)
Digitized by the Internet Archive
in 2014
ht^3s://archive.org/details/natuurlykehistor27linn
V
NATUURLYKE HISTORIE
O F
UITVOERIGE BESCHRTFING
DER
DIEREN, PLANTEN
E N
MINERAALEN,
Volgens het Samenstel van den Heer
Jt J SY $Y ÓE V of.
Met naauwkeurige Afbeeldingen.
TWEEDE DEELS, NEGENDES TUK.
De KRUIDEN.
By de Erven van F. HOUTTUTN.
M D C C L X X V I I L
INHOUD van dit STUK.
V 1 E R D E AFDEELING,
D e K R U I D E N,
XIII. Hoofdst* Befchryving der TwiN-
tigiiankice Kruiden (fco»
fandria)* dat is die ten minfte twintig
Meeldraadjes hebben ; tot welken dê
menigvuldige Shotten van Middag-
bloem of Ficoides , Ganferik of Vyf-
vingerkruid, Aardbezie s Braamboos ,
Tormentil, Nagelwortel en anderen >
betrokken zyn. Blads. r
XIV. Uoofdst. Befchryving der V£EJ>
MANKicE Kruiden (Polyan-
dria)3 dat is dis veelmeer dan twintig
Meeldraadjes hebben , tot welken , on*
der anderen , de Maankoppen , Plom *
pen * Corchorus , Peonle , Ridder*
fpooren, Monnikskappen, Akelei jen,
Anemonen , Ranóokelcn , behoor en* ********** 8x
* 2 XV*
XV. Hoofdst. Befchryving der Twee-
magtige Kruiden (Didyna-
mia5) dus genaamd, om dat zy vande
vier Meeldraadjes twee langer hebben
dan de twee anderen : waar toe de zo*
genaamde Kransjes - Kruiden 3 gelyk de
Melisfe , Thym , Orégo , en veele
anderen; als ook de Grynsbloemigen f
gelyk het Leeuwenbek-, Vingerhoed-
Kruid , enz. , enz. behooren. Bladz. 266
XVI. Hoofdst. Befchryving der Vier*
magtige Kruiden (Tetrady-
namia) , dus genaamd , om dat van zes
Meéldraadjes 3 in derzelver Bloemen ,
vier langer zyn dan twee anderen , die
tegenover elkander Jtaan: gelyk dit plaats
heeft in de Kool > Radyzen , Violieren ,
Lepelbladen, Th'aspi en veele ande-
re Kruiden, ■ 593
AAN.
AANWYZING der PLAATEN,
en der Bladzyden,
alwaar de Figuuren aangehaald of befchreeven worden.
Plaat LUI. Afbeelding van een der
Twi nt igmanmige Krui-
den xnaamelyk tegenover Bladz. 33
Fig. i.Het Kaapfe Mefembryanthemum , .
of Middagbloem , gemeenlyk Fi-
coides genaamd, zo als hetzelve
met ten deeie geflootene, ten
deele door bevogtiging geopende
Zaadhuisjes zig vertoont. Zie bh 35.
— 2. Zodanig een Zaadhuisje vergroot,
— 3. Hetzelve geflooten en Fig. 4. ge-
opend doorgefneeden , zyndè de
aan wy zing der Letteren bh 35 > 30
verklaard.
Plaat LIV. Afbeelding van Veel-
mannige Kruiden. ** ■ Bladz. 139
Fig. U De Corchorus Olitorius uit Oost-
indie met zyne Zaadhuisjes. bh 14 r,
2. Een fraaije Japanfche Corchorus
met dubbelde Bloemen. bh 14&
Plaat
Flaat LV. Afbeelding van Veel-
mannige Kruiden: tegenover Bladz* 191
Fig. 1. Een Japan fche Anemone of A-
nemonoides, . . bh 191»
— 2* De Fyfbladzge Clematis uit Ja-
pan. * ♦ IQ 205%
Waar van de Meeldraadjes by 0 en
bet Zaadkunje by Z> vergroot is
voorgefteki
Plaat LVI. Afbeelding van Twee-
magtige Kruiden* - ■ ■ Bladz. 281
Fig. 1. Het Teucrium Ftrginicum uit
Japan. i , £/. 2$if
De Bloem by A fterk ver-
groot.
— 2 De Nep et a incana ook uit Ja-
pan. . . II. 307,
De Bloemkelk van 't gewoone
Kattekruid of dergelyke uit Ooft#
indie , by Letter B.
Plaat LVIL Afbeelding van Tyves*
magtige Kruiden* — — - Bladz. 365
Fig. li
Fig. I. Een Leonurus Japmkus of
Hartgefpan. . . 366.
De vergroote Bloem en Kelk
by A. *
2, De Phlomis Zéylanka of Oost- —
indifch Viltktuid. # KI»
Waar van B de Bloem , C den
Kelk en D de vier Zaaden, al-
len vergroot, aanwyst.
Plaat LVIII, Afbeelding van Twee-
magtige Kruiden. tegenover Bladz. fggf
Fig, i. De Erinus Capenfis of Kaapfe
Balfembloera. ♦ W« 54^
A. Een Blaadje daar vsn ver*
groot,
— 2. De Buchnera cernua van de
Kaap. . W. 542*
B. De Bloem : C het Zaadhuisje
vergroot en by D doorgefaee-
den,
— 3. De Sibthorpia Europea uit Oost-
indie* • ♦ M« SS**
Plaat LIX. Afbeelding van Twee-
mag riGE Kruiden. — — Bladz. 575
tïgl r. De RuSllia repandaoï Uitge-
glipte. ' ♦ . bh 576.
2. De RuSllia ringens of Gryn-
zige. < ; K 577-
— 3» De RuSllia articulata, Gewricht©
of Kort ledige RuSllia. bl.
Allen uit Ooftindie.
Plaat LX. Afbeelding van Vier-
magtige Kruiden. tegenover Bladz. <5n
Fig* i. De Draba Muralis uit Ja-
Pan- • . . bh 611.
2. De BuniUs Orientalis of Ooster-
fche Knodsvrugt. • bh 741,
Waar van het Zaadhuisje by Let-
ter A vergroot.
3« De Cleome dodecandra of Twaalf-
mannige Hederik uit Oostindie* bh 753,
By Letter B de Bloem daar van ver-
groot.
B E-
BESCHR YVING
DER
P L ANTEN.
GIERDE AFDEELINGy
De KRUIDEN.
XIII. HOOFDSTUK.
Befchryving ^rTwiNTiGMANNiGEK kui*
den (Icofandria), dat is die twintig of meet
Meeldraadjes hebben : tot welken de menigvul-
dige Soorten van Middagbloem of Ficoides,
Ganferik of Vyfvingerkruid , Aardbezie ,
Braamboos , Tormentil , Nagelwortel en an*
deren, behooren*
"t^^^^etal van twintig Méeldraad jes , al-
% «f niet; maar 'er komt by, dat de-
zei ven in den Rand van den Kelk
&yn ingeplant, en dus worden 'er ook toe be*
trokken die meer hebben dan twintig Meel-
draadjes , als zynde daar door van de Veel-
mannigen onderfeheiden , in welken de Meel*
A draad*
li* D*il« IS, Stuk,
Twintig mannige Keuider;
IV; draadjes hunne ftandplaats op 9t onderfte van
Afdeel, de Bloem hebben 9 tegen het Vrugtbegin-
Hoofd* ze' aan (*)• Het getal der Meeldraadjes, nog-
stuk, thans , is in deeze Klasfc op ver naa zo groot
priewy niet als in de volgende.
Het eerde Geflagt, dat hier voorkomt, be-
hoort tot de Driewyvigen , alzo de Eén- en
Tweewyvigen , als allen Boom- of Heelterach-
tig zynde , reeds befchreeven zyn. Het voert
den naam van
SESÜVIüMo
Dit heeft een vyfdeeligen gekleürden Kelk,
zonder Bloemblaadjes; het Zaadhuisje Eyrond,
driehokkig , omgefneeden , bevattende veele
Zaadjes.
De eenigfte Soort van hetzelve ( i ) is door
de
t
gefuvium
JPortula-
caflrum*
Porlelein-
achtig.
(*) De duifterheid van het woord Receptaculum heeft my«
ne uitdrukkingen daar omtrent verfchillende gemaakt : zie
dc Tytels van het X. en XI. Hoofdftuk der Heefteren , als
ook het II. D. h Stuk van deeze Nat. Uiftorie ; alwaar ik dar
gene , 't welk de Bloemblaadjes , den Kelk , het Vrugtbe-
ginzel en de Meeldraadjes famen verbindt, (volgens PhiU
Bot. N« 88. Retept&culum genaamd ,) niet oneigen hes
Bloemkaije genoemd heb hoewel het in veele Bloemen 3
inzonderheid in de Syngenefta , daar het een weezentlyk
Deel is , eigener den naam voert van Stoel.
(i) Sefuvinm. Syst. Nat. XII. Gen. 624. p*. 343 . Veg*
XIII. Gen. 624. p. 388. jACCfc Ui ft» !$$• T# 9$. Portulaca
Fol. Lanceol. convexis &c. Loefl. Itin. 191. Fort. Curas-
favica &c. Pluk. -Alm. 303. T. 216* f. i. Herm. Par. zizm
T. au, Poit. raarina latifolia. Tlüm. Sf* lk\ 223. £
ICÖSANDRIA. 3
cte voornaamfte Kruidbefchryvers tot het Poi- IV\
felein betrokken geweest. Men vindtze onder FX^L<
den naam van Kurasfaiifch leggend Porfelein, Hoofd-
met lange , fmalle , glanzige Bladen en roodeSTÜ]U
Bloemen , zeer Wel afgebeeld door den fchran-wjjnr^
deren Plükenet* Zy heet Breedbladig Zee-
Poffeleifi by PlumieRi RümphIus noemt-
ze Crithmas Indicus of Indifche Zee -Venkel
en zegt dat zy in Oostindie , naar 't Portu-
geefche Petcxil do Mar , van de Hollanders ook
Zee- Peterfelie geheten wordt * doch in 't Ma-*
leitfch Gelang taut9 dat is Zee- Porfelein»
Dit Kruid , dat zo wel in West- als in Oost*
Sndie valt, is ook door den Heer Jacquin
afgebeeld 9 die het aan de Zeekusten der Kari*
bifche Eilanden heeft gevonden en afgebeeld.
Het is , zegt hy 5 een Sappige overblyvende
Plant > met dikke , ronde 3 gladde* verlpreide*
Takkige , leggend - opftygende Stengen : de
Blaadjes zyn Lancetvormig , glad en Sappig %
dik , gepaard 3 anderhalf Duim lang. Uit de Oxels
komen eenbloemige Steeltjes voort , met Reu*
keloöze , van buiten groenachtige , van binnen
witte , Roozekleurige of paarfche Bloemen 9 diö
als uit een famengegroeide Kelk en Bloemblad
fchynen te beftaan , als hebbende dubbelde
Tippen. De Meeldraadjes waren paarfch. Op
Mar-
Port. Aizoides &c. SLÓAN. Jam. %%. Hlfl. I. p. 204. Crith*
mus Indicus. RUMPH. Amb- VI* p» 165. T. 72. f* i, BüftM.
JF/. InL
A %
II* Deel, u* Stuk»
4 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEtf.
IV. Martenique hadt hy altoos vier, opKubadrie^
^xul*" °P Domingo drie ofvierStylcn in deeze Bloemeo
Hoofd* waargenomen , en met het getal der Hokjes was
stuk» kcc evcn >c zelfde,
v%jyr *n Ooflindie houdt men dit Kruid voor het
weezen tlykfte Ingrediënt van het Atsjaar, een
Verfnapering uit verfcheide Kruiden , Bloemen
en Wortelen , die men op gepekelden Azyn
vervaardigt , en by allerley Spyzen op Tafel
zet , om Appety t te verwekken : wordende der-
halve dit Kruid , in de Ambonfe Taal , zo Rum*
PHiuszig verbeeldde, ook As/ar geheten.
In de Rang der Vyfwyvigen volgt een zeer
uitgebreid Geflagt van Kruiden, dat den naam
voert van
Mesembryanthemum. Middagbloem.
Die door den geleerden Breynius aan
deeze Kruiden gegeven was , om dat zy meest
omtrent den Middag, maar eenige Uuren', de
Bloemen ontlooken hebben ; gelyk zyn Ed.
het zelf verklaart. Dilleniüs heeft flegts,
om redenen , de I in Y veranderd.
Het heeft een vyfdeeligen Kelk en menig*
vuldige Liniaale Bloemblaadjes ; het Zaadhuisje
Vleezig , beneden de Bloem en veelzaadig. De
tneeften zyn met vyf Vrugtbeginzels en Stam-
pers voorzien, doch men vindt 'er twee Vier-
wyvigen en vyf Tien- of veelwyvigen on-
der.
ICOSAND RIA*
Tot dit Geflagt zyn de meeffe Planten, die IV.
men te vooren Ficoides genoemd hadt , betrok- AxDuuL*
ken : waar uit en derzelver Geftalte en de plaats Hoofd*
der afkomst kenbaar is; alzo men den Baar-STÜK*
moeder van byna allen op den Zuidhoek van Jj^'^"
Afrika 9 genaamd de Kaap der Goede Hope ,
vindt.
Het bevat tusfehen de veertig en vyftig Soor-
ten, welke, naar de Kleur, in Wit- Rood- en
Geelbloemige onderfcheiden zyn*
A. Met Witte Bloemen.
(1) Middagbloem met overhoekfe , Spilrond* *•
achtige Jlompe Bladen, die aan den Voet mlfemum
kanthaairig zyn. "SS™-
- ^ • <i a t bloeraig.
Deeze groeit, in Egypte en in 'tNapelfche,
op Zandige plaatfrn aan de Zee, die van den
Vloed befproeid worden.
(2) Middagbloem met overhoekfe Eyronde Te- H.
pelige gegolfde Bladen, In
(t) Mefembryanthemum Fol. altern. teretiusculis obtufis, ^k™^*
Bafi ciliaus. Syft. Nat. XII. Gen. 628. p. 344. Veg. XIII.
p. 389. li* Ups* 129. Kali Crasfulx minoris foliis. C. B.
Pin. 289. Mos. S. 5* T. 33. f. 7» Kali Neapolitanum AU
zo/des repens. Col. Ecpbr. II. 72* T. 73. Kalli fècundum.
ALP. JEgypt- 1ZS' T* l27»
(2) Mefemhr. Fol. alternis ovat;s, Papulofis undulatis. H.
Clig. 216. Ups. 127. R. Lugdb. 28 r. Ti. 1. GOUAN Monsp*
243. FABR. Helmfl. 247. Mes» Cryftallinum. Diix.
231. T. 180» f. 221. Ficoides Africana Fol Plantag. ua-
dulato, Micis Argenteis asperfo. üradl. Sum* $• T. 15.
A 3
U. DlEt. IX. STUK,
6 ÏWINTIGMANNIGE KRUIDEN*
IV. In 't Franfch is dceze Soort by den naam van tok
^ xmfLf Glaciale yby oss onder dien van Tskruid bekend \
Hoofd- om dat de Bladen zig als met bevroozen Water-
stük. druppeis befprengd vertoonen. De Steng , van
J[?fwy' een Vinger lang 3 is bezet met gepaarde Bladen
en geeft veele langs den Grond ver fpreide Tak-
ken uit , met overhoekfe Bladen. Die Ysachtige
pukkeltjes zyn blaasjes met Water gevuld en
verdwynen derhalve in de gedroogde Plant t'ee-
nemaal. De afkomst fchynt ook uit Afrika te
zyn.
in. (3) Middagbloem met half Spilronde Tepelige
^ïbmwm onderfcheiden Bladen; de Bloemen onge-
ïgyptUcii Jteeld in de Oxelen ; de Kelken vyfdeelig. j
Ge*fr*ii* (4) Middagbloem met half Spilronde Tepelige
ftorum. onderfcheiden Bladen ; de Bloemen onge-
Hoeoug< Jteela in de Oxelen ; de Kelken vierdeelig*
Zo weinig verfchillen daar in deeze twee Soor-
ten , waar van nogthans de eene een Zaay - Ge-
was % de laatfte Heeüerachtig is. De eerlte zou
haare
(3) Mefemhtyantbeum FoL femiteretibus Papulofis diftinc-
tis, Flor. fesiiiibus Axillaribus &c. Kali Mgypthcum FoU
valde longis hirfutis. C. B. Pin. 226. Kalli tertium. Alp.
j£gypt. 129. T. 128.
(4) Mefembr. Fol. femiteretibus &c. Alef. Ramis undicjue
Papillofis, Folio crasfioribus. H. Cltff. ars. N. 22. R. Lugdb*
285* N. 22* Mcf. Cap. Geniculiflorum. Dill Eltb. 271. T*
?os. f. 261. Ficoides Neapoliuna Flore candid^. ERADJ.*
$MC. s> T. 17, f. 34, FABR. Ihlmjl. 24?.
IcosAndria*
faaare Groeiplaats in Egypte hebben. De an- IV^
dere,die men verkeerdelyk voor Neapolitaanfch^^1;1**
heeft aangezien , is van de Kaap afkomftig , zo Hoofd-,
wel als alle de volgende Soorten. $TUKm
(5) Middagbloem met half Rolronde , enPuim MeJs'mhryn
Jlige , onderfcheidene Bladen s gefleeldeanthemum
Bloemen en vierdeelige Kelken. ^Imf0*
Nagtbloc-
Deeze voert dien bynaam, om dat zy, tegenmig.
de eigenfchap der raeefte anderen , de geheele
Nagt bloeit , zynde de Bloemen over dag fa-
mengetrokken. Dus verfpreidt zy , in de dui-
fternis 3 een zeer aangenaamen Geur. Do
Bloemen zyn van binnen wit , doch in eenigen
van buiten rood , in anderen Saffraankleurig*
C6) Middagbloem met Spilrondachtige , pui- n ,vr;
ü« t j j n ral Spleudens.
Jlige , emgekromde > onderfcheidene 9 ge Glanzig.
tropte Bladen en Vingerachtige Kelken
aan 't end.
De Steng heeft witte Stippen op de niet al-
ïemiterfte Takken ; de Bladen zyn driekantig
rond,
(5) Mefembryanthemum Fol. femicylindr. impun&atis dïs~
tin&ts &c. Mes. Fol. Subulatis , femi - cylindr. H. Ctijfl
220. N. 28. R. Lugdb. z%6. N. 28. Mef. Aoftiflomm &c.
DlLL. Eltb. T. 2064 f. 262, 2*3*
(6) Mefembr. Fol. fubteteretibus impun&atig &c. Mes.
Fol. confertis fplendfentibus &c. Dill. Elth* 270. T. 204.
f. 260. Ficoides Capenfis Frutescens. ERADL. Succ* I. p, 7,
T« 6.
A 4
II. Dsil. IX. Stuk.
8 TWINTÏGMANNIGE KrüIDEN;
IV, rond , aan de enden fpits, die der Oxelen krom *
^™3JfL* de Bloem geelachtig uit den witten ; de Kelken
Hoofd regtopftaande Vinger?.chtig ftomp, zegtdeRid-
stukc jer# Volgens Dilleniüs zyn de Bladen
Jhb^ feppig 5 bleek groen , met uitpuilende groene
Stippen of Wratten , inzonderheid daar het
Plantje bloeit > befprengd. Het heeft ongevaar
een Voet hoogte..
jifejewbry ^ Middagbloem met Elsvormige, runw pui-
ftige 9 famengegroeide Bladen 9 aan de
tïm!€l am tippen uitgebreid ; een opjtaande Steng y
Gekroond. met een driedeelig Bloemtros je.
xxxvit. (37) Middagbloem met platachtige Lancet-
Vitg^(tZ[ vormige , puifi ige , uitgebreide , onderfchei-
dene f gepaarde en overhoekje> afftandige
Bladen.
ix. C9) Middagbloem met overhoekfe Lancetvor
dg.
Tripolium.
f7) Mejimbry&r.themum FoL Subulatis , fcabrido * pun&a-
tïs Sec. Mef. Frut. foliis albis umbellatis. Fabr. 24.7.
Dill. Enk. 277. T. zog. f. 266. Ficoides Africana ere&a
terctifoüa &c. Hbhm. Pau T. 166.. ttBADL. Succ. 4. p. 12.
T. 34» Pluk. Pbyu ,!7« £ li
(37) Mefembr. Fol. planiusmlis Lnnceolatis &c. Mefembr.
tortuofum Fol. Sempsrvivi expanfis. Dill. ELth. 234. T.
182. f. 223. Ficoides Capcnfis. Pet. Gaz. T\ 7 8. f. 10.
ïic. Afr. precumbens &c. BRADL. I II. p. 7. T. itf.
(9) Mefembr. Fol. aJtcrn. Lanceolaris &c. ƒƒ, C//^. 217.
128. & R. Lugdb. 283» N. 11. Mef. Tfipolii folio t
Flore Argenteo. Dill. Eltb. 230. T. 175. f* 220. Fic. A&.
procumbens &c. Bradl. V. p. 14» T, 47. Fic. Africa^
puik &c Fluk. Mant< 77. T, 320. f. \y
ICOSANDRIA. 9
mge platte Bladen , losfe enkelde Stengen i V#
en vyf hoekige Kelken. AFvfrETL#
XIII* J
(Z) Middagbloem , dat ongefteeld is, met byna^TVKè
Spilronde , opftygende, puntige famenge- ryT.
groeide Bladen en agtwyvige Bloemen. ^(hTmlm
. CaUmifor*
Deeze vier Soorten zyn door haare bepaalin- me.
gen genoegzaam onder fc heiden. Zy komen , Penachtis-
gelyk de voorgaanden , in het draagen van
witte bf witachtige Bloemen overeen ; zelfs
het Uitgebreide , thans hier geplaatst , dat de
Bloemen van binnen wit 3 van buken geel heeft.
Het Gekroonde groeit Heefterachtig , een Voet
of anderhalf hoog en heeft zelfs Kroontjes van
witte Bloemen, als die der Asters of Chryfan*
then , zeer welriekende. Te agt Uuren 's mor-
gens gaanze open > en bly ven dus tot een weinig
na den Middag, üeeze is in onze Tuinen ge-
in eener dan de overige Soorten , zeid Herman-
nus, De drie anderen zyn Kruidig , allen de
Bladen met Puistjes hebbende, inzonderheid het
Uitgebreide , welks Bladen als die van Don-
derbaard zyn en met Zilverachtige Tepeltjes
praaien. Het volgende heeft de Bladen als van
die wilde Soort van Ader, welke in zoute
^Wateren groeit s Tripolium genaamd , meest
glad,
(g) Mefembryanthemum acaule , Foh fubtercti b us adfeen*
dentibus Öcc. Mill. Di&. T. 176. f. 1. Mefembr. Calami-
forme. Dill. Xit'k. 239. T. 386. f. 228. Ficoides Capenh's
humilis Ctp&x folio. BK1DL. Suce. II. p. io4 T. 19,
Aj
II. DEEL, IX STUS.
10 TwiNTIGMANNIGE KrüIDEN.
IV. glad 9 doch aan de kanten als met kleine Tand-
AFxiiiL Jes gez00mc* Hetlaatfte Penachtig, wegens de
Hoofd- rondheid der Bladen , in Engeland getyteld^ heeft
stuk* dezelven als bezaaid met ontelbaare fyne groene
gtar pukkeltjes (*).
Vfge,
B. Met roodachtige Bloemen.
x. (10) Middagbloem dat ongejleeld is9 met drie*
mfhmum kantige Liniaale Puijlige Bladen > aan de
feiudiflo" tippen drievoudig gezand.
rum
Haddievig.
Uit enkele Bladen , die kruislings over elkan«
der en getropt groeijen , beflaat dit Plantje , *t
welk, op Steeltjes van anderhalve of twee Dui-
men lang, Bloempjes draagt, die niet alleen in
grootte en figuur, maar ook byna in Kleur, met
die der Madelieven overeenkomen. Hierom
draagt het den gedagten bynaam , welke , ik
weet niet by wat toeval, thans, geheel oneigen,
is veranderd (i).
(li) Mid-
(*) 't Woord impunïïatus zal zekerlyk decze Puistjes be-
tekenen : want punüata. Folia hebben ingedrukte Stippen of
Tutjes. Pbil. Bot, p. 4j.
(io) Mtfetybryantbemum acaule , Fol. triquctris Linearibu«
&c. H. Cliff. & R. Lugdb. N. 13. Go-JAN Monsp. 243. Me-
fembr. Beilid'florum. Dixi-. Eltb. f. 233.
(f) In BeUidifotium , naamelyk , (Syfl. nat. Ed. XII. &
Veg. XIII , beiden,) terwyl de Bladen geenszins met die
der Madelieven fLooken. Daar bevindt zig tegenwoordig al-
hier in de Horrus Medicus een Soort , welke Lancetvormige
platte Bladen , byna als die der Madelieven , heeft en enkel-
de Bloembeden met groote vyfkantige Vrugten, komende
het
JCOSANDRIA. li
(n) Middagbloem met driekantige , driehoe- lv*
, Puijtige , onder fclmdene Bladen . xin.
Hoofd -
Wel vyf veranderingen heeft de geleerde ;Tuk*
Dillenius afgebeeld van deeze Soort van xi.
Middagbloem, die de Bladen als naar den Griek- ^^^T
fchen Letter A gelykende heeft , waar van de ®^jj$L
bynaarn. In eenigen zyn zy alleenlyk op de zy-kig.
den y in anderen ook op de Rug getand en ver-
toonen zig tegen 't Licht als met Gaatjes* Het
zyn laage Plantjes, die men ook in onze Kruid-
hoven viudt, draagende welriekende Rooze-
kleurige Bloemen*
("12) Middagbloem met byna Eyronde , gete- tin
pelde > onderfcheidene Bladen 9 die aan de ^ebtarcU
tippen gebaard zyn.
Van deeze, die hy Gejlr aaide noemt, heeft
Dillenius ook Verfcheidenheden. 't Zyn
kleine Plantjes , die de Bladen aan de tippen
S traals-
het Bsllidiforme van den Heer N. L. BURmannüS, oog*
fchynlyk , zeer naby.
(11) Mefemhryqnthemum Vol. triquetris , Deltoidibus den*
tatis &c. //. CUJJ. & R. Lugdb. N. 14. GOUAN Mens?. 244.
FABR. Helm/I. 248, Mefembr. deltoides &c. Dill. Elth*
f. 243 * 247. Ficus Aizoicjes Afr. eie&a &c. Volk. Hesp. 223»
T. 224. f. $.
(12) Mefembr. Fol. fuhovatis Papulofis diftin&is &c. H»
Cliffl & R. Lugdb. N. 5. Gouan Monsp. 244. FABR. Helm/7.
248. Mefembr. Radiatum &c. Dill. Ehb. f. 234 - 236. Pi*
coides Capenfis Frutescens Sic. Bradl. Succ. I. T. 5» is*
ficus Aizojdes. VOLCK. Hesp. T. 224/ f. 6,
XI» DEBL* IX, STUK.
ia TWINTIGMANNIGE KRUIDEN.
IV* Straalswyze gebaard hebben, zo wel als de Kei-
xiii.' ken, en dit wy staan, zoLinn^us opmerkt,
Hoofd- dat die deelen des Bloefems van het uitwendige
STUK,
der Plant oirfpronklyk zyn.
™r* ('3) Middagbloem met CylindrifcJw getepelde
wfhwum onderfcheidene Bladen en ruige Stengetjes.
hispidum.
Rwfi* Dillenius beeldt deeze af , onder den
naam van Haairig Glinfierend Middagbloem:.
want de Blaadjes, Wormachtig rond en aan 't
end dikker, waar door zy veel tyds nederhangen ;
zyn als met ontelbaare glinftercnde Yskorrel-
tjes digt bezet , en de Stengen , zo wel als de
Takjes , begroeid met fty ve Haairtjes , hoeda-
nigenmen in geen andere Soort van ditGeflagt,
zegt hy , aantreft. Zy verfchilt naar de Bloe-
men, die fomtyds hoog of bleek paarfch, fom-
tyds Roozekleurig , fomtyds zelfs Oranje of
roodachtig geel , voorkomen , van een aange-
naamen Reuk. Het Plantje groeit van één tot
twee Voeten hoog en bevindt zig ook in de
Akademifche Tuinen»
(*4)
(1%) Mefembryanthemum Fol. Cylindr. Papuloffs diftinftis
&c. Mill. Dïtt. 176. f. 3* Mef. Caule hispido. H, Ciif.
& R. Lugèb. N. 7. Mes. Pilofum micans &c. Dill. EUb.
p. 289-291. f. 277-28J. Ficoidcs f. Ficus Aïzoides Afr.
Fol. longo tenui , Flora Aurantio. Bradl, Succ. IV. p. 13.
T. 35» Ficus Aizoides ^eretifoifci &c. Volck. Hesp. T\ 224*
f. 2*
ICÖSANDRIA» 13
(14) Middagbloem met ruigachtige famenge- IV.
groeide Puijiige Bladen en een Haairig^^9
Stengetje. Hoofd-
stuk*
Van deeze Soort zyn de Bladen Liniaal 9 half xiv.
Spilrond , Sleufachtig vlak > ondoorfchynende ti^um
en hebben den rand , inzonderheid naar den
Voet toe , met eenige Haairtjes , de Steng Wolils*
Wollig*
(15) M iddagbloem met Els vormige onderfchei- xvf.
dene Bladen > die van onderen overal Stip-Sc^™;
pelig gedoomd zyn; de Kelken Jlomp.
(16) Middagbloem met Elsvormige getropte xyr.
e eniger maat e ruuwe Bladen , gedoorndetuZ?*****
Kelken en uitgerande Bloemblaadjes. vitgcrand.
ByDiLLENius zyn deeze twee daardoor
onderfcheiden , dat de eerfte de Meeldraadjes
in de Bloem tot een Hoofdje vergaard , de an-
dere dezelven uitgebreid heeft. De Kleur der
Bloemen, diezig, gelyk in de meeften van dit
Geflagt, als gedraald vertoonen, isfchoon hoog
pur*
f14) Mefembryar.themum Fol. pubescentibiiS &c. H4 Cliff.
R, Lugdb. N. 7»
(1%) Mefembr. $ol. Subulatis diftin&is &c. R. Clifl*. R.
Lugdb» N. *o« Gouan Monsp, 244. Mes. purpureum fca-
brum, Stamin. colle&is. Dill. Eltb. f. 251.
(16) Meftmbr. Fol. Subulatis congcftis &c. Mes. purp.
Icabr. Staminibus expanfis. Dill. Eltb. £ 250. Ficoides Ca-
penfis triangulaii folio acuto, Fh purpnreo. PET. Gaz, T#
77. £ 3*
II* DEEL. IX» STUK*
14 TwiKti dMAKNiCE Kruiden.
IV. purper. Zy gaan niet dan met heeteZonnefchytu
AxmEL# op c midden van den Dag 5 open 5 en fluite&
Hoofd» zig wel haast wederom t doende zulks eenige
stuk. Dagen na malkander. De Stengetjes hebben on*
jSf^* derfteuning noodig of zakken naar den Grond.
xvii. (17J Middagbloem dat de Leedjes der Sten*
^Ihwum gen uitlogende heeft in famengegroeide y
Uncmatum. gefpitfte , geftippelde , van onderen getan*
kHaakig" de Bladen.
xvin. (18) Middagbloem met Spilrond» driekantige
Gedoo!nd. gehippelde onderfcheidene Bladen en getakte
Doornen.
xix. (19) Middagbloem met Elsvormige getepelde
^ekaob^* onderscheidene Bladen 9 aan de tippen uit*
W*. gebreid, en een knobbeligen Wortel,
Deeze drie zyn uit haare bepaalingen genoeg*
zaam kenbaar. Van de Doorntjes > aan 't end der
Bladen zo zigtbaar , openbaart zig niets in de
aan-
(17) Mefembryafithsmum Artïculis Caulinis termmatïs &c„
/ƒ* Clif. & R. Lugdb. N. 16. Ferr. Hdmft, 248. Mefembr.
petfoliatum. Dill. Eltb. f. 239 , 240. Ficoides Afr. &c«
BBADJL- Succ. T. 2$ , 27 & 46. BURM* 4/>. T. 26. f. 3.
(18 ; Mefembr* Fol. tcreti -triquetris pun&atls diftin&is &c#
fi. C/*^. 6: R. Lu%db> N. 3* Mes* Prut. Ramis triacanthis.
Dill. Elth, f, 16$. Fic* Africana aculeis iongisiimis &c*
Tournf. Mem< de 1705. p. 316* BRADL, S»<tf. T. 39. FAER.
Hümft. 248'.
(19) Mtfmbr. Fel. 'Subulatïs Papillofis diftinftis &c. H.
Ciiff. & R. Lugdb. Ml. 4. Fabr. 243. Mes. Frut.Ra*
dice ingenti tuberoft. DlLL. f. 264.
ICOSANDRIA* ij
aangehaalde Afbeelding van den Hoogleeraar IV.
j# Bürmannusj op de eerfte Soort , die AF^nf ^
fomtyds twee- , fomtyds driedoornig voor- Hoofd-
komt , volgens Dillenius. De andere STÜK*
heeft zeer lange Doornen , by elkander getropt nf™tas3*
uitgroeijende tusfehen de Blaadjes , die rond,
kort en driekantig zyn* De laatfte is dui-
delyk onderfcheiden door haaren grooten knob-
beligen Wortel , niet zelden zo groot als eens
Menfchen Hoofd en nogthans in weinig Aarde
groeijende. Zy zyn alle drie Heefterachtig en
komen voor , in de Europifche Kruidhoven.
(20) Middagbloem met byna Draadachtige , xx.
gladde , onderfcheidene Bladen > langer dan^lTmlm
de Leedjes ; en leggende Stengen.
™ ti ^ Dunbladig*
By Dillenius heet deeze te regt Dun*
Uadig Middagbloem. Zy heeft leggende Sten*
getjes , die door den tyd Houtig worden, met
zeer gladde, vry lange, dunne Blaadjes, die
dikwüs omgeboogen zyn. Op 't end der Sten-
get jes komen opftaande Steeltjes , met een zeer
fchoone After- Bloem, die bleekrood is, doch
door de Zonnefchyn als Goudkleurig van binnen
wordt, openende zig verfcheide Dagen na mal-
kander. (21)
(20) Mefembry&mhemum lol. Subfïlifbtmibus glabris dis-
tinais &c. H. Clitf. Ups. R. Lugdb. N. 26. FABR, Relmjl.
Mefembr. teniiifolium procumbens &c. Diljl, EUb.
f. 3|tf» Ficoides Capenfis &c. Braol* Succ* h p, 13. T« $.
Moris Hiy?* III. p. 507, $. li. T. 6. f. 6.
xi, osei. a> grus*
i6 Twintig m'a n n i g e Kruiden
IV* (21) Mtddagbloem met byna driekantige , fa>
^xnuL* mengedrukte f kromme , gejtippelde , onder*
Hoofd- fcheidene > getropte Bladen > die aan den
STÜK* Voet gerand zyn+
XXI.
Mefembry
anthemum Door den tyd wordt deeze Soort een Boomp-
JuZula' je 3 even als het Gekroonde Middagbloem^ hier
stoppelig. voor befchreeven , en niet minder bevallig.
Uit de Oxels van zyne lange gepaarde Bladen 5
brergt het tropswyze kleinere Blaadjes voort >
die tegen 't Licht zig als met veele heldere Stip-
pen doorzasid vcrtoonen. Dus groeijen zy Stop-
pelachtig , waar van de bynaam. De Bloemen
zyn paarfch met geele Meeldraadjes.
xxiu C22) Middogbloem met half Rolronde , onge*
Cr&sftfo* Jlippelde famengegroeide Bladen (*) , die
^ikbiad.g. aan de Tippen driekantig zyn; en krui-
pende half Rolronde Stengetjes.
(1 1) Mèjtfhbryantbemum Fol. fu^triquetris compresfis in-
curyatis &c. H. Cl$. & R. Lugdb. N. 29. Mes. Frurescen*
Fl. purputco rariore. Dill» Eith. f. 267, 268.
(22) Mefembr. Fol. Semi - Cylindncis impun&atis conna-
tis apice triquetris &c. ƒ/. Cliff. & R. Lugdb. N. 9* GOUAK
Mensp. 244. FA BR. Helmft. 249. Mes. Crasfifoliurn repens
Fl. purp. Dill. Eltb. f. 257. Ficoides Afric. ïcptans &c*
BRADL. Succ. IV. p. 16* T. 38.
(*) Hier fchynt Foliis impun&atis met ongeftippelde Bla-
den te betekenen; dewyl Dillenius van de Bladen zegt ,
nullis puneïis Miaia*
ï C O S A N D R I A. 17
(23) Middagbloem met byna krom- Sabelige ,
gejlippelde onderfcheidene Bladen en Spil*^£f^*
ronde Takken* Hoofd-
stuk.
Deeze fchynt ,door haare kleinte , genoegzaam xxur.
onderfcheiden te zyn van de Zevenentwin-^^^
tigfte Soort , hoewel thans de Ridder , zo het
my voorkomt 3 dezelve daar onder zal begree- achtig.
pen hebben.
(24) Middagbloem mei Spilrondachtige famen* xxivm
gedrukte 3 gejlippelde onderfcheidene Bid- t^°mera't
den en gepluimde veelbloemige Stengen, Kroppig,
In de oude Planten der voorgaande Soort >
komen fomtyds de Blaadjes Kropswyze by el-
kander vergaard voor; volgens het Berigt van
den geleerden Dilleniüs , die deeze twee
byna alleen door de Kleur der Bloemen onder- •
fcheidt»
Middagbloem met half Rolronde omge- xxw
kromde getropte Bladen , die aan den Voet K\znügê
van
Mefemb ryfinthemum Fel fub a c! naeiform ibus incurvis
fmn&atis diftindis &c. H. Clitf. & R. Lugdb* N. 19. Me*
fembr. Falcatum minimum. Dill. Eltb. f. 276. Fkoides
Afra , Fol. triang. Enfiformi &c. BRAOL. Sucd V. p, 9.T;42.
(24) Mefembr. Fol. teretiusculis compresüs &c. Mes. Fai-
catum minus Flore Carneo minore. Dill. Eltb. f. 274.
(zs) 'Mefembn Fol. femi - Cyluidricis reoirvis 2cc* Me*
fcmbr. Loieum. Dill. Eltb* f.
B
ft, DïFX# IX. STüK#
i8 Twintig mannige Kruiden.
JY* vén binnen bultig famengegroeid zynyen
AFDEEL» i
xiu. hangende Stengen*
Hoofd-
stuk* Deeze Soort , welke de Bladen zeer lang
^iy/wjr- heeft 3 onderfchsidt zie van de anderen , door-
dien zy Stengen als Riemen uitgeeft 3 die langs
de zyden van den Pot neerhangen en hier en
daar bezet zyn met getropte Bladen. Van het
Gehoornde Middagbloem , waar mede Dil-
le n i v s haar overeenkomftig oordeelde 9 ver-
fchiltzj', volgens Linnjeus, aanmerkelyk.
xxvl ^og) Middagbloem met gelykzydig driekantige ,
anlbeZum fpitfe 9 eenigermaate geftippelde .famenge-
FiUmeniQ- groeide Bladen y die ruuwe Hoeken hebben j
Vezelig. en zeshoekige Takken*
Dit heeft aan Stengen van een of twee Ellen
lang, die zig niet kunnen ophouden > Zeisfen-
vormige Bladen en draagt kleine paarfche Bloe-
men , beftaande uit Vezelachtige Blaadjes.
AfJYcjJ*r 7) Middagbloem met Bladen krom als een
mu" Sabel, ongejlippeld , famengegroeid; aan
Kromfabe- ^en RUgj7öek ruuw : Bloemblaadjes Lan»
cetvormig*
Aan
(26) Mefembryantfomum Fol. ssquÜateri - triquetris &c. Me-
fembr. Falcatum niajus , Flore purpureo mediocri. Dile.
EUb. f. 273.
(27) Mefembr. Fol. AcinaciFormibus , impun&aris conna-
tis &c. H. Clif. & R. Lu%dh. N. 18. Gouen Mmip. 244.
FA BR Hdmft. 249. Mefembr. Acinaciforme , Flore amplisfi-
nr> purpureo. Dïli^. Elth* f» 270, 271,
IcöSANDRïA* 19
Aan deeze Soort geeft de HeerLi iffrjfcüs
thans den bynaam van Falcatum, dat is Zeis* xiii.
lènachtig ; dcch een Zeisfen is van binnen Hoofd?
fcherp en deeze Bladen gelyken veeleer naar31ÜKr
zekere Hakmesfen 5 die een uitwaards kromme n\a*tagr
fcherpte hebben ; verfchillende door haare
breedte ook van een Sabel, by welke Dil-
leniüs ze vergelykt. De zeer groote paar*
fche Bloemen maaken deeze Soort aanzierJyk*
(a8) Middagbloem met krom - Sabelige Jlompe ^f^H*yJ
ongejlippelde 9 famengegroeide Bladen; die ««thema*
aan de tippen gedoomd zyn , de Steng tum.a'
tweefnydende. .Schaarach*
Van deeze is de Steng flap. Zy komt aan
de voorgaande naby, zegt de Ridder.
C. Met geele Bloemen.
(29) Middagbloem met gelykzydige driekanti- xxnei '
ge s fpitfe, gejlrekte , ongejlippelde fa?nen- EJ^£4
gegroeide Bladen ; aan de Kiel eenigermaa-
te Zaagtandig : de Steng tweefnydende.
Dee-
f28) Meftmbryanthcmum Fol. Acinacifbrmibus obtufïs im-
punólatisf &c. [ACQ. Hort. T. 26.
( 29) Mefembr. Fol. xqulhted - trlquetris acutls &c. Mes»
Fak. majus Flore amplo luteo. DILL. Eltb. f. 272. Ficoi-
des f. Ficus Aizoides 8sc. Fru&u maximo eciuii. HERm.
Lugdh. 244. T. 245» JMOiliS. Hijl* III. p. 505. S. 12. T.
7. f. h
B z
Mt Deel, XX. SiviU
£0 Twi NTIGMANNIGE KRUIDE&
ÏV* Decze munt uit door de grootte van haare
A?xinSL* Bloemen, welke, gelyk die vam de Kromftee-
Hoofd- lige met groote paarfche Bloemen van Dil-
stüic. le n i u s 5 zo even aangehaald, byna een Hand*
vi%^wym breed groot zyn en zeer fraay, doch insgelyks
hier zeldzaam te belchouwen. Men behoeft
zig flegcs de groote After- Bioemen voor te
Hellen , om zig de fchoonheid te verbeelden
van zodanig eene Bloem, met eene in deZon-
nefchyn fchitterende geele Krans en in 't mid-
den Oranjekleurige Meeldraadjes. Bovendien
is deeze Soort aanmerkelyk door haare Vrugt,
dieniet, gelyk in meest alle de tot nog toe be-
fchreeven Soorten , zig gelyk de Schepzeltjcs
der Pccren , wanneer de Bloemblaadjes afge-
vallen zyn en de Vrugt gezet is, voordoet;
maar hier de grootte heeft van een kleine Vyg,
wordende, deswegen, de Plant genoemd dcFyg
der Hottentottcn , als van dit Volk niet alleen,
maar ook van de Europeaanen aan de Kaap,
met Smaak gegeten wordende. Hierom heeft
dit geheele Geflagt den naam van Ficoides be-
komen , die thans , misfehien niet geparter ,
in Middagbloem is veranderd: want Her-
mannüs zegt, dat de Vrugt van alle de
Soorten , van welke figuur en grootte ook , een
zoet Sappig Vleefch bevat , eer dat zy , droog
wordende, ryp Zaad uitlevert.
Dit kruipend Gewas , dat men ook in de
Nederlanden gehad heeft , groeide en bloeide
in de EIthamfche Tuin van den Heer She-
1COSANDRIA. 2Ï
rARd, in de Provincie van Kent in Engeland, JJ^
nu vvftig Jaar geleeden, en bragt 'er ook ry. X<III
pe Vragen voort f*) ; waar uit de geleerde Hookb-
Dillemüs ontdekte , dat dezelven met vyf-
hokkig zvn, gelyk Hermannu* hadt ge-«i*.
zeed , maar in tien of elf Holligheden een me-
nigte kleine Zaadjes, als Zand, bevattende. De
Binden zvn een Vinger lang en dik, glanzig,
driekantig , byna gelykzydig , aan den Voet
famengegroeid , zy hebben een ruuwe Kraak-
beenige Rug en aan den anderen kant eene
fcherpte 3 die ook wat krom loopt ; zo dat ze
zig mede Sabelachtig voordoen. Voorts is \
byzonder, dat dit en het Gekroonde Middag-
bloem op het Zandige Zee -Strand aan de Kaap,
en alle de overigen in de fchuinte of aan den
voet der Bergen groeijen zouden , gelyk L i N-
hmvs verzekert,
(30) Middagbloem met Elsvormige gehippelde 9 Mfj^m
gladde onderfcheidene Bladen ; een Heefte- anthemum
rige Steng en tweekleurige Bloemen, rwl&Z*
(*) In deeze deelen des Aardbodems moet list evenwel ,
gelyk alle de Soorten van dit Geflagt, in Potten gehouden
en wei bezorgd worden tegen de Winter - Koude.
f30) Mefcmhryar.tkmum FoL Subulatis lavibus &c, MlLL.
Diïï. 177. f. 1. Mes. tenuifot. Fruticescens Fiore Croceo.
Dn L Ehb. f, 258. Ficoides f Ficus Ai zo i des Afr. minor
ere&a &c. Kerm. Lugdb. 250. T. 249. MOKIS. S. 12. T.
6. f. 4. Fic. C?.p. Frutescens &c. BHADL. Su:c. I. p. g,
T. 7.
B 3
Xlt DlEI*« IX, STUK,
22 Twintig ma nnx gr Kruiden.
IV» De Bloemen van deeze hebben aan de bin-
A^ufL' nenzyde een Goudgeele , aan de biritenzyde
Hoofd- eene paarfche Kleur , vertoonende zig in 't
stuk. geheel Saffraanklcurig volgens Dilleniüs,
Jil{mar' die aanmerkt dac de Afbeelding van Her-
MANnüs van dezyne'verfchille, Hetwierdtby
hem een Heeftenje van twee Voeten of meer
hoogte , zeer Takkig, de Blaadjes dun* (lomp
driekantig en zo wel als de Kelken bezet heb-
bende met groene Puistjes, doch niettemin glad
op 't gevoel. Deeze Soort bloeit het geheele
Jaar en draagt Vrugten die naar de voorgaan-
de gelyken s doch veel kleiner zyn. Zy is thans
hier te Lande , niet alleen in de Openbaare
Tnnen, maar ook anders, niet ongemeen; zo
dat ik zelfs op de Markt daar van een Plant ge*
kogt heb, omtrent een Voet hoog, vol Bloem-
pjes flaande, die uitgefpreid zig zeer lierlyk
vertoonen,
xnr. (31) JVliddagbloem met Elsvormige > driekan-
^rlbmilm tl&Q EefiïpPeMe onderfclmdene Bladen , aan
Serr^zum. den Rughcek aglerwaards Zaagtandig.
fcaagtan?
^ s' De Bloemen zyn 9 in dcezc Soort , in 9t
midden hol als een Vingerhoedje, 't welk Dil-
;lenxus in geene andere hadt waargenomen.
De Zaagtandigheid der Bladen heeft zy ook
met
(51) Mcfemhryar.thsmum Fel. Subulatis triquetris pun&ttï?
&c, FL Cttff. & R. Lugdb. N« 15- Mes. ferratum Floie Ac«>
tabtsliformi luteo. Dill, Elth. f. 238,
ICOSANDRIA. 23
met zeer weinigen gemeen. Het wordt een IV,
Heefter met Houtige dunne Stengen , meer ÏF^*ht
dan anderhalf Elle hoog. Hoofd-
STUK,
(32) Middagbloem met byna Rolronde gete- xxx?r.
pelde onder fcheidene Bladen > en eene ruu- ^{^7-
We SteTlF* mieans*
Tintelend.
De Blaadjes en een gedeelte der S tongetjes
zyn in dceze Soort als met Zilver -Stippen be-
zaaid , 'c welk dezelven voor 't Oog doet tinte-
len. De Bloemen, die met verfcheide Oranje-
kleurige Blaadjes praaien en in't midden zwarte
Vezeltjes, rondom de Meeldraadjes 3 hebben ,
ve: lieren dit Gewas ook niet weinig. Het maakt
een dun - Takkig waggelend Heeftertje * van
een of twee Voeten hoog.
(33^) Middagbloem met driekantige , fpitfe xxxnr*
-groen.
gejtippelde , onderfcheidene Bladen > de
Kelkblaadjes Eyrond - Hartvormig.
Die
(31) Mefemhryar.themum Fol. fubcyündr. Papulofls di'h'nff-
tlz &c. H. Ca/f. & K. Lugdb. N. 30. Mes. micans F!, phoe-
niceo, Filamenris stris. Dill. EUb. f. 282. Hcojdes Cap.
tereti folio , Flore Croceo. Fet. Gaz. T. 7. f. 9. Ficotdes
Capenfis, Fol. teieti Argenteo &c. Bradl, $u:c. ï. p# 9,
T< i.
OO Mefenbr. Fol. triquetrs acutis &c. H. C/?#: & R.
Lugdb, N. 27. Gouan Monsp* 244. Mes. fcabriun Flore
Sulph. convexo. Dill. EUb. f. 243. Ficotdes Afr. Frutes-
cens &c. MOEIS. Hifi. UI. p. J07. S. 12, T. 6. f. Ficoi-
des Af ra, Caule Llgnofo &c. ëradl. Saw. IV. p. 15, T.
37. Ficoides &c. HeRm. 247. T. 24.3.
B 4
II. Deel, is. stuk.
n
Twintig mannige Kruiden»
^Y* L Dit wordt een Takkig Hceflcrt je van ee$ IJl-
riir. ' 'e en meer hoogte, en is derhalve niet zeer
Hoofd, natuurlyk uitgedrukt in de Afbeelding vaa
8 }>K' Hermannus, De Blaadjes , die het heeft»
een kleine Pink dik , zyn driekantig en ruuw
door een menigte van Puistjes , Zeegroen van
Kleur. De Bloem , \s morgens open gegaan ,
gelyk zy verfcheide Dagen agtereen doet » fluic
zig op den Middag als de Hitte dei Zon niet
kunnende verdraagen , zegt Dillenius (*) ,
die aanmerkt dat de Zaadhuisjes vyf bokkig zyn',
maar door de nattigheid open gaan, bevatten-
de in *t midden, onder eene Vliezige Sterf
yeele Zandachtige , kleine , donker geele Zaadjes^
(34) Middagbloem met driekantig half Rol-
ronde ruuw gejlippelde Bladen, die boven
den Voet met een verheven Streep zyn fa-
mengegroeid.
Jlkfembry
yntbemum
turn.
Gehoornd.
Dee-
(*) Zyn Ed. h;alr het gezegd aan , van Hermannus , dat
de Smaak der Bladen Zoutig is of Waterig laf, naar de hoe-
danigheid van den Grond , waar het groeit: want , zegt hy,
de Plakten die aan Zee groe>j:n moeten een zouten Smaak heh-
ben ; doch \vy weetcn dat dit n et a'toos plaats heeft , cn hier
voor zagen wy , dat maar het Eetbaate alleen en het Ge-
kroonde aan den Zeek mt groeien zojden.
(34) Mefemhryantheraum FoU rriquetro - ferm - Cylindricïs
fcalnido ■■- pwn&aris &e. Mes. Fol. Cornieulatis longiortHus
& brevioribus. Dill. Eltb. f. 252 , 253, *54- Ficoides
Capentis folio tiiangulari. Pet. Gaz. T. 77. f» 10. Ficoides
Aliic. reptans &c. ËKADL. $ucq. IV. p. 18. T. 40*
ÏCOSANDRIA. 25
Deeze Soort, die Gehoornde van Dille- lv.
tiivs gebynaamd is, heeft grooce Bloemen, Afdeel*
van binnen bleeker > vm buiten hooger geel fj00Fo#
of Oranjekleurig, Zy gaan eerst omtrent denera.
Middag open cn beftaan uit fpitfe Blaadjes %£*k%*&h
gelykende , voor 't overige , naar de Paarde*
bloemen. De Bladen zyn Hoornachtig, korter
cf langer, en de Steeltjes, waar aan de Bloe-
men groeijen van een Handbreed tot een Span
hoog: de Kelk is vyfbladig : de Zaadhuisjes , in
figuur naar een Kaasje gelykende^ zyn in vyf-
tien of zestien hokjes verdeeld : van boven met
een Ster gedekt van even zo veel Straalen , zegt
die Autheur,
( 35 ) Middagbloem met platachtige Lancet- xkxv.
vorinige, ongeftippelde , uitgebreide > on-amhmum
derfcheidene , gepaarde en overhoekfe , af» ex?™f«m.
Jlandige Bladen*
(36) Middagbloem met platachtige langwerpig xxxvr.
Ey ronde , eenigermaate gelepelde, Trops^^^
wyze Samengegroeide Bladen en driebladige
tweehocrnige Kelken*
Van
(3 O Mefembryóntbemum Fol. ptanïusaiHs Lanceolatis &c,
Mefembr. tortuofum FoIïjs Sedi exr>»nu>, Dill. Eltb. f.
22?. Ficoides Capenfïs Folio lato acuto. Pet. Gr.z. T. 78.
f* 10. Fic Afr. procumbens &c. Sradl. Succ. 111. p. 7. T. i5.
(36) Mefembr. Foi. phniusculis oblongo - ovatis &c. Mes.
tortuofum Fol. Sempervivi congeftis. Dill. Eltb, f. 2*2»
Mes. Foi. pbnis oppoficis &c. H. Cliff. & R, Lugdfj. N. IQ. 1
II. Dhl. u , Stuk,
s6
Twintigman nice
Krüidew.
ïv» Van deeze beiden zyn de Stengetjes krom
xnfy en hogtig 3 a's verdraaid , waar van zy den
Hoofd bynaam hebben by Dillejnius, die ze door
stuk, cje p]aatzjng <jer Blaadjes, welke in beiden naar
vfeefV'ym het Loof van PJuidook gelyken , onderfcheidt*
Zy hebben een taamelykgroote Vezelige Bloem ,
van buiten wit en Zilverachtig glinfterende 5 van
binnen geelachtige De Kelk is in beiden vyf*
bladig 3 en de Viugt verfchilt grooceJyks van
die der Gehoornde of Hoornbladige Soort, niet
alleen in figuur en grootte , maar ook en wel
byzonderlyk door 'c getal der Holligheden , die
in de eerfte vyf en in de laatfte maar vier zyn.
Misfchien heeft de Ridder ze thans beiden tot
deeze laatfte Soort betrokken : want de eerfte
is uitgemonfterd.
xxxvii. (37) Middagbloem met platachtige breed Lan*
tffbmum cetvormige effeno eenigermaate op de kant
pomeridia- gehaairde , onderfcheidene Bladen ; de Steng ,
^Nainid- Bloemjleeltjes en Frugtbeginzelen ruig,
Deeze Soort is in den jaare 1761 geteeld uit
Zaad, dat van de Kaap der Goede Hope, waar-
fchynlyk in de Zaadhuisjes , wis övérgebragt;
L 1 n n m u s gaf 'er den bynaam aan , om dat
de Bloemen, daar het den geheelen Zomer, tot
aan December tce , mede praalde, aldaar niet
dan
(37) MefemhryaKtbpmum Fol. planiusculis hto - Lanceolaris
Izvibus &c. LINN. Dcc. 11* p. 2<v T. jj Ficoides f. Ficus
Aizoides Aft. m.jot Flore fhvo , Folio plano latioic. Hebm.
Lugdb. 2;. SéB, Mas. I. 29- T. i«>. f. 5.
ÏCOSANORIA, Z-J
dan 's namiddags open gaan» Zy zyn uitermaa IV.
te fraay en groot 9 Zwavelkleurig geel en glan-AF^u
zig, beftaande uit ontelbaare fmalle Blaadjes 3 Hoofd*
allengs verkleinende naar het midden 9 alwaar5™»
zy de Meeldraadjes Tralieswys' bedekken. De*?'™*
Afbeelding ? door den jongen Heer Linn^eus
uitgegeven, vertoont deTakkige Steng van dit
Kruid , die Kruidig (zegt zyn Ed. ,) een Spar\
hoog y van dikte als een Ganzenfchaft en ruig*
haairig is , komende daar in overeen met de
Dertiende of Twaalfde Soort , doch door de
platte breede Bladen zeer verfchillende. Men
vindt in \ W erk van Setja reeds een Takje
daar van , volgens de benaaming van Her°»
mannüSj afgebeeld. Uit beide blykt, dat de
Stengetjes veelal twee Takjes bezyden hec
Hoofdtakje uitgeeven , en zig dus als dricdeelig
vertoonen- De Bloem heeft van twaalf tot vyf*
tien Stylen en even zo veel S treepen op het
Vrugtbeginzel , dat plat en glad is , laverende
een Vrugt uit met hetzelfde getal van Cellet-
jes (*>
(38)
(*J Germen d-presfum glabrum wordt in Decade II. Rar*
Plant. H< Ups. gezegd; des ik niet begryp , wat in de bc-
paaling door Germinibus hirtis verftaan v/orde. Meent raen
'er ook de Kelken mede , die weezenrlyk ruighaahig zyn?
Voorts fchynt my het Plantje , dat de thans zo berugte
Kaapfe Zaadhuisjes , die door de nattigheid open gaan, uit-
levert, naast ts komen aan deeze Sooit ; gelyk wy ftuks
zullen zien.
\l> Deel* IX, Stuk,
a8 Twintig mannigê Kruiden.
IV. (383 M idda^bloem met driekantig - Rolronde ,
^FxuiL* fpitfe, famenge'groeide , Boogswyze, onge-
Hoofd- /tippelde onderjcheidene Bladen.
stuk.
xxxviii.i Aan ieder Knietje van de Steng , die een of
^{Ztri*twee Voeten hoog groeit en van de Takjes ,
verucuu- welken dezelve uitgeeft , komen twee dikke
5pitsbiadig. Sappige Bladen gepaard voor, van anderhalf of
twee Duimen lang en een Pennefchafc dik ,
byna rond , en in dcrzelver Oxelen bevinden
zig kleiner getropte Blaadjes , waar van de
middelften , langer dan de overigen , die Hou-
ten Pennen , welke dikwils in 't gebraden
Vleefch fteeken 3 eenigszins gelyken volgens
Dilleniüs. Doorgaans zyn de tippen der
Bladen , zowel als de toppen der Takjes, paarfch,
en de Bladen vertoonen zig poreus , met klei-
ne Gaatjes* De Bloemen komen in Kroontjes
voort 9 zy zyn klein en bleek geel , doch
?eer welriekende, wordende van Vrugtjes, die
meest vyfhokkig voorkomen , gevolgd.
xxxtx. C39) Middagbloem zonder Steng , met half*
Koftratum. £0J,
Snebbig.
Mefembryanthemum Fol. friqiietro - Cylindr, &c. H.
Cliff* & R. Lu^db. N. 24. tl. Ups. rag, FABR. Hdmfl. 14.9.
Mefembr. Fol. Veruculiformibus , Flor. Mellinis umbellaris.
J>ïLï-. Eltb. f. 2>*9- Ficoides Afra arborescens , Fol. tereü
glauco, apice purpureo ernsfb Boerh* Lugdb. I. p. 291.
(39) Mefewbr. acsue, Fol. femi - Cylindr. connatis exter-
ne tubcrculatis. H, Clifj. & R. Lu?db. N. 25. Mefembr.
B.oftrum Ardex rcferens. Dill. Eltb* f. 229.
ICOSANDRIA.
Rolronde > uitwaards geknobbelde , famen* ÏVJ
gegroeide Bladen. ^xuu*
De Bladen 3 in deeze Soort naar de Sneb van stuk.
een Reiger gelykende, heefc dezelve daar van fmtagj*
den bynaam. Van de voorgaanden verfchilt^*
zy, gelyk de volgende, doordien dé Bloemen
op enkelde Steelen , uit den Stoel der Plant
groeijen ; gelyk in de Paardebloemen en het
Havikskruid. JBreede witte Stippen komen op
de Rug der Bladen , doch niet zeer menigvüf-
dig , voor. Ook zyn dezelven aan de enden fbm-
tyds wat Tandachrig gedoomd.
f40) Middagbloem zonder Steng 9 met Kant- xl*
haairig getande ge/tippelde Bladen.
ringen s*
Ieder Blad vertoont als een gaapende Bek metTandbek-
Tanden in deeze , tot welke zo wel die naarklê'
een Hondsbek als die naar een Katten -Smoel
gel y ken , beiden door Dillenius afgebeeld s
door den Ridder t'huis gebragt zyn. De Bla-
den , naamelyk,zyn Geutswyze hol vanboven,
en op de kanten bezet met fcherpe Doornen»
't Plantje draagt Goudgeele Bloemen, waarop
vyfhokkige Zaadhuisjes volgen , doch die in
de
f40) Mrfcmhryantfjemum acaule , Fol. ciliaio - dentatis
punaatis. H. Cliff. & R, Lugdb. N. 12. MlLL. Ditl. T,
177. f. 2. Mefembr. Ri&um Canirmm & Ri&utn Felinuni
reprefentans. Dill. Eith. f. 231 , 230. Ficoides Afra FoL
triangulari Enfiformi crasfo &c, MART, Cast» 30. T.
Ut DSEI-ï IX. STUK,
30 TwiNTlCM AJtfNIGE
IV. de eene Peerachtig en zeer dun, inde andere
byna Klootrond zyn ; in de eene lang gefteeld
Hoofd- in de andere byna zonder Steel; welk verfchil
stuk, ook in de Bloemen plaats heeft en zelfs is de
gedaante niet eenerley.
mfeibrr C41) Middagbloem zonder Steng, met geftip*
ê pelde Bolachtige Bladen.
Dolabrïfor*
Byibiadig. Hier is het IaaSe Kaapfe Ficoides , met Bla-
den naar Hertshoornen gelykende en geele
Bloemblaadjes > dat by nagt bloeit, van Brad-
ley , t'huis gebragt. Men weet dat de Hoorens
der Damherten aan \ end verbreeden en fom-
tyds dus een Bylachtige figuur maaken. De
Bloemen zyn van binnen geelachtig, van buiten
bleek rood: xy gaan 's namiddags om vier Uu*
ren open en bloeijen voorts byna den geheelen
Nagt.
xltt. (42) Middagbloem byna zander Steng , met
^ongSyk ongelyke, gej tippelde, f amenge groeide Bid-
liadig. den*
Men
Mefcmhryanthemum acaule,Fol. Dolabrifortnibus punc-
tatis. ƒ/. Clif. Sc R. Lugdb. N. ip. Gouan Monsp. 244.
Mefembr. Fol. DolabriformiJ Dill. Eltb* f. 257. Ficoides
Capenfis humilis Sec. Bradl. Succ. I. p. 11. T. 10.
(42) Mefembr. fubacaule , Fol. difFormibus pun&atis con-
natis. R. Lugdb. N. 31. MiLL. Ditt. T. 176. f. 2. Mefembr.
Fol. dtfformilms FlOre lureo. Dill. Eltt>. f. 241, 242. Fi-
coide* Mefembr. crasdsfimi et valde fucculento folio, nigris
FUu^tis notato. Plus» Alm. 148. T. 325» £ 4«
ICÖSANDSIA, 3*
Men noemt dit dus , om dat de Bladen te IV.
genöver elkander zeer in grootte verfchilleiu ^F^X^L"
Men zou het, wegens derzelver wonderlyke Hoofd-
Ê^uur; ookwanfïaltig kunnen noemen. Zy zynSTUK*
zeer dik en Sappig , van buiten met zwarte J^^*
Stippen getekend. Deeze Soort is eigentlyk
niet ongeftengd 9 maar heeft de Bloem byna
ongedeeld en het Zaadhuisje agchokkig.
(43) Middagbloem zonder Steng 9 met drie- xum
kantige geheel effenrandige Bladen.
cdbhdram.
De witachtigheid der Bladen , welke lang * Witachtig,
dik en ftyf , glad en glanzig zyn , geeft den
bynaam aan deeze Soort, die groote geele Bloe-
men op enkelde Steelen draagt en meer dan vyf
hokjes in de Zaadhuisjes heeft.
(44) Middagbloem zonder Steng , met Tong- xuv.
achtige Bladen , die aan den eenen ka?it%"guif&r~
dikker en ongeftippeld zyn. xongMa*
De Bladen zyn altemaal eenigermaate Tong-
achtig in de Verfcheidcnheden van deeze Soort,
wier
(43) Mffcmhryantbcmum acauïe, Fol. tnquetris integerrimis.
Mes. Fol. robuftis albicantibus. Dill. Elik. f. 232. Ficoides
Aft. Fol. trian^alari Eniiformi gïauco crasfo , Fiore amplo
Aurco. BRADL. Succ. V. p. 20, T. 43.
(44) Mefembr. acauJc, FoL Linguiformibus alrero margine
crasfiorjbus impun&atis. H. CÜg. & R. Lugib. N. g. Fabeu
Heimjl. 249. Mes. Fol. fcalprato. Dill. Eltb. f. 224. fi9
Fol. Liuguiformi latioie, f. 22;. yo anguftiore. f. 226. j.
longiore. f.227.
IIi Deel, ix, Sruaj
3a TwiNTlGMANNICE KRUIDËÏfs
wier eerfle dezelven naar een Schocnmaakerö
^xmf1 *Snymes gelykende heeft, zo degeleerde Dil-
Hoofd- lenius te regt aanmerkt* Voor 't overige
stuk. Zyn Zy jn a]je ^Q an(|ercn 0ok aan den eenen
<JgefW)m ^ant dunner , glad , dik en fappig, de Bloem-
fteelen zeer kort en de Zaadhuisjes in de twee
eerften rond en plat, in de twee laatften Peer-
of Vygachtig. Men vindtze in negen , tien of
elf , of ook in agt Holligheden verdeeld, maar
de Kelk heeft , in alle de Verfcheidenheden ,
llegts vier Punten of Slippen,
xtv. (45) Middagbloem met overhoekfe getropte$
Mcfimory* Elsvormige , driekantige , zeer lange % vrt-
Pugionifor- gejtippelae Bladen^
me,
pookbia- Deeze, hier dit Geflagt befluitende, verfch Jfc
van de voorgaande ongeftengde zeer , dewyl zy
fomtyds wel twee Ellen hoog groeit, hebbende
een regte dikken Stam, getopt met krom ver*
draaide Takken* De Bladen zyn driekantig als
een Pook of Moordpriem, in *t geheel driekan-
tig, meer dan een Vinger lang en Zeegroen ge»
lyk Anjelier -Bladen, 't Gewas draagt fchoone
geele Bloemen , de grootften in dit Geflagt zegt
Linnüüs, op lange Bloemfteelen. 't Is
zeker , dat zy ten minfte drie Duimen in mid*
del- .
f45) Mefembryantbemam Fol. altérnïs, confertïs Subulatis
&c. H. Cliff. & R. Lugdb. N. 2. Mes. Fol. Pugioniformi %
fl. amplo Stramineo. Dill. Êlth. f. 269. Ficus Capenfis
Caryophylli folio , Floie Aiueo fpeciofo. BfcADL. Succ. II. p«
IcosAttbRïA. 33
tfellyn haaien , en dus irl grootte geensfcins •
voor die van het Kromfabelige en Eetbaare xm^
Middagblocm zwichten. De Vrugt wordt door Hoofd-
fcanryping platachtig als een Kaasjé , zittende
in een Kelk met vyf Punten en gedekt met ma% ■
eene Ster van vyftien Straalen , waar binnen
echter doorgaans maar tien Holligheden zyn,
bevattende kleine rosfe Zaadjes.
Van een byzonder gebruik der Bladen van
deeze Plantgewasfen vind ik niets aangetekend.
Het Sap 3 dat de meeften bevatten , is laf en
fmaakeloos , een weinig firnen trekkende , als
dat van Huislook ; doch in twee of drie aaü
Zee gröeijende Soorten , gelyk ik opgemerkt
heb, taamelyk Zoutig. De laatfte Soort of het
Pookbladig Middagbloem 9 bevat in zyne Bla-
den een fcherp bytend Sap , byna als dat van
Arum y zegt Dxlleniüs.
De Ridder merkt aan , dat de Soorten van
dit Geflagt ook op andere manieren , 't zy
volgens de Jaarlykfe groeijing , de gefteldheid
of 't ontbreeken der Steng, die fommigenflap*
anderen Houtig hebben; of volgens de Bladert
én eindelyk ook ten opzigt van het getal der
Vrouwelyke deelen zouden kunnen onderfchei •
den worden* Dit laatfte komt thans inzonder-
heid in aanmerking , by gelegenheid van zeke-
re Zaadhuisjes > die men federt onlangs van de
Kaap medegebragt en voor Kaapfche Bloemen ±
welke door de nattigheid opengaan , heeft uit*
gevent* 't Blykt klaar dat het Zaadhuisjes
C fcyn
II. Deel* is. Stuk*
34 Twintig mannige Kruiden.
IV. zyn van een Soort van Middagbloem : doch
xiii. van welke is tot nog toe niet zeker. Volgens
Hoofd* de figuur , die rond en platachtig is, als een
STUK. Kaasje , en de grootte , zouden zy behooren
^yfwy- ].mmn tot j^et Gehoornde 9 tot de twee eerfte
Verfcheidenheden van het Tongbladige, of tot
het laatstgetnclde Pookbladige ; maar het Na-
middags, uit Zaad van de Kaap geteeld , fchy
nen zy allernaast te komen: i. wegens 't Ge-
was : 2. wegens de Blaadjes : 3. wegens de
Zaadhuisjes; 4. de zwarte Zaadjes , als ook dat
hetzelve een Jaarlyks Plaatje af Zaay -Gewas
wordt gezegd te zyn.
De geleerde Dilleniüs hadt reeds die
manier van open gaan der Zaadhuisjes door de
nattigheid , in meer dan ééne Soort van Mid-
dagbloem , waargenomen. Hy beeldt zulks af in
het Tongachtige met breede Bladen , doch 't
welke maar negen Straalen heeft en even zo
veel Zaadhokjes. Ik vind , in de Hortus alhier ,
maar agt Hokjes of Celletjes in de Vrugten
der Tongbladige Soort. In het Gehoornde
was derzei ver getal vyftien of zestierh, 't welk
zeer naby komt aan de mynen, zo, die ikom»
trent een Jaar geleeden gekogt heb, als in zo-
danig een Plantje met twaalf zulke Vrugten , my
deezen Jaare door een Oostindifch Schipper
van de Kaap bezorgd : doch het Gewas ver-
fchilt te veel en komt nader aan de Soort die
Namiddags genoemd wordt > om de gezegde
redenen. »
li
ICOSANDRIA. 25
In Fig. t , op Plaat LUI , geef ik de Afbeet IV.
ding van myn geheele gedroogde Plantje met A *xuh*
zyne Vrugten of Zaadhuisjes , waar van de Hoofd-
meeften geflooten , doch twee of drie geopend 8TUK#
zyn, geJyk zy, na elfen in 'c Water gcftooken ^a%r
te zyn geweest 3 aanftonds beginnen te doen,
zynde in eenige Minuuten geheel met Straalen
uitgebreid , als nader blykt in de eenmaal in
Middellyn vergroote Vrugt, die zig gelyk een
After of Sterrebloem vertoont , in Fig. 2. 't
Getal der Straalen is van derden tot agetieo in
verfchillendc Zaadhuisjes van dit Plantje, grootst
in de middelden of groot ften, klems: in de zy.
delingfen en kleinften. Voorts zyn de Wortels
en Blaadjes, in Fig. 1, ook zeer zigtbaar.
Om nu de reden en manier van die zo zon*
derlinge uitbreiding eenigszics te verklaaren 9
heb ik een droog geflooten Zaadbuisje perpen*
diculaar doorgefneeden , en dan vertoonde het
zig als in Fig. 3, waar a den Steel aanwystf b
den Stoel > uit eene vooze zelfitandigheid be-
f taande, waar op de Scheedjes der Zaaden c % c
in 't ronde geplaatst zyn , met de Mondjes van
boven open 9 die geflooten worden door de 0-
verhangende enden der Vliezige Dekzelend«d,
alhier wat opgelïgt ; onder aan welken een bruin
gedeelte is > by e , e , dat de fcherpe Ruggen
Van die vScheedjes Tangwyze 001 vat.» hebbende
twee uitfieekende Puntjes, welke zig düidely-
ker voordoen in- Fig. 4» Aldaar is het half door*
gefneeden Zaadhuisje , door bevogtiging open-
G 2 gaan-
UU DEEL« IX, SltMC,
36 Twi NT IGMANNICE KfU7lDEtf.
IV* gaande , gelyfc hetzelve onder 't Oog doet 9
A xm!L' voorgeïleW , en dus ziet men , terwyl de Let-
Hoofd- teren even 't zelfde aanwyzen als in Fig. 3, dc
stuk* verandering hier door veroirzaakt. Het Steekje
ryfwyvf a^ ^ gtoe| b en tie Scheedjes c , c, behouden
haarc plaatzing , terwyl de Vliesachtige Dekze-
len zig met de enden d geheel omflaan, neemen-
de met zig het bruine gedeelte e, dat dc ge-
zegde twee Puntjes ƒ heeft, die mede tot
de fluiting dienen. Voorts ziet men de fi-
guur van de gezegde enden : ook vertoonen
zig de openingen der Scheedjes duidelyk. Ia
dezelven waren eenige Zaadjes, als by g,zyn-
de platrondachtig en glanzig zwart ; gehecht
aan zekere Draadjes, die op den bodem zitten
van het Scheedje.
De gedagte Dekzels d , d , d , welke eene
Wig- of Bylvormige figuur hebben , zyn de
Hoorntjes van denStyl, of Stempels in de Bloe-
men geweest , en deeze krimpen door het nat
maaken, dat van de buitenzyde gefchiedt,even
als zy n£tuurlyk door den Regen of Daauw doen,
ter uitwerpinge van het Zaad: zodanig, dat zy
op 't laatst geheel agter - over worden getrokken ,
neemendemet zig het bruine Kapje e > dat aan
dezelven vast is en twee Haairdunne Puntjes/,
ƒ heeft. Dit gefchiedt onder 't Oog fomtyds
vryfchielyk: vervolgens, opdroogende, komen
zy allengs wederom in den voorigen ftaat, zig
als Bloemknoppen vertoonende; maar hetblyke
uit het gezegde duidelyk > dat het geene Bloe-
men
ICOSANDRIA.
men zyn , waar voor fommigen ze hebben aan- ÏV#
gezien. De Bloemen van dit Gewas hebben efcn^^f*1'
Kroon of Krans van geele Blaadjes en zyn ge- Hoop d-
heel anders , gelyk ik bevoorens heb gemeld. STÜK*
Hét Kniebloemig Middagbloem , dat onze vier- J™'*sym
de Soort is, vondt de Heer Fouskaohl by
de Pieramieden te Kairo. Het Loof daar van ,
bevattende een Waterig Vogt, was het Vee
niet aangenaam , maar de Arabieren maakten
van het Zaad een Soort van Brood, hun^fmaa-
kelyker dan dat van Tarw, doch by de Egyp-
tenaaren niet in gebruik. Zy kreegen hetzelve,
door de fterk in de Zon gedroogde Zaadhuisjes te
kloppen, daar uit; dan werdt het tot Meel ge*
malen , dat zy met Water en een weinig Zout
mengden , bakkende daar van dunne ongerezen
Koeken op een Yzeren Plaat* Ook was op dit
Zaad , by de Arabieren Gliuful genaamd, een
Prys gefteld. Ean andere Soort , by hun den
zelfden naam voerende, welke hy Knoopbloemig
noemt , was in Arabie , op woefte Zandige
plaatfen, zeer gemeen*
A i z o o n. Ficoides.
Ik zal den gemeenen naam toepasfcn op dit
Geflagt, 't welk een vyfdeeügen Kelk heeft en
geene Bloemblaadjes , dus grootelyks van het
voorgaande , waar in dezelven zo menigvuldig
zyn , verfchillende. De Stamper wordt een
Zaadhuisje 3 dat vyfklèppig is , met vyf Hol-
ligheden.
C 3 Het
II, Deel. IX Sxm>
Twintig m a tf n ï c e
Kruide:?.
IV. Het bevat drie ook meest Afrikaahfche Soor-
Afdrel. tcn ais v0]gt#
ïïn^D" (O Ficoides met Wïgswys' Eyronde Bladen
i. en engejleelde Bloemen.
Canarjénfi* Men vindt deeze , die naar de gewoone jFÏ-
' coides eeaigszins gelykt , doch breede platte
Bladen , als van het Porfelein, heeft , natuur-
lyk op de Kanarifche Eilanden. Nissole
hadtze, ais een nieuw Geflagt, opgegeven on-
der den naam van Ficoidea* Pluk en et noem-
de ze Htiislookachtig Kali. Zy is door Volo
kamer afgebeeld, by wienze opgekomen was
uit Zaad, dat hy van den Edelen Heer She-
rard, uit Engeland , hadc bekomen, gelyk
menze ook heden in de Openbaare Kruidho-
ven aantreft.
5t Gewas heeft veele ronde , roodachtige,
fappige Takken, met Blaadjes van gezegde fi-
guur, doch grys en éenigermaate Haairig, op
den Grond leggende. Uit de Mikjes brengt het
ongedeelde Bloempjes voort , als gemeld is,
bleek groen , en daar op volgen vyfhoekige
Zaadhuisjes , gevuld met zeer kleine glanzig
bruine Zaadjes^
(O
(ï) Alzoon Pol, Cunelformi - ovatïs , Flor. fesfilihus. Sy.fi.
JV<sr. X1T. Gen. 629. p. 347. Veg. XIII. p. 392. Aizoon Fo-
lils obverfe ovatis. //. Cliff. 21 5. R. Lugdb. 221. Ficoides
procum':cns Porruteca: folio. Niss Mem. de 1711. p. 422.
T, 13» f- 1. Kali Alzoïics Canarienfis procumbens. Plus;.
t4lm* 2Q2. T. 303» f- 41 VOL&. Norib. T, p. 236,
ICOSANDRIA. 39
(2) Ficoides met Lancetvormige Bladen en IV.
ongefieelde Bloemen, Al^if L '
, ; Hoofd»
De geleerde Dillen rus merkt op deezeSTUia
Plant aan, dat de naam van Ficoidea » door d^n n. ■
beroemden Vaillanï dair aan gegeven , zo jf^J^
min deugt als die van Ficoides, eeniglyk, als™*'-
gemeld is , van de Vygachtige Vrugtcn , welken P
één Soort van Middagbloem uitlevert, afkorn-
ftig. Die beide woorden , inderdaad 3 zeggen 't
zelfde en drukken zo veel uit, als een Gewas
dat naar den Vygeboom gelykt* In dat opzigt
zou deeze Soort nog eenigen voorrang hebben,
hoewel het maar een laag Kruidje is , ook op
den Grond leggende, met byna gegaffelde Tak-
jes en lange fpitfe taamelyk dikke Bladen* In
de Mikken komen rondachtige Hoofdjes voor,
die zig Sterswyze uitfpreiden door de Zonne-
fchyn en dan zeer veel naar de Bloemen van het
Ornithogalum gelyken , zynde ook groen en
van binnen wit; doch men houdtze flegts voor
Kelkbladen 5 waar binnen de Meeldraadjes zig
vertoonen. Het Vrugtbeginzel wordt een vyf-
hoekig Zaadhuisje, dat, gedroogd zynde, even
als die van het voorgaande Geflagt , door be-
vogtiging zig uitfpreidt en open gaat.
Deeze voert den bynaarn van Spaanfch , vol.
gens
(z) Aizoo^VoL Lanceolatïs, Flor, fesflHbtis. Ficoidea Hisp.
annua , Folio longiore* Dill. Ehb. 143. T. 11 j< &
143.
c4
II. Deel» IX. stuk*
40 TwiNTIGMANN IGE KRUIDEN*
IV. gens Vaillant; hoewel de eigcntlyke plaats
*Fxm.L ^cr afkon^t niet zeker is. Men krygtze van de-
Hoofd- Kaap, doch met de Steng en Bladen overal ruig-
*TÜK* haairig. Het wordt ook ten Jaarlyks Gewas ge-
%^{wym ncemd , zo wel als de voorgaande^ door dea
Ridder, maar Volckameu getuigt, dat die
overblyft en altoos groen , zo menze des Win-
ters , voor dc Koude , binnenshuis wel be-
waart.
itt. (3) Ficoides met Lancetvormige Bladen en
rfnhHi*- Fluimbloemen,
turn.
©epimtn . -Qeeze ^ van ^e gaap afkomftig , heeft dc
Bloemen Pluimswyze vergaard, waar door zy
verfchilt van de voorgaande Soort. De Bh*
den zyn Lancetvormig van onderen ruig.
S f 1 r m a.
Van dit Geflagt, dat den Kelk vyfdeelie
vyf Bloemblaadjes en verfcheide veelzaadige
Raadhuisjes famengehoopt heeft, zyn de Hee-
fterigen reeds befchreeven ; zo dat nog maar
die van den tweeden Rang, deKruidigen naa
melyk % overbly ven ; als
(10J Spï-
r (5) Atzosn Fol. Lanceolatls , Floribus panicuiatJs. aï*
zoon Pol. Lanceolatis fubtus hirfutis. R. Lugdhtzi. Ai20on
pamtulatum. Bdbm. FL Cnp. Prcdr. p. 15.
ÏCOSANDR IA.
( 10 ) Spirasa met tweevoudig gevinde, ge- WS
pluimde Aairen en tweelmizige Bloemen. AF£ufL
Hoofd-
De naam van Geitebaard , in 't Latyn JfcpvfTüE»
ba Caprct , in 't Griekfch Aruncus > is wegens
de figuur der Bloemen aan zekere Kruiden Arunct*
gegeven , waar van deeze Soort in de Geberg bJ^t£'
ten van Ooftenryk, Switzerland en Auvergne ,
als ook in Virginie, grocijende, de fraaiite is.
De Afbeelding 3 welke Tragus daar van ge*
geven hack, is door alle anderen overgenomen ,
doch door my een weinig verbeterd, zegt C a-
merarius. Gedagte Autheur noemde ze
Pycnocomon , Tabern^montanus Dry-
tfiopogon , in 't Hoogduitfch Waldbart, dat is
Bofchbaard, Woud - Geitebaard cf Sickblumen ,
in 't Franfch Barbe de Chevre.
'c Is een Heefterachtig Kruid 3 in 'c wilde
dikwils zes Voeten hoog, doch in onze Tuinen
laager groeijende. Het onderfteunt zig door
zyne lievige Stengen en heeft Bladen, die uit
een langen Bladtteel befcaan , gevind met an-
dere Bladfteelen , waar van de twee agterftcn
Vyf- 1 de twee volgende driebladig zyn , en het
end van den grapten Bladfteel is dikwils een*
bla-
(xo) Spir&a Fol. fupradecompofitis 9 Sp'eis paniculatïs ,
Floribus dioicis. Aruncus. H. Olijf. 463. R. Lugdk, 27?.
CRON. Virg* 111, 77. Barba Caprx Floribus oblongïs.
C. B. Pin* 1^3* Baiba Caprar. C A m« Hort* 26, T. $.
cs
II* DEIU IX, STUX»
4t T W I N T ï G M A Is N I G £ Kl<U IDEN.
IV. bladig gevind. Alle de Bladen zyn op de kant
*™i£L 'getand , ruuw \ van Eyronde figuur gefpitst , het
Hoofd - uiterfte Blad grootst. Uit het end -der Takken
stuk* komen lange, getropte, Takkige Bloem -Aai-
iïge{Wy' reD ^ die in fommige Plinten Mannelyke , in
anderen Vrouwelyke Bloemen d;aagen. De eer-
ften hebben twintig Meeldraadjes: de anderen
brengen een Vrugrje van drie Zaadhuisjes voort,
die op *t meest twee Zaaden bevatten (*).
xu (iO Spirasi met gevinde Bladen* de Blaadjes
%llMaï~ eenvormig Zaagswyze getand > de Steng
DrQpwor- Kruidig , de Bloemen als een Kroontje.
tel.
Dit Kruid heeft den naam van FUipendula f
wegens de Knobbelige als aan Draadjes hangen-
de Wortelen 3 in de Zuidelyke deelen van Eu-
ropa , doch de Duitfchers noemen het Roode
Steenbreek of Wüdgarben> de Engelfchcn Drop-
wort en wy Dropwortel. Sommigen hebben het ,
verkeerdelyk , Oenanthe geheten* Men vraagt
of het ook het Molon zy van Pliniüs. Het
groeit op de V7elden van Ooftenryk en aan de
kan-
(*) CapfuU fübiispermA, H ALLER, noenuze esnzaad:g ,
gelyk Tournefort ook dezeiven hadt afgebeeld.
(ii) Spir&a Foiiis pinnatis , Foliolis uniformibus ferratis
&c. Filipendula Folüs pinnatis &c. Mat. Med. 239. H. Ciïf.
191. R. Lugdb. 277. GOUAtf Monsp. 245. GORT. Belg. 141.
Fl. Suec. 404 , 439. Filipendula vulgaris. C, B. Pin. 163.
Filipendula. CAM* Epiu 608. Dod. Pempt. 56. Oenanthe
Filipendula* Lob. Ic. 72^.^3, Filipendula minor. C. B. Prcdr*
85.
ICOSANDRIA. 43
kanten der Hakbosfchen , zegt C tv si u s , zeer IV.
menigvuldig. In Switzerland is het niet gemeen, A™^L'
zynde hier te Lande, op een Waard aan de Hoofd-
Lek, by Wyk te Duurftede , gevonden. STÜK*
Het ipreidt zyne lange Bladen langs den Grond n[*ntagy'
in 't ronde uit, die bezet zyn met zeer fpits ge-
tande Vinnen en kleine Vinnetjes daar tusfehen»
De Steng , die naakt is , één of anderhalven
Voet lang, draagt een Kroon van meest zesbla-
dige Bloempjes uit een zesdeeligen Kelk , met
veele Meeldraadjes. Het Vrugtbeginzel, daar
tusfehen , wordt een rond Hoofdje , uit een
getal van vyftien tot twintig Haauwtjes be-
ftaande, zo Ha ller meldt. Tournefort
zegt , dat de Zaadcn tot een rond Hoofdje, 'c
welk naar een Tonnetje gelykt , vergaard
zyn.
De Bloemen zyn welriekende zo in dit als in
de voorgaande Soort , waar uit men een kragtig
Oogwater plagt te deftilleeren. In beiden is de
Wortel (amen trekkende . zynde van deeze in de
Winkelen onder den naam van Roode Steen-
breek Wortel bekend geweest. Men heeft-
ze tegen de Aambeijen en den Witten Vloed
aangepreezen. Het Kruid hebben lbrnmigen
over de Slaa gebruikt , en bevonden dat het
de Verteering hielp , zynde fmaakeJyk en zeer
verfrisfehende (*).
(«) Spï-
(*) Fabregou, Hijï% des Plant. tnvk* Fat&iè
II. DlUfc, IX, STUK»
44 Twijnt igmanni ge Kruiden*
IV. (ia) Spirsaa met gevinde Bladen , het ende*
AVxm?" lingfe grooter en gekwabd , de Bloemen
Hoofd- Trosachtig.
STUK*
xii. De Latynfche naam , Ulmaria , is aan dit
tfim^a. Kruid gegeven , om dat de Bladen veel naar
Keynette. die der Ypen of Ölmeboomen gelyken* Men
noemt het ook wel, gelyk de eerfte Soort , Gei-
tenbaard', doch het voert, in 'tbyzonder, den
naam van Regina Prati , in 't Franfch Reine
des Préz , dat is Koningin der Velden , waar
van de Nederduitfche naam , Reynette , zyne
afkomst heeft. Het is by ons,gelyk door geheel
Europa , op vogtige lommerige plaatfen , aan
Waterkanten , by Haagen en op Velden , hier
en daar gemeen.
Dit Kruid verfchiltvan 't andere Geicenbaard ,
zo doordien de Bladen enkel • Vinnig zyn , als
doordien de Bloemen niet zulke veripreide Kat-
ten maaken , maar digt te famen zyn gehoopt.
De Bloempjes heeft hetzelve meerendeeis vyf-
bladig, en de Bloemblaadjes zyn niet Eyrond-
achtig y maar Spatelvormig. De Zaadhuisjes
maaken kromme Haauwtjes uit, ten getale van
zes, zeven of agt, vergaard.
In
(ia) Sftr&a Fol. pinnaus , impari rrrjore lobato, &c#
Mat. Med> 241, H. Cliff. ipi. R. Lugdb. 277. GoUAN
Jtfonsp. 24.5. Fl. Sues. 405, 440* GORT. Belg. 141. Barba
Caprae Flor. compa&is. C. P. Tin. 164. Regina Prati. Dod.
Tempt. 57. LOB. Ie 711. HALL. Helv. 307. Ulmaria. Clu-ö.
Tann* 6$ 9.
I c o s A n D R l A# 45
In kragten verfchilt dit Kruid van de voor- IV.
gaanden weinig. De groote Boerhaave ^mi*"
hadc het dienftig bevonden, om de ongeregel- Hoofd»
de beweeging der Zenuwen te doen bedaaren , STÜK»
en verdervende 5 door zyne famentrekkende „f™**®*
hoedanigheid. Het Gemeen gebruikte den Wor-
tel tegen Buikloop. Het gedeftüleerde Water ,
zegt H aller, wordt in Koortfen met Uitflag,
daar de Geneesheer de Uit waafeming tragt te
bevorderen , dikwils voorgefchreeven.
(13) Spirsea met Fïnswys' drievoudige Bla- xnr.
; - den , het onefene vyf kwabbig gepalmd. paimlfl
Gepalmde*
In Siberië groeit deeze , die in geftalte naar
de naastvoorgaande gelykt, hebbende het Kruid
reukeloos , maar den W ortel welriekende. De
Vrugt is als die van het Dropwortel > niet ge-
draaid gelyk in de Reynette,
Spirsea met drievoudige Zaagswys* ge- xrv,
tande, byna gelyke Bladen en eenisermaa- TrifoUat**
, . , n7 0 Drieblad!»
K. U gepluimde Bloemen. gs.
Van
(13) Spir&a Fol. pinnato • ternacis , Foliolo impari quln-
quejobo- palmato. Jac<*. Hort. 8$.
(14) Spir&a Fol. tematïs ferratis fubaqualibus . Flor. fub-
paniculatis, FHipendula Foliis ternatis* H. Cliff'. 191. Ups.
ijl. R. LugdL zjy. Gro*ï. Virg. 55, 77. Ulmaria majot
trifolia , Flore amplo pentapetalo Virginiana. Pi.UK. Mm*
393. T. 255. f. 5.
IL DEM* IX, STUK*
46 TwiNTI GMANNICE KRUIDEN.
iv# Van dit Virginifch Kruid , bekend in onze
AxmfL' Kruidhoven , fchryft de Heer Clayton,
Hoofd- dat het witachtige rood bonte , vyfbladige
«ruir. Bloemen heeft 3 in een dunne Pluim aan den
J^e{wy" top der Stengen vergaard , en langwerpige ge-
fpitfte rimpelige Zaagswys' getande Bladen over*
hoeks , drie op één Steeltje; de Steng Takkig
glad en zwartachtig rood. Men noemt het in
Virgïnie Jpecacuanha of Indiaanfch Braakmiddel :
want veertig Grein van het Poeijer des Wor-
tels, ingegeven, doen zagtelyk braaken.
Thans volgen de Veeltvyvigen j dat is die
meer dan vyf Stampers of Vrugtbeginzels heb-
ben.
R ö b ü s. Braamboos.
Van "dit Gefla'gt, welks Kenmerken ook hier
#n.o. v. voor reeds opgegeven zyn*, heb ik de elf eer-
bhJ^zis. fte Soorten , die Heefterig zyn , insgelyks reeds
befchreeven % zo dat alleen nog de vier vol-
gende ter befchry ving open fiaan , naamelyk
x'T. (ia) Braamboos met drievoudige naakte Bla-
f,^rt*'s. den en kruipende Kruidige Uithopers.
Steen tn ta-
nende. Iq Bergachtige Streeken * door geheel Europa ,
groeic
(n) Rubus Fol. ternatis nud's, Flagelïïs reptantibus Her*
baceis. R. Lu%dk. 274. Go'.'ANr Monsp. 247» Snee. 411.
Lapp. 206, HALL. Heiv. 344- Ger. Prov. 467* JACC^ Vind*
245. Oed. Dan. 134- Chamnerubus Saxatjiis, C. ö« Pin*
110. Rubus Saxatiiis Alpinus. Cl is. Patin. 115, 110.
I C O S A N D R I A. 47
groeit deeze veel op Steenrotfern Zy maakt IV;
een Plantje van een Voet hoogte, dat uit zyne^^1-
Kruidige Stengetjes driebiadige Bladfteelen uit- Hoofd*
geeft, met Bladen als der Olmen, doeh nietSTÜK#
ruig , zeer famentrekkende van Smaak. Den^iysr
V rugten , die het voortbrengt > beftaan uit veel
minder Jïesfen , dan in deBrummelen, doch de
Besfen zyn veel grooter , helder rood van Kleur
en bevatten een zeer aangenaam rins Sap. De
Zaadjes , in ieder Bes een , zyn ook fannen«
trekkende.
(13) Braamboos met drievoudige Bladen, de xnr.
Rubus
Arïïicus.
Noordfchg*
Steng eenbloemig en ongedoornd* a?&!cus.
Dit Kruidje ? naauwlyks een half Voet hoog,
dat de Reuk en Smaak van Aardbeden heeft ,
groeit in Sweeden , Kanada en Siberië. Het
draagt op de Steelen enkelde Vrugten, die uit
veele Besfen famengehoopt zyn en zeer naar
de Braamboozen gelyken , rood van Kleur* De
JRusfen noemen het Knaesnitza > dat is Edele
Braamcn, In de Bosfchen van Rusland groeit
bet byzonder veel en wordt ook op de Mosplaggen
der Rotfen , in de Gebergten van Siberië , ge-
vonden. In Lapland firekt het voor de Berg-
lui-
Cn) Rübus Fol. tematis , Caule inermï unifloro. Mat*
JMed. 244. FL Suec. 412, Lapp. 207. T. 5. f. 2. Oed. Dan,
488. H. Clijf. 291* R. Lugdb. 274. Rubus humilis Flore
purpureo. Buxb* Cent. V. p. ij. T. 2$. Rubus tiifoiius&c.
Amm. Rutb. iSj.
IU DEEL, STUK.
\
48 TwINTICMANNlGE KruIÈ>£&.
jy4 luiden tot verfnapering en de Geley of Wyd *
'Afdeel» daar van in Nordland gemaakt, wordt als een
Hoofd» Gefchenk naar Stokholm gezonden, alwaar men*
stuk* ze houdt voor eene Lekkerny. In Tuinen aaft
Ptetwy* het Gewas niet , blyvende aldaar onvrugtbaar.
w*e' Het zyn v an de lekkerfte Besfen in S weeden ,
doch hebben dit ongemak 3 dat zy niet van den
Stoel willen > alzynzeryp.
xiv. (14) Eraamboos met enkelde gekwabde Bladen
fatmlfusT en ongedoornde eenbloemige Stengen.
AalbésbU-
digc Dit Plantje 5 dat byna yan de zelfde hoogte
is y groeit op Veenachtige Gronden, in de Bos-
fchen van S weeden, Peenemarken en Rusland,
menigvuldig. Het heefc Bladen als die der Aal*
besfen, en de Vrugten , zo groot als Moerbei-
jen , eerst rood en door aanryping geel worden-
de , zyn niet minder aangenaam van Smaak als
de gedagte Laplandfche. Door die van Wes»
teibothnie v/ordt een groote menigte van deezè
Braamea , ingelegd , Jaarlyks in de Herfst naair
Stokholm gezonden f om tot Toefpyze te ge-
bruiken. De Laplanders eetenze , in Rendiè*
ren Melk tot Pap gewreeven , mee veel Smaak,
en bewaaren de Beslen een geheelen Winter ,
onder de Sneeuw op de Gebergten begraven ,
haa-
(14) Rdus ToU (implicibiis lobatls &c. Mat. Mei. 244.
TL Suec. 413. Fl. Lapp. 20S. T. $. f. i. H. Clïff. 192. R*
Lugdb. 279. Charrmuhus foliis Ribes. C. B. Pin. 48o. Mo-
rus Noivegica. Till» Abotnu 47. T. ISO. ÖED. Dm*
I C O S A N D R t A. 49
haaiende die 's Voorjaars > even fmaakelyk als IV*
toen zy geplukt werden , daar uiu Van fom- ^^ff1
migen zyn zy ongemeen tegen het Blaauwfchuit Hoofd-;
aangepreezet). 't Is een tweehuizig Gewas • doch STUK*
de Wortel van het Mannetje vereenigt zigmet J^^*
dien van 't Wyfje onder den Grond , om een
Eenhuizige te maaken 3 zo de Heer Söl an-
der waargenomen heeft.
(15) Braamboos met enkeïde Hartvormige on* xv.
verdeelde gekartelde Bladen en ongeblader-^ïüarefa
de eenbloemige Steelen. floowto*
f Deeze Kanadafche , té vooren Dalibarda ge-
tyteld , heeft kruipende Wortelen en Bladen
als die der Violen 5 van boven dun befprengd
met Haairtjes , zo wel als de Stengetjes of
Bloemfteelen , die de langte der Bladen heb-
ben en de Bloemen wit» Het draagt vyf Ey-
ronde naakte Zaaden en is wegens de Geltal-
te hier t'huis gebragt.
F R A G 1 1 I A. Aardbezie- Kruid.
Dit Geflagt heeft een tiendeeligen Kelk met
vyf Bloemblaadjes en de Stoel der Zaaden is
Eyrond , Bezieachtïg , afvallende.
Het begrypt , in de eerfte plaats , het zeer
bekende Kruid 3 welks Vrugten men Aardbeziën
noemt, als /
(1) Aard-
(is) Rubus Fol. fimplicibus Cordat's indivifis crenatis , S<&«
po aphylio uniftoro. Sy/i. Kat. Veg XJIL
D
50 Twintig mannig e Kruiden.
IV* (i) Aardbezie. Kruid met kruipende Staarten*
Afdeel*
Hoofd- Deeze groeit , door geheel Europa , in de
stuk, Bosfchen niet alleen , maar in de Noordelyke
i. deelen zelfs op drooge opene Velden , wild^
ÏZIT* en wordt in de middelde deelen , gelyk by
Gewoon. OKS 9 overvloedig in de Moestuinen geteeld.
Bovendien wordt zy hier te Lande ook in ver-
fcheide Bosfchagiën van Gelderland , Overys-
fel, Vriesland, ja aan den Duinkant van Hol-
land , wild aangetroffen* Men noemtze in 9t
Latyn Fragaria, in 't Franfch Fraifier of Frai-
fe9 in 't Engeïfeh Strawberry en in 't Hoog-
duitfeh Erdbeeren , 't welk met onze benaaming
ftrookt.
Het Kruid is iedereen bekend. Uit een har-
den zwarten Wortel fchiet het lange Bladfteelen
niet drie B iaden , welke ovaalachtig zyn , en
meer of minder ruig , lichter of donkerer groen ,
grooter of kleinder* Hier aan zyn de Verfchei-
denheden kenbaar , die in grootte , kleur en fi-
guur,
(i) Fragaria FlagelHs reptantihns, Syjï. Nat. XII. Gen.
633. p. 349- Veg* XIII. p. 396. Mat. Med. 245. //♦ Ciif*
192. K. Lugdb. 274. GOü&N Monsp. 247. Gkr. Prov. 470.
KRAM. Auflr. I46. HALL. Helv. 342. FU Suec. 414, 450,
Gort. Belg. 144- Fragaria vu'garis. C. B. Pin. 326. Fi.
Lapp. 209* GORT. Ir.gr m 80. Gron. Vtrg. $6 , 78. Fragaria
Fr. a!bo. C. B. Pin. 326. Fragaria & Fraga. DOD. Pempt*
672. LOB» Ic. 697. Frag. Fr. parvi Pruni magnitudine. C»
B. Pin. 3*7. y. Frag. Chïïoë'nfis, Fr. maximo, Fol. Carno-
ti$ hhiutft. Dill» Ehh. 145. T. 120. f. 146» Frag. crasfis ct
lugolis foliis, Flore & Semiae carens. EOERH* Lugdb+hjp. <$z*
ÏCÖ5ANBRIA* 5*
guur , bovendien verfchillen. Dus heeft men IV;
roode cn witte van de gemeene Soort , die men AF£ft^'è
Tamme Aardbefïën noemt 9 en anderen , byna Hoofd-
Oranjekleurig , met groote donkere Bladen , 3TÜK*
Wilde of ook wel Ëngelfche genaamd, in wiörn^f^
Vrugten , die grooter zyn dan de Tamme, de
Zaadjes ingedooken zitten s daar zy uitpuilen
op de anderen. Deeze Wilde Aardbeziën hou-
den ook vaster aan den Kelk. .Voorts zyn 'er
nog die men Ruige noemt 5 wegens de Ruig-
heid der Bladen en deeze leveren Vrugten als
Pruimen Uk* doch minder aangenaam van Smaak
of laffer dan de Tamme 5 die wederom zoeter
en minder rinfeh dan de gemelde Ëngelfche
zyn.
Even 't zelfde meldt Pater Frezier van
de Aardbeziën van Chili, by de Stad Concep-
tion geteeld wordende ^ met ronder, dikker en
ruiger Bladen; de Vrugten doorgaans van groot-
te als een Ockernoot en dik wils als een Ey,
bleek rood van Kleur en laf. Boerhaavïï
badt deeze , in Europa overgebragt en voort-
geteeld zynde , in de Leidfe Akademie - Hof 9
als Bloem noch Vrugt geevende , voorgefteld.
In 't jaar 1730 bloeide zy in de ElthamfeTuin
en heeft federt Vrugt gedragen > doch dezelve
wierdt aldaar niet ryp 9 zo Djllenius ver-
haalt.
De Wortel en de Bladen van dit Kruid zyn
openende en wat famen trekkende ; maar de
Vrugten overtreffen die grootelyks in gebruik 5
D % £0
XX« Ceeju XX, Sxuis,
52 TWINTIGMANNIGE KRUIDEN.
Afdeel 20 °V£T ^afe^ a^s wanneer ZV een der lekker*
xiii. * ite Fruit zyn onder de Nageregten en zeer ge-
Hoofd ZOnd , als tot Geneesmiddelen* In de Apothee-
*TTr*? ken is daar van het Gedeftilleerde Water en
vfa. Geest 3 de Julep en Syroop bekend ; waar van
de eerften eenigszins Hartfterkectde 5 de laat-
ften Verkoelende zyn. In die beide opzigten*
echter, kan men uit andere Vrugten veel krag-
tiger Middelen bereiden. Het Zaad wordt ge-
houden voor Steenbreekende y ten minfte fterk
Pisdryvende. Een Pap van Aardebeijen is zeer
dienftigop Ontfteekingen. Zy zyn zo Waterig,
dat vyf Pond door Deftillatie omtrent vier Pon-
den Water uitleveren (*)♦
n. (2) Aardbezie - Kruid met enkelde Bladen*
rrag&ria
ScnSadi^* Dit heeft de Heer Düchesne aan den
Heer Linn-eus gezonden en zelf befchree-
ven. Het zou eene Verfcheidenheid van de
voorgaande kunnen zyn , want het eerfte Blad
is drievoudig; maar het heeft langer Bloemfree-
len, kleiner Bloemblaadjes en ingefneeden Kei*
ken.
ra. (3) Aardbezie - Kruid met een leggende Steng
ontmgt en Mm* Blomtakjes.
baai. Som*
(*) GEOFFR. Mat. Med. III. 489.
(z) Fragaria Fol. fimplicibus. Syfi. Nut. Veg. Xtr. Sc
XIII.
(3 ) Fragaria Cauïe dccumbenfe , Ramis Floriferis laxls*
Veg. XIII. Frag. Caule decurabente repente. R. Lugdb. 274.
ICOSANDRIA* 53
Sommigen hebben het gewoone Aardbefie- IV.
Kruid, toevallig geen Vrugten draagende, voor ^mf1
het Onvrugtbaare aangezien ,* doch de Heer Hoofd
Gerard merkt aan , dat men de eigentlvke S*ÜK'
onvrugtbaare Soort in Provenccniet wild groei- nia.
jende vindt; offchoon Garidell dezelve
als zodanig heeft voergefteld. Deeze, meent hy,
is een bewys , dat men de Aardebeijen , gelyk
hy gedaan heeft , tot het volgende Geflagt zou
moeten betrekken. Zie hier de befehryving ,
welke onze Ridder van dit Onvrugtbaare Aard-
bezie- Kruid, dat, volgens hem, in Engeland
en Switzerland groeit (*), heeft gegeven,
„ Dikke neergedrukte Stronkjes , met Lan-
5, cetvormige Roestkleurige Stoppeltjes gedekt;
„ de Bladen drievoudig ftomp Eyrond, Zaag.
„ tandig , geüompt , flapper , fcfaairig , Flu-
3, weelig zagt,van onderen witachtig , met zeer
a, Haairige Steelen : de Bloemdraageode Sten-
33 gen Draadachtig dun , leggend, flap, met
„ kleiner en minder Bladen, De Bloemen cen-
„ zaam, gefteeld, wit; geen Staarten",
Po-
GouAN Mnsp. 247* t>AUB. Paris. If, HUDS. Angl. ïgu
Fragaria fterüis. Tournf. ïnfl. 296. C. B. Pin. 327. Lob.
Je. 698. Geh. Prov. 470. HAiX. Helv. 342. Frag. fterilis f.
minima vesca &c. Aioius. IM. II. p. is$. S. 2. T. 19.
f. 5.
(*) Volgens Lobel v/ordt het ook in de Nederlanden , op
de Roden en in de Bosfchen omtrent Doornik, veel gevon-
den.
d 3
II. Deel, IX, Stuk.
g4 TWINTIGMANNIGE K RUIDEN.
IV. Potentilla. Ganferik.
Afdeel,
xiii. j)e j^]^ en JBloem komt met die van 't
Hoofd*
stuk* voorgaande overéén; maar het heeft de Zaad*
piel%»y* jes , die rcndachtig en naakt zyn, op een klein
v'*e' droog Stoeltje zittende.
In die Geflagt komen tien Soorten voor met
Gevinde, veertien met Gevingerde envyfmet
Drievoudige Bladen. Van de eerite heb ik de
eerfte Soort , als Heefter ig zynde, reeds be-
*ii.d. fchreeven*: des
V.St. bl. *
*25 • A. Met gevinde Bladen.
it. (a) Ganferik met gevinde Zaagswys9 getande
^nf>ltl Bladen > kruipende Stengen en eenbloemigz
ziivet- Steeltjes.
Van dit zeer gemeene Kruid, is zo wel de
Nederduitfche als de Latynfche Geflagtnaam
ontleend. Men noemt het gemeenlyk ArgentU
ma* in rt Nederduitfch Zilver Jchoon of Zilver*
Had en Blik , wegens de Zilverachtigheid der
Bladen , welke zeer fterk is 5 wanneer het op
de K!ey groeit, zegt de Ridder. Het heeft dien
glans fterker op drooge plaatfen en aan de We-
gen,
f2) Fatenulla FoU pinnatis ferratis Caule repente. M*t*
Mei» 246. R. Luzdb. 275. H. CUff". 103. Gouan //<?«s;>.
248. Ger. Prov 467. Hall. Helv. 338. Kram. A*ftr. 146,
FL Suee. 41 j. GORT. Belg. 144. Aqjentina. Dod. Pempu
600. Argent. Potentilla. Lo#. Ie. 6s>3- Potentilla. C, B. fin*
521. Cam. Ef>it. 758*
ICOSANDRIA.
gen 5 dan in de Velden* Ik heb het bier in IV.
Holland , zo wel op Veen en Kley , als in A™f*Lt
Zandgronden , ja tusfchen de Steenen % even goopp*
tierig gevonden , en dus komt het ook in ande- t*ü**
re deelen van Europa voor. Het maakt tusfchen
de koude en hcete Lugtftreek geen verfchil;
zynde in Provence zo gemeen als in Duitfch-
land , Rusland en Sweeden. Anferina wordt het
insgelyks genoemd, waarvan zekerlykdeHoog-
duitfche naam Grenfich en Genfcrich, zo wel
als de onze Ganferik, zyne afkomst heeft. De
Gaozen , naameJyk, zegt men, wiilen 't gaarn
eeten onder 't Voer. By de Engelfchen noemt
men het Wild Tanfy,&at is Wild Reinevaren,
of Silverweed, dat is Zilverkruid.
Wegens de uicneemende kragten f in de Ge-
neeskunde 3 voert dit Kruid den naam van Po»
tentilla. Het komt byna met de .Kina -Bast
overeen , zeid' Boerhaave, wordende de
Afloopende Koortfen daar door dikwils wegge-
nomen, indien men het uitgepcrfteSap der Bla-
den een Uur voor het aankomen ingeeft. Uit*
wendig opgelegd dient het tot Bloedftemping ,
geneest Wonden en Pynlyke Ontftcekingen.
Tot de Oorfmerten 9 in Kinderen , dient een
weinig van het gekneusde Kruid met Ceruis
opgelegd. Het Zaad en de Wortel is, zo wel
als 5t Kruid , van eene famentrekkende hoeda-
nigheid , en dus dient het Af kookzel , inwen-
dig , tegen Loop en Blocdloop. Men kan het
in Vleefehnat kooken , als wanneer het dikwils
D 4 den
lh Deel. IX Stuk.
56 TWINT! GMAKNIGE KrüïDENJ
/pdfje* ^Cn ^*tten vlocd geneest* Zelfs wordt hei
xÏijl Kmid, dat Zuurachtig is met eenige famentrek*
Hoofd, king, ook wel in Moes gegeten*
sruiu
^nr. ^ (3) Ganferik met dubbeld gevinde , wederzyds
gricc*' Wollige Bladen > de Slippen evenwydig digt
wollig. aan elkander , en leggende Stengen»
In Siberië komt deeze voor , die naar de,
voorgaande gelykc f doch veel kleiner is en de
Bladen famengefteld heeft uit Eyronde Wollige
Blaadjes, welke Kamswyze verdeeld zyn, De
Stengetjes , twee- of driemaal zo lang als d§
Bladen, neerleggende 5 hebben aan 'c end eeni-
ge geele Bloempjes.
jtfuhifida te) Ganferik met dubbeld gevinde Bladen, de
Vteidceüg. Slippen effenrandig, afftandig, van onde~
ren Wollig en leggende Stengen*
Van deeze > die in Siberië, Tartarie of ook
in Klein Me groeit, heeft de Geftalte insgelyka
veel overeenkomst met het Zilverfchoon,
(5)
(3) Potentiiïa Fol. bi'pïnnans &c. Potent. Fol. pinnatis
hiifutis HALL. Goett. II. p. 106. Potentilla Fol. dupli-.
cato - pinnatis &c. Gmel. Ms.
(4) Potetitilla Fol. bipinnatis &c. FentaphyUoides fupi-
num minus &c. Amm* Ruth. ii5* Pcntaphylloides reoensFo-
Jiis pinnatis. BüXB. Cent. I. p. 30, T. 49. l« & Penta-
phylU Uipina , minor &c. Amm. Rutè. 117». Goian Jftonspi
ICOSANDRIA* 5jr
(ƒ) Ganferik met gevinde en drievoudige Bla* W*
den 3 de buitenjlen grootst , en kruipende '
Staarten. Hoofd-
stuk,
Deeze gelykt naar het onvrugtbaare Aardhe- j, ^ «
fie-Krntd ea heeft de Bladen Fluwcelig met Fragaroi-
gehaairde Steeltjes. Zy groeit in Siberië. Mt$xti$-
achtig.
(6) Ganferik met gevinde oyerhoekfe Bladen t vr.
vyf Eyronde gekartelde Blaadjes en W^'Rm^^
regtopjtaande Steng,
Die Kruiden 3 welken de vermaarde Tour-
nefort, als naar het Vyfvingerkruid gely-
kende , Pentaphylloides genoemd heeft , enkel
door de Bladen daarvan verfchillende 3zyn, zo
wel als dat Kruid zelf 5 tot dit Geflagt betrok-
ken. Het tegenwoordige is Aardbezie -draagend
Vyfvingerkruid 3 of Vyfblad, door Clusius
genoemd , die hetzelve in Neder - Ooftenryk
overvloedig vondt groeijen. Het komt ook
voor, in Siberië en in Sweeden, meest aan de
zyden der Bergen. De Vrugten gelyken raar
Aard-
(s) PotmUla Fol. pïnnatis tefhatisque &<% Potent. Fo!, no-
venis palm itis apice ferratis. HALL. Gjctt* li. p. i0£.
(6) Potentilla Fol. pinnatis, ai ternis &c. H. CliJJ. 193. It.
JVntgoth. 63 , 7*. Flor* Suec. II. p. 453. Pentaphylloides
ere&um, J. B. Hij}. II. p. 398. Moius. Hifi. 11. p. 192. s. 2.
T. 20. f. 1. Qmnquefolium Fragiferum. C. B. Pin. $26*
CLÜS. Hifi. II. p, 107. GOUAN Monsp. 24 g~
D.5
II. Deel. IX, Stuk»
58 Twintig mannige Kruiden.
IV. Aardbeziën , doch hebben niets aangenaams. Het
^Fxhi*L# ^ec'1 ^e on^cr^e bladen vyf -of meer» Vinnig,
Hoofd* de bovenften maar drievoudig aan de Steng',
KUK- die ongevaar een Voet hoog groeit , zynde
rood van Kleur. ,
vit. (7) Ganferik met gevinde byna egaale Bladen
^üfurc* en langwerpige byna tweedeelige Blaadjes ,
Gegaffeld. ^e buitenfien famenloopende*
VIÏI- , ( 8) Ganferik met gevinde Bladen , de Blaadjes
leides, rondachtig , getand , egaal ; de Steng regt-
Pimpernel- oj/fflajKfc.
Deeze beide Soorten zyn door Tocrke-
FOjRT in de Levant waargenomen. Men vindt
de 'eerfte ook in Siberië.
IX* (9) Ganferik met de onderfie Bladen gevind ,
(?lva de bovenften drievoudig ; de Blaadjes inge-
Z&ju™* fneeden Zaagtandig ; de Steng regtopftaan-
de en ruigachtig.
Waarom deeze , die in Kanada groeit , den
bynaam van Penfyivanifche voere, is my dui-
fter.
O)
(7) Potentilla Fol. pinnstis fubaeqmlibus &c. Pentaphyl-
loides Oriëntale fupinum &c. Tourmf. Cor, 21.
(8) Potentilla Fol. pinnatis, Folioiis fu->rotund;s &c. Pesi-
taphylloides Oriëntale ere&um &c. Tournf. Cor. 21. Büxb.
Cent. I. p. 30. T. 48.
(9) Potentilla Fol. inferioribus pinnatis &c. 76.
Pentaphyllgidcs Canadenfe Fol. Agrimonis* Bofrh. Lu^db,
I. p. 40.
Penfylva
fiica
I C O S A W D R I A. 59
(10) Ganferik met gevinde Bladen en gegaffelde IV.
leggende Stengen. Ax?nfl
Hoofd*
In Duitfchland en in Siberië is deeze gevon-sTu*.
den , zynde door Gmelin afgebeeld. De r>oteft)Ua
Stengen zyn wel een Eile lang 3 doch leggen fupjw?
op den Grond ^ en daarom voert deeze Soort 3 Leggend*
by uitftek, den bynaam van leggende , die zeer
gepast is* Zy komt by J. Bauhinus onder
den naam van Pentaphylloides fupinum voor 5 en
behoudt by Toürnefort denzei ven.
B. Met gevingerde Bladen.
(n) Ganferik met zevenvoudige Lancetvormi- JI&
ge Zaagtandige , wederzyds een weinig ge R.cgt.*
haairde Bladen en regtopftaande Stengen.
Dit Gewas behoort eigentiyk tot de Soorten
van Vyj 'vinger • Kruid , hoewel het niet van de
ge-
(10) F'juntilla Fol. pinnat.'s, CauJe dichatomo decumben-
te. H. Clif. 193* Ups, 133. R. Lugdb, 275- Fentiph. Alpin.
minus fupinum. Pluk. Mm. 28 5. T« 106. f. 7. Pent. fupi-
num quorundam. Clus. Hifi- II. p. 107. Pentaph. fpecies.
Plore lureo enneaphyiios hirfuta. Amüros. Póyt. T. 4*4.
Quinquef. Frag?fero 2ffinrs. C. B, Fin. 326. GmeL. Itin* J.
p. 149. T. 27. f. 2. PentaphyJIoidss fupinum. J. B. II. p. 598.
TöüRNF. Injl. 298.
(11) FotemilU Fol. feptenati's , LanceoIat?s fèrratis 6cc. Po-
tentilla Fol. di'gitatls &c. H. Ups. 133. R. Lugdb.zjs Quin-
quefolium return iuteum. O B. Fm, 32 >. Quinquefolima
altecum vulgate. Dqd. Fewpt, H6.
IJ. Di eu IX» Stuk,
Co Twintig mannige Kruiden,
IV. gemeenfien is , groeiende in Italië en de Zuide-
A*xni L ^?ke deelen van VrankrYk aan de kanten der
Hoofd- Landeryëa. De Bladen zyn wederzyds groen ,
stuk. jQqh volwasfen byna kaal , zegt de Ridder.
(12J Ganfcrik met vyfvoudige Wigvormige >
ingefneedene , van onderen Wollige Bla-
den ; de Steng opflaande*
C 13 ) Ganferik met ^e Wortelbladen vtf- de
Stengbladen drievoudige en eene byna op*
jiaande , zeer Takkige Steng.
(14) Ganferik met zeven en vyfvoudige Wig'
vormige ingefneedene Haairige Bladen 3 en
eene opflaande ruige Steng.
Van deeze drie is de eerde in Europa vry
algemeen , komende zelfs in onze Nederlanden ,
byzonderlyk in Vriesland , op veele plaatfen
in
(xz) Patetttilla Fo!. qnJnatls Cuneiformibus JnciHs &c Po-
tent. Fol. digitatis &c. Fl. Suec. +tj9 4^4. Potent. Fol. di-
gitaais incifo - fermis , Caule eretto. H, CUJf, Kj^. Qum-
quefolium Folio Argemeo. C. B. Pin, 325. Pentaph. mi-
nus. Cam. Epit. 760.
(13) Potentilla Fo!. R'dicalibus quinatis. Caulinis termtrs.
B Mant. j6> Quinquefol. mont. luteum ere&um hirfutum, C.
Pin. 325. Prodtf 139. RAJ- Eur. 213. HALL. Helvk 340.
(14) Potentilla Fol. feptenatis quinatisque Cuneiformibus
incifïs piiolls. Quinquef. mont. ereclum hirfurum luteum.
MAGN. Monsp. 215. GoVAN Jtfonsp. 249. Quinquef.
xt&. minus ang. foliis Monspelhcum. Raj. uts*
XII.
Potentilla
Arger.tea.
Verzil-
verd.
XTII.
Intermedia.
lftiddelflag.
XIV.
ffirta.
Ruig.
/
I C O I A N D R I A 6l
in de Woudeo , in Bosfchen , laage Gruppels en I IV.
Hey- Velden voor, zo A4esse aantekent, ^^f^f*
De andere , als een middelflag tusfehen deezs Hoofd*
en de Noorweegfe aangemerkt , groeit in Swit-STÜ5*
zerland : de derde cmftreeks Montpellier, ^nJ'yg7*
ook in Provence en de Pyreneen. Zy verfchilc
en munt uit , door de lange ruige Haairen , die
onder aan de Bladen en aan de Steng zyn*
( 15 ) Ganferik met zevenvoudige ongefleelde xv.
Bladen , zittende op het verbreede Stop-süpTu!fsm
Pdtje. p2*T
Deeze Siberifche heeft een opftygende 3
Draadachtige, gladde Steng, aan den top ver-
deeld , met omvattende Stoppeltjes, die een-
zaam zyn en uitgerand. De fmalle Bladen, ze-
ven , agt of negen in getal, komen uit de ge-
dagte ukranding voorc.
Clö) Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig , xvi;
Wigvormig, Zaagswyze getand; de Steng-°1*£*\
bladen byna gepaard ; de Takken Draad*
achtig dun en neerleggende.
(17)
(ij) Potmtllla Fol. feptenatis fesfllibus &c Potent. Fol.
nevenis,Stipuiisinfidentibus. Gmel. Sib, III. p, 185. T. 17S. 2.
(16) PGtentilla Vo\. RndicaUhus quinatis Cuneiformibus
ferratis &c. Am. Acad. IV. p. 274. Quinqucf. minus repsns
Lanuginofusn luteutn. C. B. Pin. 325. Quinquef. IV. flavo
fiore , fecunda Species, Clüs. Hifi, II. Ic. p. 106. Quinque*
folio fimilis enneaphylios hirfuta. C. B. 325. Prodr*
HALL. Helv. KRAM* Auftr* 14$.
D1EL l%f STÜS|
62 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEN.
Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig
AxnE"?L* fiomp met fpitfe Tandjes ; drievoudig aan
Hoofd» de Steng die neigt.
STUK*
xviT. £X3) Ganferik met de Wortelbladen vyfvoudig,
rote.nttda „ r , .
K<?™*. Zaagt artdig 3 fpits ; drievoudig aan de net*
Voorjaar*. ~ ^
xvin. ö ö
Goudbioe* Van deeze drie komt deeerfte, die fomtyds
m's* ook negenbladig is, op de Gebergten van Oos^
tenryk , Swkzerland en in ?t Veroneefche, als
ook , volgens den Heer T h u n b e r g , in Japan
voor. De tweede vindt men op drooge Velden
in de kouder deelen van Europa > zelfs in Lap*
land. Zy groeit in de Landen byden Esfenburg *
bulten Harderwyk , zegt de Heer deGorter,
De laatfte , die de Bloemen zeer hoog geel of
Goudkleurig heeft, komt niet alleen in Svvitzer-
land , op de Alpen , maar ook op de Bergvelden
in Provence , voor. Doch in deeze allen heerfcht 5
tfc&nneèr menze met de Afbeeldingen vergel ykt*
een groote verwarring, zo de Heer Hall er
aan-
(17) Potentilla Fol. Rsdicalïbus quinatis acute ferratis re*
tuGs. &c. Fl. Suec. 419. GORT. Bflg* Hs* Potentiila Fol*
quinatis inclis &c, Fl. Lapp. ziz* H* Cliff. 194. R. Lugdb*
276. Quinquefolium minus repens luteum. C. B. Pin. 325*
Pentaphylluin f. Quinquefolium minus. TAbekn* le. 123.
C£D. Dar.. T. 114.
(is) Potentilla Fol. Radicalibus quinatis ferratis acunu*
tistis &c. Am. Acad. iV. p, 316. HALL. Helv. 339. T*
f. 4. Quinqoefol. minus repens Alpinum Aureum. C. B.
Pin. ns. Jad^. Vini* 91 , 245» Potent, Fol* marglne Seri-
eels dcc. Gïa. Ptqv. 468. SC02. Ann. II. p. SU
ICOSA'NDRIA» 63
aanmerkt. WaaiTchynlyk fpeelt dit Kruid in de IV;
figuur en 't getal der Bladen , en in de Kleur
der Bloemen 5 naar de Groeiplaats. Zo heeft Hoofd.
ook de Heer Jacquin deeze laatfte aan hetSTÜïr*
Voor j aars -Ganferik ondergefchikt , en Doktor J^j****
•S go po li merktze als eene Verfcheidenheid
daar van aan. Door kweeking in de Tuinen
worJt de Bloem grocter en aanzienleken De
Stengetjes van deeze Kruiden zyn omtrent
een half Voet lang , leggende gedeeltelyk op
den Grond,
(19) Ganferik met vyfvoudige Haairige Btom Pof™{u
den en een opfiygende ruige Steng. Canadmfis*
Kana*
De Heer Kalm heeft deeze in Kanadawaar-daafcht
genomen , die de gedaante hadt van het Aard-
belle - Kruid , met het Stengetje een Vinger
lang. De Biadfteelen 3 en de Bladen van onde-
ren , zyn witachtig ruig als Fluweel,
(20) Ganferik met vyfvoudige Bladen 3 aan den XX
top Oogluikend Zaagt andig; leggendsDraad-
achtige Stengen en ruige Stoelen*
(21}
(19) PotentHU Fol. qulnatïs villoHs , Caule adfeendente
hirfnto, Qjimpefollum Canadenfe hurailius. Mopjs. Hi/i.
2L p. 188.
(20} Potentilla Fol. quinatïs, apice connïventi ferratis &c«
Quinquefclium album. Hall. Helv. 70. Quinquef. album
minus. C. B. Piu% 32.5. Pcntaphyllum majus Flore albo.
Clus» Hift. II. p. 105. KRAM. Auftr, 14*. GOUAN jMtnsp*
249. GER. Pret/. 469*
XL Deel. IX» Stuk,
é4 TwiNTIGMANNIGE KRUIDEN»
(21) Ganferik met vijfvoudige , aan den top
Oogluikend Zaagt andige Bladen ; leggende
veelbhemige Stengen en ruige Stoelen*
(22) Ganferik met byna drievoudige, Wolli-
ge , Oogluikend drietandige Bladen ; een-
bloemige Stengen en gewolde Stoelen,
(23) Ganferik met zevenvoudige Jlomp Eyron-
de 5 Zaagsw ys' getande , Wollige Bladen ;
de Steng opjtaande; de Bloemblaadjes kor-
ter dan de Kelk en gewolde Stoelen.
Deezc vier Soorten kan men uit haare bepaa*
liegen genoegzaam onderfcheiden , zo zy niec
in malkander loopen. Meest zyn zy tot het
Witbloemige Vyfvingerkruid van Clus i us be-
trekkelyk , inzonderheid het Geftengde , dat
men ook omftreeks Weenen vindt> komendedie
beiden tevens in Switzerland voor. Op 't hoog-
Ite is dit Kruid een Voet hoog , en de kleine
Soort
(21) Potentula Fol. quin. apice conn. Quinquef. album
niajus. C. B. Prodr. 139* Cautescens. C. B. Pin. 325 Hall.
Gpusc. 263. N. 50, 47. Album minus aiterum. C. B. Pm.
325. Quinquef. 2. minus aibo flore. ClüS. Hift. II. p, 105.
JacQ. Vind. 24 6.
(iz) PoteniiUa Fol. fubternatis tomèntofis conniventi-tri*
dentatis &c. -^«1. Acai. IV* p. 316. Heptaphyllurn Argen-
teum Alpinum &c. Bocc. Mus. II. p« 20. T. <?. TrifoJium
A'p. Arg. Perfici flore. C. B. jPj*. 328. Pon. Bald. 222. Raj*
i/2"/?. 615. Comaroides Alpina Argentea Sericea, Perfici flore.
SEC /^er. I. p. 497*
(n) Pot*ntilla Fol. feptenatis obovatis ferratis tomentofisj
Caule eie&o ; Petalis Calyce breWoribus; fceeeptaculis La*
tïTxtLS.
IV.
Afdeel.
xiii.
Hoofd-
stuk*
xxr.
PoteniiUa
CaulesctKS»
Geftengd.
XXif.
Nitid*.
Glanzig.
XXIII.
Raider ia *■>
WaUenS.
ï C O S A N D R I A. Ö5
Soort een Handpalm. Het Glanzige is op den 1^.
Baldus -Berg, in 't Veroneefche, gevonden, en k™$*"
Comaroides door den Heer Següier getyteld. Hoofd*
Dit heeft de Bladen , die aan de Steng drievou-*™»
dig voorkomen, Zilverachtig gefluweeld enni^lygr
Bloemen naar die van den Perfikboom gelyken-
de. Delaatfte, die de Wortelbladen zeven- en
de Stengbladen drievoudig heeft , fchynt aan de
Waldenfer Bergen , in Savoije , bepaald te
zyn.
( 24 ) Gsnferik met vyfvoudige Bladen , krui* xxivv
^ - , . ra n 1 - PotentillA
pende Stengen en eenbmmige Dloemjteeltjes. rotans.
Kruipend*
Deeze Soort is het Gemeene Vyfvingerhruidy
dat alom in Europa voorkomt op vogti'ge plaat-
fen. Het groeit by ons in Holland in de Duin-
valeijen , in de Wouden van Vriesland , enz.
Volgens den Griekfchen naam Pentaphyllon ,
noemt men het in 't Latyn OuinquefüUum , iü
't Frnnfch Cinquefeuille en in 't Engeifch Cm-
quefoil of Vyfbladig Gras. Dodon^us geeft
'er den bynaam aan van Groot , en het heeft,
inderdaad , de Stengen veel langer dan de mee-
fte
fif) Potent illa FoL qu»nat;s , Ccule repente, Peduncu-
lis unifloris. Mat, Mei. 247. Fl. Succ. 418 , 455. GöRT.
Belg. 14?* R. Lugdb. 27$. N. 7. GOUAN Monsp. 249. GER.
Prov. 469. JACQ. Vind. pi. &c. GRON* Virg. 163. Quinque-
folium majus repens. C. B« Pin* 325. Quinquef. majus* Don.
Pempt. 116. Lob. Ic 6$6. Pennphyllura vu!g3tisliniiijt|is
Eaj. Hifi, 6 II.
E
H. Deel, IX, Stux,
<55 T WINT ICMANNI GE K RUIDEN,
IV. {[e andere Soorten, hoewel het langs den Grond
xui. kruipt , uit de knoopen Wortel fchietende* De
Hoofd- Bladen beantwoorden aan debenaaming, en hier
stuk. ^Ö0Y js het ie(jereen bekend , draagende door-
vtjpelwy' gaans «eele Bloemen.
Dit Kruid heeft eene fumen trekkende Wond-
heelende hoedanigheid , inzonderheid de Wor-
tel , welke deswegen in fommige Apotheeken
nagehouden wordt , en fomtyds in Afkookzel
tegen den Bloedloop y of ook in Gorgeldran-
ken , voorgefehreeven.
C. Met drievoudige Bladen.
xxy. Ganferik met driev. Bladen, een Takkige
Mw}p* opgeregte Steng , de Bloemfteeltjes hovende
Sontpci- Knietjes voortkomende.
Den bynaam voert deeze, als by Montpellier
in Languedok voorkomende 9 doch ik vind 'er
by GouAN,in dit Geflagt, geen melding van
gemaakt» Zy gelykt zeer naar het Aardbefie-
Kruid , maar verfchilt 'er van , door de Stengen
een Voet of anderhalf hoog te hebben en droo-
ge Vrugten. De Blaadjes zyn Eyrond, ftomp
cn egaal getand,
(25) Fotentilla Fol. ternatls , Caule Rarooló ere&o &c*
H, Ups. 134» Pentaphylloidcs majus ere&um, Flore luteo»
Morjs. Hifi. II. p. 193. S. i. T. 20. f. 2. Pentaphylloidcs
Fragariae folio. Magn. Monsp. 304» Fragaiia fterilis A'piii?
caulescens. Boerh. Lugdk, te p. 42.
Kers.
ICOSARD felA. 67
(i6) Ganferik met driev* Bladen, een gegaffel- IV.
de Steng en Oxel- Bloemjteeltjes. ^JgW
Hoofd -
Eëcze op de Velden in Noorwegen, Swee-sTun.
den, Pruisfen en Kanada, groeijende, heeft de xxvr.
Blaadjes Lancetvormïg Zaagswyze getand. iffSff^
(27^ Ganferik met driev. Bladen , die inge-wcp(S;
j needen en van onderen Wollig zyn , de kzL'/
' Steng opftygende. Witbiadfcs
Op de Alpen van Lapland en Siberië komt
deeze voor, die Bladen als het Verzilverd Gan-
ferik* doch drievoudig en breeder, ruiger, van
onderen met een Sneeuwwitte Wolligheid heeft.
Dë Bloemen zyn geel , de Scengetjes omtrent
een Span hoog.
(28) Ganferik met driév* Bladen, die getand xxvrir.
G randt fio*
en ra,
Giootblofr*
(26) Potenttlld Fol. Caiüc dichotomo Btéi Toumi&*
PoU ternatis &c. PL Suec* ^20 , 457, .FA Lapp, 2ii4 H.
tljff. 191 • Lfgdb. 275- Ofd. Dan. 277. Quinquefoiium
Kir fatum luteum paucioribus laclniis. LOES. Frmf. 218. T.
7o.
(27) PotêrjUU Fol. tcmatls Inclds &c. jf& Suec. II. NT.
45 s. Pot. Fol. amplker crenads Sec, Hall. Ggctt. li. p« ios.
Ftagiria fteriüs procumbenS &<:. Amm. i£&z£. io#. T. 14. fi
2. GMEL. S^i III. p, T. 55. f. I.
(28 j Pu tent HU Fol. ternstis dentatïs &c. Pot. fol. term
ïet. Cordatis lutéis. Hall. ift/v. 3*2* T. 6. f. 2. Frag.
fierüis ampüsfimo Folio & Flore. Vaill. Par. 55. T. 10. fi
1. Potent. Fol. ternatis dentatis &c. Ger. iV<?v. 40^. Qmsl*
Ü&, 1U. p. 185- T. *S. f. I» 2.
E 3
& DEfcLi IX, STSHa
68 Twr NTIGMANNIGE KrüIDEN.
IV.
Afdeel*
en wederzyds eenigermaate Haairïgzyn;
de Steng neerleggende , langer dan de
Bladen.
xiu.
Hoofd-
stuk.
veeiwr jn Switzerland , Siberië en de Pyreneen is
de Groeiplaats van deeze Soort , welke opfty.
gende rosachtige Stengen van een Voet lang
heeft : de Bladen wederzyds eenkleurig. De
Bloemen zyn zeer groot, en beftaan uit Hart»
vormige Blaadjes. Vaillant heeft deeze
ook omftrceks Parys waargenomen en de Heer
Th ün berg in Japan.
xxix. (29) Gamerik met driev. Bladen , die getand
ftlZlSs. en wderzjds Wollig zyn ; de Steng neer»
Kortge- leggende.
Deeze in Siberië, in de Zuidelyke deelen
van Vrankryk en in Spanje voorkomende, heeft
leggende Stengen, dikwils langer dan de Bla-
den , die rimpelig , digt gewold, Wigvormig,
ftomp en getand zyn, met brcede fpitfe Haai-
rige Stoppeltjes. De Bloemen zyn zeer groot
en geel met uitgerande Blaadjes ; ook de Meel-
draadjes geel.
(29) Potentilla Fol. ternatis dentatis &c. Fragaria fler.
fylv. Sericea feu incana* Moris. Hifi* II. p4 187. Frag. affinfe
Sericea incana. C B. Pin. 327. Prodr. 159. Pot. &c. Caulc
fubfoliofo. GER. Prov, 469. GARIO. Prov. 190. T. 37. Frag.
flerilïs molli Lanugine pubescens. Amm. Ruth, 84, si«*
GMEL. Sik. HU p. 18 3. T. i6. f. 2,
Tor-
ICOSANBRIA, 69
ormentilla» Tormcnnl. IV.
Afdeel*
Een Kelk die as;tdeelig is . met vier Bloem- xn-
. , t~\ i 4 , - 1 r? * Hoofd -
blaadjes. Rondachtige naakte Zaadeü, die aanSTUK#
een kleineu droogen Stoel gehecht zyn. Dus Poiygy
komen de byzondere Kenmerken voor van öknta'
Geflagt , 'c welk aan het Vyfvingerkruid zeer
riaa verwand is, en waar van twee Europifche
Soorten zyn.
) Tormentil met eenbyna regtopjlaande Steng 1.
en ongefieelde Bladen. TrXüt
Opftaaade,
Op drooge Velden van ons Wereldsdeel groeit
dit Kruid vry algemeen, komende by ons voor
in de Duin - Valeijen en op Zandige Gronden 7
als ook op de Heide in Gelderland menigvuldig.
Men noemt het in de meefte Taaien f naar
het Latyn , Tormentille of TormentU , doch by
de Duitfchcrs Birckwurts en Rothe Heilwurts,
wegens de voornaame Geneeskragten , die de
Wortel, in fommige Kwaaien , heeft; gelyk het
by ons Landvolk , daar het natuurlyk groeit 3
ook
(1) TórmentUla Cau!e erc^rfmculo , Foliis fejöhbatf. 'Sysfl
Hat. XII. Gen. 635- p- 3 52. Veg. XIII. p. 399. Mat. Med.
249. Tormenrilia. H. Cliff. 194» R. Lugdb. 276* Gol'AN
Monsp. 249. Grr. Prov. 470. Gort. Bel%. 145. FL Suec.
42t,459. Fi* I<app. 213. Cav?. Eprt. 685* DOD. Pempt.
118. Tormentilla vel HeptiphyUon. Lob. Ic. 696. Tonnen*
tlila fylveftris. C» B. Pin. 326- Toimentilla Alpine CAft*.
Hort. 171.
E3
II. Deel. IX» Stuk.
70 Twi NTIGMAKNIGE KRUIDEfiT*
IV* ook wel Meervond genoemd wordt , om dat
^x\n.U hec eai Geneesmiddel is voor de Bloedige Pis
IIoóf», van 'c Rundvee (*). De naam van Zeveiiblad
iTÜK" gelyk fommigen het ook, zelfs in andere ïaa-
irL/^" len , heeten , komt eigener toe aan het Gerards-
Erald (f ).
Dc Tormentil fehiet getakte Stcngetjes, van
twee Duim tot een Voet hoog , Kranswyze be-
zet met diep ingefneeden L^ncetvormige Blaad-
je^ van ongeiyke grootte, fomtyds vyf, fooi-
tyds zeven in getal. De Bloemen, die op 'tend
der Takjes groei jen 5zyn vierbladig en bevatten
van agt tot zestien Meeldraadjes, volgens den
iHeer Huler, die aanmerkt, dat 'er op de
Alpen ecne Verfcheidenheidyan voorkomt, veel
aanzienlyker , hebbende iomtyds de BJoem vyf-
bladig.
Deeze laatfte is 'i , welke Camesariüs
fchryft , dat door hem van de Tirolfche Ge-
bergten was medegebragt, hebbende den Wor-
tel veel grooter , welriekender en rooder, dan
{Ie Gemeene Tormentil* Zy wordt van de
Switzers deswegens Rothwurts , dat is Rood'
wortel, geheten» Hy is knobbelig en bevat van
binnen een Bloedrood Sap , wordende , als eea
voornaam Stoppend middel > tegen den Buikloop
en
(*) Dan worden de Beeften gezegd aan 't Meer te, Jlaan %
zo de Heer be GORTEB aanmerkr.
(f) Het jEoopodium , naainelyk , anders Pcdagrarla
naamd ; zie 't voorgaande Sruk« bladz, 231*
ICOSANDRIA.
7*
en andere Vloeijingea , die uit flapheid der IV,
Vaten ontltaan 3 met vrugt, in Afkookzel pf.A^«t.
Aftrckzel gebruikt* De Mondfpoeling,daarme- HoofoL
de > dient om losfe Tanden vast te tnaaken jns^UK«
de Mond. Uitwendig kan men het Poeijer totn£lMm
Blccdftemping in Wonden en tegen de fterke
vloeijing van Sweeren gebruiken. Die van 't
Eiland Ferro bereiden 'er het Leder mede (*).
(2) Tormentil met kruipende Stengen en ge- ïi.
Jledde Bladen.
Kruipende.
Hoewel 'er in de voorgaande Soort ook ver-
anderingen plaats hebben, met verflrooide leg-
gende Stengen ; zo fchynt echter dit Kruid
daar van te verfchillen ? dewyl het gedeelde
Bladen heeft. In Engeland s omftreeks Oxford f
groeit het aan de kanten der Akkeren. In krag*
te komt het overeen met de gemeene Tormen-
•tilie.
G e ü m. Nagelwortel.
Hier is de naam van Gè'um, dien Tour*
ne fort aan een Gèilagt van Kruiden gegeven
hadt, welke thans tot het Steenbreek betrokken
zyn,
(*) Aft* Hafn. Tom. ï. pi g*#
(2) Tormsntilia Caule repenrc, Foliis petïolatis. Huns:
ulngl. 197. Pcntaph. minus v'uidc Plore Aureo tetrapetaio.
Moris, titfl. II, p. 190. Pentaph, reptans alatum Fol. pro»
fimdius feaatis. PjuOt. O*/, 6. 7, T. jg
E 4
II. deel» IX, stuk.
Twintig mahnige Kküidek,
\ zyn , cp den voorgang van den beroemden Ge$*
^F^1, kepus toe een Geflagtnaam gebezigd voor de
Hoofd Soorten van dat Kruid , 't welk men Caryophyl-
*TUK' lata plagt te hceten. ïo urne fort hadthet-
v£"iwr zelve .dus vöörgfefteld , en deswegen geef ik
'er den naam van Nagehvortel aan.
Vyf Soorten ? meest Europifche, komen in
dit Geflagt voor, naamelyk
(i) Nagelwortel met knikkende Bloemen; d®
Bloemblaadjes kleiner dan de Kelk ; de Vrug-
ten Klootrond , met naakte haakige Baar*
den; de Bladen drievoudig .
In Virginie komt dceze Soort voor , welke
weinig of niet van die van Herman n u s met
een kleine Bloem , die wit is , en een Reukq-
lcozen Wortel, verfchüt. Ce Wortelbladen zya
dubbeld gevind en de Zaadhuisjes niet ruig; de
Bloemen tegen 't bloeijcn knikkende.
tu (2) Magelwcrtel met opgeregte Bloemen en
Uri*n*»M Klootronde Huairige Vnmen. die naakte
Gemeen* M °
Haa*
(i) Ceum Flor. öutantibiis, Fetaüs Calyce mlnoribus , Fr.
globofis &c. Syfi. Kat. XII. Gen. 6;6. p. 3y2, §r^ xi'.l.
p, 3.99- H. ClijJ. w. Grok. Virg* $6. Curyophyilara Vir»
giiiiann &c, Kerm. Pat. T. p. nu
(z) Ceum Flor. eic&is , Fruftu glo'>ofo viliofo &c. jWis*.
ilW. 249. //• C>iff. R. GüüAM JftoSf. 250. Gfr,
.Pm'. 471- GORT. Belg. HALL. $35. Cuyophyl.
lata vulgaris. C. B. Pin. |fi. CaryophyUata- Dcd.
ï27« £o«. 693» Cajun 7251
I.
Oeum lrir*
Virginifcl*.
I C O S A N D R I A. 73
Haakige Baarden hebben : de Bladen Lier- Iv«
In de mecfte deelen van Europa komt diuruK»
Kruid, dat by G es n er os den bynaam heeft Poiygr
van Steedfch , op lommerige plaa:fen , in de nta\
Bosfchen en elders, voor. Het groeit, by ons,
in de Haarlemmer en Alkmaarder Houten. Men
noemt het in 't Latyn Caryophyllata , in 't
Franfch Galiot cf Benoite , ïn *z Engelfch Avëns,
Herb Bennet , in 't Hoogduitfrh Benedicten^
Wurts en in 9t Nederduicfch Gezegend of Na-
gelkruid.
Het maakt een Kruid , met opftaande gebla-
derde Takkige Stengen van drie Voeren of meer
hoogre. De Bladen hebben hunne Vinswyze
verdeelingen fpits getand. Op ?t end van ieder
Takje komt een enkelde Bloem van vyf geele
Blaadjes, die over de vyftig Meeldraadjes be-
vat en den Kelk omgeboogen heeft, zo wel als
de Stylen : den Stoel en Zaaden ruig, tot een
rond Hoofdje vergaard , ieder met een Haakig
Baardje.
De Wortel is bitter, famentrekkende en vol
zuur^ ruikende, als men hem in 't vroege Voor*
jaar uit den Grond haalt, maar niet altoos , naar
Kruidnagelen. Op Wyn getrokken , verflcrkt
hy de Maag , is een Wondmiddel , Bloed vloei*
jingen en Roode Loop geneezende. Zyne ver*
flerkende hoedanigheid maakt hem dienftig in
Afloopende Koortfen , in Uitflaaqcfe of Be-
achtig*
Afdeel*
XtH.
Hoofd-
E5
fmet*
IL DISIm IX» STUK*
74 TwiNTl OMAKNIGE K R ÜI ï) E N,
fmettelyke Ziekten en in alle Gevallen , daar
xinf L' eene Aapheid der Vaten heerfcht.
Hoofd-
stuk. (3) Nagel wortel met knikkende Bloemen > lang-
cluli Rh werpige Vrugten en gepluimde omgeboogen
vuiare. Baardjes.
Eeekig.
Deezc noemt Lob el Rondbladtg Nagel*
kruid der Noordelyke Landen met Wolachtige
Bloemem Hy zegt dat de2elve in de JBosfchen
van Brabant by Mechelen , als ook in Norman-
die, doch inzonderheid in Engeland, overvloe-
dig groeije. Men vindtze ook in ruige Laancn
en Bosfchen van Vriesland. Voorts is de Groei-
plaats in S weeden , alwaar men ze Faorpungar
of Baggpungar noemt , op vogdge Velden; in
Duitfchland of Ooftenryk , als ook in Provence,
op natte Bergweiden. By MonrpelHer groeit die
Kruid, dat men Benoite Aquatique tytek , vol-
gens Gouan naauwlyks anderhalve Hand-
breedte hoog. In Switzerland , daar het zo op
de Alpen > als op laage Landen en aan Beeken ,
voortkomt, heeft Hailer In de Bommen,
wier Blaadjes famenluiken tot eene Rolronde
figuur , meer dan honderd Meeldraadjes geteld.
De
(j ) Geum Flöribus nut. Fe. oMonCf. Ariftis plumofis tortis,
TL Suec. H. ClijfJ. R. Lug&é GOUAN Monip» GOMT. Belg,
147. HALL. Heiv. 336. KRAM. Auftr. &c. Geum Rivale.
TL Lapp. 216. Caryo^h. Aquarica imtante JFlore. C. B. Pm.
321. Car, Septencrionalium. LOB. /*« 6<>4« /S» Caryorh. Aq»
alten. C. B. Pm» 3*2.
ÏCO'SAND&IJU 75
De Bladen zyn ruig en rond^ naar die van 't IV*
Aardveil gelykende , doch driekwabbig, op 'tA™L#
end van lange Bladdeelen , waar aan eenige Hoofd»
kleine Vinblaadjes ; de Stengen vcelbloemig ; STU^*
de Bloemen van buiten roodachtig, en daar optó£/^gjrV
volgen Hoofdjes, die zig als uit ruige Veertjes
famengefteld vcrtoonen. Het heeft in de Wor-
tel weinig Reuk of kragt.
(4) Nagelwortel met hellende eenzaame Bloe- u%
men en langwerpige Vrugten , die regte Mfn^u
ruige Baardjes hebben. sergs,
Berg-Nagelkritid noemt men deeze, als op
de hoogde Gebergten van Europa , in Ooiten-
ryk 3 Switzerland en de Zuidelyke deelen van
Vrankryk , groeijende. Hier is de Bloem uitge-
breid met geele Blaadjes, de Steng eenbloemig %
een Duim breed , 't welk benevens de grootte
dit Kruid, dat bovendien een welriekenden Wor-
tel heeft , genoegzaam van het voorige onder*
fcheidr. De kleine Verfcheidenheid daar vant
evenwel, op de toppen van den Baldus -Berg,
in 't Veroneefche, gevonden , hadt de Stenget-
jes
(4) G*um Flor. inclinatis folim'ns , Fru&. oblong. Arift.
Plum. te&. Car. Pinn. confertioribusjkc. HALL. Helv. 116.
Car. Alpina lutea, C. 6. Pin. 322. Car. Alpina. Pon, Btld.
342. Car» Montana. Cam. Epit. 727. Dod. Pempz. 137.
J.OB. Ic. 695. Car. Alpina m'nor. C. B. Pm. Jit. Prodr.
139. Car. Alpina minima , Flore Aureo. 3AHR. Kar. $88.
II. DttU IX, Sïüï#
r
75 Twintig ma nnice Kruiden.
IV. jes geen Handbreed hoog , volgens Bauhi*
AFxulL nus: doch mön weet> dat dezelfde Kruiden,
Hoofd- doorgaans 3 hoe hooger op 't Gebergte hoe
stuk» kleiner groeijen. Clusius vondc het Berg*
v;p.elwy' Nagelkruid , in 't Ooftenrykfe, met Stengetjes
van een Voer.
v« (5) Nagelwortel met eenvormige ingefnetden
npmul Bladen 9 de ovérfoèkfih kleiner > en krui*
Kruipend. pen<je Staarten.
De Bladen van deeze Soort gelyfeeb naar dfe
van Eppe of Scllery byzonder* De Wortel is zeer
lang en geeft kruipende Staarten uit , waar
door het Kruid zig voortplant. De Stengen zyn
eenbloemig , naauwlyks langer dan de Bladen;
De Groeiplaats is in Switzerland of W.iliis,
als ook in de Valey van Barcelonette , een
Prinsdom in de Alpifehe Bergreeks , op de Gren-
zen van Provence en vSavoije, alwaar Barre-
lier hetzelve gevonden heeft.
D r y a s. Hcrtenkruid.
De Kelk is in agten gedeeld met agt Bloem-
blaadjes, in dit Géflagt, 't welk geftaarte Haai-
rige Zaadhoófdjes heeft en de twee volgende
Soorten bevat.
(O
(s) Ceum Foliolis uniformibus incifis &e. Car. Flageüis
foliolïs. HALL. Enum. J9. Car. A'pina Apii fb'io, C B. Pin*
322. Car. Alpina tenuifolia incana Sec. 13ARR. Rar. 559. T.
400. BOCC. Mus. I60. T. ng,
IcOSANDRÏA. 77
(I) Hertenkruid met vyf Bloemblaadjes enge VÏ-*
vlnde Bladen. A£m.KL'
HOOFD-
Djeze y op Katntfchatka groei jende , heeft stuk,
de Wortelbladen gevind , uit zeven of negen R
Blaadjes beftaande , die allen langwerpig, liyawJiiT*
niaal en byna Wigvormig zyn* De Steng', vyftod%,
twee of driemaal zo lang, is Draadachtig dun
cn meest zonder Bladen. De Kelk is in tienen
gedeeld, de Bloem heeft vyf wicte Blaadjes en
een menigte van Meeldraadjes met ronde Knop-
jes* 't Getal der Siylcn en Viugtbeginzelen is
ook menigvuldig, 't Gewas komt met het Vyf-
vingerkruid zeer overeen , doch de Vrugtmaa-
king is verfchillende.
(2) Hertenkruid met agt Bloemblaadjes en m* ochpltah,
kelde Bladen» AgtMadig.
Van deeze Soort , die op de hooge Geberg-
ten van Europa in 't algemeen groeit, heeft
het Geflagt zynen naam , op den Kikenboom
zinfpeelende , om dat de Bladen 'er eenigszins
naar gelyken. Op de Lapjandfche Alpen vondt
Lin«
(1) Dryas Flatibus peutapetalis , Foliïs pinnatis. Am.
' \Acad. IT. p. 3 5 3* Caryophyliata pentaphyllea. J. B. Hifi.
.11. p, 398*
(1) Dry ai Flor. o&onetalis , Fol. fimplicibus. Dryas. Fl» ■
Lapp. zi$' Fl. Suec. 426. //. Cliff. 19*. K, LugtLh. 279.
HALL. Helv. 335. Seg. Ver 512. Chamaedrys rertia. f. mort-
tana. CCl/S. Hifi. 11. p. 351. Pann. 6I0. T# Leucas,
Chamaedrys Alpina. Oed. Dan. T. 31.
II. Deel, ix. §tuk.
78 Twintig mankige Kruiden.
IV. Lïnn^üs het menigvuldig , doch nergens
Af£uiL' anders in 't Sweedfche Gebied. Jn Swiczerland
Hoofd- kwam het den Heer Maller ook voor op
èTUK* laager Gebergten. Clusius die het onder
Jpelwy' den naam van Derde Gamanderlyn afbeeldt ^
fpreekt 'er dus van.
3, Voorts komt een andere fraai je Soort voor,
3, die yoortkrüipt met Takjes van een Span
3, lang , bruinrood van Kleur, hard, Houtig f
I, met Bladen ongeregeld daar om heen , wel-
3, ke naar het Loof der echte Gamanderlyn
„ gelyken , maar een weinig kleiner zyn en
5, van onderen grys , van Smaak zeer famen-
trekkende en opdroogende, De Bloemen ko-
„ men enkeld voort op lange Steelen ; zynde
wit van Kleur en beftaande uit agt of ne-
3, gen Blaadjes $ vaii grootte omtrent als die
$, der Wyfjcs Ciftus , en veel Meeldraadjes in
„ 't midden hebbende. Reukeloos 5 op welken
*5 ruige! Zaadhoofdjes volgen , byna als diö
33 van 't Gondbloemig Nagelkruid. De Wor-
i> tel is hard en Houtig , her- en der waars
.3 (trekkende, met eenige zwartachtige Veze*
3, len. Ook fchieten fomtyds de langs den
Grond verfpreide Takken Wortels : des men
3, 'er geheele Plekken mede bedekt ziet. Ges-»
3, nerüs noemt dit , zo ik meen , naar fom-
,3 miger gevoelen Herba Cérvi ^enSiMLERUSj
3, in zyn Vertoog over de A Ipen y Hi rtswurtz>
H als ook Alpifche Gamanderlyn*"
c m
tcoSANDRlA. 79-
C o m a r u isu Waterbezie. IV.
Afdeel;
Van die Gdlagt zyn de byzondere Kenmef» Hoofd*
jcen, een tiendeelige Kelk metvyf Bïoemblaad- stuk.
jes, kleiner dan de Kelk, en de Stoel der Zaa-
den Eyrond, bly vende, Spongieus,
De eenigftc Soort (1) , zeer bekend onder 1*
den naam van Rood Moeras ~Vyf blad 9 voert vTiufir?.
hier den Grïekfchen naam Comarum, voor-Fra* R<>od'
g&w gebruikt geweest , niet oneigen; dewyl
het Kruid een Vrugt heeft als een drooge Aard-
bezie* Ik noem het derhalve , aangezien die
Kruid in ftiiftaande Wateren en vogtige Lands-
douwen 5 zo hier als elders door geheel Euro-
pa, zelfs in Proven ce , in Lapland en in Rus-
land, voorkomt 5 Wat er bezie.
Het heeft de gedaante bynavan het Gemee-
ne Vyfvingerkruid , doch de Wortel verfchilt
zeer , als beftaande , gelyk die der meefte Wa-
terplanten , uit de enkele Steng , welke Ve-
zelen fchiet in den Slykerigen of Zandigen
Grond. De opftaande Steng is fomtyds een
Voet , ook wel een Elle hoog y gebladerd ,
(l) Comarum. Syfl* Nat* XII. Gen. 63S* p. 3*3» &ég*
XIÜ. p 3 95»» CORT. Belg. 147. GFR. Pr®v. 472. FL Lapp.
214. Fl. Suec. 412, 463. R. Lugdb* 27<J. HALL. Helv, 3 37»
QwinquefoL paiuftre rabrura. C. B. Pin* 325. LOB. Ie. 691*
Quinquefolium quartum. Don. Ptmpi. 117. /*. Pentaph.
paiuftre rubrum aaslis & villofTs foliis &c. PLUS» T. 212*
f. 2. RAJ. h& 111. p. **#•
II. Dsil, IX. STUK,
80 T WINT I GMANNIGE KrüI£>EÊT*
IV. ruïgachtig en aan 't end veelbloemig. De
AFxm.L Bladen zyn eigenilyk niet gevingerd , of Waai*
Hoofd- jerachtig , gelyk zy in de Afbeelding van Lo-
stuk. bel en DoDONiEus voorkomen (*) , maat
v&ïelwjl' gevind, beftaande uit twee of drie paar Eyron-
de Zaagtandige Vinblaadjes , met een endblaad-
je , dat grooter is. De Bloem heeft een zeer
grooten, donkerrooden , tiendeeligen Kelk, mee
de Punten beurtlings kleiner , en d3ar in vyf
zeer kleine , Bloedkleurige Blaadjes, Tongswys*
gevormd , met ongevaar dertig Meeldraadjes*
Eene Verfcheidenheid van dit Kruid, met dik-
ke ruige Bladen , is in Engeland en Ierland
waargenomen ♦
(*) De Afbeelding van Morison S* t. T, 19. f. 4> al*
waar zy niet minder zodanig zsg vertoonen , fchynt naar
de gemelde , met eenige goeddunkelyke verandering, ge-
kopieerd te zyn.
XIV. HOOFD-
PoLTANDRIA, 8r
XIV.
XIV. HOOFDSTUK. Hoofb-
Befchryving der Veelmannigè Krui*
den (Tolyandria) , dat is die meer dan
twintig Meeldraadjes hebben, tot welken, on-
der anderen , de Maankoppen , Plompen ,
Corchorus , Peonie , Ridderfpooren , Mon-
nikskappen , Akeleijen, Anemonen, Ranon-
kelen, behooren*
De Klasfe der Veeimannigen , van welker
hoedanigheid reeds meer dan eens ge*
'fproken is, bevat, in de Rang der Eenwyvi*
gen, de volgende Gellagten.
A c t m A. Kriftoffelkruid.
De Kelk en Bloem , beiden , zyn vierbladig
in dit Geflagt , welks Vrugc een Bezie is met
ééne Holligheid en half Schyfronde Zaaden.
Daar komen in voor, de twee volgende Soor*
een*
Ci) Kriftoffelkruid met een Eironde Tros en t.
Sappige Vrugten. sjg*
Dit
(i) AÖ*<z Racemo oyato , Fru&ibus Baceatis* Syft. at*
Xll. Gen. 644. p. 359. Veg. Xlll. p. 406. Oed. J>4n. 49S.
AéUa. H. C!tf. 209. R. Lugdtr. 480. GOUAN Mtnsp. 25 t.
n. D£EI* IX, STUK,
8t Veel man nige Kruide».
IV. Dit noemt men , ik wc^t niet om welke re-
AFxivEU den i Su Krijloffels - K uid en wil dat het de
Hoofd- /l&ea van Plikiüs zy ; misfchien, om dat
$Tüt. (je f>esfen eenigszins naar die van Vlier gely-
EenvJyvi"kcn9 dus getyteld. Het komt in Kanada voor
met witte Vrugten , terwyl het onze dezelven
zwart heeft. De Groeiplaats is op belommerde
vogtige fchuinten der Bergen 3 zo in S weeden
als in Duitfchland , Rusland, en de Zuidelyke
deelen van Europa. Het Loof gelykt naar dat
der Kroon tjesdraagende en de Vinblaadjes naar
die van 't Geitenbaard vry veel , zynde helder
glanzig groen De hoogte van 't Gewas is zel-
den meer dan één of anderhalven Voet. Het
heeft guitachtige plat • Vliezige Bloemblaadjes
zegt Linn m u s.
Dit Kruid is voor Vergiftig gebonden , als
den aart hebbende van de Monniks- Kappen:
doch fommigen twyfelen daar aan. Doktor Map-
pds verhaak, dat de Wortels fomtyds voor die
van den zwarten Nieswortel verkogt worden.
Van eenigen wordt dit , of de volgende Soort 5
als een kragtig Middel tegen de Vryfterziekte
opgegeven, (a)
GER. Prov. 374- KRAM. Aufir. 149. Ft. Snee. 431 % 4*4.
A&aca Caule inermi. FL Lapp. 217. Aconitum Bacciferam.
C. B. Pin. it}. Chriftophoriana. HALL. Helv. soö. Oodw
Pempt 402. Död* Purg. 237. CLUS. Pann. 504 Chrift. ata
A&aea flinl!. Lob Ic- 682. @ AÖ*a Raeemo ovato &c.
XvIill Di& Aconitum Baccis rjiveis. CORN. Canad. 76. T.
77. Cliriltophcrkna Amer. Racemofa , Baccis nivcis. Moaifc
él/K Ih p. 8. S. u T, 2, U 7.
(a) Krïfloffelkruid ttéÜ zeer lange Tros/en enA^Et
drooge Frugten. x\v.
Hoofd»
Dit Kruid , in Noord - Amerika groeijende , ötük.
heeft het uiterlyk aanzien van 'c voorgaande en }}•*
wordt aldaar Richweed 9 van fomtnigen Zwarte Racemo/**
Slangen- Wortel , geheten. De Bladen of Bloe- GctI05U
men Hinken , zo wel als in het andere * de
Bloemblaadjes zyn dik > bultig, zeer klein , ge-
fteeld > met een Borftelig fpitsje en meer in ge-
tal dan de Kelkblaadjes*
Sansuinaria* Bloedkruid.
Dit heeft een agtbladige Bloem en twee*
bladigen Kelk : het Zaadhulsje een Eyrond
Haauwtje zynde met ééne holligheid.
Maar céne Soort (1) uit Noord- Amerika af- ,
komftig, komt in dit Geflagt voor* die gemeen- riacLa*
lyk Kamdaafch Chelidmium genoemd wordt , ^^J,a%
doch byMouiNus den naam van Sanguinaria^&K
heeft
(i) AU&a Raccmis longlsfïmis Fruclibus fieds. Mat. Med.
253. Grom. tïi%. $?- Chriftoph. Amer. procerior. Dilx..
Elth. 79- T. 67. f. 78. Chnii facie herbe fpicata. Pjluk*
Alm. S4* T. 383. f. 3.
(ij Sanguinaria. Syft. Kat* Xll. Gen* 64*. p. llff^te
XI 11. p. 406. //. C/xjf. 202» FABR» ïïclmflad. 221. GROtf.
J'ïrjr. 57. Sanguinana major êc minor , FL fïmplici, 6c ma-
jor Flore pleno. Dill. Eltb. 335» T. ±$z. Chelidonium ma-
jus Canadenfe acaulon. Corn. Can. nu Moris. II.
p« 257. S. 3. T. 11. f. ï. R\J. ISS7 Ranunculus Yiï«
ginieafisalbus. Park. Theatr. 327. RAJ, S»^/. si*,
F %
II, P££L. IX* STUX«
84 Veelmannice Krui j>e x>
I^- hecfc bekomen , om ckt de Wortel niet alleen t
xivfL maar ook de Stengetjes en Bladen , afo;cfheeden
uoro of gebroken zynde, een donker Saffraankleurig
Vogc uitgee^en > Tt welk eenigszins naar Bloed
gelykt. In dit opzigt heeft het Kruid meer over-
eenkomst rret de Stinkende Gouwe * dan in de
Geftalte. De Amerikaanen noemen dit Sap Pitt-
coon , en de Inwooners van Virginie het Ge*
was Bloedwortel.
Uit een diaken Vleezigen Wortel , die Wa-
terpas in de Grond loopt, veel naar den Tor-
mentüle- Wortel gelykende , fchiet het twee
of drie Bladen en even zo veel Bloemen , welke
9s Voorjaars in het zig ontrollende Blad zyn be-
flooten. Uitgefprcid zweemen die Bladen naar
Vygebladen en de Bloemen naar die van de
Crocus , doch zig Kroonswys' uitbreidende en
dan beftaande uit agt , tien of meer witte Blaad-
jes ; 't welk het een klein maar fierlyk Plantje
maakt. Op de Bloemen volgen langwerpige
ronde fpitfe Zaadhuisjes , bevattende veele
Zaadjes. Daar is een Groote van , welke om-
trent een half Voet hoogte heeft , en een Klei-
nef de helft laager : als ook eene met dubbelde
of gevulde Bloemen ; doch dit Plantje is m
Europa weinig bekend.
Podophyll u M. Eendenpoot.
De Bloem is negenbladig , de Kelk driebladig
in dit Geflagt ; de Vrugt eene éénhokkige Be-
zie, met den Stempel gekroond.
Twe*
POLYANDRIA. 85
Twee Soorten zyn in hetzelve aangetekend, iv.
Eaamelyk Afdeel,
XIV.
ff) Eendenpoot met Schildvormige gepalmde
Bladen. r>
Podopbyl-
Dit Gewas, ook uit Noord - Amerika oir-
fpronglyk , is veel gemeener in de Europifche sSiidbi*.
Kruidhoven. Het wordt van de Virginiaanend;£-
Mey^/ppel genoemd, om dat de Vtugten ,
veel naar die der Hondsroos gelykende , reeds
in Mey aanrypen. Her. mag een Voet hoogte^
bereiken met zyne Bladen , welke op lange Stee-
ten (taan , en de gedaante byna hebben van een
Eenden Voet palm , war van het K ruid den naam
heeft. In B!ad en Bluern gelykt het naar den
«warren Nieswortel ; hoewel de Bloem veel
kleiner is. Wegens de Eesten hebben fommi-
gen het tot de Nagtfchade betrokken ; doch die
fchyren niet Vergiftig te zyn; wordende van
zekere Tortelduiven, welken 'er vet van wor-
den , .zeer bemind. De Wortel is een groot
Braakmiddel en heeft deswegen den naam yan
Jpecacuanha , naar welken hy veel gelykt 5 be*
komen,
(2)
fl) Pcdophyllum Fc!. petris païmitis. Syft. Hat. XIX.
Gen. 646. p. 359. Veg. XII». p. *o6. P^dophyüura. H. Cliff.
202. R. Lugdb* 4g0. P AB \ . Hdmfï. $4"'. GRON. Virg. 57,
80. Trew. Ehret. T. 29. AnaporiopbyHum Canadenfe Mo-
rin!. TOHRNF; ïnft. 239 CATKS8 dr I. p 24- SEL1GM.
Vog. I. D. p. 38. T. 48. Acenitifoiia humilis. MENTZ. Pag. T. II»
F 3
II. Dul. IX, Stuk,)
86 Veelmannige Kruiden.
IV. (2) Eendenpoot met tweevoudige half-Hart-
^F*iv.L* yormige Bladen.
stuk*.D* Pit Gewas , door den Heer Colltnson uit
!T. Virginie onder den zelfden Gefiagtnaam overge-
£m7i-)l~ zonden , is, (volgens den Heer Clayton,)
f*rti**' een Soort van Podophylhm of Nelumho> met
e * " Hartvormige Bladen , op zeer lange Steelen ,
„ die cnmiddelykfuit den Wortel voortkomen ,
„ tweevoudig gefchikt , van onderen Zeegroen,
,3 Het draagt een grootc Lederachtige , geel*
achtigo* eenhokkige Vrugt , door rypwording
5, aan den top Dekzclswys' horizontaal gaa-
3, pende, met langwerpige glanzige bminroode
33 Zaaden. De Bloemen heb ik nog niet mogen
3, zien. In 't begin \an Mey verzamelde ik dit
53 Kruid, op een vogtigen tri zeer vrugtbaaren
33 Grond, onder hooge Boomen , in Valeijen en
,3 Kloven der Gebergten." De Heer Lin*
W&vs hadt ook te Upfal de Bloemen niet ge-,
zien van deeze Plant , en vraagt, of zy niet
liever een Soorc van Bloedkrnid zy?
C h e l 1 d o n 1 u hu Schelkiuid,
Een vierbladigc Bloem en tweebhdigen Kelk
heeft dit Geflagc, en de Vrugt is een lang en
fmal , eechokkig , Zaadhuisje, Het bevat de
vier volgende Soorten,
co
(z) Fciïophylfam Fol, binatls femi - cordatïs. GBON. Vir*%
Polyandrie 87
(\) Schelkruid met Kroonsivys' vergaarde IV.
Bloemfieelen. A™vfL#
HOOIFD*
Deeze Soort voert in 'c byzondcr den naam -tuk.
van Chelidonium of ChelidonicL , 't welk zo veel M }• .
zegt als Zwaluwen Kruid ; wegens een oude majuu
overlevering, dat de Zwaluwen daar mede het Gemeen#
Gezigt van haare Jongen hcrftellen of opbelde*
ren zouden. Hier van is de Spaanfche naam Ce-
lidonia, de Franfche Chelidoine en de Engel fche
Celanaine afkom ftig. Het wordt, met den by-
raam van Groot, van het Kleine Zwaluwenkruid,
dat onder de Ranonkels zal volgen, onderfchei-
den. De Duitfchers noemen het Schellwurtz
of Schelkraut , Schwalbenkraut en Goldwurtz ;
gelyk wv het gemeenlyk Stinkende Gouw hee-
ten, misfctiieo wegens het Goudkleurige Sap;
of ook Schelkruid en Oogklaar. Die laatlte be-
naaming fchynt met de Franfche Eclaire over-
eenkomftig Het groeit overal in Europa op
Steenige , woelte plaatfen , by Heggen ea
Muu-
fi) fciïeHÜorMm Pedanculis umbellatis. Syfl. Nat.XlUGen»
647. p. B59- Peg X 11 1. p. 406. Chèlid. Pedanculis mu:ti/Ja-
ris. Mat. Mei. -252. ff Cl*ff% 201. R. Lugdb. 478. GOUAM
Mcr.sp. 152,. Gkr. V?ov. 371. Kram Auftr. 149. F/,
430,465. Gort. Belg. ms. Chelidonium msjus vu!g#re.
C. B. /V». 144. Cheh majus. DOD. Pempt. 4?, Loij.
Jt. 760. Fucb$. 865. p. Chel. majus Fol. Qimntis.
F*
SI* TEEL* IX, STUK.
88 Veelmannige Kruiden,
IV. Muuren en fomtyds ook in Akkers en Tut
Afdeel. nen ^ komende van zelf voorc uit gevallen
Hoofd- Zaad.
stuk, j)e geftalte van dit Kruid is genoegzaam be-
yi?™Wr kend. iV?en vindt ^et mec Stengen van een Elle
hoog., die ruig zyn en getakt, hebbende gevin*
de Bladen , wier Vinnetjes gekwabd of dieper
ingefneeden zyn , zo dat zy naar Eikenbladen
gelykeD, Tot negen Bloemüeeltjes komen aap
't end voort. De Bloem is geheel geel en daar
op volgen Haauwtjes als gezegd is. Overal,
daar men een Blad of Takje afbreekt , ftort
hetzelve een Oranjekleurig Sap uit, dat fcherp
en bitter is met eenigen Stank, gelyk de gehcele
Plant, doch inzonderheid de Wortels, waar van
het Aftrekzei, in Water of Mdkwey, tot een
fcragtig Geneesmiddel voor de Geelzugt, Vry-
Iterziekte en dergelyke Ongemakken , veel al
uit Verpoppingen inde Lever ontftaande , ftrekt.
Tegen Oogkwaaien , die uitwendig op het Hoorn-
vlies haare zitplaats hebben , is het voorzigtig
gebruik van het uitloopende Sap of gedeiiilleer-
de Water niet ondienttig. Een aanhoudende
beftryking daar mede neemt fomtyds de Wrat-
ten weg , zo in- als uitwendig. Het Sap mee
Honig gekookt , dient tot dergelyk gebruik
en het verdikte Extrakt kan tot Verfierking
der Ingewanden worden ingegeven,
oo
C. B. Pin. ^44. Chel. m. fol. laciniaro* Clus. Hifi* l U
p. 203.
\
POLYANDRIA. 89
(a) Schclkruid met eenbtoemige Steelen, en de IV,
Steng y die glad is , omvattende > uiige- A^?*L«
hoekte Bladen. Hoofd-
stuk.
Onder den mam van Glaucium, een Grickfeh u.
woord by de Ouden gebruikt , wegens de Zee-^l/»^
groene Kleur der Bladen toepasfelyk , heeft TouR-t ^euiach-
wefort een byzonder Geflagt gemaakt van ,g'
cjceze en de volgende Soorten , die zeer naar de
Maankoppen gelyken, doch daar van door haa-
re Vrugt , welke uk een Hoornachtige Haauw
heiraat 3 verschillen. Hierom noemt men het
Hoorn - Heul, in 't Franfch Pavot cornu, in 't
Engelfch Horned Poppy , in 't Hoogduitlch
Qeel Magfamn of Geelen Heul ^ wegens de
Kleur der Bloemen,- die van de gewoone Kleur
der Papaverbloemen , als ook van die der vol-
genden verfchilc.
