren  Stormhoeden  der 
Oude  Wapenrusting,  't  Getal  der  Meeldraad* 
jes  is,  volgens  den  Heer  H aller,  veertig 
en  dat  der  Haauwtjes  of  Zaadhuisjes  drie  of 
vyf. 

Van  de  Vergiftigheid  van  dit  Kruid  ,  dat 

zy* 

(2)  AconUum  Fol.  Lacinüs  Linearibus  ftiperné  latioribus 
&c.  H.  Cltff.  VL.  Lugdb.  483.  GoUAtf  Monsp.  259.  GER. 
Ptöb.  39 T.  KRAM.  Auftr.  153.  FU  Suec4  4*2.  HALL.  HtlVê 
312.  Aconitum  coeral.  f.  Napellus.  C.  B.  Pin,  133*  Napel» 
lus.  Dod.  Pdmpt<  44»-  Dod.  Purg.  317,  Napellus  vems  cc§* 
mleus.  Lob  .  lc  679. 

L 

II.  DE»..  IX,  STIK. 


1Ó2     Veelmannige  Kruiden. 


IV#  zynen  gewoonen  naam  Napellus  van  de  Raap- 
"v!" ' 'schtige  Wortelen  heeft,  is  men  in  3t algemeen 
Hoofd-  overtuigd*  Hierom  noemen  de  Duitfchers  het- 
stük.  zelve,  niet  alleen  Tzenhuelin  ,  Kappenbloemen 
vi^neW)  eD  Narrenkappen  ,  maar  ook  Duivelskruid  en 
Wolfswortel  of  Wolfsdood,  gelyk  het  voorige; 
dat  de  Franfchen  Tue-Loup  heeten  :  dewyl 
men  daar  van  ,  even  als  van  het  Rottenkruid 
voor  de  Rotten  ,  gebruik  maakc  om  de  Wol- 
ven te  dooden.  Ten  dien  einde  worden  de 
Bladen  of  brokken  der  Wortelen  in  Hukken 
Vleefch  geftoken  ,  dat  men  als  Aas  den  Wol- 
ven voorlegt.  Wepferüs  heeft  daar  van  de 
doodelykheid  in  zodanig  een  Dier  ondervonden  , 
de  Toevallen  befchreeven  en  de  uitwerkingen 
van  \  Venyn  3  door  *t  Kreng  te  openen,  onder- 
zogt.  Hy  beweert  daar  uit,  dat  hetzelve  van 
eenen  heeten  ,  fcherpen  aart  zy  (*)♦  Te  Ant- 
werpen hadden  eenige  Menfchen  de  Wortels 
gegeten  ,  en  waren  daar  van  geftorven  ,  zo 
Dodon^üs  meldt  (f ).  Een  laater  Hiftorie , 
van  deszelfs  nadeelige  uitwerkingen ,  komt  ons 
in  de  Sweedfche  Verhandelingen  voor  Q\.)9 
Daar  badt  het  eeten  der  raauwe  Bladen  ,  een 
Slaapzugt ,  Verdooving  der  Zintuigen  ,  ver- 
kleuming des  Lighaams  en  eindelyk  de  Dood 
verwekt.  Buiten  tegenfpraak  is  hec  derhalve 

eeü 


(*)  WEPF.  CiC.  Aq.  Hijl.  &C.  p.  232. 
(t)  Dod  Purgant.  Hi/l.  p.  319. 
(I)  AU»  Smkbolm*  Vol»  I.  173$.  p. 


P    O    L    t    A    N    D    R    I  I63 


een  gevaadyk  Kruid.  Ziehier  de  fraaije  Waar-  IV. 
neemingen  van  Doktor  Scopol  ï,  dienaan- Af^evel» 
gaande*  van  zyn  eigen  Hand  (*),  Hoofd» 
5,  Het  groeit  in  hooge  Bosfchen  en  Berg-*™* 

4.  Weiden  van  Karniolie  aan  de  Beeken  *  wor-  .  Tr'sr 
3,  dende  Skni  -  Gloübuk  genoemd.   Voor  het 

3,  affchceren  van  dit  ,  met  's  Helhonds  Eek- 
,3  Schuim  befmette  Kruid ,  wagten  zig  de  Bee- 
3.3  ften:  hoewel  zy  het  droog  ?  en  onder  't  Hooy 
9,  gemengd,  zonder  nadeel  vreeten.  De  fchoo- 

5,  ne  Bloem  •  Aairen  verlokken  de  onkundigen ; 
5,  om  zig  Hoed  en  Kleederen  daar  mede  te 
9>  verfieren  ;  *t  welk  hun  dik  wils  een  zwaar  e 
3,  Hoofdpyn  verwekt*  Datzyne  Hand  gezwol- 
„  len  waar,  in  welke  hy  de  Steng  van  dit  Kruid 
„  lang  gedragen  hadt,  vertelde  weleer  de  op- 
3,  regte  en  ervarene  Bayerüs,  Hoogleeraar 
5>  te  Infpruk  ,  reeds  oud  van  Dagen  zynde. 
9,  De  vermaarde  Haller  nogthans  verklaart 
33  dit  algemeene  denkbeeld  3  uit  eigen  Onder- 
33  vinding,  ongegrond  Cf).  Het  Afkookzel  der 
33  Wortelen  doodt  de  Weegluizen:  het  Poeijer 
3,  kan  voor  Rottekruid  tegen  de  Muizen  en 

33  Rot- 

(*)  Flor.  CarnhL  p  5^0. 

(f)  Licet  hanc  Vulgi  perfuaftoném  varnfimam  esje  cenfeat 
Cl.  HALLERPS.  Dus  heeft  het  Doktor  Scqpoli.  Zeker! yk 
fchuilt  daar  een  Drukfeil  van  één  Lener,  't  Zou  kunnen  moe- 
ten 2yn  rarisjlmam  f  veris/imam  of  vdmsjimam  9  en  men  zou* 
de  het  niet  gemakkelyk  kunnen  vastzeilen ,  indien  het  laat- 
fre  niet  ,  Wooidelyk ,  by  den  Heer  HAllEr  gezegd  werde. 
Zo  veel  verandering  kan  een  Drukfeil  van  eene  Lener  vei* 
oiizaaken* 

L  2 

H*  DEEL,  IK  Stuk» 


i64 


Veelmannige  Kruide^. 


IV.       Rotten  verftrekken  ,  wanneer  men  het  onder 

A  xi^SL'  '>*  ^oter  men8t  >en  brengt  a'le  Dieren  den  Dood 
Hoofd*  „  aan  ,  door  Ontfteeking  en  byna  invreeting 
STUK*  „  der  Darmen.  Het  Tegengift  is  Olie  of  laauw 
vife?eWy' »  Water,  lang  en  overvloedig  ingenomen;  als 
„  de  fcberpbeid  door  verzagting  en  verdunning 
„  kragteloos  maakende." 

Ik  heb  deeze  Hiftorie  te  meer  van  gedagten 
Heer  ontleend ,  aangezien  dit  Kruid  aldaar 
wild  groeit  en  gemeen  is»  Men  vindt  het  in 
Switzerland  veel  by  de  Hutten  van  't  Berg- 
volk op  de  Alpen.  In  Sweeden  kwam  het ,  op 
fommige  plaatfen ,  wild  groeijende  voor  ,  uit 
gevallen  Zaad.  Geen  Dieren  eeten  hetzelve 'er, 
dan  alleen  het  Ras  der  Bokken,  die  daar  van 
fterven  :  weshalve  het  'er  in  de  Bosfchen  uit- 
geroeid wordt.  Ik  fpreek  hier  van  de  gewoone 
Monnikskappen,  met  blaauwe  Bloemen,  waar 
mede  nogthans  het  Vrouwvolk,  in  Sweeden  , 
den,  den  rand  der  Schottelen  met  Spyze  ver- 
fiert.  En  ,  dat  men  uit  hetzelve  ook  eene  Art- 
feny  zou  kunnen  haaien  ,  wil  ons  de  Weener 
Geneesheer  en  Lyf-Arts  Storck  wysmaa- 
ken  (*). 

Het  Extrakt  van  de  Aconitum  met  blaau- 
we  Bloemen  ( zegt  zyn  Ed* )  wordt  door 
„  nieuwe  Proeven  langs  hoe  meer  aangepree- 
„  zen,  en  het  is,  inderdaad,  een  voortreffelyk 

»  Ge- 

(*)  In  Libdlo  de  UJ*  Md4  Pulf&lUU  nt$r.  Vind.  rtffo 
p.  58. 


POLYANDRIA.  165 


9>  Geneesmiddel,  dat  veel  uitvoert  in  kleine^ 
„  Gifte*    Het  is  zeer  dikw:ls  van  dienst  in  *x\v] 
5>  Venus  •  Kwaaien  ,  daar  andere  bekwaame  Hoofd- 
„  Middelen  te  vergeefs  gebruik  zyn :  fbmtyds*™*. 
s,  neemt  het  de  Uitzettingen  der  Beenderen»,-^ 
„  weg  en  maakt   de  ftyve  Gewrichten  be- 
„  weeglyk.  Meestal  heeft  het  verlichting  toe- 
„  gebragt  aan  het  Podagra,  de  Jicht  en  zeer 
3,  hardnekkige  Pynlykheden  van  dien  aart.  Ik 
,,  heb  het  in  dergelyke  Kwaaien  ingegeven, 
„  fchoon  die  gepaard  gingen  met  fterke  Koorts, 
5,  doch  dan  met  een  bekwaame  veelheid  Sal- 
35  peter;  en  waargenomen,  dat  fomtyds  de  al- 
3,  lerhevigfte  Pynen ,  binnen  eenige  Uuren  tyds , 
„  geheel  verdweenen  ,  die  men  in  veele  Da. 
3,  gen ,  door  een  menigte  van  andere  Genees» 
middelen,  zelfs  niet  hadt  kunnen  verzagtea* 
3,  Meestal  volgde  5er  een  overvloedig  Zweet 
3,  op.  De  Patiënten  kunnen  twee ,  drie ,  vier , 
$,  vyf  of  meer  Greinen  van  dit  Extrakt,  by 
&  verdeelingca  >  in  't  Etmaal  verdraagen"(*). 

(3) 

(*)  Dat  heet  inderdaad  ex  Toxkt  Safas :  want  men  vindt 
aangemerkt ,  dar  dit  Kruid  eigcntlyk  Toxicum  genoemd 
mogt  worden  ,  om  dat  de  Sarbaaren  hunne  Pylen  ,  Tjxa  ge- 
naamd ,  daar  mede  vergiftigden.  Dod.  Purg.  doch  men 
weet  ook  ,  dat  foramige  zodanige  Vergiften  inwendig  on- 
fchadelyk  zyu  ;  waar  van  het  Spreekwoord  Poc&.a  mor  te  ca- 
rent;  dat  echter  hier  geene  toepasfing  heeft.  Ondertusfchen 
kunnen  'er  zo  wel  Infekten  op  aazen  en  neftelen,  gelyk 
inen  by  de  Ouden  gemeld  vindt ,  ais  op  de  Wolfsmelk  en  andere 
L  3  fcherp- 

II.  Deel,  IX.  stuk. 


iC6      Veelmannige  Kruiden. 


Afdeel     ^  Monnikskappen  met  veeldeelige  Bladen , 
X1V-  *  de  Slippen  Liniaal  op  elkander  leggend® 

Hoofd-  en  rappig. 

stuk, 

ui  In  Siberië  ,  Tarcarie  en  op  de  Pyreneefche 
pfrl^r  Bergen,  wordt  de  Groeiplaats  gefteld  van  dee- 
'  ryrenee-  ze  Soort  1  wier  BIoemtros  voor    bloeijen  knikt» 

CieÏV.  (4)  Monnikskappen  met  vyfwyvige  Bloemen  3 
Amfora.  de  Slippen  der  Bladen  Liniaal. 

tlg*  Op  de  Gebergten  der  Zuidelyke  deelen  van 
Europa  groeit  deéze,  die  den  Wortel  famenge^ 
fteld  heeft  uit  twee,  drie  of  vier,  hoekige  Bol- 
len, aangenaam  van  Reuk  ;  de  .Steng  een  Elle 
hoog,  met  zeer  dun  gefneeden  Bladen  ,  engee- 
le  Bloemen  als  de  Monnikskappen.  Zy  heeft  tot 
by  de  vyftig  Meeldraadjes,  met  breede  Steel* 
tjes  en  omgeboogen  Knopjes: als  ook  vyf  twee- 
kleppige rqige  Zaadhuisjes  met  veelhoekige 
Zaadjes* 

Dit  Kruid  is  van  ouds  Anthora  of  Antithora 
genoemd  geweest,  wegens  de  Tegéngiftigehoe- 

da- 

fcherpfapp'ge  Krulden.  Zie  voorts  dienaangaande  het  VIII. 
Deel  der  Uiegczogie  Verhandelingen ,  biadz.  553. 

(3}  Aconhum  Fol.  multipartitis ,  Laciniïs  Lineanhas  Jncum* 
benribus.  H.  Ups.  152.  Acoji.  Pyrenaicum  Iineurn.  Raj, 
Bur.  $67. 

(4)  Aconltum  Flonbus  pentagyn's  Foh'or.  Lacinüs  lineari- 
bus.  ft  Cliff.  214.  Ups.  Mat.  Med>  270.  HALL.  Helv.  313. 
Gkr.  Prov.  391,  R.  Lwdb.  483.  Acor.  Salutiferiim  f.  An- 
thora. C.  B#  Pin.  184.  Anrhora  f.  Antithora.  Cam.  Eplu 
$37»  LQB.  U.  677.  Pcq.  Pempt.  443.  /V^.  324. 


Polyanöria.  167 


danigheden  in  hetzelve  ook  door  Gesnerus  IV. 
waargenomen  ,  en  daarom  heeten  het  de  Duit-  tL* 
fchers  Gifftheil  volgens  Camer  ariüs,  die  Hoofd 
hetzelve  beter  afgebeeld  heeft  dan  Loe el  enSTUK* 
DoDoiséus.  Het  werdt  daarom  AconitumSa-  Trï&ma% 
lutiferum  >  van  den  eerstgemelden  ,  getyteld. 
De  Smaak  is  bicter  met  eenige  zoetheid.  Som- 
migen hebben  het  naderhand,  misfehien  in  het 
Kruid  bedroogen ,  verdagt  gemaakt.  Zy  febree- 
ven  'er  een  geweldige  bitterheid  en  een  gevaar- 
lyke  Purgeerende  kragt  aan  toe  ;  ja  het  zou , 
volgens  LI  o  f  f  m  a  n  3  Hoofdduizelicg  verwek- 
ken. Het  wordt  niettemin  door  den  beroemden 
Geoffroy  ,  ter  veelheid  van  een  Scrupel  of 
Drachme  ,  in  Kwaadaartige  Koortien  ,  die  uit 
Slym  en  Wormen  in  *t  Gedarmte  ontdaan  3  door 
Ondervinding  aangepreezen  (*).  Deez'  erkent 
ook  de  groote  bitterheid  of  fcherpte  van  den 
Wortel  3  dien  hy  zegt  in  't  Dauphiné  veel  in 
gebruik  te  zyn  tot  Wormdooding  en  tegen  JBuik- 
pyn.  Volgens  L  o  b  e  l  verkogten  de  Muilftoo- 
ters  te  Venetië  het  Gemeene  Volk  (f)  denzel- 
ven  als  een  Tegengift.  Hy  komt  in  het  Orvie- 
taan  van  Touloufe. 

C5)  Mon- 

(*)  Gfoffr.  M&t.  Md.  Tom.  II.  p.  it. 

("(*)  Dat  ntst  hun  muiljiooten  te  bedriegen  is ,  zegt  LOBEL 
en  verftaat  'er  buiten  twyfel  de  genen  door,  die  met  Re* 
llquie  •  Kasjes   te  kusfen  omloopcn ,  en  inmiddels  voor 
Kwakzalver  fpeelen ,  in  Italië. 

L  4 

Iï.  Deel*  IX.  Stüx. 


j6S     Veelmannige  Kruiden, 

IV.      (5)  Monnikskappen  met  vyfwyvige  Bloemen  x 

AFxiEv  U         de  sliPPen  der  Bl^den  halfdeelig7  aan  't 

Hoofd*  end  breeder. 

stuk. 

v.        Deeze  kleine  blaauwe  Monnikskappen  hebben 
vZlïgT  haare  Groeiplaats  ook  op  de  Bergen  van  Italië 
thm.       en  Bohème. 

Bonte. 

vt.  (6)  Monnikskappen  met  byna  vyfwyvige  Bloe* 

Canma-  men;  de  Slippen  der  Bladen  Wigvormige 

cêtipte.  ingefneeden,  fpits. 

In  de  boven  -  Oofienrykfe  Landen  groeit  dee- 
ze Soort ,  van  welke  drie  Verfcheidenheden 
waargenomen  zyn  door  den  vermaarden  Clu- 
sius*  De  eere  f  naar  de  gewoone  Monniks- 
kappen veel  gelykende  ,  op  de  Bergtoppen  by 
Sakzburgtde  andere,  wel  drie  Ellen  hoog  groei- 
jende ,  op  den  Neuberg  en  de  derde  op  den 
Judenberg,  den  hoogften  van  geheel  Stirie,zegt 
hy  3  daar  men  de  Spica  Celtica  inzamelt  ( *J. 

Pee- 

($)  Accmtam  Flof,  pentagynis  ,  Fol,  laciaüs  femipartitis 
fuperne  latioribus.  H.  Cliff.  2:4.  Ups.  151.  R.  Lugdb.  482. 
£conitum  coerul.  minus  f.  Napellus  minor.  C.  B.  Pin.  igj% 
Acon.  coerul.  parvurn.  Dod.  Pempt.  441.  Dalech,  Hifi. 
1743.  Lycoft.  coerul.  parvum  facie  Napelli.  Lob.  1c.  47S. 

(6)  Aconitum  Flor.  fubpentagynis  Sec.  Acon.  violaceum  fï- 
ve  Napellus.  2.  0f  Ac.  purp.  f.  Nap,  3.  y9  Acon,  coer.  purp, 
Tl.  msximo  f.  Nap.  4«  C  B.  Pin.  1  g  3 ,  Acon.  Lycpft.  Tau- 
ticum  &  Neubetgente.  Clus.  Ihfl.  II.  p.  95  ,  96.  Item  ju- 
jknbergenfe.  lbid.  p.  97.  Pann.  p.  40 6  -413. 

(*)  Zie  bladz.  195  ,  in  het  voorg.  VII.  Stuk.  Het  Land- 
fchap  Stirie,  andets  Süermar^  genaamd ,  legt  in  't  Zuider- 

deel 

/ 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A*  169 


Dceze  heeft  een  dikke  ronde  Steng ,  van  twee  IV. 
Ellen:  de  Bladen  zyn  zeer  breed  en  groot,  zo^™vfLi 
wel  als  de  Bloemen  ,  die  in  deeze  Kruiden  Hoofd- 
paarfchachtig  Violet  zyn  van  Kleur,  hebbencleSTUK#< 
aan  den  Helm  een  uitfleekcnde  Punt  of  Tip  ,  Tr/n^;J 
even  als  aan  fommige  Karpoets  -  Mutfen.  't  Ge- 
tal der  Zaadhuisjes  of  Haauwtjes  is  drie ,  vier 
of  vyf*  De  gewoone  blaauwe  Monnikskappen 
komen  5  volgens  dien  Aucheur ,  op  die  Bergen 
ook  overvloedig  voor ,  inzonderheid  by  de  Mest- 
hoopen  der  plaatfen  ,  waar  het  Vee  5  in  de  drie 
Zomer  -  Maanden  ,  zyne  Stallingen  heeft* 

(7)  Monnikskappen  met  byna  vyfwyvige  Bloe*  vri. 
men,  veelkwabbige  Bladen,  en  de  Helm 
der  Bloemen  lang  uitgeftrekt.  Haakige., 

Deeze  ,  die  in  Penfylvanie  groeit  ,  hadt  de 
Bladen  drie-  of  vyf kwabbig,  hoekig  getand, 
naakt ;  de  Bloemen  blaauw ,  en  van  een  byzon- 
dere  figuur  ,  zynde  de  Tip  van  den  Helm  haa- 
kig  en  zeer  lang.  Alle  deeze  Kruiden  bly  ven  over. 

Cimicif.  uga.  Wantsdryver. 

De  Heer  Linn/eus  maakt  thans  een  by- 
zonder  Gefl^gt  van  dit  Kruid,  't  welk  zyn  Ëd. 
bevoorens  als  een  Soort  van  Actcea,  met  den 
bynaam  van  Wantsdryver ,  hadt  voorgefleld.  De 

deel  van  Duitfchland  ,  aan  de  Grenzen  van  Ooftenryk  en 
Hongarie. 

(7)  Acomtum  Flor.  fubpentagynis,  Fü!«  maltüobis,  Corol* 
laruai  Galea  longius  extenfó. 

L  5 

II.  DSM.,  U»  STUK» 


170      Veelmannice  Kruiden. 


IV.  De  Byzondere  Kenmerken  zyn ,  een  vyf bla- 
AFxfv.L#  di§e  KeIk  >  bevattende  vier  Bekerachtige  Ho- 
Hoofd-  nigbakjes,  die  voor  Bloemblaadjes  verftrekken 
stuk,     en  jjjgj.  0p  voigen  vier  Zaadhuisjes  met  gefchub- 

de  Zaaden. 

Cimiclfuga  ^e  eenië^e  Soort  hier  van  (i)  ,  een  Siberi- 
fostida.  fche  Plant,  gelykt  zeer  veel  naar  het  hier  voor 
*Biadz  83'  befchreevene  getroste  Kriftoffelskruid  Ook 
heeft  zy  iets  dat  naar  het  Thaliélrum  zweemt  ; 
weshalve  Gmeli n  haar ,  volgens  Amman, 
Thaliëtroides  noemde,  die  uitermaate  itinkt,  De 
vuile  Reuk ,  welke  het  wild  groeijende  uitgeeft, 
is  naauwlyks  verdraaglyk  :  zo  dat,  indien  het- 
zelve de  Weegluizen  verjaagt ,  men  billyk  zeg- 
gen mag,  dat  Stank  door  Stank  verdreeven  wor- 
de. Ook  zoude  het  Afkookzel  van  dit  Kruid 
tegen  de  Waterzugt  dienftig  zyn  bevonden. 

Het  groeit ,  van  de  Jenifea  Oostwaards ,  door 
geheel  Siberië.  Het  heeft  de  Steng  fomtyds 
Mans  langte  hoog  ,  doch  breidt  zig  Iterk  zyde- 
waards  uit,  met  ruige,  kleverige,  gevinde  Bla- 
den :  terwyl  het  end  van  de  Steng  zig  in  ver- 
fcheide  Takjes  verdeelt ,  die  Aairswyze  met 
Bloemknoppen  bezet  zyn.  Voor  't  bloeijen  knik- 
ken deeze  Toppen ,  maar  regten  zig  vervolgens 
op.  In  de  Bloem  komen  dikwils  twintig  Meel- 

draad- 

(i)  Cimiclfuga.  Syft.  Kat.  Veg.  XIII.  Oen.  1282.  p.  420. 
Attaea  Cimicifuga.  Sp.  Plant.  722.  Am.  AcaL  Vil.  T.  6.  f. 
z.  Gmel.  $ïb.  1  .  p*  I8i.  T.  70.  Thaliiftroides  foetidisfi» 
mum,  Chriftophoiian*  facie.  AMM.  &uth.  102. 


POLYANDRIA.  171 

draadies  en  vier  Stylen  voor;  doch  daar  heeft  a  IV* 
een  aanmerkelyke  verandering,  ten  opzigt  van    XIV%  * 
het  getal  ,  zo  der  Bloem-  en  Kelkblaadjes ,  als  Hoofd. 
der  Vrugtmaakende  deelen,  in  dit  Kruid  plaats»  s£ ü*# 

De  Rang  der  Vyfwyvigen,  in  deeze  Klasfè  *  " 
bevat  de  drie  volgende  Gefiagten  van  Kruiden» 

Aq^üileg  ia.  Akeley. 

Dit  heeft  vyf  Bloemblaadjes  y  zonder  Kelk» 
en  vyf  gehoornde  Honigbakjes  ,  tusfchen  de 
Bloemblaadjes:  beftaande  de  Vrugt  uit  vyf  af- 
gezonderde Zaadhuisjes. 

(i)  Akeley  met  kromme  Honigbakjes.  AqJfeg'a 

In  Europa  heeft  dit  Kruid  zynen  naam  meest  Gemecnc. 
met  den  Latynfchen  overeenkomltig ,  waar  uit 
niet  onwaarfchynlyk  is  5  dat  het  eerder  door 
Zaad  overgebragt ,  dan  dat  het  natuurlyk  zou 
zyn  aan  de  Noordelyke  deelen.  Het  groeit , 
niettemin ,  in  Steenachtige  Bosfchen  van  Oost- 
enryk  en  Switzerland ;  men  vindt  het  wild  in 
Vrankryk  3  als  ook  in  onze  Nederlanden  ,  ja 
zelfs  in  Sweeden,   In  de  Tuinen  is  het ,  als 

een 

(1)  Aquilegia  Ne&ariis  Jncurvis.  Syft.  tlat.  XII.  Gen.  684. 
p.  372.  Veg4  XI IL  p.  420.  Aquilegia.  Mat,  Med*  272.  H. 
Cliff,  2iy.  R.  Lugdb.  432.  GoUAN  JMonsp.  260.  GER.  Prev. 

KRAM.  Auftr.  153-  Aquilegia  fylveftris.  Honends 
fimplex  multiplex  flore  rnagno.  flore  invetfo :  Flore 
Rofeo  irsultiplici.  £  Degener  virescens.  C.  B*  Fin,  144* 
Hall.  Helv<  z\z.  Fu  Suec.  2,  N.  478. 


II*  Deel.  IX,  stuk» 


! 


17*     Veelmannige  Kruiden. 

IV»    een  Bloemplant,  zeer  gemeen,  en  fpeelt  aldaar 
Ax?v#EL* met  €ene  oneindige  Verfcheidenheid  van  enkel- 
Hoofd-  de  en  dubbelde,  omgekeerde  en  gefternde  Bloe» 
stuk.    men#  qc  Kleur  is  gemeeolyk  uit  den  blaauwen 
vi^Wy'  °f  paarfch ;  doch  ook  wit  of  bont,  groenachtig 
enz.  Zy  zyn  zo  aangenaam  en  vermaakelyk  om 
te  zien  ,  zegt  Mümtïng,  als  eenige  Bloem 
zyn  mag.  Men  noemtze  fomtyds  Klokkebloemen , 
doch  gemeenlyk  Akeleijen  ,  in  't  Hoogduitfch 
Ackeleyy  in  't  Franfch  Ancholies  of  Ayglanti» 
nes,  in  't  Engelfch  Colombines9  In  Italië  geeft 
men  'er  ook  den  naam  van  Celidonia  maggiore  y 
dat  is  Groot  Schelkruid ,  aan.  Daar  groeit  eene 
Verfcheidenheid  in  Siberië,  die  de  Bloemen 
blaauw  heeft,  met  de  Honigbakjes  witachtig 
gerand. 

5t  Gewas  is  iedereen  bekend.  Sommigen  pry- 
zen  de  Tin&uur  der  Bloemen  in  Gorgeldranken 
aan  eu  het  Afkookzel  der  Wortelen  tegen  't 
Scheurbuik.  Van  het  Zaad  wordt  inzonderheid 
als  een  uitdryvend  Middel,  in  Pokjes  en  ander 
Uitflag,  gebruikgemaakt.  Het  zoude,  volgens 
Clusi  üs,  zelfs  de  Kraam  bevorderen. 

Hé  (2)  Akeley  met  regte  Honigbakjes  ,  korter 
MpTntf*  dm  de  Lancetvormige  Blaadjes* 

Alpilche. 

In 

(2)  Aquiïepa  Ke&ariis  re&is,  Petaio  Lanceolato  hrevïori- 
libus.  Aquil.  Montana  raagno  Flore,  C.  B.  Pin.  144.  Proir. 
75.  J.  B.  Mifii  III.  p.  484-  Hift.  707.  HALL,  Helv. 

3ïo- 


PoLYANDRlA»  I?3 


In  Switzerland  vondt  Burserus  deeze  by  IV. 
de  Bladen  van  Pfeffers  en  Scheuchzer  bo- 
ven  de  Alpifche  Valey  ,  Waldnacht  genaamd.  Hoofd* 
Dat  het  geene  Verfcheidenheid  van  de  gemeeneSTUK* 
Akeleyen  is,  blykt,  niet  alleen  uit  het  verfchil^^ 
der  Honigbakjes  *,  maar  ook  daar  uit  ,  dat  de 
Bladen  veel  fyner  en  Liniaal  gefhipperd  zyn , 
de  Bloemblaadjes  Lancetvormig  en  zeer  lang^ 
\  welk  de  Bloem  grooter  en  fraaijer  dan  in  ee 
gewoone  maakt,  fchoon  blaauw  van  Kleur*  De 
Heer  Haller  heeftze  ter  breedte  van  drie 
of  vier  Duimen  uitgebreid  gezien.  Maar  ééne 
Bloem  komt  op  den  top  van  de  Steng,  of ,  zo 
dezelve  een  Tak  heeft,  twee.  Gemeen  is  deeze 
Soort  in  fommig  deel  van  Switzerland  (*). 

(3)  Akeley  met  regte  Honigbakjes  en  de  Meel-  Xiu 
draadjes  langer  dan  de  Bloem.  cïnldfn^ 

Kanadat* 

Deeze  Noord  -  Amerikaanfche  wordt  ^ïrgi-^e. 
nifch  Eyloof  genoemd  van  Clayton  ,  die 
aanmerkc  ,  dat  de  Bladen  gepaard ,  gedeeld  5 
Eyrond  ,  glad  ,  aan  't  end  Zaagtandig  zyn*  't 
Gewas  klimt  by  de  Boomen  op,  daar  de  Tak- 
ken 

(*)  Nafeitur  pasfira  in  Aquilegienfi  ditione.  Emnd,  A&. 
flelv.  VI.  p.  37. 

(3)  Aquilegia  Ne&.  reóUs  ,  Stamtn.  Corolla  longioribus. 
J/.  Ups.  153.  Aquil.  Cor.  lïmpl.  Ne&.  fere  re&is.  GrolN". 
Vitg.  59,  82.  Aquil.  pumila  przecox  Canadenfis.  Corn.  Ca» 
nai.  p.  T.  60.  Lob.  Ic.  zó.  Mill.  Ditt.  T.  47.  Aq.  praecox 
Canadenfis  &c.  Moris.  Hift,  III*  p.  457*  S,  iz.  T.  2.  f.  4. 


II»  DEEL,  IX*  STUX» 


174     Veelmannige  Kruidend 


IV.  ken  Worteltjes  in  fchieteü  ,  gelyk  de  Klyf  ,gee* 
^FxivEL'  venc*e  aan  'l  enc*  witte  Bloemen  ,  welke  uiteen 
Hoofd-  menigte  kleine  Trosjes  beflaan.  Volgens  ande- 
stük.    ren  Zyn  ^e  Bloemen  roodachtig  ,  in  'c  midden 

I.V#.  (4)  Akeley  met  de  Steng  byna  naakt  y  byna 
V'ncofaï*  eenbhemig  ,  Lymerig  gehaaird  en  de  Bla- 

Lymerige.  ^m  omtrent  driekwabbig. 

In  Languedok  hadt  de  Heer  Magnol, 
nu  omtrent  een  Eeuw  geleeden  ,  by  de  Stad 
Meyriols  ,  voorby  den  Berg  Efperou ,  aan  de 
.Rivier,  een  Soort  van  Akeleijen  gevonden,  wel- 
ke door  Toürnefort  genoemd  is,  Ruige 
met  een  Lymerige  Bloem.  Deeze  groeit,  volgens 
den  Ridder  ,  te  Montpellier.  Het  is  een  Plantje 
van  anderhalve  Handbreed  hoog. 

N  1  g  e  l  l  Nigelle. 

De  Kenmerken  van  dit  Geflagt  hebben  veel 
overeenkomst  met  die  van  't  voorgaande.  Vyf 
Bloemblaadjes  zonder  Kelk;  vyf  Honigbakjes , 
doch  driedeelig  binnen  de  Bloemden  vyf  Zaad* 
huisjes ,  maar  die  niet  van  elkander  afgezonderd 
zyn  j  maakende  te  famen  de  Vrugt. 

Hier 

(4)  AquiUga  Ne&amst  ^aule  fubnudo,  fubumfïo- 

10 ,  viscofo  -  pilofo  Sec.  COUAN  Monsp.  267.  Aquilegia  vis- 
cofa.  Magn.  Monsp.  2$.  Uoru  *U  Aq.  hirfuta  Flore  viscofo» 
TOURNF.  Inft.  4*8. 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A.  175 

Hier  komen  vyf  Soorten  in  voor,  waar  van  IV. 
de  drie  eerden  vyfwyvig,  de  twee  laatftentien-  ^v!^ 
wyvig  zyn :  als  Hoofd- 

STUK» 

(1)  Nigelle  ,  die  de  Bloemen  met  een  Eladerig  i. 
Omwindzel  heeft.  22*T 

Tuin» 

Dit  Kruid  ,  dat  in  de  Koornlanden  der  Zui- 
delyke  deelen  van  Europa  groeit ,  komt  als  een 
Zaay- Blommetje  in  Duitfchland  ,  Engeland, 
Vrankryk ,  en  by  ons ,  m  de  Tuinen  voor,  Men 
noemt  het  gemeenlyk  Juffertjes  in  't  groen  of 
Bloempjes  in  rt  Haair ,  om  dat  de  Bloemen  ,  die 
taamelyk  groot  en  fraay  zyn,  inzonderheid  de 
dubbelde  ,  zig  door  haare  bleek  blaauwe  Kleur 
en  optooizel  fierlyk  voordoen  in  een  Haairige 
groente,  die  dezelven  omringt.  Het  Loof,naa- 
melyk ,  van  dit  Kruid  is  zeer  fyn  verdeeld ,  en 
daarom  noemen  de  Engelfchen  het  Femel  -Flo- 
wer ,  dat  is  Venkelbloem*  Voorts  heeft  de  Bloem 
nog  een  vyfbladig  Omwindzel,  digt  aan  dezel- 
ve, van  uitfteekende  groene  Blaadjes.  De  Vrugt 
is  Bolachtig  met  Punten  en  verdeeld  in  vyf 
Zaadhuisjes* 

O)  Ni- 

(1)  JSigella  Florihus  Involucro  Foliofo  cin&is.  Syft.  Nat* 
XII.  Gen,  6%$.  p.  372.  Veg.  XIII.  p.  t*>u  H.  Cllff  zis* 
Ups*  R.  Lugdh.  48 1.  GOUAN  Jlionsp.  260.  GER.  Prov*  390. 
Kram.  jiufir.  153.  Mill.  Di#.  T.  187.  f.  2.  Nigella  angus- 
tifolia  &c.  C.  B.  Pin.  145.  Melanthiutn  fyiveftre.  Matth. 
Dwsc,  529.  fi0  Nigella  PI.  majote  pleno  coemleo.  C.  B.  Pm. 
145.  Melanthium  Damascenum.  DoD.  Pempt,  304*  Md»  fyi- 
veftre. LOB»  Ie  741. 


II.  Deel  IX»  Stuh, 


i;Ö       VEELMANNIGE  KRUIDEN, 


Veld- 


IV»  (a)  Nigelle  met  vyf  Stampers  en  gedoomde 
^xrvEL*  rondachtige  Zaadhuisjes  ;  de  Bladen  eeni* 
Hoofd-  germaate  Haairig. 

STUK» 

Dit  Kruid,  in  Egypte,  op  Kandia  en  elders, 
Sativa.  aan  de  Middellandfche  Zee ,  groeijende ,  is  eigent- 
lyk  het  gene  de  Zaaden  uitlevert,  die  in  de  Win- 
kels bekend  zyn  onder  den  naam  van  Sem.  Ni- 
gellce.  Het  voert,  wegens  de  zwartheid  van  dit 
Zaad ,  den  Grieklchen  naam  Melanthiitm  of 
Gith  ,  en  den  Latynfehen  Nigella,  wordende 
van  de  Italiaanen  ook  Melanthio  of  Niella  ,  by 
de  Spaanfchen  Neguilla  of  Alipivre ,  by  de  Frau- 
fchen  Barbe  poyvreite  of  Niette  ,  by  de  Duiü- 
fchers  Schwartz  Kummel  of  Zwarte  Koriander  ge* 
heten* 

Het  is  breed  bladiger  dan  de  Tuin  -  Nigelle  eü 
groeit  wel  een  Elle  hoog,  wordende  Jaarlyksin 
de  Oofterfche  Landen  gezaaid  tot  aanwinning 
van  het  Zaad,  dammen  by  ons  Nardus-  Zaad  of 
Zwarte  Komyn  noemt,  zynde  glimmend  zwart , 
en  zo  donker  ,  dat  hec  Spreekwoord ,  zo  zwart 
als  Gith  ,  daar  van  den  naam  bekomen  heeft. 
Hec  is  niet  onaangenaam  van  Reuk  en  wat  heec 
of  fcherp  van  Smaak ,  geevende  een  byzondereu 
Geur  aan  het  Brood  9  waar  in  het  wordt  ge- 

bak* 


(2)  Nigslla  Fiftillis  cjuinïs,  Capfuüs  mimcatis  fuhtotundls 
&c.  Mat.  Med.  2,71.  H.  Ups.  154.  GOUAN  Monsp.  26c. 
Boe  hm.  Lips.  173.  Mill.  Di&.  T»  187.  f.  i«  Nigelia  Fiore 
itmpiici  candido  :  item  Fl.  mïnore  pleno  a.bo.  C.  B.  Pin* 
145  1  14Ö.  Mchnthiaia  fativura.  Cam.  Ept»  $}U 


PoLYANDRlA»  I77 


bakken.    Het  is  ook  tegen  de  Wormen,  tot  IV. 
verwekking  der  Stonden  ,  tot  wegneeming  van  Ar£f£L' 
verfcheide  Ongemakken  der  Huid  en  in  andere  Hoofd-' 
Kwaaien  van  Hippocrates  én  Diosco- STUK* 
iudes  aangepreezen.  't  Is  zekerlyk  van  eene n£*ntagr- 
verwarmende  hoedanigheid  en  dus  dienftig  als 
de  WinddryvendeZ^den,  inzonderheid  de  Olie  > 
daar  uit  gedeftilleerd ;  doch  verfch  wordt  het  in- 
wendig gebruik  daar  van,  wegens  de  fcherpte, 
niet  zeer  veilig  geoordeeld.  Veelen  neemen  daar 
voor  het  Zaad  van  de  volgende  Soort. 

C3  .)  Nigelle  met  vyf  Stampers  ,  onverdeelde  ttjé 
Bloemblaadjes  en  Tolronde  Zaadhuisjes.  j<wvfnfit 

Akkec* 

Dus  onderfcheidt  zig  deeze  Soort,  die  zeer 
gemeen  is  in  fommige  deelen  van  Duitfchland* 
in  Provencc  en  Languedok  onder  't  Koorn  groeit , 
of  aan  de  Wegen  ,  gelyk  de  eerfte ,  komende 
ook  voor  in  Switzerland  en  Italië*  Zy  wordt  ge* 
hoornde  Akker-  Nigelle  van  Bauhinus  gety- 
teld,  om  dat  de  Zaadhuisjes  veel  fterker  ge- 
hoornd zyn  en  langwerpiger  dan  in  de  anderen, 
gelykende  veel  naar  die  der  Akeleijen,  als  groo- 

ten- 
CO  Nigefla  Pift<  quinis*  Petalls  imegris  ,  Capftilis  turbi- 
natis.  Nig.  Flore  FoJiis  nudo,  Pift.  Cor.  aequantibus.  GouAfl 
Monsp.  260.  GEIL  Prov.  390.  KRAM*  Au/ir.  154.  HALL* 
Ihlv.  316.  DAL1B.  Pétr.  Uo,  Boehm.  Lipfr  174.  Nigella 
Arvenfis  cornuta.  C.  B.  Pin.  145.  Mei.  fyiv.  altXAM.  Êpit* 
5$?.  Me!.  iylv*  Dod.  Pmpt.  303.  Md.  fylv,  alt,  Cap.  xeflë* 
sis  Aquilegia*  Lob.  Ic.  742 

M 

II.  DEEL,  IX.  STBS» 


178     Veelmannice  Kruiden. 


IV,  tendeels  los  van  elkander  en  niet  tot  een  ronden 
Afdeel,  Zaadbol  vereenigd*  Het  Zaad  wordt  gezegd  ook 
Hoofd*  welriekende  te  zyn  en  heet  van  Smaak. ; 

STÜ\v  ^4)  Nigelle  met  tien  Stampers  ,  zo  lang  ah 
Nigeria  de  Bloem. 

Hhpanica. 

spaanfche.  BaüHINÜS  hacjt  het  Zaad  van  deeze  ont- 
vangen ,  onder  den  naam  van  Spaanfche  Nigelle* 
»  Hy  noemtze  Breedbladige  met  een  enkelde  groo- 
te  blaauwe  Bloem  ,  die  in  grootte  der  Bloemen 
alle  andere  Soorten  overtreft.  Zy  groeit  om- 
trent een  Elle  hoog  en  verfchilt  in  Loof  van 
de  voorgaanden  weinig.  Het  Zaad  was  zwart» 
achtig,  zonder  Reuk. 

v.       (5)  Nigelle  met  tien  Stampers,  langer  dan  de 

Ormtalis.  Bloem* 
Levant* 

Zeer  fierlyk  is  deeze.  die  van  Aleppo  in  Sy- 
rië haare  afkomst  heeft  5  door  de  fraaije  geele 
Bloemen ,  welke  9  benevens  de  lange  Hoorntjes 
in  *t  midden  uitfteekende  en  als  Haauwtjes  ge* 
fatfoeneerd  >  haar  van  alle  de  overigen  doen  ver- 
fchillen. 

Re- 

(4)  Kigella  Piftillis  dews  Corollam  aequantibus.  H»  Up$. 
154.  Gouan  Monsp»  261*  Nigella  latifolia  Fl.  majore  fimpl. 
coeruleo,  C.  B.  Pin»  14 s»  Prodr.  75.  Nigella  Hispanica  FL 
amplo.  Mor.  Hifi»  III.  p.  si6.  S.  12.  t.  is.  f.  9» 

(s)  Nigella  Fik  denis,  Cor.  longioribus.  H%  CUff»  Ups.R* 
Lugdb.  Gouan  Monsp.  utfupia.  Nig.  Chalep.  lutea  Cornicu- 
lis  longioribus.  MORis.  f.  10. RAJ . Ap$» Nig*  Ol.  FlOKT 
fiavos  femine  alato  plano.  ToüRNjF.  Cor»  19» 


P   O   t    !    A   N    Ö   U  lf$ 


Reaümüri^o  IV.1 

De  byzóndere  Kenmerken  van  dit  Geflagt  g*^*^- 
fcyn,  een  zesbladige  Kelk ,  vyf  Bloemblaadjes  ;STÜK# 
het  Zaadhuisje  eenhokkig,  vyffclcppig  en  veel-  Pentagy. 
zaadig. 

Het  heeft  zyn  naam  naar  den  beroemden  R  e- 
aümür.  De  eenjgfte  Soort  (i)  f  op  de  Zee-  „  . 
Oevers  van  Egypte  ,  Syne  en  Sicilië  groei  jen  vfm:Wd*i 
de  y  is  een  Plant  9  die  de  Geftahe  van  de  Kali  Gêkranfte* 
en  tevens  van  den  Tamarifch  heeft  ,  zynde 
Klein  Heejierachtig  Huislook  met  Wormachtige 
Blaadjes  genoemd  geweest.  Zy  zyn  Vïeezig, 
fmal,  fpits  en  ongefteeld ,  uitgebreid  ^befprengd 
met  Daauwachtige  Slippen.  De  Bloemen  3  aan 
't  end  voorkomende  ,  tusfehen  de  Blaadjes  in- 
gedooken  5  zyn  Roosachtig  als  die  van  't  ge- 
woone  groote  Huislook  5  wit  van  Kleun  Een 
gehaaird  Plaatje  3  aan  dezyden  der  Bloemblaad- 
jes wederzyds  gehecht  3  maakt  het  Honigbak- 
je  uit* 

Tot  de  Zeswyvigen  behoort  het  volgende  Ge- 
flagt, dat  den  naam  voert  van 

S  T  R  A- 

(i)  Reaumuria.  Syfo  j*at.  X?I.  Gen.  6*6.  p.  372.  j%« 
XUI.  p«*si.  Sedum  Siculum  vermiculatum  FU  Saxifragx  al- 
bx.  EoCC  Sfc  T.  6.  f.  7.  MORIS.  III.  p.  481.  S.  13. 

T#  9. '1*  ó-  Sed.  min*  Atboresc.  veiroiculacum.  LOB»  38o# 
Sedum  minus  Fruticofum.  C  B.  Pin,  284*  Kali  vermiculaturii 
&c.  BARR.  fc.  88S.  Kali  Arabicum  primum  genus.  RAUW» 
/f*  p.  T.  37.  C.  B.  *8s>. 

M  2 

II,  Deel  IX,  STtnt* 


180     Veelmannige  Kruiden; 


Afdeel.       Stratiotes.  Ruiterskruid. 

XIV, 

Hoofd-     £en  tweebladige  Bloemfteng,  meteen  drie- 

STUK* 

&u  w-  deelig  Bloemkasje  cn  drie  Bloemblaadjes  :  de 
ge.        Vrugt  een  zeshokkige  Bezie ,  onder  de  Bloem 
gebooren  ,  maaken  daar  van  de  byzondere  Ken- 
merken uit.  Het  bevat  eene  Europifche  en  eene 
Oostindifche  Soort ,  als  volgt. 

  i.        (i;  Ruiterskruid  met  Degenvormig  driekanti- 

AhiïeT  Se  i  met  ft™  Doerntjes  op  de  kant  gehaair- 

Emopifch.         de  Bladen, 

Op  zuivere  niet  fterk  flroomende  Wateren  f 
der  Noordelyke  deelen  van  Europa  ,  gelyk  in 
Sweeden  3  Rusland  ,  Deenemarken ,  Engeland 
en  onze  Nederlanden,  komt  dit  Gewas  voor, 
dat  in  geftake  veel  naar  een  Aloë  -  Plant  gelykt, 
en  daarom  ook  Moeras  -  Aloë  van  fommigen  ge- 
ty  teld  is  of  Alöides >  gelyk  Boerhaave  het- 
zelve noemt.  Anderen  hebben  't  by  het  Huis- 
look  of  de  Yucca  vergeleeken*  De  naam  van 
Stratiotes  is  'er  aan  gegeven  3  om  dat  de  Bladen 
Degen- of  Zwaard  voimig  en  op  de  kanten  fcherp 

ge- 

O)  Stratiotes  Fol.  Enfiformi  -  triaugularibus  ciliato -  acu- 
Ieatis.  Syft.  Nat.  XII.  Gen,  687.  p.  373.  Veg.  XIII.  p.  411» 
Stratiotes.  FL  Lapp.  Suec.  H.  CUff.  221.  R.  Luzdb.  10. 
GORT.  Belg.  iji,  Oed.  Dan.  337»  Militaris  Aizoides.  LOB* 
■fc.  375.  Stratiotes  potamios.  Dod.  Pempt.  $88.  Aloë  palu- 
(Uis.  C.  B.  Pint  28$. 


P    O    L     Y    A    N    D.  R     I    A.  iSl 


getand  zyn  (*).  Hierom  noemt  ons  Landvolk  IV, 
hetzelve  Schaar  en  en  Kaarden ;  doch  gemeenlyk  ^JJy*1* 
heet  het  Ruiter 'skruid  en  Krabben  *Klaauw*  Hoofd* 

Het  maakt  een  Plant  als  gezegd  is ,  welke  op BTUKè 
het  Water  dryft  >  doch  lange  ,  dunne  Worte-w;£^r 
len,  aan  't  end  Vezelig,  uitgeeft,  die  uit  den 
Grond  der  Slooten  voedzel  haaien,  Uit  een 
Stoel  van  getropte  Bladen,  die  zeer  lang  en  pun- 
tig zyn  ,  komen  korter  Blocmftengen  ,  welke 
zig  Scheedachtig  openen  als  Kreeft-  of  Krab- 
ben-Schaaren ,  en  een  Bloem  uitgeeven  van  drie 
ronde  witte  Blaadjes ,  waar  tusfehen  veele  gee- 
le  Meeldraadjes  vervat  zyn.  De  Vrugt,  die  zes* 
hoekig-  is*,  houdt  veelc  langwerpige  ,  kromme, 
byna  gewiekte  Zaaden. 

-  De  Stuitvosfen  en  Kwakzalvers,  zegt  Lo» 
bel,  doen  de  Wortels  van  dit  Kruid  in  Fles- 
fchen  met  Water  en  maaken  het  Gemeen  wys, 
dat  het  Wormen  zyn ,  die  zy  de  Menfchen  af- 
gedreeven  hebben.  Dat  het  een  zelfde  Kruid 
zou  zyn ,  als  welk  Dioscorides  Stratiotes 
Potamios  genoemd  heeft  en  waar  aan  hy  een 
verkoelende  Bloedfternpende  kragt  toefchryft, 
is ,  zo  lang  niet  blykt  dat  het  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  groeije ,  gantfeh  onwaar- 
fchynlyk. 

CO 

(*)  Andere  afleidingen  ,  gelyk  dat  het  voor  't  Krygsvolk 
zou  dienen  >  enz.  komen  iny  belachelyk  voor.  Men  vindt: 
den  naam  ,  Stratiotes ,  ook  toegepast  op  verfcheide  andere 
Kruiden. 

M  3 

II.  Deel,  ix.  Stuk. 


182 


VeelM annïge 


Kruide», 


IV.       (2)  Ruiterskruid       Hartvormige  Bladm* 
Afdeel, 
xiv 

Hoofd.     Aan  de  Kust  van  Malabar  groeit  dit  Kruid  % 
stuk.     hetwelke  de  Bladen  rondachtig  met  een  punt, 
Stratiom  ^erIc  ger5^d  *  ongedoornd  heeft:  de  Bloemfteng 
jMsmoides. naakt ,  vier  of  vyfhoekig,eenbloemig:  de  Bloe- 
difchf  n"  wen  witachtig  driebladig ;  waar  op  ronde  Zaad- 
hoofdjes  volgen  ,  met  vcele  kleine  Zaadjes  ge? 
vuld.  De  Bladen  leggen  niet  op  't  Water  neer, 
gelyk  die  der  Plompen  ;  maar  verheffen  zig  > 
met  omgekromde  Punten ,  daar  boven  5  terwyl 
de  Plant  5  even  als  die  der  voorgaande  Soort  r 
op  9t  Water  dry  ft  of  zwemt. 

Onder  de  Veelwyvigen  verfcheide  Soorten  5 
die  tot  de  Boomen  en  Heefters  behooren ,  reeds 
befchrecven  hebbende,  komen  wy  tot  het  Bloemt 
gewas  3  dat  den  naam  voert  van 

A  N  E  M  O  N  E, 

Behalve  de  uitwendige  gedaante  beftaan  hie? 
de  byzondere  Kenmerken  in  een  getal  van  zes 
tot  negen  Bloemblaadjes  y  zonder  Kelk  y  en  vee- 
Ie  Zaaden. 

In  dit  Geflagt  zyn  niet  alleen  degenen,  die 
men  gewoonlyk  Anemonen  noemt  >  en  dergely- 
ken ,  maar  ook  de  Pulfatülaas  en  zelfs  de  Hepa* 
ticaas  begreepenj  zo  dat  hetzelve  dus  vyfen- 

iwin- 

(2)  Strathtes  FoL  Cordatls.  Fl.  Zeyl.  223.  Saglttariae  af- 
iinis  Malabaiienfiis  &c.  Comm.  Mal.  235»  PLUK.  Alm.  326» 
QtteUAmW*  Hort.  Mal.  XI.  p.  55,  T.  4.6. 


POLY     ANDRIA.  IS3 

twintig  Soorten  bevat ,  in  vier  Rangen  verdeeld ,  IV. 
als  volgt.  A™f- 

Hoofd- 

A.  Met  eene  byna  gekelkte  Bloem*  stuk. 

(1)  Anemone  met  driekwabbige  effenrandige  h 
Bladen.  Hepatica. 

Lever* 

Men  noemt  dit  Plantje,  dat  in  't  Voorjaar  tot kruid' 
fieraad  der  Bloemtuinen  dient,  Hepatica  of  Le- 
verkruid, een  naam  die,  om  deeze  of  gene  re- 
denen ,  ook  toegepast  is  op  verfcheide  andere 
Kruiden.  Dit  noemt  men,  derhalve,  tot  onder - 
fcheiding  ,  ook  wel  driebladig  of  Aard  -  Lever- 
kruid ,•  dewyl  'er  een  Korstgewas  is ,  dat  Steen- 
Leverkruid  geheten  wordt,  groeijende  op  vog- 
tige  plaatfen.  Gemeenlyk  voert  het  den  eernaam 
van  Edel  Leverkruid  ,  wegens  de  fraaiheid  der 
Bloemen ,  of  Hepatica ,  in  't  Franfch  Hepatique9 
ïn  't  Engelfch  Liverwort.  Sommigen  hebben  het 
Trifolium  Aureum,  dat  is,  Gulden  Klaver ,  ge- 
tyteld. 

Het  geeft  uit  den  Wortel  veele  Steeltjes ,  om- 
trent een  half  Voet  lang,  aan  't  end  fiyve  Bla* 

dea 

(1)  Anemone  Fol.  t/üobis  integerrimïs.  Syft.  Nat.  XU.  Gen* 
$94-  P-  374i  V%k  XIII.  p.  424*  Hepatica.  H.  Cliff.  zzu  Matm 
Med.  277.  E..  Lugdb.\%j.  Gouan  Monsp.  26*.  Kil  Am. 
Auftr.  154.  Ger.  Prov.  379.  Fl.  Saec.  445.  Gron.  Virg. 
61.  Ranunculus  tridentatus  vermis.  ToUbnf.  Inft.  286  ,  287. 
Trifolium  Hepaticum  Flore  fïmplici  &  pleno.  C.  B»  Pin* 
339. 

M  4 

II*  Deel*  IX,  Stuk* 


184      Veelmannige  Kruiden. 


IV.     den  hebbende  ,  in  drieën  gedeeld ,  en  dus  naar 
AFxiE^.L#  die  van  Klaver  gelykende.  Op  korter  Steeltjes* 
Hoofd-  tusfehen  de  Eladfteelen  ,  komen  de  Bloemen 
8TUKc     voort;  die,  volgens  Hal  l  er,  tot  vyfentwin- 
v^s[lwym  tig  Meeldraadjes  hebben.  In  't  wilde  groei  jende 
ïn  de  Berg  -  Bosfchen  van  ons  Wereldsdeel ,  zyn 
de  Bloemen  gemeenlyk  blaauw,  doch  fomtyds 
wit  en  rood.  Dus  vindt  menze  enkeld,  maar  in 
de  Tuinen  met  dubbelde  Bloemen  van  alle  die 
Kleuren ,  als  ook  paarfch  of  Violet.  Het  Zaad 
zit,  met  Pluis  omwonden  ,  op  een  Kaffigen 
Stoel.  Toürnefort  hadt  dit  Bloemplantje 
tot  de  Ranonkels  betrokken. 

Wegens  eenige  famen trekkende  en  verwerken- 
de hoedanigheid,  heefc  het  Edel  Leverkruid ,  als 
tegen  verzwakkingen  van  de  werking  der  Le- 
ver dienftig,  den  naam  bekomen.  Om  die  zelf- 
de reden  vindt  men  't  ook  in  Breuken ,  Zaadvloed 
en  Borstkwaalen  aangepreezen. 

II.  B*  Met  een  gekransten  Bloemfteel  en  ge- 
Anemm       {>aarce  Zaaden. 

patens. 

Uitgebrei- 

( 2 )  Anemone  met  den  Bloemfleel  gekranst  3 
de  Bladen  gevingerd  veeldeelig. 


(3) 

(t)  AnmöKB  Pcdunculo  involucrato,  Foï.  djgïtatïs  roulti- 
fïdis»  Pulfatüla  Folio  Anemones  fecundae ,  f.  fubrotmido.  C* 
B-  Pin.  177.  Prodr.  94*  Puls*  polyanthos  violacea  Anemo* 
fles  füiio.  ISKEYN.  Cf»*\  13*.  HELW.  Puls,  $z.  T.  z,  3» 


P    O    L    Y    A    N    D    R    I    A»  l8y 


(3)  Anemone  7?z££  dera  Bloemjleel  gekranst  >  de  IV, 

drievoudig  gevind  ,  Haairig  plat,  A™*zU 
fpits  ingej needen.  Hoofd» 

STUK» 

(4)  Anemone  met  dubbeld  drievoudige  ruige  nr. 
Bladen.  stZZ\ 

2  wave  l- 

(j)  Anemone      den  Bloemjleel  gekranst ,  de  kleurig. 
Bladen  gevind,  de  Bloem  regtopftaande»  Ba^Cfiu 

Baldilche* 

(6)  Anemone  met  den  Bloemjleel  gekranst ,  de   ^  v. 
Bloemblaadjes  regt ,  de  Bladen  dubbdd  ^orjaat- 
gevind*  fekc. 

Q?)  Anemone  met  den  Bloem/teel  gekranst ,  de  otmelne. 

Bloem-    vu .  " 

Praten/ft* 
Vddfche, 

(3)  Anemone  Ped.  invo!.  Fo!.  triplicato  •  pinnatss  &c.  Hall. 
Emend%  6z.  Puls.  lutea  Apii  hortenfïs  folio.  C.  B.  Pin. 
Hall.  litlv.  T.  6.  Pulfatïlla  lutea.  Cam.  Epit.  393. 

(4)  Anemone  Fol.  biternatis  incifis.  Anemone  Alpina  alba 
minor  C.  B.  Pin.  176. 

(5)  Anemons  Ped.  invol.  Fol.  pinnatrs  &c,  Oed.  Dan.  29. 

4+2.  223.  Putfatilla  Apii  folio  Vernalis.  C. 

B.  Pin.  177.  Prodr.  94.  Helw*  Puls.  63.  T.  6,9  ,  10.  Ane- 
mone Tubis  Caudatis  involucris  raulti^dis  &c.  HALL»  Flotu 

H47.  T.  21. 

(6;  Anemone  Ped.  invol.  Petalis  re&is,Fol.  bipinnat's. Oed. 
Dan.  153.  Puls.  Fol.  deeouip.  pinnatss.  Mat,  Med.  zy6.  BI. 
Suec.  446.  GOUAN  Monsp.  261.  GER.  Prov.  379.  KRAM. 
^»/?r.  154.  DALIB.  P*r.  itfo.  ƒƒ.  Cliff\  R.  487. 
PulfatilU  folio  crasfiori  &  majore  flore.  C.  B.  177.  Hf.lv, 
Puls.  T.  8.  Pulfatilla.  CAM.  Epit.  393.  LOB*  /<r.  28 1.  Doo. 
jP*w*£*,  43  3- 

(7)  Anemm  Ped.  invol.  Pet.  apïce  reflexïs  &c.  Puls.  Fol. 
decompofitis  pinnatis,  Flore  pendulo.  H.  Ctiffi»  FL  Suec.  R. 

M  5  \  Lugdk* 

II,  Deel.  IX,  Stuk. 


186      Veelmannige  Kruiden 


W0  Bloemblaadjes  aan  de  tippen  omgeboogen  j  de 

'A*x  "L*  Bladen  dubbeld  gevind. 
Hoofd- 
stuk*      (8)  Anemone  met  drie  famengegroeide  Steng' 

vin.  bladen  3  welke  meervoudig  verdeeld  zyn9  d& 

dipine.  uiterjten  veeldcelig  :  de  Zaaden  ruig  ge' 

HSL  fi™*- 


fcheile. 


Alle  deeze  Soorten  behooren  meer  of  min  tot 
het  Kruid  ,  dat  men  Pulfatilla  noemt  of  Herba 
Vcnti  ,  wegens  de  geduurige  beweeging  ,  die 
'er  indeLangfhanïge  Zaadhoofdjes  plaats  grypt 
door  den  Wind.  In  't  Franfch  heet  hetzelve 
Coquelourde,  in  't  Engelfch  Pasqae-Flower,  in 
't  Hoogduitfch  Kuchenkraut  of  Kuchenfchelle , 
gelyk  by  ons  Keuhnfchelle.  Misfchien  zal  die 
benaaming  van  de  Schelachtige  figuur  der  Bloe- 
men  ,  in  eenige  Soorten ,  afkomftig  zyn.  De 
Groeiplaats  is  in  verfcheide  deelen  van  Europa, 
en  de  eerfte  valt  ook  in  Siberië*  De  Zwavel- 
kleurige  is  in  Switzerland  >  de  volgende  op  't 
Gebergte  Baldo  5  in  't  Veroneefche ,  waarge- 
nomen. De  Voorjaars  Keukenfcbelle  groeit  in 

zeer 

Lwdb.  4%7*  Puls  FI.  minore  nigricante.  C.  B.  Pin.  177. 
Helv.  Puls.  66.  T.  32.  &  T.  ti«  Puls.  vuig.  faturatiore  F!o- 
1e  Cuis.  hift.  I.  p.  246.  Pds.  Floic  cURflky  Lob.  Ie.  283, 
(?)  Anemone  Fol.  Caulinis  ternis  connatis  &c.  Anemone 
Tiibls  Caud.uis*  Hal.**»  lich.  31*.  Anemone  fylv,  fecunda 
Clvs.  Hifi.  i.  p.  P<3»«,  3  8  3,  Pulfatilla  alba.  Lob.  Ic. 
282.  Anemone  Alpina  alba  major,  et  minor,  C.  B.  17S. 


PoLYANDRlA.  I87 


geer  drooge  Bosfchen  van  Sweeden  en  Switzer-  IV. 
land :  de  Gemeene  op  dorre  woefte  Velden  èn  (i^Eif,u 
Heuvelen  van  ons  Wereldsdeel.  Aan  den  mond  Hoofd* 
der  Rivier  Nerva  en  in  Pommeren  komt  deezeSTÜK* 
overvloedig  voort.  Die  daar  aan  volgt  is  op  droo-  .Pö'w 
ge  Velden  in  Duitichiand  ,'  de  laatite  op  de  Al- 
pen van  Switzeriand  en  op  de  Bergen  van  Stier- 
mark waargenomen* 

In  't  nlgemeen  zweemt  de  Geftalte  van  dit 
Kruid  naar  de  gewoone  Anemonen,  enverfchilt 
volgens  de  gemelde  bepaalingen  der  Soorten, 
Aan  de  Bloemfteng  is  een  Bladerig  Kransje ,  in 
fommigen  op  de  zelfde  wyze  verdeeld  als  de 
Bladen,  welke  als  die  van  Sellerie  of  Pinkller- 
mkelen,en  van  5t  Wortelkruid,  meest  Vinswy- 
ze  gefnipperd  zyn.  De  Bloemen  zyn  in  de  eene 
Soort  grooter,  in  de  andere  kleiner;  in  de  mee- 
ften  opgeregt,  in  ééne  neerhangende;  wie, geel- 
achtig ,  geel  5  of  ook  zwartachtig  van  Kleur. 
De  laaiüe  Soort  heeft  dezelven  van  binnen  wit 
en  van  buiten  fomtyds  paarfch , zegt  Clusius, 
die  dezelve  dikvvils,  op  de  Bergtoppen,  zo  vast 
geworteld  vondt  in  de  fpleeten  der  Steenrotfen , 
dat  hy  den  Wortel ,  die  redelyk  dik  en  Houtig 
is,  zonder  de  Steenen  af  te  breeken  niet  daar 
uit  kon  krygen. 

De  Pulfat illa  is  hy  de  Ouden  aangemerkt  ge- 
weest, als  in  hoedanigheden,  de  Ranonkels  na- 
by  komende  :  doch  ,  gelyk  'er  onder  dezelven 
zyn  van  een  fch--rpen  en  van  een  zagten  aart , 
zo  is  ook  dit  Kruid*  verfchiliende.  De  Gemeene 

Keu- 

II.  Deel,  ix,  Stuk* 


188      Veelmannige  Kruiden. 


IV.    Keukenfchelle ,  door  haare  ruigte  grys ,  met  eene 
A™*Eugroote  Bloem,  die  bleek  Violet  is ,  heeft,  vol- 
Hoofd-  gens  de  Wnarneemingen  van  den  HeerSroucK, 
stuk,     Keizerlyk  Lyf-Artste  Weenen  ,  geen e  Sch  erp» 
v%eTWy        3  maar  de  volgende  Soort ,  Pratenfis ,  ge* 
bynaamd,  met  een  kleinere  zwartachtige  .Bloem, 
is  'er  te  meer  mede  begaafd.  Deeze  zal  ca  zyn , 
die  de  Herders  uitwendig  gebruikten  tot  Genee- 
zing  der  Vergiftige  Beeten  3  aan  het  Vee  toege- 
bragt  ;  weshalve  zy  Bitzwurtz  genoemd  werdt. 
Men  hadtze  inwendig  voor  een  Vergift  gehou- 
den; doch  gedagte  Heer  beweert,  dat  het  ge- 
dcftilleerde  Water ,  Aftrekzei  en  Extrakt  daar 
van,  niet  alleen  veiüge,  maar  ookdienfuge  Ge- 
neesmiddelen zyn  in  hardnekkige  Kwaaien  (Mp 

C.  Met  een  gebladerde  Steng  en  geftaarte 
Zaaden. 

IX.  (9)  Anemone  met  de  Wortelbladen  drievoudig , 
Cêr7naria.  wederom  gefmaldeeld  ,  en  een  Bladerig 
FynbiadU  OmwindzeL 

ge. 

(10) 

(*)  Ant*  Storck  de  U/u  Medkd  PulfatuU  nigrkantis. 

Vindob.  1771» 

(9)  Jnemone  Fol  Radicallbus  ternato  -  dïccmpofitls  &e. 
Puls.  FoU  decompofnis  tern  ;tis.  IL  Cliff.  223  Ups,  155.  K. 
Lttgd».  487.  Aneoione"  tfcnuifolia  fïmplici  flore.  C.  B.  Pin, 
174.  N.  2 -ia.  Anemonc  tenuifalia  multiplex  rubra.  C. 
B.  Fin*  T  6  tnemoAC  Cam.  Epiu  $t$.  Anemone  an- 
gu^fblia  multiplex  ,  mutata  F.'ormn  facie  quotannis  nov# 
H.  &.  P.  MllX.  Dï3.  T.  iu  Clus.  Htsp.  52^ 


Po     LYANDRIA.  i8p 

(10)  Anemone  met  gevingerde  Bladen  en  ge-  IV* 
volde  Zaaden.  AFx,v!U 

HOOFD- 

(11)  Anemone  met  Hartvormige  eenigermaatesvvK* 
gekwabde  Bladen  en  een  zesbladigen  ge-  x. 
kleurden  Kelk.  Hortmfis* 

Rreedbla- 

Deeze  drie  zyn  eigentlyk  Tuin-Anommen  ?dlgexr 
waar  van  de  tweede,  diedeezen  bycaam  voert,  Faimata. 
in  Italië  en  Provence  wild  groeit,  de  laatrte  in  Gepaimdc* 
Portugal  aan  de  Taag.  De  eerfte ,  of  Fynbladi- 
ge,  is  de  gene  ,  welke  men  in  de  Tuinen  ge* 
meenlyk  als  een  Bloemplant  nahoudt  en  wier 
fchoonhcid  de  Bloemperken  niet  weinig  oplui- 
ftert,  M ünting  zegt 9 zo  iemand  alle  de  ver* 
andering  van  Kleur  en  figuur  der  Bloemen,  daar 
in  voorkomende,  wilde  onderfcheiden ,  dan  zou 
hy  zo  veel  byzondere  Naamen  noodig  hebben, 
als  'er  Dagen  zyn  in  een  Jaar.  Jaarlyks  verandert, 
bovendien  ,  de  Bloem  in  gedaante  ,  uit  eenen 
zelfden  Wortel,  zo  Miller  aantekent.  Op 
tien  Piaaren  kan  men  de  heerlykfte  Verfchei- 

den- 

(10)  AneindKe  FoJ.  digitstis,  Sem.  Lanatis  Puls.  Fol.  dl- 
gicatis.  H.  Cliff.  224.  An.  Hortenfis  latifoiia.  C.  B.  P;«. 
176  Anem.  Ger.  rotundo  folio  »  purp.  C.  B.  Fin*  173» 
Anemone  Hort.  Latifoiia  tertia.  ClüS.  Hift.  I.  p.  249,  alre^a. 
Hisp  309.  Anemone  prinn.  DOD.  Pempt.  431.. 

(ij)  Anemone  Fol.  Cord.  ftiblobatis  &c.  Pulfatilla  Fol.  pal- 
matis.  H.  Cliff.  R.  Lugdb.  Anemone  Cyclam.  f*  Malva:  folio 
lutea.  Moris.  Hift.  Iï.  p.  *z$.  S.  IV.  T.  25.  f.  3.  Anemone 
latif.  flava.  C  B.  Pin.  176.  Anemone  Hortenfis  latifoiia 
prima.  Clus.  Hift.  I.  p#  343.  ffisf*  307. 


IU  Deel.  IX,  Stuk, 


ipo      Veelm annige  Kruiden 


IV.    denheden,  ten  dien  opzigte,  in  't  Werk  van 
xuf1"  W e i  in  mann  keurlyk  zien  voorgefteld.  Hoe- 
Hoofd-  wel  de  Kleur  meest  in  \  roode  of  in  het  paar- 
stüiu     fcjie  va;t  ^  heeft  men  'er  ook  geheel  witte  cn 
J["twym  blaauwe  of  Violette  ,  geel  en  Oranjekleurige 
en  oneindige  bonte,  zo  gemengeld  als  geftreepu 
De  Bloem  verfchilt ,  bovendien,  in  grootte, 
en  in  enkeld  te  zyn  of  dubbeld,  gelyk  men  9t 
noemt,  dat  is  vol  van  Blaadjes,  die  doorgaans 
m  Kleur  van  de  groote  of  rand  -  Bloembladen 
verfchillen.  Onder  de  Enkelden  komen  ook  niet 
onbevallige  voor.  Van  Konftantinopolen  en  el- 
ders uit  de  Levant,  daar  deezede  Velden  ver- 
fiert ,  is  zy  eerst  in  Vrankryk  overgebragt  en 
verder  in  de  Tuinen  vin  Europa  verfpreid. 

De  tweede  of  Breedbladige  Anemone  heeft 
rondacl itige  verdeelde  Bladen ;  de  Bloemen  zyn 
Sterswyze  uitgebreid  ,  met  twaalf  of  dertien 
fmalle  Blaadjes ,  doorgaans  paarfchachtig  rood , 
cn  daar  op  volgen  Wollige  Hoofdjes.  De  laat- 
fte  Soort,  met  gekwabde  Bladen,  die  als  naar 
eene  Handpalm  gelyken,  verfchilt  van  de  ande- 
ren aanmerkelyk  door  den  gekletirden  ruigen 
Kelk,  digt  rgter  de  Bloem ;  welke  zy  geel  heeft. 
De  Wortel  is  ook  grootelyks  onderfcheiden ,  ge- 
lykende  naar  dien  der  Tormentiüe*  Zy  heeft 
Loof  als  de  Kaasjes -Bladen  of  als  het  Varkens- 
brood volgens  Clusius,  door  wien  zy  eerst 
aan  de  Taag  gevonden  werdt  en  afgebeeld* 
Van  deeze  zyn  de  Bladen ,  zo  hy  aanmerkt ,  ?:eer 

heet 


< 

P    O    L    Y    A    N    £>    R    I    A,  ipl 

heet  van  Smaak ,  de  Wortel  is  walgelyk  en  als  Iv* 
den  Keel  famentrekkende.  xivfL* 

PIOOPD* 

D.  Met  een  naakte  Bloem  en  ongeftaartesTüiu 
Zaadea*  .  Pohzr 


ma. 


De  volgende  hebben  meer  of  min  de  gedaan- 
te der  Anemonen  3  weshalve  zy  Anemonoides 
kunnen  genoemd  worden  ^  als 

(is)  Anemone  met  een  eenbhemige  Steng  en  x*r* 

een  Bladerig  ftomp  Kransje.  smn™"* 

Sibeuiche, 

De  Bladen  van  deeze  zyn  rondachtig,  veel- 
deelig,  gevingerd,  aan  de  randen  ruig :  zy  heeft 
een  Haairige  naakte  Steng  ;  onder  de  Bloem 
een  driebladig  Kransje  ,  dat  gekwabd  is ;  een 
uitgebreide  Bloem 3  van  zes  rondachcige  Goud- 
geele  Blaadjes*  De  Groeiplaats  is  in  Siberië. 

Hier  behoort  die  Japanfche  Anemone ,  mtjaponka; 
myne  Verzameling,  welke  de  Bloembladen1^.1^; 
eenigszins  hol  en  op  de  boven  of  binnenzyde  *• 
aartig  Takkig ,  van  onderen  of  van  buiten  byna 
evenwydig  geaderd  beeft  ,  zynde  van  binnen 
gevuld  met  veele  Bladertjes  en  in  't  midden  de 
pluizige  Staarten  de»*  Zaaden  hebbende.  Het 
Kransje  om  den  Steel  fchynt  drie  of  vierbhdig 
te  zyn,  Men  vindt  de  Afbeelding  op  Plaat 
LV*hier  nevens. 

(13) 


192     Veelmannige  Kruiden. 


IV*      03)  Anemone  met  een  naakten  Bloemjleel  en 

A  xivEU  rondachtige  ruige  Jtompe  Zaaden.  \ 

Hoofd- 
stuk*      De  Bloem  van  deeze  Wilde  Anemonen ,  die 

xiii.  in  Duitfchland  als  ook  in  Svveeden  voorkomen  , 
f^vtfttil  is  wit,  en  zy  bloeijen  byna  't  geheele  Jaar , vol- 
wüde.  geris  Bauhinus.  De  Bloemftengen  zyn, 
volgens  C  l  u  s  i  u  s  een  Handbreed  of  een  Voeü 
hoog  ,  ruig ,  als  de  Bladen ,  welke  naar  die  der 
Veld-Ranonkelen  gelyken.  Volgens  C.  Bauhinus 
zou  de  Bioemiieng  niet  geheel  naakt  zyn ,  heb- 
bende twee  Kransblaadjes*  De  Bloemblaadjes 
zyn  byna  rond* 


xiv.      £14)  Anemone  met  zeer  lange  overïwekfe  Bloem 

irgintans  „  t 

fche*  Zaaden. 


^vügüii*         Jleeleny  Rolronde  Vrugten  en  ruige  Jtompe 


Deeze  Virginifche  is  zonderling  >  doordien 
zy  als  't  ware  een  Takkige  Steng  heeft ; 
want  uit  derzei  ver  bovenfte  gedeelte,  dat  met 
drievoudige  Bladen  gekroond  is  ,  komen  zeer 

lan- 

( 13)  Gemene  Pedunculo  nudo,  Seminibus  &c.An.  Scmin. 
hhfutis.  ft*  Oei.  112.  Fi.  Suec.  449,  484.  KRAM.  Auft*  15$* 
An.  Sem«  Seta  pluraofa  terminatis.  H.  Cliffl  224.  R.  Lugdb. 
224.  Anemone  fylv.  alba  major  &  minot.  C.  B.  Pin.  175. 
Prodr.  93.  Anemone  fylv.  prima.  Clus.  Hifi*  Anemone quar- 
ta.  Dod.  Pdmpt.  434.  Lob.  I*.  280. 

(14J  Anemone  Pedunc.  airernis  longlsfinais  &c.  Anemone 
Caule  Rsmofo  ,  Petalis  LanceolatiV  R.  Lugdb.  488.  Gkon", 
Virg.  165  ,  84.  Anem.  Virg.  tertis  iimiiis,  Floie  parvo* 
HERM.  Lugdb.  645»  Parad,  18.  T.  is. 


PóivAAb&iA. 


lange  B!oemfleeTen  voort ,  met  kleine  Bloem- 
pjes, groenachtig  van  Kleur. 

XIV. 

'Ci 5)  Anemone  we£  öte  $j*72g  eënbloemig,  de  Hoofd- 
J5/^ot  tienhladig  en  drievoudige  gekwabde  -TÜK* 
Wortelbladen,  J*;oné 

dscapeta*. 

Naar  de  Virginifche  gelykc  deeze  ,  die  uit  l%lenh[^ 
Brafd  afkomftig  is  ,  zeer  ,  doch  valt  kleiner  ,  dige* 
hebbende  de  Steng  maar  een  half  Voet  hoog, 
en  kleine  witte  Bloempjes. 

Anemone  met  een  gegaffelde  Steng ,  072- 
gefieelde  omvattende  Bladen ;  de  onderfteh  uhaf1^ 
drievoudig  ,  driedeelig,  ingefneeden.  Vanu£he!f 

Deeze ,  in  Penfylvanie  groeijende ,  gelyktnaar 
de  volgende  zeer  ,  doch  verfchik  in  eenige  op- 
zigteil. 

(17)  Anemone  met  een  gegaffelde  Steng  ,  de  Dïf^0lJ^ 
Bladen  ongefteeld  ,  gepaard,  omvat*  Gegaffelde* 
ténde,  driedeelig^  ingefneeden. 

In 

fïs)  Anetoine  Caule  umfioró,  Flore  decopetalo  ^  Fol.  ter- 
iwtis  lobatis  Radicalibus.  Mant.  79,  Anemone  Fol.  termtis 
Sec.  ABD.  Sp.  2.  p»  27.  T.  12. 

(16  )  Anemone  Caule  dichotbfïio ,  Föl«  fesfilibus  Sec,  Anem. 
Canacfeniïs.  S?5/.  JHfcj  Xü.  Tom.  III.  ^4  pp.  p.  231.  Anemo- 
ne Pcnfylvanica.  Mant.  247. 

(ij)  Anemone  Caule  dichótomo ,  FoL  fèsdllbus,  ömnibus 
oppohtis  &c.   Am.  Acad.  Lp*  155.  HNtf.         II.  p. 
T.  15'  Mant.  40$. 

N 

II*  Dl  ÉL»  IX.  STUC. 


194      Veelmannige  Kruiden. 

In  Kanada  groeic  deeze  en  in  Siberië,  zynde* 
in  'c  jaar  1760  3  een  leevende  Plant  daar  van 
door  den  Heer  D  de  Gorter  aan  den  Aka- 
demie-Tuin  te  Upfal  gezonden.  De  Steng  is 
een  Voet  lang  en  gaffelswyze  verdeeld  5  hebben- 
de aan  ieder  Mik  twee  Bladen  5  die  diep  in  drie- 
ën gefneeden  zyn  en  met  elkander  de  Steng  om- 
vatten. De  Wortels  kruipen  langs  den  Grond 
en  geeven  nieuwe  Spruchcels  uit.  De  Bloemen 
zyn  vyf bladig  ,  wit ,  van  onderen  paarfch :  de 
Zaaden  ,  in  de  voorgaande  met  een  Borfteltje 
voorzien  ,  hebben  hier  een  klein  omgekromd 
Puntje. 

(18)  Anemone  met  drievoudige  Eyronde,  on- 
verdeelde ,  Zaagtandige  Bladen ;  de  Steng 
eenbloemig. 

^ 9)  Anemone  met  vyfvoudige  Ovaale  Zaag* 
tandige  Bladen;  de  Steng  eenbloemig. 

(20)  Anemone  met  fpitfe  Zaaden  ,  ingefnee^ 
den  Blaadjes  en  eenbloemige  Stengetjes. 

Dee- 

(is)  Anemone  Fol.  ternatis  ovatis  integrïs  ferratis  &c  H. 
JJpu  H.  CUf.  R.  Lugdb.  48  8.  DALIB.  Par.  161.  GoüAN 
Jtfonsp.  262.  Anemone  trifolia  Flore  albo.  J.  B.  Hifi,  III.  p. 
412.  An.  trifolia.  Dod.  Pempu  436.  Alabaftrites  f.  Oentaria 
alba.  D.  Brancioiüs.  Lob.  Ic.  28  j. 

(19)  Anemone  Fol.  quinatis  ovalibus  ferratis  &c.  Ranuncu- 
lus  Nemorum  f  Fragariae  folio  Virginianus.  Pluk.  Mm.  310. 
T.  106.  f  3. 

(iq)  Anemone  Sem.  acutis ,  Foliolis  incifis,  Cauïe  iini/fo- 
10.  M&U  Md*  &75*  GoüAN  Monsp*  z6l*  KRAM»  Aujïru 


IV. 

Afdeel 

xiv. 
Hoofd* 
stuk. 

VeebjoJ- 
vige. 


XVIU. 

Anemone 
trifolia. 
Driebla- 
dige. 

XIX. 

Quinquefo* 
lia* , 

Vyfbladige 

XX. 
Jiemorofa. 
Bolchmin- 
nende. 


P    O    L    if    A    fif    t)    R    ï    A.  I95 


'1 


faeeze  drie  Soorten  hebben  een  aanmerkelyke  IV. 
bvereenkomst  ,  niet  alleen  in  de  grootte  en  ge-  Af^u 
Halte ,  maar  ook  daar  in  f  dat  de  Kransblaadjes  Hoofd* 
op  lange  Steelen  om  de  Steng  geplaatst  zyn.  De STÜK* 
ëerfte  groeit  in  Vrankrykwild  en  wordt  vaoLo-^0^' 
jBEL  yllabajlrites  genoemd  >  wegens  de  witheid 
der  Bloempjes.  Sommige  Kruidkenners ,  zegt  hy , 
noemdenze  Klaver  -  Anemone*  Hy  hadtze  in  de 
Nederlanden  genoeg  in  den  Hof  van  den  Edelen 
Heer  Branciön  gezien;  De  andere  3  die 
Loof  als  Aardbezie  -  Bladen  heeft,  groeit  ia 
Virginie  en  Kanada  volgens  Kalm.  De  laatfte ^ 
die  de  Kransblaadjes  ingefneeden  heeft,  is  in 
de  Bosfchen  van  Europa  alom  gemeen  en 
wordt  Bofch- Haanevoet  geheten  ,  in  't  Hoog- 
duitfeh  Mertzenblumen ;  om  dat  zy  vroeg  in  't 
Voorjaar  bloeit.  Men  vindtze,  in  onze  Néder» 
landen >  in  de  Haarlemmer  Hout,  in  't  Haagfe 
Bofch  en  elders  9  met  enkelde  witte  Bloemen  , 
doch  omtrent  de  Vörftelyke  Lustplaats  het  Loo* 
in  Gelderland  5  komt  zy  5  behalve  met  ehkélde 
witte,  ook  met  dubbelde  witte  Bloemen  eft  met 
paarfchachtige  Bloemen, die  grooterzyn,  voor; 
zo  de  Heer  D.  de  Gor  t  e  r  aantekent.  Men 
heeft  'er,  uitwendig  5  in  de  Geneeskunde^ eeni- 
ge  kragt  aan  toegefchreeveni 

J56.  DAlTu.  Par.  iöt.  FL  Suec»  450,  415.  Ö^D.  149* 
Gort.  Belg.  152.  Anemone  Nemorofa  Fl.  majore.  C.  3.  Pin9 
i'6.  Ranunculus  Phragmites  al^us  vernus.  Tournf.  ln(l* 
Anemone  quinta.  Dod.  Pmpi,  4.35.  Nemcroüis  Ranunculus. 
Lob.  Ic.  673- 

N  s 

II.  DÉÉL,  JJÉ,  STUjfc 


195      Veelmannige  Kruiden; 


IV.  (zi)  Anemone  met  fpitfe  Zaaden  ,  ingefnee* 
^  xivEL#  ^en  Badjes  en  menigvuldige  Lancetvormi* 
Hoofd-  ge  Bloembladen. 

STVKm 

xxi.      Deeze  Bofch  ~  Haanevoet  met  blaauwe  Bloe- 
jifenXZ  men  j  groeit  °P  de  Apennynfche  Bergen  en  el- 
itaüaan^  ders  in  Italië,  als  ook  in  Engeland. 

(che. 

xxti.  (22)  Anemone  met  fpitfe  Zaaden ,  ingefneeden 

u?de™CUm  Blaadjes  ,  rondachtige  Bloembladen  en  by~ 

Sigekel"  m  twee^oem^ëe  Stengen. 

Deeze  Geele  Bofch  -  Haanevoet  groeit  in  de 
Haarlemmer  •  Hout ,  in  't  Haagfche  Bofch,  als 
ook  in  Vriesland  en  elders,  zo  in  onze  Neder- 
landen als  door  geheel  Ktiropa,  op  lommerryke 
Bofchvelden.  Behalve  de  Kleur  der  Bloemen 
onderfcheidt  menze  van  de  gemeene  Witte, 
voorgemeld ,  door  het  Gewas  ,  dat  de  Krans- 
blaadjes  ongedeeld  heeft» 

xxiii.  (2.3)  Anemone  met  Kroontjes-  Bloemen  en  plat- 
fhrsl*1*^*  achtig  ovaale  naakte  Zaaden. 

Narcis-  (24) 
bloemige. 

(z  ï)  Anemone  Sem.  acutis,  Foliolis  incrfis  &c.  Ranunc.  ne» 
mor.  Fl.  coeruleo,  Apennini  Montis.  Mentx.  Pug.  T.  8.  f. 
2.  Anemone  Geranii  Robert.  folio  ,  coerulea.  C.  Ii.  Pin.  174. 

(22 )  Anemone  Sem.  acutis ,  Foliolis  incifis  &c.  KRAM.  Auftr» 
156.  OED.  Dan.  140.  Fl.  Suec.  451,  486.  GORT.  Belg.\si. 
H.  Cliff.  125.  R.  Lugdb.  488.  Ranunculus  Nemorofus  luteus. 
C.  S.  Pin.  i7«.  Ran.  phrsgm.  luteus  Nemorofus,  J.  B4Hi/?. 
III.  p.  413*  LOB-  Ie.  674» 

(23)  Anemone  Flor.  umbellatis,  Scmïn,  depresfo - ovalibus 
nudis.  GERt  Prov.  381.  Anem.  multiftora,  Sem»  iaevi  latis- 


POLYANDRIA*  T97 


(24.)  Anemone  met  getropte  Kroontjes  -  Bloe*  Af^*  . 
men  en  veeldeelige  Bladen.  xiv. 

Hoofd* 

Zo  lang  de  Zaaden  van  deeze  laatfte ,  welke  stuk* 
de  vermaarde  TouRNEFORTin  Armenië  vondt,  v. 
niet  bekend  zyn  ,  kan  men  niet  zeker  weeten ,  fasckuia- 
zo  de  Ridder  aanmerkt,  of  dezelve  van  de  Nar  Q*etuildc> 
cisbloemige  Berg  -  Ranonkel  van  Baühinüs  , 
die  tot  de  voorige  Soort  betrokken  wordt  , 
verfchille.  Zy  heeft,  zo  wel  als  die,  ruige  Bla* 
den ,  naar  het  Loof  der  Monnikskappen  of  Wolfs- 
dood  gelykende,  en  draagt  fraai  je  witte  Bloem- 
trosfen  ,  op  Stengen  van  ongevaar  een  Voet. 
De  eerfte,  die  op  de  Gebergten  van  Ooftenryk, 
Switzerland  en  Siberië  groeit,  heeftze  fomtyds 
een  Elle  hoog* 

(25)  Anemone  met  Kroontjes  -  Bloemen  9  enkel"    xxv.  m 
de  gekranste  Stengbladen  en  dubbeld  drie-Tet?h&mm 
voudige  Wortelbladen.  Akeieybia- 

Indlge' 

fimo.  Hall.  Helv.  330.  R.an.  monr,  hïrfutus  humil.  Narcïs- 
ü  flore.  C.  B,  Pin.  182.  Ran.  mont.  2.  fp  altera.  Clus* 
Hifi.  I.  p.  23;.  PANN.  Ic>  p.  36ff.  Caryophyllata  Alp.  quin- 
quefolia.  C.  B.  Pin.  322.  Item  Ranunculus  montaous  hïrfu- 
tus albus  altior.  C.  B.  Pin  183. 

(24)  Anemone  Flor.  umbellatis  congeftis  &c.  Ranunculus 
Or*  Aconiti  Lyco&oni  folio  >  flare  magno  albo.  Tournf. 
Cor.  20.  It.  III.  p.  T.  92. 

(25)  Anemone  Flor.  umbell.  Fol.  CauL  fimpl.  verticillatis  , 
Radicalibus  bhernatis.  Ranunc.  Nemor.  Aqufl.  foli's  Virginia- 
nus,  Asphodeli  Radice.  Pluk.  Alm.  310.  T.  106.  f.  4. /S. 
Thali&rum  Caule  unifloro  &c.  Gbon.  Virg.  6zy  85. 

N  3 

II.  Dkil.  IX.  Stuk.; 


iö8      Veelmannïge  Kruiden. 


IV*  In  Virginie  groeit  deeze  Soort ,  welke  Wor- 
AF^!L'  tels  als  der  Asphodillen  heeft ,  en  Bladen  al$ 
de  Akeleijen ,  volgens  Plukeneï.  De  Bloe- 
men komen  voort  op  lange  enkelde  Steeltjes  >  die 
getropt  zyn  9  en  met  een  Kransje  van  vier  zo- 
danige gefteelde  Bladen  omringd 9  Kalm  vondt 
dergelyke  in  Kanada ,  met  witte  Bloemen  en 
geele  Meeldraadjes. 

A  T  R  A  G  E  N  £♦ 


Hoofd 

STUK. 

Veelwy 


Dit  Geflagt  wordt  gezegd  een  vierbladigen 
Kelk  en  twaalf  Bloemblaadjes  te  hebben;  doch 
elders  merkt  men  aan  (*)  ,  dat  het  een  dub- 
belde Bloem  heeft,  van  vier  greote  buitenfte  en 
twaalf  binnenfte  Blaadjes ,  zonder  Kelk,  De 
Zaaden  zyn  met  Staartjes  voorzien. 

Het  bevat  drie  Soorten,  een  Europifche, een 
Kaapfe  en  een  Oostindifche,  als  volgt. 


(i)  Atragene  met  dubbeld  drievoudige  Zaags-- 
wys  getande.  Bladen  en  vier  buiten  -  Bloem- 


T. 

"  Alpina, 

Aipifche-  blaadjes 


Dee- 

(*)  Tn  de  optelUng  voor  aan  de  Klasfe:  wélk  vetfchïl  9 
meermials  door  my  opgemerkt  ,  voorbedagtelyk  fchynr  ge- 
maakt te  zyn  door  den  Ridder ,  om  dat  het  onzeker  is ,  of 
men  die  vier  buï tenfte  Bladen  voor  den  Kelk  moet  honden» 
Ook  ftaat  aldaar  ,  dn  de  Zaaden  gebaard ,  hier  dat  ze  ge* 
Jïaart  zyn. 

(i)  Atragene  Fol.  dnpl.  ternnt'.s  ferratis  &c.  Syfl.  Nat.  XII". 
Ge*.  6s>5*  P»  37*»  V*l\  XIII.  p.  4*x.  Ctem.  Fol.  Cord,  ere- 
na- 


POLYANDRIA.  I99 


Deeze  Plant  9  die  op  het  hooge  Gebergte  van  ïv. 
Verona,  Ooftenryk  en  in  Siberië  groeit ,  te  voo- ^F£EEL# 
ren  met  haare  ruige  Zaad  hoofdjes  ,  veel  naar  Boofd- 
die  der  Keukenfchelle  gelykende  5  doch  thans STUK* 
nader,  door  den  kundigen  Miller,  in  Plaat n£fur 
gebragt ,  geeft  Stengen  van  twee  of  drie  Ellen 
hoogte,  zegt  Bauhinus  ,  en  vertoont  zig, 
door  haar  Gewas  ,  ais  een  Soort  van  Clematis» 
De  Bladen ,  ovaalachtig  getand ,  zitten  met  hun 
drieën  opeen  gemeen  Steeltje, dat  zig  wederom 
drievoudig  aan  den  gemeenen  Bladfteel  verbindt. 
De  Bloemen,  blaauwachtig  wit  of  paarfch  van 
Kleur ,  zitten  ieder  op  een  zeer  lang,  dun  Steel- 
tje. De  Ooftenrykfe  heefteen  klimmende  Steng 
en  verfchilt  grootelyks  van  de  Alpifche,  zo  de 
Heer  J  a  c  q ü  i  n  aanmerkt. 

(2)  Atragene  met  drievoudige  Bladen ,  de  Blaad-  ir. 
jes  ingefneeden getand  en  vyf  batten-  Bloem*  cJpenfï?» 

blaadjes.  Kaapiche, 

Aan  de  Kaap  der  Goede  Hope  is  de  Groei- 
plaats van  deeze  Soort ,  die  door  den  Hooglee- 
raar J.  Bürmannüs  zeer  uitvoerig  in  Plaat 

ge- 

natis.  R.  Lugdb.  487.  Clem.  Alpina  Geranifolia.  C*  B.  Pin* 
300.  Prcdr.  135.  PLUK.  Alm.  109.  T.  84.  £  7»  M©RIS.i#,?» 
HL  S.  15-  T.  2.  f,  uit.  Clematis  cruciata  Alpina.  Pon.  Raid* 
355.  MiLU  Ie  T#  284.  jAcq.  Vind.  248. 

(2}  Atragene  Fol.  ternatis  ,  FoHolis  incifis  dentatis  &c. 
Puls*  Fol.  trifidis  dent.  Fl.  incarn.  pleno.  BüRM.  Afr.  148. 
T.  52«  Puls.  Apü  foiio  rigido  ,  Flore  magno.  fiESM.  Afr.  ig. 
Beug.  Cap.  148. 

N  4 

II,  Deel»  IX  Stuk. 


IV.    gebragt  is  en  befchreeven.  De  Bloemen  zyn  zee* 
^Fxiv.L  &ï00t>  naar      c'er  dubbelde  Anemonen  eenigs-. 
Hoofp-  zins  gelykende,  zittende  op  lange  ruige  Steelen 
STUR*     en  hebben  de  Bloemblaadjes  van  buiten  grootse 
Vedvjy  en  paarfchachtig  ,  naar  binnen  allengs  kleiner, 
wit  en  de  Meeldraadjes,  in  't  midden,  Saffraan» 
kleurig.  Het  Zaadhoofdje  is  Eyrond  en  ruig, 
als  dat  der  Anemonen. 

in.       (3)  Atragene  met  tweehladige  Klaauwieren. 

Atrcgene 

^cyiou?  Deeze  Plant,  tot  de  Ceylonfchen  behooren- 
fchc.  je,  [leeft  je  Bladen  gefteeld,  gepaard,  met  de 
Steelen  in  Klaauwieren  uitloopende ,  gelyk  van 
de  Lathyrïs;  de  Vin -Bladen  zyn  Eyrond, drie- 
ïibbig,  kort  gefteeld.  Aan  't  end  der  Stengen 
komt  een  Pluim  ,  meest  van  negen  Bloemen, 
wier  Kelk  vierbladig  is  ,  yt  getal  der  Bloemblaad- 
jes ,  die  eens  zo  lang  zyn  ,  twaalf,  met  korte 
Meeldraadjes  en  langwerpige  Zaaden,  die  uit- 
loopen  in  een  lange  gepluimde  Staart.  Het  h 
een  klimmend  Plantgewas. 

Clematis. 

DitGeflagt  heeft  geen  Kelk,  maar  eene  vier-, 
zeldzaam  vyfbladige  Bloem  ,  draagende  veele 
Zaaden  f  die  geftaart  of  gebaard  zyn.  Het  be- 
vat twaalf  Soorten  ,  de  negen  eerften  klim- 

men- 

(3)  ^Atragene  Cirrhis  diphyl??*.  Fl.  Zeyl.  zi6.  Atragene. 
Am,  v4cad.  I.  405.  Clematis  Zeylanica  Kor.  obfblcte  parvis, 
HERM.  Zeyl.  35,  BlfRM.  Zeyl.  65. 


POLÏANDRIA.  201 


mende,  de  drie  laatften  overend  (taande 5  als  1V„ 

t  :  Afdeed 
volgt-  xm* 

.  HOOFD- 

(1)  Clematis  metenkelde  Bladen  ,  de  Steng  met  *tqk* 
gepaarde  Klaauwieren  klimmende ,  en  een-  t 
bloemige  zydelingfe  Bloemjleelen.  c£r™fh!* 

Gekfaau- 

Deeze  Soort,  in  de  Neder landfche  Akademie-W^rae. 
Tuinen  bekend,  groeit  in  Spanje  wild, hebben- 
de Bladen  doorgaans  enkeld,  met  lange  Steeïen 
als  der  Peercboomen  ,  die  getropt  voorkomen 
aan  de  Knietjes  van  de  Steng;  doch  fomtyds 
ook  drievoudig  of  drie  op  een  Steel  ,  gelyk 
Tournefort  zulks  nader  waarnam.  De 
Bloemen  komen  ,  verfcheide  by  elkander,  uit 
de  Oxels  der  Bladen  voort ,  ieder  op  zyn  eigen 
Steeltje  en  veranderen  in  groote  ruige  Zaad* 
hoofdjes, 

(2)  Clematis  met  famenge  [lelde  en  verdeelde  ir. 
Bladen;  de  Blaadjes  Eyrond ,  eenïgerrna$*  wyuakfr 
te  gekwabd  en  effenrandig.  Se- 

Den 

fi)  Clematis  Fol.  fimplicibiis  ,  Caule  cïrrhis  oppofitis 
fcandente  ,  Pedunculls  tmifloris  lateralibus.  Syft.  Nat.  XII. 
Gen.  695.  p.  37*-  ^•XUI,  p.  426.  H.  Olijf.  225  K.Lugdb. 
437.  Clem.  per.  fol  Pyri  mdlïs.  C.  Pin*  300.  Clematis 
altera  Boetica.  Clus.  Hij}.  ï.  p.  123.  Pann.  Ic.  p»  2*2. 

(2)  Clematis  Fol.  compofitis  decompofuisque  f  Fol.  ovms 
fablobatis  integerrimis.  H.  Ctiffl  225.  R.  Lugdb.  486.  Ciem, 
coerulei  vel  purpiuea  te  pens.  C  B.  Pin,  300.  Clernititis  al- 
tera. Clus.  Hifi.  I.  p.  Cam.  Epit.  696.  Clem.  coeciilea 
Tl.  pleno.  C.  B»  Pin»  300. 

N  5 

K.  Deel*  IX»  Srus» 


202 


Veelmannige  Kruiden. 


IV.      Den  bynaam  voert  dit  Kruid,  om  dat  het  als 
^xiv!L#een  Wyngaardje  klimt  met  zyne  Rankjes,  langs 
Hoofd*  de  Stammen  en  Takken  der  Heefteren  in  de 
stuk.     Bosfchen  en  Haagen  van  Italië  en  Spanje.  De 
J£"lwym  onderfte  Bladen  zyn  Hartvormig  ,  de  middel- 
ften  driekwabbig ,  de  bovenften  gevind.  Het 
draagt  groote  Bloemen  ,  die  paarfch  zyn  of  blaauw 
en  kruislings  verdeeld  ,  komende  fomtyds  dub- 
beld  voor.  Oe  Bloemblaadjes  ,  die  fpoedig  afval- 
len ,  zyn  aan  de  zyden  dunner  en  byna  driehoe- 
kig. Het  ftrekt  tot  fieraad  der  Bloemhoven. 


ni.       (3)  Clematis  met  famengeftelde  en  verdeelde 
Bladen ;  . 
Driebladi-  hebbende. 


VhZT'  Bladen;  fommige  Vinblaadjes  driedeelig 


Naar  het  Loof  van  de  Agtfte  Soort,  die  men 
ïn  't  Franfch  Viome  noemt ,  zouden  de  Bladen 
gelyken  van  deeze  Karolinifche ,  welke  de  Bloe- 
men Lederachtig  geflooten ,  de  Zaaden  met  ge- 
pluisde of  gepluimde  Staarten  heeft.  Zy  groeit 
ook  in  Virginie. 

tv.  (4)  Clematis  met  enkelde  en  drievoudige  Bla* 
GekruSe.  &m  s  *  ^aa<^ies  effenrandig  of  driekyyabbig. 

Dee- 

(3)  Clematis  Fol.  comp.  decompofitisque,  Foliolis  quibtis- 
dam  trifidis.  GRON  Vitg.  6z  ,  84.  Flammula  fcandens  Fl. 
coriaceo  claufo.  Dill.  Eltb.  144.  T.  ns.  f.  144.  Cleui. 
putp.  repens  &c.  Raj.  Hifi.  rs>28.  Scandens Caroliniana  planta 
Viornac  Mio.  Pet.  Sicc*  27. 

(4;  Clematis  Fol.  fimpl.  ternatisque ,  Foliolis  integris  rri- 
Jobisve.  Clematis  f  lore  c*ispo.  Dill*  Eltb.  g*.  T.  73.  f.  84. 


POLYANDILIA.  Q03 

Deeze  heeft  de  Bloemen  zonderling  omge-  IV; 
kruid ,  en  fchynt  ook  afkom  (lig  te  zyn  uit  Ka-  A*®^- 
rolina.  Het  Zaad  is  niet  gepluimd  of  gepluisd ,  Hoofd- 
zoDilleniüs  aanmerkt.  «tuk» 

( 5  }  Clematis  met  famengeflelde  Bladen  5  de  ^ V*  ' 
Blaadjes  ingefneeden  ,  hoekig  y  gekwabd,  Orientalis* 
Wigvormig  ;  de  Bloemblaadjes  van  binnen  fcheT"^ 
ruig. 

Die  zelfde  Autheur ,  deeze  afbeeldende ,  merkt 
aan,  dat  zy  door  den  vermaarden  Tourne- 
fort  $  op  deszelfs  Levantfchen  Reistogt  9  is 
ontdekt.  De  Bloempjes  hangen  nederwaards  , 
met  omgekromde  Bloemblaadjes  9  zynde  van 
onderen  ruig.  De  Zaadhoofdjes  beftaan  uit  ruige 
Staartjes.  Het  Loof ,  dat  eenigermaate  naarPe- 
terfelie  gelykt,  is  Zeegroen. 

(6)  Clematis  met  drievoudige  Bladen ;  de  Blaad-  vi. 
jes  Hartvormig ,  eenigermaate  gekwabdhoe-  ^virgSr 
kig  en  klimmende :  de  Bloemen  tweehuizig. fchc- 


(?) 

($)  Cltmntn  Fol.  compofitis  ;  Foliolis  iRcifis  angulatis  „ 
lobatis  &c.  Clematis  Grientalis  Apii  folio  ,  &c.  ïournf. 
Cor.  20.  Flammula  fcandens  Apii  folio  glauco.  DiLL,  Elth* 
144.  T.  119.  f-  H5- 

(6)  Clematis  Fol.  ternatis,  Foliolis  Cordatis  &c.  Clem.  virg. 
Pannonicas  fimilis.  Pluk.  Mant.  51.  T.  379.  4«  Clem» 
Florid.  Fl.  albo  odoratisiimo.  ALBIN.  Anat.  I.  p.  79.  T.  7» 
GROW.  Virg.  62.  84» 


II.  Deel.  IX,  Stuk, 


«204.     Veelmannige  Kruiden» 


(7)  Clematis  met  drievoudige  effenrandige  Bla* 
den  en  tweehuizige  Bloemen. 


TUK'       Deeze  beiden  verfchillen  daar  in  van  de  an- 
cïematis  deren  ,  dat  fommige  Planten  Mannelyke,  an- 
\reehul-  deren  Vrouwe iyke  Bloemen  hebben.  De  eerlte, 
ige«      die  in  Noord  -  Amerika  voorkomt  >  heeft  een 
zeer  welriekende  witte  Bloefem  :  de  laatfte, 
groeijende  in  de  Wesundiën,  heeft  vyfrlbbige 
gladde  Bladen  ,  die  drievoudig  zyn ;  gelykende 
anders  naar  de  volgende  Europifche,  zo  Sloa- 
#e  aanmerkt ,  ongemeen.  Op  Jamaika  beklimt 
deeze  en  bedekt  het  Boomgewas  aan  de  We- 
gen, vervullende  de  Bosfchen  met  zyne  Reuk; 
weshalve  menze  Travellers  Joy  of  Reizigers 
Vreugde  noemt  >  gelyk  in  Engeland  de  vol* 
gende. 

wp*      (8)  Clematis  met  gevinde  Bladen  en  Hartvor* 


(7)  Clematis  Fol.  ternatis  integcrrimis,  Flor.  diorcis.^>». 
Acéd.  V.  p,  398.  Clematis  fcandens  &c,  Brown.  Jam,  255. 
Clem.  prima  f.  fylv*  latifolia,  FoL  ternis,  Sloan.  Jam.  84* 
Hifi.  L  p  199.  T.  128.  F.  I. 

(8)  Clematis  Fol.  pinmtis,  Foliolis  Cordatïs  fcandentibiis, 
GORT.  Belg.  153.  GOUAN  Monsp.  262.  GER.  Prov.  3gi. 
Kram.  Aujlr.  156.  Hall.  Helv.  534.'  //  CUff.  225.  b,. 
Jsugdb.  486.  Clematis  latifolia  integra.  J.  B.  Hift.ll.  p  125. 
Clematis  tertia.  Cam.  Epit.  69J,  £#  Clem.  latif.  den tata.  J. 

B.  fiï/f.  uts.  vitalba.  DOD.  Tempt.  404.  Clem.  fylvr.  latifolia» 

C.  B.  Pin.  300. 


Hoofd* 

stuk, 


Pitdlba. 

Yyfbladigc, 


mige  klimmende  Blaadjes* 


Dee* 


PöLYAND&IA.  10$ 


Deeze,  naamelyk,  groeit  aldaar  ,  zowel  als  IV. 
in  Gelderland  en  in  Vrankryk,zyndein  Duitfch- 
land,  op  fommige  plaatfen,  zeer  gemeen.  De  Hoofd- 
Franfchen  uoemenze  /7w,de  DuitfchersLy-STÜK4 
mn  of  Waldreben,  dat  is  Böfch  -  Ranken ,  znni[olygr 
fommioen  by  ons,  geeven  het  Gewas  den  naam 
van  Klim ,  die  echter  met  de  Klyf-  en  Maagden- 
palm  te  veel  verwarring  maakt. 

't  Is  een  Rm&i  dat  fomtyds  tot  eens  Mans 
langte  en  hooger  de  Boomen  en  Struiken  in  de 
Bosfchen  beklimt ,  met  zyne  Ranken  ,  veel  ge- 
lykende  naar  die  van  den  Wyngaard,  waar  van 
de  Latynfche  naam  Vitalba  s  als  hebbende  het- 
zelve kleine  ,  witte  welriekende  Bloemen.  De 
Bladen  zyn  in  fommig  niet  ,  in  ander  een  wei- 
nig ingefneeden  of  getand  :  men  vindtze  ook 
fomtyds  fmaller  ,  fomtyds  breeder  :  meest  vyf 
aan  een  Steel ,  van  Hartvormige  figuur }  komen- 
de deeze  Verfcheidenheden  anders  in  Gewas  en 
ruige  Zaadhoofdjes  overeen,  't  Getal  der  Meel- 
draadjes loopt  tot  zestig,  zegt  H aller;  dc 
Zaadjes  hebben  lange  Stylen  en  zyn  met  een 
Zilverkleurig  pluis  gekroond. 

Byzonder  gelykt  naar  deeze  Soort  dat  Japan-  PL,  LV< 
fche  Gewas ,  waar  van  ik  in  Mg*  a,  op  Plaat  f&  *• 
LV ,  de  Afbeelding  mededeel.  Men  kan, uit  de 
figuur  van  het  Blad  en  Bloemtakje  3  daar  van 
oordeelen.  Het  heeft  een  vierbladige  Bloem  of 
Kelk,  waar  in  ik  agtendertig  Meeldraadjes,  ge- 
lyk  by  a  vergroot  zyn  voorgefteld ,  heb  gevon- 
den 

II*  Deel,  IX.  Sim, 


é.oö     Vêelmannige  Kruiden* 


IV.  den ,  met  zeer  groote  Meelknopjes  en  zes  of  ië- 
A  xiv?L"  ven  Stylen ,  zittende  in  het  Pluis  dat  de  Zaadjes 
Hoofd-  kroont  als  b  >  met  omgekromde  Stempels* 

STUK» 

ix.  (9)  Clematis  met  de  onderfte  Bladen  gevind\ 

Flamtril  gefnipperd ;  de  bovenflen  enkeld  effenrandig 

Schroeijen  LancetvoMiig. 

Deeze  Soort  komt  doorgaans  leggende  of 
kruipende  voort ,  aan  de  kanten  der  Wegen  en 
Bouwlanden  in  Provence5als  ook  in  Languedok, 
fa  fommige  deelen  van  Duitfchland ,  en  in  Graau  w- 
bunderland.  Zy  beklimt  de  Struiken  en  Heefteré 
gelyk  de  anderen* 

Den  naam  van  Flammala  heeft  dit  Kruid  be- 
komen, wegens  de  fcherpe,  brandende  hoeda- 
nigheid \  welke  plaats  heeft  in  het  Sap  der  Bla- 
den. Men  noemt  het  Herbe  aux  Gueux  %  dat  is 
Bedelaars  ►  Kruid  :  want  zy  misbruiken  5t  zelve! 
Godlooslyk  ,  om  zig  Zweeren  te  maaken  in  de 
Huid  en  daar  door  de  Menfchen  tot  medelyden 
te  verwekken.  De  Duitfcbers  noemen  het, des- 
wegens ,  Brennewurtz  of  Btatterzüg.  Evenwel 
fchynthet  twyfelachtig,  of  deeze  dan  de  regt- 
opftaande  Flammula,  die  volgt  en  gemeener  is, 

daar 

(9)  Clematis  Fol.  inferioribuspinnatis  lacïnïatïs  8éc.  Gouanï 
Mor.sp.  2-2.  Kram.  Auflr.  157.  Hall.  ïUlv.  334.  ££R* 
jPrcv.  3g2.  f£  Cl'if.  R.  Lngdb*  4§6.  Clematitis f.  Flam- 
thula  repens.  C.  B.  Pin.  300.  Raj.  Hift.  ëiti  Flammula.  Dqd. 
Tempt,  404.  Clematis  altera  mens ,  Vulgi  Flammula.  Lojj. 
ld  627, 


PotY    ANDRIA.  20^ 

daar  mede  bedoeld  worde.  De  Heer  Hall  er  iv* 
fchryfe  die  hoedanigheid  toe  aan  de  voorgaande  AFxv^U 
Soort,  welke  door  anderen  onfchadelyk  wordt  Hoofd» 

r  l       .  STUK. 

verklaard. 


(10)  Clematis  met  gevinde  Liniaaïe  Bladen,  x. 

Clm 
Marit 

Zeekants. 


en  enkelde  zeshoekige  Stengen.  mJ^w 


Aan  de  Oevers  van  de  Adriatifche  Zee,  by 
Venetië,  alsook  by  Montpellier  in  Languedok, 
komt  „  volgens  den  Ridder ,  deeze  voor,  die* 
gelyk  de  mcefien,  een  overblyvende  Plant  is* 
met  veele  opftaande  Stengen ,  uit  kruipende  Ran* 
ken  gefprooten.  De  Vinbladen  zyn  fmal  en  ftyf  9 
dikwils  by  vyf  paaren  groeijende:  anders  ver- 
fchïlt  zy  weinig  van  de  voorgaande  en  volgen- 
de Soort. 

(11 )  Clematis  mei  gevinde  Bladen,  de  Blaad*  xr* 
jes  Eyrond-Lancetvormig  effenrandig ,  <fcpSwte 

Steng 

(\o)  Clematis  Fol.  pinnntis  linearibus  Caulibus  fimpücibus 
hexagonis.  Clematis  maritima  ïepens.  C.  B.  Pin.  ioo.  Prodr* 
1*5.  ALL.  Nic.  122. 

(n)  Clematis  Fol.  plnnatis  &c.  KRAM.  ^a/?r.  157.  GER. 
Pr$v.  382.  GOUAN  JMoKSp.  i6i.  H.  Clif.  Ups.  R.  Lugdb* 
486.  Flammula  re&a.  C.  B.  Pin.  300.  Fiammula  Matthioü. 
CïXS.'.Pann.  297.  Flammula  altera.  Dod.  Pempt.  4o6.FJamm. 
alt»  furre&a*  Lob.  Ic.  627,  Flammula  Jovis,  C&u.  Epiu 

693, 


II.  Deel.  IX»  $xu£3 


io&     Vëelmannigè  Krüideï^. 


vip, 


IV»  Steng  opfiaande  >  de  Bloemen  vyf-  en  vièr* 

A™'  Uaiig. 

Hoofd- 
stuk. Dccze  ,  die  op  de  Heuvelen  van  Opper-  en 
Veeiwy-  Neder  -  Ooltenryk  ,  als  ook  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Vrankryk  en  elders  voorkomt  ,  v£r- 
fchilc,  buiten  deopltaande  Sfengen,  van  de  ge- 
melde Kruipende  Flammula  weinig*  Zy  is  het, 
die  in  't  byzonder ,  of  zo  wel  als  die ,  Flammu* 
la  Jovis  getyteld  wordt;  misfchien  om  dat  zy 
in  feherpte  uitmunt.  De  BeerSTORcit  heeft, 
omtrent  agt  Jaaren  geleeden,  te  Weenen  een 
Vertoog  uitgegeven  over  't  uit-  en  inwendig  ge- 
bruik van  dit  Kruid  ,  en  met  veele  Ondervin- 
dingen getragt  aan  te  toonen ,  dat  het  fomtyds 
een  zeer  kragtig  middel  zy  in  zeer  hardnekkige 
en  langduurige  Hoofdpyn ,  in  Ongemakken  die 
uit  de  Venus  -  Ziekte  omftaan  5  in  Schurft , 
Daaüworm  eö  ander  lóopend  Zeer  of  Kanker- 
achtige Huidkwaaien ;  ja  zelfs  in  fi  Beenbederf, 
Verfcheide  Vrouwsperfoenen ,  met  groote  Zwaar- 
moedigheid geplaagd,  waren  door  het  Aftrekzei 
tot  herftelling  gebragt.  Een  verzvvooren  Kanker 
in  het  Borst ,  die  door  geen  Dolle  Kervel  of 
andere  Middelen  te  verzagten  was ,  hadt  men 
'er  door  genezen  (*). 

xil  (12)  Clematis  met  enkelde  Eyrond- Lancetvor* 
.  ctem/j!s         mize  Bladen  en  knikkende  Bloemen. 

tyitegrtjoltA»  o 

Geheelola-  jgy 
dig6,  (*)  STOBCK  de  Puljetilla.  p.  57. 

(12)  Clematis  FoU  ilmpl.  ovato  -  Lanceolati     Plor.  cer- 

min 


PöL    7   A   N   b   ft   t   A+  209 


By  Lob  el  is  de  Afbeelding  gebruikt ,  welke  IV.11 
Clusius  geeft  van  deezc  Ooflenrykfe  Clema-  A™*atji 
tis ,  die  aldaar  in  de  Velden  aan  den  Donau  groeit ,  Hoofd- 
als  ook  in  Hongarie  eh  Tartarie.  Zy  maakt  hier STÜK- 
in  de  Tuinen  geen  öhfierlyk  Gewas  uit,  zó  door  J^2'*^ 
haar  Loof  als  de  blaauwe  Bloemen ,  die  knik- 
ken of  nederhangen ,  hebbende  in  't  midden  een 
bolletje  van  geelachtig  Pluis ,  uit  de  Meeldraad- 
jes en  Stylen  beftaande.  Daar  öp  volgen  ruige 
Zaadhoofdjes  ■>  gelyk  in  de  voorgaanden.  De 
Stengen  groeijen  omtrent  een  Elle  hoog  enzyn 
roodachtig  met  breede  fterk  geaderde  v  geheel 
ongetande  Bladen, die  enkeld  en  tegenover  elk- 
ander ftaan* 

THALICTRUMé 

Een  Bloem  van  vier  of  vyf  Blaadjes, zonder 
Kelk,  en  Zaaden  die  niet  geftaart  zyn, maakt  de 
byzondere  Kenmerken  uit  van  dit  Geflagt ,  't 
welk  voor  't  overige  door  zyne  byzondere  Ge- 
ftalte*  gelyk  het  voorgaande,  zig  onderfcheidc 

Het  bevat  veertien  meest  Europifche  Soorten  i 
als  volgt* 

fiuls.  KRAM.  Au/Ir.  157.  ti.  Clijk  Ups.  R.  Lmb  486.' 
GOUAN  Ahnsp,  265.  Fabr.  Heimfi.  114.  Clematitis  coemV 
lea  eie&a*  C.  B.  Pin,  300.  Clem.  coeruïea  Parncnica.  Clus» 
feyf.  I.  p.  123.  P&nn»  293.  Ie  294,  295.  Cicm.  alt,  minos 
longifolia.  LOB.  ïc  628. 

ö 

11.  DlEL.  IX.  SivM, 


sio     Veelmankice  Kruiden* 


IV»  O)  Thalictrum  met  een  enkelde  byna  naakte 

AFxfv.L%  Steng  en  enkelde  endelingfe  Bloemtros. 
Hoofd» 

stuk*  Op  de  Laplandfche  Alpen  groeit  deeze  Soort , 

Th  sb  um^e  zeer        15  van  ^ewas'  hebbende  de  Steng 
jiipinum.  naauwlyks  een  Span  hoog,  Draadachtig  dun  *  de 
Aipifch,  Bladen ,  gelyk  in  de  anderen  9  zeer  famengeftelci 
en  glimmende.  Zy  heeft  vier  -Bloemblaadjes  9 
twaalf  Meeldraadjes  ,  en  agt  Stylen.  De  Tros 
beftaat  uit  knikkende  Bloempjes. 

n.  (2)  Thaliélrum  met  een  gepluimde  Draadach» 
sünkS.  tige  j  &er  Takkige ,  gebladerde  Steng. 

Deeze ,  die  zig  door  een  Bokkigen  Reuk  on- 
derfcheidt  ,  heefc  haare  Groeiplaats  in  Langue- 
dok,  als  ook  in  %  Wallifer-  en  Switzerland.  De 
Steng  is  ongevaar  een  Voet  hoog,  rond  ,  in  Tak- 
jes verdeeld  ,  met  kleine  zwartachtig  groene 
Blaadjes  van  drie  Slippen  en  Mosachtige  Bloem- 
pjes ,  waar  op  kleine  kromme  Haauwtjes  volgen  -> 
aan  trapjes  by  elkander  vergaard. 

(3)  Th* 

(1)  Thali&rum  Caule  fimplicisfimo  fubnucio  &c.  Syft.  Nat, 
%lh  Gen.  697.  p.  37>  ^eg.  XIII.  p.  ^6.  H.  Cl%.  zzj. 
R.  Lugdk  4S5.  F/.  Suec.  4$$,  49J.  Fl.  Lapp.  225.  Thai. 
montanum  minimum  prxcox  &<:♦  MORIS.  IUJI.  III.  p«  32^, 
S.  9.  T.  20.  f.  14.  Oed.  Dan.  T.  tU 

(z)  Thaliftrum  Caule  paniculato  Filiformi  &c.  GouAlff 
Monsp.  zii.  H.  Cliff*  NP.  Lugdb.  485.  Thai.  minimum  foeti«* 
disfimum.  C.  B.  Tin.  ïï-j.Trodr.  147.  J.  6.  llift*  HLp,  48 
MORIS.  <tf;.  f.  iS.?i-üK.-4/^  367*  T«  tf;,f.  4. 


P    O    L    *    A    N    D     R    I    A.  2lt 


(3)  Thaliétrum  met  vyfbladige  Bloemen  en  Wfc 
Knobbelige  Wortelen.  A 

HOOFD- 

In  Spanje  en  op  de  Pyreneefche  Bergen  groeit  stuk, 
deeze,  die  zie;  door  haare  knobbelde  Wortels^, 
genoegzaam  onderfchadt.  De  Blaadjes  .gekken  Tafcr^». 
naar  die  van  Klyf  of  Klimop ,  en  de  Bloemen  zyn  Knobbdi&* 
vry  groot» 

(4)  Tfwlifitrum  met  vyfbladige  Bloemen  enVe-  ivv 
zelige  Wortelen.  KwS 

daslch* 

(5)  Tlialiflrum  met  tweehuizige  Bloemen.  v. 

Dïnkurfti 
Twee«* 

Vaü  deeze  ibeiden  ,  in  Kanada  groeijende  5  huizig. 
heeft  de  eerfte  ,  die  zïg,  zo  wel  als  de  voori* 
gen,  in  de  Openbaare  Kruidhoven  bevindt,  de 
Steng  fomtyds  wel  twee  Ellen  hoog:  de  andere 
verheft  zig  5  volgens  K  a  l  m  ,  naauwlyks  een 
Voet*  hebbende  de  Steng  regt,  met  vierbladi- 
ge, Bloemen  én  veertig  witte  Meeldraadjes.  De 
Blaadjes  knikken  3  't  welk  deeze  Soort  genoeg- 
zaam * 

(3)  Tbaliftrum  Flor.  pentapetaHs  ,  Radice  tuberofil.  H* 
Clif.R.  Lugdh.  48$.  Thai.  min.  Afphodeii  Radice.  TOURNA 
Inft.  271.  Ranunculus  Thai.  folio  ,  Asphodeli  Radice.  Mor. 
Hifi.  li.  p.  43*-  S.  4.  T.  23.  f.  1?.  Oenanthe  HedeicJB  foliis. 
C.  B.  P/k.  163.  MiLL.  ƒ<:.  T.  265.  f.  ci. 

f4)  TbaliÜrum  Floribus  pent?neta-is  &cc.  R.  Lugib.  48  5. 
Thai.  Canadenfe.  Coiw,  CW<*.  286.  Thai.  *  American.  Park. 
T^jr.  16$.  ThaL  nv-jes  folio  Aquilegia;  Hore  albo«  Mor» 
Hifi.  UU  p.  325. 

(s)  Thalicirum  Ploïibus  dioicis. 

O  s 

II.  Diiiu  ix.  stok* 


öï2     Veelmannige  Kruiden; 


Afdeel  zaam>  ze^1  ^e  ^ïc^er ,  onderfcheidt.  DeMarc- 
xiv.     nelyke  en  Vrouwelyke  Bloemen,  bovendien, 
Hoofd*  Zyn  0p  byzondere  Planten. 

Thaiittrum    (6)  Tbali&rittiï  me£  zesdeelige  Bladen  en  knik* 
minus,  kende  Bloemen 

Klein, 

In  de  Velden  van  Europa  groeit  deeze  Soort, 
die  ook  by  ons  in  de  Zalliker-  Waard  voorkomt  , 
volgens  den  Heer  D.  de  Gorter.  Zy  is  daar 
aan  onderfcheidelyk  ,  zegt  de  Ridder  ,  dat  de 
Tippen  der  Bladen  paarfchachtig  zyn  en  dat  de 
Steng  een  blaauwachtigen  waafem  heeft  9  die 
twee  Voeten  hoog  groeit  ,  volgens  den  Heer 
Haller,  hebbende  een  losfe  Bloem  Pluim» 

SsbhlJum  (  7  )  Thaliflrum  met  driedeelige  Bladen ,  de 
5iberifch.'  Blaadjes  byna  omgeboogen ,  fcherp  inge- 

Jneeden  en  knikkende  Bloemen. 

In  Siberië  groeit ,  volgens  den  Heer  Gme# 
Lin,  deeze  ,  die  naar  de  voorgaande  veel  ge- 
lykt,  doch  de  Blaadjes  zesmaal  zo  klein  heeft, 

van 

(4)  ThaliZïrum  Fol.  fexpartirïs ,  Flor.  cernuis.  GOUAN  Monsp. 
263.  GFH  Prov.  378-  Hall.  Helv.  308.  KBAM.  Au/Ir*  157» 
GORT.  Belg.  m-  FL  Suec.  4^4,  489.  lt.  Gotbl.  180.  Tha- 
lidrum  minus.  C.  B.  Pin.  335.  Düd  Pempt.  5  8.  Thali&r» 
Cordi  tenuifolium.  LOK.  Ie.  ÏL  s6.  Ruta  pratenfis  minos* 
Tabern#  Ie.  55.  Thai*  Alp.  minus  Saxatile  Rut*  folio,  SU* 
min.  luteis.  Seg.  Ver.  476*  T.  11. 

(7 )  Tbaï&rum  Fol,  tripartitis ,  Foliolis  fubreflexis  &c« 


POLYANÖRIA*  213 


van  kleur  als  de  Duive  -  Kervel  of  Wynruit.  De  IVi 
Steng  i«  groen  en  zeer  gepluimd*  Zy,  zo  wel  *xiv\h* 
als  hetGeele  en  Tweehuizige,  bloeit  laater  dan  Hoofd^ 
het  Kleine  en  de  volgende.  stuk. 

(8 )  Thalidrum  mei  driedeelige  Bladen ;  de  Steng  vur. 
tweemaal  hooger  dan  dezelven  en  knikkende  tru* p»rm 
Bloemen,  t-gj& 

achtig. 

Volgens  den  Heer  L 1  n  n  je  u  s  heeft  deeze  de 
Geftake  van  het  Kleine  ThaMrum,  doch  blyft 
de  helft  laager  ;  terwyl  niettemin  Morison 
aan  het  Virginifche  een  Steng  van  drie  Ellen 
hoogte  geeft  en  paarfchachtige  Meeldraadjes  , 
welke , volgens  den  Ridder, geel  zyn  in  paarfch- 
achtige Kelken  ;  de  Stengen  pairfchuchtig  zon- 
der waafem  3  zynde  de  Groeiplaats  in  Kanada* 

(9)  Thali&rum  met  Lancetvormig  -  Liniaale  ix. 
efenrandige  Blaadjes.  f«JuM°' 

Smalbladig 

In  Duitfchland  niet  alleen  9  maar  ook  in  de 
Zuidelyke  deelen  van  Vrankryk  ,  groeit  deeze 

Soort , 

(%)  ThaltBrum  Fol.  trïpartitls ,  Caule  Foliis  duplo  altfore, 
Floribus  cernuis.  Thalifrrum  vir^inianum  elatius  glaucum, 
Stamin.  purpurascenrihus.  MOR.  Hift.  l\U  p.  324. 

(9)  Tha  iBrum  Folioiis  Lanceolato  -  Linearibus  imegerrN 
mis.  Got'AN  Monsp.  26*.  G£R.  Prov.  378.  HALL.  Helv.  308, 
Kram.  Aufir.  157.  H.  CUff*  22-.  &,  Lugdb.+tj.  ThaL&rum 
ptatenfe  anguftisfimo  folio*  C.  B.  Pin.  337,  Predr.  Ic.  p* 
146.  Pluk.  Alm.  364*  T.  Cs*  f.  6. 

03 

IU  Deel»  IX  stuk. 


214      Veelmaknige  Kruiden; 


IV*    Soort,  die  uitmunt  door  de  fmalheid  van  haam 
^xivL'  blaadjes*  De  Steng  is  één  of  twee  Ellen  hoog : 
Hoofd,  het  Loof  gelykt  naar  dat  der  Kroontjes-  KruideE 
STüK*    en  de  Sceng  is  lang  gepluimd  met  geele  Bloem- 
pjes. 

_  x-  (io )  Thaliörum  met  een  gebladerde  gefleufde 
favum.  Steng  en  een  veelvoudige  opjtaande  Fluim» 

Geeibloe- 

Deeze  Soort  is  niet  alleen  in  de  Noordelyke, 
maar  ook  in  de  middelde  en  Zuidelyke  deelen 
van  Europa,  ja  zelfs  in  Rusland  gemeen , alwaar 
zy  met  de  voorgaande  groeit.  De  Heer  Thun- 
berg  heeft  dezelve  ook  in  Japan  gevonden  9 
van  waar  ik  een  aanzienlyken  Tak  daar  van  be~ 
komen  heb.  In  onze  Nederlanden  komt  zy  op 
verfcheide  plaatfen  ,  zo  in  Bosfchen  als  in  de 
Weidlanden  en  aan  de  kanten  der  Slooten ,  voor: 
weshalve  menze  Water  -  Ruit  of  Poelruit  noemt  % 
of  ook  wel  Veld -Kuit  ,  naar  den  Latynfchen 
naam  Ruta  pratenfis,  die 'er ,  volgens  Lobel, 
door  de  Kruidkundigen  aan  gegeven  wordt.  Hy 
erkent  nogthans  ,  dat  de  Bladen  weinig  naar  die 
van  Wynruit  gel y ken.  Dat  de  Wortel,  gelyk 
ïn  andere  Soorten  ,  geel  is,  heeft  'er  den  naam 

van 

(10)  Tbdiïïrum  Cauie  foliofo  fulcato  &c.  GORT.  Belg* 
J5J.  Fl.  Suec.  453.  GER.  Prov.  S79>  GouAN  KRAM.  &c.  &ۥ 
H.  Ciiff.  R.  Lugdh,  &  \  Thali&rum  majus  Sjliqui  angulofa 
f.  ftriata.  C,  li.  Pi**  336.  Thali&rum  magnum.  Dod.  Pcmpz. 
S&  Thali&r.  inajas  fhvuro.  C.  B.  Pin.  33<>«Ruta  pratea** 
fis  Herbamorum.  Lob.  Ie*  II.  p.  $A» 


P    O    L    T    A     N    D    R    I    A*  1215 


van  vülfche  Rhabarber  aan  doen  gceven ,  of  dien  IV. 
van  Veld- Rhabarber ,  by  de  Engelfchen.  Men  Afx^u 
zegt  ook  dat  de  Wortelen  ,  in  Afkookzel  tot  Hoofd- 
twee  Oneen  gebruikt,  het  gebrek  van  Rhabar  STÜK' 
ber  vervullen  kunnen  ,  en  van  veel  dienst  in  óQv;^ellv** 
Geelzugt  zyn*  De  üuitfehers  noemen  ze  HeiU 
llatty  dewyl  het  opleggen  der  Blaadjes  tot  Hee- 
ling van  kleine  Kwetzuuren  ftrekt. 

DoDONéus  tytelt  deeze  Groot  Thdli6trum9 
en  zy  is  zulks  weezentlyk  in  vergelyking  mee 
die  Soort  f  welke  Klein  ThaliStrum  heet.  Zy 
fchiet  naamelyk  fomtyds  tot  eens  Mans  langte 
op,  volgens  J.  Baühinüs  ;  hoewel  zulks 
meest  fchynt  te  zien  op  eene  Vei fcheidenheid  , 
in  Spanje  groeijende ,  die  fraaijer  geele  Bloemen 
heeft  ,  deswegen  Speciofum  gebynaamd  door  Lin- 
NiEus.  Anderen  geeven  aan  de  Steng  twee  El- 
len hoogte.  Dikwils  komt  zy  laager  voor,  en 
daar  zyn  Verfcheidenheden  van  dit  Kruid  met 
breeder  en  met  fmaller  Bladeren   welke  laatfte 
hetzelve  eenigszins  doen  gelyken  naar  de  voor- 
gaande Soort.  Hier  van  verfchik,  nogthons ,  het 
Gewoóne  zeer,  dat  de  Blaadjes,  gelyk  de  ge- 
dagte  Japanfche  ,  byna  zo  breed  als  lang ,  een 
Duim  breed  naamelyk,  en  aan  't  end,  gelyk  de 
voorige  ,  doorgaans  in  drieën  verdeeld  of  met 
twee  Infnydingen  heeft,  zynde  de  Bladen  in  het 
geheel  driedubbeld  gevind.  Ook  is  't  getal  dei- 
Meeldraadjes  veel  grootcr.  De  Ridder  telt  'er 
vierentwintig  en  van  tien  tot  zestien  Stampers : 

doch 

04 

n.  Deel  IX*  Stuk. 


216      Vëelmannige  Kruiden, 


IV.  doch  Doktor  Scopolt  fchryft  van  zeventig 
^Fxfv,L'  tot  nc8entfe  Meeldraadjes  toe  aan  deeze  Soort  ( *)♦ 

stu^       00  Thaliftrum  met  een  gebladerde  r  geheel 
x enkelde ,  hoekige  Steng. 

Thaliïïrum 

Enkcid  ^°  tweeden  is  deeze  waargenomen ,  die  van 
de  voorgaande  ,  niet  alleen  door  de  helft  klei- 
ner te  zyn  ,  maar  ook  door  knikkende  Bloemen 
te  hebben  en  in  eenige  andere  byzonderheden  x 
verfchilde;  komende  dus  het  Kleine  Thalicftrum 
nader  by. 

xn.  C12)  Thaliftrum  met  een  gebladerde  gejtsuf  de 
lUHG\dc'ï.  Steng  en  Liniaale  Vleezige  Bladen. 

Deeze  ,  die  omftreeks  Parys  en  in  Spanje 
groei  jende  gevonden  is,  verfehilt  voor  't  overig 
ge  weinig  van  het  Gewoon e  geele  Europifche. 
De  Bladen  zyn  dikker  en  niet  zo  donker  groen. 

xin.  ( 12)  Thalidtrum  met  hangende  driehoekige  regte 
foTumL%r  Vrugten  en  eene  ronde  Steng.  In 

Afceley- 

bladsg*  (*■)  SGOP5LI  Flor,  Carn.  p.  5H« 

(11)  Tbaliïïruw  Caule  Foliofo  fiinplidsGmo.  angulato*  Oed. 
Dan.  244»  Fl*  Suec*  1\  p-  4Sp. 

(\z)  Tbalïürum  Caule  FoÜofo  Cülcno  &c.  Thai.  minus lu- 
cidum,  Liban.  Coron.  foli's.  Pluk.  Alm.  363.  T  65.  f.  5. 
Thai.  minus  alt.  Parifiehfe  &c.  Tournf.  JnJI.  Thai. 
prirm  vel  Prat.  r.  Clus*  ï&fi.  ï.  p.  234. 

(13)  TóaUElrum  Frud,  pend.  triangularihus  re& is  ,  Caule 
tereti.  Fl4  Suec.  4sz,  487»  HALL.  Helv*  305».  Grr.  Prov. 
379.  GoUAN  Monsp.  264.  H.  Clif.  226.  R.  Lugdb.  485. 
Thaliftrum  majus  Fl.  Stamtn.  purpurascentibus.  C.  B.  Pin. 
337.  Thai.  majus  Fol.  anguloiïs ,  Caule  l*cvi.  J.  Bo  Hifi* 
III.  p,  48.7.  SCOP.  Carn.  554. 


POLYANDRIA.  «21? 


In  Sweeden  en  Switzerland  fielt  onze  Ridder  IV, 
de  Groeiplaats  van  deeze  ,  die  ook  voorkomt A'Fx"L" 
in  de  fchuinte  der  Bergen  in  Provence,  zo  wel  Hoofd- 
als  op  drooge,  onvrugtbaare  Heuvelen  in  Kar-sriJK- 
niolie ,  en  in  het  Veroneefche.  Men  onderfcheidt-vi  ^wjr 
ze  van  de  anderen  gemakkelyk  ,  door  tedere  *  , 
zeer  groote  ,  Zeegroene,  rond  verdeelde  Bla- 
den ,  inderdaad  aan  die  der  Akeleijen  gelyk ,  zegt 
Haller  y  Scheedjes  hebbende  aan  den  Voet 
der  Bladlteelen  en  verdeelingen,  de  Bloemen 
geenszins  geaaird  of  gepluimd  ,  maar  een  zeer 
digte  Kroon  uitmaakende  aan  den  top  der  Sten- 
gen ,  wit ,  geel  of  paarfch  van  Kleur.  Doktor 
Scopoli  merkt  aan ,  dat  de  Takken  aan  't end 
rond  zyn ,  en  de  Meeldraadjes  tot  zeventig  in 
getal,  paarfch, met  geelachtig  roode  Meelknop- 
jes ;  de  Haauwtjes  gewiekt  driekantig»  De  lang- 
te  der  Meeldraadjes  en  derzclver  menigvuldig- 
heid maakt  y  dat  men  deeze  gemeenlyk  Pluis- 
<tfkeleijen  noemt» 

{14)  T^aliélrum  met  hangende  driehoekige  om*  xrv. 
gedraaide  Friigten ;  de  Steng  hyna  twee-  contlUZT. 

fnydig,  ÜS?6* ' 

Deeze  ,  volgens  den  Heer  Demidoff  in 
Siberië  hu  is  vellende ,  gelykt  naar  de  voorgaan- 
de, doch  is  laager  van  Steng  en  heeft  alleenlyk 
witte  Bloemen,  't  Getal  der  Bloemblaadjes  is  in 

de- 

(f4)  Thaliïïrum  Fru&.  pend.  trianguïar.  contottis , Caiilc 
fubancipiti.  Thai.  hybridum  Sta  min.  contortis.  Am.  Acad,  III* 

P-  47.  O  5 

II«  Deel.  IX,  stuk» 


2l8 


Veelmannige  Kruiden. 


IV*  dezelve,  gelyk  in  de  meefte  Soorten ,  vier,  dat 

AFxaf h  der  Meeldraadjes  zestig ,  gelyk  in  de  voorgaan* 

Hoofd-  de  ,  doch  dat  der  Stamperen  maar  halfzogroot; 

STÜ1U  naamelyk  agt ;  zo  de  Ridder  aantekent. 

vip* 

Adonis. 

De  Bloem  heeft,  in  dit  Geflagt,  een  vyfbla- 
digen  Kelk ,  gelyk  in  't  volgende  ,  maar  beftaat 
uit  meer  dan  vyf  Blaadjes  zonder  Honigbakje. 
De  Zaaden  zyn  naakt  en  ongeftaart,  even  als 
in  de  Ranonkelen.  Het  bevat  vyf  Soorten ,  meest 
Europifche ,  als  volgt. 

i.    *    (i)  Adonis  met  vyfbladige  Bloemen  en  Eyron- 

■JSSL       de  v™&™' 

Zomer- 

fche.  Deeze  Soort  ,  die  de  Bloemen  rood  of  bleek* 
rood 3  en  de  Bloemblaadjes  langer  heeft,  komt 
in  onze  Nederlandén  ,  zo  de  Heer  de  Gor- 
ter aantekent,  van  zelf  voort  onder  't  Koorn. 
Zyn  Ed.  evenwel,  geeft  'er  agtbladige  Bloemen 
aan,  terwyt  die  volgens  den  Heer  L  i  nn/e  us 
vyfbladig  en  in  de  Afbeelding  van  Camera- 
mus  zesbladig  zyn.  De  Heer  H  a  l  l  e  r  merkt- 
ze  als  een  Verfcheidenheid  van  de  volgende 
aan. 

00 

(1)  uidoms  Flor.  pentipetaüs  Fru&ibus  ovatis.  £v/?.  Nas. 
XII.  Gen.  6n<  *77«  XIII.  p.  427.  Mill.  Lex.  Ado- 
nis fylv.  F',  hoemceo.  C.  B  Pin.  j7g#  Adonis  Floxe  palli- 
dü.  CAm.  Ept<  ©4S.  GoRU  Belg*  154. 


P    O    L    Y    A    N    D     R    I    Ai  OIp 


(2)  Adonis  yraef  agtbladige  Bloemen  en  byna  i\r. 

Rolronde  Firugten.  Afdeel. 

xiv. 

Deeze  wordt  als  een  aangenaam  Bloemgewas  f*00FJ> 

°  °  STUK. 

in  de  Hoven  gezaaid,  verfic  rende  dezelven door  IU 
haare  donker-roode  Bloempjes ,  in  het  fyne  groe  AdonisXu. 
ne  Loof#  Men  noemtze  Flos  Adonis  of  Adonis-  nZitd^Q, 
Bloem  ,  hoewel  fommigen  de  Bloem,  volgens 
Ovidius,  uit  het  Bloed  van  Adonis ,  den  ge- 
liefden Jongen  van  Venusgefprooten  ,  tot  de  Roo- 
zen ,  anderen  tot  de  Anemonen  t'huis  brengen. 
Anderen  heeten  dit  Kruid  Eranthemum  9  als 
Bloempjes  der  Liefde  draagende.  Wy  noemen 
\  Bruinetjes ,  de  Duitfchers  Veldroosjes  of  Mar- 
grieten -  Bloempjes.  Sommigen  hebben  het  %  met 
Toürnefort,  Veld  -  Ranonkel  met  Kamille- 
Bladen  ,  geheten.  Het  Loof  heeft  men  oudtyds 
aangemerkt  Steenbreekende  te  zyn. 

Van  dit  Kruid  zyn  aanmerkelyke  Verfcheideü* 
heden  ,  niet  alleen  ten  opzigt  van  de  Bloem  , 
die  grooter  of  kleiner  is  ,  maar  ' ook  ten  opzigt 
van  derzelver  Kleur  j  die  donkerer  of  lichter 
rood,  ja  zelfs  SafFraankleurig  en  geel  voorkomt» 
H aller  onderfcheidt  een  hoogere  van  Ge- 
was, met  Citroenkleurige  ,  en  een  laagere  met 

Me- 

(2)  Adonis  Flor.  o&opetalis  FruSibus  fubcyündricïs.  H. 
Ups.  i$6>  GER.iV0v.383.  Adonis Radice  annua.  H.  Cliff.su* 
R.  Lugdb.  488.  DALïB.  Par.  162.  Adonis  annua.  GoiMN 
Monsp*  264.  Adonis  annua  o&opeta!os.  Hall.  Helv.  32c, 
Adonis  Hort.  Floie  majore  &  minore  atrorubente.  C.  B.  Pin, 
178.  Flos  Adonis.  Lob.  /c.  2  8  3 .  Eranthemum.  Dod.  Pem^u  26®. 

II*  DEEL,  IX,  STUK, 


aao     Veelmannice  Kruiden. 


IV.    Menieroode  Bloemen ,  beiden  in  Switzerland  ea 
A^yEL,Duitfchland  natuurlyk  groeijende;  waar  van  de 
Hoofd-  eerde  tot  de  voorgaande  Soort  behooren  zoiu 
stuk»    j)jc  met  kleine  donker -roode  Bloemen,  van 
v^/w>"  beiden  verfchillende  ♦  komt  in  Provenceen  Lan- 
guedok,  van  zelf , op  de  Koornlanden  voort.  Dat 
zy  maar  ééne  Bloem  zou  dr^agen  aan  't  end  der 
Steng ,  en  geënte  aan  de zy -Takjes  ,  gelyk  Lin- 
NjEüs  fchynt  te  willen        heb  ik  in  dit  Bloem* 
gewas  niet  waargenomen.  Het  tegendeel  is  ook 
uit  de  Afbeelding  van  LoGELenDoDONius, 
die  zeer  goed  zyn  ,  blykbaar.  Garidell  vondt 
die  met  groote  roode  Bloemen  ,  in  Provence 
eenmaal  bloeijcnde3en  beeldtzeaf  (f)» 

ITT\  C3)  Adonis  met  twaalfbladige  Bloemen  eneene 
VemaUs.  Eyronde  VrugU 

Voorjiarfc. 

Sommigen  hebben  deeze  Plant  tot  het  Nies- 
kruid betrokken ,  en  zwarte  Helleborus  met  Bloe- 
men van  Bupht  halmum  geheten.  Tourne- 
fort  noemtze  Ranonkel  met  ^enkelbladen  en 

den 

(*)  Planta  uivflora  Ramrs  fterilibus.  Veg,  XIII.  p.  427.  Het 
zoude  kunnen  zyn,  dat  zyn  Ed,  d a at  mede  bedoelde ,  dat 
de  Takken  ceen  Zaad  drangen. 

(t,  Hifi,  de%  Plam,  p.  396.  T.  82. 

(3)  Ador.U  Flore  dodecapetalo,  Fru&u  ovato.  JACQ^  Auflr. 
T.  44  Gouan  toor.sp.  164.  Kram.  Aufir,  158.  Adonis  Ra- 
dice  perenni.  FL  Suec,  +$6  %  492  H.  CHff.  231.  R.  Luzib- 
488.  Hc'eWus  n<gei  tenuifolius,  Bupthalmi  Flore.  C.  B.  Pin, 
i%6.  Hufhthalmum.  DOD  Pempt.  261.  Helleborus  Hippocra- 
tïs.  Tab.  'c.  72  <#  BABR  lc,  1178.  Helleborus  niger  Ferula- 
tem  Theophrafti.  Lob.  U.  784* 


P  o  l  v  a  ff  d  r  i  a;  aï» 


den  Wortel  van  Nieskruid*  Anderen  geeven  het  ; 
den  naam  van  Helleborus  van  Hippocrates.  Do  £tvf 
dow^eüs  hceftze  Buphthalmum  getyteld,  om  Hoofd» 
dat  de  Bloemen  als  naar  een  Osfen  -  Oog  gely  STÜK* 
ken  zouden.  Zy  munten  door  haare  geele  Kleur -'Jffl&F 
en  grootte  fierlyk  uit  in  't  fyne  groene  Loof ; 
weshalve  dit  ook  een  Tuin-  en  Bloemplant  is, 
natimrlyk  voorkomende  in  verfcheiden  deelea 
van  Europa,  op  lugtjge  Heuvelen  en  hooge Lan- 
den. Zy  groeit  maar  een  Voet  of  anderhalf  hoog 
en  heeft  de  Punten  der  Bladen  eenigszins  ftyf  j 
en  ftekelig.  Veelen  houden  haar  voor  het  opreg- 
te  Zwarte  Nieskruid  der  Ouden  en  de  Wortels 
worden,  zo  men  verhaalt,  in  Opper  Saxen  en  in 
Vrankryk  ,  tot  Purgeermiddelen  gebruikt. 

(4)  Adonis  met  yyftien  Bloemblaadjes  en  een$Ado"!h 

Eyronde  Vrugt*  ^itaiiaaiï« 

fchc. 

Zo  ik  de  woorden  van  Mentzel  wel  be- 
gryp  ,  dan  behoort  die  fraaije  Soört  9  met  de 
Bloem  als  een  Tulpje  door  hem  afgebeeld ,  niet 
tot  de  Apennynfche  Bergen  in  Italië,  alwaar  hy 
de  voorgaande  Soort  wild  groeijende  hadtgevon* 
den ,  maar  tot  het  Brandenburgfche  ,  daar  dee* 
ze, met  Knoopige  Stengen,  door  hem  was  waar- 
genomen* De  Ridder  ondertusfchen  zegt ,  dat 
deeze,  weinig  van  de  voorgaande  verfchillende, 
in  Siberië  en  op  de  Apennynen  haare  Groeiplaats 

heeft, 

(4)  adonis  Flor.  pentrteeapetalis ,  Fru£u  ovato*  Hellebo- 
rus meer  Femlaceus,  Caule  geniciilato  &c*  Mentz.  Fug*T 
3.  f.  «. 

II.  DE2L.  IX»  SïUX, 


Veelmannige  Kruiden 


1VT    heeft.  Hy  voegt  'er  by3  dat  dezelve  den  gaüt* 
'xi v!*"  fchen  Zomer  bloeit. 
Hoofd- 
stuk*      (5)  Adonis  met  tkribladigc  Bloemen,  platach- 

v.  tige  Vrugten^  en  dubheïd  drievoudige Bla* 

Capen/tl  den ,  de  Blaadjes  Hartvormig  Zaagtandig* 

Kaapfche* 

De  Afbeelding  van  den  Heer  Burman- 
Hüs,  hier  aangehaald  ,  fchynt  vry  veel  te  ver- 
fchillen  van  die  ,  welke  Commelyn,  in  de 
befchryving  der  Planten  van  den  Amflerdamfchea 
Tuin ,  gegeven  heeft  van  de  Ethiopifche  Ranon- 
kel met  fly  ve  Bladen ,  welke  de  Bloemen  uit  den 
geelen  groenachtig  heeft.  De  Bladen  zyn  harden 
ruuw  in  't  aantasten  en  van  eene  brandende  of 
fchroeijende  hoedanigheid  >  gelyk  het  Loof  van 
fommige  Ranonkelen  9  met  welken  inderdaad 
deeze  Plant  9  in  't  uiterlyk  aanzien  ,  veel  meer 
overeenkomst  heeft  y  dan  met  de  andere  Soor- 
ten van  dit  Geüagt. 

Ranünculüs.  Ranonkel* 

De  Bloem, van  dit  uitgebreide  Geflagt,  heeft 
'een  vyfbladigen  Kelk  en  vyf  Bloemblaadjes  >  diö 
binnen  de  Nagels  voorzien  zyn  met  een  Honig- 
voerend  Gaatje*  De  Zaaden  zyn  ,  gelyk  in  *t 
\oorige  >  tot  Hoofdjes  naakt  famengeboopr.  Het 

(s)  Adonis  Flor.  decapetalis,  Fm&ibus  dcpresfïs Sic.  Ac- 
txa  trifoliata  hsrfuta  &c.  BüRM.  Afr.  174.  T.  51.  Chrifto- 
phoriana  Afr.  Ranuneuloides.  BoERH.  Lagdb.  II.  p.  61.  Ra- 
iiunculus  iïthiopicus,  Fol.  rigidis  &c.  COMM.  Hort.  ï,  p.  1  • 
T.  1.  Imperatoria  Ranunculoides  Aft.  enneaphyllos  &C.FJLUK* 


POLY     ANDRIA.  22$ 


Het  bevat  over  de  veertig  Soorten,  die  on*  IV; 
derfcheiden  worden ,  naar  dat  zy  de  Bladen  en-  Ap^ELi 
keidof  ingefneeden  en  verdeeld  hebben  als  volgt,  Hoofd- 

STUK* 

A.  Met  enkelde  Bladen* 

(1)  Ranonkel  met  Eyrond  -  Lancet vormïge  ge* RJ^utu$ 

fleelde  Bladen  en  eon  hurkende  Stens:,  Fiawmuia* 
J  ö  Kleine. 

(2)  Ranonkel  met  Liniaale  Bladen  en  kruipen"  p  H- 

v  J  x  Reptans* 

de  Stengen*  Kruipende; 


(3)  Ranonkel  met  Lancetvormige  Bladen  ,  de  ui. 

Steng  orerend  jtaande.  EgeTifo^k' 
Deeze,  door  het  gezegde  verfchillende  ,  komen 
in  de  Noordelyke  3  zo  wel  als  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  ,  op  vogtige  plaatfen  voor* 

De 

(1)  Ranunculus  Fol.  ovfito  •  Lancsolatis  &c.  Syjl.  Nat.  XII. 
Gen.  699-  p.  378.  Veg.  XIII.  p*  428.  Gort.  Belg.  154.  FL 
Suec  458,  493.  HALL.  Helv.  izz.  GOUAN  Monsp.  264..  GER. 
Prov*  3  83»  ti*  Cltff.  228.  R.  Lugdb.  489»  Ranunc.  longifoiius 
paluftris  minor.  C.  B.  Pin»  180.  Flammula  Ranunculus.  Dod» 
Pempt.  432.  Lob.  Ic*  670,  fi9  Ranunculus  paluftris  Fol.  ier- 
xatis.  C»  B.  Pin.  18O. 

(z)  Ranunculus  Fol.  Linearibus  Caule  tepente.  PI.  Lapp9 
236.  T.  3.  f.  5,  Fl.  Suec.  459,  495.  Ran.  Flammeus  minimus 
S pergul*  folio.  EüXB.  Cent.  5  App.  41.  GORT.  Jngr,  88.  Rin. 
repens  Gram.  folio.  Amm»  Ruib.  80.  T.  ,.13.  f.  Oed.  Dan* 
T.  ïQ8> 

.  (3)  Ranunculus  Fol.  Lanceol.  Caule  ere&o.  Gort.  Belg* 
154.  GovhN  Monsp.  &c.  &c.  Ran.  iongifol  us  pa'uftr>s  ma* 
jor.  C.  ;B»  Pin,  i8o.  Ran.  Lanceolatus  major.  Tab,  Ic  48. 

Ranunc  Flammeus  latiori  Pia&S*  folio  9  marginibus  pilo» 
fis.  Pluk.  jli, 

II»  Deel  ïx,  Sxmt 


ti\        VÊELMANNIGE  KRÜIÖÈÏ& 

IV.    De  tweede,  evenwel,  fchynt  meestin  Sweë- 
^xD*vEL  ^en  '  Deenemarken  en  Rusland,  aan  de  Oevers 
Koofd  van  Rivieren  en  Mciren,  waargenomen  te  zyrt* 
stuk.     qc  f-ieer  Linnjeus  heeft  dezelve,  in  de  be- 
^^w/w*Tchryving  der  Planten  van  Lapland,  afgebeeld* 
De  eerfte  heet  in  't  Neêrduitfch  Klein  Egelko» 
len ,  een  beftaaming ,  die  zo  wel  als  de  Latyn- 
fche  Flammala ,  betrekking  heeft  tot  de  fcherp- 
te  van  het  Loof.  Men  vindtzein  vogtige  Weid- 
landen  en  Moerasfige  plaatfen  van  onze  Prövin* 
tiën,  overvloedig.  De  Ouden  hebben  reeds  op- 
gemerkt, dat  zy  fomtyds  getande,  fomtyds  ef- 
fenrandige  Bladen  heeft  $  welk  onderfcheid  de 
Afbeeldingen  by  DonoisiEüsen  Löbfl aan- 
toonen  $  doch  men  vindt  getande  en  ongetande 
Bladen  op  eene  zalfde  Plant.  Evenwel  komt  de 
eene  bier,  de  andere  daar,  menigvuldigcr  voor^ 
gelyk  de  Heer  H  aller  in  Switzerland  waar- 
nam; maakende  de  Kruipende,  voorgemeld ,  tot 
eene  derde  Verfcheidenheid.  De  hoogte  ftelc 
zyn  Ed.  tot  een  Voet  of  een  EI!e  ,  zo  wel  in 
deeze  als  inde  zogenaamde  Groote  Egelkolen 9 die 
dóór  't  Gewas  aanmerkelyk  verfchillen,  gelyk 
uit  de  Afbeelding  van  Tabernjemontanus 
blykt,  doch  meest  door  de  grootte  der  Bloemen 
en  Bladen  ,  welke  fomtyds  naar  die  der  Smalbla* 
dige  Weegbree  gelyken  en  aan  de  kanten  Haai- 
rig  zyn.  De  Heer  Linnjüs  zegt ,  dat  dezel- 
ve een  Takkige  gebladerde  Steng  heeft ,  fomtyds 
anderhalf  Voet  hoog.  In  onze  Provintiën  isdee- 
zc  Soort  zo  gemeen  niet ,  komende  meest  in 

Sloo« 


Slooten  voor ,  gelyk  menze  dus  by  Utrecht ,  Haar-  IV. 
lem,  Deventer,  Zwoll  en  elders  aantreft.  Af£"U 
Zo  wel  als  de  Clematis ,  die  den  bynaam  van  Hoofd* 
Flammula  voert,  hier  voor  befchreeven,  wordt 5TÜK* 
dit  Kruid  ook  fomtyds  van  de  Landloopers  mis»  w;-j^/y°* 
bruikt,  om  de  Huid  der  Kinderen  te  doenzwee* 
'ren.  In  Vrankryk  gebruikt  men  het  tot  een  Blaar- 
trekkend middel.  Zy  is  de  fcherpfte  der  Ranon- 
kelen ,  zegt  de  Heer  Haller  van  de  eerfte 
Soort ,  welke  in  Gelderland  door  de  Boeren ,  die 
haar  Egelgras  noemen  ,  aangemerkt  wordt  als 
eene  oirzaak  van  de  Gelligheid  of  Waterzugtder 
Schaapen,zo  de  Heer  de  Gorter  aantekent» 

(4)  Ranonkel  met  Ëyronde  gejteelde  Bladen  en  iv. 
ongefteelde  Bloemen.  nod^Zli^ 

Knoop- 

Omftreeks  Parys,  en  op  Moerasfige  plaatfèn  bioemise* 
van,  't  Eiland  Sicilië  ,  komt  dit  kleine  Ranon-* 
keltje  voor  ,  hetwelk  taamelyk  breede  Tpitfe 
Blaadjes  heeft  en  Bloempjes,  die  aan  de  Knoo- 
pen  der  Stengetjes  groeijen. 

(5)  Ranonkel  met  Lancetvormig  Liniaale  on-  v* 

V^'  Grasbladi* 
ge. 

(4)  Rmunculus  Fol.  ovatis  petiolatis  &c.  IL  Clif.  228. 
Daub.  Par.  164.  Ranunculus  ■  Pariiienfis  .  pumilus  Plantagi» 
»ell«  toliis.  PET.  Gaz.  40.  T.  2>.  £  4.'  Vaill  Mem.  1719, 
p.  52  T.  4.  f.  4-  j3,  Ran»  Sicuius  £oiio  rotimda  vix  (êrrato, 
IET-  Gaz,  39.  T.  24.  f*  9. 

(s)  Ranunculut  -Fol.  Lanceolato -  Lin.  indivifis  &c.  GER« 
Prov.  384.  Ran.  Gramineo  fol;o  Bulbolus.  CE.  Pin,  181. 
Cliff.  R.  Lugdb.  489.  DALIB.  Par%  163,  SAÜV.  M<?nsp*9$* 

P 

II.  Deel»  ix,  Stuk. 


%%6     Veelmannige  Kruiden, 


IV.  verdeelde  Bladen  en  een  regtopfiaande  zeer 

Afdeel,  effene  Steng  met  weinig  Bloemen. 

Hoofd- 
stuk.      C*)  Ranonkel  met  Liniaale  onverdeelde  Bla- 

*  den  en  eene  regtopfiaande  gejlreepte ,  byna 

p™ZZ:\         tweebloemige  Steng. 

Pyrence- 

fcne.  Deeze  beiden  3  groeijende  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  5  zyn  kleine  Plantjes  met  Gras- 
achtige Bladen  ,  doch  grooter  Bloemen  dan  de 
Kleine  Egelkolen.  De  eerfte  heeft  dezelven  geel* 
de  andere  wit.  De  Wortel  is3  in  beiden,  een  igs- 
zins  Knobbelig  of  Bolachtig,  doch  meest  in  de 
eerfte  >  terwyl  de  laatfte  denzelven  uit  ver- 
fcheide  Bolletjes  beftaande,diemet  een  digt  Bos 
van  Draadachtige  Vezelen  bezet  zyn  en  de  Bla- 
den ook  fmaller  heeft.  Deeze  groeit  meer  op 
Bergachtige  plaatfen ,  gelyk  in  de  Fyreneen* 

vi.  (6)  Ranonkel  met  byna  Eyronde  geribde  gjh 
/?èké™aS^m  Jtreepte  effenrandige  gefieelde  Bladen  en 
i>arnasbla- 1         Kroontjes  -  Bloemen. 


In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  groeit  dee- 
ze, 

(*)  Ranunculus  Fol.  Linear.  indivifis  &c.  Ger.  Prov.  384» 
Kanunc.  Alp.  pumilus  Gramineo  folio,  Fl.  albo.  Tournf. 
/«/?.  292.  Ran.  pumilus  Gramineis  foliis.  J.  B. -Hifi*  III.  p. 
85o»  /3.  Ran.  montanus  Folio  Gramineo.  C*  B.  Pin.  i8o*y# 
Idem  Flore  multiplici.  Ibid.  Ran*  FoU  Gramineis.  Dod* 
Pempt.  428.  LOB.  Ic.  671. 

(6)  Ranunculus  Fol.  fubovatis  Nervofis  &c*  Raa,  Mog£« 
Gtaminis  farnasli  folio.  Tournf,  Inji.  zZ6* 


P    O    £    Y    A    N    D    R    I    A.  227 


ze,  die  ruïgachtige  ovaale  Bladen  heeft  en  een  IV. 
enkelde  Steng  *  met  een  tweebladig  Kransje  aan  AF^t,, 
\  end  5  waar  uit  van  twee  tot  vier  gedeelde  Hoofd* 
Bloemen  voortkomen  ,  met  een  paarfchen  KelkSTÜK« 
en  witachtige  paarfch  geaderde  Bloemblaadjes. 

(7)  Ranonkel  mèt  fpits  Êyronde  de  Steng  om-  vit. 
vattende  Bladen ,  die  veelbloemig is ,  en  een ^iVx?-*** 
gebondelden  Wortel  heeft*  omvatten* 

Op  dePyrcneenen  Apennynlche Bergen  groeit^* 
deeze  Soort  ,  die  ook  voorkomt  in  de  Europi- 
fche  Kruidhoven.  Zy  heeft  de  gedaante  byna 
van  heq  Kruid  ,  dat  men  gemeenlyk  Doorwas 
noemt,  met  Bladen  als  die  van  Weegbree ,  Zee- 
groenachtig  als  de  Wilde  Veld  -  Kool.  De  hoog* 
te  is  een  Voet  of  meer, 

(2)  Ranonkel  met  Eyronde  Zaagtandige  Bla-  vrij* 
den  en  een  naakte  eenbloemige  Steng.  Btoaüg*<* 

De  Bladen  van  deeze  zyn  van  boven  als  met 
Blaasjes  bezet  ,  gelyk  de  Afbeelding  van  Glu- 

SIUS 

(7)  Ranmculus  Fol.  ovatis  acuminatis  amplexlcaulibus  , 
écc.  H.  Ciiff.  119-  Lugdb.  48^,  Gouan  Momp,  i6s.  Ran. 
Mont.  Fol.  Plantaginis.  C.  B.  Pin.  180.  MORrs.  Hiji.  .II.  p. 
444.  Si  4-  T.  3°.  £  3ö*  Ranunc.  du! cis  &c.  Mentz.  Pug. 
T.  8.  f.  6.  Ranunc,  Pytenaeus  Fl.  albo»  Clus.  Cur.  App.  alt. 

(8 )  RanunrMus  Fol.  ovatis  ferratis  Scapo  «inifloro.  //.  Clifi 
229.  Ran.  Utif 'al*  buliatus  Asphodeli  Radice.  C.  B.  Pm.  isn 
RanuncuiiB  LufitarJcus.  Doo.  JPfwpf.  419.  Rm.  Liiiit*  Clu* 
üi.  Lob.  U.  673. 

F  2 

II.  DEtL.  12»  SïUK* 


ss8      Veëlmannige  Kruiden. 


IV,    s  i  u  s  duidelyk  aantoont.  Uit  een  tropje  derzel- 
AxivfL  ven>  °Pden  Grond  verfpreid,  komen  Steeltjes 
Hoofd-  voort  van  omtrent  een  half  Voet  hoogte,  met 
stuk.     Goudgeele  welriekende  Bloemen ,  dikwils  dub- 
v^elwy'  beid  of  volbladig  en  fomtyds  ook  met  Kinder- 
tjes ,  gelyk  men  zegt.  Het  een  en  andere  heeft 
dikwils  in  de  Ranonkelen  plaats.  Dit  Kruid  groeit 
in  Portugal  en  op  Kandia,  zegt  Linn^üs. 

Rarancului  Ranonkel  met  Hartvormige  gehoekte  gefieel* 
Fkaria.  de  Bladen ,  de  Steng  eenbloemig. 

Speen- 

Dit  Kruid ,  dat  door  geheel  Europa,  op  vog- 
tige  Gronden  en  dikwils  in  de  Bosfchen,  onder 
5t  Geboomte  groeit,  is  van  ouds  bekend  by  den 
naam  van  Chelidonium  of  Chelidonia  minor  ,  in 
onderfcheiding  van  de  Stinkende  Gouwe  of  het 
*  Bladz-  Schelkruid ,  hier  voor  befehreeven  * ,  dat  Cheli- 

%7* 

donium  majus  wordt  geheten»  Sommigen  heb- 
ben het  Ficaria  genoemd ,  om  dat  de  Wortels 
tegen  de  Aambeijen  beroemd  zyn  3  of  daar  van 
de  figuur  hebben.  Hierom  noemen  het  ook  de 
Engel fchen  File  -  Wort  ,  de  Franfchen  Petite 
Éclair e  en  de  Duitfchers  Feigwartzen»  Kraut  of 
Klein  Schelwurtz  en  wy  Speenkruid  of  kleine 
Gouwe* 

De 

(9)  Ranuneulus  V oh  Cordatis  angulatis  &c.  Mat.  Med.  274- 
Gort.  Belg.  155.  Kram.  Auflr.  159.  Fl.  Suec  460 ,  490*. 
Covan  Momp.  z6s*  H.  Cliffl  228.  R.  Lugdb.  490.  Ficaria. 
Di  x.  Nov.  Gen,  108.  Ficaria  vulgaris.  HALL.  Helv.  321.  Che- 
lidonia rotundifolia  major  &  minor,  C.  B.  Pin  167.  Chelido- 
nium minus.  Dod.  Pempt.  I49.  Lob.1  Ic.  593.  Scrophularia 
minor ,  f.  Chelidon.  minus  vulgo  difturn.  J«  B.  Hifi*  III.  p.  461* 


POLYANDRIA.  229 


De  Vezelachtige  Wortelen  met  kleine  Bol-  IV. 
ïetjes,  die,  los  raakende ,  weder  een  nieuw  Plant-  ¥£w*L* 
je  uitleveren  ;  maaken  hetzelve  tot  een  zeer  Hoof©- 
üadig  Onkruid  in  de  Tuinen.  Het  heeft  getakte 
kruipende  Stengen,  met  lang  gedeelde,  fomtyds«;*/OT" 
Hartvormige  ,  fomtyds  hoekige  en  Klyfachtige 
Blaadjes  ,  welke  niet  zelden  gevlakt  zyn.  Be- 
halve *t  gewoone  is  'er  eene  Verfcheidenheid 
van  ,  met  grooter  Bladen  en  Bloemen  f  welke 
dikwils  Takkige  Stengetjes  en  den  Kelk  meest 
vyfbladig  heeft  5  terwyl  in  't  andere  de  Kelk 
doorgaans  drie-  of  vierbladig  is,  zo  Boer* 
haave  aantekent. 

Die  zelfde  Hoogleeraar  hadt  het  Afkookzel 
van  de  Bolletjes  der  Wortelen  dien  (lig  bevon- 
den tegen  de  Aambeijen,  tot  welker  verzagting 
een  Smeering  ,  daar  van  gemaakt  ,  of  het  ge- 
kneusde  Kruid  in  Stooving  opgelegd,  zeer  is 
aangepreezen  geweest  :  doch  men  zal  daar  in , 
of  in  't  gedefüüeerde  Water,  vrugteloos  eeni- 
ge  byzondere  Geneeskragt  zoeken. 

(10)  Ranonkel  met  Niervormige  byna  drie-  R   x-  g 
kwabbige  gekartelde  Bladen  3  een  ongefteeld  Thora., 


(  io )  R&nuYicului  Fol.  Reniformibus  fubtrilobis  crenatfs 

&C.  JACQ^  Vind,.  249-  KRAM.  Auflr.  159-  GOUAN  Monsp. 
265.  Aconltum  Pardalianches  feu  Thora  major  &  minor.  C. 
B.  Pin.  184.  Thora  major  &  minor,  Cam.  Epit.  825,  826. 
Hall.  Helv.  327.  Thora  ValdenGs.  Dqd,  Tempt.  4*3,  I»m> 
hora  Valdenfium.  Lob.  Ic.  604.  Thora  Folio  Cyclaminis.  J. 
Hifi.  III.  p.  65O. 

P3 

II.  deel.  IX.  Stuk* 


250      Veelmannigë  Kruiden. 


Afdeel  Stengblad,  Lancetvormige  by  de  Bloemen , 

xïv.  *  die  twee  of  een  aan  de  Steng  voortkomen. 

Hoofd- 
stuk. Dus  bepaalt  de  Ridder  het  Kruidje,  dat  men 
Veeiwy*  gemecnlyk  Thora  noemt  of  Phthpra,  wegens  de 
v?sf'  Vergiftige  eigcnfchap ,  van  ouds  daar  aan  toege- 
fcbreeven  ,  welke  zelfs  die  van  de  Soort  der 
Monnikskappen,  W olfs  wortel  genaamd,  zou  over- 
treffen. Hierom  wordt  het  ook  Aconititm  Par- 
dalianches  geheten  ,  als  van  de  Jaagers  gebruikt 
wordende  om  de  Pylen  te  vergiftigen,  waarme- 
de zy  het  Wild  Gedierte  fchooten.  Ten  dien 
einde  werdt  's  Voorjaars  het  Sap,  daar  uit  gé- 
perst  en  verdikt  zynde,in  Blaasjes, Osfehoornen 
of  Schoenen,  te  koop  geveild  ,  zegt  Lob  el, 
Dewyl  zulks  eerst  by  de  VValdenfenen  dergelyk; 
Bergvolk  fchynt  in  gebruik  te  2yn  geweest, 
noemde  men  dit  Kruidje  Thora  der  Walden/en; 
doch  het  is  vervolgens  ook  op  andere  hooge 
Gebergten  der  Zuidelyke  deelen  van  Europa ,  en 
zelfs  op  de  toppen  van  den  Schneeberg  by  Wee* 
nen,  en  elders  ontdekt. 

De  H  eer  Jacquiw  befchryft  hetzelve  als 
een  glanzig  Plantje, met  Peerachtige  Wortelen 
geevende  zeer  lang  gefieelde  rondachtige  Bla- 
den uit ,  en  daar  tusichen  een  Stengetje,als  re- 
meld  is,  zigdikwilsin  Takjes  verdeelende,°eo 
dus  vyfbloemig.  De  hoogte,  zegt  hy,  is  Van 
twee  Duim  tot  een  half  Voet ,  geevende  de  groot- 
fte  doorgaans  vyf ,  de  kleinfte  drie  Bladen  uit 
den  Wprtel.  Een  klein  geel  Bloempje  kroont 

hot 


liet  Stengetje  of  ook  deszelfs  Takjes,  en  daar  IV. 
op  volgt  een  Hoofdje  van  drie  ,  vier  of  vyf ,  xJJJ*1' 
Eyronde,  gefpitlte, gladde,  bruine  Zaadjes. De  Hoofd* 
Wortels ,  gekaauwd ,  waren  zyn  Ed.  altoos  Smaa- STUK* 
keloos  toegefcheenen ,  doch  de  Bladen  fchroei-^^" 
den  zyne  Tong  als  Vuur. 

Dit  Kruidje  is  door  deezen  Kruidkenner  naar 
't  Leven  afgebeeld,  waar  uit  de  eigentlyke  fi- 
guur der  Wortelen  en  Bladen  blykt,  zo  als  zyn 
Ed.  hetzelve  op  de  Gebergten  vondt.  Hy  merkt 
aan,  dat  de  Bloem  uit  vyf,  zes  of  meer,  nooit 
uitvier  Blaadjes  beftaat,  gelyk  Ruppius  de- 
zelve verkeerdelyk  afgebeeld  hadt,  misleid  zyn- 
de  door  een  gedroogd  Plantje.  De  meefte  Au. 
theuren  maakenze  vyf  bladig.  Op  de  Bergen  bloeit 
het  ftraks  na  't  fmelten  van  de  Sneeuw,  doch 
in  de  Tuinen  overgebragt  zynde  in  de  Maand 
April  (*> 

Met  de  Bladen  ingefneeden  en  verdeeld. 

(11)  Ranonkel  met  de  Wortelbladen  Niervor-  *r. 
mig ,  gekarteld ,  eenigermaate  gekwabd  ;  de  ctnïZf"* 
Stengbladen  driedeclig  Lancetvormig  ^;2.Kandiafchc» 
randig;  de  Steng  veelbloemig. 

De  Heer  Haller  fchynt  deeze  Soort,  die 

op 

(V  JACCL  Oh.  T.  p.  zs.  T.  13. 

(11)  Ranunculus  Fol  Rad.  ciemtis  fublobatis  &c.  Ran.  Fol. 
ÏUdic.  Cord.  fublobatis.  R.  Lugdh.  490.  N.  9.  Ranunculus 
Asphodcli  Radice  Cieticus.  C.  B.  Pin.  igi.  Ran.  Creticus 
latifoiius.  CLUS.  Hiji.  I.  p.  239. 

II,  Deel,  IX,  Stuk. 


%l%     Veelmannige  Kruiden. 


IV.  op  Kandia  groeit,  te  verwarren  met  de  voor- 
*Fxfv.L''  gaande  ;  dewyl  de  aangehaalde  van  den  Hoog- 
Hoofd-  leeraar  A,  van  Royek,  daar  toe  door  hem 
stuk.  betrokken  wordt,  By  aldien  de  Thora  met  Bla- 
J£"lwy'  den  VBn  Varkens- Brood  ,  by  J.  Baühinüs 
befchreeven,  daar  toe  behoore;  dan  zou  deeene 
inderdaad  weinig  van  de  andere  verfchillen. 

xtt.  j  %    (is)  Ranonkels  de  Wortelbladen  rondachtig 
Hartvormig  gekarteld ;  de  Stengbladen  Vin* 
fche.111""  gerachtig  getand ;  de  Steng  veelbloemig. 

Door  Breyn  is  deeze  Soort  van  Ranonkels 
gevonden  in  't  Hertogdom  Kasfuhen,  behoo- 
rende  tot  Agter-Pommeren,  waar  van  zy  den 
bynaam  voert.  In  geftalte  gelykt  zy  veel  naar 
de  volgende,  waar  mede  zy  verward  was  door 
J.  Bauhinus,  maar  't  Gewas  is  veel  hoo- 
ger  ,  met  fterker,  dikker  Stengen  en  grooter 
Bladen ;  zy  nde ,  die  uit  den  W ortel  voortkomen  * 
byna  gelyk  als  van  de  voorgaande  Soorten  of 
van  het  Water  -  Goudsbloem ,  dat  men  Dotter- 
bloem noemt. 

xtit.      (13)  Ranonkel  met  de  Wortelbladen  Nieryor* 

Jluricomut* 

Goudhaai-  mtg 
ïige. 

(12)  Rar.uncntus  Fol  Rsdicalibus  fubrorundo  -  cordatiscre- 
tizvs  &c*  Ran  rotundifol.  Vernus  Sylvaticus  major  vel  Cas- 
fubicus,  Fo'io  Thorae  ieu  Calth*.  BREYN  Prodr  l,p. 

Rünunculus  Fol.  Radicalihus  Reniformibus  crenatis 
incifis  &c  KRAM.  Auftr.  1*9-  H\LL.  Heh.  $z7.  Leys» 
Jird.  487.  FL  Succ.  46Z  ,  49S.  CoüAN  Monsp,  265-  Dalib. 
Par.  167,  H  Chff.  219-  R.  Lugdb.  490,  N  <?  Run  Nem. 
t  Sylv.  Folt  fakotundo.  C.  B.  Pin.  178,  Ran.  rotundlf. 

Vej. 


Polyandrie.  233 


wig  gekarteld  ingefneeden ;  de  Stengbladen  IV* 
Liniaal  gevingerd;  de  Steng  veelbloemig.  * 

(14)  Ranonkel  met  de  Wortelbladen  Hart vor-^^^ 
mig  gekarteld;  de  Stengbladen  drievoudig  jqv. 
gehoekt;  de  Steng  bym  driebloemig.  RïlZ?Jl 

Misdragci* 

De  bynaamen  drukken  eenigermaate  de  hoe- ge. , 
danigheden  uit  van  deeze  Soorten  ,  die  weinig 
verfchillen  ,  fchynende  de  laatfte  „  die  in  Noord* 
Amerika  groeit ,  als  "eene  misdragt  of  verbafte* 
ring  te  zyn  van  de  eertte.  Deeze  is  vry  gemeen , 
op  vogtige  Velden  ,  in  verfcheide  deelen  vaa 
Enropa ,  en  wordt  Goudhaairig  genoemd ,  we- 
gens de  kleur  der  Meeldraadjes  by  anderen  Zoe- 
te of  Zagte  Bofch  -  Ranonkel ,  als  geen  de  min- 
Ite  fcherpheid  hebbende  in  het  Loof.  Haar  Steng 
groeit  ,  volgens  J.  Baühinus  ,  tot  één  of 
anderhalf  Elle  hoog. 

(15^  Ranonkel  met  de  onderfie  Bhden gepalmd, 
de  bovenften  gevingerd ,  de  Vrugten  lang- 

werpig.  Water-* 

Haanevoer* 

Van 

Vemus  fylv.  J.  H.  Hifi.  III.  p.  341.  Ran.  Auricomus,  Ran, 
dulc.  Tragi.  Lob»  Ic.  669* 

(14.)  Ranunculus  Fol.  Rad.  Cord.  crenatis  &c.  R.  Lugdb. 
490.  M.  7.  Gron.  Ptrg,  166.  Ran.  Virgin,  Florc  parvo  , 
molliori  folio.  HERM.  Lugdb.  514.  BOERH.  Lugdb.  I.  p.  3*. 

(1$)  Ranuneulus  Fol.  inferioribus  palmitis  &c.  GORT.  Belg. 
p.  155.  KRAM.  Auftr.  159.  HALL.  Helv.  323.  GoUAN  Monsp* 

P  5  26$. 

II.  Deel.  IX.  Stuk. 


234      Veelmannigé  Bruiden. 


vige. 


W  Van  een  geheel  anderen  aart  is  deeze,  die 
AfdeeL 

Xlfj  *  doodelyfc  gezegd  wordt  te  zyn  voor  het  Vee, 
Hoofd-  ten  rmnfte  voor  de  Schaapen;  dat  echter  te  ver- 
wonderen is,  daar  zy  zo  algemeen,  zelfs  inde 
Broekige  Weiden,  doch  meestal  aan  de  kanten 
der  Slooten ,  in  onze  Nederlanden  en  door  ge* 
heel  Europa  groeit;  komende  dus  dikwils  on- 
der 't  Hooy.  Men  ziet,  echter ,  dat  zy  van  het 
Vee  niet  afgefchooren  wordt.  Lob  el  zegt,  dat 
zy  te  houden  zy  voor  de  allerheetfte  der  Haa- 
nevoeten  ,  wordende  ,  misfehien  wegens  haare 
uitwendige  nuttigheid,  van  de  Boeren,  in  lom* 
mige  deelen  onzes  Lands,  Jichtkruid  geheten. 
Anders  noemt  menze ,  gemeenlyk.  Water  -  Haa- 
mvoet. In  Menfehen  zou  dit  Kruid  ,  gegeten 
zynde,  het  onwillig  Lachen,  dat  men  RifusSar- 
nius  noemt  ,  veroirzaakt  hebben.  Hierom  noe- 
men fommigen  haar  Apium  Rifas  of  Apium  Sar- 
donium;  de  Franfchen  ,  om  dat  'er  de  Kikvor- 
fchen  zig  veel  by  onthouden,  Grenouillette ,  de 
ï>uitfchers  Frofchpepfer ,  dat  is  Vorfchen  -  Peper* 


XVI, 

Ranuncu- 
lus  Aconi- 

tifnliut. 

Akoniet- 

bUdi±Q. 


(16)  Ranonkel  met  alle  Bladen  in  vyf  Lancet» 
vormige  Slippen  gedeeld  ,  die  Zaagt andig 
ingefneeden  zyn. 

In 

26 s*  Ger.  Prov.  385.  Ft.  Suec.  46?  ,  499»  R.  Lugdb.  490» 
N.  8.  Rsnunc.  Paluftr.  Apii  folio  la?vis.  C.  3.  Pin.  igo.Ran. 
Sylv.  pr  mus.  Dod.  Pempt.  Ran.  Tal.  rotundiore  folio. 

lOB  h.  669. 

(16  Ranunculus  Fol.  omnibus  quinatis  Lanceolatis,  inci- 
fó-feaatis.  Kram»  Auftr.  159.  Hall*  Ilelv.  325.  FU  Suec. 

II. 


POLYANPRIA.  &35 

In  de  Tuinen  mdakt  deeze  een  fierlyk  Bloem-  IV. 
gewas,  met  dubbelde  witte  Bloemen.  Zy  komt*™**1" 
metenkelde,  die  klein  of  groot  zyn  ,  in  Swit-  Hoofd* 
zerland  en  elders  op  hooge  Bergen  voör.  Hal-stuk# 
ler  merkt  aan,  dat  zy  op  de  Jura  drie  of  vier n£%ol)gy 
Voeten  hoog  groeit ,  doch  op  de  Alpen  ter  laag- 
te blyft  van  een  Span. 

(*)  Ranonkel  met  gepalmde  effene  ingefneedene  *. 
Bladen,  een  regtcpftaande  Steng  en  Lini- \fjfp£*\ 
aale  Blikjes.  mfliimt. 

Platanus- 

Deeze,  de  Bladen  niet  tot  aan  den  Steel  toebiad,ge* 
verdeeld  hebbende  ,  en  hooger  groeijende  met 
grooter  Bloemen ,  wordt  als  een  byzondere  Soort 
aangemerkt,  doch  zal  waarfchynlyk  flegts  eene 
Verfcheidenheid  van  de  voorgaande  zyn  ,  op 
welke  de  beide  Figuuren  van  Lob  el  en  Do» 
DONéus,  met  den  zelfden  Stempel  gedrukt, 
door  Hall  er  worden  aangehaald,  Zy  komt 
immers  ook  op  de  zelfde  plaatfen  voor.  Hal- 
ler  merkt  aan  ,  dat  de  Bladen  driekwabbig 
zyn  3  doch  de  twee  zydelingfe  Kwabben  verdeeld 
hebben ,  waar  door  zy  zig  als  gepalmd  of  vyf- 

dee- 

1T.  497.  R.  Lagdb.  490.  N.  io.  Ran.  Afóht.  Aconiti  folio  , 
albus,  Flore  majore.  @.  Fl.  minore  J%  Fl.  multiplïci.  C.  B. 
Pin*  179»  Ran.  Mont.  tertius.  Clus.  Pan».  368.  Ran. 
Fl.  albo.  Dod.  Pempt.  429. 

{*)  Ranunculus  Fol.  palmatis  tevibus  incifis ,  Caule  ere&o  > 
Bradeis  Linearibus.  Mant.  79.  Oed.  Dan.  m.  J.  B.  Hifi. 
iiU  P'  860.  Ranunculus  albus  Fl.  timpHd*  ZOTS.  Ic.  6G%> 
Ran.  Montanus  quartus.  Clus.  Pann*  Ic.  p.  370. 


II.  deel.  ix.  Stuk. 


ajó     Veelmannige  Kruiden. 


IV.  deelig  voordoen:  de  Bloem,  zegt  hy,  is  een 
Afdeel.  Dujm  breed  en  wit .  het  Krui(j  heeft  weinjg 

Hoofd-  fcherpte. 

STUK. 

xvn.  Ranonkel  met  'drievoudige  effenrandige 

U*ïiï™i-  Lancetvormige  Bladen. 

€US* 

iilynfche.  ]\Tjet  alleen  in  Illyrie,  tegenwoordig  Sclavo- 
nie  genaamd  ,  maar  ook  in  andere  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  en  zelfs  in  de  Noordelyke, 
fchynt  de  Natuurlyke  Groeiplaats  te  zyn  van 
deeze  Soort ,  in  onze  Nederlanden  vreemd ,  zo 
Dodon  jeu  s  aanmerkt.  Derzelver  Wortel  is 
een  Knobbel  van  dergelyke  Bolletjes  ,  als  de 
Wortelbolletjes  van  het  zo  even  befcbreevene 
Speenkruid  zyn  5doch  wat  langwerpiger  :zy  heeft 
ronde  Stengetjes  van  óén  of  anderhalf  Voet  hoog, 
met  Bladen  als  gezegd  is ,  eenigszins  Wollig,  en 
op  den  top  bleek  geele  Bloemen. 

xviir.  08)  Ranonkel  fnet  drievoudige  en  dubbeld  drie- 
'Afiaucus.  voudige  Bladen .  de  Blaadjes  driedeelig  in- 

gej needen ,  de  Steng  van  onderen  Takkig. 