Dit Kruid , dat een Jaarlykfe Plant is, komt
in ?t wilde voort , op Zandige plaatfen } door
byna geheel Europa en zelfs in Virginie. Hai>
LER zegt dat hetoverblyft 9 groeijende op Steen-
achtige Oevers in Switzerland. Het fchiet zo
hoog niet op als de Maankoppen en heeft een
gladde Steng met eenigszins Wollige Bladen:
ri de
(2) Chelidonmm Pedunculis unifiorïs &c. H. Olijf. 201. R.
Ltsgdb. 478. GOUAN Monsp. 252. GER. Prov* 371. Kravj.
Aujlr. 149. DALIB. Par. \\z. OFD. Dan. 5$*« GROX. Vitfy
57» 79* Papaver cornicixlatum luteum. C. B. Piuê 171. Lob»
Jfc. 270. DOD, Pcmpt. 448,
lh Deel. IX, Stuk,
po Veelmannige Kroidept.
IV. de Bloemen vierbladig en veel grooter dan die
AFxfv.L* van de Stinkende Gouwe , met zeer veele
Hoofd» Meeldraadjes , uit welker midden een dik ge-
stuk* knopte Styl uitfteekt,die vervolgens het Zaad-
v£*W3m huisje kroont.
Gelyk DioscoRiDEs verzekerd hadt , dat
het Glaücion Pisdry vende zy zo laat men he»
dendaags in Portugal,* zegt Tour nefor t,
de genen , die met den Steen gekweld zyn ,
een Glas watten Wyn drinken , waar in eene
halve Handvol der gekneusde Bladen van dit
Kruid is afgetrokken. Tot Zweercn en vooral
tot de Kwetzuuren der Paarden, gebruikt men
in Provence die zelfde Bladen f*). In Enge»
land , daar het overvloedig on den Zandigen
Oever van Ornwall groeit, noemt men het,
onder 't Landvolk, des wegen Bruife- Root 3
gebruikende het, tegen Kneuzingen, zo in. als
uitwendig. Het eeten van een Taart of Paftey ,
niettemin > waar in de Wortels van dit Kruid ,
in plaats van die van den Zee - Kruisdiftel , gef
daan waren , heefc zonderlinge Toevallen van
Uitzinnigheid, die eenige Dagen aanhielden,
verwekt (!)♦
VJ . (3) Schelkruid met eenbloemige Steelen • onge*
Cornicuia- jleelde Vindeelige Bladen en Jlekelige
Som*. Stengé.
Dee-
(*} Hsrhoris. aux cnviröns de Paris» 336.
(\) Lowthorp. Trans. Abridged. II. p. 642.
(i) CheUd&mum Fed. uniftoris &c. Chel. hispldum &c.
GOUAN
POLYANDRIA. 91
Decze Soort, die niet alleen door de roodach- IV.
tigo Kleur der Bloemen, maar ook door de fy- Aj£*£u
nere verdeeling der Bladen verfchüt 5 groeit in Hoofd.
de Ooftelyke en Zuidelyke deelen van Europa. STUK*
Zy heeft, behalve de Stengen en Bladen, zelfs J£"**9
de Zaadhuisjes ruig 5 die hier 5 gelykerwys m
de voorige en volgende , door een middel fehot
verdeeld zyn en dus van de eenhokkigheid der
eerde Soort verfchillende. Het Loof is niet Zee*
groen.
(4) Schdkruid met eenbloemige Steelen > Vin- ™^
deelige Liniaale Bladen ; de Steng ejf en; m»m Hy-
de Zaadhuisjes driekleppig. ^a£d.
In verfcheide opzigten is deezc , die in de
Zuidelyke deelen van Europa groeit , komende
op de Akkers in Provenct voor , van de voor-
gaanden verfchillende. Zy komt de eerfte en
tweede Soort van Maankoppen zeer caby en
fchynt dus als een Balterd Kruid aan te mer-
ken
GoHAN Monsp. 252. GER. Prov. 372. KRAM. Jiufir. 149,
Ghucium hirfutura Fiere phoeniceo. Tour ja b. ƒ«/?. 25.}.. pa-
paver cormcuktunj pheemecum hiifiitum & glabrum. C. B.
Pin. 171. Pap. corn. Fl. phoeniceo. Lor,. 1c, 271. rap. cor-
niculamm rubrum. DOD. Pempt. 449.
(4) Chelidonium Ped, unifloris , l'oi'üs pinmiiMh Lmearibus
&c. Gouan Monip. 252. Ger. Prov. 372. Pap. Caule Ra-
mofo. H. Ups. 136. SAUV. Monsp. aj2. Pap. Gom. vioJa-
ceum. C. B. Pin. 172. DOD. Pempt, Loii» 272,
XI» DEEL. IX SXll£.
$1
Vee lm an ni ge
KROIDEtf.
IV* ken te fcyn. Zy heeft drie Stempels en ftekelïgc
^^^^ Zaadhuisjes, welke met drie K epjes open gaan.
Eoofe* In de Woeftynen by Kairo in Egypt< , kwam
stuk» c]cn [^eer Forskaohl een Ktuidje voor ,
vtfe?Wr ^ac hY Twacilfmaimig Schelkruid noemde , heb-
bende van tien toe veertien Meeldraadjes, een
gekruiflen Stempel , en een vierhoekig ftekelig
Zaadhuisje, Het Stengetje was maar ruim een
Handbreed hoog (*).
Papaver. Maankop.
Een vierbladige Bloem en tweebladige Kelk
heeft dit Geflagc zo wel als 't voorgaande, doch
het Zaadhuisje is Klootrondachtig, eenhókkig9
met open Gaatjes onder den bly venden Stem-
pel voorzien*
Het bevat de negen volgende, meest Euro-
pifehe Soorten , waar van de vier eerfren ftekc-
lige, de anderen gladde Vrugten hebben,
t. (i) Maankop met Klootrondachtige uit gegroefd
fyhidlm. de fiekelige Zaadhuisjes en gebladerde veü\
Bafteid. bloemige Stengen.
Ia
(*) Flor. jEgypt. Arob. p. 100.
(i) Papaver Capfulis fubglobofis torofo hispidis ZccSyfl.
XU. Gen. ö^s. p. 360. Veg. X 11. p. 407. GouAflï
Monsp. z$2, GEB. Prov. 372. Pap. Fol. ternato- pinnatifïdis
&c# H. Cliff. 201. Pap. Caule ramofo. //. Ups. 136. Arge-
mone Capitulo breviore. C. B. Pin. 172. Arg. Cap. Iurfutoio»
tundo. Mor. Hifi. II. p. 278, S. 3. T. 14. f. 9- Lob. Icrzjt.
POLTAKDRIA, 93
In de Zuidelyke deelen van Europa groeit IV,
deezc Soort 9 welke Baflerd genoemd wordt,*™™"
om dat zy met de voorgaande veel overeen- Hoofd*
komst heeft , hoewel nogthans door de Zaad-siyK*
huisjes y die ronder en als een Meloen geribd„J/ 'i0*y'
Zyn , daar van verfchiüende. Tournefort
hadtze tot de Kollebloemen t'huis gebragt.
(p) Maankop met geknodfte Jlekelige Zaad - ir.
huisjes en een gebladerde veelbloemige Arnm^Z.
Stem. Vermin-
De Papavers inet ftekelige Zaadhuisjes zyn
Argemone genoemd > als diende haar Sap tot
wegneeming van Oogvlakken f even gelyk dat
van 't Sehelkruid. Deeze heeft de Vrugten
veel ïaogcür en dus meer naar die van h voor-
gaande Geflagt gely kende, De Bladen hebben
driedeelige Vinblaadjes ; de Bloemfteelen zyn
ruuw: de Kelken en Zaadhuisjes Haairig. Zy
groeit op Zandvelden in Europa, als ook in
onze Nederlanden.
(3) Maankop met een Jlekelig Zaadhuisje , een n,
Alpifch.
(2) Papaver C 'pfulis Clavatis hispidis Sec. Pap. Fo!. tern.
pïnnatis, Fn anpulato. H. Cliffl 201. R. Lugdb, 419.GOUAN
llomp. 252. Ger, Prov. 373. Flor. Suec. 429 , 466. DALIB»
Pat 152. Gron* Oriënt. 15 g. Argemone Capitulo longiore.
C B. Pin. 17 LOB. /<?. 276. MöRis. uts, f. 10. GORT.
£tlg. Z48.
(3) Papaver Capfuli hispida , Scapo unifloro, nudo &<:•
Pap. perenne Piüs rigtdisfimls* HALL. Hefo. 304, Pap, Alpi-
mm
II. DEEL. IX% STUK.
94 Veelmannige Kruïdëk*
IV. eenhloemige naakte Jlekelige Steng en dub*
AFxfv.L# held gwi*de Bladen.
Hoofd»
stuit. Deeze heeft haare Groeiplaats op de Swio
Benwy zerfchc en Ooftenrykfe Gebergten , als ook
op de Pyreneen. Het is een klein Plantje , naauw*
lyks een half Voet hoog, zeer ftyve Haairen
en een ruige witte of geele Bloem hebbende1*
van een Duim breed. De Kelk is ruig* het
Zaadhuisje Eyrond met vyf Stempels. De Bla-
den zyn zeer fyn verdeeld 5 byna als die van 't
Koriander - Zaad. \
iv. (4) Maankop met Jlekelige Zaadhuisjes ; dé
iXauL StenS embloemig naakt en Jlekelig ; dt
Naakt- Bladen enkeld » Finswyze uitgehoekt.
fteng.
Deeze Soort , met welriekende Bloemen in
Siberië voorkomende , verfchilt weinig van de
voorgaande, zo de Ridder aanmerkt, doch de
S tongetjes, die zy opfchiet, waren aldaar by
de twee Voeten hoog. Het is eeae zeer fraaije
Plant*
C5)
mm faxatüe Coriandri folio. SCO* Ver. I. p. 4ï£. T. 4« f-4^
Argemone Alp. por. folio & Arg. Alp. Fol. Scandicis lutea*
C. B. Pin. 172. Fr&dr, 93» PLUK. Alm. 179. T. 247. f. 3.
CiP?. 2, T. 6. f. 4.
(4; Papaver Capfulis hispidis , Scspo unifloro &c. Pap.
Errau nudicaule Fiere flavo odorato. Dill. Elth. 302. T.
22 f. f. 291. oed» i)4s». T. 41. Pap. Errat* iutco flore,
Amm. Rntb* 6i. N. si.
PoLYANDRIA. 95
(5) Maankop met gladde Klootrondc Zaad- IV.
huisjes , een Haairige veelbloemige Steng ^^f^*
en veeldeeligc ingefneeden Bladen. Roofo»
STUK»
Die by ons, en overal in ons Wereldsdeel , t
in de Koornlanden zeer bekende Gewas , dat l**™f
inen Koomroozen , Klapper - Roozen , Koornheul
of Kankerbloomen , doch genieenlyk Kollebloe*
men noemt, heet in 't Franfch Coquelicoc, Pa-
vot Sauvage of Coitfanons > in 't Engelfch Red
Poppy of Cornrnfe. Die benaamingen zyn raeesc-
al van de Bloemen t welke als fierlyke Roosjes
het ftaande Koorn , door ha ire fchitterend rooda
Kleur P opluiftercn, en tevens van de overeen-
komst met het gewoone Heul, affcomftig.
De geftalte is genoegzaam bekend : des ik
alleen acht zal geeven op de Verfcheidenheden*
Men vindt hetkleiuer engrooter naar den Grond
en Groeiplaats, zynde hetzelve grootst aan den
Heer H aller voorgekomen in 't Land om-
ftreeks Avenches , een Stad in Switzerland.
Natuurlyk is de Bloem hoog Menie -rood, met
de Nagelen der Blaadjes donker paarfch gevlakt,
maar
(;) Papaver CipfuUs gïabris globolïs &c. Pap. Fol. pin-
narifxd s hispidis , Fru&u ovato. Mat. Med. z$t> H. Olijf.
20 1. R. Lugdb. 478. GOUAN Monsp* 253. GER. Prsv. 373.
KB AM. Auftr. 150. Fl. Suês. 423 , 4<5§. GORT. Belg. i49%
Pap Caulc mukifl ro , Fohofo hispido Sec. H Ups. i$6+
GRON. Oriënt. 157. Pap. Erraticum radjas» C. B. Pin. in.
& pleno fiore & minus. Ibid. Pap. Erracicijm, POD, Pm$u
447. LOB. 275. HALL. Iklv, 303,
ö, DIÏJL. IX. STUK,
90
VeELMANNIGB KJRüIDBlf/
IV* maar zy valt ook met wit gemengeld en mea
AFxiv\L#tee'tze in de Tuinen, ais bekendis, met dub*
Hoofd* beide of gevulde Bloemen , die witte Randen
stuk. hebben. Gesnürüs hadcze zelfs geheel wit
Eenwy
v*&e. J gezien.
't Gewas, dat zig jaarlyks zaait % is kleverig
en wat zwaar van Reuk, komende de Bloemen,
in hoedanigheden , de kragten van het Heulfap
op een verren afftand naderen* Men gebruiktze
in Borstdranken en Aftrekzeis als Thee , om
den Hoest te verzagten en de Syroop, daarvan
gekookt, is ten dien opzigte van een vry alge-
meencn dienst, zo wel als het Extrakt of ver-
dikte Sap.
ïaïawr ^ MaankoP met langwerP{g^ gladde Zaad-
huisjes , een veelbloemige Steng met aange»
ïwyidaar. drukte Haairtjes en Vindeelige ingefneeden
Bladen*
In de Noordelyke deelen van Europa groeit
deeze onder *t Koorn , volgens Linn^üs.
Zy verfchilt door de langwerpigheid der Zaad-
huisjes allermeest <yan de voorgaande Soort»
vit. Q) Maankop met gladde Kelken en Zaad*
Somnife-
rum. hUlS-
Slaapbol.
(5) Papaver Capfulis oblongis glabris Sec. Ft. Suec* U NT*'
467. Pap. Erraticum Cap. longisfimo glabro. Toürnf. Inflm
238. Rupp. Jen 3. P. 7r« Argemone Capitulo longfore glabro.
MORIS. Bles. 233* Hifi. II. p. 2,79» S. 3. Té 14. f. ij. Jac^.
Auflr. T. 2j.
(7) Papaver Calycibus Capfulisque glabris &c. Mat. Medé
251.
f* O L Y A N D R I A* 97
huisjes; de Steng omvattende ingefneeden IV.'
Bladen. A*ȕ*y
Hoofd*
In Europa is thans op veele plaatfen der Zw-stuk.
delyke en middelde deelen die Kruid genatura- Mmag}*
lizeerd en wordt in 't wilde groeijende gevon-w' *
den 3 hoewel het veeleer uit de Oofterfche Lan-
den afkpmftig fchynt te zyn. Het menigvuldig
gebruik of misbruik , immers 3 dat men onder
de Chineezen al van ouds gemaakt heeft vaa
het Heulfap , om de Geilheid op te wekken ,
fchynt zulks aan te duiden. Niet minder heeft
dit 3 reeds voor veele Jaaren, plaats gehad aan
de Vaste Kust van Indie en onder de Perfiaa-
nen. Toen Mandelslo zig op een Maal*
tyd bevondt te Amadahat , werdt den Gaftea
Opium, op verfcheide manieren bereid, in een
Gouden Kistje aangebooden , om de Minnedrift
in hun te verfterken. By de Turken is het niet
minder daar toe, als tot moedgeeving in andere
opzigten 3 inzonderheid omze onvertzaagd te
maaken in het vegten, zo gemeen 5 als by ons
de Sterke Drank. Een menigte Kameelvragten
worden jaarlyks uit Klein Afie naar Konftantino-
polen en Egypte gebragt; want geen Turk5 zo
arm
250. H. Clif. 200. R. Lugib. 479* HALL. Hilv. 303.GOUAN:
Monsp. 2S J. GfcR. Prov. 3 73- KRAM. Auftr. 150* GORT.
Lttg. 149. Papaver hortenfe femme albo , nïgro f Criftatum &
Flore pleno album. C. B. Pin. 170 , 171. DOD« Pempt. 445,
LOB» Ic . zj2 • ^74*
G
1'. DUt. IX. STUK,
p8 Veelmannige KauiDEOT
arm of ryk, of by maakt 'er gebruik van. Aldaar
xivEL bezaait men *er de Akkers mede , gelyk el-
Hoofd- ders met Tarw , of gelyk by ons^ in Noord-
stuk* Holland , ook gefchiedt , tot inzameling der Slaap-
vip?nW) bollen. In Arabic wordt het, volgens Fors-
kaohl, op de Bergen geteeld.'
Men noemt het gcmeenlyk, volgens den La-
tynfehen naam Papaver , in 't Franfch Pa*
vot , in *t Engelfch Poppy , in 't Hoogduitfeh
Magfamm of Molm en by ons Maankop , mis-
fchien om dat de Vrugten als met een Maaa
gekroond zyn, of ook Heul en Slaapbollen , we-
gens de Pynftillende en Slaapverwekkende hoe-
danigheid. Die met zwart Zaad groei jen in Gel-
derland wild onder 't Koorn ; doch die met wit
Zaad worden in de Tuinen of op Akkers ge-
teeld. In de Tuinen heeft menze, gelyk bekend
is ^ met zeer fraaije gevulde witte, zwarte,
roode en bonte Bloemen, Daar komen ook van
deeze Soort voor f met gekronkelde of aan den
RanJ gekerfde Bloemen , wit , rood en bont
van - Kleur, zo met wie als met zwart Zaad. Tot
den Teelt der Slaapbollen, in de Streek by Enk-
huizen , en op Langedyk by Alkmaar , worden
Papavers met enkelde witte Bloemen , die zwaar-
der Koppen geeven , gezaaid.
Vreemd is 't, dat men oudtyds het Zaad, om
Brood daar van te bakken, gebruikt, of het-
zelve onder \ Deeg gemengd zou hebben*
Matthiolus verhaalt , dat onder 't Berg-
volk in Trente> en verder in Stirie en Sclavonie,
de
P O t ï A » D U A. 99
de Olie, daar uit geperst, tot bereiding derSpy-
zen gebruikt , en de overblyvende Koekjes ge- x^vf U
geten werden* Het zelfde , byna , verzekert Hoofd»
Wagnerüs in Switzerland plaats te heb-STUK*
ben , daar mennet in 't Argow overvloedig zaait* gymaTJ
Het Zaad, zekerlyk, heeft zeer weinig van de
hoedanigheden der Slaapbollen , en de Olie of
Emulfie, daar van gemaakt, is van byzonderen
dienst in Hoest en Borstkwaalen. De Koppen
zyn als een Slaapverwekkend en Pynltillend
middel algemeen bekend. Verfch en gekneusd,
met Me!k gekookt en uitwendig als een Pap
opgelegd , dienen zy tot verzagting, week- en
rypmaaking van Gezwellen. Zy zyn bitter van
Smaak en ruiken fterk naar *t Opium , dat men
in Afie en Indie,door infnyding, als een Traan
of Gomharst overvloedig uit dezelven krygt#
In fommige deelen van Europa heeft men het-
zelve 'er, op de zelfde manier, in een gunftig
Saizoen , ook in kleine veelheid uit bekomen :
doch het verdikte Extrakt , door Afkooking
bereid , heeft byna de zelfde Eigenfchapperu
Sommigen verhaalen , dat men het meefte door
kneuzing , uitperfing en verdikking van het
Sap, in Klein Afie vervaardigt (*;.
Van 't gebruik des Heulfaps, dat de Oofier-
fche Volkeren , zo 't fchynt , naauwlyks ont-
beeren kunnen , heb ik reeds gewag gemaakt.
Onder de Grieken was het bekend by den
naam van Opion of Mekoneion , waar van de
La-
(*) Tournee, ie la M.aU Mm Tom,, I. p» 277*
II. Deei. ix» Stuk* G %
ICO
Veelmannige
Krüidek.
IV. Litvnfche benaamingen zyn afgeleid. Het heet
AFxfv,L# Affion of Amfion byde Arabieren, ehgémeënlyfc
Hoofd- Amjwen by de Indiaanen. Uic de Levant ea
stuk» Oostindie wordt het ons toegebragt. Door de
vi&y*** gewoonte kunnen de Turken het in verbaa-
zende veelheid , tor een half en geheel Drach-
me of Vierde Loots , zonder merkelyk nadeel,
inflokken. Het brengt hunfle^ts in een vrolyken
Luim, in Dronkenfchap of Verwoedheid, even
als by ons de Sterke Drank. Zy kunnen 'er
twee of drie Dagen mede toe , zonder Spyze,
Onder de Europeanen dienen eenige Greinen *
meer of min , naar het Geitel , tot een heil-
zaam Middel in het ftillen van foramige Kwaa-
ien en Pynlykheden, die uit een te fterke aan-
doenlykheid der Zenuwen ontdaan. Dus is het
in de Loop , Roode Loop , Kolyk , Maagpyaen
en Jicht, Kies en Tandpyn en andere Onge-
makken , dikwils zeer nuttig. Als men van het
bette , zuivere Opium heeft , zyn geen Be-
reidingen noodig, die men anders overvloedig ,
tot zogenaamde verbetering of wegneeming der
fchadelyke hoedanigheden, in trein gebragt heeft.
Eenigen meenden , dat het van eene uitermaate
koude natuur was , en voegden het derhalve by
zeer heete Middelen : waar uit de Theriaak,
Mithridaat , Philonium en dergelyke Elektua-
riën meer , gefprootjen zyn. Anderen vervielen
tot een vlak ftrydig denkbeeld, en tragttenmet
Azyn, Limoen -Sap , Vitriool. Geest en derge-
lyken , deszelfs kragt te maatigen. Eenigen
ge*
P O L Y A N D R I A. IOl
gebruikten verfcbeidei ley Zouten , anderen Wyn , IV.
Brandewyn of andere Geesten : fommigen meen- 'ir£** L*
den het dnor Gisting of Rooflering te verbete FIoofd-
ren. Nutteloos zeker en belachelyk t want de8TÜK*
verdoovende Eigcnfchap is het eenige dat daar n^on$&ym
ïn heerfcht en die moet flegts getemd worden
door de veelheid te verminderen, niet door by-
voeging van tegen (Irydige zaakten. Evenwel
wordt het zeer nuttig by Zweetmiddelen ge-
voegd , en helpt derzelver werking : zo dat de
gezegde Opiaaten , nocb ook het Laudanum >
zo nat als droog, niet onnut zyn.
Op 't voetfpoor en gezag van Galenus
is het Opium , dat de Ouden zekerlyk gebruikt
hadden , een langen tyd uit de Geneeskunde
verbannen geweest ; doch in 'c laatst der voor-
gaande en in deeze Eeuw inzonderheid, kwam
hetzelve wederom in veel achting, na dat fom-
mige voornaame Geneeskundigen zig daar van
met vrugt als een Geheim bediend en dus in de
Geneezing , van veele anders byna ongeneeslyke
Kwaaien, veel Roem behaald hadden. Plate-
kus, S ylviüs en S ydenham, zyn onder
deeze de voornaamften. 't Is echter een Mid-
del .welks gebruik alle voorzigtigheid vereifcht,
en 't gene men veeleer te min , dan te veel
moet voorfchryven. In Heete Ziekten zonder
Uitflag, in Koortfen die uit Verpoppingen of
dikte des Bloeds ontdaan, en in dergelyke Om-
ftandigheden , is het, zonder voorgaande Ont-
lastingen , nadeelig , zo wel als in fommige
G 3 Ze.
XI. Deel. IX. Stuk»
VEEk MANN1GE KRUIPEN,
Afdbel Zenuwkwaaien. Men vinc^ 00'< Menfchen die
Fxiv!L' het niet vcrdraagen kunnen. Anderen gewen*
Hoofd- Den 'er zodanig aan , dat zy een groote Gif te
STÜK' noodig hebben tot Pynftilling. Van zekere
vfaï*™*' Vrouw , my bekend , w'erdt ten dien einde •
Weekelyks een Diacbme Laudanum Opiatura
gebruikt. Niet onwaarfchynlyk is dit Xieulfap
het JXepenthes van Homerus, dat alle zorg
en kommer deedt vergeeten,
Verwondcrlyk is 't ? dat een zo klein en on-
fchadelyk Zaadje , door zyne ontwikkeling in
eene vrugtbaare Aarde , een Plant uitlevert , in
wier Zaadhuisjes een zo ongemeene kragt en
zonderlinge hoedanigheid huisvest , dat één
enkel Grein van het verdikte Sap de werkingen
van het Zenuwgeftel op de Zintuigen kan be^
letten* Een weinig Opium , 't zy alleen , of met
andere dingen gemengd , ingenomen, verwekt
een geiusten Slaap , ftilt zwaare Pynen, flopt
Ontlastingen en bevordert de Doorwaafeming
met een maatig Zweet, Te groote veelheid doet
de Menfchen in een diepen Slaap vallen, met
verlies van Kennis en Gevoel, Koude der Le*
demaaten , Stuiptrekkingen en zwaare Adem*
haaling, waar cp fomtyds de Dood volgt. Die
'er niet van fterven , komen doorgaans vry met
een ilerken Buikloop of overvloedig Zweet ,
naar 't Heulfap Hinkende, van eene zwaare Jeukt
in de Huid vergezeld. Hierom is in de zodani-
gen het gereedfte , door Klyfteeren van onde*
ïen, en , zo 't mooglyk is, ook door Olie of
P O L Y A N D R I A 103
Braakmiddeleu van boven ^ Ontlafting te maa- IV.
ken. Voorts moet men de werking der Inge- Afx^l*
wanden en Zenuwen weder tragten op te wek- Hoofd
ken 3 door prikkelingen aan de Neus en el-STÜK*
ders , door Blaartrekkende Pleifters ,• als ook „^f"*'** ;
door het ingeeven van Zuurachtige Dranken*
Sommigen willen dat het Bevergeil, anderen
dat de Kamfer, hier, een byzonder Tegengift
zou zyn.
f8) Maankop' met gladde langwerpige Zaad* p***^f
huisjes , een veelbloernige effene Steng en Cambri-
gevinde ingejneeden Bladm* Pyrenetfdu
In 't Prinsdom Wales werdt deeze Soort
eerst waargenomen , zynde een overblyvende
Plant, die ook in andere deelen van Engeland
cn op de Pyreneefche Bergen groeit. Zy ge»
lykt meer naar de Kcllebloemen of Koornroo-
zen, dan naar het Heul of eigentlyke Papaver-
Kruid. In 't wilde bereikt de Steng niet meer
dan een Voet, doch wordt in de Tuinen, al-
waar het Loof ook groener is, fomtyds wei
eea Elle hoog. Zy verdeelt zig in Takjes, die,
zo
(8) Papaver Capfulis glabris oblongïs &c. HUDS. AngU
203. Vzp. Fol piunatis , Fr. acuminato. H. Clff. 201. R»
Lugdb. 479. Pap. Camhr. perennc Flore Sulphurco. Dill*
Elth. 300. T. 223. f. 290. Ar^emone Cambro - Britanm-
ca lutea. Xoris. Hift. II. p. 297. S. 3. T. 14» f. 12. Pap.
Enat. Pyrenakmn Flore fluvo. C. E. Pin. 171. Pr oir.
G 4
II. Deel* IX, Stuk,
io4 Veelmannïce Kruiden,
IV. zowel als de Bladfieelen , ruighaairig zyn, draa»
^FxivEI 6epde Bloemen van maatige grootte, Zwavel-
Hoofd geel (*). Daar op vo]gen zeer langwerpige
stuk* Zaadhuisjes , van onderen fmaller en aan den
vf^Wym tpP eeDigermaate Snuitig, zegt Linn^üs,
die aanmerkt, dat dceze Soort vyf of zes en die
van 't gewoone Heul of Slaapbollen tien , maar
de volgende zestien Stempels heeft*
' plfaver (sO Maankop met gladde Zaadhuisjes , een*
0rtenule, bloemige ruuwe gebladerde Stengen en ge-*
K«rtnt$* vinde zaagtandtge Bladen.
Dit .is een zeerfraaije Zaay- Plant , gelyk de
gemeene Papavers uit Zaad, dat de vermaarde
Tour ne fort daar van in Armenië verza-
meld heeft, in de Europifche Tuinen voortge-
teeld, Zy is over \ geheel zeer ruig5 hebbende
een
(*) Ccloris pallide flcvl » non lutti [fed] taln quttem ob-
tïnet Sulpbur vulgare 9 qui post exficcationem in Aurnnüacum
Jokt tranfire , zegt Bijllf.niüS. Hy berispt Morison en
RAï , dat zy pallide flavum in luteum veranderd hebben.
OviDlus nogth:ins fpieekt van Sulphura lutea. Men houdt
gemeenlyk luteus voot bleek geel. 't Schynt dat 'er door
zyn Ed. , zo wel als door LiNN/EUS , een rosachtig of O
ketgeel mede bedoeld worde. Maar hoe weinig men op die
ondedcheiding gedagt hebbe , blykt uit C. BAuhinus, die
aan dit zelfde Kruid in Pinace Flores FLAVOS, in Prodrom$
LUTECS toefchryft.
(9) Papaver Capfulis glabris , Caulibus unifloris &c. H.
Ups. 136. Papaver Fol. pinnaiis Fr. globofb. R. Lugdb. 379.
Pap. Oneutale hirfutisijmum , Fl. magno. Tquknf. Cor< 17,
Jtin. 111. T. p. IZ7. Comm. Rar* J. p, 3$,
POLY ANDRIA. I05
een Penwortel die Bladen uitgeeft van een Voet IV.
lang , byna verdeeld gelyk in de Koornroozen. A^EU
De Stengen waren aldaar, in 't wilde, gemeen- Hoofd-
lyk anderhalf of twee Voeten, hier in deHor-STÜK*
tus wel drie of vier Voeten hoog , met grooteni£foil0&y~
roode vyfbladige Bloemen , donker vlakkig ge-
nageld, en dus veel naar die der gemeene Kol-
lebloemen gelykende* De Zaadhuisjes zyn rond
en glad en llegts met twaalf Stempels gekroond,
volgens To urnefort, die aanmerkt, dat
de Zaadbol vol vuil witte fcherpe hcete Melk
zit , zo wel als de Wortel. Men maakte 'er wel
geene Opium van , doch de Turken , aan die
Drogery gewend , aten de groene Bollen tot
verfnapering.
Argemone. KlepheuU
De Bloem is zesbladig met een driebladigen
Kelk in dit Geflagt, het welke de Hoofden of
Bolletjes met opengaande halve Kleppen heeft f
verfchillende anders weinig van 't voorgaande.
Drie Soorten zyn tot hetzelve t'huis gebragt,
naamelyk.
(1) Klepheul met vyfkleppige Bolletjes en ge* r.
doomde, Bladen. Ammmê
i-'lt wcstin-
difch.
(1) Argemone Capfuüs qalnquevaivibus 8cc. Syft. Nat.
XII. Gen. 649. p- 360, Veg. Xlll. p. 407. Argemone. H.
Cïtff. 201. Ups. 135. B.. Lugdb. 479. Af er. Sur. T, p. 24.
Papaver Spinofum. C. B. Pin. 171, Prodr* $3. T. p. 91.
G S Pa*
II. Deeli IX, Stuk.
io5
Veelmannige Kruiden,
IV. Dit Gewas , natuurlyk afkomftig uit de West-
'**xvi*U in^ën > is in de Zuidelyke deelen van Europa
IIooj?d- niet alleen , maar ook in de middeliie deelen ,
stjk. ia, de Tuinen thans gemeen (*> Men noemt
vife?Wr het a*daar drgemone en het is t Gedoomde ra-
$aver van Bauhinus , dat een Steng krygt
van een Voet hoog, met Bladen naar die vaa
den Gezegenden Diftel gelykende, maar zagt
en glanzig , met witte Aderen , loopeode de
punten in gecle Doornen uit. Dus zyn ook
de Steng en Takjes gedoomd , die op 't end
Bloemen hebben, geel van Kleur, middelmaa-
tig van grootte, waar op een gedoomd Hoofdje
volgt , omtrent een Duim dik , ryp zynde
zwart , met Klepjes ten halve opengaande en
de Zaaden uitlaatende , die rond en zwart ,
veel grooter dan het andere Papaver - Zaad zyn.
Het is een fierlyk Zaay - Gewas , by 't afbree*
ken een geelachtig Sap uitgeevende, gelyk het
Groote Schelkruid. Merian zegt , dat men
het in Suriname Maccaï noemt, groeijende al-
daar als een wilde Diftel in de Bosfchen , byna
eens Mans langte hoog. Is dit het zelfde ?
Volgens Hernandez gebruikt men, in
jVlexiko 3 het Zaad als een fterk Purgeermid-
del. Goüan zegt, dat de Bloemen wit zyn.
On.
Papaver fpinofura luteum. Moris. Hij}. II. p. 27?. S. 3. T.
i*. f. 5«
(*) )k vind echter niet , dat het 'et in 't wilde groeit,
jgelyk uit het gezegde van den Bidder zou fchynen.
P o t Y A N D R I A. 107
Onder de Italiaanen zou men de Vrugt noe-
men Figo tf Inferno of Helfchc Vyg. *xw.U
Hoofd*
fa) Klepheul met driekleppige Bolletjes, stuk,
ff.
fo) Klepheul met vierkleppige Bolletjes en een At?emone
, 0 Armeniaca^
naakte öteng. Armemfch#
De Groeiplaats deezer beiden is door de By-/\ renaica.
naamen aangeweezen* Tournefort heeft ********
de eene3 zo wel als de andere > in zyoe moeie-
lyke Kruidleezingen ontdekt en eerst gevonden.
In Geftalte zweemt de laatfte veel naar het
Berg - Heul of Alpifche Maankop , voor be-
fchreeven,
Sarracenia.
Een vyfbladige Bloem met een dubbelden
Kelk 5 drie- en vyf bladig ; en een vyfhokkig
Zaadhuisje , gekroond met den Schildvorrnigen
Stempel.
Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt
voor, 't welk zo even gedagte Kruidkenner
benoemd hadt naar den vermaarden Doktor
Sarrazi n y Koninglyk Hoogleeraar in de
Ontleed- en Kruidkunde , door wien de eerfte
Soort uit Kanada was overgezonden; als
(1) Sar-
(2) Argemone Capfulis trival vibus. Papaver Oriëntale Hy*
pecoi folio, Fru&u minirao. Tournf. Cor. 17*
(3) Argemone Caps. qtiadri val vibus, Cagle nudot
II, Dsiu iz* stuk»
io8 Veelmannige Kruiden,
IV. (i) Sarracenia met bultige Bladen.
Afdeel.
xiv. ra\ Sarracenia met geflrekte Bladen.
Hoofd*
sn;K Deeze Gewasfen groeijen op vogtige plüat-
■sarracemafen in Noord - Amerika. Zy zyn zonderlirg,
^aafiche.' doordicn de Bladen als holle Scheeden uitmaa-
n. ken, zynde in de eerfle Soort bultig, kort en
^Geefe °P ^en ^rond leggende, in de andere over-
endltaande, zeer lang en Buisachtig, weshalve
men die Trompetbloem noemt. Zodanig een
Blad was , nu ruim twee Eeuwen geleeden ,
te Rochel!e5 aan L o n e l gegeven, zyn-
de overgebragt door Schippers , die verzeker-
den , dat het een Blad van een Harst- of Wie-
rookboom ware. Hier twyfelde hy met reden
aan ; niettegenftaande hy het , onder die be-
naaming , in Afbeelding gebragt heeft. Het
was 9 zegt hy , van eene vreemde gedaante ,
van *t onderfte tot boven aan dea Kapswyzen
top dubbeld en als 't ware van twee Velletjes
gemaakt , als een Scheede of Trechter van
anderhalve Handbreed 5 aan 't end gely kende
naar een gaapende Zots • Kaproen, Op dergely-
ke
fï) Sarracenia Fol. glhhls. Syst. Hatt XU. Gen. «52. p.
361. Veg. XIII. p- 408. H. Clif. 127. GR ON. Virg. 164.
Coüophyllum Virginianum. Moius. Hifi. h p. 553. Buca-
nepbyllum Americanum £cc. Pluk. Alm. 71. Amaitb. 46.
T. 376. £ 6. Limon. peregt. C. B. Pin. 192.
1z) Sarracenia Tol. ftii&is. Ibidem. PlüK. jimakh. f. $.
jMjll. Ie. fii. T. 241. Ihuris iimp:di folium. Lob. Ic. II.
p 152 Limonmm peregrin* Fol. ïoimi Fioirs Ariftolochiac.
C. B. Pin»
p o L Y A N D R I A. 10$
ke manier komen ook de Bladen , in de daar IW
van gemaakte Afbeeldingen , voor. Linn mvs h*$f0*
\ merkt zulks aan als cene Verandering van het Hoofd-*
Blad der Plompen; dus buiten 't Water in fhats™K*
om *t zelve op te vangen en in te houden , nia°™&r
ais door eene byzondere voorzorg der Natuur (*}.
Doch hoe komt het dan , zou men mogen vraa-
gen , dat zo veel duizend andere Planten der-
gelyke voorzorg niet behoeven ? Of, kon dit
Gewas daar, in Amerika, zo het van dergelyke
natuur ware geweest als de Plompen , ook
piet in 'c Water groei jen ? De vergelyking en
toepasfing, inderdaad, te ver getrokken , wordt
laf en belaehelyk ! Mor i són verbeelde zig3
in tegendeel , dat het Kapje aan 't bovenfte der
Bladen, dezelven fluitende, die befchut voor het
inloopen van het Regenwater , en dit is ook ,
uit het maakzel der Bladen, veel aanneemely-
ker: terwyl de Scheede van 't Blad voor een
gedeelte open is, en dus veel Vogts zou moeten
verliezen. Sommigen hebbes de Bladen, in fi-
guur, by die der Bloem van Holwortel, (Ari-
Jlolochia) en de Plant by 't Limonium vergelee-
ken. De Bloemen , ondertusfehen , gelyken , in
manier van Groeijing , wel wat naar die van 'c
volgende Geflagt.
Nym-
Sic Metamorphofis Wjmph&A in folium SarraccnU , ui
ipfa, Aqw*m pluvialem excipiens ct retinens extra Aquascre$~
tot: mrê Katura providentie l Syst. Nat. Veg. XUI. p»
II. Dut. IX* Stuk*
110 VEEtMANNICE KRUIDEN.
IV. Nymph^a, Plompen*
Afdeel.
Hoofd- Welks byzondere Kenmerken zyn. Een
stuk* * Veelbladige Bloem, met een vier- of vyfbladi-
Eenwr 8cn Kelk: de Vrugt een veelhokkig, geknot ,
JBezieachtig Zaadhuisje.
Vier Soorten , uit alle de Wereldsdeelen , zyn
ïn dit Geflagt vervat, naamelyk
i* (i) Plompen met Hartvormige efenrandige
Xy»p*** Bladen, den Kelk grooter dan de Bloem en
Gecie. vyfbladig,
ïi* ( i) Plompen met Hartvormige efenrandige
Wue" Bladen, den Kelk vierdeelig.
Onder den naam van Plompen is dit Kruid
bekend in onze Nederlanden, alwaar het, op
veele plaatfen , de Rivieren en andere heldere
Wateren bedekt met zyne groote breede rond-
achtige Bladen , die fomtyds wel zo groot als
Pannekoeken voorkomen en derhalve by 't Ge-
meen
(1) TXywphéa Fo!. Cordatis ifitêgeaimis Cal. JPet. raajore
pentsphyüo. Svft. &at. XII. Gen. 6$ 3. p. 361. Peg, XIII.
p. 408. H. Ciiff. 203. R. Lugdb. 40S. GoüAN Monsp. 254.
GER* Prov. 374» KRAM. *Auftr> i;o. Fl. Suee. 42É , 469.
Gort. Belg. 149. &c. Nympha:a lutea major. C. B. PM
193. Nymph. lutca. CAM. Epit. $3$. Dod. Pmpu 535*
Lob* Ie. 59+.
(2) KympUa Fol. Cord. integerr. Cal. quadrïfïdo. Nymph»
Cal. tetiraphyllo , Cor. multiplici. Qmn. Aa&. ch. & Mau
Med. 258* Nymph. alba major» G. B. Pin. 193. Nymphaa
alba. cam. Ep. 634. Doa. P<?«*/>r. 58*. Los. /c. w Hall.
P O L Y A N D R I A. III
meen ook dus geheten worden. Men noemt iv.
het Meirbladen en Water - Roozen > wegens de Af£"l*
<-;roote Roosachtige Bloemen ; de Engelfchen fiooFO--
Water-Lülj , dat is Water - Lely ; de Duic-*TUK.
fchers Wasfer - Giken % Haarwurtz en Seeblu- .Mo™&r
«Bew ; om dac die een binnenlandfch Meir een
Zee heeten. De Franfchen geeven 'er ook wel
den naam aan van Lis d' 'Eau of Blanc d'Eau ,
doch era'entlyk noemen zy de Plant Nemphar^
naar den Latynfchen naam Nymphm$ die van
de Nymphen, of zogenaamde Watergodinnen,
afdamt.
Het groeit op gedagte pïaatfen door geheel
Europa , geworteld zynde in de Grond der
'Wateren ; des het niet dan aan de kanten voor-
kome van diepe Graften en Rivieren. In het
Zirckniifer Meir van Karniolie behoort het
mede tot de Waterplanten , die , na het uit*
droogen van dit Meir in de Zomer, door de
Boeren als Hooy worden t'huis gehaald, zo Dok-
tor Scopoli aanmerkt. Uit een Vezelïgen
Wortel fchiec het dikke Bladiteelen 3 tot aan
de Oppervlakte van 't Water zig uittrekkende >
en hunne Bladen, die altoos vlotten , daar op
nederJeggende; tjerwyl de Bloemen zig een wei-
taig daarboven verheffen. In dit opzigt komen
de beide Soorten overeen > doch verfchillen *
Biet alleen in de Kleur der Bloemen, welke in
de eene beftendig geel is , in de andere wit;
maar ook in derzelver maakzeL
De Geele Plompen hebben een Bloem, welke
in
11. DEEL* IX» STUK,
VeELMANRTGE* KRÜIÖEff*
IV. in vyf dikke Kelkbladen , geel van Kleur en
^xivf1" groot-» van veertien tot twintig kleine Bloem-
Hoofd- blaadjes bevat als Nageltjes en een menigte
stuk» Meeldraadjes , omringende het Vrugtbeginzel,
v&™ym dat geen Styl heeft, maar een platten Stempel,
met zo veel Sleuven als 'er Hokjes in de Vrugt
zullen zyn. De Witte Plompen hebben een
vierbladigen of vierdeeligen Kelk, waar in van
zestien tot twintig Bloembladen , grooter dan
de Kelk , naar 't midden allengs verkleinende
tot Meeldraadjes, wier getal by de zeventig is*
Hier komen zo veel Stylen voor, als 'er hok-
jes zyn in het VrugtbeginzeL De Vrugt van
deeze is nagenoeg Klootrond , en, zo wel als die
der Geele Plompen, welke eene Peeragtige of
Kegelvormige figuur heeft, in veertien Hokjes
verdeeld , die gladde Eyrondachtige Zaaden
bevatten.
In de Geneeskunde zyn de laatften vermaard
geweest. Hei: gedeftilleerde Water van de Bla-
den en Bloemen worde gehouden voor verfris-
fchende en verkoelende; weshalve de Turken
hun Sorbet fomtyds daar mede bereiden , zo
Tavernier verhaalt. Anderen neemen het
uitgeperfle Sap der Bloemen en Bolletjes vol-
gens Veslingius* Ook heeft men het tot
ftempïng van Bloedftortingen en Vloeijingen
dikwils , by andere Middelen gemengd , voor-
gefchreeven. De Reuk der Bloemen is eenigs-
zins Slaapverwekkende. De Bladen , aan de
Voeten gelegd, of in Baading gebruikt, dienen
te-
P O h * A & D R I A. 113
tegen Hoofdkwaaien. Men heeft *er een Syroop IV;
van gemaakt en een Olie, beiden verzagtende
en Pynftillende* De Wortel is , in de witte Hoofd-
Plompen > famentrekkende , vry dik en rond.*TÜKé.
Men heeft 'er , in tyden van gebrek , fomtyds Jt*^
gebruik van gemaakt tot Spyze.
Van beiden 3 zo wel de Geele als Witte ^
komt eene Verfcheidenheid voor die kleiner is;
zynde zo gemeen niet als de groote. De kleine
Geele met een groote Bioem (*), -groeien
veel in de Oude Ys fel in Gelderland, als ook
by Leerdam en elders, zo de Heer de Gor-*
ter fehryft: de kleine Witte Plompen vindc
men tusfehen Muiden en Naarden 3 binnens-
dyks, in de Braaken. j
(3) Plompen met Hartvormige gelande Bladen,, Ny2ll'£a
Lotus»
Algemeen is deeze bekend onder den naam Egypti-
van Egyptifche Lotus, aldaar Nuf ar genaamd, c c%
waar
( *) De k'eine Geele Plompen , met een \leme Bloem , be*
hooreii tot een ander Geflagt ; zie 't voorgaande Vil. Stuk,
biadz. 49 j. Deeze vallen in 't Wyde Sparen by 't Huis te
Heemftede en ia de Veencn öp veele plaatfen ^ als ook int
Vriesland , enz.
{%) Kympbta Fol. Cordatis dentatis. Fl. ZeyL 194. Has*
Sfx^. hih. 471. Nymph. Fol, amolïoribus &c. Béown;.
Jam. 343» Nymph. tndica &c. BKOWN. Jam. 343- Nymph.
Indica &c. SLoan. Jam. 120. Hifi. £ p. z$2. Lotus ^£gyp^
tia; Alp» Aïgypt. 103. 214» T. 213 > *x^. &c. Am-
bel. Jiörf. Jf*/. XI. p. 51. T. 20. Kaxatti • Kitjil. RüMFifc
VI. p. 172. BURM. Fl. Ind. 11$. m
H
U. DEEL. IX. SlUÉ*
H4 Veelmannigen Kruiden.
IV. waar van Veslingtus de Afbeelding heeft
AFx?v!" uitgegeven , tot opheldering der befchryvinge
Hoofd- van Al pi nu s; welke Autheur echter niet
stuk. aiieen de geheele Plant verkleind , maar ook
vife?™'4' de Bloemen 5 het Zaadhuisje , Blad. en Wortel ,
in de Natuurlyke grootte , zeer duidelyk onder
zyne Uitheemfche Planten, gelyk Veslin-
g i u s erkent , hadt in Plaat vertoond. Dus
was dit Gewas dan genoegzaam afgebeeld : des
Römphiüs, die hetzelve onder den naam
van Kleine Indifche Waterplomp befchryft,met
reden de Afbeelding agter weg geiaten heeft.
Het groeit niet alleen in Oost- maar ook in
Westindle , zo wel als in de Noordelyke dee-
len van Afrika, zynde door Forskaohl,
eu onlangs , overvloedig by Rofette , in de
Slooten der Rystvelden, groeijende gevonden;
die aanmerkt , dat de Jonge Bladen effenrandig ,
de grooten getand , rondachtig , niet Hartvor-
mig waren, doch aan den Voet, by den Steel,
gefpleeten (*). Deeze Waarneeming, van een
fcundig Ooggetuige , doet byna denken , dat
'Alp inüs gelyk had , met deeze Plompen
voor een zelfde Plant te houden als de Europi-
fche : aangezien dus het onderfcheidend Ken-
merk der bepaaling van den Ridder verdwynti
Immers zyn Ed. hadt bevoorensook getwyfeld,
of 'er wel een Soortelyk verfchil tusfchen bei-
den
(*) Flor. Mgwu Ar ah. p. ioa.
dén ware (*) In Virginie groeijen de gemeene IV*
Europifche Witte Plompen , die aldaar zelfs met Fxfy^
gevulde welriekende Bloemen voorkomen , zo Hoofd-:
de Heer Clayton meldt ; terwyl Kalm *tuk#
die met getande Bladen in JNieuw Jerfey waar- nut™°n
genomen heeft (f).
Men kan hier uit van de Geftalte oordeeletu
Alpinüs zegt , dat het in Egypte wel op
plaatfen groeit , daar het Water eens Mans
ïangte diep is : zo dat de Blad- en Bloemftee-
len dan zeer lang moeten zyn* De Bloem,
als een fchoone witte Roos , met eenige geelö
punten, is byna drie Duimen breed. De Zaad-
huisjes zyn ronde Bolletjes , als eeö Mispel of
W&t grooter ^ in de vier Kelkbladen vervat *
waar in Zaadjes als Koolzaad. Het Kruid blyfe
groeijen op Gronden daar het Water afgeloo»
loopen is, maar derft tegen den Winter; waaf
uit blykt, zegt hy 5 dat het een Jaarlyks Ge-
was is. Het heeft een langwerpig ronden Wor-
tel, niet veel grooter dan een Hoender -Ey,
van buiten zwart, van binnen geelachtig * Vlee-
zig* hard, famentrekkende en zoetachtig vaa
Smaak.
In deeze Bloemen heeft de delfde eigen*
fehap als in onze Plompen plaats. Zy fluiten
zig, tëgen den avond,, als een ronde Bol , en
duiken onder Water , waar uit zy 's morgens
(*J Hort. Gl$i P- 203*
(t) GRON. Fl. Virg% p. 81*
H 3
IU DEEL» U STUK,
n6 Veelmannioe Kruiden;
fIV. weder opryzen en zig ontluiken» Zulks heeft:
^lRümphiüs in Oostindie opgemerkt, alwaar
Hoofd dit Kruid , dat de Javaanen • Tondjo noemen ,
stuk* voorkomt met Sneeuwwitte, Roodachtige of
v^TWy Roozekleurige , bleek Geele en bleek Blaauwe
Bloemen ; wordende , wegens de (ïerlykheid zy-
ner Bloemen alleen , by de Huizen van Verrao*
gende Luiden aangekweekt ; doch de Chinee-
zen kooken , braaden en eeten , zo wel de
Steelen als de Wortelen , zegt hy ; even als de
Egyptenaaren de Wortels in Vleefchnat kook-
ten, volgens Alpinus, hebbende dezelven
dan de Kleur byna van Eijerdooiren*
Düs twyfelt men geenszins , of deeze Plant
zal de echte Lotus van Theoprastüs en
Dioscori^es zyn , en wegens het eeten
van derzclver Wortelen , Steelen en Bollen ,
kunnen zekere Indifche Natiën zo wel Loto-
phagi genoemd zyn , als wegens het gebruiken
der Vrugten van den Lotus -Boom, welke op
ver naa geen zo algemeene Groeiplaats heeft (*).
Ook verhaalt Pliniüs, dat van het Zaad, naar
Geerst gelykende , in Egypte Brood gebakken
werdt, niet alleen ligt verteerbaar en fmaakelyk 9
mids verfch zynde . maar ook zeer gezond. Men
noemtze Arais el NU , als de Wortel uit den
Nyl , doch uit de Meiren by Venetië hadc
Alpinüs dergelyke Wortelen bekomen , en
merkt
(*) z'e het II. Deels. III. Stuk f van deeze Nat. HU
farie % biadz. 570*
POLYANDRIA. II7
merkt aan , dat de Bladen flegts een weinig IV.
kleiner, Zaagswyze getand en meer geaderd, ^v^KLm
de Zaadjes ook kleiner zyn dan die van de ge- Hoofd-
meene Witte Plompen (*). STUK-
(4) Plompen met Schildvormige overal geheele Ny^^
Bladen. Neiumbo.
Boondtaa-
In de beide Indien komt dit Gewas voor,8^6*
't welk Rumphiüs Groote Indifche Water»
plomp noemt , zeggende dat hetzelve van de
Europifche Plompen niet alleen in de Bloemen
en Vrugten , maar ook daar in verfchille, dat
de Bladen zig doorgaans ruim een Voet verhef-
fen boven 't Water. Zy hebben Steelen van vier
of vyf Voeten lang, met hun tweeën of drieën
uit éénen Wortel fpruicende , regt3 een Vin-
ger dik, van buiten met fcherpe Puntjes, van
binnen met Gaatjes, door welken men blaazen
kan,
{*) De Plant. Exot. p. 228. Ik kan derhalve niet zien,
dat die Autheur ten deezen opzigte van Gevoelen veran-
derd zy , gelyk by Rümphius gemeld wordt. Hy zegt
immers : Mirum certe eft cur Veieres Lotum tl^mpheét fimi-
lem non fecerint &> foliis & Caulibus & Floribus &* Capi-
tibus &* vel etiam Radice &c.
(4) Nymph&a Fol. peitdtis undique integris. H, C/i/f. 302.
TL Zeyl. I19Z* Nymph. Indka Faba Agyptia di&a &cw
Herm. Par, T. p. 20 $. Nymph^a Fabifera &c. Pluk» Alm.
267. T. 322. f. 1. opt Taratti. RüMPH, Amb. VI. p. J68.
T. 73» Tamara. Hort. MaL XI. p« 59- T. 30. Ben Tima-
ra, T. 3*' Nymph. affinis Glandifera Virgioiana* MORls.
fBfc. lil. p. 514. Raj. Suppl. 6n*
H3
II. Deel* IX. Stuk.
ir8 Veelmannige Kruiden.
IV. kan , als wanneer daar uit loopt een wit Lyme*
Alxiv!L r5£SaP> als Koei jen -Melk, welk zig laat uit*
Hoofd- rekken en tot Draaden fpinnen, gelyk van Zy-
STÜK. de of Spinnewebbcn* De Bladen , Schildvormig
vï&T™y' °P enc* der Steelen gehecht, zyq langwerpig
rond * twee Voeten over 't kruis , geplooid als
een Zonnefcherm of met Ribben naar den Rand
loopende , van boven meest vlak, doch in 9t
midden Trechterachtig* De Bloemfteel is lan-
ger of wel zes Voeten hoog , en heeft op 't
end een Koker van vier Bladen , die zig ont-
iluitende de Bloem vertoont , van grootte als de
grootfte Zonnebloemen ; want de Bloembladen
zyn zeven Duimen lang en vier Vingeren breed ,
doch verkleinen inwasrds. Men vindt 'er tien
buitenften van die grootte en zeven daar bin-
nen 5 omringende een Txechterachtig Vrugtbe.
ginzel, met eenen Krans van dikke geeleMeel*
draaden , die witte Knopjes hébben. De Bloe-
men zyn gemeenlyk Roozekleurig of bleek
paarfch f doch men vindtze ook van andere
Kleuren, gelyk in de voorgaande Soort, en zy
worden teffens wegens den aangenaamen Reuk %
of uit Bygeloovigheid , van de Chineezen en
Indiaanen zeer bemind .
De Vrtigt, welke onder den naam van Egyp*
tifche Boon van Dioscorides in 't Werk .van
Dodoniüs, uit Clusius ontleend,
die dezelve een Vreemde Vrugt , naar een
Slaapbol gelykende , genoemd hadt , is afge*
beeld %
PokYANDRlA» H9
beeld (*) 5 zal geen andere zyn dan het Zaad- IV.
huis van deeze Plant* Het wordt anderhalve AFj£"U
Handpalm breed en wat minder hoog , barften- Hoofd»
de door rypwording van boven open, en danlrüïU
een menigte Hokjes vertoonende, in ieder van WJ^^r
welken een zwarte Boon fchuilt, die van bin-
nen wit is , in tweeën fplyt en een groen
Kiempje bevat*
Men houdt deeze Plant, die in 't Maleitfch
Taratti genoemd wordt, voor de Colocq/ia der
Ouden* De Wortels zyn eetbaar , zo wel als
die der Plompen , doch worden in Oostindie
zo veel niet gebruikt als de Zaaden of Boonen *
welken men te Batavia nog niet geheel ryp
zynde , en dus in de geflooten Bollen , op de
Markt brengt , als wanneer zy byna van Smaak
zyn als Hazelnooten. De gedroogde of geheel
zwarte Boonen komen by Zakjes te koop j maar
deeze moeten eerst gekookt of gebraden wor-
den , om ze te kunnen kaauwen; 5t welk veel
by de Thee gefchiedt. Geweekt zynde , wor-
den deeze Boonen bekwaam tot Voortteeling #
even als onze Tuinboonen : dan bekleedt men-
ze met wat Kley en laatze dus in 't Water
zinken ; 't welk op een plaats gefchicdende,
daar geen te groote diepte is, een genoegzaa-
me
(*) In zyn Kruidboek , bladz* 14*9. en is ontleend nit
Clus. Exot. Libr. 2. Cap. 13. Men vindize in 't zelfde
Kruidboek , bladz. %iz , onder den naam van Egyptifcfó
Boone befchreeven. Zie ook DOO. Pempt. p. $ig*
H4
II, DHL» IX* STUK»
120
Veelm annig e Kruiden,
IV* me aanfokking maakt: want de Wortels loepen
^rxivEl< ^er^ voort cn mcn v*ndt dit Gewas op On-
Hoofd diepten in Rivieren of in verfche ftaand.c Wa«
stuk* teren 0p java en andere Eilanden menig-
vuldig.
vige*
Mentzeli a.
Dit Gefïagt is benoemd ter eere van den
Kruidkenner Mentzelius, door wien eea
fchoone Lyst van de benaamingen der Plan-
ten \ uit de Ouden verzameld , met de Afbeel-
dingen van eenige nieuwre zeldzaame Kruiden r
aan 't licht gegeven werdt.
De byzondere Kenmerken zyn; een vyfbla-,
dige Bloem en Kelk, waar onderden langwer-
pig Vrugtbeginzel , dat een Rolrond 3 veelzaadig
Zaadhuisje wordt,
lt De ecnigfte Soort die in Amerika haare
Mntzeiia Groeiplaats heeft . heeft de Bladen en Vrug-
Pvuuwc. ten ruuw , waar van de bynaam. Het is een
Heefterachtige Plant , anderszins naar de Ona*
gra gelykende , weshalve Tournefort haar
onder dien naam voorgefteld hadt. De Bladen
zyn langwerpig, fpits, op de kanten gegolfd
en ruuw , nagenoeg als die der Betonie ; de
Kelken en V rugten, die uk de Oxels der Bla-
den
(i) Memzelia. Syfiï Njè& XII. Gen* 670. p- 3^4.
XIII. p. 41 f4 H CHff. 49*. Am. Acad. V. p. 393. LOtFl*.
lu 223. Mi^ntzella Fol. & ¥1. aspeiis. Puim. Gen, 41. Ic.
174. Bbown. Jam. 24^t Onagra Ainer» Fol. Betonicae,
TOüBKF. Inji. 302.
PolyAndria* 121
den voortkomen , bezet met Haakige Haairtjes IV.
of Borfteltjes.
_ Hoofd*
Lt O O S A» STÜff.
Den naam Loafa , welken de Heer J a c-nia/or'°gfm
quin, ten opzigt van dit Geflagt , van den
Heer Adanson hadt overgenomen , verandert
de Ridder in Loo/a, waar van de Kenmerken ,
door den eerften, dus opgegeven zyn.
Ken vyfbladige Kelk, van ruige Blaadjes, en
een vyfblidige Bloem, met Kapswyze Blaadjes,
die aan *t end omgeboogen zyn en vyf Honig-
bakjes, welke zig tot een fpits Kegeltje famen-
voegen , in 't midden van de Bloem. Het Zaad-
huisje Tolrond , driekleppig, eenhokkig, vee!-
zaadig.
De eenige Soort (i) , fchynt veel te gely- T-
ken naar het Gewas, datFEuiLLéE noemt ^°?f* ?
Brandende Qrtiga van Chili, met Beerenklaaiiw-ttekeiige.
Bladen, groeijende aldaar zes Voeten hoog,
en de Stengen bezet hebbende met fcherpe
Puntjes , de Bladen volkomen als die van de
eerfte Soort van Klepheul , hier voor. Te Wee-
nen aangekweekt , maakte zy een fraay Jaar-
lyks Gewas, met dergelyke Bladen, en aartige
geele Bloemen , die de Blaadjes uitgcfpreid en
in 't midden een Pieramiede hadden van Ho-
JDig*
(l) Looft. Syfi. Nat. XII. Gen. *2g*. p. 364. P%g* XIII#
p. 4U. lAcq. Ohs, lil. p. i$. T38. Ortiga Chileniïs mens
Acanthi folio. FeüILL. Pauv. II. 757» T. 43 £
H 5
II. IX, STUK.
122 Veelmannige Kruiden.
IV. nigbakjes of kleine Blaadjes 3 benevens een groot
Af£^l* getal van Meeldraadjes, ten minfte vyftien
Hoofd- voor ieder Bloemblaadje , zo dat derzelver ge-
stuk* tai omtrent tagtig bevonden werdu De Vrugt,
v;p?n™y' welke het aldaar, in de open Lugt, totryp-
heid bragt, was als gezegd is. Het voorgaande
Geflagt komt dit in eenige opzigten zeer naby,
zode Heer Jacquin aanmerkt, doch ver»
fcbilc in anderen daar van ten hoogde.
C i s T ü s, Veldroosje.
In dit is ook de Bloem en Kelk vyfbladig;
maar de Kelk heeft twee Blaadjes kleiner en
het Zaadhuisje is rondachtig.
De Soorten, wier getal meer dan veertig is,
heeft de Heer LiNNiEüS, naar dat zy Stop-
peltjes hebben of niet hebben en naar 't Gewas ,
in Rangen onderfcheiden. Die van den Eerften,
als volkomen Heefters zynde , zonder Stoppel-
* it. r>. tjes 3 heb ik reeds befchreeven * : zo dat thans
M $T$z-9 maar ^e ovenëen hiev volgen en deeze zyn
meeftendeels de genen , welken de vermaarde
To urnefort , om dat de Zaadhuisjes een-
hokkig waren, van *t Gefjagt van C i st üs3dat
dezeiven veelhokkig heeft , onder den Geflagt-
ïiaarn Helianthemum hadt afgezonderd. Aan "ee-
ze geef ik , om dat de Bloemen als kleine
Rooyjtszyn, weshalve men ze ook in 'tFranfch
Rofe Canme noemt volgens Baühinus, den
naam van Veldroosje.
P O t Y A N D R I A. 123
B. Ongeftoppelde laag- Heefterige. iV.
Afdeel.
O4) Veldroosje* laag ~ Ileefierïg is9 feg-HooFD.
gewcte j zonder Stoppeltjes , wz££ gepaarde Lz-stuk.
ftioa/f Bladen en Kroontjes -Bloemen.
beUntus.
De grootte van dit Gewas , dat in Vrank- Gekroond,
ryk en Spanje groeit , is volgens Clüsi u s
maar een Voeu Het heeft zwartachtige Hou-
tige Stengetjes , met zekere Vettigheid bezet;
weshalve het van hem onder de Ladanum -gee-
vende Ciftus geteld wordt.
(is) Veldroosje, dat laag* Heejlerig te, op- xv.
Jlygend , zonder Stoppeltjes , niet de 5to-Giadpoor.
den over hoeks 5 gebondeld , Draadachtig
glad) en Takkige Bloemjieeltjes.
Deeze Soort 3 die zeer fmalle getrepte Blaad-
jes en geele Bloempjes heeft , groeit op drooge
Rotfen in de Zuidelyke deelen van Provence.
(16) Veldroosje, dat laag - Heejterig is 9 op- xvr
(14) Ciffui Suffrutieofus procumbens exftipulatus Sec.
Ciftus fol. Linearibus &c. Guett. Stamp. 2. p. igo. Cilhis
Xedon Fol. Thymït C. B. Pin. 467. Ledon decimum. Clvs.
Hifi. I. p. 81. Hisp. 3c. p. 167.
(15) Cijius SufFr. adfeend. exftip. Fol. alternis &c, Cift.
Suftu procurab. Ger. Prov. 394- T. 14. Ciftus humilis Mas-
filiotica. Pluk.v4/w. 107. T. 84- £ 6.
(16) C(/?«* Suffr. er. exftip. Fol. linearibus, Pediinculis
unifloris , Calycibus triphyliis. Mant. 565* Ciftus humilis f.
II. QEEI* IX. STUK. Cha"
ï24 Veelmannige Kruiden.
IV* Jlaande 3 zonder Stoppeltjes : de Bladen
AFxivEL* UniaaU de Steeltjes eenbloemig, de lieU
Hoofd* ken driebladig.
STUK.
Eenvfvh Dit is ook een Heeftere je vaneen Voethoog,
met roodachtige Takjes, groei jende in de Zui-
delyke deelen van Europa. Door een driebladi-
gen Kelk te hebben en zestien zeer korte
Meeldraadjes 9 die allen vrugtbaar zyn , verfchilt
het inzonderheid van de volgende Soort, welke
de helft der Meeldraadjes zonder Knopjes
heeft.
(17) Veldroosje, dat laag-Heefterig is , leg»
gende , zonder Stoppeltjes ; de Bladen over-
hoeks, Liniaal, rauw- gerand; de Steel»
tjes eenhloemig hebbende*
Of die hoedanigheid van zestien Meeldraad-
jes zonder en zestien met Knopjes te hebben ,
altoos ftand houde in deeze Soort , is my dui*
lier. De fchrandere Gerard merkt de twee
aangehaalde van Baühinus, met Fieybla-
den , als Verfcheidenheden aan. jPe Bladen zyn
glad> aan den rand ruuw>met zeer fyne Doorn-
tjes :
Chamscifttis Eiicx folio Juteus & ehtlor. C. E. Pin. 455.
Pluk. Alm* i^7« T« 83. f. 6.
(17) Ciftus Suffr. proe. exftipulatus, Fol. a]t. Lui. &c.
Cif'tis Caule ptoc. fol. ait. Fl Snee. 4*5 , 474. GOUAN
Jiïonip, 255. GER* Prov. 393. Chamccnftus Encae foiio,
luteus humiüor. C. B. Pm. 466. Helianthemum fol. akernis
#lguftisfi'.ïiiS. HALL. Hew. 359.
XVU,
Ciflus
Wumana.
Haifmaa-
Polyandrie, isj?
ijcs:de Bloempjes naa,uwlyks grooter dan de ^;x#
Kelk, Zy groeit in Vrankryk, in SweerUn en in xiv, '
Switzeriand. De Heer Halles betrdctze **>°ïü-
beiden ook tot eene Soort*
(18) Veldroosje , dat laag Heefierig £f, xwu,
gmde , zonder Stoppeltjes ; met de bladen canu>.
gepaard , ftomp Eyrond , ruig en van on« Gtys'
deren Wollig > de Bloemen byna in Kroon-
tjes.
In de Zuidelyke deelen van Europa groeit
deeze, die van de Grysheid der Bladen , welke
anders naar de Myrtebladen gelyken , haaren
naam heeft. Aan 't end der Stengen komen on-
gefteelde Kroontjes voort , van Bloemen < met
ruige Kelken. Men vindc *er een Verfcheiden*
heid van , die de Blaadjes ovaal, wederzyds
met dunne Haairtjes befprengd en niet Wol-'
lig van onderen heeft. De Portugeefche is het
groot tte van Gewas : de Veroneefche heefc
Lancetvormige ftompe , drieftreepige, weder-
zyds groene en de Kelk twee BorfteÜge Blaadjes.
Cl9)
(ï$) Ciflus Suffr. prcfcumb. ex&ipulaCus, FoL oppos. obo-
vatis &c. Kram. Auftr. 151. Ger. Prov. 397. Gouam
Monsp. 256. Chamatciftus Fol. Myrti mmoris incanïs. C. ö.
Tin. 466. Chama-c Fo!. Myrti Tatentmae can s & dnereis.
J. B. Hift. 11. p. is. Chamaxiïius teitius. Clus. Hift* I» p.
74. fi. Heliamh. Alptnutn Serpüli folio n5gr. hirs. Seg. Ver»
III. p, 195» T. 6. £ 2. HeliantSiemum Folt Myrti minoris
fubtas incanis. Toürnf. lnfi, 246. SCOP* *4nn* 2. p.
J*a«r. 403.
K. Dist. ix* Srv%i
IM Veelmannige Kruiden*
IV. (iy) Veldroosje, dat laag -Heejierig is zonde f
^F£fv.L# Stoppeltjes , met gepaarde Jtekelige Bladen ,
Hoofd» de onder Jlen Eyrond , de bovenjlen Lan-
STtJK# cetvormig; de Takken uitgebreid.
Ciftus
ixYnkh *n *ta^e k°mt heeste* naalr ^e voorgaan*
c 'de veel gelykt , voor. Het is een Heeftcrtje*
dat de Steng maar een Span hoog heeft.
x.x-. C20) Veldroosje, dat laag - Heejierig is zon»
^foneefch. der Stoppeltjes 5 met gepaarde langwerpi*
ge gejleelde Bladen , die vlak zyn en van
onderen grys.
Ey Marfeille en Verona , als ook in Switzef*
land , groeit deeze Soort , welke verandert met
Lancetvormige Bladen , die van boven glad zyn,
en Ovaale Bladen , boven wat Haairig; doch
van onderen hebben zy altoos een digte Wol*
lïgheid en zyn grysachtig wit*
xxï. 0*0 Veldroosje, dat laag - Heejierig is zon*
Engeifcb* w"
(19) Ciftus Suïïiutkofus exftipulatus &c. Helianthemum
Serpilli folio viliofo , Flor. pallido , Italicum. BARR. Rar.
Sio. T. 366.
f20) Ciftus Suffir. exftipulatus &c. Helianth. Fol. ad Ter«!
ram congeftis &c. Hall. Helv. 359- Hel. luteum Thymï
dmioris folio. BARR. Rar. 521. T. 441.
(21) Ciftus SurTr. exftip. procumbens &c. Hüds. Angl.
no6. Mant. 245. Helianthemum Alpinum Fol. Pilofellx mi*
rioxis Fuchfiu J. B. WJU ÏU p. 1*.
p o L T A N D R I A. IöJ
der Stoppeltjes , leggende % met gepaarde IV;
langwerpige omgedraaide Haairige Bladen xiv.
en getrojte Bloemen. Hoofd.
stuk.
Op fommige plaatfen in Engeland groeit dee- Monogy
ze, die de Steng naauwlyks een half Voethoog*
fcheef en ruuw heeft , Bladen als die van Hy-
fop y wederzyds groen en getroste witte koe-
kende , doch onder yt bloeijen opgeregte Bloe-
men*
(m) Ve!droosje , dat laag' Heefierig is , leg- *****
gende > zonder Stoppeltjes „ met gepaarde Oelandicm%
langwerpige wederzyds gladde Bladen; ^0elandrcht'
Bladjleeltjes gehaaird ; de Bloemblaadjes
uitgerand*
Deeze is op onbelemmerde Rotfen in Ge-
land waargenomen en groek ook, zo 'tfchynt,
op naakte Bergtoppen in Provence. Zy heeft
een geltreepten ruigachtigen Kelk,
C. Ongeftoppelde Kruidige.
(13) Veldroosje mgejtoppeld , overblyvende ; xritï,
.Tüberaria*
(12) Ciftus SufFrut. proc. ex&ip. 6cc. Ger. Prov. 396.
Ciftus Heïianth. Fiore parvo luteo. J. B* Hi/l. II. p. 17, FL
Suec. 434 9 471-
(23} Ciftus exftipul. perennis, Fol. Radicaübus ovstis &
GoüAN M<?nsp> z$6. GER /Vav. 3 93- Ciftus Fo'io Planta-
ginis. C. Be Pi» 465. Helianthemum Plant, foho perenne*
Buxb. Cent. til; p. 33- T. 63. Tuberaria uoftras & major»
§3 B. üfrV?. lï, jv 12.
zit DsiLt ix, sruaw
t28 VeeLmann'igè Kruide^
IV. met Wortelbladen die Eyrond, drieribbigt
AFxivEL" Wollig zyn ; de Stengbladen glad, Lan*
Hoofd» cetvormig; de bovenjlen over hoeks.
STUK.
Eenwy Den bynaam heeft deeze Soort daar van be*
komen, dat men daar dit Kruid groeit dikwils
Truffels of Aardbuilen (Tubera Term} ondei:
den Grond vindt. Hierom noemden de Kafti-
liaanen het Iterva Turmera, volgens Myconus*
De Groeiplaats is in Spanje , Provence eiï
Italië-
xxiv. (2^) Veldroosje > dat Éruidigis , ongejlop-
GutuuL. peld , met gepaarde Lancetvormige drierih»
£>iuppeiig4 föge ftiacim en ongeblikte Trosjes.
Deeze Soort heeft een bleeke Bloem, dië
in het midden met een roodachtige Vlak als
een Druppet is getekend , waar van de by-
naam. Het is een Jaarlyks Kruidje» groeijen-
de niet alleen in de Zuidelyke deelen van
Vrankryk en in Icalie, maar ook iö Engeland*
ja zelfs by ons op Vlieland, zo de Heer de
Gorter aantekent* Het was in 't Bofch van
Gramont , by Montpellier , naauwlyks een
Handpalm hoog , met witte Bloempjes > heb-*
ben*
f24) Ciflm Hertaceus exftipulatus &c. Huds.^h£/. 204.. Ciftus
annuus &c. GoüAN Monsp. 256. Ciftus fl, palüdo , puni-
came ma'ula ïn^gnlto- C+ E« Pin. 465. Helianthemum Fl*
maculofo. Col. Ecphr. II. p. 78. T. 77. Ggbt. /fc/g. ifu
bcndè paarfche of Roozekleurige Vlakjes. De j^f;
Stcelen der Bloemtrosjes zyn Draadachtig dun* Afdeeü
(2$) Veldroosje^ dat Kruidig is , ongeftop-^™^
peld , met alle Bladen overhoeks Lancet- xxv.
vormig\ de Steng opfiygende.
K<ma-
In Kanada was deeze door den Heer Kalm daafch*
gevonden*
D. Geftoppelde Kruidige.
(aó) Vcldroosje, dat Kruidig is, opgeregt xxvt.
en glad , gejloppeld ; met eenzaame M^n^^^
men «, byna ongedeeld , tegenover een drie-
voudig Blad.
By Moncpellier in Languedok , als ook op
drooge dorre Hey- Velden in Provence, groeit
dit Kruidje , 't welk by ieder Blad drie of vier
Stoppeltjes heeft, byna van de zelfde grootte
als de Bladen, zegt de Heer Goüan, maar
in de Afbeelding van Lob el verfchillen zy
vry veel. Tegen het Blad over , doch een wei*
nig laager j, geeft de Steng , volgens den zelf*
den , een klein Bloemfteeltje uiu De Kelk is
lan-i
(25) Oflus Hérbaceus exftipuïatus Fol. omnibus alteuris
Lanceolatis, Caule adscendentc.
(26) Ci/lut Herbaceus erebus glabe* > Stip'ulatus &e* H.
Ups. 144. Gouan Monsp, 256% Ci&us Stipulis quaternis.
H. Cliff. 475. Ciftus Ledi folio. C. B. Pin. 465. Ciftus Ai>
nuus fol. Ledu Lob. ic. II, p. n 8. Ger. Prov. $$z»
1
II. DEEXt IX. SlUH>
ijo Veelmannice Kruiden»
IV. langer dan de Bloem , en heeft drie opftaan-
AFxiv!Lk de > twee uitgefpreide Blaadjes , zegt de Rid-
Hoofd- der.
STUK»
xxyii. (27) Veldroosje, dat Kruidig is9 uitgebreid >
Sau&ks. ruig en geftoppeld, met getroste opgeregU
wgbiadig. Bloemen en horizontaale doetjes.
De Afbeelding , die van deeze by Lob el
voorkomt , is door hem ontleend van den ver-
maarden Clüsiüs, door wien deeze Soort
aan de kanten der Wyngaarden by Salamanca
in Spanje , als ook in 't Ryk van Granada ,
waar menze Terva dei Quadrillo of Quadrilje-
Kruid noemde, waargenomen werdt. Het groeit
in Italië, by Verona en in Provence. Gehard-
merkt aan> dat deeze Soort van de voorgaande
naauwlyks te onderfcheiden is 9 dan door de
Zaadhuisjes , die langer dan de Kelk zyn , ter-
wyl zy in de voorgaande flegts de langte van
den Kelk hebben : want voor 't overige komen
zy beiden met opftaande of verfpreide Stenge-
tjes , met ruigachtige of gladde Blaadjes en de
bovenden of geheel of verdeeld voor. Ook is
't opmerkelyk , dat , in de Afbeelding der voor-
gaande > de Bladen meer Wilgenbladachtig en
fmaller zyn.
(27) Ciflus Herbaceus patulus villofus ftipulatus &c. H;
Ups. 144. Clif. 206. R. Lugdb, 47$. N. 8. vel 10. Ciftus
Folio Salicis. C. B, Pin. 465. Ciftus annuus primus. Clus.
Hifi. I. p. 76, Helianth. annuum humile &c SEG. Ver. III. p.
197. T. f* S. Ciftus annuus fol. Salicis. LOB. Ic. II, p« lis.
PoL¥ANDRIA* i^t
(28) Veldroosje dat Kruidig is , gefloppeld , IV.
opftaandc , eenigermaate Wollig , met ge- ^^^Eh*
troste eenzaame ongefieelde Bloemen 3 te* Hoofd-
gen de Bladen over» stuk.
xxmn
(29) Veldroosje dat Kruidig is , opjlaande , $£UJ^*
gefloppeld , Liniaal - Lancetvormige Nyibooi>
gejteelde Bladen en opgeblazen Kelken , mg'
grooter dan de Bloem. Mgyptia*
CUS.
Deeze beide Soorten komen in Egypte voor ^ Egyptifciu'
volgens den Ridder , alwaar Forskaohl
maar ééne Soort van Ciftus vondt, welke hy
Ceftoppelde noemt (f ). Dezelve groeide op zeer
drooge Heuvelen , omftreeks Alexandria 5 by
de Zoutpannen* Het was een Heefterachtig
t'eenemaal Wollig Kruidje P met leggende
Stengetjes en getropte ovaale Blaadjes; de Bloe-
men aan Trosjes , geel 5 uitgebreid en ftomp.
Een Verfcbeidenheid daar van hadt hy in de
Woeftynen by Kairo gezien , met overhoekfe ,
zelden gepaarde en minder getropte Bladen*
Misfchien behoort deeze tot de eerfte 9 die
vier fpïtfë , Degenvormige > Stoppeltjes heeft,
aan
(i8) Ctfias Herbaccas Stipulattis erebus, fubtomentofus
&c. Mant. 2.4.6.
(2,9) Cijlus Kerbaceus erebus Stipa'atus &c« Manu 404.
Confer. Cvti- Cifèus pollis infenoribus confertis fuperionbu*
oppolitis. BURM. Zeyl. 85. 1\ 36. BuRM. Ind. i^.jACQ*
Obs* IIÏ. p. 17- T. 68.
(tj Ciftus Supulatas. Flor* J&%ypu Arak p» xoa,
I 2
lh Deel. IX, Stuk,
132 Veelmannigb Kruiden,
IV. aan den oirfprcng, doch de helft korter dan de
A xivf" Bladen (f). E>e andere, door den Heer Jao
Hoofd- quin, zo hy verhaalt, uit Zaad geteeld , hadt
stuk. ky jecjer Blaadje maar één Stoppeltje, en ver-
vige?nWy' f^hilde voor 't overige grootelyks van het Cey-
lonfche Plantje, onder den naam van Cyti-Cis-
tus door den Heer J.Burmannus afgebeeld.
E. Geftoppelde laag Heellerige.
xxx. (30) Veldroosje laag- Heeft* geftopp* de Bla-
SqulmTtus. den met rondachtige Schubben bedekt heb*
Gefchubd. bende»
In Spanje groeit deeze , die een Heeftertje
is met opftaande Takken van onderen vierhoe*
kig ; de Bladen Lancetvormig ovaal , dikachtig ,
gefteeld , gepaard of drie by elkander : zeer
kleine Stoppeltjes en ronde getropte Bloemfteel-
tjes. Volgens de Afbeelding van Barre-
lier gelykt deeze veel meer naar het zoeven
gemelde Ceylonfche , dat de onderfte Bladen
getropt, de bovenden gepaard heeft.
XXXT.
(31) Veldroosje laag- Heeft, geftopp. opftaan-
Lippiu de 9
Eenzydig.
( -f) Daar van zal het Wilgbladig Veldroosje , dat ze ook
fchynt te hebban , den Spaanfchen naam bekomen.
(30} Ciftus Sufft. Stip. Fol. obteftis Squamis orbiculatïs.'
Ciftus humilis Flor. eornpa&is in Verticillos , minoris Hali-i
mi foliis. BARR. lc4 327. ÊOCC. Mus, II. p. 7$. T. 64.
JLOEFL. It. 67.
(31; Ciftus Suffr. Stip* ere&us, Fo!. alternis oppofitis<]|il§
Lanceolacis fcabris , Spicis fecundis. Menu z^%
P O L Y A N D R I A. 133
de 9 met overhoekfe en gepaarde Lancetvor* IV.
wwg* rww* Bladen , de -4afr^» ov<?r êéne Al?xiv!L#
%;yde. Hoofd-
stuk.
Io Egypte is ook de Groeiplaats van deeze^ M$nogy*
aan de gezegde Kenmerken onderfcheidelyk.w*#
Zy heeft doorgaans maar tien Meeldraadjes,
gelyk de andere , onder den naam van Egyp-
tifche zo even voorgeftelcL
{32) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. legeend; cjjjg^,
met langwerpig Eyronde eemgermaatery
liaairige Bladenen Lancetvoïmige Bkem-Smi^
blaadjes.
In 't Graaffchap Surrey van Engeland , by
Croydon K groeit deeze Soort % die door den
Heer Dilleniüs is in Plaat gebragt.
(33) Veldroosje laag - Heeft geftopp met de xxxiu.
onderfte Bladen Cirkelrond , de bovenften*u
*rtus.
Eirond. Penning-
J bladig.
(34) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. met lang- Xxxiv.
werpige Bladen en effene Kelken. ferpuu/ê-
Qjendel-
biadig»
• (ji) Oftus Suflfr. Stip. procumbens, Fol. ovato - oblongis
&c. Hlds. An%L> 205. Hcüanth. vuig. Petalis Flor. perangus-
tis. Dill. 177. T. 145. f. 174.
(33) Cifius SufFr. Stip. Fol. infer. orbiculatis, fup. oratis.
Ciftus humilis f. Chamarciftus Nummulariae folio. Gouam
Monsp. 2^6. Hel. ad Nummulariam accedens. J. B. Hifi. \u
p. 20.
(34) Cifius SufFr. ftip. Fol. oblongis &c. GouAN Monsp.
13
II* Deel* IX* stuk»
134 Veelmannige Kruiden.
Afdeel ^35^ Ve!dr00SJe taa8 ' Heeft* gePpp. met Li*
xiv. * niaale gepaarde en overhoekfe Bladen; de
Hoofd* Bloem fteelti 'es ruig en kleverig*
STUK* ö
cilïl'iu- ^ Veldroosie laag-HeeJl. geftopp. leggen-
tiriofus. de> met ovaal - Liniaale gepaarde zeer kor*
'xxxvf te 9 Tropswys' vergaarde Bladen.
Ihs. (3?) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. byna
7bymbla. regtopftaande ; de Bladen Liniaal , van on •
xxxvii, deren met twee Sleuven engrys$ de KeU
f'V»/: ken effen.
Decze vyf Soorten zyn 9 zo door ha are By-
naamen 5 als door de Bepaalingen a genoegzaam
onderfcheiden, Zy vallen zeer klein en groeijen
in de Zuidelyke deelen van Europa \ de twee*
de ook op de Bergen van Ooftenryk. De derde
heeft
i$6* Kram. Aujlr. 151. Charaarciftus rcperis SerpiHifolia lu*
tea. C. B. Pin* 466. Charaaciftus fecundus. Clvs. Hifi. j,
P- 73.
(35) Ci/ïüs Suffe. Sïtf t&U Vwemhus oppoüvs Sec. Ger*
Ptov. 394. Chamaciftus incanus Tragongani folio, Barr4
Bar. $iz. T. 415. Hehan ihciBum Thymi folio incano. J. B.
llift. II. p. lp,
00 O/?** SufTr. Stip, pröcqmbens, Fel. ovaü- Linearibia
&c. Goüan Monsp. 237. Chamaciftus humilis Thymi Folio
oliganthes. Barr. Ic. 444*
(V) Cifius Suffr. Stip. eie^:. Fol. Linearibus &c. Goüan
257. Ger, /Vn\ 3 9f . Chun^ciftus Fol. Thymi in-
ernis. C. B. Pi». 406. Chamacift-. quartus. Clus. //;/?. 1. p.
74. £. Ciftus Stipulis quaternis £cc. y% Ciftus Fol. villas
Lanceolatis &c. Hel. f. Gift. humilis Folio Sampfuchi , Ca-
pifUlls valde hufmis. J. li. #1$ II. p, 20, Touenk Inft,zm.
PoLYANDRIA, I3f
heeft geelc, de laatfte witte Bloemen , volgens IV.
den Ridder, Hier onder . komen aanmerkelvke Aj">E*u
Verfcheidenheden voor en tot deeze Soort heeft Hoofd»
Gerard byna alle Berg - Cifti met kleine STÜK'
witte Bloempjes t'huis gebragt. Mm0m
(38) V 'eldroosje laag -Heefl. gtftopp. met Lan- xxxviit.
cetvormig Liniaale Bladen, die van onde^e^ufmam
ren Wollig zyn. Getrost,
Dit, in Spanje groeijende^ heeft de geftake
van Rosmaryn ; de Blaadjes zyn zeer fmal en
van onderen een weinig ruig , met Liniaale
Stoppeltjes. Het draagt zeer lange end-Trosfen
van Bloemen , wier Kelken hoekig en effen
zyn y over ééne zyde.
(3i0 Veldroosje laag- Heeft, leggende ; met xxxix.
Lancetvormige Stoppeltjes , en langwer-Heliant^m
pige , omgejlagene > een weinig HaairigeiiyfoybXzr
Bladen. dlS'
Deeze Soort 3 die men in Duitfchland ge»
meen-
Cijlus Suffe. Stip. FoU Lanceolato -Lïnearibus &c.
Mant. 76. Ciftus Lavendulae folio Thyribides. BAUR. /c.
293.
(39) Ciftus SufFr procumbens &c. Gouan Monsp. 257.
Ger. Prov. 395» Hall. Helv. 358. Kram. Attftr. 151.
TOURNF env. Par. 93. Snee. 433. R. Lu%db. +76. N9?
ChatiMcciftiis vulgaris Flore luteo. C. B. Pin. 465. Loes*
Prusf. 43. T. 8. Flos Solis Panax Chironium. CAm* Epiu
501. Flos Solis. Dod. Pempt. 193. 1c. 43$. Keyden Y(bp
of kieynen Ciftus. Dod. Kruidb. 295,
14
II. DEEL. IXêSTüK,
I3Ö Veelmannige Kruiden,
IV. meenlyk Heiden - Ry fop noemt , om dat zy heê
AFxivEL# Loof als van HyfoP heefc en 'er veeI °P
Hooi-d- Heijen of drooge Velden groeit, is in alle Bos.
stuk. fchen omflreeks Parys te vinden, zegt Tour*
Vi^!KWy' nêforTi Dus icon het ook wel zyn , d&t
menze in de Ooftenrykfe Nederlanden vond:
ten minfte is zy omtrent de Krytbergen in
Engeland , en op droogej Velden in S weeden,
niet minder gemeen dan in de Zuidelyke dee-
len van Europa. Dit geheele Geflagt van
Kruiden heeft 'er by To urne fort den
naam Helianthemum van, die eigentlyk Zonne-
bloem betekent, of Zonnebloempje *, gelyk de
Engelfchen het heeten , doch by de Franfchen
noemt men 't ook Hysfope des Préz , dat is
Veld-Hyfop.
De Afbeelding van Dodon^uschLobel
js met de zelfde Houtfnee -Plaat gedrukt als
die van de Eerfte laags Ciftus van C l u s i u s ,
welke Autheur daar van zegt , dat dezelve Bla-
den naar die van 't gemeene Helianthemum
gelykende, doch kleiner heeft (f). Hierom is
ook de Afbeelding , in 't Nederduitfche Kruid-
boek van DoDONiEus , beter, zo wel als
die van Camerarius, welke dit Kruid
vertoont met afgezonderde Stengetjes, tot bo-
ven toe bezet met gepaarde Blaadjes , die in
de Oxelen twee Stoppeltjes hebben , zynde vry
ïuig en allen langwerpig ovaal , zo Hall er
zegu
(t) CLUS, Rar. Hisp< p. ifsrt Ir. jx i$ |i
P O L Y A N D R I A* 137
zegt (!)♦ De Bloemen zyn fomtyds tagög, IV« t
fomtyds bleek of Zwavel -geel. Men heeft dit XIV. *
Kruid voor een Wondmiddel gehouden , en , Hoofd-
om zyne famentrekkende hoedanigheid 5 in Gor-STUK#
geldranken gebruikt gehad. nia.°mr
(40) Veldroosje laag - Heeft, geftopp. met Ey- c*tV
romte Bladen en Stekelige Kelken.
Stekelig.
In Spanje en Languedok groeit deeze 3 die
door Clusiüs onder de Soorten van Lada-
num draagende Ciftus , als de tedere Takjes
kleverig hebbende y geteld werdt. Men vindtze,
zegt hy , overvloedig op woefte ptaatfen aan de
Taag 3 boven Lisfabon , als ook in fommige
deelen van Spanje , daar de Ingezetenen het
Kruid Romero , dat is Rosmaryn , heeten.
C41) Veldroosje laag -Heeft, geftoppeld en xlt.
uitgebreid ^met Lancetvormige ruige Blaad- A*q^**
pS. nynfcji.
Op
ft) Hclisnthemum Fol. fubhirfutis , Omnibus longe ellip-
ticis. Helv. 358.
(40) Ciftus SufFrut. Stip. Fol. ovatis, Catycibus hispidis.
GOüAN Monsp. 2S7. Ciftas Ledon Rosmarini fol. fubtus
incanis» C. B. Pin. $6j. Helianth. angufto Serpylli folio ,
Villofum Flore Aureo , Italicum. Barr. Rur. 511. T. 488.
Leiion o&avum. CLU8. Hifi. X. p. s. Pann. h. p. i6s.
(41) Ciftus Suffrut. Stip. pamlus &c. Helianth. album
Germintcum. Tabern". Ic. 1062. Hel. Saxatile Fol. & Caul.
Oblongis &C.MENTZ. Pug. 8. f. 3. DlLL. Eltb. 177.
ij
II. Deel !£♦ stuk.
138 Veelmannige Kruiden;
IV. Op de Apennynfche Bergen in Italië hadt
^Fxiv!L' Mentzel deeze Soort 3 in \ midden der
Hoofd- voorgaande Eeuw, op zyne Kruidzoekers Rei-
stuk. ze van Bononie naar Pifa , gevonden. Het be-
^nvjym dekte den geheelen Top van eene Kryt-Rots,
beneden welke een Beek nederifooomde , waar
door die Rors 5 kort daar na , zodanig onder-
mynd werdt , dat zy geheel inftortte ; gelyk
hem y toen hy te ïononie terug kwam , werdt
verhaald* Uit hoofde van die Rots, dajr een
zeer fmal Pad over heen liep, werdt de Pasfa-
gte naar eea Grot met een Maria - Beeld, in de
Rots uitgehouwen , Madonna del Sasfo geheten*
Dus ziet men , met welk een Lyfsgcvaar dit
Kruid door hem was ontdekt. Het is Heefter»
achtig en groeit omtrent een Voet hoog , zeer
Takkig, met witte Bloemen.
xlii. (42) Veldroosje laag - Heeft, gefiopp. leggende ,
fol
Fo
dig.
^ïfditJ*" met Langwerpig Eyronde gryze Bladen ,
Fuieybla- effene Kelken en Zaagtandige Bloemblaad-
jes.
Op het Duin by 't Steedje Brent , aan de
Zee -Kust van Somerfet in Engeland, fchyntde
eenigfte Groeiplaats te zyn van deeze Soort,
een fierlyk Kruidje uitmaakende met witte
Bloe-
(42) Ciftus Suffrut^ Stip. procumbens &c Huds. AngL
205. Ciftas humüis Aipinus diirior &c. Pjluk. Alm. 107. T.
23. f. <J. Chaiiucftus mont, Polii folio. RAJ. AngL IV. p.
T. 274. f. *. Hel. momanum, Polii folio incano, Fl.oandi-
do. DlLL. Eltb. 175. T. 145. f. 17**
PoLYANDRIA. I39
Bloemen, door Dille nius5 die 't zelve al- IV.
daar verzameld hadt 5 afgebeeld en befchree- AFx1^La
ven* Hoofd
STUK»
C43) Veldroosje laag • Heeft geftopp. met over- xïaij.
hoekfe Lancetvormige vlakke effene Bladen. f-fj"/ir,i9
AiajiP;h.
Dit Plantje, in Arabie door Hasselqüist
gevonden, ook een Voet hoog* met Lancet-
vormige gladde fpitfe Bladen , die in de Jong-
heid ruigachtig zyn y met enkelde Bloemlieel-
tjes en vyfbladige Kelken 9 heeft dikke knik-
kende Zaadhuisjes. Dus verfchilt hetzelve aan-
merkelykvan het Egyptifche Veldroosje > voor-
gemeld,
CORCHORUS.
Dit Geflagt heeft cok een vyfbladige Bloem
en een vyfbladige afvallende Kelk ; het Zaad-
huisje veelkleppig , in Hokjes verdeeld. Het
bevat agt uitheemfche Soorten * waar omtrent
veel verwarring heeft plaats gehad 3 thans ver-
beterd door den Ridder, als volgu
(O Corchorus met langwerpige buikige Zaad- f
JlUiS* Corchorus
Olitorius.
(43) Clflus SufTrur. Stip. Fol. alternis Lanceolatis phnis ^°*skrui"
laevibus. Am. Acad. IV. p. 275. Cent. 3%.
(1) Corchorus Caps. oMongis VenrricoGs, Foliorum Serra-
turis infimis £eraceis. Syfl. Nat.Xll. Gen. 67$. p. 169. Veg.
XIII. p. 4*6. FLZeyLzn.H.Ups.itf. Gr. Or. 170. ƒƒ. Giiff.
209. R. Lugdh. 478. GOUAN Monsp* 2 5 8. FAER. Helm ft. 250.
Corchorus Plinii. C. B. Piu. 317* Ccrchorus f. Melochia»
Tournf. Inft. 259. Corchorus. Cam. Hm, 47, T. 12.
2I« deel, IX, Stuk*
140
Veelmannige Kruiden.
Afdeel.
huisjes ; de agterfie Tandjes der Bladen
Bor [leiachtig*
ryK. Deeze Soort zou de Melochia van Alpinus
Eenvjy* zyn ; een Kruid dat in zo veel gebruik by de
^ Egyptenaaren was , als by ons de Spinagie ,
wordende van hun op dergelyke manier gege*
ten, en wegens den Lymerigen Smaak bemind,
onder de Geregten. Het Zaad was van zulk
eene verzagtende natuur, als dat van Heemft.
Hy befchryft het Kruid alc naar Majer zeer ge-
lykende , doch met langer fmaller cn fpitfer
Bladen, de Bloemen klein, SafFraankleurig en
Zaadjes, naby komende aan die der Nigelle,
in zekere fcheeve Hoorntjes beflooten , die
geel geftreept zyn , volgens Veslingïüs ,
door wien aangemerkt wordt, dat de Bladen,
aan 't begin der zyden , een Hoornswys' by-
hangzeltje hadden , uitloopende in een dun
paarfch gekruld Draadje , en dat het gezegde
Kruid tot de hoogte van een Elle groeide Het
ïs zeer gemeen in de Moestuinen van Egypte,
alwaar het aangekweekt wordt, zo Foas-
kaohi, verhaalt, of Jaarlyks gezaaid, komen-
de ook van zelf voort op vogtige Vlakten (f).
R au wolf vondt het, voor tweehonderd
Jaaren , in de Tuinen by Aleppo, alsook in
de Koornvelden by de Stad Ana, aan den Eu-
phraat. Hy tekent aan , dat de Jooden de ge-
kookte Bladen met Vleefch aten: weshalve het ,
zo
(f j Fiorl <s£gypt. Arak p, CX1V.
Polyandria: h1
zo hy oordeelde , Joodfck Moeskruid van Avi- iv. "
cejsna geheten werdt. Afde3l#
Misfchien is deeze Soort afkomftig uit Oost- Hoofd-
iodie; want, volgens den Hoogleeraar J. Bür-8™»
mankus, zou het de Wilde Ganja zyn oC-$*$f&
Ganja Utan van Rumphius (*} , die als een PL LIV%
Onkruid groeit op de Ambonfe Eilanden , hoe- *•
wel het 'er by gebrek, of van 't geringde Volk ,
ook wel tot Moes gebruikt wordt. De Afbeel-
ding, nogthans , welke die daar van geeft , is
zeer gebrekkelyk , als geflooten Bloempjes voor-
ftellende , in plaats van de Zaadhuisjes , die
by Alpinus ook niet wel vertoond zyn. Lin-
N-ffius noemtze Spoelvormig , vyfhokkig, ge-
fleufd, byna vyftandig of ftomp: misfchien om
dat aan fomtnigen de Tandjes afgebroken wa-
ren. Volgens Rumphius zyn het vyfkantige
Huisjes cf Haauwtjes , een Nagei van -een Vin-
ger lang, naar de Zaadhuisjes van Scfamum ge-
lykende, doch kleinder; aan de kanten fcherp,
van boven wat open , in vyf Spitfen verdeeld ,
eerst bruin, naderhand Aard verwig, bevattende
een Zandig ros Zaad. Dit komt volmaakt over-
een met de Takjes, welken ik van deeze Soort
uit Oostindie ontvangen heb , waar van één ia
Fig. i, op Pl LIV, is afgebeeld. In oude Bla-
den ontbreeken de Baardjes meest, volgens hem,
en dit heb ik ook hier bevonden.
(*) Ganja agreftis. Rumph. Amh. y. p. ai 3, T. 78. £%*•
Burm» Index alt. Herb. Ambomnfiu
II, DESL* 1JC. STüS*
142 Veelmannige Kruiden.
AfdTel ^ Corchorus met driehokkige , driekleppige ,
iiv; " driekantige Zaadhuisjes , ^ Aoafew
Hoofd- deeKg rww hebbende , & i?/a^7z langwer-
STU^ Ü3S mt * flgto/te ra«d;w Borftelachtig.
Cêf chorus .
trUosuiaris. In Arabie nam Forskaohl deeze Soort
MchQkki-wild voortkomende, waar. Dezelve hadt ronde
opgeregte Stengerjes van een Voet lang t met
gedeelde langwerpig Eyronde Bladen overhoeks,
gelyk in de voorige fcherp getand , en heb-
bende, aan de onderhoeken der bovenfte Bla-
den, ook een Draadachtig- Tandje , doch aan
de onderfte Bladen niet. De Bloemfteeltjes
kwamen meest tegenover de Bladen voort; dik-
wils raet twee Bloemen , hoekige Kelken heb-
bende en Imalie geele Blaadjes. De Zaadhuisjes ,
als gemeld is , hadden enkelde Tippen.
m. (3) Corchorus met Liniaale Spilrondachtige ,
Düetmdi- ruum Zaadhuisjes; de agterfte Tandjes
£e- Borftelachtig.
Behalve die van Plukenet, met fmalle
Bladen , heeft de Ridder hier ook t'huis ge-
bragt dat Kruid , 5t welk de Heer N. L. Bur-
ma knus onder den naam van Driehokkige > uit
het
(i) Corchorus Caps, trüoc. tri val v. tnq. &c. Mant. 77 , ƒ 5(5.
(3) Corchorus Caps. Linearibus teretiuseulis icabris &c«
Mant. $66. Corchorus Americ. angufto barbato folio. Pluk*
Pbyt. T. 127, f. 4« Corch. trilocularis. Burm. Fu Ind. 123»
T. 37. f. 2.
PöLYANDRIA. 143
het Kruidboek van Garcin, in Afbeelding IV*
hadt gebragt, hebbende zeer blykbaar drietap- AF£fv?u
dige Zaadhuisjes. De Steng van 't zelve , EIoofd.
zegt zyn Ë& 3 *s Heefterig , met opgeregie STU*-
Takken en Liniaal -langwerpige Bladen . , die niaf°m7m
de Tandjes egaal , doch de agterften wat lan-
ger hebben: de Bloemen indeOxelen eenzaam,
twee of drie; hebbende drie, zeer wyd gemik-
te , tweedeelige Stylen : de Zaadhuisjes als
driekleppige Haauwtjes , over al even breed,
met drie kromme Punten door de rypwording
openbarftende. De Groeiplaats was in Indie.
(4J Corchorus met langwerpige driehokkige iv.
Zaadhuisjes, welke driekkppigzynmetj?^"*
zes Sleuven en zes Punten ; de Bladen ,Hptm
Hartvormig met de agterfte Tandjes Bor- * lge*
ftelachtig.
In de heetfte deelen van Zuid -Amerika als
ook in de Westindiën , groeit deeze , die daar
van den Bynaam heeft. Door de rondachtlg-
heid der Bladen is zy voornaamelyk onder-
fcheiden. De drie Stylen zyn ook gegaffeld en
de Tanden der Zaadhuisjes wyken ver van el-
kander.
C5)
(4) Corchorus Caps. oblongis trilocularibus , triva'Ivibus
&c. Loefl. /** ^24. N. 12. Alcea Cibariaf. Coichorus Ame-
xicana. Pluk. Phyu T. 127. £ 3. Triumfetta fubvillofö.
BROWN» Jam. 232. T. 2;. f. I,
II, DSIL* U» SYUXé
t44 Veelmannice Kruiden
IV. (5) Corchorus met rondachtige , van boven
AxivEL' platte, rimpelige Zaadhuisjes , de agterjtè
Hoofd- Tandjes der Bladen Eorftelachtig.
STUK«
v. Hier zyn de Zaadhuisjes grootelyks vei>
Corcborus fchillendc van de voorbaanden * vertoonende zig
Capfulüt:s. 0
poosach als ronde geribde Doosjes van boven plau
tIge* Deeze Soort fchynt de Tamme Ganja te zya
van Rümphiüs, wier Vrugten hy by Kruis-
beziën vergelykt. 't Gewas , zegt hy, fchiet
met een ftyve Steng van meer dan Manshoog*
te; de Bladen zynJLancetvormig, ook fynge*
fchaard en van agteren twee Draadachtige om*
geboogene Tandjes hebbende. Het heeft de
Kelkflippen korter dan de Bloem, wier Blaad-
jes uirgerand zyn. Men maakt 'er tot Moes-
kruid veel werks van , doch het wil geftoofd
worden , gelyk onze Porfelein , zynde, wanneer
men *t in Moes kookt, bitter. Het wordt ten
dien einde in Bengale en China, als ook op
eenige Eilanden van Oostindie > op Akkers
gezaaid en aangekweekt ♦
vr* (6) Corchorus met rondachtige gewoldeZaad*
Ruige.
($) Orchorus Caps. fubrottindis depresfis &c. Corch. FoI#
inf. Serrat. minoribus. Hé Cliff. 210. R. Lugdb. 478. Alcea
Olitoria f. Corch. Americanus &c. Pluk. Alm. 18. T. 255.
f. 4- BURM. Fi. bid. ii3.Ganj:ifativ3. RüMPH. Amb. V* p.
212. T. 78. f. I.
(6) Corchorus Caps. fubrotundis Lanatis &c. Corch. Am
Lanig. FoL Chamxdryos. BREIN. Prodr. III. p. s6. Gua-
zuma Fmt. Chamacdrifolia &c. PLUM. Cct;f 36, /<?. IC4
po L Y A N D R I A. 145
huisjes ; de Bladen Eyrond ftomp > Wollig , IV.
egaal getand.
In Zuid - Amerika groeit deeze, die ook in ^ük™*
de Westindiën waargenomen is door den Heer
J a c q u 1 n. Het was een opflaand Heeftertje nta*
met ronde Takken en langwerpig Eyronde we*
derzyds Wollige Bladen , overhoeks tegeno-
ver weiten gemeene Steeltjes van Bloemkroon-
tjes groeiden , hebbende de Kelken Wollig en
de Bloemblaadjes geel. Dus kwam de Plant by
de Havana voor , met ftompe , doch op Ku-
rasfau met fpitfe Bladen en op 't Eiland van Sc,
Marten waren de Bladen alleenlyk inwaards
zagt en wederzyds groen. De Groeiplaats was
aan de Zee -Kust, op ruuwe Steenige plaatfen.
C7) Corchorus met langwerpige Zaadhuisjes , v*ï.
die, zo wel als de Steng 5 Haamg zyn;birtus.
de Bladen langwerpig en egaal getand. Stck^g«#
Dit is de Corchorus met Olmen -Bladen van
Plümier, die het geheele Loof bezet heeft
met ftyve (tekelige Haairtjes* Hy vondc dezel-
ve in Zuid- Amerika.
( 8 ) Corchorus met Liniaale fammgedrukte vrir.
twee- &fyU0A**
draageadt,
f7) Corchorus Caps, oblong's Caul^ue pilofis &c. Cor-
chorus Folio Ulmi major, Plum. Sp* 7. Tc* 103. f. 2.
(%) C&rcforus Caps. Linearibus compresfis hivalvihus &c«
GoiMN Montp. 257. Corchorus Amerf Foh 8c Fca&u an~
guftiocibus. TouawF. Injl* Corchorus Fgïio Vlmi minor*
H. Dm,. IX, SH»,j
J4ö Veelm annige "Kruid ew.
IV» tweekleppige Zaadhuisjes; de Bladen Lan-
^ xnrfL* cetvormig egaal getand.
Hoofd-
stuk. Dit was een Kruidje, meteen Heeflerachtig .
Eenwy* Stengetje , de Bladen glad hebbende, zonder
9i*e* verlangde Tandjes , en dus , gelyk het voori-
ge, aanmerkelyk van de anderen verfchülende,»
Plumier, deeze ook aldaar waarneemenden ,
heeftze Kleine Olmbladige geheten. De Voor-
jaars - Bloefem is ongebladcrd , met vier Meel-
draadjes en een vierbladigen ; de Herfst -Bloe-
fem vyfbladig , veelmannig met een vyf bladi-
gen Kelk, zegt de Ridder.
javankus. De Heer N. L* Burmannus geeft de
Javaanfche- Afbeelding van een andere Soort van Corcbo-
rus (*J , welke zyn Ed. de Javaanjche noemt,
en aanmerkt ronde ftekelige Zaadhuisjes te heb-
ben, maar de Bloempjes, daaraan voorkomen-
de , fchynen geenszins met die van dit Geflagt
te ftrooken.
Japome ui Ik vertoon hier , in Fïg. a , een Japanfche
W|f Corchorus, die de Bladen zeer na by komende
2. heeft aan de laatfte Soort , doch ongelyk ge*
tand , hoewel 'er die Borfcelige Tandjes , van
agteren , aan ontbreeken, Zy heeft, nogthans,
de twee Draadachtige Stoppeltjes aan den oir-
fprong
?£UM. Sp. 7. 1c. 103. f. 1. Corchoro afKnis Charaadryos
folio &c» SLOAN. Jam. 50. Hift. U p» 145* T. P4» £ U
Cpreta Fo!. min. &c BROWN. Jam. 147.
(*) Csrcborus Caps, fubïOt. hispidis &C, BURM. FU hik
J». 123, T. 3** f. f»j
jPOLY ANDRIA. 14?
fprong der Bladfteelen , even als de anderen. IV.
Dewyl de Zaadhuisjes aan mynen Tak niet voor- ^iv!^
komen , zo kan ik daar van niet fpreeken. Al- Hoofd-
Jeen merk ik aan , dat de Bloemen hier veel -of STUK*
volbladig zyn , hebbende de buitenfte Blaadjes mwma*
uitgerand , die daar aan volgen rond, de bin-
cenfeen fpits gepunt. De Heer Thunberg
heeftze voor een Soort van dit Geflagt opge-
geven.
Onder de Tweewyvigen van deeze Klasfe,
voert het eerfte en het eenigfte Geflagt van
Kruiden den naam van
P je o n 1 a. Peonie.
Het heeft een vyfbladigen Kelk en vyf Bloem-
blaadjes ; geen Stylen maar Ey ronde ruige Vrugt-
beginzels t wier getal natuurlykst twee fchynt
te zyn , en even zo veel Zaadhuisjes, Het be-
vat thans de drie volgende Soorten.
(1) Peonie met langwerpige deel- Bladen. T
Pezexia Of*
De Gemeene of Winkel -Peonie wordt hier Sete,
be-
(1) Paonia Foltolis oblengïs. Syfi. Has. XII. Gen. 67S.
p. 37°- VeZ- XIII. p. 417. Mat. Mei, 267. H. Cliff. 212.
Ups. 149. GOUAN Monsp. 258. GER» Prov. 332. HALt, §
Helv. 111. és. Paeonia communis f. Foeraina. C. B. Pm. 323*
Paeonia foemina. Lob. Ic* 6%z. Dod. Pempt. 149. Paeonia
Pol. nigricante fplendido , quae Mas. C. B. Pw, 323. Pceo«
ula Mas. Lob. Je. 684. Dod. Pempt* 194,
K 2
II. DKSL, IX, STVK,
148 Veelmannïge Kruiden.
IV. bedoeld , die haaren naam van 't Griekfch Païo*
AFxiv!L nia heeft (*) > in 'ü Engelfch Peiony , in 'C
Hoofd- Franfch Pivoine. De Duicfchers noemenze ook
stuk. JConingsbloemen en Pink/ter - Roozen ; de Vla-
v£™ev^m niingen Mastbloemen 9 zegt DoDONéus. toe
Spanjaarden noemenze Rofa del Monte, dat is
BergrGOs, Zy groeit in de Bosfchen der Ge-
bergten van de Zuidelyke deelen van Eu-
ropa.
Het Kruid is iedereen bekend. Van ouds
heeft men het, zeer belachelyk, iüWyfjes- en
Mannetjes Peonie onderfcheiden : daar deeze
Planten niet zeer veel in 't Loof verfchillen.
Beiden hebben zy Bladen die gekwabd zyn,
doch die van het eerfce of Wyfjes- Peonie zyn
legelmaatig verdeeld in Eyrond Lancetvormi-
ge , die van het laatfte onregelmaatig in on-
gelyke Kwabben. Voor 't overige is 't Gewas
byna eveneens , dan dat de Bladen van 't zo-
genaamde Mannetjes Peonie -Kruid donkerer
zyn. In beiden maaken de Bloemen groote
Roozen, niet ten onregte Peonie -Roozen ge-
noemd , waar van de dubbelde, paarfch van
Kleur , zeer fierlyk fcaan in de Bloemhoven;
terwyl de Enkelde 5 na het afvallen van de Bloem ,
met haare fchoone Zaadhuisjes pronken;
In het Loof, niet alleen, verfchillen de ge-
melden. De eerfte heeft Wortels, welke uïc
aan
(*} Beter wordt derhalve , in 't Latyn, Fdtnïa dan .Pfctt
nia gefchreeven»
P0LYANDRI1. I4£
aan Vezels gehechte Knobbels 3 byna gelyk die AF^E#Lé
der Asphodillen , beftaan. De andere of Man- Xiv. *
netjes Peonie, welke tevens de Steng hooger^ooFD-
heeft, en de Takken paarfch gekleurd, mQt*D- *.
Vinswys verdeelde Bladen , heeft Wortels die *******
van een dik Hoofd Takkig allengs verdunnen
en niet geknobbeld zyn, Van deeze zyn de
Wortels berugt als een Middel tegen de Val-
lende Ziekte , doch op zig zelf niet genoeg-
zaam* Zy zyn een weinig Kruiderig en famen*
trekkende. Van de Wyfjes- Peonie zyn de Bloe-
men, met de zelfde inzigten, 't zy in Kon-
ferf, of in Syroop, zeer opgehemeld geweest;
doch het fchynt, veeleer, dat zy eene verdoo-
vende of Slaapverwekkende Geur hebben en
het Zaad heeft men Braakverwekkende of ook
Purgeerende bevonden (*}•
(2) Peonie met een gebladerden Kelk en gladde pU. t
neergedrukte Zaadhuisjes. mmaZ.
Van Ongere-
gelde.
(*) Mibl O der vlrulentus videtur , nequs placet affinitas
Hellebori, zegt de Heer H aller: Linn^üs beveftigt dena-
verwantfehap van de Peonie met het Aconiturn en Delphi-
nium, uit den leelyken Reuk en kwaadaartige hoedanighe-
den , welken de Peonie zon hebben : Fase. Rar. Ups.p. 10.
Dit wordt echter gemeenlyk zo niet aangemerkt. Zie zyne
Mat. Med. p. 9+* Porro , Vis Amuletisa , ei a Galeno tri'
bata^noviter eft comprobata a modernis , ut Riverio , Fores-
toy Bartholino ScFernelio: zegt Rutty Mat. Med. p. 375.
(z) P&onia Calyce Foliofo , Capfulis glabris depresfis.
Poeonia Fru&. quinque glabris patentibus. Gmel. Sib* IV, pa
xs4. t. 7-. K 3
11» DEEL. IX. STUK,
\$o Veelmannige Kruiden.
IV. Van de Winkel - Peonie verfchilt deeze, vol-
AFxfv.L# êeDS den ^idder > door ongeregelde of onge-
Hoofd* lyk verdeelde Bladen ; als ook doordien de
stuk» Kelkblaadjes Lancetvormig getipt, zo lang als
vief* °f langer dan de Bloem zyn ; met gladde
Vrugtbeginzels , meest vyf in getal* De Groei*
plaats is door geheel Siberië. Volgens Gme-
lin is het verfchil zeer aanmerkelyk, gelyk
blykt uit zyne hier volgende befchryving en de
Afbeelding van dit Kruid.
„ De Wortel is zeer knobbelig en groot,
„ met zeer dikke Takken van een Voet lang
„ in de Grond verholen , van buiten geelach-
tig , van binnen wit , met den Reuk der Iris
„ van Florence. Daar fcomen van vier tot zes
„ Stengen uit voort , van twee Ellen en hoo.
„ ger , rond , effen , een Pink dik , in de on-
derfte helft aan de eene zyde fchoon rood ,
„ Hevig, tot het derde deel der hoogte Blader-
5, loos, maar verder met Bladen overhoeks, op
„ groote tusfchenwydten , bezet , de onderften
„ gekwabd en lang gefteeld de bovenften ge*
,3 vingerd en byna ongedeeld , glad en glanzig.
„ De Bloemen, aan 't end, zyn fraay , of bleek
3> of hoog paarfch , van negen of tien Blaad-
„ jes, met een vyfbladigen Kelk, van Lancet-
„ vormige Bladen 3 die naar de Stengbladen
33 gelykeno"
P o L Y A N D R I A. 15c
(3) Peonie met Liniaale veelmaal verdeelde IV;
deel- Blaadjes. Kxv^
Hoofd.
Deeze zeldzaame Soort groeit, volgens densruK.
Heer Gmeli n 9 in de Ukraine (*) , en over- p!JJ-
al aan de Don* Het Loof doetze zodanig tenui folio*
naar dat Bloemgewas , 't welk Buphthalmumdig^lt>ia" ?
genoemd wordt , gelyken , dat Linn^u s
zig verbeeldde 5 hoe zy uit de Gememe Peo-
nie , door hetzelve bevrugt, kon gefprooten
zyn. Het is zeer fyn , byna als dat van Ven-
kel 5 verdeeld. De Bloemen , aan 't end voor.
komende y gelyken naar die der enkelde Peo-
nie -Roozen, en zyn fomtyds zeer klein, fooi-
tyds zeer groot, hoog of donker rood van Kleur,
en daar op volgen twee of drie Zaadhuisjes.
9t Gewas is anderhalf Voet hoog , vry digt met
Bladen bezet en heeft een knobbeligcn- Wortel*
Onder de Driewyvigen hebben wy de twee
volgende Geflagten*
Delphiniüm. Ridderfpooren*
Geen Kelk maar vyf Bloemblaadjes en oen
tweedeelig Honigbakje, dat van agteren als met
een
(i) P stoma Foliolis Linearibus multipartitis. LiNN. Fatc. p„
9.T. 5 ZINN Goett. 117. GMEL Sik. IV. p. 185. T 73-
(*) Habitat in Verania zegt LlNN^SöS , in Fase. Rar. Upu
Zulk een Land weet ik negens te vinden. Het zal ee*
Drukfeil zyn en'tfchepe komen voor Ucraniai gelykbyGMÈ*
1.1 N en in Spec. Piantarum gezegd woxdtt
tl. Deel. IX. Stuk.
I5& Vëelmannigen Kruiden.
ÏV. een Spoor gehoornd is , heeft volgens den Rid-
xiv. ^er dit Geflagt , welks Vrugt beftaat uit drie
Hoofd- of één Zaadhuisje.
stuk, >t getal deï Soorten van hetzelve is agt , waar
yiger.teWy van de drie eerften één , de anderen drie Zaad-
huisjes hebben , als volgt.
jDeipk:»um Rlc^erfpooren met ewbladige Honigbak*
Con/eiidaï jes ; de Steng eemgermaate verdeeld.
Den naam Delphiniurn heeft dit Kruid zeker-
Jyk van de figuur der Bloemen ,wier Honjgbakje
een Dolphyn gelykt 5 en Ridderfpoor wordt het
wegens de Spoorachtig ukfteekende Punt van
?t zelve geheten. De naam Confolida Regalis
zon afkomftig zyn van het geneezen van
Wondjes 3 door de Bladen op te leggen. Dat
men 'er den Eernaam van Koninglyk of Rid-
derlyk aan gegeven heeft, kan zien op de Let*
teren 3 waar mede de Bloemen praaien van de
Tuin - Ridderfpooren , ftraks te befchryven (*).
De Wilde Ridderfpooren, die men ook wel
Cal-
(ï) Delphiniurn Ne&ariis monophyllis , Caule fubdivifo,
Syjt* Nat* XII. Gen. 6si. p. 370. X I II. p. 418- Mat.
MeL 26S. H. Gif. Hz, R. Lugdb. 4iU. Gouan Mon$p.z$%.
GER. Prov. 390. KRAM* Auftr, 252. Fl. Suec. 440, 476^
Gort. Belg. 1 5 1 . Confolida Regalis Arvenfis. C. B. Pin. 342*
Cons. Regalis. CAM. Epïu 521. flos PvCgius fylveftris4 Ood.
Tempt. 252. Segemrn Cons. Regia &c. Lob. Ie. 736. Hall.
fleiv. 3 14.
(*) Die quihus in Tcrris inferipti Nomina Regum , nas»
cantur Flores. V.JRG. Ecce fuos gemitus Foliis inlcnpüt
POLYANDRIA. I53
Calcatrippa noemt , komen door geheel Euro- IV.
pa, als ook in onze Nederlanden , hier en daar AF£fvF|u
op de Koornvelden voor. Zy gelyken, in Ge^HooFD*
was . naar de gewoone enkelde RHderfpooren,STÜK»
doch vallen veel kleiner 3 en hebben minder Tfi^am
Bloemen % die gemeenlyk blaauw of paarfch-
aebtig, doch ook wel wit of rood, en fomtyds
Violet zyn. Daar op volgen enkelde Haauwtjes
of Zaadhuisjes. Sommige Apothekers maakeri
van de Bloemen gebruik tot Violen -Syroop,
maar zulks is een kwaade vervalfching , dewyl
die Kruid verdagt is van fchadelyke Eigenfchap-
pen#
(2) Ridderfpooren met eenbladige Honigbakjes -H. m
en eene enkelde Steng* AjJil. '
Tamme.
Van de Tamme of Tuin - Ridderfpooren is de
Natuurlyke Groeiplaats onbekend en waarfchyn-
lyk zullen die , door Kweeking , uit de Wilde
voortgekomen zyn. De reden van den Bynaam
kan men uit het gezegde opmaaken* In 'tFranfch
noemt menze Pié d'Alouetteo? Leeuwriks Poot3
dat men in Engeland met Larksfpur navolgt ,
doch de Duitfchers heeten ze , gelyk wy, Rid-
derfpooren.
Zy
(2) Delphinium Ne&. monoph. Caule fimplici. H. Cliff. R.
Lugdb. Öcc. 6cc. Cons. Regalis Horten fis Flore major e &
minore , fimplici & multbhci. C. B. Pin* i^z* Flos iUgias,
pOD. Tempt. 252. LOB Ic. 239, 240»
XX* Peil. IX, Stuk,
iS4 Veelmannige Kruiden
IV* Zy zyn, zo wel als de Wilde, ten Jaarlyks
AFxivfL# Zaay- Gewas , maar groei jen wel drie of vier
HooFD' Voeten hoog en praaien met fchoone Bloem^
stuk. Aairen van witte , roode , paarfche, blaauwe
^VP?>T eQ gemengelde Kleuren f 't welk deze! ven toe
een voornaam Sieraad der Bloemhoven maakt:
inzonderheid de Dubbelde , wier Bloemen als
Roosjes zyn : want de Enkelde worden niet
geacht,
z>eï*linium ^ Ridderfpooren met eenbladige Honigbah
Amnitu jes > die van voor en viertandig zyn; een-
kappige.5" zaame Zaadhuisjes en eenbloemige Takjes.
Deeze Soort 3 in de Levant groeijende 9
heeft het Gewas van Ridderfpooren , doch de
Bloem van Monnikskappen* De hoogte der
Steng is omtrent een Voet , zynde Takkig ,
met fyn verdeelde ruigachtige Bladen, De
Bloem is, behalve het uitwendige Gefpoorde,
met een inwendig Honigbakje voorzien , vier*
tandig , de Meeldraadjes omvattende , welke
zo lang als de vier Bloemblaadjes en paarfch-
achtig zyn ; het Vrugtbeginzel enkeld. Dit
heeft men in de Upfalfche Tuin waargenomen.
co
(z) Deipblnlum Ne&. monoph. antice quadridentatis , Cc?ps.
{blinriis , Ramulis uniflorts. Delphinium Oiientale annuum
P o h Y A N D R I A. 155
(4) Ridderfpooren met eenbladige Honigbah IV.
jes, zesbladige Bloemen en veeldeelige Bla*^£*yhm
den. Hoopd-
STÜK,
In Barbarie wordt gezegd de Groeiplaats te Wt t
zyn van deeze , die naar de Gewoone Ridder- DJmHgnum9
fpooren veel gelykt s doch gryzer is , hebbende a^^f *
gemikte Takjes en blaauwe Bloemen 5 van bui-
ten groen. Dezelve verfcbilt van de voorige
Soorten 3 door het getal der Zaadhuisjes, welk
drie is 3 en van de volgende , doordien zy het
binnenfte Honigbakje eenbladig heeft.
Qf) Ridderfpooren niet tweebladige Honigbak* v.
jes 3 negenbladige Bloemen , en veeldeelige »
Jiompe Bladen, f uitheem-
Deeze Kleinbloemige Ridderfpooren groeijen
natuurlyk in Italië, op Sicilië, Maltha en in 'c
Beloofde Land , zo de Ridder aanrekent. De
Steng is enkeld met Roedswyze geftrekte Tak-
ken en Bladen als die van de gewoone Rid-
derfpooren. De Bloem is blaauw.
(6)
(4) Delpéinium Ne&. monoph. Corollis fctexapetali* , Fol.
SEultipauitis, Dclph. elatius fimpl. Floie. Clüs. Hïft. II, p,
206. Confolida Regalis Flote minore. C. B. Pin. 142. 4
(s) Delpéinium Nc&. diphyllis &c. H4 Clif. 213. Con-
folida Regalis latifoHa, parvo Floie, C. B. Pin. 142, Prodr.
74. T. MOBiS. Kift. III. p* 46S. S. 12. T. 4, f. 3, Al.Lv
Nis. 200. Taur. 71.
IL V*ZU IS, STUK*
156 Veelmannige Kruiden.
IV. (6) Ridderfpooren met tweebladige Honigbak-
^xvvU Jes 9 ^e onver(^ee^e Lippen hebben ; de
Hoofd- Bloemen byna eenzaam; de Bladen famen»
stuit. gefield Liniaal gefmaldeeld.
VI.
Juwgt#$- (7) Ridderfpooren met tweebladige Honig*
g!c<* Me- bakjes , die de Lippen tweedeelig , aan de
mige. tippen gebaard hebben , met ingefneeden
FUum Bladen en zene regtopfiaande Steng.
Hoogftam-
mige. In Siberië is de Groeiplaats van deeze twee
Soorten , die wel twee Ellen hoog opfchieten 3
en de woefte Velden £, door geheel Siberië tot
in Kamtfchatka , ongemeen verderen. Van
de laatfte vindt men reeds in de voorgaande
Eeuw door Bauhinüs en anderen , gewag
gemaakt , onder den naam van Ridderfpooren
met Blad van Monnikskappen, als welke op de
hooge Gebergten van Europa , in Switzerland
en Silezie , gevonden waren : zo dat dit Kruid
de koude Gewesten beminne. Het verandert
niet
(6) Delphlnium Ne&ariis diphyllïs , Libellis inregris &c.
ƒƒ, Ups» 150. Delph. Lufit. glabr. Aconiri folio. Roiof.
hort. 6i. T. 3. Delph. elatias fubincsnum pcrenne, Florihus
amplis Azureis. Amm. Rutb. 175. MlLJL. Ic. T. 250. f. I.
GMEL- Sih. IV. T. 78.
(7; Ddpbimum Ne&. diph. Lab. bifïdis &c. H. Ups* 151.
H. Cliff. 213. Gouan Monip. 2$ 9. Acon:tum coeruleum
hirfutum, Flore Confolid* Regalis. C. C. Pin. 281. Lycoc-
tonon Flore Pelphinii. Dod. Pempt. 441. Lob. leen. 6? 8.
Delphïn.perenne Aconiti folio ampliori. Amm, Rutb 17^.. MihL*
. Icon.T. 2j0.f. Stf.IV.p* 187. T. 75 «80.
PoLYANDRIA* If7
niet alleen in de Tuinen overgebragc zynde5
maar zelfs op zyne Natuurlyke Groeiplaats 9^x1^
zodanig, dat Gmulin 'er wel zes byzondere Hoofd*
Afbeeldingen van aan 't licht gegeven heeft. STÜK*
De Stengen zyn glad of zeer ruig ; de Bladen n&ynta'
diep of weinig ingcfaeeden, grover of fyner, ja
fomtyds byna als in de gewoone Ridderfpoorea
verdeeld , fomtyds hard 5 fomtyds zagt en de
Bloemfteeltjes zeer lang of kort; de Bloemen
grooter of kleiner , zonder in Soort te verfchil-
len : dewyl het Zaad van eene zelfde Plant alle
die Verfcheidenheden uitlevert. De Bloemen
zyn uit den blaauwen paarfeh.
(8) Ridderfpooren met vierbladige Honigbak- vnt
jes 5 korter dan de Bloemblaadjes en ge*st%ïifa™
palmde Bladen met Jtompe Kwabben» Lufckruid.
Dit Kruid , in de Zuidelyke deelen van Eu-
flapa, op Steenige Gronden, groeijende 9 is al-
gemeen bekend onder den naam van Staphifa-
gria , welke , om dat het Loof eenigermaate
naar Wyngaardbladen gelykt , daar aan is ge-
geven. In Engeland noemt men het 5 deswe-
gen , Stafifaker 9 doch by de Franfchen Herbe
aux Poux en by ons Luis kruid ; om dat de
Zaaden , die zeer groot zyn, tot Poeijer ge-
dampt
(s) Ddphmium Ne&ariïs tetraphyllis &c. Mat. Mei. 269*
H. Cliff. Ups. R. Luidb. 432. GOUAN Monsp. z$9. GEÏU
Prov* 391. Staphifagria. C» B. Pin. 324* Eod. Pempt. ^66*
Staphifagria f. Vitifolia, Pedicularij. LoB» Ie» 68#<>
XI. DEEL, IX. STUfc,
158
Veelmannige Kruiden.
IV. fhmpt en op het Hoofd geftrooid , dat On-
A xlv!L' gediert doen fterven. Tegen de Schurft en der-
Hoofd- gelyke Huidkwaaien wordt hetzelve , met A-
stuk* Zyn gej^ecgrj en opgelegd zynde, niet ondien-
Dnewyvi-^g geacht. Inwendig zynze zeer gevaarlyk en
van eene fchroeijende verflikkende hoedanig-
heid. Voorts heeft dit Kruid 9 dat een Elle
hoog groeit , met blaauwe Bloemen 3 geen ge-
bruik.
In deeze Soort is de agteruitfteekendeHoorn
van 't Honigbakje , gemeenlyk de Spoor ge-
naamd 5 zeer kort en ftomp en de Kwabben
der Bladen zyn driedeelig; doch eene Verfchei*
denheid van 't zelve komt voor met wit gea-
derde Bladen, die in zevenen gedeeld zyn, met
fpitfe Slippen en deeze heeft de Spoor zo lang
als het Bloemfteeltje.
A c o n i t u m. Monnikskappen.
Het bovenfte Bloemblad is in dit Geflagt
Kapswyze gewelfd , waar van het den naam
voert. Het heeft de Bloem ook vyfbladig zon-
der Kelk en twee gedeelde omgekromde Ho-
nigbakjes. De Vrugt beftaat uit drie Haauvvtjes
in de drie eerfte, én uit vyf in de vier laatfte
Soorten*
i. (i) Monnikskappen met gepalmde veeldeelige
iT/r ruige Bladen.
num, Jn
Wolfsdood.
(i) Awnitum Fol. palmatis mtiltlfidis villofis. Syft. Nat*
XII,
P O L Y A N D R I A. IJ 9
In de Hoven zyn deeze Monnikskappen met IV.
geele Bloemen , die op de koude Gebergten van A'xiv!L*
Europa haare natuurlyke Groeiplaats hebben , Boofd-
als een Bloemplant niet onbekend. Zy hebben STÜK#
de Bladen overeenkom ftig met de Gemeene Tri^ma%
blaauwe 3 wat de Schildvormige gedaante be-
treft , doch veel brceder en niet tot aan den
Steel toe ingefheeden , drie of vyfkwabbig en
eenigermaate Haairig , met de Kwabben fpits
en Ziaj^swyze getand. De Bloem heeft een
lange naauwe Helm of Kap j aan den top een
weinig verbreedende en Wollige Vleugels, het
Ondcrftuk Lepelachtig hol : beftaan le dus uit
vyf Blaadjes, Hier door maakt dezelve natuur-
lyk de figuur uit van zekere Mutfen , die in
de Noordelyke Landen veel gedragen worden
van het Scheepsvolk: maar het bovenfte Blaad*
je alleen vertoont zig als een Laplandfche Schoen.
De Kleur belangende , die is by alle Autheu-
ren bruinachtig of Oker - geel genoemd ; doch
in Lapland , alwaar dit Kruid op de Geberg-
ten overvloedig groeide , was dezelve niet an-
ders
XII- Gen. 68ï. p. 3ju Ve%, XIII. p. 4x9. Acon. Fol. pel-
tatis mult.fidis &c H. Gif. 213- R- Lugdb. 432. GOUAS3
Monsp. 259. GER. Prov. 39I. KRAM. Aüftr. Ijj. HALL»
Helv. ft 2. Fl. Lapp. Suec. &c. Aconitum Lycoft. luteum.
G. B. Pin, 1»?. BesL. Eyft. Mft* 25. f. 2. Aconitum fe-
cundum. Ca Af. Epït. 827. Aconitum luteurn Ponticum»
Lob. Ic. 677» Acon4 Lycofè. luteiim naajus, Dod. Ptmpu
439. Toürnf. /«/?. Tab. 24©.
i6o Veelmannige Kruiden
IV* ders dan blaauwnchtig Afchgraauw , en zoda-
*™L'Dig is dezelve ook in Rusland waargenomen,
Hoofd- door den Heer de Gortu. Men behoeft
stuk» evcnwel niet te twyfelen , of de Kleur der
z>™wr ]3iOPmen is geel in de Zuidelyke Lanlen: alzo
de Heer Hall er die in Switzerland en Sco-
poli in Karniolie, alwaar het Krui) in hoo>e,
drooge , Berg * Bosfchen gemeen is , aldus heb-
ben bevonden.
In Lapland moet dit Kruid zeer fors gro^ijen ,
dewyl het Bladen heeft , die zig van den top
des Bladfceels, in *t ronde, een Span uitfprei-
den: naar 't gene de Ridder aantekent, zynde
tot twee derden in Slippen verdeeld f van bo-
ven donker- , van onderen glanzig groen. Zyn
Ed. fpreekt van geene Haairigheid of ruigte dee-
zer Bladen , en hadt gezien , dat het Vrouw-
volk dezelven in de Pot fneed en 'er Moes van
kookte ,*t welkzy zonder nadeel aten ;:;e!yk dit
Kruid ook van Schaeffer Rendieren Kool
genoemd werdt : terwyl nogthans geen Beeften
'er de Tanden in floegen. 't Schynt derhalve
geenszins die Geele Monnikskappen te kunnen
zyn, waar van Lob el getuigt , dat zy van
de Jaagers voor de Vergiftigfcen gehouden en
daarom Wolfsdood geheten worden : ja dat dit
Kruid, op fommige plaatfen groeijende, zoveel
Venyn heeft, dat de Bloemen, gekaauwd zyn-
de , de Mond en Tong fchroeijen, verwek-
kende Duizeligheid of draaijinge in 't Hoofd;
Zou het, anders, die Vergiftigheid alleen heb*
beo
1? O L Y A D R I h. ï6l
ben in de Zuidelyke Landen ? 't Was in 't IV.
vroege Voorjaar dat van het jonge Loof, op Af&|;*
die wyze * in Lapland tot Spyze gebruik ge- Hoofd-
maakt werdt. Het wordt 'er Acharas en in STUK*
Medelpad Geste geheten*
nta*
(2) Monnikskappen met de Slippen der Bla- IT:
v J * , Acomtunè
den Liniaal , aan 't end breeder en door 't Napeiias.
midden gejlreept. GemeenCf
De Gemeene Blaauwe Monnikskappen i wier
Groeiplaats ook is in de Bergagtige Landen
van Europa , hebben het Loof veel fyner ver-
deeld $ de Bladen 3 ook Schildvormig , beftaan
uit drie Kwabben , welke tot aan den Steel toe
van een gefcheiden zyn, en verder diep inge-
fneeden. De Bloem -Aair is wel één of ander-
half Voet lang 3 famengeiceld uit donkerblaau*
we Bloemen, wier Helm kort en wyd is, veel
gelykende naar de Yzeren Stormhoeden der
Oude Wapenrusting, 't Getal der Meeldraad*
jes is, volgens den Heer H aller, veertig
en dat der Haauwtjes of Zaadhuisjes drie of
vyf.
Van de Vergiftigheid van dit Kruid , dat
zy*
(2) AconUum Fol. Lacinüs Linearibus ftiperné latioribus
&c. H. Cltff. VL. Lugdb. 483. GoUAtf Monsp. 259. GER.
Ptöb. 39 T. KRAM. Auftr. 153. FU Suec4 4*2. HALL. HtlVê
312. Aconitum coeral. f. Napellus. C. B. Pin, 133* Napel»
lus. Dod. Pdmpt< 44»- Dod. Purg. 317, Napellus vems cc§*
mleus. Lob . lc 679.
L
II. DE».. IX, STIK.
1Ó2 Veelmannige Kruiden.
IV# zynen gewoonen naam Napellus van de Raap-
"v!" ' 'schtige Wortelen heeft, is men in 3t algemeen
Hoofd- overtuigd* Hierom noemen de Duitfchers het-
stük. zelve, niet alleen Tzenhuelin , Kappenbloemen
vi^neW) eD Narrenkappen , maar ook Duivelskruid en
Wolfswortel of Wolfsdood, gelyk het voorige;
dat de Franfchen Tue-Loup heeten : dewyl
men daar van , even als van het Rottenkruid
voor de Rotten , gebruik maakc om de Wol-
ven te dooden. Ten dien einde worden de
Bladen of brokken der Wortelen in Hukken
Vleefch geftoken , dat men als Aas den Wol-
ven voorlegt. Wepferüs heeft daar van de
doodelykheid in zodanig een Dier ondervonden ,
de Toevallen befchreeven en de uitwerkingen
van \ Venyn 3 door *t Kreng te openen, onder-
zogt. Hy beweert daar uit, dat hetzelve van
eenen heeten , fcherpen aart zy (*)♦ Te Ant-
werpen hadden eenige Menfchen de Wortels
gegeten , en waren daar van geftorven , zo
Dodon^üs meldt (f ). Een laater Hiftorie ,
van deszelfs nadeelige uitwerkingen , komt ons
in de Sweedfche Verhandelingen voor Q\.)9
Daar badt het eeten der raauwe Bladen , een
Slaapzugt , Verdooving der Zintuigen , ver-
kleuming des Lighaams en eindelyk de Dood
verwekt. Buiten tegenfpraak is hec derhalve
eeü
(*) WEPF. CiC. Aq. Hijl. &C. p. 232.
(t) Dod Purgant. Hi/l. p. 319.
(I) AU» Smkbolm* Vol» I. 173$. p.
P O L t A N D R I I63
een gevaadyk Kruid. Ziehier de fraaije Waar- IV.
neemingen van Doktor Scopol ï, dienaan- Af^evel»
gaande* van zyn eigen Hand (*), Hoofd»
5, Het groeit in hooge Bosfchen en Berg-*™*
4. Weiden van Karniolie aan de Beeken * wor- . Tr'sr
3, dende Skni - Gloübuk genoemd. Voor het
3, affchceren van dit , met 's Helhonds Eek-
,3 Schuim befmette Kruid , wagten zig de Bee-
3.3 ften: hoewel zy het droog ? en onder 't Hooy
9, gemengd, zonder nadeel vreeten. De fchoo-
5, ne Bloem • Aairen verlokken de onkundigen ;
5, om zig Hoed en Kleederen daar mede te
9> verfieren ; *t welk hun dik wils een zwaar e
3, Hoofdpyn verwekt* Datzyne Hand gezwol-
„ len waar, in welke hy de Steng van dit Kruid
„ lang gedragen hadt, vertelde weleer de op-
3, regte en ervarene Bayerüs, Hoogleeraar
5> te Infpruk , reeds oud van Dagen zynde.
9, De vermaarde Haller nogthans verklaart
33 dit algemeene denkbeeld 3 uit eigen Onder-
33 vinding, ongegrond Cf). Het Afkookzel der
33 Wortelen doodt de Weegluizen: het Poeijer
3, kan voor Rottekruid tegen de Muizen en
33 Rot-
(*) Flor. CarnhL p 5^0.
(f) Licet hanc Vulgi perfuaftoném varnfimam esje cenfeat
Cl. HALLERPS. Dus heeft het Doktor Scqpoli. Zeker! yk
fchuilt daar een Drukfeil van één Lener, 't Zou kunnen moe-
ten 2yn rarisjlmam f veris/imam of vdmsjimam 9 en men zou*
de het niet gemakkelyk kunnen vastzeilen , indien het laat-
fre niet , Wooidelyk , by den Heer HAllEr gezegd werde.
Zo veel verandering kan een Drukfeil van eene Lener vei*
oiizaaken*
L 2
H* DEEL, IK Stuk»
i64
Veelmannige Kruide^.
IV. Rotten verftrekken , wanneer men het onder
A xi^SL' '>* ^oter men8t >en brengt a'le Dieren den Dood
Hoofd* „ aan , door Ontfteeking en byna invreeting
STUK* „ der Darmen. Het Tegengift is Olie of laauw
vife?eWy' » Water, lang en overvloedig ingenomen; als
„ de fcberpbeid door verzagting en verdunning
„ kragteloos maakende."
Ik heb deeze Hiftorie te meer van gedagten
Heer ontleend , aangezien dit Kruid aldaar
wild groeit en gemeen is» Men vindt het in
Switzerland veel by de Hutten van 't Berg-
volk op de Alpen. In Sweeden kwam het , op
fommige plaatfen , wild groeijende voor , uit
gevallen Zaad. Geen Dieren eeten hetzelve 'er,
dan alleen het Ras der Bokken, die daar van
fterven : weshalve het 'er in de Bosfchen uit-
geroeid wordt. Ik fpreek hier van de gewoone
Monnikskappen, met blaauwe Bloemen, waar
mede nogthans het Vrouwvolk, in Sweeden ,
den, den rand der Schottelen met Spyze ver-
fiert. En , dat men uit hetzelve ook eene Art-
feny zou kunnen haaien , wil ons de Weener
Geneesheer en Lyf-Arts Storck wysmaa-
ken (*).
Het Extrakt van de Aconitum met blaau-
we Bloemen ( zegt zyn Ed* ) wordt door
„ nieuwe Proeven langs hoe meer aangepree-
„ zen, en het is, inderdaad, een voortreffelyk
» Ge-
(*) In Libdlo de UJ* Md4 Pulf&lUU nt$r. Vind. rtffo
p. 58.
POLYANDRIA. 165
9> Geneesmiddel, dat veel uitvoert in kleine^
„ Gifte* Het is zeer dikw:ls van dienst in *x\v]
5> Venus • Kwaaien , daar andere bekwaame Hoofd-
„ Middelen te vergeefs gebruik zyn : fbmtyds*™*.
s, neemt het de Uitzettingen der Beenderen»,-^
„ weg en maakt de ftyve Gewrichten be-
„ weeglyk. Meestal heeft het verlichting toe-
„ gebragt aan het Podagra, de Jicht en zeer
3, hardnekkige Pynlykheden van dien aart. Ik
,, heb het in dergelyke Kwaaien ingegeven,
„ fchoon die gepaard gingen met fterke Koorts,
5, doch dan met een bekwaame veelheid Sal-
35 peter; en waargenomen, dat fomtyds de al-
3, lerhevigfte Pynen , binnen eenige Uuren tyds ,
„ geheel verdweenen , die men in veele Da.
3, gen , door een menigte van andere Genees»
middelen, zelfs niet hadt kunnen verzagtea*
3, Meestal volgde 5er een overvloedig Zweet
3, op. De Patiënten kunnen twee , drie , vier ,
$, vyf of meer Greinen van dit Extrakt, by
& verdeelingca > in 't Etmaal verdraagen"(*).
(3)
(*) Dat heet inderdaad ex Toxkt Safas : want men vindt
aangemerkt , dar dit Kruid eigcntlyk Toxicum genoemd
mogt worden , om dat de Sarbaaren hunne Pylen , Tjxa ge-
naamd , daar mede vergiftigden. Dod. Purg. doch men
weet ook , dat foramige zodanige Vergiften inwendig on-
fchadelyk zyu ; waar van het Spreekwoord Poc&.a mor te ca-
rent; dat echter hier geene toepasfing heeft. Ondertusfchen
kunnen 'er zo wel Infekten op aazen en neftelen, gelyk
inen by de Ouden gemeld vindt , ais op de Wolfsmelk en andere
L 3 fcherp-
II. Deel, IX. stuk.
iC6 Veelmannige Kruiden.
Afdeel ^ Monnikskappen met veeldeelige Bladen ,
X1V- * de Slippen Liniaal op elkander leggend®
Hoofd- en rappig.
stuk,
ui In Siberië , Tarcarie en op de Pyreneefche
pfrl^r Bergen, wordt de Groeiplaats gefteld van dee-
' ryrenee- ze Soort 1 wier BIoemtros voor bloeijen knikt»
CieÏV. (4) Monnikskappen met vyfwyvige Bloemen 3
Amfora. de Slippen der Bladen Liniaal.
tlg* Op de Gebergten der Zuidelyke deelen van
Europa groeit deéze, die den Wortel famenge^
fteld heeft uit twee, drie of vier, hoekige Bol-
len, aangenaam van Reuk ; de .Steng een Elle
hoog, met zeer dun gefneeden Bladen , engee-
le Bloemen als de Monnikskappen. Zy heeft tot
by de vyftig Meeldraadjes, met breede Steel*
tjes en omgeboogen Knopjes: als ook vyf twee-
kleppige rqige Zaadhuisjes met veelhoekige
Zaadjes*
Dit Kruid is van ouds Anthora of Antithora
genoemd geweest, wegens de Tegéngiftigehoe-
da-
fcherpfapp'ge Krulden. Zie voorts dienaangaande het VIII.
Deel der Uiegczogie Verhandelingen , biadz. 553.
(3} Aconhum Fol. multipartitis , Laciniïs Lineanhas Jncum*
benribus. H. Ups. 152. Acoji. Pyrenaicum Iineurn. Raj,
Bur. $67.
(4) Aconltum Flonbus pentagyn's Foh'or. Lacinüs lineari-
bus. ft Cliff. 214. Ups. Mat. Med> 270. HALL. Helv. 313.
Gkr. Prov. 391, R. Lwdb. 483. Acor. Salutiferiim f. An-
thora. C. B# Pin. 184. Anrhora f. Antithora. Cam. Eplu
$37» LQB. U. 677. Pcq. Pempt. 443. /V^. 324.
Polyanöria. 167
danigheden in hetzelve ook door Gesnerus IV.
waargenomen , en daarom heeten het de Duit- tL*
fchers Gifftheil volgens Camer ariüs, die Hoofd
hetzelve beter afgebeeld heeft dan Loe el enSTUK*
DoDoiséus. Het werdt daarom AconitumSa- Trï&ma%
lutiferum > van den eerstgemelden , getyteld.
De Smaak is bicter met eenige zoetheid. Som-
migen hebben het naderhand, misfehien in het
Kruid bedroogen , verdagt gemaakt. Zy febree-
ven 'er een geweldige bitterheid en een gevaar-
lyke Purgeerende kragt aan toe ; ja het zou ,
volgens LI o f f m a n 3 Hoofdduizelicg verwek-
ken. Het wordt niettemin door den beroemden
Geoffroy , ter veelheid van een Scrupel of
Drachme , in Kwaadaartige Koortien , die uit
Slym en Wormen in *t Gedarmte ontdaan 3 door
Ondervinding aangepreezen (*). Deez' erkent
ook de groote bitterheid of fcherpte van den
Wortel 3 dien hy zegt in 't Dauphiné veel in
gebruik te zyn tot Wormdooding en tegen JBuik-
pyn. Volgens L o b e l verkogten de Muilftoo-
ters te Venetië het Gemeene Volk (f) denzel-
ven als een Tegengift. Hy komt in het Orvie-
taan van Touloufe.
C5) Mon-
(*) Gfoffr. M&t. Md. Tom. II. p. it.
("(*) Dat ntst hun muiljiooten te bedriegen is , zegt LOBEL
en verftaat 'er buiten twyfel de genen door, die met Re*
llquie • Kasjes te kusfen omloopcn , en inmiddels voor
Kwakzalver fpeelen , in Italië.
L 4
Iï. Deel* IX. Stüx.
j6S Veelmannige Kruiden,
IV. (5) Monnikskappen met vyfwyvige Bloemen x
AFxiEv U de sliPPen der Bl^den halfdeelig7 aan 't
Hoofd* end breeder.
stuk.
v. Deeze kleine blaauwe Monnikskappen hebben
vZlïgT haare Groeiplaats ook op de Bergen van Italië
thm. en Bohème.
Bonte.
vt. (6) Monnikskappen met byna vyfwyvige Bloe*
Canma- men; de Slippen der Bladen Wigvormige
cêtipte. ingefneeden, fpits.
In de boven - Oofienrykfe Landen groeit dee-
ze Soort , van welke drie Verfcheidenheden
waargenomen zyn door den vermaarden Clu-
sius* De eere f naar de gewoone Monniks-
kappen veel gelykende , op de Bergtoppen by
Sakzburgtde andere, wel drie Ellen hoog groei-
jende , op den Neuberg en de derde op den
Judenberg, den hoogften van geheel Stirie,zegt
hy 3 daar men de Spica Celtica inzamelt ( *J.
Pee-
($) Accmtam Flof, pentagynis , Fol, laciaüs femipartitis
fuperne latioribus. H. Cliff. 2:4. Ups. 151. R. Lugdb. 482.
£conitum coerul. minus f. Napellus minor. C. B. Pin. igj%
Acon. coerul. parvurn. Dod. Pempt. 441. Dalech, Hifi.
1743. Lycoft. coerul. parvum facie Napelli. Lob. 1c. 47S.
(6) Aconitum Flor. fubpentagynis Sec. Acon. violaceum fï-
ve Napellus. 2. 0f Ac. purp. f. Nap, 3. y9 Acon, coer. purp,
Tl. msximo f. Nap. 4« C B. Pin. 1 g 3 , Acon. Lycpft. Tau-
ticum & Neubetgente. Clus. Ihfl. II. p. 95 , 96. Item ju-
jknbergenfe. lbid. p. 97. Pann. p. 40 6 -413.
(*) Zie bladz. 195 , in het voorg. VII. Stuk. Het Land-
fchap Stirie, andets Süermar^ genaamd , legt in 't Zuider-
deel
/
P O L Y A N D R I A* 169
Dceze heeft een dikke ronde Steng , van twee IV.
Ellen: de Bladen zyn zeer breed en groot, zo^™vfLi
wel als de Bloemen , die in deeze Kruiden Hoofd-
paarfchachtig Violet zyn van Kleur, hebbencleSTUK#<
aan den Helm een uitfleekcnde Punt of Tip , Tr/n^;J
even als aan fommige Karpoets - Mutfen. 't Ge-
tal der Zaadhuisjes of Haauwtjes is drie , vier
of vyf* De gewoone blaauwe Monnikskappen
komen 5 volgens dien Aucheur , op die Bergen
ook overvloedig voor , inzonderheid by de Mest-
hoopen der plaatfen , waar het Vee 5 in de drie
Zomer - Maanden , zyne Stallingen heeft*
(7) Monnikskappen met byna vyfwyvige Bloe* vri.
men, veelkwabbige Bladen, en de Helm
der Bloemen lang uitgeftrekt. Haakige.,
Deeze , die in Penfylvanie groeit , hadt de
Bladen drie- of vyf kwabbig, hoekig getand,
naakt ; de Bloemen blaauw , en van een byzon-
dere figuur , zynde de Tip van den Helm haa-
kig en zeer lang. Alle deeze Kruiden bly ven over.
Cimicif. uga. Wantsdryver.
De Heer Linn/eus maakt thans een by-
zonder Gefl^gt van dit Kruid, 't welk zyn Ëd.
bevoorens als een Soort van Actcea, met den
bynaam van Wantsdryver , hadt voorgefleld. De
deel van Duitfchland , aan de Grenzen van Ooftenryk en
Hongarie.
(7) Acomtum Flor. fubpentagynis, Fü!« maltüobis, Corol*
laruai Galea longius extenfó.
L 5
II. DSM., U» STUK»
170 Veelmannice Kruiden.
IV. De Byzondere Kenmerken zyn , een vyf bla-
AFxfv.L# di§e KeIk > bevattende vier Bekerachtige Ho-
Hoofd- nigbakjes, die voor Bloemblaadjes verftrekken
stuk, en jjjgj. 0p voigen vier Zaadhuisjes met gefchub-
de Zaaden.
Cimiclfuga ^e eenië^e Soort hier van (i) , een Siberi-
fostida. fche Plant, gelykt zeer veel naar het hier voor
*Biadz 83' befchreevene getroste Kriftoffelskruid Ook
heeft zy iets dat naar het Thaliélrum zweemt ;
weshalve Gmeli n haar , volgens Amman,
Thaliëtroides noemde, die uitermaate itinkt, De
vuile Reuk , welke het wild groeijende uitgeeft,
is naauwlyks verdraaglyk : zo dat, indien het-
zelve de Weegluizen verjaagt , men billyk zeg-
gen mag, dat Stank door Stank verdreeven wor-
de. Ook zoude het Afkookzel van dit Kruid
tegen de Waterzugt dienftig zyn bevonden.
Het groeit , van de Jenifea Oostwaards , door
geheel Siberië. Het heeft de Steng fomtyds
Mans langte hoog , doch breidt zig Iterk zyde-
waards uit, met ruige, kleverige, gevinde Bla-
den : terwyl het end van de Steng zig in ver-
fcheide Takjes verdeelt , die Aairswyze met
Bloemknoppen bezet zyn. Voor 't bloeijen knik-
ken deeze Toppen , maar regten zig vervolgens
op. In de Bloem komen dikwils twintig Meel-
draad-
(i) Cimiclfuga. Syft. Kat. Veg. XIII. Oen. 1282. p. 420.
Attaea Cimicifuga. Sp. Plant. 722. Am. AcaL Vil. T. 6. f.
z. Gmel. $ïb. 1 . p* I8i. T. 70. Thaliiftroides foetidisfi»
mum, Chriftophoiian* facie. AMM. &uth. 102.
POLYANDRIA. 171
draadies en vier Stylen voor; doch daar heeft a IV*
een aanmerkelyke verandering, ten opzigt van XIV% *
het getal , zo der Bloem- en Kelkblaadjes , als Hoofd.
der Vrugtmaakende deelen, in dit Kruid plaats» s£ ü*#
De Rang der Vyfwyvigen, in deeze Klasfè * "
bevat de drie volgende Gefiagten van Kruiden»
Aq^üileg ia. Akeley.
Dit heeft vyf Bloemblaadjes y zonder Kelk»
en vyf gehoornde Honigbakjes , tusfchen de
Bloemblaadjes: beftaande de Vrugt uit vyf af-
gezonderde Zaadhuisjes.
(i) Akeley met kromme Honigbakjes. AqJfeg'a
In Europa heeft dit Kruid zynen naam meest Gemecnc.
met den Latynfchen overeenkomltig , waar uit
niet onwaarfchynlyk is 5 dat het eerder door
Zaad overgebragt , dan dat het natuurlyk zou
zyn aan de Noordelyke deelen. Het groeit ,
niettemin , in Steenachtige Bosfchen van Oost-
enryk en Switzerland ; men vindt het wild in
Vrankryk 3 als ook in onze Nederlanden , ja
zelfs in Sweeden, In de Tuinen is het , als
een
(1) Aquilegia Ne&ariis Jncurvis. Syft. tlat. XII. Gen. 684.
p. 372. Veg4 XI IL p. 420. Aquilegia. Mat, Med* 272. H.
Cliff, 2iy. R. Lugdb. 432. GoUAN JMonsp. 260. GER. Prev.
KRAM. Auftr. 153- Aquilegia fylveftris. Honends
fimplex multiplex flore rnagno. flore invetfo : Flore
Rofeo irsultiplici. £ Degener virescens. C. B* Fin, 144*
Hall. Helv< z\z. Fu Suec. 2, N. 478.
II* Deel. IX, stuk»
!
17* Veelmannige Kruiden.
IV» een Bloemplant, zeer gemeen, en fpeelt aldaar
Ax?v#EL* met €ene oneindige Verfcheidenheid van enkel-
Hoofd- de en dubbelde, omgekeerde en gefternde Bloe»
stuk. men# qc Kleur is gemeeolyk uit den blaauwen
vi^Wy' °f paarfch ; doch ook wit of bont, groenachtig
enz. Zy zyn zo aangenaam en vermaakelyk om
te zien , zegt Mümtïng, als eenige Bloem
zyn mag. Men noemtze fomtyds Klokkebloemen ,
doch gemeenlyk Akeleijen , in 't Hoogduitfch
Ackeleyy in 't Franfch Ancholies of Ayglanti»
nes, in 't Engelfch Colombines9 In Italië geeft
men 'er ook den naam van Celidonia maggiore y
dat is Groot Schelkruid , aan. Daar groeit eene
Verfcheidenheid in Siberië, die de Bloemen
blaauw heeft, met de Honigbakjes witachtig
gerand.
5t Gewas is iedereen bekend. Sommigen pry-
zen de Tin&uur der Bloemen in Gorgeldranken
aan eu het Afkookzel der Wortelen tegen 't
Scheurbuik. Van het Zaad wordt inzonderheid
als een uitdryvend Middel, in Pokjes en ander
Uitflag, gebruikgemaakt. Het zoude, volgens
Clusi üs, zelfs de Kraam bevorderen.
Hé (2) Akeley met regte Honigbakjes , korter
MpTntf* dm de Lancetvormige Blaadjes*
Alpilche.
In
(2) Aquiïepa Ke&ariis re&is, Petaio Lanceolato hrevïori-
libus. Aquil. Montana raagno Flore, C. B. Pin. 144. Proir.
75. J. B. Mifii III. p. 484- Hift. 707. HALL, Helv.
3ïo-
PoLYANDRlA» I?3
In Switzerland vondt Burserus deeze by IV.
de Bladen van Pfeffers en Scheuchzer bo-
ven de Alpifche Valey , Waldnacht genaamd. Hoofd*
Dat het geene Verfcheidenheid van de gemeeneSTUK*
Akeleyen is, blykt, niet alleen uit het verfchil^^
der Honigbakjes *, maar ook daar uit , dat de
Bladen veel fyner en Liniaal gefhipperd zyn ,
de Bloemblaadjes Lancetvormig en zeer lang^
\ welk de Bloem grooter en fraaijer dan in ee
gewoone maakt, fchoon blaauw van Kleur* De
Heer Haller heeftze ter breedte van drie
of vier Duimen uitgebreid gezien. Maar ééne
Bloem komt op den top van de Steng, of , zo
dezelve een Tak heeft, twee. Gemeen is deeze
Soort in fommig deel van Switzerland (*).
(3) Akeley met regte Honigbakjes en de Meel- Xiu
draadjes langer dan de Bloem. cïnldfn^
Kanadat*
Deeze Noord - Amerikaanfche wordt ^ïrgi-^e.
nifch Eyloof genoemd van Clayton , die
aanmerkc , dat de Bladen gepaard , gedeeld 5
Eyrond , glad , aan 't end Zaagtandig zyn* 't
Gewas klimt by de Boomen op, daar de Tak-
ken
(*) Nafeitur pasfira in Aquilegienfi ditione. Emnd, A&.
flelv. VI. p. 37.
(3) Aquilegia Ne&. reóUs , Stamtn. Corolla longioribus.
J/. Ups. 153. Aquil. Cor. lïmpl. Ne&. fere re&is. GrolN".
Vitg. 59, 82. Aquil. pumila przecox Canadenfis. Corn. Ca»
nai. p. T. 60. Lob. Ic. zó. Mill. Ditt. T. 47. Aq. praecox
Canadenfis &c. Moris. Hift, III* p. 457* S, iz. T. 2. f. 4.
II» DEEL, IX* STUX»
174 Veelmannige Kruidend
IV. ken Worteltjes in fchieteü , gelyk de Klyf ,gee*
^FxivEL' venc*e aan 'l enc* witte Bloemen , welke uiteen
Hoofd- menigte kleine Trosjes beflaan. Volgens ande-
stük. ren Zyn ^e Bloemen roodachtig , in 'c midden
I.V#. (4) Akeley met de Steng byna naakt y byna
V'ncofaï* eenbhemig , Lymerig gehaaird en de Bla-
Lymerige. ^m omtrent driekwabbig.
In Languedok hadt de Heer Magnol,
nu omtrent een Eeuw geleeden , by de Stad
Meyriols , voorby den Berg Efperou , aan de
.Rivier, een Soort van Akeleijen gevonden, wel-
ke door Toürnefort genoemd is, Ruige
met een Lymerige Bloem. Deeze groeit, volgens
den Ridder , te Montpellier. Het is een Plantje
van anderhalve Handbreed hoog.
N 1 g e l l Nigelle.
De Kenmerken van dit Geflagt hebben veel
overeenkomst met die van 't voorgaande. Vyf
Bloemblaadjes zonder Kelk; vyf Honigbakjes ,
doch driedeelig binnen de Bloemden vyf Zaad*
huisjes , maar die niet van elkander afgezonderd
zyn j maakende te famen de Vrugt.
Hier
(4) AquiUga Ne&amst ^aule fubnudo, fubumfïo-
10 , viscofo - pilofo Sec. COUAN Monsp. 267. Aquilegia vis-
cofa. Magn. Monsp. 2$. Uoru *U Aq. hirfuta Flore viscofo»
TOURNF. Inft. 4*8.
P O L Y A N D R I A. 175
Hier komen vyf Soorten in voor, waar van IV.
de drie eerden vyfwyvig, de twee laatftentien- ^v!^
wyvig zyn : als Hoofd-
STUK»
(1) Nigelle , die de Bloemen met een Eladerig i.
Omwindzel heeft. 22*T
Tuin»
Dit Kruid , dat in de Koornlanden der Zui-
delyke deelen van Europa groeit , komt als een
Zaay- Blommetje in Duitfchland , Engeland,
Vrankryk , en by ons , m de Tuinen voor, Men
noemt het gemeenlyk Juffertjes in 't groen of
Bloempjes in rt Haair , om dat de Bloemen , die
taamelyk groot en fraay zyn, inzonderheid de
dubbelde , zig door haare bleek blaauwe Kleur
en optooizel fierlyk voordoen in een Haairige
groente, die dezelven omringt. Het Loof,naa-
melyk , van dit Kruid is zeer fyn verdeeld , en
daarom noemen de Engelfchen het Femel -Flo-
wer , dat is Venkelbloem* Voorts heeft de Bloem
nog een vyfbladig Omwindzel, digt aan dezel-
ve, van uitfteekende groene Blaadjes. De Vrugt
is Bolachtig met Punten en verdeeld in vyf
Zaadhuisjes*
O) Ni-
(1) JSigella Florihus Involucro Foliofo cin&is. Syft. Nat*
XII. Gen, 6%$. p. 372. Veg. XIII. p. t*>u H. Cllff zis*
Ups* R. Lugdh. 48 1. GOUAN Jlionsp. 260. GER. Prov* 390.
Kram. jiufir. 153. Mill. Di#. T. 187. f. 2. Nigella angus-
tifolia &c. C. B. Pin. 145. Melanthiutn fyiveftre. Matth.
Dwsc, 529. fi0 Nigella PI. majote pleno coemleo. C. B. Pm.
145. Melanthium Damascenum. DoD. Pempt, 304* Md» fyi-
veftre. LOB» Ie 741.
II. Deel IX» Stuh,
i;Ö VEELMANNIGE KRUIDEN,
Veld-
IV» (a) Nigelle met vyf Stampers en gedoomde
^xrvEL* rondachtige Zaadhuisjes ; de Bladen eeni*
Hoofd- germaate Haairig.
STUK»
Dit Kruid, in Egypte, op Kandia en elders,
Sativa. aan de Middellandfche Zee , groeijende , is eigent-
lyk het gene de Zaaden uitlevert, die in de Win-
kels bekend zyn onder den naam van Sem. Ni-
gellce. Het voert, wegens de zwartheid van dit
Zaad , den Grieklchen naam Melanthiitm of
Gith , en den Latynfehen Nigella, wordende
van de Italiaanen ook Melanthio of Niella , by
de Spaanfchen Neguilla of Alipivre , by de Frau-
fchen Barbe poyvreite of Niette , by de Duiü-
fchers Schwartz Kummel of Zwarte Koriander ge*
heten*
Het is breed bladiger dan de Tuin - Nigelle eü
groeit wel een Elle hoog, wordende Jaarlyksin
de Oofterfche Landen gezaaid tot aanwinning
van het Zaad, dammen by ons Nardus- Zaad of
Zwarte Komyn noemt, zynde glimmend zwart ,
en zo donker , dat hec Spreekwoord , zo zwart
als Gith , daar van den naam bekomen heeft.
Hec is niet onaangenaam van Reuk en wat heec
of fcherp van Smaak , geevende een byzondereu
Geur aan het Brood 9 waar in het wordt ge-
bak*
(2) Nigslla Fiftillis cjuinïs, Capfuüs mimcatis fuhtotundls
&c. Mat. Med. 2,71. H. Ups. 154. GOUAN Monsp. 26c.
Boe hm. Lips. 173. Mill. Di&. T» 187. f. i« Nigelia Fiore
itmpiici candido : item Fl. mïnore pleno a.bo. C. B. Pin*
145 1 14Ö. Mchnthiaia fativura. Cam. Ept» $}U
PoLYANDRlA» I77
bakken. Het is ook tegen de Wormen, tot IV.
verwekking der Stonden , tot wegneeming van Ar£f£L'
verfcheide Ongemakken der Huid en in andere Hoofd-'
Kwaaien van Hippocrates én Diosco- STUK*
iudes aangepreezen. 't Is zekerlyk van eene n£*ntagr-
verwarmende hoedanigheid en dus dienftig als
de WinddryvendeZ^den, inzonderheid de Olie >
daar uit gedeftilleerd ; doch verfch wordt het in-
wendig gebruik daar van, wegens de fcherpte,
niet zeer veilig geoordeeld. Veelen neemen daar
voor het Zaad van de volgende Soort.
C3 .) Nigelle met vyf Stampers , onverdeelde ttjé
Bloemblaadjes en Tolronde Zaadhuisjes. j<wvfnfit
Akkec*
Dus onderfcheidt zig deeze Soort, die zeer
gemeen is in fommige deelen van Duitfchland*
in Provencc en Languedok onder 't Koorn groeit ,
of aan de Wegen , gelyk de eerfte , komende
ook voor in Switzerland en Italië* Zy wordt ge*
hoornde Akker- Nigelle van Bauhinus gety-
teld, om dat de Zaadhuisjes veel fterker ge-
hoornd zyn en langwerpiger dan in de anderen,
gelykende veel naar die der Akeleijen, als groo-
ten-
CO Nigefla Pift< quinis* Petalls imegris , Capftilis turbi-
natis. Nig. Flore FoJiis nudo, Pift. Cor. aequantibus. GouAfl
Monsp. 260. GEIL Prov. 390. KRAM* Au/ir. 154. HALL*
Ihlv. 316. DAL1B. Pétr. Uo, Boehm. Lipfr 174. Nigella
Arvenfis cornuta. C. B. Pin. 145. Mei. fyiv. altXAM. Êpit*
5$?. Me!. iylv* Dod. Pmpt. 303. Md. fylv, alt, Cap. xeflë*
sis Aquilegia* Lob. Ic. 742
M
II. DEEL, IX. STBS»
178 Veelmannice Kruiden.
IV, tendeels los van elkander en niet tot een ronden
Afdeel, Zaadbol vereenigd* Het Zaad wordt gezegd ook
Hoofd* welriekende te zyn en heet van Smaak. ;
STÜ\v ^4) Nigelle met tien Stampers , zo lang ah
Nigeria de Bloem.
Hhpanica.
spaanfche. BaüHINÜS hacjt het Zaad van deeze ont-
vangen , onder den naam van Spaanfche Nigelle*
» Hy noemtze Breedbladige met een enkelde groo-
te blaauwe Bloem , die in grootte der Bloemen
alle andere Soorten overtreft. Zy groeit om-
trent een Elle hoog en verfchilt in Loof van
de voorgaanden weinig. Het Zaad was zwart»
achtig, zonder Reuk.
v. (5) Nigelle met tien Stampers, langer dan de
Ormtalis. Bloem*
Levant*
Zeer fierlyk is deeze. die van Aleppo in Sy-
rië haare afkomst heeft 5 door de fraaije geele
Bloemen , welke 9 benevens de lange Hoorntjes
in *t midden uitfteekende en als Haauwtjes ge*
fatfoeneerd > haar van alle de overigen doen ver-
fchillen.
Re-
(4) Kigella Piftillis dews Corollam aequantibus. H» Up$.
154. Gouan Monsp» 261* Nigella latifolia Fl. majore fimpl.
coeruleo, C. B. Pin» 14 s» Prodr. 75. Nigella Hispanica FL
amplo. Mor. Hifi» III. p. si6. S. 12. t. is. f. 9»
(s) Nigella Fik denis, Cor. longioribus. H% CUff» Ups.R*
Lugdb. Gouan Monsp. utfupia. Nig. Chalep. lutea Cornicu-
lis longioribus. MORis. f. 10. RAJ . Ap$» Nig* Ol. FlOKT
fiavos femine alato plano. ToüRNjF. Cor» 19»
P O t ! A N Ö U lf$
Reaümüri^o IV.1
De byzóndere Kenmerken van dit Geflagt g*^*^-
fcyn, een zesbladige Kelk , vyf Bloemblaadjes ;STÜK#
het Zaadhuisje eenhokkig, vyffclcppig en veel- Pentagy.
zaadig.
Het heeft zyn naam naar den beroemden R e-
aümür. De eenjgfte Soort (i) f op de Zee- „ .
Oevers van Egypte , Syne en Sicilië groei jen vfm:Wd*i
de y is een Plant 9 die de Geftahe van de Kali Gêkranfte*
en tevens van den Tamarifch heeft , zynde
Klein Heejierachtig Huislook met Wormachtige
Blaadjes genoemd geweest. Zy zyn Vïeezig,
fmal, fpits en ongefteeld , uitgebreid ^befprengd
met Daauwachtige Slippen. De Bloemen 3 aan
't end voorkomende , tusfehen de Blaadjes in-
gedooken 5 zyn Roosachtig als die van 't ge-
woone groote Huislook 5 wit van Kleun Een
gehaaird Plaatje 3 aan dezyden der Bloemblaad-
jes wederzyds gehecht 3 maakt het Honigbak-
je uit*
Tot de Zeswyvigen behoort het volgende Ge-
flagt, dat den naam voert van
S T R A-
(i) Reaumuria. Syfo j*at. X?I. Gen. 6*6. p. 372. j%«
XUI. p«*si. Sedum Siculum vermiculatum FU Saxifragx al-
bx. EoCC Sfc T. 6. f. 7. MORIS. III. p. 481. S. 13.
T# 9. '1* ó- Sed. min* Atboresc. veiroiculacum. LOB» 38o#
Sedum minus Fruticofum. C B. Pin, 284* Kali vermiculaturii
&c. BARR. fc. 88S. Kali Arabicum primum genus. RAUW»
/f* p. T. 37. C. B. *8s>.
M 2
II, Deel IX, STtnt*
180 Veelmannige Kruiden;
Afdeel. Stratiotes. Ruiterskruid.
XIV,
Hoofd- £en tweebladige Bloemfteng, meteen drie-
STUK*
&u w- deelig Bloemkasje cn drie Bloemblaadjes : de
ge. Vrugt een zeshokkige Bezie , onder de Bloem
gebooren , maaken daar van de byzondere Ken-
merken uit. Het bevat eene Europifche en eene
Oostindifche Soort , als volgt.
i. (i; Ruiterskruid met Degenvormig driekanti-
AhiïeT Se i met ft™ Doerntjes op de kant gehaair-
Emopifch. de Bladen,
Op zuivere niet fterk flroomende Wateren f
der Noordelyke deelen van Europa , gelyk in
Sweeden 3 Rusland , Deenemarken , Engeland
en onze Nederlanden, komt dit Gewas voor,
dat in geftake veel naar een Aloë - Plant gelykt,
en daarom ook Moeras - Aloë van fommigen ge-
ty teld is of Alöides > gelyk Boerhaave het-
zelve noemt. Anderen hebben 't by het Huis-
look of de Yucca vergeleeken* De naam van
Stratiotes is 'er aan gegeven 3 om dat de Bladen
Degen- of Zwaard voimig en op de kanten fcherp
ge-
O) Stratiotes Fol. Enfiformi - triaugularibus ciliato - acu-
Ieatis. Syft. Nat. XII. Gen, 687. p. 373. Veg. XIII. p. 411»
Stratiotes. FL Lapp. Suec. H. CUff. 221. R. Luzdb. 10.
GORT. Belg. iji, Oed. Dan. 337» Militaris Aizoides. LOB*
■fc. 375. Stratiotes potamios. Dod. Pempt. $88. Aloë palu-
(Uis. C. B. Pint 28$.
P O L Y A N D. R I A. iSl
getand zyn (*). Hierom noemt ons Landvolk IV,
hetzelve Schaar en en Kaarden ; doch gemeenlyk ^JJy*1*
heet het Ruiter 'skruid en Krabben *Klaauw* Hoofd*
Het maakt een Plant als gezegd is , welke op BTUKè
het Water dryft > doch lange , dunne Worte-w;£^r
len, aan 't end Vezelig, uitgeeft, die uit den
Grond der Slooten voedzel haaien, Uit een
Stoel van getropte Bladen, die zeer lang en pun-
tig zyn , komen korter Blocmftengen , welke
zig Scheedachtig openen als Kreeft- of Krab-
ben-Schaaren , en een Bloem uitgeeven van drie
ronde witte Blaadjes , waar tusfehen veele gee-
le Meeldraadjes vervat zyn. De Vrugt, die zes*
hoekig- is*, houdt veelc langwerpige , kromme,
byna gewiekte Zaaden.
- De Stuitvosfen en Kwakzalvers, zegt Lo»
bel, doen de Wortels van dit Kruid in Fles-
fchen met Water en maaken het Gemeen wys,
dat het Wormen zyn , die zy de Menfchen af-
gedreeven hebben. Dat het een zelfde Kruid
zou zyn , als welk Dioscorides Stratiotes
Potamios genoemd heeft en waar aan hy een
verkoelende Bloedfternpende kragt toefchryft,
is , zo lang niet blykt dat het in de Zuidelyke
deelen van Europa groeije , gantfeh onwaar-
fchynlyk.
CO
(*) Andere afleidingen , gelyk dat het voor 't Krygsvolk
zou dienen > enz. komen iny belachelyk voor. Men vindt:
den naam , Stratiotes , ook toegepast op verfcheide andere
Kruiden.
M 3
II. Deel, ix. Stuk.
182
VeelM annïge
Kruide»,
IV. (2) Ruiterskruid Hartvormige Bladm*
Afdeel,
xiv
Hoofd. Aan de Kust van Malabar groeit dit Kruid %
stuk. hetwelke de Bladen rondachtig met een punt,
Stratiom ^erIc ger5^d * ongedoornd heeft: de Bloemfteng
jMsmoides. naakt , vier of vyfhoekig,eenbloemig: de Bloe-
difchf n" wen witachtig driebladig ; waar op ronde Zaad-
hoofdjes volgen , met vcele kleine Zaadjes ge?
vuld. De Bladen leggen niet op 't Water neer,
gelyk die der Plompen ; maar verheffen zig >
met omgekromde Punten , daar boven 5 terwyl
de Plant 5 even als die der voorgaande Soort r
op 9t Water dry ft of zwemt.
Onder de Veelwyvigen verfcheide Soorten 5
die tot de Boomen en Heefters behooren , reeds
befchrecven hebbende, komen wy tot het Bloemt
gewas 3 dat den naam voert van
A N E M O N E,
Behalve de uitwendige gedaante beftaan hie?
de byzondere Kenmerken in een getal van zes
tot negen Bloemblaadjes y zonder Kelk y en vee-
Ie Zaaden.
In dit Geflagt zyn niet alleen degenen, die
men gewoonlyk Anemonen noemt > en dergely-
ken , maar ook de Pulfatülaas en zelfs de Hepa*
ticaas begreepenj zo dat hetzelve dus vyfen-
iwin-
(2) Strathtes FoL Cordatls. Fl. Zeyl. 223. Saglttariae af-
iinis Malabaiienfiis &c. Comm. Mal. 235» PLUK. Alm. 326»
QtteUAmW* Hort. Mal. XI. p. 55, T. 4.6.
POLY ANDRIA. IS3
twintig Soorten bevat , in vier Rangen verdeeld , IV.
als volgt. A™f-
Hoofd-
A. Met eene byna gekelkte Bloem* stuk.
(1) Anemone met driekwabbige effenrandige h
Bladen. Hepatica.
Lever*
Men noemt dit Plantje, dat in 't Voorjaar tot kruid'
fieraad der Bloemtuinen dient, Hepatica of Le-
verkruid, een naam die, om deeze of gene re-
denen , ook toegepast is op verfcheide andere
Kruiden. Dit noemt men, derhalve, tot onder -
fcheiding , ook wel driebladig of Aard - Lever-
kruid ,• dewyl 'er een Korstgewas is , dat Steen-
Leverkruid geheten wordt, groeijende op vog-
tige plaatfen. Gemeenlyk voert het den eernaam
van Edel Leverkruid , wegens de fraaiheid der
Bloemen , of Hepatica , in 't Franfch Hepatique9
ïn 't Engelfch Liverwort. Sommigen hebben het
Trifolium Aureum, dat is, Gulden Klaver , ge-
tyteld.
Het geeft uit den Wortel veele Steeltjes , om-
trent een half Voet lang, aan 't end fiyve Bla*
dea
(1) Anemone Fol. t/üobis integerrimïs. Syft. Nat. XU. Gen*
$94- P- 374i V%k XIII. p. 424* Hepatica. H. Cliff. zzu Matm
Med. 277. E.. Lugdb.\%j. Gouan Monsp. 26*. Kil Am.
Auftr. 154. Ger. Prov. 379. Fl. Saec. 445. Gron. Virg.
61. Ranunculus tridentatus vermis. ToUbnf. Inft. 286 , 287.
Trifolium Hepaticum Flore fïmplici & pleno. C. B» Pin*
339.
M 4
II* Deel* IX, Stuk*
184 Veelmannige Kruiden.
IV. den hebbende , in drieën gedeeld , en dus naar
AFxiE^.L# die van Klaver gelykende. Op korter Steeltjes*
Hoofd- tusfehen de Eladfteelen , komen de Bloemen
8TUKc voort; die, volgens Hal l er, tot vyfentwin-
v^s[lwym tig Meeldraadjes hebben. In 't wilde groei jende
ïn de Berg - Bosfchen van ons Wereldsdeel , zyn
de Bloemen gemeenlyk blaauw, doch fomtyds
wit en rood. Dus vindt menze enkeld, maar in
de Tuinen met dubbelde Bloemen van alle die
Kleuren , als ook paarfch of Violet. Het Zaad
zit, met Pluis omwonden , op een Kaffigen
Stoel. Toürnefort hadt dit Bloemplantje
tot de Ranonkels betrokken.
Wegens eenige famen trekkende en verwerken-
de hoedanigheid, heefc het Edel Leverkruid , als
tegen verzwakkingen van de werking der Le-
ver dienftig, den naam bekomen. Om die zelf-
de reden vindt men 't ook in Breuken , Zaadvloed
en Borstkwaalen aangepreezen.
II. B* Met een gekransten Bloemfteel en ge-
Anemm {>aarce Zaaden.
patens.
Uitgebrei-
( 2 ) Anemone met den Bloemfleel gekranst 3
de Bladen gevingerd veeldeelig.
(3)
(t) AnmöKB Pcdunculo involucrato, Foï. djgïtatïs roulti-
fïdis» Pulfatüla Folio Anemones fecundae , f. fubrotmido. C*
B- Pin. 177. Prodr. 94* Puls* polyanthos violacea Anemo*
fles füiio. ISKEYN. Cf»*\ 13*. HELW. Puls, $z. T. z, 3»
P O L Y A N D R I A» l8y
(3) Anemone 7?z££ dera Bloemjleel gekranst > de IV,
drievoudig gevind , Haairig plat, A™*zU
fpits ingej needen. Hoofd»
STUK»
(4) Anemone met dubbeld drievoudige ruige nr.
Bladen. stZZ\
2 wave l-
(j) Anemone den Bloemjleel gekranst , de kleurig.
Bladen gevind, de Bloem regtopftaande» Ba^Cfiu
Baldilche*
(6) Anemone met den Bloemjleel gekranst , de ^ v.
Bloemblaadjes regt , de Bladen dubbdd ^orjaat-
gevind* fekc.
Q?) Anemone met den Bloem/teel gekranst , de otmelne.
Bloem- vu . "
Praten/ft*
Vddfche,
(3) Anemone Ped. invo!. Fo!. triplicato • pinnatss &c. Hall.
Emend% 6z. Puls. lutea Apii hortenfïs folio. C. B. Pin.
Hall. litlv. T. 6. Pulfatïlla lutea. Cam. Epit. 393.
(4) Anemone Fol. biternatis incifis. Anemone Alpina alba
minor C. B. Pin. 176.
(5) Anemons Ped. invol. Fol. pinnatrs &c, Oed. Dan. 29.
4+2. 223. Putfatilla Apii folio Vernalis. C.
B. Pin. 177. Prodr. 94. Helw* Puls. 63. T. 6,9 , 10. Ane-
mone Tubis Caudatis involucris raulti^dis &c. HALL» Flotu
H47. T. 21.
(6; Anemone Ped. invol. Petalis re&is,Fol. bipinnat's. Oed.
Dan. 153. Puls. Fol. deeouip. pinnatss. Mat, Med. zy6. BI.
Suec. 446. GOUAN Monsp. 261. GER. Prov. 379. KRAM.
^»/?r. 154. DALIB. P*r. itfo. ƒƒ. Cliff\ R. 487.
PulfatilU folio crasfiori & majore flore. C. B. 177. Hf.lv,
Puls. T. 8. Pulfatilla. CAM. Epit. 393. LOB* /<r. 28 1. Doo.
jP*w*£*, 43 3-
(7) Anemm Ped. invol. Pet. apïce reflexïs &c. Puls. Fol.
decompofitis pinnatis, Flore pendulo. H. Ctiffi» FL Suec. R.
M 5 \ Lugdk*
II, Deel. IX, Stuk.
186 Veelmannige Kruiden
W0 Bloemblaadjes aan de tippen omgeboogen j de
'A*x "L* Bladen dubbeld gevind.
Hoofd-
stuk* (8) Anemone met drie famengegroeide Steng'
vin. bladen 3 welke meervoudig verdeeld zyn9 d&
dipine. uiterjten veeldcelig : de Zaaden ruig ge'
HSL fi™*-
fcheile.
Alle deeze Soorten behooren meer of min tot
het Kruid , dat men Pulfatilla noemt of Herba
Vcnti , wegens de geduurige beweeging , die
'er indeLangfhanïge Zaadhoofdjes plaats grypt
door den Wind. In 't Franfch heet hetzelve
Coquelourde, in 't Engelfch Pasqae-Flower, in
't Hoogduitfch Kuchenkraut of Kuchenfchelle ,
gelyk by ons Keuhnfchelle. Misfchien zal die
benaaming van de Schelachtige figuur der Bloe-
men , in eenige Soorten , afkomftig zyn. De
Groeiplaats is in verfcheide deelen van Europa,
en de eerfte valt ook in Siberië* De Zwavel-
kleurige is in Switzerland > de volgende op 't
Gebergte Baldo 5 in 't Veroneefche , waarge-
nomen. De Voorjaars Keukenfcbelle groeit in
zeer
Lwdb. 4%7* Puls FI. minore nigricante. C. B. Pin. 177.
Helv. Puls. 66. T. 32. & T. ti« Puls. vuig. faturatiore F!o-
1e Cuis. hift. I. p. 246. Pds. Floic cURflky Lob. Ie. 283,
(?) Anemone Fol. Caulinis ternis connatis &c. Anemone
Tiibls Caud.uis* Hal.**» lich. 31*. Anemone fylv, fecunda
Clvs. Hifi. i. p. P<3»«, 3 8 3, Pulfatilla alba. Lob. Ic.
282. Anemone Alpina alba major, et minor, C. B. 17S.
PoLYANDRlA. I87
geer drooge Bosfchen van Sweeden en Switzer- IV.
land : de Gemeene op dorre woefte Velden èn (i^Eif,u
Heuvelen van ons Wereldsdeel. Aan den mond Hoofd*
der Rivier Nerva en in Pommeren komt deezeSTÜK*
overvloedig voort. Die daar aan volgt is op droo- .Pö'w
ge Velden in Duitichiand ,' de laatite op de Al-
pen van Switzeriand en op de Bergen van Stier-
mark waargenomen*
In 't nlgemeen zweemt de Geftalte van dit
Kruid naar de gewoone Anemonen, enverfchilt
volgens de gemelde bepaalingen der Soorten,
Aan de Bloemfteng is een Bladerig Kransje , in
fommigen op de zelfde wyze verdeeld als de
Bladen, welke als die van Sellerie of Pinkller-
mkelen,en van 5t Wortelkruid, meest Vinswy-
ze gefnipperd zyn. De Bloemen zyn in de eene
Soort grooter, in de andere kleiner; in de mee-
ften opgeregt, in ééne neerhangende; wie, geel-
achtig , geel 5 of ook zwartachtig van Kleur.
De laaiüe Soort heeft dezelven van binnen wit
en van buiten fomtyds paarfch , zegt Clusius,
die dezelve dikvvils, op de Bergtoppen, zo vast
geworteld vondt in de fpleeten der Steenrotfen ,
dat hy den Wortel , die redelyk dik en Houtig
is, zonder de Steenen af te breeken niet daar
uit kon krygen.
De Pulfat illa is hy de Ouden aangemerkt ge-
weest, als in hoedanigheden, de Ranonkels na-
by komende : doch , gelyk 'er onder dezelven
zyn van een fch--rpen en van een zagten aart ,
zo is ook dit Kruid* verfchiliende. De Gemeene
Keu-
II. Deel, ix, Stuk*
188 Veelmannige Kruiden.
IV. Keukenfchelle , door haare ruigte grys , met eene
A™*Eugroote Bloem, die bleek Violet is , heeft, vol-
Hoofd- gens de Wnarneemingen van den HeerSroucK,
stuk, Keizerlyk Lyf-Artste Weenen , geen e Sch erp»
v%eTWy 3 maar de volgende Soort , Pratenfis , ge*
bynaamd, met een kleinere zwartachtige .Bloem,
is 'er te meer mede begaafd. Deeze zal ca zyn ,
die de Herders uitwendig gebruikten tot Genee-
zing der Vergiftige Beeten 3 aan het Vee toege-
bragt ; weshalve zy Bitzwurtz genoemd werdt.
Men hadtze inwendig voor een Vergift gehou-
den; doch gedagte Heer beweert, dat het ge-
dcftilleerde Water , Aftrekzei en Extrakt daar
van, niet alleen veiüge, maar ookdienfuge Ge-
neesmiddelen zyn in hardnekkige Kwaaien (Mp
C. Met een gebladerde Steng en geftaarte
Zaaden.
IX. (9) Anemone met de Wortelbladen drievoudig ,
Cêr7naria. wederom gefmaldeeld , en een Bladerig
FynbiadU OmwindzeL
ge.
(10)
(*) Ant* Storck de U/u Medkd PulfatuU nigrkantis.
Vindob. 1771»
(9) Jnemone Fol Radicallbus ternato - dïccmpofitls &e.
Puls. FoU decompofnis tern ;tis. IL Cliff. 223 Ups, 155. K.
Lttgd». 487. Aneoione" tfcnuifolia fïmplici flore. C. B. Pin,
174. N. 2 -ia. Anemonc tenuifalia multiplex rubra. C.
B. Fin* T 6 tnemoAC Cam. Epiu $t$. Anemone an-
gu^fblia multiplex , mutata F.'ormn facie quotannis nov#
H. &. P. MllX. Dï3. T. iu Clus. Htsp. 52^
Po LYANDRIA. i8p
(10) Anemone met gevingerde Bladen en ge- IV*
volde Zaaden. AFx,v!U
HOOFD-
(11) Anemone met Hartvormige eenigermaatesvvK*
gekwabde Bladen en een zesbladigen ge- x.
kleurden Kelk. Hortmfis*
Rreedbla-
Deeze drie zyn eigentlyk Tuin-Anommen ?dlgexr
waar van de tweede, diedeezen bycaam voert, Faimata.
in Italië en Provence wild groeit, de laatrte in Gepaimdc*
Portugal aan de Taag. De eerfte , of Fynbladi-
ge, is de gene , welke men in de Tuinen ge*
meenlyk als een Bloemplant nahoudt en wier
fchoonhcid de Bloemperken niet weinig oplui-
ftert, M ünting zegt 9 zo iemand alle de ver*
andering van Kleur en figuur der Bloemen, daar
in voorkomende, wilde onderfcheiden , dan zou
hy zo veel byzondere Naamen noodig hebben,
als 'er Dagen zyn in een Jaar. Jaarlyks verandert,
bovendien , de Bloem in gedaante , uit eenen
zelfden Wortel, zo Miller aantekent. Op
tien Piaaren kan men de heerlykfte Verfchei-
den-
(10) AneindKe FoJ. digitstis, Sem. Lanatis Puls. Fol. dl-
gicatis. H. Cliff. 224. An. Hortenfis latifoiia. C. B. P;«.
176 Anem. Ger. rotundo folio » purp. C. B. Fin* 173»
Anemone Hort. Latifoiia tertia. ClüS. Hift. I. p. 249, alre^a.
Hisp 309. Anemone prinn. DOD. Pempt. 431..
(ij) Anemone Fol. Cord. ftiblobatis &c. Pulfatilla Fol. pal-
matis. H. Cliff. R. Lugdb. Anemone Cyclam. f* Malva: folio
lutea. Moris. Hift. Iï. p. *z$. S. IV. T. 25. f. 3. Anemone
latif. flava. C B. Pin. 176. Anemone Hortenfis latifoiia
prima. Clus. Hift. I. p# 343. ffisf* 307.
IU Deel. IX, Stuk,
ipo Veelm annige Kruiden
IV. denheden, ten dien opzigte, in 't Werk van
xuf1" W e i in mann keurlyk zien voorgefteld. Hoe-
Hoofd- wel de Kleur meest in \ roode of in het paar-
stüiu fcjie va;t ^ heeft men 'er ook geheel witte cn
J["twym blaauwe of Violette , geel en Oranjekleurige
en oneindige bonte, zo gemengeld als geftreepu
De Bloem verfchilt , bovendien, in grootte,
en in enkeld te zyn of dubbeld, gelyk men 9t
noemt, dat is vol van Blaadjes, die doorgaans
m Kleur van de groote of rand - Bloembladen
verfchillen. Onder de Enkelden komen ook niet
onbevallige voor. Van Konftantinopolen en el-
ders uit de Levant, daar deezede Velden ver-
fiert , is zy eerst in Vrankryk overgebragt en
verder in de Tuinen vin Europa verfpreid.
De tweede of Breedbladige Anemone heeft
rondacl itige verdeelde Bladen ; de Bloemen zyn
Sterswyze uitgebreid , met twaalf of dertien
fmalle Blaadjes , doorgaans paarfchachtig rood ,
cn daar op volgen Wollige Hoofdjes. De laat-
fte Soort, met gekwabde Bladen, die als naar
eene Handpalm gelyken, verfchilt van de ande-
ren aanmerkelyk door den gekletirden ruigen
Kelk, digt rgter de Bloem ; welke zy geel heeft.
De Wortel is ook grootelyks onderfcheiden , ge-
lykende naar dien der Tormentiüe* Zy heeft
Loof als de Kaasjes -Bladen of als het Varkens-
brood volgens Clusius, door wien zy eerst
aan de Taag gevonden werdt en afgebeeld*
Van deeze zyn de Bladen , zo hy aanmerkt , ?:eer
heet
<
P O L Y A N £> R I A, ipl
heet van Smaak , de Wortel is walgelyk en als Iv*
den Keel famentrekkende. xivfL*
PIOOPD*
D. Met een naakte Bloem en ongeftaartesTüiu
Zaadea* . Pohzr
ma.
De volgende hebben meer of min de gedaan-
te der Anemonen 3 weshalve zy Anemonoides
kunnen genoemd worden ^ als
(is) Anemone met een eenbhemige Steng en x*r*
een Bladerig ftomp Kransje. smn™"*
Sibeuiche,
De Bladen van deeze zyn rondachtig, veel-
deelig, gevingerd, aan de randen ruig : zy heeft
een Haairige naakte Steng ; onder de Bloem
een driebladig Kransje , dat gekwabd is ; een
uitgebreide Bloem 3 van zes rondachcige Goud-
geele Blaadjes* De Groeiplaats is in Siberië.
Hier behoort die Japanfche Anemone , mtjaponka;
myne Verzameling, welke de Bloembladen1^.1^;
eenigszins hol en op de boven of binnenzyde *•
aartig Takkig , van onderen of van buiten byna
evenwydig geaderd beeft , zynde van binnen
gevuld met veele Bladertjes en in 't midden de
pluizige Staarten de»* Zaaden hebbende. Het
Kransje om den Steel fchynt drie of vierbhdig
te zyn, Men vindt de Afbeelding op Plaat
LV*hier nevens.
(13)
192 Veelmannige Kruiden.
IV* 03) Anemone met een naakten Bloemjleel en
A xivEU rondachtige ruige Jtompe Zaaden. \
Hoofd-
stuk* De Bloem van deeze Wilde Anemonen , die
xiii. in Duitfchland als ook in Svveeden voorkomen ,
f^vtfttil is wit, en zy bloeijen byna 't geheele Jaar , vol-
wüde. geris Bauhinus. De Bloemftengen zyn,
volgens C l u s i u s een Handbreed of een Voeü
hoog , ruig , als de Bladen , welke naar die der
Veld-Ranonkelen gelyken. Volgens C. Bauhinus
zou de Bioemiieng niet geheel naakt zyn , heb-
bende twee Kransblaadjes* De Bloemblaadjes
zyn byna rond*
xiv. £14) Anemone met zeer lange overïwekfe Bloem
irgintans „ t
fche* Zaaden.
^vügüii* Jleeleny Rolronde Vrugten en ruige Jtompe
Deeze Virginifche is zonderling > doordien
zy als 't ware een Takkige Steng heeft ;
want uit derzei ver bovenfte gedeelte, dat met
drievoudige Bladen gekroond is , komen zeer
lan-
( 13) Gemene Pedunculo nudo, Seminibus &c.An. Scmin.
hhfutis. ft* Oei. 112. Fi. Suec. 449, 484. KRAM. Auft* 15$*
An. Sem« Seta pluraofa terminatis. H. Cliffl 224. R. Lugdb.
224. Anemone fylv. alba major & minot. C. B. Pin. 175.
Prodr. 93. Anemone fylv. prima. Clus. Hifi* Anemone quar-
ta. Dod. Pdmpt. 434. Lob. I*. 280.
(14J Anemone Pedunc. airernis longlsfinais &c. Anemone
Caule Rsmofo , Petalis LanceolatiV R. Lugdb. 488. Gkon",
Virg. 165 , 84. Anem. Virg. tertis iimiiis, Floie parvo*
HERM. Lugdb. 645» Parad, 18. T. is.
PóivAAb&iA.
lange B!oemfleeTen voort , met kleine Bloem-
pjes, groenachtig van Kleur.
XIV.
'Ci 5) Anemone we£ öte $j*72g eënbloemig, de Hoofd-
J5/^ot tienhladig en drievoudige gekwabde -TÜK*
Wortelbladen, J*;oné
dscapeta*.
Naar de Virginifche gelykc deeze , die uit l%lenh[^
Brafd afkomftig is , zeer , doch valt kleiner , dige*
hebbende de Steng maar een half Voet hoog,
en kleine witte Bloempjes.
Anemone met een gegaffelde Steng , 072-
gefieelde omvattende Bladen ; de onderfteh uhaf1^
drievoudig , driedeelig, ingefneeden. Vanu£he!f
Deeze , in Penfylvanie groeijende , gelyktnaar
de volgende zeer , doch verfchik in eenige op-
zigteil.
(17) Anemone met een gegaffelde Steng , de Dïf^0lJ^
Bladen ongefteeld , gepaard, omvat* Gegaffelde*
ténde, driedeelig^ ingefneeden.
In
fïs) Anetoine Caule umfioró, Flore decopetalo ^ Fol. ter-
iwtis lobatis Radicalibus. Mant. 79, Anemone Fol. termtis
Sec. ABD. Sp. 2. p» 27. T. 12.
(16 ) Anemone Caule dichotbfïio , Föl« fesfilibus Sec, Anem.
Canacfeniïs. S?5/. JHfcj Xü. Tom. III. ^4 pp. p. 231. Anemo-
ne Pcnfylvanica. Mant. 247.
(ij) Anemone Caule dichótomo , FoL fèsdllbus, ömnibus
oppohtis &c. Am. Acad. Lp* 155. HNtf. II. p.
T. 15' Mant. 40$.
N
II* Dl ÉL» IX. STUC.
194 Veelmannige Kruiden.
In Kanada groeic deeze en in Siberië, zynde*
in 'c jaar 1760 3 een leevende Plant daar van
door den Heer D de Gorter aan den Aka-
demie-Tuin te Upfal gezonden. De Steng is
een Voet lang en gaffelswyze verdeeld 5 hebben-
de aan ieder Mik twee Bladen 5 die diep in drie-
ën gefneeden zyn en met elkander de Steng om-
vatten. De Wortels kruipen langs den Grond
en geeven nieuwe Spruchcels uit. De Bloemen
zyn vyf bladig , wit , van onderen paarfch : de
Zaaden , in de voorgaande met een Borfteltje
voorzien , hebben hier een klein omgekromd
Puntje.
(18) Anemone met drievoudige Eyronde, on-
verdeelde , Zaagtandige Bladen ; de Steng
eenbloemig.
^ 9) Anemone met vyfvoudige Ovaale Zaag*
tandige Bladen; de Steng eenbloemig.
(20) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefnee^
den Blaadjes en eenbloemige Stengetjes.
Dee-
(is) Anemone Fol. ternatis ovatis integrïs ferratis &c H.
JJpu H. CUf. R. Lugdb. 48 8. DALIB. Par. 161. GoüAN
Jtfonsp. 262. Anemone trifolia Flore albo. J. B. Hifi, III. p.
412. An. trifolia. Dod. Pempu 436. Alabaftrites f. Oentaria
alba. D. Brancioiüs. Lob. Ic. 28 j.
(19) Anemone Fol. quinatis ovalibus ferratis &c. Ranuncu-
lus Nemorum f Fragariae folio Virginianus. Pluk. Mm. 310.
T. 106. f 3.
(iq) Anemone Sem. acutis , Foliolis incifis, Cauïe iini/fo-
10. M&U Md* &75* GoüAN Monsp* z6l* KRAM» Aujïru
IV.
Afdeel
xiv.
Hoofd*
stuk.
VeebjoJ-
vige.
XVIU.
Anemone
trifolia.
Driebla-
dige.
XIX.
Quinquefo*
lia* ,
Vyfbladige
XX.
Jiemorofa.
Bolchmin-
nende.
P O L if A fif t) R ï A. I95
'1
faeeze drie Soorten hebben een aanmerkelyke IV.
bvereenkomst , niet alleen in de grootte en ge- Af^u
Halte , maar ook daar in f dat de Kransblaadjes Hoofd*
op lange Steelen om de Steng geplaatst zyn. De STÜK*
ëerfte groeit in Vrankrykwild en wordt vaoLo-^0^'
jBEL yllabajlrites genoemd > wegens de witheid
der Bloempjes. Sommige Kruidkenners , zegt hy ,
noemdenze Klaver - Anemone* Hy hadtze in de
Nederlanden genoeg in den Hof van den Edelen
Heer Branciön gezien; De andere 3 die
Loof als Aardbezie - Bladen heeft, groeit ia
Virginie en Kanada volgens Kalm. De laatfte ^
die de Kransblaadjes ingefneeden heeft, is in
de Bosfchen van Europa alom gemeen en
wordt Bofch- Haanevoet geheten , in 't Hoog-
duitfeh Mertzenblumen ; om dat zy vroeg in 't
Voorjaar bloeit. Men vindtze, in onze Néder»
landen > in de Haarlemmer Hout, in 't Haagfe
Bofch en elders 9 met enkelde witte Bloemen ,
doch omtrent de Vörftelyke Lustplaats het Loo*
in Gelderland 5 komt zy 5 behalve met ehkélde
witte, ook met dubbelde witte Bloemen eft met
paarfchachtige Bloemen, die grooterzyn, voor;
zo de Heer D. de Gor t e r aantekent. Men
heeft 'er, uitwendig 5 in de Geneeskunde^ eeni-
ge kragt aan toegefchreeveni
J56. DAlTu. Par. iöt. FL Suec» 450, 415. Ö^D. 149*
Gort. Belg. 152. Anemone Nemorofa Fl. majore. C. 3. Pin9
i'6. Ranunculus Phragmites al^us vernus. Tournf. ln(l*
Anemone quinta. Dod. Pmpi, 4.35. Nemcroüis Ranunculus.
Lob. Ic. 673-
N s
II. DÉÉL, JJÉ, STUjfc
195 Veelmannige Kruiden;
IV. (zi) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefnee*
^ xivEL# ^en Badjes en menigvuldige Lancetvormi*
Hoofd- ge Bloembladen.
STVKm
xxi. Deeze Bofch ~ Haanevoet met blaauwe Bloe-
jifenXZ men j groeit °P de Apennynfche Bergen en el-
itaüaan^ ders in Italië, als ook in Engeland.
(che.
xxti. (22) Anemone met fpitfe Zaaden , ingefneeden
u?de™CUm Blaadjes , rondachtige Bloembladen en by~
Sigekel" m twee^oem^ëe Stengen.
Deeze Geele Bofch - Haanevoet groeit in de
Haarlemmer • Hout , in 't Haagfche Bofch, als
ook in Vriesland en elders, zo in onze Neder-
landen als door geheel Ktiropa, op lommerryke
Bofchvelden. Behalve de Kleur der Bloemen
onderfcheidt menze van de gemeene Witte,
voorgemeld , door het Gewas , dat de Krans-
blaadjes ongedeeld heeft»
xxiii. (2.3) Anemone met Kroontjes- Bloemen en plat-
fhrsl*1*^* achtig ovaale naakte Zaaden.
Narcis- (24)
bloemige.
(z ï) Anemone Sem. acutis, Foliolis incrfis &c. Ranunc. ne»
mor. Fl. coeruleo, Apennini Montis. Mentx. Pug. T. 8. f.
2. Anemone Geranii Robert. folio , coerulea. C. Ii. Pin. 174.
(22 ) Anemone Sem. acutis , Foliolis incifis &c. KRAM. Auftr»
156. OED. Dan. 140. Fl. Suec. 451, 486. GORT. Belg.\si.
H. Cliff. 125. R. Lugdb. 488. Ranunculus Nemorofus luteus.
C. S. Pin. i7«. Ran. phrsgm. luteus Nemorofus, J. B4Hi/?.
III. p. 413* LOB- Ie. 674»
(23) Anemone Flor. umbellatis, Scmïn, depresfo - ovalibus
nudis. GERt Prov. 381. Anem. multiftora, Sem» iaevi latis-
POLYANDRIA* T97
(24.) Anemone met getropte Kroontjes - Bloe* Af^* .
men en veeldeelige Bladen. xiv.
Hoofd*
Zo lang de Zaaden van deeze laatfte , welke stuk*
de vermaarde TouRNEFORTin Armenië vondt, v.
niet bekend zyn , kan men niet zeker weeten , fasckuia-
zo de Ridder aanmerkt, of dezelve van de Nar Q*etuildc>
cisbloemige Berg - Ranonkel van Baühinüs ,
die tot de voorige Soort betrokken wordt ,
verfchille. Zy heeft, zo wel als die, ruige Bla*
den , naar het Loof der Monnikskappen of Wolfs-
dood gelykende, en draagt fraai je witte Bloem-
trosfen , op Stengen van ongevaar een Voet.
De eerfte, die op de Gebergten van Ooftenryk,
Switzerland en Siberië groeit, heeftze fomtyds
een Elle hoog*
(25) Anemone met Kroontjes - Bloemen 9 enkel" xxv. m
de gekranste Stengbladen en dubbeld drie-Tet?h&mm
voudige Wortelbladen. Akeieybia-
Indlge'
fimo. Hall. Helv. 330. R.an. monr, hïrfutus humil. Narcïs-
ü flore. C. B, Pin. 182. Ran. mont. 2. fp altera. Clus*
Hifi. I. p. 23;. PANN. Ic> p. 36ff. Caryophyllata Alp. quin-
quefolia. C. B. Pin. 322. Item Ranunculus montaous hïrfu-
tus albus altior. C. B. Pin 183.
(24) Anemone Flor. umbellatis congeftis &c. Ranunculus
Or* Aconiti Lyco&oni folio > flare magno albo. Tournf.
Cor. 20. It. III. p. T. 92.
(25) Anemone Flor. umbell. Fol. CauL fimpl. verticillatis ,
Radicalibus bhernatis. Ranunc. Nemor. Aqufl. foli's Virginia-
nus, Asphodeli Radice. Pluk. Alm. 310. T. 106. f. 4. /S.
Thali&rum Caule unifloro &c. Gbon. Virg. 6zy 85.
N 3
II. Dkil. IX. Stuk.;
iö8 Veelmannïge Kruiden.
IV* In Virginie groeit deeze Soort , welke Wor-
AF^!L' tels als der Asphodillen heeft , en Bladen al$
de Akeleijen , volgens Plukeneï. De Bloe-
men komen voort op lange enkelde Steeltjes > die
getropt zyn 9 en met een Kransje van vier zo-
danige gefteelde Bladen omringd 9 Kalm vondt
dergelyke in Kanada , met witte Bloemen en
geele Meeldraadjes.
A T R A G E N £♦
Hoofd
STUK.
Veelwy
Dit Geflagt wordt gezegd een vierbladigen
Kelk en twaalf Bloemblaadjes te hebben; doch
elders merkt men aan (*) , dat het een dub-
belde Bloem heeft, van vier greote buitenfte en
twaalf binnenfte Blaadjes , zonder Kelk, De
Zaaden zyn met Staartjes voorzien.
Het bevat drie Soorten, een Europifche, een
Kaapfe en een Oostindifche, als volgt.
(i) Atragene met dubbeld drievoudige Zaags--
wys getande. Bladen en vier buiten - Bloem-
T.
" Alpina,
Aipifche- blaadjes
Dee-
(*) Tn de optelUng voor aan de Klasfe: wélk vetfchïl 9
meermials door my opgemerkt , voorbedagtelyk fchynr ge-
maakt te zyn door den Ridder , om dat het onzeker is , of
men die vier buï tenfte Bladen voor den Kelk moet honden»
Ook ftaat aldaar , dn de Zaaden gebaard , hier dat ze ge*
Jïaart zyn.
(i) Atragene Fol. dnpl. ternnt'.s ferratis &c. Syfl. Nat. XII".
Ge*. 6s>5* P» 37*» V*l\ XIII. p. 4*x. Ctem. Fol. Cord, ere-
na-
POLYANDRIA. I99
Deeze Plant 9 die op het hooge Gebergte van ïv.
Verona, Ooftenryk en in Siberië groeit , te voo- ^F£EEL#
ren met haare ruige Zaad hoofdjes , veel naar Boofd-
die der Keukenfchelle gelykende 5 doch thans STUK*
nader, door den kundigen Miller, in Plaat n£fur
gebragt , geeft Stengen van twee of drie Ellen
hoogte, zegt Bauhinus , en vertoont zig,
door haar Gewas , ais een Soort van Clematis»
De Bladen , ovaalachtig getand , zitten met hun
drieën opeen gemeen Steeltje, dat zig wederom
drievoudig aan den gemeenen Bladfteel verbindt.
De Bloemen, blaauwachtig wit of paarfch van
Kleur , zitten ieder op een zeer lang, dun Steel-
tje. De Ooftenrykfe heefteen klimmende Steng
en verfchilt grootelyks van de Alpifche, zo de
Heer J a c q ü i n aanmerkt.
(2) Atragene met drievoudige Bladen , de Blaad- ir.
jes ingefneeden getand en vyf batten- Bloem* cJpenfï?»
blaadjes. Kaapiche,
Aan de Kaap der Goede Hope is de Groei-
plaats van deeze Soort , die door den Hooglee-
raar J. Bürmannüs zeer uitvoerig in Plaat
ge-
natis. R. Lugdb. 487. Clem. Alpina Geranifolia. C* B. Pin*
300. Prcdr. 135. PLUK. Alm. 109. T. 84. £ 7» M©RIS.i#,?»
HL S. 15- T. 2. f, uit. Clematis cruciata Alpina. Pon. Raid*
355. MiLU Ie T# 284. jAcq. Vind. 248.
(2} Atragene Fol. ternatis , FoHolis incifis dentatis &c.
Puls* Fol. trifidis dent. Fl. incarn. pleno. BüRM. Afr. 148.
T. 52« Puls. Apü foiio rigido , Flore magno. fiESM. Afr. ig.
Beug. Cap. 148.
N 4
II, Deel» IX Stuk.
IV. gebragt is en befchreeven. De Bloemen zyn zee*
^Fxiv.L &ï00t> naar c'er dubbelde Anemonen eenigs-.
Hoofp- zins gelykende, zittende op lange ruige Steelen
STUR* en hebben de Bloemblaadjes van buiten grootse
Vedvjy en paarfchachtig , naar binnen allengs kleiner,
wit en de Meeldraadjes, in 't midden, Saffraan»
kleurig. Het Zaadhoofdje is Eyrond en ruig,
als dat der Anemonen.
in. (3) Atragene met tweehladige Klaauwieren.
Atrcgene
^cyiou? Deeze Plant, tot de Ceylonfchen behooren-
fchc. je, [leeft je Bladen gefteeld, gepaard, met de
Steelen in Klaauwieren uitloopende , gelyk van
de Lathyrïs; de Vin -Bladen zyn Eyrond, drie-
ïibbig, kort gefteeld. Aan 't end der Stengen
komt een Pluim , meest van negen Bloemen,
wier Kelk vierbladig is , yt getal der Bloemblaad-
jes , die eens zo lang zyn , twaalf, met korte
Meeldraadjes en langwerpige Zaaden, die uit-
loopen in een lange gepluimde Staart. Het h
een klimmend Plantgewas.
Clematis.
DitGeflagt heeft geen Kelk, maar eene vier-,
zeldzaam vyfbladige Bloem , draagende veele
Zaaden f die geftaart of gebaard zyn. Het be-
vat twaalf Soorten , de negen eerften klim-
men-
(3) ^Atragene Cirrhis diphyl??*. Fl. Zeyl. zi6. Atragene.
Am, v4cad. I. 405. Clematis Zeylanica Kor. obfblcte parvis,
HERM. Zeyl. 35, BlfRM. Zeyl. 65.
POLÏANDRIA. 201
mende, de drie laatften overend (taande 5 als 1V„
t : Afdeed
volgt- xm*
. HOOFD-
(1) Clematis metenkelde Bladen , de Steng met *tqk*
gepaarde Klaauwieren klimmende , en een- t
bloemige zydelingfe Bloemjleelen. c£r™fh!*
Gekfaau-
Deeze Soort, in de Neder landfche Akademie-W^rae.
Tuinen bekend, groeit in Spanje wild, hebben-
de Bladen doorgaans enkeld, met lange Steeïen
als der Peercboomen , die getropt voorkomen
aan de Knietjes van de Steng; doch fomtyds
ook drievoudig of drie op een Steel , gelyk
Tournefort zulks nader waarnam. De
Bloemen komen , verfcheide by elkander, uit
de Oxels der Bladen voort , ieder op zyn eigen
Steeltje en veranderen in groote ruige Zaad*
hoofdjes,
(2) Clematis met famenge [lelde en verdeelde ir.
Bladen; de Blaadjes Eyrond , eenïgerrna$* wyuakfr
te gekwabd en effenrandig. Se-
Den
fi) Clematis Fol. fimplicibiis , Caule cïrrhis oppofitis
fcandente , Pedunculls tmifloris lateralibus. Syft. Nat. XII.
Gen. 695. p. 37*- ^•XUI, p. 426. H. Olijf. 225 K.Lugdb.
437. Clem. per. fol Pyri mdlïs. C. Pin* 300. Clematis
altera Boetica. Clus. Hij}. ï. p. 123. Pann. Ic. p» 2*2.
(2) Clematis Fol. compofitis decompofuisque f Fol. ovms
fablobatis integerrimis. H. Ctiffl 225. R. Lugdb. 486. Ciem,
coerulei vel purpiuea te pens. C B. Pin, 300. Clernititis al-
tera. Clus. Hifi. I. p. Cam. Epit. 696. Clem. coeciilea
Tl. pleno. C. B» Pin» 300.
N 5
K. Deel* IX» Srus»
202
Veelmannige Kruiden.
IV. Den bynaam voert dit Kruid, om dat het als
^xiv!L#een Wyngaardje klimt met zyne Rankjes, langs
Hoofd* de Stammen en Takken der Heefteren in de
stuk. Bosfchen en Haagen van Italië en Spanje. De
J£"lwym onderfte Bladen zyn Hartvormig , de middel-
ften driekwabbig , de bovenften gevind. Het
draagt groote Bloemen , die paarfch zyn of blaauw
en kruislings verdeeld , komende fomtyds dub-
beld voor. Oe Bloemblaadjes , die fpoedig afval-
len , zyn aan de zyden dunner en byna driehoe-
kig. Het ftrekt tot fieraad der Bloemhoven.
ni. (3) Clematis met famengeftelde en verdeelde
Bladen ; .
Driebladi- hebbende.
VhZT' Bladen; fommige Vinblaadjes driedeelig
Naar het Loof van de Agtfte Soort, die men
ïn 't Franfch Viome noemt , zouden de Bladen
gelyken van deeze Karolinifche , welke de Bloe-
men Lederachtig geflooten , de Zaaden met ge-
pluisde of gepluimde Staarten heeft. Zy groeit
ook in Virginie.
tv. (4) Clematis met enkelde en drievoudige Bla*
GekruSe. &m s * ^aa<^ies effenrandig of driekyyabbig.
Dee-
(3) Clematis Fol. comp. decompofitisque, Foliolis quibtis-
dam trifidis. GRON Vitg. 6z , 84. Flammula fcandens Fl.
coriaceo claufo. Dill. Eltb. 144. T. ns. f. 144. Cleui.
putp. repens &c. Raj. Hifi. rs>28. Scandens Caroliniana planta
Viornac Mio. Pet. Sicc* 27.
(4; Clematis Fol. fimpl. ternatisque , Foliolis integris rri-
Jobisve. Clematis f lore c*ispo. Dill* Eltb. g*. T. 73. f. 84.
POLYANDILIA. Q03
Deeze heeft de Bloemen zonderling omge- IV;
kruid , en fchynt ook afkom (lig te zyn uit Ka- A*®^-
rolina. Het Zaad is niet gepluimd of gepluisd , Hoofd-
zoDilleniüs aanmerkt. «tuk»
( 5 } Clematis met famengeflelde Bladen 5 de ^ V* '
Blaadjes ingefneeden , hoekig y gekwabd, Orientalis*
Wigvormig ; de Bloemblaadjes van binnen fcheT"^
ruig.
Die zelfde Autheur , deeze afbeeldende , merkt
aan, dat zy door den vermaarden Tourne-
fort $ op deszelfs Levantfchen Reistogt 9 is
ontdekt. De Bloempjes hangen nederwaards ,
met omgekromde Bloemblaadjes 9 zynde van
onderen ruig. De Zaadhoofdjes beftaan uit ruige
Staartjes. Het Loof , dat eenigermaate naarPe-
terfelie gelykt, is Zeegroen.
(6) Clematis met drievoudige Bladen ; de Blaad- vi.
jes Hartvormig , eenigermaate gekwabdhoe- ^virgSr
kig en klimmende : de Bloemen tweehuizig. fchc-
(?)
($) Cltmntn Fol. compofitis ; Foliolis iRcifis angulatis „
lobatis &c. Clematis Grientalis Apii folio , &c. ïournf.
Cor. 20. Flammula fcandens Apii folio glauco. DiLL, Elth*
144. T. 119. f- H5-
(6) Clematis Fol. ternatis, Foliolis Cordatis &c. Clem. virg.
Pannonicas fimilis. Pluk. Mant. 51. T. 379. 4« Clem»
Florid. Fl. albo odoratisiimo. ALBIN. Anat. I. p. 79. T. 7»
GROW. Virg. 62. 84»
II. Deel. IX, Stuk,
«204. Veelmannige Kruiden»
(7) Clematis met drievoudige effenrandige Bla*
den en tweehuizige Bloemen.
TUK' Deeze beiden verfchillen daar in van de an-
cïematis deren , dat fommige Planten Mannelyke, an-
\reehul- deren Vrouwe iyke Bloemen hebben. De eerlte,
ige« die in Noord - Amerika voorkomt > heeft een
zeer welriekende witte Bloefem : de laatfte,
groeijende in de Wesundiën, heeft vyfrlbbige
gladde Bladen , die drievoudig zyn ; gelykende
anders naar de volgende Europifche, zo Sloa-
#e aanmerkt , ongemeen. Op Jamaika beklimt
deeze en bedekt het Boomgewas aan de We-
gen, vervullende de Bosfchen met zyne Reuk;
weshalve menze Travellers Joy of Reizigers
Vreugde noemt > gelyk in Engeland de vol*
gende.
wp* (8) Clematis met gevinde Bladen en Hartvor*
(7) Clematis Fol. ternatis integcrrimis, Flor. diorcis.^>».
Acéd. V. p, 398. Clematis fcandens &c, Brown. Jam, 255.
Clem. prima f. fylv* latifolia, FoL ternis, Sloan. Jam. 84*
Hifi. L p 199. T. 128. F. I.
(8) Clematis Fol. pinmtis, Foliolis Cordatïs fcandentibiis,
GORT. Belg. 153. GOUAN Monsp. 262. GER. Prov. 3gi.
Kram. Aujlr. 156. Hall. Helv. 534.' // CUff. 225. b,.
Jsugdb. 486. Clematis latifolia integra. J. B. Hift.ll. p 125.
Clematis tertia. Cam. Epit. 69J, £# Clem. latif. den tata. J.
B. fiï/f. uts. vitalba. DOD. Tempt. 404. Clem. fylvr. latifolia»
C. B. Pin. 300.
Hoofd*
stuk,
Pitdlba.
Yyfbladigc,
mige klimmende Blaadjes*
Dee*
PöLYAND&IA. 10$
Deeze, naamelyk, groeit aldaar , zowel als IV.
in Gelderland en in Vrankryk,zyndein Duitfch-
land, op fommige plaatfen, zeer gemeen. De Hoofd-
Franfchen uoemenze /7w,de DuitfchersLy-STÜK4
mn of Waldreben, dat is Böfch - Ranken , znni[olygr
fommioen by ons, geeven het Gewas den naam
van Klim , die echter met de Klyf- en Maagden-
palm te veel verwarring maakt.
't Is een Rm&i dat fomtyds tot eens Mans
langte en hooger de Boomen en Struiken in de
Bosfchen beklimt , met zyne Ranken , veel ge-
lykende naar die van den Wyngaard, waar van
de Latynfche naam Vitalba s als hebbende het-
zelve kleine , witte welriekende Bloemen. De
Bladen zyn in fommig niet , in ander een wei-
nig ingefneeden of getand : men vindtze ook
fomtyds fmaller , fomtyds breeder : meest vyf
aan een Steel , van Hartvormige figuur } komen-
de deeze Verfcheidenheden anders in Gewas en
ruige Zaadhoofdjes overeen, 't Getal der Meel-
draadjes loopt tot zestig, zegt H aller; dc
Zaadjes hebben lange Stylen en zyn met een
Zilverkleurig pluis gekroond.
Byzonder gelykt naar deeze Soort dat Japan- PL, LV<
fche Gewas , waar van ik in Mg* a, op Plaat f& *•
LV , de Afbeelding mededeel. Men kan, uit de
figuur van het Blad en Bloemtakje 3 daar van
oordeelen. Het heeft een vierbladige Bloem of
Kelk, waar in ik agtendertig Meeldraadjes, ge-
lyk by a vergroot zyn voorgefteld , heb gevon-
den
II* Deel, IX. Sim,
é.oö Vêelmannige Kruiden*
IV. den , met zeer groote Meelknopjes en zes of ië-
A xiv?L" ven Stylen , zittende in het Pluis dat de Zaadjes
Hoofd- kroont als b > met omgekromde Stempels*
STUK»
ix. (9) Clematis met de onderfte Bladen gevind\
Flamtril gefnipperd ; de bovenflen enkeld effenrandig
Schroeijen LancetvoMiig.
Deeze Soort komt doorgaans leggende of
kruipende voort , aan de kanten der Wegen en
Bouwlanden in Provence5als ook in Languedok,
fa fommige deelen van Duitfchland , en in Graau w-
bunderland. Zy beklimt de Struiken en Heefteré
gelyk de anderen*
Den naam van Flammala heeft dit Kruid be-
komen, wegens de fcherpe, brandende hoeda-
nigheid \ welke plaats heeft in het Sap der Bla-
den. Men noemt het Herbe aux Gueux % dat is
Bedelaars ► Kruid : want zy misbruiken 5t zelve!
Godlooslyk , om zig Zweeren te maaken in de
Huid en daar door de Menfchen tot medelyden
te verwekken. De Duitfcbers noemen het, des-
wegens , Brennewurtz of Btatterzüg. Evenwel
fchynthet twyfelachtig, of deeze dan de regt-
opftaande Flammula, die volgt en gemeener is,
daar
(9) Clematis Fol. inferioribuspinnatis lacïnïatïs 8éc. Gouanï
Mor.sp. 2-2. Kram. Auflr. 157. Hall. ïUlv. 334. ££R*
jPrcv. 3g2. f£ Cl'if. R. Lngdb* 4§6. Clematitis f. Flam-
thula repens. C. B. Pin. 300. Raj. Hift. ëiti Flammula. Dqd.
Tempt, 404. Clematis altera mens , Vulgi Flammula. Lojj.
ld 627,
PotY ANDRIA. 20^
daar mede bedoeld worde. De Heer Hall er iv*
fchryfe die hoedanigheid toe aan de voorgaande AFxv^U
Soort, welke door anderen onfchadelyk wordt Hoofd»
r l . STUK.
verklaard.
(10) Clematis met gevinde Liniaaïe Bladen, x.
Clm
Marit
Zeekants.
en enkelde zeshoekige Stengen. mJ^w
Aan de Oevers van de Adriatifche Zee, by
Venetië, alsook by Montpellier in Languedok,
komt „ volgens den Ridder , deeze voor, die*
gelyk de mcefien, een overblyvende Plant is*
met veele opftaande Stengen , uit kruipende Ran*
ken gefprooten. De Vinbladen zyn fmal en ftyf 9
dikwils by vyf paaren groeijende: anders ver-
fchïlt zy weinig van de voorgaande en volgen-
de Soort.
(11 ) Clematis mei gevinde Bladen, de Blaad* xr*
jes Eyrond-Lancetvormig effenrandig , <fcpSwte
Steng
(\o) Clematis Fol. pinnntis linearibus Caulibus fimpücibus
hexagonis. Clematis maritima ïepens. C. B. Pin. ioo. Prodr*
1*5. ALL. Nic. 122.
(n) Clematis Fol. plnnatis &c. KRAM. ^a/?r. 157. GER.
Pr$v. 382. GOUAN JMoKSp. i6i. H. Clif. Ups. R. Lugdb*
486. Flammula re&a. C. B. Pin. 300. Fiammula Matthioü.
CïXS.'.Pann. 297. Flammula altera. Dod. Pempt. 4o6.FJamm.
alt» furre&a* Lob. Ic. 627, Flammula Jovis, C&u. Epiu
693,
II. Deel. IX» $xu£3
io& Vëelmannigè Krüideï^.
vip,
IV» Steng opfiaande > de Bloemen vyf- en vièr*
A™' Uaiig.
Hoofd-
stuk. Dccze , die op de Heuvelen van Opper- en
Veeiwy- Neder - Ooltenryk , als ook in de Zuidelyke
deelen van Vrankryk en elders voorkomt , v£r-
fchilc, buiten deopltaande Sfengen, van de ge-
melde Kruipende Flammula weinig* Zy is het,
die in 't byzonder , of zo wel als die , Flammu*
la Jovis getyteld wordt; misfchien om dat zy
in feherpte uitmunt. De BeerSTORcit heeft,
omtrent agt Jaaren geleeden, te Weenen een
Vertoog uitgegeven over 't uit- en inwendig ge-
bruik van dit Kruid , en met veele Ondervin-
dingen getragt aan te toonen , dat het fomtyds
een zeer kragtig middel zy in zeer hardnekkige
en langduurige Hoofdpyn , in Ongemakken die
uit de Venus - Ziekte omftaan 5 in Schurft ,
Daaüworm eö ander lóopend Zeer of Kanker-
achtige Huidkwaaien ; ja zelfs in fi Beenbederf,
Verfcheide Vrouwsperfoenen , met groote Zwaar-
moedigheid geplaagd, waren door het Aftrekzei
tot herftelling gebragt. Een verzvvooren Kanker
in het Borst , die door geen Dolle Kervel of
andere Middelen te verzagten was , hadt men
'er door genezen (*).
xil (12) Clematis met enkelde Eyrond- Lancetvor*
. ctem/j!s mize Bladen en knikkende Bloemen.
tyitegrtjoltA» o
Geheelola- jgy
dig6, (*) STOBCK de Puljetilla. p. 57.
(12) Clematis FoU ilmpl. ovato - Lanceolati Plor. cer-
min
PöL 7 A N b ft t A+ 209
By Lob el is de Afbeelding gebruikt , welke IV.11
Clusius geeft van deezc Ooflenrykfe Clema- A™*atji
tis , die aldaar in de Velden aan den Donau groeit , Hoofd-
als ook in Hongarie eh Tartarie. Zy maakt hier STÜK-
in de Tuinen geen öhfierlyk Gewas uit, zó door J^2'*^
haar Loof als de blaauwe Bloemen , die knik-
ken of nederhangen , hebbende in 't midden een
bolletje van geelachtig Pluis , uit de Meeldraad-
jes en Stylen beftaande. Daar öp volgen ruige
Zaadhoofdjes ■> gelyk in de voorgaanden. De
Stengen groeijen omtrent een Elle hoog enzyn
roodachtig met breede fterk geaderde v geheel
ongetande Bladen, die enkeld en tegenover elk-
ander ftaan*
THALICTRUMé
Een Bloem van vier of vyf Blaadjes, zonder
Kelk, en Zaaden die niet geftaart zyn, maakt de
byzondere Kenmerken uit van dit Geflagt , 't
welk voor 't overige door zyne byzondere Ge-
ftalte* gelyk het voorgaande, zig onderfcheidc
Het bevat veertien meest Europifche Soorten i
als volgt*
fiuls. KRAM. Au/Ir. 157. ti. Clijk Ups. R. Lmb 486.'
GOUAN Ahnsp, 265. Fabr. Heimfi. 114. Clematitis coemV
lea eie&a* C. B. Pin, 300. Clem. coeruïea Parncnica. Clus»
feyf. I. p. 123. P&nn» 293. Ie 294, 295. Cicm. alt, minos
longifolia. LOB. ïc 628.
ö
11. DlEL. IX. SivM,
sio Veelmankice Kruiden*
IV» O) Thalictrum met een enkelde byna naakte
AFxfv.L% Steng en enkelde endelingfe Bloemtros.
Hoofd»
stuk* Op de Laplandfche Alpen groeit deeze Soort ,
Th sb um^e zeer 15 van ^ewas' hebbende de Steng
jiipinum. naauwlyks een Span hoog, Draadachtig dun * de
Aipifch, Bladen , gelyk in de anderen 9 zeer famengeftelci
en glimmende. Zy heeft vier -Bloemblaadjes 9
twaalf Meeldraadjes , en agt Stylen. De Tros
beftaat uit knikkende Bloempjes.
n. (2) Thaliélrum met een gepluimde Draadach»
sünkS. tige j &er Takkige , gebladerde Steng.
Deeze , die zig door een Bokkigen Reuk on-
derfcheidt , heefc haare Groeiplaats in Langue-
dok, als ook in % Wallifer- en Switzerland. De
Steng is ongevaar een Voet hoog, rond , in Tak-
jes verdeeld , met kleine zwartachtig groene
Blaadjes van drie Slippen en Mosachtige Bloem-
pjes , waar op kleine kromme Haauwtjes volgen ->
aan trapjes by elkander vergaard.
(3) Th*
(1) Thali&rum Caule fimplicisfimo fubnucio &c. Syft. Nat,
%lh Gen. 697. p. 37> ^eg. XIII. p. ^6. H. Cl%. zzj.
R. Lugdk 4S5. F/. Suec. 4$$, 49J. Fl. Lapp. 225. Thai.
montanum minimum prxcox &<:♦ MORIS. IUJI. III. p« 32^,
S. 9. T. 20. f. 14. Oed. Dan. T. tU
(z) Thaliftrum Caule paniculato Filiformi &c. GouAlff
Monsp. zii. H. Cliff* NP. Lugdb. 485. Thai. minimum foeti«*
disfimum. C. B. Tin. ïï-j.Trodr. 147. J. 6. llift* HLp, 48
MORIS. <tf;. f. iS.?i-üK.-4/^ 367* T« tf;,f. 4.
P O L * A N D R I A. 2lt
(3) Thaliétrum met vyfbladige Bloemen en Wfc
Knobbelige Wortelen. A
HOOFD-
In Spanje en op de Pyreneefche Bergen groeit stuk,
deeze, die zie; door haare knobbelde Wortels^,
genoegzaam onderfchadt. De Blaadjes .gekken Tafcr^».
naar die van Klyf of Klimop , en de Bloemen zyn Knobbdi&*
vry groot»
(4) Tfwlifitrum met vyfbladige Bloemen enVe- ivv
zelige Wortelen. KwS
daslch*
(5) Tlialiflrum met tweehuizige Bloemen. v.
Dïnkurfti
Twee«*
Vaü deeze ibeiden , in Kanada groeijende 5 huizig.
heeft de eerfte , die zïg, zo wel als de voori*
gen, in de Openbaare Kruidhoven bevindt, de
Steng fomtyds wel twee Ellen hoog: de andere
verheft zig 5 volgens K a l m , naauwlyks een
Voet* hebbende de Steng regt, met vierbladi-
ge, Bloemen én veertig witte Meeldraadjes. De
Blaadjes knikken 3 't welk deeze Soort genoeg-
zaam *
(3) Tbaliftrum Flor. pentapetaHs , Radice tuberofil. H*
Clif.R. Lugdh. 48$. Thai. min. Afphodeii Radice. TOURNA
Inft. 271. Ranunculus Thai. folio , Asphodeli Radice. Mor.
Hifi. li. p. 43*- S. 4. T. 23. f. 1?. Oenanthe HedeicJB foliis.
C. B. P/k. 163. MiLL. ƒ<:. T. 265. f. ci.
f4) TbaliÜrum Floribus pent?neta-is &cc. R. Lugib. 48 5.
Thai. Canadenfe. Coiw, CW<*. 286. Thai. * American. Park.
T^jr. 16$. ThaL nv-jes folio Aquilegia; Hore albo« Mor»
Hifi. UU p. 325.
(s) Thalicirum Ploïibus dioicis.
O s
II. Diiiu ix. stok*
öï2 Veelmannige Kruiden;
Afdeel zaam> ze^1 ^e ^ïc^er , onderfcheidt. DeMarc-
xiv. nelyke en Vrouwelyke Bloemen, bovendien,
Hoofd* Zyn 0p byzondere Planten.
Thaiittrum (6) Tbali&rittiï me£ zesdeelige Bladen en knik*
minus, kende Bloemen
Klein,
In de Velden van Europa groeit deeze Soort,
die ook by ons in de Zalliker- Waard voorkomt ,
volgens den Heer D. de Gorter. Zy is daar
aan onderfcheidelyk , zegt de Ridder , dat de
Tippen der Bladen paarfchachtig zyn en dat de
Steng een blaauwachtigen waafem heeft 9 die
twee Voeten hoog groeit , volgens den Heer
Haller, hebbende een losfe Bloem Pluim»
SsbhlJum ( 7 ) Thaliflrum met driedeelige Bladen , de
5iberifch.' Blaadjes byna omgeboogen , fcherp inge-
Jneeden en knikkende Bloemen.
In Siberië groeit , volgens den Heer Gme#
Lin, deeze , die naar de voorgaande veel ge-
lykt, doch de Blaadjes zesmaal zo klein heeft,
van
(4) ThaliZïrum Fol. fexpartirïs , Flor. cernuis. GOUAN Monsp.
263. GFH Prov. 378- Hall. Helv. 308. KBAM. Au/Ir* 157»
GORT. Belg. m- FL Suec. 4^4, 489. lt. Gotbl. 180. Tha-
lidrum minus. C. B. Pin. 335. Düd Pempt. 5 8. Thali&r»
Cordi tenuifolium. LOK. Ie. ÏL s6. Ruta pratenfis minos*
Tabern# Ie. 55. Thai* Alp. minus Saxatile Rut* folio, SU*
min. luteis. Seg. Ver. 476* T. 11.
(7 ) Tbaï&rum Fol, tripartitis , Foliolis fubreflexis &c«
POLYANÖRIA* 213
van kleur als de Duive - Kervel of Wynruit. De IVi
Steng i« groen en zeer gepluimd* Zy, zo wel *xiv\h*
als hetGeele en Tweehuizige, bloeit laater dan Hoofd^
het Kleine en de volgende. stuk.
(8 ) Thalidrum mei driedeelige Bladen ; de Steng vur.
tweemaal hooger dan dezelven en knikkende tru* p»rm
Bloemen, t-gj&
achtig.
Volgens den Heer L 1 n n je u s heeft deeze de
Geftake van het Kleine ThaMrum, doch blyft
de helft laager ; terwyl niettemin Morison
aan het Virginifche een Steng van drie Ellen
hoogte geeft en paarfchachtige Meeldraadjes ,
welke , volgens den Ridder, geel zyn in paarfch-
achtige Kelken ; de Stengen pairfchuchtig zon-
der waafem 3 zynde de Groeiplaats in Kanada*
(9) Thali&rum met Lancetvormig - Liniaale ix.
efenrandige Blaadjes. f«JuM°'
Smalbladig
In Duitfchland niet alleen 9 maar ook in de
Zuidelyke deelen van Vrankryk , groeit deeze
Soort ,
(%) ThaltBrum Fol. trïpartitls , Caule Foliis duplo altfore,
Floribus cernuis. Thalifrrum vir^inianum elatius glaucum,
Stamin. purpurascenrihus. MOR. Hift. l\U p. 324.
(9) Tha iBrum Folioiis Lanceolato - Linearibus imegerrN
mis. Got'AN Monsp. 26*. G£R. Prov. 378. HALL. Helv. 308,
Kram. Aufir. 157. H. CUff* 22-. &, Lugdb.+tj. ThaL&rum
ptatenfe anguftisfimo folio* C. B. Pin. 337, Predr. Ic. p*
146. Pluk. Alm. 364* T. Cs* f. 6.
03
IU Deel» IX stuk.
214 Veelmaknige Kruiden;
IV* Soort, die uitmunt door de fmalheid van haam
^xivL' blaadjes* De Steng is één of twee Ellen hoog :
Hoofd, het Loof gelykt naar dat der Kroontjes- KruideE
STüK* en de Sceng is lang gepluimd met geele Bloem-
pjes.
_ x- (io ) Thaliörum met een gebladerde gefleufde
favum. Steng en een veelvoudige opjtaande Fluim»
Geeibloe-
Deeze Soort is niet alleen in de Noordelyke,
maar ook in de middelde en Zuidelyke deelen
van Europa, ja zelfs in Rusland gemeen , alwaar
zy met de voorgaande groeit. De Heer Thun-
berg heeft dezelve ook in Japan gevonden 9
van waar ik een aanzienlyken Tak daar van be~
komen heb. In onze Nederlanden komt zy op
verfcheide plaatfen , zo in Bosfchen als in de
Weidlanden en aan de kanten der Slooten , voor:
weshalve menze Water - Ruit of Poelruit noemt %
of ook wel Veld -Kuit , naar den Latynfchen
naam Ruta pratenfis, die 'er , volgens Lobel,
door de Kruidkundigen aan gegeven wordt. Hy
erkent nogthans , dat de Bladen weinig naar die
van Wynruit gel y ken. Dat de Wortel, gelyk
ïn andere Soorten , geel is, heeft 'er den naam
van
(10) Tbdiïïrum Cauie foliofo fulcato &c. GORT. Belg*
J5J. Fl. Suec. 453. GER. Prov. S79> GouAN KRAM. &c. &ۥ
H. Ciiff. R. Lugdh, & \ Thali&rum majus Sjliqui angulofa
f. ftriata. C, li. Pi** 336. Thali&rum magnum. Dod. Pcmpz.
S& Thali&r. inajas fhvuro. C. B. Pin. 33<>«Ruta pratea**
fis Herbamorum. Lob. Ie* II. p. $A»
P O L T A N D R I A* 1215
van vülfche Rhabarber aan doen gceven , of dien IV.
van Veld- Rhabarber , by de Engelfchen. Men Afx^u
zegt ook dat de Wortelen , in Afkookzel tot Hoofd-
twee Oneen gebruikt, het gebrek van Rhabar STÜK'
ber vervullen kunnen , en van veel dienst in óQv;^ellv**
Geelzugt zyn* De üuitfehers noemen ze HeiU
llatty dewyl het opleggen der Blaadjes tot Hee-
ling van kleine Kwetzuuren ftrekt.
DoDONéus tytelt deeze Groot Thdli6trum9
en zy is zulks weezentlyk in vergelyking mee
die Soort f welke Klein ThaliStrum heet. Zy
fchiet naamelyk fomtyds tot eens Mans langte
op, volgens J. Baühinüs ; hoewel zulks
meest fchynt te zien op eene Vei fcheidenheid ,
in Spanje groeijende , die fraaijer geele Bloemen
heeft , deswegen Speciofum gebynaamd door Lin-
NiEus. Anderen geeven aan de Steng twee El-
len hoogte. Dikwils komt zy laager voor, en
daar zyn Verfcheidenheden van dit Kruid met
breeder en met fmaller Bladeren welke laatfte
hetzelve eenigszins doen gelyken naar de voor-
gaande Soort. Hier van verfchik, nogthons , het
Gewoóne zeer, dat de Blaadjes, gelyk de ge-
dagte Japanfche , byna zo breed als lang , een
Duim breed naamelyk, en aan 't end, gelyk de
voorige , doorgaans in drieën verdeeld of met
twee Infnydingen heeft, zynde de Bladen in het
geheel driedubbeld gevind. Ook is 't getal dei-
Meeldraadjes veel grootcr. De Ridder telt 'er
vierentwintig en van tien tot zestien Stampers :
doch
04
n. Deel IX* Stuk.
216 Vëelmannige Kruiden,
IV. doch Doktor Scopolt fchryft van zeventig
^Fxfv,L' tot nc8entfe Meeldraadjes toe aan deeze Soort ( *)♦
stu^ 00 Thaliftrum met een gebladerde r geheel
x enkelde , hoekige Steng.
Thaliïïrum
Enkcid ^° tweeden is deeze waargenomen , die van
de voorgaande , niet alleen door de helft klei-
ner te zyn , maar ook door knikkende Bloemen
te hebben en in eenige andere byzonderheden x
verfchilde; komende dus het Kleine Thalicftrum
nader by.
xn. C12) Thaliftrum met een gebladerde gejtsuf de
lUHG\dc'ï. Steng en Liniaale Vleezige Bladen.
Deeze , die omftreeks Parys en in Spanje
groei jende gevonden is, verfehilt voor 't overig
ge weinig van het Gewoon e geele Europifche.
De Bladen zyn dikker en niet zo donker groen.
xin. ( 12) Thalidtrum met hangende driehoekige regte
foTumL%r Vrugten en eene ronde Steng. In
Afceley-
bladsg* (*■) SGOP5LI Flor, Carn. p. 5H«
(11) Tbaliïïruw Caule Foliofo fiinplidsGmo. angulato* Oed.
Dan. 244» Fl* Suec* 1\ p- 4Sp.
(\z) Tbalïürum Caule FoÜofo Cülcno &c. Thai. minus lu-
cidum, Liban. Coron. foli's. Pluk. Alm. 363. T 65. f. 5.
Thai. minus alt. Parifiehfe &c. Tournf. JnJI. Thai.
prirm vel Prat. r. Clus* ï&fi. ï. p. 234.
(13) TóaUElrum Frud, pend. triangularihus re& is , Caule
tereti. Fl4 Suec. 4sz, 487» HALL. Helv* 305». Grr. Prov.
379. GoUAN Monsp. 264. H. Clif. 226. R. Lugdb. 485.
Thaliftrum majus Fl. Stamtn. purpurascentibus. C. B. Pin.
337. Thai. majus Fol. anguloiïs , Caule l*cvi. J. Bo Hifi*
III. p, 48.7. SCOP. Carn. 554.
POLYANDRIA. «21?
In Sweeden en Switzerland fielt onze Ridder IV,
de Groeiplaats van deeze , die ook voorkomt A'Fx"L"
in de fchuinte der Bergen in Provence, zo wel Hoofd-
als op drooge, onvrugtbaare Heuvelen in Kar-sriJK-
niolie , en in het Veroneefche. Men onderfcheidt-vi ^wjr
ze van de anderen gemakkelyk , door tedere * ,
zeer groote , Zeegroene, rond verdeelde Bla-
den , inderdaad aan die der Akeleijen gelyk , zegt
Haller y Scheedjes hebbende aan den Voet
der Bladlteelen en verdeelingen, de Bloemen
geenszins geaaird of gepluimd , maar een zeer
digte Kroon uitmaakende aan den top der Sten-
gen , wit , geel of paarfch van Kleur. Doktor
Scopoli merkt aan , dat de Takken aan 't end
rond zyn , en de Meeldraadjes tot zeventig in
getal, paarfch, met geelachtig roode Meelknop-
jes ; de Haauwtjes gewiekt driekantig» De lang-
te der Meeldraadjes en derzclver menigvuldig-
heid maakt y dat men deeze gemeenlyk Pluis-
<tfkeleijen noemt»
{14) T^aliélrum met hangende driehoekige om* xrv.
gedraaide Friigten ; de Steng hyna twee- contlUZT.
fnydig, ÜS?6* '
Deeze , volgens den Heer Demidoff in
Siberië hu is vellende , gelykt naar de voorgaan-
de, doch is laager van Steng en heeft alleenlyk
witte Bloemen, 't Getal der Bloemblaadjes is in
de-
(f4) Thaliïïrum Fru&. pend. trianguïar. contottis , Caiilc
fubancipiti. Thai. hybridum Sta min. contortis. Am. Acad, III*
P- 47. O 5
II« Deel. IX, stuk»
2l8
Veelmannige Kruiden.
IV* dezelve, gelyk in de meefte Soorten , vier, dat
AFxaf h der Meeldraadjes zestig , gelyk in de voorgaan*
Hoofd- de , doch dat der Stamperen maar halfzogroot;
STÜ1U naamelyk agt ; zo de Ridder aantekent.
vip*
Adonis.
De Bloem heeft, in dit Geflagt, een vyfbla-
digen Kelk , gelyk in 't volgende , maar beftaat
uit meer dan vyf Blaadjes zonder Honigbakje.
De Zaaden zyn naakt en ongeftaart, even als
in de Ranonkelen. Het bevat vyf Soorten , meest
Europifche , als volgt.
i. * (i) Adonis met vyfbladige Bloemen en Eyron-
■JSSL de v™&™'
Zomer-
fche. Deeze Soort , die de Bloemen rood of bleek*
rood 3 en de Bloemblaadjes langer heeft, komt
in onze Nederlandén , zo de Heer de Gor-
ter aantekent, van zelf voort onder 't Koorn.
Zyn Ed. evenwel, geeft 'er agtbladige Bloemen
aan, terwyt die volgens den Heer L i nn/e us
vyfbladig en in de Afbeelding van Camera-
mus zesbladig zyn. De Heer H a l l e r merkt-
ze als een Verfcheidenheid van de volgende
aan.
00
(1) uidoms Flor. pentipetaüs Fru&ibus ovatis. £v/?. Nas.
XII. Gen. 6n< *77« XIII. p. 427. Mill. Lex. Ado-
nis fylv. F', hoemceo. C. B Pin. j7g# Adonis Floxe palli-
dü. CAm. Ept< ©4S. GoRU Belg* 154.
P O L Y A N D R I Ai OIp
(2) Adonis yraef agtbladige Bloemen en byna i\r.
Rolronde Firugten. Afdeel.
xiv.
Deeze wordt als een aangenaam Bloemgewas f*00FJ>
° ° STUK.
in de Hoven gezaaid, verfic rende dezelven door IU
haare donker-roode Bloempjes , in het fyne groe AdonisXu.
ne Loof# Men noemtze Flos Adonis of Adonis- nZitd^Q,
Bloem , hoewel fommigen de Bloem, volgens
Ovidius, uit het Bloed van Adonis , den ge-
liefden Jongen van Venusgefprooten , tot de Roo-
zen , anderen tot de Anemonen t'huis brengen.
Anderen heeten dit Kruid Eranthemum 9 als
Bloempjes der Liefde draagende. Wy noemen
\ Bruinetjes , de Duitfchers Veldroosjes of Mar-
grieten - Bloempjes. Sommigen hebben het % met
Toürnefort, Veld - Ranonkel met Kamille-
Bladen , geheten. Het Loof heeft men oudtyds
aangemerkt Steenbreekende te zyn.
Van dit Kruid zyn aanmerkelyke Verfcheideü*
heden , niet alleen ten opzigt van de Bloem ,
die grooter of kleiner is , maar ' ook ten opzigt
van derzelver Kleur j die donkerer of lichter
rood, ja zelfs SafFraankleurig en geel voorkomt»
H aller onderfcheidt een hoogere van Ge-
was, met Citroenkleurige , en een laagere met
Me-
(2) Adonis Flor. o&opetalis FruSibus fubcyündricïs. H.
Ups. i$6> GER.iV0v.383. Adonis Radice annua. H. Cliff.su*
R. Lugdb. 488. DALïB. Par. 162. Adonis annua. GoiMN
Monsp* 264. Adonis annua o&opeta!os. Hall. Helv. 32c,
Adonis Hort. Floie majore & minore atrorubente. C. B. Pin,
178. Flos Adonis. Lob. /c. 2 8 3 . Eranthemum. Dod. Pem^u 26®.
II* DEEL, IX, STUK,
aao Veelmannice Kruiden.
IV. Menieroode Bloemen , beiden in Switzerland ea
A^yEL,Duitfchland natuurlyk groeijende; waar van de
Hoofd- eerde tot de voorgaande Soort behooren zoiu
stuk» j)jc met kleine donker -roode Bloemen, van
v^/w>" beiden verfchillende ♦ komt in Provenceen Lan-
guedok, van zelf , op de Koornlanden voort. Dat
zy maar ééne Bloem zou dr^agen aan 't end der
Steng , en geënte aan de zy -Takjes , gelyk Lin-
NjEüs fchynt te willen heb ik in dit Bloem*
gewas niet waargenomen. Het tegendeel is ook
uit de Afbeelding van LoGELenDoDONius,
die zeer goed zyn , blykbaar. Garidell vondt
die met groote roode Bloemen , in Provence
eenmaal bloeijcnde3en beeldtzeaf (f)»
ITT\ C3) Adonis met twaalfbladige Bloemen eneene
VemaUs. Eyronde VrugU
Voorjiarfc.
Sommigen hebben deeze Plant tot het Nies-
kruid betrokken , en zwarte Helleborus met Bloe-
men van Bupht halmum geheten. Tourne-
fort noemtze Ranonkel met ^enkelbladen en
den
(*) Planta uivflora Ramrs fterilibus. Veg, XIII. p. 427. Het
zoude kunnen zyn, dat zyn Ed, d a at mede bedoelde , dat
de Takken ceen Zaad drangen.
(t, Hifi, de% Plam, p. 396. T. 82.
(3) Ador.U Flore dodecapetalo, Fru&u ovato. JACQ^ Auflr.
T. 44 Gouan toor.sp. 164. Kram. Aufir, 158. Adonis Ra-
dice perenni. FL Suec, +$6 % 492 H. CHff. 231. R. Luzib-
488. Hc'eWus n<gei tenuifolius, Bupthalmi Flore. C. B. Pin,
i%6. Hufhthalmum. DOD Pempt. 261. Helleborus Hippocra-
tïs. Tab. 'c. 72 <# BABR lc, 1178. Helleborus niger Ferula-
tem Theophrafti. Lob. U. 784*
P o l v a ff d r i a; aï»
den Wortel van Nieskruid* Anderen geeven het ;
den naam van Helleborus van Hippocrates. Do £tvf
dow^eüs hceftze Buphthalmum getyteld, om Hoofd»
dat de Bloemen als naar een Osfen - Oog gely STÜK*
ken zouden. Zy munten door haare geele Kleur -'Jffl&F
en grootte fierlyk uit in 't fyne groene Loof ;
weshalve dit ook een Tuin- en Bloemplant is,
natimrlyk voorkomende in verfcheiden deelea
van Europa, op lugtjge Heuvelen en hooge Lan-
den. Zy groeit maar een Voet of anderhalf hoog
en heeft de Punten der Bladen eenigszins ftyf j
en ftekelig. Veelen houden haar voor het opreg-
te Zwarte Nieskruid der Ouden en de Wortels
worden, zo men verhaalt, in Opper Saxen en in
Vrankryk , tot Purgeermiddelen gebruikt.
(4) Adonis met yyftien Bloemblaadjes en een$Ado"!h
Eyronde Vrugt* ^itaiiaaiï«
fchc.
Zo ik de woorden van Mentzel wel be-
gryp , dan behoort die fraaije Soört 9 met de
Bloem als een Tulpje door hem afgebeeld , niet
tot de Apennynfche Bergen in Italië, alwaar hy
de voorgaande Soort wild groeijende hadtgevon*
den , maar tot het Brandenburgfche , daar dee*
ze, met Knoopige Stengen, door hem was waar-
genomen* De Ridder ondertusfchen zegt , dat
deeze, weinig van de voorgaande verfchillende,
in Siberië en op de Apennynen haare Groeiplaats
heeft,
(4) adonis Flor. pentrteeapetalis , Fru£u ovato* Hellebo-
rus meer Femlaceus, Caule geniciilato &c* Mentz. Fug*T
3. f. «.
II. DE2L. IX» SïUX,
Veelmannige Kruiden
1VT heeft. Hy voegt 'er by3 dat dezelve den gaüt*
'xi v!*" fchen Zomer bloeit.
Hoofd-
stuk* (5) Adonis met tkribladigc Bloemen, platach-
v. tige Vrugten^ en dubheïd drievoudige Bla*
Capen/tl den , de Blaadjes Hartvormig Zaagtandig*
Kaapfche*
De Afbeelding van den Heer Burman-
Hüs, hier aangehaald , fchynt vry veel te ver-
fchillen van die , welke Commelyn, in de
befchryving der Planten van den Amflerdamfchea
Tuin , gegeven heeft van de Ethiopifche Ranon-
kel met fly ve Bladen , welke de Bloemen uit den
geelen groenachtig heeft. De Bladen zyn harden
ruuw in 't aantasten en van eene brandende of
fchroeijende hoedanigheid > gelyk het Loof van
fommige Ranonkelen 9 met welken inderdaad
deeze Plant 9 in 't uiterlyk aanzien , veel meer
overeenkomst heeft y dan met de andere Soor-
ten van dit Geüagt.
Ranünculüs. Ranonkel*
De Bloem, van dit uitgebreide Geflagt, heeft
'een vyfbladigen Kelk en vyf Bloemblaadjes > diö
binnen de Nagels voorzien zyn met een Honig-
voerend Gaatje* De Zaaden zyn , gelyk in *t
\oorige > tot Hoofdjes naakt famengeboopr. Het
(s) Adonis Flor. decapetalis, Fm&ibus dcpresfïs Sic. Ac-
txa trifoliata hsrfuta &c. BüRM. Afr. 174. T. 51. Chrifto-
phoriana Afr. Ranuneuloides. BoERH. Lagdb. II. p. 61. Ra-
iiunculus iïthiopicus, Fol. rigidis &c. COMM. Hort. ï, p. 1 •
T. 1. Imperatoria Ranunculoides Aft. enneaphyllos &C.FJLUK*
POLY ANDRIA. 22$
Het bevat over de veertig Soorten, die on* IV;
derfcheiden worden , naar dat zy de Bladen en- Ap^ELi
keidof ingefneeden en verdeeld hebben als volgt, Hoofd-
STUK*
A. Met enkelde Bladen*
(1) Ranonkel met Eyrond - Lancet vormïge ge* RJ^utu$
fleelde Bladen en eon hurkende Stens:, Fiawmuia*
J ö Kleine.
(2) Ranonkel met Liniaale Bladen en kruipen" p H-
v J x Reptans*
de Stengen* Kruipende;
(3) Ranonkel met Lancetvormige Bladen , de ui.
Steng orerend jtaande. EgeTifo^k'
Deeze, door het gezegde verfchillende , komen
in de Noordelyke 3 zo wel als in de Zuidelyke
deelen van Europa , op vogtige plaatfen voor*
De
(1) Ranunculus Fol. ovfito • Lancsolatis &c. Syjl. Nat. XII.
Gen. 699- p. 378. Veg. XIII. p* 428. Gort. Belg. 154. FL
Suec 458, 493. HALL. Helv. izz. GOUAN Monsp. 264.. GER.
Prov* 3 83» ti* Cltff. 228. R. Lugdb. 489» Ranunc. longifoiius
paluftris minor. C. B. Pin» 180. Flammula Ranunculus. Dod»
Pempt. 432. Lob. Ic* 670, fi9 Ranunculus paluftris Fol. ier-
xatis. C» B. Pin. 18O.
(z) Ranunculus Fol. Linearibus Caule tepente. PI. Lapp9
236. T. 3. f. 5, Fl. Suec. 459, 495. Ran. Flammeus minimus
S pergul* folio. EüXB. Cent. 5 App. 41. GORT. Jngr, 88. Rin.
repens Gram. folio. Amm» Ruib. 80. T. ,.13. f. Oed. Dan*
T. ïQ8>
. (3) Ranunculus Fol. Lanceol. Caule ere&o. Gort. Belg*
154. GovhN Monsp. &c. &c. Ran. iongifol us pa'uftr>s ma*
jor. C. ;B» Pin, i8o. Ran. Lanceolatus major. Tab, Ic 48.
Ranunc Flammeus latiori Pia&S* folio 9 marginibus pilo»
fis. Pluk. jli,
II» Deel ïx, Sxmt
ti\ VÊELMANNIGE KRÜIÖÈÏ&
IV. De tweede, evenwel, fchynt meestin Sweë-
^xD*vEL ^en ' Deenemarken en Rusland, aan de Oevers
Koofd van Rivieren en Mciren, waargenomen te zyrt*
stuk. qc f-ieer Linnjeus heeft dezelve, in de be-
^^w/w*Tchryving der Planten van Lapland, afgebeeld*
De eerfte heet in 't Neêrduitfch Klein Egelko»
len , een beftaaming , die zo wel als de Latyn-
fche Flammala , betrekking heeft tot de fcherp-
te van het Loof. Men vindtzein vogtige Weid-
landen en Moerasfige plaatfen van onze Prövin*
tiën, overvloedig. De Ouden hebben reeds op-
gemerkt, dat zy fomtyds getande, fomtyds ef-
fenrandige Bladen heeft $ welk onderfcheid de
Afbeeldingen by DonoisiEüsen Löbfl aan-
toonen $ doch men vindt getande en ongetande
Bladen op eene zalfde Plant. Evenwel komt de
eene bier, de andere daar, menigvuldigcr voor^
gelyk de Heer H aller in Switzerland waar-
nam; maakende de Kruipende, voorgemeld , tot
eene derde Verfcheidenheid. De hoogte ftelc
zyn Ed. tot een Voet of een EI!e , zo wel in
deeze als inde zogenaamde Groote Egelkolen 9 die
dóór 't Gewas aanmerkelyk verfchillen, gelyk
uit de Afbeelding van Tabernjemontanus
blykt, doch meest door de grootte der Bloemen
en Bladen , welke fomtyds naar die der Smalbla*
dige Weegbree gelyken en aan de kanten Haai-
rig zyn. De Heer Linnjüs zegt , dat dezel-
ve een Takkige gebladerde Steng heeft , fomtyds
anderhalf Voet hoog. In onze Provintiën isdee-
zc Soort zo gemeen niet , komende meest in
Sloo«
Slooten voor , gelyk menze dus by Utrecht , Haar- IV.
lem, Deventer, Zwoll en elders aantreft. Af£"U
Zo wel als de Clematis , die den bynaam van Hoofd*
Flammula voert, hier voor befchreeven, wordt 5TÜK*
dit Kruid ook fomtyds van de Landloopers mis» w;-j^/y°*
bruikt, om de Huid der Kinderen te doenzwee*
'ren. In Vrankryk gebruikt men het tot een Blaar-
trekkend middel. Zy is de fcherpfte der Ranon-
kelen , zegt de Heer Haller van de eerfte
Soort , welke in Gelderland door de Boeren , die
haar Egelgras noemen , aangemerkt wordt als
eene oirzaak van de Gelligheid of Waterzugtder
Schaapen,zo de Heer de Gorter aantekent»
(4) Ranonkel met Ëyronde gejteelde Bladen en iv.
ongefteelde Bloemen. nod^Zli^
Knoop-
Omftreeks Parys, en op Moerasfige plaatfèn bioemise*
van, 't Eiland Sicilië , komt dit kleine Ranon-*
keltje voor , hetwelk taamelyk breede Tpitfe
Blaadjes heeft en Bloempjes, die aan de Knoo-
pen der Stengetjes groeijen.
(5) Ranonkel met Lancetvormig Liniaale on- v*
V^' Grasbladi*
ge.
(4) Rmunculus Fol. ovatis petiolatis &c. IL Clif. 228.
Daub. Par. 164. Ranunculus ■ Pariiienfis . pumilus Plantagi»
»ell« toliis. PET. Gaz. 40. T. 2>. £ 4.' Vaill Mem. 1719,
p. 52 T. 4. f. 4- j3, Ran» Sicuius £oiio rotimda vix (êrrato,
IET- Gaz, 39. T. 24. f* 9.
(s) Ranunculut -Fol. Lanceolato - Lin. indivifis &c. GER«
Prov. 384. Ran. Gramineo fol;o Bulbolus. CE. Pin, 181.
Cliff. R. Lugdb. 489. DALIB. Par% 163, SAÜV. M<?nsp*9$*
P
II. Deel» ix, Stuk.
%%6 Veelmannige Kruiden,
IV. verdeelde Bladen en een regtopfiaande zeer
Afdeel, effene Steng met weinig Bloemen.
Hoofd-
stuk. C*) Ranonkel met Liniaale onverdeelde Bla-
* den en eene regtopfiaande gejlreepte , byna
p™ZZ:\ tweebloemige Steng.
Pyrence-
fcne. Deeze beiden 3 groeijende in de Zuidelyke
deelen van Europa 5 zyn kleine Plantjes met Gras-
achtige Bladen , doch grooter Bloemen dan de
Kleine Egelkolen. De eerfte heeft dezelven geel*
de andere wit. De Wortel is3 in beiden, een igs-
zins Knobbelig of Bolachtig, doch meest in de
eerfte > terwyl de laatfte denzelven uit ver-
fcheide Bolletjes beftaande,diemet een digt Bos
van Draadachtige Vezelen bezet zyn en de Bla-
den ook fmaller heeft. Deeze groeit meer op
Bergachtige plaatfen , gelyk in de Fyreneen*
vi. (6) Ranonkel met byna Eyronde geribde gjh
/?èké™aS^m Jtreepte effenrandige gefieelde Bladen en
i>arnasbla- 1 Kroontjes - Bloemen.
In de Zuidelyke deelen van Europa groeit dee-
ze,
(*) Ranunculus Fol. Linear. indivifis &c. Ger. Prov. 384»
Kanunc. Alp. pumilus Gramineo folio, Fl. albo. Tournf.
/«/?. 292. Ran. pumilus Gramineis foliis. J. B. -Hifi* III. p.
85o» /3. Ran. montanus Folio Gramineo. C* B. Pin. i8o*y#
Idem Flore multiplici. Ibid. Ran* FoU Gramineis. Dod*
Pempt. 428. LOB. Ic. 671.
(6) Ranunculus Fol. fubovatis Nervofis &c* Raa, Mog£«
Gtaminis farnasli folio. Tournf, Inji. zZ6*
P O £ Y A N D R I A. 227
ze, die ruïgachtige ovaale Bladen heeft en een IV.
enkelde Steng * met een tweebladig Kransje aan AF^t,,
\ end 5 waar uit van twee tot vier gedeelde Hoofd*
Bloemen voortkomen , met een paarfchen KelkSTÜK«
en witachtige paarfch geaderde Bloemblaadjes.
(7) Ranonkel mèt fpits Êyronde de Steng om- vit.
vattende Bladen , die veelbloemig is , en een ^iVx?-***
gebondelden Wortel heeft* omvatten*
Op dePyrcneenen Apennynlche Bergen groeit^*
deeze Soort , die ook voorkomt in de Europi-
fche Kruidhoven. Zy heeft de gedaante byna
van heq Kruid , dat men gemeenlyk Doorwas
noemt, met Bladen als die van Weegbree , Zee-
groenachtig als de Wilde Veld - Kool. De hoog*
te is een Voet of meer,
(2) Ranonkel met Eyronde Zaagtandige Bla- vrij*
den en een naakte eenbloemige Steng. Btoaüg*<*
De Bladen van deeze zyn van boven als met
Blaasjes bezet , gelyk de Afbeelding van Glu-
SIUS
(7) Ranmculus Fol. ovatis acuminatis amplexlcaulibus ,
écc. H. Ciiff. 119- Lugdb. 48^, Gouan Momp, i6s. Ran.
Mont. Fol. Plantaginis. C. B. Pin. 180. MORrs. Hiji. .II. p.
444. Si 4- T. 3°. £ 3ö* Ranunc. du! cis &c. Mentz. Pug.
T. 8. f. 6. Ranunc, Pytenaeus Fl. albo» Clus. Cur. App. alt.
(8 ) RanunrMus Fol. ovatis ferratis Scapo «inifloro. //. Clifi
229. Ran. Utif 'al* buliatus Asphodeli Radice. C. B. Pm. isn
RanuncuiiB LufitarJcus. Doo. JPfwpf. 419. Rm. Liiiit* Clu*
üi. Lob. U. 673.
F 2
II. DEtL. 12» SïUK*
ss8 Veëlmannige Kruiden.
IV, s i u s duidelyk aantoont. Uit een tropje derzel-
AxivfL ven> °Pden Grond verfpreid, komen Steeltjes
Hoofd- voort van omtrent een half Voet hoogte, met
stuk. Goudgeele welriekende Bloemen , dikwils dub-
v^elwy' beid of volbladig en fomtyds ook met Kinder-
tjes , gelyk men zegt. Het een en andere heeft
dikwils in de Ranonkelen plaats. Dit Kruid groeit
in Portugal en op Kandia, zegt Linn^üs.
Rarancului Ranonkel met Hartvormige gehoekte gefieel*
Fkaria. de Bladen , de Steng eenbloemig.
Speen-
Dit Kruid , dat door geheel Europa, op vog-
tige Gronden en dikwils in de Bosfchen, onder
5t Geboomte groeit, is van ouds bekend by den
naam van Chelidonium of Chelidonia minor , in
onderfcheiding van de Stinkende Gouwe of het
* Bladz- Schelkruid , hier voor befehreeven * , dat Cheli-
%7*
donium majus wordt geheten» Sommigen heb-
ben het Ficaria genoemd , om dat de Wortels
tegen de Aambeijen beroemd zyn 3 of daar van
de figuur hebben. Hierom noemen het ook de
Engel fchen File - Wort , de Franfchen Petite
Éclair e en de Duitfchers Feigwartzen» Kraut of
Klein Schelwurtz en wy Speenkruid of kleine
Gouwe*
De
(9) Ranuneulus V oh Cordatis angulatis &c. Mat. Med. 274-
Gort. Belg. 155. Kram. Auflr. 159. Fl. Suec 460 , 490*.
Covan Momp. z6s* H. Cliffl 228. R. Lugdb. 490. Ficaria.
Di x. Nov. Gen, 108. Ficaria vulgaris. HALL. Helv. 321. Che-
lidonia rotundifolia major & minor, C. B. Pin 167. Chelido-
nium minus. Dod. Pempt. I49. Lob.1 Ic. 593. Scrophularia
minor , f. Chelidon. minus vulgo difturn. J« B. Hifi* III. p. 461*
POLYANDRIA. 229
De Vezelachtige Wortelen met kleine Bol- IV.
ïetjes, die, los raakende , weder een nieuw Plant- ¥£w*L*
je uitleveren ; maaken hetzelve tot een zeer Hoof©-
üadig Onkruid in de Tuinen. Het heeft getakte
kruipende Stengen, met lang gedeelde, fomtyds«;*/OT"
Hartvormige , fomtyds hoekige en Klyfachtige
Blaadjes , welke niet zelden gevlakt zyn. Be-
halve *t gewoone is 'er eene Verfcheidenheid
van , met grooter Bladen en Bloemen f welke
dikwils Takkige Stengetjes en den Kelk meest
vyfbladig heeft 5 terwyl in 't andere de Kelk
doorgaans drie- of vierbladig is, zo Boer*
haave aantekent.
Die zelfde Hoogleeraar hadt het Afkookzel
van de Bolletjes der Wortelen dien (lig bevon-
den tegen de Aambeijen, tot welker verzagting
een Smeering , daar van gemaakt , of het ge-
kneusde Kruid in Stooving opgelegd, zeer is
aangepreezen geweest : doch men zal daar in ,
of in 't gedefüüeerde Water, vrugteloos eeni-
ge byzondere Geneeskragt zoeken.
(10) Ranonkel met Niervormige byna drie- R x- g
kwabbige gekartelde Bladen 3 een ongefteeld Thora.,
( io ) R&nuYicului Fol. Reniformibus fubtrilobis crenatfs
&C. JACQ^ Vind,. 249- KRAM. Auflr. 159- GOUAN Monsp.
265. Aconltum Pardalianches feu Thora major & minor. C.
B. Pin. 184. Thora major & minor, Cam. Epit. 825, 826.
Hall. Helv. 327. Thora ValdenGs. Dqd, Tempt. 4*3, I»m>
hora Valdenfium. Lob. Ic. 604. Thora Folio Cyclaminis. J.
Hifi. III. p. 65O.
P3
II. deel. IX. Stuk*
250 Veelmannigë Kruiden.
Afdeel Stengblad, Lancetvormige by de Bloemen ,
xïv. * die twee of een aan de Steng voortkomen.
Hoofd-
stuk. Dus bepaalt de Ridder het Kruidje, dat men
Veeiwy* gemecnlyk Thora noemt of Phthpra, wegens de
v?sf' Vergiftige eigcnfchap , van ouds daar aan toege-
fcbreeven , welke zelfs die van de Soort der
Monnikskappen, W olfs wortel genaamd, zou over-
treffen. Hierom wordt het ook Aconititm Par-
dalianches geheten , als van de Jaagers gebruikt
wordende om de Pylen te vergiftigen, waarme-
de zy het Wild Gedierte fchooten. Ten dien
einde werdt 's Voorjaars het Sap, daar uit gé-
perst en verdikt zynde,in Blaasjes, Osfehoornen
of Schoenen, te koop geveild , zegt Lob el,
Dewyl zulks eerst by de VValdenfenen dergelyk;
Bergvolk fchynt in gebruik te 2yn geweest,
noemde men dit Kruidje Thora der Walden/en;
doch het is vervolgens ook op andere hooge
Gebergten der Zuidelyke deelen van Europa , en
zelfs op de toppen van den Schneeberg by Wee*
nen, en elders ontdekt.
De H eer Jacquiw befchryft hetzelve als
een glanzig Plantje, met Peerachtige Wortelen
geevende zeer lang gefieelde rondachtige Bla-
den uit , en daar tusichen een Stengetje,als re-
meld is, zigdikwilsin Takjes verdeelende,°eo
dus vyfbloemig. De hoogte, zegt hy, is Van
twee Duim tot een half Voet , geevende de groot-
fte doorgaans vyf , de kleinfte drie Bladen uit
den Wprtel. Een klein geel Bloempje kroont
hot
liet Stengetje of ook deszelfs Takjes, en daar IV.
op volgt een Hoofdje van drie , vier of vyf , xJJJ*1'
Eyronde, gefpitlte, gladde, bruine Zaadjes. De Hoofd*
Wortels , gekaauwd , waren zyn Ed. altoos Smaa- STUK*
keloos toegefcheenen , doch de Bladen fchroei-^^"
den zyne Tong als Vuur.
Dit Kruidje is door deezen Kruidkenner naar
't Leven afgebeeld, waar uit de eigentlyke fi-
guur der Wortelen en Bladen blykt, zo als zyn
Ed. hetzelve op de Gebergten vondt. Hy merkt
aan, dat de Bloem uit vyf, zes of meer, nooit
uitvier Blaadjes beftaat, gelyk Ruppius de-
zelve verkeerdelyk afgebeeld hadt, misleid zyn-
de door een gedroogd Plantje. De meefte Au.
theuren maakenze vyf bladig. Op de Bergen bloeit
het ftraks na 't fmelten van de Sneeuw, doch
in de Tuinen overgebragt zynde in de Maand
April (*>
Met de Bladen ingefneeden en verdeeld.
(11) Ranonkel met de Wortelbladen Niervor- *r.
mig , gekarteld , eenigermaate gekwabd ; de ctnïZf"*
Stengbladen driedeclig Lancetvormig ^;2.Kandiafchc»
randig; de Steng veelbloemig.
De Heer Haller fchynt deeze Soort, die
op
(V JACCL Oh. T. p. zs. T. 13.
(11) Ranunculus Fol Rad. ciemtis fublobatis &c. Ran. Fol.
ÏUdic. Cord. fublobatis. R. Lugdh. 490. N. 9. Ranunculus
Asphodcli Radice Cieticus. C. B. Pin. igi. Ran. Creticus
latifoiius. CLUS. Hiji. I. p. 239.
II, Deel, IX, Stuk.
%l% Veelmannige Kruiden.
IV. op Kandia groeit, te verwarren met de voor-
*Fxfv.L'' gaande ; dewyl de aangehaalde van den Hoog-
Hoofd- leeraar A, van Royek, daar toe door hem
stuk. betrokken wordt, By aldien de Thora met Bla-
J£"lwy' den VBn Varkens- Brood , by J. Baühinüs
befchreeven, daar toe behoore; dan zou deeene
inderdaad weinig van de andere verfchillen.
xtt. j % (is) Ranonkels de Wortelbladen rondachtig
Hartvormig gekarteld ; de Stengbladen Vin*
fche.111"" gerachtig getand ; de Steng veelbloemig.
Door Breyn is deeze Soort van Ranonkels
gevonden in 't Hertogdom Kasfuhen, behoo-
rende tot Agter-Pommeren, waar van zy den
bynaam voert. In geftalte gelykt zy veel naar
de volgende, waar mede zy verward was door
J. Bauhinus, maar 't Gewas is veel hoo-
ger , met fterker, dikker Stengen en grooter
Bladen ; zy nde , die uit den W ortel voortkomen *
byna gelyk als van de voorgaande Soorten of
van het Water - Goudsbloem , dat men Dotter-
bloem noemt.
xtit. (13) Ranonkel met de Wortelbladen Nieryor*
Jluricomut*
Goudhaai- mtg
ïige.
(12) Rar.uncntus Fol Rsdicalibus fubrorundo - cordatiscre-
tizvs &c* Ran rotundifol. Vernus Sylvaticus major vel Cas-
fubicus, Fo'io Thorae ieu Calth*. BREYN Prodr l,p.
Rünunculus Fol. Radicalihus Reniformibus crenatis
incifis &c KRAM. Auftr. 1*9- H\LL. Heh. $z7. Leys»
Jird. 487. FL Succ. 46Z , 49S. CoüAN Monsp, 265- Dalib.
Par. 167, H Chff. 219- R. Lugdb. 490, N <? Run Nem.
t Sylv. Folt fakotundo. C. B. Pin. 178, Ran. rotundlf.
Vej.
Polyandrie. 233
wig gekarteld ingefneeden ; de Stengbladen IV*
Liniaal gevingerd; de Steng veelbloemig. *
(14) Ranonkel met de Wortelbladen Hart vor-^^^
mig gekarteld; de Stengbladen drievoudig jqv.
gehoekt; de Steng bym driebloemig. RïlZ?Jl
Misdragci*
De bynaamen drukken eenigermaate de hoe- ge. ,
danigheden uit van deeze Soorten , die weinig
verfchillen , fchynende de laatfte „ die in Noord*
Amerika groeit , als "eene misdragt of verbafte*
ring te zyn van de eertte. Deeze is vry gemeen ,
op vogtige Velden , in verfcheide deelen vaa
Enropa , en wordt Goudhaairig genoemd , we-
gens de kleur der Meeldraadjes by anderen Zoe-
te of Zagte Bofch - Ranonkel , als geen de min-
Ite fcherpheid hebbende in het Loof. Haar Steng
groeit , volgens J. Baühinus , tot één of
anderhalf Elle hoog.
(15^ Ranonkel met de onderfie Bhden gepalmd,
de bovenften gevingerd , de Vrugten lang-
werpig. Water-*
Haanevoer*
Van
Vemus fylv. J. H. Hifi. III. p. 341. Ran. Auricomus, Ran,
dulc. Tragi. Lob» Ic. 669*
(14.) Ranunculus Fol. Rad. Cord. crenatis &c. R. Lugdb.
490. M. 7. Gron. Ptrg, 166. Ran. Virgin, Florc parvo ,
molliori folio. HERM. Lugdb. 514. BOERH. Lugdb. I. p. 3*.
(1$) Ranuneulus Fol. inferioribus palmitis &c. GORT. Belg.
p. 155. KRAM. Auftr. 159. HALL. Helv. 323. GoUAN Monsp*
P 5 26$.
II. Deel. IX. Stuk.
234 Veelmannigé Bruiden.
vige.
W Van een geheel anderen aart is deeze, die
AfdeeL
Xlfj * doodelyfc gezegd wordt te zyn voor het Vee,
Hoofd- ten rmnfte voor de Schaapen; dat echter te ver-
wonderen is, daar zy zo algemeen, zelfs inde
Broekige Weiden, doch meestal aan de kanten
der Slooten , in onze Nederlanden en door ge*
heel Europa groeit; komende dus dikwils on-
der 't Hooy. Men ziet, echter , dat zy van het
Vee niet afgefchooren wordt. Lob el zegt, dat
zy te houden zy voor de allerheetfte der Haa-
nevoeten , wordende , misfehien wegens haare
uitwendige nuttigheid, van de Boeren, in lom*
mige deelen onzes Lands, Jichtkruid geheten.
Anders noemt menze , gemeenlyk. Water - Haa-
mvoet. In Menfehen zou dit Kruid , gegeten
zynde, het onwillig Lachen, dat men RifusSar-
nius noemt , veroirzaakt hebben. Hierom noe-
men fommigen haar Apium Rifas of Apium Sar-
donium; de Franfchen , om dat 'er de Kikvor-
fchen zig veel by onthouden, Grenouillette , de
ï>uitfchers Frofchpepfer , dat is Vorfchen - Peper*
XVI,
Ranuncu-
lus Aconi-
tifnliut.
Akoniet-
bUdi±Q.
(16) Ranonkel met alle Bladen in vyf Lancet»
vormige Slippen gedeeld , die Zaagt andig
ingefneeden zyn.
In
26 s* Ger. Prov. 385. Ft. Suec. 46? , 499» R. Lugdb. 490»
N. 8. Rsnunc. Paluftr. Apii folio la?vis. C. 3. Pin. igo.Ran.
Sylv. pr mus. Dod. Pempt. Ran. Tal. rotundiore folio.
lOB h. 669.
(16 Ranunculus Fol. omnibus quinatis Lanceolatis, inci-
fó-feaatis. Kram» Auftr. 159. Hall* Ilelv. 325. FU Suec.
II.
POLYANPRIA. &35
In de Tuinen mdakt deeze een fierlyk Bloem- IV.
gewas, met dubbelde witte Bloemen. Zy komt*™**1"
metenkelde, die klein of groot zyn , in Swit- Hoofd*
zerland en elders op hooge Bergen voör. Hal-stuk#
ler merkt aan, dat zy op de Jura drie of vier n£%ol)gy
Voeten hoog groeit , doch op de Alpen ter laag-
te blyft van een Span.
(*) Ranonkel met gepalmde effene ingefneedene *.
Bladen, een regtcpftaande Steng en Lini- \fjfp£*\
aale Blikjes. mfliimt.
Platanus-
Deeze, de Bladen niet tot aan den Steel toebiad,ge*
verdeeld hebbende , en hooger groeijende met
grooter Bloemen , wordt als een byzondere Soort
aangemerkt, doch zal waarfchynlyk flegts eene
Verfcheidenheid van de voorgaande zyn , op
welke de beide Figuuren van Lob el en Do»
DONéus, met den zelfden Stempel gedrukt,
door Hall er worden aangehaald, Zy komt
immers ook op de zelfde plaatfen voor. Hal-
ler merkt aan , dat de Bladen driekwabbig
zyn 3 doch de twee zydelingfe Kwabben verdeeld
hebben , waar door zy zig als gepalmd of vyf-
dee-
1T. 497. R. Lagdb. 490. N. io. Ran. Afóht. Aconiti folio ,
albus, Flore majore. @. Fl. minore J% Fl. multiplïci. C. B.
Pin* 179» Ran. Mont. tertius. Clus. Pan». 368. Ran.
Fl. albo. Dod. Pempt. 429.
{*) Ranunculus Fol. palmatis tevibus incifis , Caule ere&o >
Bradeis Linearibus. Mant. 79. Oed. Dan. m. J. B. Hifi.
iiU P' 860. Ranunculus albus Fl. timpHd* ZOTS. Ic. 6G%>
Ran. Montanus quartus. Clus. Pann* Ic. p. 370.
II. deel. ix. Stuk.
ajó Veelmannige Kruiden.
IV. deelig voordoen: de Bloem, zegt hy, is een
Afdeel. Dujm breed en wit . het Krui(j heeft weinjg
Hoofd- fcherpte.
STUK.
xvn. Ranonkel met 'drievoudige effenrandige
U*ïiï™i- Lancetvormige Bladen.
€US*
iilynfche. ]\Tjet alleen in Illyrie, tegenwoordig Sclavo-
nie genaamd , maar ook in andere Zuidelyke
deelen van Europa en zelfs in de Noordelyke,
fchynt de Natuurlyke Groeiplaats te zyn van
deeze Soort , in onze Nederlanden vreemd , zo
Dodon jeu s aanmerkt. Derzelver Wortel is
een Knobbel van dergelyke Bolletjes , als de
Wortelbolletjes van het zo even befcbreevene
Speenkruid zyn 5doch wat langwerpiger :zy heeft
ronde Stengetjes van óén of anderhalf Voet hoog,
met Bladen als gezegd is , eenigszins Wollig, en
op den top bleek geele Bloemen.
xviir. 08) Ranonkel fnet drievoudige en dubbeld drie-
'Afiaucus. voudige Bladen . de Blaadjes driedeelig in-
gej needen , de Steng van onderen Takkig.
Tot
(17) Ranunculus Fol. ternans integerrrmis Lanceolatis.
Gf.R» Prov. 386. GouAN MonsptiSs. FL Su?c. 471, 500,
IL Cltff. 230. R. Lu%db. 491. N. 15. Ranunc. anguftif. Gra-
itiofa Radice , major & minor. C. B. Pin* 181. Ranunculus
grumofa Radice quartus. Clus. Hifi. I. p. 240. Ranunculus
lllyricus. Dod. Pempt, 428. LOB. h. 671.
(is} Ranunculus Fol. ternaris biternatïsque &c. MIll. Di&*
T. 2x6. Ranunculus Fol. tripartitis laciniatis &c. H. Cliff.
a$o» Ups. 15^. R. Lugdb. 490. N* 11. Ran. Grumofa Rad.
Ra-
PolyAndria* 237
Tot dceze Soort behooren de gemecne Tuin- IV.
Ranonkels, door haare Wortels, die men Klaau* ^^Li
wen noemt en door haar Gewas t'over bekend. Hoofde
Van Konülantinopolen zyn dezelven in de Tui-*TÜK*
nen van Europa overgebragt en voortgeteeld«B,^f^y"
Zy vallen ook in Syrië en Barbarie* Men vindt
'er vier Afbeeldingen van , op eenen zelfden
Stempel, by Clusius, Lobel en Dodo*
wéus. Deeze vertooncn haar met eene dubbe-
le Bloem , waar van de Verfcheidenheden in
Kleur, by de Bloemiflen met byzondere Naa-
men getyteld , oneindig zyn. Het verfchil van
de Wortelen en 9t Gewas , als ook van de en-
kelde , dubbelde en Kinderende Bloemen , is door
den vermaarden Morison in tien Afbeeldin-
gen 5 opeen geheele Plaat , aangeweezen* Tour*
kefort maakt 'er drieendertig Soorten (*) van,
en Boeuhaave, denzelven volgende, heeft
'er vyfentwintig opgeteld. Die de voornaamfie
verfchillen van Kleur , deezer fchoone Bloemen,
in Plaat wil zien, behoeft flegts het Werk van
Weinmann op te flaan. Doch door 't zaai-
jen
Ramofus. C. B. Pin. igi. Ram Grum. Rad. Flore flavo,
albo, phoeniceo : item Asphodcli Rad*ce, Fio/e Saoguineo
& prolifer miniatus. C: B. Pin. 18 1. Ranunculus Conftanti-
nopoh'tanns. ClüS. Hisp. 528. Pannou. 375, Dod. Pempt.
430* Ran. Sanguineus multiplex. LOB. Ic. 6yz, MofLis.Hift.
1U S. 4. T. 27. WE1NM. Kruidt. Tab. N. 84.9 852.
(*) LinnsüS zegt zesendertig; ik vind, by dien Au-
theur, van den Ranunculus Aftaiicui maar drie- en- dertig
Soorten.
XX» Deel. ix, stuk,
238 VeeLmannige Kruiden»
tv,
Afdekl*
XIV,
Hoofd-
stuk.
xix.
Ranuncu-
lus Rutafo-
lius.
Wynruit-
bladige.
jen komen t'elkens wederom nieuwe en fland-
houdende veranderingen.
(19) Ranonkel met meervoudig famengeftelde
Bladen 9 een geheel enkelde eenbladige een*
bloemige Steng en een knobbeligen Wortel.
Op de hoogde Bergen van Ooftenryk groeit
deeze , die Bladen als van Wynruic uitden Wor-
tel voortbrengt > en Stengetjes met aangenaam
roode , of ook Goudkleurige Bloemen , waar van
men 'er heeft die dubbeld of volbladig zyn.
xx.
Glacialis.
Ys-Ranon-
kei.
XXT.
\Nivalis.
Sneeuw-
kanonkeUJ
(?o) Ranonkel met ruige Kelken % iweebloemi-
ge Stengen en veeldeelige Bladen*
(ai) Ranonkel met een tuigen Kelk en eenbloe-
mige Steng; de Wortelbladen gepalmd ; de
Stengbladen veeldeelig ongejteeld*
(22)
(<S>) Ranunculus Fol. fupradecompofitis &e. ff. Cfiffl -So*
Tl. .49 1 • N. \i. Ranunc. Rutaceo folio, Fl. iuaveru-
bente. C. B. Pin. m. Moris. Hifi. II. S. 4» T. 31. f* 544
KRAM. Auftr. itfo, HALL. Flor. 1165.
{20) Ranunculus Calycibus hirfutis , Caule bifloro , Fol. mul-
fifidis. Üï. Suec. 464 , soi. Fl. Lapp. 233. T. 3. f. 1. Ran.
ftiont. purp. Calyce villofo. J. B. Hifi. III. p. 858. Scheuchz.
\Alp. 3 39. T. 20. f. 1. OED. Dan. T. 19. Ranunc. Alp. Co-
tiandri folio. BARR. 1c» 456-
(zi) Ranunculus Cal. hiifuto, Caule unifloro, Fol. Radt-
calibus pattnatïs &e. FL Lapp. 232. T. 3. f. 2, 3. ,Fl. Suee.
4651 502, Hall. Helv. 326. Ranunculus minimus Alp. Iw-
leus. J. B. Hifi* ÜU p. s6i«
P O t Y A N D R I A. 239
(2:2) Ranonkel byna Hartvormige Jlompe, IV.
driedeelige Wortelbladen ^ de Slippen drie* ^*®^L*
favabbig ; het Stengblad Lancetvormig ef- Hoofd-
fenrandig; de Steng byna eenbloemig. stuk»
Ranonkel met driedeelige gekwabde Jlom i^AiplT
pe Bladen, de Steng byna makt en een- ^7PHche-
bloemig. xxni.
Lappon* m
(24) Ranonkel met driedeelige gekartelde Bla - e^\m^
den en een enkelde Haairige byna naakte {"che-
eenbloemige Steng. %£sf^
tlacus
Deeze vyf Soorten , door haare bepaalingen Montpel-
.onder fcheiden , en meer of min naar elkander 11 1
gelykende, zyn Berg - Ranonkeltjes van weinig,
ja fommigen naauwlyks een Handpalm hoogte^
verfie,rende de Laplandfche en Switzerfche Ge-
bergten* De laatlte , die een groote Goudkleu-
rige Glanzige Bloem heeft , groeit by Mompel-
lier op Steenachtige plaatfen ; die Alpifche ge-
bynaamd is, op de Bergen in Switzerland , Oost-
eniykenProvence.
(22) Ranunculus F9I. RadicalibuS fubcordatis &c. Ran.
Cüuie aphyHo unifloro. HALL. Helv. i%6. Ran. Alp. humi*
lis rotundifolius* C. B. Pin. lil. GER. Prov. 386. SEG.
Ver. 1. p. 489. T. iz. f. 1. Ran. montanus. Don. Pempt%
(23) Ranunculus Fpt. tripartitis lobaris obtüfis Sec. FU Lapp.
331. T. 3. f- 4*.Fl. Suec. 461, 503. OED. Den 144, 3 *1.
{24; Ranunculus fol. trïpartitis crenaris &c. SAUY. Monsp m
ïgi.RanancuIus Saxatilis raagno Flore. C.B« Fin. mt Prodr.
GOUAN Monsp. 266.
U% Dia. IX. $rm>
$4® Veelmannige Kruiden,
IV. («25) Ranonkel met omgeboogen Kelken , gcjleuf*
^xivrEL# de Bloemjleelen , een opjiaande veelbloemige
Hoofd» Steng en famengejlelde Bladen.
stuk.
iSur.cu. Wegens haaren Wortel, die naar een Knol-
ihBuibo- ietje gelykt , voert deeze te regt den bynaam.
^Knoiwoi-Men noemtze in de Nederlanden St. Anthonis
tei,ge* Raapje , misfchien wegens de fcherpte en bran-
den ie hoedanigheid van deezen Wortel, die als
een Schroeiend Middel gebruikt kan worden ,
om Gezwellen te openen ; zynde fomtyds op
Peftbuilen gelegd geweest. Aan haare lang ge-
ftrekte, ruige, driekwabbige Bladen is deeze Plant
kenbaar. Haar Steng bereikt ongevaar een Voet
hoogte en draagt fchoone Saff. aankleurige Bloe-
men 3 die in de Tuinen dikwils dubbeld voor-
komen. De Natuurlyke Groeiplaats is in Vel-
den en Weiden, door ons geheele Wereldsdeel.
Hier komt zy veel aan den Ysfel voor. In
Switzerland , zegt de Heer H a lle r, is zy
gemeen in de Tuinen, Velden en aan de We-
gen : niet minder by Weenen en op de Eiland*
landjes in den Donau- Stroom} als ook op Vel-
den en Heuvelen in Karniolié.
(25) Ranunculus Calycibus retroflexïs, Pedunc. fulcatis &c*
GoRT.Zfe/g. 156. HALL. Helv. 125.KRXM.Au/lr. 160. GouAN
Monsp. 266 Ger. Prov» 586. FU Suec. 495 , 504, Ran.
Radice {ïmplici globofa. H. Clifi. 230. R« Lugdb. 491. Ran»
Prat. Rad. verticilli modo rotundd. C. ü. Pin. 179. Ran.
Buïbofös. FL Lapp. 229. Lob. Ict 667. Ran. ttjbcrofus, Dod»
F trapt. 431,
PoLYANDklA.' iUI
(26) Ranonkel met uitgebreide Kelken , ge- IV,
Jleufde Bloemjleelen , roortloopende Ranken*™^1*
en famengejlelde Bladen. Hoofd-
stuk:,
Voor 't overige komt deeze , buiten 't verfchil xxn.
dèr Wortelen , die zy Vezelig heeft, in öeftal-^^f
temet de voorgaande overeen. Niets gemeener Kotet&toè-
vindt men by ons in vette Grasweiden dan dit
Onkruid j 't welk men 'er om die reden , en we-
gens de Kleur, Boterbloemen tytelt. Dat Do-
r>0Néus ze onder de Tuin - Ranonkelen telt*
is, om datze 'er dikwils als een Onkruid groei-
jen en wegens de voortloopeöde Ranken gehaat
zyn (¥). Geen fcherpte heeftin het Kruid plaats %
dat als een dienftige Stooving toe Aambeijen door
C hom el opgegeven wordt* Somtyds vindt
menze met dubbelde Bloemen. Door geheel
Europa is dit Onkruid , op gezegde plaatfen ,
gemeen en groeit ook aan de Kaap der Goede
Hope , volgens den Heer Bdkmannüs»
W)
(%6) Ranmcülus CaJycibus patufis &c Gort, Belg. r56*
GOUAN Monsp. 266. GER. Prov* KB AM. Auftré &C« &c. Ran;
Fiat. repens htriutas. C B. Pin, 179 PI* Lapp* 230» Ra-
wüt&ulus hortentis primus Dod* Pempt. 42 5., Ran, Prat. &
Hotrenfis repente Cauliculo. Lob le. 664*
(*) Dc Heer Haller zegt, dat de Steng van dit Kruid,
langs den Grond kruipende, daar in Wortel fehfet. 'tts waar,
doch dan zyn zy niet meer Stengen ^ maar Ranken; dewyl
het nog andere Stengen heeft, van omtrent een voet hoog,
zig tuslchen 't Gras verheffende. Hierom hidi Linnjtjs ook
daar van gezegd Sarmemh ± thans Stolonibus reptantikus*
Q
IU DSIL, IX STUK,
242. Veelmannïce Kruiden»
IV. (27) Ranonkel met uitgebreide Kelken 5 ge-
*Fxivï* Jleafde Bloemleelen, opjlaande stengen en
Hoofd- veeldeelige Bladen.
STUK.'
xxvii. Ranonkel met uiteebriide Kelken , ronde
lm poiya** Bloemjieekn en driedeelig ingejneeden Bla-
vtdbioc- den 5 de bovenflen Liniaal
mige.
xxvtiu Veel gelyken deeze beiden naar malkander.
veM-rHaa-De eerfte, hoewel ook in vette Weiden inde
nevoet. Betuwe groeijende , is op ver naa zo gemeen
niet als de laatfte , die door geheel Europa
voorkomt in de Weidlanden , en dikwils de
Voortloopende vergezelt. Men noemtze ook
Boterbloemen , en de Bloemen zyn niet minder
glanzig fchoon geel 5 komende insgelyks dub-
beid voor. De reden , dat D o d o n é ü s ze
Tuin - Ranonkel heet, is even de zelfde An-
ders noemt menze ook wel, wegens de fvmm
der Bladen y met andere wilde Soorten , Haa-
nevoet , in 't Engelfch Crowfoot , in 't Franfch
Basjïnet , Pied de Corbin of Pied de Coq. 't Ge-
was
(27) Ranuneulus Cal, patulis &c. GOKT, Belg* 156. Fl.
Suec. 467 , 507- Rnnuuculus polyaüth. fimplex. Lob» Ie 666.
Ran. fylv* TABtkn. Ie. 4* , Hij. 117.
(28 ) Ranuneulus Cal. patulis &c. Gort. Belg. 157. Kram.
Auftr. 161. HALL. Helv, 325. GoüAN Monsp. z66. Ger.
Prov. 3S7» Ran. Fol. peitatis quïnquangul. multipartitis &e.
H. Cliff. 231. R. Lugdb. 492. N, 18. Ran. Prat, ere&us
acris. C. B.gPitf. 178. Ran, Hortenfis alter. D©r>. Pempt* 416.
Ran. Pratenlïs fmrc&is Caul. Lob* Ic. 665.
Was verfchilt aanmerkelyk , inzonderheid het IV.
Loof, dewyl de Bladen Schildvonnigj vyfhoe A™®Et*
fcig> veeldeelig zyn i en fomtyds m 't midden Hoofd*
een donkere Vlak hebben , dat eene Verfchei 4TtJ*«
denheid uitmaakt. „S°lur
Dèeze Soort heeft haafen bynaam van het fcher-
pe Sap , in de Bladen huisveflende ; weshalve
het Rundvee dit Onkruid (taan laat. Men kan
het tot een Blaartrekkend middel gebruiken f
en * door hetzelve op 't Gewricht der Handen
te leggen, zou de Koorts; op andere Deelen,
de Jicht genezen zyn*
(29) Ranonkel met uitgebreide Kelken , ronde xwx*
Bloemfieelen ,de Stehg en Bladjieelenridg tT*
> anti-
dC Bladen driedeelig gekwabd , gekarteld en^!^^
Fluweelachtig gehaaird.
De vermaarde Hallerus vondt deeze Soort,
die zig door haare grootte en ruigte inzonder-
heid onderfcheidt , naauwlyks genoegzaam ver*
fchilleode van de voorgaande* Zy heeft de Sten-
gen wel eens zo hoog ; cc Bladen byna als die
van den Wyngaard , van het Oijevaaisbek of
Na-
(19) Ranunculus Cal- pitulte &c. GouAN MonsD. 266é
Gkr. Pr$v. 287- Gort. Belg. 157. ksam. Auftr. 161. Hall.
Helv. 3*5. Oed. Dan* 397. tlan. raontanus Lanug n lus ,
Fol* Rnn. Prat. repentis. C. B. Pin. is*. Prodr. 96 $0
Rnn. montanus ftibhitfutus , Geranii folio. C. B. Pin 182*
LatifoUus. ld. P rodr. 96. T. 96. Ran. nemorofus hirlutus
fol. Caryophyilatae. LORS* Prusf 220, T4 71*
qa
II. DSEL* IX • STUK.j
444- Veelmannige Kruiden
IV. Nagelkruid. In Bosfchen en op Gebergten komt
AFxiv£L' zy ln vcrfcheide deelen van tëuropa voor , jat
Hoofd* volgens Boerhaave ook in de Nederlanden*
STUK»
xxx. (30^ Ranonkel met omgeboogen Kelken , ge-
lls'curo- Jleufde Bloemfteelen > een regtopf taande een*
?hyllus\L . bloemige Steng , de Bladen famengefleld Li*
Keivelbla" . , Tii»
dige. veeldeehg.
Deeze wilde Ranonkel met Kervelbladen en
Wortels als de Asphodillen, groeit in Vrank*
ryk en Italië, De Wortel bertaat uit een Klomp-
je van kleine Bolletjes, met lange Vezeldraaden
doormengd , zegt Bauhinus, en de Bladen
gelyken naar die van het St. Anthonies Raapje,
maar zyn fyner en als die van de Kervel ver-
deeld ; de Steng een Voet hoog.
Pdf* t s (*) Ranonkel die ruig is , met driekwabbige
Kleintje. * ingefneeden Bladen , en eene regtopfiaandt
byna eenbloemige Steng.
By Montpellier en in Italië groeit dit Ranon-
kel-
(30) Rananeulus Cal. retroflexïs &c. GOUAN Afonsp. z66*
GuETT. Stamp 275. DAL1B. Par. 166. ZiNN* Coett 129*
Ran grurnofiL Rad. FoU Ran* bulbofï. C. B. Pin. xtu
Prodr* 9S< Ran. Chaerophyllos Asphodeli Radice. C. B. Pinm
181. Babr. h. 58i. Ran. mont. leptophyllos Asphodeli Ra-
dice. Col. Ecphr. I. p. 312. T. 311.
(*) Ranunculus hirtus Fol trilobis incifis , Caule ere&o
fubunifloro Mant* 19» Ran» Aiveniïs parvus folio tritfdo. G*
B. Pin. 179* Ran» Saxatilis minimus hirfutus. Id. iZi.Predr*
95. Ran, minimus Apulust Col. Ecphu 314. T% 31$»
Polvandria. 245
keltje, dat een dun ruig Stengetje heeft, op 'c
meefte een half Voet lang. De Bloem , byna Af^u
gelyk van grootte als de Bladen en geel , heeft xiv.
een ruigen Vliezigen Kelk. By Aftrachan, aan a°OFD"
de Kaspifche Zee, heeft de HeerGMELiN pJ
hetzelve ook waargenomen, naauwlyks drie ma.
Duimen hoog
(31) Ranonkel met Jlekelige Zaaden , de bo- xxxr-
venjle Bladen meervoudig farnengefield Li "lus *Arven-
niaal. ^kket.
Haanevoet.
Deeze Akker - Haanevoet , in de Bouwlanden
op veele plaatfen door geheel Europa voorko*
mende, heeft de Zaadjes, die de Hoofdjes maa-
ken, aan beide kanten ftekelig/t welk dezelve
van de voorgaanden genoegzaam onderfcheidt.
C32) Ranonkel met Jlekelige Zaaden > enkelde xxxu.
gekwabde Jtompe Bladen en verfpreide Sten- ^eToom'-
gen. dc»
Dit
(*) Rei/e durcb Ruü&ni* Petersb. 1774* W* Th. p, 196.
Ranunculus Sem. aculeatis Foi. fup. decompofitis Li-
nearibus. GORT. Belg. 157. KRAM. Auftr. Jfii. HAlL./if/v,
323. H. Suee, 470 , $oi, H. Cliff. 229. R* /^49t)Km
Arvenfis echinatus. C. R* Pin. 179. Ran. fylveftris tertim»
Dod. Pempt. 427. Ran. Atvorum. X.OB. ïc. 66s*
($2) Ranunculus Sem. aculenis , Foliis Simpl. &c. GORT.
Belg. 158. GOUAN Monsp. 267» H. Cliff. 219. Ups. 157. R.
Lugdb. 491. Rin. paluftris echinatus» C. B. Pin. \%o>Prodr.
9S* Ran. Cret. echinatus iatifouus. Alp. Exot. 263. T. 2<?2#
]. B. Hifl. III. p. fet"
!!♦ D*EL. IX. STUX,
V£ EL-MA NNI GE K R ü ï D E N.
IV Dit is een Water * Haanevoet , voorkomende
xïy in Slooccn, Graften en op vógtïge Velden , der
Hoofjv Zuidelyke dcelen van Europa. Alp.nus beeldt
STUk dezelve van Kandia af, waar uit blykt, dat de
vip. blaadjes, op lange vSteelen groeijende, veel naar
Wyngaardloof gelyki.n. De Bloempjes zynkleiq,
en deeze wordt gezegd een niet minder branden-
dende eigenfehap te hebben , dan het voorgaan*
de \\ ater Haanevoet Zy groeit in Vriesw ind,
op de K!ey , in laagtens en uitwateringen, zo
IvJ ek se aar tekent.
geflipperde fpüfe ruige Bladen en ver/prei"
xxxm. /co) Ranonkel met gedoomde Zaaden. enkelde-
9 ar ijls*
ïrT i ^ de Stèmffl.
K emblae- ö
« Behalve de Zuidelyke deelen van Europa zou
^ezeook in Engeland wjld voorkomen en vol-
gerfè Boerhaave een inboorling van onze
Neerlanden zyn* Zy verfchik van de voorgaan-
de wrinij, maar de Bloempjes zyn nog kleiner
en de Zaaden in plaats van Stekels met Knob-
elt] es gedoomd.
■
(34) Ranonkel met gedoomde Elsvormige om*
gekromde Zaaden , omgeboogene Kelken en
*tilü* yeeldeeiige Bladen*
Csj)
Ravuncu'ut $em. muricatïs &C- H? DS. Angl
G&&T. Êeig i5 8 R-f). b Uiiu anniïus Fl. m nimo. Pi uk.
&tm » i 5 f. 1. R^j. 'AkiL in. p. 243. T. ia, f,
I. MOR IS II. p ^40. S. 4- 1 li' f. 21.
(3ij liunur.cuiiis Seiir. Spinofo - Subu.latis recuryis &c.
P O L Y A N D R I A* 247
(35) Ranonkel met een regtopjïaande tweebla- IV.
dige Steng en veeldeelige Bladen 9 die aan ^™f^L*
de Steng overhoeks ongejleeld. Hoofd-
stuk.
Deeze beiden zyn in de Levant zo 't fchynt R*^j^u$
door Tour ne fort ontdekt, ten minfte de grandi/io*
laarfte,die Bladen als de Monnikskappen en zeer r^r00t
groote Bloemen heeft. Dezelve zou fieefter- bloedige,
achcig zyn.
(36) Ranonkel met Draadachtig Takkige Bla- Ff*™;
den , een naakt eenbloemig Bloemfiengetje Krorazaa-
en Zeisfenvormige Zaaden. dise*
Deeze groeit niet alleen in de Koornlanden
der Zuidelyke deden van Europa en van het
Oolfcen , maar komt overvloedig in Ooftenryk
by Weenen voor. Het is een zeer klein Plant-
je, groeijende by Montpellier naauwiyks twee
Duimen hoog.
C37) Ranonkel met rondachtige driekwahige xxxvir.
effenrandige Bladen en eene kruipende Steng. KXylbi^*
(38)^
(35) Ranuncu'us Caule ere&o bifolio &c. R. Lugdb, 492.
Rsn. Oriënt. Acotuti folio , FU rosximo TOUBNF. Cor. 22.
(16) RanuKculus Fol. Filiformi - ramoiïs &c. Gouan Monsp.
z6i. H. Ups. 157' GRON. Oriënt. 69* KRAM Aujtr. 16 1.
JACC^ Vtbd 250. Myofuros fol. t&móüs. H. CiifJ. 117.
Luidb +92, Melampyrum luteum minimum, C. 3. Pin. 234.
Ran. Ceratocephalus &c. Moius. Hifi, \U p. #40* S. 4. T.
z%. f. 22.
(37) Ranuncu'us Fol. fubrotundis , trilobis inregcrrirais &c.
Q 4 Gokt.
1248 .Veelmannige Kruiden.
(3$) Ranonkel wet vlottende Stengen \de Bla»
Aftafel.
1 XIV> * <te otóer J^ter Haarig verdeeld y en op.
Hoofd- hetzelve Schüdvormig.
STUK».
x»xv,1l' Van decze twee Water- Ranonkelen is de
luy Aqua eerftea met Klyfachtige Bladen ; in Europa gantfch
\^uende. niet gemeen. In lingeland , evenwel , groeit zy
overvloedig en komt ook , in onze Provincie ,
aan den Duinkant 5 by Haarlem voor» Deeze
ftrekt haare Ranken zo wel langs den Grond als
langs de Oppervlakte der Wateren uit* De
Bloemen zyn niet geel > maar wit met geele
Meeldraadjes (*) , zo Morison aanmerkt.
Zy heeft de Bladen heet en fcherp van Smaak.
Gort. Belg. 158 Dalib, Par. 167. H. Clxft nitK, Lugdb.
492. Ran. Aq Hederaccus luteus» C* B. Pi», igo. Moe* II.
3. 4. T. 29 f. 29»
Ranuncului Caul. natantibus, Fol. fubmerfis Capilla-
ceis, emerfis peltatis* Gort. Belg, 159. Kram, Auftr* \6z*
HALL. Hefo, 3 18. GOUAN M»nsp. 267. GER* Prov, 388-
Fl. Suec. 11. N. 5C9- PV. Z,<^>/>. 2J4, R. Lugdb. 492. Ran.
Aquat. Fol. rotundo & Capilhceo. C. B. Pi». 180. Barr.
Jc. 365. Ran; Aquaülis. DOD. Pempt. 587. Ran* Aq» Hepa-
licae facie. LOB Ict li4 35, ^ Ranunc. Fol. omnibus Capil-
laceis. E. Giff* Hall, &c. Pluk* Alm. 311. T. 52* f. s,*.
Ran- Aq. CapiÜaceus» Cv B. Pi», 180. Ran* tiichophyllos
&e COL. Ecphr. I. p. 3I54 x. 3ï6. Miliefol. Marathriphyllon*
Lob* 7yi- |. Kn, aibus fluitans Peucedam' foJiis. Herm.
Lurdb. 492» M-ilefol* Aq. jeoU Foeniculi, Ran. Flore & Ca*
pituio. C b. Pi» 141* Barr, 7<\ 3£6.
(* Scmtyds komen 'er maar vyf Meeldraadjes in vopr^
$egt LlKNiEUS , in H. Citffm
POLYANDRIA. 249
De andere komt met aaDmerkelyke Verfchci- IV.
den heden door geheel Europa, alleenlyk in en *F^EL*
onder Water , voor. Men vindtze met Bladen üqofu-
op het Water leggende t die Schildvormig; datSTUK:*
is met het Steekje in 't midden ingeplant en drie-^/3^"
kwabbig zyn , doch met de Kwabben wederom
verdeeld , altoos breed en glanzig. Hier van
geeven Lobel en Dodon^üs (f) een taa-
rnelyk goede Af beelding , doch zo voortreffelyk
niet als die van Barrelier, door wien ook
een Water - Ranonkel, met enkel Venkelbladen,
in Plaat vertoond is* Van de zodanigen komen
Verfcheidenheden voor , naar dat gedagte Bla-
den van omtrek volkomen rond, of ongeregeld,
of langwerpig zyn. Deeze laatfte, welke ook
Water - Duizendblad met Venkelbladen genoemd
is , heeft de Bloem grooter dan de anderen , een
Duim breed, zo de Heer H alle & zegt, die
het denkbeeld van den geleerden L u d w i gius
niet onwaarlchynlyk keurt , dat naameiyk alle
de gedagte vier flegts veranderingen mogten zyn
van eene zelfde Plant. Ondertusfchen komen zy
in onze Nederlanden , gelyk in Switzerland ea
elders op byzondere plaatlen , in Beeken , Sloo-
ten, Graften, Vyvers en andere Wateren , zo
binnenlands als aan den Duinkant voor en ver-
fleren derzelver Oppervlakte , met haare witte
geeldraadige Bloempjes , ongemeen*
Zon-
(f) De gebrekkelyke aanhaaling van Dod. Pempt. 387, in
Sp* Plant. Ed. 1 & IU , ïs door Hall.Gort« en anderen gevolgd.
IU DEELi IX* STUK*
250 Veelmannige Kruiden."1
IV* Zonderling is 3t 9 dac van dit uitgebreide Ge-
Afü^ kl fljwtj \ w?lk in ons Wercldsdeel zo veele Soor-
Hoofd ten en Verieheidenheden uitlevert 5 tot neg toe
stuk. geene in Oostindie gevonden zyn. In '\rabie
vi^elwy' kwam den Heer Forsiuohl, behalve de
Kervelbladige , in een Graft by de Stad Taas,
een Ranonkel voor, welke hy Veeldeelig noemt.
De Hoogleeraar N. L. Burmannus telt vier
Soorten van dit Geflagt , uit het Oldenlandfche
Kruidboek , als Inboorlingen van het Land by
de Kaap der Goede Hope : naamelyk onze Veld-
en Water - Haanevoet , de Wollige en de Bo-
terbloemen.
Trollius. Drolbloem.
De Kenmerken van dit Geflagt zyn ; ge ?n Kelk 9
omtrent veertien Bloemblaadjes en veeie Eyron-
de veelzaadige Zaadhuisjes famengehoopt.
Men heeft 'er twee Soorten van* naamelyk
i- (i) Drolbloem met Oogluikende Bloemen , da
~£uZf*u$ Honigbakjes van lang te als de Meeldraadjes*
Euiopiidi. ^ Bergvelden door geheel Europa 3 zo
wel in Lapland als in Ooftehryk, Switzerland
en
(i) Trollius Coro'lis conniventibus &c Sy/l* Nat. XIX m
Gen. 700. p. <8o# Veg. XIII. p. *3i* Heileb. Fl. chufo &c.
FL Suec. 474» 510. Heil. Fol. angul, multifidis , Fl. globo-
fo. H. Clijf. 227. R* Lu?db. 484» Ran. montanus Aconitï
folio, Fl. globofo. C. B. Pin. 182. Ran. Flore globofo. Död*
Fempt. 430. Ran mont. Alp. glomeratiis. Loji. ïc. 675. Tiol.
Jius Fios. RüPP. Jen.
P o L r A N D R I A# 251
en Provence, groeit dit Kruid, dat een fieriyke IV.
Bloemplant in onze Tuinen uitmaakt. Men heeft lFxD^L'
hetzelve , in 't Hoogdunfch , Drollblume gehc- Hoofd-
ten , wegens de figuur der Bloem , waar vanSTUK#
misfchien de Latynfche naam , door GESNE^i^'
rus 'er aan gegeven , zyne afkomst heeft. Men
heeft het, met To urnefort, tot het Ge-
Aagt van Nieskruid , waar het naby aan komt,
betrokken gehad. De Bladen gelyken naar die
der Monnikskappen, zyn rond van omtrek, doch
tot den Steel toe, op wiens end zy liaan, vyf,
kwabbig ingefneeden met dé Kwabben nog meer
verdeeld, Tusfchen dezelven komen enkelde
Stengen voort, van anderhalf Voet hoogte, op
k end een geele Bloem hebbende , die zig als
een gellooten Bolletje vertoont, hebbende ten
minfte twaalf Bloemblaadjes , in malkander zich-
tende en ontelbaare Meeldraadjes befluitende ,
die een getal van twaalf tot zestien Stampers
omringen , en daar op volgen even zo veel Haauw-
achtige Zaadhuisjes. Op de Alpifche Bergen,
zegt de Heer Haller, geeven deeze Bloe-
men een aangenaamcn Geur.
(z) Droibloem met uitgebreide Bloemen > de T*j£ ■
Meeldraadjes korter dan de Honigbakjes. Afiaucuu
Aüatiftix.
f2) Trollius Coroll* patulis , Neftariïs Stamlne longlori-
bus* Helleb. n?g. Oriënt. Rau. folio, toubnf. Cor. 20.,
Helieb. Aconiti folo, Fiore globofo. Cr > co Amm. Rutb.
301. Trollius huraiiis Flore patulo. BüX.b. Cent* I. p. 15,
T. 22.
11. Deel IX» Stuk.
Vee lm a nni ge Kruiden.
IV. In Siberië en Kappadocie ftelt Lïnnjeüs
*FxivEI" ^e Groeiplaats van deeze Soort, die weinig van
Hoofd- de voorgaande verfchilt , dan door Goudgeele
stuk. Honigbakjes , gaapende hoog geele Bloemen en
Jglllwy" Vrugtbegmzels of Stampers die uitwaards ge-
boogen en als leggende voorkomen. Het Plant-
je groeit naauwlyks een Span hoog en beminc
de hoogfte Bergtoppen , daar de Sneeuwwate-
ren af vloei jen, zegt Büxbaum, die hetzelvq
3n Kappadocie waargenomen hadu
Isopyrüm.
Geen Kelk, vyf Bloemblaadjes , driedeelige
Honigbakjes , die Pypachtig zyn en kromme
veelzaadige Zaadhuisjes, Dus komen de Kenmer-
ken van dit Geflagt voor, 't welk den Griekfchen
naam 1/opyron, dien Dioscorides gebruik
te, bekomen heeft. Drie Soorten zyn 'er in ver-"
vat, naamelyk
lé (i) Ifopyrum met Elsvormige Stoppeltjes en
ifop^um fpitfe Bloemblaadjes.
^Duiveker- In de Bosfchen van Siberië komt dit fierlyke
tdig. Plantje voor , dat Bladen byna als de Duive-
kervel en Stengetjes heeft van drie of vier Dui-
men, fomtyds twee Handbreedten hoog en kleine
Bol-
fi) Ifopyrum Stipulis Subulatis , Petalis acutts, Syfi. Nat.
XIT. Gen. 701. p. 380. Veg XIII. p. 43 1. H. Ups. 157,
Goi'AN Aftwp. ^68. Helleborus Furaarix foliis. Amm. Rutb.
p. 74, T. 12.
PoLY ANDRIA. 253
Bolachtige geele Bloempjes voortbrengt, met IV.
vier of vyf Meeldraadjes , waar op Vrugten vol*
gen, die uit veele Haauwtjes beftean. In de A- Hoofd-
kademie-Tuin van Rusland gezaaid , fchoothet STUK>
veel hooger op > en is verder ook , in de Up- B;^>ö/^
falfche , Helmftadfche en Montpellierfche Tui-
nen, geteeld.
(a) Ifopyrum met Éyronde Stoppeltjes enjlom- ïr.
pe Bloemblaadjes. TbamZu
des.
Deeze , die onder den naam van Ranonkel met tr
Bladen van Thaliétrum door C l u s 1 u s voor- tig.
gefield wcrdt , groeit op de Gebergten van
Ooftenryk 3 Italië en Karniolie. Clüsïus vondt-
ze met Stengetjes van een Voet, S co po li
maar een half Voet hoog ; zo dat het een klein
Plantje is , met redelyk groote witte Bloemen,
waar in van dertig tot veertig Meeldraadjes ,
die geel geknopt zyn , en eenige Oorgelykende
Honigbakjes. De Vrugt beftaat uit twee , zelden
drie eenzaadige Haauwtjes , zegt de Doktor.
Dit ftrydt tegen de Geflagts - Kenmerken.
Co) Ifopyrum met jlaauwe Stoppeltjes. lih
Berg- ƒ fnkghu
(2) Ifopyrum Stipulis ovatis , Petalis obtufis. SCOP. Carn. Madigf^*
155. Kram. Auftr. 162. Thah&r. Batrachioides &c. Bocc.
Mus. 84. T, 79. f- U Ran. Nemorofus Thaiiftri folio. C.
B. Pin. 178 Moris. Hifi. W S. 4. T. a8. f. 12. Ranunc.
prxcox fecundas Thali&ri folio. Clus. Hifi. I. p.za. Panh.
Jc. p. 37 9*
(3j Ispyrum Stipulis obfoletif. Acjuilegia montana Fl. par«
vot
|I« D5BJU IX, STUK,
2$i Veelmannice Kruiden
IV, Berg-Akeley met kleine Bloemen eh Bladdü
AFxfv.Lt van Thaliftrum is deeze by de Kruidkundigen
Hoofd* genoemd geweest. Baühinus toadt dezelve
stuk. van dQ Switzerfche Alpen. De Heer HaLLEii
xhe!lVJy" meYkt aan ^ dat zy de Steng kleiner dan een
Handbreed , met eene enkele blaauwe Bloem
heeft. Dat Plantje, 't welk Men tzeL onder
den naam van Akeley met Thalidtrum - Bladen
en zeer kleine witte Bloempjes voordek, van
de Apennynfche Bergen , meent zyn'Ed., zou
misfchien eene Verfcheidenheid hier van kun-
nen zyn.
Hellebörus. Nieskruid.
Vyf of meer Bloemblaadjes zonder Kelk , twee*
lippige Pypachtige Honigbakjes en veelzaadige
bykans regtopltaande Zaadhuisjes , zyn de Ken-
merken van dit Geflagt y \ welk de Planten be-
vat , die onder den Geflagtnaam van ouds be-
kend zyn. Zy leveren vyf > meest Suropifche
Soorten uit ^ naamelyk
i. (O Nieskruid met de Bloem op het Blad zit*
Hyewais, te7lu€*
Vroeg*
bloeijend. Wei-
vo, Thali&ri folio. C. B. Pin* 144. Prodr. 75. J. B. Hifi*
III. p. 484. HALL. llüv. 3Jo. MoRIS. Hift. III. p. 4>8. S.
12. T. 11. f. 5.
( 1) Hellehcrus Flore Folio infïdente. Syfl. Nat. XII Gen.
702, p. 38i. fTsg. XIII. p* 431* CliffMpu &C.R. Lugdb.
484.
P o L Y A N D R I A. 2155
Weinigen zullen gelet hebben op die zonder- IV*
linge hoedanigheid van dit zo gemeen kleine F£yEL*
Kruidje , dat in 't vroege Voorjaar de Bloem- Hooa>.
perken verfiert , wordende deswegen Winter- 5TUK*
Akoniet der Nederlander en van LoBELgetyteld.^/^*
Dodo n ^eus noemt het Klein geel Aconitum ;
en men heeft het dien naam gegeven, zo hy
aanmerkt, wegens eenige gdykheid der Bladen
en Haauwtjcs, als ook van fchadelykheid , met
de Monnikskappen of het Wolfsdood, hier voor
befchreeven.
Het heeft geen Stengen dan de Bladfieelen ,
die naauwlyks een Handbreed lang ( f) en dun
zyns op het end een rond veeldeelig Blad voe-
rende > in welks midden het een ongedeelde
geele Bloem draagt , gelykende naar die der Ra»
conkelen , waar op drie of vier Haauwtjes vol-
gen. De Wortel is knobbelig en als uit Leed-
jes famengefleld 3 gelyk die der Anemonen.
iNatuurlyk groeit het in Provence en in Italië.
f*)
4?4« Kram. Auftr. \&i* Mant* 408. Heli. Ranunculoides
prsecox &c. Muris. Hijï* III. S* i24 T. 2. f. 4. Aconituaa
unifolium Balbofura. C* B* Pin. J83. HlLI*. Anau T. n.
Aconitum luteum m«:nus» Dod. Pempt. 4^0. Acon. Hyemle
Ut girum. Lob Ic. 676.
(| i Vix folticarh (dat is , van nanuwlyks een Duirn),
zegt Linn* in Manujf.% altera. , doch dit komt my wat wei-
nig voor; of zyn Ed. moeft de langte van eens Menlchen
Duim meenen.
II. DSIL» IX* STUK»
gjó Veelmannige Kruide*?.
ÏV. (2) Nieskruid met een byna tweebloemige ^orA*
Afdeel* irent naakte Bloem/leng en Roetachtige
xiv
Hoorn* Bladen.
stuk. - . . ^ n . T
Ir Deeze Soort groeit in Oolrenryk en Italië op
ihikbotus Steenachtige Bergen. Men vindtze Zwart Nies»
"'zwart, kruid niet Rooskleurige Bloemen getyceld. De
Wortel geeft in 't Voorjaar dikke Stengetjes ,
welke aan 't end een Rooskleurige Bloem , van
taamelyke grootte , draagen; middelerwyl ver-
heffen zig de Bladfteelen hooger dan de Bloe-
men, enlpreiden zig ieder uit in een trop Bla-
den , van gedaante als Laurierbladen , Leder-
achtig taay en overblyvende. Deeze maaken met
elkander eene Voetachtige figuur, op hunnen
SteeU Vervolgens groeijen de Vrutgbeginzels
aan tot Zaadhuisjes 5 als Haauwtjes vergaard,
die in de Bloem, welke van Kleur verandert 3
aanrypen. Zo dat dit Kruid ook 5 iu zyne groei-
jing en Vrugtmaaking , zeer byzonder is.
De Heer Scopol i vondt, in Karniolie, daar
van de volgende Verfcheidenheden. r. Met wit-
te Bloemen , de Honigbakjes en Meelknopjes
geel gekleurd hebbende , de Vrugtbeginzels met
de Blikjes en Steng paarfchacbtig: 2. Metroo-
de Bloemen , groenachtig van bodem, de Ho-
nig-
f2) HclUborüs Scapo fubunifïoro fubnudo Fol. pedatis. Mau
Med. 273. H. Ups. U8. R Lugdb. 484.. H. Cliff* 227.G0UAN
Monsp. 268. KRAM. Au/Ir. 163 SOP Carn. 556. Heileb.»
niger Fl. rofeo. C- B. Pin. ig*. HiLL. Anat. T. 1. Hei-
leb* legitirau3. Cl"s- Hijl. I. p. 275. Helleborus niger. LÖJ&-
Je, ós 1. Veratrum nigmm primuai. Dod, Pempt> 285.
POLYANDRIA.
ïrigbakjcs en Meeldraadjes geel, de Vrugrbe- IV.1
ginzels roodachtig : 3. Met Roozekleurige Bloe- {F^U
men, wie geaderd, en roodachtige Vrugtbegin- Hoofd-
zels, die niet zelden omgedraaid zyn: 4. MetSTÜK#
wit en rood bonte Bloemen , groen van bodem 9Jfa
de Vrugtbeginzels , rondom de Stylea , alleenlyk
paarfchachtig hebbende, Dergelyke Verfchei-
den heden komen hier ook daar van in de Tui-
nen voor.
Men houdt dit Kruid , dat in 't Franfch Her-
be du Feu genoemd wordt of Eikhor e noir , voor
het Veratrum nigrum van Dioscoridesj
welks Wortel veel minder fcherp is , dan die
van het Veratrum album , een geheel ander Ge-
was , vervolgens in de Klasfe der Veelwyvigen
te befchryven , en gemeenlyk Helleborus albus
genoemd wordende. Dit laatlte verdient eigent-
lyk den naam van Nieswortel s ah een fterk Nies-
middel zynde,en tevens een gevaarlyk Purgeer-
middel i terwyl de Wortel , van het tegenwoor-
dige Zwarte , de laatfte hoedanigheid heeft mee
minder gevaar, 'c Gebruik van deezen Wortel
was zeer groot by de oude Ar tien in Grieken-
land. De vermaarde To urnefort zegt , dat
de Helleborus van tlippocrates niet alleen op dé
Eilanden Anticyra, in dé Golf van Zeiton,tot
den Griekfchen Archipel behoorende, werwaards
men oudtyds de Kranzinnigen ter Geneezing
zondt (1^3 groeide, maar dat men dezelve ook
over*
(f) Si tribus Antkyrti Caput infafiaUït zegt HORATiüs
IU Deel IX, Sius»
258 Veelmannige Kruiden.1
IV. overvloedig vondt aan de Oevers der Zwarte
^Fxiv*L ^ee? en aan ^en ^oet vaRden Berg Olympus in
Hoofd- klein Afie, omftreeks de vermaarde ftadPrufa,
stuk. alwaar hy derdhalf Pond Extrakt gemaakt hadt,
vige!elwy "van vyfentwintig Ponden Wortels. DeezeWor»
tels , die hem verzekerd werden van de echte
zwarte Helleborus der Ouden te zyn , geleeken
veel naar die van deeze Soort , zo wel als het
Kruid , dat echter veel forfer groeide, hebben-
de de Bladen en de Bloemfteelen omtrent een
Voet lang (*)• Het gedagte Extrakt, evenwel
door hem aan drie Armenieren ingegeven , ver-
oirzaakte Walgingen , Snydingen in 't Gedarm-
te, Pyn in 't Hoofd , trillingen der Leden en
andere Toevallen , welken daar in een groote
Scherpheid deeden blyken. Men handelt 'ervoor
't overige , zegt hy , eveneens mede als met den
Wortel van ons Nieskruid, kookende daar van
één of anderhalve Drachme in Melk, die, na
een Nagt geftaan te hebben , doorgegooten zyn-
de, ingegeven wordt (f).
In Gevallen , daar men de Geneezing niet dan
door
fpottende , waar uit en uit andere plaarfen blykt , dat de
naam dier Eilandjes aan deezen Wortel gegeven werdt. Dus
zegt JxïVENALiS $ fi non eget Antkyrk ; gelyk men nader-
hand wel plagt te zeggen : buk opus eft Helleboré , om een
Zot te betekenen.
(*J De Heer HAller zegt (Hclv. p. 318.) , dat dit een
andere Soort was , maar hoe zyn Ed. zulks bewyze , terwyl
Tournefort het 'er voor hieldt, blykt niet.
(t) Tournefort de la M&u MeL Tom. I# p. 71, 72*
Item. Voyagt au Levant. Tonw II» p. 188,
PoL*ANDRIA* 1259
door fterke Buikzuiverïngen kan uitwerken , is IV.
de Wortel van het Zwarte Nieskruid dikwils Afdeel,
met een goeden uitflag gebruikt , inzonderheid Hoofd-
in Krankzinnigheden die uit de Zwarte Gal ont-STÜK»
flaan , de Waterzugt en andere hardnekkige
Kwaaien : doch , in de eerfte plaats , moet het
Extrakt niet dan tot een Scrupel of minder veel-
heid ingegeven worden ; ten anderen fchynt de
werking veel af te hangen van het Klimaat en
Saizoen des Jaars. Ook is in de Wortelen zelf , die
men gedroogd krygt , een aanmerkelyk verfchilé
Men maakt 'er tegenwoordig , in de middelde
deelen van Europa > weinig gebruik van, dan in
Samengeflclde Winkelmiddelen, dewyl wy van
het Ooften en Westen veiliger Purgeermiddelen
bekomen* Zie hier, nogthans , wat Doktor Sco-
poli , in de Zuidelyke deelen , ten dien opzigte
aantekent.
„ De Wortelen van zyne Helleborus heeft
„ HippocratesjZO menigmaal hy daarvan
3, melding maakte, onder de fcherpfte Purgeer*
middelen geteld. Dat die zelfde kragt in de
3, onzen zy, leert de byna dageiykfe Oodervin-
5, ding: zo dat hec wonder is, dat de Purgee-
5, rende kragt der Helleborus van L i nn &vs
„ in twyfel getrokken worde. In ons Volk is
j, de bekwaame Gifte van het Poeijer der Wor-
telen van twintig tot veertig Greinen bevon-
„ deu ; terwyl men aan tien Greinen van het
Extrakt met klaar Water genoeg heeft, doch 9
3, zo het met Zwavelige en Zuure Vogten be-
Ra n reid
n, DEEL* IX stuk.
?-6o v Veelmannige Kruiden.
IV. 35 reid is geworden , dan behoort men 't in groo.
Axiv.EL' » ler veelheid in te geeven en het brengt ligter
Hoofï- 5> Buikpyn voort. Een Klyfteer 'uit het Afkook-
STÜK* „ zei van een half Once des Wortels is tegen
ïfeee*wym jy Beroerdheid van meer dienst dan de Koloquint
„ en andere Middelen. De Boeren geneezen
hunne Osfen , door onder de gewonde Huid
„ een brokje in te fteeken van den verfchen
3, Wortel, waar door eene groote Zwelling en
9y geftadige uitvloeijing van Etter ontftaat. Doch
>3 daar is in de Helleborus iets geheel byzonders
3> en weezentlyk nadeeligs. Ik heb een frisfche
„ Meid , geen de minde Ziekte onderhevig ,
„ dertig Greinen laaten gebruiken van den ge*
J3 pulverifcerden Wortel. Hier van kreeg zy
33 tweemaal één Afgang zonder Pynlykheden,
„ doch daar op volgde zekere dofgevoeligheid
3, der Ledenen ongewoone ftyfheid, welke nog-
3, thans door bekwaame Middelen overging. Is
3, dit dat Vermogen van de Helleborus , ook
33 Stuiptrekkingen maakende , 't welke Hip-
35 pocrates reeds voor lange waargenomen
„ heeft?"
ui. (3) Nieskruid met een tweedeelige Steng, de
flellebcrus rr» *
viridis. IM*
Groen.
(3) Helleborus Caule bifïdo , Ramis Foliolis bifloris &c.
Heli. Caule arq foliofo &c, H. Clijf 227. Ups. 158. R. Lugdh.
484. Oer. Frov. 389. Kram. Auflr. 163. Heil. niger Horten»
fis Flore viridi. Cé B. Pin. 185. Elleborum nigrum alterurn.
Cam. Epité 941. Veratrum nigrum fecundura. Dod. Tempt. 335*
Hellcboraftrum. Lob. Ic* Ö80.
Polya'ndria. 061
Takken met tweebloemige Blaadjes ; de Bla- IV»
den gevingerd* Afdeel.
Hoofd J
Deeze andere Soort van Zwart Nieskruid , stuk*
groeit niet alleen in de Ooftenrykfe Gebergten Poi^-
by Weenen cn elders, maar komt ook in Stee-"1*'
nige Valeijen der Alpen in de Zuidelyke deelen
van Europa voor. Hier is zy een Tuinplant , niet
minder zonderling dan de voorgaanden, alzo de
Bloemen uit een Scheede van Blaadjes voortko.
men, hoedanigen, dikwils tot negen in getal ,
Straalswyze,opde Bladfteelen geplaatst zyn, die
ook allengs zig boven de BloemÜengen verheffen»
De Kleur der Bloemen , bovendien 5 is groen 3
en zy openen zig niet zydelings , maar hangen
nederwaards , terwyl in dezelven vyf of meer
Zaadhuisjes, dienaar Haauwtjes zweemen, aan*
rypen,
(4) Nieskruid met een veelbloemige gebladerde tv.
Steng en Voetachtige Bladen. f^t***
Stinkend.
Aanmerkelyk verfchilt deeze , die in Duitfch-
land , Switzerland , Provence en Languedok
valt,
f4) Helkborus Caule multifioro foliofo, Fol. Pedatïs. Heli*
Caule infeme anguftato &c. Ges. Prov. 385. Gouan Monsp*
268. H. C'iff. K. Lugdb. &c. Heil. ni^r foetidus. c. li. Pin.
IS5« Helleborafter maximus. Lob lc. 679. Verstram nfgmm
tertium; Ocd Pempu 386. Hall. Helv. 317 $^ Heileb. ni
ger tdfoliatus. MORls. III. S. 12. T. 4. £ 7» MüNT. Ic. ad
p. I34» Quauo.
R3
l\ Diel» IX. Stuk»
a62 Veelmannige Kruiden.
AfD^i va''t:, c*00r ^ien Z^ CeD SeWa(ferde Steng heeft
xiv. ' en geene Wortelbladen, Men vindtze , gelyk
Hoofd- c]e voorgaande , als een bafterd - Soort van 't
6TÜR' Zwarte Nieskruid aangemerkt. Zy sroeit wel
vip. anderhalf Elle hoog langs de Rivier van Mont-
pellier en bloeit ?er > zo de Heer G o u A w melde ,
het geheele Jaar* Anderen haddenze reeds Win*
ter t Nieskruid geheten , zo wel als de eerf te Soort ,
of Pied de Grifon , wegens de Bladen. De
naamen Christwurts , Beerwurts en Vuurkruid ,
zyn haar met de andere Soorten gemeen. Deeze
noemt men, in 't byzonder, Sefamoides en Con*
filigo 9 wegens deGeftalte, mislchien ; of ook
Helleborafter , om dat zy in Kragten naar het
Nieskruid gelyke. De Wortel is hard 5 gedraaid,
zeer Vezelig , bruin , bitterachtig , heet , en
heeft een vunzigen Reuk, gelyk de geheele Plant.
v. (5) Nieskruid met eene. eenbloemige Steng en
drievoudige Bladen*
Diiebludig.
Van het Driebladig zwart Niesk ruid , dat door
Münting afgebeeld is en tot de voorgaande
Soort betrokken , verfchilt grootelyks deeze ,
die in de Bosfchen van Kanada en Siberië, als
ook op Ysland , voortkomt* Het is maar een
klein, doch iierlyk Plantje, grootelyks afwy ken-
de
($) Helleborus Scapo imifioro , Fpl. ternatis. Of.d. Dan*
S66. Am* Madn II, p. 35*. T. 4, f. ig. KALM. h. III, p.
379 f 4*°«
Polyanöria* 263
de van de Geftalte der andere Soorten , heb- IV.
bende de Wortelblaadjes byna als die van Kla- A^vEL%
ver, zeer lang en dun gefteeld, met de Bloem- Hoofd.
fteng nog eens zo lang. De Bloem en Vrugr.maa-STUB:»
king alleen heefrze hier t'huis gebragt. Kalm^^"
vondc den Grond der Bosfchen, in Kanada,op
veele plaatfen met dit Kruidje alleen , of ook
onder Klaver Zuur ing en Steven skruid, bedekt.
De Bladen en Steelen werden van de Wilden
en Franfchen gebruikt , om Wol , Leder en an-
dere dingen , geel te verwen.
C A l t h a# Geelbloem*
Den naam van Populago , die aan dit Kruid
door Tab ernimonï gegeven en door
To urnefort behouden was , heeft de Rid-
der veranderd in Caltha ,een naam aan de Gouds-
bloemen gemeen, welken zyn Ed. Gnder den
Geflagtnaam Calendula heeft begreepen* In Ken*
merken verfchilt het weinig van 't voorgaande,
dan dat de Bloem geen Honigbakjes heeft»
Maar ééne Soort ( 1 ) is hier van bekend f r.
welke van Bauhinüs genoemd werdt Cal- pj^'**
tha paluftris , dat is Moeras- Geelbloem,dewylMoeralfi^'
dit
(1) Caltha. Syfl. Nat, XII. Gen. 703. p. 381. Veg. XllU
p. 432. Gort* Belg. 160. KRAM. Aujir. 16%. HALL. Hei*.
319. GOUAN MoKsp. 268. &c. Ö. Cltf. 22g. R. Lugdb* *84.
Gron. Virg* 166. Populago major & minor. Tab. Ic. 750.
Tournf. Inft. 273, Caltha paiutfris» C. B. Pin, ±f€. DOD,
Tempt. 598. LOB. lc. S9^
R 4
II, Deel. IX, stuk*
aö4 Veelmannïoe Kruiden;
r |IV. dit Kruid in vogtige Velden en Moerasfen ,
^r£EvEL zelfs in flaande Wateren, op veele ptaatfen ia
Hoofd Europa groeit, gelyk by ons op laage Wcidlan-
stuk4 cjen^ Y)e Franfchen roemen het , deswegen 5
JThi-w Soucid'Eau, de Engelfchen Marsh* Mar igold-,
de Uuitfchers Wiefsblum^ Mofsblume of Dotter»
llume en ons Landvolk Boterbloemen. Het groeit
ook in Virgiöie*
Uit een Vezeligen Wortel geeft dit Kruid
veele dikke Bladfleelen met gladde dikke ronde
Bladen , donker groen , aan den rand fyn ge-
karteld , en niet zo zeer naar die van den Pep-
pelboom , waar van het den naam fchynt te
hebben, als naar die van de Kleine Gouwe of
het. Speenkruid gelykende , maar veel grooter.
Met die der Lepelbladen of der kleine Plom-
pen ftrooken zy ook taamclyk. Dq Bloemen
zyn zeer groot en hoog geel, ten minfte in de
Verfcheidenheid met groote Bloemen , terwyl
men de andere in de Tuinen heeft met dubbel,
de of volbladige Bloemen. De Meeldraadjes zya
tweederley: de buitenften eens zo lang, Knods-
achtig , met famengedrukte Knopjes ; de bin-
nenften kleineren met breeder Meelknopjes voor-
zien. Op dezelven volgen veele omgeboogene
Haauwtjes, die het Bloemfteeltje kroonen Het
Kruid wordt gezegd fcherpfappig en fchadelyk
voor het Vee te zyn"; gelyk men ook ziet, dat
de Beeft en hetzelve ftaan laattn,doch de Bloe-
men worden fomtyds gebruikt om een geele Kleur
te geeven aan de Boten
H Y*
POLYANDRIA.' 3*>5
Hydrastis. Waterblad. IV,
Afdeel,
Tot de Klasfe der Veelmannigen en den Rang ïq0fi>-
der Veelwyvigen behoort eindelyk nog dit Kruid, ^ük.
dat gelykt naar het Hydrophyllum , voor heen b.e« f°hzr
fchreeven*, door my Geutjes -Bloem genaamd,
en derhalve geef ik hier, als in 't Water groei-
jende , den naam van Waterblad aan.
De eeniglte Soort daar van ( i ) , insgelykseen u
Plant van Noord • Amerika , en van Kanadn in 't cltl^ftu
byzonder , is niet zeer bekend. Zy h^ft tweeKan'daarch*
gefteelde gepalmde Bladen, aan den voet uitge-
hold , wier Kwabben een zydelings Kwabbetje
hebben , Zaagswyze getand zynde en groen ,
naar die van den Ahornboom gelykende. Geen
Kelk heeft zy , maar drie Bloemblaadjes zon-
der Honigbakjes en de Vrugt is een Bezie ,
uit eenzaadige Korrels beftaande , volgens den
Heer Ellis3 zegt de Ridder. De Kruidkun-
dige Miller heeft dit Gewas , onder den
naam van JVarneria% in Plaat gebragt.
XV. HOOFD-
(i) Hydraftis* Syst. Nat. XII. Gen, 704. p. ?gi.^. XïIF.
p. 4ja- ' Hyd.ophyllnm vertim Canadeufiiim. SpA Plant, X»
p. 14.6. Warneua. Mill. 290. T, 2.1$.
c
R s
IX. Debl* IX» Stuk»
ö6tf TWEEMACTIGE KRUIDEN.
'Afdeel
xv.
Hoofd- XV. HOOFDSTUK.
STUK»
Bef chry ving ^Tweemagtige K r u i d e n
(Didynamia*) dus genaamd , om dat zy van de
vier Meeldraadjes twee langer hebben dan de
twee anderen : waar toe de zogenaamde Krans-
jes- Kruiden, gelyk de Melisfe, Thym, Oré-
go , en veele anderen; als ook de Grynsbloemi-
gen , gelyk het Leeuwenbek - 5 Vingerhoed-
Kruid, enz , enz. behooren.
De algemeene Kenmerken van deeze Klasfe
zyn , gelyk ik te vooren een en andermaal
gemeld heb , zeer eenvoudig. Hier komen de
meefte Planten in, welken de vermaarde Tocjr-
nefort voorgefteld hadt , onder den naam van
Kruiden en Heeftertjes met gelipte en onregeU
maitige eenbladige Bloemen; doch waarby, door
den H er L i n w m u s , nog verfcheidene gevoegd
zyn , die in 't getal en de hoedanigheid der Meel-
draadjes , waar van dceze Klasfe den naam voert,
overeenkomen. Dus zyn hier de zodanigen in
begreepeo , die , volgens de Natuurlyke Orde ,
den na m van Vtrücillatce , dat ïs Gekranfte .of
Kranskruiden 3 en van Perfonata of Grynsbloe-
migeq draagen(*). Zy zyn alle in de twee Ran-
gen
(*) Z'e het IT. Deels, I. Stuk van deeze Naiuurlyk
WJlQrie , bladz. .
i
DlDYNAMlA. 267
gen van Bloot- en Schuïlzaa&igen verdeeld, en IV.
de meelten zyn Kruiden, gelyk wy nu zullen Af^u
zien. Hoofd»
De Blootz a adigen % dus genaamd omSTTJK#
dat de Zaaden bloot aanrypen in de byna onver f^m^
anderde Kelk, zyn de gezegde Kransjes -Krui-
den, de Bloemen veelal Kranswyze geaaird of
in Kransjes om de Steng en Takjes draagende.
Derzelver algemeene Eigenfchap is , dat zy een
Vrugtbeginzel hebben , 't welk als een Propje
fluit in het onder -end van de gelipte Bloem en
waarop een enkelde dunne Styl ftaat, die zig
doorgaans , aan 't end, Gaffelswyze in twee Stem-
pels verdeelt , dikwils buiten de Bloem uitftee-
kende en een weinig langer dan de Meeldraad-
jes , waar van twee langer 5 twee korter zyn ,
gelyk tot de Kenmerken van deeze Klasfe be-
hoort. De Meeldraadjes komen onder uit het
Pypje van de Bloem voort , en 't getal der Zaa-
den is byna altoos vier. Het eerfte Gellagt heet
A j u g a. Senegroen.
Onder deezen Latynfchen naam, die vanfom-
migen aan de Chamaepitys is gegeven , komt hier
het Kruid voor, dat men gemeenlyk Senegroen
noemt, en deszeis mede- Soorten.
De Kenmerken beftaan in een gelipte Bloem ,
welke de bovenfte Lip zo klein heeft, dat de
Meeldraadjes daar boven uitüeeken.
Hier
II. Deel* IX. Stuk.
ÏWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Hier van komen de vyf volgende Soorten voor x
AF™*L'naamelyk
Hoofd»
stuk, (i) Senegroen met omgekeerde Bloemen,
i.
0A*u&alu Deeze door Tourkefort in de Levant
Uvamfch. gevonden en uit Zaad in de Europifche Tuinen
voortgeteeld 3 maakt een niet onfierlyk Gewas
uit 3 zo de geleerde Dilleniüs aanmerkt ,
wegens de aartigheid haarer Bloemen , die als
omgekeerd zyn , hebbende de bovenfte Lip
zeer groot en de onderfte klein 9 met byhangen-
de Kwabbetjes , van Kleur wit met paarfche
Randjes, of blaauwachtig Violet, meteen wit
Vlakje. Voorts is de Plant zeer ruig , groei-
jende een of twee Voeten hoog en gepaarde
Bladen hebbende , Kruislings aan de Steng ge-
plaatst, welke naar die van de volgende gelyken.
Ji, (a) Senegroen dat vierhoekig pier amidaal is en
fis™™ *° Tuig 9 met de Wortelbladen zeer groot.
P'>ranJ-
<^aaL Xn S weeden , Switzerland , Duitfchland , groeit
dee-
fi) Jl)u%a Floribus refupinaf's. Syfl. Nat. XII. Gen. 705.
p. 387. Peg. X11L 43 8. Teucrium Stam. tub* Coroü.a
bievioribus. R Lugdh> 306. Bugula Oriënt, vilofa, Flore
inverfo candido & cceruleo. Touknï. Car. 14. Dill. Bhh.
6c. T. 53* £ 61.
(2 . Ajuga tetragono-pyrarnidalis &c. Kram:. Auftr. 164. Fl.
Suec. 47 $ , 5 12. OED. Dan. J85. Mat. Med. 306. Dalib. Par.
169 Confolida media Prarenfis coerulea. C. B. Pin 260. Cons.
media Genevenfis. J.B. Hift. III. p. 43*« Bugula FohiJiguIo»
fedentatis Caulc fimplici. Hall. Helv. 6i$* Phyilochncis. Ren.
Sp.\ JU6.
DlDYNAMlA» 269
deeze Soort, die de Bloemen pieramidaal beeft , IW
verfctóllende weinig van het GemeeneSenegroen , Ap£**k
dan dat zy de Stengen ruiger en de Bladen die- Hoofd*
per gekarteld heeft, zo J. Bauhinus, dieSTUK*
dezelve by Geneve vondt , aanmerkt. De Bloe^rmu."
men waren paarfch , rood of wit.
(3) Seregroen met eenenkelde Steng , de Steng- nr.
bladen zo grcot als de Wortelbladen heb* Aifina.
bende. AiPifch-
Deeze , op de Swïtzerfche en Ooftenrykfe
Alpen huisveftende , heeft de Bloemen blaauw
eri de Blikjes niet gekleurd, maar groen.
(4) Senegrocn met Wollige gejireepte ^a^GJ^;nfis
en ruige Kelken. Geneeficb!
De Kruidkundige Heer G erard merkt dee-
ze aau als eene Verfcheidenheid van het Piera-
midaale > Haller van het Gemeene Sene-
groen, en Clusiüs was van het zelfde denk-
beeld. Zy komt zo wel als de anderen in Oost-
enryk , Provence en elders voor , en verfchilt
byna alleen door haare Vleefchkleurige of bleek*
roode Bloemen.
Cs;
fs) djuga Caule fimpb'ci , Fol. Caulinis &c, Ajuga Foï.
oblongo- ovaHs. Mill. Dift. 2. Bugnla Folio maximo &c.
Boerh. Lugdb. 1. p. 184. Bug. Alpina maxima. Toürnf.
Injl. 209.
C4J Ajuga FoL tomentofis lineatis, Calycibus hirfutis. Bu»
gula Carnco flore. Cjlus. Hi/l. 11. p. 43. Ger» Prw, 275.
E, DES^ IX, $TUK«
270 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. (5) Senegroen dat glad is met voortkruipende
AF^fL- Scheuten.
Hoofd-
stuk* Dit is het Gemeene Senegroen of Ingroen , .
y- groeijende niet alleen , gelyk de Ridder zegt ,
feit*™, in de Zuidelyke, maar ook in de middelfte dee-
Krmpend. |en van £ur0pa. Het komt, in onze Nederlan-
den.) veel voor op de Weidlanden en aan de
Wegen. Volgens den Heer H aller is het,
in Switzerland % met blaauwe Bloemen zeer ge-
meen , met roode niet zeldzaam en met witte
Bloemen komt het op de Bergen voor. Het heeft
een opftaande Steng van een half Voet y die
Bloefem draagt en deeze geeft zydelings Scheu-
ten uit, die op den Grond leggende wederom
Bloemftengen fchieten. De Bladen zyn ovaal ,
weinig ruig , met groote kerven ingefneeden ,
om laag langwerpiger, aan de Stengen byna rond ,
dikwils roodachtig met veel Pluis daar tusfehen ,
maakende boven een digte Bloem -Aair, van agt-
en meerbloemige Kransjes. Hier op volgen vier
Zaadjes die in de Kelk vervat zyn.
Dit Kruid wordt van fommigen Bugula y van
anderen Pmnella geheten, Men houdt het voor
de Confolida media der Ouden en onder dien naam
is het in de Winkels, als een Geneesmiddel > be-
kend,
(s) -djuga glabra Stolonibus reptantibus. Gort. Belg*
Teucriutn Fol. obverfe ovatis crenatis &c, H. CU ff. 301.
R. Lugdb. 506. GOUAN Mor.sp. 169. KRAM. Aaflr. &c. Con-
folida media Prit. coemlea. C. B. Pin. 260. DOD. Pempt*
J3*« LOB. k. 475.
DidynAmia* 271
kend, wordende geteld onder de Kruiden, die IV.
men , wegens haare Wondheelende eigenfchap 3 ^F^EL*
Confolida noemt. Het is bitter en eenigszins fa- Hoofd*
mentrekkende. Linn^us hadt zulks aan het
Pieratnidaale toegefchreeven. fpfrma!"
T e ti c r 1 u M. Gamander.