Tot 

(17)  Ranunculus  Fol.  ternans  integerrrmis  Lanceolatis. 
Gf.R»  Prov.  386.  GouAN  MonsptiSs.  FL  Su?c.  471,  500, 
IL  Cltff.  230.  R.  Lu%db.  491.  N.  15.  Ranunc.  anguftif.  Gra- 
itiofa  Radice  ,  major  &  minor.  C.  B.  Pin*  181.  Ranunculus 
grumofa  Radice  quartus.  Clus.  Hifi.  I.  p.  240.  Ranunculus 
lllyricus.  Dod.  Pempt,  428.  LOB.  h.  671. 

(is}  Ranunculus  Fol.  ternaris  biternatïsque  &c.  MIll.  Di&* 
T.  2x6.  Ranunculus  Fol.  tripartitis  laciniatis  &c.  H.  Cliff. 
a$o»  Ups.  15^.  R.  Lugdb.  490.  N*  11.  Ran.  Grumofa  Rad. 

Ra- 


PolyAndria*  237 


Tot  dceze  Soort  behooren  de  gemecne  Tuin-  IV. 
Ranonkels,  door  haare Wortels, die  men Klaau* ^^Li 
wen  noemt  en  door  haar  Gewas  t'over  bekend.  Hoofde 
Van  Konülantinopolen  zyn  dezelven  in  de  Tui-*TÜK* 
nen  van  Europa  overgebragt  en  voortgeteeld«B,^f^y" 
Zy  vallen  ook  in  Syrië  en  Barbarie*  Men  vindt 
'er  vier  Afbeeldingen  van  ,  op  eenen  zelfden 
Stempel,  by  Clusius,  Lobel  en  Dodo* 
wéus.  Deeze  vertooncn  haar  met  eene  dubbe- 
le Bloem  ,  waar  van  de  Verfcheidenheden  in 
Kleur,  by  de  Bloemiflen  met  byzondere  Naa- 
men  getyteld  ,  oneindig  zyn.  Het  verfchil  van 
de  Wortelen  en  9t  Gewas  ,  als  ook  van  de  en- 
kelde  ,  dubbelde  en  Kinderende  Bloemen ,  is  door 
den  vermaarden  Morison  in  tien  Afbeeldin- 
gen  5  opeen  geheele  Plaat , aangeweezen*  Tour* 
kefort maakt  'er  drieendertig  Soorten  (*)  van, 
en  Boeuhaave,  denzelven  volgende,  heeft 
'er  vyfentwintig  opgeteld.  Die  de  voornaamfie 
verfchillen  van  Kleur ,  deezer  fchoone  Bloemen, 
in  Plaat  wil  zien,  behoeft  flegts  het  Werk  van 
Weinmann  op  te  flaan.  Doch  door  't  zaai- 

jen 

Ramofus.  C.  B.  Pin.  igi.  Ram  Grum.  Rad.  Flore  flavo, 
albo,  phoeniceo  :  item  Asphodcli  Rad*ce,  Fio/e  Saoguineo 
&  prolifer  miniatus.  C:  B.  Pin.  18 1.  Ranunculus  Conftanti- 
nopoh'tanns.  ClüS.  Hisp.  528.  Pannou.  375,  Dod.  Pempt. 
430*  Ran.  Sanguineus  multiplex.  LOB.  Ic.  6yz,  MofLis.Hift. 
1U  S.  4.  T.  27.  WE1NM.  Kruidt.  Tab.  N.  84.9  852. 

(*)  LinnsüS  zegt  zesendertig;  ik  vind,  by  dien  Au- 
theur,  van  den  Ranunculus  Aftaiicui  maar  drie- en- dertig 
Soorten. 

XX»  Deel.  ix,  stuk, 


238     VeeLmannige  Kruiden» 


tv, 

Afdekl* 

XIV, 

Hoofd- 
stuk. 

xix. 

Ranuncu- 
lus Rutafo- 
lius. 

Wynruit- 
bladige. 


jen  komen  t'elkens  wederom  nieuwe  en  fland- 
houdende  veranderingen. 

(19)  Ranonkel  met  meervoudig  famengeftelde 
Bladen  9  een  geheel  enkelde  eenbladige  een* 
bloemige  Steng  en  een  knobbeligen  Wortel. 

Op  de  hoogde  Bergen  van  Ooftenryk  groeit 
deeze  ,  die  Bladen  als  van  Wynruic  uitden  Wor- 
tel voortbrengt  >  en  Stengetjes  met  aangenaam 
roode ,  of  ook  Goudkleurige  Bloemen ,  waar  van 
men  'er  heeft  die  dubbeld  of  volbladig  zyn. 


xx. 

Glacialis. 

Ys-Ranon- 

kei. 

XXT. 

\Nivalis. 
Sneeuw- 
kanonkeUJ 


(?o)  Ranonkel  met  ruige  Kelken  %  iweebloemi- 
ge  Stengen  en  veeldeelige  Bladen* 

(ai)  Ranonkel  met  een  tuigen  Kelk  en  eenbloe- 
mige  Steng;  de  Wortelbladen  gepalmd ;  de 
Stengbladen  veeldeelig  ongejteeld* 


(22) 

(<S>)  Ranunculus  Fol.  fupradecompofitis  &e.  ff.  Cfiffl  -So* 
Tl.  .49 1  •  N.  \i.  Ranunc.  Rutaceo  folio,  Fl.  iuaveru- 

bente.  C.  B.  Pin.  m.  Moris.  Hifi.  II.  S.  4»  T.  31.  f*  544 
KRAM.  Auftr.  itfo,  HALL.  Flor.  1165. 

{20)  Ranunculus  Calycibus  hirfutis ,  Caule  bifloro  ,  Fol.  mul- 
fifidis.  Üï.  Suec.  464  ,  soi.  Fl.  Lapp.  233.  T.  3.  f.  1.  Ran. 
ftiont.  purp.  Calyce  villofo.  J.  B.  Hifi.  III.  p.  858.  Scheuchz. 
\Alp.  3  39.  T.  20.  f.  1.  OED.  Dan.  T.  19.  Ranunc.  Alp.  Co- 
tiandri  folio.  BARR.  1c»  456- 

(zi)  Ranunculus  Cal.  hiifuto,  Caule  unifloro,  Fol.  Radt- 
calibus  pattnatïs  &e.  FL  Lapp.  232.  T.  3.  f.  2,  3.  ,Fl.  Suee. 
4651  502,  Hall.  Helv.  326.  Ranunculus  minimus  Alp.  Iw- 
leus.  J.  B.  Hifi*  ÜU  p.  s6i« 


P    O    t    Y    A    N    D     R    I    A.  239 

(2:2)  Ranonkel       byna  Hartvormige  Jlompe,  IV. 
driedeelige  Wortelbladen  ^  de  Slippen  drie*  ^*®^L* 
favabbig  ;  het  Stengblad  Lancetvormig  ef-  Hoofd- 
fenrandig;  de  Steng  byna  eenbloemig.  stuk» 

Ranonkel  met  driedeelige  gekwabde  Jlom  i^AiplT 
pe  Bladen,  de  Steng  byna  makt  en  een- ^7PHche- 
bloemig.  xxni. 

Lappon*  m 

(24)  Ranonkel  met  driedeelige  gekartelde  Bla  -  e^\m^ 
den  en  een  enkelde  Haairige  byna  naakte  {"che- 
eenbloemige  Steng.  %£sf^ 

tlacus 

Deeze  vyf  Soorten  ,  door  haare  bepaalingen  Montpel- 
.onder fcheiden  ,  en  meer  of  min  naar  elkander  11  1 
gelykende,  zyn  Berg  -  Ranonkeltjes  van  weinig, 
ja  fommigen  naauwlyks  een  Handpalm  hoogte^ 
verfie,rende  de  Laplandfche  en  Switzerfche  Ge- 
bergten* De  laatlte ,  die  een  groote  Goudkleu- 
rige Glanzige  Bloem  heeft ,  groeit  by  Mompel- 
lier  op  Steenachtige  plaatfen ;  die  Alpifche  ge- 
bynaamd  is,  op  de  Bergen  in  Switzerland ,  Oost- 
eniykenProvence. 

(22)  Ranunculus  F9I.  RadicalibuS  fubcordatis  &c.  Ran. 
Cüuie  aphyHo  unifloro.  HALL.  Helv.  i%6.  Ran.  Alp.  humi* 
lis  rotundifolius*  C.  B.  Pin.  lil.  GER.  Prov.  386.  SEG. 
Ver.  1.  p.  489.  T.  iz.  f.  1.  Ran.  montanus.  Don.  Pempt% 

(23)  Ranunculus  Fpt.  tripartitis  lobaris  obtüfis  Sec.  FU  Lapp. 
331.  T.  3.  f-  4*.Fl.  Suec.  461,  503.  OED.  Den   144,  3  *1. 

{24;  Ranunculus  fol.  trïpartitis  crenaris  &c.  SAUY.  Monsp  m 
ïgi.RanancuIus  Saxatilis  raagno  Flore.  C.B«  Fin.  mt Prodr. 
GOUAN  Monsp.  266. 


U%  Dia.  IX.  $rm> 


$4®       Veelmannige  Kruiden, 


IV.  («25)  Ranonkel  met  omgeboogen  Kelken ,  gcjleuf* 
^xivrEL#  de  Bloemjleelen  ,  een  opjiaande  veelbloemige 
Hoofd»  Steng  en  famengejlelde  Bladen. 

stuk. 

iSur.cu.  Wegens  haaren  Wortel,  die  naar  een  Knol- 
ihBuibo-  ietje  gelykt  ,  voert  deeze  te  regt  den  bynaam. 
^Knoiwoi-Men  noemtze  in  de  Nederlanden  St.  Anthonis 
tei,ge*  Raapje ,  misfchien  wegens  de  fcherpte  en  bran- 
den ie  hoedanigheid  van  deezen  Wortel,  die  als 
een  Schroeiend  Middel  gebruikt  kan  worden  , 
om  Gezwellen  te  openen  ;  zynde  fomtyds  op 
Peftbuilen  gelegd  geweest.  Aan  haare  lang  ge- 
ftrekte,  ruige,  driekwabbige  Bladen  is  deeze  Plant 
kenbaar.  Haar  Steng  bereikt  ongevaar  een  Voet 
hoogte  en  draagt  fchoone  Saff.  aankleurige  Bloe- 
men 3  die  in  de  Tuinen  dikwils  dubbeld  voor- 
komen.  De  Natuurlyke  Groeiplaats  is  in  Vel- 
den en  Weiden,  door  ons  geheele  Wereldsdeel. 
Hier  komt  zy  veel  aan  den  Ysfel  voor.  In 
Switzerland  ,  zegt  de  Heer  H  a lle r,  is  zy 
gemeen  in  de  Tuinen,  Velden  en  aan  de  We- 
gen :  niet  minder  by  Weenen  en  op  de  Eiland* 
landjes  in  den  Donau- Stroom}  als  ook  op  Vel- 
den en  Heuvelen  in  Karniolié. 

(25)  Ranunculus  Calycibus  retroflexïs,  Pedunc.  fulcatis  &c* 
GoRT.Zfe/g.  156.  HALL.  Helv.  125.KRXM.Au/lr.  160.  GouAN 
Monsp.  266  Ger.  Prov»  586.  FU  Suec.  495 ,  504,  Ran. 
Radice  {ïmplici  globofa.  H.  Clifi.  230.  R«  Lugdb.  491.  Ran» 
Prat.  Rad.  verticilli  modo  rotundd.  C.  ü.  Pin.  179.  Ran. 
Buïbofös.  FL  Lapp.  229.  Lob.  Ict  667.  Ran.  ttjbcrofus,  Dod» 
F  trapt.  431, 


PoLYANDklA.'  iUI 


(26)  Ranonkel  met  uitgebreide  Kelken ,  ge-  IV, 

Jleufde  Bloemjleelen ,  roortloopende  Ranken*™^1* 

en  famengejlelde  Bladen.  Hoofd- 
stuk:, 

Voor  't  overige  komt  deeze ,  buiten  't  verfchil  xxn. 
dèr  Wortelen ,  die  zy  Vezelig  heeft,  in  öeftal-^^f 
temet  de  voorgaande  overeen.  Niets  gemeener  Kotet&toè- 
vindt  men  by  ons  in  vette  Grasweiden  dan  dit 
Onkruid  j  't  welk  men  'er  om  die  reden  ,  en  we- 
gens de  Kleur,  Boterbloemen  tytelt.  Dat  Do- 
r>0Néus  ze  onder  de  Tuin  -  Ranonkelen  telt* 
is,  om  datze  'er  dikwils  als  een  Onkruid  groei- 
jen  en  wegens  de  voortloopeöde  Ranken  gehaat 
zyn  (¥).  Geen  fcherpte  heeftin  het  Kruid  plaats  % 
dat  als  een  dienftige  Stooving  toe  Aambeijen  door 
C  hom  el  opgegeven  wordt*  Somtyds  vindt 
menze  met  dubbelde  Bloemen.  Door  geheel 
Europa  is  dit  Onkruid  ,  op  gezegde  plaatfen  , 
gemeen  en  groeit  ook  aan  de  Kaap  der  Goede 
Hope ,  volgens  den  Heer  Bdkmannüs» 

W) 

(%6)  Ranmcülus  CaJycibus  patufis  &c  Gort,  Belg.  r56* 
GOUAN  Monsp.  266.  GER.  Prov*  KB  AM.  Auftré  &C«  &c.  Ran; 
Fiat.  repens  htriutas.  C  B.  Pin,  179  PI*  Lapp*  230»  Ra- 
wüt&ulus  hortentis  primus  Dod*  Pempt.  42 5.,  Ran,  Prat.  & 
Hotrenfis  repente  Cauliculo.  Lob  le.  664* 

(*)  Dc  Heer  Haller  zegt,  dat  de  Steng  van  dit  Kruid, 
langs  den  Grond  kruipende,  daar  in  Wortel  fehfet.  'tts  waar, 
doch  dan  zyn  zy  niet  meer  Stengen  ^  maar  Ranken;  dewyl 
het  nog  andere  Stengen  heeft,  van  omtrent  een  voet  hoog, 
zig  tuslchen  't  Gras  verheffende.  Hierom  hidi  Linnjtjs  ook 
daar  van  gezegd  Sarmemh  ±  thans  Stolonibus  reptantikus* 

Q 

IU  DSIL,  IX  STUK, 


242.      Veelmannïce  Kruiden» 


IV.  (27)  Ranonkel  met  uitgebreide  Kelken  5  ge- 
*Fxivï*  Jleafde  Bloemleelen,  opjlaande  stengen  en 

Hoofd-  veeldeelige  Bladen. 

STUK.' 

xxvii.  Ranonkel  met  uiteebriide  Kelken ,  ronde 

lm  poiya**  Bloemjieekn  en  driedeelig  ingejneeden  Bla- 

vtdbioc-  den  5  de  bovenflen  Liniaal 

mige. 

xxvtiu     Veel  gelyken  deeze  beiden  naar  malkander. 
veM-rHaa-De  eerfte,  hoewel  ook  in  vette  Weiden  inde 
nevoet.     Betuwe  groeijende  ,  is  op  ver  naa  zo  gemeen 
niet  als  de  laatfte  ,  die  door  geheel  Europa 
voorkomt  in  de  Weidlanden  ,  en  dikwils  de 
Voortloopende  vergezelt.   Men  noemtze  ook 
Boterbloemen  ,  en  de  Bloemen  zyn  niet  minder 
glanzig  fchoon  geel  5  komende  insgelyks  dub- 
beid  voor.   De  reden  ,  dat  D  o  d  o  n  é  ü  s  ze 
Tuin  -  Ranonkel  heet,  is  even  de  zelfde  An- 
ders noemt  menze  ook  wel,  wegens  de  fvmm 
der  Bladen  y  met  andere  wilde  Soorten ,  Haa- 
nevoet ,  in  't  Engelfch  Crowfoot ,  in  't  Franfch 
Basjïnet ,  Pied  de  Corbin  of  Pied  de  Coq.  't  Ge- 
was 

(27)  Ranuneulus  Cal,  patulis  &c.  GOKT,  Belg*  156.  Fl. 
Suec.  467 ,  507-  Rnnuuculus  polyaüth.  fimplex.  Lob»  Ie  666. 
Ran.  fylv*  TABtkn.  Ie.  4* ,  Hij.  117. 

(28 )  Ranuneulus  Cal.  patulis  &c.  Gort.  Belg.  157.  Kram. 
Auftr.  161.  HALL.  Helv,  325.  GoüAN  Monsp.  z66.  Ger. 
Prov.  3S7»  Ran.  Fol.  peitatis  quïnquangul.  multipartitis  &e. 
H.  Cliff.  231.  R.  Lugdb.  492.  N,  18.  Ran.  Prat,  ere&us 
acris.  C.  B.gPitf.  178.  Ran,  Hortenfis  alter.  D©r>.  Pempt*  416. 
Ran.  Pratenlïs  fmrc&is  Caul.  Lob*  Ic.  665. 


Was  verfchilt  aanmerkelyk  ,  inzonderheid  het  IV. 
Loof,  dewyl  de  Bladen  Schildvonnigj  vyfhoe  A™®Et* 
fcig>  veeldeelig  zyn  i  en  fomtyds  m  't  midden  Hoofd* 
een  donkere  Vlak  hebben  ,  dat  eene  Verfchei  4TtJ*« 
denheid  uitmaakt.  „S°lur 

Dèeze  Soort  heeft  haafen  bynaam  van  het  fcher- 
pe  Sap  ,  in  de  Bladen  huisveflende  ;  weshalve 
het  Rundvee  dit  Onkruid  (taan  laat.  Men  kan 
het  tot  een  Blaartrekkend  middel  gebruiken  f 
en  *  door  hetzelve  op  't  Gewricht  der  Handen 
te  leggen,  zou  de  Koorts;  op  andere  Deelen, 
de  Jicht  genezen  zyn* 

(29)  Ranonkel  met  uitgebreide  Kelken ,  ronde  xwx* 
Bloemfieelen  ,de  Stehg  en  Bladjieelenridg  tT* 


>  anti- 


dC  Bladen  driedeelig  gekwabd ,  gekarteld  en^!^^ 
Fluweelachtig  gehaaird. 

De  vermaarde  Hallerus  vondt  deeze  Soort, 
die  zig  door  haare  grootte  en  ruigte  inzonder- 
heid onderfcheidt ,  naauwlyks  genoegzaam  ver* 
fchilleode  van  de  voorgaande*  Zy  heeft  de  Sten- 
gen wel  eens  zo  hoog  ;  cc  Bladen  byna  als  die 
van  den  Wyngaard  ,  van  het  Oijevaaisbek  of 

Na- 

(19)  Ranunculus  Cal-  pitulte  &c.  GouAN  MonsD.  266é 
Gkr.  Pr$v.  287-  Gort.  Belg.  157.  ksam.  Auftr.  161.  Hall. 
Helv.  3*5.  Oed.  Dan*  397.  tlan.  raontanus  Lanug  n  lus , 
Fol*  Rnn.  Prat.  repentis.  C.  B.  Pin.  is*.  Prodr.  96  $0 
Rnn.  montanus  ftibhitfutus  ,  Geranii  folio.  C.  B.  Pin  182* 
LatifoUus.  ld.  P rodr.  96.  T.  96.  Ran.  nemorofus  hirlutus 
fol.  Caryophyilatae.  LORS*  Prusf  220,  T4  71* 

qa 

II.  DSEL*  IX •  STUK.j 


444-     Veelmannige  Kruiden 


IV.  Nagelkruid.  In  Bosfchen  en  op  Gebergten  komt 
AFxiv£L'  zy  ln  vcrfcheide  deelen  van  tëuropa  voor ,  jat 
Hoofd*  volgens  Boerhaave  ook  in  de  Nederlanden* 

STUK» 

xxx.  (30^  Ranonkel  met  omgeboogen  Kelken  ,  ge- 

lls'curo-  Jleufde  Bloemfteelen  >  een  regtopf taande  een* 

?hyllus\L  .  bloemige  Steng ,  de  Bladen  famengefleld  Li* 

Keivelbla"  .    ,  Tii» 

dige.  veeldeehg. 

Deeze  wilde  Ranonkel  met  Kervelbladen  en 
Wortels  als  de  Asphodillen,  groeit  in  Vrank* 
ryk  en  Italië,  De  Wortel  bertaat  uit  een  Klomp- 
je van  kleine  Bolletjes,  met  lange  Vezeldraaden 
doormengd ,  zegt  Bauhinus,  en  de  Bladen 
gelyken  naar  die  van  het  St.  Anthonies  Raapje, 
maar  zyn  fyner  en  als  die  van  de  Kervel  ver- 
deeld ;  de  Steng  een  Voet  hoog. 

Pdf* t  s  (*)  Ranonkel  die  ruig  is  ,  met  driekwabbige 
Kleintje.  *  ingefneeden  Bladen  ,  en  eene  regtopfiaandt 

byna  eenbloemige  Steng. 

By  Montpellier  en  in  Italië  groeit  dit  Ranon- 
kel- 

(30)  Rananeulus  Cal.  retroflexïs  &c.  GOUAN  Afonsp.  z66* 
GuETT.  Stamp  275.  DAL1B.  Par.  166.  ZiNN*  Coett  129* 
Ran  grurnofiL  Rad.  FoU  Ran*  bulbofï.  C.  B.  Pin.  xtu 
Prodr*  9S<  Ran.  Chaerophyllos  Asphodeli  Radice.  C.  B.  Pinm 
181.  Babr.  h.  58i.  Ran.  mont.  leptophyllos  Asphodeli  Ra- 
dice. Col.  Ecphr.  I.  p.  312.  T.  311. 

(*)  Ranunculus  hirtus  Fol  trilobis  incifis  ,  Caule  ere&o 
fubunifloro  Mant*  19»  Ran»  Aiveniïs  parvus  folio  tritfdo.  G* 
B.  Pin.  179*  Ran»  Saxatilis  minimus  hirfutus.  Id.  iZi.Predr* 
95.  Ran,  minimus  Apulust  Col.  Ecphu  314.  T%  31$» 


Polvandria.  245 


keltje,  dat  een  dun  ruig  Stengetje  heeft,  op  'c 
meefte  een  half  Voet  lang.  De  Bloem  ,  byna  Af^u 
gelyk  van  grootte  als  de  Bladen  en  geel ,  heeft  xiv. 
een  ruigen  Vliezigen  Kelk.  By  Aftrachan,  aan  a°OFD" 
de  Kaspifche  Zee,  heeft  de  HeerGMELiN  pJ 
hetzelve  ook  waargenomen,  naauwlyks  drie  ma. 
Duimen  hoog 

(31)  Ranonkel  met  Jlekelige  Zaaden  ,  de  bo-  xxxr- 
venjle  Bladen  meervoudig  farnengefield  Li  "lus  *Arven- 
niaal.  ^kket. 

Haanevoet. 

Deeze  Akker  -  Haanevoet ,  in  de  Bouwlanden 
op  veele  plaatfen  door  geheel  Europa  voorko* 
mende,  heeft  de  Zaadjes,  die  de  Hoofdjes  maa- 
ken,  aan  beide  kanten  ftekelig/t  welk  dezelve 
van  de  voorgaanden  genoegzaam  onderfcheidt. 

C32)  Ranonkel  met  Jlekelige  Zaaden  >  enkelde  xxxu. 
gekwabde Jtompe  Bladen  en  verfpreide  Sten-  ^eToom'- 
gen.  dc» 

Dit 

(*)  Rei/e  durcb  Ruü&ni*  Petersb.  1774*  W*  Th.  p,  196. 

Ranunculus  Sem.  aculeatis  Foi.  fup.  decompofitis  Li- 
nearibus.  GORT.  Belg.  157.  KRAM.  Auftr.  Jfii.  HAlL./if/v, 
323.  H.  Suee,  470  ,  $oi,  H.  Cliff.  229.  R*  /^49t)Km 
Arvenfis  echinatus.  C.  R*  Pin.  179.  Ran.  fylveftris  tertim» 
Dod.  Pempt.  427.  Ran.  Atvorum.  X.OB.  ïc.  66s* 

($2)  Ranunculus  Sem.  aculenis  ,  Foliis  Simpl.  &c.  GORT. 
Belg.  158.  GOUAN  Monsp.  267»  H.  Cliff.  219.  Ups.  157.  R. 
Lugdb.  491.  Rin.  paluftris  echinatus»  C.  B.  Pin.  \%o>Prodr. 
9S*  Ran.  Cret.  echinatus  iatifouus.  Alp.  Exot.  263.  T.  2<?2# 
].  B.  Hifl.  III.  p.  fet" 

!!♦  D*EL.  IX.  STUX, 


V£  EL-MA  NNI  GE  K  R  ü  ï  D  E  N. 


IV        Dit  is  een  Water  *  Haanevoet ,  voorkomende 
xïy    in  Slooccn,  Graften  en  op  vógtïge  Velden  ,  der 
Hoofjv  Zuidelyke  dcelen  van  Europa. Alp.nus beeldt 
STUk      dezelve  van  Kandia  af,  waar  uit  blykt,  dat  de 
vip.       blaadjes, op  lange  vSteelen  groeijende,  veel  naar 
Wyngaardloof  gelyki.n.  De  Bloempjes  zynkleiq, 
en  deeze  wordt  gezegd  een  niet  minder  branden- 
dende  eigenfehap  te  hebben ,  dan  het  voorgaan* 
de  \\  ater  Haanevoet   Zy  groeit  in  Vriesw  ind, 
op  de  K!ey  ,  in  laagtens  en  uitwateringen,  zo 
IvJ  ek  se  aar  tekent. 


geflipperde  fpüfe  ruige  Bladen  en  ver/prei" 


xxxm.      /co)  Ranonkel  met  gedoomde  Zaaden.  enkelde- 

9  ar  ijls* 

ïrT  i  ^  de  Stèmffl. 

K  emblae-  ö 

«  Behalve  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  zou 
^ezeook  in  Engeland  wjld  voorkomen  en  vol- 
gerfè  Boerhaave  een  inboorling  van  onze 
Neerlanden  zyn*  Zy  verfchik  van  de  voorgaan- 
de wrinij,  maar  de  Bloempjes  zyn  nog  kleiner 
en  de  Zaaden  in  plaats  van  Stekels  met  Knob- 
elt] es  gedoomd. 

■ 

(34)  Ranonkel  met  gedoomde  Elsvormige  om* 
gekromde  Zaaden  ,  omgeboogene  Kelken  en 


*tilü*  yeeldeeiige  Bladen* 


Csj) 


Ravuncu'ut  $em.   muricatïs  &C-  H?  DS.  Angl 
G&&T.  Êeig    i5  8    R-f).  b  Uiiu  anniïus  Fl.  m  nimo.  Pi  uk. 
&tm     »  i  5   f.  1.  R^j.  'AkiL  in.  p.  243.  T.  ia,  f, 

I.  MOR  IS  II.  p    ^40.  S.  4-   1    li'  f.  21. 

(3ij  liunur.cuiiis  Seiir.  Spinofo  -  Subu.latis  recuryis  &c. 


P    O    L    Y     A     N    D     R     I     A*  247 


(35)  Ranonkel  met  een  regtopjïaande  tweebla-  IV. 

dige  Steng  en  veeldeelige  Bladen  9  die  aan  ^™f^L* 

de  Steng  overhoeks  ongejleeld.  Hoofd- 
stuk. 

Deeze  beiden  zyn  in  de  Levant  zo  't  fchynt  R*^j^u$ 
door  Tour  ne fort  ontdekt,  ten  minfte  de  grandi/io* 
laarfte,die  Bladen  als  de  Monnikskappen  en  zeer  r^r00t 
groote  Bloemen  heeft.  Dezelve  zou  fieefter-  bloedige, 
achcig  zyn. 

(36)  Ranonkel  met  Draadachtig  Takkige  Bla-  Ff*™; 
den  ,  een  naakt  eenbloemig  Bloemfiengetje  Krorazaa- 
en  Zeisfenvormige  Zaaden.  dise* 

Deeze  groeit  niet  alleen  in  de  Koornlanden 
der  Zuidelyke  deden  van  Europa  en  van  het 
Oolfcen  ,  maar  komt  overvloedig  in  Ooftenryk 
by  Weenen  voor.  Het  is  een  zeer  klein  Plant- 
je, groeijende  by  Montpellier  naauwiyks  twee 
Duimen  hoog. 

C37)  Ranonkel  met  rondachtige  driekwahige  xxxvir. 
effenrandige  Bladen  en  eene  kruipende  Steng.  KXylbi^* 

(38)^ 

(35)  Ranuncu'us  Caule  ere&o  bifolio  &c.  R.  Lugdb,  492. 
Rsn.  Oriënt.  Acotuti  folio  ,  FU  rosximo  TOUBNF.  Cor.  22. 

(16)  RanuKculus  Fol.  Filiformi  -  ramoiïs  &c.  Gouan  Monsp. 
z6i.  H.  Ups.  157'  GRON.  Oriënt.  69*  KRAM  Aujtr.  16 1. 
JACC^  Vtbd  250.  Myofuros  fol.  t&móüs.  H.  CiifJ.  117. 
Luidb  +92,  Melampyrum  luteum  minimum,  C.  3.  Pin.  234. 
Ran.  Ceratocephalus  &c.  Moius.  Hifi,  \U  p.  #40*  S.  4.  T. 
z%.  f.  22. 

(37)  Ranuncu'us  Fol.  fubrotundis ,  trilobis  inregcrrirais  &c. 

Q  4  Gokt. 


1248     .Veelmannige  Kruiden. 


(3$)  Ranonkel  wet  vlottende  Stengen  \de  Bla» 

Aftafel. 

1  XIV>  *  <te  otóer  J^ter  Haarig  verdeeld  y  en  op. 

Hoofd-  hetzelve  Schüdvormig. 

STUK». 

x»xv,1l'  Van  decze  twee  Water- Ranonkelen  is  de 
luy  Aqua  eerftea  met  Klyfachtige  Bladen  ;  in  Europa  gantfch 
\^uende.  niet  gemeen.  In  lingeland ,  evenwel ,  groeit  zy 
overvloedig  en  komt  ook  ,  in  onze  Provincie , 
aan  den  Duinkant  5  by  Haarlem  voor»  Deeze 
ftrekt  haare  Ranken  zo  wel  langs  den  Grond  als 
langs  de  Oppervlakte  der  Wateren  uit*  De 
Bloemen  zyn  niet  geel  >  maar  wit  met  geele 
Meeldraadjes  (*)  ,  zo  Morison  aanmerkt. 
Zy  heeft  de  Bladen  heet  en  fcherp  van  Smaak. 

Gort.  Belg.  158  Dalib,  Par.  167.  H.  Clxft  nitK,  Lugdb. 
492.  Ran.  Aq  Hederaccus  luteus»  C*  B.  Pi»,  igo.  Moe*  II. 
3.  4.  T.  29  f.  29» 

Ranuncului  Caul.  natantibus,  Fol.  fubmerfis  Capilla- 
ceis,  emerfis  peltatis*  Gort.  Belg,  159.  Kram,  Auftr*  \6z* 
HALL.  Hefo,  3 18.  GOUAN  M»nsp.  267.  GER*  Prov,  388- 
Fl.  Suec.  11.  N.  5C9-  PV.  Z,<^>/>.  2J4,  R.  Lugdb.  492.  Ran. 

Aquat.    Fol.  rotundo  &  Capilhceo.  C.  B.  Pi».  180.  Barr. 

Jc.  365.  Ran;  Aquaülis.  DOD.  Pempt.  587.  Ran*  Aq»  Hepa- 

licae  facie.  LOB  Ict  li4  35,  ^  Ranunc.  Fol.  omnibus  Capil- 

laceis.  E.  Giff*  Hall,  &c.  Pluk*  Alm.  311.  T.  52*  f.  s,*. 
Ran-  Aq.  CapiÜaceus»  Cv  B.  Pi»,  180.  Ran*  tiichophyllos 

&e  COL.  Ecphr.  I.  p.  3I54  x.  3ï6.  Miliefol.  Marathriphyllon* 
Lob*       7yi-  |.  Kn,  aibus  fluitans  Peucedam'  foJiis.  Herm. 

Lurdb.  492»  M-ilefol*  Aq.  jeoU  Foeniculi,  Ran.  Flore  &  Ca* 

pituio.  C  b.  Pi»  141*  Barr,  7<\  3£6. 

(*    Scmtyds  komen  'er  maar  vyf  Meeldraadjes  in  vopr^ 

$egt  LlKNiEUS  ,  in  H.  Citffm 


POLYANDRIA.  249 

De  andere  komt  met  aaDmerkelyke  Verfchci-  IV. 
den  heden  door  geheel  Europa,  alleenlyk  in  en  *F^EL* 
onder  Water ,  voor.  Men  vindtze  met  Bladen  üqofu- 
op  het  Water  leggende  t  die  Schildvormig;  datSTUK:* 
is  met  het  Steekje  in  't  midden  ingeplant  en  drie-^/3^" 
kwabbig  zyn ,  doch  met  de  Kwabben  wederom 
verdeeld  ,  altoos  breed  en  glanzig.    Hier  van 
geeven  Lobel  en  Dodon^üs  (f)  een  taa- 
rnelyk  goede  Af  beelding ,  doch  zo  voortreffelyk 
niet  als  die  van  Barrelier,  door  wien  ook 
een  Water  -  Ranonkel,  met  enkel  Venkelbladen, 
in  Plaat  vertoond  is*  Van  de  zodanigen  komen 
Verfcheidenheden  voor  ,  naar  dat  gedagte  Bla- 
den van  omtrek  volkomen  rond,  of  ongeregeld, 
of  langwerpig  zyn.  Deeze  laatfte,  welke  ook 
Water  -  Duizendblad  met  Venkelbladen  genoemd 
is ,  heeft  de  Bloem  grooter  dan  de  anderen ,  een 
Duim  breed,  zo  de  Heer  H  alle  &  zegt,  die 
het  denkbeeld  van  den  geleerden  L  u  d  w  i  gius 
niet  onwaarlchynlyk  keurt ,  dat  naameiyk  alle 
de  gedagte  vier  flegts  veranderingen  mogten  zyn 
van  eene  zelfde  Plant.  Ondertusfchen  komen  zy 
in  onze  Nederlanden  ,  gelyk  in  Switzerland  ea 
elders  op  byzondere  plaatlen ,  in  Beeken ,  Sloo- 
ten,  Graften,  Vyvers  en  andere  Wateren ,  zo 
binnenlands  als  aan  den  Duinkant  voor  en  ver- 
fleren  derzelver  Oppervlakte ,  met  haare  witte 
geeldraadige  Bloempjes ,  ongemeen* 

Zon- 

(f)  De  gebrekkelyke  aanhaaling  van  Dod.  Pempt.  387,  in 
Sp*  Plant.  Ed.  1  &  IU ,  ïs  door  Hall.Gort«  en  anderen  gevolgd. 

IU  DEELi  IX*  STUK* 


250     Veelmannige  Kruiden."1 


IV*       Zonderling  is  3t  9  dac  van  dit  uitgebreide  Ge- 
Afü^  kl  fljwtj  \  w?lk  in  ons  Wercldsdeel  zo  veele Soor- 
Hoofd    ten  en  Verieheidenheden  uitlevert  5  tot  neg  toe 
stuk.     geene  in  Oostindie  gevonden  zyn.  In  '\rabie 
vi^elwy'  kwam  den  Heer  Forsiuohl,  behalve  de 
Kervelbladige ,  in  een  Graft  by  de  Stad  Taas, 
een  Ranonkel  voor,  welke  hy  Veeldeelig noemt. 
De  Hoogleeraar  N.  L.  Burmannus  telt  vier 
Soorten  van  dit  Geflagt ,  uit  het  Oldenlandfche 
Kruidboek ,  als  Inboorlingen  van  het  Land  by 
de  Kaap  der  Goede  Hope :  naamelyk  onze  Veld- 
en Water  -  Haanevoet ,  de  Wollige  en  de  Bo- 
terbloemen. 

Trollius.  Drolbloem. 

De  Kenmerken  van  dit  Geflagt  zyn ;  ge  ?n  Kelk  9 
omtrent  veertien  Bloemblaadjes  en  veeie  Eyron- 
de  veelzaadige  Zaadhuisjes  famengehoopt. 

Men  heeft  'er  twee  Soorten  van*  naamelyk 

i-  (i)  Drolbloem  met  Oogluikende  Bloemen ,  da 
~£uZf*u$  Honigbakjes  van  lang  te  als  de  Meeldraadjes* 

Euiopiidi.         ^  Bergvelden  door  geheel  Europa  3  zo 
wel  in  Lapland  als  in  Ooftehryk,  Switzerland 

en 

(i)  Trollius  Coro'lis  conniventibus  &c  Sy/l*  Nat.  XIX  m 
Gen.  700.  p.  <8o#  Veg.  XIII.  p.  *3i*  Heileb.  Fl.  chufo  &c. 
FL  Suec.  474»  510.  Heil.  Fol.  angul,  multifidis  ,  Fl.  globo- 
fo.  H.  Clijf.  227.  R*  Lu?db.  484»  Ran.  montanus  Aconitï 
folio,  Fl.  globofo.  C.  B.  Pin.  182.  Ran.  Flore  globofo.  Död* 
Fempt.  430.  Ran  mont.  Alp.  glomeratiis.  Loji.  ïc.  675.  Tiol. 
Jius  Fios.  RüPP.  Jen. 


P   o    L    r    A    N    D    R    I    A#  251 


en  Provence,  groeit  dit  Kruid,  dat  een  fieriyke  IV. 
Bloemplant  in  onze  Tuinen  uitmaakt.  Men  heeft  lFxD^L' 
hetzelve  ,  in  't  Hoogdunfch ,  Drollblume  gehc-  Hoofd- 
ten  ,  wegens  de  figuur  der  Bloem  ,  waar  vanSTUK# 
misfchien  de  Latynfche  naam  ,  door  GESNE^i^' 
rus  'er  aan  gegeven ,  zyne  afkomst  heeft.  Men 
heeft  het,  met  To urnefort,  tot  het  Ge- 
Aagt  van  Nieskruid  ,  waar  het  naby  aan  komt, 
betrokken  gehad.  De  Bladen  gelyken  naar  die 
der  Monnikskappen, zyn  rond  van  omtrek, doch 
tot  den  Steel  toe,  op  wiens  end  zy  liaan,  vyf, 
kwabbig  ingefneeden  met  dé  Kwabben  nog  meer 
verdeeld,  Tusfchen  dezelven  komen  enkelde 
Stengen  voort,  van  anderhalf  Voet  hoogte,  op 
k  end  een  geele  Bloem  hebbende  ,  die  zig  als 
een  gellooten  Bolletje  vertoont,  hebbende  ten 
minfte  twaalf  Bloemblaadjes ,  in  malkander  zich- 
tende en  ontelbaare  Meeldraadjes  befluitende  , 
die  een  getal  van  twaalf  tot  zestien  Stampers 
omringen ,  en  daar  op  volgen  even  zo  veel  Haauw- 
achtige  Zaadhuisjes.  Op  de  Alpifche  Bergen, 
zegt  de  Heer  Haller,  geeven  deeze  Bloe- 
men een  aangenaamcn  Geur. 

(z)  Droibloem  met  uitgebreide  Bloemen  >  de  T*j£  ■ 
Meeldraadjes  korter  dan  de  Honigbakjes.  Afiaucuu 

Aüatiftix. 

f2)  Trollius  Coroll*  patulis ,  Neftariïs  Stamlne  longlori- 
bus*  Helleb.  n?g.  Oriënt.  Rau.  folio,  toubnf.  Cor.  20., 
Helieb.  Aconiti  folo,  Fiore  globofo.  Cr  >  co  Amm.  Rutb. 
301.  Trollius  huraiiis  Flore  patulo.  BüX.b.  Cent*  I.  p.  15, 
T.  22. 


11.  Deel  IX»  Stuk. 


Vee  lm a nni ge  Kruiden. 


IV.       In  Siberië  en  Kappadocie  ftelt  Lïnnjeüs 
*FxivEI"  ^e  Groeiplaats  van  deeze  Soort,  die  weinig  van 
Hoofd-  de  voorgaande  verfchilt ,  dan  door  Goudgeele 
stuk.     Honigbakjes  ,  gaapende  hoog  geele  Bloemen  en 
Jglllwy"  Vrugtbegmzels  of  Stampers  die  uitwaards  ge- 
boogen  en  als  leggende  voorkomen.  Het  Plant- 
je groeit  naauwlyks  een  Span  hoog  en  beminc 
de  hoogfte  Bergtoppen  ,  daar  de  Sneeuwwate- 
ren af  vloei  jen,  zegt  Büxbaum,  die  hetzelvq 
3n  Kappadocie  waargenomen  hadu 

Isopyrüm. 

Geen  Kelk,  vyf  Bloemblaadjes  ,  driedeelige 
Honigbakjes  ,  die  Pypachtig  zyn  en  kromme 
veelzaadige  Zaadhuisjes,  Dus  komen  de  Kenmer- 
ken van  dit  Geflagt  voor,  't  welk  den  Griekfchen 
naam  1/opyron,  dien  Dioscorides  gebruik 
te,  bekomen  heeft.  Drie  Soorten  zyn  'er  in  ver-" 
vat,  naamelyk 

lé  (i)  Ifopyrum  met  Elsvormige  Stoppeltjes  en 
ifop^um  fpitfe  Bloemblaadjes. 

^Duiveker-    In  de  Bosfchen  van  Siberië  komt  dit  fierlyke 
tdig.      Plantje  voor ,  dat  Bladen  byna  als  de  Duive- 
kervel en  Stengetjes  heeft  van  drie  of  vier  Dui- 
men, fomtyds  twee  Handbreedten  hoog  en  kleine 

Bol- 

fi)  Ifopyrum  Stipulis  Subulatis  ,  Petalis  acutts,  Syfi.  Nat. 
XIT.  Gen.  701.  p.  380.  Veg  XIII.  p.  43 1.  H.  Ups.  157, 
Goi'AN  Aftwp.  ^68.  Helleborus  Furaarix  foliis.  Amm.  Rutb. 
p.  74,  T.  12. 


PoLY     ANDRIA.  253 


Bolachtige  geele  Bloempjes  voortbrengt,  met  IV. 
vier  of  vyf  Meeldraadjes  ,  waar  op  Vrugten  vol* 
gen,  die  uit  veele  Haauwtjes  beftean.  In  de  A-  Hoofd- 
kademie-Tuin  van  Rusland  gezaaid  ,  fchoothet STUK> 
veel  hooger  op  >  en  is  verder  ook ,  in  de  Up-  B;^>ö/^ 
falfche ,  Helmftadfche  en  Montpellierfche  Tui- 
nen, geteeld. 

(a)  Ifopyrum  met  Éyronde  Stoppeltjes  enjlom-  ïr. 
pe  Bloemblaadjes.  TbamZu 

des. 

Deeze ,  die  onder  den  naam  van  Ranonkel  met  tr 
Bladen  van  Thaliétrum  door  C  l  u  s  1  u  s  voor- tig. 
gefield  wcrdt  ,  groeit  op  de  Gebergten  van 
Ooftenryk  3  Italië  en  Karniolie.  Clüsïus  vondt- 
ze  met  Stengetjes  van  een  Voet,  S  co  po  li 
maar  een  half  Voet  hoog ;  zo  dat  het  een  klein 
Plantje  is  ,  met  redelyk  groote  witte  Bloemen, 
waar  in  van  dertig  tot  veertig  Meeldraadjes  , 
die  geel  geknopt  zyn  ,  en  eenige  Oorgelykende 
Honigbakjes.  De  Vrugt  beftaat  uit  twee ,  zelden 
drie  eenzaadige  Haauwtjes  ,  zegt  de  Doktor. 
Dit  ftrydt  tegen  de  Geflagts  -  Kenmerken. 

Co)  Ifopyrum  met  jlaauwe  Stoppeltjes.  lih 

Berg-  ƒ  fnkghu 

(2)  Ifopyrum  Stipulis  ovatis ,  Petalis  obtufis.  SCOP.  Carn.  Madigf^* 
155.  Kram.  Auftr.  162.  Thah&r.  Batrachioides  &c.  Bocc. 
Mus.  84.  T,  79.  f-  U  Ran.  Nemorofus  Thaiiftri  folio.  C. 
B.  Pin.  178  Moris.  Hifi.  W  S.  4.  T.  a8.  f.  12.  Ranunc. 
prxcox  fecundas  Thali&ri  folio.  Clus.  Hifi. I.  p.za.  Panh. 
Jc.  p.  37  9* 

(3j  Ispyrum  Stipulis  obfoletif.  Acjuilegia  montana  Fl.  par« 

vot 

|I«  D5BJU  IX,  STUK, 


2$i      Veelmannice  Kruiden 


IV,       Berg-Akeley  met  kleine  Bloemen  eh  Bladdü 
AFxfv.Lt  van  Thaliftrum  is  deeze  by  de  Kruidkundigen 
Hoofd*  genoemd  geweest.  Baühinus  toadt  dezelve 
stuk.     van  dQ  Switzerfche  Alpen.  De  Heer  HaLLEii 
xhe!lVJy"  meYkt  aan  ^  dat  zy  de  Steng  kleiner  dan  een 
Handbreed ,  met  eene  enkele  blaauwe  Bloem 
heeft.  Dat  Plantje,  't  welk  Men  tzeL  onder 
den  naam  van  Akeley  met  Thalidtrum  -  Bladen 
en  zeer  kleine  witte  Bloempjes  voordek,  van 
de  Apennynfche  Bergen  ,  meent  zyn'Ed.,  zou 
misfchien  eene  Verfcheidenheid  hier  van  kun- 
nen zyn. 

Hellebörus.  Nieskruid. 

Vyf  of  meer  Bloemblaadjes  zonder  Kelk ,  twee* 
lippige  Pypachtige  Honigbakjes  en  veelzaadige 
bykans  regtopltaande  Zaadhuisjes ,  zyn  de  Ken- 
merken van  dit  Geflagt  y  \  welk  de  Planten  be- 
vat ,  die  onder  den  Geflagtnaam  van  ouds  be- 
kend zyn.  Zy  leveren  vyf  >  meest  Suropifche 
Soorten  uit  ^  naamelyk 

i.        (O  Nieskruid  met  de  Bloem  op  het  Blad  zit* 

Hyewais,  te7lu€* 
Vroeg* 

bloeijend.  Wei- 

vo,  Thali&ri  folio.  C.  B.  Pin*  144.  Prodr.  75.  J.  B.  Hifi* 
III.  p.  484.  HALL.  llüv.  3Jo.  MoRIS.  Hift.  III.  p.  4>8.  S. 
12.  T.  11.  f.  5. 

( 1)  Hellehcrus  Flore  Folio  infïdente.  Syfl.  Nat.  XII  Gen. 
702,  p.  38i.  fTsg.  XIII.  p* 431*       CliffMpu  &C.R.  Lugdb. 

484. 


P    o    L    Y    A    N    D    R    I    A.  2155 


Weinigen  zullen  gelet  hebben  op  die  zonder-  IV* 
linge  hoedanigheid  van  dit  zo  gemeen  kleine  F£yEL* 
Kruidje  ,  dat  in  't  vroege  Voorjaar  de  Bloem-  Hooa>. 
perken  verfiert ,  wordende  deswegen  Winter- 5TUK* 
Akoniet  der  Nederlander  en  van  LoBELgetyteld.^/^* 
Dodo n ^eus  noemt  het  Klein  geel  Aconitum ; 
en  men  heeft  het  dien  naam  gegeven,  zo  hy 
aanmerkt,  wegens  eenige  gdykheid  der  Bladen 
en  Haauwtjcs,  als  ook  van  fchadelykheid ,  met 
de  Monnikskappen  of  het  Wolfsdood,  hier  voor 
befchreeven. 

Het  heeft  geen  Stengen  dan  de  Bladfieelen  , 
die  naauwlyks  een  Handbreed  lang  ( f)  en  dun 
zyns  op  het  end  een  rond  veeldeelig  Blad  voe- 
rende >  in  welks  midden  het  een  ongedeelde 
geele  Bloem  draagt ,  gelykende  naar  die  der  Ra» 
conkelen  ,  waar  op  drie  of  vier  Haauwtjes  vol- 
gen. De  Wortel  is  knobbelig  en  als  uit  Leed- 
jes famengefleld  3  gelyk  die  der  Anemonen. 
iNatuurlyk  groeit  het  in  Provence  en  in  Italië. 

f*) 

4?4«  Kram.  Auftr.  \&i*  Mant*  408.  Heli.  Ranunculoides 
prsecox  &c.  Muris.  Hijï*  III.  S*  i24  T.  2.  f.  4.  Aconituaa 
unifolium  Balbofura.  C*  B*  Pin.  J83.  HlLI*.  Anau  T.  n. 
Aconitum  luteum  m«:nus»  Dod.  Pempt.  4^0.  Acon.  Hyemle 
Ut  girum.  Lob  Ic.  676. 

(|  i  Vix  folticarh  (dat  is  ,  van  nanuwlyks  een  Duirn), 
zegt  Linn*  in  Manujf.%  altera. ,  doch  dit  komt  my  wat  wei- 
nig voor;  of  zyn  Ed.  moeft  de  langte  van  eens  Menlchen 
Duim  meenen. 


II.  DSIL»  IX*  STUK» 


gjó      Veelmannige  Kruide*?. 

ÏV.       (2)  Nieskruid  met  een  byna  tweebloemige  ^orA* 

Afdeel*  irent  naakte  Bloem/leng  en  Roetachtige 
xiv 

Hoorn*  Bladen. 

stuk.  -            .   .  ^  n      .  T 

Ir  Deeze  Soort  groeit  in  Oolrenryk  en  Italië  op 

ihikbotus  Steenachtige  Bergen.  Men  vindtze  Zwart  Nies» 
"'zwart,   kruid  niet  Rooskleurige  Bloemen  getyceld.  De 
Wortel  geeft  in  't  Voorjaar  dikke  Stengetjes  , 
welke  aan  't  end  een  Rooskleurige  Bloem  ,  van 
taamelyke  grootte  ,  draagen;  middelerwyl  ver- 
heffen zig  de  Bladfteelen  hooger  dan  de  Bloe- 
men, enlpreiden  zig  ieder  uit  in  een  trop  Bla- 
den ,  van  gedaante  als  Laurierbladen ,  Leder- 
achtig taay  en  overblyvende.  Deeze  maaken  met 
elkander  eene  Voetachtige  figuur,  op  hunnen 
SteeU  Vervolgens  groeijen  de  Vrutgbeginzels 
aan  tot  Zaadhuisjes  5  als  Haauwtjes  vergaard, 
die  in  de  Bloem,  welke  van  Kleur  verandert 3 
aanrypen.  Zo  dat  dit  Kruid  ook  5  iu  zyne  groei- 
jing  en  Vrugtmaaking ,  zeer  byzonder  is. 

De  Heer  Scopol  i  vondt,  in  Karniolie,  daar 
van  de  volgende  Verfcheidenheden.  r.  Met  wit- 
te Bloemen  ,  de  Honigbakjes  en  Meelknopjes 
geel  gekleurd  hebbende ,  de  Vrugtbeginzels  met 
de  Blikjes  en  Steng  paarfchacbtig:  2.  Metroo- 
de Bloemen  ,  groenachtig  van  bodem,  de  Ho- 
nig- 

f2)  HclUborüs  Scapo  fubunifïoro  fubnudo  Fol.  pedatis.  Mau 
Med.  273.  H.  Ups.  U8.  R  Lugdb.  484..  H.  Cliff*  227.G0UAN 
Monsp.  268.  KRAM.  Au/Ir.  163  SOP  Carn.  556.  Heileb.» 
niger  Fl.  rofeo.  C-  B.  Pin.  ig*.  HiLL.  Anat.  T.  1.  Hei- 
leb* legitirau3.  Cl"s-  Hijl.  I.  p.  275.  Helleborus  niger.  LÖJ&- 
Je,  ós  1.  Veratrum  nigmm  primuai.  Dod,  Pempt>  285. 


POLYANDRIA. 


ïrigbakjcs  en  Meeldraadjes  geel,  de  Vrugrbe-  IV.1 
ginzels  roodachtig :  3.  Met  Roozekleurige  Bloe-  {F^U 
men,  wie  geaderd,  en  roodachtige  Vrugtbegin-  Hoofd- 
zels,  die  niet  zelden  omgedraaid  zyn:  4.  MetSTÜK# 
wit  en  rood  bonte  Bloemen  ,  groen  van  bodem  9Jfa 
de  Vrugtbeginzels  ,  rondom  de  Stylea  ,  alleenlyk 
paarfchachtig  hebbende,   Dergelyke  Verfchei- 
den heden  komen  hier  ook  daar  van  in  de  Tui- 
nen voor. 

Men  houdt  dit  Kruid ,  dat  in  't  Franfch  Her- 
be  du  Feu  genoemd  wordt  of  Eikhor e  noir ,  voor 
het  Veratrum  nigrum  van  Dioscoridesj 
welks  Wortel  veel  minder  fcherp  is ,  dan  die 
van  het  Veratrum  album ,  een  geheel  ander  Ge- 
was ,  vervolgens  in  de  Klasfe  der  Veelwyvigen 
te  befchryven  ,  en  gemeenlyk  Helleborus  albus 
genoemd  wordende.  Dit  laatlte  verdient  eigent- 
lyk  den  naam  van  Nieswortel  s  ah  een  fterk  Nies- 
middel zynde,en  tevens  een  gevaarlyk  Purgeer- 
middel i  terwyl  de  Wortel ,  van  het  tegenwoor- 
dige Zwarte ,  de  laatfte  hoedanigheid  heeft  mee 
minder  gevaar,  'c  Gebruik  van  deezen  Wortel 
was  zeer  groot  by  de  oude  Ar  tien  in  Grieken- 
land. De  vermaarde  To  urnefort  zegt ,  dat 
de  Helleborus  van  tlippocrates  niet  alleen  op  dé 
Eilanden  Anticyra,  in  dé  Golf  van  Zeiton,tot 
den  Griekfchen  Archipel  behoorende,  werwaards 
men  oudtyds  de  Kranzinnigen  ter  Geneezing 
zondt  (1^3  groeide,  maar  dat  men  dezelve  ook 

over* 

(f)  Si  tribus  Antkyrti  Caput  infafiaUït   zegt  HORATiüs 

IU  Deel  IX,  Sius» 


258     Veelmannige  Kruiden.1 


IV.    overvloedig  vondt  aan  de  Oevers  der  Zwarte 

^Fxiv*L  ^ee?  en  aan  ^en  ^oet  vaRden  Berg  Olympus  in 
Hoofd-  klein  Afie,  omftreeks  de  vermaarde  ftadPrufa, 
stuk.     alwaar  hy  derdhalf  Pond  Extrakt  gemaakt  hadt, 
vige!elwy "van  vyfentwintig  Ponden  Wortels.  DeezeWor» 
tels  ,  die  hem  verzekerd  werden  van  de  echte 
zwarte  Helleborus  der  Ouden  te  zyn ,  geleeken 
veel  naar  die  van  deeze  Soort  ,  zo  wel  als  het 
Kruid  ,  dat  echter  veel  forfer  groeide,  hebben- 
de de  Bladen  en  de  Bloemfteelen  omtrent  een 
Voet  lang  (*)•  Het  gedagte  Extrakt,  evenwel 
door  hem  aan  drie  Armenieren  ingegeven ,  ver- 
oirzaakte  Walgingen ,  Snydingen  in  't  Gedarm- 
te,  Pyn  in  't  Hoofd ,  trillingen  der  Leden  en 
andere  Toevallen  ,  welken  daar  in  een  groote 
Scherpheid  deeden  blyken.  Men  handelt  'ervoor 
't  overige  ,  zegt  hy ,  eveneens  mede  als  met  den 
Wortel  van  ons  Nieskruid,  kookende  daar  van 
één  of  anderhalve  Drachme  in  Melk,  die,  na 
een  Nagt  geftaan  te  hebben ,  doorgegooten  zyn- 
de,  ingegeven  wordt  (f). 
In  Gevallen ,  daar  men  de  Geneezing  niet  dan 

door 

fpottende ,  waar  uit  en  uit  andere  plaarfen  blykt  ,  dat  de 
naam  dier  Eilandjes  aan  deezen  Wortel  gegeven  werdt.  Dus 
zegt  JxïVENALiS  $  fi  non  eget  Antkyrk  ;  gelyk  men  nader- 
hand wel  plagt  te  zeggen  :  buk  opus  eft  Helleboré  ,  om  een 
Zot  te  betekenen. 

(*J  De  Heer  HAller  zegt  (Hclv.  p.  318.)  ,  dat  dit  een 
andere  Soort  was ,  maar  hoe  zyn  Ed.  zulks  bewyze  ,  terwyl 
Tournefort  het  'er  voor  hieldt,  blykt  niet. 

(t)  Tournefort  de  la  M&u  MeL  Tom.  I#  p.  71,  72* 
Item.  Voyagt  au  Levant.  Tonw  II»  p.  188, 


PoL*ANDRIA*  1259 


door  fterke  Buikzuiverïngen  kan  uitwerken  ,  is  IV. 
de  Wortel  van  het  Zwarte  Nieskruid  dikwils  Afdeel, 
met  een  goeden  uitflag  gebruikt ,  inzonderheid  Hoofd- 
in  Krankzinnigheden  die  uit  de  Zwarte  Gal  ont-STÜK» 
flaan  ,  de  Waterzugt  en  andere  hardnekkige 
Kwaaien  :  doch  ,  in  de  eerfte  plaats ,  moet  het 
Extrakt  niet  dan  tot  een  Scrupel  of  minder  veel- 
heid ingegeven  worden  ;  ten  anderen  fchynt  de 
werking  veel  af  te  hangen  van  het  Klimaat  en 
Saizoen  des  Jaars.  Ook  is  in  de  Wortelen  zelf ,  die 
men  gedroogd  krygt ,  een  aanmerkelyk  verfchilé 
Men  maakt  'er  tegenwoordig ,  in  de  middelde 
deelen  van  Europa >  weinig  gebruik  van,  dan  in 
Samengeflclde  Winkelmiddelen,  dewyl  wy  van 
het  Ooften  en  Westen  veiliger  Purgeermiddelen 
bekomen*  Zie  hier,  nogthans , wat  Doktor Sco- 
poli  ,  in  de  Zuidelyke  deelen ,  ten  dien  opzigte 
aantekent. 

„  De  Wortelen  van  zyne  Helleborus  heeft 
„  HippocratesjZO  menigmaal  hy  daarvan 
3,  melding  maakte,  onder  de  fcherpfte  Purgeer* 

middelen  geteld.  Dat  die  zelfde  kragt  in  de 
3,  onzen  zy,  leert  de  byna  dageiykfe  Oodervin- 
5,  ding:  zo  dat  hec  wonder  is,  dat  de  Purgee- 
5,  rende  kragt  der  Helleborus  van  L  i  nn  &vs 
„  in  twyfel  getrokken  worde.  In  ons  Volk  is 
j,  de  bekwaame  Gifte  van  het  Poeijer  der  Wor- 

telen  van  twintig  tot  veertig  Greinen  bevon- 
„  deu  ;  terwyl  men  aan  tien  Greinen  van  het 

Extrakt  met  klaar  Water  genoeg  heeft,  doch  9 
3,  zo  het  met  Zwavelige  en  Zuure  Vogten  be- 

Ra  n  reid 

n,  DEEL*  IX  stuk. 


?-6o  v  Veelmannige  Kruiden. 


IV.    35  reid  is  geworden ,  dan  behoort  men  't  in  groo. 
Axiv.EL'  »  ler  veelheid  in  te  geeven  en  het  brengt  ligter 
Hoofï-  5>  Buikpyn  voort.  Een  Klyfteer 'uit  het  Afkook- 
STÜK*    „  zei  van  een  half  Once  des  Wortels  is  tegen 
ïfeee*wym  jy  Beroerdheid  van  meer  dienst  dan  de  Koloquint 
„  en  andere  Middelen.   De  Boeren  geneezen 
hunne  Osfen  ,  door  onder  de  gewonde  Huid 
„  een  brokje  in  te  fteeken  van  den  verfchen 
3,  Wortel,  waar  door  eene  groote  Zwelling  en 
9y  geftadige  uitvloeijing  van  Etter  ontftaat.  Doch 
>3  daar  is  in  de  Helleborus  iets  geheel  byzonders 
3>  en  weezentlyk  nadeeligs.  Ik  heb  een  frisfche 
„  Meid  ,  geen  de  minde  Ziekte  onderhevig  , 
„  dertig  Greinen  laaten  gebruiken  van  den  ge* 
J3  pulverifcerden  Wortel.   Hier  van  kreeg  zy 
33  tweemaal  één  Afgang  zonder  Pynlykheden, 
„  doch  daar  op  volgde  zekere  dofgevoeligheid 
3,  der  Ledenen  ongewoone  ftyfheid, welke nog- 
3,  thans  door  bekwaame  Middelen  overging.  Is 
3,  dit  dat  Vermogen  van  de  Helleborus  ,  ook 
33  Stuiptrekkingen  maakende  ,  't  welke  Hip- 
35  pocrates  reeds  voor  lange  waargenomen 
„  heeft?" 

ui.      (3)  Nieskruid  met  een  tweedeelige  Steng,  de 

flellebcrus  rr»  * 

viridis.  IM* 
Groen. 

(3)  Helleborus  Caule  bifïdo ,  Ramis  Foliolis  bifloris  &c. 
Heli.  Caule  arq  foliofo  &c,  H.  Clijf  227.  Ups.  158.  R.  Lugdh. 
484.  Oer.  Frov.  389.  Kram.  Auflr.  163.  Heil.  niger  Horten» 
fis  Flore  viridi.  Cé  B.  Pin.  185.  Elleborum  nigrum  alterurn. 
Cam.  Epité  941.  Veratrum  nigrum  fecundura.  Dod.  Tempt.  335* 
Hellcboraftrum.  Lob.  Ic*  Ö80. 


Polya'ndria.  061 


Takken  met  tweebloemige  Blaadjes ;  de  Bla-  IV» 
den  gevingerd*  Afdeel. 

Hoofd  J 

Deeze  andere  Soort  van  Zwart  Nieskruid ,  stuk* 
groeit  niet  alleen  in  de  Ooftenrykfe  Gebergten  Poi^- 
by  Weenen  cn  elders,  maar  komt  ook  in  Stee-"1*' 
nige  Valeijen  der  Alpen  in  de  Zuidelyke  deelen 
van  Europa  voor.  Hier  is  zy  een  Tuinplant ,  niet 
minder  zonderling  dan  de  voorgaanden,  alzo  de 
Bloemen  uit  een  Scheede  van  Blaadjes  voortko. 
men,  hoedanigen,  dikwils  tot  negen  in  getal , 
Straalswyze,opde  Bladfteelen  geplaatst  zyn,  die 
ook  allengs  zig  boven  de  BloemÜengen  verheffen» 
De  Kleur  der  Bloemen ,  bovendien  5  is  groen  3 
en  zy  openen  zig  niet  zydelings ,  maar  hangen 
nederwaards  ,  terwyl  in  dezelven  vyf  of  meer 
Zaadhuisjes,  dienaar  Haauwtjes  zweemen,  aan* 
rypen, 

(4)  Nieskruid  met  een  veelbloemige  gebladerde  tv. 
Steng  en  Voetachtige  Bladen.  f^t*** 

Stinkend. 

Aanmerkelyk  verfchilt  deeze  ,  die  in  Duitfch- 
land  ,  Switzerland  ,  Provence  en  Languedok 

valt, 

f4)  Helkborus  Caule  multifioro  foliofo,  Fol.  Pedatïs.  Heli* 
Caule  infeme  anguftato  &c.  Ges.  Prov.  385.  Gouan  Monsp* 
268.  H.  C'iff.  K.  Lugdb.  &c.  Heil.  ni^r  foetidus.  c.  li.  Pin. 
IS5«  Helleborafter  maximus.  Lob  lc.  679.  Verstram  nfgmm 
tertium;  Ocd  Pempu  386.  Hall.  Helv.  317  $^  Heileb.  ni 
ger  tdfoliatus.  MORls.  III.  S.  12.  T.  4.  £  7»  MüNT.  Ic.  ad 
p.  I34»  Quauo. 

R3 

l\  Diel»  IX.  Stuk» 


a62     Veelmannige  Kruiden. 

AfD^i  va''t:,  c*00r  ^ien  Z^  CeD  SeWa(ferde  Steng  heeft 
xiv.  '  en  geene  Wortelbladen,  Men  vindtze ,  gelyk 
Hoofd-  c]e  voorgaande  ,  als  een  bafterd  -  Soort  van  't 
6TÜR'     Zwarte  Nieskruid  aangemerkt.  Zy  sroeit  wel 
vip.       anderhalf  Elle  hoog  langs  de  Rivier  van  Mont- 
pellier  en  bloeit  ?er  >  zo  de  Heer  G  o  u  A  w  melde , 
het  geheele  Jaar*  Anderen  haddenze  reeds  Win* 
ter  t  Nieskruid  geheten  ,  zo  wel  als  de  eerf  te  Soort , 
of  Pied  de  Grifon  ,  wegens  de  Bladen.  De 
naamen  Christwurts  ,  Beerwurts  en  Vuurkruid  , 
zyn  haar  met  de  andere  Soorten  gemeen.  Deeze 
noemt  men, in  't  byzonder,  Sefamoides  en  Con* 
filigo  9  wegens  deGeftalte,  mislchien ;  of  ook 
Helleborafter  ,  om  dat  zy  in  Kragten  naar  het 
Nieskruid  gelyke.  De  Wortel  is  hard  5  gedraaid, 
zeer  Vezelig  ,  bruin  ,  bitterachtig  ,  heet ,  en 
heeft  een  vunzigen  Reuk, gelyk  de  geheele  Plant. 

v.        (5)  Nieskruid  met  eene.  eenbloemige  Steng  en 
drievoudige  Bladen* 

Diiebludig. 

Van  het  Driebladig  zwart  Niesk  ruid ,  dat  door 
Münting  afgebeeld  is  en  tot  de  voorgaande 
Soort  betrokken  ,  verfchilt  grootelyks  deeze  , 
die  in  de  Bosfchen  van  Kanada  en  Siberië,  als 
ook  op  Ysland  ,  voortkomt*  Het  is  maar  een 
klein, doch  iierlyk  Plantje,  grootelyks  afwy ken- 
de 


($)  Helleborus  Scapo  imifioro  ,  Fpl.  ternatis.  Of.d.  Dan* 
S66.  Am*  Madn  II,  p.  35*.  T.  4,  f.  ig.  KALM.  h.  III,  p. 
379 f  4*°« 


Polyanöria*  263 


de  van  de  Geftalte  der  andere  Soorten  ,  heb-  IV. 
bende  de  Wortelblaadjes  byna  als  die  van  Kla-  A^vEL% 
ver,  zeer  lang  en  dun  gefteeld,  met  de  Bloem-  Hoofd. 
fteng  nog  eens  zo  lang.  De  Bloem  en  Vrugr.maa-STUB:» 
king  alleen  heefrze  hier  t'huis  gebragt.  Kalm^^" 
vondc  den  Grond  der  Bosfchen,  in  Kanada,op 
veele  plaatfen  met  dit  Kruidje  alleen ,  of  ook 
onder  Klaver  Zuur ing en  Steven skruid, bedekt. 
De  Bladen  en  Steelen  werden  van  de  Wilden 
en  Franfchen  gebruikt ,  om  Wol  ,  Leder  en  an- 
dere dingen ,  geel  te  verwen. 

C  A  l  t  h  a#  Geelbloem* 

Den  naam  van  Populago ,  die  aan  dit  Kruid 
door  Tab  ernimonï  gegeven  en  door 
To urnefort  behouden  was ,  heeft  de  Rid- 
der  veranderd  in  Caltha  ,een  naam  aan  de  Gouds- 
bloemen gemeen,  welken  zyn  Ed.  Gnder  den 
Geflagtnaam  Calendula  heeft  begreepen*  In  Ken* 
merken  verfchilt  het  weinig  van  't  voorgaande, 
dan  dat  de  Bloem  geen  Honigbakjes  heeft» 

Maar  ééne  Soort  ( 1 )  is  hier  van  bekend  f  r. 
welke  van  Bauhinüs  genoemd  werdt  Cal- pj^'** 
tha  paluftris , dat  is  Moeras- Geelbloem,dewylMoeralfi^' 

dit 

(1)  Caltha.  Syfl.  Nat,  XII.  Gen.  703.  p.  381.  Veg.  XllU 
p.  432.  Gort*  Belg.  160.  KRAM.  Aujir.  16%.  HALL.  Hei*. 
319.  GOUAN  MoKsp.  268.  &c.  Ö.  Cltf.  22g.  R.  Lugdb*  *84. 
Gron.  Virg*  166.  Populago  major  &  minor.  Tab.  Ic.  750. 
Tournf.  Inft.  273,  Caltha  paiutfris»  C.  B.  Pin,  ±f€.  DOD, 
Tempt.  598.  LOB.  lc.  S9^ 

R  4 

II,  Deel.  IX,  stuk* 


aö4      Veelmannïoe  Kruiden; 


r  |IV.    dit  Kruid  in  vogtige  Velden  en  Moerasfen  , 
^r£EvEL  zelfs  in  flaande  Wateren,  op  veele  ptaatfen  ia 
Hoofd   Europa  groeit,  gelyk  by  ons  op  laage  Wcidlan- 
stuk4     cjen^   Y)e  Franfchen  roemen  het ,  deswegen  5 
JThi-w  Soucid'Eau,  de  Engelfchen  Marsh*  Mar igold-, 
de  Uuitfchers  Wiefsblum^  Mofsblume  of  Dotter» 
llume  en  ons  Landvolk  Boterbloemen.  Het  groeit 
ook  in  Virgiöie* 

Uit  een  Vezeligen  Wortel  geeft  dit  Kruid 
veele  dikke  Bladfleelen  met  gladde  dikke  ronde 
Bladen  ,  donker  groen  ,  aan  den  rand  fyn  ge- 
karteld ,  en  niet  zo  zeer  naar  die  van  den  Pep- 
pelboom  ,  waar  van  het  den  naam  fchynt  te 
hebben,  als  naar  die  van  de  Kleine  Gouwe  of 
het.  Speenkruid  gelykende ,  maar  veel  grooter. 
Met  die  der  Lepelbladen  of  der  kleine  Plom- 
pen ftrooken  zy  ook  taamclyk.  Dq  Bloemen 
zyn  zeer  groot  en  hoog  geel,  ten  minfte  in  de 
Verfcheidenheid  met  groote  Bloemen  ,  terwyl 
men  de  andere  in  de  Tuinen  heeft  met  dubbel, 
de  of  volbladige  Bloemen.  De  Meeldraadjes  zya 
tweederley:  de  buitenften  eens  zo  lang,  Knods- 
achtig  ,  met  famengedrukte  Knopjes ;  de  bin- 
nenften  kleineren  met  breeder  Meelknopjes  voor- 
zien. Op  dezelven  volgen  veele  omgeboogene 
Haauwtjes,  die  het  Bloemfteeltje  kroonen  Het 
Kruid  wordt  gezegd  fcherpfappig  en  fchadelyk 
voor  het  Vee  te  zyn";  gelyk  men  ook  ziet,  dat 
de  Beeft  en  hetzelve  ftaan  laattn,doch  de  Bloe- 
men worden  fomtyds  gebruikt  om  een  geele  Kleur 
te  geeven  aan  de  Boten 

H  Y* 


POLYANDRIA.'  3*>5 

Hydrastis.    Waterblad.  IV, 

Afdeel, 

Tot  de  Klasfe  der  Veelmannigen  en  den  Rang  ïq0fi>- 
der  Veelwyvigen  behoort  eindelyk  nog  dit  Kruid,  ^ük. 
dat  gelykt  naar  het  Hydrophyllum ,  voor  heen  b.e«  f°hzr 
fchreeven*,  door  my  Geutjes -Bloem  genaamd, 
en  derhalve  geef  ik  hier,  als  in  't  Water  groei- 
jende  ,  den  naam  van  Waterblad  aan. 

De  eeniglte  Soort  daar  van  (  i ) ,  insgelykseen  u 
Plant  van  Noord  •  Amerika ,  en  van  Kanadn  in  't  cltl^ftu 
byzonder  ,  is  niet  zeer  bekend.  Zy  h^ft  tweeKan'daarch* 
gefteelde  gepalmde  Bladen,  aan  den  voet  uitge- 
hold ,  wier  Kwabben  een  zydelings  Kwabbetje 
hebben  ,  Zaagswyze  getand  zynde  en  groen  , 
naar  die  van  den  Ahornboom  gelykende.  Geen 
Kelk  heeft  zy  ,  maar  drie  Bloemblaadjes  zon- 
der Honigbakjes  en  de  Vrugt  is  een  Bezie  , 
uit  eenzaadige  Korrels  beftaande  ,  volgens  den 
Heer  Ellis3  zegt  de  Ridder.  De  Kruidkun- 
dige Miller  heeft  dit  Gewas  ,  onder  den 
naam  van  JVarneria%  in  Plaat  gebragt. 


XV.  HOOFD- 

(i)  Hydraftis*  Syst.  Nat.  XII.  Gen,  704.  p.  ?gi.^.  XïIF. 
p.  4ja- '  Hyd.ophyllnm  vertim  Canadeufiiim.  SpA  Plant,  X» 
p.  14.6.  Warneua.  Mill.      290.  T,  2.1$. 


c 


R  s 

IX.  Debl*  IX»  Stuk» 


ö6tf        TWEEMACTIGE  KRUIDEN. 

'Afdeel 
xv. 

Hoofd-  XV.  HOOFDSTUK. 

STUK» 

Bef chry ving ^Tweemagtige  K  r u i d e n 
(Didynamia*)  dus  genaamd  ,  om  dat  zy  van  de 
vier  Meeldraadjes  twee  langer  hebben  dan  de 
twee  anderen  :  waar  toe  de  zogenaamde  Krans- 
jes- Kruiden,  gelyk  de  Melisfe,  Thym,  Oré- 
go ,  en  veele  anderen;  als  ook  de  Grynsbloemi- 
gen ,  gelyk  het  Leeuwenbek  -  5  Vingerhoed- 
Kruid,  enz ,  enz.  behooren. 

De  algemeene  Kenmerken  van  deeze  Klasfe 
zyn ,  gelyk  ik  te  vooren  een  en  andermaal 
gemeld  heb  ,  zeer  eenvoudig.  Hier  komen  de 
meefte  Planten  in,  welken  de  vermaarde  Tocjr- 
nefort  voorgefteld  hadt , onder  den  naam  van 
Kruiden  en  Heeftertjes  met  gelipte  en  onregeU 
maitige  eenbladige  Bloemen;  doch  waarby,  door 
den  H  er  L  i  n  w  m  u  s  ,  nog  verfcheidene  gevoegd 
zyn  ,  die  in  't  getal  en  de  hoedanigheid  der  Meel- 
draadjes ,  waar  van  dceze  Klasfe  den  naam  voert, 
overeenkomen.  Dus  zyn  hier  de  zodanigen  in 
begreepeo  ,  die  ,  volgens  de  Natuurlyke  Orde , 
den  na  m  van  Vtrücillatce ,  dat  ïs  Gekranfte  .of 
Kranskruiden  3  en  van  Perfonata  of  Grynsbloe- 
migeq  draagen(*).  Zy  zyn  alle  in  de  twee  Ran- 
gen 

(*)  Z'e  het  IT.  Deels,  I.  Stuk  van  deeze  Naiuurlyk 
WJlQrie  ,  bladz.  . 


i 


DlDYNAMlA.  267 


gen  van  Bloot-  en  Schuïlzaa&igen  verdeeld,  en  IV. 
de  meelten  zyn  Kruiden,  gelyk  wy  nu  zullen  Af^u 
zien.  Hoofd» 

De  Blootz  a  adigen  %  dus  genaamd  omSTTJK# 
dat  de  Zaaden  bloot  aanrypen  in  de  byna  onver  f^m^ 
anderde  Kelk,  zyn  de  gezegde  Kransjes -Krui- 
den,  de  Bloemen  veelal  Kranswyze  geaaird  of 
in  Kransjes  om  de  Steng  en  Takjes  draagende. 
Derzelver  algemeene  Eigenfchap  is ,  dat  zy  een 
Vrugtbeginzel  hebben ,  't  welk  als  een  Propje 
fluit  in  het  onder -end  van  de  gelipte  Bloem  en 
waarop  een  enkelde  dunne  Styl  ftaat,  die  zig 
doorgaans ,  aan  't  end,  Gaffelswyze  in  twee  Stem- 
pels verdeelt ,  dikwils  buiten  de  Bloem  uitftee- 
kende  en  een  weinig  langer  dan  de  Meeldraad- 
jes ,  waar  van  twee  langer  5  twee  korter  zyn , 
gelyk  tot  de  Kenmerken  van  deeze  Klasfe  be- 
hoort. De  Meeldraadjes  komen  onder  uit  het 
Pypje  van  de  Bloem  voort ,  en  't  getal  der  Zaa- 
den is  byna  altoos  vier.  Het  eerfte  Gellagt  heet 

A  j  u  g  a.  Senegroen. 

Onder  deezen  Latynfchen  naam, die  vanfom- 
migen  aan  de  Chamaepitys  is  gegeven ,  komt  hier 
het  Kruid  voor,  dat  men  gemeenlyk  Senegroen 
noemt,  en  deszeis  mede- Soorten. 

De  Kenmerken  beftaan  in  een  gelipte  Bloem , 
welke  de  bovenfte  Lip  zo  klein  heeft,  dat  de 
Meeldraadjes  daar  boven  uitüeeken. 

Hier 

II.  Deel*  IX.  Stuk. 


ÏWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.      Hier  van  komen  de  vyf  volgende  Soorten  voor  x 
AF™*L'naamelyk 
Hoofd» 

stuk,       (i)  Senegroen  met  omgekeerde  Bloemen, 
i. 

0A*u&alu     Deeze  door  Tourkefort  in  de  Levant 
Uvamfch.  gevonden  en  uit  Zaad  in  de  Europifche  Tuinen 
voortgeteeld  3  maakt  een  niet  onfierlyk  Gewas 
uit 3  zo  de  geleerde  Dilleniüs  aanmerkt , 
wegens  de  aartigheid  haarer  Bloemen  ,  die  als 
omgekeerd  zyn  ,  hebbende  de  bovenfte  Lip 
zeer  groot  en  de  onderfte  klein  9  met  byhangen- 
de  Kwabbetjes  ,  van  Kleur  wit  met  paarfche 
Randjes,  of  blaauwachtig  Violet,  meteen  wit 
Vlakje.   Voorts  is  de  Plant  zeer  ruig  ,  groei- 
jende  een  of  twee  Voeten  hoog  en  gepaarde 
Bladen  hebbende  ,  Kruislings  aan  de  Steng  ge- 
plaatst, welke  naar  die  van  de  volgende  gelyken. 

Ji,  (a)  Senegroen  dat  vierhoekig  pier amidaal  is  en 
fis™™  *°         Tuig  9  met  de  Wortelbladen  zeer  groot. 

P'>ranJ- 

<^aaL  Xn  S weeden ,  Switzerland ,  Duitfchland ,  groeit 

dee- 

fi)  Jl)u%a  Floribus  refupinaf's.  Syfl.  Nat.  XII.  Gen.  705. 
p.  387.  Peg.  X11L  43  8.  Teucrium  Stam.  tub*  Coroü.a 
bievioribus.  R  Lugdh>  306.  Bugula  Oriënt,  vilofa,  Flore 
inverfo  candido  &  cceruleo.  Touknï.  Car.  14.  Dill.  Bhh. 
6c.  T.  53*  £  61. 

(2  .  Ajuga  tetragono-pyrarnidalis  &c.  Kram:.  Auftr.  164.  Fl. 
Suec.  47 $  ,  5 12.  OED.  Dan.  J85.  Mat.  Med.  306.  Dalib.  Par. 
169  Confolida  media  Prarenfis  coerulea.  C.  B.  Pin  260.  Cons. 
media  Genevenfis.  J.B.  Hift.  III.  p.  43*«  Bugula  FohiJiguIo» 
fedentatis  Caulc  fimplici.  Hall.  Helv.  6i$*  Phyilochncis.  Ren. 
Sp.\  JU6. 


DlDYNAMlA»  269 


deeze  Soort,  die  de  Bloemen  pieramidaal  beeft ,  IW 
verfctóllende  weinig  van  het  GemeeneSenegroen ,  Ap£**k 
dan  dat  zy  de  Stengen  ruiger  en  de  Bladen  die-  Hoofd* 
per  gekarteld  heeft,  zo  J.  Bauhinus,  dieSTUK* 
dezelve  by  Geneve  vondt ,  aanmerkt.  De  Bloe^rmu." 
men  waren  paarfch ,  rood  of  wit. 

(3)  Seregroen  met  eenenkelde  Steng ,  de  Steng-  nr. 
bladen  zo  grcot  als  de  Wortelbladen  heb*  Aifina. 
bende.  AiPifch- 

Deeze  ,  op  de  Swïtzerfche  en  Ooftenrykfe 
Alpen  huisveftende  ,  heeft  de  Bloemen  blaauw 
eri  de  Blikjes  niet  gekleurd,  maar  groen. 

(4)  Senegrocn  met  Wollige  gejireepte  ^a^GJ^;nfis 
en  ruige  Kelken.  Geneeficb! 

De  Kruidkundige  Heer  G  erard  merkt  dee- 
ze aau  als  eene  Verfcheidenheid  van  het  Piera- 
midaale  >  Haller  van  het  Gemeene  Sene- 
groen,  en  Clusiüs  was  van  het  zelfde  denk- 
beeld. Zy  komt  zo  wel  als  de  anderen  in  Oost- 
enryk ,  Provence  en  elders  voor  ,  en  verfchilt 
byna  alleen  door  haare  Vleefchkleurige  of  bleek* 
roode  Bloemen. 

Cs; 

fs)  djuga  Caule  fimpb'ci  ,  Fol.  Caulinis  &c,  Ajuga  Foï. 
oblongo-  ovaHs.  Mill.  Dift.  2.  Bugnla  Folio  maximo  &c. 
Boerh.  Lugdb.  1.  p.  184.  Bug.  Alpina  maxima.  Toürnf. 
Injl.  209. 

C4J  Ajuga  FoL  tomentofis  lineatis,  Calycibus  hirfutis.  Bu» 
gula  Carnco  flore.  Cjlus.  Hi/l.  11.  p. 43.  Ger»  Prw,  275. 

E,  DES^  IX,  $TUK« 


270        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.       (5)  Senegroen  dat  glad  is  met  voortkruipende 
AF^fL-  Scheuten. 

Hoofd- 
stuk*      Dit  is  het  Gemeene  Senegroen  of  Ingroen  ,  . 

y-     groeijende  niet  alleen  ,  gelyk  de  Ridder  zegt  , 
feit*™,  in  de  Zuidelyke,  maar  ook  in  de  middelfte  dee- 
Krmpend.  |en  van  £ur0pa.  Het  komt,  in  onze  Nederlan- 
den.) veel  voor  op  de  Weidlanden  en  aan  de 
Wegen.  Volgens  den  Heer  H aller  is  het, 
in  Switzerland  %  met  blaauwe  Bloemen  zeer  ge- 
meen ,  met  roode  niet  zeldzaam  en  met  witte 
Bloemen  komt  het  op  de  Bergen  voor.  Het  heeft 
een  opftaande  Steng  van  een  half  Voet  y  die 
Bloefem  draagt  en  deeze  geeft  zydelings  Scheu- 
ten uit,  die  op  den  Grond  leggende  wederom 
Bloemftengen  fchieten.  De  Bladen  zyn  ovaal , 
weinig  ruig  ,  met  groote  kerven  ingefneeden  , 
om  laag  langwerpiger,  aan  de  Stengen  byna  rond  , 
dikwils  roodachtig  met  veel  Pluis  daar  tusfehen , 
maakende  boven  een  digte  Bloem  -Aair,  van  agt- 
en  meerbloemige  Kransjes.  Hier  op  volgen  vier 
Zaadjes  die  in  de  Kelk  vervat  zyn. 

Dit  Kruid  wordt  van  fommigen  Bugula  y  van 
anderen  Pmnella  geheten,  Men  houdt  het  voor 
de  Confolida  media  der  Ouden  en  onder  dien  naam 
is  het  in  de  Winkels,  als  een  Geneesmiddel  >  be- 
kend, 

(s)  -djuga  glabra  Stolonibus  reptantibus.  Gort.  Belg* 
Teucriutn  Fol.  obverfe  ovatis  crenatis  &c,  H.  CU  ff.  301. 
R.  Lugdb.  506.  GOUAN  Mor.sp.  169.  KRAM.  Aaflr.  &c.  Con- 
folida media  Prit.  coemlea.  C.  B.  Pin.  260.  DOD.  Pempt* 
J3*«  LOB.  k.  475. 


DidynAmia*  271 

kend,  wordende  geteld  onder  de  Kruiden,  die  IV. 
men ,  wegens  haare  Wondheelende  eigenfchap  3  ^F^EL* 
Confolida  noemt.  Het  is  bitter  en  eenigszins  fa-  Hoofd* 
mentrekkende.  Linn^us  hadt  zulks  aan  het 
Pieratnidaale  toegefchreeven.  fpfrma!" 

T  e  ti  c  r  1  u  M.  Gamander. 

Van  dit  uitgebreide  Geflagt  heeft  de  Bloem 
geen  eigentlyke  boven  Lip  3  als  zynde  daar  in 
tweeën  gedeeld  en  dus  een  Opening  maakeode, 
die  de  Meeldraadjes  als  't  ware  doorgang  geefc 
of  waar  door  zy  zig  aan  't  Oog  vertoonen. 

Het  bevat  vyf  -  en  dertig  Soorten ,  alzo  'er  ^ 
wegens  de  overeenkomst  van  de  figuur  der  Bloe- 
men ,  de  Veld  -  Cypres  9  het  Waterbok ,  Gaman- 
derlyn,  Polie  en  andere  bekende  Kruiden ,  t'huis 
gebragt  zyn ;  weshalve  ik  het  den  naam  van  Ga- 
mander  geef. 

(ij  Gamander  met  veeldeelige  Bladen  en  een-  r. 
zaame  Bloemen  zydelings.  Teuerium 

J         0  Campanu- 

Deeze  Soort ,  in  de  Levant  en  de  Zuidelyke  Kiokswy- 
deelen  van  het  Napelfche  ,op  vogtige  plaatfen,  ze* 
voortkomende  ,gelykt  veel  naar  de  Derde,  maar 
is  glad  van  Loof  $  blyft  over  en  heeft  witachtige 

Bloe* 

(1)  Teuerium  Fol.  multifidis  &c.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  706. 
p.  387.  P^g.'  XIII.  p.  438.  R.  Lu^db.  306.  N.  ii-Teurrmm 
Cal.  campanulato.  Boerh.  Ltigdb.  I.  p.  fi9  Teuerium 
fupinutn  perenne  paiuftre  Apulum  glabmm  &c.  TlLL.  Pis» 
tel.  T.  49.  f.  1.  All*  Taur.  53. 


II.  Deel,  IX*  stuk. 


TwEEMAGTïGE  KrüIDÉH» 


kruid. 


IV.  Bloemen,  met  Klokswyze  Kelken >  waar  van 
Afdeel  ^  bjnajm  is  ontleend* 

stukF.D*     (2)  Gamander  met  veeldeelige  Bladen  en  ge* 
n.  trofie  Bloemen. 

'  Tm:rium 

Oriëntale.     jn  $Q  Levant  is  deeze  door  Tou  rnefort 

Levant» 

fche.  waargenomen  ,  die  mooglyk  maar  eene  Ver- 
fcheidenheici  zal  zyn  van  de  voorgaande  ,  zo 
LiNNiEüS  aanmerkt. 

in.       C3)  Gamander  met  veeldeelige  Bladen  en  drie 
Dmif'  gefteelde  Bloemen  by  elkander  zydelings. 

De  rónde  gezwollen  Kelken  doen  de  Bloe* 
men  van  deefce  zig  eenigszins  DruiFachtig  ver- 
tonnen ,  weshalve  het  tot  de  Druifkruiden  is 
betrokken  geweest.  Anderen  maakenzc  tot  eed 
Soort  van  Veld- Cipres  en  het  behoort  daartoe 
voorzeker,  zegt  Dodonóus,  omdat  het  een 
Marstachtigen  Reuk  heeft.  Lob[el  noemt  het 
Gamanderlyn  met  gefnipperde  Bladen,  die  ge- 
vind zyn 5  volgens  Jen  Heer  Haller.  Deez* 
zegt  ,  dat  de  Steng  naauwlyks  ooit  een  Voet 
hoog  groeit  en  dat  het  onder  de  Stoppels  voor- 

komt 

(±)  Teucrium  Fol.  muttifidïs  ,  Flor.  Racemofis  Teucr.  Fol. 
pinnarifid*  &c.  H.  CÜff.  jou  R.  Lmdb.  307.  N.  14.  Teucr. 
Gr.  angufUf.  laciniatum  &c.  TOURNF.  Cor.  14.  CoMM.Rar. 
zj.  T.  2?. 

(l)  Teucrium  Fol.  multifidis ,  Flor.  later,  ternis  peduncu* 
laüs.  R.  Lu?db.  306.  N.  io  Gouan  Momp,  271. Ger.  Prov» 
276.  H.  Ciiff  303.  R.  Lugdb.  306.  Botrys  Chaffl&fcioides, 
C.  B.  Pin.  133.  Chamxpitys  altera.  DOD.  Fempt.  46.  Chamae- 
drys  laciniatis  foliis.  LO£.  Jf.  385» 


komt  op  de  Bouwlanden  in  Switzerland;  In  IV; 
Provence  groeit  het  op  Steenige  plaatfen  ehRot-AFxvfL' 
fen :  in  Ooltenryk  op  Akkers  tusfchen  de  Wyn-  Hoofd. 
gaarden*    Men  viudt  het  doorgaans  öp  hoogeSTÜK# 
Koornveldcn  in  Italië.  De  ruigte  onderfcheidtpcr^w^ 
het  aanmerkelyk  van  de  voorgaanden.  Het  heeft 
ten  faaogenaamcn  *  Wynachtigen  ,  Kruiderigen 
Geur* 

(4)  Gamander  met  driedeelige  Lihiaale  effen-  ï% 
randige  Bladen,  ongejleelde  zy deling fe een- cbïmlpb* 
zaame  Bloemen  en  verfpreide  Stengen.     9J£^  Cyo. 

pres» 

Dit  Kruid  is  't ,  dat  men  Veld-  Cypres  noemt 
in  de  Nederlanden  >  in  Duitfchland  Je  langer  je 
lieber  ,  in  Engeland  Groundpine  ,  in  Vrankryk 
Ive  Moschate.  Die  laatfte  benaaming  zon  ech- 
ter nader  toekomen  aan  de  Zevende  Soort.  Het  • 
komt  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  wild 
op  de  Akkers  voort  y  doch  wordt  by  ons  in  dë 
Hoven  >  daar  men  Geneeskruiden  teelt ,  gezaaid  5 
als  zynde  een  Jaarlyks  Gewas/ In  't  wilde  groeit 
het  dikwils  maar  een  Handbreed ,  doch  in  de 
Tuinen  omtrent  een  Voet  hoog ,  hebbende  de 
Bladen  >  die  zeer  fmal  zyn  s  fomtyds  zo  lang  als 

de 

(4)  Teuctium  Fol.  ttifidïs  Linearibus  ïntegeniurs  Sec,  Mat, 
jdttl.  297.  GOBT.  Belg.  161.  KRAM.  Auflr.  165.  GER,  Prov. 
276.  GOUAN  Mênsp.  270.  H.  Cliff»  30 1.  R.  Lttgdb.  306, 
9.  GftON.  Vtrg.  64.  Chanlsepitys  lutea  vulnaris  f.  Folio  tri- 
fiio.  C.  P.  Pin.  249.  Chanixpitys  primi.  DÓD.  Pmpt,  jfii 
Ajuga  KJ  Chamspitys  mas.  Dioscor.  Lob.  Ic.  3  $2, 

s 

IX.  Deel.  IX.  Stuk 


Q74       TWEEMAGTI  GE  KRUIDEN. 


IV.  de  Stëngetjes ,  en  de  Bloempjes  in  derzelver  Oxe- 
AFxv.EL*  'en'  ^et  *s  °P  'c  aanraaken  kleverig  en  als  Har- 
Hoofd-  ftig ,  hebbende  een  welriekende  Geur.  Men  acht 
stuk.  ket  een  afdryvende  kragt  te  hebben ,  in  opftop- 
df^6tzaa'pmg  der  Stonden  ,  en  het  Aftrekzei  zou  dien- 

ftig  zyn  tegen  de  Jicht    weshalve  zy  ook  Iva 

Arthritica  geheten  wordt. 

Teucrium  ^  Gamander  met  drie*  en  vyfdeelige  Draad- 
mjoüa-  achtige  Bladen  9  eenzaame  gefteelde  Bloemen 

Nisfoiiaan-         tegen  elkander  over  en  een  leggende  Steng. 

fche. 

vi.  (6)  Gamander  met  driedeelige  driefneedige  Li- 

Pfeudopi-  niaale  Bladen  ,  ge tr ofte  Bloemen  en  een 

Eafterde.  ftekelige  Steng. 

vu.       (7)  Gamander  met  byna  driepuntige  Liniaale 
Mo^kaate.         Bladen  en  ongejleelde  zydelingfe  eenzaame 
Bloemen. 

Dee» 

(5)  Teucrium  Fol.  trifidis  quïnquefidisque  Filiformibus  &c. 
Teucr.  fupin.  annuum  Lufitanicnm.  Tournj.  Inft.  208.  Cha- 
inaedrys  annua  multiflora  &c.  MOR.  Hijl*  III*  p.  423.  S. 
li»  T.  22.  f.  19. 

(6)  Teucrium  Fol.  tripartiets  trifidis  Linearibus  &c.  GER. 
Prov.  276.  Chamspitys  fpuria  multifido  Folio  ,  Lamii  Flote. 
C.  B.  Pin.  250.  Ffeudo-Chamaepitys.  CLUS.  Hifi.  II.  p.  185» 
Chamaepitys  alia.  Cam.  Epit.  6  8c.  Ajuga  adulterina.  Clus. 
Pann.  483  ? 

(7)  Teucrium  Fol.  fubtricuspidatïs  Linearibus  &c.  Teucr. 
Fol.  Axiüaribus.  &c.  Gouan  Monsp.  271.  Teucr.  Fol.  LarH 
ceolatis  obtufis  dentatis  &c.  R.  Lugdb.  305.  N.  g*  Chamae- 
pitys  Moschata  Fol.  ferratis.  C,  B.  Pin.  249.  ChamaEpitys 
fpuria  prior.  Dod.  Pempt.  47.  Iva  Moschata  Monfpelienfis 
Lob. /<?,  234.  Anthyllis altera.  Cxus.  Wft.  II* p.  iStf^éWJ.  4$ 


D   I    o    *    N   A    M   I  A. 


Deeze  drie  Soorten  gelyken  alle  meer  of  min  IV; 
naar  de  gemeene  Veld-Cypres.  fiaare  Natuur-  Af^l* 
lyfce  Groeiplaats  is  in  Portugal  en  Spanje,  en  Hoofd* 
andere  Zuidelyke  deelen  van  Europa  5  inzonder- STUK* 
heïd  der  laatfte  5  welke  wegens  haare  Moskei-  pewilT** 
jaat-Reuk  den  naam  van  Iva  Moschata  heeft. 
De  middelde,  die  men  Baflerd-fald-Cypres 
noemt  ,  groeit  aan  de  Zeekust  van  Provence, 
by  Marfeille.  Van  deeze  loopen  de  Kelkflippen 
in  fpitfe  Punten  uit,  Clus  i  us  heeft  de  der- 
de tot  de  Anthyllis  der  Grieken  t'huis  gebragt. 

(8}  Gamander  met  Vinswyz'  veeldeelige  Bla* 

den ,  een  zeer  enkelde  opgeregte  Steng  en  Ma*rh** 
Elswyz9  gepalmde  Blikjes.  *Barbary* 

fche* 

Door  den  beroemden  Sha  w  is  deeze,  weike 
hy  in  Barbarie  gevonden  hadt  >  doch  zeer  fober 
afgebeeld.  Zy  heeft  ,  zegt  hy  s  Bladen  als  de 
Ridderfpooren  en  fchoone  witte  Bloemen  3  twee 
aan  ieder  Knoop  van  de  Steng ,  die  niet  getakt 
is,  vierkant  ,  met  gladde  Bladen.  Volgens  de 
Afbeelding  zyn  de  Kelken  in  deeze  Soort  ook 
zeer  fpits  gepunt  en  gefchoord  met  zonderlin- 
ge Blikjes, 

(p)  Gamander  met  geheel  effenrandige  ovaale  Fr^anr 

van  ae^siigs^ 

(3)  Teucrium  Vol.  pinhato  -  multifidis  &c.  Teucrium  Del» 
j)hinii  folio,  non  lUmofum.  Shaw.  Aft.  $75.  T.  $75. 

(9)  Teucrium  FoK  integerrimis  ellipticis  fubtus  toraentoüf 
&c.  Teucrium  Fol.  ovato  -  oblongis  &c  ü.  Ciïff.  $oii  R. 

S  S  l*&di* 

II.  DEEL.  IX.  STüS* 


27<5        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


Hoofd 

STUK. 


IV.  van  onderen  Wollige  Bladen ,  en  zydeling* 

AFxv!u         je  eenzaame  gejleelde  Bloemen. 

(10)  Gamander  met  geheel  effenr eindige  Ruit- 
x.  achtige  fpitfe  ruige  Bladen  ,  die  van  onde- 

'2gSS  ren  Wollig  ïp< 

Breedbla- 

dig.  Deeze  beiden  behooren  tot  het  Teucrium  B<z- 

ticum  van  Clüsiüs  ,  dus  genaamd,  om  dat 
hetzelve  groeit  in  de  Zuidelykfte  deelen  van 
Spanje.  Het  is  een  Heefterig  Gewas,  zegt  hy, 
dat  fomtyds  eens  Menfchen  hoogte  bereikt ,  doch 
gemeenlyk  laager  blyft.  Het  heeft  enkelde Sten- 
gen van  een  Vinger  dik^  met  een  witten  Bast, 
en  Takjes  hier  en  daar,  tegen  elkander  over; 
de  Bladen  een  weinig  uitgehoekt  ,  van  boven 
donker  groen ,  van  onderen  Wollig  en  zeer  bit- 
ter :  de  Bloemen  wit. 


xt.        (Ji)  Gamander  met  Lancetvormig  Liniaale 
mml  effenrandige 
fche.  te  Bloemen. 


K^ndfaa-  effenrandige  Bladen  en  drievoudige  getros 


Dit 

Lugib>  305.  ïtf.  i.  Teucr.  peregrinum  Folio  fïnilafo.  C.  B. 
Pin.  247.  Teucr.  fruticans  Boeticum.  ClüS.  Hifi.  I.  p.  348. 
Pann.  228.  DlLL,  Eltb.  T.  284.  f-  366  ,368. 

f  10)  Teucrium  Fol.  integerrimis  Sec.  H.  Ups.  j$9>  Tcucr. 
fruticans  Bceticum  ampiiore  folio.  Dill.  f.  367.  Teucr. 
Beet.  humilms  &  ramofïus.  Hort.  Angl.  T.  3» 

(11)  Teucrium  Fol.  Lanceoiato  •  Lineanbus  integerrimis 
&c.  Mat.  Mei.  z%6.  H.  Clif.  303,  R.  Lugdb.  307.  GOUAN 
Jtfonsp.  272.  Polium  2nguftifolium  Crecicum.  C.  B.  Pin,  221. 
Rosmarinum  Stcechados  facie.  Alp.  Exot.  103,  T.  102, 


DlDYNA    MIA.  277 


Dit  op  't  Eiland  Kandia  groeijende  Kruid  is  IV. 

A  VT)  V  PT 

ook  Heefterachtig ,  gelykende  grootelyks  naar    xv  " 
deStécbas,  volgerjs  Alpinüs,  uitgenomen ,  Boofd- 
dat  de  Bloemen  enkeld  tusicben  de  Bladen  voon-  TÜK'' 
komen ,  In  grootte  en  kleur  als  die  van  Rosma- ^rwS?^ 
ryn.  De  Reuk  was  aangenaam  ,  de  Smaak  bit* 
terachtig :  des  hy  het  tot  verfterking  der  Inge- 
wanden kragtiger  dan  de  Stéchas  oordeelde  te 
zyn.  Het  komt  ,  onder  den  naam  van  Polium 
Creticum  ,  in  de  Theriaak  en  Mnhridaat  der 
.Apotheeken* 

(12)  Gamander  met  effenr eindige fpits  Eyron-  T™ium 
de  gefteelde  Blaadjes ,  die  van  onderen  Wol'  Marum- 
lig  zyn  en  getroste  eenzydige  Bloemen.       Sya  c  e. 

(13)  Gamander  met  Eyronde  Blaadjes  9  van  xm. 
boven  glad  en  Zaagswyze  getand  en  getros-  T^tifl°~ 
te  Bloemen  >  de  Kransjes  uit  zes  Bloemen  vceibioc- 
bejtaande. 

Deeze  beiden  komen  voor  in  Spanje*  en  be* 
hooren  tot  het  Kruidje  dat  men  Marum  noemt, 
waar  van  het  eerlte  ,  onder  den  naam  van  Ma* 

rum 

f12)  Teucrium  Fol.  integerrimis  ovatis  iubtus  tomentofis 
&c.  H.  Cïijf.  303.  Ups.  159.  Mat.  Med.  285.  R.  Lugdb* 
305.  Marum  Cortufi.  J.  B»  Hifi.  Vil.  p.  242- 

(13)  Teucrium  Fol.  ovatis  fuperne  glabris  &c.  R.  Lugdb. 
307.  Chamsedrys  mu'tiflora  tenuifolia  Hisp.  TOURNF.  Jnji. 
205.  Teucr.  Flor.  verticillatls  &c,GouAN  Monsp.  272.  ZiNN. 
Goh.  291.  Marum  Hisp.  nigrum.  Bocc.  Mus.  T.  117. 

S3 

II.  DfEL.  IX.  STÜ5. 


/ 


278       TWEEMAGTIGE  KrüIDEH. 


IV»    rum  Syriacum  ,  insgelyks  een  Ingrediënt  is  van 
xF1f  oude  Winkelbereidingen*  De  Geur  van  3t  zeï- 
JBoofp-  ve  is  alleraangenaamst  en  fommigen  hebben  de 
STU*     kragten  van  dit  Kruidje ,  (misfchien  door  den  lek* 
Z^"keren  Reuk  misleid  zynde ,  zegt  Geoffroy,} 
ongemeen  opgevyzeld.  *t  Is  geenszins  de  Bok- 
Qrégo  van  Lobel  ,  gelyk  die  Autheur  fchynt 
te  willen,  noch  ook  het  Manm  Syriacum >dat 
deeze  af  beeldt,  maar  onder  dien  naam  komt  het 
voor  in  de  befchry ving  der  Planten  van  den  Leid- 
fen  Tuin*  door  Hermannus*  Dit  wordt  dan 
voor  het  echte  Marum  gehouden  ,  zynde  wit- 
achtig van  Kleur,  maar  het  andere  noemt  men 
%wart  Marum  3  om  dat  de  Blaadjes  van  boven 
zwartachtig  groen  zyn*  Het  eerrte  groeit  ook 
op  de  Hieres  -  Eilanden  by  Provence  en  waar- 
fchynlyk  in  Syrië* 

xtv.  (14.)  Gamander  met  langwerpig  Eyronde  ge* 
TTwaZi.  heel  ejfenrandige ,  ongefteelde  Blaadjes  yem 
taxmanfe.        eenzaame  Bloemen  ,  die  ongejlee ld  zy m. 

De  Heer  Laxman  heeft  deeze ,  die  de  Steng 
een  half  Voet  hoog  en  ruig  ,  de  Blaadjes  drie- 
ribbig  en  de  Bloemen  aan  ééne  zyde  heeft  3  in 
i  Siberië  gevonden* 

xv.  (15)  Gamander  met  Eyronde  Zaagtandige  Bïa- 
pbiri-rT\  den;  eenzaame  driebloemige  Steeltjes ,  met 

het 

(14)  TeucTium  Fol.  ovato  -  cbïongis  integcrrimts  fesfilibiis 
&c. 

(15  )  Teucrium  Fol.  fcrratïs  ovatis  >  Pcdunculis  foiit.  ttifioM 
&c.  Tetïc?ium  Cham$dryos  folio.  GMKU  Msf* 


DlDYNAMlA.  579 


het  middeljle  Bloempje  ongejleeld  en  Lini-  IV* 
aal'Lancetvormige  Blikjes.  FxvfL' 

Hoofd» 

Deeze,  die  den  naam  naar  dat  Gewest  voert  9$tuk. 
heef t, onder  de  Mikjes  der  Bloemen,  tweefpit-  Gymm- 
fe  effenrandige  Blikjes  ,  zo  lang  als  de  Kelk  ft*rma% 
gelyk  in  de  Berg-Keule*  De  Bladen  zyn  weder* 
zyds  kaal. 

(16)  Gamander  met  Lancet  swys'  ovaale  ,ftomp* 
achtige>  geheel  effenrandige  Bladen  en  vier-  Saiuif^ 
deelige  eenzaame  Kelken.  wlgbiadi- 

In  de  Levant  is  deeze  door  Töurnefort 
gevonden  en  Veld  -  Cypres  met  Wilgen  bladen  ge* 
tyteld.  De  Stengetjes  zyn  een  Handbreed  hoog, 
de  Blaadjes  gepaard,  zo  wel  als  de  Bloempjes 9 
die  driemaal  korter  zyn  en  geen  het  minfte  blyk 
hebben  van  een  boven -Lipje. 

(17)  Gamander  met  Lancetvormige ,  uitgegulpt  xvir. 
Zaagtandige  Bladen ,  van  agteren  r  egt  hoe- ^oostinfo- 
Mg  en  eenzaame  Bloemen.  fche' 

In  Oostindie  valt  deeze,  naar  welke  het  Hee- 
flerige  Portugaalfche  Gamanderlyn  met  Melis- 
fe-Bladen,  van  Töurnefort,  fchynttege- 

ly. 

(16)  Teuerium  Fol.  Lanceolato  -  elliptids  obtufiusculïs  &c. 
Chamaepitys  Or*  Salicis  folio*  Tournf.  Cor.  14»  Screb»  17- 
T.  9. 

(17)  Teuerium  Fol.  EanceoJatis  repando  -  ferratis  &c.Manu 
*o.  Chamaedrys  Frut*  Lufitanica,  Mclisfae  folio,  Flore  mino- 
re  pun&ato.  Tourni.  Inft.  205  ? 

s4 

H.  Debi.,  ix,  Stuk. 


a8o     Tweemagiice  Kruiden, 


lyken.  De  Steng  is  vierkantige  een  Voet  hoog* 
A?x vf L* gearmd ,  met  korte  Takjes; de  Bladen  zyn  fpits 
Hoofd  getand,  met  wyde  hoeken  ,  van  boven  rimpe- 
stuk.     jjg^  van  on(]cren  Wollig,  bleek  groen  :  de  Kelk 
BU'ctza^.^  Qpggjyjj  verdeeld ,  met  de  bovenfte  Slip  Hart- 
vormig: de  Bloem  witachtig,  zonder  eenige bo- 
ven-Lip,  de  onderlte  driedeelig  en  heeft  zeer 
korte  Meeldraadjes. 

*villmm    (18)  Gamander  met  Wigvormig  ZaagswysHn- 
gej needen  ,  gladde  Bladen  ,  tot  een  Steel* 
Kubafche.  tjg  yerfmaiiende  j  m  eenzaaine  gejleelde 

Bloemen* 

Op  voguge  Velden  van  *t  Eiland  Kuba,  inde 
Westjndi^n  ,  vondt  de  Heer  Jacquin  dee- 
ze,  met  de  Steng  anderhalf  Voet  hoog,  en  in 
de  Keizerlyke  Broeihuizen,  te  Weenen,  voort- 
geteeld  ,  is  zy  aldaar  een  overblyvende  Plant 
geworden»  De  Onderlip  der  Bloempjes  gelykt 
naar  een  Hellebaard*  De  Zaadca  zyn  zwart- 
achtig. 

xtx.  OsO  Gamander  met  Eyronde  Zaagtandige 
AiduSfe.  Bladen  en  eene  geaakdey  ronde  ,  ongefieeU 

de  end -Tros. 

Dit 

(18)  Teucnum  FqL  Cuneatis,  Serrato  -  incifis ,  glabris  ,  in 
Petiolum  attsnuatis,  Flor.  folit.  pedunculat's.  JACC^  Oh.  II. 
p.  5.  T.  30*  Amer.  Hij.  172.  Tab.  X83.  f.  74. 

(19)  Teucrium  FoL  oyatis  ferratis  ,  Racemo  fpïcato  tereti 
fesfïK  terminali.  Mant.  81.  Teucriym  Spicis  ovatis  ,  crenatis, 
fubhiifutis  &c.  ARD.  Sp>  I.  p.  ü.  T.  3. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  281 


Dit  Kruid  ,  door  den  Heer  Arduin  opge-  WH 
geven  en  afgebeeld ,  is  geheel  ruigachtig  ,  en  AFx**L* 
heeft  Heefterige  Stengen  ,  met  een  geelachtige  Hoofd- 
Haairige  Aair  aan  't  end.  stuk. 

(.20)  Gamander  met  Eyrond  Lancetvormige  ^f;riu 
Zaagtandige  Bladen  ,  en  eene  opftaande  Canadese. 
Steng ,  die  aan  't  end  een  ronde  Aair  heeft  ,fch*iwda" 
van  zesbladige  Kransjes. 

Deeze  Kanadafche  Plant  met  fmalïere  egaal 
getande.  Wollige,  platte  Bladen;  heeft, in  de 
Tuinen  voorkomende  ,  gerimpelde  Bladen ,  die 
grooter  zyn  ,  ongelyk  getand  en  van  onderen 
naauwlyks  ruig,  naar  Brandenetel  -  Bladen  gely* 
kende*  Zy  heeft  den  Reuk  van  Knoflook  in  Vir- 
ginie. 

(21)  Gamander  met  Eyronde  ongelyk  getande 

Bladenen  Bloemtros/en  aan  't  end  der  Stengen.  CuZgim^ 

Virginifche,. 

Deeze  Virginifche  heeft ,  zo  wei  als  de  voor^ 
gaande  5  roode  Bloemen  en  de  Bladen  verfehil- 
len  weinig,  doch  zyn  lang  gerteeld,  de  Stengen 
rood  en  ruigachtig  zegt  de  Ridder. 

De 

f20)  Teucrium  f  oh  ovato  -  Lnnceolat's  fèrratis  &c.  Cha- 
maedrys  Canadenfis  Uiticac  folio  fubtus  incano.  Tournf.  ïnft* 
205,  GRON.  Virg.  64,  87. 

(21)  Teucrium  Fot.  ovatis  ïnaeqmliter  ferratis  ,  Racemis 
terminalibus.  GR9N*  Virg.  6$,  83.  Teucr.  Cal.  bilabiatis4 
inferne  Ventrxoiïs  ,  Racemis  a?qualibus ,  Eoh  Cordatis  dupli  • 
cato  -  crenatis  petiolatis.  Goüan  Monsp*  26$, 

ss 

II.  Deel,  IX,  Stuk. 


a82        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV,      De  Heer  Thunberg  heeft  in  Japan  eene 
^FxvfL  Soort  van  Teucrium  gevonden  ,  welke  zyn  Ed. 
Hoofd-  hier  t'huis  brengt*  Ik  zal ,  dewy]  zy  een  wei- 
stuk.     njg  verfchilt  ,  de  Afbeelding  daar  van  ,  volgens 
ïw°XhZ  mYn  Exemplaar ,  hier  mededeelen 5  als  waar  uit 
ïl.  lvi.  meo  daar  van  kan  oordeelen:  zie  Fig.  i.  Pl* 
Fs'  U  LVI.  De  Bladen  zyn  meer  Lancetvormig  dan 
Eyrond ;  doch  mooglyk  zyn  de  onderften  broe- 
der geweest.  Ook  komt  my  de  Steng  niet  rood 
noch  ruig  voor  ;  't  welke  de  Heer  Li  nn^eus 
van  Goüan,  die  aan  het  Teucrium  Virginicum 
zelfs  Hartvormige  Bladen  geeft,  ontleend  zal 
'  hebben. 

xxit.  (22)  Gamander  met  langwerpig  Hartvormige 
Ifocati™         fiompe  Bladen ,  een  gearmde  gegaffelde  Steng, 

cum.  en  zeer  lange  ongelteelde ,  gedraaide  Aai- 

Hyrcani-  .       ,     ö  4  0 

fc^j  ren  aan  H  end. 

De  Stengen  zyn  Kruidig  van  deeze  Soort ,  wel* 
ke  Bladen  als  die  van  de  Winkel  -  Betonie  heeft 
en  zeer  lange  Aairen,  van  Bloemen  dieSlangs- 
wyze  om  de  Steng  zyn  famengehoopu  De  af- 
komst fchynt  uit  het  Landfchap  Hyrcanie,  toe 
Perfie  behoorende ,  aan  de  Kaspifche  Zee  te  zyn. 

xxiii  Gamander  met  Eyronde  >  rimpelige ,  kar- 

JMasfilien-  te  * 

fchl  C'  ^22^  Teucrium  Fol.  Cordato  -  oblongis  obtufis  ,  Cauïe 
Brachiato  dichotomo  &c.  Teucr.  Fol.  Cord.  eren.  petiola- 
tis.  Hall*  Cott4  315.  arduin.  Sp*  13.  T.  4.  fakr. 

flelmft.  8i. 

Teucrium  Fol.  ovatis  mgofis  &c.  Teucr.  Creticum. 

cxvs. 


DlDYNAMlA*  083 

telig  ingefneedene  5  gryze  Bladen ,  opftaan*  IV* 
de  Stengen  en  regte  eenzydige  Trosfen*  AFx^KL% 

Op  't  Eiland  Kandia,  als  ook  in  de  Zuidelyke^^.0 
deelen  van  Vrankryk,  inzonderheid  by  Marfeil-  Gymno* 
je ,  en  op  de  Hieres  -  Eilanden  by  Toulon ,  zovfperma4 
de  Groeiplaats  zyn  van  deeze  Soort ,  die  een 
Hartvormige  boven  -  Lip  aan  haare  Bloemen  heeft 
en  zeer  aangenaam  is  van  Geur, 

(24)  Gamander  met  Hartvormige  Zaagtandi-  Kiv. 
ge  gejteelde  Bladen  ,  de  Bloemtros/en  over  sdrldltZ. 
ééne  zyde,  en  op  (taande  Stengen.  •  saUe^ 

Dit  Kruid,  dat  men  in  de  meefte  Taaien  van 
Europa  Wilde  Salie  noemc ,  is  by  ons  aan  den 
Duinkant  en  op  Zandige  plaatfen  in  andere  Pro- 
vinciën gemeen.  Het  groeit  ook  in  Vrankryk  , 
Duitfchland  en  Engeland,  Tournbfort  hadt 
hetzelve  Heejlerige  Wilde  Gamanderlyn  met  Me* 
lisfe  -  Bladen  geheten*  Den  naam  van  Scorodonia 
fchynt  het  bekomen  te  hebben ,  wegens  zyne 
naverwantfchap  met  de  volgende  Soort.  In 

Swit* 

Clus.  Hifi.  I.  p.  348.  Teucr.  Frut.  incati.  Cret.  Fl.  purpu- 
ico.  Barr.  Ic*  869.  Chamaedjys  Frut.  Cretica  purp,  Flore, 
TOÜRNF.  Infl.  40$.  GER.  Prov.  277.  Fig,  n* 

(24)  Teucrlam  Fol.  Cordatis  Serratis  Petiolatis  &c.  Gort* 
Belg.  xtfi.  DALIB.  Paris  171.  HALL.  Helv.  632.  GER.  Prov. 
Z7%.  GouAN  Monsp.270.  H.  Cliff*  301.  R.  Lugdb.  jo5.  Scoro- 
donia. Riv.  Mon.  T.  12.  Scordium  alterum,  f.  Salvia  fylve- 
ftris.  C  B.  Pin.  247.  Salvia  agreftis  f.  Sphacelus.  DOD.  Pempu 
291.  Scordium  alterum  Plinii»  Lob.  Icé  497* 


II.  DIEL»  !£♦  STUK* 


284      TWEEMAGTICE  KRUIDEN, 


IV,  Switzcrland  komt  het  dikwils  voor  in  de  Berg- 
Afdxev*l  Bosfchen* 

Hoofd*  Het  heeft  vierkante, harde  Stengen,  van  drie 
stuk*  Voeten  hoogte,  met  rimpelige,  donker  groene, 
fa*.0'***' bym  gladde  Bladen  ,  uit  wier  Oxelen  Bloem- 
takjes  voortkomen  *  met  lange  Aairen,  yl  ge- 
kranst, van  bleekgeele  Bloemen,  het  Pypje  en 
de  Meeldraadjes  roodachtig.  De  Reuk  is  flaau- 
wer  dan  die  van  't  volgende  ,  de  Smaak  bitter. 
Het  heeft  een  openende  en  tevens  famentrek- 
kende  kragt,  en  zou  derhalve  3  in  Aftrekzei  ,  te- 
gen de  Waterzugt  van  dienst  zyn. 

xxv.  (25)  Gamander  met  langwerpige,  ongefteelde, 
£*upum  Tandswys'  ingefneeden  Bladen ,  twee  Bloe- 

Waterioók.         men  die  gefieeld  zyn  in  de  Oxelen  en  ver- 
fpreide  Stengen, 

Dit  Kruid  komt  vry  algemeen  voor ,.  in  de 
meefte  deelen  van  Europa, op  Moerasfige  plaat- 
fen.  By  ons  vindt  men  het  in  de  Dumvaleijen 
agter  het  Dorp  Lis ,  en  noemt  hetzelve  Water- 
look ,  om  dat  het  naar  Knoflook  ruikt,  waarvan 
het  ook  zynen  Griekfchen  naam  Skordion  beko* 
men  heeft»  De  Franfchen  heeten  het  Gcrman- 

drêe 

(1$)  Teucrium  Fol.  oblongis  fesfïlibus  dentato  -  ferratls 
&c.  Mat.  Mcd.  2%9-  Gort.  Belg.  FL  Suec.  Hall.  Gguan 
&c.  KRAM*  Auflr,  365.  Hi  Cliff.  R.  Lugdb.  utfupra.  Cha- 
mjedrys  paluftris  canescens  f.  Scordium  Officinarum.  Tournf. 
Infi.  205.  Scordium.  C.  8.  Pin,  247 ,  Cam.  Epit.  588  Dod. 
Tempt,  126,  Scordium  fivc  Trixago  paluftris.  Lob.  Ic,  497, 


D    I    D    Y    N    A    M    1  A. 


drêe  d'Eau,  de  Ebgelfchen  Water*  Germander,  IV* 
dat  is  Water-Gamanderlyn.  Afdeed 

Het  bereikt  de  hoogte  van  het  voorgaande  Hoofd. 
niet,  hebbende  de  Bladen  met  groote  Tanden  bTü^* 
fogefneeden  ,  witachtig  ,  zagt  en  zeer  Wollig. ^rilT 
Het  beftaat  uit  zeer  Takkige  leggende  Stengen , 
waar  van  de  Takjes  zig  verheffen  tot  een  Voet 
hoogte.  Uit  de  Oxels  der  Bladen  komen  van 
twee  tot  vyf  Bloemen  by  elkander  ,  die  geen 
Aair  maaken,zynde  van  Kleur  uit  den  blaauwen 
bleek  paarfchachtig.  De  middelde  Slip  van  de 
Onderlip  is  groot,  langwerpig,  minder  rond  en 
wederzyds  aan  't  begin  gefpleeten* 

Dus  befchryft  de  Heer  Hall  er  dit  zeer 
vermaarde  Kruid  ,  welks  fterke  Reuk  en  Smaak, 
als  ook  de  Scheidkonftige  Ontleding,  toonen, 
dat  'er  veel  vlug  Olieachtig  Zout  in  zy;  't  welk 
hetzelve,  door  uitwendige  oplegging,  zeer  be- 
kwaam maakt ,  om  de  beginzelen  van  't  bederf 
en  Verrotting  in  de  Lighaamsdeelen  te  weder* 
ftaan :  des  het  daar  toe  ook  in  gewoon  gebruik 
is  by  de  Heelkundigen,  De  aanmerking  van  Ga- 
lenus*  dat  Lyken,  op  plaatfen  leggende,  waar 
dit  Kruid  veel  groeide ,  niet  verrot  waren ,  Iaat 
ik  daar.  Inwendig  dient  het  Aftrekzei  als  een 
kragtig  Middel,  om  de  ukdryvinp  van  fchade- 
lyke  Stoffen,  door  de  Huid,  te  bevorderen,  en 
is  derhalve  dikwils  in  Uitflaande  Ziekten,  ja 
zelfs  in  de  Pest  ,  met  voordeel  gebruikt.  In 
fommige  Borst  -  Kwaaien  is  het  ook  nuttig,  zo 
wei  als  tot  verfterking  der  Ingewanden  in  de 

Loop  ; 

II.  Deel.  IX,  Stüe* 


ï%5        TwEEMAeTIGE  KRUIDE^ 


IV.    Loop ;  gelyk  uit  de  vermaarde  Winkelbereï* 
xv.  *  ding,  Diascordium  genaamd,  blykbaar  is. 
Hoofd- 
stuk.      ($6)  Gamander  met  Wigvormig  Eyronde,  in* 
Tetcrlam  gefneedene  ,  gekartelde  gefleelde  Bladen  , 

chaméi*  drie  Bloemen  by  elkander  en  leggende  eeni* 

^c^nan*  germaate  Haairige  Stengen. 


deiiyn» 


Dit  niet  minder  algemeen  bekende  Kruid,  'c 
welk  by  ons  in  de  Tuinen  omtrent  Lis ,  Noord- 
wyk  enz. ,  ten  dienfte  der  Apotheeken  geteeld 
wordt  ,  groeit  in  Vriesland  wild  op  Hey  -  Vel- 
den en  in  fommige  Bosfchen ;  gelyk  het  dus  ook 
voorkomt  in  Duitfchland  3  Vrankryk,  Switzer* 
land,  enz.  Het  wordt  in  't  Hoog-  en  Neder- 
duitfeb  ,  Gamanderlyn  of  Bathengel  genoemd, 
3n  't  Franfch  Chenette  of  Cermandrée ,  in'tEn- 
gelfch  Cermander  of  English  Triackle.  Men  kan 
van  de  gedaante  best  uit  de  Afbeeldingen  oor- 
deelen ,  terwyl  'er  aanmerkelyke  Verfcheidenhe- 
den  van  zyn  ,  niet  alleen  in  grootte,  alzo  hec 
met  Stengetjes  van  vier  Duim  tot  een  Voet 
voorkomt ,  maar  ook  in  meer  of  minder  ruigte 
en  in  de  Kleur  der  Bloemen  ,  die  gemeenlyk 
bleek  paarfch  is  ,  doch  in  fommigen  wit,  ja 
fomtyds  roodachtig  en  wit  op  een  zelfde  Plant. 

Daar 

(z6)  Teucrlum  Fol.  Cuneiformi  •  ovatïs  incifis  crenatis  &<:• 
Mat.  Mud.  288.  GoRT.  Belg.  162.  KRAM.  Auflr.  166.  HALL* 
Heh.  630.  GER.  Prov.  278.  GoUAN  Monsp.  272.  H.  CUf. 
302.  R.  Lugdb.  307.  Chamaedrys  major  5c  minor  r^pens*  Cm 
Bt  Pin,  248,  Dod.  Pempt*  43,  LOJi.  Ic^U 


Dl     DYNA    MI    A*  287 


Daar  komen  van  twee  ,  drie  tot  vyf ,  boven  IV. 
aan  de  Takjes,  met  kleiner  Blaadjes  gefchoord  Afdeeu 
voor,  en  deeze  maaken  dat  het  Kruid  zig  als  Hoofd* 
met  Aairen  gekroond  voordoet*  STUIU 

Zou  dit  ook  de  Trixagn  der  Ouden  zyn,door^^" 
welks  Afkookzel  het  Landvolk,  zo  Celsus 
fchryft  ,  zig  van  het  Zydewee  wist  te  genee- 
zen?  vraagt  Doktor  Scotoli.  De  geleerde 
Trillerüs  was  van  dit  denkbeeld ,  noemen* 
de  hetzelve  een  zeer  heilzaame  Plant ,  tegen 
Borstkwaalen  en  Jichtige  Pynen  uitermaate  dien- 
ftig*  Men  gebruikt  het  Aftrekzei  met  Water, 
als  Thee ,  of  op  Wyn  gezet*  Niet  minder  is 
dit  Kruid  beroemd  in  Koortfen ,  als  een  Maag* 
middel,  en  tot  wegneeming  van  Verftoppingen  ; 
doch  men  moet  in  allen  deezen,  dewyl  het  heet 
van  natuur  is,  voorzigtig  zyn,  om  het  niet  te 
gebruiken  daar  een  fterke  Ontfteeking ,  verdik- 
king of  Hitte  in  het  Bloed  heerfcht ,  of  eene 
opftopping  plaats  heeft  in  't  Gedarmte. 

(27,)  Gamander  met  Eyronde  fpits  Zaagtandig  xxvir; 
ingefneedene  ,  gladde  Bladen  ,  drie  OxeU  jj^£m 
bloemen  en  eene  opjiaande  effene  Steng*  Giinfte. 

0  lende* 

Deeze  in  de  Valey  van  Barcelonette  en  op  het 
Gebergte  in  Provence  voorkomende ,  verfchilt 
van  de  voorgaande  door  een  opftaande  gladde 

Steng 

(27)  Teuertum  Fol.  ovatis  acute  incifo  -  ferratis  &c.  Cha- 
mxdrys  Aipina  frutescens  Folio  fplendcnte,  MAGN.  Hort.  j2t 
T.  5a.  GER.  Prov*  278. 

II.  DfiEL  IXfSTUK. 


ü§8        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN 


iV,    Steng  en  gladde  Bladen,  zo  dat  menze  als  eend 
Afdeel.  Verfcheidenheid  daar  van  kan  aanmerken.  Zy 
Hoofd,  heeft,  naamelyk,  die  zelfde  gedaante  der  Bladen 
stuk»     en  van  >t  Gewas  >  om  welke  decze  Kruiden  Cha- 
?l09tzaa' mcedrys  >  dat  is  Laage  Eik,  en  fomtyds  Quercu- 
la  of  Eikje  genoemd  worden. 

xxviii.  (28)  Gamander  met  Hartvormige  Jlomp  Zaag- 
Teucrium  tandige  Bladen .  effenrandige  holronde  Blik* 
Geeie.  jes ,  een  Heejterige  Steng  en  driebloemige 

Trosjes. 

In  de  Zuidclyke  deelen  van  Europa  groeit  dit 
Kruid  ,  dat  men  gehouden  heeft  voor  het  echte 
Teucrium  der  Ouden.  .Het  groeit  Heefterachtig 
en  heeft  bleek  geele  Bloemen  ;  doch  de  Ver- 
fcheidenheid daar  van,  die  door  den  Heer  Jus- 
si  e  u  voor  een  byzondere  Soort  gehouden  wordt 9 
heeft  dezelven  fchoon  paarfch* 

xx*X.     (29)  Gamander  met  eens  end  <  tros  ;  de  Bla- 

ilontanuTtt,  ,  , 

Bergfe. 

( 28  )  'teucrium  Fol.  Cord.  obtufe  fenatis  Sec.  GouAN  Monsp. 
273.  IC  Cfijfii  S02.  R.  Lugdb.  307.  Teucrium*  C*  B.  Pin* 
247.  Cham.  Fruticofmr  Flore  ochroteuco.  Moris.  HifiA  IIU 
p.  4tz.  S.  xi.  T«  22.  f.  1;  Teucrium  vülgaré  Frut.  primurn* 
Clüs  Hifi.  i#  p.  348.  fi9  Teucr*  luridum  parvo  folio,  FI. 
venufte  purpureo*  Pluk.  Alm.  167.  T.  ès.  f.  2.  ChamaedryS 
altera  feu  asfurgens»  DOD.  Perr.pt.  44. 

(29J  Teucrium  Corymbo  terminali  &c.  KRAM.  -4a/?r.  166^ 
GER.  -Prov.  273.  DALIB.  Pam.  172.  H„  CUfcioi.  K.  La£<!$, 
305.  Polium  Lavandulx  folio.  C.  B.  /V»,  220,  Polium  ma* 
jus,  Cord.  Hifi.  124. 


den  Lancetvormig  effenrandtg  9  vanonde-  I1^. 
ren  Wollig.  Af  ^ 

HOOFD- 

(3°)  Gamander  met  eene  end-  Tros  ;  de  BIci-stvk. 
den  Liniaal^  aan  den  rand  omgeboogen,  T**f^ 

fupinum* 

Cs  O  Gamander  met  eene  end  -Tros ;  de  Bla-  Leggende, 
den  Wigvormig  rond  en  gekarteld.  p*fnai« 

cum. 

\  Verfchil  Van  deeze  driebeftaat  inzonderheid  fJhyeren^; 
in  het  Loof,  alzo  zy  allen  de  Bloemen  getrost 
hebben  aan  't  end  der  Stengetjes^  die  neer- 
hurken of  op  den  Grond  leggen.  De  eerfte 
groeit  in  de  Zmdelyke  deelen  van  Europa  en  om- 
ffreeks  Parys  ;  de  tweede ,  die  'er  veel  naar  ge- 
1'ykt ,  in  de  Velden  by  Weenen ;  dé  derde  op  de 
Pyreneefche  Bergen.  Deeze  heeft  dit  byzonders, 
dat  de  Blaadjes  naar  't  end  der  Stengetjes  langs 
hoe  grooter  en  breeder  worden.  De  Bloemen 
2yn  in  deeze  rood ,  in  de  anderen  wiu 

(32)  Gamander  met  rondachtige  Aairen  lang*  xtxih 


Polis» 


(%o)  Teucrium  Cor.  Term,  hc.  Polium  momanum  rèpens. 
C*  B.  Pin*  ito.  Pol.  monr.  fup.  minimum.  Lob.  Ieé  488. 

Teucrium  Cor.  Term.  &c+  Teucr.  Fol.  Cuneiformibus 
crenaris  &c.  R!.  Lugdb,  305.  ƒƒ.  Olijf*  301.  Polium  Pyre- 
naicum  fup.  Hederae  térreftris  folio.  TÖURNF.  ƒ«/?.  206.  Po!. 
Saxatile  purpureum  Chamiedryoides  ,  ampla  coma.  BoCG# 
Mus.  II.  T.  Si.  BARR.  Rar,  315.  T.  1086. 

(32)  Teucrium  Spi'cis  fubrotundis  &c.  GoüAN  Monsp*  270. 
#.  Citff.  302.       Lugdb.  30J.  GkoHi  Orknu  74>  a#  Polium 


ÜpO        TWEEMAGTICE  KRUIDEN. 


IV.  werpige  Jlompe  gekartelde  Wollige  ongejleel* 

FDEEL.  ^  Bladen  en  leggende  Stengen. 

Hoofd- 
stuk*      In  Provence,  Spanje,  Portugal,  Italië  en  in 

Gymno-  $e  Levant,  heeft  men  Verfcheidenheden  groei- 

fpermia*  ° 

jende  gevonden  van  dit  Kruid ,  't  welke  gehou- 
den wordt  voor  het  Polion  van  Dioskori- 
jdes.  Men  noemt  het  in  't  Franfch  Pouliot  en 
in  't  Engelfch  Poley.  Het  is  een  laag  leggend 
Kruidje  met  Houtige  Stengetjes  3  de  Blaadjes 
fmal,  doch  aan  'tend  breeder,  ftomp  en  gekar- 
teld 3  van  boven  groen  ,  van  onderen  Wollig 
hebbende.  Aan  "t  end  der  Stengetjes  draagt 
het  opftaande  Tuiltjes  van  Bloemen.  Het  heeft 
eenigen  Reuk  en  een  bitteren  Smaak;  des  men 
het  misfchien  ook  in  de  Geneeskunde  zou  kun- 
nen bezigen.  Tournefort  heeft  'er ,  we- 
gens de  Bloemtuiltjes  als  Hoofdjes,  een  byzon- 
der  Geflagt  van  gemaakt  3  en  daar  in  een  me- 
nigte Soorten  onderfcheiden ;  waar  toe  de  vol- 
gende behooren. 

XXXiiT.     (33)  Gamander  met  gejleelde  Hoofdjes  3  Lan- 

JTeucrïum  m- 
Capitatum* 
Hootdige* 

montanum  luteum»  album  y.  fupinum  alterum.  ^.  Su- 
plnum  Venetutn.  g,  Mont.  repens.  C»  B.  Pin.  zzo  >  221.  Po- 
Hum  montanum  quintum.  Clus»  lüft*  I.  p«  362.  Hysfopium 
Dioscoridis.  Col.  Ecpbr.  I.  p.  59.  T«  67.  Polium.  Doe?» 
Pempt.  283. 

(33;  Teucrtum  Capitulis  Pedunculatis  &c.  Polium  monta* 
num  album  ferr.  latifolium»  BAREU  Rar.zzs*  T.  1079,  107^ 
fi.  Fol.  Monfpeliacuin.  J.  B.  Hifi*  III.  p.  699. 


Didynamia»  apf 


cetvormige  gekartelde  Wollige  Bladen  en  IV. 
opjtaande  Stengen.  Afdeel,1 

f34)  Gamander  met  ongejieelde  end  -  Hoofdjes  9  ^°£D* 
Liniaale  vlakke  viervoudig  getropte  Bla-  xxxiv. 
den  en  leggende  Wollige  Stengen.  p^mU^u 

Zeer- 

ln  Spanje  groeijen  deeze  beide  Soorten  en  kleine, 
toneer  andere  Verfcheidenheden  van  die  Kruid , 
die  door  BArrklier  waargenomen  en  keu- 
rig in  Afbeelding  gebragt  zyn* 

C35)  Gamander  dat  gedoomd  is  ,  mét  de  Bö-  xxxv, 
ven- Lip  der  Kelken  Eyrond3  de  Blöemp-  ^GedooT^ 
jes  agterover  ,  en  dubbelde  Bloemfteeltjes^ 

In  Portugal  is  de  Groeiplaats  van  déeze  Ge* 
doomde  Gamander  ,  een  Plantje  uitmaakende* 
fomtyds  een  half  of  geheelen  Voet^  zeldzaam 
een  Élle  hoog5  dat  zeer  Wollig  eh  ruig  is ,  met 
langwerpig  ronde  Bladen  ,  op  de  kanten  flaauw 
gekerfd  >  tegenover  elkander  5  in  de  Oxelen  Doorn- 

nen 

(34)  Teucriüm  Caplt.  term  inali  bus  fesfilibus.  Am.  Acaik 
IV.  p.  -7Ó.  Polium  Hisp»  mout.  pumilum,  Rosmariiü  folio  % 
H#  rubro.  TöüBNF.  Jnfl*  207.  Pol.  rrtont.  pum.  rubr*  BARR» 
fa,  1092. 

tiuctlurü  fpinofum  &c.  Loèfl.  It,  147.  Chamredr.» 
multifida  fpinofa  odorara.  Gbisl.  Lus*  2,0.  Chamaedr.  fpino- 
ia*  C.  B.  Pi«.  248.  /Wf.  117.  ft.  Mor.  III.  p.  423* 

S.  11.  T.  22*  f.  17*      Teucriüm  mucronacum.  Sp>  Plant. 
793.  Scord.  fpin.  odoratum.  Corn,  C*«.  123,  Eajrr.  Rat* 
T.  202. 

T  x 

iU  DEEIii  I£#  STUK. 


igi        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN* 

IV.  nen  hebbende  van  aanmerkelyke  laagte,  onder 
Afdeel.  de  Bioemen  •  die  rosachtig  geel  van  Kleur  zyn 
Hoofd-  of  witachtig,  met  zeer  korte  Meeldraad  jes#  Het 
stuk,  welriekende  gedoomde  Waterbok  van  Kanada, 
^Mfouzaa-  maakt;  eene  Verfcheidenheid  uit  van  deeze  Soort. 

Satureja,  Keul. 

De  byzondere  Kenmerken  van  dit  Geflagtbe- 
ftaan  daar  in  ,  dat  de  Slippen  of  verdeelingen  der 
Bloempjes  byna  gelyk  zyn  en  de  Meeldraadjes 
van  elkander  afftandig. 

Het  bevat  agt  Soorten,  waar  onder  het  gewoo- 
ne  Tuinkruid  van  dien  naam  begreepen  is;  naa* 
melyk. 

i.  (i)  Keul  met  top -Kransjes  en  Liniaal  Lan* 
juUanJ.a  cetvormige  Bladen. 

Jttliaan- 

fohe.  j)e  Virginifche  tot  het  Geflagt  van  Thymbe* 

trokken  zynde,  is  deeze,  die  in  't  Hertogdom 
Toskanen  groeit ,  thans  de  eerfte  Soort.  Dezelve 
wordt  %  by  dePifaners,T//ymira  vanSt.  Jaliaaii 
geheten ,  om  dat  zy  gemeen  is  op  ongebouwde 
plaatfen  van  St.  Juliaan  in  Hetrurie  9  als  ook  op 
ruuwe  plaatfen  aan  de  Zeekust  van  dat  Land, 
fchryft  Lob  el,  die  zig  verbeeldde,  dat  het  de 

Ech- 

(i)  Satureja  Verticillis  fastlglatls  Sec.  SyJI.  Nat.  XII.  Gen. 
707.  p.  389.  Veg.  XUI.  p.  441.  Sat.  Flor,  VerticiJktis.  R. 
Lugdb.  324.  Sat.  fpicata.  C.  B.  Pin.  218.  Satnreja  perennis, 
Verticillis  fpicatim  8c  denfius  dispofitis.  Mor.  Hift.  III.  pm 
412.  S.  11.  T*  17.  f.  4,  Thyrabra  S.  Julianif,  Satureja  yens» 
Lob.  Ic.  425» 


D    I    D    Y    N    A     M    I    A.  293 


Echte  Satureja  zy  van  Dioscorides.  Hier-  JV. 
om  noemt  menze,  in  de  Nederlanden ,  zegt  hy ,  AFx\*L' 
Keule  van  St.  Juliaan.  \ Is  een  Kruidje,  naauw-  Hoofd- 
lyks  een  Handbreed  hoog,  beftaande  uit  dunne STUK* 
Rysjes  met  zeer  fmalle  Blaadjes  en  dus  eeniger- jp£mZl°' 
maate  naar  de  Thym  gelykende,  ook  fcherp  van 
Smaak  en  welriekende. 

(a)  Keul  met  fiekelige  gekranfle  Bloemen  en  ir. 
langwerpige  fpitfe  Bladen.  Thymbra* 

Kretifche, 

Dit  is  de  Echte  Thymbra  van  Clüsius  , 
groeijende  op  Kandia  en  in  Barbarye.  Tour- 
nefort  heeft  een  Geflagt  van  Thymbra  ge- 
maakt, dat  hy  door  Bloemkrans jes  van  de  Thym , 
Keul  en  Kalaminthe  onderfcheidt.  Hier  in  maakt 
deeze  de  eerfte  Soort  en  de  voorgaande  de  laat* 
lïe.  Men  vindtze  by  Barrel i er  afgebeeld 
onder  den  naam  van  Kretifche  Thym  van  P  o- 
ka,  die  gekranst  is.  Bauhinus  noemt  de- 
zelve Kretifche  Keule.  't  Getal  der  Kransjes , 
<Jie  byna  naakt  en  Klootrond  zyn,  is  in  deeze 
maar  half  zo  groot  als  in  de  voorgaande  Soort. 
De  Reuk  zweemt  naar  dien  van  de  gewoonc 
Keule. 

Cs;  Keul 

(2)  S&turejo  Flor*  verticillatis  hïspidls  &c  R. 
Satureja  Cretica.  C.  B.  Pin.  21 8.  Thymbra  legïtima.  Clus. 
Hift.  I.  p.  358*  TouRnf.  Infl.  t97-  Thyrmim  Creticum  Po- 
rt* verticillatum.  BARR.  Rar.  279.  T.  %9t* 

T3 

IL  deeu  IX,  stuk* 


?94       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


(3)  Keul  met  byna  driebloemige  zydelingjb 

,  Steeltjes  en  Omwindzeltjes  die  kleiner  dan 

'Afdeel.  ,  r,  \.  J 

xv.  de  Kelk  zyn. 

Hoofd- 
stuk.       Deeze*  op  de  Kilandcn  van  Griekenland  groei- 

ni.    jende a  verfchilt  van  de  volgende ,  door  minder 
CrlZ?^  gefpitfte  "Bladen  en  zeer  kleine  Omwindzeltjes, 
Gtiekiche.J)e  iaagfte  Blaadjes  zyn'als  die  van  Thym,van 
onderen  paarfch,  de  overigen  fmaller  ,  en  zy  heb- 
ben glinfterende  Stippen  van  boven ;  deBioemp* 
jes  paarfchachtig* 

iv.        (4)  Keul  met  enkelde  Bloemfieeltjes  >  zydelings, , 

Berg^KeuU  den  t0P  Set^°Pte  i  ^  Bladen  ge/pitst 

Liniaal  Lancetvormig. 

Deeze  Berg  -  Keul  groeit  wild  in  Toskanen 
en  Provence,  op  drooge  dorfe  Velden  in  't  Ge- 
bergte. Zy  is  harder  van  Blad  en  Steelen  dan  de 
Gewooné  en  blyft  over. 

(5)  Keul  met  Weebhemige  Bloemfieelijes... 

llortwfis*  p>. 
<2ewocne.  Uil 

(3)  Satureja  Peduncuïis  fu^triflorïs  lateraübus  &c.  Satu* 
r£ja  Annua  Orientilrs  tenuior.  Moius.  Hij?.  Hl.  p.  411.  s» 
Ji.  T.  17.  f.  2.  Cbnopodium  minus  exoticum.  Plï >k.  Alm» 
110.  T.  84,  f-  8.  Clinopodiurn  Oeticum.  Alp.  Exot.  265. 

(4)  Saturpja  Pedunc,  lateralibus  fol'tariis  &c.  Zïnn.  Goet:. 
313»  WïLL.  0/)j.  ïo<?«  Satureja  Peduncuïis  dxhotouiis  &c. 
R.  Luzdbt  324.  CER*  Fröv.  275.  KRAM»  v4ufir*  166.  Me- 
lisfa  Fol.  linearibus  integervlmis.  //.  Cliff.  ?os.  Satureja  mon- 
tana.  C.  B.  Pin*  2 tg.  Sat.  perennis.  Riv.  41.  Saxï- 
fraga  fecunda.  Cam.  Epit.  717. 

(sj  Satureja  Peduncuïis  bifloris.  Jtfat,  Med.  284,  Gobt. 


DlDYNAMIA.  *9j 


Dit  is  de  gewoone  Keul>  Kun  of  Boonkruid,  IV. 
by  ons  in    de   Tuinen  gezaaid  wordende ,  AF£yf T  * 
om  een  Geur  te  geeven  aan  gelloofde  Tuinboo-  Hoofd- 
nen ;  waar  toe  het  byzonder  fchynt  gefchikt  te  STUK* 
zyn.  In  't  Hoogduitfch  noemt  men  het  Saturey^y^^' 
Sergenkraut  of  Pfefferkraut ,  in  't  Franfch  Sa 
riette  of  Savorée-,  in  't  Engelfch  Savoury:  welk 
alles  zyne  afkomst  fchynt  te  hebben  van  den 
fcherpen,  doch  niet  onaangenaarnen  Smaak  en 
Geur  ,  die  'er  plaats  in  heeft.  Derhalve  wordt 
zy  van  het  Gemeene  Volk  veel  tot  Toefpy- 
ze gebruikt,  inzonderheid  tot  het  inleggen  van 
Kool.  In  de  Geneeskunde  dient  die  Kruid  als 
een  Maagmiddel ,  tot  Hartfterking  en  opwek* 
king  van  Minnelusu 

(6)  Keul  met  geaairde  Bloemen  en  gekielde  ge-    vr.  * 
Jlippelde  kanthaairige  Bladen*  €*pitatZ* 

Geaairde* 

Dit,  op  't  Eiland  Kandia,  in  Griekenland  en 
de  Levant  groeijende ,  wordt  gehouden  voor 
de  Echte  Thym  der  Ouden.  In  Spanje  komtzy 
overvloedig  omttreeks  Madrit,  by  Kadix  en  aan 
de  Zee -Kust  der  Zuidelyke  deelen  voor.  Zy 

is 

Belg.  163.  GOUANT  Monsp.  273.  GER.  Prov*  27$.  R,  Lugdb. 
324»  Satureja  Hoitenfis.  C.  B,  Pin.  21 8.  Lor.  Jc.  4.26.  Sa- 
rureja  altera.  Cam.  Epit.  487.  Thyrnus  erebus  annmis  Fol. 
Lanc.  linear.  H.  Cliff.  306. 

(6)  Satureja  Flor.  Spicatis  &c.  Mat*  Med.  2X3.  GRON. 
Oriënt,  71.  Thymus  Capitatus  qui  Dioscoridis.  C,  B.  Pin.  219. 
Thymurn  iegitimum.  Clus.  Bijl.  I.  p.  3;  7,  Thymum  Cret. 
incanum  Capitaturn.  Ba  ER.  Ic  897. 

T  4 

II»  Dsel,  ix.  stuk. 


fc9<£       TWEEMAGTIGE  KrüïDEK. 


r  iv;  is  fterker  van  Reuk  en  kragtiger  dan  de  ge-. 
ÏAfdeel.  woone  Thym,  die  in  een  byzonder  Geflagt  zal 
Hoofd»  volgen ,  en  wordt  5  tot  onderfcheiding ,  in  de  Win- 
stuk.  kelen  Kretifehe  Thym  genoemd.  De  Bloem- 
BiMzad.  hoofdjes  onderfcheidenze  van  de  andere  Soortea 
digc'       van  Keul,  genoegzaam. 

vu.       (7)  Keul  met  gedoomde  Takken  en  Jlefalige 
Satunja  Bladen. 

fpmpfa, 

de.  1  "  Op  Kandia  ,  in  \  byzonder  l  fchynt  deeze 
Soort  te  groeijen ,  die  Heefterig  is ,  met:  een  fty- 
\e  Steng  van  een  Voet  hoog,  de  Takken  in  Door 
rens  uitloopende ,  de  Bladen  fmal  en  fpics  5  met 
witachtige  Haairtjes  befprengd,  Tropswyzea^a 
9t  end  geplaatst* 


vin.  (8)  Keul  met  driebloemige  Oxel  -  Steeltjes ;  d$ 
vïminea*  Omwindzelen  Liniaal^  de  Bladen  Lancet* 

kyzige.  yormig  Eyrond ,  geheel  effenrandig* 

Indien  deeze  maar  twee  Meeldraadjes  had, 
*  iï.  d.  zou  zy  tot  de  Kunel,  hier  voor  befchreeven  *, 
V^stuk.  ^ooren  bunnen  ;  als  naar  welke  zy,  volgen? 
# den  Ridder,  veel  gelykt.  Brown  hadtze 
zige  Kruizemunt  geheten.  De  Heer  N.  L.  Buk- 

MAN- 

(7)  Satureja  Ramis  fpinofis  ,  Foüis  hispldis.  jim.  Acad. 
IV.  p.  317.  Sat.  Cretica  frutescens  Spinola,  ToURNF.  Cor4 
13.  Sat.  Cretica  fpinofa.  Popt  hal.  zi. 

{%)  Satureja  Ped.  Axülaribus  trifloris  &c.  Am.  Acad,  V. 
p.  399»  Btjrm.  Indt  116.  Mentha  viminca  ,  Fol.  mino* 
yibus  obovatis  &c.  Brown.  Jam.  2$ &» 


Di    dynamia.  297 


MANNüs,  dergelyke  van  Java  ontvangen  heb-  IV* 
bende,  merkt  aan,  dat  dezelve  een  Heefterige,  Af^l* 
ronde ,  gladde  Steng  heeft ,  van  een  Voet  hoog*  Hoofd- 
Jn  die  van  Jamaika  waren  de  Stengen  vierhoe-STÜK» 
kig  5  mids  de  hoeken  verliezende  door  Ou- fpfr^T  , 
derdom. 

T  H  Y  M  B  R  A*  Kun. 

Dit  Geflagt  heeft  den  Kelk  byna  Cylindrifèh  * 
dat  is  Rolrond ,  met  twee  Lippen ,  wederzyds 
met  een  ruige  Streep  ui tgemonfterd  endenStyl 
ten  halve  in  tweeën  gedeeld. 

Ik  geef  'er  den  naam  van  Kun  aan ,  om  dat 
de  Geftalte  der  Planten  ,daar  in  begreepen ,  veeï 
naar  die  van  *t  voorgaande  Geflagt  zweemt.  Twee 
Soorten  zyn  flcgts  van  hetzelve  befcend  %  na3- 
melyk 

(i)  Kun  met  geaairde  Bloemen*  x. 

Thymbra 

Deeze,  die  door  fommigen  voor  de  Echte^^ 
Thymbra  is  aangezien  ,  groeit  in  Klein  Afie  en 
pp  den  Berg  Libanon.  Zy  heeft  iets  dat  naar 
de  Thym  en  Hyibp  gelykt,  doch  agn  de  Keul 

komt 

(1)  fhymbra  Floribus  fpic3tls.  $yj2.  Nat.  XII.  Gen.  70?. 
p.  389.  Veg.  XIII.  p.  441»  GOUAN  Monsp.  274.  Thymbra  fpi- 
cata  verior  His?«  BAUR.  Aar.  28I.T.  1230.  Thymum  majiis 
ïongifolium  öcc.  Pluk.  Alm.  3Ó8.  T.  n<5.  f.  5»  Hysfbpus 
Capitata  Africana.  Morjs.  Hffi*  II  ï4  p.  3<U.  Satureja  hiriutfl 
purpurea  Olibanu  Dod.  Mem. 

t5 

IU  Deel»  IX  Stuk, 


298      Twee magtige  Kruiden. 


IV.  komt  zy  wel  het  naafte ;  des  de  beroemde  D  o- 
AFxvf L#  D  A  R  T  ^aar  ^u'Se  paarfche  Keal  van  den  Li- 
Hoofd-  banon  noemde,  't  Is  een  Houtig  ,  Heefterig 
^TUKé  Plantje  van  ongevaar  een  half  Voet  hoogte,  met 
^ö'***~paarfche  Bloemen,  zeer  fcherp  van  Reuk  en 
Smaak, 

ii*       (a)  Kun  met  gekranfle  Bloemen* 

Thymhra 
yerücilla- 

sa.  In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  groeit 

jsekrans-  ^eeze>  ^ie  de  Stengen  naauwlykseen  Voet  hoog 
heeft,  en  gepaarde  zeer  fmalle  Blaadje?,  in  wier 
Oxelen  de  Bloempjes  zitten ;  zo  dat  dezelve  veel 
naar  de  Hyfop  gelykt,  Nogthans  zou  het  wel 
eene  Verfcheidenheid  kunnen  zyn  van  de  voor- 
gaande Soort, 

H  y  s  s  o  p  u  s.  Hyfop. 

De  onder -Lip  van  de  Bloem  heeft  in 't  mid- 
den een  Tandswys'  Slipje :  de  Meeldraadjes  zyn 
regt  en  afftandig  of  van  een  wykende  in  dit  Ge- 
ilagt,  X  welke  drie  Soorten  heeft,  hier  vol- 
gende* 

„,  l*        (i)  Hyfop  met  éénzydige  Aairen  en  [Lancet* 

ojficinaiis.         vormige  Bladen. 

Gewoone*  J3it 

fa)  Thymbra  Floribus  verticillatis.  Hysfopus  angaftifolia 
monrana  aspera.  C.  B.  Pin.  21 8.  Hysfopus  montana.  Dal. 

(ij  Hysfopus  Spicis  fecundis  Fol»  Lanceolatis,  Syft»  Nat^ 

XII* 


D    I    D    ¥    N    A    M    I    A.  299 


Dit  zeer  bekende  Gewas,  naar  den  Latyn-  IV. 
fchen  of  liever  Griekfchen  naam,  in  de  meefte  F£*#EI 
Taaien  van  Europa  ,  volgens  den  byzonderen  Hoofd* 
uitfpraak  genoemd  wordende,  heet  dus  in  'c'TÜK# 
Franfch  Hifope  j  in  't  Engelfch  Hysfop,  in  't^frjtó, 
Hoogduitfch  Hts/op  of  I/op ,  en  by  ons ,  door 
verbaftering  ,  fomtyds  Yzoop ,  doch  gemeenlyk 
Hyfop.  De  natuuriyke  Groeiplaats  van  hetzelve 
is  duider.  Lob  el  zegt  wel  ,  dat  het  op  Stee- 
nige  Heuvels  in  Romanie  en  't  Veroneefche, 
tegenover  den  Baldus -Berg,  groeije;  doch  Ra- 
jus  heeft  het  aldaar  niet  kunnen  vinden.  L  i  tfi 
isf  mvs  zegt  thans ,  dat  het  in  de  Valeijen  der 
Ooüenryklche  Alpen  en  aan  den  Schneeberg 
woont  ;  maar  het  zou  wonderlyk  zyn  3  dat 
de  Heer  Jacquin,  die  deeze  Landftreek  , 
by  Weenen,  zodanig  doorkruist  heeft,  hetzel- 
ve dan  aldaar  niet  gevonden  had.  Doktor  Kr  a* 
mer  ook  ,  door  wien  de  Planten  van  Neder- 
Ooftenryk  zo  naauwkeurig  geboekftaafd  zyn  , 
merkt  liet  flegts  als  een  gezaaide  Tuinplant  in 
die  Kwartieren  aan.  Garidell  heeft  het 3 in 
Provence ,  ergens  aan  den  Weg  wild  groeijende 
gevonden  ;  doch  het  kan  aldaar  uit  Zaad  opge- 

ko* 

XII.  Gen.  709.  p.  389.  Pig.'Xllh  p«  4*T-  Mat.  Med.  290. 
Gort.  Belg.  163.  H.  Cliff,  304.  Upu  152.  R.  Lugdh.  323. 
GQUAN  Monsp.  274.  Ger.  Prov.  z?4-  KRAM.  Auftr*  167. 
Hysf.  üfficinarum  coerulea  F.  fpicuta.  C.  B.  Pm.  217.  Hys- 
fopus  vuig,  Dod.  Pempt.  287.  Hysfop.  Arabum  &c.  LeB^/r, 
*33.      Hysfopus  rubro  flore.  C.  B.  Pin.  217. 


lh  Deii*  IX*  Stuk, 


goo     TweemactIge  Kruiden* 


IV*    komen  zyn  ;  gelyk  dit  meer  plaats  heeft  met 
Ar£vfEL- vreemde  Planten.  Even  den  zelfden  oirfprong 
Eoofd'  zal  waarfchynlyk  dat  gece  hebben >  't  welk  in 
stüRt     Gelderland  elders  op  Muuren  groeit,  zo  de  Heer 
4^f0tZJ&'D.  deGorter  aantekent :  want  wie  zal  dur- 
ven denken  ,  dat  hier  te  Lande  de  natuurlyke 
Groeiplaats  zou  zyn  van  dit  Kruid ,  en  het  blykt 
uit  een  Proeve  te  Regensburg  genomen,  dat 
menze  door  Konst  aan  een  Muur  kan  doen  voort- 
komen ,  waar  men  wil 

Demalve  geeft  dit  de  minfte  waarfchynlyk- 
heid  niet ,  om  te  denken ,  dat  onze  Hyfop  die 
zou  kunnen  zyn  ,  waar  van  in  't  Oude  Tefta- 
ment  gefproken  wordt  Q\).  Ik  kan,  aan  den 
anderen  kant  ,ook  den  Heer  Rutty  geenszins 
toeftemmen,  dat  dezelve  een  Boom  zy  geweest, 
en  begryp  niet  ,  waar  hy  zulks  van  daan  haa- 
le  (.[;♦  Salomon  hadt  gefproken  van  de  Planten, 
en  wel  van  de  Ceders ,  die  op  den  Libanon  zyn, 
tot  den  Hyfop  die  uit  den  Wand  voortkomt 
Hoe  kan  men  zulks  van  een  Boom  verftaan  ? 
Met  meer  Grond,  mooglyk,  denkt  Hassel- 
q  ü  ist  hier  om  een  Soort  van  Mos  (*J :  doch 

het 

(*)  Epb.  Nat.  Cur.  VOL.  I.  Oh.  70. 

(f)  |  Koning  IV,  vs.  33:  ook  Exod.  XIU  vs.  22,  Num, 
XIX.  vs.  ,8.  ace. 

(XI  WU^ftra  non  convenit  Hysfopo  Dioscoridis  ,nec  Hebraro* 
ium,  qm  ultimus  Arbor  fuit.  De  Mat.  Med.  p.  245. 

(5)  Q^i  credit  ex  Panete,  BibU  Jun  &  Tremillii.  D$ 
Vulgata  heeft:  Quae  egieditur  de  Pariete. 

(*)  Biyum  rruiicatulurn.  Ljnn,  Fhr.  Suec.  H.  1001. 


D    I    »    Y'  N    A-    M    I    A*  30* 


I 


het  is  cenigszins  duifter,  hoe  dan  een  Takje  of  IV; 
Bondeltje  daar  van  ,  tot  inwyding  en  zuivering 
door  befprengen  ,  gebruikt  kon  worden.  H  He-  Hoofde 
breeufche  Woord,  Ezob,  dat  men  Hyfop  ver-IT^K^  ^ 
taald  heeft ,  wordt  door  de  Jooden  verklaard/^S^ 
met  het  Arabifch  Woord  Tzhatar ,  't  welk  O- 
régo  ,  Thym  ,  Keul  en  dergelyke  welriekende 
Kruiden  meer, die  weezentlyk  in  Paleftinagroei- 
jen  ,  betekent  :  terwyl  onze  Winkel -Hyfop  al* 
daar  niet  gevonden  wordt»  Zo  men  acht  geeft  , 
dat  de  Oofterfche  Volkeren  veelal  welriekende 
dingen  gebruiken  om  hunne  Gezondheid  te  be- 
waaren,  en  dat  de  Ceremoniën  der  Joodfche 
Wet,  inzonderheid  de  Reiniging  des  Lighaams 
en  van  het  Vaatwerk  ,  zelfs  de  Befnyding ,  tot 
dat  zelfde  einde  ftrekten;  dan  begrypt  men  ligt, 
dat  de  befprenging  met  welriekende  Kruiden  , 
gelyk  Thym  en  dergelyken ,  in  Water  gedoopt, 
daar  toe  van  ongelyk  meer  dienst  kon  zyn ,  dan 
met  Mos.  Ondertusfchen  kan  wel  op  de  eene 
plaats  van  'c  Oude  Teftament  het  eene ,  op  de 
andere  een  ander  van  degedagte  Kruiden  ,  onder 
dien  algemeenen  naam  Ezob  begreepen  ,  daar 
mede  bedoeld  zyn.  I 
Haar  Geftalte  is  genoegzaam  bekend.  Zy  groeit 
Rysachtig  ,  anderhalf  of  twee  Voeten  hoog  , 
fmalle  Blaadjes  hebbende ,  en  Bloemen  ,  die 
Aairswyze  het  bovenfte  der  Stengetjes  beklee- 
den  ^  doch  flegts  aan  ééne  zyde.  Doorgaans  is 
de  Kleur  dier  Bloemen  blaauw,  maar  men  vindt 
ook  Hyfop  met  witte  en  met  roode  Bloemen, 

ko- 


302        ÏWEEMAGTIGE  KRUIDEN» 

IV.  komende  uit  het  zelfde  Zaad  voort  ,  en  ligt  we. 
AFxv!1  derom  overgaande  in  blaauw.  Dit  maakt  dan  Ver- 
Hoofo-  fcheidenheden  van  de  Gewoone  Hyfop  uit,  die 
stuk.  ook  met  breede  Bladen  ,  en  fomtyds  met  de 
Ügu  Bloempjes  aan  beide  zyden  voorkomt,  gelyk 
menze  by  DoDoNéus  vindt  afgebeeld. 

In  de  Geneeskunde  heeft  dit  Kruid ,  (hoewel  ook 
de  Hysfopus  der  Griekfche  Artfen  nietzynde,) 
een  uitmuntend  gebruik.  Deszelfs  aangenaame 
Geur  openbaart  zig  in  't  gedefinieerde  Water , 
dat,  zo  wel  als  het  Afcrekzel,  aan  Borstkwaa- 
len  fchynt  toegewyd  te  zyn.  Het  is  eenigszins 
fenerp  en  bitterachtig  van  Smaak,  hinderende 
dus  de  Verteering  van  de  Maag  niet, gelyk  door 
de  Slymige  Borstmiddelen  en  Syroopen  te  meer- 
maalen  gefchiedt ,  en  ,  in  tegendeel,  de  Sïym, 
die  zo  dikwils  oirzaak  is  van  Hoest  en  prikke- 
ling op  de  Borst,  verdunnende, als  ook  de  Uit- 
waafeming  bevorderende»  Uitwendig  dient  het 
Afkookzel  fomtyds  tot  geneezing  van  Schurft  en 
andere  Huidkwaaien. 

tt.       O)  Hyfop  met  de  Bloempjes  't  onder Jie  boven; 

cle  onderJle  ^draadjes korter  dan  de  Bloem 
ïbus.  en  Hartvormige  Bladen, 

cliinee- 

In  de  Noordelyke  deelen  van  China  wordt  de 
Groeiplaats  gezegd  te  zyn  van  deeze  Soort. 

(2)  Hysfopus  CoroIL's  refupmatïs  &c.  IL  Ups.  lez.Cmi 
na  Flor,  iiweriïs.  Hall.  Gom.  3***  Gouan  Monsp.  274* 


fchc, 


DidynAmia*  303 


(O  Hvfop  met  een  /pits  vierhoekige  Steng.  IV. 
V)y     J  Afdeel, 

Men  ziet  hier  een  uitmuntend  voorbeeld ,  van  hoofd* 
de  verwandeling  der  Kruiden  uit  het  eene  Ge-  stuk. 
flagt  in  't  andere.  Het  tegenwoordige  ,  dat  on-  m*. 
der  den  naam  van  Virginifche  hoog  groeijende  neptldeu 
Betonie  5  met  gladde  Bladen  als  van  't  Speen*  f^f  w*  - 
kruid ,  in  Afbeelding  was  gebragt  >  is  eerst  een 
Brunelle  en  Kattekruid  geweest  ,  vervolgens 
in  dit  Geflagt  geplaatst ,  wegens  de  overeen- 
komst der  Kenmerken  van  de  Vrugtmaaking ; 
hoe  zeer  het  Gewas  in  Gefialte  van  den  Hy- 
fop  verfchille.  Niettemin  heeft  ook  de  Bloem, 
als  men  de  Afbeeldingen  gadeflaat  5  geen  de  min* 
fte  overeenkomst.  Toürnefort  hadt  deeze 
Plant  ,  die  insgelyks  in  Kanada  groeit  *  tot  de 
Sideritis  t'huis  gebragt. 

N  e  p  e  t  a.  Kattekruid. 

De  onderfte  Lip  heeft ,  in  dit  Geflagt,  ook 
een  Slipje  in  't  midden  dat  gekarteld  is  en  de 
Keel  een  omgeboogen  Rand  9  zegt Linn^eus: 
de  Meeldraadjes  digt  aan  elkander. 

Het 

(3)  Hy s/opus  Caule  acuto  quadrangulo.  H.  Ups.  163.  Ne- 
peta  Caule  acute  quadr.  glabro.  R.  Lugdk  316,  Grqn.  Virg 
46.  Brunella  Bra&eis  Lanceolatis.  H.  Cllff.  316.  Betonica 
Virgin*  elatior  ,  Fol.  Scrophularias  glabris.  Pluk.  Alm.  6j.  T. 
150*  f.  3.  MOR  is  Hifi.  III.  p*  365.  S.  11.  T.  4.  f.  11.  si- 
deritis Cajiad.  aïtisrtna  Scroph.  folio ,  Fl.  üavescenre.  TOUKNJ. 
Jnft.  192.  jACq.  Hort.  69*  HSRM.  Farad.  T.  p.  106. 

K  IL  DE£I„  IX*  STUK* 


30.|      TwEEMAGTIGE  KRUIDEN.1 


Gemeen. 


IV.  Het  bevat  vyftïen  Soorten,  waar  onder  eeni* 
AFXv!L-  Se  Oöftindifche,  als  volgt.  . 

Hoofd- 
stuk.      (O  Kattekruid metgeaairde  Bloemen ,  de  Krans* 

i.  jes  eenigermaate  gejieeld ,  en  gefieelde  Hart* 

c^tlria.  vormlge  Zaagswys*  getande  Bladen. 

Dit  is  't  Gemeene  Kattekruid,  in  onze  Ne* 
derduitfche  Taal:,  als  ook  in  de  Franfche  en  En» 
gelfche3  doch  in  de  laatfte  Catmint  genaamd  , 
om  dat  men  het  tot  de  Kruifemunt  betrokken 
heeft  gehad  ,  en  dat  deszelfs  Reuk  de  Katten 
fchynt  te  behaagen.  Het  groeit  in  veele  deeleri 
van  Europa,  als  ook  in  Virginie ,  wild  en  wordt  in 
de  Tuinen  geteeld.  Men  noemt  het  in  \  Engelfch 
ook  wel  Neppe,  en  by  ons  Nept ,  welke  benaa* 
mingen  met  de  Latynfche  Nepeta  eenige  over* 
eenkomst  hebben* 

'c  Is  een  Kruid,  veel  hooger  dan  de  Kruize- 
munt opfchietende ,  en  ook  veel  grover  van  Ge* 
was,  met  een  zonderlingen  Reuk  en  zeer  bit- 
tert weshalve  het  als  een  Maagmiddel  geroemd 
wordt  en  tot  Windbreeking ,  afdry  ving  der  Wor- 
men en  afzetting  der  Stonden  dient.  Menkanhee 
Sap  inwendig  ,  en  het  Kruid  in  Aftrekzelof  ook 
tot  Baadingen  laaten  gebruiken. 

(*) 

(i)  Nepeta  f  loribus  Spicatis  &c.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  710; 
p.  ssio.  V fg.  XIII.  p.  442.  GoUAN  Monsp.  274.  GoRT.  Belg* 
263.  Ger.  Prov.  274.  Nepeta  Fl.  interrupte  fpicatis  &c. 
H*  Cliffl  R.  Lugdb.  116.  Gron.  Vlrg*  6s.  Mentha  Catarfa 
vulgaris  ,  major  &  minor.  C.  B.  Pin.  HZ.  Cararia  Hexba. 
Dod.  Pmpu  99-  Lob.  Ie.  51!» 


JOidVnamia.  305 


£2)  Kattekruid  met  gepluimde  Bloemen  en  Hart-  IV* 
vormige  gejieelde  flaauw  gekartelde  Bladen*  AFl^Et* 

Dit  Kattekruid ,  dat  C  Xüsius  aan  den  Voet  ^uT.0" 
der  Ooftenrykfche  Bergen  ,  en  Voorts  in  Hon-  n. 
gariê  3  overvloedig  groeijende  gevonden  heeft^p^Jf^. 
is  hccger  van  Gewas  dan  het  Gemeene  en  fier-  ooftcn- 
fcer  van  Reuk.  De  Bloemen  zyn  meer  PluimaCh- ryks' 
dg  Verfpreid  en  niet  20  digt  geaaird. 

(3)  Kattekruid  met  gejieelde  Kransjes  die  ge-  nr. 
tuüd  zyn,  en  gejieelde  langwerpig  Hart**  ^oYetl* 
vormige  getande  Bladen» 

Van  de  beide  voorgaanden  verfchilt  dééze  in- 
zonderheid door  de  Kleur  der  Bloemen,  die  niet 
witachtig ,  maar  paarfchblaauw  of  Violet  zyn* 
waar  van  zy  den  bynaam  heeft*  De  Groeiplaats 
is  in  Spanje* 

(4)  Kattekruid  met  getroste  Bloemen ,  de  Tros*  tf* 
jes  vyf bloemig  5  de  Bladen  Lancetswys'  Ke^\^J 
Hartvormig ,  getand  en  Wollig. 

In 

(i)  Kepcta  Flor.  panicutatss  &c.  Nepeta  Ciule  panlculato 
&c.  B.*  Lugdb»  3  3  ó.  Nepeta  Pann.  major  Sc  elatior.  MoRis. 
Wft.  IIÏ.  p.  415-  S.  Ir.  T.  5.  f.  6.  Mentha  möntana  vertfc 
cillata.  C.  B.  Pin.  217.  Menthafhuri)  montanutn.  ClüS.  Pann* 
585»  /<?♦         JAGC^  Aufir.  T.  24.  J'W.  106. 

(3)  Nepeta  Verricillis  pedunculatis  corymhofïs  &c.  Nep* 
iiiontaiir  purpurea  major,  fpartè  SpicS.  Bakr.  /<:.  6oi*Bqcc. 
Mus.  II.  p.  46.  T*  36.  Cataria  Hisp.  Betonicae folio.  Tournf* 
ƒ»/?.  202. 

(4)  ite^ew  Flor.  Racemofis ,  Racemulis  quiiicjueflons  fcc* 

V  r«* 

II.  Desjl,  IX.  STQS. 


306       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


^  In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa'  groeit 

^Fxv^L  deeze  Soort,  die  driemaal  zo  klein  wordt  gezegd 

Hoofd-  te  Zyn  als  het  Gewoone  Kattekruid.   Of  daar 

stuk*  mede  gezien  worde  op  het  Groote  ,  dat  eens  zo 

ifgeT***'  8root  Z0U  dan  het  KIeine  *  weet  ik  niet» 

H  aller  geeft  aan  het  Kattekruid  twee  Voe- 
ten, Clu  sius  ruim  een  Elle  hoogte;  doch  ik 
heb  het  veel  hooger  gezien*  Dit  Kleine  zal  mis- 
fchien  het  Smalbladige  van  Dodon^üs  zyn ; 
doch  hoe  het  de  Bladen  uitermaate  fmal  kan 
hebben ,  is  uit  de  bepaaling  duilter.  De  Bloe- 
men zyn  rood  met  blaauwe  Meelknopjes. 

v-  (S)  Kattekruid  met  gepluimde  Bloemen  en  Lan- 
Vvawca.  cetvormige  Zaagtandige  ongejleelde  naakte 

ukrains.  Bladen. 

vi.  (6)  Kattekruid  met  gekranjle  naakte  Bloem- 
Naakt.  trosjes ,  de  Bladen  langwerpig  Hartvormig 

Zaagtandig  ongefteeld. 

vii.  (7)  Kattekruid  met  ongefteelde  Kranswys*  ge* 
^Rufgf*  aaïrde  Bloemen  ,  de  Kransjes  met  Wollig- 
heid omwikkeld* 

Van 

Peregrina  Cataria  anguftifoiia  ?  Lo».  lc+         r>oa  Pempi. 

(s)  Nepeta  FJoribus  paniculatis  &c.  Cataria  Betonica:  folio 
anguftiore,  Flore  coerulescente.  Gerb.  Tan.  87. 

(6)  Kepsta  Flor.  Racemis  Verticillatis  nudis  &c.  Mentha 
Cataria  Hisp.  olim  Sideritis  altisfima  Flore  albo.  J.  B.  Hifi, 
UI.  p«  226. 

(7)  Nepeta  Flor,  fcsfilibus  mticillato  -  fpicati*  &c.  //.  Cliff. 


D    1    Ö    V    N    A    M    I    A.  307 


Van  deeze  drie  Soorten  groeit  de  eerfte  ici  W( 
de  Ukraine,  anders  de  Krim  genaamd ,  in  Tar-  AF^fu 
tarie;  de  tweede  in  Spanje;  de  derde  op  5t  Ëi-  Hoofde 
land  Sicilië»  De  gemelde  Spaanfche  heeft,  vol-  STÜK# 
gens  J,  BAüHiNas,  wel  drie  Ellen  hoogte  en  ^TrilT 
is  flerk  van  Reuk  ,  metpaarfchachtige  Bloemen» 
De  Sïeiliaanfche,  laatst  gedagt,  heeft  de  Bloem 
en  Reuk  van  Lavendel,  volgens  Boccone. 
Deeze  komt  in  de  openbaare  Kruidtuinen  voor. 

Behalve  een  Plant,  naaf  het  gewoone  Kat- %  Ntpm 
tekruid  gely kende,  uic  Oostindie  ,  en  waar  van  Grys. * 
ik  een  aanzienlyken  Tak  bekomen  heb  9  vondt  P£:LVIV 
de  Heer  Thunberg  in  Japan  een  Soort  van 
dit  Geflagt,  door  hem  Grys  genaamd,  daar  ik 
hier,  in  Fig.  2,  op  Plaat  LVI^  de  Afbeelding 
van  mededeel*    Derzelver  ronde  Steng  en  Bla- 
den zyn  met  eene  witachtige  Wolligheid  bezet, 
de  Bladen  van  boven  donker  groen ,  van  onde- 
ren grys  ,  Lancetswys'  Hartvormig  van  gedaan- 
te* De  Bloemen  fchynen  Troswyze  vergaard 
te  zyn*  Daar  onder  is ,  by  Letter  B ,  de  Bloemkelk 
van  't  gedagte  Oostindifche  Kattekruid ,  zonder 
Bloem,  vertoond* 

(8)  Kattekruid  met  ongejleelde  Kranswys* ge- 

aairde  Bloemen  3  Lancet  vormige  Blikjes  ,  haiica. 
van  langt e  als  de  Kelk ,  en  gejteelde  Bladen. Italiaaua^ 

Dee- 

%u.  &♦  Lugdk  3!6.  Hcrrninum  fpicatum  Lavanduhe  Flore 
&  Odore.  bocc.  Sic,  48.  T.  25.  f.  2. 

(8)  Nepeta  Flor.  fesiilibus  verticillato  -  fpicatis  &c«Mcntha 
Cacaria  minor  Alpina.  C.  B#  Pin.  228,  Prodr*  110. 

V  a 

II.  Deel.  ix,  St uk* 


$08        TwEEMAGTIOE  KRUIDEN. 


IV.  Deeze  Italiaanfche  heeft  Stengetjes  van  een 
AïxvfL*  ^oet  hooS  9  met  Hartvormige,  ftompe,  gekar- 
Hoofd-  telde  Bladen  en  witte  Bloemen. 

STUK. 

ix.  (9)  Kattekruid  met  ongefteelde  Aairen  aan  't 

Scoïdllis.  end  en  byna  Hartvormige  ruige  Blikjes  ,  de 

woiig.  Bladen  Jiomp  Hartvormig. 

Op  't  Eiland  Kandia  is  de  Groeiplaats  van 
deeze  Soort,  welke  door  haare  Wolligheid  uit- 
munt. Alpinus  heeftze  afgebeeld  onder  den 
naam  van  Scordotisy  welke  af komftig is  vanPLi- 
nius,  een  Kruid  betekenende,  dat  naar  het  Wa- 
terlcok  gelykt.  Zy  hadt  rondachtige  dikke  Wol- 
lige, witte  Bladen;  een  Vleezigen  Wortel, rui- 
kende Iterk  naar  Knoflook  en  zeer  heet  van 
Smaak  zynde. 


x. 

Tuherofa* 
Bolwcrtc- 


(10)  Kattekruid  met  ongefteelde  Aairen  aan  't 
end9  Eyronde  gekleurde  Blikjes  en  de  bo* 
venjle  Bladen  ongefteelde 

In  Spanje  en  Portugal  is  de  Groeiplaats  van  dee«. 
ze  Soort ,  die  een  knobbeligen  Wortel  heeft , 
met  enkelde  Stengen  en  langwerpig  Hartvormi- 
ge* 

(9)  Nepeta  Spicis  fesfïübus  terminalibus  &c.  Am>  Acad. 
IV.  p.  317.  Scordium  alt.  Lanüginofius  verticillatum*  C-  B. 
Tin*  248.  Scordotis.  ALP.  Exot*  284*  T.  283.  CLUS.  Hifi. 
11.  p.  312. 

(10;  Nepeta  Spicis  terminalibus  fesfilibus  &c.  H.  Clifflw» 
K.  Lugdb.  316.  Mentha  tuberof!  Radice.  C.  B.  Pin.  "7.$, 
Nepeta  tubcrofa  fpicata  Hispanica,  Bocc,  Mus»  II.  p.  44.  T. 
36.  /<?•  1x3  z« 


D    I    D    *    N    A    M    I    Ai  309 


ge ,  rimpelige  Bladen,  De  Aairen  zyn  door  roo-  IV. 
de  Blikjes  verdeeld  5  die  de  Kelken  bedekken  ,  Af££el# 
dat  een  byzondere  aartigheid  geef t  aan  dit  Kruid  j  Hoofd» 
de  Bloemen  Violet  hebbende.  STUK* 

(11)  Kattekruid  met  end- Hoofdjes 9  de  Meel-  xi. 
draadjes  langer  dan  de  Bloem,  de  Bladen  r&ginta. 
Lancetvormig.  virgmifch. 

Deeze  Virginifche  heeft  kleine  fmalle  naauw- 
lyks  ruikende  Bladen ,  die  een  weinig  grys  zyn : 
de  Bloemen  witachtig  in  ronde  Tuiltjes  ver- 
gaard ,  aan  't  end  der  Steng ,  digt  getropt*  De 
Onderlip  is  Zaagswyze  getand,  doch  niet  hol, 
gelyk  in  andere  Soorten, 

(12)  Kattekruid  dat  een  gekranste  Aair heeft    xn.  " 
met  Draadachtige  Blikjes  en  Lancetvormi'f^labarim 
ge  Bladen ,  die  van  agteren  (*)  geheel  efmh^$£m 
fenrandig  zyn. 

03) 

fit)  Nepeta  Capitulis  terminaübus  &c.  Ciinopod.  Fol. 
Lanceolatis.  H.  Ciif.  305»  Gron.  Pïrg,  6j.  Cl*nop.  Ama» 
raci  folio,  Flor.  albis.  Pluk.  Am.  110.  T.  %$*  f.  2.  Mo- 
ris-  Hifi.  III.  S.  11.  T.  8.  f.  uit. 

(12)  Nepeta  Spica  verticillat&  Kra&eis  Filiformibus  ,  Fol, 
Lanceolatis  inferne  integerrimis.  Mant.  $66.  Nepeta  Malaba- 
rica  &c.  Moris.  Hifi.  III.  p.  435. 

(*)  De  Bladen  hebben  een  bovenfte  en  een  onderfte  op- 
pervlakte, doch  de  Punt  noem  ik  het  voorste  en  den  Voet  het 
agtetfte.  Zo  ik  hier  van  onderen  gezet  had,  dit  zou  zeer 
dubbelzinnig  zyn. 

v  3 

II»  Deel  IX»  Stuk» 


$lO       TWEEMAGTIGB  KRUIDEN. 


IV. 
Afdeel. 

xv. 
Hoofd» 

STUK. 

XIII. 

Nepeta 
fcdtca. 

Oostin- 
diich. 


XIV. 

Jiultzficta* 
Veeldeelig» 


(13)  Kattekruid  met  de  bovenfte  Lip  der  Blae* 

men  effenrandig  en  zeer  kort* 
/ 

Deeze  beide  3  zeer  veel  naar  elkander  gely- 
kende  Kruiden ,  groeijen  in  Oostindie.  De  Heer 
Linnjeus  fielt ,  met  reden,  twyfelachtig,  of 
het  de  Leucas  van  den  Hoogleejaar  J.  Bur* 
MANNüs,  onder  de  Ceylonfche  Planten  afge- 
beeld 3  en  dus  wegens  de  groote  witte  Bloemen 
genaamd,  zy.  Inderdaad ,  die  Bloemen  hebben, 
wegens  haare  groote  Lepelachtige  boven  -  Lip  9 
geen  overeenkomst  ter  wereld  met  de  bepaaling 
van  deeze  laatfte  Soort.  Ook  verfchilt  'er  die 
van  Mor  is  on  grootelyks  van,  zo  ten  opzigt 
van  't  Gewas  ,  als  van  de  Bladen  en  Bloemen, 
De  jonge  Heer  Birmannus^  niettemin  % 
brengtze  cok  hier  t'huis. 

(14)  Kattekruid  met  geaairde  Bloemen  enVin* 
deelige  effenrandige  Bladen. 

Deeze  Siberifche ,  Lavendel  met  verfcheide- 
lyk  ingefneedene  Vettekous  -  Bladen  by  Amman 

(13)  Nepeta  Corollaium  Labio  fuperiore  integerrïmo  bre* 
Visfimo.  Nepeta  Indica  rotiwdiore  folio.  MORis.  uts.  S.  ij. 
T.  6.  F.  7.  Leucas  Fol.  fubrotundis  ferratis  Fi.  albo  Bui*m, 
IZeyL  140*  T.  6$.  an  ?  Katu  *Kuika.  Hort.  M&L  X.  p.  1 7P« 

T*  90.  RAJ.   Hifi.  lil.  p.  296.  BURM.  Fl,  Ind.  p.  126. 

(14)  Nepeta  Flor.  Spicatis,  Fol*  pinnstifidis  ïntegerrinais. 
Lavanduh  Montina  &c.  Amivj.  Rtab.  69*  Lavand.  Fol.  ova- 
tis  fepe  iobatis.  GMEL.  Sib.  III.  p.  24*.  T.  55.  Betonica 
Siberienfis.  Walhth*  Hort.  122.  T.  2q« 


DlDYNAMIA.  SU 


gcty  teld ,  heeft  een  vierhoekige  ruige  Steng  van  IV. 
byna  een  Voet  hoogte  en  een  zeer  lange  Aair  A?xv.EU 
van  digte  Bloemkransjes.  Zy  ruikt  naar  Kruife-  Hoofd- 
munt.  Die  van  Irkut  bedienen  'er  zig  van ,  zo  'TÜK* 
de  Heer  Gmeltn  aantekent,  tot  Zweetlloo-^.^!* 
ven,  tegen  de  anderendaagfche  Koorts.  Ook 
werdt  het  Afkookzel*  volgens  Stellerüs, 
door  fommigen  tegen  de  witte  Vloeijing  aange- 
preezen. 

(15)  Kattekruid  met  geaairde  eenzydige  Bloe-  jffifo 
men ,  Hartvormige  kaale  Bladen  i  een  Hee*  ptöwta. 
fterige  Steng  en  zeer  kleine  Bloempjes.  Gekamd* 

Op  Jamaika  is  de  Groeiplaats  van  deeze ,  die 
de  Steng  vierhoekig  heeft ,  een  Vadem  hoog  5 
effen  ,  gearmd,  naauwlyks  Geurig:  de  Bladen 
gefteeld,  Hartvormig;  de  Bloemen  geel. 

Sideritis.  Yzerkruid. 

De  Lavendel  reeds  onder  de  Heefters  be- 
fchreeven  zynde ,  zo  wel  als  de  drie  eerfte  Soor- 
ten van  dit  Geflagt,  kome  ik  thans  tot  de  vol- 
gende, naamelyk. 

(4)  Yzerferuid  dat  Kruidig  is  en  ftekelig  ge-  Si}Jr)eif 

haaird .  p^foiiata. 

(15)  Nepita  Spïcfe  fccundis  ,Foliis  Cotd.nudis  &c.  Galeopiis^* 
procerior ,  Fol.  ovato  -  acuminatis  ierratis  &c.  Brown.  Jam,  259. 

(4)  Sideritis  Kerbacea  hispido  -  Pilofa  Sec.  Sid.  Oriënt*  Phlo » 
midis  folio.  ToüRNF.  Cor.  12?  Stachys  Foi.  obl.  acutis  am* 
plexicaulibus  Serratis.  R.  Lugdb.  ut.  Go  (/Aft  MQnsp*  277* 

v4 

II.  Deel,  IX,  Stuk. 


312         TWEEMACTIGE  KröIDEK. 


IV*  haaird  ,  met  de  bovenfte  Bladen  de  Stens 

Afdeel*  '  , 

xv.  omvattende* 

stuk™*  *n  de  Levant  en  Lacguedok  fchynt  de  Groei- 
Bkotzaa-'plaats  te  zyn  van  deeze  Soort,  die  de  onderfte 
Bladen  gefteeld *  de  bovenften  ongedeeld  heeft 
en  by  de  Bloemen  fpits  Hartvormig.  De  Af- 
beelding is  door  den  Leidfchen  Hortulanus  Meer- 
burg uitgegeven  (*}. 

v.  Qs)  Yzerkruid  dat  Kruidig  is ,  zonder  Blikjes  5 
mfntana!         de  Kelken  grooter  dan  de  Bloem  en  gedoomd  j 

uags*  de  boven -  Lip  dtiedeelig. 

Van  deeze  Italiaanfche  zyn  de  Bloempjes  geel 
met  een  rosfen  rand  ,  en  de  Kransjes  zesbloe- 
tnig,  zegt  de  Ridder.  De  hoogte  is  omtrent  een 
Voet  en  de  Geftalte  byna  als  die  der  volgendg 
Soort.  Op  Steenige  plaatfcn  groeit  het  regt  op5 
doch  in  Velden  vindt  men  't  leggende. 

vi.  (6)  Yzerkruid  dat  Kruidig  is%  neerleggende  r 


Romana* 
^oornfch. 


%on- 

(*)  Afh.  van  zsldz.  Gswasfen.  Tab*  XXVI I. 

f5)  Sideritis  Heibacea  ebra&eata  Sec.  Cunila  Cal.  Iabïo 
fpinofo.  H,  Clifi.  313.  Ups.  i$o.  Gqï'AN  Monsp*  277.  Ra 
Lugdb.  329.  Sid.  montana  parvo  varioque  Flore.  C.  B.  Piu? 
233.  Sideritis  montana  parvo  Fioro*  Cot»  Ecphr.  I.  p.  198» 
T4  196. 

(6)  Sideritis  Hetbacea  procurnhens  ebra&eata  &c.  Cunila 
Ca7.  Lacinia  fuperiore  latiori  ovata  tiinervi.  H.  Cliffl  313-  R» 
Lugdb.  321.  GcuAN  Monsp.  277.  SIderi#  genus  Vcrtidllii 
fpinofis.  J.  B.  Bijl.  III,  p,428.  ^OfUS.  Ü&\  HL  S..  U.  T. 
32.  f.  5» 


DlDYNAMIA.  315 


zonder  Blikjes, met  gedoomde  Kelken  en  de  IV. 
boven- Lip  Eyrond.  AFxvfL* 

Höofo? 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa,  op  de  stuk. 
Velden,  groeit  dit  Kruid,  't  welk  ongedeelde 
Eyronde  -  ruige  Bladen  heeft ,  aan  de  Punt  Zaag* 
tandig  gedoomd  en  zesbloemige  Kransjes  ;  de 
Kelken  ruig ,  met  de  onder  -  Lip  viertandig  ;  de 
boven -Lip  der  Bloempjes  kleiner,  en  Blaadjes 
onder  aan  de  Kransjes  in  plaats  van  Blikjes.  De 
Bloemen  zyn  wit  van  Kleur. 

(73  Yzerkruid  dat  Reefterig  is  en  eenigermaor 

te  Wollig ;  de  Bladen  Lancetvormig  Lini-  'iJtïmL 
aal  geheel  effenrandig ;  de  Bloemen  en  Blik»  Gr*s* 
jes  getand. 

In  Spanje  is  de  Groeiplaats  van  deeze  ,  die 
naar  de  Lavendel  gelykt,  hebbende  een  Heefte* 
rige  Steng,  welke  doorgaans  voor  een  gedeelte 
op  den  Grond  legt ,  en  veele  witte  Wollige 
Takjes  uitgeeft,  van  een  Voet  hoog,  vierhoe- 
kig» De  Bladen  zyn  ook  Wollig  en  zeer  fmal ; 
de  Kransjes  zesbloemig;  de  Bloemen  geel. 

(8)  Yzerkruid  met  Lancetvormige  gladde  ef~  vin. 

fen^f^' 

Hyfopbia* 

(7)  Siderhis  SufFruticofo  -  tomentofa  &e.  Sïd  Hicp3nica  erec-  dfg. 
ta  Folio  anguftiore.  Tournf.  Jnfl.  191.  Hysfopus  roontana 
verticillata  xnajor.  BARR,  lc  239.  BOCC,  Mus.  II.  p.  77.  T. 

(8>  Sideritis  Fol.  Lanceolatis  g'abris  iutegcrrimis  &c.  H* 

v  5  <m 

II.  Deel,  IX.  Stuk, 


314        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV#  fenrandige  Bladen  ;  Hartvormige  Doorn» 

Afdeel.  achtig  getande  Blikjes  en  gelyke  Kelken. 
Hoofd» 

«tuk.       (9)  Yzcrkruid  met  Lancetvormige  eenigszim 

ix.  getande  ,  boven  gladde  Bladen ;  Eyron* 

sttdioldes.  &  Doornachtig  getande  Blikjes  en  gelyke 

Ruuwbia-  Kelken. 

dig.  v 

l&jkta  ^10^  ^zerkruid  niet  Lancetvormige  ftompe  ge- 
Ruigbia-  tande  Haairige  Bladen  ,  Doornachtig  ge* 

^  tande  Blikjes  en  ruige  leggende  Stengen. 

Deeze  drie  Soorten  maaken  als  de  Verfchei- 
denheden  uit  ,  van  het  door  geheel  Europa  in 
'cwild  groeijende  Kruid,  daar  dit  Geflagt  den 
naam  van  heeft,  Ik  noem  het ,  volgens  den 
Griekfchen  Sideritis  ,  in  't  Hollandfch  Yzer* 
kruid  ,  gelyk  de  Engelfchen  hetzelve  Ironwort 
heeten,  of,  volgens  Merret,  Clowns Wound- 
wort,  (Panax  Coloni)  Clowns  All-heal,  dat  is, 
Kloens  Heelkruid ;  om  dat  het  lompe  Landvolk 

zig 

Cltf.  313.  R.  Lugdh.  322.  GOüAtf  Monsp.2jz.  Sid.  Alp.  Hys- 
iopifolia.  C.  B.  Pin.  233»  Hall.  Helvé  6^7.  Sideritis  mon- 
tana.  Lob.  Ic  525* 

(i>)  Sideritis  Fol.  Lanceolatis  fubdentatis  fupra  glabris  &c. 
Sideritis  Fol.  hiifutis  profunde  crenatis,  C.  B.  Pin.  233*  Sid. 
f.  Ferrumïnatcix  Heraclea.  Lob.  h.  523. 

(lo)  Sideritis  Fol.  Lanc.  obcuiïs  dentatis  Pilofis.  Tetrahit 
Cauübus  procuoibentibus ,  Foï.  fesfiUbus,  Ger.  Prov.  272. 
Sid.  hfrfuta.  GouAN  Monsp.  278.  Gort.  Belg.  t64.  Sideritis 
hi  r>  cumbens.  C.  B.  Pin.  232,  Sid,  tertia.  Clüs.  Hiftm 
11  |  Sideritis  Heraclea.  Hisp.  p,  3  §9.  Tetrahit  Herbaria- 
mm.        Je.  5^3.  Herba  Judaica»  Dod.  Pempt.  23. 


DlDYNAMIA.  515 


zig  daar  van  tot  heeling  der  Wonden  bedient.  IV. 
Die  eïgenfchap  f  naamelyk,  van  fterke  famen-  ^FxvfU 
trekking  der  Vleezige  deelen,  heeft 'er  den  naam  Boofd* 
van  Yzerkruid  aan  doen  geeven,  en  mooglyk STÜK# 
ook  dien  van  Tetrahit  by  de  Kruidkundigen,  De  pefmia!°5% 
Afbeelding ,  welke  Louel  daar  van  onder  dien 
naam  geeft  ,  is  de  zelfde  als  die  der  Sideritis 
Heraclea  by  Clusius,  en  komt  overeen  met 
de  Ruige  leggende  van  Bauhijnüs,  welke  by 
Tournefort  de  eerfte  Soort  uitmaakt  van 
dit  Geflagt.  Die  van  't  Joodenkruid  ,  by  Do- 
donjEüs,  dus  genaamd  om  dat  de  zwervende 
Jooden  of  Landloopers  zig  als  iets  wonders  daar 
van  tot  Geneezing  bedienden,  verfchil ten  komt 
nader  overeen  met  het  Scordioides ,  dat  de  Bla- 
den van  boven  glad  heeft ,  en  van  die  gladheid  , 
in  fommige  Kruiden  ,  welken  men  ook  Sideri- 
tis heeft  genoemd ,  is  de  Hoogduitfche  naam 
Gliedkrauty  zo  wel  als  de  Neerdukfche  Glid-o£ 
Glitkruid  ,  (niet  Gliskruid^  gelyk  dcHeer 
de  Gorter  fchryft),  afkomftig.  Dezelve  ech- 
ter is,  om  dat  de  meefte  Soorten  ruuw  en  ruig 
zyn  van  Loof  3  op  dit  Geflagt  niet  toepasfelyk. 
Wat  de  reden  zy  van  den  Franfchen  naam  Ora- 
f auditie ,  begryp  ik  niet»  Lobel  zegt,  dat  de 
Franfchen  het  Carpentaria  of  Timmerluiden- 
Kruid  heeten,  om  dat  het  dezelven  een  gereed 
Middel  aan  de  hand  geefc ,  tot  Geneezing  van 
Kwetzuuren  met Yzer gemaakt.  Hiervan  willen 
fommigen  ook  den  naam  van  Sideritis  of  Yzer- 
kruid afleiden ;  doch  dat  is  wat  ver  gezogt. 

De 

II.  Deel»  ix.  stok» 


3i6      TwEEMactige  Kruiden. 


IV.      De  verwarring  ,  ondertusfchen ,  die  onder  de 
Fxv.EL  Kruidkundigen  der  voorgaande  Eeuwheerfchte, 
Hoofd-  noopens  de  Soorten  van  dit  Kruid ,  is  nog  wei- 
8Tük.    n-g  0pgehelderd.  Dit  komt  daar  van  5  dat  de 
%!#****"Gekranste  Kruiden  dikwils  in  Kenmerken  zo 
weinig  verfchillen :  des  Ludwighis  zelfs  ge- 
oordeeld heeft ,  dat  men  dit  Geflagt  en  dat  der 
Beconie  zou  kunnen  famenvo^gen  ;  gelyk  het 
gladde  Akker  -  Yzerkruid  onder  den  naam  van 
Betonie  fchuilt.  Van  de  drie  gedagte  Soorten 
groeit  het  Hyfopbladige  meest  op  Gebergten  der 
Zuidelyke  deelen  van  Europa,  de  volgende, 
ten  minfte  de  laatfte ,  is  algemeener  bekend  in 
ons  WereldsdeeL  C  l  u  s  i  u  s  zegt  'er  van :  „  Ner- 
„  gen  byna  komt  dit  Kr  uid  niet  voor,  op  een 
9}  droogen  Steenachtigen  Grond,  door  Spanje, 
3,  Vrankryk  en  Duitfchland,  alwaar  men  hetby 
3,  Zomer ,  en  op  fommige  plaatfen  ook  tot  in 
3,  den  Herfst ,  ziet  bloeijen.  De  hedendaagfche 
Kruidkundigen ,  evenwel  ,  is  het  in  Ooften- 
ryk  ,  noch  in  onze  Nederlanden  niet  voorge- 
komen (*). 
Zie  hier  de  befchryving  ,  welke  de  Ridder 

van 

(*)  Vid,  Flor,  Belg.  in  Am.  Acad.  Vol.  VT.  p.  $9.  Ook 
vindt  men  het  by  Boerhaave  niet  als  inlandfch  aangete- 
kend ;  die  'er  zelfs  geen  gewag  van  maakt :  niettegenftaande 
Commelyn  gezegd  hadt  ,  dat  het  in  ons  Land  by  de  We- 
gen en  Paden  groeide  :  het  Tetrahit  Herbariorum  naamelyk 
van  Lobel,  dat  die  Autheur  zegt,  door  zekeren  Kruidken- 
ner, in  Bofchachtige  plaatfen  van  Italië,  omtrent  Bononie  * 
geplukt  tezyn.  Wat  heefr  men'er  dan  voor  aangezien  ? 


Didvnamjao  317 

dit  laatltc  geeft  9  daar  zyn  Ed>  de  Groeiplaats  IV; 
aan  toefchryft  in  Provence  ,  Spanje  en  Italië. 
„  Een  ftyve  Haairige  Steng:  Lancetvormige,  Hoofd- 
„  ftompachtige,  rimpelig  geplooide  Bladen  met STU3U 
„  drie  of  vier  fpitsachtige  Tandjes:  Hartvor.^^**/ 
33  mige  Zaagswys'  gedoomde  Blikjes :  ver  af» 
s>  Handige,  ongedeelde  zesbloemige  Kransjes , 
3J  tusfehen  welke  de  Steng  ruiger  is :  geeleBloemp- 
„  jes3  met  een  krom  Pypje*  de  boven -Lip  Li- 
„  niaal ,  half  tweedeeligomgeboogenopftaande* 
„  Sneeuwwit;  de  onder- Lip  zeer  klein;  de 
Meeldraadjes  binnen  't  Pypje  :  de  Kelken 
H  ruig  met  vyf  gelyke  Doorens." 

(11)  Yzerkruid  met  Hartvormige  Jlompe  Plui- 
zige  Bladen,  mgedmnde  gewolde  Kelken 5 
een  langwerpige  Aair  en  opflaande  Steng.  Gewo1^ 

In  Egypte  en  Paleftina  fielt  Linnjrus  de 
Groeiplaats  van  deeze ,  die  ook  door  Meer- 
burg in  Afbeelding  is  gebragt  (*).  Deez'  voegt 
'er  de  befchry ving  van  den  Ridder  by  %  waar  uic 
blykt ,  dat  het  een  Plant  is  van  een  Span  hoog- 
te ,  hebbende  de  Steng  aan  't  end  een  zeer  lan- 
ge Aair ,  uit  zesbloemige  Kransjes  famengefteld , 
die  fterk  gewold  zyn  en  de  Bloemen  donker- 
Violet.  Deeze  heeft  getande  Blikjes,  van  aan- 
merkelyke  breedte , onder  de  Bloemkransjes,ge- 

lyk 

(u)  Sideritts  Fol.  Cordatis  obtufïs  Vlllofis  &c. 

(*)  Op  Tab.  xxvm.  der  zo  even  gedagte  Verzameling* 


II.  DSEI*  IX* 


318        TWEEMAGTIGE  KRUIDE^ 


IV.    lyk  alle  de  Soorten  van  dit  Geflagt,  uitgenomen 
Ap££EL  de  zes  eerften. 
Hoofd- 

STÜK,  M  e  n  t  ii  A»  Munt* 

4^tZaA  De  Bloem  is ,  in  dit  Geflagt  f  byna  egaal  in 
vieren  gedeeld ,  hebbende  de  breedfte  Slip  uit- 
gerand,  en  de  Meeldraadjes  opftaande  3  wat  van 
elkander  af. 

Behalve  de  gewooneen  verfcheide  wilde  Soor* 
ten  van  Munt,  is  hier  ook  de  Poley  in  begree- 
pen 3 maakende  dus  zeventien  Soorten ,  waarvan 
de  vier  eerften  geaaird  zyn  5  de  vier  volgende 
Hoofdjes  hebben ,  en  zeven  overigen  Bloemkrans- 
jes  9  als  volgt.  De  twee  laatften  zyn  reeds  onder 
de  Heefters  befchreeven. 


ï- 


(i)  Munt  met  langwerpige  Aairen ,  langw. 
Mentha  Zaagtandige  ,  Haairige  ,  ongejleelde  Bla» 

^urte   •  ^  ^  ^  Meeldraadjes  langer  dan  de  Bloem. 

Stinkende. 

Op  Waterige  plaatfen  van  Oostindie  groeit 
deeze,  die  Aairen  byna  als  het  Kruid  heeft ,  dat 
men  Vosfeftaartjes  noemt.  De  Geftalte  is  ,  voor 
\  overige,  byna  a!s  die  der  Eerenpry*,  doch  het 
Kruid  ftinkt  zeer.  Men  legt  een  Pap  daar  van  op 
Gezwellen. 

O) 

(i)  jMentha.  Spicls  oblongis ,  Fol.  oblongïs  (èrratis  Pilofis 
&c,  Syfl.  Kat,  XII.  Gen*  713*  p.  391.^.  XIII.  p.  444. 
Mentha  foetida.  BURM.  FL  Ind.  iz6t  Alopecuro  -  Veronica. 
JFl.  Zeyl.  411.  Veronica  hirfura  latifolia,  Zeyl.  Aq.  Burm. 
&eyl.  2zs.  M:yina  foetida.  Rümph.  Amb*  VI.  p.  41,  T.  itf. 


DiDYNAMlA*  319 


(9.)  Munt  met  langw*  Aairen  ^  de  Bladen  lang-  IV. 

werpig  Wollig  Zaagt andig  ongejieeld ,  de  Af£^l* 

Meeldraadjes  langer  dan  de  Bloemen*  Hoofd- 
stuk. 

C3)  Munt  met  langw.  Aairen ,  de  Bladen  Lan-  n. 
cetvormig  naakt  ,  Zaagt  andig  >  ongejieeld  ^J^wftrts. 
de  Meeldraadjes  langer  dan  de  Bloem.  wilde. 

nr. 

(4)  Munt  met  laugw.  Aairen  >  de  Bladen  rond-  Viridis. 
achtig,  gerimpeld,  gekarteld  ongejieeld.  tv. 

Rotundifim 

Deeze  drie  zyn,vo!ger  s  de  Authéuren,  Verfchei-/z£ondbla^ 
denheden  van  Wilde  Munt,  die  door  elkander dige. 
groeijen  in  verfcheide  declen  van  Europa, meest 
voorkomende^an  de  kanten  van  Beekjes  3SIoo- 
ten  en  Waterplasfen  ,  en  fomtyds  ook  wel  ia 
de  Velden.  De  tweede,  door  haare  Wollige  gry- 
ze  Bladen ,  inzonderheid ,  van  de  derde  9  die  de* 
zeiven  groen  heeft ,  onderfcheiden  ,  is  by  ons 
aan  de  Wegen  niet  ongemeen*  Wy  noemenze. 
Wilde  9  eenigen  Geaairde ,  en  fommigen  Water* 

Munt. 

(1)  Mentha  Spie.  obl.  Fol.  oblongïs  tomentofis  Sec. 
Mei.    279»  KRAM.   Auflr.   169.  Gf.R>  Prov.    sÖ3.  GoUAii 
Monsp.  279.  H.  Clif.  306.  Mentha  fylveft.  Folio  Iongiore. 
C.  B.  Pin,  217.  Menthaftmm.  Dod,  Ptmpt.  96.  Lob.  Icm 
5  op. 

(3)  Mentha  Spie.  oblonpf.  Fol.  Lanceolati*  &c.  R.  Lugdh. 
$25.  &c.  Mentha  arsguftifoha  fpicata.  C.  8.  Pin,  22,7.  Men- 
tha. Cam.  Epit.  477.  Mentha  tertia.  I)od,  Pempt,  55.  Men- 
tha Aqmtica  fpicata.  GRON.  F'irg*  167 ,  89, 

(4)  Mentha  Spie.  oblong.  Fol.  fubrorundis  rugofis  &c.  HUDS. 
Ar :/•.'.  22i.  Mentha  fylveftris  rotundiore  folio.  C.  B.  Pm*zzj. 
Menthaftrum  J.  B.  Hift.lV.  p.2ip.  TA  li.  349.  Mep* 
tha  Fol.  ovatis  tomentofis  &c.  HALL*  Hslv*  65  jf 

Q«  DSSL»  IX»  STUK,' 


SdO       TWEÊMAGTIGË  KrÜIDËN* 


IV*    Munt.  De  Franfche  naam  is  Menthaflre,  gelyk 

AFxv!L'  zy  00^  a"en  on^er  dien  naam  voorkomen  by 
Hoofd*  eenige  Kruidbefchryvers*  De  vierde ,  die  nog 
stuk,    wej  a]iermeest  zou  verfchillen ,  heeft  de  Bladen 
dfJmzaa'zo  wel  Wollig  als  de  tweede  Soort.    De  gene, 
welke  LiNNiEüs  op  de  Groene  uit  Came* 
rarius  aangehaald  heeft,  is  een  Tamme  of 
Hof- Munt,  zowel  als  die  vanDoooN^us  t 
welke  Lobel  noemt  Roomfche  Munt  der  Win* 
kelen  of  betere  Smalbladige  (*}♦  Deeze  zal  het 
mooglyk  zyn  ,  welke  fomtyds  in  plaats  van  de 
befte  of  Krulbladige  gebruikt  wordt,  hoewel 
zy  ongelyk  flaauwer  is  van  kragten  en  grovef 
van  Reuk  ;  weshalve  de  EngeUchen  haar  Hor* 
Je  -  Mint  noemen ,  dat  js  Paarde  -  Munt ,  ofSpear* 
Mint  y  wegens  de  lange  Aairen,  waar  docr  zy 
zig  van  de  volgende  onderfcheidu 


v.       (5)  Munt  mét  Hoofdjes  •  Bloemen  en  Hartvor- 
mige getande  ,  gegolfde  ,  ongejleelde  Bid- 
den ^ 


cttspa. 

Kr  ui  ze 
munt. 


(*)  Méntha  Romana  Officinarum  ftve  praeffontïor  angufti- 
folia.  Lob.  Ic,  507  ,  zynde  de  zelfde  Figuur  als  de  Derde 
.Munt  van  Dodonjius.  Linn&us  hadt  ook  de  Vierde  aange- 
haald ,  doch  die  is  gekranst  en  ftrookt  dus  hter  in  geencn 
deele.  In  Uorto  Cljff.  merkt  zyn  Ed:  dezelve  als  een  Ver- 
scheidenheid aan*  Ook  acht  hy  aldaar  zelfs  de  Wilde  en 
Groene  uaauwlyks  tq  verfchillen. 

(s)  Mentha  Flor.  capïtatis  3  Fol  Coid.  dent.  undulatis  Sec^ 
Mat.  Med.  278.  H.  Clif.  $06.  H.  Ups.  i6i.  Xram.  Auflr. 
169.  Mentha  crispa  Danica  f.  Germanica  fpeciofa.  MoniS. 
llt%  llï.  p.  $6 7.  $.  \u  T.  ö.  £  5.  Mentha  ciispa.  R.IV* 
Mon.  47. 


den  ;  de  Meeldraadjes  van  langte  ah  de  IV* 

Blom.  A%TU 
*  Hoofd. 
Hoe  deeze,  die  onder  den  naam  van  Deenfche  *Tuk. 

of  Duitfche  Munt  voorkomt  en  reeds  lang  be  Gymno* 
kend  is  geweest  in  de  Kruidhoven  >  haare  Q\JPGrmuu 
gentlyke  Groeiplaats  in  Siberië  kan  hebben  9  is 
zonderling*  Men  kanze  eigentlyk  als  een  mid* 
del  -  Soort  tusfehen  de  genen  die  Aairen  en  Hoofd- 
jes Bloemen  hebben ,  aanmerken.  Het  is  de  ech- 
te Kruize-,  dat  is  Kroeze  Munt,  dus  genaamd 
wegens  de  Gekruldheid  der  Bladen 3  welke  zy 
ligt  verliest,  zo  Münting  aanmerkt;  wan- 
neerze  niet  om  de  twee  Jaaren  wordt  opgeno- 
men en  verplant* 
3,  Zy  heeft  voortkruipende  Wortels  gelykde 
andere  Soorten.  De  Stengen  zyn  fomtydsen- 
„  keldjfomtyds  Takkig  ,tot  een  Èlle  langzaan 
M  de  Knietjes  voorzien  met  twee  roodachtige 
i}  Bladen ,  tegenover  elkander ,  de  onderfte  wel 
3,  een  Duim  of  anderhalf  breed  3  diep  Zaagtan- 
,3  dig  ingefneeden  en  als  gekruld.  De  Bloemen 
3,  komen  in  taamelyk  dikke  Ftompe  en  dikwils 
3,  korte  Aairen  voort ,  zynde  paarfchachtig  3 
^  Pypswyze,  aan  den  Mond  in  vieren  gedeeld 
„  en  digt  getropt." 

Dus 3  nagenoeg,  komt  by  Morison  debe- 
fchryving  voor  van  de  Kruizemunt ,  welke  men 
keurt  voor  de  befte  Munt ,  als  een  fterker  aan- 
geDaamen  Reuk  hebbende  en  dus  bekwaamer 
zynde  dan  de  andere  Soorten  3  tot  Destillatie. 

x  'th 

II.  DISL*  IX»  5TU*# 


g$2       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV-    't  Is  iedereen,  naamelyk,  bekend,  dat  door  de 
Ar  xv^L  Apotheekers  en  Chymiften  uic  dit  Kruid  heil- 
Hoofd-  zaame  Middelen  bereid  worden.  Het  gedeftil- 
stuk.     leerde  Water  ,  Geest  en  Olie,  zyn  voortreffe- 
ügu       lyfe  tot  verfterking  van  het  Hart  ,  opwekking 
van  den  Appetyt  ,  wegneeming  der  Walginge  , 
Windbreeking  en  dus  tegen  Maagpynen  en  't 
Rolyk.  Hierom  dient  het  grootelyks  in  Kinderen 
en  zwakke  Geftellen  ,  verzagterde  den  Hoest 
die  uit  fcherpe  flymige  Stoffen  in  de  eerfte  We- 
gen dikwils  ontftaat  en  zelfs  de  Wormen  uitdry- 
vende  Bovendien  is  de  Syroop  en  Konferf  van 
het  Kruid  Maagfterkende  en  eenigszins  famen- 
trekkende*  Uitwendig  opgelegd,  dient  hetzelve 
om  Gezwellen  te  doen  verflaan ,  inzonderheid 
die  der  Vrouwen  Borften  ,  als  ook  tot  behoe- 
ding voor  Verfterving.  De  Melk,  daar  Bladen 
van  Kruizemunt  in  geweekt  zyn ,  wil  naauwlyks 
ftremmen ,  en  L  i  n  n  jr  ü  s  merkt  aan ,  dat  men 
van  den  Melk  der  Koeijen  ,  die  op  Waterige 
plaatfen  ,  waar  veel  Wilde  Munt  groeit,  graa- 
zen ,  en  uit  gebrek  dezelve  genoodzaakt  zyn  te 
eeten5  geen  Kaas  maaken  kan  (*). 

(6)  Munt  met  Hoofdjes  -  Bloemen  ;  Eyronde 

Zaag- 

(*)  Rdtty  Mat.  Md.  Lond.  &  Rotterd.  1775,  p.  324. 
(6)  Mentha  Flor.  Captetis,  Fol.  ovatis  fesfilibus  &c 
Huds.  Anih  22,3-  N.  10.  Mentha  Aq.  hirfuta  f.  Sifymbrium 
liirfuuus.  J.  U.  Hifi.  III,  p.  224.  Sifymbrium  hirfutum.  RAjf. 
AngU  III.  p.  *33>  0,  Mentha  Sifymbr*  hirfuta  6cc,  R  Aj.  AngU 
III.  p,  *3  3»  T.  10,  f.  x. 


VI. 

Mentha 
hirfuta. 
Ruige. 


Zaagtandige  byna  ongejleelde  ruigachtige  Af^l, 
Bladen  ;  de  Meeldraadjes  langer  dan  de  xv/ 
Bloem.  Hoofd- 

STUK. 

Deeze  verfchilt  van  de  volgende  weinige  dao  Gymno» 
daar  fai  3  dat  de  Bladen  wat  ruiger  zyn ;  des  de/ïermta* 
Heer  Haller,  die  dezelve  ook  in  Switzer- 
land  vondt ,  daar  van  flegts  eene  Verfcheiden- 
heid  maakt.  Men  heeftze  in  Engeland  insge- 
lyks  met  ronde  Bloemhoofdjes  en  ronder  Bladen 
waargenomen. 

(7)  Munt  met  Hoofdjes  -  Bloemen  ;  Eyronde  vu: 
Zaagtandige  gepelde  Bladen  ;  de  Meel- 
draadjes  langer  dan  de  Bloem.  water* 

Munt, 

Deeze  is  zeer  gemeen  aan  de  kanten  van  Ri- 
vieren en  JBeeken,  Slooten  en  Graf  een,  als  ook 
op  Moerasfige  plaatfen  ,  zo  door  geheel  Euro- 
pa >  als  in  't  by  zon  der  in  onze  Nederlanden.  Dus 
komt  zy  ook  dikwils  by  de  voor  befchreevene 
ffiilde  Mtinte  voor  9  en  is  van  fommigen  daar 
toe  betrokken  geweest ,  doch  zy  onderfcheidt 
zig,  niet  alleen  door  de  gedagte  Kenmerken  > 

maar 

(7)  Mentha  Flor.  Capit.  Fol.  ovatïs  ,  ferratis  fesfilibus* 
&<;.  GORT.  Belg.  164.  FL  Suec.  482.  GORR.  Ingr.  92.  KRAM. 
Auflr.  169.  Ger.  Prev.  269.  G®uan  Monsp,  279.  H.  Gif. 
306.  R.»  Lugdb.  325.  Hall.  Helv*  658»  Mentha  rotuadifolia 
paluftr's  f.  Aq.  major.  C\  B.  Pin.  227.  Menth.  Aq.  f.  Si* 
fymbria»  LOB.  Ic.  50$.  Sifymbriuin.  DOD.  Pempt.  97,  Kruidö* 

1 

X  & 

XI.  DESL.  IX,  STIK 


324      TwEEMAGTlGE  KRflIDËN. 

IV.  maar  ook  door  een  veel  fterker  Reuk,  die  op 
Afdeel.  vcr  Eaa  de  aangenaamheid  niet  heeft  van  de 
Hoofd'  Kruizemunt,  zweemende  meer  naar  dien  van 
stuk.     Kattekruid,  Men  wil  ,  dat  zy  her  Sifymbrium 

Bhotzaa-fa  Qudcn  zy  ^  wordende  RoQde  Jfrüde  ]tfmte 

van  Dodon  jeus  getyteld.  De  Franfchen  hee* 
tenze  ook  Menthajlre  en  de  Duitfchers  Rosf* 
Muntz  of  Water  -  Muntz  >  dat  is  Water  -MunU 
De  Bladen  en  S:eelen  zyn  fomtyds  roodachtig, 
waar  door  deeze  Soort  van  de  gedagte  rondbla- 
dige  Wilde  Munte  onderfcheiden  wordt.  Men 
heeft  ze  ook  wel  in  plaats  van  dien  in  de  Apo- 
theeken  gebruikt  %  en  zy  zoude  ,  volgens  Lo- 
bel,  de  Balfamine  of  het  Balfemkruid  der  Win- 
kelen zyn  ,  doch  de  meelten  geeven  dien  naam 
aan  de  Kruizemunt. 

vut.  (8)  Munt  met  Hoofdjes-  Bloemen;  Eyrondege- 
Fk^itf.  Jieelde  Bladen;  de  Meeldraadjes  korter  dan 

FePer-  de  Bloem. 

Munte* 

Deeze ,  die  men  Pepper  -  Mint ,  dat  is  Peper- 
Munt  ,  in  Engeland  noemt ,  fchynt  aan  dat  Ryk 
fcyzonder  eigen*  üe  Reuk  van  't  verfche  Kruid  t 
zo  wel  als  van  't  gedroogde,  is  Kruiderig,  ge- 
lyk  die  der  gemeene  Munte,  de  Smaak  als  van 
Peper ,  maar  fchielyk  overgaande  in  een  Salpe- 
tigen  Smaak,  met  aandoening  als  van  Koude  op 

de 


(%)  Mentha  Flor.  Capit.  Fol.  ovatis  ferratis  petiolatis  &c. 
Mentha  Spie.  brevioribus  &  habitioribus,  Fol.  Menth*  fu$«. 
cx  &c.  RAJ.  Angl%  III.  p.  234-  T.  i<h  *• 


DlDYNAMIA,  325 


de  Tong,  gelyk  in  de  Kamfer  plaats  heefc  en  IV, 
zulks  neemt  men  ook  in  't  gedeftilleerde  Water  ?5vf^ 
waar:  des  dit  Kruid  in  lang  zo  veel  niet  ver-Hoon**» 
warmt ,  als  men  zou  oordeelen  uit  gedagte  pe.ST^* 
per-Smaak.  Daar  komt,  door  Deftillatïe, 
zeer  fcherpe  Olie  uit.  Met  Yzef-  Vitriool  worde 
het  Afkookzel  groen  ;doch  zulks  heeft  ook  plaats 
met  dat  der  andere  Wilde  Munten  (*)♦ 

(9)  Munt  met  Kransjes  -  Bloemen  ;  Eyronde 

Menton 

fpitsachtige  Zaagtandige  Bladen;  de Meel-fativa. 
draadjes  langer  dan  de  Bloem.  Mw*t 

(10)  Munt  met  Kransjes  •  Bloemen;  Eyron- 

de  fpitfe  Zaagtandige  Bladen;  de  MéMrHofm®n~ 
draadjes  korter  dan  de  Bloem*  te* 

(11)  Munt  met  Kransjes  -  Bloemen ;  Ewor^^J^' 
fpitfe  Zaagtandige  Bladen ;  de  Meeldraad-  Akke/- 
jes  zo  lang  als  de  Bloem.  Muntc. 

Het 

(*)  RliTTY  Mat,  Md.  uts,  p.  32?,  32*. 

(9)  Mentha  Flor.  verticillatis  ,  Foliis  ovat's  acutiusculis 
&c.  Mentha  crispa  verticillata.  G.  B.  Pin.  227.  Mench.crip. 
vert.  Fol.  rotundiore.  J.  B.  Hifi.  III.  p.  215. 

(10)  Mentha^Xoi.  Vertic.  &c.  Gouan  Monsp.  279.  Ment!i. 
Hort.  verticillata  Ocymi  odore.  C.  B.  Pin.  227.  Mentha  Vers- 
minor  acuta,  non  crispa  &c.  f.  B.  Hifi.  I1T.  p.  nó. 

(11)  Mentha  Flor*  Ver  tic  Sec  Gort.  Belg.  16s.Fl.Suee. 
4S1.  Gort.  Ingr.  92.  Kram  Au/fr.  170.  hall.  Hiv  6?g. 

DALIB.  Paris  178.  GER  Prev.  2^9.  //.  Cliff.  307  R.  Z,»^/;. 
326,  Mentha  Arvenfis  Verticiil.  procumbens»  MqriS.  Hiyf. 
|U«  p.  S«9  S  11.  T.  7.  f.  5.  Calamintha  Arveafis  verticilU* 
ta.  C.  B.  Pin.  229. 

x3 

II.  Deel.  IX.  Stuk. 


3^6       TWEEMAGTIQE  KüülDEN. 

IV.       Het  verfchil  is,  volgens  de  bepaalingen, zee? 
A?xvfL  ^ein  tusfehen  deezedrie  Soorten,  als  meest  bes 
Hoofd-  Itaande  in  de  meer  of  minder  langte  van  de  Meel- 
stuk.     draadjes3ten  opzigt  van  de  Bloem  De  tweeeerüeti 
J&°otzaa-  WOrden  gezegd  in  de  Zuidelyke  deelsn  van  Eu- 
ropa haare  Groeiplaats  te  hebben ;  de  laatfte  is 
een  inboorling  zelfs  der  Noordelyke,  gelyk  i| 
Rusland  en  Sweeden,  Het  zal  die  zyn ,  waar  van 
Lobel  fpreekt ,  zeggende  :  3,  in  Vriesland, 
„  by  Kampen  en  Zwol ,  groeit  een  Wilde  Mun* 
te  ,  die  de  Bladen  bruiner ,  langer  en  niet  zo 
ruuw  heeft,"  Zulks ,  ten  minfte,  wordt  ge- 
tuigd van  deeze  (*) ,  die  anders  zyne  IFqter* 
Kalaminth  zou  zyn  ,  welke  volgens  hem  op 
Akkers  groeit  in  de  Nederlanden.  Msn  viedtze 
overvloedig  in  Vriesland  op  de  Kley  en  in  de 
Wouden  ,  doch  in  Holland  niet ,  zo  't  fchynt. 
Wat  nu  het  onderfcheid  deezer  drie  Soorten 
aangaat  :  de  eerfte  heeft  gekrulde  Bladen ,  de 
tweede  niet ,  maar  de  Stengen  van  dcezc  zyn 
roo  i  en  daarom  fchynt  het  wel  de  zogenaamde 
Roomfche  Munte>  en  mooglyk  die,  welke  Do- 
DON-ffius  eerit  afbeeldt  ,   zeggende  het  de 
Bruin-Heilige  te  zyn,  die  zeer  aangenaam  is  van 
Reuk,  wordende  Diemcnt  genoemd  van  de  Duit- 
fchers,  en  van  de  Franichen ,zoGouan  zegt , 
la  Menthe  ou  Baume  des  Jardins,  ,  dat  is  Hof- 

Munte 

(*)  Naamelyk  dat  dezelve  op  dse  plaatfêa  groeit :  zie  Gort. 
Fier.  Edgka  en  Meese  FL  Fris»  ook  aan  SSooten  en  de 
kanten  der  Wegen» 


DlDYNAMIA.  3?7 


Munte  of  Hof-Ealfemkruid.  Lo  bel  heeft  de-  IV. 
zelve  afgebeeld  onder  den  naam  van  Ment  ha  A  xvfU 
cruciata,  mislchien  om  dat  de  Bladen  kruislings  Hoofd. 
ftaan :  dat  is ,  zegt  hy ,  Kruis-  of  Kruizemunt. STU!r# 
Doch  deze  benaaming  zou  toepasfelyker  zyn  op  èC  f£^m 
gezegde  Zaay  -  Munte ,  welke  mooglyk  niet  vee  1 
verfchilt  van  de  Vyfde  Soort.  De  Akker  -  Mun- 
te,  die,  als  gezegd  is,  vry  algemeen  in  Europa 
groeit,  onderfchcidt  zig  bovendien  door  haare 
verfpreide  Stengetjes,  komende  veei  op  Koorn» 
landen  voor,  na  den  Oogst. 

(ia)  Munt  met  Kransjes 'Bloemen  en  Lancet*  xir." 

vormig  Eyronde  gladde  sfpitfe  effenrandige  f^lt* 
Bladen. 

Deeze  ,  die  Kleine  Water  -  Munt  genoemd 
wordt  door  Ray,  is  in  Engeland  gevonden: 
doch ,  zo  de  Water  -  Kalaminth  van  Lobel  ,  voor* 
gemeld,  hier  ook  betrekkelyk  zy,  dan  zoude- 
zelve  insgelyks  in  de  Nederlanden  groeijen :  alzo 
hy  daar  van  zegt.  In  Nederland  en  Engeland 
3,  groeit  het  op  braakleggende  en  bezaaide  Ak- 
„  kers,  als  ook  aan  de  kanten  van  Velden  en 
„  Beemden."  Maar,  om  de  waarheid  te  zeggen, 
ik  geloof  dat  deeze  Soort  ook  in  de  voorgaan- 
de loopt. 

03) 

f12)  Ment  ba  Flor.  Vertic.  Sec.  Am*  Ac  ad.  IV.  p.  %\%.  Mentha 
Aquatica  exigua.  RAJ.  Angl.  III.  p.  232.  Menth.  Hortenfls 
quarta.  Füchs.  Hifi.  219.  Calauiintha  Aq,  Belgamm  ÖC 
Matthioli.  Los.  505. 

x  4 

II.  Deel,  IX.  stuk. 


IV. 

Afdeel* 

xv. 
Hoofd- 
stuk. 

xiu. 


328        TWEEMAGTIGE  KrüIDBN. 

(13)  Munt  met  Kransjes -Bloemen,  Zaagtan- 
dige  Lancetvormige  gefteelde  HaairigeBla* 
den  ,  de  Meeldraadjes  van  langte  als  de 
Bloem, 

In  Kanada  groeit  dccze  volgens  Kalm,  die 

CKan^        eng  ^00ger  dan  de  v00,'gaande,  nietTak- 
fche"      kig  en  zeer  Haairig  heeft,  de  Bladen  de  helft 
fmaller  en  fpitfer  ,  komende  voorts  taamelyk 
daar  mede  overeen. 

(14)  Munt  met  Kransjes -Bloemen,  Eyronde 
ftompe  eenigermaate  gekartelde  Bladen , 
rondachtige  kruipende  Stengen ,  de  Meel- 
draadjes langer  dan  de  Bloem. 

(ij)  Munt  met  Kransjes -Bloemen,  gepalmde 
Blikjes  ,  Liniaale  Bladen,  de  Meeldraad, 
jes  langer  dan  de  Bloem. 

Deeze  beide  Soorten  maaken  het  Kruid  uit 
dat  men  in  't  Hoog-  en  Nederduitfch  Poky ,  in' 
't  Franfch  Pouliot  noemt ,  naar  den  Latvnfchen 
naam  Pulegium;  doch  in  't  Engelfch  Penny  Royat 
of  Pudding  .  Gras.  De  eene  is  breed-  de  andere 

fmaï- 

(13)  Mer.tha  Flor.  Verciciïlatis  &c. 

(14)  Mentba  Flor.  Vert.  &c.  Ma,.  Med.  zso.  Gopt.  BtU 
J6s.  R.  Lugü.  3zs.  Sec.  &c.  Pulegium  Regium  vulgatum.* 
Lob.  Ic,  500. 

(15)  Mentha  Flor.  Vert.  Fol.  lineiribus  &c.  R.  Lugiï. 
%Z6,  Gouan  Monsp.  z79.  Pulegium  angufiifolium.  C  Rh 
Fin.  222.  LOB.  /ff.  sou 


XIV. 

Pulegium, 


XV. 
Cervina. 
Herts- 
Poky. 


\  ■ 

D     IDYNAM     IA#  329 

fmalbladig  en  deeze  wordt  gemeenlyk  Pulegium  IV. 
Cervinum  of  Herts-Poley  geheten*  De  eerfie  Af£*ei" 
groeit  bynadoor  geheel  Europa  wild,  komende  Hoofd- 
by  ons  op  vogtige  plaatfen,  omtrent  den  Ysfel  stuit. 
en  elders  voort :  de  andere  groeit  in  de  Zuide-  °*™K** 
lyke  deelen  van  Vrankryk  by  dezelve*  Het  isby 
de  Kruidkundigen  uitgemaakt,  dat  zy  tot  die 
Geflagt  behooren ,  wordende  meest  onderfchei* 
den  door  een  byzonderen  Reuk.  Sommigen  keu- 
ren het  Smalbladige  of  Herts-Poley,  dat  ftcr- 
ker  van  Reuk  is  ,  dienftiger  tot  Geneeskundige 
oogmerken»  Het  Kruid  is  fcherp  en  bitter  van 
Smaak,  openende  kragtiger  dan  de  Kruizemunt 
en  in  't  byzonder  dienende  tot  afzetting  der 
Stonden.  Zelfs  het  gedeftilleerde  Water  daar 
van  en  de  Olie  wordt  ten  dien  einde ,  en  fom- 
tyds  tot  bevordering  van  de  Kraam ,  gebruikt* 
In  de  Kinkhoest  der  Kinderen ,  in  Opftyging 
en  Borstkwaalen  ,  is  het  Sap  of  Aftrekzei  der 
Poiey  een  uitmuntend  Middel.  De  Reqk  al- 
leen neemt  fqmtyds  de  Walging  en  Benaauwd- 
heid  weg.  Voorts  dient  het  uitwendig,  inStoo* 
vingen,  Baden  en  Pappen,  om  veelerley  Pyn- 
lykheden  te  verdry  ven.  Op  't  Hoofd  of  agter 
de  üoren  gedragen,  was  het,  volgens  de  Ou- 
den, een  behoedmiddel  voor  Zinkingen.  Zy 
plagten  het  in  veèlerley  Spyzen  te  mengen ;  ge- 
lyk  het  by  de  Engelfchen  nog  in  gebruik  is, om 
gehakt  in  Saucyfen ,  Worst,  of  Bloedbeulingen 
te  floppen,  of  ook  by  de  Podding  tedoeqjdoch 
doqr  't  kpoken  verliest  het  zynen  Geur. 

X  S  De 

ÏU  DEEL    IX.  STUS, 


33<*        T  WE  EMAGTICE  K  R  U  I  D  E  N. 


IV.  De  twee  overige  Soorten,  als  gezegd  is,  en 
'Afdeel.  >t  GeflagC  Van  Perilla,  reeds  onder  de  Heefters 
Hoofd-  befchreeven  zynde ,  gaa  ik  over  tot  aat  van] 

Bhotzaa-  G  l  e  c  o  m  A  (*)♦  Aardveil, 

Welks  byzondere  Kenmerken  zyn,  dat  ieder 
paar  Meelknopjes  in  de  figuur  van  een  Kruis 
famenluikt ,  en  dat  de  Kelk  vyfdeelig  is. 
i.    T    De  eeöigfte  Soort  (i),  door  geheel  Europa 
Bederacu.  gemeen ,  voert  den  naam  van  Hederaterreftris, 
Kruipend.  jat  js  Aardveil  ï  om  dat  zyalsde  Klimop ,  doch 
met  de  Ranken  langs  den  Grond  kruipende  , 
zig  verfpreidt.  Haller  h  ert  den  naam  Cha- 
mceclema  van  Co r  dus,  Laage  Klim  beteke- 
nende ,  gebruikt.  Anderen  noemenze  Chaimcis* 
fas  ,  dat  wederom  op  'c  zelfde  uitkomt.  By  de 
Franfchen  heet  dit  Kruid  Rondote ,  Lierre  ter- 
rejlre  ofTerrette:  by  de  Engelfchen  Ground-Ive, 
by  de  Duitfchers  Gundelrebe.  Wy  noemen  het 
Aardveil ,  Hondsdraf  of  Onderhave. 
Het  Kruid  is ,  zo  door  het  gezegde  3  als  door 

zy- 

(*)  Sommigen  fèhryven  Glechoma  ,  doch  'c  is  beter  den 
Ridder  te  volgen  ,  dewvl  zya  Ed.  deezen  Geflagmaam  van 
*t  Griekfche  Wootd  yX^KW  y  door  Dioscoiuoss  gebruikt , 
heeft  afgeleid 

(  i  )  Glecoma  Fol.  Renlformibus  crenaris.  Syft.  Nat.  XIT. 
Gen.  714.  p.  393.  Veg.  XIII.  p.  44;.  Mat.  Med.  p.  303. 
Gort.  Belg.  165.  Kram.  *du/ir.  170.  FL  Succ.  483,  5 is. 
Gort.  /«gr,  92.  Gfr.  iVov*  267.  GOUAN  Momp.  280.  Ca- 
lamintha  hurailior  folio  rotundiore.  Tournf.  194.  Cham^ 
clema.  Hall.  Helv.  652.  Hed*  terreftris  vulgaiis.  C.  B«/V«* 
306.  Dod.  Pmpt.  394.  Lob.  /c.  p.  £  j3. 


DjDYNAMIA*  331 

zyne  Niervormige  gekartelde  Blaadjes  en  de  iv. 
fierlyk  blaauwe  Bloemen,  iedereen  bekend.  Het  A<Bwtt# 
heeft  die  byzonderheid ,  dat  de  Bloemfleeltjes,  tioofd- 
van  vier  tot  agt,een  halfrond  Kransje  maaken  ^tuk* 
dat  over  ééne  zyde  helt.  De  Reuk  is  fterk,  dey 
Smaak  bitter  en  wordt,  als  het  lang  afgekookt  is , 
wrang.  Men  pryst  het ,  inzonderheid ,  tegen  Borst* 
kwaaien  ,  by  Teeringachtige  Menfchen  :  ook 
tegen  de  Roode  Loop  en  andere  Kwaaien.  On- 
der Haver  gekapt  is  het  zeer  dien  (tig  om  de 
Paarden  Wormen  te  doen  loozen.  Bier  doet  het 
fpoediger  ftryken  3  zegt  men ,  dan  de  Hop  of 
iets  anders:  weshalve  het  ook5  van  de  Engel- 
fchen ,  Alehoof  en  Tunhoof  geheten  wordt. 

De  Verfeheidenheden  van  dit  Kruid  ,  door 
Tournefort  opgetekend  ,  met  paarfche 
Bloemen,  alsook  de  kleinere,  die  laager  blyft 
en  fraaijer  is  dan  de  groote ,  door  Vaillant 
in  drie  Afbeeldingen  fierlyk  vertoond  CO^chy- 
nen  van  den  Grond  af  te  hangen  ;  maar  die 
met  Bloemen  van  een  Duim  lang  ,  welke  de 
Heer  Hall  er  in  Switzerland,  onder  de  ande- 
re groeijende  vondt ,  en  hoedanige  ook  om- 
ftreeks  Parys,  door  gedagten  Autheur,  is  waar* 
genomen  en  befchreeven ;  verfchile  veel  in  Ge- 
was, hebbende  ook  de  Bladen  ,  die  in  de  ge- 
meene  paarfchachtig  geaderd  zyn ,  van  onderen 
geheel  groen.  Deeze  zal  de  Berg*  Aardveil  der 

Au- 

(I)  Bêtan.  Paris.  T.  VI.  f.  4  -  6. 


IU  Deel,  IX,  Stuk. 


33*        TwEEMAGTlGE  KrüïDEN, 


IV.  Autheuren  zyn ,  die  de  Bladen  ronder,  ruiger, 
AfdxEvL  groter  heeft  en  fterker  is  van  Reuk,  groei- 
Hoofd*  jende  in  het  Thuringer  Woud  overvloedig  (f). 


stuk. 


L  a  m  i  u  m.      Doove  Netel. 

De  boven  -  Lip  der  Bloem  is  geheel  en  ge- 
welfd ;  de  onder  -  Lip  tweekwabbig  ;  de  Keel 
heeft  wederzyds  een  getanden  Rand  in  die  Ge- 
flagt,  tot  het  welke  de  agt  volgende  Soorten 
behooren. 


t.  (i)  Doove  Netel  met  Hartvormige 3  ongelyk 
)rta}a.  m  fp^ts  Zaagtandige  Bladen  f  de  Bloemen 

Groote.  mt  em  gezwollen  Keel ,  de  Kelken  gekleurd. 


In  Ooftenryk  en  Italië  groeit  ,  volgens  den 
Ridder ,  deeze  cp  de  Gebergten.  Zy  is  zeer 
groot  van  Gewas »  heeft  byna  gladde  Bladen  en 
een  groote  paarfche  Bloem,  't  Geflagt ,  dat  Mi- 
cheliüs  onder  den  naam  van  Papia  hervoort- 
gebragt  heeft  en  afgebeeld  ,  in  eene  Valey  van 
't  Apulifch  Gebergte  Gargani  door  hem  gevon- 
den ,  is  eene  Verfcheidenheid  vaa  deeze  Soort. 

(O 

(t)  Vid.  CAM-  Epit.  p.  40 t. 

(1)  Lamium  Fol*  Cord.  inarqualiter  argutcque  ferratis  &c. 
Syjl.  Nat,  XII.  Gen.  716.  p.  393.  Veg%  XUI,  p#  445-  Ls- 
mium  maximum  Sylv.  alierum.  C.  B.  Pin,  2*1.  L'jraiura 
moot*  Sax.  ferme  glabrum.  Till.  Pit.  92.  T.  34<  P  1  -?  Ga- 
leopfis  maxima  Pannonica.  Clus.  Hifi.  11.  p.  35.  0.  Orvala 
Garganica.  Sp*  Plant.  $07.  Papia  Garg.  Mich.  Gen.  so. 
T#  17. 


DidynAmiA»  333 


(2)  Doove  Netel  met  Hartvormige  ruigach-  IW 

ti 'ge  Bladen ;  de  Bloemen  met  een  gezwollen^F™zhé 

Keel ;  het  Pypje  regt ,  wederzyds  met  Hoofd* 

dubbelen  Tand*  STUK* 

11. 

(3)  Doove  Netel  met  Hartvormige  rimpelige 
Bladen ,  een  e ff  ene  Steng  en  gladde  Kelken'*™- 
van  langte  als  het  Bloempypje*  khQ^m" 

(4)  'Doove  Netel  met  Hartvormige  gefpitjle 
Bladen  en  tienbloemige  Kransjes.  'Imm 

IV» 

Deeze  drie  Soorten,  in  't  uiterlyke  aanzien  MacuU- 
niet  veel  verfchillende  ,  hebben  allen  in  Italië  tUQ^kte9 
haare  Groeiplaats  ,  doch  de  middellie  zou  ook 
in  Siberië  en  volgens  Boerhaave  hier  in  de 
Nederlanden  voorkomen.  De  eerfte  vindt  men 
zeer  fraay  door  Ebret  afgebeeld;  waar  uit 
blykt,  dat  het  dubbelde  Tandje  3  wederzyds, 
niet  aan  het  Pypje  ,  maar  aan  de  Bovenlip  plaats 

heeft. 

(z)  Lamium  Fol.  Cord.  pubescentibus  Sec.  lam,  Gar£* 
fubincanum.  Till.  Pis.  93.  T«  34.  £  2.  Lamium  Carariïe 
folio,  Flore  purpureo.  Mem,  de  ÏAccd,  de  Par.  1717.  p» 
3Si«  TREW.  Ebret.  Tab.  75. 

(  3  )  Lamium  Fol.  Cord.  rugofis  &c.  Lam.  purpur.  fceti- 
dum.  Pluk*  Pbyt.  198.  f.  j.  Lam.  purp*  non  foetens  Fol. 
oblongo.  C.  B.  Pin,  231»  Bocc  Mus,  II.  T.  23.  Galeopfis 
Flor.  purp.  majore ,  Fol.  non  maculato.  J,  B,  Hifi.  III.  p. 
321.  RAj.  Hifi  559. 

(4)  Lamium  Fol.  Cord.  acuminatis  &c.  Lam.  alba  linei 
notatum.  C.  E.  Pin*  231.  Lamium  Plinü  montan.  Campo- 
clarcnfium.  Col.  Ecpbr.  I.  p«  190.  T.  192.  Lam.  raacul3« 
turn»  C  B.  Pin.  231. 


II.  Deel,  IX*  stuk, 


334      Tweemagtige  Kruiden* 


IV.  heefc.  Van  een  Berg  by  Rome  heeft  2y  deft 
Afdeel,  bynaam.  De  laatfte  komt  de  Witte  Doove  Ne- 
Hoofd*  telen  zeer  naby  3  verfchillende  meest  daar  van 
stuk»  door  de  paarfche  Bloemen  3  de  wit  geplekte 
■  Bieotzaa-  g]ac}cn  en  dat  zy  vvederzyds  maar  vyf,  geen  tien 
Bloemen  heefu  In  de  Zomer  5  echter ,  verdwynt 
de  witte  Vlak  der  Bladen. 

v*.        (5)  Doove  Netel  met  Hartvormige  gefpitjle 
tihum.  Zaagtandige  gejleelde  Bladen  en  twintig' 

Wltce'  bloemige  Kransjes* 

Tot  deeze  Soort  hadt  de  Ridder  bevoorens al- 
le de  voorigen  ,  als  Verfcheidenheden  ,  t'huis 
gebragt.  Zy  is  door  geheel  Europa  gemeen  >  en  * 
onder  den  naam  van  Doove  of  Hondsnetelen  >  zeer 
bekend  in  onze  Nederlanden  ,  alwaar  zy  veel 
voorkomt  in  het  Gras  aan  de  Wegen.  In  Vrank- 
ryk  noemt  menze  Ortie  morte  ,  in  't  Engelfch 
Deadnetle  ,  in  't  Hoogduitfch  Todnesfel,  dat  is 
Doode  Netel,  om  dat  zy  de  gedaante  van  Bran- 
dcnetelen  beeft  en  de  Handen  niet  brandt.  Men 
wil  dat  het  de  Galeopjts  der  Grieken  zoude  zyn$ 
dus  genaamd,  om  dat  de  Bloem  naar  den  Smoel 
van  een  Kat  s  wanneer  die  byten  wil ,  gelykt. 
Sommigen  noemenze  Archangelica  y  welke  be- 

naa- 

($)  Lamitcm  Fol.  Cord.  acuminatis  ferratis  petiolatis  &c. 
Mat.  Med.  307.  Gort.  Belg.  GoüAn  Monsp*  R,  Lugdu&c* 
&c.  Lamium  album  non  foetens  Folio  oblongo*  C.  B.  Pin, 
2jf#  Galeopfis.  Cam.  Epit.  86;.  Urtica  iners  five  Lamiunt 
primum.  Dod.  Pempt.  153.  Lam*  album  vulgare  fitre  Archan- 
gelica.  MOBIS:  Hifi.  \\u  p.  38*.  S.  11,  T*  11.  f.  1. 


Didynamia;  335 


nasming  daar  op  toegepast  zal  zyn5  wegens  de  IV. 
uitmuntendheid  ,  die  men  zig  verbeeldde  in  ditAF^Kt% 
Kruid  te  huisveften.  Men  fchreef  'er, in  Pappen Hoofd- 
en  Stoovingen  ,  een  groote  kragt  aan  toe,  omSTUK* 
harde  Gezwellen  week  te  maaken.  Tegen  de fa7m\aT 
Scrofelen  wordt  het  nog  als  een  heerlyk  Middel 
aangepreezen.  By  't  Landvolk  is  het  tegen  Keel* 
Ontf  teekingen  >  zegt  Boerhaave  5  in  gebruik» 
De  Wondbalzem  van  Doo art,  zo  uitmun- 
tende inde  Pees- Kwetzuuren ,  wordt,  door  de 
Bloemen  in  Oly ven  -  Olie  te  zetten ,  vervaar- 
digd» De  ondervinding  leert  deszelfs  nuttigheid 
in  de  Witte  en  Bloedvloeiingen ;  mids  men  de 
bloeijende  Toppen  als  Thee  aftrekke ,  en  daar 
van  dagelyks  eenige  Kopjes  gebruike,  zegtGË* 
offroy.  Ook  dient  daar  toe  een  Konferf,  die 
men.  van  de  Bloemen  maakt.  Het  Kruid  geeft, 
wanneer  het  met  de  Bloemen  gedeftüleerd  wordt, 
zeer  veel  Olie  en  is  zwaar  van  Reuk  ,  inzonder» 
heid  de  volgende  Soort  die  zelfs  ftinkt.  Men  kan 
daar  u;t  reden  geeven  van  de  gezegde  Eigenfchap- 
pen,  welke  gemeen  zyn  aan  verfcheide  Soorten* 

(6)  Doove  Netel  met  Hartvormige  Jlompe  ge-  vr; 
Pelde  Bladen.  £££ 

faariche. 

Zie  daar  het  verlchil  der  Doove  Netelen  met 

paar- 

(6)  Lamium  Fol.  Cordatis  obtufls  petiolatis.  GoRT.  Betg. 
&c.  &c.  Lam.  purp.  foetidum  Folio  fkbromndo.  C.  B.  Pin» 
230.  Unica  iners  altera.  Doo.  Pempt.  Lob»  Ic,  520» 
Hall.  Helv.  6+1  ^ 


IU  Deel»  IX»  Stux, 


33<5     TLw eemaotige  Kruiden 


IV.    paarfche  Bloemen  ,  wat  de  figuur  der  Bladen 
AFxv? L  ?ar,gaat  9  hoewel  die  ook  aan  den  top  der 
Hoofd-  Stengen  getroptzyn,  en  niet  zodanig  als  itl 
stuk*     de  Witte  geplaatst.  Doch  daar  zyn  aanmer- 
J^eTzaa "kelyke  Verfcheidenheden  ,  zo  van  deeze  als 
van  de  voorgaande ,  op  byzondere  plaatfen  ko- 
mende die  zelfs  met  paarfche  (f)  en  deeze  met 
witte  Bloemen  voor.  De  Groeiplaats  is  niet 
minder  algemeen* 

vn.      (7)  Doove  Netel  met  de  Bladen  by  de  Bloe* 

1  vattende. 

Omvatten* 
de 

Met  verfcheide  benaamingen  is  dit  Kruidje 
door  verfcheide  Autheuren  betekend  geweest, 
eer  Toürnefort  hetzelve  mede  betrokken 
hadt  tot  dit  Geflagt ,  in  navolging  van  B  a  u- 

Hl- 

(j-)  Immers  zo  het  Lamium  TJrtiz&  folio ,  Flore  purpuret 
fpkato  j  dat  Commelyn  zegt  op  het  Kraaijenest  langs  den 
Weg  naar  Heemftede  en  om  Utrecht  te  groeijen,  als  eené 
Verfchddcnheid  hier  t'huïs  behoort ,  gelyk  de  Heer  D.  DE 
Gorter  hetzelve  dus  geplaatst  heeft.  Fl.  Belg.  p.  166. 
Toürnefort  fchynt  te  ontkennen,  dat  die  Soort,  by  Pa- 
rys,  met  paarlche  Bloemen  voorkome:  Env.  de  Paris.  io8# 
Vaillant  heefc  ze  'er  met  bleekroode  Bloemen  gevonden. 
De  Kelken  zyn  van  onderen  paarfchachtig  ,  zegt  GouAn, 
en  de  Bloemen  komen  fomtyds  met  niet  meer  dan  twee 
Meeldraadjes  voor. 

(7)  Lamium  Fol.  Flor.  fesfilibus  amplexicaulibus  obfufo. 
Gort.  Belg.  &c  &c.  utfupra.  Gron»  Virg.  66.  Lamium  Fo- 
lio Caulem  ambiente  minus  &  majus.  G.  B.  Pin.  231»  Mot* 
fus  Gallinae  Folio  Hederulae  altetum.  Loe.  U.  4*3* 


D    I    D    Y    N    A    M    I  a; 


hinus.   Om  wat  reden  het  Hoenderbeet  ge-  IV. 
noemd  worde  ,  is  my  niet  bekend.  Het  heeft  Af£Mï* 
leggende  Stengetjes  5  fomtyds  een  Voet  lang ,  Hoofi>- 
die  met  ongefteelde  ingekerfde  ronde  Blaadjes STUK* 
onder  de  Bloemen  gekranst  zyn;  doch  de  on-y^^dr 
derfte  Bladen  zyn  zeer  lang  gedeeld  en  byna 
vyfkwabbig*  Hier  te  Land  komt  het  veel  in  de 
Zaaylanden  en  Moeshoven  ,  by  Aarnhem  en  el- 
ders 3  voor.  Het  is  door  den  Fleer  Thltn  berg, 
20  v/el  als  de  paarfche  Doove  Netelen ,  in  Ja* 
pan  gevonden.   Het  groeit  ook  in  Virginie,  en 
de  voorgaande  in  Rusland. 

(8)  Doove  Netel  met  veeldeelige  Bladen;  vm 

Lamium 

In  de  Levant  heeft  To urne  fort  een  wuiü/idum, 
Soort  van  dit  Geflagt  waargenomen,  welke  deiigef^' 
Bladen  fraay  gefnipperd  heefr.  Hier  van  heeft 
Commelyn,  onder  de zeldzaame Planten  van 
den  Amfterdamfen  Tuin  ,  de  Afbeelding  ge- 
geven. 

Galeopsis,      Honds -Netel. 

De  Bovenlip  is  eenigermaate  gekarteld  en 
gewelfd  in  dit  Geflagt ,  de  Onderlip  van  bo- 
ven tweetandig.  Het  bevat  de  drie  volgende 
Europifche  Soorten, 

(O 

(8)  Lamium  Folïis  multipartitis.  U.  Cllff.  31$»  Lamium  O» 
ilentale  FoL  eleganter  laciniatis.  Toubn?.  Car#  II.  GoaiM* 
Rar.  T.  26.  r 

Y 


338        TwEEMACTlGE  KRUIDE^ 


IV#  fi)  Honds -Netel  met  de  Leden  der  Steng 
AroscL.  gelyk;  alle  de  Kransjes  ver  van  elkander 
Hoofd-  en  de  Kelken  zagt. 


«TUK. 

1.  (2)  Honds -Netel  met  de  Leden  der  Steng 

LadaZm.  vm  boven  dikker  ;  de  bovenjle  Kransjes 

Geiyke.  ^m  %egm  elkander  aan;  de  Kelken  eeni* 

Te)lahiu  germaate  Jlekelig. 

Xnoopigc. 

Gauldo  ^  Honds -Netel  met  zesUoemige  Kransjes  en 
ion.     *  een  vierbladig  Omwindzel. 

Geelbloe- 

mi&Q*        Zy  maaken  met  elkander  drie  Onkruiden  uit, 
welke  men  op  de  Koornlanden  en  aan  de  We* 

gen 

r  (1)  Galeopjis  intemodiis  Caulinis  aequalibus  &c.  Syft.  Hat. 
XII.  Gen.  717.  p.  393.  Vég.  XIII.  p.  44^  Gort.  Belg. 
167.  GouAN  Monsp.  281.  GER.  Prov.  266.  KBAM.  Aufir* 
172.  Gort.  Ingr.  #3.  Gal.  Ramis  fumrais  pubescentibus. 
Hort.  Ciiff.  514.  R.  Lugdb.  319.  Dalir.  P&r.  i8i.#Sideritis 
Ar  venfis  anguftifolia  mbra.  C.  B.  Pin.  233»  Ladanum  Sege» 
turn  folio  latiore.  Riv.  M$nn  S4.  Tetrabit.  Dill.  Nov.  Gen. 
103. 

(2)  Gatecpfis  intern.  Caulïn*  fuperne  incrasfatis  &c.  GORT. 
Belg.  dcc.  utfupra.  Gal.  Ramis  fumvnis  ftrigoiis.  H.  Cliff. 
&c.  Galeopfis  fol.  Cauie  fulcr.  hispidis.  Hall.  Helv*  644. 
ürrica  aculeata  Fol.  lênatis.  C.  B.  Pin.  232.  Cannabis  fpn- 
lia.  Riv.  Mon.  44.  Cannabina  Flore  purp.  albo  &  magno  lu- 
teo.  Boerh.  Lugdb.  157.  Pluk.  Alm.  204.  T.  41.  f.  4.  Ur~ 
tica  iners  quarta.  Dod.  Pempi.  153.  Cannabis  Spuria  facie 
Urticae.  Lob.  Ic,  527.  ex  Ramulo. 

(3)  Galeopfis  Verticillis  fexfloris  &c.  Gort.  Belgs&c*  ut- 
fupra. Leonurus  fol.  ovatis  ferratis  acutis.  H.  Cliff*  &c.  Car- 
diaca  Fol.  Cordiformibus.  Hall.  Heh.  540»  Larnium  Folio 
oblongo  luteum.  C.  B.  Pin.  231.  Urtica  iners  t€itia.  D0S>. 
Pwpu  153.  Lamiutn  luteum,  Lq%*  Jc»  521. 


D    i    »    ¥    N    A    M    I    A#  339 


gen  door  geheel  Europa  ,  ja  zelfs  in  Rusland  ,  IV. 
aantreft.  In  onze  Nederlanden  is  de  laatfte  minst  ^vf** 
gemeen.  Rivinüs  hadt  deeerfte,  zeer  onei- Hoofde 
gen,  Ladanum  getyteld  ,  zo  D  1  llenius8™*^ 
aanmerkt,  die  derhalve  den  naam  veranderde  m/permta* 
Tetrahit,  welke  aan  het  Yzerkruid,  als  boven, 
ïs  gegeven.  Die  zelfde  Autheur  hadt  de  derde 
Galeobdolon  geheten.  Zie  daar  den  oirfprongder 
Latynfchc  uf  Griekfche  by naam  en.  De  Neder-  , 
duitfche  meen  ik  duidelyker  te  zyn.  Wegens 
het  Loof ,  vry  veel  naar  de  Hennipbladen  ge- 
lykende  ,  noemde  Boerhaave  de  tweede 
Cannahina*  welke  voorkomt  met  paarfche,  wit- 
te en  groote  geele  Bloemen  ,  die  paarfche  Lip- 
pen hebben.  De  laatfte,  zynde  de  derde  Doo- 
ve  Netel  van  DonoNéus,  is  geheel  Geel- 
bloemig  en  verfchilt  in  Vriigtmaakende  deelen 
eenigszins  van  de  anderen  ,  als  de  Lippen  effen 
en  ongetand  hebbende.  H  aller  heef tze  Car- 
diaca  met  Hartvormige  Bladen  getyteld*  Zy  komt 
ook  met  fmalle  en  fomtyds  met  wit  of  zwart  ge- 
vlakte Bladen  voor,  en  geeft  kruipende  Scheu- 
ten uit  den  Wortel ,  gelyk  de  Munt. 

In  't  algemeen  hebben  deeze  Planten  een  Krui- 
dige vierhoekige  Steng,  met  gepaarde  niet  ver- 
deelde Zaagtand ige  Bladen  en  Bloemkransjes  5 
digt  om  de  Steng  of  Takken  zittende ,  die  zig 
zeer  Itekelig  vertoonen  5  alzo  ieder  Kelk  omringd 
is  met  gebaarde  Elsvormige  Blikjes.  De  eer(te 
heeft  de  boven  (te  Takjes  ruigachtig  of  Wollig, 
de  andere  heeft  dezelven  (troef*   De  hoogte  is 

Y  a  van 

II*  Dë£L.  IX  STU&t 


TWEEMAGÏICE  KRUIDEN, 


IV.  van  een  Voet  tot  een  Elle.  Voorts  moet  menze 
Afdeel*  dom.  ^Q  bepaalingen  en  Afbeeldingen  onder- 
Hoofd-  fcheiden. 

STUK, 

£kotzaa$  Betonica.  Betonie. 

De  Kelk  is  in  dit  Geflagt  gebaard,  de  Bo- 
venlip van  de  Bloem  opklimmende  platachtig, 
het  Fypje  Rolrond. 

Behalve  het  gewoone  Kruid  van  dien  naam 
zyn  'er  nog  vier  Soorten  in  begreepen ,  naamelyk. 

I.        (i)  Betonie  met  een  afgebroken  Aair  y  de  mid- 

offiïinüHs*  del/lip  der  Bloemlippen  uitgerand  hebbende. 

Gcmeene. 

Dit  Kruid  3  dat  hier  in  de  Hoven  geteeld  wordt, 
groeit  wild  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europol, 
in  Switzerland  j  Ooftenryk,  en  is  inde  Bosfchen 
van  Rusland  zeer  gemeen.  Men  noemt  het,  vol- 
gens den  Latycfchen  Winkelnaam,  in'tFranfch 
Hetoine,  in  't  Engelfch  Betony  en  by  ons  Beto- 
nie. De  Steng  is  opgeregt  en  groeit  een  Elle 
hoog.  De  onderfte  Bladen  zyn  lang- ,  de  boven- 
ften  kort-  of  ongeileeld ,  langwerpig  Hartvor- 
mig, rimpelig  en  ruig.  De  Bloemen  maaken 

een 

(i)  Betonica  Spica  interruptS  ,  Coroll.  Lacinté  Labii  inter- 
media emarginata1.  Syst.  Nat.  XII.  Gen.  7ig.  p.  394.  Vcg. 
XIII.  p.  446.  Gort.  Belg.  169-  Kram.  Auftr*  16%.  hall* 
flelv.  640.  GOUAN  Monsp*  276.  Ger.  Prov.  273.  Fl.  Suec. 
487.  H.  Cliff.  310.  R.  Lugdb.  316.  Betonica  purpurea  & 
alba.  C,  B#  Pint  235.  Betonica*  Dod.  Pempt.  40.  LOB.  ti, 
532. 


D   I    D    Y    N    A    M    I    Aj  341 


een  gebladerde  Aair  9  uit  afgezonderde  Krans-  iV. 
jes  beftamde.  Zy  zyn  natuurlyk  paarfch,  maarAF^L* 
men  vindtzeook  bleekrood  en  geheel  wit  3  doch  Hoofd* 
zeldzaam.  STÜK* 

De  Smaak  is  Zoutachtig ,  een  weinig  Kruide- /p^l7a^ 
rig  en  die  der  Wortelen  bitter.  Het  is  als  een 
Hoofd-  en  Wondmiddel  aangepreezen  geweest, 
doch  men  heeft  den  Reuk  nadeelig  bevonden  in 
het  verfche  Kruid.  Het  gedroogde  kan  tot  een 
Niesmiddel  dienen  en  de  Wortels  purgeeren 
flerk  met  braaking  :  des  het  veiligst  is  zig  daar 
van  te  onthouden,  't  Schynt  dat  de  kragten  aan- 
merkelyk  naar  de  Groeiplaats  verfchillen. 

(a)  Betome  met  een  onafgebroken  Aair  ,  de  n™'rha 
middel/lip  der  Bloemlippen  effenrandig.  Orientaiis. 

Levant* 

Deeze  heeft  de  Bladen  zeer  fmal  en  langenfche% 
de  Aair  der  Bloemen  is  dikker  dan  in  de  gemee- 
ne  >  volgens  Tournefort  3  die  dezelve  in 
de  Levant  heeft  gevonden.  De  hoogte  is  twee 
Voeten  ,  zegt  Goüan. 

(3)  Betonie  met  de  Aair  van  onderen  gebla-  m. 
derd  en  de  Helm  der  Bloemen  tweedeelig.Alo/£"™** 

Dit^aaïtise' 

(z)  Betcnïca  Spidi  integra  ,  CoroJI. .  Lacïnia  Labii  inter- 
media integerrima.  R.  Lugdb.  116  Bet.  Oriencalis  &c.  TOUllNF. 
Cor.  13.  GOÜAN  Homp. 

(3}  Betonica  Spica  Bad  foliofa  &c.  jACq.  Vmdob.  251. 
Horminum  minus  album  Betomes  facie.  C.  B.  Pin.  zio. 
Prodr.  114.  Betonica  montana  lutea.  Babr.  Ic.  339?  Beton  i- 

Y    3  C9 

li  Deel.  IX»  Stuk. 


342        T  WEEM  AGTIGE  KRUIDEN. 


IV,        Dit  Kruidje,  in  de  Gebergten  van  Opper- 

'Afdeel.  Ooftenryk  en  voorts  in  die  van  Italië  en  Pro- 
xv 

HooFDr  vence  groeijende,  heeft  Aairen,  welke  naar  die 
stuk.     van  het  Kruid,  dat  men  Vosfenftaavtjes noemt, 
Biootzaa-  gelyken.  De  Stengetjes  zyn  naauwlyks  een  Hand- 
breed hoog ,  en  het  heeft  aan  den  Wortel  ron- 
de, dikke,  Wollige  Blaadjes, 

Iv\  (4)  Betonie  met  de  Aair  van  onderen  gebla* 
bfr/utT*  derd  en  de  Helm  der  Bloemen  geheel. 

Ruige. 

Ey  Piftoja,  in  de  Apennynfche  Bergen,  hadt 
Mentzel  deeze  gevonden,  hebbende  de  Bla- 
den als  met  Wolligheid  bekleed  en  groote  paar- 
fche  bloemen.  De  Heer  B assi  heeft  dezel- 
ve nader  onderzogt  en  van  de  voorgaande  ver- 
fchillende  bevonden*  De  Aair  is  hier  niet  afge- 
broken. 

t  v.  (5)  Betonie  die  een  Aair  heeft  met  gewolde 
GMde?'  Kelken  en  Draadachtige  Tanden ;  de  Bladen 

Lancetvormig ,  kaak 

In  de  Oofterfche  Landen  is  de  Groeiplaats 
van  deeze ,  die  de  Steng  en  Bladen  byna  glad 
heeft  ,  een  groote  Wollige  Aair,  met  Draad- 
achtige Tandjes  en  geele  Bloemen  ,  wier  Bo- 
venlip naauwlyks  langer  dan  de  Kelk  is,  de 

De 

cx  folio  Alopecucos  quorundam.  J.  B.  Hifi.  UI.  p.  303. 
Kortninum  Alp.   luteum  Betoniae  Spica.  Raj.  Rifl.  $$7< 

(4)  Betonka  Spïcï  Bafi  foliofa  &c.  Bet.  Fol.  hirfuti*,  Flox* 
purpupeïs  amplisilmis.  Menttz.  Pug. 

($)  fiemica  Spica  Caiycibus  knatk,  &c. 


Dl     D^NAMIA.  343 


de  Onderlip  driedcelig  en  de  Meeldraadjes  van  IV. 

Afdee 

XV. 

Hoofd» 


langte  als  de  Bovenlip.  A™v!U 


S  t  a  c  h  y  s.   Andoorn.  s"k. 

Gymn§~ 
fpermia* 

De  Bovenlip  is  gewelfd  5  de  Onderlip  aan  de 
zyden  omgeboogen,  met  de  middelfteSlipgroo- 
ter  en  uitgerand  :  de  Meeldraadjes ,  afgebloeid  , 
buigen  zig  zydewaards  in  dit  Geilagt,  't  welk 
de  volgende  Soorten  heeft. 

( i )  A  ndoorn  met  zesbloemige  Kransjes  efi  Hart-  r- 
vormge  gejieelde  Bladefi*  fyfvatkl! 

Bofch-, 

Een  zeer  goede  Afbeelding  geeft  Taber- 
NiEMON  t,  onder  den  naam  van  Befch- Netel  % 
van  dit  Onkruid  ,  't  welk  door  geheel  Europa 
voorkomt  in  de  Bosfchen.  In  Vriesland,  Over- 
ysfel  en  Gelderland,  is  het  ook  aan  ruige  Wal* 
len  en  Wegen  gemeen.  Bauhinus  hadt  het 
Zeer  groote  Jlinkende  Doove  Netel  der  Bosfchen 
getyteld,  maar  Tournefoiit  bragt  hei  met 
reden  tot  de  Galeopjis  t'huis ,  als  het  echte  Kruid 

van 

(i)  Stachys  Vertlcillis  fexfloris ,  Foliis  Cord.  petiolatïs. 
Syft.  Nat.  XII.  Gen.  719.  p.  394»  XIII.  p.  447.  GoBT. 
Belg.  169,  KRAM.  Auflr.  173.  GOUAN  Monsp.  282.  Fl. 
Suect  4S9.  H*  Clif.  309*  R.  Lugdb.  317.  HALL.  Helv.  6$z% 
Lamium  maximum  Syivatiaim  foetidum,  C.  B*  Pin.  zjr. 
Galeopfts  procerior  foEtida  fpicata.  Tournf.  Inft.  185.  Ga- 
leopfis  legitima,  Clus.  Blft*  II.  p«  jj.  Urtica  Meraclea.  Tab, 
&.  536. 

Y  4 

Ut  Deelï  ix  stuk» 


344      TwEEMAGïlGE  KRUIDEN, 


IV.    van  dien  naam  zy  nde  >  volgens  den  groeten  Kruid- 
AFxvf L'  kccner  C  l  u  s  i  u  s. 

Hoofd  Het  heeft  een  Steng  van  twee  of  drie  Voeten 
stuk-  hoogte ,  die  ruig  is  gelyk  het  geheele  Kruidden 
BUotza&'^g  gefteelde  Hartvormige  Bladen  ,  van  een 
Handpalm  groot.  De  Bloemen  komen  voort  in 
lange  Aairen  met  kleine  Blaadjes  onderfcheiden 
en  fteeken  ver  uit  de  Kelken  ,  zynde  paarfch- 
achtig  van  Kleur ,  met  een  rnigen  Keel. 

Dit  Kruid  wordt ,  in  hoedanigheden  5  bynage* 
lyk  gefield  met  de  Witte  Doove  Netelen.  Vail- 
lai*t*  een  der  bekwaamde  Kruidkundigen  zy- 
nes  tyds  3  hadt  hetzelve  bevonden  een  uitmun- 
tend Middel  te  zyn  om  Gezwellen  tedoenver- 
flaan.  Hy  deedt  de  geheele  Plant  in  een  Mortier 
kneuzen  en  maaktze  dus  tot  een  Pap  ,  welke 
daar  tweemaal  *s  daags  verlch  opgelegd  vverdt  ( *). 
De  Olie,  die  eenigen  tyd  op  de  Bladen  gedaan 
heeft,  is  onverbeterlyk  tot  Geneezing  van  Pees- 
Kwetzuuren  en  Brandfteden.  Men  bedient  zig 
in  Vrankryk  ,  ten  platten  Lande  ,  met  Vrugt 
inwendig  van  het  Aftrekzei  der  Bladen  en  Bloe* 
men,  in  Water,  tegen  het  Graveel-  Kolyk  , 
Klier  -  Gezwellen  en  het  Zydewee  (f ). 


ii*       (2)  Andoorn  met  zes  of  meerbloemige  Krans- 
jes 


Stachys 
Taluflrï*. 
Moeias- 


(*)  Mem.  de  FAcad.  1717.  p.  35?. 

(|)  TOURNF*  Herb*  env.  Par*  p.  167. 

(1)  Stacbys  Vert.  fexfloris ,  Fol.  Üneari  -  Lanceol.  &c  Gort* 
Belg.  &c.  Stachys  paluöris  foetida,  C.  B#  Pin.  236.  Stachys 
^uttkra.  Tab.  Ic.  577. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.1  545 


jes  en  Liniaal  Lancetvormige  9  de  Steng  IV, 
half  omvattende ,  ongefteelde  Bladen,  ^F,£yEL* 

De  ruuwheid*  mooglyk,  der  Kruiden  van  dit  ^ük*° 
en  de  twee  volgende  Geflagten  heeft  den  naam  Gymno, 
van  Andoorn  in  trein  gebragt  ,  wordende  dc^perma% 
Stachys  genoemd  Welriekende.  Deeze  is3  byTA- 
bern^mokt,  onder  den  naam  van  Bruine  Wa- 
ter-Andoorn  afgebeeld  >  groeijende  aan  Wa- 
terkanten door  geheel  Europa*  Men  vindtze  ook 
in  Vriesland  en  Overysfel  menigvuldig.  Hy 
noemtze  dus,     wegens  de  bruinheid  der  Bladen 
„  en  der  Bloemen ,  die  echter  ook  dikwils  bonc 

voorkomen ,  dat  is  van  buiten  roodachtig  en 
„  van  binnen  wit  geftreepc.  Het  beflaat  dikwils 
3>  geheele  Akkers  3  zegt  hy  5  en  dan  zyn  de 
a>  Wortels  aangenaam  van  Reuk,  Men  gebruikt 
5,  het  als  een  verzagtend  en  Wondmiddel,  als 
„  ook  tegen  de  Üerdendaagfche  Koorts." 

(3)  Andoorn  met  veelbloemige  Kransjes,  de  m* 
Tandjes  der  Bladen  Kraakbeenig  getipt  fde  jfptty5 
Bloemen  met  een  platte  Lip.  Aipifch. 

(4)  Andoorn  met  veelbloemige  Kransjes ,  de  Iv 
Tandjes  der  Bladen  Schubswyze*  de  StengGermanie** 
Wollig.  fi 

Van 

(3)  Stachys  Verf,  multifloris  &c#  Stach.  Fol.  Lanceoiaro- 
ovatis  &c.  H*  Cliff.  R»  Lugib,  317.  Stachys  latifolia  major. 
Pluk.  Alm,  3^.  T.  f.  4.  Pfetido  -  Stachys  Alpina.  C. 
B*  -P/K*  236.  Prodr»  ll  3. 

(4;  Stachys  Vert.  miiltifloris  &c.  Stach.  Vert*  quadragin- 

Y  5  tt- 

II.         ix.  stuk,] 


t 


34Ó      TwEEMAGTIGE  KRUIDEN; 

IV.       Van  deeze  twee  is  de  eerfte,  in  Duitfchland 
AFxv?L  en  Switzerland  op  de  Bergen  groeijende,  don- 
Hoofd*  ker.  doch  de  laatfte  byna  geheel  wit  van  Kleur. 
stuk,     Zy  jcomt  njjet  alleen  in  Duitfchland .  maar  ook 
fee°tzaa  'm  Vrankryk  en  Engeland  voor.  De  Steng  is  by 
de  drie  Voeten  hoog  en  heeft  gcfteelde  gewolde 
Kransjes,  die  fomtyds  beftaan  uic  veertig  Bloe- 
men y  met  Elswyze  Blikjes  onderfcheiden. 

Dit  laatlte  Kruid  wordt  Stachys  van  D  i  o  s- 
corides  genoemd  door  LoBELenis  de  ei- 
gentlyke  Welriekende  Andoom  j,  boven  gemeld. 
De  Bladen  zyn  ongemeen  zagt  op  't  gevoel  en 
hebben  ook  geen  fchcrpheid  van  Smaak  ,  zo 
Tour ne fort  aanmerkt: des  die  Autheuren, 
welke  dezelven  ruuw  noemen  >  een  andere  Soort 
op  5t  oog  gehad  moeten  hebben.  Van  deeze  zyn 
de  Bloemen  paarfchachtig  en  fomtyds  wit;  de 
Bladen  komen  ook  fmaller  voor  en  drievoudig  % 
20  Vaillant  aantekent.  Van  de  Duitfchers 
wordt  dit  Kruid,  zegt  Lob  el,  Veld-  Andoom 
geheten.  é 

v.       O)  Andoorn  met  dertigbloemige  Kfansjes  ,Jiee- 
Stacbys  kende  Kelken  en  een  ruige  Steng. 

Cretica.  °  Q 

(6) 

tafloris.  H.  Ups.  Srach.  Fol.  oblong  -coidatïs  Sec,  H. 
Cliffl  R.  Lu<rd^  317.  Snchys  major  Germanica.  C.  B.  Pin. 
*l6.  Stachys»  FüGHS.  Hifl,  766.  DCD.  Pempt.  90.  LoB.  Ie 
53o. 

(s)  St&cbys  Vert.  trigintr.fioris  &c.  GoüAN  Monsp.  283.  H. 
Ups.  170.  Stach.  Fol.  obfcurevlrente  &c.  Walth.  Hort.ioi. 
T«  ip.  Stichys  Cietica.  C\  B.  Pin.  23$.  Prodr.  113. 


4  Kan» 
dïaafdi. 


D  i  d  y  n  a  m  i  a»  547 


(6)  Andoom  met  zeer  Takkige  Takken  en  Lan*  IV, 
cetvormige  gladde  Bladen.  Afdeel* 

,   r „  . .    .         _         .  Hoofd* 

(7)  Andoorn  met  de  lakjes  m  een  Doom  m*-$tuk# 

hopende.  vu 

Stacbys 

Op  't  Eiland  Kandia  is  de  Natuurlyke  GrÓeï-a^Jg; 
plaats  van  deeze  drie  Soorten,  die  men  ook  in    Vu.  ° 
de  Europifche  Kruidtuinen  heeft.  De  eerfte  ge- 
lykt  veel  naar  het  Duitfche  Andoorn  3  doch  heef  c 
de  Bladen  donker  groen  ,  zonder  eenige  Wol- 
ligheid en  die  by  de  Bloemen  zyn  niet  omge- 
boogen  ,  gelyk  in  hetzelve.  De  andere  heeft 
gladde  Bladen  en  ftinkt  naar  Jodenlym,  De  der- 
de is  aan  't  end  deï  Takken  gedoomd*  Dezelve 
groeit  omtrent  een  Voet  hoog,  zy  heeft  Lan- 
cetvormige  ruige  Bladen  en  Bloemen  in  figuur 
en  Kleur  naar  die  van  Salie  gelykende,  wor- 
dende Ezels  -  Thym  van  3c  Landvolk  op  Kandia 
genoemd >  zo  Clusius  aantekent. 

f8)  Andoorn  met  Wollige  Bladen y  die  Eyrond-  vur. 

T  nn^Orientaliu 
^m  Levamlch, 

(ó)  Stacbys  Ramïs  ramofisfitnis  ,  Tol.  Lanceolatis  glabris» 
II.  Clljf.  3 ie  R.  Lugdb..  31 8.  Siderït's  glutinofa  Bitumen 
redolens.  Moris.  Hifi.  IlT-  p.  389.  Zan.  Hifi.  136. 

(j)  Stacbys  RamuUs  Spin&  terminatis.  H.  Cliffl  3ïo.  R, 
Lugdb.  3 is.  Stachys  Spinofa  Cretica.  C.  B.  Pin.  236.  Mo- 
rTs.  Hlfl.  III.  p.  38*.  S.  ii.  T.  10.  f.  ju  Gaidarothymo. 
Clus.  Hift9  II.  p.  311. 

(8)  Stacbys  Foh'is  tomentolïs  ovato  -  Lanceolatis,  Flora11!* 
bus  Verticülo  brevioribus*  R.  Lu^db.  3  ig.  Stacbys  Or.  altis» 
fima  foetidisfima.  Toürnf.  Cor.  12,  BOERH.  Lugdb.  I,  p* 
154. 


II.  Debi.»  IX.  Stuk; 


343        TWEEMAGTÏGE  KRUIDEN. 


IV.  Lancetvormig  zyn,  en  by  de  Bloemen  kor- 

AF  XV?1"  ter  dan  het  Kransje. 

stuk™      Deeze  zeer  groote  en  uitermaate  Stinkende 
Bkotzaa-  Soort ,  is  door  den  vermaarden  Tournefort 
****       in  de  Levant  waargenomen. 

ix*  (9)  Andoorn  met  byna  geaairde  Bloemen ,  niet 
PaUftfaa.  Jlekelige  Kelken ,  de  Bladen  Lancetvormig 
Joodich.  ongejleeld;  Wollig  rimpelig  effenrandig. 

Van  deeze  Soort,  uit  het  Joodfche  Land  af- 
komftig,  die  de  Kelken  byna  tienhoekig  heeft, 
is  de  Bovenlip  der  Bloemen  holrond,  geheel, 
paarfchachtig,  zo  wel  als  de  Onderlip ,  maar  de 
Keel  wit  gevlakt. 

x.  (io)  Andoorn  met  Hartvormige  Jlompe  Wol- 
ZeeKants?  gekartelde  Bladen  en  langwerpige  ge» 

heel  effenrandige  Blikjes. 

Aan  de  Kuften  der  Middellandfche  Zee  groeit 
deeze  ,  een  Kruidje  ,  dat  de  Steng  maar  een 
Span  hoog  heeft ,  met  een  Aair  van  zesbloe- 

mi- 

(9)  Stachys  Flor.  fubfpicatis  &c.  Stachys  alba  angufto  Sal- 
\\x  folio.  BARR.  lc.  279.  Std.  incano  Olea:  folio  &c.  Volk. 
Norib.  3  53.  Sid.  molli  cinereo  Oleae  folio  &c.  BOCC.  Mus. 
II.  p.  1+5.  T.  iop,  112. 

(10)  Stachys  Fol.  Cord.  obtufis  tomentofis  crenatis  &c. 
Mant,  82.  JACO^  Hort.  T*  70.  Betonica  maririma  Fl.  ex 
luteo  pallescente.  Dill.  Eith.  jo.  T.  42.  f.  50.  Betonica 
Heraclea  latifolia  Dioscoridis.  DONAT.  Venet.  84.  Bocc.  Mus» 
2.  p.  164.  T«  127.  Sideiicis  Salvias  folio  noftras.  MAGii» 
Monsp.  243. 


P    I    D    Y    N    A    M    I    Al  349 


mige  Kransjes  en  gewolde  Kelken ,  die  vyftan-  IV*' 

dig  zyn  enfcherp,  naauwlyks  gebaard,  deBloe-AF^t# 

men  geel.  Hoofd- 
stuk. 

f  ii)  Andoorn  met  tweebloemige  Kransjes.  xr. 

Stachys 

Volgens  de  Waarneeming  van  den  Leidfchen  ^aapfch." 
Hoogleeraar  D.  van  Roijen,  heeft  deeze 
Kaapfche  een  Stengetje  van  een  Handbreed  hoog 
en  gelykt  naar  de  paarfche  Doove  Netelen; 
doch  de  Blaadjes  zyn  glanzig ,  hoewel  gehaaird. 

Andoorn  met  zesbloemige  Kransjes ,  leg-  xir. 
gende  Stengen ;  de  Bovenlip  der  Bloemen  ^?f* 
tweedeelig  ,  wyd  gemikt  en  omgeboogen* 

Op  de  Heuvelen  der  Zuidelyke  deelen  van 
Europa  groeit  deeze  Soort,  die  de  Stengen  leg- 
gende, vierhoekig,  Pypachtig  en  broofch heeft , 
met  gedeelde  Hartvormige  Bladen  ,  alles  dun- 
netjes met  Haair  bezet,  de  onderden  üomp,de 
bovenden  fpits,  Zaagtandig;  de  Kelken  gebaard. 

(13)  Andoorn  met  byna  geaairde  Kransjes,  xiil 

Hart- 


Regt. 


Stachys  VerticiHis  bifloris.  Mant.  sa.  Sideritis  ere&a 
Teucrii  pratenfis  folio  j£rhiopica.  Pluk.  Alm*  245.  T.  31$. 
f.  3. 

(12)  Stachys  Vertrillis  fexfloris  ,  Caulibus  proftratis  &c. 
Galeopfis  Cau!e  piloö  &c.  All.  Wc.  44.  Marrubium  nigriim 
rotuadifoüüin.  C.  B,  Ptn.  230.  Ocynaum  Valentinum.  Clus. 
Hift.  II.  p.  4*- 

(13)  Stachys  VerticiHis  fubfpicatis  &c.  Sidetitis  vuig.  hir- 

ft; 

II.  Deel.  ix,  Sïus, 


3$0         TwEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV.  Hartvormig  ovaale  gekartelde  ruuwe  Êla* 

Afdeeu  dm  en  0pjiygen^e  Stengen. 

Hoofd- 
stuk.      Deeze  ,  ook  in  de  Zuidelyke  Landen  groeï- 

Gymno-  jende,  met  TakkigeStengetjes  vaneen  half  Voet 
fperma.   jjQQg  ^  heeft  de  Kransjes  ver  van  elkander  en 
niettemin  Aairswyze  geplaatst ,  de  Kelken  ge- 
doomd en  de  Bloemen  geel. 

Stiy&  *  ^D^oorn  wet  zesbloemige  Kransjes ,Ey- 

Annna.  rond  -  Lancetvormige  Bladen  É  die  drierïb- 

jaariyks.  ^/g  effen  en  gefleeld  zyü9  en  opftaande 

Stengen. 

xv.  (15}  ADdoorn  met  zeshloemige  Kransjes ,  flom* 
"iTkkef-"  Pe  >  tyna  kaale  Bladen  ,  de  Bloemen  van 

Andooiuo         langte  als  de  Kelken  enjlappe  Stengen, 

Deé- 

futa  ere&a.  C.  b.  Pi».  233.  Sideritis  vuig.  Clus.  Hijl,  II, 
p»  39.  Sid.  Fl.  luteolo.  RïV*  Mon.  70.  Tetrahit  Caule  ereo 
to,  Fol.  petiolatis.  Ger.  /Vav.  271.  Betonica  Fol.  intcrVer- 
ticiilos  &c*  HALL.  ifr/v.  045. 

(14)  Stacbys  Verticilüs  fexfloris  ,  Fol.  ovato  -  Lanceolatis 
&c.  Stach.  lol.  Lanc.  fesiil.  ü.  67^  310.  R.  Lugdb.  317. 
N.  7.  Groinu  Pïrg.  66.  Betonica  verticillata  ,  Cal.  «Spmofis. 
H.  16 ƒ♦  Betonica  Foliis  &c.  Wall.  Ha/u»  645*  Sideritis 
Ai  venfis  latifolia  glabra.  C,  B.  Pin.  233.  Alysfum  naajus» 
Tab.  Hijl.  9*9» 

(15)  Stacbys  Verticillis  fexfloris  ,  Fol.  obtufis  nudiusculis 
&c.  Giecoaia  Fol.  Gord.  oblong,  crenatis.  II.  Ciitf.  307.  R. 
Lugdb.  320.  Sideritis  Calyc.  fubinermibus  hispidis.  Fl.  Sues. 
488.  Sid.  Alfines  Trixaginis  folio.  C.  B.  Pin.  233.  Prtdr* 
HU  Marrubiaftrum  vulgare.  Tournf.  InJÏ.  i$o.  fi9  Lamium 
ïaludofum  Eelgicum  Melisfa:  folio.  Hermt.  Lugdb.  35 1.  T. 
353»  Manubiaftimn  paluftie  foeiduai.  Tquknï, 


DlDYNAMlA*  351 

Decze  twee  komen  in  de  meefte  deelen  van  IV; 
Europa  en  de  laatfte  in  onze  Nederlanden  voor , 
tot  welke  men  het  Doove  Neteltje  met  Melis*  Hoofd- 
fe- Bladen,  door  Hermannus  afgebeeld  ,stuk# 
dat  hy  zegt  van  zelf  op  Moerasfige  plaatfen  van  /puil™* 
ons  Land  weelig  te  groei  jen  ,  en  een  dergel  y  ken 
Stank  te  hebben  als  de  Doove  Netelen,  t'huis 
gebragt  vindt.  De  Bloempjes  zyn,  in  hetzelve, 
naauwlyks  zo  groot  als  de  Kelken,  die  puntjes 
hebben  ,  doch  niet  prikkelen.  Hier  is  de  Steng 
flap,  naauwlyks  'een  Voet  hoog:  het  Jaarlykfe 
heeft  de  Steng  in  Bergachtige  Landen  opftaan- 
de,  in  Velden  leggende;  gelyk  het  Regte  An- 
doorn  dezelven  eerst  hurkende  en  verder  opfly- 
gende  heeft. 

Deeze  Onkruiden  zyn  voorheen  door  den  Rid* 
der  tot  de  Betonie  of  elders  t'huis  gebragt  ge- 
weest en  veelen  hebbenze  tot  het  Yzerkruid  be- 
trokken; in  welk  opzigt  men  hier  letten  moet 
op  de  geftalte  der  korte  Meeldraadjes,  die  regt- 
hoekig  uitwyken  ,  zo  dat  zy  een  kruis  maaken 
met  de  twee  langen  ,  die  regt  ^yn,  In  de  Be- 
tonie zyn  de  Meeldraadjes  allen  regt  gelyk  ook 
in  het  Yzerkruid  ,  't  welk  ,  bovendien,  door 
de  Bovenlip  plat  en  kortte  hebben  verfchik  (*)♦ 
Ook  zyn  de  Wortels,,  in  veele  Soorten  ,  met 
Knobbels  bezet  als  Aardappelen 


Bal- 


(*)  GER.  Ptüv.  p.  272. 
Ct)  GOUAN  Monsp.  p.  283. 


II,  Deel.  IX.  Stuk* 


352       TWEEMAGTIGE  K.RÜIDEN* 


IV*  B  A  L  L  O  T  A.  Balloté. 

Afdeel. 

Hoofd-     Ee0  Trompetachtige  Kelk  ,  die  vyftandïg  i$ 
stuk-,     met  tien  Streepen^en  de  Bovenlip  van  de  Bloem 
Biootzaa-  gekarteld ,  holrond.  Dit  maakt  de  byzondere 
dige'       Kenmerken  uit  van  het  Geflagt  deezes  naams , 
waar  in  de  vyf  volgende  Soorten  begreepen  zyn. 


t.        (i)  Balloté  met  Hartvormige  onverdeelde  Zaag* 

ÜM 
z. 

Zwarte. 


nfgtaï**  tandige  Bladen  en  gefpitjle  Kelken. 


Dit  meent  men  te  zyn  de  Balloté  der  Ou- 
den, gemeenlyk  Zwart  Malrove  of  Stinkend  An* 
doorn  genaamd,  in  't  Franfch Balloté >  in  'tEn- 
gelfch  Black  Horehound.  Het  Kruid  groeit  door 
geheel  Europa,  op  Steenige  en  Zand -Gron- 
den ,  aan  Haagen  en  Wegen,  als  ook  in  onze 
Nederlanden*  Het  heeft  een  Steng  van  om- 
trent een  Elle  hoog ,  met  rond  Hartvormige 
Bladen ,  die  wel  zwartachtig  of  donker  groen , 
doch  ook  eenigermaate  ruig  zyn  en  getand ,  in 
wier  Oxelen  Kransjes  voortkomen  met  paarfch- 
achtige  Bloemen.  De  Stank  onderfcheidt  het 
duidelyk  van  de  Malrove*  Men  houdt  het  voor 
dienftig  tegen  de  Opftyging,  en  het  AftreJczel 

is 

(i)  Ba! lot a  Fol.  Cordatis  indivifïs  Serratls  ,  Qa\.  acumi- 
inatïs.  Syft.  Nat.  XIL  Gen.  720.  p.  395:.  Veg.  XIII.  p.  44S. 
GORT.  Relg*  170.  KRAM.  *4u(lr.  174.  HALL.  Helv.  648* 
Gouan  Monip.  285,  GER.  Prov.  z&s*  Fl.  Suec.  484.  &c* 
II.  CU 'ff.  311.  R.  Lugdb.  315»  Balloté  f.  Marrubium nigrum. 
Dod  Pempe.  90.  Lob.  Jc.  $isf  Marrubiaikum  Iteliore ,  pras* 
üum  fatidura.  Tab.  p, 


DlDYNAMIA.  35£ 


is  tegen  't  Voeteuvel  aangepreezen  geweest.  IV; 
ö  Afdeel^ 

(2)  Balloté  met  Hartvormige  onverdeelde  ^^"Hoofd- 

tandige  Bladen  en  byna  geknotte  Kelken,  stuk. 

11. 

Zeldzaam  komt  dit  Kruid  met  witte  Bloemen a£flH* 
voor ,  hoewel  het  dus  in  Sweeden ,  in  Vrank-  witte, 
ryk,  en  volgens  Boerhaave  ook  alhier 5  is 
waargenomen.  Zulks  zou  maar  eene  Verfchei^ 
denheid  zyn ,  indien  niet  de  Kelken  ook  ver* 
fchüden» 

(2)  Balloté  met  Palmswys9  verdeelde  getande  LUL  \ 
Bladen  en  eene  gewolde  Steng ,  Gewold^ 

In  Siberië  ,  naar  den  kant  van  China,  groeit 
deeze,  welke  de  Bladen  byna  als  die  der  Aal- 
besfen,  halfin  drieën  of  in  vy  ven  verdeeld  heeft  3 
van  boven  glad  en  blygroen ,  van  onderen  met 
eene  Zilverkleurige  Wolligheid*  üe  Bloemen 
zyn  zeer  groot ,  van  binnen  bleek  geel  ,  van  bui- 
ten wit  en  uitermaate  Haairïg ,  de  bovenfteLip 
Lepels wyze uitgehold  ,de  onderfte  Hartvormig, 
aan  de  zyden  twee  uitgerande  byhangzels  of 
Oorlappen  hebbende  en  met  paarfche  Streepen 
getekend*  De  Kelk  is  een  weinig  ruig.  De 

Zaa- 

(2)  BallotaVoL  Cord.acum.  ferr*  Calyc.  fubtruncatis»  FL  Suec* 
II,  N.  530.  Bailote  Flore  aibo.  ToüRNF.  Inft*  185.  VAILL» 
Pat.  20.  Bailote.  Cam.  Epit.  S7Z° 

(3)  Balkt*  Fol.  palmatis,  Caule  Lanato.  Bailote  Fol.  Ge* 
janii  Batrachiofdes.  Amm.  Ruth>  47*  Phlomis  FoU  nmltiMs» 
GMEL.  Sib.  III.  p.  241.  T.  54. 

z 

11,  ceel,  ix.  stuk. 


3/4        TwEEMACTIGE  KRUIDEN. 


.  'V*    Zaaden  zyn  bruin  •  naar  een  driehoekig  Prisma 

Afdeel 

xv.  '  ge'ykende ,  met  kuiltjes  uitgehold  en  ruuw. 
Hoofd- 
stuk.      (4)  Balloté  met  Hartvormige  Bladen  ,  gebladerde 
Baihta  Aairen^  geknotteKelken  enLiniaale  Baardjes* 

^wehie-*#  In  de  Westindiën  groeit  deeze  Soort ,  welke 
kende.  je  Heer  j  A  c Qö  j  N  aanmerkt,  zeer  welrieken- 
de te  zyn  ,  wordende  van  de  Inwooners  op  St. 
Domingo  in  Baadmgen  gebruikt.  Schoon  'er 
fomtyds  maar  twee  Zaaden  in  één  Kelk  aanry 
pen,  dat  Browne  meende  altoos  plaats  te 
hebben  ,  heeft  zyn  Ed.  'er  meest  vier  in  waar- 
genomen ,  gelyk  in  de  meefte  Kransbloemige 
Kruiden. 


2>^:eha  ^  Balloté  met  gehalveerde  ,  tweedeelige  %half 
Tweczy-  geaairde  Kransjes. 

Deeze  Oostindifche  is  niet  minder  flerk  en 
aangenaam  van  Reuk,  leverende  op  Ceylon  een 
Olie  en  Water  uit ,  daar  men  tegen  Opftygingen 
en  Moederkwaaien  gebruik  van  maakte.  Zy  ge- 
lykt  naar  de  Betonie  of  naar  het  Kattekruid  , 

heb* 

(4)  Ballota  Fol»  Cordatïs,  Spicis  foliofis  Sec.  ]ACQ.Amerm 
ijz*  Mefufpharum  hiriïitiim  &c.  BROWN.  Jam.  257.  T.  I8.f. 
2*  Marrubiaftrum  maximum  ,F1.  coeruleo ,  Nardi  odore.  Sloan. 
Jam.  64.  Hiji.  f.  p.  kjfc  T.  102.  f.  2. 

(5)  Ballota  Vertic.  dirnid.  bipartitis  Semispicatïs.  Monarda 
Flor.  Verticillatis  &c4.F7.  Zeyl.  24?  Marrubium  odoratisfimuna 
Betoniex  folio.  EURM.  %eyt  153.  T.  71.  f.  U  Stachys  Indica 
pïocerior,  Betonica:  folio.  Raj.  Hifl.  1%-jz*  An  Marxubiua& 
lndicum  t  Burm,  Fl*  Ind.  p,  1*7» 


Didynamia;  35^ 


hebbende  een  vierhoekige  Steng  en  Hartvormï-  IV. 
ge,  Zaagtandige,  Wollige  Bladen.  Afdeel; 

Hoofd? 

Marrubium.  Malrove.  STÜK* 

Gymn4~ 

In  dit  Geflagt  is  de  Bloemkelk  ook  Trom*^™1** 
petachtig ,  ftyf  en  tienfcreepig  :  de  Bovenlip 
tweedeelig,  Liniaal,  opfcaande.  Het  bevat  tien 
Soorten ,  waar  van  de  vier  eerften  vyftandige  , 
de  zes  laatfcen  tientandige  Kelken  hebben. 

A.  Met  vyftandige  Kelken* 

(i)  Malrove  met  Wigvormige  vyftandige  ge*  I.  * 
plooide  Bladen  ,  de  Kransjes  geen  Omwind-  m^Ta^s^ 
zei  hebbende. 

ge» 

Den  bynaam  voert  dit  Kruid  ,  om  dat  men 
het  oordeelde  te  zyn  het  Alysfon  van  Gale- 
nüs,  dat  tot  Geneezing  der  genen  ,  die  van 
een  dollen  Hond  gebeten  waren  3  ftrekte.  Clu- 
siüs  vondt  het  in  Spanje  en  uit  Zaad  9  door 
hem  vergaderd  ,  is  het  aan  de  Kruidhoven  van 
Europa  medegedeeld.  Het  heeft  de  Steng,  zegt 
by,  omtrent  een  Voet  hoog,  vierhoekig,  ver- 
deeld 

(i)  Marrubium  Fol.  Cuneifortaibus  quinquedentatis  &c. 
Syft.  Nat.  XII.  Gen.  7*1-  P-  3^5-  XliU  p.  *48.  H. 
ClijJ.  3 11.  R.  Lugdb.  314.  Marr.  album  Fol.  profunde  incifis- 
Moris.  Hifi.  III.  S.  11.  T.  10.  f.  ia.  Alysfcn  verticill.  Fol. 
profunde  incifis.  C.  B.  Pin.  232.  Alysfon  Galeni,  Ci.us.  Hifi* 
H.  p.  35.  Rar.  p.  187.  LOB.  lc.  524. 

Z  a 

U.  Deel,  IX.  Stuk. 


555       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  deeld  in  Takken*  die  zeer  Wollig  zyn.  DeBla- 
Ap^L*den,  van  gezegde  figuur,  zyn  grys  en  bitter, 
Hoofd-  doch  Reukeloos,  De  Kelkjes  hebben  vyf  Doorn- 
stuk*  ^jes  en  bevatten  paarfche  Bloempjes ,  die  kleia 
J£0t***'zyn9  drie  aan  ieder  zyde  van  het  Takje. 

tt.  (2)  Malrove  met  Eyrbnd  - Lancetvormige Zaag* 
Humden-  tandige  Bladen  en  Borjlelige  Kelktandjes. 

grinum. 

Vreemde,  q^)  Malrove  met  byna  Eyronde  gewolde,  aan 

Candïdisfi-  end  uitrandig  gekartelde  Bladen ;  de  Kelk- 

^"zeer  tandjes  Elsvormig* 

Deeze  beiden  ,  door  DiLLÈNiusop  eene 
zelfde  Plaat  afgebeeld  y  zyn  afkomftig  uit  de 
Zuidelyke  deelen  van  Europa ,  en  in  't  byzonder 
van  Kandia  zo  't  fchynt,  vooral  de  laatfte,  die 
dikker  en  ronder  van  Bladen  is,  hebbende  ook 
de  Kelkpuntjes  ftyver. 

1  *y-       (4)  Malrove  met  de  Kelktandjes  Borjtelig ,regt 

Leggende.  en  tuig* 

De 

(2)  Marrubium  Fat»  ovato-  Lanceolaris  ferraris&c.  Kram. 
jiuftr,  174,  ClüS.  Pann.  589.  GOUAN  Msnsp.  284.  H.  Cliff', 
R.  Lugdb,  uts.  Oron.  Oriënt.  73.  Marr.  alb.  latifol.  &  air 
guftif.  peregrirwm.  C.  B.  Pin,  250.  Marr.  alt.  Pannonium. 
Clüs.  Hifi,  II.  p.  34.  Marr.  cand.  alt.  Hisp,  Lob.  Ic,  512. 
Djll.  Eltb,  219.  T.  174-  & 

(3)  Marrabium  Fol.  lubovatis  Eanatis  &c.  H,  Cliff,  312; 
R.  Lugdb.  315.  N»  4*  Marr.  album  candidisfimum  &  villo- 
futn.  Touunf.  Cor.  12.  Marrubium  Fol.  rotundo  candidisii- 
mo.  Dill»  Ehb.  219.       174»  f.  214* 

(4)  Marrubium  Deat.  Cal.  Sctaceis  re&is  villofis*  H,  Cliff, 
31*.  R.  Lugdb,       N.  $.  Marr.  Hisp,  fupinum  Fol.  Sericeis 

Ast 


D     I    D    V    N    A    M    I    A.  357 


Dè  Spaanfche  Malrove  met  Fluweelio;  verzil-  IV; 
verde  Bladen  en  leggende  Stengen  van  Tour^f™* 
ne  fort,  welke  door  den  Hoogleeraar  A*  van  Hoofd- 
Royen,  volgens  den  Ridder,  op  deeze  Soort5TUK# 
is  aangehaald  ,  wil  Di  llenius  in  zyne/pewZT 
Fig.  QÏ5.  vercoonen.  De  Afbeeldingen  by  B  a  r- 
reliek,  verfchillen  nogthans  daar  van  aanmer- 
kelyk.  Misfchien  zyn  wel  de  drie  lastfte  Soor- 
ten flegts  voor  Verlcheidenheden  van  de  Creti* 
fche  Malrove  aan  te  zien. 

B.  Met  tientandige  Kelken. 

Cs)  Malrove  met  de  Kelktandjes  Borjlelig  en  v* 
haakig  omgeboogen.  £vlu 

gare. 

Dit  maakt  de  gemeene  Malrove  uit ,  welke  Gemcene« 
door  geheel  Europa  hier  en  daar  voorkomt  op 
Zandige,  Steenige,  dorre  Gronden.  Veel  min- 
der nogthans  groeit  dezelve  in  Ooftenryk  dan 
de  Tweede  Soort ,  die  in  het  Land  omftreeks 
Weenen  ,  aan  de  kanten  van  Wyngaarden  en 
Bouwlanden  ,  als  ook  op  drooge  Grasvelden 

over- 

Argeftteïs.  Toubnf.  faft*  192*  Marr.  album  Hisp.  raajiis, 
Barr.  Ic.  685,  68 ö.  Marr.  alb.  Sericeo  parvo  &  rotundo 
folio.  BOCC  Mus.  II.  p.  78.  T.  69. 

(?)  M&rruhium  Dent.  Calycinis  Setaceis  uncinatis.  Mat. 
MtL  305.  Fl.  Snee*  485.  GOET.  Belg.  171.  Kram.  Aujlr. 
175.  HALL-  Helv.  648.  GEB.  Ptov.  I65.  Dalib.  Pau  182. 
GOUAN  Monsp.  2g4.  H»  Cliff.  K.  Lugdb*  uts.  Marrubiura  al- 
bum vulgarc.  C.  B.  Pin*  230.  LOB.  Ic.  517*  DOD.  Pcrnpu 
87.  Clus.  Panu.  588.  fi,  Marrub.  album  Viliofum,  G.  Bg 
Pin.  230.  Prcdr.  n®. 

z  3 

H,  DEEL,  IX,  STOK. 


358       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN» 

IV.    overvloedig  gevonden  wordt,  doch  elders  Vreemd 
xv.EL<  is'  BY  ons  komt  de  Gemeene  in  de  Duinen  op 
Hoofd*  veele  plaatfen  voor.  In  Vrackryk  noemt  menze 
stuk*     Marrube  blanc,  in  DuvSchhndWeisferAndorn, 
fyiêtza*'m  Engeland  Horehound.  De  Neerduitfchenaam, 
dien  men  ook  Malrovie  en  Marobel  gefpeld  vindt  * 
is,  gelyk  de  Franfche  en  anderen ,  van  den  La* 
tynfchen  Marrubium  afkomftig.  Anders  wordt 
zy  by  ons  ook  wel  Witte  Andoorn  geheten. 

Het  Kruid  heeft  vierkantige  Stengen  van  om- 
trent een  Elle  hoog  en  ovaale  Bladen ,  die  rim- 
pelig zyn  met  kleine  en  groote  Tandjes  bezet, 
Haairig  en  als  met  wit  Poeijer  beftoovcn.  Het 
heeft  dlgte  Kransjes ,  ongefceeld ,  en  witte  Bloe- 
men. De  Reuk  is  fterk,  iets  van  Moskeljaat 
hebbende,  zo  Hofman  wil,  en  niet  zeer  aan- 
genaam ;  de  Smaak  uitermaate  bitter.  Het  heeft: 
in  de  Geneeskunde  een  aanmerkelyk  gebruik, 
inzonderheid  tot  Zweet-  en  Pisdryving,  de  Ver- 
ftopping  openende  en  het  gene  vast  zit  oplos- 
fende.  Tot  verwekking  der  Maandftonden ,  ia 
Borstkwaalen  en  *  verhardingen  der  Ingewan- 
den, kan  het,  op  verfcheide  manieren  bereid, 
van  dienst  zyn.  Inzonderheid  ftrekt  het  uitwen- 
dig, in  Pappen  gebruikt,  tot  Oplosfing  en  ver- 
hoeding van  't  Heet  Vuur.  Men  wil  dat  hetzel- 
ve het  Prajium  zy  van  Dioscorides,  en 
onder  dien  naam  komt  het  fomtyds  in  de  Win- 
kelen voor* 


(6)  Mal 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  359 


(6)  Malrove  met  Hartvormige  rondachtige ,  IV. 
uitrandig  gekartelde  Bladen.  ïIfdml. 

Hoofd* 

Door  een  uitgerande  Haairige  Bovenlip  der  stuk* 
Bloemen  ,  verfchilt  deeze  Kaapfe  van  de  vol-  vu. 
gende ,  die  zeer  naar  dezelve  gelykt,  zegt  de^^r 
Ridder.  Ik  heb  een  Tak  die  Heeüerïg  is,  ko-^J^ 
mende  anders  met  de  bepaaling  overeen  en  de 
Bladen  van  onderen  Wollig  hebbende  3  niet  van 
beide  zyden  ,  noch  effenrandig  ,  gelyk  in  de 
volgende  Negende,  noch  langwerpig,  gelyk  in 
de  Tweede  Soort,  welke  beiden  ook  in  Afrika 
groei  jen ,  zo  de  Hoogleeraar  N.  L.  Bürman- 
kus  aantekent. 

(7)  Malrove  met  Hartvormige  rondachtige  ,  ivir. 
byna  Tandswys'  gekartelde  Bladen  en  JlompK?\l\bhii- 
tientandige  Kelken. 

Een  zeer  fraaije  Afbeelding  van  dit  Gewas  , 
dat  in  Italië  en  Spanje  groeit,  geeft  de  geleerde 
Italiaan  Boccone,  op  de  Tytelplaat  van  zyn 
Muféum*  De  Steng  is  Heefterig,opgeregt,met 
gefteelde  Bladen ,  die  zeer  ruig  en  van  onderen 

Haai- 

(6)  Marrubium  Foi.  Corchto  -  fubrotundi's  ,  emtyglnato- 
ctenatis.  H.  Ciijf*  Sii.  R.  Lugdb.  3H-  Pfeudo- Di&amnus 
Africanus  &c.  Comm.  Hort.  II.  p  179.  T.  90.  Mirrnb.  al- 
bum rotundifol.  minus  Sec*  Pluk,  Alm,  242*  T.  306.  f.  2. 
Marr.  DICt.  fpurii  Foliis  &  facie»  Herm.  Par.  p.  T.  200  ? 

(7)  Marrubium  Fel.  Cord.  fubrotundis  &c.  Pfeudo  -  Di&a/n- 
num  nigrum  rot.  &  crispo  folio.  Bocc.  Muu  II,  p.  152.  T* 
129. 

Z4 

II.  Deel  IX4  Stuk» 


Sfo       TwEEMAGTIOE  KrüIDEN. 


IV,    Haairig  zyn.  liet  heeft ,  in  Trechterachtige  Kei- 
^xvfU  ken  >  Paai'fche  Bloemen ,  met  de  Bovenlip  rond- 
Koofd»  achtig,  onverdeeld»  De  Meelknopjes  komen  niet 
stuk»     buiten  den  Keel.  Des  maakt  het  een  verfchil- 
^orz**"lende  Soort  uit ,  van  de  Malrove  met  Bladen 
en  gedaante  van  Valfch  Diptam,  by  Herman- 
kus,  welke  de  Bovenlip  gebaard  en  de  Meel- 
draadjes lang  heeft ,  zegt  de  Ridder. 

vut.  (2)  Malrove,  die  den  rand  der  Kelken  uitge- 
biumffl*-  breid  heeft .  met  fpitfe  Tandjes. 

panicum^ 

spaanfehe.  jn  ^CqZQ  js  de  Bovenlip  der  Bloem  in  drie  of 
vieren  gedeeld  en  zy  heeft  de  Kelktandjes  beurt- 
lings  kleiner ,  even  als  in  myne  Kaapfche  voor- 
gemeld. De  Bladen  zyn  groot ,  byna  rond,  wit 
en  ruig ,  aan  den  rand  gekarteld.  De  Groeiplaats 
is  in  Spanje. 

tx.  (9}  Malrove  die  den  rand  der  Kelken  plat  en 
J>f£mnus.  Haairig  heeft,  de  Bladen  Hartvormig 

valfch-  holrond  ,  de  Steng  Hee fier achtig* 

Diptara.  < 

Men  vindt  by  To  urnefort  een  fraai  je 

Af- 

(2)  Marruhlum  Calyc.  Limbis  pafentibus  &c.  H.  CLif.  312. 
Ups.  169-  R.  Lugdb.  315.  Gouan  Monsp,  a$4.  Marr.  alb. 
rotundifol.  Hisp.  Herm.  Par.  T.  p.  201.  Marr.  fubrotundo 
folio.  UARIU  lc.  7^7.  BOCC.  Mus.  II.  p.  167»  T.  122. 

(9)  Marrubium  Cal.  Lïmbis  planis  villofis  &c.  ti.  Cliff% 
R.  Lugdb.  &c.  Pfeudo  -  Dittaranus  vertïciiJatus  inodorus.  C. 
B,  Pin.  zit,  Tournf.  Infl.  188.  T.  s<?.  Pfeudo  -  Diftamniira, 
DOD.  Pempt.  281.  Lob.  Ic.  502* 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  361 


Afbeelding  der  Bloemen  van  dit  Kruid,  die  uit  iv. 
een  Trechterachtigen  Kelk  fpruiten.  Het  Kruid  Afdeel. 
zelve  gelykt  veel  naar  den  echten  Diftamnus  9  Roofd* 
waar  van  het  den  naam  heeft  (*),  doch  verfchilts?UK* 
daar  van  door  zyne  gekranste  Bloemen  ,  en  datyi^g^ " 
het  geen  Reuk  heeft.  De  geheele  Plant  is  met 
een  digte  Wolligheid  bekleed.  De  Groeiplaats 
wordt  op  Kandia  gefield  door  den  Ridder \  maar 
Lob  el  zegt,  dat  het  in  Italië  en  elders  voort- 
kome. 

(10)  Malrove  die  den  rand  der  Kelken  langer  x. 
dan  het  Pypje  en  Vliezig*  met  de  groote bfum2l- 
hoeken  gerond  heeft.  ^SatST* 

achtige. 

Op  Kandia  zou  ook  deeze  huisvesten ;  want 
de  aangehaalde  Valfche  Diptam  van  Barre- 
L 1  e  r  was  van  daar  af komftig  (f).  Hy  verge- 
lykt  den  Kelk  byeen  Kroes  of  Kommetje ,  waar 
in  men  Metaalen  fmelt,  in  't  Griekfch  Choanos% 
en  dus  heeft  dezelve  ook  de  figuur  van  een  Be- 
kertje. Na  't  bloei  jen,  zegt  LinnjeuSj  groeit 

de 

(*)  Men  zal  dien,  gemeenlyk  BiB,  Criticus  genaamd,  in 
't  Geflagt  van  Orego  befchreeven  vinden. 

(10)  Marrubiwn  Cal.  LimbisTubo  longioribus  &c  GOUAN 
Monsp.  282,.  Pfeudo-Dift.  acetnbtih's  Moluccir.  C.  B.  Pin. 
222.  Tournf.  Inft*  188.  Di&amnus  faifiis  verticillatus  Pcri- 
carpio  Choanoide  Creticus,  BARR.  Ic.  129. 

(|)  De  aanhaaling  is  wel,  Perzcarpio  Conoids  Bceticus, 
a's  wanneer  zy  ait  Spanje  zou  zyn  ;  doch ,  zo  wel  op  de 
Plaat  als  in  de  befchryving,  ftaat  de  Tytei  zo  ,  als  ik  dim 

z  5 

II.  Dsel  IX»  Stuk, 


3^2        TWEEMACTIGE  KRUIDEN. 


IV.  de  rand  uit,  tvordt  eens  zo  lang  als  het  Pypje* 
AFxvf L#  zynde  kaal  en  Vliezig,  niet  ruig,  gelyk  in  de 
Hoofd-  voorgaande  Soorten*  Op  de  kant  heeft  hy  twin* 
stuk»  tig  hoeden  .$  <je  klcinften  fpits ,  de  breedften  zeer 
tig.01*™' ftomp  en  rond.   De  Bladen  zyn  Hartvormig  , 


L  e  o  n  u  r  u  s.  Hartgefpan. 

De  Meel  knopjes  zyn  met  glanzige  Stip- 
pen (*)  befprengd'  in  dit  Gellagt ,  't  welk  de 
gewoone  Bloemplant,  Leonuras  genaamd ,  niet 
bevat,  hebbende  maar  de  vier  of  vyf  volgende 
Soorten. 

i.        (i)  Hartgefpan  met  de  Stengbladm  Lancetvov 
mig  driekwabbig. 


Leonuru: 
Cardiaca* 
Gemeen. 


Volgens  den  Latynfchen  naam  Cardiaca  noemt 
men  dit  Kruid  in  't  Hoog-  en  Nederduitfch 
Hartgefpan ;  waarfchynlyk  wegens  de  byzonde- 
re  Hartfterkende  hoedanigheid  ,  welke  daar  aan 
is  toegefchreeven  geweest.  De  Franfchen  hee- 
ten  't  zelve  Agripauine7  de  Engelfchen  Mother* 
wort,  dat  is  Moederkruid :  want  men  vindt  het 

te- 

(*)  Pan&is  Os/eis 9  dat  is  met  Beenige  Stippen,  ftaat  ia 
de  Lyst  der  Geflagten ,  aan  't  Hoofd  deezer  Klasfe. 

(i)  Leonurus  Fol.  Caulinis  Lanceolatis  trilobis.  Syft.  Nat. 
XII.  Gen.  721.  p.  39<*«  X1IL  p.  449.  Mau  Med.  101  % 
Gort.  Belg.  171.  FL  Suec.  495.  KRAM.  Aujlu  175.  GouAN 
Monsp.  6cc,  H.'  Cliffl  313.  R.  Lugdb.  312.  Marrabium  Car- 
diaca di&um.  C.  B.  Pin.  230.  Cardiaca,  TcniBNF*  /«/?.  188. 
T.  87.  DOD.  Pempt.s^.  Lob.  »,  51$, 


D    I    D    Y    N    A    M    1    A.  363 

het  tegen  Opftyging  en  andere  Moederkwaaien  Iv« 
aangepreezen.  De  Groeiplaats  is  door  geheel  Fxv^U 
Europa  ,  op  Steenachtige  Gronden  en  aan  de  Hoofd* 
Wegen.  Het  komt  ook  voor,  in  Rusland  en  Si-STÜK" 

Gymr.9- 

bene.  /permia. 

Dit  Kruid  heeft  een  Steng  die  tot  vier  Voe- 
ten hoogte,  ja  tot  eens  Mans  langte  fchiet  , 
met  lange  opgeregte  Takken,  De  Biaden,  on- 
der breedst:  ,  gefteeld  en  donker  groen  ,  zyn 
driedeelig,  met  de  buitenfte  Kwabben  grootst 
en  tweedeelig,  de  middelfte  kleinst  en  driedee- 
lig ,  overal  fpits  gepunt :  zo  dat  het  aan  zyn 
Loof  zeer  kenbaar  is.  In  de  Oxels  der  bovenlte 
Bladen,  die  maar  driepuntig  en  iömtyds  geheel 
Lancetvormig  zyn  3  komen  Kransjes  voor  met 
zeer  pluizige  Bloempjes,  wier  Bovenlip  bleek 
paarfch  is,  de  Onderlip  wit  metpaarfche  Vlakjes. 

Het  heeft  een  doordringende  Reuk  enwerdt,- 
wegens  zyne  bitterheid,  van  Boerhaave 
geroemd  als  een  uitmuntend  Middel  tegen  Hart- 
kloppingen ,  Pyn  voor  9t  Hart  en  dergely ke  Kwaa-  ^ 
len ,  uit  Slym  ontftaande ,  waar  door  de  wer- 
king en  uitwerping  der  Maag  belet  wordt :  zo 
dat  zyn  Ed.  het  Aftrekzei  daar  van ,  in  die  ge- 
vallen ,  ten  minite  gelyk  ftelde  met  dat  van 
den  Malakfen  Varkens -Steen  (*> 

00  Hart- 

(*)  Hift.  Pl&nt.  Op,  fpur.  lond.  1731.  pag.  259.  Itld- 
in  Le&.  Ms,  mei  Parentis  :  Antü.  1713,  Vide  &  Halle* 
rum  aliosque. 


II,  DEEL.  IX,  STUX, 


3^4       TWEEMAGTICE  KRUIDEN. 


IV.  (2)  Hartgefpan  met  Eyrond*  Lancctvormige 
AF  x^\Lk  Zaagtandige  Bladen  en  ongefteelde  gedoom* 

Hoofd-  de  Kelken, 

STUK. 

Deeze,  die  in  Bohème  en  de  Ukraine  groeit , 
heeft  een  vyfdeeligen  gebaarden  Kelk  en  zeer 
aJir™~     kleine  Bloempjes ,  naauwlyks  langer  zynde  dan 
heemfch.  de  Kelk.  Op  Java  komt  zy  ook  voor3  volgens 
den  Heer  N.  L.  Bü&mannüs» 


iii.  (3)  Hartgefpan  met  driedeelige  gefnipperde  Bla- 
Tvmfch!         den  enPluizi&e  Kelken. 

De  Zaaden  van  deeze,  in  de  Woeftynen  van 
Tartarie  verzameld  5  hebben  in  de  Akademie- 
Tuinen  Planten  uitgeleverd  van  niet  minder 
hoogte  dan  het  Gemeene  Hartgefpan ,  met  vier- 
kantige gefleufde  Stengen,  De  onderfte  Bladen 
zyn,  byna  tot  aan  het  Steeltje,  in  vyfof  meer 
Slippen  verdeeld  ;  de  middelden  in  drie  voor- 
raame  en  deeze  wederom  infmallere,  niet  zel- 
den getande  Slippen.  De  Bladen,  die  aan  'tend 

der 

(0)  Uonurus  Fol.  ovatis  Lanceolatis  fcrratls  &c.  Sideritls 
Pol.  ovatis&c*  H.  Cliff.  *i3.  Lugdb.  322,  Marrubiafhum 
fol.  Cardiacac.  BOCC.  Mus*  II.  T.  98 .  Chenop.  Hysfopi  latio- 
libus  foliis  Maderasp.  Pluk»  Alm.  Ho.  T.  16*.  f.  2.  Burm. 
TL  Ind.  127. 

(3 )  Leoaurus  Foi.  tripartitis  laclnïatis  ,  CaJycibus  vlllofis. 
TL  Ups.  171.  GoüAN  Mtnsp.  285»  Sid*  Fol,  tripartito-mul- 
tïfidis.  IL  Cüfi.  313.  Ups.  469*  Lugdb.  izz.  Card. 
Oiicnt.  canescens  Foliis  Ranuncuii.  Tournf.  Cor<  12.  Caid, 
Fol.  tenuius  &  profimdius  intifis.  Amm.  Rutb.  p.  49  ,  50, 
MiLL*  Jc.  80. 


DlDYNAMIA*  365 


der  Stengen  en  Takken  groeijen  ,  vindt  men  IV: 
doorgaans  met  drie  zeer  fmalle  fpitfe  verdeelin-A^v®EL* 
gen.  „  Alle  deeze  Bladen  zyn  ,  zegt  Amman  3Hoofd- 
„  geheel  glad  9  van  boven  donker  groen ,  vanSTUK* 
3,  onderen  bleeker ;  de  Bloemen  ,  Kelken  en fpamiaT 
3,  Zaaden,  gelyk  in  het  Gemeene  Hartgefpan  > 
doch  de  Bloemen  fchecnen  my  minder  pluizig 
s,  te  zyn  %  de  Kransjes  rnenïgvuldiger  en  digter, 
„  zo  dat,  boven  aan  de  Steng  ,  het  een  byna 
3,  het  andere  raakte."  Dit  Kruid  was  ook,  op  de 
zelfde  plaatfen  i  met  geheel  ruige  Stengen  en 
Bladen  voorgekomen. 

(4)  Hartgefpan  met  driedeelige  veeldeelige,  Li-  iv. 
niaale  3  fiompachtige  Bladen.  ktlrkusl 

Siberifch. 

Deeze ,  die  door  A  m  m  a  n  is  befchreeven  en 
afgebeeld  onder  den  naam  van  Reukelooze  Balkte 
met  Bladen  van  Hartshoorn  ,  maakt  3  volgens 
Gmelin,  een  loutere  Verfcheidenheid  der  voor- 
gaande uit,  die  de  Bloemen  merkeJyk  grooter 
en  de  Bovenlip  byna  gelyk  heeft  met  de  Onder- 
lip. Zy  gelyken  zeer  naar  die  van  de  Balloté , 
als  zynde  de  Bovenlip  Lepelswyze  uitgehold  en 
de  Onderlip  in  drieën  gedeeld,  De  Kelken  zyn 
vyfhoekig  en  toopen  in  vier  ftekelige  puntjes 

ufo 

(4)  Leonurus  FoL  tripartitis  multifidis  Ltnearibus  obtufius- 
culis.  H.  Ups.  170.  Ballote  inodora  Fol.  Coraraopi.  AfiffM. 
Kuth.  48.  T.  8.  Gmel»  Sib.  III.  p.  239*  BüBM.  FL  Ind.  p. 
117. 

II.  Deel,  ix.  $tm 


3<56        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV.    uit*  Ook  zyn  de  Kransjes  me<t  Borfteltjes  ge- 
Af^l*  fchoord,  even  als  in  de  anderen. 
Hoofd*     De  Groeiplaats  deezer  Kruiden  is  door  geheel 
stuk»     Siberië ,  en ,  fchoon  dezelven  in  de  Tuinen  veel 
dBicotzaa.gxooi^  Biaden  voortbrengen,  dan  in  't  wilde, 
v,     ZYQ  doch  derzelver  Slippen  altoos  (maller ,  zegt 
JS&  GMEL1**>  dan  in  'tgemeene  Hartgefpan.  De 
vl» lvii*  Tak  van  een  Japanfch  Kruid,  onder  den  naam 
Fi£'  lt  van  Leonurus  Cardiaca  overgezonden,  komt  zo 
volmaakt  met  de  voorgemelde  befchryving  van 
Amman  overeen  ,  en  verfchilt  doo/het  Loof 
zo  zeer  van  het  Gemeene  ,  dat  ik  hetzelve  niet 
dan  tot  een  der  laatfte  Soorten  kan  t'huis  bren- 
gen, en  wel  liefst  tot  de  Derde,  om  dat  hetzel- 
ve de  Bladen  fpits  heeft.  Nogthans  fchynt  het 
ook  wel  daar  van  een  Verfcheidenheid  te  zyn, 
aangezien  die  ,  van  Java  onder  den  naam  van 
Byvoet  overgezonden ,  de  Kelken  uitermaate 
glad  heeft,  zo  de  Heer  Burmannus  aante- 
kent: 't  welk  van  deeze  Japanfche  niet  gezegd 
kan  worden.  Zie  daar  van  de  Afbeelding,  Plw 
LVII,  Fig.i,  waarnevens,  byA,een  Bloem- 
pje,  viermaal  in  langte  vergroot,  in  zyn  fte- 
kelige  Kelk*  Tusfchen  de  Boven  en  Onderlip 
vertoonen  zig  ,  na  dat  dezelven  wat  van  één 
gehaald  zyn,  de  vier  Meeldraadjes  ,  twee  lan- 
ger, twee  korter,  met  hunne  rondachtige  Knop- 
jes  en  de  Styl,  die  in  twee  Stempels  uitloopt, 
gelyk  in  de  meefte  Kransjes .  Bloemen. 


DlDVNAMIA»  367 

P  h  l  o  m  1  s.  Vütkruid.  IV. 

Afdeel^ 

Dit  Geflagt  heeft  een  hoekigen  Kelk  ;  de 
Bovenlip  legt  als  op  de  onderfte  neer,  zynde3Tüïr# 
lamengedrukt  en  met  Pluis  begroeid.  Bovendien 
hebben  de  meefte  Soorten  Wollige  Bladen/'*'"*** 
weshalve  veele  Autheuren  dezelven ,  hoe  zeer 
ook  in  Bloem-  en  Vrugtmaaking  verfchillcndc  5 
tot  het  Wollekruid  betrokken  hebben  C*):maar 
ik  geef  'er,  toe  onderfcheiding ,  den  naam  van 
Miltkruid  aan* 

't  Getal  der  Soorten  ,  meest  Europifche,  is 
dertien  %  als  volgu 

(1)  Viltkruid  met  rondachtige  Wollige  gekar-  pJj 
telde  Bladen ;  de  Omwindzels  Lancetvor-  Frut'm}a9 
mig;  de  Steng  Heefterig.  Heeftcd* 

Een  zeer  fraay  Bloemgewas  maakt  deeze 
die  af  komftig  is  van  drooge  Steenige  Heuvelen 
in  Spanje  en  Italië.  Zy  groeit  Heefterachtig, 
anderhalf  Voet  hoog  ,  geevende  Takken  uit, 
die  zeer  yl  bezet  zyn  met  Hartvormige  breeder 
of  fmaller  Bladen  ,  hebbende  doorgaans  maar 

twee  3 

(1)  PbUmis  Fol.  fubrot.  tomentoils  crenstis  Szc.Syft.  NdU 
XII.  Gen.  723.  p.  397«  V*Z>  XIII.  p.  450.  H.  Cliff.  315. R% 
Lugdb.  318.  N.  1.  Vetbascum  latis  Salviac  foliis.  C.  B,  Pin. 
44c.  Verbuscum  fylv.  alterum.  Dod.  Pempu  14^.  Phlomis 
Cret.  Imt.  Folio  fubrot.  Fl.  luteo.  Toürnf.  Cor.  10.  Phlo- 
mis  latifoHa  Capitata  ,  lutea  grandiflora,  Dill.  EUL  31^ 
T.  2S7.  f.  305. 

(*)  Naamelyk  tot  het  Verbascum  ,  dat  legds  in  't  VII.  $TUK  9 
bladz.  6^ ,  enz.  is  befchreevent 


3(58       TwEEftf AGTtGE  KfcüIDEN. 


IV.    twee  ,  zelden  drie  Kransjes  of  Kroontjes  van 
AFxv'EL#  B]oenien3  die  kleiner  of  grooter,  geel  of  Goud^ 
Hoofd-  kieurig  zyn.  Zo  wel  de  Stengen  als  de  Bladen 
*tuk*     zyn  met  een  digte  Wolligheid  ,  als  Vilt,  be- 
df£otzaa' groeid,  *t  welk  de  benaaming  billykt*  Men  wil 
dat  dit  het  Fhlomos  zy  van  Dioscorides, 
hebbende  den  naam  daar  van  ,  dat  men  de  Wol- 
ligheid der  Bladen  tot  Pitten  van  Lampen  be- 
zigde* 

Phiomht  Miltkruid  met  Liniaale  fimpe  Omwind- 
Purpurea,  zeis  9  korter  dan  de  Kelken ;  de  Bladen 

Paaxfch.  langwerpig  Hartvormig  en  Wollig  ;  de 

Steng  Heejlerachtig* 

De  Steng  van  deeze,  die  weezentlyk  van  de 
voorgaande  verfchilt ,  is  ook  wel  eenigszins 
Heefterig  en  Wollig,  doch  doorgaans  zwak  en 
de  Bladen  zyn  fpits  Hartvormig,  de  onderften 
zeer  lang  gefteeld  :  de  Bloemen  paarfch.  Zy 
groeit  natuurlyk  in  Portugal  en  Italië. 

ut.  (3)  Viltkruid  met  de  Wortelbladen  Pylswys* 
Lcvantfch  Hartvormig ,  wederzyds  Wollig  ruig. 

Dée~ 

(2)  Phloms  Tnvolucris  linearlbus  obtufis  Sec*  Mjll.  Z)i&. 
T*  202 .  Verbascum  fubrotundo  Salviae  folio.  C*  Pin,  240» 
.Salvia  Fïuticofa  Cifti  folio  haud  incano.  Fluk.  Alm,  329. 
T.  57.  f.  6.  Fhlomis  Frut.  Lulitanica.  TOL'RNF»  Jnft.  178* 

(3;  Pbkmh  Fol.  Rad.  Cord.  Sagitt.  &c.  Mill*  £>;<??♦ T» 
104..  Phlomis  Oriënt.  Fo!.  Auacul.  incanis       luceo.  Nis& 


D    I    D    ¥    N    A    M    I    A.  3<S? 


Keeze  Levantfche ,  door  Nissoli ü s  voor-  IV. 
gefield ,  heeft  de  Kransjes  zonder  eenige  Om-  Af^e1* 
windzels.  Zy  fchiet  eens  Mans  langte  hoog*  Hoofd- 

1  STUK* 

(4)  Vikkruid  weJ  Lancetvormige  Wollige  Bla-  iv, 
dera,  by  de  Bloemen  Eyrond,  en  gewalde  Ly™°™** 
Borftelige  Omwindzels*  b'a&g^ 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  is  de 
Groeiplaats  van  deeze  ,  die  Phlomis  Lychnitis 
van  Cl  r  si  u  s  genoemd  wordt ,  endoor  hem 
onder  de  zeluzaamfte  Planten  van  Spanje  is  af- 
gebeeld. Lobels  Afbeelding  is  van  hem  ont- 
leend 9  zo  wel  als  die  van  Dodon^us.  Het 
Loof  gelykt  zeer  naar  dat  van  Salie  ,  doch  is 
fmaller  en  zo  digt  met  Wolligheid  begroeid , 
dat  men  'er  cok  Lamp  -  Pitten  van  maakte.  Hier 
van  heeft  het  Kruid  zyn  Griekfchen  naam  Lych* 
nitisy  en  wordt  deswegen  ook  van  de  Spaanfchen 
Candilera  geheten.  Het  groeit  s  volgens  Gouan, 
een  Elle  hoog  en  heeft  vry  meer  Kransjes  dan 
de  ecrfte  Soort 5  welke  met  Eyronde  ongefteel- 
de  Bladen  *  als  Blikjes  ,  gefchoord  zyn.  Die  van 

Dii> 

r;  f4)  Pblorms  Fol.  Lanceolaris  tomentofis  &c.  Mill. 
T.  205.  Phlomis  Fol.  ligulatis  &c.  Sauv.  Mmsp.  143.  Gouan 
Homp»  z$6.  Ger  Prov.  264.  Verb.  anguftis  Salviae  foïns* 
C.  3.  Pin»  240.  Verhaseum  fyiv.  FoL  Salvise  tentufqlis.  LOB. 
Je»  558.  Stoechas  praelongo  &  angufto  folio.  BARR.  Ie.  132 r. 
fhlomis  Lychnitis.  Cli/S.  Hisp.  1c.  p»  379.  Verbascum  fyl- 
veftre.  Dod.  Pempu  145.  0#  Phlomis  Salvifbjia  lutea  &c» 
Dij-L.  uts.  f4  307» 

1  Aa 

II*  DEEL,  IX.  STUff, 


370       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV.  D  i  llenius fchynt  eene  Verfcheidenheid van 
™L'  de  een  of  andere  uit  te  maaken. 

(5)  Viltkruid  met  de  Bladen  overhoeks  gevind ; 
de  Blaadjes  gefnipperd ;  de  Kelken  gewold. 

(6)  Viltkruid  met  Eyronde  Bladen ,  die  van 
onderen  Wollig  zyn ;  de  Omwindzels  Els- 
vormig  gejtrekt  driedeelig. 

(7)  Viltkruid  met  flekelige  Borjlelige  Omwind- 
zels ;  de  Bladen  langwerpig  Eyrond  en 
ruuw ;  de  Steng  Kruidig. 

(8)  Viltkruid  met  Elsvormig  flekelige  Omwind- 
zels ;  de  Bladen  Hartvormig  ruuw;  de  Steng 
Kruidig. 

Van  deeze  vier,  door  haare  bepaalingen  ge- 
noegzaam onderfcheiden,  is  de  Groeiplaats  der 

eerfte 

(5)  Phlomis  Fol.  alternatim  pinnatis  &c.  Phlomis  Or.  Foi. 
laciniatis.  Tournf.  Cor.  10.  K.  Lugdb.  31 8.  N.  4* 

(6)  Phlomis  Fol.  ovatis  fubtus  toraentofis,  &c.  Phlom.  Ia» 
vol.  Radiis  Sub.  ftri&is.  H.  Clif.  315.  R.  Lugdb,  318*  N.  3, 
Plii.  Samia  Herbacea  Folio   Lunarix.  Toubnf.  Cor.  10. 

(7)  Phlomis  Involacris  Setaccis  hispidis  &c.  H.  Ups.  171. 
Cliff.  31S.  R.  Lugdb.  318.  N.  2.  Gouan  Monsp.  1Z6.  Gek. 
Frov.  264.  Marrub.  nigr.  longifolium.  C.  15.  Pin.  230.  Her- 
ba  Venti  Monspelienliura.  J.  B.  Hifi.  III.  App.  p.  854.  Her- 
ba  Venti.  Lob.  Ic.  532. 

($)  Phlomis  Invol.  hispidis  Subulatis  &c.  Phlom.  Fol* Cor- 
diformibus  &c.  Aïï.  Gom.  211.  T.  12.  Phlomis  Vttlcx  fo- 
lio glabra.  Amm.  40,  39.  Gal. maxima  Fol.  HounijR. 
Büxb.  Cent.  h  p.  4.  T.  6* 


Hoofd. 

STUK. 

v. 

Phlomis 
lacinsata. 

Gefoip* 
pexd, 

VI. 

Samia. 
Driedeelig. 

vn. 

Htrba 
Venti. 
Stekelig. 


vin. 
Tuberofa. 
Knobbelig. 


Di&ynamia;  371 


eeifte  in  de  Levant,  der  tweede  op  Samosvder  IV. 
derde  in  Perfie,  Tartarie  en  de  Zuidelyke  dee-AF£*EL; 
len  van  Europa  3  der  vierde  op  de  Velden  van  Hoofdw 
Siberië*  Die,  welke  Herba  Venti  of  WindkruidSTUIU 
van  Montpellier  genoemd  wordt,  groeit  aldaar pmfc™H 
twee  Voeten  hoog ,  hebbende  fty ve  ruuwe  ge- 
tande Bladen  en  blaauwachtig  paarfche  Bloe- 
men. De  vierde  heeft  eens  Mans  langte(*)en 
Is  aan  de  Wortels  met  Knobbels  gelyk  Aard- 
appelen begroeid.  De  Kelken  zyn  ftckelig  ge- 
tand, zo  wel  als  de  Bovenlip  der  Bloemen.  Ia 
Arabie  vondt  Forskaohl  een  Viltkruid met 
witte  Bloemen ,  dat  de  Omwindzels  Palmswys* 
Draadachtig  hadt ,  de  Bladen  Eyrond  Zaag- 
tandig. 

(9)  Viltkruid  met  Lantttvormige  eenigermaa-  ix; 
te  Zaagtandige  Bladen,  end  -  Hoofdjes  knzSSSuL 
agttandisje  Kelken.  ceyionfch» 

(*)  Altltuio  bumana  zegt  GouAN  'er  van  s]by  Buxb^um 
vindr  men  flegts  van  een  Voet  hoogte  gefpxoken ,  doch  dit  zal 
een  Drukfeil  zyn ;  dewyl  zyne  benaaming  dan  weinig  zon 
ftrookea,  zo  min  als  de  Afbeelding,  alwaar  het  bcveafte der 
Steng  omtrent  een  Voet  en  het  Blad  meer  dan  een  half 
Voet  lang  vertoond  wordt. 

(9)  Pblorpis  Fol.  Lanceolaris  fubferratis  &c,  Leonurus  Fol. 
Lanc.  fubferr.  obtufiusculis,  Fl.  ZeyL  227.  Cardiaca  f.  Leon, 
Hysfopi  hirfutis  foliis  &c.  Pluk.  Alm.  %u  T.  118,  f.  4. 
Clinopodium  Hysfopi  btioribus  foliis  Maderasp.  Pluk.  Pbyt. 
T*  164.  f.  2,  aut.  T.  163.  f-  6,  aut.  T.  80.  f.  7.  Heiba; 
Admirationis»  RüMPH.  Amb.  VI.  p.  33*  T.  16»  f.  I. 
Leoaurus  Xndicus.  Sp.  PI.  8 17. 

Aa  a 

IU  DUI*  ik,  5TUX» 


3}2      TWEEMAGTIGE  KRUÏDEN. 


IV*       Op  veele  plaatfen  in  Oostindie  groeit  deeze 
Afdeel  Soort,  die  in  verfcheide  Afbeeldingen  door  Plu* 
Hoofd*  keiset  fel  ynt  vertoond  te  zyn.  Niet  alleen  aan 
stuk.     >t  end  der  Stengen*  maar  ook  laager,  heeft  het 
Biootzaa-Z^  Bloemkrans  jes  ,  die  weinig  naar  Hoofdjes 
gelyken.  Dit  blykt  inzonderheid  uit  de  Figuur 
van  het  Verwonderings  -  Kruid  ,byRüMPHius, 
misfehien  wegens  eenige  byzondere  eigenfehap 
dus  genaamd*  Immers  het  heeft  een  zeer  fcherp 
doordringend  bitter  Sap  ,  zegt  hy ,  dat  men  met 
Water  mengt  9  en  dan  ,  by  't  aankomen  van  de 
Koorts  ,  den  Patiënt  in  de  Oogen  druipt  ,  die 
deszelfs  bitterheid  in  de  Mond  gewaar  wordt. 
Dus  zou  het,  door  in  't  Hoofd  te  dringen ,  een 
Middel  tegen  de  Koorts  zyn,  dat  inderdaad  meer 
te  verwonderen  dan  te  gelooven  is* 

Het  groeit  ter  hoogte  van  twee  Voeten ,  met 
een  Kruidige  vierhoekige  Steng,  in  verfcheide 
Takken  verdeeld  3  waar  aan  Lancetvormige ,  zeer 
lange  gepaarde  Bladen ,  die  op  de  kanten  fom- 
tyds  hier  en  daar  getand  en  ook  wel  een  weinig 
Wollig  zyn.  De  Kransjes  zyn  gefchoord  door 
Elsvormige  puntjes.  De  Kelk  heeft  zeven  of  agt 
kleine  Tandjes  f  waar  van  het  bovenfte  langst. 
De  Bloem  is  wit  ,  met  de  Bovenlip  ruig ,  zeer 
kort ,  gewelfd,  fluitende  op  de  Onderlip,  welke 
groot  is  en  uitgebreid  met  twee  zydelingfe  In* 
fnydingen;  het  middel ftuk  breed,  eenigermaate 
geplooid.  De  Meelknopjes  zyn  zwart,  famen* 
gedrukt ,  geknot.  Van  de  Stempels  zit  de  eene, 
die  ftomp  is,  boven  aan  den  Styl;  de  andere, 
laager,  is  Elsvormig  en  fpits%  Met 


DidynAmia,  373 


Met  deeze  befchryving  van  den  Ridder  komt 
myne  Waarneeming  ten  opzigt  van  een  ibhoone  Ap^f* 
Plant  van  deezen  aart,  die  ik  gedroogd  uit  Oost-    xv.  ' 
indie  bekomen  heb,  nagenoeg  overeen.  Ik  gcefHoOFD- 

STUK» 

de  Afbeelding  van  een  Takje  daar  van,  omdat  Gymmm 
de  meefte  Figuuren  onvolkomen  zyn ,  in  Fig.  2. 
op  Plaat  LVII.  Een  Bloempje  ,  geopend  en 
vergroot ,  komt  voor  by  B  ,  waar  in  men  de 
vier  Meeldraadjes  met  hunne  zwarte  Knopjes 
ziet  en  den  bovenden  Stempel  ,  tusfchen  de 
Lippen  ,  waar  van  de  bovenfte  Lepelswys  hol 
is  en  zeer  ruig ,  de  onderfte  gelyk  in  de  be- 
fchryving* By  C  heb  ik  den  Kelk  vertoond, die 
overlangs  geribd  is  en  den  Mond  nederwaards 
fchuins  afloopende  heeft,  met  zes  of  zeven  zeer 
fyne  Puntjes, behalve  het  bovenfte  lange.  Voorts 
heb  ik  'er  de  Zaaden  bygevoegd  ,  vier  in  getal, 
gelyk  in  de  Kransjes  *  Kruiden  algemeen  is ,  ook 
viermaal  in  langte  vergroot*  Zy  hebben  ieder 
twee  platte  kanten  ,  waar  mede  zy  tegen  elkan- 
der fluiten  en  een  ronde  ,  die  den  omtrek  in  het 
Kelkje  vult. 

C10)  Viltkruid  met  Liniaale  Omwindzels  ,  een-  x. 

Pa/  * 

lippige  fcheeve  Kelken  en  Eyronde  gehaair-  jj^a. 
de  Bladen.  °ostin- 

dtich, 

Behalve  deeze  byzonderheden  ,  die  tot  ge- 
noegzaame  onderfeheiding  ftrekken ,  heefc  00!$ 

dee- 

(10)  ThlomU  Involucris  L'nsaribusj  Calycibus  wiilabiatls 
Qbliquis  ,  Foliis  Lanceolato-ovatis  Pilofis, BURM»  FL Ind* p.  x*S . 

Aa  3 

II,  Deel,  IX,  STUK. 


374       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV*  deeze  Soort  de  Bovenlip  van  de  Bloem  groot 
A*xv?U  en  de  Onderlip  klein:  zo  dat  ik  niet  kan  zien, 
Hoofd*  hoe  dezelve  te  veel  naar  de  voorgaande  gelyke. 
stuk»         groeit  ook  in  Oostiodie. 

xi>  (li)  Viltkruid  met  /pits  Hartvormige  Zaag- 

Ntpvlfi*  tandige  ,  eenigermaête  Wollige  Bladen  , 

fa.      [  zeventandige  gebaarde  Kelken ,  debovenfie 

^ttekïu».  groom^  en  een  Xruidige  Steng. 

Eén  jaarlyks  Gewas  maakt  deeze  Soort  uit , 
die  te  Suriname  fchynt  te  groei  jen,  zyndedoor 
Hermannus,  onder  den  naam  van  Ameri- 
kaanfch  Hartgefpan,  met  Kattekruid.  Bladen  en 
korte  pluizige  donker  roode  Bloemen  /afgebeeld. 
De  Bladen  zyn  in  deeze,  gelyk  in  de  voorige,. 
groen  3  en  zy  heeft  ook  twee  Draadige  Stempels. 

(ia)  Viltkruid  met  Lancetvormige  Zaagiandi- 
ge  Bladen  ,  tienhoekige  Kelken  met  tien 
Jlappe '  Tandjes  en  een  Heejterige  Steiig. 


0KU1 

,eeu 
Ihait. 


Deeze  zeer  bekende  en  niet  minder  aanzien- 
de ««ra*.  Jy. 
Leeuwe- 

(11)  Phlomls  FoL  Cord.  acutls  fermt's  fubtomentofis  &c. 
Cardiaca  Americana  anniia,  Nepetx  folio  &c.  Herm.  Lugdh* 
1 15.  T.  117. 

(12)  Phlomls  FoL  Lanceolatis  ferratis  Sec.  H  Ciif.  312.  R. 
Lugdh.  312.  N.  1.  Sideiitis  Africana  Flore  Aureo  oMongo. 
BARTH.  Hafn.  II.  p.  57.  Frg.  Leonijrus  Cap.  B.  Spti. 
BREYN.  Cwt*  V2U  T.  85.  STB.  Mus.  I.  p.  22.  T.  14.  f.  1. 
Stachys  Afr.  frntescens  anguftifoUa ,  Flore  longisfimo  phoe» 
iiiceo ,  Leonurus  tdi&a.  JMOJRIS»  HU  p.  333»  $♦  %h  T. 
19*  f".  17» 


D   idynamia*  375 


lyke  Kaapfe  Bloemplant,  geeft  me*%emcenlyk  IV. 
den  naam  van  Leonurus  ,  dat  is  Leeuwe-Staart.  AFIJf^u 
Men  vindt  een  Bloemtakje  daar  van  by  Seba>Hoofd* 
natuurlyk  afgebeeld  en  door  Breyn,  boven- STÜf*» 
dien,  zeer  omftandig  befchreeven.  't  Schyntdat 'j^SH^ 
die  naam  afkom ftig  zy  van  de  figuur  der  Bloe-  * 
men ,  wier  Bovenlip  ,  door  haare  ruigte  tevens , 
eenigermaate  de  Staart  van  een  Leeuw  affchetst ; 
maar  de  uitermaate  fchoone  Goudkleurig  Bloed- 
roode  gloed  doetdezelven  t'allermeeft  affteeken. 
Het  Loof  is,  eenigermaate,  door  Bar  thou* 
kus  in  Plaat  vertoond. 

In  geftalte  zweemt  zy  naar  het  Yzerkruid ,  de 
Doove  Netelen  en  Malrove  tevens,  hebbende 
een  Steng  van  een  Elle  hoog,  die  Wollig  is  en 
grys  ,  met  dergelyke  Bladen,  welke  omlaag  ef- 
fenrandig,  hooger  Zaagswyze  getand  zyn,  ge* 
paarci ,  geevende  uit  haaren  fchoot  dikke  Krans- 
jes van  Kelken  ,  door  Elsvormige  Puntjes  ge- 
fchoord ,  ieder  een  Bloem  bevattende  van  gezeg- 
de Kleur  en  fchoonheid.  't  Gewas  ,  dat  men 
hierin  Winterhuizen  houdt,  is  al  tyd  groen  en 
bloeit  tweemaal  's  jaars  ,  in  't  Voorjaar  en  de 
Herfst.  Aan  de  Kaap  is  het  een  algemeen  fie- 
raad  der  Hey  -  Velden.  Het  is  bitter  van 
Smaak  en  heeft  een  zwaarenKruiderigen  Reuk, 
die  lang  byblyft  in  't  gedroogde  Kruid. 

(13)  Viltkruid  met  Eyronde  Jlompe  eeniger-  xrrr. 

mau  Leonotis, 
Leeuwejü* 

(ij)  Phhmis  Fol.  oVatis  obtufis  fubtomentofo  crenatis  &c.  Oor» 
Aa  4  Le- 

II.  Deel.  IX.  Stuk* 


376        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV.  wiaate  Wollige  gekartelde  Bladen  9  zeven* 

Afdeel.  tandige  gebaarde  Kelken  en  een  Heejierige 

Hooföi  Steng. 

STUK. 

Biootzaa-  In  Geitalte  gelykt  deezenaarde  voorgaande 
dige'  zeer,  maar  de  figuur  der  Bladen  verfchilt  ca 
zy  zyn  Wolliger,  de  doemen  wat  korter  ^  de 
hoogte  minder.  Door  de  Gebaarde  Kelken  komt 
zy  meer  overeen  met  het  Kattekruidige ,  voor 
befchreeven:  verfchillende  daar  van,  wederom 
door  een  Heefterige  Steng  te  hebben  en  kleine 
ftompe  Bladen  ,  naar  die  vaO  Melisfe  gelyken- 
de*  De  Bloemen  komen,  in  Kleur,  byna  met 
die  der  voorgaande  overeen.  De  afkomst  is  ook 
van  de  Kaap  der  Goede  Hope. 

MottUccELLA.  Molukje* 

Een  Klokswys'  verwydende  Kelk  ,  breeder 
dan  de  Bloem  en  gedoomd-,  maakt  de  byzon- 
dere  Kenmerken  van  dit  Geflagt  uit  ,  dat  de 
drie  volgende  Soorten  bevat. 

l        (O  Molukje  met  Klokvormige  byna  vyftan- 
uit."11"'         dièe  Kelken>  diegelyke  Tandjes  hebben. 
EfFenc.J  Be- 

Lconurus  minor  Cap,  Bonze  Spel,  Boerh.  L*zdb.  I.  p.  igo. 
Mill.  Dift.  T.  162.  f.  2.  Stachys  Afr,  Frutescens  Melisfe 
foliis.  MORis*  Hij?.  III.  p.  383. 

(1)  Moluccdla  Calycibus  Campaniformibus  &c.  Syfl.  Nat, 
XII.  Hen.  724.  p-  398.  Veg.  XCII.  p*  451.  H.  Cliff.  312. 
R.  Lugdb.  314-  CorJAN  Monsp.  287.  Gron.  Oriënt.  75.  Me* 
lisfa  Moluccana  Odoiata.  C.  B.         222.  Molucca  tevis. 

Docu 


/ 


Dl    DYN    A    MI    A#  377 


Bevoorens  was  deeze  als  eene  Verfcheiden-  IV. 
heid  van  de  volgende  aangemerkt  door  den  Rid-  AF£vf U 
der,  doch  men  is  naderhand  onderrigt  gewor-  Hoofd- 
den,  dat  zy  haare  natuurlyke  Groeiplaats  in  deSTUK* 
Levant  heeft ,  en  wel  in  Syrië  ,  groeijende  , jp^ZT 
volgens  Rauwolf,  omfireeks  Tripoli, Mat- 
thiolüs  hadt  dezelve  reeds,  zo  't  fchynt,  on- 
der den  naam  van  Melisfophyllum  Turcicum  wil- 
len voorftellen.  Zy  is  aan  de  Bladen  genoeg- 
zaam kenbaar,  die  flegts  getand  zyn  en  aan  de 
Bloempjes  ,  die  veel  kleiner  zyn  dan  de  Kelken. 
Ook  heeft  het  Gewas  weinig  meer  dan  twee 
Voeten  hoogte. 

(aj  Molukje  met  Smoelachtige  agttandige  ti. 
Kelken.  Sfmofam 

Gedoomd 

Deeze  is  veel  grooter  van  Gewas,  als  tot  eens de* 
Mans  langte  hoog  groeijende  ;  zy  heeft  de  Bla- 
den veel  dieper  ingefneeden  en  byna  naar  die 
van  't  Hartgefpan  gelykende  ;  de  Bloempjes 
fteeken  tot  de  Kelken  uit,  die  aanmerkelyk  en 
Smoelswyze  gedoomd  zyn ,  als  ftellende  de  gaa- 
ping voor  van  den  getanden  Bek  van  eenig  Beest, 

Zeer 

Dod,  Tempt.   92,  Melisfa  Mol  uw  f.  Con(hntinopolit3na. 
Cam.  Epit.  575.  Caidiaca  Meiica  f.  Moluca  Syriaca  minus 
aspera.  Lob.  Ic  ji<j. 
(2)  Moluccclla  Cal.  rfngentibus  o&oJentatïs.  H.  Cliffl 

Lugdb.  &c.  utfupra.  Melisfa  Moluccana  foetida.  C.  B.  Pin. 

229.  Molacca  fpinofa,  Dod.  Pempt.  92  Meiica.  f,  Moluca 

asperior.  Lob.  Ic*        Tournf.  /«/?♦  T.  8S. 

Aa  5 

II.  Deel,  ix.  Stuk, 


378 


Tweemactige  Kruiden. 


IV.  Zeer  fraay  en  naauwkcurig  vindt  men  dit  ver* 
Afdeel,  f^jj  ?  ^oor  den  beroemden  ïoürnefort, 
Hoofd  in  Plaat  vertoond.  Bovendien  heeft  het  Krans* 
STUK*  je,  dac  uit  zes  ongefteelde  Bloemen  beftaat, 
^Biootzaa- Omwindzel  van  vier  drievoudige  Doornen, 
De  Lippen  van  den  Kelk  zyn  zelf  gedoomd. 

Men  acht  deeze  Soort  haare  afkomst  te  heb- 
ben van  de  Molukfe  Eilanden  en  daar  van  heeft 
het  Geflagt  den  naam,  zynde  eerst  Molukfe  Me- 
lisfe  genoemd  geweest.  Volgens  B  a  ü  h  i  n  ü  s  is 
de  eerfte  welriekende  3  maar  deeze  ftinkt.  Bei» 
den  zyn  het  Jaarlykfe  of  Zaay  -  Gewasfcu. 


in.       (fi)  Molukje  met  Trechterachtige  vyfdeelige 

•uccelia 
tcscens. 
"Heeftcrige 


miucceiia  Kelken  en  uitjleekcnde  Bloemen. 

frntacens. 


Deeze  Soort,  onder  den  naam  van  Perjifche 
door  den  Heer  N.  L.  Bürmannus  uit  het 
Kruidboek  van  Garcinus  in  Plaat  gebragt, 
onderftelt  de  Ridder  uit  Perfie  in  Italië  geko- 
men, en  aldaar  genaturalizeerd  te  zyn.  Zy  is, 
zegt  zyn  Ed.,  niet  te  bcstig  vertoond De 
Perfifche  evenwel  3  merkt  hy  aan  ,  heeft  de 
Bladen  ruiger  ,  met  fpitfer  Tandjes :  de  Kelken 

met 


( 3  )  Moluccella  Cal.  InfundibuHformibus  qüinquefidls  , 
Coroil.  Cal.  longioribus.  ;All.  Kic.  51*  MoiucceHa  Penlca. 
Bürm,  Fl.  Ind.  128.  T.  38.  f.  Scordium  Spinofum  &c« 
R.AJ.  Suppl,  3  ii« 

(*;  Pittort  ncn  cpiimo  ,  zegt  de  Heer  Linn^us  ten  dien 
opzigte,  in  Mant.  altera ,  p4  412,  en  vervolgens  ,  in  Ed. 
Vtg*  X\LL>ex  Sicco:  als  of  de  Planten  naar  gedroogde 
xemplaarcn  niet  goed  in  Plaat  te  brengen  waren. 


DlDYHAMIA.  S79 


met  Eyronde  Slippen  ,  Vliezig,  meer  gefpitst,  IV. 
byna  drietandig;  hebbende  zulks  uit  een  gezon- 
den  droog  Exemplaar  bellooten.  De  Bladen  zyn  Hoofd- 
in  deeze  Soort  Wigvormig  aan  de  tippen  §&*TÜM¥ 
fchaard  met  Doornige  Tandjes,  en  in  de  Hee-^%^/ 
Herige  ongedoornd ,  zo  de  Heer  Burmanküs 
aanmerkt.  Niettemin  zegt  de  Ridder,  het  is 
zekerlyk  een  zelfde  Plant* 

C_ linopodium.  Borftelkrans. 

De  betekenis  van  't  Griekfch  woord,  op  ft 
voetfpoor  van  Dioscorides,  door  verfchei* 
de  Autheuren ,  als  tot  een  Geflagtnaam  gewet- 
tigd, is  zo  vreemd  en  onbepaald  (*)  ,  dat  ik 
veeleer  ,  dan  dien  te  verduitfchen,  verkoozen 
heb,  een  benaaming  te  gebruiken,  welke  met 
de  Kenmerken  van  dit  Geflagt  ftrookt ,  als  heb- 
bende  de  Kransjes  een  Omwindzel ,  dat  uit  vee- 
Ie  Borftels  beftaat  en  daar  in  by  anderen  uit- 
muntende.  Het  bevat  flegts  de  volgende  Soorten. 

Cl)  Borfiel -  Krans  met  rondachtige  Jtekelige  j. 
Hoofdjes  en  Borfielige  Blikjes.  diumvui' 

re. 
Gemeen» 

(*)  Want  dezelve  betekent  zo  veel  als  Le&ipcs  ,  dat  is 
de  Poot  van  een  IVustbank,  Bedftede  of  Ledikant.  Hoever- 
fcheiderley  zyn  die  ea  op  hoe  veele  van  de  Kransjes-Kruiden 
zou  mün  dit  niet  kunnen  toe  paffen? 

(i)  Cl'moptdium  Capituüs  lubrotundi's  hispidis,  Bra&eis  Se- 
taceis.  Syft.  Nat.  XIU  Gen.  725.  p  398.  XIII.  p,4*13 
KRAM»  Aufir.  176.  Fl.  Suec.  479.  GER.  Prol.  263.  Gouan 

II,  Deel*  ïx«$tuk, 


380        TWEEMAGTJGE  KRUIDEN, 


IV.       Dit  is  het  Gemeene  Kruid  van  dien  naara ,  in 
Afdeel.  veeje  deelen  van  Europa  wild  groei  jen  de  ,  't 
Hoofd-  welk  de  Franfchen  en  Engelfchen  Wild  Bajili* 
stuk.     cum9  doch  de  Duitfchers  Wïrbeldojtel  noemen , 
Bkotzm-fai  zo  vee]  zegtals  Gekranjle  Orégo.  'eGelykt, 
naamelyk , naar  deOrégo  vry  veel, doch  heeft, 
behalve  de  Hoofdjes,  ook  Kransjes 9  allen  in 
de  Oxels  der  Bladen  groei  jende,  welke  Eyrond 
gepaard  ,  Zaagswyze  getand  en  van  onderen 
jarigachtig  zyn,  zo  wel  als  de  Steng,  die  regt- 
opftaat  y  twee  Voeten  hoog.  Het  heeft  door- 
gaans paarfche  ,  doch  men  vindt  het  ook  met 
roode  en  witte  Bloemen  ,  of  driebladig  door 
Weynmann  (*)  en  met  rimpelige  Bladen, 
alle  de  Kransjes  van  elkander  afgezonderd,  door 
Miller  afgebeeld.   Het  groeit  ook  in  Ka- 
cada  ,  dat  uit  Zaad  de  helft  kleiner  Bloemen 
krygt  en  het  Egyptifche  heeft  dezel  ven  rood  , 
zegt  Linnaos, 

n.  (2)  Borftelkrans  met  de  Bladen  van  onderen 
diumllca*  Wollig ,  de  Kransjes  vlak >  de  Blikjes  Lan* 

Qum.  cetvormig.  Deo 

Crys» 

Mcnsp.        ft  Cliff.         R.  Lugdb.  sn.  Clinopodium  O- 
rigano  fimïic.  C.  B.  Pin.  224.  Clinopodium*  Cam*  Epit> 
563.  Ocymum  fylveftre  Acinos.  Dod  Pempt,  280.  0,  Cii- 
nop.  Fol.  ovatis  rugofis  &c.  Mill.  Ic.  53.  T.  9$. 
(*J  Krutdb.  PI.  3S>9* 

(2)  Cltnopodium  Fol.  fu'  tus  tomentofis  &c.  R.  Lugdb.  315. 
N.  2.  Cim4  Menthze  folio  incanum  &  odontum  Dill.  Eltb. 
87.  T.  74*  f.  8  5.  Clfn.  m?]us  Virginianum  &c.  Mou.  Hifi. 
UI.  S.  11.  T  8.  f.  4.  Clin,  Serpentaria  di&um.  Pluk. 
Jlant.  si»  T.  34u  £  7« 


D    i    D    Y    N    A    M    I    A.  33l 

Decze ,  die  in  Noord  -  Amerika  valt  ,  heeft  IV;  ^ 
Stengen  van  anderhalf  of  twee  Ellen  hoogte,  Af^l* 
inet  Bladen  als  van  Munte  bezet,  welke  van  Hoofd- 
onderen  grys  en  welriekende  zyn.  De  BloemenSTUK* 
komen  aan  den  top  der  Stengen  voort,  in  dikke^^T 
Kransjes,  van  onderen ,  in  plaats  van  Borftels , 
met  Lancetvormige  Blaadjes  gefchoord* 

(3)  Borftelkrans  met  rimpelige  Bladen  en  ge-  CJ^6'^ 
fteelde  Hoofdjes  in  de  Oxelen^  die  vlak  endium  ™- 
gejlraald  zyn.  *  Rhn^lig, 

Deeze ,  in  Karolina  op  Jamaika  en  Guajana* 
aan  de  Vaste  Kust  van  Zuid  -  Amerika ,  gevon- 
den ,  verfchilt  door  de  rimpeligheid  haarer  Bla- 
den niec  alleen ,  maar  ook  door  de  gefteeldheid  der 
"Bloemkransjes  van  de  anderen;  terwyl  zy  niet- 
temin ,  doordien  de  Kransjes  met  fmalle  Blaad- 
jes als  gedraald  zyn  ,  aan  de  Kenmerken  van 
dit  Geflagt  eenigermaate  voldoet.  Men  noemtze 
op  Jamaika,  zegt  Sloane  ,  Wilde  Hoppe. 

(4)  Borftelkrans  met  een  Boomachtige  Steng  9  iw 

ovaa- rFrutk*~ 

fum. 

f  3)  Clmopodium  Tol.  rugofïs  ,  Capïtuüs  Axillaribus  &c. ^^"k' 
Glin.  rugofum  Capit.  Scabiofae.  DiLL.  Elth.  f*  %6.  Scabiofe 
affinis,  Chryfanthemi  facie,  Laraii  foliïs* Americana.  Pluk» 
Alm.  33 s>  T.  ui.  f.  7.  Sïdcritïs  fpicata  Scrophulariae  folio 
&c.  SLO  AN.  Jam.  6$ ♦  Hift.  I.  p.  174.  T.  iop.  f.  z,  Meil- 
tha  Melisfoides  Arnericana.  PlüK.  Mant.  129» 

(4 )  Clinof  odium  Caule  Arborescente  ,  Fol.  ovalibus  erena  • 
tis  ,  CaU  Labio  infejaote  fubrotundo,  FoRSK.  Ikt,  u£gypu 
Arab.  p*  107, 


II,  Deel,  IX,  Sixm^ 


3$i       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  ovaak  Bladen  die  gekarteld  zyn  en  de  0*u 

AFxvfL'         derliP  van  den  Kelk  rondachtig. 
Hoofd- 
stuk.      Dus  bepaalt  de  Heer  Fojrskaohl  eene 
Biootzaa- s00Tt  Van  dit  Geflagt,  welke  hy  in  Arabiewaar* 
-       nam,  zynde  een  Heefter  van  drie  Ellen  hoog., 
met  gepaarde  ruige  Takken  en  Bladlteelen.  De- 
zelve hadt  9  in  ieder  Oxel ,  negen  ongefteeldc 
Kransbloemen  >  waar  onder  vierdeelige  Draad- 
achtige Omwindzels.  De  Bovenlip  der  Kelken 
was  Lancetvormig  5  opftaande ,  groen ;  de  On- 
derlip rondachtig  en  Vliezig.  Voor  het  bloeijeti 
vertoonde  zig  5  hier  door,  het  Kransje  als  met 
Schubben  bekleed.  De  Bloem  hadt  de  Bovenlip 
gewelfd  ,  wit  en  ruig ;  de  Onderlip  breed  en 
Hartvormig,  de  Meeldraadjes  uitfteekende  met 
rosfe  Meelknopjes. 

O  r  i  g  a  n  v  M.  Orégo. 

In  dit  Geflagt ,  van  een  zeer  bekende  naam , 
zyn  de  Kelken  tot  een  vierhoekig,  Aairvormig, 
Hoofdje  vergaard.  Het  bevat  elf  Soorten,  als 
volgt. 


h  (O  Orégo  met  Vleezige  Wollige  Bladen  en 
jEgyptia-         naakte  Aairen.  't  Ara- 

cum. 

*gyptifche*        Origanum  Fol.  Carnofis  tomentofïs,  Splcls  nudis.  5>y?. 

Nat.  XII.  Gen.  726.  p.  3jp8.  Veg.  XIII.  p.  452.  HasselCj. 
lt*  479  9  517*  Majorana  rotutidifolia  (cuteilata  cxotica.  Tournf- 
Inft.  15)9.  Origano  cognata  Zararhendi.  C.  B.  Phu  223.  Mo* 
ris.  «*/?.  in.  p.  360.  s.  11.  T.  3.  f.  uit.  zatarhsndi.  Alp. 
v£gypt.  $4.  T.       VESL.  Obferv*  p.  31,  33. 


£)    x    d    Y    N    A    M    I    A.  3S3 


't  Arabifch  woord  Zatar  Hendi  betekent  ,  by  IV.' 
de  Arabieren,  Indifche  Orégo  zegt  Veslin-^^1*' 
gids,  die  aanmerkt  dat  dit  Kruid,  wegens  den  Hoofd- 
aangenaamen  Reuk  en  uitmuntende  kragten,zeerSTUB:' 
bemind  was ,  zo  in  Egypte  als  in  Syrië.   Hy  /p^lla!" 
voegt  'er  de  Afbeelding  van  by ,  door  hem  ont- 
leend uit  den  Tuin  van  den  Venetiaanfchen  E- 
delen  Contareni,  en  beter  dan  die  van 
Alpïnüs  ,  hoewel  de  Bloem  en  5t  Blad  wei- 
nig met  de  bepaaling  ftrookt.  De  Heer  H  a  s- 
selquist  nam  waar,  dat  hen  een  Kruidige 
Takkige  verfpreide  Steng  heeft  van  vier  Voe- 
ten, met  fpits  Hartvormige  ,  diep  getande,  ge* 
fteelde  ,  zeer  dikke  Sappige  rimpelige  Bladen* 
Een  lange  Aair  ,  uit  digt  getropte  Steeltjes  be- 
fcaande^  wier  tropjes  als  Krans wyze  waren  ge- 
fchikt,  beftondt  uit  kleine  Pypachtige  Kelkjes  , 
waar  in  een  gelipte  Bloem.  Het  kwam  in  Arabie 
voor ,  aan  Wandelpaden.  Hy  hadt  het  te  Kairo 
tweemaal  gezien ,  alwaar  men  't  nahieldt  om 
den  Reuk ,  kragtiger  dan  die  van  de  Kretifche 
Orégo ,  Kruiderig ,  Hoofd-  en  Hartfterkende. 

(2)  Orégo  met  de  onderfie  Bladen  Wollig  en 

knikkende  Aairen.  D?éZ*Zf 

Diptanu 

Oa- 

(z)  Origanum  Fol.  infedoiibas  toraentofis  ,  Spicis  nutan- 
tibus.  Mat.  Med.  301.  H.  Gig.  304.  B>.  Lugdlr.  323.GOÜAW 
ï&onip.  288*  Di&amnus  Creticus.  C.  B.  Pin*  222.  Cam. 
Mpit.  472*  Dictemnum  ferunu  Dod.  Pemft,  i$u  Lol» 


flt.DEU,  IX,  STUK«! 


3$4       TwEEMAGTIGE  KrüIÜEN. 


IV.       Onder  den  naam  van  Diiïamnus  Creticus  is 
AFxv?L'  dit  Kruid  ^  van  ouds,  in  de  Apotheeken  bekend 
Hoofd-  en  men  houdt  het  voor  de  Echte  Diptam  der 
stuk*     ouden.  De  Groeiplaats  is  op  't  Eiland  Kandia  ; 
d^mzaa" hebbende  To urnefort  hetzelve  ,  dat  hy 
Wollige  breedbladige  Cretifche  Orégo  noemt,  zo 
hy  zegt,  nergens  anders,  in  de  Levant,  aan- 
getroffen ;  doch  het  is  'er  aan  den  Berg  Ida  niet 
bepaald.    Dat  het  geen  Bloem  of  Vrugt  zou 
draagen ,  gelyk  DioscoRiDEszig  verbeeld- 
de, heeft  hy  wel  degelyk  onwaar  bevonden; 
gelyk  het  ook  inde  Europifche  Kruidtuinen  jaar* 
lyks  bloeit.  Vxrgilius  hadt  dit,  na  Thè- 
ophrastus,  reeds  opgemerkt 

*t  Is  een  Heefterig  overblyvend  Kruid,  met 
dunne  Houtige  Stengen  en  Takjes  ,  waar  aan  on- 
gefteelde  ,  geheel  effenrandige  ,  byna  ronde  , 
dikke  ,  zeer  Wollige  Bladen.  Boven  heeft  hefc 
hangende  Aairen  ,  die  vry  dik  en  als  gefchubd 
zyn  ,  uit  Kelken  beftaande  met  paarfche  Bloe- 
men. Het  is  welriekende,  en  beroemd  wegens 
zyne  afdryvende  kragt ,  inzonderheid  dienftig 
om  de  Stonden  en  Kraam  voort  te  zetten ,  als 
ook  tegen  't  Venyn ;  doch  hier  te  Lande  wordt 
het  hedendaags  weinig  gebruikt,  dan  indcThe- 
riaak  en  andere  Zweetdryvende  en  Hartfterken- 
de  Winkelbereidingen. 

Cs) 

(*j  Di&amnum  genitrtx  Creua  carpti  ab  IdJtt 
Pubcribus  Caulem  Foliis  &  Ffare  ctmaniem  È 
Furpureo.  &neid.  XII* 


C3)  Orégo  die  alle  Bladen  glad  heeft  en  knik-  IV: 
kende  Aairen,  .  Afdeel* 

Van  den  Berg  Sipylus ,  in  Klein  Afie ,  fchynt  ^u^J* 
deeze  Soort  afkomftig  te  zyn,  die  zeer  dunne  ui. 
Stengetjes  heeft ,  omtrent  een  Voet  hoog  en  sfpyklT 
kleine ,  gladde  Blaadjes  3  als  van  de  Mariolein  3  sïpyüfdi^ 
veiTchiüende  dus  grootclyks  van  de  voorgaande, 
doch  dergelyke  Schubbige  Hoofdjes  draagen- 
de  met  paarfche  Bloempjes,  Het  heeft  een  flaau- 
wen  aangenaam  en  Reuk. 


(4)  Orégo  met  vergaarde  lange  regte  Pris-  xv, 
matieke  Aairen  en  Vliezige  Blikjes 9  twee-^™^ 
maal  zo  lang  als  de  Kelken. 

(5)  Orégo  met  Eyronde  fpitfe  Zaagtandige  v. 
Bladen  en  Kroontjeswyze  aan  den  top  /a-fmyrni 
mengehoopte  Aairen. 

(6) 


(3)  Origanum  FoU  omnibus  gtabris  &c.  H.  Clif.  304.  R« 
lïugdh.  323.  Origanum  Montis  Sipyli.  Hebm.  Lugdb.  462. 
T.  463.  Di&aronus  Sipyteus  Majoranse  foltis.  Moüis.  III.  p, 
4i7«  S.  ju  T.  4.  f.  2. 