Van dit uitgebreide Geflagt heeft de Bloem
geen eigentlyke boven Lip 3 als zynde daar in
tweeën gedeeld en dus een Opening maakeode,
die de Meeldraadjes als 't ware doorgang geefc
of waar door zy zig aan 't Oog vertoonen.
Het bevat vyf - en dertig Soorten , alzo 'er ^
wegens de overeenkomst van de figuur der Bloe-
men , de Veld - Cypres 9 het Waterbok , Gaman-
derlyn, Polie en andere bekende Kruiden , t'huis
gebragt zyn ; weshalve ik het den naam van Ga-
mander geef.
(ij Gamander met veeldeelige Bladen en een- r.
zaame Bloemen zydelings. Teuerium
J 0 Campanu-
Deeze Soort , in de Levant en de Zuidelyke Kiokswy-
deelen van het Napelfche ,op vogtige plaatfen, ze*
voortkomende ,gelykt veel naar de Derde, maar
is glad van Loof $ blyft over en heeft witachtige
Bloe*
(1) Teuerium Fol. multifidis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 706.
p. 387. P^g.' XIII. p. 438. R. Lu^db. 306. N. ii-Teurrmm
Cal. campanulato. Boerh. Ltigdb. I. p. fi9 Teuerium
fupinutn perenne paiuftre Apulum glabmm &c. TlLL. Pis»
tel. T. 49. f. 1. All* Taur. 53.
II. Deel, IX* stuk.
TwEEMAGTïGE KrüIDÉH»
kruid.
IV. Bloemen, met Klokswyze Kelken > waar van
Afdeel ^ bjnajm is ontleend*
stukF.D* (2) Gamander met veeldeelige Bladen en ge*
n. trofie Bloemen.
' Tm:rium
Oriëntale. jn $Q Levant is deeze door Tou rnefort
Levant»
fche. waargenomen , die mooglyk maar eene Ver-
fcheidenheici zal zyn van de voorgaande , zo
LiNNiEüS aanmerkt.
in. C3) Gamander met veeldeelige Bladen en drie
Dmif' gefteelde Bloemen by elkander zydelings.
De rónde gezwollen Kelken doen de Bloe*
men van deefce zig eenigszins DruiFachtig ver-
tonnen , weshalve het tot de Druifkruiden is
betrokken geweest. Anderen maakenzc tot eed
Soort van Veld- Cipres en het behoort daartoe
voorzeker, zegt Dodonóus, omdat het een
Marstachtigen Reuk heeft. Lob[el noemt het
Gamanderlyn met gefnipperde Bladen, die ge-
vind zyn 5 volgens Jen Heer Haller. Deez*
zegt , dat de Steng naauwlyks ooit een Voet
hoog groeit en dat het onder de Stoppels voor-
komt
(±) Teucrium Fol. muttifidïs , Flor. Racemofis Teucr. Fol.
pinnarifid* &c. H. CÜff. jou R. Lmdb. 307. N. 14. Teucr.
Gr. angufUf. laciniatum &c. TOURNF. Cor. 14. CoMM.Rar.
zj. T. 2?.
(l) Teucrium Fol. multifidis , Flor. later, ternis peduncu*
laüs. R. Lu?db. 306. N. io Gouan Momp, 271. Ger. Prov»
276. H. Ciiff 303. R. Lugdb. 306. Botrys Chaffl&fcioides,
C. B. Pin. 133. Chamxpitys altera. DOD. Fempt. 46. Chamae-
drys laciniatis foliis. LO£. Jf. 385»
komt op de Bouwlanden in Switzerland; In IV;
Provence groeit het op Steenige plaatfen ehRot-AFxvfL'
fen : in Ooltenryk op Akkers tusfchen de Wyn- Hoofd.
gaarden* Men viudt het doorgaans öp hoogeSTÜK#
Koornveldcn in Italië. De ruigte onderfcheidtpcr^w^
het aanmerkelyk van de voorgaanden. Het heeft
ten faaogenaamcn * Wynachtigen , Kruiderigen
Geur*
(4) Gamander met driedeelige Lihiaale effen- ï%
randige Bladen, ongejleelde zy deling fe een- cbïmlpb*
zaame Bloemen en verfpreide Stengen. 9J£^ Cyo.
pres»
Dit Kruid is 't , dat men Veld- Cypres noemt
in de Nederlanden > in Duitfchland Je langer je
lieber , in Engeland Groundpine , in Vrankryk
Ive Moschate. Die laatfte benaaming zon ech-
ter nader toekomen aan de Zevende Soort. Het •
komt in de Zuidelyke deelen van Europa wild
op de Akkers voort y doch wordt by ons in dë
Hoven > daar men Geneeskruiden teelt , gezaaid 5
als zynde een Jaarlyks Gewas/ In 't wilde groeit
het dikwils maar een Handbreed , doch in de
Tuinen omtrent een Voet hoog , hebbende de
Bladen > die zeer fmal zyn s fomtyds zo lang als
de
(4) Teuctium Fol. ttifidïs Linearibus ïntegeniurs Sec, Mat,
jdttl. 297. GOBT. Belg. 161. KRAM. Auflr. 165. GER, Prov.
276. GOUAN Mênsp. 270. H. Cliff» 30 1. R. Lttgdb. 306,
9. GftON. Vtrg. 64. Chanlsepitys lutea vulnaris f. Folio tri-
fiio. C. P. Pin. 249. Chanixpitys primi. DÓD. Pmpt, jfii
Ajuga KJ Chamspitys mas. Dioscor. Lob. Ic. 3 $2,
s
IX. Deel. IX. Stuk
Q74 TWEEMAGTI GE KRUIDEN.
IV. de Stëngetjes , en de Bloempjes in derzelver Oxe-
AFxv.EL* 'en' ^et *s °P 'c aanraaken kleverig en als Har-
Hoofd- ftig , hebbende een welriekende Geur. Men acht
stuk. ket een afdryvende kragt te hebben , in opftop-
df^6tzaa'pmg der Stonden , en het Aftrekzei zou dien-
ftig zyn tegen de Jicht weshalve zy ook Iva
Arthritica geheten wordt.
Teucrium ^ Gamander met drie* en vyfdeelige Draad-
mjoüa- achtige Bladen 9 eenzaame gefteelde Bloemen
Nisfoiiaan- tegen elkander over en een leggende Steng.
fche.
vi. (6) Gamander met driedeelige driefneedige Li-
Pfeudopi- niaale Bladen , ge tr ofte Bloemen en een
Eafterde. ftekelige Steng.
vu. (7) Gamander met byna driepuntige Liniaale
Mo^kaate. Bladen en ongejleelde zydelingfe eenzaame
Bloemen.
Dee»
(5) Teucrium Fol. trifidis quïnquefidisque Filiformibus &c.
Teucr. fupin. annuum Lufitanicnm. Tournj. Inft. 208. Cha-
inaedrys annua multiflora &c. MOR. Hijl* III* p. 423. S.
li» T. 22. f. 19.
(6) Teucrium Fol. tripartiets trifidis Linearibus &c. GER.
Prov. 276. Chamspitys fpuria multifido Folio , Lamii Flote.
C. B. Pin. 250. Ffeudo-Chamaepitys. CLUS. Hifi. II. p. 185»
Chamaepitys alia. Cam. Epit. 6 8c. Ajuga adulterina. Clus.
Pann. 483 ?
(7) Teucrium Fol. fubtricuspidatïs Linearibus &c. Teucr.
Fol. Axiüaribus. &c. Gouan Monsp. 271. Teucr. Fol. LarH
ceolatis obtufis dentatis &c. R. Lugdb. 305. N. g* Chamae-
pitys Moschata Fol. ferratis. C, B. Pin. 249. ChamaEpitys
fpuria prior. Dod. Pempt. 47. Iva Moschata Monfpelienfis
Lob. /<?, 234. Anthyllis altera. Cxus. Wft. II* p. iStf^éWJ. 4$
D I o * N A M I A.
Deeze drie Soorten gelyken alle meer of min IV;
naar de gemeene Veld-Cypres. fiaare Natuur- Af^l*
lyfce Groeiplaats is in Portugal en Spanje, en Hoofd*
andere Zuidelyke deelen van Europa 5 inzonder- STUK*
heïd der laatfte 5 welke wegens haare Moskei- pewilT**
jaat-Reuk den naam van Iva Moschata heeft.
De middelde, die men Baflerd-fald-Cypres
noemt , groeit aan de Zeekust van Provence,
by Marfeille. Van deeze loopen de Kelkflippen
in fpitfe Punten uit, Clus i us heeft de der-
de tot de Anthyllis der Grieken t'huis gebragt.
(8} Gamander met Vinswyz' veeldeelige Bla*
den , een zeer enkelde opgeregte Steng en Ma*rh**
Elswyz9 gepalmde Blikjes. *Barbary*
fche*
Door den beroemden Sha w is deeze, weike
hy in Barbarie gevonden hadt > doch zeer fober
afgebeeld. Zy heeft , zegt hy s Bladen als de
Ridderfpooren en fchoone witte Bloemen 3 twee
aan ieder Knoop van de Steng , die niet getakt
is, vierkant , met gladde Bladen. Volgens de
Afbeelding zyn de Kelken in deeze Soort ook
zeer fpits gepunt en gefchoord met zonderlin-
ge Blikjes,
(p) Gamander met geheel effenrandige ovaale Fr^anr
van ae^siigs^
(3) Teucrium Vol. pinhato - multifidis &c. Teucrium Del»
j)hinii folio, non lUmofum. Shaw. Aft. $75. T. $75.
(9) Teucrium FoK integerrimis ellipticis fubtus toraentoüf
&c. Teucrium Fol. ovato - oblongis &c ü. Ciïff. $oii R.
S S l*&di*
II. DEEL. IX. STüS*
27<5 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
Hoofd
STUK.
IV. van onderen Wollige Bladen , en zydeling*
AFxv!u je eenzaame gejleelde Bloemen.
(10) Gamander met geheel effenr eindige Ruit-
x. achtige fpitfe ruige Bladen , die van onde-
'2gSS ren Wollig ïp<
Breedbla-
dig. Deeze beiden behooren tot het Teucrium B<z-
ticum van Clüsiüs , dus genaamd, om dat
hetzelve groeit in de Zuidelykfte deelen van
Spanje. Het is een Heefterig Gewas, zegt hy,
dat fomtyds eens Menfchen hoogte bereikt , doch
gemeenlyk laager blyft. Het heeft enkelde Sten-
gen van een Vinger dik^ met een witten Bast,
en Takjes hier en daar, tegen elkander over;
de Bladen een weinig uitgehoekt , van boven
donker groen , van onderen Wollig en zeer bit-
ter : de Bloemen wit.
xt. (Ji) Gamander met Lancetvormig Liniaale
mml effenrandige
fche. te Bloemen.
K^ndfaa- effenrandige Bladen en drievoudige getros
Dit
Lugib> 305. ïtf. i. Teucr. peregrinum Folio fïnilafo. C. B.
Pin. 247. Teucr. fruticans Boeticum. ClüS. Hifi. I. p. 348.
Pann. 228. DlLL, Eltb. T. 284. f- 366 ,368.
f 10) Teucrium Fol. integerrimis Sec. H. Ups. j$9> Tcucr.
fruticans Bceticum ampiiore folio. Dill. f. 367. Teucr.
Beet. humilms & ramofïus. Hort. Angl. T. 3»
(11) Teucrium Fol. Lanceoiato • Lineanbus integerrimis
&c. Mat. Mei. z%6. H. Clif. 303, R. Lugdb. 307. GOUAN
Jtfonsp. 272. Polium 2nguftifolium Crecicum. C. B. Pin, 221.
Rosmarinum Stcechados facie. Alp. Exot. 103, T. 102,
DlDYNA MIA. 277
Dit op 't Eiland Kandia groeijende Kruid is IV.
A VT) V PT
ook Heefterachtig , gelykende grootelyks naar xv "
deStécbas, volgerjs Alpinüs, uitgenomen , Boofd-
dat de Bloemen enkeld tusicben de Bladen voon- TÜK''
komen , In grootte en kleur als die van Rosma- ^rwS?^
ryn. De Reuk was aangenaam , de Smaak bit*
terachtig : des hy het tot verfterking der Inge-
wanden kragtiger dan de Stéchas oordeelde te
zyn. Het komt , onder den naam van Polium
Creticum , in de Theriaak en Mnhridaat der
.Apotheeken*
(12) Gamander met effenr eindige fpits Eyron- T™ium
de gefteelde Blaadjes , die van onderen Wol' Marum-
lig zyn en getroste eenzydige Bloemen. Sya c e.
(13) Gamander met Eyronde Blaadjes 9 van xm.
boven glad en Zaagswyze getand en getros- T^tifl°~
te Bloemen > de Kransjes uit zes Bloemen vceibioc-
bejtaande.
Deeze beiden komen voor in Spanje* en be*
hooren tot het Kruidje dat men Marum noemt,
waar van het eerlte , onder den naam van Ma*
rum
f12) Teucrium Fol. integerrimis ovatis iubtus tomentofis
&c. H. Cïijf. 303. Ups. 159. Mat. Med. 285. R. Lugdb*
305. Marum Cortufi. J. B» Hifi. Vil. p. 242-
(13) Teucrium Fol. ovatis fuperne glabris &c. R. Lugdb.
307. Chamsedrys mu'tiflora tenuifolia Hisp. TOURNF. Jnji.
205. Teucr. Flor. verticillatls &c,GouAN Monsp. 272. ZiNN.
Goh. 291. Marum Hisp. nigrum. Bocc. Mus. T. 117.
S3
II. DfEL. IX. STÜ5.
/
278 TWEEMAGTIGE KrüIDEH.
IV» rum Syriacum , insgelyks een Ingrediënt is van
xF1f oude Winkelbereidingen* De Geur van 3t zeï-
JBoofp- ve is alleraangenaamst en fommigen hebben de
STU* kragten van dit Kruidje , (misfchien door den lek*
Z^"keren Reuk misleid zynde , zegt Geoffroy,}
ongemeen opgevyzeld. *t Is geenszins de Bok-
Qrégo van Lobel , gelyk die Autheur fchynt
te willen, noch ook het Manm Syriacum >dat
deeze af beeldt, maar onder dien naam komt het
voor in de befchry ving der Planten van den Leid-
fen Tuin* door Hermannus* Dit wordt dan
voor het echte Marum gehouden , zynde wit-
achtig van Kleur, maar het andere noemt men
%wart Marum 3 om dat de Blaadjes van boven
zwartachtig groen zyn* Het eerrte groeit ook
op de Hieres - Eilanden by Provence en waar-
fchynlyk in Syrië*
xtv. (14.) Gamander met langwerpig Eyronde ge*
TTwaZi. heel ejfenrandige , ongefteelde Blaadjes yem
taxmanfe. eenzaame Bloemen , die ongejlee ld zy m.
De Heer Laxman heeft deeze , die de Steng
een half Voet hoog en ruig , de Blaadjes drie-
ribbig en de Bloemen aan ééne zyde heeft 3 in
i Siberië gevonden*
xv. (15) Gamander met Eyronde Zaagtandige Bïa-
pbiri-rT\ den; eenzaame driebloemige Steeltjes , met
het
(14) TeucTium Fol. ovato - cbïongis integcrrimts fesfilibiis
&c.
(15 ) Teucrium Fol. fcrratïs ovatis > Pcdunculis foiit. ttifioM
&c. Tetïc?ium Cham$dryos folio. GMKU Msf*
DlDYNAMlA. 579
het middeljle Bloempje ongejleeld en Lini- IV*
aal'Lancetvormige Blikjes. FxvfL'
Hoofd»
Deeze, die den naam naar dat Gewest voert 9$tuk.
heef t, onder de Mikjes der Bloemen, tweefpit- Gymm-
fe effenrandige Blikjes , zo lang als de Kelk ft*rma%
gelyk in de Berg-Keule* De Bladen zyn weder*
zyds kaal.
(16) Gamander met Lancet swys' ovaale ,ftomp*
achtige> geheel effenrandige Bladen en vier- Saiuif^
deelige eenzaame Kelken. wlgbiadi-
In de Levant is deeze door Töurnefort
gevonden en Veld - Cypres met Wilgen bladen ge*
tyteld. De Stengetjes zyn een Handbreed hoog,
de Blaadjes gepaard, zo wel als de Bloempjes 9
die driemaal korter zyn en geen het minfte blyk
hebben van een boven -Lipje.
(17) Gamander met Lancetvormige , uitgegulpt xvir.
Zaagtandige Bladen , van agteren r egt hoe- ^oostinfo-
Mg en eenzaame Bloemen. fche'
In Oostindie valt deeze, naar welke het Hee-
flerige Portugaalfche Gamanderlyn met Melis-
fe-Bladen, van Töurnefort, fchynttege-
ly.
(16) Teuerium Fol. Lanceolato - elliptids obtufiusculïs &c.
Chamaepitys Or* Salicis folio* Tournf. Cor. 14» Screb» 17-
T. 9.
(17) Teuerium Fol. EanceoJatis repando - ferratis &c.Manu
*o. Chamaedrys Frut* Lufitanica, Mclisfae folio, Flore mino-
re pun&ato. Tourni. Inft. 205 ?
s4
H. Debi., ix, Stuk.
a8o Tweemagiice Kruiden,
lyken. De Steng is vierkantige een Voet hoog*
A?x vf L* gearmd , met korte Takjes; de Bladen zyn fpits
Hoofd getand, met wyde hoeken , van boven rimpe-
stuk. jjg^ van on(]cren Wollig, bleek groen : de Kelk
BU'ctza^.^ Qpggjyjj verdeeld , met de bovenfte Slip Hart-
vormig: de Bloem witachtig, zonder eenige bo-
ven-Lip, de onderlte driedeelig en heeft zeer
korte Meeldraadjes.
*villmm (18) Gamander met Wigvormig ZaagswysHn-
gej needen , gladde Bladen , tot een Steel*
Kubafche. tjg yerfmaiiende j m eenzaaine gejleelde
Bloemen*
Op voguge Velden van *t Eiland Kuba, inde
Westjndi^n , vondt de Heer Jacquin dee-
ze, met de Steng anderhalf Voet hoog, en in
de Keizerlyke Broeihuizen, te Weenen, voort-
geteeld , is zy aldaar een overblyvende Plant
geworden» De Onderlip der Bloempjes gelykt
naar een Hellebaard* De Zaadca zyn zwart-
achtig.
xtx. OsO Gamander met Eyronde Zaagtandige
AiduSfe. Bladen en eene geaakdey ronde , ongefieeU
de end -Tros.
Dit
(18) Teucnum FqL Cuneatis, Serrato - incifis , glabris , in
Petiolum attsnuatis, Flor. folit. pedunculat's. JACC^ Oh. II.
p. 5. T. 30* Amer. Hij. 172. Tab. X83. f. 74.
(19) Teucrium FoL oyatis ferratis , Racemo fpïcato tereti
fesfïK terminali. Mant. 81. Teucriym Spicis ovatis , crenatis,
fubhiifutis &c. ARD. Sp> I. p. ü. T. 3.
D I D Y N A M I A. 281
Dit Kruid , door den Heer Arduin opge- WH
geven en afgebeeld , is geheel ruigachtig , en AFx**L*
heeft Heefterige Stengen , met een geelachtige Hoofd-
Haairige Aair aan 't end. stuk.
(.20) Gamander met Eyrond Lancetvormige ^f;riu
Zaagtandige Bladen , en eene opftaande Canadese.
Steng , die aan 't end een ronde Aair heeft ,fch*iwda"
van zesbladige Kransjes.
Deeze Kanadafche Plant met fmalïere egaal
getande. Wollige, platte Bladen; heeft, in de
Tuinen voorkomende , gerimpelde Bladen , die
grooter zyn , ongelyk getand en van onderen
naauwlyks ruig, naar Brandenetel - Bladen gely*
kende* Zy heeft den Reuk van Knoflook in Vir-
ginie.
(21) Gamander met Eyronde ongelyk getande
Bladenen Bloemtros/en aan 't end der Stengen. CuZgim^
Virginifche,.
Deeze Virginifche heeft , zo wei als de voor^
gaande 5 roode Bloemen en de Bladen verfehil-
len weinig, doch zyn lang gerteeld, de Stengen
rood en ruigachtig zegt de Ridder.
De
f20) Teucrium f oh ovato - Lnnceolat's fèrratis &c. Cha-
maedrys Canadenfis Uiticac folio fubtus incano. Tournf. ïnft*
205, GRON. Virg. 64, 87.
(21) Teucrium Fot. ovatis ïnaeqmliter ferratis , Racemis
terminalibus. GR9N* Virg. 6$, 83. Teucr. Cal. bilabiatis4
inferne Ventrxoiïs , Racemis a?qualibus , Eoh Cordatis dupli •
cato - crenatis petiolatis. Goüan Monsp* 26$,
ss
II. Deel, IX, Stuk.
a82 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV, De Heer Thunberg heeft in Japan eene
^FxvfL Soort van Teucrium gevonden , welke zyn Ed.
Hoofd- hier t'huis brengt* Ik zal , dewy] zy een wei-
stuk. njg verfchilt , de Afbeelding daar van , volgens
ïw°XhZ mYn Exemplaar , hier mededeelen 5 als waar uit
ïl. lvi. meo daar van kan oordeelen: zie Fig. i. Pl*
Fs' U LVI. De Bladen zyn meer Lancetvormig dan
Eyrond ; doch mooglyk zyn de onderften broe-
der geweest. Ook komt my de Steng niet rood
noch ruig voor ; 't welke de Heer Li nn^eus
van Goüan, die aan het Teucrium Virginicum
zelfs Hartvormige Bladen geeft, ontleend zal
' hebben.
xxit. (22) Gamander met langwerpig Hartvormige
Ifocati™ fiompe Bladen , een gearmde gegaffelde Steng,
cum. en zeer lange ongelteelde , gedraaide Aai-
Hyrcani- . , ö 4 0
fc^j ren aan H end.
De Stengen zyn Kruidig van deeze Soort , wel*
ke Bladen als die van de Winkel - Betonie heeft
en zeer lange Aairen, van Bloemen dieSlangs-
wyze om de Steng zyn famengehoopu De af-
komst fchynt uit het Landfchap Hyrcanie, toe
Perfie behoorende , aan de Kaspifche Zee te zyn.
xxiii Gamander met Eyronde > rimpelige , kar-
JMasfilien- te *
fchl C' ^22^ Teucrium Fol. Cordato - oblongis obtufis , Cauïe
Brachiato dichotomo &c. Teucr. Fol. Cord. eren. petiola-
tis. Hall* Cott4 315. arduin. Sp* 13. T. 4. fakr.
flelmft. 8i.
Teucrium Fol. ovatis mgofis &c. Teucr. Creticum.
cxvs.
DlDYNAMlA* 083
telig ingefneedene 5 gryze Bladen , opftaan* IV*
de Stengen en regte eenzydige Trosfen* AFx^KL%
Op 't Eiland Kandia, als ook in de Zuidelyke^^.0
deelen van Vrankryk, inzonderheid by Marfeil- Gymno*
je , en op de Hieres - Eilanden by Toulon , zovfperma4
de Groeiplaats zyn van deeze Soort , die een
Hartvormige boven - Lip aan haare Bloemen heeft
en zeer aangenaam is van Geur,
(24) Gamander met Hartvormige Zaagtandi- Kiv.
ge gejteelde Bladen , de Bloemtros/en over sdrldltZ.
ééne zyde, en op (taande Stengen. • saUe^
Dit Kruid, dat men in de meefte Taaien van
Europa Wilde Salie noemc , is by ons aan den
Duinkant en op Zandige plaatfen in andere Pro-
vinciën gemeen. Het groeit ook in Vrankryk ,
Duitfchland en Engeland, Tournbfort hadt
hetzelve Heejlerige Wilde Gamanderlyn met Me*
lisfe - Bladen geheten* Den naam van Scorodonia
fchynt het bekomen te hebben , wegens zyne
naverwantfchap met de volgende Soort. In
Swit*
Clus. Hifi. I. p. 348. Teucr. Frut. incati. Cret. Fl. purpu-
ico. Barr. Ic* 869. Chamaedjys Frut. Cretica purp, Flore,
TOÜRNF. Infl. 40$. GER. Prov. 277. Fig, n*
(24) Teucrlam Fol. Cordatis Serratis Petiolatis &c. Gort*
Belg. xtfi. DALIB. Paris 171. HALL. Helv. 632. GER. Prov.
Z7%. GouAN Monsp.270. H. Cliff* 301. R. Lugdb. jo5. Scoro-
donia. Riv. Mon. T. 12. Scordium alterum, f. Salvia fylve-
ftris. C B. Pin. 247. Salvia agreftis f. Sphacelus. DOD. Pempu
291. Scordium alterum Plinii» Lob. Icé 497*
II. DIEL» !£♦ STUK*
284 TWEEMAGTICE KRUIDEN,
IV, Switzcrland komt het dikwils voor in de Berg-
Afdxev*l Bosfchen*
Hoofd* Het heeft vierkante, harde Stengen, van drie
stuk* Voeten hoogte, met rimpelige, donker groene,
fa*.0'***' bym gladde Bladen , uit wier Oxelen Bloem-
takjes voortkomen * met lange Aairen, yl ge-
kranst, van bleekgeele Bloemen, het Pypje en
de Meeldraadjes roodachtig. De Reuk is flaau-
wer dan die van 't volgende , de Smaak bitter.
Het heeft een openende en tevens famentrek-
kende kragt, en zou derhalve 3 in Aftrekzei , te-
gen de Waterzugt van dienst zyn.
xxv. (25) Gamander met langwerpige, ongefteelde,
£*upum Tandswys' ingefneeden Bladen , twee Bloe-
Waterioók. men die gefieeld zyn in de Oxelen en ver-
fpreide Stengen,
Dit Kruid komt vry algemeen voor ,. in de
meefte deelen van Europa, op Moerasfige plaat-
fen. By ons vindt men het in de Dumvaleijen
agter het Dorp Lis , en noemt hetzelve Water-
look , om dat het naar Knoflook ruikt, waarvan
het ook zynen Griekfchen naam Skordion beko*
men heeft» De Franfchen heeten het Gcrman-
drêe
(1$) Teucrium Fol. oblongis fesfïlibus dentato - ferratls
&c. Mat. Mcd. 2%9- Gort. Belg. FL Suec. Hall. Gguan
&c. KRAM* Auflr, 365. Hi Cliff. R. Lugdb. utfupra. Cha-
mjedrys paluftris canescens f. Scordium Officinarum. Tournf.
Infi. 205. Scordium. C. 8. Pin, 247 , Cam. Epit. 588 Dod.
Tempt, 126, Scordium fivc Trixago paluftris. Lob. Ic, 497,
D I D Y N A M 1 A.
drêe d'Eau, de Ebgelfchen Water* Germander, IV*
dat is Water-Gamanderlyn. Afdeed
Het bereikt de hoogte van het voorgaande Hoofd.
niet, hebbende de Bladen met groote Tanden bTü^*
fogefneeden , witachtig , zagt en zeer Wollig. ^rilT
Het beftaat uit zeer Takkige leggende Stengen ,
waar van de Takjes zig verheffen tot een Voet
hoogte. Uit de Oxels der Bladen komen van
twee tot vyf Bloemen by elkander , die geen
Aair maaken,zynde van Kleur uit den blaauwen
bleek paarfchachtig. De middelde Slip van de
Onderlip is groot, langwerpig, minder rond en
wederzyds aan 't begin gefpleeten*
Dus befchryft de Heer Hall er dit zeer
vermaarde Kruid , welks fterke Reuk en Smaak,
als ook de Scheidkonftige Ontleding, toonen,
dat 'er veel vlug Olieachtig Zout in zy; 't welk
hetzelve, door uitwendige oplegging, zeer be-
kwaam maakt , om de beginzelen van 't bederf
en Verrotting in de Lighaamsdeelen te weder*
ftaan : des het daar toe ook in gewoon gebruik
is by de Heelkundigen, De aanmerking van Ga-
lenus* dat Lyken, op plaatfen leggende, waar
dit Kruid veel groeide , niet verrot waren , Iaat
ik daar. Inwendig dient het Aftrekzei als een
kragtig Middel, om de ukdryvinp van fchade-
lyke Stoffen, door de Huid, te bevorderen, en
is derhalve dikwils in Uitflaande Ziekten, ja
zelfs in de Pest , met voordeel gebruikt. In
fommige Borst - Kwaaien is het ook nuttig, zo
wei als tot verfterking der Ingewanden in de
Loop ;
II. Deel. IX, Stüe*
ï%5 TwEEMAeTIGE KRUIDE^
IV. Loop ; gelyk uit de vermaarde Winkelbereï*
xv. * ding, Diascordium genaamd, blykbaar is.
Hoofd-
stuk. ($6) Gamander met Wigvormig Eyronde, in*
Tetcrlam gefneedene , gekartelde gefleelde Bladen ,
chaméi* drie Bloemen by elkander en leggende eeni*
^c^nan* germaate Haairige Stengen.
deiiyn»
Dit niet minder algemeen bekende Kruid, 'c
welk by ons in de Tuinen omtrent Lis , Noord-
wyk enz. , ten dienfte der Apotheeken geteeld
wordt , groeit in Vriesland wild op Hey - Vel-
den en in fommige Bosfchen ; gelyk het dus ook
voorkomt in Duitfchland 3 Vrankryk, Switzer*
land, enz. Het wordt in 't Hoog- en Neder-
duitfeb , Gamanderlyn of Bathengel genoemd,
3n 't Franfch Chenette of Cermandrée , in'tEn-
gelfch Cermander of English Triackle. Men kan
van de gedaante best uit de Afbeeldingen oor-
deelen , terwyl 'er aanmerkelyke Verfcheidenhe-
den van zyn , niet alleen in grootte, alzo hec
met Stengetjes van vier Duim tot een Voet
voorkomt , maar ook in meer of minder ruigte
en in de Kleur der Bloemen , die gemeenlyk
bleek paarfch is , doch in fommigen wit, ja
fomtyds roodachtig en wit op een zelfde Plant.
Daar
(z6) Teucrlum Fol. Cuneiformi • ovatïs incifis crenatis &<:•
Mat. Mud. 288. GoRT. Belg. 162. KRAM. Auflr. 166. HALL*
Heh. 630. GER. Prov. 278. GoUAN Monsp. 272. H. CUf.
302. R. Lugdb. 307. Chamaedrys major 5c minor r^pens* Cm
Bt Pin, 248, Dod. Pempt* 43, LOJi. Ic^U
Dl DYNA MI A* 287
Daar komen van twee , drie tot vyf , boven IV.
aan de Takjes, met kleiner Blaadjes gefchoord Afdeeu
voor, en deeze maaken dat het Kruid zig als Hoofd*
met Aairen gekroond voordoet* STUIU
Zou dit ook de Trixagn der Ouden zyn,door^^"
welks Afkookzel het Landvolk, zo Celsus
fchryft , zig van het Zydewee wist te genee-
zen? vraagt Doktor Scotoli. De geleerde
Trillerüs was van dit denkbeeld , noemen*
de hetzelve een zeer heilzaame Plant , tegen
Borstkwaalen en Jichtige Pynen uitermaate dien-
ftig* Men gebruikt het Aftrekzei met Water,
als Thee , of op Wyn gezet* Niet minder is
dit Kruid beroemd in Koortfen , als een Maag*
middel, en tot wegneeming van Verftoppingen ;
doch men moet in allen deezen, dewyl het heet
van natuur is, voorzigtig zyn, om het niet te
gebruiken daar een fterke Ontfteeking , verdik-
king of Hitte in het Bloed heerfcht , of eene
opftopping plaats heeft in 't Gedarmte.
(27,) Gamander met Eyronde fpits Zaagtandig xxvir;
ingefneedene , gladde Bladen , drie OxeU jj^£m
bloemen en eene opjiaande effene Steng* Giinfte.
0 lende*
Deeze in de Valey van Barcelonette en op het
Gebergte in Provence voorkomende , verfchilt
van de voorgaande door een opftaande gladde
Steng
(27) Teuertum Fol. ovatis acute incifo - ferratis &c. Cha-
mxdrys Aipina frutescens Folio fplendcnte, MAGN. Hort. j2t
T. 5a. GER. Prov* 278.
II. DfiEL IXfSTUK.
ü§8 TwEEMAGTIGE KRUIDEN
iV, Steng en gladde Bladen, zo dat menze als eend
Afdeel. Verfcheidenheid daar van kan aanmerken. Zy
Hoofd, heeft, naamelyk, die zelfde gedaante der Bladen
stuk» en van >t Gewas > om welke decze Kruiden Cha-
?l09tzaa' mcedrys > dat is Laage Eik, en fomtyds Quercu-
la of Eikje genoemd worden.
xxviii. (28) Gamander met Hartvormige Jlomp Zaag-
Teucrium tandige Bladen . effenrandige holronde Blik*
Geeie. jes , een Heejterige Steng en driebloemige
Trosjes.
In de Zuidclyke deelen van Europa groeit dit
Kruid , dat men gehouden heeft voor het echte
Teucrium der Ouden. .Het groeit Heefterachtig
en heeft bleek geele Bloemen ; doch de Ver-
fcheidenheid daar van, die door den Heer Jus-
si e u voor een byzondere Soort gehouden wordt 9
heeft dezelven fchoon paarfch*
xx*X. (29) Gamander met eens end < tros ; de Bla-
ilontanuTtt, , ,
Bergfe.
( 28 ) 'teucrium Fol. Cord. obtufe fenatis Sec. GouAN Monsp.
273. IC Cfijfii S02. R. Lugdb. 307. Teucrium* C* B. Pin*
247. Cham. Fruticofmr Flore ochroteuco. Moris. HifiA IIU
p. 4tz. S. xi. T« 22. f. 1; Teucrium vülgaré Frut. primurn*
Clüs Hifi. i# p. 348. fi9 Teucr* luridum parvo folio, FI.
venufte purpureo* Pluk. Alm. 167. T. ès. f. 2. ChamaedryS
altera feu asfurgens» DOD. Perr.pt. 44.
(29J Teucrium Corymbo terminali &c. KRAM. -4a/?r. 166^
GER. -Prov. 273. DALIB. Pam. 172. H„ CUfcioi. K. La£<!$,
305. Polium Lavandulx folio. C. B. /V», 220, Polium ma*
jus, Cord. Hifi. 124.
den Lancetvormig effenrandtg 9 vanonde- I1^.
ren Wollig. Af ^
HOOFD-
(3°) Gamander met eene end- Tros ; de BIci-stvk.
den Liniaal^ aan den rand omgeboogen, T**f^
fupinum*
Cs O Gamander met eene end -Tros ; de Bla- Leggende,
den Wigvormig rond en gekarteld. p*fnai«
cum.
\ Verfchil Van deeze driebeftaat inzonderheid fJhyeren^;
in het Loof, alzo zy allen de Bloemen getrost
hebben aan 't end der Stengetjes^ die neer-
hurken of op den Grond leggen. De eerfte
groeit in de Zmdelyke deelen van Europa en om-
ffreeks Parys ; de tweede , die 'er veel naar ge-
1'ykt , in de Velden by Weenen ; dé derde op de
Pyreneefche Bergen. Deeze heeft dit byzonders,
dat de Blaadjes naar 't end der Stengetjes langs
hoe grooter en breeder worden. De Bloemen
2yn in deeze rood , in de anderen wiu
(32) Gamander met rondachtige Aairen lang* xtxih
Polis»
(%o) Teucrium Cor. Term, hc. Polium momanum rèpens.
C* B. Pin* ito. Pol. monr. fup. minimum. Lob. Ieé 488.
Teucrium Cor. Term. &c+ Teucr. Fol. Cuneiformibus
crenaris &c. R!. Lugdb, 305. ƒƒ. Olijf* 301. Polium Pyre-
naicum fup. Hederae térreftris folio. TÖURNF. ƒ«/?. 206. Po!.
Saxatile purpureum Chamiedryoides , ampla coma. BoCG#
Mus. II. T. Si. BARR. Rar, 315. T. 1086.
(32) Teucrium Spi'cis fubrotundis &c. GoüAN Monsp* 270.
#. Citff. 302. Lugdb. 30J. GkoHi Orknu 74> a# Polium
ÜpO TWEEMAGTICE KRUIDEN.
IV. werpige Jlompe gekartelde Wollige ongejleel*
FDEEL. ^ Bladen en leggende Stengen.
Hoofd-
stuk* In Provence, Spanje, Portugal, Italië en in
Gymno- $e Levant, heeft men Verfcheidenheden groei-
fpermia* °
jende gevonden van dit Kruid , 't welke gehou-
den wordt voor het Polion van Dioskori-
jdes. Men noemt het in 't Franfch Pouliot en
in 't Engelfch Poley. Het is een laag leggend
Kruidje met Houtige Stengetjes 3 de Blaadjes
fmal, doch aan 'tend breeder, ftomp en gekar-
teld 3 van boven groen , van onderen Wollig
hebbende. Aan "t end der Stengetjes draagt
het opftaande Tuiltjes van Bloemen. Het heeft
eenigen Reuk en een bitteren Smaak; des men
het misfchien ook in de Geneeskunde zou kun-
nen bezigen. Tournefort heeft 'er , we-
gens de Bloemtuiltjes als Hoofdjes, een byzon-
der Geflagt van gemaakt 3 en daar in een me-
nigte Soorten onderfcheiden ; waar toe de vol-
gende behooren.
XXXiiT. (33) Gamander met gejleelde Hoofdjes 3 Lan-
JTeucrïum m-
Capitatum*
Hootdige*
montanum luteum» album y. fupinum alterum. ^. Su-
plnum Venetutn. g, Mont. repens. C» B. Pin. zzo > 221. Po-
Hum montanum quintum. Clus» lüft* I. p« 362. Hysfopium
Dioscoridis. Col. Ecpbr. I. p. 59. T« 67. Polium. Doe?»
Pempt. 283.
(33; Teucrtum Capitulis Pedunculatis &c. Polium monta*
num album ferr. latifolium» BAREU Rar.zzs* T. 1079, 107^
fi. Fol. Monfpeliacuin. J. B. Hifi* III. p. 699.
Didynamia» apf
cetvormige gekartelde Wollige Bladen en IV.
opjtaande Stengen. Afdeel,1
f34) Gamander met ongejieelde end - Hoofdjes 9 ^°£D*
Liniaale vlakke viervoudig getropte Bla- xxxiv.
den en leggende Wollige Stengen. p^mU^u
Zeer-
ln Spanje groeijen deeze beide Soorten en kleine,
toneer andere Verfcheidenheden van die Kruid ,
die door BArrklier waargenomen en keu-
rig in Afbeelding gebragt zyn*
C35) Gamander dat gedoomd is , mét de Bö- xxxv,
ven- Lip der Kelken Eyrond3 de Blöemp- ^GedooT^
jes agterover , en dubbelde Bloemfteeltjes^
In Portugal is de Groeiplaats van déeze Ge*
doomde Gamander , een Plantje uitmaakende*
fomtyds een half of geheelen Voet^ zeldzaam
een Élle hoog5 dat zeer Wollig eh ruig is , met
langwerpig ronde Bladen , op de kanten flaauw
gekerfd > tegenover elkander 5 in de Oxelen Doorn-
nen
(34) Teucriüm Caplt. term inali bus fesfilibus. Am. Acaik
IV. p. -7Ó. Polium Hisp» mout. pumilum, Rosmariiü folio %
H# rubro. TöüBNF. Jnfl* 207. Pol. rrtont. pum. rubr* BARR»
fa, 1092.
tiuctlurü fpinofum &c. Loèfl. It, 147. Chamredr.»
multifida fpinofa odorara. Gbisl. Lus* 2,0. Chamaedr. fpino-
ia* C. B. Pi«. 248. /Wf. 117. ft. Mor. III. p. 423*
S. 11. T. 22* f. 17* Teucriüm mucronacum. Sp> Plant.
793. Scord. fpin. odoratum. Corn, C*«. 123, Eajrr. Rat*
T. 202.
T x
iU DEEIii I£# STUK.
igi TWEEMAGTIGE KRUIDEN*
IV. nen hebbende van aanmerkelyke laagte, onder
Afdeel. de Bioemen • die rosachtig geel van Kleur zyn
Hoofd- of witachtig, met zeer korte Meeldraad jes# Het
stuk, welriekende gedoomde Waterbok van Kanada,
^Mfouzaa- maakt; eene Verfcheidenheid uit van deeze Soort.
Satureja, Keul.
De byzondere Kenmerken van dit Geflagtbe-
ftaan daar in , dat de Slippen of verdeelingen der
Bloempjes byna gelyk zyn en de Meeldraadjes
van elkander afftandig.
Het bevat agt Soorten, waar onder het gewoo-
ne Tuinkruid van dien naam begreepen is; naa*
melyk.
i. (i) Keul met top -Kransjes en Liniaal Lan*
juUanJ.a cetvormige Bladen.
Jttliaan-
fohe. j)e Virginifche tot het Geflagt van Thymbe*
trokken zynde, is deeze, die in 't Hertogdom
Toskanen groeit , thans de eerfte Soort. Dezelve
wordt % by dePifaners,T//ymira vanSt. Jaliaaii
geheten , om dat zy gemeen is op ongebouwde
plaatfen van St. Juliaan in Hetrurie 9 als ook op
ruuwe plaatfen aan de Zeekust van dat Land,
fchryft Lob el, die zig verbeeldde, dat het de
Ech-
(i) Satureja Verticillis fastlglatls Sec. SyJI. Nat. XII. Gen.
707. p. 389. Veg. XUI. p. 441. Sat. Flor, VerticiJktis. R.
Lugdb. 324. Sat. fpicata. C. B. Pin. 218. Satnreja perennis,
Verticillis fpicatim 8c denfius dispofitis. Mor. Hift. III. pm
412. S. 11. T* 17. f. 4, Thyrabra S. Julianif, Satureja yens»
Lob. Ic. 425»
D I D Y N A M I A. 293
Echte Satureja zy van Dioscorides. Hier- JV.
om noemt menze, in de Nederlanden , zegt hy , AFx\*L'
Keule van St. Juliaan. \ Is een Kruidje, naauw- Hoofd-
lyks een Handbreed hoog, beftaande uit dunne STUK*
Rysjes met zeer fmalle Blaadjes en dus eeniger- jp£mZl°'
maate naar de Thym gelykende, ook fcherp van
Smaak en welriekende.
(a) Keul met fiekelige gekranfle Bloemen en ir.
langwerpige fpitfe Bladen. Thymbra*
Kretifche,
Dit is de Echte Thymbra van Clüsius ,
groeijende op Kandia en in Barbarye. Tour-
nefort heeft een Geflagt van Thymbra ge-
maakt, dat hy door Bloemkrans jes van de Thym ,
Keul en Kalaminthe onderfcheidt. Hier in maakt
deeze de eerfte Soort en de voorgaande de laat*
lïe. Men vindtze by Barrel i er afgebeeld
onder den naam van Kretifche Thym van P o-
ka, die gekranst is. Bauhinus noemt de-
zelve Kretifche Keule. 't Getal der Kransjes ,
<Jie byna naakt en Klootrond zyn, is in deeze
maar half zo groot als in de voorgaande Soort.
De Reuk zweemt naar dien van de gewoonc
Keule.
Cs; Keul
(2) S&turejo Flor* verticillatis hïspidls &c R.
Satureja Cretica. C. B. Pin. 21 8. Thymbra legïtima. Clus.
Hift. I. p. 358* TouRnf. Infl. t97- Thyrmim Creticum Po-
rt* verticillatum. BARR. Rar. 279. T. %9t*
T3
IL deeu IX, stuk*
?94 TwEEMAGTIGE KRUIDEN,
(3) Keul met byna driebloemige zydelingjb
, Steeltjes en Omwindzeltjes die kleiner dan
'Afdeel. , r, \. J
xv. de Kelk zyn.
Hoofd-
stuk. Deeze* op de Kilandcn van Griekenland groei-
ni. jende a verfchilt van de volgende , door minder
CrlZ?^ gefpitfte "Bladen en zeer kleine Omwindzeltjes,
Gtiekiche.J)e iaagfte Blaadjes zyn'als die van Thym,van
onderen paarfch, de overigen fmaller , en zy heb-
ben glinfterende Stippen van boven ; deBioemp*
jes paarfchachtig*
iv. (4) Keul met enkelde Bloemfieeltjes > zydelings, ,
Berg^KeuU den t0P Set^°Pte i ^ Bladen ge/pitst
Liniaal Lancetvormig.
Deeze Berg - Keul groeit wild in Toskanen
en Provence, op drooge dorfe Velden in 't Ge-
bergte. Zy is harder van Blad en Steelen dan de
Gewooné en blyft over.
(5) Keul met Weebhemige Bloemfieelijes...
llortwfis* p>.
<2ewocne. Uil
(3) Satureja Peduncuïis fu^triflorïs lateraübus &c. Satu*
r£ja Annua Orientilrs tenuior. Moius. Hij?. Hl. p. 411. s»
Ji. T. 17. f. 2. Cbnopodium minus exoticum. Plï >k. Alm»
110. T. 84, f- 8. Clinopodiurn Oeticum. Alp. Exot. 265.
(4) Saturpja Pedunc, lateralibus fol'tariis &c. Zïnn. Goet:.
313» WïLL. 0/)j. ïo<?« Satureja Peduncuïis dxhotouiis &c.
R. Luzdbt 324. CER* Fröv. 275. KRAM» v4ufir* 166. Me-
lisfa Fol. linearibus integervlmis. //. Cliff. ?os. Satureja mon-
tana. C. B. Pin* 2 tg. Sat. perennis. Riv. 41. Saxï-
fraga fecunda. Cam. Epit. 717.
(sj Satureja Peduncuïis bifloris. Jtfat, Med. 284, Gobt.
DlDYNAMIA. *9j
Dit is de gewoone Keul> Kun of Boonkruid, IV.
by ons in de Tuinen gezaaid wordende , AF£yf T *
om een Geur te geeven aan gelloofde Tuinboo- Hoofd-
nen ; waar toe het byzonder fchynt gefchikt te STUK*
zyn. In 't Hoogduitfch noemt men het Saturey^y^^'
Sergenkraut of Pfefferkraut , in 't Franfch Sa
riette of Savorée-, in 't Engelfch Savoury: welk
alles zyne afkomst fchynt te hebben van den
fcherpen, doch niet onaangenaarnen Smaak en
Geur , die 'er plaats in heeft. Derhalve wordt
zy van het Gemeene Volk veel tot Toefpy-
ze gebruikt, inzonderheid tot het inleggen van
Kool. In de Geneeskunde dient die Kruid als
een Maagmiddel , tot Hartfterking en opwek*
king van Minnelusu
(6) Keul met geaairde Bloemen en gekielde ge- vr. *
Jlippelde kanthaairige Bladen* €*pitatZ*
Geaairde*
Dit, op 't Eiland Kandia, in Griekenland en
de Levant groeijende , wordt gehouden voor
de Echte Thym der Ouden. In Spanje komtzy
overvloedig omttreeks Madrit, by Kadix en aan
de Zee -Kust der Zuidelyke deelen voor. Zy
is
Belg. 163. GOUANT Monsp. 273. GER. Prov* 27$. R, Lugdb.
324» Satureja Hoitenfis. C. B, Pin. 21 8. Lor. Jc. 4.26. Sa-
rureja altera. Cam. Epit. 487. Thyrnus erebus annmis Fol.
Lanc. linear. H. Cliff. 306.
(6) Satureja Flor. Spicatis &c. Mat* Med. 2X3. GRON.
Oriënt, 71. Thymus Capitatus qui Dioscoridis. C, B. Pin. 219.
Thymurn iegitimum. Clus. Bijl. I. p. 3; 7, Thymum Cret.
incanum Capitaturn. Ba ER. Ic 897.
T 4
II» Dsel, ix. stuk.
fc9<£ TWEEMAGTIGE KrüïDEK.
r iv; is fterker van Reuk en kragtiger dan de ge-.
ÏAfdeel. woone Thym, die in een byzonder Geflagt zal
Hoofd» volgen , en wordt 5 tot onderfcheiding , in de Win-
stuk. kelen Kretifehe Thym genoemd. De Bloem-
BiMzad. hoofdjes onderfcheidenze van de andere Soortea
digc' van Keul, genoegzaam.
vu. (7) Keul met gedoomde Takken en Jlefalige
Satunja Bladen.
fpmpfa,
de. 1 " Op Kandia , in \ byzonder l fchynt deeze
Soort te groeijen , die Heefterig is , met: een fty-
\e Steng van een Voet hoog, de Takken in Door
rens uitloopende , de Bladen fmal en fpics 5 met
witachtige Haairtjes befprengd, Tropswyzea^a
9t end geplaatst*
vin. (8) Keul met driebloemige Oxel - Steeltjes ; d$
vïminea* Omwindzelen Liniaal^ de Bladen Lancet*
kyzige. yormig Eyrond , geheel effenrandig*
Indien deeze maar twee Meeldraadjes had,
* iï. d. zou zy tot de Kunel, hier voor befchreeven *,
V^stuk. ^ooren bunnen ; als naar welke zy, volgen?
# den Ridder, veel gelykt. Brown hadtze
zige Kruizemunt geheten. De Heer N. L. Buk-
MAN-
(7) Satureja Ramis fpinofis , Foüis hispldis. jim. Acad.
IV. p. 317. Sat. Cretica frutescens Spinola, ToURNF. Cor4
13. Sat. Cretica fpinofa. Popt hal. zi.
{%) Satureja Ped. Axülaribus trifloris &c. Am. Acad, V.
p. 399» Btjrm. Indt 116. Mentha viminca , Fol. mino*
yibus obovatis &c. Brown. Jam. 2$ &»
Di dynamia. 297
MANNüs, dergelyke van Java ontvangen heb- IV*
bende, merkt aan, dat dezelve een Heefterige, Af^l*
ronde , gladde Steng heeft , van een Voet hoog* Hoofd-
Jn die van Jamaika waren de Stengen vierhoe-STÜK»
kig 5 mids de hoeken verliezende door Ou- fpfr^T ,
derdom.
T H Y M B R A* Kun.
Dit Geflagt heeft den Kelk byna Cylindrifèh *
dat is Rolrond , met twee Lippen , wederzyds
met een ruige Streep ui tgemonfterd endenStyl
ten halve in tweeën gedeeld.
Ik geef 'er den naam van Kun aan , om dat
de Geftalte der Planten ,daar in begreepen , veeï
naar die van *t voorgaande Geflagt zweemt. Twee
Soorten zyn flcgts van hetzelve befcend % na3-
melyk
(i) Kun met geaairde Bloemen* x.
Thymbra
Deeze, die door fommigen voor de Echte^^
Thymbra is aangezien , groeit in Klein Afie en
pp den Berg Libanon. Zy heeft iets dat naar
de Thym en Hyibp gelykt, doch agn de Keul
komt
(1) fhymbra Floribus fpic3tls. $yj2. Nat. XII. Gen. 70?.
p. 389. Veg. XIII. p. 441» GOUAN Monsp. 274. Thymbra fpi-
cata verior His?« BAUR. Aar. 28I.T. 1230. Thymum majiis
ïongifolium öcc. Pluk. Alm. 3Ó8. T. n<5. f. 5» Hysfbpus
Capitata Africana. Morjs. Hffi* II ï4 p. 3<U. Satureja hiriutfl
purpurea Olibanu Dod. Mem.
t5
IU Deel» IX Stuk,
298 Twee magtige Kruiden.
IV. komt zy wel het naafte ; des de beroemde D o-
AFxvf L# D A R T ^aar ^u'Se paarfche Keal van den Li-
Hoofd- banon noemde, 't Is een Houtig , Heefterig
^TUKé Plantje van ongevaar een half Voet hoogte, met
^ö'***~paarfche Bloemen, zeer fcherp van Reuk en
Smaak,
ii* (a) Kun met gekranfle Bloemen*
Thymhra
yerücilla-
sa. In de Zuidelyke deelen van Europa groeit
jsekrans- ^eeze> ^ie de Stengen naauwlykseen Voet hoog
heeft, en gepaarde zeer fmalle Blaadje?, in wier
Oxelen de Bloempjes zitten ; zo dat dezelve veel
naar de Hyfop gelykt, Nogthans zou het wel
eene Verfcheidenheid kunnen zyn van de voor-
gaande Soort,
H y s s o p u s. Hyfop.
De onder -Lip van de Bloem heeft in 't mid-
den een Tandswys' Slipje : de Meeldraadjes zyn
regt en afftandig of van een wykende in dit Ge-
ilagt, X welke drie Soorten heeft, hier vol-
gende*
„, l* (i) Hyfop met éénzydige Aairen en [Lancet*
ojficinaiis. vormige Bladen.
Gewoone* J3it
fa) Thymbra Floribus verticillatis. Hysfopus angaftifolia
monrana aspera. C. B. Pin. 21 8. Hysfopus montana. Dal.
(ij Hysfopus Spicis fecundis Fol» Lanceolatis, Syft» Nat^
XII*
D I D ¥ N A M I A. 299
Dit zeer bekende Gewas, naar den Latyn- IV.
fchen of liever Griekfchen naam, in de meefte F£*#EI
Taaien van Europa , volgens den byzonderen Hoofd*
uitfpraak genoemd wordende, heet dus in 'c'TÜK#
Franfch Hifope j in 't Engelfch Hysfop, in 't^frjtó,
Hoogduitfch Hts/op of I/op , en by ons , door
verbaftering , fomtyds Yzoop , doch gemeenlyk
Hyfop. De natuuriyke Groeiplaats van hetzelve
is duider. Lob el zegt wel , dat het op Stee-
nige Heuvels in Romanie en 't Veroneefche,
tegenover den Baldus -Berg, groeije; doch Ra-
jus heeft het aldaar niet kunnen vinden. L i tfi
isf mvs zegt thans , dat het in de Valeijen der
Ooüenryklche Alpen en aan den Schneeberg
woont ; maar het zou wonderlyk zyn 3 dat
de Heer Jacquin, die deeze Landftreek ,
by Weenen, zodanig doorkruist heeft, hetzel-
ve dan aldaar niet gevonden had. Doktor Kr a*
mer ook , door wien de Planten van Neder-
Ooftenryk zo naauwkeurig geboekftaafd zyn ,
merkt liet flegts als een gezaaide Tuinplant in
die Kwartieren aan. Garidell heeft het 3 in
Provence , ergens aan den Weg wild groeijende
gevonden ; doch het kan aldaar uit Zaad opge-
ko*
XII. Gen. 709. p. 389. Pig.'Xllh p« 4*T- Mat. Med. 290.
Gort. Belg. 163. H. Cliff, 304. Upu 152. R. Lugdh. 323.
GQUAN Monsp. 274. Ger. Prov. z?4- KRAM. Auftr* 167.
Hysf. üfficinarum coerulea F. fpicuta. C. B. Pm. 217. Hys-
fopus vuig, Dod. Pempt. 287. Hysfop. Arabum &c. LeB^/r,
*33. Hysfopus rubro flore. C. B. Pin. 217.
lh Deii* IX* Stuk,
goo TweemactIge Kruiden*
IV* komen zyn ; gelyk dit meer plaats heeft met
Ar£vfEL- vreemde Planten. Even den zelfden oirfprong
Eoofd' zal waarfchynlyk dat gece hebben > 't welk in
stüRt Gelderland elders op Muuren groeit, zo de Heer
4^f0tZJ&'D. deGorter aantekent : want wie zal dur-
ven denken , dat hier te Lande de natuurlyke
Groeiplaats zou zyn van dit Kruid , en het blykt
uit een Proeve te Regensburg genomen, dat
menze door Konst aan een Muur kan doen voort-
komen , waar men wil
Demalve geeft dit de minfte waarfchynlyk-
heid niet , om te denken , dat onze Hyfop die
zou kunnen zyn , waar van in 't Oude Tefta-
ment gefproken wordt Q\). Ik kan, aan den
anderen kant ,ook den Heer Rutty geenszins
toeftemmen, dat dezelve een Boom zy geweest,
en begryp niet , waar hy zulks van daan haa-
le (.[;♦ Salomon hadt gefproken van de Planten,
en wel van de Ceders , die op den Libanon zyn,
tot den Hyfop die uit den Wand voortkomt
Hoe kan men zulks van een Boom verftaan ?
Met meer Grond, mooglyk, denkt Hassel-
q ü ist hier om een Soort van Mos (*J : doch
het
(*) Epb. Nat. Cur. VOL. I. Oh. 70.
(f) | Koning IV, vs. 33: ook Exod. XIU vs. 22, Num,
XIX. vs. ,8. ace.
(XI WU^ftra non convenit Hysfopo Dioscoridis ,nec Hebraro*
ium, qm ultimus Arbor fuit. De Mat. Med. p. 245.
(5) Q^i credit ex Panete, BibU Jun & Tremillii. D$
Vulgata heeft: Quae egieditur de Pariete.
(*) Biyum rruiicatulurn. Ljnn, Fhr. Suec. H. 1001.
D I » Y' N A- M I A* 30*
I
het is cenigszins duifter, hoe dan een Takje of IV;
Bondeltje daar van , tot inwyding en zuivering
door befprengen , gebruikt kon worden. H He- Hoofde
breeufche Woord, Ezob, dat men Hyfop ver-IT^K^ ^
taald heeft , wordt door de Jooden verklaard/^S^
met het Arabifch Woord Tzhatar , 't welk O-
régo , Thym , Keul en dergelyke welriekende
Kruiden meer, die weezentlyk in Paleftinagroei-
jen , betekent : terwyl onze Winkel -Hyfop al*
daar niet gevonden wordt» Zo men acht geeft ,
dat de Oofterfche Volkeren veelal welriekende
dingen gebruiken om hunne Gezondheid te be-
waaren, en dat de Ceremoniën der Joodfche
Wet, inzonderheid de Reiniging des Lighaams
en van het Vaatwerk , zelfs de Befnyding , tot
dat zelfde einde ftrekten; dan begrypt men ligt,
dat de befprenging met welriekende Kruiden ,
gelyk Thym en dergelyken , in Water gedoopt,
daar toe van ongelyk meer dienst kon zyn , dan
met Mos. Ondertusfchen kan wel op de eene
plaats van 'c Oude Teftament het eene , op de
andere een ander van degedagte Kruiden , onder
dien algemeenen naam Ezob begreepen , daar
mede bedoeld zyn. I
Haar Geftalte is genoegzaam bekend. Zy groeit
Rysachtig , anderhalf of twee Voeten hoog ,
fmalle Blaadjes hebbende , en Bloemen , die
Aairswyze het bovenfte der Stengetjes beklee-
den ^ doch flegts aan ééne zyde. Doorgaans is
de Kleur dier Bloemen blaauw, maar men vindt
ook Hyfop met witte en met roode Bloemen,
ko-
302 ÏWEEMAGTIGE KRUIDEN»
IV. komende uit het zelfde Zaad voort , en ligt we.
AFxv!1 derom overgaande in blaauw. Dit maakt dan Ver-
Hoofo- fcheidenheden van de Gewoone Hyfop uit, die
stuk. ook met breede Bladen , en fomtyds met de
Ügu Bloempjes aan beide zyden voorkomt, gelyk
menze by DoDoNéus vindt afgebeeld.
In de Geneeskunde heeft dit Kruid , (hoewel ook
de Hysfopus der Griekfche Artfen nietzynde,)
een uitmuntend gebruik. Deszelfs aangenaame
Geur openbaart zig in 't gedefinieerde Water ,
dat, zo wel als het Afcrekzel, aan Borstkwaa-
len fchynt toegewyd te zyn. Het is eenigszins
fenerp en bitterachtig van Smaak, hinderende
dus de Verteering van de Maag niet, gelyk door
de Slymige Borstmiddelen en Syroopen te meer-
maalen gefchiedt , en , in tegendeel, de Sïym,
die zo dikwils oirzaak is van Hoest en prikke-
ling op de Borst, verdunnende, als ook de Uit-
waafeming bevorderende» Uitwendig dient het
Afkookzel fomtyds tot geneezing van Schurft en
andere Huidkwaaien.
tt. O) Hyfop met de Bloempjes 't onder Jie boven;
cle onderJle ^draadjes korter dan de Bloem
ïbus. en Hartvormige Bladen,
cliinee-
In de Noordelyke deelen van China wordt de
Groeiplaats gezegd te zyn van deeze Soort.
(2) Hysfopus CoroIL's refupmatïs &c. IL Ups. lez.Cmi
na Flor, iiweriïs. Hall. Gom. 3*** Gouan Monsp. 274*
fchc,
DidynAmia* 303
(O Hvfop met een /pits vierhoekige Steng. IV.
V)y J Afdeel,
Men ziet hier een uitmuntend voorbeeld , van hoofd*
de verwandeling der Kruiden uit het eene Ge- stuk.
flagt in 't andere. Het tegenwoordige , dat on- m*.
der den naam van Virginifche hoog groeijende neptldeu
Betonie 5 met gladde Bladen als van 't Speen* f^f w* -
kruid , in Afbeelding was gebragt > is eerst een
Brunelle en Kattekruid geweest , vervolgens
in dit Geflagt geplaatst , wegens de overeen-
komst der Kenmerken van de Vrugtmaaking ;
hoe zeer het Gewas in Gefialte van den Hy-
fop verfchille. Niettemin heeft ook de Bloem,
als men de Afbeeldingen gadeflaat 5 geen de min*
fte overeenkomst. Toürnefort hadt deeze
Plant , die insgelyks in Kanada groeit * tot de
Sideritis t'huis gebragt.
N e p e t a. Kattekruid.
De onderfte Lip heeft , in dit Geflagt, ook
een Slipje in 't midden dat gekarteld is en de
Keel een omgeboogen Rand 9 zegt Linn^eus:
de Meeldraadjes digt aan elkander.
Het
(3) Hy s/opus Caule acuto quadrangulo. H. Ups. 163. Ne-
peta Caule acute quadr. glabro. R. Lugdk 316, Grqn. Virg
46. Brunella Bra&eis Lanceolatis. H. Cllff. 316. Betonica
Virgin* elatior , Fol. Scrophularias glabris. Pluk. Alm. 6j. T.
150* f. 3. MOR is Hifi. III. p* 365. S. 11. T. 4. f. 11. si-
deritis Cajiad. aïtisrtna Scroph. folio , Fl. üavescenre. TOUKNJ.
Jnft. 192. jACq. Hort. 69* HSRM. Farad. T. p. 106.
K IL DE£I„ IX* STUK*
30.| TwEEMAGTIGE KRUIDEN.1
Gemeen.
IV. Het bevat vyftïen Soorten, waar onder eeni*
AFXv!L- Se Oöftindifche, als volgt. .
Hoofd-
stuk. (O Kattekruid metgeaairde Bloemen , de Krans*
i. jes eenigermaate gejieeld , en gefieelde Hart*
c^tlria. vormlge Zaagswys* getande Bladen.
Dit is 't Gemeene Kattekruid, in onze Ne*
derduitfche Taal:, als ook in de Franfche en En»
gelfche3 doch in de laatfte Catmint genaamd ,
om dat men het tot de Kruifemunt betrokken
heeft gehad , en dat deszelfs Reuk de Katten
fchynt te behaagen. Het groeit in veele deeleri
van Europa, als ook in Virginie , wild en wordt in
de Tuinen geteeld. Men noemt het in \ Engelfch
ook wel Neppe, en by ons Nept , welke benaa*
mingen met de Latynfche Nepeta eenige over*
eenkomst hebben*
'c Is een Kruid, veel hooger dan de Kruize-
munt opfchietende , en ook veel grover van Ge*
was, met een zonderlingen Reuk en zeer bit-
tert weshalve het als een Maagmiddel geroemd
wordt en tot Windbreeking , afdry ving der Wor-
men en afzetting der Stonden dient. Menkanhee
Sap inwendig , en het Kruid in Aftrekzelof ook
tot Baadingen laaten gebruiken.
(*)
(i) Nepeta f loribus Spicatis &c. Syft. Nat. XII. Gen. 710;
p. ssio. V fg. XIII. p. 442. GoUAN Monsp. 274. GoRT. Belg*
263. Ger. Prov. 274. Nepeta Fl. interrupte fpicatis &c.
H* Cliffl R. Lugdb. 116. Gron. Vlrg* 6s. Mentha Catarfa
vulgaris , major & minor. C. B. Pin. HZ. Cararia Hexba.
Dod. Pmpu 99- Lob. Ie. 51!»
JOidVnamia. 305
£2) Kattekruid met gepluimde Bloemen en Hart- IV*
vormige gejieelde flaauw gekartelde Bladen* AFl^Et*
Dit Kattekruid , dat C Xüsius aan den Voet ^uT.0"
der Ooftenrykfche Bergen , en Voorts in Hon- n.
gariê 3 overvloedig groeijende gevonden heeft^p^Jf^.
is hccger van Gewas dan het Gemeene en fier- ooftcn-
fcer van Reuk. De Bloemen zyn meer PluimaCh- ryks'
dg Verfpreid en niet 20 digt geaaird.
(3) Kattekruid met gejieelde Kransjes die ge- nr.
tuüd zyn, en gejieelde langwerpig Hart** ^oYetl*
vormige getande Bladen»
Van de beide voorgaanden verfchilt dééze in-
zonderheid door de Kleur der Bloemen, die niet
witachtig , maar paarfchblaauw of Violet zyn*
waar van zy den bynaam heeft* De Groeiplaats
is in Spanje*
(4) Kattekruid met getroste Bloemen , de Tros* tf*
jes vyf bloemig 5 de Bladen Lancetswys' Ke^\^J
Hartvormig , getand en Wollig.
In
(i) Kepcta Flor. panicutatss &c. Nepeta Ciule panlculato
&c. B.* Lugdb» 3 3 ó. Nepeta Pann. major Sc elatior. MoRis.
Wft. IIÏ. p. 415- S. Ir. T. 5. f. 6. Mentha möntana vertfc
cillata. C. B. Pin. 217. Menthafhuri) montanutn. ClüS. Pann*
585» /<?♦ JAGC^ Aufir. T. 24. J'W. 106.
(3) Nepeta Verricillis pedunculatis corymhofïs &c. Nep*
iiiontaiir purpurea major, fpartè SpicS. Bakr. /<:. 6oi*Bqcc.
Mus. II. p. 46. T* 36. Cataria Hisp. Betonicae folio. Tournf*
ƒ»/?. 202.
(4) ite^ew Flor. Racemofis , Racemulis quiiicjueflons fcc*
V r«*
II. Desjl, IX. STQS.
306 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
^ In de Zuidelyke deelen van Europa' groeit
^Fxv^L deeze Soort, die driemaal zo klein wordt gezegd
Hoofd- te Zyn als het Gewoone Kattekruid. Of daar
stuk* mede gezien worde op het Groote , dat eens zo
ifgeT***' 8root Z0U dan het KIeine * weet ik niet»
H aller geeft aan het Kattekruid twee Voe-
ten, Clu sius ruim een Elle hoogte; doch ik
heb het veel hooger gezien* Dit Kleine zal mis-
fchien het Smalbladige van Dodon^üs zyn ;
doch hoe het de Bladen uitermaate fmal kan
hebben , is uit de bepaaling duilter. De Bloe-
men zyn rood met blaauwe Meelknopjes.
v- (S) Kattekruid met gepluimde Bloemen en Lan-
Vvawca. cetvormige Zaagtandige ongejleelde naakte
ukrains. Bladen.
vi. (6) Kattekruid met gekranjle naakte Bloem-
Naakt. trosjes , de Bladen langwerpig Hartvormig
Zaagtandig ongefteeld.
vii. (7) Kattekruid met ongefteelde Kranswys* ge*
^Rufgf* aaïrde Bloemen , de Kransjes met Wollig-
heid omwikkeld*
Van
Peregrina Cataria anguftifoiia ? Lo». lc+ r>oa Pempi.
(s) Nepeta FJoribus paniculatis &c. Cataria Betonica: folio
anguftiore, Flore coerulescente. Gerb. Tan. 87.
(6) Kepsta Flor. Racemis Verticillatis nudis &c. Mentha
Cataria Hisp. olim Sideritis altisfima Flore albo. J. B. Hifi,
UI. p« 226.
(7) Nepeta Flor, fcsfilibus mticillato - fpicati* &c. //. Cliff.
D 1 Ö V N A M I A. 307
Van deeze drie Soorten groeit de eerfte ici W(
de Ukraine, anders de Krim genaamd , in Tar- AF^fu
tarie; de tweede in Spanje; de derde op 5t Ëi- Hoofde
land Sicilië» De gemelde Spaanfche heeft, vol- STÜK#
gens J, BAüHiNas, wel drie Ellen hoogte en ^TrilT
is flerk van Reuk , metpaarfchachtige Bloemen»
De Sïeiliaanfche, laatst gedagt, heeft de Bloem
en Reuk van Lavendel, volgens Boccone.
Deeze komt in de openbaare Kruidtuinen voor.
Behalve een Plant, naaf het gewoone Kat- % Ntpm
tekruid gely kende, uic Oostindie , en waar van Grys. *
ik een aanzienlyken Tak bekomen heb 9 vondt P£:LVIV
de Heer Thunberg in Japan een Soort van
dit Geflagt, door hem Grys genaamd, daar ik
hier, in Fig. 2, op Plaat LVI^ de Afbeelding
van mededeel* Derzelver ronde Steng en Bla-
den zyn met eene witachtige Wolligheid bezet,
de Bladen van boven donker groen , van onde-
ren grys , Lancetswys' Hartvormig van gedaan-
te* De Bloemen fchynen Troswyze vergaard
te zyn* Daar onder is , by Letter B , de Bloemkelk
van 't gedagte Oostindifche Kattekruid , zonder
Bloem, vertoond*
(8) Kattekruid met ongejleelde Kranswys* ge-
aairde Bloemen 3 Lancet vormige Blikjes , haiica.
van langt e als de Kelk , en gejteelde Bladen. Italiaaua^
Dee-
%u. &♦ Lugdk 3!6. Hcrrninum fpicatum Lavanduhe Flore
& Odore. bocc. Sic, 48. T. 25. f. 2.
(8) Nepeta Flor. fesiilibus verticillato - fpicatis &c«Mcntha
Cacaria minor Alpina. C. B# Pin. 228, Prodr* 110.
V a
II. Deel. ix, St uk*
$08 TwEEMAGTIOE KRUIDEN.
IV. Deeze Italiaanfche heeft Stengetjes van een
AïxvfL* ^oet hooS 9 met Hartvormige, ftompe, gekar-
Hoofd- telde Bladen en witte Bloemen.
STUK.
ix. (9) Kattekruid met ongefteelde Aairen aan 't
Scoïdllis. end en byna Hartvormige ruige Blikjes , de
woiig. Bladen Jiomp Hartvormig.
Op 't Eiland Kandia is de Groeiplaats van
deeze Soort, welke door haare Wolligheid uit-
munt. Alpinus heeftze afgebeeld onder den
naam van Scordotisy welke af komftig is vanPLi-
nius, een Kruid betekenende, dat naar het Wa-
terlcok gelykt. Zy hadt rondachtige dikke Wol-
lige, witte Bladen; een Vleezigen Wortel, rui-
kende Iterk naar Knoflook en zeer heet van
Smaak zynde.
x.
Tuherofa*
Bolwcrtc-
(10) Kattekruid met ongefteelde Aairen aan 't
end9 Eyronde gekleurde Blikjes en de bo*
venjle Bladen ongefteelde
In Spanje en Portugal is de Groeiplaats van dee«.
ze Soort , die een knobbeligen Wortel heeft ,
met enkelde Stengen en langwerpig Hartvormi-
ge*
(9) Nepeta Spicis fesfïübus terminalibus &c. Am> Acad.
IV. p. 317. Scordium alt. Lanüginofius verticillatum* C- B.
Tin* 248. Scordotis. ALP. Exot* 284* T. 283. CLUS. Hifi.
11. p. 312.
(10; Nepeta Spicis terminalibus fesfilibus &c. H. Clifflw»
K. Lugdb. 316. Mentha tuberof! Radice. C. B. Pin. "7.$,
Nepeta tubcrofa fpicata Hispanica, Bocc, Mus» II. p. 44. T.
36. /<?• 1x3 z«
D I D * N A M I Ai 309
ge , rimpelige Bladen, De Aairen zyn door roo- IV.
de Blikjes verdeeld 5 die de Kelken bedekken , Af££el#
dat een byzondere aartigheid geef t aan dit Kruid j Hoofd»
de Bloemen Violet hebbende. STUK*
(11) Kattekruid met end- Hoofdjes 9 de Meel- xi.
draadjes langer dan de Bloem, de Bladen r&ginta.
Lancetvormig. virgmifch.
Deeze Virginifche heeft kleine fmalle naauw-
lyks ruikende Bladen , die een weinig grys zyn :
de Bloemen witachtig in ronde Tuiltjes ver-
gaard , aan 't end der Steng , digt getropt* De
Onderlip is Zaagswyze getand, doch niet hol,
gelyk in andere Soorten,
(12) Kattekruid dat een gekranste Aair heeft xn. "
met Draadachtige Blikjes en Lancetvormi'f^labarim
ge Bladen , die van agteren (*) geheel efmh^$£m
fenrandig zyn.
03)
fit) Nepeta Capitulis terminaübus &c. Ciinopod. Fol.
Lanceolatis. H. Ciif. 305» Gron. Pïrg, 6j. Cl*nop. Ama»
raci folio, Flor. albis. Pluk. Am. 110. T. %$* f. 2. Mo-
ris- Hifi. III. S. 11. T. 8. f. uit.
(12) Nepeta Spica verticillat& Kra&eis Filiformibus , Fol,
Lanceolatis inferne integerrimis. Mant. $66. Nepeta Malaba-
rica &c. Moris. Hifi. III. p. 435.
(*) De Bladen hebben een bovenfte en een onderfte op-
pervlakte, doch de Punt noem ik het voorste en den Voet het
agtetfte. Zo ik hier van onderen gezet had, dit zou zeer
dubbelzinnig zyn.
v 3
II» Deel IX» Stuk»
$lO TWEEMAGTIGB KRUIDEN.
IV.
Afdeel.
xv.
Hoofd»
STUK.
XIII.
Nepeta
fcdtca.
Oostin-
diich.
XIV.
Jiultzficta*
Veeldeelig»
(13) Kattekruid met de bovenfte Lip der Blae*
men effenrandig en zeer kort*
/
Deeze beide 3 zeer veel naar elkander gely-
kende Kruiden , groeijen in Oostindie. De Heer
Linnjeus fielt , met reden, twyfelachtig, of
het de Leucas van den Hoogleejaar J. Bur*
MANNüs, onder de Ceylonfche Planten afge-
beeld 3 en dus wegens de groote witte Bloemen
genaamd, zy. Inderdaad , die Bloemen hebben,
wegens haare groote Lepelachtige boven - Lip 9
geen overeenkomst ter wereld met de bepaaling
van deeze laatfte Soort. Ook verfchilt 'er die
van Mor is on grootelyks van, zo ten opzigt
van 't Gewas , als van de Bladen en Bloemen,
De jonge Heer Birmannus^ niettemin %
brengtze cok hier t'huis.
(14) Kattekruid met geaairde Bloemen enVin*
deelige effenrandige Bladen.
Deeze Siberifche , Lavendel met verfcheide-
lyk ingefneedene Vettekous - Bladen by Amman
(13) Nepeta Corollaium Labio fuperiore integerrïmo bre*
Visfimo. Nepeta Indica rotiwdiore folio. MORis. uts. S. ij.
T. 6. F. 7. Leucas Fol. fubrotundis ferratis Fi. albo Bui*m,
IZeyL 140* T. 6$. an ? Katu *Kuika. Hort. M&L X. p. 1 7P«
T* 90. RAJ. Hifi. lil. p. 296. BURM. Fl, Ind. p. 126.
(14) Nepeta Flor. Spicatis, Fol* pinnstifidis ïntegerrinais.
Lavanduh Montina &c. Amivj. Rtab. 69* Lavand. Fol. ova-
tis fepe iobatis. GMEL. Sib. III. p. 24*. T. 55. Betonica
Siberienfis. Walhth* Hort. 122. T. 2q«
DlDYNAMIA. SU
gcty teld , heeft een vierhoekige ruige Steng van IV.
byna een Voet hoogte en een zeer lange Aair A?xv.EU
van digte Bloemkransjes. Zy ruikt naar Kruife- Hoofd-
munt. Die van Irkut bedienen 'er zig van , zo 'TÜK*
de Heer Gmeltn aantekent, tot Zweetlloo-^.^!*
ven, tegen de anderendaagfche Koorts. Ook
werdt het Afkookzel* volgens Stellerüs,
door fommigen tegen de witte Vloeijing aange-
preezen.
(15) Kattekruid met geaairde eenzydige Bloe- jffifo
men , Hartvormige kaale Bladen i een Hee* ptöwta.
fterige Steng en zeer kleine Bloempjes. Gekamd*
Op Jamaika is de Groeiplaats van deeze , die
de Steng vierhoekig heeft , een Vadem hoog 5
effen , gearmd, naauwlyks Geurig: de Bladen
gefteeld, Hartvormig; de Bloemen geel.
Sideritis. Yzerkruid.
De Lavendel reeds onder de Heefters be-
fchreeven zynde , zo wel als de drie eerfte Soor-
ten van dit Geflagt, kome ik thans tot de vol-
gende, naamelyk.
(4) Yzerferuid dat Kruidig is en ftekelig ge- Si}Jr)eif
haaird . p^foiiata.
(15) Nepita Spïcfe fccundis ,Foliis Cotd.nudis &c. Galeopiis^*
procerior , Fol. ovato - acuminatis ierratis &c. Brown. Jam, 259.
(4) Sideritis Kerbacea hispido - Pilofa Sec. Sid. Oriënt* Phlo »
midis folio. ToüRNF. Cor. 12? Stachys Foi. obl. acutis am*
plexicaulibus Serratis. R. Lugdb. ut. Go (/Aft MQnsp* 277*
v4
II. Deel, IX, Stuk.
312 TWEEMACTIGE KröIDEK.
IV* haaird , met de bovenfte Bladen de Stens
Afdeel* ' ,
xv. omvattende*
stuk™* *n de Levant en Lacguedok fchynt de Groei-
Bkotzaa-'plaats te zyn van deeze Soort, die de onderfte
Bladen gefteeld * de bovenften ongedeeld heeft
en by de Bloemen fpits Hartvormig. De Af-
beelding is door den Leidfchen Hortulanus Meer-
burg uitgegeven (*}.
v. Qs) Yzerkruid dat Kruidig is , zonder Blikjes 5
mfntana! de Kelken grooter dan de Bloem en gedoomd j
uags* de boven - Lip dtiedeelig.
Van deeze Italiaanfche zyn de Bloempjes geel
met een rosfen rand , en de Kransjes zesbloe-
tnig, zegt de Ridder. De hoogte is omtrent een
Voet en de Geftalte byna als die der volgendg
Soort. Op Steenige plaatfcn groeit het regt op5
doch in Velden vindt men 't leggende.
vi. (6) Yzerkruid dat Kruidig is% neerleggende r
Romana*
^oornfch.
%on-
(*) Afh. van zsldz. Gswasfen. Tab* XXVI I.
f5) Sideritis Heibacea ebra&eata Sec. Cunila Cal. Iabïo
fpinofo. H, Clifi. 313. Ups. i$o. Gqï'AN Monsp* 277. Ra
Lugdb. 329. Sid. montana parvo varioque Flore. C. B. Piu?
233. Sideritis montana parvo Fioro* Cot» Ecphr. I. p. 198»
T4 196.
(6) Sideritis Hetbacea procurnhens ebra&eata &c. Cunila
Ca7. Lacinia fuperiore latiori ovata tiinervi. H. Cliffl 313- R»
Lugdb. 321. GcuAN Monsp. 277. SIderi# genus Vcrtidllii
fpinofis. J. B. Bijl. III, p,428. ^OfUS. Ü&\ HL S.. U. T.
32. f. 5»
DlDYNAMIA. 315
zonder Blikjes, met gedoomde Kelken en de IV.
boven- Lip Eyrond. AFxvfL*
Höofo?
In de Zuidelyke deelen van Europa, op de stuk.
Velden, groeit dit Kruid, 't welk ongedeelde
Eyronde - ruige Bladen heeft , aan de Punt Zaag*
tandig gedoomd en zesbloemige Kransjes ; de
Kelken ruig , met de onder - Lip viertandig ; de
boven -Lip der Bloempjes kleiner, en Blaadjes
onder aan de Kransjes in plaats van Blikjes. De
Bloemen zyn wit van Kleur.
(73 Yzerkruid dat Reefterig is en eenigermaor
te Wollig ; de Bladen Lancetvormig Lini- 'iJtïmL
aal geheel effenrandig ; de Bloemen en Blik» Gr*s*
jes getand.
In Spanje is de Groeiplaats van deeze , die
naar de Lavendel gelykt, hebbende een Heefte*
rige Steng, welke doorgaans voor een gedeelte
op den Grond legt , en veele witte Wollige
Takjes uitgeeft, van een Voet hoog, vierhoe-
kig» De Bladen zyn ook Wollig en zeer fmal ;
de Kransjes zesbloemig; de Bloemen geel.
(8) Yzerkruid met Lancetvormige gladde ef~ vin.
fen^f^'
Hyfopbia*
(7) Siderhis SufFruticofo - tomentofa &e. Sïd Hicp3nica erec- dfg.
ta Folio anguftiore. Tournf. Jnfl. 191. Hysfopus roontana
verticillata xnajor. BARR, lc 239. BOCC, Mus. II. p. 77. T.
(8> Sideritis Fol. Lanceolatis g'abris iutegcrrimis &c. H*
v 5 <m
II. Deel, IX. Stuk,
314 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV# fenrandige Bladen ; Hartvormige Doorn»
Afdeel. achtig getande Blikjes en gelyke Kelken.
Hoofd»
«tuk. (9) Yzcrkruid met Lancetvormige eenigszim
ix. getande , boven gladde Bladen ; Eyron*
sttdioldes. & Doornachtig getande Blikjes en gelyke
Ruuwbia- Kelken.
dig. v
l&jkta ^10^ ^zerkruid niet Lancetvormige ftompe ge-
Ruigbia- tande Haairige Bladen , Doornachtig ge*
^ tande Blikjes en ruige leggende Stengen.
Deeze drie Soorten maaken als de Verfchei-
denheden uit , van het door geheel Europa in
'cwild groeijende Kruid, daar dit Geflagt den
naam van heeft, Ik noem het , volgens den
Griekfchen Sideritis , in 't Hollandfch Yzer*
kruid , gelyk de Engelfchen hetzelve Ironwort
heeten, of, volgens Merret, Clowns Wound-
wort, (Panax Coloni) Clowns All-heal, dat is,
Kloens Heelkruid ; om dat het lompe Landvolk
zig
Cltf. 313. R. Lugdh. 322. GOüAtf Monsp.2jz. Sid. Alp. Hys-
iopifolia. C. B. Pin. 233» Hall. Helvé 6^7. Sideritis mon-
tana. Lob. Ic 525*
(i>) Sideritis Fol. Lanceolatis fubdentatis fupra glabris &c.
Sideritis Fol. hiifutis profunde crenatis, C. B. Pin. 233* Sid.
f. Ferrumïnatcix Heraclea. Lob. h. 523.
(lo) Sideritis Fol. Lanc. obcuiïs dentatis Pilofis. Tetrahit
Cauübus procuoibentibus , Foï. fesfiUbus, Ger. Prov. 272.
Sid. hfrfuta. GouAN Monsp. 278. Gort. Belg. t64. Sideritis
hi r> cumbens. C. B. Pin. 232, Sid, tertia. Clüs. Hiftm
11 | Sideritis Heraclea. Hisp. p, 3 §9. Tetrahit Herbaria-
mm. Je. 5^3. Herba Judaica» Dod. Pempt. 23.
DlDYNAMIA. 515
zig daar van tot heeling der Wonden bedient. IV.
Die eïgenfchap f naamelyk, van fterke famen- ^FxvfU
trekking der Vleezige deelen, heeft 'er den naam Boofd*
van Yzerkruid aan doen geeven, en mooglyk STÜK#
ook dien van Tetrahit by de Kruidkundigen, De pefmia!°5%
Afbeelding , welke Louel daar van onder dien
naam geeft , is de zelfde als die der Sideritis
Heraclea by Clusius, en komt overeen met
de Ruige leggende van Bauhijnüs, welke by
Tournefort de eerfte Soort uitmaakt van
dit Geflagt. Die van 't Joodenkruid , by Do-
donjEüs, dus genaamd om dat de zwervende
Jooden of Landloopers zig als iets wonders daar
van tot Geneezing bedienden, verfchil ten komt
nader overeen met het Scordioides , dat de Bla-
den van boven glad heeft , en van die gladheid ,
in fommige Kruiden , welken men ook Sideri-
tis heeft genoemd , is de Hoogduitfche naam
Gliedkrauty zo wel als de Neerdukfche Glid-o£
Glitkruid , (niet Gliskruid^ gelyk dcHeer
de Gorter fchryft), afkomftig. Dezelve ech-
ter is, om dat de meefte Soorten ruuw en ruig
zyn van Loof 3 op dit Geflagt niet toepasfelyk.
Wat de reden zy van den Franfchen naam Ora-
f auditie , begryp ik niet» Lobel zegt, dat de
Franfchen het Carpentaria of Timmerluiden-
Kruid heeten, om dat het dezelven een gereed
Middel aan de hand geefc , tot Geneezing van
Kwetzuuren met Yzer gemaakt. Hiervan willen
fommigen ook den naam van Sideritis of Yzer-
kruid afleiden ; doch dat is wat ver gezogt.
De
II. Deel» ix. stok»
3i6 TwEEMactige Kruiden.
IV. De verwarring , ondertusfchen , die onder de
Fxv.EL Kruidkundigen der voorgaande Eeuwheerfchte,
Hoofd- noopens de Soorten van dit Kruid , is nog wei-
8Tük. n-g 0pgehelderd. Dit komt daar van 5 dat de
%!#****"Gekranste Kruiden dikwils in Kenmerken zo
weinig verfchillen : des Ludwighis zelfs ge-
oordeeld heeft , dat men dit Geflagt en dat der
Beconie zou kunnen famenvo^gen ; gelyk het
gladde Akker - Yzerkruid onder den naam van
Betonie fchuilt. Van de drie gedagte Soorten
groeit het Hyfopbladige meest op Gebergten der
Zuidelyke deelen van Europa, de volgende,
ten minfte de laatfte , is algemeener bekend in
ons WereldsdeeL C l u s i u s zegt 'er van : „ Ner-
„ gen byna komt dit Kr uid niet voor, op een
9} droogen Steenachtigen Grond, door Spanje,
3, Vrankryk en Duitfchland, alwaar men hetby
3, Zomer , en op fommige plaatfen ook tot in
3, den Herfst , ziet bloeijen. De hedendaagfche
Kruidkundigen , evenwel , is het in Ooften-
ryk , noch in onze Nederlanden niet voorge-
komen (*).
Zie hier de befchryving , welke de Ridder
van
(*) Vid, Flor, Belg. in Am. Acad. Vol. VT. p. $9. Ook
vindt men het by Boerhaave niet als inlandfch aangete-
kend ; die 'er zelfs geen gewag van maakt : niettegenftaande
Commelyn gezegd hadt , dat het in ons Land by de We-
gen en Paden groeide : het Tetrahit Herbariorum naamelyk
van Lobel, dat die Autheur zegt, door zekeren Kruidken-
ner, in Bofchachtige plaatfen van Italië, omtrent Bononie *
geplukt tezyn. Wat heefr men'er dan voor aangezien ?
Didvnamjao 317
dit laatltc geeft 9 daar zyn Ed> de Groeiplaats IV;
aan toefchryft in Provence , Spanje en Italië.
„ Een ftyve Haairige Steng: Lancetvormige, Hoofd-
„ ftompachtige, rimpelig geplooide Bladen met STU3U
„ drie of vier fpitsachtige Tandjes: Hartvor.^^**/
33 mige Zaagswys' gedoomde Blikjes : ver af»
s> Handige, ongedeelde zesbloemige Kransjes ,
3J tusfehen welke de Steng ruiger is : geeleBloemp-
„ jes3 met een krom Pypje* de boven -Lip Li-
„ niaal , half tweedeeligomgeboogenopftaande*
„ Sneeuwwit; de onder- Lip zeer klein; de
Meeldraadjes binnen 't Pypje : de Kelken
H ruig met vyf gelyke Doorens."
(11) Yzerkruid met Hartvormige Jlompe Plui-
zige Bladen, mgedmnde gewolde Kelken 5
een langwerpige Aair en opflaande Steng. Gewo1^
In Egypte en Paleftina fielt Linnjrus de
Groeiplaats van deeze , die ook door Meer-
burg in Afbeelding is gebragt (*). Deez' voegt
'er de befchry ving van den Ridder by % waar uic
blykt , dat het een Plant is van een Span hoog-
te , hebbende de Steng aan 't end een zeer lan-
ge Aair , uit zesbloemige Kransjes famengefteld ,
die fterk gewold zyn en de Bloemen donker-
Violet. Deeze heeft getande Blikjes, van aan-
merkelyke breedte , onder de Bloemkransjes,ge-
lyk
(u) Sideritts Fol. Cordatis obtufïs Vlllofis &c.
(*) Op Tab. xxvm. der zo even gedagte Verzameling*
II. DSEI* IX*
318 TWEEMAGTIGE KRUIDE^
IV. lyk alle de Soorten van dit Geflagt, uitgenomen
Ap££EL de zes eerften.
Hoofd-
STÜK, M e n t ii A» Munt*
4^tZaA De Bloem is , in dit Geflagt f byna egaal in
vieren gedeeld , hebbende de breedfte Slip uit-
gerand, en de Meeldraadjes opftaande 3 wat van
elkander af.
Behalve de gewooneen verfcheide wilde Soor*
ten van Munt, is hier ook de Poley in begree-
pen 3 maakende dus zeventien Soorten , waarvan
de vier eerften geaaird zyn 5 de vier volgende
Hoofdjes hebben , en zeven overigen Bloemkrans-
jes 9 als volgt. De twee laatften zyn reeds onder
de Heefters befchreeven.
ï-
(i) Munt met langwerpige Aairen , langw.
Mentha Zaagtandige , Haairige , ongejleelde Bla»
^urte • ^ ^ ^ Meeldraadjes langer dan de Bloem.
Stinkende.
Op Waterige plaatfen van Oostindie groeit
deeze, die Aairen byna als het Kruid heeft , dat
men Vosfeftaartjes noemt. De Geftalte is , voor
\ overige, byna a!s die der Eerenpry*, doch het
Kruid ftinkt zeer. Men legt een Pap daar van op
Gezwellen.
O)
(i) jMentha. Spicls oblongis , Fol. oblongïs (èrratis Pilofis
&c, Syfl. Kat, XII. Gen* 713* p. 391.^. XIII. p. 444.
Mentha foetida. BURM. FL Ind. iz6t Alopecuro - Veronica.
JFl. Zeyl. 411. Veronica hirfura latifolia, Zeyl. Aq. Burm.
&eyl. 2zs. M:yina foetida. Rümph. Amb* VI. p. 41, T. itf.
DiDYNAMlA* 319
(9.) Munt met langw* Aairen ^ de Bladen lang- IV.
werpig Wollig Zaagt andig ongejieeld , de Af£^l*
Meeldraadjes langer dan de Bloemen* Hoofd-
stuk.
C3) Munt met langw. Aairen , de Bladen Lan- n.
cetvormig naakt , Zaagt andig > ongejieeld ^J^wftrts.
de Meeldraadjes langer dan de Bloem. wilde.
nr.
(4) Munt met laugw. Aairen > de Bladen rond- Viridis.
achtig, gerimpeld, gekarteld ongejieeld. tv.
Rotundifim
Deeze drie zyn,vo!ger s de Authéuren, Verfchei-/z£ondbla^
denheden van Wilde Munt, die door elkander dige.
groeijen in verfcheide declen van Europa, meest
voorkomende^an de kanten van Beekjes 3SIoo-
ten en Waterplasfen , en fomtyds ook wel ia
de Velden. De tweede, door haare Wollige gry-
ze Bladen , inzonderheid , van de derde 9 die de*
zeiven groen heeft , onderfcheiden , is by ons
aan de Wegen niet ongemeen* Wy noemenze.
Wilde 9 eenigen Geaairde , en fommigen Water*
Munt.
(1) Mentha Spie. obl. Fol. oblongïs tomentofis Sec.
Mei. 279» KRAM. Auflr. 169. Gf.R> Prov. sÖ3. GoUAii
Monsp. 279. H. Clif. 306. Mentha fylveft. Folio Iongiore.
C. B. Pin, 217. Menthaftmm. Dod, Ptmpt. 96. Lob. Icm
5 op.
(3) Mentha Spie. oblonpf. Fol. Lanceolati* &c. R. Lugdh.
$25. &c. Mentha arsguftifoha fpicata. C. 8. Pin, 22,7. Men-
tha. Cam. Epit. 477. Mentha tertia. I)od, Pempt, 55. Men-
tha Aqmtica fpicata. GRON. F'irg* 167 , 89,
(4) Mentha Spie. oblong. Fol. fubrorundis rugofis &c. HUDS.
Ar :/•.'. 22i. Mentha fylveftris rotundiore folio. C. B. Pm*zzj.
Menthaftrum J. B. Hift.lV. p.2ip. TA li. 349. Mep*
tha Fol. ovatis tomentofis &c. HALL* Hslv* 65 jf
Q« DSSL» IX» STUK,'
SdO TWEÊMAGTIGË KrÜIDËN*
IV* Munt. De Franfche naam is Menthaflre, gelyk
AFxv!L' zy 00^ a"en on^er dien naam voorkomen by
Hoofd* eenige Kruidbefchryvers* De vierde , die nog
stuk, wej a]iermeest zou verfchillen , heeft de Bladen
dfJmzaa'zo wel Wollig als de tweede Soort. De gene,
welke LiNNiEüs op de Groene uit Came*
rarius aangehaald heeft, is een Tamme of
Hof- Munt, zowel als die vanDoooN^us t
welke Lobel noemt Roomfche Munt der Win*
kelen of betere Smalbladige (*}♦ Deeze zal het
mooglyk zyn , welke fomtyds in plaats van de
befte of Krulbladige gebruikt wordt, hoewel
zy ongelyk flaauwer is van kragten en grovef
van Reuk ; weshalve de EngeUchen haar Hor*
Je - Mint noemen , dat js Paarde - Munt , ofSpear*
Mint y wegens de lange Aairen, waar docr zy
zig van de volgende onderfcheidu
v. (5) Munt mét Hoofdjes • Bloemen en Hartvor-
mige getande , gegolfde , ongejleelde Bid-
den ^
cttspa.
Kr ui ze
munt.
(*) Méntha Romana Officinarum ftve praeffontïor angufti-
folia. Lob. Ic, 507 , zynde de zelfde Figuur als de Derde
.Munt van Dodonjius. Linn&us hadt ook de Vierde aange-
haald , doch die is gekranst en ftrookt dus hter in geencn
deele. In Uorto Cljff. merkt zyn Ed: dezelve als een Ver-
scheidenheid aan* Ook acht hy aldaar zelfs de Wilde en
Groene uaauwlyks tq verfchillen.
(s) Mentha Flor. capïtatis 3 Fol Coid. dent. undulatis Sec^
Mat. Med. 278. H. Clif. $06. H. Ups. i6i. Xram. Auflr.
169. Mentha crispa Danica f. Germanica fpeciofa. MoniS.
llt% llï. p. $6 7. $. \u T. ö. £ 5. Mentha ciispa. R.IV*
Mon. 47.
den ; de Meeldraadjes van langte ah de IV*
Blom. A%TU
* Hoofd.
Hoe deeze, die onder den naam van Deenfche *Tuk.
of Duitfche Munt voorkomt en reeds lang be Gymno*
kend is geweest in de Kruidhoven > haare Q\JPGrmuu
gentlyke Groeiplaats in Siberië kan hebben 9 is
zonderling* Men kanze eigentlyk als een mid*
del - Soort tusfehen de genen die Aairen en Hoofd-
jes Bloemen hebben , aanmerken. Het is de ech-
te Kruize-, dat is Kroeze Munt, dus genaamd
wegens de Gekruldheid der Bladen 3 welke zy
ligt verliest, zo Münting aanmerkt; wan-
neerze niet om de twee Jaaren wordt opgeno-
men en verplant*
3, Zy heeft voortkruipende Wortels gelykde
andere Soorten. De Stengen zyn fomtydsen-
„ keldjfomtyds Takkig ,tot een Èlle langzaan
M de Knietjes voorzien met twee roodachtige
i} Bladen , tegenover elkander , de onderfte wel
3, een Duim of anderhalf breed 3 diep Zaagtan-
,3 dig ingefneeden en als gekruld. De Bloemen
3, komen in taamelyk dikke Ftompe en dikwils
3, korte Aairen voort , zynde paarfchachtig 3
^ Pypswyze, aan den Mond in vieren gedeeld
„ en digt getropt."
Dus 3 nagenoeg, komt by Morison debe-
fchryving voor van de Kruizemunt , welke men
keurt voor de befte Munt , als een fterker aan-
geDaamen Reuk hebbende en dus bekwaamer
zynde dan de andere Soorten 3 tot Destillatie.
x 'th
II. DISL* IX» 5TU*#
g$2 TWEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV- 't Is iedereen, naamelyk, bekend, dat door de
Ar xv^L Apotheekers en Chymiften uic dit Kruid heil-
Hoofd- zaame Middelen bereid worden. Het gedeftil-
stuk. leerde Water , Geest en Olie, zyn voortreffe-
ügu lyfe tot verfterking van het Hart , opwekking
van den Appetyt , wegneeming der Walginge ,
Windbreeking en dus tegen Maagpynen en 't
Rolyk. Hierom dient het grootelyks in Kinderen
en zwakke Geftellen , verzagterde den Hoest
die uit fcherpe flymige Stoffen in de eerfte We-
gen dikwils ontftaat en zelfs de Wormen uitdry-
vende Bovendien is de Syroop en Konferf van
het Kruid Maagfterkende en eenigszins famen-
trekkende* Uitwendig opgelegd, dient hetzelve
om Gezwellen te doen verflaan , inzonderheid
die der Vrouwen Borften , als ook tot behoe-
ding voor Verfterving. De Melk, daar Bladen
van Kruizemunt in geweekt zyn , wil naauwlyks
ftremmen , en L i n n jr ü s merkt aan , dat men
van den Melk der Koeijen , die op Waterige
plaatfen , waar veel Wilde Munt groeit, graa-
zen , en uit gebrek dezelve genoodzaakt zyn te
eeten5 geen Kaas maaken kan (*).
(6) Munt met Hoofdjes - Bloemen ; Eyronde
Zaag-
(*) Rdtty Mat. Md. Lond. & Rotterd. 1775, p. 324.
(6) Mentha Flor. Captetis, Fol. ovatis fesfilibus &c
Huds. Anih 22,3- N. 10. Mentha Aq. hirfuta f. Sifymbrium
liirfuuus. J. U. Hifi. III, p. 224. Sifymbrium hirfutum. RAjf.
AngU III. p. *33> 0, Mentha Sifymbr* hirfuta 6cc, R Aj. AngU
III. p, *3 3» T. 10, f. x.
VI.
Mentha
hirfuta.
Ruige.
Zaagtandige byna ongejleelde ruigachtige Af^l,
Bladen ; de Meeldraadjes langer dan de xv/
Bloem. Hoofd-
STUK.
Deeze verfchilt van de volgende weinige dao Gymno»
daar fai 3 dat de Bladen wat ruiger zyn ; des de/ïermta*
Heer Haller, die dezelve ook in Switzer-
land vondt , daar van flegts eene Verfcheiden-
heid maakt. Men heeftze in Engeland insge-
lyks met ronde Bloemhoofdjes en ronder Bladen
waargenomen.
(7) Munt met Hoofdjes - Bloemen ; Eyronde vu:
Zaagtandige gepelde Bladen ; de Meel-
draadjes langer dan de Bloem. water*
Munt,
Deeze is zeer gemeen aan de kanten van Ri-
vieren en JBeeken, Slooten en Graf een, als ook
op Moerasfige plaatfen , zo door geheel Euro-
pa > als in 't by zon der in onze Nederlanden. Dus
komt zy ook dikwils by de voor befchreevene
ffiilde Mtinte voor 9 en is van fommigen daar
toe betrokken geweest , doch zy onderfcheidt
zig, niet alleen door de gedagte Kenmerken >
maar
(7) Mentha Flor. Capit. Fol. ovatïs , ferratis fesfilibus*
&<;. GORT. Belg. 164. FL Suec. 482. GORR. Ingr. 92. KRAM.
Auflr. 169. Ger. Prev. 269. G®uan Monsp, 279. H. Gif.
306. R.» Lugdb. 325. Hall. Helv* 658» Mentha rotuadifolia
paluftr's f. Aq. major. C\ B. Pin. 227. Menth. Aq. f. Si*
fymbria» LOB. Ic. 50$. Sifymbriuin. DOD. Pempt. 97, Kruidö*
1
X &
XI. DESL. IX, STIK
324 TwEEMAGTlGE KRflIDËN.
IV. maar ook door een veel fterker Reuk, die op
Afdeel. vcr Eaa de aangenaamheid niet heeft van de
Hoofd' Kruizemunt, zweemende meer naar dien van
stuk. Kattekruid, Men wil , dat zy her Sifymbrium
Bhotzaa-fa Qudcn zy ^ wordende RoQde Jfrüde ]tfmte
van Dodon jeus getyteld. De Franfchen hee*
tenze ook Menthajlre en de Duitfchers Rosf*
Muntz of Water - Muntz > dat is Water -MunU
De Bladen en S:eelen zyn fomtyds roodachtig,
waar door deeze Soort van de gedagte rondbla-
dige Wilde Munte onderfcheiden wordt. Men
heeft ze ook wel in plaats van dien in de Apo-
theeken gebruikt % en zy zoude , volgens Lo-
bel, de Balfamine of het Balfemkruid der Win-
kelen zyn , doch de meelten geeven dien naam
aan de Kruizemunt.
vut. (8) Munt met Hoofdjes- Bloemen; Eyrondege-
Fk^itf. Jieelde Bladen; de Meeldraadjes korter dan
FePer- de Bloem.
Munte*
Deeze , die men Pepper - Mint , dat is Peper-
Munt , in Engeland noemt , fchynt aan dat Ryk
fcyzonder eigen* üe Reuk van 't verfche Kruid t
zo wel als van 't gedroogde, is Kruiderig, ge-
lyk die der gemeene Munte, de Smaak als van
Peper , maar fchielyk overgaande in een Salpe-
tigen Smaak, met aandoening als van Koude op
de
(%) Mentha Flor. Capit. Fol. ovatis ferratis petiolatis &c.
Mentha Spie. brevioribus & habitioribus, Fol. Menth* fu$«.
cx &c. RAJ. Angl% III. p. 234- T. i<h *•
DlDYNAMIA, 325
de Tong, gelyk in de Kamfer plaats heefc en IV,
zulks neemt men ook in 't gedeftilleerde Water ?5vf^
waar: des dit Kruid in lang zo veel niet ver-Hoon**»
warmt , als men zou oordeelen uit gedagte pe.ST^*
per-Smaak. Daar komt, door Deftillatïe,
zeer fcherpe Olie uit. Met Yzef- Vitriool worde
het Afkookzel groen ;doch zulks heeft ook plaats
met dat der andere Wilde Munten (*)♦
(9) Munt met Kransjes - Bloemen ; Eyronde
Menton
fpitsachtige Zaagtandige Bladen; de Meel-fativa.
draadjes langer dan de Bloem. Mw*t
(10) Munt met Kransjes • Bloemen; Eyron-
de fpitfe Zaagtandige Bladen; de MéMrHofm®n~
draadjes korter dan de Bloem* te*
(11) Munt met Kransjes - Bloemen ; Ewor^^J^'
fpitfe Zaagtandige Bladen ; de Meeldraad- Akke/-
jes zo lang als de Bloem. Muntc.
Het
(*) RliTTY Mat, Md. uts, p. 32?, 32*.
(9) Mentha Flor. verticillatis , Foliis ovat's acutiusculis
&c. Mentha crispa verticillata. G. B. Pin. 227. Mench.crip.
vert. Fol. rotundiore. J. B. Hifi. III. p. 215.
(10) Mentha^Xoi. Vertic. &c. Gouan Monsp. 279. Ment!i.
Hort. verticillata Ocymi odore. C. B. Pin. 227. Mentha Vers-
minor acuta, non crispa &c. f. B. Hifi. I1T. p. nó.
(11) Mentha Flor* Ver tic Sec Gort. Belg. 16s.Fl.Suee.
4S1. Gort. Ingr. 92. Kram Au/fr. 170. hall. Hiv 6?g.
DALIB. Paris 178. GER Prev. 2^9. //. Cliff. 307 R. Z,»^/;.
326, Mentha Arvenfis Verticiil. procumbens» MqriS. Hiyf.
|U« p. S«9 S 11. T. 7. f. 5. Calamintha Arveafis verticilU*
ta. C. B. Pin. 229.
x3
II. Deel. IX. Stuk.
3^6 TWEEMAGTIQE KüülDEN.
IV. Het verfchil is, volgens de bepaalingen, zee?
A?xvfL ^ein tusfehen deezedrie Soorten, als meest bes
Hoofd- Itaande in de meer of minder langte van de Meel-
stuk. draadjes3ten opzigt van de Bloem De tweeeerüeti
J&°otzaa- WOrden gezegd in de Zuidelyke deelsn van Eu-
ropa haare Groeiplaats te hebben ; de laatfte is
een inboorling zelfs der Noordelyke, gelyk i|
Rusland en Sweeden, Het zal die zyn , waar van
Lobel fpreekt , zeggende : 3, in Vriesland,
„ by Kampen en Zwol , groeit een Wilde Mun*
te , die de Bladen bruiner , langer en niet zo
ruuw heeft," Zulks , ten minfte, wordt ge-
tuigd van deeze (*) , die anders zyne IFqter*
Kalaminth zou zyn , welke volgens hem op
Akkers groeit in de Nederlanden. Msn viedtze
overvloedig in Vriesland op de Kley en in de
Wouden , doch in Holland niet , zo 't fchynt.
Wat nu het onderfcheid deezer drie Soorten
aangaat : de eerfte heeft gekrulde Bladen , de
tweede niet , maar de Stengen van dcezc zyn
roo i en daarom fchynt het wel de zogenaamde
Roomfche Munte> en mooglyk die, welke Do-
DON-ffius eerit afbeeldt , zeggende het de
Bruin-Heilige te zyn, die zeer aangenaam is van
Reuk, wordende Diemcnt genoemd van de Duit-
fchers, en van de Franichen ,zoGouan zegt ,
la Menthe ou Baume des Jardins, , dat is Hof-
Munte
(*) Naamelyk dat dezelve op dse plaatfêa groeit : zie Gort.
Fier. Edgka en Meese FL Fris» ook aan SSooten en de
kanten der Wegen»
DlDYNAMIA. 3?7
Munte of Hof-Ealfemkruid. Lo bel heeft de- IV.
zelve afgebeeld onder den naam van Ment ha A xvfU
cruciata, mislchien om dat de Bladen kruislings Hoofd.
ftaan : dat is , zegt hy , Kruis- of Kruizemunt. STU!r#
Doch deze benaaming zou toepasfelyker zyn op èC f£^m
gezegde Zaay - Munte , welke mooglyk niet vee 1
verfchilt van de Vyfde Soort. De Akker - Mun-
te, die, als gezegd is, vry algemeen in Europa
groeit, onderfchcidt zig bovendien door haare
verfpreide Stengetjes, komende veei op Koorn»
landen voor, na den Oogst.
(ia) Munt met Kransjes 'Bloemen en Lancet* xir."
vormig Eyronde gladde sfpitfe effenrandige f^lt*
Bladen.
Deeze , die Kleine Water - Munt genoemd
wordt door Ray, is in Engeland gevonden:
doch , zo de Water - Kalaminth van Lobel , voor*
gemeld, hier ook betrekkelyk zy, dan zoude-
zelve insgelyks in de Nederlanden groeijen : alzo
hy daar van zegt. In Nederland en Engeland
3, groeit het op braakleggende en bezaaide Ak-
„ kers, als ook aan de kanten van Velden en
„ Beemden." Maar, om de waarheid te zeggen,
ik geloof dat deeze Soort ook in de voorgaan-
de loopt.
03)
f12) Ment ba Flor. Vertic. Sec. Am* Ac ad. IV. p. %\%. Mentha
Aquatica exigua. RAJ. Angl. III. p. 232. Menth. Hortenfls
quarta. Füchs. Hifi. 219. Calauiintha Aq, Belgamm ÖC
Matthioli. Los. 505.
x 4
II. Deel, IX. stuk.
IV.
Afdeel*
xv.
Hoofd-
stuk.
xiu.
328 TWEEMAGTIGE KrüIDBN.
(13) Munt met Kransjes -Bloemen, Zaagtan-
dige Lancetvormige gefteelde HaairigeBla*
den , de Meeldraadjes van langte als de
Bloem,
In Kanada groeit dccze volgens Kalm, die
CKan^ eng ^00ger dan de v00,'gaande, nietTak-
fche" kig en zeer Haairig heeft, de Bladen de helft
fmaller en fpitfer , komende voorts taamelyk
daar mede overeen.
(14) Munt met Kransjes -Bloemen, Eyronde
ftompe eenigermaate gekartelde Bladen ,
rondachtige kruipende Stengen , de Meel-
draadjes langer dan de Bloem.
(ij) Munt met Kransjes -Bloemen, gepalmde
Blikjes , Liniaale Bladen, de Meeldraad,
jes langer dan de Bloem.
Deeze beide Soorten maaken het Kruid uit
dat men in 't Hoog- en Nederduitfch Poky , in'
't Franfch Pouliot noemt , naar den Latvnfchen
naam Pulegium; doch in 't Engelfch Penny Royat
of Pudding . Gras. De eene is breed- de andere
fmaï-
(13) Mer.tha Flor. Verciciïlatis &c.
(14) Mentba Flor. Vert. &c. Ma,. Med. zso. Gopt. BtU
J6s. R. Lugü. 3zs. Sec. &c. Pulegium Regium vulgatum.*
Lob. Ic, 500.
(15) Mentha Flor. Vert. Fol. lineiribus &c. R. Lugiï.
%Z6, Gouan Monsp. z79. Pulegium angufiifolium. C Rh
Fin. 222. LOB. /ff. sou
XIV.
Pulegium,
XV.
Cervina.
Herts-
Poky.
\ ■
D IDYNAM IA# 329
fmalbladig en deeze wordt gemeenlyk Pulegium IV.
Cervinum of Herts-Poley geheten* De eerfie Af£*ei"
groeit bynadoor geheel Europa wild, komende Hoofd-
by ons op vogtige plaatfen, omtrent den Ysfel stuit.
en elders voort : de andere groeit in de Zuide- °*™K**
lyke deelen van Vrankryk by dezelve* Het isby
de Kruidkundigen uitgemaakt, dat zy tot die
Geflagt behooren , wordende meest onderfchei*
den door een byzonderen Reuk. Sommigen keu-
ren het Smalbladige of Herts-Poley, dat ftcr-
ker van Reuk is , dienftiger tot Geneeskundige
oogmerken» Het Kruid is fcherp en bitter van
Smaak, openende kragtiger dan de Kruizemunt
en in 't byzonder dienende tot afzetting der
Stonden. Zelfs het gedeftilleerde Water daar
van en de Olie wordt ten dien einde , en fom-
tyds tot bevordering van de Kraam , gebruikt*
In de Kinkhoest der Kinderen , in Opftyging
en Borstkwaalen , is het Sap of Aftrekzei der
Poiey een uitmuntend Middel. De Reqk al-
leen neemt fqmtyds de Walging en Benaauwd-
heid weg. Voorts dient het uitwendig, inStoo*
vingen, Baden en Pappen, om veelerley Pyn-
lykheden te verdry ven. Op 't Hoofd of agter
de üoren gedragen, was het, volgens de Ou-
den, een behoedmiddel voor Zinkingen. Zy
plagten het in veèlerley Spyzen te mengen ; ge-
lyk het by de Engelfchen nog in gebruik is, om
gehakt in Saucyfen , Worst, of Bloedbeulingen
te floppen, of ook by de Podding tedoeqjdoch
doqr 't kpoken verliest het zynen Geur.
X S De
ÏU DEEL IX. STUS,
33<* T WE EMAGTICE K R U I D E N.
IV. De twee overige Soorten, als gezegd is, en
'Afdeel. >t GeflagC Van Perilla, reeds onder de Heefters
Hoofd- befchreeven zynde , gaa ik over tot aat van]
Bhotzaa- G l e c o m A (*)♦ Aardveil,
Welks byzondere Kenmerken zyn, dat ieder
paar Meelknopjes in de figuur van een Kruis
famenluikt , en dat de Kelk vyfdeelig is.
i. T De eeöigfte Soort (i), door geheel Europa
Bederacu. gemeen , voert den naam van Hederaterreftris,
Kruipend. jat js Aardveil ï om dat zyalsde Klimop , doch
met de Ranken langs den Grond kruipende ,
zig verfpreidt. Haller h ert den naam Cha-
mceclema van Co r dus, Laage Klim beteke-
nende , gebruikt. Anderen noemenze Chaimcis*
fas , dat wederom op 'c zelfde uitkomt. By de
Franfchen heet dit Kruid Rondote , Lierre ter-
rejlre ofTerrette: by de Engelfchen Ground-Ive,
by de Duitfchers Gundelrebe. Wy noemen het
Aardveil , Hondsdraf of Onderhave.
Het Kruid is , zo door het gezegde 3 als door
zy-
(*) Sommigen fèhryven Glechoma , doch 'c is beter den
Ridder te volgen , dewvl zya Ed. deezen Geflagmaam van
*t Griekfche Wootd yX^KW y door Dioscoiuoss gebruikt ,
heeft afgeleid
( i ) Glecoma Fol. Renlformibus crenaris. Syft. Nat. XIT.
Gen. 714. p. 393. Veg. XIII. p. 44;. Mat. Med. p. 303.
Gort. Belg. 165. Kram. *du/ir. 170. FL Succ. 483, 5 is.
Gort. /«gr, 92. Gfr. iVov* 267. GOUAN Momp. 280. Ca-
lamintha hurailior folio rotundiore. Tournf. 194. Cham^
clema. Hall. Helv. 652. Hed* terreftris vulgaiis. C. B«/V«*
306. Dod. Pmpt. 394. Lob. /c. p. £ j3.
DjDYNAMIA* 331
zyne Niervormige gekartelde Blaadjes en de iv.
fierlyk blaauwe Bloemen, iedereen bekend. Het A<Bwtt#
heeft die byzonderheid , dat de Bloemfleeltjes, tioofd-
van vier tot agt,een halfrond Kransje maaken ^tuk*
dat over ééne zyde helt. De Reuk is fterk, dey
Smaak bitter en wordt, als het lang afgekookt is ,
wrang. Men pryst het , inzonderheid , tegen Borst*
kwaaien , by Teeringachtige Menfchen : ook
tegen de Roode Loop en andere Kwaaien. On-
der Haver gekapt is het zeer dien (tig om de
Paarden Wormen te doen loozen. Bier doet het
fpoediger ftryken 3 zegt men , dan de Hop of
iets anders: weshalve het ook5 van de Engel-
fchen , Alehoof en Tunhoof geheten wordt.
De Verfeheidenheden van dit Kruid , door
Tournefort opgetekend , met paarfche
Bloemen, alsook de kleinere, die laager blyft
en fraaijer is dan de groote , door Vaillant
in drie Afbeeldingen fierlyk vertoond CO^chy-
nen van den Grond af te hangen ; maar die
met Bloemen van een Duim lang , welke de
Heer Hall er in Switzerland, onder de ande-
re groeijende vondt , en hoedanige ook om-
ftreeks Parys, door gedagten Autheur, is waar*
genomen en befchreeven ; verfchile veel in Ge-
was, hebbende ook de Bladen , die in de ge-
meene paarfchachtig geaderd zyn , van onderen
geheel groen. Deeze zal de Berg* Aardveil der
Au-
(I) Bêtan. Paris. T. VI. f. 4 - 6.
IU Deel, IX, Stuk.
33* TwEEMAGTlGE KrüïDEN,
IV. Autheuren zyn , die de Bladen ronder, ruiger,
AfdxEvL groter heeft en fterker is van Reuk, groei-
Hoofd* jende in het Thuringer Woud overvloedig (f).
stuk.
L a m i u m. Doove Netel.
De boven - Lip der Bloem is geheel en ge-
welfd ; de onder - Lip tweekwabbig ; de Keel
heeft wederzyds een getanden Rand in die Ge-
flagt, tot het welke de agt volgende Soorten
behooren.
t. (i) Doove Netel met Hartvormige 3 ongelyk
)rta}a. m fp^ts Zaagtandige Bladen f de Bloemen
Groote. mt em gezwollen Keel , de Kelken gekleurd.
In Ooftenryk en Italië groeit , volgens den
Ridder , deeze cp de Gebergten. Zy is zeer
groot van Gewas » heeft byna gladde Bladen en
een groote paarfche Bloem, 't Geflagt , dat Mi-
cheliüs onder den naam van Papia hervoort-
gebragt heeft en afgebeeld , in eene Valey van
't Apulifch Gebergte Gargani door hem gevon-
den , is eene Verfcheidenheid vaa deeze Soort.
(O
(t) Vid. CAM- Epit. p. 40 t.
(1) Lamium Fol* Cord. inarqualiter argutcque ferratis &c.
Syjl. Nat, XII. Gen. 716. p. 393. Veg% XUI, p# 445- Ls-
mium maximum Sylv. alierum. C. B. Pin, 2*1. L'jraiura
moot* Sax. ferme glabrum. Till. Pit. 92. T. 34< P 1 -? Ga-
leopfis maxima Pannonica. Clus. Hifi. 11. p. 35. 0. Orvala
Garganica. Sp* Plant. $07. Papia Garg. Mich. Gen. so.
T# 17.
DidynAmiA» 333
(2) Doove Netel met Hartvormige ruigach- IW
ti 'ge Bladen ; de Bloemen met een gezwollen^F™zhé
Keel ; het Pypje regt , wederzyds met Hoofd*
dubbelen Tand* STUK*
11.
(3) Doove Netel met Hartvormige rimpelige
Bladen , een e ff ene Steng en gladde Kelken'*™-
van langte als het Bloempypje* khQ^m"
(4) 'Doove Netel met Hartvormige gefpitjle
Bladen en tienbloemige Kransjes. 'Imm
IV»
Deeze drie Soorten, in 't uiterlyke aanzien MacuU-
niet veel verfchillende , hebben allen in Italië tUQ^kte9
haare Groeiplaats , doch de middellie zou ook
in Siberië en volgens Boerhaave hier in de
Nederlanden voorkomen. De eerfte vindt men
zeer fraay door Ebret afgebeeld; waar uit
blykt, dat het dubbelde Tandje 3 wederzyds,
niet aan het Pypje , maar aan de Bovenlip plaats
heeft.
(z) Lamium Fol. Cord. pubescentibus Sec. lam, Gar£*
fubincanum. Till. Pis. 93. T« 34. £ 2. Lamium Carariïe
folio, Flore purpureo. Mem, de ÏAccd, de Par. 1717. p»
3Si« TREW. Ebret. Tab. 75.
( 3 ) Lamium Fol. Cord. rugofis &c. Lam. purpur. fceti-
dum. Pluk* Pbyt. 198. f. j. Lam. purp* non foetens Fol.
oblongo. C. B. Pin, 231» Bocc Mus, II. T. 23. Galeopfis
Flor. purp. majore , Fol. non maculato. J, B, Hifi. III. p.
321. RAj. Hifi 559.
(4) Lamium Fol. Cord. acuminatis &c. Lam. alba linei
notatum. C. E. Pin* 231. Lamium Plinü montan. Campo-
clarcnfium. Col. Ecpbr. I. p« 190. T. 192. Lam. raacul3«
turn» C B. Pin. 231.
II. Deel, IX* stuk,
334 Tweemagtige Kruiden*
IV. heefc. Van een Berg by Rome heeft 2y deft
Afdeel, bynaam. De laatfte komt de Witte Doove Ne-
Hoofd* telen zeer naby 3 verfchillende meest daar van
stuk» door de paarfche Bloemen 3 de wit geplekte
■ Bieotzaa- g]ac}cn en dat zy vvederzyds maar vyf, geen tien
Bloemen heefu In de Zomer 5 echter , verdwynt
de witte Vlak der Bladen.
v*. (5) Doove Netel met Hartvormige gefpitjle
tihum. Zaagtandige gejleelde Bladen en twintig'
Wltce' bloemige Kransjes*
Tot deeze Soort hadt de Ridder bevoorens al-
le de voorigen , als Verfcheidenheden , t'huis
gebragt. Zy is door geheel Europa gemeen > en *
onder den naam van Doove of Hondsnetelen > zeer
bekend in onze Nederlanden , alwaar zy veel
voorkomt in het Gras aan de Wegen. In Vrank-
ryk noemt menze Ortie morte , in 't Engelfch
Deadnetle , in 't Hoogduitfch Todnesfel, dat is
Doode Netel, om dat zy de gedaante van Bran-
dcnetelen beeft en de Handen niet brandt. Men
wil dat het de Galeopjts der Grieken zoude zyn$
dus genaamd, om dat de Bloem naar den Smoel
van een Kat s wanneer die byten wil , gelykt.
Sommigen noemenze Archangelica y welke be-
naa-
($) Lamitcm Fol. Cord. acuminatis ferratis petiolatis &c.
Mat. Med. 307. Gort. Belg. GoüAn Monsp* R, Lugdu&c*
&c. Lamium album non foetens Folio oblongo* C. B. Pin,
2jf# Galeopfis. Cam. Epit. 86;. Urtica iners five Lamiunt
primum. Dod. Pempt. 153. Lam* album vulgare fitre Archan-
gelica. MOBIS: Hifi. \\u p. 38*. S. 11, T* 11. f. 1.
Didynamia; 335
nasming daar op toegepast zal zyn5 wegens de IV.
uitmuntendheid , die men zig verbeeldde in ditAF^Kt%
Kruid te huisveften. Men fchreef 'er, in Pappen Hoofd-
en Stoovingen , een groote kragt aan toe, omSTUK*
harde Gezwellen week te maaken. Tegen de fa7m\aT
Scrofelen wordt het nog als een heerlyk Middel
aangepreezen. By 't Landvolk is het tegen Keel*
Ontf teekingen > zegt Boerhaave 5 in gebruik»
De Wondbalzem van Doo art, zo uitmun-
tende inde Pees- Kwetzuuren , wordt, door de
Bloemen in Oly ven - Olie te zetten , vervaar-
digd» De ondervinding leert deszelfs nuttigheid
in de Witte en Bloedvloeiingen ; mids men de
bloeijende Toppen als Thee aftrekke , en daar
van dagelyks eenige Kopjes gebruike, zegtGË*
offroy. Ook dient daar toe een Konferf, die
men. van de Bloemen maakt. Het Kruid geeft,
wanneer het met de Bloemen gedeftüleerd wordt,
zeer veel Olie en is zwaar van Reuk , inzonder»
heid de volgende Soort die zelfs ftinkt. Men kan
daar u;t reden geeven van de gezegde Eigenfchap-
pen, welke gemeen zyn aan verfcheide Soorten*
(6) Doove Netel met Hartvormige Jlompe ge- vr;
Pelde Bladen. £££
faariche.
Zie daar het verlchil der Doove Netelen met
paar-
(6) Lamium Fol. Cordatis obtufls petiolatis. GoRT. Betg.
&c. &c. Lam. purp. foetidum Folio fkbromndo. C. B. Pin»
230. Unica iners altera. Doo. Pempt. Lob» Ic, 520»
Hall. Helv. 6+1 ^
IU Deel» IX» Stux,
33<5 TLw eemaotige Kruiden
IV. paarfche Bloemen , wat de figuur der Bladen
AFxv? L ?ar,gaat 9 hoewel die ook aan den top der
Hoofd- Stengen getroptzyn, en niet zodanig als itl
stuk* de Witte geplaatst. Doch daar zyn aanmer-
J^eTzaa "kelyke Verfcheidenheden , zo van deeze als
van de voorgaande , op byzondere plaatfen ko-
mende die zelfs met paarfche (f) en deeze met
witte Bloemen voor. De Groeiplaats is niet
minder algemeen*
vn. (7) Doove Netel met de Bladen by de Bloe*
1 vattende.
Omvatten*
de
Met verfcheide benaamingen is dit Kruidje
door verfcheide Autheuren betekend geweest,
eer Toürnefort hetzelve mede betrokken
hadt tot dit Geflagt , in navolging van B a u-
Hl-
(j-) Immers zo het Lamium TJrtiz& folio , Flore purpuret
fpkato j dat Commelyn zegt op het Kraaijenest langs den
Weg naar Heemftede en om Utrecht te groeijen, als eené
Verfchddcnheid hier t'huïs behoort , gelyk de Heer D. DE
Gorter hetzelve dus geplaatst heeft. Fl. Belg. p. 166.
Toürnefort fchynt te ontkennen, dat die Soort, by Pa-
rys, met paarlche Bloemen voorkome: Env. de Paris. io8#
Vaillant heefc ze 'er met bleekroode Bloemen gevonden.
De Kelken zyn van onderen paarfchachtig , zegt GouAn,
en de Bloemen komen fomtyds met niet meer dan twee
Meeldraadjes voor.
(7) Lamium Fol. Flor. fesfilibus amplexicaulibus obfufo.
Gort. Belg. &c &c. utfupra. Gron» Virg. 66. Lamium Fo-
lio Caulem ambiente minus & majus. G. B. Pin. 231» Mot*
fus Gallinae Folio Hederulae altetum. Loe. U. 4*3*
D I D Y N A M I a;
hinus. Om wat reden het Hoenderbeet ge- IV.
noemd worde , is my niet bekend. Het heeft Af£Mï*
leggende Stengetjes 5 fomtyds een Voet lang , Hoofi>-
die met ongefteelde ingekerfde ronde Blaadjes STUK*
onder de Bloemen gekranst zyn; doch de on-y^^dr
derfte Bladen zyn zeer lang gedeeld en byna
vyfkwabbig* Hier te Land komt het veel in de
Zaaylanden en Moeshoven , by Aarnhem en el-
ders 3 voor. Het is door den Fleer Thltn berg,
20 v/el als de paarfche Doove Netelen , in Ja*
pan gevonden. Het groeit ook in Virginie, en
de voorgaande in Rusland.
(8) Doove Netel met veeldeelige Bladen; vm
Lamium
In de Levant heeft To urne fort een wuiü/idum,
Soort van dit Geflagt waargenomen, welke deiigef^'
Bladen fraay gefnipperd heefr. Hier van heeft
Commelyn, onder de zeldzaame Planten van
den Amfterdamfen Tuin , de Afbeelding ge-
geven.
Galeopsis, Honds -Netel.
De Bovenlip is eenigermaate gekarteld en
gewelfd in dit Geflagt , de Onderlip van bo-
ven tweetandig. Het bevat de drie volgende
Europifche Soorten,
(O
(8) Lamium Folïis multipartitis. U. Cllff. 31$» Lamium O»
ilentale FoL eleganter laciniatis. Toubn?. Car# II. GoaiM*
Rar. T. 26. r
Y
338 TwEEMACTlGE KRUIDE^
IV# fi) Honds -Netel met de Leden der Steng
AroscL. gelyk; alle de Kransjes ver van elkander
Hoofd- en de Kelken zagt.
«TUK.
1. (2) Honds -Netel met de Leden der Steng
LadaZm. vm boven dikker ; de bovenjle Kransjes
Geiyke. ^m %egm elkander aan; de Kelken eeni*
Te)lahiu germaate Jlekelig.
Xnoopigc.
Gauldo ^ Honds -Netel met zesUoemige Kransjes en
ion. * een vierbladig Omwindzel.
Geelbloe-
mi&Q* Zy maaken met elkander drie Onkruiden uit,
welke men op de Koornlanden en aan de We*
gen
r (1) Galeopjis intemodiis Caulinis aequalibus &c. Syft. Hat.
XII. Gen. 717. p. 393. Vég. XIII. p. 44^ Gort. Belg.
167. GouAN Monsp. 281. GER. Prov. 266. KBAM. Aufir*
172. Gort. Ingr. #3. Gal. Ramis fumrais pubescentibus.
Hort. Ciiff. 514. R. Lugdb. 319. Dalir. P&r. i8i.#Sideritis
Ar venfis anguftifolia mbra. C. B. Pin. 233» Ladanum Sege»
turn folio latiore. Riv. M$nn S4. Tetrabit. Dill. Nov. Gen.
103.
(2) Gatecpfis intern. Caulïn* fuperne incrasfatis &c. GORT.
Belg. dcc. utfupra. Gal. Ramis fumvnis ftrigoiis. H. Cliff.
&c. Galeopfis fol. Cauie fulcr. hispidis. Hall. Helv* 644.
ürrica aculeata Fol. lênatis. C. B. Pin. 232. Cannabis fpn-
lia. Riv. Mon. 44. Cannabina Flore purp. albo & magno lu-
teo. Boerh. Lugdb. 157. Pluk. Alm. 204. T. 41. f. 4. Ur~
tica iners quarta. Dod. Pempi. 153. Cannabis Spuria facie
Urticae. Lob. Ic, 527. ex Ramulo.
(3) Galeopfis Verticillis fexfloris &c. Gort. Belgs&c* ut-
fupra. Leonurus fol. ovatis ferratis acutis. H. Cliff* &c. Car-
diaca Fol. Cordiformibus. Hall. Heh. 540» Larnium Folio
oblongo luteum. C. B. Pin. 231. Urtica iners t€itia. D0S>.
Pwpu 153. Lamiutn luteum, Lq%* Jc» 521.
D i » ¥ N A M I A# 339
gen door geheel Europa , ja zelfs in Rusland , IV.
aantreft. In onze Nederlanden is de laatfte minst ^vf**
gemeen. Rivinüs hadt deeerfte, zeer onei- Hoofde
gen, Ladanum getyteld , zo D 1 llenius8™*^
aanmerkt, die derhalve den naam veranderde m/permta*
Tetrahit, welke aan het Yzerkruid, als boven,
ïs gegeven. Die zelfde Autheur hadt de derde
Galeobdolon geheten. Zie daar den oirfprongder
Latynfchc uf Griekfche by naam en. De Neder- ,
duitfche meen ik duidelyker te zyn. Wegens
het Loof , vry veel naar de Hennipbladen ge-
lykende , noemde Boerhaave de tweede
Cannahina* welke voorkomt met paarfche, wit-
te en groote geele Bloemen , die paarfche Lip-
pen hebben. De laatfte, zynde de derde Doo-
ve Netel van DonoNéus, is geheel Geel-
bloemig en verfchilt in Vriigtmaakende deelen
eenigszins van de anderen , als de Lippen effen
en ongetand hebbende. H aller heef tze Car-
diaca met Hartvormige Bladen getyteld* Zy komt
ook met fmalle en fomtyds met wit of zwart ge-
vlakte Bladen voor, en geeft kruipende Scheu-
ten uit den Wortel , gelyk de Munt.
In 't algemeen hebben deeze Planten een Krui-
dige vierhoekige Steng, met gepaarde niet ver-
deelde Zaagtand ige Bladen en Bloemkransjes 5
digt om de Steng of Takken zittende , die zig
zeer Itekelig vertoonen 5 alzo ieder Kelk omringd
is met gebaarde Elsvormige Blikjes. De eer(te
heeft de boven (te Takjes ruigachtig of Wollig,
de andere heeft dezelven (troef* De hoogte is
Y a van
II* Dë£L. IX STU&t
TWEEMAGÏICE KRUIDEN,
IV. van een Voet tot een Elle. Voorts moet menze
Afdeel* dom. ^Q bepaalingen en Afbeeldingen onder-
Hoofd- fcheiden.
STUK,
£kotzaa$ Betonica. Betonie.
De Kelk is in dit Geflagt gebaard, de Bo-
venlip van de Bloem opklimmende platachtig,
het Fypje Rolrond.
Behalve het gewoone Kruid van dien naam
zyn 'er nog vier Soorten in begreepen , naamelyk.
I. (i) Betonie met een afgebroken Aair y de mid-
offiïinüHs* del/lip der Bloemlippen uitgerand hebbende.
Gcmeene.
Dit Kruid 3 dat hier in de Hoven geteeld wordt,
groeit wild in de Zuidelyke deelen van Europol,
in Switzerland j Ooftenryk, en is inde Bosfchen
van Rusland zeer gemeen. Men noemt het, vol-
gens den Latycfchen Winkelnaam, in'tFranfch
Hetoine, in 't Engelfch Betony en by ons Beto-
nie. De Steng is opgeregt en groeit een Elle
hoog. De onderfte Bladen zyn lang- , de boven-
ften kort- of ongeileeld , langwerpig Hartvor-
mig, rimpelig en ruig. De Bloemen maaken
een
(i) Betonica Spica interruptS , Coroll. Lacinté Labii inter-
media emarginata1. Syst. Nat. XII. Gen. 7ig. p. 394. Vcg.
XIII. p. 446. Gort. Belg. 169- Kram. Auftr* 16%. hall*
flelv. 640. GOUAN Monsp* 276. Ger. Prov. 273. Fl. Suec.
487. H. Cliff. 310. R. Lugdb. 316. Betonica purpurea &
alba. C, B# Pint 235. Betonica* Dod. Pempt. 40. LOB. ti,
532.
D I D Y N A M I Aj 341
een gebladerde Aair 9 uit afgezonderde Krans- iV.
jes beftamde. Zy zyn natuurlyk paarfch, maarAF^L*
men vindtzeook bleekrood en geheel wit 3 doch Hoofd*
zeldzaam. STÜK*
De Smaak is Zoutachtig , een weinig Kruide- /p^l7a^
rig en die der Wortelen bitter. Het is als een
Hoofd- en Wondmiddel aangepreezen geweest,
doch men heeft den Reuk nadeelig bevonden in
het verfche Kruid. Het gedroogde kan tot een
Niesmiddel dienen en de Wortels purgeeren
flerk met braaking : des het veiligst is zig daar
van te onthouden, 't Schynt dat de kragten aan-
merkelyk naar de Groeiplaats verfchillen.
(a) Betome met een onafgebroken Aair , de n™'rha
middel/lip der Bloemlippen effenrandig. Orientaiis.
Levant*
Deeze heeft de Bladen zeer fmal en langenfche%
de Aair der Bloemen is dikker dan in de gemee-
ne > volgens Tournefort 3 die dezelve in
de Levant heeft gevonden. De hoogte is twee
Voeten , zegt Goüan.
(3) Betonie met de Aair van onderen gebla- m.
derd en de Helm der Bloemen tweedeelig.Alo/£"™**
Dit^aaïtise'
(z) Betcnïca Spidi integra , CoroJI. . Lacïnia Labii inter-
media integerrima. R. Lugdb. 116 Bet. Oriencalis &c. TOUllNF.
Cor. 13. GOÜAN Homp.
(3} Betonica Spica Bad foliofa &c. jACq. Vmdob. 251.
Horminum minus album Betomes facie. C. B. Pin. zio.
Prodr. 114. Betonica montana lutea. Babr. Ic. 339? Beton i-
Y 3 C9
li Deel. IX» Stuk.
342 T WEEM AGTIGE KRUIDEN.
IV, Dit Kruidje, in de Gebergten van Opper-
'Afdeel. Ooftenryk en voorts in die van Italië en Pro-
xv
HooFDr vence groeijende, heeft Aairen, welke naar die
stuk. van het Kruid, dat men Vosfenftaavtjes noemt,
Biootzaa- gelyken. De Stengetjes zyn naauwlyks een Hand-
breed hoog , en het heeft aan den Wortel ron-
de, dikke, Wollige Blaadjes,
Iv\ (4) Betonie met de Aair van onderen gebla*
bfr/utT* derd en de Helm der Bloemen geheel.
Ruige.
Ey Piftoja, in de Apennynfche Bergen, hadt
Mentzel deeze gevonden, hebbende de Bla-
den als met Wolligheid bekleed en groote paar-
fche bloemen. De Heer B assi heeft dezel-
ve nader onderzogt en van de voorgaande ver-
fchillende bevonden* De Aair is hier niet afge-
broken.
t v. (5) Betonie die een Aair heeft met gewolde
GMde?' Kelken en Draadachtige Tanden ; de Bladen
Lancetvormig , kaak
In de Oofterfche Landen is de Groeiplaats
van deeze , die de Steng en Bladen byna glad
heeft , een groote Wollige Aair, met Draad-
achtige Tandjes en geele Bloemen , wier Bo-
venlip naauwlyks langer dan de Kelk is, de
De
cx folio Alopecucos quorundam. J. B. Hifi. UI. p. 303.
Kortninum Alp. luteum Betoniae Spica. Raj. Rifl. $$7<
(4) Betonka Spïcï Bafi foliofa &c. Bet. Fol. hirfuti*, Flox*
purpupeïs amplisilmis. Menttz. Pug.
($) fiemica Spica Caiycibus knatk, &c.
Dl D^NAMIA. 343
de Onderlip driedcelig en de Meeldraadjes van IV.
Afdee
XV.
Hoofd»
langte als de Bovenlip. A™v!U
S t a c h y s. Andoorn. s"k.
Gymn§~
fpermia*
De Bovenlip is gewelfd 5 de Onderlip aan de
zyden omgeboogen, met de middelfteSlipgroo-
ter en uitgerand : de Meeldraadjes , afgebloeid ,
buigen zig zydewaards in dit Geilagt, 't welk
de volgende Soorten heeft.
( i ) A ndoorn met zesbloemige Kransjes efi Hart- r-
vormge gejieelde Bladefi* fyfvatkl!
Bofch-,
Een zeer goede Afbeelding geeft Taber-
NiEMON t, onder den naam van Befch- Netel %
van dit Onkruid , 't welk door geheel Europa
voorkomt in de Bosfchen. In Vriesland, Over-
ysfel en Gelderland, is het ook aan ruige Wal*
len en Wegen gemeen. Bauhinus hadt het
Zeer groote Jlinkende Doove Netel der Bosfchen
getyteld, maar Tournefoiit bragt hei met
reden tot de Galeopjis t'huis , als het echte Kruid
van
(i) Stachys Vertlcillis fexfloris , Foliis Cord. petiolatïs.
Syft. Nat. XII. Gen. 719. p. 394» XIII. p. 447. GoBT.
Belg. 169, KRAM. Auflr. 173. GOUAN Monsp. 282. Fl.
Suect 4S9. H* Clif. 309* R. Lugdb. 317. HALL. Helv. 6$z%
Lamium maximum Syivatiaim foetidum, C. B* Pin. zjr.
Galeopfts procerior foEtida fpicata. Tournf. Inft. 185. Ga-
leopfis legitima, Clus. Blft* II. p« jj. Urtica Meraclea. Tab,
&. 536.
Y 4
Ut Deelï ix stuk»
344 TwEEMAGïlGE KRUIDEN,
IV. van dien naam zy nde > volgens den groeten Kruid-
AFxvf L' kccner C l u s i u s.
Hoofd Het heeft een Steng van twee of drie Voeten
stuk- hoogte , die ruig is gelyk het geheele Kruidden
BUotza&'^g gefteelde Hartvormige Bladen , van een
Handpalm groot. De Bloemen komen voort in
lange Aairen met kleine Blaadjes onderfcheiden
en fteeken ver uit de Kelken , zynde paarfch-
achtig van Kleur , met een rnigen Keel.
Dit Kruid wordt , in hoedanigheden 5 bynage*
lyk gefield met de Witte Doove Netelen. Vail-
lai*t* een der bekwaamde Kruidkundigen zy-
nes tyds 3 hadt hetzelve bevonden een uitmun-
tend Middel te zyn om Gezwellen tedoenver-
flaan. Hy deedt de geheele Plant in een Mortier
kneuzen en maaktze dus tot een Pap , welke
daar tweemaal *s daags verlch opgelegd vverdt ( *).
De Olie, die eenigen tyd op de Bladen gedaan
heeft, is onverbeterlyk tot Geneezing van Pees-
Kwetzuuren en Brandfteden. Men bedient zig
in Vrankryk , ten platten Lande , met Vrugt
inwendig van het Aftrekzei der Bladen en Bloe*
men, in Water, tegen het Graveel- Kolyk ,
Klier - Gezwellen en het Zydewee (f ).
ii* (2) Andoorn met zes of meerbloemige Krans-
jes
Stachys
Taluflrï*.
Moeias-
(*) Mem. de FAcad. 1717. p. 35?.
(|) TOURNF* Herb* env. Par* p. 167.
(1) Stacbys Vert. fexfloris , Fol. Üneari - Lanceol. &c Gort*
Belg. &c. Stachys paluöris foetida, C. B# Pin. 236. Stachys
^uttkra. Tab. Ic. 577.
D I D Y N A M I A.1 545
jes en Liniaal Lancetvormige 9 de Steng IV,
half omvattende , ongefteelde Bladen, ^F,£yEL*
De ruuwheid* mooglyk, der Kruiden van dit ^ük*°
en de twee volgende Geflagten heeft den naam Gymno,
van Andoorn in trein gebragt , wordende dc^perma%
Stachys genoemd Welriekende. Deeze is3 byTA-
bern^mokt, onder den naam van Bruine Wa-
ter-Andoorn afgebeeld > groeijende aan Wa-
terkanten door geheel Europa* Men vindtze ook
in Vriesland en Overysfel menigvuldig. Hy
noemtze dus, wegens de bruinheid der Bladen
„ en der Bloemen , die echter ook dikwils bonc
voorkomen , dat is van buiten roodachtig en
„ van binnen wit geftreepc. Het beflaat dikwils
3> geheele Akkers 3 zegt hy 5 en dan zyn de
a> Wortels aangenaam van Reuk, Men gebruikt
5, het als een verzagtend en Wondmiddel, als
„ ook tegen de Üerdendaagfche Koorts."
(3) Andoorn met veelbloemige Kransjes, de m*
Tandjes der Bladen Kraakbeenig getipt fde jfptty5
Bloemen met een platte Lip. Aipifch.
(4) Andoorn met veelbloemige Kransjes , de Iv
Tandjes der Bladen Schubswyze* de StengGermanie**
Wollig. fi
Van
(3) Stachys Verf, multifloris &c# Stach. Fol. Lanceoiaro-
ovatis &c. H* Cliff. R» Lugib, 317. Stachys latifolia major.
Pluk. Alm, 3^. T. f. 4. Pfetido - Stachys Alpina. C.
B* -P/K* 236. Prodr» ll 3.
(4; Stachys Vert. miiltifloris &c. Stach. Vert* quadragin-
Y 5 tt-
II. ix. stuk,]
t
34Ó TwEEMAGTIGE KRUIDEN;
IV. Van deeze twee is de eerfte, in Duitfchland
AFxv?L en Switzerland op de Bergen groeijende, don-
Hoofd* ker. doch de laatfte byna geheel wit van Kleur.
stuk, Zy jcomt njjet alleen in Duitfchland . maar ook
fee°tzaa 'm Vrankryk en Engeland voor. De Steng is by
de drie Voeten hoog en heeft gcfteelde gewolde
Kransjes, die fomtyds beftaan uic veertig Bloe-
men y met Elswyze Blikjes onderfcheiden.
Dit laatlte Kruid wordt Stachys van D i o s-
corides genoemd door LoBELenis de ei-
gentlyke Welriekende Andoom j, boven gemeld.
De Bladen zyn ongemeen zagt op 't gevoel en
hebben ook geen fchcrpheid van Smaak , zo
Tour ne fort aanmerkt: des die Autheuren,
welke dezelven ruuw noemen > een andere Soort
op 5t oog gehad moeten hebben. Van deeze zyn
de Bloemen paarfchachtig en fomtyds wit; de
Bladen komen ook fmaller voor en drievoudig %
20 Vaillant aantekent. Van de Duitfchers
wordt dit Kruid, zegt Lob el, Veld- Andoom
geheten. é
v. O) Andoorn met dertigbloemige Kfansjes ,Jiee-
Stacbys kende Kelken en een ruige Steng.
Cretica. ° Q
(6)
tafloris. H. Ups. Srach. Fol. oblong -coidatïs Sec, H.
Cliffl R. Lu<rd^ 317. Snchys major Germanica. C. B. Pin.
*l6. Stachys» FüGHS. Hifl, 766. DCD. Pempt. 90. LoB. Ie
53o.
(s) St&cbys Vert. trigintr.fioris &c. GoüAN Monsp. 283. H.
Ups. 170. Stach. Fol. obfcurevlrente &c. Walth. Hort.ioi.
T« ip. Stichys Cietica. C\ B. Pin. 23$. Prodr. 113.
4 Kan»
dïaafdi.
D i d y n a m i a» 547
(6) Andoom met zeer Takkige Takken en Lan* IV,
cetvormige gladde Bladen. Afdeel*
, r „ . . . _ . Hoofd*
(7) Andoorn met de lakjes m een Doom m*-$tuk#
hopende. vu
Stacbys
Op 't Eiland Kandia is de Natuurlyke GrÓeï-a^Jg;
plaats van deeze drie Soorten, die men ook in Vu. °
de Europifche Kruidtuinen heeft. De eerfte ge-
lykt veel naar het Duitfche Andoorn 3 doch heef c
de Bladen donker groen , zonder eenige Wol-
ligheid en die by de Bloemen zyn niet omge-
boogen , gelyk in hetzelve. De andere heeft
gladde Bladen en ftinkt naar Jodenlym, De der-
de is aan 't end deï Takken gedoomd* Dezelve
groeit omtrent een Voet hoog, zy heeft Lan-
cetvormige ruige Bladen en Bloemen in figuur
en Kleur naar die van Salie gelykende, wor-
dende Ezels - Thym van 3c Landvolk op Kandia
genoemd > zo Clusius aantekent.
f8) Andoorn met Wollige Bladen y die Eyrond- vur.
T nn^Orientaliu
^m Levamlch,
(ó) Stacbys Ramïs ramofisfitnis , Tol. Lanceolatis glabris»
II. Clljf. 3 ie R. Lugdb.. 31 8. Siderït's glutinofa Bitumen
redolens. Moris. Hifi. IlT- p. 389. Zan. Hifi. 136.
(j) Stacbys RamuUs Spin& terminatis. H. Cliffl 3ïo. R,
Lugdb. 3 is. Stachys Spinofa Cretica. C. B. Pin. 236. Mo-
rTs. Hlfl. III. p. 38*. S. ii. T. 10. f. ju Gaidarothymo.
Clus. Hift9 II. p. 311.
(8) Stacbys Foh'is tomentolïs ovato - Lanceolatis, Flora11!*
bus Verticülo brevioribus* R. Lu^db. 3 ig. Stacbys Or. altis»
fima foetidisfima. Toürnf. Cor. 12, BOERH. Lugdb. I, p*
154.
II. Debi.» IX. Stuk;
343 TWEEMAGTÏGE KRUIDEN.
IV. Lancetvormig zyn, en by de Bloemen kor-
AF XV?1" ter dan het Kransje.
stuk™ Deeze zeer groote en uitermaate Stinkende
Bkotzaa- Soort , is door den vermaarden Tournefort
**** in de Levant waargenomen.
ix* (9) Andoorn met byna geaairde Bloemen , niet
PaUftfaa. Jlekelige Kelken , de Bladen Lancetvormig
Joodich. ongejleeld; Wollig rimpelig effenrandig.
Van deeze Soort, uit het Joodfche Land af-
komftig, die de Kelken byna tienhoekig heeft,
is de Bovenlip der Bloemen holrond, geheel,
paarfchachtig, zo wel als de Onderlip , maar de
Keel wit gevlakt.
x. (io) Andoorn met Hartvormige Jlompe Wol-
ZeeKants? gekartelde Bladen en langwerpige ge»
heel effenrandige Blikjes.
Aan de Kuften der Middellandfche Zee groeit
deeze , een Kruidje , dat de Steng maar een
Span hoog heeft , met een Aair van zesbloe-
mi-
(9) Stachys Flor. fubfpicatis &c. Stachys alba angufto Sal-
\\x folio. BARR. lc. 279. Std. incano Olea: folio &c. Volk.
Norib. 3 53. Sid. molli cinereo Oleae folio &c. BOCC. Mus.
II. p. 1+5. T. iop, 112.
(10) Stachys Fol. Cord. obtufis tomentofis crenatis &c.
Mant, 82. JACO^ Hort. T* 70. Betonica maririma Fl. ex
luteo pallescente. Dill. Eith. jo. T. 42. f. 50. Betonica
Heraclea latifolia Dioscoridis. DONAT. Venet. 84. Bocc. Mus»
2. p. 164. T« 127. Sideiicis Salvias folio noftras. MAGii»
Monsp. 243.
P I D Y N A M I Al 349
mige Kransjes en gewolde Kelken , die vyftan- IV*'
dig zyn enfcherp, naauwlyks gebaard, deBloe-AF^t#
men geel. Hoofd-
stuk.
f ii) Andoorn met tweebloemige Kransjes. xr.
Stachys
Volgens de Waarneeming van den Leidfchen ^aapfch."
Hoogleeraar D. van Roijen, heeft deeze
Kaapfche een Stengetje van een Handbreed hoog
en gelykt naar de paarfche Doove Netelen;
doch de Blaadjes zyn glanzig , hoewel gehaaird.
Andoorn met zesbloemige Kransjes , leg- xir.
gende Stengen ; de Bovenlip der Bloemen ^?f*
tweedeelig , wyd gemikt en omgeboogen*
Op de Heuvelen der Zuidelyke deelen van
Europa groeit deeze Soort, die de Stengen leg-
gende, vierhoekig, Pypachtig en broofch heeft ,
met gedeelde Hartvormige Bladen , alles dun-
netjes met Haair bezet, de onderden üomp,de
bovenden fpits, Zaagtandig; de Kelken gebaard.
(13) Andoorn met byna geaairde Kransjes, xiil
Hart-
Regt.
Stachys VerticiHis bifloris. Mant. sa. Sideritis ere&a
Teucrii pratenfis folio j£rhiopica. Pluk. Alm* 245. T. 31$.
f. 3.
(12) Stachys Vertrillis fexfloris , Caulibus proftratis &c.
Galeopfis Cau!e piloö &c. All. Wc. 44. Marrubium nigriim
rotuadifoüüin. C. B, Ptn. 230. Ocynaum Valentinum. Clus.
Hift. II. p. 4*-
(13) Stachys VerticiHis fubfpicatis &c. Sidetitis vuig. hir-
ft;
II. Deel. ix, Sïus,
3$0 TwEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV. Hartvormig ovaale gekartelde ruuwe Êla*
Afdeeu dm en 0pjiygen^e Stengen.
Hoofd-
stuk. Deeze , ook in de Zuidelyke Landen groeï-
Gymno- jende, met TakkigeStengetjes vaneen half Voet
fperma. jjQQg ^ heeft de Kransjes ver van elkander en
niettemin Aairswyze geplaatst , de Kelken ge-
doomd en de Bloemen geel.
Stiy& * ^D^oorn wet zesbloemige Kransjes ,Ey-
Annna. rond - Lancetvormige Bladen É die drierïb-
jaariyks. ^/g effen en gefleeld zyü9 en opftaande
Stengen.
xv. (15} ADdoorn met zeshloemige Kransjes , flom*
"iTkkef-" Pe > tyna kaale Bladen , de Bloemen van
Andooiuo langte als de Kelken enjlappe Stengen,
Deé-
futa ere&a. C. b. Pi». 233. Sideritis vuig. Clus. Hijl, II,
p» 39. Sid. Fl. luteolo. RïV* Mon. 70. Tetrahit Caule ereo
to, Fol. petiolatis. Ger. /Vav. 271. Betonica Fol. intcrVer-
ticiilos &c* HALL. ifr/v. 045.
(14) Stacbys Verticilüs fexfloris , Fol. ovato - Lanceolatis
&c. Stach. lol. Lanc. fesiil. ü. 67^ 310. R. Lugdb. 317.
N. 7. Groinu Pïrg. 66. Betonica verticillata , Cal. «Spmofis.
H. 16 ƒ♦ Betonica Foliis &c. Wall. Ha/u» 645* Sideritis
Ai venfis latifolia glabra. C, B. Pin. 233. Alysfum naajus»
Tab. Hijl. 9*9»
(15) Stacbys Verticillis fexfloris , Fol. obtufis nudiusculis
&c. Giecoaia Fol. Gord. oblong, crenatis. II. Ciitf. 307. R.
Lugdb. 320. Sideritis Calyc. fubinermibus hispidis. Fl. Sues.
488. Sid. Alfines Trixaginis folio. C. B. Pin. 233. Prtdr*
HU Marrubiaftrum vulgare. Tournf. InJÏ. i$o. fi9 Lamium
ïaludofum Eelgicum Melisfa: folio. Hermt. Lugdb. 35 1. T.
353» Manubiaftimn paluftie foeiduai. Tquknï,
DlDYNAMlA* 351
Decze twee komen in de meefte deelen van IV;
Europa en de laatfte in onze Nederlanden voor ,
tot welke men het Doove Neteltje met Melis* Hoofd-
fe- Bladen, door Hermannus afgebeeld ,stuk#
dat hy zegt van zelf op Moerasfige plaatfen van /puil™*
ons Land weelig te groei jen , en een dergel y ken
Stank te hebben als de Doove Netelen, t'huis
gebragt vindt. De Bloempjes zyn, in hetzelve,
naauwlyks zo groot als de Kelken, die puntjes
hebben , doch niet prikkelen. Hier is de Steng
flap, naauwlyks 'een Voet hoog: het Jaarlykfe
heeft de Steng in Bergachtige Landen opftaan-
de, in Velden leggende; gelyk het Regte An-
doorn dezelven eerst hurkende en verder opfly-
gende heeft.
Deeze Onkruiden zyn voorheen door den Rid*
der tot de Betonie of elders t'huis gebragt ge-
weest en veelen hebbenze tot het Yzerkruid be-
trokken; in welk opzigt men hier letten moet
op de geftalte der korte Meeldraadjes, die regt-
hoekig uitwyken , zo dat zy een kruis maaken
met de twee langen , die regt ^yn, In de Be-
tonie zyn de Meeldraadjes allen regt gelyk ook
in het Yzerkruid , 't welk , bovendien, door
de Bovenlip plat en kortte hebben verfchik (*)♦
Ook zyn de Wortels,, in veele Soorten , met
Knobbels bezet als Aardappelen
Bal-
(*) GER. Ptüv. p. 272.
Ct) GOUAN Monsp. p. 283.
II, Deel. IX. Stuk*
352 TWEEMAGTIGE K.RÜIDEN*
IV* B A L L O T A. Balloté.
Afdeel.
Hoofd- Ee0 Trompetachtige Kelk , die vyftandïg i$
stuk-, met tien Streepen^en de Bovenlip van de Bloem
Biootzaa- gekarteld , holrond. Dit maakt de byzondere
dige' Kenmerken uit van het Geflagt deezes naams ,
waar in de vyf volgende Soorten begreepen zyn.
t. (i) Balloté met Hartvormige onverdeelde Zaag*
ÜM
z.
Zwarte.
nfgtaï** tandige Bladen en gefpitjle Kelken.
Dit meent men te zyn de Balloté der Ou-
den, gemeenlyk Zwart Malrove of Stinkend An*
doorn genaamd, in 't Franfch Balloté > in 'tEn-
gelfch Black Horehound. Het Kruid groeit door
geheel Europa, op Steenige en Zand -Gron-
den , aan Haagen en Wegen, als ook in onze
Nederlanden* Het heeft een Steng van om-
trent een Elle hoog , met rond Hartvormige
Bladen , die wel zwartachtig of donker groen ,
doch ook eenigermaate ruig zyn en getand , in
wier Oxelen Kransjes voortkomen met paarfch-
achtige Bloemen. De Stank onderfcheidt het
duidelyk van de Malrove* Men houdt het voor
dienftig tegen de Opftyging, en het AftreJczel
is
(i) Ba! lot a Fol. Cordatis indivifïs Serratls , Qa\. acumi-
inatïs. Syft. Nat. XIL Gen. 720. p. 395:. Veg. XIII. p. 44S.
GORT. Relg* 170. KRAM. *4u(lr. 174. HALL. Helv. 648*
Gouan Monip. 285, GER. Prov. z&s* Fl. Suec. 484. &c*
II. CU 'ff. 311. R. Lugdb. 315» Balloté f. Marrubium nigrum.
Dod Pempe. 90. Lob. Jc. $isf Marrubiaikum Iteliore , pras*
üum fatidura. Tab. p,
DlDYNAMIA. 35£
is tegen 't Voeteuvel aangepreezen geweest. IV;
ö Afdeel^
(2) Balloté met Hartvormige onverdeelde ^^"Hoofd-
tandige Bladen en byna geknotte Kelken, stuk.
11.
Zeldzaam komt dit Kruid met witte Bloemen a£flH*
voor , hoewel het dus in Sweeden , in Vrank- witte,
ryk, en volgens Boerhaave ook alhier 5 is
waargenomen. Zulks zou maar eene Verfchei^
denheid zyn , indien niet de Kelken ook ver*
fchüden»
(2) Balloté met Palmswys9 verdeelde getande LUL \
Bladen en eene gewolde Steng , Gewold^
In Siberië , naar den kant van China, groeit
deeze, welke de Bladen byna als die der Aal-
besfen, halfin drieën of in vy ven verdeeld heeft 3
van boven glad en blygroen , van onderen met
eene Zilverkleurige Wolligheid* üe Bloemen
zyn zeer groot , van binnen bleek geel , van bui-
ten wit en uitermaate Haairïg , de bovenfteLip
Lepels wyze uitgehold ,de onderfte Hartvormig,
aan de zyden twee uitgerande byhangzels of
Oorlappen hebbende en met paarfche Streepen
getekend* De Kelk is een weinig ruig. De
Zaa-
(2) BallotaVoL Cord.acum. ferr* Calyc. fubtruncatis» FL Suec*
II, N. 530. Bailote Flore aibo. ToüRNF. Inft* 185. VAILL»
Pat. 20. Bailote. Cam. Epit. S7Z°
(3) Balkt* Fol. palmatis, Caule Lanato. Bailote Fol. Ge*
janii Batrachiofdes. Amm. Ruth> 47* Phlomis FoU nmltiMs»
GMEL. Sib. III. p. 241. T. 54.
z
11, ceel, ix. stuk.
3/4 TwEEMACTIGE KRUIDEN.
. 'V* Zaaden zyn bruin • naar een driehoekig Prisma
Afdeel
xv. ' ge'ykende , met kuiltjes uitgehold en ruuw.
Hoofd-
stuk. (4) Balloté met Hartvormige Bladen , gebladerde
Baihta Aairen^ geknotteKelken enLiniaale Baardjes*
^wehie-*# In de Westindiën groeit deeze Soort , welke
kende. je Heer j A c Qö j N aanmerkt, zeer welrieken-
de te zyn , wordende van de Inwooners op St.
Domingo in Baadmgen gebruikt. Schoon 'er
fomtyds maar twee Zaaden in één Kelk aanry
pen, dat Browne meende altoos plaats te
hebben , heeft zyn Ed. 'er meest vier in waar-
genomen , gelyk in de meefte Kransbloemige
Kruiden.
2>^:eha ^ Balloté met gehalveerde , tweedeelige %half
Tweczy- geaairde Kransjes.
Deeze Oostindifche is niet minder flerk en
aangenaam van Reuk, leverende op Ceylon een
Olie en Water uit , daar men tegen Opftygingen
en Moederkwaaien gebruik van maakte. Zy ge-
lykt naar de Betonie of naar het Kattekruid ,
heb*
(4) Ballota Fol» Cordatïs, Spicis foliofis Sec. ]ACQ.Amerm
ijz* Mefufpharum hiriïitiim &c. BROWN. Jam. 257. T. I8.f.
2* Marrubiaftrum maximum ,F1. coeruleo , Nardi odore. Sloan.
Jam. 64. Hiji. f. p. kjfc T. 102. f. 2.
(5) Ballota Vertic. dirnid. bipartitis Semispicatïs. Monarda
Flor. Verticillatis &c4.F7. Zeyl. 24? Marrubium odoratisfimuna
Betoniex folio. EURM. %eyt 153. T. 71. f. U Stachys Indica
pïocerior, Betonica: folio. Raj. Hifl. 1%-jz* An Marxubiua&
lndicum t Burm, Fl* Ind. p, 1*7»
Didynamia; 35^
hebbende een vierhoekige Steng en Hartvormï- IV.
ge, Zaagtandige, Wollige Bladen. Afdeel;
Hoofd?
Marrubium. Malrove. STÜK*
Gymn4~
In dit Geflagt is de Bloemkelk ook Trom*^™1**
petachtig , ftyf en tienfcreepig : de Bovenlip
tweedeelig, Liniaal, opfcaande. Het bevat tien
Soorten , waar van de vier eerften vyftandige ,
de zes laatfcen tientandige Kelken hebben.
A. Met vyftandige Kelken*
(i) Malrove met Wigvormige vyftandige ge* I. *
plooide Bladen , de Kransjes geen Omwind- m^Ta^s^
zei hebbende.
ge»
Den bynaam voert dit Kruid , om dat men
het oordeelde te zyn het Alysfon van Gale-
nüs, dat tot Geneezing der genen , die van
een dollen Hond gebeten waren 3 ftrekte. Clu-
siüs vondt het in Spanje en uit Zaad 9 door
hem vergaderd , is het aan de Kruidhoven van
Europa medegedeeld. Het heeft de Steng, zegt
by, omtrent een Voet hoog, vierhoekig, ver-
deeld
(i) Marrubium Fol. Cuneifortaibus quinquedentatis &c.
Syft. Nat. XII. Gen. 7*1- P- 3^5- XliU p. *48. H.
ClijJ. 3 11. R. Lugdb. 314. Marr. album Fol. profunde incifis-
Moris. Hifi. III. S. 11. T. 10. f. ia. Alysfcn verticill. Fol.
profunde incifis. C. B. Pin. 232. Alysfon Galeni, Ci.us. Hifi*
H. p. 35. Rar. p. 187. LOB. lc. 524.
Z a
U. Deel, IX. Stuk.
555 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. deeld in Takken* die zeer Wollig zyn. DeBla-
Ap^L*den, van gezegde figuur, zyn grys en bitter,
Hoofd- doch Reukeloos, De Kelkjes hebben vyf Doorn-
stuk* ^jes en bevatten paarfche Bloempjes , die kleia
J£0t***'zyn9 drie aan ieder zyde van het Takje.
tt. (2) Malrove met Eyrbnd - Lancetvormige Zaag*
Humden- tandige Bladen en Borjlelige Kelktandjes.
grinum.
Vreemde, q^) Malrove met byna Eyronde gewolde, aan
Candïdisfi- end uitrandig gekartelde Bladen ; de Kelk-
^"zeer tandjes Elsvormig*
Deeze beiden , door DiLLÈNiusop eene
zelfde Plaat afgebeeld y zyn afkomftig uit de
Zuidelyke deelen van Europa , en in 't byzonder
van Kandia zo 't fchynt, vooral de laatfte, die
dikker en ronder van Bladen is, hebbende ook
de Kelkpuntjes ftyver.
1 *y- (4) Malrove met de Kelktandjes Borjtelig ,regt
Leggende. en tuig*
De
(2) Marrubium Fat» ovato- Lanceolaris ferraris&c. Kram.
jiuftr, 174, ClüS. Pann. 589. GOUAN Msnsp. 284. H. Cliff',
R. Lugdb, uts. Oron. Oriënt. 73. Marr. alb. latifol. & air
guftif. peregrirwm. C. B. Pin, 250. Marr. alt. Pannonium.
Clüs. Hifi, II. p. 34. Marr. cand. alt. Hisp, Lob. Ic, 512.
Djll. Eltb, 219. T. 174- &
(3) Marrabium Fol. lubovatis Eanatis &c. H, Cliff, 312;
R. Lugdb. 315. N» 4* Marr. album candidisfimum & villo-
futn. Touunf. Cor. 12. Marrubium Fol. rotundo candidisii-
mo. Dill» Ehb. 219. 174» f. 214*
(4) Marrubium Deat. Cal. Sctaceis re&is villofis* H, Cliff,
31*. R. Lugdb, N. $. Marr. Hisp, fupinum Fol. Sericeis
Ast
D I D V N A M I A. 357
Dè Spaanfche Malrove met Fluweelio; verzil- IV;
verde Bladen en leggende Stengen van Tour^f™*
ne fort, welke door den Hoogleeraar A* van Hoofd-
Royen, volgens den Ridder, op deeze Soort5TUK#
is aangehaald , wil Di llenius in zyne/pewZT
Fig. QÏ5. vercoonen. De Afbeeldingen by B a r-
reliek, verfchillen nogthans daar van aanmer-
kelyk. Misfchien zyn wel de drie lastfte Soor-
ten flegts voor Verlcheidenheden van de Creti*
fche Malrove aan te zien.
B. Met tientandige Kelken.
Cs) Malrove met de Kelktandjes Borjlelig en v*
haakig omgeboogen. £vlu
gare.
Dit maakt de gemeene Malrove uit , welke Gemcene«
door geheel Europa hier en daar voorkomt op
Zandige, Steenige, dorre Gronden. Veel min-
der nogthans groeit dezelve in Ooftenryk dan
de Tweede Soort , die in het Land omftreeks
Weenen , aan de kanten van Wyngaarden en
Bouwlanden , als ook op drooge Grasvelden
over-
Argeftteïs. Toubnf. faft* 192* Marr. album Hisp. raajiis,
Barr. Ic. 685, 68 ö. Marr. alb. Sericeo parvo & rotundo
folio. BOCC Mus. II. p. 78. T. 69.
(?) M&rruhium Dent. Calycinis Setaceis uncinatis. Mat.
MtL 305. Fl. Snee* 485. GOET. Belg. 171. Kram. Aujlr.
175. HALL- Helv. 648. GEB. Ptov. I65. Dalib. Pau 182.
GOUAN Monsp. 2g4. H» Cliff. K. Lugdb* uts. Marrubiura al-
bum vulgarc. C. B. Pin* 230. LOB. Ic. 517* DOD. Pcrnpu
87. Clus. Panu. 588. fi, Marrub. album Viliofum, G. Bg
Pin. 230. Prcdr. n®.
z 3
H, DEEL, IX, STOK.
358 TWEEMAGTIGE KRUIDEN»
IV. overvloedig gevonden wordt, doch elders Vreemd
xv.EL< is' BY ons komt de Gemeene in de Duinen op
Hoofd* veele plaatfen voor. In Vrackryk noemt menze
stuk* Marrube blanc, in DuvSchhndWeisferAndorn,
fyiêtza*'m Engeland Horehound. De Neerduitfchenaam,
dien men ook Malrovie en Marobel gefpeld vindt *
is, gelyk de Franfche en anderen , van den La*
tynfchen Marrubium afkomftig. Anders wordt
zy by ons ook wel Witte Andoorn geheten.
Het Kruid heeft vierkantige Stengen van om-
trent een Elle hoog en ovaale Bladen , die rim-
pelig zyn met kleine en groote Tandjes bezet,
Haairig en als met wit Poeijer beftoovcn. Het
heeft dlgte Kransjes , ongefceeld , en witte Bloe-
men. De Reuk is fterk, iets van Moskeljaat
hebbende, zo Hofman wil, en niet zeer aan-
genaam ; de Smaak uitermaate bitter. Het heeft:
in de Geneeskunde een aanmerkelyk gebruik,
inzonderheid tot Zweet- en Pisdryving, de Ver-
ftopping openende en het gene vast zit oplos-
fende. Tot verwekking der Maandftonden , ia
Borstkwaalen en * verhardingen der Ingewan-
den, kan het, op verfcheide manieren bereid,
van dienst zyn. Inzonderheid ftrekt het uitwen-
dig, in Pappen gebruikt, tot Oplosfing en ver-
hoeding van 't Heet Vuur. Men wil dat hetzel-
ve het Prajium zy van Dioscorides, en
onder dien naam komt het fomtyds in de Win-
kelen voor*
(6) Mal
D I D Y N A M I A. 359
(6) Malrove met Hartvormige rondachtige , IV.
uitrandig gekartelde Bladen. ïIfdml.
Hoofd*
Door een uitgerande Haairige Bovenlip der stuk*
Bloemen , verfchilt deeze Kaapfe van de vol- vu.
gende , die zeer naar dezelve gelykt, zegt de^^r
Ridder. Ik heb een Tak die Heeüerïg is, ko-^J^
mende anders met de bepaaling overeen en de
Bladen van onderen Wollig hebbende 3 niet van
beide zyden , noch effenrandig , gelyk in de
volgende Negende, noch langwerpig, gelyk in
de Tweede Soort, welke beiden ook in Afrika
groei jen , zo de Hoogleeraar N. L. Bürman-
kus aantekent.
(7) Malrove met Hartvormige rondachtige , ivir.
byna Tandswys' gekartelde Bladen en JlompK?\l\bhii-
tientandige Kelken.
Een zeer fraaije Afbeelding van dit Gewas ,
dat in Italië en Spanje groeit, geeft de geleerde
Italiaan Boccone, op de Tytelplaat van zyn
Muféum* De Steng is Heefterig,opgeregt,met
gefteelde Bladen , die zeer ruig en van onderen
Haai-
(6) Marrubium Foi. Corchto - fubrotundi's , emtyglnato-
ctenatis. H. Ciijf* Sii. R. Lugdb. 3H- Pfeudo- Di&amnus
Africanus &c. Comm. Hort. II. p 179. T. 90. Mirrnb. al-
bum rotundifol. minus Sec* Pluk, Alm, 242* T. 306. f. 2.
Marr. DICt. fpurii Foliis & facie» Herm. Par. p. T. 200 ?
(7) Marrubium Fel. Cord. fubrotundis &c. Pfeudo - Di&a/n-
num nigrum rot. & crispo folio. Bocc. Muu II, p. 152. T*
129.
Z4
II. Deel IX4 Stuk»
Sfo TwEEMAGTIOE KrüIDEN.
IV, Haairig zyn. liet heeft , in Trechterachtige Kei-
^xvfU ken > Paai'fche Bloemen , met de Bovenlip rond-
Koofd» achtig, onverdeeld» De Meelknopjes komen niet
stuk» buiten den Keel. Des maakt het een verfchil-
^orz**"lende Soort uit , van de Malrove met Bladen
en gedaante van Valfch Diptam, by Herman-
kus, welke de Bovenlip gebaard en de Meel-
draadjes lang heeft , zegt de Ridder.
vut. (2) Malrove, die den rand der Kelken uitge-
biumffl*- breid heeft . met fpitfe Tandjes.
panicum^
spaanfehe. jn ^CqZQ js de Bovenlip der Bloem in drie of
vieren gedeeld en zy heeft de Kelktandjes beurt-
lings kleiner , even als in myne Kaapfche voor-
gemeld. De Bladen zyn groot , byna rond, wit
en ruig , aan den rand gekarteld. De Groeiplaats
is in Spanje.
tx. (9} Malrove die den rand der Kelken plat en
J>f£mnus. Haairig heeft, de Bladen Hartvormig
valfch- holrond , de Steng Hee fier achtig*
Diptara. <
Men vindt by To urnefort een fraai je
Af-
(2) Marruhlum Calyc. Limbis pafentibus &c. H. CLif. 312.
Ups. 169- R. Lugdb. 315. Gouan Monsp, a$4. Marr. alb.
rotundifol. Hisp. Herm. Par. T. p. 201. Marr. fubrotundo
folio. UARIU lc. 7^7. BOCC. Mus. II. p. 167» T. 122.
(9) Marrubium Cal. Lïmbis planis villofis &c. ti. Cliff%
R. Lugdb. &c. Pfeudo - Dittaranus vertïciiJatus inodorus. C.
B, Pin. zit, Tournf. Infl. 188. T. s<?. Pfeudo - Diftamniira,
DOD. Pempt. 281. Lob. Ic. 502*
D I D Y N A M I A. 361
Afbeelding der Bloemen van dit Kruid, die uit iv.
een Trechterachtigen Kelk fpruiten. Het Kruid Afdeel.
zelve gelykt veel naar den echten Diftamnus 9 Roofd*
waar van het den naam heeft (*), doch verfchilts?UK*
daar van door zyne gekranste Bloemen , en datyi^g^ "
het geen Reuk heeft. De geheele Plant is met
een digte Wolligheid bekleed. De Groeiplaats
wordt op Kandia gefield door den Ridder \ maar
Lob el zegt, dat het in Italië en elders voort-
kome.