(4;  Origanum  Spicis  aggrcgatis  Jongis  Prismaticïs  %c.  Orig, 
tol*  acutfs  glabris  &c.  Mat.  Mei.  Sco.  GRQN.  Oriënt.  y$« 
GOBAN  Mensp,  288.  Origanum  Creticura.  C.  B.  Pm*  223* 
Oïig.  Folio  fubrotundo.  IhïL  Gkr.  Prov.  263.  Orig. 
Monspelienfe  pulchrum,  Cam*  Epit.  468» 

(s)  Origanum  Fol.  ovatis  acutis  ferratis,  Spicis  congcfKs 
ttm1>ellatim  fistigiatis.  ƒ/.  Ciif.  304.  R.  324.  Gouan 

Monsp.  288.  Origanum  Smyrnamm.  Wheel.  //*».  RAj.  ////?. 
45 o,  Majorana  Cretica ,  Origani  foliis  viliofa.  TOURNF.  Cor.  13* 

Bb 

II.  Dlït,  IX,  STUK, 


3&tf        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


1V#       (6)  Orégo  met  lange  gejleelde  vergaarde  Aai* 

AFxvfL*  ren*  en  Blify'es  van  la>ngie  als  de  Kelken* 
Hoofd- 

stuk*  (7J  Orégo  met  rondachtige  ,  Pluimswys'  rond 

Grianum  getropte  Aairen ;  de  Blikjes  Eyrond  >  lan» 

Mer^ieoti-  ger  dan  de  Kelken. 

mm» 

Cnekfche.  £)eeze  vjer  Soorten  maaken  als  Verfcheiden* 

VI  t. 

Vuigure. he&cn  uit,  van  het  Kruid  dat  men  Orégo  noemt* 
0^f ^ecne  De  laatfte  groeit  door  geheel  Europa ,  zelfs  m 
onze  Nederlanden,  overvloedig  in  Gelderland, 
tusfchen  Zutphen en  Doesburg,  alsook  by  Wyk 
te  Duurfiede ,  zo  de  Heer  o  e  Go  r t  e  r  meldt* 
Zyn  Ed.  heeftze  ook  in  Rusland  aan  de  Oe- 
vers der  Rivieren  ,  in  Bosfchen  en  op  woefte 
Velden  ,  waargenomen.  Niets  gemeener  dan  dit 
KruiJ  ,  aan  de  kanten  der  Kreupdbosfcben  , 
zegt  de  Heer  Hall  er*  Men  noemt  het  in  't 
Franfch  Origan,  in  %  Engelfch  Origane,  in  'z 
Hcogduitfch  Doften  ,  Wolgemut  of  ook,  gelyk 
by  ons ,  Wilde  Mariolein. 

Een  opftaande,  zeer  Takluge,  ronde  Steng, 
van  twee  of  drie  Voeten  hoogte ,  is  paarswys* 

be- 

($)  Origamm  Splcis  longls  pedunculatis  aggregatts  &c> 
Origanum  Heradeoticum  ,  Cunila  Gailinacca  Plüiii.  C.  B* 
Tin.  22  3»  LOB.  Ic.  492. 

(j)  Ortgattum  Spicis  fubrotundis  panïculatis  conglomeratis 
&c.  Ovigmum  Fo!.  ovatis  &c.  Mat.  Med.  299»  Gort.  Btlg. 
Ifu  KRAM.  Auftr.  176.  FL  Suecm  480.  HALL*  Helv.  656, 
GER  Prov.  265.  GouAN  Monsp.  288.  GRON.  Virg.  6$  ,91» 
Gort  lngr.  95*  Origanum  fylveftre.  C.  B.  Pin.  zs  3.  D01?, 
Pémpto  285.  Agroiiganum  f.  Onites  major.  Lob.  49** 


I 


bezet  met  fpits  Eyronde  zagte  Wollige  Bla-  IV. 
den,  die  eenigszins  getand  zyn,  met  een  kort  A™st? 
Steeltje*  Op  den  top  komen  de  gezegde  Bloem-  Hoofd- 
Aairen,  als  Kroontjes ,  voort,  wier  Blikjes,  die '£TÜK* 
de  Kelken  onderfcheiden  ,  doorgaans  eeniger- /^r£T 
,  maate  ,  maar  in  de  Amerikaanfche  zeer  hoog 
paarfch  gekleurd  zyn*  De  Bloemen  zyn  gemeen- 
]yk  Vleefchkleurig ,  doch  men  vindtze  niet 
zelden  wit,  en  het  Kruid  komt  met  bonte  Bla- 
den voor  (*). 

Het  aanmerkelyke  verfchil  der  Ouden,  over 
de  Orégo,  is,  uit  de  gezegde  Verfcheidenhedea 
naar  de  Groeiplaats  ,  ligt  te  begrypen*  Allen 
hebben  zy  een  niet  onaangenaamen  Kruiderïgen 
Geur,  maar  de  Cretifche  munt  uit  in  fcherpheid 
der  daar  van  gedeftüleerde  Olie  ,  die  derhalve 
meest  tot  ftilling  van  de  Kiespyn  [gebezigd 
wordt.  De  gemeene  is  ook  zeer  Kruiderig  en 
kan  in  Borstkwaalen  en  andere  Ongemakken  , 
daar  Verftoppingen  plaats  hebben,  die  uit  kou- 
de Slym  ontftaan ,  't  zy  by  wyze  van  Aftrekzei 
of  in  Stoovingen  en  Baden,  of  anders  dienen, 
In  Italië  doet  menze  by  de  Spyzen.  De  Bladen 
en  Bloemen  zyn  tot  wegneeming  der  kwaade 
hoedanigheid  ,  die  in  de  Champignons  moge 
zyn,  zegt  Doktor  Scopoli  ,  door  een  Bis- 
fchop  en  Prins  des  Roomfchen  Ryks  ,  groot 
Liefhebber  van  die  Kost,  gebruikt  geweest. 

f5) 

(*)  Zie  de  Verfcheïdonhe den  by  WeinmAN»,  in  zytk 
Jtrtddb.  Plaat  N,  772. 

Bb  * 

H.  DMt.  IX,  STöB. 


388     TweemactïgE  Kruide». 


IV*       CB)  Orégo  met  langwerpige  vergaarde  ruige 

'Afdeel,  Aairen  en  Hartvormige  Wollige  Bladen» 

x  v, 

ctükF0"  Orégo  met  lange  ,  drievoudige  ,  gnjleelde 

VIIr  pluizige  Aairen  en  Eyronde pluizige  Bladen* 

örifranum 

Omtes.  fio)  Orégo  wtf  rmg^  Aairen  en  Eyronde 
^Hecfteri-  jpy/ig*  ongepelde  Bladen. 

IX. 

Syriacuw,  (11)  Orégo  772e?  Eyronde  Jlompe  Bladen  en 
syufchc.  rondachtige  gedrongene  Aairen ,  die  eeni- 

germaate  ruig  zyn. 

Kandia- 

fche*         De  drie  cerften  zyn  ook  als  Verfcheidenheden 
Mojorana.vzü  dat  Kruid,  'c  welk  men  gemeenlyk  Maria* 
Manoiein.        noemt  ,  volgens  de  Franfche  benaaming  , 
die ,  gelyk  de  meefte  andere  Europifche ,  haar  af- 
komst heeft  van  den  Latynfchen  Majorana.  De 
Duitfchers  noemen  het  Major an  en  Meyran  %  de 

En- 

(s)  Origanum  Spïcis  oblongts  aggregatis  hirfutis  &c.  Huds. 
229.  Orig.  Lignofum  Syracufanum  perenne.  Bocc* 
II.  p.  45»  T.  38*  Origanum  Onitcs.  C.  B.  Pin*  zzz. 

an? 

(9)  Origanum  Spicis'  longïs  ternatis  pedunculatis  villofT* 
&c.  Majorana  Syriaca  vel  Cretica.  C*  B.  224*  Marum 
Syriacum.  Lob.  Ic.  499. 

(10)  Origanum  Spicis  hirfutis  &c.  Majorana  Cretica  Ori* 
gani  folio,  villofo  Saturejx  odore,  Tournf.  Cor.  13.  Marum 
Creticum.  ALP.  Exoi.  289.  T.  288. 

(u)  Origanum  Fol  ovatis  obtufïs  &C.  i¥<2f.  Mei.  258* 
f/.  C/t/  304.  Ups.  \6l.  K.  Lugdb.  324-  GoüAn  Mênsp. 
289»  Majorana  vulgaris.  C.  B.  jP/b.  224.  DOD.  Pempt,  270. 
Amaracus  vulgatior.  Lob.  Ic  498.  fi,  Maj.  tenuifolia.  COj. 
2>«»,  224.  Hort,  odouta  pereanii.  Mobis.        XII.  p.  3^ 


\ 


D    I    O    *    N    A    M    I    A.  389 

Engelfchen  Marjoram.  Het  is  in  de  Kruidhoven  IV. 
veel  gemeener  dan  de  Orógo,  doch  in  't  wilde  VFxnvE£Ll 
vindt  men  't ,  zo  veel  bekend  is ,  nergens  in  ons  Hoofd» 
Wereldsdeel.  Derhalve  wordt  ook  de  gemeene STUK* 
Orégo  ,  dikwils,  Wilde  Mamkin  geheten.  De  fp2m7aT 
wyl  de  Italiaanen  het  Per  fa  noemen,  zou  het 
wel  fchynen  uit  de  Oofterfche  Landen  af  komflig 
te  zyn  (*). 

Het  gelykt  naar  de  Orégo  veel,  doch  is  zeer 
klein  ,  fyn  van  Blad  en  lieflyk  van  Reuk, inzon- 
derheid die  Soort,  welke  '$  Winters  overblyfc 
en  den  Vorst  verduurt ,  wordende  Edele  Marzo* 
Mn  genoemd  en  door  Stekjes  voortgeplant.  De 
Stengetjes  van  deeze  zyn  naauwlyks  een  Voet 
hoog,  de  blaadjes  zeer  dun  en  fyn,  grysachtig, 
met  bleekpaarfche  Bloem  Aairtjes  aan  den  top. 
De  gewoone  Jairlykfe  Zaay  -  Mariolein  valt 
grooter  van  Blad; doch  heeft  ook  een  aangenaa- 
men  Geur.  Een  Engelfche  Heefierige  Wilde, 
welke  de  Onites>  voorgemeld  ,  fchynt  te  zyn, 
heeft  Stengen  van  een  Elle  hoog  en  rui^e  gea- 
derde Bladen ,  die  in  de  Jongheid  of  geheel,  of 
ten  halve  ,  geel  of  Goulkleurig  zyn.  Deeze 
noemt  men  aldaar,  om  dat  zy  ,  gelyk  elders, 
by  de  Spvzen  gedaan  wordt ,  Pot -Marjoram ,  du 
is  Pot  -  Mariolein.  Misfchien  zal  de  Bcngaalfche 
Orégo  ,  door  den  Heer  Bukmannus  afge- 
beeld, ook  daar  toe  behooren  (fj. 

On- 

(*)  Habitat  in  Tndia.  BURM.  Fl.  Ui.  p.  128. 

(|J  Origanum  Benghalenfe.  Bur.vi.  F/.  Ind.  128. T,  38. C  3. 

Bb  3 

ll«  Peel.  IX  Stuk» 


390        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV.       Onder  de  Geneesmiddelen  is  dit  Kruid  bekend 
Afdeel*  en  wegens  zynen  aangenaamen  Geesc  niet  on- 
Hoofd*  dienftig  tot  verfrisfching  en  verflerking  van 
stuk.     Hoofd  en  Herfenen»  Het  behoort  des  ook  onder 
lfl"tzaA'  de  Middelen  tegen  Zenuwkwaaien  en  tot  veele 
andere  Ongemakken,  alwaar  Oplosfende,  Ope- 
nende, Verwarmende  Kruiden,  dienftig  zyn. 
't  Schynt  dat  hetzelve  het  Marum  zy  van  D  i- 
oscoridesj  doch  de  Ouden  zyn  ,  ten  op- 
zigte  der  befchryvinge  van  veele  Kruiden,  zo 
kort  en  duifter,  dat  men  zig  dien  aangaande  niet 
kan  verzekeren*  De  gemeene  Mariolein,  opKo- 
romandel  groeijende  ,  wordt  aldaar  Marou  van 
de  Inlanders  genoemd,  zo  de  HeerN  L.  JBur- 
maknüs  meldt.    Het  Marum  Syriacum  van 
L  o  b  e  l  wordt  in  de  Apotheeken  daar  voor  niet 
gehouden;  maar  een  Kruidje,  welk  behoort  tot 
*  zi«    het  Geflagt  van  Teucrium*.  Het  Marum 
htedz.z77.faz  Alpinus  op  Kandia  groeijende  vondt, 
kwam  ,  volgens  hem  ,  byna  met  dat  van  Lo- 
bel  overeen.  De  Amaracus  der  Ouden  kan 
niet  dan  de  gemeene  Orégo  zyn,  dewyl  Ga- 
lenüs  die  in  Italië  wild  groeijende  had  t  gezien. 
Wat  de  Sampfuchus  aangaat  ,  die  werdt ,  zegt 
ÜLPijNüs,van  het  Volk,  aldaar, Mariolein  ge* 
heten» 


(t)  Alpjwus  noemt  het  Marum  ,  niet  Maru^  weshalve 
ik  dit  veiandeid  heb. 


T  h  y  m  u  s.      Thym.  IV# 

Afdeel* 

De  byzondere  Kenmerken  van  dit  Geflagt  hoofd- 
beftaan  daar  in  ,  dat  de  Keel  van  den  tweclïp  '.tuk, 
pigen  Kelk  met  Haairtjes  of  Pluis  is  geflooten,  Gymm* 
Voorts  heeft  het  een  byzonder  aanzien  en  de  ?trma% 
Bloemen  zyn  ook  in  Hoofdjes  vergaard.  Het 
bevat  thans  elf  Soorten ,  als  volgt. 

O)  Thym  met  Hoofdjes  -  Bloemen  >  kruipende  t 
Stengen  en  platte  Bladen  ,  die  jlomp  en  seTpyiZm^ 
aan  den  voet  kanthaairig  zyn.  wilde* 

Dus  wordt  de  Wilde  Thym  bepaald ,  die  men 
gemeenlyk  Quendel  noemt  of  Onzer  Vrouwe 
Bedjlroo,  in  'c  Hoogduitfch  öok Kunlein  of  Eé* 
mely  in  't  Franfch  Serpolet,  in  't  Engelfch  Mo* 
ther  of  Thime,  dat  is  Moeder  van  de  Thym.  Zy 
groeit  door  geheel  Europa  en  is ,  in  onze  Pro- 
vinciën ,  op  Zandige  drooge  Gronden  en  Hey- 
velden  gemeen.  Aan  de  Oevers  der  Neva-Stroooi, 
in  Rusland ,  groeit  zy  zo  menigvuldig ,  dat  de- 
zeiven  opfommige  plaatfen  als  geheel  daar  me- 
de bekleed  voorkomen  ;  zo  de  Heer  de 
Gorter  verhaalt. 

Van 

(1)  Thymus  Floribus  Capltatis  &c.  Sy/l.  Hat.  XII.  Gen. 
727.  p.  399-         XIII.  p.  4?2.  Mat.  Med  Gokt.  Belg* 

239.  I*gr.  9$+  KR*M.  Auflrt  177.  Fl  Sft^.477,  GEB  Prov*  i6z0 
H.  Cllff.  306.  R«  Lugdb.  11$.  N.  2«  Scrpyiiura  vuJgare  mi* 
nus ,  raajus  6ce.  C.  B.  Pin.  2.10.  Serpyllum  vulgare .  Dgd. 
Ftmpt.  277. 

Bb  4 

II.  Dsel.  IX»  Stuk. 


392        TWEEMAGTÏGE  KRUIDE^ 


IV.       Van  ' dit  genoegzaam  bekende  Kruidje,  dat 
AFx^L  Heefterig  is  en   niettemin  zeer  klein  >  zyn 
Koofd*  aanmerkelyke  Verfcheidenheden.  Behalve  een 
stuk.     weinig  verfchil  in  grootte ,  vindt  men  het 
j?£otzaa'  ook  met  fmaller  of  breeder  Blaadjes  ,  grooter 
o?  kleiner  Bloemen  ,  welriekende  of  met  Ci- 
troenen-Reuk. De  Hoofdjes  zyn  fomtyds  plui- 
zig of  Wollig/t  welk  door  Infekten  veroirzaakt 
wordt*   Het  heeft  doorgaans  paarfche  ,  doch 
komt  ook  voor  met  witte  Bloempjes.  By  de  Ys- 
kolken  van  't  Grindelwald  in  Switzerland  vondt 
de  Heer  H  aller  het  zonder  Reuk. 

Gemeenlyk  is  de  Quendel  van  een  fier  ken 
niet  onaangenaamen  Geur,  en  kan  tot  dergely- 
ke  Ongemakken  als  de  Mariolein  gebruikt  wor- 
den; doch,  dewyl  men  de  Thym  heeft  3  wordt 
zy  meest  over  5t  hoofd  gezien. 

IL  (<£)  Thym  die  regtopjlaat ,  met  omgekrulde 
Zt-^L  Eyronde  Bladen  en  Kranswys'  geaairdo 

<L*emcene,  Bloemen. 

Geen  Kruid  is  gemeener  dan  dit  in  Lan- 
guèdok  en  Provence  gelyk  het  ook  veel  voor- 
komt op  Steenige  Heuvels   en  Gebergten , 

in 

(z)  Thymus  ere&us  FoU  revolutts  &c  Mat.  Med.  281. 
Gort.  Bel%.  171*  H.  Cliff.  R.  Lugdb.  N.  i,  Gouan  Monst>. 
2S9*  Thymus  vulgaris  Folio  latiore  &  tenuiore.  C.  B.  Pin. 
z*9-  fi.  Thymum  ditius.  DQD.  PQmpt.  zj6.  Lob.  Ic.  4is*y9 
Thymus  fupinus  candicans  odoratus.  Tournf.  Inft*  196»  $9 
Tbymas  Capitulis  minoiibus  M^sfiUends.  Ibid* 


D    I     D    Y    N    A    M    I    A.  393 


in  de  middelde  deelen  van  Spanje  ,  wordende  IV. 
aldaar  Tomillo  falfero ,  of  enkel  Salfero  geheten ,  Af££el; 
zoClusius  aantekent:  terwyl  men  de  Echte  Hoofd- 
Thym  van  Dioscorides,  die  in  't  Geflagt 'TÜK' 
van  Keul  voorgefteld  is*,  aldaar  Tomillo  noemt.  rpZl?a.°m 
De  Franfchen  naam  is  Thim  ,  doch  omftreeks  *  mada ; 
Montpellier  ook  Potem  Frigoule.  In  't  Engelfch295* 
noemt  menze  Thyme  ,  by  ons,  zo  wel  als  in 
Duitfchland  ,  Thym  of  Thymiaan.   Die  naa- 
men  zyn  van  denGriekfchen  Thymos,  welke  de 
moedgeevende  of  verfterk^nde  hoedanigheid  aan- 
duidt, afkomftig. 

Het  Kruid,  dat  men  hier  in  de  Kruidhoven  , 
te  Lis  ,  Hillegom  en  Noordwyk,  overvloedig 
teelt,  is  hooger  en  heefteriger  van  Gewas  dan 
de  Quendel,  hebbende  een  opgeregt  Starnrnet- 
je  en  niet  vlakke  maar  omgekrulde  Blaadjes. 
Ook  komen  de  Bloemen  niet  Aaïrswyze,  maar 
by  Kransjes  om  de  Takjes  voort.  Men  viüdcheü 
met  breeder  en  fmaller  Bladen  ;  ook  meer  of 
minder  welriekende  en  groener  of  witachtig  van 
Loof;  met  grooter  of  kleiner  Hoofdjes:  want 
aan  den  top  zyn  de  Bloemen  by  elkander  ver- 
gaard* 

De  Thym  is  van  een  zo  aangenaamen  Geur, 
dat  Boerhaave  getuigde  ,  hoe  men  het  Af. 
trekzel  daar  van  ,  op  Wyn  gezet ,  in  verfter- 
kende  hoedanigheden  byna  gelyk  kon  ftellen 
met  de  Indifche  Kruideryën.  Met  heet  Water 
afgetrokken ,  kan  zy  ook  dienen  als  een  Hoofd- 
en Maagmiddel,  en  is  in  Baadingen  ,  zo  wel  als 

Bb  s  de 

11,  DEELi  IX  STUK, 


394       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN.' 


IV*  de  Quendel,  niet  buiten  gebruik*  Op  die  wyze 
A™^EL' geefc  men  daar  mede  ,  in  Spanje  en  elders,  aan 
Hoofd?  de  Wynvaten  een  frisfehen  Reuk. 

(3)  Thym  met  Kranswys9  geaairde  Bloemen  > 
een  laag- Heejlerige  opgeregte  Stam  en  Li* 
niaale  Bladen,  die  aan  den  Voet  kanthaau 
rig  zyn+ 

(4)  Thym  met  gekranste  Bloemen,  eenbloemige 
Steeltjes,  opgeregte  Stengen ,  die  eeniger* 
maate  Takkig  zyn>  en  fpitze  Zaagtandige 
Bladen. 

(5)  Thym  met  zesbloemige  Kransjes  en  Jlomp* 
achtige  holle  Bladen ,  die  eenigermaate 
Zaagtandig  zyn. 

(6)  Thym  met  veelbloemige  zy  delingfe  Steel* 

Peperde.  tjes  7 

(3)  Tbymus  Flor.  verticillato  -  fpicatis  &c.  Thym,  angufto 
longioreqüe  folio.  BABR*  lc  777.  Serp.  fylv,  Zygis  Diosco- 
iidis.  Clüs.  Hifi.  I.  p.  358.  Serpyllum  folio  Thymi.  C.  B, 
Pin.  220  ? 

(4;  Tbymus  Flor.  Verticillatis  &c.  Fl.  Sutc.  47 g.  Thym. 
Caul*  vix  Ramofis.  H.  CU  ff'.  30$.  R»  Lugdb.  325.  Gort. 
Belg.  172.  KRAM.  Auftr.  177.  GER.  Prov*  263.  GOUAN 
Monsp,  290.  Acinos  ïuultis.  J.  B.  Hifi.  III.  p.  259.  Clino- 
podium  Arvenfe  Ocymï  facie,  C.  B.  Pin.  zz$.  Clinopodium 
vulgare.  Les.  Ic.  $oö. 

(s)  Tbymus  Vert.  fexfloris  &c4  HALL.  6*3.  Clino- 

podium  montanum.  C.  B.  Pin.  225.  Bocc.  Mus.  II.  p.  50. 
T.  45.  Acini  palchra  fpecies.  J.  B.  Hifi*  HU  p.  620.  Cli- 
nopod.  Auftr.  Clus.  Pann.  p.  623» 

(6)  Tbymus  Fedunc.  jnultifloris  Jateralibus  &c.  Marum 

Hisp* 


STUK* 

II T. 

Tbymus 
Zygis* 


IV. 

Adnos» 


V. 

Alpinus. 
Alpifctie. 


VI. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  395 

tjes  9  Eyronde  ftompe  gladde  geaderde  effen*  IV; 
randige  Bladen.  Af£v?L' 

Hoofd» 

Van  deeze  vier  fchynt  de  eerfte  3  die  Heefterig  stuk. 
is  en  in  Spanje  als  ook  in  Langucdok  groeit  >hety-^7*0* 
Zygis  van  üioscorides  te  zyn.  De  tweede 
wordt  van  veelen  gehouden  voor  het  Acinos, 
een  welriekend  of  Balfemkrtiidder  Ouden.  Dee- 
ze is  in  Europa  op  Zandige ,  fteenige  drooge 
Gronden  gemeen  en  komt  in  Vriesland  veel  voor 
op  Zaailanden  en  Akkeren.  De  derde,  die  veel 
naar  dezelve  gelykt ,  maar  grooter  is  en  de  Bloe- 
men veel  grooter  heeft,  valt  op  de  Bergen  van 
Switzerland  en  1  Oolïenryk.  De  laatlte  ,  in 
Spanje  groeijende  ,  gelykt  naar  de  vierde  Soort 
van  Melisfe,maar  is  glad  en  heeft  kleine  Blaad- 
jes. De  Spaanfchen  noemen  dit  Kruid  PipereU 
la,  om  dat  het  vry  lang  zyn  zwaaren  Reuk, 
die  mooglyk  Peperachtig  is,  behoudt. 

(7)  Thym  met  groote  gefchubde  Hoofdjes,  vrr. 
Eyronde  Blikjes  en  Lancetvormige  Bladen,  ceplaiaos. 

Hoofdjes- 

(8)  Thïra' 

Hisp.  nigrum.  BoCC  Mus.  II.  p,  166.  T.  I17.  BARR.  Rar. 
354  T.  694. 

(7)  Thymus  Capit.  imbricatis  magnis  &c.  Thym.  Lufit. 
cephalotos,  Cap.  uiajori  Scminori.  Toubnf.  hft.  196.  Tra- 
goiiganum  Di&.  capite  ,  Hisp.  BARR.  Ic.  788.  Bocc.  Mus. 
II.  p.  50.  T.  43.  Tbyrnus  cephalotos,  DOD.  Pmpi.  ^ó.Thy- 
mum.  Lob*  Ic.  424. 


II,  deel  IX,  Stuk* 


396        TWEEMACTÏGE  KRUIDEN. 


IV#  (3)  Thym  met  groote  gefchubde  Hoofdjes,  ge» 
Afdeel.  tande  g/^yex  en  tsorjtelige  gehauirde  Bladen, 

Hoofd» 

stuk.  Dit  zyn  cwee  byzondere  Soorten  van  Thym 
VI"*  met  Hoofdjes  of  Aairen  ,  groeijendc  in  Spanje 
Villas,  en  Portugal.  Deeerltefchynt  veel  overeenkomst 

Ruigbiadi-te  hebben  met  die,  welke  Clusius  Echte 
Thym  noemt ,  in  't  Geflagt  van  Keul ,  als  ge- 
zegd is ,  befchreeven.  De  andere,  die  in  Por- 
tugal alleen  ,  door  Toürnefort  ,  is  waar- 
genomen ,  verfchilt  door  de  dunte  en  ruigte  der 
Bladen.  De  Hoofdjes  zyn  psarfchachtig  en  men 
heeft  'er  met  ronde  en  langwerpige  als  ook 
van  de  eerfte  met  grooter  en  kleiner  Hoofdjes 

'ix.  (9)  Thym  met  gekranste  Bloemen  en  Wollige 
^uiut^         Kelken,  die  Borjlelige  ruige  Tanden  hebben. 

luikende. 

Dodonjeus  wil,  dat  het  Kruid  van  zyne 
hier  aangehaalde  Afbeelding  ,  in  Spanje  groei- 
jende,  het  Clinopodium  zy  van  Dioscori- 
des,  dus  genaamd,  omdat  de  ronde  Bloem- 
hoofejes  naar  de  Pooten  van  een  Bedftede  of 
Ledikant  gelyken  zouden*  Lobel  vraagt,  of 

het 

(8)  Thymus  Cap.  imbr.  msgnis  &c.  Thym.  Lufit*  Fol. 
Cap.  villoio,  &c.  To  BNF.  Intl.  196. 

(9)  Tb\mu$  Flor.  verticillatis,  Calyc.  Lanuginofo,  Sec.  H. 
Clijf.  506.  Ups.  160.  R.  Lugd».  3*5.  GRON.  Oriënt.  7U 
Sampfuchus  f.  Msrum  M^ftichen  redolens.  C.  B.  Pin.  224, 
Marum  vutgaie  f.  Ciinooodmm.  D;;d.  Pempt.  271.  Matum; 
en  Hekmum  odorum  Theophiafti.  Lob.  U>  4p$. 


DidyütAmia:  397 

het  ook  zy  het  welriekende  Helenium  van  Theo-  IV. 
phrastüs.  In  de  Plantbefchryving  der  Ouden  ^F^Et» 
heerfchc,  als  gezegd  is5  een  grootc  duifterheid.  Fïoofd* 
Wenfchelyk  ware  dezelve  niet  in  die  der  He-5™*- 
dendaaefchen.  Linn^us  heeft  het  als  mid-  -  G>f 

ö  fpermta. 

delflag  tusfehen  de  Keul  en  Thym  aangemerkt ; 
maar,  „  dewyl  de  Meeldraadjes  zig  in  de  bo- 
„  dem  der  Bloem  verlchuilefi  en  de  Styl  langer 
„  is  dan  de  Bloem  (zegt  hy)  zo  breng  ik  het 
tot  de  Thym  t'huis."  Het  verfchi! 3ondertus- 
fchen  ,  tusfehen  de  Thym  en  Keul,  beftaat, 
volgens  zyoe  Kenmerken  ,  voornaamelyk  daar 
in ,  dat  de  Keul  een  vyfdeeÜgen  en  de  Thym 
een  tweelippigen  Kelk  heeft  't  welk  ge  • 
makkelyk  te  onderzoeken  ware. 

(10)  Thym  met  gekranfie  Bloemen ,  een  laag- 

Heejlerige  opgeregte  Steng  en  jlekelige  ge*  rtlg^ 
fpitjle  Bladen.  **»™^ 

Op  Kandia  groeit  dit  Kruid ,  't  welk  Heefte» 
rig  is ,  met  dunne  zeer  getakte  Stengetjes  % 
hebbende  zwartachtige  Blaadjes  en  Kransjes 
van  zeer  kleine  blaauwe  Bloempjes ,  die  eenea 
ongemeen  lieflyken  Reuk  geeven.  Het  is  tot  der- 
ge^ 

(*)  Immers  das  zyn  die  Planten  ,  aan  't  hoofd  der  Klas* 
fe,  in  Ring  geplaatst. 

(10)  Thymus  Flor.  verticillatis  &c.  Tragoriganum  Creti» 
cum.  C.   B.  Pin.  123.  Tragor.  magnum.  Alp,  Extu  7?. 
Tragorigani  fecundi  alt.  fpe:ics.  CJLUS.  Hiji.  I.  p, 
Jiisp.  219. 


IU  DEEL,  IX,  STUK, 


3?3        TWEEMAG  TIGE  KRUIDEN. 


IV,  gelyke  dienften  als  de  Thym  bekwaam.  Of  het 
Afdeel,  <jen  Griekfchen  naam  voere  s  om  dat  de  Bokken 
Hoofd,  hec  gaarn  eeteo ,  is  my  duifier. 

STUK» 

xi-  C11)  Tby<n  met  end- Hoofdjes ,  eenopgeregte 
Tbymtis  Steng  en  Lancetvormige  Bladen. 

Virgini- 

fche.  De  Meeldraadjes  verfchuilen  zig  ook  op  den 
bodem  van  de  Bloempjes  in  die  Kruid,  't  welk 
bevoorens  tot  de  Keule  is  t'huis  gebragt  ge- 
weest. Het  heeft  fmalle  kleine  Blaadjes  ,  die 
weinig  ruiken ,  en  witachtige  Bloempjes  >  aan  't 
end  der  Scengetjes  3  die  zwak  zyn  »  in  ronde 
Hoofdjes  vergaard.  De  Groeiplaats  is  in  Virgi* 
Die,  alwaar  het  ook  voorkomt  met  breedere  en 
als  met  Rosmaryn  -  Blaadjes  ,  zo  Clayton 
aantekent* 

De  Engelfchen,in  Virginie,  noemen  dit  Kruid 
Serpentaria  of  Colubrina  5  dat  is  Slangenkruid  . 
zegt  Plükenet.  Men  vindt  Soorten  van  A- 
rum  dus  genoemd  ,  wegens  de  vlakkigheid  der 
Stengen:  men  vindt  de  Biflorta  dus  getyteld, 
om  dat  de  Wortels  Slangswyze  gekromd  zyn : 
bet  Penningkruid  wordt  klein  Slangekruid  gehe- 
ten y 

fii)  Thymus  Capitulis  termmaUbus  ,  Caule  erefto.  Sant- 
jeja  Virginiana,  Sp.  PI.  Hirm.  Par.  T.  p.  218.  Cli- 

iiopodium  Fol#  Lanceolatis  acuminatis,  Cap.  termin.  H.  Cliff* 
30*.  R.  Lugib.  3 1*.  Gron.  firg,  6s  ,  90.  Clinopodium 
Puleg,  ang.  ligidoque  foüo*  Pjluk.  Alm.  n©.  T,  54.  f.  2. 
Puleg,  ere&.  Virg.  moris,  Hift.  m.  S.  11.  T.  7  £  8.  Ser- 
pentaria Virginiana.  Bocc.  Mus,  IU  p.  161.  T.  115» 


DlDYNAMIA.  399 


ten,  om  dat  het  Slangswyze  langs  den  Grond  iv: 
kruipt  (*):  dit  zal  mooglyk  dus  genoemd  zyn  Aro»ajw 
wegens  eenige  kragt  tegen  Slangebeeten ,  't  zy  Hoofd- 
uit-  of  inwendig:  doch,  niet  tegen  (taande  8oostük. 
c  one  hetzelve  Serpentaria  Virginiam  getyteld^^^ 
heeft,  is  het  geenszins  dat  Kruid,  \  welk  den 
Wortel  deezes  naams  aan  de  Apotheeken  heeft 
uitgeleverd  ;  zynde  door  my  reeds  onder  de 
Soorten  van  Ofterlucie  voorgefteld  (f). 

Aan  de  Kaap  der  Goede  Hope  groeit ,  volgens  capwfis. 
den  Heer  N.  L  Burmannus,  de  Gra^.Kaapfchc« 
ne  Thym>  zo  fmal-als  breedbladig,  en  een  zeer 
ruige  met  Eyronde  Bladen,  die  door  Moai- 
son  afgebeeld  is:  doch  deeze,  welke  die  Au- 
theur  uit  B  a  üh  i  nü$  befchryft,  was  een Eu- 
ropifche  ,  by  Frankfort  voorkomende ,  op  droo- 
ge  plaatfen.  't  Kan  zyn  ,  dat  de  Kaapfe  naar 
dezelve  gelykt.  Voorts  had  ook  Oldenland 
aldaar  de  Quendel  ingezameld. 

Onder  cie  Indifche  Planten  tekent  gezegde  hdkmf 
Hoogleeraar  alleenlykéén  Soort  van  Thym  aan ,  * 
die  kruipt ,  met  opgeregte  Stengen  en  Krans» 
wys'  afgebrokcne  Aairen ;  zynde  door  den  Heer 
Oütgaeroen  als  een  welriekend  Kruid, 
met  geaairde  Bloemen,  van  Kormandel,  aldaar 
Nila- Nagel  genaamd,  opgegeven  (|> 

Me- 

(*)  Zie  in  het  VII.  Stuk  deezer  Nat*  bladz.  joju 

cn  het  VIII.  biadz.  460  ,  die  Kruiden  befchreeven, 
(j)  Zie  het  VI.  Stuk,  bhdz*  207,  enz. 
(I)  Thymus  Iniiicus.  BUIUJ.  Fl.  Ind.  p,  ia?, 

IU-DI1L.2X.  SïUX, 


400      TWEEMAÖTI  GE  KftUÏDËtt* 


IV.  M  E  l  i  s  s  a.  Melisfe* 

Afdeel, 

Hoofd-  dorre  Kelk,  platachtig  van  boven, met 

stuk.     de  Bovenlip  eenigermaate  getopt :  de  Bovenlip 
Biortzaa-det  Bloem  Gewelfathtig  ,  tweedeelig;  de  On- 
a*é'       derlip  met  de  middelfte  Kwab  Hartvormig.  Dus 
komen  de  Kenmerken  ff)  voor  van  dit  Geflagt, 
't  welk  het  zeer  bekende  Kruid  deezes  naatus 
en  de  Kalaminth,  met  derzelver  Verfcheiden* 
heden  bevat,  uitmaafeende  dezes  volgende  Eu* 
ropifche  Soorten. 

T-  f  O  Melisfe  met  gekranste  Trosjes  in  de  Oxe* 
officinaiis*         len ,  op  enkelae  Voetjes. 

Winkel- 

Meüsie,  Q\t  zeer  bekende  Winkel- Kruid  groeit  na- 
tüurlyk  in  't  wilde  op  de  Gebergten  der  Zui* 
delyke  deelen  van  Europa.  Men  kweekt  het  in 
Duitfchland,  Engeland,  inVfönkryk  enbyons, 
als  bekend  is  ,  in  de  Tuinen  overvloedig.  Hec 
wordt,  wegens  den  aangenaamen  Reuk,  Con+ 
filje  de  Grein  en  Citroenkruid  ,  in  't  Franfch  Cï- 
tronelle  of  Poncytrade,  in  't  Italiaanfch  Cedro» 

nel- 

{\)  Men  kan  die  by  Tournefort  ,  op  zyne  Plaai  $r , 
opgehelderd  vinden, 

(i )  Mdlisfa  Racemis  Axillaribus  Verticilhtis  &c.  Syfi.  Nat; 
XII.  Gen.  728.  p.  400.  Veg.  XIII.  p.  453-  Mat.  Med.  294. 
GOüAN  Monsp.  29®.  GER.  Prov.  z6u  GORT.  Belg.  172. 
KRAM.  Aufit.  278,  H.  Clif.  307.  R,  Lugdk.  320.  Melisfa 
Hortenfis.  C.  B.  Pin.  229.  Mei.  vuig,  odore  Citri.  J.  B. 
Hifi.  in.  p.  232.  Melisfa.  Dod,  Pempu  91.  Apiaftmm,  Ci* 
trago.  Lob.  Ic.  514» 


DlDYNAMIA*  4OI 


nella  en  in  !t  Engelfch  Baulm  of  Baume ,  dat  is 
Balfem  geheten  ,  dat  met  het  Latynfch  woord  Afdeel* 
Citrago  ftrookt.  In  de  Apotheeken,  nogthans  ,  Hoofd* 
is  het  overal  bekend  ,  onder  den  naam  van  Me-srVKê 
lisje  y  die  daar  van,  zo  men  zegt,zyne  afkomst^^J^ 
heeft,  dat  de  Byën  in  den  Reuk  veel  behaagen 
vinden  ;  weshalven  men  het  ook  Jpiafirum 
tytelt. 

Dit  Kruid  is  genoegzaam  bekend  ,  als  Sten-* 
gen  hebbende  van  een  Eüe  of  hooger  en  Bladen 
die  ovaalachtig  zyn  ,  wat  ruig ,  Zaagtandig  , 
donker  groen  ,  gepaard;  geevende  ,  uit  de  O- 
xelen  ,  de  Bloemen  9  als  gezegd  is.  Een  Ver- 
fcheidenheid  daar  van  komt  voor,  die  wat  kleiner 
en  eene  die  wat  ruiger  is,  metgrooter  Bladen. 
In  't  algemeen  wordt  het  onder  de  Hartfterken- 
de  Kruiden  geteld  ,  doch  het  is  een  van  de 
zwakften ,  meer  beminnelyk  wegens  den  Geur  in 
Toefpyzen:  weshalve,  mooglyk,het  Landvolk 
hier  hetzelve  Aalkruid  noemt,  zo  de  Heer  de 
Gorter  meldt.  Een  langduurig  gébruik  van 
deszelfs  Aftrekzei  \  Water ,  Geest  of  Olie ,  heeft 
in  Zenuwkwaaien  fomtyds  wonderen  uitgevoerd.  ^ 
Sommigen  zyn  'er  door  herfleld  van  Hartklop- 
pingen 5  Beevingen  ,  Lammigheden  en  Beroer- 
ten, Ons  Vrouwvolk  weet  zig  de  Stonden  te 
verwekken  3  zegt  S.  Paulli,  door  verfche 
Melisfe  te  draagen  in  haar  Muilen  of  Koufen 
of  door  het  Afkookzel  te  drinken  van  die  Kruid; 


Cc 

II.  Deel*  IX.  Stuk. 


co 


402.        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  (2)  Melisfe  met  gegaffelde  Oxeljieeltjes  ,  van 
^xvfU  langte  als  de  Bloemen. 

stük!D  (3)  Melisfe  met  gegaffelde  Oxeljieeltjes  y  van 
11.  langte  als  de  Bladen  ♦ 

/af  Deeze  beiden  behooren  tot  het  Kruid ,  dat 


bioemige.  men  in  de  Winkels  Calamintha  noemt,  onder- 
in,   fcheidende  de  eerfte,  die  voortrefFelyker  is  ,  zig 

CaWi-  £00T  {iaare  Bioemen  f  die  twee  Duim  lang  zyn. 

Berg- Kala- Dus  mag  dan  deeze  te  regt  Grootbloemig  ge- 

mm  '  noemd  worden  ,  als  byna  alle  Kransjes  -  Kruiden 
hier  in  overtreffende.  De  andere  is,  evenwel, 
fierlyker  Bloemgewas ,  als  de  toppen  der  Sten- 
gen bekleed  hebbende  met  lange  Bloem  -Aai- 
ren,  die  paarfch  zyn.  Dezelve  groeit  niet  al- 
leen in  Italië,  Switzerland  en  Vrankryk  wild, 
maar  komt  ook  in  Engeland  aan  de  Wegen ,  Dy- 
ken  en  elders  voor. 

De  Stengen  zynj  Takkig ,  van  drie  Voeten  en 
hooger.  Het  Loof ,  veel  naar  dat  der  Melisfe 
gelykende  ,  is  ook  aangenaam  van  Reuk,  wat 

fier- 

(2)  MtïUfu  Pedunc,  AxUlaribus  &c.  Calamintha  magno 
Flore.  C.  B.  Pin.  22,9*  Tournf.  Inft.  19$.  Ger.  Prov.  26 1. 
Gouan  Atensp.  290.  Hall.  Helv.  6$  i*  Calam.  montana 
prseftantior.  Lob*  lc.  512. 

(3)  Melis/a  Ped.  AxiiU  &c.  Meiisfa  Flor.  ex  Alis  fuperio- 
nbus  Ped.  confertis.  Mat.  Mei.  295*  KRAM.  Auflr.  178* 
CouAw,  Ger.  Hall.  &c.  H.  Ctijf.  307.  R.  Lu^db.  320* 
Calamintha  vuig.  &  Officinariim  Germ.  C.  B.  Fin.  228.Cal# 
montana.  Dqd.  Pempt.   »g«  Cal.  mont.  vwlgaris.  Lo».  Iz* 


fletker  zelfs*  en  kan  ,  in  kragten a  als  een  mid. 
delflag,  tusfchen  deeze  en  de  Kruizemunt  ,  wor-  A*^W 
den  aangemerkt.  Hoofde 

STUK» 

(4)  Melisfe  mei  gegaffelde  Oxeljieeltjes  ,  die  vr. 
langer  dan  het  Blad  zyn ,  en  een  opfiygen*  Mpeta? 
de  ruige  Steng.  SSSP 

In  Italië,  Vrankryk,  Switzerland,  Engeland 
Is  deeze  Soort  vry  gemeen  ,  komende  ook  ia 
de  Duinen  van  Holland ,  in  het  Sticht  en  elders 
in  opze  Provinciën  voor*  Men  noemtze  Wildé 
Pvley.  't  Is  een  Kruid  dat  inzonderheid  door  de 
hurkende  Stengen  en  door  den  Reuk  van  de 
Berg-Kalaminth  ver  fchilt,  dien  het  veel  fterker 
heeft*  naar  den  Reuk  van  Pulegium  trekkende: 
des  het  ook  in  Zenuwkwaaien  dienftiger  zy* 
Het  heefc  de  Bloemen  kleiner  en  minder  famen* 
gehoopt,  blaauw  van  Kleur* 

In  Virginie  groeit  ook  dit  Kruid,  alwaar  de 
Heer  ClaVton  een  Soort  van  Kalaminth 
waarnam ,  die  de  Bloemen  in  de  langte  van  de 
Steng i  byna  ongedeeld,  gekranst  hadt3  met  een 
Eeerfterken  Poley-Reuk. 

{4}  Mtlhfa.  Teditnc.  Asill,  dkhotomk  &c.  GoRf  Belg* 
*73.  KRAM.  Auftr.  178.  GOüAW  Morisp.  09 1.  H.  Ciiff.  30S* 
R.  Lugctb*  3^ï-  Gron.  Virg.  90.  Cfrlaminrha  Pulegii  odore 
Nepcta.  C.  B.  Pin,  las.  fi0  Calarninth?  mont.  pncalta 
Pulegii  odore.  Bocc*  Mus  II.  p  45*  T.  40  &  3  8.Pulegium 
fylv.  f.  Calain,  altera.  DOD.  Pempt.  98.  Lob.  k*  %\u 

Cc  2 

lt#  Déél.  IX.  stuk 


4°4 


TWEEMAGTICE  KRUXdEN. 


IV.       (5)  Melisfe  met  end -Trosjes  en  zeer  korte  een- 
'ArxvfL#         zaame  Bloemfteeltjes. 
Hoofd» 

*tuk.       Naar  de  voorgaande  gelykt  deezc  ,  die  de 
v-     Ste  netjes  mnar  een  Handbreed  hoog  ,  regt, 
donker  paarfchachtig  heefc ,  de  Bladen  Eyrond  9 

f(*e?dia~  geërfd,  vee]e  Kransjes,  uit eenbloemige Steel- 
tjes beftaande,  zonder  Bladen  Troswyze  aan  *t 
end  der  Takken  ,  met  bleekpanrfcbe  Bloemen. 
Van  deeze  wordt  de  Groeiplaats  gefield  te 
Montpelüer  en  in  Spanje.  De  Italiaanen  noe- 
men dit  Kruid  Mentuccio  minor e  of  Nepetella, 
zegt  B  A  R  i<  E  L  I  E  R. 

Futl'oa  ^  ^e^e  metverdtmde  Roedachtige  Takjes , 
Heeücrigê.  de  Bladen  van  onderen  Wollig ,  de  Steng 

Heefierig* 

Deeze,  die  in  Spanje  groeit ,  is  Heefterigmet 
gekranfte  Bloemtrosjes  en  Blaadjes,  als  die  van 
Mariolein  ,  welke  Wollig  en  grys  zyn.  Zy 
wordt ,  zo  wel  als  de  naastvoorgaande  ,  ook 
tot  de  Kalaminth  gerekend  te  behooren. 

Dra» 

(s)  Melis/a  Racemis  terminalibus  &c.  Calam.  incana  O- 
cymt  foliis*  C.  B.  Pin.  zi%.  Cal.  Pulcgiiodore  minor.  Bark. 
1c.  1166.  Calam.  Clinopodii  Auftuaci  foliis  ,  Odore  Pulegü, 
Pl-T/K.  Alm.  75é  T.  163»  f.  4? 

(6)  Melis/a  Ramis  attenuatis  virgatis  &c.  Melisf  Caule 
Fruticofo  Fol  verticiilatis*  R.  Lugdb.  3,21.  Cfilamintha  Hisp. 
Frut,  Mari  folio.  Toubnf.  Infi.  154,  Calam.  montana  in- 
cana minor.  Moris.  Hifi.  Xïi.  p.  ^13.  N,  é. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  4.C5 


Dracocephalum.    Draakskop.  IV* 

Afdeel; 

Wegens  den  uitgefpannen  Keel ,  met  de  h°^j0oFD. 
Ie  Bovenlip  ,  die  de  Bloem  als  den  Kop  van  een  «tuk. 
Draak  of  Slang  doet  vertoonen ,  heeft  dit  Geflagt  G*>»m* 
deezen  naam  bekomen  en  behouden. 

Veertien  meest  uicheemfche  Soorten  zyn  er 
in  vervat,  als  volgt. 

(1)  Draakskop  met  geaairde  Bloemen  en  Lan- DrJ; 
cetvormige  Zaagtandige  Bladen.  chaium 

Virginia- 

In  Noord  -  Amerika  groeit  dit  Kruid  ,  waar  viïgüufch- 
aan  Breyniüs  eerst  den  gezegden  naam  gaf  3 
zynde  hetzelve  bevoorens  Vingerhoed  met  Per- 
fikbladen  genoemd  geweest  en  Wederik  met 
paarfch  geaairde  Kalotjes -Bloemen.  De  Sten- 
gen zyn  vierkant  ,  een  Elle  hoog ;  de  Bladen 
twee  of  drie  Duimen  lang,  de  Bloemen  bleek 
paarfch.  De  Heer  de  la  Hire  nam  in  de- 
zelven  waar,  dat  zy  een  Tandje  hebben  by  het 
Vrugtbeginzel ,  't  welk  hy  ook  maar  in  de  Hy- 
fop  en  twee  andere  Kransjes- Kruiden  vondt. 
Bovendien  bleeven  zy  ,  horifontaal  bewoogen 

wor- 

(1)  Dracocephalum  Flor.  SpJcatis ,  Fol.  Lanceolatis  ferra- 
tis.  Syjï.  Nat.  XII.  Gen.  729.  p.  401.  Vtg.  XIII.  p.  4^4» 
H.  CUff.  3C8  R.  Lugdb.  311.  Oracocephaluna.  BREYN  Ic* 
33.  T.  27.  Mem,  de  1712,  p.  276.  T.  ii.  Dracoceph.  angus- 
tifolius.  MORis.  Hifi.  IH.  p.  4°7«  S.  iï.  T.  4.  f.  k.  Pfen- 
dcdigitalts  Perikce  foliis.  Bocc.  Sic.  12.  T.  <j.  f.  3-  Lylïma* 
chia  Galericulata  fpicaca,  purp.  Canadenlis.  BAKR.  Ie*  1152, 

Cc  3 

U,  Deel.  IX,  Stuk, 


406        TwEEMAGTIOE  KRUIDEN. 


IV»    wordende  >  in  dat  poftuur  ftaan  3  daar  menzem 
Afdeel.  KMnr#. 
xv.  bragt. 

Hoofp- 

stuk*       CO  Draakskop  met  geaairde  Bloemen  en  fa- 
H.  mengejlelde  Bladen. 

Dracoce- 

06?*!  0nder  de  Kransjes -Kruiden  {VerticillaKz} 
icananfch.  js  het  hebben  van  verfcheide  Bladen  aan  éênen 
Steel  zo  zeldzaam  a  als  hetzelve  gemeen  is  onder 
de  Kroontjes  -  Kruiden  (Umbellat®).  De  drie- 
bladigheid  5  welke  in  dit  Kruid  voorkomt  ,  is 
in  de  gemelden  byna  zonder  voorbeeld.  Het  was 
uit  Zaad ,  van  de  Kanarifche  Eilanden  afkom- 
ftig ,  hier  in  de  Hortus  geteeld ,  fchryft  Com- 
melyn,  die  't  zelve  met  Rivinüs  Cedro* 
nella  noemde ,  wegens  den  fterken  Terbentbyn-* 
Reuk,  v/elke  in  hetzelve  plaats  heeft*  Mori- 
$on  geeft  het  den  naam  van  Camphorofma ,  als 
den  geur  van  Kamfer  met  eene  Tinctuur  van 
Aloë  gemengd,  zeer  aangenaam  hebbende  (*), 
wanneer  het  behandeld  wordt.  Tournefort 

noem* 

(2)  Dracoceph&lum  Flor.  Spicatis,  Foliis  compofitfs.  Mat. 
Med.  29  3  •  H.  Ciïff.  3o8»  R.  Lu%db.  31  r.  GOUAN  Monsp. 
291.  Dracocephalo  affinis  &c.  VOLCK.  Nor.  T.  p.  145, 
Camphorosma.  Moris.  S.  in  T.  li.  f.  uit.  Moldavica Amer. 
trifolia  odore  gravi.  TOURNF.  Inft.  1S4.  Cedronella  Canar. 
viscofa.  Cojmm.  Hort.  II.  p.  81.  T.  +1. 

(*)  Beide  die  Reuken  zyn  echter  in  't  algemeen  juift  n:et 
bemind,  zo  min  als  die  van  Terlentbyn;  't  knn  zyn,  dat 
ze,by  elkander  gevoegd ,  aangenaam  worden:  doch,  zowel 
sis  dc  Smaak  ,  verfchiit  de  Reuk  in  byzendere  Menfchen. 
Dn  de  een  lieflyk  keurt  is  voor  den  anderen  fomtyds  af- 
fchuwlyk ,  ten  minfte  onaangenaam, 


DlDVNAMIA.  4CT 


noemde  het  Driebladige  Amerikaanfche  Molda*  IV. 
vica ,  zwaar  van  Reuk.  Het  heeft  vierkantige 
gladde  Lymerige  Stengen, tot  drie  of  vier  Voe  Hoofd- 
ten  hoogte  opfchieteode ,  de  Vinbladen,  meest  TüK* 
drie  en  fömtydsook  vyf  aaneen  Steel ,  zyn  LaiiyJ^^*" 
cetvormig,  diep  gefchaard,  ongelyk  van  groot- ' 
te.  De  Bloemen,  die  bleekrood  zyn  en  groot, 
maaken  een  dikke  Aair  aan  'c  end  der  Stengen 
uit. 

Gedagte  Hoogleeraar  merkte  aan,  dat  het  uit 
den  Reuk  en  Smaak  bleek  van  eene  Pisdry ven- 
de  hoedanigheid  te  zyn.  Linn^us  (telt  het 
m  de  Apotheeken  bekend,  onder  den  naam  vaa 
Melis/a  Canaria ,  hebbende  een  oplosfende  kragt, 
dienitig  in  Hoofdpyn  en  Zenuwkwaaien,  enz. 

X$)  Draakskop  metgeaairde  Bloemen  en  Hart-  nr. 
vormige  Finswys'  uitgehoekte  Bladen.  pfjiTm** 

PinKatum 

(4)  Draakskop  met  byna  geaairde  Bloemen  >vinfnCQdi^ 
de  Stengbladen  langwerpig  Eyrond  inge- Pe^rim 
J needen  en  Liniaal-  Lancet vormige  Door n-num\ 
achtig  getande  Blikjes.  heemfch. 

Deeze  beiden  zyn  in  Siberië  waargenomen  door 
Gmelin,  hebbende  de  eerfte  leggende  Hee- 

fïe- 

f3)  Dramephalum  Flor.  Spïcaris  &c.  Gmel.  Sifor.  III.  p. 
2J5-  T.  52.  FL  Ups.  165. 

(4)  Dracocepbalum  Flor.  fubfpicatis  &c.  &c.  Gmel.  Stb.  HI.« 
p  237.  Dracoceph.  Fol.  oppofltis  flec.  Am*  Acad.  IV4  p.  3IS* 

Cc  4 

H  Vmh*  IX.  STOK, 


408       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


Ruifebia- 
Noordfch. 


IV.    Herige  Stengetjes ,  met  Bladen  van  Reuk  als  de 
^Fxv!L'  Lavendel  en  een  zeer  Kruiderigen  Smaak.  De 
Hoofd-  Aair  beftaat  uit  kleine  blaauwe  Bloempjes,  ter 
stuk*     ]arigte  en  dikte  van  een  Duim  famengehoopu 
d££ot*a*m  De  andere  gelykt  naar  deRuifchiana  zeer  3  doch 
verfchilt  door  de  fchikking  der  Bloemen  ,  als 
ook  dat  de  Bladen  harder  en  breeder  zyn  >  zegt 
die  Autheur. 

v.  (5)  Draakskop  met  geaairde  Bloemen ,  de  Bla- 
fbahmAu*         den  en  Blikjes  ,  Liniaal ,  verdeeld  9  gedoomd. 

Jiriacum. 

Iy°s?en"      (6)  DraakskoP  met  geaairde  Bloemen ,  de  Bla- 

vi.  den  en  Blikjes  Lancetvormig  ,  onverdeeld, 
ongedoornd. 

De  groote  Boerhaave  had  t  een  Soort  van 
Planten ,  ter  eere  van  den  beroemden  Ruysch 
gedoopt  j  hebbende  fmalle  Bladen  ,  dunner  dan 
die  van  Rosmaryn  en  zeer  fraaije  groote  blaau- 
we  Bloemen  5  doorgaans  by  zesfen  in  Kransjes 
en  aan  den  top  Aairswyze  vergaard.  Deeze 
groeit  5  by  Weenen  ,  op  zeker  Geöergte,  met 

Sten- 

(5)  Dr&cocepbalum  Flor.  Spicatis  &c.  Hyifopus  Spicis  inter- 
ruptis.  H*  Clif.  364.  Hysf.  Auftriacus  magno  Flore.  Herm. 
Lugdb.  330»  Ruifchiana  hirfuta  Fol.  laciniatis.  Amm.  Ruth. 
50.  Chamaepltys  coerulea  Auftriaca.  C.  B,  Pm.  250.  Cha- 
m*p.  Auftriaca.  Clus.  Pann.  632. 

(6)  Drócocepbalum  Flor.  Spicatis  &c.  FL  Suec.  2.  N.  537* 
GOUAN  MoKsp..z9i,  H.  Ups.  16* .  Ruifchiana  glabra  Fol  in- 
tegris.  Amm.  Ruth*  50.  Ruifchiana  Flore  coeruleo  magno. 
Boerh.  Lugdb.  I.  p.  172.  R.  Lagdb.  323.  Prunella  Hysfopi 
folio  viridi  &c.  MORIS.  Hifi.  Uh  S«  1 1.  T.  5*  &  9. 


Didynamia;  409 


Stengetjes  van  een  Handbreed  tot  een  Voet  IV. 
hoog.  Een  andere,  door  Amman  tot  het  zelf- 
de  Geflagt  betrokken  ,  die  gladde  onverdeelde  Hoofd* 
Bladen  heeft  9  is  door  geheel  Siberië  gemeen.STÜK» 
De  Blaadjes  ,  naar  die  van  Hyfop  gelykende  l}S^m 
omringen  de  Steng  9  gelyk  in  de  Gefternde  of ' 
Sterbladige  Kruiden.  Men  vindeze  'er  met  wit- 
te en  met  Vleefchkleurige  Bloemen  ,  met  die 
van  dit  Geflagt  overeenkomstig.  Morison 
hadtze  Bruinelle  met  Hyfopbladen  genoemd  ; 
doch  verwart  dezelve  met  de  Ooftenrykfe.  In 
Sweeden  en  Deenemarken  heeft  menze  ook  ge- 
vonden, 

(7)  Draakskop  met  byna  geaairde  Bloemen  5  Vrr.  * 
tweedeelige  eenzijdige  Bloemfteeltjesenlang^^^sf 
werpig  Hartvormige  gefpitf te  kaale  Bladen,  birkum. 

Siberifch. 

(8)  Draakskop  met  geaairde  Bloemen ,  Eyron-  vin, 
de  infneedig  gekartelde  Bladen  en  Lancet-f™ndifi°* 
vormige  effenrandige  Blikjes.  Groot- 

bicemig. 

In  Siberië  ,  dat  als  het  Gewest  der  Soorten 
van  dit  Geflagt  fchynt  te  zyn,  komen  ookdee- 
ze  beiden  voor.  Gmelin  beeldt  de  eene  af, 

die 

(7)  Dracocephalum  Flor.  fubverticillatïs  dcc.  NeperaCorym- 
b!s  geraïnis  &c.  ÏL  Ups.  16 '1.  Cataria  montana  Fol.  Veroni « 
cx  Prntenlïs.  BuxB.  Cent.  111.  p.  27.  T.  50.  f.  1 .  Dracoceph. 
Verricilï*  Pedunculo  cointnun.  elevatis  fecundis.  Gmejl.  Sik. 
III.  p.  234*  T.  SU 

(8)  Dracocephalum  Flor.  vertïcill.  &c.  Gmel.  Stb.  III.  p# 

Cc  5 

II.  Deel»  IX.  Stuk,  : 


4IO        TWEEMACTIGE  KRUIDEN» 

IV.    die  gemeen  is  aan  de  boven  fte  dcelen  van  de 
Afdeel  Rjvjer  Jenifea*  Zy  worde  Berg -Kattekruid  met 
Hoofd   Bladen  van  Veld  -  Eerenprys  genoemd  door  Bux- 
stuk-     eaum  en  zeer  flegt  in  Plaat  vertoond.  Meer  ge* 
jBtotW'lyki  het  Loof  naar  dat  der  Brandenetelen  ,  zyn- 
de  zeer  fterk  van  Reuk.  De  hoogte  is  een  of 
twee  Voeten.  De  andere  munt  uit  door  de  groot- 
te der  bloemen  ,  die  ook  paarfch  of  Violet  zyn 
en  lang  gelteeld.  Zy  valt  maar  een  half  Voet 
hoog  ,  kruipende  onder  't  Mos  dat  op  Rotfen 
groeit  en  is  reukeloos. 

ix.  (9 )  Draakskop  met  Kransjes  -  Bloemen  5  Lan* 
pbaium  °  '         cetvormige  Blikjes  en  Haairige  Tandjes* 

vifch?lda"  De  beroemde  Tournefort  ftelt  een  Ge- 
flagt  van  Planten,  waar  aan  hy  den  naam  geeft 
van  Moldavica,  afgeleid  van  den  bynaam  van 
zeker  Kruid ,  dat  voorgefteld  was  onder  de  be- 
naaming  van  Moldavifche  Melisfe ,  dus  genoemd 
naar  de  afkomst  uit  Moldavië.  Dit  Gewest, 
nu,  onder  de  Heerfchappy  der  Turken  zynde, 
noemt  menze  ook  Turkfche  Melisfe.  Het  Kruid 
naamelyk,  zweemt  naar  de  Melisfe,  groeijen- 
de  twee  Ellen  hoog  en  heeft  de  Tandjes  der 
Bladen  ,  gelyk  Lob  el  dit  in  zyne  Figuur  , 

hoe 

fp)  Dracocepkalum  Flor.  varticïllatis  Sec.  Mat.  Mei.  292. 
H.  Up%  166  H.  Ciiff.  308.  R  Lugib.  \\z<  GoüAN  Mcnsp. 
292  Melisfa  petegnna  F0L0  oblongo.  C.  C.  Pin,  zig,  Me- 
)isfa  Mwld  v.ca.  CAM«  Eplt4  $j0*  Jtóelisfopfayllnm  Turcicum. 
lOB,  lC.  SIS* 


D  i  v  i  n  a  m  i  a;  4x1 


hoe  klein  ook,  zeer  wel  vertoont,  Draadach-  IV. 
tig  (*)9  zo  wel  als  die  der  Blikjes  by  de  Bloe-  AF£yEL* 
men,  die  ook  een  gezwollen  Keel  hebben,  ge*Hoon>« 
]yk  men  zulks  by  Toürnefort  kan  zien, STmu 
Het  heefteen  aangenaamen  Citroen- Reuk,  zn^Za* 
wordt  geteld  onder  de  Geneesmiddelen. 

( 10)  Draakskop  met  Kransjes  -  Bloemen ,  lang-  x. 
werpige  Blikjes,  gedoomde  Tandjes  en  by» ^Sp** 
w&  Wollige  Bladen.  cane>ce»s. 

Grysach* 
tig. 

C 1 1 )  Draakskop  7H££  Kransjes  -  Bloemen  en  rond-  xr# 
achtige  Zaagswys9  kanthaairige  Blikjes,  ^f^^ 

mig, 

Deeze  beiden  komen  in  de  Levant  voor ,  al* 
waar  Tournefort  die  heeft  gevonden  en 
dezelven  ook  tot  het  Geflagt  van  Moldavica 
betrokken.  De  Grysachtigc  heeft  Bladen  als 
van  de  Betonie,  de  andere  komt  voor  met  Wil- 
gt  bladen*  De  Bloemen  zyn  in  beiden  niet  groot 
en  in  de  laatlte  gefchoord  met  Schildvormige 
Blikjes.  (l  2) 

(*)  Die  «draadachtigheid  heeft  meer  plaats  in  de  kleine 
Blaadjes  dm  xn  de  groote,  welke  fSegts  getand  zyn,  gelyk 
in  de  Afbeelding  van  CamerArius. 

(ro)  Dracocepba'um  Fior.  verticiilatis  &c.  H.   Cliff.  30g» 
R.  Lugdb.  312.  Ups.  66.  Gouak  Monsp.  292.  MlLL  Di&. 
T.  1^9»  Mo!d.  Or.  Betomes  folio  &c.  Comm.  Rar.  T. 
SïderitiS  incana  Olcx  folio  Montis  Libanü  VQLCK.  Ko*&.  T* 
p.  353. 

(11)  Dracocepbalum  Vol.  veiticlll.  FforaUbus  orbi'culatis. 
Lugdb.  312.  Moldavica  Otientalis  Salicis  folio,  paivo  PloiC 
cqeruleo»  Toi'RNF.  Cor.  11. 

XI.  Deel»  IX,  Stuk. 


412        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV»      (12)  Draakskop  met  gekartelde  Bladen  ,  de 

Afdeel.         Wortelbladen  Hartvormig ;  de  Stengbladen 

Hoofd*  rondachtig  ongejleeld  9  en  langwerpige  ge- 

8tuk.  fnipperde  Blikjes. 

xu. 

faiumM-   ('3'  Draakskop  met  Kransjes  -  Bloemen  ,  de 
Blikjes  langwerpig  Eyrond  en  geheel  effen- 
^Rondbia*         randig  ;  rf*  Bloemen  taamelyk  groot  en 
xm.  knikkende. 

Knikkend.  Draakskop  met  Kransjes  -  Bloemen ,  de 

Tbymifo-  Blikjes  langwerpig  effenrandig  ;  de  Bloe» 
*ThymWa-         men  naauwh^  groter  dan  de  Kelk. 

Siberië  4  wederom  y  is  ook  het  Vaderland  van 
deeze  drie  Soorten  .  waar  van  de  eerfte  'er  op 
de  Gebergten  groeit,  hebbende  de  Bloembladen 
en  Blikjes  gekleurd :  de  tweede  en  derde  ver- 
fchillen  zeer  weinig,  dan  in  de  grootte  en  klein* 
te  der  Bloemen,  't  Gewas  fchiet  op  drooge  dor- 
re plaatfen  naauwlyks  drie  Duimen  ,  in  vrugt- 
baare  Gronden  een  Voet  en  hooger  op.  De 

Bloe- 

(iO  Dracocepbalurn  Fo!.  crenatis  ,  Radic.  Cord.  Caulinis 
orbiculatis  fesfilibus  &c.  Aïï.  Petrop,  1770.  p.  556.  T*  29. 
f.  !♦ 

(13  )  Dacocepb.alum  Flor*  verticill.  &c.  H.  Ups.  167.  N.  6. 
JMoldavica  Betonscae  folio.  Amm.  Rutb.  44.  Gmel.^  Sib.  III. 
p.  231.  I\  49. 

(14)  Dracocepbalurn  Flor.  verticill.  &c.  H.  Ups,  167*  Ce* 
dronella  Tartai.ci  perennis  Urtica:  folio.  R.  Lagd).  437.  Mol- 
davica  Orientalis  m>nima  Ocymi  facie.  Comm.  Rar.  T.  p. 
Mold.  Betonicx  folio.  AMM.  Rutb*  45,  GM£L.  III, 

P*2i3»  r.  50. 


cum 

enee- 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  4V3 

Bloemen  zyn  bleek  Violet  en  hebben  ruige  Kei-  IV. 
ken.  De  Reuk  is,  wanneer  men  't  Kruid  tus~AFxyEL* 
fchen  de  Vingers  wryft,  welriekende  en  fterker  Hoofd-.' 
dan  in  de  Tuin  -  Melisfe.  STÜK# 

Gymna* 
fpermia. 

Horminum.  Sclarey. 

Dit  Geflagt  heeft  een  Klokvormigen  Ke?k, 
met  vier  byna  gelyke  Punten ,  de  vyfde  grooter 
en  uitgerand:  de  Bovenlip  der  Bloem  holrond. 

Die  Geflagc  bevat  nier  de  gewoone  Kruiden  „  r: 

°  .  Horininum 

deezes  naams  ,  welke  de  Ridder  geoordeeld  heeft 
tot  dac  van  Salie  te  behooren*}  maar  een  an  cu^t 
der  (i),  dat  daar  van  de  eenigfte  Soort  uit-lche 
maakt.  Hetzelve  is  onder  den  naam  van  Py*l^v^ 
reneefche  Melisfe  voorgefteld,  afgebeeld  en  be-1*0* 
fchreeven  geweest.  J.Bauhinus  betrok  het 
reeds  tot  de  Scarley  %  noemende  hetzelve  Gal* 
litrichum  (een  gelykftaande  benaaming)  met  ron- 
de Bladen  en  groote  Violette  Bloemen.  Lin- 
njeus  heeft  het  door  de  gezegde  Kenmerken 
getragt  af  te  zonderen;  maar  de  Kruidkenners, 
die  deeze  Plant  nader  op  de  Groeiplaats  on- 
derzogt  hebben ,  gelyk  de  Heeren  H aller. 

en 

fi)  Horminam.  Syft:  Nat,  XII.  Gen.  730.  p.  401.  Veg. 
XIII.  p.  455.  Clif.  309.  R.  Lugdb*  320.  HALL.  A&. 
Helv.  VI.  p.  10 1.  Mdisft  Pyrenaica,  MAGN.  Hort.  T.  p. 
133*  Scop.  Am*  2.  p.  55.  Gattitiicham  Foüo  rotundo  &c. 
j.  B.  Hifi.  Ili.  p.  313.  MORIS.  Hift.  III.  p.  i9S.  KAJ. 
Hifi*  546» 


II,  deel  IX»  Stuk. 


4f4     ÏWËEMAötioE  Kruiden 


IV*    S  c  o  p  o  l  i ,  bevinden  den  Kelk  zodanig  niet  (*)é 
Ayxv.EL  Hy  heeft  de  Bovenlip  drietandig,  de  Onderlip 
Hoofd,  tweedeel  ig  ,  met  de  Slippen  Kruis  wys'  op  el- 
STUir*    kander,  en  bovendien  tien  Streepen*  beurt  om 
&fl™tzaa"  beurt  dikker ,  met  een  groote  roodachtig  blaau- 
we  Bloem  >  wier  Bovenlip  tweedeelig,  de  On- 
derlip driedeelig  is  en  de  Slippen  rond*  Het 
fchynt  derhalve  een  Soort  van  Melisfe  te  zyn , 
volgens  den  laatstgemelden. 

De  Steng  van  dit  Kruid  is  omtrent  een  Voet 
hoog  $  byna  ongebladerd  ,  maar  begroeid  mee 
eenige  Lancetvormige  Blikjes*  De  Kransjes  heb- 
ben weinige  ongedeelde  Bloemen  *  die  zeer 
groot  zyn  en  wyd  gaapende,  Violet  van  Kleur  , 
met  een  uitfteekende  StyL  De  Wortelbladen  zyn 
lang  gefteeld  9  rondachtig  of  byna  volkomen  ovaal 
en  aan  den  omtrek  Zaagswyze  getand.  Veelen 
der  Bloemen  hangen  knikkende  nederwaards* 
Het  is  een  fierlyk  Bloemplantje,  dat  natuurlyk 
groeit  op  de  Pyreneefche^  Svvitzerfche  en  Ty 
rolfche  Bergen. 

De  andere  Soort  van  dit  Geflagt,  förginifchê 
gebynaamd  >  welke  Wigvormig  langwerpige 
Bladen  heeft  en  een  tweebladige  Steng,  zynde 
de  Donker  roode  Melisfe  met  Senegroen  -  Bladen 
van  D  i llen  iüs  j  oordeelt  de  Ridder  thans 
eene  enkele  Verfcheidenheid  te  zyn  van  de  Lier- 
*  n-  D*  bladige  Salie,  reeds  befchreeven *. 


IV.  STUK 

bladz. ;7 


(*)  In  de  optelling  van  de  Kenmerken  der  Gcfhgten ,  aaia 
't  hoofd  der  Klasfe ,  vindt  men  CorolU  cjuatuor  Laeinia:  fuU- 
aequales:  't  moet  Calycis  zyn. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  4t5 


M  e  l  i  t  t  i  s«    Kruisbloem»  IV. 

De  Kelk  wyder  dan  het  Bloempypje  :  de  g00FD- 
Bovcnlip  der  Bloem  plat,  de  Onderlip  gekar-^uK. 
teld,  en  Kruiswyze,  Meelknopjes.  Dus  komen^^^" 
de  byzondere  Kenmerken  voor  ,  van  dit  Ge- 
flagt,  dat  ik  deswecen  Kruisbloem  tyiel. 

De  eenigfte  Soort  (i),  grodjende  in  de  Berg-  MeJ*t}s 
Valei  jen  van  Ooflenryk,  SwitzerLnd,  de  Zxï\*Müufo-\ 
èfelyke  deelen  van  Vrankryk  en  Engeland,  heeft  MdiSbH 
het  Loof  van  Melisfe  en  is  daarom  MelisfophyU&& 
hm  genoemd  geweest.   Lob  el  beeldtze  af  , 
onder  den  naam  van  Melisfe  van  Fuchsiüs, 
en  To urnefort  heeftze  getyteld  ,  Laage 
Breedbladige  Melisfe,  met  een   zeer  groote 
paarfchachcige  Bloem.  Ziet  hier,  wat  'er  de  Rid- 
der van  zegge. 

3,  üe  Kelk  is  Klokvormig  ,  opftaande,  bree- 

der  dan  de  Bloem  en  driedeelig;  de  bovenfte 
„  Punt  dikwils  ,  wederzyds ,  een  zeer  klein 
5,  Tandje  hebbende.  De  Bloem  is  wit,  met  het 
3,  Pypje  tweemaal  zo  lang  als  de  Kelk  en  den 

Mond  vierdeelig  uitgebreid  :  de  Bovenlip, 
if  naamelyk  9  rondachtig  ,  regt  en  effenrandig 
M  hebbende ;  de  Onderlip  driedeelig ,  met  de 
5,  middellte  Kwab  grootst,  vlak,  effenrandig, 

„  paarfch: 

{4  Meiitiïs.  SyJ}.  Nat.  XII.  Gen.  731.  p.  *9Ê*&g,ÉOU 
p.  455-  H.  Cliff*  309*  R.  Lugdï.  319.  GOUAN  M$nsp.  292. 
Lammm  monranum  Melisf*  fblio»  C.  £•  Pin.  231*  Melisfa 
ïuchiiL  Lob.  Ic. 

Ih  DEEL*  IX,  STUSS* 


4l6      TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

Iv*    „  paarfch  :  de  Meelknopjes  geel  en  korter  dan 

Afdeel»     *.  p*    ^  „ 
xv,    3,  de  Bloem. 

Hoofd- 
stuk. O  c  y  m  ü  m*  Balfemkruid. 

Blootzaa- 

di&*  Dit  Geflagt  beftaat  meest  uit  vreemde  Plan- 
ten, welken  een  welriekende  Geur  en  Aroma- 
tieke  hoedanigheid  hebben  ,  waarom  zy  ge- 
meenlyk  den  naam  draagen  van  Bafilicum  en  in 
't  Nederduitfch  Bafilik  of  Balfemkruid  genoemd 
worden.  Sommigen  willen  zelfs  dac  men  Ozi- 
mum  zou  moeten  fchry  ven  >  als  die  benaaming 
afleidende  van  den  Geur* 

De  Kenmerken ,  behalve  die  van  deeze  Klas- 
fe,  beftaan  daar  in,  dat  de  Kdk  een  ronde  Bo- 
venlip en  vierdeelige  Onderlip  heeft; de  Bloem, 
die  als  't  ware  agt erover  legt,  de  eene  Lip  vier- 
deelig,  de  andere  onverdeeld  ;  en  de  buitenfte 
Meeldraadjes  hebben  van  onderen  een  ukfteek- 
zel. 

Dertien  Soorten ,  meestal  Oost-  en  Wcstin- 
difche  Kruiden  D  zyn  'er  in  begreepen  en  thans 
in  deeze  Orde  geplaatst  door  den  Ridder* 

i.  (i)  Balfemkruid  met  Pluimswys*  gebondelde 
T?yrfïjï™         Bloemen  en  een  zeer  Takkige  Steng* 

rum  < 

bloend11"     ^eD  °^tx^>  Houtig  Stengetje,  van  ander- 
oemig.         y0Qt  h00g  ^  geheel  in  Takjes  verdeeld, 

*tiie 


(i)  Ocymum  Flor*  paniculato  -  fasdculatis  Cauïe  Ramofis- 
lïmo.  Syji.  Nat.  XII.  Mant.  84,  Veg*  XÜll  Gen.  732.  p. 


D     I    D    Y    N    A    M    I    A;  417 


die  aan  't  end  digte  Bloem -Aairen  hebben,  IV. 
en  dus  met  malkander  een  Pluim  maaken,  on-AF£*M~ 
derfcheidt  deeze  Soort  ,  uit  Oostindie  afkom-  Hoofd- 
ftig.  Dezelve  heeft  gefteelde,  ovaal- Lancet- STUK* 
vormige  Bladen  ,  wederzyds  groen  en  kad\9jp£*™*9- 
flaauwelyk  getand.  De  Takjes,  Blikjes,  Bloe- 
iden en  Stampers,  zyn  paarfchachtig 9  doch  de 
Onderlip ,  zo  wel  als  de  Meeldraadjes  wit.  De 
Reuk  is  als  van  Wynruit. 

(2)  Balfemkruid  met  ongetande  Meeldraadjes ,  n. 
die  beiirtlings  aan  den  Voet  gebaard  zyn.  j^XT 

rum. 

Kruidnagelig  Balfemkruid  der  Monnikken  was  Kruidnagel 
deeze  genoemd  9  om  dac  de  Monniken,  zo  zyhg% 
voorgaven,  eerst  het  Zaad  daar  van  te  Rome 
gebragt  hadden ;  doch  van  waar  is  onzeker.  Co- 
lumsa  verbeeldde  zig  ,  dat  hetzelve  zou  zya 
het  Acinos  van  Dioscorides  ,  een  Kruid 9 
dus  genaamd  ,  om  dat  'er  de  te  Iterke  Afgang 
door  gefluit  werde*  Onder  de  Thym  voert  ééne 
Soort ,  welke  daar  voor  van  veelen  gehouden 
wordt,  gelyk  ik  gemeld  heb,  dien  bynaam.Hec 
Acinos  geleek  veel  naar  het  Ocymum,  doch  was 
ruiger  van  Takken  en  Bladen  en  zeer  welrie* 
kende,  wordende  tot  Bloemruikers,  en  tot  Keu- 
ken-gebruik,  van  de  Egypjenaaren gezaaid,  zo 

Pli- 

(2)  Ocymum  Staminlbus  ec?entulis ,  nltemis  EaH  barbatis. 
Mant.  85.  Ocymum  Caryophyllamm  Monachorum.  J.  B» 
Bijl.  UI.  p.  260.  Acinos  Dioscoridis»  COLUMN,  Tkytob* 
T.  7. 

JDd 

II.  DSfLé  IX*  STUK» 


4l8      TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV*    zo  Plinius  verhaalt*  Columna  zegt  5  dat 
Afdeel.  ^  Warmoeziers  jaarlyks  dit  Kruid  in  't  Napel- 
Hoofd-  fche  öf  den  Kerkelyken  Staat  zaaiden  ;  noemen- 
stuk.     de  hetzelve,  wegens  de  ruigte  van  het  Loof, 
W™tzaa'  JJrticella ,  dat  is  ,  Brandeneteltje*  Het  hadt  een 
zeer  fterken  Reuk,  als  van  Kruidnagelen,  wel- 
ke op  het  aanraaken  de  Hand  bybleèf  en  tot 
groote  verfrisfching  ftrekte  ,  wanneer  men  die 
aan  de  Neus  bragt*  De  hoogte  van  de  Steng  is 
een  Voet  of  meer  (*),  geevende  Aairen  uit  met 
*        zy- Takjes,  gelyk  de  voorgaande  Soort,  maar 
niet  zodanig  gepluimd* 

olylum  ( 3)  Balfemkruid  met  een  Heeflerachtige  Steng , 
gratis/i-  Lancetvormig  Eyronde  Bladen  en  Spil* 

371 U171*  ,      rr%  /» 

Aiieraan-  -       ronde  Trosfen. 
genaamst. 

Deeze  Soort,  in  aangenaamheid  van  Reuk  uit- 
muntende, is  een  Heefterige  Ooftïndifche Plant, 
met  enkelde,  Houtige  Stengen  ,  van  by  de  drie 
Voeten  hoog ,  en  Lancetswys'  Eyronde  Bladen , 
die  Zaagswys*  getand,  van  onderen  ruuw  zyn. 
Eenige  ronde  gefteelde  end -Trosfen,  uit  zes- 
bloemige  Kransjes  famengefteld  ,  met  ligt  af- 

val- 

(*)  In  de  Hiftorie  der  Planten ,  die  op  den  naam  van  J. 
Bauhintts  gaat,  vindt  men ,  dat  de  Steng  van  anderhalf  El- 
te  of  hoogec  is.  In  de  Upfallche  Tuin  heeft  men  het,  met 
een  Steng  van  een  Voet  hoogte  ,  waargenomen, 

(3  Ocymum  Caule  Suffruticofo  ,  Fol.  Lanceolato- ovatii  9 
Racemis  teretibus.  Mant.  414.  Ocymum  Zeylan.  perenne 
odoratisfimum  latifoliuin.  BURM.  Zt^U  174,  T,  80.  f.  u 
Burm.  Fl,  Ind.  p*  IZ9. 


vallende  Blikjes,  maaken  de  Aair  uit.  DeBloe-  IV. 
men  zyn  wit  met  geele  Meelknopjes.   Aan  den  A™Kli 
Wortel  heeft  het  rondachtige  5  ook  gefteelde  Hoofd- 
Bladen. 

(4)  Balfemkruid  met  Eyronde  flompe  Bladen  3  0)^um 
de  Kransjes  der  Tros/en  digt  by  elkander ,  album, 
tegen  '£  bloeijen  vierhoekig  en  de  Bloempjes  m^tbloe" 
gekarteld. 

Deezc  op  Java  in  Oostindie  groeijcnde  is  een 
Zaay-  Gewas ,  dat  de  Steng  een  Voet  hoog ,  de 
Bladen  breed  en  dik  heeft >  met  Lancetvormige 
Blikjes  en  zeer  groote  witte  Bloemen. 

(5)  Balfemkruid  met  Eyronde  gladde  Bladen  v. 

en  kanthaairige  Kelken.  GemanT 

Dit  Kruid ,  in  de  Hoven  van  Europa  gemeen, 
lyk  bekend  ,  voert  in  't  Franfch  den  naam  van 
Bafilic%  in  't  Engelfch  Basfil ,  in  't  Hoogduitfch 
Bajilien ;  altemaal  benaamingen  van  den  La- 
tynfchen  of  Griekfchen  Bafiliciim,  dat  een  Ko* 

ning- 

(4)  Ocymum  Fol.  ovatis  obtufis  &cc.  Mant.  85. 

(5)  Ocymum  Fol.  ovatis  glabris,  Calycibus  ciliatis,  H<  Cllff. 
315.  Ups.  lós*  R.  Lu?db*  322.  GoüAN  Monsp.  293.  Ocy- 
mum Caryophyll.  majus.  C.  B.  Pm.  zi6.  Ocymum.  Cam. 
Epit.  308.  j3#  Ocym.  Caryophyll.  maximum.  C.  B.  Pin. 
225.  Oc.  latif.  maculatum  feu  crispum.  Bar».  U. 
ioj3  ,  1064.  J,  Oc*  viriele  buliatis  foüis.  C.  B.  Pin,  126» 
Tournf.  /«/?.  Bafilicura  Ind.  hortenfe,  Rumph.  Amb,  V.  p* 
263.  T.  $z.  f.  u  Lob.  503. 

Dd  2 

"  II.  Deel.  IX.  Stuk, 


4fcO       T  WEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV.    ninglyk  Kruid  betekent  ,  afkomftig*  In  Oostin* 

AFx^U  ^aar  het>  zo  we'  a's  *n  Perfie  •>  wild  groeit, 
Hoofd-  noemen  de  Maleijers  hetzelve  Sulasfi  ,  doch  de 
stuk  Europeaanen  Vleefchkruid ,  zegt  Rumphius, 
&?iu°tZaa  0?  Doodkruid.  De  eerfte  benaaming  heeft  daar 
van  zyne  afkomst  ,  dat  men  het  *er  veel  by 
Vleefch  kookt ;  de  andere  van  het  gebruik  ,  dat 
'er  de  Indiaanen  van  maaken,  met  hetzelve  op 
de  Graven  te  ftroojjen  of  daar  in  te  planten  , 
ten  einde  de  Zieltjes  der  Overleedenen  door  den 
Geur,  zo  zy  waanen,  te  verkwikken.  Men  heeft 
het  'er  bruin,  wit  en  zwart,  naar  de  Kleur  van 
't  Loof  dus  genaamd,  dat  men  aldaar  in  de  Tui- 
nen zaait.  Zo  zyn,  in  Europa,  ook  Verfchei- 
denheden  van  deeze  Soort ,  een  grooter  naa- 
raelyk,  een  met  gevlakte  of  gekrulde  Bladen, 
en  een  groen  Balfemkruid ,  dat  de  Bladen  hob- 
belig heeft,  bekend. 

De  Gemeene  Bafilik  groeit  omtrent  een  Voet 
hoog  ;  de  Groote  heeft  wel  Stengen  van  een 
Elle  en  daar  boven*  De  Reuk  is  naar  dien  van 
Kruidnagelen  of  ook  wel  van  Citroenfchillen  en 
zelfs  van  Anys  trekkende.  Men  maakt  'er  by 
ons  zo  veel  gebruik  niet  van  als  elders.  In  Ita- 
lië is  het  zeer  gemeen ,  dit  Kruid  in  Potten  te 
houden  in  de  V'enfteren  en  in  de  Vertrekken, 
als  ook  in  de  Bloemhoven,  om  den  aangenaa- 
men  Geur*  Niet  minder  werks  maakt  men  van 
deszelfs  aankweeking  in  Egypte  en  Arabie,alzo 
de  Oofterfche  Natiën  ongemeen  verzot  zyn  op 
deszelfs  Reuk.  Mea  noemt  het  'er  Zatarhendi 


Didynamia*  421 


of  Indifche  Thym  ;  als  ook  den  Indifchen  oir-  IV; 
fprong  erkennende  van  dit  Balfemkruid,  of  van  AFxvfL" 
die  Soort  met  Vleezige  ftyve  Bladen  ,  welke  Hoofd- 
Forskaohl,  onder  anderen,  aldaar  waarge- STUK* 
nomen  hadt,  wordende  'er  uit  de  Bergachtige  fpfrl?iZ' 
Landen  van  Afïe  te  koop  geveild.  De  Wortels 
daar  van  hadden  zo  Herken  Reuk ,  dat  de 
Ingezetenen  gewoon  waren  die,  met  Moskel- 
jaat,Zivet  en  andere  fterkruikende  dingen  aan- 
gewreevcn ,  by  zig  te  draagen  ,  om  altoos  aan- 
genaam te  ruiken.  Zeker  is  't9  dat  men  in  die 
heete  Landen  ,  alwaar  de  Uitwaafeming  des 
Lighaams  zeer  ftinkts  zulke  hulpmiddelen  meer, 
dan  in  ons  Wereldsdeel ,  noodig  heeft.  Hier 
van  't  gebruik  der  Reukwerken  by  de  Ouden, 

(6)  Balfemkruid  met  Eyronde  effenrandige  Bk-  vr. 

dm  Ocymum 
ut,'*«  minimum, 

Zeei  klein. 

*t  Gezegde  betreft  het  Tamme  Balfemkruid  > 
dat  in  die  Landen  zo  wel  gezaaid  wordt  als  in 
Europa ;  het  Wilde  behoort  tot  eene  volgende 
Soort ,  zo  wel  als  het  Kleine  ,  't  welk  deeze 
Soort  uitmaakt. 

Dit  is  een  zeer  klein  Plantje  ,  in  groeijing 
veel  naar  de  Quendel  gelykende  en  zeer  aange- 
naam van  Reuk*  De  hoogte  is  naauwlyks  een 

Hand- 

(6)  Ocymum  Fol.  ovatis  integerrimis.  H.  Ups.  169.  Gquan 
Monsp.  293.  Ocym.  Fol.  ovatis  incanis.  H.  Cliff.  315,  R. 
Lugdb.  32a.  Ocimum  minimum.  C.  B.  Pin.  216*  MoRH* 
Hift.  III.  p.  407»  S.  11.  T.  20.  f.  17. 

Dd  3 

II.  Deel.  ix,  stuk. 


422        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  Handbreed,  volgers  Morison  ;  zo  dat  liet* 
Afdeel.,  zejve  qq^  bovendien  uit  de  Geftake,  die  be- 
Hoofd-  kend  is ,  het  Citroen  -  Ozimum  van  Rumphius 
stuk,  en  jBaühinus,  *t  welk  ik  'er  toe  betrokken 
fyllotzaam  vind  3  dat  ruim  zo  groot  als  het  gemeene  wordt, 
niet  kan  zyn  (-}-)• 

o7mum  t  7  3  Balfemkruid  we£  langwerpige  Jlompe  , 
$an&um*  Zaagtandige  gegolfde  Bladen ,  eerc  ru/ge 

k  Heilig.  Sfóng  £rc  Hartvormige  Blikjes. 

Dit  Oostindifche ,  uit  Zaad  in  de  Upfalfche 
Akademie  -  Tuin  gewonnen  ,  hadt  een  regce  ge- 
armde rondachtige  Steng,  van anderhalven  Voet 
hoog ,  donker  paarfch  ,  met  witte  Haairtjes.  De 
cpftaande  end  -  Trosjes  waren  van  dergelyke 
Kleur*  Het  hadt  naauwlyks  eenigen  Reuk. 

vin.  (8)  Balfemkruid  met  byna  Lancetvormige  ge* 
f™rka'  fpitfte  9  omtrent  Zaagtandige  Bladen ,  rora- 


num, 


Amed-  de  Tros/en  en  eene  bykans  Kruidige  Steng* 

kaanfeh. 

Dit  Amerikaanfche  heeft  een  opgeregt  Stén- 
getje  van  een  Voet  hoog,  dat  rond  is  en  ruuw, 
mee  gepaarde  gedeelde  JBlaadjes  en  Haairige 
'Bladfteeltjes.  De  end-Trosfeh  beltaan  uit  ron- 
de 

(t)  Ociinum  cïtratum.  Rümph.  Amb.  V.  p.  266.  T. 
f.  1.  Burm.  Fl    Ind.  129- 

(7)  Ocymum  pol.  ©Mongiusculis  ,  obtu&s  ,  (êrratis  undu* 
latis  &c.  'Mant.  85. 

(8 )  Ocymum  Fol*  'fublanceolatis  ,  acuminatïs  fubferratis 
&c.  Am*  Ac&d.  IV.  p. 


DlDYNAMIA.  423 


de  zesblocmïge  Kransjes  met  witte  Bloemen,  'cis 

ook  een  Zaay- Gewas.  AfS 

(9)  Balfemkruid  met  Eyrond  -  langwerpige  hoofd. 
Zaagtandige  Bladen  ,  Hartvormige  omge*  stuk. 
boogene  holronde  Blikjes  en  Draadachtig  ix* 

j  -  .  Ocymum 

dunne  Aairen.  unlifio- 

rum+ 

Dat  de  hier  aangehaalde  Kruiden  allen  tot  K1.einbloc" 
één  Soort  behooren  zouden,  is  nietwaarfchyn-miÊ% 
lyk«  De  kleinte  ,  immers  ,  van  die  Ceylonfche 
Munte,  welke  de  Hoogleeraar  J.  Bürman. 
nus  afgebeeld  heeft ,  ftrydt  tegen  de  grootte 
van  het  Wilde  Balfemkruid  van  Rümphiüs, 
welks  onaaögenaame  Reuk,  wederom,  met  dien 
by  uitftek  lieffelyken  Geur,  aan  het  Heefcerige 
Ocymum  van  Madrasf  door  Plukenet  toe- 
gefchreeven  ,  niet  het  allerminfte  ftrookt. 

De  bteng  (zegt  de  Ridder)  5is  één  of  twee 
„  Voeten  hoog,  rondachtïg,  paarfchachtig,ge- 
,,  armd,  yl  befprengd  met  Haairtjcs,  en  kort 
%9  getakt,  met  lang  -  Eyronde  ,  ftomp  Zaagtan- 
„  dige,  zagte,  langgefteelde  Bladen.  Het  heeft 

3,  drie  lange,  fmaüe  ,  gefteclde  end -Aairen, 
„  met  gepaarde  ,  gladde  ,  Hartvormige,  holle 

Blikjes ,  digt  omgeboogen.  Drie  Bloemen 

3,  ko- 

(9)  Ocymum  Vol.  ovato  -  oMonpis  fftmls  &c.  Ocym.  M*- 
deraspatamun  Frutescens  dcc.  Pluk.  Alm.  268*  T.  208e  f. 

4.  Bafilicum  agrefte,  Rümph.  Amb*  V.  T«  92.  f,  2*  Mentha 
Zeylanica  Spicata  pufilla  &c.  Huum.  Zeyl.  158.  T.  70.  f.  2. 
Bubm.  FL  lnd4  129. 

Dd  4 

II»  Deel»  IX.  Stuk, 


4*4        TWEEMAGTICE  KRUIDEN. 


IV.    fj  komen  uit  ieder  Blikje  ,  byna  ongefteeM, 
Afdeel.  ^  met  g^dde  vyfdeelige  Kelken  ,  die  de  Bo- 
Hoofd-  „  venlip  vlak,  groot , Nier vormig  fpits hebben, 
STUK-     3,  het  Bloempje  klein  en  paarfchachug;  welks 
motzaa-  ^  Bovenlip  vierdeeüg  is,  de  Onderlip  enkeld. 

Het  heeft  vier  Meeldraadjes,  waar  van  twee 
onder  een  byhangzeltje  hebben.  De  Styl  is 
„  tweedeelig,  langer  dan  de  Bloempjes,  die  zo 
„  klein  zyn  ,  dat  menze  naauwlyks  met  het 
3,  bloote  Oog  kan  zien ,  beginnende  te  bloeijen 
„  aan  den  top  der  Aaïren." 

Het  regte  Wilde  Bafilicum  of  Ozimumagres- 
te  van  Rumphiüs  ,  in  de  Landtaal  Sulasfi 
XJtan  genaamd,  fchynt  my  dat  gene  te  zyn, 
waar  van  ik  een  Tak,  byna  anderhalf  Voetlang, 
uit  Oostindie  bekomen  heb.  Dezelve,  naame- 
lyk,  is  zeer  Heefterig  en  Houtig,  van  onderen 
rond,  de  Takjes  van  boven  hoekig;  de  Bladen 
aan  de  kanten  wat  gekerfd,  gelyk  in  zyne  Af- 
beelding ,  een  Vingerlid  lang ,  om  laag  mooglyk 
breeder ,  en  ongevaar  vier  of  zes  Bloempjes  in 
een  Kransje  hebbende ,  Wier  Kelken ,  het  Zaad 
aanrypende,  een  zonderlinge  figuur  bekomen. 


öcyviunt 
polyft*' 
cbyon. 


X. 


(ioj  Balfemkruid  met  vierdeelige  Bloempjes  en 
ongebladerde  Tros/en  aan  de  toppen  knik* 


kende. 


Veel-Aai- 


Lange  ongebladerde  opftaande  Oxel  -  Trosjes , 

over 


( io)  Ocymum  Corollis  quadrifidis  ,  Racemis  aphyllis  apice 
nutantibus.  Mant.  567.  MüBR.  Comm.  Gott*  wv.  T.  III.  p. 


over  ééne  zyde ,  met  vyfbloemige  Kransjes,  IV. 
vyfdeelige  Kelken  en  witachtige  Bloempjes ,  Afxdv*fx" 
onderfcheiden  deeze  Soort ,  een  Oostindifch  Hoofd* 
, Kruid,  dat  overblyft,  een  gearmde  TakkigeSTÜK* 
Steng  hebbende  van  twee  Voeten  hoogte, met /p?ri?aT 
gepaarde  Eyronde  ,  grof  getande  ,  geftreepte 
Bladen.  De  Bloempjes  zyn  vierdeelig  engely* 
ken  naar  die  der  Munte ,  doch  de  Meelcriad- 
jes  zyn  neergeboogen. 

(11)  Balfemkruid  met  Liniaal  -  Lancetvormi-  xr. 
ge  Zaagtandige  Bladen.  M?n?bX 

des, 

Deeze  ,  op  Ceylon  groeijende  3  is  een  zeer  Muntach- 
klein  Plantje,  naar  de  Mante  gelykende  in  ge- 
ftalte*  De  Bloemen  hebben  hier  een  vierdee- 
lige  Bovenlip  ,  en  een  enkelde  fmalle  Onder- 
lip, met  vier  neergeboogene  Meeldraadjes.  Hec 
groeit  omtrent  een  Voet  hoog* 

C  12 )  Balfemkruid  met  Zeisfenachtize  Bloe-  „  x«. 
mm5  die  Takhge  Steeltjes  hebben.  ides. 

Helm- 

Deeze  Soort  groeit ,  volgens  Rumphius kruidac^ 
op  alle  Maleicfe  Eilanden ,  wordende  aldaar  Ma* 
jani  geheten»  Daar  is  een  Witte  van  en  een 

Roo- 

(11}  OcymumYoX,  Ljneari  -  Lmceolatis  fèrratis.  FL  ZeyL 
219.  Mentha  Zeyhnica  anguftisfimo  fulio  dentato.  RAJ. 
SuppL  284.  BURM.  FL  InL  p.  129. 

(12)  Ocyrnum  Corolüs  falcatis,  Pedicellis  Ramofis.  ManU 
$4.  Majina  rubra.  Rumph.  Amh,  V.  p.  291.  T.  ioj. 

Dd  S 

U>  I>E*I-i  IX  STUK. 


4^5       TWEEMAGTIGE  KrüIDEW, 

IV.  Roode,  die  niet  alleen  inde  Kleur  der  Bloemen  > 

^r  xv!L  zodanig  9  verfchülen  ,  maar  ook  in  hec  Loof, 

Hoofd-  dat  de  eerfte  hoog  groen ,  de  andere  donker  en 

STÜK#  als  Bloedkleurig  heeft  of  donker  bruin  groen. 

M>otzaa-lk  heb  ,er  een  ïak  van^  dje  de  bepaaling  van 

deeze  Soort  volkomen  uitdrukt  3  en  de  Bladen 
zodanig  heeft  3  gelyk  ook  de  Aairen,  als  in  de 
Afbeelding  van  dien  Autheur  3  volgens  wienhec 
'er  niet  dan  in  de  Hoven  groeit. 

De  Kelk,  merkt  LinnjEüs  aan5  gelykt 
byzonder  naar  dien  van  't  Helmkruid ,  en  de 
Bloem  verfchilt  grootelyks  van  die  der  andere 
Soorten:  want  zy  hoeft  de  Bovenlip  zeer  klein 
en  opftaande,  de  Onderlip  zeer  groot  en  Zeis- 
fenvormig  >  waar  in  de  Meeldraadjes  en  Styl 
bewonden  zyn» 

De  Hoogleeraar  N.  LBürmannüs brengt 
hier  de  Vergulde  Majana  der  Ambonfe  Eilan- 
den t'huis  ,  welke  tot  fieraad  in  de  Hoven  te 
Batavia  gehouden  wordt ,  als  fchoon  bonte  Bla- 
den hebbende  >  in  't  midden  bruin  rood  met 
Goudgeele  Randen  ,  die  kleverig  zyn,  ruiken- 
de naar  Terbenthyn*  De  Vrugtmaaking  echter 
van  deeze ,  die  naauwlyks  Bloem  geeft  ,  was 
niet  zeer  bekend. 

xiti.      (13)  Balfemkruid  met  leggende  Takken  en  0* 

f?$™uum.         vaale  gejlreepte  Bladen. 
Leggend. 

Dee- 


(13;  Osymum  Cauiibus  pioftratis  »  Fol*  ellipticis  lineatls. 


DlDYNAMIA*  427 


Decze  Soort  y  ook  Oostindifch  ,  heeft  een  Wl 
opgeregte  Steng  van  een  Span  ,  die  zeer  wyd  Af££el; 
gemikte  leggende  Takken  uitgeeft,  en  Bladen  Hoofd- 
heeft,  als  gezegd  is,  een  Duim  lang.  Lang-STÜK' 
werpige  end-Trosfen,  van  Kransjes  gemaakt  yfp^lTaJ* 
beftaan  uit  zeer  kleine  blaauwe  Bloempjes. 

Dus  vinden  wy  ver  de  meefte  Soorten  van 
Balfemkruid  uit  Oostindie  afkomftig ;  térwyl  men 
op  't  Zuid -end  van  Afrika  noch  geene  Soort, 
in  'c  wilde  groeijende,  heeft  gevonden,*  maar 
in  Arabie  heeft  de  Heer  Forskaohl  'erver- 
fcheidene  waargenomen  ,  onder  welken  de 
tarhendi  reeds  gemeld ,  welke  eenig  verfchil  hadt 
in  de  Meeldraadjes  ,  die  met  hunne  kromte  aan 
de  Bloem  vast  gegroeid  waren  9  enz* 

T  11  1  c  11  o  s  t  e  m  a.  Vezelbloem. 

Wegens  de  overmaatige  langte  en  dunte  der 
Meeldraadjes  heeft  dit  Geflagt  den  naam,  waar 
by  komt,  dat  de  Bovenlip  der  Bloem  Zeisfen- 
achtig  is.  Van  hetzelve  zyn  maar  de  twee  of 
drie  volgende  Amerikaanfche  Soorten. 

(  1 )  Vezelbloem  met  zeer  lange  uitstekende  }* 
Meeldraadjes.  ZTÊjIm* 

ma. 

Van  deeze  ,  die  in  Virginie  en  Penfylvanie«,GcsafifeId* 

of 

( 1)  Trkhojlema  Staminibus  Jongrsfimis  exfertis.  Syfi.  Nat, 
XII.  Gen.  733.  P-  403.  Veg.  XIII.  p.  456.  H.  Cliff.  493.  R. 
Lugdb.  3ïo.  Gron.  Virg.  90.  Scutellaria  ccerulea  Ma- 
joranae  folio  Americana.  Raj.  Suppl.  311.  Casfida  Maiiana 
Majorsnae  folio*  Petiv.  Sicc.  a>3, 

ll«  Deel.  IX,  stuk, 


4*8     Twëemagtige  Kruiden. 


r  W2  ook  in  Maryland  groeit,  wordt  gemeld,  dat  zy 
A*xvfL'  Bladen  als  de  Mariolein  heeft,  die  langwerpig 
Hoofd-  en  zagt  zyn ;  de  Bloemen  Violet ,  uit  de  Oxels 
stuk.    ^er  £]acien  voortkomende  ,  op  lange  Steekjes 

zittende  ,  en  van  een  aangenaamen  Harftigen 

Reuk. 

'li.  (2)  Vezelbloem  met  korte  ingejlootene  MeeU 
ZrBr°J!tm  draadjes. 

q  bi  at  urn. 

Gearmd*  jn  Noord  -  Amerika  is  de  Groeiplaats  vandee- 
ze  Plant  ,  die  ,  fchoon  'er  het  hoofd  -  kenmerk 
aan  ontbreekt ,  nogthans  door  den  Ridder  hier 
is  t'huis  gebragt*  Dillenius  beeldtze  af, 
onder  den  naam  van  Virginifch  Teucrium  met 
Orégo  -  Bladen  en  zegt  dat  zy  het  Blaauwe 
Helmkruid  is  met  Mariolein  -  Bladen ,  van  Ba- 
nister.  Zy  groeide  by  hem  omtrent  een  Voet 
hoog  en  hadt  Violette  Bloemen ,  eenigszics  naar 
die  van  het  Gamander  gelykende. 

in.       (3)  Vezelbloem  met  Borflelige  Bladen.., 

Setaceum. 

Boifteüg.  jk  voeg  >er  deeze  Soort  by ,  op  't  gezag  van 
wylen  den  Heer  Gronovius,  die  mee  dee- 
ze bepaaling  een  Virginifche  Waterplant  aan- 
duidt, welke  de  Heer  Clayton  befchryft 
als  laag  zynde ,  met  Vezelige  Wortelen ,  een  on^ 

ge- 

fi)  Trichoftema  Stam.  brevibus  inclufis.  Teucrium  Virg. 
Oiigani  folio.  Dill.  Ehb.  380.  T.  28 5. f-  3^9-  Scureliaria  co> 
mleaMajoranae  folio  Banifteri.  PLUK.  Alm.  T.  441-  f*  8. 

(3)  Trichoftema  Foiiis,  Setaceis.  Gron.  Virg.  550. 


DlDYNAMIA.  429 


gebladerde  Steng,  fmalle  Grasachtige  Bladen  ,  IV. 
en  geele  tweebladige  geilootene  Bloemen  ,  naar  a*dkü 
die  van  'c  Duive- Kervel  gely  kende,  doch  zon-HooFD- 
der  Spoor ;  één  op  ieder  Stengetje,  Of  het  de5TUK* 
lacgte  der  Meeldraadjes  dan  iets  anders  zy ,  *t/p®£&" 
welk  die  zonderlinge  Plant  hier  heeft  doen 
p^atzcn  y  is  my  niet  bekend» 

Scutellaria.  Helmkruid. 

In  dit  Geflagt  heeft  de  Kelk  een  onverdeeld 
den  Mond,  die  na  het  bioeijen  met  een  Dek- 
zeltje  is  geflooten.  Wegens  de  figuur,  welke 
hier  door  het  Zaadhuisje  maakt  >  hadden  fom- 
migen  het  Kruid  Casjïda  genoemd ;  welken 
naam  ,  by  Toürnefort  gebruikt,  de  Rid* 
der  alleenlyk  om  de  gelykluidendheid  met  ver- 
fcheide  anderen,  gclyk  Casfia,  Cafia,  Casfyta, 
heeft  verworpen  >  en  in  plaats  gefteld  dien  van 
Scatellaria ,  daar  aan  gemeenlyk  in  Kalabrie  ge- 
geven wordende ,  om  dat  het  Dekzeltje  der 
Zaadhuisjes  de  gedaante  van  een  Kommetje  heeft, 
ik  heb  het  liever  den  naam  van  Helmkruid,  in 
'c  Nederduitfch ,  laaten  behouden. 

In  hetzelve  zyn  vervat  de  vyfcien  volgende 
Soorten. 

.   f  1 )  Helmkruid  met  ingefnesden  Bladen,  die  %m 

yanOrienta!is. 
Levantlch, 

(1)  Stutellaria  Fol.  incifis  fubtus  tomentofïs  5cc.  Syft.  Nat* 
XII,  Gen.  734«  P*  4°3*  XIII,  p.  436,  H.  Ups.  17?. 

GOUAN 

IL  Deel,  IX,  Stuk* 


430      TwEEMAeTiGE  Kruiden. 


IV.  van  onderen  Wollig  zyn ,  en  rondachtig 

Afdeel.         vierhoekige  Aairen. 
Hoofd- 

stuk»  Van  deeze  ,  die  door  Tou  rnefort,  in 
Biooizaa-  Armenië  ,  by  de  Stad  Teflis  gevonden  5  en  voorts 

a&u  uit  Zaad  in  de  Openbaare  Kruidtuinen  van  Eu- 
ropa is  voortgeteeld ,  vindt  men  ook  de  Afbeel- 
ding by  Commelyn,  't  Is  een  voortkruipend 
Plantje  met  gryze  Bladen,  die  diep  ingefneeden 
zyn,  als  het  Loof  van  de  gemeene  Gamander- 
3yn.  De  Bloemen  zyn  geel  >  ruim  een  Duim  lang 
en  hebben  een  gehelmde  Bovenlip  ,  met  twee 
Vleugeltjes ,  de  Onderlip  Hartvormig :  de  Zaad- 
huisjes van  de  gezegde  figuur,  vier  Zaadjes  be- 
fluïtende  3  gelyk  in  de  andere  Kransjes  -  Krui- 
den. Het  blyfc  over. 

n.  (2)  Helmkruid  met  byna  Hartvormige  Zaag- 
cTtfuTJ-         tandige,  rimpelige,  donkere  Bladen  en  een* 

bid*.  zydige  Aairen  3  met  Eyronde  Blikjes* 

wicbloe- 

m%m  Terwyl  de  Bloemen  der  voorgaande  thans 

door  den  Ridder  ,  dat  zonderling  is ,  gezegd 

wor* 

Goüan  Mer.sp.  294.  Scut.  Foliis  pinnatifïdis.  H.  Cliff.  zit ^ 
R.  Lugdb.  310.  Casfida  Oriënt.  Fol.  Chamaedryos  FI.  lutco* 
ToüRNF*  Cor.  tx.  hin.  3»  T.  p.  306.  COMM.  Har.  T.  p. 
3o<  Mart,  Cent,  T.  is.  fim  Scutellaria  Orientalis  incanaFol. 
laciniatis,  Fl.  luteo*  Tournf.  Cor*  it. 

(2)  Scutellaria  Fol.  fubcordatis,  ferratis  mgofis  &c.  Mant* 
248.  Scutellaria  Teucrii  facie  Flore  albo.  J.  B.  Hifi.  III.  p* 
291-  Casfida  Floic  ex  aibu  paliescente*  Col.  Ecphr*  h  p* 
39$.  Var» 


DlDYNAMIA*  431 


worden  paarfch  te  zyn,  met  een  witte  Lip,  IV; 
ooderfcheidt  dezelve  zig  nog  minder  van  dee-  A™EU 
ze  ,  ook  een  Levantfch  Kruid  ,  dat  de  Bloe-  Hoofdé 
men  wit  en  grooter  heeft,   't  Verfchilt  weinig STUK# 
van  het  Italiaanfche  Helmkruid ,  ftraks  volgende. 

(3)  Helmkruid  met  Hartvormige  infneedig ^Jii. 
Zaagtandige  gekartelde  Bladen  ,  en  ge-  MfmJ! 
fchubde  rondachtig  -  vierhoekige  Aairen.  A1Plfch# 

(4)  Helmkruid  met  Hartvormige  5  infneedig  iv. 
Zaagtandige  ^fpitfe  gladde  Bladen ,  en  ge- 
fchubde  rondachtig  vierhoekige  Aairen. 

Deeze  beiden  verfchillen  weinig ,  hoewel  de 
eene  op  de  Switzerfche  Alpen  ,  dc  andere  ia 
Siberië  en  Tartarie  groeit*  De  Bloemen  der  eer- 
lte  zyn  Violet ,  die  der  laatfte  uit  den  geelen 
witachtig»  Beiden  zyn  het  zeer  kleine  kruipende 
Plantjes,  met  kleine  Blaadjes  engroote  Bloemen. 

(f)  Helmkruid  met  e ff  ene  Bladen  die  ruuw  v. 
gekield  zyn  en  zy delingse  gebladerde  Bloem*  ^teri^ 

trosfen.  Zydbloe* 

In 

(3)  Scutellaria  Fol.  Gord.  incifo  -  ferratïs  ,  crenatïs  &c. 
Scut.  FoL  ovatis  Sp.  imbricatis.  H.  Cliffl  Ups»  R.  Lugdb. 
31 1.  Teucrium  Alpinum  inodoirum  magno  flore.  C.  B.  Pin* 
347.  Prodr.  Hö. 

(4)  Scutellaria  Fol.  Cord.  &c.  H.   Ups.  17?.  Casfida  Al- 
pïna  fupina  magno  fiore  albido.  ToüRNS.  lnjl*  is 2. 

($)  Scutellaria  Fol.  laevibus  Carini  fcabris  &c.  —  Pe- 
dunc.  muitifloris.  R«  JU,  •    Ratcemis  foliofis. 


Ht  DEEL»  IX*  STOSt 


4$1        TwEEMAGTICE  KrüIDEN* 


IV#       In  de  Moerasfen  van  Kanada  en  Virginie 
Afdeel,  groeit  deeze  ,  welke  kleine  Lancetvormige  Blaad* 
Hwfd«  Jcs  h^cft;  en  bovendien  heeft  ieder  Steeltje  een 
stuk.     Borfteltje  wederzyds,  gelyk  in  de  Zesde  en  Elf  * 
de  Sooru 

vr.  (6)  Helmkruid  met  Hartvormig  Lancetswyze 
Gaie'tku"  gekartelde  Bladen  en  Bloemen  in  de  O- 
*****  xelen. 

Blaauw* 

bloemig.  ^  Helmkruid  met  effenrandige  Bladen  >  de 
HaJJfiiia.  onderjien  Piek-  ,  de  bovenjlen  Pyhormig. 

vin/*  (8)  Helmkruid  met  Hartvormig  Eyronde  , 
Minor.  fryna  efenrandige  Bladen  en  Qxelbloemen* 

Kleiner.  '  J  M 

Deeze  twee  laatften  ,  waar  van  de  eene  aan 
Zee -Oevers  van  S  weeden,  de  andere  in  Moe- 
rasfen van  Engeland  gevonden  is,  hebben  veel 
gelykenis  naar  de  eerfte  van  de  drie,  welke  door 
geheel  Kuropa  voorkomt ,  ja  zelfs  in  vogtige 
Bosfchen  van  Rusland  gemeen  is*  Byna  altoos 
heeft  dezelve  blaauwe  Bloemen  ,  doch  aan  de 

Ne- 

Gron.  Vitp  5>t*  Scut.  Paluftris  repens  Virginiana  major, 
Flore  minore.  MORIS.  Hifi*  III.  p.  4l6. 

(6)  Scutellaria  Fol.  Cordato  -  Lanceolatis  crenatis  &e. 
Gort.  Belg.  173.  FL  Suec.  499.  Lapp»  139.  Hall.  Heh. 
636.  Got/AN  Monsp,  294.  R.  Lugdb.  310.  Lyumachia  coe- 
nilea  Gaiericulata  f.  Gratioia  cccrulea.  C.  B.  Pin.  24^ 
Lys.  Gaiericulata.  Lob.  Ie  344.  Judaica;  herbas  altera  lpe- 
dcs.  DOD.  Pempu  93. 
(7)  Scutellaria  Fol.  integerrimis  &c.  It.  G01U  212.  F/. 
500,  539.  Scutellaria  Folio  non  Setrato.  Riv.  Mon.jjm 

(%)  Scutellaria  FoL  Cordato -ovatis  fubinregeirimis  &c. 
Huds.  *dKgl.  232.  Casfida  Pal.  minima  Flore  purpiuasceatCv 
T.  Raj.  Angl*  IU.  p,  244» 


Neva ,  omtrent  dertig  Mylen  boven  Petersburg ,  IV. 
vindt  menze  met  witte  Bloemen  ,  zo  de  Heer  Af£ *J ^ 
de  Gorter  aantekent.  Hier  te  lande  iszy^  Hoofd- 
in  andere  Provinciën  ,  niet  onbekend.  In  Swit-*TÜK# 
zerland  is  zy  niet  zeldzaam  5  aan  de  Waterkan- /^ma!" 
ten  3  en  valt  'er  ook  met  witte  Bloemen.  Ge- 
meenlyk  wordt  zy  Gehelmde  Wederik  of  Blaau- 
we  Godsgenade  geheten.  De  naam  van  Glidkruid 
kan  haar  ,  zo  wel  als  het  andere  Joodenkruid 
van  Dodonóus,  dat  het  Ruige  Yzerkruid  is 
van  onzen  Ridder  (*) ,  toebehooren. 

„  Dit  Kruid  heeft  Stengen,  die  zeer  Takkig 
3J  zyn  en  broofch ,  een  Elle  hoog;  vierkantig  met: 
„  uitftcekende  hoeken.  De  Bladen  ,  aan  het: 
,5  Steeltje  uitgehold  t  vcrfmallen  allengs  naar 
aJ  de  Punt  en  zyn  rondachtig  getand*  De  Bloe- 
„  men,  altoos  twee  by  elkander., gedeeld  >  heb- 
3,  ben  de  Bovenlip  bleek  blaauw ,  de  Onderlip 
5,  witachtig,  in  't  midden  gevlakt,  en  de  Meel- 
ij draadjes  zyn  onder  de  Knopjes  gebaard*  Het 
?l  is  een  bitter  Kruid  5  naar  Knoflook  ftinkende, 
3f  en  komt  in  kragten  het  Waterlook  naby'% 
zegt  de  Heer  H aller. 

(9)  Helmkruid  met  ongesteelde  Bladen ,  de  on-  ïx. 

int  e grif 0- 

(*)  Ziebladz.  315,  hier  voor.  ^Geheel- 
(9)  Scuteliaria  Fol.  fesfilibus  ovaris  &c.  Scut.  Fol.  inte- bladig. 

gerrimis.  Gron.  Virg.   91.  Scuteliaria  cocrtilea  Virginiana. 

Pluk.  Alm.  33.8.  T,  313-  f»  4.  Scut,  Teucm  foüo  Mari* 

landica.  Raj.  SuppU  310. 

Ee 

II.  DEEL,  IX.  STVK, 


434      TWEEMAGTIGE  KRUTDEN. 

IV."  derften  flaaaw  Zaagtandig  y  de  bovenjlen 

Afdeel.  effenrandig. 

stuk.        0  °)  Helmkruid  met  Lancetvormige  Bladen. 

Scufeiiaria  In  Virginïe  en  Kanada  is  de  Groeiplaats  van 
Hys/opifo-  decze  beide  Soorten. 

lia. 

Hysfopbia-    ^  ^  Helmkruid       £37720  Hartvormige  Zaag» 
xr.  tandige  Bladen  en  lange  eenzydige  /lairen. 

Teregrina, 

itahaanfeh.  jq  Je  Bosfchen  by  Florence  en  Livorno  groeit 
deeze  ,  aan  welke  Columna  den  naam  van 
Casfida  gegeven  hadt.  In  't  Franfch  noemt  men- 
ze  la  Toque*  Zy  heeft  de  Steng  wel  een  Elle 
hoog,  met  gepaarde  Bladen,  en  Bloemen  die 
gehelmd  zyn  op  de  wyze  der  Doove  Nete- 
len ,  doorgaans  paarfch ,  zelden  wit.  Dee- 
ze, die  in  Italië,  als  gezegd  is5  Scutellaria  of 
Scudellara  genoemd  werdt,  heeft  Columna 
Casfida  geheten  naar  eens Krygpmans  Helm,  om 
dat  de  Vrugten  rond  en  platachtig  zyn  ,  be- 
fprengd  mee  een  dikke  Lymerige  ruigte  ,  die 
ruikt  en  de  Handen  befmet ,  terwyl  zy  groen 
zyn ,  loopende  van  vooren  fpits ,  daar  zy  gaa* 
pen  en  waar  tevens  een  Rand  is  of  Zoom,  die 
opgeligt  wordt ,  gelyk  in  de  Stormhoeden  der 
Ouden. 

(10)  Scutellaria  Fol,  Lanceolatïs.  Mant,  414. 

(11)  Scutellaria  Fol.  fubcordatis  ferratis  &c.  H,  Cltff,  317. 
Ups,  172.  IU  Lugdb%  3 1  r.  Gouan  Monsp.  294.  R.  Lamiuna 
peicgiinum  f.  Scutellaria.  C.  B.  Pm,         Casfida.  Cc*.* 

Ecphr,  h  T,  p.  187» 


(12)  Helmkruid  met  bynd  Eyrmde  gekartelde  IVi 

gefteelde  Bladen  9  en  byna  naakte  Bloem-  A™VEJEÊ-* 

tros/en.  Hoofde 

stuk* 

De  hittere  Serraiula  van  Rümphiüs,  op Sc*^'arl^ 
Amboina  groeijende,  maakt  deeze  Oostindifche 
Soort  *  een  kruipend  Plantje  ,  öaar  de  Aardveil  difch.tm~ 
gelykende  ,  met  roodachtige  Bladen  *  en  een  end- 
Trosje  hebbende,  met  zeer  körte  Liniaale Blik- 
jes ,  zeer  korte  Kelken  zonder  Mondpypje  en 
lange  fmalle  Bloempjes.  Dit  zegt  Linn^eus 
die  de  Groeiplaats  in  China  fielt  ^  doch  Osbeck 
hadt  aldaar  niet  meer  dan  twee  Plantjes  daar 
van  öp  een  Aardwal  gevonden*  Het  werdt  in 
Indie  Aardgal  genoemd  wegens  de  bitterheid  , 
en  tegen  de  Koorts  gebruikt. 

(13)  Helmkruid  met  Hartvormig  Ëyrondege-  gSmmi 
kartelde  Bladen  en  eenzaame  Oxelbloemen ,  A 
wier  beide  Lippen  driedeelig  zyn.  difch. 

Dit ,  't  welk  de  Heer  JacquiNop  Rotfen 
der  Zeekust  van  de  Havèna  ,  in  de  Spaanfche 
Weftiodiën,  waarnam,  was  een  klein  half  leg- 
gend Kruidje  ,  met  eenzaame  eeübloemige  O* 

xel~ 

(li)  Scuteiïaria  Fol.  fubovatïs  cretmis  petiolatis  &c.  Osb. 
lün.  244.  Serratula  amara.  Rumph.  Arnb*  V.  p,  459*T.  170* 
f.  1 3  2.  Scatdlaria  Sirrica  Betonicx  folio  ,  Flor.  albis,  FlüK. 
Amaltb.  190.  T.  441*  F.  r* 

(13)  Scutellaria  Fol.  Cordato  -  ovatis  crenatis  &C  jA®q>* 
Oh»  II.  p.  29.  AmèR.  Hift*  172. 

1U  DCSLt  U,  $TU£, 


43Ó       ÏWEEMAGTIGE  KRUlDENi 


IV.  xel- Steeltjes,  en  Bloemen  van  byna  een  Daim 
Afdeel.  jaT1g  ^  blaauw ,  de  beide  Lippen  in  drieën ,  en 
Hoofd-  de  Kelk  in  twee  Lippen  gedeeld  hebbende.  De 
stuk.  Bovenlip  der  Bloem ,  nogthans  ,  was  Helmach» 
ik?.0**"*' %  *  maar  het  Zaadbuisje  fchynt  zyn  Ed.  niet 
te  hebben  waargenomen. 

xiv.  (14)  Helmkruid  met  Hartvormig  langwerpige 
3XhfimT.  ge/pit Jie  Zaagt andige  Bladen;  de  Aairen 
hoogCr  ^na  onSeMaderd. 

CrfJdm  Helmkruid  dat  ruig  is  9  met  Jlomp  Hart* 

Kunchafch.  vormige  Jlomp  Zaagtandige  Bladen  9  ge- 

fchubde  Aairen  en  Borjtelige  Blikjes. 

*  Deeze  beiden  heeft  de  beroemde  Toürne- 
fort,  op  zyn  Levantfchen  Reïstogt  ,  waar 
genomen.  De  eene  moet  zeer  hoog  zyn,  de 
andere  is  Heefterig  van  Gewas ,  naar  het  Kat- 
*  tekruid  gelykende  en  geheel  ruig.  De  Kelken 
zyn  als  die  van  dit  Geflagt,  de  Bloempjes  by- 
na als  die  van  Teucrium  ,  zynde  zeer  klein  en 
van  buiten  ruig  ,  het  Bovenlipje  zig  als  uitge- 
rand  vertoonende  ,  zegt  de  Heer  Linnjeus 
en  vraagt  of  het  dan  een  waare  Soort  zy  van  't 
Helmkruid  of  van  het  Teucrium  ? 
Vdpónieuni.    De  Heer  N#  L.Burmannus  heeft  £ewag 

japanfch.  &  0 

ge- 

(14)  Scutellaria  Fol.  Cordato  -  oblongïs,  &c.  Casfïda  Orietf» 
talis  altisdma  Urticac  folio.  Tournf.  Cor.  tf. 

Scutellaria  villofa  ,  Fol.  Cordatis  obtufis  Sec.  K*  Lu%db. 
311.  Gouan  Monsp.  z?*.  Casfida  Giet.  Fruticofa  folio  Ca* 
taxi*  Flor.  albo.  TOURNF*  Or.  11, 


DlDYNAMIA.  437 


gemaakt  van  een  zogenaamd  Japanfch  Kruid ,  IV. 
van  Java  ontvangen,  's  welk  door  zyn  Ed. ,  by  AF£yEL* 
nader  onderzoek ,  geoordeeld  werdt  tothetTeu-  Hoofd. 
crium  te  behooren         Het  door  hem  aange*STUK* 
haaide  van  Pluk  ene  t,  onderden  naam  van/^^.0* 
eene  naar  de  Wilde  Salie  gelijkende  CUneefche 
Plant,  kan,  volgens  de  befchry  ving ,  naauwlyks 
iets  anders  zyn:  want  daar  van  wordt  gezegd, 
dat  de  Meeldraadjes  de  plaats  van  een  Bovenlip 
in  de  Bloem  beflaan  ,  zynde  de  Onderlip  in 
vyf  deelen  gefcheiden,  het  middelfte  grootst  en 
als  een  Lepel  uitgehold,  en  dat  'er,  in  de  vyf- 
deelige  Kelk,  vier  rondachtige  langwerpige 
Zaadjes  aanrypen :  zynde  de  Steng  vierkant.  Het 
Javaanfche  hadt ,  by  zyn  Ed.  ,  een  leggende 
Steng  en  gladde  Bladen.  Hy  voegt  'er  by ,  „dat 
„  de  twee  bovenfte  Knietjes  uit  de  Oxelen  met 
„  Kransjes  digt  aan  elkander  geaaird  waren.": 
't  welk  ik  niet  verllaa.  De  Bloempjes  waren 
blaauw  en  uitermaate  klein :  by  Plükenet 
uit  den  witten  paarfchachtig  en  het  Kruid  was 
met  een  digte  Bloem -Aair  voorzien, 

Prunella.  Bruinelle* 

In  dit  Geflagt,  dat  de  Bloem  ook  Gehelmd  , 

en 

(*)  Scutellaria  3  (Japonica)  Fol.  ovatis  fèrratis  aemrinatis 
petiolatis  Racemis  nudiusculis  vertïcillato  -  fpicatis.  BüRM. 
FU  InL  130.  Scorodoniae  afnnis  Sinica  &c.  Pluk.  Amalth. 
183.  T.  44*«  f«  2*  Heiba  Japqnica  Flor.  Veitidllatis. KLEIN* 
HOF. 

Ee3 

II.  Dsil,  ix.  Stuk. 


438        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  en  van  onderen  in  drieën  gedeeld  heeft,  zyn 
^Fxv!L#  ^e  Meeldraadjes  van  boven  gegaffeld ,  en  heb* 
Hoofd-  ben  aan  de  ééne  Punt  het  Knopje.  De  Stempel 
stuk.  js  niet  enkeld  ,  gelyk  in  het  Helmkruid ,  maar 
^^"tweedeelig,  gelyk  in  meest  alle  de  andere  Ge- 
flagten. 

Het  bevat  de  vier  volgende  Europifche  Soorten. 
ï-        £0  Bruinelle  met  alle  Bladen  langwerpig  Ey* 

Prunelia        *  J  ,     ~  n    n  ' 

vulgaris.  rond,  Zaagt  andig  en  gefieeld. 

Gemeene. 

Dit  Kruid  in  de  Velden  van  Europa  aloms 
gelyk  ook  by  ons  in  de  Weidlandeii ,  overvloe- 
dig voorkomende  5  voert  den  Neder-  en  Hoog- 
duitfehen  naam  van  Bruinelle  of  Brunettes,,  mat 
den  Latynfchen  Brunella  ,  door  To urne- 
fort en  bevoorens  ook  door  den  Ridder  ge- 
bruikt, doch  thans  veranderd  in  den  by  de  Ge- 
neeskundigen meer  gebruikelyken  naam  van  Pru- 
nelia. De  Engelfchen  noemen  't  Selfheal ,  de 
Franfchen  Herbe  au  Charpentkr  of  ook  Bru* 
7ielle3  welke  laatfte  benaaming  daar  van  afkom» 
ilig  zou  zyn  >  dat  het  een  goed  Middel  is  in 
Gorgeldranken ,  tegen  zekere  kwaade  Keelziek- 
te de  Bruine  genaamd.  De  anderen  zien  op  de 
Wondheelende  kragt ,  daar  aan  toegefchreeven. 

De 

(i)  Prunelia  FoL  omnibas  ovato  -  oblongis  &c.  Syjl.  Nat. 
Gen.  j3s*  P-  404*  Veg.  XIII.  p.  458.  Prunelia  Brafleis 
Cordatis.  Mat.  MeL  309.  Gort.  Belg*  i73«  Kram.  Auflr. 
I80  &c.  &c.  Bruneila  m3jor  folio  non  disfe^o.  C.  B.  Pin* 
7.60.  Brunella.  Dod,  Pempt9  136.  Symph.  petrapuin.  Lo|u 
Je.  47* , 


DlDYNAMlA*  439 


De  zagtlyk  famentrekkende  hoedanigheid  ,  die  IV. 
'er  plaats  in  heeft,  maakt  het,  zo  uio  als  in- Af^u 
wendig,  tot  dergelyke  oogmerken  bekwaam  en  Hoofd- 
het  is  ook,  op  fommige  plaatien,  daar  toe  bySTUK* 
't  Landvolk  in  gebruik*  Zy  dient  de  genen ,  die 
in  de  Kwikzilver  -Mynen  van  de  Krain,  door 
Kwyling,  losfe  Tanden  gekreegen  hebben, onv  . 
dezelven  weder  vast  te  maaken :  zo  Doktor  Sco- 
poli  ons  meldt. 

Dit  bekende  Kruid  ,  dat  op  drooge  opene 
Velden  dikwils  maar  een  Duim  hoog  en  leggen- 
de gevonden  wordt ,  heeft  in  vette  Weiden  en 
Bosfchen  opftaande  Stengen  van  een  Voet  hoog- 
te en  Eyronde  Bladen ,  meest  effenrandig*  De 
Bloemen  komen  op  't  end  in  dikke,  korte,  ge- 
drongene  Aairen  voort,  en  zyn  gemeenlyk  uit 
den  paarfchen  blaauw  of  Violet ,  doch  men  vindt 
het  ook  met  paarfche  en  met  witte  Bloemen. 
Buitendien  zyn  'er  Verfcheidenheden  van ,  het 
Loof  betreffende  ,  dat  ruiger  of  gladder  is  en 
fomtyds  voorkomt  met  gekartelde  Bladen.  Thans 
is  eeu  nieuwe  Soort  van  de  volgende  gemaakt, 

(2)  Bruinelle  mei  een  groote  blaauwe  Bloem*  u. 

Prunella 

Deeze  hadt  Linnjeus  in  Gothland  gevon. 

0  ra, 

den*  Zy  komt  ook  in  Ooftenryk  en  elders  voor,  Groot- 

vo^bioemigc 

(2)  Prunella  coerulea  magno  Flore.  C.  B.  Pin,  26  r.  lt> 
GotL  219,  228.  Erunella  prima  non  vulgarïs.  Clüs.  Hiflm 
ïl.  p.  42.  PANN.  Ic.  p.  607,  WE1NAÏ. Tab,2Ö8  %b9  c.  Hall* 
Helv.  p.  637, 

Ee  4 

IL  Deel,  XX,  Sra* 


44°        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.    volgens  Clusius,.  wiens  Afbeelding  de  Heer 
Ar£*EL  H aller  aanhaalt,  doch   zulks  komt  nies 
Hoofd-  overeen  met  zyne  bepaaling*  Want  de  voor- 
&tuk»    gaande  heeft  >  volgens  zyn  Ed. ,  de  Aair  klei- 
J&eTZaa'vev  en  dceze  grooter  dan  de  Bladen:  waarvao 
het  tegendeel  blykt  uit  deeze  Afbeelding*  Die 
van  W  E  i  n  m  a  n  n  ,  door  hem  aangehaald  , 
itrooken  ook  in  dien  opzigte  niet.  Ondertusfchen 
zegt  hy ,  dat  de  Aair  veel  grooter  is  dan  eenig 
Blad  dier  Piant :  de  Bloemen  een  Duim  lang  en 
daar  boven  ,  doorgaans  hoog  blaauw,  doch  ook 
Vleefehkleurig  ,  wit  ,  bont  9  gekleurd.  Clu- 
sius  merkt  wel  aan,  dat  de  Bloemen  groot  en 
de  Aairen  dik  zyn,  doch  fpreekt  niet  van  der- 
ze!  ver  langte.  Ik  heb  een  Tak  van  ruim  een 
Voet  lang  >  met  Eyronde  Bladen ,  die  een  Aair 
heeft  van  twee  Duimen  langte  en  drie  vierde 
Duims  dikte ;  doch  de  Bloemen  zyn  niet  groou 
Misfchien  zal  men  het ,  wat  ook  de  Heer  Hal- 
ler  dien  aangaande  zegt  5  nog  als  eene  Ver- 
icheidenheid  kunnen  aanmerken 

ut.   '  (o)  Bruinelle  met  langwerpig  Eyronde  gejieeh 

Trunella         %'  . 
lacïniata* 
Gefnip- 

perde.  (*)  Re&e  LiNNiEUS  Prunellas  quatuor  Cl.  H  ALLER  i^con- 

junxit  i n  unam  Speeiem  ,  cum  Foliorum  diverinas  6c  Fiods 
magtiltudo  a  varui  Natalium  loconim  indole  unice  pende- 
ant.  SCJP-  Carn,  460. 

Pruuella  Fol.  ovato- oblongis  petiolatis  &c.  Brunella 
polio  laciniato.  C.  B.  Pin*  261.  Brunella  fecunda  nou  vol- 
gaas- ClüS.  Hift.  II.  p.  43.  Pann.  Ie,  p.  $08.  Symphytuin 
ïetrajura.  LOB*.       475»  Brunelte  altera  icon*  Dcd*  Pempt. 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  441 


de  Bladen  ,  de  vier  bovenjlen  Lancetvor-  IV. 

x     *  Afdeel, 
w/g  en  getand.  xv^ 

Hoofd- 

Hier  is ,  wederom ,  by  Dodon^üs  en Lo- stük* 
bel  de  zelfde  Houtfnee  -  Plaat  gebruikt  als  by  Qmm 
Clüsius  ,  welke  deeze  Soort  zeer  wel  vpptfó***9 
ftelt.  Men  vindtze  ook  by  W  e  i  n  m  a  n  ,  doch 
in  lang  zo  goed  niet  ,  met  roode  en  met  witte 
Bloemen  ,  maar  zy  komen  in  deeze  ook  bruin»  » 
achtig  en  uit  den  paarfchen  voor.  Zy  heeft  leg- 
gende Stengetjes  ,  van  weinig  hoogte,  en  de 
bovenfte  Bladen  zyn  als  gevind.  Zeldzaamer 
komt  zy  alom  in  de  Weiden  voor,  doch  groeit 
in  't  Bentveld  buiten  Haarlem.  Hal  l  er  maakt 
'er  twee  Soorten  van  ,  waar  van  de  eene  de 
Bloemen  groot  ,  de  andere  klein  heeft  !  Om- 
ftreeks  Parys  heeft  Vaillant  een  dergely- 
ke  gevonden  met  blaauwe  Bloemen, 

f  4  )  Bruinelle  met  Lancetvormig  Liniaale  9  iv. 
kanthaairige  3  byna  ongefteelde  Bladen.  Hvfiiif*. 

lia. 

Deeze  Smalbladige ,  by  Montpellier,  in  Lan»  :müW^ 
guedok,  als  ook  in  Provence,  wild  groei  jende,  ige* 
heeft  de  Stengetjes  maar  omtrent  een  Span  hoog, 
met  digte  Knietjes  en  Bladen,  op  de  kanten  be- 
zet 

136.  Brunella  Verbenulae  folio,  Flore  coeruleo.  Vaill.  Paris, 
zz.  T.  5.  f.  1. 

(4.)  Prunel  a  FoU  .Lanceolato  -  Linearibus  &c.  Gouam 
Monsp.  295.  Ger.  Prov  260.  Brunella  Hysfopifoüa.  C.  B, 
Pin.  2Ót*  Brun4  angufhfolia  integca  hirfutior.  MORIS.  ffift* 
III.  p.  364.  S.  11.  T.  5.  £  7- 

Ee  5 

H 1  D£EJ*t  lh  ?TVK« 


44-2        TWEEMAGÏI0E  KRUIDEN. 


IV*  zet  met  fty ve  Haairtjes.  De  Bladen  zyn  gepaard 
^rxvELl  of  tegenover  elkander,  gelyk  in  alle  de  anderen , 
Hoofd-  de  Bloemen  viermaal  zo  groot  als  in  de  Gemee- 
*TVK*    ne,  zegt  de  Ridder. 

4$?****  0ïlder  den  bynaam  van  Indifche  Bruïnelle  field 
de  Heer  N«  L.  Bürmannüs  eene  Soort(*), 
met  de  Bladen  langwerpig  van  boven  gekarteld , 
Hoofdige  Aairen  en  kanthaairige  Blikjes ,  betrek* 
leende  daar  toe  de  Javaanfche  Bruinelle  vanKLEiN* 
bof  ,  en  aanmerkende  ,  dat  de  Bladen  eenigeiv 
maate  Haakig  zyn  als  die  van  het  Knoopbloemig 
Yzerhard  gedeeld  (f).  Zyn  Ed.  hadt  ook  een 
andere  uit  Java  ontvangen,  die  naauwlyks  van 
de  Gemeene  verfchilde,  dan  dat  zy  kleiner  wa- 
re. In  Virginie  groeit  de  Gemeene  Bruinelle, 
en  eene  die  grooter  is ,  met  groote  blaauwe  Bloe* 
men.  Ik  heb  uit  Japan  een  Takje,  dat  volgens 
den  Heer  Thunberg  de  Gemeene  zou  zyn , 
maar  't  Gewas  komt  my  zwaarer  voor ;  de  Bla- 
den zyn  Lancet vormig  ongedeeld  by  de  Bloem- 
Aair,  die  de  Blikjes  byna  rond  en  op  de  kant 
gehaaird,  met  een  zonderling  Zeisfenvormig  uit* 
fteekzel  heeft :  de  Kelken  met  lange  fpitfe  pun- 
ten 

(*)  Prunella  (Indica)  Foh  oblongis  fuperne  crenatis,  Spi* 
cis  capitatis  ,  Bra&es  ciliacis.  Burm.  F/.  Ind.  p.  130. 

(|)  Fc!.  fubuncinatis  inftar  Verbena  nodiftor&  petiolatfs. 
Bit  is  my  wat  duifter,  <kh  dat  de  Bladen  van  dat  Kruid  niet 
haakig  noch  gedeeld  zyn  ,  en ,  zo  dezelven  flegrs  naar  die 
geleeken ,  dan  moeften  zy  eene  Wigvormige  figuur  hebben. 
Ook  begryp  ik  niet ,  waar  in  de  Aairen  van  de  andere  Soor- 
ten t  die  cok  Hoofdige  Aaii€n  hebben ,  verfchilient 


DlD^NAMIA.  443 

ten  en  de  Stempel  is  tweedeelig  met  omgekrom*  IV. 
de  Enden  ,  niet  uitgerand  ,  gelyk  men  elders  Arx^EL,; 
leest  (*>  De  Meeldraadjes  vind  ik  wel  aan  'üHoofd- 
end  gegaffeld  en  aan  de  èéne  punt  de  Meel-ST^K* 
knopjes  draagende ,  doch  de  Meelknopjes  zyüfp£rJZT' 
dubbeld   Eyrond ,  twee  endelings  aan  malkan- 
der gevoegd  met  een  middelftukje  en  daar  mede 
op  het  ééne  puntje  geplaatst  ;  zo  dat  'er  wee- 
zentlyk  agt  zyn.  Of  dit  ook  in  de  Europifche 
plaats  hebbe,  vind  ik  niet  aangetekend, 

C  L  E  O  N  I  A» 

De  vierdeelige  Stempel  onderfcheidt  dit  Ge- 
flagt  van  het  voorgaande.  De  Geflagtnaam  is 
by  de  Ouden  bekend  en  voor  Helenium  of  iets 
anders  gebruikt  geweest. 

De  eenigfte  Soort ,  daar  in  vervat  (1) ,  groei-  1, 
jende  in  Portugal  en  Spanje ,  gelykt  veel  hmL^*£ 
dc  Bruinelle  en  is  door  fommigen  daar  toe  be-  p°rru- 
trokken  geweest.  Zy  heeft  een  gearmde  Steng  5gecfche*< 
ongevaar  een  Voet  hoog,  opftaande,  vierhoe- 
kig, met  gepaarde  Takken.  De  Bladen  zynLan* 
cetvormig,  nietftornp,  glad,  uitgehoektZaag- 

tan- 

(*)  Stigma  emargïnatum.  Gen.  Plant.  p.  i6\. 

(1)  Cleonia.  Syji*  Nat.  XII.  Gen.  736.  p.  404.  Feg.XllU 
p.  458.  Mant.  414.  Prunella  Bra&ei$  pinnato  -  dentatis  ci» 
liatis.  LOEFL.  ït.  148.  MlLL.  Ic.  47.  T.  70.  Prun.  odorata 
?.us.  Flore  violaceo.  BARH.  Ic  j6i.  CÜnopodium  Lus.  fpU 
catum  verticülatum.  Toubnf.  Inft.  isk.  Bugula  odorata  Lu« 
fïtanica.  Moris.  Hift.  HL  p.  $9U  S.  jx,  T.  5*  £  4. 


}I9  DEEL,  IX,  STUS, 


44*       TwEEMACTIGÉ  KRUIDEN. 

IV*    tandig.  Aan  't  end  der  Takken  komen  langwer- 
Ar^EL>  pige  Aairen  voort,  met  Lancetvormige  Blikjes, 
Hoofd,  die  aan  't  begin  Vinswyze  getand,  verder kant- 
*TüK#    haairig  zyn  ,  loopende  in  een  flappen  Borftel  uit* 
J*%°tzaamledei  Blikje  bevat  een  Bloempje,  dat  driemaal 
langer  is  dan  de  Kelk,  Pypachtig  ,  met  de  Bo- 
venlip klein  en  in  tweeën,  de  Onderlip  in  drieën 
gedeeld,  van  Kleur  paarfchachtig  blaauw,  met 
een  witte  Vlak  in  de  onderfte  Lip*   De  vier 
.  Meeldraadjes,  twee  zeer  kort,  hebben  bene- 
den de  punt  een  zydtakje  ,  dat  Meelknopjes 
draagt,  welke  eenigermaate  naar  de  genen,  die 
ïk  in  de  Japanfche  waargenomen  en  zo  even  be* 
fchreeven  heb,  fchynen  te  gelyken*  Immers  de 
Heer  Loeflikg  befchryft  dezelven  ,  als  bo- 
ven en  onder  een  byzonder  Knopje  maakende, 
met  een  Knietje  tusfehen  beiden  ,dat  geen  Stuif* 
meel  hadt ;  doch  in  myn  Voorwerp  zyn  zy  vol- 
komen afgezonderd  en  geelachtig ,  terwyl  het 
middelftukje  regt  is  en  van  Kleur  als  de  Meel- 
draadjes, naamelyk  roodachtig  bruin.  Het  moet 
een  welriekende  Plant  zyn ,  volgens  de  Au- 
theuren. 

Het  Prajium  dat  vier  Besfen  draagt,  reeds 
onder  de  Heefters  befchreeven  zynde  ^  komen 
wy  thans  tot  het  Geflagc  van 

P  H  R  Y  M  A. 


Dat  door  een  enkel  Zaad  zig  van  alle  de  at> 
deren  van  deezen  Rang  onderfcheidc. 

Hier 


D  i  r>  y  n  A  M  i  a:  445 

Hier  van  is  de  eenigde  Soort  (i)  een  Ame-  IV.' 
rikaanfche  Plant,  die  Yzerhard  met  een  zeer  een-     xv^  • 
voudige  Aair  genoemd  is  geweest  door  den  Heer  Hoofd* 
Gronovitjs.  Zy  heeft  breede  getande  Bla-STÜK* 
den  ,  die  gefpitst  zyn ,  twee  over  elkander  en  Pbryma 
paarfchachtige  Bloemen ,  met  de  Bovenlip  twee- ,  c^y%t0^am 
de  Onderlip  driedeelig  ,  in  een  lange  Aair  ge-  ??al^ 
fchikt,  en  een  dun  Pypswys'  Kelkje  hebbende  , Aau1^ 
dat  nederwaards  knikt ,  aan  den  Mond  ruig  zyn- 
de  en  één  Zaadje,  als  een  Tarwegraan,  bevat* 
tende.  De  Kelkjes  zyn  tegen  de  Takken  aange- 
drukt. Het  groeit  in  Virgiuie  op  belommerde 
plaatfen. 

Ik  gaa  thans  over  tot  den  Rang  der  S  c  h  u  1 1> 
zaadigeNj  onder  de  Tweemagtige  Planten % 
tot  welke  de  meeften  behooren  van  de  genen, 
die  Toürnefort  in  zyne  Klasfe  ,  van  Krui- 
den met  een  Eenbladige  onregelmaatige  ,  fomtyds 
Smoel-  of  Grynsachtige  Bloem  ,  geplaatst  heeft. 
Zy  verfchillen  van  de  Blootzaadigen ,  die  ik  thans 
befchreeven  heb  ,  daar  in ,  dat  hier  de  Zaaden 
in  het  Zaadhuisje  zyn  beflooten.  Sommigen  heb- 
ben een  twee,  drie  of  vier  ,  anderen  en  wel  de 
meeften  eenen  vyfdeeligen  Kelk,  Het  Zaadhuis* 

je 

(i)  Phryma.  Syft.  Nat.  XII. Gen.  7*8.  p.  404.  Veg.XïlU 
p.  4s 8.  Am.  Acad.  III.  p,  19.  Leptoftachya.  Mitch.  Gen* 
II.  p.  34.  Amaranthi  Siculi  Bocconts  Spica  &c.  Pluk.  A* 
maltb.  59»  T.  380.  f.  5.  Verbenaca  Mariana  Pet.  Mus. 694* 
Verbena  Racemo  fimplicisfimo  &c,  GRON*  Virg<  52.  R, 
Lugdb.  sio. 


Ih  Deel.  IX,  Stus 


445       TWEEMAGTIGE  K&uiÖËfï. 


IV.  je  is,  in  omtrent  de  helft  der  Geftegteft ,  die ^ 
AFxv.EL#over  de  zestiS  zyn>  tweehokkig-  Maar  éêti 
Hoofd-  Geflagt  is  'er  onder  ,  dat  de  Bloem  niet  ééü- 
stük.    bladig  heeft.  Het  eerfte  voert  den  naam  van 

Schudzaa 

B  A  R  T  S  I  Aé 

Dit  Geflagt  werdt  door  den  Ridder  benoemd 
ter  eere  van  een  Pruisfifchen  Doktor  Bartsch^ 
die  als  Geneesheer  van  de  Sociëteit  naar  Suri- 
name vertrokken  was  *  om  de  Studie  der  Na- 
tuurlyke  Hiftorie  voort  te  zetten. 

Hetzelve  heeft  een  tweekwabbigen,uïtgeran- 
den  ,  gekleurden  Kelk:  de  Bloem  minder  dan 
de  Kelk  gekleurd ,  met  de  Bovenlip  langst :  het 
Zaadhuisje  tweehokkig*  Vier  Soorten  $  meest 
Europifche,  komen  'er  in  voors  als  volgt. 


(i)  Bartfia  met  overhoekfe  Liniaale  Bladen 


jende,  zou  men  voor  een  Soort  van  Schurftkruid 
aanzien.  Het  heeft  Stengen  van  een  Voet  hoog, 
met  Bladen  die  als  't  Hertshoorn  verdeeld  zyn 
en  een  Bloemhoofdje  dat  zig  rood  vertoont  i 
doordien  dc  Kelken  hoogroode  randen  hebben. 


(i)  Bartfia  Fol.  alternis  Llnearibus  utrintjue  bidentatis. 
Syji.  Nat,  XII.  Gen.  739.  p.  404.  XIII.  p.  4*9- 

Clif.  325.  GRON.  Virg.  92.  KALM.  h.  III.  p.  100.  Pedic. 
f.  Crifta:  Galli  afF.  Virginiana.  PLUK.  Ah*.  *8  3.  T.  101.  f. 
$•  Hormïnum  tcnui  Coionopi  folio,  Y'ug+  Moft,  III*  S.  IXi 
T.  !$•  f<  28. 


coccina. 

Hoogroo- 
de. 


zyn- 


DlDYNAMlA.  44? 


zynde  voor  't  overige  groen ,  maar  ieder  omvat  IV; 
met  een  driedeelig  Blikje,  dat  op  ft  laatfle  ook  A?D^m 
rood  wordt.   De  Bloem  is  Vliezig  en  bleek  9  Hoofd- 
hebbende  de  Bovenlip  gewelfd,  de  Onderlip STÜK* 
driedeelig  en  naauwlyks  zigtbaar  kort.  Het^f^" 
Zaadhuisje  is  rond  ,  ftomp ,  tweehokkig ,  twee- 
Jcleppig  ,  fpringende  in  twee  dcelen  open ,  en 
dan  zeer  fyne  glanzige  Zaadjes  uitwerpende. 

(2)  Bartfia  met  overhoekfe  Lancetvormige  ef-  Bl*r\f(a 
fenrandige  Bladen,  die  by  de  Bloemen  Ey- paiuda. 
rond  en  getand.  Bleeke'- 

Door  Gm  el  in  is  deeze,  die  naar  de  voor- 
gaande veel  gelykt,  in  Siberië  waargenomen. 

f3)  Bartfia  met  de  bovenfie  Bladen  overhoeks ,  Hl. 
Zaagtandig,  de  Bloemen  afftandig  3  sjrgïï^ 
delings. 

Niet  alleen  in  Italië,  maar  ook  inProvence, 
ja  zelfs  in  Normandie  en  Betagne,  als  ook  in 
Engeland,  groeit  deeze Soort , op  vogtige plaat, 
fen  aan  Beekjes.  Men  vindtze  Geel  breedbla- 
dig  Oogentroost  der  Moerasfen  getyteld  door 
Ray3  die  ze  in  Cornwall  en  elders  in  Enge* 
land  hadt  gevonden.  De  Steng  wordt  een  Voet 

hoog, 

(2)  Bartfta  Fol.  alternis  Lanceol.  integerrimis  &c.  Barts. 
Föl.  alt.  bidentatis.  Am.  JLcai.  II.  p.  3*6. 

(3)  Bart  (in  SoU  fuper.  alternis  ferratis  &c.  Huns.  Angl% 
333.  Ger.  Prov.  z%i.  Euphrafia  lutea  paluftris.  Pluk.  Alm* 
ï4x»  T.  27.  f.  5,  Ale&oiolophos  Italica  luteo  -  pallida.  Babr» 
Har.  109.  T.  665. 

n,  msu  IX4  STUK. 


TWEEMAGTIGE  KRUIDEN 


IV.    boog,  zynde  ruig  en  Lymerig,  met  getande 
^Fx vEL'  rimpelige  Bladen,  vry  groote  Bloemen  en  lang- 
Hoofd*  werpige  Zaadhuisjes, 
stuk* 

ïv.  (4}  Bartfia  met  gepaarde  Hartvormige  fiomp 
JjpLaia  Zaagtandige  Bladen. 


Alpirchc. 


Op  de  hooge  Gebergten  der  Zuidelyke  dee- 
len  van  Europa  niet  alleen  ,  maar  zelfs  der 
Noordelyken  ,  tot  in  Lapland ,  groeit  deeze 
Soort,  die  tot  verfcheide  Geflagten  is  betrok- 
ken geweest*  H aller  hadtze ,  naar  een  ou- 
den Kruidkenner ,  Staehelinia  gety teld.  Zy  heeft 
een  Stengetje  van  naauwlyks  een  Span  hoog  , 
met  korte  ,  ongedeelde  ,  Eyronde  ,  getande 
Blaadjes  en  een  ruig  gebladerd  Hoofdje  van  vry 
groote  paarfche  Bloemen. 

Rhinanthus.  Neusbloenu 

De  geftalte  der  Bloemen  billykt  de  benaaming 
van  dit  Geflagt ,  't  welke  den  Kelk  vierdeelig 
cn  Buikig  heeft,  met  een  tweehokkig,  ftomp, 
famengedrukt  Zaadhuisje. 

Zeven  Soorten  ,  waar  onder  verfcheide  uit- 
heemfche  ,  komen  in  't  zelve  voor,  als  vojgt. 

co 

(4)  Bartfia  Fol.  oppofïtis  Cord.  fobtufè  fèrratis.  TL  Clifl 
32  y.  R.  Lugdb.  298.  Ger.  Prov.  283.  Fl.  Suec.  sis.  FL 
Lapp.  246.  Euphr.  rubra  Weftmorelandica.  Raj.  Angl.  4. 
p*  312.  Pedicularis  Genus  montanum.  Oed.  Dan.  T.  4$. 
Clinopodium  Alpinum  hirfutum.  Pjluk.  Alm.  110,  T.  165.' 
f.  5.  Teucr.  Alp.  Coma  purpiuo  - coeculeat  G,  5,  Fm  247, 
Staehelina,  Hall.  Helv<  $24, 


f  i )  Neusbloem  met  de  Bovenlip  Elsvormig  IV. 
en  krom.  Ar™; 

Hoofd- 

Deeze ,  door  Toürnefort  in  de  Levant  «tuiu 
gevonden  5  en  wegens  de  Bloem  ,  die  als  een  i. 
Olyphants  -  Snuit  heeft ,  tot  zyn  Geflagt  van  otv^/lT 
Elephas  betrokken  ,  heeft  Stengetjes  en  Bladen  Levantfch* 
als  het  Haanekam  -  Kruid ,  ftraks  volgende.  De 
Bloem  heeft  een  breede  Onderlip :  de  Bovenlip 
maakt  twee  geoorde  Vleugels ,  die  de  Meeldraad- 
jes bevatten  en  een  lange  Snuit ,  welke  zig  om- 
kromt  en  verbreedt ,  geevende  de  Stempel  uit 
van  den  Styl,  die  in  de  Snuit  beflooten  is,  te- 
genover de  Meelknopjes.   De  geheele  Bloem  is 
geel  Saffraankleurig ,  maar  het  onderfte  def 
breede  Lip  witachtig.  De  Kelk  3  daar  het  hier 
meest  op  aankomt ,  is  vierdeelig  ,  en  heeft  de ' 
eene  Slip 3  agter  de  Snuic  der  Bloem,  Eyrond; 
de  zydelingfen  omgeboogen  ;  de  vierde  regt  en 
ftomp.  Dit  Kruid  kwam  hem  in  Armenië ,  aan 
de  Grenzen  van  Perfie,  voor. 

(2)  Neusbloem  met  de  Bovenlip  Elsvormig  en  n. 

In 

(1)  RMnantbus  Corollïs  Labio  fuperiore  Subulato  incarvo. 
Syfl.  Uat>  XU.  Gen.  740.  p.  405.  Peg.  XIII.  p.  459.  Ele- 
phas Orientaïis  Flore  magno  Proboscide  incurvi.  Töurnf* 
Cor.  48.  h>  II.  Tab,  p.  126.  Reize*  bl.  113. 

(2)  Rbinantbus  Córolk  Labio  fuperiore  Subulato  re&o.  R. 
Lugdb.  298.  Elephas  Campoclarenfium.  Col.  Ecpbr.  I.  p* 
186.  T.  188.  Euphrafia  lutea  Floribus  Klephantis  &c.  Mo* 

F  f  £IS« 

II.  DEIL.  IX.  STVBi 


45°       TwEEMAGTICE  KRUIDEN. 


IV.       In  Italië  groeit ,  op  lommerlyke  plaatfen  in 
^Fxv^L'  Berg  -  Valei  jen ,  die  Kruid,  waar  aan  Colum* 
Hoofd-  ka»  om  gezegde  redenen,  den  naam  van  Ele- 
STÜK#     fhas  ,  dat  is  Olyphant  ,  gegeven  hadt.  Het 
Scbmizaa-  heeft       vierkante  Sappige  Steng, met  gepaar- 
de Bladen  ,  als  die  van  Munte  of  Water -Look, 
en  bloemen  die  geel  en  ten  deele  Goudgeel  zyn 
met  paarfche  Vlakjes,  den  Smoelen  Snuit  van 
een  Olyphant  eenigermaate  vertoonende.  Het 
Zaadhuisje  is  vierkantig  ,  niet  volkomen  plat , 
tweehokkig ,  met  Zaaden  als  Geerstkorreltjes , 
Afchgraauw  en  gerimpeld. 

nu       (3)  Neusbloem  met  de  Bovenlip  famengedrukt 

Rhinanthus  .  m 
Crijta 

Hatenckam.  Zeer  algemeen  groeit  dit  Kruid  in  de  Velden 
cn  Koorn- Akkers  van  Europa.  Het  voert  by 
ons  den  naam  van  Geele  Ratelen ,  om  dat  het 
Zaad  in  de  drooge  Zaadhuisjes  rammelt ,  en  van 
Haanekammen ,  wegens  de  groote  Eyronde  Zaag. 
tandige  Blikjes  ,  die  het  by  de  Bloemen  heeft. 
Het  Landvolk  noemt  het, op  fommige  plaatfen, 

Hor* 

Bis.  Htfi.  III.  p.  4U.  S.  11.  T.  14.  f.  14.  £#  Elephas  Or. 
ril  parvo  &c.  TOURNF.  Cor.  4g.  It,  III.  p.  54. 

(3 )  Rh'mantkus  Coroll.  Labio  fuperiore  corapueslo  breviore. 
GORT.  Belg.  174.  KJRAAf.  Auftr.  I8i*  Flé  Suec.  503.  Fl. 
Lapp*  248.  Goüan  Monsp.  296-  &c.  ##  Pedicularis  Praceafis 
Iutea.fi- Crifta  Galli.  C  E.  Pin.  163.  DQD.  Pempt.  SSS.LOB* 
foy  S*9-  &,  Crifta  Galli  anguftifolia  Montana.  C.  B.  Pin* 
|f$  Prodr.  86.       Crifta  Galli  foemina»  J,  B.  Bijt.  III.  p* 


D    I    V    Y    N    A    M    I    A.  4§ï 


Horde  :  de  Franfchcn  [Crête  de  Coq  f  dat  is  Haa-  IV: 
nekam ;  de  Engelfchen  Rathl  of  Coxcombre.  De  A™EEti 
hoogte  is  fomtyds  anderhal  ven  Voet5  het  heeft  Hoofd- 
de  Bladen  Lancetvormig  fpits  en  fche*p  Zaag- STUK» 
tandig,  glad,  de  Bloemen  geel.  Het  verfchiltin^£f^* 
de  breedte  der  Bladen  en  hoogte  naar  de  Groei- 
plaats ,  komende  op  de  Gebergten  wel  een  Elle 
hoog  voor.    Ook  heeft  men  een  Wyfje,  dat 
kleiner  was ,  van  het  Gemeene  als  Mannetje 
ohderfcheiden.    Men  ücht  het  een  fchadelyk 
Onkruid  en  het  is  nergens  toe  dienftig  ,  maa- 
kende  het  Zaad  ,  onder  Tarw  gemengd  3  fom- 
tyds  het  Brood  blaauw,  doch  niet  nadeelig(*)# 

(4)  Neusbloem  met  ruig  - Wollige  Kelken  en  tv* 
gepaarde  ftomp  Zaagtandige  Bladen  ;  de  ^%™f0f 
Steng  zeer  eenvoudig*  LevamfcW. 

Aan  de  Kusten  van  de  Middellandfche  Zee  y 
tot  in  het  Beloofde  Land  ,  vindt  men  hier  en 
daar  dit  Kruid  >  dat  Columna  dpulifche  Trixago  , 
met  een  enkelde  Steng  ,getyteld  heeft.  Het  heeft, 
naamelyk  *  Bladen  byna  als  het  Gamanderlein  9 

welk 

(*}  AB.  UrAtifldV.  17 IS.  fee.  HALLERUM. 

(4)  Rhinanthus  Calycibus  hirfuto  •  tomentofis  &c.  GOUAN 
Monsp.  296.  Barcfïa  Fol.  oppofitis  &c.  Sp.  Plant.  I.  p.  6oz. 
Trixago  Apula  uiiieaulis.  COL.  Ecphr.  h  p.  199.  T.  197, 
MoRIS.  Hifi.  III*  P*  4*7.  S.  11.  T.  24.  f.  8.  Crifta  Gallt 
fpicata,  Fl.  luteo  magno,  MesfanenGs.  Raj.  hifi.  769.  Cha- 
macdrys  unicaulis  fpicata.  C.  B.  Pin.  248.  Antixchinum  folio 
dislefto.  C.  B.  Pin*  21  u 

Ff  2 

II,  DEEL.  IX,  STUK* 


4J*       TWEEMAGTICE  KRUIDEN, 


IV.  wdk  Pliniüs  Trisfa^o  zou  genoemd  heb^ 
AFxvfL*ben.  De  Steng  is  ongcvaar  een  Voet  hoog, 
Hoofd-  maakende  een  lange  Aair  ,  met  Bloemen  ,  die 
stuk.  een  snu{tige  Bovenlip  hebben ,  paarich  van  Kleur* 
ii^tlzaa' Daar  op  volgen  ronde  fpitfe  Huisjes,  een  geel 
Zaad,  zo  fyn  als  Zand,  bevattende* 

v.  (5)  NeusWoem  met  Wollige  Kelken ,  Eyronde 
CaptnfuT         Blikjes  en  Lancetvormige  getande  Bladen. 

Kaapfch. 

Deeze  Kaapfe,  voor  heen  Buchnera genaamd, 
gelykt  naar  de  voorgaande  zeer  ,  doch  worde 
door  ?t  droogen  geheel  zwart.  De  Bladen  zyn 
Lancetvormig  en  hebben  wederzyds  maar  vier 
of  drie  Tanden.  De  Aair  is  langwerpig ,  met 
Wollige  Eyronde,  een  weinig  gefpitfte  Blikjes. 
Zy  beftaat  uit  Wollige  ,  vierdeelige ,  (lompe 
Kelken  ,  gelyk  in  het  Haanekam -Kruid,  zegt 
de  Ridder. 

1  d'lls  t^)  Neusbloem  met  byna  Lancetvormige  Haai- 
oostini-  rige  geheel  effenrandige  Bladen. 

Iche. 

LiNNiEus  hadt  de  bepaaling  dus  gemaakt, 
om  dat  in  de  Plant ,  door  hem  onderzogt ,  de 

Bla- 

(5)  Rbinanthus  Cal.  tomentofis  &c.  Buchnera  Africana, 
Fol.  dentatïs  oppofitis.  Sp*  Plant*  879*  Am.  Ac  ad.  VI.  jifr. 
18,  Pedicu.'aris  jfcthiopica  Rutae  Caninae  afpero  &  fragili  fo- 
lio. Pluk.  Alm.  283.  T.  310  f.  2. 

(6)  Rbinanthus  FoJ.  lublanceolatis  ,  Pilofis,  integerrimïs* 
FL  Zeyl.  2} 8.  Hysfopus  Zcyl.  tenellus  Pratenfo.  BURM.  ZeyU 
222.  Burm.  Fl.  Ind.  nu  T.  39.  f".  1  ft.  Veronics  affinis 
Indlca  tenuifolia  &c,  Pluk»  Alm.  384.  T.  114.  f. 


DlDYNAMlA.  453 

Bladen  alleenlyk  gehaaird ,  doch  geheel  effen-  IV. 
randig  waren.  Zy  zyn,  ondertusfehen  ,weldui~  Af£eeï** 
delyk  getand  of  ingekerfd  ,  in  de  Afbeelding  Boofd^ 
van  den  jongen  en  in  de  befchryving  wordt  dooi  STUK« 
den  ouden  Heer  Burman  gezegd,  dat  zyge-^f'f*'" 
karteld  waren  ,  en  wel  in  beiden  ,•  want  ik  weet 
niet  welke  Ceylonfchemet  de  aanhaaling  bedoeld 
worde  ;  of  die  welke  enkel  Wila ,  of  die  wel- 
ke Welakola  heet,  hebbende  den  Reuken  Smaak 
van  Thym  (*J.  Hoe  'tzy,  de  afgebeelde  heeft 
een  lange  Bloem *Aair:  des  die  van  Plu ke- 
n  et  5  met  zeer  dunne  Bladen  en  byna  Kroon- 
tjes -  Bloemen  ,  hier  weinig  ftrooke. 

(7)  Neusbloem  met  een  gaapende  Keel;  de  vu. 
Bladen  uithoekig  getand.  vt^nkuu 

Virginifche. 

Virginie  is  de  Groeiplaats  van  deeze  laatfte 
Soort,  welke  ,  door  den  Heer  Clayton, 
Geel  Vingerhoe dhruid  met  ingefneeden  Bladen 
was  getyteld.  Hy  merkt  aan,  dat  hetzelve  de 
Knopjes  der  Meeldraadjes  ruig  en  tweedee- 
lig  heeft, 

E  u- 

(*)  In  Flora  ïndica  is  aangehaald  Hysfopus  paiuftris  rc- 
fms  tenellus  Odore  Thymi.  Burm*  Zeyl.  123  ;  doch  daar 
ilaat  Fol.  crenatis,  en  repens  fchynt  zo  weinig  met  de  Af- 
beelding voorgemeld  overeen  te  komen  als  FoU  crenaüs  met 
de  bepaaling. 

«(7)  Rhinanthus  Corollis  Faace  patentibus  >  FoU  finuato- 
stentatls.  Gkon.  Pirg* 

Ff  3 

11.  Deel  IX»  Stuk. 


4J4        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  Euphrasia.  Oogentroost. 

Afdeel. 

XV 

Hoofd-     De  Kelk  is  vierdeelig  en  Rolrond  in  dit  Ge- 
stük.     flagt ,  't  welk  een  Gelipte  of  Smoelachtige  Bloem 
Schuiizaa- heeft, met  de  onderfte  Meeldraadjes  aan  deeene 
Kwab  van  onderen  gedoomd  en  een  tweehok- 
kig langwerpig  Eyrond  Zaadhuisje. 

Hier  komen  zeven  Europifche  Soorten  in  voor > 
naamelyk 

i.  (i)  Oogentroost  met  Tandswys'  gepalmde  Bla* 
frtifiifJÏ*  en  byna  Hoofdjes  -  Bloemen. 

Breedbla- 

dis*  In  Italië  en  de  Zuidelyke  deelen  van  Vrank- 

ryk  groeit  deeze  5  die  een  Stengetje  niet  hoo- 
ger  dan  een  half  Voet  heeft ,  enkeld  of  getakt  , 
met  eenige  weinige  dikke ,  ruige  ,  byna  ronde 
Bladen  ,  omringd  ,  welke  door  diepe  Infnydin- 
gen  als  Handpalmswys'  verdeeld  zyn.  De  Bloe- 
men komen  3  Aairswyze ,  met  haar  tweeën  uit 
zekere  Blaasjes  voort:  zyzyn  paarfch  van  Kleur, 
en  daar  op  volgt ,  in  de  gedagte  Blaasjes ,  een 
langwerpig  hoekig  Zaad. 

De  Heuvels  bekleedt  dit  Kruidje.,  in  Italië, 
by  Rome  ,  als  ook  by  't  Eskuriaal,  in  Spanje, 

als 

(i)  Euphrafia  Fo!.  dentatc  -  palmatïs  ,  Flor*  Uibcapitari/. 
Syft.  Nau  Peg*  XII-  Gen*  741.  p.  405.  Veg.  XIII.  p.  460. 
GOUAN  Monsp.  296.  Euphrafi*  purpurea  tuinor.  C.  B.  Prodr* 
in.  Magn.  Monsp.  T.  p.  95.  EuphraOa  Pntenüs  latifolia 
ItrJica,  C.  B.  Pin.  234.  Euphrafia  3  latifolia  Pratenfis.  Col. 
Ecphr.  200.  T.  202.  f.  1.  Odontites  Folf  circa  Rad.  oratis 
feuatis  Sec.  Seg,  Fert  J.  p«  270. 


D    I    I>    Y    N    A    M    I    A.  455 


als  een  Tapyt  >  zegt  Bauhinüs.  Het  is  bit-  IV. 
ter  en  werdtvan  de  Apotheekers  voor  de  Twee-  êm^J* 
de  Euphrafia  van  Matthiolus  gebruikt,  Hoofd» 
zoColumna  meldt*  stuk. 

(2)  Oo^entroost  met  Eyronde  gejlreepte  Jpits 

t     n?  j  Euphrafia 

getande  Bladen.  ojjicinaiis* 

Gemeen. 

Dit  Kruid  groeit  overal  wild  in  ons  Werelds* 
deel,  wordende  in  *t  Franfch  Èufraife,  in'tEn- 
gelfch  Eyebrigt  ,  in  't  Hoogduitfch  Augentrost 
geheten.  W  y  noemen  't  Oogentroost ,  en  die 
benaarning  heeft  het  wegens  eene  onzekere  of 
niet  genoeg  beproefde  nuttigheid  tegen  Oog- 
kwaaien.  Sommigen  pryzen  het  gedeftilleerde 
Water  ,  anderen  het  Sap  ,  anderen  het  Aftrek- 
zei der  Bloemen  ,  daar  tegen  aan.  Het  Kvuid  is 
bitter  en  kan  dus  als  een  Maagmiddel  of  ook  te- 
gen de  Geelzugt  dienen  ,  zo  Boerhaave 
verhaalde.  Of  het  hier  van  den  Griekfchen 
naam,  die  verheuging  des  Harten  betekenen  zou  3 
bekomen  hebbe ,  is  niet  zeker. 

Takkige  of  ook  enkelde  Stengetjes  9  van  een 
Span  of  wat  hooger  9  met  ongedeelde  %  ovaal- 
achtige gefpitfte  Bladen  5  die  fcherp  getand  zyn , 
en  van  onderen  geribd:  Bloempjes  in  de  Oxe- 

len 

(2)  Euphrafia  Fol.  ovatis  lincitis  argute  dentatls.  frlaut 
MtL  315»  GORT.  Belg.  174.  Fl.  Succ.  $\6>  FU  Lapp.  247. 
Kram.  Auft.  isi.  Gouan  Monsp.  297»  Hall.  Helv.  62S. 
R.  Lugdb.  299.  Euphrafia  Ofïïcinarum.  C.  B.  Pin.  253.  Eu* 
phrafia.  CAM.  Epit*  7C7.  Dgd.  Pempt*  54*  lc.  49$. 

Ff  4 

IL  DEEL:  IX.  STUK, 


4SÓ       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.     len  hebbende ,  die  als  Aairen  maaken  ,  met  de 
AFxvf L#  Bovenlip  opftaande ,  de  Onderlip  in  drieën  ver- 
Hoofd-  deeld,  wit  met  paarfcheen  geele  Stippen;  waar 
STUK#     op  een  langwerpige  Vrugt  volgt ,  die  in  twee 
Sebuiizaa-  jrj0]cjes  veeie  kleine  witte  Zaadjes  bevat.  Zo 
wordt  dit  Kruidje  befchreeven,  dat  ook  voor- 
komt met  witte  en  met  Bloemen  die  paarfchach- 
tig  blaauw  zyn  ,  of  ten  deele  wit ,  ten  deele 
paarfch, 

ui.       (3)  Oogentrooft  met  Liniaale  'driepuntige 

data. 

Driepuntig.         Oogentrooft  met  Liniaale  Bladen  ,  du 

odZites.       allen  Zaa&tandis  w* 

Tandig. 

v.        (5)  Oogentroost  met  Liniaale  Zaagtandige  Bh" 
GefiT"  ^en>  ^e  ^ovenften  ffinrandig. 

Van  deeze  drie  groeit  de  ecrfte  in  Italië ,  zo 
wel  als  de  laatfte ,  die  ook  in  de  Zindelyke  dee- 

len 

(3)  Ettphrafia  Fo!.  Lïnearibus  tricuspidatis.  PLUK.  Alm. 
142.  T.  177.  f»  x*  Zanoni  Hifi.  110.  T.  76. 

(4)  Euphr&fia  Fol.  Linearibus  omnibus  fenatis.  GORT* 
Belg.  175.  Fl.  Suec.  517»  GOUAN  Momp.  297.  R.  Lugdb.  299. 
Euphtafia  Pratenfis  rubra.  C.  U.  Pin.  334-  £uphra£a  altera. 
Dqd.  Pempt.  55,  fi%  Euphrafia  fylv.  major  purpurea  latifolia. 
Col.  Ecphr.  I.  T.  p.  *oj.  f.  1.  Pedicularis  ferotina  purp. 
Flore.  Tour n F.  hft*  172.. 

(5)  Euphrafia  Fol.  Linearibus  ferratis  &c.  Leys.  Hal. 
EuphraGa  Pratenfis  lutea.  C.  B.  fin.  234.  Euphraua  lutea 
montana  anguftifoljte  major  altera.  Col.  Ecphr.  I.  p,  204, 
T.  203*  Pedicularis  ferotina  lutea.  Toürnf.  Inft.  172. 


D  i  d  y  n  a  u  i  a;  457 


lc  van  Vrankryk  en  elders  voorkomt  ;  maar 
de  middelde  is  overal,  zo  wel  als  in  onze  Ne-  A Jj^L 
derlanden ,  vry  gemeen*  Men  vindtzeovervloe*    Xv.  * 
dig  op  vogtige  Zandgronden ,  aan  de  Wegen  en  Soofd- 
kanten  der  Koornlanden ,  by  Haarlem ,  Alkmaar , *TÜJr* 
Utrecht,  Zwoll,  in  Gelderland  ,  enz.  Hier  van /p"Jjj£ 
maakte  Dillenius  zyn  Gellagt  van  Odonti- 
les,  in  navolging  van  Rivinus,  die  ook  het 
Geele  Oogentroost  daar  toe  betrokken  hadt : 
niet  wegens  de  Getandheid  der  Bladen,  maar 
om  dat  fommigen  dit  Kruid  oordeelen  het  Odon- 
tites  van  Pliniüs,  dus  wegens  de  Genee- 
zing  van  de  Tandpyn  genaamd,  te  zyn.  Het 
heeft  paarfche  Bloemen,  welke,  zo  wel  als  die 
van  het  Geele,  meer  naar  de  Bloemen  van  het 
Luiskruid  gelyken  ,  wegens  de  Bovenlip :  des 
ook  Tournefort  deeze  beide  Soorten  tot 
dat  Geflagt  betrokken  hadt. 

(6)  Oogentroost  met  Liniaale  Bladen ,  die  aU  vr. 
len  effenrandig  zyn>  en  gladde  Kelken.  lutflÉ* 

Vlafdl* 

(7)  Oogentroost  met  Liniaale  Bladen  en  £y«Ma<%. 
merig-Jtekelige  Kelken.  vhcofa 

Dee-Lymerifi*' 

(ö)  Euphrafia  Fol.  Linearibus  omnibus  integerrimis  ,  Cal. 
glabris.  Ger.  Prov.  28 5»  Euphrafia  Fo!.  Vmi  anguftioribus. 
C.  B.  234.  Euphrafia  Linifolia*  Col.  Ecpbr.  II.  p.df. 
T.  69. 

(7)  Euphrafia,  Fol.  Linearibus  ,  Cal.  glutinofo  -  h'spidis. 
GtR.  Prov,  285-  Pedicularis  annua  lutea  tenuifolia  viscofa 
Forrum  redolens  Tournefoitii.  Garid.  4ix.  351,  T.  so. 

Ff  5 

U*  Deel,  ix,  Stuk, 


458      TWEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV.       Deeze  beiden  >  in  Italië  ,  Switzerland  en  de 
AFxv!L  Zuidelyke  deelen  van  Vrankryk ,  voorkomende  , 
Hoofd*  verfchillen  weinig  ,  dan  in  de  fmalheid  der  Bla- 
stuk.     ^en^  vaQ       Geele  Oogentroosu  Tour. 
Muiizaa- ^  nefort  gaf  de  laatfte  den  Reuk  van  Ap- 
„  pelen ;  wat  my  belangt >  (zegt Garidell) 
3y  ik  vind  dat  zy  byna  den  Reuk  van  Meloenen 
„  heeft*"  Hy  heeftze  fraay  in  Afbeelding  ge- 
bragt  en  zegt  dat  ze  gemeen  is  op  woefte  Vel- 
den in  Provence. 

Alle  de  Soorten  van  dit  Geflagt  zyn  Onkruid  % 
dat  jaarlyks  vergaat  en  uit  gevallen  Zaad  weder 
voortkomt.  De  Heer  N.  L*  Bukmannus 
heeft  een  Kaapfch  Oogentroost  ,  met  Eyrond- 
getande  Bladen,  opgetekend  (*}. 

Melampyrum.  Zwartkoorn. 

De  Bloem  heeft  ,  in  dit  Geflagt,  ook  een 
vierdeeligen  Kelk; de  Bovenlip  is  famengedrukt , 
aan  den  rand  omgeboogen :  het  Zaadhuisje  twee- 
hokkig ,  fchuins,  aan  de  eene  zyde  gaapende; 
waar  in  twee  bultige  Zaaden,  die  naar  Tar- 
wegraan  gelyken  ,  zo  Tournefort  aan- 
merkt» en  zwart  zyn,  waar  van  de  Griekfche 
Geflagtnaam  ,  die  Zwartkoorn  betekent  5  zyne 
afkomft  heefu 

Het  bevat  de  vyf  volgende  2  altemaal  Euro- 
pïfche,  Soorten. 

(O 

(*)  Eupluafia  (Capsn/ls)  Folüs  ovsto  .clematis,  Burm*  FL 
Cap*  Frodr*  p.  ia« 


D  i  o   y  n  A  ra  i  459 


( i)  Z wartkoorn  met  vierhoekige  Aairen }  Hart-  IV. 
vormige  Blikjes,  die  getand  zyn en Schubs-^*^h* 
wyze  digt  op  elkander  leggen.  Hoofd. 

Deeze  Soort  heeft  Aairen,  die  uitKamswy-  r. 
ze  Blikjes  beftaan ,  en  voert  daar  van  den  by- 
naam.  Het  groeit  niet  alleen  in  de  Noord elyke ,  Q^om(j, 
maar  ook  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  % 
gelyk  in  Switzerland  en  Provence,  komende  al* 
daar  op  het  Gebergte  ,  in  Bosfchen  en  op 
woefte  Velden  voor.  De  Steng  is  omtrent  een 
Voet  hoog  met  fmalle  Blaadjes  als  van  Vlafch- 
kruid  en  geele  Bloempjes ,  die  aan  't  begin  pur- 
perkleurig 3  en  geel  gebaard  zyn,  hebbende  de 
Bovenlip  wit  of  paarfch  ,  zo  de  Heer  H  al- 
ler aantekent* 

(2)  Zwartkoorn  met  Kegelachtige  losfe  Aai"  Ifc 
ren  en  Borftelig  getande  gekleurde  Blikjes.  AkSg* 

C3)  Zwartkoorn  972^^  de  Bloemen  zydelings  111. 

Nemoro/um* 
WW-  Lommerig. 

(1)  Melampyrum  Spicis  quadrangularibus  &c.  Syfi.  Nat. 
Xir.  Gen.  74i«  P*  4°ö.  V*g-  XIII.  p.  460.  Fl.  Suec.  g\o  f 
5 45.  Melamp.  lut.  anguftifolium.  C.  B.  Pin.  z\ 4.  Mei.  lut. 
Linariae  folio*  C.  B.  Prodr.  112.  Mei.  anguftifoU  criftauim. 
Pluk.  Alm.  249.  T.  99»  £     Ger.  Prov.  295. 

(z)  MeUmpyrum  Spicis  Conicist  laxis  &c.  FL  Suec4  511  f 
546*  Gort.  Belg.  17$.  Gouan  Afonsp,  297.  MeL  Bol.  la- 
ciniatis  laxe  fpicatis.  B.«  Lugdb.  298.  Mei.  purpurascente  Co- 
ma. C.  B»  Pin.  234»  Triticum  Vaccinum.  Dod.  Pempt*$+u 

Lob.  /<?.  37. 

(3;  Melampyrum  Flor»  fecundls  lateralibus  &c.  FL  Suec. 

512, 

II*  üeei,,  IX*  Stuk* 


460        TWEEMAGTIGÉ  KRUIDEN. 


over  éénen  kant  j  getande  Blikjes  >  de  bo- 
venften  gekleurd  en  onvrugtbaar :  gewolde 
Kelken. 

(4)  Zwartkoorn  met  de  Bloemen  zydolings  over 
éénen  kant;  de  Bladpaaringen  ver  van  el- 
kander; de  Bloemen  gejlooten. 

(5)  Zwartkoorn  met  de  Bloemen  zydelings  over 
éénen  kant  ;  de  Bladpaaringen  ver  van  eU 
kander;  de  Bloemen  gaapende. 

Deeze  Soorten  kan  men  aanmerken  als  Ver» 
fcheidenheden  van  het  Kruid  3  dat  men  in  Vrank- 
ryk  Blé  de  Vache  of  de  Boeuf>  in  Engeland  Cow- 
Wheat ,  in  Duitfchland  Kuh-  Weitzen  noemt; 
welk  alles  betekent  Runderen  -  Tarw ,  met  het 
Latynfch  woord  Triticum  Vaccinum  overeen  * 
komftig.  In  't  Hoogduitfch  noemt  men  't  ook 
Fleifchblumen  >  dat  is  Vleefchbloemen  en  in  Bra- 
bant Peertsbloemen,  zonder  dat  ik  van  die  twee 
laatfte  benaamingen  eenige  reden  weet*  Men 
wil,  dat  het  Rund-  en  Wol  vee,  dit  Kruid  on- 
der 

512,  547.  Oed.  Z>.'»;.  305.  Melampyrum  Com&  cocrulea.  C. 
B*  Pin  234.  Pariciaria  fylv.  prima.  Clus.  Hifi*  ih  p.  44. 

(4)  /Melampyrum  Flor.  fee  lateral.  &c«  FL  Suec.  513,543. 
Gokt,  Belg.  175.  Kram.  Aufir.  182,  Mei.  Fol.  Lanceolatis. 
FL  Lapp*  240.  Melampyrum  luteum  latifolium.  C.  B.  Pin. 

(5)  MeUmpyrum  Flor»  fee.  lateral.  &c.  FL  Suec.  514  % 
549.  Melamp.  Flor.  fparirs  lêsü'libus  binatis  &c.  HALL.  ïJelv. 
627.  Melamp.  latifol.  Fl.  parvis  luteis.  CelS.  Ups,  32,  Oe$. 
X)*n*  14*.  FL  Lapp*  240,  GER»  Frtv,  285» 


IV* 

AfdeeU 
xv. 

Hoofd* 

STUK* 

IV. 
Jllelampy- 
rum  Pra» 
tenfe* 
Veldig. 

V, 

Sylvati* 
turn. 

Bosfchig. 


£)    i    D    Y    V    A    M    I    A*  4öt 


der  *t  Gras  eetende,  daar  vet  van  wordu   De  IV. 
Boter,  zegt  men ,  maakt  het  hooger  van  Kleur.  ^™rzu 
Misfchien  brengt  het  de  Paarden  ook  wel  in  't  Hoofd- 
Vleefch  :  doch  Paardebloemen  is  een  geheel  an- ÖTÜïc» 
der  Kruid.  Sommig  Landvolk  noemt  het  Hengel  9^p^fa°J 
of  wel  de  Geelbloemige  Geldig  gebynaamd, 
die ,  zo  wel  als  het  Akkerige ,  in  onze  Provin- 
ciën gevonden  wordt* 

Men  houdt  het  voor  een  Miswas  der  Tarwe  y 
zegt  Lobel,  van  het  laatstgemelde  fpreekende 
en  merkt  aan  ,  dat  het  Aairen  heeft  als  Vosfe- 
Staarten*  Dit  groeit  fomtyds  een  Elle  hoog.  De 
andere  Soorten  vallen  laag  er  en  verfchillen  als 
gemeld  is. 

L  a  t  h  r  m  a.  Schubworteh 

De  Kenmerken  van  dit  Geflagt  zyn  ook  een 
vierdeelige  Kelk ;  een  neergedrukte  Klier  aan  >t 
onderfte  van  den  Naad  des  Vrugtbeginzels ,  en 
een  eenhokkig  Zaadhuisje. 