(10) Malrove die den rand der Kelken langer x.
dan het Pypje en Vliezig* met de groote bfum2l-
hoeken gerond heeft. ^SatST*
achtige.
Op Kandia zou ook deeze huisvesten ; want
de aangehaalde Valfche Diptam van Barre-
L 1 e r was van daar af komftig (f). Hy verge-
lykt den Kelk byeen Kroes of Kommetje , waar
in men Metaalen fmelt, in 't Griekfch Choanos%
en dus heeft dezelve ook de figuur van een Be-
kertje. Na 't bloei jen, zegt LinnjeuSj groeit
de
(*) Men zal dien, gemeenlyk BiB, Criticus genaamd, in
't Geflagt van Orego befchreeven vinden.
(10) Marrubiwn Cal. LimbisTubo longioribus &c GOUAN
Monsp. 282,. Pfeudo-Dift. acetnbtih's Moluccir. C. B. Pin.
222. Tournf. Inft* 188. Di&amnus faifiis verticillatus Pcri-
carpio Choanoide Creticus, BARR. Ic. 129.
(|) De aanhaaling is wel, Perzcarpio Conoids Bceticus,
a's wanneer zy ait Spanje zou zyn ; doch , zo wel op de
Plaat als in de befchryving, ftaat de Tytei zo , als ik dim
z 5
II. Dsel IX» Stuk,
3^2 TWEEMACTIGE KRUIDEN.
IV. de rand uit, tvordt eens zo lang als het Pypje*
AFxvf L# zynde kaal en Vliezig, niet ruig, gelyk in de
Hoofd- voorgaande Soorten* Op de kant heeft hy twin*
stuk» tig hoeden .$ <je klcinften fpits , de breedften zeer
tig.01*™' ftomp en rond. De Bladen zyn Hartvormig ,
L e o n u r u s. Hartgefpan.
De Meel knopjes zyn met glanzige Stip-
pen (*) befprengd' in dit Gellagt , 't welk de
gewoone Bloemplant, Leonuras genaamd , niet
bevat, hebbende maar de vier of vyf volgende
Soorten.
i. (i) Hartgefpan met de Stengbladm Lancetvov
mig driekwabbig.
Leonuru:
Cardiaca*
Gemeen.
Volgens den Latynfchen naam Cardiaca noemt
men dit Kruid in 't Hoog- en Nederduitfch
Hartgefpan ; waarfchynlyk wegens de byzonde-
re Hartfterkende hoedanigheid , welke daar aan
is toegefchreeven geweest. De Franfchen hee-
ten 't zelve Agripauine7 de Engelfchen Mother*
wort, dat is Moederkruid : want men vindt het
te-
(*) Pan&is Os/eis 9 dat is met Beenige Stippen, ftaat ia
de Lyst der Geflagten , aan 't Hoofd deezer Klasfe.
(i) Leonurus Fol. Caulinis Lanceolatis trilobis. Syft. Nat.
XII. Gen. 721. p. 39<*« X1IL p. 449. Mau Med. 101 %
Gort. Belg. 171. FL Suec. 495. KRAM. Aujlu 175. GouAN
Monsp. 6cc, H.' Cliffl 313. R. Lugdb. 312. Marrabium Car-
diaca di&um. C. B. Pin. 230. Cardiaca, TcniBNF* /«/?. 188.
T. 87. DOD. Pempt.s^. Lob. », 51$,
D I D Y N A M 1 A. 363
het tegen Opftyging en andere Moederkwaaien Iv«
aangepreezen. De Groeiplaats is door geheel Fxv^U
Europa , op Steenachtige Gronden en aan de Hoofd*
Wegen. Het komt ook voor, in Rusland en Si-STÜK"
Gymr.9-
bene. /permia.
Dit Kruid heeft een Steng die tot vier Voe-
ten hoogte, ja tot eens Mans langte fchiet ,
met lange opgeregte Takken, De Biaden, on-
der breedst: , gefteeld en donker groen , zyn
driedeelig, met de buitenfte Kwabben grootst
en tweedeelig, de middelfte kleinst en driedee-
lig , overal fpits gepunt : zo dat het aan zyn
Loof zeer kenbaar is. In de Oxels der bovenlte
Bladen, die maar driepuntig en iömtyds geheel
Lancetvormig zyn 3 komen Kransjes voor met
zeer pluizige Bloempjes, wier Bovenlip bleek
paarfch is, de Onderlip wit metpaarfche Vlakjes.
Het heeft een doordringende Reuk enwerdt,-
wegens zyne bitterheid, van Boerhaave
geroemd als een uitmuntend Middel tegen Hart-
kloppingen , Pyn voor 9t Hart en dergely ke Kwaa- ^
len , uit Slym ontftaande , waar door de wer-
king en uitwerping der Maag belet wordt : zo
dat zyn Ed. het Aftrekzei daar van , in die ge-
vallen , ten minite gelyk ftelde met dat van
den Malakfen Varkens -Steen (*>
00 Hart-
(*) Hift. Pl&nt. Op, fpur. lond. 1731. pag. 259. Itld-
in Le&. Ms, mei Parentis : Antü. 1713, Vide & Halle*
rum aliosque.
II, DEEL. IX, STUX,
3^4 TWEEMAGTICE KRUIDEN.
IV. (2) Hartgefpan met Eyrond* Lancctvormige
AF x^\Lk Zaagtandige Bladen en ongefteelde gedoom*
Hoofd- de Kelken,
STUK.
Deeze, die in Bohème en de Ukraine groeit ,
heeft een vyfdeeligen gebaarden Kelk en zeer
aJir™~ kleine Bloempjes , naauwlyks langer zynde dan
heemfch. de Kelk. Op Java komt zy ook voor3 volgens
den Heer N. L. Bü&mannüs»
iii. (3) Hartgefpan met driedeelige gefnipperde Bla-
Tvmfch! den enPluizi&e Kelken.
De Zaaden van deeze, in de Woeftynen van
Tartarie verzameld 5 hebben in de Akademie-
Tuinen Planten uitgeleverd van niet minder
hoogte dan het Gemeene Hartgefpan , met vier-
kantige gefleufde Stengen, De onderfte Bladen
zyn, byna tot aan het Steeltje, in vyfof meer
Slippen verdeeld ; de middelden in drie voor-
raame en deeze wederom infmallere, niet zel-
den getande Slippen. De Bladen, die aan 'tend
der
(0) Uonurus Fol. ovatis Lanceolatis fcrratls &c. Sideritls
Pol. ovatis&c* H. Cliff. *i3. Lugdb. 322, Marrubiafhum
fol. Cardiacac. BOCC. Mus* II. T. 98 . Chenop. Hysfopi latio-
libus foliis Maderasp. Pluk» Alm. Ho. T. 16*. f. 2. Burm.
TL Ind. 127.
(3 ) Leoaurus Foi. tripartitis laclnïatis , CaJycibus vlllofis.
TL Ups. 171. GoüAN Mtnsp. 285» Sid* Fol, tripartito-mul-
tïfidis. IL Cüfi. 313. Ups. 469* Lugdb. izz. Card.
Oiicnt. canescens Foliis Ranuncuii. Tournf. Cor< 12. Caid,
Fol. tenuius & profimdius intifis. Amm. Rutb. p. 49 , 50,
MiLL* Jc. 80.
DlDYNAMIA* 365
der Stengen en Takken groeijen , vindt men IV:
doorgaans met drie zeer fmalle fpitfe verdeelin-A^v®EL*
gen. „ Alle deeze Bladen zyn , zegt Amman 3Hoofd-
„ geheel glad 9 van boven donker groen , vanSTUK*
3, onderen bleeker ; de Bloemen , Kelken en fpamiaT
3, Zaaden, gelyk in het Gemeene Hartgefpan >
doch de Bloemen fchecnen my minder pluizig
s, te zyn % de Kransjes rnenïgvuldiger en digter,
„ zo dat, boven aan de Steng , het een byna
3, het andere raakte." Dit Kruid was ook, op de
zelfde plaatfen i met geheel ruige Stengen en
Bladen voorgekomen.
(4) Hartgefpan met driedeelige veeldeelige, Li- iv.
niaale 3 fiompachtige Bladen. ktlrkusl
Siberifch.
Deeze , die door A m m a n is befchreeven en
afgebeeld onder den naam van Reukelooze Balkte
met Bladen van Hartshoorn , maakt 3 volgens
Gmelin, een loutere Verfcheidenheid der voor-
gaande uit, die de Bloemen merkeJyk grooter
en de Bovenlip byna gelyk heeft met de Onder-
lip. Zy gelyken zeer naar die van de Balloté ,
als zynde de Bovenlip Lepelswyze uitgehold en
de Onderlip in drieën gedeeld, De Kelken zyn
vyfhoekig en toopen in vier ftekelige puntjes
ufo
(4) Leonurus FoL tripartitis multifidis Ltnearibus obtufius-
culis. H. Ups. 170. Ballote inodora Fol. Coraraopi. AfiffM.
Kuth. 48. T. 8. Gmel» Sib. III. p. 239* BüBM. FL Ind. p.
117.
II. Deel, ix. $tm
3<56 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. uit* Ook zyn de Kransjes me<t Borfteltjes ge-
Af^l* fchoord, even als in de anderen.
Hoofd* De Groeiplaats deezer Kruiden is door geheel
stuk» Siberië , en , fchoon dezelven in de Tuinen veel
dBicotzaa.gxooi^ Biaden voortbrengen, dan in 't wilde,
v, ZYQ doch derzelver Slippen altoos (maller , zegt
JS& GMEL1**> dan in 'tgemeene Hartgefpan. De
vl» lvii* Tak van een Japanfch Kruid, onder den naam
Fi£' lt van Leonurus Cardiaca overgezonden, komt zo
volmaakt met de voorgemelde befchryving van
Amman overeen , en verfchilt doo/het Loof
zo zeer van het Gemeene , dat ik hetzelve niet
dan tot een der laatfte Soorten kan t'huis bren-
gen, en wel liefst tot de Derde, om dat hetzel-
ve de Bladen fpits heeft. Nogthans fchynt het
ook wel daar van een Verfcheidenheid te zyn,
aangezien die , van Java onder den naam van
Byvoet overgezonden , de Kelken uitermaate
glad heeft, zo de Heer Burmannus aante-
kent: 't welk van deeze Japanfche niet gezegd
kan worden. Zie daar van de Afbeelding, Plw
LVII, Fig.i, waarnevens, byA,een Bloem-
pje, viermaal in langte vergroot, in zyn fte-
kelige Kelk* Tusfchen de Boven en Onderlip
vertoonen zig , na dat dezelven wat van één
gehaald zyn, de vier Meeldraadjes , twee lan-
ger, twee korter, met hunne rondachtige Knop-
jes en de Styl, die in twee Stempels uitloopt,
gelyk in de meefte Kransjes . Bloemen.
DlDVNAMIA» 367
P h l o m 1 s. Vütkruid. IV.
Afdeel^
Dit Geflagt heeft een hoekigen Kelk ; de
Bovenlip legt als op de onderfte neer, zynde3Tüïr#
lamengedrukt en met Pluis begroeid. Bovendien
hebben de meefte Soorten Wollige Bladen/'*'"***
weshalve veele Autheuren dezelven , hoe zeer
ook in Bloem- en Vrugtmaaking verfchillcndc 5
tot het Wollekruid betrokken hebben C*):maar
ik geef 'er, toe onderfcheiding , den naam van
Miltkruid aan*
't Getal der Soorten , meest Europifche, is
dertien % als volgu
(1) Viltkruid met rondachtige Wollige gekar- pJj
telde Bladen ; de Omwindzels Lancetvor- Frut'm}a9
mig; de Steng Heefterig. Heeftcd*
Een zeer fraay Bloemgewas maakt deeze
die af komftig is van drooge Steenige Heuvelen
in Spanje en Italië. Zy groeit Heefterachtig,
anderhalf Voet hoog , geevende Takken uit,
die zeer yl bezet zyn met Hartvormige breeder
of fmaller Bladen , hebbende doorgaans maar
twee 3
(1) PbUmis Fol. fubrot. tomentoils crenstis Szc.Syft. NdU
XII. Gen. 723. p. 397« V*Z> XIII. p. 450. H. Cliff. 315. R%
Lugdb. 318. N. 1. Vetbascum latis Salviac foliis. C. B, Pin.
44c. Verbuscum fylv. alterum. Dod. Pempu 14^. Phlomis
Cret. Imt. Folio fubrot. Fl. luteo. Toürnf. Cor. 10. Phlo-
mis latifoHa Capitata , lutea grandiflora, Dill. EUL 31^
T. 2S7. f. 305.
(*) Naamelyk tot het Verbascum , dat legds in 't VII. $TUK 9
bladz. 6^ , enz. is befchreevent
3(58 TwEEftf AGTtGE KfcüIDEN.
IV. twee , zelden drie Kransjes of Kroontjes van
AFxv'EL# B]oenien3 die kleiner of grooter, geel of Goud^
Hoofd- kieurig zyn. Zo wel de Stengen als de Bladen
*tuk* zyn met een digte Wolligheid , als Vilt, be-
df£otzaa' groeid, *t welk de benaaming billykt* Men wil
dat dit het Fhlomos zy van Dioscorides,
hebbende den naam daar van , dat men de Wol-
ligheid der Bladen tot Pitten van Lampen be-
zigde*
Phiomht Miltkruid met Liniaale fimpe Omwind-
Purpurea, zeis 9 korter dan de Kelken ; de Bladen
Paaxfch. langwerpig Hartvormig en Wollig ; de
Steng Heejlerachtig*
De Steng van deeze, die weezentlyk van de
voorgaande verfchilt , is ook wel eenigszins
Heefterig en Wollig, doch doorgaans zwak en
de Bladen zyn fpits Hartvormig, de onderften
zeer lang gefteeld : de Bloemen paarfch. Zy
groeit natuurlyk in Portugal en Italië.
ut. (3) Viltkruid met de Wortelbladen Pylswys*
Lcvantfch Hartvormig , wederzyds Wollig ruig.
Dée~
(2) Phloms Tnvolucris linearlbus obtufis Sec* Mjll. Z)i&.
T* 202 . Verbascum fubrotundo Salviae folio. C* Pin, 240»
.Salvia Fïuticofa Cifti folio haud incano. Fluk. Alm, 329.
T. 57. f. 6. Fhlomis Frut. Lulitanica. TOL'RNF» Jnft. 178*
(3; Pbkmh Fol. Rad. Cord. Sagitt. &c. Mill* £>;<??♦ T»
104.. Phlomis Oriënt. Fo!. Auacul. incanis luceo. Nis&
D I D ¥ N A M I A. 3<S?
Keeze Levantfche , door Nissoli ü s voor- IV.
gefield , heeft de Kransjes zonder eenige Om- Af^e1*
windzels. Zy fchiet eens Mans langte hoog* Hoofd-
1 STUK*
(4) Vikkruid weJ Lancetvormige Wollige Bla- iv,
dera, by de Bloemen Eyrond, en gewalde Ly™°™**
Borftelige Omwindzels* b'a&g^
In de Zuidelyke deelen van Europa is de
Groeiplaats van deeze , die Phlomis Lychnitis
van Cl r si u s genoemd wordt , endoor hem
onder de zeluzaamfte Planten van Spanje is af-
gebeeld. Lobels Afbeelding is van hem ont-
leend 9 zo wel als die van Dodon^us. Het
Loof gelykt zeer naar dat van Salie , doch is
fmaller en zo digt met Wolligheid begroeid ,
dat men 'er cok Lamp - Pitten van maakte. Hier
van heeft het Kruid zyn Griekfchen naam Lych*
nitisy en wordt deswegen ook van de Spaanfchen
Candilera geheten. Het groeit s volgens Gouan,
een Elle hoog en heeft vry meer Kransjes dan
de ecrfte Soort 5 welke met Eyronde ongefteel-
de Bladen * als Blikjes , gefchoord zyn. Die van
Dii>
r; f4) Pblorms Fol. Lanceolaris tomentofis &c. Mill.
T. 205. Phlomis Fol. ligulatis &c. Sauv. Mmsp. 143. Gouan
Homp» z$6. Ger Prov. 264. Verb. anguftis Salviae foïns*
C. 3. Pin» 240. Verhaseum fyiv. FoL Salvise tentufqlis. LOB.
Je» 558. Stoechas praelongo & angufto folio. BARR. Ie. 132 r.
fhlomis Lychnitis. Cli/S. Hisp. 1c. p» 379. Verbascum fyl-
veftre. Dod. Pempu 145. 0# Phlomis Salvifbjia lutea &c»
Dij-L. uts. f4 307»
1 Aa
II* DEEL, IX. STUff,
370 TwEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV. D i llenius fchynt eene Verfcheidenheid van
™L' de een of andere uit te maaken.
(5) Viltkruid met de Bladen overhoeks gevind ;
de Blaadjes gefnipperd ; de Kelken gewold.
(6) Viltkruid met Eyronde Bladen , die van
onderen Wollig zyn ; de Omwindzels Els-
vormig gejtrekt driedeelig.
(7) Viltkruid met flekelige Borjlelige Omwind-
zels ; de Bladen langwerpig Eyrond en
ruuw ; de Steng Kruidig.
(8) Viltkruid met Elsvormig flekelige Omwind-
zels ; de Bladen Hartvormig ruuw; de Steng
Kruidig.
Van deeze vier, door haare bepaalingen ge-
noegzaam onderfcheiden, is de Groeiplaats der
eerfte
(5) Phlomis Fol. alternatim pinnatis &c. Phlomis Or. Foi.
laciniatis. Tournf. Cor. 10. K. Lugdb. 31 8. N. 4*
(6) Phlomis Fol. ovatis fubtus toraentofis, &c. Phlom. Ia»
vol. Radiis Sub. ftri&is. H. Clif. 315. R. Lugdb, 318* N. 3,
Plii. Samia Herbacea Folio Lunarix. Toubnf. Cor. 10.
(7) Phlomis Involacris Setaccis hispidis &c. H. Ups. 171.
Cliff. 31S. R. Lugdb. 318. N. 2. Gouan Monsp. 1Z6. Gek.
Frov. 264. Marrub. nigr. longifolium. C. 15. Pin. 230. Her-
ba Venti Monspelienliura. J. B. Hifi. III. App. p. 854. Her-
ba Venti. Lob. Ic. 532.
($) Phlomis Invol. hispidis Subulatis &c. Phlom. Fol* Cor-
diformibus &c. Aïï. Gom. 211. T. 12. Phlomis Vttlcx fo-
lio glabra. Amm. 40, 39. Gal. maxima Fol. HounijR.
Büxb. Cent. h p. 4. T. 6*
Hoofd.
STUK.
v.
Phlomis
lacinsata.
Gefoip*
pexd,
VI.
Samia.
Driedeelig.
vn.
Htrba
Venti.
Stekelig.
vin.
Tuberofa.
Knobbelig.
Di&ynamia; 371
eeifte in de Levant, der tweede op Samosvder IV.
derde in Perfie, Tartarie en de Zuidelyke dee-AF£*EL;
len van Europa 3 der vierde op de Velden van Hoofdw
Siberië* Die, welke Herba Venti of WindkruidSTUIU
van Montpellier genoemd wordt, groeit aldaar pmfc™H
twee Voeten hoog , hebbende fty ve ruuwe ge-
tande Bladen en blaauwachtig paarfche Bloe-
men. De vierde heeft eens Mans langte(*)en
Is aan de Wortels met Knobbels gelyk Aard-
appelen begroeid. De Kelken zyn ftckelig ge-
tand, zo wel als de Bovenlip der Bloemen. Ia
Arabie vondt Forskaohl een Viltkruid met
witte Bloemen , dat de Omwindzels Palmswys*
Draadachtig hadt , de Bladen Eyrond Zaag-
tandig.
(9) Viltkruid met Lantttvormige eenigermaa- ix;
te Zaagtandige Bladen, end - Hoofdjes knzSSSuL
agttandisje Kelken. ceyionfch»
(*) Altltuio bumana zegt GouAN 'er van s]by Buxb^um
vindr men flegts van een Voet hoogte gefpxoken , doch dit zal
een Drukfeil zyn ; dewyl zyne benaaming dan weinig zon
ftrookea, zo min als de Afbeelding, alwaar het bcveafte der
Steng omtrent een Voet en het Blad meer dan een half
Voet lang vertoond wordt.
(9) Pblorpis Fol. Lanceolaris fubferratis &c, Leonurus Fol.
Lanc. fubferr. obtufiusculis, Fl. ZeyL 227. Cardiaca f. Leon,
Hysfopi hirfutis foliis &c. Pluk. Alm. %u T. 118, f. 4.
Clinopodium Hysfopi btioribus foliis Maderasp. Pluk. Pbyt.
T* 164. f. 2, aut. T. 163. f- 6, aut. T. 80. f. 7. Heiba;
Admirationis» RüMPH. Amb. VI. p. 33* T. 16» f. I.
Leoaurus Xndicus. Sp. PI. 8 17.
Aa a
IU DUI* ik, 5TUX»
3}2 TWEEMAGTIGE KRUÏDEN.
IV* Op veele plaatfen in Oostindie groeit deeze
Afdeel Soort, die in verfcheide Afbeeldingen door Plu*
Hoofd* keiset fel ynt vertoond te zyn. Niet alleen aan
stuk. >t end der Stengen* maar ook laager, heeft het
Biootzaa-Z^ Bloemkrans jes , die weinig naar Hoofdjes
gelyken. Dit blykt inzonderheid uit de Figuur
van het Verwonderings - Kruid ,byRüMPHius,
misfehien wegens eenige byzondere eigenfehap
dus genaamd* Immers het heeft een zeer fcherp
doordringend bitter Sap , zegt hy , dat men met
Water mengt 9 en dan , by 't aankomen van de
Koorts , den Patiënt in de Oogen druipt , die
deszelfs bitterheid in de Mond gewaar wordt.
Dus zou het, door in 't Hoofd te dringen , een
Middel tegen de Koorts zyn, dat inderdaad meer
te verwonderen dan te gelooven is*
Het groeit ter hoogte van twee Voeten , met
een Kruidige vierhoekige Steng, in verfcheide
Takken verdeeld 3 waar aan Lancetvormige , zeer
lange gepaarde Bladen , die op de kanten fom-
tyds hier en daar getand en ook wel een weinig
Wollig zyn. De Kransjes zyn gefchoord door
Elsvormige puntjes. De Kelk heeft zeven of agt
kleine Tandjes f waar van het bovenfte langst.
De Bloem is wit , met de Bovenlip ruig , zeer
kort , gewelfd, fluitende op de Onderlip, welke
groot is en uitgebreid met twee zydelingfe In*
fnydingen; het middel ftuk breed, eenigermaate
geplooid. De Meelknopjes zyn zwart, famen*
gedrukt , geknot. Van de Stempels zit de eene,
die ftomp is, boven aan den Styl; de andere,
laager, is Elsvormig en fpits% Met
DidynAmia, 373
Met deeze befchryving van den Ridder komt
myne Waarneeming ten opzigt van een ibhoone Ap^f*
Plant van deezen aart, die ik gedroogd uit Oost- xv. '
indie bekomen heb, nagenoeg overeen. Ik gcefHoOFD-
STUK»
de Afbeelding van een Takje daar van, omdat Gymmm
de meefte Figuuren onvolkomen zyn , in Fig. 2.
op Plaat LVII. Een Bloempje , geopend en
vergroot , komt voor by B , waar in men de
vier Meeldraadjes met hunne zwarte Knopjes
ziet en den bovenden Stempel , tusfchen de
Lippen , waar van de bovenfte Lepelswys hol
is en zeer ruig , de onderfte gelyk in de be-
fchryving* By C heb ik den Kelk vertoond, die
overlangs geribd is en den Mond nederwaards
fchuins afloopende heeft, met zes of zeven zeer
fyne Puntjes, behalve het bovenfte lange. Voorts
heb ik 'er de Zaaden bygevoegd , vier in getal,
gelyk in de Kransjes * Kruiden algemeen is , ook
viermaal in langte vergroot* Zy hebben ieder
twee platte kanten , waar mede zy tegen elkan-
der fluiten en een ronde , die den omtrek in het
Kelkje vult.
C10) Viltkruid met Liniaale Omwindzels , een- x.
Pa/ *
lippige fcheeve Kelken en Eyronde gehaair- jj^a.
de Bladen. °ostin-
dtich,
Behalve deeze byzonderheden , die tot ge-
noegzaame onderfeheiding ftrekken , heefc 00!$
dee-
(10) ThlomU Involucris L'nsaribusj Calycibus wiilabiatls
Qbliquis , Foliis Lanceolato-ovatis Pilofis, BURM» FL Ind* p. x*S .
Aa 3
II, Deel, IX, STUK.
374 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV* deeze Soort de Bovenlip van de Bloem groot
A*xv?U en de Onderlip klein: zo dat ik niet kan zien,
Hoofd* hoe dezelve te veel naar de voorgaande gelyke.
stuk» groeit ook in Oostiodie.
xi> (li) Viltkruid met /pits Hartvormige Zaag-
Ntpvlfi* tandige , eenigermaête Wollige Bladen ,
fa. [ zeventandige gebaarde Kelken , debovenfie
^ttekïu». groom^ en een Xruidige Steng.
Eén jaarlyks Gewas maakt deeze Soort uit ,
die te Suriname fchynt te groei jen, zyndedoor
Hermannus, onder den naam van Ameri-
kaanfch Hartgefpan, met Kattekruid. Bladen en
korte pluizige donker roode Bloemen /afgebeeld.
De Bladen zyn in deeze, gelyk in de voorige,.
groen 3 en zy heeft ook twee Draadige Stempels.
(ia) Viltkruid met Lancetvormige Zaagiandi-
ge Bladen , tienhoekige Kelken met tien
Jlappe ' Tandjes en een Heejterige Steiig.
0KU1
,eeu
Ihait.
Deeze zeer bekende en niet minder aanzien-
de ««ra*. Jy.
Leeuwe-
(11) Phlomls FoL Cord. acutls fermt's fubtomentofis &c.
Cardiaca Americana anniia, Nepetx folio &c. Herm. Lugdh*
1 15. T. 117.
(12) Phlomls FoL Lanceolatis ferratis Sec. H Ciif. 312. R.
Lugdh. 312. N. 1. Sideiitis Africana Flore Aureo oMongo.
BARTH. Hafn. II. p. 57. Frg. Leonijrus Cap. B. Spti.
BREYN. Cwt* V2U T. 85. STB. Mus. I. p. 22. T. 14. f. 1.
Stachys Afr. frntescens anguftifoUa , Flore longisfimo phoe»
iiiceo , Leonurus tdi&a. JMOJRIS» HU p. 333» $♦ %h T.
19* f". 17»
D idynamia* 375
lyke Kaapfe Bloemplant, geeft me*%emcenlyk IV.
den naam van Leonurus , dat is Leeuwe-Staart. AFIJf^u
Men vindt een Bloemtakje daar van by Seba>Hoofd*
natuurlyk afgebeeld en door Breyn, boven- STÜf*»
dien, zeer omftandig befchreeven. 't Schyntdat 'j^SH^
die naam afkom ftig zy van de figuur der Bloe- *
men , wier Bovenlip , door haare ruigte tevens ,
eenigermaate de Staart van een Leeuw affchetst ;
maar de uitermaate fchoone Goudkleurig Bloed-
roode gloed doetdezelven t'allermeeft affteeken.
Het Loof is, eenigermaate, door Bar thou*
kus in Plaat vertoond.
In geftalte zweemt zy naar het Yzerkruid , de
Doove Netelen en Malrove tevens, hebbende
een Steng van een Elle hoog, die Wollig is en
grys , met dergelyke Bladen, welke omlaag ef-
fenrandig, hooger Zaagswyze getand zyn, ge*
paarci , geevende uit haaren fchoot dikke Krans-
jes van Kelken , door Elsvormige Puntjes ge-
fchoord , ieder een Bloem bevattende van gezeg-
de Kleur en fchoonheid. 't Gewas , dat men
hierin Winterhuizen houdt, is al tyd groen en
bloeit tweemaal 's jaars , in 't Voorjaar en de
Herfst. Aan de Kaap is het een algemeen fie-
raad der Hey - Velden. Het is bitter van
Smaak en heeft een zwaarenKruiderigen Reuk,
die lang byblyft in 't gedroogde Kruid.
(13) Viltkruid met Eyronde Jlompe eeniger- xrrr.
mau Leonotis,
Leeuwejü*
(ij) Phhmis Fol. oVatis obtufis fubtomentofo crenatis &c. Oor»
Aa 4 Le-
II. Deel. IX. Stuk*
376 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. wiaate Wollige gekartelde Bladen 9 zeven*
Afdeel. tandige gebaarde Kelken en een Heejierige
Hooföi Steng.
STUK.
Biootzaa- In Geitalte gelykt deezenaarde voorgaande
dige' zeer, maar de figuur der Bladen verfchilt ca
zy zyn Wolliger, de doemen wat korter ^ de
hoogte minder. Door de Gebaarde Kelken komt
zy meer overeen met het Kattekruidige , voor
befchreeven: verfchillende daar van, wederom
door een Heefterige Steng te hebben en kleine
ftompe Bladen , naar die vaO Melisfe gelyken-
de* De Bloemen komen, in Kleur, byna met
die der voorgaande overeen. De afkomst is ook
van de Kaap der Goede Hope.
MottUccELLA. Molukje*
Een Klokswys' verwydende Kelk , breeder
dan de Bloem en gedoomd-, maakt de byzon-
dere Kenmerken van dit Geflagt uit , dat de
drie volgende Soorten bevat.
l (O Molukje met Klokvormige byna vyftan-
uit."11"' dièe Kelken> diegelyke Tandjes hebben.
EfFenc.J Be-
Lconurus minor Cap, Bonze Spel, Boerh. L*zdb. I. p. igo.
Mill. Dift. T. 162. f. 2. Stachys Afr, Frutescens Melisfe
foliis. MORis* Hij?. III. p. 383.
(1) Moluccdla Calycibus Campaniformibus &c. Syfl. Nat,
XII. Hen. 724. p- 398. Veg. XCII. p* 451. H. Cliff. 312.
R. Lugdb. 314- CorJAN Monsp. 287. Gron. Oriënt. 75. Me*
lisfa Moluccana Odoiata. C. B. 222. Molucca tevis.
Docu
/
Dl DYN A MI A# 377
Bevoorens was deeze als eene Verfcheiden- IV.
heid van de volgende aangemerkt door den Rid- AF£vf U
der, doch men is naderhand onderrigt gewor- Hoofd-
den, dat zy haare natuurlyke Groeiplaats in deSTUK*
Levant heeft , en wel in Syrië , groeijende , jp^ZT
volgens Rauwolf, omfireeks Tripoli, Mat-
thiolüs hadt dezelve reeds, zo 't fchynt, on-
der den naam van Melisfophyllum Turcicum wil-
len voorftellen. Zy is aan de Bladen genoeg-
zaam kenbaar, die flegts getand zyn en aan de
Bloempjes , die veel kleiner zyn dan de Kelken.
Ook heeft het Gewas weinig meer dan twee
Voeten hoogte.
(aj Molukje met Smoelachtige agttandige ti.
Kelken. Sfmofam
Gedoomd
Deeze is veel grooter van Gewas, als tot eens de*
Mans langte hoog groeijende ; zy heeft de Bla-
den veel dieper ingefneeden en byna naar die
van 't Hartgefpan gelykende ; de Bloempjes
fteeken tot de Kelken uit, die aanmerkelyk en
Smoelswyze gedoomd zyn , als ftellende de gaa-
ping voor van den getanden Bek van eenig Beest,
Zeer
Dod, Tempt. 92, Melisfa Mol uw f. Con(hntinopolit3na.
Cam. Epit. 575. Caidiaca Meiica f. Moluca Syriaca minus
aspera. Lob. Ic ji<j.
(2) Moluccclla Cal. rfngentibus o&oJentatïs. H. Cliffl
Lugdb. &c. utfupra. Melisfa Moluccana foetida. C. B. Pin.
229. Molacca fpinofa, Dod. Pempt. 92 Meiica. f, Moluca
asperior. Lob. Ic* Tournf. /«/?♦ T. 8S.
Aa 5
II. Deel, ix. Stuk,
378
Tweemactige Kruiden.
IV. Zeer fraay en naauwkcurig vindt men dit ver*
Afdeel, f^jj ? ^oor den beroemden ïoürnefort,
Hoofd in Plaat vertoond. Bovendien heeft het Krans*
STUK* je, dac uit zes ongefteelde Bloemen beftaat,
^Biootzaa- Omwindzel van vier drievoudige Doornen,
De Lippen van den Kelk zyn zelf gedoomd.
Men acht deeze Soort haare afkomst te heb-
ben van de Molukfe Eilanden en daar van heeft
het Geflagt den naam, zynde eerst Molukfe Me-
lisfe genoemd geweest. Volgens B a ü h i n ü s is
de eerfte welriekende 3 maar deeze ftinkt. Bei»
den zyn het Jaarlykfe of Zaay - Gewasfcu.
in. (fi) Molukje met Trechterachtige vyfdeelige
•uccelia
tcscens.
"Heeftcrige
miucceiia Kelken en uitjleekcnde Bloemen.
frntacens.
Deeze Soort, onder den naam van Perjifche
door den Heer N. L. Bürmannus uit het
Kruidboek van Garcinus in Plaat gebragt,
onderftelt de Ridder uit Perfie in Italië geko-
men, en aldaar genaturalizeerd te zyn. Zy is,
zegt zyn Ed., niet te bcstig vertoond De
Perfifche evenwel 3 merkt hy aan , heeft de
Bladen ruiger , met fpitfer Tandjes : de Kelken
met
( 3 ) Moluccella Cal. InfundibuHformibus qüinquefidls ,
Coroil. Cal. longioribus. ;All. Kic. 51* MoiucceHa Penlca.
Bürm, Fl. Ind. 128. T. 38. f. Scordium Spinofum &c«
R.AJ. Suppl, 3 ii«
(*; Pittort ncn cpiimo , zegt de Heer Linn^us ten dien
opzigte, in Mant. altera , p4 412, en vervolgens , in Ed.
Vtg* X\LL>ex Sicco: als of de Planten naar gedroogde
xemplaarcn niet goed in Plaat te brengen waren.
DlDYHAMIA. S79
met Eyronde Slippen , Vliezig, meer gefpitst, IV.
byna drietandig; hebbende zulks uit een gezon-
den droog Exemplaar bellooten. De Bladen zyn Hoofd-
in deeze Soort Wigvormig aan de tippen §&*TÜM¥
fchaard met Doornige Tandjes, en in de Hee-^%^/
Herige ongedoornd , zo de Heer Burmanküs
aanmerkt. Niettemin zegt de Ridder, het is
zekerlyk een zelfde Plant*
C_ linopodium. Borftelkrans.
De betekenis van 't Griekfch woord, op ft
voetfpoor van Dioscorides, door verfchei*
de Autheuren , als tot een Geflagtnaam gewet-
tigd, is zo vreemd en onbepaald (*) , dat ik
veeleer , dan dien te verduitfchen, verkoozen
heb, een benaaming te gebruiken, welke met
de Kenmerken van dit Geflagt ftrookt , als heb-
bende de Kransjes een Omwindzel , dat uit vee-
Ie Borftels beftaat en daar in by anderen uit-
muntende. Het bevat flegts de volgende Soorten.
Cl) Borfiel - Krans met rondachtige Jtekelige j.
Hoofdjes en Borfielige Blikjes. diumvui'
re.
Gemeen»
(*) Want dezelve betekent zo veel als Le&ipcs , dat is
de Poot van een IVustbank, Bedftede of Ledikant. Hoever-
fcheiderley zyn die ea op hoe veele van de Kransjes-Kruiden
zou mün dit niet kunnen toe paffen?
(i) Cl'moptdium Capituüs lubrotundi's hispidis, Bra&eis Se-
taceis. Syft. Nat. XIU Gen. 725. p 398. XIII. p,4*13
KRAM» Aufir. 176. Fl. Suec. 479. GER. Prol. 263. Gouan
II, Deel* ïx«$tuk,
380 TWEEMAGTJGE KRUIDEN,
IV. Dit is het Gemeene Kruid van dien naara , in
Afdeel. veeje deelen van Europa wild groei jen de , 't
Hoofd- welk de Franfchen en Engelfchen Wild Bajili*
stuk. cum9 doch de Duitfchers Wïrbeldojtel noemen ,
Bkotzm-fai zo vee] zegtals Gekranjle Orégo. 'eGelykt,
naamelyk , naar deOrégo vry veel, doch heeft,
behalve de Hoofdjes, ook Kransjes 9 allen in
de Oxels der Bladen groei jende, welke Eyrond
gepaard , Zaagswyze getand en van onderen
jarigachtig zyn, zo wel als de Steng, die regt-
opftaat y twee Voeten hoog. Het heeft door-
gaans paarfche , doch men vindt het ook met
roode en witte Bloemen , of driebladig door
Weynmann (*) en met rimpelige Bladen,
alle de Kransjes van elkander afgezonderd, door
Miller afgebeeld. Het groeit ook in Ka-
cada , dat uit Zaad de helft kleiner Bloemen
krygt en het Egyptifche heeft dezel ven rood ,
zegt Linnaos,
n. (2) Borftelkrans met de Bladen van onderen
diumllca* Wollig , de Kransjes vlak > de Blikjes Lan*
Qum. cetvormig. Deo
Crys»
Mcnsp. ft Cliff. R. Lugdb. sn. Clinopodium O-
rigano fimïic. C. B. Pin. 224. Clinopodium* Cam* Epit>
563. Ocymum fylveftre Acinos. Dod Pempt, 280. 0, Cii-
nop. Fol. ovatis rugofis &c. Mill. Ic. 53. T. 9$.
(*J Krutdb. PI. 3S>9*
(2) Cltnopodium Fol. fu' tus tomentofis &c. R. Lugdb. 315.
N. 2. Cim4 Menthze folio incanum & odontum Dill. Eltb.
87. T. 74* f. 8 5. Clfn. m?]us Virginianum &c. Mou. Hifi.
UI. S. 11. T 8. f. 4. Clin, Serpentaria di&um. Pluk.
Jlant. si» T. 34u £ 7«
D i D Y N A M I A. 33l
Decze , die in Noord - Amerika valt , heeft IV; ^
Stengen van anderhalf of twee Ellen hoogte, Af^l*
inet Bladen als van Munte bezet, welke van Hoofd-
onderen grys en welriekende zyn. De BloemenSTUK*
komen aan den top der Stengen voort, in dikke^^T
Kransjes, van onderen , in plaats van Borftels ,
met Lancetvormige Blaadjes gefchoord*
(3) Borftelkrans met rimpelige Bladen en ge- CJ^6'^
fteelde Hoofdjes in de Oxelen^ die vlak endium ™-
gejlraald zyn. * Rhn^lig,
Deeze , in Karolina op Jamaika en Guajana*
aan de Vaste Kust van Zuid - Amerika , gevon-
den , verfchilt door de rimpeligheid haarer Bla-
den niec alleen , maar ook door de gefteeldheid der
"Bloemkransjes van de anderen; terwyl zy niet-
temin , doordien de Kransjes met fmalle Blaad-
jes als gedraald zyn , aan de Kenmerken van
dit Geflagt eenigermaate voldoet. Men noemtze
op Jamaika, zegt Sloane , Wilde Hoppe.
(4) Borftelkrans met een Boomachtige Steng 9 iw
ovaa- rFrutk*~
fum.
f 3) Clmopodium Tol. rugofïs , Capïtuüs Axillaribus &c. ^^"k'
Glin. rugofum Capit. Scabiofae. DiLL. Elth. f* %6. Scabiofe
affinis, Chryfanthemi facie, Laraii foliïs* Americana. Pluk»
Alm. 33 s> T. ui. f. 7. Sïdcritïs fpicata Scrophulariae folio
&c. SLO AN. Jam. 6$ ♦ Hift. I. p. 174. T. iop. f. z, Meil-
tha Melisfoides Arnericana. PlüK. Mant. 129»
(4 ) Clinof odium Caule Arborescente , Fol. ovalibus erena •
tis , CaU Labio infejaote fubrotundo, FoRSK. Ikt, u£gypu
Arab. p* 107,
II, Deel, IX, Sixm^
3$i TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. ovaak Bladen die gekarteld zyn en de 0*u
AFxvfL' derliP van den Kelk rondachtig.
Hoofd-
stuk. Dus bepaalt de Heer Fojrskaohl eene
Biootzaa- s00Tt Van dit Geflagt, welke hy in Arabiewaar*
- nam, zynde een Heefter van drie Ellen hoog.,
met gepaarde ruige Takken en Bladlteelen. De-
zelve hadt 9 in ieder Oxel , negen ongefteeldc
Kransbloemen > waar onder vierdeelige Draad-
achtige Omwindzels. De Bovenlip der Kelken
was Lancetvormig 5 opftaande , groen ; de On-
derlip rondachtig en Vliezig. Voor het bloeijeti
vertoonde zig 5 hier door, het Kransje als met
Schubben bekleed. De Bloem hadt de Bovenlip
gewelfd , wit en ruig ; de Onderlip breed en
Hartvormig, de Meeldraadjes uitfteekende met
rosfe Meelknopjes.
O r i g a n v M. Orégo.
In dit Geflagt , van een zeer bekende naam ,
zyn de Kelken tot een vierhoekig, Aairvormig,
Hoofdje vergaard. Het bevat elf Soorten, als
volgt.
h (O Orégo met Vleezige Wollige Bladen en
jEgyptia- naakte Aairen. 't Ara-
cum.
*gyptifche* Origanum Fol. Carnofis tomentofïs, Splcls nudis. 5>y?.
Nat. XII. Gen. 726. p. 3jp8. Veg. XIII. p. 452. HasselCj.
lt* 479 9 517* Majorana rotutidifolia (cuteilata cxotica. Tournf-
Inft. 15)9. Origano cognata Zararhendi. C. B. Phu 223. Mo*
ris. «*/?. in. p. 360. s. 11. T. 3. f. uit. zatarhsndi. Alp.
v£gypt. $4. T. VESL. Obferv* p. 31, 33.
£) x d Y N A M I A. 3S3
't Arabifch woord Zatar Hendi betekent , by IV.'
de Arabieren, Indifche Orégo zegt Veslin-^^1*'
gids, die aanmerkt dat dit Kruid, wegens den Hoofd-
aangenaamen Reuk en uitmuntende kragten,zeerSTUB:'
bemind was , zo in Egypte als in Syrië. Hy /p^lla!"
voegt 'er de Afbeelding van by , door hem ont-
leend uit den Tuin van den Venetiaanfchen E-
delen Contareni, en beter dan die van
Alpïnüs , hoewel de Bloem en 5t Blad wei-
nig met de bepaaling ftrookt. De Heer H a s-
selquist nam waar, dat hen een Kruidige
Takkige verfpreide Steng heeft van vier Voe-
ten, met fpits Hartvormige , diep getande, ge*
fteelde , zeer dikke Sappige rimpelige Bladen*
Een lange Aair , uit digt getropte Steeltjes be-
fcaande^ wier tropjes als Krans wyze waren ge-
fchikt, beftondt uit kleine Pypachtige Kelkjes ,
waar in een gelipte Bloem. Het kwam in Arabie
voor , aan Wandelpaden. Hy hadt het te Kairo
tweemaal gezien , alwaar men 't nahieldt om
den Reuk , kragtiger dan die van de Kretifche
Orégo , Kruiderig , Hoofd- en Hartfterkende.
(2) Orégo met de onderfie Bladen Wollig en
knikkende Aairen. D?éZ*Zf
Diptanu
Oa-
(z) Origanum Fol. infedoiibas toraentofis , Spicis nutan-
tibus. Mat. Med. 301. H. Gig. 304. B>. Lugdlr. 323.GOÜAW
ï&onip. 288* Di&amnus Creticus. C. B. Pin* 222. Cam.
Mpit. 472* Dictemnum ferunu Dod. Pemft, i$u Lol»
flt.DEU, IX, STUK«!
3$4 TwEEMAGTIGE KrüIÜEN.
IV. Onder den naam van Diiïamnus Creticus is
AFxv?L' dit Kruid ^ van ouds, in de Apotheeken bekend
Hoofd- en men houdt het voor de Echte Diptam der
stuk* ouden. De Groeiplaats is op 't Eiland Kandia ;
d^mzaa" hebbende To urnefort hetzelve , dat hy
Wollige breedbladige Cretifche Orégo noemt, zo
hy zegt, nergens anders, in de Levant, aan-
getroffen ; doch het is 'er aan den Berg Ida niet
bepaald. Dat het geen Bloem of Vrugt zou
draagen , gelyk DioscoRiDEszig verbeeld-
de, heeft hy wel degelyk onwaar bevonden;
gelyk het ook inde Europifche Kruidtuinen jaar*
lyks bloeit. Vxrgilius hadt dit, na Thè-
ophrastus, reeds opgemerkt
*t Is een Heefterig overblyvend Kruid, met
dunne Houtige Stengen en Takjes , waar aan on-
gefteelde , geheel effenrandige , byna ronde ,
dikke , zeer Wollige Bladen. Boven heeft hefc
hangende Aairen , die vry dik en als gefchubd
zyn , uit Kelken beftaande met paarfche Bloe-
men. Het is welriekende, en beroemd wegens
zyne afdryvende kragt , inzonderheid dienftig
om de Stonden en Kraam voort te zetten , als
ook tegen 't Venyn ; doch hier te Lande wordt
het hedendaags weinig gebruikt, dan indcThe-
riaak en andere Zweetdryvende en Hartfterken-
de Winkelbereidingen.
Cs)
(*j Di&amnum genitrtx Creua carpti ab IdJtt
Pubcribus Caulem Foliis & Ffare ctmaniem È
Furpureo. &neid. XII*
C3) Orégo die alle Bladen glad heeft en knik- IV:
kende Aairen, . Afdeel*
Van den Berg Sipylus , in Klein Afie , fchynt ^u^J*
deeze Soort afkomftig te zyn, die zeer dunne ui.
Stengetjes heeft , omtrent een Voet hoog en sfpyklT
kleine , gladde Blaadjes 3 als van de Mariolein 3 sïpyüfdi^
veiTchiüende dus grootclyks van de voorgaande,
doch dergelyke Schubbige Hoofdjes draagen-
de met paarfche Bloempjes, Het heeft een flaau-
wen aangenaam en Reuk.
(4) Orégo met vergaarde lange regte Pris- xv,
matieke Aairen en Vliezige Blikjes 9 twee-^™^
maal zo lang als de Kelken.
(5) Orégo met Eyronde fpitfe Zaagtandige v.
Bladen en Kroontjeswyze aan den top /a-fmyrni
mengehoopte Aairen.
(6)
(3) Origanum FoU omnibus gtabris &c. H. Clif. 304. R«
lïugdh. 323. Origanum Montis Sipyli. Hebm. Lugdb. 462.
T. 463. Di&aronus Sipyteus Majoranse foltis. Moüis. III. p,
4i7« S. ju T. 4. f. 2.
(4; Origanum Spicis aggrcgatis Jongis Prismaticïs %c. Orig,
tol* acutfs glabris &c. Mat. Mei. Sco. GRQN. Oriënt. y$«
GOBAN Mensp, 288. Origanum Creticura. C. B. Pm* 223*
Oïig. Folio fubrotundo. IhïL Gkr. Prov. 263. Orig.
Monspelienfe pulchrum, Cam* Epit. 468»
(s) Origanum Fol. ovatis acutis ferratis, Spicis congcfKs
ttm1>ellatim fistigiatis. ƒ/. Ciif. 304. R. 324. Gouan
Monsp. 288. Origanum Smyrnamm. Wheel. //*». RAj. ////?.
45 o, Majorana Cretica , Origani foliis viliofa. TOURNF. Cor. 13*
Bb
II. Dlït, IX, STUK,
3&tf TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
1V# (6) Orégo met lange gejleelde vergaarde Aai*
AFxvfL* ren* en Blify'es van la>ngie als de Kelken*
Hoofd-
stuk* (7J Orégo met rondachtige , Pluimswys' rond
Grianum getropte Aairen ; de Blikjes Eyrond > lan»
Mer^ieoti- ger dan de Kelken.
mm»
Cnekfche. £)eeze vjer Soorten maaken als Verfcheiden*
VI t.
Vuigure. he&cn uit, van het Kruid dat men Orégo noemt*
0^f ^ecne De laatfte groeit door geheel Europa , zelfs m
onze Nederlanden, overvloedig in Gelderland,
tusfchen Zutphen en Doesburg, alsook by Wyk
te Duurfiede , zo de Heer o e Go r t e r meldt*
Zyn Ed. heeftze ook in Rusland aan de Oe-
vers der Rivieren , in Bosfchen en op woefte
Velden , waargenomen. Niets gemeener dan dit
KruiJ , aan de kanten der Kreupdbosfcben ,
zegt de Heer Hall er* Men noemt het in 't
Franfch Origan, in % Engelfch Origane, in 'z
Hcogduitfch Doften , Wolgemut of ook, gelyk
by ons , Wilde Mariolein.
Een opftaande, zeer Takluge, ronde Steng,
van twee of drie Voeten hoogte , is paarswys*
be-
($) Origamm Splcis longls pedunculatis aggregatts &c>
Origanum Heradeoticum , Cunila Gailinacca Plüiii. C. B*
Tin. 22 3» LOB. Ic. 492.
(j) Ortgattum Spicis fubrotundis panïculatis conglomeratis
&c. Ovigmum Fo!. ovatis &c. Mat. Med. 299» Gort. Btlg.
Ifu KRAM. Auftr. 176. FL Suecm 480. HALL* Helv. 656,
GER Prov. 265. GouAN Monsp. 288. GRON. Virg. 6$ ,91»
Gort lngr. 95* Origanum fylveftre. C. B. Pin. zs 3. D01?,
Pémpto 285. Agroiiganum f. Onites major. Lob. 49**
I
bezet met fpits Eyronde zagte Wollige Bla- IV.
den, die eenigszins getand zyn, met een kort A™st?
Steeltje* Op den top komen de gezegde Bloem- Hoofd-
Aairen, als Kroontjes , voort, wier Blikjes, die '£TÜK*
de Kelken onderfcheiden , doorgaans eeniger- /^r£T
, maate , maar in de Amerikaanfche zeer hoog
paarfch gekleurd zyn* De Bloemen zyn gemeen-
]yk Vleefchkleurig , doch men vindtze niet
zelden wit, en het Kruid komt met bonte Bla-
den voor (*).
Het aanmerkelyke verfchil der Ouden, over
de Orégo, is, uit de gezegde Verfcheidenhedea
naar de Groeiplaats , ligt te begrypen* Allen
hebben zy een niet onaangenaamen Kruiderïgen
Geur, maar de Cretifche munt uit in fcherpheid
der daar van gedeftüleerde Olie , die derhalve
meest tot ftilling van de Kiespyn [gebezigd
wordt. De gemeene is ook zeer Kruiderig en
kan in Borstkwaalen en andere Ongemakken ,
daar Verftoppingen plaats hebben, die uit kou-
de Slym ontftaan , 't zy by wyze van Aftrekzei
of in Stoovingen en Baden, of anders dienen,
In Italië doet menze by de Spyzen. De Bladen
en Bloemen zyn tot wegneeming der kwaade
hoedanigheid , die in de Champignons moge
zyn, zegt Doktor Scopoli , door een Bis-
fchop en Prins des Roomfchen Ryks , groot
Liefhebber van die Kost, gebruikt geweest.
f5)
(*) Zie de Verfcheïdonhe den by WeinmAN», in zytk
Jtrtddb. Plaat N, 772.
Bb *
H. DMt. IX, STöB.
388 TweemactïgE Kruide».
IV* CB) Orégo met langwerpige vergaarde ruige
'Afdeel, Aairen en Hartvormige Wollige Bladen»
x v,
ctükF0" Orégo met lange , drievoudige , gnjleelde
VIIr pluizige Aairen en Eyronde pluizige Bladen*
örifranum
Omtes. fio) Orégo wtf rmg^ Aairen en Eyronde
^Hecfteri- jpy/ig* ongepelde Bladen.
IX.
Syriacuw, (11) Orégo 772e? Eyronde Jlompe Bladen en
syufchc. rondachtige gedrongene Aairen , die eeni-
germaate ruig zyn.
Kandia-
fche* De drie cerften zyn ook als Verfcheidenheden
Mojorana.vzü dat Kruid, 'c welk men gemeenlyk Maria*
Manoiein. noemt , volgens de Franfche benaaming ,
die , gelyk de meefte andere Europifche , haar af-
komst heeft van den Latynfchen Majorana. De
Duitfchers noemen het Major an en Meyran % de
En-
(s) Origanum Spïcis oblongts aggregatis hirfutis &c. Huds.
229. Orig. Lignofum Syracufanum perenne. Bocc*
II. p. 45» T. 38* Origanum Onitcs. C. B. Pin* zzz.
an?
(9) Origanum Spicis' longïs ternatis pedunculatis villofT*
&c. Majorana Syriaca vel Cretica. C* B. 224* Marum
Syriacum. Lob. Ic. 499.
(10) Origanum Spicis hirfutis &c. Majorana Cretica Ori*
gani folio, villofo Saturejx odore, Tournf. Cor. 13. Marum
Creticum. ALP. Exoi. 289. T. 288.
(u) Origanum Fol ovatis obtufïs &C. i¥<2f. Mei. 258*
f/. C/t/ 304. Ups. \6l. K. Lugdb. 324- GoüAn Mênsp.
289» Majorana vulgaris. C. B. jP/b. 224. DOD. Pempt, 270.
Amaracus vulgatior. Lob. Ic 498. fi, Maj. tenuifolia. COj.
2>«», 224. Hort, odouta pereanii. Mobis. XII. p. 3^
\
D I O * N A M I A. 389
Engelfchen Marjoram. Het is in de Kruidhoven IV.
veel gemeener dan de Orógo, doch in 't wilde VFxnvE£Ll
vindt men 't , zo veel bekend is , nergens in ons Hoofd»
Wereldsdeel. Derhalve wordt ook de gemeene STUK*
Orégo , dikwils, Wilde Mamkin geheten. De fp2m7aT
wyl de Italiaanen het Per fa noemen, zou het
wel fchynen uit de Oofterfche Landen af komflig
te zyn (*).
Het gelykt naar de Orégo veel, doch is zeer
klein , fyn van Blad en lieflyk van Reuk, inzon-
derheid die Soort, welke '$ Winters overblyfc
en den Vorst verduurt , wordende Edele Marzo*
Mn genoemd en door Stekjes voortgeplant. De
Stengetjes van deeze zyn naauwlyks een Voet
hoog, de blaadjes zeer dun en fyn, grysachtig,
met bleekpaarfche Bloem Aairtjes aan den top.
De gewoone Jairlykfe Zaay - Mariolein valt
grooter van Blad; doch heeft ook een aangenaa-
men Geur. Een Engelfche Heefierige Wilde,
welke de Onites> voorgemeld , fchynt te zyn,
heeft Stengen van een Elle hoog en rui^e gea-
derde Bladen , die in de Jongheid of geheel, of
ten halve , geel of Goulkleurig zyn. Deeze
noemt men aldaar, om dat zy , gelyk elders,
by de Spvzen gedaan wordt , Pot -Marjoram , du
is Pot - Mariolein. Misfchien zal de Bcngaalfche
Orégo , door den Heer Bukmannus afge-
beeld, ook daar toe behooren (fj.
On-
(*) Habitat in Tndia. BURM. Fl. Ui. p. 128.
(|J Origanum Benghalenfe. Bur.vi. F/. Ind. 128. T, 38. C 3.
Bb 3
ll« Peel. IX Stuk»
390 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Onder de Geneesmiddelen is dit Kruid bekend
Afdeel* en wegens zynen aangenaamen Geesc niet on-
Hoofd* dienftig tot verfrisfching en verflerking van
stuk. Hoofd en Herfenen» Het behoort des ook onder
lfl"tzaA' de Middelen tegen Zenuwkwaaien en tot veele
andere Ongemakken, alwaar Oplosfende, Ope-
nende, Verwarmende Kruiden, dienftig zyn.
't Schynt dat hetzelve het Marum zy van D i-
oscoridesj doch de Ouden zyn , ten op-
zigte der befchryvinge van veele Kruiden, zo
kort en duifter, dat men zig dien aangaande niet
kan verzekeren* De gemeene Mariolein, opKo-
romandel groeijende , wordt aldaar Marou van
de Inlanders genoemd, zo de HeerN L. JBur-
maknüs meldt. Het Marum Syriacum van
L o b e l wordt in de Apotheeken daar voor niet
gehouden; maar een Kruidje, welk behoort tot
* zi« het Geflagt van Teucrium*. Het Marum
htedz.z77.faz Alpinus op Kandia groeijende vondt,
kwam , volgens hem , byna met dat van Lo-
bel overeen. De Amaracus der Ouden kan
niet dan de gemeene Orégo zyn, dewyl Ga-
lenüs die in Italië wild groeijende had t gezien.
Wat de Sampfuchus aangaat , die werdt , zegt
ÜLPijNüs,van het Volk, aldaar, Mariolein ge*
heten»
(t) Alpjwus noemt het Marum , niet Maru^ weshalve
ik dit veiandeid heb.
T h y m u s. Thym. IV#
Afdeel*
De byzondere Kenmerken van dit Geflagt hoofd-
beftaan daar in , dat de Keel van den tweclïp '.tuk,
pigen Kelk met Haairtjes of Pluis is geflooten, Gymm*
Voorts heeft het een byzonder aanzien en de ?trma%
Bloemen zyn ook in Hoofdjes vergaard. Het
bevat thans elf Soorten , als volgt.
O) Thym met Hoofdjes - Bloemen > kruipende t
Stengen en platte Bladen , die jlomp en seTpyiZm^
aan den voet kanthaairig zyn. wilde*
Dus wordt de Wilde Thym bepaald , die men
gemeenlyk Quendel noemt of Onzer Vrouwe
Bedjlroo, in 'c Hoogduitfch öok Kunlein of Eé*
mely in 't Franfch Serpolet, in 't Engelfch Mo*
ther of Thime, dat is Moeder van de Thym. Zy
groeit door geheel Europa en is , in onze Pro-
vinciën , op Zandige drooge Gronden en Hey-
velden gemeen. Aan de Oevers der Neva-Stroooi,
in Rusland , groeit zy zo menigvuldig , dat de-
zeiven opfommige plaatfen als geheel daar me-
de bekleed voorkomen ; zo de Heer de
Gorter verhaalt.
Van
(1) Thymus Floribus Capltatis &c. Sy/l. Hat. XII. Gen.
727. p. 399- XIII. p. 4?2. Mat. Med Gokt. Belg*
239. I*gr. 9$+ KR*M. Auflrt 177. Fl Sft^.477, GEB Prov* i6z0
H. Cllff. 306. R« Lugdb. 11$. N. 2« Scrpyiiura vuJgare mi*
nus , raajus 6ce. C. B. Pin. 2.10. Serpyllum vulgare . Dgd.
Ftmpt. 277.
Bb 4
II. Dsel. IX» Stuk.
392 TWEEMAGTÏGE KRUIDE^
IV. Van ' dit genoegzaam bekende Kruidje, dat
AFx^L Heefterig is en niettemin zeer klein > zyn
Koofd* aanmerkelyke Verfcheidenheden. Behalve een
stuk. weinig verfchil in grootte , vindt men het
j?£otzaa' ook met fmaller of breeder Blaadjes , grooter
o? kleiner Bloemen , welriekende of met Ci-
troenen-Reuk. De Hoofdjes zyn fomtyds plui-
zig of Wollig/t welk door Infekten veroirzaakt
wordt* Het heeft doorgaans paarfche , doch
komt ook voor met witte Bloempjes. By de Ys-
kolken van 't Grindelwald in Switzerland vondt
de Heer H aller het zonder Reuk.
Gemeenlyk is de Quendel van een fier ken
niet onaangenaamen Geur, en kan tot dergely-
ke Ongemakken als de Mariolein gebruikt wor-
den; doch, dewyl men de Thym heeft 3 wordt
zy meest over 5t hoofd gezien.
IL (<£) Thym die regtopjlaat , met omgekrulde
Zt-^L Eyronde Bladen en Kranswys' geaairdo
<L*emcene, Bloemen.
Geen Kruid is gemeener dan dit in Lan-
guèdok en Provence gelyk het ook veel voor-
komt op Steenige Heuvels en Gebergten ,
in
(z) Thymus ere&us FoU revolutts &c Mat. Med. 281.
Gort. Bel%. 171* H. Cliff. R. Lugdb. N. i, Gouan Monst>.
2S9* Thymus vulgaris Folio latiore & tenuiore. C. B. Pin.
z*9- fi. Thymum ditius. DQD. PQmpt. zj6. Lob. Ic. 4is*y9
Thymus fupinus candicans odoratus. Tournf. Inft* 196» $9
Tbymas Capitulis minoiibus M^sfiUends. Ibid*
D I D Y N A M I A. 393
in de middelde deelen van Spanje , wordende IV.
aldaar Tomillo falfero , of enkel Salfero geheten , Af££el;
zoClusius aantekent: terwyl men de Echte Hoofd-
Thym van Dioscorides, die in 't Geflagt 'TÜK'
van Keul voorgefteld is*, aldaar Tomillo noemt. rpZl?a.°m
De Franfchen naam is Thim , doch omftreeks * mada ;
Montpellier ook Potem Frigoule. In 't Engelfch295*
noemt menze Thyme , by ons, zo wel als in
Duitfchland , Thym of Thymiaan. Die naa-
men zyn van denGriekfchen Thymos, welke de
moedgeevende of verfterk^nde hoedanigheid aan-
duidt, afkomftig.
Het Kruid, dat men hier in de Kruidhoven ,
te Lis , Hillegom en Noordwyk, overvloedig
teelt, is hooger en heefteriger van Gewas dan
de Quendel, hebbende een opgeregt Starnrnet-
je en niet vlakke maar omgekrulde Blaadjes.
Ook komen de Bloemen niet Aaïrswyze, maar
by Kransjes om de Takjes voort. Men viüdcheü
met breeder en fmaller Bladen ; ook meer of
minder welriekende en groener of witachtig van
Loof; met grooter of kleiner Hoofdjes: want
aan den top zyn de Bloemen by elkander ver-
gaard*
De Thym is van een zo aangenaamen Geur,
dat Boerhaave getuigde , hoe men het Af.
trekzel daar van , op Wyn gezet , in verfter-
kende hoedanigheden byna gelyk kon ftellen
met de Indifche Kruideryën. Met heet Water
afgetrokken , kan zy ook dienen als een Hoofd-
en Maagmiddel, en is in Baadingen , zo wel als
Bb s de
11, DEELi IX STUK,
394 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.'
IV* de Quendel, niet buiten gebruik* Op die wyze
A™^EL' geefc men daar mede , in Spanje en elders, aan
Hoofd? de Wynvaten een frisfehen Reuk.
(3) Thym met Kranswys9 geaairde Bloemen >
een laag- Heejlerige opgeregte Stam en Li*
niaale Bladen, die aan den Voet kanthaau
rig zyn+
(4) Thym met gekranste Bloemen, eenbloemige
Steeltjes, opgeregte Stengen , die eeniger*
maate Takkig zyn> en fpitze Zaagtandige
Bladen.
(5) Thym met zesbloemige Kransjes en Jlomp*
achtige holle Bladen , die eenigermaate
Zaagtandig zyn.
(6) Thym met veelbloemige zy delingfe Steel*
Peperde. tjes 7
(3) Tbymus Flor. verticillato - fpicatis &c. Thym, angufto
longioreqüe folio. BABR* lc 777. Serp. fylv, Zygis Diosco-
iidis. Clüs. Hifi. I. p. 358. Serpyllum folio Thymi. C. B,
Pin. 220 ?
(4; Tbymus Flor. Verticillatis &c. Fl. Sutc. 47 g. Thym.
Caul* vix Ramofis. H. CU ff'. 30$. R» Lugdb. 325. Gort.
Belg. 172. KRAM. Auftr. 177. GER. Prov* 263. GOUAN
Monsp, 290. Acinos ïuultis. J. B. Hifi. III. p. 259. Clino-
podium Arvenfe Ocymï facie, C. B. Pin. zz$. Clinopodium
vulgare. Les. Ic. $oö.
(s) Tbymus Vert. fexfloris &c4 HALL. 6*3. Clino-
podium montanum. C. B. Pin. 225. Bocc. Mus. II. p. 50.
T. 45. Acini palchra fpecies. J. B. Hifi* HU p. 620. Cli-
nopod. Auftr. Clus. Pann. p. 623»
(6) Tbymus Fedunc. jnultifloris Jateralibus &c. Marum
Hisp*
STUK*
II T.
Tbymus
Zygis*
IV.
Adnos»
V.
Alpinus.
Alpifctie.
VI.
D I D Y N A M I A. 395
tjes 9 Eyronde ftompe gladde geaderde effen* IV;
randige Bladen. Af£v?L'
Hoofd»
Van deeze vier fchynt de eerfte 3 die Heefterig stuk.
is en in Spanje als ook in Langucdok groeit >hety-^7*0*
Zygis van üioscorides te zyn. De tweede
wordt van veelen gehouden voor het Acinos,
een welriekend of Balfemkrtiidder Ouden. Dee-
ze is in Europa op Zandige , fteenige drooge
Gronden gemeen en komt in Vriesland veel voor
op Zaailanden en Akkeren. De derde, die veel
naar dezelve gelykt , maar grooter is en de Bloe-
men veel grooter heeft, valt op de Bergen van
Switzerland en 1 Oolïenryk. De laatlte , in
Spanje groeijende , gelykt naar de vierde Soort
van Melisfe,maar is glad en heeft kleine Blaad-
jes. De Spaanfchen noemen dit Kruid PipereU
la, om dat het vry lang zyn zwaaren Reuk,
die mooglyk Peperachtig is, behoudt.
(7) Thym met groote gefchubde Hoofdjes, vrr.
Eyronde Blikjes en Lancetvormige Bladen, ceplaiaos.
Hoofdjes-
(8) Thïra'
Hisp. nigrum. BoCC Mus. II. p, 166. T. I17. BARR. Rar.
354 T. 694.
(7) Thymus Capit. imbricatis magnis &c. Thym. Lufit.
cephalotos, Cap. uiajori Scminori. Toubnf. hft. 196. Tra-
goiiganum Di&. capite , Hisp. BARR. Ic. 788. Bocc. Mus.
II. p. 50. T. 43. Tbyrnus cephalotos, DOD. Pmpi. ^ó.Thy-
mum. Lob* Ic. 424.
II, deel IX, Stuk*
396 TWEEMACTÏGE KRUIDEN.
IV# (3) Thym met groote gefchubde Hoofdjes, ge»
Afdeel. tande g/^yex en tsorjtelige gehauirde Bladen,
Hoofd»
stuk. Dit zyn cwee byzondere Soorten van Thym
VI"* met Hoofdjes of Aairen , groeijendc in Spanje
Villas, en Portugal. Deeerltefchynt veel overeenkomst
Ruigbiadi-te hebben met die, welke Clusius Echte
Thym noemt , in 't Geflagt van Keul , als ge-
zegd is , befchreeven. De andere, die in Por-
tugal alleen , door Toürnefort , is waar-
genomen , verfchilt door de dunte en ruigte der
Bladen. De Hoofdjes zyn psarfchachtig en men
heeft 'er met ronde en langwerpige als ook
van de eerfte met grooter en kleiner Hoofdjes
'ix. (9) Thym met gekranste Bloemen en Wollige
^uiut^ Kelken, die Borjlelige ruige Tanden hebben.
luikende.
Dodonjeus wil, dat het Kruid van zyne
hier aangehaalde Afbeelding , in Spanje groei-
jende, het Clinopodium zy van Dioscori-
des, dus genaamd, omdat de ronde Bloem-
hoofejes naar de Pooten van een Bedftede of
Ledikant gelyken zouden* Lobel vraagt, of
het
(8) Thymus Cap. imbr. msgnis &c. Thym. Lufit* Fol.
Cap. villoio, &c. To BNF. Intl. 196.
(9) Tb\mu$ Flor. verticillatis, Calyc. Lanuginofo, Sec. H.
Clijf. 506. Ups. 160. R. Lugd». 3*5. GRON. Oriënt. 7U
Sampfuchus f. Msrum M^ftichen redolens. C. B. Pin. 224,
Marum vutgaie f. Ciinooodmm. D;;d. Pempt. 271. Matum;
en Hekmum odorum Theophiafti. Lob. U> 4p$.
DidyütAmia: 397
het ook zy het welriekende Helenium van Theo- IV.
phrastüs. In de Plantbefchryving der Ouden ^F^Et»
heerfchc, als gezegd is5 een grootc duifterheid. Fïoofd*
Wenfchelyk ware dezelve niet in die der He-5™*-
dendaaefchen. Linn^us heeft het als mid- - G>f
ö fpermta.
delflag tusfehen de Keul en Thym aangemerkt ;
maar, „ dewyl de Meeldraadjes zig in de bo-
„ dem der Bloem verlchuilefi en de Styl langer
„ is dan de Bloem (zegt hy) zo breng ik het
tot de Thym t'huis." Het verfchi! 3ondertus-
fchen , tusfehen de Thym en Keul, beftaat,
volgens zyoe Kenmerken , voornaamelyk daar
in , dat de Keul een vyfdeeÜgen en de Thym
een tweelippigen Kelk heeft 't welk ge •
makkelyk te onderzoeken ware.
(10) Thym met gekranfie Bloemen , een laag-
Heejlerige opgeregte Steng en jlekelige ge* rtlg^
fpitjle Bladen. **»™^
Op Kandia groeit dit Kruid , 't welk Heefte»
rig is , met dunne zeer getakte Stengetjes %
hebbende zwartachtige Blaadjes en Kransjes
van zeer kleine blaauwe Bloempjes , die eenea
ongemeen lieflyken Reuk geeven. Het is tot der-
ge^
(*) Immers das zyn die Planten , aan 't hoofd der Klas*
fe, in Ring geplaatst.
(10) Thymus Flor. verticillatis &c. Tragoriganum Creti»
cum. C. B. Pin. 123. Tragor. magnum. Alp, Extu 7?.
Tragorigani fecundi alt. fpe:ics. CJLUS. Hiji. I. p,
Jiisp. 219.
IU DEEL, IX, STUK,
3?3 TWEEMAG TIGE KRUIDEN.
IV, gelyke dienften als de Thym bekwaam. Of het
Afdeel, <jen Griekfchen naam voere s om dat de Bokken
Hoofd, hec gaarn eeteo , is my duifier.
STUK»
xi- C11) Tby<n met end- Hoofdjes , eenopgeregte
Tbymtis Steng en Lancetvormige Bladen.
Virgini-
fche. De Meeldraadjes verfchuilen zig ook op den
bodem van de Bloempjes in die Kruid, 't welk
bevoorens tot de Keule is t'huis gebragt ge-
weest. Het heeft fmalle kleine Blaadjes , die
weinig ruiken , en witachtige Bloempjes > aan 't
end der Scengetjes 3 die zwak zyn » in ronde
Hoofdjes vergaard. De Groeiplaats is in Virgi*
Die, alwaar het ook voorkomt met breedere en
als met Rosmaryn - Blaadjes , zo Clayton
aantekent*
De Engelfchen,in Virginie, noemen dit Kruid
Serpentaria of Colubrina 5 dat is Slangenkruid .
zegt Plükenet. Men vindt Soorten van A-
rum dus genoemd , wegens de vlakkigheid der
Stengen: men vindt de Biflorta dus getyteld,
om dat de Wortels Slangswyze gekromd zyn :
bet Penningkruid wordt klein Slangekruid gehe-
ten y
fii) Thymus Capitulis termmaUbus , Caule erefto. Sant-
jeja Virginiana, Sp. PI. Hirm. Par. T. p. 218. Cli-
iiopodium Fol# Lanceolatis acuminatis, Cap. termin. H. Cliff*
30*. R. Lugib. 3 1*. Gron. firg, 6s , 90. Clinopodium
Puleg, ang. ligidoque foüo* Pjluk. Alm. n©. T, 54. f. 2.
Puleg, ere&. Virg. moris, Hift. m. S. 11. T. 7 £ 8. Ser-
pentaria Virginiana. Bocc. Mus, IU p. 161. T. 115»
DlDYNAMIA. 399
ten, om dat het Slangswyze langs den Grond iv:
kruipt (*): dit zal mooglyk dus genoemd zyn Aro»ajw
wegens eenige kragt tegen Slangebeeten , 't zy Hoofd-
uit- of inwendig: doch, niet tegen (taande 8oostük.
c one hetzelve Serpentaria Virginiam getyteld^^^
heeft, is het geenszins dat Kruid, \ welk den
Wortel deezes naams aan de Apotheeken heeft
uitgeleverd ; zynde door my reeds onder de
Soorten van Ofterlucie voorgefteld (f).
Aan de Kaap der Goede Hope groeit , volgens capwfis.
den Heer N. L Burmannus, de Gra^.Kaapfchc«
ne Thym> zo fmal-als breedbladig, en een zeer
ruige met Eyronde Bladen, die door Moai-
son afgebeeld is: doch deeze, welke die Au-
theur uit B a üh i nü$ befchryft, was een Eu-
ropifche , by Frankfort voorkomende , op droo-
ge plaatfen. 't Kan zyn , dat de Kaapfe naar
dezelve gelykt. Voorts had ook Oldenland
aldaar de Quendel ingezameld.
Onder cie Indifche Planten tekent gezegde hdkmf
Hoogleeraar alleenlykéén Soort van Thym aan , *
die kruipt , met opgeregte Stengen en Krans»
wys' afgebrokcne Aairen ; zynde door den Heer
Oütgaeroen als een welriekend Kruid,
met geaairde Bloemen, van Kormandel, aldaar
Nila- Nagel genaamd, opgegeven (|>
Me-
(*) Zie in het VII. Stuk deezer Nat* bladz. joju
cn het VIII. biadz. 460 , die Kruiden befchreeven,
(j) Zie het VI. Stuk, bhdz* 207, enz.
(I) Thymus Iniiicus. BUIUJ. Fl. Ind. p, ia?,
IU-DI1L.2X. SïUX,
400 TWEEMAÖTI GE KftUÏDËtt*
IV. M E l i s s a. Melisfe*
Afdeel,
Hoofd- dorre Kelk, platachtig van boven, met
stuk. de Bovenlip eenigermaate getopt : de Bovenlip
Biortzaa-det Bloem Gewelfathtig , tweedeelig; de On-
a*é' derlip met de middelfte Kwab Hartvormig. Dus
komen de Kenmerken ff) voor van dit Geflagt,
't welk het zeer bekende Kruid deezes naatus
en de Kalaminth, met derzelver Verfcheiden*
heden bevat, uitmaafeende dezes volgende Eu*
ropifche Soorten.
T- f O Melisfe met gekranste Trosjes in de Oxe*
officinaiis* len , op enkelae Voetjes.
Winkel-
Meüsie, Q\t zeer bekende Winkel- Kruid groeit na-
tüurlyk in 't wilde op de Gebergten der Zui*
delyke deelen van Europa. Men kweekt het in
Duitfchland, Engeland, inVfönkryk enbyons,
als bekend is , in de Tuinen overvloedig. Hec
wordt, wegens den aangenaamen Reuk, Con+
filje de Grein en Citroenkruid , in 't Franfch Cï-
tronelle of Poncytrade, in 't Italiaanfch Cedro»
nel-
{\) Men kan die by Tournefort , op zyne Plaai $r ,
opgehelderd vinden,
(i ) Mdlisfa Racemis Axillaribus Verticilhtis &c. Syfi. Nat;
XII. Gen. 728. p. 400. Veg. XIII. p. 453- Mat. Med. 294.
GOüAN Monsp. 29®. GER. Prov. z6u GORT. Belg. 172.
KRAM. Aufit. 278, H. Clif. 307. R, Lugdk. 320. Melisfa
Hortenfis. C. B. Pin. 229. Mei. vuig, odore Citri. J. B.
Hifi. in. p. 232. Melisfa. Dod, Pempu 91. Apiaftmm, Ci*
trago. Lob. Ic. 514»
DlDYNAMIA* 4OI
nella en in !t Engelfch Baulm of Baume , dat is
Balfem geheten , dat met het Latynfch woord Afdeel*
Citrago ftrookt. In de Apotheeken, nogthans , Hoofd*
is het overal bekend , onder den naam van Me-srVKê
lisje y die daar van, zo men zegt,zyne afkomst^^J^
heeft, dat de Byën in den Reuk veel behaagen
vinden ; weshalven men het ook Jpiafirum
tytelt.
Dit Kruid is genoegzaam bekend , als Sten-*
gen hebbende van een Eüe of hooger en Bladen
die ovaalachtig zyn , wat ruig , Zaagtandig ,
donker groen , gepaard; geevende , uit de O-
xelen , de Bloemen 9 als gezegd is. Een Ver-
fcheidenheid daar van komt voor, die wat kleiner
en eene die wat ruiger is, metgrooter Bladen.
In 't algemeen wordt het onder de Hartfterken-
de Kruiden geteld , doch het is een van de
zwakften , meer beminnelyk wegens den Geur in
Toefpyzen: weshalve, mooglyk,het Landvolk
hier hetzelve Aalkruid noemt, zo de Heer de
Gorter meldt. Een langduurig gébruik van
deszelfs Aftrekzei \ Water , Geest of Olie , heeft
in Zenuwkwaaien fomtyds wonderen uitgevoerd. ^
Sommigen zyn 'er door herfleld van Hartklop-
pingen 5 Beevingen , Lammigheden en Beroer-
ten, Ons Vrouwvolk weet zig de Stonden te
verwekken 3 zegt S. Paulli, door verfche
Melisfe te draagen in haar Muilen of Koufen
of door het Afkookzel te drinken van die Kruid;
Cc
II. Deel* IX. Stuk.
co
402. TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. (2) Melisfe met gegaffelde Oxeljieeltjes , van
^xvfU langte als de Bloemen.
stük!D (3) Melisfe met gegaffelde Oxeljieeltjes y van
11. langte als de Bladen ♦
/af Deeze beiden behooren tot het Kruid , dat
bioemige. men in de Winkels Calamintha noemt, onder-
in, fcheidende de eerfte, die voortrefFelyker is , zig
CaWi- £00T {iaare Bioemen f die twee Duim lang zyn.
Berg- Kala- Dus mag dan deeze te regt Grootbloemig ge-
mm ' noemd worden , als byna alle Kransjes - Kruiden
hier in overtreffende. De andere is, evenwel,
fierlyker Bloemgewas , als de toppen der Sten-
gen bekleed hebbende met lange Bloem -Aai-
ren, die paarfch zyn. Dezelve groeit niet al-
leen in Italië, Switzerland en Vrankryk wild,
maar komt ook in Engeland aan de Wegen , Dy-
ken en elders voor.
De Stengen zynj Takkig , van drie Voeten en
hooger. Het Loof , veel naar dat der Melisfe
gelykende , is ook aangenaam van Reuk, wat
fier-
(2) MtïUfu Pedunc, AxUlaribus &c. Calamintha magno
Flore. C. B. Pin. 22,9* Tournf. Inft. 19$. Ger. Prov. 26 1.
Gouan Atensp. 290. Hall. Helv. 6$ i* Calam. montana
prseftantior. Lob* lc. 512.
(3) Melis/a Ped. AxiiU &c. Meiisfa Flor. ex Alis fuperio-
nbus Ped. confertis. Mat. Mei. 295* KRAM. Auflr. 178*
CouAw, Ger. Hall. &c. H. Ctijf. 307. R. Lu^db. 320*
Calamintha vuig. & Officinariim Germ. C. B. Fin. 228.Cal#
montana. Dqd. Pempt. »g« Cal. mont. vwlgaris. Lo». Iz*
fletker zelfs* en kan , in kragten a als een mid.
delflag, tusfchen deeze en de Kruizemunt , wor- A*^W
den aangemerkt. Hoofde
STUK»
(4) Melisfe mei gegaffelde Oxeljieeltjes , die vr.
langer dan het Blad zyn , en een opfiygen* Mpeta?
de ruige Steng. SSSP
In Italië, Vrankryk, Switzerland, Engeland
Is deeze Soort vry gemeen , komende ook ia
de Duinen van Holland , in het Sticht en elders
in opze Provinciën voor* Men noemtze Wildé
Pvley. 't Is een Kruid dat inzonderheid door de
hurkende Stengen en door den Reuk van de
Berg-Kalaminth ver fchilt, dien het veel fterker
heeft* naar den Reuk van Pulegium trekkende:
des het ook in Zenuwkwaaien dienftiger zy*
Het heefc de Bloemen kleiner en minder famen*
gehoopt, blaauw van Kleur*
In Virginie groeit ook dit Kruid, alwaar de
Heer ClaVton een Soort van Kalaminth
waarnam , die de Bloemen in de langte van de
Steng i byna ongedeeld, gekranst hadt3 met een
Eeerfterken Poley-Reuk.
{4} Mtlhfa. Teditnc. Asill, dkhotomk &c. GoRf Belg*
*73. KRAM. Auftr. 178. GOüAW Morisp. 09 1. H. Ciiff. 30S*
R. Lugctb* 3^ï- Gron. Virg. 90. Cfrlaminrha Pulegii odore
Nepcta. C. B. Pin, las. fi0 Calarninth? mont. pncalta
Pulegii odore. Bocc* Mus II. p 45* T. 40 & 3 8.Pulegium
fylv. f. Calain, altera. DOD. Pempt. 98. Lob. k* %\u
Cc 2
lt# Déél. IX. stuk
4°4
TWEEMAGTICE KRUXdEN.
IV. (5) Melisfe met end -Trosjes en zeer korte een-
'ArxvfL# zaame Bloemfteeltjes.
Hoofd»
*tuk. Naar de voorgaande gelykt deezc , die de
v- Ste netjes mnar een Handbreed hoog , regt,
donker paarfchachtig heefc , de Bladen Eyrond 9
f(*e?dia~ geërfd, vee]e Kransjes, uit eenbloemige Steel-
tjes beftaande, zonder Bladen Troswyze aan *t
end der Takken , met bleekpanrfcbe Bloemen.
Van deeze wordt de Groeiplaats gefield te
Montpelüer en in Spanje. De Italiaanen noe-
men dit Kruid Mentuccio minor e of Nepetella,
zegt B A R i< E L I E R.
Futl'oa ^ ^e^e metverdtmde Roedachtige Takjes ,
Heeücrigê. de Bladen van onderen Wollig , de Steng
Heefierig*
Deeze, die in Spanje groeit , is Heefterigmet
gekranfte Bloemtrosjes en Blaadjes, als die van
Mariolein , welke Wollig en grys zyn. Zy
wordt , zo wel als de naastvoorgaande , ook
tot de Kalaminth gerekend te behooren.
Dra»
(s) Melis/a Racemis terminalibus &c. Calam. incana O-
cymt foliis* C. B. Pin. zi%. Cal. Pulcgiiodore minor. Bark.
1c. 1166. Calam. Clinopodii Auftuaci foliis , Odore Pulegü,
Pl-T/K. Alm. 75é T. 163» f. 4?
(6) Melis/a Ramis attenuatis virgatis &c. Melisf Caule
Fruticofo Fol verticiilatis* R. Lugdb. 3,21. Cfilamintha Hisp.
Frut, Mari folio. Toubnf. Infi. 154, Calam. montana in-
cana minor. Moris. Hifi. Xïi. p. ^13. N, é.
D I D Y N A M I A. 4.C5
Dracocephalum. Draakskop. IV*
Afdeel;
Wegens den uitgefpannen Keel , met de h°^j0oFD.
Ie Bovenlip , die de Bloem als den Kop van een «tuk.
Draak of Slang doet vertoonen , heeft dit Geflagt G*>»m*
deezen naam bekomen en behouden.
Veertien meest uicheemfche Soorten zyn er
in vervat, als volgt.
(1) Draakskop met geaairde Bloemen en Lan- DrJ;
cetvormige Zaagtandige Bladen. chaium
Virginia-
In Noord - Amerika groeit dit Kruid , waar viïgüufch-
aan Breyniüs eerst den gezegden naam gaf 3
zynde hetzelve bevoorens Vingerhoed met Per-
fikbladen genoemd geweest en Wederik met
paarfch geaairde Kalotjes -Bloemen. De Sten-
gen zyn vierkant , een Elle hoog ; de Bladen
twee of drie Duimen lang, de Bloemen bleek
paarfch. De Heer de la Hire nam in de-
zelven waar, dat zy een Tandje hebben by het
Vrugtbeginzel , 't welk hy ook maar in de Hy-
fop en twee andere Kransjes- Kruiden vondt.
Bovendien bleeven zy , horifontaal bewoogen
wor-
(1) Dracocephalum Flor. SpJcatis , Fol. Lanceolatis ferra-
tis. Syjï. Nat. XII. Gen. 729. p. 401. Vtg. XIII. p. 4^4»
H. CUff. 3C8 R. Lugdb. 311. Oracocephaluna. BREYN Ic*
33. T. 27. Mem, de 1712, p. 276. T. ii. Dracoceph. angus-
tifolius. MORis. Hifi. IH. p. 4°7« S. iï. T. 4. f. k. Pfen-
dcdigitalts Perikce foliis. Bocc. Sic. 12. T. <j. f. 3- Lylïma*
chia Galericulata fpicaca, purp. Canadenlis. BAKR. Ie* 1152,
Cc 3
U, Deel. IX, Stuk,
406 TwEEMAGTIOE KRUIDEN.
IV» wordende > in dat poftuur ftaan 3 daar menzem
Afdeel. KMnr#.
xv. bragt.
Hoofp-
stuk* CO Draakskop met geaairde Bloemen en fa-
H. mengejlelde Bladen.
Dracoce-
06?*! 0nder de Kransjes -Kruiden {VerticillaKz}
icananfch. js het hebben van verfcheide Bladen aan éênen
Steel zo zeldzaam a als hetzelve gemeen is onder
de Kroontjes - Kruiden (Umbellat®). De drie-
bladigheid 5 welke in dit Kruid voorkomt , is
in de gemelden byna zonder voorbeeld. Het was
uit Zaad , van de Kanarifche Eilanden afkom-
ftig , hier in de Hortus geteeld , fchryft Com-
melyn, die 't zelve met Rivinüs Cedro*
nella noemde , wegens den fterken Terbentbyn-*
Reuk, v/elke in hetzelve plaats heeft* Mori-
$on geeft het den naam van Camphorofma , als
den geur van Kamfer met eene Tinctuur van
Aloë gemengd, zeer aangenaam hebbende (*),
wanneer het behandeld wordt. Tournefort
noem*
(2) Dracoceph&lum Flor. Spicatis, Foliis compofitfs. Mat.
Med. 29 3 • H. Ciïff. 3o8» R. Lu%db. 31 r. GOUAN Monsp.
291. Dracocephalo affinis &c. VOLCK. Nor. T. p. 145,
Camphorosma. Moris. S. in T. li. f. uit. Moldavica Amer.
trifolia odore gravi. TOURNF. Inft. 1S4. Cedronella Canar.
viscofa. Cojmm. Hort. II. p. 81. T. +1.
(*) Beide die Reuken zyn echter in 't algemeen juift n:et
bemind, zo min als die van Terlentbyn; 't knn zyn, dat
ze,by elkander gevoegd , aangenaam worden: doch, zowel
sis dc Smaak , verfchiit de Reuk in byzendere Menfchen.
Dn de een lieflyk keurt is voor den anderen fomtyds af-
fchuwlyk , ten minfte onaangenaam,
DlDVNAMIA. 4CT
noemde het Driebladige Amerikaanfche Molda* IV.
vica , zwaar van Reuk. Het heeft vierkantige
gladde Lymerige Stengen, tot drie of vier Voe Hoofd-
ten hoogte opfchieteode , de Vinbladen, meest TüK*
drie en fömtydsook vyf aaneen Steel , zyn LaiiyJ^^*"
cetvormig, diep gefchaard, ongelyk van groot- '
te. De Bloemen, die bleekrood zyn en groot,
maaken een dikke Aair aan 'c end der Stengen
uit.
Gedagte Hoogleeraar merkte aan, dat het uit
den Reuk en Smaak bleek van eene Pisdry ven-
de hoedanigheid te zyn. Linn^us (telt het
m de Apotheeken bekend, onder den naam vaa
Melis/a Canaria , hebbende een oplosfende kragt,
dienitig in Hoofdpyn en Zenuwkwaaien, enz.
X$) Draakskop metgeaairde Bloemen en Hart- nr.
vormige Finswys' uitgehoekte Bladen. pfjiTm**
PinKatum
(4) Draakskop met byna geaairde Bloemen >vinfnCQdi^
de Stengbladen langwerpig Eyrond inge- Pe^rim
J needen en Liniaal- Lancet vormige Door n-num\
achtig getande Blikjes. heemfch.
Deeze beiden zyn in Siberië waargenomen door
Gmelin, hebbende de eerfte leggende Hee-
fïe-
f3) Dramephalum Flor. Spïcaris &c. Gmel. Sifor. III. p.
2J5- T. 52. FL Ups. 165.
(4) Dracocepbalum Flor. fubfpicatis &c. &c. Gmel. Stb. HI.«
p 237. Dracoceph. Fol. oppofltis flec. Am* Acad. IV4 p. 3IS*
Cc 4
H Vmh* IX. STOK,
408 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
Ruifebia-
Noordfch.
IV. Herige Stengetjes , met Bladen van Reuk als de
^Fxv!L' Lavendel en een zeer Kruiderigen Smaak. De
Hoofd- Aair beftaat uit kleine blaauwe Bloempjes, ter
stuk* ]arigte en dikte van een Duim famengehoopu
d££ot*a*m De andere gelykt naar deRuifchiana zeer 3 doch
verfchilt door de fchikking der Bloemen , als
ook dat de Bladen harder en breeder zyn > zegt
die Autheur.
v. (5) Draakskop met geaairde Bloemen , de Bla-
fbahmAu* den en Blikjes , Liniaal , verdeeld 9 gedoomd.
Jiriacum.
Iy°s?en" (6) DraakskoP met geaairde Bloemen , de Bla-
vi. den en Blikjes Lancetvormig , onverdeeld,
ongedoornd.
De groote Boerhaave had t een Soort van
Planten , ter eere van den beroemden Ruysch
gedoopt j hebbende fmalle Bladen , dunner dan
die van Rosmaryn en zeer fraaije groote blaau-
we Bloemen 5 doorgaans by zesfen in Kransjes
en aan den top Aairswyze vergaard. Deeze
groeit 5 by Weenen , op zeker Geöergte, met
Sten-
(5) Dr&cocepbalum Flor. Spicatis &c. Hyifopus Spicis inter-
ruptis. H* Clif. 364. Hysf. Auftriacus magno Flore. Herm.
Lugdb. 330» Ruifchiana hirfuta Fol. laciniatis. Amm. Ruth.
50. Chamaepltys coerulea Auftriaca. C. B, Pm. 250. Cha-
m*p. Auftriaca. Clus. Pann. 632.
(6) Drócocepbalum Flor. Spicatis &c. FL Suec. 2. N. 537*
GOUAN MoKsp..z9i, H. Ups. 16* . Ruifchiana glabra Fol in-
tegris. Amm. Ruth* 50. Ruifchiana Flore coeruleo magno.
Boerh. Lugdb. I. p. 172. R. Lagdb. 323. Prunella Hysfopi
folio viridi &c. MORIS. Hifi. Uh S« 1 1. T. 5* & 9.
Didynamia; 409
Stengetjes van een Handbreed tot een Voet IV.
hoog. Een andere, door Amman tot het zelf-
de Geflagt betrokken , die gladde onverdeelde Hoofd*
Bladen heeft 9 is door geheel Siberië gemeen.STÜK»
De Blaadjes , naar die van Hyfop gelykende l}S^m
omringen de Steng 9 gelyk in de Gefternde of '
Sterbladige Kruiden. Men vindeze 'er met wit-
te en met Vleefchkleurige Bloemen , met die
van dit Geflagt overeenkomstig. Morison
hadtze Bruinelle met Hyfopbladen genoemd ;
doch verwart dezelve met de Ooftenrykfe. In
Sweeden en Deenemarken heeft menze ook ge-
vonden,
(7) Draakskop met byna geaairde Bloemen 5 Vrr. *
tweedeelige eenzijdige Bloemfteeltjesenlang^^^sf
werpig Hartvormige gefpitf te kaale Bladen, birkum.
Siberifch.
(8) Draakskop met geaairde Bloemen , Eyron- vin,
de infneedig gekartelde Bladen en Lancet-f™ndifi°*
vormige effenrandige Blikjes. Groot-
bicemig.
In Siberië , dat als het Gewest der Soorten
van dit Geflagt fchynt te zyn, komen ookdee-
ze beiden voor. Gmelin beeldt de eene af,
die
(7) Dracocephalum Flor. fubverticillatïs dcc. NeperaCorym-
b!s geraïnis &c. ÏL Ups. 16 '1. Cataria montana Fol. Veroni «
cx Prntenlïs. BuxB. Cent. 111. p. 27. T. 50. f. 1 . Dracoceph.
Verricilï* Pedunculo cointnun. elevatis fecundis. Gmejl. Sik.
III. p. 234* T. SU
(8) Dracocephalum Flor. vertïcill. &c. Gmel. Stb. III. p#
Cc 5
II. Deel» IX. Stuk, :
4IO TWEEMACTIGE KRUIDEN»
IV. die gemeen is aan de boven fte dcelen van de
Afdeel Rjvjer Jenifea* Zy worde Berg -Kattekruid met
Hoofd Bladen van Veld - Eerenprys genoemd door Bux-
stuk- eaum en zeer flegt in Plaat vertoond. Meer ge*
jBtotW'lyki het Loof naar dat der Brandenetelen , zyn-
de zeer fterk van Reuk. De hoogte is een of
twee Voeten. De andere munt uit door de groot-
te der bloemen , die ook paarfch of Violet zyn
en lang gelteeld. Zy valt maar een half Voet
hoog , kruipende onder 't Mos dat op Rotfen
groeit en is reukeloos.
ix. (9 ) Draakskop met Kransjes - Bloemen 5 Lan*
pbaium ° ' cetvormige Blikjes en Haairige Tandjes*
vifch?lda" De beroemde Tournefort ftelt een Ge-
flagt van Planten, waar aan hy den naam geeft
van Moldavica, afgeleid van den bynaam van
zeker Kruid , dat voorgefteld was onder de be-
naaming van Moldavifche Melisfe , dus genoemd
naar de afkomst uit Moldavië. Dit Gewest,
nu, onder de Heerfchappy der Turken zynde,
noemt menze ook Turkfche Melisfe. Het Kruid
naamelyk, zweemt naar de Melisfe, groeijen-
de twee Ellen hoog en heeft de Tandjes der
Bladen , gelyk Lob el dit in zyne Figuur ,
hoe
fp) Dracocepkalum Flor. varticïllatis Sec. Mat. Mei. 292.
H. Up% 166 H. Ciiff. 308. R Lugib. \\z< GoüAN Mcnsp.
292 Melisfa petegnna F0L0 oblongo. C. C. Pin, zig, Me-
)isfa Mwld v.ca. CAM« Eplt4 $j0* Jtóelisfopfayllnm Turcicum.
lOB, lC. SIS*
D i v i n a m i a; 4x1
hoe klein ook, zeer wel vertoont, Draadach- IV.
tig (*)9 zo wel als die der Blikjes by de Bloe- AF£yEL*
men, die ook een gezwollen Keel hebben, ge*Hoon>«
]yk men zulks by Toürnefort kan zien, STmu
Het heefteen aangenaamen Citroen- Reuk, zn^Za*
wordt geteld onder de Geneesmiddelen.
( 10) Draakskop met Kransjes - Bloemen , lang- x.
werpige Blikjes, gedoomde Tandjes en by» ^Sp**
w& Wollige Bladen. cane>ce»s.
Grysach*
tig.
C 1 1 ) Draakskop 7H££ Kransjes - Bloemen en rond- xr#
achtige Zaagswys9 kanthaairige Blikjes, ^f^^
mig,
Deeze beiden komen in de Levant voor , al*
waar Tournefort die heeft gevonden en
dezelven ook tot het Geflagt van Moldavica
betrokken. De Grysachtigc heeft Bladen als
van de Betonie, de andere komt voor met Wil-
gt bladen* De Bloemen zyn in beiden niet groot
en in de laatlte gefchoord met Schildvormige
Blikjes. (l 2)
(*) Die «draadachtigheid heeft meer plaats in de kleine
Blaadjes dm xn de groote, welke fSegts getand zyn, gelyk
in de Afbeelding van CamerArius.
(ro) Dracocepba'um Fior. verticiilatis &c. H. Cliff. 30g»
R. Lugdb. 312. Ups. 66. Gouak Monsp. 292. MlLL Di&.
T. 1^9» Mo!d. Or. Betomes folio &c. Comm. Rar. T.
SïderitiS incana Olcx folio Montis Libanü VQLCK. Ko*&. T*
p. 353.
(11) Dracocepbalum Vol. veiticlll. FforaUbus orbi'culatis.
Lugdb. 312. Moldavica Otientalis Salicis folio, paivo PloiC
cqeruleo» Toi'RNF. Cor. 11.
XI. Deel» IX, Stuk.
412 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV» (12) Draakskop met gekartelde Bladen , de
Afdeel. Wortelbladen Hartvormig ; de Stengbladen
Hoofd* rondachtig ongejleeld 9 en langwerpige ge-
8tuk. fnipperde Blikjes.
xu.
faiumM- ('3' Draakskop met Kransjes - Bloemen , de
Blikjes langwerpig Eyrond en geheel effen-
^Rondbia* randig ; rf* Bloemen taamelyk groot en
xm. knikkende.
Knikkend. Draakskop met Kransjes - Bloemen , de
Tbymifo- Blikjes langwerpig effenrandig ; de Bloe»
*ThymWa- men naauwh^ groter dan de Kelk.
Siberië 4 wederom y is ook het Vaderland van
deeze drie Soorten . waar van de eerfte 'er op
de Gebergten groeit, hebbende de Bloembladen
en Blikjes gekleurd : de tweede en derde ver-
fchillen zeer weinig, dan in de grootte en klein*
te der Bloemen, 't Gewas fchiet op drooge dor-
re plaatfen naauwlyks drie Duimen , in vrugt-
baare Gronden een Voet en hooger op. De
Bloe-
(iO Dracocepbalurn Fo!. crenatis , Radic. Cord. Caulinis
orbiculatis fesfilibus &c. Aïï. Petrop, 1770. p. 556. T* 29.
f. !♦
(13 ) Dacocepb.alum Flor* verticill. &c. H. Ups. 167. N. 6.
JMoldavica Betonscae folio. Amm. Rutb. 44. Gmel.^ Sib. III.
p. 231. I\ 49.
(14) Dracocepbalurn Flor. verticill. &c. H. Ups, 167* Ce*
dronella Tartai.ci perennis Urtica: folio. R. Lagd). 437. Mol-
davica Orientalis m>nima Ocymi facie. Comm. Rar. T. p.
Mold. Betonicx folio. AMM. Rutb* 45, GM£L. III,
P*2i3» r. 50.
cum
enee-
D I D Y N A M I A. 4V3
Bloemen zyn bleek Violet en hebben ruige Kei- IV.
ken. De Reuk is, wanneer men 't Kruid tus~AFxyEL*
fchen de Vingers wryft, welriekende en fterker Hoofd-.'
dan in de Tuin - Melisfe. STÜK#
Gymna*
fpermia.
Horminum. Sclarey.
Dit Geflagt heeft een Klokvormigen Ke?k,
met vier byna gelyke Punten , de vyfde grooter
en uitgerand: de Bovenlip der Bloem holrond.
Die Geflagc bevat nier de gewoone Kruiden „ r:
° . Horininum
deezes naams , welke de Ridder geoordeeld heeft
tot dac van Salie te behooren*} maar een an cu^t
der (i), dat daar van de eenigfte Soort uit-lche
maakt. Hetzelve is onder den naam van Py*l^v^
reneefche Melisfe voorgefteld, afgebeeld en be-1*0*
fchreeven geweest. J.Bauhinus betrok het
reeds tot de Scarley % noemende hetzelve Gal*
litrichum (een gelykftaande benaaming) met ron-
de Bladen en groote Violette Bloemen. Lin-
njeus heeft het door de gezegde Kenmerken
getragt af te zonderen; maar de Kruidkenners,
die deeze Plant nader op de Groeiplaats on-
derzogt hebben , gelyk de Heeren H aller.
en
fi) Horminam. Syft: Nat, XII. Gen. 730. p. 401. Veg.
XIII. p. 455. Clif. 309. R. Lugdb* 320. HALL. A&.
Helv. VI. p. 10 1. Mdisft Pyrenaica, MAGN. Hort. T. p.
133* Scop. Am* 2. p. 55. Gattitiicham Foüo rotundo &c.
j. B. Hifi. Ili. p. 313. MORIS. Hift. III. p. i9S. KAJ.
Hifi* 546»
II, deel IX» Stuk.
4f4 ÏWËEMAötioE Kruiden
IV* S c o p o l i , bevinden den Kelk zodanig niet (*)é
Ayxv.EL Hy heeft de Bovenlip drietandig, de Onderlip
Hoofd, tweedeel ig , met de Slippen Kruis wys' op el-
STUir* kander, en bovendien tien Streepen* beurt om
&fl™tzaa" beurt dikker , met een groote roodachtig blaau-
we Bloem > wier Bovenlip tweedeelig, de On-
derlip driedeelig is en de Slippen rond* Het
fchynt derhalve een Soort van Melisfe te zyn ,
volgens den laatstgemelden.
De Steng van dit Kruid is omtrent een Voet
hoog $ byna ongebladerd , maar begroeid mee
eenige Lancetvormige Blikjes* De Kransjes heb-
ben weinige ongedeelde Bloemen * die zeer
groot zyn en wyd gaapende, Violet van Kleur ,
met een uitfteekende StyL De Wortelbladen zyn
lang gefteeld 9 rondachtig of byna volkomen ovaal
en aan den omtrek Zaagswyze getand. Veelen
der Bloemen hangen knikkende nederwaards*
Het is een fierlyk Bloemplantje, dat natuurlyk
groeit op de Pyreneefche^ Svvitzerfche en Ty
rolfche Bergen.
De andere Soort van dit Geflagt, förginifchê
gebynaamd > welke Wigvormig langwerpige
Bladen heeft en een tweebladige Steng, zynde
de Donker roode Melisfe met Senegroen - Bladen
van D i llen iüs j oordeelt de Ridder thans
eene enkele Verfcheidenheid te zyn van de Lier-
* n- D* bladige Salie, reeds befchreeven *.
IV. STUK
bladz. ;7
(*) In de optelling van de Kenmerken der Gcfhgten , aaia
't hoofd der Klasfe , vindt men CorolU cjuatuor Laeinia: fuU-
aequales: 't moet Calycis zyn.
D I D Y N A M I A. 4t5
M e l i t t i s« Kruisbloem» IV.
De Kelk wyder dan het Bloempypje : de g00FD-
Bovcnlip der Bloem plat, de Onderlip gekar-^uK.
teld, en Kruiswyze, Meelknopjes. Dus komen^^^"
de byzondere Kenmerken voor , van dit Ge-
flagt, dat ik deswecen Kruisbloem tyiel.
De eenigfte Soort (i), grodjende in de Berg- MeJ*t}s
Valei jen van Ooflenryk, SwitzerLnd, de Zxï\*Müufo-\
èfelyke deelen van Vrankryk en Engeland, heeft MdiSbH
het Loof van Melisfe en is daarom MelisfophyU&&
hm genoemd geweest. Lob el beeldtze af ,
onder den naam van Melisfe van Fuchsiüs,
en To urnefort heeftze getyteld , Laage
Breedbladige Melisfe, met een zeer groote
paarfchachcige Bloem. Ziet hier, wat 'er de Rid-
der van zegge.
3, üe Kelk is Klokvormig , opftaande, bree-
der dan de Bloem en driedeelig; de bovenfte
„ Punt dikwils , wederzyds , een zeer klein
5, Tandje hebbende. De Bloem is wit, met het
3, Pypje tweemaal zo lang als de Kelk en den
Mond vierdeelig uitgebreid : de Bovenlip,
if naamelyk 9 rondachtig , regt en effenrandig
M hebbende ; de Onderlip driedeelig , met de
5, middellte Kwab grootst, vlak, effenrandig,
„ paarfch:
{4 Meiitiïs. SyJ}. Nat. XII. Gen. 731. p. *9Ê*&g,ÉOU
p. 455- H. Cliff* 309* R. Lugdï. 319. GOUAN M$nsp. 292.
Lammm monranum Melisf* fblio» C. £• Pin. 231* Melisfa
ïuchiiL Lob. Ic.
Ih DEEL* IX, STUSS*
4l6 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
Iv* „ paarfch : de Meelknopjes geel en korter dan
Afdeel» *. p* ^ „
xv, 3, de Bloem.
Hoofd-
stuk. O c y m ü m* Balfemkruid.
Blootzaa-
di&* Dit Geflagt beftaat meest uit vreemde Plan-
ten, welken een welriekende Geur en Aroma-
tieke hoedanigheid hebben , waarom zy ge-
meenlyk den naam draagen van Bafilicum en in
't Nederduitfch Bafilik of Balfemkruid genoemd
worden. Sommigen willen zelfs dac men Ozi-
mum zou moeten fchry ven > als die benaaming
afleidende van den Geur*
De Kenmerken , behalve die van deeze Klas-
fe, beftaan daar in, dat de Kdk een ronde Bo-
venlip en vierdeelige Onderlip heeft; de Bloem,
die als 't ware agt erover legt, de eene Lip vier-
deelig, de andere onverdeeld ; en de buitenfte
Meeldraadjes hebben van onderen een ukfteek-
zel.
Dertien Soorten , meestal Oost- en Wcstin-
difche Kruiden D zyn 'er in begreepen en thans
in deeze Orde geplaatst door den Ridder*
i. (i) Balfemkruid met Pluimswys* gebondelde
T?yrfïjï™ Bloemen en een zeer Takkige Steng*
rum <
bloend11" ^eD °^tx^> Houtig Stengetje, van ander-
oemig. y0Qt h00g ^ geheel in Takjes verdeeld,
*tiie
(i) Ocymum Flor* paniculato - fasdculatis Cauïe Ramofis-
lïmo. Syji. Nat. XII. Mant. 84, Veg* XÜll Gen. 732. p.
D I D Y N A M I A; 417
die aan 't end digte Bloem -Aairen hebben, IV.
en dus met malkander een Pluim maaken, on-AF£*M~
derfcheidt deeze Soort , uit Oostindie afkom- Hoofd-
ftig. Dezelve heeft gefteelde, ovaal- Lancet- STUK*
vormige Bladen , wederzyds groen en kad\9jp£*™*9-
flaauwelyk getand. De Takjes, Blikjes, Bloe-
iden en Stampers, zyn paarfchachtig 9 doch de
Onderlip , zo wel als de Meeldraadjes wit. De
Reuk is als van Wynruit.
(2) Balfemkruid met ongetande Meeldraadjes , n.
die beiirtlings aan den Voet gebaard zyn. j^XT
rum.
Kruidnagelig Balfemkruid der Monnikken was Kruidnagel
deeze genoemd 9 om dac de Monniken, zo zyhg%
voorgaven, eerst het Zaad daar van te Rome
gebragt hadden ; doch van waar is onzeker. Co-
lumsa verbeeldde zig , dat hetzelve zou zya
het Acinos van Dioscorides , een Kruid 9
dus genaamd , om dat 'er de te Iterke Afgang
door gefluit werde* Onder de Thym voert ééne
Soort , welke daar voor van veelen gehouden
wordt, gelyk ik gemeld heb, dien bynaam.Hec
Acinos geleek veel naar het Ocymum, doch was
ruiger van Takken en Bladen en zeer welrie*
kende, wordende tot Bloemruikers, en tot Keu-
ken-gebruik, van de Egypjenaaren gezaaid, zo
Pli-
(2) Ocymum Staminlbus ec?entulis , nltemis EaH barbatis.
Mant. 85. Ocymum Caryophyllamm Monachorum. J. B»
Bijl. UI. p. 260. Acinos Dioscoridis» COLUMN, Tkytob*
T. 7.
JDd
II. DSfLé IX* STUK»
4l8 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV* zo Plinius verhaalt* Columna zegt 5 dat
Afdeel. ^ Warmoeziers jaarlyks dit Kruid in 't Napel-
Hoofd- fche öf den Kerkelyken Staat zaaiden ; noemen-
stuk. de hetzelve, wegens de ruigte van het Loof,
W™tzaa' JJrticella , dat is , Brandeneteltje* Het hadt een
zeer fterken Reuk, als van Kruidnagelen, wel-
ke op het aanraaken de Hand bybleèf en tot
groote verfrisfching ftrekte , wanneer men die
aan de Neus bragt* De hoogte van de Steng is
een Voet of meer (*), geevende Aairen uit met
* zy- Takjes, gelyk de voorgaande Soort, maar
niet zodanig gepluimd*
olylum ( 3) Balfemkruid met een Heeflerachtige Steng ,
gratis/i- Lancetvormig Eyronde Bladen en Spil*
371 U171* , rr% /»
Aiieraan- - ronde Trosfen.
genaamst.
Deeze Soort, in aangenaamheid van Reuk uit-
muntende, is een Heefterige Ooftïndifche Plant,
met enkelde, Houtige Stengen , van by de drie
Voeten hoog , en Lancetswys' Eyronde Bladen ,
die Zaagswys* getand, van onderen ruuw zyn.
Eenige ronde gefteelde end -Trosfen, uit zes-
bloemige Kransjes famengefteld , met ligt af-
val-
(*) In de Hiftorie der Planten , die op den naam van J.
Bauhintts gaat, vindt men , dat de Steng van anderhalf El-
te of hoogec is. In de Upfallche Tuin heeft men het, met
een Steng van een Voet hoogte , waargenomen,
(3 Ocymum Caule Suffruticofo , Fol. Lanceolato- ovatii 9
Racemis teretibus. Mant. 414. Ocymum Zeylan. perenne
odoratisfimum latifoliuin. BURM. Zt^U 174, T, 80. f. u
Burm. Fl, Ind. p* IZ9.
vallende Blikjes, maaken de Aair uit. DeBloe- IV.
men zyn wit met geele Meelknopjes. Aan den A™Kli
Wortel heeft het rondachtige 5 ook gefteelde Hoofd-
Bladen.
(4) Balfemkruid met Eyronde flompe Bladen 3 0)^um
de Kransjes der Tros/en digt by elkander , album,
tegen '£ bloeijen vierhoekig en de Bloempjes m^tbloe"
gekarteld.
Deezc op Java in Oostindie groeijcnde is een
Zaay- Gewas , dat de Steng een Voet hoog , de
Bladen breed en dik heeft > met Lancetvormige
Blikjes en zeer groote witte Bloemen.
(5) Balfemkruid met Eyronde gladde Bladen v.
en kanthaairige Kelken. GemanT
Dit Kruid , in de Hoven van Europa gemeen,
lyk bekend , voert in 't Franfch den naam van
Bafilic% in 't Engelfch Basfil , in 't Hoogduitfch
Bajilien ; altemaal benaamingen van den La-
tynfchen of Griekfchen Bafiliciim, dat een Ko*
ning-
(4) Ocymum Fol. ovatis obtufis &cc. Mant. 85.
(5) Ocymum Fol. ovatis glabris, Calycibus ciliatis, H< Cllff.
315. Ups. lós* R. Lu?db* 322. GoüAN Monsp. 293. Ocy-
mum Caryophyll. majus. C. B. Pm. zi6. Ocymum. Cam.
Epit. 308. j3# Ocym. Caryophyll. maximum. C. B. Pin.
225. Oc. latif. maculatum feu crispum. Bar». U.
ioj3 , 1064. J, Oc* viriele buliatis foüis. C. B. Pin, 126»
Tournf. /«/?. Bafilicura Ind. hortenfe, Rumph. Amb, V. p*
263. T. $z. f. u Lob. 503.
Dd 2
" II. Deel. IX. Stuk,
4fcO T WEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV. ninglyk Kruid betekent , afkomftig* In Oostin*
AFx^U ^aar het> zo we' a's *n Perfie •> wild groeit,
Hoofd- noemen de Maleijers hetzelve Sulasfi , doch de
stuk Europeaanen Vleefchkruid , zegt Rumphius,
&?iu°tZaa 0? Doodkruid. De eerfte benaaming heeft daar
van zyne afkomst , dat men het *er veel by
Vleefch kookt ; de andere van het gebruik , dat
'er de Indiaanen van maaken, met hetzelve op
de Graven te ftroojjen of daar in te planten ,
ten einde de Zieltjes der Overleedenen door den
Geur, zo zy waanen, te verkwikken. Men heeft
het 'er bruin, wit en zwart, naar de Kleur van
't Loof dus genaamd, dat men aldaar in de Tui-
nen zaait. Zo zyn, in Europa, ook Verfchei-
denheden van deeze Soort , een grooter naa-
raelyk, een met gevlakte of gekrulde Bladen,
en een groen Balfemkruid , dat de Bladen hob-
belig heeft, bekend.
De Gemeene Bafilik groeit omtrent een Voet
hoog ; de Groote heeft wel Stengen van een
Elle en daar boven* De Reuk is naar dien van
Kruidnagelen of ook wel van Citroenfchillen en
zelfs van Anys trekkende. Men maakt 'er by
ons zo veel gebruik niet van als elders. In Ita-
lië is het zeer gemeen , dit Kruid in Potten te
houden in de V'enfteren en in de Vertrekken,
als ook in de Bloemhoven, om den aangenaa-
men Geur* Niet minder werks maakt men van
deszelfs aankweeking in Egypte en Arabie,alzo
de Oofterfche Natiën ongemeen verzot zyn op
deszelfs Reuk. Mea noemt het 'er Zatarhendi
Didynamia* 421
of Indifche Thym ; als ook den Indifchen oir- IV;
fprong erkennende van dit Balfemkruid, of van AFxvfL"
die Soort met Vleezige ftyve Bladen , welke Hoofd-
Forskaohl, onder anderen, aldaar waarge- STUK*
nomen hadt, wordende 'er uit de Bergachtige fpfrl?iZ'
Landen van Afïe te koop geveild. De Wortels
daar van hadden zo Herken Reuk , dat de
Ingezetenen gewoon waren die, met Moskel-
jaat,Zivet en andere fterkruikende dingen aan-
gewreevcn , by zig te draagen , om altoos aan-
genaam te ruiken. Zeker is 't9 dat men in die
heete Landen , alwaar de Uitwaafeming des
Lighaams zeer ftinkts zulke hulpmiddelen meer,
dan in ons Wereldsdeel , noodig heeft. Hier
van 't gebruik der Reukwerken by de Ouden,
(6) Balfemkruid met Eyronde effenrandige Bk- vr.
dm Ocymum
ut,'*« minimum,
Zeei klein.
*t Gezegde betreft het Tamme Balfemkruid >
dat in die Landen zo wel gezaaid wordt als in
Europa ; het Wilde behoort tot eene volgende
Soort , zo wel als het Kleine , 't welk deeze
Soort uitmaakt.
Dit is een zeer klein Plantje , in groeijing
veel naar de Quendel gelykende en zeer aange-
naam van Reuk* De hoogte is naauwlyks een
Hand-
(6) Ocymum Fol. ovatis integerrimis. H. Ups. 169. Gquan
Monsp. 293. Ocym. Fol. ovatis incanis. H. Cliff. 315, R.
Lugdb. 32a. Ocimum minimum. C. B. Pin. 216* MoRH*
Hift. III. p. 407» S. 11. T. 20. f. 17.
Dd 3
II. Deel. ix, stuk.
422 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Handbreed, volgers Morison ; zo dat liet*
Afdeel., zejve qq^ bovendien uit de Geftake, die be-
Hoofd- kend is , het Citroen - Ozimum van Rumphius
stuk, en jBaühinus, *t welk ik 'er toe betrokken
fyllotzaam vind 3 dat ruim zo groot als het gemeene wordt,
niet kan zyn (-}-)•
o7mum t 7 3 Balfemkruid we£ langwerpige Jlompe ,
$an&um* Zaagtandige gegolfde Bladen , eerc ru/ge
k Heilig. Sfóng £rc Hartvormige Blikjes.
Dit Oostindifche , uit Zaad in de Upfalfche
Akademie - Tuin gewonnen , hadt een regce ge-
armde rondachtige Steng, van anderhalven Voet
hoog , donker paarfch , met witte Haairtjes. De
cpftaande end - Trosjes waren van dergelyke
Kleur* Het hadt naauwlyks eenigen Reuk.
vin. (8) Balfemkruid met byna Lancetvormige ge*
f™rka' fpitfte 9 omtrent Zaagtandige Bladen , rora-
num,
Amed- de Tros/en en eene bykans Kruidige Steng*
kaanfeh.
Dit Amerikaanfche heeft een opgeregt Stén-
getje van een Voet hoog, dat rond is en ruuw,
mee gepaarde gedeelde JBlaadjes en Haairige
'Bladfteeltjes. De end-Trosfeh beltaan uit ron-
de
(t) Ociinum cïtratum. Rümph. Amb. V. p. 266. T.
f. 1. Burm. Fl Ind. 129-
(7) Ocymum pol. ©Mongiusculis , obtu&s , (êrratis undu*
latis &c. 'Mant. 85.
(8 ) Ocymum Fol* 'fublanceolatis , acuminatïs fubferratis
&c. Am* Ac&d. IV. p.
DlDYNAMIA. 423
de zesblocmïge Kransjes met witte Bloemen, 'cis
ook een Zaay- Gewas. AfS
(9) Balfemkruid met Eyrond - langwerpige hoofd.
Zaagtandige Bladen , Hartvormige omge* stuk.
boogene holronde Blikjes en Draadachtig ix*
j - . Ocymum
dunne Aairen. unlifio-
rum+
Dat de hier aangehaalde Kruiden allen tot K1.einbloc"
één Soort behooren zouden, is nietwaarfchyn-miÊ%
lyk« De kleinte , immers , van die Ceylonfche
Munte, welke de Hoogleeraar J. Bürman.
nus afgebeeld heeft , ftrydt tegen de grootte
van het Wilde Balfemkruid van Rümphiüs,
welks onaaögenaame Reuk, wederom, met dien
by uitftek lieffelyken Geur, aan het Heefcerige
Ocymum van Madrasf door Plukenet toe-
gefchreeven , niet het allerminfte ftrookt.
De bteng (zegt de Ridder) 5is één of twee
„ Voeten hoog, rondachtïg, paarfchachtig,ge-
,, armd, yl befprengd met Haairtjcs, en kort
%9 getakt, met lang - Eyronde , ftomp Zaagtan-
„ dige, zagte, langgefteelde Bladen. Het heeft
3, drie lange, fmaüe , gefteclde end -Aairen,
„ met gepaarde , gladde , Hartvormige, holle
Blikjes , digt omgeboogen. Drie Bloemen
3, ko-
(9) Ocymum Vol. ovato - oMonpis fftmls &c. Ocym. M*-
deraspatamun Frutescens dcc. Pluk. Alm. 268* T. 208e f.
4. Bafilicum agrefte, Rümph. Amb* V. T« 92. f, 2* Mentha
Zeylanica Spicata pufilla &c. Huum. Zeyl. 158. T. 70. f. 2.
Bubm. FL lnd4 129.
Dd 4
II» Deel» IX. Stuk,
4*4 TWEEMAGTICE KRUIDEN.
IV. fj komen uit ieder Blikje , byna ongefteeM,
Afdeel. ^ met g^dde vyfdeelige Kelken , die de Bo-
Hoofd- „ venlip vlak, groot , Nier vormig fpits hebben,
STUK- 3, het Bloempje klein en paarfchachug; welks
motzaa- ^ Bovenlip vierdeeüg is, de Onderlip enkeld.
Het heeft vier Meeldraadjes, waar van twee
onder een byhangzeltje hebben. De Styl is
„ tweedeelig, langer dan de Bloempjes, die zo
„ klein zyn , dat menze naauwlyks met het
3, bloote Oog kan zien , beginnende te bloeijen
„ aan den top der Aaïren."
Het regte Wilde Bafilicum of Ozimumagres-
te van Rumphiüs , in de Landtaal Sulasfi
XJtan genaamd, fchynt my dat gene te zyn,
waar van ik een Tak, byna anderhalf Voetlang,
uit Oostindie bekomen heb. Dezelve, naame-
lyk, is zeer Heefterig en Houtig, van onderen
rond, de Takjes van boven hoekig; de Bladen
aan de kanten wat gekerfd, gelyk in zyne Af-
beelding , een Vingerlid lang , om laag mooglyk
breeder , en ongevaar vier of zes Bloempjes in
een Kransje hebbende , Wier Kelken , het Zaad
aanrypende, een zonderlinge figuur bekomen.
öcyviunt
polyft*'
cbyon.
X.
(ioj Balfemkruid met vierdeelige Bloempjes en
ongebladerde Tros/en aan de toppen knik*
kende.
Veel-Aai-
Lange ongebladerde opftaande Oxel - Trosjes ,
over
( io) Ocymum Corollis quadrifidis , Racemis aphyllis apice
nutantibus. Mant. 567. MüBR. Comm. Gott* wv. T. III. p.
over ééne zyde , met vyfbloemige Kransjes, IV.
vyfdeelige Kelken en witachtige Bloempjes , Afxdv*fx"
onderfcheiden deeze Soort , een Oostindifch Hoofd*
, Kruid, dat overblyft, een gearmde TakkigeSTÜK*
Steng hebbende van twee Voeten hoogte, met /p?ri?aT
gepaarde Eyronde , grof getande , geftreepte
Bladen. De Bloempjes zyn vierdeelig engely*
ken naar die der Munte , doch de Meelcriad-
jes zyn neergeboogen.
(11) Balfemkruid met Liniaal - Lancetvormi- xr.
ge Zaagtandige Bladen. M?n?bX
des,
Deeze , op Ceylon groeijende 3 is een zeer Muntach-
klein Plantje, naar de Mante gelykende in ge-
ftalte* De Bloemen hebben hier een vierdee-
lige Bovenlip , en een enkelde fmalle Onder-
lip, met vier neergeboogene Meeldraadjes. Hec
groeit omtrent een Voet hoog*
C 12 ) Balfemkruid met Zeisfenachtize Bloe- „ x«.
mm5 die Takhge Steeltjes hebben. ides.
Helm-
Deeze Soort groeit , volgens Rumphius kruidac^
op alle Maleicfe Eilanden , wordende aldaar Ma*
jani geheten» Daar is een Witte van en een
Roo-
(11} OcymumYoX, Ljneari - Lmceolatis fèrratis. FL ZeyL
219. Mentha Zeyhnica anguftisfimo fulio dentato. RAJ.
SuppL 284. BURM. FL InL p. 129.
(12) Ocyrnum Corolüs falcatis, Pedicellis Ramofis. ManU
$4. Majina rubra. Rumph. Amh, V. p. 291. T. ioj.
Dd S
U> I>E*I-i IX STUK.
4^5 TWEEMAGTIGE KrüIDEW,
IV. Roode, die niet alleen inde Kleur der Bloemen >
^r xv!L zodanig 9 verfchülen , maar ook in hec Loof,
Hoofd- dat de eerfte hoog groen , de andere donker en
STÜK# als Bloedkleurig heeft of donker bruin groen.
M>otzaa-lk heb ,er een ïak van^ dje de bepaaling van
deeze Soort volkomen uitdrukt 3 en de Bladen
zodanig heeft 3 gelyk ook de Aairen, als in de
Afbeelding van dien Autheur 3 volgens wienhec
'er niet dan in de Hoven groeit.
De Kelk, merkt LinnjEüs aan5 gelykt
byzonder naar dien van 't Helmkruid , en de
Bloem verfchilt grootelyks van die der andere
Soorten: want zy hoeft de Bovenlip zeer klein
en opftaande, de Onderlip zeer groot en Zeis-
fenvormig > waar in de Meeldraadjes en Styl
bewonden zyn»
De Hoogleeraar N. LBürmannüs brengt
hier de Vergulde Majana der Ambonfe Eilan-
den t'huis , welke tot fieraad in de Hoven te
Batavia gehouden wordt , als fchoon bonte Bla-
den hebbende > in 't midden bruin rood met
Goudgeele Randen , die kleverig zyn, ruiken-
de naar Terbenthyn* De Vrugtmaaking echter
van deeze , die naauwlyks Bloem geeft , was
niet zeer bekend.
xiti. (13) Balfemkruid met leggende Takken en 0*
f?$™uum. vaale gejlreepte Bladen.
Leggend.
Dee-
(13; Osymum Cauiibus pioftratis » Fol* ellipticis lineatls.
DlDYNAMIA* 427
Decze Soort y ook Oostindifch , heeft een Wl
opgeregte Steng van een Span , die zeer wyd Af££el;
gemikte leggende Takken uitgeeft, en Bladen Hoofd-
heeft, als gezegd is, een Duim lang. Lang-STÜK'
werpige end-Trosfen, van Kransjes gemaakt yfp^lTaJ*
beftaan uit zeer kleine blaauwe Bloempjes.
Dus vinden wy ver de meefte Soorten van
Balfemkruid uit Oostindie afkomftig ; térwyl men
op 't Zuid -end van Afrika noch geene Soort,
in 'c wilde groeijende, heeft gevonden,* maar
in Arabie heeft de Heer Forskaohl 'erver-
fcheidene waargenomen , onder welken de
tarhendi reeds gemeld , welke eenig verfchil hadt
in de Meeldraadjes , die met hunne kromte aan
de Bloem vast gegroeid waren 9 enz*
T 11 1 c 11 o s t e m a. Vezelbloem.
Wegens de overmaatige langte en dunte der
Meeldraadjes heeft dit Geflagt den naam, waar
by komt, dat de Bovenlip der Bloem Zeisfen-
achtig is. Van hetzelve zyn maar de twee of
drie volgende Amerikaanfche Soorten.
( 1 ) Vezelbloem met zeer lange uitstekende }*
Meeldraadjes. ZTÊjIm*
ma.
Van deeze , die in Virginie en Penfylvanie«,GcsafifeId*
of
( 1) Trkhojlema Staminibus Jongrsfimis exfertis. Syfi. Nat,
XII. Gen. 733. P- 403. Veg. XIII. p. 456. H. Cliff. 493. R.
Lugdb. 3ïo. Gron. Virg. 90. Scutellaria ccerulea Ma-
joranae folio Americana. Raj. Suppl. 311. Casfida Maiiana
Majorsnae folio* Petiv. Sicc. a>3,
ll« Deel. IX, stuk,
4*8 Twëemagtige Kruiden.
r W2 ook in Maryland groeit, wordt gemeld, dat zy
A*xvfL' Bladen als de Mariolein heeft, die langwerpig
Hoofd- en zagt zyn ; de Bloemen Violet , uit de Oxels
stuk. ^er £]acien voortkomende , op lange Steekjes
zittende , en van een aangenaamen Harftigen
Reuk.
'li. (2) Vezelbloem met korte ingejlootene MeeU
ZrBr°J!tm draadjes.
q bi at urn.
Gearmd* jn Noord - Amerika is de Groeiplaats vandee-
ze Plant , die , fchoon 'er het hoofd - kenmerk
aan ontbreekt , nogthans door den Ridder hier
is t'huis gebragt* Dillenius beeldtze af,
onder den naam van Virginifch Teucrium met
Orégo - Bladen en zegt dat zy het Blaauwe
Helmkruid is met Mariolein - Bladen , van Ba-
nister. Zy groeide by hem omtrent een Voet
hoog en hadt Violette Bloemen , eenigszics naar
die van het Gamander gelykende.
in. (3) Vezelbloem met Borflelige Bladen..,
Setaceum.
Boifteüg. jk voeg >er deeze Soort by , op 't gezag van
wylen den Heer Gronovius, die mee dee-
ze bepaaling een Virginifche Waterplant aan-
duidt, welke de Heer Clayton befchryft
als laag zynde , met Vezelige Wortelen , een on^
ge-
fi) Trichoftema Stam. brevibus inclufis. Teucrium Virg.
Oiigani folio. Dill. Ehb. 380. T. 28 5. f- 3^9- Scureliaria co>
mleaMajoranae folio Banifteri. PLUK. Alm. T. 441- f* 8.
(3) Trichoftema Foiiis, Setaceis. Gron. Virg. 550.
DlDYNAMIA. 429
gebladerde Steng, fmalle Grasachtige Bladen , IV.
en geele tweebladige geilootene Bloemen , naar a*dkü
die van 'c Duive- Kervel gely kende, doch zon-HooFD-
der Spoor ; één op ieder Stengetje, Of het de5TUK*
lacgte der Meeldraadjes dan iets anders zy , *t/p®£&"
welk die zonderlinge Plant hier heeft doen
p^atzcn y is my niet bekend»
Scutellaria. Helmkruid.
In dit Geflagt heeft de Kelk een onverdeeld
den Mond, die na het bioeijen met een Dek-
zeltje is geflooten. Wegens de figuur, welke
hier door het Zaadhuisje maakt > hadden fom-
migen het Kruid Casjïda genoemd ; welken
naam , by Toürnefort gebruikt, de Rid*
der alleenlyk om de gelykluidendheid met ver-
fcheide anderen, gclyk Casfia, Cafia, Casfyta,
heeft verworpen > en in plaats gefteld dien van
Scatellaria , daar aan gemeenlyk in Kalabrie ge-
geven wordende , om dat het Dekzeltje der
Zaadhuisjes de gedaante van een Kommetje heeft,
ik heb het liever den naam van Helmkruid, in
'c Nederduitfch , laaten behouden.
In hetzelve zyn vervat de vyfcien volgende
Soorten.
. f 1 ) Helmkruid met ingefnesden Bladen, die %m
yanOrienta!is.
Levantlch,
(1) Stutellaria Fol. incifis fubtus tomentofïs 5cc. Syft. Nat*
XII, Gen. 734« P* 4°3* XIII, p. 436, H. Ups. 17?.
GOUAN
IL Deel, IX, Stuk*
430 TwEEMAeTiGE Kruiden.
IV. van onderen Wollig zyn , en rondachtig
Afdeel. vierhoekige Aairen.
Hoofd-
stuk» Van deeze , die door Tou rnefort, in
Biooizaa- Armenië , by de Stad Teflis gevonden 5 en voorts
a&u uit Zaad in de Openbaare Kruidtuinen van Eu-
ropa is voortgeteeld , vindt men ook de Afbeel-
ding by Commelyn, 't Is een voortkruipend
Plantje met gryze Bladen, die diep ingefneeden
zyn, als het Loof van de gemeene Gamander-
3yn. De Bloemen zyn geel > ruim een Duim lang
en hebben een gehelmde Bovenlip , met twee
Vleugeltjes , de Onderlip Hartvormig : de Zaad-
huisjes van de gezegde figuur, vier Zaadjes be-
fluïtende 3 gelyk in de andere Kransjes - Krui-
den. Het blyfc over.
n. (2) Helmkruid met byna Hartvormige Zaag-
cTtfuTJ- tandige, rimpelige, donkere Bladen en een*
bid*. zydige Aairen 3 met Eyronde Blikjes*
wicbloe-
m%m Terwyl de Bloemen der voorgaande thans
door den Ridder , dat zonderling is , gezegd
wor*
Goüan Mer.sp. 294. Scut. Foliis pinnatifïdis. H. Cliff. zit ^
R. Lugdb. 310. Casfida Oriënt. Fol. Chamaedryos FI. lutco*
ToüRNF* Cor. tx. hin. 3» T. p. 306. COMM. Har. T. p.
3o< Mart, Cent, T. is. fim Scutellaria Orientalis incanaFol.
laciniatis, Fl. luteo* Tournf. Cor* it.
(2) Scutellaria Fol. fubcordatis, ferratis mgofis &c. Mant*
248. Scutellaria Teucrii facie Flore albo. J. B. Hifi. III. p*
291- Casfida Floic ex aibu paliescente* Col. Ecphr* h p*
39$. Var»
DlDYNAMIA* 431
worden paarfch te zyn, met een witte Lip, IV;
ooderfcheidt dezelve zig nog minder van dee- A™EU
ze , ook een Levantfch Kruid , dat de Bloe- Hoofdé
men wit en grooter heeft, 't Verfchilt weinig STUK#
van het Italiaanfche Helmkruid , ftraks volgende.
(3) Helmkruid met Hartvormige infneedig ^Jii.
Zaagtandige gekartelde Bladen , en ge- MfmJ!
fchubde rondachtig - vierhoekige Aairen. A1Plfch#
(4) Helmkruid met Hartvormige 5 infneedig iv.
Zaagtandige ^fpitfe gladde Bladen , en ge-
fchubde rondachtig vierhoekige Aairen.
Deeze beiden verfchillen weinig , hoewel de
eene op de Switzerfche Alpen , dc andere ia
Siberië en Tartarie groeit* De Bloemen der eer-
lte zyn Violet , die der laatfte uit den geelen
witachtig» Beiden zyn het zeer kleine kruipende
Plantjes, met kleine Blaadjes engroote Bloemen.
(f) Helmkruid met e ff ene Bladen die ruuw v.
gekield zyn en zy delingse gebladerde Bloem* ^teri^
trosfen. Zydbloe*
In
(3) Scutellaria Fol. Gord. incifo - ferratïs , crenatïs &c.
Scut. FoL ovatis Sp. imbricatis. H. Cliffl Ups» R. Lugdb.
31 1. Teucrium Alpinum inodoirum magno flore. C. B. Pin*
347. Prodr. Hö.
(4) Scutellaria Fol. Cord. &c. H. Ups. 17?. Casfida Al-
pïna fupina magno fiore albido. ToüRNS. lnjl* is 2.
($) Scutellaria Fol. laevibus Carini fcabris &c. — Pe-
dunc. muitifloris. R« JU, • Ratcemis foliofis.
Ht DEEL» IX* STOSt
4$1 TwEEMAGTICE KrüIDEN*
IV# In de Moerasfen van Kanada en Virginie
Afdeel, groeit deeze , welke kleine Lancetvormige Blaad*
Hwfd« Jcs h^cft; en bovendien heeft ieder Steeltje een
stuk. Borfteltje wederzyds, gelyk in de Zesde en Elf *
de Sooru
vr. (6) Helmkruid met Hartvormig Lancetswyze
Gaie'tku" gekartelde Bladen en Bloemen in de O-
***** xelen.
Blaauw*
bloemig. ^ Helmkruid met effenrandige Bladen > de
HaJJfiiia. onderjien Piek- , de bovenjlen Pyhormig.
vin/* (8) Helmkruid met Hartvormig Eyronde ,
Minor. fryna efenrandige Bladen en Qxelbloemen*
Kleiner. ' J M
Deeze twee laatften , waar van de eene aan
Zee -Oevers van S weeden, de andere in Moe-
rasfen van Engeland gevonden is, hebben veel
gelykenis naar de eerfte van de drie, welke door
geheel Kuropa voorkomt , ja zelfs in vogtige
Bosfchen van Rusland gemeen is* Byna altoos
heeft dezelve blaauwe Bloemen , doch aan de
Ne-
Gron. Vitp 5>t* Scut. Paluftris repens Virginiana major,
Flore minore. MORIS. Hifi* III. p. 4l6.
(6) Scutellaria Fol. Cordato - Lanceolatis crenatis &e.
Gort. Belg. 173. FL Suec. 499. Lapp» 139. Hall. Heh.
636. Got/AN Monsp, 294. R. Lugdb. 310. Lyumachia coe-
nilea Gaiericulata f. Gratioia cccrulea. C. B. Pin. 24^
Lys. Gaiericulata. Lob. Ie 344. Judaica; herbas altera lpe-
dcs. DOD. Pempu 93.
(7) Scutellaria Fol. integerrimis &c. It. G01U 212. F/.
500, 539. Scutellaria Folio non Setrato. Riv. Mon.jjm
(%) Scutellaria FoL Cordato -ovatis fubinregeirimis &c.
Huds. *dKgl. 232. Casfida Pal. minima Flore purpiuasceatCv
T. Raj. Angl* IU. p, 244»
Neva , omtrent dertig Mylen boven Petersburg , IV.
vindt menze met witte Bloemen , zo de Heer Af£ *J ^
de Gorter aantekent. Hier te lande iszy^ Hoofd-
in andere Provinciën , niet onbekend. In Swit-*TÜK#
zerland is zy niet zeldzaam 5 aan de Waterkan- /^ma!"
ten 3 en valt 'er ook met witte Bloemen. Ge-
meenlyk wordt zy Gehelmde Wederik of Blaau-
we Godsgenade geheten. De naam van Glidkruid
kan haar , zo wel als het andere Joodenkruid
van Dodonóus, dat het Ruige Yzerkruid is
van onzen Ridder (*) , toebehooren.
„ Dit Kruid heeft Stengen, die zeer Takkig
3J zyn en broofch , een Elle hoog; vierkantig met:
„ uitftcekende hoeken. De Bladen , aan het:
,5 Steeltje uitgehold t vcrfmallen allengs naar
aJ de Punt en zyn rondachtig getand* De Bloe-
„ men, altoos twee by elkander., gedeeld > heb-
3, ben de Bovenlip bleek blaauw , de Onderlip
5, witachtig, in 't midden gevlakt, en de Meel-
ij draadjes zyn onder de Knopjes gebaard* Het
?l is een bitter Kruid 5 naar Knoflook ftinkende,
3f en komt in kragten het Waterlook naby'%
zegt de Heer H aller.
(9) Helmkruid met ongesteelde Bladen , de on- ïx.
int e grif 0-
(*) Ziebladz. 315, hier voor. ^Geheel-
(9) Scuteliaria Fol. fesfilibus ovaris &c. Scut. Fol. inte- bladig.
gerrimis. Gron. Virg. 91. Scuteliaria cocrtilea Virginiana.
Pluk. Alm. 33.8. T, 313- f» 4. Scut, Teucm foüo Mari*
landica. Raj. SuppU 310.
Ee
II. DEEL, IX. STVK,
434 TWEEMAGTIGE KRUTDEN.
IV." derften flaaaw Zaagtandig y de bovenjlen
Afdeel. effenrandig.
stuk. 0 °) Helmkruid met Lancetvormige Bladen.
Scufeiiaria In Virginïe en Kanada is de Groeiplaats van
Hys/opifo- decze beide Soorten.
lia.
Hysfopbia- ^ ^ Helmkruid £37720 Hartvormige Zaag»
xr. tandige Bladen en lange eenzydige /lairen.
Teregrina,
itahaanfeh. jq Je Bosfchen by Florence en Livorno groeit
deeze , aan welke Columna den naam van
Casfida gegeven hadt. In 't Franfch noemt men-
ze la Toque* Zy heeft de Steng wel een Elle
hoog, met gepaarde Bladen, en Bloemen die
gehelmd zyn op de wyze der Doove Nete-
len , doorgaans paarfch , zelden wit. Dee-
ze, die in Italië, als gezegd is5 Scutellaria of
Scudellara genoemd werdt, heeft Columna
Casfida geheten naar eens Krygpmans Helm, om
dat de Vrugten rond en platachtig zyn , be-
fprengd mee een dikke Lymerige ruigte , die
ruikt en de Handen befmet , terwyl zy groen
zyn , loopende van vooren fpits , daar zy gaa*
pen en waar tevens een Rand is of Zoom, die
opgeligt wordt , gelyk in de Stormhoeden der
Ouden.
(10) Scutellaria Fol, Lanceolatïs. Mant, 414.
(11) Scutellaria Fol. fubcordatis ferratis &c. H, Cltff, 317.
Ups, 172. IU Lugdb% 3 1 r. Gouan Monsp. 294. R. Lamiuna
peicgiinum f. Scutellaria. C. B. Pm, Casfida. Cc*.*
Ecphr, h T, p. 187»
(12) Helmkruid met bynd Eyrmde gekartelde IVi
gefteelde Bladen 9 en byna naakte Bloem- A™VEJEÊ-*
tros/en. Hoofde
stuk*
De hittere Serraiula van Rümphiüs, op Sc*^'arl^
Amboina groeijende, maakt deeze Oostindifche
Soort * een kruipend Plantje , öaar de Aardveil difch.tm~
gelykende , met roodachtige Bladen * en een end-
Trosje hebbende, met zeer körte Liniaale Blik-
jes , zeer korte Kelken zonder Mondpypje en
lange fmalle Bloempjes. Dit zegt Linn^eus
die de Groeiplaats in China fielt ^ doch Osbeck
hadt aldaar niet meer dan twee Plantjes daar
van öp een Aardwal gevonden* Het werdt in
Indie Aardgal genoemd wegens de bitterheid ,
en tegen de Koorts gebruikt.
(13) Helmkruid met Hartvormig Ëyrondege- gSmmi
kartelde Bladen en eenzaame Oxelbloemen , A
wier beide Lippen driedeelig zyn. difch.
Dit , 't welk de Heer JacquiNop Rotfen
der Zeekust van de Havèna , in de Spaanfche
Weftiodiën, waarnam, was een klein half leg-
gend Kruidje , met eenzaame eeübloemige O*
xel~
(li) Scuteiïaria Fol. fubovatïs cretmis petiolatis &c. Osb.
lün. 244. Serratula amara. Rumph. Arnb* V. p, 459*T. 170*
f. 1 3 2. Scatdlaria Sirrica Betonicx folio , Flor. albis, FlüK.
Amaltb. 190. T. 441* F. r*
(13) Scutellaria Fol. Cordato - ovatis crenatis &C jA®q>*
Oh» II. p. 29. AmèR. Hift* 172.
1U DCSLt U, $TU£,
43Ó ÏWEEMAGTIGE KRUlDENi
IV. xel- Steeltjes, en Bloemen van byna een Daim
Afdeel. jaT1g ^ blaauw , de beide Lippen in drieën , en
Hoofd- de Kelk in twee Lippen gedeeld hebbende. De
stuk. Bovenlip der Bloem , nogthans , was Helmach»
ik?.0**"*' % * maar het Zaadbuisje fchynt zyn Ed. niet
te hebben waargenomen.
xiv. (14) Helmkruid met Hartvormig langwerpige
3XhfimT. ge/pit Jie Zaagt andige Bladen; de Aairen
hoogCr ^na onSeMaderd.
CrfJdm Helmkruid dat ruig is 9 met Jlomp Hart*
Kunchafch. vormige Jlomp Zaagtandige Bladen 9 ge-
fchubde Aairen en Borjtelige Blikjes.
* Deeze beiden heeft de beroemde Toürne-
fort, op zyn Levantfchen Reïstogt , waar
genomen. De eene moet zeer hoog zyn, de
andere is Heefterig van Gewas , naar het Kat-
* tekruid gelykende en geheel ruig. De Kelken
zyn als die van dit Geflagt, de Bloempjes by-
na als die van Teucrium , zynde zeer klein en
van buiten ruig , het Bovenlipje zig als uitge-
rand vertoonende , zegt de Heer Linnjeus
en vraagt of het dan een waare Soort zy van 't
Helmkruid of van het Teucrium ?
Vdpónieuni. De Heer N# L.Burmannus heeft £ewag
japanfch. & 0
ge-
(14) Scutellaria Fol. Cordato - oblongïs, &c. Casfïda Orietf»
talis altisdma Urticac folio. Tournf. Cor. tf.
Scutellaria villofa , Fol. Cordatis obtufis Sec. K* Lu%db.
311. Gouan Monsp. z?*. Casfida Giet. Fruticofa folio Ca*
taxi* Flor. albo. TOURNF* Or. 11,
DlDYNAMIA. 437
gemaakt van een zogenaamd Japanfch Kruid , IV.
van Java ontvangen, 's welk door zyn Ed. , by AF£yEL*
nader onderzoek , geoordeeld werdt tothetTeu- Hoofd.
crium te behooren Het door hem aange*STUK*
haaide van Pluk ene t, onderden naam van/^^.0*
eene naar de Wilde Salie gelijkende CUneefche
Plant, kan, volgens de befchry ving , naauwlyks
iets anders zyn: want daar van wordt gezegd,
dat de Meeldraadjes de plaats van een Bovenlip
in de Bloem beflaan , zynde de Onderlip in
vyf deelen gefcheiden, het middelfte grootst en
als een Lepel uitgehold, en dat 'er, in de vyf-
deelige Kelk, vier rondachtige langwerpige
Zaadjes aanrypen : zynde de Steng vierkant. Het
Javaanfche hadt , by zyn Ed. , een leggende
Steng en gladde Bladen. Hy voegt 'er by , „dat
„ de twee bovenfte Knietjes uit de Oxelen met
„ Kransjes digt aan elkander geaaird waren.":
't welk ik niet verllaa. De Bloempjes waren
blaauw en uitermaate klein : by Plükenet
uit den witten paarfchachtig en het Kruid was
met een digte Bloem -Aair voorzien,
Prunella. Bruinelle*
In dit Geflagt, dat de Bloem ook Gehelmd ,
en
(*) Scutellaria 3 (Japonica) Fol. ovatis fèrratis aemrinatis
petiolatis Racemis nudiusculis vertïcillato - fpicatis. BüRM.
FU InL 130. Scorodoniae afnnis Sinica &c. Pluk. Amalth.
183. T. 44*« f« 2* Heiba Japqnica Flor. Veitidllatis. KLEIN*
HOF.
Ee3
II. Dsil, ix. Stuk.
438 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. en van onderen in drieën gedeeld heeft, zyn
^Fxv!L# ^e Meeldraadjes van boven gegaffeld , en heb*
Hoofd- ben aan de ééne Punt het Knopje. De Stempel
stuk. js niet enkeld , gelyk in het Helmkruid , maar
^^"tweedeelig, gelyk in meest alle de andere Ge-
flagten.
Het bevat de vier volgende Europifche Soorten.
ï- £0 Bruinelle met alle Bladen langwerpig Ey*
Prunelia * J , ~ n n '
vulgaris. rond, Zaagt andig en gefieeld.
Gemeene.
Dit Kruid in de Velden van Europa aloms
gelyk ook by ons in de Weidlandeii , overvloe-
dig voorkomende 5 voert den Neder- en Hoog-
duitfehen naam van Bruinelle of Brunettes,, mat
den Latynfchen Brunella , door To urne-
fort en bevoorens ook door den Ridder ge-
bruikt, doch thans veranderd in den by de Ge-
neeskundigen meer gebruikelyken naam van Pru-
nelia. De Engelfchen noemen 't Selfheal , de
Franfchen Herbe au Charpentkr of ook Bru*
7ielle3 welke laatfte benaaming daar van afkom»
ilig zou zyn > dat het een goed Middel is in
Gorgeldranken , tegen zekere kwaade Keelziek-
te de Bruine genaamd. De anderen zien op de
Wondheelende kragt , daar aan toegefchreeven.
De
(i) Prunelia FoL omnibas ovato - oblongis &c. Syjl. Nat.
Gen. j3s* P- 404* Veg. XIII. p. 458. Prunelia Brafleis
Cordatis. Mat. MeL 309. Gort. Belg* i73« Kram. Auflr.
I80 &c. &c. Bruneila m3jor folio non disfe^o. C. B. Pin*
7.60. Brunella. Dod, Pempt9 136. Symph. petrapuin. Lo|u
Je. 47* ,
DlDYNAMlA* 439
De zagtlyk famentrekkende hoedanigheid , die IV.
'er plaats in heeft, maakt het, zo uio als in- Af^u
wendig, tot dergelyke oogmerken bekwaam en Hoofd-
het is ook, op fommige plaatien, daar toe bySTUK*
't Landvolk in gebruik* Zy dient de genen , die
in de Kwikzilver -Mynen van de Krain, door
Kwyling, losfe Tanden gekreegen hebben, onv .
dezelven weder vast te maaken : zo Doktor Sco-
poli ons meldt.
Dit bekende Kruid , dat op drooge opene
Velden dikwils maar een Duim hoog en leggen-
de gevonden wordt , heeft in vette Weiden en
Bosfchen opftaande Stengen van een Voet hoog-
te en Eyronde Bladen , meest effenrandig* De
Bloemen komen op 't end in dikke, korte, ge-
drongene Aairen voort, en zyn gemeenlyk uit
den paarfchen blaauw of Violet , doch men vindt
het ook met paarfche en met witte Bloemen.
Buitendien zyn 'er Verfcheidenheden van , het
Loof betreffende , dat ruiger of gladder is en
fomtyds voorkomt met gekartelde Bladen. Thans
is eeu nieuwe Soort van de volgende gemaakt,
(2) Bruinelle mei een groote blaauwe Bloem* u.
Prunella
Deeze hadt Linnjeus in Gothland gevon.
0 ra,
den* Zy komt ook in Ooftenryk en elders voor, Groot-
vo^bioemigc
(2) Prunella coerulea magno Flore. C. B. Pin, 26 r. lt>
GotL 219, 228. Erunella prima non vulgarïs. Clüs. Hiflm
ïl. p. 42. PANN. Ic. p. 607, WE1NAÏ. Tab,2Ö8 %b9 c. Hall*
Helv. p. 637,
Ee 4
IL Deel, XX, Sra*
44° TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. volgens Clusius,. wiens Afbeelding de Heer
Ar£*EL H aller aanhaalt, doch zulks komt nies
Hoofd- overeen met zyne bepaaling* Want de voor-
&tuk» gaande heeft > volgens zyn Ed. , de Aair klei-
J&eTZaa'vev en dceze grooter dan de Bladen: waarvao
het tegendeel blykt uit deeze Afbeelding* Die
van W E i n m a n n , door hem aangehaald ,
itrooken ook in dien opzigte niet. Ondertusfchen
zegt hy , dat de Aair veel grooter is dan eenig
Blad dier Piant : de Bloemen een Duim lang en
daar boven , doorgaans hoog blaauw, doch ook
Vleefehkleurig , wit , bont 9 gekleurd. Clu-
sius merkt wel aan, dat de Bloemen groot en
de Aairen dik zyn, doch fpreekt niet van der-
ze! ver langte. Ik heb een Tak van ruim een
Voet lang > met Eyronde Bladen , die een Aair
heeft van twee Duimen langte en drie vierde
Duims dikte ; doch de Bloemen zyn niet groou
Misfchien zal men het , wat ook de Heer Hal-
ler dien aangaande zegt 5 nog als eene Ver-
icheidenheid kunnen aanmerken
ut. ' (o) Bruinelle met langwerpig Eyronde gejieeh
Trunella %' .
lacïniata*
Gefnip-
perde. (*) Re&e LiNNiEUS Prunellas quatuor Cl. H ALLER i^con-
junxit i n unam Speeiem , cum Foliorum diverinas 6c Fiods
magtiltudo a varui Natalium loconim indole unice pende-
ant. SCJP- Carn, 460.
Pruuella Fol. ovato- oblongis petiolatis &c. Brunella
polio laciniato. C. B. Pin* 261. Brunella fecunda nou vol-
gaas- ClüS. Hift. II. p. 43. Pann. Ie, p. $08. Symphytuin
ïetrajura. LOB*. 475» Brunelte altera icon* Dcd* Pempt.
D I D Y N A M I A. 441
de Bladen , de vier bovenjlen Lancetvor- IV.
x * Afdeel,
w/g en getand. xv^
Hoofd-
Hier is , wederom , by Dodon^üs en Lo- stük*
bel de zelfde Houtfnee - Plaat gebruikt als by Qmm
Clüsius , welke deeze Soort zeer wel vpptfó***9
ftelt. Men vindtze ook by W e i n m a n , doch
in lang zo goed niet , met roode en met witte
Bloemen , maar zy komen in deeze ook bruin» »
achtig en uit den paarfchen voor. Zy heeft leg-
gende Stengetjes , van weinig hoogte, en de
bovenfte Bladen zyn als gevind. Zeldzaamer
komt zy alom in de Weiden voor, doch groeit
in 't Bentveld buiten Haarlem. Hal l er maakt
'er twee Soorten van , waar van de eene de
Bloemen groot , de andere klein heeft ! Om-
ftreeks Parys heeft Vaillant een dergely-
ke gevonden met blaauwe Bloemen,
f 4 ) Bruinelle met Lancetvormig Liniaale 9 iv.
kanthaairige 3 byna ongefteelde Bladen. Hvfiiif*.
lia.
Deeze Smalbladige , by Montpellier, in Lan» :müW^
guedok, als ook in Provence, wild groei jende, ige*
heeft de Stengetjes maar omtrent een Span hoog,
met digte Knietjes en Bladen, op de kanten be-
zet
136. Brunella Verbenulae folio, Flore coeruleo. Vaill. Paris,
zz. T. 5. f. 1.
(4.) Prunel a FoU .Lanceolato - Linearibus &c. Gouam
Monsp. 295. Ger. Prov 260. Brunella Hysfopifoüa. C. B,
Pin. 2Ót* Brun4 angufhfolia integca hirfutior. MORIS. ffift*
III. p. 364. S. 11. T. 5. £ 7-
Ee 5
H 1 D£EJ*t lh ?TVK«
44-2 TWEEMAGÏI0E KRUIDEN.
IV* zet met fty ve Haairtjes. De Bladen zyn gepaard
^rxvELl of tegenover elkander, gelyk in alle de anderen ,
Hoofd- de Bloemen viermaal zo groot als in de Gemee-
*TVK* ne, zegt de Ridder.
4$?**** 0ïlder den bynaam van Indifche Bruïnelle field
de Heer N« L. Bürmannüs eene Soort(*),
met de Bladen langwerpig van boven gekarteld ,
Hoofdige Aairen en kanthaairige Blikjes , betrek*
leende daar toe de Javaanfche Bruinelle vanKLEiN*
bof , en aanmerkende , dat de Bladen eenigeiv
maate Haakig zyn als die van het Knoopbloemig
Yzerhard gedeeld (f). Zyn Ed. hadt ook een
andere uit Java ontvangen, die naauwlyks van
de Gemeene verfchilde, dan dat zy kleiner wa-
re. In Virginie groeit de Gemeene Bruinelle,
en eene die grooter is , met groote blaauwe Bloe*
men. Ik heb uit Japan een Takje, dat volgens
den Heer Thunberg de Gemeene zou zyn ,
maar 't Gewas komt my zwaarer voor ; de Bla-
den zyn Lancet vormig ongedeeld by de Bloem-
Aair, die de Blikjes byna rond en op de kant
gehaaird, met een zonderling Zeisfenvormig uit*
fteekzel heeft : de Kelken met lange fpitfe pun-
ten
(*) Prunella (Indica) Foh oblongis fuperne crenatis, Spi*
cis capitatis , Bra&es ciliacis. Burm. F/. Ind. p. 130.
(|) Fc!. fubuncinatis inftar Verbena nodiftor& petiolatfs.
Bit is my wat duifter, <kh dat de Bladen van dat Kruid niet
haakig noch gedeeld zyn , en , zo dezelven flegrs naar die
geleeken , dan moeften zy eene Wigvormige figuur hebben.
Ook begryp ik niet , waar in de Aairen van de andere Soor-
ten t die cok Hoofdige Aaii€n hebben , verfchilient
DlD^NAMIA. 443
ten en de Stempel is tweedeelig met omgekrom* IV.
de Enden , niet uitgerand , gelyk men elders Arx^EL,;
leest (*> De Meeldraadjes vind ik wel aan 'üHoofd-
end gegaffeld en aan de èéne punt de Meel-ST^K*
knopjes draagende , doch de Meelknopjes zyüfp£rJZT'
dubbeld Eyrond , twee endelings aan malkan-
der gevoegd met een middelftukje en daar mede
op het ééne puntje geplaatst ; zo dat 'er wee-
zentlyk agt zyn. Of dit ook in de Europifche
plaats hebbe, vind ik niet aangetekend,
C L E O N I A»
De vierdeelige Stempel onderfcheidt dit Ge-
flagt van het voorgaande. De Geflagtnaam is
by de Ouden bekend en voor Helenium of iets
anders gebruikt geweest.
De eenigfte Soort , daar in vervat (1) , groei- 1,
jende in Portugal en Spanje , gelykt veel hmL^*£
dc Bruinelle en is door fommigen daar toe be- p°rru-
trokken geweest. Zy heeft een gearmde Steng 5gecfche*<
ongevaar een Voet hoog, opftaande, vierhoe-
kig, met gepaarde Takken. De Bladen zynLan*
cetvormig, nietftornp, glad, uitgehoektZaag-
tan-
(*) Stigma emargïnatum. Gen. Plant. p. i6\.
(1) Cleonia. Syji* Nat. XII. Gen. 736. p. 404. Feg.XllU
p. 458. Mant. 414. Prunella Bra&ei$ pinnato - dentatis ci»
liatis. LOEFL. ït. 148. MlLL. Ic. 47. T. 70. Prun. odorata
?.us. Flore violaceo. BARH. Ic j6i. CÜnopodium Lus. fpU
catum verticülatum. Toubnf. Inft. isk. Bugula odorata Lu«
fïtanica. Moris. Hift. HL p. $9U S. jx, T. 5* £ 4.
}I9 DEEL, IX, STUS,
44* TwEEMACTIGÉ KRUIDEN.
IV* tandig. Aan 't end der Takken komen langwer-
Ar^EL> pige Aairen voort, met Lancetvormige Blikjes,
Hoofd, die aan 't begin Vinswyze getand, verder kant-
*TüK# haairig zyn , loopende in een flappen Borftel uit*
J*%°tzaamledei Blikje bevat een Bloempje, dat driemaal
langer is dan de Kelk, Pypachtig , met de Bo-
venlip klein en in tweeën, de Onderlip in drieën
gedeeld, van Kleur paarfchachtig blaauw, met
een witte Vlak in de onderfte Lip* De vier
. Meeldraadjes, twee zeer kort, hebben bene-
den de punt een zydtakje , dat Meelknopjes
draagt, welke eenigermaate naar de genen, die
ïk in de Japanfche waargenomen en zo even be*
fchreeven heb, fchynen te gelyken* Immers de
Heer Loeflikg befchryft dezelven , als bo-
ven en onder een byzonder Knopje maakende,
met een Knietje tusfehen beiden ,dat geen Stuif*
meel hadt ; doch in myn Voorwerp zyn zy vol-
komen afgezonderd en geelachtig , terwyl het
middelftukje regt is en van Kleur als de Meel-
draadjes, naamelyk roodachtig bruin. Het moet
een welriekende Plant zyn , volgens de Au-
theuren.
Het Prajium dat vier Besfen draagt, reeds
onder de Heefters befchreeven zynde ^ komen
wy thans tot het Geflagc van
P H R Y M A.
Dat door een enkel Zaad zig van alle de at>
deren van deezen Rang onderfcheidc.
Hier
D i r> y n A M i a: 445
Hier van is de eenigde Soort (i) een Ame- IV.'
rikaanfche Plant, die Yzerhard met een zeer een- xv^ •
voudige Aair genoemd is geweest door den Heer Hoofd*
Gronovitjs. Zy heeft breede getande Bla-STÜK*
den , die gefpitst zyn , twee over elkander en Pbryma
paarfchachtige Bloemen , met de Bovenlip twee- , c^y%t0^am
de Onderlip driedeelig , in een lange Aair ge- ??al^
fchikt, en een dun Pypswys' Kelkje hebbende , Aau1^
dat nederwaards knikt , aan den Mond ruig zyn-
de en één Zaadje, als een Tarwegraan, bevat*
tende. De Kelkjes zyn tegen de Takken aange-
drukt. Het groeit in Virgiuie op belommerde
plaatfen.
Ik gaa thans over tot den Rang der S c h u 1 1>
zaadigeNj onder de Tweemagtige Planten %
tot welke de meeften behooren van de genen,
die Toürnefort in zyne Klasfe , van Krui-
den met een Eenbladige onregelmaatige , fomtyds
Smoel- of Grynsachtige Bloem , geplaatst heeft.
Zy verfchillen van de Blootzaadigen , die ik thans
befchreeven heb , daar in , dat hier de Zaaden
in het Zaadhuisje zyn beflooten. Sommigen heb-
ben een twee, drie of vier , anderen en wel de
meeften eenen vyfdeeligen Kelk, Het Zaadhuis*
je
(i) Phryma. Syft. Nat. XII. Gen. 7*8. p. 404. Veg.XïlU
p. 4s 8. Am. Acad. III. p, 19. Leptoftachya. Mitch. Gen*
II. p. 34. Amaranthi Siculi Bocconts Spica &c. Pluk. A*
maltb. 59» T. 380. f. 5. Verbenaca Mariana Pet. Mus. 694*
Verbena Racemo fimplicisfimo &c, GRON* Virg< 52. R,
Lugdb. sio.
Ih Deel. IX, Stus
445 TWEEMAGTIGE K&uiÖËfï.
IV. je is, in omtrent de helft der Geftegteft , die ^
AFxv.EL#over de zestiS zyn> tweehokkig- Maar éêti
Hoofd- Geflagt is 'er onder , dat de Bloem niet ééü-
stük. bladig heeft. Het eerfte voert den naam van
Schudzaa
B A R T S I Aé
Dit Geflagt werdt door den Ridder benoemd
ter eere van een Pruisfifchen Doktor Bartsch^
die als Geneesheer van de Sociëteit naar Suri-
name vertrokken was * om de Studie der Na-
tuurlyke Hiftorie voort te zetten.
Hetzelve heeft een tweekwabbigen,uïtgeran-
den , gekleurden Kelk: de Bloem minder dan
de Kelk gekleurd , met de Bovenlip langst : het
Zaadhuisje tweehokkig* Vier Soorten $ meest
Europifche, komen 'er in voors als volgt.
(i) Bartfia met overhoekfe Liniaale Bladen
jende, zou men voor een Soort van Schurftkruid
aanzien. Het heeft Stengen van een Voet hoog,
met Bladen die als 't Hertshoorn verdeeld zyn
en een Bloemhoofdje dat zig rood vertoont i
doordien dc Kelken hoogroode randen hebben.
(i) Bartfia Fol. alternis Llnearibus utrintjue bidentatis.
Syji. Nat, XII. Gen. 739. p. 404. XIII. p. 4*9-
Clif. 325. GRON. Virg. 92. KALM. h. III. p. 100. Pedic.
f. Crifta: Galli afF. Virginiana. PLUK. Ah*. *8 3. T. 101. f.
$• Hormïnum tcnui Coionopi folio, Y'ug+ Moft, III* S. IXi
T. !$• f< 28.
coccina.
Hoogroo-
de.
zyn-
DlDYNAMlA. 44?
zynde voor 't overige groen , maar ieder omvat IV;
met een driedeelig Blikje, dat op ft laatfle ook A?D^m
rood wordt. De Bloem is Vliezig en bleek 9 Hoofd-
hebbende de Bovenlip gewelfd, de Onderlip STÜK*
driedeelig en naauwlyks zigtbaar kort. Het^f^"
Zaadhuisje is rond , ftomp , tweehokkig , twee-
Jcleppig , fpringende in twee dcelen open , en
dan zeer fyne glanzige Zaadjes uitwerpende.
(2) Bartfia met overhoekfe Lancetvormige ef- Bl*r\f(a
fenrandige Bladen, die by de Bloemen Ey- paiuda.
rond en getand. Bleeke'-
Door Gm el in is deeze, die naar de voor-
gaande veel gelykt, in Siberië waargenomen.
f3) Bartfia met de bovenfie Bladen overhoeks , Hl.
Zaagtandig, de Bloemen afftandig 3 sjrgïï^
delings.
Niet alleen in Italië, maar ook inProvence,
ja zelfs in Normandie en Betagne, als ook in
Engeland, groeit deeze Soort , op vogtige plaat,
fen aan Beekjes. Men vindtze Geel breedbla-
dig Oogentroost der Moerasfen getyteld door
Ray3 die ze in Cornwall en elders in Enge*
land hadt gevonden. De Steng wordt een Voet
hoog,
(2) Bartfta Fol. alternis Lanceol. integerrimis &c. Barts.
Föl. alt. bidentatis. Am. JLcai. II. p. 3*6.
(3) Bart (in SoU fuper. alternis ferratis &c. Huns. Angl%
333. Ger. Prov. z%i. Euphrafia lutea paluftris. Pluk. Alm*
ï4x» T. 27. f. 5, Ale&oiolophos Italica luteo - pallida. Babr»
Har. 109. T. 665.
n, msu IX4 STUK.
TWEEMAGTIGE KRUIDEN
IV. boog, zynde ruig en Lymerig, met getande
^Fx vEL' rimpelige Bladen, vry groote Bloemen en lang-
Hoofd* werpige Zaadhuisjes,
stuk*
ïv. (4} Bartfia met gepaarde Hartvormige fiomp
JjpLaia Zaagtandige Bladen.
Alpirchc.
Op de hooge Gebergten der Zuidelyke dee-
len van Europa niet alleen , maar zelfs der
Noordelyken , tot in Lapland , groeit deeze
Soort, die tot verfcheide Geflagten is betrok-
ken geweest* H aller hadtze , naar een ou-
den Kruidkenner , Staehelinia gety teld. Zy heeft
een Stengetje van naauwlyks een Span hoog ,
met korte , ongedeelde , Eyronde , getande
Blaadjes en een ruig gebladerd Hoofdje van vry
groote paarfche Bloemen.
Rhinanthus. Neusbloenu
De geftalte der Bloemen billykt de benaaming
van dit Geflagt , 't welke den Kelk vierdeelig
cn Buikig heeft, met een tweehokkig, ftomp,
famengedrukt Zaadhuisje.
Zeven Soorten , waar onder verfcheide uit-
heemfche , komen in 't zelve voor, als vojgt.
co
(4) Bartfia Fol. oppofïtis Cord. fobtufè fèrratis. TL Clifl
32 y. R. Lugdb. 298. Ger. Prov. 283. Fl. Suec. sis. FL
Lapp. 246. Euphr. rubra Weftmorelandica. Raj. Angl. 4.
p* 312. Pedicularis Genus montanum. Oed. Dan. T. 4$.
Clinopodium Alpinum hirfutum. Pjluk. Alm. 110, T. 165.'
f. 5. Teucr. Alp. Coma purpiuo - coeculeat G, 5, Fm 247,
Staehelina, Hall. Helv< $24,
f i ) Neusbloem met de Bovenlip Elsvormig IV.
en krom. Ar™;
Hoofd-
Deeze , door Toürnefort in de Levant «tuiu
gevonden 5 en wegens de Bloem , die als een i.
Olyphants - Snuit heeft , tot zyn Geflagt van otv^/lT
Elephas betrokken , heeft Stengetjes en Bladen Levantfch*
als het Haanekam - Kruid , ftraks volgende. De
Bloem heeft een breede Onderlip : de Bovenlip
maakt twee geoorde Vleugels , die de Meeldraad-
jes bevatten en een lange Snuit , welke zig om-
kromt en verbreedt , geevende de Stempel uit
van den Styl, die in de Snuit beflooten is, te-
genover de Meelknopjes. De geheele Bloem is
geel Saffraankleurig , maar het onderfte def
breede Lip witachtig. De Kelk 3 daar het hier
meest op aankomt , is vierdeelig , en heeft de '
eene Slip 3 agter de Snuic der Bloem, Eyrond;
de zydelingfen omgeboogen ; de vierde regt en
ftomp. Dit Kruid kwam hem in Armenië , aan
de Grenzen van Perfie, voor.
(2) Neusbloem met de Bovenlip Elsvormig en n.
In
(1) RMnantbus Corollïs Labio fuperiore Subulato incarvo.
Syfl. Uat> XU. Gen. 740. p. 405. Peg. XIII. p. 459. Ele-
phas Orientaïis Flore magno Proboscide incurvi. Töurnf*
Cor. 48. h> II. Tab, p. 126. Reize* bl. 113.
(2) Rbinantbus Córolk Labio fuperiore Subulato re&o. R.
Lugdb. 298. Elephas Campoclarenfium. Col. Ecpbr. I. p*
186. T. 188. Euphrafia lutea Floribus Klephantis &c. Mo*
F f £IS«
II. DEIL. IX. STVBi
45° TwEEMAGTICE KRUIDEN.
IV. In Italië groeit , op lommerlyke plaatfen in
^Fxv^L' Berg - Valei jen , die Kruid, waar aan Colum*
Hoofd- ka» om gezegde redenen, den naam van Ele-
STÜK# fhas , dat is Olyphant , gegeven hadt. Het
Scbmizaa- heeft vierkante Sappige Steng, met gepaar-
de Bladen , als die van Munte of Water -Look,
en bloemen die geel en ten deele Goudgeel zyn
met paarfche Vlakjes, den Smoelen Snuit van
een Olyphant eenigermaate vertoonende. Het
Zaadhuisje is vierkantig , niet volkomen plat ,
tweehokkig , met Zaaden als Geerstkorreltjes ,
Afchgraauw en gerimpeld.
nu (3) Neusbloem met de Bovenlip famengedrukt
Rhinanthus . m
Crijta
Hatenckam. Zeer algemeen groeit dit Kruid in de Velden
cn Koorn- Akkers van Europa. Het voert by
ons den naam van Geele Ratelen , om dat het
Zaad in de drooge Zaadhuisjes rammelt , en van
Haanekammen , wegens de groote Eyronde Zaag.
tandige Blikjes , die het by de Bloemen heeft.
Het Landvolk noemt het, op fommige plaatfen,
Hor*
Bis. Htfi. III. p. 4U. S. 11. T. 14. f. 14. £# Elephas Or.
ril parvo &c. TOURNF. Cor. 4g. It, III. p. 54.
(3 ) Rh'mantkus Coroll. Labio fuperiore corapueslo breviore.
GORT. Belg. 174. KJRAAf. Auftr. I8i* Flé Suec. 503. Fl.
Lapp* 248. Goüan Monsp. 296- &c. ## Pedicularis Praceafis
Iutea.fi- Crifta Galli. C E. Pin. 163. DQD. Pempt. SSS.LOB*
foy S*9- &, Crifta Galli anguftifolia Montana. C. B. Pin*
|f$ Prodr. 86. Crifta Galli foemina» J, B. Bijt. III. p*
D I V Y N A M I A. 4§ï
Horde : de Franfchcn [Crête de Coq f dat is Haa- IV:
nekam ; de Engelfchen Rathl of Coxcombre. De A™EEti
hoogte is fomtyds anderhal ven Voet5 het heeft Hoofd-
de Bladen Lancetvormig fpits en fche*p Zaag- STUK»
tandig, glad, de Bloemen geel. Het verfchiltin^£f^*
de breedte der Bladen en hoogte naar de Groei-
plaats , komende op de Gebergten wel een Elle
hoog voor. Ook heeft men een Wyfje, dat
kleiner was , van het Gemeene als Mannetje
ohderfcheiden. Men ücht het een fchadelyk
Onkruid en het is nergens toe dienftig , maa-
kende het Zaad , onder Tarw gemengd 3 fom-
tyds het Brood blaauw, doch niet nadeelig(*)#
(4) Neusbloem met ruig - Wollige Kelken en tv*
gepaarde ftomp Zaagtandige Bladen ; de ^%™f0f
Steng zeer eenvoudig* LevamfcW.
Aan de Kusten van de Middellandfche Zee y
tot in het Beloofde Land , vindt men hier en
daar dit Kruid > dat Columna dpulifche Trixago ,
met een enkelde Steng ,getyteld heeft. Het heeft,
naamelyk * Bladen byna als het Gamanderlein 9
welk
(*} AB. UrAtifldV. 17 IS. fee. HALLERUM.
(4) Rhinanthus Calycibus hirfuto • tomentofis &c. GOUAN
Monsp. 296. Barcfïa Fol. oppofitis &c. Sp. Plant. I. p. 6oz.
Trixago Apula uiiieaulis. COL. Ecphr. h p. 199. T. 197,
MoRIS. Hifi. III* P* 4*7. S. 11. T. 24. f. 8. Crifta Gallt
fpicata, Fl. luteo magno, MesfanenGs. Raj. hifi. 769. Cha-
macdrys unicaulis fpicata. C. B. Pin. 248. Antixchinum folio
dislefto. C. B. Pin* 21 u
Ff 2
II, DEEL. IX, STUK*
4J* TWEEMAGTICE KRUIDEN,
IV. wdk Pliniüs Trisfa^o zou genoemd heb^
AFxvfL*ben. De Steng is ongcvaar een Voet hoog,
Hoofd- maakende een lange Aair , met Bloemen , die
stuk. een snu{tige Bovenlip hebben , paarich van Kleur*
ii^tlzaa' Daar op volgen ronde fpitfe Huisjes, een geel
Zaad, zo fyn als Zand, bevattende*
v. (5) NeusWoem met Wollige Kelken , Eyronde
CaptnfuT Blikjes en Lancetvormige getande Bladen.