Onder  dien  vreemden  naam  begryptde  Rid- 
der vier  Planten,  die  als  byzondere  Geüagten 
door  Tournefort  voorgefteld  waren.  De 
voornaamften  hebben  den  Wortel  als  uit  Schub- 
ben famengefteld  en  daarom  noem  ik  ze  Schub' 
wortel.  Zy  maaken  de  vier  volgende  Soorten  uit, 

(i)  Schubwortel  met  een  onderaardfche  ge-  ï. 
takte  Steng  enopgeregte  eenzaam  Bloemen*  cÜtjit* 

Dee-™\ 

Verborgen* 

(i)  Latbr^a  Caule  Ramofo  fwbterreftri       $yft%  Nat.  xth 

Gtti 


462       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.      Deeze  was  Clandejlina  genoemd  3  om  dat  zy 
Afdeel.  j]aare  gteng  onder  den  Grond  verborgen  houdt. 
Hoofd-  Men  vindc  ze  deswegen  Verborgen  Kruid  of 
stuk.     Clandejline  de  Leon  getyteld.  Het  groeit  in  lom- 
&l>«Uzaa'  merryke  Bosfchen  van  Vrankryk,  Italië,  Span- 
je ^  en  de  Pyreneen.  Op  den  Grond  maakt  het 
plaggen,  gelyk  het  Huislook*  uit  veele  Schub- 
ben famengefleld  ,  welken  ieder  een  Bloem  uit« 
geeven ,  veel  gelykende  naar  die  der  Haanekam- 
men  of  Geele  Ratelen  van  onze  Velden ,  wel 
twee  Duimen  lang,  meest  paarfchachtig,  doch 
ook  fomtyds  wit  van  Kleur.  Op  fommige  plaat- 
fen  fchynt  dit  Gewas  met  zyne  Takjes  boven 
den  Grond  te  ryzen  ,  gelyk  Burserus  het- 
zelve dus  op  de  Pyreneefche  Bergen  vondt:  op 
anderen  is  het  zelfs  met  zyne  Bladen  geheel  on- 
der den  Grond  verborgen  ,  gelyk  Dalechamp 
hetzelve  in  Spanje  waarnam,  komendede  Bloe- 
men alleen  te  voorfchyn.  't  Is  nu  juist  tweehon- 
derd Jaar  geleeden  ,  dat  hy  hetzelve  de  eerfte 
maal  ontdekte  te  Pancorvo  5  in  't  Stigt  van  Bur- 
gos ,  aan  den  Grooten  Weg ,  naby  de  Bronnen 
van  Hontoria,  uit  welken  een  Rivier  ontipringt 

die 

Gen.  74S.  p.  40$.  Vtg.  XIII.  p.  450.  Lathr.  Fol.  Cordatis, 
Flor,  Fasciculatis.  GUETT.  Stamp,  454*  DAUB.  Par.  191. 
Clandeftina  Flore  fubcoeruleo.  ToüRNF-  Inft.  6$i.  Dentaria 
aphyllos  fl.  purpmeo.  RAJ#  Hijl.  1230.  Orobanche  Flore 
majoie  &c.  C.  IS.  Pin.  87*  Prodr.  31-  RuDB.  Elys.  II.  p. 
233*^  H  &  2*9«  f.  2.  MoRIS.  III.  S.  12.  T.  16.  f.  is* 
Planta  clandeftina ,  Madrena.  Dal.  Hi/h  960.  g#  Clandeftina  j 
Hadroniia ,  occulta.  BoftEL,  Oks,  50.  Cent»  u 


die  in  de  Ebro  valt.  Daar  maakten  de  Bladen  IV; 
aan  de  onderaardfche  Takken  een  Soort  van  Pyn-  At^u 
appelen  ,  gelyk  hy  't  zelve  afbeeldt;  waar  vanHooFD- 
de  Barbiers  zig  bedienden  om  Schurfte  Hoofden  STÜK« 
te  zuiveren*    Want  deeze  Plant  bevatte  een /p^faT 
fcherpachtig  of  zeer  doordringend  bitter  Sap  % 
en  werdt  in  't  Graaffchap  Pernia,  daar  zy  in  een 
JBofch  overvloedig  groeide,  Madronna geheten ; 
als  zynde  byzonder  dien  (tig  om  de  Vrouwen 
te  redden  van  Onvrugtbaarheid.  Koeken  in  Bo- 
ter gebakken  van  Tarwe -Meel  ,  dat  met  het 
Sap  daar  van  beflagen  was,  hadt  hy  in  dat  op- 
zigt  veel  zien  uitwerken.  Een  Vrouw  van  vyf- 
tig  Jaaren  ,  onder  anderen  *  werdt  daar  door 
genezen  van  een  langduurige  Ziekte ,  krygende 
de  Stonden  wederom  ,  en  brengende  een  Zoon 
ter  wereld  (*). 

£a)  Schubwortel  met  Klokswys*  gaapende  n. 
Bloemen. 

Gaapend, 

Naar  het  doorluchtige  Geflagt  van  Phelypeaux, 
in  Vrankryk,'twelk  voornaame  Mannen,  Veor- 
ftanders  der  Natuurlyke  Hiftorie*  heeft  uitge- 
leverd, hadt  TouRNEFORT  dit  Kruid  gety- 
teld,  waar  vanhy  een  Portugeefch  met  geeleen 
een  Levantfch  met  hoogroode  Bloemen ,  beiden 

door 

(*)  Kift.  dn  Plant,  de  Lyon.  Tom.  I.  p.  960, 

(2)  L^thrda  Corollis   campanulato-  païentibus.  Plielypaa 

Lufitanica  FL  lmeo.  fi.  Phel.  Oïientalis  Flore  coccinco* 

ToUBNF.  Or.  47,  Tab.  47^ 


464        TWEEMAGTIGB  KRUIDEN. 


IV.  door  hem  waargenomen ,  kende.  Het  eerftewas 
Afdeel.  een  Sappig  Plantje,  van  anderhalve  Handbreed 
Hoofd-  hoog,  op  'c  end  van  een  gebladerd  Stengetje, 
stuk,  ais  van  Huislook,  drie  of  vier  groote,  ïrech- 
Sebmizaa-  terachtige,  geele  Bloemen  uitgeevende*Het  bloeit 
in  'c  Voorjaar  en  is  zeer  fraay. 


in.       (3)  Schubwortel  met  de  Lippen  der  Bloemen 

xtht&a 
hlatum* 
Levamfch* 


'^Matum.  onverdeeld. 


De  Bloem  is  in  figuur  zeer  verfchillende , 
doch  het  Zaadhuisje  byna  eveneens,  in  dit  Kruid* 
je,  door  den  zelfden  Kruidkenner  in  de  Levant 
waargenomen,  en  dusgenaamd  in  navolging  van 
Cor  dus  ,  als  een  Plant  die  geene  Bladeren  heeft. 

iv.  m     (4)  Schubwortel  met  een  zeer  eenvoudige  Steng 
EuropUch?'        en  hangende  Bloemen,  die  de  Onderlip  drie* 
deelig  hebben. 

Zeer  fraay  vindt  men  dit  zonderlinge  Kruid , 
dat  men  Onblatt  of  Schuppenwurtz  in  Duitfch- 
land  noemt,  by  Mentzel  afgebeeld,  die 
aantoont ,  hoe  de  Steng  gedeeltelyk  voor  Wor- 
tel 

{3)  Lüihr&a  Cor.  Labiis  indbifis.  Anblatum  Oriëntale 
ïlore  purpwascente.  ToüRNF.  Cor.  48. 

(4)  Latbraa  Caule  fïmplicisfimo  &c.  Fu  Suec.  jis.  Kram, 
Auftr*  182.  GORT.  Ingr.  s>8.  OED.  Dan*  SquamariaRi- 
vini  6c  Loniceri.  Hall.  Eelv.  611.  Anbiatum.  Dod.  Pempu 
553.  Dentaria  major.  Cam.  Epit,  705,  Clus.  Patin,  ^z. 
Anbï.  FL  e  rufo  candicante.  Tournp.  Cor,  48  ♦  Orobanche 
Rad.  dentati  major*  C.  B,  Fin*  88.  Ment*.        T»  3, 


£)    i    D    Y    N    A    M    I    A*  465 


tel  verftrèkt  en  zege ,  dat  het  in  Pruisfen  en  'c  ÏV« 
Brandeüburgfe  menigvuldig  voorkomt  onder  lom-  Ap^iti* 
merryke  Beukeboomen,  eerst  als  .een  Kam  naar  Hoofd* 
den  Grond  gekromd,  vervolgens  tot  een  Span5TÜK*# 
hoog  zig  opregtefide.  Het  Stengetje  draagt 
over  de  ééne  zydc  *  een  Aair  van  greote  rond- 
aebtige  paarfche  Schubben ,  waar  tusfeben  rui- 
ge Kelken  3  de  Bloemen  bevattende,  die  een 
paarfche  Boven-  en  witte  Onderlip  hebben.  De 
Wortels  zyn  wrang  en  bitter.  Het  gedeftiU 
leerde  Water  van  dit  Kruid  pligt  tegen  de 
Vallende  Ziekte  in  gebruik  te  zyn* 

SCHWALBEAè 

Ëen  vierdeeüge  Kelk,  met  debovenfle  Kwab  f. 
zeer  klein,  de  onderfie  zeer  groot  en  mtg^s'hwalhéa 
rand,  onderfcheidt  dit  Gefiagt,  waar  van  maar  Amen- 
ééne  Soort  is  (i)  ,  in  Virginie  groeijende.  De-kaanfcije' 
zelve  heeft  een  enkelde,  nietTakkige  jOpftaan- 
de,  ruigachtige,  vierhoekige  Steng,  met  Lan- 
cet vormige  ruige,  doch  niettemin  zagte  Bladen  f 
uit  wier  Oxelen  de  Bloemen  voortkomen,  die 
donker -rood  zyn,  PypacÜtïg  ,  in  twee  Lippen 
verdeeld,  waar  van  de  bovenfte  geheel  is  en  ge- 
welfd ,  de  onderfte  driedeöligé   Zy  hebben  een 

ruig* 

(t)  Schwalbea.  Syfl.  Nat.  Veg.  Xl!L  Gen,  744-  P- 
Pe%.  XV  U  p.  46 *«  Gron.  Virg.  92.  Eu^h*afia  majot  Mariana  §€Qt 
Pluk.  Mant»  71*  T.  3^2 .  f,  2  ? 

Gg 

ïh  Deel  IX,  stuk* 


466     TwEEMAGTtGE  Kruiden* 


IV.  ruigachtigen  geftreepten  Kelk.  In  Mey  bloeit 
Afdeel.  ^  Kruij  f  welks  Vrugtmaaking  nog  nader  on* 

Hoofd-  derzoek  vereifcht. 
stuk  ; 

Scbutlzaa-  T  O  Z  Z  I  A. 

De  Kelk  is  vyftandig ,  het  Zaadhuisje  een* 
hokkig5  Klootrond  %  eenzaadig  in  dit  Geflagt* 
ï.     \  welk  ook  tot  nog  toe  maar  ééne  Soort  bevat  ( I ) , 
Atyna!*  gebynaamd  naar  de  Groeiplaats  op  de  Alpifche 
Aipifche.  ]3ergen  in  Switzerland,  Ooftenryk,  Italië  en  de 
Pyreneen.    Daar  groeit  dit  Kruid  op  vogtige 
ruuwe  plaatfen  ,  Hemelhoog.  Michelius 
heeft  'er  een  Geflagt  van  gemaakt,  onder  den 
naam  van  Tozzia ,  naar  den  geleerden  Kruidken- 
ner Pater  Tozzi ,  die  alleen  deeze  Plant  in 
Toskanen  hadt  gevonden.   Anderen  hebbenze 
tot  het  Oogentroost  >  Tandwortel  ?  enz.  betrok- 
ken gehad. 

Uit  een  aartig,  fyn,  als  met  Muizen- Tand- 
jes gefchubden  Bol  ,  geeft  het  een  Steng  van 
omtrent  een  Elle  hoogte ,  Takkig, vierkant  ,  met 
Blaadjes  als  van  Gamanderlyn  s  tegenover  el- 
kander ,  uit  wier  Oxelen  Goudkleurige  Bloem- 
pjes 

(i)  Tozzia.  Syft.  Nau  XII.  Gen.  745.  p,  406.  Veg.  XIII. 
p.  45i.  Tozzia  Alpina  lutea,  Alfines  folio.  JMich.  Gen.  20. 
T.  16".  Euphrafia  lutea  AUinefolia  ,  Radice  Squamata.  C. 
B.  Pin.  234.  Prodr*  111.  Dentaiia  Buguloides,  Radice  glo- 
bofa,  Squamulis  Myodontoideis  ,  Alpin2.  Mentz.  Pug.  T# 
f.  j,  4.  Orobanche  Buglosfoides.  &c.  Moris.  III.  S.  12. 
T.  16.  Anonyma  f.  Gxegorii,  Radice  Dentari*.  COL.  Ecpbr* 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  46? 


pjes  voortkomen ,  die  byna  in  vy ven  egaal  ver-  IV. 
deeld  zyn ,  doch  zodanig  ,  dat  twee  deelen  tot  /Vfxdve^l* 
de  Boven*  drie  tot  de  Onderlip  behoorcn.  Hier  Hoofd. 
op  volgen  kleine  rondaeh:ige  Zaadhuisjes,  inSTÜK* 
tweeën  open  fplytende  en  een  rondachtig  Zaad-  f^mlll 
je  bevattende.   Halles  zegr ,  dat  de  Zaaden 
Kegelvormig  gefpitst  zyn  en  donker  van  Kleur. 
Hy  merkt  o^k  aan  ,  dat  M  e  n  t  zel  den  Wor- 
tel te  rond  heeft  afgebeeld,  alzo  dezelve  lang- 
werpig is.  Moriscn  niettemin  heeft  zyne 
Afbeelding  van  dien  Autheur  ontleend. 

Zie  hier ,  met  hoeveel  gemak  wy  de  Vrugten 
plukken  van  het  Zweet  dier  onvermoeide  Gees- 
ten, welke  geen  gevaar  ontzien  hebben  om  de 
Kruidkunde  te  verryken.  Mentzel  verhaak , 
met  welk  een  moeite  hy,  in  de  Maand  Mey  des 
Jaars  165-4. ,  tot  ontdekkinge  kwam  van  dit  aar- 
tige  Gewas  ;  op  den  top  van  een  der  hoogfte 
Bergen  van  Dukfchland  ,  hangende  als  \  ware 
over  't  Steedje  JVlit  ten  walde,  in  't  midden  tus- 
fchen  Infpruk  en  Munchen  ,  daar  de  Rivier  Ifer 
oirfprong  neemt ,  die  üerk  afloopende  in  den 
Donau  valt.  Hier  begaf  hy  zig  's  middernagts, 
alleen  t  uit  den  Herberg,  naar  dien  Berg,  en 
hadt  voorts  den  geheelen  volgenden  Dag  noo- 
dig,  om  deszelfs  Top  te  beklimmen.  Midde* 
lerwyl  zag  hy  rondom  zig  niets ,  dan  de  Toppen 
der  nabuurige  Alpen  met  Sneeuw  bedekt  en 
fpringende  Damherten  of  Steengeiten ;  het  Sreed- 
je,  daarbeneden,  naauwlyksonderfcheiden kun- 
nende ,  wegens  de  Wolken ,  met  Donder  en 
Gg  2  Blik* 

II.  DESLt  U?  $TUXi 


468        TwEEMAGTIGE  KrUIDEhJ 


IV     BHkfem  gemengd  ,  die  als  onder  zyne  Voeten 
Afdeel,  zweefden.  Eindelyk,  den  Top  bereikt  hebben- 
Hoofd-  de ,  deedt  zig  aan  hem  ,  tusfchen  bet  gruis  van 
stuk.     gebroken  Steenrotfen  ,  die  nog  nat  waren  van 
Stbuiizaa-  ~je  gefmoiten  Sneeuw  ,  dit  Kruid  op,  't  welk 
door  zyne  onverwagte  verfchyriing  ,  op  zulke 
afgelegene  plaatfen  ,  ook  andere  Kruidleezers 
verrukt  he<  ft.  In Switzcrland hebben Scheüch. 
zeh,  H  aller,  Gag  neb  in,  hetzelve  aan 
dt  kanten  der  Ysk^lken  en  op  Toppen  der  fteil- 
fte  Bergen  waargenomen:  zo  dat  het,  als 't  wa- 
re, een  Kluizenaar  is  onder  de  Planten,  die  de 
famenleeving  met  Menfchen  en  Dieren,  ja  zelfs 
de  Warmte  fchuwt. 

Pedicularis*  Luiskruid. 

In  dit  Geflagt  is  de  Kelk  vyfdeelig,  het  Zaad- 
huisje tweehokkig,  gefpitst,  fcheef,  bevatten- 
de Zaaden  ,  die  een  bekleedzel  hebben.  Voeg 
hier  by  de  gedaante  van  de  Bloem,  die  gehelmd 
is  en  gelipt,  hebbende  een  Smoelachtige  en  zeer 
byzondere  figuur.  De  naam  zou  daar  van  af  korn- 
Itig  zyn  ,  dat  het  Vee,  weidende  op  Landen, 
daar  't  zelve  veel  groeit ,  Luizig  worde*  Mis- 
fchien  hangt  zulks  van  de  flegte  hoedanigheid  , 
des  Voedzels  op  zulke  Landen ,  af:  misfehien 
is  't  een  verdigtzeL 

Hoe  't  zy:  het  bevat  zestien,  meest  Europi* 
fche  Soorten,-  de  drie  eerften  meteen  Takkige^ 
de  volgende  met  een  enkelde  Steng* 

/    |j  W    f^r*         ;  'rï^tT^i^ 

d) 


DlDYNAMIA*  469 


(1)  Luisfcruid  met  een  Takkige  Steng;  de  Kei"  JVJ 

ken  gekamd  en  eeltig  gejlippeld;  de  Bloe-  Af£^l. 

men  Jcheef  gelipt.  Hoofd- 
stuk. 

In  de  Moerasfen  der  Noordelyke  deelen  van  1. 

„  ,  t-  •••11  1  Pedicularh 

Europa  groeit  decze,  die  op  t  uiterlyk  aanzien  paiu/iris. 
naauwlyks  dan  in  grootte  van  de  volgende  ver-  Moeïas%* 
fchilt.  Men  vindtze  eclrer  ook  in  Ooftenryk  , 
aan  den  Ryn  en  in  Switzerland,  alwaar  zy 
zelfs  niet  zeldzaam  is ,  komende  aldaar  op  vog- 
tige  Velden  en  in  de  Bergvaleijen  ,  niet  alleen 
met  roode  ~of  paarfche ,  maar  zelfs  met  witte 
en  met  groene  Bloemen  voor*  Dodonóus 
zegt,  dat  men  het  Fiftelkruid  ,  in  de  Moerasfi- 
ge  Streeken  van  Holland,  fomtyds  grooter  dan 
elders  vindt.  Dit  betrekt  H  aller  tot  deeze 
Soort, welke,  volgens  den  Heer  de  Gorter, 
voorkomt  in  Gelderland,  op  de  Stads  Weide , 
by  Harderwyk* 

(i)  Luiskruid  met  een  Takkige  Steng ,  lang-  H. 

W"lBosfchig. 

Ci)  Fedicularis  Caule  Ramofb  Calycibus  crifratis  callofo- 
punftatis  &c\  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  74<*.  p.  407.  XIII. 
p.  4M.  Mat.  Med.  314-  GORT.  Belg.  170.  KRAM*  Auftr. 
183.  Fl  Saec.  505  ,  551.  HALL*  tieh.  621.  ?ed  PratenGs 
rubra  elatior.  Raj.  Hijl,  700.  Ped*  Danica  maxima  Lob* 
Illuftr.  147.  Pedicularis.  Tab.  Hifi.  p.  499.  Ic.  bona. 

(z)  Fedicularis  Caule  Ramofo  &c.  Gort.  Belg.  170.  Fl. 
Suec.  504,  552.  F/.  Lapp.  24 u  KRAM.  Auflr.  Hall.  Helv. 
uts.  GOUAN  Monsp.  *98.  H.  CUff.  326.  R.  Lugdb.  298. 
Pedicularis  praten  (is  purpurea.  C.  B.  Pin.  163.  Fistularia* 
Dod.  Pempt*  s$  6.  Pedicularis.  Lor.  Ic.  748» 

Gg  3 

IU  Deel»  IX  stuk. 


TWEEMACTIGE  KrüIDEN, 


IV.  werpige ,  hoekige  ,  effene  Kelken  en  de  Bloe» 

Afdesu  mm  fiartyormig  geuptm 

IJOOFD- 

stük.       Dit  komt  in  Bosfchen  ,  op  Hey-  Velden  en 
Schuit  zaa~  Weicllanden  voort, zynde  door  geheel  Europa, 
*'&e'       als  ook  in  onze  Provinciën,  vry  gemeen.  Men 
noemt  her,  in  't  Hoogduitfch,  Rodel  of  Rodelr 
krant  ,  en  by  ons  Roode  Ratelen  ,  welken  naam 
het  van   de    Geele   Ratelen  cf  Haanekam- 
*  zie   men  ¥3  naar  wien  de  Bloem  wat  gelykt ,  fchynt 
bIadz' 45 0#  aangenomen  te  hebben.  In  9t  Frarfch  wordt  hef 
Pediculaire ,  in  \  Lngplfch  Loufemrty  en  ?n  t 
Hoogduitfch  ook  wel  Laufekraut ,  dit  is  Luis- 
kruid,  geheten.  Hier  van  heeft  het  Geflagtden 
naam. 

Het  heeft  een  laage  leggende  Steng  met  uit* 
gebreide  Takjes  ,  groei  jende  zelden  een  Voet 
hoog.  Kleine  Vinblaadjes  ,  fyn  irsgefneeden ,  ko- 
men zo  uit  den  Wortel  als  uit  de  Takken  voort, 
en  maaken  dat  het  eerst  opfchietende  Kruid  wel 
naar  Varen  gelyke.  Het  heeft  lange,  fmalle  , 
bleek  paarfchachtige  Bloemen ,  met  een  vyfdee- 
ligen  Kelk,  waar  van  het  onderfte  Tandje  klein, 
de  overigen  gekamd  zyn*  Het  Zaadhulsje  is 
fnuitig ,  fcheef  gaapende9en  bevat  EyrondeZaa* 
den* 

Men  heeft  dit  Kruid  weleer  voor  famen trek- 
kende, en  uitwendig  tot  Geneezing  van  Wonden 
en  vuile  Zwecren  dienflig,  aangezien;  waarvan 
het  den  naam  van  Fiflelkruid  zoude  bekomen 
hebben.  De  voorgaande  Soort  is  nog  in  fommi- 
ge  Apotheeken  bekend.  Het  heeft ,  gelyk  de 

mee- 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  4?I 


mee  (ten  van  dit  Geflagt,  een  onaangenaame 
fcherpheid.  Afdeel; 

(3)  Luiskruid  met  een  neergehoogene  tyna^^°* 
Takkige  Steng;  de  Helm  der  Bloemen  met  n* 
een  fpitfe  Snuit ;  de  Kelken  gekamd  en  eeni-  PeMcuiarU 

Roftrata. 

germaate  ruig.  Smittg% 

De  Snuitige  Bloemen  ,  paarfch  van  Kleur, 
onderfcheiden  deeze  Soort ,  een  klein  Plantje , 
op  de  Switzerfche  en  Ooftenrykfe  Alpen  groei* 
jende  en  meest  op  den  Grond  neerleggende. 

(4^  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng ,  drievou-  tv. 
dig  gekranste  gejlooten  Bloemen,  gekamdeScIroiiZm 
Kelken  en  regelmaatige  Zaadhuisjes.  Scepteng* 

Deeze,  die  in  de  Noordelyke  deelen  van  Eu- 
ropa ,  op  vogtige  Veengronden  ,  in  Bosfchen 
en  elders  groeit ,  is  zeer  fraay  door  eene  regt- 
opftaande  Steng  van  drie  Voeten  hoogte, meest 
ongebladerd  ,  doch  fomtyds  ook  geheel  gebla- 
derd ,  uitloopende  in  een  Aair  van  Kransjes  , 

wel- 

f3)  Peiieularis  Caule  dedinato  fubramofo  &c.  Xraw. 
Aujir.  18  3.  N.  3.  Ped.  Cöulibus  refkxis  ,  Spicl  laxa  purpu- 
rea.  Seg.  Ver.  III.  p.  125*  Ped.  Alpina  Foliis  alternis.  Hall* 
llelv.  621.  T.  16.  f.  1.  Pcd.  Alpina  Fiücis  folio  minor.  C. 
B.  Fin.  15 z  ♦ 

(4)  Peiieularis  Caule  (ïraplici ,  Flor.  terno  •  Vertlcillatis  &c. 
Fl.  Suec.  506.  OED.  Dan.  26.  Ped.  Caps.  fubrot.  regulari- 
bus.  R.  Lugib*  299»  Ped.  Alpina  Folio  Ceterach.  KELW. 
Flor.  59.  T.  19.  Sceptrum  Carolinum.  RüDB.  It.  I.  T.  Io 
FL  Lapp.  243.  T.  4%  f.  4.  li.  Olijf.  326. 

Gg  4 

II.  DSIL,  IX*  STU*# 


472        TwEEMAOTIGE  KRUIDEN. 


IV-    welke  ieder  uit  drie  ,  vier  of  vyf  Bloemen  bes 
Afdeel  flaan  ^  gdyk  a]s  \u  je  Lupinen.  Zy  zyn  gehelmd  f 
Hoofd-  met  een  kleine  Onderlip  cn  geel ,  meest  geflpo- 
stuk.     t,T)  ^  cjoc[1  aan  fen  jv^ond  liloedkleurig.  D© 
ScfoMzaa* jjiuden  7.yn  ,   byna  als  die  van  *jc  Zilverblad- 
Kruid,  Vindeelig  èn  gekarteld.  Het  Zaadhuisje 
is  rond,  meteen  Puntje,  en  bevat  Zaadjes, die 
in  een  rimpelig  Vliesje  zyn  beflooten.  De  ver- 
maarde Rüdb.eck  ,  dit  Gewas  op  zyn  Lap- 
landfchen  Reistogt  ontdekt  hebbende,  gaf  'er, 
ter  eere  van  Kar  el  den  XII.,  Koning  van 
S weeden  ,  den  naam  van  Kareis  Scepter  aan,. 
Het  is  federt  ia  de  Hoyen  van  ons  Wereldsdeel 
voortgeplant, 

v.        (5)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng  tn  vier" 

vmieiila-  roudige  Biaden. 

gekranst.  Dceze  is  gemeener  dan  anderen  op  de  Swit* 
zerfche  Alpen  ,  en  komt  ook  voor  op  die  van 
Ooftenryk,  in  Languedok  en  Provence.  Het  is 
een  Kruidje  van  naauwlykfc  een  Span  hoog,  dat 
dergelyke  Blaadjes  als  de  voorgaande  maar  ge- 
kranst aan  de  Stengetjes  heeft ,  die  gekroond 
zyn  met  fraaije  paarfche  Bloemen,  welke  witte 
Kelken  hebben. 

'  ^  ^jl^ 

($)  Pedicu^rts  Cauïe  fimplici  ,  Fol.  qua  tem  is.  KRAMe 
Idu/lr.  183.  N-  4.  1'ed.  Alp.  Fl.  purp.  fpicitis  ,  Fol.  pinn. 
yerticiil^tls  Hall.  Heïv.  623.  T»  17.  f.  I.  f  ilij  endula  ooft». 

tam  altera.  C.  B.  Pm  *6l: 


D     I    D    Y    N    A     M    I     A.  475 


(6J  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng  en  Lan-  IV. 
cetvormige  Zaa°tandige  gekartelde  Bladen ;  Ah>eel, 
de  Bloemen  '£  onderjte  boven.  Hoofd  < 

STUK* 

In  Siberië  komt  deeze  voor,  die  de  Stengeen  n  ,v*- 

.      ..  PedicuUtii 

Voet  hoog  heeft  ;  de  Bladen  onverdeeld  y  diep  re/apina- 
Zaagtandig  5  overhoeks  geplaatst.  De  Bloemen  \ta  '0rnge„ 
in  de  bovenfte  Oxelen  ongedeeld  ,  zyn  hoogleed, 
paarfch  van  Kleur,  en  leggen  alsagterover  ,mec 
een  Haakige  famengedrukte  Helm  en  de  andere 
Lip  groot  en  rond ;  zo  dat  zy  veel  gelyken  naar 
de  Vlinderbloemen. 

(7)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng ,  Vindee»  vil. 
lige  Zaagtandige  Bladen  ,  een  gebladerde  Natoden* 
Aair ,  gekleurde  Kelkenen  flompe  Bloemen. 

f8)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng  x  de  Helm  I1}}: 
der  Bloemen  ruig  gerand.  DioeWg, 


(())  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng;  de  Bla*  ik. 

F  lamme*. 
Yiammigc 

C10) 


den  gevind  en  agterwaards  Schubswyze.  Flammea- 


(6)  Pedicuïarh  Caule  GmpUci  Fol.  Lanc.  ferr.  eren.  Flor. 
tefupinatis. 

(7;  Pedicuïarh  Caule  fimpl.  Stam.  &c.  Ped.  Alpina  Fol. 
alt.  pinnat;s.  HALL.  Helv.  623.  T.  16.  f.  2. 

($)  Pedicularis  Caule  fimpl.  Coroll.  Gal.  &e. 

(9)  Pedicularis  Caule  ftmpl.  Fol.  pinnati*9  retro  -  imbri- 
cstïs.  F/.  La#>.  244»  T.  11.  f.  2.  FA  S*w.  309, 555.  Hall. 
Heh.  612.  Ped.  Alpina  folio  Ccterach.  C.  Bt  163. 

II,  DEEL.  IX.  STUK* 


474        TwEEMAGTIGE  K RUIDEN. 


(10)  Luiskruid  met  een  enkclde  Steng ,  en  Tands- 
wys'  gevinde  Liniaale  Bladen;  de  Kelken 
ruig* 

(u)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng ,  gevin- 
de Zaagtandige  Bladen :  de  Kelken  gerond 
en  glad;  de  Bloemen  met  eene  Haakigfpit* 
fe  Helm* 

(12)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng ,  Vin- 
deelige  Zaagtandige  Bladen  en  tweedeelige 
ftompe  Kelken. 

Ver  de  ineefte  Soorten  van  dit  Geflagt  zyn 
Planten  y  die  zig  niet  vertoonen  dan  aan  on- 
vermoeide Gecften  ,  welken  het  niet  verdriet 
hun  Lighaam3tot  verryking  der  Kruidkunde,  af 
te  martelen  en  zig  in  Levensgevaar  te  (tellen , 
door  't  beklimmen  der  Hemelhooge  Bergruggen 
van  ons  Wereldsdeel.  Dit  blykt  in  't  byzonder 
aan  deeze  zes  s  waar  van  N.  7  nergens  gevon- 
den is ,  dan  by  de  Ysklomp ,  uit  welke  de  Rho- 
ne  ontfpringt  >  zo  H  aller  meldt:  N.  8  en  11 
in  Siberië:  N.  10  en  12  alleenlyk  op  de  Lap- 
iaridfche  cn  N.  9  zo  wel  op  deeze  als  op  de 
Switzerfche  Alpen.  Op  die  van  Piemont,  nog- 

thans, 

fio)  Pedicularis  Caqlé  fimpL  Fol.  dentato  •  pinnatis  &c. 
FL  Lapp.  245.  T.  4-  f.  3»  OED.  Dan.  T.  30? 

(uj  Pedicularis  Csule  fimpl.  Fol.  pinnatis  femth  &c.  Ped. 
Fol.  airernis  &c.  ALL.  Pedem.  54.  T.  12.  f .  2  ? 

(12)  Pedicularis  Caule  fimpl.  Fol.  pinnatifidis  &c.  Oed. 
Dan.  T.  12.  Fl.  Lapp.  242.  T.  4.  f.  1.  FL  Suec.  507,554, 
II.  Cliff.  Zit.  R.  Lu^db.  199* 


IV. 
Apdiiel. 

XV. 

Hoofd* 

STUK» 
X. 

Pedicularis 
hhjuta. 
Ruig. 

XI. 

JriC.o mater. 
Bleekrood. 

xn* 

Lapponica. 

Lsp- 
ïandlch. 


DlDYNAMlA.  475 

thans ,  is  een  dergelyke  als  het  Bleckroode  aan  IV. 
den  Heer  A  l  l  i  o  n  voorgekomen ,  met  de  Kcl- A  FD£fL' 
ken  ruig  en  fpitfer*  Ook  valt  de  laufte  in  Dee- Hoofd. 
nemarken  en  S weeden  ;  zynde  in  onze  Kruid- iTUK* 
hoven  bekend.  #ö£* 

Het  onderfchcid  van  deeze  Soorten  moetbly- 
ken  uit  de  bepaalingen.  De  Bladen  zyn  meestal 
Vindeelig  of  gevind  ,  gelyk  in  dit  Gefiagt  al- 
gemeen is  :  de  Bloemen  gehelmd.  De  zevende 
Soort  heeft  dezelven  paarfch  of  donker -rood, 
zo  wel  als  de  negende  ,  maar  in  de  agtfte  zyn 
dezelven  geel :  in  de  tiende  en  elfde  bleekrood , 
Vlecfchkleurïg  of  incarnaat.  De  twaalfde,  we- 
derom ,  heeft  de  Bloemen  geel.  Deeze  is  zeer 
gemeen  op  de  Laplandfche  Gebergten. 

(13)  JLuiskruid  met  een  enkelde  Steng  ^  eenge~  xiit. 
bladerde  Aair :  de  BUemen  een  fpitfe  irit~atl%T£ 
gerande  Helm  hebbende  envyftandigeKelken.  Gm°pt<  1 

Op  de  hooge  Gebergten,  in  Piemont,  is  dee- 
ze door  den  Heer  Al l ion  gevonden,  die  de 
Bloemen  bleek  geel  heeft. 

(14)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng,  een  ge-  xiv. 
bladerde  Aair  :  de  Bloemen  een  zeer  Jtom^°Q^Cid 

pe 

(13)  PedlcuiarU  Caule  fimpl.  Spica  foliosa  &c.  Ped.  fo!, 
liis  pinnatis,  Cal.  non  ciiftaüs  &c*  Allion  Ptdem.  50.  T. 
I*.  C  1. 

(x4)  Pidicularh  Cauie  fiCïpi.  Sp.   foüofa  dcc.  JACC^  PSnd. 
Ped.  Fol.  alt.  Pinnïs  pinnatis  &c.  Hall.  Helv.  623, 
T.  17*  f.  2.  Ped.  Alp.  Filicis  folio  mijor.  C.  B»  Pi».  163. 


II*  Eebl,  IX,  Stuk. 


476        TwËEMAGïIGE  K&UIDÊN, 

t\%  pe  onverdeelde  Helm  hebbende  en  vyftandige 

A™EEL'  Kelken. 

Hoofd- 
stuk.      Zeer  duidelyk  vindt  men  de  Afbeelding  van 

Sct>uiizaa*deeze  ,  met  overhoekfe  Bladen  ,  welke  als  die 
van  Varen  de  Vinnetjes  gevind  hebben ,  en  lan- 
ge uitfteekende  Blaadjes  aan  de  Bloem  -  Aair,  by 
den  Heer  Haller,  gelyk  zy  ook  op  de  Oost- 
enrykfe  Bergen  by  Weenen  3  door  den  Heer  Jac- 
quiNj  zo  wel  als  op  die  van  Switzerland  door 
Scheüchzer  ,  is  waargenomen.  De  Steng 
valt  een'  Voet  en  hooger:  de  Kelken  zyn  ruig 
en  ongelyk  verdeeld  ;  de  Bloemen  als  in  de 
voorgaande  gekleurd. 

xv.       (l5)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng  ,  een 

cltl£ju  iets  °f  wat  Sebladerde  dair,  de  Helm  der 

Kana-  Bloemen  Borfielig  tweetandig  ;  de  Kelken 

nederwaards  geknot. 

In  Noord  -  Amerika  vondt  de  Heer  Kalm  dit 
aartig  Plantje,  dat  de  Steng  maar  een  Span  hoog 
hadt ,  mee  overhoekfe  Vindeelige,  ingefneede- 
nq,  gekartelde,  ftompe,  effene  Bladen;  en  aan 
't  end  een  Eyrond  Aairtje  van  ruige  Kelkjes  met 
witte  Bloempjes  en  daar  tusfehen  kleine  Bla- 
dertjes, 


f15)  PedicuterU  Caute  (ïmplici,  Spiek  fubfoliofa,  CoroU 
lis  Galea  fetaceo  -  bidentatis  ,  Calycibus  deorfam  truncatis. 


DlDYNAMIA.  477 


(16)  Luiskruid  met  een  enkelde  Steng,  ge*  IV. 

kamde  Kelken  en  Bloemen  die  de  Helm  met  ^FI^r£U' 

een  Haakige  Snuit  hebben.  Hoofd- 
stuk, 

De  Afbeelding  ,  welke  Clusiüs  gegeven  pJ™Jm . 
heeft  van  dit  Kruid ,  op  de  Alpen  van  Ooften-  Tuberofa. 
ryk  en  Provence  groeijende  ,  is  zeer  fober ,  ge-  Knübbell2« 
lyk  uit  de  fraaije  Afbeelding  van  den  Heer  H  al- 
ler blykt.  DoDONiEus  en  Lob  el  hadden 
dezelve  overgenomen  onder  den  naam  van  Berg- 
Filipendula ,  om  dat  de  Wortels  byna  gelyk  die 
der  Affodillen,  knobbelig,  dik  en  Houtig,  aan 
den  Stoel  hangen.  De  Bladen  breiden  zig,  by- 
na gelyk  in  dat  Kruid ,  langs  den  Grond  uit  en 
zyn  zeer  fraay  gevind  5  met  diep  ingefneeden 
Vinblaadjes  ,fomtyds  als  die  van  't  Millefolium. 
Uit  het  midden  fpruit  een  naakte  >  onverdeelde 
Steng,  van  minder  dan  een  Voet  hoogte,  die 
op  't  end  een  dikke  Aair  draagt  van  bleek  geele 
Bloemen ,  welke  5  gelykerwys  in  de  derde  Soort , 
aartig  gefnuit  zyn. 

,   Aanmerkelyk  is  't  ,  dat  men  geene  Soorten 

van 

fT6)  Pedkularis  Cauïe  flmplici  ,  Calycibus  criftatis  &c« 
Fcdicularis  Alpina  lutea.  SEG.  Veron.  Ut  p.  126,  Ped.  AU 
pina  Fol.  alternis  pinnatis  &c.  Hall.  Helv.  6zo%  T.  is* 
GoUAN  Monsp.  25)8.  Ger.  Ptqv.  282,  Ped.  Alp.  Asphodeli 
xadice  Florc  purpurascente*  Tournf.  Injl.  175.  Filipendula 
mont*  Flore  Pedicularis.  C.  B>  Pin.  163.  Ale&orolophus 
montana  FL  luteo.  Babr.  Ic  460.  Bocc,  Mus.  315,  T.  8. 
Ale&.  primus.  Clus.  Pann.  708.  Filipendula  monrana,  £>OB4 
Pempt.  56*  Oenanthe  f.  Filipendula.  Lob»  7io# 


XI.  Deel,  IX»  SxuS, 


47^       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.    van  dit  Geflagc ,  noch  in  Ooft- ,  noch  in  West- 
AFxvfL  ^dic,  noch  ook  aan  de  Kaap  der  Goede  Hope 
Hoofl-  of  ergens  anders  in  Afrika  of  Arabie,  of  in  ee- 
stuk.     n jge  aa(jere  heete  Landen  des  Aardbodems  >  heeft 
4ii™  ^"aangetroffen;  zo  dat  hetzelve  een  Vyandfchynt 
tezyn,  zelfs  van  gemaatigd  warme  Lugtftree- 
ken ,  houdende  zig  op  in  de  Valeijen  der  koud- 
lie  Bergtoppen  ,  aan  de  kanten  van  Ysklompen, 
ja  in  de  Sneeuw.  De  figuur  der  Bloemen,  zou 
men  eenigszins  mogen  denken y  of  dienen  kon, 
om  de  tedere  deelen  der  Vrugtmaaking,  in  die 
Groeiplaatfen ,  voor  de  geweldige  aandoeningen 
der  Koude  te  befchutten.  Want  zy  hebben  een 
Helm  5  die >  in  'c  algemeen  gefproken^  de  Meel- 
draadjes en  den  Stamper  dekt :  ja  zyn  in  fom* 
migen  byna  of  geheel  geflooten,  leverende  niet- 
temin ryp  Zaad  uk ;  maar  het  eind  -  Oogmerk 
der  Scheppinge  is  niet  te  doorgronden. 

Gerardia. 

De  Kelk  is  vyfdeelig;  de  Bloem  heeft  twee 
Lippen  ,  waar  van  de  onderfte  driedeelig  met 
uiigerande  Kwabben ,  de  middelfee  Kwab  in 
tweeën  gedeeld :  het  Zaadhuisje  tweehokkig  en 
gaapende  in  dit  Geflagt,  dat ,  zo  de  Hoogleeraar 
J*Burmannus  meldt ,  door  Pater  Plumie  r 
benoemd  is  naar  een  en  Geiurdus,  door 
wien ,  nu  bykans  tweehonderd  Jaar  geleeden ,  in 
't  Engelfch  een  Hiftorie  der  Planten  uitgege- 
ven werdt.  Deeze  naam  kan  thans*  met  meer 

regt. 


Didynamia.  47p 

rest ,  tot  vereering  ftrekken  van  den  vermaarden  IV. 

Aftreet  * 

Doktor  Gehard,  die  kordings  de  Plantea  xv# 
van  provenc-3  regelmaatig  heeft  befchreeven.  Hoofd- 
Het  bevat  de  zes  volgende  uitheemfche  Soor-STÜK* 
ten. 

(1)  Gerardia  met  byna  Eyrende  ,  Wollige  ,  Qelardia 
uit  gegulpte  Bladen  *  van  langte  als  de^ro/a. 
Bloemjteelen*  iifie# 

(2)  Gerardia  met  Liniaale  Vindeelige  Bladen     n.  _ 
en  eene  byna  Takkige  Steng.  foïïl!*™* 

Ridder- 
Van  deeze  beide  Soorten  groeit  de  eerfte  in^°°'bla" 
de  heetftedeelen  van  Zuid- Amerika,  de  andere 
in  Oostindie.  Van  de  eerfte,  dat  een  zeer  laag 
Plantje  is ,  zonder  Steng  ,  met  Bladen  als  van 
Senegroen  en  Wortels  als  der  Affodillen ,  zyn 
de  Vrugtmaakende  deelen  nog  niet  zeer  duide- 
lyk  bekend.  De  laatfte  heeft  een  opftaand  Sten* 
getje  van  een  Voet  hoogte ,  met  eenige  Takjes , 
gepaarde  Liniaale  gevinde  gladde  Bladen  ,  en 
Bloemen  in  de  Oxelen  aan  den  Top  van  de 
Steng,  over  ééne  zyde,  zeer  kort  gefteeld.  De 
Kelk  is  Pypachtig >  met  vyf  fmalle  Tandjes  van 

de 

(1)  Gerardia  Fol.  fubovatis  tomentofis  repandis  longitudi* 
ne  Caulis.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  747.  p.  408.  Veg.  Xllf. 
p.  462.  Gerardia  humilis  Eugul*  folïis  ,  Asphodeli  radice. 
Plum.  Gen.  31.  Ic.  75.  f.  2. 

(2)  Gerardia  Fol.  JLinearibus  pinnatifzdis ,   Caule  fubra* 
mofo.  Am.  Ac  ad.  IVt  p.  3  ig« 


IU  DESL.  IX ,  $TUX« 


480        TWEEMACTIGE  KRUIDEN* 


IV.  de  zelfde  langte  :  de  Bloem  langwerpig,  gaa- 
Afdeel.  pende,  in  vyven  gedeeld  met  de  Lwee  bovenfïe 
Hoofd-  Kwabben  korter  dan  de  anderen  en  vier  Meel* 
stuk»  draadjes  ,  met  dubbelde  Mcclknopjcs.  Dit  is 
IJ^een  Jaarlykfch  Plantje.  , 

in.       (3)  Gerardia  mt  Liniaak  Bladen. 

G  erardia 

^wcSe  Deeze  Soort,  die,  zo  wel  als  de  volgende  3 
haare  Groeiplaats  in  Virginie  en  Kanada  heeft, 
is  een  Kruid  met  Draadachtige  Stengen  vaneen 
Voet  langte  en  zeer  fmalle  Bladen.  De  Bloemen 
komen  aan  't  zelve  ongedeeld  of  met  lange  Steel* 
tjes  voor,  zynde  van  Kleur  hocgpaarfch*  doch 
in  figuur  zeer  verfchil lende.  Mtn  vindtze  Ra- 
derachtig ,  Klokvormig ,  als  Pypjes  of  als  Vin* 
gerhoeden :  zo  dat  daar  op  geen  itaat  te  maa* 
ken  zy.   De  ZaaJhuisjes  zyn  rond. 

iv.  (4)  Gerardia  met  Lancetvormige  fönswys*  ge* 
Gctïc?  tan^e  Bto&n  en  €ene  geheel  enkèlde  Steng* 

Niet  alleen  de  Kleur  der  Bloemen,  maar  ook 
het  Loof  verfchilt  in  deeze ,  dat  fomtyds  naar 
de  Bladen  der  Groen -E:ken  gelykc.  Zy  heeft 

taaije 

f3)  Gerardia  Foliis  L'nearibus.  Digitalis  Fol.  Linesrihus 
Floribus  remotis.  GRcN.  Virg,  191.  D  gitaüs  Virg,  rubfa, 
I0II9  et  facie  Antirrhini  vulgaris.  Pluk.  Manu  Cs.  T.  388* 
f.  1. 

(4)  Gerardia  Fol.  Lanceolatis  p'nnato-  dentatïs ,  Catëe  fim« 
plicisfimo.  Gron.  Virg.  94.  Digitalis  lutea  elatïor  Jaccae  ni- 
grx  foliis.  Pluk.  Mant.  64.  T.  389-  &  3.  Digitalis  proce» 
tiw  Floxidana.  Pluk.  Alm.  71.  T.  389»  f*  1. 


Dl     D    ï    N    A    M    I    A.  4tfi 


taaije  Stengetjes  van  een  Voet  of  hooger  en  IV*1 
groote  fraaije  geele  Bloemen,  die  aan  den  Mond  Af£^eL» 
in  vy  ven  gedeeld  zyn ,  met  ronde  Slippen.  De  Hoofd- 
Zaadhuisjes  zyn  als  die  van  'c  Vingerhoedkruid.  TÜK# 

(5)  Gerardia  met  langwerpige  dübbeld  Zaag-  G^r'ar^A 
tandige  Bladen  ,  de  Steng  gepluimd  3  de  Pedicuia- 
Kelken  gekarteld.  Luiskrui- 

De  zelfde  Groeiplaats  beeft  deeze,  die  naar 
't  Luiskruid  gelykt ,  wordende  ook  door  *t  droo- 
gen  zwarte  Zy  is  Heefterachtig  en  heeft  groo- 
te geele  gepypte  Bloemen,  aan  den  rand  in  vy- 
ven  gedeeld,  met  den  Reuk  van  geele  Violieren. 

(6)  Gerardia  met  Eyronde  Zaagtandige  Bla»fvr-  , 

Jl  T  •    •      7     /2   7    7  '         D7V  '  GiutittofaS 

den  en  Lmiaale  Jtekehge  Blikjes.  Lymerigc. 

In  China  heeft  de  Heer  Osbeck  deeze 
waargenomen,  welke  hy  afbeeldt.  Het  is  een 
Kruidje  met  een  opgeregc  rond  Stengetje  en 
korte  Takjes ,  de  Bladen  gepaard  ,  gefteeld  5 
Eyrond  >  fpits  hebbende,  breeder  dan  een  Duimt 
met  enkelde  end -Trosjes  van  zeer  kort  gedeel- 
de Bloemen ,  met  de  Kelken  in  vy  ven  gedeeld  , 
Lymerig  ruig  ,  zo  wel  als  de  Draadachtige 
Blikjes. 

C  H  E- 

(<r)  Gerardia  Foi.  oblongïs  duplicato  -ferratïs  &c4  Gron. 
Virg.  P4-  Digitalis  Verbelinx  foliis.  Pluk.  Müv.u  64.  Dig. 
Marianl  Filipendu'ie  folio.  Raj.  SuppU  397. 

(6)  Gerardia  Fol.  ovatis  ferratis  ,  Bravleis  Linearibas  h's* 
pldls.  Osji,  It.  T.  s>. 

Hh 

II.  Teel,  IX.  stuk. 


482       TwEEMAGTIGE  KrüÏDEEI* 


IV*  Chelon  E.  Schüdbloem. 

Afdeel. 

xv. 

Hoofd.  Dit  Geflagt  heeft  de  Bloem  Giynsachtig5op- 
stuk*  geblazen,  geflooten  en  zodanig  gefatfoeneerd 9 
%}flzm'  dad  de  Bovenlip  zig  als  het  Schild  van  een 
Schildpad  vertoont.  Hierom  gaf  Tour  NE* 
fort  aan  de  eerfte  Soort  den  Griekfchen  naam 
Chelone  >  die  een  Schildpad  betekent,  en  noemt- 
ze  zelfs  3  in  't  Franfch  3  la  Tortue.  Zonder- 
ling  is  't  5  dat  L 1  n  n  m  u  s  deezen  vreemde  naam  , 
tegen  zyn  eigen  Stelling,  behouden  heeft  (*}. 
Ik  noem  het  Geflagt  liever  Schüdbloem. 

De  Kenmerken  zyn  verder  een  vyfdeelige 
Kelk :  het  beginzel  van  een  vyfde  Meeldraadje 
tusfchen  de  bovenften  en  een  tweehokkig  Zaad- 
huisje. Het  bevat  de  vier  volgende  Noord- A- 
merikaanfche  Soorten. 

l.        (1)  Schüdbloem  met  gejleelde  Lancetvormige 

fufbra.  Zaagtandige  Bladen,  de bovenflen  gepaard* 

Gladbla- 

*£•  Dit  is  de  gedagte  van  Tournefort,  uit 

Acadia  of  Nieuw  Schotland  overgebragt  door 
den  Heer  Dierville  en  naderhand  in  de 
Europifche  Tuinen  aangekweekt.  Sommigen 

mer- 

(*)  Vide  Pbilos.  Bot.  $.  230.  Waarom  dit  minder  verwor- 
pen dan  Elcpbas  of  Onagra  ,  enz. 

(1)  Chelone  Fol.  petiolatis  Lanceolatis  fèrratis  &c.  Syfi. 
Nat,  XU.  Gen.  748.  p.  408.  Veg,\  XIII.  p.  4<*3.  H.  Clijf. 
493.  R.   Lugdb.  293»  FABR.  Melmftad.  211.  GRON.  Virg.  ?o  r 
93.  Chelone  Acadienfis  flore  albo.  Ïoürnf,  Mem<  de 
p.  106.  T. 


D  I    D    Y    N    A    M    ï    A;  483 


merken  aan  ,  dnt  de  Kelk  uit  agt  Blaadjes  be-  IV. 
Haat,  doch  eigentlyk  heeft  het  een  vyfdeeligen 
Kelk  in  een  driebladigen  begreepen.  De  Bloem  Hoofd* 
is  wit,  eenbladig,van  figuur  als  gezegd  is;  ge- mTK* 
lyk  menze  door  EüRETzeer  fraay  vindt  af* 
gebeeld.  Zonderling  is  dezelve,  niet  alleen  door 
de  gezegde  figuur,  maar  ook  doordien  de  Meel- 
knopjes  zig  vereenigd  bevinden ,  de  Meeldraad* 
jes  van  elkander  afgezonderd  en  het  vyfde  zig 
Bladerig  uitftrekt ,  zonder  Meelknopje.  In  Vir* 
ginie  bloeit  zy  op  Moerasflge  plaatfen  en  in  Wa- 
teren, in  de  Herfst, zo  Clay  ton  aantekent* 

(2)  Schildbloem  met  gejleelde  Lanc  eivormige  ïii 
Zaagtandige  gepaarde  Bladen.  tbtqaat 

Scheef* 

Zo  weinig  verfchilt  deeze  van  de  voorgaande. 
Dat  Gewas ,  naamelyk ,  't  welk  door  den  Heer 
LiKNiEus  als  eene  Verfcheidenheid  is  voor- 
gefteld  >  met  Roozekleurige  Bloemen ,  heeft  de 
kundige  Miller  als  een  byzondere  Soort  in 
Plaat  vertoond  en  befchreeven*  't  Zou  het  Vin- 
gerhoedkruid  van  Maryland  zyn,  met  Zaagtan* 
digö  ttyve  fmallere  Bladen  en  driekantig  Zaad 
als  Boekweit  van  P  l  ü  k  e  n  e  t  ,  of  dat  met  Per- 
fikbladen  van  Petiver  ,  ?t  welk  door  Jos- 
selyn  5  in  de  Zeldzaamheden  van  Nieuw  En- 
geland, genoemd  was  Kolobriet jes  -  Boom.  (3) 

(2)  Chelone  Fol*  petlolatts  Lanceolatis  &c.  Chelone  Fo!. 
fpeciofïs  pulcherrimis  ,  Colore  Rofe  Damascenae.  Mill.  h* 
Ci.  T.  93.  Digitalis  Mariana  &c.  PlüX.  Mant»  T.  348* 
f»  3.  Trew.  Ebreu  T.  8S. 

Hh  a 

lil.  Deel,  IX,  $rxis9 


484        TwEEMACTlGE  KRUIDEN. 

IV.  (3)  Schildbloem  met  de  Steng  en  Bladen  ruig* 
Afdeel. 

Hoofd*     Deeze,  die  de  Bladen  fpits  ,  donker  groen 
stuit,    gepaard  heeft  en  Hinkende  ;  de  Bloemen  bleek 
oJw  ^aauvv  doorfchynende,  zou,  volgens  den  Rid- 
bir/uta.   der  ,  een  enkele  Verfcheidenheid  kunnen  zyn 
Ruig'  van  de  volgende  Soort.  De  Heer  Jüssieu  heeft 
'er  een  vyfde  Meeldraadje  s  zeer  lang,  meteen 
zeer  ruighaairig  Meelknopje,  in  waargenomen. 

tv.  (4)  Schildbloem  met  omvattende  Bladen  en 
^taJïe"  eene  gegaffelde  Pluim. 

Vyfdraa- 

De  Groeiplaats  van  deeze  is,  zo  wel  als  die 
der  voorgaanden,  in  Virginie,  of  ook  in  Nieuw 
Engeland,  van  waar  een  Plant ,  naar  't  Vinger- 
hoedkruid  gelykende,  met  witte  Bloemen,  die 
zig  als  een  Honden  -  Smoel  vertoonen  ,  door 
Plukenet  was  bekomen.  De  Bloemen  zyn 
echter  paarfchachtig  in  deeze  Soort ,  die  het 
Doorbladige  gladde  Fïngerhoedkruid  f  van  Mo- 
rison  in  Plaat  gebragt,  zou  kunnen  zyn,  zo 
de  Ridder  zig  verbeeldt;  doch  de  Bloemen  zyn 
geheel  anders ,  en  komen  nader  aan  die  van  het 

Rui- 

(3)  Cbelone  Caule  Foiiisque  hirfutis.  GROM.  Virg*  93.  Di- 
gitalis Virgïniana  Panacis  Colonii  foliis  &c.  Pluk.  Mant» 
64.  Digitalis  Flore  pallido  transparente.  Bant.  Virg.  1928. 

(4)  Che'one  Fol.  arop^cxicauJihus  Panicuï&  dichotoma.  Mant» 
415.  Cynorynchium  Nov  -  Angïicanum  Digitaü  accedens her- 
ba.  Pluk.  Mant*  62*  Dig,  perfoliata  glabra.  MoRiS,  Hifi, 
II.  p.  479.  S.  5.  T.  8.  F.  6.  Dracocephalus  hufutus  &c* 
MORls.  Hifi.  III.  p,  407.  S.  II.  f.  2i%  f,  3. 


Ruige  Draakskop  ,  van  dien  zelfden  Autheur  ,  ^» 
met  breede  ruige  Wederik -Bladen*   In  deeze  *xvfU 
Soort  gaapen  zy  ,  en  hebben  een  uitgefpannen  Hoofd- 
Keel,  gelyk  ip  het  Draakskop  -  Kruid ,  de  Bo-8TüK#. 
verlip  kort  en  in  tweeën,  de  Onderlip  in  drie-  fpermfa* 
en  gedeeld.  Behalve  de  vier  5  die  korter  dan  de 
Gaaping  zyn,  komt  een  vyfde  Meeldraadje, ge- 
lyk in  de  andere  voor,  dat  geen  Knopje  heeft , 
maar  zig  aan  't  end  verbreedt ,  en  aldaar  gebaard 
is  ,  leggende  op  de  Onderlip  der  Bloem*  De 
Steng  is  rond  en  ruigachtig  en  deeze  Planten 
fchynen  in  hoogte  veel  naar  't  Vingerhoedkruid 
tegelyken.  Daar  zyn,  van  dit  Geflagt,  geenen 
in  Oost-  of  Westindie,  in  Europa  of  Afrika, 
noch  elders  dan  in  Noord  -  Amerika  ,  zo  veel 
my  bekend  is ,  waargenomen. 

Gesneria. 

Naar  die  beroemde  Mannen,  in  de  Kruidkun- 
de niet  minder  dan  in  de  Dierenkunde  onder  den 
naam  van  Gesnerüs  bekend ,  voert  dit  Ge- 
flagt den  tytel  Het  heeft  een  vyfdeeligen  Kelk 
op  het  Vrugtbeginzel  zittende ;  eene  om  en 
wederom  gekromde  Bloem s  en  het  Zaadhuisje, 
daar  onder  groei  jende,  is  tweehokkig. 

Van  dit  Geflagt  komen  geen  Soorten  voor, 
dan  uit  de  Westindiën  of  Zuid -Amerika.  Het 
bevat  de  drie  volgende. 


Hh  3 

tl.  Deel.  IX*  Stuk, 


(O  Ges- 


486       Tw  EEMAG  f  IGE  Krüidew. 


IV.  (i)  Gesneria  met  Lancetvormige  Zaagtandi- 
Afdeel.  ge  mgejleeïde  Bladen  >  de  BhemfteclenTak* 
Koofd*  kig  veelbloemig. 

STUK» 

'i.  (2)  Gesneria  met  Lancetvormig  »  Eyronde 

hurmfh*  Zaagtandige  byna  gefteelde  ,  aan  't  end 

Laage.  getropte  Bladen  ,  de  Bloemfteelen  driebloe* 

A  n;.  miz>  korter  dan  het  Blad. 

ftengde.  (gj  Gesneria  met  Eyrond  -  Lancetvormige  ge- 
_  nï«  .  kartelde  ruige  Bladen,  de  Bloemfteelen  zy- 

woüige.  delings%  zeer  lang  en  Tuildraagende. 

Het  verfchil  deezer  Soorten  blykt  nagenoeg 
uit  de  bepaalingen  en  bynaamen.  De  eerfte  is 
geftengd;  de  tweede  heeft  de  Takken  als  tegen 
de  Rotfen  aangedrukt,  met  aan  't  end  getropte 
Bladen  :  van  de  derde,  welke  den  Heer  Jao 
QniN  aan  de  Zeekusten  des  Eiiands  Kuba 
voorkwam,  getuigt  hy,  dat  het  een  Heefterige 
Plant  is  3  met  opftaande  Stengen  van  twee , 

drie 

(1)  Gesneria  Fol.  Lanceolatis  ferratis  fesfilibus  &c.  Syjl. 
Nat.  X1U  Gen.  749-  p.  409  Veg.  XIII.  p.  463.  Gesneria  hu- 
milis  PI.  fhvescente.  Plum.  Gsn.  27.  h.  133.  f.  2.  Digitalis 
folio oblcngo  ferrato<  SLOAN.  Jam  60.  Rijh  I.  p,  102,  T.  104, 

(z)  Gesneria  Fel  Lanceolato  -ovatis  ferratis  Sec.  Am.  Acad. 
V,  p*  400,  Gesneria  Rupeftris  indivifa  &c,  ÖROWN.  Jam. 
262*  Rapunculo  arÜnis  anomala  Vdscuhfeia  &c.  SloaN.  uts« 
T.  102.  f.  i. 

{3)  Gesneria  Fo!.  ovato  -  Lanceolatis  crenatis  &c,  H.  Cliffl 
31 8.  JAC^.  Amer.  179.  Gesneria  ere&a  Fol.  Lano  rug.  hir-« 
lutis  &c.  urown  Jam.  aöi.  Gesneria  amplo  Digitalis  folia 
tooaeatofo»  Slum*  Gen.  27.  /c.  134* 


DlDYNAMlA*  487 


drie  of  vier  Voeten  hoogte,  die  rond  zyn  ?  zei  ~  IV. 
den  Takkig,  broofch  ,  verfcheidene  uit  eenAFI^?L# 
zelfden  Wortel.  De  Bladen  zyn  op  de  Rug  Wol-  Hoofd* 
lig,  van  boven  ruuw  ,  geaderd,  Lymerig  en*TUK- 
flinkende ,  vyf  Duimen  lang.    Uit  de  Oxelen fptmil] 
komen  gemeene  B!oemftee!en  voort,  vanonge- 
vaar  een  half  Vort  ,  aan  h  end  een  Tuil  draa- 
gende  van  tien  Bloemen ,  die  Lymerig,  Hinken- 
de ,  niet  fraay ,  van  buiten  vuil  groen ,  van  bin- 
nen paarfchachtigzyn.  Het  is  eenEyrondePyp, 
die  aan  *t  end  zig  Trechterachtig  uitbreidt,  in 
vyven  gedeeld,  met  ftompe  Slippen,  waar  vaa 
de  twee  bovenden  hol  en  opftaande  ,  de  drie 
onder ften  vlak  zyn.  Van  de  Meeldraadjes  zyn 
twee  langer ,  twee  korter:  het  Zaadhuisje  was 
platrondachtig,  met  den  Kelk  gekroond,  en  be- 
vatte een  menigte  Zaadjes ,  zo  fyn  a!s  Zaagzel» 
Meest  vondt  hy  dit  Gewas  met  zyne  Worte- 
len in  de  Spieeten  der  Rotfen  ingeboord.  Die 
van  Plu  m  1  er  hadt  de  Bladen  breeder  en  kon 
derhalve  een  Verfcheidenheid  van  deeze  zyn* 

Antirrhinum.  Leeuwebek. 

De  Kenmerken  van  dit  Geflagt  zyn ,  behalve 
den  vyfbladigen  Kelk ,  eene  Bloem ,  welke  meer 
of  min  de  figuur  van  een  Leeuwen -Smoel  of 
a'toos  iets  Bekkigs  heeft,  en  inde  meefte Soor- 
ten een  nederwaards  uitfteekende Spoor, die  voor 
Konigbakje  verftrekt ;  als  ook  een  tweehokkig 
Zaadhuisje» 

De  figuur  der  Bloem  onderfcheidt  dan  voor- 
li  h  4  naa- 

II.  Dsil.  IX,  Stuk. 


488       TWEEMAGTIGE  KRUlDENj 


IV.  naamelyk  dit  Geflagt,  in  het  welke,  behalve  de 
Afdeel»  gewoone  zo  genaamcje  Leeuwebekken,  ook  het 

Hoofd*  Vlafchkruid  is  bcgreepen.  Dus  komen  *er  me- 
«tuk.  nigvuldige  Soorten  in  voor  5  van  thans  op  de 
ScMlzaa-  vojgen(je  manier  in  Rangen  zyn  onderfcheiden. 

A.  Gefpoorde  met  hoekige  Bladen. 

}•  ^  (1)  Leeuwebek  met  Hartvormige  vyfkwahbi- 
rsum  Cym~  ge  Bladen  overhoeks  ^  en  hangende  Stengen. 

balaria, 

Kiyfbiadig.  j)at  Li  n  N-ffcus  van  deeze  Soort  de  Groei- 
plaats alleen  itelc  op  Rotfen  ,  en  aan  oude 
Muuren ,  te  Bafel ,  Parys  en  Haarlem  ,  is  te 
verwonderen  en  zeer  gebrekkelyk :  want  men 
vindtze  niet  alleen  in  onze  Nederlanden  aan  de 
Muuren  of  Vetten  van  Delft,  Utrechten  ver- 
fcheide  andere  Steden;  maar  zy  kwam  den  Heer 
H  aller,  in  Switzerland  ,  te  Zug  zeer  me- 
nigvuldig voor,  en  Ray  merkt  aan,  dat  niets 
gemeener  is  op  vogtige  W anden ,  Puinhoopen  en 
Sceenen  ,  in  Italië:  gelyk  zy  ook  op  oude  Muu- 
ren te  Marfeüle  en  wie  weet  op  hoe  veel  ande- 
re plaat fen  ,  groeit.  Te  Venetië,  Padua  en  in 
de  nabygelegen  Dorpen  ,  hangt  overal  aan  de 
Wegen  en  Wanden  van  de  Huizen ,  gelyk  Veil 

of 

(i)  Anürrhir.um  Fol.  Cordatïs  quinquelobis  alternis.  Syfi. 
Nas.  XIL  Gen.  750.  p.  410.  Veg.  XIII.  p.  464.  |E  Cliff^ 
323.  Ups.  175.  R.  Lugdb.  295.  N.  4.  GOUAN  Monsp.  299. 
Hall.  Helv.  613.  Goet.  Belg.  176.  Sec.  Cymbalaiia  ltalica 
Polio  Hederx.  Lob,  U.  615.  Cymbalaria*  C.  B.  fin,  306, 
Cam<  Epit,  SSo, 


D  i  p  v  n  a  m  t  a;  489 


of  Muur ,  dit  Kruid  ,  zegt  Lobel*  De  Rid-    IV.  ^ 
der  hadt  derhalve  behooren  te  zeggen,  dac  de  Af^el; 
Groeiplaats  is  aan  Rotfen  en  vogtige  oude  Muu-Hoofdt 
ren,  van  veele  Steden  in  Europa,  inzonderheid 5TÜK:- 
in  de  Zuidelyke  deelen.  fpermïaT 

Het  wordt  Cymbalaria  genoemd  >  zo  men  wil , 
naar  de  Cymbels ,  een  ibort  van  Speeltuig  der 
Ouden  ,  en  mooglyk  komt  zulks  van  de  figuur 
der  Bladen  her,  die  zorondachtig  zyn,datmen 
het  voor  een  Soort  van  Navelkruid  gehouden 
en  in  plaats  van  dien  in  de  Popeljoen  -  Zalf  ge* 
bruikt  zou  hebben.  Eigentlyk  gelyken  de  JBla- 
den  meest  naar  die  van  Klyf.  Het  hangt  met 
zyne  Rankjes  nederwaards  ,  hebbende  zeer 
lange  Blad*  en  JBloemfteelen  en  de  Bloempjes 
ten  deele  geel,  ten  deele  paarfch  van  Kleur, 
met  een  kromme  Spoor. 

(2)  Leeuwebek  mei  Niervormige  zeer  Haai-  .TT» 
rige  Bladen  overhoeks 3  enhangende  Stengen.nuJ'Wh- 

fum» 

Deeze,  uit  de  Alpen  afkomftlg,  en  door  den  Gehaaird* 
Heer  J  a  c  q  u  i  n  naar  een  gedroogd  Exemplaar* 
tje  in  Af  beelding  gebragt,  is,  zo  wel  door  de 
figuur  van  't  Blad  als  door  de  Haairigheid, ge- 
noegzaam verichiüende  ,  om  eene  bj^zondere 
Soort  uit  te  maaken.  Men  kanze,  derhalve, 
Haairig  Cymbelkruid  noemen. 

Cs) 

(z)  >Antirrbinum  Foï.  Reniformibus  Pilofisfïmïs  alternis. 
Mant.  249.  jAcq.  Obs.  II.  p.  23.  T.  43.  Linaria  Keder*  folio 
viliofo  f.  Cymbalaria  Alpina.  Tournf,  Inft*  169* 

Hh  5 

U.  Deel.  ix.  Stvk 


4pO       TWEEMAGTIGE  KRUIDE*. 


(3)  Leeuwebek  met  Piekvormige  overhoekfc 
AFxv!L"         Bladen  en  leggende  Stengen. 
Hoofd- 
stuk,      00  Leeuwebek  met  Eyronde  Bladen  overhoeks 

111.  t  en  leggende  Stengen. 

Anürrhi- 

*tne.  Eia"  (5)  Leeuwebek  met  Piekvormige  Bladen  over» 

riekbiadig*  hoeks  ,  uitgebreide  Stengen  en  de  Blad» 

Spuriwn  fteeltjes  doorgaans  Klaauwierachtig, 

Onecht* 

v.        (6)  Leeuwebek  met  Piekvormige  Bladen  over" 

Ccekiaau-'  ^oe^  *  een  reStoPfiaan(^e  zeer  Takkige  Steng 
wierd.  en  jlyfachtige  Bloemfleelen. 

VI. 

jEgyptia*  Deeze  vier  maaken  als  Verfcheiden heden  uit, 
Egyptifch.  van  een  Kruid  3  dat  men  houdt  voor  het  Elati- 
ne  der  Grieken.  De  twee  eerden  komen  op  de 
Akkers  in  Duitfchland  >  Engeland  5  Vrankryk 
en  Italië  voor  ,  zo  de  Ridder  aantekent ,  wor- 
dende de  eerlte,  die  de  Blaadjes  Fluweelachtig 
gehaaird  heeft,  in  't  Franfch  genaamd  la  Velvo* 

te 

(3)  Antirrhinum  FoL  Haftetis  akernis,  Caul.  proc.  Oed. 
Dan.  426.  GOUAN  Mcnsp.  299*  GER.  Prov.  292.  H.  Ciïjffl 
325.  K.  Lugdb.  295.  N.  Sn  Virg.  63»  Elatine  folio 
acuminato  fl.  luteo  6c  fl.  coeruleo.  C.  B.  Pin.  253.  Eiatine. 
Cam.  Epit,  754.  Linaria  Seg.  Nummularia:  folio  &c.  Tournf. 

(4)  -^«f,  Fo!.  ovatis  alternis  5cc.  Gort.  Z^/g-.  177.  Gotjan 
Monsp.  SOo,  GER.  Prov.  202.  K.  Lugdb.  295-  N.  6.  Eiatine 
Polio  fubrotundo.  C.  B.  Pi«.  253.  Veronica  foemina.  Dod. 
Pempi.  42, 

f5)  Fol.  haftatis  alterms  &c#  uSfer.  242.  Jacc^.  Hort. 

T.  82.  Linaria.  Till.  Pis.  T.  32.  f.  2. 
(6)        Fo!.  haüatïs  altenlis  &c,  LiKaria  Memph.  pu- 


DlDYNAMIA.  491 


te9  ook  aan  de  Kaap  gevonden.  De  tweede  IV: 
groeit  in  Bouwlanden  by  Utrecht ,  Haarlem ,  als  Af^eel* 
ook  in  Gelderland  en  elders.  Het  zyn  Kruidjes  Qoq/d- 
met  leggende  Ranken,  die  de  Bladen  veel  naarSTÜiU 
'l  Loof  der  Klimmende  Boekweit  gelykende  heb^^f^" 
ben ,  inzonderheid  de  twee  laatften ,  wier  Groei- 
plaats is  in  Egypte  ,  hebbende  opftaande  Sten* 
getjes  en  blaauwachtig  paarfche  Bloempjes.  Fors- 
kaohl  vondt  'er  twee  Soorten ,  van  deeze  ver- 
fchillende* 

B.  Gefpoorde  met  gepaarde  Bladen. 

(7)  Leeuwebek  me t  drievoudige  Eyronde  Bladen.  Jtl£rhi^ 

„  num  tri*- 

(8)  Leeuwebek  met  viervoudige  Lancetvormi-  pbyiium^ 
ge  Bladen  3  een  opgeregte  Takkige  Steng  enDs'^^¥ 
gejieelde  Bloemen.  Triorni- 

ihophomm* 

C9)  Leeuwebek  met  viervoudige  Liniaale  Bla~^^^u 
den  en  een  opgeregte  geaairde  Steng.  ix. 

Purpu* 

(io)  Leeuwebek  met  Liniaale  getropte  Bla~re™:f± 

den,  x. 

Repens. 

(7)  Antirrhinum  Fol.  ternis  ovatis.  R.  Lugdb.  29$.  N«  9.  Kruipend. 
GouAN  Monsp.  300.  Linaria  tri phy  11a  minor  lutea,  iteracoe- 

rulea.  C.  B.  Pin.  212.  Linaria  Hispanica.  C]LUS«  lUft.  1.  p. 
320.  Linaria  Valentina.  Lob.  Ic  40S. 

(8)  Ant.  Fol.  quatern.  Lanceotetis  &c.  R.  Lugdb.  296.  N. 
jo.  Linaria  Araer.  maxima  purp.  ïlor.  Kerm.Z^*.  T.  377. 

(9)  >Ant.  Fol.  quatern.  Linearibus.  Mant,  41 6.  R.  Lu?db9 
296.  N.  14.  Linaria  parpurea  magna.  J.  B.  Hi/?.  lil.  p. 460. 
Lïn.  alt.  purpurea,  Dod.  Pempt.  133, 

(10)  -^nf.  Fol.  Linearibus  confertis.  R.  Luidb.  296.  N.  l$. 
Lin.  anguiïifolia  Flore  dncreo  flriato.  Dill*  Eltb*  198.  T. 
14S.  f.  197. 

IU  DEEL,  IX*  STUSCi 


49^ 


TWEEMAGTIGE  KrüIDEK. 


Afdeel. 

XV. 

Hoofd* 

STUK* 

X!. 
Antirrbi' 
num  Mon» 
ff.es/ula- 
num* 

Montpel- 
iiers. 

XIL 

Sparuum. 
Ryzig. 

XIII. 
JBiptmïïa- 
turn. 

Tweeftip* 
pelig. 

XIV. 

Ttijïe. 
Drcevig. 


den  ,  de  onderjlen  viervoudig ,  de  Kelken 
met  het  Zaadhuisje  gelyk- 

{li)  Leeuwebek  met  Liniaale  getrapte  Bladen , 
een  glanzige  gepluimde  Steng  en  geaairde 
glanzige  Bloemjleelen. 

C 1 2 )  Leeuwebek  met  Elsvormige  gejieufde 
Vleezige  Bladen,  de  onderjlen  drievoudig; 
de  gepluimde  Steng  en  Bloemen  zeer  glad. 

(13)  Leeuwebek  met  Liniaaïe  gladde  Bladen  , 
de  onderjlen  viervoudig ;  een  opgeregte  ge- 
pluimde Steng  en  Hoof  dig  geaairde  Bloemen* 

(14)  Leeuwebek  met  Liniaak  verftrooide  Bla- 
den ,  de  onderjlen  gepaard  5  Elsvormige 
Honigbakjes  en  byna  ongef teelde  Bloemen* 

Alle  deeze  behooren  tot  het  V  l  a  s  c  k  k  r  u  i  d, 
Linaria,  dus  genoemd,  om  dat  de  Bladen  naar 
die  van  9i  Vlafch  gelyken  >  terwyl  de  Bloem 

He- 


(11)  Antirrh'mnm  Fol.  Linearibus  confertis  &c.  R.  Lugdb* 
297.  N.  ts.  Linaria  Capilhceo  folio  odoia.  C.  B.  Pin.  213. 
Prodr.  ioó.  N.  4*  Diï-L.  Elth.  199*  Linaria  odorata  Mon- 
fpesfulana.  J.  B.  Eift.  lil.  p.  459- 

(12)  Am.  Fol.  Subulatis ,  Canaliculatis  Carnofls  &c.  Am. 
Ac  ad  IV.  p.  277. 

(13)  Ant.  Fol.  Linearibas  glabris  Sec.  Gouan  Monsp.  300. 
Linaria  lutea  parva  a^nna.  J-  B.  Hij}*  III.  p.  457. 

(h)  Ant.  Fol.  Lanceolatis  fparfis  Sec.  H.  Clitf.  498.  R* 
Lugdb.  296*  N.  13.  Linaria  triftis  Hispanica.  Dill.  Eitb. 
201.  T\  164.  f.  199.  M  jll.  Jc,  166.  Linaria  Hhparuca  pro#- 
cumbenr,  M&rt.  Dcc.  35.  f,  2. 


D   i  s>  *  N  A  u  1  A*  493 


Hcmelsbreedte  verfchilt*  Het  Driebkidige  komt  IV, 
in  Spanje  voor  ,  als  ook  in  Italië ,  hebben-  4FDxE/ff 
de  geele  en  paarfche  Bloemen.    Dit  valt  niet  Boqfd* 
meer  dan  een  Voet  hoog.  De  volgende  Soort  ,STÜK* 
in  Portugal   en  Amerika  groeijende  ,  is  een^fj^T 
Kruid  van  Mans  langte  en  maakc  dus  in  de  Tui- 
nen een  fraaije  Vertooning  door  zyne  Bloemen , 
die  dikwils  drie  by  elkander  als  drie  Vogeltjes  , 
naar  de  gewoone  figuur  der  Bloemen  van  het 
Vlafchkruid,  op  den  top  der  Stengen  voortko- 
men: doch  zy  zyn  grooter  dan  in  de  andere 
Soorten  en  paarfch  van  Kleur,  gelyk  in  de  ge- 
ne die  daar  van  den  bynaam  voert ,  zynde  een 
Kruid  dat  in  Italië  aan  den  Voet  van  den  Berg 
Vefuvius  groeit ,  met  zeer  kleine  Bloemen.  Dit 
heeft  een  aanmerkelyken  Reuk ,  doch  het  Krui- 
-pende  heeft  de  Bloemen  Reukeloos ,  groeijende 
in  Engeland,  Vrankryk  en  Italië  wild,  Deeze 
twee,  zo  wel  als  de  vier  volgende,  hebben  zeer 
fmalle  Bladen.  Het  Montpellierfe  is  welriekende 
en  gelykt  veel  naar  het  Ryzige  ,  dat  geftrekte 
Takken  als  Rysjes  heeft ,  aan  Stengen  van  een 
Voet  hoogte,  maar  dit  laatfte,  in  Spanje  door 
Loefling  waargenomen  ,  heeft  de  Bloemen 
zeer  lang ,  het  andere  zeer  kort  gefpoord.  Van 
het  TweeJUppelige  ,  dat  ook  de  Bloemen  gce)  9 
doch  met  twee  Oranjekleurige  Stippen  heeft, 
verfchilt  dat  Ryzige  doordien  het  in  alle  opzig- 
ten  veel  grooter  is  ;  zynde  dit  maar  een  Span 
hoog,  weshalve  het  Klein  Geel  Jaarlyks  Vlafch- 
kruid heet,  op  de  Bouwlanden  voorkomende  in 

"  ïta« 

xit  DiEjL,  Ui  sim* 


494       TWEEMAGTIOE  ItRÜIDEH. 


IV.    Italië  en  Spanje.  Het  laatfte  of  Droevige  y  ein« 
^FxvfL*  ^clyk  >  (Jat  mea       Gibraltar  heeft  groeijende 
Hoofd-  gevonden ,  is  een  Kruid  met  veele  gladde  Sten- 
stuk»     gen  ^  diiwHs  neerleggende  ,  en  Liniaale  eeniger- 
&ht*izaa-  maate  vieezige  rondachtige  Zeegroen  bedaauw- 
de  Bladen.  De  Bloemen  vallen  in  \  geele,paar* 
fche  of  Afchkleurige,  en  het  Zaadhuisje  is  Bek» 
keneelachtig  y  gelyk  in  de  eigentlyke  Leeuwe- 
bekken ,  zo  genaamd. 


xv. 

Anttrrhi' 
%um  fupi- 
num. 

Leggend. 

XVI. 

Ar  ven fim 
Akkerig. 


(15)  Leeuwebek  met  byna  viervoudige  Liniaa* 
le  Bladen  >  verfpreide  Stengen  en  getroste 
Bloemen  (*)f 

(16)  Leeuwebek  met  byna  Liniaale  Bladen, 
de  onderjlen  viervoudig  ,  de  Kelken  Lyme* 
rig  gehaaird  ;  Aairswyze  Bloemen  en  een 
opgeregte  Steng. 


(17) 

(15)  Antirrhlnum  Fol.  fubquaternis  Linearibus  dcc.  R» 
Lugdb.  296.  N*  17.  GOUAN  Monsp.  301,  GER*  Prov.  290* 
N.  6.  Linaria  pumila  fupina  lutea.  C.  B.  Pin.  213*  Ofyris 
lutea  fylveüris.  Lob.  Ic.  410» 

(*)  Calcari  reïïo  (met  een  regte  Spoor,)  is  thans  hier 
bygevoegd ;  doch  de  befchryvingen  ,  zo  wel  a!s  de  aange- 
haalde Afbeeldingen  van  dit  Kruid ,  toonen ,  dat  het  een 
kromme  of  omgcboogene  Spoor  heeft.  De  voorgaande 
Soort  heeft  een  regte  Spoor  of  Staart. 

(ï6)  Antt  Fol.  fublinearibus  inferioribus  quaternis  &c.  R« 
Lugdb,  297.  N,  21.  GouAN  Monsp»  3O0.  GER.  Prov*  291»  N* 
io*  Linaria  Arvenfu  ccerulea.  C.  B.  Pin,  213  -  Prodr.  117. 
Dill.  Elth.  f.  19 s.  fi0  Lin.  pumila  Foliolis  carnofis.  C.  B. 
Pin*  y.  Linaria  quadafolia  Iwtea.-  Id, 


DiDYNAMiAe  495 


(17)  Leeuwebek  met  de  Stengbladen  Liniaal  IV, 
overhoeks ;  de  Wortelbladen  Lancetvormig  *m^h* 
drievoudig  ;  de  Bloemen  Tuilachtig.  Hoofd- 
stuk. 

(18)  Leeuwebek  met  Lancetvormig  Liniaale  xvir. 
verfpreide  Pluizige  Bladen  ,  de  onder  jïen  n»mPeiïs^ 
viervoudig;  een  leggende  Steng  en  geaairdefe"anum* 
Bloemen. 

X v III. 
Saxattle. 

( 19)  Leeuwebek  met  de  Wortelbladen  viervou-  Roezige 
dis:  Lancetvormisx  de  Stensbladen  Liniaal  KIX- 
overhoeks;  de  Kelken  Pluizig  en  digt  aan  Lymerig, 
de  Steng. 

( 20  Y  Leeuwebek  met  vyfvoudige  Liniaale  Vlee»  xx. 

v        .      „.   ,  Multicau* 

zige  Bladen*  te. 

Veelfteng. 

(21)  Leeuwebek  met  viervoudige  Elsvormige  ,xxi. 
Vleezige  Bladen ;  opgeregte  Stengen  en  ge*  zeegroen. 
aairde  BUemen* 

(22) 

"4  (17)  Antirrbinum  FoL  Caiilinis  Linearibus  altcrnis  &c.  Li- 
naria annua  purpureo - violacea.  Goüan  Mon$p>  300.  Ger. 
JProv.  292.  N.  11-  Linaria  ccerulea  minor.  Lob.  ///♦  103. 
£in.  coeralea  Calcaribus  longis.  J.  E.  //(/?.  Iir.  p.  461. 

(is)  Fol.  Lanceolato  -Linearibus  fpirfis  vülofis  &c. 
Linaria  rnaritima  minor  viscofa  Fol.  hirs.  Flor.  luteis.  Mo- 
BIS.  Hi/l.  II.  p.  499» 

(19}  *Ar>t.  Fol*  Rad.  quatcrnis  Lanceolatis  &c.  ^j», 
IV.  p.  319* 

(20)  FoL  quiaïs  Linearibus  Carnofis  Flor.  Capitatis* 
R.  Lugdb.  296.  N.  11.  Lin.  Sicula  mukicaulis  Molluginis  fo- 
lio. Eocc  Sic.  38.  T.  19.  f-  1. 

(21 )  Ant.  Fol.  quaternis  Subulatis  Carnofis  &c.  Lin.  man*- 
ëma  Folüs  fuccuïentis.  BUXB.  IV.  p»  23.  T.  17. 


40        TWEEMAGTIGE  KrüIDËN, 


IV.  (22)  Leeuwebek  met  viervoudige  Liniaal- 

Afdeel  JAancetvormige  Zeegroene  Bladen ,  ver/prei* 

Hoofd-  de  Stengen  en  getrojle  Bloemen  met  een 

stuk*  regte  spoor. 

XXII. 

Antirrbi'  fifie  deeze ,  wederom ,  zyn  Smalbladige  Soor- 
wam.    1  ten  van  Viafchkruid  ,  waar  van  de  eerfte  naar 

Aipifch.  het  Droevige  veel  gelykt,  hebbende  geele  Bloe- 
men, en  een  omgeboogen  of  kromme  Spoor* 
Het  volgende  is  gemeener  dan  die,  op  de  Ak- 
kers van  Engeland  ,  Vrankryk  en  Italië,  waar 
van  zy  den  bynaam  heeft.  De  Bloemen  van  dit 
en  het  volgende  ,  wegens  haare  lange  Spooren 
kenbaar ,  zyn  blaauw ,  die  van  het  Rotzige ,  welk , 
zo  wel  als  het  Lymerige,  in  Spanje  valt,  zyn 
geel.  Veele  Biesachtige  Stengetjes  heeft  die 
daar  van  den  naam  voert ,  voorkomende  op  Si- 
cilië en  in  de  Oofterfche  Landen,  waar  ook  het 
Zeegroene  zyne  Groeiplaats  heeft  ,  met  zyne 
Vleezige  Sappige  Blaadjes ;  doch  diezelfde  Kleur 
heeft  plaats  in  bet  Alpifche  Viafchkruid ,  't  welk 
de  Bladen  Kranswys  geplaatst  heeft,  ver  van 
elkander.  Dit  groeit  in  Ooftenryk,  Switzerland  , 
Italië  ,  Provence  en  op  de  Pyreneefche  Bergen* 
Het  heeft  de  Bloemen  blaauw  met  een  geel  Ver- 
hemelte ,  zegt  de  Ridder.  Voorts  zyn  alle  deeze 
Soorten  klein  van  Gewas,  fommigen  maar  een 

Hand- 

(22)  AnthrUnum  Fol.  qiinternis  LmearN  Lanceolatis  glaucls 
&c.  R.  Lu&db.  297.  N,  22.  Unarïa  quadrifolia  fupina.  C.B.  Pm. 
ïï3.  £#  Lin.  coerulea  repens.  y,  Lin,  fol.  Carnofis  cinerei$» 


Dl     t>    Y    N    A    M    I    A»  49? 


Handpalm ,  anderen  een  Voet  of  daar  omttent  IV; 
hoog,  of  nederleggende  op  den  Grond*  Afdebi» 

j:  Hoofde 

{23  J  Leeuwebek  met  gepaarde  langwerpig  È^-stuk* 
r<w*fe  Zaagt  andige  Bladen  ,  *m  opgeregU  J™^. 
Steng  9  getroste  Bloemen  en  tweehoornige 

Zaadhuisjes.  TweehooP 

Leeuwebek  met  alle  Bladen  gepaard  Ëy-  xxiv; 
rond  en  Pluizig,  enkelde  Stengen,  de 
men  zijdelings  tegenover  elkander. 

(25)  Leeuwebek  met  de  meefte  Bladen  gepaard  $  tttL 
langwerpig  9  de  Bloemen  overhoeks. 

Örégobia- 

(a6)  Leeuwebek  met  de  meejle  Bladen  over-$g> 
hoeks  ,  Lancetvormig  fiomp  9  en  de  Steng  ^JJ* 
met  veel  verfpreide  Takjes*  Klein; 

JDee- 

(23)  Antirrkinum  Fol.  oppofitis  ovato  -  oblongis  ferratis. 
Jim,  Ac  ai.  VI.  Afr*  17.  Linaria  FoL  copiofis  oblongis  den- 
tatis,  Caps.  Cörniculat!  reflexa.  Bürm*  Afr.  211.  T*  7$.  & 
3.  Antirrh.  Capenfe.  Burm.  Pr$dr.  FL  Cap. 

(24)  Ant.  Fol.  omnibus  oppofitis  ovatis  villofis  &c.  Afit. 
Saxatile  minus*  Barb*  Ie.  597-  Vinaria  Hispanica  Nummula- 
ria:  folio  villofo.  TOURNF.  Inft.  169. 

(25)  Fol.  pleriscj.  oppofitis  oblongis,  Flor.  altcrnïs. 
R.  Lugdb.  297.  N*  23.  Gouan  Monsf;'-  50 1.  Linaria  Saxa- 
tilis  Serpylli  folio.  Tournf.  Inft.  169.  Orontium  Saxatilë 
Thymi  folio  *  Fl.  rubello.  BARR.  1c.  131 3*  Antirrhinum  Sa^ 
xitile.  id.  ïcm  5pS  ,  2Ï02,  iioj. 

(£6)  Ant.  Fol.  plerisq.  alteinii  Lanceolatis  obtufis  ,  &c. 
jpi.  C/i$.  F/.  £«?c.  502,  f58.  Oed.  Dan.  $oz.  Scopf 

&*r«,  476.  HALL.  Hf/v.  <J^S,  KRAM.  jtuftr.  184.  G£R, 
/rov.  291.  GöüaN  Monsp,  301,  Amudi.  Aivejife  minus,  è» 

li 

XI<  Deel.  IX.  Stuk-, 


498       TWEBMACTIGE  KRUIDEN. 


IV,  Deeze  vier  Soorten  hebben  de  Bladen  zo  fmal 
AFxvf U  nieu  Het  Tweehoornige  valt  aan  de  Kaap  en  is 
Hoofd'  door  den  Hoogleeraar  Burmannus  afgebeeld. 
«tuk.     jjet  volgende,  dat  in  Spanje  groeit,  munt  uit 

tobuilzaa-  ^  ^  B]aadjes  -  die  byna  rond  eQ  plui. 

zig  gehaaird  zyn.  Het  derde  moet  wel  een  zeer 
veranderlyk  Plantje  zyn ,  gelyk  de  Ridder  daar 
van  getuigt,  indien  alle  de  door  hem  aangehaal- 
de Afbeeldingen  van  Barrelier  daar  toe 
-  behooren  zullen.  De  Bladen  wprden  by  die  van 
Quendel  t  Thym,  Orégo,of  ielfs  van  Muur, 
vergeleeken.  Zy  zyn  niet  alleen  ronder  of  lang- 
werpiger ,  maar  ook  glad  of  Haairig,  en,  dat 
wel  het  allergrootfte  verfchil  uitmaakt ,  men  vindt- 
ze  in  de  meefte  Afbeeldingen  met  lange  Spoo- 
ren  ,  gelyk  de  beide  voorigen  ook  gefpoorde 
Bloemen  hebben, afgebeeld ;  doch  in  dat,  welk 
by  Barrelier getyteld  wordt, als  de  Blaad- 
jes van  Thym  en  roodachtige  Bloempjes  heb- 
bende ,  komen  zy ,  even  als  in  het  eigentlyke 
Leeuwenbek  -  Kruid  ,  zonder  Spooren  voor  en 
geheel  verfchillende  van  figuur.  Of  het  evenwel 
de  zelfde  Plant  kan  zyn,  laat  ik  daar.  Dit  Oré* 
go-Bladig  Leeuwebek  of  Vlafcbkruid  heeft  zy- 
ne  Groeiplaats  in  Spanje  ,  Languedok  en  Pro* 
vence.  Deeze  drie  zyn  allen  kleine  Plantjes  van 
een  Span  of  een  Voet  hoogte ,  zo  wel  als  het 

zo- 


B.  Pin*  *rs.  Ant.  tertium.  Cam.  Epit*  0*2.  Linaria  pumil» 
vnlgatur  Arvenfïs.  Tournf,  In/l,  ify.  Ant.  naiminui»  ajf*? 
7      tam  repens.  Lob.  U.  4ctft 


zogenaamde  Kleine,  dat  gemeen  is  op  veelerley  IV. 
Gronden  door  geheel  Europa,  komende  in  on  Vf^fwi 
ze  Nederlanden  ook  voor  in  de  Zandige  Koorn-dooFü- 
landen,  by  Haarlem,  Ücrecht ,  Ha::erwyk  eirTTpr* 
elders.  Het  wordt  by  ons  genoemd  Kleinè  ^eld-^"*^ 
Orant  en  heeft  de  Bloempjes  zeer  kort  ge- 
ipoord ,  zynde  gantfch  L^meïig  en  Haairig  •>  mtt 
de  Takjes  dikwils  langs  den  Grond  verfpteid, 
de  Bloempjes  van  boven  Violet ,  van  ondereü 
geel.  Het  Zaadhuisje,  dat  Eyrond  is ,  gaat  met 
twee  Gaatjes  open. 

C.  Gefpoorde  met  overhoekfe  Bladen, 

7)  Leeüwebék  met  overhoekfe  Hartvormige ,  ïxlfifc 
de  Steng  omvattende  Bladen. 

viaticum* 

In  de  Montpelgardfe  Tuin  hadt  Ca&par^^ 
Bauhinus  deeze,  in  *t  jaar  1594,  geplukt  ,tlG  ;  '  4 
zynde  aldaar  voortgeteeld  uit  Zaad  dat  van 
Florence  gezonden  was  9  onder  den  naam  vaü 
Allerhoogst  Dalmatifch  Flafchkruidmet  Laurier- 
bladen ,  en  dezelve  ook  onder  den  naam  vaö 
Overblyvend  Kretifch  Heefterig  Vlafchkruid  be- 
komen. Zo  dat  men  daar  uit  de  afkomst  gisfëri 
kan  (*)♦  Maar  wy  zyn  thans  uit  de  Kruialee* 

ziri* 

(27)  Aniirrhinur»  Fol.  alternïs  CordatiY  dmplexïcaulibuè, 
tïnatia  laiifolia  Dalmatica  magno  Flore.  C  B.  Pin. 
Prodr.  ïö6.  Linaria  maxima  folio  Lauri.  J,  B.  Hifi.  III.  p« 
45S.  BUXR.  Cent.  I.  p.  15,  T.  2+. 

(*)  Habitat  in  Creta  ,  Armtnia  nnde  innoiuit  t$94*  C.  B»  Üsk 
ie  Ridder  en  tekent  het  toojc  een  Jaailykfch  Gevras  aarc, 

tU 

11.  m*u  ix*  Hut. 


1  ( 


5oo      TweeMactige  Kruiden. 


IV.    zingen  van  den  fchranderen  Buxbaum  verzekerd, 

AFxv.EL'  dat  deeze  fraaÜe  ^ant  °P  ongebouwde  Velden 
Hoofd*  jn  Armenië  zeer  gemeen  is  en  even  de  zelfde 
iTüf  *    als  het  Levantfche  Vlafchkruid  met  een  zeer 
& Wzaa- groote  gee]e  Bloem ,  doör  Tournefortop 
zyn  Reistogt  gevonden.  Zy  heeft  ronde  Houti* 
ge  Stengen  ,  hooger  dan  een  Elle,  met  Bladen1 
van  twee  Duimen  lang  en  half  zo  breed  ,  onge- 
fleelè ;  de  Bloemen  drie-  of  viermaal  zo  groot 
als  die  van  't  gemeene  Vlafchkruid  >  uit  den  ros- 
fen  geel  of  Goudkleurig* 

xxvm.^  )( 28  )  Leeuwebek  met  Lancetvormige  ruige 
numhh-  Bladen  overboekt,  geaairde  Bloemen  en  het 


turn 


Ruig.  bovenjle  Kelkblaadje  grootst. 

G^flAfo  )  Leeuwebek  met  Lancetvormige  gefpitJU 
Hum.  Bladen  en  eene  Roedswyze  bogtige  Pluim. 

Brembla- 


dlgxxx  kéeuwebek  met  Liniaale  Bladen  over- 

jmceum.  hoeks ,  een  gepluimde  Roedswyze  Steng  en 

Biezig.  getroste  Bloemen. 

Van  deeze  drie  ,  meer  of  min  oaar  het  ge- 

mee- 

(28)  A*tirrhinum  Foh  Lanceolatis  hirtis  alternis  SccLoefl. 
Mill.  Di&.  10. 

(29)  Anu  Fol.  Lanceolatis  acuminatis  Sec.  Linaria  Genï* 
üx  folio  glauco,  Fl.  luteo.  Dill.  Elth  202.  Linaria  fi.  pal* 
lido  ri&u  Aureo.  C.  B.  Fin*  213.  Linaria  Fannonica  primas 
Clus.  Hift.  I.  p*  321. 

(S©)  Anu  Fol»  Iiijiearibu*  althuis  &c.        AcaL  IV,  p; 


meene  Vlafchkruid ,  dat  hier  opvolgt^  gely-  IV. 
kende ,  komt  het  Ruige  en  Biezige  in  Spanje  Afdeiu 
voor,  doch  het  Brembladige vale  in  Neder -Oos-Hoofi* 
tenryk  als  ook  in  Siberië.  stvk. 

(31)  Leeuwebek  met  Lancetvormig  Liniaale  xxxiv 
getropte  Bladen,  een  opgeregte  Steng , 
gefieelde  Aairen  aan  't  end  van  op  elkander  na. 
leggende  Bloemen.  Gemeen, 

Dit  Gewas,  aan  de  Wegen  ,  de  kanten  der 
Bouwlanden  en  op  woefte  Velden,  door  geheel 
Europa  ,  zo  wel  als  in  onze  Provinttën ,  voor- 
komende, is  het  Gemeene  Vlafchhruid  3  dat  men 
in  't  Latyn  Linaria ,  in  't  Franfch  Linaire  of 
Lin  fauvage  ,  in  't  Engelfch  Toad-Flachs  of 
Padde- Vlafch  noemt.  In  't  Hoogduitfch  geeft  men 
't  niet  alleen  alle  die  naamen  y  maar  bovendien 
wordt  het  van  fommigen  Scheisfkraut  en  Harn- 
hraut  geheten.  Want  het  Kruid  is  in  de  Ge- 
neeskunde bekend  als  een  laxeerend  en  afzet- 
tend Middel ,  zynde  zoutig  en  eenigszins  fcherp 
van  Smaak  ;  hoewel  fommigen  het  uitwendig 
beter  keuren.  Een  Zalf,  daar  van  tegen  de  Aam- 
bei jen  bereid,  is  Wereldkundig.  Het  heeft  een 

aan* 

(31)  AntirrltnumTól.  Lanceolato  •  Linearibus  confertis  &c» 
Mat.  Mei.  313.  GORT.  Bel$.  177.  FL  Suec.  501,5*7- 
KRAM.  Auftr.  184*  GOUAN  Monsp.  301.  HALL.  Helv.  61+. 
Linaria  vulgaris  lutea  Flore  majore.  C.  B.  Pin.  212.  Linaria 
prima,  Dod»  Ptmpt.  183.  Ofyris  Linaria  f.  Urinaria.  &0«. 
hm  406» 

li  3 

II.  diel  ix.  srm. 


$02        TwEElMAGTIGfc  KrüIDEN. 

IV*    aanmerkelyken  Stank  overzig,  inzonderheid  de 
^FxvfL  -Bl°emeDi  die  in  6 weeden  zelfs  Fliegen-Blumen 
Hoofd*  genoemd  worden ,  om  dat  het  Landvolk  dezel- 
*TUK     ven  in  de  Venfters  plaatst  tot  afweering  der 
Muggen,  zo  de  Ridder  aantekent. 

Dit  Kruid ,  dat  gemeenlyk,gelyk  hier  aan  den 
Diemermeers-Dyk  in  het  Gras ,  tot  twee  Voeten 
hoogte  voorkomt  *  en  zeer  kenbaar  is  aan  zyne 
dikke  getropte  Aairen  van  bleek  geele  Bloemen 
met  Staarten  en  hoog  geelen  of  Oranjekleurigen 
Smoel,  ondergaat  een  zonderlinge  verandering 
cxf  verbaflering  5  waar  van  men  weinig  weergaa 
vindt  in  het  Ryk  der  Planten.  Wel  is  't  waar , 
dat  fommige  enkelde  Bloemen  ,  gelyk  die  der 
Ridderfpooren  ,  door  dubbeld  te  worden  oök 
een  andere  gedaante  bekomen  en  haare  Spoor 
of  Staart  verliezen ;  doch  dan  heeft  zulks  plaats 
in  de  geheele  Plant:  terwyl  hier,  in  tegendeel, 
een  enkelde  Bloem  van  een  geheel  andere  fi- 
guur, en  dikwils  tusfchen  de  gewoone  Bloemen 
van  het  Vlafchkruid  iq ,  op  eene  zelfde  Steng , 
verfchynt  '*)♦ 
TtUr\a     Ik  fpreek  hier  van  de  Peloria ,  een  Kruid  dat 

'^üfch?'  in  den  Jaare  *742*  door  zekeren  Student  der 
femid.     Kruidkunde  ,  Zioeberg  genaamd ,  op  een 
Eiland  der  Provincie  Roslag ,  aan  de  Kust 
van  Sweeden,  zeven  Mylen  van  Upfal,  ontdekt 
werdt ,  en  federt  ook  op  andere  plaatfen ,  zo 

in 


(*)  FABR1C»  Flor.  HdmJïaA  zio. 


DlDYNA    MIA.  JO£ 


in  Sweeden  als  in  Duitfchland  ,  is  gevonden.  IV. 
Men  kan  hetzelve  niet  dan  als  een  Bafterd-  ^F^El- 
Vlafchkruid  aanmerken:  want  bet  komt  in  aüefiooFD- 
opzigten  met  het  Gemeene  overeen ,  uitgeno-STÜK« 
men  de  Bloem  ,  die  van  een  regelmaatige  Trom-  *f^" 
petachtige  geftalte  is  ,  een  Cylindrifch  >  doch 
onder  uitgezet  Pypje  hebbende,  met  een  vyf- 
deeligen  Rand ,  en  niet  alleen  vyf  Meeldraad, 
jes  van  gelyke  langte ,  maar  ook  vyf  Hoornach- 
tige Honigbakjes ,  onder  aan  de  Bloem.  Deeze 
Bloemen  9  die  in  't  eerst  vrugtbaar  fcheenen  3 
heeft  men  bevonden  te  misdraagen ;  zo  dat  men 
dit  Kruid  ,  't  welk  echter  beftendig  dezelfde 
Bloemen  behoudt,  door  Afzetzels  moest  voort- 
planten, dat  zeer  gemakkelyk  in  de  Upfalfche 
Tuin  ,  alwaar  het  zig  bevonden  heeft  3  is  ge* 
fchied  (*> 

(32)  Leeuwebek  met  Lancetvormige  drierib-  xxxu. 

*  •  Antirrhi* 
°*m  nam  LinU 
fotium. 

(*)  Vid.  Disfèrt.  de  Pelorh  Am.  AcaL  U  p.  SJ.  Ibidem*  Vlafch» 
que  T.  III.  Liaan*  Proles  bybrida  noemt  LlNNflCUS  het^ladlSa 
zelve,  zo  in  Sp.  Plant.  Anni  1753*  p.  %$9i  als  in  Syft. 
Nat.  Ei.  ff»g.  XIII.  Anni  1774.  p.  466;  doch  in  Dhquis. 
&  Qu*ft'  AcaL  Petrop.  Ann.  1760,  wordt  dit  Kruid  niet 
van  hem  geteld  onder  de  Plant*  bybrida,  waar  van  zyn 
Ed»  zegt  drie  of  vier,  die  hy  aldaar  opnoemt,  te  kennen  en 
voor  nieuwe  Soorten  te  houden ;  zo  dat  hy  deeze  niet  als 
zodanig  moet  aangemerkt  hebben. 

(3*)  Antirrhinum  Fol.  Lanceolatis  alternis  trinerviis  &e. 
Linaria  Amer.  parvo  Flore  luteo*  C.  E.  Pin.  212.  Linaria 
Conftantinopolitma  &c.  Tqurnï*  C*r«  $,  Buxi,  Cmu  I.  p. 
16.  ï.  z$*  £  2» 

li  4 

II.  Dul,  IX,  Stuk. 


5O4      TwEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


bige  Bladen  overhoeks  >  getrofie  Bloemen  , 
wier  Steeltjes  afftandig  zyn  en  korter  dan 
het  Blikje. 

(33)  Leeuwebek  met  Liniaal  Lancetvormigt 
Bladen  overhoeks  ,  getrofie  Bloemen  «  met 
de  Kelken  langer  dan  de  Bloemen  en  opge- 
regte  Siengen. 

(34)  Leeuwebek  met  Eyronde  gladde  Bladen 
overhoeks ,  met  de  Bloemjleehjes  inde  Oxe» 
len ♦  die  Vrugtdraagen  verlangd  en  omge». 
kromd;  de  Steng  leggende. 

(35)  Leeuwebek  met  overhoekfe  Liniaale 
Bladen  ver  van  elkander  en  gepluimde  Bloe- 
men ,  wier  Steeltjes  langer  dan  het  filad 
en  gejtrekt  zyn. 

Peeze  vier  zyn  Plantjes  van  weinig  hoogte* 
Het  eerfte5  dat  volmaakt  de  Bladen  van  Vlafch 
heeft,  is  in  Klein  Afie,het  volgende  by  Aleppo 
in  Syrië  waargenomen.  Lijsnjeus  fchryftaan 

bei- 
Os)  Antirrhinum  Fol.  Lineari  -  Lanceolatis  aJternis  &c.R. 
Lugdb.  296.N.  16.  Linaria  Chalepenfis  minor  ere&a.  MORIS. 
Hifi»  II.  p.  502.  S.y.  T.  i$.'f4  9»  Lïn.  annua  anguftifolia,  Tbiümf* 
Oh.  87.  T.  87*  f.  2.  Raj.  Hifi.  1884.  Linaria  Floie  albo. 
KiV.  Mqyi.  T.  80.  f  2, 

(34)  Anu  FoL  ovstis  aï  ternis  glabris  &c.  Lin.  pofilla  pro- 
cumbens  latifolia.  Raj.  Hifi*  755.  Antirrh.  procumbens  Ra- 
niofum.  All.  Cors*  205.  f.  x. 

(35)  Anu  Fol.  alt.  Linearibus  remotis  &c.  Lin.  Liiflt^mca 
^naritima  Folygal*  folio.  TqüRNF.  /«/?.  **9* 


IV. 
Afdeel* 

xv. 
Hoofd - 

«TUK* 

xxxn. 

'Jlntvtrbt" 
num  Chale- 
penfe, 
£leppifch. 


XXXIV. 
Qefttxum* 

Omge- 
boogen. 


XXXV. 

Pcduncula- 
turn» 

'Langftce- 


D    I    D    T    N    A    M    I    A.  505 


beiden  de  Groeiplaats  in  Italië  toe.  Het  laatfte  IV. 
dat 3  volgens  den  Heer  Bühmannüs,  aan  de  'irxD*EL* 
Kaap  valt ,  heeft  de  Bloemen  witachtig ,  het  3oof'd» 
andere  geel.  Dat,  welk  de  Bloemfteeltjes  na  'rTÜK* 
bloeijen  mu  den  Grond  omgeboogen  heeft  ,komt  ,f?fr„£ 
volgens  Brander  ,  in  Barbarie  voor  Dit  is 
naauwlyks  een  Span  hoog  en  heeft  bleeke  Bloe- 
men ,  die  lang  gefpoord  zyn  ,  met  een  geelen 
Smoel.  Het  Langjleelige ,  dat  Tour  ^efort 
aan  de  Zeekust  van  Portugal  hadt  gevonden, 
heeft  Houtige  Stengetjes ,  die  zeer  Takkigzyn, 
van  een  Span  lang  en  Blaadjes  als  die  van  't 
Varkensgras,  met  geftrekte  Bloemfteeltjes  .drie- 
maal langer;  effene  Kelken  en  geele  Bloemen, 
yan  buiten  blaauw  geftreept. 

£>♦  Met  ongefpoorde  Bloemen, 

Hier  volgen  nu  de  Soorten  van  dit  Geflagt, 
die  gemeenlyk  Leeuwebekken  genoemd 
worden  ,  hebbende  de  Bloemen  Smoelachtig, 
zonder  Spoor  of  Staart,  als 

(%G)  Leeuwebek  met  ongeflaarte  Bloemen  die  xxxvr. 

•  J  1     V  ff  J  Anurrhi- 

geaaird  zyn,  de  Kelken  rond.  nusmaju$. 

Groot* 

On- 

(3$)  Autirrhinum  Corollis  ecaudatis,  Floribus  fpicatis, 
Calycibus  rotundatis*  H.  CUffl  314.  Lugdb.  294.  Sp.  i« 
Gouan  Monsp.  302.  Antirrhinum  vulgare.  Tournf.  /»>?♦ 
Antirrh.  DOD.  Pempt.  182.  LOB.  Ie.  4^4*  Ant,  majus  rotun* 
diore  &  longiore  folio.  C«  B*  Pin*  211.  Ant.  latifolium,  Barb. 
Jein.  65$, 

II»  deili  ix.  Stuk» 


5CÓ       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV.       Onder  den  naam  van  Leeuwebekken ,  is  dceze 
Al?xvfL  Soort  als  een  twecjaarige  Zaay- Plant  bekend  in 
Hoofd-  onze  Bloemhoven  ,  groeijende  wild  in  de  Zui- 
stuk.    delyke  deelen  van  Europa,  op  drooge  Steenach- 
Sckmizaa-^  piaatfen  f  ja  zelfs  op  Muuren*  Men  noemt 
het  Kruid  ,  naar  de  betekenis  van  den  Griek- 
fchen  naam,  in  't  Fr^fch  Mufle  de  Veau>  in  't 
Engelfch  Kalves - Sneut ,  in  't  Hoogdukfch Kalfs» 
nofe,  om  dat  de  Bloemen  of  Zaadhuisjes  naar 
den  Smoel  of  Neus  van  een  Kalf  gelyken  zou- 
den. Men  vindt  het,  hierom,  ook  Kalfs-Muil 
in  't  Nederduitfch  genoemd*  Daar  zyn  Verfchei- 
denheden  van  ,  met  breeder  of  fmaller  Bladen, 
doch  in  5t  Gewas  overeenkomende.  Het  ver- 
fchilt  bovendien  in  de  Kleur  der  Bloemen ,  die 
of  paarfchachtig  ,  en  wit  of  geel,  zyn  en  de 
Hoven  niet  weinig  verfieren  ,  inzonderheid  , 
doordien  het  eenige  Voeten  hoog  groeit.  Ook 
zyn  deeze  Bloemen  zeer  aartig,  dewyl  menze 
door  drukking  kan  doen  gaapen ,  hebbende  an* 
derszins  een  geflooten  Smoel. 

xxxvit.  (3 7)  Leeuwebek  met  ongefiaarte  Bloemen,  die 
tAnürrbi-  byna  geciciird  zyn>  de  Kelken  langer  dan 

rum  Oron*  ,     n.  ° 

num.  de  Bloem. 

Middel-  J}jt 
baar* 

(37)  Antirrhlnum  Corollis  ecaudatis  ,  Flor.  fubfpicaris  &c. 
Mat.  Mt&>  312»  GORT.  Belg.  177 .  KRAM,  AuJIr.  \%s.  FU 
$uec.  520,  55 9.  GOUAN  Monsp.  30a.  GRR.  Prov.  289.  R. 
Lugdb.  294.  Antirrh.  Arvenfe  majus.  C.  B.  Pin.  212.  Ant. 
fylv.  Phyteurna.  DOD.  Tempt \  18 2.  Ant.  vuigo  Caput  Canis 
&c.  Lob.  Ie.  404.  fi,  Antirrh.  Barr.  Ie.  Cs  1 ,  652» 


D    t    D    *    N    A    M    I    A.  507 

Dit  Kruid  ,  dat  door  geheel  Europa  op  de  IV. 
Akkers  wild  groeit ,  komt  ook  in  onze  Ne-  Af£E£U 
derlanden  ,  doch  zeldzaam  ,  voor.  Men  noemt  Hoofd* 
het  'er ,  Orant  ,  Knappers  of  Knaptandekei2S-*TVK* 
Kruid  ,  willende  dat  hetzelve  zou  zyn  hec  Oy  *$£9 
rontium  of  Arantium  der  Ouden*  Het  vale  in 
alle  opzigten  kleiner  dan  de  gewoone  Tuin- 
Leeuwebekken,  en  heeft  de  Bloesfem  ook  min- 
der Aairachtig  ,  doch  de  Kleur  der  Bloemen 
verfchilt  weinig ,  zo  min  als  de  öguur ;  want 
zy  zyn  paarfch  met  een  geel  Kinnetje.  Het  Zaad- 
huisje valt  in  deeze  Soort  ronder  en  drukt  zeer 
wel  de  figuur  uit  van  het  Bekkeneel  van  een 
Aapen-  of  Hondskop ;  weshalve  het  ook  dien 
naam  voert ,  in  5t  Franfch  Oeil  de  Chat ,  dat 
is  Katten -Oog.  Met  drie  Gaten  ,  die  als  de 
Oogen  en  Mond  vertoonen  ,  zig  openende  , 
ftort  het,  gelyk  't  voorgaande,  zyn  kleine  zwar- 
te Zaadjes  uit.  Men  heeft  oudtyds  ,  aan  het 
Orant,  een  inbeeldige  kragt ,  tegen  betovering , 
toegefchreeven  gehad.   Sommigen  willen  dat  dit 
laatfte  Venynig  zoude  zyn  (*> 

(38)  Leeuwebek  met  ongejlaarte  Bloemen  in  xxxvm. 
de  Oxelen  ,  de  Kelken  Vlinderachtig  ,  de  Antilrhi: 

0  *      num  Papt- 

Bladen  Vleezig*  Iwihnaceum. 

Vlinder. 

(*)  Venenata  Planta  ,  zegt  LlNNïEUS  in  Sp.  Plant.  vanachtl2% 
dit,  doch  het  wordt  niettemin  van  zyn  Ed.  in  Mut.  Mtd. 
aangehaald  :  offchoon  die  aanhaaling  in  Sp.  Plant*  by  de 
voorgaande  Soort  was  geplaatst. 

(3*)  Antirrhinum  Coroll.  ecaadatis  &c  Mant.  16.  Antinh* 
fapllionaceum.  Curm*  Fl.  Ind.  v. 


IU  DEIE*.  IX.  $TUS. 


J08        TwEEMACTICE  KRUIDEN, 


IV.       In  Perfie  groeit,  volgens  den  Hoogleeraar N. 
*Fxvf L      Burmannüs,  deeze  Soort  van  Leeuwe- 
Hoofd-  bek,  die  niet  alleen  door  de  Vlinderachtige  fi- 
STUK*     guur  der  Kelken  ,  door  zyn  Ed,  duidelyk  in 
4*™Izaa' Plaat  vertoond  ,  maar  ook  door  de  Bladen  ver- 
fchilt,  die  rondachtig  en  Vleezig  zyn.  Zyn  Ed. 
hadt  dezelve  uit  Garzins  Kruidboek , alwaar 
dit  Kruid  Perjifche  Afarina  in  de  gedaante  van  Pen* 
ningkraid  getyteld  werdc ,  hoewel  de  geftake 
meer  naar  die  van  Orégo  ge'ykt. 

xxxix*     (39)  Leeuwebek  met  ongejiaarte  Bloemen ;  de 

mfmA/a-*         Bladen  Hartvormig  gekarteld  9  gepaard; 

*****  de  Stengen  neerleggende. 

Rondbla-  ö  öö 

Weinig  bekend  is  deeze  Soort ,  dan  in  de 
openbaare  Kruidhoven»  Zy  groeit  natuurlyk  in 
de  Gebergten  van  Provence ,  Dauphiné  5  en 
inzonderheid  in  dat  van  de  Sevennes  in  Langue- 
dok3  zoLobel  aantekent.  Wegens  de  rond- 
achtige  figuur  der  Bladen  noemt  men  het  Jfa- 
rina,  als  naar  het  Mans»  Oor  gelykende,  doch 
het  Loof  komt  eigentlyk  meer  met  dat  van  het 
Hondsdraf  of  Aardveil  overeen  ;  zo  dat. men 
het,  zonder  Bloemen,  naauwlyks  daar  van  on- 
derfcheiden  kunne  en  zoude  het  met  regt  Steen- 
veil  genoemd  mogen  worden  zo  hy  pordeelt , 
zeggende  dat  het  een  Pisdryvende  kragt  heeft» 

f35?}  Antlrrbinum  Cor.  ecaud.  Fol.  cppofitis  &c.  H.  Cltf. 
313*  R.  Lugdb.  295:.  Afarina  f.  Hedeiulsi  Saxatilis  magng 
Flore.  C.  B.  Pin.  306, 


DlDYNAMIA.  509 

(40)  Leeuwebek  met  ongejlaarte  Bloemen ;  de  t  IV. 
Bladen  Eyrond ,  Wollig ,  gepaard ;  de  Sten-  i!"^2L 
gen  neder  leggende.  Hoofd* 

STUK» 

Deeze,  wier  Bloemenkin  de  Afbeelding  van    xl.  ; 
jBarrelier,  verkeerdelyk  met  Staartjes  ver-  nummJiie* 
toond  zyn,  is  door  Tqurnefort  SpaaQlchZa2tbladi^ 
Pluizig  Leeuwebek,  met  Lymerige  Orégo-Bla- 
den  ,  gety  teld*  De  Bladen  zyn  door  de  Wollig- 
heid zeer  zagt  en  daar  van  heeft  het  den  by- 
naam, 

E.  Gefpoorde  met  gaapende  Bloemen. 

(41)  Leeuwebek  met  de  Wortelbladen  Tong-  xel  ** 
achtig  getand  gejtreept ,  de  Stengbladen Uum^ 
verdeeld  en  ejfenrandig*  blad^Uef* 

De  Bladen  van  dit  Kruid  gel y ken  meer  naar 
die  der  Chryfanthen  ,  dan  naar  die  der  Made 
lieven.  Het  heeft  een  Steng  van  drie  Voeten 
hoog,  die  rond  is  en  Takkig,  en  in  de  Oxclen 
zeer  kleine  paarfch-  of  blaauwachtige  Bloem- 


pjes 


3 


f40)  Anürrhlnum  Cor.  ecaud.  Fol.  oppofiris  &c.  Antirrhi- 
imm  Hisp.  villofum  Origani  folio  glutinofo.  Tournf.  lnjï% 
16%.  BARR.  Ic.  598. 

(41)  Ant.  Fol»  Rad.  Lingulatis  dentatis  lineatis,  Caulïni* 
partiüs  integeninais.  Mant.  417*  H.  Ciiffl  428.  R.  Lugdb. 
295.  OoüAN  Monsp.  503.  Unaria  Beilidjs  folio  C.  B.  Fin. 
212.  Pr  oir.  106.  Ic»  Linaria  odonta  Ooo.  Pempt,  184. 
Lin.  purp,  odorata.  Lob.  /<?♦  407»  Dodarcia  öcc,  Mill.  Ditt. 


IU  Dsu*  JX,  STVK, 


Sto      TweemagTïce  KUUIDÈ»è 


IV.  pjes,  met  een  omgekromde  Spoor-  Sommigen 
Afdeel.  wjHen  >t  niet  tot  de  Linaria  betrekken.  C.  Baü* 
Hoofd-  hiisüs  heeft  een  ander,  met  ongeftaarte  Bloe* 
gTUK  men>  gelyk  hy  duidelyk  zegt  ,  met  zyn  Ma- 
lpllzüa  deüefblaoig  Vlafchkruid  bedoeld.  DüDONéuj 

noemt  het  welriekende.  In  Languedok  groeit 

het  op  verfcheide  plaatfen* 

xlit.  (42)  Leeuwebek  met  Liniaaïe  Bladen  over* 
titmCana-  ^loe^s  9 m  gaapende  Bloemen  %  die  de  Onder* 

**»fi-  Up  vlak  hebben. 

In  Virginie  en  Kanada  groeit  deeze,  welke 
een  Draadachtig  Stengetje  van  omtrent  een  Voet 
hoog,  dat  naauwlyks  Takkig  is,  heeft  en  glad- 
de fonalle  Blaadjes  als  van  Viafch.  De  Bloem- 
pjes ,  die  Violet  zyn  ,  hebben  een  Elsvormig 
Staartje. 

CymbarIA.  Bootjes  -  Vrügt* 

Wegens  de  Geftalte  van  het  Zaadhuisje ,  dat 
als  uit  twee  Bootjes  ,  naast  elkander  ,  famenge- 
fteld  is,  voert  dit  Geflagt  den  naam,  zynde,al- 
leenlyk  om  dat  het  een  tientandigen  Kelk  heeft  * 
van  het  voorgaande  afgezonderd. 
1.       De  eenigfte  Soort  van        ia  Siberië  opver- 

Cymharia  r  .  . 

DaurSea.  '  iéhtit* 

Sibeófch. 

(42)  Antitrbinum  Fol.  Linearibus  akerhis  Sec.  Ant.Caule 
ümpiicisGdio  longisfimo  &c.  Gron.  Virg.  67 ,  94. 

(1)  Cymbaria.  Syft<  Nat.  XII.  Gen.  7SU  p.  4". 
xin.  p.  467.  Cymbaria  ©aiuica  putxüla  ixzcana.  Arm.  Rntk. 
N.  47»  T.     f,  a, 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  5H 


fcheide  plaatfen  groeijendc,  geeft  uit  een  zelf.  IV, 
den  Wortel  drie  of  vier  Stengetjes,  zelden  hoo-  A^EL 
ger  dan  een  half  Voet,  Wollig  grys,  met  Bla-  Boofd- 
den ,  byna  als  die  van  'c  geroeene  Vlafchkruid 8TüK* 
en  eenzaame  of  twee  en  drie  Bloemen  by  el-y^f^? 
Jcander ,  voortkomende  uit  een  Pypachtigen  Vlie- 
zigen  Kelk ,  die  met  tien  of  twaalf  fmalle  Slip- 
jes, welke  men  anders  een  Omwindzel  noemen 
zou,  gefchoord  is»  Deeze  fchynt  de  Ridder  te 
houden  voor  Tanden  van  den  Kelk*  De  Bloem 
is  eenbladig ,  Smoelachtig  en  vry  groot ,  fehoon 
geel ,  van  binnen  als  met  roode  Druppen  gete- 
kend* Zy  is  dikwils  een  Duimbreed  lang  en 
een  Pinks  dikte  wyd ,  hebbende  de  Bovenlip  ia 
tweeën,  de  Onderlip  in  drieën  gedeeld.  Uit  de 
wanden  komen  doorgaans   vier  Meeldraadjes 
voort,  die  zeer  lang  en  dun  zyn.  Het  Vrugtbe- 
ginzel  heeft  één  Stamper  en  wordt  een  Zaad- 
huisje als  gemeld  is  ,  dat  kleine  Zaadjes  openfprin- 
gende  verfpreidt.  De  Groeiplaats  is  op  opene 
drooge  Bergveldeu. 

Die  Soort  van  Martynia,  welke  een  Jaarlykfe 
Zaay  -  Plant  uitmaakt ,  bekend  wegens  haare 
zonderlinge  Zaadhuisjes  ,  is  in  de  befchryviüg 
van  dat  Geflagt,  onder  de  Heefters,  reeds  ge. 
boekt  (*). 

T  o  R  e  n  i  A* 

Naar  een  Sweedfchen  Kruidkenner  *  die  dil 

Go* 

(*)  li»  Deel  V.  Stuk,  black, 


512        TwEEMAGTiGE  KrüIÖEN, 

IV,    Geflagt  in  Ooftindie  waargenomen  heeft,  is  hec 
Afdeel»  genaamd.  De  Kelk  is  tweelippig,  met  de  bo- 
Hoofd*  ventte  Lipdriepuntig.  De  Bloem  ,  naar  die  van 
$?vk<     't  Vingerhoedkruid  gelykende,  heeft  de  Boven- 
Schuitzaa.  lip  byna  geheel  en  terug  geboogen ,  de  Onder- 
dige'      lip  in  drieën  gedeeld.  De  vier  Meeldraadjes  zyn 
korter  dan  de  Bloem  en  twee  derzei  ven  hebben 
nog  de  laugte  van  het  Pypje  niet ;  zy  hangen 
paarswyze  aan  de  Onderlip  en  de  twee  boventte 
hebben  op  zyde  een  Takje  dat  niet  geknopt  is. 
De  Styl  is  Draadachtig ,  de  Stempel  Slakvor- 
mig  tweedeelig,-  het  Zaadhuisje  langwerpig  met 
menigvuldige  Zaadjes,  en  kwam  den  Heer  Os- 
beck  voor ,  eenhokkig  te  zyn* 
i.        Deez  vondt  de  eenigfte  Soort,  daar  van 
AM^cffM  Cbina  >  hebbende  ovaale  ,  kort  gefteclde  , 
uoLtindi- .gekartelde  Bladen ,  tegen  elkander  over.  't  Is  een 

leb**» 

laag  Plantje  ,  naar  't  Oogentroost  of  Aardveil 
gelykende  met  een  Smoelachtige  Bloem  ,  die 
grooter  of  kleiner  valt. 

De  Soorten  van  Besleria  y  een  klimmend  A* 
merikaanfeh  Gewas  ,  zyn  ook,  zo  wel  als  die 
van  Craniolaria ,  reeds  befchreeven ,  des  komei 
wy  tot  de 

SCRO- 

(i)  Torenia.  Syft.  Nau  XII.  Gen.  754»  p.  412.  Veg.XllU 
p.  468.  Am.  Acad.  111.  p.  2$.  Ö5B.  /»«.  210,  274.  Euphra- 
fias  afHaïs  pufilla  planra.  Pluk.  Amaltb.  %$.  T.  373-  £  2. 
Afarinx  foliis  6c  facie  Caps.  bivalvi  ÏÏgnotï.  Pluk.  19. 
T..^6o.  f*  %.  Hederae  teneftiis  Sp.  Comm*  Mal,  35.  Kaka-pn* 
Hert.  Mal,  ïx.p.  103,  ï\ /?%  ttt/*M,      b*%  P<  nu 


t>     IDYNAMIA.  5X3 


ScROPHüLARiA   Scrofelkruid.  IV. 

De  Kenmerken  daar  van  zyn;  een  vyfdeeli- 1,*^ 
lige  Kelk  ,*  een  Klootrondachtige  Bloem  ,  'tSTÜK4 
onderfte  boven,  en  een  tweehokkig  Zaadhuisje. 

Het  bevat  de  vyftien  volgende  meest  Europi.^^ 
fche  Soorten. 

Ci)  Scrofelkruid  met  Hartvormige  Zaagtafi-  T- 

j       r  >+r    m    •  *  ?    !  Scrophul** 

dige Jpitje  Blaaen  3  van  agteren  rond;  deri*  Man- 
Steng  ftomphoekig.  ^tS^fc 

Veel  gclykt  deeze  Virginifche5  die  volgens 
Ray  Brandt  netel  Bladen  heeft,  naar  de  vol- 
gende, doch  valt  eens  zo  hoog.  OeBiadenzyn 
lang  gefteeld,  tegenover  elkander  geplaatst  én 
hebben  den  Reuk  van  Vlier.  De  Bloempjes 
zyn  groen  van  Kleur  met  een  ros  Lipje* 

(2)  Scrofelkruid  met  Hartvormige  drieribbige  ii. 
Bladen  tn  een  vierhoekige  Stang»  inoo^ 

Dit  Kruid ,  wegens  de  knobbeligheid  zyner 

w  or- 

(1)  Screpbularia  ïoh  Cord.  Serr.  acutïs  Sec.  Sjft.  Nat. 
XII.  Gen.  756.  p.  413.  feg.  XUL  p.  468.  H  Ups.  .77, 
Gbon.  Pirg.  71,  95.  Scroph.  Maiilandica  &c.  Raj.  SuppU 

(i)  Scrophularia  fcoli  Cbrd.  triraerviis  &c.  Mat.  Mêd.  3 10. 
Gort.  £eig.  1  rs-  Fl.  Suec  520,  560,  kram.  Aüftr  \%$. 

HALL.  Hetv.  6 18.  GOUAN  Monsp.  303.  Gfr.  /Vöv.  288. 
R.  Lugdb.  191.  Scrophularia  nodola  fcetida  C.  B.  Pin.  23$* 
Scrophularia.  DoD.  Fempt.  50.  CAM»  -Ijpfo  8óé.  Swoph.BW* 
jor.  JUo».       5  3  3» 

Kk 

II.  DESL.  IX,  Sftfft 


gi4      TWEEMAGTIGE  K  R  ü  I  D  E  r?# 


IV.     Wortelen  gebynaamd,  is  het  Groote  Speenkruid  9 
AFJxv?L'  dus  om  het  van  het  Kleine  dat  het  Schelkruid 
Hoofd-  is  * ,  te  onderfcheiden  ;  in  't  Franfch  Scrophu» 
stuk      iaire  en  5y  fommigen  Herbe  du  Siége ,  in  't  En- 
f*"11***'- gelfch  Figwort,  in  't  Hoogduitfch  Feigwartfea- 
♦  zie    kraut  getyteld.  Die  bcnaamingen  zien  eigentlyk 
bladz.228*0p  je  Geneeskragtcn  daar  aan  toegefchreeven. 
Men  Doemt  het ,  in  Diiitfchland^ookjBmmwwr^ 
of  Zwarte  Nagtfchade  >  wegens  de  donkerheid 
van  het  Loof;  byons  fomwylen  Helmkruid ,  we- 
gens de  figuur  der  Bloemen.    Het  groeit  byna 
overal  in  dit  Wcreldsdeel  en  komt  in  onze  Ne- 
derlanden op  veele  plaatfen  voor. 

Het  heeft  opgeregte  Stengen ,  dikwilsvaneen 
3ElIe  en  hooger  ,  die  niet  zo  ftomphoekig  als 
ïn  de  voorgaande  Soort ,  en  niet  zo  fcherphoe- 
kïg  als  in  de  volgende  zyn  Van  boven 

fpreiden  dezelven  zig  Takswyze  uit,  en  zyn  be- 
groeid met  gepaarde  Bladen,  veel  naar  die  der 
Groote  Brandenetelen  gelykende,  doch  vlak  en 
glad  en  niet  brandende  ,  donkerer  groen.  Aan 
't  end  zyn  de  Takjes  bezet  mer  Trosjes  of  Tuil- 
tjes van  Bloemen,  donker  paarfch  van  Kleuren 
van  eene  Helmachtige  figuur*  De  Meeldraadjes 
zyn  bezet  met  Haairtjes  die  roode  Knopjes  heb- 
ben, vervolgens  Waterig  van  Kleur,  zegt  Dok- 
tor SCOPOLI. 

De 

(*)  Tn  Sp.  Plant.  Ed.  i.  fiaat  Cauk  ohtufangulo ,  in  Ed. 
fl.  asutangulo  i  in  Syft.  Nat*  Ed.  Peg.  XIII.    wederom  $#* 

ttt/anguh;  ik  nioemze  deibake  flegu  vierhoek^ 


D     I    D    t    N     A     M    I    A.  jTlJ 


De  Bladen  van  dit  Kruid ,  die  {tinkende  en  IV. 
bicter  zyn  ,  h^bbe'ftde  eene  openende  oplos&n-  VF^Et> 
de  kragt.  Het  Af  kookzel  daar  van  lirekt  tot  zui-  doorn» 
vering  van  Zweeren  en  tot  wegneeming  vanSTÜK- 
Schurft  of  Ruidigheid.   Men  heeftze  ,  uit-  en  Jg*^ 
inwendig  ,  tot  Geneezing  der  Aambeijen  a^n^e» 
preezen  ,  waar  toe  een  Zalf  van  dezelven  be- 
reid werdt ;  doch  veelen  hebben  hier  geen  baat 
by  gevonden.    Het  Poeijer  der  Wortelen  heeft 
eene  Wormdoodende  hoedanigheid  Door  mid- 
del van  hetzelve ,  in  Spaanfche  Zeep  gemengd  5 
zyn  koude  Kliergezwellen  aan  den  Hals  tot  ver- 
Haan  gebragt.  Dus  zou  dit  Kruid  voldoen  aan 
den  Latynfchen  naam,  dien  ik  met  Scrofelfauid 
verduitfcht  heb,  om  dat  men  gedane  Klier- of 
Kropgezwellen  ,  naar  't  Latyn  Scrophula ,  Scro- 
fels  noemt.  Het  kleine  Schel-  of  Speenkruid 
heet  by  J.  Bauhinus ook  Scr ophularia C*j. 

(3)  Scrofelkruid  met  Hartvormige  ftompe  ge-  m. 
fieelde  afloopende  Bladen ;  de  Steng  Vlie  rZ°Aqta* 
zig  gehoekt  en  Bloemtros/en  aan  't  end  dertic"^tQtm 

Takken.  Speen- 

kruid» 

De  voorgaande  Soort  komt  wel  meest  op  vog- 

ti- 

(*)  Zie  bladz.  228.  hier  voor. 

(3)  Scr  ophularia  Fol.  Cordatis  obtufis  Sec.  Mat*  Med,  311. 
H.  Ups.  177.  GOUAN  Monsp.  303.  Ger.  Prov.  289*  GoRT- 
Belg.  178.  Scroph.  Aquatica  major.  C.  3»  Pin.  235,  Scrophu* 
laria  Aquatilis.  Bod.  Ptmpu  50.  Scroph,  foemirj?.  Cam.  M fit 

Ut  DeeLi  IX  STUfff 


5IÓ       TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV*    tige  plaatfen  voor  ,  doch  decze  groeit  aan  cte 
Afdeel.  kanten  vaI)  Beekjes  >  in  Moerasfen  en  Wateren* 
Hoofd-  Hierom   noemt  menze  ,  met  reden  5  Water- 
stuk      Speenkruiden  fomtyds  Beekfchuim  of  St.Antho- 
£cbuiiz*a-  nis  Kruid  i  in  onze  Nederlanden.  De  Wortels 
zyn  Vezelachtig  zonder  Knobbeltjes:  de  Steng 
fchiet  fomtyds  op  tot  eeDs  Mans  langte:  hy  is 
op  de  vier  hoeken  als  met  Vliesjes  gewiekt.  De 
Bladen  gelyken  naar  die  van  Betonie,  en  hier* 
om  is  het  ook  Water  -  Betonie  geheten.  Aan  de 
frovenfte  Takken  komen  losfe  ongebladerde  Aai- 
ren ,  van  getroste  Bloemen  9  aan  veelbloemige 
Steeltjes.  Zy  zyn  donkerpaarfch  met  groen  ge- 
mengd :  de  Slippen  van  den  Kelk  zyn  rond ,  de 
Vrugt  is  fpits  en  in  tweeën  fplytende,  even  als 
in  de  voorgaande  Soort. 

Deeze  heeft  dien  fterken  Stank  van  Vlier* 
bladen  zodanig  niet  als  de  voorgaande  ,  doch 
verfchilt  in  kragten  weinig,  en  is  uitwendig  als 
een  Wondmiddel  aangepreezen.  Dat  dit  Kruid 
overeenkome  met  de  Liquitaja  der  Brafiliaanen , 
in  het  wegneemen  van  den  walgelyken  Smaak, 
welken  het  Aftrekzei  van  Senebladen  heeft ,  is 
Wereldkundig  ft)» 

iv.  (4)  Scrofelkruid  met  Hartvormige  van  onde- 
lZ°AuUrkl  ren  bollige  Bladen  ,  die  van  agteren  by* 
i«ta*  hamzeltjes  hebben  en  Bloemtros fen  aan  *t 

end  der  Takken,  De 

(t)  VLd,  Epbé  Kat.  Cur.  Cent.  VII.  Obs.  65. 
(4)  Serophuiaria¥o\»  Cordatis  fubtus  tomentofis  &c. 
Betcmca  A^uatica  Septentsioaaiium- Lob.  U  %%%% 


D  I    D    T    N    4    M  I    A#  517 


■''  De  Water -Betonie  der  Noordelyke  Landen,  IV. 
uit  Lob  el  hier  aangehaald ,  volgens  hem  inAFx^L: 
Normandie  »  Engeland  en  de  Nederlanden  groei-  Hoofd» 
jende,  is  de  zelfde  Afbeelding  als  die  der  Wa-STUK» 
ter-Betonie  van  DoooNéus,  welke  door an- 
deren  op  de  voorgaande  Soort  aangehaald  wordt* 
In  beiden  hebben  derhalve  die  byhangzeltjes  of 
Ooren  plaats,  welke  in  de  Spaanfche  zagtbladi* 
ge  van  Barrelier  zo  blykbaar  zyn ;  doch 
Haller  merkc  dezelven  als  eerfte  Blaadjes 
der  Takken  aan  (*), 

(5)  vScrofelkruid  met  Hartvormige  dubbeld  Scr^fam 
Zaagtandige  Bladen  eneene  famengejleelde  naScoro. 
Bladerige  Bloemtros*  JvieL&fe- 

bladig* 

Deeze  heeft  omtr?nt  de  Bladen  als  die  van 
Melisfe  of  van  de  Wilde  Salie,  welke  meniVo- 
rodonia  noemt*  liet  is  een  Kruid  dat  twee  Voe- 
ten hoog  groeit ,  in  Portugal  en  op  't  Engelfch 
Eyland  Jerfey  voorkomende. 

(6)  Scrofelkruid  met  Hartvormig  langwerpige 

Betonic- 

(*)  In  Iconibus  Veterum  ima  [Folia]   imam  akeramve  ^^S' 
?innam  accesforiam  habent,  fed  cx  fuut  omnino  prima  folia 
Ramorum.  Hall.  Heh.  p*  619. 

f5)  Scrophularia  Foi.  Cord.  dupücato  *  ferratis  &c.  R. 
Lugdb.  296.  Scrophularia  Melisfe  Folio,  Tqurnf.  /«/?. 
Scropln  Scorodonïae  folio*  Pluk.  Alm.  33S.  T.  59.  E  5- 

(6)  Scrophularia  Fol.  Corcfatis  oMoi>gts  dentatls  &c.  Mant» 
$7.  Scrophul.  Betome*  folio.  Tournf.  /«/?.  166.  S«opht 
Ag.  montana  mollior.  Baur.  h.  274,  mala. 

Kk3 

II*  Peel  IX»  Stuk» 


5l8       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


getande  Bladen  ,  de  Tandjes  enkeld ,  doch 
naar  agteren  dieper  ingej needen. 

(7)  Scrofelkruid  met  Lancetvormige  Zaagtan* 
tandige  gefteelde  Bladen,  drievoudig  aan  de 
Stengen  y  en  gepaarde  Takken. 

(8)  Scrofelkruid  met  byna  Vleezige  ongefteelde 
e  ff  ene  Bladen  3  die  aan  de  tippen  omgekromd 
zyn. 

De  bepaalingen  en  bynaamen  onderfcheiden 
deeze  genoegzaam*  Het  Betoniebladige  en  Ree- 
Jlerige  Speenkruid  groeit  in  Portugal  :  het  Le« 
vantfche  is  door  Toürneporx  op  zyn  Oos  - 
terichen  Reistogt  ontdekt.  Hy  geeft  'er  Hen- 
cipbladen  aan.  De  laatfte  is  een  Heeftertje  3 
dat  door  zyne  altoos  groene  Kroon  tot  fieraad 
der  Plantverramelingen  Itrekt,  geevende  fraaije 
Pluimswyze  Aairenuit  van  paarfche  Bloempjes, 
met  witte  Meeldraadjes,  waar  fpitsronde  Zaa- 
huisjes  op  volgen*  met  kleine  bruine  Zaadjes  ge^ 
vuld#  De  Blaadjes  zyn  klein ,  en  gelyken  naar 
die  van  het  Gamander,  doch  dikachtig.  Men 
bewaart  het  in  de  Winterhuizen. 

(9) 

(7)  Serophularia  Fol.  Lanccolatïs  fermis  petiolatis  &c. 
Scroph.  Fol.  Lanc.  ferr.  R.  Lugdb.z9\.  N.  8.  Scroph.  Oriënt. 
Fol.  Cannrr  *mis.  ToüRNF.  Cor.  9. 

(8)  Serophularia  Fol.  fubcarnofis  (csfilibus  laevibus  &c.  Mant . 
4ig.  R.  Lugdb.  294.  N.  6,  Saoph.  Lus.  Frut.  Verbcnacac 
foliis.  tourni.  Inft.  167.  Scroph.  peregrina  Fmtescens.  He$m. 
luito*  547.  T,  547» 


IV. 

Afdkeu 

xv> 
Hoofd- 
stuk* 

y  h. 

rr^kuld- 
TÏa  Orien~ 

Lev  ntScht 

vin 

prutesceni, 
Heeöeng. 


DlD-ZNAMIJU  519 


(9)  Saofelkriïid  met  Hartvormige  Bladen ,  aan  IV. 
Je  Steflg  drievoudig ,  era  Bloemteelt jes  in  Af^l» 
Oxelen  ,  die  eenzaam  maar  tweedeelig  üoofd- 
zyn.  stuk* 

IX. 

(10;  ScrofelkruiddarglflAfc  Bladen  heeft ,  de  sZfheïnt 
onder jien  drievoudig  gevind  en  Jlomp  ,  de  iis-  . 
bovenften  enkeld;  niet  byna  driebloemigeQ-  x 
xelfteeltjes.  Trifinata. 

f       J  Dxiebladig* 

(n)  Scrofelkruid  met  afgebroken  gevinde,  xi. 
Hartvormige  ongelyke  Bladen  ;  een  ende  s™hucif°m 
lingfe  Bloemtros  ;  de  Oxelfteeltjes  dubbeld  yi^Ebla- 
en  gegaffeld. 

Van  dceze  drie  Soorten  5  die  ten  opzigc  van 
de  Bloemfteeltjes  in  de  Oxelen  overeenkomftig 
zyn ,  groeit  de  eerfte  natuurlyk  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  :  de  Driebladige  is  in  Afri- 
ka en  op  Korfika  gevonden ;  de  Flierhladige  >  die 

in 

(9)  Scropbularia  Fol.  Caulinis  ternis  Sec*  H.  Clsff.  322» 
Ups.  177.  R.  Lugdb.  293»  GOUAN  Jlomp.  304.  Scroph.  Fh 
luteo.  C.  B.  Pin.  235.  Prodr.  uz.  ic,  Lamium  Pa«n.  2» 
exoticum.  Cjlus.  ƒ#/?♦  II.  p.  3S« 

(10)  Scropbularia  Fol.  glabris  infer.  ternatis  &c.  Scrophis!» 
Sambucifolia &c.  Pluk.  Alm.  338.  T.  BIS.  f.  6.  liocc.  J/»*. 
II.  p.  65» 

(lij  Scropbularia  Fol.  interrupte  Pïnnatis  Cordatisinarqua- 
libus  &c.  Scroph.  Fol.  difformibus.  R.  Lugdb.  293.  N.  4. 
Scroph.  Sambucifolia.  Alp.  Exot*  203.  T.  202.  Mill.  Di&. 
T.  231.  Scroph.  Fol.  laciniatis.  C.  h.Pin.  236.  Prodr.  112, 
MORis.  11.  S.  s«  T.  8.  f.  Scroph.  Lufoanica  maxima 

flora,  Fol.  disfe&is.  Raj.  Suppl.  396. 

Kk  4 

II.  Deel»  IX»  Stux* 


520      TwBEMAGTÏCE  KRÜlDEN. 


IV.  in  ha  Loof  weinig  daarvan  vcrfchilt,  komt  1$ 
Afdeel  ^naDje^  portuga]  >  en  in  dc  Levant,  voor*  Dee- 
HoöFp-  ze  heeft  een  re^topftaa'-de  Stens:  met  famenge- 
•Tü*j  ltelde  Bladen ,  die  vyf  of  z^vcn  Vinblaadjes  heb- 
stim  zaa-  ^  en  fa^x  tusfchen  ,  Hartvormig ,  ruig , 

van  boven  glad  f  Zaagtandig  ,  het  endelingfe 
grootst.  De  Tros  beftaat  uit  dubbelde  Bloem- 
Heekjes  met  groote  paarfchachtige  Bloemen, 
die  de  Onderlip  groenachtig  hebben.  De  Voor* 
jaarfe  (tinkt  en  bloeit  in  Maart,  hebbende  de 
St<  ng  een  E!le  hoog. 

xu.  Ci 2)  Scrofelkruid  met  Findeelige  Bladen,  een 
tZ*ci*lna.         naakte  end  -  Tros  en  tweedeelige  Bloemfteel- 


yindeeiig. 


tjes. 

Dit  Kruid  ,  dat  in  de  Zuidelyke  dcelen  van 
Europa  ,  als  ook  in  Switzerland  groeit ,  voert 
den  naam  van  Hondsniite  y  of  Helmruitex  zo 
Lor. el  ze^t ,  die  aanmerkt,  „  dat  men  het 
3,  zelden  vindt  dan  in  drooge  heete  plaatfen , 
>f  op  Akkers  en  aan  de  kanten  ,  gelyk  in  \  Land 

van  Languedok,  als  ook  omtrent  Ravermeen 
3,  Rome,  waar  het  veel  groeit."  Het  heeft  veel 
Rysachtige  Scheuten  of  Stengen  ,  die  in  het 
groote  anderhalf  EUe  hoog  vallen ;  doch  fom- 
mïg  blyft  veel  laager.  De  onderfïe  Bladen  zyn 
flegts  ingefneeden,  gelyk  die  der  Kollebloemen  , 
doch  de  Stengbladen  beftaan  uit  Vinnetjes ,  die 

we* 

(n)  Senphül&ria  Fol.  pinnatjfoJis  &c.  //.  Cliffl  $n.  IV. 
Lugdb*  294.  Gouan  Monsp,  $04.  Scrophularia  Ruta  Canina 
di&a.  C.  £.  Pin,  23$.  Kuta  Canina.  LQ5.  Je.  II.  j>.  $u 


Dijdtnamia.  5*i 


wederom  ten  halve  gevind  zyn.  Aan  den  top  IV. 
komen  losfe  Bloempluimen  ,  van  ongedeelde  A¥D**U 
Bloempjes,  wier  Kelken  als  verzilverde  Ran- Hoofd* 
den  hebben  ,  zynde  de  Bloem  paarfch  en  wit  ;*TÜK* 

de  Meelknopjes  groot  en  purper ,  het  Stuifmeel  f^mlZ 
Goudglanz^g.  Het  Loof  Itinkc  gelyk  in  verfchei- 
dp  anderen* 

(13)  Scrofrlkruid  met  de  onder/te  Bladen  dub-  ^  xm. 
beid  gevind ,  eenigermaate  Vleezig  en  zeerlZlliil' 
glad,  ae  Tros/en  in  tweeën  gedeeld.  Glanzig. 

Tot  de  breedbladige  Hondsruite  wordt  hier 
van  den  Ridder  t'huis  gebragt  die  zonderlin- 
ge Soort,  welke  de  vermaarde  Toürne* 
fort  op  -t  Q.iekfche  Eiland  Naxia  vondk 
Dezelve  hadt  Zeegroene  Bladen,  byna  gelyk  . 
die  van  de  Thapfia  verdeeld  ,  aan  een  Steng  die 
dikwils  drie  of  vier  Voeten  hoog  worde ;  de 
grootften  agt  Duimen  lang  ,  naar  boven  kleiner  5 
alwaar  Bloemen  voortkomen  van  figuur  a!s  in 
het  Speenkruid ,  groenachtig  met  donker  paar- 
fche  UppQn.  De  Kelk  heeft  ronde  Punten  en 
het  Zaadhuisje,  dat  fpits  is,  bevat  kleine  Zaad- 
jes. Op  andere  Eilanden  van  de  Archipel  groei- 
de deeze  Plant  ook  ,  gelyk  menze  mede  vindt 
op  Kandia,  te  Napels  en  elders  in  Italië. 
r  De 

(13)  Sc  r  ophul  aria  Fol.  inferiorlbus  bipinnatis  &e.  Scroph. 
Fol.  Fiiicis  modo  lacintatis  f.  Ruta  Canina  latifoUa.  C.  B. 
Tin.  2  3  5.  Scroph.  Saxat.  lucida.  Bocc.  Mus.  II.  p.  1S6.  T. 
117.  Scroph.  glauco  folio  &e.  Tournp*  Gr*  s>,  h.  J.  p. 

T.  85.  Kk  ƒ 

li»  DM.U  IX,  STUK» 


522 


TwEEMAGTIGE  KRUIDEN, 


IV*  De  Ridder  geeft  thans  van  dit  Kruid  de  volgende 
AFxv  EL'  befchry ving.  Het  heeft  een  ronde  regte  groene 
Hoofd.  Steng:  de  Bladen  gelyken  naar  die  der  Honds- 
»tuk.     rujte ^ maar      eenjgermaate  Vleezig 2  de  Bloem- 

J^tzaa'  tros  is  regt  en  opftaande,  met  bleeke  Bloemen  , 
die  de  Bovenlip  rood  hebben. 

(14)  Scrofelkruid  met  viervoudige  Eyronde  Bla- 

xiv.  den  en  Kranswyze  geaairde  Bloemen* 

Scrcpèula- 

net?°CCi'      Wegens  de  Kleur  der  Bloemen  voert  dit  Ge- 
Hoogrood.  was  ^en  bynaam,  dat  te  Vera  Cruz  in  de  West- 
indiën  groeit  en  Bladen  als  der  Brandenetelen ,  by 
vieren  of  in  't  kruis  om  de  Steng  geplaatst 
heeft. 

xv.  (15)  Scrofelkruid  met  Hartvormige  geflreepte 
vrccmdT*  glanzige  Bladen ,  tweebloemige  Steeltjesin 

de  Oxelen  en  een  zeshoekige  Steng. 

Deeze  gelykt  naar  het  gewoone  Groote  Speen- 
kruid ,  ^doch  de  Bloempjes  en  Bladen  zyn  fraai- 
jer  volgens  Camera  rius,  die  hetzelve  den 
bynaam  gaf  van  Vreemd ,  hoewel  Jaarlyks 
van  zelf  uit  Zaad  voorkomende.  Mislchien  was 
het  te  Neuremburg  vreemd  :  want  het  groeit: 

wild 

f14)  Scropbularia  Fol.  quat.  ovatis  ,  Flor.  verticillatis  fpï- 
catis.  R.  Lugdb,  294- N.  9.  Scroph.  Fl.  coccineo ,  Fol.  Urtics 
quaternis.  HoüST.  Ms. 

O  5)  Scropbularia  Fol.  Cordatis lineatis  lucidis  &c.-H.Clijfi. 
Rè  Lugdb,  Gouan  Monsp<  304.  Scropbularia  Uiticae  folio.  C. 
B.  Pin.  £?6.  Scroph.  peregrina.  CAM.-forf.  i$7.T.43«Scropru 
anima  Folio  Urttat.  MOHIS,  Hifi.  II.  S.     T.  8,  f.  I# 


I 


D   idynami  a« 


wild  in  Italië  ,  als  ook  in  Languedok  en  Pro-  IV. 
^vence  ,  alwaar  het  gemeen  is  aan  de  Wegen  AF££EL* 
en  nr  Bosfchagie*  De  Bladen  zyn  als  die  der  Hoofd* 
Brandenetelen  ,  maar  zeer  glad:  de  Steng STüK» 
fcherphoekig  ,  donkerpaarfch  *  de  Bloem  ?ur-/p£$£ 
pei kleur»  De  Bloemfteeltjes  draagen  van  twee 
tot  vyf  Bloemen. 

C  E  L  S  1  A, 

Een  vyfdeelige  Kelk ,  een  Raderachtige  Bloem; 
gebaarde  Meeldraadjes  en  een  tweehokkig  Zaad- 
buisje. Dus  komen  de  byzondere  Kenmerken 
voor  van  dit  Geflagt ,  't  welk  naar  den  wyd  ver* 
maarden  Celsus  benoemd  is.  Hec  bevat  thans 
de  drie  volgende  Soorten* 

(i)  Celfia  met  dnbbeld  gevinde  Bladen.  x. 

Celfia 

In  de  Grazige  Velden  van  Armenië  en  Kap- 
padocie  komt  dit  Kruid  in  Mey  en  Juny  bloei-  fche. 
jende  voor.  Het  heeft  de  Steng  een  Elle  hoog, 
fomtyds  in  Takken  verdeeld,  met  Bladen  naar 
die  der  Agrimonie  gelykende ,  of  ook  wel  fyn- 
deeiiger.  Het  heeft  Bloemen  als  die  van 't  Mot- 
te- of  Wollekruid  ,  hier  en  daar  één  $  bleek 
rosachtig  geel  van  Kleur* 

O) 

(x)  Celfia  Fol.  bipinnatïs.  Syfi.  Nat.  XII.  Gen.  757,  p. 
4U«  XIII.  p.  469.  H.  Ups.  179.  T.  2.  H.  Citf.  **u 
R»  Lugdb.  301.  Verbascum  Oriëntale  Sophix  folio,  Toorn?- 
Cor.  s.  BuxB.  Cent.  V.  p.  17*  Blattaria  Or.  Agrimonis  folio. 
]3uxB.  Cent.  I.  p.  14.  T.  2o« 


11*  DSFL.  IXé  $TUSt 


524        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV*  ( a)  Celfia  met  de  Wortelbladen  Lierachtig  ge» 
Ait>£el,         y^  ^  ^  £ioemjleeitjes  langer  dan  de 

Hoofl-  Bloem. 

STUK* 

ii.  Tot  het  Wollelcruid  is  deeze  betrokken  ge- 
Arnlr*.  weest ,  onder  den  bynaam  van  ArBkurus  ,  die 
steeibioe-j-nen  door  een  Drukfeil ,  thans  veranderd  vindt 
in  't malle  Woord  Ariturus  (*)•  Vaneen  Plant, 
Artturus  Creticus  door  Pona  genaamd,  wordt 
gewag  gemaakt  ,  en  deeze  is  het  aangehaalde 
Laage  Kandiaafche  Wollekruid  met  gefnipperde 
Bladen ,  volgens  Bauhinüs.  Dit  fchynt  wat 
te  verfchillen  van  het  Wilde  Kretifche,  waarvan 
het  Zaad  aan  Alpinus,  onder  den  naam  van 
ArSturus  %  uit  Kandia  meermaals  was  toegezon» 
den,  zonder  dat  hy  hetzelve  voor  den  regten 
Arftu rus  erkende»  Misfchien,  evenwel ,  zouden 
de  Ster  gelykende  Goudgeele  Bloemen  aanlei- 
ding kunnen  gegeven  hebben  tot  dien  naam  ,  al- 
zo ArEturus  de  naam  is  van  de  Noordfter. 

De  onderfte  Bladen  ,  zegt  de  Ridder,  zyn 
Lierachtig  gevind,  met  kleine  Zyblaadjes,  de 
bovenfte  eokeld;die  byde  Bloemen  ongedeeld  , 

Hart- 

h)  Celfia  Fol.  Rad-caühus  Lyrato -pinnatis,  Ped.  Florc 
ïosigioribu?.  Verbascum  Ar&urus.  Sp.  Plant*  aS4.  Mant,  3  39» 
Verbascum  humile  Cret.  laciniamm.  C.  B«  Pin.  240.  Verb. 
Brasficx  folio.  Col.  Ecphr.  II.  p.  81.  T.  %z.  Verb.  Sylveftre 
Oeiicum.  ALP   Exot.  T.  122. 

('*;  In  Syjl.  Nat.  Veg.  XIII.  p.  469?  want  zelfs  wordt 
«staar  aangehaald  Verbascum  Ariturus  Sp.  Plant.  254-  ManU 
I35> :  teiwyl  men  op  die  beide  plaatfen  leest  Ar&urus^ 


DlDYNAMIA.  525 


Hartvormig,  Zaagswys'  getand.  Het  heeft  een  IV; 
lange  eed  -  Tros  van  geele  Bloemen ,  ieder  op  Af^eL* 
een  eenzaam  Bloemfteeltje,  dat  langer  dan  de  Hoofd. 
Blaadjes  is  (*).  STUK- 

(3)  Cdfin  met  de  onderjle  Bladen  Lierachtig;  töl 

de  bovenjten  Eyrond,de  Steng  omvattende.  Cretica. 

Doorbla* 

Deeze  Soort,  ook  op  Kandia  groeijende,  heeft  d|s« 
de  Bladen,  die  in  de  voorgaande  gepaard  wa- 
len, overhoeks,  de  Kelken  Zaagtandig  en  vier 
Meeldraadjes,  de  twee  bovenften  Haairig,  de 
onder tten  effen  met  grooter  Meelknopjes;  de 
Bloemen  geel  met  twee  Roestkleurige  Vlakjes* 

Digitalis*  Vingerhoed. 

Een  Klokswyze  vyfdeelige  Buikige  Bloem, 
die  eenigermaate  naar  een  Vingerhoed  gelykt  > 
onderfcheidt  dit  Geflagt  ,  \  welk  ook  een  v>f- 
deeligen  Kelk  heeft  en  een  Eyrorsd  tweehokkig 
Zaadhuisje*  Het  bevat  de  agt  volgende  Soorten* 

(1)  Vingerhoed  met  Eyronde  fpitfe  Kelkbïaad-  D?\talh 

jeS purpurea* 
Faarfch. 

(*)  Peduneuli  Foliis  Floralibus  longiores ,  Mint.  Des  Pfdun» 
mits  Flore  longioribus  ook  een  misflig  fchynt  te  zyn. 

(3)  Cdfta  Fol.  infer.  Lyratis  &c.  Blattaria  perennis  Cse» 
tica  incana,  Foliis  binis  conjugatis,  MOHis.  Hifl.  II»  p.  *S8. 

(x)  Digitalis  Calycinis  Foliolis  ovatis  acutis.  Syft.Maé.XlU 
Gen.  758.  p.  414.  Vtg.  XIII.  p.  470.  H.Ciiff.  s<8.R. Lugdb. 
392.  GoüAN  Monsp.  305.  GORT.  Belg.  17 9-  Digital*  purpu- 
jca  folio  aspero.  C.  B.  Pin.  243.  Digitalis  purpurea.  Dod. 
Tempt.  iés.  fi.  Dig.  alba  folio  aspetp,  C.B»  Pin,  243,  HALU 
flih.  61 6. 


$26        TwEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


Iv*  jes  en  Jtompe  Bloemen }  de  Bovenlip  onver* 

AFDEEL. 

xv>  aeela. 
Hoofd- 
stuk:.      In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa ,  als  ook 
Schuiizaa-in  Switzerland  en  Ooftenryk  /ja  zelfs  in  een 
«       gedeelte  van  onze  Nederlanden  *  groeit  dit 
Kruid,  dat  een  tweejaarige  Bloemplant  is  in 
de  Hoven.  De  Franfchen  noemenze  Gants  de 
Notre  Dame  of  Onzer  Vrouwe  Handfchoen :  ook 
Gantelets;  de  Engelfchen  Fox-Glove ,  de  Duit* 
fchers  ,  gelyk  wy ,  Vingerhoed  -  36t*|d  of  Vin- 
gerhoeden, 't  Gewas  heeft  groote  breede  ,  Ey« 
rond  -  Lancetvormige  Bladen ,  die  ruuwzyn  f  op 
de  kanten  getand  5  aan  een  Steng  van  drie  of 
vier  Voeten  hoogte  ,  dikwils  getakt  en  geaaird 
met  zodanige  Bloemen  3  als  gemeld  is ,  paarfch 
of  ook  wit  van  Kleur.  Men  heeft  het  vooreen 
Wondmiddel  gehouden  en  de  oplegging  van  't 
gekneusde  Kruid  is  tegen  de  Jicht,  Kliergezwel- 
len  en  de  Engelfche  Ziekte  aangepreezen,  'c  Is 
fcherp  van  Sap  en  üoerhaave  metkte  hec 
inwendig  als  zeer  Vergiftig  aan ,  inzonderheid 
de  Zaadhuisjes  (f  )♦ 

Dï  ftkt     ^  Vingerhoed  met  gladde  Bladen  en  Jtompe 

minor. 

Bloemen,  de  Bovenlip  tweekwabbig  heb* 
bende. 


In 

(t)  Hift.  Plant.  Le&.  fpur.  Loni.  175 1.  p.  30$.  item  ig 
Mf.  Patris  raci, 

(z)  Digitalis  Fol.  Uevibus,  Cor.  obtufo  &c.  Mant.  $6jl 
Dig.purpureaHispanica  minor,  Tournf,  lnfl.i^y 


D   I    D    Y    N    A    M    I    A.  527 

In  Spanje  nam  Toürnefort  deeze  IV* 
waar,  die  de  helft  kleiner  blyft  en  Bloemen  Af££el; 
zeer  veel  naar  die  van  't  Paarfche  Vingerhoed  Hoofd- 
geiykende,  zelfs  in  grootte  ,  maar  meer  Stip^ 5TÜK* 
pen  in  't  Gehemelte  heeft ;  zonder  bleeke  Kring,  per^*"m 
De  Bovenlip  is  dieper  ingefneeden,  de  Onder- 
lip  zeer  ftomp ;  de  zydelingfen  omgeboogen  ea 
de  Meelknopjes  hebben  Roestkleurige  Stippen, 

(3)  Vingerhoed  met  langs  de  Steng  afloopende  ur# 
Bladen. 

Wollig» 

De  groote  Wollige  geaderde  Zaagswys'  ge- 
tande Bladen  onderfcheiden  deeze  Soort,  die 
anders  veel  naar  het  eerfte  gelykt,  groeijende 
insgelyks  in  Spanje.  Het  heeft  paarfche  Bloe- 
men ,  bleek  van  Keel  met  Bloedkieurige  Stip- 
pen ,  aan  den  rand  in  vieren  gedeeld,  Het  fchync 
uit  het  gewoone  Paarfche  Vingerhoedkruid,  door 
bevrugting  van  hetWollekruid3  te  zyn  gefprooten* 

(4)  Vingerhoed  met  de  Kelkblaadjes  Lancet-  iv, 
vormig  ;  de  Bloemen  /pits  ,  de  Bovenlip  Di^fs 
tweedeelig  hebbende*  *  Gee{, 

Dee* 

t%i  Digitalis  Fol.  decurrentibus.  Dig.  Verbaset  folio,  purp# 
minor,  perennis Hispanica.  Barr.  1c.  uSj.Dig.  anguftoVer- 
basci folio  montana.  Bocc.  Mus.  11,  p.  io$.  T.  85. 

(4)  Digitalis  Calycinis  Foliohs  Lanceolatis  &c.  H.  Cliff. 
318.  R.  Lug&b.  293»  Guuan  Mornp.  305.  Digitalis  majot 
lutea  f.  pallida ,  parvo  Flore.  C.  B.  Fin.  224,  Digitalis  lutea 
minore  flore.  Mor.  Hifi*  ih  $♦  s*  T.  *»  f.  5,  Dig.  luteap«y;<! 
ya.  Lob.  Ic.  s73» 


Ui  PEEL.  IX.  $TVM} 


5*8        TwEEMAGTiCR  KilUlÖÈNi 


IV.      Deeze ,  zo  wel  als  het  Paaifehe,  in  Vrankrykj 
tI*1"*  Jtaüe  en  Switzerland  9  op  Zandige  plaatfen  ^ 
Hoofd   grceijende  ,  heeft  kleine  bleek  geele  Bloemen* 
stuk.     j)e  hoogte ,  zegt  Gouan  3  is  anderhalf  V  oet ;  de 
Steog  geftreept*  met  langwerpige,  Lancetvor- 
mige,  half  de  Steng  omvattende  ,  gekartelde^ 
gladde  Bladen  en  fpits  liyronde  Bladerige  Blik» 
jes.  De  Bloemen  zyn  niet  gefiippeld  of  gevlakt. 

y.  ( ƒ)  Vingerhoed  met  de  Lip  der  Bloemen  uit* 
^jtffct  gerand,  de  Bladen  van  onderen ruigachtigé 

achtig. 

Van  de  voorgaande  verfchild  deeze,  door  veel 
grooter  Bloemefc  te  hebben ,  komende  voor  't 
overige  zeer  naa  daar  niede  overeen.  Indien  het 
de  Soort  is  >  welke  de  Heer  Hall  er  onder 
de  Switzerfche  Planten  heeft  opgetekend,  dan 
valt  zy  ook  grooter  y  hebbende  de  Bloemen  gea- 
derd en  gevlakt  (*). 

DiVaih  ^  Vingerhoed  met  de  Kelkblaadjes  Eyrond 
Ferrugi-  jiomp  en  uitgebreid,  de  Onderlip  derBloe* 

Ro^tkleu*  gebaard. 

f5)  Digitalis  Coroïlatum  Labio  errtargïnatö  &c.  MutfR. 
Goetu  62.  Digitalis  Fol.  Calycinis  Lanceolatis,  GaleS  incifl, 
HA*  L.  Fior.  331.  Digitalis  lutea  major.  C*  B.  Pin.  224. 

(*)  Digitalis  Fol.  Calycinis  LifiearibuB  acütis  Flore-  Venofb 
maculolo.  HALL*  Helv.  617.  WEINM.  Kruidb.  T.  4fo«  d* 

(6)  Digitalis  Calycinis  Foliclis  ov:tis  obtufis  parentibus 
&c.  K.  Lugdb*  z$z.  Di#.  anguftifolia  JFl.  Feirugineo.  C.  B* 

Firn 


D    I    D    Y    K    A    M    I    A.  529 


In  Italië  en  by  Konftantinopolen  groeit  dee-  IV. 
ze,  die  niet  alleen  door  haare  Roestkleurige  Bloe-  Af^el» 
men,  van  binnen  geelachtig,  maar  ook  in  ande-  Roofoj 
reopzigten  zig  onderfcheidt.  De  Steng  is  effen  STÜ1C» 
en  zes  Voeten  hoqg,  met  ongedeelde  Lancet- /pfr^ 
vormige  Bladen ,  en  geeft  boven  >  uit  ieder  Oxel , 
een  opftaande  Bloemtros  5  met  kort  gedeelde 
.Bloemen ,  die  klein  en  wyd  zyn  ,  met  een  lange 
Onderlip  en  bogtige  Meeldraadjes. 

(?)  Vingerhoed  met  Liniaal  -  Lancetvormige  vir. 
geheel  effenrandige  Bladen  3  met  den  Voet  °^nkth 
aangegroeid. 

De  donkerheid  der  Bloemen  i  die  byna  zwart» 

achtig  paarfch  zyn ,  geeft  deeze  den  bynazfflf. 

Zy  valt  Heefterig  s  met  Houtige  Takjes  en 

groeit  in  Spanje,  hebbende  weinig  hoogte. 

Het  Kanarifche  Heefterige  Vingerhoed-Kruid*,  *n.  D; 

*  V.  Stuk 

door  my,  gelyk  de  Bignonia  en  verfcheide  vol- biadz,  zoii 

gende  Geflagten  ,  reeds  onder  de  Boomen  en 

Heefters  te  boek  gefield  zynde ,  komen  wy  tot 

dat  van 

Preiav 

Fin.  244»  Dig.  latif.  Flore  Ferr.  Morm.  Hift%  II.  p.  178.  S. 
5.  T.  8.  f.  2.  Dig.  lutea  non  Ramofa  Scorzoneix  folio.  Bl>XB» 
Cent.  V.  p.  z$.  T.  49. 

(7)  Digitalis  Fol.  Liueari  -  Lanceolatis  integerrimis  bad 
adnatis.  Mant.  41 8.  jACCfc  Hort.  T.  91.  Digit.  Hisp,  angu- 
ftifolia.  Flore  nigricante.  TOURNI.  Inft.  1 66.  Dig%  angaftifo* 
lia  Hispanica.  Bocc.  Mus.  IL  p.  136.  T. 

LI 

II,  deel.  ix,  stuk. 


530        TWEEMAGTIGE  KRUIDEff, 


IV.  P  r  e  M  n  A.  Bokkeblad. 

Afdeel* 

Hoofd-  ®e  KeI^  tweekwabbig ;  de  Bloem  in  vieren 
stuk.  ongelyk  verdeeld  en  eene  vierhokkige  Bezie  «> 
Schuiizaa-  welke  enkelde  Zaaden  bevat*  Dus  komen  de 
byzondere  Kenmerken  van  dit  nieuwe  Geflagt 
voor ,  welks  naam  ,  Premna  y  in  de  oude  Plan- 
tenkunde onbekend,  in  't  Griekfchvan  een  Paal> 
Staak  of  Blok ,  fchynt  afgeleid  te  kunnen  wor- 
den. Linn^üs  betrekt  'er  toe  het  Folium 
Hirci  of  Bokke-Blad  van  Rumphiüs,  dus 
wegens  den  Stank  genaamd  5  welk  de  Heer  ]♦ 
Burmannüs  hadt  aangetekend  tot  den  Ti* 
?ms  van  Linnjeus  te  behooren ;  doch  die 
Bokkeblad  -  Boom ,  waar  van  Mannetje  en  Wyf- 
je  zyn ,  moest  tot  de  Tweehuizigen  tehuis  ge- 
bragt  worden.  Zo  wel  het  één ,  als  het  ande- 
re* kan  derhalve  geen  plaats  hebben  ,  en  de 
aanhaaling  van  den  Ridder,  hier  letterlyk  door 
my  overgenomen ,  is  fout, 

i.        Cl)  Bokkeblad  met  effenrandige  Bladen. 

Premna 
integrifo- 

Ha.  Ik  fpreek  van  de  eerde  Soort  (i)  ,  welke  > 

<ï§fcnran*  volgens  zyn  Ed,  3  de  Cornutia  Coryrnbqfa  is  s 
door  den  Heer  N.  L.  B  u  a  u  a  n  n  u  s  voorge- 
fteld  en  afgebeeld.  Deeze  Heer  wil,  dat  die 

de 

fi)  Premna  Fol.  integerrimïs.  Syft.  Natt  Veg.  XI1T*  Geij^ 
p.  473.  Ment,  2Si.  Cornutia  Corymbofa.  BüRM  Fu 
Jnd.  133.  T.  4.1,  f.  i,  Folium  Hicci. '&UMPH.  Ambt  III.  p* 
2».  T»  IJ i> 


D    I     D    Y    N    A    M    ï  A. 


de  Kruiderig  welriekende  Ceylonfche  Vlier  zou  IVV 
zyn  ,  van  Hermanküs,  aldaar  Mindi  ge-AF£vfu 
naamd ,  welker  Schors  en  V  rugten  als  Genees-  Hoofd. 
middelen  in  gebruik  zyn.  Zyn  Ed.  haalt  R  u  m-stuk* 
ph  iüs  niet  aan ,  en  ik  kan ,  om  de  waarneid/^r»?«, 
te  zeggen  >  de  aanhaaling  ook  niet  begrypen  5 
of  het  moest  de  Strand  Gumira  Boom  zyn  % 
welke  op  bladz.  209.  is  befchreeven.  Die  Boo- 
men  hebben  den  Reuk  van  Vlierbladen  en  het 
Hout  van  de  tammen  is  tot  Werkhout*  dat  der 
wilden  alleen  tot  branden  bekwaam» 

(2)  Bokkeblad  met  Zaagtandige  Bladen,  ir. 

Serratift* 

Deeze  >  misfehien  een  Verfcheidenheid  van 
de  voorgaande  3  is  een  Oostindifch  Boomge-d?glg 
was  met  ronde  paarfchachtige  Takken ,  die 
groote  gerande  Lidtekens  hebben  van  afgevalle- 
ne en  gepaarde  3  gedeelde  ,  Eyronde  ftompe  , 
Zaagtandige  Bladen  ,  doch  naar  agteren  effen- 
randig.  De  Bloemen  aan  't  end  ,  van  grootte  als 
die  der  Viorne ,  maaken  een  gearmd  Kroontje  uic* 

L  O  E  S  E  L  I  A» 

Dit  Gefiagt  heeft  een  vierdeeligen  Kelk  en  aï- 
le  de  Slippen  der  Bloem  over  ééne  zyde ,  de 
Meeldraadjes  tegen  het  Bloemblad  over  en  een 
drïehokkig  Zaadhuisje. 

De  eenigfte  Soort        te  Vera  Cruz  groei-  r. 

Loefelia  iU 

(z)  Premna  Fol.  ferratis.  Mant.  253.  Cornutioides.  Kanthaal* 

(1)  Loefelia.  Syfl.  Nat.  XI*.  Gen.  767,  p,  4.13,  R,  Lugdb. 

L  1  2  t9$% 

Bn  Dfcll.,  IX,  STCK. 


532       TwEEMAGTlGE  KrüIDENJ 


IV«    jende,  mogt  ook  wel  onder  de  Heefters  befebree» 
?xvfU  ven  zyn  geweest.  Zy  heeft  een  opftaande ,  flaauw 
Hoofd-  vierhoekige  9  gearmde  Steng  en  gepaarde  Lancet» 
,TÜK#     vormig  Eyronde  fpits  en  als  Doornachtig  getan- 
digt.  ***  de  Bladen*  De  Takken  groeijen  tegen  elkander 
over.  De  uiterfte  Takjes  hebben  Hartvormige 
op  elkander  leggende,  omvattende  Bladen,  al- 
lengs vergrootende  ,  tot  dat  het  Takje  in  een 
Bloemdraagend  Hoofdje  eindigt ,  van  geele 
Bloemen* 

LlNDERNlA* 

Een  vyfdeelige  Kelk  en  een  Smoelachtige 
Bloem  met  de  Bovenlip  zeer  kort :  de  twee  on- 
derfte  Meeldraadjes  een  Tandje  aan  't  end  heb- 
bende en  het  Meelknopje  zydelings  daar  onder» 
Het  Zaadhuisje  met  ééne  holligheid, 
i.  t      Dus  komen  de  Kenmerken  voor  van  dit  Ge* 
pylidaril.  Aagt  3  tot  het  welke  maar  ééne  Soort  betrokken 
gSd°e*draa  **s        te  vooren  Capraria  Gratiohides genaamd. 
Dezelve  was  eerst  in  Virginie  ,  op  Waterige 
plaatfen  5  groeijende  ,  waargenomen ,  doch  werdt 
paderhand  door  den  Heer  Lindern  in  de 

EU 

299.  Royena  Fol.  acute  dentatis  et  veluti  fpinofis ,  Flore  lu~ 
teo.  Hoüst  Ms, 

(1)  Lindemia.  Syft*  Nat.  Veg>  XIII.  Gen.  1315.  47*.  Ca- 
praria  Gratioloides.  Sp.  Plant.  11.  p.  $76.  Lindernia*  Alliqn» 
Aüq.  178  T.  5.  Pyxidaria repens  annua  ,Flosc.  monop*  uni- 
labiatls.  LIND.  Mfat*  I.  p.  152.  T.  1  &  2.  p.  267*  Ruèllia 
Pedunculis  folitariis  unifloris.  GRON.  Vvrg*  73*  Gratiola  Flor» 
Pedunculatis,  JsoU  ovatis  crenatw.  Grqn,  Fir^  3, 


D    I    D    *    N    A    M    I    A.  533 


Elfaz  gevonden,  befchreeven  en  afgebeeld  ,on-  IV* 
den  naam  van  Dooskruid,  dat  kruipt,  een  Jaar- Ar^EL< 
lyks  Gewas  met  eenbladige  eenlippige  Bloemen,  Hoofd- 
Naar  deezen  Kruidkenner  badt  de  vermaarde STUK- 
Allion  hetzelve  Lindernia  getyteld.  De/p^faT 
Ridder  merkt  aan,  dat  het  uit  Virginie  verhuist 
zy  in  ons  Wereldsdeel. 

\  Is  een  klein  Waterplantje  ,  dat  een  vier- 
kante  broofche  gladde  Steng  heeft ,  fomtyds  Tak- 
kïg  en  Zwiepig;  met  kleine  ongedeelde  Blaad- 
jes ,  veel  naar  die  van  Guichelheil  gelykende , 
en  Pypige  Bloempjes ,  die  in  twee  Lippen  ver- 
deeld zyn,  waar  van  de  bovenfte  Helmachtig, 
de  onderfte  driedeelig.  Ieder  Bloempje  komt 
eenzaam  uit  een  Oxel  der  Bladen  voort,  en  zit 
op  een  lang  dun  neerhangend  Steeltje.  De  Kelk 
is  in  vyf  lange  Punten  diep  verdeeld*  Het  Zaad- 
huisje is  langwerpig  en  fplyt  in  tweeën  van  bo- 
ven tot  beneden  ,  bevattende  veele  zeer  kleine 
Zaadjes.  Dus  heeft  de  Heer  Clayton  dit 
Kruidje  in  Virginie ,  alwaar  het  in  de  Herfst 
bloeide,  waargenomen.  De  Bloemen  zyn  bleek 
blaauw  of  paarfchachtig* 

M  a  n  ü  L  e  a*  Handbloem. 

Een  vyfdeelige  Kelk  en  Bloem,  de  laatfte 
met  de  Slippen  Elsvormig  en  als  uitgefpreide 
Vingers  van  een  Hand  ,  daar  dit  Geflagt  den 
naam  van  heeft :  het  Zaadhuisje  tweehokkig  en 
veelzaadig.  Dus  komen  de  Kenmerken  van  dit 

LI  3  Ge- 

XI*  Deel.  IX,  Stok* 


534 


TWEE'MAGTI  GE 


Kruid  en. 


IV.    Geflagt  voor 5  'c  welk  de  twee  volgende  Kaap- 

xv!L      Planten  bevat. 
Hoofd- 
stuk,       (i)  Handbïoem  met  naakte  Bladen  9  byna  on- 

i.  gefteelde  Stengen  en  overhoekfe  eenblomigs 

lus. 

bioemi"  ^e  verrnaarc^e  Commelïn  hadt  deeze  Soort , 

ouwg.  wegen§  ^e  gezegde  figuur  der  Bloemen,  Chei- 

ranthus,  dat  is  Handbïoem  3  gctyteld.  Zy  groeit 
aan  de  Kaap  der  Goede  Hope-  Op  den  Grond 
fpreidt  zy  Lancetvormige  Bladen  uit,  diep  in- 
gefneeden  en  groen ,  waar  tusfchen  Stengetjes 
voortkomen  van  een  Span  hoog,  met  kleine  of 
enkel  zeer  fmalle  Bladen  ,  arm  den  top  Aairen 
hebbende  van  kleine  geele  Bloempjes,  als  ge* 
xegd  is. 

TêmLc/a    ^  Handbloem  met  Wollige  Bladen,  gebla* 
wollig/         derde  Stengen  en  veelbloemige  Steeltjes. 

Dit  Kaapfe  Plantje  is  een  geheel  Wollig  leg- 
gend Kruid,  metftomp  Eyronde  gekartelde  ge^ 
paarde  Bladen  ,  hebbende  een  end  -  Tros  uit  o- 
verhoekfe  Trosjes  beflaande  en  fmalle  Bloem- 
pjes, 

fi)  Manuka  Pol.  rnidis ,  Caul,  fubaphyllis ,  Vcd,  alterms 
unifloris.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  1254.  P-  4  9-  X1H, 
p.  476*  Manulea  Fol.  nudiusculis  Mant  8§.  Lobelia  Chei* 
lanthus.  Sp.  Plant.  13 19-  Chciramhus  Afticaua  Flore  luteo. 

CO  MM.  Hort,  lf.  p*S3»  T.  4*. 

(2)  Mar.ulta  Fol.  tomenrofjs >  Caulibus  Foliofis  ,Ped.  mul- 
tiftoris.  Mant.  420.  Seiago  tomeiuofa.  Sp.  Plant.  877.  Se], 
Racetnis  Ramoas.  Am*  Ascd*  VI.  Aft.  22*  Pu>&>  Pkp*T* 
%l3i  fi  *♦ 


Didynamia*  535 


pjes,  hoog  geel  van  Kleui\  De  Meeldraadjes,  IV. 

in  de  gezwollen  Keel  van  't  Pypje,  zyn  twee- 

niagtig  met  een  geknopten  StyL  Naar  het  Ge-  Boofd* 

aairde  Glimkruid  *  fchynt  hetzelve  veel  te  gely-srUK:» 

ken*   De  Bloempjes  zyn  regelmaatiger  ,  dan  fp^£ 

in  de  voorgaande  Soort,  verdeeld.  *n.  d* 

V.  Stuk  , 

Hebenstretia. 

Dit  Geflagt  is  benoemd  naar  zekeren  Doktor 
Hebenstrkit  ,  die  op  bevel  van  den  Koning 
van  Poolen  naar  Afrika  gereisd  was  ter  bevor- 
dering van  de  Kruidkunde.  Het  heeft  een  dub- 
beld  uitgerandcn  Kelk,  van  onderen  gefpleeteni 
de  Bloem  met  eene  opftygende  Lip  ,  die  in 
vieren  gedeeld  is  ;  de  Meeldraadjes  in  de  ver- 
deelingen van  den  rand  ingeplant,  en  een  twee- 
^aadig  Zaadhuisje. 

De  drie  volgende  Soorten ,  ook  aan  de  Kaap 
groeijende  ,  zyn  thans  in  hetzelve  opgegeven, 
naamelyk 

(1}  Hebenftretia  met  Liniasde  getande  Bladen  r 

en  gladde  A  air  en.  tiadmmj. 

Getande» 

De 

ft)  Hehnflretta  Fo!.  Lmearibus  dAttatis  ,  Spïcis  larvibus. 
Syst.  Nat.  XII-  Gen.  770.  p.  420.  Veg.  Xïli.  p.  476.  ft.  ' 
Cliff.  326.  R.  Lugdb*  300.  Berg.  Cap*  153*  Vaieiianelk 
Africana  FoL  anguftis  &c4  Comm  Hort.  11.  p.  247.  T.  109, 
Kapuncalus  Fol.  inferïonbas  multifidis,  fupetioribus  fïajpl  • 
éznut\%>  Flor*  fpicatis.  Burm.  Afr*  T»  41.  t*U 

LI  4 

II.  Deel,  IK.  Srw. 


53ö 


TWEEMAGTIGE  KrüIDEN. 


IV*      De  Steng  van  deeze  is  opftaande  ,  een  Voet 
Af^eL<  hoog,  aan  den  Wortel  en  onder  de  Aairen  met 
Hoofd-  enkelde  opftygende  Takjes  :  de  Bladen  zyn 
stuk»    overhoeks  verfpreid  ,  Liniaal ,  eenigermaate  fte- 
SJp!lzaa'M\g  ,  met  Tandjes,  opgeregt ,  in  de  Oxelen 
veele  getakte  Blaadjes  hebbende*  Aan  't  end 
komt  een  langwerpige  Aair  ,  met  Elsvormige 
Blikjes  3  op  tien  ryën  overlangs  gefchubd ,  een- 
bloemig  :  want  de  Aair  beftaat  uit  vyfhloemige 
Kransjes  >  overhoeks  geplaatst.    De  Bloem  ïs 
wit,  op  de  rug  van  den  Keel  rood  en  zonderling 
door  de  plaatzing  der  Meeldraadjes ,  waar  van 
de  twee  onderfcen  omgekromd  zyn.   Des  mor- 
gens zyn  de  Bloemen  Reukeloos  ,'s  middags  ftin- 
ken  zy  walgelyk  en  's  avonds  hebben  zy  een  aan  ■ 
genaamen  Geur, 

IT„'       ( 2 )  Hebenflretia  met  Liniaal  effenrandige 

tia  integri-  Jiïaaen* 

f&lia. 

ougctan-  j)eeze  {ieeft  de  Bladen  gepaard  en  losfe  Aai- 
ren met  eironde  Blikjes,  zo  de  Ridder  aante- 
kent* Ook  komen  de  Blaadjes  fomtyds  Krans- 
wys  om  de  Takjes  voort.  De  Kanthaairige  van 
den  Heer  Bergius  fchynt  tot  deeze  of  de  voor- 
gaande te  behooren.  Mogelyk  zyn  zy  alle  drie 
flegts  Verfcheidenheden  van  dk  Gewas, 

Cs) 

(a)  Hebenjtrttia  FoU  Linearibus  intcgerrimis.  H.  Cliffl  497. 
H.  Lugib.  300.  Fcdicuiaris  fol.  anguftisiïmis  dentatis*  J?rjRf&» 
Aft»  T.  v>  f.  2.  HebcnftxetU  ciliata.  Bïkg.  Cap. 


DlDTKAMlAi 


53? 


(3)  Hebenftretia  met  byna  Vkezige  Hartvor-  IV. 
mige  ongedeelde  Bladen.  Afoesu 

Dit  is  een  opftaand  Heeftertje,  witachtig  ^tuk?*' 
glad,  met  weinig  Takjes  en  die  alleen  van  bo-  ui. 
ven:  de  Bladen  overhoeks  of  gepaard,  onge-^"^^ 
fteeld  of  byna  de  Steng  omvattende,  Hartvor-**^^ 
migftomp,  naauwlyks  gekarteld,  Vleezig,  vanmi^. 
onderen  bultig.  Aan  't  end  heeft  het  een  onge- 
fieelde Aair  van  Bloemen,  die  wit  zyn  met  een 
rooden  Keel  en  famengedrukte  geele  Meelknop- 
.  jes^  gelyk  die  der  eerlte  Soort, 

E  r  1  n  u  s.  Balfembloem. 

Dit  Geflagt  heeft  een  vyfbladigcn  Kelk  en 
den  rand  der  Bloem  in  vyf  byna  gelyke  deelea 
gefneeden,  met  uitgerande  Slippen ;  de  Boven- 
lip zeer  kort  en  omgeboogen  :  het  Zaadhuisje 
tweehokkig. 

In  hetzelve  komen  thans  de  vier  volgende  Soor* 
ten  voor,  naamelyk. 

Qï)  Balfembloem  met  getmte  Bloemen  en  Spa-  *: 


(l)  Htknfiretia  FoU  fubcarnofls  Cordatis  CzsCiUbiis.  Mant. 

(ij  Erlnus  Floribus  Racemofis  ,  Vo\li$  Spatuiatis.  Sy/i. 
Nat*  Itlé  Gen.  77 i.  p.  4~a-  Fif.  XIII.  p.  477.  Erinus.  H. 
Cli/f.  310.  R.  Lugdb*  301.  GOUAN  Monsp.  306,  HALL.  Helv¥ 
629.  Ageratum  ferrat.  Alp.  glabrum  FU  purp.  TouftNJ.  Inft. 

T.  422»  Ageratum  purpurcum.DAL.  fiijil  H84.  Ager. 
minus  Saxatile  Floie  albo.  Rar.  13,  T.  1 191. 


telachtige  Bladen. 


II»  Desl,  IX,  Sivs» 


j38      Tweemagti'ge  Kruiden. 


IV.       Deeze ,  op  de  hooge  Gebergten  der  Zuide- 
Afdeel  jyjce  deelen  vm  Europa  groeijende,is  Glad  Al- 
Hoofd*  pifch  Jlgeratum  ,  met  paarfche  Bloemen ,  van 
stuk,     Toürssefort  genoemd  geweest ,  die  ook 
g*,wde  Bloem  en  Vrugtin  Afbeelding  heef c  gebragt. 
't  Geflagt  van  Jgeratum  ,  dat  fommigen  Klein 
Balfemkruid  heeten ,  zal  naderhand  volgen.  Dit 
paarfche  hebben  fommigen  Moschatellim  gety- 
teld,  wegens  den  aangenaamen  Geur  der  Bloe- 
men ,  niet  te  kort  fchietende  by  dien  der  Vio« 
len  en  deswegen  noem  ik  dit  Geüagt  Balfembloem* 
De  Wortelbladen  van  dit  Kruid ,  op  den 
Grond  Roosjes  maakende  ,  zyn  allen  Liniaal 
Spatel vormig  ,  ruigachrig,  met  eenige  Tandjes 
wederzyds  by  de  Punt.  Het  heeft  verfcheide 
Stengetjes  van  een  Handbreed  hoog,opftaande, 
rond,  ruig,  met  fmalle  Blaadjes  over  hoeks.  Dee« 
ze  zyn  overhoeks  bezet  met  Bloempjes,  uiteen 
vyfdeeligen  Kelk  voortkomende  met  een  lang 
Pypje ,  waar  in  vier  Meeldraadjes  en  een  rond- 
achtig  Vrugtbegïnzel  mer  een  zeer  korten  Scyl, 
den  Stempel  geknopt  hebbende  met  twee  rood- 
achtige Oortjes,  tegenover  elkander.  Het  komt 
ook  met  witte  Bloemen  voor,  en  veel  ruiger, 
zo  van  de  eene  als  van  de  andere  Kleur. 

li-       (2)  Balfemblcem  met  zydelingfe  ongefteelde 


Erinus 


Afri- 
kaamch. 


(a)  Erinus  Flor,  lateralibus  fesfdibus ,  Fol.  Lanceolatis  den- 

ta* 


D    I    D    *    N    A    M    1    A.  539 

Deeze,  op  den  Zuidhoek  van  Afrika  natuur-  IV. 
lyk  groei  jende,  bevondt  zig  in  de  HollandfcheA?^L* 
Kruidhoven  onder  den  naam  van  Buchnera  ,Iqofd. 
zynde  door  den  Hoogleeraar  J.  Bürmannüs?,TÜK* 
Lychnidea  geheten  ,  om  dat  de  Bloempjes  veely^^f*" 
naar  die  van  Lychnis  zwcemen*  Men  heeft  het 
met  (lompe  en  met  fpitfe  Bladen ,  gelyk  uit  het 
Werk  van  den  Leidfchen  Hoogleeraar  A*  van 
Royen  blykt.  De  laatfle  zo  het  de  zelfde  is, 
heefc  de  Bloemen  in  een  Kroontje  vergaard  by 
den  Heer  Burmannüs. 

(%}  Balfembloem  met  Lancetvormig  Eyronde  „  ht. 
Zaagtandige  Bladen.  ruvianus. 

Peru- 

Aan  den  Noordelyken  Oever  van  de  Rivier viaattlcil# 
de  la  Plata  ,  in  Paraguay,  vcndt  Pater  Fe  u- 
i  l l  é  e  die  Kruidje,  dat  derhalve  niet  met  reden 
Peruviaanfch  genoemd  kauworden,  te  minder, 
daar  het  ook  aan  de  Kaap  der  Goede  Hope  groeit. 
Het  Stengetje,  dat  eenigermaate  Haairigis^met 
gepaarde  Bladen  als  die  van  Eerenprys  bezet  5 
verheft  zig  tot  negen  Duimen ,  en  draagt  op  't 
end  een  Hoofdje  van  getuilde  Bloempjes,  fchoon 

Bloed- 

rarï*.  Buchnera  Fol.  obtufis  feiratis.  IL  Ciljf.  501.  R.  Lugib. 
300,  Lychnidea  villofa  &c.  Burm*  Jfr.  139.  T.  $0.  f.  1. 
Euphrafia  Ethiopica.  Pluk.  Mant.  73.  0,  Buchnera  Fo2.  aca» 
tis  dentath.  K*lugdb>  300.  Erinus  urobdlatus.  BuBM.iVtfir. 

FL  Gap.*. 

($)  Erinus  FoL  Lanceolato •  ovatis  ferratls.  Lychnidea  Ve* 
ronicae  folio  Flore  Coccineo.  FEUIU*  III»  p#  36*.  T. 
aj.  f. 


540       TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV,  Bloedrood  ,  op  welken  een  langwerpig  Zaad- 
Afdeel,  huisje  volgt. 

«tuk!^*    CO  Balfembloera  met  gefnippirde  Bladen. 

minui     In  ?t  Ryk  van  Chili ,  op  by  de  veertig  Graa- 
idciHMtuM.  ^eY  duider  Breedte,  nam  die  Pater  dit  Kruidje 
pad.      waar ,  dat  zig  flegts  een  half  Vcet  verhief  met 
zyn  rond  %  groen ,  Stengetje ,  zynde  een  weinig 
Haairig ,  zo  wel  als  de  Blaadjes ,  zeer  veel ,  zegt 
hy,  naar  die  van  het  Kleine  Yzcrhard  gelyken- 
de.  De  Bloemen ,  als  een  Kroontje  op  den  top 
groeijende ,  waren  Vleefehkleurig,  en  hadden 
het  Pypje  een  half  Duim  lang,  aan  den  Mond 
zig  ter  zelfde  breedte  uitbreidende  op  de  manier 
van  de  Bloemen  der  Primula  Veris:  dat  is  even 
als  in  de  andere  Soorten  van  dit  Gellagt. 
Capwfis.    In  verfcheide  opzigten  ,  doch  inzonderheid 
pt!Lvni.weëens  de  Zaadhuisjes  en  den  vyfdeeligen  Kelk, 
j%.  u  fchynt  tot  dit  Geflagt  dat  Kaapfch  Gewasje  te 
behooren  ,  waar  van  ik  hier ,  in  Fig.  i ,  op 
Plaat  LVIII  ^  de  Afbeelding  mededeel.  Ik 
heb  nu  onlangs  een  aanzienlyken  Tak  daar  van 
bekomen.  De  Bloempjes  fchynen  my  in  vyven 
vry  egaal  verdeeld  en  niet  blykbaar  tweeïippig 
te  zyn ,  anders  zou  men  het  tot  het  Oogentroost 
kunnen  betrekken.  Men  kan  de  groeijing  der 
Bloempjes,  de  langte  van  derzelver  Steeltjes  en 
van  het  Pypje,  als  ook  die  van  het  Gewas,  dat 

Hee- 


(4}  Ermus  Fol.  lacinlatïs»  Lychnidea  Verben»  tenuifelis 
£>lio#  Feuill.  Ptruv*  IIJ.  p.  35.  T.      t  2. 


D    I    D     Y    N    A    M    I    Al  541 

Heeflerig  Is  met  ronde  Houtige  roodachtige  IV, 
Stengetjes  en  Takken ,  in  de  Afbeelding  zien ,  Af£*el* 
en  de  figuur  der  Blaadjes ,  die  grootendeels  Herts-  Hoofd- 
hoornig  ingefneeden  of  getakt  zyn  >  is  met  Ver- STÜIC» 
grooting  daar  onder  by  A  voorgefteld.  Zy  fcroo-^^ 
ken  genoegzaam  met  die  der  Averoone,  om  te 
denken  dat  het  Ethiopifch  Plantje  van  Pluke- 
net  (f)  ,  't  welk  de  Heer  Bürman^üs 
op  de  voorgemelde  Hebenftretia  aanhaalt  ,hier 
bedoeld  mogte  zyn  :  want  derzelver  Blaadjes 
gelyken  weinig  naar  die  der  Averoonc  (|). 

BüCHNERA. 

Dit  Geflagt  is,  naar  den  zeergeleerden  Heer 
Buchnerus,  Voorzitter  van  de  Keizerlyke 
Akademie  der  Natuur- onderzoekeren,  getyteR 
Het  heeft  den  Kelk  flaauw  vyftandig ;  den  rand 
der  Bloempjes  in  vyven  gelyk  verdeeld ,  met 
Hartvormige  Lippen,  en  een  tweehokkig  Zaad- 
huisje. 

Zes  uitheemfche  Soorten  ,  waar  onder  ver- 
fcheide  Kaapfezyn,  komen  in  hetzelve  voor* 
naamelyk 

CO  Buch- 

(f)  Euphrafaeaffinis-fèthiopica,  Abrotani  campeftris  folio  , 
Cauliculis  rubenribus.  Mant.  73. 

(l)  Het  Abrotanum  cnmpe/Ire  heefc,  volgens  den  Ridder, 
Folia  multifida  linearia  en  die  Hebenftretia  line&ria  dsntata9 
gelyk  ook  uit  de  Afbeelding  het  groote  verfehil  der  Bla- 
den blykt. 


Ui  DEïL.  IX*  STüSt 


54*        TWEEMAGTIGB  K&UIDEIf. 


IV.      (i).  Buchnera  met  getande  Lancetvormige  drie* 

ATxSU         rihbiëe  Blad*n. 

Hoofd-  _ 

stuk        Ia  Virgïnie  en  Kanada  is  de  Groeiplaats  van 

r.  deeze ,  die  als  een  Soort  van  Wollekruid  is  aan* 
£l^L#gemerkt  geweest,  wegens  haare  rimpelige  Haai- 
kaanfchc  r'^e  gefpitfte  Bladen  ,  aan  den  rand 

'  Zaagtandig,  twee  tegenover  elkander ,  draagen- 
de  op  den  top  der  Steng,  die  niet  Takkig  is, 
een  dunne  Aair  van  Trechterachtige  Violetkleu- 
rige Bloemen  ,  waar  op  een  tweehokkig  Zaad- 
huisje volgt  ,  in  de  vyfdeelige  Kelk  verholen. 
Twee  Meeldraadjes  zitten  in  de  Keel,  twee 
ïn  't  midden  van  't  Pypje.  Het  Kruid  wordt  door 
't  droogen  zwart. 

1 1.  (2)  B uchnera  met  Wigvormige  vyftandige  glad* 
Knikken-  de  Bladen  ,  geaairde  Bloemen  en  een  Hee- 

de#  Jlerige  Steng. 

vu lvjiï.  Het  Kaaps  Heefterachtig  Kruid,  in  Fig.  n> 
F;gt  z'  op  de  gezegde  Plaat  vertoond,  voldoet  niet  al- 
leen aan  de  Geflagts- Kenmerken ,  gelyk  blykc 
uit  de  versroote  Bloem  ,  by  Letter  B ,  maar  ook 
aan  de  befchry ving ,  welke  de  Heer  Linn/ëus 
dasr  van,  ais  op  de  Bergen  aan  de  Kaap  der 
Goede  Hope  groeijende  *  dus  geeft; 

3,  De 

(1)  Ëusbner*  Fol.  dencatïs  Lahceölsns  tnnervits.  Sy/l* 
Nat.  XIT.  Gen.  772.  p.  4.20.  Veg.  XIÏI.  p*  477*  Buchnera 
Fo!.  dentatis  oppoutis.  Gron.  Virg.  0>. 

(2  »  Buchnera  FoL  Cuneatis  quinque  •  dentatls  glabïis  Flor. 
Spicatis,  Caiile  Fraticofo.  Mant.  25 1, 


D  i  d  y  n  a  m  i  a.  543 


„  De  Steng  is  Heefterachtig  ,  een  half  Voet  IV. 
9,  hoog  ,  bepaald  Takkig  ,  als  't  ware  gewricht  *™f u 
„  door  Lidtekens  der  afgevallene  Bladen  en  Hoofd- 
„  paarfchachtig :  de  Bladen  gepaard,  Cdikwi,s8T™\^ 
Sf  drievoudig;  ongefteeld,  Wigvormig,  vyf tan y^fj' 
„  dig ,  (aan  de  tip  wederzyds  met  twee  fpitfe 

Tandjes,)  effen  en  niet  korter  dan  de  Leed- 
„  jes.  Endelings  heeft  het  langwerpige  eenzaa- 

me  Aairen ,  van  ongedeelde  opftaande  Bloe- 
3,  men  ,  met  een  Liniaal  fpits  Blikje ,  korter 
„  dan  de  Kelk,  die  Pypachtig  langwerpig  is, 
„  en  ten  halve  in  vyven  gelyk  verdeeld  ,  de 
3,  Slippen  met  een  V  Hesje  famengevoegd  heb- 
„  bende.  De  Bloem  is  wit,  met  een  vyf  hoekig 
3,  Pypje,  tweemaal  zo  lang  als  de  Kelk,  om- 

gekromd,  met  een  platten  vy f deel igen Rand P 
„  die  byna  Eyronde  Slippen  heeft  en  Meeldraad- 
„  jes  binnen  den  Keel,  twee  langer,  benevens 
„  een  ingeflooten  ,  omgeboogen  9  dikachtigen 
„  Stempel." 

Dit  bevind  ikgrootendeels  plaats  te  hebben  in 
myn  afgebeelde  ,  als  ook  in  de  vergroote  Bloem ; 
zynde  het  Zaadhuisje  ,  in  de  Kelk  vervat ,  by 
C ,  en  doorgefneeden  ,  om  de  twee  holligheden 
daar  in  voor  te  ftellen  ,  by  D,  met  dergelyke 
Vergrooting  in  Plaat  gebragt*  'c  Is  wel  waar, 
dat  het  Kruid  in  eenige  weinige  opzigten  iets 
fchynt  te  verfchillen  ,  doch  het  heeft  te  veel 
overeenkomst ,  om  niet  het  zelfde  of  dergelyk 
te  zyn ,  en  het  is  ook  ,  waarfchynlyk  door  't 
droogen,  zwartachtig  bruin* 

lh  DE£J,«  IX,  STUK» 


544      TwEKMAGTÏGE  KRUIDEN. 


IV.  (3)  Buchnera  met  drietandige  Bladen ,  gefleeU 
Afdeel,  ^  Bloemen  en  een  Heejierige  Steng. 

stuk*1"  Op  Zandige  Velden  aan  de  Kaap  groeit,  vol- 
nt.    gens  den  Ridder,  deeze,  die  èen  zeer  Takkige 

^^.^  Steng  vandergelyke  hoogte:  de  Bladen  gepaard 
Echiopi-  en  ongefteeld  ,  van  grootte  als  die  van  't  Var- 

fche'  kensgras ,  byna  glad ,  doorgaans  beneden  de  Tip 
wederzyds  een  Tandje  hebbende ,  de  Bloemen 
naar  het  end  der  Takken ,  zydelings ,  gepaard , 
gefteeld  heeft ,  met  eenbladige  vyf tandige  Kelken 
en  geele  Bloemen  met  lange  Pypjes :  het  Zaad- 
huisje Eyrond- langwerpig  ,  tweehokkig,  byna 
zo  lang  als  de  Kelk* 

iv-       (4)  Buehnera  met  getande  Liniaale  Bladen  en 
rtiigêchtige  Kelken. 

Deeze ,  die  den  bynaam  van  Kaapfche  voert , 
gelykt  zeer  naar  het  Kaapfche  Neusbloem  , 
*Biadz»  hier  voor  befchreeven  K  *t  Is  een  Plantje  van 
45a.  maar  een  Handbreed  hoogte ,  van  boven  Tak- 
kig,  met  geaairde  Bloemen,  zo  de  Ridder  aan- 
tekent y  en  over  't  geheel  Lymerig  ruig,  met  de 
Tandjes  ver  van  elkander ;  zynde  dit  ook  een 
Jaarlyks  Gewas. 

On- 

(i)  Bucbuera  Fol.  tridentatis  ,  Flor.  pedunculatls ,  Caulo 

Fruticofo.  Mant.  z$n 

(4)  Buchnera  Foh  dentatis  Lïnearibus Calycibiis  pubescea» 
tibus.  Buchnera  FoL  LanceoU  fubdentatis  &c.  Am.  Acad.  VU 
Afr.  18.  Lychnidea  viliofa  Fol.  anguftis  denriculatis  ,  Flori- 
bus  umbeUaus.  Büem.  Afr.  19 1»  T*  jo,  f,  %% 


D    I    D    T    N    A    M    I    A.  545 


Onder  de  Kaapfche  Planten  telt  de  HeerN.  IV; 
L.  Burmannus  eene  Buchnera,  welke  zyn  x*"^ 
Ed.  Capitata  ,  dat  is  Hoofdige  noemt,  als  een  Hoof m 
aanmerfcelyk  Bloemhoofdje  draagende  op  een STUK* 
enkeld  Stengetje,  't  welk  voortkomt  uit  het  mid-^ef 
den  van  Lancetvormige  effenrandige  Wortel- 
bladen. 

(j)  Buchnera  met  gefnipperde  Bladen  en  een  v. 
gegaffelde  Steng.  c?»Jdel%. 

Kanacü* 

Deeze  Soort, in  Virginie  groei  jende,  zoLiN-fchc* 
NJF.us  zegt,  is  een  overblyvend  Gewasje,  met 
de  Steng  een  Voet  hoog,  vierkant,  cpitaande, 
de  Bladen  byna  als  die  van  't  Winkel  -  Yzerhard 
verdeeld,  üit  de  mikjes  der  Takken  komt  een 
gefteelde  Aair ,  met  de  Bloempjes  ongelyk  ver* 
fpreid  en  Kelken  zo  lang  als  de  helft  van  't 
Bloempypje. 


(6)  Buchnera  met  effenrandige  Liniaale  Bla*  vi 

Aft 
Oo 
fche 


den  en  ruuwe  Kelken.  oosttdl* 


Op  Ceylon  en  in  China  is  deeze  waargeno- 
men,  een  Plantje  naar  *t  Oogentroost  gelyken- 
de ,  met  overhoekfe  Takken  en  lange  Aairen  , 
de  Bloemen  ver  van  elkander,  hebbende  een  lang 
Pypje,  dat  Draadachtig  dun  is5  gelyk  in  de  an- 

de- 

> 

(5)  Buchnera  Tol.  Ladniatis,  Cau!e  dichotomo.  Mant.  8  8. 

(6)  Buchnera  Fol.  integerrimi?  Linearibns ,  Cal,  fcabxis.  tfjj/fc 
tt&t*  XII,  XIII.  BüRjm.  Fl.  fod.p.  ij3% 

Mm 


J4Ö       TWEEMACTIGE  K&UIDEft 

IV#  dere  Soorten.  Het  heeft  den  Mond  tweelheedig ; 
Afdeel,  de  eene  Slip  byna  regtopftaande  en  driedeelig 
Hoofd»  ^e  an^ere  uitgebreid  en  breed  Hartvormig  zynde. 

STUK» 

Schuilzaa.  BROWALLIA. 

Dit  Geflagt  is  door  den  Ridder  benoemd  ter 
eere  van  den  Sweedfchen  Heer  Browall, 
die  een  ongemeen  Liefhebber  was  van  de  Na* 
tuurlyke  Hiftorie  in  'c  algemeen  en  de  Kruidkus 
de  in  't  byzonder*  De  Kenmerken  zyn  door  zyn 
Ed.  gefteld  ,  een  vyftandige  Kelk ,  met  den 
Rand  der  Bloem  byna  egaal  in  vy  ven  gedeeld  en 
uitgebreid  ;  den  Navel  geflooten  hebbende  met 
twee  groote  Meelknopjes ;  als  ook  een  eenhok- 
kig  Zaadhuisje* 

Drie  Soorten  komen  5er  in  voor  3  altemaal 
Westindifche  Kruiden  ,  waar  van  zyn  Ed*  de 
„  eerfte  uit  den  CliffortfenTuin  zeer  naauwkeurig 
in  Afbeelding  gebragt  heeft ;  naamelyk 

jBrowaiiia    (l)  ^rowa^ia  met  eenbloemige  Bloemjïeeltjes. 

é  iaage.  Van  Panama  in  Zuid  -  Amerika  afkomftig  is 
deeze  door  den  fchranderen  Miller  in  de 
Tuin  van  Chelfea  ,  by  Londen,  gekweekt,  en 
het  Zaad  vandenzelven  aan  den  Heer  Likn^us, 
toen  Opziender  van  de  Lustplaats  des  Heeren 
Cl  i  f fort,  Hartecamp, by  Haarlem ,  mede- 
gedeeld*  5t  Is  een  Jaarlykfch  Kruid,  mee  een 

dun 


(x)  BrowalUa  Pedunculis  unifloris.  Syft.  Nat.  XII.  Gen. 
773.  p-  41 1.  n&  XIIL  p.  ipó.  ƒ/♦  CHJf.  31*.  T.  17*  Hv 
Ups*  179* 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  54? 


dun  rond  Stengetje  van  een  of  anderhalven  Voet  IV. 
hoog,  weinig  getakt,  met  fpitsEyronde  gefteel- Af^el 
de  effenrandige  Bladen  ,  van  een  Duim  groot  Hoofd- 
en  gedeelde  Bloemen  in  de  Oxelen,  van  gezeg-STUK\ 
de  figuur  en  eene  fchitterende  Hemelfchblaauwe /^fS* 
Kleur. 

(2 )  Browallia  met  eenbloemige  en  veelbloemize  ir. 
Steeltjes.  ÜAta. 

Vethevene. 

In  Peru  zou  de  Groeiplaats  van  deeze  zyn, 
die  naar  de  voorgaande  gelykt,  doch  de  Steng 
eens  zo  hoog,  ityf,  een  Pink  dik,  en  als  Hee- 
fterig  heeft,  met  de  onderfte  Takken  byna  zo 
lang  als  de  Steng.  De  Blcemfteeltjes  draagen  ie- 
der ééne,drie,  vyf  of  meer  Bloemen ,  die  hoog 
yioletblaauw  zyn. 


Browallia  met  de  bovenjle  Bladen  gepaard  nr. 

Alk  ' 

de. 


en  twee  Meeldraadjes  zo  lang  als  de  Bloem.  ^SS&eA 


Van  Millerüs  heeft  de  Ridder  deeze  over- 
genomen, als  zekerlyk ,  naar  een  gewezen  Plant, 
door  hem  in  Afbeelding  gebragt  zynde :  moog- 
lyk  een  veranderde  of  Bafterd  -  Soort.  Zelf  hadt 
hy  ze  niet  gezien. 


Lin- 

(a)  Browallia  Pedunctilis  unifloris  multiflorisque.  Syft.  Kat* 

Vèg*  XII* 

(3)  Browallia  Fol.  ftiper.  oppofiris  &C«  &UhL<  iff«  6S«  , 

Mm  a 

II.  PEEL.  IX.  STUK» 


$48      TweeM4gtige  Kruiden. 

IV*  L  I  N  N  iS  A. 

Afdeel. 

XV, 

Hoofd-  Dit  Geflagt  kroont  den  naam  van  den  Groo- 
stuk*  ten  Ridder ,  die  het  Samenftel  der  Kruidkun- 
Scbuiizaa-  niet  minder  dan  de  geheele  Natuurlyke  Hi- 
ftorie,  in  een  goeden  Smaak  gebragt  heeft.  Hy 
is  thans  den  10  January  deezes  Jaarsi778,  ruim 
eeu  Maand  voor  dat  ik  dit  fchryf,dea  Weg  van 
alle  Vleefch  gegaan  (* ). 

Een  Klokvormige  Bloem  >  en  dubbelde  Kelk, 
die  van  de  Vrugt  tweebladig^  die  van  de  Bloem 
vyfdeelig,  en  deeze  boven  het  Vrugtbeginzel  , 
dat  een  drooge  driehokkige  Bezie  wordt, 
i.        Dus  komen  de  Kenmerken  van  dit  Geflagt 
Bonaits.  voor,  welks  eenigfte  Soort  (i)  gemeen  is  op 
Noordfche.de  drooge^  dorre  Bofch  -  Velden ,  niet  alleen  van 
de  Laplandfche  Alpen,  maar  byna  van  alle  kou- 
de Bergruggen  in  Europa  en  Afia,  ja  zelfs  in 
Kanada  groeit*  De  Noordelyke  deelen  .  gelyk 
Lapland ,  Rusland  en  Siberië ,  fchynt  het  by- 

zon- 

(*)  JEtetno  Frutices  Lhnaus  in  JEte  comantcs, 
Amftelia:  pofuit  gratus  Amïdtix  : 
At  Dea  Plantarum  Soboles  cui  credita  ,  Myfte 
Frondibus  his  tituliim  fubdidit  ipfa  fui. 

JAC.  PH1L.  D'OiXVILLE, 
(i)  Vmnxz.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  774»  P-  4*1-  ^eg*  XIIL 
p*  478.  Linnsa  Flor.  geminatis.  FL  Lapp.  250.  T«  12.  f.  4, 
//♦  Cllff.  320.  F/.  Suec.  $7^.  5  21.  s6u  f,  1.  Mat.  Med. 
ÏI7.  HALL.  Helv.  (Sog*  SEG*  Ver.  L  p.  183.  SAUV.  Meth , 
137.  KALM.  It.  II.  p*  263»  GORT.  Ingr.  100.  SerpilIifoh\ 
Buxb.  Aïï.  Iï.  p.  T.  2i.  Campanula  Serpillifblia.  C.  B. 
Pm.  93.  Prodr.  35.  Aft.  Ups.  1720*  p.  $6*  T.  I.  OSD.> 
£an.  T.  3.        Nidw.  IV.  T.  4.  f.  <u 


DlDYNAMIA."  549 


zonder  te  beminnen :  doch  het  valt  ,  niettemin ,  IV; 
ook  in  Switzerland  en  Languedok.  Afdml. 

Dit  Kruidje  was ,  onder  den  naam  van  Qiien-  Hoofd* 
delbladige  Klokjes  ,  door  de  Autheuren  gemeld STÜ^ 
en  het  komt  dus  in  Afbeelding  voor,  by  C.  Bau-  y£%^ 
hijnus  ,  doch  flegt ;  zynde  door  Büxbaum 
beter  en  eindelyk  door  onzen  LinnjEüs  vol. 
maakt  in  Plaat  gebragt.  Zyn  Ed.  toont  aan ,  dat 
het  geenszins  behoore  tot  het  Geflagt  vaa 
Klokjes.  Z  ulk  eene  afzondering  der  Bloem ,  door 
een  byzonderen  Kelk,  van  het  Vrugtbeginzel , 
was  hem  in  geen  andere  Plant  voorgekomen»  De 
Bladen  zyn  door  fommigen  by  H  Penningkruid 
vergeleeken  en  de  Ingezetenen  van  Angerman- 
nie  noemen  het  Windgras ;  waarfchynlyk,  om 
dat  deszelfs  dunne  Bloemfteeltjes  geduurig  door 
den  Wind  bewoogen  worden. 

Uit  een  Vezeligen  Wortel  brengt  bet  flappe 
Stengetjes  of  liever  Rankjes  voort,  die  veelal 
op  den  Grond  leggen  en  'er  fomtyds  Wortel 
in  fchieten,  aan  welken  de  gezegde  Blaadjes, 
tegenover  malkander,  groei  jen,  die  eenige  wei- 
nige Tandjes  hebben  en  niet  lang  gefteeldzyn. 
Derzelver  Oxelen  leveren  de  Bloemfteeltjes  uit, 
die  opftaan  ,  zynde  lang  en  dun,  en  boven  twee 
Bloemen  draagen  ,  van  eene  Klokvormige  ft* 
guur,  buiten  wit, binnen  Pluizig  en  roodachtig. 
Deeze  Bloemen,  in  haar  eigen  Kelk,  die  vyf- 
deelig  is  ,  vervat ,  zitten  op  een  rondachtig  Vrugt  - 
beginzel  ,  in  een  andere  Kelk  begreepen ,  die 
vierbladig  is ,  volgens  Haller3  en  het  Zaad- 
Mm  3  huis- 

II»  Deel*  IX.  stuk, 


TWEEM  AGTIGE 


Kruiden 


r  IV.    huisje  wordt  van  hem  gerekend  eenhokkig  te  zyn 
AFxvf l" met  drie  Zaaden  ,  daar  Büxbaum  hetzelve 
Hoofd-  eenzaadig  bevonden  hadt.  Dit  laatfte  verfchil  kan 
stuk»    £adX  U1-t  ontftaan  y  dat  in  fommige  deelen  des 
fy"1***" Aardbodems  alle  de  drie  Zaaden  niet  aanrypen. 
In  Lapland ^faadt  Linnj:üs  de  Ranken  van  dit 
Kruidje  agttien  Voeten  lang  gezien.  Van  't  ge- 
meene  Volk  in  Sweeden  wordt  het  gekookte 
Loof  3  als  een  vaardig  Geneesmiddel,  in  Pap  en 
Stooving  op  de  Lichaamsdeelen ,  die  met  Jicht- 
pynen  bevangen  zyn ,  geappliceerd* 

SlBTHORPIA. 

De  Kelk  en  Bloem  zyn ,  beiden  i  in  vyven 
egaal  verdeeld  ,  met  de  Paaren  Meeldraadjes 
van  elkander  afftandig  en  het  Zaadhuisje  rond- 
achtig ,  famengedrukt ,  tweehokkig  met  een  dwars 
middelfchotje* 

Van  dit  Geflagt  is  eene  Soort  3  door  denOx- 
fordfen  Hoogleeraar  Stbthorpius,  aan  den 
Ridder  gezonden  geweest  5  die  deswegen  het- 
zelve met  deszelfs  naam  vereerde.  Die  Levant- 
fche  vind  ik  thans  uitgemonfterd,  zo  wel  als  de 
Jlfrikaanfche  Sibthorpia  9  bekleedende  een  van 
beiden,  of  beiden,  het  Geflagt  van  Difandra  > 
voorheen  door  my  geboekftaafd  (*)♦ 
.        Dus  blyft  dan  alleen  de  Europifche ,  als  de 
Sibthorpia  eenigfte  Soort  van  dit  Geflagt  (i\  Deeze  is 
Emopilche.  aan- 

(*)  II.  D.  VIII.  Smk,  deezer  Nat.  Hiftorie,  bladzij. 
CXJ  Sibthorpia.  Sy/t,  Nat,  XII.  Gen.  775.  p.  421.  Vtg% 


DidynAmia*  551 


aangemerkt  als  een  Plantje ,  dat  op  de  Zuidwest.  IV. 
Kusten  van  Engeland  en  in  Portugal ,  aan  vog.  a™eel. 
tige  Dyken  ,  en  aan  de  kanten  van  Beekjes  Hoofd* 
groeit»  Ra  y  noemt  het  Zeer  klein  kruipend  Bas ^TÜK* 
terd-Muur,  met  Bladen  van  het  Gulden  Steen- f£?£lZ 
breeke :  Petiver  Goudveil  van  Cornwall. Het p^. lviii. 
groeit  ook  in  Oostindie,  van  waar  ik  een  Plant-  3* 
je  daar  van  heb  bekomen,  't  welk  de  Geftalte 
veel  duidelyker  uitdrukt,  dan  hetzelve  door  Plu- 
kenet  is  afgebeeld.  Deswegen  heb  ik  het  s  in 
Fig'  3  5  °P  PJaat  LVIII ,  in  Plaat  vertoond; 
Loefling  heeft  het  in  Portugal , by  Oporto > 
overvloedig  vergaderd  aan  den  voet  van  Muuren 
en  Bergjes ,  die  door  afdruipend  Water  geduu- 
rig  vogtig  bly  ven,  en  by  het  Slot  van  de  Konin^ 
gin  te  Cintra ,  op  den  zeer  hoogen  naast  by  ge- 
legen Berg  ,  in  drooge  holle  plaatfen. 

De  geftalte  is  als  die  van  't  W ater  -  Navelkruid, 
het  Loof  als  dat  van  Goudveil  9  de  Vrugt  als  van 
Eerenprys  t  wordt  elders  gezegd  (*) ,  doch  ia 
*t  myne  is  dezelve  platter.  Het  heeft  Draadach- 
tige kruipende  Stengetjes  en  lang  gedeelde  Bla- 
jes  overhoeks ,  die  Niervormig  Schildachtig  zyn , 
horizontaal  geplaatst ,  door  zes  infnydingen  als 
zevenhoekig  >  aan  den  rand  gehaaird.  De  Bloem* 

pjes, 

p.  473«  Am.  Acad,  III.  p.  21.  LOEFL»  h,  150.  Chiy- 
fofpleniuum  Cornubienfe*  Petiv.  Herb.  T.  6.f.  1 1.  Alfine  fpu- 
m  pufiila  repens  &c.  Raj.  AngU  III.  p.  35*«PLUK.  J8öfci|. 
T.  7.  £ 

{*)  Am.  Acad.  uts.  Nova  Genera  per  CHEflONt  p.  22* 

Mm  4 

IL  Deel.  IX.  St«k» 


552        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 

ÏV.  pjes ,  in  de  Oxelen  voortkomende  5  hebben  Steel» 
*Fxv.EL*  tJes  ^e  wat  korter  of  ook  wel  langer  zyn  dan 
Hoofd-  de  Bladfteeltjes.  De  Kleur  is  paarfchachtig,  doch 
STÜK*  zy  fteeken  naauwlyks  buiten  den  Kelk  uit ,  die 
Schuiizaa-  Vyf(jecjjjg  is  en  ruig#  >t  Geta{  ^er  Meeldraadjes 

is  altoos  vier  9  die  gelyk  van  langte  zyn ;  dus 
minder  in  getal  dan  de  Bloemflippen ,  eene 
ongelykheid,  welke  dit  Kruidje  tot  de  Klasfeder 
Tweemagtigen  betrekt  3  zegt  de  Ridder* 

L  imosella.  Slykertje. 

De  Kelk  is ,  zo  wel  als  de  Bloem  5  egaal  in 
vyven  gefneeden  in  dit  Geflagt  ?  hebbende  de 
Meeldraadjes  by  paaren  digt  aan  elkander;  het 
Zaadhuisje  eenhokkig  ,  tweekleppig,  veelzaadig. 

Twee  Soorten  behooren  tot  hetzelve  3  waar 
van  de  eerfte  genoemd  wordt 

i.       (O  Slykertje  met  Lancetvormige  Bladen. 

Limofella 

Europifch.  By  verfcheide  Authcuren  is  dit  Plantje,  dat 
in  de  Noordelyke  deelen  van  Europa  en  ook 
Zuidelyker,  gelyk  by  ons^  aan  den  Rhyn  en  ia 
Switzerland,  op  vogtige  Velden  groeit ,  in  Plaat 
gebragt.  Sommigen  hebben  het  als  een  kleine 

Soort 

(i)  Limofella  Fol.  Lanceolatis.  S-yft.  Nat.  XII.  Gen.  yy6* 
p.  42ï.  Peg.  XIII.  p.  479.  Gort.  Belg.  179.  Fl.  Lapp.  249. 
Fl.  Suec.  Hall  Helv.  629. Limofella  annua.  Lind.  *Als.  156. 
T.  Plantagmella.  Hall.  Jen.  23.  T.  6.  f.  2.  Plantagi- 
ne'la  pilüiuis.  C.  B.  Pin.  190.  Alfine  paluöris  &c»  PLUK» 
Alm,  zo.  T.  74»  £  4»  MENTZ.  Pug.  2.  T.  7.  f.  6. 


D  i  t>  y  n  a  m  i  a:  553 


Soort  van  Weegbree  ,  anderen  als  een  Water-  IV. 
Mujir,  aangemerkt.  Loesel  noemt  het,  on- AF$*fL; 
der  de  Pruisfifche  Planten,  zeer  kleine  Spurrie,  Hoofd. 
met  Lancetvormige  Bladen.  STÜK» 

Een  Plag,  zegt  Haller,  van  lang  geüeel-/p£g£ 
de  Blaadjes  ,  die  aan  5t  end  ovaal  zyn ,  geeft 
Scheuten  uit,  welke  dergelyke  Plaggen  vormen* 
Hier  komen  Stengetjes  uit  voort,  korter  dan 
de  Bladen,  ieder  een  Bloempje  draagende,  't 
welk  wit  is ,  binnen  aan  \  Pypjerood ,  met  zwar- 
te Meeldraadjes.  De  Kelk  is  diep  in  vyven  ge* 
fneeden :  de  Bloem  kennelyk  mismaakt ,  aan  den 
rand  vyf  Slippen  hebbende,  waar  van  tweepaa- 
ren  gelyk  en  grooter  zyn  dan  de  oneffene  of 
vyfde  Slip.  Van  de  vier  Meeldraadjes  zyn  twee 
langer  onder  de  Topjes  omgeboogen. 

(2)  Slykertje  met  byna  Liniaale  Bladen.  1. 

LimofelU 
diar.dra. 

Op  den  Zee -Oever,  aan  de  Kaap  der  Goe-  Twee- 
de Hope,  vondt  de  Heer  Koenig  dit  Plant^ mannig* 
je  ,  zynde  volkomen  van  de  zelfde  Geftalte , 
doch  veel  kleiner ,  en  dus  te  tellen  onder  het 
kleinfte  Onkruid.  AUeenlyk  verbreeden  zig  de 
Bladen  byna  niet ,  en  hy  kon  flegts  twee  Meel- 
draadjes in  de  Bloempjes  waarneemen  ;  wes- 
halve het  den  Bynaam  van  Tweemannig  voert. 

Van- 

(2)  Limofella  Foï.  f^blinearibus.  Mant.  251. 

Mm  s 

II.  DEEL,  IX,  STUK» 


554 


TwEEMAGTIOE 


Kruiden. 


IV*  VANDELLIA. 
Afdeel ♦ 

Hoofjd-  is  ^^na  in  v*eren  Seckeld ,  de  Bloem 

stuk*    grynzendc  of  Smoelachtig  5  met  twee  Meel- 
Schuiteaa- draadjes,  uit  de  vlakte  der  Bloemlip  en  famen- 
**e#       gevoegde  Meelknopjes :  het  Zaadhuisje  eenhok* 
kig  veelzaadig. 
i.       Dus  komen  de  Kenmerken  voor  van  dit  Ge* 
dffZfa!'"  Aagt,  welks  eenigtte  Soort  (O  door  den  Heer 
yerfPreide.BROwNE  ontdekt  is  op  't  Eiland  vanSt.Tho- 
mas.  Dezelve  heefc  een  Kruidige  vierhoekige 
gearmde  Steng :  Eyronde  ,  ongedeelde ,  gekar- 
telde ftompachtige  Bladen  en  eenzaame  Bloemen 
in  de  Oxelen,  tegen  elkander  over.  De  geftal. 
te  is  als  die  van  het  Quendelbladige  Eerenprys» 

S  temodia.  Tweeknop, 

Dit  Geflagt  heeft  den  Kelk  vyfdeelig,  de  Bloem 
tweelippig  ,  met  vier  Meeldraadjes  ,  die  allen 
gegaffeld  en  tweeknoppig  zyn ,  zo  dat  hetzelve 
agt  Meelknopjes  heeft ;  en  een  tweehokkig 
Zaadhuisje. 

De  eenïgfte  Soort  hier  van  (i)  >  aan  den  Zec- 
mïrkïma.  kant  van  'c  Eiland  Jamaika  in  't  Zand  groei jen- 
zeckants.  $c  ^  js  Heejlerig  leggend  Waterbok  >  met  blaauwe 

Bloe- 

(i)  Vandeilia.  Syft.  NaU  XII.  Gen.  126 $.  p,  422.  Veg. 
XIII.  p.  479.  Mant,  89. 

(1)  Stemodia.  Syft.  Nat.  XII.  Gen.  777*  P-  422* 
XIII.  p.  479,  Am.  AcüL  V.  p.  399.  Stemodiacra  maricima 
&c.  Brown.  Jam.  z6 r.  T.  22.  f.  2.  Scord.  maritimmu  &c. 
Sloan,  Jam,  66*  Hift.  I,  p,  175.  T.  Iio,  f.  X* 


D    I    D    T    N    A    U    I    A.  555 

Bloemen ,  door  Sloane  geheten.  Browne  3B£ 
gaf  *er  den  tytel  aan  van  Stemodiacra  >  waarvan  Afdeel* 
de  Gcflagtnaam  afgeleid  is*  ft  Gewas  heeft  een  Hoofd* 
vierhoekige  ruige  Steng, en  overhoekfe  opftaan-STUIU 
de  Takken  ,  met  Lancetvormige  ongedeelde fptmlZ 
Bladen  ,  die  fpits  getand  zyn.  De  Bloemen  zit- 
ten in  de  Oxelen  eenzaam  5  tuslchen  twee  zyde- 
lingfe  Blaadjes  ,  ongefteeld*  Het  is  een  ruikend 
Kruid. 

Obolaria.  Stuiverkruid* 

Dit  heeft  een  tweedeeligen  Kelk  en  vierdee- 
lige  Bloem  ,  die  Klokvormig  is,  met  de  Meel- 
draadjes in  de  verdeelingen  ;hec  Zaadhuisje  een- 
hokkig ,  tweekleppig  ,  veelzaadig. 

De  eenigfte  Soort  (i)  van  dit  Geflagt  is  een  ^t* 
Virginifch  Plantje,  dat  men  onder  de  benaamin^ 'v^lsSuL 
van  het  volgende  heeft  voorgefteld  gehad,  hoe- vir£iftirc^ 
wel  daar  van  aanmerkelyk  verfchillende.  Uiteen 
Koraalachtigen  Wortel  fchiet  het  een  enkeld 
Stengetje  ;  anderhalve  Handpalm  hoog ,  met 
kleine fpitfe  Blaadjes;  maar  die  aan  den  top, uit 
welker  Schoot  de  Bloemen  voortkomen,  zyn 
rond  en  van  grootte  als  een  Stuivertje ,  waar  van 
de  naam  ontleend  is.  De  Bloemen  zyn  bleeks 
rood  en  de  Blaadjes  van  onderen  paarfch.  Het 

bloeit 

(i)  Obolaria.  Syjt*  Nat.  XII.  Gen.  778.  p.  4*2.  Veg.  XTH. 
p.  479.  H.  Cliffl  323-  Gron.  Virg*  74,  9$.  Orobanche  Vii> 
glniana  Rad.  Coralloide  &c.  Mor.  Rift*  III*  p.  jc*.  S.  12, 
T.  16.  f.  23.  Pluk.  Alm%  273,  T.  ao^,f.  6. 


Ht  DEEL,  VM  STUSi 


<$6     Twè emagtige  Kruiden.' 


IV.  Het  bloeit  in  April ,  volgens  den  Heer  Cl  Air* 
Afdeel,  X0N)  faQ  hct  jaar  te  jan(je  heeft  waargenomen* 

stukT*         Orobanche.  Leeuwftaart. 

|^fw  In  dit  Geflagt,  dat,  wegens  de  geftalte,we! 
den  naam  van  Leeuwftaart  voeren  mag,  is  ook 
de  Kelk  tweebladig  ,  maar  de  Bloem  Smoelach- 
tïg,  met  een  Klier  onder  het  Vrugtbeginzel :  het 
Zaadhuisje  even  als  in  't  voorgaande.  Het  bevat 
de  agt  volgende  Soorten. 


t. 


Ci)  Leeuwftaart  met  een  geheel  enkelde  glad- 
orobanche  de  Steng  en  uitjieekende  Meeldraadjes. 

Glad. 

ii.        (O  Leeuwftaart  met  een  geheel  enkelde  ruig- 
GrooT"  achtige  Steng;  de  Meeldraadjes  naauwlyks 

uitfteekende. 

Deeze  beide  Soorten  komen  in  ons  Werelds- 
deel  ,  doch  de  eerfte  meer  in  de  Zuidelyke 
Landen,  gelyk  Languedoken  Provence,of  ook 
in  Switzerland ,  de  andere  vry  algemeen  voor. 
Deeze,  die  ook  in  onze  Nederlanden  valt,  groeit 

in 

(i)  Orobanche  Canïe  CmpKcisfimo  Ixvi  ,  Stsm.  exfertïs. 
Syft.  Nat.  XII.  Gen.  779.  p.  422.  Veg.  XIII.  p.  479-Gouaw 
Momp.  308.  Orobanche  majore  Flore.  C.  D.  Pin.  %%.  Mo- 
bis.  Hifi.  lil.  S»  12.  T.  16.  f.  2.  Orob.  magna  purpurea 
Monfpesfubna,  J.  B.  Hifi.  II.  p.  782. 

(z)  Orobanche  Caule  firapl.  pubescente  ,  Stamfn.  fubexfer- 
tis.  Loefl*  It.  15  ï.  Orob.  Caule  fïmplicïstimo.  H.  Cliff.  321. 
R.  Lugdh*  299*  GOUAN  Momp.  308.  Ger.  Pr ov.  28?.  Oro- 
banche msjor  Garyophyllum  olens,  C.  B.  Pin.  87*  HALL. 
Hslv.  5io.  Dod»  Fempt.  552*  Rapum  Gqniüz.  Lob.  1c.  II.  p.  89, 


DlDYNAMIA* 


in  de  Zaaylanden  op  de  Wortels  vanverfchei-  IV. 
de  Gewasfen,  doch  meest  op  die  van  de  Brem,  Afdeel» 
en  hierom  wordt  zy  'er  Bremraap  geheten ,  zo  Hoofo- 
Lohel  aantekent*  Deze  manier  van  Groeijing*TUK* 
is  door  hem  en  anderen  in  Plaat  vertoond*  Lin-  r  An^  • 
tuEös  zegt  ,  dat  zy  op  de  Akkers  en  drooge  ' 
Velden  van  Europa,  inzonderheid,  een  Bywas 
is  van  de  Vlinderbloemige  Planten.    Ook  wil 
men,  dat  de  Griekfche  naam ,  Orobanche,  daar- 
van afkomftig  zou  zyn ,  dat  'er  de  Orobus  en 
andere  Haauwvrugten  door  ver worgd  worden ; 
weshalve  de  Duitfchers  het  Gewas  Erven. -Wur* 
ger  noemen ,  de  Engelfchen  Strangleweede.  An- 
ders heet  het  in  't  Hoogduitfch  Sommerwurtz, 
in  't  Engelfeh  Broomrape  ,  in  't  Italiaanfch  Cc~ 
dadi  Lion  *  dat  is  Leeuweftaart.  DeHongaaren 
noemen  hetzelve  Miskaars,  zo  Clüsius  aan- 
tekent. 

Zo  wel  de  Geftalte  van  de  een  als  vaö  de 
andere  heeft  dit  Plantje  welk  in  de  eerfte  Soort 
voorkomt  met  een  blaauwe  ,  in  de  andere  met 
een  witachtige  Steng  ,  van  een  Voet  of  meer 
hoogte,  die  onder  uitloopt  in  een  dikken  Knob- 
bel, byna  als  een  Raap,  zittende  daar  mede  op 
de  Wortels  van  andere  Planten  of  Boomen. 
De  Steng  is  boven  bezet  met  Bloemen  van  eene 
Smoelachtige  figuur,  in  de  eerfte  Soort  paarfch 
of  Violet;  doch  in  deeze  alwaar  zy  naar  Anje- 
lieren ruiken ,  bleek ,  fomtyds  witachtig  en  ook 
Goud  of  Saffraangeel ,  volgens  Scheüchzer. 
Op  de  Wortels  der  OUnen ,  in  de  Koninglyke 

Juin 

Hf         IX,  Sïuïs," 


558       TwEEMAGTlCE  K HUIDEN. 


IV.    Tuin  te  Aranjuez  ia  Spanje,  vondt  Loef- 

AVJzL*U  LING  deeze  Soort  met  bleek  Seele  Bloemen> 
Hoofd*  van  boven  een  weinig  paarfchachtig,  en  de  gc* 
STÜK*  heele  Plant  was  bruin  ,  zonder  eenigen  byzonde» 
Sc&mizaa-  ren  Reujc#  jn  Bloemen  heeft  3  bovendien , een 
aanmerkelyk  verfchil  van  grootte  plaats. 

Met  veel  moeite  en  drift  werdt  dit  Plantje, 
zo  Lob  el  verhaalt,  van  de  Alchymiften  in 
Mey  opgezogt ,  die  hetzelve  aftrokken  van  de 
Wortelen  der  Brem  ,  doende  de  Raap  in  een 
Kromhals  en  daar  van  een  Olie  overhaalende , 
die  zeer  uitmuntende  was  tegen  den  Steen.  In 
de  Nederlanden  5  zegt  Clüsiüs,  werdt  hec 
Poeijer  van  de  Bremraap, met  laauwen  Wyn  in- 
genomen ,  voor  een  kragtig  Middel  tegen  Ko 
lykpynen  gehouden.  Ook  is  de  Konferf  van  9t 
Kruid  ,  of  de  Syroop  ,  door  fommigen  tegen 
Zwaarmoedigheid  of  Miltziekte  aangepreezen. 

o  ollnche  ^  Leeuwftaart  met  een  geheel  enkelde  Bladerig 
Americana*  gefchubde  Steng  en  uitjieekende  MeeU 

tonft  baadjes. 

In  Karolina  komt  deeze  aan  de  Wortels  der 
Boomen  en  Heefteren  voor ,  wier  Stengetjes 
naauwfyks  een  Span  lang,  een  Vinger  dik, rond 
en  gekleurd  zyn  ,  Sappig ,  geheel  Schubswyze 
bekleed  met  Lancetvormig  Eyronde,  ongefteel- 

de, 

(3)  Orobanche  Caule  fireplicisfimo »  Folüs  itnhrïcato ,  Sta? 
minibus  exfertis.  Mant*  88. 


D  i  d   t  n  A  M  i  a;  559 

de,  fpitfe  Blaadjes  :  de  Bloemen  waren  onge-  IV. 
fteeld  en  krom ;  de  geheele  Plant  geel  van  Af^evel- 
Kleur.  Een  devgelyke,  doch  ftompbladig,  hadt  Hoofd* 
de  Ridder  uit  Siberië  bekomen.  *TÜK* 

(4)  Leeuwftaart  met  een  geheel  enkelde  Steng  9  0r^ehe 
omge  kromde  Bloemen  ,  die  langer  dan  de 
Eyronde  Blikjes  zyn  en  de  Steng  bynaKmkUad' 
naait. 

By  Avanjuez  in  Spanje  nam  de  Heer  Loef- 
l  1  n  g  deeze  byzondere  Soort  waar ,  welke  hy 
twyfelt ,  of  het  ook  het  Portugeefche  Leeuw- 
ftaart zy  van  Tournefort,  met  donker- 
paarfche  Bloemen.  Dezelve  groeide  op  de  Wor- 
tels van  het  Opftaande  Veld -By voet  met  den 
Reuk  van  Carlina3  op  zeer  dorre  Velden* 

(5)  Leeuwftaart  met  een  Takkige  Steng  en  vyf-  v. 
deelige  Bloemen.  tdêfei 

(6)  Leeuwftaart  met  een  Takkige  Steng  en  vifr*  J}- 
tandige  Bloemen. 

Dee-  virgi- 

niich. 

(4)  Orobanche  Caule  fimph  Corollis  recuxvatis  ,  Bra&eis 
ovatis  Corolla  brevioribus  ;  Caule  nudiuseulo.  Loefl.  152. 

(5)  Orobanche  Caule  Rarnofo   Corollis   quinquefïdis.  H.  , 
CHf.         R.  Lugdb.  299.  GOUAN  Monsp*  308.  Ger.  Prov. 
288.  Hall*  Hëh.  6io«  Dalib.  Paris.  191.  GORT.  Belg.  iSo. 
Osb.  /f.  58.  Orobanche  Ramofa.  C.  B.  Pin.  88.  Orobanche. 
Cam.  Epiu  311. 

(6)  Orobanche  Caule  Rara.  Coroll.  quadridentatis.  Gron. 
Vlrg*  90.  Orobanche  minor  V/rginiana  lignofior  &c.  MORls» 
Bijt.  111.  p.  so*.  S.  12.  T.  16.  f.  o,  RaJ*  SuppL  595* 


££»  DKIJU,  IX  STUK, 


5Ö0        TWEEMAGTIGE  KrüIDEN. 


IV.      Deeze  beiden  verfchillen  door  de  Takkig* 
Af££el  heid  der  Stengen  van  de  voorgaanden.  De  eene 
Hoofd-  komt  op  drooge  plaatfen  door  byna  geheel  Eu* 
stuk»     ropa  voor  9  en  in  de  Duinen  van  ons  Land 
onder  de  Helm  5  als  ook  by  Heemftede.  Zy 
is  geelachtig,  met  kleiner  Bloemen,  die  paar- 
fehe  Blikjes  hebben;  volgens  Goüan.  Men 
vindtze  rnct  blaauwe  of  paarfche  >  en  ook  met 
I   witachtige  Bloemen.  De  andere  heeft  de  Heer 
Clayton  in  Virginie  eens  op  den  Wortel  van 
een  Taxis  gevonden.  Zy  groeit  'er  op  de  Wor- 
tels van  veelerley  Geboomte.  Haar  Steng  is 
Houtig  en  over  't  geheel  met  kleine  Blommetjes 
yl  begroeid ,  driemaal  zo  lang  als  de  Kelk  ,  die 
viertandig  zyn  en  vierhoekig  3  en  dus  egaal  van 
rand,  niet  Smoelachtig  ,  doch  niettemin  vier 
Meeldraadjes  hebbende  en  in  VrugtmaakiDg  met 
de  anderen  overeenkomftig* 

vit.  (7)  Leeuwftaart  met  de  Steng  eenbloemig  zon- 
%7t  der  Blikjes, 

Eenblce* 

iris*  In  Virginie,  of  eigentlyk  in  Maryland*  was 
ook  de  Groeiplaats  van  deeze  Soort ,  die  klei- 
ne Goudkleurige  Gentianel  door  Plukenet 
getyteld  wordt.  Zy  heeft  een  geheel  naakt 
Stengetje  ,  op  welks  top  een  enkel  Klokvor- 

mig 

(7)  Orobanche  Caule  unifloro ,  Calyce  nudo.  Gron.  Vtrg. 
96,  Dentaria  f.  Anblato  Cordi  afïïnis.  Fl.  frtrg.  70.  Gentia» 
nella  minor  Aurea  &c.  PLUK.  t&MU  %9*  T»  348*  f.  3.  A- 
phyllon»  MitcHv  Cm*  tu 


D  I    D    Y    N    A    M    I    A;  561 


mig  geboogen  Bloempje  voortkomt  uit  een  vyf-  IV* 
tandigen  Kelk,  zynde  dit  gehcele  Plantje  geel- A?^L; 
achtig,  volgens  dien  Autheur,  Datgene,  welk  Hoofd* 
men  in  Virginie  heeft  waargenomen ,  hadt  een  *tük» 
Scheede  om  het  Stengetje  en  eene  bleek  blaau- f^Suu 
we  Bloem  in  twee  Lippen  gefneeden ,  waar  van 
de  bovenfte  twee*, de  onderfte  dïiedeelig.  Mit- 
cheliüs  maakt  hier  van  ,  onder  de  benaaming 
Jphyllon,  een  nieuw  Geflagt. 

(8)  Leeuwflaart  met  de  Steng  eeriblomig*  de  YITT* 
Bloem  als  m  een  Scheede,  JEgmetia^ 

Ooitia- 

In  Zandige  Grond, op  de  Kust  van  Malabar ,dlfdu 
groeit  deeze  Oostindifche  Soort,  met  kruipende 
Wortelen ,  daar  veele  geelachtige  ,  byna  door- 
fchynende  Stengetjes  uit  voortkomen  ,  die  ge- 
heel Bladerloos  zyn ,  met  een  tweebladigc  gantfch 
ooregelmaatige  Bloem  ,  die  tusfchen  haare  Lip- 
pen, als  't  ware,  een  Klok  uitgeeft. 

By  Kairo  vondt  de  Heer  ForskAohl  een 
Leeuwflaart  met  eene  Gekartelde  Bloem 5  doch 
in  Arabie,  by  de  Stad  Mór,  kwam  hem  eene 
Soort  voor,  die  hy  Verw - Leeuwflaart  noemt, 
Deeze  hadt  een  Sappige  Steng ,  Spiraalswyze 
bezet  met  Bloemen,  geel  van  Kleur,  ieder  be-  ',s 
fchut  door  een  Blikje.  De  Kelk  was  dubbeld  f 

een 

(8)  Orohanche  Caule  unïfloro,  Flore  fubfpathaceo.  Mxmc- 
tia.  Sp.  PI*  I.  p.  6iz»  Tsiera  -Cumulii.  Hart.  Mal.  XI.  p» 
97.  T.  47.  Aphyllos  ïndica,  Fl.  dipetaïo  diffblUli  &C. 
i/i/?.  XII.  p.  404.  BURM.  Fl.  Ind.  p. 

Nn 

XL  1  REU  ix,  $TUS« 


5Ö2       TwEEMAGTIGE  KrüIDENJ 


IV.  een  buitenfte  tweebladige  ,  een  binnenfte  vyf- 
^*Dx\\L'  deelige:  de  Bloem  was  Pypachtig,  aan  den  rand 
Hoofd-  egaal  in  vy ven  gedeeld.  Zy  groeide  op  de  Wor- 
stuk.     tejs  van  0U(ie  Planten  ff), 

Schullzaa- 

Hyobanche.  Ruigftaart. 

De  zevenbladige  Kelk  en  de  Smoelachtige 
Bloem  zonder  Onderlip ,  onderfcheiden  dit  Ge- 
flagt  van  het  voorgaande  ;  terwyl  het  ook  een 
tweehokkige  veelzaadige  Vrugt  heeft, 
i.  De  eenigfte  Soort ,  daar  van  voert  den 
s*£ZÏ  bynaam  van  Bloedrood,  wegens  de  Kleur.  Aan 
ïioediood.  de  Kaap  komt  zy,  insgelyks,  op  Wortels  van 
andere  Planten  ,  als  een  Bygewas ,  voor ,  en 
ook  elders  aan  de  Kullen  van  Afrika ,  zo  \  fchynt. 
De  geftalte  is  volkomen  als  die  van  't  Leeuw- 
ftaart,-  de  Steng  een  half  Voet  hoog,  Houtig , 
geheel  bekleed  met  Schubachtige  Blaadjes  en 
aan  't  end  uitloopende  in  een  ruige  Aair,  die 
driemaal  zo  breed  is ,  bezet  met  Blikjes  en  Bloe- 
men: zo  dat  ik  het,  te  regt,  den  naam  van  Ruig- 
jtaart  geef. 

DODARTIA. 

Dit  Geflagt  >  ter  eere  van  den  vermaarden 
Franfchen  Akademist ,  Dodartiüs,  benoemd, 
heeft  een  tweelippige  Bloem ,  met  de  Bovenlip 
veel  korter  dan  de  Onderlip ;  een  vyftandigen 

Kelk 

(t)  Orobanche  Tin&oria.  FUr.  t&iyfL  Arab.  p.  112. 

(1)  Hyobanche.  Syft.  Nat.  Fèg.  XIII.  Gen.  1317*  P«4S°* 
Mant.  2 55.  Orobanche  Msuritanica  Fl.  purpureo.  Pet.  Gaz. 
37-*W<  Owbajichss  Species  Muopica,  PX.V&.  Menu 


D    I    D    Y    N    A    Jvi    I    A.  J63 


Kelk  cn  een  tweehokkig  Klootrond  Zaadhuisje.  IV; 
Het  bevat  de  twee  volgende  Soorten.  Afdkl.' 

Hoofd* 

Ci)  Dodartia  met  Liniaale  effenrandige  glad-  stuk. 
de  Bladen.  1. 

22  0  dar  tja 

Deeze  heeft  Tourneport  by  den  Berg 
A  rarat ,  in  Armenië ,  ontdekt  en  aldaar  ter  eere  van  fche- 
gezegden  Heer  gedoopt.  Zy  fchiet  Houtige  Sten- 
gen, zegt  hy ,  van  anderhalf  Voet  hoog,  die  van 
onderen  af  getakt  zyn  >  rond,  fchraal  bezet  mee 
Lancetvormige  getande  ongedeelde  Bladen ,  uic 
wier  Óxelen  9  aan  't  boven  *  end ,  de  Bloemen 
Aairswys  voortkomen ,  welke  donker  -  violet  van 
Kleur  zyn*  Door  het  Zaad  is  deeze  Plant  in  de 
Europifche  Tuinen  voortgeteeld.  Zy  groeit  ook 
ïn  Tartarie. 

(2)  Dodartia  mét  Eyrondc  Zaagtandige  ge-  n. 
pluisde  Bladen.  OwtiiSfe 

Van  deeze  Oostindifche  zyn  de  Stengen  rond- 
achtig  en,  zo  wel  als  de  Bladen,  met  Pluis  be- 
groeid ,  niet  zeer  Takkig.  Aan  't  end  komt  een 
Tros  met  kleiner  Bladen ,  beftaande  uit  gepaar- 
de Bloemen ,  met  fcompe  ruige  Kelken.  De  Kleur 
is  geel. 

Se- 

(1)  Dodartia  Fol.  Lmearlbiisintegerrimisglabris»  Syft.  Nat* 
XII.  Gen,  780»  p.  423.  MlLX*  Di&.  T.  27.  Dodartia.  ƒƒ. 
Clijf*  326.  R.  Lugdb.  297.  Dod.  Oriënt.  Fl.  purp.  TOURNF» 
Cor.  47.  hin.  III.  p.  T.  208. 

(2)  Dodartia  Fol.  ovatis  Serratis  villofis*  Syft*  Nau  Veg% 
XIII. 

Nn  2 

lh  DSEIe.  IX*  STUK. 


TWEËÖAGTIGE  KRUIDEN 


IV.  S  e  s  a  m  u  m.  Vygboonen. 

Afdeel* 

„  xv-  Een  vyfdeelige  Kelk  en  een  Klokvorraige  vyf- 
stu°/.D  deelige  Bloem  i  met  de  onderfte  Slip  grootsr. 
Sckmiza^Em  beginzel  van  een  vyfde  Meeldraadje:  een 
*v*4  Lancetvormige  Stempel:  een  vïerhokkig  Zaad- 
huisje, 

Dus  komen  de  byzondere  Kenmerken  van  die 
Geilagc  voor,  in  't  welke  de  twee  volgende  Soor- 
ten zyn  begreepen. 

r#  (O  Vygboonen  met  Eyronde  langwerpige  ef* 
Oriemaie.  fenranatge  Bladen. 

öofterfche 

Dit  is  het  Sefamum  der  Ouden,  dat  Came- 
rarius,  onder  den  naam  van  Echt  Sefamum, 
volgens  een  drooge  Plant,  hem  door  Ra  ij- 
wolf  gegeven,  taamelyk  wel  heeft  afgebeeld. 
Het  werdt  in  de  Tuinen  te  Tripoli  uit  Zaad 
geteeld  en  groeide  by  Felugo  of  Babylonie.  De 
Inwooners  noemden  het  Samfain  of  Semfen. 
Eertyds  was  het ,  volgens  Pliniüs,  uit  In* 
die  gebragt  in  Afie  ,  van  daar  in  Griekenland  en 
voorts  in  Italië ;  doch  het  fchynt  naderhand 
aldaar  verwaarloosd  te  zyn.  Hedendaags  wordt 

het 

(i)  Sefamum  Fol.  ovato  •  oblongis  integris.  Syft.  Nau  Xir. 
Gen.  782.  p.  423.  Veg.  Xill.  p.  481.  H.  Cliff.  318.  FLZtyL 
107.  Sefamum  Ped.  inter  duas  glandulas.  R.  Lugib.  291^ 
Gkon.  Oriënt.  76.  Sefamum  Veterum.  C»  B.  Pin.  27.  Digi- 
talis Or.  Sefamum  di&a,  ïournf.  /«/?.  165.  Burm.  Zeyl. 
S7-  T.  38.  f.  1.  Sempfen.  Alp.  uEgypt.p.  T.47.  Schit-  Elu, 
liort.  MaL  IX.  p.  lo;,  T.  5*«  BURM.  Ft.  Ind,  133, 
Mm.  T.  44» 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  j(T5 


het  nog  overal  in  Arabie  geteeld ,zoForska-  IV. 
ohl  meldt':  maar  de  eigentlyke  Groeiplaats  is  Ap^*nL* 
aan  de  Vafte  Kust  van  Indie,  op  CeylonenMa-HoorD- 
labar.  Ik  heb  Takken  daar  van  met  Bloem  en STÜK- 
Zaad  uit  Japan  bekomen ♦  fp^lïa' 

Volgens  den  Ridder  heeft  het  een  regtopftaande 
ronde  Haairige  Steng,  met  weinige  Takken, die 
om  laag  geplaatst  zyn :  de  Bladen  gepaard,  ge- 
fteeld ,  langwerpig  Eyrond,  effenrandig,  geaderd, 
befprengd  met  kleine  Haairtjes :  de  Bloemen  een* 
zaaminde  Oxelen,  met  een  zeer  kort  Steelt  je,  aan 
welks  Voet  twee  Blikjes,  fmal  en  kort;  ieder  een 
geel  doorboord  Kliertje  bevattende.  De  Kelk  is 
vyfdeelig ,  gaapende ;  de  Bloem,  als  van  't  Vinger- 
hoed-Kruid, wit,  flaauw  vyfkwabbig,  ftomp, 
met  de  Onderlip  langer  en  rond  ;  tusfehen  de 
twee  hoogften  van  de  vier  Meeldraadjes  een  be- 
ginzel  van  een  vyfde  zonder  Knopje. 

(2)  Vygboonen  met  de  onderfte  Bladen  drie*  j\. 

deelig.  Sefamam 

Het  verfchil  der  Bladen,  die  breeder  of  fmal- 
Ier  en  effenrandig  of  Zaagtandig  by  de  Aut beu- 
ren voorkomen,  zal  uit  een  verandering  of  ver- 
baftering  van  't  Gewas  ontftaan  zyn,  dat  meer 
plaats  heeft  in  Planten  ,  die  jaarlyks  uit  Zaad 

wor* 

(z)  Sefamum  Fol.  infetioribus  trifidis.  11.  Lugdb*  2p2.  Scs, 
ïndicum.  Rumfh.  A*k*  V.  p  204.  T.  76.  f.  j.  Ses.  afte- 
rum Fol.  trifidis ,  Oriëntale  f  Seroine  obfeura.  PLUK. 
344.  T.  109.  f.  4.  BURM#  FL  Ind.  133. 

Nn  3 

U  Deel.  IX.  stui. 


566        TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.    worden  geteeld ;  doch  de  driedeeligheidderon- 
Afdeeu  ^erfte  Bladen  fchynt  een  weezentlylc  en  bly- 
Hoofd-  vend  verfchil  te  zyn.  Volgens  Rum phiüs  is 
-stuk.         het  Echte  Scftmum,  dac  men  op  de  Eüan- 
Schuiizaa- £m  vin  indie  overvloedig  teelt, grocijcnde om- 
trent een  EUe  hoog  ,  en  waar  van  een  witte  of 
geele  en  een  zwarte  Soort  is ,  dus  naar  de  Kleur 
van  het  Zaad  genaamd.  Volgens  fommigen  heefc 
deeze  Soort  zwart  ,  en  de  voorgaande  witachtig 
Zaad,  gelyk  ik  het  laatfie  ook  bevind  in  myne 
gedagte  uit  Japan, 

Die  van  Malakka  noemen  de  eerfte  des  wegen 
Wit ,  de  andere  Zware  Bitsjam  ,  doch  de  alge- 
rneene  naam  in  Water -Indie  is  Widfin  op  5c 
Maleitfch  of  Wïdfor  by  de  Javaanen*  ïfi  \  Ita- 
liaanfch  heet  het  Sefamo ;  in  Spanje  Jorgclim  of 
Alegria\  in  Vrankryk  jugoline\  by  de  Engel- 
fchen  Sefamy:  de  Duiifcbcrs  noemen  het  Sefarn* 
kraut  of  Flachsdotter y  en  Lobel  geeft  het  den 
JNederduïtfchen  naam  van  Vyghoonen* 

Dit  laatfte  kan  van  de  Zaadhuisjes  afkomftig 
zyn  ,  die  zig  Boonachtig  voordoen  en  van  de 
zoetheid  des  Zaads.  Het  zyn  dikke  vierribbige 
Haauwtjes,  ongevaar  een  Vingerlid  lang,  geel- 
achtig witte  of  zwarte  Zaadjes,  omtrent  van 
grootte  als  Lynzaad  ,  doch  ronder  en  dikker  > 
bevattende.  In  Egypte  ,  zo  wel  als  in  Arabie , 
wordt  daar  een  Olie  uitgeperst,  die  in  meer  ge- 
bruik is  en  aangenaamer  dan  Olyven- Olie.  Men 
maakt  'er ,  in  de  Spyzen  ,  veel  werks  van  en 
brandtze  foratyds  in  de  Lampen.  *t  Is  ligt  te  be- 

gry- 


DlDYNAMlA*  567 

grypen,  dat  dezelve  alle  dicnfccn  doet ,  zo  uit-  IV, 
als  inwendig  ,  welke  men  heeft  van  dergelylce  A™E*W 
zoete, zagte  Oliën.  Het  Vrouwvolk,  in  de Oos- Hoofd- 
terfche  Landen  ,  gebruiktze  dikwils  in  de  Bad*  3TüK« 
itooven  om  vet  of  poezel  te  worden,  zo  Al-^X 
i  1  nus  verhaalt.  Door  dit  Zaad  ia  Water  te 
kooken ,  krygt  men  'er  mede  een  Olie  van ,  die 
aan  de  Vafce  Kust  van  Indie  niet  minder  in  ge- 
bruik is*  Ja5  zo  we*  iQ  China  en  Japan,  als  op 
de  Eilanden  van  geheel  Oostindie ,  is  deeze  Olie 
zeer  bekend*  Men  achtze  in  de  Spyzen  beter 
dan  de  Kalappus-  Olie  uit  Kokos  -  Nooten  ,-wanc 
zy  wordt  «o  ligt  niet  rans.  Doch  in  dit  opzigt 
is  ,  naar  de  manier  van  bereiding,  bewaaringen 
de  Soort  van  Zaad,  een  groot  verfchil.  Het  is 
zeer  voedzaaam ,  inzonderheid  het  witte  >  waar 
van  men  op  Java  Koekjes  bakt,  met  Suiker  en 
Rystemeel,  die  zeer  lekker  zyn  en  op  een  Reis- 
togt  van  goeden  dienst.  Het  wordt  ook  wel  uit 
de  Hand  gegeten  of  op  Gebak  geftrooid. 

De  Heer  N.  L.  Bürmannüs  heeft  nog 
een  Soort  van  Sefamum ,  welke  zyn  Ed,  de  Ja* 
vaanfche  noemt ,  hebbende  Lancetvormige  ge- 
tande ongefteelde  Bladen.  Het  zoude  de  Bakcl- 
Tjidli  van  Malabar  en  de  Patjar-Aijer  der  Ja- 
vaaneo  zyn ,  eene  Moeras  -  Plant  met  een  blaauw- 
achtige  Bloem  ,  volgens  Klein  hof;  doch 
die  Malabaarfe  hadt  roode  Bloemen.  Het  Zaad- 
huisje is,  volgens  zyn  Ed.,  fpits  Klootrond, 
vierhoekig  famengedrukt ,  met  vier  hollighe- 
den. 

Nd  4  M  u 

II,  Deel.  !£♦  Siw# 


568        Tw£EMACTlCE  KRUIDEN* 

Af^'el.  M  i  m  u  l  u  s.  Potzer. 

XV. 

Hoofd.     Dit  Geflagt,  naar  de  potzige  figuur  van  de 
stuk.     Bloem  genaamd ,  heeft  de  Bovenlip  aan  de  zy- 
2?***  den  omgeplooid ;  de  Kelk  is  vyftandig  en  Pris- 
matiek;  het  Zaadhuisje  tweehokkig  en  veelzaa* 
dig.  Men  vindt  'er  de  twee  volgende  uitheem- 
fche  Soorten  in  vervat. 

*"  ,  Cl)  Potzer  die  opfiaat .met  langwerpige  Lini* 
rhgeni.  aale  ongejteelde  Bladen. 

Virgini* 

Dit  Kruid ,  in  Virginie  en  andere  deelen  van 
Noord- Amerika  groeijende  ,  vertoont  zig  als 
een  Soort  van  Wederik  ,  met  een  Steng  van 
twee  Voeten  hoogte,  die  vierhoekig  is  en  glad, 
zo  wel  als  de  Bladen,  welke  de  Steng  omvatten 
en  uit  wier  Schoot  eenzaame  Bloemen  voortko- 
men, die  groot zyn  en  blaauw,  van  binDengecl  3 
hebbende  de  Bovenlip  in  tweeën ,  de  Onderlip 
in  drieën  gedeeld.  Het  komt  op  vogtige  plaat- 
fen  voort.   Zeker  Gehemelte  van  drie  gelyke 
ftompe  Slipjes  ,  vertoont  zig  als  Tanden  in  de 
Mond , en  deswegen  maakt Mitcheliüs  *er 

een 

(i)  Mimulut  ere&us,  FoJ.  oblongis  Linearibus  fesülibus. 
Sy/l.  Nat.  XII.  Gen.  783.  p.  423.  Vtg.  Xlïi.  p.  481-  Hort. 
Ups.  176.  T.  1.  GRON.  Virg,  96.  Euphr3fia  Floridana  &c. 
Pluk.  Amaltb.  8$.  T.  393.  f.  3.  Digitalis  peffolista  g'abra. 
MOKIS.  Hifi.  11.  p.  479.  S.  5.  T.  8.  f.  6.  Gratiola  Cana- 
denfis  latifolia  Fl.  magno  cceruleo.  BoERH.  Lugdb,  II.  p« 
x$5.  Cynorynchiumt  Miich.  Gtn*  nm 


D    I     D    *    N    A    M    I    A.  569 


een  nieuw  Geflagt  van  ,  onder  den  naam  van  IV. 
Honds/moei.  AfxdJ(EL- 

(2)  Potzer  dfe  kruipt  >  met  Eyronde  Bladen.  j^°™D* 

De  Plant ,  welke  Pater  F  e  u  i  l  l  é  c  aan  een 
Rivier  in  't  Ryk  van  Chili  ontdekte ,  komt  s  'm-luteas; 

711  •  7  *~  Peruviaan» 

derdaad  5  ten  opzigt  van  de  Bloem,  aan  ditGe-fchc. 
ilagt  taamelyk  naby*  inzonderheid,  wegens  de 
kantige  geftake  van  den  Kelk.  Zy  is  fchoon  geel  3 
van  binnen  met  roode  Vlakjes  in  de  Keel  gete- 
kend* Het  Kruid  heeft  lange  kruipende  Ranken  , 
die  uit  de  Knoopen  Wortel  fchieten  en  Eyronde 
Bladen  met  zeven  Ribben  geaderd ,  op  de  kant 
Zaagtandig ,  glad  3  fchoon  groen.  Hy  hadtze 
tot  het  Genadekruid  betrokken. 

R  ü  E  L  L  I  A. 

Dit  Geflagt,  naar  zekeren  .Ru Sl lus,  die 
de  Werken  van  Dxoscorides  in  't  Latyn 
vertolkt  heeft  ^getyteld,  is  taamelyk  uitgebreid. 
Het  heefc  een  vyfdeeligen Kelk; een  bynaKlok- 
vormige  Bloem :  de  Meeldraadjes  twee  aan  twee 
naby  elkander  en  een  Zaadhuisje^  *t  welk  5  nat 
wordende ,  door  middel  van  zekere  Veerkragti- 
ge  Tandjes  open  fpringt.  Het  bevat  dertien  uit- 
heemfche  Soorten. 

(1)  RuëlÜa  met  Eyronde  effenrandige  Bladen,  RJ.}lU 

]£ymBiec6um. 
J  Pferaau- 

daa'*- 

(z)  Mimulus  repens  Fol.  ovatïs.  Gratlola  FoU  fubrotundis 
nervofls,  Flor.  lureis.  FeuIll.  Peruv.  II.  p.  74;.  T.  34* 
(1)  Ruè'Uia  Fol.  ovatis  integerrimis  dcc,  Syft,  Nas*  XïT- 
N  II  Gen. 

II.  Deel.  ix,  Stuk, 


$70         TWEEMAGTIGE  KRUIDEN. 


~  IV.  Eyrondc  Aairen;  de  binnenfle  Blikjes  duh* 

Afdeel.  m  twee  ongejteelde  Bloemen. 

xv» 

stuk.  In  de  Westindiën  groeit  deeze  ,  die  BlecJium 
Scbuiizaa-  was  getyteld  door  den  vermaarden  Browne. 
Sloane  noemde  ze  Hooger  Bruinelle  met 
witte  Bloemen.  Evenwel  wordt  aangemerkt, 
dat  zy  leggende  Stengen  heeft  en  losfe  vierhoe- 
kige Aairen ,  uit  Hartvormige  Blaadjes  fatnenge- 
fteld,  die  de  gezegde  Blikjes  en  de  Bloemen  be- 
vatten. By  Plu  mier  komt  zy,  onder  den 
naam  van  Pieramidaale  Barleria,  met  blaauvve 
Bloemen,  voor. 

ij.        (O  Ru^llia  met  gejleelde  Bladen ,  en  driebloe* 
Ruti  ia  mige  korte  Bloemfteeltjes. 

Ruiichen-  . 

de.  Om  dat  de  onderfte  Bladen  dikwils  m  deeze 

Soort  zo  dor  voorkomen  ,  dat  zy  onder  't  be- 
handelen een  geruifch  maaken ,  is  deeze  door 
Di  LLENius  mifchende  gebynaamd.  Zy  heeft 
ruige  Hoofdjes ,  uit  welken  de  Bloemen  voort- 
komen ,  die  groot  en  Trechterachtig  zyn ,  van 

Kleur 

€en.  78+.  p.  423.  Xlll.  p.  48 r.  Am.  Acad.  V.  p. 

400.  Baileiia  pyramidata  Flore  cceruleo.  Plum.  Gen.  31.  1c. 
42.  f.  3.  Biechurn  Fo!.  obiongo  -  ovatts.  Erowm,  Jam.  161. 
Brunella  ehil&i  flore  albo.  5L0AN.  Jam.  p5*  Hij?.  I.  p*  173* 
T.  i©9«  f.  1. 

(2)  Rüè'llia  Fol.  petiolatis ,  Flor.  verticiiiads  fabtïifloi.'s. 
H.  Ups,  178.  H  Gif.  318'  K.  Lugdb.  291.  Güi/AN  Monsp. 
207.  Gron.  Vtrg.  97.  Ruëllia  ftiepens  Capitulis  Comofis. 
Dall.  330»  T.  249,  f.  321, 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A.  571 


K 'eur  blaauw  of  wit,  en  daarop  volgen  ronde  IV. 
Zaadhuisjes.  De  Steeg  heefc  omtrent  een  Voet 
hoogte.  De  af  komft  is  uit  Virginie  en  Karolina.  aoon> 

STUK» 

(2)  Ruëllia  met  gefteelde  Bladen  en  lange  byna  m* 
verdeelde  naakte  Bloemjtceltjes.  hcUn<tejiu 

•na. 

Om  dat  de  Eloemcnhet  eerfte  Jaarna  dezaai»kcHeimeIy" 
jing  verholen  bleeven  3  heeft  deeze  den  bynaam. 
Vervolgens  breiden  zy  zig  wel  uit  en  het  Plant- 
je gelykt  veel  naar  de  Primula  Veris,  maar  de 
Zaadhuisjes  zyn  in  deeze  Soort  Spiirond  en  bar- 
ften  met  kragt  open  ,  als  men  ze  in  't  Water 
dompelt :  weshalve  men  het  Zaad ,  onder  den 
naam  van  Snap»  Dragon  3  van  de  Barbados  hadt 
bekomen. 

(4)  Ruëllia  met  geheel  effenrandige  Bladen  ,  r/< 

gegaffelde  zydelingfe  Bloemjleeltjes  en  on~ 

gefteelde  Kelken  >  de  hovenjle  Slip  grootst»  Gepkim- 

de. 

Naar  een  Soort  van  Klokjes ,  in  de  Xoornlan- 
den  door  geheel  Europa  gemeen  (*)  >  heeft  Slo- 

(3)  Ruè'Hia  FoL   pet.  Pedunc.  longis  fubdivifis.  H.  Ups. 
279.  Ruëllia  FoU  fesfilibus  ,  Pedunc*  tuftoils.  ƒƒ.  Clif.  30 
k.  Lugib.  291.  Ruëüia  Caps.  teretibus,  DilL  Elih.  32S. 
f.  320. 

(4)  RusUia  Fol.  integerrimis ,  Pedunc.  dkhotomis  lateu- 
libus ,  &c.  Ruël  ia  Pedunc.  multifL  dichotomis  &c.  II.  Clif, 
Sis.  R.  Lugdb.  292,  Speculum  Veneris  majus  impatlczu 
SLOAN'.  Jam.  59.  ÏÏjfi»  I  p.  15S.  T.  loO.  f.  2, 

Zie  hst  VII.  Stuk      deeze  Piantbeic-hryringjbladz, 

5P7- 


57&      TWEEMACTICE  KRUIDEN. 


IV.    ane  deeze  genoemd  Groote  gevoelige  Vrouwen* 
Afdeel,  spiegeL  Natuurlyk  groeit  zy  op  Jamaika  en  be* 
Hoofd»  vindt  zig  ook  in  de  Europifche  Tuinen.  Het 
stuk*     is  een  overblyvende  Plant  ,  met  een  leggende 
f£euUzaa'  ruige  Steng ,  uit  dikke  Knietjes  Wortel  fchie- 
tende  en  opftaande  Takken  hebbende  van  drie 
Voeten  hoogte;  de  Bladen  ruuwachtig ,  aan  de 
Steng  grooter  dan  aan  de  Takken,  die,  afval- 
lende  ,  terwylde  Plant  bloeit,  een  (lomp  Doorn- 
achtig Steeltje  jDverlaaten,  De  Bloemfteeltjes 
hebben  Lancetvormige  Blikjes  van  de  zelfde 
langte.  De  Bloemen  zyn  paarfch,  niet  Klokvor- 
mig  maar  tweelippig  ,  met  de  Bovenlip  in  tweeën , 
de  Onderlip  in  drieën  gedeeld* 

y.  (5)  Ruëllia  met  Eyronde  gekartelde  Bladen  en 
ZMno/a.  eenbloemige  Bloemfteeltjes. 

Knobbe- 
lig* Van  eene  Ruëllia  die  laag  is,  met  Wortels 
als  der  Asphodlllen  en  een  blaauwe  Bloem ,  hadt 
Plu  mier  gewag  gemaakt.  Deeze  fchynt  ■  o- 
vereen  te  komen  met  de  Blaauwbloemige  Gen- 
tianelle  van  Sloane  op  jamaika  gevonden, 
die  daaromtrent  ook  aanmerkt,  dat  het  Zaad- 
huisje door  aanraaking  van  Vogt  open  barst  , 
gelyk  in  de  andere  Soorten,  Li  nnjeos  heeft 

in 

£s)  Ruëllia  Fol.  ovatis  cremtls  t  Peduncnlis  tini/taris.  Ruël- 
Ha  capfalis  angulofis.  Dill.  Elib.  328.  Ruëllia  humilis  Fl.  ' 
rceruleo  Asphodeli  Radice.  Flum.  Gen.  iz.  Gemianella  FL 
roeruko  &c.  5JL0AN,  J*m.  52.  hift.   h  p4  Hp.  T,  $s* 
f.  I. 


O    I    D    *    N    A    M    1  573 


in  de  voorige  opgemerkt,  dat  'er  gemeenlykaan  IV, 
't  Middelfchot  drie  geboogene  Tandjes  zyn ,  die ,  KVSfm 
wanneer  het  buitenfte  Bekleedzel  wordt  nat  ge-  Boofd- 
maakt,  hunne  kragt  oefenen, om  het  Zaadhuis-ST^.^ 
je  te  doen  open  fpringen  3  gelyk  doorgaans  plaats/;*™»*! 
heeft  in  de  Soorten  van  dit  Geflagt  ( *). 

(6)  RuëlÜa  met  (lomp  Eyronde  Bladen ,  die  de  RJJf£ia 
Kransjes  omwald  heeft  met  weerlooze  ge-temacuia* 
gaffelde  Doornen.  spiierige. 

*t  Gezegde  is  zeer  blykbaar  in  de  Afbeelding, 
welke  de  Heer  N.  LBürmannus  van  dee- 
ze  zonderlinge  Soort  gegeven  heeft  9  fchynende 
van  die  van  Pluken  et  wat  te  verfchillen, 
welke  een  ruigachtige  Steng  hadt  5  doch  elders 
komc  dezelve  Kruidig ,  vierhoekig  en  effen  voor  5 
by  gezegden  Hoogleeraar  >qpd*  Het  Kruid  groeit 
in  Oostindie. 

C7)  Ruëllia  met  getande  kanthmirige  Bladenen  Vlï\ 

.     n  y  CuiariS. 

gepaarde  Bltem&u     (  Kanthak 

Door 

(*)  Waarfchynlyk  wordt  $oor  die  bevogtigïng  zekere  Ly- 
merigheid ,  welke  de  Klepjes  temen  hieldt,  ontbonden  :  want 
dat  het  door  weekmaaking  van  de  twee  Klepjes  zou  gefchie- 
den,  gelyk  de  Ridder  zfg  verbeeldt  ,  denk  ik  niet;  eens- 
deels om  de  lchieiykheid  en  andersdeels  om  de  kragt  van  \ 
open  fpringen. 

(6)  Ruëliia  Fol.  obovatis  &c.  Am,  Acad.  IV.  p.  320*  Eu* 
phrafia  Acinos  latiore  folio*  Pluk.  Pkyt,  T.  279.  f.  7.  BüaM. 
FL  Ind.  p.  134. 

(7)  Ru  ma  FoL  dentatis  ciliati*  8cc,  RuÖüa  Perfica«BUK*. 

WU  lrd>  p.  Ij54  T.  42.  f» 
Vu  DSKL,  U;  fTUX* 


574 


TWEEMAGTIGE 


Kruid  ikt. 


IV.  Door  denzelfden  Heer  is ,  onder  den  naam  van 
AFx^fL  ifetüfqhe  Ruëllia,  een  zodanige,  die  ook  in  Oost- 
Hoofd-  indie  groeic  ,  afgebeeld  en  befchreeven. 

STUK. 

vin.  C8-)  Ru^llia  met  tweevoudige  byna  ongejteeldc 
S£?  Bloemen. 

Tweebloc- 

migc.        De  Groeiplaats  van  deeze  ,  daar  Dillenius 
gewag  van  maakt,  is  in  Karolina. 

ix.  (9)  RuëlÜa  met  eenigermaate  gekartelde  Lan* 
KruiSa-  cetvormig  Eyronde  Bladen  ,  welke  Eyron- 

dige*  de  Blader ige  Jlekelige  Hoofdjes  heeft  en 

kruipende  Stengen* 

Deeze  ,  welke  de  Heer  O  s  b  e  c  k  op  open 
Heuvelen  in  China  waarnam,  is  een  laag  Hee- 
fiertje,  zegt  hy,  naar  onze  Haanekammen  ge- 
lykende,  met  een  byna  ronde  Houtige  Stam  en 
Bladen  als  gezegd  is ,  aan  de  bovenzyde  groen  , 
van  onderen  witachtig,  aan  den  randeenigszins 
Golfswyze  geboogen  of  gekruld  en  gefreeld, 
overhoeks  geplaatst.  De  Bloemen  zyn  in  Kegel- 
vormige Hoofdjes  vergaard  aan  den  top  dei- 
Stengen  ,  en  hebben  een  dubbelen  Kelk ,  die 
kleverig  is ;  de  onderfte  tweebladig ,  van  Linl- 
aale  op  de  kant  gehaairde  Blaadjes ;  de  boven- 
fte  of  binnenfte  vyfdeelig,  ook  met  fmalle  Slip* 

pen* 

(i)  Ruellia  Flor.  geminis  fubfesfilibiis.  Ruëll.  minore Fo- 
lio, Fiotibus  gemcllis.  Dill.  Eltb*  ijrï 

(9)  Ruëllia  Fol.  fubcrenatïs  Lanceolato  -  ovatïs  &c.  OsB. 
Itin.  240.  Adhatoda  Luaanenfis  Spici  pUni.  F£TiV«  Guz* 
T.  73«         BüRM.  Fl*  Ini,  I3J. 


I 


DlDYNAMIA*  575  ' 


pen.  De  Bloem  is  Trechterachtig,  in  vyven  IV- 

gedeeld  ,  met  de  verdeelïogen  byna  rond ;  geel  AFxv?L 

van  Kleur.  Hoofd»' 

stuk* 

(lo)  Ruëllia  met  Lancetvormige  ftomp  getan*  x. 
de  gefteelde  Bladen  en  kruipende  Stengen.  ref^jlJa 

üitgegulp- 

Op  Java ,  in  't  byzonder  %  ftek  LiNN^uste* 
de  Groeiplaats  van  deeze  Soort,  tot  welke zyn 
Ed. ,  niettemin  ,  de  Molukfe  Tuin  -  Bruinelle  van 
Rumphius  t'huis  brengt.  Die  Autheur  zegt, 
dat  daar  van  op  de  Molukkes  valt ,  een  Breed- 
bladige  en  een  Smalbladige  ;  beiden  Kruiden 
zynde,  die  de  Stengen  met  Leedjes  hebben, de 
eerfte  wat  ronder  en  meer  langs  den  Grond  hur- 
kende dan  de  laatfte  ,  die  de  Stengen  boven 
wat  vierkant  heeft.  De  Bladen  zyn  gepaard  of 
tegenover  elkander  ,  met  de  paaren  in  't  kruis 
geplaatst ;  doch  in  de  eerfte  op  vyf-  of  zes 
Duimen  langte  ,  twee  Duimen  ,  in  de  laatfte 
maar  één  Duim  breed.  Ook  verfchillen  die  Bla- 
den daar  in ,  dat  zy  in  de  eerfte  ongeregeld 
Zaagtandig  zyn  ,  en  aan  de  kanten  wat  gefron- 
zeld ,  als  of  zy  ftekelig  waren ,  in  de  laatfte  grof 
en  wyd  getand  ,  niet  gefronzeld ,  van  boven 
met  korte  Haairtjes  bezet ,  en  daar  door  wat 
ruig  op  't  gevoel  ,  van  onderen  paarfch ,  van 
boyen  groen ,  met  Ribben  die  fchuins  en  bogtig 

voor* 

fio)  Ruëllia  Fol.  Lanceolatis  obtufe  dematis  petiolatïs, 
Caule  repente.  Burm,  Fl,  lndt  135.  T.  40-  f*  Priincila 
jfcïolucca.  Rum?H*  Amb%  VL  p.  $o.  T.  IJ.  f.  B. 

IX.  Dbel*  „u*  Stuk» 


f76        TWËEMACTIGE  KftüIDEN. 


IV,    voorwaards  loopen.  Aan  't  opperde,  zegthy, 
Afdeel.  jraagen  zy  eetl  korte  dikke  Aair,  van  Schub- 
Hoofd-  achtige  donker  groene  Bladertjes  gemaakt ,  daar 
STUK     beftorven  bruin  onder  loopt ,  op  de  kanten  Haai* 
$2eflza*mrig,  met  eenige  Baarden,  waar  tusfchen  een 
langhalzig  Bloempje  voortkomt ,  't  welk  hy  by 
de  Primula  Veris  vergelykt.  Ook  meldt  de  Rid- 
der, dat  die  Kruid  gefteelde  Aairen  in  de  Oxe- 
len  draagt  van  fmalle  Blikjes  met  Haairig  gebaar- 
de Kelken,  De  Afbeeldingen  ,  ondertusfehen ,  van 
Rümphius,  venoonen  niets  van  die  Aairen , 
zo  min  als  de  aangehaalde  van  den  Hoogleeraar 
Burmannüs,  die  de  Smalbladige,  voorge- 
meld, wil  vertoonen:  maar  zy  komen  eeniger» 
maatc  te  voorfchyn  in  de  Wilde  Molukfe  Brui- 
nelle  van  Rümphius,  waar  van  een  Witte 
is  en  Roode,  zo  die  Autheur  fchryft. 
pl.  lix.     ^  heb  uit  Japan  en  uit  Java  verfcheide  Tak- 
*•  ken  bekomen  van  dit  Kruid,  die  inzonderheid 
fchynen  te  behooren  tot  de  witte  Wilde  Soort, 
en  in  welken  de  gezegde  Bloem  -  Aairen  zeer 
groot  en  blykbaar  zyn  ,  komende  voorts  nage- 
noeg overeen  met  de  gedagte  befchry ving  van 
Rümphius.  Een  derzei  ven  ,  in  Fig.  i  ,  op 
Plaat  LIX.,  in  de  Natuurlyke  grootte  voor- 
gefteld,  toont  het  verfchil  met  gedagte  Afbeel- 
dingen  aan.  Een  andere  is  my ,  onder  den  naam  / 
van  Djaron  Pompwan, toegekomen.  Het  Kruid, 
't  weik  wylen  de  Chirurgyn  Richter  van 
Batavia  hadc  mede  gebragt ,  en  dat  hy  zeid  al- 
daar Daun  Giegi,  dat  is  Bytend  Blad ,  genoemd 

te 


D    I    D    *    N   A    M    I   A.  S77 


te  worden  ,  behoort  mede  tot  dit  Geflagt  en  IV* 
misfchien  tot  deeze  Soort,  die  de  Bladen  fom-  A™*EL* 
tyds  byna  effenrandig  heeft.  3,  Hetzelve  heeft  Hoofd- 
3,  een  Zeepachtige  Reuken  Smaak,  het  dryftSTUK- 
^,  fterk  af  door  de  Waterwegen ,  in  de  Witte y^f^T 
„  Vloed  van  Befmetting  ontftaande*  Het  dient 
„  ook  tegen  Jichtige  Pynen  ,  Graveel  en  in- 
5,  wendige  Verzweeringen  ,  volgens  de  geluk* 
„  kige  Ondervindingen  van  Doktor  MaaV 
Dit  hadt  hy  dien  aangaande  in  de  Apotheek  te 
Batavia  aangetekend.  Volgens  Rumphius 
werdt  het  op  de  Molukkes  meest  tegen  Tovery 
gebezigd. 

Cl  I ^  RuëHia  met  langwerpige  effenrandige  Bla-  xr. 
den ,  eenzaame  ongejteelde  Bloemen  en  leg-  T£*f^*  , 
gende  Stengen.  Grynzige. 

Til» 

Zo  deeze  Soort  dat  Indifch  Gewas  met  twee-  Ftg*  u 
bokkige  Vrugten  9  Bladen  en  Bloelem  van  Nagt- 
fchade  ware ,  dat  onder  den  naam  van  Upudali 
in  de  Malabaarfe  Kruidtuin  is  afgebeeld  >  dan 
moest  het  met  bogtige  Stengen  5  even  als  de 
Winde ,  langs  den  Grond  kruipen.  Ook  zyn  de 
Bloemen  van  hetzelve  aan  den  Mond  egaal  in 
vyven  gedeeld  ,  dat  geenszins  plaats  heeft  in 
deeze  Soort ,  welke  de  Heer  OsBECK>in Chi- 
na % 

fn)  Rue'Uta  Fol.  oblongïs  integerrïmis  &c.  Fl.  ZeyL 
234.  OSB.  lim*  *29*  Lychnis  articulata  rcpens  Folio  Vincst 
pervincz.  BuitM.  ZeyL  144*  Upudali,  Hort.  Mal,  IX.  p.  lij. 

Oo 

II.  Deel.  ix«  stuk. 


5?3      TwEEMAG  TIG  E  KRUIDEN: 


IV*    na,  aan  *t  Strand,  in  't  Water,  overal  groei- 
Ar£vfL'  jende vondt,  met  opgeregte  ronde  Stengen,  van 
Hoofd-  een  half  Elle  en  meer  hoogte,  en  Lancetvormi- 
5TÜK#    ge  Bladen;  de  Bloemen  aan  den  Mond  in  twee 
Lippen  gedeeld.  Ik  heb  zodanige  Takjes ,  van 
ruim  een  Voet  langte,  uit  Oostindie  bekomen, 
welke  in  het  Loof  zeer  overeenkom ftjg  zyn  met 
de  Opgeregte  Ruëllia  van  den  Hoogleeraar  N* 
L.  Burmannus,  doch  een  Smoelachtige  of 
gaapende  Bloem  hebben ,  gelyk  uit  de  Afbeelding 
daar  van,  in  Fig.  2,  Plaat  LI  X,  blykbaaris. 

X!J\  O2)  Ruëllia  met  ge/pitst  Zaagtandige  Bladen* 
üntipctbu  Kruipende  Steng  en  bym  geaairde  end- 

voltige!1"  fiïoemen ,  vyf  of  drie  by  malkander. 

Dit  fchynt  een  opgeraapte  bynaam  te  zyn  , 
om  een  Kruidje  te  betekenen ,  dat  volgens  Os- 
beck  onder  de  voorgaande  vermengd*  en  dus 
op  't  Strand  in  't  Water,  in  China  groeit;  doch 
tot  het  welke  betrokken  wordt,  het  kleine  On- 
kruidje ,  by  Rumphius,  in  Indie  genaamd 
Caranasci,  in  't  Nederduitfch  de  Korst  van  de 
Pot,  wegens  de  manier  van  groeijing  ,  op  de 
wyze  van  het  Muur  en  dergelyke  Planten  in  Eu- 
ropa,- naamelyk  aan  den  Grond  kleevendeen  als 
daar  op  geplakt ,  gelyk  de  aangebrande  Korst  in 

de 

fia)  Ruellsa  FoL  mucronato  -  ferrnris  Cnuïe  tepente  &c» 
Fu  Zeyl.  235.  Gentiandla  utriusque  India:  impatiens  ,  Fol. 
Agcrari  &c.  Pluk.  Mant.  167*  T.  *•  Crufh  Ollar. 

Rumph.  Amb*  V.  p.  4$o*  T.  170.  f.  3.  fürt.  Md.  IX.  p* 
11$.  T.  58. 


de  Rystpotten.  Het  kan  zig  dan  ook,  op  de  IV. 
wyze  van  het  Muur,  wanneer  het  fteun  heeft  5  A™*nt* 
aanmerkelyk  verheffen.  De  Kelk  is  vierdeelig ;  aooFD- 
de  Bloem  ongelyk  vierkwabbig :  het  Zaadhuis-  *TUK* 
je  tweehokkig,  tweekleppig,  met  langwerpige^^* 
Zaaden.  Agt  platte  waren  'er ,  volgens  Osbeck, 
in  het  Zaadhuisje  van  de  voorgaande  Soort. 

f13}  Ruëllia  met  Lancetvormige  gefpitjle  ef-  xnu 
fenrandige  Bladen  ,  ongefieelde  Bloemen ,  tepm*t  tA 
gefleelde  Blikjes  langer  dan  de  Kelk  en  krui*  Kapend* 
'        pende  Stengen. 

De  Ridder  heeft  deeze  Soort  overgenomen 
van  gezegden  Heer  Bormannüs,  in  wiens 
Afbeelding,  nogthans,  ik  geen  blyk  zie  van  ge* 
Heelde  Blikjes  en  de  Bloemen  zyn  'er  ook  niet 
volkomen  ongedeeld.  Op  Java  zegt  die  Heer  dat 
dezelve  valt  en  zou  de  Plant  zyn  met  een  ge» 
aairde  Vrugt  en  Silagoeri  -  Blad ,  van  Klein* 
hof.  LiNNiEus  fchryft  'er  Stengetjes  aan 
toe  van  een  Handpalm  hoog ,  met  gefleelde  Bla- 
den en  zydelingfe  eenzaame  Bloemen ;  dat  we- 
derom volftrekt  tegen  gezegde  Afbeelding  ftrydt* 

My  is,  voor  deeze  Soort,  uit  Oostindie  een Kortiedfge* 
Tak  bezorgd  van  meer  dan  een  Voet  langte  * 
die  dik  en  Houtig  is ,  met  dikke  Gewrichten  en 
kortledige  Zytakjes  ;  de  Blaadjes  zeer  ftomp 
Lancetvormig  hebbende  en  ongedeeld  2  duswei< 

nig; 

(13)  Ru'éllia  Foï.  Lanceotetls  acuminatlx  integeruatis  Sec*  \ 
Ham.  89.  BüRM.  F{.  Ind.  13S.  T.  41.  f,  j, 

Oo  2 

II*  Deel,  ix,  Stuk* 


§80       TwEEMAGTIGE  KRUIDE^ 


1V*   mg  gelykende  naar  een  kruipend  Gewas  en  van 
xv*    beiden  verfchillende.  Meest  komen  die  Blaadjes, 
Hoofd-  hoewel  ongelyk  grooter ,  overeen  met  het  Tak- 
stük.     je^  QQfc  van  faav  ontvangen  5  't  welk  ik  in  Fig* 
Mf*** -3.  op  plaat  LIX>  in  Natuurlyke  grootte  ver- 
toon 3  en  ?t  welke  veel  meer  naar  een  kruipend 
Gewas  gelykt,  hebbende  ook  kortledige  Sten- 
getjes  en  Zytakjes ;  maar  een  lang  gedeelde 
Bloem  en  roodachtig  zynde  van  Kleur. 

Wy  hebben  gezien ,  dat  de  beide  Indien  Soor- 
ten uitleveren  van  dit  Geflagt.  Aan  de  Kaap 
fchynen  'er  nog  niet  voorgekomen  te  zyn ;  maar 
in  Arabie  vondt  de  Heer  Forskaohl  twee 
Soorten,  waar  van  hy  de  eene  Imbricata  noem- 
de. Deeze  hadt  flappe  vierhoekige  Stengetjes , 
ruig,  met  Leedjes  van  drie  Duimen;  de  Bladen 
Lancetvormig  ruuw :  de  Bloemen  ongerteeld  in 
de  bovenfte  Oxelen  ,  maakende  als  eene  ge- 
iehubde  Aair  uit  ,  over  ééne  zyde.  Het  Zaad- 
huisje hadt  die  fpringende  eigenfchap ,  aan  de 
Ruelliaas  eigen.  De  andere,  van  hem  intrufa 
genaamd ,  hadt  leggende  Stengen  en  opgeregte 
Takken,  met  Eyrond-Lancetvormige  Bladen, 
getroste  Bloemlteeltjes  in  de  Oxelen  en  opge* 
regte  Bloemen ,  met  de  middelde  Lip  ingedrukt, 
witachtig  van  Kleur,  Beiden  groeiden  aldaar  op 
hooge  Bergen.  Ook  was  hem  de  ftrepens  >  en 
nog  eene  ,  die  hy  guttata  noemt ,  als  ook  een 
adharens,  aldaar  voorgekomen. 


Ba»* 


D  i  p  y  n   a  u   i  a.  jï£ 


Barleria*  IV. 

Afdeel. 

Ter  gedagtenisfe  van  den  vermaarden  Pater  „  xv* 

^  j-    m         i  !  Hoofd- 

Barrelier,  die  Geneesheer  en  een  uitmm>STUK# 
tend  Kruidkenner  was,gelyk  uit  zyn  Werk  van 
zeldzaame  Planten,  door  hem  in  Spanje  en  Ita«^erwi*4 
lie  waargenomen  ,  blykbaar  is  ,  heeft  men  dit 
Geflagt  getyteld. 

In  't  uiterlyke  aanzien  hebben  de  Planten ,  daar 
in  vervat,  veel  overeenkomst  met  de  Jufticiaas, 
verfchillende  daar  van  door  vier  Meeldraadjes, 
waar  van  twee  zeer  klein  zyn, in  de  Bloem.  Het 
Zaadhuisje  is  hier,  zo  wel  als  in  die,  en  als  in 
de  Ruëlliaas  ,  tweekleppig  en  Veerkragtig,  in 
fommigcn  ook  tweehokkig ,  doeh  vierhoekig  en 
de  Kelk  vierdeelig  ,  bevattende  twee  Zaaden. 
Het  bevat  zeven  Indifche  Soorten  >  waar  van 
de  meeften  gedoomd  zyn. 

(i)  Earleria  met  zes  Kransdoornen  en  Degen-  r. 
wormige  9  zeer  lange,  ruuwe  Bladen.  foti/m*. 

Langbla- 

In  Oostindie  groeit  deeze  Soort ,  die  naar  het  d'ge. 
Osfetong- Kruid  veel  gelykt,  hebbende  de  Sten- 
gen vierhoekig,  ftekelig,  de  Bloemen  in  Krans- 
jes ,  bezet  met  dikke  geele  Doornen  9  weder- 
zyds  drie.  v 

co 

fi)  Barleria  Spinis  Vertlciliorum  feuis  &c.  Sy/I,  Natril. 
Gen.  785.  p.  424-  Veg*  XIII.  p»  4«*-  4m*  *Acad.  IV.  p. 
520.  Anchufa  anguftifolia  Verticillis  longis  aciüeis  armatiSo 
Pu/K.  Mm.  30.  T.  13  3.  f.  4» 

Oo  3 

M.  Ceel.  IX,  Stuk. 


5%Z        TWEEMACTIGE  KRUIDEN. 


IV,      (2)  Barleria  met  Oxel  -  Doornen  en  Lancet vor* 
Afdeel*         mige  Biaden  met  kleine  Tandjes. 

Hoofd- 
stuk.      Een  Takkige  gewrichte  Steng,  aan  de  Knoo- 
ü#  \  pen  gedoomd  ,  met  kleine  blaauwe  Bloempjes 
^«z/v^.ongeüeeld,  eenzaam  in  de  Oxelen,  heeft  dee- 
Brecdbia-  ze  *  ^e  jn  Zuid -Amerika  groeit.  Miller 
heeft  dezelve  met  geheel  effenrandige  Bladen* 

in.  (3)  Barleria  met  gepaarde  enkelde  Oxel  -  Door- 
K«ue"  nen  671  effenran(iï&e  Lancetswys  Eyronde 

tie.  Bladen* 

Van  de  volgende  moest  deeze  3  volgens  de 
Waarneeming  van  den  beroemden  Hoogleeraar 
D*  van  Royen,  afgezonderd  worden ,  door 
de  Steng  niet  ftevig  maar  zwiepig,  de  Takken 
byna  vierhoekig,  de  Bladen  wederzyds  glad  te 
hebben ,  en  in  de  Oxelen  gepaarde  enkelde  on- 
gedeelde horizon  taaie  Doornen.  De  aangehaal- 
de y  die  RüMpmiits  de  Tzervarken  -  Struik 
noemt  5  heeft ,  volgens  denzelven ,  aan  ieder 
Knietje  van  vier  ,  zes  tot  agt  Doornen  ,  en 

wordt , 

(z)  Barleria  Spinis  Axillaribus ,  Fol.  Lanceolatis  denti* 
culatis.  Barleria  aculeara  Solani  folio  anguftiore,  Plum.  Gen. 
iu  fe.  4;.  f  2.  Barl.  Spinis  Axill.  Fol.  Lanceol.  integerri- 
mis,  flor.  verticill.  Sesfihbus.  AllLL.  Di&,  3. 

H)  Barleria  Spinis  Axiil.  geminïs  fimplicibus  &c.  Ly- 
ciuca  Ind.  Spinis  quaternis  &c.  SEB.  Mus.  I.  p.  ai.  T.  13. 
U  1.  Me'atnpyro  cognata  Maderaspatana  Spinis  horrida.  PLUK. 
Jlm.  T.  119.  f,  5,  Hyftiix  Frutex.  Rumph.  Amb*  VII. 
j?*  Z4.  Ti  13. 


wordt,  om  dat  menze,  gclyk  onze  Kruisbezie-  iv. 
Boomen,  zonder  kwetzen  naauwlyks  aamaften  Af^el 
kan ,  dus  geheten*  Hoofd- 

stuk« 

(4)  Barleria  met  vier  Voetangelige  OxeUDoor-  w. 
nen  en  effenrandige  Lancetswys'  Eyronde 

Bladen.  voetange- 
lige* 

Ten  opzigt  van  de  Doornen  fchynt  de  laatft- 
gemelde  meer  overeenkomftig  te  zyn  met  dee- 
ze  Soort,  welke  thans  daar  van  is  afgezonderd. 
Zy  heeft  de  Stengen  rond  en  lievig,  de  Bladen 
ruigachtig,  zegt  de  Ridder. 

(5)  Barleria  met  gepaarde  eenzaame  Oxeldoor»     y,  # 
nen  en  rondachtige  effenrandige  Bladen,  ^*Xbi** 

dige» 

Tot  de  beide  Indien  behoort  deeze,  zynde 
een  zeer  Doornachtig  Heeftertje,  met  Palm- 
bladen. 

(j5)  Barleria  met  langwerpige  effenrandige  Bla*  vr;^ 
den;  twee  Kelkblaadjes  br  eederen  kanthaai*  Gekamde, 
rig3  twee  Liniaal  fpits. 

Dee* 

(4)  Barleria  Spïnïs  Axillaribus  Pedatis  cjuaterms  &c.  «ar!. 
Fol.  integerrimis  Spinis  lateralibus,  R.  Lu%db.  291.  Fl.  'Ze-jL 
£31.  Prionitïs.  ti  Ciif.  486.  Coletta*  Vectla.  Hort.  Mat. IX. 
p.  77.  T.  41.  BüRM.  Fl.  Ind.  p.  135. 

( t)  Barleria  Spinis  Axill.  oppofitis  folitarüs  &c»  Barï,  A- 
mcr.  fpinofïsfima  ftutescens,  Buxi  folio  parvo.  Amm.  Ilerb* 
J04..  Carofchulli.  Hort.  Mal*  II»  p»  91- T.  47. 

(6)  Barleria  Fol»  oblongis  integerrimis  &c.  O3B.Zrw.  22y. 
T.  8.  Melampyro  cognata  Maderaspawniïs  &c.  MORIS.  Hift% 
III.  p.  42$.  S.  II.  T.  23.  f.  7» 

II»  D£sl»  IX.  Stuk, 


584      TWEEMAGTICE  KRUIDEN, 

IV.      Deeze  valt  in  Oostindie,  zo  welby  MadrasC 
^FxvfL'  aan  ^e  Kust  van  Koromandel,  als  in  China  , 
Hoofd -  daar  O  s  b  e  c  k  het  een  Heefter  bevondt  te  zyn  , 
stuk»     van  meer  fan  ^rie  £jjen  hoogte  5  doch  niette- 
S'faüzaa' m\n  z0  zwak  Van  Stam,  dat  zy,  zonder  Iteun, 
zig  niet  overend  kan  houden.  De  Bloemen  , 
zegt  hy,  die  blaauw  zyn,  vallen  ligt  af:  de 
Bloempyp  is  geboogen  en  aan  derzelver  onderfte 
deel  zitten  de  Meeldraadjes  vast,  waar  van,  be- 
halve een  onvrugtbaar,  twee  zeer  kort  en  twee 
zo  lang  als  de  Stamper  zyn.  De  bovenfte  Lip 
is  breed  en  ovaal ,  de  onderfte  vierdeelig  met 
lange  fcherpe  punten.  Twee  Kelkblaadjes  heb- 
ben eene  Kamachtige  gedaante  en  zyn  eeniger- 
maate  gedoomd,  de  twee  anderen  Liniaal, fpits 
cm  efrenrandig.  Het  Zaadhuisje  is  lang  en  pun- 
tig, met  twee  holle  Kleppen  en  Veerkragtig, 
bevattende  in  ieder  Hokje  twee  platachtige 
Zaaden. 

vit.      (7)  Barleria  die  ongedoornd  is .  met  Eironde* 

coccinea.  fyn  getande ,  gejteelde  Bladen. 

Hoogroo- 

de'  Men  vindt  deeze  ,  in  Zuid  -  Amerika  groei- 

jende,  by  Plumier  afgebeeld*  Zy  heeft  een 
gewrichte ,  Takkige  Steng  en  Kranswys  ver- 
gaarde hoogroode  Bloemen  ,  met  de  Bovenlip 
uitgerand,  de  Onderlip  in  drieën  gedeeld* 

De 


f  O  Barteria  ïnermïs ,  Fol.  ovatis  denticuïatis  petiolaris. 
Barleria  Solani  folio  ,  flore  coccineo.  Pluaj.  Gsn.  31.  te* 
43»  u 


D    I    D    Y    N    A    M    I    A,  5*5 


DeGeflagten  van  Duranta ,  Qviéda,  Polka-  IV. 
meria ,  Clerodendrum  en  Vitex  of  Kuifchboom  ^^Et| 
zyn  onder  de  Heefters  befchreeven.   Vaa  het ^  m>kD- 
iaatfte  heeft  de  Heer  Thünberg  een  nku-STUK* 
we  Soort  ,  die  rondbladig  is  ,  en  waar  van 
een  fraaijen  Tak  bezit,  in  Japan  waargenomen. 
De  Bontia  en  Avicennia  behooren  toe  de  Boömen 
en  zyn  daar  voorgefteld.  Des  volgt  hier  het  Ge- 
flagt  van 

COLUMNEA. 

Dus  naar  den  vermaarden  Kruidkenner  Co- 
lumn a  gedoopt  ;  waar  van  de  Kenmerken  een 
vyfdeeligeKelk  zyn  5  met  de  Bovenlip  der  Bloem 
gewelfd  en  onverdeeld  ,aan  den  Voet  gebocheld; 
de  Meelknopjes  tot  een  Kransje  famen  verban- 
den :  het  Zaadhuisje  tweehokkig. 

Twee  Soorten  komen  *er  thans  in  voor,  naa- 
melyk 

( i)  Columnea  mei  zeer  ruige  Bloemen.  i. 

CHumm 'a 

In  de  Bosfchen  van  't  Eiland  Martenique.als^-*'- 
T      .1  11  i    m    7  KUmmen* 

ook  op  Jamaika  en  elders  in  de  WestindJën  ,de, 

groeit 

(i)  Columnea  Corollis  hiriurisfimis.  Syft.  Nau  XU.  Gen. 
791.  p.  4*7*  Veg.  XIII»  p.  484.  Col.  fcandens  pfioeniceo 
Hore,  Fru&u  albo.  Plum.  Gen.  ê8.  Ic.  89  f.  1,  Achime* 
nes  major  Herhacea  hirfuta ,  oblique  asfurgens.  Browm  Jam* 
270.  Rapunculus  Fruticofus  &c.  Sloan  J<  m.  5$.  Hifi.  tm 
p.  157.  T.  ico.  f.  1.  0.  Columnea  fcandens  SU  liuescents 
Fru&u  albo.  Plüm»  Gen*  22. 

Oo  s 

k»  beu*  Ut  STUK, 


586        TwEEMAGTIGE  KrüIDEN. 

IV.    groeit  dit  Kruid,  een  Klimmend  Gewas,  welk 
'**xvf L  B  r  o  w  n  e  genoemd  heefc  Achimenes ,  die  groo- 
Hoofd-  ter  en  Kruidig  is,fchuins  op  ftygende  ruig, met 
stuk*,    Ëyronde  gekartelde  Bladen  tegenover  elkander, 
^'^"beurtlings  kleine  en  gepaarde  Bloemen  in  de  O- 
xelen  overhoeks.  Een  weinig  fchynt  hier  van 
dat  Gewas  te  ver fchillcn,  welk  Sloane noemt 
Heejlerige  Raponce  met  langwerpige  effenrandi- 
ge  pluizige  Bladen  tegenover  elkander  en  eene 
Haairige  paarfche  Bloem.  Plumier heefc  'er 
eene  VerfcheiÖenheid  van  met  geelachtige  Bloe- 
men ,  de  Vrugten  wit ,  zo  wel  als  in  zyne  rosbloe- 
mige,  beiden  klimmende  Gewasfcn. 

r  li.  (2)  Columnea  met  Lancetvormige ,  zeer  lange  3 
kfgtfouT.  bym  Zaagtandige  gladde  Bladen. 

Langbla- 

&ge.  Deeze>  in  Öostindie  groeijende,  en  van  den 
Heer  Commelyn  genaamd;  een  Plant  naar 
het  Vingerhoed  Kruid  gelykende  met  Bladen 
van  Mottekruïd ;  hadt  de  Heer  N.  L»  B  u  r- 
mannüs  tot  het  Geflagt  van  Sefamum  t'huis 
gebragt ,  gelyk  ik  bevoorens  heb  gemeld*  De 
Ridder  oordeelt ,  dat  dezelve  volftrekt  tot  één 
Geflagt  met  de  Achimenes  van  Brown  be- 
hoore. 

AcAN- 


(z)  Celumnea  Fol.  Lanceolatis  longisfimis  fubferratis  gla* 
bris.  M&nt.  90.  Bahci  -  Tüulli.  Hort.  MaU  IX.  p.  169.  T» 
S7«  Digitali  a&pjs  Indzca  Biattarix  folio.  èoÉUtt. 


D    I   D    Y   N   A   M    I   a.  587 

Acanthus.  Beerenklaauw,  IV. 

Afdeel» 

Een  Bloem  met  ééne  Lip  5  die  neergeboogen  Ho*^#D 
en  driedeelig  is3  en  een  tweebladige,  tweedee- SÏUK<> 
lige  Kelk ,  onderfcheiden  dit  Geflagt ,  waar  van  A*gk» 
het  Zaadhuisje  tweehokkig  is3  gelyk  in  de  wooï^emta' 
gaanden.  Het  bevat  de  volgende  Soorten» 

(1)  Beerenklaauw  met  uitgehoekte  ongedoorn-  r. 

,    r»7  j  Acanthus 

de  Blaam.  moiiis. 

Zagu 

(2)  Beerenklaauw  met  vindeelige  gedoomde  n. 
Bladen.  g^d. 

Deeze  twee  Kruiden ,  beiden  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  wild  groeijende,  noemt  men 
gemeenlyk  Beerenklaauw;  hoewel  een  Soort  van 
Heiikruid  ook  dikwils  dien  naam  voert,  als  naar 
deeze  gelykende**  DeLatynfchenaam  is  Acan-  *  zie  't 
thus  of  Branca  Urfina>  waar  van  het  eerfte  opbiaiz^g. 
dc  itekeligheid,  het  andere  op  de  figuur  der  Bla- 
den ziet  3  die  naar  een  Beerenvoec  gelyken.  Bran- 
ca is  een  Italiaanfch  woord  ,  dat  een  Klaauw 

of 

(1)  Acanthus  Fol.  finuatis  inermibus.  Syft.  Nat.  XU.Gen. 
7$3.  p.  427»  Pèg  XHU  p.  484.  MaU  Med.  3 18.  //.  dijf* 
3*6.  Ups.  i8i.  Goï'AN  Monsp.  309.  R.  Lugdb.  304.  Acan- 
thus fadvus  f.  mollis  Virgiüi,  C.  D.  P/»*  3§3- Carduus  Acan» 
thus  f.  Branca  ürfi.  J.  B.  //*/?•  III.  p.  75*  Acanthus  fativus. 
Dod.  Pempt.  719.  LOB»  /<:.  II*  p.  2. 

(2)  Acanthus  Fo!.  pinnatifidis  Spinofïs.  ƒ/.  C/#".  R.  Lugdh 
GOUAN  Monsp.  uts.  Acanthus  aculeatus,  C.  B.  P***  383.  A- 
canthus  ^Ivcftris.  Dod.  Pempt.  719.  Chainsleonta  Monfye* 
Ueufium.  lob.  Ic.  II.  2. 


IU  Deel*  IX.  Sn» 


J88       TwëEMACTIGE  KRUIDEN. 

*  IV.    of  Voet  van  een  Beest  betekent,  Diebenaamin- 
AFxv.EL,8en  zy°  incJe  Europeaanfche  Taaien  nagevolgd. 
Hoofd-  De  eerfte  Soort  5  evenwel ,  is  zagt  en  niet  ge* 
stuk*    doornd  ,  verfchillende  dus  zeer  van  de  laatfte* 
Scbuiizaa-^  ^e  Bladen  ook  veel  dieper  verdeeld  heeft  en 
naar  de  Diftels  gelykc*  De  eerfte  wordt  Tam- 
me Beerenklaauw  geheten  3  om  dat  zy  dikwils  in 
de  Tuinen  wordt  gekweekt  wegens  de  fraaiheid 
der  Bladen ,  welken  de  Ouden  in  het  Sn y werk 
der  Kapiteelen  van  Kolommen ,  als  ook  tot  Hand- 
vatzeis van  Bloempotten  en  andere  Ornamenten 
der  Bouwkunde,  nabootftcn.  Ook  teltmenze5in 
de  Geneeskonst,  onder  de  verzagtende  Kruiden. 
Beiden  hebben  zy  eenopftaande  Steng, aan  wel- 
ke de  Bloemen  op  even  de  zelfde  maDier  voort- 
komen 3  die  ook  van  gelyke  figuur  zyn*  De  Kelk 
befiaat  uit  zes  Blaadjes  9  zegt  Gouan,  waar 
van  het  bovenfte  en  onderfte  breeder  zyn ,  heb- 
bende wederzyds  twee  kleine  fmallere  Blaadjes. 
De  Bloem  heeft  eene breede Onderlip, van  voo- 
ren  in  drieën  gedeeld ,  van  agteren  Ringswyze; 
terwyl  de  vier  Meeldraadjes  ,  Houtig  ftyf ,  aan 
*t  end  een  Meelknopje  hebbende  als  een  Schui- 
jertje,  de  plaats  beflaan  van  eene  Bovenlip.  De 
Vrugt  gelykt  naar  een  Eikel,  die  in  de  Kelk 
aanrypt,  en  tweehokkig  is ,  bevattende  bultige 
Zaaden*   Op  Sicilië  en  in  *t  Napelfche  is  dit 
Kruid  zeer  gemeen.  In  Languedok  en  Provence 
groeijen  de  beide  Soorten* 


(3)  Bee- 


DidynAmia*  5gp 

(3)  Beerenklaauw  met  Lancëtvormige  effen-  IV. 
randige  Bladen,  die  aan  den  rand  gedoomd  Af^ev?l* 
zyn.  Hoofd* 

STUK. 

Deeze  ,  die  men  wil  dat  de  Echte  Tamme  in. 
Acanthus  van  Dioscohides  zou  zyn ,  werdt  ^hleorL 
door  Rauwolf,  van  wien  zy  op  den  Berg  jSjj^jy^ 
Libanon  in  Paleftina  gevonden  is,  Welfchen  ife-aig/ 
renklauw  geheten.  Morïson  en  13 obart 
hebben,  volgens  de  aantekening  van  Ra  jus, 
te  regt  opgemerkt ,  dat  dezelve  door  de  Ken* 
merken  3  die  in  de  bepaaling  gegeven  zyn ,  van 
de  andere  Soorten  van  die  Geflagt  verfchille. 

(4)  Beerenklaauw  met  uitgegulpte  Tandswys'  jv. 
gedoomde  Bladen,  en  eene  Heefterige  fi^^^mzl 
heiige  Steng.  di£* 

Op  Slykerige  zoute  Gronden  ,  aan  de  Zee- 
kusten van  Oostindie  ,  komt  deeze  voor,  die 
by  Rümphius  den  naam  van  Oostindifche 
Hulst  voert ,  als  een  Heeftergewas  zynde,  dat 
veel  naar  Hulst  of  liever  naar  deSteekende  Palm 
gelykt.  't  Is  een  Heefter  van  drie  of  vier  Voe- 
ten 

(3)  Acanthus  Fol.  Lanceolatis  integammls  margine  Spi- 
nofis.  G«on.  Oriënt.  192.  Acanthus  Dioscoridis  vel  fativus* 
Rauw.  Ui*.  28  5.  Raj.  SuppU  6$s. 

(4)  Acantbui  Fol.  repands  dentato  -  fpinoiis  &c.  Osb.  Itütm 
92.  Acanthus  Malabaricus  Agtifolii  folio-  PET.  Qaz,  T.  94» 
f.  iï4  Fmtex  Indicus  Spinofus  &c.  Pluk.  Ph*-  £  4« 
Caid.  Aq,  five  Indorum  Dilivaria.  C  ujm.  Luz.  6.  N«  16. 
Aquifoliurn  Indicum.  RüMPH.  Amb.  VI.  p.  i$3»  T.  71. 
Paina  -  Schuilt.  Hort.  Mal*  11.  p*  9).  T»  43* 


gl«  D&IjLJX  STUK, 


590       TWEEMAGTIOE  KRUIDEN. 

IV#  ten  hoogte  3  aan  't  end  der  Takken  een  Tros  o£ 
Afdeel»  Aair  hebbende  van  Bloemen,  als  die  van  'tBee- 
Hoofd*  renklaauwj  waar  op  een  dergelyke  Vrugt  volgt, 
stuk.  met  vier  zwarte  Korrels  naar  Kaauwoerden-  Zaad 
Scbmlzaa-  gelykende* 

v.  (5)  Beerenklaauw  met  viervoudige  Bladen,  0« 
Mal"ra$-$         xelbloemen  en  kanthaairige  Kelken. 

patenfis. 

vierbiad/g.  Tot  deeze  Soort  ,  by  Madrasf,  aan  de  Kust 
van  Koromandel,  gevonden,  betrekt  de  Ridder 
ook  het  Kanthaairige  Beerenklaauw  van  den  Heer 
N.  L.  Bürmannüs,  die  daar  van  een  by- 
zondere  Soort  gemaakt  hadt.  De  Afbeelding  van 
het  Vierbladige  Kruid ,  aan  de  Ganges  groei- 
jende,  dat  naar  het  Melampyrum  gelykt  ,  by 
Pluken  et,  verfchilt  vry  veel  van  de  zyne. 
Het  heeft,  volgens  zyn  Ed.,  een  Kruidige  ge* 
gaffelde  Steng ,  vier  ovaale  ongedoornde  Bladen ; 
den  buiten -Kelk  met  kanthaairige  Blaadjes  ge- 
fchubd;  den  binnen -Kelk  vierbladig,  ongelyk; 
het  Zaadhuisje  rood* 

vi.  In  Arabie  vondt de  Heer Forskaohl twee 
Eabfa/r*  zonderlinge  Soorten  van  Beerenklaauw.  De  eene 

noemt  hy  Eetbaar  (ó; ;  welke  ook  vier  Bladen 

by 

(5)  Acanthus  Fol.  quaternïs,  Flor.  Axillaribiis,  Calycibus 
ciliatis.  Adhatoda  Maderalpatenfis  Calyce  £  barbato.  Pet.  Masm 
23.  Acanthus  Ciliaris.  Burm.  FL  Indé  p.  139*  T.  4a.  f.  1. 
Mclampyro  afïïnis  tetraphylla  Gangetic  a  &c.  Pluk.  Phyt. 
T.  99.  f.  3. 

(6)  Acanthus  Fol.  Lanceolatis  fubdeneatis,  Spicis  Bra&eïs 
Spinofls.  FUr.  -tëgypu  4rab.  p.  Hf» 


DlDYNAMIA. 


9T 


by  elkander  hadt ,  aan  de  onvrugtbaare  Takken  IV* 
Lancetvormig,  ecnigermaate  getand ,  ftomp ,  met  A?xv.KL 
kleine  Doorntjes  en  Aairen  van  twee  Duim  Hoofd- 
lang  ,  die  digt ,  op  vier  ry ën ,  Schubs wyze  bekleed SÏUK*. 
zyn  met  Blikjes  ,  langer  dan  de  Bladen ,  Eyrond  j^m^ 
Lancetvormig ,  fterk  geribd  en  aan  den  rand  zeer 
Doornig;  de  Bloemen  bleek  blaauwachtig.  Hier 
van  waren  de  Bladen ,  raau w ,  frnaakelyk  om  te 
eeten.  Men  verhaalde  hem,  dat  het  verfche  Zaad, 
met  eenig  Speekzei  nat  gemaakt ,  in  de  Hand 
gehouden  3  met  een  flag  aan  ft  ukken  fprong. 

De  andere ,  die  hy  Boomachtig  noemt  (7) ,  was  vir. 
een  groote  Heefter  van  vier  Ellen  hoogte  ,  aan^^*f 
't  end  der  Takken  Aairen  hebbende  van  roode  Boomach- 
Bloemen  en  Lancetvormige  Blikjes,  op  de  kantug% 
gehaaird  met  Draadachtige  Doornen,  een  half 
Duim  lang*  De  Bladen  van  deezen  Heefter  wa- 
ren Liniaal  Lancetvormig ,  aan  den  rand  gegolfd , 
uitgehoekt,  Tandswys'  gedoomd,  gepaard, een 
Span  lang.  Deeze  werdt  van  de  Arabieren  Smaf% 
de  andere  Sogaf  geheten* 

Pedalium.  Minkyzer. 

Een  vyfdeelige  Kelk,  een  byna  Smoelachtige 
Bloem,  met  den  rand  vyfdeelig,  draagendeeen 
Kurkachtige,  vierhoekige  Noot,  aan  de  hoeken 
gedoomd,  tweehokkig,  met  twee  Zaaden. 

Dus  komen  de  Kenmerken  van  dit  Geflagt 

voor, 

(7)  Acanthus  Caule  Arboreo  ,  Foliis  fintisto  ■  dcntaris  Spi- 
tioHs.  Hid. 


IL  DEEL»  IX,  STUa. 


59*      TWEEMAGTICE  KRUIDEN. 


IV.  voor ,  dat  wegens  de  figuur  van  de  Vrugt,  veel 
A*xvf L'  naar  onze  Europifche  Waternootefi ,  gemeenlyfc 
Hoofd-  Minkyzers  genaamd  gelykende,  den  by- 

ïtük.     naam  voert.  Zelfs  wil  men  dat  de  Cingaleezen 
%**ilzaa'op  Ceylon  die  Vrugten  tot  Voetangels  gebruiken 
zouden.  Deezen  naam  heb  ik  aan  het  Landkruid, 
Tribulus,  gegeven  (f). 
t.       De  eenigfte  Soort  ( i) ,  Zee  -  Bilfemkruid  met 
jkt^xT  Vrugten  als  der  Waternooten ,  by  den  Heer  J. 
di£hStin"  Bürmannüs  genoemd  ,  is  door  den  jongen 
Heer  in  Afbeelding  gebragt,  die  aanmerkt,  dat 
de  zyne  veel  teerder  zy,  dan  degene  die  in  de 
Malabaarfe  Kruidhof  is  vertoond ,  hebbende  ook 
eene  Itomp  Eyronde  Vrugt,-  de  Steng  met  een 
witte  Wolligheid  bekleed ;  de  Bladen  overhoeks, 
getand ,  eenigermaate  ruuw  en  glanzig;  de  Bloe- 
men in  de  Oxelen  eenzaam.  Die  van  Ceylon 
hadt  de  Bladen  gepaard,  gegolfd,  gedeeld  en 
de  Vrugten  ,  als  gezegd  is ,  met  vier  Doornen 
gewapend  :  zo  dat  de  gedagte  daar  van  eene 
Verfcheidenheid  zou  moeten  zyn. 


XVL  HOOFD- 

[  (*)  Zie  het  voorg,  VII.  Stuk  ,  bladz.  35*« 

(t)  In  het  VIII*  Stuk  ,  bladz.  521. 

(1)  Pedalium.  Syft.  Nat.  Gen.  7P4-  P-  427.  Vig.  XIII. 
p.  485.  BURM.  FU  hm*  139.  T.  4*«  f«  2.  Hyoscyamus  ma. 
xïtimus  Frudu  Tribuli  aculeato.  BURJtf.  Zeyl.  122.  Patiraja. 
Herm.  ZeyL  42.  Murex.  Fl,  0eyl,  4*0,  Kaki  -  Mullu.  Hort* 
MM.  X.  p.  143*  r.  72. 


Tetradynamia. 


Afdeel; 

XVI.   HOOFDSTUK.  ^ofd- 

STUK* 

Befchryving  èrViEUMAGTiCE  Kruiden 
( Tetradynamia )  ,  dus  genaamd  ,  om  dat  van 
zes  Meeldraadjes,  in  derzelver  Bloemen 9  vier 
langer  zyn  dan  twee  anderen ,  die  tegenover  el- 
kander Jiaan:gelyk  dit  plaats  heeft  in  de  Kool , 
Radyzen  ,  Violieren  ,  Lepelbladen,  Thlaspi 
en  veele  andere  Kruiden. 

Die  Planten,  welken  de  vermaarde  Tour- 
fort  in  ééne  Klasfe  hadt  t'huis  ge- 
bragt,  onder  den  naam  van  Kruisbloemige ;  om 
dat  zy  vier  Bloemblaadjes  hebben  ,  die  als  de 
Wieken  van  een  Molentje  in  't  kruis  ftaan  § 
hebben  de  gedagte  eigenfehap  ,  welke  dezelveo 
van  alle  anderen  onderfcheidt.  Bovendien  is 
haare  Vrugt  een  Haauw  of  Haauwtje,  't  welk 
plaats  heeft  in  weinige  andere  Planten :  des  dee- 
ze  Klasfe  als  zeer  natuurlyk  kan  aangemerkt 
worden.  Tournefort  hadtze  5  naar  de  fi- 
guur en  gclieldheid  der  Vrugten ,  in  verfcheide 
Rangen  verdeeld  j  doch  L  i  n  n  m  u  s  maakt  'er 
flegts  twee  3  van  Haauwtjes-zn  Haauwdraagen* 
de,  waar  van  de  eerfte  veertien,  de  andere  ze- 
ventien Geflagten  bevat.  De  Kelk,  zo  hy  'er 
is  byna  altoos  vierbladig  ,  zit  altyd  onder  het 
Vrugtbeginzel  ,  dat  het  ooderfte  van  den  Styl 
uitmaakt  en  de  Vrugt  wordt.  Deeze  Klasfe  heeft 
P  p  geen 

tl.  Deel»  IX.  STuafc 


594     Viermagtige  Krüiden; 


IV.    geen  Geflagt  van  Boomen  of  Heefters  uitgele» 
AFxvlL'  ver^  >  en  vo^  hier  dus  in  haar  geheel. 
Hoofd* 

s  tuk.  Haauwtjesdraagende. 

Haauw- 

tjesdraa-  M  y  a  g  r  u  m.  Vlafchdotter. 

genae. 

In  dit  Geflagt  beftaat  bet  Haauwt je ,  dat  dik* 
wils  ééne  holligheid  heeft ,  uit  holle  Klepjes  en 
loopt  uit  in  een  Kegelvormig  Styltje  3  van  de 
Bloem  overgebleeven*  Het  bevat  de  volgende 
Soorten. 

MyJgnm    ^  Vlafchdotter  met  de  Haauwtjes  tweeledig 
perenne.  eenzciadig ,  de  Bladen  endwaar  ds  uitgehoekt 

vend!rbly"  met  Tandjes. 

In  Duitfchland  groeit  deeze,  die  men  één- of 
tweezaadig  noemen  kan.  Doktor  Map  pus 
zegt,  dat  de  Vrugc  beftendig twee Zaaden  voort- 
brengt* Toürnefort  5  niettemin ,  hadtze 
geteld  onder  de  eenzaadigen  en  wordt  hier  in 
door  Doktor  Gerard  gevolgd,  H aller 
merkt ,  in  navolging  van  Gaspar  Bauhi- 
nüs,  die  dit  Kruid  ook  afbeeldt  ,  aan,  dat  het 
Haauwtje  altoos  wel  twee  hokjes  heeft ,  boven 
elkander,  doch  dat  het  onderfte  meestal  ledig 

is: 

(l)  Myagram  Süicuüs  biardculatis  monofpermïs  &c.  Syft* 
Nat.  XII.  Gen.  796.  p.  431.  Peg.  XIII.  p.  487*  GOUAI* 
Monsp.  211.  GlR.  Prov.  342,  Crambe  Fol.  Lanceolatis  den- 
tato  -  finuatis.  H.  ClijJ.  340.  R.  Lugdb.  329.  Rapiftrum  ma» 
nofpermum.  Tournf.  lnfl.  z\o.  C.  C.  Fin.  95*  Prodr.  37. 


T  E  T  R  A  D  V  N  A  M  I  A,  595 


is :  weshalve  evenwel  dit  Kruid  eeczaadig  zou  IV; 
kunnen  genoemd  worden:  maar,  wer waards  dan  A™ifL* 
met  de  verzekering  van  Mappüs,  zo  even  ge- Hoofd- 
meld,-  die  ook  doorRuprius  en  Morison'tük§ 

beveftigd  wordt 

't  Is  een  Kruid  dat  fomtyds  grooter,  tot  an- 
derhalf EHe  ,  fomtyds  kleiner ,  tot  een  Voet 
hoogte,  altoos  zeer  Takkig  voorkomt,  met  Bla- 
den naar  die  der  Raapen  gelykende ,  fomtyds 
Lancetvormig ,  fomtyds  Lierachtig  Vinswyze 
verdeeld,  zynde  de  bovenden  altyd  minder in- 
gefneeden  dan  de  onderften.  De  Bladen  hebben 
Steelen ;  de  Zaadhuisjes ,  die  Aairswyze  groei  jen  , 
zyn  rondachtig  met  een  puntenbyna  ongefteeld  % 
de  Bloemen  geel. 

(2)  Vlafchdotter  met  gefleufde  effene  Haauw*  ir; 
tjes  ,  de  Bladen  langwerpig  en  Tandswyze  ohSSI 
uitgehoekt.  Lcwntfch. 

(3)  Vlafchdotter  met  gefleufde  Raairige  rim- 

pelige  Haauwtjes  en  langwerpige  ftompe  tiLnpciig* 
getande  Bladen* 

co 

(*)  Beter  hadt  derhalve  de  Ridder  gedaan  ,  met  in  de  be- 
paaling *t  woord  dispsrmis  te  behouden:  want  dewyl  'er  al* 
toos  twee  Hokjes  zyn,  en  fomtyds  zekerlyk  twee  Zaadjes 
zyn  gevonden  ,  kan  men  de  voortbrenging  van  één  Zaadje 
hier  niet  dan  gebrekkelyk  aanmerken. 

(2)  Myagrum  SilicuUs  ftilcatis  lzvibus  &c.  H0  Ups»  tfefc* 
RapiPcrum  Oriëntale  Foi.  Raphani,  Capfulïs  rugofis*  Boerh* 
Lugdb.  II.  p.  2. 

(3;  Myagtum  Silfculis  fukatis  pilofis ,  rugofis  &Ct  H*Uph 

Pp  2  - 

IX.  Dut*  IX.  STUEt 


59^      ViehmAgtige  Kruidend 


IV. 

Afdeel, 

xvi. 
Hoofd- 
stuk, 

iv. 

Myagrum 
Hi  spant  • 
eum. 

Spaanfch, 


V. 

Perfolia* 
turn» 

Doorbla- 
«Sig. 


(4)  Vlafchdotter  met  e ff  ene  byna  ronde  Haauw 
tjes  en  Lierachtige  Bladen. 

Van  deeze  drie  gelykt  de  eerfte,  uit  de  Le- 
vant afkomltig,  veel  naar  de  voorgaande, maar 
is  een  jaarlyks  Kruid  :  de  tweede  groeit  in  de 
Zuidelyke  deelen  van  Europa  zegt  LiNN  JE-trs  ; 
de  laaüle  in  Spanje.  Deeze  verfchilt  van  de  drie 
voorigen  aanmerkelyk  in  geftalte.  Zy  heeft  eene 
ruuw  Ilaairige  Steng  en  getande  gefïeelde  lang- 
werpige Bladen.  De  Bloemen  komen  aan  lange 
Koedswyze  Trosfen  voort,  en  daar  op  volgen 
Rolronde  effene  Haeuwtjes,  beftaande  uit  een 
langwerpig  gefteeld  Lighaam  3  daar  een  Eyrond 
Haauwtje  op  zit,  naauw  van  Hals > met  heton- 
derfte  Leedje  tweehokkig  ledig  3  het  bovenfte 
eenzaadig.  De  Bloemen  zyn  geel. 

(5)  Vlafchdotter  met  flomp  Hartvormige ,  by- 
na ongejieelde  Haauwtjes  en  de  Steng  om* 
vattende  Bladen. 

In  de  Koornlanden  der  Zuidelyke  deelen  van 
Vfankryk,  en  van  Switzerland,  groeit  deeze, 
die  de  Haauwtjes  wel  driehokkig  maar  eenzaa- 
dig heeft ,  in  het  middelfte  hokje  alleen  Zaad- 

draa- 

(4)  Myagrum  Siliculis  laevibus  fubtorofis  &c.  Sinapi  His$. 
minus  Raphaiü  folio*  Tournf.  Inft»  227. 

(5)  Myagrum  Siliculis  obcordatis  fubfesfilibus  &c.  GQUAffl 
Monsp.  3iu  H.  Ups.  182.  Cliff.  328.  K.  Lugdk  330.  Mya- 
grum monofpermum  lanfoliutn.  C.  B.  Pin.  109.  Prodr.  ja, 
T*  51»  Moris.  Hifti  ïh  p.*6;.St  3.T.21.  f,  antepenult. 


Tetradynamia* 


draagende.  Haar  gedaante  is  als  een  omgekeer-  IVT« 
de  Pieramied,  met  een  klein  Puntje  boven  uit- Af^eL# 
fteekende.  De  Bladen  gelyken  veel  naar  die  der  Hoofd* 
Suikerey:  de  hoogte  is  iömtyds  meer  daneenSTUK* 
Elle.  Het  heeft  kleine  geele  Bloempjes. 

(6)  Vlafchdotter  met  Jlomp  Eyronde  gefieelde  M^rum 

eenzaadige  Haauwtjes.  fativum. 

Tam. 

Naar  deeze  Soort  heeft  het  Geflagt  den  naam. 
Zy  is,  zo  wel  als  de  voorgaande  en  volgende, 
een  Jaarlykfch  Zaay  rGewas,  dat  men  in  -t  Franfch, 
als  ook  in  Vlaanderen ,  Cameline  noemt ,  in  't 
Engelfch  Gold  of  pleafure,  en  in  't  Hoogdukfch 
Dotter,  Lein-  of  Vlafchdotter.  Het  komcin  ver- 
fcheide  deelen  van  Europa  van  zelf  voort  in  de 
Bouwlanden  ,  en  is  onder 't  Vlafchniet  onge- 
meen, wordende  op  fommige  plaatfen,  gelykin 
't  Overysfelfche,  in  Zeelanden  het  Luikfe5  als 
ook  in  Lotharingen  5  veel  gezaaid  wegens  't 
Zaad ,  daar  men  Olie  uit  perst  of  flaat. 

Linn^us  onderfcheidt  het  Tamme  van  het 
Wilde,  doch  H  aller  niet  9  of  fchoon  het  eer- 
frc  de  Zaadhuisjes  meer  gezwollen  heeft.  De 
Steng,  zegt  deeze,  met  het  Loof ,  is  door  ruig- 
te 

(6)  Myagrum  Silicuüs  obovat's  pdunciilatis  monöfperm?s. 
Gort.  Belg.  isi.  Fl.  Suec,  54  ï,  5 64.  Kram.  Auflr.  187. 
GouAN  Monsp.  3  ir,  Myagrum  fyfveftre  &  fativum.  C.  IS. 
P:n.  109-  Camelina  f.  Myagrion*  Dod.  Pcmpt.  siz>  Alysfon 
)Fol.  Auricuhtis  glabris,  profunde  dentaris.  HALL.  Heiv.  537. 
Myagrum  foetidum.  C.  B.  Fin.  109.  Und.  Al/at.  94.  T«  1, 

Pp  3 

U.  Deel  IX,  Stuk» 


593      Viermagtige  Kruiden. 


IV.    tc  ruuwachtig,  gearmd,  drie  Voeten  hoog  :  de 
AxDy^L  Bladen  zyn  Lancet vormig  ovaal,  fpits  gepunt, 
Hoofd*  flaauw  Zaagtandig.  De  Bloemblaadjes  bleek  geel; 
STÜK#     die  van  den  Kelk  bultig,  ligt  afvallende.  Hec 
tjesdra^"  heeft  een  Hartvormig  dik  Haauwtje  met  een  bly- 
gende.      veüci  Styltje ,  dat  veele  geele  Zaadjes  ,  byna 
Eyrond  5  heeft;  waar  van  misfchien  de  naam 
afkomftig  is.  De  Olie,  uit  dit  Zaad  geperst,  is 
zagt ,  in  Geneesmiddelen  dienftig  en  ook  tot  de 
Spyzen  gebruikbaar  of  in  de  Lampen  ,  gelyk 
Raap-  en  Lynzaad-OIie. 

Door  den  Ridder  is  hier  ook,  als  eene  Vcr- 
fcheidenheid ,  t'huis  gebragt  het  Stinkend  Vlafch- 
dotter  van  Bauhinüs3  dus  wegens  den  Stank , 
wanneer  het  tusfehen  de  Vingeren  gewreevcn 
wordt ,  genaamd.  Hetzelve  komt  in  Bloem  en 
cn  Vrugt  overeen ,  maar  heeft  de  onderfte  Bla- 
den met  fpitfe  Tanden  en  de  bovenden  ook  die- 
per ingefneeden  5  allen  glad,  veel  fchraalder  en 
langer.  Haller,  die  het  afgezonderd  had, 
aeht ,  niettemin  ,  dat ,  men  het  'er  by  zou  kun* 
nen  voegen.  Omftreeks  Gottingen  kwam  het  o- 
vervloedig  voor. 

vu.       (7)  Vlafchdotter  met  Linsachtig  ronde  Stip- 
'    pelige  gerimpelde  Haauwtjes. 

turn.  I 
Gepluimd.  Aü 

(7)  Myagrum  Siüculis  Lentiformibus  orbiculatis.  &e.  Goüan 
Monsp.         HALL.  Helv.  536.  Fl.  Susc.  542.  H.  Clif.  328. 
R.  Lugdb.  330.  DALIB.  Paris.  193.  Myagrum  monofperm. 
hirfutum  filiquis  rotundis.  LOES.  Prusf.  174-  T.  $6.  Myagro 
fimiiis  Siiiqul  xotunda.  C.  2.  Pin.  109.  Prodr.  52.  T.  s*. 


Tetradynamia.  f99 

In  veele  deelen  van  Europa  groeit  deeze  aan  JV. 
dc  kanten  der  Akkerlanden,  ja  ook  in  S  weeden 
en  Rusland  ,  inzonderheid  by  de  Paleizen  aan  Hoofd» 
den  Neva-ftroom  en  is  'er  gemeen  aan  de  Wa-STUK* 
cerleiding  van  Ladoga.  Akker  -  Rapiftrum  >  met 
ge-oorde  fpkfe  Bladen,  hadt  ïourkkfort 
dezelve  geheten,  die  hyomftreeks  Parys  vondt. 
Ce  rondheid  der  Zaadhuisjes  onderfcheidtze 
meest  van  de  voorgaande. 

(  8  )  Vlafchdotter  met  Linsachtige  Jlomp  Ey*  wi- 
ronde  gladde  Haaawtjes  ,  gejleelde  lang-$£xa?™m 
werpige  Zaagt eindige  ruuwe  Bladen  en  ge-s^™nmi> 
pluimde  Stengen. 

Drie  Planten ,  eenigszins  verfchillende  ,  wa- 
ren  den  Ridder  bezorgd  ,  die  tot  deeze  Soort 
fchynen  te  behooren.  Men  heeftze ,  wegens  de 
Zaadhuisjes  3  tot  het  Thlaspi  betrokken  gehad. 
Dus  hoort  hier  t'huis  het  Kleine  en  Groote  Thlas- 
pi der  Alpen  met  ronde  Hoofdjes,  door  Bau- 
hinus  afgebeeld.  II  alle  r  noemt  het  Kruid, 
Alysfon  met  ovaale,  gedeelde,  effene  Bladen, 
die  yler  Zaagtandig  zyn/  Met  kleine  groeit  Plag-» 

ach- 

(8)  Mycgrum  Silfculis  Lentiformtbus  obovatis  glabris  &c. 
jAcq.  Vind.  257.  Goüan  Mönsp.  312.  Cochlearia  perennis 
Saxacilis  minima.  MAGN.  Hort.  S9*  Alysfon  Alpinam.  Seg. 
Ver.  I.  p.  S7§»  Thlaspi  petramm  Myagroides.  Pon.  Baid. 
337.  !*♦  3 3 s*  Thlaspi  tertium  Saxatile.  Cam.  Epiu  338. 
Thlaspi  Alp.  minus  Capitulo  rotundo  &  majus.  C.  3*  Pin* 
ïo6*  BAUH,  Prodr*  49.  T.  49-  HALL»  Hdv*  Si  $. 

Pp  4 

ÏU  D&Fi,;  IX.  STUK, 


<5co 


V  IERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.     achtig  ,  een  Handpalm  hoog  ;  hetgroote  heeft 
AFxvf.L*  leggende  Stengetjes,  Men  vindt  het  mee  alleen 
Hoofd-  op  de  Switzerfche  Alpen  ,  rtiaar  ook  in  't  Ve- 
stuk.     roneefche  ,  in  Karniolie  en  by  Montpellier  cp 
tje^drT^'fe  Gebergten*  De  langfte  Meeldraadjes  zynraa- 
ginde.      kende  aan  elkanders  zyde  geplaatst,  en  hebben 
den  top  gegaffeld  ,  met  de  binnenfte  punt  ge- 
knot ,  de  buitenfee  uitwaards  geboogen,  zegt* 
Jacqüin;  de  kleinften  hebben  wederzyds een 
Klier ;  de  Styl  is  kort:  de  Zaadhuisjes  zyn  Kloot* 
rond. 

fo)  Vlafchdotter  met  hoekige  Haauwties  en 
^gyptium.         driedeelige  Bladen. 

Egyptifch. 

Door  Hasselquist  is  deeze  in  Egypte 
waargenomen  ,  die  een  gemikte  Steng  hadt^mee 
Roedachtige  Takken  en  geftcelde  Bladen,  in 
drieën  of  vyven  verdeeld ;  de  Zaadhuisjes  met 
twee  vierhoekige  Leedjes  ,  de  Bloemen  geel. 
De  Geftalte  is  als  die  der  Zee  -  Rakette  (*). 

V  e  l  l  Ai  Tongetjes. 

In  dit  Geflagtis  het  middelfchot  eens  zo  groot 
als  de  Klepjes  en  van  buiten  Eyrond ,  weshalve  de 
Haauwtjes  zig  als  getongd  voordoen.  Den  Griek- 
fchen  naam  hadt  de  Ridder  van  G  a  l  e  n  u  s  ont- 
leend.  Twee  Soorten  zyn  *er  van  f  naamelyk 

co 

<  (9)  Myagrum  Siliculis  angulatls ,  Foliis  tripartltis.  Hassslq» 
(*)  Cakile  Serapionis  Emcae  folio.  LOB.  U.  223.  Bumas 
Cakile.  Linn* 


Tetradynamia; 


601 


(O  Tongetjes  met  Vindeelige  Bladen  en  han-  IV; 
gende  Haauwtjes.  AX7iEL* 

Dit  is  een  Jaarlykfch  Kruid,  in  Spanje  groei- ^u°*D- 
jende,  dat,  volgens  Clusius,  een  enkele  1. 
Sceng  heeft,  die  kort  boven  den  Wortel  zig  in  j^f* 
veele  anderen  verdeelt*  't  Gewa*,  ruigenruuw,iaarlyk^ 
verheft  zig  ter  hoogte  van  een  Voet ,  met  Bla» 
den  byna  als  die  van  de  Tuinkers,  maar  fyncr 
verdeeld  ,  groen  en  niet  minder  fcherp  van 
Smaak.  De  enden  der  Takjes  zyn  Aairswyze 
bezet  met  bleeke  Bloempjes  ,  waar  op  kleine 
tweekleppige  Zaadhuisjes  volgen  ,  met  een  uic- 
fteekend  Tongetje,  als  boven  is  gezegd. 

(2)  Tongetjes  met  geheele  ftomp  Eyronde  ge-  tu 
haairde  Bladen  en  opjlaande  Haauwtjes.  cyil/us! 

%  Heeüe* 

By  Aranjucz,  in  Spanje,  groeit ,  volgens  denrise* 
Heer  Minüart,  deeze  ,  die  Heefterig  is , 
niet  onverdeelde,  niet gefteelde ,  ruige  Bladen,* 
de  grootfte  Meeldraadjes  by  paaren  famenge- 
groeid  hebbende  met  hunne  toppen  ,  zonder 
Meelknopjes. 

(1)  VeiU  Foliis  pïnnatifidïs  ,  SïHquïs  pendulis.  Syft.  Njt, 
XII.  Gen.  797-  P-  45^-  Kg-  XUf.  p.  4«g.  veüa,  H.  Cliff. 
329.  Ups.  186.  R.  Lugdb.  331.  GOüAN  AUnsp.  3*2.  Naftur- 
tium  fylveftre  Emcx  facie.  C.  B.  Pin.  105.  Naft.  fylv,  Va- 
lentinum.  Clüs.  Flisp.  p.  422*  ƒ*.  423.  Hifi.  II.  p.  130. 

(%}  Vella  Fol.  integris  obovatis,  Ciliatis  &c.  Pfeudo-  Cy« 
tifus  Flore  Leucoiji  luteo.  C,  B,  Pin.  390.  Cytifi  facie  A« 
lysfon  fruticans  quorunchm.  Lol*,  k.  Ilt  4$,  J,  jj,  }M,  j, 
p.  374. 

PP  5 

II.  DEEL»  IX.  STUKIj 


60Z         VlERMAGTICE  KküIDÊN; 


IV.      Anastatica,   Roos  van  Jericho* 
Afdeeu 

Hoofd-     *^en  ^tornP  Kaauwtje,  aan  den  rand  gekroond 
stuk.     met  Klepjes  die  tweemaal  zo  groot  zyn  als  het 
HaauiV'  Middelfchot ,  in  5t  midden  een  gefpitften  Styl 
gtndl™'  hebbende ,  die  fchuins  ftaat,  en  eenzaadige  Hokjes, 
Dus  geeft  de  Ridder  de  onderfcheidende  Ken- 
merken op  van  dit  Geflagt,  het  welk  de  twee 
volgende  Soorten  heeft. 


T. 


Qi)  Roos  van  Jericho  met  Jiompe  Bladen, 
Anoflatica         zeer  \mt  Qxe\ .  Aamn  67i  Hoefachtigo 

Hier  oc  bun-  _  7 

tha.  gedoomde  Haauwtjcs. 

Gewoone» 

Dit  Kruid  is,  hoewel  ten  onregte,  by  voor- 
naame  Autheuren  tot  het  Geflagt  van  Thlaspi 
t'huis  gebragt  geweest.  Men  noemt  het  gemeen* 
lyk,  doch  imsner  zo  oneigen  , Roos  van  Jericho; 
dewylhet  met  de  Roozen  niets  gemeens  heeft, 
en  ook,  zoBellonius  aanmerkt,  niet  om- 
ftreeks  die  Stad  >  maar  op  den  Arabifchen  Oe- 
ver van  de  Roode  Zee  3  in  het  Zand  groeit.  The- 
venot  9  evenwel,  zou  deeze  Plant,  (zo  het  de 
volgende  niet  is,  die  hy  meent,)  in  de  Vlak- 
ten van  Jericho  en  de  Woeftynen  aan  den  Berg 

Si- 

fi)  Anajlatica.  Foliis  obtufrs  &c.  Syjl.  Nat*  XIL  Gen. 
79S.  p.  431.  Veg.  XIII.  p.  488.  Anaftatïca.  Hort.  Clif. 
Ups.  183.  R.  Lu$dh.  311.  GRON»  Oriënt.  78.  Thlaspi  Rofa 
de  Hiericho  di&um.  Moris.  Hift.  II.  p.  328.  S.  3.  T.  25. 
f.  2,  ?.  Rofa  Hierochuntea.  C.  B.  Pin*  484.  Cam.  Hort. 
T.  41.  Rofa  Hiericontea.  Lob.  hè  IL  p.  205.  Besl.  Ey/t, 
Aut#  I\\  T.  1,  f.  2,  3,  JacQ;  Hart.  T.  5  8. 


T  E  T  R  A  D  Y  »  A  M  I  A,1  603 


Sinai,  hebben  gevonden*   In  de  Wildernisfen  IV. 
oniftreeks  Kairo3  in  Egypte,  kwam  zy  den  Heer  *F£y*L 
Forskaohl,  doch  zeldzaam  ,  voor  Hoofd* 

Men  teeltze  uit  Zaad  in  dc  Europifche  Tui-'lTÜK* 
nen,  en  dan  blykt  het  verfchil  van  de  leevende  'lGui^ 
cn  doode  Plant ,  dat  Lobel  zeer  fraay in  Plaat 
vertoont.  Een  Houtig  Penworteltje ,  't  welk  van 
onderen  wat  Vezelig  is  ,  breidt  zig  boven  den 
Grond  in  *t  ronde  Takkig  uit ,  tot  omtrent  een 
half  Voet  hoogte.  De  Takjes  zyn  in  drieën  ver- 
deeld of  gegaffeld  ,  en  uit  de  Mikjes  komen 
tropjes  van  witte  vierbladige  Bloempjes  5  en 
Bladen  die  Spatel vormig  of  Eyrond  zyn,  aan  't 
end  gekarteld ,  vry  dik  en  Vleezig.  Veel  worden 
deeze  van  Rupfen  afgegeten ;  waar  door  zy  dan 
geheel  Bladerloos  is.  Op  de  Bloemen  volgen 
tweehokkige  Haauwtjes  met  ronde  Zaadjes,  die 
fcherp  zyn  van  Smaak. 

Deeze  Plant,  een  Jaarlykfch  Gewas  zynde, 
trekt  zig  na  't  bloeijen  door  de  droogte  famen, 
tot  een  ronden  Bol  5  van  één  of  twee  Vuiften 
groot ,  gelyk  wy  die  %  onder  den  naam  van  Roos 
van  Jericho,  als  iets  zeldzaams  bekomen.  'tKan 
zyn  ,  dat  zy  in  de  Herfst  door  de  Zee  -  Vloeden 
van  den  Oever  der  Roode  Zee  afgerukt  worden ; 
doch  dat  zy  den  geheelen  Winter  in  de  diepte 
gebleeven ,  en  op  en  nederwaards  getobt  zynde 
door  de  Golven  5  in  *t  Voorjaar  wederom  aan 
den  Oever  gefmeeten  ,  aJsdan  door  kauw  Wa» 
ter  zig  uit  zouden  breiden  en  haar  Zaad  uitwer- 
pen 5  't  welk  na  '£  afvloei  jen  van  \  Water  op 

den 

II.  DSEJL  IX,  STUK* 


Ö04       Vl  E  RMAOTI  GE  KRUIDEN, 


Iv.    den  Oever  zoude  uitfpruiten;  gelyk  de  Ridder 
^xvu*'  verhaalt ;  dit  komt  my  niet  minder  fabelachtig 
Hoofd-  voor ,  dan  het  denkbeeld  der  Oofterlingen  >  dat 
stuk*     ^et  Jangzaamer  of  rasfer  open  gaan ,  van  deeze 
tjïïdrT™" Roos,  na  dat  die  in  warm  Water geftoken  is, 
gtnde.      jn  de  pjand  van  een  Kraamvrouw,  een  moeie- 
]yke  of  voorfpoedige  Verlosfmgzou  voorfpellen. 
De  bedriegery  der  Monniken,  dat  zulks  alleea 
in  de  Nagtwaake  van  het  Feest  der  Lieve  Vrou- 
we Geboorte  gefchieden  zou,  is  nog  ongerym- 
der*  Linn^us  acht  dit  ontluiken,  dat  men 
in  Europa  als  iets  wonders  befchouwt ,  zo  vreemd 
niet,  als  dat  de  Mosfen,  met  Water  bevogtigd 
zynde,  weder  groen  worden  en  herleeven.  On* 
dertusfchen  is  hier  van  ,  door  hem ,  de  Geflagt- 
naam  Anajiatica^vm  de  Oplianding  (Anqftafis') 
afkomftig,  gefmeed  (*). 

O) 

(*)  Die  Geflagtnaam  is,  bovendien ,  zeer  oneigen  voor  dit 
Kruid  ,  het  welke  zig  openende  veeleer  nederzakt  dan  op- 
ryst  en  geenszins  daar  door  uit  de  Dood  in  't  Leven  komt* 
LiNNiïïis  grondt  zyne  gedagte  Redeneering  daar  op ,  dat  die 
ontluiking  van  de  Roos  van  Jericho  niet  door  koud  Water 
zou  gefchieden;  (zeggende  Frigidi  enim  non  relax antur  Ramt* 
Horr.  üps.  p.  1S3.  Anaflatica  ejus  cft  indolis ,  ut  frigida  Aqux 
non  effici&tur  &c.  Or.  de  Teil.  habitabili.  Am.  Acad.  II.  pm 
454.)  maar  ket  tegendeel  is  waar.  Deezcn  7  Maart  des 
jaars  1778  ,  omtrent  den  middag,  de  trap  der  Warmte  in 
de  Luitenlugt  zynde  ongevaar  40  Graaden  ,  heb  ik  binnens- 
huis e€«  der  mynen  gedompeld  in  Water  ,  dat  44  Graaden 
Warmte  h:idr  en  deihal ve  koud  was.  Na  twee  Uuren  verloops 
vond  ik  de  Roos  geheel  uitgebreid.  Een  andere ,  met  haar 
Stan  met  je  of  Steel  in  een  Flefchjemet  dergelyk  koud  Water 
gcüoken,  en  daar  ia  een  Etmaal  geftaan  hebbende  ,  was  ook 

mer- 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  Ai  $0$ 


(2)  Roos  van  Jericho  met  fpitfe  Bladen  ,  de  IV. 
Aairen  langer  dan  het  Blad,  de  Haauw* ^f^*?* 
tjes  Eyrond  met  Snuitjes.  Hoofd* 

STUK. 

Men  heeft  getwyfeld  ,  of  deeze,  welke  de  sukuiof*. 
fchrandere  Rauwolf  in  Syrië  op  de  Daken 
en  Puinhoopen  vondt,  eenzelfde  ware,  dan  een 
andere  Soort  (*).  De  Afbeeldingen  ,  inderdaad , 
toonen  een  aanmerkelyk  verfchil ,  inzonderheid 
die  ,  welke  Zanoni  voordele ,  van  eene 
Plant ,  uit  Zaad  van  Sumatra  inOostindie  te  Ve- 
netië voortgekomen  ,  en  hem  medegedeeld  9 
hebbende  het  Zaadhuisje  als  de  Kop  van  een 
Vogeltje.  Ik  vindze  echter  >  door  den  Hoog- 
leeraar N.  L  Burmannus,  niet  geteld  on- 
der de  Oostindifche  Planten.  Zie  hier  de  be- 
fchryving  s  welke  Linnjeus  geeft  van  dee- 
ze  Soort* 

ft  De 

merkelyk  ontlookenf  zo  dat  Ret  zeggen  van  Bellonius, 
aangaande  deeze  Roos  (Radice  Aqu&  impofita.  fe  explicans) 
hier  proef  houdt.  Zelfs  twyfel  ik  ,  of  door  warm  Water,  wan- 
neer men  deze  Roozen  daar  in  dompelt,  de  Ontluiking  wei 
fpoediger  gefchiedc.  ik  heb  in  koud  en  in 'warm  twee  zulke 
Roozen  byna  gelyk  zien  open  gaan. 

(2)  Anaftaüca  Fol.  acutis  ,  Spicis  folio  iongioribus  &c. 
Anaftatica  quae  Myagrum  ex  Sumatra.  Grqnt.  Oriënt.  73» 
Myagrum  e  Sumatra  &  Syria  femine  fpinoCo,  Zan.  Hifi.  142. 
T.  55.  Thiaspi  Hiericho  fylv.  affine.  BOCC,  Mus*  135.  T. 
$%.  Jac<^  Auflr.  T.  ó.  Rofa  Hiericontea  fyiveftrïs.  C.  B. 
Pin.  484.    alia.  Cam.  Hort.  T.  42. 

(*)  Botanici  duas  ftatuunt  Species:  qua*  in  re  difFerant  ig- 
noro ;  magnitudo  enim  differentia  non  eft.  LiNtf.  in  Hortö 
Ciifortiano  ,  de  AnaJïatUoL,  p,  325, 

m  Deel,  IX.  stü& 


1506 


VlERM  AGTIGE 


Kruiden. 


IV.  5,  De  Bladen  Lancetvonnig ,  Zaagtandig  ,  ge- 
^F  xvi.L  3'  ftceld  5  eenigermaate  ruuw :  zeer  korte  Aairen  , 
Hoofd-  3)  puntig  uitloopende ,  in  de  Oxelen:  de  filoem- 
£TÜK*  „  blaadjes  afftandig  ,  Liniaal ,  uitgerand ,  vaa 
tjndrT^'^  lengte  als  de  Kelk:  de  Zaad  huisjes  ongedeeld  9 
gerde,  99  byna  Eyrond  >  ruuwachtig  ,  met  een  in-  of 
„  ongewricht  Puntje"  (f)* 

Süiïülaria.  Elskruid. 

Een  effenrandig  Eyrond  Haauwtje  met  Ey- 
ronde  holle  Klepjes  ,  tegen  het  Middelfchot 
aangekant  en  de  Styl  korter  dan  het  Haauwtje. 
y;        Dus  komen  de  byzondere  Kenmerken  van  dit 
Satuiaria  Geflagt  voor,  't  welk  van  de  Elsvormigheid  der 
Waterig?"  Bladen  den  naam  heeft,  en  maar  ééne  Soort be* 
vat  (i),  die  ,  in  de  Noordelyke  deelen  van  Eu- 
ropa ,  op  overflroomde  Moerasfige  plaatfen  en 
in  Rivieren  groeit.  Men  vindt  het  op  de  Slyke- 
rige  Oevers  van  de  Neva,  in  Rusland,  over- 
vloedig. In  Sweeden  en  Lapland  groeit  het  over- 
al in  de  Meiren,  op  een  Zandigen  Grond,  en 
blyft  onder  Water.  De  vermaarde  Sherard 
vondt  het  ook,  op  vogtige  plaatfen,  in  Ierland, 

en 

(t)  Syfl.  Nat.  Veg.  XIII.  p.  4*8. 

(i)  Subularia.  Syfi.  Nat.  X.  Gen.  799.  p.  432.  Veg.  XIII. 
p.  48S.  M\  Lapp.  253.  Suec.  527.  GOKT.  Jngr.  101.  Alys- 
fum  paluftre  Foiro  jimci.  Büxb.  Aïï.  Petr.  II.  p.  369.  t, 
23.  f.  1.  Graminifolia  Acjuatica  &c.  PLUK.  Alm,  iso.  T.  wg%. 
f.  y.  Oed.  Dan.  T.  SS.  Gramen  Junceum  hybernuni  Thlas- 
pcos  Capituüs,  Shexaidw  Moais.  Hifi.  IU.  p.  219.  S.  %,  T* 
f.  uit* 


T  E  T  R  A  t>  Y  N  A  M  I  A.  tfc? 


en  noemde  het  Klein  lerfch  Bies  -  Gras  ,  met  IV. 
Hoofdjes  van  Thlaspi :  Ray  Biesbladig  Kruid 3A™"Li 
owrf^r  /Ffl^r  groeijende ,  wie£  Zaadhuisjes  van  de  Hoofd-} 
Lepelbladen  i  Pluken  et  tytelt  het  Gw-STÜK- 

Dit  Plantje  geeft  in  Ierland,  uiteen  Vezeli- 
gen  Wortel,  verfcheide  Biesachtige ,  fpitfe, 
halfronde  Blaadjes,  één  of  anderhalf  Duim  lang 
en  daar  tusfchen  dunne  Steeltjes,  van  twee  of 
drie  Duimen ,  met  twee  ,  drie  of  vier  roodach- 
tige Zaadhuisjes  een  Vingerbreed  van  elkander* 
De  Heer  D.  de  Gorter  heeft  in  Rusland 
hetzelve  met  vierbladige  witte  Bloempjes ,  in  een 
vierbladige  Kelk  ,  gevonden  doch  Meeldraad- 
jes kon  zyn  Ed*  'er  ,  wat  moeite  hy  ook  aan- 
wendde, zelfs  met  een  Vergrootglas,  niet  meer 
dan  vier  in  ontdekken.  De  Ridder,  evenwel, 
heeft,  buiten  twyfel,  ook  de  twee  kleinen  ge- 
zien ;  alzo  zyn  Ed.  zegt ,  dat  die  geen  Tandjes 
hebben.  De  Styl,  zeggen  zy  beiden ,  ontbreekt 
/er  aan. 

Een  geheel  ander  Kruid  is  het ,  dat  de  Heer 
Forskaohl  Subularia  purpurea  genoemd  heeft. 
Hetzelve  hadt  Stengen  van  een  Elle  hoog,  en 
langwerpig  Hartvormige  gladde  eenigermaate 
getande  Bladen;  de  Bloemen  paarfch.  Hy  vondt 
hetzelve  in  Arabie ,  alwaar  het  Bockel  werdt  ge- 
heten. Wegens  de  gefteldheid  der  Haauwtjes 
heeft  hy  het  hier  betrokken. 


Dra* 


éoz      VierMagtige  Kruide». 


lv:  D  R  a  b  a.  Tafchkruid. 

Afdeel. 

Hoofd-  Dit  Gefjagt  heeft  een  Haauwtje  dat  niet  uit- 
stuk.  gerand  is  ,  langwerpig  ovaal ,  met  platachtige 
Klepjes ,  aan  't  middelfchot  evenwydig  en  geen 
pnde.*a  StyL  Verfcheide  Soorten,  die  men  tot  het  Her- 
ders Tafchkruid  betrokken  heeft  ,  zyn  'er  in 
begreepen:  des  het  getal  derzelven  agtis,  als 
volgt. 


i. 

Draba 
Aizoides. 
Huislook- 
ach  tig» 

ir. 

Ciliaris* 
Kanthaai- 

III. 

Jllpina* 
Alpifch. 


(1)  Tafchkruid  met  een  naakt  enkeld  Bloem* 
fiengetje ,  en  Degenvormige  gekielde  kant» 
haairige  Bladen. 

(2)  Tafchkruid  met  een  byna  naakte  Steng  en 
Liniaale  Bladen  ,  aan  den  rand  en  Kiel 
gehaaird ;  de  Bloemblaadjes  niet  uügerand. 

(3)  Tafchkruid  met  een  naakt  enkeld  Bloem* 
fiengetje  en  Lancetvormige  effenrandige 
Bladen. 


Deeze  Kruidjes ,  op  de  Gebergten  van  ons 

We- 


(1)  Draba  Scapo  nudo  fimplici  &c.  Syjï.  Nat,  XII.  Gen. 
800.  p.  432»  Veg.  XIII.  p.  489»  Mant.  91.  Alysfum  Alp. 
hirfutum  luteum.  Mill*  Diïï,  T*  20.  f.  z.  Sedum  Alp. 
hits.  lut.  C.  B.  PÏHi  284.  Leucoium  lureum  Aizoides  mon- 
tanum.  Col.  Ecphr.  II.  p*  62.  Burfa  Paftoris  Alpina  Rolei 
lutea.  Mor  is.  Hifi.  II.  p.  305.  S.  3.  T.  20.  f.  9. 

(2)  Draba  Oaule  fubnudo,  Fol.  lincaribus  &c.  Mant,  pi* 
Draba  Caule  foliolb  Öcc.  Ge».  Prov.  344-  T.  13.  f.  1. 

(3)  Draba  Scapo  mido  flmpbci  ,  FoU  Lanceolaris  inte- 
gerrirai*.  Ovd.  Dan,   $6.  FL  Lapp.  Sm*  H,  Ciïjf.  3 3 3«  R.» 

333.  JAC<^.  254» 


X  E  T      A  D  Y      A  U  ï  A.  Go# 


Wereldsdeel  groeijende  >  hebben  in  Geftalte  eeni.  IV* 
ge  overeenkomst*  Het  eerfte  heeft  effene,  Li-AF£®(EL* 
niaale,  gekielde,  kanthaairige  Bladen*  die  niet  Hoofd. 
gelyk  in  het  Derde  langwerpig  ovaaljZynenruig, STÜK* 
zonder  Kiel.  Het  verfchilt  van  het  Tweede >  Mcuhf** 
doordien  de  Wortelbladen  famengehoopt  zyn  , 
als  in  het  Wormbladig  Huislook :  daar  het  Kant- 
haairige de  Bladen  overhoeks  aan  uitgebreide 
Takjes  heeft  en  den  Kiel  gehaaird.  De  Bloemen 
zyn  in  dit  laatfte  wit,  maar  in  het  Huislookach- 
tïge ,  zo  wel  als  in  het  Alpifche  geel.  Het  Kant* 
haairige  heeft  den  Styl  langer  dan  de  Meeldraad* 
jes  (*> 

(4)  Tafchkruid  met  naakte  Btoemjiengetjeï  en 
hyna  Zaagtandige  Bladên* 

Voor j  aars* 

Van  het  vroeg  bloeijen  in  't  Voorjaar  heeft 
dit  Onkruidje,  dat  men  door  geheel  Europa  en 
ook  in  onze  Nederlanden  overvloedig  vindt, 
den  bynaam.  In  de  Zuidelyke  deelen ,  gelyk  op 
Sicilië ,  bloeit  het  fceifs  in  de  Winter.  Het  is 

(*)  Hoe  dit  overeenkorae  met  dc  bepaalbg  der  Kénmet* 
leert»  van  geen  Styl  te  hebben  ,  is  my  wat  duifter,  en  ten 
opiigt  vaii  den  Styl  niet  minder  tegenftrydig  9  daa  in  'ê 
voorgaande  Geflagt. 

(4)  Draba  Scapis  nudis,  FolÜs  fubferratis.  GöKt.  Eelg* 
til*  KRAivi  Auflt.  187.  Ft.  Suec.  523,  567.  HALL.  Hèfo. 
53S,  Gron,  Virg.  76.  H.  CJif.  33?.  R.  Lügdb,  33  GÖUAÏf 
Monsp.  3ij.  Eutfa  Paftoris  minor  Loculo  oblóngó.  C.  B. Pin, 
108.  Alysfon  vuig.  Polygoni  folio,  Caule  nudo.  Seg.  Ver»  U 
p,  575.  T.  4%  f.  $♦  Paronyckia  vulgaris.  ÜOD.  Pm  ft. 
Par.  Aifintfoua.  Lob.  /c^j. 


6io      Vier magti ce  Kruiden 


ApÏee   Gwneene  Paronychia genoemd byDoDONéüs; 

xvt.  '  die  echter  erkent ,  dat  het  de  Paronychia  der 
Hoofd-  Ouden  niet  zy.  Van  fommigen  >  evenwel ,  wordt 
stüjt.     het  tegen  die  Kwaal  in  't  end  der  Vingeren*  de 

li  nauw-  -  '  t 

thsiraa-   Vyt  genaamd  3  als  een  byzonder  Middel  aange* 
gtndt.      preezen.  Het  geeft  Stengetjes  van  twee  of  drie 
Duimen  5  uit  een  Roosje  van  Eyronde  Blaadjes , 
doch  komt  ook  met  ronde  Haauwtjes*  en  met 
driedeelige  Blaadjes  voor* 


(5)  Tafchkruid  met  een  naakt  Bloemjlenge- 
Pyrenaica.         tje  en  Wigvormige  gepalmde  driekwabbigê- 

yyicneeich.  Blaim. 

Op  de  hoogde  Bergtoppen,  zo  wel  in  Oost- 
cnryk  en  Provence  *  als  der  Pyreneen ,  groeit 
deeze  Soort,  een  niet  minder  klein  Kruidje  dan 
het  voorgaande.  De  Steng,  van  onderen  leg- 
gende en  gebladerd ,  is  boven  naakt  of  Blader- 
loos: de  Wortelblaadjes  zyn  vyfdeeiig,  de  an- 
deren driedeelig  5  de  Bloempjes  paarich. 

tr.  (6)  Tafchkruid  met  een  Takkige  Steng  en  Ey- 
Mmiifr  ronde  ongesteelde  getande  Bladen,  Ter 

(s)  Draba  Scapo  nudo,  FoUCuneiformibus  trilobis.  Ger. 
Prov.  344*  LCEFL*  //.  61.  J&GQ.  Vind.  255.  Alysfon  Pyrc« 
jiaicum  peienne  minimum  Fol.  trifidis*  Tournf.  Inft,  217. 
ALL.  Pedem.  T.  6* 

(6)  Draba  Caulc  Ramof.»  Fol,  ovatis  fcsfïlibus  dentatis. 
praba  Caule  Ramofo,  &c.  K.  Lu%db.  333.  Gouan  Mensp. 
3U.  GER.  Prov.  345-  HALL.  Helv.  SS9.  FUSuec.  515,  Bur- 
fa  Paftoris  ïmjor  loculo  oblongo.  C.  B.  Tin*  io%,Prodr.  50» 
T.  50.  Alysfoa  Veronkse  folio.  Tournf»  Infl.  2i7.Myagroi« 
üe$  fubromndis  fcrratïs  foliis.  BARR.  Ic.  81$.  $t  Draba  ne« 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  u;  6ll 

Ter  hoogte  van  een  Voet  komt  deeze  Soort  %  IV* 
in  Languedok,  op  vogtige  Rotfen  voort,  enel*A™EL; 
ders  op  Muuren ,  doch  ook  dikwils  in  Bosfcha-  Hoofd* 
giën;  weshalve  het  Bofch-Tafchkruid  hier  toe STIJK# 
mede  betrokken  is,  dat  Ruig  Alpifch  Herders*  SH>6uhf** 
Tafch  by  Bauhinüs  wordt  genoemd  en  af- 
gebeeld* Dit  laatfte  is  naauwlyks  getakt,  dan 
door  de  Bloemfteeltjes  boven  aan  het  Stengetje, 
en  heeft  de  Bloempjes  niet  wit,  maar  geel.  Zo- 
danig een  Plantje  heb  ik  uit  Japan  bekomen  en 
in  Fig.  l  ,  op  Plaat  LX  ,  voorgefteld ;  Pj%  ^ 
ten  einde  hetzelve  met  de  gedagte  Figuur  van 
Bauhinüs  te  vergelyken  ,  die  zegt,  dat  de 
Stengetjes  drie  of  vier  Duim  lang  zyn.  Ik  vind 
de  Blaadjes  hier  ook  zeer  ruaw  en  op  ieder  zy- 
de  met  drie  Tandjes  bezet;  de  Zaadhuisjes  Ey* 
rond  en  met  lange  Steeltjes. 

(2)  Tafchkruid  met eenbladige  Bloemfiengetjes  ^    vir.  1 
de  Blaadjes  ruigachtig ,  de  Haauwtps Jcheef  ^utuL 
gepeld.  Rwl"S* 

Het  onderfcheid  der  Wortel-  en  Stengblaad- 
jes ,  waar  van  de  eerften  ongetand ,  de  anderen 

ge- 

tiioröfa,  Sp.  Plant.  T*  p,  645.  Draba  minima  Muralis  Dis-» 
coides.  Col.  Ecpbr.  I.  p.  274.  T.  272. 

(j)  Dtab/i  Scapo  unifolio,  Fol.  fubhirfutis ,  SflicuUs  obliq» 
pedicellatii.  OED,  Dan»  T.  14^»  Draba  Fol.  hirtutis  incanis 
ad  Teriam  ovatis,  ad  Caulem  paucisfimis  dentatis.  hall. 
lielv-  £5  9.  JAC(^.  Auflr.  f.  3.  Bmfa  Paftoiis  Alpina  hxrüua* 
C.  B*  Prodr%  T.  p*  5  JU 

II,  Deel»  IX,  $rvn* 


<5l2       VlERMACTIGE  KRUIDEN. 


IV.  getand  zyn ,  in  Switzerland  waargenomen ,  ftrekt 
AFxvi.L* tor'  Kenmerk  van  deeze  Soort  ,  die  ook  op  de 
Hoofd»  Ooftenrykfe  en  Laplandfche  Bergen  voorkwam. 
stuk*     Zulks  heeft  wel  in  de  gedagte  van  Bauhinus, 

i/*Sr^-w'maar  in  myDe  JaPanfchc  Seen  P^ats,  die  als  een 
gende.      middelflag  fchynt  te  zyn  tusfehen  beiden. 

dIIL     ^  Tafchkruid  met  de  Stengblaadjes  talryk  en 
incana*  grysy  de  Haauwtjes  langwerpig  fcheef  en 

Gfys'  byna  ongejteeld. 