Kaapfch.
Deeze Kaapfe, voor heen Buchnera genaamd,
gelykt naar de voorgaande zeer , doch worde
door ?t droogen geheel zwart. De Bladen zyn
Lancetvormig en hebben wederzyds maar vier
of drie Tanden. De Aair is langwerpig , met
Wollige Eyronde, een weinig gefpitfte Blikjes.
Zy beftaat uit Wollige , vierdeelige , (lompe
Kelken , gelyk in het Haanekam -Kruid, zegt
de Ridder.
1 d'lls t^) Neusbloem met byna Lancetvormige Haai-
oostini- rige geheel effenrandige Bladen.
Iche.
LiNNiEus hadt de bepaaling dus gemaakt,
om dat in de Plant , door hem onderzogt , de
Bla-
(5) Rbinanthus Cal. tomentofis &c. Buchnera Africana,
Fol. dentatïs oppofitis. Sp* Plant* 879* Am. Ac ad. VI. jifr.
18, Pedicu.'aris jfcthiopica Rutae Caninae afpero & fragili fo-
lio. Pluk. Alm. 283. T. 310 f. 2.
(6) Rbinanthus FoJ. lublanceolatis , Pilofis, integerrimïs*
FL Zeyl. 2} 8. Hysfopus Zcyl. tenellus Pratenfo. BURM. ZeyU
222. Burm. Fl. Ind. nu T. 39. f". 1 ft. Veronics affinis
Indlca tenuifolia &c, Pluk» Alm. 384. T. 114. f.
DlDYNAMlA. 453
Bladen alleenlyk gehaaird , doch geheel effen- IV.
randig waren. Zy zyn, ondertusfehen ,weldui~ Af£eeï**
delyk getand of ingekerfd , in de Afbeelding Boofd^
van den jongen en in de befchryving wordt dooi STUK«
den ouden Heer Burman gezegd, dat zyge-^f'f*'"
karteld waren , en wel in beiden ,• want ik weet
niet welke Ceylonfchemet de aanhaaling bedoeld
worde ; of die welke enkel Wila , of die wel-
ke Welakola heet, hebbende den Reuken Smaak
van Thym (*J. Hoe 'tzy, de afgebeelde heeft
een lange Bloem *Aair: des die van Plu ke-
n et 5 met zeer dunne Bladen en byna Kroon-
tjes - Bloemen , hier weinig ftrooke.
(7) Neusbloem met een gaapende Keel; de vu.
Bladen uithoekig getand. vt^nkuu
Virginifche.
Virginie is de Groeiplaats van deeze laatfte
Soort, welke , door den Heer Clayton,
Geel Vingerhoe dhruid met ingefneeden Bladen
was getyteld. Hy merkt aan, dat hetzelve de
Knopjes der Meeldraadjes ruig en tweedee-
lig heeft,
E u-
(*) In Flora ïndica is aangehaald Hysfopus paiuftris rc-
fms tenellus Odore Thymi. Burm* Zeyl. 123 ; doch daar
ilaat Fol. crenatis, en repens fchynt zo weinig met de Af-
beelding voorgemeld overeen te komen als FoU crenaüs met
de bepaaling.
«(7) Rhinanthus Corollis Faace patentibus > FoU finuato-
stentatls. Gkon. Pirg*
Ff 3
11. Deel IX» Stuk.
4J4 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Euphrasia. Oogentroost.
Afdeel.
XV
Hoofd- De Kelk is vierdeelig en Rolrond in dit Ge-
stük. flagt , 't welk een Gelipte of Smoelachtige Bloem
Schuiizaa- heeft, met de onderfte Meeldraadjes aan deeene
Kwab van onderen gedoomd en een tweehok-
kig langwerpig Eyrond Zaadhuisje.
Hier komen zeven Europifche Soorten in voor >
naamelyk
i. (i) Oogentroost met Tandswys' gepalmde Bla*
frtifiifJÏ* en byna Hoofdjes - Bloemen.
Breedbla-
dis* In Italië en de Zuidelyke deelen van Vrank-
ryk groeit deeze 5 die een Stengetje niet hoo-
ger dan een half Voet heeft , enkeld of getakt ,
met eenige weinige dikke , ruige , byna ronde
Bladen , omringd , welke door diepe Infnydin-
gen als Handpalmswys' verdeeld zyn. De Bloe-
men komen 3 Aairswyze , met haar tweeën uit
zekere Blaasjes voort: zyzyn paarfch van Kleur,
en daar op volgt , in de gedagte Blaasjes , een
langwerpig hoekig Zaad.
De Heuvels bekleedt dit Kruidje., in Italië,
by Rome , als ook by 't Eskuriaal, in Spanje,
als
(i) Euphrafia Fo!. dentatc - palmatïs , Flor* Uibcapitari/.
Syft. Nau Peg* XII- Gen* 741. p. 405. Veg. XIII. p. 460.
GOUAN Monsp. 296. Euphrafi* purpurea tuinor. C. B. Prodr*
in. Magn. Monsp. T. p. 95. EuphraOa Pntenüs latifolia
ItrJica, C. B. Pin. 234. Euphrafia 3 latifolia Pratenfis. Col.
Ecphr. 200. T. 202. f. 1. Odontites Folf circa Rad. oratis
feuatis Sec. Seg, Fert J. p« 270.
D I I> Y N A M I A. 455
als een Tapyt > zegt Bauhinüs. Het is bit- IV.
ter en werdtvan de Apotheekers voor de Twee- êm^J*
de Euphrafia van Matthiolus gebruikt, Hoofd»
zoColumna meldt* stuk.
(2) Oo^entroost met Eyronde gejlreepte Jpits
t n? j Euphrafia
getande Bladen. ojjicinaiis*
Gemeen.
Dit Kruid groeit overal wild in ons Werelds*
deel, wordende in *t Franfch Èufraife, in'tEn-
gelfch Eyebrigt , in 't Hoogduitfch Augentrost
geheten. W y noemen 't Oogentroost , en die
benaarning heeft het wegens eene onzekere of
niet genoeg beproefde nuttigheid tegen Oog-
kwaaien. Sommigen pryzen het gedeftilleerde
Water , anderen het Sap , anderen het Aftrek-
zei der Bloemen , daar tegen aan. Het Kvuid is
bitter en kan dus als een Maagmiddel of ook te-
gen de Geelzugt dienen , zo Boerhaave
verhaalde. Of het hier van den Griekfchen
naam, die verheuging des Harten betekenen zou 3
bekomen hebbe , is niet zeker.
Takkige of ook enkelde Stengetjes 9 van een
Span of wat hooger 9 met ongedeelde % ovaal-
achtige gefpitfte Bladen 5 die fcherp getand zyn ,
en van onderen geribd: Bloempjes in de Oxe-
len
(2) Euphrafia Fol. ovatis lincitis argute dentatls. frlaut
MtL 315» GORT. Belg. 174. Fl. Succ. $\6> FU Lapp. 247.
Kram. Auft. isi. Gouan Monsp. 297» Hall. Helv. 62S.
R. Lugdb. 299. Euphrafia Ofïïcinarum. C. B. Pin. 253. Eu*
phrafia. CAM. Epit* 7C7. Dgd. Pempt* 54* lc. 49$.
Ff 4
IL DEEL: IX. STUK,
4SÓ TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. len hebbende , die als Aairen maaken , met de
AFxvf L# Bovenlip opftaande , de Onderlip in drieën ver-
Hoofd- deeld, wit met paarfcheen geele Stippen; waar
STUK# op een langwerpige Vrugt volgt , die in twee
Sebuiizaa- jrj0]cjes veeie kleine witte Zaadjes bevat. Zo
wordt dit Kruidje befchreeven, dat ook voor-
komt met witte en met Bloemen die paarfchach-
tig blaauw zyn , of ten deele wit , ten deele
paarfch,
ui. (3) Oogentrooft met Liniaale 'driepuntige
data.
Driepuntig. Oogentrooft met Liniaale Bladen , du
odZites. allen Zaa&tandis w*
Tandig.
v. (5) Oogentroost met Liniaale Zaagtandige Bh"
GefiT" ^en> ^e ^ovenften ffinrandig.
Van deeze drie groeit de ecrfte in Italië , zo
wel als de laatfte , die ook in de Zindelyke dee-
len
(3) Ettphrafia Fo!. Lïnearibus tricuspidatis. PLUK. Alm.
142. T. 177. f» x* Zanoni Hifi. 110. T. 76.
(4) Euphr&fia Fol. Linearibus omnibus fenatis. GORT*
Belg. 175. Fl. Suec. 517» GOUAN Momp. 297. R. Lugdb. 299.
Euphtafia Pratenfis rubra. C. U. Pin. 334- £uphra£a altera.
Dqd. Pempt. 55, fi% Euphrafia fylv. major purpurea latifolia.
Col. Ecphr. I. T. p. *oj. f. 1. Pedicularis ferotina purp.
Flore. Tour n F. hft* 172..
(5) Euphrafia Fol. Linearibus ferratis &c. Leys. Hal.
EuphraGa Pratenfis lutea. C. B. fin. 234. Euphraua lutea
montana anguftifoljte major altera. Col. Ecphr. I. p, 204,
T. 203* Pedicularis ferotina lutea. Toürnf. Inft. 172.
D i d y n a u i a; 457
lc van Vrankryk en elders voorkomt ; maar
de middelde is overal, zo wel als in onze Ne- A Jj^L
derlanden , vry gemeen* Men vindtzeovervloe* Xv. *
dig op vogtige Zandgronden , aan de Wegen en Soofd-
kanten der Koornlanden , by Haarlem , Alkmaar , *TÜJr*
Utrecht, Zwoll, in Gelderland , enz. Hier van /p"Jjj£
maakte Dillenius zyn Gellagt van Odonti-
les, in navolging van Rivinus, die ook het
Geele Oogentroost daar toe betrokken hadt :
niet wegens de Getandheid der Bladen, maar
om dat fommigen dit Kruid oordeelen het Odon-
tites van Pliniüs, dus wegens de Genee-
zing van de Tandpyn genaamd, te zyn. Het
heeft paarfche Bloemen, welke, zo wel als die
van het Geele, meer naar de Bloemen van het
Luiskruid gelyken , wegens de Bovenlip : des
ook Tournefort deeze beide Soorten tot
dat Geflagt betrokken hadt.
(6) Oogentroost met Liniaale Bladen , die aU vr.
len effenrandig zyn> en gladde Kelken. lutflÉ*
Vlafdl*
(7) Oogentroost met Liniaale Bladen en £y«Ma<%.
merig-Jtekelige Kelken. vhcofa
Dee-Lymerifi*'
(ö) Euphrafia Fol. Linearibus omnibus integerrimis , Cal.
glabris. Ger. Prov. 28 5» Euphrafia Fo!. Vmi anguftioribus.
C. B. 234. Euphrafia Linifolia* Col. Ecpbr. II. p.df.
T. 69.
(7) Euphrafia, Fol. Linearibus , Cal. glutinofo - h'spidis.
GtR. Prov, 285- Pedicularis annua lutea tenuifolia viscofa
Forrum redolens Tournefoitii. Garid. 4ix. 351, T. so.
Ff 5
U* Deel, ix, Stuk,
458 TWEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV. Deeze beiden > in Italië , Switzerland en de
AFxv!L Zuidelyke deelen van Vrankryk , voorkomende ,
Hoofd* verfchillen weinig , dan in de fmalheid der Bla-
stuk. ^en^ vaQ Geele Oogentroosu Tour.
Muiizaa- ^ nefort gaf de laatfte den Reuk van Ap-
„ pelen ; wat my belangt > (zegt Garidell)
3y ik vind dat zy byna den Reuk van Meloenen
„ heeft*" Hy heeftze fraay in Afbeelding ge-
bragt en zegt dat ze gemeen is op woefte Vel-
den in Provence.
Alle de Soorten van dit Geflagt zyn Onkruid %
dat jaarlyks vergaat en uit gevallen Zaad weder
voortkomt. De Heer N. L* Bukmannus
heeft een Kaapfch Oogentroost , met Eyrond-
getande Bladen, opgetekend (*}.
Melampyrum. Zwartkoorn.
De Bloem heeft , in dit Geflagt, ook een
vierdeeligen Kelk; de Bovenlip is famengedrukt ,
aan den rand omgeboogen : het Zaadhuisje twee-
hokkig , fchuins, aan de eene zyde gaapende;
waar in twee bultige Zaaden, die naar Tar-
wegraan gelyken , zo Tournefort aan-
merkt» en zwart zyn, waar van de Griekfche
Geflagtnaam , die Zwartkoorn betekent 5 zyne
afkomft heefu
Het bevat de vyf volgende 2 altemaal Euro-
pïfche, Soorten.
(O
(*) Eupluafia (Capsn/ls) Folüs ovsto .clematis, Burm* FL
Cap* Frodr* p. ia«
D i o y n A ra i 459
( i) Z wartkoorn met vierhoekige Aairen } Hart- IV.
vormige Blikjes, die getand zyn en Schubs-^*^h*
wyze digt op elkander leggen. Hoofd.
Deeze Soort heeft Aairen, die uitKamswy- r.
ze Blikjes beftaan , en voert daar van den by-
naam. Het groeit niet alleen in de Noord elyke , Q^om(j,
maar ook in de Zuidelyke deelen van Europa %
gelyk in Switzerland en Provence, komende al*
daar op het Gebergte , in Bosfchen en op
woefte Velden voor. De Steng is omtrent een
Voet hoog met fmalle Blaadjes als van Vlafch-
kruid en geele Bloempjes , die aan 't begin pur-
perkleurig 3 en geel gebaard zyn, hebbende de
Bovenlip wit of paarfch , zo de Heer H al-
ler aantekent*
(2) Zwartkoorn met Kegelachtige losfe Aai" Ifc
ren en Borftelig getande gekleurde Blikjes. AkSg*
C3) Zwartkoorn 972^^ de Bloemen zydelings 111.
Nemoro/um*
WW- Lommerig.
(1) Melampyrum Spicis quadrangularibus &c. Syfi. Nat.
Xir. Gen. 74i« P* 4°ö. V*g- XIII. p. 460. Fl. Suec. g\o f
5 45. Melamp. lut. anguftifolium. C. B. Pin. z\ 4. Mei. lut.
Linariae folio* C. B. Prodr. 112. Mei. anguftifoU criftauim.
Pluk. Alm. 249. T. 99» £ Ger. Prov. 295.
(z) MeUmpyrum Spicis Conicist laxis &c. FL Suec4 511 f
546* Gort. Belg. 17$. Gouan Afonsp, 297. MeL Bol. la-
ciniatis laxe fpicatis. B.« Lugdb. 298. Mei. purpurascente Co-
ma. C. B» Pin. 234» Triticum Vaccinum. Dod. Pempt*$+u
Lob. /<?. 37.
(3; Melampyrum Flor» fecundls lateralibus &c. FL Suec.
512,
II* üeei,, IX* Stuk*
460 TWEEMAGTIGÉ KRUIDEN.
over éénen kant j getande Blikjes > de bo-
venften gekleurd en onvrugtbaar : gewolde
Kelken.
(4) Zwartkoorn met de Bloemen zydolings over
éénen kant; de Bladpaaringen ver van el-
kander; de Bloemen gejlooten.
(5) Zwartkoorn met de Bloemen zydelings over
éénen kant ; de Bladpaaringen ver van eU
kander; de Bloemen gaapende.
Deeze Soorten kan men aanmerken als Ver»
fcheidenheden van het Kruid 3 dat men in Vrank-
ryk Blé de Vache of de Boeuf> in Engeland Cow-
Wheat , in Duitfchland Kuh- Weitzen noemt;
welk alles betekent Runderen - Tarw , met het
Latynfch woord Triticum Vaccinum overeen *
komftig. In 't Hoogduitfch noemt men 't ook
Fleifchblumen > dat is Vleefchbloemen en in Bra-
bant Peertsbloemen, zonder dat ik van die twee
laatfte benaamingen eenige reden weet* Men
wil, dat het Rund- en Wol vee, dit Kruid on-
der
512, 547. Oed. Z>.'»;. 305. Melampyrum Com& cocrulea. C.
B* Pin 234. Pariciaria fylv. prima. Clus. Hifi* ih p. 44.
(4) /Melampyrum Flor. fee lateral. &c« FL Suec. 513,543.
Gokt, Belg. 175. Kram. Aufir. 182, Mei. Fol. Lanceolatis.
FL Lapp* 240. Melampyrum luteum latifolium. C. B. Pin.
(5) MeUmpyrum Flor» fee. lateral. &c. FL Suec. 514 %
549. Melamp. Flor. fparirs lêsü'libus binatis &c. HALL. ïJelv.
627. Melamp. latifol. Fl. parvis luteis. CelS. Ups, 32, Oe$.
X)*n* 14*. FL Lapp* 240, GER» Frtv, 285»
IV*
AfdeeU
xv.
Hoofd*
STUK*
IV.
Jllelampy-
rum Pra»
tenfe*
Veldig.
V,
Sylvati*
turn.
Bosfchig.
£) i D Y V A M I A* 4öt
der *t Gras eetende, daar vet van wordu De IV.
Boter, zegt men , maakt het hooger van Kleur. ^™rzu
Misfchien brengt het de Paarden ook wel in 't Hoofd-
Vleefch : doch Paardebloemen is een geheel an- ÖTÜïc»
der Kruid. Sommig Landvolk noemt het Hengel 9^p^fa°J
of wel de Geelbloemige Geldig gebynaamd,
die , zo wel als het Akkerige , in onze Provin-
ciën gevonden wordt*
Men houdt het voor een Miswas der Tarwe y
zegt Lobel, van het laatstgemelde fpreekende
en merkt aan , dat het Aairen heeft als Vosfe-
Staarten* Dit groeit fomtyds een Elle hoog. De
andere Soorten vallen laag er en verfchillen als
gemeld is.
L a t h r m a. Schubworteh
De Kenmerken van dit Geflagt zyn ook een
vierdeelige Kelk ; een neergedrukte Klier aan >t
onderfte van den Naad des Vrugtbeginzels , en
een eenhokkig Zaadhuisje.
Onder dien vreemden naam begryptde Rid-
der vier Planten, die als byzondere Geüagten
door Tournefort voorgefteld waren. De
voornaamften hebben den Wortel als uit Schub-
ben famengefteld en daarom noem ik ze Schub'
wortel. Zy maaken de vier volgende Soorten uit,
(i) Schubwortel met een onderaardfche ge- ï.
takte Steng enopgeregte eenzaam Bloemen* cÜtjit*
Dee-™\
Verborgen*
(i) Latbr^a Caule Ramofo fwbterreftri $yft% Nat. xth
Gtti
462 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Deeze was Clandejlina genoemd 3 om dat zy
Afdeel. j]aare gteng onder den Grond verborgen houdt.
Hoofd- Men vindc ze deswegen Verborgen Kruid of
stuk. Clandejline de Leon getyteld. Het groeit in lom-
&l>«Uzaa' merryke Bosfchen van Vrankryk, Italië, Span-
je ^ en de Pyreneen. Op den Grond maakt het
plaggen, gelyk het Huislook* uit veele Schub-
ben famengefleld , welken ieder een Bloem uit«
geeven , veel gelykende naar die der Haanekam-
men of Geele Ratelen van onze Velden , wel
twee Duimen lang, meest paarfchachtig, doch
ook fomtyds wit van Kleur. Op fommige plaat-
fen fchynt dit Gewas met zyne Takjes boven
den Grond te ryzen , gelyk Burserus het-
zelve dus op de Pyreneefche Bergen vondt: op
anderen is het zelfs met zyne Bladen geheel on-
der den Grond verborgen , gelyk Dalechamp
hetzelve in Spanje waarnam, komendede Bloe-
men alleen te voorfchyn. 't Is nu juist tweehon-
derd Jaar geleeden , dat hy hetzelve de eerfte
maal ontdekte te Pancorvo 5 in 't Stigt van Bur-
gos , aan den Grooten Weg , naby de Bronnen
van Hontoria, uit welken een Rivier ontipringt
die
Gen. 74S. p. 40$. Vtg. XIII. p. 450. Lathr. Fol. Cordatis,
Flor, Fasciculatis. GUETT. Stamp, 454* DAUB. Par. 191.
Clandeftina Flore fubcoeruleo. ToüRNF- Inft. 6$i. Dentaria
aphyllos fl. purpmeo. RAJ# Hijl. 1230. Orobanche Flore
majoie &c. C. IS. Pin. 87* Prodr. 31- RuDB. Elys. II. p.
233*^ H & 2*9« f. 2. MoRIS. III. S. 12. T. 16. f. is*
Planta clandeftina , Madrena. Dal. Hi/h 960. g# Clandeftina j
Hadroniia , occulta. BoftEL, Oks, 50. Cent» u
die in de Ebro valt. Daar maakten de Bladen IV;
aan de onderaardfche Takken een Soort van Pyn- At^u
appelen , gelyk hy 't zelve afbeeldt; waar vanHooFD-
de Barbiers zig bedienden om Schurfte Hoofden STÜK«
te zuiveren* Want deeze Plant bevatte een /p^faT
fcherpachtig of zeer doordringend bitter Sap %
en werdt in 't Graaffchap Pernia, daar zy in een
JBofch overvloedig groeide, Madronna geheten ;
als zynde byzonder dien (tig om de Vrouwen
te redden van Onvrugtbaarheid. Koeken in Bo-
ter gebakken van Tarwe -Meel , dat met het
Sap daar van beflagen was, hadt hy in dat op-
zigt veel zien uitwerken. Een Vrouw van vyf-
tig Jaaren , onder anderen * werdt daar door
genezen van een langduurige Ziekte , krygende
de Stonden wederom , en brengende een Zoon
ter wereld (*).
£a) Schubwortel met Klokswys* gaapende n.
Bloemen.
Gaapend,
Naar het doorluchtige Geflagt van Phelypeaux,
in Vrankryk,'twelk voornaame Mannen, Veor-
ftanders der Natuurlyke Hiftorie* heeft uitge-
leverd, hadt TouRNEFORT dit Kruid gety-
teld, waar vanhy een Portugeefch met geeleen
een Levantfch met hoogroode Bloemen , beiden
door
(*) Kift. dn Plant, de Lyon. Tom. I. p. 960,
(2) L^thrda Corollis campanulato- païentibus. Plielypaa
Lufitanica FL lmeo. fi. Phel. Oïientalis Flore coccinco*
ToUBNF. Or. 47, Tab. 47^
464 TWEEMAGTIGB KRUIDEN.
IV. door hem waargenomen , kende. Het eerftewas
Afdeel. een Sappig Plantje, van anderhalve Handbreed
Hoofd- hoog, op 'c end van een gebladerd Stengetje,
stuk, ais van Huislook, drie of vier groote, ïrech-
Sebmizaa- terachtige, geele Bloemen uitgeevende*Het bloeit
in 'c Voorjaar en is zeer fraay.
in. (3) Schubwortel met de Lippen der Bloemen
xtht&a
hlatum*
Levamfch*
'^Matum. onverdeeld.
De Bloem is in figuur zeer verfchillende ,
doch het Zaadhuisje byna eveneens, in dit Kruid*
je, door den zelfden Kruidkenner in de Levant
waargenomen, en dusgenaamd in navolging van
Cor dus , als een Plant die geene Bladeren heeft.
iv. m (4) Schubwortel met een zeer eenvoudige Steng
EuropUch?' en hangende Bloemen, die de Onderlip drie*
deelig hebben.
Zeer fraay vindt men dit zonderlinge Kruid ,
dat men Onblatt of Schuppenwurtz in Duitfch-
land noemt, by Mentzel afgebeeld, die
aantoont , hoe de Steng gedeeltelyk voor Wor-
tel
{3) Lüihr&a Cor. Labiis indbifis. Anblatum Oriëntale
ïlore purpwascente. ToüRNF. Cor. 48.
(4) Latbraa Caule fïmplicisfimo &c. Fu Suec. jis. Kram,
Auftr* 182. GORT. Ingr. s>8. OED. Dan* SquamariaRi-
vini 6c Loniceri. Hall. Eelv. 611. Anbiatum. Dod. Pempu
553. Dentaria major. Cam. Epit, 705, Clus. Patin, ^z.
Anbï. FL e rufo candicante. Tournp. Cor, 48 ♦ Orobanche
Rad. dentati major* C. B, Fin* 88. Ment*. T» 3,
£) i D Y N A M I A* 465
tel verftrèkt en zege , dat het in Pruisfen en 'c ÏV«
Brandeüburgfe menigvuldig voorkomt onder lom- Ap^iti*
merryke Beukeboomen, eerst als .een Kam naar Hoofd*
den Grond gekromd, vervolgens tot een Span5TÜK*#
hoog zig opregtefide. Het Stengetje draagt
over de ééne zydc * een Aair van greote rond-
aebtige paarfche Schubben , waar tusfeben rui-
ge Kelken 3 de Bloemen bevattende, die een
paarfche Boven- en witte Onderlip hebben. De
Wortels zyn wrang en bitter. Het gedeftiU
leerde Water van dit Kruid pligt tegen de
Vallende Ziekte in gebruik te zyn*
SCHWALBEAè
Ëen vierdeeüge Kelk, met debovenfle Kwab f.
zeer klein, de onderfie zeer groot en mtg^s'hwalhéa
rand, onderfcheidt dit Gefiagt, waar van maar Amen-
ééne Soort is (i) , in Virginie groeijende. De-kaanfcije'
zelve heeft een enkelde, nietTakkige jOpftaan-
de, ruigachtige, vierhoekige Steng, met Lan-
cet vormige ruige, doch niettemin zagte Bladen f
uit wier Oxelen de Bloemen voortkomen, die
donker -rood zyn, PypacÜtïg , in twee Lippen
verdeeld, waar van de bovenfte geheel is en ge-
welfd , de onderfte driedeöligé Zy hebben een
ruig*
(t) Schwalbea. Syfl. Nat. Veg. Xl!L Gen, 744- P-
Pe%. XV U p. 46 *« Gron. Virg. 92. Eu^h*afia majot Mariana §€Qt
Pluk. Mant» 71* T. 3^2 . f, 2 ?
Gg
ïh Deel IX, stuk*
466 TwEEMAGTtGE Kruiden*
IV. ruigachtigen geftreepten Kelk. In Mey bloeit
Afdeel. ^ Kruij f welks Vrugtmaaking nog nader on*
Hoofd- derzoek vereifcht.
stuk ;
Scbutlzaa- T O Z Z I A.
De Kelk is vyftandig , het Zaadhuisje een*
hokkig5 Klootrond % eenzaadig in dit Geflagt*
ï. \ welk ook tot nog toe maar ééne Soort bevat ( I ) ,
Atyna!* gebynaamd naar de Groeiplaats op de Alpifche
Aipifche. ]3ergen in Switzerland, Ooftenryk, Italië en de
Pyreneen. Daar groeit dit Kruid op vogtige
ruuwe plaatfen , Hemelhoog. Michelius
heeft 'er een Geflagt van gemaakt, onder den
naam van Tozzia , naar den geleerden Kruidken-
ner Pater Tozzi , die alleen deeze Plant in
Toskanen hadt gevonden. Anderen hebbenze
tot het Oogentroost > Tandwortel ? enz. betrok-
ken gehad.
Uit een aartig, fyn, als met Muizen- Tand-
jes gefchubden Bol , geeft het een Steng van
omtrent een Elle hoogte , Takkig, vierkant , met
Blaadjes als van Gamanderlyn s tegenover el-
kander , uit wier Oxelen Goudkleurige Bloem-
pjes
(i) Tozzia. Syft. Nau XII. Gen. 745. p, 406. Veg. XIII.
p. 45i. Tozzia Alpina lutea, Alfines folio. JMich. Gen. 20.
T. 16". Euphrafia lutea AUinefolia , Radice Squamata. C.
B. Pin. 234. Prodr* 111. Dentaiia Buguloides, Radice glo-
bofa, Squamulis Myodontoideis , Alpin2. Mentz. Pug. T#
f. j, 4. Orobanche Buglosfoides. &c. Moris. III. S. 12.
T. 16. Anonyma f. Gxegorii, Radice Dentari*. COL. Ecpbr*
D I D Y N A M I A. 46?
pjes voortkomen , die byna in vy ven egaal ver- IV.
deeld zyn , doch zodanig , dat twee deelen tot /Vfxdve^l*
de Boven* drie tot de Onderlip behoorcn. Hier Hoofd.
op volgen kleine rondaeh:ige Zaadhuisjes, inSTÜK*
tweeën open fplytende en een rondachtig Zaad- f^mlll
je bevattende. Halles zegr , dat de Zaaden
Kegelvormig gefpitst zyn en donker van Kleur.
Hy merkt o^k aan , dat M e n t zel den Wor-
tel te rond heeft afgebeeld, alzo dezelve lang-
werpig is. Moriscn niettemin heeft zyne
Afbeelding van dien Autheur ontleend.
Zie hier , met hoeveel gemak wy de Vrugten
plukken van het Zweet dier onvermoeide Gees-
ten, welke geen gevaar ontzien hebben om de
Kruidkunde te verryken. Mentzel verhaak ,
met welk een moeite hy, in de Maand Mey des
Jaars 165-4. , tot ontdekkinge kwam van dit aar-
tige Gewas ; op den top van een der hoogfte
Bergen van Dukfchland , hangende als \ ware
over 't Steedje JVlit ten walde, in 't midden tus-
fchen Infpruk en Munchen , daar de Rivier Ifer
oirfprong neemt , die üerk afloopende in den
Donau valt. Hier begaf hy zig 's middernagts,
alleen t uit den Herberg, naar dien Berg, en
hadt voorts den geheelen volgenden Dag noo-
dig, om deszelfs Top te beklimmen. Midde*
lerwyl zag hy rondom zig niets , dan de Toppen
der nabuurige Alpen met Sneeuw bedekt en
fpringende Damherten of Steengeiten ; het Sreed-
je, daarbeneden, naauwlyksonderfcheiden kun-
nende , wegens de Wolken , met Donder en
Gg 2 Blik*
II. DESLt U? $TUXi
468 TwEEMAGTIGE KrUIDEhJ
IV BHkfem gemengd , die als onder zyne Voeten
Afdeel, zweefden. Eindelyk, den Top bereikt hebben-
Hoofd- de , deedt zig aan hem , tusfchen bet gruis van
stuk. gebroken Steenrotfen , die nog nat waren van
Stbuiizaa- ~je gefmoiten Sneeuw , dit Kruid op, 't welk
door zyne onverwagte verfchyriing , op zulke
afgelegene plaatfen , ook andere Kruidleezers
verrukt he< ft. In Switzcrland hebben Scheüch.
zeh, H aller, Gag neb in, hetzelve aan
dt kanten der Ysk^lken en op Toppen der fteil-
fte Bergen waargenomen: zo dat het, als 't wa-
re, een Kluizenaar is onder de Planten, die de
famenleeving met Menfchen en Dieren, ja zelfs
de Warmte fchuwt.
Pedicularis* Luiskruid.
In dit Geflagt is de Kelk vyfdeelig, het Zaad-
huisje tweehokkig, gefpitst, fcheef, bevatten-
de Zaaden , die een bekleedzel hebben. Voeg
hier by de gedaante van de Bloem, die gehelmd
is en gelipt, hebbende een Smoelachtige en zeer
byzondere figuur. De naam zou daar van af korn-
Itig zyn , dat het Vee, weidende op Landen,
daar 't zelve veel groeit , Luizig worde* Mis-
fchien hangt zulks van de flegte hoedanigheid ,
des Voedzels op zulke Landen , af: misfehien
is 't een verdigtzeL
Hoe 't zy: het bevat zestien, meest Europi*
fche Soorten,- de drie eerften meteen Takkige^
de volgende met een enkelde Steng*
/ |j W f^r* ; 'rï^tT^i^
d)
DlDYNAMIA* 469
(1) Luisfcruid met een Takkige Steng; de Kei" JVJ
ken gekamd en eeltig gejlippeld; de Bloe- Af£^l.
men Jcheef gelipt. Hoofd-
stuk.
In de Moerasfen der Noordelyke deelen van 1.
„ , t- •••11 1 Pedicularh
Europa groeit decze, die op t uiterlyk aanzien paiu/iris.
naauwlyks dan in grootte van de volgende ver- Moeïas%*
fchilt. Men vindtze eclrer ook in Ooftenryk ,
aan den Ryn en in Switzerland, alwaar zy
zelfs niet zeldzaam is , komende aldaar op vog-
tige Velden en in de Bergvaleijen , niet alleen
met roode ~of paarfche , maar zelfs met witte
en met groene Bloemen voor* Dodonóus
zegt, dat men het Fiftelkruid , in de Moerasfi-
ge Streeken van Holland, fomtyds grooter dan
elders vindt. Dit betrekt H aller tot deeze
Soort, welke, volgens den Heer de Gorter,
voorkomt in Gelderland, op de Stads Weide ,
by Harderwyk*
(i) Luiskruid met een Takkige Steng , lang- H.
W"lBosfchig.
Ci) Fedicularis Caule Ramofb Calycibus crifratis callofo-
punftatis &c\ Syft. Nat. XII. Gen. 74<*. p. 407. XIII.
p. 4M. Mat. Med. 314- GORT. Belg. 170. KRAM* Auftr.
183. Fl Saec. 505 , 551. HALL* tieh. 621. ?ed PratenGs
rubra elatior. Raj. Hijl, 700. Ped* Danica maxima Lob*
Illuftr. 147. Pedicularis. Tab. Hifi. p. 499. Ic. bona.
(z) Fedicularis Caule Ramofo &c. Gort. Belg. 170. Fl.
Suec. 504, 552. F/. Lapp. 24 u KRAM. Auflr. Hall. Helv.
uts. GOUAN Monsp. *98. H. CUff. 326. R. Lugdb. 298.
Pedicularis praten (is purpurea. C. B. Pin. 163. Fistularia*
Dod. Pempt* s$ 6. Pedicularis. Lor. Ic. 748»
Gg 3
IU Deel» IX stuk.
TWEEMACTIGE KrüIDEN,
IV. werpige , hoekige , effene Kelken en de Bloe»
Afdesu mm fiartyormig geuptm
IJOOFD-
stük. Dit komt in Bosfchen , op Hey- Velden en
Schuit zaa~ Weicllanden voort, zynde door geheel Europa,
*'&e' als ook in onze Provinciën, vry gemeen. Men
noemt her, in 't Hoogduitfch, Rodel of Rodelr
krant , en by ons Roode Ratelen , welken naam
het van de Geele Ratelen cf Haanekam-
* zie men ¥3 naar wien de Bloem wat gelykt , fchynt
bIadz' 45 0# aangenomen te hebben. In 9t Frarfch wordt hef
Pediculaire , in \ Lngplfch Loufemrty en ?n t
Hoogduitfch ook wel Laufekraut , dit is Luis-
kruid, geheten. Hier van heeft het Geflagtden
naam.
Het heeft een laage leggende Steng met uit*
gebreide Takjes , groei jende zelden een Voet
hoog. Kleine Vinblaadjes , fyn irsgefneeden , ko-
men zo uit den Wortel als uit de Takken voort,
en maaken dat het eerst opfchietende Kruid wel
naar Varen gelyke. Het heeft lange, fmalle ,
bleek paarfchachtige Bloemen , met een vyfdee-
ligen Kelk, waar van het onderfte Tandje klein,
de overigen gekamd zyn* Het Zaadhulsje is
fnuitig , fcheef gaapende9en bevat EyrondeZaa*
den*
Men heeft dit Kruid weleer voor famen trek-
kende, en uitwendig tot Geneezing van Wonden
en vuile Zwecren dienflig, aangezien; waarvan
het den naam van Fiflelkruid zoude bekomen
hebben. De voorgaande Soort is nog in fommi-
ge Apotheeken bekend. Het heeft , gelyk de
mee-
D I D Y N A M I A. 4?I
mee (ten van dit Geflagt, een onaangenaame
fcherpheid. Afdeel;
(3) Luiskruid met een neergehoogene tyna^^°*
Takkige Steng; de Helm der Bloemen met n*
een fpitfe Snuit ; de Kelken gekamd en eeni- PeMcuiarU
Roftrata.
germaate ruig. Smittg%
De Snuitige Bloemen , paarfch van Kleur,
onderfcheiden deeze Soort , een klein Plantje ,
op de Switzerfche en Ooftenrykfe Alpen groei*
jende en meest op den Grond neerleggende.
(4^ Luiskruid met een enkelde Steng , drievou- tv.
dig gekranste gejlooten Bloemen, gekamdeScIroiiZm
Kelken en regelmaatige Zaadhuisjes. Scepteng*
Deeze, die in de Noordelyke deelen van Eu-
ropa , op vogtige Veengronden , in Bosfchen
en elders groeit , is zeer fraay door eene regt-
opftaande Steng van drie Voeten hoogte, meest
ongebladerd , doch fomtyds ook geheel gebla-
derd , uitloopende in een Aair van Kransjes ,
wel-
f3) Peiieularis Caule dedinato fubramofo &c. Xraw.
Aujir. 18 3. N. 3. Ped. Cöulibus refkxis , Spicl laxa purpu-
rea. Seg. Ver. III. p. 125* Ped. Alpina Foliis alternis. Hall*
llelv. 621. T. 16. f. 1. Pcd. Alpina Fiücis folio minor. C.
B. Fin. 15 z ♦
(4) Peiieularis Caule (ïraplici , Flor. terno • Vertlcillatis &c.
Fl. Suec. 506. OED. Dan. 26. Ped. Caps. fubrot. regulari-
bus. R. Lugib* 299» Ped. Alpina Folio Ceterach. KELW.
Flor. 59. T. 19. Sceptrum Carolinum. RüDB. It. I. T. Io
FL Lapp. 243. T. 4% f. 4. li. Olijf. 326.
Gg 4
II. DSIL, IX* STU*#
472 TwEEMAOTIGE KRUIDEN.
IV- welke ieder uit drie , vier of vyf Bloemen bes
Afdeel flaan ^ gdyk a]s \u je Lupinen. Zy zyn gehelmd f
Hoofd- met een kleine Onderlip cn geel , meest geflpo-
stuk. t,T) ^ cjoc[1 aan fen jv^ond liloedkleurig. D©
ScfoMzaa* jjiuden 7.yn , byna als die van *jc Zilverblad-
Kruid, Vindeelig èn gekarteld. Het Zaadhuisje
is rond, meteen Puntje, en bevat Zaadjes, die
in een rimpelig Vliesje zyn beflooten. De ver-
maarde Rüdb.eck , dit Gewas op zyn Lap-
landfchen Reistogt ontdekt hebbende, gaf 'er,
ter eere van Kar el den XII., Koning van
S weeden , den naam van Kareis Scepter aan,.
Het is federt ia de Hoyen van ons Wereldsdeel
voortgeplant,
v. (5) Luiskruid met een enkelde Steng tn vier"
vmieiila- roudige Biaden.
gekranst. Dceze is gemeener dan anderen op de Swit*
zerfche Alpen , en komt ook voor op die van
Ooftenryk, in Languedok en Provence. Het is
een Kruidje van naauwlykfc een Span hoog, dat
dergelyke Blaadjes als de voorgaande maar ge-
kranst aan de Stengetjes heeft , die gekroond
zyn met fraaije paarfche Bloemen, welke witte
Kelken hebben.
' ^ ^jl^
($) Pedicu^rts Cauïe fimplici , Fol. qua tem is. KRAMe
Idu/lr. 183. N- 4. 1'ed. Alp. Fl. purp. fpicitis , Fol. pinn.
yerticiil^tls Hall. Heïv. 623. T» 17. f. I. f ilij endula ooft».
tam altera. C. B. Pm *6l:
D I D Y N A M I A. 475
(6J Luiskruid met een enkelde Steng en Lan- IV.
cetvormige Zaa°tandige gekartelde Bladen ; Ah>eel,
de Bloemen '£ onderjte boven. Hoofd <
STUK*
In Siberië komt deeze voor, die de Stengeen n ,v*-
. .. PedicuUtii
Voet hoog heeft ; de Bladen onverdeeld y diep re/apina-
Zaagtandig 5 overhoeks geplaatst. De Bloemen \ta '0rnge„
in de bovenfte Oxelen ongedeeld , zyn hoogleed,
paarfch van Kleur, en leggen alsagterover ,mec
een Haakige famengedrukte Helm en de andere
Lip groot en rond ; zo dat zy veel gelyken naar
de Vlinderbloemen.
(7) Luiskruid met een enkelde Steng , Vindee» vil.
lige Zaagtandige Bladen , een gebladerde Natoden*
Aair , gekleurde Kelkenen flompe Bloemen.
f8) Luiskruid met een enkelde Steng x de Helm I1}}:
der Bloemen ruig gerand. DioeWg,
(()) Luiskruid met een enkelde Steng; de Bla* ik.
F lamme*.
Yiammigc
C10)
den gevind en agterwaards Schubswyze. Flammea-
(6) Pedicuïarh Caule GmpUci Fol. Lanc. ferr. eren. Flor.
tefupinatis.
(7; Pedicuïarh Caule fimpl. Stam. &c. Ped. Alpina Fol.
alt. pinnat;s. HALL. Helv. 623. T. 16. f. 2.
($) Pedicularis Caule fimpl. Coroll. Gal. &e.
(9) Pedicularis Caule ftmpl. Fol. pinnati*9 retro - imbri-
cstïs. F/. La#>. 244» T. 11. f. 2. FA S*w. 309, 555. Hall.
Heh. 612. Ped. Alpina folio Ccterach. C. Bt 163.
II, DEEL. IX. STUK*
474 TwEEMAGTIGE K RUIDEN.
(10) Luiskruid met een enkclde Steng , en Tands-
wys' gevinde Liniaale Bladen; de Kelken
ruig*
(u) Luiskruid met een enkelde Steng , gevin-
de Zaagtandige Bladen : de Kelken gerond
en glad; de Bloemen met eene Haakigfpit*
fe Helm*
(12) Luiskruid met een enkelde Steng , Vin-
deelige Zaagtandige Bladen en tweedeelige
ftompe Kelken.
Ver de ineefte Soorten van dit Geflagt zyn
Planten y die zig niet vertoonen dan aan on-
vermoeide Gecften , welken het niet verdriet
hun Lighaam3tot verryking der Kruidkunde, af
te martelen en zig in Levensgevaar te (tellen ,
door 't beklimmen der Hemelhooge Bergruggen
van ons Wereldsdeel. Dit blykt in 't byzonder
aan deeze zes s waar van N. 7 nergens gevon-
den is , dan by de Ysklomp , uit welke de Rho-
ne ontfpringt > zo H aller meldt: N. 8 en 11
in Siberië: N. 10 en 12 alleenlyk op de Lap-
iaridfche cn N. 9 zo wel op deeze als op de
Switzerfche Alpen. Op die van Piemont, nog-
thans,
fio) Pedicularis Caqlé fimpL Fol. dentato • pinnatis &c.
FL Lapp. 245. T. 4- f. 3» OED. Dan. T. 30?
(uj Pedicularis Csule fimpl. Fol. pinnatis femth &c. Ped.
Fol. airernis &c. ALL. Pedem. 54. T. 12. f . 2 ?
(12) Pedicularis Caule fimpl. Fol. pinnatifidis &c. Oed.
Dan. T. 12. Fl. Lapp. 242. T. 4. f. 1. FL Suec. 507,554,
II. Cliff. Zit. R. Lu^db. 199*
IV.
Apdiiel.
XV.
Hoofd*
STUK»
X.
Pedicularis
hhjuta.
Ruig.
XI.
JriC.o mater.
Bleekrood.
xn*
Lapponica.
Lsp-
ïandlch.
DlDYNAMlA. 475
thans , is een dergelyke als het Bleckroode aan IV.
den Heer A l l i o n voorgekomen , met de Kcl- A FD£fL'
ken ruig en fpitfer* Ook valt de laufte in Dee- Hoofd.
nemarken en S weeden ; zynde in onze Kruid- iTUK*
hoven bekend. #ö£*
Het onderfchcid van deeze Soorten moetbly-
ken uit de bepaalingen. De Bladen zyn meestal
Vindeelig of gevind , gelyk in dit Gefiagt al-
gemeen is : de Bloemen gehelmd. De zevende
Soort heeft dezelven paarfch of donker -rood,
zo wel als de negende , maar in de agtfte zyn
dezelven geel : in de tiende en elfde bleekrood ,
Vlecfchkleurïg of incarnaat. De twaalfde, we-
derom , heeft de Bloemen geel. Deeze is zeer
gemeen op de Laplandfche Gebergten.
(13) JLuiskruid met een enkelde Steng ^ eenge~ xiit.
bladerde Aair : de BUemen een fpitfe irit~atl%T£
gerande Helm hebbende envyftandigeKelken. Gm°pt< 1
Op de hooge Gebergten, in Piemont, is dee-
ze door den Heer Al l ion gevonden, die de
Bloemen bleek geel heeft.
(14) Luiskruid met een enkelde Steng, een ge- xiv.
bladerde Aair : de Bloemen een zeer Jtom^°Q^Cid
pe
(13) PedlcuiarU Caule fimpl. Spica foliosa &c. Ped. fo!,
liis pinnatis, Cal. non ciiftaüs &c* Allion Ptdem. 50. T.
I*. C 1.
(x4) Pidicularh Cauie fiCïpi. Sp. foüofa dcc. JACC^ PSnd.
Ped. Fol. alt. Pinnïs pinnatis &c. Hall. Helv. 623,
T. 17* f. 2. Ped. Alp. Filicis folio mijor. C. B» Pi». 163.
II* Eebl, IX, Stuk.
476 TwËEMAGïIGE K&UIDÊN,
t\% pe onverdeelde Helm hebbende en vyftandige
A™EEL' Kelken.
Hoofd-
stuk. Zeer duidelyk vindt men de Afbeelding van
Sct>uiizaa*deeze , met overhoekfe Bladen , welke als die
van Varen de Vinnetjes gevind hebben , en lan-
ge uitfteekende Blaadjes aan de Bloem - Aair, by
den Heer Haller, gelyk zy ook op de Oost-
enrykfe Bergen by Weenen 3 door den Heer Jac-
quiNj zo wel als op die van Switzerland door
Scheüchzer , is waargenomen. De Steng
valt een' Voet en hooger: de Kelken zyn ruig
en ongelyk verdeeld ; de Bloemen als in de
voorgaande gekleurd.
xv. (l5) Luiskruid met een enkelde Steng , een
cltl£ju iets °f wat Sebladerde dair, de Helm der
Kana- Bloemen Borfielig tweetandig ; de Kelken
nederwaards geknot.
In Noord - Amerika vondt de Heer Kalm dit
aartig Plantje, dat de Steng maar een Span hoog
hadt , mee overhoekfe Vindeelige, ingefneede-
nq, gekartelde, ftompe, effene Bladen; en aan
't end een Eyrond Aairtje van ruige Kelkjes met
witte Bloempjes en daar tusfehen kleine Bla-
dertjes,
f15) PedicuterU Caute (ïmplici, Spiek fubfoliofa, CoroU
lis Galea fetaceo - bidentatis , Calycibus deorfam truncatis.
DlDYNAMIA. 477
(16) Luiskruid met een enkelde Steng, ge* IV.
kamde Kelken en Bloemen die de Helm met ^FI^r£U'
een Haakige Snuit hebben. Hoofd-
stuk,
De Afbeelding , welke Clusiüs gegeven pJ™Jm .
heeft van dit Kruid , op de Alpen van Ooften- Tuberofa.
ryk en Provence groeijende , is zeer fober , ge- Knübbell2«
lyk uit de fraaije Afbeelding van den Heer H al-
ler blykt. DoDONiEus en Lob el hadden
dezelve overgenomen onder den naam van Berg-
Filipendula , om dat de Wortels byna gelyk die
der Affodillen, knobbelig, dik en Houtig, aan
den Stoel hangen. De Bladen breiden zig, by-
na gelyk in dat Kruid , langs den Grond uit en
zyn zeer fraay gevind 5 met diep ingefneeden
Vinblaadjes ,fomtyds als die van 't Millefolium.
Uit het midden fpruit een naakte > onverdeelde
Steng, van minder dan een Voet hoogte, die
op 't end een dikke Aair draagt van bleek geele
Bloemen , welke 5 gelykerwys in de derde Soort ,
aartig gefnuit zyn.
, Aanmerkelyk is 't , dat men geene Soorten
van
fT6) Pedkularis Cauïe flmplici , Calycibus criftatis &c«
Fcdicularis Alpina lutea. SEG. Veron. Ut p. 126, Ped. AU
pina Fol. alternis pinnatis &c. Hall. Helv. 6zo% T. is*
GoUAN Monsp. 25)8. Ger. Ptqv. 282, Ped. Alp. Asphodeli
xadice Florc purpurascente* Tournf. Injl. 175. Filipendula
mont* Flore Pedicularis. C. B> Pin. 163. Ale&orolophus
montana FL luteo. Babr. Ic 460. Bocc, Mus. 315, T. 8.
Ale&. primus. Clus. Pann. 708. Filipendula monrana, £>OB4
Pempt. 56* Oenanthe f. Filipendula. Lob» 7io#
XI. Deel, IX» SxuS,
47^ TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. van dit Geflagc , noch in Ooft- , noch in West-
AFxvfL ^dic, noch ook aan de Kaap der Goede Hope
Hoofl- of ergens anders in Afrika of Arabie, of in ee-
stuk. n jge aa(jere heete Landen des Aardbodems > heeft
4ii™ ^"aangetroffen; zo dat hetzelve een Vyandfchynt
tezyn, zelfs van gemaatigd warme Lugtftree-
ken , houdende zig op in de Valeijen der koud-
lie Bergtoppen , aan de kanten van Ysklompen,
ja in de Sneeuw. De figuur der Bloemen, zou
men eenigszins mogen denken y of dienen kon,
om de tedere deelen der Vrugtmaaking, in die
Groeiplaatfen , voor de geweldige aandoeningen
der Koude te befchutten. Want zy hebben een
Helm 5 die > in 'c algemeen gefproken^ de Meel-
draadjes en den Stamper dekt : ja zyn in fom*
migen byna of geheel geflooten, leverende niet-
temin ryp Zaad uk ; maar het eind - Oogmerk
der Scheppinge is niet te doorgronden.
Gerardia.
De Kelk is vyfdeelig; de Bloem heeft twee
Lippen , waar van de onderfte driedeelig met
uiigerande Kwabben , de middelfee Kwab in
tweeën gedeeld : het Zaadhuisje tweehokkig en
gaapende in dit Geflagt, dat , zo de Hoogleeraar
J*Burmannus meldt , door Pater Plumie r
benoemd is naar een en Geiurdus, door
wien , nu bykans tweehonderd Jaar geleeden , in
't Engelfch een Hiftorie der Planten uitgege-
ven werdt. Deeze naam kan thans* met meer
regt.
Didynamia. 47p
rest , tot vereering ftrekken van den vermaarden IV.
Aftreet *
Doktor Gehard, die kordings de Plantea xv#
van provenc-3 regelmaatig heeft befchreeven. Hoofd-
Het bevat de zes volgende uitheemfche Soor-STÜK*
ten.
(1) Gerardia met byna Eyrende , Wollige , Qelardia
uit gegulpte Bladen * van langte als de^ro/a.
Bloemjteelen* iifie#
(2) Gerardia met Liniaale Vindeelige Bladen n. _
en eene byna Takkige Steng. foïïl!*™*
Ridder-
Van deeze beide Soorten groeit de eerfte in^°°'bla"
de heetftedeelen van Zuid- Amerika, de andere
in Oostindie. Van de eerfte, dat een zeer laag
Plantje is , zonder Steng , met Bladen als van
Senegroen en Wortels als der Affodillen , zyn
de Vrugtmaakende deelen nog niet zeer duide-
lyk bekend. De laatfte heeft een opftaand Sten*
getje van een Voet hoogte , met eenige Takjes ,
gepaarde Liniaale gevinde gladde Bladen , en
Bloemen in de Oxelen aan den Top van de
Steng, over ééne zyde, zeer kort gefteeld. De
Kelk is Pypachtig > met vyf fmalle Tandjes van
de
(1) Gerardia Fol. fubovatis tomentofis repandis longitudi*
ne Caulis. Syft. Nat. XII. Gen. 747. p. 408. Veg. Xllf.
p. 462. Gerardia humilis Eugul* folïis , Asphodeli radice.
Plum. Gen. 31. Ic. 75. f. 2.
(2) Gerardia Fol. JLinearibus pinnatifzdis , Caule fubra*
mofo. Am. Ac ad. IVt p. 3 ig«
IU DESL. IX , $TUX«
480 TWEEMACTIGE KRUIDEN*
IV. de zelfde langte : de Bloem langwerpig, gaa-
Afdeel. pende, in vyven gedeeld met de Lwee bovenfïe
Hoofd- Kwabben korter dan de anderen en vier Meel*
stuk» draadjes , met dubbelde Mcclknopjcs. Dit is
IJ^een Jaarlykfch Plantje. ,
in. (3) Gerardia mt Liniaak Bladen.
G erardia
^wcSe Deeze Soort, die, zo wel als de volgende 3
haare Groeiplaats in Virginie en Kanada heeft,
is een Kruid met Draadachtige Stengen vaneen
Voet langte en zeer fmalle Bladen. De Bloemen
komen aan 't zelve ongedeeld of met lange Steel*
tjes voor, zynde van Kleur hocgpaarfch* doch
in figuur zeer verfchil lende. Mtn vindtze Ra-
derachtig , Klokvormig , als Pypjes of als Vin*
gerhoeden : zo dat daar op geen itaat te maa*
ken zy. De ZaaJhuisjes zyn rond.
iv. (4) Gerardia met Lancetvormige fönswys* ge*
Gctïc? tan^e Bto&n en €ene geheel enkèlde Steng*
Niet alleen de Kleur der Bloemen, maar ook
het Loof verfchilt in deeze , dat fomtyds naar
de Bladen der Groen -E:ken gelykc. Zy heeft
taaije
f3) Gerardia Foliis L'nearibus. Digitalis Fol. Linesrihus
Floribus remotis. GRcN. Virg, 191. D gitaüs Virg, rubfa,
I0II9 et facie Antirrhini vulgaris. Pluk. Manu Cs. T. 388*
f. 1.
(4) Gerardia Fol. Lanceolatis p'nnato- dentatïs , Catëe fim«
plicisfimo. Gron. Virg. 94. Digitalis lutea elatïor Jaccae ni-
grx foliis. Pluk. Mant. 64. T. 389- & 3. Digitalis proce»
tiw Floxidana. Pluk. Alm. 71. T. 389» f* 1.
Dl D ï N A M I A. 4tfi
taaije Stengetjes van een Voet of hooger en IV*1
groote fraaije geele Bloemen, die aan den Mond Af£^eL»
in vy ven gedeeld zyn , met ronde Slippen. De Hoofd-
Zaadhuisjes zyn als die van 'c Vingerhoedkruid. TÜK#
(5) Gerardia met langwerpige dübbeld Zaag- G^r'ar^A
tandige Bladen , de Steng gepluimd 3 de Pedicuia-
Kelken gekarteld. Luiskrui-
De zelfde Groeiplaats beeft deeze, die naar
't Luiskruid gelykt , wordende ook door *t droo-
gen zwarte Zy is Heefterachtig en heeft groo-
te geele gepypte Bloemen, aan den rand in vy-
ven gedeeld, met den Reuk van geele Violieren.
(6) Gerardia met Eyronde Zaagtandige Bla»fvr- ,
Jl T • • 7 /2 7 7 ' D7V ' GiutittofaS
den en Lmiaale Jtekehge Blikjes. Lymerigc.
In China heeft de Heer Osbeck deeze
waargenomen, welke hy afbeeldt. Het is een
Kruidje met een opgeregc rond Stengetje en
korte Takjes , de Bladen gepaard , gefteeld 5
Eyrond > fpits hebbende, breeder dan een Duimt
met enkelde end -Trosjes van zeer kort gedeel-
de Bloemen , met de Kelken in vy ven gedeeld ,
Lymerig ruig , zo wel als de Draadachtige
Blikjes.
C H E-
(<r) Gerardia Foi. oblongïs duplicato -ferratïs &c4 Gron.
Virg. P4- Digitalis Verbelinx foliis. Pluk. Müv.u 64. Dig.
Marianl Filipendu'ie folio. Raj. SuppU 397.
(6) Gerardia Fol. ovatis ferratis , Bravleis Linearibas h's*
pldls. Osji, It. T. s>.
Hh
II. Teel, IX. stuk.
482 TwEEMAGTIGE KrüÏDEEI*
IV* Chelon E. Schüdbloem.
Afdeel.
xv.
Hoofd. Dit Geflagt heeft de Bloem Giynsachtig5op-
stuk* geblazen, geflooten en zodanig gefatfoeneerd 9
%}flzm' dad de Bovenlip zig als het Schild van een
Schildpad vertoont. Hierom gaf Tour NE*
fort aan de eerfte Soort den Griekfchen naam
Chelone > die een Schildpad betekent, en noemt-
ze zelfs 3 in 't Franfch 3 la Tortue. Zonder-
ling is 't 5 dat L 1 n n m u s deezen vreemde naam ,
tegen zyn eigen Stelling, behouden heeft (*}.
Ik noem het Geflagt liever Schüdbloem.
De Kenmerken zyn verder een vyfdeelige
Kelk : het beginzel van een vyfde Meeldraadje
tusfchen de bovenften en een tweehokkig Zaad-
huisje. Het bevat de vier volgende Noord- A-
merikaanfche Soorten.
l. (1) Schüdbloem met gejleelde Lancetvormige
fufbra. Zaagtandige Bladen, de bovenflen gepaard*
Gladbla-
*£• Dit is de gedagte van Tournefort, uit
Acadia of Nieuw Schotland overgebragt door
den Heer Dierville en naderhand in de
Europifche Tuinen aangekweekt. Sommigen
mer-
(*) Vide Pbilos. Bot. $. 230. Waarom dit minder verwor-
pen dan Elcpbas of Onagra , enz.
(1) Chelone Fol. petiolatis Lanceolatis fèrratis &c. Syfi.
Nat, XU. Gen. 748. p. 408. Veg,\ XIII. p. 4<*3. H. Clijf.
493. R. Lugdb. 293» FABR. Melmftad. 211. GRON. Virg. ?o r
93. Chelone Acadienfis flore albo. Ïoürnf, Mem< de
p. 106. T.
D I D Y N A M ï A; 483
merken aan , dnt de Kelk uit agt Blaadjes be- IV.
Haat, doch eigentlyk heeft het een vyfdeeligen
Kelk in een driebladigen begreepen. De Bloem Hoofd*
is wit, eenbladig,van figuur als gezegd is; ge- mTK*
lyk menze door EüRETzeer fraay vindt af*
gebeeld. Zonderling is dezelve, niet alleen door
de gezegde figuur, maar ook doordien de Meel-
knopjes zig vereenigd bevinden , de Meeldraad*
jes van elkander afgezonderd en het vyfde zig
Bladerig uitftrekt , zonder Meelknopje. In Vir*
ginie bloeit zy op Moerasflge plaatfen en in Wa-
teren, in de Herfst, zo Clay ton aantekent*
(2) Schildbloem met gejleelde Lanc eivormige ïii
Zaagtandige gepaarde Bladen. tbtqaat
Scheef*
Zo weinig verfchilt deeze van de voorgaande.
Dat Gewas , naamelyk , 't welk door den Heer
LiKNiEus als eene Verfcheidenheid is voor-
gefteld > met Roozekleurige Bloemen , heeft de
kundige Miller als een byzondere Soort in
Plaat vertoond en befchreeven* 't Zou het Vin-
gerhoedkruid van Maryland zyn, met Zaagtan*
digö ttyve fmallere Bladen en driekantig Zaad
als Boekweit van P l ü k e n e t , of dat met Per-
fikbladen van Petiver , ?t welk door Jos-
selyn 5 in de Zeldzaamheden van Nieuw En-
geland, genoemd was Kolobriet jes - Boom. (3)
(2) Chelone Fol* petlolatts Lanceolatis &c. Chelone Fo!.
fpeciofïs pulcherrimis , Colore Rofe Damascenae. Mill. h*
Ci. T. 93. Digitalis Mariana &c. PlüX. Mant» T. 348*
f» 3. Trew. Ebreu T. 8S.
Hh a
lil. Deel, IX, $rxis9
484 TwEEMACTlGE KRUIDEN.
IV. (3) Schildbloem met de Steng en Bladen ruig*
Afdeel.
Hoofd* Deeze, die de Bladen fpits , donker groen
stuit, gepaard heeft en Hinkende ; de Bloemen bleek
oJw ^aauvv doorfchynende, zou, volgens den Rid-
bir/uta. der , een enkele Verfcheidenheid kunnen zyn
Ruig' van de volgende Soort. De Heer Jüssieu heeft
'er een vyfde Meeldraadje s zeer lang, meteen
zeer ruighaairig Meelknopje, in waargenomen.
tv. (4) Schildbloem met omvattende Bladen en
^taJïe" eene gegaffelde Pluim.
Vyfdraa-
De Groeiplaats van deeze is, zo wel als die
der voorgaanden, in Virginie, of ook in Nieuw
Engeland, van waar een Plant , naar 't Vinger-
hoedkruid gelykende, met witte Bloemen, die
zig als een Honden - Smoel vertoonen , door
Plukenet was bekomen. De Bloemen zyn
echter paarfchachtig in deeze Soort , die het
Doorbladige gladde Fïngerhoedkruid f van Mo-
rison in Plaat gebragt, zou kunnen zyn, zo
de Ridder zig verbeeldt; doch de Bloemen zyn
geheel anders , en komen nader aan die van het
Rui-
(3) Cbelone Caule Foiiisque hirfutis. GROM. Virg* 93. Di-
gitalis Virgïniana Panacis Colonii foliis &c. Pluk. Mant»
64. Digitalis Flore pallido transparente. Bant. Virg. 1928.
(4) Che'one Fol. arop^cxicauJihus Panicuï& dichotoma. Mant»
415. Cynorynchium Nov - Angïicanum Digitaü accedens her-
ba. Pluk. Mant* 62* Dig, perfoliata glabra. MoRiS, Hifi,
II. p. 479. S. 5. T. 8. F. 6. Dracocephalus hufutus &c*
MORls. Hifi. III. p, 407. S. II. f. 2i% f, 3.
Ruige Draakskop , van dien zelfden Autheur , ^»
met breede ruige Wederik -Bladen* In deeze *xvfU
Soort gaapen zy , en hebben een uitgefpannen Hoofd-
Keel, gelyk ip het Draakskop - Kruid , de Bo-8TüK#.
verlip kort en in tweeën, de Onderlip in drie- fpermfa*
en gedeeld. Behalve de vier 5 die korter dan de
Gaaping zyn, komt een vyfde Meeldraadje, ge-
lyk in de andere voor, dat geen Knopje heeft ,
maar zig aan 't end verbreedt , en aldaar gebaard
is , leggende op de Onderlip der Bloem* De
Steng is rond en ruigachtig en deeze Planten
fchynen in hoogte veel naar 't Vingerhoedkruid
tegelyken. Daar zyn, van dit Geflagt, geenen
in Oost- of Westindie, in Europa of Afrika,
noch elders dan in Noord - Amerika , zo veel
my bekend is , waargenomen.
Gesneria.
Naar die beroemde Mannen, in de Kruidkun-
de niet minder dan in de Dierenkunde onder den
naam van Gesnerüs bekend , voert dit Ge-
flagt den tytel Het heeft een vyfdeeligen Kelk
op het Vrugtbeginzel zittende ; eene om en
wederom gekromde Bloem s en het Zaadhuisje,
daar onder groei jende, is tweehokkig.
Van dit Geflagt komen geen Soorten voor,
dan uit de Westindiën of Zuid -Amerika. Het
bevat de drie volgende.
Hh 3
tl. Deel. IX* Stuk,
(O Ges-
486 Tw EEMAG f IGE Krüidew.
IV. (i) Gesneria met Lancetvormige Zaagtandi-
Afdeel. ge mgejleeïde Bladen > de BhemfteclenTak*
Koofd* kig veelbloemig.
STUK»
'i. (2) Gesneria met Lancetvormig » Eyronde
hurmfh* Zaagtandige byna gefteelde , aan 't end
Laage. getropte Bladen , de Bloemfteelen driebloe*
A n;. miz> korter dan het Blad.
ftengde. (gj Gesneria met Eyrond - Lancetvormige ge-
_ nï« . kartelde ruige Bladen, de Bloemfteelen zy-
woüige. delings% zeer lang en Tuildraagende.
Het verfchil deezer Soorten blykt nagenoeg
uit de bepaalingen en bynaamen. De eerfte is
geftengd; de tweede heeft de Takken als tegen
de Rotfen aangedrukt, met aan 't end getropte
Bladen : van de derde, welke den Heer Jao
QniN aan de Zeekusten des Eiiands Kuba
voorkwam, getuigt hy, dat het een Heefterige
Plant is 3 met opftaande Stengen van twee ,
drie
(1) Gesneria Fol. Lanceolatis ferratis fesfilibus &c. Syjl.
Nat. X1U Gen. 749- p. 409 Veg. XIII. p. 463. Gesneria hu-
milis PI. fhvescente. Plum. Gsn. 27. h. 133. f. 2. Digitalis
folio oblcngo ferrato< SLOAN. Jam 60. Rijh I. p, 102, T. 104,
(z) Gesneria Fel Lanceolato -ovatis ferratis Sec. Am. Acad.
V, p* 400, Gesneria Rupeftris indivifa &c, ÖROWN. Jam.
262* Rapunculo arÜnis anomala Vdscuhfeia &c. SloaN. uts«
T. 102. f. i.
{3) Gesneria Fo!. ovato - Lanceolatis crenatis &c, H. Cliffl
31 8. JAC^. Amer. 179. Gesneria ere&a Fol. Lano rug. hir-«
lutis &c. urown Jam. aöi. Gesneria amplo Digitalis folia
tooaeatofo» Slum* Gen. 27. /c. 134*
DlDYNAMlA* 487
drie of vier Voeten hoogte, die rond zyn ? zei ~ IV.
den Takkig, broofch , verfcheidene uit eenAFI^?L#
zelfden Wortel. De Bladen zyn op de Rug Wol- Hoofd*
lig, van boven ruuw , geaderd, Lymerig en*TUK-
flinkende , vyf Duimen lang. Uit de Oxelen fptmil]
komen gemeene B!oemftee!en voort, vanonge-
vaar een half Vort , aan h end een Tuil draa-
gende van tien Bloemen , die Lymerig, Hinken-
de , niet fraay , van buiten vuil groen , van bin-
nen paarfchachtigzyn. Het is eenEyrondePyp,
die aan *t end zig Trechterachtig uitbreidt, in
vyven gedeeld, met ftompe Slippen, waar vaa
de twee bovenden hol en opftaande , de drie
onder ften vlak zyn. Van de Meeldraadjes zyn
twee langer , twee korter: het Zaadhuisje was
platrondachtig, met den Kelk gekroond, en be-
vatte een menigte Zaadjes , zo fyn a!s Zaagzel»
Meest vondt hy dit Gewas met zyne Worte-
len in de Spieeten der Rotfen ingeboord. Die
van Plu m 1 er hadt de Bladen breeder en kon
derhalve een Verfcheidenheid van deeze zyn*
Antirrhinum. Leeuwebek.
De Kenmerken van dit Geflagt zyn , behalve
den vyfbladigen Kelk , eene Bloem , welke meer
of min de figuur van een Leeuwen -Smoel of
a'toos iets Bekkigs heeft, en inde meefte Soor-
ten een nederwaards uitfteekende Spoor, die voor
Konigbakje verftrekt ; als ook een tweehokkig
Zaadhuisje»
De figuur der Bloem onderfcheidt dan voor-
li h 4 naa-
II. Dsil. IX, Stuk.
488 TWEEMAGTIGE KRUlDENj
IV. naamelyk dit Geflagt, in het welke, behalve de
Afdeel» gewoone zo genaamcje Leeuwebekken, ook het
Hoofd* Vlafchkruid is bcgreepen. Dus komen *er me-
«tuk. nigvuldige Soorten in voor 5 van thans op de
ScMlzaa- vojgen(je manier in Rangen zyn onderfcheiden.
A. Gefpoorde met hoekige Bladen.
}• ^ (1) Leeuwebek met Hartvormige vyfkwahbi-
rsum Cym~ ge Bladen overhoeks ^ en hangende Stengen.
balaria,
Kiyfbiadig. j)at Li n N-ffcus van deeze Soort de Groei-
plaats alleen itelc op Rotfen , en aan oude
Muuren , te Bafel , Parys en Haarlem , is te
verwonderen en zeer gebrekkelyk : want men
vindtze niet alleen in onze Nederlanden aan de
Muuren of Vetten van Delft, Utrechten ver-
fcheide andere Steden; maar zy kwam den Heer
H aller, in Switzerland , te Zug zeer me-
nigvuldig voor, en Ray merkt aan, dat niets
gemeener is op vogtige W anden , Puinhoopen en
Sceenen , in Italië: gelyk zy ook op oude Muu-
ren te Marfeüle en wie weet op hoe veel ande-
re plaat fen , groeit. Te Venetië, Padua en in
de nabygelegen Dorpen , hangt overal aan de
Wegen en Wanden van de Huizen , gelyk Veil
of
(i) Anürrhir.um Fol. Cordatïs quinquelobis alternis. Syfi.
Nas. XIL Gen. 750. p. 410. Veg. XIII. p. 464. |E Cliff^
323. Ups. 175. R. Lugdb. 295. N. 4. GOUAN Monsp. 299.
Hall. Helv. 613. Goet. Belg. 176. Sec. Cymbalaiia ltalica
Polio Hederx. Lob, U. 615. Cymbalaria* C. B. fin, 306,
Cam< Epit, SSo,
D i p v n a m t a; 489
of Muur , dit Kruid , zegt Lobel* De Rid- IV. ^
der hadt derhalve behooren te zeggen, dac de Af^el;
Groeiplaats is aan Rotfen en vogtige oude Muu-Hoofdt
ren, van veele Steden in Europa, inzonderheid 5TÜK:-
in de Zuidelyke deelen. fpermïaT
Het wordt Cymbalaria genoemd > zo men wil ,
naar de Cymbels , een ibort van Speeltuig der
Ouden , en mooglyk komt zulks van de figuur
der Bladen her, die zorondachtig zyn,datmen
het voor een Soort van Navelkruid gehouden
en in plaats van dien in de Popeljoen - Zalf ge*
bruikt zou hebben. Eigentlyk gelyken de JBla-
den meest naar die van Klyf. Het hangt met
zyne Rankjes nederwaards , hebbende zeer
lange Blad* en JBloemfteelen en de Bloempjes
ten deele geel, ten deele paarfch van Kleur,
met een kromme Spoor.
(2) Leeuwebek mei Niervormige zeer Haai- .TT»
rige Bladen overhoeks 3 enhangende Stengen.nuJ'Wh-
fum»
Deeze, uit de Alpen afkomftlg, en door den Gehaaird*
Heer J a c q u i n naar een gedroogd Exemplaar*
tje in Af beelding gebragt, is, zo wel door de
figuur van 't Blad als door de Haairigheid, ge-
noegzaam verichiüende , om eene bj^zondere
Soort uit te maaken. Men kanze, derhalve,
Haairig Cymbelkruid noemen.
Cs)
(z) >Antirrbinum Foï. Reniformibus Pilofisfïmïs alternis.
Mant. 249. jAcq. Obs. II. p. 23. T. 43. Linaria Keder* folio
viliofo f. Cymbalaria Alpina. Tournf, Inft* 169*
Hh 5
U. Deel. ix. Stvk
4pO TWEEMAGTIGE KRUIDE*.
(3) Leeuwebek met Piekvormige overhoekfc
AFxv!L" Bladen en leggende Stengen.
Hoofd-
stuk, 00 Leeuwebek met Eyronde Bladen overhoeks
111. t en leggende Stengen.
Anürrhi-
*tne. Eia" (5) Leeuwebek met Piekvormige Bladen over»
riekbiadig* hoeks , uitgebreide Stengen en de Blad»
Spuriwn fteeltjes doorgaans Klaauwierachtig,
Onecht*
v. (6) Leeuwebek met Piekvormige Bladen over"
Ccekiaau-' ^oe^ * een reStoPfiaan(^e zeer Takkige Steng
wierd. en jlyfachtige Bloemfleelen.
VI.
jEgyptia* Deeze vier maaken als Verfcheiden heden uit,
Egyptifch. van een Kruid 3 dat men houdt voor het Elati-
ne der Grieken. De twee eerden komen op de
Akkers in Duitfchland > Engeland 5 Vrankryk
en Italië voor , zo de Ridder aantekent , wor-
dende de eerlte, die de Blaadjes Fluweelachtig
gehaaird heeft, in 't Franfch genaamd la Velvo*
te
(3) Antirrhinum FoL Haftetis akernis, Caul. proc. Oed.
Dan. 426. GOUAN Mcnsp. 299* GER. Prov. 292. H. Ciïjffl
325. K. Lugdb. 295. N. Sn Virg. 63» Elatine folio
acuminato fl. luteo 6c fl. coeruleo. C. B. Pin. 253. Eiatine.
Cam. Epit, 754. Linaria Seg. Nummularia: folio &c. Tournf.
(4) -^«f, Fo!. ovatis alternis 5cc. Gort. Z^/g-. 177. Gotjan
Monsp. SOo, GER. Prov. 202. K. Lugdb. 295- N. 6. Eiatine
Polio fubrotundo. C. B. Pi«. 253. Veronica foemina. Dod.
Pempi. 42,
f5) Fol. haftatis alterms &c# uSfer. 242. Jacc^. Hort.
T. 82. Linaria. Till. Pis. T. 32. f. 2.
(6) Fo!. haüatïs altenlis &c, LiKaria Memph. pu-
DlDYNAMIA. 491
te9 ook aan de Kaap gevonden. De tweede IV:
groeit in Bouwlanden by Utrecht , Haarlem , als Af^eel*
ook in Gelderland en elders. Het zyn Kruidjes Qoq/d-
met leggende Ranken, die de Bladen veel naarSTÜiU
'l Loof der Klimmende Boekweit gelykende heb^^f^"
ben , inzonderheid de twee laatften , wier Groei-
plaats is in Egypte , hebbende opftaande Sten*
getjes en blaauwachtig paarfche Bloempjes. Fors-
kaohl vondt 'er twee Soorten , van deeze ver-
fchillende*
B. Gefpoorde met gepaarde Bladen.
(7) Leeuwebek me t drievoudige Eyronde Bladen. Jtl£rhi^
„ num tri*-
(8) Leeuwebek met viervoudige Lancetvormi- pbyiium^
ge Bladen 3 een opgeregte Takkige Steng enDs'^^¥
gejieelde Bloemen. Triorni-
ihophomm*
C9) Leeuwebek met viervoudige Liniaale Bla~^^^u
den en een opgeregte geaairde Steng. ix.
Purpu*
(io) Leeuwebek met Liniaale getropte Bla~re™:f±
den, x.
Repens.
(7) Antirrhinum Fol. ternis ovatis. R. Lugdb. 29$. N« 9. Kruipend.
GouAN Monsp. 300. Linaria tri phy 11a minor lutea, iteracoe-
rulea. C. B. Pin. 212. Linaria Hispanica. C]LUS« lUft. 1. p.
320. Linaria Valentina. Lob. Ic 40S.
(8) Ant. Fol. quatern. Lanceotetis &c. R. Lugdb. 296. N.
jo. Linaria Araer. maxima purp. ïlor. Kerm.Z^*. T. 377.
(9) >Ant. Fol. quatern. Linearibus. Mant, 41 6. R. Lu?db9
296. N. 14. Linaria parpurea magna. J. B. Hi/?. lil. p. 460.
Lïn. alt. purpurea, Dod. Pempt. 133,
(10) -^nf. Fol. Linearibus confertis. R. Luidb. 296. N. l$.
Lin. anguiïifolia Flore dncreo flriato. Dill* Eltb* 198. T.
14S. f. 197.
IU DEEL, IX* STUSCi
49^
TWEEMAGTIGE KrüIDEK.
Afdeel.
XV.
Hoofd*
STUK*
X!.
Antirrbi'
num Mon»
ff.es/ula-
num*
Montpel-
iiers.
XIL
Sparuum.
Ryzig.
XIII.
JBiptmïïa-
turn.
Tweeftip*
pelig.
XIV.
Ttijïe.
Drcevig.
den , de onderjlen viervoudig , de Kelken
met het Zaadhuisje gelyk-
{li) Leeuwebek met Liniaale getrapte Bladen ,
een glanzige gepluimde Steng en geaairde
glanzige Bloemjleelen.
C 1 2 ) Leeuwebek met Elsvormige gejieufde
Vleezige Bladen, de onderjlen drievoudig;
de gepluimde Steng en Bloemen zeer glad.
(13) Leeuwebek met Liniaaïe gladde Bladen ,
de onderjlen viervoudig ; een opgeregte ge-
pluimde Steng en Hoof dig geaairde Bloemen*
(14) Leeuwebek met Liniaak verftrooide Bla-
den , de onderjlen gepaard 5 Elsvormige
Honigbakjes en byna ongef teelde Bloemen*
Alle deeze behooren tot het V l a s c k k r u i d,
Linaria, dus genoemd, om dat de Bladen naar
die van 9i Vlafch gelyken > terwyl de Bloem
He-
(11) Antirrh'mnm Fol. Linearibus confertis &c. R. Lugdb*
297. N. ts. Linaria Capilhceo folio odoia. C. B. Pin. 213.
Prodr. ioó. N. 4* Diï-L. Elth. 199* Linaria odorata Mon-
fpesfulana. J. B. Eift. lil. p. 459-
(12) Am. Fol. Subulatis , Canaliculatis Carnofls &c. Am.
Ac ad IV. p. 277.
(13) Ant. Fol. Linearibas glabris Sec. Gouan Monsp. 300.
Linaria lutea parva a^nna. J- B. Hij}* III. p. 457.
(h) Ant. Fol. Lanceolatis fparfis Sec. H. Clitf. 498. R*
Lugdb. 296* N. 13. Linaria triftis Hispanica. Dill. Eitb.
201. T\ 164. f. 199. M jll. Jc, 166. Linaria Hhparuca pro#-
cumbenr, M&rt. Dcc. 35. f, 2.
D i s> * N A u 1 A* 493
Hcmelsbreedte verfchilt* Het Driebkidige komt IV,
in Spanje voor , als ook in Italië , hebben- 4FDxE/ff
de geele en paarfche Bloemen. Dit valt niet Boqfd*
meer dan een Voet hoog. De volgende Soort ,STÜK*
in Portugal en Amerika groeijende , is een^fj^T
Kruid van Mans langte en maakc dus in de Tui-
nen een fraaije Vertooning door zyne Bloemen ,
die dikwils drie by elkander als drie Vogeltjes ,
naar de gewoone figuur der Bloemen van het
Vlafchkruid, op den top der Stengen voortko-
men: doch zy zyn grooter dan in de andere
Soorten en paarfch van Kleur, gelyk in de ge-
ne die daar van den bynaam voert , zynde een
Kruid dat in Italië aan den Voet van den Berg
Vefuvius groeit , met zeer kleine Bloemen. Dit
heeft een aanmerkelyken Reuk , doch het Krui-
-pende heeft de Bloemen Reukeloos , groeijende
in Engeland, Vrankryk en Italië wild, Deeze
twee, zo wel als de vier volgende, hebben zeer
fmalle Bladen. Het Montpellierfe is welriekende
en gelykt veel naar het Ryzige , dat geftrekte
Takken als Rysjes heeft , aan Stengen van een
Voet hoogte, maar dit laatfte, in Spanje door
Loefling waargenomen , heeft de Bloemen
zeer lang , het andere zeer kort gefpoord. Van
het TweeJUppelige , dat ook de Bloemen gce) 9
doch met twee Oranjekleurige Stippen heeft,
verfchilt dat Ryzige doordien het in alle opzig-
ten veel grooter is ; zynde dit maar een Span
hoog, weshalve het Klein Geel Jaarlyks Vlafch-
kruid heet, op de Bouwlanden voorkomende in
" ïta«
xit DiEjL, Ui sim*
494 TWEEMAGTIOE ItRÜIDEH.
IV. Italië en Spanje. Het laatfte of Droevige y ein«
^FxvfL* ^clyk > (Jat mea Gibraltar heeft groeijende
Hoofd- gevonden , is een Kruid met veele gladde Sten-
stuk» gen ^ diiwHs neerleggende , en Liniaale eeniger-
&ht*izaa- maate vieezige rondachtige Zeegroen bedaauw-
de Bladen. De Bloemen vallen in \ geele,paar*
fche of Afchkleurige, en het Zaadhuisje is Bek»
keneelachtig y gelyk in de eigentlyke Leeuwe-
bekken , zo genaamd.
xv.
Anttrrhi'
%um fupi-
num.
Leggend.
XVI.
Ar ven fim
Akkerig.
(15) Leeuwebek met byna viervoudige Liniaa*
le Bladen > verfpreide Stengen en getroste
Bloemen (*)f
(16) Leeuwebek met byna Liniaale Bladen,
de onderjlen viervoudig , de Kelken Lyme*
rig gehaaird ; Aairswyze Bloemen en een
opgeregte Steng.
(17)
(15) Antirrhlnum Fol. fubquaternis Linearibus dcc. R»
Lugdb. 296. N* 17. GOUAN Monsp. 301, GER* Prov. 290*
N. 6. Linaria pumila fupina lutea. C. B. Pin. 213* Ofyris
lutea fylveüris. Lob. Ic. 410»
(*) Calcari reïïo (met een regte Spoor,) is thans hier
bygevoegd ; doch de befchryvingen , zo wel a!s de aange-
haalde Afbeeldingen van dit Kruid , toonen , dat het een
kromme of omgcboogene Spoor heeft. De voorgaande
Soort heeft een regte Spoor of Staart.
(ï6) Antt Fol. fublinearibus inferioribus quaternis &c. R«
Lugdb, 297. N, 21. GouAN Monsp» 3O0. GER. Prov* 291» N*
io* Linaria Arvenfu ccerulea. C. B. Pin, 213 - Prodr. 117.
Dill. Elth. f. 19 s. fi0 Lin. pumila Foliolis carnofis. C. B.
Pin* y. Linaria quadafolia Iwtea.- Id,
DiDYNAMiAe 495
(17) Leeuwebek met de Stengbladen Liniaal IV,
overhoeks ; de Wortelbladen Lancetvormig *m^h*
drievoudig ; de Bloemen Tuilachtig. Hoofd-
stuk.
(18) Leeuwebek met Lancetvormig Liniaale xvir.
verfpreide Pluizige Bladen , de onder jïen n»mPeiïs^
viervoudig; een leggende Steng en geaairdefe"anum*
Bloemen.
X v III.
Saxattle.
( 19) Leeuwebek met de Wortelbladen viervou- Roezige
dis: Lancetvormisx de Stensbladen Liniaal KIX-
overhoeks; de Kelken Pluizig en digt aan Lymerig,
de Steng.
( 20 Y Leeuwebek met vyfvoudige Liniaale Vlee» xx.
v . „. , Multicau*
zige Bladen* te.
Veelfteng.
(21) Leeuwebek met viervoudige Elsvormige ,xxi.
Vleezige Bladen ; opgeregte Stengen en ge* zeegroen.
aairde BUemen*
(22)
"4 (17) Antirrbinum FoL Caiilinis Linearibus altcrnis &c. Li-
naria annua purpureo - violacea. Goüan Mon$p> 300. Ger.
JProv. 292. N. 11- Linaria ccerulea minor. Lob. ///♦ 103.
£in. coeralea Calcaribus longis. J. E. //(/?. Iir. p. 461.
(is) Fol. Lanceolato -Linearibus fpirfis vülofis &c.
Linaria rnaritima minor viscofa Fol. hirs. Flor. luteis. Mo-
BIS. Hi/l. II. p. 499»
(19} *Ar>t. Fol* Rad. quatcrnis Lanceolatis &c. ^j»,
IV. p. 319*
(20) FoL quiaïs Linearibus Carnofis Flor. Capitatis*
R. Lugdb. 296. N. 11. Lin. Sicula mukicaulis Molluginis fo-
lio. Eocc Sic. 38. T. 19. f- 1.
(21 ) Ant. Fol. quaternis Subulatis Carnofis &c. Lin. man*-
ëma Folüs fuccuïentis. BUXB. IV. p» 23. T. 17.
40 TWEEMAGTIGE KrüIDËN,
IV. (22) Leeuwebek met viervoudige Liniaal-
Afdeel JAancetvormige Zeegroene Bladen , ver/prei*
Hoofd- de Stengen en getrojle Bloemen met een
stuk* regte spoor.
XXII.
Antirrbi' fifie deeze , wederom , zyn Smalbladige Soor-
wam. 1 ten van Viafchkruid , waar van de eerfte naar
Aipifch. het Droevige veel gelykt, hebbende geele Bloe-
men, en een omgeboogen of kromme Spoor*
Het volgende is gemeener dan die, op de Ak-
kers van Engeland , Vrankryk en Italië, waar
van zy den bynaam heeft. De Bloemen van dit
en het volgende , wegens haare lange Spooren
kenbaar , zyn blaauw , die van het Rotzige , welk ,
zo wel als het Lymerige, in Spanje valt, zyn
geel. Veele Biesachtige Stengetjes heeft die
daar van den naam voert , voorkomende op Si-
cilië en in de Oofterfche Landen, waar ook het
Zeegroene zyne Groeiplaats heeft , met zyne
Vleezige Sappige Blaadjes ; doch diezelfde Kleur
heeft plaats in bet Alpifche Viafchkruid , 't welk
de Bladen Kranswys geplaatst heeft, ver van
elkander. Dit groeit in Ooftenryk, Switzerland ,
Italië , Provence en op de Pyreneefche Bergen*
Het heeft de Bloemen blaauw met een geel Ver-
hemelte , zegt de Ridder. Voorts zyn alle deeze
Soorten klein van Gewas, fommigen maar een
Hand-
(22) AnthrUnum Fol. qiinternis LmearN Lanceolatis glaucls
&c. R. Lu&db. 297. N, 22. Unarïa quadrifolia fupina. C.B. Pm.
ïï3. £# Lin. coerulea repens. y, Lin, fol. Carnofis cinerei$»
Dl t> Y N A M I A» 49?
Handpalm , anderen een Voet of daar omttent IV;
hoog, of nederleggende op den Grond* Afdebi»
j: Hoofde
{23 J Leeuwebek met gepaarde langwerpig È^-stuk*
r<w*fe Zaagt andige Bladen , *m opgeregU J™^.
Steng 9 getroste Bloemen en tweehoornige
Zaadhuisjes. TweehooP
Leeuwebek met alle Bladen gepaard Ëy- xxiv;
rond en Pluizig, enkelde Stengen, de
men zijdelings tegenover elkander.
(25) Leeuwebek met de meefte Bladen gepaard $ tttL
langwerpig 9 de Bloemen overhoeks.
Örégobia-
(a6) Leeuwebek met de meejle Bladen over-$g>
hoeks , Lancetvormig fiomp 9 en de Steng ^JJ*
met veel verfpreide Takjes* Klein;
JDee-
(23) Antirrkinum Fol. oppofitis ovato - oblongis ferratis.
Jim, Ac ai. VI. Afr* 17. Linaria FoL copiofis oblongis den-
tatis, Caps. Cörniculat! reflexa. Bürm* Afr. 211. T* 7$. &
3. Antirrh. Capenfe. Burm. Pr$dr. FL Cap.
(24) Ant. Fol. omnibus oppofitis ovatis villofis &c. Afit.
Saxatile minus* Barb* Ie. 597- Vinaria Hispanica Nummula-
ria: folio villofo. TOURNF. Inft. 169.
(25) Fol. pleriscj. oppofitis oblongis, Flor. altcrnïs.
R. Lugdb. 297. N* 23. Gouan Monsf;'- 50 1. Linaria Saxa-
tilis Serpylli folio. Tournf. Inft. 169. Orontium Saxatilë
Thymi folio * Fl. rubello. BARR. 1c. 131 3* Antirrhinum Sa^
xitile. id. ïcm 5pS , 2Ï02, iioj.
(£6) Ant. Fol. plerisq. alteinii Lanceolatis obtufis , &c.
jpi. C/i$. F/. £«?c. 502, f58. Oed. Dan. $oz. Scopf
&*r«, 476. HALL. Hf/v. <J^S, KRAM. jtuftr. 184. G£R,
/rov. 291. GöüaN Monsp, 301, Amudi. Aivejife minus, è»
li
XI< Deel. IX. Stuk-,
498 TWEBMACTIGE KRUIDEN.
IV, Deeze vier Soorten hebben de Bladen zo fmal
AFxvf U nieu Het Tweehoornige valt aan de Kaap en is
Hoofd' door den Hoogleeraar Burmannus afgebeeld.
«tuk. jjet volgende, dat in Spanje groeit, munt uit
tobuilzaa- ^ ^ B]aadjes - die byna rond eQ plui.
zig gehaaird zyn. Het derde moet wel een zeer
veranderlyk Plantje zyn , gelyk de Ridder daar
van getuigt, indien alle de door hem aangehaal-
de Afbeeldingen van Barrelier daar toe
- behooren zullen. De Bladen wprden by die van
Quendel t Thym, Orégo,of ielfs van Muur,
vergeleeken. Zy zyn niet alleen ronder of lang-
werpiger , maar ook glad of Haairig, en, dat
wel het allergrootfte verfchil uitmaakt , men vindt-
ze in de meefte Afbeeldingen met lange Spoo-
ren , gelyk de beide voorigen ook gefpoorde
Bloemen hebben, afgebeeld ; doch in dat, welk
by Barrelier getyteld wordt, als de Blaad-
jes van Thym en roodachtige Bloempjes heb-
bende , komen zy , even als in het eigentlyke
Leeuwenbek - Kruid , zonder Spooren voor en
geheel verfchillende van figuur. Of het evenwel
de zelfde Plant kan zyn, laat ik daar. Dit Oré*
go-Bladig Leeuwebek of Vlafcbkruid heeft zy-
ne Groeiplaats in Spanje , Languedok en Pro*
vence. Deeze drie zyn allen kleine Plantjes van
een Span of een Voet hoogte , zo wel als het
zo-
B. Pin* *rs. Ant. tertium. Cam. Epit* 0*2. Linaria pumil»
vnlgatur Arvenfïs. Tournf, In/l, ify. Ant. naiminui» ajf*?
7 tam repens. Lob. U. 4ctft
zogenaamde Kleine, dat gemeen is op veelerley IV.
Gronden door geheel Europa, komende in on Vf^fwi
ze Nederlanden ook voor in de Zandige Koorn-dooFü-
landen, by Haarlem, Ücrecht , Ha::erwyk eirTTpr*
elders. Het wordt by ons genoemd Kleinè ^eld-^"*^
Orant en heeft de Bloempjes zeer kort ge-
ipoord , zynde gantfch L^meïig en Haairig •> mtt
de Takjes dikwils langs den Grond verfpteid,
de Bloempjes van boven Violet , van ondereü
geel. Het Zaadhuisje, dat Eyrond is , gaat met
twee Gaatjes open.
C. Gefpoorde met overhoekfe Bladen,
7) Leeüwebék met overhoekfe Hartvormige , ïxlfifc
de Steng omvattende Bladen.
viaticum*
In de Montpelgardfe Tuin hadt Ca&par^^
Bauhinus deeze, in *t jaar 1594, geplukt ,tlG ; ' 4
zynde aldaar voortgeteeld uit Zaad dat van
Florence gezonden was 9 onder den naam vaü
Allerhoogst Dalmatifch Flafchkruidmet Laurier-
bladen , en dezelve ook onder den naam vaö
Overblyvend Kretifch Heefterig Vlafchkruid be-
komen. Zo dat men daar uit de afkomst gisfëri
kan (*)♦ Maar wy zyn thans uit de Kruialee*
ziri*
(27) Aniirrhinur» Fol. alternïs CordatiY dmplexïcaulibuè,
tïnatia laiifolia Dalmatica magno Flore. C B. Pin.
Prodr. ïö6. Linaria maxima folio Lauri. J, B. Hifi. III. p«
45S. BUXR. Cent. I. p. 15, T. 2+.
(*) Habitat in Creta , Armtnia nnde innoiuit t$94* C. B» Üsk
ie Ridder en tekent het toojc een Jaailykfch Gevras aarc,
tU
11. m*u ix* Hut.
1 (
5oo TweeMactige Kruiden.
IV. zingen van den fchranderen Buxbaum verzekerd,
AFxv.EL' dat deeze fraaÜe ^ant °P ongebouwde Velden
Hoofd* jn Armenië zeer gemeen is en even de zelfde
iTüf * als het Levantfche Vlafchkruid met een zeer
& Wzaa- groote gee]e Bloem , doör Tournefortop
zyn Reistogt gevonden. Zy heeft ronde Houti*
ge Stengen , hooger dan een Elle, met Bladen1
van twee Duimen lang en half zo breed , onge-
fleelè ; de Bloemen drie- of viermaal zo groot
als die van 't gemeene Vlafchkruid > uit den ros-
fen geel of Goudkleurig*
xxvm.^ )( 28 ) Leeuwebek met Lancetvormige ruige
numhh- Bladen overboekt, geaairde Bloemen en het
turn
Ruig. bovenjle Kelkblaadje grootst.
G^flAfo ) Leeuwebek met Lancetvormige gefpitJU
Hum. Bladen en eene Roedswyze bogtige Pluim.
Brembla-
dlgxxx kéeuwebek met Liniaale Bladen over-
jmceum. hoeks , een gepluimde Roedswyze Steng en
Biezig. getroste Bloemen.
Van deeze drie , meer of min oaar het ge-
mee-
(28) A*tirrhinum Foh Lanceolatis hirtis alternis SccLoefl.
Mill. Di&. 10.
(29) Anu Fol. Lanceolatis acuminatis Sec. Linaria Genï*
üx folio glauco, Fl. luteo. Dill. Elth 202. Linaria fi. pal*
lido ri&u Aureo. C. B. Fin* 213. Linaria Fannonica primas
Clus. Hift. I. p* 321.
(S©) Anu Fol» Iiijiearibu* althuis &c. AcaL IV, p;
meene Vlafchkruid , dat hier opvolgt^ gely- IV.
kende , komt het Ruige en Biezige in Spanje Afdeiu
voor, doch het Brembladige vale in Neder -Oos-Hoofi*
tenryk als ook in Siberië. stvk.
(31) Leeuwebek met Lancetvormig Liniaale xxxiv
getropte Bladen, een opgeregte Steng ,
gefieelde Aairen aan 't end van op elkander na.
leggende Bloemen. Gemeen,
Dit Gewas, aan de Wegen , de kanten der
Bouwlanden en op woefte Velden, door geheel
Europa , zo wel als in onze Provinttën , voor-
komende, is het Gemeene Vlafchhruid 3 dat men
in 't Latyn Linaria , in 't Franfch Linaire of
Lin fauvage , in 't Engelfch Toad-Flachs of
Padde- Vlafch noemt. In 't Hoogduitfch geeft men
't niet alleen alle die naamen y maar bovendien
wordt het van fommigen Scheisfkraut en Harn-
hraut geheten. Want het Kruid is in de Ge-
neeskunde bekend als een laxeerend en afzet-
tend Middel , zynde zoutig en eenigszins fcherp
van Smaak ; hoewel fommigen het uitwendig
beter keuren. Een Zalf, daar van tegen de Aam-
bei jen bereid, is Wereldkundig. Het heeft een
aan*
(31) AntirrltnumTól. Lanceolato • Linearibus confertis &c»
Mat. Mei. 313. GORT. Bel$. 177. FL Suec. 501,5*7-
KRAM. Auftr. 184* GOUAN Monsp. 301. HALL. Helv. 61+.
Linaria vulgaris lutea Flore majore. C. B. Pin. 212. Linaria
prima, Dod» Ptmpt. 183. Ofyris Linaria f. Urinaria. &0«.
hm 406»
li 3
II. diel ix. srm.
$02 TwEElMAGTIGfc KrüIDEN.
IV* aanmerkelyken Stank overzig, inzonderheid de
^FxvfL -Bl°emeDi die in 6 weeden zelfs Fliegen-Blumen
Hoofd* genoemd worden , om dat het Landvolk dezel-
*TUK ven in de Venfters plaatst tot afweering der
Muggen, zo de Ridder aantekent.
Dit Kruid , dat gemeenlyk,gelyk hier aan den
Diemermeers-Dyk in het Gras , tot twee Voeten
hoogte voorkomt * en zeer kenbaar is aan zyne
dikke getropte Aairen van bleek geele Bloemen
met Staarten en hoog geelen of Oranjekleurigen
Smoel, ondergaat een zonderlinge verandering
cxf verbaflering 5 waar van men weinig weergaa
vindt in het Ryk der Planten. Wel is 't waar ,
dat fommige enkelde Bloemen , gelyk die der
Ridderfpooren , door dubbeld te worden oök
een andere gedaante bekomen en haare Spoor
of Staart verliezen ; doch dan heeft zulks plaats
in de geheele Plant: terwyl hier, in tegendeel,
een enkelde Bloem van een geheel andere fi-
guur, en dikwils tusfchen de gewoone Bloemen
van het Vlafchkruid iq , op eene zelfde Steng ,
verfchynt '*)♦
TtUr\a Ik fpreek hier van de Peloria , een Kruid dat
'^üfch?' in den Jaare *742* door zekeren Student der
femid. Kruidkunde , Zioeberg genaamd , op een
Eiland der Provincie Roslag , aan de Kust
van Sweeden, zeven Mylen van Upfal, ontdekt
werdt , en federt ook op andere plaatfen , zo
in
(*) FABR1C» Flor. HdmJïaA zio.
DlDYNA MIA. JO£
in Sweeden als in Duitfchland , is gevonden. IV.
Men kan hetzelve niet dan als een Bafterd- ^F^El-
Vlafchkruid aanmerken: want bet komt in aüefiooFD-
opzigten met het Gemeene overeen , uitgeno-STÜK«
men de Bloem , die van een regelmaatige Trom- *f^"
petachtige geftalte is , een Cylindrifch > doch
onder uitgezet Pypje hebbende, met een vyf-
deeligen Rand , en niet alleen vyf Meeldraad,
jes van gelyke langte , maar ook vyf Hoornach-
tige Honigbakjes , onder aan de Bloem. Deeze
Bloemen 9 die in 't eerst vrugtbaar fcheenen 3
heeft men bevonden te misdraagen ; zo dat men
dit Kruid , 't welk echter beftendig dezelfde
Bloemen behoudt, door Afzetzels moest voort-
planten, dat zeer gemakkelyk in de Upfalfche
Tuin , alwaar het zig bevonden heeft 3 is ge*
fchied (*>
(32) Leeuwebek met Lancetvormige drierib- xxxu.
* • Antirrhi*
°*m nam LinU
fotium.
(*) Vid. Disfèrt. de Pelorh Am. AcaL U p. SJ. Ibidem* Vlafch»
que T. III. Liaan* Proles bybrida noemt LlNNflCUS het^ladlSa
zelve, zo in Sp. Plant. Anni 1753* p. %$9i als in Syft.
Nat. Ei. ff»g. XIII. Anni 1774. p. 466; doch in Dhquis.
& Qu*ft' AcaL Petrop. Ann. 1760, wordt dit Kruid niet
van hem geteld onder de Plant* bybrida, waar van zyn
Ed» zegt drie of vier, die hy aldaar opnoemt, te kennen en
voor nieuwe Soorten te houden ; zo dat hy deeze niet als
zodanig moet aangemerkt hebben.
(3*) Antirrhinum Fol. Lanceolatis alternis trinerviis &e.
Linaria Amer. parvo Flore luteo* C. E. Pin. 212. Linaria
Conftantinopolitma &c. Tqurnï* C*r« $, Buxi, Cmu I. p.
16. ï. z$* £ 2»
li 4
II. Dul, IX, Stuk.
5O4 TwEEMAGTIGE KRUIDEN,
bige Bladen overhoeks > getrofie Bloemen ,
wier Steeltjes afftandig zyn en korter dan
het Blikje.
(33) Leeuwebek met Liniaal Lancetvormigt
Bladen overhoeks , getrofie Bloemen « met
de Kelken langer dan de Bloemen en opge-
regte Siengen.
(34) Leeuwebek met Eyronde gladde Bladen
overhoeks , met de Bloemjleehjes inde Oxe»
len ♦ die Vrugtdraagen verlangd en omge».
kromd; de Steng leggende.
(35) Leeuwebek met overhoekfe Liniaale
Bladen ver van elkander en gepluimde Bloe-
men , wier Steeltjes langer dan het filad
en gejtrekt zyn.
Peeze vier zyn Plantjes van weinig hoogte*
Het eerfte5 dat volmaakt de Bladen van Vlafch
heeft, is in Klein Afie,het volgende by Aleppo
in Syrië waargenomen. Lijsnjeus fchryftaan
bei-
Os) Antirrhinum Fol. Lineari - Lanceolatis aJternis &c.R.
Lugdb. 296.N. 16. Linaria Chalepenfis minor ere&a. MORIS.
Hifi» II. p. 502. S.y. T. i$.'f4 9» Lïn. annua anguftifolia, Tbiümf*
Oh. 87. T. 87* f. 2. Raj. Hifi. 1884. Linaria Floie albo.
KiV. Mqyi. T. 80. f 2,
(34) Anu FoL ovstis aï ternis glabris &c. Lin. pofilla pro-
cumbens latifolia. Raj. Hifi* 755. Antirrh. procumbens Ra-
niofum. All. Cors* 205. f. x.
(35) Anu Fol. alt. Linearibus remotis &c. Lin. Liiflt^mca
^naritima Folygal* folio. TqüRNF. /«/?. **9*
IV.
Afdeel*
xv.
Hoofd -
«TUK*
xxxn.
'Jlntvtrbt"
num Chale-
penfe,
£leppifch.
XXXIV.
Qefttxum*
Omge-
boogen.
XXXV.
Pcduncula-
turn»
'Langftce-
D I D T N A M I A. 505
beiden de Groeiplaats in Italië toe. Het laatfte IV.
dat 3 volgens den Heer Bühmannüs, aan de 'irxD*EL*
Kaap valt , heeft de Bloemen witachtig , het 3oof'd»
andere geel. Dat, welk de Bloemfteeltjes na 'rTÜK*
bloeijen mu den Grond omgeboogen heeft ,komt ,f?fr„£
volgens Brander , in Barbarie voor Dit is
naauwlyks een Span hoog en heeft bleeke Bloe-
men , die lang gefpoord zyn , met een geelen
Smoel. Het Langjleelige , dat Tour ^efort
aan de Zeekust van Portugal hadt gevonden,
heeft Houtige Stengetjes , die zeer Takkigzyn,
van een Span lang en Blaadjes als die van 't
Varkensgras, met geftrekte Bloemfteeltjes .drie-
maal langer; effene Kelken en geele Bloemen,
yan buiten blaauw geftreept.
£>♦ Met ongefpoorde Bloemen,
Hier volgen nu de Soorten van dit Geflagt,
die gemeenlyk Leeuwebekken genoemd
worden , hebbende de Bloemen Smoelachtig,
zonder Spoor of Staart, als
(%G) Leeuwebek met ongeflaarte Bloemen die xxxvr.
• J 1 V ff J Anurrhi-
geaaird zyn, de Kelken rond. nusmaju$.
Groot*
On-
(3$) Autirrhinum Corollis ecaudatis, Floribus fpicatis,
Calycibus rotundatis* H. CUffl 314. Lugdb. 294. Sp. i«
Gouan Monsp. 302. Antirrhinum vulgare. Tournf. /»>?♦
Antirrh. DOD. Pempt. 182. LOB. Ie. 4^4* Ant, majus rotun*
diore & longiore folio. C« B* Pin* 211. Ant. latifolium, Barb.
Jein. 65$,
II» deili ix. Stuk»
5CÓ TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Onder den naam van Leeuwebekken , is dceze
Al?xvfL Soort als een twecjaarige Zaay- Plant bekend in
Hoofd- onze Bloemhoven , groeijende wild in de Zui-
stuk. delyke deelen van Europa, op drooge Steenach-
Sckmizaa-^ piaatfen f ja zelfs op Muuren* Men noemt
het Kruid , naar de betekenis van den Griek-
fchen naam, in 't Fr^fch Mufle de Veau> in 't
Engelfch Kalves - Sneut , in 't Hoogdukfch Kalfs»
nofe, om dat de Bloemen of Zaadhuisjes naar
den Smoel of Neus van een Kalf gelyken zou-
den. Men vindt het, hierom, ook Kalfs-Muil
in 't Nederduitfch genoemd* Daar zyn Verfchei-
denheden van , met breeder of fmaller Bladen,
doch in 5t Gewas overeenkomende. Het ver-
fchilt bovendien in de Kleur der Bloemen , die
of paarfchachtig , en wit of geel, zyn en de
Hoven niet weinig verfieren , inzonderheid ,
doordien het eenige Voeten hoog groeit. Ook
zyn deeze Bloemen zeer aartig, dewyl menze
door drukking kan doen gaapen , hebbende an*
derszins een geflooten Smoel.
xxxvit. (3 7) Leeuwebek met ongefiaarte Bloemen, die
tAnürrbi- byna geciciird zyn> de Kelken langer dan
rum Oron* , n. °
num. de Bloem.
Middel- J}jt
baar*
(37) Antirrhlnum Corollis ecaudatis , Flor. fubfpicaris &c.
Mat. Mt&> 312» GORT. Belg. 177 . KRAM, AuJIr. \%s. FU
$uec. 520, 55 9. GOUAN Monsp. 30a. GRR. Prov. 289. R.
Lugdb. 294. Antirrh. Arvenfe majus. C. B. Pin. 212. Ant.
fylv. Phyteurna. DOD. Tempt \ 18 2. Ant. vuigo Caput Canis
&c. Lob. Ie. 404. fi, Antirrh. Barr. Ie. Cs 1 , 652»
D t D * N A M I A. 507
Dit Kruid , dat door geheel Europa op de IV.
Akkers wild groeit , komt ook in onze Ne- Af£E£U
derlanden , doch zeldzaam , voor. Men noemt Hoofd*
het 'er , Orant , Knappers of Knaptandekei2S-*TVK*
Kruid , willende dat hetzelve zou zyn hec Oy *$£9
rontium of Arantium der Ouden* Het vale in
alle opzigten kleiner dan de gewoone Tuin-
Leeuwebekken, en heeft de Bloesfem ook min-
der Aairachtig , doch de Kleur der Bloemen
verfchilt weinig , zo min als de öguur ; want
zy zyn paarfch met een geel Kinnetje. Het Zaad-
huisje valt in deeze Soort ronder en drukt zeer
wel de figuur uit van het Bekkeneel van een
Aapen- of Hondskop ; weshalve het ook dien
naam voert , in 5t Franfch Oeil de Chat , dat
is Katten -Oog. Met drie Gaten , die als de
Oogen en Mond vertoonen , zig openende ,
ftort het, gelyk 't voorgaande, zyn kleine zwar-
te Zaadjes uit. Men heeft oudtyds , aan het
Orant, een inbeeldige kragt , tegen betovering ,
toegefchreeven gehad. Sommigen willen dat dit
laatfte Venynig zoude zyn (*>
(38) Leeuwebek met ongejlaarte Bloemen in xxxvm.
de Oxelen , de Kelken Vlinderachtig , de Antilrhi:
0 * num Papt-
Bladen Vleezig* Iwihnaceum.
Vlinder.
(*) Venenata Planta , zegt LlNNïEUS in Sp. Plant. vanachtl2%
dit, doch het wordt niettemin van zyn Ed. in Mut. Mtd.
aangehaald : offchoon die aanhaaling in Sp. Plant* by de
voorgaande Soort was geplaatst.
(3*) Antirrhinum Coroll. ecaadatis &c Mant. 16. Antinh*
fapllionaceum. Curm* Fl. Ind. v.
IU DEIE*. IX. $TUS.
J08 TwEEMACTICE KRUIDEN,
IV. In Perfie groeit, volgens den Hoogleeraar N.
*Fxvf L Burmannüs, deeze Soort van Leeuwe-
Hoofd- bek, die niet alleen door de Vlinderachtige fi-
STUK* guur der Kelken , door zyn Ed, duidelyk in
4*™Izaa' Plaat vertoond , maar ook door de Bladen ver-
fchilt, die rondachtig en Vleezig zyn. Zyn Ed.
hadt dezelve uit Garzins Kruidboek , alwaar
dit Kruid Perjifche Afarina in de gedaante van Pen*
ningkraid getyteld werdc , hoewel de geftake
meer naar die van Orégo ge'ykt.
xxxix* (39) Leeuwebek met ongejiaarte Bloemen ; de
mfmA/a-* Bladen Hartvormig gekarteld 9 gepaard;
***** de Stengen neerleggende.
Rondbla- ö öö
Weinig bekend is deeze Soort , dan in de
openbaare Kruidhoven» Zy groeit natuurlyk in
de Gebergten van Provence , Dauphiné 5 en
inzonderheid in dat van de Sevennes in Langue-
dok3 zoLobel aantekent. Wegens de rond-
achtige figuur der Bladen noemt men het Jfa-
rina, als naar het Mans» Oor gelykende, doch
het Loof komt eigentlyk meer met dat van het
Hondsdraf of Aardveil overeen ; zo dat. men
het, zonder Bloemen, naauwlyks daar van on-
derfcheiden kunne en zoude het met regt Steen-
veil genoemd mogen worden zo hy pordeelt ,
zeggende dat het een Pisdryvende kragt heeft»
f35?} Antlrrbinum Cor. ecaud. Fol. cppofitis &c. H. Cltf.
313* R. Lugdb. 295:. Afarina f. Hedeiulsi Saxatilis magng
Flore. C. B. Pin. 306,
DlDYNAMIA. 509
(40) Leeuwebek met ongejlaarte Bloemen ; de t IV.
Bladen Eyrond , Wollig , gepaard ; de Sten- i!"^2L
gen neder leggende. Hoofd*
STUK»
Deeze, wier Bloemenkin de Afbeelding van xl. ;
jBarrelier, verkeerdelyk met Staartjes ver- nummJiie*
toond zyn, is door Tqurnefort SpaaQlchZa2tbladi^
Pluizig Leeuwebek, met Lymerige Orégo-Bla-
den , gety teld* De Bladen zyn door de Wollig-
heid zeer zagt en daar van heeft het den by-
naam,
E. Gefpoorde met gaapende Bloemen.
(41) Leeuwebek met de Wortelbladen Tong- xel **
achtig getand gejtreept , de Stengbladen Uum^
verdeeld en ejfenrandig* blad^Uef*
De Bladen van dit Kruid gel y ken meer naar
die der Chryfanthen , dan naar die der Made
lieven. Het heeft een Steng van drie Voeten
hoog, die rond is en Takkig, en in de Oxclen
zeer kleine paarfch- of blaauwachtige Bloem-
pjes
3
f40) Anürrhlnum Cor. ecaud. Fol. oppofiris &c. Antirrhi-
imm Hisp. villofum Origani folio glutinofo. Tournf. lnjï%
16%. BARR. Ic. 598.
(41) Ant. Fol» Rad. Lingulatis dentatis lineatis, Caulïni*
partiüs integeninais. Mant. 417* H. Ciiffl 428. R. Lugdb.
295. OoüAN Monsp. 503. Unaria Beilidjs folio C. B. Fin.
212. Pr oir. 106. Ic» Linaria odonta Ooo. Pempt, 184.
Lin. purp, odorata. Lob. /<?♦ 407» Dodarcia öcc, Mill. Ditt.
IU Dsu* JX, STVK,
Sto TweemagTïce KUUIDÈ»è
IV. pjes, met een omgekromde Spoor- Sommigen
Afdeel. wjHen >t niet tot de Linaria betrekken. C. Baü*
Hoofd- hiisüs heeft een ander, met ongeftaarte Bloe*
gTUK men> gelyk hy duidelyk zegt , met zyn Ma-
lpllzüa deüefblaoig Vlafchkruid bedoeld. DüDONéuj
noemt het welriekende. In Languedok groeit
het op verfcheide plaatfen*
xlit. (42) Leeuwebek met Liniaaïe Bladen over*
titmCana- ^loe^s 9 m gaapende Bloemen % die de Onder*
**»fi- Up vlak hebben.
In Virginie en Kanada groeit deeze, welke
een Draadachtig Stengetje van omtrent een Voet
hoog, dat naauwlyks Takkig is, heeft en glad-
de fonalle Blaadjes als van Viafch. De Bloem-
pjes , die Violet zyn , hebben een Elsvormig
Staartje.
CymbarIA. Bootjes - Vrügt*
Wegens de Geftalte van het Zaadhuisje , dat
als uit twee Bootjes , naast elkander , famenge-
fteld is, voert dit Geflagt den naam, zynde,al-
leenlyk om dat het een tientandigen Kelk heeft *
van het voorgaande afgezonderd.
1. De eenigfte Soort van ia Siberië opver-
Cymharia r . .
DaurSea. ' iéhtit*
Sibeófch.
(42) Antitrbinum Fol. Linearibus akerhis Sec. Ant.Caule
ümpiicisGdio longisfimo &c. Gron. Virg. 67 , 94.
(1) Cymbaria. Syft< Nat. XII. Gen. 7SU p. 4".
xin. p. 467. Cymbaria ©aiuica putxüla ixzcana. Arm. Rntk.
N. 47» T. f, a,
D I D Y N A M I A. 5H
fcheide plaatfen groeijendc, geeft uit een zelf. IV,
den Wortel drie of vier Stengetjes, zelden hoo- A^EL
ger dan een half Voet, Wollig grys, met Bla- Boofd-
den , byna als die van 'c geroeene Vlafchkruid 8TüK*
en eenzaame of twee en drie Bloemen by el-y^f^?
Jcander , voortkomende uit een Pypachtigen Vlie-
zigen Kelk , die met tien of twaalf fmalle Slip-
jes, welke men anders een Omwindzel noemen
zou, gefchoord is» Deeze fchynt de Ridder te
houden voor Tanden van den Kelk* De Bloem
is eenbladig , Smoelachtig en vry groot , fehoon
geel , van binnen als met roode Druppen gete-
kend* Zy is dikwils een Duimbreed lang en
een Pinks dikte wyd , hebbende de Bovenlip ia
tweeën, de Onderlip in drieën gedeeld. Uit de
wanden komen doorgaans vier Meeldraadjes
voort, die zeer lang en dun zyn. Het Vrugtbe-
ginzel heeft één Stamper en wordt een Zaad-
huisje als gemeld is , dat kleine Zaadjes openfprin-
gende verfpreidt. De Groeiplaats is op opene
drooge Bergveldeu.
Die Soort van Martynia, welke een Jaarlykfe
Zaay - Plant uitmaakt , bekend wegens haare
zonderlinge Zaadhuisjes , is in de befchryviüg
van dat Geflagt, onder de Heefters, reeds ge.
boekt (*).
T o R e n i A*
Naar een Sweedfchen Kruidkenner * die dil
Go*
(*) li» Deel V. Stuk, black,
512 TwEEMAGTiGE KrüIÖEN,
IV, Geflagt in Ooftindie waargenomen heeft, is hec
Afdeel» genaamd. De Kelk is tweelippig, met de bo-
Hoofd* ventte Lipdriepuntig. De Bloem , naar die van
$?vk< 't Vingerhoedkruid gelykende, heeft de Boven-
Schuitzaa. lip byna geheel en terug geboogen , de Onder-
dige' lip in drieën gedeeld. De vier Meeldraadjes zyn
korter dan de Bloem en twee derzei ven hebben
nog de laugte van het Pypje niet ; zy hangen
paarswyze aan de Onderlip en de twee boventte
hebben op zyde een Takje dat niet geknopt is.
De Styl is Draadachtig , de Stempel Slakvor-
mig tweedeelig,- het Zaadhuisje langwerpig met
menigvuldige Zaadjes, en kwam den Heer Os-
beck voor , eenhokkig te zyn*
i. Deez vondt de eenigfte Soort, daar van
AM^cffM Cbina > hebbende ovaale , kort gefteclde ,
uoLtindi- .gekartelde Bladen , tegen elkander over. 't Is een
leb**»
laag Plantje , naar 't Oogentroost of Aardveil
gelykende met een Smoelachtige Bloem , die
grooter of kleiner valt.
De Soorten van Besleria y een klimmend A*
merikaanfeh Gewas , zyn ook, zo wel als die
van Craniolaria , reeds befchreeven , des komei
wy tot de
SCRO-
(i) Torenia. Syft. Nau XII. Gen. 754» p. 412. Veg.XllU
p. 468. Am. Acad. 111. p. 2$. Ö5B. /»«. 210, 274. Euphra-
fias afHaïs pufilla planra. Pluk. Amaltb. %$. T. 373- £ 2.
Afarinx foliis 6c facie Caps. bivalvi ÏÏgnotï. Pluk. 19.
T..^6o. f* %. Hederae teneftiis Sp. Comm* Mal, 35. Kaka-pn*
Hert. Mal, ïx.p. 103, ï\ /?% ttt/*M, b*% P< nu
t> IDYNAMIA. 5X3
ScROPHüLARiA Scrofelkruid. IV.
De Kenmerken daar van zyn; een vyfdeeli- 1,*^
lige Kelk ,* een Klootrondachtige Bloem , 'tSTÜK4
onderfte boven, en een tweehokkig Zaadhuisje.
Het bevat de vyftien volgende meest Europi.^^
fche Soorten.
Ci) Scrofelkruid met Hartvormige Zaagtafi- T-
j r >+r m • * ? ! Scrophul**
dige Jpitje Blaaen 3 van agteren rond; deri* Man-
Steng ftomphoekig. ^tS^fc
Veel gclykt deeze Virginifche5 die volgens
Ray Brandt netel Bladen heeft, naar de vol-
gende, doch valt eens zo hoog. OeBiadenzyn
lang gefteeld, tegenover elkander geplaatst én
hebben den Reuk van Vlier. De Bloempjes
zyn groen van Kleur met een ros Lipje*
(2) Scrofelkruid met Hartvormige drieribbige ii.
Bladen tn een vierhoekige Stang» inoo^
Dit Kruid , wegens de knobbeligheid zyner
w or-
(1) Screpbularia ïoh Cord. Serr. acutïs Sec. Sjft. Nat.
XII. Gen. 756. p. 413. feg. XUL p. 468. H Ups. .77,
Gbon. Pirg. 71, 95. Scroph. Maiilandica &c. Raj. SuppU
(i) Scrophularia fcoli Cbrd. triraerviis &c. Mat. Mêd. 3 10.
Gort. £eig. 1 rs- Fl. Suec 520, 560, kram. Aüftr \%$.
HALL. Hetv. 6 18. GOUAN Monsp. 303. Gfr. /Vöv. 288.
R. Lugdb. 191. Scrophularia nodola fcetida C. B. Pin. 23$*
Scrophularia. DoD. Fempt. 50. CAM» -Ijpfo 8óé. Swoph.BW*
jor. JUo». 5 3 3»
Kk
II. DESL. IX, Sftfft
gi4 TWEEMAGTIGE K R ü I D E r?#
IV. Wortelen gebynaamd, is het Groote Speenkruid 9
AFJxv?L' dus om het van het Kleine dat het Schelkruid
Hoofd- is * , te onderfcheiden ; in 't Franfch Scrophu»
stuk iaire en 5y fommigen Herbe du Siége , in 't En-
f*"11***'- gelfch Figwort, in 't Hoogduitfch Feigwartfea-
♦ zie kraut getyteld. Die bcnaamingen zien eigentlyk
bladz.228*0p je Geneeskragtcn daar aan toegefchreeven.
Men Doemt het , in Diiitfchland^ookjBmmwwr^
of Zwarte Nagtfchade > wegens de donkerheid
van het Loof; byons fomwylen Helmkruid , we-
gens de figuur der Bloemen. Het groeit byna
overal in dit Wcreldsdeel en komt in onze Ne-
derlanden op veele plaatfen voor.
Het heeft opgeregte Stengen , dikwilsvaneen
3ElIe en hooger , die niet zo ftomphoekig als
ïn de voorgaande Soort , en niet zo fcherphoe-
kïg als in de volgende zyn Van boven
fpreiden dezelven zig Takswyze uit, en zyn be-
groeid met gepaarde Bladen, veel naar die der
Groote Brandenetelen gelykende, doch vlak en
glad en niet brandende , donkerer groen. Aan
't end zyn de Takjes bezet mer Trosjes of Tuil-
tjes van Bloemen, donker paarfch van Kleuren
van eene Helmachtige figuur* De Meeldraadjes
zyn bezet met Haairtjes die roode Knopjes heb-
ben, vervolgens Waterig van Kleur, zegt Dok-
tor SCOPOLI.
De
(*) Tn Sp. Plant. Ed. i. fiaat Cauk ohtufangulo , in Ed.
fl. asutangulo i in Syft. Nat* Ed. Peg. XIII. wederom $#*
ttt/anguh; ik nioemze deibake flegu vierhoek^
D I D t N A M I A. jTlJ
De Bladen van dit Kruid , die {tinkende en IV.
bicter zyn , h^bbe'ftde eene openende oplos&n- VF^Et>
de kragt. Het Af kookzel daar van lirekt tot zui- doorn»
vering van Zweeren en tot wegneeming vanSTÜK-
Schurft of Ruidigheid. Men heeftze , uit- en Jg*^
inwendig , tot Geneezing der Aambeijen a^n^e»
preezen , waar toe een Zalf van dezelven be-
reid werdt ; doch veelen hebben hier geen baat
by gevonden. Het Poeijer der Wortelen heeft
eene Wormdoodende hoedanigheid Door mid-
del van hetzelve , in Spaanfche Zeep gemengd 5
zyn koude Kliergezwellen aan den Hals tot ver-
Haan gebragt. Dus zou dit Kruid voldoen aan
den Latynfchen naam, dien ik met Scrofelfauid
verduitfcht heb, om dat men gedane Klier- of
Kropgezwellen , naar 't Latyn Scrophula , Scro-
fels noemt. Het kleine Schel- of Speenkruid
heet by J. Bauhinus ook Scr ophularia C*j.
(3) Scrofelkruid met Hartvormige ftompe ge- m.
fieelde afloopende Bladen ; de Steng Vlie rZ°Aqta*
zig gehoekt en Bloemtros/en aan 't end dertic"^tQtm
Takken. Speen-
kruid»
De voorgaande Soort komt wel meest op vog-
ti-
(*) Zie bladz. 228. hier voor.
(3) Scr ophularia Fol. Cordatis obtufis Sec. Mat* Med, 311.
H. Ups. 177. GOUAN Monsp. 303. Ger. Prov. 289* GoRT-
Belg. 178. Scroph. Aquatica major. C. 3» Pin. 235, Scrophu*
laria Aquatilis. Bod. Ptmpu 50. Scroph, foemirj?. Cam. M fit
Ut DeeLi IX STUfff
5IÓ TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV* tige plaatfen voor , doch decze groeit aan cte
Afdeel. kanten vaI) Beekjes > in Moerasfen en Wateren*
Hoofd- Hierom noemt menze , met reden 5 Water-
stuk Speenkruiden fomtyds Beekfchuim of St.Antho-
£cbuiiz*a- nis Kruid i in onze Nederlanden. De Wortels
zyn Vezelachtig zonder Knobbeltjes: de Steng
fchiet fomtyds op tot eeDs Mans langte: hy is
op de vier hoeken als met Vliesjes gewiekt. De
Bladen gelyken naar die van Betonie, en hier*
om is het ook Water - Betonie geheten. Aan de
frovenfte Takken komen losfe ongebladerde Aai-
ren , van getroste Bloemen 9 aan veelbloemige
Steeltjes. Zy zyn donkerpaarfch met groen ge-
mengd : de Slippen van den Kelk zyn rond , de
Vrugt is fpits en in tweeën fplytende, even als
in de voorgaande Soort.
Deeze heeft dien fterken Stank van Vlier*
bladen zodanig niet als de voorgaande , doch
verfchilt in kragten weinig, en is uitwendig als
een Wondmiddel aangepreezen. Dat dit Kruid
overeenkome met de Liquitaja der Brafiliaanen ,
in het wegneemen van den walgelyken Smaak,
welken het Aftrekzei van Senebladen heeft , is
Wereldkundig ft)»
iv. (4) Scrofelkruid met Hartvormige van onde-
lZ°AuUrkl ren bollige Bladen , die van agteren by*
i«ta* hamzeltjes hebben en Bloemtros fen aan *t
end der Takken, De
(t) VLd, Epbé Kat. Cur. Cent. VII. Obs. 65.
(4) Serophuiaria¥o\» Cordatis fubtus tomentofis &c.
Betcmca A^uatica Septentsioaaiium- Lob. U %%%%
D I D T N 4 M I A# 517
■'' De Water -Betonie der Noordelyke Landen, IV.
uit Lob el hier aangehaald , volgens hem inAFx^L:
Normandie » Engeland en de Nederlanden groei- Hoofd»
jende, is de zelfde Afbeelding als die der Wa-STUK»
ter-Betonie van DoooNéus, welke door an-
deren op de voorgaande Soort aangehaald wordt*
In beiden hebben derhalve die byhangzeltjes of
Ooren plaats, welke in de Spaanfche zagtbladi*
ge van Barrelier zo blykbaar zyn ; doch
Haller merkc dezelven als eerfte Blaadjes
der Takken aan (*),
(5) vScrofelkruid met Hartvormige dubbeld Scr^fam
Zaagtandige Bladen eneene famengejleelde naScoro.
Bladerige Bloemtros* JvieL&fe-
bladig*
Deeze heeft omtr?nt de Bladen als die van
Melisfe of van de Wilde Salie, welke meniVo-
rodonia noemt* liet is een Kruid dat twee Voe-
ten hoog groeit , in Portugal en op 't Engelfch
Eyland Jerfey voorkomende.
(6) Scrofelkruid met Hartvormig langwerpige
Betonic-
(*) In Iconibus Veterum ima [Folia] imam akeramve ^^S'
?innam accesforiam habent, fed cx fuut omnino prima folia
Ramorum. Hall. Heh. p* 619.
f5) Scrophularia Foi. Cord. dupücato * ferratis &c. R.
Lugdb. 296. Scrophularia Melisfe Folio, Tqurnf. /«/?.
Scropln Scorodonïae folio* Pluk. Alm. 33S. T. 59. E 5-
(6) Scrophularia Fol. Corcfatis oMoi>gts dentatls &c. Mant»
$7. Scrophul. Betome* folio. Tournf. /«/?. 166. S«opht
Ag. montana mollior. Baur. h. 274, mala.
Kk3
II* Peel IX» Stuk»
5l8 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
getande Bladen , de Tandjes enkeld , doch
naar agteren dieper ingej needen.
(7) Scrofelkruid met Lancetvormige Zaagtan*
tandige gefteelde Bladen, drievoudig aan de
Stengen y en gepaarde Takken.
(8) Scrofelkruid met byna Vleezige ongefteelde
e ff ene Bladen 3 die aan de tippen omgekromd
zyn.
De bepaalingen en bynaamen onderfcheiden
deeze genoegzaam* Het Betoniebladige en Ree-
Jlerige Speenkruid groeit in Portugal : het Le«
vantfche is door Toürneporx op zyn Oos -
terichen Reistogt ontdekt. Hy geeft 'er Hen-
cipbladen aan. De laatfte is een Heeftertje 3
dat door zyne altoos groene Kroon tot fieraad
der Plantverramelingen Itrekt, geevende fraaije
Pluimswyze Aairenuit van paarfche Bloempjes,
met witte Meeldraadjes, waar fpitsronde Zaa-
huisjes op volgen* met kleine bruine Zaadjes ge^
vuld# De Blaadjes zyn klein , en gelyken naar
die van het Gamander, doch dikachtig. Men
bewaart het in de Winterhuizen.
(9)
(7) Serophularia Fol. Lanccolatïs fermis petiolatis &c.
Scroph. Fol. Lanc. ferr. R. Lugdb.z9\. N. 8. Scroph. Oriënt.
Fol. Cannrr *mis. ToüRNF. Cor. 9.
(8) Serophularia Fol. fubcarnofis (csfilibus laevibus &c. Mant .
4ig. R. Lugdb. 294. N. 6, Saoph. Lus. Frut. Verbcnacac
foliis. tourni. Inft. 167. Scroph. peregrina Fmtescens. He$m.
luito* 547. T, 547»
IV.
Afdkeu
xv>
Hoofd-
stuk*
y h.
rr^kuld-
TÏa Orien~
Lev ntScht
vin
prutesceni,
Heeöeng.
DlD-ZNAMIJU 519
(9) Saofelkriïid met Hartvormige Bladen , aan IV.
Je Steflg drievoudig , era Bloemteelt jes in Af^l»
Oxelen , die eenzaam maar tweedeelig üoofd-
zyn. stuk*
IX.
(10; ScrofelkruiddarglflAfc Bladen heeft , de sZfheïnt
onder jien drievoudig gevind en Jlomp , de iis- .
bovenften enkeld; niet byna driebloemigeQ- x
xelfteeltjes. Trifinata.
f J Dxiebladig*
(n) Scrofelkruid met afgebroken gevinde, xi.
Hartvormige ongelyke Bladen ; een ende s™hucif°m
lingfe Bloemtros ; de Oxelfteeltjes dubbeld yi^Ebla-
en gegaffeld.
Van dceze drie Soorten 5 die ten opzigc van
de Bloemfteeltjes in de Oxelen overeenkomftig
zyn , groeit de eerfte natuurlyk in de Zuidelyke
deelen van Europa : de Driebladige is in Afri-
ka en op Korfika gevonden ; de Flierhladige > die
in
(9) Scropbularia Fol. Caulinis ternis Sec* H. Clsff. 322»
Ups. 177. R. Lugdb. 293» GOUAN Jlomp. 304. Scroph. Fh
luteo. C. B. Pin. 235. Prodr. uz. ic, Lamium Pa«n. 2»
exoticum. Cjlus. ƒ#/?♦ II. p. 3S«
(10) Scropbularia Fol. glabris infer. ternatis &c. Scrophis!»
Sambucifolia &c. Pluk. Alm. 338. T. BIS. f. 6. liocc. J/»*.
II. p. 65»
(lij Scropbularia Fol. interrupte Pïnnatis Cordatisinarqua-
libus &c. Scroph. Fol. difformibus. R. Lugdb. 293. N. 4.
Scroph. Sambucifolia. Alp. Exot* 203. T. 202. Mill. Di&.
T. 231. Scroph. Fol. laciniatis. C. h.Pin. 236. Prodr. 112,
MORis. 11. S. s« T. 8. f. Scroph. Lufoanica maxima
flora, Fol. disfe&is. Raj. Suppl. 396.
Kk 4
II. Deel» IX» Stux*
520 TwBEMAGTÏCE KRÜlDEN.
IV. in ha Loof weinig daarvan vcrfchilt, komt 1$
Afdeel ^naDje^ portuga] > en in dc Levant, voor* Dee-
HoöFp- ze heeft een re^topftaa'-de Stens: met famenge-
•Tü*j ltelde Bladen , die vyf of z^vcn Vinblaadjes heb-
stim zaa- ^ en fa^x tusfchen , Hartvormig , ruig ,
van boven glad f Zaagtandig , het endelingfe
grootst. De Tros beftaat uit dubbelde Bloem-
Heekjes met groote paarfchachtige Bloemen,
die de Onderlip groenachtig hebben. De Voor*
jaarfe (tinkt en bloeit in Maart, hebbende de
St< ng een E!le hoog.
xu. Ci 2) Scrofelkruid met Findeelige Bladen, een
tZ*ci*lna. naakte end - Tros en tweedeelige Bloemfteel-
yindeeiig.
tjes.
Dit Kruid , dat in de Zuidelyke dcelen van
Europa , als ook in Switzerland groeit , voert
den naam van Hondsniite y of Helmruitex zo
Lor. el ze^t , die aanmerkt, „ dat men het
3, zelden vindt dan in drooge heete plaatfen ,
>f op Akkers en aan de kanten , gelyk in \ Land
van Languedok, als ook omtrent Ravermeen
3, Rome, waar het veel groeit." Het heeft veel
Rysachtige Scheuten of Stengen , die in het
groote anderhalf EUe hoog vallen ; doch fom-
mïg blyft veel laager. De onderfïe Bladen zyn
flegts ingefneeden, gelyk die der Kollebloemen ,
doch de Stengbladen beftaan uit Vinnetjes , die
we*
(n) Senphül&ria Fol. pinnatjfoJis &c. //. Cliffl $n. IV.
Lugdb* 294. Gouan Monsp, $04. Scrophularia Ruta Canina
di&a. C. £. Pin, 23$. Kuta Canina. LQ5. Je. II. j>. $u
Dijdtnamia. 5*i
wederom ten halve gevind zyn. Aan den top IV.
komen losfe Bloempluimen , van ongedeelde A¥D**U
Bloempjes, wier Kelken als verzilverde Ran- Hoofd*
den hebben , zynde de Bloem paarfch en wit ;*TÜK*
de Meelknopjes groot en purper , het Stuifmeel f^mlZ
Goudglanz^g. Het Loof Itinkc gelyk in verfchei-
dp anderen*
(13) Scrofrlkruid met de onder/te Bladen dub- ^ xm.
beid gevind , eenigermaate Vleezig en zeerlZlliil'
glad, ae Tros/en in tweeën gedeeld. Glanzig.
Tot de breedbladige Hondsruite wordt hier
van den Ridder t'huis gebragt die zonderlin-
ge Soort, welke de vermaarde Toürne*
fort op -t Q.iekfche Eiland Naxia vondk
Dezelve hadt Zeegroene Bladen, byna gelyk .
die van de Thapfia verdeeld , aan een Steng die
dikwils drie of vier Voeten hoog worde ; de
grootften agt Duimen lang , naar boven kleiner 5
alwaar Bloemen voortkomen van figuur a!s in
het Speenkruid , groenachtig met donker paar-
fche UppQn. De Kelk heeft ronde Punten en
het Zaadhuisje, dat fpits is, bevat kleine Zaad-
jes. Op andere Eilanden van de Archipel groei-
de deeze Plant ook , gelyk menze mede vindt
op Kandia, te Napels en elders in Italië.
r De
(13) Sc r ophul aria Fol. inferiorlbus bipinnatis &e. Scroph.
Fol. Fiiicis modo lacintatis f. Ruta Canina latifoUa. C. B.
Tin. 2 3 5. Scroph. Saxat. lucida. Bocc. Mus. II. p. 1S6. T.
117. Scroph. glauco folio &e. Tournp* Gr* s>, h. J. p.
T. 85. Kk ƒ
li» DM.U IX, STUK»
522
TwEEMAGTIGE KRUIDEN,
IV* De Ridder geeft thans van dit Kruid de volgende
AFxv EL' befchry ving. Het heeft een ronde regte groene
Hoofd. Steng: de Bladen gelyken naar die der Honds-
»tuk. rujte ^ maar eenjgermaate Vleezig 2 de Bloem-
J^tzaa' tros is regt en opftaande, met bleeke Bloemen ,
die de Bovenlip rood hebben.
(14) Scrofelkruid met viervoudige Eyronde Bla-
xiv. den en Kranswyze geaairde Bloemen*
Scrcpèula-
net?°CCi' Wegens de Kleur der Bloemen voert dit Ge-
Hoogrood. was ^en bynaam, dat te Vera Cruz in de West-
indiën groeit en Bladen als der Brandenetelen , by
vieren of in 't kruis om de Steng geplaatst
heeft.
xv. (15) Scrofelkruid met Hartvormige geflreepte
vrccmdT* glanzige Bladen , tweebloemige Steeltjesin
de Oxelen en een zeshoekige Steng.
Deeze gelykt naar het gewoone Groote Speen-
kruid , ^doch de Bloempjes en Bladen zyn fraai-
jer volgens Camera rius, die hetzelve den
bynaam gaf van Vreemd , hoewel Jaarlyks
van zelf uit Zaad voorkomende. Mislchien was
het te Neuremburg vreemd : want het groeit:
wild
f14) Scropbularia Fol. quat. ovatis , Flor. verticillatis fpï-
catis. R. Lugdb, 294- N. 9. Scroph. Fl. coccineo , Fol. Urtics
quaternis. HoüST. Ms.
O 5) Scropbularia Fol. Cordatis lineatis lucidis &c.-H.Clijfi.
Rè Lugdb, Gouan Monsp< 304. Scropbularia Uiticae folio. C.
B. Pin. £?6. Scroph. peregrina. CAM.-forf. i$7.T.43«Scropru
anima Folio Urttat. MOHIS, Hifi. II. S. T. 8, f. I#
I
D idynami a«
wild in Italië , als ook in Languedok en Pro- IV.
^vence , alwaar het gemeen is aan de Wegen AF££EL*
en nr Bosfchagie* De Bladen zyn als die der Hoofd*
Brandenetelen , maar zeer glad: de Steng STüK»
fcherphoekig , donkerpaarfch * de Bloem ?ur-/p£$£
pei kleur» De Bloemfteeltjes draagen van twee
tot vyf Bloemen.
C E L S 1 A,
Een vyfdeelige Kelk , een Raderachtige Bloem;
gebaarde Meeldraadjes en een tweehokkig Zaad-
buisje. Dus komen de byzondere Kenmerken
voor van dit Geflagt , 't welk naar den wyd ver*
maarden Celsus benoemd is. Hec bevat thans
de drie volgende Soorten*
(i) Celfia met dnbbeld gevinde Bladen. x.
Celfia
In de Grazige Velden van Armenië en Kap-
padocie komt dit Kruid in Mey en Juny bloei- fche.
jende voor. Het heeft de Steng een Elle hoog,
fomtyds in Takken verdeeld, met Bladen naar
die der Agrimonie gelykende , of ook wel fyn-
deeiiger. Het heeft Bloemen als die van 't Mot-
te- of Wollekruid , hier en daar één $ bleek
rosachtig geel van Kleur*
O)
(x) Celfia Fol. bipinnatïs. Syfi. Nat. XII. Gen. 757, p.
4U« XIII. p. 469. H. Ups. 179. T. 2. H. Citf. **u
R» Lugdb. 301. Verbascum Oriëntale Sophix folio, Toorn?-
Cor. s. BuxB. Cent. V. p. 17* Blattaria Or. Agrimonis folio.
]3uxB. Cent. I. p. 14. T. 2o«
11* DSFL. IXé $TUSt
524 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV* ( a) Celfia met de Wortelbladen Lierachtig ge»
Ait>£el, y^ ^ ^ £ioemjleeitjes langer dan de
Hoofl- Bloem.
STUK*
ii. Tot het Wollelcruid is deeze betrokken ge-
Arnlr*. weest , onder den bynaam van ArBkurus , die
steeibioe-j-nen door een Drukfeil , thans veranderd vindt
in 't malle Woord Ariturus (*)• Vaneen Plant,
Artturus Creticus door Pona genaamd, wordt
gewag gemaakt , en deeze is het aangehaalde
Laage Kandiaafche Wollekruid met gefnipperde
Bladen , volgens Bauhinüs. Dit fchynt wat
te verfchillen van het Wilde Kretifche, waarvan
het Zaad aan Alpinus, onder den naam van
ArSturus % uit Kandia meermaals was toegezon»
den, zonder dat hy hetzelve voor den regten
Arftu rus erkende» Misfchien, evenwel , zouden
de Ster gelykende Goudgeele Bloemen aanlei-
ding kunnen gegeven hebben tot dien naam , al-
zo ArEturus de naam is van de Noordfter.
De onderfte Bladen , zegt de Ridder, zyn
Lierachtig gevind, met kleine Zyblaadjes, de
bovenfte eokeld;die byde Bloemen ongedeeld ,
Hart-
h) Celfia Fol. Rad-caühus Lyrato -pinnatis, Ped. Florc
ïosigioribu?. Verbascum Ar&urus. Sp. Plant* aS4. Mant, 3 39»
Verbascum humile Cret. laciniamm. C. B« Pin. 240. Verb.
Brasficx folio. Col. Ecphr. II. p. 81. T. %z. Verb. Sylveftre
Oeiicum. ALP Exot. T. 122.
('*; In Syjl. Nat. Veg. XIII. p. 469? want zelfs wordt
«staar aangehaald Verbascum Ariturus Sp. Plant. 254- ManU
I35> : teiwyl men op die beide plaatfen leest Ar&urus^
DlDYNAMIA. 525
Hartvormig, Zaagswys' getand. Het heeft een IV;
lange eed - Tros van geele Bloemen , ieder op Af^eL*
een eenzaam Bloemfteeltje, dat langer dan de Hoofd.
Blaadjes is (*). STUK-
(3) Cdfin met de onderjle Bladen Lierachtig; töl
de bovenjten Eyrond,de Steng omvattende. Cretica.
Doorbla*
Deeze Soort, ook op Kandia groeijende, heeft d|s«
de Bladen, die in de voorgaande gepaard wa-
len, overhoeks, de Kelken Zaagtandig en vier
Meeldraadjes, de twee bovenften Haairig, de
onder tten effen met grooter Meelknopjes; de
Bloemen geel met twee Roestkleurige Vlakjes*
Digitalis* Vingerhoed.
Een Klokswyze vyfdeelige Buikige Bloem,
die eenigermaate naar een Vingerhoed gelykt >
onderfcheidt dit Geflagt , \ welk ook een v>f-
deeligen Kelk heeft en een Eyrorsd tweehokkig
Zaadhuisje* Het bevat de agt volgende Soorten*
(1) Vingerhoed met Eyronde fpitfe Kelkbïaad- D?\talh
jeS purpurea*
Faarfch.
(*) Peduneuli Foliis Floralibus longiores , Mint. Des Pfdun»
mits Flore longioribus ook een misflig fchynt te zyn.
(3) Cdfta Fol. infer. Lyratis &c. Blattaria perennis Cse»
tica incana, Foliis binis conjugatis, MOHis. Hifl. II» p. *S8.
(x) Digitalis Calycinis Foliolis ovatis acutis. Syft.Maé.XlU
Gen. 758. p. 414. Vtg. XIII. p. 470. H.Ciiff. s<8.R. Lugdb.
392. GoüAN Monsp. 305. GORT. Belg. 17 9- Digital* purpu-
jca folio aspero. C. B. Pin. 243. Digitalis purpurea. Dod.
Tempt. iés. fi. Dig. alba folio aspetp, C.B» Pin, 243, HALU
flih. 61 6.
$26 TwEEMAGTIGE KRUIDEN.
Iv* jes en Jtompe Bloemen } de Bovenlip onver*
AFDEEL.
xv> aeela.
Hoofd-
stuk:. In de Zuidelyke deelen van Europa , als ook
Schuiizaa-in Switzerland en Ooftenryk /ja zelfs in een
« gedeelte van onze Nederlanden * groeit dit
Kruid, dat een tweejaarige Bloemplant is in
de Hoven. De Franfchen noemenze Gants de
Notre Dame of Onzer Vrouwe Handfchoen : ook
Gantelets; de Engelfchen Fox-Glove , de Duit*
fchers , gelyk wy , Vingerhoed - 36t*|d of Vin-
gerhoeden, 't Gewas heeft groote breede , Ey«
rond - Lancetvormige Bladen , die ruuwzyn f op
de kanten getand 5 aan een Steng van drie of
vier Voeten hoogte , dikwils getakt en geaaird
met zodanige Bloemen 3 als gemeld is , paarfch
of ook wit van Kleur. Men heeft het vooreen
Wondmiddel gehouden en de oplegging van 't
gekneusde Kruid is tegen de Jicht, Kliergezwel-
len en de Engelfche Ziekte aangepreezen, 'c Is
fcherp van Sap en üoerhaave metkte hec
inwendig als zeer Vergiftig aan , inzonderheid
de Zaadhuisjes (f )♦
Dï ftkt ^ Vingerhoed met gladde Bladen en Jtompe
minor.
Bloemen, de Bovenlip tweekwabbig heb*
bende.
In
(t) Hift. Plant. Le&. fpur. Loni. 175 1. p. 30$. item ig
Mf. Patris raci,
(z) Digitalis Fol. Uevibus, Cor. obtufo &c. Mant. $6jl
Dig.purpureaHispanica minor, Tournf, lnfl.i^y
D I D Y N A M I A. 527
In Spanje nam Toürnefort deeze IV*
waar, die de helft kleiner blyft en Bloemen Af££el;
zeer veel naar die van 't Paarfche Vingerhoed Hoofd-
geiykende, zelfs in grootte , maar meer Stip^ 5TÜK*
pen in 't Gehemelte heeft ; zonder bleeke Kring, per^*"m
De Bovenlip is dieper ingefneeden, de Onder-
lip zeer ftomp ; de zydelingfen omgeboogen ea
de Meelknopjes hebben Roestkleurige Stippen,
(3) Vingerhoed met langs de Steng afloopende ur#
Bladen.
Wollig»
De groote Wollige geaderde Zaagswys' ge-
tande Bladen onderfcheiden deeze Soort, die
anders veel naar het eerfte gelykt, groeijende
insgelyks in Spanje. Het heeft paarfche Bloe-
men , bleek van Keel met Bloedkieurige Stip-
pen , aan den rand in vieren gedeeld, Het fchync
uit het gewoone Paarfche Vingerhoedkruid, door
bevrugting van hetWollekruid3 te zyn gefprooten*
(4) Vingerhoed met de Kelkblaadjes Lancet- iv,
vormig ; de Bloemen /pits , de Bovenlip Di^fs
tweedeelig hebbende* * Gee{,
Dee*
t%i Digitalis Fol. decurrentibus. Dig. Verbaset folio, purp#
minor, perennis Hispanica. Barr. 1c. uSj.Dig. anguftoVer-
basci folio montana. Bocc. Mus. 11, p. io$. T. 85.
(4) Digitalis Calycinis Foliohs Lanceolatis &c. H. Cliff.
318. R. Lug&b. 293» Guuan Mornp. 305. Digitalis majot
lutea f. pallida , parvo Flore. C. B. Fin. 224, Digitalis lutea
minore flore. Mor. Hifi* ih $♦ s* T. *» f. 5, Dig. luteap«y;<!
ya. Lob. Ic. s73»
Ui PEEL. IX. $TVM}
5*8 TwEEMAGTiCR KilUlÖÈNi
IV. Deeze , zo wel als het Paaifehe, in Vrankrykj
tI*1"* Jtaüe en Switzerland 9 op Zandige plaatfen ^
Hoofd grceijende , heeft kleine bleek geele Bloemen*
stuk. j)e hoogte , zegt Gouan 3 is anderhalf V oet ; de
Steog geftreept* met langwerpige, Lancetvor-
mige, half de Steng omvattende , gekartelde^
gladde Bladen en fpits liyronde Bladerige Blik»
jes. De Bloemen zyn niet gefiippeld of gevlakt.
y. ( ƒ) Vingerhoed met de Lip der Bloemen uit*
^jtffct gerand, de Bladen van onderen ruigachtigé
achtig.
Van de voorgaande verfchild deeze, door veel
grooter Bloemefc te hebben , komende voor 't
overige zeer naa daar niede overeen. Indien het
de Soort is > welke de Heer Hall er onder
de Switzerfche Planten heeft opgetekend, dan
valt zy ook grooter y hebbende de Bloemen gea-
derd en gevlakt (*).
DiVaih ^ Vingerhoed met de Kelkblaadjes Eyrond
Ferrugi- jiomp en uitgebreid, de Onderlip derBloe*
Ro^tkleu* gebaard.
f5) Digitalis Coroïlatum Labio errtargïnatö &c. MutfR.
Goetu 62. Digitalis Fol. Calycinis Lanceolatis, GaleS incifl,
HA* L. Fior. 331. Digitalis lutea major. C* B. Pin. 224.
(*) Digitalis Fol. Calycinis LifiearibuB acütis Flore- Venofb
maculolo. HALL* Helv. 617. WEINM. Kruidb. T. 4fo« d*
(6) Digitalis Calycinis Foliclis ov:tis obtufis parentibus
&c. K. Lugdb* z$z. Di#. anguftifolia JFl. Feirugineo. C. B*
Firn
D I D Y K A M I A. 529
In Italië en by Konftantinopolen groeit dee- IV.
ze, die niet alleen door haare Roestkleurige Bloe- Af^el»
men, van binnen geelachtig, maar ook in ande- Roofoj
reopzigten zig onderfcheidt. De Steng is effen STÜ1C»
en zes Voeten hoqg, met ongedeelde Lancet- /pfr^
vormige Bladen , en geeft boven > uit ieder Oxel ,
een opftaande Bloemtros 5 met kort gedeelde
.Bloemen , die klein en wyd zyn , met een lange
Onderlip en bogtige Meeldraadjes.
(?) Vingerhoed met Liniaal - Lancetvormige vir.
geheel effenrandige Bladen 3 met den Voet °^nkth
aangegroeid.
De donkerheid der Bloemen i die byna zwart»
achtig paarfch zyn , geeft deeze den bynazfflf.
Zy valt Heefterig s met Houtige Takjes en
groeit in Spanje, hebbende weinig hoogte.
Het Kanarifche Heefterige Vingerhoed-Kruid*, *n. D;
* V. Stuk
door my, gelyk de Bignonia en verfcheide vol- biadz, zoii
gende Geflagten , reeds onder de Boomen en
Heefters te boek gefield zynde , komen wy tot
dat van
Preiav
Fin. 244» Dig. latif. Flore Ferr. Morm. Hift% II. p. 178. S.
5. T. 8. f. 2. Dig. lutea non Ramofa Scorzoneix folio. Bl>XB»
Cent. V. p. z$. T. 49.
(7) Digitalis Fol. Liueari - Lanceolatis integerrimis bad
adnatis. Mant. 41 8. jACCfc Hort. T. 91. Digit. Hisp, angu-
ftifolia. Flore nigricante. TOURNI. Inft. 1 66. Dig% angaftifo*
lia Hispanica. Bocc. Mus. IL p. 136. T.
LI
II, deel. ix, stuk.
530 TWEEMAGTIGE KRUIDEff,
IV. P r e M n A. Bokkeblad.
Afdeel*
Hoofd- ®e KeI^ tweekwabbig ; de Bloem in vieren
stuk. ongelyk verdeeld en eene vierhokkige Bezie «>
Schuiizaa- welke enkelde Zaaden bevat* Dus komen de
byzondere Kenmerken van dit nieuwe Geflagt
voor , welks naam , Premna y in de oude Plan-
tenkunde onbekend, in 't Griekfchvan een Paal>
Staak of Blok , fchynt afgeleid te kunnen wor-
den. Linn^üs betrekt 'er toe het Folium
Hirci of Bokke-Blad van Rumphiüs, dus
wegens den Stank genaamd 5 welk de Heer ]♦
Burmannüs hadt aangetekend tot den Ti*
?ms van Linnjeus te behooren ; doch die
Bokkeblad - Boom , waar van Mannetje en Wyf-
je zyn , moest tot de Tweehuizigen tehuis ge-
bragt worden. Zo wel het één , als het ande-
re* kan derhalve geen plaats hebben , en de
aanhaaling van den Ridder, hier letterlyk door
my overgenomen , is fout,
i. Cl) Bokkeblad met effenrandige Bladen.
Premna
integrifo-
Ha. Ik fpreek van de eerde Soort (i) , welke >
<ï§fcnran* volgens zyn Ed, 3 de Cornutia Coryrnbqfa is s
door den Heer N. L. B u a u a n n u s voorge-
fteld en afgebeeld. Deeze Heer wil, dat die
de
fi) Premna Fol. integerrimïs. Syft. Natt Veg. XI1T* Geij^
p. 473. Ment, 2Si. Cornutia Corymbofa. BüRM Fu
Jnd. 133. T. 4.1, f. i, Folium Hicci. '&UMPH. Ambt III. p*
2». T» IJ i>
D I D Y N A M ï A.
de Kruiderig welriekende Ceylonfche Vlier zou IVV
zyn , van Hermanküs, aldaar Mindi ge-AF£vfu
naamd , welker Schors en V rugten als Genees- Hoofd.
middelen in gebruik zyn. Zyn Ed. haalt R u m-stuk*
ph iüs niet aan , en ik kan , om de waarneid/^r»?«,
te zeggen > de aanhaaling ook niet begrypen 5
of het moest de Strand Gumira Boom zyn %
welke op bladz. 209. is befchreeven. Die Boo-
men hebben den Reuk van Vlierbladen en het
Hout van de tammen is tot Werkhout* dat der
wilden alleen tot branden bekwaam»
(2) Bokkeblad met Zaagtandige Bladen, ir.
Serratift*
Deeze > misfehien een Verfcheidenheid van
de voorgaande 3 is een Oostindifch Boomge-d?glg
was met ronde paarfchachtige Takken , die
groote gerande Lidtekens hebben van afgevalle-
ne en gepaarde 3 gedeelde , Eyronde ftompe ,
Zaagtandige Bladen , doch naar agteren effen-
randig. De Bloemen aan 't end , van grootte als
die der Viorne , maaken een gearmd Kroontje uic*
L O E S E L I A»
Dit Gefiagt heeft een vierdeeligen Kelk en aï-
le de Slippen der Bloem over ééne zyde , de
Meeldraadjes tegen het Bloemblad over en een
drïehokkig Zaadhuisje.
De eenigfte Soort te Vera Cruz groei- r.
Loefelia iU
(z) Premna Fol. ferratis. Mant. 253. Cornutioides. Kanthaal*
(1) Loefelia. Syfl. Nat. XI*. Gen. 767, p, 4.13, R, Lugdb.
L 1 2 t9$%
Bn Dfcll., IX, STCK.
532 TwEEMAGTlGE KrüIDENJ
IV« jende, mogt ook wel onder de Heefters befebree»
?xvfU ven zyn geweest. Zy heeft een opftaande , flaauw
Hoofd- vierhoekige 9 gearmde Steng en gepaarde Lancet»
,TÜK# vormig Eyronde fpits en als Doornachtig getan-
digt. *** de Bladen* De Takken groeijen tegen elkander
over. De uiterfte Takjes hebben Hartvormige
op elkander leggende, omvattende Bladen, al-
lengs vergrootende , tot dat het Takje in een
Bloemdraagend Hoofdje eindigt , van geele
Bloemen*
LlNDERNlA*
Een vyfdeelige Kelk en een Smoelachtige
Bloem met de Bovenlip zeer kort : de twee on-
derfte Meeldraadjes een Tandje aan 't end heb-
bende en het Meelknopje zydelings daar onder»
Het Zaadhuisje met ééne holligheid,
i. t Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge*
pylidaril. Aagt 3 tot het welke maar ééne Soort betrokken
gSd°e*draa **s te vooren Capraria Gratiohides genaamd.
Dezelve was eerst in Virginie , op Waterige
plaatfen 5 groeijende , waargenomen , doch werdt
paderhand door den Heer Lindern in de
EU
299. Royena Fol. acute dentatis et veluti fpinofis , Flore lu~
teo. Hoüst Ms,
(1) Lindemia. Syft* Nat. Veg> XIII. Gen. 1315. 47*. Ca-
praria Gratioloides. Sp. Plant. 11. p. $76. Lindernia* Alliqn»
Aüq. 178 T. 5. Pyxidaria repens annua ,Flosc. monop* uni-
labiatls. LIND. Mfat* I. p. 152. T. 1 & 2. p. 267* Ruèllia
Pedunculis folitariis unifloris. GRON. Vvrg* 73* Gratiola Flor»
Pedunculatis, JsoU ovatis crenatw. Grqn, Fir^ 3,
D I D * N A M I A. 533
Elfaz gevonden, befchreeven en afgebeeld ,on- IV*
den naam van Dooskruid, dat kruipt, een Jaar- Ar^EL<
lyks Gewas met eenbladige eenlippige Bloemen, Hoofd-
Naar deezen Kruidkenner badt de vermaarde STUK-
Allion hetzelve Lindernia getyteld. De/p^faT
Ridder merkt aan, dat het uit Virginie verhuist
zy in ons Wereldsdeel.
\ Is een klein Waterplantje , dat een vier-
kante broofche gladde Steng heeft , fomtyds Tak-
kïg en Zwiepig; met kleine ongedeelde Blaad-
jes , veel naar die van Guichelheil gelykende ,
en Pypige Bloempjes , die in twee Lippen ver-
deeld zyn, waar van de bovenfte Helmachtig,
de onderfte driedeelig. Ieder Bloempje komt
eenzaam uit een Oxel der Bladen voort, en zit
op een lang dun neerhangend Steeltje. De Kelk
is in vyf lange Punten diep verdeeld* Het Zaad-
huisje is langwerpig en fplyt in tweeën van bo-
ven tot beneden , bevattende veele zeer kleine
Zaadjes. Dus heeft de Heer Clayton dit
Kruidje in Virginie , alwaar het in de Herfst
bloeide, waargenomen. De Bloemen zyn bleek
blaauw of paarfchachtig*
M a n ü L e a* Handbloem.
Een vyfdeelige Kelk en Bloem, de laatfte
met de Slippen Elsvormig en als uitgefpreide
Vingers van een Hand , daar dit Geflagt den
naam van heeft : het Zaadhuisje tweehokkig en
veelzaadig. Dus komen de Kenmerken van dit
LI 3 Ge-
XI* Deel. IX, Stok*
534
TWEE'MAGTI GE
Kruid en.
IV. Geflagt voor 5 'c welk de twee volgende Kaap-
xv!L Planten bevat.
Hoofd-
stuk, (i) Handbïoem met naakte Bladen 9 byna on-
i. gefteelde Stengen en overhoekfe eenblomigs
lus.
bioemi" ^e verrnaarc^e Commelïn hadt deeze Soort ,
ouwg. wegen§ ^e gezegde figuur der Bloemen, Chei-
ranthus, dat is Handbïoem 3 gctyteld. Zy groeit
aan de Kaap der Goede Hope- Op den Grond
fpreidt zy Lancetvormige Bladen uit, diep in-
gefneeden en groen , waar tusfchen Stengetjes
voortkomen van een Span hoog, met kleine of
enkel zeer fmalle Bladen , arm den top Aairen
hebbende van kleine geele Bloempjes, als ge*
xegd is.
TêmLc/a ^ Handbloem met Wollige Bladen, gebla*
wollig/ derde Stengen en veelbloemige Steeltjes.
Dit Kaapfe Plantje is een geheel Wollig leg-
gend Kruid, metftomp Eyronde gekartelde ge^
paarde Bladen , hebbende een end - Tros uit o-
verhoekfe Trosjes beflaande en fmalle Bloem-
pjes,
fi) Manuka Pol. rnidis , Caul, fubaphyllis , Vcd, alterms
unifloris. Syft. Nat. XII. Gen. 1254. P- 4 9- X1H,
p. 476* Manulea Fol. nudiusculis Mant 8§. Lobelia Chei*
lanthus. Sp. Plant. 13 19- Chciramhus Afticaua Flore luteo.
CO MM. Hort, lf. p*S3» T. 4*.
(2) Mar.ulta Fol. tomenrofjs > Caulibus Foliofis ,Ped. mul-
tiftoris. Mant. 420. Seiago tomeiuofa. Sp. Plant. 877. Se],
Racetnis Ramoas. Am* Ascd* VI. Aft. 22* Pu>&> Pkp*T*
%l3i fi *♦
Didynamia* 535
pjes, hoog geel van Kleui\ De Meeldraadjes, IV.
in de gezwollen Keel van 't Pypje, zyn twee-
niagtig met een geknopten StyL Naar het Ge- Boofd*
aairde Glimkruid * fchynt hetzelve veel te gely-srUK:»
ken* De Bloempjes zyn regelmaatiger , dan fp^£
in de voorgaande Soort, verdeeld. *n. d*
V. Stuk ,
Hebenstretia.
Dit Geflagt is benoemd naar zekeren Doktor
Hebenstrkit , die op bevel van den Koning
van Poolen naar Afrika gereisd was ter bevor-
dering van de Kruidkunde. Het heeft een dub-
beld uitgerandcn Kelk, van onderen gefpleeteni
de Bloem met eene opftygende Lip , die in
vieren gedeeld is ; de Meeldraadjes in de ver-
deelingen van den rand ingeplant, en een twee-
^aadig Zaadhuisje.
De drie volgende Soorten , ook aan de Kaap
groeijende , zyn thans in hetzelve opgegeven,
naamelyk
(1} Hebenftretia met Liniasde getande Bladen r
en gladde A air en. tiadmmj.
Getande»
De
ft) Hehnflretta Fo!. Lmearibus dAttatis , Spïcis larvibus.
Syst. Nat. XII- Gen. 770. p. 420. Veg. Xïli. p. 476. ft. '
Cliff. 326. R. Lugdb* 300. Berg. Cap* 153* Vaieiianelk
Africana FoL anguftis &c4 Comm Hort. 11. p. 247. T. 109,
Kapuncalus Fol. inferïonbas multifidis, fupetioribus fïajpl •
éznut\%> Flor* fpicatis. Burm. Afr* T» 41. t*U
LI 4
II. Deel, IK. Srw.
53ö
TWEEMAGTIGE KrüIDEN.
IV* De Steng van deeze is opftaande , een Voet
Af^eL< hoog, aan den Wortel en onder de Aairen met
Hoofd- enkelde opftygende Takjes : de Bladen zyn
stuk» overhoeks verfpreid , Liniaal , eenigermaate fte-
SJp!lzaa'M\g , met Tandjes, opgeregt , in de Oxelen
veele getakte Blaadjes hebbende* Aan 't end
komt een langwerpige Aair , met Elsvormige
Blikjes 3 op tien ryën overlangs gefchubd , een-
bloemig : want de Aair beftaat uit vyfhloemige
Kransjes > overhoeks geplaatst. De Bloem ïs
wit, op de rug van den Keel rood en zonderling
door de plaatzing der Meeldraadjes , waar van
de twee onderfcen omgekromd zyn. Des mor-
gens zyn de Bloemen Reukeloos ,'s middags ftin-
ken zy walgelyk en 's avonds hebben zy een aan ■
genaamen Geur,
IT„' ( 2 ) Hebenflretia met Liniaal effenrandige
tia integri- Jiïaaen*
f&lia.
ougctan- j)eeze {ieeft de Bladen gepaard en losfe Aai-
ren met eironde Blikjes, zo de Ridder aante-
kent* Ook komen de Blaadjes fomtyds Krans-
wys om de Takjes voort. De Kanthaairige van
den Heer Bergius fchynt tot deeze of de voor-
gaande te behooren. Mogelyk zyn zy alle drie
flegts Verfcheidenheden van dk Gewas,
Cs)
(a) Hebenjtrttia FoU Linearibus intcgerrimis. H. Cliffl 497.
H. Lugib. 300. Fcdicuiaris fol. anguftisiïmis dentatis* J?rjRf&»
Aft» T. v> f. 2. HebcnftxetU ciliata. Bïkg. Cap.
DlDTKAMlAi
53?
(3) Hebenftretia met byna Vkezige Hartvor- IV.
mige ongedeelde Bladen. Afoesu
Dit is een opftaand Heeftertje, witachtig ^tuk?*'
glad, met weinig Takjes en die alleen van bo- ui.
ven: de Bladen overhoeks of gepaard, onge-^"^^
fteeld of byna de Steng omvattende, Hartvor-**^^
migftomp, naauwlyks gekarteld, Vleezig, vanmi^.
onderen bultig. Aan 't end heeft het een onge-
fieelde Aair van Bloemen, die wit zyn met een
rooden Keel en famengedrukte geele Meelknop-
. jes^ gelyk die der eerlte Soort,
E r 1 n u s. Balfembloem.
Dit Geflagt heeft een vyfbladigcn Kelk en
den rand der Bloem in vyf byna gelyke deelea
gefneeden, met uitgerande Slippen ; de Boven-
lip zeer kort en omgeboogen : het Zaadhuisje
tweehokkig.
In hetzelve komen thans de vier volgende Soor*
ten voor, naamelyk.
Qï) Balfembloem met getmte Bloemen en Spa- *:
(l) Htknfiretia FoU fubcarnofls Cordatis CzsCiUbiis. Mant.
(ij Erlnus Floribus Racemofis , Vo\li$ Spatuiatis. Sy/i.
Nat* Itlé Gen. 77 i. p. 4~a- Fif. XIII. p. 477. Erinus. H.
Cli/f. 310. R. Lugdb* 301. GOUAN Monsp. 306, HALL. Helv¥
629. Ageratum ferrat. Alp. glabrum FU purp. TouftNJ. Inft.
T. 422» Ageratum purpurcum.DAL. fiijil H84. Ager.
minus Saxatile Floie albo. Rar. 13, T. 1 191.
telachtige Bladen.
II» Desl, IX, Sivs»
j38 Tweemagti'ge Kruiden.
IV. Deeze , op de hooge Gebergten der Zuide-
Afdeel jyjce deelen vm Europa groeijende,is Glad Al-
Hoofd* pifch Jlgeratum , met paarfche Bloemen , van
stuk, Toürssefort genoemd geweest , die ook
g*,wde Bloem en Vrugtin Afbeelding heef c gebragt.
't Geflagt van Jgeratum , dat fommigen Klein
Balfemkruid heeten , zal naderhand volgen. Dit
paarfche hebben fommigen Moschatellim gety-
teld, wegens den aangenaamen Geur der Bloe-
men , niet te kort fchietende by dien der Vio«
len en deswegen noem ik dit Geüagt Balfembloem*
De Wortelbladen van dit Kruid , op den
Grond Roosjes maakende , zyn allen Liniaal
Spatel vormig , ruigachrig, met eenige Tandjes
wederzyds by de Punt. Het heeft verfcheide
Stengetjes van een Handbreed hoog,opftaande,
rond, ruig, met fmalle Blaadjes over hoeks. Dee«
ze zyn overhoeks bezet met Bloempjes, uiteen
vyfdeeligen Kelk voortkomende met een lang
Pypje , waar in vier Meeldraadjes en een rond-
achtig Vrugtbegïnzel mer een zeer korten Scyl,
den Stempel geknopt hebbende met twee rood-
achtige Oortjes, tegenover elkander. Het komt
ook met witte Bloemen voor, en veel ruiger,
zo van de eene als van de andere Kleur.
li- (2) Balfemblcem met zydelingfe ongefteelde
Erinus
Afri-
kaamch.
(a) Erinus Flor, lateralibus fesfdibus , Fol. Lanceolatis den-
ta*
D I D * N A M 1 A. 539
Deeze, op den Zuidhoek van Afrika natuur- IV.
lyk groei jende, bevondt zig in de HollandfcheA?^L*
Kruidhoven onder den naam van Buchnera ,Iqofd.
zynde door den Hoogleeraar J. Bürmannüs?,TÜK*
Lychnidea geheten , om dat de Bloempjes veely^^f*"
naar die van Lychnis zwcemen* Men heeft het
met (lompe en met fpitfe Bladen , gelyk uit het
Werk van den Leidfchen Hoogleeraar A* van
Royen blykt. De laatfle zo het de zelfde is,
heefc de Bloemen in een Kroontje vergaard by
den Heer Burmannüs.
(%} Balfembloem met Lancetvormig Eyronde „ ht.
Zaagtandige Bladen. ruvianus.
Peru-
Aan den Noordelyken Oever van de Rivier viaattlcil#
de la Plata , in Paraguay, vcndt Pater Fe u-
i l l é e die Kruidje, dat derhalve niet met reden
Peruviaanfch genoemd kauworden, te minder,
daar het ook aan de Kaap der Goede Hope groeit.
Het Stengetje, dat eenigermaate Haairigis^met
gepaarde Bladen als die van Eerenprys bezet 5
verheft zig tot negen Duimen , en draagt op 't
end een Hoofdje van getuilde Bloempjes, fchoon
Bloed-
rarï*. Buchnera Fol. obtufis feiratis. IL Ciljf. 501. R. Lugib.
300, Lychnidea villofa &c. Burm* Jfr. 139. T. $0. f. 1.
Euphrafia Ethiopica. Pluk. Mant. 73. 0, Buchnera Fo2. aca»
tis dentath. K*lugdb> 300. Erinus urobdlatus. BuBM.iVtfir.
FL Gap.*.
($) Erinus FoL Lanceolato • ovatis ferratls. Lychnidea Ve*
ronicae folio Flore Coccineo. FEUIU* III» p# 36*. T.
aj. f.
540 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV, Bloedrood , op welken een langwerpig Zaad-
Afdeel, huisje volgt.
«tuk!^* CO Balfembloera met gefnippirde Bladen.
minui In ?t Ryk van Chili , op by de veertig Graa-
idciHMtuM. ^eY duider Breedte, nam die Pater dit Kruidje
pad. waar , dat zig flegts een half Vcet verhief met
zyn rond % groen , Stengetje , zynde een weinig
Haairig , zo wel als de Blaadjes , zeer veel , zegt
hy, naar die van het Kleine Yzcrhard gelyken-
de. De Bloemen , als een Kroontje op den top
groeijende , waren Vleefehkleurig, en hadden
het Pypje een half Duim lang, aan den Mond
zig ter zelfde breedte uitbreidende op de manier
van de Bloemen der Primula Veris: dat is even
als in de andere Soorten van dit Gellagt.
Capwfis. In verfcheide opzigten , doch inzonderheid
pt!Lvni.weëens de Zaadhuisjes en den vyfdeeligen Kelk,
j%. u fchynt tot dit Geflagt dat Kaapfch Gewasje te
behooren , waar van ik hier , in Fig. i , op
Plaat LVIII ^ de Afbeelding mededeel. Ik
heb nu onlangs een aanzienlyken Tak daar van
bekomen. De Bloempjes fchynen my in vyven
vry egaal verdeeld en niet blykbaar tweeïippig
te zyn , anders zou men het tot het Oogentroost
kunnen betrekken. Men kan de groeijing der
Bloempjes, de langte van derzelver Steeltjes en
van het Pypje, als ook die van het Gewas, dat
Hee-
(4} Ermus Fol. lacinlatïs» Lychnidea Verben» tenuifelis
£>lio# Feuill. Ptruv* IIJ. p. 35. T. t 2.
D I D Y N A M I Al 541
Heeflerig Is met ronde Houtige roodachtige IV,
Stengetjes en Takken , in de Afbeelding zien , Af£*el*
en de figuur der Blaadjes , die grootendeels Herts- Hoofd-
hoornig ingefneeden of getakt zyn > is met Ver- STÜIC»
grooting daar onder by A voorgefteld. Zy fcroo-^^
ken genoegzaam met die der Averoone, om te
denken dat het Ethiopifch Plantje van Pluke-
net (f) , 't welk de Heer Bürman^üs
op de voorgemelde Hebenftretia aanhaalt ,hier
bedoeld mogte zyn : want derzelver Blaadjes
gelyken weinig naar die der Averoonc (|).
BüCHNERA.
Dit Geflagt is, naar den zeergeleerden Heer
Buchnerus, Voorzitter van de Keizerlyke
Akademie der Natuur- onderzoekeren, getyteR
Het heeft den Kelk flaauw vyftandig ; den rand
der Bloempjes in vyven gelyk verdeeld , met
Hartvormige Lippen, en een tweehokkig Zaad-
huisje.
Zes uitheemfche Soorten , waar onder ver-
fcheide Kaapfezyn, komen in hetzelve voor*
naamelyk
CO Buch-
(f) Euphrafaeaffinis-fèthiopica, Abrotani campeftris folio ,
Cauliculis rubenribus. Mant. 73.
(l) Het Abrotanum cnmpe/Ire heefc, volgens den Ridder,
Folia multifida linearia en die Hebenftretia line&ria dsntata9
gelyk ook uit de Afbeelding het groote verfehil der Bla-
den blykt.
Ui DEïL. IX* STüSt
54* TWEEMAGTIGB K&UIDEIf.
IV. (i). Buchnera met getande Lancetvormige drie*
ATxSU rihbiëe Blad*n.
Hoofd- _
stuk Ia Virgïnie en Kanada is de Groeiplaats van
r. deeze , die als een Soort van Wollekruid is aan*
£l^L#gemerkt geweest, wegens haare rimpelige Haai-
kaanfchc r'^e gefpitfte Bladen , aan den rand
' Zaagtandig, twee tegenover elkander , draagen-
de op den top der Steng, die niet Takkig is,
een dunne Aair van Trechterachtige Violetkleu-
rige Bloemen , waar op een tweehokkig Zaad-
huisje volgt , in de vyfdeelige Kelk verholen.