Deeze  ,  die  ook  op  de  Gebergten  5  zo  der 
Zuidelyke  als  Noordelyke  deelen  van  Europa 
voorkomt ,  gelykt  in  Geftalte  veel  naar  de  Rui- 
ge en  zelfs  naar  de  Muurige  ;  doch  deeze  drie 
Kruidjes ,  hoe  klein  ook  ,  verfchillen  door  het 
gezegde  te  veel  ,  om  ééne  zelfde  Soort  uit  te 
maaken* 

L  E  p  i  d  i  u  m,  Peperkruid. 

Dit  Geflagt  onderfcheidt  zig  door  een  uitge- 
rand,,  Hartvormig,  veekaadig  Haauwtje,  met 
gekielde  tegenflrydige  Klepjes. 

Behalve  het  gewoone  Kruid  van  dien  naam  * 
zyn  'er  de  Kruiden  >  tot  de  Kers  behoorende3en 
anderen  in  begreepen.  'c  Getal  der  Soorten  is 
twintig,  als  volgt* 

COPe- 

(%)  Draba  Fol.  Caul.  numerofis  ftioanïs  &c.  Oed.  Dan» 
T.  130.  GOUAN  Monip.  314.  GER.  Prov.  345.  Êti  Sttec*  52^ 
Leucoijum  f.  Lunatia  vasculo  oblongo  contoito.  Pluk.  Alm% 
Zl$.  T.  42,  f.  U 


T  K  T  R  A  D  V  N  A  M  I  A.  613 


Ci)  Peper  kruid  met  de  Stvngbladen  Vinswyze  IV. 

yeeldeelig9die  aan  de  Takken  Hartvormig  >AF£yf Lt 

omvattende ,  onverdeehL  Hoofd- 
stuk. 

Dit  zou  het  waare  Eerfte  Thlaspi  van  ^lmJep^ium 
oscorides  zyn,  volgens  Zanon i,hoewel  petftiia- 
het  van  alle  andere  Soorten  van  Thlaspi  groo-  'p^orbia- 
telyks  verfchilt  door  het  Loof.  De  onderfledie- 
Bladen  zyn  ,  als  die  van  fommige  Kroontjes- 
Kruiden  ,  gevind  en  Vinswyze  gefmaldeeld ;  de 
bovenften  als  die  van  het  Doorwafch,  omrin- 
gende de  Stengen  Takken : zo  dat  het  zig Door- 
bladig  vertoont.  De  Zaadhuisjes  hangen  aan  de 
Steeltjes  nederwaards  en  zyn  rondachtig ,  veel  < 
gelykende  naar  die  van  de  gewoone  Kers.  De 
Groeiplaats  wordt  gezegd  te  zyn  in  Perfie  en 
Syrië.    Volgens  Ra ü wolf  is  het  een  zeer 
fchoone  Soort  van  Kers  ,  te  Aleppo  op  oude 
Muuren  van  Gebouwen  uicermaate  gemeen.  Bau- 
m  nüs  noemt  het  Alexandrynfche  Thlaspi  9  waar- 
fchynlyk  naar  d.e  afkomst  van  Scandrona  in 
Syrië. 

O)  Pc- 

(1)  letldium  Fol.  Caulinis  pianato  -  multtfidis  &c.  Syfi. 

hyat.  Xïl.  Gen*  801.  p*  43  3.  &f<  XIII.  p.  489.  /i«  CUffl 
3i?.  R.  Lugdb.  335*  Gron.  Oriënt.  79.  Nafturtium  fpica- 
tum  Veiücv.m  peifoliatum  ,  maximum.  MORlS.  Hifi.  II.  p. 

294.  S.  3.  T.  25.  f.  17.  Thlaspi  Alexandrinum.  C.  B.  Pm. 

ic 8.  Prcdr.  5  c.  Thlaspi  verum  Dioscoridis  pritniun,,  Z,an» 

Hifi.  w  T.  129.  RAJ.  Hifi.  830. 

1L  Xmu  IX»  Stuk. 


614        VlERMAGTIGE  KRUIDEN» 


IV.       (jz )  Peperkruid  mrt  gezwollen  Knietjes  aan  ie 

Axvi!L%  Stengen. 
Hoofd» 

stuic#       Die  byzonderheid  5  van  de  Stengetjes  by  den 
y:     oirfprong  der  Takjes  fomtyds  gezwollen  te  heb- 
Ve}t™£*m>hv&  >  onderfcheidt  deeze  Soort ,  we?ke  Bladen, 
BUaz^.  ajs      Xuinkcrs  heeft.  Zy  groeit  ook  inde  Oos- 
terfche  Landen,  op  dorre  Velden. 

in.  ( 3)  Peperkruid  met  een  naakte  geheel  enkelde 
NK\otT-U  Bloemfteng,  viermannige  Bloemen  enVin- 
fong,  deelige  Bladen. 

vJocum*  ^  Peperkruid  met  uit  gehoekt  e  Vindeelige  Bla- 
h»s.  den  aan  't  end  grootst  5  een  naakte  Bloem- 

Leggend.  jj.en^  m  i$gg^e  Trosdraagende  Stengetjes. 

Twee  zeer  kleine  Kruidjes,  by  Montpelüer 
groeijende  3  hebbende  het  eerfte  de  Stengetjes 
naauwlyks  een  Handbreed  hoog  en  het  andere 
de  Blaadjes  zeer  verfchillendc. 

y-        (5)  Peperkruid  met  gevinde  efenrandige  Bla* 
Alpifch.  den9 

(2)  Lcpïdium  Caulïum  Gcniculls  inflatis.  Lep.  Oriënt.  Na- 
fturtii  folio,  Caule  Yeficario,  Tourna.  Cer.  15.  Buxb.  Cent. 
j.  p.  17.  T.  16. 

(3)  Lepidium  Scapo  nudo  fimplicisfimo  &c.  Gouan  Mwsp* 
314.  Nafluit,  minimum  voicium  &c.  Magn.  Monsp.  187.  T. 
1S6. 

(4)  Lepldium  Fol.  fuiuato  -  pinnatifïdis  extremo  majore.  Na- 
fturt.  pumilum  fupïnutn  vernum.  MAQN.  Mor.sp.  \%s.  T. 
324. 

(s)  lepidium  Fol.  pinnatls  integerrimis.  &£.  dm.  AcsL 

IV. 


?  Tetradynamia.  615 

den>  een  byna  geworteld  Bloemfiengetje  en  ïV. 
Lancetvormige  gefpitjle  Haauwtjes.  Ai'ösel* 

(6)  Peperkruid  met  gevinde  effenrandige  0la^^m 
den  en  uitgerande  Bloemblaadjes ,  kleiner  Vi. 
dan  de  Kelk.  Lepidium 

Far&um. 

Naar  de  Groeiplaats  zyn  deeze  twee  geby-  Kolzl& 
naamd*  Deeene  komt  op  de  Ooftenrykfe,  Swic* 
zerfche  en  Italiaanfche  Alpen  voort ;  de  andere 
groeit ,  in  Sweeden  en  Engeland,  op  Steenrot- 
sen. Volgens  Boerhaj|ve  zou  dit  laatfte  tot 
de  inlandfche  Planten  van  onze  ProvintiSn  be- 
hooren.  Het  zyn  beiden  zeer  kleine  Kruidjes , 
die  meer  of  min  naar  de  Kers  gelyken.  Het  eer- 
fte  heeft  de  Bloemblaadjes  grooter  dan  de  Kelk. 

(73  Peperkruid  met  de  Wortelbladen  gevind  ,  C/Jdll\ 
de  Stengbladen  Lierachtig.  J[  am~ 

Spaanfche. 

(ü)  Peperkruid  met  gevinde  Bladen  en  half-  ym# 

mmns.f?in°fum* 

Gedoom- 
de. 

ÏV.  p.  321.  TA<?Q;  Vir.i.  258.  Nifturt.  Alp.  tenuisfime  difi- 
fum.  C.  B.  Pin.  105.  J.  B.  Hifi.  II.  p.  $18.  Thlaspi  men- 
sa n.  minimam.  Dalech.  Hifl.  1180.  Cardamine  Alpina  tex- 
tia  minima.  Clus.  Hifl.  IV  p.  128. 

(6)  Lepidiam  Fol.  plnnatis  integeriimis  &c.  Gort.  Belg. 
z$z.  FL  Su€c+  535.  It-  Oei.  $z,  Cardamine  pufiila  -Msaimls 
montana  Discoides.  Cel.»  Ecpbr.  I.  p.  274.  T.  273,  Naihir- 
rium  pumilum  vernuxn.  C.  B.  Pin.  105. 

(7)  Lepidlum  Fol.  Radicalibus  pinnatis,  Caulini$  Lyratis. 
Lepid.  Fol.  infer.  alterno  -  pinnatis  &c.  AliD.  Spec.  1.  p.  t9 
T.  8.  A8.  Stoctf.  1755»  P«  273.  %  8,  9- 

(8)  Lepidium  Fol.  pinnatis ,  Foüolis  Lunatis  Lspid* 
Spinofum  &c.  Ard.  5pw,      p.  34»  T.  ié, 

4 

II.  debi„  IX,  Stuk. 


6l6        VlERMAGTIGE  KRUIDEN 


IV.  maanswyze  Blaadjes ;  de  uiterften  verlangd; 

AxDviEL#  de  Takken  &fPiM- 

Hoofd- 
stuk       Van  deeze  twee  groeit  de  eerde  in  Spanje, 

Haauvi-  de  andere  in  de  Levant.  De  Spaanfche  heeft 
fend™"'  de  cnderfte  Bladen  Vleezig  en  Zeegroen,  ge- 
vind ,  met  het  uterfce  Vinblaadje  veel  grooter 
en  allen  byna  rond :  zo  dat  zy  zeer  naar  die 
van  de  Cardamine  gelyken.  De  andere  heeft 
het  Stengetje  een  Span  hoog,  met  witte  Bloe- 
men en  Wigvormige  Zaadhuisjes» 

ik,  (9J  Peperkruid  met  viermagtige  Bloemen  en 
%uvuZ  langwerpige  veeldeelige  Bladen. 

Tuin* 

Kers.  yan  de  gewoone  Tuin  -  Kers  ,  hier  bedoeld, 
is  de  Natuurlyke  Groeiplaats,  van  waarzyhaa- 
re  afkomst  heeft ,  onbekend.  Ook  kan  men  niet 
verzekeren,  dat  de  Grieken  met  hun  Kardamon 
of  de  Romeinen  met  hun  Naflurtium ,  dit  zelf- 
de Kruid  ,  wat  de  Soort  aangaat ,  bedoeld  heb- 
ben ;  dewyl  zy  hetzelve ,  als  gemeen  zynde ,  niet 
befchryven.  Doktor  Sc opoli  maakt  een  ge* 
heeleKlasfe  van  Najlurtia ,t?aar  in  hy  alleKruf- 
den  van  dergelyken  aart  en  ,  in  't  algemeen , 
de  Kruisbloemigen  plaatst.  Het  tegenwoordige 
voert  in  't  Franfch  den  naam  van  Cresfon  of 

Qres* 

(9)  Lepldiunt  Ftor.  tetradynamfs  ,  Fol.  oMongis  multifidis. 
Mat.  Med.  322.  GoiVT.  Belg,  m.  H.  Cllff*  331.  R.  Lugdb ^ 
3  3S-  Nafturüum  Horttnfe  vulgatum*  C.  B.  Pin.  103.  Naftur» 
tium  Hortenfe.  Doe».  Pempt.  771.  fi9  Naftmtium  Hortend 
Cïispum.  C,      Pin,  104.  Ptodr.  44* 


Tetradynamia»  617 


Cresfon  du  Jardin,  in  't  Engelfch  Cra/^maar  IV. 
in  't  Italiaanfch  noemt  men  't  Nafiurtio  of  ^-A™^l; 
grrtto,  in  't  Hoogduitfch  Cm/  of  Gatten  Cresf.  Hoofd^ 

Gemeenlyk  wordt  dit  Kruid  gezaaid  totToe-3TUK* 
fpyze,  om  't  zy  over  de  Salade  of  op  zig  zelf 
met  Olie  en  Azyn  ,  of  tot  inlegging  te  gebrui. 
ken  5  als  wanneer  het  zeer  verfrisfchende  is  en' 
opbeurende,  dienftig  tegen  't  Blaauwfchuit. 
Met  Suiker  op  een  ftuk  geboterd  Brood  gege- 
ten, is  het  zeer  aangenaam  en  heeft  byna  den 
Smaak  van  Aardebeijen.  Tot  dit  einde  moet  de 
Tuinkers  jong  ,  en  naauwlyks  een  Handbreed 
hoog  gegroeid  ,  afgcfneeden  zyn.  Wanneer 
menze  fchieten  laat,  dan  krygc  zy  ronde  Sten- 
gen van  één  tot  twee  Voeten  hoog ,  met  veel 
fyner  gefnipperde  Bladen.  Men  heeft  'er  eene 
die  Breed-  en  eene  die  Smalbladig  is,  en  van 
dceze  beiden  Krulbladige  Tuin -Kerfe.üe  Bloe- 
men groeijeB  Aairswyze  aan  den  Top,  en  daar 
op  volgt  het  Zaad  ,  dat  veel  fcherper  dan  het 
Kruid  is  ,  zeer  fterk  van  Reuk  en  van  eene 
brandende  hoedanigheid ,  doch  niettemin  zoet- 
achtig van  Smaak.  Men  gebruikt  dit  uitwendig 
in  Kwyl-,  Nies-  en  Vuurigmaakende  middelen, 
Geftooten  en  in  Reuzel  gemengd,  is  het  goe4 
voor  drooge  Schurft  ,  Dauwworm  en  andere 
Huidkwaaien.  Inwendig  wordt,  het  tot  uitdry- 
ving  in  uitflaande  Ziekten ,  gelyk  de  Pok j es  en 
Mazelen,  aangeprezen. 


Qq  s 


VlERMACTIGE 


Kruiden. 


IV.  (io)  Peperkruid  metLierachtige  gekrulde  Bladen. 
Afdeel . 

Hoofd-  C11)  Peperkruid  met  Eyrond  Lancetvormige  % 

stuk.  niet  ingefneedene  3  Zaagtandige  Bladen» 
*♦ 

Lepitium  (12)  Peperkruid  met  Elsvornïlge  onverdeelde 

L?erbiadTg.  verjpreide  Bladen,  de  Steng  eenigermaate 

xi.  Heejlerig. 

Latifoiium* 

Breedbia-  j)eeze  drie  zyn  als  Verfcheidenheden  van  het 


xu.    Kruid  >  't  welk  gehouden  wordt  voor  het  Lepv 

m 


dig< 

itonm£.dium  van  Plinius,  dat  hy  zegt  Laurierbla- 
den te  hebben  ,  doch  die  zagt  zyn.  Men  zou 
hetzelve  in  de  Nederlanden  ,  te  vergeefs ,  dan 
in  de  Tuinen  zoeken,  zegt  DoDONëus;doch 
het  komt  aan  de  kanten  van  eenige  Slooten  om- 
trent Haarlem ,  en  mooglyk  elders ,  voor.  Den 
Hovenieren  is  het  haatelyk  wegens  zyn  voort- 
kruipende  Wortelen.  In  fingeland  ,  zelfs  in  Vrank- 
ryk  ,  omftreeks  Parys  3  en  verder  in  de  Zuide- 
lyke  deelen  van  Europa ,  groeit  het  overvloe- 
dig, hier  en  daar,  aan  Rivieren  en  Beeken*  Ik 
fpreek  hier  van  het  Breedbladige ,  want  het 

Lier- 

(10)  Lepidium  Fol.  Lyratis  crispis»  Lepid.  Oriëntale  Na- 
üurtii  crispi  folio,  TOURNF.  Cor.  ij.  Itin.  339,  r.  339. 

(lij  Lepidium  Fol.  ovato  -Lanceolatis  &c.  Hé  Cli/f*  330. 
R.  Lurdk.  334.  GOUAN  Mottsp.  315.  Gort.  Belg.  m.  FU 
Saec.  533.  Lepidium  latifolium.  C.  S.  Pin*  97.  Lepidium 
'Slitiiu  DOD.  Pempt.  716. 

(11)  Lepidium  Fol.  Suïmlatts  xndivifis  iparfïs  &<%  Lepid. 
Opiliaceo  folio  Fmticofum  Hispanicum.  Tournï,  /«/?. 


Tetradynamia.  619 


Uerbladige  valt  in  de  Levant  en  dat  met  Els-  IV. 
vormige  Bladen  in  Spanje.  A?x  "U 

Van  fommigen  wordt  dit  Kruid,  wegens  deftooFiï- 
fcherpe  hoedanigheid ,  die  'er  in  heerfcht ,  Pi-STUK* 
peritis  genoemd  ,  en  dus  heet  het  ook ,  by  de  StMuUJ** 
Duitfchers  ,  Pfefferkraut  ,  by  ons  Ptperkruid  9 
by  de  Franfchen  Pasferage ,  by  de  Engelfcnen 
Dittander  of  Dittammer.  Het  heeft  de  Steng 
zeer  Takkig  en  hooger  dan  de  Tuin  -  Kers ;  ja 
fömtyds  tweemaal  zo  hoog  opfchietende  ;  de  Bla- 
den glad  en  vettig  >  de  Bloempjes  Aairswyze 
vergaard,  zeer  klein ,  zo  wel  als  't  Zaad.  Hec 
kan,  als  een  fchroeijend  Middel,,  uitwendig  tot 
wegneeming  van  Lidtekens  en  zuivering  van 
Zweeren  gebruikt  worden.  Van  het  wegbyten 
der  Schubbige  Vlakken  in  de  Huid ,  in  eene 
Kwaal  Lepis  genaamd,  zou  het  den  naam  heb- 
ben. 

In  de  Wildernisfen ,  by  Alexandrie  in  Egyp- 
te ,  vondt  de  Heer  Forskaohl  eene  Soort, 
op  welke  de  gezegde  naam  ,  om  een  andere  red- 
den ,  toepasfelyk  kon  zyn.  Dezelve  hadt  de  Zaad- 
huisjes getropt,  breed  Hartvormig,  aan  den  rand 
gedekt  met  twee  ryën  van  op  elkander  leggen- 
de Schubben.  Des  wegen  wordt  dezelve  Lepi* 
dium  Squamatim  van  hem  getyteld. 

O  3)  Peperkruid  met  Liniaak  Bladen,  de  ié* 

(13)  Lepïdium  Fol.  Linearibus  ,  fupe$icribus  integerrimis  Gxasbiadig. 
&c.  Thlaspi  Luiitanicum  umbeUatüm È  Gramineo  folio, FIo» 

ï6ölbo#  TOUBNF.  Inft.  2T3. 

II.  Deel,  IX  Stuk* 


1 


€2</         VlERMAGTlCE  KRUIDEN» 


IV»  venjlen  effenrandig  ;  de  Steng  Roedswyze 

jEL#         gepluimd  en  zesmannige  Bloemen* 

stvk^  Naar  de  Tuin -Kers  gelykt  deeze,  doch  is 
Haatte fyner  van  Loof:  de  onderfte  Stengbladen  zyn 

gtnl™**  Zaagtandig  >  de  bovenden  nieu  Van  de  &gt* 
tiende  Soort  verfchilt  zy  door  zes  Meeldraad- 
jes te.  hebben,  Volwasfen  werpt  zy  de  Bla» 
den  af* 

xïv.  1  (14)  Peperkruid  met  Lancetvormig  Liniaale 
Suf™:™  dunne  effent  andige  Bladen  en  laag  -  Hee- 
Hetfictïg^        fierige  Stengen. 

(15)  Peperkruid  met  Vindeelige  Bladen,  een 
fwocSï.         opgeregte  Steng  en  tweelingfe  Vrugten. 

Van  deeze  twee  groeit  de  eerfte  in  Spanje; 
een  Handbreed ,  de  andare  valt  elders  en  heeft 
de  Stengetjes  een  Voet  hoog. 

xvi.  (16)  Peperkruid  met  tweemannige  Bladerlooze 
Bloempjes,  de  Wortelbladen  Tandswys' 
gevind. 

Op  Puinhoopen,  aan  de  Wegen  en  elders ,  komt 

dit 

f14)  Lepidium  Fol.  Lanceolato  -  Lïnearibus  &c.  Mant,  91. 

(15)  Lepidium  Fol.  pinnatifidis  ,  Caule  etefto,  FruélibuS 
didymis.  Mant.  92. 

(16)  Lepidium  Flor.  diandns  apetalis  &c.  Gort.  Belg.  m. 
GOüAN  Monsp,  315.  Fl.  Suec.  534.  H.  Ciiff.  3 ?  i*  R.  Lugdb. 
3  35*  Ofd.  Ban.  184.  Nafturtium  Sylveftre  Ofyridis  folio.  C. 
B.  Pin.  105.  Naft.  anguftifolium.  Füchs.  Hift%  307,  Thiaspi 
Jïiinus  honenfe  Ofyudis  folio»  Lob»  U*  214* 


T  E  T  R  A  P  Y  N  A  U  ï  Ai  6öI 

dit  Kruid  in  fommige  deelen  van  Europa  alsook  IV. 
in  onze  Nederlanden  voor.  Men  vindt  het  op 
eenige  plaatfen  by  deeze  Stad  Q*).  Het  wordt  Hoofd- 
Klein  Bezemkruid  genoemd ,  om  dat  het  zig  Be-  STÜK« 
Kernachtig  voordoet  en  laag  blyft.   Het  groeit  ,   1  tcu  0jkm 
volgens  den  Heer  N*  LBurmannus,  ook 
aan  de  Kaap  der  Goede  Hope. 

f17)  Peperkruid  met  byna  driemannige  vier-  $P 
hladige  Bloemen  en  Liniaale  gevinde  Bladen*  nr&nkZi, 

Virginifch. 

(18)  Peperkruid  met  tweemannige  vierbladige  xnn. 
Bloemen;  "de  onderfie  Bladen  Lancetvormig Europïch. 
Zaagtandig  ,  de  bovenjten  Liniaal  effen* 
randig. 

Deeze  twee  Soorten  verfchillen  weinig.  De 
eerfte  heeft  haare  Groeiplaats  in  Virginieenkomt 
ook  in  de  WestindiSn  voor  :  de  laatfle  in  de 
Zuidelyke  deelen  van  Europa,  aan  de  Wegen, 
als  ook  aan  Muuren.  Beiden  zyn  het  Jaarlykfe 

of 

(*)  Het  Plein  j  buiten  de  Muider  -  Poort ,  ruikt  in  deHeffst 
fomtyds  naar  den  Kersachtigenr  geur  vau  dit  Kruidje* 

(17)  Lepidium  Flor,  fubtriandris  tetrapetalis ,  Fol.  Linea- 
xibus  pinnatis.  Lépid.  Fol.  Lanc.  lin.  ferratts*  Gron.  fir£. 
57.  R.  Lugdb,  334.  Iberis  humilior  annua  Virginiana  Ramo- 
fior.  MoRis.  Hifi.  EI«  p.  3".  S.  3-T.  21.  f.  2.  SLOAN.  Jam. 
«o.  Hifi.  V  p.  19*.  T.  123.  f.  3.  RAJ.  Hifi.  827. 

(18)  Lepidium  Flot.  diandris  tetrapetalis,  Sec.  R.  Lugdb* 
334.  H.  Cliff.  331*  GOUAN  Mtrnsp.  315.  GER.  Prov.  34$. 
Iberis  latiore  foüo.  C.  U.  Pin.  97.  Iberis.  Dod.  Pempt.  7:4. 
Iberis  Cardamantica  ,  Lepidium  Iüerias^  Pauli.  Lob.  Is, 


II,  Dswu  IX*  Stuk* 


6ii      Viermagtige  Kruiden. 


IV.    of  Zaay- Planten.  De  laat'fte,  Iberit  genaamd, 

AF£vf.L'  wordc  in  veele  deeIeü  van  Europa  Wilde  Kers 
Hoofd*  geheten  of  Sciatica-  Kers  ,  als  van  ouds  zeer 
stuk.     geroemd  zynde  om  uitwendig  tegen  de  Jichtige 

/yWrr/"pynen  der  Ledetl  en  in  'c  byzonder  tegen  de 
gade.  Heupe- Jicht,  te  gebruiken.  De  fmalheid  der 
Bladen  onderfcheidt  het  zeer  van  yt  Lepidium 
van  P  l  i  n  i  u  s ,  reeds  befchreeven ;  terwyl  men 
dit  Lepidium  van  Paulus  genoemd  vindt; 
want  deeze  beide  Kruiden  komen  in  fcherpe  , 
fchroeijende  hoedanigheid ,  byna  overeen:  zyn- 
de deswegen  ook  Wilde  Radys  geheten  3  zo 
Lob  el  aantekent. 

LX!Èm    (l9^  PePerkruid  met  tweemannige  vierhladige 
Bloemen  y  dat  alle  Bladen  Finswyze  veel' 

Ay^s?"  deeliS  tof*- 

Van  Buenos  Ayres,  in  Zuid-  Amerika y  was 
deeze  afkomftig  ,  die  twee  Voeten  en  hooger 
opfchoot  ,  Bladen  hebbende  als  van  't  Rey- 
nevaren  en  lange  Aairen  van  Bloempjes ,  wier 
Blaadjes  niet  zigtbaar  waren  voor  het  bloote 
Oog. 

xx.  (20)  Peperkruid  met  Pylvormfge  ongefleelde 
A^pifth!"         getande  Bladen.  Een 

(19)  Lepidium  Flor.  diandris  tetrapetal.s  &c.  Lepid.  Fol. 
pirinrmfHis  ineifïs.  R.  Lugdh^  53^  Thlaspi  Konarienfe  mul- 
*     tïscihfum  Ffore  uwifibiü.  Dill.  EUh.  231.  T.  285.  f.  370. 

(zo)  Lepidium  Fo!.  Sagittatis  fesfilibus  dentatis.  Cent,  16$, 
*Am.  Acad.  iv.  p.  321.  Draba  Chalepcnfis  repans  humüiox 
&g.  Mqris.  Hifi.  ih  p.  314. 


Tetradynamia.  623 


Een  kruipende  laage  Soort ,  van  Aleppo  in  de  1V# 

Levant  afkomfcig,  is  deeze,  die  de  Bladen  vaa  AF£y*tJ 

gezegde  figuur  en  taamelyk  groen  heeft.  Hoofd- 
stuk. 

Thlaspi,  Veldkers.  Mini*/*; 

Een  uitgerand,  fiomp  Hartvormig  ,  veelzaa- 
dig  Haauwtje  ,  met  Schuitachtige  Klepjes  die 
Kielachtig  gerand  zyn  ;  maakt  de  byzondere 
Kenmerken  van  dit  Geflagt  uit,  dat  ik  Veld* 
kers  tytel.  Het  Zaaiplantje  der  Bloemtuinen  % 
dat  men  gemeenlyk  Thlaspi  noemt ,  is  'er  niet 
in  begreepen.  Het  bevat  de  tien  volgende  meest 
Europifche  Soorten. 

(  1 )  Veldkers  met  hynct  Schyf ronde  Haauw-  t. 
tjes  en  Lcmcetvormige  effent 'andige Bladen. pe™Zpï 

num* 

Een  zeer  fchoone  Soort  van  Thlaspi ,  die  een  J§* eem* 
Voet  hoogte  bereikt,  met  taamelyk  breede Bla- 
den aan  de  Steng,  welke  in  een  Aair  van  paarc 
fche  Bloemen  uitloopt,  waar  op  de  gezegde* 
Haauw  tjes  volgen ,  van  grootte  als  de  Nagel 
van  een  Pink.  De  afkomst  is  onbekend* 

(2)  Veldkers  met  Schyfronde  Haauwtjes  en  n 
langwerpige  getande  gladde  Bladen.  Arvmfi. 

JnAkJceiigC« 

\  (0  Thlaspi  Siliculis  fub -orbiculatis  ,  Fol.  Lanceotatis  imc 
gerrimis.óx/Z,iV^.XlLGen.8o2tp.434.  Ffc.XIll.  p.  4*9  Ik 
Qiff.  330.  R.  Lugdb.  334.  Thlaspi  CaDfuü  Cordata  peregrinum, 
J,  B.  Bijl.  Ih  p.  5*27*  MOBis.  Hift.  II.  p,  297.  S.  3.  T. 
18.  U  30. 

(z)  Thlaspi  Sil.  jHbicttlatis  &c.  Matê  Myl>  $u.  Gort. 
11.  DBSl,  $JVX9 


614        VlERMAGTIÊE  KrüI  ÜËN. 


AfdTel     *n  k°°Ste  cn  Srootte  der  Haauwt jes  komt  déze 
xvi.  *  Soort,  die  alom  wild  groeit  op  de  Koorn-  Ak- 
Hoofd*  fors  in  ons  Wereldsdeel  5  met  de  voorbaande 

Haautu  kyna  overeen#  Wegens  die  Haauwtjes,  welke 
Scbildvormig  zyn  ,  heeft  zy  den  Griekfchen 
*ende'  naam  Tklaspi  bekomen  en  wordt  3  wegens  de 
fcherpheid  van  het  Zaad,  met  andere  Soorten 
van  Veldkers,  Wilde  Mojlerd,  Boeren- Kers  of 
ook  Visfeikruid  gebeten,  In  de  Geneeskunde 
zyn  deeze  Zaaden  bekend,  doch  weinig  in  gebruik* 

nt  .    (3)  Veldkers  miï  byna  Eyronde  Buikige  Haauw» 
jiWaceum.         tjés  en  langwerpige  Jlompe  getande  gladde 
Lookach-  Bladen* 

tige* 

De  Look*  Reuk  ondetfcheidt  voorn aamelyk 
deeze,  die  de  Zaadhuisjes  Buikig Ëyrond  heeft 
en  minder  gerand  >  groeijende  in  de  Zuidelyke 
deeten  van  Europa. 

iv.       (4)  Veldkers  met  röndachtige  Haauwt  jes  en 

Saxa'tile*  j 
Steenigc.  an* 

Belg.  183*  Fl.Lapp.zsi*  Snee.  $30.  KRAM»  A&ft»  I8S.  HALL,. 
Ilelv.  545.  GOUAN  Monsp.  3  *6.  GER.  Prov.  348.  H.  Ciifi* 
330.  R.  Lug&h.  33  a»  Thlaspi  Arvenle  Siliquis  latis.  C.  B. 
Pin.  io*.  Thlaspi  latius.  Doo.  Pempt.  712*  Thlaspi  Diosc« 
Drabx  8c  Chamadinae  folio.  Lob.  Ie.  4.12» 

(3)  Thlaspi  Sii.  fubovatis  Ventricofis  &c.  Thlaspi  Alliuin 
redolens.  Moris.  Hifi.  II.  p.  297-  $.  3.  T.  18.  f.  2$.  Scoiq- 
do- Thlaspi  UI,  Aldiovandu  J.  B.  Hift.  IX.  p.  932» 

(4)  Thlaspi  S\l.  fubiotundis  ,  Fol.  Lanceolato -  Hnearibtis 
&c.  GOUAN  Monsp.  $\6.  Petrop.  1760.  V.  5.  p.  3$o* 
T.  5.  Lepidium  FoU  pulpofis.  HALL.  Coett.  245.  Thbspipar* 
vum  Saxatilc  FL  rubente.  C  £<  Pin.  107.  Lirhonthlaspi 

qua?* 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A,  625 


Lancetvormig  Liniaale  jlompe  Vleezige  Iv* 
Bladen.  Afdeel» 

(5)  Veldkers  mei  rondachtige  Haairige  Haauw»  stuk™" 
tjes  en  Pylvormige  ruige  Stengbladen.  v. 

Thlaspi 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  ,  gelyk  ^St 
Italië  en  Provence,  komen  deeze  Soorten  voor 3 
uit  haare  bepaalingen  genoegzaam  kenbaar.  De 
cerfte  groeit  ook  ia  Spanje  en  ds  laatfte  in  de 
Wyngsarden  en  Akkers  van  Ooftenryk.  Dee- 
ze heeft  een  enkelde  Steng,  van  ongevaar  een 
Voet  hoogte,  voortkomende  uic  een  Krans  van 
Wortelbladen  >  die  lang  gefceeld  en  ruigf  van 
eene  Ey ronde  figuur  zyn. 

(6)  Veldkers  met  rondachtige  Haauwtjes  en  vr. 
Pylvormige  getande  gryze  Bladen.  Cy"$mim 

nende. 

Zeer  gemeen  is  deeze ,  in  fommige  deelen 
van  Europa,  op  Akkers,  aan  de  Wegen  en  op 
open  Velden*  In  onze  Nederlanden  komt  zy  wei- 
nig 

quartum.  Col.  Ecpbr.  I.  p.  279.  T.  277.  £  *•  Thlaspi  mont. 
pingui  folio.  BARtt.  Ic.  84;. 

f5)  Thlaspi  Sii.  fubrot.  pilofis  &c.  R.  Lugdk  3  3  3-  SAUV, 
Monsp*  120.  Thlaspi  Capfulis  hirfutis.  J.  B.  Hifi.  II.  p.  922, 
Thbspi  villos.  Caps.  hirfutis.  C.  B.  Pin*  106.  Prodr.^.T.  47. 

(6)  Thlaspi  Sil.  fubtotundis,  FoHis  Sagittatis  clematis  in- 
canis. Gort.  Belg.  183.  Kram.  Aujir.  189.  Haul.  Helv. 
544.  Goüan  Monsp.  317.  R.  Lugdb.  333.  Thlaspi  Arvenfè 
Vaccana:  inc^no  folio  najus.  C*  B  Pin.  *o«.  Thlaspi  latl- 
foliujr*  FüCHf.  Hifi.  Thlaspi  alt.  DOD.  Pempu  712» 

Tal.  vu^gatisüm  Ana  Vaccarix  f"Ho.  LOB.  k*  H3t 

Rr 

II.  Deel,  12.  Stok. 


626       VlERMAGTIGE  KrüIDEN2 


IV,    nig  voor.  Tusfchen  Amersfoort  en  Nykerk  op 
Axvi!L*  de  Veluwe>  als  ook  bY  Zwol,  heeft  menzege- 
Hoofd*  vonden*  In  Switzerland  groeit  zy  overal,  zege 
stuk.     HalleRj aan  Muuren , Landfcheidingen , enz. 
tjfuraZ'      Steeg  is  ongevaar  een  Elle  boog  enmetBla- 
ge»ds.      jen  ^  ais  gemeld  is ,  bezet ,  de  onderlten  Ey 
rond  of  Vindeelig ,  zagt  op  9t  aanraaken  en  als 
een  weinig  gehaaird.  De  Zaadhuisjes,  van  bo- 
ven ledig,  vertoonen  zig  als  gewiekt 

VIT'  .     (l)  Veldkers  met  Jlomp  Hartvormige  Haauw* 
Montlnum*         tjes  en  gladde  Bladen ;  de  onderfien  Vlee- 
Bergs.  jiomp  Eyrond  effenrandig  ;  de  Steng' 

bladen  omvattende:  de  Bloemen grooter dan 
de  Kelk. 

In  Switzerland,  Ooftenryk,  Italië  en  de  Zui- 
delyke  deelen  van  Vrankryk ,  groeit  deeze  Soort  3 
die  zelden  meer  dan  een  Handbreed  hoogte  be- 
reikt ,  in  Bosfchen  op  de  Gebergten.  Clusius 
noemtze  Thlaspi  Badenfe,  als  op  den  Berg,  die 
over  de  Stad  Baden  hangt  ,  vier  Mylen  van 

Wee- 


(*)  Van  een  Afrikaan/eb  Thlaspi  ,  dat  de  Zaadhuisjes 
byna  Eyrond  ,  de  Bladen  Lancetvormig ,  Zaagtandig  en  zcec 
glad  heefr,  maakt  de  Heer  N.  L.  Bubmannus  gewag. 

(  7  )  Thlaspi  Sil.  obcordatis  Foliis  glabris  &c.  GOUAtt 
Monsp.  317.  Thlaspi  Alpinum  Bellidis  coerulex  folio.  C.  K. 
Pin.  106.  Thlaspi  möntanum  Glafti  folio  minus.  Ibid.  Thlas- 
pi montanuuv  fêcundum.  Clüs.  Hifi.  Iï.  p.  131.  Thlnspi 
Uadenfe.  Pan».  46;.  Ic.  457*  $#  Thlaspi  petkliatunr  minus, 
C.  B.  Pin.  toé. 


Tetkadynamia; 


Weenen>  voorkomende.  Hy  geeft  'cr  Stenget-  iv. 
jes  aan  van  een  Voet  of  laager.  Afdeel 

Hoofd» 

(8)  Veldkers  met  fi  mp  Hartvormige  Haauw-$?vv^ 
tjes  ;  de  Stengbladen  Hartvormig  gladeeni-  vui. 
germaate  getand ;  de  Bloemblaadjes  van  lang-  ^foiia* 
te  als  de  Kelk ;  de  Steng  Takkig.  SSaukU- 

In  Switzerland ,  Duitfchland,  Vrankrykkomt 
decze  op  openc  Velden  voor.  Zy  heeft  effene 
Kruidige  Stengen  en  witte  Bloempjes  naauw- 
Iyks  grooter  dan  de  Kelk;  de  Meeldraadjes  lan- 
ger en  wit,  met  geelachtige  Knopjes.  De  Haauw- 
tjes  zyn  in  deeze,  en  de  voorgaande  en  volgen- 
de >  als  die  van  't  Herders  Tafch  Kruid» 

(9)  Veldkers  met  Jlomp  Hartvormige  Haauw*  ix. 
tjes  en  eenigermmte  getande  Bladen;  i^Aipifch* 
Steng  omvattende ;  de   Bloemblaadjes  zo 

lang  als  de  Kelk :  de  Steng  eenvoudig. 

Ge r  ar  dus  voegt  dit  met  het  Doorbladi- 
ge  famen  ;  doch  Hall  er  fcheidc  het  'er  van 
af.  Het  is  een  laag  Kruidje  ,  dat  in  Ooftenryk 
groeit  3  met  kleine  witte  Bloempjes» 

(10) 

(8)  ThUspi  sil,  obcordjt!st  Fol.  Caullnis  Cordatïs ,  gla- 
bris  &c.  Thiaspi  Arvenfe  perfo  iatum  nvajas.  €♦  B.  Pin*  iotf. 
BAftR.  1c.  815*  Thiaspi  Öleraceura.  Tab.  te.  Cajvi* 
Hort   T#  7.  f.  C. 

(9)  TbUspi  Si!  ohcordatïs,  Fol.  fubdentatis  &c,  Thiaspi 
Vaccarisc  folio  Burfx  Pa  lons  SiHquis.  C.  B  Pin*  loj.  Prodr* 
$7  ?  Thiaspi  pumilu.a  teuium    Clus.  lïtft.  li»  p»  §U 

Rr  % 

II»  DexlJX  stuk* 


6.1%       VlERMAGTlGE  KRUIDEN, 


IV*  (10)  Veldkers  met Jlomp  Hartvormige  Haauw* 
Afdeel.         ^  m  pföfötf^  Wortelbladen. 

Hoofd- 
stuk.      Die  Kruid  is  algemeen  bekend  onder  den 

x.  ,  naam  van  Herders  Tafchjes  of  Beursjes- Kruid  9 

Tur/T  ingevolge  den  Latynfchen  naam  Burfa  Paftoris  ; 

Tafchjes.  uitdrukken.  In  andere  Taaien  geeft  men  het 
dergelyken  naam.  In  *t  Franfch  noemt  men  het 
ook  Ie  Tabouret ,  als  of  dezelven  naar  derge- 
lyken Zitftoel  zweemden.  Het  groeit,  als  een 
Onkruid,  door  geheel  Europa,  en  byzonderlyk 
ïn  onze  Nederlanden  *  zo  in  Tuinen  als  op  Ak- 
kers en  aan  de  Wegen:  doch  verandert  in  Loof 
aanmerkelyk  ,  komende  met  de  Wortelbladen, 
die  gemeenlyk  diep  ingefneeden  zyn  s  fomtyds  niet 
uitgehoekt  voor  ,  en  de  grootte  verfchilt ,  naar 
de  Groeiplaats  ,  ongemeen.  Het  valt  ook  in 
Japan. 

Cochlear  ia.  Lepelkruid. 

Dit  Geflagt  heeft  een  uitgerand,  gezwollen, 
ruuw  Zaadhuisje  ,  met  bultige  ftompe  Klepjes. 
Het  bevat  agt  Soorten,  waar  onder,  behalve  de 
gewoone  Lepelbladen  ,  ook  de  Mieriks  -  Wor- 
tel en  andere  Kruiden  zyn  begreepen;  als 

CO 

( 10)  Tblaspi  Sil.  obcordatis  ,  Fol.  Radicalibus  pinnatiH- 
dis.  Mau  Med.  324.  Gort»  Belg.  183.  &c.  dcc.  Burfa  Pafto- 
ris major  Folio  finuato.  C.  B.  Pin.  108.  Burfa  Paftofis*  Dod« 
Pempu  103.  £#  B.  Paft.  media.  C.  B.  Pin.  108.  y#  B*  Paft, 
major  Folio  non  fimiato.  C.  B.  Pin.  108. 


I  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A, 


629 


(l)  Lepelkruid  met  de  JVortelbladen  rondach-  IV, 

tig  Hartvormig ;  de  Stengbladen  langwer*  Af£^ei" 

pig  en  eenigermaate  aitgehoekt.  Hoofd- 
stuk* 

Deeze  Soort ,  aan  de  Oevers  der  Zee ,  zo  by  1. 
ons  als  in  andere  Noordelyke  Landen  ,  gemeen ,  o^tTaL 
is  het  bekende  Lepelkruid,  dat  onder  den  naam  Gemeen, 
van  Lepelbladen  ,  zo  in  de  gemeene  Samenlee* 
ving 3  als  in  de  Apocheeken  gebruikt  wordt.  Het 
Loof  heeft  een  fcherpen  Reuk  en  een  prikke- 
lend heetcn  3  zoutigen  Smaak,  't  Is  een  der  voor- 
naamfte  Middelen  tegen  't  Blaauwfchuit,  wor- 
dende deswegen  van  de  Engelfchen  Garden* 
Scurvy  -  Grasf  geheten  ,  dewyl  men  't  ook  in 
de  Tuinen  teelt  :  doch  dan  is  het  veel  minder 
fcherp  en  kragtig*De  Franfchen  noemen  'tHer- 
be  aux  Cueilliers  ,  de  Duitfchers  LoffelkrauU 
Men  gebruikt  het  of  raauw  ,  de  Bladen  kaau- 
wende,  of  het  uitgeperfte  Sap  in  Meyd ran- 
ken of  het  Aftrekzei  met  andere  Kruiden.  De 
vlugge  Geest,  die  'er  door  ?t  ovcrhaalen  van 
komt ,  vervliegt  door  't  kooken  t'eenemaal  en 
laat  niet  dan  bitterheid  over.  Dus  is  ook  het 
verdikte  Uittrekzel  wel  openende  en  uitdryven- 
de,  maar  heeft  de  gezegde  hoedanigheid  nieu 

(*) 

(1)  Cochkana  Fol.  Radicaliïms  Cordato  -  fubrotunclls  &c. 
Syft.  Nat.  Xih  Gen.  803.  p.  4.34.  Ve%.  Xllh  p.  492.  Mat. 
Med.  ?2o.  GORT.  Belg.  183.  Fl.  Lapp.  Succ.  Oed.  Dan. 
1 5  5.^i/.  Clijf.  i%z.  R.  Lugdb.  235.  Cochlcaria  folio  fubro- 
tundo.  C.  Bi  Pin.  110.  Cochlearia  Dod»  Pwpt*  s?4-Coch!, 
Batava.  Lob.  Ic  29 

Rr  3 

II,  DBZL.  IX    f  l'UK. 


63O         VlERMAGTIOE  KrITIDEK. 


IV.       (o)  Lepelkruid  met  alle  Bladen  Eyrond  Lom* 
Afdeel. 

xv  u  cetvormtg. 

Hoofd- 
stuk.      Als  eene  Verfcheidenheid  van  de  gemeene 

„  &  .  Lepelbladen  is  deeze  aangemerkt  geweest,  die 
Angina,  overvloediger  m  Groot  Bnttannie  dan  in  onze 
Engeifch.  j\jccjerlanden  groeit ,  en  nagenoeg  de  zelfde  krag- 
ten  heeft,  Zy  verfchilt  door  langwerpige  uitge* 
hoekte  Bladen  van  de  andere,  en  komt  hier  bui- 
ten Amfterdam  aan  den  Ykant ,  als  ook  op  't 
Strand  by  Harderwyk3  voor. 

1H/      (3)  Lepelkruid  met  hoekig  Pylvormige  Bladen , 
Decnfciu  die  allen  driekantig  zyn* 

Deeze  ,  in  Deenemarken  gemeen ,  verfchilt 
aanmerkelyk  ,  zo  door  de  figuur  der  Bladen  > 
welke  Klyfachtig  zyn  ,  als  door  de  ongetakte 
Stengen  ,  en  dat  het  de  zydelingfe  op  den  Grond 
hurkende  heeft.  Lob  el  merkt  het  aan ,  te  groei- 
den op  de  Engeifche  Zeekuflen.  Boïrhaave 
heeft  hets  als  hier  inlandfch  zynde*  getekend. 

C4) 

(2)  CocblearïaVoU  omnibus ovato-  tanccolat's.  Oed.  Dan. 
329.  Gort.  Belg.  184.  H>  ds  Angl.  248.  Coehlearia  Fol. 
fiuuato.  C.  B.  Pin.  iio4  Raj.  Hifi*  833.  Coehlearia  Britta- 
rJca.  f  Angi  ca.  LOB.  U>  294* 

(3)  Coehlearia  Fol.  Haftaeo  -  angulatis  omnibus  dekoidibus. 
Mant.  425.  GORT.  B??g*  184-  FI.  Suec.  532.  OED.  Dan. 
joo.  Coehlearia  Aremorica.  Töubnf.  Infl.  21$.  Th'laipiHe- 
deraceum,  Lob.  ïc.  615.  fi,  Coehlearia  Dmica  repens.  C* 
£.  Pin.  110.  Prvdr.  53.  y#  Coehlearia  minor  cre&a.  li. 


Tetradynamia, 


631 


(4)  Lepelkruid  met  Niervormige  effenrandige,  IV< 

Vleezige  Bladen*  Afdeel* 

xvi. 

Op  't  Eiland  Aalholm  vondt  Bar  tholi-J^0' 
®vs  een  kleine  Soort  van  Lepelbladen,  wel-  VK 
ke^als  ook  op  Ysland  en  in  Groenland  voor-^^* 
komende  s  Groenlandfche  gctyteld  wordt.  Bédica. 
Wortelblaadjes  zyn  zeer  klein  en  Vleezjg,  on-iaads!^ 
geaderd,  niet  ingefbeeden  en  lang  gedeeld.  Ik 
heb,  voor  veele  Jaaren  *  aan  de  fielder  derge- 
3yke  kleine  Lepelblaadjes  gevonden,  die  ik  in 
onzen  Tuin  overbragt,  en  vervolgens  aldaar  uit 
Zaad  voortgeteeld  zyn ,  maakende  wel  redelyke 
Planten  uit,  doch  behoudende  de  kleinte  en  fi- 
guur der  Blaadjes,  niet  grooter  dan  een  Duims- 
Nagel.   Ik  twyfel  naauwlyks  of  dit  zal  deeze 
Soort ,  welke  derhalve  tot  onze  inlandfche  Plan- 
ten kon  behooren,  geweest  zyn. 

(5)  Lepelkruid  met  Vindeelige  Bladen ,  en  neer*  v. 
gedrukte  Stengen.  c^ 

hoorn* 

Op 

(4)  Cochkariz  Fol.  Reniformihus  integris  CarnoGs.  TL  CltffZ 
498.  R.  Lugdb.  355»  Cochlcaria  minima  repens  Infulx  Al- 
holmiae*  Barth.  Hafn.  III.  p.  143.  Ic*  Cochh  minima  cx 
Münu  Walli*.  B GERH.  Lugdb*  2.  p.  10. 

(5)  Cochlearla  Fol.  pinnatirlciis  ,  Caule  depresfb.  Gort# 
Belg.  r§5.  GouAN  fuonsp.  318.  FU  Suec.  539»  Ti.  Cliff.  331. 
\K.  Lugdb,  33  5.  &c.  Ambrofia  CampeftrJs  repens.  C.  U.  Pin. 
138.  Pfeudo*  Ambrofia.  Cam.  Eplt.  $9$*  Cornu  Ccrvi  alt. 
repens.  Dod.  Pempt*  110.  Coronopus  repens  Baiellii.  Lor. 
Is.  438.  Naftuttium  fylv.  Capfoliscriftuis.  TOURNF.  /is/?*  ai4« 

Rr  4 

II,  Deel.  ix,  Stuk» 


V I ER  MAG  TI G  E 


IV.      Op  open  Velden  en  plaatzen  ,  zo  wel  in  de 
AFxvlL  Zuidelyke  als  Noordelyke  deelen  van  Europa, 
Hoofd   gelyfc  zelfs  hier  by  Amfterdam  en  elders  in  ons 
stuk*     Nederland  ,  aan  de  Wegen,  komt  dit  Kruidje 
^r**™"  voort,  dat  men  3  wegens  de  figuur  der  Bladen  , 
#nde.      Hertshoorn ,  in  't  Franfch  Corne  de  Cerf ,  en 
wegens  de  hoedanigheid  Zwynen  -  Kers  noemt, 
of  ook ,  wegens  de  manier  van  groeijing,  Kraai- 
jen- Voet>  in  't  Engelfch  Crows-Foot.  Het  is 
Kruipende  of  Bafterd  ■  Ambrojia  van  fommigen 
getyteld;  hoewel  men  voor  die  benaaming  wei- 
nig reden  heeft.  Het  legt  met  zyne  Stengetjes 
t'eenemaal  op  den  Grond  neer,  hebbende  zeer 
f  ^n  gefmpperde  Bladen  en  aart ig  gekamde  Haau vv- 
tjes;  zynde,  in  die  beide  opzigten,  grootelyks 
van  het  Lepelkruid  venchillende.  Toürne- 
fort  hadt  het  ,  met  veel  reden  ,  genoemd 
Wilde  Kers  met  gekamde  Zaadhuisjes.  In  hoeda- 
nigheid, immers  ook  ,  gelykt  het  veel  naar  de 
Tuinkers ,  en  wordt  in  fommige  Landen ,  even 
als  die»  over  de  Salade,  of  op  zig  zelf  of  met 
Azyn  ingelegd ,  als  Toefpyze,  gegeten,  zoRu- 
ëLLius  aantekent.  Dit  Kruid  is,  bovendien, 
een  voornaam  Ingrediënt  der  berugte  Steen* 
breekende  Middelen  ,  in  Engeland  publiek  ge- 
maakt. 


vi.  ^     (6)  Lepelkruid  met  de  Wortelbladen  Lancet* 

Armora- 


vormig  gekarteld ;  de  Stmgbladen  inge» 


cia, 


fneeden.  Dit 

Meer-  J 
Radys.        ^  Cnzklzarla  Fol,  Radicalibus  Lanceolaris  aenatis  &c» 

Mat. 


Tetradynamia*  ö»33 


Dit  Gewas  hadt  gezegde  Kruidkenner  reeds  IV. 
betrokken  tot  het  Geflagt  van  Lepelkruid,  hoe4™**1" 
zeer  het  ook  in  Geftalte  van  de  Lepelbladen  Hoofd* 
verfchille.  Het  groeit  aan  de  kanten  van  Rivie-*TüK* 
ren  en  Beeken  in  Engeland;  te  Montpellier  in  "cuhf** 
't  Water  ,  onder  het  Kafceel ;  by  Weenen  bo- 
vendien op  Akkers;  by  Lund  in  S  weeden  op  de 
Velden ,  en  hier  op  de  Bouwlanden  by  Ulenpas 
aan  den  Ouden  Ysfel  in  Gelderland.  Gesnerus 
vondc  het  in  Switzerland  op  een  Veldgroeijen, 
beneden  Laufanne,  doch  twyfelt  of  het  niet  hy 
toeval  daar  gekomen  ware.  In  Pommeren  is  het 
aan  de  Dyken  van  Graften  en  op  Puinhoopen 
vry  gemeen.  Zo  dat  men  ziet,  hoe  dit  Kruid 
verfcheiderley  Groeiplaats  verkieze  ,  aartende 
ook  zeer  wel  in  de  Hoven.  Volgens  den  Latyn- 
fchen  naam  Raphanus  Riijlicanas  wordt  het  Wilde 
of  Boeren  •  Radys,  in  't  Franfch  Grand  Raifort 
fauvage  ,  in  'c  Engelfch  Horfe-Reddish,  en  in 
9c  Hoogduitfch  Meerrettich  geheten.  Van  deezen 
Jaatften  naam ,  die  op  de  groeijing  in  't  Water 
fchynt  te  zien  3  zal  onze  Hollandfche  Mierik- o£ 
Mier  edik*  Wortel  afkom  ftig  zyn  ;  hoewel  men 
7t  gemeenlyk  Peperwortel  heet ,  wegens  den 
fcherpen  Smaak»  De  Wilde  Radys  van  D i os- 
co- 

Mat.  Md.  3*1.  GORT.  Belg.  ig;.  GO"AN  Monsp.  318-Krim. 
Auflr.  190.  Hall.  Helv*  543.  Cochkaria  Folio  Cubitaiï. 
Tournf.  Inft.  2x5.  Armorach.  Riv.  Raphanus  Ruft  canus  > 
crasfa  Radice  ,  Lapathï  folio.  Lob,  Ic>  320,  Rsphanis  mag* 
na.  DOD*  Pempt.  67 s« 

Rr  5 

II.  I  EU,  IX;  STUK, 


634        VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.    corides,  die  by  de  Romeinen  Armoracia  ge- 
A*xvi't  noemc*  werdt ,  ftrookt  niet  hier  mede. 
Hoofd»    Het  Kruid  gelykt  veel  naar  de  Water  -  Patich  , 
stuk.     joch  de  Bladen  zyn  grooteren  ruuwer,deSten- 
t^draa-'  §en  Iaaêer  cn  dunner  ,  met  witte  Bloemen  en 
gtndu      kleine  Haauwtjes ,  als  die  der  Lepelbladen.  Door 
den  Wortel  munt  het  inzonderheid  uit,  die  op 
de  Moeslanden  geteeld  en  befneeden  zynde  te 
koop  gebragt  wordt.  Dezelve  heeft  zo  fcherpe 
vlugge  deelen  ,  dat  het  in  de  Oogcn  byt  van  de 
genen,  welke  ze  fchraapen  of  raspen,  om  tot 
Toefpyze  in  Sausfen  of  op  zig  zelf  te  gebrui* 
ken.  De  Peper -Wortel  maakt  een  Schroei  jend 
of  Blaartrekkend  middel  uit ,  fterker  dan  Look. 
Door  't  uitdroogen  verminderen  allengs  de  krag* 
ten  en  het  gedefinieerde  Water  verliest  ook  wel 
dra  zynen  icherpen  Reuk.  Behalve  de  fcherpheid 
is  'er  ook  eenige  zoetheid,  byzonder  in  het  uit- 
geperfte  Sap,  en  het  Afkookzel ,  van  't  gene  na 
de  deffillatie  overhlyft,  ruikt  naar  Raapen.  In 
de  Provincie  van  Limoges,in  Vrankryk ,  worden 
van  't  Gemeen  deeze  Wortelen  ,  na  dat  zy  een 
poos  in  Water  gelegen  hebben  ,  met  Olie  ge- 
braden of  geftoofd  gegeten.  Het  Sap  doet,  als 
men  laau  w  W ater  daar  op  drinkt ,  braaken ,  doch 
niet  Suiker  tot  een  Syroop  gemaakt ,  en  dus  in- 
gegeven ,  heeft  men  'c  zelve  tegen  't  Graveel, 
den  Steen  en  *c  Scheurbuik,  als  ook  in  de  Wa- 
terzugt ,  diènftig  bevonden.  De  Wortel ,  op  Rinfe 
Wyn  gezet,  doet  fterk  wateren  en  is  in  fpmqri- 
ge  üeepende  Kwaaien  met  Vrugt  gebruikt. 

(7) 


Tetradynamia;  635 


(7)  Lepelkruid,  dat  de  Stenghladen  Pylswys'  IV. 
Hartvormig ,  omvattende  heeft*  Af^el# 

Hoofd* 

Nietcegenftaande  dit  maar  een  Jaarlyks  Kruid  stuk. 
is,  gelvk  de  gemeene  Lepelbladen,  heeft  het  de  vit. 
Steng  wel  twee  Ellen  hoog,  met  Bladen  ais  ge-  GUftifaUa* 
zegel  is,,  die  boven  zeer  fmal  worden  en  eened£ecdüla" 
getakte  Aair  van  wicte  Bloemen,  w*ar  op  ron- 
de Zaadhuisjes  volgen  ,  met  Zaaden  van  fcherpen 
Reuk  en  Smaak.  In  't  Land ,  omfireeks  Regens- 
burg  ,  komt  deeze  wild  voor* 


(8)  Lepelkruid  met  Lancetvomige ,  getande, 


vin, 

>rabam 

omvattende  Stengbladen*  Gekroond. 


Deeze  Soort  heeft  leggende  Stengen ,  die  een 
weimg  Takkig  zyn  en  Piekvormige,  breed  Lan- 
cetvormige,  gryze  Bladen,  zegt  de  Ridder, die 
haar  bevoorens  tot  het  Peperkruid  ha'jt  betrok- 
ken. De  aangehaalde  eerfte  Draba  van  Clü- 
sius,  heeft  opftaaodc  Stengen,  omtrent  eea 
Voet  hoog,  van  boven  met  de  Bloempjes  ge- 
kroond. De  Groeiplaats  is  in  Oottenryk,  Vrank- 

ryk 

(7)  Cocblenria  FoL  Caulinis  obcordato  -  Sasrittatis  ample- 
jdcaulibus.  H*  Cllff.  332.  R.  Lugdb.  335.  Lepidium  Glafti- 
faliura.  C.  B.  fin.  97.  MöRis.  Htft*  ÏL  p.  312.  S.  3.  T. 
21.  f.  3.  Cochl.  altisfïma  G'afti  folio.  TOURNF.  Infi.  21 5. 
Lepidium  annaum  Lob*  7c.  321* 

(8)  Cochlearia  Fol.  Lanceolatis  &c,  Lep'vL  Pot.  Lanceoh- 
tis  amplexicaulibus  d^ntaris.  H.  Cliff.  331.  Draba  umbelJata 
f.  major  CapituUs  donata.  O  B.  Pin*  109.  MOEUS.  uts.  f.  U 
Draba  prima  vulgaris*  Hifi*  II.  p.  123. 

II.  Dsei.  ix,  Stüb;, 


IV. 

Afdeel. 

xvi. 
Hoofd» 

STUK. 

Haauvj' 
tjesdraa- 


I. 

Sberisfem- 
ferflorens. 

Alryd- 
blce  jend. 

IT. 
Scmpervi- 

7-evs, 

Altyd 
groen. 

IIÏ. 

Gibralta- 
rica. 

Gibialtars* 


636        VlERM  ACTIG  E  KRÜIDfiN* 

ryk  en  Italië  ,  aan  de  Ploegvooren  ,  zegt  de 
Ridder.  Omftreeks  Weenen  groeit  dit  Kruid 
overal,  aan  de  kanten  der  Velden  en  nevens  de 
Wegen  (*> 

I  B  B  ft  i  s.  Scheefbloem* 

De  Bloem  is  onregelmatig,  met  de  twee  uit* 
waardfe  Bloemblaadjes  grooter  ,  in  dit  Geflagt, 
dat  veelzaadige  uicgerande  Haauwtjes  heeft.  Zulks 
heeft  in  fommige  Soorten  van  Thlaspi  plaats , 
die  tot  hetzelve  betrokken  zyn ;  weshalve  ik  het 
den  naam  van  Scheef  bloem  geef.  Twaalf  Soorten 
zyn  'er  in  begreepen,*  naamelyk 

(1)  Scheef  bloem,  dat  Heefterig  is9  met  Wig* 
yormige  effenrandige  Jtompe  Bladen. 

(2)  Scheef  bloem,  dat  Heefterig  is ,  met  Li* 
niaale  fpitfe  effenrandige  Bladen. 

(3)  Scheef  bloem  dat  Heefterig  is9met  de  Bla* 
den  aan  de  tip  getand.  (4) 

(*)  Kram.  Aujlr.  p.  m. 

(1;  Ibens  Frutescens,  Fol.  Cuneiformibus  &c.  Syft.  Nat. 
XII.  Gen.  804.  p.  4SJ-  V'eg.  XIII.  p.  +91.  H.  CUjf.  zm.Ups. 
184.  R.  Lugdb.  336.  IUv.  Tetrap.  224.  f.  2.  Leucoijum  Frur. 
Umbell.  Ferficum.  Moris.  Hift.  II.  p.  295.  Thlaspi  latif. 
poïycarpon  ,  Leucoii  fbliis.  EOCC.  Sic.  ss*  T.  22.  f.  a  -  1. 
Thlaspi  Fiut.  Folio  Leucoii  femperfioiens.  Seb.  Tbes.  I.  p.  2. 
T.  13.  Ê  4- 

(2)  Jberis  Frutescens,  Fol.  Linearibus  acutis  &c.  H.  Cliffl 
R.  Lugdb.  GOUAN  Monsp.  315.  Riv.  utrap.  uts.  f.  1.  Thlaspi 
montanum  fempervirens.  C.  B.  Pin.  106.  Thlaspi  Ciet.  pe- 
renne  Fl.  albo.  Barr.  Ic.  214  &  734. 

{%)  Ibtrn  Frutescens  Fol.  apice  denratls,  Thlaspid.  Hi$p. 


i 


Te  tra  dynamia.  037 


(4.)  Scheef  bloem ,  dat  laag* Heefterig  is , met  IV. 
Lancetvormig  -  Liniaale ,  Vleezige ,  fpitfe ,  Afx^eibL# 
effenrandige  3  op  d£  fozrc£  gehaairde  Bladen*  Hoofd- 
stuk. 

Deeze  vier  Soorten  zyn  Heefterig  en  volgens  ÏV9 
de  bepaalingen  verfchillende.   De  eerfte  heeft sJ£rt*g 
haare  Groeiplaats  op  Sicilië  en  in  Perfie*  MenRotfteenfg. 
floemtze  Thlaspi  of  Taraspi  des  J ar diniers  ,  zegt 
G  o  u  a  n.  De  tweede  valt  op  Kandia :  de  der- 
de heeft  men  by  Gi braker  groeijende  gevonden. 
De  vierde  komt  wild  voor  op  drooge  Zandi- 
ge plaatfen,  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu- 
ropa. 

De  twee  eerften,  die  ook  aan  de  Kaap  groei- 
jen3  zyn  fraaije  Bioemgewasfen ,  wel  Heefterig 
doch  weinig  hoogte  hebbende,  inzonderheid  de 
zogenaamde  Perfifche  ,  die  tevens  een  aange- 
caamen  Reuk  heeft  ,  bloeijende  byna  het  ge- 
heel e  Jaar:  de  volgende  blyft  altyd  groen: die 
van  Gibraltar  gelykt  veel  naar  de  Perfifche,  zo 
Dilleniüs  aanmerkt,  groeijende  ook  maar 
een  Voet  of  anderhalf  hoog;  de  laatfle,  door 
Garidell  afgebeeld ,  vertoont  zig  Heefter- 
achtiger  dan  de  anderen.  Deeze  heeft  Worm- 
achtige fpitfe  Bladen  ,zo  Columna  aanmerkt. 

(5) 

ampliore  Flore,  Folio  crasfo  dentato*  Dïll»  Elth.  3*x.  T. 
%%-].  f.  371. 

(4)  Jkrls  SufFruticofa  Fol.  Lanceolato  -  Lineatibus  &c* 
Thlaspi  Saxmle  verraiculato  folio.  C.  B.  Pin.  107.  Gario. 
Afx.  460»  T.  iqi.  Lithonthiaspi  jt  fruticofiiis.  Col*  Ecphr* 
1.  p.  a?8.  T.  277.  f,  1. 

lh   DSEW  IX*  STUK* 


03$         VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  (j)  Schecfbloem  ,  dat  Kruidig  is  ^  met  Ey\ 
^xviï-  ronde  Bladen,  de  Stengbladen  omvattende , 

Hoofd-  effen  en  Sappig. 

STUK» 

v.  Deeze  Sóórt  in  Switzerland  en  Provence  , 

lund^foiia  a^s  o0^  *n  *ta'1e  °P  ^e  Bergtoppen  voorkomed- 
Ronabia-  de,  heeft  kruipende  Stengen,  die  op  de  opge* 
regte  enden  fraaije  Bloem  hoofdjes  dnagen,  van 
byna  regdmaatige  Bloemen,  paarfchachtig  van 
Kleur.  Dg  Wortelbladen  zyn gedeeld,  Eyrond, 
efFenrandig  :  de  Stengbladen  ongedeeld,  allen 
glad  en  zagt. 

vi.  (6)  Scheef  bloem ,  dat  Kruidig  ïs  ,  met  Lar>- 
^oondrat'  cetvrmige  gefpitfte  Bladen  ,  de  onder Jlen 
8end*  Zaagtandig ,  de  bovenjlen  effenrandig. 

Een  zeer  bekend  Zaay  -  Bloempewasje  maakt 
dee7e ,  onder  den  naam  van  Tiilaspi ,  ft!  dê 
Tuinen  uit,  dat  op  zyn  meest  omtrent  een  Voet 
hoog  groeit  en  vlakke  Tafelswyze  Kroontjes- 
Bloemen  draagt,  van  witte,  roode  of  paarfch- 
achtige  Kleur.  Ia  \  Franfch  noemt  men  het 

Thlas- 

(s)  Iheris  Herbacea  Fol.  ovatis&c.  Thlaspi  montanum  fer* 
rato  Ce p je 2  folio.  Bark*  Ic.  848.  Thlaspi  Alpmum  folio 
rotundiore  Carnofo  &c.  Tournf.  Infl.  212.  Scheuchz.  A?p* 
$0,  T,  45.  GER.  Frov.  354.  Lepidium  Caule  repente.  HALL. 
Helv.  546.  ALLIOK  Pedem.2j.  T.  4.  f.  1.  Thlaspi  minimam 
Silic.  cbcordatïs  &c.  Ard.  Spsc.  2  p.33»T.  15. f.  1. 

(c)  iheris  Herbacei  Fol.  Lanceolatis  acuminatis  &c.  /!• 
Cüff.  Ups.  R.  Lugdb*  3  30,  Thlaspi  uinbellarum  Creticum  Ibe* 
lidis  folio*  C.  B.  10S.  Draba  feu  Arabis  f.  Thlaspi  Caru 
dia:.  Dod.  Tempt.  713.  Thiaspi  Candias  umbeli.  iber.  folio. 
LOB.  Ic,  zit*  Iberis  Crerica.  Kir»  Jetrap*  125. 


T  E  T  R  A  D  ï  N  A  M  n;  639 

Thiaspi  de  Candie,in  't  Engel fch  CandyTufts,  IV. 
als  Kretifcheof  Kandiaafche  Thiaspi.  Het  heefcA^fiL- 
niet  alleen  op  dat  Eiland,  maar  ook  in  Spanje, Hoofd* 
en  in  lealie  5  zync  natuurlyke  Groeiplaats.  Deslm» 
Zaadhoofdjes  blyven  hier  half  -  Klootrond  en 
worden  niet  Trosachtig,  gelyk  in  de  volgende. 

(7)  Scheef  bloem  met  Lancetvormige  fpitfe 
eenigermaate  getande  Bladen  en  getroste 
Bloemen.  Bittei* 

In  Switzerland  niet  alleen  ,  maar  ook  in  de 
Zuidelyke  deelen  van  Vrankryk ,  en  in  't  Oost- 
enrykfe  by  Weenen  5  groeit  deeze  Soort,  die 
den  bynaam  van  Bitter  voert ,  om  dat  zy  uit- 
munt in  bitterheid;  wordende  deswegen,  in  9t 
Hoogduitfch  Bitterbaurenfenf  geaoemd.  Het  heeft 
de  Steng  anderhalf  of  twee  Voeten  hoog,  van 
boven  Takkig  ,  met  dergelyke  Kroontjes  byna 
als  de  voorgaande  ,  doch  losfer  en  trosachtig 
wordende  wanneer  zy  in  5c  Zaad  fchiet,  als  ge- 
meld is. 


(8)  Scheefbloem  dat  Kruidig  is  >  met  Lini-  vnr, 

aaie  Vlafch- 
bhdig< 


(j)  lberis  Herbacea  Fol.  Lanceolatis  acutis  &e.  H.  Ups. 
184.  HALL»  tklv.  543.  GOüAN  Monsp.  319.  kram.  Auflr. 
190.  Thiaspi  umbell.  Arvenfe  lbertdis  folio.  Riv.  tetrap.  112. 
Thiaspi  umbell.  Arvenfe  amarum.'  J.  B.  Hifi.  II.  p.  92 j. 
Taeern.  Ic  402. 

(g;  ïbsris  Herbacea  Fol.  Lifiearilms  &c.  Ger.  Prov. 
Thiaspi  Luiitamcum  umbellatum  GramLneo  folio  &CjfOUBNF. 
In/2.  tr$.  GAKiD.  45$.  T«  105. 


II*  DUt*  IX.  STUSt 


640        VlERMAGTlGE  KRUIDEN. 


IV.  aale  effenranddge ,  aan  de  Steng  Zaagtan* 

^xviEL*  *^&e  B^den*  die  gepluimd  is  9  met  half* 
Hoofd-  Klootronde  Bloemtuiltjes. 

STUK* 

In  Spanje  en  Portugal,  als  cok  in  Provence, 
gtndt™'  °P  Heuvelen  ,  groeit  deeze,  die  zeer  naar  het 
Grasbladig  Peperkruid  gelykt ,  doch  de  Haauw- 
tjesaan  den  top  geknot  tweetandig  heeft. 

(9)  Scheef  bloem  ,  dat  Kruidig  is ,  met  Lint- 
aale%  naar  't  end  verbreede  >  Zaagtandigt 
Bladen. 

(10J  Scheefbloern,  dat  Kruidig  is*  met  Ey- 
ronde  gladde  ,  ongeaderde  ,  effenrandige 
Bladen ,  de  Haauwtjes  aan  den  voet  en  tip 
iweekwabhig* 

(11)  Scheefbloern  ,  dat  Kruidig  is,  met  Li» 
niaale  Vindeelige  Bladen* 

(11)  Scheefbloern,  dat  Kruidig  %s%  met  uit* 

(9)  Iberis  Herbacea  Foliis  Lïnearibus  fuperne  düatatis  fer- 
ratis.  H.  Cliff.  330.  R.  Lugdb.  336.  Thlaspi  umbellarum 
Cret.  Flore  albo  odoro  minus.  C.  C.  Pin.  106.  Thlaspi  par- 
vunx  4.  odorato  Flore.  Cltjs.  Hifi.  II.  p.  132. 

(10)  Iberis  Herbacea  Fol.  Ovatis  glabris  aveniis  Jnregeni- 
mis  &c.  Am.  Ac.  IV.  p.  278.  Thlaspi  humile  Spicl  purpu- 
jeiL  Büxb.  Cent*  I.  p.  2.  T.  2.  f.  |# 

(11)  Iberis  Herbacea  Fol.  Linearibus  pionatifidis.  Am.  AcrM 
IV.  p,  278*  Gouan  Monsp.  319.  Thlaspi  Vmbell.  Nafturtü 
folio  Monspeliacum.  C.  o.  Pin.  106.  Thlaspi  ait.  min.  Umbe2!» 
LOB»  Ie  2i8. 

(12)  Iberis  Herbacea  Fol.  finuatis  f  Caule  nudo  ficnplici. 
Gort,  Btfa  igj*  Gouan  Mms?»  31*.  FU  Stuc.  $36 ,  stf. 


Iberis 
cdorata. 

Welrie- 
kend. 

X. 

\Arabica. 
Arabifch. 


xr. 

Pinnata. 
Gevind. 

XII. 

Nttdicaulis, 

Naakt» 
ileng. 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A% 


Ö4I 


gehoekte  Bladen  :  de  Steng  naakt  en  een*  IV; 

Afdeel. 

youdig*  XVI 

Hoofd» 

Van  deeze  vier  groeit  de  eerfte  op  de  Geberg-  stuk, 
ten  van  Piemont  en  Savoije;  de  tweede  valt  in  subulo/** 
Arabie  en  Klein  Afie :  de  derde  aan  de  Kusten 
der  Middellandfche  Zee  en  de  vierde  is  vry  al- 
gemeen in  ons  Wereldsdeel.  Deeze  laatfle  wordt 
Klein  Herders  Tafch  Kruid  geheten,  om  dac 
de  Zaadhuisjes  naar  die  van'tgewoonegelyken, 
hoewel  het  Gewas  veel  kleiner  en  het  Loof  ver- 
fchillende  is.  Men  vindt  het  op  drooge, dorre , 
Zandige  ,  ja  zelfs  op  Muuren  en  Steenachtige 
plaatfen ,  zo  elders  als  in  onze  Nederlanden. 

A  l  y  s  s  u  m.  Tanddraad. 

Sommige  Meeldraadjes  hebben  ,  in  dit  Ge- 
Aagt  ,  inwaards  een  Tandje  ,  't  welk  tot  de  voor- 
raamde  onderfcheiding  dient;  zynde  het  Zaad- 
huisje ,  gelyk  in  de  voorigen  ,  uitgerand ,  dat 
is,  van  boven  eenigermaate  uitgefneeden. 

Het  bevat  zeventien  Soorten ,  welke  in  drie 
Rangen  verdeeld  zyn  ,  naar  dat  zy  of  eeniger- 
maate Heefterïg  of  Kruidig  voorkomen,  of  dik- 
ke Haauwtjes  hebben ;  als  volgt. 

A.  Laag- 

Okd  Dan.  m,  H.  CU  ff.  328,  R.  Lngdb.  HG.  Burfi  Pafto- 
lis  minor  Fol.  incifis,  C.  B»  Pin.  log.  Biufa  Paftoris  minor,  DOO* 
Pemp;.  103.  Paftoria  Burfa  minima*  Lob,  Ie.  szï, 

Ss 

IU  PHM,  Üt*  STUK, 


642     VierMagtige  Kruiden 


IV.  A.  Laag- Heeft erige. 

Afdeel» 

ttXVI*  CO  Tanddraad  met  de  oude  Bloemtrosfen  ah 

Hoofd-  v  j  j 
stuk.  gedoomd  en  Bladerloos. 

Ahsfum  De  Doornen ,  die  deeze  Soort  heeft,  beftaan 
cledomd. Ult  vcrharde  enden  van  de  oude  Bloemtakjes. 
*  't  Gewas ,  dat  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Vrank- 
ryk ,  en  in  Spanje ,  op  hooge  Berg  -  Rotfen  groeit  y 
heeft  Wigvormige  gryze  gladde  Bladen.  Men 
vindt  het  gemeenlyk  Gedoomde  Thlaspi  getyteld. 
De  Bloemblaadjes  zyn  wit  en  geheel;  de  Meel- 
draadjes  Tandeloos  (*). 

ïi.  (*)  Tanddraad  met  leggende  overblyvende  Sten* 
fijj"^*  gwi  de  Bladen  Lancetvormig  Liniaal, 

Aityd  fpits  en  effenrandig. 

groen. 

ui.       (3)  Tanddraad  met  Heejlerige  gepluimde  Sten- 

Saxatile.  ^n 


Rotzig. 


(1)  Alys/um  Racemis  Senilibus  Spiniforraibus 

Nat.  XII.  Gen.  80$.  p*  435.  Vtg.  XIII.  p.  493.  H.  Clif. 
R.  LugAb.  331.  DALIB.  Paris.  197.  Thlaspi  Fmticofum  Spi- 
Hofum.  O  B.  Pin.  102.  Lencoijum  f.  Thlaspi  fpinofum. 
B.  Hifl.  II.  p.  9ÏU  Thlaspi  Spinofiim  Hispanicum.  BARR.  Ie. 
S08. 

(*)  Een  zonderlinge  verkiezing  van  den  Ridder,  die  Soor- 
ten ,  welke  meest  van  de  Geflagts  -  Kenmerken  afwyken  ,  in 
ft  voorfte  te  plaatzen.  Ik  zon  dezelven  agter  aan  voegen. 

(2)  Alp/urn  Fol.  Lanceolato- Linearibus  acutis.  H.  Clif. 
R.  LugAb.  uts.  Thlaspi  Haümi  folio  fempervirens.  Herm, 
LugAb.  594»  T.  595*  Thlaspi  parvmn  Halimi  angufto  in- 
cano  folio.  BOOC.  Mas.  U.  p.  45.  T.  39. 

(3)  Alysfon  Ctul.  Frutescent.  paniculatis  &c.  Ard.  Spee.  I. 
p.  IS.  T.  7.  R.  LugAb.  3ji4  N.  6.  MlLL.  Dift*  T.  f. 

h 


Tetradynamia. 


gen  en  Lancetvormige  ,  .zeer  zagte  uitgc-  IV} 
gulpte  Bladen.  A™i?W 

(4)  Tanddraad  met  laag- Heejlerige  verfpreide^^* 
Stengen ,  rondachtige  gryze  Bladen  en  ge*  iv. 
kleurde  Kelken.  'AipfjiTe. 

Alpifch* 

Van  deeze  drie  heeft  de  eerfte,  die  op  dor- 
re plaatfen  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa 
groeit,  Bladen  als  de  Smalbladige  Wilde  Melde: 
de  tweede  ,  op  Kandia  door  Tournefort 
waargenomen ,  komt  met  gegolfde  Bladen ,  als 
die  der  Violieren ,  voor  :  de  derde  op  de  Berg*» 
Rotfen  van  Provence,  naar  den  kant  van  Italië* 
gevonden  3  heeft  de  Steeltjes  naauwlyks  een  hal- 
ve Handbreed  hoog  ,  en  byna  ronde  Blaadjes, 
die  grys  zyn,  gelyk  in  de  meefte  Soorten  van 
dit  Geflagt.  De  Bloemblaadjes  zyn  ia  alie  dee- 
ze  Kruidjes  zonder  uitranding. 

B.  Kruidige» 

(5)  Tanddraad  met  Kruidige  Stengen,  gryze  v. 
getande  Bladen ,  en  vier  gegaffelde  MeeU[^bQm 

drüadjes.  Noord- 

X.  Aïysfon  Crct.  Saxatile  FoL  un'iulatis  incanis,  Töusnf. 
Cor.  1?.  Thtospi  lureum  Le&cöii  folio.  HoCC  Mm,  79.  T.  93. 

(4)  Al  ifum  Gaulrbus  Stiffrut  coils  difïufis  ,  Fo!.  fubrot.  in - 
canis  ,  CaL  *  iloratfS  GER.  Prov.  352  T«  13.  f.  2,  Mant.  92* 
(s)  Alyifum  Caulibtti  Herb.  Foh  incanis  denmis  &c.  Lu« 
naria  Fol.  ellipt   <ncondte  denmis.  KaATSCH,  Aft,  Pttr* 
Ï747-  p«  itU  T.  is»  £ 

SS  2 

II.  Df  f.L«  IX.  STUK.] 


<544      Viermagtige  Kruiden. 


IV#  In  Noord- Amerika  komt  deeze  voor,  diede 
A*xv?.L'  twèe  Meeldraadjes  met  een  fpits  Nageltje  ge- 
Hoofd-  tekend ,  de  vier  overigen  aan  den  voec  met  een 
stuk.    uicgerand  Schubbetje  heeft* 

vu  (6)  Tanddraad  met  een  opgeregte  Steng ,  Lan* 
iwnum™  netvormige  gryze  effenrandige  Bladen ,  ge* 

Gtys*  .  tuilde  Bloemen  en  tweedeelige  Bloemblaadjes. 


Dit  Heejlerige  gryze  Thlaspi  is  omftreeks  Wee- 
nen  vry  gemeen ,  zo  wel  op  Zandige  als  op  Stee- 
nige  plaatfen  en  komt  'er  zelfs  op  Muuren  voor* 
Het  valt  ook  op  Gebergten  in  verfcheide  deelen 
van  Europa,  zelfs  in  Sweeden.  By  Mechelen, 
in  de  Nederlanden,  groeit  het  zo  menigvuldig, 
datCnjsius  het  daar  van  gebynaamd  heeft* 
De  Steng  is  ongevaar  een  Voet  hoog  én  bezet 
met  Bladen  die  in  grysheid  uitmunten. 

vu.      C7)  Tanddraad  met  Kruidige  verfpreide  Stenï 
^A\\etm'         ^en 9  Liniaale  Wollige  Bladen  en  famenge- 
kleinst,  drukte  Haauwtjes. 

In  Spanje  is  de  Groeiplaats  van  deeze  zeer 
kleine  leggende  Soort ,  die  Bladen  als  de  Zee- 
/  Vio* 

(6)  Alysfum  Cauie  ereSo  ,  FoL  Lanceolatis  incanis  inte- 
gerrimis  &c.  Gkk.  Prov.  351.  Kram.  Auftr.  191.  F/.  Suec. 
528.  H.  Cliff.  332.  R.  Lugdb.  33u  Thlaspi  Fniticofum  in- 
canum.  C.  B,  Pin.  108.  Thlaspi  ine.  Mechlinienfe.  ClüS. 
Hifi.  II.  p.  132. 

(7)  Alysfum  Cauï.  Herbaceis  difFufïs  &c.  Al.  procumbens 
annuutn.  Sauv.  Meth.  70.  Lunaria  annaa  minima  Hispanica* 
FoULeucoii  maritimi.  Boerh.  Lugdb.  n,  p. 


Tetradynamiju  645 


Violieren  heeft.  De  Bloemblaadjes,  in  de  naast-  IV* 

voorgaande  wit,  zyn  hier  geel  en  een  weinig AFxv?.L' 

uitgerand.  Hoofd- 
stuk. 

(8)  Tanddraad  met  Kruidige  Stengen  ,  alle  vht. 

Meeldraadjes  getand  en  blyvende  Kelken.  Calycinum* 

Keikig, 

In  de  Zuidelykedeelen  van  Vrankryk,  inOost- 
enryk  en  in  Duitfchland  >  is  de  Groeiplaats  van 
dit  kleine  Plantje,  dat  zeer  kleinegeele  Bloem- 
blaadjes heeft  en  vier  Meeldraadjes  in  't  mid- 
den inwaards  getand ,  de  twee  overigen  met  een 
Schubbetje  aan  den  voet*  Het  is  een  Jaarlykfch 
Gewas,  gelyk  het  voorgaande,  maar  het  gryze 
blyft  over,  gelyk  het  volgende. 

(p)  Tanddraad  met  Kruidige  verfpreide  Sten*  ix. 
gen  en  byna  Lancetvormige  DoornachtigMue^*m' 
gefiippelde  Bladen* 

In  Switzerland  en  Duitfchland  groeit  deeze 
Soort,  die  Heeiterig  is  en  langs  den  Grond 

kruipt, 

f8)  Alysfum  CauL  Heïbaceis,  Stam.  omnib.  dentatïs  &c. 
Jxcq.  Vind.  114.  Ger.  Prov.  351.  Clypeola  Silic.  bilocul. 
tetraspermis.  H.  Gif.  3  29-Thlaspi  Alysfon  di&um  Canveftre 
majus*  C.  B.  Pin.  107.  Alysfon  minimam.  Clus.  Hifi.  II.  p. 
133.  Alysfon.  CAM.  Epit.  558.  f.  1. 

(9)  A'ysfum  Caul.  Herbaceis  diffuïïs,  &c,  H*  Ups,  igf. 
jACq.  Vind.  2j8.  Auftr.  T,  3?.  Alysf.  Fol.  Lanceolatïs  obtu- 
fis  incanis  8cc.  II.  Olijf.  332.  R.  Lugdb.  lil.  Thlaspi  Alpi- 
tium  rcpens.  C.  E.  Pin.  107^  Thlaspi  montanum  luteum.  J. 
B«  Hifi.  II.  p.  928. 

Ss  3 

IXfDKEL  IX,  STUH* 


6^6        VlEUMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  kruipt ,  hebbende  weinig  meer  dan  een  Spaü 
^FxvlL'  hoogte.  De  Bloemblaadjes  zyn geel:  vier Meel- 
Hoofd-  draadjes  aan  den  top  gefpleeten  ,  twee  met  een 
stuk.     Tandje  aan  den  Voet. 

x.        (10)  Tanddraad  met  een  Kruidige  Steng ,  de 
Cwpeftr**         Meeldraadjes  tweeborftelig  hebbende  en  af* 
veidig.  vallende  Kelken. 

xt.  (11)  Tanddraad  met  een  opfcaande  Kruidige 
tv™/'*  Steng  ,  ongejleelde  ovaale  famengedrukt 

schiidig.  platte  Haauwtjes  en  gefpitjie  Liniaale 

Bloemblaadjes. 

Van  deeze  beiden  ,  ook  Jaarlykfe  of  Zaay. 
Gewasjes  ,  groeit  het  eerfte  op  drooge  Velden  , 
in  Languedok  en  Provence  ;het  andere,  dat  van 
de  Schildvormigheid  der  Haauwtjes  zynen  By- 
naam  heeft  ,  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Eu- 
ropa ,  als  ook  op  den  Berg  Libanon ,  in  't  Be- 
loofde Land.  Dit  wordt  gehouden  voor  het 
Mysfon  van  D  ioscorides,  dus  genaamd, 
of  om  dat  het  tegen  de  Hondsdolheid  zou  die- 
nen ,  weshalve  de  Engelfchen  het  Madwort  noe- 
men, 

(lo)  Alysfum  Caule  Herb*  Stamin.  üipatis  pari  Set3rum. 
GOüAN  MoKsp.  32 t.  Aly|fon  incanum  SerpylH  folio,  Fru&u 
sudo,  lOüBNF.  Injf.  217. 

(11}  sAlysfum  Caule  ere&o  Herbacco  &c.  Lunaria  SilfcuJis 
fubfesfiiibus  incanis  lateralibus.  R.  Luzd.  333.  Gron.  Orisut» 
So.  Lunaria  Leucoii  folio ,  Sil.  oblonga  m?jori.  Tournï.  /«/?♦ 
218.  Leuc.  Aiysfoides  clypeatum  majus.  C.  S.  Pin,  201. 
Alysfon  Dioscor*  Dod.  Fmft.  %s. 


T  E  T  R  A  P  Y  N  A  M  I  A#  647 


men,  of  om  dat  het  Afkookzel  daarvan  den  IV. 
Hik  zou  doen  bedaaren  Dit  vale  naauw-  AFxVE*u 

lyks  een  Handbreed  ,  het  andere  ongevaar  een  Hoofd- 
Voet  hoog.  stok. 

Cs  Met  gezwollen  Haauwtjes  of  langwerpige 
geflootene  Kelken. 

(12)  Tanddraad  met  een  Kruidige  Steng ,  Lan*  xir. 
cetvormig  Driehoekige  Bladen ,  en  gezwol- 

len  Haauwtjes.  bladje"" 

Onder  den  naam  van  Vreemde  Rakette  heeft 
Clusiüs  deeze  ,  die  in  Spanje  groeit,  zeer 
fraay  in  Plaat  gebragt.  Uit  éénen  Wortel  fchiet 
zy  Stengen  van  anderhalf  Voet  hoogte ,  met  Bla* 
den  als  gezegd  is  9  die,  gelyk  in  veele  andere 
Soorten  s  fcherp  zyn  van  Smaak,  zo  wel  als  't 
Zaad.  De  Bloemblaadjes  zyn  diep  ingefneeden. 

(13)  Tanddraad  met  een  Heefierige  Steng  %  xirr. 
Lancetvormige  ,  eenigermaate  getande  ,  CRan^ 
Wollige  Bladen  en  Klootronde  Haauwtjes +™ich* 

(14) 

(*)  Het  Griekfch  woord  Lus/a  betekent  zo  wel  het  een 
als  't  andere. 

(12)  Alysfum  Caul.  Kerb.  Fol.  Lanceolato  -  deltoidibus  f 
Siliculis  inflaas.  AU  Fol.  Lanceohto  -  repandis  dentatis*  //. 
Cliff*  3  33»  IV.  Lugdb»  33ï«  Alysfoides  incanum  Fol.  finuatis. 
TOLRNF.  Ir.ft.  218.  Leuc.  incanum  Slllq.  rotundis.  C,B.  Pir.+ 
201.  Eruca  peregrina.  CjLl/s.  Hift.  IL  p.  13*-  Hisp.  420.  T. 
421. 

f13)  Alysfum  Caule  Fmticofo5  FoU  Lanceolatis  fubdent. 
tomentofis  &c.  Aiysfoides.  Frut.  Ciet,  Leucoii  folio  incano. 

Ss  4  TouaNF, 

IU  Deel.  IX*  Stuk. 


<54§     Vië&MAgtige  Kruiden. 

IV;  (14)  Tanddraad  met  een  Kruidige  Steng ,  wyi 
A?xvEL*  gemikte  Takken,  de  Wortelbladen  jlomp 

Hoofd*  Eyrond  en  eenigermaate  Wollig ;  de  Haauw- 

stuk*  tjes  opgeblazen, 

xiv 

Gemo-{nJe     ^e  w^  gcmikte  Takken  en  kleinere  Bloc- 
wyd  ge-  men ,  die  hoog  geel  zyn  ,  onderfcheiden  deeze 
van  de  voorgaande  Soort,  welke  door  Tou  r- 
nefort  op  Kandia  is  waargenomen* 

xv,  (1 5)  Tanddraad  met  een  Kruidige  opgeregte 
t^m  kliU'  Steng,  gladde  Lancetvormige  effenrandige 
Levantfch,         Bladen  en  opgeblazen  Haauwtjes. 

xvi.  (\6)  Tanddraad  met  Liniaale  getande  Bladen 
^Biaazig.*         en  opgeblazene  ^fpitfe ,  hoekige  Zaadhuisjes. 

Van  deeze  laatfte ,  die  Toürnefort  ook 
in  de  Levant  vondt,  hadt  hy  een  byzonderGe- 
flagt  gemaakt  onder  den  naam  van  Blaaskruid  , 
om  dat  de  Haauwcjes  zeer  Blaasachtig  zyn.  Het 
groeide  in  Armenië  naauwlyks  een  Handbreed 
hoog. 

07) 

Tournf.  Cer.  1$.  Leucomrn  luteum  utriculato Sem'ne.  Alp. 
Exot.  117.  T.  118. 

( 14)  Alysfam  Caule  Herbaceo  ,  Raraisdivaricatis  &c.  Mant» 
S>2..  Alysfuro.  ARD.  Sp.  2.  p.  T.  10. 

(15)  Alysfum  Caulc  Herbaceo  ere&o  ,  FoL  Jambus  &c. 
Mant.  92.  Thlaspi  Frut.  Leucoii  folio  viridi.  TOURNF. 
218. 

(16)  Myifam  Fo!«  Linearibus  dentatis*  Veficaria  Orïenta- 
lis  FoL  d*ntatis.  TOURNF.  Cor.  49.  Itin.  II«  p.  105»,  Reizen. 
II.  D»  p.  974 


Tetrabynamia:  649 


/ 


(17)  Tanddraad  met  Heefier achtige  leggende  Rft 

Stengetjesy  Lancetvormig  driehoekige  fi/a*  A™!EL* 

den  en  fiekelige,  Haauwtjes.  Hoofd. 

stuk. 

In  de  Levant  groeit  ook  deeze  ,  welke  die  xyn. 

«    •  W    'i      h  x-i  Alysfum 

Kruidkenner  op  Kandia  vondt.  Ly  heert  riou-  veitoideum* 
tige  Stengen  ,  die  Haairig  zyn  en  bogtig:  de^|J^k* 
Blaadjes   Lancetvormig,  wederzyds  met  een 
hoek,  groen,  met  eenige  Haairtjes  bcfprengd; 
Trosjes  van  weinige  Bloemen,  die  blauwach- 
tig, paarfch  of  Violet  zyn  en  ruige  Haauwtjes. 

Clyp  eola*  Schildzaad. 

Een  uitgerand  ,  Schyfrond,  plat,  famenge- 
drukt  afvallend  Haauwtje ,  onderfcheidt  de  Plan- 
ten  van  die  Geflagt,  't  welk  de  drie  volgende 
Soorten  bevat. 

(1)  Schildzaad  met  Schyf ronde ,  eenhokkigc,  h 
eenzaadige  Haauwtjes.  jmÜpu 

Tanddraa- 

Dedis* 

(17)  Alysfum  Caule  futfrutescentibus  proftratis  &e.  Al.  Cre- 
ticum  FoU  angulatis.  Tournf»  Cor.  15.  Leuco;jum  Saxadle 
Thymi  folio  hirfurum.  C.  B.  Pin.  201.  Littoreo  -  Leucoium 
minimum  fupinum.  Col.  Ecpbr.  J.  p.  282.  T»  284. 

(1)  Clypeola  Siliculis  oibic*  unilocularibus  Sec.  Syfl.  Nat* 
XII.  Gen.  807.  p.  437,  Veg.  XIII.  p.  494-  Ciiffl  329. 
Ups.  185.  R.  Luzdb.  332.  GoUAN  Monsp-  322.  GER.  Prov. 
553.  Jonthlaspi  minimam  Spie.  Lunatum. TOURNF.  Inft.  210. 
ThSaspi  clypeitum  Serpïlli  folio.  C,  B,  Pin,  107,  Thlaspialu 
min»  elypeatum  iierpylii  folio.  Lob.  Ic.  215, 

Ss  5 

EI.  Deki,  ix»  Stuk. 


f$0        VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.       De  vermaarde  Tournefoiit  hadt  dea 
^  xvifL' naam  Jonthlaspi  ontleend  van  Column  a5  door 
Hoofd-  wien  deeze  Soort  allerkleinst  9  geaaird ,  Maan- 
STÜjr#     zaadig  Jonthlaspi  was  geheten.  Lobel  heeftze , 
tjuirT™'  onder  den  naam  van  Klein  Schilddraagend  Thlas- 
g*nde.      pi  ^  met  Quendel  -  Blaadjes  ,  afgebeeld.  Het  Kruid- 
je groeit  in  Italië,  Languedok  en  Provence,  op 
Muuren,  Zandige,  drooge,  Steenige  plaatfen* 
omtrent  een  Handbreed  hoog  (*). 

\u  (23  Schildzaad  met  Schyf ronde  tweehokkige 
fomZ%.         Haauwtjes  en  eenigermaate  Wollige  Bladen. 

Wollig. 

Dit  groeit  op  Rotfen  in  de  Levant ;  het  heeft 
Heefterige  Stengetjes  en  fyne  zeer  witte  Blaad- 
jes als  die  van  Quendel.  De  Bloempjes  groeijen 
Pluimswyze  aan  de  Stengetjes,  gelyk  in  de  an- 
deren. 

in.  (3)  Schildzaad  dat  overblyft  ,  met  Eyr<$ide 
^ekantt!"         tweehokkige  tweezaadige  Haauwtjes. 

Dit,  aan  de  Kusten  der  Middellandfche  Zee 

groei* 

f*)  De  Meeldraadjes  zyn  als  die  van  't  Alysfum,  dat  is 
met  Tandjes  (Stam'ma  Alysfi)  zegt  de  Ridder ;  waarom  dan 
niet  tot  dat  Geflagt  betrokken. 

(2)  Clypeoia  Silieulis  orbic.  bilocularibus.  Mant.  92.  Alys» 
fum  Oriëntale.  Ard.  Sp.  2.  p.  32.  T.  15. f.  1 .  Alysfum.  Crer. 
Saxatile  Serpylü  folio  &c.  Toürnf.  Cor.  i  f. 

(3)  Clypeoia  perennis  Silieulis  bilocularibus  &c.  Mant.  416* 
GOUAN  Monsp,  322.  Thlaspi  Alyslon  di&um  marit'murn.  C. 
B.  Pin  107.  Alysfum  marit.  Tourntf.  Infi.  215.  A.r.  Cau?. 
dif£  FoU  Lin.  Ger.  Provê  35°*  Thlaspi  montanum  perenne 
El.  albo.  BARR.  Ie.  8h* 


Tetradynamia.  651 


groeijende,  in  Languedok  en  Spanje,  heeft  leg-  IV, 
gende  Stengetjes, die  zeer  Takkig  zyn,  en  groe-  A^yjEL* 
ne  zeer  fmalle  Blaadjes*  De  Bloempjes  zyn  van  Hoofd* 
buiten  Roozekleur,  van  binnen  wit  en  deMeeL5TUK< 
draadjes  blaauwachtig  ongetand.  Stiuuhf*. 

Peltaria.  Schyfzaad, 

Hier  is  het  Zaadhuisje  niet  uitgerand ,  byna 
Schyfrond,  plat  famengedrukt ,  niet  gaapende* 

Daar  door  wordt  dit  Geflagt  onderfcheiden  >  r- 
welks  eenigfte  Soort  (r)  op  de  Ooftenrykfe  Al- ■  J^^M 
pen,  tusfchen  Iftrie  en  Kroatië,  by  't  KaÜeelL 
Stixenftain ,  overvloedig  door  den  Heer  J  acqui  n  kig' 
waargenomen  ,  van  den  flerken  Lookreuk  ge- 
bynaamd  is.  De  onderfte  Blaadjes  zyn  Hartvor- 
mig gehoekt,  de  bovenden ,  of  die  aan  de  Steng  9 
welke  een  half  Voet  of  meer  hoogte  heeft,  zyn 
Lancetvormig  Eyrond,  fpitsachtig  en  de  Zaad- 
huisjes eenhokkig,  eenzaadig. 

De  Berg- Thlaspi  van  Clusius,  hier  aan- 
gehaald en  op  de  zelfde  plaats  gevonden,  hadt 
de  Stengbladen  en  Wortelbladen  gelyk  hier  ge- 
meld is :  de  Zaadhuisjes  byna  Cirkelrond  en  plat ; 
zo  dat  dezelven  naar  een  Schyf  geleeken  of  naar 
een  Rondas  der  Ouden  (*)♦ 

De 

(1)  Peltaria.  Syft.  Nat.  XII,  Gen.  806.  p,  437.  Veg.  XUI. 
p.  494*  Clypeala  pcrennis  &c.  Ard,  Sp>  16,  T.  6.  Thlaspi 
mom.  Glafti  folio  majus.  C*  B.  Pin.  1 06.  Thlaspi  mont.  primuau 
CUUS.  Hift.  II.  p.  !  30*  Pann.  !c.  p.  466. 

(*J  In  Orbem  Mix  modo  effvrmate  %  waar  van  zekerlyk  ie 

Ge* 

II,  Deel*  IX.  Stuk, 


VlERMAGTICE  KRUIDEN, 


|Yl.    De  Heer  N.  L.  Bürmannüs  beeldt,  uit 
'  het  Kruidboek  van  Garzinds,  een  Kruidje 


Afdeel 

Hoofd-  af ,  dat  zyn  Ed.  Peltaria  Garzini  tytelt.  Het 

*™mauvj  hadc  in  Perfte  Zyne  GroeiPlaats*  De  SteDSea 
tjesdrTa?  waren  witachtig  en  glad  ,  zo  wel  als  de  Lan» 

gende%      cetvormig  ovaale  Bladen  ,  en  de  Zaadhuisjes 

meer  Paletvormig  dan  Schyfrond  (*). 

Biscut  ella.  Brilkuid* 

Twee  plat  famengedrukte  Haauwtjes,  die zig 
met  elkander  als  een  Bril  vertoon  en  ,  onder- 
fcheiden  dit  Geflagt ,  't  welk  bovendien  de  Kelk- 
blaadjes van  onderen  bultig  heeft.  Het  bevat  de 
zes  volgende  Soorten, 

i.  (i)  Brilkruid  met  de  Kelken  door  het  Honig* 
jurkult  bakje  wederzyds  bultig ,  de  Haauwtjes  in 

^Geoord  ^m  famen^OÖPen^e* 

Wegens  de  gedagte  figuur  der  Zaadhuisjes 

wordt 

Geflagtnaam  gemaakt  is  ,  vind  ik  by  Clüsius  :  doch  zo  Pel* 
sa  een  Kalfmaanswys'  Schild  betekend  heeft,  dan  is  dienaam 
niet  eigen  ;  alzo  CLÜSIUS  zelf  zegt,  circinatdL  fere  rotundita- 
tis.  Het  fchynt  derhalve  voor  een  Rondas  of  rond  Schild  te 
zyn  genomen,  gelyk  ook  uit  Foiia  peltata  blykt. 

(*)  Peltaria  Garzini.  Burm.  FL  Ind.  p.  139.  T.  46,  f.  1. 

( 1)  Biscutella  Calycibus  Nettario  utrinepe  gibbis  &c.  Syjl. 
Nat.  XII.  Gen.  8os.  p.  437.  Veg.  XIII.  p.  494*  Hort  CHff* 
329,  Ups*  18 5.  R'  Lug&b.  33 5.  GOUAN  Monsp.  311.  Thlas- 
psdium  biscutr  vil!.  Fl.  Calcari  donato.  C  B.  Pin,  107.  Prodr* 
49.  Leucoijum  ment*  Flore  pedato.  Col.  Ecpbr,  II.  p.  59. 
T.  61.  Jondtaba  Alysfoides  'lutea  anguftifolia.  BARKt  U*  230  , 
3229, 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A;  653 

Wordt  deeze  van  de  Franfchen  Lunettiére>  fat  is  IV.' 
Brilkruid ,  genoemd ,  zo  wel  als  de  anderen.  Zy  AF£vf.L  * 
komt  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  op  Ge-  Hoofd- 
bergten  voor,  hebbende  de  Steng  wel  een  Elle5*ÜK* 
hoog,  ruig  en  ruuw ,  zo  wel  als  de  Bladen ,  die   ■ iCU  °  *' 
vry  diep  uitgehoekt  zyn.  De  Bloemen  vertoo- 
nen ,  door  haare  uitgezette  Kelken ,  de  Honig- 
bakjes  zeer  duidelyk  en  zyn  bovendien  met  by- 
hangzekjes  als  Oortjes  in  deeze  Soort  voorzien: 
weshalve  Bauhinus  'er  Spooren  aan  toefehryfc, 
gelyk  het  Vlafchkruid  heeft.  Van  de  Zaadhuis» 
jes  misdraagt  dikwils  de  eene  helft. 

(a)  Brilkruid  met  ruuwe  Raauwtjes  en  Lan-  Bi]^teila 
cetvormige  ongefteelde  Zaagtandige  Bladen.  ApuiL 

Apulifch» 

(3)  Brilkruid  met  ruuwe  Raauwtjes  en  Lier*  ut. 
achtige  Bladen.  j^g* 

(4)  Brilkruid  met  gladde  Raauwtjes  en  getande  IV-. 
ruige  Bladen.  Connopi/o* 

Herts  - 

(5)  Brilkruid  met  gladde  Raauwtjes  en  Lan-\™mbl^ 
cetvormige  Zaagtandige  Bladen.         (6)  v. 

Ldtvignta* 

(2)  Biscutella  Siliculis  fcabris  ,  Fo!.  Lanceolatis  fesfililws  Glad. 
ferratis.  Mans.  254.  Biscutella  didyma.  Sp.  Plant.  sju.Thlas- 
pidium  Apiüum  fpicatum.  Touhnf.  Infl.  214.  jondraba  A» 
lysfoides  Apula  fpicata»  Col.  Ecpbr-  J.  p.  283.  T,  28*.  f.  1. 

(3)  Biscutella  $\L  fcabr.  Fol.  Lyratis.  Thlaspi  blscutatiim. 
Raphant  f.  trionis  folio*  BOCC.  Sic.  4^.  T.  23, 

(+)  Biicutella  Si!,  glabris  FoL  dentatis  hirtis.  Mant,  255» 
(s)  Biscutella  SU.  glabris,  Fol.  Lanceolatis  ferratis.  Manti 

iss»  Leucoium  Alysfofdes  umbelU  monuimm.  Col.  Ecphr^ 

I.  p.  283.  T.  284. 


II  •  *>£EL  •  IX*  Siyxt 


6$$     Viermaötige  Kruiden. 


IV*  (6)  Brilkruïd  met  ruuwachtige  Haauwtjes  en 
AFxvLU  Lancetvormige  Wollige  Bladen. 
Hoofd- 
stuk. Van  dat  flag  van  Brilkruid  ,  't  welk  de  Haauw- 

Bhcuku  tjes  boven  van  elkander  afwykende  heeft ,  zyn 
fempervi»  aanmerkelyke  Verfcheidenheden  ,  thans ,  in  dee- 
r!  Aityd  ze  vyf  Soorten  ouderfcheiden ,  naar  dat  de  Haauw- 
groen*  tjes  rUuw  of  glad  en  de  Bladen  meer  of  minder 
ïngefneeden  zyn.  Sommig  daar  van  heeft  Bla- 
den ,  welke  naar  die  van  't  Havikskruid  gely- 
ken ,  komende  ook  tropswyze  uit  den  Wortel 
voort.  De  hoogte  van  de  Steng  is  omtrent  twee 
Voeten;  doch  in  het  gladde  minder  en  het  laat- 
fte,  dat  akyd  groen  is,  verfchilt  wel  allermeest 
door  laag  -  Heetterige  Stengetjes  en  Bladen  als 
die  der  gewoone  Violetten  (*).  Dit  valt  in  de 
Levant,  als  ook  in  Spanje;  de  overigen  komen 
in  Italië  en  andere  Zuidelyke  deelen  van  Europa 
voor.  De  Bloemen  zyn  hier  de  helft  kleiner, 
dan  in  de  eerïïe  Soort.  De  Zaadhuisjes  deezei 
Soorten ,  die  van  den  Styl  afwyken  ,  beant- 
woorden meest  aan  den  Geflagtnaam,  dewylzy 
zig  by  zonder  Bril  ach  tig  vertoonen. 


L  u- 

(6)  Biscutelln  Sil.  fcabriusculis  &c.  Mant.  ±$i*  Thlaspï 
alsciteUacum  luteum  Anchufa:  folio.  BARK.  Rar.  3p»T.  84U 
Bocc.  Mus*  2,67.  T.  12*» 

(*>  Wegens  de  Viool-  of  Violierachtige  geftalte  is  het 
voorzetfel  Jon  of  Jon  aanfommigen  deezer  Kanten  gegevens 
gelyk  Jondraba9  Jonthiaspi* 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A;  655 

L  u  n  a  r  1  a.  Penningkruid.  IV. 

Afdeel; 


Wegens  de  figuur  der  Zaadhuisjes ,  die  ovaa-  ^ 


XVI. 
OOFEU 


le,  plat  ftmengedrukte,  effenrandige  gedeelde  stuk. 
Haauwtjes  zyn  >  voert  dit  Geflagt  den  naam  van  subulo/a. 
Maankruid  ,  Lunaria,  in  't  Franfch  Lunaire  ; 
die  anders  aan  een  klein  Plantje  ,  dat  tot  de 
Cryptogamia  behoort,  gegeven  wordt.  Wy noe- 
men 't  des  wegen  Penningkruid.  Sommigen  heef- 
ten 't  ook  wel  y  om  dat  de  Haauwtjes,  verdroo- 
gende,  zig  Zilverachtig  vertoonen ,  Z  iiverbloem : 
doch  zulks  is  oneigen.  Om  de  zuiverheid  van 
deeze  Haauwtjes  >  noemen  de  Engelfche  Hove- 
niers het  Kruid  Honejly.  De  Kelk  beftaat  uiü 
Zakvormige  Blaadjes.  Het  bevat  de  twee  vol- 
gende Soorten. 

(1)  Penningkruid  met  overhoekfe  Bladen.  r. 

(2)  Penningkruid  met  gepaarde  Bladen.  Overbly*; 

vend. 

Deeze  twee  maaken  het  Kruid  uit ,  dat  men  J^ua 

gg.  Tweejaa- 
tig- 

(1)  Lvnaria  Fol.  altemU.  Syft.  Nat.  XII,  Gen.  S09.  p. 
43g.  Veg.  XIII.  p*  49*.  Besl.  Eyft.  Vern.  7.  f.  2.  Lunaria 
Fol.  Cordatis.  H.  Cltfl  3  33-  R.  Lvgdh.  332,.  Gouan  Monsp* 
323.  HALL*  Helv.  $40.  Viola  Lunaria  major  Siliqui  oblonga\ 
C.  B.*  Pin.  203.  Viola  latifoiia,  Lunaria  odorara.  Clus.  Hiftm 
I.  p.  19^7. 

(2)  Lunaria  Foliis  oppofitis.  FL  Suec  II.  N.  583.  Lima- 
lia  major  Siiiqua  rofundiore.  J.  B.  hifi.  II.  p.  88  r.  Viola 
Jatifolia.  DOD.  Pempt.  jóï.  DALFCH.  Htft.  iog'.  Mdfclg. 
fiijl.  II.  p.  24<S*  S.  3.  T.  9.  f«  !•  JS^T?,  MS*  £  1, 


II,  DEKL.  IX,  SïUK> 


655        Vl  ERMACTIGE  KaüIDE^ 


IV.  meenlyk  Penningkruid  tytelu  Somtyds  noenit 
AFxvf L"  men  ^et  00^  Leucoium  Lunatum  ,  wegens  de 
Hoofd»  .Bloem,  welke  veel  naar  die  der  Violieren  gelyku 
stuk.  jj jer  van  js  je  laatfte  het  gewoone ,  dat  men 
tfadr*a»'m  de  Bloemhoven  zaait  wegens  zyne  fierlyk- 
gmé.  heid,  een  Plant  uitmaakende,  die  in  het  twee* 
de  Jaar  bloeit  en  dan  verdort  of  geheel  vergaat ; 
middelerwyl  met  zyne  Zilverachtige  Haauwtjes  > 
die  meer  dan  eens  Duims  Nagel  groot  zyn5 
pronkende*  Weinige  Planten  vindt  men,  welke 
dus  5  door  hun  verwelken ,  den  Tuin  verfieren. 
Ondertusfchen  heeft  het  zeer  zwaare  Wortels , 
byna  als  Franfche  Raapen  ,  waar  van  het  BuU 
bonac  heet,  en  het  Loof  beftaat  uit  groote  Ey- 
rond  Lancetvormige  getande  Bladen ;  brengen- 
de op  een  Steng  van  een  of  anderhalf  Elle  hoog- 
te een  fierlyke  Pluimkroon  van  paarfchachtige 
Bloemen  voort ,  welke  ,  gelyk  in  de  overigen  9 
uit  vier  Blaadjes  in  't  kruis  beltaan ,  even  als  in 
de  Violieren  ,  tot  welken  het  door  fommigen 
is  t'huis  gebragt*  De  andere  Soort  heeft  een 
overblyvenden  Wortel  y  en  ruikende  Bloemen* 
De  Zaadhuisjes  zyn  in  deeze  veel  langwerpiger 
cn  puntig  ,  bevattende  y  gelyk  die  der  andere, 
platte  ronde  bruine  Zaaden.  De  andere  groeit 
natuurlyk  in  het  Thuringer- Woud  ;  deeze  is 
in  Switzerland  niet  ongemeen  en  komt  ook  in 
Ooftenryk  op  fommige  plaatfen  voor.  Zy  valt 
overvloedig  in  de  Berg  -  Bosfchen  5  zo  van  Op. 
per-  als  Neder  -  Ooftenryk ,  volgens  Clümus, 
die  aanmerkt,  dat  menze  ook  Griekfch  of 'Wel- 

rit* 


T  E  ï  R  A  D  V  N  A  M  U.  657 


riekend  Maankruid  noemt  (*)  ,  hebbende  de  IV* 
Bloemen  byna  den  Reuk  van  Violette  of  Da-Ar£**u 
maftbloemen  :  maar  het  Kruid  is  fcherp  met  Hoofd. 
aanmerkelyke  bitterheid.  8TUK* 

Of  deeze  twee  Soorten  weezentlyk  verfchil-  SiliQulof*> 
\en ,  fchynt  nog  niet  uitgemaakt  te  zyn  ;  ten 
minfte  gaat  het  Kenmerk  van  de  overhoekfe  of 
gepaarde  groeijing  der  Bhden ,  gelyk  de  Ridder 
zelf  erkent ,  niet  volkomen  zeker, 

Thans  gaa  ik  over  tot  de  Afdeeling  der 

Haauwdraagende. 

Waar  onder  het  eerfte  Geflagt  den  naam 
voert  van 

R  I  C  O  T  I  A. 

Welks  byzondere  Kenmerken  beftaan  in  eene 
eenhokkige  langwerpige  famengedrukte  Haauw  f 
die  platte  Klepjes  heeft. 

De  eenigfte  Soort  daar  van(i)  is,  wegens  I# 
de  Groeiplaats  >  Egyptifche  gebynaamd,  volgens  Jj™^^ 
den  Heer  J  u s  s  1  e u.  Dezelve  heeft  de  Bladen  ™. 
meervoudig  Vinswyze  verdeeld,  op  de  manier EsyPtlfchc« 
van  fommige  Kroontjes -Kruiden  5  de  Blaadjes 

drie* 

(*)  De  Heer  Forskaohl  nam  in  deWoeftynen  by 
Kairo  in  Egypte  een  Soort  van  dit  Geflagt  waar ,  die  byna 
niets  van  deezc  verfchilde ,  dan  dat  zy  Liniaale  Bladen  hadt. 

(1)  Ricotia.  Sy/l.  Hat.  XII*  Gen,  810.  p.  438.  Peg.  XIII. 
p.  496.  Cardaroine  Fol.  fupiadecomp*  &c.  Sp*  Flanu  \„  p. 
6 5 6.  Lunaria  Fol.  fupradec.  &c.  MiLL*  te*  i§9» 

Tt 

II,  Deel.  IX,  stuk. 


658        VlERMAGTIGE  KRÜIDEtfJ 


IV,    driedeelïg  en  draagt  breede  hangende  platte 
A *xvu"  Haauwen ,  veel  naar  die  van  't  Penningkruid  gely- 
Hoofd-  kende ,  waar  in  Schyfronde  uitgerande  Zaaden* 
stuk  , 

Haauw-         Dentaria.  Tandwortel. 

draagem  • 

*•  In  dit  Geflagt ,  dat  van  de  getandheid  der 

Wortelen  (*)  zynen  naam  heeft  y  is  de  Kelk 
overlangs  famenluikende,de  Stempel  uitgerand, 
en  de  Vrugt  een  Haauw  die  Veerkragtig  open 
fpringt  met  opgerolde  Klepjes.  Het  bevat  de  drie 
volgende  Soorten. 

1.       (1)  Tandwortel  met  drie  drievoudige  Bladen* 

Dentaria 

iwaphh  (2)  Tandwortel  met  de  onder  [te  Bladen  gevind  % 
bl  Negen*  de  bovenften  eenvoudig. 

Bum/era.  Tandwortel  met  de  bovenjie  Bladen  ge- 

Boidraa-         vingerd.  Som- 

gend. 

in-  (*)  zie  zulks  by  Tourneïort  %  op  zyne  Plaat  nz^  zeer 
^"W-duidelyk  vertoond. 

yyfbladig.  (0  Dentaria  Fol.  tetnis  ternatis,  Syft.  Nat.  XII.  Gen» 
811.  p.  438.  Veg.  XIII,  p.  49<5.  JACQ.  Vind.  119*  KRAM» 
Auftr.  192.  Dent.  fol.  omnibus  ternatis.  R.  Lugib.  340. 
Dentaria  triphyllos.  C.  B.  Pin.  3*2.  Clus.  Hifi.  p.  121.  N* 
5.  Coralioides  triphyllos.  Gesn.  Fase.  IV*  T.  2.  f.  4.  Cera- 
tia  Plinii.  Col.  Ecpbr.  I.  p.  308.  T.  307»  Dentaria  ennea- 
phyllon.  Lob.  Ic.  687* 

(z)  Dentaria  Fol.  inferïoribus  pinnatis  &c.  H+  Clif*  335» 
Fl.  Suee.  $65  ,  584.  Hi.Lugdb.  340.  Hall.  Helv.  557-KRAmf» 
Aufir.  192.  Dentaria  heptaphyllos  Baccifera.  C.  B.  Pin.  322. 
Clus.  Pann.  44 j.  Dent.  alt.  Dod.  Pempt.  162.  Dentaria 
Bulbifera.  Lob.  Ic.  687.  fi.  Dent.  Baccifera ,  Fol.  Ptarmic». 
C.  B.  Pin,  322* 

(3;  Dentaria  Fol»  furamis  digitatis,  GouAN  Monsp.  3*3  •  < 

Dent, 


T  E  T  R  A  D  H  N  A  M  I  A„  6$$ 


Sommigen  hebben  deeze  voor  Verfcheiden-  IV. 
heden  aangezien  van  het  gedagte  Kruid,  doch  ^™$lL* 
zy  verfchillen  aanmertelyk*  De  eerfte  komt  inHooFD- 
Ooftenryk  en  Italië,  op  belommerde  dorre  Ge-STÜK- 
bergten,voor;de  tweede  aan  den  voet  der  B  er-  s$h$mfa 
gen,  in  de  Zuidelyke  en  middelfte  deelen  van 
Europa  i  de  derde  op  de  Alpen  van  Switzerland, 
Savoije,Ooftenryken  elders.  Zie  hier  hoe  Clu» 
siüs  de  tweede  Soort,  die  zevenbladig  is,  be- 
fchryvc. 

„  Zy  kruipt  met  een  langwerpigen  Wortel , 
„  die  getand  is  en  als  uit  veele  Knietjes  be- 
„  ftaat,  wit  en  fomtydsookpaarfchachtig  >fom* 

tyds  op  zyde nieuwe  Scheuten  maakende,  on- 
„  aangenaam  van  Smaak ,  eerst  droog  9  dan  fcherp 
„  op  de  Tong.  Uit  de  zyden  dier  Wortelen 
„  komen  langwerpige  gefteelde  Bladen  voort, 
„  tot  vyf  of  zeven  aan  een  Steel,  eerst  zuur, 
„  dan  fcherp  en  heet  van  Smaak.  De  Steng  is 
3,  een  Elle  hoog  ,  dun  en  naakt,  in  'c  midden 
5,  met  twee  of  drie  driebladige  Vlerken  i  doch 

het  bovenfte  is,  met  fmalle  enkelde  Bladen, 
„  verwardelyk  bezet.  Op  't  end  van  de  Steng 
„  zitten  vier ,  vyf  of  meer  Bloemen ,  naar  die 
3,  der  Violieren  wel  gelykende,  maar  kleineren 

„  wit 

Bent.  Fol.  fcptenis,  fup.  quinis.  HALL.  Helv.  s$6.Denu 
hepraphyllos.  C.  B.  Pin.  322.  Clus.  Pann.  453.  Dod.  Pempt. 
i6z.  Lob.  /<?.  186.  0.  Pentaphyllos  fol.  mollibus.  Gar.  Aix* 
T.  29*  y.  fol*  asperis.  Toubnf.  Injl.  zz$*  Dcntaria  £oI> 
omnib.  qainato  -  digitatis.  GER.  Prov.  35^ 

Tt  2 

Ut  DEEJE..  IX,  STCK. 


66o      Vie rmagtige  Kruiden* 


IV*       wit  of  eenigszins  paarfchachtig.  Hier  op  vol- 
AFxviU  3»  gen  Haauwen ,  byna  als  die  van  Mofterd-Zaad, 
Hoofd*  35  maar  korter;  welke  veelal  misdraagen ,  doch 
stuk*    ^  fomtyds  dikker  worden  en  Zaad  inhouden, 
drll™™\,  \  welk,  als  de  Haauwen  open  barsten,  daar 
*•        „  uitfpringt.  Behalve  dit  Zaad  komen,  byna 
„  aan  den  oirfprong  van  ieder  Blad ,  zekere  Knob- 
„  beitjes  voort  ,  gelykende  naar  Leliebolletjes 
„  en  als  uit  Schubben  famengefteld ,  eerst  groen  , 
5,  vervolgens  zwart  of  bruin  en  zeer  onaange- 
„  naam  van  Smaak.  Deeze  Knobbeltjes,  om 
„  welken  die  Soort  Boldraagend  heet,  vallen 
„  zeer  ligt  af  en  brengen  in  de  Grond  nieuwe 
Planten  voort." 

De  negen  en  vyfbladige  blyven  laager  van 
Gewas*  De  laatfte  is  't ,  die  men  fomtyds ,  in 
Duitfehland,  Wilde  Senf ,  dat  is  Wilde  Mofterd 
noemt :  want  zy  heeft  den  reuk  van  Rakette  : 
zo  dat  zelfs  het  gedeftilleerde  Water  tegen  de 
Vallende  Ziekte  is  aangepreezen  geweest.  Men 
houdt  het  Kruid,  bovendien,  vooreen  Wond- 
middel. 

Cardamine,  Schuimblad. 

Dit  Geflagt  ,  den  bekenden  naam  Cardamine 
hebbende,  om  dat  de  Kruiden ,  daar  in  vervat, 
naar  de  Kers  gelyken  zouden ,  verdient  denzel- 
ven  nogthans  niet ,  als  meest  laf  zynde  van 
Smaak.  Gemeenlyk  noemt  men  het  Kookhoeks* 
Bloem ,  wegens  \  zogenaamde  Koekkoeks  -  Spog , 

door 


TETR  ADÏNAMI  a:  66l 


door  de  Schuimbeestjes  veroirzaakt  (*) ,  daar  IV; 
de  Bladen  veel  mede  bezet  zyn ,  en  deswegen  Ay)vK1Et* 
zal  ik  bet  Schuimblad  heeten.  Hoofd-; 

De  byzondere  Kenmerken  befcaan  in  eenSTÜK* 
Haauw-  of  Zaadhuisje ,  van  dergelyken  aart  in  ■  iquof** 
*t  open  fpringen  ,  als  die  van  het  Tand  wortel- 
Kruid;  doch  de  Stempel  is  hier  niet  uitgerand 
en  de  Kelk  eenigermaate  gaapende. 

Het  bevat  de  vyftien  of  zestien  volgende  , 
meest  Europifche  Soorten  ,  die  op  deeze  ma- 
nier  in  Rangen  zyn  geplaatst. 

A.  Met  enkelde  Bladeö. 

£1)  Schuimblad  met  eenvoudige  Eyronde  effen*  U 
randige  Bladen  ,  die  lang  gejleeld  zyn.  B%t$* 

Ha. 

(ji)  Schuimblad  met  eenvoudige  byna  Hartvor*  Madelief- 
je Bladen,  hlad^' 

*  Afarifolia. 

(3^  Schuimblad  met  eenvoudige  Lancetvormige  Mansoor- 
Bladen  9  die  Tandig  uitgehoekt  zyn  3  en  bhd*& 
naakte  Stengen.  NudkmUs. 

Naakt- 
£)eftengig. 

(*)  zie  hetzelve  befchreeven,  i-n  het  I,  Deels  X.  Stuk, 
van  deeze  Hatuurlyk*  Hiftórie  s  bladz.  28  8. 

(i)  Cardamine  Fol.  fimplieibus  ovatis  integenlmis  &c. 
Syfl.  Nat.  XII.  Gen.  812.  p,  438.  Vèg.  XUI.  p.  49$.  M> 
Lapp.  206.  T.  9*  f-  2»  Suec.  564  ,  590.  HALL»  Iklv. 
565.  Naft.  Alp.  Beliidis  folio  minus.  C.  B.  Pin  105. 

(z)  Cardamine  Fol*  fimplicibus  fubcordatis,  Naft.  monra» 
ïium  Afari  folio.  BüCC.  Sic.  5.T.  5-HERM.  Par.p.  T.  203. 

(3)  Cardamine  Fol.  flmpU  Lanceolatis  iïmiato  ■  dentatis 
Caulibus  nudis. 

Tc  3 

li.  deel.  IX.  Stuk* 


ÓÓ2         VlERMAGTICE  KRUIDEN. 


TV.       De  figuur  der  Bladen  onderfcheidt  deeze  Soor- 

AFxvf.L<  ten  >  waar  van  c^e  eer^e  haare  Groeiplaats  op  de 
Hoofd  Laplandfche ,  Switzerfche  en  Groot  Brittannifche 
stuk*  Bergen ,  de  tweede  op  die  van  Italië  heeft.  De 
/rS^rderde,  die  volgens  Gmeliniu  Siberië  groeit , 
heeft  Lancetvormige  Haauwtjes  als  het  Penning- 
kruid, zegt  de  Ridder. 

iv.       (4)  Schuimblad  met  eenvoudige  langwerpige 

RotZiig. 

Dit  Kruid  heeft  den  bynaam,  omdat  het, in 
Engeland  en  Sweeden ,  op  hooge  Rotfen  groeir, 
Gemeenlyk  noemt  men  het,  des  wegen,  Steen» 
fars,  in  *t  Engelfch  Rock  -  Kresfe ,  hebbende  \\\ 
geftalte  wat  gelykheid  met  de  Tuinkers,  maar 
de  Bloem  en  *t  Zaadhuisje,  welks  Klepjes  on- 
xler  en  boven  een  weinig  afwyben ,  doch  niet 
omkrullen  ,  betrekken  het  tot  dit  Geflagt.  Ook 
vind  ik  van  geenen  fcherpen  Smaak  daar  in  ge- 
meld* 

B.  Met  drievoudige  Bladen. 

v:  <  (5)  Schuimblad  met  de  onderjle  Bladen  onver» 
Neerzet-*  ,  de  bovenjlen  driekwabbig  en  gevind. 

bladig. 

(4)  Cardamine  Fol.  firaplicibus  oblongis  dentatis.  Oed, 
Dan*  38$.  Fl.  Suec.  II.  N.  i9i.  Huds.  Angl.  2*5*Cardami- 
ïie  Petrxa  Cambrica,  Naft.  facie.  Dltx.  Elth.  70.  T.  (Si,  f. 
71.  Naft.  Petrxum.  Pluk.  Alm.  *6u  T.  101.  f.  3.  Petiv. 
Herb.  $C.  f  .  3- 

(5)  Cardamine  Fol.  inferioribtis  iadivifis  &c.  Naft.  Alpinum 
minus  Refedae  folio.  C.  li.  Fin*  104.  Prgdr.  45*  Ic.  Boes» 
U«  41,  T.  4$., 


Tetradyhaüii,  6tf3 


(ö)  Schuim  blad  met  drievoudige  Jiompe  Bladen  IV. 
en  een  byna  naakte  Steng.  AfdeeU 

(7^)  Sehuimblad  me£  drievoudige  fpitfe  Bladen*^™* 
en  een  zeer  Takkige  Steng.  VI" 

Cardamint 

De  driebladigheid  onderfcheidt  alle  deeze  drie 
Soorten ,  die  in  kleinheid  ook  by  de  anderen  uit-  vn 
munten  ,  hebbende  de  twee  eerden  de  Stenget*^/™*?*. 
jes  naauwlyks  een  Handbreed  hoog.  Het  Neer-kaanfciu 
zetbladige  groeit  op  de  Gebergten  der  Zu'dely- 
ke  deelen  van  Europa :  het  Driebladige  ook  op 
die  van  Ooüenryk  en  Lapland :  het  Afrikaanfche 
heeft  Bladen  als  die  van  't  Kriftoffels  -  Kruid  en 
witte  Bloemen. 

C.  Met  gevinde  Bladen. 

(8)  Sehuimblad  met  vyf  ingefneedene  Fïn* 
blaadjes*  Gouwbia- 

dig, 

(9)  Sehuimblad  met  gejloppelde  gevinde  Bla*  ix. 

,  _  Impatiens. 
defh  Gevoelig 

(6)  Cardamine  Fol.  ternatis  obtufis ,  Caule  fubnudo.  JACC£» 
Auflr*  T.  27.  Vind.  654..  Card.  Fol.  ternatis.  Hall.  Helv. 
559*  FL  Suec.  563.  Fl.  Lapp.  257*  H.  Ciitfi  33**  R-  Lugdb. 
346.  Nafturt.  Alp.  trifolium.  C.  B.  Pin.  104.  Card.  Alpina» 
CLUS.  Pann.  454.  Ic.  45^.  LOB.  Ic.  %l$m 

(7)  Cardamine  Fol.  ternatis  acuminatis  &c.  Naft.  Afric. 
fol.  ternis  ,  facie  Chriftophorianae.  Herm.  Par.  p.  T.  202. 
Naft4  Afr*  Flor*  albis  fpicatis  &<:♦  Pluk.  Alm.  152*  T.  ioi# 
£  !U  Raj.  SuppU  4T4« 

(8)  Cardamine  Fol*  pinnatis,  Foliolis  quinis  incifis*  Carda» 
mine  glabra  Chelidonii  folio.  T*  Bareu  Ic*  156*  Naft»  Pyr* 
aquat*  latifolium*  Herm.  Par*  203.  T.  204* 

(9)  Cardamine  Fol*  pinnatis  incifis  Stipitfatis  &c*  GouAN 

T  t  4  ^**/>* 

H«  Dm,  IX,  stuk; 


66±       VlERMAGTlGE  KruIDÊK. 

IV.  den  ,  die  ingefneeden  zyn ,  en  ongeblader* 

AFxvuL'         *  Bloemen. 
Hoofd* 

stuk*  Van  deeze  beiden  groeit  de  eerfte  op  de  Py* 
Haauiu.  reneefche  Bergen  en  in  Italië :  de  andere  door 
geheel  Europa  en  zou  volgens  Boerhaave 
ook  in  onze  Nederlanden  huisveften.  Deeze 
bereikt  dikwils  een  Voet  hoogte  ,  en  komt  fom- 
tyds  met  vier  Meeldraadjes  voor.  De  Bloem- 
blaadjes zyn  niet  alleen  zeer  klein ,  maar  ver- 
dwynen  fchielyk :  ft  welk  de  reden  zal  zyn ,  dat 
de  Ridder 'er  in  't  geheel  geene  aan  toegefchree- 
ven  hadt  (*}. 

x.       (10)  Schuimblad  met  gevinde  ongejloppelde 
parttfloZ.         Bladen  4  Lancetvormige  Jlompe  Blaadjes, 
Klein-  #         en  Bladerige  Bloemen. 

bloemig* 

Naar  de  naastvoorgaande  gelykt  deeze,  die 
volgens  Boerhaave  hier  ook  inlandfch zou 
zyn  ,  aanmerkelyk:  maar  heeft  de  Vinblaadjes 
Lancetvormig  ftomp  ,  naauwlyks  getand  ;  de 
onderden  Eyrond  en  glad  ;  de  Meeldraadjes 
korter  dan  de  Bloem :  de  Zaadhuisjes  half  zo 
groot ,  opgéregt  op  horizontaale  Steekjes. 

Monsp.  324.  Cardamine  Fo!.  pinnatis  Pinnislaciniati**  Gort. 
JBeig.  186*  Ft.  Suec.  561.  Hall.  Helvt$S7»  H.  Clif.  136. 
R.  Lugdb,  345»  Sifymbrium  montan*  tenuifol.  BARR*  Rar. 
T.  155. 

(?)  Planta  certe  nulla  Petala  habet.  Sp.  Plant.  914. 

(iojl  Cardamine  Fol*  pinnatis  extfipulatis  &c.  GORT.  Belg* 
186»  Cardamine  Prarenfis  parvo  flore.  Tour  NV.  In  ft.  224* 
Boerh.  Lugdb.  11.  p,  17,  N*  4,  Naft.  Piatenfe  paxvo  fiore, 
C.  B.  F'm%  194,  Frodr.  44, 


Tetradynamia;  66$ 


(1 1)  Schuimblad  met  gevinde  Bladen  >  de  Blaad*  IV, 

j 'es  gepalmd ,  egaal  >  gejteeld*  AFxv!EL" 

Hoofd - 

Op  Sicilië ,  Corfica  en  de  Eilanden  van  Grie-  *tu*u 
kenland,  ah  ook  in  Duitfchland,  groeit  deeze^xr. 
Soort ,  die  mede  weinig  hoogte  heeft* 

Grieks.^ 

(12)  Schuimblad  met  gevinde  Bladen  en  vier»  xn. 
mannige  Bloemen.  iuig, 

Deeze,  die  de  Bladen  en  Steelen  ruig  heeft  9 
Kleine  Waterkers  by  Bauhinüs  genaamd, 
groeit  op  vogtige  plaatfen  ,  als  ook  op  Akkers 
en  in  Tuinen  ,  in  verfcheide  deelen  van  Euro- 
pa, zelfs  in  onze  Provinciën.  Zyis  wat  flapper, 
doch  anders  van  hoedanigheid  als  de  Water- 
kers.  Zy  groeit  ook  in  Virginie, 

(13)  Schuimblad  met  gevinde  Bladen^  deWor-  *nr. 
telblaadjes  rondachtig  ,  de  Stengblaadjes  £mT^Ï' 
Lancetvormig. 

Ge. 

(11)  Cardamine  Fol.  pinnatis ,  Fol.  palmatis  arqualibus  pc- 
tiolatis.  Mant.  427.  R.  Lugdb.  34*.  ƒƒ.  Ups,  1%%,  Naftur- 
tium  roonr.  nanum,  rotundo  Thili&ri  folio.  Bocc.  Mus.  II. 
p.  171.  T.  166.  Sio  rainimo  affinis.  Bocc.  Sic.  84.  T.  44. 
f.  2. 

(12)  CardamineVol.  pinn.  Floribus  tetrandris*  Gort,  Belg. 
J37.  FL  sSuec.  562.  GRON.  Virg.  99.  R.  Lugdb.  34$.  Na- 
ftuitium  Aq.  minus.  C.  I).  Fin*  104.  Sifymbrium  Aq.  alte* 
rum,  Cam  Epit.  270. 

(13)  Cardamine  Fol.  pinn.  Foliolis  Radic.  fubromndis  &C. 
CQüT.  Velg.  n;.  GoüAN  Monsp.  324,  KRAM.  Aujlr,  iP|'. 

Tt  5 

II»  dbsi.,  ix.  stuk* 


666       VlERMAGTlGE  KrüïDENS 


IV.      Gemeen  is  deeze  Soort  op  de  Graslanden  * 
**xnU  inzonderheid  die  laag  en  vogtig  zyn ,  door  ge- 
Hoofd*  heel  Europa  en  vooral  in  ons  Holland ,  als  ook 
8 tuk.     jn  Vriesland  3  alwaar  men  ze  Pinkfterbloem  noemu 
ir%™T  Anders  is  de  Nederduitfche  naam  Koekkoeks- 
bloem  of  Water  •  Fiolen ,  de  Hoogduitfche  Gauch- 
blum,  de  Franfche  Parferage,  de  Engelfche  La- 
dies-  Smock  of  Cuckok  •  Blower. 

Het  heeft  harde  ftevige  Stengetjes  van  een 
Voet  en  hooger ,  voortkomende  uit  een  trop  van 
lange  enkeld  gevinde  Wortelbladen  3  wier  Vin- 
blaadjes byna  rond  9  doch  aan  de  Stengen  lang* 
werpig  zyn.  Het  bovenfte  praalt  met  redelyk 
groote  vierbladige  Bloemen  5  uit  een  dergelyken 
Kelk,  hebbende  de  Meeldraadjes  zeer  ongelyk 
en  den  Stempel  Klootrond. 

Lobel  geeft  twee  Afbeeldingen  van  dit 
Kruid  ,  onder  den  naam  van  Cardamine ,  hier 
in  verfchillende ,  dat  de  Vinblaadjes  ronder  of 
langwerpiger  zyn.  Daar  komen  ook  Verfchei- 
denheden  van  voor  naar  de  Bloemen ,  die  groo- 
ter  of  kleiner,  wit  of  paarfchachtig  zyn.  Ge- 
meenlyk  ftrekt  het  tot  Sieraad  der  Weiden  en 
Hooylanden  en  komt  in  hoedanigheden  ,  zegt 
men ,  de  Waterkers  zeer  naby. 


(14)  Schuim- 
ig Sutc.  ss9.  Lapp.  158.  Nafturtium  pratenfe  magno  flore. 
C.  B.  Pin.  io+.  Folio  rorundiore.  Uid.  Flos  Cuculi.  Doo» 
Pempt.  592.  Cardamine  fivc  Siiymbrium  alt.  Dioscoridis, 
item  Cardamine  altera  &c.  ton*  Ic*  zi©. 


Tetradynamia:  667 


(14)  Schuimblad  met  gevinde  Bladen  3  uit  de  iy\ 
Oxelen  fpruitgeevende.  Afdeel* 

XVI. 

Weinig  minder  algemeen  is  deeze  Soort,  die^°°F^ 
door  haare  bitterheid  uitmunt  >  in  Europa*  In  " 
Vriesland  ,  als  ook  in  Overysfel ,  by  Mafte- 

Cardamine 

broek  ,  komt  zy  in  Slooten  voor.  Het  is  een 
Waterplant,  veel  naar  de  Waterkers  gelykende, 
doch  door  haare  hoekige ,  dikwils  driepuntige 
Blaadjes,  en  door  de  Geflagts  -  Kenmerken ,  daar 
van  verfchillende.  Ook  is  de  Bloem  veel  groo- 
ter,  maar  de  Smaak  komt  overeen  zo  de  Heer 
H aller  aantekent. 

( 15 )  Schuimblad  met  gevinde  Bladen ,  de  Blaad-  xv. 
jes  Lancetvormig ,  aan  den  Voet  eentandig.  virginifch. 

Deeze  Virginifche  Soort  heeft  de  Vinblaadjes 
Lancetvormig  en  dus  het  Loof  eenigszins  gely- 
kende  naar  dat  van  't  Herders  Tafch .  Kruid  , 
doch  een  weinig  roodachtig  en  geoord.  De 
Bloemen  zyn  wit ;  de  Haauwtjes  famenge- 
drukt. 

06) 

{14)  Cardamine  Foliis  pinn.  Axillis  Stoloniferis.  It,  West* 
goth.  76.  Card.  Fol.  pinnatis,  Fol.  fubrot.  angulofis.  Hall. 
Helv.  5  58.  GORT.  Belg,  is 7.  GouAN  Monsp.  324.  Card, 
Flore  majore  elatior.  TOURNF.  Infi.  224.  Naft*  Aq.  majus 
ct  amarum.  C.  B.  Pin.  104*  Prodr.  Ic.  p.  45.  Naft.  Pyre- 
naicum  Aq.  Jatifolium,  purp.  Fiere*  HRRM.  Par.  T.  p  203* 

(15)  Cardamine  Fol.  pinn.  Fol.  Lanceoiatis  Bafi  unidenta- 
tis.  Gïïon.  Virg.  99.  Pet*  Gaz*  T*  ios.  f.  18.  Naft.  Eurfx 
Fadoris  folio  &c.  Pluk,  Alm*  251*  T*  ipi*  f«  4. 


H«  DSEJUlK.  STUK* 


66$         VlERMAfiTIGE  KRUIDEN 


1V«  (16)  Schuimblad  met  eenvoudige ,  Jlomp  Ey* 
AxviEL         rm^e  ëetan<^e  Bladen  en  lange  Bladfteelen. 

stuk#D      Deeze  Soort  heb  ik  van  den  Jongen  Hoog- 
xvr.    leeraar  Bürmannüs  ontleend  ,  die  dezelve 
fndifa™™  onder  den  naam  van  Laage  hreedbladige  Javaan» 
oostin-  fche  Cardamine ontvangen hadt  en  aanmerkt, dat 
de  Stengen  een  Handbreed  hoog  waren;  de 
Bladen  glad  en  korter  dan  de  Bladfteelen  ;  de 
Haauwen  Liniaal  >  geftreku 

Sisymbriüm.  Waterkers* 

Schoon  niet  alle  Soorten  van  dit  Geflagt  Wa- 
terplanten zyn,  zal  ik  nogthans  den  naam  ont- 
kenen van  de  eerfte  en  voornaamfce.  Het  heeft 
een  Haauw  met  niet  omgekrulde  ,  maar  van 
een  wykende  Kleppen  ,  en  een  uitgebreiden 
Kelk  en  Bloem.  Het  is  derhalve  niet  zo  dui- 
delyk ,  als  men  wel  wenfchen  mogt  3  van  het 
voorgaande  onderfcheiden. 

Het  bevat  by  de  dertig  Soorten ,  als  volgt* 

A.  Met  afgeboogene  korte  Haauwen. 

t  (1)  Waterkers  metafgeb.  Zaadhuisjes ,  enge» 
Sifymirhm         vinde  Bladen^  de  Blaadjes  byna  Hartvormig. 

Dit 


t:um* 
Gemeene. 


(16)  Cardamme  FoL  fimplkibus  obovatis  denticüiatis,  Fe- 
tiolis  Jongis.  Burm.  FL  IrJ.  p.  140. 

(1)  Sifymbrium  Süiquis  deciinatis  Fol.  pinn,  8cc  Syfi.  tfa(m 
XU.  Gen.  815.  p,  439*  XIII*  p*  497-  Mat.  Med.  $iU 
Gort.  Belg.  188.  KRAM*  *4u/!r.  193-  Suec.  j$2.  HALL. 
Hdv.  H9»  GouAtt  Monsp*  325.  DAL IB,  Paris.  203.  Gron. 


Tetrad  n  a  m  h;'  669 


Dit  Kruid,  in  de  zoete  Wateren  door  geheel  IV. 
Europa  gemeen  ,  noemt  men  Water -Kers,  inAF^£L- 
't  Franfcb  Cresfon  d'Eau ,  naar  den  Latynfchen  HoofiH 
naam  Nafiurtium  Aquaticum ,  die  in  de  Apo*STÜK 
theeken  alom  bekend  is*  Het  groeit  met  een  Ve-  Sili(lu°f** 
zeligen  Wortel  in  den  Grond  van  ondiepe  Bee- 
ken  ,  Slooten  en  Graf  ten ,  en  verheft  zig  door 
het  Water  met  een  getakte  Steng,  bezet  met 
Bladfteelen ,  wier  Vinblaadjes  Eyrond  en  ftomp 
getand  zyn  (*).  De  Bloemen ,  naauwlyks  hoo- 
ger  dan  de  Bladen ,  een  weinig  boven  5t  Wa- 
ter ,  zyn  klein  en  wit ;  de  Zaadhuisjes  korte 
breede  Haauwtjes ,  van  den  Bloemfteel  afge* 
boogen* 

Het  heeft  den  Smaak  byna  van  Tuinkers,  en 
wordt,  in  Azyn  gezet,  dik  wils  tot  verfnapering 
gebruikt  by  de  Geregten.  Niet  minder  is  het 
's  Voorjaars  in  gebruik  in  Meydranken ,  om  het 
Bloed  te  zuiveren.  Tegen  't  Blaauwfchuitishet 
Sap  of  Afkookzel  een  der  beste  middelen,  vol- 
gende aan  de  Lepelbladen. 

(2)  Waterkers  met  afgeboogene  langwerpig  Ey*    ir.  # 
ronde  Haauwen,  de  Finblaadjes  Lancet-ff^ZT 
yormig  Zaagtandig*  (3)  Wilde» 

Virg.  17c*  Sifymbria  Cardamine.  Fuchs.  Hifi.  723*  Naftur- 
tium  Aq,  fupinum.  C.  B.  Pm.  104.  Naft.  Aquaticum.  Don, 
Pempt.  592,  Cratevae  Sion  Erucaefolium.  Lob.  Ic.  209. 

{*;  Droevig  is  de  Afbeelding  van  dit  Kruid  by  Moriscw 
S.  3.  T.  4,  f,  8  :  die  'er  zelfs  Lancetvormige  fpitfè,  geheel 
effenrandige  Bhden,  aan  geeft. 

(2)  Sifymfoium  SiU  declin,  GORT» Btlg*  ISS»  KRAM.^s/?n 

ïl#  Deejl,  IX,  STUS| 


fyo      Viermaötiöe  Kruiden. 


IV.  (3)  Waterkers  met  afgeboogene  langwerpig 
AF  xvi!*  Eyronde  Haauwen  ,  de  Vinblaadjes  Fin- 
Hoofd»  deelig  Zaagtandig* 

$tukJ 

ut.      Weinig  verfchillende  Onkruiden  maaken  dee- 
fSSilTze  uit,  die  door  geheel  Europa  op  vogtige  plaat- 
Twecflag-fen  voorkomen.  Van  de  eerile  is  9t  zonderling  , 
tiSe'      dat  menze  in  de  Stad  Hoorn  5  en  weinig  elders 
in  Holland,  doch  wel  in Overysfel aantreft*  De- 
zelve wordt  9  om  datze  veel  naar  de  Raket  ge- 
lykt  ,  Wilde  of  Water -Raket  geheten.  De  an- 
dere 5  die  men  Water  -  Radys  zou  kunnen  noe- 
men ,verfchilt  door  de  verdeeling  der  Vinblaad- 
jes zo  wel  van  de  voorgaande  3  als  op  zig  zelve, 
waar  uit  Verfcheidenheden  fpruiten ,  welke  fom- 
migen  hebben  aangezien  voor  byzondere  Soor- 
ten j)  die  of  in  't  Water  9  of  aan  de  kanten  ,  of 

op 

194.  OED.  Dm*  4©9-  FL  Suec.  II.  N.  594.  GOüAM  Monsp. 

GEB.  Prov.  358.  Lugdb.  341.  Emca  paluftris  Na- 
fturtii  folio ,  Siliqua  oblongS.  C.  B.  Pin,  98»  Emca  paluftris 
minor.  Tab.  Ic*  447-  Emca  iylveftris.  Fuchs.  Hifi.  2*3. 

(3)  Sifymbrium  SiU  declin.  &c.  Gort.  Belg.  188.  GOUAM 
Jtfonsp*  325.  GER.  Prov.  358.  HALL*  Hdv.  548.  Sifymbj. 
Fol.  pinnatifidis  ferratis.  FL  Suec.  551.  Sis.  Fol.  infimis  Ca* 
pillaceis  &c.  H.  Clijf.  337»  Lugdb*  341.  Raphanus  Aq, 
Tol.  in  profundas  lacinias  divifis.  C.  B.  Pin»  97.  Prodr.  T. 
p.  38.  /8.  Sis.  Fol.  fimpl.  dentacis  ferratis.  H.  Cliff.  33$.  R. 
Lugdb.  341.  Raph.  Aq.  Rapiftri  folio.  C.  B.  Pin.  97.  Raph. 
Aq.  alter.  C.  B»  Prodr*  uts.  yé  Sis.  Aq.  Fol.  variis.  Vaill. 
Paris.  185*  Sis.  Fol.  imis  inregris  ovatis  ferratis,  fup.  pinna- 
tis.  Hall.  Helv.  548*  Raph,  fylv.  Officinarum  Aquaticus* 
I4OB.  lc|  35 


Tetkadyhamia:  671 

op  't  drooge  groeijecu  De  eene,  Moeras -Ra-  IV. 
<fyr  getyteld  3  heeft  de  onderfte  Bladen  geheel  4™^EL* 
fmalen  de  bovenden  diep  Vinswyze  verdeeld :  4oofd* 
de  andere ,  eigentlyk  Water  -  Radys  genaamd  ySTüK* 
heeft  de  Bladen  onverdeeld ,  maar  diep  inge  smi^ 
fneeden,  met  groote  fpitfe  Tanden:  de  derde, 
Land  -  Radys  te  heeten,  heeft  de  onderfte  Bla- 
den EyroDd ,  Zaagtandig ,  de  bovenften  wee- 
zen tlyk  gevind,  Deeze  komt  derhalve  als  tus- 
fchen  beiden  en  verbindt  de  eene  met  de  andere. 

Dit  laatfte  Kruid  groeit  dik  wils  een  EUehoog 
en  dus  hooger  dan  de  gedagte  Water  -  Raket. 
Het  is  heet  en  fcherp  van  Smaak  en  van 
eene  verwarmende  hoedanigheid  ,  wordende  der 
halve  fomtyds  van  de  Apotheekers  in  plaats  van 
het  Peperkruid  gebruikt ,  zo  Lobel  aantekent 

(4)  Waterkers  met  byna  Eyronde  Haauwen,  iv. 
de  onderfte  Bladen  Lierachtig,  de  boven-  ff^JT 
ften  dubbeld  Vindeelig,  de  Steng  omvat-  <um- 
tende  9  en  Draadachtige  Stylen. 

Dee-; 

(*)  Te  weeten  in  plaats  van  het  Breedbladige  (Lepidium 
lattfolium)  wordende  dat  Rapkanus  fylveflri:  Officinarum  ge- 
heten :  Rapbanus  fylv.  f>  Lepidium  Officinarum.  NucL  Belg* 
Mat.  Medic<z.  Rutty  fpreekt  ook  van  de  Medicinaale  laag- 
ten van  't  Lepidium  ,  doch  Linn^cus  telt  het  niet  onder  ds 
Geneesmiddelen:  ziebladje.  6 18  >  hier  voor. 

(*)  Sifymbrium  Siliquis  fubovatis  ,  Fol.  inf.  Lyratis  8cc. 
Raphanus  minimus  repens  luteus,Fol.  tenuiter  divifis.  Moris. 
Hifi.  II.  p-  235.  S.  3.  T.  7.  f„  i.  Alysfum  Fol.  pinnaris  mul- 
tiformibus  All.  Pedem.  40*  T.  7.  Sifymbrium  Fol.  pinna- 
tis  &c.  A&.  Hete*  IV.  p* 


6?2        .VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  Deeze  Soort  die  op  de  Pyreneen ,  als  ook  op 
AFxviEL  de  Switzerfche  Alpen  en  op  de  Gebergten  van 
Hoofd^  Piemont  groeit»  is  een  zeer  klein  Kruidje,  dat 
stuk»  ^e  Biackn  fyn  verdeeld  en  getroste  geele  Bloe* 
d?a%™'  men  heeft.  De  Styl  is  Haairachtig  dun  en  % 
*•        Zaadhuisje  ovaal ,  met  kleine  Zaadjes. 

v.  (5)  Waterkers  met  gevinde  Bladen  s  de  Blaad* 
^Inutt™  jes  Lancetvormig  diep  Zaagtandig ,  de  uiter* 
tevaar-        fim  ^eenigd. 

bladige. 

De  Groeiplaats  van  deeze,  welke  Bladen  als 
die  van  't  Reinevaren  heeft ,  is  in  Savoije ,  vol- 
gens den  Ridder ,  die  echter  daar  toe  de  Indifche 
Raket,  welke  Heefterig  is,  van  Zanoni  ,  be- 
trekt. Deeze  was  vry  groot  en  Takkig  ;  van 
eenen  fcherpen  Reuk  en  Smaak  ,  gelyk  de  an- 
deren. Het  Loof  geleek  volfirekt  naar  dat  van 
Reinevaren.  Haller  zegt,  dat  men  de  Rei- 
nevaarbladige  Raket  van  Morison  ook  voor 
een  Switzerfch  Kruid  kan  houden. 

vi.  ("6)  Waterkers  met  efenrandige  Bladen,  de 
fa^uif**  onder ften  drievoudig  Vindeelig,  de  boven- 


Dunhiadi-         fim  onverdeeld* 


se. 


In 


(5)  Sïfymbrium  Fol.  pinnatls,  Foliolis  Lanceolatii  &c.  R. 
Lugdb.  6$9*  Eruca  Tanaceti  foliis.  Moris.  Rifl*  II.  p.  231. 
S.  2.  T.  6*  f.  19.  Eruca  Fruticofa  Fol.  Tanaceti  Indica.  Zan. 

Hifi.  86.  T. 

(6)  Sifymbrium  Fol.  integerrimis  ,  infirais  tripinnatifidis 
&c  Eruca  Fol*  iïnuato  -  deutatis  &c.  Ger.  Prov.  369.  Sinapi 
IoU  lacvibus  giaucis  ,  Pmnis  Lin.  mitet  clematis.  Hall* 

Ml* 


T  E  T  ik  A  t>  Y  N  A  M  i  A.  Ó73 


ïn  Italië  >  Vrankryk  ,  Switzerland 3  groeit  deeze  IV. 
&u?ibladige  Raket  ,  wier  lang  gefteelde  Bladen  Af£ekl; 
byna  naar  die  van  't  Eiken  Varen  gelyken  s  doch  Hoofd* 
aan  de  Steng  komen  dikwils  Bladen  als  die  van*TUK* 
h  Vlafchkruid*  De  Steng  is  ongevaar  een  Elle  m*-*+ 
hoog ;  de  Haauwen  zyn  anderhalf  Duim  lang ; 
famengedrukt ,  als  uit  Leedjes  beftaande*  en 
bevatten  platachtige  Eyronde  Zaaden*  Aan  de 
Dyken  by  deeze  Scad  ,  als  ook  aan  de  Wegen 
om  Utrecht,  groeit  deeze  Soort,  die  men  Wild 
Mofter  d- Zaad  noemt,  menigvuldig. 

B.  Met  ongefteelde  Haauwen  in  de  Oxelen* 

(7)  Waterkers  met  de  Haauwen  byna  enge*  fiu 
Jleeld  in  de  Oxelen  eenzaam  ;  de  Bladen  SÊ^um 
Tandswys*  uitgehoekt.  Leggende* 

Ëen  nieuwe  Soort,  door  den  Heer  Dant¥ 
1d*IsnArd  ,  in  *t  jaar  1701 ,  omftreeks  Parys 
kan  den  Weg  langs  de  Seine  gevonden ,  maakt 
deeze  uk,  welke  hy  afbeeldt  en  zeer  omftandig 
befchryft.  Zy  blyft  niet ,  gelyk  de  anderen  % 
over  5  maar  is  een  Jaarlykfch  of  Zaay-  Gewas. 
De  Haauwen ,  veel  naar  die  van  't  Eryfimum  ge* 

iy 

AÜ.  H'efo*  VI.  p.  84-  17.  Sinapi  Êrucs  folio.  C*  B.  Pin. 
5>o.  Emca  tenuifolia  pecennis.  J.  B.  Hijï*  II.  p.  861,  VAïll» 
Paris*  50» 

(7)  SyymbrièM    Siliquis  Axillaribus  fubfesGlibus  &c* 
Vps.  192.  Eryfimum  Caiiie  decum  >eme.  R.  Lugdh.  343- %W 
ca  fupina  alba,  Siliqua  tteguhti  &c.  ISNARD,  Mtm>  cte  1714$ 

Vv 

II.  DEEL*  IX.  STTO» 


6;4        VlERMAGTIGE  KRUIDE^ 


IV»    lykende,  wordende  agtervolgelyk  ryp.  Tusfchea 
AxvS|fL  ^e  Vingers  gewreeven,  heeft  dit  Kruid  een  on- 
Hoofd-  aangenaamen  Reuk  ,  byna  als  die  van  Look ; 
stuk.     fi0Qh  gekaauwd  een  fcherpen  Smaak,  als  die 
ifAagcïZ. 'van  Mosterd -Zaad.  De  Syroop,  van  het  Sap 
gemaakt  ,  was  tot  Geneezing  der  Heefchheid 
in  de  Keel,  uit  Verkoudheid  ontftaande,  zeer 
dienftig  bevonden.  Het  groeit,  volgens  den  Rid- 
der, ook  in  Gothland  en  in  Spanje, 

vin.  )  Waterkers  met  ongefleelde  Haauwen ,  die 
poiycera-  visvormig  zyn  ,  tn  de  Oxelen  vergaard  > 

vedhoor-         en  Twdswys'  uitgegulpte  Bladen. 

Wegens  de  menigte  van  Sikkelachtig  kromme 
Haauwen  wordt  dit  Kruid  Veelhoornig  genoemd 
en  als  een  tweede  flag  van  Eryfimum  of  Irio  aan- 
gemerkt» In  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa 
groeit  het  op  Steenachtige  plaatfen,  en  gelykt 
zeer  naar  de  gewoone  Steen -Raket,  zynde  het 
Zaad  niet  minder  heet  en  fcherp  van  Smaak* 

ir.       ($0  Waterkers  met  een  geboogen  Tros9  Lier* 
achtige  Bladen  en  een  opjiaande  geblader» 
Tafchbif         de  Steng. 

Om 

(3)  Sifjmhriwn  Slllq*  Atfillaribus  fesfilibus  &c.  jAcq.  Hort. 
T.  79.  IU  Ups.  193.  Gouan  Mousp.  326.  Eryfimumpoly- 
ceratión  f.  Corniculamm.  C.  B.  Pm  101.  Eryfimum  alte» 
ium4  Lob,  205.  Irio  altera.  DALECH.  Ut  ft.  $53.  jAcq. 
Hort.  T.  79. 

(9)  Sifymbrium  Racemo  flexuofo  ,  Fol.  Lyratis  &c  DiLL* 
Elck.  179.  T.  148.  f.  177.  Am.  Acad,  IV.  p*  323.  Hesperi* 


T  E  t  ft  A  D  V  N  A  M  IA»  6?$ 


Om  dat  het  Loof  naar  't  Herders  Tafch  Kruid  IV; 
gelykt,  voert  deezedien  byiiaam  , hebbende  zeer  Af^v^ 
kleine  witte  Bloempjes  en  lange  Haauwen»  Zy  Hoofd* 
groeit  op  vogtige  Bergvlakten  in  Italië*  STUK* 

C.  Met  naakte  Stengen* 

(10)  Waterkers,  die  byna  ongejlengd  ïs9  met  x> 
Lancetvormige  ,  Zaagtandig  uit gehoekt e  'ijSS£3u 
gladachtige  Bladen  en  eenigermaate  ruuwe  Mu[lli^ 
vpjtygende  Bloemjtengen. 

(ï  i )  Waterkers ,  die  mgejleeld  is  9  met  Vins-  Mom^ 
*5W?  getande  eenigermaate  Haainge  Bladen  Mannige* 
en  effene  Bloemjtengen. 

(12)  Waterkers,  die  ongefieetd  is ,  met  ] Jet- ^J**^ 
achtige  effene  Bladen  ,  opjtygende  Bloem*  Ryaigc^ 
jlengen  en  zeer  kleine  Bloemen.  Van 

Blote  ?lbo  minimo  ,  Siliqui  longl  &c.  SOERH»  Lagdh*  II.  p. 
20.  Dtaba  Pal.  Siüq.  major  Alp.  Biufae  Paftoiis  folio.  Cu?. 
«Sec-;.  3-£,  Hesperis  Fol.  dentato -pmnatifidis  &c.  Sp>  Plant* 
p.  92 §.  Hesp.  FoL  multifidis  R»  Z  338. 

(10)  SifymbriuM  fubacaale,  Fol.  Lanceolatis  &c.  Sif.  FoK 
Lanc.  finuato  •  ferratis  &c.  if.  C/#.  337.  R»  Luidb. 
Gouan  Mmip>         Ger.  Prcv.  3  59.  Eruca  Viminea  Ibe* 
ïidis  folio  ,  Flore  luteo.  Barr.  i£*r.  421,  T.  131.  Eruca  mi* 
nimo  Flore  Monfpeiienfis,  J.  B.  Hifi*  II.  p.  8 62. 

itl)  Sifymbrium  acaulc  Fol.  pinnato  ~  deiuatis  fubpiloiïs. 
Eruca  Monenlis  laeiniata  Flore  luteo  raajore.  Dill.  EUh>± 
ï3S.  T.  in.  f.  Eruca  perenn.  &  Saxatilis ,  Radtce cras* 
fa,  e  Rupe  Vi&onx.  TüURNF.  SefoU  Sifyrabr.  FoL  pinnatc^ 
finuatis.  GER*  Frcv.  360. 

(11)  Sifymbrium  acaule  »  Fol.  Lyratis  Isvibus  &c.  Eruéa 


Vv  i 


II.  Deki-,  IX,  Stuk. 


676       VlERMACTlGË  KRUIDEN. 


IV.      Van  deeze  drie  ,  in  Geftalte  niet  veel  ver« 
AFxvlL'  Schillende,  en  uit  gezegde  bepaalingen  kenbaar, 
Hoofd*  groeit  de  eerfte  in  Vrankryk  en  Italië,  vry  al- 
stuk.     gemeen ;  de  laatfte  op  Sicilië  en  by  Mompellier  , 
dfaTg^ê.  volgens  den  Ridder  :  de  middelfte  op  't  Eiland 
Man%  aan  de  Westkust  van  Engeland  ,  en  in 
Provence.  In  de  twee  eerften  zyn  de  Bloemen 
zeer  groot ,  in  de  laatfte  klein;  in  allen  geel  van 
Kleur,  't  Is  klaar,  dat  deeze  Plantjes,  door  haa* 
re  naakte  Steogetjes,  zig  Ryzig  vertoonen. 

xin.  (13)  Waterkers  met  een  byna  naakte  Takkige 
fartikrT        StenS  >  de  Wortelbladen  flekelig  ,  ratfig 

In  Spanje  en  Italië  groeit  deeze,  die  door  den 
vermaarden  Barrelier  alleen  in  Afbeelding 
is  gebragt.  In  Provence  is  dezelve  op  de  Ak- 
kers, aan  de  kanten  der  Zaay landen  en  Wyn- 
gaarden  ,  gemeen  ,  volgens  Geraud;  doch 
Gouan  heeft  de  Soort  ,  die  deeze  Autheur 
bedoelt ,  tot  het  Muurige  t'huis  gebragt.  De  aan* 
gehaalde  kleine  Wilde  Raket  van  Baühinüs 
was  by  Montpellier  verzameld. 


C14)  Wa- 

minima  Sicula  UmCx  Paftorïs  folio.  Bocc.  Ski  19»  T.  10. 
£xuca  Vinealis  parvis  luteis  Floiibus.  Moris.  BUs.  263. 

(13)  Stfymbrium  Caule  fubnudo  ramofo  &c.  Eruca  lylv» 
minor  lutea  ,  Burfa;  Paftoris  folio  ,  Italica.  Baur.  Rar.  iqió* 
Eruca  fylv.  minor  ,  Burfo  Paftoris  folio.  C#  B.  Pin,  $%* 
Prsdr*  J9. 


Tetradynamia*  677 


(14)  Waterkers  met  een  hyna  gebladerde  Tak-  iV- 

kige  Steng  en  Lierachtige  regthoekig  ge-AFx"u 

tande Jiekelige  Bladen^  met  getakte  Raairtjes.  Hoofd- 
stuk. 

In  Duitfchland  en  Switzerland,  op  Zandige  xiv. 
plaatfen,  groeit  deeze  Soort,  die  door  deruuw-^l/j^ 
heid  der  Bladen  uitmunt,  hebbende  niettemin Zandi6e* 
gladde  Kelken ,  en  fchoon  paarfche  Bloemen. 

(15)  Waterkei smet  een  enkelde  opgeregte  St eng ,  vf^t.m 
die  hoven  glad  is  en  Lancetvormige  Jleke-num. 
lige  voorwaards  getande  Bladen.  spaanfch. 

In  't  Ryk  van  Valence  en  by  Madrit  in  Span- 
je ,  komt  deeze  voor  ,  die  de  Steng  een  Voet 
hoog,  dun,  weinig  Takkig,  met  fmalle  Wor- 
telbladen 5  welke  zeer  ruig  zyn  door  witte  Haair- 
tjes,  en  Draadachtige  Bloemlteeltjes,  langer  dan 
de  Bloem,  heeft. 

D.  Met  gevinde  Bladen. 

(16)  Waterkers  die  Stengig  is ,  met  rappig  xvr. 

uitgehoekte  gedoomde  Bladen*  Rappige? 

De 

fH)  Sifymbrïam  Caule  fubfoliofo  Ramofo  &c.  Fl.  Suee. 
II.  N*  597.  Sifymhr.  asperum  &c.  HALL.  Helv.  5*2.  Eruca 
ccèrulea  in  Arenofis  proveniens.  C.  B.  Pin.  99.  Prodr.  40. 
BARR.  lc.  196.  Eruca  fylv.  major  nvnorque  Sec.  Loess  Prusf, 
6%.  T.  13. 

(15)  Sifymhrhm  Caule  firaplici  ere&o  &c.  Eruca  hirfuta 
Floribus  albis.  BARR.  Rar.  423.  T.  ipj.  f.  1.  Bocc.  Mus, 
II.  p.  84*  T.  80. 

(16)  Sifymbrium  Caulescens  ,  Fol«  runcinatis  ramieatis* 
Mant.  z5$. 

Vv  3 

II*  Deel.  IX  $rm* 


6?8-       VlERMAGTIGE  KrüïDEH, 


IV»      De  Wortelbladen  van  deeze  >  die  naar  de 
"**  Groeiplaats  gebynaamd  is  (*)  ,  gelyken  zeer 
Hoqfp*  naar  die  van  \  Herders  Tafch  Kruid  ,  even  als 
&tuk#     ]n  de  voorgaande  Soorten.  In  *c  tweede  Jaar 

^5««*."fchict  zy  eerst  een  SteDg>  doch  bloeit  ook  in 
1  het  eerfte.  Een  Dag  of  twee  voor  het  bloeijen 
syn  de  Bloemen  omgekromd.  Dezelven  hebben 
vier  Honigbakjes,  waar  van  de  twee  langden 
den  voet  der  Kelkblaadjes  zodanig  uitdry ven, 
dat  zy  gaapem  De  Bloemen  zyn  geeh 

xvii.  O  7)  Waterkers  met  ruuwe  Haauwen,  Vin- 
®ïysptr*m?  deelige  Bladen ;  d<$  Vinblaadjes  Lancetvor- 
lUuwe,  mig  Liniaal  *  eenigermaate  getand ;  de  Blos* 

men  langer  dan  de  Kelken* 

By  Montpellier  groeit  deeze  Soort  naauwlyks 
een  Handbreed  hoog,  zegt  Goüan:  Bau- 
hinüs  hadtze  'er  ook  zo  klein  gevonden ,  doch 
myn  Schoonzoon  Cherleeius^  zegt  hy  y  heeft 
dezelve  in  vogtige  Greppels,  tusfehen  die  Stad 
cn  de  Baden  van  Belleluque  ,  een  Elle  hoog 
waargenomen, 

xviii,  (*8)  Waterkers  met  de  Bloemblaadjes  kleiner 
r  dan  de  ^e'^  *  w  de  blader*  veeldeelig  ge- 
vind, Op 

(*)  Habitat  in  Parra.  D,  Vantbell.  Mant,  ms» 
(17)  Sifymhrium  SHig.  fcabris  ,  Fol.  pinnatifidis  &c.  GOUAN 
Momp,  326.  Smnpi  parvum  Siliqua  asper&.  C.  B.  Pin,  Sina- 
pi  Monspetfii-aninn  Siliqaa  asper&  hirfuta.  |.  B.  Hifi*  II.  p. 
Sis.  ï-oi.  pinnatifidis  &c.  GEK.  Prov.  36Q. 
Sifj^Jrium  J^etalis  Calyce  nxinoribus  &c.  Mat. 


Tetradynamia.  679 


Op  Steenachtige  plaatfen ,  aan  Wegen  >  Dy-  IV. 
ken  en  op  Kerkhoven,  groeit  dit  Kruid,  zo  in  A™p*aU 
onze  Nederlanden  ,  als  in  andere  deelen  vanHooro- 
Europa.  Het  is  kenbaar  aan  de  fynheid  van  zyn^TüK* 
Loof;  weshalve  fommigen  hetzelve  tot  de  Al-  mii*»f** 
fem  hebben  t'huis  gebragt  en  Seriphium  gehe* 
ten*  De  gewoone  naam  is  Sophia  of  Sophia  Chi- 
rurgorum^  dat  is ,  de  Wysheid  of  'c  Verftand 
der  Heelmeefteren.  Buiten  twyfel  legt  de  reden 
daar  van  in  de  voortreffeiyke  hoedanigheden, 
welke  aan  dit  Kruid ,  door  uitwendige  opleg- 
ging ,  tot  zuivering  en  heeling  van  Wonden 
zyn  toegefchreeven.  By  verkorting  noemt  men 
%i  in  plaats  van  Sophie-,  Fiekruid.  Het  Zaad  is 
zeer  klein,  roodachtig  geel,  fcherp  en  heet  van 
Smaak  ,  eenigszins  famentrekkende ,  wordende 
tot  een  vierde  Loots  tegen  den  Buikloop ,  als 
ook  tegen  Koortfen ,  niet  zonder  vrugt ,  inge- 
geven* Tegen  den  Blaasfteen  en  tegen  de  Wor- 
men is  het  ook  door  beroemde  Autheuren  aan- 
gepreezen.  Waarfchynlyk  doet  het  den  meeften 
dienst,  in  die  Ongemakken,  welke  uit  vergaa- 
ring van  Slymige  koude  Stoffen  ontftaan.  De 
Duitfchers  noemen  't  deswegen  JVelfaamen  en 
Sophien-Kraut ,  de  Engelfchen  Flixweed.  Het 

Loof, 

3$t.  Gort.  Bel%.  189.  Hall»  Heh.  327*  Kram.  Aufir.  194. 
Ft.  Sttcc.  553.  Gouan  Monsp.  326.  Ger.  Prov.  Nafturtiura 
fylv.  tenuisfime  divifum.  C»  B.  Pin.  lés*  Sophia  Chirurgo- 
ïum.  LOB»  Ie.  738.  Sophia.  DOD.  Pempt.  133.  Sciiphiuaa 
Abfinthium.  Püchs,  Hi/i.  2, 

,  Vv4 


Vier  mag  ti  ge  Kruiden, 


IV*    Loof,  dat  eenigermaate  ftinkt,  kan  ook  vas 

A^fEL- dienst  zyn* 

Hoofd- 
stuk,      fi 9)  Waterkers  met  rappig  uitgekochte  Jlappe 

\  xix.  Bladen  ,  de  Blaadjes  byna  Liniaal  en  ge- 

heel  effenrandig,  de  Bloemfteeltjes  Jlap. 

Zeer 

booge.        £z0^  Waterkers  met  rappig  uitgehoekte  getan* 
irU.  de  kaale  Bladen,  een  effene  Steng  en  op* 

opiiiaucie,         geregte  Baauwen. 

Van  deeze  twee  is  de  Groeiplaats  der  eerfte 
niet  alleen  by  Montpellier  ,  maar  ook  in  Arme* 
nie  en  Siberië:  der  andere  vry  algemeen  in  Eu- 
ropa. Het  fchynt  de  Apulifche  effene  Irio  met 
Raketbladen,  van  Colümna,  te  zyn.  Van 
de  voorgaande  Soort  verfchiït  zy,  door  de  bo« 
venfte  Bladen  niet  in  Liniaaie  zeer  lange  Vin- 
nen gefneeden,  en  alle  Bladen  meer  getand; de 
Steng  korter, minder  glad, de  Haauwen  opfcaah- 
de  en  niet  flap  hangende  te  hebben.  Volgens 

J- 

(19)  Sifimbrzum  FoU  runcinatis  üicdtdls  &c.  Gouan  Monsp. 
327.  H*  Ups.  195.  Eryfimum  SiL  laxis  &C.  H.  Cliff.  333. 
Eryfimum  Fol.  Sinapi  ,  Sil.  longisf.  &  ltri&isfimis,  BtiXB. 
Oké.  V.  p.  26.  T#  51.  Er.  Monspesfularjum  >  Sinapios  folio. 
WALTH»  Hort.  55*  T.  22. 

(~o)  Sifymbrium  Fol.  runcinatis  dentatis  nudis  Sec.  Gort* 
Belg.  I5»0.  GOUAN  Monsp.  327*  GEK.  Prcv.  362.  KRAM. 
J.uflr.  194.  Fl.  Suec.  II.  N.  596.  Eryfimum  Fol.  lyrato-pin* 
natis,  extimo  haftato.  Daltb.  Paris*  201.  Erys.  latifolium 
rnajus  glabrum.  C*  B.  Pin*  ioi.  Moris.  Hifi.  V.  p.  2r«, 
5.  3.  T.  3.  f.  3.  Irio  laeyis  Apulus  Eruc#  folio.  COL.  Ecfhr. 
}.  p»  264.  T.  16$.  Sinapi  fylv.  Monspesfulanun*  lato  folio  % 
Öliqua  loagtsfima.  J,  B»  fi*ft*  II-  ft  8iS, 


Tetradynamia;  68i 


J.  Bauhinus  zou  de  Steng  anderhalf  Elle  IV. 

hoog  zyn  en  de  Haauw  uitermaate  lang.  A*wJ" 

_   .     _    „  Hoofd- 
as i)  Waterkers  met  rappig  uitgehoekte  fpitfe stux. 

ruige  Bladen  en  een  Jlekelige  Steng.  xxr. 

(22)  Waterkers  met  rappig  uitgehoekte  Wol-  vr^êchl. 
lige  Bladen  en  eene  effene  Steng.  xxn. 

Oriëntale 

(23)  Waterkers  met  eenvoudige,  Spatelswys'  ^I,Hn- ' 
ovaale  9  getande  ,  de  Steng  omvattende  ,  xxiu. 
kaale  Bladen. 

{21)  Waterkers  met  Draadachtige  effene  Haau-  r  X*IV- 
wen  en  gevinde  Stengbladen  met  kleine  Kachoii* 
Tandjes.  fchc' 

Van  deeze  vier  Soorten  is  de  eerfte  in  Pruïs- 
fen  door  den  Heer  Loesel  gevonden;  de 
tweede  en  derde  heeft  Tournefort  in  de 
Levant  waargenomen ;  de  vierde  groeit  in  Span- 
je 

(21)  Sijymbrium  Fol.  runcinatis  acutishirtis  &c.  Am.  sAcad* 
IV.  p.  296.  Eryfirmim  anguftifolium  majas.  C.  B.  Pin.  107, 
Eryfimum  hirfutum  Siliqua  Emcx.  LOES.  Prusf.  69.  T.  14. 
Rapiflmm  mont.  ïrionis  folio.  Col.  Ecphr.  T.  268. 

{22)  Sifymbrium  Fol.  runcinatis  tomcntofis  Sec.  Eryfïmum 
Oriëntale  Folio  Sonchi  ,  Flore  Sulphureo,  Siliq.  longisfirais. 
Boerh.  Lugd'-\  1.  p,  14.  Hall.  Goti.  z^s. 

f23)  Sifymbrium  Hol.  fimplicibus  Spati^ato  -  ovntis  &c.  Sis* 
Oriëntale,  Barbare»  facie,  Plantaginis  folio.  Tournf,  CV. 
16. 

(24)  Sffymhrium  Sfl,  Filiformibus  lavibus  ,  Fo%  pïnnatis' 
denticulatis  Caulinis.  ^/ia*f.  93. 

Vv  5 

SI.  Deel.  IX»  Stuk, 


682     Vier magtige  Kruiden. 


IV.   je  en  Portugal.  Deeze  heeft  Stengen  van  een 
xvi?L' Handbreed  of  een  Voet  hoog,  effen,  zo  wel 
Hoofd-  als  de  Bladen  9  die  broofch  zyn  en  gevind, met 
stuk*     langwerpige  Zaagtandige  Blaadjes.  De  Bloemen 
rfrSfXzyn  lang  gefteeld  ,  geel  en  taamelyk  groot. 

E.  Met  Lancetvormige  onverdeelde  Bladen. 

xxv.  (25)  Waterkers  met  Lancetvormige  Zaagswys 

ëetande  Stengbladen. 

mum. 

Dunton-  jn  iangte  en  dunte  der  Haauwen  munt  deeze 
uit,  die  in  Switzerland  en  Italië  voorkomt  op 
ruuwe  naakte  Bergen.  De  Bladen  zyn  wederzyds 
ruigachtig  en  zeer  geaderd  9  de  afgebloeide  Meel- 
knopjes  Violet;  de  Bladen  Laurierachtig  en  uiter- 
maate  glad ;  de  hoogte  anderhalven  Voet ,  zege 
Goüan. 

xxvi.  (26)  Waterkers  met  Liniaale  effenrandige  Bla* 
lium.gr^°m         den  9  de  Bloemjleeltjes  Lymerig  en flekelig. 

EfFenran-  % 

dise*  Deeze  Siberifche  heeft  de  Steng  een  Vinger 
lang ;  de  Endtrosfen  zyn  ruig  en  Lymerig;  ds 
Bloemen  vry  groot  en  wit. 

f25)  S'ifjmbrlum  Fol.  Lanceolatïs  dentato  -  ferratïs  Cauli- 
jiis.  H.  Cliff.  Ups.  K.  Lugd?.ï+\.  GOUAN  Monsp.  327«jAcq. 
VirJ.  na.  Dra')a  lutea  Siüqtiïs  ftri&isfiaiis.  C.  B«  Pin.  no. 
Arabis  quibusdam.  Cam«  Epit.  342. 

(26)  Sifymbrium  Fol.  Lincaribus  integerrimis  &c.  Hespe» 
lis  Caulc  Hamoüsfimo ,  Fol.  Linearibas,  Pedancuiis  hispN 
dis.  Gmzu 


ÏETRADYNAMUi  68$ 


(27)  Waterkers  met  Zaagtandig  Eyronde  ge-  IV; 
fieelde  effene  Bladen  ,  en  eenigermaate  A^jEL* 
kromme  Haauwen.  Hoofd- 
stuk. 

Deeze  heeft  ook  maar  een  Stengetje  van  een  xxvn. 
half  Voet  lang,  van  onderen  Takkig :  fpitfe  Bla- 
den ;  Trosfen  van  kleine  witte  Bloempjes  en  f°°stindi* 
ronde  Haauwen. 

Nog  een  Oostindifche  (lelt  de  Heer  N.  L. 
Burmannus  voor  ,  die  de  geftalte  van  de 
Molterd  en  by  zyn  Ed.  daar  van  den  bynaam 
heeft.  Behalve  de  Wilde  Waterkers  5  die  ook 
aan  de  Kaap  zou  voorkomen  ,  heeft  zyn  Ed* 
van  daar  eene  Lierbladige,  zogenaamd,  welke 
de  onderfte  Bladen  byna  Lierachtig,  de  boven- 
ften  infneedig  gefnipperd  3  de  Haauwen  Liniaal 
en  ftompachtïg  heeft  (f).  In  Arabie  vondt  de 
Heer  Forskaohl  een  Vindeelige  Waterkers 
met  gladde  Haauwen  (].). 

Erysimüm.   Steen  -  Raket* 

Dit  Geflagt  is  kenbaar  aan  een  Pylaarachtige  , 
volmaakt  vierhoekige  Haauw,  zegt  de  Ridder, 
en  het  heeft  den  Kelk  gefleoten  ;  bevattende 
zes  Soorten. 

(O 

{%•})  Sïfymhrium  Fol.  Lanceolato  -  ovatis  ferratls,  petiola 
th  larvlbus  &c.  BURM»  FL  Ind.  140. 

(f)  Sifymbtium  Lyratum.  Prodr.  Flor,  Cap.  p.  17. 

(I)  Silymbriam  pinnaiifidam.   Hor*  -45gy?t»  Arah*  p« 

Ï1S 

\h  Des*,,  IX»Syu& 


<5S4         VlERMAGTIGB  KRUIDEN. 

IV;      (i)  Steen -Raket  met  de  Haauwen  tegen  d* 

AFxvi.U  <^a*r  wngedrufó  *n  wpfig  uitgehoekte 

Hoofd-  Bladen. 

STUK* 

h  Zeer  gemeen  is  dit  Onkruid  aan  alle  Wegen  s 
offidn™.  op  Kley ,  Aard-  en  Steenachtige  Gronden,  zo 
Gemeen.  jn  onze  Nederlanden  als  door  geheel  Europa* 
Het  groeit  zelfs  fomtyds  op  Muuren  en  Daken. 
De  Latynfche  naam  Mo  wordt  'er  van  fommi- 
gen  aangegeven  ,  doch  gemeenlyk  noemt  men 
\  Eryfimum  ,  een  Griekfch  woord  3  dat  van  de 
uitmuntende  hoedanigheden,  welken  'er  de  Ou- 
den aan  toefchreeven ,  afgeleid  wordt.  Hierom 
is  het  ook  Hierobotane  of  Heilig  Kruid  genoemd 
geweest.  De  Franfchen  noemen  't  VélaroïTor- 
telle  :  de  Engelfchen  Hedge  -  Muflard  of  Haag- 
Mofterd  ;  de  Duitfchers  Wegfenf  :  wy  Steen- 
Raket. 

Niettegenftaande  die  benaamingen  >  is  de  Smaak 
der  Bladen  zagt  en  eenigermaate  Zoutig ;  doch 
de  Plant  levert ,  door  Deftillatie ,  grootendeels 
Loogachtige  Stoffen  uit ,  volgens  Geoffroy  (*)♦ 
Niettemin  geeft  het  Sap  een  roode  Kleur  aan 
blaauw  Papier :  tot  bewys  van  eenige  Zuurheid. 
Het  Kruid  is,  nu  reeds  twee  Eeuwen,  beroemd, 

als 

fi)  Eryfimum  Siiïq.  Spies*  appresfis  &c.  Syfi.  Nat.  XII. 
Gen.  8 14.  p.  44i»  XIII.  p.  499»  Gort*  Belg.  190.  Fl. 
Suee.  554*  GOUAN  Monsp,  327.  8cc  &C.  R.  Lugdb.  34*. 
Eryfimum  vulgare.  C.  8.  Pin.  loo.  Iiio  f.  Eryfimum.  Dod. 
Pempt.  714. 

(*}  By  deezen  Authcur  wordt  de  hoogte  van  dit  Kruid  op 
meer  dan  twee  Ellen  ge&eld ;  doch  dat  is  fout :  het  groeit 
aaiden  meer  dan  twee  of  drie  Voeten  hoog. 


Tëtrahnamia»  Ó85 

als  een  uitmuntend  Middel  tegen  de  heefchheid  tïj> 
in  de  Keel,  die  uit  Verkoudheid  ontftaat,  in- AFxvi!L- 
zonderheid  laftig  aan  Redenaars  en  Zangers  ,  Hoofd- 
kunnende  gedroogd  als  Thee  gebruikt  worden  STU?K" 
met  wat  Honig ,  en  dus  is  het  ook  tegen  Borst-  Swquo^ 
kwaaien,  die  uit  vergaaring  van  Slym  ontftaan, 
niet  onnut.  De  vermaarde  Syroop  van Lobel, 
uit  dit  Kruid  gemaakt  (*) ,  heeft  in  Vrankryk 
deswegen  den  naam  van  Syrop  du  Chantre.  Vier 
druppels  daar  van  doet  men  ,  om  't  Kwartier 
Uurs,  op  de  Tong,  en  laat  dezelven  zagtjes  in 
de  Keel  glippen*  Lob  el  verhaalt,  dat  hy  daar 
mede  jonge  Dogters  genezen  hadt ,  die  tien  Jaa- 
ren  lang  geheel  heefch  waren  geweest:  gelyk 
ook  veele  Zangers ,  die  naauwlyks  geluid  konden 
geeven  ;  hebbende  hy  het  gebruik  daar  van  ge- 
leerd van  zynen  Meefter  Rondelbtius. 
Doch  die  Syroop  wordt,  behalve  dit  Kruid,  uifc 
veele  andere  Borstmiddelen  famengefteld  (f) : 

zo 

(*)  Syrupus  dc  Eryfimo  Lobdih 
(|)  Het  Voorichrift  van  Lobel  is  aldus, 
JL,  Herb.  Eryfïmi  recent.  Man.  TU 
*    lUd.  Helenii , 

Tusfilag.  fucculent. 
Liquirit.  ana  Uns.  11. 
Herb.  Borrag. 
Cichorei, 

Rutae  Murar.  ana  Man.  1  {$p 
Flor,  Rosmarïnï. 