Twee Meeldraadjes zitten in de Keel, twee
ïn 't midden van 't Pypje. Het Kruid wordt door
't droogen zwart.
1 1. (2) B uchnera met Wigvormige vyftandige glad*
Knikken- de Bladen , geaairde Bloemen en een Hee-
de# Jlerige Steng.
vu lvjiï. Het Kaaps Heefterachtig Kruid, in Fig. n>
F;gt z' op de gezegde Plaat vertoond, voldoet niet al-
leen aan de Geflagts- Kenmerken , gelyk blykc
uit de versroote Bloem , by Letter B , maar ook
aan de befchry ving , welke de Heer Linn/ëus
dasr van, ais op de Bergen aan de Kaap der
Goede Hope groeijende * dus geeft;
3, De
(1) Ëusbner* Fol. dencatïs Lahceölsns tnnervits. Sy/l*
Nat. XIT. Gen. 772. p. 4.20. Veg. XIÏI. p* 477* Buchnera
Fo!. dentatis oppoutis. Gron. Virg. 0>.
(2 » Buchnera FoL Cuneatis quinque • dentatls glabïis Flor.
Spicatis, Caiile Fraticofo. Mant. 25 1,
D i d y n a m i a. 543
„ De Steng is Heefterachtig , een half Voet IV.
9, hoog , bepaald Takkig , als 't ware gewricht *™f u
„ door Lidtekens der afgevallene Bladen en Hoofd-
„ paarfchachtig : de Bladen gepaard, Cdikwi,s8T™\^
Sf drievoudig; ongefteeld, Wigvormig, vyf tan y^fj'
„ dig , (aan de tip wederzyds met twee fpitfe
Tandjes,) effen en niet korter dan de Leed-
„ jes. Endelings heeft het langwerpige eenzaa-
me Aairen , van ongedeelde opftaande Bloe-
3, men , met een Liniaal fpits Blikje , korter
„ dan de Kelk, die Pypachtig langwerpig is,
„ en ten halve in vyven gelyk verdeeld , de
3, Slippen met een V Hesje famengevoegd heb-
„ bende. De Bloem is wit, met een vyf hoekig
3, Pypje, tweemaal zo lang als de Kelk, om-
gekromd, met een platten vy f deel igen Rand P
„ die byna Eyronde Slippen heeft en Meeldraad-
„ jes binnen den Keel, twee langer, benevens
„ een ingeflooten , omgeboogen 9 dikachtigen
„ Stempel."
Dit bevind ikgrootendeels plaats te hebben in
myn afgebeelde , als ook in de vergroote Bloem ;
zynde het Zaadhuisje , in de Kelk vervat , by
C , en doorgefneeden , om de twee holligheden
daar in voor te ftellen , by D, met dergelyke
Vergrooting in Plaat gebragt* 'c Is wel waar,
dat het Kruid in eenige weinige opzigten iets
fchynt te verfchillen , doch het heeft te veel
overeenkomst , om niet het zelfde of dergelyk
te zyn , en het is ook , waarfchynlyk door 't
droogen, zwartachtig bruin*
lh DE£J,« IX, STUK»
544 TwEKMAGTÏGE KRUIDEN.
IV. (3) Buchnera met drietandige Bladen , gefleeU
Afdeel, ^ Bloemen en een Heejierige Steng.
stuk*1" Op Zandige Velden aan de Kaap groeit, vol-
nt. gens den Ridder, deeze, die èen zeer Takkige
^^.^ Steng vandergelyke hoogte: de Bladen gepaard
Echiopi- en ongefteeld , van grootte als die van 't Var-
fche' kensgras , byna glad , doorgaans beneden de Tip
wederzyds een Tandje hebbende , de Bloemen
naar het end der Takken , zydelings , gepaard ,
gefteeld heeft , met eenbladige vyf tandige Kelken
en geele Bloemen met lange Pypjes : het Zaad-
huisje Eyrond- langwerpig , tweehokkig, byna
zo lang als de Kelk*
iv- (4) Buehnera met getande Liniaale Bladen en
rtiigêchtige Kelken.
Deeze , die den bynaam van Kaapfche voert ,
gelykt zeer naar het Kaapfche Neusbloem ,
*Biadz» hier voor befchreeven K *t Is een Plantje van
45a. maar een Handbreed hoogte , van boven Tak-
kig, met geaairde Bloemen, zo de Ridder aan-
tekent y en over 't geheel Lymerig ruig, met de
Tandjes ver van elkander ; zynde dit ook een
Jaarlyks Gewas.
On-
(i) Bucbuera Fol. tridentatis , Flor. pedunculatls , Caulo
Fruticofo. Mant. z$n
(4) Buchnera Foh dentatis Lïnearibus Calycibiis pubescea»
tibus. Buchnera FoL LanceoU fubdentatis &c. Am. Acad. VU
Afr. 18. Lychnidea viliofa Fol. anguftis denriculatis , Flori-
bus umbeUaus. Büem. Afr. 19 1» T* jo, f, %%
D I D T N A M I A. 545
Onder de Kaapfche Planten telt de HeerN. IV;
L. Burmannus eene Buchnera, welke zyn x*"^
Ed. Capitata , dat is Hoofdige noemt, als een Hoof m
aanmerfcelyk Bloemhoofdje draagende op een STUK*
enkeld Stengetje, 't welk voortkomt uit het mid-^ef
den van Lancetvormige effenrandige Wortel-
bladen.
(j) Buchnera met gefnipperde Bladen en een v.
gegaffelde Steng. c?»Jdel%.
Kanacü*
Deeze Soort, in Virginie groei jende, zoLiN-fchc*
NJF.us zegt, is een overblyvend Gewasje, met
de Steng een Voet hoog, vierkant, cpitaande,
de Bladen byna als die van 't Winkel - Yzerhard
verdeeld, üit de mikjes der Takken komt een
gefteelde Aair , met de Bloempjes ongelyk ver*
fpreid en Kelken zo lang als de helft van 't
Bloempypje.
(6) Buchnera met effenrandige Liniaale Bla* vi
Aft
Oo
fche
den en ruuwe Kelken. oosttdl*
Op Ceylon en in China is deeze waargeno-
men, een Plantje naar *t Oogentroost gelyken-
de , met overhoekfe Takken en lange Aairen ,
de Bloemen ver van elkander, hebbende een lang
Pypje, dat Draadachtig dun is5 gelyk in de an-
de-
>
(5) Buchnera Tol. Ladniatis, Cau!e dichotomo. Mant. 8 8.
(6) Buchnera Fol. integerrimi? Linearibns , Cal, fcabxis. tfjj/fc
tt&t* XII, XIII. BüRjm. Fl. fod.p. ij3%
Mm
J4Ö TWEEMACTIGE K&UIDEft
IV# dere Soorten. Het heeft den Mond tweelheedig ;
Afdeel, de eene Slip byna regtopftaande en driedeelig
Hoofd» ^e an^ere uitgebreid en breed Hartvormig zynde.
STUK»
Schuilzaa. BROWALLIA.
Dit Geflagt is door den Ridder benoemd ter
eere van den Sweedfchen Heer Browall,
die een ongemeen Liefhebber was van de Na*
tuurlyke Hiftorie in 'c algemeen en de Kruidkus
de in 't byzonder* De Kenmerken zyn door zyn
Ed. gefteld , een vyftandige Kelk , met den
Rand der Bloem byna egaal in vy ven gedeeld en
uitgebreid ; den Navel geflooten hebbende met
twee groote Meelknopjes ; als ook een eenhok-
kig Zaadhuisje*
Drie Soorten komen 5er in voor 3 altemaal
Westindifche Kruiden , waar van zyn Ed* de
„ eerfte uit den CliffortfenTuin zeer naauwkeurig
in Afbeelding gebragt heeft ; naamelyk
jBrowaiiia (l) ^rowa^ia met eenbloemige Bloemjïeeltjes.
é iaage. Van Panama in Zuid - Amerika afkomftig is
deeze door den fchranderen Miller in de
Tuin van Chelfea , by Londen, gekweekt, en
het Zaad vandenzelven aan den Heer Likn^us,
toen Opziender van de Lustplaats des Heeren
Cl i f fort, Hartecamp, by Haarlem , mede-
gedeeld* 5t Is een Jaarlykfch Kruid, mee een
dun
(x) BrowalUa Pedunculis unifloris. Syft. Nat. XII. Gen.
773. p- 41 1. n& XIIL p. ipó. ƒ/♦ CHJf. 31*. T. 17* Hv
Ups* 179*
D I D Y N A M I A. 54?
dun rond Stengetje van een of anderhalven Voet IV.
hoog, weinig getakt, met fpitsEyronde gefteel- Af^el
de effenrandige Bladen , van een Duim groot Hoofd-
en gedeelde Bloemen in de Oxelen, van gezeg-STUK\
de figuur en eene fchitterende Hemelfchblaauwe /^fS*
Kleur.
(2 ) Browallia met eenbloemige en veelbloemize ir.
Steeltjes. ÜAta.
Vethevene.
In Peru zou de Groeiplaats van deeze zyn,
die naar de voorgaande gelykt, doch de Steng
eens zo hoog, ityf, een Pink dik, en als Hee-
fterig heeft, met de onderfte Takken byna zo
lang als de Steng. De Blcemfteeltjes draagen ie-
der ééne,drie, vyf of meer Bloemen , die hoog
yioletblaauw zyn.
Browallia met de bovenjle Bladen gepaard nr.
Alk '
de.
en twee Meeldraadjes zo lang als de Bloem. ^SS&eA
Van Millerüs heeft de Ridder deeze over-
genomen, als zekerlyk , naar een gewezen Plant,
door hem in Afbeelding gebragt zynde : moog-
lyk een veranderde of Bafterd - Soort. Zelf hadt
hy ze niet gezien.
Lin-
(a) Browallia Pedunctilis unifloris multiflorisque. Syft. Kat*
Vèg* XII*
(3) Browallia Fol. ftiper. oppofiris &C« &UhL< iff« 6S« ,
Mm a
II. PEEL. IX. STUK»
$48 TweeM4gtige Kruiden.
IV* L I N N iS A.
Afdeel.
XV,
Hoofd- Dit Geflagt kroont den naam van den Groo-
stuk* ten Ridder , die het Samenftel der Kruidkun-
Scbuiizaa- niet minder dan de geheele Natuurlyke Hi-
ftorie, in een goeden Smaak gebragt heeft. Hy
is thans den 10 January deezes Jaarsi778, ruim
eeu Maand voor dat ik dit fchryf,dea Weg van
alle Vleefch gegaan (* ).
Een Klokvormige Bloem > en dubbelde Kelk,
die van de Vrugt tweebladig^ die van de Bloem
vyfdeelig, en deeze boven het Vrugtbeginzel ,
dat een drooge driehokkige Bezie wordt,
i. Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt
Bonaits. voor, welks eenigfte Soort (i) gemeen is op
Noordfche.de drooge^ dorre Bofch - Velden , niet alleen van
de Laplandfche Alpen, maar byna van alle kou-
de Bergruggen in Europa en Afia, ja zelfs in
Kanada groeit* De Noordelyke deelen . gelyk
Lapland , Rusland en Siberië , fchynt het by-
zon-
(*) JEtetno Frutices Lhnaus in JEte comantcs,
Amftelia: pofuit gratus Amïdtix :
At Dea Plantarum Soboles cui credita , Myfte
Frondibus his tituliim fubdidit ipfa fui.
JAC. PH1L. D'OiXVILLE,
(i) Vmnxz. Syft. Nat. XII. Gen. 774» P- 4*1- ^eg* XIIL
p* 478. Linnsa Flor. geminatis. FL Lapp. 250. T« 12. f. 4,
//♦ Cllff. 320. F/. Suec. $7^. 5 21. s6u f, 1. Mat. Med.
ÏI7. HALL. Helv. (Sog* SEG* Ver. L p. 183. SAUV. Meth ,
137. KALM. It. II. p* 263» GORT. Ingr. 100. SerpilIifoh\
Buxb. Aïï. Iï. p. T. 2i. Campanula Serpillifblia. C. B.
Pm. 93. Prodr. 35. Aft. Ups. 1720* p. $6* T. I. OSD.>
£an. T. 3. Nidw. IV. T. 4. f. <u
DlDYNAMIA." 549
zonder te beminnen : doch het valt , niettemin , IV;
ook in Switzerland en Languedok. Afdml.
Dit Kruidje was , onder den naam van Qiien- Hoofd*
delbladige Klokjes , door de Autheuren gemeld STÜ^
en het komt dus in Afbeelding voor, by C. Bau- y£%^
hijnus , doch flegt ; zynde door Büxbaum
beter en eindelyk door onzen LinnjEüs vol.
maakt in Plaat gebragt. Zyn Ed. toont aan , dat
het geenszins behoore tot het Geflagt vaa
Klokjes. Z ulk eene afzondering der Bloem , door
een byzonderen Kelk, van het Vrugtbeginzel ,
was hem in geen andere Plant voorgekomen» De
Bladen zyn door fommigen by H Penningkruid
vergeleeken en de Ingezetenen van Angerman-
nie noemen het Windgras ; waarfchynlyk, om
dat deszelfs dunne Bloemfteeltjes geduurig door
den Wind bewoogen worden.
Uit een Vezeligen Wortel brengt bet flappe
Stengetjes of liever Rankjes voort, die veelal
op den Grond leggen en 'er fomtyds Wortel
in fchieten, aan welken de gezegde Blaadjes,
tegenover malkander, groei jen, die eenige wei-
nige Tandjes hebben en niet lang gefteeldzyn.
Derzelver Oxelen leveren de Bloemfteeltjes uit,
die opftaan , zynde lang en dun, en boven twee
Bloemen draagen , van eene Klokvormige ft*
guur, buiten wit, binnen Pluizig en roodachtig.
Deeze Bloemen, in haar eigen Kelk, die vyf-
deelig is , vervat , zitten op een rondachtig Vrugt -
beginzel , in een andere Kelk begreepen , die
vierbladig is , volgens Haller3 en het Zaad-
Mm 3 huis-
II» Deel* IX. stuk,
TWEEM AGTIGE
Kruiden
r IV. huisje wordt van hem gerekend eenhokkig te zyn
AFxvf l" met drie Zaaden , daar Büxbaum hetzelve
Hoofd- eenzaadig bevonden hadt. Dit laatfte verfchil kan
stuk» £adX U1-t ontftaan y dat in fommige deelen des
fy"1***" Aardbodems alle de drie Zaaden niet aanrypen.
In Lapland ^faadt Linnj:üs de Ranken van dit
Kruidje agttien Voeten lang gezien. Van 't ge-
meene Volk in Sweeden wordt het gekookte
Loof 3 als een vaardig Geneesmiddel, in Pap en
Stooving op de Lichaamsdeelen , die met Jicht-
pynen bevangen zyn , geappliceerd*
SlBTHORPIA.
De Kelk en Bloem zyn , beiden i in vyven
egaal verdeeld , met de Paaren Meeldraadjes
van elkander afftandig en het Zaadhuisje rond-
achtig , famengedrukt , tweehokkig met een dwars
middelfchotje*
Van dit Geflagt is eene Soort 3 door denOx-
fordfen Hoogleeraar Stbthorpius, aan den
Ridder gezonden geweest 5 die deswegen het-
zelve met deszelfs naam vereerde. Die Levant-
fche vind ik thans uitgemonfterd, zo wel als de
Jlfrikaanfche Sibthorpia 9 bekleedende een van
beiden, of beiden, het Geflagt van Difandra >
voorheen door my geboekftaafd (*)♦
. Dus blyft dan alleen de Europifche , als de
Sibthorpia eenigfte Soort van dit Geflagt (i\ Deeze is
Emopilche. aan-
(*) II. D. VIII. Smk, deezer Nat. Hiftorie, bladzij.
CXJ Sibthorpia. Sy/t, Nat, XII. Gen. 775. p. 421. Vtg%
DidynAmia* 551
aangemerkt als een Plantje , dat op de Zuidwest. IV.
Kusten van Engeland en in Portugal , aan vog. a™eel.
tige Dyken , en aan de kanten van Beekjes Hoofd*
groeit» Ra y noemt het Zeer klein kruipend Bas ^TÜK*
terd-Muur, met Bladen van het Gulden Steen- f£?£lZ
breeke : Petiver Goudveil van Cornwall. Het p^. lviii.
groeit ook in Oostindie, van waar ik een Plant- 3*
je daar van heb bekomen, 't welk de Geftalte
veel duidelyker uitdrukt, dan hetzelve door Plu-
kenet is afgebeeld. Deswegen heb ik het s in
Fig' 3 5 °P PJaat LVIII , in Plaat vertoond;
Loefling heeft het in Portugal , by Oporto >
overvloedig vergaderd aan den voet van Muuren
en Bergjes , die door afdruipend Water geduu-
rig vogtig bly ven, en by het Slot van de Konin^
gin te Cintra , op den zeer hoogen naast by ge-
legen Berg , in drooge holle plaatfen.
De geftalte is als die van 't W ater - Navelkruid,
het Loof als dat van Goudveil 9 de Vrugt als van
Eerenprys t wordt elders gezegd (*) , doch ia
*t myne is dezelve platter. Het heeft Draadach-
tige kruipende Stengetjes en lang gedeelde Bla-
jes overhoeks , die Niervormig Schildachtig zyn ,
horizontaal geplaatst , door zes infnydingen als
zevenhoekig > aan den rand gehaaird. De Bloem*
pjes,
p. 473« Am. Acad, III. p. 21. LOEFL» h, 150. Chiy-
fofpleniuum Cornubienfe* Petiv. Herb. T. 6.f. 1 1. Alfine fpu-
m pufiila repens &c. Raj. AngU III. p. 35*«PLUK. J8öfci|.
T. 7. £
{*) Am. Acad. uts. Nova Genera per CHEflONt p. 22*
Mm 4
IL Deel. IX. St«k»
552 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
ÏV. pjes , in de Oxelen voortkomende 5 hebben Steel»
*Fxv.EL* tJes ^e wat korter of ook wel langer zyn dan
Hoofd- de Bladfteeltjes. De Kleur is paarfchachtig, doch
STÜK* zy fteeken naauwlyks buiten den Kelk uit , die
Schuiizaa- Vyf(jecjjjg is en ruig# >t Geta{ ^er Meeldraadjes
is altoos vier 9 die gelyk van langte zyn ; dus
minder in getal dan de Bloemflippen , eene
ongelykheid, welke dit Kruidje tot de Klasfeder
Tweemagtigen betrekt 3 zegt de Ridder*
L imosella. Slykertje.
De Kelk is , zo wel als de Bloem 5 egaal in
vyven gefneeden in dit Geflagt ? hebbende de
Meeldraadjes by paaren digt aan elkander; het
Zaadhuisje eenhokkig , tweekleppig, veelzaadig.
Twee Soorten behooren tot hetzelve 3 waar
van de eerfte genoemd wordt
i. (O Slykertje met Lancetvormige Bladen.
Limofella
Europifch. By verfcheide Authcuren is dit Plantje, dat
in de Noordelyke deelen van Europa en ook
Zuidelyker, gelyk by ons^ aan den Rhyn en ia
Switzerland, op vogtige Velden groeit , in Plaat
gebragt. Sommigen hebben het als een kleine
Soort
(i) Limofella Fol. Lanceolatis. S-yft. Nat. XII. Gen. yy6*
p. 42ï. Peg. XIII. p. 479. Gort. Belg. 179. Fl. Lapp. 249.
Fl. Suec. Hall Helv. 629. Limofella annua. Lind. *Als. 156.
T. Plantagmella. Hall. Jen. 23. T. 6. f. 2. Plantagi-
ne'la pilüiuis. C. B. Pin. 190. Alfine paluöris &c» PLUK»
Alm, zo. T. 74» £ 4» MENTZ. Pug. 2. T. 7. f. 6.
D i t> y n a m i a: 553
Soort van Weegbree , anderen als een Water- IV.
Mujir, aangemerkt. Loesel noemt het, on- AF$*fL;
der de Pruisfifche Planten, zeer kleine Spurrie, Hoofd.
met Lancetvormige Bladen. STÜK»
Een Plag, zegt Haller, van lang geüeel-/p£g£
de Blaadjes , die aan 5t end ovaal zyn , geeft
Scheuten uit, welke dergelyke Plaggen vormen*
Hier komen Stengetjes uit voort, korter dan
de Bladen, ieder een Bloempje draagende, 't
welk wit is , binnen aan \ Pypjerood , met zwar-
te Meeldraadjes. De Kelk is diep in vyven ge*
fneeden : de Bloem kennelyk mismaakt , aan den
rand vyf Slippen hebbende, waar van tweepaa-
ren gelyk en grooter zyn dan de oneffene of
vyfde Slip. Van de vier Meeldraadjes zyn twee
langer onder de Topjes omgeboogen.
(2) Slykertje met byna Liniaale Bladen. 1.
LimofelU
diar.dra.
Op den Zee -Oever, aan de Kaap der Goe- Twee-
de Hope, vondt de Heer Koenig dit Plant^ mannig*
je , zynde volkomen van de zelfde Geftalte ,
doch veel kleiner , en dus te tellen onder het
kleinfte Onkruid. AUeenlyk verbreeden zig de
Bladen byna niet , en hy kon flegts twee Meel-
draadjes in de Bloempjes waarneemen ; wes-
halve het den Bynaam van Tweemannig voert.
Van-
(2) Limofella Foï. f^blinearibus. Mant. 251.
Mm s
II. DEEL, IX, STUK»
554
TwEEMAGTIOE
Kruiden.
IV* VANDELLIA.
Afdeel ♦
Hoofjd- is ^^na in v*eren Seckeld , de Bloem
stuk* grynzendc of Smoelachtig 5 met twee Meel-
Schuiteaa- draadjes, uit de vlakte der Bloemlip en famen-
**e# gevoegde Meelknopjes : het Zaadhuisje eenhok*
kig veelzaadig.
i. Dus komen de Kenmerken voor van dit Ge*
dffZfa!'" Aagt, welks eenigtte Soort (O door den Heer
yerfPreide.BROwNE ontdekt is op 't Eiland vanSt.Tho-
mas. Dezelve heefc een Kruidige vierhoekige
gearmde Steng : Eyronde , ongedeelde , gekar-
telde ftompachtige Bladen en eenzaame Bloemen
in de Oxelen, tegen elkander over. De geftal.
te is als die van het Quendelbladige Eerenprys»
S temodia. Tweeknop,
Dit Geflagt heeft den Kelk vyfdeelig, de Bloem
tweelippig , met vier Meeldraadjes , die allen
gegaffeld en tweeknoppig zyn , zo dat hetzelve
agt Meelknopjes heeft ; en een tweehokkig
Zaadhuisje.
De eenïgfte Soort hier van (i) > aan den Zec-
mïrkïma. kant van 'c Eiland Jamaika in 't Zand groei jen-
zeckants. $c ^ js Heejlerig leggend Waterbok > met blaauwe
Bloe-
(i) Vandeilia. Syft. NaU XII. Gen. 126 $. p, 422. Veg.
XIII. p. 479. Mant, 89.
(1) Stemodia. Syft. Nat. XII. Gen. 777* P- 422*
XIII. p. 479, Am. AcüL V. p. 399. Stemodiacra maricima
&c. Brown. Jam. z6 r. T. 22. f. 2. Scord. maritimmu &c.
Sloan, Jam, 66* Hift. I, p, 175. T. Iio, f. X*
D I D T N A U I A. 555
Bloemen , door Sloane geheten. Browne 3B£
gaf *er den tytel aan van Stemodiacra > waarvan Afdeel*
de Gcflagtnaam afgeleid is* ft Gewas heeft een Hoofd*
vierhoekige ruige Steng, en overhoekfe opftaan-STUIU
de Takken , met Lancetvormige ongedeelde fptmlZ
Bladen , die fpits getand zyn. De Bloemen zit-
ten in de Oxelen eenzaam 5 tuslchen twee zyde-
lingfe Blaadjes , ongefteeld* Het is een ruikend
Kruid.
Obolaria. Stuiverkruid*
Dit heeft een tweedeeligen Kelk en vierdee-
lige Bloem , die Klokvormig is, met de Meel-
draadjes in de verdeelingen ;hec Zaadhuisje een-
hokkig , tweekleppig , veelzaadig.
De eenigfte Soort (i) van dit Geflagt is een ^t*
Virginifch Plantje, dat men onder de benaamin^ 'v^lsSuL
van het volgende heeft voorgefteld gehad, hoe- vir£iftirc^
wel daar van aanmerkelyk verfchillende. Uiteen
Koraalachtigen Wortel fchiet het een enkeld
Stengetje ; anderhalve Handpalm hoog , met
kleine fpitfe Blaadjes; maar die aan den top, uit
welker Schoot de Bloemen voortkomen, zyn
rond en van grootte als een Stuivertje , waar van
de naam ontleend is. De Bloemen zyn bleeks
rood en de Blaadjes van onderen paarfch. Het
bloeit
(i) Obolaria. Syjt* Nat. XII. Gen. 778. p. 4*2. Veg. XTH.
p. 479. H. Cliffl 323- Gron. Virg* 74, 9$. Orobanche Vii>
glniana Rad. Coralloide &c. Mor. Rift* III* p. jc*. S. 12,
T. 16. f. 23. Pluk. Alm% 273, T. ao^,f. 6.
Ht DEEL, VM STUSi
<$6 Twè emagtige Kruiden.'
IV. Het bloeit in April , volgens den Heer Cl Air*
Afdeel, X0N) faQ hct jaar te jan(je heeft waargenomen*
stukT* Orobanche. Leeuwftaart.
|^fw In dit Geflagt, dat, wegens de geftalte,we!
den naam van Leeuwftaart voeren mag, is ook
de Kelk tweebladig , maar de Bloem Smoelach-
tïg, met een Klier onder het Vrugtbeginzel : het
Zaadhuisje even als in 't voorgaande. Het bevat
de agt volgende Soorten.
t.
Ci) Leeuwftaart met een geheel enkelde glad-
orobanche de Steng en uitjieekende Meeldraadjes.
Glad.
ii. (O Leeuwftaart met een geheel enkelde ruig-
GrooT" achtige Steng; de Meeldraadjes naauwlyks
uitfteekende.
Deeze beide Soorten komen in ons Werelds-
deel , doch de eerfte meer in de Zuidelyke
Landen, gelyk Languedoken Provence,of ook
in Switzerland , de andere vry algemeen voor.
Deeze, die ook in onze Nederlanden valt, groeit
in
(i) Orobanche Canïe CmpKcisfimo Ixvi , Stsm. exfertïs.
Syft. Nat. XII. Gen. 779. p. 422. Veg. XIII. p. 479-Gouaw
Momp. 308. Orobanche majore Flore. C. D. Pin. %%. Mo-
bis. Hifi. lil. S» 12. T. 16. f. 2. Orob. magna purpurea
Monfpesfubna, J. B. Hifi. II. p. 782.
(z) Orobanche Caule firapl. pubescente , Stamfn. fubexfer-
tis. Loefl* It. 15 ï. Orob. Caule fïmplicïstimo. H. Cliff. 321.
R. Lugdh* 299* GOUAN Momp. 308. Ger. Pr ov. 28?. Oro-
banche msjor Garyophyllum olens, C. B. Pin. 87* HALL.
Hslv. 5io. Dod» Fempt. 552* Rapum Gqniüz. Lob. 1c. II. p. 89,
DlDYNAMIA*
in de Zaaylanden op de Wortels vanverfchei- IV.
de Gewasfen, doch meest op die van de Brem, Afdeel»
en hierom wordt zy 'er Bremraap geheten , zo Hoofo-
Lohel aantekent* Deze manier van Groeijing*TUK*
is door hem en anderen in Plaat vertoond* Lin- r An^ •
tuEös zegt , dat zy op de Akkers en drooge '
Velden van Europa, inzonderheid, een Bywas
is van de Vlinderbloemige Planten. Ook wil
men, dat de Griekfche naam , Orobanche, daar-
van afkomftig zou zyn , dat 'er de Orobus en
andere Haauwvrugten door ver worgd worden ;
weshalve de Duitfchers het Gewas Erven. -Wur*
ger noemen , de Engelfchen Strangleweede. An-
ders heet het in 't Hoogduitfch Sommerwurtz,
in 't Engelfeh Broomrape , in 't Italiaanfch Cc~
dadi Lion * dat is Leeuweftaart. DeHongaaren
noemen hetzelve Miskaars, zo Clüsius aan-
tekent.
Zo wel de Geftalte van de een als vaö de
andere heeft dit Plantje welk in de eerfte Soort
voorkomt met een blaauwe , in de andere met
een witachtige Steng , van een Voet of meer
hoogte, die onder uitloopt in een dikken Knob-
bel, byna als een Raap, zittende daar mede op
de Wortels van andere Planten of Boomen.
De Steng is boven bezet met Bloemen van eene
Smoelachtige figuur, in de eerfte Soort paarfch
of Violet; doch in deeze alwaar zy naar Anje-
lieren ruiken , bleek , fomtyds witachtig en ook
Goud of Saffraangeel , volgens Scheüchzer.
Op de Wortels der OUnen , in de Koninglyke
Juin
Hf IX, Sïuïs,"
558 TwEEMAGTlCE K HUIDEN.
IV. Tuin te Aranjuez ia Spanje, vondt Loef-
AVJzL*U LING deeze Soort met bleek Seele Bloemen>
Hoofd* van boven een weinig paarfchachtig, en de gc*
STÜK* heele Plant was bruin , zonder eenigen byzonde»
Sc&mizaa- ren Reujc# jn Bloemen heeft 3 bovendien , een
aanmerkelyk verfchil van grootte plaats.
Met veel moeite en drift werdt dit Plantje,
zo Lob el verhaalt, van de Alchymiften in
Mey opgezogt , die hetzelve aftrokken van de
Wortelen der Brem , doende de Raap in een
Kromhals en daar van een Olie overhaalende ,
die zeer uitmuntende was tegen den Steen. In
de Nederlanden 5 zegt Clüsiüs, werdt hec
Poeijer van de Bremraap, met laauwen Wyn in-
genomen , voor een kragtig Middel tegen Ko
lykpynen gehouden. Ook is de Konferf van 9t
Kruid , of de Syroop , door fommigen tegen
Zwaarmoedigheid of Miltziekte aangepreezen.
o ollnche ^ Leeuwftaart met een geheel enkelde Bladerig
Americana* gefchubde Steng en uitjieekende MeeU
tonft baadjes.
In Karolina komt deeze aan de Wortels der
Boomen en Heefteren voor , wier Stengetjes
naauwfyks een Span lang, een Vinger dik, rond
en gekleurd zyn , Sappig , geheel Schubswyze
bekleed met Lancetvormig Eyronde, ongefteel-
de,
(3) Orobanche Caule fireplicisfimo » Folüs itnhrïcato , Sta?
minibus exfertis. Mant* 88.
D i d t n A M i a; 559
de, fpitfe Blaadjes : de Bloemen waren onge- IV.
fteeld en krom ; de geheele Plant geel van Af^evel-
Kleur. Een devgelyke, doch ftompbladig, hadt Hoofd*
de Ridder uit Siberië bekomen. *TÜK*
(4) Leeuwftaart met een geheel enkelde Steng 9 0r^ehe
omge kromde Bloemen , die langer dan de
Eyronde Blikjes zyn en de Steng bynaKmkUad'
naait.
By Avanjuez in Spanje nam de Heer Loef-
l 1 n g deeze byzondere Soort waar , welke hy
twyfelt , of het ook het Portugeefche Leeuw-
ftaart zy van Tournefort, met donker-
paarfche Bloemen. Dezelve groeide op de Wor-
tels van het Opftaande Veld -By voet met den
Reuk van Carlina3 op zeer dorre Velden*
(5) Leeuwftaart met een Takkige Steng en vyf- v.
deelige Bloemen. tdêfei
(6) Leeuwftaart met een Takkige Steng en vifr* J}-
tandige Bloemen.
Dee- virgi-
niich.
(4) Orobanche Caule fimph Corollis recuxvatis , Bra&eis
ovatis Corolla brevioribus ; Caule nudiuseulo. Loefl. 152.
(5) Orobanche Caule Rarnofo Corollis quinquefïdis. H. ,
CHf. R. Lugdb. 299. GOUAN Monsp* 308. Ger. Prov.
288. Hall* Hëh. 6io« Dalib. Paris. 191. GORT. Belg. iSo.
Osb. /f. 58. Orobanche Ramofa. C. B. Pin. 88. Orobanche.
Cam. Epiu 311.
(6) Orobanche Caule Rara. Coroll. quadridentatis. Gron.
Vlrg* 90. Orobanche minor V/rginiana lignofior &c. MORls»
Bijt. 111. p. so*. S. 12. T. 16. f. o, RaJ* SuppL 595*
££» DKIJU, IX STUK,
5Ö0 TWEEMAGTIGE KrüIDEN.
IV. Deeze beiden verfchillen door de Takkig*
Af££el heid der Stengen van de voorgaanden. De eene
Hoofd- komt op drooge plaatfen door byna geheel Eu*
stuk» ropa voor 9 en in de Duinen van ons Land
onder de Helm 5 als ook by Heemftede. Zy
is geelachtig, met kleiner Bloemen, die paar-
fehe Blikjes hebben; volgens Goüan. Men
vindtze rnct blaauwe of paarfche > en ook met
I witachtige Bloemen. De andere heeft de Heer
Clayton in Virginie eens op den Wortel van
een Taxis gevonden. Zy groeit 'er op de Wor-
tels van veelerley Geboomte. Haar Steng is
Houtig en over 't geheel met kleine Blommetjes
yl begroeid , driemaal zo lang als de Kelk , die
viertandig zyn en vierhoekig 3 en dus egaal van
rand, niet Smoelachtig , doch niettemin vier
Meeldraadjes hebbende en in VrugtmaakiDg met
de anderen overeenkomftig*
vit. (7) Leeuwftaart met de Steng eenbloemig zon-
%7t der Blikjes,
Eenblce*
iris* In Virginie, of eigentlyk in Maryland* was
ook de Groeiplaats van deeze Soort , die klei-
ne Goudkleurige Gentianel door Plukenet
getyteld wordt. Zy heeft een geheel naakt
Stengetje , op welks top een enkel Klokvor-
mig
(7) Orobanche Caule unifloro , Calyce nudo. Gron. Vtrg.
96, Dentaria f. Anblato Cordi afïïnis. Fl. frtrg. 70. Gentia»
nella minor Aurea &c. PLUK. t&MU %9* T» 348* f. 3. A-
phyllon» MitcHv Cm* tu
D I D Y N A M I A; 561
mig geboogen Bloempje voortkomt uit een vyf- IV*
tandigen Kelk, zynde dit gehcele Plantje geel- A?^L;
achtig, volgens dien Autheur, Datgene, welk Hoofd*
men in Virginie heeft waargenomen , hadt een *tük»
Scheede om het Stengetje en eene bleek blaau- f^Suu
we Bloem in twee Lippen gefneeden , waar van
de bovenfte twee*, de onderfte dïiedeelig. Mit-
cheliüs maakt hier van , onder de benaaming
Jphyllon, een nieuw Geflagt.
(8) Leeuwflaart met de Steng eeriblomig* de YITT*
Bloem als m een Scheede, JEgmetia^
Ooitia-
In Zandige Grond, op de Kust van Malabar ,dlfdu
groeit deeze Oostindifche Soort, met kruipende
Wortelen , daar veele geelachtige , byna door-
fchynende Stengetjes uit voortkomen , die ge-
heel Bladerloos zyn , met een tweebladigc gantfch
ooregelmaatige Bloem , die tusfchen haare Lip-
pen, als 't ware, een Klok uitgeeft.
By Kairo vondt de Heer ForskAohl een
Leeuwflaart met eene Gekartelde Bloem 5 doch
in Arabie, by de Stad Mór, kwam hem eene
Soort voor, die hy Verw - Leeuwflaart noemt,
Deeze hadt een Sappige Steng , Spiraalswyze
bezet met Bloemen, geel van Kleur, ieder be- ',s
fchut door een Blikje. De Kelk was dubbeld f
een
(8) Orohanche Caule unïfloro, Flore fubfpathaceo. Mxmc-
tia. Sp. PI* I. p. 6iz» Tsiera -Cumulii. Hart. Mal. XI. p»
97. T. 47. Aphyllos ïndica, Fl. dipetaïo diffblUli &C.
i/i/?. XII. p. 404. BURM. Fl. Ind. p.
Nn
XL 1 REU ix, $TUS«
5Ö2 TwEEMAGTIGE KrüIDENJ
IV. een buitenfte tweebladige , een binnenfte vyf-
^*Dx\\L' deelige: de Bloem was Pypachtig, aan den rand
Hoofd- egaal in vy ven gedeeld. Zy groeide op de Wor-
stuk. tejs van 0U(ie Planten ff),
Schullzaa-
Hyobanche. Ruigftaart.
De zevenbladige Kelk en de Smoelachtige
Bloem zonder Onderlip , onderfcheiden dit Ge-
flagt van het voorgaande ; terwyl het ook een
tweehokkige veelzaadige Vrugt heeft,
i. De eenigfte Soort , daar van voert den
s*£ZÏ bynaam van Bloedrood, wegens de Kleur. Aan
ïioediood. de Kaap komt zy, insgelyks, op Wortels van
andere Planten , als een Bygewas , voor , en
ook elders aan de Kullen van Afrika , zo \ fchynt.
De geftalte is volkomen als die van 't Leeuw-
ftaart,- de Steng een half Voet hoog, Houtig ,
geheel bekleed met Schubachtige Blaadjes en
aan 't end uitloopende in een ruige Aair, die
driemaal zo breed is , bezet met Blikjes en Bloe-
men: zo dat ik het, te regt, den naam van Ruig-
jtaart geef.
DODARTIA.
Dit Geflagt > ter eere van den vermaarden
Franfchen Akademist , Dodartiüs, benoemd,
heeft een tweelippige Bloem , met de Bovenlip
veel korter dan de Onderlip ; een vyftandigen
Kelk
(t) Orobanche Tin&oria. FUr. t&iyfL Arab. p. 112.
(1) Hyobanche. Syft. Nat. Fèg. XIII. Gen. 1317* P«4S°*
Mant. 2 55. Orobanche Msuritanica Fl. purpureo. Pet. Gaz.
37-*W< Owbajichss Species Muopica, PX.V&. Menu
D I D Y N A Jvi I A. J63
Kelk cn een tweehokkig Klootrond Zaadhuisje. IV;
Het bevat de twee volgende Soorten. Afdkl.'
Hoofd*
Ci) Dodartia met Liniaale effenrandige glad- stuk.
de Bladen. 1.
22 0 dar tja
Deeze heeft Tourneport by den Berg
A rarat , in Armenië , ontdekt en aldaar ter eere van fche-
gezegden Heer gedoopt. Zy fchiet Houtige Sten-
gen, zegt hy , van anderhalf Voet hoog, die van
onderen af getakt zyn > rond, fchraal bezet mee
Lancetvormige getande ongedeelde Bladen , uic
wier Óxelen 9 aan 't boven * end , de Bloemen
Aairswys voortkomen , welke donker - violet van
Kleur zyn* Door het Zaad is deeze Plant in de
Europifche Tuinen voortgeteeld. Zy groeit ook
ïn Tartarie.
(2) Dodartia mét Eyrondc Zaagtandige ge- n.
pluisde Bladen. OwtiiSfe
Van deeze Oostindifche zyn de Stengen rond-
achtig en, zo wel als de Bladen, met Pluis be-
groeid , niet zeer Takkig. Aan 't end komt een
Tros met kleiner Bladen , beftaande uit gepaar-
de Bloemen , met fcompe ruige Kelken. De Kleur
is geel.
Se-
(1) Dodartia Fol. Lmearlbiisintegerrimisglabris» Syft. Nat*
XII. Gen, 780» p. 423. MlLX* Di&. T. 27. Dodartia. ƒƒ.
Clijf* 326. R. Lugdb. 297. Dod. Oriënt. Fl. purp. TOURNF»
Cor. 47. hin. III. p. T. 208.
(2) Dodartia Fol. ovatis Serratis villofis* Syft* Nau Veg%
XIII.
Nn 2
lh DSEIe. IX* STUK.
TWEËÖAGTIGE KRUIDEN
IV. S e s a m u m. Vygboonen.
Afdeel*
„ xv- Een vyfdeelige Kelk en een Klokvorraige vyf-
stu°/.D deelige Bloem i met de onderfte Slip grootsr.
Sckmiza^Em beginzel van een vyfde Meeldraadje: een
*v*4 Lancetvormige Stempel: een vïerhokkig Zaad-
huisje,
Dus komen de byzondere Kenmerken van die
Geilagc voor, in 't welke de twee volgende Soor-
ten zyn begreepen.
r# (O Vygboonen met Eyronde langwerpige ef*
Oriemaie. fenranatge Bladen.
öofterfche
Dit is het Sefamum der Ouden, dat Came-
rarius, onder den naam van Echt Sefamum,
volgens een drooge Plant, hem door Ra ij-
wolf gegeven, taamelyk wel heeft afgebeeld.
Het werdt in de Tuinen te Tripoli uit Zaad
geteeld en groeide by Felugo of Babylonie. De
Inwooners noemden het Samfain of Semfen.
Eertyds was het , volgens Pliniüs, uit In*
die gebragt in Afie , van daar in Griekenland en
voorts in Italië ; doch het fchynt naderhand
aldaar verwaarloosd te zyn. Hedendaags wordt
het
(i) Sefamum Fol. ovato • oblongis integris. Syft. Nau Xir.
Gen. 782. p. 423. Veg. Xill. p. 481. H. Cliff. 318. FLZtyL
107. Sefamum Ped. inter duas glandulas. R. Lugib. 291^
Gkon. Oriënt. 76. Sefamum Veterum. C» B. Pin. 27. Digi-
talis Or. Sefamum di&a, ïournf. /«/?. 165. Burm. Zeyl.
S7- T. 38. f. 1. Sempfen. Alp. uEgypt.p. T.47. Schit- Elu,
liort. MaL IX. p. lo;, T. 5*« BURM. Ft. Ind, 133,
Mm. T. 44»
D I D Y N A M I A. j(T5
het nog overal in Arabie geteeld ,zoForska- IV.
ohl meldt': maar de eigentlyke Groeiplaats is Ap^*nL*
aan de Vafte Kust van Indie, op CeylonenMa-HoorD-
labar. Ik heb Takken daar van met Bloem en STÜK-
Zaad uit Japan bekomen ♦ fp^lïa'
Volgens den Ridder heeft het een regtopftaande
ronde Haairige Steng, met weinige Takken, die
om laag geplaatst zyn : de Bladen gepaard, ge-
fteeld , langwerpig Eyrond, effenrandig, geaderd,
befprengd met kleine Haairtjes : de Bloemen een*
zaaminde Oxelen, met een zeer kort Steelt je, aan
welks Voet twee Blikjes, fmal en kort; ieder een
geel doorboord Kliertje bevattende. De Kelk is
vyfdeelig , gaapende ; de Bloem, als van 't Vinger-
hoed-Kruid, wit, flaauw vyfkwabbig, ftomp,
met de Onderlip langer en rond ; tusfehen de
twee hoogften van de vier Meeldraadjes een be-
ginzel van een vyfde zonder Knopje.
(2) Vygboonen met de onderfte Bladen drie* j\.
deelig. Sefamam
Het verfchil der Bladen, die breeder of fmal-
Ier en effenrandig of Zaagtandig by de Aut beu-
ren voorkomen, zal uit een verandering of ver-
baftering van 't Gewas ontftaan zyn, dat meer
plaats heeft in Planten , die jaarlyks uit Zaad
wor*
(z) Sefamum Fol. infetioribus trifidis. 11. Lugdb* 2p2. Scs,
ïndicum. Rumfh. A*k* V. p 204. T. 76. f. j. Ses. afte-
rum Fol. trifidis , Oriëntale f Seroine obfeura. PLUK.
344. T. 109. f. 4. BURM# FL Ind. 133.
Nn 3
U Deel. IX. stui.
566 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
IV. worden geteeld ; doch de driedeeligheidderon-
Afdeeu ^erfte Bladen fchynt een weezentlylc en bly-
Hoofd- vend verfchil te zyn. Volgens Rum phiüs is
-stuk. het Echte Scftmum, dac men op de Eüan-
Schuiizaa- £m vin indie overvloedig teelt, grocijcnde om-
trent een EUe hoog , en waar van een witte of
geele en een zwarte Soort is , dus naar de Kleur
van het Zaad genaamd. Volgens fommigen heefc
deeze Soort zwart , en de voorgaande witachtig
Zaad, gelyk ik het laatfie ook bevind in myne
gedagte uit Japan,
Die van Malakka noemen de eerfte des wegen
Wit , de andere Zware Bitsjam , doch de alge-
rneene naam in Water -Indie is Widfin op 5c
Maleitfch of Wïdfor by de Javaanen* ïfi \ Ita-
liaanfch heet het Sefamo ; in Spanje Jorgclim of
Alegria\ in Vrankryk jugoline\ by de Engel-
fchen Sefamy: de Duiifcbcrs noemen het Sefarn*
kraut of Flachsdotter y en Lobel geeft het den
JNederduïtfchen naam van Vyghoonen*
Dit laatfte kan van de Zaadhuisjes afkomftig
zyn , die zig Boonachtig voordoen en van de
zoetheid des Zaads. Het zyn dikke vierribbige
Haauwtjes, ongevaar een Vingerlid lang, geel-
achtig witte of zwarte Zaadjes, omtrent van
grootte als Lynzaad , doch ronder en dikker >
bevattende. In Egypte , zo wel als in Arabie ,
wordt daar een Olie uitgeperst, die in meer ge-
bruik is en aangenaamer dan Olyven- Olie. Men
maakt 'er , in de Spyzen , veel werks van en
brandtze foratyds in de Lampen. *t Is ligt te be-
gry-
DlDYNAMlA* 567
grypen, dat dezelve alle dicnfccn doet , zo uit- IV,
als inwendig , welke men heeft van dergelylce A™E*W
zoete, zagte Oliën. Het Vrouwvolk, in de Oos- Hoofd-
terfche Landen , gebruiktze dikwils in de Bad* 3TüK«
itooven om vet of poezel te worden, zo Al-^X
i 1 nus verhaalt. Door dit Zaad ia Water te
kooken , krygt men 'er mede een Olie van , die
aan de Vafce Kust van Indie niet minder in ge-
bruik is* Ja5 zo we* iQ China en Japan, als op
de Eilanden van geheel Oostindie , is deeze Olie
zeer bekend* Men achtze in de Spyzen beter
dan de Kalappus- Olie uit Kokos - Nooten ,-wanc
zy wordt «o ligt niet rans. Doch in dit opzigt
is , naar de manier van bereiding, bewaaringen
de Soort van Zaad, een groot verfchil. Het is
zeer voedzaaam , inzonderheid het witte > waar
van men op Java Koekjes bakt, met Suiker en
Rystemeel, die zeer lekker zyn en op een Reis-
togt van goeden dienst. Het wordt ook wel uit
de Hand gegeten of op Gebak geftrooid.
De Heer N. L. Bürmannüs heeft nog
een Soort van Sefamum , welke zyn Ed, de Ja*
vaanfche noemt , hebbende Lancetvormige ge-
tande ongefteelde Bladen. Het zoude de Bakcl-
Tjidli van Malabar en de Patjar-Aijer der Ja-
vaaneo zyn , eene Moeras - Plant met een blaauw-
achtige Bloem , volgens Klein hof; doch
die Malabaarfe hadt roode Bloemen. Het Zaad-
huisje is, volgens zyn Ed., fpits Klootrond,
vierhoekig famengedrukt , met vier hollighe-
den.
Nd 4 M u
II, Deel. !£♦ Siw#
568 Tw£EMACTlCE KRUIDEN*
Af^'el. M i m u l u s. Potzer.
XV.
Hoofd. Dit Geflagt, naar de potzige figuur van de
stuk. Bloem genaamd , heeft de Bovenlip aan de zy-
2?*** den omgeplooid ; de Kelk is vyftandig en Pris-
matiek; het Zaadhuisje tweehokkig en veelzaa*
dig. Men vindt 'er de twee volgende uitheem-
fche Soorten in vervat.
*" , Cl) Potzer die opfiaat .met langwerpige Lini*
rhgeni. aale ongejteelde Bladen.
Virgini*
Dit Kruid , in Virginie en andere deelen van
Noord- Amerika groeijende , vertoont zig als
een Soort van Wederik , met een Steng van
twee Voeten hoogte, die vierhoekig is en glad,
zo wel als de Bladen, welke de Steng omvatten
en uit wier Schoot eenzaame Bloemen voortko-
men, die groot zyn en blaauw, van binDengecl 3
hebbende de Bovenlip in tweeën , de Onderlip
in drieën gedeeld. Het komt op vogtige plaat-
fen voort. Zeker Gehemelte van drie gelyke
ftompe Slipjes , vertoont zig als Tanden in de
Mond , en deswegen maakt Mitcheliüs *er
een
(i) Mimulut ere&us, FoJ. oblongis Linearibus fesülibus.
Sy/l. Nat. XII. Gen. 783. p. 423. Vtg. Xlïi. p. 481- Hort.
Ups. 176. T. 1. GRON. Virg, 96. Euphr3fia Floridana &c.
Pluk. Amaltb. 8$. T. 393. f. 3. Digitalis peffolista g'abra.
MOKIS. Hifi. 11. p. 479. S. 5. T. 8. f. 6. Gratiola Cana-
denfis latifolia Fl. magno cceruleo. BoERH. Lugdb, II. p«
x$5. Cynorynchiumt Miich. Gtn* nm
D I D * N A M I A. 569
een nieuw Geflagt van , onder den naam van IV.
Honds/moei. AfxdJ(EL-
(2) Potzer dfe kruipt > met Eyronde Bladen. j^°™D*
De Plant , welke Pater F e u i l l é c aan een
Rivier in 't Ryk van Chili ontdekte , komt s 'm-luteas;
711 • 7 *~ Peruviaan»
derdaad 5 ten opzigt van de Bloem, aan ditGe-fchc.
ilagt taamelyk naby* inzonderheid, wegens de
kantige geftake van den Kelk. Zy is fchoon geel 3
van binnen met roode Vlakjes in de Keel gete-
kend* Het Kruid heeft lange kruipende Ranken ,
die uit de Knoopen Wortel fchieten en Eyronde
Bladen met zeven Ribben geaderd , op de kant
Zaagtandig , glad 3 fchoon groen. Hy hadtze
tot het Genadekruid betrokken.
R ü E L L I A.
Dit Geflagt, naar zekeren .Ru Sl lus, die
de Werken van Dxoscorides in 't Latyn
vertolkt heeft ^getyteld, is taamelyk uitgebreid.
Het heefc een vyfdeeligen Kelk; een bynaKlok-
vormige Bloem : de Meeldraadjes twee aan twee
naby elkander en een Zaadhuisje^ *t welk 5 nat
wordende , door middel van zekere Veerkragti-
ge Tandjes open fpringt. Het bevat dertien uit-
heemfche Soorten.
(1) RuëlÜa met Eyronde effenrandige Bladen, RJ.}lU
]£ymBiec6um.
J Pferaau-
daa'*-
(z) Mimulus repens Fol. ovatïs. Gratlola FoU fubrotundis
nervofls, Flor. lureis. FeuIll. Peruv. II. p. 74;. T. 34*
(1) Ruè'Uia Fol. ovatis integerrimis dcc, Syft, Nas* XïT-
N II Gen.
II. Deel. ix, Stuk,
$70 TWEEMAGTIGE KRUIDEN.
~ IV. Eyrondc Aairen; de binnenfle Blikjes duh*
Afdeel. m twee ongejteelde Bloemen.
xv»
stuk. In de Westindiën groeit deeze , die BlecJium
Scbuiizaa- was getyteld door den vermaarden Browne.
Sloane noemde ze Hooger Bruinelle met
witte Bloemen. Evenwel wordt aangemerkt,
dat zy leggende Stengen heeft en losfe vierhoe-
kige Aairen , uit Hartvormige Blaadjes fatnenge-
fteld, die de gezegde Blikjes en de Bloemen be-
vatten. By Plu mier komt zy, onder den
naam van Pieramidaale Barleria, met blaauvve
Bloemen, voor.
ij. (O Ru^llia met gejleelde Bladen , en driebloe*
Ruti ia mige korte Bloemfteeltjes.
Ruiichen- .
de. Om dat de onderfte Bladen dikwils m deeze
Soort zo dor voorkomen , dat zy onder 't be-
handelen een geruifch maaken , is deeze door
Di LLENius mifchende gebynaamd. Zy heeft
ruige Hoofdjes , uit welken de Bloemen voort-
komen , die groot en Trechterachtig zyn , van
Kleur
€en. 78+. p. 423. Xlll. p. 48 r. Am. Acad. V. p.
400. Baileiia pyramidata Flore cceruleo. Plum. Gen. 31. 1c.
42. f. 3. Biechurn Fo!. obiongo - ovatts. Erowm, Jam. 161.
Brunella ehil&i flore albo. 5L0AN. Jam. p5* Hij?. I. p* 173*
T. i©9« f. 1.
(2) Rüè'llia Fol. petiolatis , Flor. verticiiiads fabtïifloi.'s.
H. Ups, 178. H Gif. 318' K. Lugdb. 291. Güi/AN Monsp.
207. Gron. Vtrg. 97. Ruëllia ftiepens Capitulis Comofis.
Dall. 330» T. 249, f. 321,
D I D Y N A M I A. 571
K 'eur blaauw of wit, en daarop volgen ronde IV.
Zaadhuisjes. De Steeg heefc omtrent een Voet
hoogte. De af komft is uit Virginie en Karolina. aoon>
STUK»
(2) Ruëllia met gefteelde Bladen en lange byna m*
verdeelde naakte Bloemjtceltjes. hcUn<tejiu
•na.
Om dat de Eloemcnhet eerfte Jaarna dezaai»kcHeimeIy"
jing verholen bleeven 3 heeft deeze den bynaam.
Vervolgens breiden zy zig wel uit en het Plant-
je gelykt veel naar de Primula Veris, maar de
Zaadhuisjes zyn in deeze Soort Spiirond en bar-
ften met kragt open , als men ze in 't Water
dompelt : weshalve men het Zaad , onder den
naam van Snap» Dragon 3 van de Barbados hadt
bekomen.
(4) Ruëllia met geheel effenrandige Bladen , r/<
gegaffelde zydelingfe Bloemjleeltjes en on~
gefteelde Kelken > de hovenjle Slip grootst» Gepkim-
de.
Naar een Soort van Klokjes , in de Xoornlan-
den door geheel Europa gemeen (*) > heeft Slo-
(3) Ruè'Hia FoL pet. Pedunc. longis fubdivifis. H. Ups.
279. Ruëllia FoU fesfilibus , Pedunc* tuftoils. ƒƒ. Clif. 30
k. Lugib. 291. Ruëüia Caps. teretibus, DilL Elih. 32S.
f. 320.
(4) RusUia Fol. integerrimis , Pedunc. dkhotomis lateu-
libus , &c. Ruël ia Pedunc. multifL dichotomis &c. II. Clif,
Sis. R. Lugdb. 292, Speculum Veneris majus impatlczu
SLOAN'. Jam. 59. ÏÏjfi» I p. 15S. T. loO. f. 2,
Zie hst VII. Stuk deeze Piantbeic-hryringjbladz,
5P7-
57& TWEEMACTICE KRUIDEN.
IV. ane deeze genoemd Groote gevoelige Vrouwen*
Afdeel, spiegeL Natuurlyk groeit zy op Jamaika en be*
Hoofd» vindt zig ook in de Europifche Tuinen. Het
stuk* is een overblyvende Plant , met een leggende
f£euUzaa' ruige Steng , uit dikke Knietjes Wortel fchie-
tende en opftaande Takken hebbende van drie
Voeten hoogte; de Bladen ruuwachtig , aan de
Steng grooter dan aan de Takken, die, afval-
lende , terwylde Plant bloeit, een (lomp Doorn-
achtig Steeltje jDverlaaten, De Bloemfteeltjes
hebben Lancetvormige Blikjes van de zelfde
langte. De Bloemen zyn paarfch, niet Klokvor-
mig maar tweelippig , met de Bovenlip in tweeën ,
de Onderlip in drieën gedeeld*
y. (5) Ruëllia met Eyronde gekartelde Bladen en
ZMno/a. eenbloemige Bloemfteeltjes.
Knobbe-
lig* Van eene Ruëllia die laag is, met Wortels
als der Asphodlllen en een blaauwe Bloem , hadt
Plu mier gewag gemaakt. Deeze fchynt ■ o-
vereen te komen met de Blaauwbloemige Gen-
tianelle van Sloane op jamaika gevonden,
die daaromtrent ook aanmerkt, dat het Zaad-
huisje door aanraaking van Vogt open barst ,
gelyk in de andere Soorten, Li nnjeos heeft
in
£s) Ruëllia Fol. ovatis cremtls t Peduncnlis tini/taris. Ruël-
Ha capfalis angulofis. Dill. Elib. 328. Ruëllia humilis Fl. '
rceruleo Asphodeli Radice. Flum. Gen. iz. Gemianella FL
roeruko &c. 5JL0AN, J*m. 52. hift. h p4 Hp. T, $s*
f. I.
O I D * N A M 1 573
in de voorige opgemerkt, dat 'er gemeenlykaan IV,
't Middelfchot drie geboogene Tandjes zyn , die , KVSfm
wanneer het buitenfte Bekleedzel wordt nat ge- Boofd-
maakt, hunne kragt oefenen, om het Zaadhuis-ST^.^
je te doen open fpringen 3 gelyk doorgaans plaats/;*™»*!
heeft in de Soorten van dit Geflagt ( *).
(6) RuëlÜa met (lomp Eyronde Bladen , die de RJJf£ia
Kransjes omwald heeft met weerlooze ge-temacuia*
gaffelde Doornen. spiierige.
*t Gezegde is zeer blykbaar in de Afbeelding,
welke de Heer N. LBürmannus van dee-
ze zonderlinge Soort gegeven heeft 9 fchynende
van die van Pluken et wat te verfchillen,
welke een ruigachtige Steng hadt 5 doch elders
komc dezelve Kruidig , vierhoekig en effen voor 5
by gezegden Hoogleeraar >qpd* Het Kruid groeit
in Oostindie.
C7) Ruëllia met getande kanthmirige Bladenen Vlï\
. n y CuiariS.
gepaarde Bltem&u ( Kanthak
Door
(*) Waarfchynlyk wordt $oor die bevogtigïng zekere Ly-
merigheid , welke de Klepjes temen hieldt, ontbonden : want
dat het door weekmaaking van de twee Klepjes zou gefchie-
den, gelyk de Ridder zfg verbeeldt , denk ik niet; eens-
deels om de lchieiykheid en andersdeels om de kragt van \
open fpringen.
(6) Ruëliia Fol. obovatis &c. Am, Acad. IV. p. 320* Eu*
phrafia Acinos latiore folio* Pluk. Pkyt, T. 279. f. 7. BüaM.
FL Ind. p. 134.
(7) Ru ma FoL dentatis ciliati* 8cc, RuÖüa Perfica«BUK*.
WU lrd> p. Ij54 T. 42. f»
Vu DSKL, U; fTUX*
574
TWEEMAGTIGE
Kruid ikt.
IV. Door denzelfden Heer is , onder den naam van
AFx^fL ifetüfqhe Ruëllia, een zodanige, die ook in Oost-
Hoofd- indie groeic , afgebeeld en befchreeven.
STUK.
vin. C8-) Ru^llia met tweevoudige byna ongejteeldc
S£? Bloemen.
Tweebloc-
migc. De Groeiplaats van deeze , daar Dillenius
gewag van maakt, is in Karolina.
ix. (9) RuëlÜa met eenigermaate gekartelde Lan*
KruiSa- cetvormig Eyronde Bladen , welke Eyron-
dige* de Blader ige Jlekelige Hoofdjes heeft en
kruipende Stengen*
Deeze , welke de Heer O s b e c k op open
Heuvelen in China waarnam, is een laag Hee-
fiertje, zegt hy, naar onze Haanekammen ge-
lykende, met een byna ronde Houtige Stam en
Bladen als gezegd is , aan de bovenzyde groen ,
van onderen witachtig, aan den randeenigszins
Golfswyze geboogen of gekruld en gefreeld,
overhoeks geplaatst. De Bloemen zyn in Kegel-
vormige Hoofdjes vergaard aan den top dei-
Stengen , en hebben een dubbelen Kelk , die
kleverig is ; de onderfte tweebladig , van Linl-
aale op de kant gehaairde Blaadjes ; de boven-
fte of binnenfte vyfdeelig, ook met fmalle Slip*
pen*
(i) Ruellia Flor. geminis fubfesfilibiis. Ruëll. minore Fo-
lio, Fiotibus gemcllis. Dill. Eltb* ijrï
(9) Ruëllia Fol. fubcrenatïs Lanceolato - ovatïs &c. OsB.
Itin. 240. Adhatoda Luaanenfis Spici pUni. F£TiV« Guz*
T. 73« BüRM. Fl* Ini, I3J.
I
DlDYNAMIA* 575 '
pen. De Bloem is Trechterachtig, in vyven IV-
gedeeld , met de verdeelïogen byna rond ; geel AFxv?L
van Kleur. Hoofd»'
stuk*
(lo) Ruëllia met Lancetvormige ftomp getan* x.
de gefteelde Bladen en kruipende Stengen. ref^jlJa
üitgegulp-
Op Java , in 't byzonder % ftek LiNN^uste*
de Groeiplaats van deeze Soort, tot welke zyn
Ed. , niettemin , de Molukfe Tuin - Bruinelle van
Rumphius t'huis brengt. Die Autheur zegt,
dat daar van op de Molukkes valt , een Breed-
bladige en een Smalbladige ; beiden Kruiden
zynde, die de Stengen met Leedjes hebben, de
eerfte wat ronder en meer langs den Grond hur-
kende dan de laatfte , die de Stengen boven
wat vierkant heeft. De Bladen zyn gepaard of
tegenover elkander , met de paaren in 't kruis
geplaatst ; doch in de eerfte op vyf- of zes
Duimen langte , twee Duimen , in de laatfte
maar één Duim breed. Ook verfchillen die Bla-
den daar in , dat zy in de eerfte ongeregeld
Zaagtandig zyn , en aan de kanten wat gefron-
zeld , als of zy ftekelig waren , in de laatfte grof
en wyd getand , niet gefronzeld , van boven
met korte Haairtjes bezet , en daar door wat
ruig op 't gevoel , van onderen paarfch , van
boyen groen , met Ribben die fchuins en bogtig
voor*
fio) Ruëllia Fol. Lanceolatis obtufe dematis petiolatïs,
Caule repente. Burm, Fl, lndt 135. T. 40- f* Priincila
jfcïolucca. Rum?H* Amb% VL p. $o. T. IJ. f. B.
IX. Dbel* „u* Stuk»
f76 TWËEMACTIGE KftüIDEN.
IV, voorwaards loopen. Aan 't opperde, zegthy,
Afdeel. jraagen zy eetl korte dikke Aair, van Schub-
Hoofd- achtige donker groene Bladertjes gemaakt , daar
STUK beftorven bruin onder loopt , op de kanten Haai*
$2eflza*mrig, met eenige Baarden, waar tusfchen een
langhalzig Bloempje voortkomt , 't welk hy by
de Primula Veris vergelykt. Ook meldt de Rid-
der, dat die Kruid gefteelde Aairen in de Oxe-
len draagt van fmalle Blikjes met Haairig gebaar-
de Kelken, De Afbeeldingen , ondertusfehen , van
Rümphius, venoonen niets van die Aairen ,
zo min als de aangehaalde van den Hoogleeraar
Burmannüs, die de Smalbladige, voorge-
meld, wil vertoonen: maar zy komen eeniger»
maatc te voorfchyn in de Wilde Molukfe Brui-
nelle van Rümphius, waar van een Witte
is en Roode, zo die Autheur fchryft.
pl. lix. ^ heb uit Japan en uit Java verfcheide Tak-
*• ken bekomen van dit Kruid, die inzonderheid
fchynen te behooren tot de witte Wilde Soort,
en in welken de gezegde Bloem - Aairen zeer
groot en blykbaar zyn , komende voorts nage-
noeg overeen met de gedagte befchry ving van
Rümphius. Een derzei ven , in Fig. i , op
Plaat LIX., in de Natuurlyke grootte voor-
gefteld, toont het verfchil met gedagte Afbeel-
dingen aan. Een andere is my , onder den naam /
van Djaron Pompwan, toegekomen. Het Kruid,
't weik wylen de Chirurgyn Richter van
Batavia hadc mede gebragt , en dat hy zeid al-
daar Daun Giegi, dat is Bytend Blad , genoemd
te
D I D * N A M I A. S77
te worden , behoort mede tot dit Geflagt en IV*
misfchien tot deeze Soort, die de Bladen fom- A™*EL*
tyds byna effenrandig heeft. 3, Hetzelve heeft Hoofd-
3, een Zeepachtige Reuken Smaak, het dryftSTUK-
^, fterk af door de Waterwegen , in de Witte y^f^T
„ Vloed van Befmetting ontftaande* Het dient
„ ook tegen Jichtige Pynen , Graveel en in-
5, wendige Verzweeringen , volgens de geluk*
„ kige Ondervindingen van Doktor MaaV
Dit hadt hy dien aangaande in de Apotheek te
Batavia aangetekend. Volgens Rumphius
werdt het op de Molukkes meest tegen Tovery
gebezigd.
Cl I ^ RuëHia met langwerpige effenrandige Bla- xr.
den , eenzaame ongejteelde Bloemen en leg- T£*f^* ,
gende Stengen. Grynzige.
Til»
Zo deeze Soort dat Indifch Gewas met twee- Ftg* u
bokkige Vrugten 9 Bladen en Bloelem van Nagt-
fchade ware , dat onder den naam van Upudali
in de Malabaarfe Kruidtuin is afgebeeld > dan
moest het met bogtige Stengen 5 even als de
Winde , langs den Grond kruipen. Ook zyn de
Bloemen van hetzelve aan den Mond egaal in
vyven gedeeld , dat geenszins plaats heeft in
deeze Soort , welke de Heer OsBECK>in Chi-
na %
fn) Rue'Uta Fol. oblongïs integerrïmis &c. Fl. ZeyL
234. OSB. lim* *29* Lychnis articulata rcpens Folio Vincst
pervincz. BuitM. ZeyL 144* Upudali, Hort. Mal, IX. p. lij.
Oo
II. Deel. ix« stuk.
5?3 TwEEMAG TIG E KRUIDEN:
IV* na, aan *t Strand, in 't Water, overal groei-
Ar£vfL' jende vondt, met opgeregte ronde Stengen, van
Hoofd- een half Elle en meer hoogte, en Lancetvormi-
5TÜK# ge Bladen; de Bloemen aan den Mond in twee
Lippen gedeeld. Ik heb zodanige Takjes , van
ruim een Voet langte, uit Oostindie bekomen,
welke in het Loof zeer overeenkom ftjg zyn met
de Opgeregte Ruëllia van den Hoogleeraar N*
L. Burmannus, doch een Smoelachtige of
gaapende Bloem hebben , gelyk uit de Afbeelding
daar van, in Fig. 2, Plaat LI X, blykbaaris.
X!J\ O2) Ruëllia met ge/pitst Zaagtandige Bladen*
üntipctbu Kruipende Steng en bym geaairde end-
voltige!1" fiïoemen , vyf of drie by malkander.
Dit fchynt een opgeraapte bynaam te zyn ,
om een Kruidje te betekenen , dat volgens Os-
beck onder de voorgaande vermengd* en dus
op 't Strand in 't Water, in China groeit; doch
tot het welke betrokken wordt, het kleine On-
kruidje , by Rumphius, in Indie genaamd
Caranasci, in 't Nederduitfch de Korst van de
Pot, wegens de manier van groeijing , op de
wyze van het Muur en dergelyke Planten in Eu-
ropa,- naamelyk aan den Grond kleevendeen als
daar op geplakt , gelyk de aangebrande Korst in
de
fia) Ruellsa FoL mucronato - ferrnris Cnuïe tepente &c»
Fu Zeyl. 235. Gentiandla utriusque India: impatiens , Fol.
Agcrari &c. Pluk. Mant. 167* T. *• Crufh Ollar.
Rumph. Amb* V. p. 4$o* T. 170. f. 3. fürt. Md. IX. p*
11$. T. 58.
de Rystpotten. Het kan zig dan ook, op de IV.
wyze van het Muur, wanneer het fteun heeft 5 A™*nt*
aanmerkelyk verheffen. De Kelk is vierdeelig ; aooFD-
de Bloem ongelyk vierkwabbig : het Zaadhuis- *TUK*
je tweehokkig, tweekleppig, met langwerpige^^*
Zaaden. Agt platte waren 'er , volgens Osbeck,
in het Zaadhuisje van de voorgaande Soort.
f13} Ruëllia met Lancetvormige gefpitjle ef- xnu
fenrandige Bladen , ongefieelde Bloemen , tepm*t tA
gefleelde Blikjes langer dan de Kelk en krui* Kapend*
' pende Stengen.
De Ridder heeft deeze Soort overgenomen
van gezegden Heer Bormannüs, in wiens
Afbeelding, nogthans, ik geen blyk zie van ge*
Heelde Blikjes en de Bloemen zyn 'er ook niet
volkomen ongedeeld. Op Java zegt die Heer dat
dezelve valt en zou de Plant zyn met een ge»
aairde Vrugt en Silagoeri - Blad , van Klein*
hof. LiNNiEus fchryft 'er Stengetjes aan
toe van een Handpalm hoog , met gefleelde Bla-
den en zydelingfe eenzaame Bloemen ; dat we-
derom volftrekt tegen gezegde Afbeelding ftrydt*
My is, voor deeze Soort, uit Oostindie een Kortiedfge*
Tak bezorgd van meer dan een Voet langte *
die dik en Houtig is , met dikke Gewrichten en
kortledige Zytakjes ; de Blaadjes zeer ftomp
Lancetvormig hebbende en ongedeeld 2 duswei<
nig;
(13) Ru'éllia Foï. Lanceotetls acuminatlx integeruatis Sec* \
Ham. 89. BüRM. F{. Ind. 13S. T. 41. f, j,
Oo 2
II* Deel, ix, Stuk*
§80 TwEEMAGTIGE KRUIDE^
1V* mg gelykende naar een kruipend Gewas en van
xv* beiden verfchillende. Meest komen die Blaadjes,
Hoofd- hoewel ongelyk grooter , overeen met het Tak-
stük. je^ QQfc van faav ontvangen 5 't welk ik in Fig*
Mf*** -3. op plaat LIX> in Natuurlyke grootte ver-
toon 3 en ?t welke veel meer naar een kruipend
Gewas gelykt, hebbende ook kortledige Sten-
getjes en Zytakjes ; maar een lang gedeelde
Bloem en roodachtig zynde van Kleur.
Wy hebben gezien , dat de beide Indien Soor-
ten uitleveren van dit Geflagt. Aan de Kaap
fchynen 'er nog niet voorgekomen te zyn ; maar
in Arabie vondt de Heer Forskaohl twee
Soorten, waar van hy de eene Imbricata noem-
de. Deeze hadt flappe vierhoekige Stengetjes ,
ruig, met Leedjes van drie Duimen; de Bladen
Lancetvormig ruuw : de Bloemen ongerteeld in
de bovenfte Oxelen , maakende als eene ge-
iehubde Aair uit , over ééne zyde. Het Zaad-
huisje hadt die fpringende eigenfchap , aan de
Ruelliaas eigen. De andere, van hem intrufa
genaamd , hadt leggende Stengen en opgeregte
Takken, met Eyrond-Lancetvormige Bladen,
getroste Bloemlteeltjes in de Oxelen en opge*
regte Bloemen , met de middelde Lip ingedrukt,
witachtig van Kleur, Beiden groeiden aldaar op
hooge Bergen. Ook was hem de ftrepens > en
nog eene , die hy guttata noemt , als ook een
adharens, aldaar voorgekomen.
Ba»*
D i p y n a u i a. jï£
Barleria* IV.
Afdeel.
Ter gedagtenisfe van den vermaarden Pater „ xv*
^ j- m i ! Hoofd-
Barrelier, die Geneesheer en een uitmm>STUK#
tend Kruidkenner was,gelyk uit zyn Werk van
zeldzaame Planten, door hem in Spanje en Ita«^erwi*4
lie waargenomen , blykbaar is , heeft men dit
Geflagt getyteld.
In 't uiterlyke aanzien hebben de Planten , daar
in vervat, veel overeenkomst met de Jufticiaas,
verfchillende daar van door vier Meeldraadjes,
waar van twee zeer klein zyn, in de Bloem. Het
Zaadhuisje is hier, zo wel als in die, en als in
de Ruëlliaas , tweekleppig en Veerkragtig, in
fommigcn ook tweehokkig , doeh vierhoekig en
de Kelk vierdeelig , bevattende twee Zaaden.
Het bevat zeven Indifche Soorten > waar van
de meeften gedoomd zyn.
(i) Earleria met zes Kransdoornen en Degen- r.
wormige 9 zeer lange, ruuwe Bladen. foti/m*.
Langbla-
In Oostindie groeit deeze Soort , die naar het d'ge.
Osfetong- Kruid veel gelykt, hebbende de Sten-
gen vierhoekig, ftekelig, de Bloemen in Krans-
jes , bezet met dikke geele Doornen 9 weder-
zyds drie. v
co
fi) Barleria Spinis Vertlciliorum feuis &c. Sy/I, Natril.
Gen. 785. p. 424- Veg* XIII. p» 4«*- 4m* *Acad. IV. p.
520. Anchufa anguftifolia Verticillis longis aciüeis armatiSo
Pu/K. Mm. 30. T. 13 3. f. 4»
Oo 3
M. Ceel. IX, Stuk.
5%Z TWEEMACTIGE KRUIDEN.
IV, (2) Barleria met Oxel - Doornen en Lancet vor*
Afdeel* mige Biaden met kleine Tandjes.
Hoofd-
stuk. Een Takkige gewrichte Steng, aan de Knoo-
ü# \ pen gedoomd , met kleine blaauwe Bloempjes
^«z/v^.ongeüeeld, eenzaam in de Oxelen, heeft dee-
Brecdbia- ze * ^e jn Zuid -Amerika groeit. Miller
heeft dezelve met geheel effenrandige Bladen*
in. (3) Barleria met gepaarde enkelde Oxel - Door-
K«ue" nen 671 effenran(iï&e Lancetswys Eyronde
tie. Bladen*
Van de volgende moest deeze 3 volgens de
Waarneeming van den beroemden Hoogleeraar
D* van Royen, afgezonderd worden , door
de Steng niet ftevig maar zwiepig, de Takken
byna vierhoekig, de Bladen wederzyds glad te
hebben , en in de Oxelen gepaarde enkelde on-
gedeelde horizon taaie Doornen. De aangehaal-
de y die RüMpmiits de Tzervarken - Struik
noemt 5 heeft , volgens denzelven , aan ieder
Knietje van vier , zes tot agt Doornen , en
wordt ,
(z) Barleria Spinis Axillaribus , Fol. Lanceolatis denti*
culatis. Barleria aculeara Solani folio anguftiore, Plum. Gen.
iu fe. 4;. f 2. Barl. Spinis Axill. Fol. Lanceol. integerri-
mis, flor. verticill. Sesfihbus. AllLL. Di&, 3.
H) Barleria Spinis Axiil. geminïs fimplicibus &c. Ly-
ciuca Ind. Spinis quaternis &c. SEB. Mus. I. p. ai. T. 13.
U 1. Me'atnpyro cognata Maderaspatana Spinis horrida. PLUK.
Jlm. T. 119. f, 5, Hyftiix Frutex. Rumph. Amb* VII.
j?* Z4. Ti 13.
wordt, om dat menze, gclyk onze Kruisbezie- iv.
Boomen, zonder kwetzen naauwlyks aamaften Af^el
kan , dus geheten* Hoofd-
stuk«
(4) Barleria met vier Voetangelige OxeUDoor- w.
nen en effenrandige Lancetswys' Eyronde
Bladen. voetange-
lige*
Ten opzigt van de Doornen fchynt de laatft-
gemelde meer overeenkomftig te zyn met dee-
ze Soort, welke thans daar van is afgezonderd.
Zy heeft de Stengen rond en lievig, de Bladen
ruigachtig, zegt de Ridder.
(5) Barleria met gepaarde eenzaame Oxeldoor» y, #
nen en rondachtige effenrandige Bladen, ^*Xbi**
dige»
Tot de beide Indien behoort deeze, zynde
een zeer Doornachtig Heeftertje, met Palm-
bladen.
(j5) Barleria met langwerpige effenrandige Bla* vr;^
den; twee Kelkblaadjes br eederen kanthaai* Gekamde,
rig3 twee Liniaal fpits.
Dee*
(4) Barleria Spïnïs Axillaribus Pedatis cjuaterms &c. «ar!.
Fol. integerrimis Spinis lateralibus, R. Lu%db. 291. Fl. 'Ze-jL
£31. Prionitïs. ti Ciif. 486. Coletta* Vectla. Hort. Mat. IX.
p. 77. T. 41. BüRM. Fl. Ind. p. 135.
( t) Barleria Spinis Axill. oppofitis folitarüs &c» Barï, A-
mcr. fpinofïsfima ftutescens, Buxi folio parvo. Amm. Ilerb*
J04.. Carofchulli. Hort. Mal* II» p» 91- T. 47.
(6) Barleria Fol» oblongis integerrimis &c. O3B.Zrw. 22y.
T. 8. Melampyro cognata Maderaspawniïs &c. MORIS. Hift%
III. p. 42$. S. II. T. 23. f. 7»
II» D£sl» IX. Stuk,
584 TWEEMAGTICE KRUIDEN,
IV. Deeze valt in Oostindie, zo welby MadrasC
^FxvfL' aan ^e Kust van Koromandel, als in China ,
Hoofd - daar O s b e c k het een Heefter bevondt te zyn ,
stuk» van meer fan ^rie £jjen hoogte 5 doch niette-
S'faüzaa' m\n z0 zwak Van Stam, dat zy, zonder Iteun,
zig niet overend kan houden. De Bloemen ,
zegt hy, die blaauw zyn, vallen ligt af: de
Bloempyp is geboogen en aan derzelver onderfte
deel zitten de Meeldraadjes vast, waar van, be-
halve een onvrugtbaar, twee zeer kort en twee
zo lang als de Stamper zyn. De bovenfte Lip
is breed en ovaal , de onderfte vierdeelig met
lange fcherpe punten. Twee Kelkblaadjes heb-
ben eene Kamachtige gedaante en zyn eeniger-
maate gedoomd, de twee anderen Liniaal, fpits
cm efrenrandig. Het Zaadhuisje is lang en pun-
tig, met twee holle Kleppen en Veerkragtig,
bevattende in ieder Hokje twee platachtige
Zaaden.
vit. (7) Barleria die ongedoornd is . met Eironde*
coccinea. fyn getande , gejteelde Bladen.
Hoogroo-
de' Men vindt deeze , in Zuid - Amerika groei-
jende, by Plumier afgebeeld* Zy heeft een
gewrichte , Takkige Steng en Kranswys ver-
gaarde hoogroode Bloemen , met de Bovenlip
uitgerand, de Onderlip in drieën gedeeld*
De
f O Barteria ïnermïs , Fol. ovatis denticuïatis petiolaris.
Barleria Solani folio , flore coccineo. Pluaj. Gsn. 31. te*
43» u
D I D Y N A M I A, 5*5
DeGeflagten van Duranta , Qviéda, Polka- IV.
meria , Clerodendrum en Vitex of Kuifchboom ^^Et|
zyn onder de Heefters befchreeven. Vaa het ^ m>kD-
iaatfte heeft de Heer Thünberg een nku-STUK*
we Soort , die rondbladig is , en waar van
een fraaijen Tak bezit, in Japan waargenomen.
De Bontia en Avicennia behooren toe de Boömen
en zyn daar voorgefteld. Des volgt hier het Ge-
flagt van
COLUMNEA.
Dus naar den vermaarden Kruidkenner Co-
lumn a gedoopt ; waar van de Kenmerken een
vyfdeeligeKelk zyn 5 met de Bovenlip der Bloem
gewelfd en onverdeeld ,aan den Voet gebocheld;
de Meelknopjes tot een Kransje famen verban-
den : het Zaadhuisje tweehokkig.
Twee Soorten komen *er thans in voor, naa-
melyk
( i) Columnea mei zeer ruige Bloemen. i.
CHumm 'a
In de Bosfchen van 't Eiland Martenique.als^-*'-
T .1 11 i m 7 KUmmen*
ook op Jamaika en elders in de WestindJën ,de,
groeit
(i) Columnea Corollis hiriurisfimis. Syft. Nau XU. Gen.
791. p. 4*7* Veg. XIII» p. 484. Col. fcandens pfioeniceo
Hore, Fru&u albo. Plum. Gen. ê8. Ic. 89 f. 1, Achime*
nes major Herhacea hirfuta , oblique asfurgens. Browm Jam*
270. Rapunculus Fruticofus &c. Sloan J< m. 5$. Hifi. tm
p. 157. T. ico. f. 1. 0. Columnea fcandens SU liuescents
Fru&u albo. Plüm» Gen* 22.
Oo s
k» beu* Ut STUK,
586 TwEEMAGTIGE KrüIDEN.
IV. groeit dit Kruid, een Klimmend Gewas, welk
'**xvf L B r o w n e genoemd heefc Achimenes , die groo-
Hoofd- ter en Kruidig is,fchuins op ftygende ruig, met
stuk*, Ëyronde gekartelde Bladen tegenover elkander,
^'^"beurtlings kleine en gepaarde Bloemen in de O-
xelen overhoeks. Een weinig fchynt hier van
dat Gewas te ver fchillcn, welk Sloane noemt
Heejlerige Raponce met langwerpige effenrandi-
ge pluizige Bladen tegenover elkander en eene
Haairige paarfche Bloem. Plumier heefc 'er
eene VerfcheiÖenheid van met geelachtige Bloe-
men , de Vrugten wit , zo wel als in zyne rosbloe-
mige, beiden klimmende Gewasfcn.
r li. (2) Columnea met Lancetvormige , zeer lange 3
kfgtfouT. bym Zaagtandige gladde Bladen.
Langbla-
&ge. Deeze> in Öostindie groeijende, en van den
Heer Commelyn genaamd; een Plant naar
het Vingerhoed Kruid gelykende met Bladen
van Mottekruïd ; hadt de Heer N. L» B u r-
mannüs tot het Geflagt van Sefamum t'huis
gebragt , gelyk ik bevoorens heb gemeld* De
Ridder oordeelt , dat dezelve volftrekt tot één
Geflagt met de Achimenes van Brown be-
hoore.
AcAN-
(z) Celumnea Fol. Lanceolatis longisfimis fubferratis gla*
bris. M&nt. 90. Bahci - Tüulli. Hort. MaU IX. p. 169. T»
S7« Digitali a&pjs Indzca Biattarix folio. èoÉUtt.
D I D Y N A M I a. 587
Acanthus. Beerenklaauw, IV.
Afdeel»
Een Bloem met ééne Lip 5 die neergeboogen Ho*^#D
en driedeelig is3 en een tweebladige, tweedee- SÏUK<>
lige Kelk , onderfcheiden dit Geflagt , waar van A*gk»
het Zaadhuisje tweehokkig is3 gelyk in de wooï^emta'
gaanden. Het bevat de volgende Soorten»
(1) Beerenklaauw met uitgehoekte ongedoorn- r.
, r»7 j Acanthus
de Blaam. moiiis.
Zagu
(2) Beerenklaauw met vindeelige gedoomde n.
Bladen. g^d.
Deeze twee Kruiden , beiden in de Zuidelyke
deelen van Europa wild groeijende, noemt men
gemeenlyk Beerenklaauw; hoewel een Soort van
Heiikruid ook dikwils dien naam voert, als naar
deeze gelykende** DeLatynfchenaam is Acan- * zie 't
thus of Branca Urfina> waar van het eerfte opbiaiz^g.
dc itekeligheid, het andere op de figuur der Bla-
den ziet 3 die naar een Beerenvoec gelyken. Bran-
ca is een Italiaanfch woord , dat een Klaauw
of
(1) Acanthus Fol. finuatis inermibus. Syft. Nat. XU.Gen.
7$3. p. 427» Pèg XHU p. 484. MaU Med. 3 18. //. dijf*
3*6. Ups. i8i. Goï'AN Monsp. 309. R. Lugdb. 304. Acan-
thus fadvus f. mollis Virgiüi, C. D. P/»* 3§3- Carduus Acan»
thus f. Branca ürfi. J. B. //*/?• III. p. 75* Acanthus fativus.
Dod. Pempt. 719. LOB» /<:. II* p. 2.
(2) Acanthus Fo!. pinnatifidis Spinofïs. ƒ/. C/#". R. Lugdh
GOUAN Monsp. uts. Acanthus aculeatus, C. B. P*** 383. A-
canthus ^Ivcftris. Dod. Pempt. 719. Chainsleonta Monfye*
Ueufium. lob. Ic. II. 2.
IU Deel* IX. Sn»
J88 TwëEMACTIGE KRUIDEN.
* IV. of Voet van een Beest betekent, Diebenaamin-
AFxv.EL,8en zy° incJe Europeaanfche Taaien nagevolgd.
Hoofd- De eerfte Soort 5 evenwel , is zagt en niet ge*
stuk* doornd , verfchillende dus zeer van de laatfte*
Scbuiizaa-^ ^e Bladen ook veel dieper verdeeld heeft en
naar de Diftels gelykc* De eerfte wordt Tam-
me Beerenklaauw geheten 3 om dat zy dikwils in
de Tuinen wordt gekweekt wegens de fraaiheid
der Bladen , welken de Ouden in het Sn y werk
der Kapiteelen van Kolommen , als ook tot Hand-
vatzeis van Bloempotten en andere Ornamenten
der Bouwkunde, nabootftcn. Ook teltmenze5in
de Geneeskonst, onder de verzagtende Kruiden.
Beiden hebben zy eenopftaande Steng, aan wel-
ke de Bloemen op even de zelfde maDier voort-
komen 3 die ook van gelyke figuur zyn* De Kelk
befiaat uit zes Blaadjes 9 zegt Gouan, waar
van het bovenfte en onderfte breeder zyn , heb-
bende wederzyds twee kleine fmallere Blaadjes.
De Bloem heeft eene breede Onderlip, van voo-
ren in drieën gedeeld , van agteren Ringswyze;
terwyl de vier Meeldraadjes , Houtig ftyf , aan
*t end een Meelknopje hebbende als een Schui-
jertje, de plaats beflaan van eene Bovenlip. De
Vrugt gelykt naar een Eikel, die in de Kelk
aanrypt, en tweehokkig is , bevattende bultige
Zaaden* Op Sicilië en in *t Napelfche is dit
Kruid zeer gemeen. In Languedok en Provence
groeijen de beide Soorten*
(3) Bee-
DidynAmia* 5gp
(3) Beerenklaauw met Lancëtvormige effen- IV.
randige Bladen, die aan den rand gedoomd Af^ev?l*
zyn. Hoofd*
STUK.
Deeze , die men wil dat de Echte Tamme in.
Acanthus van Dioscohides zou zyn , werdt ^hleorL
door Rauwolf, van wien zy op den Berg jSjj^jy^
Libanon in Paleftina gevonden is, Welfchen ife-aig/
renklauw geheten. Morïson en 13 obart
hebben, volgens de aantekening van Ra jus,
te regt opgemerkt , dat dezelve door de Ken*
merken 3 die in de bepaaling gegeven zyn , van
de andere Soorten van die Geflagt verfchille.
(4) Beerenklaauw met uitgegulpte Tandswys' jv.
gedoomde Bladen, en eene Heefterige fi^^^mzl
heiige Steng. di£*
Op Slykerige zoute Gronden , aan de Zee-
kusten van Oostindie , komt deeze voor, die
by Rümphius den naam van Oostindifche
Hulst voert , als een Heeftergewas zynde, dat
veel naar Hulst of liever naar deSteekende Palm
gelykt. 't Is een Heefter van drie of vier Voe-
ten
(3) Acanthus Fol. Lanceolatis integammls margine Spi-
nofis. G«on. Oriënt. 192. Acanthus Dioscoridis vel fativus*
Rauw. Ui*. 28 5. Raj. SuppU 6$s.
(4) Acantbui Fol. repands dentato - fpinoiis &c. Osb. Itütm
92. Acanthus Malabaricus Agtifolii folio- PET. Qaz, T. 94»
f. iï4 Fmtex Indicus Spinofus &c. Pluk. Ph*- £ 4«
Caid. Aq, five Indorum Dilivaria. C ujm. Luz. 6. N« 16.
Aquifoliurn Indicum. RüMPH. Amb. VI. p. i$3» T. 71.
Paina - Schuilt. Hort. Mal* 11. p* 9). T» 43*
gl« D&IjLJX STUK,
590 TWEEMAGTIOE KRUIDEN.
IV# ten hoogte 3 aan 't end der Takken een Tros o£
Afdeel» Aair hebbende van Bloemen, als die van 'tBee-
Hoofd* renklaauwj waar op een dergelyke Vrugt volgt,
stuk. met vier zwarte Korrels naar Kaauwoerden- Zaad
Scbmlzaa- gelykende*
v. (5) Beerenklaauw met viervoudige Bladen, 0«
Mal"ra$-$ xelbloemen en kanthaairige Kelken.
patenfis.
vierbiad/g. Tot deeze Soort , by Madrasf, aan de Kust
van Koromandel, gevonden, betrekt de Ridder
ook het Kanthaairige Beerenklaauw van den Heer
N. L. Bürmannüs, die daar van een by-
zondere Soort gemaakt hadt. De Afbeelding van
het Vierbladige Kruid , aan de Ganges groei-
jende, dat naar het Melampyrum gelykt , by
Pluken et, verfchilt vry veel van de zyne.
Het heeft, volgens zyn Ed., een Kruidige ge*
gaffelde Steng , vier ovaale ongedoornde Bladen ;
den buiten -Kelk met kanthaairige Blaadjes ge-
fchubd; den binnen -Kelk vierbladig, ongelyk;
het Zaadhuisje rood*
vi. In Arabie vondt de Heer Forskaohl twee
Eabfa/r* zonderlinge Soorten van Beerenklaauw. De eene
noemt hy Eetbaar (ó; ; welke ook vier Bladen
by
(5) Acanthus Fol. quaternïs, Flor. Axillaribiis, Calycibus
ciliatis. Adhatoda Maderalpatenfis Calyce £ barbato. Pet. Masm
23. Acanthus Ciliaris. Burm. FL Indé p. 139* T. 4a. f. 1.
Mclampyro afïïnis tetraphylla Gangetic a &c. Pluk. Phyt.
T. 99. f. 3.
(6) Acanthus Fol. Lanceolatis fubdeneatis, Spicis Bra&eïs
Spinofls. FUr. -tëgypu 4rab. p. Hf»
DlDYNAMIA.
9T
by elkander hadt , aan de onvrugtbaare Takken IV*
Lancetvormig, ecnigermaate getand , ftomp , met A?xv.KL
kleine Doorntjes en Aairen van twee Duim Hoofd-
lang , die digt , op vier ry ën , Schubs wyze bekleed SÏUK*.
zyn met Blikjes , langer dan de Bladen , Eyrond j^m^
Lancetvormig , fterk geribd en aan den rand zeer
Doornig; de Bloemen bleek blaauwachtig. Hier
van waren de Bladen , raau w , frnaakelyk om te
eeten. Men verhaalde hem, dat het verfche Zaad,
met eenig Speekzei nat gemaakt , in de Hand
gehouden 3 met een flag aan ft ukken fprong.
De andere , die hy Boomachtig noemt (7) , was vir.
een groote Heefter van vier Ellen hoogte , aan^^*f
't end der Takken Aairen hebbende van roode Boomach-
Bloemen en Lancetvormige Blikjes, op de kantug%
gehaaird met Draadachtige Doornen, een half
Duim lang* De Bladen van deezen Heefter wa-
ren Liniaal Lancetvormig , aan den rand gegolfd ,
uitgehoekt, Tandswys' gedoomd, gepaard, een
Span lang. Deeze werdt van de Arabieren Smaf%
de andere Sogaf geheten*
Pedalium. Minkyzer.
Een vyfdeelige Kelk, een byna Smoelachtige
Bloem, met den rand vyfdeelig, draagendeeen
Kurkachtige, vierhoekige Noot, aan de hoeken
gedoomd, tweehokkig, met twee Zaaden.
Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt
voor,
(7) Acanthus Caule Arboreo , Foliis fintisto ■ dcntaris Spi-
tioHs. Hid.
IL DEEL» IX, STUa.
59* TWEEMAGTICE KRUIDEN.
IV. voor , dat wegens de figuur van de Vrugt, veel
A*xvf L' naar onze Europifche Waternootefi , gemeenlyfc
Hoofd- Minkyzers genaamd gelykende, den by-
ïtük. naam voert. Zelfs wil men dat de Cingaleezen
%**ilzaa'op Ceylon die Vrugten tot Voetangels gebruiken
zouden. Deezen naam heb ik aan het Landkruid,
Tribulus, gegeven (f).
t. De eenigfte Soort ( i) , Zee - Bilfemkruid met
jkt^xT Vrugten als der Waternooten , by den Heer J.
di£hStin" Bürmannüs genoemd , is door den jongen
Heer in Afbeelding gebragt, die aanmerkt, dat
de zyne veel teerder zy, dan degene die in de
Malabaarfe Kruidhof is vertoond , hebbende ook
eene Itomp Eyronde Vrugt,- de Steng met een
witte Wolligheid bekleed ; de Bladen overhoeks,
getand , eenigermaate ruuw en glanzig; de Bloe-
men in de Oxelen eenzaam. Die van Ceylon
hadt de Bladen gepaard, gegolfd, gedeeld en
de Vrugten , als gezegd is , met vier Doornen
gewapend : zo dat de gedagte daar van eene
Verfcheidenheid zou moeten zyn.
XVL HOOFD-
[ (*) Zie het voorg, VII. Stuk , bladz. 35*«
(t) In het VIII* Stuk , bladz. 521.
(1) Pedalium. Syft. Nat. Gen. 7P4- P- 427. Vig. XIII.
p. 485. BURM. FU hm* 139. T. 4*« f« 2. Hyoscyamus ma.
xïtimus Frudu Tribuli aculeato. BURJtf. Zeyl. 122. Patiraja.
Herm. ZeyL 42. Murex. Fl, 0eyl, 4*0, Kaki - Mullu. Hort*
MM. X. p. 143* r. 72.
Tetradynamia.
Afdeel;
XVI. HOOFDSTUK. ^ofd-
STUK*
Befchryving èrViEUMAGTiCE Kruiden
( Tetradynamia ) , dus genaamd , om dat van
zes Meeldraadjes, in derzelver Bloemen 9 vier
langer zyn dan twee anderen , die tegenover el-
kander Jiaan:gelyk dit plaats heeft in de Kool ,
Radyzen , Violieren , Lepelbladen, Thlaspi
en veele andere Kruiden.
Die Planten, welken de vermaarde Tour-
fort in ééne Klasfe hadt t'huis ge-
bragt, onder den naam van Kruisbloemige ; om
dat zy vier Bloemblaadjes hebben , die als de
Wieken van een Molentje in 't kruis ftaan §
hebben de gedagte eigenfehap , welke dezelveo
van alle anderen onderfcheidt. Bovendien is
haare Vrugt een Haauw of Haauwtje, 't welk
plaats heeft in weinige andere Planten : des dee-
ze Klasfe als zeer natuurlyk kan aangemerkt
worden. Tournefort hadtze 5 naar de fi-
guur en gclieldheid der Vrugten , in verfcheide
Rangen verdeeld j doch L i n n m u s maakt 'er
flegts twee 3 van Haauwtjes-zn Haauwdraagen*
de, waar van de eerfte veertien, de andere ze-
ventien Geflagten bevat. De Kelk, zo hy 'er
is byna altoos vierbladig , zit altyd onder het
Vrugtbeginzel , dat het ooderfte van den Styl
uitmaakt en de Vrugt wordt. Deeze Klasfe heeft
P p geen
tl. Deel» IX. STuafc
594 Viermagtige Krüiden;
IV. geen Geflagt van Boomen of Heefters uitgele»
AFxvlL' ver^ > en vo^ hier dus in haar geheel.
Hoofd*
s tuk. Haauwtjesdraagende.
Haauw-
tjesdraa- M y a g r u m. Vlafchdotter.
genae.
In dit Geflagt beftaat bet Haauwt je , dat dik*
wils ééne holligheid heeft , uit holle Klepjes en
loopt uit in een Kegelvormig Styltje 3 van de
Bloem overgebleeven* Het bevat de volgende
Soorten.
MyJgnm ^ Vlafchdotter met de Haauwtjes tweeledig
perenne. eenzciadig , de Bladen endwaar ds uitgehoekt
vend!rbly" met Tandjes.
In Duitfchland groeit deeze, die men één- of
tweezaadig noemen kan. Doktor Map pus
zegt, dat de Vrugc beftendig twee Zaaden voort-
brengt* Toürnefort 5 niettemin , hadtze
geteld onder de eenzaadigen en wordt hier in
door Doktor Gerard gevolgd, H aller
merkt , in navolging van Gaspar Bauhi-
nüs, die dit Kruid ook afbeeldt , aan, dat het
Haauwtje altoos wel twee hokjes heeft , boven
elkander, doch dat het onderfte meestal ledig
is:
(l) Myagram Süicuüs biardculatis monofpermïs &c. Syft*
Nat. XII. Gen. 796. p. 431. Peg. XIII. p. 487* GOUAI*
Monsp. 211. GlR. Prov. 342, Crambe Fol. Lanceolatis den-
tato - finuatis. H. ClijJ. 340. R. Lugdb. 329. Rapiftrum ma»
nofpermum. Tournf. lnfl. z\o. C. C. Fin. 95* Prodr. 37.
T E T R A D V N A M I A, 595
is : weshalve evenwel dit Kruid eeczaadig zou IV;
kunnen genoemd worden: maar, wer waards dan A™ifL*
met de verzekering van Mappüs, zo even ge- Hoofd-
meld,- die ook doorRuprius en Morison'tük§
beveftigd wordt
't Is een Kruid dat fomtyds grooter, tot an-
derhalf EHe , fomtyds kleiner , tot een Voet
hoogte, altoos zeer Takkig voorkomt, met Bla-
den naar die der Raapen gelykende , fomtyds
Lancetvormig , fomtyds Lierachtig Vinswyze
verdeeld, zynde de bovenden altyd minder in-
gefneeden dan de onderften. De Bladen hebben
Steelen ; de Zaadhuisjes , die Aairswyze groei jen ,
zyn rondachtig met een puntenbyna ongefteeld %
de Bloemen geel.
(2) Vlafchdotter met gefleufde effene Haauw* ir;
tjes , de Bladen langwerpig en Tandswyze ohSSI
uitgehoekt. Lcwntfch.
(3) Vlafchdotter met gefleufde Raairige rim-
pelige Haauwtjes en langwerpige ftompe tiLnpciig*
getande Bladen*
co
(*) Beter hadt derhalve de Ridder gedaan , met in de be-
paaling *t woord dispsrmis te behouden: want dewyl 'er al*
toos twee Hokjes zyn, en fomtyds zekerlyk twee Zaadjes
zyn gevonden , kan men de voortbrenging van één Zaadje
hier niet dan gebrekkelyk aanmerken.
(2) Myagrum SilicuUs ftilcatis lzvibus &c. H0 Ups» tfefc*
RapiPcrum Oriëntale Foi. Raphani, Capfulïs rugofis* Boerh*
Lugdb. II. p. 2.
(3; Myagtum Silfculis fukatis pilofis , rugofis &Ct H*Uph
Pp 2 -
IX. Dut* IX. STUEt
59^ ViehmAgtige Kruidend
IV.
Afdeel,
xvi.
Hoofd-
stuk,
iv.
Myagrum
Hi spant •
eum.
Spaanfch,
V.
Perfolia*
turn»
Doorbla-
«Sig.
(4) Vlafchdotter met e ff ene byna ronde Haauw
tjes en Lierachtige Bladen.
Van deeze drie gelykt de eerfte, uit de Le-
vant afkomltig, veel naar de voorgaande, maar
is een jaarlyks Kruid : de tweede groeit in de
Zuidelyke deelen van Europa zegt LiNN JE-trs ;
de laaüle in Spanje. Deeze verfchilt van de drie
voorigen aanmerkelyk in geftalte. Zy heeft eene
ruuw Ilaairige Steng en getande gefïeelde lang-
werpige Bladen. De Bloemen komen aan lange
Koedswyze Trosfen voort, en daar op volgen
Rolronde effene Haeuwtjes, beftaande uit een
langwerpig gefteeld Lighaam 3 daar een Eyrond
Haauwtje op zit, naauw van Hals > met heton-
derfte Leedje tweehokkig ledig 3 het bovenfte
eenzaadig. De Bloemen zyn geel.
(5) Vlafchdotter met flomp Hartvormige , by-
na ongejieelde Haauwtjes en de Steng om*
vattende Bladen.
In de Koornlanden der Zuidelyke deelen van
Vfankryk, en van Switzerland, groeit deeze,
die de Haauwtjes wel driehokkig maar eenzaa-
dig heeft , in het middelfte hokje alleen Zaad-
draa-
(4) Myagrum Siliculis laevibus fubtorofis &c. Sinapi His$.
minus Raphaiü folio* Tournf. Inft» 227.
(5) Myagrum Siliculis obcordatis fubfesfilibus &c. GQUAffl
Monsp. 3iu H. Ups. 182. Cliff. 328. K. Lugdk 330. Mya-
grum monofpermum lanfoliutn. C. B. Pin. 109. Prodr. ja,
T* 51» Moris. Hifti ïh p.*6;.St 3.T.21. f, antepenult.
Tetradynamia*
draagende. Haar gedaante is als een omgekeer- IVT«
de Pieramied, met een klein Puntje boven uit- Af^eL#
fteekende. De Bladen gelyken veel naar die der Hoofd*
Suikerey: de hoogte is iömtyds meer daneenSTUK*
Elle. Het heeft kleine geele Bloempjes.
(6) Vlafchdotter met Jlomp Eyronde gefieelde M^rum
eenzaadige Haauwtjes. fativum.
Tam.
Naar deeze Soort heeft het Geflagt den naam.
Zy is, zo wel als de voorgaande en volgende,
een Jaarlykfch Zaay rGewas, dat men in -t Franfch,
als ook in Vlaanderen , Cameline noemt , in 't
Engelfch Gold of pleafure, en in 't Hoogdukfch
Dotter, Lein- of Vlafchdotter. Het komcin ver-
fcheide deelen van Europa van zelf voort in de
Bouwlanden , en is onder 't Vlafchniet onge-
meen, wordende op fommige plaatfen, gelykin
't Overysfelfche, in Zeelanden het Luikfe5 als
ook in Lotharingen 5 veel gezaaid wegens 't
Zaad , daar men Olie uit perst of flaat.
Linn^us onderfcheidt het Tamme van het
Wilde, doch H aller niet 9 of fchoon het eer-
frc de Zaadhuisjes meer gezwollen heeft. De
Steng, zegt deeze, met het Loof , is door ruig-
te
(6) Myagrum Silicuüs obovat's pdunciilatis monöfperm?s.
Gort. Belg. isi. Fl. Suec, 54 ï, 5 64. Kram. Auflr. 187.
GouAN Monsp. 3 ir, Myagrum fyfveftre & fativum. C. IS.
P:n. 109- Camelina f. Myagrion* Dod. Pcmpt. siz> Alysfon
)Fol. Auricuhtis glabris, profunde dentaris. HALL. Heiv. 537.
Myagrum foetidum. C. B. Fin. 109. Und. Al/at. 94. T« 1,
Pp 3
U. Deel IX, Stuk»
593 Viermagtige Kruiden.
IV. tc ruuwachtig, gearmd, drie Voeten hoog : de
AxDy^L Bladen zyn Lancet vormig ovaal, fpits gepunt,
Hoofd* flaauw Zaagtandig. De Bloemblaadjes bleek geel;
STÜK# die van den Kelk bultig, ligt afvallende. Hec
tjesdra^" heeft een Hartvormig dik Haauwtje met een bly-
gende. veüci Styltje , dat veele geele Zaadjes , byna
Eyrond 5 heeft; waar van misfchien de naam
afkomftig is. De Olie, uit dit Zaad geperst, is
zagt , in Geneesmiddelen dienftig en ook tot de
Spyzen gebruikbaar of in de Lampen , gelyk
Raap- en Lynzaad-OIie.
Door den Ridder is hier ook, als eene Vcr-
fcheidenheid , t'huis gebragt het Stinkend Vlafch-
dotter van Bauhinüs3 dus wegens den Stank ,
wanneer het tusfehen de Vingeren gewreevcn
wordt , genaamd. Hetzelve komt in Bloem en
cn Vrugt overeen , maar heeft de onderfte Bla-
den met fpitfe Tanden en de bovenden ook die-
per ingefneeden 5 allen glad, veel fchraalder en
langer. Haller, die het afgezonderd had,
aeht , niettemin , dat , men het 'er by zou kun*
nen voegen. Omftreeks Gottingen kwam het o-
vervloedig voor.
vu. (7) Vlafchdotter met Linsachtig ronde Stip-
' pelige gerimpelde Haauwtjes.
turn. I
Gepluimd. Aü
(7) Myagrum Siüculis Lentiformibus orbiculatis. &e. Goüan
Monsp. HALL. Helv. 536. Fl. Susc. 542. H. Clif. 328.
R. Lugdb. 330. DALIB. Paris. 193. Myagrum monofperm.
hirfutum filiquis rotundis. LOES. Prusf. 174- T. $6. Myagro
fimiiis Siiiqul xotunda. C. 2. Pin. 109. Prodr. 52. T. s*.
Tetradynamia. f99
In veele deelen van Europa groeit deeze aan JV.
dc kanten der Akkerlanden, ja ook in S weeden
en Rusland , inzonderheid by de Paleizen aan Hoofd»
den Neva-ftroom en is 'er gemeen aan de Wa-STUK*
cerleiding van Ladoga. Akker - Rapiftrum > met
ge-oorde fpkfe Bladen, hadt ïourkkfort
dezelve geheten, die hyomftreeks Parys vondt.
Ce rondheid der Zaadhuisjes onderfcheidtze
meest van de voorgaande.
( 8 ) Vlafchdotter met Linsachtige Jlomp Ey* wi-
ronde gladde Haaawtjes , gejleelde lang-$£xa?™m
werpige Zaagt eindige ruuwe Bladen en ge-s^™nmi>
pluimde Stengen.
Drie Planten , eenigszins verfchillende , wa-
ren den Ridder bezorgd , die tot deeze Soort
fchynen te behooren. Men heeftze , wegens de
Zaadhuisjes 3 tot het Thlaspi betrokken gehad.
Dus hoort hier t'huis het Kleine en Groote Thlas-
pi der Alpen met ronde Hoofdjes, door Bau-
hinus afgebeeld. II alle r noemt het Kruid,
Alysfon met ovaale, gedeelde, effene Bladen,
die yler Zaagtandig zyn/ Met kleine groeit Plag-»
ach-
(8) Mycgrum Silfculis Lentiformtbus obovatis glabris &c.
jAcq. Vind. 257. Goüan Mönsp. 312. Cochlearia perennis
Saxacilis minima. MAGN. Hort. S9* Alysfon Alpinam. Seg.
Ver. I. p. S7§» Thlaspi petramm Myagroides. Pon. Baid.
337. !*♦ 3 3 s* Thlaspi tertium Saxatile. Cam. Epiu 338.
Thlaspi Alp. minus Capitulo rotundo & majus. C. 3* Pin*
ïo6* BAUH, Prodr* 49. T. 49- HALL» Hdv* Si $.
Pp 4
ÏU D&Fi,; IX. STUK,
<5co
V IERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. achtig , een Handpalm hoog ; hetgroote heeft
AFxvf.L* leggende Stengetjes, Men vindt het mee alleen
Hoofd- op de Switzerfche Alpen , rtiaar ook in 't Ve-
stuk. roneefche , in Karniolie en by Montpellier cp
tje^drT^'fe Gebergten* De langfte Meeldraadjes zynraa-
ginde. kende aan elkanders zyde geplaatst, en hebben
den top gegaffeld , met de binnenfte punt ge-
knot , de buitenfee uitwaards geboogen, zegt*
Jacqüin; de kleinften hebben wederzyds een
Klier ; de Styl is kort: de Zaadhuisjes zyn Kloot*
rond.
fo) Vlafchdotter met hoekige Haauwties en
^gyptium. driedeelige Bladen.
Egyptifch.
Door Hasselquist is deeze in Egypte
waargenomen , die een gemikte Steng hadt^mee
Roedachtige Takken en geftcelde Bladen, in
drieën of vyven verdeeld ; de Zaadhuisjes met
twee vierhoekige Leedjes , de Bloemen geel.
De Geftalte is als die der Zee - Rakette (*).
V e l l Ai Tongetjes.
In dit Geflagtis het middelfchot eens zo groot
als de Klepjes en van buiten Eyrond , weshalve de
Haauwtjes zig als getongd voordoen. Den Griek-
fchen naam hadt de Ridder van G a l e n u s ont-
leend. Twee Soorten zyn *er van f naamelyk
co
< (9) Myagrum Siliculis angulatls , Foliis tripartltis. Hassslq»
(*) Cakile Serapionis Emcae folio. LOB. U. 223. Bumas
Cakile. Linn*
Tetradynamia;
601
(O Tongetjes met Vindeelige Bladen en han- IV;
gende Haauwtjes. AX7iEL*
Dit is een Jaarlykfch Kruid, in Spanje groei- ^u°*D-
jende, dat, volgens Clusius, een enkele 1.
Sceng heeft, die kort boven den Wortel zig in j^f*
veele anderen verdeelt* 't Gewa*, ruigenruuw,iaarlyk^
verheft zig ter hoogte van een Voet , met Bla»
den byna als die van de Tuinkers, maar fyncr
verdeeld , groen en niet minder fcherp van
Smaak. De enden der Takjes zyn Aairswyze
bezet met bleeke Bloempjes , waar op kleine
tweekleppige Zaadhuisjes volgen , met een uic-
fteekend Tongetje, als boven is gezegd.
(2) Tongetjes met geheele ftomp Eyronde ge- tu
haairde Bladen en opjlaande Haauwtjes. cyil/us!
% Heeüe*
By Aranjucz, in Spanje, groeit , volgens denrise*
Heer Minüart, deeze , die Heefterig is ,
niet onverdeelde, niet gefteelde , ruige Bladen,*
de grootfte Meeldraadjes by paaren famenge-
groeid hebbende met hunne toppen , zonder
Meelknopjes.
(1) VeiU Foliis pïnnatifidïs , SïHquïs pendulis. Syft. Njt,
XII. Gen. 797- P- 45^- Kg- XUf. p. 4«g. veüa, H. Cliff.
329. Ups. 186. R. Lugdb. 331. GOüAN AUnsp. 3*2. Naftur-
tium fylveftre Emcx facie. C. B. Pin. 105. Naft. fylv, Va-
lentinum. Clüs. Flisp. p. 422* ƒ*. 423. Hifi. II. p. 130.
(%} Vella Fol. integris obovatis, Ciliatis &c. Pfeudo- Cy«
tifus Flore Leucoiji luteo. C, B, Pin. 390. Cytifi facie A«
lysfon fruticans quorunchm. Lol*, k. Ilt 4$, J, jj, }M, j,
p. 374.
PP 5
II. DEEL» IX. STUKIj
60Z VlERMAGTICE KküIDÊN;
IV. Anastatica, Roos van Jericho*
Afdeeu
Hoofd- *^en ^tornP Kaauwtje, aan den rand gekroond
stuk. met Klepjes die tweemaal zo groot zyn als het
HaauiV' Middelfchot , in 5t midden een gefpitften Styl
gtndl™' hebbende , die fchuins ftaat, en eenzaadige Hokjes,
Dus geeft de Ridder de onderfcheidende Ken-
merken op van dit Geflagt, het welk de twee
volgende Soorten heeft.
T.
Qi) Roos van Jericho met Jiompe Bladen,
Anoflatica zeer \mt Qxe\ . Aamn 67i Hoefachtigo
Hier oc bun- _ 7
tha. gedoomde Haauwtjcs.
Gewoone»
Dit Kruid is, hoewel ten onregte, by voor-
naame Autheuren tot het Geflagt van Thlaspi
t'huis gebragt geweest. Men noemt het gemeen*
lyk, doch imsner zo oneigen , Roos van Jericho;
dewylhet met de Roozen niets gemeens heeft,
en ook, zoBellonius aanmerkt, niet om-
ftreeks die Stad > maar op den Arabifchen Oe-
ver van de Roode Zee 3 in het Zand groeit. The-
venot 9 evenwel, zou deeze Plant, (zo het de
volgende niet is, die hy meent,) in de Vlak-
ten van Jericho en de Woeftynen aan den Berg
Si-
fi) Anajlatica. Foliis obtufrs &c. Syjl. Nat* XIL Gen.
79S. p. 431. Veg. XIII. p. 488. Anaftatïca. Hort. Clif.
Ups. 183. R. Lu$dh. 311. GRON» Oriënt. 78. Thlaspi Rofa
de Hiericho di&um. Moris. Hift. II. p. 328. S. 3. T. 25.
f. 2, ?. Rofa Hierochuntea. C. B. Pin* 484. Cam. Hort.
T. 41. Rofa Hiericontea. Lob. hè IL p. 205. Besl. Ey/t,
Aut# I\\ T. 1, f. 2, 3, JacQ; Hart. T. 5 8.
T E T R A D Y » A M I A,1 603
Sinai, hebben gevonden* In de Wildernisfen IV.
oniftreeks Kairo3 in Egypte, kwam zy den Heer *F£y*L
Forskaohl, doch zeldzaam , voor Hoofd*
Men teeltze uit Zaad in dc Europifche Tui-'lTÜK*
nen, en dan blykt het verfchil van de leevende 'lGui^
cn doode Plant , dat Lobel zeer fraay in Plaat
vertoont. Een Houtig Penworteltje , 't welk van
onderen wat Vezelig is , breidt zig boven den
Grond in *t ronde Takkig uit , tot omtrent een
half Voet hoogte. De Takjes zyn in drieën ver-
deeld of gegaffeld , en uit de Mikjes komen
tropjes van witte vierbladige Bloempjes 5 en
Bladen die Spatel vormig of Eyrond zyn, aan 't
end gekarteld , vry dik en Vleezig. Veel worden
deeze van Rupfen afgegeten ; waar door zy dan
geheel Bladerloos is. Op de Bloemen volgen
tweehokkige Haauwtjes met ronde Zaadjes, die
fcherp zyn van Smaak.
Deeze Plant, een Jaarlykfch Gewas zynde,
trekt zig na 't bloeijen door de droogte famen,
tot een ronden Bol 5 van één of twee Vuiften
groot , gelyk wy die % onder den naam van Roos
van Jericho, als iets zeldzaams bekomen. 'tKan
zyn , dat zy in de Herfst door de Zee - Vloeden
van den Oever der Roode Zee afgerukt worden ;
doch dat zy den geheelen Winter in de diepte
gebleeven , en op en nederwaards getobt zynde
door de Golven 5 in *t Voorjaar wederom aan
den Oever gefmeeten , aJsdan door kauw Wa»
ter zig uit zouden breiden en haar Zaad uitwer-
pen 5 't welk na '£ afvloei jen van \ Water op
den
II. DSEJL IX, STUK*
Ö04 Vl E RMAOTI GE KRUIDEN,
Iv. den Oever zoude uitfpruiten; gelyk de Ridder
^xvu*' verhaalt ; dit komt my niet minder fabelachtig
Hoofd- voor , dan het denkbeeld der Oofterlingen > dat
stuk* ^et Jangzaamer of rasfer open gaan , van deeze
tjïïdrT™" Roos, na dat die in warm Water geftoken is,
gtnde. jn de pjand van een Kraamvrouw, een moeie-
]yke of voorfpoedige Verlosfmgzou voorfpellen.
De bedriegery der Monniken, dat zulks alleea
in de Nagtwaake van het Feest der Lieve Vrou-
we Geboorte gefchieden zou, is nog ongerym-
der* Linn^us acht dit ontluiken, dat men
in Europa als iets wonders befchouwt , zo vreemd
niet, als dat de Mosfen, met Water bevogtigd
zynde, weder groen worden en herleeven. On*
dertusfchen is hier van , door hem , de Geflagt-
naam Anajiatica^vm de Oplianding (Anqftafis')
afkomftig, gefmeed (*).
O)
(*) Die Geflagtnaam is, bovendien , zeer oneigen voor dit
Kruid , het welke zig openende veeleer nederzakt dan op-
ryst en geenszins daar door uit de Dood in 't Leven komt*
LiNNiïïis grondt zyne gedagte Redeneering daar op , dat die
ontluiking van de Roos van Jericho niet door koud Water
zou gefchieden; (zeggende Frigidi enim non relax antur Ramt*
Horr. üps. p. 1S3. Anaflatica ejus cft indolis , ut frigida Aqux
non effici&tur &c. Or. de Teil. habitabili. Am. Acad. II. pm
454.) maar ket tegendeel is waar. Deezcn 7 Maart des
jaars 1778 , omtrent den middag, de trap der Warmte in
de Luitenlugt zynde ongevaar 40 Graaden , heb ik binnens-
huis e€« der mynen gedompeld in Water , dat 44 Graaden
Warmte h:idr en deihal ve koud was. Na twee Uuren verloops
vond ik de Roos geheel uitgebreid. Een andere , met haar
Stan met je of Steel in een Flefchjemet dergelyk koud Water
gcüoken, en daar ia een Etmaal geftaan hebbende , was ook
mer-
T E T R A D Y N A M I Ai $0$
(2) Roos van Jericho met fpitfe Bladen , de IV.
Aairen langer dan het Blad, de Haauw* ^f^*?*
tjes Eyrond met Snuitjes. Hoofd*
STUK.
Men heeft getwyfeld , of deeze, welke de sukuiof*.
fchrandere Rauwolf in Syrië op de Daken
en Puinhoopen vondt, eenzelfde ware, dan een
andere Soort (*). De Afbeeldingen , inderdaad ,
toonen een aanmerkelyk verfchil , inzonderheid
die , welke Zanoni voordele , van eene
Plant , uit Zaad van Sumatra inOostindie te Ve-
netië voortgekomen , en hem medegedeeld 9
hebbende het Zaadhuisje als de Kop van een
Vogeltje. Ik vindze echter > door den Hoog-
leeraar N. L Burmannus, niet geteld on-
der de Oostindifche Planten. Zie hier de be-
fchryving s welke Linnjeus geeft van dee-
ze Soort*
ft De
merkelyk ontlookenf zo dat Ret zeggen van Bellonius,
aangaande deeze Roos (Radice Aqu& impofita. fe explicans)
hier proef houdt. Zelfs twyfel ik , of door warm Water, wan-
neer men deze Roozen daar in dompelt, de Ontluiking wei
fpoediger gefchiedc. ik heb in koud en in 'warm twee zulke
Roozen byna gelyk zien open gaan.
(2) Anaftaüca Fol. acutis , Spicis folio iongioribus &c.
Anaftatica quae Myagrum ex Sumatra. Grqnt. Oriënt. 73»
Myagrum e Sumatra & Syria femine fpinoCo, Zan. Hifi. 142.
T. 55. Thiaspi Hiericho fylv. affine. BOCC, Mus* 135. T.
$%. Jac<^ Auflr. T. ó. Rofa Hiericontea fyiveftrïs. C. B.
Pin. 484. alia. Cam. Hort. T. 42.
(*) Botanici duas ftatuunt Species: qua* in re difFerant ig-
noro ; magnitudo enim differentia non eft. LiNtf. in Hortö
Ciifortiano , de AnaJïatUoL, p, 325,
m Deel, IX. stü&
1506
VlERM AGTIGE
Kruiden.
IV. 5, De Bladen Lancetvonnig , Zaagtandig , ge-
^F xvi.L 3' ftceld 5 eenigermaate ruuw : zeer korte Aairen ,
Hoofd- 3) puntig uitloopende , in de Oxelen: de filoem-
£TÜK* „ blaadjes afftandig , Liniaal , uitgerand , vaa
tjndrT^'^ lengte als de Kelk: de Zaad huisjes ongedeeld 9
gerde, 99 byna Eyrond > ruuwachtig , met een in- of
„ ongewricht Puntje" (f)*
Süiïülaria. Elskruid.
Een effenrandig Eyrond Haauwtje met Ey-
ronde holle Klepjes , tegen het Middelfchot
aangekant en de Styl korter dan het Haauwtje.
y; Dus komen de byzondere Kenmerken van dit
Satuiaria Geflagt voor, 't welk van de Elsvormigheid der
Waterig?" Bladen den naam heeft, en maar ééne Soort be*
vat (i), die , in de Noordelyke deelen van Eu-
ropa , op overflroomde Moerasfige plaatfen en
in Rivieren groeit. Men vindt het op de Slyke-
rige Oevers van de Neva, in Rusland, over-
vloedig. In Sweeden en Lapland groeit het over-
al in de Meiren, op een Zandigen Grond, en
blyft onder Water. De vermaarde Sherard
vondt het ook, op vogtige plaatfen, in Ierland,
en
(t) Syfl. Nat. Veg. XIII. p. 4*8.
(i) Subularia. Syfi. Nat. X. Gen. 799. p. 432. Veg. XIII.
p. 48S. M\ Lapp. 253. Suec. 527. GOKT. Jngr. 101. Alys-
fum paluftre Foiro jimci. Büxb. Aïï. Petr. II. p. 369. t,
23. f. 1. Graminifolia Acjuatica &c. PLUK. Alm, iso. T. wg%.
f. y. Oed. Dan. T. SS. Gramen Junceum hybernuni Thlas-
pcos Capituüs, Shexaidw Moais. Hifi. IU. p. 219. S. %, T*
f. uit*
T E T R A t> Y N A M I A. tfc?
en noemde het Klein lerfch Bies - Gras , met IV.
Hoofdjes van Thlaspi : Ray Biesbladig Kruid 3A™"Li
owrf^r /Ffl^r groeijende , wie£ Zaadhuisjes van de Hoofd-}
Lepelbladen i Pluken et tytelt het Gw-STÜK-
Dit Plantje geeft in Ierland, uiteen Vezeli-
gen Wortel, verfcheide Biesachtige , fpitfe,
halfronde Blaadjes, één of anderhalf Duim lang
en daar tusfchen dunne Steeltjes, van twee of
drie Duimen , met twee , drie of vier roodach-
tige Zaadhuisjes een Vingerbreed van elkander*
De Heer D. de Gorter heeft in Rusland
hetzelve met vierbladige witte Bloempjes , in een
vierbladige Kelk , gevonden doch Meeldraad-
jes kon zyn Ed* 'er , wat moeite hy ook aan-
wendde, zelfs met een Vergrootglas, niet meer
dan vier in ontdekken. De Ridder, evenwel,
heeft, buiten twyfel, ook de twee kleinen ge-
zien ; alzo zyn Ed. zegt , dat die geen Tandjes
hebben. De Styl, zeggen zy beiden , ontbreekt
/er aan.
Een geheel ander Kruid is het , dat de Heer
Forskaohl Subularia purpurea genoemd heeft.
Hetzelve hadt Stengen van een Elle hoog, en
langwerpig Hartvormige gladde eenigermaate
getande Bladen; de Bloemen paarfch. Hy vondt
hetzelve in Arabie , alwaar het Bockel werdt ge-
heten. Wegens de gefteldheid der Haauwtjes
heeft hy het hier betrokken.
Dra*
éoz VierMagtige Kruide».
lv: D R a b a. Tafchkruid.
Afdeel.
Hoofd- Dit Gefjagt heeft een Haauwtje dat niet uit-
stuk. gerand is , langwerpig ovaal , met platachtige
Klepjes , aan 't middelfchot evenwydig en geen
pnde.*a StyL Verfcheide Soorten, die men tot het Her-
ders Tafchkruid betrokken heeft , zyn 'er in
begreepen: des het getal derzelven agtis, als
volgt.
i.
Draba
Aizoides.
Huislook-
ach tig»
ir.
Ciliaris*
Kanthaai-
III.
Jllpina*
Alpifch.
(1) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem*
fiengetje , en Degenvormige gekielde kant»
haairige Bladen.
(2) Tafchkruid met een byna naakte Steng en
Liniaale Bladen , aan den rand en Kiel
gehaaird ; de Bloemblaadjes niet uügerand.
(3) Tafchkruid met een naakt enkeld Bloem*
fiengetje en Lancetvormige effenrandige
Bladen.
Deeze Kruidjes , op de Gebergten van ons
We-
(1) Draba Scapo nudo fimplici &c. Syjï. Nat, XII. Gen.
800. p. 432» Veg. XIII. p. 489» Mant. 91. Alysfum Alp.
hirfutum luteum. Mill* Diïï, T* 20. f. z. Sedum Alp.
hits. lut. C. B. PÏHi 284. Leucoium lureum Aizoides mon-
tanum. Col. Ecphr. II. p* 62. Burfa Paftoris Alpina Rolei
lutea. Mor is. Hifi. II. p. 305. S. 3. T. 20. f. 9.
(2) Draba Oaule fubnudo, Fol. lincaribus &c. Mant, pi*
Draba Caule foliolb Öcc. Ge». Prov. 344- T. 13. f. 1.
(3) Draba Scapo mido flmpbci , FoU Lanceolaris inte-
gerrirai*. Ovd. Dan, $6. FL Lapp. Sm* H, Ciïjf. 3 3 3« R.»
333. JAC<^. 254»
X E T A D Y A U ï A. Go#
Wereldsdeel groeijende > hebben in Geftalte eeni. IV*
ge overeenkomst* Het eerfte heeft effene, Li-AF£®(EL*
niaale, gekielde, kanthaairige Bladen* die niet Hoofd.
gelyk in het Derde langwerpig ovaaljZynenruig, STÜK*
zonder Kiel. Het verfchilt van het Tweede > Mcuhf**
doordien de Wortelbladen famengehoopt zyn ,
als in het Wormbladig Huislook : daar het Kant-
haairige de Bladen overhoeks aan uitgebreide
Takjes heeft en den Kiel gehaaird. De Bloemen
zyn in dit laatfte wit, maar in het Huislookach-
tïge , zo wel als in het Alpifche geel. Het Kant*
haairige heeft den Styl langer dan de Meeldraad*
jes (*>
(4) Tafchkruid met naakte Btoemjiengetjeï en
hyna Zaagtandige Bladên*
Voor j aars*
Van het vroeg bloeijen in 't Voorjaar heeft
dit Onkruidje, dat men door geheel Europa en
ook in onze Nederlanden overvloedig vindt,
den bynaam. In de Zuidelyke deelen , gelyk op
Sicilië , bloeit het fceifs in de Winter. Het is
(*) Hoe dit overeenkorae met dc bepaalbg der Kénmet*
leert» van geen Styl te hebben , is my wat duifter, en ten
opiigt vaii den Styl niet minder tegenftrydig 9 daa in 'ê
voorgaande Geflagt.
(4) Draba Scapis nudis, FolÜs fubferratis. GöKt. Eelg*
til* KRAivi Auflt. 187. Ft. Suec. 523, 567. HALL. Hèfo.
53S, Gron, Virg. 76. H. CJif. 33?. R. Lügdb, 33 GÖUAÏf
Monsp. 3ij. Eutfa Paftoris minor Loculo oblóngó. C. B. Pin,
108. Alysfon vuig. Polygoni folio, Caule nudo. Seg. Ver» U
p, 575. T. 4% f. $♦ Paronyckia vulgaris. ÜOD. Pm ft.
Par. Aifintfoua. Lob. /c^j.
6io Vier magti ce Kruiden
ApÏee Gwneene Paronychia genoemd byDoDONéüs;
xvt. ' die echter erkent , dat het de Paronychia der
Hoofd- Ouden niet zy. Van fommigen > evenwel , wordt
stüjt. het tegen die Kwaal in 't end der Vingeren* de
li nauw- - ' t
thsiraa- Vyt genaamd 3 als een byzonder Middel aange*
gtndt. preezen. Het geeft Stengetjes van twee of drie
Duimen 5 uit een Roosje van Eyronde Blaadjes ,
doch komt ook met ronde Haauwtjes* en met
driedeelige Blaadjes voor*
(5) Tafchkruid met een naakt Bloemjlenge-
Pyrenaica. tje en Wigvormige gepalmde driekwabbigê-
yyicneeich. Blaim.
Op de hoogde Bergtoppen, zo wel in Oost-
cnryk en Provence * als der Pyreneen , groeit
deeze Soort, een niet minder klein Kruidje dan
het voorgaande. De Steng, van onderen leg-
gende en gebladerd , is boven naakt of Blader-
loos: de Wortelblaadjes zyn vyfdeeiig, de an-
deren driedeelig 5 de Bloempjes paarich.
tr. (6) Tafchkruid met een Takkige Steng en Ey-
Mmiifr ronde ongesteelde getande Bladen, Ter
(s) Draba Scapo nudo, FoUCuneiformibus trilobis. Ger.
Prov. 344* LCEFL* //. 61. J&GQ. Vind. 255. Alysfon Pyrc«
jiaicum peienne minimum Fol. trifidis* Tournf. Inft, 217.
ALL. Pedem. T. 6*
(6) Draba Caulc Ramof.» Fol, ovatis fcsfïlibus dentatis.
praba Caule Ramofo, &c. K. Lu%db. 333. Gouan Mensp.
3U. GER. Prov. 345- HALL. Helv. SS9. FUSuec. 515, Bur-
fa Paftoris ïmjor loculo oblongo. C. B. Tin* io%,Prodr. 50»
T. 50. Alysfoa Veronkse folio. Tournf» Infl. 2i7.Myagroi«
üe$ fubromndis fcrratïs foliis. BARR. Ic. 81$. $t Draba ne«
T E T R A D Y N A M u; 6ll
Ter hoogte van een Voet komt deeze Soort % IV*
in Languedok, op vogtige Rotfen voort, enel*A™EL;
ders op Muuren , doch ook dikwils in Bosfcha- Hoofd*
giën; weshalve het Bofch-Tafchkruid hier toe STIJK#
mede betrokken is, dat Ruig Alpifch Herders* SH>6uhf**
Tafch by Bauhinüs wordt genoemd en af-
gebeeld* Dit laatfte is naauwlyks getakt, dan
door de Bloemfteeltjes boven aan het Stengetje,
en heeft de Bloempjes niet wit, maar geel. Zo-
danig een Plantje heb ik uit Japan bekomen en
in Fig. l , op Plaat LX , voorgefteld ; Pj% ^
ten einde hetzelve met de gedagte Figuur van
Bauhinüs te vergelyken , die zegt, dat de
Stengetjes drie of vier Duim lang zyn. Ik vind
de Blaadjes hier ook zeer ruaw en op ieder zy-
de met drie Tandjes bezet; de Zaadhuisjes Ey*
rond en met lange Steeltjes.
(2) Tafchkruid met eenbladige Bloemfiengetjes ^ vir. 1
de Blaadjes ruigachtig , de Haauwtps Jcheef ^utuL
gepeld. Rwl"S*
Het onderfcheid der Wortel- en Stengblaad-
jes , waar van de eerften ongetand , de anderen
ge-
tiioröfa, Sp. Plant. T* p, 645. Draba minima Muralis Dis-»
coides. Col. Ecpbr. I. p. 274. T. 272.
(j) Dtab/i Scapo unifolio, Fol. fubhirfutis , SflicuUs obliq»
pedicellatii. OED, Dan» T. 14^» Draba Fol. hirtutis incanis
ad Teriam ovatis, ad Caulem paucisfimis dentatis. hall.
lielv- £5 9. JAC(^. Auflr. f. 3. Bmfa Paftoiis Alpina hxrüua*
C. B* Prodr% T. p* 5 JU
II, Deel» IX, $rvn*
<5l2 VlERMACTIGE KRUIDEN.
IV. getand zyn , in Switzerland waargenomen , ftrekt
AFxvi.L* tor' Kenmerk van deeze Soort , die ook op de
Hoofd» Ooftenrykfe en Laplandfche Bergen voorkwam.
stuk* Zulks heeft wel in de gedagte van Bauhinus,
i/*Sr^-w'maar in myDe JaPanfchc Seen P^ats, die als een
gende. middelflag fchynt te zyn tusfehen beiden.
dIIL ^ Tafchkruid met de Stengblaadjes talryk en
incana* grysy de Haauwtjes langwerpig fcheef en
Gfys' byna ongejteeld.
Deeze , die ook op de Gebergten 5 zo der
Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa
voorkomt , gelykt in Geftalte veel naar de Rui-
ge en zelfs naar de Muurige ; doch deeze drie
Kruidjes , hoe klein ook , verfchillen door het
gezegde te veel , om ééne zelfde Soort uit te
maaken*
L E p i d i u m, Peperkruid.
Dit Geflagt onderfcheidt zig door een uitge-
rand,, Hartvormig, veekaadig Haauwtje, met
gekielde tegenflrydige Klepjes.
Behalve het gewoone Kruid van dien naam *
zyn 'er de Kruiden > tot de Kers behoorende3en
anderen in begreepen. 'c Getal der Soorten is
twintig, als volgt*
COPe-
(%) Draba Fol. Caul. numerofis ftioanïs &c. Oed. Dan»
T. 130. GOUAN Monip. 314. GER. Prov. 345. Êti Sttec* 52^
Leucoijum f. Lunatia vasculo oblongo contoito. Pluk. Alm%
Zl$. T. 42, f. U
T K T R A D V N A M I A. 613
Ci) Peper kruid met de Stvngbladen Vinswyze IV.
yeeldeelig9die aan de Takken Hartvormig >AF£yf Lt
omvattende , onverdeehL Hoofd-
stuk.
Dit zou het waare Eerfte Thlaspi van ^lmJep^ium
oscorides zyn, volgens Zanon i,hoewel petftiia-
het van alle andere Soorten van Thlaspi groo- 'p^orbia-
telyks verfchilt door het Loof. De onderfledie-
Bladen zyn , als die van fommige Kroontjes-
Kruiden , gevind en Vinswyze gefmaldeeld ; de
bovenften als die van het Doorwafch, omrin-
gende de Stengen Takken : zo dat het zig Door-
bladig vertoont. De Zaadhuisjes hangen aan de
Steeltjes nederwaards en zyn rondachtig , veel <
gelykende naar die van de gewoone Kers. De
Groeiplaats wordt gezegd te zyn in Perfie en
Syrië. Volgens Ra ü wolf is het een zeer
fchoone Soort van Kers , te Aleppo op oude
Muuren van Gebouwen uicermaate gemeen. Bau-
m nüs noemt het Alexandrynfche Thlaspi 9 waar-
fchynlyk naar d.e afkomst van Scandrona in
Syrië.
O) Pc-
(1) letldium Fol. Caulinis pianato - multtfidis &c. Syfi.
hyat. Xïl. Gen* 801. p* 43 3. &f< XIII. p. 489. /i« CUffl
3i?. R. Lugdb. 335* Gron. Oriënt. 79. Nafturtium fpica-
tum Veiücv.m peifoliatum , maximum. MORlS. Hifi. II. p.
294. S. 3. T. 25. f. 17. Thlaspi Alexandrinum. C. B. Pm.
ic 8. Prcdr. 5 c. Thlaspi verum Dioscoridis pritniun,, Z,an»
Hifi. w T. 129. RAJ. Hifi. 830.
1L Xmu IX» Stuk.
614 VlERMAGTIGE KRUIDEN»
IV. (jz ) Peperkruid mrt gezwollen Knietjes aan ie
Axvi!L% Stengen.
Hoofd»
stuic# Die byzonderheid 5 van de Stengetjes by den
y: oirfprong der Takjes fomtyds gezwollen te heb-
Ve}t™£*m>hv& > onderfcheidt deeze Soort , we?ke Bladen,
BUaz^. ajs Xuinkcrs heeft. Zy groeit ook inde Oos-
terfche Landen, op dorre Velden.
in. ( 3) Peperkruid met een naakte geheel enkelde
NK\otT-U Bloemfteng, viermannige Bloemen enVin-
fong, deelige Bladen.
vJocum* ^ Peperkruid met uit gehoekt e Vindeelige Bla-
h»s. den aan 't end grootst 5 een naakte Bloem-
Leggend. jj.en^ m i$gg^e Trosdraagende Stengetjes.
Twee zeer kleine Kruidjes, by Montpelüer
groeijende 3 hebbende het eerfte de Stengetjes
naauwlyks een Handbreed hoog en het andere
de Blaadjes zeer verfchillendc.
y- (5) Peperkruid met gevinde efenrandige Bla*
Alpifch. den9
(2) Lcpïdium Caulïum Gcniculls inflatis. Lep. Oriënt. Na-
fturtii folio, Caule Yeficario, Tourna. Cer. 15. Buxb. Cent.
j. p. 17. T. 16.
(3) Lepidium Scapo nudo fimplicisfimo &c. Gouan Mwsp*
314. Nafluit, minimum voicium &c. Magn. Monsp. 187. T.
1S6.
(4) Lepldium Fol. fuiuato - pinnatifïdis extremo majore. Na-
fturt. pumilum fupïnutn vernum. MAQN. Mor.sp. \%s. T.
324.
(s) lepidium Fol. pinnatls integerrimis. &£. dm. AcsL
IV.
? Tetradynamia. 615
den> een byna geworteld Bloemfiengetje en ïV.
Lancetvormige gefpitjle Haauwtjes. Ai'ösel*
(6) Peperkruid met gevinde effenrandige 0la^^m
den en uitgerande Bloemblaadjes , kleiner Vi.
dan de Kelk. Lepidium
Far&um.
Naar de Groeiplaats zyn deeze twee geby- Kolzl&
naamd* Deeene komt op de Ooftenrykfe, Swic*
zerfche en Italiaanfche Alpen voort ; de andere
groeit , in Sweeden en Engeland, op Steenrot-
sen. Volgens Boerhaj|ve zou dit laatfte tot
de inlandfche Planten van onze ProvintiSn be-
hooren. Het zyn beiden zeer kleine Kruidjes ,
die meer of min naar de Kers gelyken. Het eer-
fte heeft de Bloemblaadjes grooter dan de Kelk.
(73 Peperkruid met de Wortelbladen gevind , C/Jdll\
de Stengbladen Lierachtig. J[ am~
Spaanfche.
(ü) Peperkruid met gevinde Bladen en half- ym#
mmns.f?in°fum*
Gedoom-
de.
ÏV. p. 321. TA<?Q; Vir.i. 258. Nifturt. Alp. tenuisfime difi-
fum. C. B. Pin. 105. J. B. Hifi. II. p. $18. Thlaspi men-
sa n. minimam. Dalech. Hifl. 1180. Cardamine Alpina tex-
tia minima. Clus. Hifl. IV p. 128.
(6) Lepidiam Fol. plnnatis integeriimis &c. Gort. Belg.
z$z. FL Su€c+ 535. It- Oei. $z, Cardamine pufiila -Msaimls
montana Discoides. Cel.» Ecpbr. I. p. 274. T. 273, Naihir-
rium pumilum vernuxn. C. B. Pin. 105.
(7) Lepidlum Fol. Radicalibus pinnatis, Caulini$ Lyratis.
Lepid. Fol. infer. alterno - pinnatis &c. AliD. Spec. 1. p. t9
T. 8. A8. Stoctf. 1755» P« 273. % 8, 9-
(8) Lepidium Fol. pinnatis , Foüolis Lunatis Lspid*
Spinofum &c. Ard. 5pw, p. 34» T. ié,
4
II. debi„ IX, Stuk.
6l6 VlERMAGTIGE KRUIDEN
IV. maanswyze Blaadjes ; de uiterften verlangd;
AxDviEL# de Takken &fPiM-
Hoofd-
stuk Van deeze twee groeit de eerde in Spanje,
Haauvi- de andere in de Levant. De Spaanfche heeft
fend™"' de cnderfte Bladen Vleezig en Zeegroen, ge-
vind , met het uterfce Vinblaadje veel grooter
en allen byna rond : zo dat zy zeer naar die
van de Cardamine gelyken. De andere heeft
het Stengetje een Span hoog, met witte Bloe-
men en Wigvormige Zaadhuisjes»
ik, (9J Peperkruid met viermagtige Bloemen en
%uvuZ langwerpige veeldeelige Bladen.
Tuin*
Kers. yan de gewoone Tuin - Kers , hier bedoeld,
is de Natuurlyke Groeiplaats, van waarzyhaa-
re afkomst heeft , onbekend. Ook kan men niet
verzekeren, dat de Grieken met hun Kardamon
of de Romeinen met hun Naflurtium , dit zelf-
de Kruid , wat de Soort aangaat , bedoeld heb-
ben ; dewyl zy hetzelve , als gemeen zynde , niet
befchryven. Doktor Sc opoli maakt een ge*
heeleKlasfe van Najlurtia ,t?aar in hy alleKruf-
den van dergelyken aart en , in 't algemeen ,
de Kruisbloemigen plaatst. Het tegenwoordige
voert in 't Franfch den naam van Cresfon of
Qres*
(9) Lepldiunt Ftor. tetradynamfs , Fol. oMongis multifidis.
Mat. Med. 322. GoiVT. Belg, m. H. Cllff* 331. R. Lugdb ^
3 3S- Nafturüum Horttnfe vulgatum* C. B. Pin. 103. Naftur»
tium Hortenfe. Doe». Pempt. 771. fi9 Naftmtium Hortend
Cïispum. C, Pin, 104. Ptodr. 44*
Tetradynamia» 617
Cresfon du Jardin, in 't Engelfch Cra/^maar IV.
in 't Italiaanfch noemt men 't Nafiurtio of ^-A™^l;
grrtto, in 't Hoogduitfch Cm/ of Gatten Cresf. Hoofd^
Gemeenlyk wordt dit Kruid gezaaid totToe-3TUK*
fpyze, om 't zy over de Salade of op zig zelf
met Olie en Azyn , of tot inlegging te gebrui.
ken 5 als wanneer het zeer verfrisfchende is en'
opbeurende, dienftig tegen 't Blaauwfchuit.
Met Suiker op een ftuk geboterd Brood gege-
ten, is het zeer aangenaam en heeft byna den
Smaak van Aardebeijen. Tot dit einde moet de
Tuinkers jong , en naauwlyks een Handbreed
hoog gegroeid , afgcfneeden zyn. Wanneer
menze fchieten laat, dan krygc zy ronde Sten-
gen van één tot twee Voeten hoog , met veel
fyner gefnipperde Bladen. Men heeft 'er eene
die Breed- en eene die Smalbladig is, en van
dceze beiden Krulbladige Tuin -Kerfe.üe Bloe-
men groeijeB Aairswyze aan den Top, en daar
op volgt het Zaad , dat veel fcherper dan het
Kruid is , zeer fterk van Reuk en van eene
brandende hoedanigheid , doch niettemin zoet-
achtig van Smaak. Men gebruikt dit uitwendig
in Kwyl-, Nies- en Vuurigmaakende middelen,
Geftooten en in Reuzel gemengd, is het goe4
voor drooge Schurft , Dauwworm en andere
Huidkwaaien. Inwendig wordt, het tot uitdry-
ving in uitflaande Ziekten , gelyk de Pok j es en
Mazelen, aangeprezen.
Qq s
VlERMACTIGE
Kruiden.
IV. (io) Peperkruid metLierachtige gekrulde Bladen.
Afdeel .
Hoofd- C11) Peperkruid met Eyrond Lancetvormige %
stuk. niet ingefneedene 3 Zaagtandige Bladen»
*♦
Lepitium (12) Peperkruid met Elsvornïlge onverdeelde
L?erbiadTg. verjpreide Bladen, de Steng eenigermaate
xi. Heejlerig.
Latifoiium*
Breedbia- j)eeze drie zyn als Verfcheidenheden van het
xu. Kruid > 't welk gehouden wordt voor het Lepv
m
dig<
itonm£.dium van Plinius, dat hy zegt Laurierbla-
den te hebben , doch die zagt zyn. Men zou
hetzelve in de Nederlanden , te vergeefs , dan
in de Tuinen zoeken, zegt DoDONëus;doch
het komt aan de kanten van eenige Slooten om-
trent Haarlem , en mooglyk elders , voor. Den
Hovenieren is het haatelyk wegens zyn voort-
kruipende Wortelen. In fingeland , zelfs in Vrank-
ryk , omftreeks Parys 3 en verder in de Zuide-
lyke deelen van Europa , groeit het overvloe-
dig, hier en daar, aan Rivieren en Beeken* Ik
fpreek hier van het Breedbladige , want het
Lier-
(10) Lepidium Fol. Lyratis crispis» Lepid. Oriëntale Na-
üurtii crispi folio, TOURNF. Cor. ij. Itin. 339, r. 339.
(lij Lepidium Fol. ovato -Lanceolatis &c. Hé Cli/f* 330.
R. Lurdk. 334. GOUAN Mottsp. 315. Gort. Belg. m. FU
Saec. 533. Lepidium latifolium. C. S. Pin* 97. Lepidium
'Slitiiu DOD. Pempt. 716.
(11) Lepidium Fol. Suïmlatts xndivifis iparfïs &<% Lepid.
Opiliaceo folio Fmticofum Hispanicum. Tournï, /«/?.
Tetradynamia. 619
Uerbladige valt in de Levant en dat met Els- IV.
vormige Bladen in Spanje. A?x "U
Van fommigen wordt dit Kruid, wegens deftooFiï-
fcherpe hoedanigheid , die 'er in heerfcht , Pi-STUK*
peritis genoemd , en dus heet het ook , by de StMuUJ**
Duitfchers , Pfefferkraut , by ons Ptperkruid 9
by de Franfchen Pasferage , by de Engelfcnen
Dittander of Dittammer. Het heeft de Steng
zeer Takkig en hooger dan de Tuin - Kers ; ja
fömtyds tweemaal zo hoog opfchietende ; de Bla-
den glad en vettig > de Bloempjes Aairswyze
vergaard, zeer klein , zo wel als 't Zaad. Hec
kan, als een fchroeijend Middel,, uitwendig tot
wegneeming van Lidtekens en zuivering van
Zweeren gebruikt worden. Van het wegbyten
der Schubbige Vlakken in de Huid , in eene
Kwaal Lepis genaamd, zou het den naam heb-
ben.
In de Wildernisfen , by Alexandrie in Egyp-
te , vondt de Heer Forskaohl eene Soort,
op welke de gezegde naam , om een andere red-
den , toepasfelyk kon zyn. Dezelve hadt de Zaad-
huisjes getropt, breed Hartvormig, aan den rand
gedekt met twee ryën van op elkander leggen-
de Schubben. Des wegen wordt dezelve Lepi*
dium Squamatim van hem getyteld.
O 3) Peperkruid met Liniaak Bladen, de ié*
(13) Lepïdium Fol. Linearibus , fupe$icribus integerrimis Gxasbiadig.
&c. Thlaspi Luiitanicum umbeUatüm È Gramineo folio, FIo»
ï6ölbo# TOUBNF. Inft. 2T3.
II. Deel, IX Stuk*
1
€2</ VlERMAGTlCE KRUIDEN»
IV» venjlen effenrandig ; de Steng Roedswyze
jEL# gepluimd en zesmannige Bloemen*
stvk^ Naar de Tuin -Kers gelykt deeze, doch is
Haatte fyner van Loof: de onderfte Stengbladen zyn
gtnl™** Zaagtandig > de bovenden nieu Van de >*
tiende Soort verfchilt zy door zes Meeldraad-
jes te. hebben, Volwasfen werpt zy de Bla»
den af*
xïv. 1 (14) Peperkruid met Lancetvormig Liniaale
Suf™:™ dunne effent andige Bladen en laag - Hee-
Hetfictïg^ fierige Stengen.
(15) Peperkruid met Vindeelige Bladen, een
fwocSï. opgeregte Steng en tweelingfe Vrugten.
Van deeze twee groeit de eerfte in Spanje;
een Handbreed , de andare valt elders en heeft
de Stengetjes een Voet hoog.
xvi. (16) Peperkruid met tweemannige Bladerlooze
Bloempjes, de Wortelbladen Tandswys'
gevind.
Op Puinhoopen, aan de Wegen en elders , komt
dit
f14) Lepidium Fol. Lanceolato - Lïnearibus &c. Mant, 91.
(15) Lepidium Fol. pinnatifidis , Caule etefto, FruélibuS
didymis. Mant. 92.
(16) Lepidium Flor. diandns apetalis &c. Gort. Belg. m.
GOüAN Monsp, 315. Fl. Suec. 534. H. Ciiff. 3 ? i* R. Lugdb.
3 35* Ofd. Ban. 184. Nafturtium Sylveftre Ofyridis folio. C.
B. Pin. 105. Naft. anguftifolium. Füchs. Hift% 307, Thiaspi
Jïiinus honenfe Ofyudis folio» Lob» U* 214*
T E T R A P Y N A U ï Ai 6öI
dit Kruid in fommige deelen van Europa alsook IV.
in onze Nederlanden voor. Men vindt het op
eenige plaatfen by deeze Stad Q*). Het wordt Hoofd-
Klein Bezemkruid genoemd , om dat het zig Be- STÜK«
Kernachtig voordoet en laag blyft. Het groeit , 1 tcu 0jkm
volgens den Heer N* LBurmannus, ook
aan de Kaap der Goede Hope.
f17) Peperkruid met byna driemannige vier- $P
hladige Bloemen en Liniaale gevinde Bladen* nr&nkZi,
Virginifch.
(18) Peperkruid met tweemannige vierbladige xnn.
Bloemen; "de onderfie Bladen Lancetvormig Europïch.
Zaagtandig , de bovenjten Liniaal effen*
randig.
Deeze twee Soorten verfchillen weinig. De
eerfte heeft haare Groeiplaats in Virginieenkomt
ook in de WestindiSn voor : de laatfle in de
Zuidelyke deelen van Europa, aan de Wegen,
als ook aan Muuren. Beiden zyn het Jaarlykfe
of
(*) Het Plein j buiten de Muider - Poort , ruikt in deHeffst
fomtyds naar den Kersachtigenr geur vau dit Kruidje*
(17) Lepidium Flor, fubtriandris tetrapetalis , Fol. Linea-
xibus pinnatis. Lépid. Fol. Lanc. lin. ferratts* Gron. fir£.
57. R. Lugdb, 334. Iberis humilior annua Virginiana Ramo-
fior. MoRis. Hifi. EI« p. 3". S. 3-T. 21. f. 2. SLOAN. Jam.
«o. Hifi. V p. 19*. T. 123. f. 3. RAJ. Hifi. 827.
(18) Lepidium Flot. diandris tetrapetalis, Sec. R. Lugdb*
334. H. Cliff. 331* GOUAN Mtrnsp. 315. GER. Prov. 34$.
Iberis latiore foüo. C. U. Pin. 97. Iberis. Dod. Pempt. 7:4.
Iberis Cardamantica , Lepidium Iüerias^ Pauli. Lob. Is,
II, Dswu IX* Stuk*
6ii Viermagtige Kruiden.
IV. of Zaay- Planten. De laat'fte, Iberit genaamd,
AF£vf.L' wordc in veele deeIeü van Europa Wilde Kers
Hoofd* geheten of Sciatica- Kers , als van ouds zeer
stuk. geroemd zynde om uitwendig tegen de Jichtige
/yWrr/"pynen der Ledetl en in 'c byzonder tegen de
gade. Heupe- Jicht, te gebruiken. De fmalheid der
Bladen onderfcheidt het zeer van yt Lepidium
van P l i n i u s , reeds befchreeven ; terwyl men
dit Lepidium van Paulus genoemd vindt;
want deeze beide Kruiden komen in fcherpe ,
fchroeijende hoedanigheid , byna overeen: zyn-
de deswegen ook Wilde Radys geheten 3 zo
Lob el aantekent.
LX!Èm (l9^ PePerkruid met tweemannige vierhladige
Bloemen y dat alle Bladen Finswyze veel'
Ay^s?" deeliS tof*-
Van Buenos Ayres, in Zuid- Amerika y was
deeze afkomftig , die twee Voeten en hooger
opfchoot , Bladen hebbende als van 't Rey-
nevaren en lange Aairen van Bloempjes , wier
Blaadjes niet zigtbaar waren voor het bloote
Oog.
xx. (20) Peperkruid met Pylvormfge ongefleelde
A^pifth!" getande Bladen. Een
(19) Lepidium Flor. diandris tetrapetal.s &c. Lepid. Fol.
pirinrmfHis ineifïs. R. Lugdh^ 53^ Thlaspi Konarienfe mul-
* tïscihfum Ffore uwifibiü. Dill. EUh. 231. T. 285. f. 370.
(zo) Lepidium Fo!. Sagittatis fesfilibus dentatis. Cent, 16$,
*Am. Acad. iv. p. 321. Draba Chalepcnfis repans humüiox
&g. Mqris. Hifi. ih p. 314.
Tetradynamia. 623
Een kruipende laage Soort , van Aleppo in de 1V#
Levant afkomfcig, is deeze, die de Bladen vaa AF£y*tJ
gezegde figuur en taamelyk groen heeft. Hoofd-
stuk.
Thlaspi, Veldkers. Mini*/*;
Een uitgerand, fiomp Hartvormig , veelzaa-
dig Haauwtje , met Schuitachtige Klepjes die
Kielachtig gerand zyn ; maakt de byzondere
Kenmerken van dit Geflagt uit, dat ik Veld*
kers tytel. Het Zaaiplantje der Bloemtuinen %
dat men gemeenlyk Thlaspi noemt , is 'er niet
in begreepen. Het bevat de tien volgende meest
Europifche Soorten.
( 1 ) Veldkers met hynct Schyf ronde Haauw- t.
tjes en Lcmcetvormige effent 'andige Bladen. pe™Zpï
num*
Een zeer fchoone Soort van Thlaspi , die een J§* eem*
Voet hoogte bereikt, met taamelyk breede Bla-
den aan de Steng, welke in een Aair van paarc
fche Bloemen uitloopt, waar op de gezegde*
Haauw tjes volgen , van grootte als de Nagel
van een Pink. De afkomst is onbekend*
(2) Veldkers met Schyfronde Haauwtjes en n
langwerpige getande gladde Bladen. Arvmfi.
JnAkJceiigC«
\ (0 Thlaspi Siliculis fub -orbiculatis , Fol. Lanceotatis imc
gerrimis.óx/Z,iV^.XlLGen.8o2tp.434. Ffc.XIll. p. 4*9 Ik
Qiff. 330. R. Lugdb. 334. Thlaspi CaDfuü Cordata peregrinum,
J, B. Bijl. Ih p. 5*27* MOBis. Hift. II. p, 297. S. 3. T.
18. U 30.
(z) Thlaspi Sil. jHbicttlatis &c. Matê Myl> $u. Gort.
11. DBSl, $JVX9
614 VlERMAGTIÊE KrüI ÜËN.
AfdTel *n k°°Ste cn Srootte der Haauwt jes komt déze
xvi. * Soort, die alom wild groeit op de Koorn- Ak-
Hoofd* fors in ons Wereldsdeel 5 met de voorbaande
Haautu kyna overeen# Wegens die Haauwtjes, welke
Scbildvormig zyn , heeft zy den Griekfchen
*ende' naam Tklaspi bekomen en wordt 3 wegens de
fcherpheid van het Zaad, met andere Soorten
van Veldkers, Wilde Mojlerd, Boeren- Kers of
ook Visfeikruid gebeten, In de Geneeskunde
zyn deeze Zaaden bekend, doch weinig in gebruik*
nt . (3) Veldkers miï byna Eyronde Buikige Haauw»
jiWaceum. tjés en langwerpige Jlompe getande gladde
Lookach- Bladen*
tige*
De Look* Reuk ondetfcheidt voorn aamelyk
deeze, die de Zaadhuisjes Buikig Ëyrond heeft
en minder gerand > groeijende in de Zuidelyke
deeten van Europa.
iv. (4) Veldkers met röndachtige Haauwt jes en
Saxa'tile* j
Steenigc. an*
Belg. 183* Fl.Lapp.zsi* Snee. $30. KRAM» A&ft» I8S. HALL,.
Ilelv. 545. GOUAN Monsp. 3 *6. GER. Prov. 348. H. Ciifi*
330. R. Lug&h. 33 a» Thlaspi Arvenle Siliquis latis. C. B.
Pin. io*. Thlaspi latius. Doo. Pempt. 712* Thlaspi Diosc«
Drabx 8c Chamadinae folio. Lob. Ie. 4.12»
(3) Thlaspi Sii. fubovatis Ventricofis &c. Thlaspi Alliuin
redolens. Moris. Hifi. II. p. 297- $. 3. T. 18. f. 2$. Scoiq-
do- Thlaspi UI, Aldiovandu J. B. Hift. IX. p. 932»
(4) Thlaspi S\l. fubiotundis , Fol. Lanceolato - Hnearibtis
&c. GOUAN Monsp. $\6. Petrop. 1760. V. 5. p. 3$o*
T. 5. Lepidium FoU pulpofis. HALL. Coett. 245. Thbspipar*
vum Saxatilc FL rubente. C £< Pin. 107. Lirhonthlaspi
qua?*
T E T R A D Y N A M I A, 625
Lancetvormig Liniaale jlompe Vleezige Iv*
Bladen. Afdeel»
(5) Veldkers mei rondachtige Haairige Haauw» stuk™"
tjes en Pylvormige ruige Stengbladen. v.
Thlaspi
In de Zuidelyke deelen van Europa , gelyk ^St
Italië en Provence, komen deeze Soorten voor 3
uit haare bepaalingen genoegzaam kenbaar. De
cerfte groeit ook ia Spanje en ds laatfte in de
Wyngsarden en Akkers van Ooftenryk. Dee-
ze heeft een enkelde Steng, van ongevaar een
Voet hoogte, voortkomende uic een Krans van
Wortelbladen > die lang gefceeld en ruigf van
eene Ey ronde figuur zyn.
(6) Veldkers met rondachtige Haauwtjes en vr.
Pylvormige getande gryze Bladen. Cy"$mim
nende.
Zeer gemeen is deeze , in fommige deelen
van Europa, op Akkers, aan de Wegen en op
open Velden* In onze Nederlanden komt zy wei-
nig
quartum. Col. Ecpbr. I. p. 279. T. 277. £ *• Thlaspi mont.
pingui folio. BARtt. Ic. 84;.
f5) Thlaspi Sii. fubrot. pilofis &c. R. Lugdk 3 3 3- SAUV,
Monsp* 120. Thlaspi Capfulis hirfutis. J. B. Hifi. II. p. 922,
Thbspi villos. Caps. hirfutis. C. B. Pin* 106. Prodr.^.T. 47.
(6) Thlaspi Sil. fubtotundis, FoHis Sagittatis clematis in-
canis. Gort. Belg. 183. Kram. Aujir. 189. Haul. Helv.
544. Goüan Monsp. 317. R. Lugdb. 333. Thlaspi Arvenfè
Vaccana: inc^no folio najus. C* B Pin. *o«. Thlaspi latl-
foliujr* FüCHf. Hifi. Thlaspi alt. DOD. Pempu 712»
Tal. vu^gatisüm Ana Vaccarix f"Ho. LOB. k* H3t
Rr
II. Deel, 12. Stok.
626 VlERMAGTIGE KrüIDEN2
IV, nig voor. Tusfchen Amersfoort en Nykerk op
Axvi!L* de Veluwe> als ook bY Zwol, heeft menzege-
Hoofd* vonden* In Switzerland groeit zy overal, zege
stuk. HalleRj aan Muuren , Landfcheidingen , enz.
tjfuraZ' Steeg is ongevaar een Elle boog enmetBla-
ge»ds. jen ^ ais gemeld is , bezet , de onderlten Ey
rond of Vindeelig , zagt op 9t aanraaken en als
een weinig gehaaird. De Zaadhuisjes, van bo-
ven ledig, vertoonen zig als gewiekt
VIT' . (l) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw*
Montlnum* tjes en gladde Bladen ; de onderfien Vlee-
Bergs. jiomp Eyrond effenrandig ; de Steng'
bladen omvattende: de Bloemen grooter dan
de Kelk.
In Switzerland, Ooftenryk, Italië en de Zui-
delyke deelen van Vrankryk , groeit deeze Soort 3
die zelden meer dan een Handbreed hoogte be-
reikt , in Bosfchen op de Gebergten. Clusius
noemtze Thlaspi Badenfe, als op den Berg, die
over de Stad Baden hangt , vier Mylen van
Wee-
(*) Van een Afrikaan/eb Thlaspi , dat de Zaadhuisjes
byna Eyrond , de Bladen Lancetvormig , Zaagtandig en zcec
glad heefr, maakt de Heer N. L. Bubmannus gewag.
( 7 ) Thlaspi Sil. obcordatis Foliis glabris &c. GOUAtt
Monsp. 317. Thlaspi Alpinum Bellidis coerulex folio. C. K.
Pin. 106. Thlaspi möntanum Glafti folio minus. Ibid. Thlas-
pi montanuuv fêcundum. Clüs. Hifi. Iï. p. 131. Thlnspi
Uadenfe. Pan». 46;. Ic. 457* $# Thlaspi petkliatunr minus,
C. B. Pin. toé.
Tetkadynamia;
Weenen> voorkomende. Hy geeft 'cr Stenget- iv.
jes aan van een Voet of laager. Afdeel
Hoofd»
(8) Veldkers met fi mp Hartvormige Haauw-$?vv^
tjes ; de Stengbladen Hartvormig gladeeni- vui.
germaate getand ; de Bloemblaadjes van lang- ^foiia*
te als de Kelk ; de Steng Takkig. SSaukU-
In Switzerland , Duitfchland, Vrankrykkomt
decze op openc Velden voor. Zy heeft effene
Kruidige Stengen en witte Bloempjes naauw-
Iyks grooter dan de Kelk; de Meeldraadjes lan-
ger en wit, met geelachtige Knopjes. De Haauw-
tjes zyn in deeze, en de voorgaande en volgen-
de > als die van 't Herders Tafch Kruid»
(9) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw* ix.
tjes en eenigermmte getande Bladen; i^Aipifch*
Steng omvattende ; de Bloemblaadjes zo
lang als de Kelk : de Steng eenvoudig.
Ge r ar dus voegt dit met het Doorbladi-
ge famen ; doch Hall er fcheidc het 'er van
af. Het is een laag Kruidje , dat in Ooftenryk
groeit 3 met kleine witte Bloempjes»
(10)
(8) ThUspi sil, obcordjt!st Fol. Caullnis Cordatïs , gla-
bris &c. Thiaspi Arvenfe perfo iatum nvajas. €♦ B. Pin* iotf.
BAftR. 1c. 815* Thiaspi Öleraceura. Tab. te. Cajvi*
Hort T# 7. f. C.
(9) TbUspi Si! ohcordatïs, Fol. fubdentatis &c, Thiaspi
Vaccarisc folio Burfx Pa lons SiHquis. C. B Pin* loj. Prodr*
$7 ? Thiaspi pumilu.a teuium Clus. lïtft. li» p» §U
Rr %
II» DexlJX stuk*
6.1% VlERMAGTlGE KRUIDEN,
IV* (10) Veldkers met Jlomp Hartvormige Haauw*
Afdeel. ^ m pföfötf^ Wortelbladen.
Hoofd-
stuk. Die Kruid is algemeen bekend onder den
x. , naam van Herders Tafchjes of Beursjes- Kruid 9
Tur/T ingevolge den Latynfchen naam Burfa Paftoris ;
Tafchjes. uitdrukken. In andere Taaien geeft men het
dergelyken naam. In *t Franfch noemt men het
ook Ie Tabouret , als of dezelven naar derge-
lyken Zitftoel zweemden. Het groeit, als een
Onkruid, door geheel Europa, en byzonderlyk
ïn onze Nederlanden * zo in Tuinen als op Ak-
kers en aan de Wegen: doch verandert in Loof
aanmerkelyk , komende met de Wortelbladen,
die gemeenlyk diep ingefneeden zyn s fomtyds niet
uitgehoekt voor , en de grootte verfchilt , naar
de Groeiplaats , ongemeen. Het valt ook in
Japan.
Cochlear ia. Lepelkruid.
Dit Geflagt heeft een uitgerand, gezwollen,
ruuw Zaadhuisje , met bultige ftompe Klepjes.
Het bevat agt Soorten, waar onder, behalve de
gewoone Lepelbladen , ook de Mieriks - Wor-
tel en andere Kruiden zyn begreepen; als
CO
( 10) Tblaspi Sil. obcordatis , Fol. Radicalibus pinnatiH-
dis. Mau Med. 324. Gort» Belg. 183. &c. dcc. Burfa Pafto-
ris major Folio finuato. C. B. Pin. 108. Burfa Paftofis* Dod«
Pempu 103. £# B. Paft. media. C. B. Pin. 108. y# B* Paft,
major Folio non fimiato. C. B. Pin. 108.
I E T R A D Y N A M I A,
629
(l) Lepelkruid met de JVortelbladen rondach- IV,
tig Hartvormig ; de Stengbladen langwer* Af£^ei"
pig en eenigermaate aitgehoekt. Hoofd-
stuk*
Deeze Soort , aan de Oevers der Zee , zo by 1.
ons als in andere Noordelyke Landen , gemeen , o^tTaL
is het bekende Lepelkruid, dat onder den naam Gemeen,
van Lepelbladen , zo in de gemeene Samenlee*
ving 3 als in de Apocheeken gebruikt wordt. Het
Loof heeft een fcherpen Reuk en een prikke-
lend heetcn 3 zoutigen Smaak, 't Is een der voor-
naamfte Middelen tegen 't Blaauwfchuit, wor-
dende deswegen van de Engelfchen Garden*
Scurvy - Grasf geheten , dewyl men 't ook in
de Tuinen teelt : doch dan is het veel minder
fcherp en kragtig*De Franfchen noemen 'tHer-
be aux Cueilliers , de Duitfchers LoffelkrauU
Men gebruikt het of raauw , de Bladen kaau-
wende, of het uitgeperfte Sap in Meyd ran-
ken of het Aftrekzei met andere Kruiden. De
vlugge Geest, die 'er door ?t ovcrhaalen van
komt , vervliegt door 't kooken t'eenemaal en
laat niet dan bitterheid over. Dus is ook het
verdikte Uittrekzel wel openende en uitdryven-
de, maar heeft de gezegde hoedanigheid nieu
(*)
(1) Cochkana Fol. Radicaliïms Cordato - fubrotunclls &c.
Syft. Nat. Xih Gen. 803. p. 4.34. Ve%. Xllh p. 492. Mat.
Med. ?2o. GORT. Belg. 183. Fl. Lapp. Succ. Oed. Dan.
1 5 5.^i/. Clijf. i%z. R. Lugdb. 235. Cochlcaria folio fubro-
tundo. C. Bi Pin. 110. Cochlearia Dod» Pwpt* s?4-Coch!,
Batava. Lob. Ic 29
Rr 3
II, DBZL. IX f l'UK.
63O VlERMAGTIOE KrITIDEK.
IV. (o) Lepelkruid met alle Bladen Eyrond Lom*
Afdeel.
xv u cetvormtg.
Hoofd-
stuk. Als eene Verfcheidenheid van de gemeene
„ & . Lepelbladen is deeze aangemerkt geweest, die
Angina, overvloediger m Groot Bnttannie dan in onze
Engeifch. j\jccjerlanden groeit , en nagenoeg de zelfde krag-
ten heeft, Zy verfchilt door langwerpige uitge*
hoekte Bladen van de andere, en komt hier bui-
ten Amfterdam aan den Ykant , als ook op 't
Strand by Harderwyk3 voor.
1H/ (3) Lepelkruid met hoekig Pylvormige Bladen ,
Decnfciu die allen driekantig zyn*
Deeze , in Deenemarken gemeen , verfchilt
aanmerkelyk , zo door de figuur der Bladen >
welke Klyfachtig zyn , als door de ongetakte
Stengen , en dat het de zydelingfe op den Grond
hurkende heeft. Lob el merkt het aan , te groei-
den op de Engeifche Zeekuflen. Boïrhaave
heeft hets als hier inlandfch zynde* getekend.
C4)
(2) CocblearïaVoU omnibus ovato- tanccolat's. Oed. Dan.
329. Gort. Belg. 184. H> ds Angl. 248. Coehlearia Fol.
fiuuato. C. B. Pin. iio4 Raj. Hifi* 833. Coehlearia Britta-
rJca. f Angi ca. LOB. U> 294*
(3) Coehlearia Fol. Haftaeo - angulatis omnibus dekoidibus.
Mant. 425. GORT. B??g* 184- FI. Suec. 532. OED. Dan.
joo. Coehlearia Aremorica. Töubnf. Infl. 21$. Th'laipiHe-
deraceum, Lob. ïc. 615. fi, Coehlearia Dmica repens. C*
£. Pin. 110. Prvdr. 53. y# Coehlearia minor cre&a. li.
Tetradynamia,
631
(4) Lepelkruid met Niervormige effenrandige, IV<
Vleezige Bladen* Afdeel*
xvi.
Op 't Eiland Aalholm vondt Bar tholi-J^0'
®vs een kleine Soort van Lepelbladen, wel- VK
ke^als ook op Ysland en in Groenland voor-^^*
komende s Groenlandfche gctyteld wordt. Bédica.
Wortelblaadjes zyn zeer klein en Vleezjg, on-iaads!^
geaderd, niet ingefbeeden en lang gedeeld. Ik
heb, voor veele Jaaren * aan de fielder derge-
3yke kleine Lepelblaadjes gevonden, die ik in
onzen Tuin overbragt, en vervolgens aldaar uit
Zaad voortgeteeld zyn , maakende wel redelyke
Planten uit, doch behoudende de kleinte en fi-
guur der Blaadjes, niet grooter dan een Duims-
Nagel. Ik twyfel naauwlyks of dit zal deeze
Soort , welke derhalve tot onze inlandfche Plan-
ten kon behooren, geweest zyn.
(5) Lepelkruid met Vindeelige Bladen , en neer* v.
gedrukte Stengen. c^
hoorn*
Op
(4) Cochkariz Fol. Reniformihus integris CarnoGs. TL CltffZ
498. R. Lugdb. 355» Cochlcaria minima repens Infulx Al-
holmiae* Barth. Hafn. III. p. 143. Ic* Cochh minima cx
Münu Walli*. B GERH. Lugdb* 2. p. 10.
(5) Cochlearla Fol. pinnatirlciis , Caule depresfb. Gort#
Belg. r§5. GouAN fuonsp. 318. FU Suec. 539» Ti. Cliff. 331.
\K. Lugdb, 33 5. &c. Ambrofia CampeftrJs repens. C. U. Pin.
138. Pfeudo* Ambrofia. Cam. Eplt. $9$* Cornu Ccrvi alt.
repens. Dod. Pempt* 110. Coronopus repens Baiellii. Lor.
Is. 438. Naftuttium fylv. Capfoliscriftuis. TOURNF. /is/?* ai4«
Rr 4
II, Deel. ix, Stuk»
V I ER MAG TI G E
IV. Op open Velden en plaatzen , zo wel in de
AFxvlL Zuidelyke als Noordelyke deelen van Europa,
Hoofd gelyfc zelfs hier by Amfterdam en elders in ons
stuk* Nederland , aan de Wegen, komt dit Kruidje
^r**™" voort, dat men 3 wegens de figuur der Bladen ,
#nde. Hertshoorn , in 't Franfch Corne de Cerf , en
wegens de hoedanigheid Zwynen - Kers noemt,
of ook , wegens de manier van groeijing, Kraai-
jen- Voet> in 't Engelfch Crows-Foot. Het is
Kruipende of Bafterd ■ Ambrojia van fommigen
getyteld; hoewel men voor die benaaming wei-
nig reden heeft. Het legt met zyne Stengetjes
t'eenemaal op den Grond neer, hebbende zeer
f ^n gefmpperde Bladen en aart ig gekamde Haau vv-
tjes; zynde, in die beide opzigten, grootelyks
van het Lepelkruid venchillende. Toürne-
fort hadt het , met veel reden , genoemd
Wilde Kers met gekamde Zaadhuisjes. In hoeda-
nigheid, immers ook , gelykt het veel naar de
Tuinkers , en wordt in fommige Landen , even
als die» over de Salade, of op zig zelf of met
Azyn ingelegd , als Toefpyze, gegeten, zoRu-
ëLLius aantekent. Dit Kruid is, bovendien,
een voornaam Ingrediënt der berugte Steen*
breekende Middelen , in Engeland publiek ge-
maakt.
vi. ^ (6) Lepelkruid met de Wortelbladen Lancet*
Armora-
vormig gekarteld ; de Stmgbladen inge»
cia,
fneeden. Dit
Meer- J
Radys. ^ Cnzklzarla Fol, Radicalibus Lanceolaris aenatis &c»
Mat.