Stoech.  f.  Beton,  ana  Man.  fj# 
Sera.  Aniiï.  JDracbm.  fi. 
Pasful.  maj.  fine  gigart.  Unc.  n. 
Consc.  Cont.  M.  Coq.  in  Hord.  Hydromeiiisana.qJ, 
Ex  Colat.  Lür*  11  vel  Jij ,  cum  f.  q,  Sachari  fiat  £  a, 
Syrupus. 

11  Deel.  jx,  STOK,  f 


tf&Ö       VlERMAGTIGE  KRUIDEN 

IV»    zo  dat  men  aan  hetzelve  alleen  de  uitwerking 
Ax*vifL*  niet  kan  toefchryven.  De  nuttigheid  3  niettemin  9 
Hoofd-  van  deeze  Borst -Syroop,  is  door  laatere  Onder- 
stuk.     vindingen  be  veltigd  (*).  Rïveriüs,  boven* 
Aw&ndl  dien,  heeft  door  het  Afkookzel  van  Steen- Ra* 
ket  veelen  van  Kolykpynen  genezen.  Zy  be* 
hoort  tot  de  Kruiden  tegen  't  Scheurbuik  dien- 
ftig ,  inzonderheid  het  Zaad ,  dat  in  Smaak  veel 
gelykt  naar  het  Mosterd  -  Zaad  s  doch  wat  flaau- 
weris.  Hetzelve  worde  door  Etmüller  in 
een  Opftopping  van  'c  Wateren ,  tot  een  vierde 
Loots  gebruikt  zynde  5  aangepreezen.  Het  Kruid 
alleenlyk  afgetrokken  mee  heet  Water,  of  op 
Wyn  gezet ,  werkt  beter  ,  dan  gekookt ;  dewyl 
het  door  fierk  kooken  veel  van  zyne  vlugge 
deelen  kwyt  raakt. 

h.  C2)  Steen  -  Raket  met  Lierachtige  Bladen ,  aan 
ÜtS         '*  ™d  rond. 

winter- 
ss.        Dit  Kruid,  dat  in  S weeden  ,  Rusland  5  Oost* 

enryk  en  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa,  op 

vogtige  plaatfen,  dïeoverftroomd  zyn  geweest , 

groeit,  is  door  den  Heer  D.  de  ö  o  rte  r  ook 

aan 

(*)  Vide  Mm.  de  l'Acad.  R.  des  Sciences  ,  de  1724.  p; 
439. 

(2)  Eryjtmum  Fol.  Lyratis  extimo  fubrotundis.  Gouan 
JLfonsp.  527»  GORT.  Belg.  190.  KRAM . -4*/?r#  195.  R.  Lugdh. 
342.  Eruca  latifolia  C  Barbare,!.  C.  B.  Pin*  98.  Barbarea.  Dod* 
Pempt.  712.  SifymbriMtn  Foliis  pinnatis.  Hall*  Helv.  549. 
fim  sifymbriutn  Etacse  folio- glabro  minus &proceiiti$.  Tournï. 


TetraMNAmi  68? 


aan  de  Beeken  by  Harderwyk  ontdekt  Hy  zegt ,  IV* 
dat  men  't  in  't  Neerduitfch  Winterkers  noemt ,  &m **L* 
en  dien  naam  leidt  Dodon^eus  daar  van  af ,Hoofd- 
dat  men  het  's  Winters  als  Tuinkers  over  deSTUK* 
Slaa  gebruike  ;  anders  ook  Steenkruid ,  we-  Sili*uofa' 
gens  de  kragten  tegen  den  Blaas  -  Steen ;  maar 
gemeenlyk  SU  Barbers  Kruid  ,  volgens  de  Duit- 
fchers  ,  waar  van  de  Latynfchen  naam.  De 
Franfchen  geeven  het  den  naam  ,  van  Herbe  de 
Sainte  Barbe  of  de  Charpentier.  Sommigen  noe- 
men het  ook  Moeras  -  Raket  ,  wegens  de  Groei- 
plaats. 

De  eigenfchap  van  de  Haauwtjes  tegen  de 
Takken  aangedrukt  te  hebben .  welke  de  voor- 
gaande zo  kenbaar  maakt,  heeft  geen  plaats  in 
deeze  ;  doch  dezelven  komen  ook  vierkantig 
voor  j  en  zyn  met  de  Takken  evenwydig.  De 
Bladen  zyn  aan  'c  end  niet  hoekig,  maar  rond; 
anders  verfchilt  de  hoogte  weinig  van  dit  Kruid; 
het  welk  ook  kleiner  valt  en  fomtyds  met  dub- 
belde of  volbladige  Bloemen ,  die  geel  zyn  ,  ge- 
lyk  in  de  andere. 

(3)  Steen  •  Raket  met  Hartvormige  Bladen.  uu 

Allïaria 

Vry  algemeen  noemt  men  dit  Kruid ,  dat  over-  E^^t 
al  in  Europa  op  lommerige  plaatfen  groeit,  Kwid.  * 

Knof- 

(i)  Eryfimum  Fol.  Cordatis.  Mat.  Md.  334.  GOST.  %elg. 
190,  Kram  Auftr.  195»  Suec.  $$%.  Hespens  Alüum  re- 
<lolens(  Toubnf.  lnft.  222.  Alliaria.  C.  B.  Pin,  no.  CAM* 
Epit.  $%?.  DOD.  Pcmpt.        LOB»  /<?#  530. 


II.  Deel.  IX.  Srm, 


68S         VlEUMAGTIGE  KrüIÜÈH* 


IV,    Knoflook- Kruid  ,  in  't  Franfch  Alliaite ,  naar 
A*xvïÊL'  ^en  Latynfchen  naam  Alliaria.  Dat  fommigeni 
Hoofd-  in  't  Nederduitfch  ,  hetzelve  Look  zonder  Look 
stuk.     heeten ,  komt  daar  van  daan  ,  dat  het  geen 
irltl^dê.  Col  wortel  heeft  5  gelyk  de  Knoflook,  waarme- 
de het  anders  in  Reuk  en  Smaak ,  het  Zaad  in- 
zonderheid ^  veel  overeenkomst  heeft.  Sommigen 
hebben  het,  uitwendig,  in  Pappen  ,  tegen  de 
Verftervingen  en  Krankreuze  Zweeren  aange* 
preezen.  Boerhaave  liep  daar  mede  zeer 
hoog  en  merkte  dit  Kruid  als  een  der  kragtigfte 
Zweetmiddelen  en  Tegengiften  aan  (f), 

iv.  (4)  Steen -Raket  met  Lancetvormige  getande 

fepandum.  Bladen  ,  Trosfen  tegen  de  Bladen  over  , 

Dirge*  *  getroste  byna  ongedeelde  Haauwen  en  klei* 

gu,ptö'  m  Bloempjes. 

Dit  j  in  Spanje  en  Bohème  op  Akkers  groei* 
jend  Kruid,  heeft  de  geftalte  van  deVeelhoor* 
nige  Waterkers  ,  maar  draagt  lange  Trosfen 
tegen  de  Bladen  over  ,  die  fpits  getand  zyn  3 
met  een  hoekige  Steng  en  Draadachtige  Haau* 
wen*  De  Wortelbladen  zyn  uitgegulpt.  De  hoog- 
te is  weinig  meer  dan  een  Span. 

v.       (5)  Steen;*  Rakets  Lancetvormige  effenran* 
thoiJeT™'         dige  Bladen  en  uitgebreide  Haauwen. 
vioiieiig,  Dee» 

(f)  Nulla  Pianta  eft  mzgls  diaphoretlca,  Sudores  eliciens ;  eft 
Alcxiplnrmacutti  futnmum.  Hijl.  Plant.  p.  437- 

(4)  Kryfimum  Fol.  Lanceolatis  dentatis  Racemis  oppofiti» 
folüs  &c.  ]ACq.  Auflr*  T.  ai,  GOUAN  Monsp.  325. 

is)  Bry/m^m  FoU  Lanceolatis  integerrimis ,  Süiquis  patn- 

lis. 


Ïetradywahu  685 


Deeze  *  die  overal  in  de  Moeshoven  5  Bouw-  IV. 
landen  en  Velden  voorkomt ,  door  geheel  Eu-  Afj^u* 
ropa ,  wordt  Groole  Wilde  Kers  geheten.  De  Hoofd^ 
Stengen  zyn  zeer  Takkig ,  ftevig ,  een  Elle  hoog ; STüK* 
de  Bladen  geelachtig  groen  \  gezoomd  met  kor-  Sil^uof^ 
te  Haairtjes,  de  Kelk  is  bleek  met  kleine  geele 
Bloempjes  ^  en  het  draagt  opftaande  vierkantige 
Haauwen  ,  die  van  de  Takjes  afwyken* 

f  6 )  Steen  -  Raket  met  Lanceivorrnige  effen-  1  ?T* 

.      m  j  Etyftmum 

randigt  Bladen.  Hieraa/b- 

Hum. 

Öp  fommige  plaatfen,  in  Vrankryk  en  Duits-  bla^k$" 
iahd,  groeit  deeze,  die  Bladen  als  het  Haviks- 
ktuïd  heeft,  op  gelyke  manier  langs  deri  Gi'ondl 
uitgefpreid  en  daar  tusfchèn  Stengen  uitgeeft  % 
dié  met  Bloemen  *  byna  als  det  Violieren ,  bela- 
den zyn  ,  doch  zonder  Reuk*  De  Haauwen* 
Öaar  op  volgende  ,  zyn  vierkantig ,  gelyk  iö 
öe  andere  Soorten* 

£heï« 

JJs.  Gort*  Belg.  191.  Kram.  Auflr.        Gort,  fagr.107. 

TL  Suec.  BSS»  GOUAN  Afonsp.  328.  HALL*  Helv.  &c.  R. 
Lugdb.  342,  Turritis  Fol.  integris  Lanceolatis.  Güett.  Stamp. 
2.  p.  16$.  Myagruiti  Sih'qui  longi.  C.  B.  Pin*  iop.  Cameli- 
113,  Myagrum  alt.  Thlaspi  [effigle.  LöB.  lc.  225. 

(6)  Eryfirnum  IcU  Lanceolatis  fcrrétïó.  R.  Lugdb.  342. 
DALÏB,  Paris.  201.  Fl.  Suec.  U.  N#  602.  Leucoijnm  lii* 
team  fylv.  Hieractfoliüm.  C.  B.  Pin.  201.  Prodr.  102.  Leu- 
coiiim  fylr*  inodorum.  RAJ.  Hift.  781.  RüPP.  HalLij^bu 

GEi  Prov.  363. 

IU  DEEL.  JX.  STbfc 


6$0      VlERMAGTlGE  KrüIDEN. 


IV*  Cheirant  hus.  Violier. 

Afdeel» 

Hoofd-     **et  Vrugtbeginzel  heeft  wederzyds  een  Klier* 
stuk.     achtig  Tandje  ;  de  Kelk  is  geflooten  en  heeft 
Haauv>-  twee  Blaadjes  aan  den  voet  bultig:  de  Zaadeü 

draaiende.  •  . 

zyn  plat. 

Tot  dit  Geflagt,  van  een  zo  bekenden  naam, 
zyn  betrokken  de  zeventien  volgende  Soorten. 

i.  (i)  Violier  met  Lancetvormige  getande  kaak 
tbtés'Ery^  Bladen ,  een  geheel  enkelde  opjluande  Steng 
vietkanti-         en  v^er^oe^Se  Haauwen* 

Ten  opzigt  van  de  figuur  der  Haauwen  komt 
deeze  met  het  voorgaande  Geflagt  byna  over- 
een. In  geftalte  zweemt  het  Kruid  naar  de 
Violieren.  De  Bloemen  zyn  Zwavelkleur  en 
van  een  zeer  aangenaamen  Reuk  ,  een  weinig 
grooter  dan  die  der  Tuin  -  Violieren.  De  Ribben 
der  Bladen  loopen  in  de  Steng  uit.  De  Groei- 
plaats is  in  Hongarie  en  Frankryk  >  zegt  de  Ridder. 

li  (O  Violier  met  Liniaale  onverdeelde,  byna 
Alpffchc?  Wollige ,  Bladen  en  eene  Takkige  Steng;* 

1    9  Dee- 

(i)  Chelranthus  Fol.  Lanceolatis  dematis  nudis  &c.  Syft. 
Nau  XII.  Gen.  8 15.  p.  44*.  Veg.  XIII.  p.  495>-  Gouan 
Monsp.  328.  ALLiON.  Pedem.  T.  S.  f.  2*  H.  Ups.  192. 
Leucoium  luteum  fylv.  anguftifoU  C.  B.  Pin.  *o2«  Leuc. 
fylve&re.  Clus.  Hijh  L  p*  299.  J.  £•  Hift.  Ih  p.  373- 

(z)  Chelranthus  Fol»  Lineatihus  integris  tomentofis  &c. 
Eryfimum  FoL  Lin.  incanis  integris.  Ger.  Prov.  363.  Lcqc* 
anguftif.  Alp*  Fl.  Sulphureo  ALL.  Pedem%  44»  T.  9.  f.  3* 


Tetradvnamia»  691 


Deeze,  op  Gebergten  in  Italië  en  Provence  HFÏ 
groeijende  ,  verfchilt  van  de  voorgaande  door  ^xwi^ 
fmaller ,  gryzer  Bladen  ,  grooter  Bloemen  en  Hoofd. 
dunner  Haauwen  te  hebben.  STüK# 


(3  )  Violier  met  Lancetvormige  fpitfe  gladde  c^*„. 
Bladen ,  hoekige  Takken  en  eene  Heejleri»  tb»s  chd 

ge  Steng.  Mum- 
bloem, 

Dit  wordt  gemeenlyk  Muurbloem  genoemd  > 
om  dat  men  't  dikwils  op  oude  Muuren  ziet 
groeijen  en  bloeijen.  Anders  noemt  men  't  ook 
wel,  om  de  zelfde  reden,  Steen  -  Violieren  of 
Geele  Violieren  wegens  de  Kleur.  De  Franfchea 
noemen  't  Gyroflée  jaune ,  de  Engelfchen  WcüU 
Flower,  dat  is  Muurbloem.  Het  overtreft  de 
anderen  in  aangenaamheid  van  Reuk,  welke  een 
der  bemindften  is  onder  de  Bloemen  3  inzonder- 
heid in  die,  welke  men  Goudlakenfe  noemt  3  uit* 
muntende,  en  wel  allermeest  in  de  dubbelde  of 
gevulde  Bloemen ,  welke  als  Roosjes  zyu.  Ia 
't  wilde  komen  de  gemeene  Steen -Violieren  ook 
fomtyds  met  dubbelde  Bloemen  voor.  Het 
Aftrekzei  of  uitgeperfte  Sap  wordt  geacht  de 

Ston- 

Leucoium  anguftif.  Alp-  Flore  Sulphuteo.  ToüRNï,  Inftm 
222. 

(3)  Chetranthus  Fol.  Lanceolatïs  acutis  glabrls  &c,  Mat. 
Mcd.  335»  GORT.  Belg.  191.  GOUAN  Monsp.  329.  KB  AM. 
Auflr.  196,  DALIB*  Paris.  197.  R.  Lug&b.  337. //.  Clifm 
33*.  Lcucoiura  luteura  vulgare»  C.  B.  Pin.  202.  Leuc»  luteura 

Dod.  Pempt.   160.  fa  ~ —  magno  Flore.  y9    ferrato 

folio.  S.  pleno  Flore  rasjas  et  minus,,  C.  B.  Pin.  204. 

Xx  2 

li  .  PEEL.  IX,  STUK, 


09*        VlERMAGTlGE  KRUIDEN, 


IV*    Stonden  en  de  Kraam  te  bevorderen.  De  Olie* 
AFxvf.L#  welke  daar  op  gelïaan  heeft,  is  Pynffillende. 
Hoofd-     De  byfcaam  Cheiri  is  van  Arabifche  afkomst  , 
STUK#     en  by  denzelven  zyn  de  Bloemen  in  de  Apothee- 
drZ&n^ken  bekend  ,  zo  wel  als  de  Olie ,  die  daar  op 
geftaan  heeft,  onder  den  naam  van  ÖleumChei- 
rinum  of  Keyrinum.  Men  zal  derhalve  niet  ligt 
twyfelen,of  de  Geflagtnaaro  is  uit  dat  Arabifch 
Woord  en  't  Griekfche  Anthos  famengefteld  : 
zonder  dat  men  hier  zou  denken  om  5t  Griekfche 
woord  Cheir,  dat  een  Hand  betekent  ;  gelyk  de 
Ridder  zulks  verklaart  (*):  want  Handbloem, 
fchoonniet  oneigen,  is  zeer  onbepaald ,  en  geens- 
zins op  deeze  Bloemen ,  in  't  byzonder,  toepas* 
felyk. 

iv.  (4)  Violier  met  Lancetvormige  fpitfe  gladde 
thasfrrtL  eenigermaate  Zaagtandige  Bladen  en  een 
CHceftêri  Heejlerige  Steng. 

ge'  Zeer  gelykt  deeze  Soort ,  die  in  Spanje  groeit , 

naar  de  voorgaande 3  doch  valt  maar  een  Hand- 
breed hoog.  Ook  zyn  de  Bloemen  agtmaal klei- 
ner (f) ,  wel  geel ,  maar  minder  ruikende ,  heb- 
bende bl aau wacht ige  Meelknopjes  9  zegt  de 
Ridder, 

(5) 

(*)  PbH.  Bot.  p.  tjfi 

(4)  Cbeiramhus  Fol.  LanceoJatis  acutis  Sec.  Mant.  94.  Leut- 
chim  luteura  mlnas ,  fmticans.  BARR.  1228. 

(t)  Zo  dit  in  middellyn  betekent,  dan  moeten  de  Blo^« 
nien  zeei  klein  zyn. 


T  E  T  H  D  Y  N  A  M  ï  A, 


(5)  Violier  met  Jlomp  Eyronde  9  ongeaderde  IV. 

uitgerande  Bladen ,  de  Haanwen  Ehvor*  Af^eiel» 

mig  getipt.  Hoofd* 

stuk. 

(6)  Violier  met  ovaale  Jlompe  naakte'  ruuwach*  v. 
tige  Bladen  en  een  verfpreide  ruuwe  Steng,  ^chiüs. 

Levant* 

Deeze  ,  die  aan  de  Zeekust  der  Zuidelykefche, 
deelen  van  L  ;ropa  groeit,  gelykt  veel  naar  ^ MJ^muu 
voorgaande ,  van  't  Eiland  Chio  ,  gemeenlyk  zeekants» 
Skio3  aan  de  Kust  vsn  klein  Afie,  niet  ver  van 
Smyrna ,  door  Dilleniüs  afgebeeld ,  maar 
is  grooter,  en  heeft  een  dik  groenachtig  Blad» 
De  Bloem  is  Violet,  in  de  voorgaande  roodach- 
tig en  kleiner,  groeijende  deeze  een  Handbreed 
of  een  Span  hoog, 

(7)  Violier  met  Lancetvormige  Jlompe  effen*  vu. 
randige  Bladen  9  een  opgeregte  Steng  en  Zo^tcatt 
ingejlooten  Meel/mopjes.  "2- 

Aan  de  Zoutmeiren,  in  Siberië  en  Tartarie, 

cam 

($)  Cbeirantbus  Ft>!.  ohovatis  aveniis  emarginatis  &c.  H. 
Ups.  187.  Hesperis  Caule  Ramofisfimo  &c.  i/,  CUf.  a s 5 .  R.. 
Lugdh.  337.  N.  3»  Hesperis  Siliquis  hirfutis,  Fl.  parvo  rubei* 
la.  Dill.  Elth.  f.  fjt.  Lcucoium  Thlaspeos  facie.  Herm. 
P-ar.  192.  T.  195.  Hesp.  ChSa  Saxatilis.  TOURNF.  Gr.  16. 

(6/  Cbeiranthus  Fol.  eliipt.  obtufis  nudis  &c.  Mant,  568. 
Hesperis  markim?  fupina  exisua.  Tournf.  In/}.  223.  Lcuc- 
oium minus  Fi.  violaceo.  Bark.  Ie.  1127.  Leucoijum  mari» 
tituam.  parvum  P&UK.  Pbyt.  432.  f.  zt 

(7)  Chtiramhus  Fol.  Lanceoiatis  obtuds  integeriimis  jCaiu 
!c  erefto,  Anthens  inclufis.  Mant.  93, 

Xx  3 

II«  DKsu  IX>  Stuk* 


VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV.  nam  de  Heer  Lerche  deeze  waar ,  die  naar 
AFxvf.L  ^e  volgende  veel  gelykt ,  maar  agtmaal  kleiner 
Hoofd-  is,  zegt  de  Ridder,  cn  byna  Heefterig,  bly« 
stuk»  vende  veele  Jaaren  over.  DeBloemen  zyn  paarfch, 
drSSXin  'c  midden  geelachtig: de  Stempel  ftomp,  dik, 
tweedeelig :  de  Reuk  als  der  volgende. 

vin.  (8)  Violier  met  Lancetvormig?  effenrandige 

thufhM»  Jlompe  gryze  Bladen ;  de  Haauwen  aan  't 

nu*.  end  geknot  en Samengedrukt ;  de  Steng  Hee» 

Gryzc'  jlerachtig. 

Hier  worden  de  gewoone  Violieren ,  die  men 
gemeenlyk  Vïoletten  aoèmt ,  bedoeld ,  waar  van 
men  zo  fchoone  met  dubbelde  Bloemen  teelt, 
die  een  alleraangenaamften  Reuk  hebben  ,  niet 
alleen  ,  maar  ook  fïerlyk  zyn  voor  't  Gezigt. 
Men  noemtze  ,  tot  onderfcheiding  van  de  ande» 
ren ,  ook  wel  Stok  -  Violieren  ,  om  dat  zy  een 
Boomachtig  Stammetje  hebben.  De  Griekfche 
naam  ,  Leucoium,  is 'er,  wegens  de  grysheidder 
Bladen ,  aan  gegeven.  Sommigen  hebben  dezel- 
'  ven  geheel  wit  en  als  met  Meel  gepoeijerd.  De 
Engelfchen  noemenze  Stock  Gilly  Flower  ,  de 
Franfchen  Violier  of  Geroftée  ,  de  Duitfchers 
Gartéri-  Pïföof  Tu|n-Violieï ,  en  deze  henaaming 
hebben  zy  zekerlyk  van  den  Reuk,  welke  naar 
dien  van  Violen  zweemt. 

'tGe* 

(3)  Cheirenthus  Fol.  Lanceolatis  Jntegerrimïs  obtufis  in- 
c?nis  &c.  H.  Ups.  Cliff.R*  Lugdh.  337.N.  2.  Leucoium  incano 
folio  Honcnfb.  B.  Pin*  200.  N.  1,2,  5,  7*  Viola 
alba  5c  pmpmea.  Lob.  Ic  32$. 


T  E  ï  R  A  D  Y  N  A  M  H,  <Jp5 


*t  Gewas  is  iedereen  bekend  en  de  manier  van  IV. 
Teeling  laat  ik  voor  ae  Tuinlieden  over;  dewyi  AF£vfL* 
'er  byna  niets  gemeener  is  in  de  Lief hebbery.  Hoofd- 
Men  vindtze,  zo  wel  dubbeld  alsenkeld,  metSTÜK:* 
witte  ,  paarfche  ,  roode ,  Vleefchkleurige  en  SUit*°f*< 
bonte  Bloei nen , welken  men  by  Weinmann 
fierlyk  venoord  ziet  (f)*  Zeventien  Verfchei- 
denheden  van  deeze  Violieren  zyn  door  Boer- 
haave  ofigetfekë6&  Eene  derzelven  met  geheel 
groene  Bladen  ,  die  niet  Wollig  zyn,  en  witte 
zeer  welriekende  Bloemen,  is  uitmuntende  en 
verfcheide  Jaaren  duurzaam* 

(9)  Violier  metdigt  getropte ,  omgekromde 9  ge* 
golfde  Bladen  en  eene  onverdeelde  Steng,    thus  Few 

Een  byzonder  flag  van  Violieren,  te  Upfal  inVenfter'Sc* 
't  jaar  1753  uit  Zaad  geteeld,  en  dus  gebynaamd 
om  de  fierlykheid.  't  Gewas  is  tweejaarig ,  de 
Wortel  Vezelig ;  de  Steng  een  half  Voet  hoog, 
een  Vinger  dik  ,  regtopftaande,  naakt;  de  Bla- 
den Kropswyze,  aan  den  top,  als  die  van  Kool 
vergaard ,  zyn  Lancetvormig ,  krom ,  ongefteeld , 
itomp,  gegolfd  en  grys  :  de  Bloemtrosfen  ge- 
ftrekt,  opftaande,  van  hoogte  als  de  Steng:  de 
Bloemen  paarfch  met  een  Goudglans. 

(10)  Violier  met  Lancetvormige  eenigermaate  x. 

Annuus* 

,*    „  \M    .  g«*Jaarlykfe. 
(J)  Kruidb.  PI.  N.  64^,  643  %6  44« 

(9)  Cbeiranthus  Fol.  conferto  -  capitatis  recurvatis  undatis, 
Caule  ind  vifo.  Linn.  Dec.  31.  T.  16. 

(10)  Cbetranthu*  Fol.  Linceoiatis  fubdentatis,  obtufïs  jftr 
caftls  &c»  Leucoiurn  incamua  minus*  C.  U*Pint  200. 

Xx  4 

IN  Derl  ix,  stuk» 


éi)$        VlERMAQTIGE  KftUID£& 

Vfi  getande  Jlompe,  gryze  Bladen;  de  Haau» 

^FxvlL#         wen  Cylindrifch  en  fpits  gepunt;  de  Steng 
fïooFD-  Kruidig. 

STUK. 

Deeze  kleine  Violieren ,  die  volfl  rekt  Jaadyks, 
dragende.  QQtyen  %  kunnen  Daauwlyks  ais  eene  Verfchei* 
denheid  van  de  gewoone  aangemerkt  worden  A 
niettegenftaande  zy  ook  de  Bladen  grys  hebben  % 
zo  wel  ate  de  naastvoorgaande  in  welke  de, 
N  Bloemblaadjes  geheel  zyn  ,  in  deeze  uitgerand, 
of  aan  den  Rand  een  weinig  uitgefneeden*  't  Ge- 
was is  veel  kleiner  dan  in  de  gewoone  Stok-  Vio» 
lieren  :  de  natuurlyke  Groeiplaats  aan  de  Zee- 
kust der  Zuidelyke  deelen  van  Europa. 

Chdran  Vï°^er  met  Lancetvormige  eenigermaate 

fbus  Litto"  getande  en  Wollige  5  byna  Vleev.ge  Bla^ 
oevêrige.  den  ?  de  Bloemblaadjes  uit  gerand ;  de  Haau- 

wen  Wollig. 

Aan  de  Oevers  der  Middellandfche  Zee  is  de 
Groeiplaats  van  deeze  3  die  de  Steng  een  Voet 
hoog  en  grys  heeft  zo  wel  als  de  Bladen,  wel- 
ke ftomp  getand  zyn ;  de  Bloemblaadjes  Hart- 
vormig  paarfchachtig ;  de  Haauwen  Elsvormig, 
niet  langer  dan  het  Blad  en  Wollig. 

De  Hoogleeraar  Pallas  heeft  op  de  Sly- 
kerige  Oevers  aan  deKaspifcheZeeenomfcreeks 

de 


(ii)  CheWanthas  Eol.  Lanceolatis  fubdentatfs  &o  Leu- 
coiura  maririmum  anguftifolium.  CC.  Pin.  201.  Leucoiure»t 
maritimum  minus.  Cx.us.  lijft*  I.  p.  2j>8* 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  h.  697 


de  Rivier  Irtis ,  in  de  Zuidelyke  deelen  van  Si-  IV. 
berie,  deeze  Soort  van  Violieren;  ten  minfcen A^£L# 
een  Plant  naar  dezelve  gelykende,  gevonden ,  Hoofd* 
daar  hy  de  Afbeelding  van  geeft  (*).  In  eeuSTüK- 
drooge  Grond  komen  derzelve?  Bladen  byna  ge-  SiW 
vind  voor.  Dezelve  maakt ,  zegt  hy ,  met  haare 
rype  Haauwen  eene  byna  Klootronde  Struik, 
die  verdroogd  zynde  door  den  Wind  afgebro- 
ken en,gelyk  veele  andere  Terras -Planten  van 
dat  Gewest, ver  heengevoerd  wordt.  Men  be- 
grypt  ligt,  dat  hier  door  de  verfpreiding  van  het 
Zaad  zeer  wordt  bevorderd ;  vooral  in  dit  Kruid, 
welks  Houtige  Haauwen  niet  open  fplyten, 
voor  dat  zy  fterk  uitgedroogd  en  vervolgens 
door  den  Regen  eenige  maaien  bevogtigd  zyn. 
Eerst  hadt  hy  't  zelve  tot  de  Uitgehoekte  Vio- 
lier betrokken  (f). 

(ia)  Violier  met  Liniaale  eenigermaate  uitge-  xir. 
hoekte  Bladen  en  o?igeJleelde  Bloemen,  mèt^1^ 
gegolfde  Blaadjes;  de  Steng  Heejlerig.  z^roe7;gc 

O  3)  Violier  met  getande  /lompe  Bladen  >effe-  xiiu 

Trilobus. 
Diiekwab. 
bice» 

(*)  PALLAS  Reize.  II.  Deel.  II.  Boek ,  Tab.  K»  Fig.  2. 
(f)  't  Zelfde  biadz.  489. 

(12)  Cheiranthus  Fol.  Linearibus  fubTnuitis  &c.  H*  Clif. 
IH<  R.  Lugdb.  3  J7-  N.  4  ?  Gf,r.  Prov.  164,  Leucoium  mi- 
nus ,  breviori  folio,  obfoleto  Flore.  Barr.  Ic.  999.  N  2, 
  Lavendula:  folio.  Bocc.  Mus.  T.  Ut.Barr.  Ic.  go*. 

(is)  Cheirantbus  Fol.  dentatis  obtufis,  Cal.  laevibus  &c\ 
Lcueoium  maritimum  minimum  Hisp.  vernum,.  TOUKNF.  Infl  , 
au.  BAüH.  Pm*  201.  Predr.  103, 

Xx  5 

II.  DEEL  IX,  ÏTU«. 


698        VlERMAGTIGE  KrOIDE». 


IV,  ne  Kelken  en  Knoopige  Haauwen,  die  ge- 

Axvi!L#        fPitst >  Draadachtig  dun  en  glad  zyn. 
Hoofd* 

stuk*  De  Droevige  ,  dus  wegens  de  onaanzienlyke 
Haauw-  Kleur  en  Reukeloosheid  der  Bloemen  genaamd , 

iraagen-  groeJ-t  >m  Spanje ,  Icalic  en  Provence  :  de  Drie* 
kwabbige  komt  ook  in  Spanje  en  volgens  den 
Ridder  caby  de  Hiéres-Eilanden  >  aan  de  Kust  van 
Provence  voor,  Deeze  heeft  Takkige  Stengetjes 
van  een  vSpan  hoog,  met  Lancetvormige  fiom- 
pe  Bladen  en  paarfche  Bloemen.  De  eerfce  is 
Heefterig  •  deeze  een  Jaarlykfe  Plant. 

XTv.  (14)  Violier  met  Lancetvormige  rappig  uitge* 
tbm  fee-  hoekte  Bladen ,  gehaairde  Kelken  en  Knoo- 

™*PPW  ^6  ^etan^Se  Haauwen. 

In  Portugal  is  de  Groeiplaats  van  deeze  Soort, 
die  de  Bladen  fmal ,  de  Bloemen  uit  den  geelen 
paarfchachtig  by  nagt  ontluikende ;  zeer  fterk 
van  Reuk  en  de  Haauwen  aan  de  tip  byna  drie- 
tandig  heefu 

xv.  (J5)  Violier  met  Lierachtige  Bladen  3  de  tip* 
Tricuspi*  peT2  der  Haauwen  drietandig. 

t£.iepHn-  m  vio. 

(14)  Cheiranthus  Eol.  Lanccolatls  xuncinatis  ,  Calycibus 
pilofis  &c. 

(15)  Cheirantbus  Fol.  Lyratis ,  SÜiqais  apice  tridenmis.  H» 
Ciïff.  3  35.  IU  Lugdb.  3  3 s .  Gron.  Oriënt*  80.  Leucoium 
mzrinum.   Cam.  Hort,  «7.  T.  24»  MORIS.  Hf/l.  p.  *42.  S. 


Tetradynamta;  699 


(16)  Violier  met  Wollige  ^Jlompe  ,eenigermaa-  IV. 

te  uitgehoekte  Bladen,  die  aan  de  Takken^TD*wE£ 

geheel ,  de  Haauwen  gedoomd.  Hoofd- 
stuk; 

Deeze  komen  aan  de  Zeekust,  de  eerfte  by  c*Jj[* 
Tripoli  in  Syrië,  de  andere  in  Spanje  en  by  éetbusSinua* 
fiierifche  Eilanden  in  Provence  voor.  Beiden  '*uitge. 
zyn  zy  Wollig  of  ruig  van  Loof,  inzonderheid hoekce* 
de  laatfte  5  die  de  Haauwen  zeer  lang  en  met 
fiekelige  Puntjes  heeft.  Deeze  maakt  het  twee* 
de  Jaar  een  Steng  van  twee  of  drie  Voeten  hoog- 
te ,  zeer  Takkig ,  doch  met  weinig  Hevigheid. 
De  Bladen  zyn  in  beiden  uitgehoekt. 

(17)  Violier  met  ovaale  famenzedrukte  Haau»  „xv}lr 
wen ,  Liniaal  JLancetvormige  Bladen  en  eene  Egypti- 
Heefterige  opgeregte  Steng.  fche* 

Deeze  Soort,  in  Egypte  ea  Arabie  groeijen- 
de,  heeft,  volgens  den  Ridder,  de  Steng  Hee- 
fterigen  Takkig,  met  Zilverachtig  gryze  Bla- 
den ,  die  fpits  en  geheel  effenrandig  zyn  :  de 
Kelk  langwerpig ,  de  Bloemblaadjes  paarfchach- 

(16)  Cheiranthus  Fol.  tomentofis  obtufis  fubmiuatis  &<:• 
Leucoiura  maritimum  finuato  folio.  C.  B.  Pin.  200.  Leuc. 
maritimum  magnum  latifolium.  J.  B*  Eift*  II.  p.  275. 

07)  Cheirar.tbus  Siliquis  ovalibus  compresfis,  Fol.  Linea- 
ri  -  Lanceolatis  &c.  Farfetta  Mgyptlaca,  Türb.  Farfetia.  Ve- 
net.  176$.  Quarto»  p.  1.  T.  i.ThlaspiFruticofum  Ramofum  , 
Leucoiji  acuris  foliis  ,  Argenteum.  Pluk»  Alm.  35$,  Luna- 
tia  Fxut.  perennis  incana.  Tqurns,  lu  I.  T.  $2. 


XL  D£ee.»  IX.  Stuk* 


700        VlSRMAGTlGE  KRUIDEM 


IV*    tig  wit ,  met  geelc  Meelkoopjes  en  Zaadhuis- 

Av^yuU  jes'  kyoa  a,s  dle  van  'l  Penningkruid  5  Bulbo- 
Hoofd-  nac  genaamd*  By  nagt  geeven  de  Bloemen  al- 
stuk.     leenlyk  een  aangenaamen  Reuk. 
draagt'    Wegens  de  Zaadhuisjes  hadt  de  vermaarde 
**        TouRNEFpRTtot  het  Geflagt  van  Lunaria 
een  Gewas  betrokken  %  dat  hem  gebragt  was  van 
het  Eilandje  Kaloyero,  in  de  Griekfche  Archi- 
pel ,  by  Amorgos.  Het  geleek  echter,  in  Ge- 
was ,  veel  meer  naar  de  Violieren ,  hebbende 
Houtige  Stengen  van  omtrent  een  Voet  hoog- 
te ,  met  getropte  Bladen ,  en  uitfteekendc  ge- 
aairde  Bloemtakken  ,  met  geele  Bloemen.  In 
de  Koninglyke  Tuin  te  Parys  was  deeze  Plant, 
die  door  de  Bladen ,  welke  Lancet  vormig ,  Wol- 
lig  wit ,  en  byna  als  die  der  Gryze  Violieren 
of  Violetten  waren ,  een  weinig  van  de  Egyp- 
tifche  fcheen  te  verfchillen. 

Zonderling  is  't ,  daar  Linn^us  op  deeze 
Soort  den  naam  van  Forskaohl  aanhaalt, 
dat  men  in  de  befchryving  der  Planten  van  E- 
gypte  en  Arabie,  doordien  Autbeur,  niet  van 
dezelve  gefproten  vindt,  Hy  geeft  drie  Soorten 
van  die  Geflagt  op,  waar  van  de  eene,  Droevi- 
ge gebynaamd,  by  Kairo  gevonden  ,  Tandswys 
uitgehoekte  Bladen  hadt;  de  andere ,  Liniaale 
getyteld,  hadt  dezelven  Wollig  eneene  Takki- 
ge  verfpreide  Steng:  de  derde,  by  Alexandria 
groeijende  ,  Pluizige  genaamd  ,  hadt  leggende 
cn  getand?  Bladen,  ook  Liniaal,  gelyk  in  de 

voor* 


ï  E  T  ft  A  D  Y  N  A  M  I  &;  70* 


voorgaande.  Dus  allen  van  cL*  Farfetia  verfchil-  IV. 
lende  (*).  Afxv"' 

r,  r*  *  HOOFD- 

H  e  l  1  o  p  h  1  l  A,  Zonneminner.  STUKk 

Dit  Geflagt,  welks  Griekfche  naam  daar  van  °%hqu0j^ 
afgeleid  zal  zyn  ,  dat  het  natuurlyk  groeit  op 
plaatfen  die  aan  de  Zonnefchyn  zyc  bloot  ge- 
field ,  heeft  twee  Honigbakjes  omgekromd  naar 
den  Blaazigen  voet  des  Kelks.  Het  bevat  de 
volgende  uicheemfche  Soorten. 

(1)  Zonneminner  met  Lancetvormige  onver-  Hel\'pI>,é 
deelde  Bladen*  integrifo* 

lia. 

( 2 )  Zonneminner  met  Liniaale  Vindeelige  b^eel" 
Bladen.  n# 

Coronopi" 

Volgens  de  laatfte  vermaaning  van  den  Ridder 
behoort  de  Afbeelding  der  Afrikaanfche  Violier ,  ee  a 
met  blaauwe  Bloemen  en  Hertshoornbladen ,  by 
S  e  b  a  $  tot  de  eerfte  Soort,  't  welk  zonderling 
is;  niet  minder  dat  dezelve  aldaar  voorkomt  met 

het 

(*)  Fier*  JEgypt.  Arah.  p.  119,  12c. 

(1)  Hdiophiia  Foi.  Lanceolatis  indivifis.  Syfl.  Nat.  XH. 
Gen.  8i6*  p*  442.  Veg.  XIII.  p.  501.  Cheiranthus  Fol.  Lan* 
ceolatis  integerrimis.  Am.  Acad.  VI.  Afr.  23.  Leucoiuna  A* 
fric.  caeraleo  Flore  ,  lacifolmm.  HERivj*  Lugdb.  T.  p.  365* 
Seju  Mus.  (.  T.  17.  f.  j.  Nafturtium  Petrxmn  Ethiopicum. 
Pluk.  Tbyu  T.  432.  f«  2. 

(2)  Hdhphua  Fol.  Ltnearibus  pinnatifidis.  Leucoiüm  Afn'** 
caimm  ,  cctruleo  Flore  ,  angufto  Coronopi  folio.  Herat ♦ 
Lugdb.  T.  p.  367»  Leucoium  Africanum  Floie  Lini  coeruki  f 
Mollügluis  folio.  PLUK.  Alm.  213,  T.  200,  f,  3, 

II.  deel.  ix,  Stuk, 


VlERMAGTlCE  KRUIDEN. 


IV.    het  byvoegzel  Groote  ;  terwyl  dit  kleine  Flant- 
AxvlL  Jes  zYn >  vo!geas  Hërm  annus,  uit  Zaad van 
Hoofd  de  Kaap  geteeld;  het  eerfte  twee  Handpalmen , 
STÜK*    het  andere  wat  hooger  groeijende.  Het  eerfte 
draa^enTheQft  de  Bladen  met  witte  Haairtjes,  het  ande- 
*•       re  glad ,  en  in  beiden  zyn  de  bovenfte  van  de 
onderften  aanmerkelyk  verfchillende  ,  en  van 
beiden  komen  'er  met  breeder ,  fmaller,  met 
gladde  en  ruige  Bladen  voor.  De  Bloempjes  ge- 
lyken  naar  die  van  Vlafch:  het  Zaad  is  eeniger? 
maate  fcherp  van  Smaak* 

De  Heer  N.  LBurmannüs  heeft  hier, 
met  den  Bynaam  van  Gryze  ,  een  Oostindifch 
Plantje  t'huis  gebragt  y  dat  Gryze  Javaanfche 
Violier  door  Garcin  was  getyteld  (*)  en  waar 
van  de  Gefcalte  wel  eenigermaate  gelykt ;  doch 
de  Bloem-  en  Vrugtmaaking  waren  niet  duide- 
lyk  genoeg  onderzogt ,  zo  't  fchynt ,  voor  den 
Ridder ,  om  het  als  een  Soort  van  dit  Geflagt 
aan  te  neemen. 

Hesperu  Damast. 

De  Bloemblaadjes  zyn  fcheef  geboogen  in 
dit  Geflagt ,  dat  een  Kliertje  binnen  de  kortfte 
Meeldraadjes ;  den  Stempel  aan  den  Voet  ge- 
gaffeld ,  aan  den  top  iamenluikende  heeft  5  en 
een  geflooten  Kelk :  het  Zaadhuisje  gefcrekt*  Het 
bevat  de  zes  volgende  Soorten. 

O) 

f*)  Heliophïa  Caule  flexuofo,  Fol.  Linearibus  fubfalcatis 
Dbtufo.  EüRM.  flor,  hd.  p.  140» 


ÏETRAD  YNAMU.  703 

(1)  Damast  met  een  Stekelige  Takkig  uit  ge-  iv; 

breide  Steng.  Afdeel* 

xvi. 

Aan  den  Geflagtnaam  beantwoordt  deeze,^^0^ 
die  niet  dan  by  avond  en  by  nagt  zeer  aan-  2. 
genaam  ruikt  3  zynde  over  dag  byna  zonder  t^fserit 
eenigen  Geur.  De  Groeiplaats  is  in  Ooftenryk  Droevige, 
en  Hongarie ,  ais  ook  in  Svvitzerland  aan  den 
Rhyn  en  dders*  Zy  heeft  Stengen  van  een  Klle 
hoog,  en  Bladen  veel  naar  die  der  Damastbloe- 
men gelykende,  doch  breeder  en  dikker  en  wei- 
nig getand.  De  Bloemen  zyn  bleek  en  niet  be- 
vallig. 

i 

(2)  Damast  met  enkelde  opgeregte  Stengen  9  ir. 
Eyrond  Lancetvormige  fyn  getande  Bla-  ^atTonam 
den  en  aan  de  tippen  uügerande  Bloem-  Gewoone. 
blaadjes* 

Zeer  bekendis  deeze  Plant , die  men  gemeen- 
lyk  Bloemen  van  Damart  of  Winter -Violieren  > 
in  't  Hoogduitfch  ookNachtviolen/m'tFranfch 

Ju- 

(1)  Hesperis  Caule  hlspido  ramofo*  patente.  Syft.  Nat. 
XII.  Gen.  817.  p.  442.  Pïp  XIII.  p.  501.  H.  Ups.  1S7. 
JACC^  Vind.  112.  Gouan  Msnsp.  329.  Hesperis  Caule  his~ 
pido  procumbente.  H.  CUjf.  335.  R4  Lugdb.  3  3  8.  Hesp.  mon- 
tana  pallida  odoratisdma.  C.  B  Pin.  202.  Hesperis  Panno- 
nica.  CAM.  Hort.  T.  18.  CLüs.  Pann.  333.  h.  334. 

(2)  Hesperis  Caule  fimplici  ejre&o  &c.  H.  CUff.  335.  Ups. 
$88.  R,  Lugdb.  33».  Daltb.  Paris.  197.  Hespens  Horten- 
fis.  C.  B.  Pin.  20a.  Viola  Matronalts.  DOD.  Psmpt,  ié i» 
LOB.  ie*  323.  fi*  Sibiriea*  Sp.  Plans,  $2j* 


II*  DEEL*  IX»  STUKÏ 


704      ViBrmagtioe  Kruisen. 


IV.    Juliane  of  Casfouktte,  ook  Geroflée  de  Dames  $ 
A Fxvi?Lt  in  'c  Éngelfch  Dames  Violets  noemt.  Die  be- 
Höofd'  naamingen  zien  op  den  aangenaamen  Reuk  * 
sTüK<     welke  deeze  Bloemen  by  de  Vrouwelyke  Sexe 
^tXzcer  bemind  maakt.  Hierom  beet  zy  ook,  in  't 
Latyn,  Viola  Matronalis  of  Viola  Damascena, 
misfehien  als  haare  afkomst  hebbende  van  Da- 
maskus  in  Syrië.  Men  vindtze  echter  wildgroei* 
jeö  in  fommige  deelen  van  Italië* 

Van  dit  bekende  Gewas  zyn  aanmerkelyke 
Verfcheidenheden ,  uit  de  Kweeking  fpruitende. 
Zo  heeft  men  het  met  witte  *  paarfchc  en  met 
witte  rood  geftreepce  of  gevlakte  Bloemen,  en 
van  alle  deezen  komen  enkelde  en  dubbelde 
voor  5  of  met  gevulde  Bloemen  3  als  kleine  Roos- 
jes. De  witte  dubbelde  zyn  aangenaamst  van 
Reuk  en  meest  bemind.  De  Engelfche  Hove- 
niers noemenze  gemeenlyk  Rocket,  zegt  Ray$ 
als  komende  in  fcherptede  Raket  naby,  zowel 
als  't  Zaad:  weshalve  dit  Kruid  gezegd  wordt 
tegen  Hoest  en  Borstkwaaléh ,  als  ook  tot  Zweet- 
dry  ving  dienftig  te  z^n  >  zo  Clusius  gë- 
waagt. 

Hier  is  thans  ook5  door  den  Ridder,  de  Si- 
berifche  t'huis  gebragt ,  welke  in  allen  deele 
naar  de  gemeene  gelykt ,  doch  de  Steng  eens 
zo  hoog  heeft  eü  de  Bladen  fmaller,  de  Bloem- 
blaadjes niet  uitgerand  ,  en  de  Nagels  eens  za 
lang  als  de  Kelkj  de  Bloemen  paarfeh# 


(3) 


(3)  Damast  met  mkelde opflaande  Stengen ,by~  IV. 
na  Piekvormige  getande  Bladen  en  Jlompe 
Bloemblaadjes .  Hoofd  • 

STUK* 

Deeze*  die  omftreeks  Weenen  aan  den  voet  nr. 
der  Bergen  en  kanten  der  Wyngaard  -  Plantagiën  ^oZl 
groeit  ,  verfchilc  zeer  weinig  van  de  Gemeene ,  Rcukeio^ 
dan  dat  zy  geheel  Reukeloos  is*  zo  Clus  x  u  s 
aanmerkt. 

(4)  Damast  met  een  zeer  Takkige  verf  pelde  vr. 
Steng  3  Lancetvormige  gefteelde  /pits  ge-  ^7Sn^, 
tande  ruuwe  Bladen  en  ongefteelde  Haau* 

wen. 

Niet  aan  de  Kaap  ,  maar  in  de  Noordelyke 
dcelen  van  Afrika,  zal  waarfchynlyk  de  Groei- 
plaats zyn  van  deeze  3  die  ook  in  de  Zuidelyke 
deelen  van  Europa  voorkomt.  Het  is  een  Plant 
geheel  ruig  door  driepuntige  Haairtjes*  met  ' 
fmalle  roodachtige  Bloemblaadjes  en  gefirekte 
ronde  I  kauwen. 


C5J)  Damast  met  een  opgeregte  Takkige  Steng  9  v^f*  „ 

en 


f3)  Hesperh  Cnule  fina-plici  ere&o  &c»  Hesp.  fylv.  inodo» 
ia*  C.  B.  Pin?  202.  Hesperis  rertia,  Glvs.  Htft.  I.  p.  297, 
Hesp.  altera  Pann.  inodora  fy!ve(lris«  Pann.  335.  Je.  3 

(  4 )  iïwft  'ft.  s  Cau  1  e  Ra  in  o  f  s  Pi  m o  dirTufo  &c»G ouax  //o» 1  ^ . 
3^0.  G*R.  Frotf,  36;.  Hesperis  Afr.  Hie-racii  folio  hirkito. 
Niss.  AU.  Leucoitim  Gallicum  folio  Halimi.  Bqcc»  Sic  77. 
T.  42.  f.  s- 

(5)  Hesperis  Cauleere&o  Ramofo  &c.  Tarritis  annna  ver* 
na,  FL  purpurascenre.  Tquhnf.  Inft>  22*,  GoüAN  Monsp. 

Y  y 

Ijk  Deel*  IX.  Stüï&5 


70Ö         VlERMAGTIGB  KRUIDEN; 


Afdeel  en  Hartvormige  omvattende  Zaagtandxgt 

xvi.  *  Pluizige  Bladen. 

Hoofd*  * 

stuk.  Aan  de  Zeekust  van  Provence  en  in  Langue- 

Haauw-dok  groeit  deeze  Soort,  die  breede  ftyve,  diep 
getande  Bladen  tropswyze  heeft ,  en  Stengetjes 
van  omtrent  een  Span  hoog ,  met  paarfche 
Bloemen. 

vt.  t     Q5)  Damast  met  rappig  uitgehoekte  Bladenen 
Euceral  driepuntige  Haauwen* 


Rappig. 


I- 


In  hoe  verre  deeze  van  de  Rappige  Violier 
verfchille,  en  of  zy  niet  een  en  de  zelfde  zy* 
is  my  uit  de  befchry ving  en  bepaaling  duifcer. 

A  R  a  b  i  s.  Honigfchub. 

Dit  Geflagt  onderfcheidt  zig  door  vier  Honig- 
kliertjes,  ieder  binnen  een  Kelkblaadje,  als  een 
Schubbetje  omgeboogen  zynde*  Het  bevat  de 
tien  volgende  Soorten. 

(i)  Honigfchub  met  de  Steng  omvattende  ge* 


Arahu  tande  Bladen. 


Alpiich. 


Op 


330.  GER.  Prov.  366.  Leucoium  maritimum  Iatifoliura.  C. 
B.  Pin.  20 ï.  Leuc»  min.  rotundifobum  Fl.  purpiueo*  BARR+ 
Jc.  876.  Leuc.  marinum  airerum.  LOB  Je. 

(6)  Hesperh  Foüis  runcinntis  ,  Siliquis  tricuspidatls.  Chei» 
ranthus  lacerus.  Sp9  Plant*  925.  Leucoium  Lufitanicum  put* 
pureum,  Fol.  eleganter  dentatis.  Herm.  Parad.  T.  p.  193» 

(1)  trabis  Fo'.  ampIexicauKLms  dentatis.  Syfl.  Nat*  XII. 
Gen.  Sis.  p*  443.  Veg.  XIII.  p.  501.  H.  Cliff.  335-  R. 

Lugdh 


Tetradïnamu;  707 

Op  de  Alpen  van  Switzerland,  Ooftenryk,  IV. 
Lapland  ,  als  ook  op  Ysland  >  groeit  deeze  y  Ar^Li 
fomtyds  met  een  cnkelde  >  fomtyds  met  een  Hoofd- 
getakte  Steng  zig  uitfpreidende.  De  Plant  is  5STUK:» 
naar  de  Groeiplaats  ,  ongemeen  veranderlyk.  Sllt**°f* 
Zy  komt  fomtyds  maar  een  Span  ,  fomtyds 
twee  Voeten,  fomtyds  twee  Ellen  hoog  voor; 
naar  dat  zy  op  een  droogen  fchraalen  Berg- 
grond  of  in  de  Tuinen  groeit.  Ook  heeft  zyde 
Bladen  fomtyds  glad  en  fappig,  fomtyds  droog 
en  Wollig*  De  Haauwen  zyn  opftaande,  lang, 
met  korte  Steeltjes. 

(2)  Honigfchub  met  een  naakte  Steng. 

Arabis 

In  Siberië  groeit  dit  zonderlinge  Gewas,  datrf^^* 
de  Wortelbladen  Vinswyze  uitgehoekt  en  lang-bl^.oc" 
werpig ,  byna  als  die  van  *i  Havikskruid  heeft, 
waar  tusfcheneen  Steögetje  van  een  Vinger  lang , 
dat  aan  't  end  getuild  is  met  paarfche  Bloe- 
men van  deezen  aart.  Daar  komen  van  voor 
niet  Lancctvormige  effenrandige  Bladen. 

(3) 

Lügdb.  p.  338  >  539.  N.  ï,  2.  GOUAN  Mcnsp.  331.  KRAM» 
Attftr.  197»  HALL.  Helv.  $6i.  Arabis  Caule  fimplici  &c. 
J?L  Lapp.  -257*  Fi.  Suec.  555,  604..  Draba  alba  Siliquofa 
rspens.  C.  B«  Pin.  109.  Draba  alba  Siliquofa.  Ibid.  Dra- 
ba  fecunda  &  tertia.  Clus.  Hlft.  II,  p.  124,  125.  Draba 
?itera#  Tann*  $6*. 
(1)  Arabis  Caulc  imdo.  Am.  Acad,  II.  p.  358.  T.  4.  f.  20. 

Yy  2 

II,  Deel*  IX,  STUK, 


?q8      Vier  ma  g  ti  g  e  Kruiden; 


IV.  (3)  Honigfchub  met  gejteelde  Lancetvormig^ 
AxDvEi!L  effenrandige  Bladen. 

^ük*D      ^Tlet  alleen  in  de  Noordelyke  3  maar  ook  in 
nu     de  Zuidelyke  deelen  van  Europa  heeft  deeze 
Tfaiïlma.  ^aare  Groeiplaats,  Zy  komt  van  zelf  voort  in 
Thaüaans,  de  Laanen  van  den  Koninglyken  Tuin  te  Mont- 
pellier,cn  is,  omftreeks  Bern  en  Switzerland,ia 
de  Koornvelden  gemeen ,  vallende  ook  op  Oost- 
enrykfe  Gebergten»  By  ons  komt  zy,  zo  wel 
als  te  Petersburg  en  elders,  overvloedig  voor 
in  Zandige  Moeshoven.  Men  vindtze  niettemin 
gebynaamd  naar  Thalius,  die  'er,  onder  de 
Planten  van  't  Hercynifch  Woud,  een  Afbeel- 
ding van  heeft  gegeven. 

Uit  een  Roosje  van  Wortelbladen,  die  Ey- 
rond  of  Lancetvormig  en  fomtyds  Tandswyze 
uitgehoekt  zyn  ,  komt  een  Stengetje  voort  van 
anderhalf  Voet ,  met  fmaller  Blaadjes ,  dat  de 
Haauwen  draagt. 

BeUidifo-  ^4)  Honigfchub  met  de  Bladen  eenigermaate 
ha.       f  getand^  by  den  Wortel  Jtomp Eyrond ,  aan 

buSg?llC "         de  $teng  Lancetvormig.  Naar 

fs)  tArabis  Fol.  petiolatis  Lanceolatis  integerrïmïs.  Gouaï* 
Mcnipi  331.  GER.  Prov.  365»  KRAM.  Auftr.  197.  HALL* 
Helv.  $6z.  Lugdh*  339.  DALIB.  Paris  20O  Fl.  Suec. 
S67.  Tunitis  vulgaris  ramofa.  Tournf.  Inft.  224.  Burfae 
Paftons  fimilis  Sil'quofa  major.  C.  B.  Pin,  10 g.  Pilofella  Si- 
liquofa  minor.  Thal.  Herc.  84»  T.  7.  f.  D. 

(4)  Arabis  Fol.  fuhdentatis  &c.  JACQ.  Ofo.  22.  T.  ui 
Nafturr.  Alpinum  Bellidls  Folio  majin.  C.  B.  Pin.  105.  Prodr ^ 
46":  J.  E.  Hifi.  V.  p.  870.  Plantula  Cardamines  aemula.  Clus* 
H»f}.  IT.  p.  129.  Tmritis  FoU  omnibus  glabris  ovatis.  Hau%* 
Udv.  5<jO. 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A.  70Q 


Naar  de  eerfte  Soort  gcly  kt  dceze ,  maar  heeft  IV* 
de  Bloemblaadjes  opftaande  en  fmal :  de  Haau-  Af£vkL* 
wen  digt  by  elkander.  De  Groeiplaats  is  op  de  Hoofd. 
Ooftenrykfe  en  Switzerfche  Gebergten  5  als  ook 8TU*# 
in  Italië,  hebbende  Boe  coke  dit  Kruidje  by  lxculof*' 
Lucca  verzameld. 

(5)  Honigfchub  met  de  Bladen  glad;  by  den  v. 
Wortel  Lierachtig  ;  de  Stengbladen  Li»  LytJta. 

niaal.  Lierbiadig. 

(6)  Honigfchub  met flekelige  Bladen ;  de  Wor-  H^*da 
telbladen  eenigermaate  Lierachtig;de  Steng-  stekelig/ 
bladen  Lancetvormig* 

(7)  Honigfchub  met  de  Stengbladen  eeniger-  vn. 
rnaate  Lierachtig  >  die  aan  de  Takken  Lan-  HtSieZ' 
cetvormig  ingefneeden. 

Buiten  de  aangetekende  zaaken  gelyken  dee- 
ze  drie  veel  naar  malkander.  De  eerde  groeit 
in  Virginie ,  de  tweede  in  Ooftenryk  en  de 
derde  is  door  den  Heer  Haller,  waar  van 
zy  den  bynaam  voert  *  op  deszelfs  Alpifchen 

Reis- 

(5)  Arabis  Fol.  gïabris ,  Radkalibus  Lyratls,  Caulinis  Li- 
rearibus.  Gron.  Vir%*  99-  Cheiramhus  Cauie  Filiformi  lasvi  , 
Fol.  Lanceolads,  infimis  incifis.  Fl  Virg.  I.  75. 

(6)  Arabis  Fol.  hispidis ,  Rad.  fublyratii  •  Caulinis  Lan- 

ceo'atis. 

(7)  Arabis  Fol.  Caul.  fublyratis  ,  Rameis  Lanceolatis  in- 
elfis.  Nafturtium  Barbareae  foliis.  C.  B.  Pin.  105.  Prodr^ 
46.  sifymbrium  Fol.  imis  Barbaies,  fuper.  integris  denntis» 
HAtL.  Opusc.  10 1.  et  Icon,  p.  isa. 

Yy  3 

II.  Dfel.  IX*  Stük% 


VlERMACTIGE  KRUIDEN 


Reistogt  waargenomen.  De  Bloemen  zyn  in  al* 
^f-lenwiu 

*tuk*D"     (8)  Honigfchub  die  hangende  Bloemen  heeft  % 
vin.  met  de  Stengbladen  Lancetvormig  getand. 

.Arabis  Ca*  mM  ^.7  _  j 

Kana- 

daafcb.  (p)  Honigfchub  met  de  Steng  omvattende  Bleu 
p)nd<Aa  den  9 '  .platte  y  Liniaale ,  neer  waards  ge- 

Hangbioe-         kromde  Haauwen  en  eenigermaate  rimpe- 
lige Kelken. 


avg. 


T<J'rt>i  ^I0^  Honigfchub  met  de  Steng  omvattende 
Kwmhaai^  Bladen  ,  platte ,  Liniaale  9  neerwaar 'ds  ge» 

ws*  kromde  Haauwen  en  eenigermaate  rimpe* 

lige  Kelken* 

Deeze  drie  komen  in  veele  opzigten  overeen. 
Deeerüe,  die  in  Kanada  en  Virgioie  groeit,  heeft 
ftyve  Diflelachtige  Bladen  op  den  Grond  uitge- 
fpreid.  De  tweede  9  wier  Groeiplaats  is  in  Si- 
berië ,  ftrookt  in  de  hoedanigheid  der  Bladen 

met 

(8)  Arabis  Fol.  Caul.  Lanceolatis  dentztls  glabris,  Flor. 
pendulis..  Gron.  Virg.  loo.  Etuca  Virg.  Beliidis  majoris folio. 
Pluk.  Alm.         T.  86»  f.  8* 

(9)  Arabis  Fol.  amplexicaulibus  ,  Sil'cj.  ancipitibus  &c. 
Ups.  19 Tm  Turntis  latifolia  hiïfuta  ,  Siiiq.  pendulis.  Amm. 
Rutb>  58. 

(10)  Arabis  Fol.  amplexic.  Siliq.  decurvis  &c.  jACq.  Auflr. 
T.  II.  Vir.L  u 8.  //.  Ups,  192,,  GoUAN  Monsp.  3  li»  Leu- 
coium  Hespendis  folio.  Tournf.  ƒ«/?♦  221.  Braslïca  fylve* 
ftas  albido  flore  ,  nutsnte  Slliqua.  Bocc.  Mus.  II.  p.  81. 

72.  a53.  Turrita  m^jor  Plateau.  Clcs.  II» 

t*6« 


Tetrapyn&mia.  711 


met  de  laatfte ,  een  Jaarlykfch  onkruid,  dat  op  IV. 
Bergachtige  plaatlèn  m  verfcheidc  deelen  vanAF^RL' 
Europa  gevonden  wordt.  Aan  de  omgekromde  Hoofd- 
Haauwen  is  hetzelve  zeer  kenbaar  ,  komende STÜK- 
anders,  in  Gewas,  de  Wilde  Kool  zeer  naby.  Sl7'W*« 
De  Bloemen,  in  de  voorgaanden  wit, zyn bleek 
geel  in  deeze  Soort ,  die  door  den  Ridder  dus 
befchreeven  wordt. 

De  Wortelbladen  zyn  langwerpig  ovaal,  dik  5 
55  grY^  5  aan  den  rand  gegolfd ;  de  Stengen  een 
„  Voet  hoog  ,  naauwlyks  getakt ;  de  Bladen 
„  omvattende,  getand  ,  de  bovenden  Zaagtan- 
„  dig ,  minder  grys :  de  Haauwen  Liniaal ,  fa* 
5,  mengedrukt ,  byna  ongefteeld  ,  effen  ,  ftyf, 
3,  overhoeks ,  naar  de  onderzyde  geboogen"* 

Türritis.  Turrekruid* 

Dit  Geflagt,  wegens  de  plaatzing  der  Haau- 
ven  dus  genaamd,  heeft  knypende  Kelken, 
die  overend  ftaan,  zo  wel  als  de  Bloemen,  en 
zeer  lange  hoekige  Haauwen.  Het  bevat  de  drie 
volgende  Soorten. 

(1)  Turrekruid  met  de  Wortelbladen  getand »  r. 
flekelig  ,  de  Stengbladen  efenrandig  om-  T?uirL 
vattende  en  glad*  Glad. 

co 

(1)  Turritis  Fol.  Radicaübus  denntis  hlspidis ,  &c.  Gort. 
Ëfclg.  192.  F/.  Suec%  544»  HALL*  Helv.  560.  DALlB.  Paris* 
203.  R>  Lugdb.  329,  Brasfica  fyly.  Foï.  circa  Radicew  Cicho» 
raceis.  C.  B*  Pin.  112. 

Yy  4 

II.  DSEL*  IX.  STUK, 


7*2         VlERMAGTIGE  KRUIDEli 


I 


IV.      (2)  Turrekmid  met  alle  Bladen  flekelig,  ét 
AFxvil*  Stengbladen  omvattende^ 

l  rüK^     ^en  verlangt  goede  Af  beeldiagen ,  om  deezs 
n.     beiden  van  eikanderen  van  de  laatfce  Soort  vaa 
&jktok  Honigfchub  9  Turrita  gebynaamd  ,  te  onder- 
lag fcheiden.  In  Sw.itzerland  vondt  de  Heer  H  al- 
ler dit  laatfce  naauwlyks  doenlyk.  Ten  opzigt 
van  de  anderen  a  die  niet  alleen  in  veele  deelen 
van  Europa  ,  maar  ook  ia  onze  Nederlanden 
groeijen,  is  de  onderfeheiding  ook  niet  zeer dui- 
delyk.  Misfchi.en  verwarren  deeze  Onkruiden , 
veel  naar  de  Wilde  Kool  gel  ykende5  door  de 
Voortteeling  wel  ondereen.  Hier  te  Lande  ko- 
men zy  op  oude  Muuren  foratyds  voo£* 

De  hoogte  verfchilc  niet  minder  :  want  de 
laatfte  Soort  heeft  Stengen  van  een  Eile  of  maar 
van  een  Voet,  gelyk  Gouan  dezelve  by 
Montpeilier  waarnam.  Op  den  Grond  maaken 
zy  een  Roosje  van  Wortelbladen  ,  gèïyk  de 
Rakette  en  andere  Kruiden  van  dcezen  aart , 
waar  uit  de  Stengen  voortkomen  ,  die  aan  ac 
end  Pieramieds-  of  Toorenswyze  met  Bloemen 
en  Haauwen  beladen  zyn«  By  de  Engelfchen 
heet  het  ,  deswegen,  Tower  Mujlard  of  Too~ 
l    ren-Moftert;  by  de  Franfchen  Tour  et  te  en  by 
ons  Turrc-  of  Toorenkruid, 

(3) 

(%)  TurrltU  Fo!4  omnibus  hispJdis Caulinis  amplexicauü- 
bus.  Ibidem.  Erylimo  liirulis  htiiUtaa  non  laciniata  , _  alba.  G* 
U<  Fin,  ld,  Prodr.  p,  ï.  42, 


Tetrajdynamia; 


(3)  Turrekruid  met  deWbrtelbladen  gelanden  IV. 
Jïekelig ;  de  Stengbladen  ten  halve  omvat-  Afdeel; 
tende*  Hoofd* 

STUK. 

Deeze  in  Ooftenryk  door  jACQUiN,als  m# 
ook  in  Gothland  waargenomen  ,  heeft  wel  de  T^£*J* 
geftalte  der  naast  voorgaande  ,  maar  de  Steng  Alpifch*  * 
en  Stengbladen  zyn  geheel  zonder  ruigte ;  effen* 
randig  en  niet  volkomen  de  Steng  omvattende : 
de  Eloemen  grooter  ,  met  de  Blaadjes  Eyrond 
langwerpig  3  zeer  ftomp,  eens  zo  lang  als  de. 
Kelk  en  wit  van  Kleur :  de  Kelken  een  weinig 
famengedrukt  en  regtopftaande.  *c  Gewas  zou 
t  weejaar  ig  zyn  of  overblyvende. 

B  R  A  S  S  I  C  A.  Kool. 

Behalve  een  opgeregte  knypende  Kelk  en 
Klootronde  Zaadjes  ,  wordt  dit  Geflagt  onder- 
fcheiden  door  vier  Eyronde  Honigkliertjes  >  waar 
van  wederzyds  één  tusfchen  de  kortfte  Meel- 
draadjes en  den  Styl,  en  één  tusfchen  de  lang- 
fte  en  den  Kelk. 

Hier  zyn ,  behalve  de  Wilde  en  Tamme  Kool- 
Planten  5  ook  de  Raapen,  ja  zelfs  de  Rakette, 
t'huis  gebragt  ;  doch  ik  zal  dezelven  daar  van 
afzonderen  j  begrypende  dus  maar  zeven  Soor- 
ten in  dit  Geflagt,  als 

CO  Kooi 

(3)  TurrltU  Fo!.  Radicalibus  dentatis  Irspidis,  Caulinis 
fnm  -  amplcxicaulibus,  $y/l.  Nat.  Ve^  XIII. 

Yy  5 

II.  Deel*  IX.  Stuk» 


VlERMACTIGE  KRUIDEN. 


IV  (0  Kool  met  Hartvormige,  de  Steng  omvat» 
Afdeel,  f  tende  gladde  Bladen;  de  Wortelbladen  rmw 
Hoofd-  en  ejfenrandig ;  de  Haauwen  vierhoekig. 

Deeze,  ia  de  Levant  door  Tournefort 
Br  gfiea  waargenomen  ,  fchynt  ook  te  groeijen  in  Italië 
Lcvaiit-  en  in  fcmnnge  deeien  van  Spanje.  LoBELnoemt 
**chc*       Engelfch  Haauwdraagend  Deurwas  y  dat  Kruid  f 
w  ic  Cl  u  si  us  afbeeldt  onder  den  naam  van 
Wilde  Kool ,  zeggende  dat  hetzelve  meest  zyne 
Groeiplaats  in  het  Gebergte  der  Heete  Landen 
heeft  Clüsids  zegt, dat  het  aan  de  Wegen 
en  inde  Velden  overvloedig  voorkomt  in'tRyk 
van  Murcia,  en  dat  het  ook  by  Weenen  groeit. 
De  Spanjaarden  noemden  het  Collejon ,  als  of 
men  zeide  Kooltje,  De  Bladen  waren  witach- 
tig, van  Kleur  als  Kool  en  heet  van  Smaak  f 
de  Bloemen  wit, 

n.  (2)  Kool  met  den  Wortel  en  Steng  dun,  de 
Cas£{£™%  Stengbladen  egaal  Hartvormig  ongefteeld. 
Kooi.  On- 

(1)  Brasfica  FoL  Cordatis  amplexicaulibus  glabiis  Sec.  Syft 
Kat.  XU.  Gen.  820.  p.  44f.  tTêg.  XIII.  p.  502.  H.  LTpsl 
190*  GOUAN  Monsp.  332.  Brasfica  Campeftris  prima.  ClüS. 
Hifi.  II.  p.  127.  Brasfica  Campeftris  perfoliata  ,  Flore  albo. 
C.  B.  Pin  112.  Brasf.  Or.  peifoüata.  Tournf.  Cor.  16.  Per- 
foliara  Napifoiia  Ang'orum  Süiquofa,  Lou,  Ic.  396.  Brabf. 
Campe&ris  prima.  Clus.  Hisp*  409. 

{i)  Bras/soa  Radice  Cauleque  tenui  ,  FoL  Cauünis  uni* 
formibus  &c.  Gort.  Belgf  193.  Kram.  A%flr.  198.  Ger. 
Prov.  368.  Fl.  Suec.  546.  II.  Cïiff.  339-  R.  Lugdb.  344» 
Brasf.  Csinseftris  perfoliata  Fl*  luteo.  Loss.  Prxtf,  25»*  FL 
Lapp.  a^5. 


Tetradynamia.  715 


Onder  den  naam  van  Veld- Kool  met  Bladen  IV* 
van  Doorwas  komt  deeze ,  zo  io  onze  Neder-  Av^u 
landen  als  in  andere  deelen  van  Europa ,  als  Hoofd- 
ook  in  Rusland,  voor.  Zy  verfchilt  van  de  voor-STUK» 
gaande,  door  dien  de  Wortelbladen  wat  inge-  SwiU0S*- 
foeeden  en  ruig  zyn;  terwyl  die  alle  de  Bladen 
glad  heeft.  Beiden  zyn  het  Jaarlykfe  of  Zaay- 
Planten  ,  en  mooglyk  kan  men  die  met  witte 
Bloemen ,  welke  minder  gemeen  is  ,  als  eene 
Verfcheidenheid  van  deeze,  wier  Bloemen  geel 
zyn,  aanmerken. 

(3)  Kool  met  de  Steng  omvattende  ,  Spatel*  nu 
vormige,  uitgegulpte  Bladen,  de  bovenjien  ]fê**0ff 
Hartvormig  effenrandig.  Akkeis, 

In  Provence  valt  zodanige  Veld -Kool  met 
paarfche  Bloemen ,  welke  veel  grooter  zyn :  het 
Kruid  is  hoogervan  Steng,  heeft  korter  Haau- 
wen  en  kleiner  Zaad ,  zegt  Doktor  Gerard. 
Waarfchynlyk  zal  het  deeze  zyn,  daar  Clu* 
siüs  onder  de  Spaanfche  Planten  gewag  van 
maakt :  maar  hoe  kan  dan  de  Steng  flegts  een 
Voet  hoogte  hebben  ,  gelyk  de  Ridder  zegt  ? 
Van  ouderen  blyft  zy  over. 

(4)  Kool  met  de  Stengbladen  Pylswys'  Hart-  1V 

Berg, 

(ï)  BrasJIea  FüI.  amplexlcauübus  foatulatls  repaiidis  &<\  * 
Brasfica  Campefiris  perfo'iata  Flore  purpureo.   C.  B«  Pin. 
112.  Toukne.  ƒ«/?.  220,  Brasfica  fylv.  Fabarix  foliis.  T.  25^ 
f.  3  ,  4* 

(4)  Brasfica  FoL  Caulinis  Cordato  -  Sagittaris  &c.  Brasfica 
Alpina  pereanis.  Rup?.  Hall*  j$% 

II  *  DEEL.  IX,  STUS, 


Viermactige  Kruiden. 


IV.  vormigi  de  Steng  omvattende;  de  Wortel" 

xvu^  bladen  Eyrond ;  de  Bloemblaadjes  opftaande. 

Hoofd» 

stuk,       In  Duitfchland  groeit  deeze,  die  vandevoor- 
Haauw  gaande  weinig  verfchilt,  doch  een  geheel  over- 
draagende.  bly  vend  Onkruid  is ,  hebbende  een  klein  Bloempje. 

v.  (5)  Kool  met  ovaale  byna  effenrandige  Bladen ; 
Chinlnjit  die  by  de  Bloemen  de  Steng  omvattende 

fcheinee"  Lancetvormig  :  de  Kelken  langer  dan  de 

Nagels  der  Bloemblaadjes. 

vt.  (6)  Kool  met  Lancetvormig  Eyronde  gladde , 
yïolm™'  onverdeelde,  gelande  Bladen. 

Deeze  beide  Soorten  groeijen  in  China,  van 
waar  de  Heer  Osbeck  het  Zaad  hadt  mede- 
gebragt  der  eerfte ,  die  Cadjoe  -  Coe  genoemd 
wordt  van  de  Ingezetenen.  Deeze  heeft  Bladen 
byna  als  de  Hondstonge ,  maar  glad ,  aan  den 
Wortel,  en  geele  Bloemen.  De  andere,  door 
den  Heer  Gmelin  gezonden ,  en  in  de  Up- 
falfche  Tuin  geteeld ,  heeft  groote  Bloemen ,  Vio- 
let van  Kleur. 

vu.  (7)  Kool  met  een  Struikmaakend  Spilronden 
0  Moes:  Vleezigen  Wortel. 

koou  On- 

(5)  Brasfica  Fol.  ovaübus  lubintegerrimis  &e.  Am.  Ac&d. 

IV.  p.  281.  BURM.  F/.  Ind.  140.  AU.  Petrop.  1761.  p.  331» 
(ó)  Brasfica  Fol.LanceoIato-  ovatis  glabris  &c4  H.  Ups.  19:% 
(7)  Brasfica  Ridice  Caulescente  tereti  Carnofa.  Mat.  Mei. 

317»  GOLVT.  Be'g,  I5?4*  IL  Ciiff.  338.  R,  Lugdb  34^Goüan 


Tetradynami  a;  717 

Onder  deezen  tytel  begrypt  Linn^us  al-    IV.  J 
le  de  Verfcheidenheden  van  Kool  ,  waar  van  ^xvu^' 
zyn  Ed.  'er  tien  of  elf  heeft  opgetekend.  Mun-Hoofd- 
ting  kende  'er  twaalf  en  by  To  urn  efortstük* 
komen  'er  meer  dan  twintig  voor        In  'tal-  lt^d% 
gemeen  noemt  menze  Brasjica  ,  in  't  Franfch 
Chou,  in  't  Engelfch  Cabbage  of  Colewort,  in  't 
Hoogduitfch,  gelyk  by  ons  Kohl  of  Kool;  maar 
onderfcheidtze  met  de  bynaamen  van  Sluit* 
Bloem- %  Raap-  en  Krul,  of  Boeren -Kool:  naar 
de  geftalte*  Van  de  Sluitkoolen  zyn  'er  ,  we- 
derom y  Witte  ,  Roode ,  Kappertjes  en  Groene 
of  Savoifche,  zogenaamd.  In  't  Franfch  worden 
deeze  genoemd  Chou  Pommé,  en  de  laatfte  Choti 

de 

Monip*  3  3  3*  Sylveftris.  Brasfica  Maritima Arborea.  Moris* 
J/i/?.  IU  p-  208.  £.  Vtridis.  Br.  alba  vel  vir'dis.  C.  B.  Pin» 
Rubra.  Br.  Capitata  rubra.  lbid  Capitata.  Br. 
Cap.  alba.  Ibid.  u  Sabauda.  Br.  alba  crispa.  Ibid.  Undulata. 
Renealm.  Sp.  ii3*  £.  Ltciniata.  Br.  Lacin.  rubra.  J.  B. 

Hifi.  II.  p.  832.  3.  Selenifia.  Br.  angufto  Apii  folio.  C.  B* 
P/«.  IU*  £#  Sabellica.  Br.  fïtnbriata.  /tó.  Br,  Sabellica.  Rew. 
iS/>.  134»  T*  x33»  ^otrytis.  Br.  Cauliflora.  C.  B.  iri« 
RER.  ty.  131.  T4  133.  CAM.  £/>i*.  25  3.  *.  Napo-Brasft* 
sa.  Br.  Rail.  Napiformi.  TOUEN3.  Infi.  219.  Napo-Biasfica. 
C.  B.  Pin.  IU.  Prodr.  54.  ^B  Gongylodes.  C.  B.  nu 
Br.  Caulo  -  Rapa.  !•  B.  f/x/?.  II,  p.  8Z9.  Caulo  -Kapura. 
Cam.  2Si«  Vide  &  Doa.  P^r.  621  -  625.  Lob. 
243  -  245.  &c. 

(*)  Jipui  Bauhinum  triginta  Species projlmt ,  zegt  RöttY; 
doch  d™  zyn  Jer  twaalf  Sooue»  van  W;IJ*  of  Vdd-Kool 
sns.  onder  begteepen* 


Bi  D£ïL*  IX»  $*U&, 


718         VlERMAGTIGE  KRUIDEN^ 


IV*    de  Milan  ou  de  Savoije.  Van  de  Witte  en  Roo- 
AxviEL#de  z^n  'er  ^Gine  >  aanmerkelyk  gekruld,  gelyk 
Hoofd-  de  Moskovifche  ,  en  die  ,  welke  de  Brabanders 
stuk»    Roosjes  heeten  ,  wegens  de  geftalte  en  Kleur. 
dfaafenL^  Bloemkool  heeft  langer  en  breeder  Bladen 
dan  de  anderen,  fomtyds  langer  dan  een  Elle, 
en  in  't  midden  derzelven  komt  uit  de  Steng  als 
een  Bloemhoofd  voort,  dat  zig,  als  men  het 
ftaan  laat ,  eindelyk  in  Bloemen  uitfpreidt ,  en 
Zaad  draagt.  In  't  Franfch  noemt  men  deeze 
Chou  fieuri ,  in  't  Engelfch  Colliflower.  De  Raap* 
hol  of  Koolraap  ,  heeft  onder  de  Bladen  een 
gezwollen  ftruik  ,  die  een  eetbaare  Raap  uitle- 
vert. Men  vindtze  ook  met  Wortels  als  lange 
Raapen  of  Karooten,  in  Duitfchland  Dor/en  of 
Dorfchen  genaamd ,  by  Neuremburg  en  naar  den 
den  kant  van  Bohemen  veel  tot  Winter- Voor- 
raad gezaaid  wordende.  Behalve  de  Kool  met 
gekrulde  Bladen,  die  Spruit-  of  Boeren  -  Kool  ge» 
noemd  wordt,  en  die  waar  van  men  ilegts  de 
Spruiten  eet; is  'er  ook  met  gefnipperde Bladen, 
welke  men  Bruinkool  noemt,  enz. 

Dat  de  Kool  den  Ouden  bekend  geweest  zy, 
is  blykbaar.  De  Grieken  onderfcheidden  ze  in 
drie  Soorten ,  gekrulde ,  effene  en  wilde  Kool ; 
begry  pende  die  allen  onder  den  naam  van  Kram* 
be  Ct)*       de  Romeinen  was  de  Kool  in  zo 

veel 

(*)  De  gekrulde  weidt  by  hun  Selinoides  genoemd  ,  als  het 
Loof  gelyk  dit  dec  Eppe  hebbende  ;  hoedanig  esne  nog  ge- 
teld is  onder  de  Verfcheidenheden. 


V 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  U; 

veel  achting  ,  dat  de  Arts  Crysippus  daar  1W 
van  een  Werk  gefchreeven  hadt  ,  derzelver  A*£*BI* 
dienst  toepasfende  op  alle  Lighaamsdeelen.  Die  Hoofd- 
voornaame Geleerden ,Pythagoras  en  Ca- stuk- 
to,  hebben  haaren  Lof  verbreid*  Waarfchynly- 
leer  is  't  derhalve ,  dat  deeze  Aardvrugt  uit  de 
Zuidelyke  in  de  Noordelyke  deelen  van  Europa 
overgebragt ,  en  door  kvveeking  allengs  verbe- 
terd zal  zyn ;  dan  dat  de  tamme  of  Moes  -  Kool 
haar  afkomst  zoude  hebben  van  zekere  wilde 
Kool  ,  op  de  Kalk-Rotfen  by  Doveren  ,  ea 
dus  aan  de  Zeekusten  in  Engeland  groeijende. 
Het  Zaad,  immers,  van  de  Bloemkool,  moet 
nog,  om  goed  te  zyn,  uit  Italië  worden  over- 
gebragt (*).  Sommigen  flellen  de  invoering  van 
de  Kool ,  in  Groot  Brittannie  ,  op  de  Zesde 
Eeuw  (f). 

Gedagte  Wilde  Kool,  in  de  eerfte  plaats  voor-  Boomach* 
gefield  door  den  Ridder,  voert  den  naam  van ^j2^ 
Boomachtige  of  hoogftammige  getakte  Zee  -  Kool , 
by  Mo r is on  ,  door  wien  zy  in  het  midden 
der  voorgaande  Eeuw  aan  de  EngelfcheZee-Kusc 
waargenomen  werdt.  Hy  hadtze  ook  veele  Jaa- 
ren  in  de  Tuinen  by  Londen  gezien ,  zynde  een 

over* 

(*)  Dit  zegt  Mort s ON  en  Munting  beveiligt  zulk? ;  doch  . 
by  geen  minder  kundigen  vind  ik  opgemerkt ,  dat  de  zo- 
danige Blcemkoo'en  berer  zyn  ,  die  ,  uit  hfer  te  Lande  ge- 
wonnen Zaad  ,  van  Kool  uit  Cyprus  of  Engelfch  Zaad  alhier 
gegroeid  ,  ten  tweeden  miale  voortgeteeld  worden.  Aanm* 
9ver  Luftbnizen^  Planta^ië'n  enz.  Leid.  1737»  p.  3 3 8. 

(t)  RtïTY  »  Mat.  MtL  p.  70. 


720       YlERMAGTlGE  KRUIDEN 


IV,    overblyvend  Gewas  ,  dat  een  Struik  of  Stam 
AFx  vIL*  kreeg  van  drie  of  vier  Ellen  hoogte  ,  aldaar  bloei* 
Hoofd-  jende  en  Vrugtdraagende.  Die  Struik  was  dik  en 
stuk»    groen  ,  van  onderen  ruuw,  van  boven  dikwils 
ir^Xgetakc  en  eetbaare  Spruiten  uitgeevende*  Hy 
was  omringd  met  breede ,  roodachtig  groene  of 
donker  roode  uitgehoekte  rimpelige  Bladen*  met 
een  blaauwachtigen  Waasfem  als  bedaauwd.  De 
Haauwen  waren  een  Handbreed  lang  met  ronde 
rosfe  Zaadjes,  't  Gewas  kon  de  Winterkoude 
uitftaan:  het  jonge  Loof  werdt  's  Voorjaars  ge- 
geten of  ingelegd.  Ray  meende  dat  het  de  ge- 
meene  ,  niet  fluitende  Roode  Kool  van  Bau- 
hinus,  waar  van  Morison  de  befchryving 
ten  deele  ontleend  heeft,  zoude  zyn. 

Een  aanmerkelyke  verbaftering  heeft,  door 
't  zaaijen,  in  de  Kool  plaats.  Uit  de  gemeens 
Witte  en  Roode,  ongeflootene,  komen ,  in  een 
wel  gemeste  Grond,  de  Witteen  Roode  Sluit- 
of  Kabuis  -  Kooien  ,  wier  Zaad  ,  wederom  ,  in 
een  fchraale  Grond  niet  dan  ongeflootene  Kool 
uitlevert.  „  Dus  heb  ik  ze,  aan  de  kant  van  een 
3,  Bofch,tien  Eilen  hoog  zien  opfchie ten  ( zegt 
3,  Morison).  Het  Zaad  van  Krul -Kool  uit 
„  Italië  ,  in  de  Tuinen  by  Londen  gezaaid  , 
3>  bragt  Spruitkool  voort  ,  doch  uit  derzelver 
Zaad  kwam  niet  dan  gemeene  gladde  Kool. 
„  Dus  gaat  het  ook  met  Zaad  van  de  Bloem- 
3,  kool ,  in  Engeland  geteeld ,  waar  van  zeker 
3,  Hovenier,  te  Bramford,  defchadelykeOnder- 
vinding  hadt.  Hebbende,  naamelyk  ,  aan  de 

„War- 


TèTRABÏNAMIAi  7^4 


,1  Warmoeziersby  Londen  een  menigte  van  zulk  'V* 
39  Zaad  verkogt  #  kreegen  die  daar  uit  niet  dan  AF£vf.U 
„  Kooien  ronder  Bloem ,  en  bragten  het  voor  Hoopd- 
n  den  Regter,  die  gedagten  Hovenier,  deswe*STÜK* 
„  gen  ,  verwees  ,  om  de  gemaakte  Onkoften 
„  aan  de  Warmoeziers  te  vergoeden.  Met  de 
^  Savoifche  Kool,  uit  Italiaanfch  Zaad  geteeld  > 
M  is  het  even  't  zelfde.'*.  Men  kan  die  verbas*, 
tering  niet  toefchry  ven  aan  vermenging  van  het 
Stuifmeel ,  maar  aan  den  Landaaru 

Dit  Gewas  is  ,  't  zy  in  Spruiten,  Blad  cu 
Bloem,  gezooden  en  geöoofd,-  't  zy  tot  Zuur- 
kool ingelegd  5.gelyk  de  ge  woone  manier  der  Duit- 
fcheren  is  ,  van  veel  nuttigheid  in  de  Huishou- 
ding* De  Spruiten,  ofwel  de  Spruit- Kool  zelf , 
benoemt  men  onder  de  HofFelyke  Luiden  met 
den  Italiaanfchen  naam  Broccoli.  Men  acht  het 
een  gezond  Voedzel  te  zyn,  dewyl  het  een  ver- 
zagtende  eigen fehap  heeft  en  den  Afgang  niet 
alleen ,  maar  ook  de  Waterloozing  bevordert , 
künnende  zelfs  niet  fchaadeo ,  al  wordt  zy  raau w 
gegeten.  Hier  uit  blykt,  dat  fommigen  de  Kool 
verkeerdelyk  voor  zwaar  om  te  verteeren  heb- 
ben uitgemaakt.  Evenwel  ,  dewyl  zy  ligt  toe 
Rotting  overflaat,  kan  zy  in  Galachtige  Geftel- 
len ,  in  heete  Ziekten  ,  en  daar  Verpoppingen 
in  't  Gedarmte  plaats  hebben  ,  zeer  nadeelig 
zyn*  Ook  maakt  het  veel  verfchil ,  welke  Spys 
of  Drank  men  daar  by,  of  daar  op  ,  gebruike. 
Het  Afkookzel ,  inzonderheid  van  Roode  Kool , 
met  Honig,  Suiker  of  Zoethouts-  Drop,  is  zeer 
Z  z  dien- 

IU  Dfil,  IX,  Stuk. 


> 


7^2        VlERMAGTIGE  KRUIDE^ 


IVi    dienftig  voor  Heefchheid  der  Keel  9  Hoest  eti 
AxvifL  Borst- Kwaaien*   Op  gedoofde  Kool  kan  men 
Hoofd-  meer  Wyn  drinken  5  dan  op  andere  Kost.  In 
STUK#     het  Sap  echter  heerfcht  eenige  fcherphcid ,  die 
dramde',  tig  zeer  duidelyk  openbaart  in  de  Vezels  der 
Wortelen  ,  welke  zelfs  heet  zyn  van  Smaak. 
Het  Water  {tinkt  na  dat  men  Kool  gegeten  heeft , 
en  dit  Water  zou  tot  zuivering  van  Zweeren  en 
Fiftels  (trekken  kunnen.  Ook  zyn  de  Bladen  9 
gefchild,  tegen  Dauworm  en  andere  Huidkwaa* 
len  dienftig  :  zy  neemen  de  Wratten  weg  ,  als 
men  'er  die  mede  wryft,  en,  op  Rooden  Wyn 
gezet ,  verftrekken  zy  tot  een  uitmuntend  mid- 
del tegen  't  Blaauwfchuit. 

R  a  p  a*  Raap.. 

Te  baarblykelyk  verfchillen  deeze  van  de 
Kool  9  door  haaren  eetbaaren  Wortel ,  om  niet 
als  een  byzonder  Geflagt  te  verfchynen :  dus 

vin.      (8)  Raap  met  langwerpige  of  Rolronde  Wor» 

Napus.  isien. 
S  rekt  aap. 

ix.       (9)  Raap  met  Klootronde  Wortelen. 

Rap*.  £)ee. 


II  nol. 


f8)  Brasfica  Rad.  Caulescente  Fufirormi.  Mat.  Med.n%* 
GORT.  Belg.  193,  GOUAN  Monsp.  33*.  Fl.  Succ.  547-  R. 
Lugdb.  324.  Dalib.  Paris.  199.  Napus  fylvcftris.  C.  B.  Fin. 
95.  Bunias  ,Sylv.  Napus  Fl.  luteo.  Lob.  Ic.  200.  Cam.  Epit, 
2Z0.  00  Napus  fativa.  C.  6.  Pin.       Dod.  Pcmpt.  674. 

(9)  Brasftca  Rad.  Cau!.  orbiculari  depresfft  Carnofa\  H* 
CUJf.  3  39.  Ups.  190.  Mat.  Mcd,  3**.        Lugik*  GORT* 

Mtlg. 


Tetradynamia.  723 


Deeze  beiden  verfchillen  meest  in  de  figuur  IV. 
der  Wortelen,  die  men  in  de  eerfte  Stek-Raa»^™^9 
pen,  Franfche  of  Parysfche  Raapen,  in  de  laat-HooFP- 
ite  Knollen  of  enkel  Raapen  noemt.  De  pran^^^ 
fchen  heeten  de  eerften  iVav**J,de  anderen  Ra-  1  'f49'** 
ves;  de  Engelfchen  zctggenNavews  en  Turneps;  de 
Duitfchers  Stohrüben  en  Ruben,  't  Gewas  heeft 
ookweleenigeonderfcheïding  ,doch  die  naauw- 
lyks  dan  voor  Tuinlieden  te  befpeuren  is.  Het 
Bladerloof  is  iedereen  bekend.  Wat  de  Wortels 
aangaat,  die  men  Raapen  noemt,  deeze  zynin 
de  eerfte  langwerpig  ,  Rolrond  en  gemeenlyk 
wit  van  Kleur.  Lobkl,  niettemin,  verhaak  f 
dat  hy  zodanige  Raapen  ,  die  Goudgeel  waren , 
gekreegen  hadt  te  Boefingen  9  een  Myl  van 
Iperen  in  Vlaanderen,  by  den  Heer  Jan  van 
Halewyn,  Heer  vanVoxvrye;  die  daarvan 
veel  in  't  Land  zaaide  ,  digt  by  't  gezegde  Slot, 
Van  de  gemcene  Raapen  komen  'er  voor  die 
byna  rond,  die  platrond ,  cn  die  langwerpig  zyns 
als  bekend  is,  en  onder  deeze  is  de  geele  Kleur, 
wat  de  ronde  aangaat ,  de  gemeen fte.  De  plat- 
achtige noemt  men  Knollen  eb  deeze  zyn  wit  9 
wordende  de  Stoppel  -  Knollen ,  die  men  in  den 
Herfst  zaait ,  des  Winters  veel  gebruikt*  Van 
deeze  heeft  men  'er  met  witte,  zwarte  als  ook 
met  geele  Schillen. 

De 

Bt'g.  utfupra.  Rapa  fylv.  Raj.  ffijf.  800.  fi.  Rapa  fatwa 
ïotunda.  C.  B.  Pin.  89.  Rapum.  CAM.  Epit.  218.  y%  Rapa 
fat' va  oblonga  f.  foemina.  C.  B,  Pin.  89.  DOD.  Ptmpu  673» 

Zz  2 

XI*  Dfrl»  IX*  Stuk. 


7&4       VlERMAGTIGE  KRUIDEN 


IV.  De  Raapen  vallen  fomtyds  zeer  groot*  By  de 
^*xvu*  Ouden  wordt  van  veertig,  vyftig  en  zestig  Pon- 
Hoofd-  den  zwaarte  gefproken*  Matthiolus  ver- 
stuk.     jiaa]t  9  (jat  hy  >er  jn  >t  Grondgebied  van  Anagnï 

if^e*Z*gezienhadt'  van  honderd  Ponden  gewigts.  Hoe 
ongelooflyk  dit  voorkome,  is  't  nogthans  zeker 3 
dat  zy  in  een  vette  Grond  zeer  groot  geteeld 
worden*  De  grootften  zyn  juist  de  lekkerften 
niet.  In  't  algemeen  verfchaffen  zy  een  aange* 
naam  en  ligt  verteerbaar  Voedzel ;  maar  in  de 
Schil  heerfcht  een  aanmerkelyke  bitterheid  en 
fcherpte ,  voornaamelyk  in  die  der  Knollen  en 
Stekraapen,  welke  dikwilsdezelven  geheel  door- 
dringt en  zebyna  oneetbaar  maakt*  HetAfkook- 
zel  en  Sap  der  Raapen  is  als  een  zeer  nuttige 
Gorgeldrank  tegen  de  Sprouw  befaamd.  Het  is 
ook  dienftig  in  Keelziekten  ,  Hoest  en  Borst- 
kwaalen  f*),als  mede  tegen 'tBlaauwfchuit.  De 
Hoogleeraar  Ruysch,  negentig  Jaaren  oud 
zynde  3  prees  de  Raapen ,  zo  tot  Spyze  als  Ge- 
Eeesmiddelen ,  Hemelhoog  ( f}* 
Koo(-      Deeze  beide  Soorten  komen  in  verfcheide 

zaad.  deelen  van  Europa  wild  voort ,  en  hebben  dan 
een  langen  dunnen  Wortel ;  doch  inzonderheid 
de  eerfte  ,  die  het  zogenaamde  Koolzaad  uitle- 
vert, waar  van  de  Raap  -  Olie  geperst  wordt. 
Geheele  Akkers  worden  met  hetzelve,  als  be- 
kend 

(*)  Tusfis  fanata  Deco&o  Raparum.  Tr?LF.  Oh.  Libr.  IV. 

Cap.  ao. 

ft)  ï«  Prologo  Curar,  tenovatarum  feu  Tbefauri  n&vL 
Axnftd.  i72g# 


TetradynAmia*  725 


Icend  is ,  in  onze  Nederlanden  en  elders  bezaaid ,  Iv- 
en  dus  groeit  het  meer  dan  eens  Mans  langte  A?xyfU 
hoog.  Van  hoe  veel  gebruik  die  Olie,  zo  om  Hoofd- 
in  de  Lamp  te  branden,  als  om  Zeep  te  maa-STUK* 
ken  en  in  Zal  ven  zy,  is  Wereldkundig.  Zy  heeft 
een  zeer  verzagtende  hoedanigheid*  Het  Zaad 
wordt  aan  de  Kanaries  en  andere  Zingvogekjes 
gegeven  ,  tot  gladheid  van  den  Keel  (*). 

E  r  u  c  a.  Rakette* 

Deeze ,  hoewel  ook  tot  het  Geflagt  van  Kool 
betrokken,  verfchilt  grootelyks  ten  opzigt  van 
de  Haauwen  ,  die  Degenvormig  plat  gepunt 
zyn ;  terwyl  zy  geen  Raapachtigen  Wortel  heefc 
en  een  byzonderen  fcherpen  Smaak. 

(10)  Rakette  met  rappig  uitgehoekte  Bladen ,  x. 
een  Jlekelige  Steng  en  effene Haauwen.  E™Jfa* 

(ll)  ft  rum. 

wilde  > 

(*)  In  Engeland  bezaait  men  geheele  Akkers ,  zo  met  hetzel  ve 
als  met  Raapen  of  Knollen  ,  en  laat  het  Veederzelver  Loof  af- 
icheeren:  want  de  Ondervinding  heeft  geleerd,  dat  zulks  tat 
verbetering  der  Wortelen  {trekt.  In  Noordholland  wordt  tot 
ontginning  der  Kleijige  Graslanden,  die  men  bouwen  wil  ,na 
dat  zy  geploegd  zyn,  eetst  Koolzaad  daar  in  gezaaid ; 't  welk 
het  Onkruid  verflikken  doet  en  den  Grond  mul  maakt  (aas* 
fchien  ook  daar  aan  de  overtollige  Geilheid  beneemende)  en 
dns  bekwaam  tot  een  Teelt  van  Koorn.  Vergelyk  het  Venoog 
over  de  Tee^n^en  't  gebruik  van  't  Koolzaad,  Nieuwe  Land» 
louw.  IV.  Stuk.  bl.  251. 

(10)  ürasfica  Fol.  runcinatis,  Caule  hispido,  Siliquis  Is- 
vibust  GORT.  Belg.  195.  Go  van  Movsp.  3  3  3»  Ger.  Prov. 
369*  Kram.  Aujlr.  199»  Sifymbrium  FoU  pinnato-  dentatis. 
H.  Cli§.  337.      Lugdb*  341.  Eruca  iylv*  major  lutei  Cm* 


II.  DfSLt  IX,  Sll'*, 


Zz  3  te 


7*6        VlERMAGTIGE  K  RUIDEN. 

IV-  (ii)  Rakette  met  Lierachtige  Bladen  ,  een 
KV%tlL'         rui&e  $tenS  m  gtodde  Haauwen» 

tvk^      Van  deeze  beiden  wordt  de  eene  Wilde,  de 
ix.     andere  Tamme  Rakette  genoemd.  De  Franfche 
St£T  saam  is  Roquette  ,  de  Engelfche  Rokeit ,  de 
Tamme.  Duitfche  Raucken.  De  eerfte  groeit  niet  alleen 
in  de  Zuidelyke  deelen  van  Europa ,  maar  ook 
in  onze  Nederlanden,  in  Engeland  en  elders  , 
op  Muuren  enSteenige  plaatfen:  de  andere  zou 
in  Switzerland  aan  de  Wegen  wild  voorkomen, 
doch  wordt  gemeenlyk  in  de  Hoven  gezaaid, 
om  als  Toekruid  by  de  Salade  te  gebruiken. 

De  geftalte  van  de  een  en  andere  verfchik 
weinig  dan  in  de  Bladen  ,  welken  de  Wilde 
Vinswyze  uitgehoekt  en  veel  naar  die  der  Paar- 
debloemen gelykende  heefc,  de  Tamme  aan  't 
end  zeer  breed,  als  die  der  Raapen.  In  beiden 
komen  de  meefte  Bladen  tropswyze  uit  den 
Wortel  voort  en  geeven  in  't  midden  de  Sien- 
gen  uit,  die  Aairswyze  met  Bloemen  en  Haau- 
wen bezet  zyn,  Veel  breeder  en  korter  zyn  de 
Haauwen  dan  in  de  Kool  en  bevatten  platron- 
de  Zaadjes. 

De  Rakette  kou  haaren  Latynfchen  naam  , 
zo  fommïgen  willen ,  van  de  brandende  hoeda- 

nig- 

le  aspero.  C.  B.  Pin.  pg.  Eruca  fyhreïhis.  DOD.  Pempi.-jo*. 
Lob.  Ic.  204. 

(il)  Brüifica  Fel.  Lyratïs  ,  Ciule  hirfuto  ,  S\U  |Jafbri$. 
Mat.  M?d.  33c.  IL  Ups.  19©.  H.   Cif.  Ciuca  iatifo- 

Bï  alba.  C.  B.  P-n.  98.  Eruca  tetifolia  alba.  Toubn*.  In  ft. 
227.  Eruca  S?.tiva.  Lob.  Ic>  204,  Emca,  Camer.  Epü,  306. 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  U, 


727 


nigheid  hebben ,  die  'er  in  heerfcht ;  't  zy  we-  IV» 
gens  den  heeten  Smaak  ,  't  zy  om  dat  'er  deA^?L 
Minnelust  door  aangeprikkeld  wordt  (*).  De  Hoofd* 
Keuk  is  fterk  en  voor  veelen  onaangenaam  :desSTUK# 
het  meest  gebruikt  wordt  van  de  ItaliaanenCt)»  SlUiuoJ** 
De  Monniken  van  zeker  Kloofter  ,  aan  de  Kust 
van  Languedok,  het  Zaad  gekreegen  hebbende 
van  een  Spaanfchen  Landlooper ,  als  een  Mid- 
del om  de  vadzigheid  te  verdry  ven,  werden 
daar  door  zo  aangehitst ,  dat  zy  hunne  gelofte 
van  Kuifchheid  verbraken,  zegt  Lob  el,  die 
het  gezien  en  bygewoond  hadu  Hy  merkt  aan  , 
dat  'er  een  Roomfche  Rakette  is,  met  Bladen  als 
de  Waterkers,  zwart  Zaad  hebbende  en  geele 
Bloemen,  die  in  de  gewoone  Rakette  witzyn* 
ook  fmaakelyker  en  kragtiger  ,  ten  mïnfte  in 
Italië  van  meer  gebruik  ,  wordende  deswegen 
Gentil  genoemd  in  Spanje*  Deeze  zal  het  zyn, 
die  Cam  erariüs  afbeeldt  ( 4. ).   Van  de 
Wilde  is  ook  eene  Verfcheidenheid  met  fmaller 
Bladen,  die  overblyfe  (§)  ,  terwyl  de  anderen 

Jaar- 

(*)  Excitat  adï^rnerem  tardos  Eruca  Maritos.  CouiMFXLA. 
Et  Vtnerem  revocans  Eruca  morantem.  MA&TIAL18» 
Nee  minus  Erucas  jubeo  vitare  f<ilaces*  OviDius. 
ft)  Acris  eft,  Saporis  notisfimi ,  luxuriofa  Herba.  Hall. 

(l)  Men  vindtze  ook  by  MORlSoN  ,  'hifi.  S.      T.  ƒ♦ 
f.  4.  * 
(§)  Eruca  tenuifoila  perennis  FI.  luteo.  J,  B.  Hifi.  II.  p. 

£61.   TO'JRNF.    Inji.   227.    &C.   Vide   GOUAN  &  GêR.  UtS. 

Maar  Linn.  heeft  deeze  onder  de  Sl/jmbria  gelaten,  zyn- 
ds  de  Dunbhdige  IV&terfcn  hier  voor* 

Zz  4 


?a8 


?iERMAGT!GE  KRUIDEN. 


IV;  jaarlykfe  Planten  zyn.  Het  Loof  niet  alleen  ^ 
A ™ifL4  maar  het  Zaad,  is  in  fleepende  ,  Slymerige  Kwaa* 
Boo/d-  ten  niet  ondienftig,  geneest  in  fommige  gevallen 
s"£uk.  je  fjoest  en  Verkoudheid,  en  komt  in  Veneria* 
JtTende.  te  Winkelmiddelen  Ct)- 

xit.  O  2)  Rakette  rappig  uitgehoekte  Bladenen 
r^rL.  Jlekelige  Haauwen  ,  die  gedekt  zyn  met  een 
Ei«azige«  gezwollen  Kelk. 

In  Spanje  beeft  Loefling  dëeze  waarge- 
nomen ,  die  in  Engeland  opgekomen  was  uit 
Zaad  van  Aleppo  ,  zo  Morison  verhaalt  % 
zeggende,  dat  zy  de  Stengen  een  of  anderhalf 
Elle  hoog  heeft ,  met  ruige  Takken  en  groote 
Bloemen,  die  zwart  geaderd  zyn,  de  Bladen 
zwart  gevlakt»  De  ftekelige  Haauwen  onder- 
fcheiden  ze,  bovendien  ,  van  de  andere  Sporten* 

Sinapi  sa  Mofterd. 

De  wyd  gaapende  Kelk  ondei'fcheidt  voor- 
aaamelyk  dit  Geflagt  van  het  voorgaande,  ais 
zynde  de  Bloem  ook  met  dergelyke  Kliertjes 
tusfehen  de  kortfte  Meeldraadjes  enden  Stam- 
per, en  tusfehen  de  langde  en  den  Kelk,  voor- 
zien* Het  heeft  de  Bloemblaadjes ,  bovendien  , 
regt ,  niet  fcheef ,  genageld- 

Hier 

ff)  Gelyk  het  Ele&.  Dia/atyrion  ,  de  TahuU- magnani* 
mitatis ,  wegens  haare  uitwerking  dus  genoemd,  enz. 

(lij  Rraifica  Fol.  ruiieinatis,  Siliquis  tc&is  Calyce  tu> 
ptido.  H.  Ups.  191.  Eruca  Chalepenfk,  Caulibus  et  Siiiquls 


T  E  ï  R  A  D  Y  H  A  M  I  A,  729 


Hier  van  komen  voor  dertien,  meestal  Eu-  Hfi 
fopifche  Soorten.  A?x 

(1)  Mofterd  met  veelhoekige ,  rondachtig  ge- stuk™" 
zwollene  effene  Haauwen ,      langer  zyn  u 
dan  de  tweefnydige  Snuit.  IZTjL 

Dit  Onkruid  *  op  de  Bouwlanden  en  aan  de 
Wegen ,  zo  in  onze  Nederlanden ,  als  door  ge- 
heel Europa  voorkomende  ,  voert  den  naam  van 
Herik  of  Hederikm  ons  Nederland 3  doch  wordt 
van  de  Boeren,  in  Vriesland,  Krodde  genoemd, 
in  't  Engelfch  Charlock  of  Wilde  Mofterd ,  in  >t 
Franfch  Moutarde.  Het  groeit  een  Ellehoog,  met 
jruuwe  Bladen  ,  die  Lancetvormig  ovaal  zyn  , 
fomtyds  effeurandig  *  fomtyds  Vinswyze  inge- 
fneeden.  De  Bloemen  zyn  vry  groot ,  geel  of 
bleek  van  Kleur ;  de  Zaadhuisjes  bevatten  veele 
ronde ,  rosachtig  zwarte  Zaadjes  3  van  eene  fcher- 
pen  heeten  Smaak* 

Qi)  Mofterd  met  de  Haauwen  agterwaards  fie*  « 
kelig  %  aan  de  punt  hyna  vierhoekig,  op  zyde  Levant-, 
plat.  fche* 

Dus 

( 1)  Sinapis  Siiïq.  multangulis  torofo  -  turgidis  &c.  Syft. 
Nat.  XII.  Gen.  szi.  p.  444.  V*g*  XIII.  p.  503.  Gort.  Belg. 
15,5.  FL  Suee.  $48  ,  610,  KRAM.  Aufir.  199.  Hall»  JHelv. 
554-  GoUAN  Monsp*  333»  &•  Ciiff.  338.  R.  Lugdb.  343. 
Rapiftrum  Flore  luteo.  C.  B.  Pin.  95.  Sinapi  Arvenfe  prs- 
cox  Semine  nigro,  TOUKNF*  ƒ*/?.  2*7.  Rapiftrum.  Dod6 
Tempt.  675»  Rapiftrum  Aivorurm  Lob.  /<r.  98. 

(z)  Sinapis  Siliq.  retrorfUm  hispidis  &c.  ^«2.  ^fcW.  IV. 

Zz  5  p* 

II»  deel,  ix.  Stok» 


730 


VlERMAGTICE  KRUIDEN, 


IV.  Dus  onderfcheidt  zig  deeze,  die  naardevoor- 
^^f,^  gaande  veel  gelykt ,  zynde  door  Tourne- 
Hoofd  f  ort  in  de  Levant  waargenomen. 

STÜK# 

ui.  (3)  Mofterd  met  flomp  Eyronde ,  fyngetan* 
Brï^L         de,  effene  Bladen. 

Koolach- 

tifie.  in  China  valt  deeze,  die  de  geftalte  byna  van 
Kool  heeft ,  als  ook  dergelyke  Bloem  en  Baau- 
wen ,  de  Steng  anderhalf  Voet  hoog. 

iv.  (4)  Mosterd  met  jlekelige  Haauwen ,  die  een 
fcheeven ,  zeer  langen  $  jlekeligen  Snuit 
hebben. 


Aiba. 
Witte. 


v.  ( 5)  Mofterd  met  gladde  'Raaiiwen ,  tegen  el* 
ZwznT.  kander  aangedrukt. 

Deeze  beide  3  g^meenlyk  by  den  naam  van 
Witte  en  Zwarte  Mofterd  ,  of  de  laatfte ,  die 
meest  in  gebruik  is  s  by  dien  van  Mofterd  be- 
kend ,  komen  wild  voor  in  de  Zuidelyke  deelen 

van 

p.  280.  Sinapi  Oriëntale  maximum  Rapi  folio.  Tournf. 
Cor.  17. 

(3)  Sinapis  FoL  obovatis  denticulatis  laevibus.  Syft.  Nat» 
XII.  App.  p.  6$!. 

(4)  Sinapis  Siliquis  hispidis  &c.  GORT.  Belg.  195.  HALL. 
Heiv.  Hl*  Gouan  Monsp,  334*  GEB.  Prov.  370.  H*  Cliffl 
R.  Lugdb.  uts.  Sinapi  Apii  folio.  C.  B.  Pin.  99.  Sinapi  fa- 
tivum  alterum.  Dod.  Pempt.  707.  Sinapi  agrefte.  Lob. 
1c.  203. 

($)  Sinapis  Siliquis  ghbris,  Racemo  appresfis.  Mat.  Med9 
316.  Gort.  Belg.  19$.  Hall.  Gouan  &c.  &c.  sinapi  Rapi 
ioiïo.  C.  B.  Pin.  90.  Sinapi  fativtzm  peins.  DOD.  Pempt.  706. 
Sin.  fativum,  Lob.  202. 


Tetradynamia,  731 


van  Europa,  en  worden  alom,  gelyk  in  deNe-  IV. 
derlanden,  op  Akkers  gezaaid.  Zy  zyn,  naa-  A?^f^ 
melyk,  Kruiden,  die  's  Winters  vergaan,  gelyk  Hoofd- 
de  voorige  Soorten,  De  Franfche  naam  is  Mow«8TUK* 
tor  de  of  Seneve ,  de  Engelfche  Mujlard  ,  de  SiW* 
Hoogduitfche  Senf.  Zy  verfchillen  zo  zeer  niet 
in  de  hoogte  van  't  Gewas,  Stengen  hebbende 
van  ongevaar  een  Elle  hoog,  of  in  manier  van 
groeijing  ,  als  in  het  Loof ;  dewyl  de  Bladen 
van  de  Witte  veel  naar  die  van  Eppe  of  Selle- 
ry,  der  Zwarte  meer  naar  die  der  Raapen 
gelyken.  De  Bloemen  zyn  in  beiden  geel,  en 
hebben  zelfs  geele  Kelken,  verfpreidende  een 
zeer  aangenaamen  Geur,-  maar  de  Zwarte  heeft 
de  Bloemen  kleiner  en  de  Haauwen  ruig,  byna 
aan  de  Steng  evenwydig.  In  deeze  is  het  Zaad 
uit  den  bruinen  ros  en  flegts  van  binnen ,  in  de 
andere  ook  van  buiten  geel ;  't  welk  maakt  dat 
de  gemalen  Mofterd  van  de  eene  veel  bruiner 
ziet  dan  van  de  andere. 

In  de  Huishouding  is  de  Mofterd  van  veel 
dienst,  gelyk  bekend  is,  als  ftrekkende  om  zou- 
te Spyzen  eetbaar  en  laffe  fmaakelyk  te  doen 
zyn.,  en  dus  inzonderheid  van  veel  gebruik  by 
Vifch ,  Vleefch  en  Spek.  De  weinige  Kostbaar, 
heid  maakt ,  dat  deeze  Kruidery  alom  te  beko- 
men is  voor  den  gemeenen  Man.  Om  ze  te  be- 
reiden ,  wordt  het  Mofterd -Zaad  met  eenig 
zuur  Vogt ,  gelyk  Karnmelk  ,  Azyn  of  Verjuis 
gemalen;  't  welk  de  Loogzoutige  vlugge  fcherp*  . 
heid  tempert  en  dus  de  Mofterd  gebruikbaar 

maakt» 

II»  Deel.  IX,  Stok* 


73*       VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 

IV*    maakt.  De  naam  zou  daar  van  afkomflig  zyn  * 
FxvkL  dat  men  'er  oudtyds  verzuurde  Most  toe  be- 
Hoofd*  zigde. 

stuk*  JSTïet  minder  kragtig  is  het Mofterd-Zaad  als  een 
draï&nde'. Geneesmiddel;  't  zy  inwendig  tegen  *t  Blaauw- 
fchuit ;  dewyl  niet  alleen  de  zuure  Vogten  , 
maar  ook  de  fcherpheden  van  Zee* Zout  daar 
door  getemperd  worden.  In  Vryfterziekte,  Wan- 
kleurigheid en  Verlammingen  ,  is  een  maatig 
gebruik  daar  van  zeer  nuttig.  Uitwendig  dient 
de  Mosterd  tot  een  fchroeijend  Blaartrekkend 
Middel  ;  als  ook  om  Slym  te  doen  loozen  ia 
Beroerte  en  Lammigheden  ,  wanneer  het  Zaad 
gekaauwd  wordt.  Het  zwarte  is  veel  kragtiger 
en  fcherper  dan  het  witte5gelyk  uit  de  gemalen 
Mofterd,  die  men  Scheeps  -  Mofterd  tytelt,  om 
haare  duurzaamheid,  blykbaar  is*  't  Bezit  zulk 
eene  vlugge  fcherpheid,  dat  men  dikwils  daar 
door  tot  Niezen  aangezet  wordt ,  en  met  dit 
oogmerk  kan  het  ook  in  verfcheide  Toevallen 
dienen ;  gelyk  in  Opftyging  en  Vallende  Ziekte* 
Zo  vlug  zyn  deszelfswerkzaame  deelen,  dat  al- 
les  door  Deftillatie  overgaat ,  blyvende  in  de 
Kole  geen  't  allerminfte  Zout. 

nVU.      CO  Mofterd  met  geftreepte  ruuwe  Haauwen 

Smapts        v  .  7    ,  ' 

Pyrenaica*         en  rappig  mtgehoekte  effene  Bladen. 

Pyrenee- 

M 


(&)  Sinaph  Siliquis  ftriatis  fcabrïs  &c.  Eryfimum  Dentis 
Leonis  folio  pereime  Pytenaicum.  Townk.  Injl. 


Tetradysamia,  733 

(7)  Mofterd  met  ruigachtige  opgeregte  Haau-  IVJ 
wen,  die  een  famengedrukte  Snuit  hebben i^'xvif" 
de  Bladen  Lierachtig  Pluizig.  Hoofd- 
stuk* 

(8)  Mofterd  met  effene  >  byna  gewrichte  9  uit-  vu. 
gebreide  Haauwen;  de  Bladen  Lierachtig 
rappig  uitgehoekt  en  eenigermaate  ruig.  cftUgf~ 

(9)  Mofterd  met  gehandelde  Takken  >  de  bo-  cJ™fiU 
yenlle  Bladen  Lancetvormig  effenrandig.  chinee- 

fche. 

Dus  onderfcheiden  zig  deeze  vier  Soorten*  *x- 
waar  van  de  eerfce  op  de  Pyreneelche  Bergen  Biesach- 
door  ToüRNEFORTis  gevonden ;  de  t weede tlge# 
op  een  Berg  van  't  Eiland  Sicilië  door  A  r- 
duinus.  Deeze  beiden  blyven  over,  de  twee 
volgende,  die  Jaarlyks  fterven  ,  hebben  haare 
Groeiplaats  in  China  en  andere  deelen  van  Oost- 
ïndie,  De  laatfte  is  zeer  lang  van  Gewas ,  en 
heeft  het  Loof  naar  de  Salade  gelykende. 

O o)  Mofterd  met  effene  gehke  Haauwen ;  de  „  x% 

v     J  '  _   .      ,  ErueoidiSm 

Bladen  Lierachtig  langwerpig  glad ;  de  Raketad*. 
Steng  ruuw.  Ufie* 

(7)  Sinapis  Si!,  pubescentibus  ere&is  &c.  Sinapis  hitfuta  % 
Caulibus  Fcutescentibus  &c.  ard.  Sp.  i.  p.  21.  T.  9. 

(8)  Sinapis  Sil.  tevibus  fubarticulatis  patulis  &e.  Sin.  Sii. 
glabris  &c.  Ard.  Sp.  1.  p.  23.  T.  iq. 

(9)  Sinapis  Ramis  Fasciculatis  &c.  H.  Ups,  191.  Sinapi  Tn- 
dicura  maximum  La&ucx  folio.  Herm.  Parad,  230.  T.  230. 

(10)  Sinapis  Siliquis  Ixvibus  xqualibus  &c.  Sinapi  Hisp. 
ptamilum  album.  Toürnï.  Injl,  217.  Eruca  fyiv,  Flore  albo> 
Italica*  BA  SR.  Ie.  132. 


II»  Dsau  IX,  STUK* 


734       Vl  ERMAGTÏ  GË  KRUIDEN. 


STUK. 

xr, 


IV.  00  Mofterd  met  dubbeld  gevinde  Bladen ,  de 
Afdeei;         Slippen  Liniaal. 

XVI. 

^°°FD"     (12)  Mofterd  met  aangedrukte  e ff  ene  Kaan* 
wen;  de  onderjle  Bladen  Lierachtigruuw , 
sZaph  debovenften  Lancetyormig;  en  een  mime 

s^ffhe.  Steng. 

XII 

incana.  De  laatfte,  hier  opgenoemd,  heeft uitermaa- 
Gryzc'  te  korte  Haauwen*  Het  Loof  der  eerftegelykt 
naar  dat  der  Rakette;  der  tweede  naar  de  Tuin- 
kers. Allen  groeijen  zy  in  Spanje,  maar  de 
cerfte  ,  die  Raketachtig  is ,  komt  ook  voor  in 
Italië;  de  Gryze  in  Portugal  en  Vrankryk,  zyn- 
de  door  Vaillant  onder  de  Planten ,  om- 
ftreeks  Parys  groeijende,  opgetekend. 

xiii.  Cl3)  Mofterd  met  e  ff  ene  uitgebreide  Haauwen ; 
Lfvjgfta*         Lierachtige  gladde  Bladen  ,  de  bovenden 

Gladbladi-  :  ?  ,    —  „  J 

ge.  Lancetvormig ,  en  de  Steng  effen. 

Als  een  Onkruid  heeft  deeze,  gelykde  voo- 
rigen,  in  Portugal  en  Spanje  haare  natuurlyke 
Groeiplaats.  De  hoogte  is  omtrent  twee  Voe- 
ten, en  de  Haauwen  zyn  uitermaate  lang.  Vol- 
gens 

(11)  Sinapis  Fol.  duplicato  •  pinnatis  &c.  Sinapi  Hisp.  Na* 

fturtii  foliO.  TOURNÏ.  lnft.  227. 

(12)  Sinapis  Sil.  Raeemo  appresfis  Isevibus  &c.  Am.  AcaL 
IV.  p.  281.  Eryfimum  Fol.  fubineanis ,  Siliquis  brevislimis. 
Herm.  Parad.  115.  T.  ilj.  VAILL.  Paris.  51. 

(13)  Sinapis  Siliquis  lavibus  patulis  &c.  GOUAN  Monsp. 
334.  Am%  AcaL  IV.  p.  28 1.  Eryfimi  V3rieras.  Herm.  Par. 

is;. 


Tetradïnamia:  735 


gens  den  Heer  Burmannus  komt  deeze  TV. 
Soort,  alsook  de  Witte,  aan  de  Kaap  voor.  A^Et^ 
Een  Soort  van  Mofterd  3  by  Kairo  groei  jen -Hoofd* 
de,  heeft  Forskaohl,  met  den  bycaamSTUK* 
Harra  naar  't  Arabifcb,  befchreeven.  Dezel- 
ve  hadtovaaleuitgehoekte  Itekelig  ruige  Bladen  9 
een  gladde  Steng  en  neerhangende  Haauwen. 
Het  Loof  werdt  van  het  Vee  met  Smaak  gege- 
ten en  het  Poeijer  der  Bladen,  in  Water,  aan 
zwangere  Vrouwen  ingegeven  (*). 

R  A  p  H  A  N  u  s.  Radys. 

De  Bloem  heefc ,  in  dit  Geflagt ,  dergelyke 
Honig- Kliertjes  als  de  twee  voorgaande:  de 
Haauwen  zyn  dik ,  eenigermaate  gewricht  en 
Rolrond ;  de  Kelk  is  geflooten.  Het  bevat  de 
vier  volgende  Soorten* 

(  i )  Radys  met  dikke  Spilronde  tweehokkige  t. 
Haauwen.  jjgg* 

Tamme. 

Tot  deeze  Soort  behooren  de  Tamme  of  Tuin- 

Ra- 

(*)  Flor.  J&gypt.  Arab.  p.  np. 

(i)  Raphanus  Siliquis  teretibus  torofis  bilocularibus.  Syiï. 
Nat.  XII.  Gen.  822.  p.  44;.  Veg.  XIII.  p.  504»  Mat.  Mei* 
325.  GORT.  Belg.  196.  Gif.  190*  R,  Lugdb.  344.  0. 
Raphanus  minor  oblongus,  C.  B.  Pin.  95,  Raph.  minor 
jjurpureus.  LoiJ*  /c.  201.  fc.  Raph.  major  orbictilaris  rotun- 
dus.  C.  B.  Pin.  96.  y9  Raphanus  nlger.  C.  B.  Pin  96.  Ra- 
phanus magnus.  Lob,  Ic.  201.  Raph.  f.  Ridiculafctiva.  Dod. 
Fcmpt.  676.  i0  Raph.  Chinenfis  animus  Oieiferus»  Burm.H» 

ïnd>  140. 

if.  drkl.  ix*  Hm* 


7S6 


VlERMAGTIOE  KRÜIDEIf. 


Radyzen,  van  welken  de  gewoonften  langwer* 
zYn  en  mec  het  gedeelte  van  den  Wortel, 
Hoofd*  dat  uit  den  Grond  opftygt ,  paarfch,  als  bekend 
stuk*    |s .      aQCjeren  byna  volkomen  Kloot-  of  Knol- 
irafglnéjond  ;  weshalve  zy  Knolradyzen  genoemd  wor- 
den. De  Franfche  naam  is  Raifort  of  Radi;  de 
Engelfche  Radish;  de  Duitfche  Rettich,  allen 
van  den  Latynfchen  Raphanus  afkomftig.  Een 
derde ,  die  van  buiten  zwart  is ,  voert  den  naam 
van  Ramenas  of  Rammelas  ,  zynde  veel  groo- 
ter  en  fcherper  dan  de  anderen  ,  en  van  eene 
Peerachtige  figuur.  Van  eene  vierde,  in  China 
groeijende  ,  die  Olie  uitgeeft,  wordt  door  den 
Ridder  gewag  gemaakt* 

De  eigentlyke  plaats  der  afkomst ,  daar  zy 
wild  groeijen,  fchync  niet  bekend  te  zyn.  Het 
Loof  heefr  veel  overeenkomst  met  dat  der  Raa* 
pen.  De  Haauwen  zyn  omtrent  een  Pink  dik  en 
groot,  bevattende  vry  groote  ronde,  roodeZaa- 
den,  in  eene  fpongieuze  zelfftandigheid  als  ge- 
cefteld.  Dit  Zaad  heeft  een  openende  en  Pis* 
dryvende  kragt ,  maar  doet  ,  alleen  gebruikt 
zynde ,  dik  wils  braaken  ,  zo  Boerhaave 
aanmerkt*  De  Wortel  is ,  naar  den  trap  van 
fcherpte,  meer  of  minder  gezond,  bevorderende 
dikwils  de  Verteering  en  de  Maag  verfterkende. 
De  Radyzen  kunnen  tegen  't  Blaauwfchuit  dienen , 
'  en  in  Slymige  Borstkwaalen ,  inzonderheid  der- 
zelver  uitgeperfte  Sap,  dat  zelfs  tegen  den  Steen 
gepreezen  wordt.  In  de  Kinkhoest  der  Kinderen 
is  het  fomtyds  van  dienst  geweest. 

De 


T  E  t  k  A  D  1f  N  A  M  I  A#  ^ 


t)e  gewoon  e  Radyzen  worden  by  Pera  en  IV. 
daar  omftreeks  3  aan  de  Zwarte  Zee  P  veel  ge-  *™*f 
sraaid  ,zoBükbaüm  aantekent ,  waar  van dan  Hoofö- 
de  kleinften ,  overgelaten ,  in  rt  volgende  Voor- STUK- 
jaar  Steng  fchieten  cn  bloeijen.  Dit  beef c  den  Sililuof** 
vermaarden  ïournefort,,  zegt  hy ^ bedroe- 
gen ,  die  dit  Gewas  aanzag  voor  een  Söort  vaü 
Mofterd  ,  maakende  daar  van  driëderléy  Vroe- 
ge Kmfiantinopelfche  Akker  -  Moftert ,  met  zwart 
Zaady  naar  de  Kleur  der  Bloemen  y  welke  wit, 
paarfch  gettreept  of  paarfebachtig  waren 

(2)  Radys  met  leggende  Haauwen}  langer  dan  ïh 
de  gehele  Plant. 

i  In  Final  is  deeze  door  BraAd  waargenomen 
in  't  jaar  1764  ,  en  federt  in  de  Upfalfche  Tuin 
geteeld*  Zy  gelykt  naar  de  voorgaande ,  maar 
heeft  de  Bladen  fpitfer  ,  de  Steng  korter , 
paarfchachtig;  de  Haauwen  twee  of  drie  Voe* 
ten  lang,  éénhokkig  5  en  als  een  Slang  óp  dén 
Grond  nederlcggendc.  Dit  is  zekerlyk  een  zon* 
derlinge  Soort» 

(3)  Radys  met  Spilronde  3  gewricht  e  >efeneeen«  tm 
bokkige  Haauwen.  Jldpèanl* 

in  Wilde* 

(*)  BUXB.  Ce***  !•  P-  Vid.  T  O  URN  F.   Cor*  Sina-^ 

bi  Arvcnic  praxox    Conftsnunopoiitanum ,    Semine  nigro 
&c.  . 

(2)  Rapbanus  Silïq.  decumbentibus  tota  Plant!  longioribus. 
Jiïant*  95.  LïNN.  Dcc.      T.  10. 

(3)  Rapbanus  Siliquis  teretibus  arfciculatis  &c.  CORT*  Belg* 

Aaa 

II,  Dsel  li;,  Stuk» 


733        VlERMAOTIGE  KrüIDEM 


IV,       In  Vrankryk  worde  deeze  Raifort  Sauvage9 
AFjm.L#  ^at  ,s  Wilde  Radys ,  genoemd  en  hier  te  Lan- 
Hoofd-  de  by  de  Boeren  Keyk>zegt  de  Heer  de  Gor- 
stuk,    ter.  Op  de  Akkers  en  Bouwlanden,  in  veele 
dwgevfe  "deelen  van  Europa ,  is  dit  Onkruid  gemeen.  Het 
heeft  met  de  Herik  of  Hederik,  voorgemeld, 
veel  overeenkomst  in  Gewas  ,  doch  verfchilt 
zeer  door  de  Haauwen  ,  die  het  alhier  t'huis 
brengen.   Daar  kernen  Verfcheidenheden  van 
voor ,  met  witte  ,  geele  of  paarfche  Bloemen. 
Hec  is  fcherp  en  van  een  fterken  Reuk» 


iv.       (4)  R  adys  met  Spilronde  dikachtige  ruige  Haau* 

rieus. 
Siberifche. 


^itirkus!  wen  en  Liniaale  Vindeelige  Bladen. 


In  Siberië  groeit  deeze,  zynde  een  klein  Plant- 
je, dat  de  geftalte  van  Raket  heeft  ,  met  de 
Stengetjes  meestendeels  naakt  ;  de  Bloemen 
groot  en  geel;  de  Haauwen  als  Koraal -Kettin* 
gen  met  een  lange  Snuit.  De  figuur  der  Smaa* 
kelooze  Alpifche  Cardamine  >  by  Columna, 
gelykt  naar  dit  Kruid. 

De  Heer  Forskaohl  heeft  by  de  Piera- 
mieden  in  Egypte,  aan  de  kanten  der  Landen 
en  op  een  Eilandje  in  't  Riet,  eene  Soort  van 
Radys  waargenomen ,  welke  hy  Lierhladig  noem- 
de.  Dezelve  hadt  ftekelige  Stengetjes  van  een 

Voet 

19$.  GOUAN  Afonsp,  334.  KRAM.  Aufïr.  I99.  HALL.  Helv.  sss> 
Kapiftrum  Flore  albo,  Süiqua  articulatA  et  FJ.  Juteo.  C.  B, 
Fin.  95'  Rapiftrurn  Flore  albo  Eracx  foliis.  Lob.  Ic.  199* 
(4)  Ra-phanus  SlU  tere ti bus  tomlofis  viilofis  &c.  Raph,  Fe', 
innatis  Pianis  confluenribus.  Gm&l. 


ÏETitADÏNAMlA* 

Voet  hoog',  aan  den  Wortel  leggende  en  dan  IV. 

Weder  opltygende.  A*  xvlï* 

i  t      i  Hoofd» 

B  ü  n  i  a  s,  Knodsvrugt*  STÜIU 

Een  afvallend ,  rondachtig  geknot  Haauwtje,  *tltiu°f** 
met  vier  boeken  die  ongelyk  Doornachtig  ge- 
fpitst  zyn,  maakt  de  Kenmerken  u?t  van  dicGe- 
flagt ,  't  welk  de  agt  volgende  Soorten  bevat. 

Ci)  Knodsvrugt  met  wyd  gemikte  tweehootni*  f.ï* 
ge  Haauwtjes  ,  effe  ra»  onderen  gedoomd  ComZZ 

In  Siberië  groeit  decze ,  een  zonderling  Kruid, 
dat  het  Haauwtje  dwars  ovaal  heeft,  wederzyds 
uitloopende  in  een  zeer  lange  fterke  Doorn ,  zo 
dat  het  tweehoornig  fchynt ,  in  h  midden  vier 
regte  kleine  Doorntjes  hebbende* 

(a)  Knodsvrugt  met  gedoomde  Bloemtros/ené  n. 

Spinofk. 

Deeze,  die  den  naam  van  Gedoomde  Kool by  d^edooxa* 
Alpinus  voert,  groeit  in  de  Oolterfche  Lan- 
den en  in  Barbarie.  De  Stengen  heeft  zy  een 
Voet  hoog  ,  Biesachüg  ,  de  Bladen  langwerpig 

Ey* 

(1)  Êani&s  Süiculis  divaricato  *  bicoriiibus  Üafi  fpinofls* 
Syft.  Nat.  XII.  Gen.  823,  p.  446*  Vèg.  XUU  p*  *o4-  Burfa 
Paftpris  Oiientalis  ,  Dt&bx  foliis ,  Siliquis  cornuris.  TOURHF* 
Cor.  ï$. 

(2)  Bunlas  Racerais  Spsnescéntibus.  Bünias  SÜiailfs  ovatïs 
fcutis  &c.  TURK.  F&rfet.  ii.  Brasfica  Spincfa.  ALP.  Exoi» 
20U  T.  2óo.  C.  B»  jPs«.  1  t  r.  Prodr.  Ciaaibe  Spinofisfi0 
ma  Aiabica,  SHAW.  Afr*  *79* 

Aa  & 

1L  DSBL*  IX«Stus. 


740        VlERMACTIGE  KftüIDJEN. 


IV.    Eyrond  ,  Itomp ,  en  aan  'c  end  der  Takjes  ko 
FxvlL*  men  doornen  voort,  aan  wier  zyde  ongedeelde 
Hoofd-  Bloemen.  Het  Zaadhuisje  is  fpits  Hartvormig, 
stuk,     bevattende  een  zeshoekig  Nootje,  met  de  twee 
dra^*2.  hoeken  breeder  ,  waar  in  eenzaame  rondachtige 
Zaaden.   Het  Loof  werdt ,  volgens  Alpinus* 
in  Egypte  in  Vleefchnat  of  tot  Moes  gekookt, 
of  raauw  als  Salade,  gegeten* 

lIT:       (3)  Knodsvrugt  met  vierhoekige  Haauwtjes  $ 

ErJïl'go.  die  de  hoeken  met  twee  Kammen  hebben* 

vierhoe- 
kige* fjiet  minder  byzonder  is  dit  Kruid  ,  dat  op 
vogtige  Velden  by  Montpellier  voortkomt,  we- 
gens zyne  vierhoekige  puntige  Haauwtjes.  Het 
fchiet  drie  of  vier  Stengen  ,  van  een  Voet  en 
fomtyds  een  Elle  lang,  die  rond  en  ruuw  zyn, 
zo  wel  als  de  Wortelbladen  ,  welke  naar  die 
van  't  Havikskruid  gelyken  f  maar  de  Steng, 
bladen  zyn  weinig  uitgehoekt.  Het  heeft  geele 
vyfbladige  Bloemen ,  't  welk  iets  aanmerkelyks 
is  in  deeze  Klasfe  (*).  Men  noemt  het  in  't 
Franfch  la  Masfe  au  Bedeau ,  dat  is  de  Pedels- 
Knods  ,  wegens  de  aartige  figuur  der  Zaad- 
huisjes. 

C4) 

(3)  Bunias  Siiiculïs  tetragonis ,  angulis  bicriftatls,  C quant 
JWonsp.  33 J.  Bunias.  II.  Cltff.  34.0.  R.  Lugdb.  344,  Eruca 
Monspeliaca.  C.  B.  Pin,  pp.  Prodr.  41.  T.  41.  Emcago. 
TOUBNF.  Inft.  a3*.  T*  103. 

(+)  CASPAH  Bauhinüs  zegt  zulks  en  beeldt  het  zodanig 
af ;  doch  ToüRNEFORT  fchryft  'er  vierbladige  Bloemen  aan 


TetraoynamiAi  741 


(4)  Knodsvrugt  met  Eyronde  bultige  IVratti-  IV, 
ge  Haauwtjes.  ^xn*" 

Een  blyvende  Wortel  heeft  deeze,  die  in  des^°*D* 
Upfalfche  Akademie-Tuin  een  Plant  was  van  lv# 
eens  Mans  hoogte,  doch  te  Montpellier,  v°I-0^^., 
gens  Gouan  ,  maar  een  Voet  hoog  groeide» ooftsrfchc. 
Toürnefort  heeftze  in  de  Levant  gevon- 
den en  geeft  'er  Bladen  als  van  de  Paardebloe- 
men aan.  In  de  voorgaande  zyn  zy  voorwaards; 
hier  agterwaards  uitgehoekt.  De  Haauwtjes  zyn 
Klootrondachtig  met  een  kromme  Punt,  aan  de 
ééne  zydc  Buikiger  en  de  geheele  Plant  is  fcherp 
van  Smaak.  De  Groeiplaats  wordt  door  L  1  n- 
n^.üs  in  Rusland  gclteld ;  doch  het  is  'er  door 
den  Heer  de  Gorter,  zo 't  fchynt  3  niet 
gevonden. 

Van  deeze  Soort  my  geene  Afbeelding  voor- 
gekomen zynde ,  heb  ik  die  van  een  Blad  en 
een  Takje  met  de  Zaadhuisjes  en  Bloemen  , 
daar  toe,  uit  myne  Verzameling  ontleend.  Zie 
Fig.  2,  op  Plaat  LX  ,  hier  voor.  Het  Zaad- 
huisje zelf  is  ,  om  de  Wrattigheid  te  toonen  , 
aanmerkelyk  vergroot  by  Letter  A  voorgcfteld. 

Dat  Kruid  in  Arabie  groeijende,  't  welk  Fors- 
kaohl  Bunias  Orientalis  tytelt^een  Heeften  je 

zyn- 

(4)  Bunias  Siliculis  ovatïs  gibbis  Verrucofis.  G0UANM<?sj^. 
3  Bun.  FoJ.  retiorfum  finuatis.  H.  Ups.  i?6.  Crambe 
fol*  pinnaro  -  hnftatis.  R.  Lu?db.  350.  Cr.  Ou  Dcntis  Leo- 
nis  folio,  Erucaginis  facie.  Tcurnf.  CVr.  14. 

Aaa  3 

XI.  DfctL,  .IX.  Stuk» 


VlERMAGTICE  KRUIDEN, 


Vfi    zynde  met  Ëyronde  Bladen  en  getroste  BIoe«  . 
^Fxvf.L,mcn ,  fchynt  hier  van  te  verfchillen.  Het  werdt 
Hoofd-  van  de  Banjaacen  tot  Spyze  gebruikt. 

STUIT. 

v.        (5)  Knodsvrugt  met  Eyronde  effene  tweefnydi- 
Sffi  &  ïlaauwtjes. 

Europi-* 

$*e,  Deeze,  dieann  den  Zeekant  van  Holland  3by 
Santvoort  en  elders  ;  ook  buiten  Stavoren  in 
Friesland ,  en  verder  aan  de  Kusten  van  Euro- 
pa, als  ook  van  Afrika  en  Amerika,  ja  zelfs 
van  Ysland,op  veele  plaatfen  voorkomt ,  wordt 
deswegen  Zee  -  Raket ,  in  't  Franfch  Roquetted® 
Mcr  geheten.  Ey  heeft,  naamelyk  het  Loof  van 
Rakette  ,  en  wordt  gehouden  voor  het  Cakik 
van  Serapion;  des  Tourn efort  'er 
ook  dien  naam  aan  geeft.  De  Bladen  zyn  uit- 
gcfneedcn,dik  en  Vleezig;de  Bloemen paarfch- 
achtig  rood  van  grootte  en  figuur  als  die  der 
Stekraapen  ;  de  Zaadhuisjes  naar  een  Piekyzer 
gelykende ,  uit  twee  deelen  befiaande  s  ieder  met 
ééne  holligheid  en  één  Zaad.  Somtyds  zyn  de* 
zei  ven  vierhoekig ,  van  onderen  getand  ,  zo 
Gouan  aantekent.  Behalve  de  Breedbladige 
vindt  men  'er  Verfcheidenheden  van ,  met  Li- 

ni- 

($)  Bmïas  SiUculh  cvatls  laevibus  ancipltibus.  Gqvaw 
Mcnsp.  33*.  Gort.  Belg.  197.  Crambe  Fol.  Succulenns 
Linearibus  &c»  S&UV.  Monsp.  2g0.  Raphanus  Siliq.  ovatis 
angul.  nionospernais.  Ft.  Suee.  569.  Gbon«  Vir%.  98.  H. 
Cliff.  340.  R.  Lugdb.  344.  Eruca  roantima  It?i]ica  &c.  C. 
B.  Pin.  99.  Gak  Ie  mar.  Fru&u  Hafiacforini.  lOUENF.  Cc*. 
T.  4*$'.  Caküe  Scrapionis.  L02.  Ic.  zis* 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A. 


743 


rm\  Vindeelige  en  met  Lancetvormïgc  inge-  IV. 
fneedene  Bladen.  A^,E[U 

(6)  Knodsvrugt  met  gewrichte  ,  tweefnydige ,  [tuT*°* 
van  boven  rondachtige  Haauwtjes;  deBla*  vi. 
den  gevind  met  omgeboogen  hoeken.  M^gltL 

des, 

(7)  Knodsvrugt  met  vierhoekige  overal  IVrat-siberifckt. 
tig  gedoomde  Haauwtjes,  de  Bladen  raPm^J™*t;a^ 
pis;  uitgehoekt.  ca. 

Egypti-  ; 

(8)  Knodsvrugt  met  Jlekelige  Haauwtjes ,  gt-  vfIT 
vinde  Bladen  ,  de  Blaadjes  eenigermaate  Baiuric*. 
getand.  fche% 

Dus  enderfcheiden  zig  deeze  drie  Soorten 
genoegzaam,  waar  van  de  eerfte  in  Siberië, 
de  tweede  in  Eg)  pte ,  de  derde  op  de  Baleari- 
fche  Eilanden  groeit.  Allen  zyn  het  Jaarlykfeot 
Zaay-  Gewasfen.  De  Steng  wordt  in  de  twee 
laatften  een  Voet ,  in  de  eerfte ,  die  veel  naar 
\  Myagrum  gelykt,  twee  Voeten  hoog  gezegd 
te  zyn,  Deeze  heeft  de  Bloemen  paarfchachtig  5 
de  twee  anderen  geel. 

I  s  a  t  n,  Weede» 

De  Kenmerken  van  dit  Geflagt  zyn  s  een 

Lan- 

(6)  Euni&s  Siliculis  biardcularls  ancipltibns  &c.  Mant,  96. 

(y)  Bunias  Silicutts  tetragoms  ,  undique  Verrucofo  -  murf- 
eans  &c  Syfl*  Nat*  XI!.  App*  p,  23 1#  Aft.  Petrop.  XII.  p* 
509.  T4  11. 

(*s>  Bumas  SilicuUs  h'spidis ,  Fo!.  plnnatis  &c.  Mant.  425). 

Aaa  4 

XL  Peel  IX*  stuü. 


V 


VlERMAGTIGE  KrüIDËK* 


ÏV.  Lancetvormig  eenhoklog  eenzandig  Haauwtjes 
^V*vu*  dat  afva,t5en  twee  Schuitachtige  Klepjes  heeft. 
Hoofd-  Behalve  het  gewoone  Kruid  vandien  naam  b?- 
»ïu*«     v^t  het  3  by  dep  Ridder  3  nog  drie  andere  Soorten, 


(i)  Weede  wiel  rf*  Wortelbladen  gekarteld  >  de 
t  *M*L.  Stengbladen  Pylvormig  ,  ^  Haauwtfós 

qêmcené*  langwerpig* 

Dit  Kruid  noemt  men  gerneenlyk  B^tóe  of 
Verfweede  ,  om,  dat  het  tot  blaauw  verwen  ge- 
bruikt wordt.  Ten  dien  einde  zaait  men  het  in 
Akkers ,  doch  het  komt  ook  op  veele  plaatfen  ia 
ons  Wereldsdeel  ,  niet  alleen  aan  de  Zeekuften , 
maar  zelfs  binnenslands,  voor.  Dus  tekent  Kra- 
mer aan  ,  dat  het  in  Ooftenryk  op  Gebergte  en 
op  Akkers  tusfchen  't  Koorn  groeit.  Ook  vale 
het  overvloedig  aan  den  Ryn.  Tournefort 
heeft  het  omftreeks  Parys  gevonden,  en  tekent 
aan  ,  dat  het  niet  dan  door  de  kwecking  ver- 
fchille  van  de  Zaay-Weede,  die  wat  breedcr 
is  van  Blad,  Anderen  hebben  bevonden  >  dat  het 
geenszins  de  zelfde  Plant  zy.  In  't  Franfch  noemt- 
men  het  Pafiel,  in  \  Engelfeh  Waq.de  of  Wod- 
de  ,  in  't  Hoogduitfch  Weidt  ,  in  't  Spaanfch 
Guado.  Mm  h$zï%  'er-,  in  9t  Latyn ,  ook  den  mrni 
van  Qlajlum  ^an  gegeven. 

Het 

(i)  Jfatis  Fol.  Radicalibas  crenatis  &c.  GoUAN  Mom?. 
StS5»  Suk*  543  >  614.  TOUBNF.  iWwi  34*-  KRAM.  Auflt „ 
*oo.  H.  Clijff.  3*1.  R.  Lugdb*  330,  liatis  fy'v*  £  anguftifo- 
Ua.  £s  a.  /V^.  11  j.  Ifatis  fylv.  Dod.  iW/>f.  79.  Lok.» 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A.  745 


Het  heeft  eenopftaande  Takkige  Steng,  van  IV* 
drie  of  vier  Voeten  hoogte, met  Zeegroene Bla«AF™£L» 
den  als  gezegd  is,  die  byna driehoekig  zyn, aan  Hoofd. 
de  Steng  geoord ;  komende  de  Bloemen  Kroont-  8TÜK« 
jeswyze  voort»  De  Haauwtjes,  naar  Vogelton-  S^—Wi 
getjes  gelykende ,  hangen  als  aan  Draadjes  zeer 
los  en  worden  door  den  Wind  ligt  afgerukt ,  die 
dpzelven  dan,  door  de  ligtheid,  her- en  der- 
waards  voert. 

In  de  Zuidelyke  deelen  van  Vrankryk  werdt 
de  Weede  van  ouds  in  menigte  gezaaid  en  van 
daar,  tot  groot  voordeel  der  Ingezetenen  ,  in 
de  Noordelyke  en  middeldeelen  van  Europa  ter 
Verwery  vertierd.  Het  groene  Kruid  wordt  by 
Thoulouze Guede  geheten ,  zegt  Lobel,  doch 
gedroogd  ,  gerot  ,  gemalen  en  in  zeer  groote 
hoopen  vergaard zynde,  tot  verzending,  Paflei 
genoemd,  om  dat  men  het  tot  Koekjes  maakt.  Ia 
Duitfchland  en  in  de  Nederlanden,  inzonderheid 
by  Rysfel  in  Vlaanderen  ,  heeft  men  het  ook 
overvloedig  geteeld.  Het  lange  kooken  en  de 
ongemeene  bereiding  die  'er  noodig  is ,  om  de 
frlaauwe  Kleur  uit  dit  Kruid  te  krygen,  heeft 
hetzelve  ,  na  de  ontdekking  der  Indigo,  in  on- 
bruik gebragt»  Egter  is  het  nog  de  befte  grond- 
flag  van  zwart  ,  blaauw  en  andere  Kleuren  op 
het  Laken ,  dat  men  dan  dübbeld  Staal  geblaauwd 
noemt.  Het  Kruid  bevat  zeer  veel  vlug  Zout , 
volgens  W  edel  jus  ,  die  de  manier  van  be- 
reiding tot  Verwftoffe  omftandig  befchryfe.  By 
*t  kooken  geeft  het  eerst  veel  Stank,  vervolgens 
Aaa  s 


VlERMAGTIGE  KRUIDEN. 


IV*    een  aangenaamen  Roozen-Reuk.  Zekere  Cro« 

^FxviEL#lach  *iee^c  'er  een  §e^eel  Werkje  over  opge- 
Hoofd-  fteld*  Ia  de  Geneeskunde  wordt  het  van  fom- 
êtuk.  migen  tegen  de  Geelzugt  en  Verftoppingen  aan* 
•  gepreezen.  Geprepareerd  is  het  uitwendig  Sa- 

mentrekkende ,  zuiverende  en  Wondheelende, 


JJdtis  La- 
fttanica. 

Ponugec- 
fs.he. 


ITT» 

^4rmena. 
ArmenU 
fche. 


(2)  Weede  met  de  Wortelbladen  gekarteld , 
de  Stengbladen  Pylvormig,  de  Bloemftccl* 
tjes  eenigermaate  IFollig. 

In  Spanje  en  de  Levant  groeit  deeze  ,  die 
van  de  voorgaande  naauwlyks  verfchilt,  maar 
een  Jaarlykfch  Gewas  is  en  kleiner,  zegt  L  1  n- 
n^us»  Volgens  Buxkadm,  die  ze  aan  de 
Oevers  van  de  Zwarte  Zee  ,  niet  ver  van  den 
Bosphorus,  hadt  gevonden  ,  was  het  een  groo- 
te  Plant,  geheel  grys  >  met  Zaadhuisjes  als  de 
gewoone. 

Cs)  Weede  met  effenrandige  Hartvormige  aan 
den  voet  Jlompe  Bladen  ;  de  Haauwtjes 
Hartvormig. 

Een  geheel  ander  Kruid  is  deeze,  door  den 
gézegden  Autheur  op  drooge  Velden  van  Ar- 
me- 

(2)  Jfath  Fol.  Rad*  crenatis  &c.  ifatis  fylv.  minor  Lufi* 
tanica.  Hebm.  Lugdb.  67 8.  Ifatis  Orïentalis  maxima  canes* 
eens.  Tournï.  Cor.  14.  BUX8.  Cent.  I.  p#  4.  5. 

($)  Jfatis  Pol.  integerrimis  Cordatïs  &c.  lfat.  Arm.  FoI# 
Brasficae  perfoluta:  &c.  TOUBNF*  Cor.  14*  BUxB.  Cent.  I.  p. 


T  K  T  R  A  D  ï  N  A  M  I  A,  747 


menie,  aan  de  kanten  van  Beekjes,  gevonden*  IV# 
Zy  groeit  maar  een  Voet  hoog.  Afdeel 

X  Vit 

(4)  Weede  met  alle  de  Bladen  getand.  stukT* 

Niets  anders  wordt  van  dceze  gemeld ,  dan  ï/aus 
dat  zy  in  Egypte  groeit ,  alwaar  de  Heer  Fors-  ^^^he. 
kaohl,  onder  dien  naam,  een  Kruid  befchreef, 
dat  Vleezige  ,  langwerpige,  gefteelde,  Tands- 
wys*  uitgehoekte  Bladen  hadt ,  en  leggende  Sten- 
gen* De  Bloemen  waren  bleek  Violet ,  de  Haauw- 
tjes  platachtig  Elsvormig.  Het  groeide  by  Ale- 
xandrie  in  't  Voorjaar.  Een  andere  Soort  van 
Weede  ,  die  de  Bladen  Vleezig ,  gevind  en 
eenigermaate  getand  hadt,  kwam  hem  voor,  on> 
fireeks  Alexandrie  en  in  Natolie  (fj. 

C  r  a  m  b  £•   Zee -Kool. 

De  vier  langfce  Meeldraadjes  hebben  in  dit 
Geflagt  aan  den  top  twee  punten ,  waar  van  de 
eene  een  Meelknopje  draagt ,  en  de  Vrugt  is 
een  drooge ,  ronde  ,  afvallende  Bezie.  Het  be- 
vat de  drie  volgende  Soorten, 

(i)  Zee -Kool  met  de  Bladen  en  Steng  glad.  l 

.p^  Crambz 
IJ  e  e*»  Kt  a  ritlm  a. 

Noord  fche 

f4)  Ifutïs  Ffl,  omnibus  dentatis-l 
(|)  fkr.  JÏÏgypU  Arab,  p.  12  r. 

(1)  Cramhe  Foliis  Cauleque  glafcriS.  Syst.  Nat>  XIT* 
Gen.  225.  p.  44^«  XIII.  p.  505.  H.  Suec.  570,  615* 
OKD.  Dan.  3164  WEIG.  Pom.  124.  GoUAtf  Movsp.  336, 
Crambe  F©1.  Gord.  cdspis  Carnofis.  H.  Ciijjf*  3*o«  K*Lugdb> 


II,  Deel,  IX.  Stus» 


748        VlERMAGTlGE  KRUIDEN. 


IV»      Deeze,  die  gewoonlyk  Zee -Kool  of  Strand* 
A?xv1U        genoemd  worde,  groeit  aan  de  Kusten  van 
Hoofd-  S weeden  en  Pommeren  op  eenige  plaatfen.Zy 
stuk.    js  zeer  gemeen  0p  de  Zandige  Zee  -  Oevers  der 
ira?&et7e".  Noordelyke  deelen  van  Vrankryk  en  Vlaande- 
ren ;  als  ook  op  die  van  Groot  Brittannie ,  in- 
zonderheid by  *c  Eiland  Thanet  en  Colchefter , 
alwaar  men  ze  in  't  Voorjaar  als  Moes  eet  , 
verkiezende  die  zelfs  boven  de  gezaaide  Kool. 
Zy  verfchilt  grootelyks  van  de  Soutenelle  of  Zee- 
Winde  ,  die  men  Chou  de  Mer  in  Vrankryk 
*zievn. noemt*; als  mede  van  de  Boomachtige  Koolf, 
fJ"K,bl'  beiden  ook  op  die  plaatfen  groeijende* 
t  iia^zi    5t  Is  een  Kruid,  dat  naar  Krul -Kool  gelykt, 
voor.hier  hebbende  groote  dikke  groene  Bladen ,  hier  en 
daar  als  Vinswyze  uitgehoekt  en  geplooid  ,  on- 
gevaar  een  Elle  hoog.  Uit  het  midden  komen 
twee  of  drie  Stengetjes,  getopt  met  yle  Bloem- 
tuiltjes  ,  waar  op  korte  dikke  ronde  Haauwtjes 
volgen,  die  ieder  maar  één  Zaad  bevatten.  ^ 

TT.        (2)  Zee  -  Kool  met  ruuwe  Bladen  en  eeneglad- 

OHenlalis,  &  Steng. 

Levant* 

fche.         Djt  Kruid  ,  in  de  Levant  gevonden  ,  hadt 
Toürnefort  tot  het  Geflagt  van  Rapijlrum , 

dat 

329.  Crambe  maritima  ^rasficas  folio.  Tournf.  In  ft.  air. 
T;  joo.  Brasf.  maritima  monofpermos.  C.  B*  Pin.  112. 
Lob.  lc  245. 

(2)  Crambe  Foliïs  fcabris  Caule  glabro.  Crambe  Fol.  5c 
Foliolis  alternatim  pinnatifidis.  R.  Lugdb.  33®»  Rapiffruua 
Oriëntale  Acamhi  folio.  Tournf.  Cor.  14. 


T  E  T  R  A  D  Y  N  A  M  I  A,  749 

dat  een  dergelyk  Zaadhuisje  heeft  ,  t'huis  ge-  IV. 
bragt.  De  Bladen  zyn  als,  die  van  Acanthus  en  *FI>EE&« 
zeer  groot ,  de  Bloemen  ,  gelyk  in  de  voor-  Hoofd* 
gaande,  wit.  «tuk. 

(3)  Zee -Kool  met  de  Bladen  en  Steng ,  Mr  w, 

,  Cramhe 

den9ruuw.  Hhpanka* 

Spaanfche* 

Volgens  Mo  ris  on  verheft  zig  de  Steng  van 
dit  Kruid  tot  twee  Ellen  en  hooger;  volgens 
Gouan  naauwlyks  een  Voet  hoog.  Het  heeft 
doorgaans  Bladen  als  deRadys^doch  verandert 
met  Lierachtige  Bladen  ,  het  end  Hartvormig 
en  grooter  hebbende ;  de  Bladfteelen  zo  lang  als 
de  Bladen  en  hoekig*  De  bovenfte  Bladen  zyn 
zeer  kort  gefteeld,  de  Bloemen  geel. 

Cleome,  Hederifc. 

Deeze  Griekfche  benaaming  is  weleer  ge-» 
bruikt  om  dat  Onkruid  ,  't  welk  ik  Steen- Raket 
genoemd  heb  y  te  betekenen.  De  Duitfchers 
hebben  aan  dit  Geflagt  den  naam  gegeven  van 
Pillenhloem ;  om  dat  'er  drie  Honigkliertjes ,  in 
ieder  hoek  van  den  Kelk  ,  op  één  naa ,  één ,  in 
plaats  hebben  ;  doch  dit  zeer  oneigen  zynde , 
dewyl  men  dergelyke  Kliertjes  ook  in  de  Bloe- 
men 

(3)  Crambe  Foliis  Cauleque  fcabris.  H.  Ups,  193.  Cr a ro- 
be Fol.  fubcord.  crenatis  fcabris.  IL  Cliff.  340.  R.  Lugdh. 
329.  Rapifhum  maximum  rotundifolium  monofpermura. 
TOURNF.  Jnjï.  afi.  Corn.  Canad.  147.  T.  148.  MoRIS,  lüfi. 
II,  p.  sótf.  S.  3.  T.  13.  f.  1.  BARR.  Icgn.  387. 

lh  Dt%U  IX*  STUK* 


l 


75<>       VïÉRMAGÏIGE  KRÜIDEH. 

IV.    men  van  de  Kool  ,  Raapeti  >  Radyzen  en  Moé- 

Hoofd,  zeker  Onkruid,  thans  onder  de  Mofterd  betrok  - 
stuk.  ken,  is  gegeven  geweest ,  op  toegepast.  Het 
J^f^  heeft  alle  de  Bloemblaadjes  opftygende,  zegt 
de  Ridder  ,  en  het  Zaadhuisje  is  eene  eenhokkige 
tweekleppige  Haauw,  anders  veel  naar  die  van 
de  Mosterd  gelykende  :  weshalve  ïoürne- 
fort  het  Sinapijlrum  getyteld  hadt.  't  Getal 
der  Meeldraadjes  is  wel  meest  zes,  zoals  tos 
deeze  Klasfe  behoort ,  doeh  ook  meer  of  min- 
der, gelyk  wy  zien  zullen. 

Hier  in  komen  voor  agttien ,  meeftendeels 
uitheemfche  Soorten ,  als  volgt, 

ï#       ( i )  Hederik  met  Manwyvige  viermannige  Bloe* 

Prutïeep  men  5  en^e^e  ^adm  m  em^  Heejterige 

Keefiexige.  Steng* 

Van  deeze  Oostindifche  Plant  geeft  de  Heer 
L.  Bürmannüs  de  Afbeelding  f  ftroo- 
kende  met  de  befchry ving  van  den  Ridder ,  die 
zegt ,  dat  zy  een  Heefterige  Takkige  Steng 
heeft ,  met  langwerpig  ovaale  gladde  Bladen ,  en 
Trosfen  aan  't  end ,  van  vierbladige  Kelken  en 
Bloemen,  zyndehet  Vrugtbeginzel  met  een  zeer 
lang  Voetje  voorzien  ,  op  welks  midden  zïg 
vier  Meeldraadjes  geplaatst  bevinden.  Het  draagt 
langwerpige  Haauwen. 

co 


f  ï)  Cièome  ïloribis  gynandris  tetrandris  Sec.  Burm»  F£* 
h.d*  p.  14c*  T.  46%  f.  3, 


Tet  RADYNAlAlA,  751 

(2)  Hederik  met  Manwyvige  Bloemen  9  zeven    IV*  , 
Blaadje*  of  minder  by  één- ,  en  een  ge-  A™ "L* 
doomde  Steng.  Hoofd- 
stuk» 

f3)  Hederik  met  Manwyvige  Bloemen,  vyf- 
voudige  Bladen  en  een  ongedoornde  Steng, 

Zeveubia- 

't  Getal  der  Bladen  op  een  Steel  onderfcheidt  <üge. 
deeze  niet  alleen,  maar  ook  de  Doornen,  wel-p^Hfc,^ 
ken  de  laatfte  niet  heeft*  Beiden  komen  zy  zo/<*. 
wei  in  Oost-  als  in  Westindie  voor,  en  #n,g^bI$? 
gelyk  de  volgende  ,  Jaarlykfe  Planten.  In  E- 
gypte  hadt  ook  VESLiNGiusde  Vyfbladige 
waargenomen  ,  die  hy  Wilde  Egyptifche  Lupi- 
nen tytek.  Alpinus  hadtze,  beter,  Haauw 
draagend  Vyfblad  geheten.  Het  fchynt  die  te 
zyn  5  welke  Forskaohl  Gevingerde  Ckome 
noemt,  met  de  onderfte  Bladen  vyf-, de  boven- 
ften  drievoudig ;  dat  weezentlyk  plaats  heeft  in 
dit  Kruid.  Voorts  is  hetzelve  zonderling,  wegens 
de  Bloemen ,  wier  Rolrondachtig  Vrngcbegin- 

zei, 

(2)  Ckome  Flor.  gynandris ,  Fol.  fubfeptenatis  Caule  acu- 
leato.  BuRM.  Fl.  Ind.  p.  i  +  ï.  Sïnapiftrum  Ind.  Spinofum  , 
Jol.  5,6,7-  numero  incertis.  BuRM«  ZeyL  215. 

(3)  Cleoms  Flor,  gynaadris,  Fol.  quinatis,  Gaule  inerrnu 
jACQi  Hort,  T.  2$.  Burm.  Ft.  Ind  p.  141.  Cleome  Flor. 
'gynandas  Fol.  digïèatlllM  CHjfi  3*1.  R.  Lugdh.  53^.  GouAif 

Jdmsp*  337*  Sinapiftriim  Indicum  pentaphyilmn.  Hsrai. 
Lugdb.  564*  Sloa^.  Jam.  80.  Quinquefoliurn  Lupini  folio, 
C.  B.  Pin.  320.  Lupinus  ^gyptius  fylveftns.  VlSLING.  in 
Alpin.  p.  205?.  Caaca-Vda.  Hart,  MaU  IX.  p*  43.  T.  24» 


lh  DEEfc*  IX.  STÜK» 


?$2     Viermagtige  Kruid-es, 


1%    zei,  niet  zes  Meeldraadjes,  vier  langer,  twed 
xvu  '  korter, omringd,  ver1  boven  de  Bloemblaadjes  9 
Hoofd-  die  uit  de  bövenzyde  van  het  Steeltje  voortko* 
stuk*     roen5  verheven  is.  Dat  Vrugtbeginzel ,  allengs 
aangroeijende ,  wordt  een  rond  dun  Haauwtje, 
aan  beide  enden  fpits ,  't  welk  kleine  ronde 
Zaadjes  inhoudt. 

iv.  (4)  Hederik  met  Manwyvige  Bloemen,  drie* 
trfptylL  vöudige  Bladen  en  ongedoomde  Stengen. 

Drieoladi- 

ge*  De  driebladigheid  onderfcheidt  deeze  9  die 

ook  in  de  Indien  valt  en  met  de  twee  voorgaan* 
den  zeer  naby  vermaagfchapt  is  ,  inzonderheid 
wat  de  Vrugtmaaking  betreft.  Voorts  komen 
deeze  drie  Soorten  daar  in  overeen,  dat  haar 
Zaad ,  in  fcherpheid  van  Smaak  *  Reuk  en  Kragt  * 
weinig  van  't  Mofterd-Zaad  verfchille. 

v.  (5)  Hederik  met  de  bovenfie  Bloemen  vierman* 
^Meerwy*  onwu&baar  m  ^rie  ongefteelde  Blaad- 
vige.              fes  9  die  aan  den  rand  eenigermaate  gedoomd 

Deeze  Westindifche  verfchilt  wederom  wen 
nig ,  dan  doordien  de  onderfte  Bloemen  alleen* 

lyk 

(4)  Ckome  Flor.  gynandiis,  Fol.  ternatis  &c.  Sinapiftrum 
Ind,  triphyllum  Flore  carneo.  Hebm.  Lugdb.  564.  T.  5 65* 
KAJ»  Suppl.  411.  ÜURM.  FL  Indt  p»  141* 

(5)  Ckome  Flor.  fuperior.  tetrandris  masculis  8cc.  Cleome 
ere&um  triphyllum»  Brqwn.  J%m^  272.  Sinapiftrum  Indi- 
cuin  triphyllum ,  Fl.  Carneo  ,  non  fpinofum.  Slqan.  Jam* 
$o«  Hifi.  h  p.  194*  T.  124.  f.  I. 


TetRADYnamia.  753 


lyk  vrugtbaar  zyn  ,  de  overigen  veel  kleiner,  IV. 
zonder  Styl  of  Stempel.  AFxvi?" 

(6)  Hederik  met  twintig-  en  viermannige^?™* 
Bloemen  en  vyfvoudige  Bladen.  vx. 

C  le  ome 

(7)  Hederik  met  twaalfmannige  Bloemen  tnj$™^ 
vyf-  of  drievoudige  Bladen.  menige. 

vu. 

(5)  He  i  rik  met  twaalfmannige  Bloemen  en^Vhcof^ 
drievoudige  Bladen.  Vnu 

Dodecan* 

Deeze  drie,  ook  allen  Oostindifche,  komen  ^  if 
wederom  meer  of  minder  overeen*  De  laatfte  mannigc. 
heeft  de  Steng  5  zo  wel  als  de  Haauwen ,  lyme* 
rig  ruig,-  de  Bladen  altemaal  drievoudig,  ovaal- 
achtig, effen,  het  middelde  grootst;  de  boven- 
fte  Bloemen  byna  Mannelyk;  den  Kelk  paarfch» 
tig ;  de  Bloemblaadjes  wit ,  uitgerand :  van  tien 
tot  veertien  Meeldraadjes :  de  Haauwen  onge- 
fteeld  ,  opftaande  ,  Spoelvormig ,  eenigermaate 
opgeblazen. 

Vol- 

(6)  Cleome  Flor.  icofi  -  tetrandrfe ,  FoL  qulnatis.  FL  Zeyl. 
£40.  Sinapiftrum  Zeylan.  pentaph.  viscofum  ,  Flore  fijvo. 
Burm.  Zeyl.  215.  T.  99*  BüRM.  Fl.  Ind.  p.  i+i.  utetiam  ft- 
<juentes. 

(7)  Cleomc  Flor.  dodecandris  ,  Fol*  quinatis  ternatisque. 
Fl»  ZeyL  241*  Sinapiftrum  Zeyl.  triph.  &  pentaphylium 
&c.  MART.  Cent.  z$.  T.  25.  Ana  -  veda.  Hort.  Mal.  XX.  p» 
4f.  T.  23. 

( 8)  Cleome  Flor.  dodecandris ,  Fol.  ternatis*  Fl.  ZeyL  2420 
HALL.  Coett.  2S7.  Sinapiftrum  triph.  pumilum  glabrum  &c, 
BURM.  ZeyL  210.  T.  100,  f.  1.  SLOAN.  Jam.  80.  Hift.  U 
p+  194»  T.124.  f*  i,boaa« 

Bbb 

IU  Duinix.  Stuk, 


7)4         VlERMAGTIGE  KRÜIDÊKf, 

4  ïVr  Volgens  deeze  befchryvïng  kan  hier  het  drie* 
xvi.    bladige  kleine  gladde  Sinapistr urn,  met  een paarfch 

Hoofd*  Blommetje  en  eene  Vliezige  Haauw ,  dat  de  Hoog* 

^ulltiw  'eeraar  J-Bürmannus, onder  de Ceylonfche 
Planten ,  afgebeeld  heeften  befchreeven , geens- 

*•  zins  behooren.  Het  gene  door  den  Ridder  uit 
F*s:  3/  Sloane  hier  betrokken  wordt, is  even  *t zelf- 
de als  het  aangehaalde  op  de  Vyfde  Soort*  't  Ge- 
tal der  Meeldraadjes  maakt  het  myne ,  van  Java 
onder  den  naam  van  Mamam  ontvangen,  dat  in 
Hg.  3 y  op  Plaat  LX*  is  afgebeeld,  nader over- 
cenkomflig  Hetzelve  is  over  't  geheel  Lymerig 
ruig.  De  Blaadjes  en  Haauwen  zyn>  gel yk  men 
in  de  Afbeelding  ziet  en  de  laatften  weldegelyk 
gefteeld.  De  Bloemen  beftaan  uit  vier  Blaadjes , 
aan  't  end  ftomp,  in  een  Kelk  van  vier  fpitfe 
Blaadjes  vervat* De  Styl  isSpilrond  en  geknopt, 
omringd  van  de  gezegde  Meeldraadjes,  gelyk 
dit  alles  in  de  vergroote  Bloem,  by  B,  zigdujr 
delyk  open  baar  u 

(g)  Hederik  met  zesmannige  Bloemen,  zeven* 


IX. 

cieome  voudige  Bladen  en  ongedoomde  Stengen* 

^Rj.usaca.  ^  Caijenne  in  Zuid.  Amerika  groeit  deeze 5 
die  een  Reus  is  in  dit  Geflagt,  Zy  wordt  door 
den  Heer  J  a  c  q  v  1 N  ,  van  wien  zy  alleen  is 
afgebeeld,  dus  befchreeven.  „  De  regte,  Hee- 
3,  fterige  ,  overblyvende  Steng  >  gaat  binnen 

53  twee 


f9)  Ckome  Flor.  hexindrïs  ,  Fol.  fêptenatis  &G  Manu 
Oh.  IV.  p«  1.  T.  7<S. 


Tetradyn&mïa.  7jf 


twee  of  drie  Jaaren,  in  onze  Winterhuizen,  IV. 
»  eens  Mans  langte  te  böven  ,  en  ik  hebze,  A™™Li 
»  in  't  vierde  of  vyfde  Jaar,  twaalf  Voeten  Koofd- 
,♦  hoogte  zien  bereiken.  In  weinige,  door  Lid-STUK» 
39  tekens  der  afgevallene  Bladen  oneffene  Tak-^**^' 

ken  ,  breidt  zy  zig  uit  en  is  geheel  Lymerig 
„  ruig,  ftinkende  zeer.  De  gevingerde  Bladen, 

aan  de  jonge  Takken ,  hebben  altoos  zeven, 

in  waards  Lancetvormige  ,  gefpitfte  Blaadjes. 
„  Aan  h  end  der  Takken  komen  zeer  yleTros- 

fen ,  fomtyds  een  Voet  en  ook  wel  eens  zo 
„  lang.  De  Bloemen  zyn  lang  gefteeld  en  van 
v  de  mede -Soorten,  my  bekend,  verfchillen- 
3,  de.  Zy  hebben  groene,  rimpelige, langwerpi- 
„  ge  ftompe  Blaadjes  ,  die  van  boven  hol  zyn 

en  regtopfcaan ,  vormende  als  een  eenbladige 
„  Bloem, door  hunne  naauwe  famenluiking ,  en 
„  zes  Meeldraadjes  ,  van  gelyke  langte.  De 
3,  Haauwen  zyn  rond  en  dik ,  bevattende  zwart- 
je achtig  Zaad." 

De  Vrugtmaakende  deelen  zyn  door  Lin- 
NiEüs  dus  voorgefteld.  „  De  Kelk  uitgebreid 
„  met  Liniaale  Slippen  ,  Lymerig  ruig  ;  vier 

langwerpige  ,  opfcygende  ,  famenluikende 
,3  Bloemblaadjes:  de  Meeldraadjes  langer,  neer- 
3,  geboogen,  gelyk,  in  den  Stoel  ingeplant:  de 
„  Meelknopjes  Elsvormig  :  het  Vrugtbeginzel 
,>  langwerpig  %  op  een  Voetje  zo  lang  als  de 

Meeldraadjes :  de  Stempel  niet  blykbaar.  ?c 
„  Gewas  is  brandend  heet  van  Smaak  en  heeft 

een  vergiftigen  Reuk.33 

Bbba  (io) 

U4  DWL.  IXt  STUK, 


756        VlERMAGTIGE  KRülDEt?. 


IV,  (io)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  ,  driev* 
^xvu*  effenrandige  Bladen  en  Doornachtige  Stop* 

Hoofd*  feitjes. 

STUK* 

x.       In  Amerika  is  de  Groeiplaats  van  deeze,die 
JJifalï.  de  Bladen  drievoudig,  lang  gefteeld,  maar  by 
stekelige  (je  Bloemen  enkeld  heeft,  welke  eenzaam  zyn, 
gefteeld  en  klein. 

xr.  00  Hederik  met  zesmann.  Bloemen;  zeven- 
Gcdo{rn-         en  Vfwudige  Bladen;  de  Steng  gedoomd. 

de. 

xit.  (iï)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  en  drie» 

zaTgtan-  voudige  Bladen;  de  Blaadjes  Liniaal- 

&ge.  Lancetvormig  Zaagtandig% 

Deeze  beiden  nam  de  Heer  Jacquïn  in 
de  Westindiën  waar:  deeerfce,  die  een  Hees- 
ter was  van  vier  of  vyf  Voeten  hoog3  geheel 
Lymerig  en  ftinkende,  op  Jamaika;  de  andere, 
een  Jaarlyks  Kruid  van  twee  Voeten ,  by  Car- 
thagena. 

xiii.  (13)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  en  drkv. 
dioidesT'         Bladen ;  de  Blaadjes  Ovaal .  Lancetvormig* 

Vogel-  Om- 
pootige. 

(10)  Cleome  Flor.  hex.  Fol.  tern.  Integemmis  ,  StipulisSpI* 
asscentibus.  Syft.  Nat.  XII.  App.  Tom.  3.  p.  232^ 

(11)  Cleome  JFlor*  hexaadr,  Fol.  feptenatis ,  quinatisque  , 
Caule  fpinofo.  MlLL.  DW.  N.  ?.  JACQ.  Amer.  Hift.  190. 
Tarenaya.  MARCGR.  Bras.  33.  T.  34» 

(12)  Cleome  Flor.  hexandris  ,-Fol.  ternatis  ,  Fol.  Lineart» 
Lanceolatis  fêrrat's.  jACq.  Amer.  Hij?.  J90. 

f13)  Cleome  Flor,  hexandr.  Fol.  ternatis,  Foliolis  Ovali- 
Lancsolatis,  Gouan  Monsp,  331.  #t  CHff.  34x«  &*g&* 


Tetradynamia,  757 


Omftreeks  Pera ,  by  Konftantinopolen ,  kwam  IV. 
Büxbaüm  deeze  voor ,  een  zeer  Takkig  Plant-  A™*£u 
je,  dat  inde  Herfst  uit  den  Grond  gerukt  door  Hoofd- 
den  Wind  langs  de  Velden  voortgedreeven  wordt.STUK* 
Het  heeft  een  Bokkïgen  Reuk.  De  Bloemen  m**fo? 
zyn  geel ,  de  Bloemfteeltjes  van  langte  als  de 
Bladfteelen  ;  de  bovenfle  Bladen  ongedeeld. 

(14)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen,  driev.  xrv. 
en  enkelde  Bladen;  de  Blaadjes  Lancetvor- yf0u™l. 
mig  Liniaal  effenrandig.  t  Violette, 

Deeze  Soort ,  wegens  de  Kleur  der  Bloemen 
gebynaamd,  is  uit  Portugal  afkomftig.  De  ge» 
ftalte  wordt  zeer  wel  uitgedrukt  in  de  aange- 
haalde Afbeelding  van  Barrelier,  naar  9t 
gene  uit  vergelyking met  de  Takjes,  die  ik  daar 
van  heb,  blykt:  des  ik  niet  begryp,  waarom 
die  van  de  Haauwdraagende  Klaver  met  gcele 
Bloemen  ,  by  hem  ,  beter  zou  zyn.  Dezelve 
drukt  zekerlyk  de  figuur  der  Blaadjes  zo  wel 
niet  uit. 

(15  )  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  ,  drie* 

Ar  drie 
YOU  Arabifche, 

340.  N.  4.  Sinapiftmm  Or.  tnphyllum  Ornithopocfii  SiUquls. 
TOURNF.  Infl.  231.  DlLL.  Elth.  359«  T.  25Ö.  f.  345.BUXB. 
Cent.  I.  p.  6.  T.  9«  £  *>• 

(14)  CUome  Vlot,  hexanck.  Fol.  ternatis  folitatiisque  &c. 
IL  Cllff.  341*  &.  Lugdh.  340*  N.  3-  Trif.  Siliquofura  Fi.  vio- 
laceo,  Lutanicum.  BARR.  1c  %66>  fia  Sin.  peregr.  alt.  Blo* 
re  luteo,  ld. 

w  (i*;  Clsome  mou  hexandr.  Fol.  ternatis  Lanceolaris  &c. 

Bbb  3  Lmm° 

Bi  pseï.»  ix*  Stuk, 


?$tf       VlERMAGTIGE  KRÜIDEK. 


youdize Jlornp - Lancetvormige  Bladen;  de 

Afdeel,         00/7       •    r  • 
XVL  Haauwen  Spoelvormig  Lymerig  ruw» 

HOOFD" 

stuk»  Dat  Kruidje ,  welk  H  A s  s  e l  qu  i s  t  in  Ara- 
Haauw-friQ  vonc]c  met  Zabelachtige  Haauwen  enrond- 
achtig  Eyronde  Bladen  ,  fchynt  aanmerkelyk  te 
verfchillen  van  dat  van  Shaw,  in  Afrika  waar- 
genomen ,  het  welke  (balie  Blaadjes  hadt  en 
ruuw  was  op  't  aantaften ;  het  andere  Lymerig 
ruig,  twee  Voeten  hoog,  met  ongedeelde  Bla- 
den ,  die  by  de  Bloemen  enkeld  \  de  Bloem- 
blaadjes geel ,  paarfchachtig  getipt :  de  Haau- 
wen knikkende  ,  eenigermaate  doorfchynende : 
de  Zaaden  ruig,  volgens  de  Waarneeming  van 
den  Ridder. 

Oeome      In  Arabie  vondt  Forskaohl  een  Soort 
foHa f     van  dit  ^eflagt  >  die  hY  Smalbladig  noemt ,  als 
$maibk-  hebbende  de  Blaadjes  ,  der  gevingerde  Bladen , 
dlge#      naauwlyks  breeder  dan  de  Bladüeelen  ,  glad  en 
dikachtig,  een  Duim  lang:  de  Bloemblaadjes 
geel  en  om  laag  Violet  :  de  Meeldraadjes  zes 
in  getal,  allengs  verkortende  en  overend  (laan- 
de:  de  Haauwen  twee  Duim  langen  Elsvormig* 
Zodanig  is  de  figuur  der  Haauwen  van  de  Vio- 
lette Hedenk:  des  het  blykt ,  dat  *er  nog  meer 
veranderingen  plaats  hebben  in  dit  Geflagc. 


(16) 

l.iKiï.  Dee*  llï..  T.  S.  lol.  flmpl.  fubrotundo  •  ovatls,  Süi- 
quïs  Gbdiatis.  Am.  Acad.lV.  p.  281.  Sinapiitium  tiifoiiatum 
*n£UÜifohuui  aspeium  Süiqua  latiore.  «Shaw-  <^/r.  s$7* 


Tetrad  ynamia. 


759 


{16)  Hedcrik  met  zesmam.  Bloemenen  en-  IV. 
kelde  ongejleelde  Liniaal  -  Lancetvormige^YX)iLthm 
Bladen;  de  Steng  gehoekt.  Hoofd? 

STUK. 

Deeze  Kaapfe  >  die  ook  in  Indie  groeit  3  vol-  xvr. 
gens  LiNNiEus,  heeft  een  enkelde  geftrekte cap^T*. 
Steng ;  Bladen  als  van  Brem ,  die  glad  zyn ,  en  KaaPfc- 
eene  Tuil  van  Bloemen  >  byna  als  in  hec  We* 
derik. 

(17)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  en  en-  Xvu. 
kelde  gefleelde  Eyrond  -  Lancetvormige  Bla-  MonophyU 

den9  Ecnbhdi- 

Deeze  Oostindifche  ,  waar  van  de  Heer  J. 
Bürmannus  de  Afbeelding  gegeven  heeft f 
is  aanmerkelyk  wegens  de  Goudgeele  kleur  der 
Bloemen  en  fcherpheid  van  het  Zaad  «,  byna 
als  Mofterd.  Hier  zoude  het  Indifche  vierbla- 
dige  Haauwkruid  van  Ray,  met  lange  fmalle 
Haauwen;  als  ook  het  Indifche  Sinapifirum  van 
Hermannus,  met  Zuuringbladen  ,  te  be- 
trekken zyn, 

ÜS) 

(16)  Cleowe  Flor.  hexandris»  Foï,  fimpl.  ïesfiiibus,  Lm, 
Lanceolatis  ,  Caule  angulato,  BURM.  FL  Cap>  Froir» 
p.  18. 

(17)  Clepms  Flor.  hexandr.  Fol.  fimpl.  ovato  -  lanceolatlü 
peciolatis.  FL  ZeyL  243.  Sinapiftr.  Zeyh  viscofum  Folio 
foïitario,  BüRM,  Zeyt.  2 17.  T.  100.  f.  2.  Burm.  FU*Inis 
H*«  Tfieru- veeia.  Hort.  M&L  IX,  p*  63.  T*  24« 


IU  DlKJL,  IX,  STUK, 


?6e  V 1  ERMAGTl  GE  KRUIDE^ 


IV.  QiS)  Hederik  met  zesmann.  Bloemen  5  enkelde 
AFx viELf  Lancetvormige  gejleelde  Bladm  en  leggende 
Hoofd-  Stengen. 

STUK» 

xvin.  Op  de  Velden  van  5t  Eiland  St.  Domingo  kwam 
cuome  ft  n  £jeer  T  c  q  u  i  n  deeze  voor  3  een  Plant  % 
die  uit  een  Spoelvormigen  Wortel  veele  Krui* 
Leggende.  ^e  ^  Takkige  gladde  Stengen  ,  geheel  in  *t 
ronde  op  den  Grond  leggende  f  voortbragt  % 
mee  Lancetvormige  fpitfe  gladde  Blaadjes  y 
ruim  een  half  Duim  lang.  Uit  de  Oxelen  kwa- 
men eenbloemige  Steeltjes  *  met  kleine  geele 
Bloempjes  ,  verfchillende  van  die  der  andere 
Soorten. 

(ig)  Cleome  Flor.  hexandr.  FoU  fimpl.  Lanceol.  petioIati$t 
Cïul.  procumbentibus.  jACCfc  Amer.  Hifi.  189.  T.  120. 


De  Plaaten  zyn  dus  ingevoegd. 

Plaat  LIIL  tegenover  Bladz.  33 

 LIV.  139 

 LV.  -  191 

 LVI.     —  281 

 LV1L  —  365 

......  LVIU.   —  539 

 LIK.  —  575 

 LX.  ■  611 


I 


V 


\ 


■:■        -r'  '-■   ii*   •  .-.vv  *  V'v  \  •  ••,  '  *■•  •••v»  *  -s*  ■  ■ 


..t    .,  .«  #,.  aV'- ->^v- •-•  .4? ■  •      .■■»*>.'V-v ,.,;'.•-':.;*  ,r.,-fe>-.ï- ■*•*&■•  •  «=,;•■  i-  : 

v      -'.-.V    .      .    -  f'.v   .  •  '-V-Y'-       T'  *  "  '  :'4*  ï       "WvV,  V^-^'v^v***''  •' 

•«  •■.•.•;•'•'*  \v-  :si-.4..'.Ti.-.f.^  -Vv-v  -'-  '-'<,>:=':  />•-  >■•'•:'••;  ■■         -4  ^!^*\~^:  ■: 

^.;:-;.V ••^*;--<:.:->-.;:,-y  v ^^^^^^-^i^vv^^^  : f 
C  •      •::  -s-  .'v- :;>   • "  1; '     <      ï,- V. ;  - ^ f5- . 

«,-.•.*■  »t  .*  .'.^  ..>:.-:«•      v>      ;  '•?"-'y^i 


^  •  :fO'>V:;:v^*  «;t":'V'"'r-