Tetradynamia* ö»33
Dit Gewas hadt gezegde Kruidkenner reeds IV.
betrokken tot het Geflagt van Lepelkruid, hoe4™**1"
zeer het ook in Geftalte van de Lepelbladen Hoofd*
verfchille. Het groeit aan de kanten van Rivie-*TüK*
ren en Beeken in Engeland; te Montpellier in "cuhf**
't Water , onder het Kafceel ; by Weenen bo-
vendien op Akkers; by Lund in S weeden op de
Velden , en hier op de Bouwlanden by Ulenpas
aan den Ouden Ysfel in Gelderland. Gesnerus
vondc het in Switzerland op een Veldgroeijen,
beneden Laufanne, doch twyfelt of het niet hy
toeval daar gekomen ware. In Pommeren is het
aan de Dyken van Graften en op Puinhoopen
vry gemeen. Zo dat men ziet, hoe dit Kruid
verfcheiderley Groeiplaats verkieze , aartende
ook zeer wel in de Hoven. Volgens den Latyn-
fchen naam Raphanus Riijlicanas wordt het Wilde
of Boeren • Radys, in 't Franfch Grand Raifort
fauvage , in 'c Engelfch Horfe-Reddish, en in
9c Hoogduitfch Meerrettich geheten. Van deezen
Jaatften naam , die op de groeijing in 't Water
fchynt te zien 3 zal onze Hollandfche Mierik- o£
Mier edik* Wortel afkom ftig zyn ; hoewel men
7t gemeenlyk Peperwortel heet , wegens den
fcherpen Smaak» De Wilde Radys van D i os-
co-
Mat. Md. 3*1. GORT. Belg. ig;. GO"AN Monsp. 318-Krim.
Auflr. 190. Hall. Helv* 543. Cochkaria Folio Cubitaiï.
Tournf. Inft. 2x5. Armorach. Riv. Raphanus Ruft canus >
crasfa Radice , Lapathï folio. Lob, Ic> 320, Rsphanis mag*
na. DOD* Pempt. 67 s«
Rr 5
II. I EU, IX; STUK,
634 VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. corides, die by de Romeinen Armoracia ge-
A*xvi't noemc* werdt , ftrookt niet hier mede.
Hoofd» Het Kruid gelykt veel naar de Water - Patich ,
stuk. joch de Bladen zyn grooteren ruuwer,deSten-
t^draa-' §en Iaaêer cn dunner , met witte Bloemen en
gtndu kleine Haauwtjes , als die der Lepelbladen. Door
den Wortel munt het inzonderheid uit, die op
de Moeslanden geteeld en befneeden zynde te
koop gebragt wordt. Dezelve heeft zo fcherpe
vlugge deelen , dat het in de Oogcn byt van de
genen, welke ze fchraapen of raspen, om tot
Toefpyze in Sausfen of op zig zelf te gebrui*
ken. De Peper -Wortel maakt een Schroei jend
of Blaartrekkend middel uit , fterker dan Look.
Door 't uitdroogen verminderen allengs de krag*
ten en het gedefinieerde Water verliest ook wel
dra zynen icherpen Reuk. Behalve de fcherpheid
is 'er ook eenige zoetheid, byzonder in het uit-
geperfte Sap, en het Afkookzel , van 't gene na
de deffillatie overhlyft, ruikt naar Raapen. In
de Provincie van Limoges,in Vrankryk , worden
van 't Gemeen deeze Wortelen , na dat zy een
poos in Water gelegen hebben , met Olie ge-
braden of geftoofd gegeten. Het Sap doet, als
men laau w W ater daar op drinkt , braaken , doch
niet Suiker tot een Syroop gemaakt , en dus in-
gegeven , heeft men 'c zelve tegen 't Graveel,
den Steen en *c Scheurbuik, als ook in de Wa-
terzugt , diènftig bevonden. De Wortel , op Rinfe
Wyn gezet, doet fterk wateren en is in fpmqri-
ge üeepende Kwaaien met Vrugt gebruikt.
(7)
Tetradynamia; 635
(7) Lepelkruid, dat de Stenghladen Pylswys' IV.
Hartvormig , omvattende heeft* Af^el#
Hoofd*
Nietcegenftaande dit maar een Jaarlyks Kruid stuk.
is, gelvk de gemeene Lepelbladen, heeft het de vit.
Steng wel twee Ellen hoog, met Bladen ais ge- GUftifaUa*
zegel is,, die boven zeer fmal worden en eened£ecdüla"
getakte Aair van wicte Bloemen, w*ar op ron-
de Zaadhuisjes volgen , met Zaaden van fcherpen
Reuk en Smaak. In 't Land , omfireeks Regens-
burg , komt deeze wild voor*
(8) Lepelkruid met Lancetvomige , getande,
vin,
>rabam
omvattende Stengbladen* Gekroond.
Deeze Soort heeft leggende Stengen , die een
weimg Takkig zyn en Piekvormige, breed Lan-
cetvormige, gryze Bladen, zegt de Ridder, die
haar bevoorens tot het Peperkruid ha'jt betrok-
ken. De aangehaalde eerfte Draba van Clü-
sius, heeft opftaaodc Stengen, omtrent eea
Voet hoog, van boven met de Bloempjes ge-
kroond. De Groeiplaats is in Oottenryk, Vrank-
ryk
(7) Cocblenria FoL Caulinis obcordato - Sasrittatis ample-
jdcaulibus. H* Cllff. 332. R. Lugdb. 335. Lepidium Glafti-
faliura. C. B. fin. 97. MöRis. Htft* ÏL p. 312. S. 3. T.
21. f. 3. Cochl. altisfïma G'afti folio. TOURNF. Infi. 21 5.
Lepidium annaum Lob* 7c. 321*
(8) Cochlearia Fol. Lanceolatis &c, Lep'vL Pot. Lanceoh-
tis amplexicaulibus d^ntaris. H. Cliff. 331. Draba umbelJata
f. major CapituUs donata. O B. Pin* 109. MOEUS. uts. f. U
Draba prima vulgaris* Hifi* II. p. 123.
II. Dsei. ix, Stüb;,
IV.
Afdeel.
xvi.
Hoofd»
STUK.
Haauvj'
tjesdraa-
I.
Sberisfem-
ferflorens.
Alryd-
blce jend.
IT.
Scmpervi-
7-evs,
Altyd
groen.
IIÏ.
Gibralta-
rica.
Gibialtars*
636 VlERM ACTIG E KRÜIDfiN*
ryk en Italië , aan de Ploegvooren , zegt de
Ridder. Omftreeks Weenen groeit dit Kruid
overal, aan de kanten der Velden en nevens de
Wegen (*>
I B B ft i s. Scheefbloem*
De Bloem is onregelmatig, met de twee uit*
waardfe Bloemblaadjes grooter , in dit Geflagt,
dat veelzaadige uicgerande Haauwtjes heeft. Zulks
heeft in fommige Soorten van Thlaspi plaats ,
die tot hetzelve betrokken zyn ; weshalve ik het
den naam van Scheef bloem geef. Twaalf Soorten
zyn 'er in begreepen,* naamelyk
(1) Scheef bloem, dat Heefterig is9 met Wig*
yormige effenrandige Jtompe Bladen.
(2) Scheef bloem, dat Heefterig is , met Li*
niaale fpitfe effenrandige Bladen.
(3) Scheef bloem dat Heefterig is9met de Bla*
den aan de tip getand. (4)
(*) Kram. Aujlr. p. m.
(1; Ibens Frutescens, Fol. Cuneiformibus &c. Syft. Nat.
XII. Gen. 804. p. 4SJ- V'eg. XIII. p. +91. H. CUjf. zm.Ups.
184. R. Lugdb. 336. IUv. Tetrap. 224. f. 2. Leucoijum Frur.
Umbell. Ferficum. Moris. Hift. II. p. 295. Thlaspi latif.
poïycarpon , Leucoii fbliis. EOCC. Sic. ss* T. 22. f. a - 1.
Thlaspi Fiut. Folio Leucoii femperfioiens. Seb. Tbes. I. p. 2.
T. 13. Ê 4-
(2) Jberis Frutescens, Fol. Linearibus acutis &c. H. Cliffl
R. Lugdb. GOUAN Monsp. 315. Riv. utrap. uts. f. 1. Thlaspi
montanum fempervirens. C. B. Pin. 106. Thlaspi Ciet. pe-
renne Fl. albo. Barr. Ic. 214 & 734.
{%) Ibtrn Frutescens Fol. apice denratls, Thlaspid. Hi$p.
i
Te tra dynamia. 037
(4.) Scheef bloem , dat laag* Heefterig is , met IV.
Lancetvormig - Liniaale , Vleezige , fpitfe , Afx^eibL#
effenrandige 3 op d£ fozrc£ gehaairde Bladen* Hoofd-
stuk.
Deeze vier Soorten zyn Heefterig en volgens ÏV9
de bepaalingen verfchillende. De eerfte heeft sJ£rt*g
haare Groeiplaats op Sicilië en in Perfie* MenRotfteenfg.
floemtze Thlaspi of Taraspi des J ar diniers , zegt
G o u a n. De tweede valt op Kandia : de der-
de heeft men by Gi braker groeijende gevonden.
De vierde komt wild voor op drooge Zandi-
ge plaatfen, in de Zuidelyke deelen van Eu-
ropa.
De twee eerften, die ook aan de Kaap groei-
jen3 zyn fraaije Bioemgewasfen , wel Heefterig
doch weinig hoogte hebbende, inzonderheid de
zogenaamde Perfifche , die tevens een aange-
caamen Reuk heeft , bloeijende byna het ge-
heel e Jaar: de volgende blyft altyd groen: die
van Gibraltar gelykt veel naar de Perfifche, zo
Dilleniüs aanmerkt, groeijende ook maar
een Voet of anderhalf hoog; de laatfle, door
Garidell afgebeeld , vertoont zig Heefter-
achtiger dan de anderen. Deeze heeft Worm-
achtige fpitfe Bladen ,zo Columna aanmerkt.
(5)
ampliore Flore, Folio crasfo dentato* Dïll» Elth. 3*x. T.
%%-]. f. 371.
(4) Jkrls SufFruticofa Fol. Lanceolato - Lineatibus &c*
Thlaspi Saxmle verraiculato folio. C. B. Pin. 107. Gario.
Afx. 460» T. iqi. Lithonthiaspi jt fruticofiiis. Col* Ecphr*
1. p. a?8. T. 277. f, 1.
lh DSEW IX* STUK*
03$ VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. (j) Schecfbloem , dat Kruidig is ^ met Ey\
^xviï- ronde Bladen, de Stengbladen omvattende ,
Hoofd- effen en Sappig.
STUK»
v. Deeze Sóórt in Switzerland en Provence ,
lund^foiia a^s o0^ *n *ta'1e °P ^e Bergtoppen voorkomed-
Ronabia- de, heeft kruipende Stengen, die op de opge*
regte enden fraaije Bloem hoofdjes dnagen, van
byna regdmaatige Bloemen, paarfchachtig van
Kleur. Dg Wortelbladen zyn gedeeld, Eyrond,
efFenrandig : de Stengbladen ongedeeld, allen
glad en zagt.
vi. (6) Scheef bloem , dat Kruidig ïs , met Lar>-
^oondrat' cetvrmige gefpitfte Bladen , de onder Jlen
8end* Zaagtandig , de bovenjlen effenrandig.
Een zeer bekend Zaay - Bloempewasje maakt
dee7e , onder den naam van Tiilaspi , ft! dê
Tuinen uit, dat op zyn meest omtrent een Voet
hoog groeit en vlakke Tafelswyze Kroontjes-
Bloemen draagt, van witte, roode of paarfch-
achtige Kleur. Ia \ Franfch noemt men het
Thlas-
(s) Iheris Herbacea Fol. ovatis&c. Thlaspi montanum fer*
rato Ce p je 2 folio. Bark* Ic. 848. Thlaspi Alpmum folio
rotundiore Carnofo &c. Tournf. Infl. 212. Scheuchz. A?p*
$0, T, 45. GER. Frov. 354. Lepidium Caule repente. HALL.
Helv. 546. ALLIOK Pedem.2j. T. 4. f. 1. Thlaspi minimam
Silic. cbcordatïs &c. Ard. Spsc. 2 p.33»T. 15. f. 1.
(c) iheris Herbacei Fol. Lanceolatis acuminatis &c. /!•
Cüff. Ups. R. Lugdb* 3 30, Thlaspi uinbellarum Creticum Ibe*
lidis folio* C. B. 10S. Draba feu Arabis f. Thlaspi Caru
dia:. Dod. Tempt. 713. Thiaspi Candias umbeli. iber. folio.
LOB. Ic, zit* Iberis Crerica. Kir» Jetrap* 125.
T E T R A D ï N A M n; 639
Thiaspi de Candie,in 't Engel fch CandyTufts, IV.
als Kretifcheof Kandiaafche Thiaspi. Het heefcA^fiL-
niet alleen op dat Eiland, maar ook in Spanje, Hoofd*
en in lealie 5 zync natuurlyke Groeiplaats. Deslm»
Zaadhoofdjes blyven hier half - Klootrond en
worden niet Trosachtig, gelyk in de volgende.
(7) Scheef bloem met Lancetvormige fpitfe
eenigermaate getande Bladen en getroste
Bloemen. Bittei*
In Switzerland niet alleen , maar ook in de
Zuidelyke deelen van Vrankryk , en in 't Oost-
enrykfe by Weenen 5 groeit deeze Soort, die
den bynaam van Bitter voert , om dat zy uit-
munt in bitterheid; wordende deswegen, in 9t
Hoogduitfch Bitterbaurenfenf geaoemd. Het heeft
de Steng anderhalf of twee Voeten hoog, van
boven Takkig , met dergelyke Kroontjes byna
als de voorgaande , doch losfer en trosachtig
wordende wanneer zy in 5c Zaad fchiet, als ge-
meld is.
(8) Scheefbloem dat Kruidig is > met Lini- vnr,
aaie Vlafch-
bhdig<
(j) lberis Herbacea Fol. Lanceolatis acutis &e. H. Ups.
184. HALL» tklv. 543. GOüAN Monsp. 319. kram. Auflr.
190. Thiaspi umbell. Arvenfe lbertdis folio. Riv. tetrap. 112.
Thiaspi umbell. Arvenfe amarum.' J. B. Hifi. II. p. 92 j.
Taeern. Ic 402.
(g; ïbsris Herbacea Fol. Lifiearilms &c. Ger. Prov.
Thiaspi Luiitamcum umbellatum GramLneo folio &CjfOUBNF.
In/2. tr$. GAKiD. 45$. T« 105.
II* DUt* IX. STUSt
640 VlERMAGTlGE KRUIDEN.
IV. aale effenranddge , aan de Steng Zaagtan*
^xviEL* *^&e B^den* die gepluimd is 9 met half*
Hoofd- Klootronde Bloemtuiltjes.
STUK*
In Spanje en Portugal, als cok in Provence,
gtndt™' °P Heuvelen , groeit deeze, die zeer naar het
Grasbladig Peperkruid gelykt , doch de Haauw-
tjesaan den top geknot tweetandig heeft.
(9) Scheef bloem , dat Kruidig is , met Lint-
aale% naar 't end verbreede > Zaagtandigt
Bladen.
(10J Scheefbloern, dat Kruidig is* met Ey-
ronde gladde , ongeaderde , effenrandige
Bladen , de Haauwtjes aan den voet en tip
iweekwabhig*
(11) Scheefbloern , dat Kruidig is, met Li»
niaale Vindeelige Bladen*
(11) Scheefbloern, dat Kruidig %s% met uit*
(9) Iberis Herbacea Foliis Lïnearibus fuperne düatatis fer-
ratis. H. Cliff. 330. R. Lugdb. 336. Thlaspi umbellarum
Cret. Flore albo odoro minus. C. C. Pin. 106. Thlaspi par-
vunx 4. odorato Flore. Cltjs. Hifi. II. p. 132.
(10) Iberis Herbacea Fol. Ovatis glabris aveniis Jnregeni-
mis &c. Am. Ac. IV. p. 278. Thlaspi humile Spicl purpu-
jeiL Büxb. Cent* I. p. 2. T. 2. f. |#
(11) Iberis Herbacea Fol. Linearibus pionatifidis. Am. AcrM
IV. p, 278* Gouan Monsp. 319. Thlaspi Vmbell. Nafturtü
folio Monspeliacum. C. o. Pin. 106. Thlaspi ait. min. Umbe2!»
LOB» Ie 2i8.
(12) Iberis Herbacea Fol. finuatis f Caule nudo ficnplici.
Gort, Btfa igj* Gouan Mms?» 31*. FU Stuc. $36 , stf.
Iberis
cdorata.
Welrie-
kend.
X.
\Arabica.
Arabifch.
xr.
Pinnata.
Gevind.
XII.
Nttdicaulis,
Naakt»
ileng.
T E T R A D Y N A M I A%
Ö4I
gehoekte Bladen : de Steng naakt en een* IV;
Afdeel.
youdig* XVI
Hoofd»
Van deeze vier groeit de eerfte op de Geberg- stuk,
ten van Piemont en Savoije; de tweede valt in subulo/**
Arabie en Klein Afie : de derde aan de Kusten
der Middellandfche Zee en de vierde is vry al-
gemeen in ons Wereldsdeel. Deeze laatfle wordt
Klein Herders Tafch Kruid geheten, om dac
de Zaadhuisjes naar die van'tgewoonegelyken,
hoewel het Gewas veel kleiner en het Loof ver-
fchillende is. Men vindt het op drooge, dorre ,
Zandige , ja zelfs op Muuren en Steenachtige
plaatfen , zo elders als in onze Nederlanden.
A l y s s u m. Tanddraad.
Sommige Meeldraadjes hebben , in dit Ge-
Aagt , inwaards een Tandje , 't welk tot de voor-
raamde onderfcheiding dient; zynde het Zaad-
huisje , gelyk in de voorigen , uitgerand , dat
is, van boven eenigermaate uitgefneeden.
Het bevat zeventien Soorten , welke in drie
Rangen verdeeld zyn , naar dat zy of eeniger-
maate Heefterïg of Kruidig voorkomen, of dik-
ke Haauwtjes hebben ; als volgt.
A. Laag-
Okd Dan. m, H. CU ff. 328, R. Lngdb. HG. Burfi Pafto-
lis minor Fol. incifis, C. B» Pin. log. Biufa Paftoris minor, DOO*
Pemp;. 103. Paftoria Burfa minima* Lob, Ie. szï,
Ss
IU PHM, Üt* STUK,
642 VierMagtige Kruiden
IV. A. Laag- Heeft erige.
Afdeel»
ttXVI* CO Tanddraad met de oude Bloemtrosfen ah
Hoofd- v j j
stuk. gedoomd en Bladerloos.
Ahsfum De Doornen , die deeze Soort heeft, beftaan
cledomd. Ult vcrharde enden van de oude Bloemtakjes.
* 't Gewas , dat in de Zuidelyke deelen van Vrank-
ryk , en in Spanje , op hooge Berg - Rotfen groeit y
heeft Wigvormige gryze gladde Bladen. Men
vindt het gemeenlyk Gedoomde Thlaspi getyteld.
De Bloemblaadjes zyn wit en geheel; de Meel-
draadjes Tandeloos (*).
ïi. (*) Tanddraad met leggende overblyvende Sten*
fijj"^* gwi de Bladen Lancetvormig Liniaal,
Aityd fpits en effenrandig.
groen.
ui. (3) Tanddraad met Heejlerige gepluimde Sten-
Saxatile. ^n
Rotzig.
(1) Alys/um Racemis Senilibus Spiniforraibus
Nat. XII. Gen. 80$. p* 435. Vtg. XIII. p. 493. H. Clif.
R. LugAb. 331. DALIB. Paris. 197. Thlaspi Fmticofum Spi-
Hofum. O B. Pin. 102. Lencoijum f. Thlaspi fpinofum.
B. Hifl. II. p. 9ÏU Thlaspi Spinofiim Hispanicum. BARR. Ie.
S08.
(*) Een zonderlinge verkiezing van den Ridder, die Soor-
ten , welke meest van de Geflagts - Kenmerken afwyken , in
ft voorfte te plaatzen. Ik zon dezelven agter aan voegen.
(2) Alp/urn Fol. Lanceolato- Linearibus acutis. H. Clif.
R. LugAb. uts. Thlaspi Haümi folio fempervirens. Herm,
LugAb. 594» T. 595* Thlaspi parvmn Halimi angufto in-
cano folio. BOOC. Mas. U. p. 45. T. 39.
(3) Alysfon Ctul. Frutescent. paniculatis &c. Ard. Spee. I.
p. IS. T. 7. R. LugAb. 3ji4 N. 6. MlLL. Dift* T. f.
h
Tetradynamia.
gen en Lancetvormige , .zeer zagte uitgc- IV}
gulpte Bladen. A™i?W
(4) Tanddraad met laag- Heejlerige verfpreide^^*
Stengen , rondachtige gryze Bladen en ge* iv.
kleurde Kelken. 'AipfjiTe.
Alpifch*
Van deeze drie heeft de eerfte, die op dor-
re plaatfen in de Zuidelyke deelen van Europa
groeit, Bladen als de Smalbladige Wilde Melde:
de tweede , op Kandia door Tournefort
waargenomen , komt met gegolfde Bladen , als
die der Violieren , voor : de derde op de Berg*»
Rotfen van Provence, naar den kant van Italië*
gevonden 3 heeft de Steeltjes naauwlyks een hal-
ve Handbreed hoog , en byna ronde Blaadjes,
die grys zyn, gelyk in de meefte Soorten van
dit Geflagt. De Bloemblaadjes zyn ia alie dee-
ze Kruidjes zonder uitranding.
B. Kruidige»
(5) Tanddraad met Kruidige Stengen, gryze v.
getande Bladen , en vier gegaffelde MeeU[^bQm
drüadjes. Noord-
X. Aïysfon Crct. Saxatile FoL un'iulatis incanis, Töusnf.
Cor. 1?. Thtospi lureum Le&cöii folio. HoCC Mm, 79. T. 93.
(4) Al ifum Gaulrbus Stiffrut coils difïufis , Fo!. fubrot. in -
canis , CaL * iloratfS GER. Prov. 352 T« 13. f. 2, Mant. 92*
(s) Alyifum Caulibtti Herb. Foh incanis denmis &c. Lu«
naria Fol. ellipt <ncondte denmis. KaATSCH, Aft, Pttr*
Ï747- p« itU T. is» £
SS 2
II. Df f.L« IX. STUK.]
<544 Viermagtige Kruiden.
IV# In Noord- Amerika komt deeze voor, diede
A*xv?.L' twèe Meeldraadjes met een fpits Nageltje ge-
Hoofd- tekend , de vier overigen aan den voec met een
stuk. uicgerand Schubbetje heeft*
vu (6) Tanddraad met een opgeregte Steng , Lan*
iwnum™ netvormige gryze effenrandige Bladen , ge*
Gtys* . tuilde Bloemen en tweedeelige Bloemblaadjes.
Dit Heejlerige gryze Thlaspi is omftreeks Wee-
nen vry gemeen , zo wel op Zandige als op Stee-
nige plaatfen en komt 'er zelfs op Muuren voor*
Het valt ook op Gebergten in verfcheide deelen
van Europa, zelfs in Sweeden. By Mechelen,
in de Nederlanden, groeit het zo menigvuldig,
datCnjsius het daar van gebynaamd heeft*
De Steng is ongevaar een Voet hoog én bezet
met Bladen die in grysheid uitmunten.
vu. C7) Tanddraad met Kruidige verfpreide Stenï
^A\\etm' ^en 9 Liniaale Wollige Bladen en famenge-
kleinst, drukte Haauwtjes.
In Spanje is de Groeiplaats van deeze zeer
kleine leggende Soort , die Bladen als de Zee-
/ Vio*
(6) Alysfum Cauie ereSo , FoL Lanceolatis incanis inte-
gerrimis &c. Gkk. Prov. 351. Kram. Auftr. 191. F/. Suec.
528. H. Cliff. 332. R. Lugdb. 33u Thlaspi Fniticofum in-
canum. C. B, Pin. 108. Thlaspi ine. Mechlinienfe. ClüS.
Hifi. II. p. 132.
(7) Alysfum Cauï. Herbaceis difFufïs &c. Al. procumbens
annuutn. Sauv. Meth. 70. Lunaria annaa minima Hispanica*
FoULeucoii maritimi. Boerh. Lugdb. n, p.
Tetradynamiju 645
Violieren heeft. De Bloemblaadjes, in de naast- IV*
voorgaande wit, zyn hier geel en een weinig AFxv?.L'
uitgerand. Hoofd-
stuk.
(8) Tanddraad met Kruidige Stengen , alle vht.
Meeldraadjes getand en blyvende Kelken. Calycinum*
Keikig,
In de Zuidelykedeelen van Vrankryk, inOost-
enryk en in Duitfchland > is de Groeiplaats van
dit kleine Plantje, dat zeer kleinegeele Bloem-
blaadjes heeft en vier Meeldraadjes in 't mid-
den inwaards getand , de twee overigen met een
Schubbetje aan den voet* Het is een Jaarlykfch
Gewas, gelyk het voorgaande, maar het gryze
blyft over, gelyk het volgende.
(p) Tanddraad met Kruidige verfpreide Sten* ix.
gen en byna Lancetvormige DoornachtigMue^*m'
gefiippelde Bladen*
In Switzerland en Duitfchland groeit deeze
Soort, die Heeiterig is en langs den Grond
kruipt,
f8) Alysfum CauL Heïbaceis, Stam. omnib. dentatïs &c.
Jxcq. Vind. 114. Ger. Prov. 351. Clypeola Silic. bilocul.
tetraspermis. H. Gif. 3 29-Thlaspi Alysfon di&um Canveftre
majus* C. B. Pin. 107. Alysfon minimam. Clus. Hifi. II. p.
133. Alysfon. CAM. Epit. 558. f. 1.
(9) A'ysfum Caul. Herbaceis diffuïïs, &c, H* Ups, igf.
jACq. Vind. 2j8. Auftr. T, 3?. Alysf. Fol. Lanceolatïs obtu-
fis incanis 8cc. II. Olijf. 332. R. Lugdb. lil. Thlaspi Alpi-
tium rcpens. C. E. Pin. 107^ Thlaspi montanum luteum. J.
B« Hifi. II. p. 928.
Ss 3
IXfDKEL IX, STUH*
6^6 VlEUMAGTIGE KRUIDEN.
IV. kruipt , hebbende weinig meer dan een Spaü
^FxvlL' hoogte. De Bloemblaadjes zyn geel: vier Meel-
Hoofd- draadjes aan den top gefpleeten , twee met een
stuk. Tandje aan den Voet.
x. (10) Tanddraad met een Kruidige Steng , de
Cwpeftr** Meeldraadjes tweeborftelig hebbende en af*
veidig. vallende Kelken.
xt. (11) Tanddraad met een opfcaande Kruidige
tv™/'* Steng , ongejleelde ovaale famengedrukt
schiidig. platte Haauwtjes en gefpitjie Liniaale
Bloemblaadjes.
Van deeze beiden , ook Jaarlykfe of Zaay.
Gewasjes , groeit het eerfte op drooge Velden ,
in Languedok en Provence ;het andere, dat van
de Schildvormigheid der Haauwtjes zynen By-
naam heeft , in de Zuidelyke deelen van Eu-
ropa , als ook op den Berg Libanon , in 't Be-
loofde Land. Dit wordt gehouden voor het
Mysfon van D ioscorides, dus genaamd,
of om dat het tegen de Hondsdolheid zou die-
nen , weshalve de Engelfchen het Madwort noe-
men,
(lo) Alysfum Caule Herb* Stamin. üipatis pari Set3rum.
GOüAN MoKsp. 32 t. Aly|fon incanum SerpylH folio, Fru&u
sudo, lOüBNF. Injf. 217.
(11} sAlysfum Caule ere&o Herbacco &c. Lunaria SilfcuJis
fubfesfiiibus incanis lateralibus. R. Luzd. 333. Gron. Orisut»
So. Lunaria Leucoii folio , Sil. oblonga m?jori. Tournï. /«/?♦
218. Leuc. Aiysfoides clypeatum majus. C. S. Pin, 201.
Alysfon Dioscor* Dod. Fmft. %s.
T E T R A P Y N A M I A# 647
men, of om dat het Afkookzel daarvan den IV.
Hik zou doen bedaaren Dit vale naauw- AFxVE*u
lyks een Handbreed , het andere ongevaar een Hoofd-
Voet hoog. stok.
Cs Met gezwollen Haauwtjes of langwerpige
geflootene Kelken.
(12) Tanddraad met een Kruidige Steng , Lan* xir.
cetvormig Driehoekige Bladen , en gezwol-
len Haauwtjes. bladje""
Onder den naam van Vreemde Rakette heeft
Clusiüs deeze , die in Spanje groeit, zeer
fraay in Plaat gebragt. Uit éénen Wortel fchiet
zy Stengen van anderhalf Voet hoogte , met Bla*
den als gezegd is 9 die, gelyk in veele andere
Soorten s fcherp zyn van Smaak, zo wel als 't
Zaad. De Bloemblaadjes zyn diep ingefneeden.
(13) Tanddraad met een Heefierige Steng % xirr.
Lancetvormige , eenigermaate getande , CRan^
Wollige Bladen en Klootronde Haauwtjes +™ich*
(14)
(*) Het Griekfch woord Lus/a betekent zo wel het een
als 't andere.
(12) Alysfum Caul. Kerb. Fol. Lanceolato - deltoidibus f
Siliculis inflaas. AU Fol. Lanceohto - repandis dentatis* //.
Cliff* 3 33» IV. Lugdb» 33ï« Alysfoides incanum Fol. finuatis.
TOLRNF. Ir.ft. 218. Leuc. incanum Slllq. rotundis. C,B. Pir.+
201. Eruca peregrina. CjLl/s. Hift. IL p. 13*- Hisp. 420. T.
421.
f13) Alysfum Caule Fmticofo5 FoU Lanceolatis fubdent.
tomentofis &c. Aiysfoides. Frut. Ciet, Leucoii folio incano.
Ss 4 TouaNF,
IU Deel. IX* Stuk.
<54§ Vië&MAgtige Kruiden.
IV; (14) Tanddraad met een Kruidige Steng , wyi
A?xvEL* gemikte Takken, de Wortelbladen jlomp
Hoofd* Eyrond en eenigermaate Wollig ; de Haauw-
stuk* tjes opgeblazen,
xiv
Gemo-{nJe ^e w^ gcmikte Takken en kleinere Bloc-
wyd ge- men , die hoog geel zyn , onderfcheiden deeze
van de voorgaande Soort, welke door Tou r-
nefort op Kandia is waargenomen*
xv, (1 5) Tanddraad met een Kruidige opgeregte
t^m kliU' Steng, gladde Lancetvormige effenrandige
Levantfch, Bladen en opgeblazen Haauwtjes.
xvi. (\6) Tanddraad met Liniaale getande Bladen
^Biaazig.* en opgeblazene ^fpitfe , hoekige Zaadhuisjes.
Van deeze laatfte , die Toürnefort ook
in de Levant vondt, hadt hy een byzonderGe-
flagt gemaakt onder den naam van Blaaskruid ,
om dat de Haauwcjes zeer Blaasachtig zyn. Het
groeide in Armenië naauwlyks een Handbreed
hoog.
07)
Tournf. Cer. 1$. Leucomrn luteum utriculato Sem'ne. Alp.
Exot. 117. T. 118.
( 14) Alysfam Caule Herbaceo , Raraisdivaricatis &c. Mant»
S>2.. Alysfuro. ARD. Sp. 2. p. T. 10.
(15) Alysfum Caulc Herbaceo ere&o , FoL Jambus &c.
Mant. 92. Thlaspi Frut. Leucoii folio viridi. TOURNF.
218.
(16) Myifam Fo!« Linearibus dentatis* Veficaria Orïenta-
lis FoL d*ntatis. TOURNF. Cor. 49. Itin. II« p. 105», Reizen.
II. D» p. 974
Tetrabynamia: 649
/
(17) Tanddraad met Heefier achtige leggende Rft
Stengetjesy Lancetvormig driehoekige fi/a* A™!EL*
den en fiekelige, Haauwtjes. Hoofd.
stuk.
In de Levant groeit ook deeze , welke die xyn.
« • W 'i h x-i Alysfum
Kruidkenner op Kandia vondt. Ly heert riou- veitoideum*
tige Stengen , die Haairig zyn en bogtig: de^|J^k*
Blaadjes Lancetvormig, wederzyds met een
hoek, groen, met eenige Haairtjes bcfprengd;
Trosjes van weinige Bloemen, die blauwach-
tig, paarfch of Violet zyn en ruige Haauwtjes.
Clyp eola* Schildzaad.
Een uitgerand , Schyfrond, plat, famenge-
drukt afvallend Haauwtje , onderfcheidt de Plan-
ten van die Geflagt, 't welk de drie volgende
Soorten bevat.
(1) Schildzaad met Schyf ronde , eenhokkigc, h
eenzaadige Haauwtjes. jmÜpu
Tanddraa-
Dedis*
(17) Alysfum Caule futfrutescentibus proftratis &e. Al. Cre-
ticum FoU angulatis. Tournf» Cor. 15. Leuco;jum Saxadle
Thymi folio hirfurum. C. B. Pin. 201. Littoreo - Leucoium
minimum fupinum. Col. Ecpbr. J. p. 282. T» 284.
(1) Clypeola Siliculis oibic* unilocularibus Sec. Syfl. Nat*
XII. Gen. 807. p. 437, Veg. XIII. p. 494- Ciiffl 329.
Ups. 185. R. Luzdb. 332. GoUAN Monsp- 322. GER. Prov.
553. Jonthlaspi minimam Spie. Lunatum. TOURNF. Inft. 210.
ThSaspi clypeitum Serpïlli folio. C, B, Pin, 107, Thlaspialu
min» elypeatum iierpylii folio. Lob. Ic. 215,
Ss 5
EI. Deki, ix» Stuk.
f$0 VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. De vermaarde Tournefoiit hadt dea
^ xvifL' naam Jonthlaspi ontleend van Column a5 door
Hoofd- wien deeze Soort allerkleinst 9 geaaird , Maan-
STÜjr# zaadig Jonthlaspi was geheten. Lobel heeftze ,
tjuirT™' onder den naam van Klein Schilddraagend Thlas-
g*nde. pi ^ met Quendel - Blaadjes , afgebeeld. Het Kruid-
je groeit in Italië, Languedok en Provence, op
Muuren, Zandige, drooge, Steenige plaatfen*
omtrent een Handbreed hoog (*).
\u (23 Schildzaad met Schyf ronde tweehokkige
fomZ%. Haauwtjes en eenigermaate Wollige Bladen.
Wollig.
Dit groeit op Rotfen in de Levant ; het heeft
Heefterige Stengetjes en fyne zeer witte Blaad-
jes als die van Quendel. De Bloempjes groeijen
Pluimswyze aan de Stengetjes, gelyk in de an-
deren.
in. (3) Schildzaad dat overblyft , met Eyr<$ide
^ekantt!" tweehokkige tweezaadige Haauwtjes.
Dit, aan de Kusten der Middellandfche Zee
groei*
f*) De Meeldraadjes zyn als die van 't Alysfum, dat is
met Tandjes (Stam'ma Alysfi) zegt de Ridder ; waarom dan
niet tot dat Geflagt betrokken.
(2) Clypeoia Silieulis orbic. bilocularibus. Mant. 92. Alys»
fum Oriëntale. Ard. Sp. 2. p. 32. T. 15. f. 1 . Alysfum. Crer.
Saxatile Serpylü folio &c. Toürnf. Cor. i f.
(3) Clypeoia perennis Silieulis bilocularibus &c. Mant. 416*
GOUAN Monsp, 322. Thlaspi Alyslon di&um marit'murn. C.
B. Pin 107. Alysfum marit. Tourntf. Infi. 215. A.r. Cau?.
dif£ FoU Lin. Ger. Provê 35°* Thlaspi montanum perenne
El. albo. BARR. Ie. 8h*
Tetradynamia. 651
groeijende, in Languedok en Spanje, heeft leg- IV,
gende Stengetjes, die zeer Takkig zyn, en groe- A^yjEL*
ne zeer fmalle Blaadjes* De Bloempjes zyn van Hoofd*
buiten Roozekleur, van binnen wit en deMeeL5TUK<
draadjes blaauwachtig ongetand. Stiuuhf*.
Peltaria. Schyfzaad,
Hier is het Zaadhuisje niet uitgerand , byna
Schyfrond, plat famengedrukt , niet gaapende*
Daar door wordt dit Geflagt onderfcheiden > r-
welks eenigfte Soort (r) op de Ooftenrykfe Al- ■ J^^M
pen, tusfchen Iftrie en Kroatië, by 't KaÜeelL
Stixenftain , overvloedig door den Heer J acqui n kig'
waargenomen , van den flerken Lookreuk ge-
bynaamd is. De onderfte Blaadjes zyn Hartvor-
mig gehoekt, de bovenden , of die aan de Steng 9
welke een half Voet of meer hoogte heeft, zyn
Lancetvormig Eyrond, fpitsachtig en de Zaad-
huisjes eenhokkig, eenzaadig.
De Berg- Thlaspi van Clusius, hier aan-
gehaald en op de zelfde plaats gevonden, hadt
de Stengbladen en Wortelbladen gelyk hier ge-
meld is : de Zaadhuisjes byna Cirkelrond en plat ;
zo dat dezelven naar een Schyf geleeken of naar
een Rondas der Ouden (*)♦
De
(1) Peltaria. Syft. Nat. XII, Gen. 806. p, 437. Veg. XUI.
p. 494* Clypeala pcrennis &c. Ard, Sp> 16, T. 6. Thlaspi
mom. Glafti folio majus. C* B. Pin. 1 06. Thlaspi mont. primuau
CUUS. Hift. II. p. ! 30* Pann. !c. p. 466.
(*J In Orbem Mix modo effvrmate % waar van zekerlyk ie
Ge*
II, Deel* IX. Stuk,
VlERMAGTICE KRUIDEN,
|Yl. De Heer N. L. Bürmannüs beeldt, uit
' het Kruidboek van Garzinds, een Kruidje
Afdeel
Hoofd- af , dat zyn Ed. Peltaria Garzini tytelt. Het
*™mauvj hadc in Perfte Zyne GroeiPlaats* De SteDSea
tjesdrTa? waren witachtig en glad , zo wel als de Lan»
gende% cetvormig ovaale Bladen , en de Zaadhuisjes
meer Paletvormig dan Schyfrond (*).
Biscut ella. Brilkuid*
Twee plat famengedrukte Haauwtjes, die zig
met elkander als een Bril vertoon en , onder-
fcheiden dit Geflagt , 't welk bovendien de Kelk-
blaadjes van onderen bultig heeft. Het bevat de
zes volgende Soorten,
i. (i) Brilkruid met de Kelken door het Honig*
jurkult bakje wederzyds bultig , de Haauwtjes in
^Geoord ^m famen^OÖPen^e*
Wegens de gedagte figuur der Zaadhuisjes
wordt
Geflagtnaam gemaakt is , vind ik by Clüsius : doch zo Pel*
sa een Kalfmaanswys' Schild betekend heeft, dan is dienaam
niet eigen ; alzo CLÜSIUS zelf zegt, circinatdL fere rotundita-
tis. Het fchynt derhalve voor een Rondas of rond Schild te
zyn genomen, gelyk ook uit Foiia peltata blykt.
(*) Peltaria Garzini. Burm. FL Ind. p. 139. T. 46, f. 1.
( 1) Biscutella Calycibus Nettario utrinepe gibbis &c. Syjl.
Nat. XII. Gen. 8os. p. 437. Veg. XIII. p. 494* Hort CHff*
329, Ups* 18 5. R' Lug&b. 33 5. GOUAN Monsp. 311. Thlas-
psdium biscutr vil!. Fl. Calcari donato. C B. Pin, 107. Prodr*
49. Leucoijum ment* Flore pedato. Col. Ecpbr, II. p. 59.
T. 61. Jondtaba Alysfoides 'lutea anguftifolia. BARKt U* 230 ,
3229,
T E T R A D Y N A M I A; 653
Wordt deeze van de Franfchen Lunettiére> fat is IV.'
Brilkruid , genoemd , zo wel als de anderen. Zy AF£vf.L *
komt in de Zuidelyke deelen van Europa op Ge- Hoofd-
bergten voor, hebbende de Steng wel een Elle5*ÜK*
hoog, ruig en ruuw , zo wel als de Bladen , die ■ iCU ° *'
vry diep uitgehoekt zyn. De Bloemen vertoo-
nen , door haare uitgezette Kelken , de Honig-
bakjes zeer duidelyk en zyn bovendien met by-
hangzekjes als Oortjes in deeze Soort voorzien:
weshalve Bauhinus 'er Spooren aan toefehryfc,
gelyk het Vlafchkruid heeft. Van de Zaadhuis»
jes misdraagt dikwils de eene helft.
(a) Brilkruid met ruuwe Raauwtjes en Lan- Bi]^teila
cetvormige ongefteelde Zaagtandige Bladen. ApuiL
Apulifch»
(3) Brilkruid met ruuwe Raauwtjes en Lier* ut.
achtige Bladen. j^g*
(4) Brilkruid met gladde Raauwtjes en getande IV-.
ruige Bladen. Connopi/o*
Herts -
(5) Brilkruid met gladde Raauwtjes en Lan-\™mbl^
cetvormige Zaagtandige Bladen. (6) v.
Ldtvignta*
(2) Biscutella Siliculis fcabris , Fo!. Lanceolatis fesfililws Glad.
ferratis. Mans. 254. Biscutella didyma. Sp. Plant. sju.Thlas-
pidium Apiüum fpicatum. Touhnf. Infl. 214. jondraba A»
lysfoides Apula fpicata» Col. Ecpbr- J. p. 283. T, 28*. f. 1.
(3) Biscutella $\L fcabr. Fol. Lyratis. Thlaspi blscutatiim.
Raphant f. trionis folio* BOCC. Sic. 4^. T. 23,
(+) Biicutella Si!, glabris FoL dentatis hirtis. Mant, 255»
(s) Biscutella SU. glabris, Fol. Lanceolatis ferratis. Manti
iss» Leucoium Alysfofdes umbelU monuimm. Col. Ecphr^
I. p. 283. T. 284.
II • *>£EL • IX* Siyxt
6$$ Viermaötige Kruiden.
IV* (6) Brilkruïd met ruuwachtige Haauwtjes en
AFxvLU Lancetvormige Wollige Bladen.
Hoofd-
stuk. Van dat flag van Brilkruid , 't welk de Haauw-
Bhcuku tjes boven van elkander afwykende heeft , zyn
fempervi» aanmerkelyke Verfcheidenheden , thans , in dee-
r! Aityd ze vyf Soorten ouderfcheiden , naar dat de Haauw-
groen* tjes rUuw of glad en de Bladen meer of minder
ïngefneeden zyn. Sommig daar van heeft Bla-
den , welke naar die van 't Havikskruid gely-
ken , komende ook tropswyze uit den Wortel
voort. De hoogte van de Steng is omtrent twee
Voeten; doch in het gladde minder en het laat-
fte, dat akyd groen is, verfchilt wel allermeest
door laag - Heetterige Stengetjes en Bladen als
die der gewoone Violetten (*). Dit valt in de
Levant, als ook in Spanje; de overigen komen
in Italië en andere Zuidelyke deelen van Europa
voor. De Bloemen zyn hier de helft kleiner,
dan in de eerïïe Soort. De Zaadhuisjes deezei
Soorten , die van den Styl afwyken , beant-
woorden meest aan den Geflagtnaam, dewylzy
zig by zonder Bril ach tig vertoonen.
L u-
(6) Biscutelln Sil. fcabriusculis &c. Mant. ±$i* Thlaspï
alsciteUacum luteum Anchufa: folio. BARK. Rar. 3p»T. 84U
Bocc. Mus* 2,67. T. 12*»
(*> Wegens de Viool- of Violierachtige geftalte is het
voorzetfel Jon of Jon aanfommigen deezer Kanten gegevens
gelyk Jondraba9 Jonthiaspi*
T E T R A D Y N A M I A; 655
L u n a r 1 a. Penningkruid. IV.
Afdeel;
Wegens de figuur der Zaadhuisjes , die ovaa- ^
XVI.
OOFEU
le, plat ftmengedrukte, effenrandige gedeelde stuk.
Haauwtjes zyn > voert dit Geflagt den naam van subulo/a.
Maankruid , Lunaria, in 't Franfch Lunaire ;
die anders aan een klein Plantje , dat tot de
Cryptogamia behoort, gegeven wordt. Wy noe-
men 't des wegen Penningkruid. Sommigen heef-
ten 't ook wel y om dat de Haauwtjes, verdroo-
gende, zig Zilverachtig vertoonen , Z iiverbloem :
doch zulks is oneigen. Om de zuiverheid van
deeze Haauwtjes > noemen de Engelfche Hove-
niers het Kruid Honejly. De Kelk beftaat uiü
Zakvormige Blaadjes. Het bevat de twee vol-
gende Soorten.
(1) Penningkruid met overhoekfe Bladen. r.
(2) Penningkruid met gepaarde Bladen. Overbly*;
vend.
Deeze twee maaken het Kruid uit , dat men J^ua
gg. Tweejaa-
tig-
(1) Lvnaria Fol. altemU. Syft. Nat. XII, Gen. S09. p.
43g. Veg. XIII. p* 49*. Besl. Eyft. Vern. 7. f. 2. Lunaria
Fol. Cordatis. H. Cltfl 3 33- R. Lvgdh. 332,. Gouan Monsp*
323. HALL* Helv. $40. Viola Lunaria major Siliqui oblonga\
C. B.* Pin. 203. Viola latifoiia, Lunaria odorara. Clus. Hiftm
I. p. 19^7.
(2) Lunaria Foliis oppofitis. FL Suec II. N. 583. Lima-
lia major Siiiqua rofundiore. J. B. hifi. II. p. 88 r. Viola
Jatifolia. DOD. Pempt. jóï. DALFCH. Htft. iog'. Mdfclg.
fiijl. II. p. 24<S* S. 3. T. 9. f« !• JS^T?, MS* £ 1,
II, DEKL. IX, SïUK>
655 Vl ERMACTIGE KaüIDE^
IV. meenlyk Penningkruid tytelu Somtyds noenit
AFxvf L" men ^et 00^ Leucoium Lunatum , wegens de
Hoofd» .Bloem, welke veel naar die der Violieren gelyku
stuk. jj jer van js je laatfte het gewoone , dat men
tfadr*a»'m de Bloemhoven zaait wegens zyne fierlyk-
gmé. heid, een Plant uitmaakende, die in het twee*
de Jaar bloeit en dan verdort of geheel vergaat ;
middelerwyl met zyne Zilverachtige Haauwtjes >
die meer dan eens Duims Nagel groot zyn5
pronkende* Weinige Planten vindt men, welke
dus 5 door hun verwelken , den Tuin verfieren.
Ondertusfchen heeft het zeer zwaare Wortels ,
byna als Franfche Raapen , waar van het BuU
bonac heet, en het Loof beftaat uit groote Ey-
rond Lancetvormige getande Bladen ; brengen-
de op een Steng van een of anderhalf Elle hoog-
te een fierlyke Pluimkroon van paarfchachtige
Bloemen voort , welke , gelyk in de overigen 9
uit vier Blaadjes in 't kruis beltaan , even als in
de Violieren , tot welken het door fommigen
is t'huis gebragt* De andere Soort heeft een
overblyvenden Wortel y en ruikende Bloemen*
De Zaadhuisjes zyn in deeze veel langwerpiger
cn puntig , bevattende y gelyk die der andere,
platte ronde bruine Zaaden. De andere groeit
natuurlyk in het Thuringer- Woud ; deeze is
in Switzerland niet ongemeen en komt ook in
Ooftenryk op fommige plaatfen voor. Zy valt
overvloedig in de Berg - Bosfchen 5 zo van Op.
per- als Neder - Ooftenryk , volgens Clümus,
die aanmerkt, dat menze ook Griekfch of 'Wel-
rit*
T E ï R A D V N A M U. 657
riekend Maankruid noemt (*) , hebbende de IV*
Bloemen byna den Reuk van Violette of Da-Ar£**u
maftbloemen : maar het Kruid is fcherp met Hoofd.
aanmerkelyke bitterheid. 8TUK*
Of deeze twee Soorten weezentlyk verfchil- SiliQulof*>
\en , fchynt nog niet uitgemaakt te zyn ; ten
minfte gaat het Kenmerk van de overhoekfe of
gepaarde groeijing der Bhden , gelyk de Ridder
zelf erkent , niet volkomen zeker,
Thans gaa ik over tot de Afdeeling der
Haauwdraagende.
Waar onder het eerfte Geflagt den naam
voert van
R I C O T I A.
Welks byzondere Kenmerken beftaan in eene
eenhokkige langwerpige famengedrukte Haauw f
die platte Klepjes heeft.
De eenigfte Soort daar van(i) is, wegens I#
de Groeiplaats > Egyptifche gebynaamd, volgens Jj™^^
den Heer J u s s 1 e u. Dezelve heeft de Bladen ™.
meervoudig Vinswyze verdeeld, op de manier EsyPtlfchc«
van fommige Kroontjes -Kruiden 5 de Blaadjes
drie*
(*) De Heer Forskaohl nam in deWoeftynen by
Kairo in Egypte een Soort van dit Geflagt waar , die byna
niets van deezc verfchilde , dan dat zy Liniaale Bladen hadt.
(1) Ricotia. Sy/l. Hat. XII* Gen, 810. p. 438. Peg. XIII.
p. 496. Cardaroine Fol. fupiadecomp* &c. Sp* Flanu \„ p.
6 5 6. Lunaria Fol. fupradec. &c. MiLL* te* i§9»
Tt
II, Deel. IX, stuk.
658 VlERMAGTIGE KRÜIDEtfJ
IV, driedeelïg en draagt breede hangende platte
A *xvu" Haauwen , veel naar die van 't Penningkruid gely-
Hoofd- kende , waar in Schyfronde uitgerande Zaaden*
stuk ,
Haauw- Dentaria. Tandwortel.
draagem •
*• In dit Geflagt , dat van de getandheid der
Wortelen (*) zynen naam heeft y is de Kelk
overlangs famenluikende,de Stempel uitgerand,
en de Vrugt een Haauw die Veerkragtig open
fpringt met opgerolde Klepjes. Het bevat de drie
volgende Soorten.
1. (1) Tandwortel met drie drievoudige Bladen*
Dentaria
iwaphh (2) Tandwortel met de onder [te Bladen gevind %
bl Negen* de bovenften eenvoudig.
Bum/era. Tandwortel met de bovenjie Bladen ge-
Boidraa- vingerd. Som-
gend.
in- (*) zie zulks by Tourneïort % op zyne Plaat nz^ zeer
^"W-duidelyk vertoond.
yyfbladig. (0 Dentaria Fol. tetnis ternatis, Syft. Nat. XII. Gen»
811. p. 438. Veg. XIII, p. 49<5. JACQ. Vind. 119* KRAM»
Auftr. 192. Dent. fol. omnibus ternatis. R. Lugib. 340.
Dentaria triphyllos. C. B. Pin. 3*2. Clus. Hifi. p. 121. N*
5. Coralioides triphyllos. Gesn. Fase. IV* T. 2. f. 4. Cera-
tia Plinii. Col. Ecpbr. I. p. 308. T. 307» Dentaria ennea-
phyllon. Lob. Ic. 687*
(z) Dentaria Fol. inferïoribus pinnatis &c. H+ Clif* 335»
Fl. Suee. $65 , 584. Hi.Lugdb. 340. Hall. Helv. 557-KRAmf»
Aufir. 192. Dentaria heptaphyllos Baccifera. C. B. Pin. 322.
Clus. Pann. 44 j. Dent. alt. Dod. Pempt. 162. Dentaria
Bulbifera. Lob. Ic. 687. fi. Dent. Baccifera , Fol. Ptarmic».
C. B. Pin, 322*
(3; Dentaria Fol» furamis digitatis, GouAN Monsp. 3*3 • <
Dent,
T E T R A D H N A M I A„ 6$$
Sommigen hebben deeze voor Verfcheiden- IV.
heden aangezien van het gedagte Kruid, doch ^™$lL*
zy verfchillen aanmertelyk* De eerfte komt inHooFD-
Ooftenryk en Italië, op belommerde dorre Ge-STÜK-
bergten,voor;de tweede aan den voet der B er- s$h$mfa
gen, in de Zuidelyke en middelfte deelen van
Europa i de derde op de Alpen van Switzerland,
Savoije,Ooftenryken elders. Zie hier hoe Clu»
siüs de tweede Soort, die zevenbladig is, be-
fchryvc.
„ Zy kruipt met een langwerpigen Wortel ,
„ die getand is en als uit veele Knietjes be-
„ ftaat, wit en fomtydsookpaarfchachtig >fom*
tyds op zyde nieuwe Scheuten maakende, on-
„ aangenaam van Smaak , eerst droog 9 dan fcherp
„ op de Tong. Uit de zyden dier Wortelen
„ komen langwerpige gefteelde Bladen voort,
„ tot vyf of zeven aan een Steel, eerst zuur,
„ dan fcherp en heet van Smaak. De Steng is
3, een Elle hoog , dun en naakt, in 'c midden
5, met twee of drie driebladige Vlerken i doch
het bovenfte is, met fmalle enkelde Bladen,
„ verwardelyk bezet. Op 't end van de Steng
„ zitten vier , vyf of meer Bloemen , naar die
3, der Violieren wel gelykende, maar kleineren
„ wit
Bent. Fol. fcptenis, fup. quinis. HALL. Helv. s$6.Denu
hepraphyllos. C. B. Pin. 322. Clus. Pann. 453. Dod. Pempt.
i6z. Lob. /<?. 186. 0. Pentaphyllos fol. mollibus. Gar. Aix*
T. 29* y. fol* asperis. Toubnf. Injl. zz$* Dcntaria £oI>
omnib. qainato - digitatis. GER. Prov. 35^
Tt 2
Ut DEEJE.. IX, STCK.
66o Vie rmagtige Kruiden*
IV* wit of eenigszins paarfchachtig. Hier op vol-
AFxviU 3» gen Haauwen , byna als die van Mofterd-Zaad,
Hoofd* 35 maar korter; welke veelal misdraagen , doch
stuk* ^ fomtyds dikker worden en Zaad inhouden,
drll™™\, \ welk, als de Haauwen open barsten, daar
*• „ uitfpringt. Behalve dit Zaad komen, byna
„ aan den oirfprong van ieder Blad , zekere Knob-
„ beitjes voort , gelykende naar Leliebolletjes
„ en als uit Schubben famengefteld , eerst groen ,
5, vervolgens zwart of bruin en zeer onaange-
„ naam van Smaak. Deeze Knobbeltjes, om
„ welken die Soort Boldraagend heet, vallen
„ zeer ligt af en brengen in de Grond nieuwe
Planten voort."
De negen en vyfbladige blyven laager van
Gewas* De laatfte is 't , die men fomtyds , in
Duitfehland, Wilde Senf , dat is Wilde Mofterd
noemt : want zy heeft den reuk van Rakette :
zo dat zelfs het gedeftilleerde Water tegen de
Vallende Ziekte is aangepreezen geweest. Men
houdt het Kruid, bovendien, vooreen Wond-
middel.
Cardamine, Schuimblad.
Dit Geflagt , den bekenden naam Cardamine
hebbende, om dat de Kruiden , daar in vervat,
naar de Kers gelyken zouden , verdient denzel-
ven nogthans niet , als meest laf zynde van
Smaak. Gemeenlyk noemt men het Kookhoeks*
Bloem , wegens \ zogenaamde Koekkoeks - Spog ,
door
TETR ADÏNAMI a: 66l
door de Schuimbeestjes veroirzaakt (*) , daar IV;
de Bladen veel mede bezet zyn , en deswegen Ay)vK1Et*
zal ik bet Schuimblad heeten. Hoofd-;
De byzondere Kenmerken befcaan in eenSTÜK*
Haauw- of Zaadhuisje , van dergelyken aart in ■ iquof**
*t open fpringen , als die van het Tand wortel-
Kruid; doch de Stempel is hier niet uitgerand
en de Kelk eenigermaate gaapende.
Het bevat de vyftien of zestien volgende ,
meest Europifche Soorten , die op deeze ma-
nier in Rangen zyn geplaatst.
A. Met enkelde Bladeö.
£1) Schuimblad met eenvoudige Eyronde effen* U
randige Bladen , die lang gejleeld zyn. B%t$*
Ha.
(ji) Schuimblad met eenvoudige byna Hartvor* Madelief-
je Bladen, hlad^'
* Afarifolia.
(3^ Schuimblad met eenvoudige Lancetvormige Mansoor-
Bladen 9 die Tandig uitgehoekt zyn 3 en bhd*&
naakte Stengen. NudkmUs.
Naakt-
£)eftengig.
(*) zie hetzelve befchreeven, i-n het I, Deels X. Stuk,
van deeze Hatuurlyk* Hiftórie s bladz. 28 8.
(i) Cardamine Fol. fimplieibus ovatis integenlmis &c.
Syfl. Nat. XII. Gen. 812. p, 438. Vèg. XUI. p. 49$. M>
Lapp. 206. T. 9* f- 2» Suec. 564 , 590. HALL» Iklv.
565. Naft. Alp. Beliidis folio minus. C. B. Pin 105.
(z) Cardamine Fol* fimplicibus fubcordatis, Naft. monra»
ïium Afari folio. BüCC. Sic. 5.T. 5-HERM. Par.p. T. 203.
(3) Cardamine Fol. flmpU Lanceolatis iïmiato ■ dentatis
Caulibus nudis.
Tc 3
li. deel. IX. Stuk*
ÓÓ2 VlERMAGTICE KRUIDEN.
TV. De figuur der Bladen onderfcheidt deeze Soor-
AFxvf.L< ten > waar van c^e eer^e haare Groeiplaats op de
Hoofd Laplandfche , Switzerfche en Groot Brittannifche
stuk* Bergen , de tweede op die van Italië heeft. De
/rS^rderde, die volgens Gmeliniu Siberië groeit ,
heeft Lancetvormige Haauwtjes als het Penning-
kruid, zegt de Ridder.
iv. (4) Schuimblad met eenvoudige langwerpige
RotZiig.
Dit Kruid heeft den bynaam, omdat het, in
Engeland en Sweeden , op hooge Rotfen groeir,
Gemeenlyk noemt men het, des wegen, Steen»
fars, in *t Engelfch Rock - Kresfe , hebbende \\\
geftalte wat gelykheid met de Tuinkers, maar
de Bloem en *t Zaadhuisje, welks Klepjes on-
xler en boven een weinig afwyben , doch niet
omkrullen , betrekken het tot dit Geflagt. Ook
vind ik van geenen fcherpen Smaak daar in ge-
meld*
B. Met drievoudige Bladen.
v: < (5) Schuimblad met de onderjle Bladen onver»
Neerzet-* , de bovenjlen driekwabbig en gevind.
bladig.
(4) Cardamine Fol. firaplicibus oblongis dentatis. Oed,
Dan* 38$. Fl. Suec. II. N. i9i. Huds. Angl. 2*5*Cardami-
ïie Petrxa Cambrica, Naft. facie. Dltx. Elth. 70. T. (Si, f.
71. Naft. Petrxum. Pluk. Alm. *6u T. 101. f. 3. Petiv.
Herb. $C. f . 3-
(5) Cardamine Fol. inferioribtis iadivifis &c. Naft. Alpinum
minus Refedae folio. C. li. Fin* 104. Prgdr. 45* Ic. Boes»
U« 41, T. 4$.,
Tetradyhaüii, 6tf3
(ö) Schuim blad met drievoudige Jiompe Bladen IV.
en een byna naakte Steng. AfdeeU
(7^) Sehuimblad me£ drievoudige fpitfe Bladen*^™*
en een zeer Takkige Steng. VI"
Cardamint
De driebladigheid onderfcheidt alle deeze drie
Soorten , die in kleinheid ook by de anderen uit- vn
munten , hebbende de twee eerden de Stenget*^/™*?*.
jes naauwlyks een Handbreed hoog. Het Neer-kaanfciu
zetbladige groeit op de Gebergten der Zu'dely-
ke deelen van Europa : het Driebladige ook op
die van Ooüenryk en Lapland : het Afrikaanfche
heeft Bladen als die van 't Kriftoffels - Kruid en
witte Bloemen.
C. Met gevinde Bladen.
(8) Sehuimblad met vyf ingefneedene Fïn*
blaadjes* Gouwbia-
dig,
(9) Sehuimblad met gejloppelde gevinde Bla* ix.
, _ Impatiens.
defh Gevoelig
(6) Cardamine Fol. ternatis obtufis , Caule fubnudo. JACC£»
Auflr* T. 27. Vind. 654.. Card. Fol. ternatis. Hall. Helv.
559* FL Suec. 563. Fl. Lapp. 257* H. Ciitfi 33** R- Lugdb.
346. Nafturt. Alp. trifolium. C. B. Pin. 104. Card. Alpina»
CLUS. Pann. 454. Ic. 45^. LOB. Ic. %l$m
(7) Cardamine Fol. ternatis acuminatis &c. Naft. Afric.
fol. ternis , facie Chriftophorianae. Herm. Par. p. T. 202.
Naft4 Afr* Flor* albis fpicatis &<:♦ Pluk. Alm. 152* T. ioi#
£ !U Raj. SuppU 4T4«
(8) Cardamine Fol* pinnatis, Foliolis quinis incifis* Carda»
mine glabra Chelidonii folio. T* Bareu Ic* 156* Naft» Pyr*
aquat* latifolium* Herm. Par* 203. T. 204*
(9) Cardamine Fol* pinnatis incifis Stipitfatis &c* GouAN
T t 4 ^**/>*
H« Dm, IX, stuk;
66± VlERMAGTlGE KruIDÊK.
IV. den , die ingefneeden zyn , en ongeblader*
AFxvuL' * Bloemen.
Hoofd*
stuk* Van deeze beiden groeit de eerfte op de Py*
Haauiu. reneefche Bergen en in Italië : de andere door
geheel Europa en zou volgens Boerhaave
ook in onze Nederlanden huisveften. Deeze
bereikt dikwils een Voet hoogte , en komt fom-
tyds met vier Meeldraadjes voor. De Bloem-
blaadjes zyn niet alleen zeer klein , maar ver-
dwynen fchielyk : ft welk de reden zal zyn , dat
de Ridder 'er in 't geheel geene aan toegefchree-
ven hadt (*}.
x. (10) Schuimblad met gevinde ongejloppelde
parttfloZ. Bladen 4 Lancetvormige Jlompe Blaadjes,
Klein- # en Bladerige Bloemen.
bloemig*
Naar de naastvoorgaande gelykt deeze, die
volgens Boerhaave hier ook inlandfch zou
zyn , aanmerkelyk: maar heeft de Vinblaadjes
Lancetvormig ftomp , naauwlyks getand ; de
onderden Eyrond en glad ; de Meeldraadjes
korter dan de Bloem : de Zaadhuisjes half zo
groot , opgéregt op horizontaale Steekjes.
Monsp. 324. Cardamine Fo!. pinnatis Pinnislaciniati** Gort.
JBeig. 186* Ft. Suec. 561. Hall. Helvt$S7» H. Clif. 136.
R. Lugdb, 345» Sifymbrium montan* tenuifol. BARR* Rar.
T. 155.
(?) Planta certe nulla Petala habet. Sp. Plant. 914.
(iojl Cardamine Fol* pinnatis extfipulatis &c. GORT. Belg*
186» Cardamine Prarenfis parvo flore. Tour NV. In ft. 224*
Boerh. Lugdb. 11. p, 17, N* 4, Naft. Piatenfe paxvo fiore,
C. B. F'm% 194, Frodr. 44,
Tetradynamia; 66$
(1 1) Schuimblad met gevinde Bladen > de Blaad* IV,
j 'es gepalmd , egaal > gejteeld* AFxv!EL"
Hoofd -
Op Sicilië , Corfica en de Eilanden van Grie- *tu*u
kenland, ah ook in Duitfchland, groeit deeze^xr.
Soort , die mede weinig hoogte heeft*
Grieks.^
(12) Schuimblad met gevinde Bladen en vier» xn.
mannige Bloemen. iuig,
Deeze, die de Bladen en Steelen ruig heeft 9
Kleine Waterkers by Bauhinüs genaamd,
groeit op vogtige plaatfen , als ook op Akkers
en in Tuinen , in verfcheide deelen van Euro-
pa, zelfs in onze Provinciën. Zyis wat flapper,
doch anders van hoedanigheid als de Water-
kers. Zy groeit ook in Virginie,
(13) Schuimblad met gevinde Bladen^ deWor- *nr.
telblaadjes rondachtig , de Stengblaadjes £mT^Ï'
Lancetvormig.
Ge.
(11) Cardamine Fol. pinnatis , Fol. palmatis arqualibus pc-
tiolatis. Mant. 427. R. Lugdb. 34*. ƒƒ. Ups, 1%%, Naftur-
tium roonr. nanum, rotundo Thili&ri folio. Bocc. Mus. II.
p. 171. T. 166. Sio rainimo affinis. Bocc. Sic. 84. T. 44.
f. 2.
(12) CardamineVol. pinn. Floribus tetrandris* Gort, Belg.
J37. FL sSuec. 562. GRON. Virg. 99. R. Lugdb. 34$. Na-
ftuitium Aq. minus. C. I). Fin* 104. Sifymbrium Aq. alte*
rum, Cam Epit. 270.
(13) Cardamine Fol. pinn. Foliolis Radic. fubromndis &C.
CQüT. Velg. n;. GoüAN Monsp. 324, KRAM. Aujlr, iP|'.
Tt 5
II» dbsi., ix. stuk*
666 VlERMAGTlGE KrüïDENS
IV. Gemeen is deeze Soort op de Graslanden *
**xnU inzonderheid die laag en vogtig zyn , door ge-
Hoofd* heel Europa en vooral in ons Holland , als ook
8 tuk. jn Vriesland 3 alwaar men ze Pinkfterbloem noemu
ir%™T Anders is de Nederduitfche naam Koekkoeks-
bloem of Water • Fiolen , de Hoogduitfche Gauch-
blum, de Franfche Parferage, de Engelfche La-
dies- Smock of Cuckok • Blower.
Het heeft harde ftevige Stengetjes van een
Voet en hooger , voortkomende uit een trop van
lange enkeld gevinde Wortelbladen 3 wier Vin-
blaadjes byna rond 9 doch aan de Stengen lang*
werpig zyn. Het bovenfte praalt met redelyk
groote vierbladige Bloemen 5 uit een dergelyken
Kelk, hebbende de Meeldraadjes zeer ongelyk
en den Stempel Klootrond.
Lobel geeft twee Afbeeldingen van dit
Kruid , onder den naam van Cardamine , hier
in verfchillende , dat de Vinblaadjes ronder of
langwerpiger zyn. Daar komen ook Verfchei-
denheden van voor naar de Bloemen , die groo-
ter of kleiner, wit of paarfchachtig zyn. Ge-
meenlyk ftrekt het tot Sieraad der Weiden en
Hooylanden en komt in hoedanigheden , zegt
men , de Waterkers zeer naby.
(14) Schuim-
ig Sutc. ss9. Lapp. 158. Nafturtium pratenfe magno flore.
C. B. Pin. io+. Folio rorundiore. Uid. Flos Cuculi. Doo»
Pempt. 592. Cardamine fivc Siiymbrium alt. Dioscoridis,
item Cardamine altera &c. ton* Ic* zi©.
Tetradynamia: 667
(14) Schuimblad met gevinde Bladen 3 uit de iy\
Oxelen fpruitgeevende. Afdeel*
XVI.
Weinig minder algemeen is deeze Soort, die^°°F^
door haare bitterheid uitmunt > in Europa* In "
Vriesland , als ook in Overysfel , by Mafte-
Cardamine
broek , komt zy in Slooten voor. Het is een
Waterplant, veel naar de Waterkers gelykende,
doch door haare hoekige , dikwils driepuntige
Blaadjes, en door de Geflagts - Kenmerken , daar
van verfchillende. Ook is de Bloem veel groo-
ter, maar de Smaak komt overeen zo de Heer
H aller aantekent.
( 15 ) Schuimblad met gevinde Bladen , de Blaad- xv.
jes Lancetvormig , aan den Voet eentandig. virginifch.
Deeze Virginifche Soort heeft de Vinblaadjes
Lancetvormig en dus het Loof eenigszins gely-
kende naar dat van 't Herders Tafch . Kruid ,
doch een weinig roodachtig en geoord. De
Bloemen zyn wit ; de Haauwtjes famenge-
drukt.
06)
{14) Cardamine Foliis pinn. Axillis Stoloniferis. It, West*
goth. 76. Card. Fol. pinnatis, Fol. fubrot. angulofis. Hall.
Helv. 5 58. GORT. Belg, is 7. GouAN Monsp. 324. Card,
Flore majore elatior. TOURNF. Infi. 224. Naft* Aq. majus
ct amarum. C. B. Pin. 104* Prodr. Ic. p. 45. Naft. Pyre-
naicum Aq. Jatifolium, purp. Fiere* HRRM. Par. T. p 203*
(15) Cardamine Fol. pinn. Fol. Lanceoiatis Bafi unidenta-
tis. Gïïon. Virg. 99. Pet* Gaz* T* ios. f. 18. Naft. Eurfx
Fadoris folio &c. Pluk, Alm* 251* T* ipi* f« 4.
H« DSEJUlK. STUK*
66$ VlERMAfiTIGE KRUIDEN
1V« (16) Schuimblad met eenvoudige , Jlomp Ey*
AxviEL rm^e ëetan<^e Bladen en lange Bladfteelen.
stuk#D Deeze Soort heb ik van den Jongen Hoog-
xvr. leeraar Bürmannüs ontleend , die dezelve
fndifa™™ onder den naam van Laage hreedbladige Javaan»
oostin- fche Cardamine ontvangen hadt en aanmerkt, dat
de Stengen een Handbreed hoog waren; de
Bladen glad en korter dan de Bladfteelen ; de
Haauwen Liniaal > geftreku
Sisymbriüm. Waterkers*
Schoon niet alle Soorten van dit Geflagt Wa-
terplanten zyn, zal ik nogthans den naam ont-
kenen van de eerfte en voornaamfce. Het heeft
een Haauw met niet omgekrulde , maar van
een wykende Kleppen , en een uitgebreiden
Kelk en Bloem. Het is derhalve niet zo dui-
delyk , als men wel wenfchen mogt 3 van het
voorgaande onderfcheiden.
Het bevat by de dertig Soorten , als volgt*
A. Met afgeboogene korte Haauwen.
t (1) Waterkers metafgeb. Zaadhuisjes , enge»
Sifymirhm vinde Bladen^ de Blaadjes byna Hartvormig.
Dit
t:um*
Gemeene.
(16) Cardamme FoL fimplkibus obovatis denticüiatis, Fe-
tiolis Jongis. Burm. FL IrJ. p. 140.
(1) Sifymbrium Süiquis deciinatis Fol. pinn, 8cc Syfi. tfa(m
XU. Gen. 815. p, 439* XIII* p* 497- Mat. Med. $iU
Gort. Belg. 188. KRAM* *4u/!r. 193- Suec. j$2. HALL.
Hdv. H9» GouAtt Monsp* 325. DAL IB, Paris. 203. Gron.
Tetrad n a m h;' 669
Dit Kruid, in de zoete Wateren door geheel IV.
Europa gemeen , noemt men Water -Kers, inAF^£L-
't Franfcb Cresfon d'Eau , naar den Latynfchen HoofiH
naam Nafiurtium Aquaticum , die in de Apo*STÜK
theeken alom bekend is* Het groeit met een Ve- Sili(lu°f**
zeligen Wortel in den Grond van ondiepe Bee-
ken , Slooten en Graf ten , en verheft zig door
het Water met een getakte Steng, bezet met
Bladfteelen , wier Vinblaadjes Eyrond en ftomp
getand zyn (*). De Bloemen , naauwlyks hoo-
ger dan de Bladen , een weinig boven 5t Wa-
ter , zyn klein en wit ; de Zaadhuisjes korte
breede Haauwtjes , van den Bloemfteel afge*
boogen*
Het heeft den Smaak byna van Tuinkers, en
wordt, in Azyn gezet, dik wils tot verfnapering
gebruikt by de Geregten. Niet minder is het
's Voorjaars in gebruik in Meydranken , om het
Bloed te zuiveren. Tegen 't Blaauwfchuitishet
Sap of Afkookzel een der beste middelen, vol-
gende aan de Lepelbladen.
(2) Waterkers met afgeboogene langwerpig Ey* ir. #
ronde Haauwen, de Finblaadjes Lancet-ff^ZT
yormig Zaagtandig* (3) Wilde»
Virg. 17c* Sifymbria Cardamine. Fuchs. Hifi. 723* Naftur-
tium Aq, fupinum. C. B. Pm. 104. Naft. Aquaticum. Don,
Pempt. 592, Cratevae Sion Erucaefolium. Lob. Ic. 209.
{*; Droevig is de Afbeelding van dit Kruid by Moriscw
S. 3. T. 4, f, 8 : die 'er zelfs Lancetvormige fpitfè, geheel
effenrandige Bhden, aan geeft.
(2) Sifymfoium SiU declin, GORT» Btlg* ISS» KRAM.^s/?n
ïl# Deejl, IX, STUS|
fyo Viermaötiöe Kruiden.
IV. (3) Waterkers met afgeboogene langwerpig
AF xvi!* Eyronde Haauwen , de Vinblaadjes Fin-
Hoofd» deelig Zaagtandig*
$tukJ
ut. Weinig verfchillende Onkruiden maaken dee-
fSSilTze uit, die door geheel Europa op vogtige plaat-
Twecflag-fen voorkomen. Van de eerile is 9t zonderling ,
tiSe' dat menze in de Stad Hoorn 5 en weinig elders
in Holland, doch wel in Overysfel aantreft* De-
zelve wordt 9 om datze veel naar de Raket ge-
lykt , Wilde of Water -Raket geheten. De an-
dere 5 die men Water - Radys zou kunnen noe-
men ,verfchilt door de verdeeling der Vinblaad-
jes zo wel van de voorgaande 3 als op zig zelve,
waar uit Verfcheidenheden fpruiten , welke fom-
migen hebben aangezien voor byzondere Soor-
ten j) die of in 't Water 9 of aan de kanten , of
op
194. OED. Dm* 4©9- FL Suec. II. N. 594. GOüAM Monsp.
GEB. Prov. 358. Lugdb. 341. Emca paluftris Na-
fturtii folio , Siliqua oblongS. C. B. Pin, 98» Emca paluftris
minor. Tab. Ic* 447- Emca iylveftris. Fuchs. Hifi. 2*3.
(3) Sifymbrium SiU declin. &c. Gort. Belg. 188. GOUAM
Jtfonsp* 325. GER. Prov. 358. HALL* Hdv. 548. Sifymbj.
Fol. pinnatifidis ferratis. FL Suec. 551. Sis. Fol. infimis Ca*
pillaceis &c. H. Clijf. 337» Lugdb* 341. Raphanus Aq,
Tol. in profundas lacinias divifis. C. B. Pin» 97. Prodr. T.
p. 38. /8. Sis. Fol. fimpl. dentacis ferratis. H. Cliff. 33$. R.
Lugdb. 341. Raph. Aq. Rapiftri folio. C. B. Pin. 97. Raph.
Aq. alter. C. B» Prodr* uts. yé Sis. Aq. Fol. variis. Vaill.
Paris. 185* Sis. Fol. imis inregris ovatis ferratis, fup. pinna-
tis. Hall. Helv. 548* Raph, fylv. Officinarum Aquaticus*
I4OB. lc| 35
Tetkadyhamia: 671
op 't drooge groeijecu De eene, Moeras -Ra- IV.
<fyr getyteld 3 heeft de onderfte Bladen geheel 4™^EL*
fmalen de bovenden diep Vinswyze verdeeld : 4oofd*
de andere , eigentlyk Water - Radys genaamd ySTüK*
heeft de Bladen onverdeeld , maar diep inge smi^
fneeden, met groote fpitfe Tanden: de derde,
Land - Radys te heeten, heeft de onderfte Bla-
den EyroDd , Zaagtandig , de bovenften wee-
zen tlyk gevind, Deeze komt derhalve als tus-
fchen beiden en verbindt de eene met de andere.
Dit laatfte Kruid groeit dik wils een EUehoog
en dus hooger dan de gedagte Water - Raket.
Het is heet en fcherp van Smaak en van
eene verwarmende hoedanigheid , wordende der
halve fomtyds van de Apotheekers in plaats van
het Peperkruid gebruikt , zo Lobel aantekent
(4) Waterkers met byna Eyronde Haauwen, iv.
de onderfte Bladen Lierachtig, de boven- ff^JT
ften dubbeld Vindeelig, de Steng omvat- <um-
tende 9 en Draadachtige Stylen.
Dee-;
(*) Te weeten in plaats van het Breedbladige (Lepidium
lattfolium) wordende dat Rapkanus fylveflri: Officinarum ge-
heten : Rapbanus fylv. f> Lepidium Officinarum. NucL Belg*
Mat. Medic<z. Rutty fpreekt ook van de Medicinaale laag-
ten van 't Lepidium , doch Linn^cus telt het niet onder ds
Geneesmiddelen: ziebladje. 6 18 > hier voor.
(*) Sifymbrium Siliquis fubovatis , Fol. inf. Lyratis 8cc.
Raphanus minimus repens luteus,Fol. tenuiter divifis. Moris.
Hifi. II. p- 235. S. 3. T. 7. f„ i. Alysfum Fol. pinnaris mul-
tiformibus All. Pedem. 40* T. 7. Sifymbrium Fol. pinna-
tis &c. A&. Hete* IV. p*
6?2 .VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. Deeze Soort die op de Pyreneen , als ook op
AFxviEL de Switzerfche Alpen en op de Gebergten van
Hoofd^ Piemont groeit» is een zeer klein Kruidje, dat
stuk» ^e Biackn fyn verdeeld en getroste geele Bloe*
d?a%™' men heeft. De Styl is Haairachtig dun en %
*• Zaadhuisje ovaal , met kleine Zaadjes.
v. (5) Waterkers met gevinde Bladen s de Blaad*
^Inutt™ jes Lancetvormig diep Zaagtandig , de uiter*
tevaar- fim ^eenigd.
bladige.
De Groeiplaats van deeze, welke Bladen als
die van 't Reinevaren heeft , is in Savoije , vol-
gens den Ridder , die echter daar toe de Indifche
Raket, welke Heefterig is, van Zanoni , be-
trekt. Deeze was vry groot en Takkig ; van
eenen fcherpen Reuk en Smaak , gelyk de an-
deren. Het Loof geleek volfirekt naar dat van
Reinevaren. Haller zegt, dat men de Rei-
nevaarbladige Raket van Morison ook voor
een Switzerfch Kruid kan houden.
vi. ("6) Waterkers met efenrandige Bladen, de
fa^uif** onder ften drievoudig Vindeelig, de boven-
Dunhiadi- fim onverdeeld*
se.
In
(5) Sïfymbrium Fol. pinnatls, Foliolis Lanceolatii &c. R.
Lugdb. 6$9* Eruca Tanaceti foliis. Moris. Rifl* II. p. 231.
S. 2. T. 6* f. 19. Eruca Fruticofa Fol. Tanaceti Indica. Zan.
Hifi. 86. T.
(6) Sifymbrium Fol. integerrimis , infirais tripinnatifidis
&c Eruca Fol* iïnuato - deutatis &c. Ger. Prov. 369. Sinapi
IoU lacvibus giaucis , Pmnis Lin. mitet clematis. Hall*
Ml*
T E T ik A t> Y N A M i A. Ó73
ïn Italië > Vrankryk , Switzerland 3 groeit deeze IV.
&u?ibladige Raket , wier lang gefteelde Bladen Af£ekl;
byna naar die van 't Eiken Varen gelyken s doch Hoofd*
aan de Steng komen dikwils Bladen als die van*TUK*
h Vlafchkruid* De Steng is ongevaar een Elle m*-*+
hoog ; de Haauwen zyn anderhalf Duim lang ;
famengedrukt , als uit Leedjes beftaande* en
bevatten platachtige Eyronde Zaaden* Aan de
Dyken by deeze Scad , als ook aan de Wegen
om Utrecht, groeit deeze Soort, die men Wild
Mofter d- Zaad noemt, menigvuldig.
B. Met ongefteelde Haauwen in de Oxelen*
(7) Waterkers met de Haauwen byna enge* fiu
Jleeld in de Oxelen eenzaam ; de Bladen SÊ^um
Tandswys* uitgehoekt. Leggende*
Ëen nieuwe Soort, door den Heer Dant¥
1d*IsnArd , in *t jaar 1701 , omftreeks Parys
kan den Weg langs de Seine gevonden , maakt
deeze uk, welke hy afbeeldt en zeer omftandig
befchryft. Zy blyft niet , gelyk de anderen %
over 5 maar is een Jaarlykfch of Zaay- Gewas.
De Haauwen , veel naar die van 't Eryfimum ge*
iy
AÜ. H'efo* VI. p. 84- 17. Sinapi Êrucs folio. C* B. Pin.
5>o. Emca tenuifolia pecennis. J. B. Hijï* II. p. 861, VAïll»
Paris* 50»
(7) SyymbrièM Siliquis Axillaribus fubfesGlibus &c*
Vps. 192. Eryfimum Caiiie decum >eme. R. Lugdh. 343- %W
ca fupina alba, Siliqua tteguhti &c. ISNARD, Mtm> cte 1714$
Vv
II. DEEL* IX. STTO»
6;4 VlERMAGTIGE KRUIDE^
IV» lykende, wordende agtervolgelyk ryp. Tusfchea
AxvS|fL ^e Vingers gewreeven, heeft dit Kruid een on-
Hoofd- aangenaamen Reuk , byna als die van Look ;
stuk. fi0Qh gekaauwd een fcherpen Smaak, als die
ifAagcïZ. 'van Mosterd -Zaad. De Syroop, van het Sap
gemaakt , was tot Geneezing der Heefchheid
in de Keel, uit Verkoudheid ontftaande, zeer
dienftig bevonden. Het groeit, volgens den Rid-
der, ook in Gothland en in Spanje,
vin. ) Waterkers met ongefleelde Haauwen , die
poiycera- visvormig zyn , tn de Oxelen vergaard >
vedhoor- en Twdswys' uitgegulpte Bladen.
Wegens de menigte van Sikkelachtig kromme
Haauwen wordt dit Kruid Veelhoornig genoemd
en als een tweede flag van Eryfimum of Irio aan-
gemerkt» In de Zuidelyke deelen van Europa
groeit het op Steenachtige plaatfen, en gelykt
zeer naar de gewoone Steen -Raket, zynde het
Zaad niet minder heet en fcherp van Smaak*
ir. ($0 Waterkers met een geboogen Tros9 Lier*
achtige Bladen en een opjiaande geblader»
Tafchbif de Steng.
Om
(3) Sifjmhriwn Slllq* Atfillaribus fesfilibus &c. jAcq. Hort.
T. 79. IU Ups. 193. Gouan Mousp. 326. Eryfimumpoly-
ceratión f. Corniculamm. C. B. Pm 101. Eryfimum alte»
ium4 Lob, 205. Irio altera. DALECH. Ut ft. $53. jAcq.
Hort. T. 79.
(9) Sifymbrium Racemo flexuofo , Fol. Lyratis &c DiLL*
Elck. 179. T. 148. f. 177. Am. Acad, IV. p* 323. Hesperi*
T E t ft A D V N A M IA» 6?$
Om dat het Loof naar 't Herders Tafch Kruid IV;
gelykt, voert deezedien byiiaam , hebbende zeer Af^v^
kleine witte Bloempjes en lange Haauwen» Zy Hoofd*
groeit op vogtige Bergvlakten in Italië* STUK*
C. Met naakte Stengen*
(10) Waterkers, die byna ongejlengd ïs9 met x>
Lancetvormige , Zaagtandig uit gehoekt e 'ijSS£3u
gladachtige Bladen en eenigermaate ruuwe Mu[lli^
vpjtygende Bloemjtengen.
(ï i ) Waterkers , die mgejleeld is 9 met Vins- Mom^
*5W? getande eenigermaate Haainge Bladen Mannige*
en effene Bloemjtengen.
(12) Waterkers, die ongefieetd is , met ] Jet- ^J**^
achtige effene Bladen , opjtygende Bloem* Ryaigc^
jlengen en zeer kleine Bloemen. Van
Blote ?lbo minimo , Siliqui longl &c. SOERH» Lagdh* II. p.
20. Dtaba Pal. Siüq. major Alp. Biufae Paftoiis folio. Cu?.
«Sec-;. 3-£, Hesperis Fol. dentato -pmnatifidis &c. Sp> Plant*
p. 92 §. Hesp. FoL multifidis R» Z 338.
(10) SifymbriuM fubacaale, Fol. Lanceolatis &c. Sif. FoK
Lanc. finuato • ferratis &c. if. C/#. 337. R» Luidb.
Gouan Mmip> Ger. Prcv. 3 59. Eruca Viminea Ibe*
ïidis folio , Flore luteo. Barr. i£*r. 421, T. 131. Eruca mi*
nimo Flore Monfpeiienfis, J. B. Hifi* II. p. 8 62.
itl) Sifymbrium acaulc Fol. pinnato ~ deiuatis fubpiloiïs.
Eruca Monenlis laeiniata Flore luteo raajore. Dill. EUh>±
ï3S. T. in. f. Eruca perenn. & Saxatilis , Radtce cras*
fa, e Rupe Vi&onx. TüURNF. SefoU Sifyrabr. FoL pinnatc^
finuatis. GER* Frcv. 360.
(11) Sifymbrium acaule » Fol. Lyratis Isvibus &c. Eruéa
Vv i
II. Deki-, IX, Stuk.
676 VlERMACTlGË KRUIDEN.
IV. Van deeze drie , in Geftalte niet veel ver«
AFxvlL' Schillende, en uit gezegde bepaalingen kenbaar,
Hoofd* groeit de eerfte in Vrankryk en Italië, vry al-
stuk. gemeen ; de laatfte op Sicilië en by Mompellier ,
dfaTg^ê. volgens den Ridder : de middelfte op 't Eiland
Man% aan de Westkust van Engeland , en in
Provence. In de twee eerften zyn de Bloemen
zeer groot , in de laatfte klein; in allen geel van
Kleur, 't Is klaar, dat deeze Plantjes, door haa*
re naakte Steogetjes, zig Ryzig vertoonen.
xin. (13) Waterkers met een byna naakte Takkige
fartikrT StenS > de Wortelbladen flekelig , ratfig
In Spanje en Italië groeit deeze, die door den
vermaarden Barrelier alleen in Afbeelding
is gebragt. In Provence is dezelve op de Ak-
kers, aan de kanten der Zaay landen en Wyn-
gaarden , gemeen , volgens Geraud; doch
Gouan heeft de Soort , die deeze Autheur
bedoelt , tot het Muurige t'huis gebragt. De aan*
gehaalde kleine Wilde Raket van Baühinüs
was by Montpellier verzameld.
C14) Wa-
minima Sicula UmCx Paftorïs folio. Bocc. Ski 19» T. 10.
£xuca Vinealis parvis luteis Floiibus. Moris. BUs. 263.
(13) Stfymbrium Caule fubnudo ramofo &c. Eruca lylv»
minor lutea , Burfa; Paftoris folio , Italica. Baur. Rar. iqió*
Eruca fylv. minor , Burfo Paftoris folio. C# B. Pin, $%*
Prsdr* J9.
Tetradynamia* 677
(14) Waterkers met een hyna gebladerde Tak- iV-
kige Steng en Lierachtige regthoekig ge-AFx"u
tande Jiekelige Bladen^ met getakte Raairtjes. Hoofd-
stuk.
In Duitfchland en Switzerland, op Zandige xiv.
plaatfen, groeit deeze Soort, die door deruuw-^l/j^
heid der Bladen uitmunt, hebbende niettemin Zandi6e*
gladde Kelken , en fchoon paarfche Bloemen.
(15) Waterkei smet een enkelde opgeregte St eng , vf^t.m
die hoven glad is en Lancetvormige Jleke-num.
lige voorwaards getande Bladen. spaanfch.
In 't Ryk van Valence en by Madrit in Span-
je , komt deeze voor , die de Steng een Voet
hoog, dun, weinig Takkig, met fmalle Wor-
telbladen 5 welke zeer ruig zyn door witte Haair-
tjes, en Draadachtige Bloemlteeltjes, langer dan
de Bloem, heeft.
D. Met gevinde Bladen.
(16) Waterkers die Stengig is , met rappig xvr.
uitgehoekte gedoomde Bladen* Rappige?
De
fH) Sifymbrïam Caule fubfoliofo Ramofo &c. Fl. Suee.
II. N* 597. Sifymhr. asperum &c. HALL. Helv. 5*2. Eruca
ccèrulea in Arenofis proveniens. C. B. Pin. 99. Prodr. 40.
BARR. lc. 196. Eruca fylv. major nvnorque Sec. Loess Prusf,
6%. T. 13.
(15) Sifymhrhm Caule firaplici ere&o &c. Eruca hirfuta
Floribus albis. BARR. Rar. 423. T. ipj. f. 1. Bocc. Mus,
II. p. 84* T. 80.
(16) Sifymbrium Caulescens , Fol« runcinatis ramieatis*
Mant. z5$.
Vv 3
II* Deel. IX $rm*
6?8- VlERMAGTIGE KrüïDEH,
IV» De Wortelbladen van deeze > die naar de
"** Groeiplaats gebynaamd is (*) , gelyken zeer
Hoqfp* naar die van \ Herders Tafch Kruid , even als
&tuk# ]n de voorgaande Soorten. In *c tweede Jaar
^5««*."fchict zy eerst een SteDg> doch bloeit ook in
1 het eerfte. Een Dag of twee voor het bloeijen
syn de Bloemen omgekromd. Dezelven hebben
vier Honigbakjes, waar van de twee langden
den voet der Kelkblaadjes zodanig uitdry ven,
dat zy gaapem De Bloemen zyn geeh
xvii. O 7) Waterkers met ruuwe Haauwen, Vin-
®ïysptr*m? deelige Bladen ; d<$ Vinblaadjes Lancetvor-
lUuwe, mig Liniaal * eenigermaate getand ; de Blos*
men langer dan de Kelken*
By Montpellier groeit deeze Soort naauwlyks
een Handbreed hoog, zegt Goüan: Bau-
hinüs hadtze 'er ook zo klein gevonden , doch
myn Schoonzoon Cherleeius^ zegt hy y heeft
dezelve in vogtige Greppels, tusfehen die Stad
cn de Baden van Belleluque , een Elle hoog
waargenomen,
xviii, (*8) Waterkers met de Bloemblaadjes kleiner
r dan de ^e'^ * w de blader* veeldeelig ge-
vind, Op
(*) Habitat in Parra. D, Vantbell. Mant, ms»
(17) Sifymhrium SHig. fcabris , Fol. pinnatifidis &c. GOUAN
Momp, 326. Smnpi parvum Siliqua asper&. C. B. Pin, Sina-
pi Monspetfii-aninn Siliqaa asper& hirfuta. |. B. Hifi* II. p.
Sis. ï-oi. pinnatifidis &c. GEK. Prov. 36Q.
Sifj^Jrium J^etalis Calyce nxinoribus &c. Mat.
Tetradynamia. 679
Op Steenachtige plaatfen , aan Wegen > Dy- IV.
ken en op Kerkhoven, groeit dit Kruid, zo in A™p*aU
onze Nederlanden , als in andere deelen vanHooro-
Europa. Het is kenbaar aan de fynheid van zyn^TüK*
Loof; weshalve fommigen hetzelve tot de Al- mii*»f**
fem hebben t'huis gebragt en Seriphium gehe*
ten* De gewoone naam is Sophia of Sophia Chi-
rurgorum^ dat is , de Wysheid of 'c Verftand
der Heelmeefteren. Buiten twyfel legt de reden
daar van in de voortreffeiyke hoedanigheden,
welke aan dit Kruid , door uitwendige opleg-
ging , tot zuivering en heeling van Wonden
zyn toegefchreeven. By verkorting noemt men
%i in plaats van Sophie-, Fiekruid. Het Zaad is
zeer klein, roodachtig geel, fcherp en heet van
Smaak , eenigszins famentrekkende , wordende
tot een vierde Loots tegen den Buikloop , als
ook tegen Koortfen , niet zonder vrugt , inge-
geven* Tegen den Blaasfteen en tegen de Wor-
men is het ook door beroemde Autheuren aan-
gepreezen. Waarfchynlyk doet het den meeften
dienst, in die Ongemakken, welke uit vergaa-
ring van Slymige koude Stoffen ontftaan. De
Duitfchers noemen 't deswegen JVelfaamen en
Sophien-Kraut , de Engelfchen Flixweed. Het
Loof,
3$t. Gort. Bel%. 189. Hall» Heh. 327* Kram. Aufir. 194.
Ft. Sttcc. 553. Gouan Monsp. 326. Ger. Prov. Nafturtiura
fylv. tenuisfime divifum. C» B. Pin. lés* Sophia Chirurgo-
ïum. LOB» Ie. 738. Sophia. DOD. Pempt. 133. Sciiphiuaa
Abfinthium. Püchs, Hi/i. 2,
, Vv4
Vier mag ti ge Kruiden,
IV* Loof, dat eenigermaate ftinkt, kan ook vas
A^fEL- dienst zyn*
Hoofd-
stuk, fi 9) Waterkers met rappig uitgekochte Jlappe
\ xix. Bladen , de Blaadjes byna Liniaal en ge-
heel effenrandig, de Bloemfteeltjes Jlap.
Zeer
booge. £z0^ Waterkers met rappig uitgehoekte getan*
irU. de kaale Bladen, een effene Steng en op*
opiiiaucie, geregte Baauwen.
Van deeze twee is de Groeiplaats der eerfte
niet alleen by Montpellier , maar ook in Arme*
nie en Siberië: der andere vry algemeen in Eu-
ropa. Het fchynt de Apulifche effene Irio met
Raketbladen, van Colümna, te zyn. Van
de voorgaande Soort verfchiït zy, door de bo«
venfte Bladen niet in Liniaaie zeer lange Vin-
nen gefneeden, en alle Bladen meer getand; de
Steng korter, minder glad, de Haauwen opfcaah-
de en niet flap hangende te hebben. Volgens
J-
(19) Sifimbrzum FoU runcinatis üicdtdls &c. Gouan Monsp.
327. H* Ups. 195. Eryfimum SiL laxis &C. H. Cliff. 333.
Eryfimum Fol. Sinapi , Sil. longisf. & ltri&isfimis, BtiXB.
Oké. V. p. 26. T# 51. Er. Monspesfularjum > Sinapios folio.
WALTH» Hort. 55* T. 22.
(~o) Sifymbrium Fol. runcinatis dentatis nudis Sec. Gort*
Belg. I5»0. GOUAN Monsp. 327* GEK. Prcv. 362. KRAM.
J.uflr. 194. Fl. Suec. II. N. 596. Eryfimum Fol. lyrato-pin*
natis, extimo haftato. Daltb. Paris* 201. Erys. latifolium
rnajus glabrum. C* B. Pin* ioi. Moris. Hifi. V. p. 2r«,
5. 3. T. 3. f. 3. Irio laeyis Apulus Eruc# folio. COL. Ecfhr.
}. p» 264. T. 16$. Sinapi fylv. Monspesfulanun* lato folio %
Öliqua loagtsfima. J, B» fi*ft* II- ft 8iS,
Tetradynamia; 68i
J. Bauhinus zou de Steng anderhalf Elle IV.
hoog zyn en de Haauw uitermaate lang. A*wJ"
_ . _ „ Hoofd-
as i) Waterkers met rappig uitgehoekte fpitfe stux.
ruige Bladen en een Jlekelige Steng. xxr.
(22) Waterkers met rappig uitgehoekte Wol- vr^êchl.
lige Bladen en eene effene Steng. xxn.
Oriëntale
(23) Waterkers met eenvoudige, Spatelswys' ^I,Hn- '
ovaale 9 getande , de Steng omvattende , xxiu.
kaale Bladen.
{21) Waterkers met Draadachtige effene Haau- r X*IV-
wen en gevinde Stengbladen met kleine Kachoii*
Tandjes. fchc'
Van deeze vier Soorten is de eerfte in Pruïs-
fen door den Heer Loesel gevonden; de
tweede en derde heeft Tournefort in de
Levant waargenomen ; de vierde groeit in Span-
je
(21) Sijymbrium Fol. runcinatis acutishirtis &c. Am. sAcad*
IV. p. 296. Eryfirmim anguftifolium majas. C. B. Pin. 107,
Eryfimum hirfutum Siliqua Emcx. LOES. Prusf. 69. T. 14.
Rapiflmm mont. ïrionis folio. Col. Ecphr. T. 268.
{22) Sifymbrium Fol. runcinatis tomcntofis Sec. Eryfïmum
Oriëntale Folio Sonchi , Flore Sulphureo, Siliq. longisfirais.
Boerh. Lugd'-\ 1. p, 14. Hall. Goti. z^s.
f23) Sifymbrium Hol. fimplicibus Spati^ato - ovntis &c. Sis*
Oriëntale, Barbare» facie, Plantaginis folio. Tournf, CV.
16.
(24) Sffymhrium Sfl, Filiformibus lavibus , Fo% pïnnatis'
denticulatis Caulinis. ^/ia*f. 93.
Vv 5
SI. Deel. IX» Stuk,
682 Vier magtige Kruiden.
IV. je en Portugal. Deeze heeft Stengen van een
xvi?L' Handbreed of een Voet hoog, effen, zo wel
Hoofd- als de Bladen 9 die broofch zyn en gevind, met
stuk* langwerpige Zaagtandige Blaadjes. De Bloemen
rfrSfXzyn lang gefteeld , geel en taamelyk groot.
E. Met Lancetvormige onverdeelde Bladen.
xxv. (25) Waterkers met Lancetvormige Zaagswys
ëetande Stengbladen.
mum.
Dunton- jn iangte en dunte der Haauwen munt deeze
uit, die in Switzerland en Italië voorkomt op
ruuwe naakte Bergen. De Bladen zyn wederzyds
ruigachtig en zeer geaderd 9 de afgebloeide Meel-
knopjes Violet; de Bladen Laurierachtig en uiter-
maate glad ; de hoogte anderhalven Voet , zege
Goüan.
xxvi. (26) Waterkers met Liniaale effenrandige Bla*
lium.gr^°m den 9 de Bloemjleeltjes Lymerig en flekelig.
EfFenran- %
dise* Deeze Siberifche heeft de Steng een Vinger
lang ; de Endtrosfen zyn ruig en Lymerig; ds
Bloemen vry groot en wit.
f25) S'ifjmbrlum Fol. Lanceolatïs dentato - ferratïs Cauli-
jiis. H. Cliff. Ups. K. Lugd?.ï+\. GOUAN Monsp. 327«jAcq.
VirJ. na. Dra')a lutea Siüqtiïs ftri&isfiaiis. C. B« Pin. no.
Arabis quibusdam. Cam« Epit. 342.
(26) Sifymbrium Fol. Lincaribus integerrimis &c. Hespe»
lis Caulc Hamoüsfimo , Fol. Linearibas, Pedancuiis hispN
dis. Gmzu
ÏETRADYNAMUi 68$
(27) Waterkers met Zaagtandig Eyronde ge- IV;
fieelde effene Bladen , en eenigermaate A^jEL*
kromme Haauwen. Hoofd-
stuk.
Deeze heeft ook maar een Stengetje van een xxvn.
half Voet lang, van onderen Takkig : fpitfe Bla-
den ; Trosfen van kleine witte Bloempjes en f°°stindi*
ronde Haauwen.
Nog een Oostindifche (lelt de Heer N. L.
Burmannus voor , die de geftalte van de
Molterd en by zyn Ed. daar van den bynaam
heeft. Behalve de Wilde Waterkers 5 die ook
aan de Kaap zou voorkomen , heeft zyn Ed*
van daar eene Lierbladige, zogenaamd, welke
de onderfte Bladen byna Lierachtig, de boven-
ften infneedig gefnipperd 3 de Haauwen Liniaal
en ftompachtïg heeft (f). In Arabie vondt de
Heer Forskaohl een Vindeelige Waterkers
met gladde Haauwen (].).
Erysimüm. Steen - Raket*
Dit Geflagt is kenbaar aan een Pylaarachtige ,
volmaakt vierhoekige Haauw, zegt de Ridder,
en het heeft den Kelk gefleoten ; bevattende
zes Soorten.
(O
{%•}) Sïfymhrium Fol. Lanceolato - ovatis ferratls, petiola
th larvlbus &c. BURM» FL Ind. 140.
(f) Sifymbtium Lyratum. Prodr. Flor, Cap. p. 17.
(I) Silymbriam pinnaiifidam. Hor* -45gy?t» Arah* p«
Ï1S
\h Des*,, IX»Syu&
<5S4 VlERMAGTIGB KRUIDEN.
IV; (i) Steen -Raket met de Haauwen tegen d*
AFxvi.U <^a*r wngedrufó *n wpfig uitgehoekte
Hoofd- Bladen.
STUK*
h Zeer gemeen is dit Onkruid aan alle Wegen s
offidn™. op Kley , Aard- en Steenachtige Gronden, zo
Gemeen. jn onze Nederlanden als door geheel Europa*
Het groeit zelfs fomtyds op Muuren en Daken.
De Latynfche naam Mo wordt 'er van fommi-
gen aangegeven , doch gemeenlyk noemt men
\ Eryfimum , een Griekfch woord 3 dat van de
uitmuntende hoedanigheden, welken 'er de Ou-
den aan toefchreeven , afgeleid wordt. Hierom
is het ook Hierobotane of Heilig Kruid genoemd
geweest. De Franfchen noemen 't VélaroïTor-
telle : de Engelfchen Hedge - Muflard of Haag-
Mofterd ; de Duitfchers Wegfenf : wy Steen-
Raket.
Niettegenftaande die benaamingen > is de Smaak
der Bladen zagt en eenigermaate Zoutig ; doch
de Plant levert , door Deftillatie , grootendeels
Loogachtige Stoffen uit , volgens Geoffroy (*)♦
Niettemin geeft het Sap een roode Kleur aan
blaauw Papier : tot bewys van eenige Zuurheid.
Het Kruid is, nu reeds twee Eeuwen, beroemd,
als
fi) Eryfimum Siiïq. Spies* appresfis &c. Syfi. Nat. XII.
Gen. 8 14. p. 44i» XIII. p. 499» Gort* Belg. 190. Fl.
Suee. 554* GOUAN Monsp, 327. 8cc &C. R. Lugdb. 34*.
Eryfimum vulgare. C. 8. Pin. loo. Iiio f. Eryfimum. Dod.
Pempt. 714.
(*} By deezen Authcur wordt de hoogte van dit Kruid op
meer dan twee Ellen ge&eld ; doch dat is fout : het groeit
aaiden meer dan twee of drie Voeten hoog.
Tëtrahnamia» Ó85
als een uitmuntend Middel tegen de heefchheid tïj>
in de Keel, die uit Verkoudheid ontftaat, in- AFxvi!L-
zonderheid laftig aan Redenaars en Zangers , Hoofd-
kunnende gedroogd als Thee gebruikt worden STU?K"
met wat Honig , en dus is het ook tegen Borst- Swquo^
kwaaien, die uit vergaaring van Slym ontftaan,
niet onnut. De vermaarde Syroop van Lobel,
uit dit Kruid gemaakt (*) , heeft in Vrankryk
deswegen den naam van Syrop du Chantre. Vier
druppels daar van doet men , om 't Kwartier
Uurs, op de Tong, en laat dezelven zagtjes in
de Keel glippen* Lob el verhaalt, dat hy daar
mede jonge Dogters genezen hadt , die tien Jaa-
ren lang geheel heefch waren geweest: gelyk
ook veele Zangers , die naauwlyks geluid konden
geeven ; hebbende hy het gebruik daar van ge-
leerd van zynen Meefter Rondelbtius.
Doch die Syroop wordt, behalve dit Kruid, uifc
veele andere Borstmiddelen famengefteld (f) :
zo
(*) Syrupus dc Eryfimo Lobdih
(|) Het Voorichrift van Lobel is aldus,
JL, Herb. Eryfïmi recent. Man. TU
* lUd. Helenii ,
Tusfilag. fucculent.
Liquirit. ana Uns. 11.
Herb. Borrag.
Cichorei,
Rutae Murar. ana Man. 1 {$p
Flor, Rosmarïnï.
Stoech. f. Beton, ana Man. fj#
Sera. Aniiï. JDracbm. fi.
Pasful. maj. fine gigart. Unc. n.
Consc. Cont. M. Coq. in Hord. Hydromeiiisana.qJ,
Ex Colat. Lür* 11 vel Jij , cum f. q, Sachari fiat £ a,
Syrupus.
11 Deel. jx, STOK, f
tf&Ö VlERMAGTIGE KRUIDEN
IV» zo dat men aan hetzelve alleen de uitwerking
Ax*vifL* niet kan toefchryven. De nuttigheid 3 niettemin 9
Hoofd- van deeze Borst -Syroop, is door laatere Onder-
stuk. vindingen be veltigd (*). Rïveriüs, boven*
Aw&ndl dien, heeft door het Afkookzel van Steen- Ra*
ket veelen van Kolykpynen genezen. Zy be*
hoort tot de Kruiden tegen 't Scheurbuik dien-
ftig , inzonderheid het Zaad , dat in Smaak veel
gelykt naar het Mosterd - Zaad s doch wat flaau-
weris. Hetzelve worde door Etmüller in
een Opftopping van 'c Wateren , tot een vierde
Loots gebruikt zynde 5 aangepreezen. Het Kruid
alleenlyk afgetrokken mee heet Water, of op
Wyn gezet , werkt beter , dan gekookt ; dewyl
het door fierk kooken veel van zyne vlugge
deelen kwyt raakt.
h. C2) Steen - Raket met Lierachtige Bladen , aan
ÜtS '* ™d rond.
winter-
ss. Dit Kruid, dat in S weeden , Rusland 5 Oost*
enryk en de Zuidelyke deelen van Europa, op
vogtige plaatfen, dïeoverftroomd zyn geweest ,
groeit, is door den Heer D. de ö o rte r ook
aan
(*) Vide Mm. de l'Acad. R. des Sciences , de 1724. p;
439.
(2) Eryjtmum Fol. Lyratis extimo fubrotundis. Gouan
JLfonsp. 527» GORT. Belg. 190. KRAM . -4*/?r# 195. R. Lugdh.
342. Eruca latifolia C Barbare,!. C. B. Pin* 98. Barbarea. Dod*
Pempt. 712. SifymbriMtn Foliis pinnatis. Hall* Helv. 549.
fim sifymbriutn Etacse folio- glabro minus &proceiiti$. Tournï.
TetraMNAmi 68?
aan de Beeken by Harderwyk ontdekt Hy zegt , IV*
dat men 't in 't Neerduitfch Winterkers noemt , &m **L*
en dien naam leidt Dodon^eus daar van af ,Hoofd-
dat men het 's Winters als Tuinkers over deSTUK*
Slaa gebruike ; anders ook Steenkruid , we- Sili*uofa'
gens de kragten tegen den Blaas - Steen ; maar
gemeenlyk SU Barbers Kruid , volgens de Duit-
fchers , waar van de Latynfchen naam. De
Franfchen geeven het den naam , van Herbe de
Sainte Barbe of de Charpentier. Sommigen noe-
men het ook Moeras - Raket , wegens de Groei-
plaats.
De eigenfchap van de Haauwtjes tegen de
Takken aangedrukt te hebben . welke de voor-
gaande zo kenbaar maakt, heeft geen plaats in
deeze ; doch dezelven komen ook vierkantig
voor j en zyn met de Takken evenwydig. De
Bladen zyn aan 'c end niet hoekig, maar rond;
anders verfchilt de hoogte weinig van dit Kruid;
het welk ook kleiner valt en fomtyds met dub-
belde of volbladige Bloemen , die geel zyn , ge-
lyk in de andere.
(3) Steen • Raket met Hartvormige Bladen. uu
Allïaria
Vry algemeen noemt men dit Kruid , dat over- E^^t
al in Europa op lommerige plaatfen groeit, Kwid. *
Knof-
(i) Eryfimum Fol. Cordatis. Mat. Md. 334. GOST. %elg.
190, Kram Auftr. 195» Suec. $$%. Hespens Alüum re-
<lolens( Toubnf. lnft. 222. Alliaria. C. B. Pin, no. CAM*
Epit. $%?. DOD. Pcmpt. LOB» /<?# 530.
II. Deel. IX. Srm,
68S VlEUMAGTIGE KrüIÜÈH*
IV, Knoflook- Kruid , in 't Franfch Alliaite , naar
A*xvïÊL' ^en Latynfchen naam Alliaria. Dat fommigeni
Hoofd- in 't Nederduitfch , hetzelve Look zonder Look
stuk. heeten , komt daar van daan , dat het geen
irltl^dê. Col wortel heeft 5 gelyk de Knoflook, waarme-
de het anders in Reuk en Smaak , het Zaad in-
zonderheid ^ veel overeenkomst heeft. Sommigen
hebben het, uitwendig, in Pappen , tegen de
Verftervingen en Krankreuze Zweeren aange*
preezen. Boerhaave liep daar mede zeer
hoog en merkte dit Kruid als een der kragtigfte
Zweetmiddelen en Tegengiften aan (f),
iv. (4) Steen -Raket met Lancetvormige getande
fepandum. Bladen , Trosfen tegen de Bladen over ,
Dirge* * getroste byna ongedeelde Haauwen en klei*
gu,ptö' m Bloempjes.
Dit j in Spanje en Bohème op Akkers groei*
jend Kruid, heeft de geftalte van deVeelhoor*
nige Waterkers , maar draagt lange Trosfen
tegen de Bladen over , die fpits getand zyn 3
met een hoekige Steng en Draadachtige Haau*
wen* De Wortelbladen zyn uitgegulpt. De hoog-
te is weinig meer dan een Span.
v. (5) Steen;* Rakets Lancetvormige effenran*
thoiJeT™' dige Bladen en uitgebreide Haauwen.
vioiieiig, Dee»
(f) Nulla Pianta eft mzgls diaphoretlca, Sudores eliciens ; eft
Alcxiplnrmacutti futnmum. Hijl. Plant. p. 437-
(4) Kryfimum Fol. Lanceolatis dentatis Racemis oppofiti»
folüs &c. ]ACq. Auflr* T. ai, GOUAN Monsp. 325.
is) Bry/m^m FoU Lanceolatis integerrimis , Süiquis patn-
lis.
Ïetradywahu 685
Deeze * die overal in de Moeshoven 5 Bouw- IV.
landen en Velden voorkomt , door geheel Eu- Afj^u*
ropa , wordt Groole Wilde Kers geheten. De Hoofd^
Stengen zyn zeer Takkig , ftevig , een Elle hoog ; STüK*
de Bladen geelachtig groen \ gezoomd met kor- Sil^uof^
te Haairtjes, de Kelk is bleek met kleine geele
Bloempjes ^ en het draagt opftaande vierkantige
Haauwen , die van de Takjes afwyken*
f 6 ) Steen - Raket met Lanceivorrnige effen- 1 ?T*
. m j Etyftmum
randigt Bladen. Hieraa/b-
Hum.
Öp fommige plaatfen, in Vrankryk en Duits- bla^k$"
iahd, groeit deeze, die Bladen als het Haviks-
ktuïd heeft, op gelyke manier langs deri Gi'ondl
uitgefpreid en daar tusfchèn Stengen uitgeeft %
dié met Bloemen * byna als det Violieren , bela-
den zyn , doch zonder Reuk* De Haauwen*
Öaar op volgende , zyn vierkantig , gelyk iö
öe andere Soorten*
£heï«
JJs. Gort* Belg. 191. Kram. Auflr. Gort, fagr.107.
TL Suec. BSS» GOUAN Afonsp. 328. HALL* Helv. &c. R.
Lugdb. 342, Turritis Fol. integris Lanceolatis. Güett. Stamp.
2. p. 16$. Myagruiti Sih'qui longi. C. B. Pin* iop. Cameli-
113, Myagrum alt. Thlaspi [effigle. LöB. lc. 225.
(6) Eryfirnum IcU Lanceolatis fcrrétïó. R. Lugdb. 342.
DALÏB, Paris. 201. Fl. Suec. U. N# 602. Leucoijnm lii*
team fylv. Hieractfoliüm. C. B. Pin. 201. Prodr. 102. Leu-
coiiim fylr* inodorum. RAJ. Hift. 781. RüPP. HalLij^bu
GEi Prov. 363.
IU DEEL. JX. STbfc
6$0 VlERMAGTlGE KrüIDEN.
IV* Cheirant hus. Violier.
Afdeel»
Hoofd- **et Vrugtbeginzel heeft wederzyds een Klier*
stuk. achtig Tandje ; de Kelk is geflooten en heeft
Haauv>- twee Blaadjes aan den voet bultig: de Zaadeü
draaiende. • .
zyn plat.
Tot dit Geflagt, van een zo bekenden naam,
zyn betrokken de zeventien volgende Soorten.
i. (i) Violier met Lancetvormige getande kaak
tbtés'Ery^ Bladen , een geheel enkelde opjluande Steng
vietkanti- en v^er^oe^Se Haauwen*
Ten opzigt van de figuur der Haauwen komt
deeze met het voorgaande Geflagt byna over-
een. In geftalte zweemt het Kruid naar de
Violieren. De Bloemen zyn Zwavelkleur en
van een zeer aangenaamen Reuk , een weinig
grooter dan die der Tuin - Violieren. De Ribben
der Bladen loopen in de Steng uit. De Groei-
plaats is in Hongarie en Frankryk > zegt de Ridder.
li (O Violier met Liniaale onverdeelde, byna
Alpffchc? Wollige , Bladen en eene Takkige Steng;*
1 9 Dee-
(i) Chelranthus Fol. Lanceolatis dematis nudis &c. Syft.
Nau XII. Gen. 8 15. p. 44*. Veg. XIII. p. 495>- Gouan
Monsp. 328. ALLiON. Pedem. T. S. f. 2* H. Ups. 192.
Leucoium luteum fylv. anguftifoU C. B. Pin. *o2« Leuc.
fylve&re. Clus. Hijh L p* 299. J. £• Hift. Ih p. 373-
(z) Chelranthus Fol» Lineatihus integris tomentofis &c.
Eryfimum FoL Lin. incanis integris. Ger. Prov. 363. Lcqc*
anguftif. Alp* Fl. Sulphureo ALL. Pedem% 44» T. 9. f. 3*
Tetradvnamia» 691
Deeze, op Gebergten in Italië en Provence HFÏ
groeijende , verfchilt van de voorgaande door ^xwi^
fmaller , gryzer Bladen , grooter Bloemen en Hoofd.
dunner Haauwen te hebben. STüK#
(3 ) Violier met Lancetvormige fpitfe gladde c^*„.
Bladen , hoekige Takken en eene Heejleri» tb»s chd
ge Steng. Mum-
bloem,
Dit wordt gemeenlyk Muurbloem genoemd >
om dat men 't dikwils op oude Muuren ziet
groeijen en bloeijen. Anders noemt men 't ook
wel, om de zelfde reden, Steen - Violieren of
Geele Violieren wegens de Kleur. De Franfchea
noemen 't Gyroflée jaune , de Engelfchen WcüU
Flower, dat is Muurbloem. Het overtreft de
anderen in aangenaamheid van Reuk, welke een
der bemindften is onder de Bloemen 3 inzonder-
heid in die, welke men Goudlakenfe noemt 3 uit*
muntende, en wel allermeest in de dubbelde of
gevulde Bloemen , welke als Roosjes zyu. Ia
't wilde komen de gemeene Steen -Violieren ook
fomtyds met dubbelde Bloemen voor. Het
Aftrekzei of uitgeperfte Sap wordt geacht de
Ston-
Leucoium anguftif. Alp- Flore Sulphuteo. ToüRNï, Inftm
222.
(3) Chetranthus Fol. Lanceolatïs acutis glabrls &c, Mat.
Mcd. 335» GORT. Belg. 191. GOUAN Monsp. 329. KB AM.
Auflr. 196, DALIB* Paris. 197. R. Lug&b. 337. //. Clifm
33*. Lcucoiura luteura vulgare» C. B. Pin. 202. Leuc» luteura
Dod. Pempt. 160. fa ~ — magno Flore. y9 ferrato
folio. S. pleno Flore rasjas et minus,, C. B. Pin. 204.
Xx 2
li . PEEL. IX, STUK,
09* VlERMAGTlGE KRUIDEN,
IV* Stonden en de Kraam te bevorderen. De Olie*
AFxvf.L# welke daar op gelïaan heeft, is Pynffillende.
Hoofd- De byfcaam Cheiri is van Arabifche afkomst ,
STUK# en by denzelven zyn de Bloemen in de Apothee-
drZ&n^ken bekend , zo wel als de Olie , die daar op
geftaan heeft, onder den naam van ÖleumChei-
rinum of Keyrinum. Men zal derhalve niet ligt
twyfelen,of de Geflagtnaaro is uit dat Arabifch
Woord en 't Griekfche Anthos famengefteld :
zonder dat men hier zou denken om 5t Griekfche
woord Cheir, dat een Hand betekent ; gelyk de
Ridder zulks verklaart (*): want Handbloem,
fchoonniet oneigen, is zeer onbepaald , en geens-
zins op deeze Bloemen , in 't byzonder, toepas*
felyk.
iv. (4) Violier met Lancetvormige fpitfe gladde
thasfrrtL eenigermaate Zaagtandige Bladen en een
CHceftêri Heejlerige Steng.
ge' Zeer gelykt deeze Soort , die in Spanje groeit ,
naar de voorgaande 3 doch valt maar een Hand-
breed hoog. Ook zyn de Bloemen agtmaal klei-
ner (f) , wel geel , maar minder ruikende , heb-
bende bl aau wacht ige Meelknopjes 9 zegt de
Ridder,
(5)
(*) PbH. Bot. p. tjfi
(4) Cbeiramhus Fol. LanceoJatis acutis Sec. Mant. 94. Leut-
chim luteura mlnas , fmticans. BARR. 1228.
(t) Zo dit in middellyn betekent, dan moeten de Blo^«
nien zeei klein zyn.
T E T H D Y N A M ï A,
(5) Violier met Jlomp Eyronde 9 ongeaderde IV.
uitgerande Bladen , de Haanwen Ehvor* Af^eiel»
mig getipt. Hoofd*
stuk.
(6) Violier met ovaale Jlompe naakte' ruuwach* v.
tige Bladen en een verfpreide ruuwe Steng, ^chiüs.
Levant*
Deeze , die aan de Zeekust der Zuidelykefche,
deelen van L ;ropa groeit, gelykt veel naar ^ MJ^muu
voorgaande , van 't Eiland Chio , gemeenlyk zeekants»
Skio3 aan de Kust vsn klein Afie, niet ver van
Smyrna , door Dilleniüs afgebeeld , maar
is grooter, en heeft een dik groenachtig Blad»
De Bloem is Violet, in de voorgaande roodach-
tig en kleiner, groeijende deeze een Handbreed
of een Span hoog,
(7) Violier met Lancetvormige Jlompe effen* vu.
randige Bladen 9 een opgeregte Steng en Zo^tcatt
ingejlooten Meel/mopjes. "2-
Aan de Zoutmeiren, in Siberië en Tartarie,
cam
($) Cbeirantbus Ft>!. ohovatis aveniis emarginatis &c. H.
Ups. 187. Hesperis Caule Ramofisfimo &c. i/, CUf. a s 5 . R..
Lugdh. 337. N. 3» Hesperis Siliquis hirfutis, Fl. parvo rubei*
la. Dill. Elth. f. fjt. Lcucoium Thlaspeos facie. Herm.
P-ar. 192. T. 195. Hesp. ChSa Saxatilis. TOURNF. Gr. 16.
(6/ Cbeiranthus Fol. eliipt. obtufis nudis &c. Mant, 568.
Hesperis markim? fupina exisua. Tournf. In/}. 223. Lcuc-
oium minus Fi. violaceo. Bark. Ie. 1127. Leucoijum mari»
tituam. parvum P&UK. Pbyt. 432. f. zt
(7) Chtiramhus Fol. Lanceoiatis obtuds integeriimis jCaiu
!c erefto, Anthens inclufis. Mant. 93,
Xx 3
II« DKsu IX> Stuk*
VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV. nam de Heer Lerche deeze waar , die naar
AFxvf.L ^e volgende veel gelykt , maar agtmaal kleiner
Hoofd- is, zegt de Ridder, cn byna Heefterig, bly«
stuk» vende veele Jaaren over. DeBloemen zyn paarfch,
drSSXin 'c midden geelachtig: de Stempel ftomp, dik,
tweedeelig : de Reuk als der volgende.
vin. (8) Violier met Lancetvormig? effenrandige
thufhM» Jlompe gryze Bladen ; de Haauwen aan 't
nu*. end geknot en Samengedrukt ; de Steng Hee»
Gryzc' jlerachtig.
Hier worden de gewoone Violieren , die men
gemeenlyk Vïoletten aoèmt , bedoeld , waar van
men zo fchoone met dubbelde Bloemen teelt,
die een alleraangenaamften Reuk hebben , niet
alleen , maar ook fïerlyk zyn voor 't Gezigt.
Men noemtze , tot onderfcheiding van de ande»
ren , ook wel Stok - Violieren , om dat zy een
Boomachtig Stammetje hebben. De Griekfche
naam , Leucoium, is 'er, wegens de grysheidder
Bladen , aan gegeven. Sommigen hebben dezel-
' ven geheel wit en als met Meel gepoeijerd. De
Engelfchen noemenze Stock Gilly Flower , de
Franfchen Violier of Geroftée , de Duitfchers
Gartéri- Pïföof Tu|n-Violieï , en deze henaaming
hebben zy zekerlyk van den Reuk, welke naar
dien van Violen zweemt.
'tGe*
(3) Cheirenthus Fol. Lanceolatis Jntegerrimïs obtufis in-
c?nis &c. H. Ups. Cliff.R* Lugdh. 337.N. 2. Leucoium incano
folio Honcnfb. B. Pin* 200. N. 1,2, 5, 7* Viola
alba 5c pmpmea. Lob. Ic 32$.
T E ï R A D Y N A M H, <Jp5
*t Gewas is iedereen bekend en de manier van IV.
Teeling laat ik voor ae Tuinlieden over; dewyi AF£vfL*
'er byna niets gemeener is in de Lief hebbery. Hoofd-
Men vindtze, zo wel dubbeld alsenkeld, metSTÜK:*
witte , paarfche , roode , Vleefchkleurige en SUit*°f*<
bonte Bloei nen , welken men by Weinmann
fierlyk venoord ziet (f)* Zeventien Verfchei-
denheden van deeze Violieren zyn door Boer-
haave ofigetfekë6& Eene derzelven met geheel
groene Bladen , die niet Wollig zyn, en witte
zeer welriekende Bloemen, is uitmuntende en
verfcheide Jaaren duurzaam*
(9) Violier metdigt getropte , omgekromde 9 ge*
golfde Bladen en eene onverdeelde Steng, thus Few
Een byzonder flag van Violieren, te Upfal inVenfter'Sc*
't jaar 1753 uit Zaad geteeld, en dus gebynaamd
om de fierlykheid. 't Gewas is tweejaarig , de
Wortel Vezelig ; de Steng een half Voet hoog,
een Vinger dik , regtopftaande, naakt; de Bla-
den Kropswyze, aan den top, als die van Kool
vergaard , zyn Lancetvormig , krom , ongefteeld ,
itomp, gegolfd en grys : de Bloemtrosfen ge-
ftrekt, opftaande, van hoogte als de Steng: de
Bloemen paarfch met een Goudglans.
(10) Violier met Lancetvormige eenigermaate x.
Annuus*
,* „ \M . g«*Jaarlykfe.
(J) Kruidb. PI. N. 64^, 643 %6 44«
(9) Cbeiranthus Fol. conferto - capitatis recurvatis undatis,
Caule ind vifo. Linn. Dec. 31. T. 16.
(10) Cbetranthu* Fol. Linceoiatis fubdentatis, obtufïs jftr
caftls &c» Leucoiurn incamua minus* C. U*Pint 200.
Xx 4
IN Derl ix, stuk»
éi)$ VlERMAQTIGE KftUID£&
Vfi getande Jlompe, gryze Bladen; de Haau»
^FxvlL# wen Cylindrifch en fpits gepunt; de Steng
fïooFD- Kruidig.
STUK.
Deeze kleine Violieren , die volfl rekt Jaadyks,
dragende. QQtyen % kunnen Daauwlyks ais eene Verfchei*
denheid van de gewoone aangemerkt worden A
niettegenftaande zy ook de Bladen grys hebben %
zo wel ate de naastvoorgaande in welke de,
N Bloemblaadjes geheel zyn , in deeze uitgerand,
of aan den Rand een weinig uitgefneeden* 't Ge-
was is veel kleiner dan in de gewoone Stok- Vio»
lieren : de natuurlyke Groeiplaats aan de Zee-
kust der Zuidelyke deelen van Europa.
Chdran Vï°^er met Lancetvormige eenigermaate
fbus Litto" getande en Wollige 5 byna Vleev.ge Bla^
oevêrige. den ? de Bloemblaadjes uit gerand ; de Haau-
wen Wollig.
Aan de Oevers der Middellandfche Zee is de
Groeiplaats van deeze 3 die de Steng een Voet
hoog en grys heeft zo wel als de Bladen, wel-
ke ftomp getand zyn ; de Bloemblaadjes Hart-
vormig paarfchachtig ; de Haauwen Elsvormig,
niet langer dan het Blad en Wollig.
De Hoogleeraar Pallas heeft op de Sly-
kerige Oevers aan deKaspifcheZeeenomfcreeks
de
(ii) CheWanthas Eol. Lanceolatis fubdentatfs &o Leu-
coiura maririmum anguftifolium. CC. Pin. 201. Leucoiure»t
maritimum minus. Cx.us. lijft* I. p. 2j>8*
T E T R A D Y N A M I h. 697
de Rivier Irtis , in de Zuidelyke deelen van Si- IV.
berie, deeze Soort van Violieren; ten minfcen A^£L#
een Plant naar dezelve gelykende, gevonden , Hoofd*
daar hy de Afbeelding van geeft (*). In eeuSTüK-
drooge Grond komen derzelve? Bladen byna ge- SiW
vind voor. Dezelve maakt , zegt hy , met haare
rype Haauwen eene byna Klootronde Struik,
die verdroogd zynde door den Wind afgebro-
ken en,gelyk veele andere Terras -Planten van
dat Gewest, ver heengevoerd wordt. Men be-
grypt ligt, dat hier door de verfpreiding van het
Zaad zeer wordt bevorderd ; vooral in dit Kruid,
welks Houtige Haauwen niet open fplyten,
voor dat zy fterk uitgedroogd en vervolgens
door den Regen eenige maaien bevogtigd zyn.
Eerst hadt hy 't zelve tot de Uitgehoekte Vio-
lier betrokken (f).
(ia) Violier met Liniaale eenigermaate uitge- xir.
hoekte Bladen en o?igeJleelde Bloemen, mèt^1^
gegolfde Blaadjes; de Steng Heejlerig. z^roe7;gc
O 3) Violier met getande /lompe Bladen >effe- xiiu
Trilobus.
Diiekwab.
bice»
(*) PALLAS Reize. II. Deel. II. Boek , Tab. K» Fig. 2.
(f) 't Zelfde biadz. 489.
(12) Cheiranthus Fol. Linearibus fubTnuitis &c. H* Clif.
IH< R. Lugdb. 3 J7- N. 4 ? Gf,r. Prov. 164, Leucoium mi-
nus , breviori folio, obfoleto Flore. Barr. Ic. 999. N 2,
Lavendula: folio. Bocc. Mus. T. Ut.Barr. Ic. go*.
(is) Cheirantbus Fol. dentatis obtufis, Cal. laevibus &c\
Lcueoium maritimum minimum Hisp. vernum,. TOUKNF. Infl ,
au. BAüH. Pm* 201. Predr. 103,
Xx 5
II. DEEL IX, ÏTU«.
698 VlERMAGTIGE KrOIDE».
IV, ne Kelken en Knoopige Haauwen, die ge-
Axvi!L# fPitst > Draadachtig dun en glad zyn.
Hoofd*
stuk* De Droevige , dus wegens de onaanzienlyke
Haauw- Kleur en Reukeloosheid der Bloemen genaamd ,
iraagen- groeJ-t >m Spanje , Icalic en Provence : de Drie*
kwabbige komt ook in Spanje en volgens den
Ridder caby de Hiéres-Eilanden > aan de Kust van
Provence voor, Deeze heeft Takkige Stengetjes
van een vSpan hoog, met Lancetvormige fiom-
pe Bladen en paarfche Bloemen. De eerfce is
Heefterig • deeze een Jaarlykfe Plant.
XTv. (14) Violier met Lancetvormige rappig uitge*
tbm fee- hoekte Bladen , gehaairde Kelken en Knoo-
™*PPW ^6 ^etan^Se Haauwen.
In Portugal is de Groeiplaats van deeze Soort,
die de Bladen fmal , de Bloemen uit den geelen
paarfchachtig by nagt ontluikende ; zeer fterk
van Reuk en de Haauwen aan de tip byna drie-
tandig heefu
xv. (J5) Violier met Lierachtige Bladen 3 de tip*
Tricuspi* peT2 der Haauwen drietandig.
t£.iepHn- m vio.
(14) Cheiranthus Eol. Lanccolatls xuncinatis , Calycibus
pilofis &c.
(15) Cheirantbus Fol. Lyratis , SÜiqais apice tridenmis. H»
Ciïff. 3 35. IU Lugdb. 3 3 s . Gron. Oriënt* 80. Leucoium
mzrinum. Cam. Hort, «7. T. 24» MORIS. Hf/l. p. *42. S.
Tetradynamta; 699
(16) Violier met Wollige ^Jlompe ,eenigermaa- IV.
te uitgehoekte Bladen, die aan de Takken^TD*wE£
geheel , de Haauwen gedoomd. Hoofd-
stuk;
Deeze komen aan de Zeekust, de eerfte by c*Jj[*
Tripoli in Syrië, de andere in Spanje en by éetbusSinua*
fiierifche Eilanden in Provence voor. Beiden '*uitge.
zyn zy Wollig of ruig van Loof, inzonderheid hoekce*
de laatfte 5 die de Haauwen zeer lang en met
fiekelige Puntjes heeft. Deeze maakt het twee*
de Jaar een Steng van twee of drie Voeten hoog-
te , zeer Takkig , doch met weinig Hevigheid.
De Bladen zyn in beiden uitgehoekt.
(17) Violier met ovaale famenzedrukte Haau» „xv}lr
wen , Liniaal JLancetvormige Bladen en eene Egypti-
Heefterige opgeregte Steng. fche*
Deeze Soort, in Egypte ea Arabie groeijen-
de, heeft, volgens den Ridder, de Steng Hee-
fterigen Takkig, met Zilverachtig gryze Bla-
den , die fpits en geheel effenrandig zyn : de
Kelk langwerpig , de Bloemblaadjes paarfchach-
(16) Cheiranthus Fol. tomentofis obtufis fubmiuatis &<:•
Leucoiura maritimum finuato folio. C. B. Pin. 200. Leuc.
maritimum magnum latifolium. J. B* Eift* II. p. 275.
07) Cheirar.tbus Siliquis ovalibus compresfis, Fol. Linea-
ri - Lanceolatis &c. Farfetta Mgyptlaca, Türb. Farfetia. Ve-
net. 176$. Quarto» p. 1. T. i.ThlaspiFruticofum Ramofum ,
Leucoiji acuris foliis , Argenteum. Pluk» Alm. 35$, Luna-
tia Fxut. perennis incana. Tqurns, lu I. T. $2.
XL D£ee.» IX. Stuk*
700 VlSRMAGTlGE KRUIDEM
IV* tig wit , met geelc Meelkoopjes en Zaadhuis-
Av^yuU jes' kyoa a,s dle van 'l Penningkruid 5 Bulbo-
Hoofd- nac genaamd* By nagt geeven de Bloemen al-
stuk. leenlyk een aangenaamen Reuk.
draagt' Wegens de Zaadhuisjes hadt de vermaarde
** TouRNEFpRTtot het Geflagt van Lunaria
een Gewas betrokken % dat hem gebragt was van
het Eilandje Kaloyero, in de Griekfche Archi-
pel , by Amorgos. Het geleek echter, in Ge-
was , veel meer naar de Violieren , hebbende
Houtige Stengen van omtrent een Voet hoog-
te , met getropte Bladen , en uitfteekendc ge-
aairde Bloemtakken , met geele Bloemen. In
de Koninglyke Tuin te Parys was deeze Plant,
die door de Bladen , welke Lancet vormig , Wol-
lig wit , en byna als die der Gryze Violieren
of Violetten waren , een weinig van de Egyp-
tifche fcheen te verfchillen.
Zonderling is 't , daar Linn^us op deeze
Soort den naam van Forskaohl aanhaalt,
dat men in de befchryving der Planten van E-
gypte en Arabie, doordien Autbeur, niet van
dezelve gefproten vindt, Hy geeft drie Soorten
van die Geflagt op, waar van de eene, Droevi-
ge gebynaamd, by Kairo gevonden , Tandswys
uitgehoekte Bladen hadt; de andere , Liniaale
getyteld, hadt dezelven Wollig eneene Takki-
ge verfpreide Steng: de derde, by Alexandria
groeijende , Pluizige genaamd , hadt leggende
cn getand? Bladen, ook Liniaal, gelyk in de
voor*
ï E T ft A D Y N A M I &; 70*
voorgaande. Dus allen van cL* Farfetia verfchil- IV.
lende (*). Afxv"'
r, r* * HOOFD-
H e l 1 o p h 1 l A, Zonneminner. STUKk
Dit Geflagt, welks Griekfche naam daar van °%hqu0j^
afgeleid zal zyn , dat het natuurlyk groeit op
plaatfen die aan de Zonnefchyn zyc bloot ge-
field , heeft twee Honigbakjes omgekromd naar
den Blaazigen voet des Kelks. Het bevat de
volgende uicheemfche Soorten.
(1) Zonneminner met Lancetvormige onver- Hel\'pI>,é
deelde Bladen* integrifo*
lia.
( 2 ) Zonneminner met Liniaale Vindeelige b^eel"
Bladen. n#
Coronopi"
Volgens de laatfte vermaaning van den Ridder
behoort de Afbeelding der Afrikaanfche Violier , ee a
met blaauwe Bloemen en Hertshoornbladen , by
S e b a $ tot de eerfte Soort, 't welk zonderling
is; niet minder dat dezelve aldaar voorkomt met
het
(*) Fier* JEgypt. Arah. p. 119, 12c.
(1) Hdiophiia Foi. Lanceolatis indivifis. Syfl. Nat. XH.
Gen. 8i6* p* 442. Veg. XIII. p. 501. Cheiranthus Fol. Lan*
ceolatis integerrimis. Am. Acad. VI. Afr. 23. Leucoiuna A*
fric. caeraleo Flore , lacifolmm. HERivj* Lugdb. T. p. 365*
Seju Mus. (. T. 17. f. j. Nafturtium Petrxmn Ethiopicum.
Pluk. Tbyu T. 432. f« 2.
(2) Hdhphua Fol. Ltnearibus pinnatifidis. Leucoiüm Afn'**
caimm , cctruleo Flore , angufto Coronopi folio. Herat ♦
Lugdb. T. p. 367» Leucoium Africanum Floie Lini coeruki f
Mollügluis folio. PLUK. Alm. 213, T. 200, f, 3,
II. deel. ix, Stuk,
VlERMAGTlCE KRUIDEN.
IV. het byvoegzel Groote ; terwyl dit kleine Flant-
AxvlL Jes zYn > vo!geas Hërm annus, uit Zaad van
Hoofd de Kaap geteeld; het eerfte twee Handpalmen ,
STÜK* het andere wat hooger groeijende. Het eerfte
draa^enTheQft de Bladen met witte Haairtjes, het ande-
*• re glad , en in beiden zyn de bovenfte van de
onderften aanmerkelyk verfchillende , en van
beiden komen 'er met breeder , fmaller, met
gladde en ruige Bladen voor. De Bloempjes ge-
lyken naar die van Vlafch: het Zaad is eeniger?
maate fcherp van Smaak*
De Heer N. LBurmannüs heeft hier,
met den Bynaam van Gryze , een Oostindifch
Plantje t'huis gebragt y dat Gryze Javaanfche
Violier door Garcin was getyteld (*) en waar
van de Gefcalte wel eenigermaate gelykt ; doch
de Bloem- en Vrugtmaaking waren niet duide-
lyk genoeg onderzogt , zo 't fchynt , voor den
Ridder , om het als een Soort van dit Geflagt
aan te neemen.
Hesperu Damast.
De Bloemblaadjes zyn fcheef geboogen in
dit Geflagt , dat een Kliertje binnen de kortfte
Meeldraadjes ; den Stempel aan den Voet ge-
gaffeld , aan den top iamenluikende heeft 5 en
een geflooten Kelk : het Zaadhuisje gefcrekt* Het
bevat de zes volgende Soorten.
O)
f*) Heliophïa Caule flexuofo, Fol. Linearibus fubfalcatis
Dbtufo. EüRM. flor, hd. p. 140»
ÏETRAD YNAMU. 703
(1) Damast met een Stekelige Takkig uit ge- iv;
breide Steng. Afdeel*
xvi.
Aan den Geflagtnaam beantwoordt deeze,^^0^
die niet dan by avond en by nagt zeer aan- 2.
genaam ruikt 3 zynde over dag byna zonder t^fserit
eenigen Geur. De Groeiplaats is in Ooftenryk Droevige,
en Hongarie , ais ook in Svvitzerland aan den
Rhyn en dders* Zy heeft Stengen van een Klle
hoog, en Bladen veel naar die der Damastbloe-
men gelykende, doch breeder en dikker en wei-
nig getand. De Bloemen zyn bleek en niet be-
vallig.
i
(2) Damast met enkelde opgeregte Stengen 9 ir.
Eyrond Lancetvormige fyn getande Bla- ^atTonam
den en aan de tippen uügerande Bloem- Gewoone.
blaadjes*
Zeer bekendis deeze Plant , die men gemeen-
lyk Bloemen van Damart of Winter -Violieren >
in 't Hoogduitfch ookNachtviolen/m'tFranfch
Ju-
(1) Hesperis Caule hlspido ramofo* patente. Syft. Nat.
XII. Gen. 817. p. 442. Pïp XIII. p. 501. H. Ups. 1S7.
JACC^ Vind. 112. Gouan Msnsp. 329. Hesperis Caule his~
pido procumbente. H. CUjf. 335. R4 Lugdb. 3 3 8. Hesp. mon-
tana pallida odoratisdma. C. B Pin. 202. Hesperis Panno-
nica. CAM. Hort. T. 18. CLüs. Pann. 333. h. 334.
(2) Hesperis Caule fimplici ejre&o &c. H. CUff. 335. Ups.
$88. R, Lugdb. 33». Daltb. Paris. 197. Hespens Horten-
fis. C. B. Pin. 20a. Viola Matronalts. DOD. Psmpt, ié i»
LOB. ie* 323. fi* Sibiriea* Sp. Plans, $2j*
II* DEEL* IX» STUKÏ
704 ViBrmagtioe Kruisen.
IV. Juliane of Casfouktte, ook Geroflée de Dames $
A Fxvi?Lt in 'c Éngelfch Dames Violets noemt. Die be-
Höofd' naamingen zien op den aangenaamen Reuk *
sTüK< welke deeze Bloemen by de Vrouwelyke Sexe
^tXzcer bemind maakt. Hierom beet zy ook, in 't
Latyn, Viola Matronalis of Viola Damascena,
misfehien als haare afkomst hebbende van Da-
maskus in Syrië. Men vindtze echter wildgroei*
jeö in fommige deelen van Italië*
Van dit bekende Gewas zyn aanmerkelyke
Verfcheidenheden , uit de Kweeking fpruitende.
Zo heeft men het met witte * paarfchc en met
witte rood geftreepce of gevlakte Bloemen, en
van alle deezen komen enkelde en dubbelde
voor 5 of met gevulde Bloemen 3 als kleine Roos-
jes. De witte dubbelde zyn aangenaamst van
Reuk en meest bemind. De Engelfche Hove-
niers noemenze gemeenlyk Rocket, zegt Ray$
als komende in fcherptede Raket naby, zowel
als 't Zaad: weshalve dit Kruid gezegd wordt
tegen Hoest en Borstkwaaléh , als ook tot Zweet-
dry ving dienftig te z^n > zo Clusius gë-
waagt.
Hier is thans ook5 door den Ridder, de Si-
berifche t'huis gebragt , welke in allen deele
naar de gemeene gelykt , doch de Steng eens
zo hoog heeft eü de Bladen fmaller, de Bloem-
blaadjes niet uitgerand , en de Nagels eens za
lang als de Kelkj de Bloemen paarfeh#
(3)
(3) Damast met mkelde opflaande Stengen ,by~ IV.
na Piekvormige getande Bladen en Jlompe
Bloemblaadjes . Hoofd •
STUK*
Deeze* die omftreeks Weenen aan den voet nr.
der Bergen en kanten der Wyngaard - Plantagiën ^oZl
groeit , verfchilc zeer weinig van de Gemeene , Rcukeio^
dan dat zy geheel Reukeloos is* zo Clus x u s
aanmerkt.
(4) Damast met een zeer Takkige verf pelde vr.
Steng 3 Lancetvormige gefteelde /pits ge- ^7Sn^,
tande ruuwe Bladen en ongefteelde Haau*
wen.
Niet aan de Kaap , maar in de Noordelyke
dcelen van Afrika, zal waarfchynlyk de Groei-
plaats zyn van deeze 3 die ook in de Zuidelyke
deelen van Europa voorkomt. Het is een Plant
geheel ruig door driepuntige Haairtjes* met '
fmalle roodachtige Bloemblaadjes en gefirekte
ronde I kauwen.
C5J) Damast met een opgeregte Takkige Steng 9 v^f* „
en
f3) Hesperh Cnule fina-plici ere&o &c» Hesp. fylv. inodo»
ia* C. B. Pin? 202. Hesperis rertia, Glvs. Htft. I. p. 297,
Hesp. altera Pann. inodora fy!ve(lris« Pann. 335. Je. 3
( 4 ) iïwft 'ft. s Cau 1 e Ra in o f s Pi m o dirTufo &c»G ouax //o» 1 ^ .
3^0. G*R. Frotf, 36;. Hesperis Afr. Hie-racii folio hirkito.
Niss. AU. Leucoitim Gallicum folio Halimi. Bqcc» Sic 77.
T. 42. f. s-
(5) Hesperis Cauleere&o Ramofo &c. Tarritis annna ver*
na, FL purpurascenre. Tquhnf. Inft> 22*, GoüAN Monsp.
Y y
Ijk Deel* IX. Stüï&5
70Ö VlERMAGTIGB KRUIDEN;
Afdeel en Hartvormige omvattende Zaagtandxgt
xvi. * Pluizige Bladen.
Hoofd* *
stuk. Aan de Zeekust van Provence en in Langue-
Haauw-dok groeit deeze Soort, die breede ftyve, diep
getande Bladen tropswyze heeft , en Stengetjes
van omtrent een Span hoog , met paarfche
Bloemen.
vt. t Q5) Damast met rappig uitgehoekte Bladenen
Euceral driepuntige Haauwen*
Rappig.
I-
In hoe verre deeze van de Rappige Violier
verfchille, en of zy niet een en de zelfde zy*
is my uit de befchry ving en bepaaling duifcer.
A R a b i s. Honigfchub.
Dit Geflagt onderfcheidt zig door vier Honig-
kliertjes, ieder binnen een Kelkblaadje, als een
Schubbetje omgeboogen zynde* Het bevat de
tien volgende Soorten.
(i) Honigfchub met de Steng omvattende ge*
Arahu tande Bladen.
Alpiich.
Op
330. GER. Prov. 366. Leucoium maritimum Iatifoliura. C.
B. Pin. 20 ï. Leuc» min. rotundifobum Fl. purpiueo* BARR+
Jc. 876. Leuc. marinum airerum. LOB Je.
(6) Hesperh Foüis runcinntis , Siliquis tricuspidatls. Chei»
ranthus lacerus. Sp9 Plant* 925. Leucoium Lufitanicum put*
pureum, Fol. eleganter dentatis. Herm. Parad. T. p. 193»
(1) trabis Fo'. ampIexicauKLms dentatis. Syfl. Nat* XII.
Gen. Sis. p* 443. Veg. XIII. p. 501. H. Cliff. 335- R.
Lugdh
Tetradïnamu; 707
Op de Alpen van Switzerland, Ooftenryk, IV.
Lapland , als ook op Ysland > groeit deeze y Ar^Li
fomtyds met een cnkelde > fomtyds met een Hoofd-
getakte Steng zig uitfpreidende. De Plant is 5STUK:»
naar de Groeiplaats , ongemeen veranderlyk. Sllt**°f*
Zy komt fomtyds maar een Span , fomtyds
twee Voeten, fomtyds twee Ellen hoog voor;
naar dat zy op een droogen fchraalen Berg-
grond of in de Tuinen groeit. Ook heeft zyde
Bladen fomtyds glad en fappig, fomtyds droog
en Wollig* De Haauwen zyn opftaande, lang,
met korte Steeltjes.
(2) Honigfchub met een naakte Steng.
Arabis
In Siberië groeit dit zonderlinge Gewas, datrf^^*
de Wortelbladen Vinswyze uitgehoekt en lang-bl^.oc"
werpig , byna als die van *i Havikskruid heeft,
waar tusfcheneen Steögetje van een Vinger lang ,
dat aan 't end getuild is met paarfche Bloe-
men van deezen aart. Daar komen van voor
niet Lancctvormige effenrandige Bladen.
(3)
Lügdb. p. 338 > 539. N. ï, 2. GOUAN Mcnsp. 331. KRAM»
Attftr. 197» HALL. Helv. $6i. Arabis Caule fimplici &c.
J?L Lapp. -257* Fi. Suec. 555, 604.. Draba alba Siliquofa
rspens. C. B« Pin. 109. Draba alba Siliquofa. Ibid. Dra-
ba fecunda & tertia. Clus. Hlft. II, p. 124, 125. Draba
?itera# Tann* $6*.
(1) Arabis Caulc imdo. Am. Acad, II. p. 358. T. 4. f. 20.
Yy 2
II, Deel* IX, STUK,
?q8 Vier ma g ti g e Kruiden;
IV. (3) Honigfchub met gejteelde Lancetvormig^
AxDvEi!L effenrandige Bladen.
^ük*D ^Tlet alleen in de Noordelyke 3 maar ook in
nu de Zuidelyke deelen van Europa heeft deeze
Tfaiïlma. ^aare Groeiplaats, Zy komt van zelf voort in
Thaüaans, de Laanen van den Koninglyken Tuin te Mont-
pellier,cn is, omftreeks Bern en Switzerland,ia
de Koornvelden gemeen , vallende ook op Oost-
enrykfe Gebergten» By ons komt zy, zo wel
als te Petersburg en elders, overvloedig voor
in Zandige Moeshoven. Men vindtze niettemin
gebynaamd naar Thalius, die 'er, onder de
Planten van 't Hercynifch Woud, een Afbeel-
ding van heeft gegeven.
Uit een Roosje van Wortelbladen, die Ey-
rond of Lancetvormig en fomtyds Tandswyze
uitgehoekt zyn , komt een Stengetje voort van
anderhalf Voet , met fmaller Blaadjes , dat de
Haauwen draagt.
BeUidifo- ^4) Honigfchub met de Bladen eenigermaate
ha. f getand^ by den Wortel Jtomp Eyrond , aan
buSg?llC " de $teng Lancetvormig. Naar
fs) tArabis Fol. petiolatis Lanceolatis integerrïmïs. Gouaï*
Mcnipi 331. GER. Prov. 365» KRAM. Auftr. 197. HALL*
Helv. $6z. Lugdh* 339. DALIB. Paris 20O Fl. Suec.
S67. Tunitis vulgaris ramofa. Tournf. Inft. 224. Burfae
Paftons fimilis Sil'quofa major. C. B. Pin, 10 g. Pilofella Si-
liquofa minor. Thal. Herc. 84» T. 7. f. D.
(4) Arabis Fol. fuhdentatis &c. JACQ. Ofo. 22. T. ui
Nafturr. Alpinum Bellidls Folio majin. C. B. Pin. 105. Prodr ^
46": J. E. Hifi. V. p. 870. Plantula Cardamines aemula. Clus*
H»f}. IT. p. 129. Tmritis FoU omnibus glabris ovatis. Hau%*
Udv. 5<jO.
T E T R A D Y N A M I A. 70Q
Naar de eerfte Soort gcly kt dceze , maar heeft IV*
de Bloemblaadjes opftaande en fmal : de Haau- Af£vkL*
wen digt by elkander. De Groeiplaats is op de Hoofd.
Ooftenrykfe en Switzerfche Gebergten 5 als ook 8TU*#
in Italië, hebbende Boe coke dit Kruidje by lxculof*'
Lucca verzameld.
(5) Honigfchub met de Bladen glad; by den v.
Wortel Lierachtig ; de Stengbladen Li» LytJta.
niaal. Lierbiadig.
(6) Honigfchub met flekelige Bladen ; de Wor- H^*da
telbladen eenigermaate Lierachtig;de Steng- stekelig/
bladen Lancetvormig*
(7) Honigfchub met de Stengbladen eeniger- vn.
rnaate Lierachtig > die aan de Takken Lan- HtSieZ'
cetvormig ingefneeden.
Buiten de aangetekende zaaken gelyken dee-
ze drie veel naar malkander. De eerde groeit
in Virginie , de tweede in Ooftenryk en de
derde is door den Heer Haller, waar van
zy den bynaam voert * op deszelfs Alpifchen
Reis-
(5) Arabis Fol. gïabris , Radkalibus Lyratls, Caulinis Li-
rearibus. Gron. Vir%* 99- Cheiramhus Cauie Filiformi lasvi ,
Fol. Lanceolads, infimis incifis. Fl Virg. I. 75.
(6) Arabis Fol. hispidis , Rad. fublyratii • Caulinis Lan-
ceo'atis.
(7) Arabis Fol. Caul. fublyratis , Rameis Lanceolatis in-
elfis. Nafturtium Barbareae foliis. C. B. Pin. 105. Prodr^
46. sifymbrium Fol. imis Barbaies, fuper. integris denntis»
HAtL. Opusc. 10 1. et Icon, p. isa.
Yy 3
II. Dfel. IX* Stük%
VlERMACTIGE KRUIDEN
Reistogt waargenomen. De Bloemen zyn in al*
^f-lenwiu
*tuk*D" (8) Honigfchub die hangende Bloemen heeft %
vin. met de Stengbladen Lancetvormig getand.
.Arabis Ca* mM ^.7 _ j
Kana-
daafcb. (p) Honigfchub met de Steng omvattende Bleu
p)nd<Aa den 9 ' .platte y Liniaale , neer waards ge-
Hangbioe- kromde Haauwen en eenigermaate rimpe-
lige Kelken.
avg.
T<J'rt>i ^I0^ Honigfchub met de Steng omvattende
Kwmhaai^ Bladen , platte , Liniaale 9 neerwaar 'ds ge»
ws* kromde Haauwen en eenigermaate rimpe*
lige Kelken*
Deeze drie komen in veele opzigten overeen.
Deeerüe, die in Kanada en Virgioie groeit, heeft
ftyve Diflelachtige Bladen op den Grond uitge-
fpreid. De tweede 9 wier Groeiplaats is in Si-
berië , ftrookt in de hoedanigheid der Bladen
met
(8) Arabis Fol. Caul. Lanceolatis dentztls glabris, Flor.
pendulis.. Gron. Virg. loo. Etuca Virg. Beliidis majoris folio.
Pluk. Alm. T. 86» f. 8*
(9) Arabis Fol. amplexicaulibus , Sil'cj. ancipitibus &c.
Ups. 19 Tm Turntis latifolia hiïfuta , Siiiq. pendulis. Amm.
Rutb> 58.
(10) Arabis Fol. amplexic. Siliq. decurvis &c. jACq. Auflr.
T. II. Vir.L u 8. //. Ups, 192,, GoUAN Monsp. 3 li» Leu-
coium Hespendis folio. Tournf. ƒ«/?♦ 221. Braslïca fylve*
ftas albido flore , nutsnte Slliqua. Bocc. Mus. II. p. 81.
72. a53. Turrita m^jor Plateau. Clcs. II»
t*6«
Tetrapyn&mia. 711
met de laatfte , een Jaarlykfch onkruid, dat op IV.
Bergachtige plaatlèn m verfcheidc deelen vanAF^RL'
Europa gevonden wordt. Aan de omgekromde Hoofd-
Haauwen is hetzelve zeer kenbaar , komende STÜK-
anders, in Gewas, de Wilde Kool zeer naby. Sl7'W*«
De Bloemen, in de voorgaanden wit, zyn bleek
geel in deeze Soort , die door den Ridder dus
befchreeven wordt.
De Wortelbladen zyn langwerpig ovaal, dik 5
55 grY^ 5 aan den rand gegolfd ; de Stengen een
„ Voet hoog , naauwlyks getakt ; de Bladen
„ omvattende, getand , de bovenden Zaagtan-
„ dig , minder grys : de Haauwen Liniaal , fa*
5, mengedrukt , byna ongefteeld , effen , ftyf,
3, overhoeks , naar de onderzyde geboogen"*
Türritis. Turrekruid*
Dit Geflagt, wegens de plaatzing der Haau-
ven dus genaamd, heeft knypende Kelken,
die overend ftaan, zo wel als de Bloemen, en
zeer lange hoekige Haauwen. Het bevat de drie
volgende Soorten.
(1) Turrekruid met de Wortelbladen getand » r.
flekelig , de Stengbladen efenrandig om- T?uirL
vattende en glad* Glad.
co
(1) Turritis Fol. Radicaübus denntis hlspidis , &c. Gort.
Ëfclg. 192. F/. Suec% 544» HALL* Helv. 560. DALlB. Paris*
203. R> Lugdb. 329, Brasfica fyly. Foï. circa Radicew Cicho»
raceis. C. B* Pin. 112.
Yy 4
II. DSEL* IX. STUK,
7*2 VlERMAGTIGE KRUIDEli
I
IV. (2) Turrekmid met alle Bladen flekelig, ét
AFxvil* Stengbladen omvattende^
l rüK^ ^en verlangt goede Af beeldiagen , om deezs
n. beiden van eikanderen van de laatfce Soort vaa
&jktok Honigfchub 9 Turrita gebynaamd , te onder-
lag fcheiden. In Sw.itzerland vondt de Heer H al-
ler dit laatfce naauwlyks doenlyk. Ten opzigt
van de anderen a die niet alleen in veele deelen
van Europa , maar ook ia onze Nederlanden
groeijen, is de onderfeheiding ook niet zeer dui-
delyk. Misfchi.en verwarren deeze Onkruiden ,
veel naar de Wilde Kool gel ykende5 door de
Voortteeling wel ondereen. Hier te Lande ko-
men zy op oude Muuren foratyds voo£*
De hoogte verfchilc niet minder : want de
laatfte Soort heeft Stengen van een Eile of maar
van een Voet, gelyk Gouan dezelve by
Montpeilier waarnam. Op den Grond maaken
zy een Roosje van Wortelbladen , gèïyk de
Rakette en andere Kruiden van dcezen aart ,
waar uit de Stengen voortkomen , die aan ac
end Pieramieds- of Toorenswyze met Bloemen
en Haauwen beladen zyn« By de Engelfchen
heet het , deswegen, Tower Mujlard of Too~
l ren-Moftert; by de Franfchen Tour et te en by
ons Turrc- of Toorenkruid,
(3)
(%) TurrltU Fo!4 omnibus hispJdis Caulinis amplexicauü-
bus. Ibidem. Erylimo liirulis htiiUtaa non laciniata , _ alba. G*
U< Fin, ld, Prodr. p, ï. 42,
Tetrajdynamia;
(3) Turrekruid met deWbrtelbladen gelanden IV.
Jïekelig ; de Stengbladen ten halve omvat- Afdeel;
tende* Hoofd*
STUK.
Deeze in Ooftenryk door jACQUiN,als m#
ook in Gothland waargenomen , heeft wel de T^£*J*
geftalte der naast voorgaande , maar de Steng Alpifch* *
en Stengbladen zyn geheel zonder ruigte ; effen*
randig en niet volkomen de Steng omvattende :
de Eloemen grooter , met de Blaadjes Eyrond
langwerpig 3 zeer ftomp, eens zo lang als de.
Kelk en wit van Kleur : de Kelken een weinig
famengedrukt en regtopftaande. *c Gewas zou
t weejaar ig zyn of overblyvende.
B R A S S I C A. Kool.
Behalve een opgeregte knypende Kelk en
Klootronde Zaadjes , wordt dit Geflagt onder-
fcheiden door vier Eyronde Honigkliertjes > waar
van wederzyds één tusfchen de kortfte Meel-
draadjes en den Styl, en één tusfchen de lang-
fte en den Kelk.
Hier zyn , behalve de Wilde en Tamme Kool-
Planten 5 ook de Raapen, ja zelfs de Rakette,
t'huis gebragt ; doch ik zal dezelven daar van
afzonderen j begrypende dus maar zeven Soor-
ten in dit Geflagt, als
CO Kooi
(3) TurrltU Fo!. Radicalibus dentatis Irspidis, Caulinis
fnm - amplcxicaulibus, $y/l. Nat. Ve^ XIII.
Yy 5
II. Deel* IX. Stuk»
VlERMACTIGE KRUIDEN.
IV (0 Kool met Hartvormige, de Steng omvat»
Afdeel, f tende gladde Bladen; de Wortelbladen rmw
Hoofd- en ejfenrandig ; de Haauwen vierhoekig.
Deeze, ia de Levant door Tournefort
Br gfiea waargenomen , fchynt ook te groeijen in Italië
Lcvaiit- en in fcmnnge deeien van Spanje. LoBELnoemt
**chc* Engelfch Haauwdraagend Deurwas y dat Kruid f
w ic Cl u si us afbeeldt onder den naam van
Wilde Kool , zeggende dat hetzelve meest zyne
Groeiplaats in het Gebergte der Heete Landen
heeft Clüsids zegt, dat het aan de Wegen
en inde Velden overvloedig voorkomt in'tRyk
van Murcia, en dat het ook by Weenen groeit.
De Spanjaarden noemden het Collejon , als of
men zeide Kooltje, De Bladen waren witach-
tig, van Kleur als Kool en heet van Smaak f
de Bloemen wit,
n. (2) Kool met den Wortel en Steng dun, de
Cas£{£™% Stengbladen egaal Hartvormig ongefteeld.
Kooi. On-
(1) Brasfica FoL Cordatis amplexicaulibus glabiis Sec. Syft
Kat. XU. Gen. 820. p. 44f. tTêg. XIII. p. 502. H. LTpsl
190* GOUAN Monsp. 332. Brasfica Campeftris prima. ClüS.
Hifi. II. p. 127. Brasfica Campeftris perfoliata , Flore albo.
C. B. Pin 112. Brasf. Or. peifoüata. Tournf. Cor. 16. Per-
foliara Napifoiia Ang'orum Süiquofa, Lou, Ic. 396. Brabf.
Campe&ris prima. Clus. Hisp* 409.
{i) Bras/soa Radice Cauleque tenui , FoL Cauünis uni*
formibus &c. Gort. Belgf 193. Kram. A%flr. 198. Ger.
Prov. 368. Fl. Suec. 546. II. Cïiff. 339- R. Lugdb. 344»
Brasf. Csinseftris perfoliata Fl* luteo. Loss. Prxtf, 25»* FL
Lapp. a^5.
Tetradynamia. 715
Onder den naam van Veld- Kool met Bladen IV*
van Doorwas komt deeze , zo io onze Neder- Av^u
landen als in andere deelen van Europa , als Hoofd-
ook in Rusland, voor. Zy verfchilt van de voor-STUK»
gaande, door dien de Wortelbladen wat inge- SwiU0S*-
foeeden en ruig zyn; terwyl die alle de Bladen
glad heeft. Beiden zyn het Jaarlykfe of Zaay-
Planten , en mooglyk kan men die met witte
Bloemen , welke minder gemeen is , als eene
Verfcheidenheid van deeze, wier Bloemen geel
zyn, aanmerken.
(3) Kool met de Steng omvattende , Spatel* nu
vormige, uitgegulpte Bladen, de bovenjien ]fê**0ff
Hartvormig effenrandig. Akkeis,
In Provence valt zodanige Veld -Kool met
paarfche Bloemen , welke veel grooter zyn : het
Kruid is hoogervan Steng, heeft korter Haau-
wen en kleiner Zaad , zegt Doktor Gerard.
Waarfchynlyk zal het deeze zyn, daar Clu*
siüs onder de Spaanfche Planten gewag van
maakt : maar hoe kan dan de Steng flegts een
Voet hoogte hebben , gelyk de Ridder zegt ?
Van ouderen blyft zy over.
(4) Kool met de Stengbladen Pylswys' Hart- 1V
Berg,
(ï) BrasJIea FüI. amplexlcauübus foatulatls repaiidis &<\ *
Brasfica Campefiris perfo'iata Flore purpureo. C. B« Pin.
112. Toukne. ƒ«/?. 220, Brasfica fylv. Fabarix foliis. T. 25^
f. 3 , 4*
(4) Brasfica FoL Caulinis Cordato - Sagittaris &c. Brasfica
Alpina pereanis. Rup?. Hall* j$%
II * DEEL. IX, STUS,
Viermactige Kruiden.
IV. vormigi de Steng omvattende; de Wortel"
xvu^ bladen Eyrond ; de Bloemblaadjes opftaande.
Hoofd»
stuk, In Duitfchland groeit deeze, die vandevoor-
Haauw gaande weinig verfchilt, doch een geheel over-
draagende. bly vend Onkruid is , hebbende een klein Bloempje.
v. (5) Kool met ovaale byna effenrandige Bladen ;
Chinlnjit die by de Bloemen de Steng omvattende
fcheinee" Lancetvormig : de Kelken langer dan de
Nagels der Bloemblaadjes.
vt. (6) Kool met Lancetvormig Eyronde gladde ,
yïolm™' onverdeelde, gelande Bladen.
Deeze beide Soorten groeijen in China, van
waar de Heer Osbeck het Zaad hadt mede-
gebragt der eerfte , die Cadjoe - Coe genoemd
wordt van de Ingezetenen. Deeze heeft Bladen
byna als de Hondstonge , maar glad , aan den
Wortel, en geele Bloemen. De andere, door
den Heer Gmelin gezonden , en in de Up-
falfche Tuin geteeld , heeft groote Bloemen , Vio-
let van Kleur.
vu. (7) Kool met een Struikmaakend Spilronden
0 Moes: Vleezigen Wortel.
koou On-
(5) Brasfica Fol. ovaübus lubintegerrimis &e. Am. Ac&d.
IV. p. 281. BURM. F/. Ind. 140. AU. Petrop. 1761. p. 331»
(ó) Brasfica Fol.LanceoIato- ovatis glabris &c4 H. Ups. 19:%
(7) Brasfica Ridice Caulescente tereti Carnofa. Mat. Mei.
317» GOLVT. Be'g, I5?4* IL Ciiff. 338. R, Lugdb 34^Goüan
Tetradynami a; 717
Onder deezen tytel begrypt Linn^us al- IV. J
le de Verfcheidenheden van Kool , waar van ^xvu^'
zyn Ed. 'er tien of elf heeft opgetekend. Mun-Hoofd-
ting kende 'er twaalf en by To urn efortstük*
komen 'er meer dan twintig voor In 'tal- lt^d%
gemeen noemt menze Brasjica , in 't Franfch
Chou, in 't Engelfch Cabbage of Colewort, in 't
Hoogduitfch, gelyk by ons Kohl of Kool; maar
onderfcheidtze met de bynaamen van Sluit*
Bloem- % Raap- en Krul, of Boeren -Kool: naar
de geftalte* Van de Sluitkoolen zyn 'er , we-
derom y Witte , Roode , Kappertjes en Groene
of Savoifche, zogenaamd. In 't Franfch worden
deeze genoemd Chou Pommé, en de laatfte Choti
de
Monip* 3 3 3* Sylveftris. Brasfica Maritima Arborea. Moris*
J/i/?. IU p- 208. £. Vtridis. Br. alba vel vir'dis. C. B. Pin»
Rubra. Br. Capitata rubra. lbid Capitata. Br.
Cap. alba. Ibid. u Sabauda. Br. alba crispa. Ibid. Undulata.
Renealm. Sp. ii3* £. Ltciniata. Br. Lacin. rubra. J. B.
Hifi. II. p. 832. 3. Selenifia. Br. angufto Apii folio. C. B*
P/«. IU* £# Sabellica. Br. fïtnbriata. /tó. Br, Sabellica. Rew.
iS/>. 134» T* x33» ^otrytis. Br. Cauliflora. C. B. iri«
RER. ty. 131. T4 133. CAM. £/>i*. 25 3. *. Napo-Brasft*
sa. Br. Rail. Napiformi. TOUEN3. Infi. 219. Napo-Biasfica.
C. B. Pin. IU. Prodr. 54. ^B Gongylodes. C. B. nu
Br. Caulo - Rapa. !• B. f/x/?. II, p. 8Z9. Caulo -Kapura.
Cam. 2Si« Vide & Doa. P^r. 621 - 625. Lob.
243 - 245. &c.
(*) Jipui Bauhinum triginta Species projlmt , zegt RöttY;
doch d™ zyn Jer twaalf Sooue» van W;IJ* of Vdd-Kool
sns. onder begteepen*
Bi D£ïL* IX» $*U&,
718 VlERMAGTIGE KRUIDEN^
IV* de Milan ou de Savoije. Van de Witte en Roo-
AxviEL#de z^n 'er ^Gine > aanmerkelyk gekruld, gelyk
Hoofd- de Moskovifche , en die , welke de Brabanders
stuk» Roosjes heeten , wegens de geftalte en Kleur.
dfaafenL^ Bloemkool heeft langer en breeder Bladen
dan de anderen, fomtyds langer dan een Elle,
en in 't midden derzelven komt uit de Steng als
een Bloemhoofd voort, dat zig, als men het
ftaan laat , eindelyk in Bloemen uitfpreidt , en
Zaad draagt. In 't Franfch noemt men deeze
Chou fieuri , in 't Engelfch Colliflower. De Raap*
hol of Koolraap , heeft onder de Bladen een
gezwollen ftruik , die een eetbaare Raap uitle-
vert. Men vindtze ook met Wortels als lange
Raapen of Karooten, in Duitfchland Dor/en of
Dorfchen genaamd , by Neuremburg en naar den
den kant van Bohemen veel tot Winter- Voor-
raad gezaaid wordende. Behalve de Kool met
gekrulde Bladen, die Spruit- of Boeren - Kool ge»
noemd wordt, en die waar van men ilegts de
Spruiten eet; is 'er ook met gefnipperde Bladen,
welke men Bruinkool noemt, enz.
Dat de Kool den Ouden bekend geweest zy,
is blykbaar. De Grieken onderfcheidden ze in
drie Soorten , gekrulde , effene en wilde Kool ;
begry pende die allen onder den naam van Kram*
be Ct)* de Romeinen was de Kool in zo
veel
(*) De gekrulde weidt by hun Selinoides genoemd , als het
Loof gelyk dit dec Eppe hebbende ; hoedanig esne nog ge-
teld is onder de Verfcheidenheden.
V
T E T R A D Y N A M U;
veel achting , dat de Arts Crysippus daar 1W
van een Werk gefchreeven hadt , derzelver A*£*BI*
dienst toepasfende op alle Lighaamsdeelen. Die Hoofd-
voornaame Geleerden ,Pythagoras en Ca- stuk-
to, hebben haaren Lof verbreid* Waarfchynly-
leer is 't derhalve , dat deeze Aardvrugt uit de
Zuidelyke in de Noordelyke deelen van Europa
overgebragt , en door kvveeking allengs verbe-
terd zal zyn ; dan dat de tamme of Moes - Kool
haar afkomst zoude hebben van zekere wilde
Kool , op de Kalk-Rotfen by Doveren , ea
dus aan de Zeekusten in Engeland groeijende.
Het Zaad, immers, van de Bloemkool, moet
nog, om goed te zyn, uit Italië worden over-
gebragt (*). Sommigen flellen de invoering van
de Kool , in Groot Brittannie , op de Zesde
Eeuw (f).
Gedagte Wilde Kool, in de eerfte plaats voor- Boomach*
gefield door den Ridder, voert den naam van ^j2^
Boomachtige of hoogftammige getakte Zee - Kool ,
by Mo r is on , door wien zy in het midden
der voorgaande Eeuw aan de EngelfcheZee-Kusc
waargenomen werdt. Hy hadtze ook veele Jaa-
ren in de Tuinen by Londen gezien , zynde een
over*
(*) Dit zegt Mort s ON en Munting beveiligt zulk? ; doch .
by geen minder kundigen vind ik opgemerkt , dat de zo-
danige Blcemkoo'en berer zyn , die , uit hfer te Lande ge-
wonnen Zaad , van Kool uit Cyprus of Engelfch Zaad alhier
gegroeid , ten tweeden miale voortgeteeld worden. Aanm*
9ver Luftbnizen^ Planta^ië'n enz. Leid. 1737» p. 3 3 8.
(t) RtïTY » Mat. MtL p. 70.
720 YlERMAGTlGE KRUIDEN
IV, overblyvend Gewas , dat een Struik of Stam
AFx vIL* kreeg van drie of vier Ellen hoogte , aldaar bloei*
Hoofd- jende en Vrugtdraagende. Die Struik was dik en
stuk» groen , van onderen ruuw, van boven dikwils
ir^Xgetakc en eetbaare Spruiten uitgeevende* Hy
was omringd met breede , roodachtig groene of
donker roode uitgehoekte rimpelige Bladen* met
een blaauwachtigen Waasfem als bedaauwd. De
Haauwen waren een Handbreed lang met ronde
rosfe Zaadjes, 't Gewas kon de Winterkoude
uitftaan: het jonge Loof werdt 's Voorjaars ge-
geten of ingelegd. Ray meende dat het de ge-
meene , niet fluitende Roode Kool van Bau-
hinus, waar van Morison de befchryving
ten deele ontleend heeft, zoude zyn.
Een aanmerkelyke verbaftering heeft, door
't zaaijen, in de Kool plaats. Uit de gemeens
Witte en Roode, ongeflootene, komen , in een
wel gemeste Grond, de Witteen Roode Sluit-
of Kabuis - Kooien , wier Zaad , wederom , in
een fchraale Grond niet dan ongeflootene Kool
uitlevert. „ Dus heb ik ze, aan de kant van een
3, Bofch,tien Eilen hoog zien opfchie ten ( zegt
3, Morison). Het Zaad van Krul -Kool uit
„ Italië , in de Tuinen by Londen gezaaid ,
3> bragt Spruitkool voort , doch uit derzelver
Zaad kwam niet dan gemeene gladde Kool.
„ Dus gaat het ook met Zaad van de Bloem-
3, kool , in Engeland geteeld , waar van zeker
3, Hovenier, te Bramford, defchadelykeOnder-
vinding hadt. Hebbende, naamelyk , aan de
„War-
TèTRABÏNAMIAi 7^4
,1 Warmoeziersby Londen een menigte van zulk 'V*
39 Zaad verkogt # kreegen die daar uit niet dan AF£vf.U
„ Kooien ronder Bloem , en bragten het voor Hoopd-
n den Regter, die gedagten Hovenier, deswe*STÜK*
„ gen , verwees , om de gemaakte Onkoften
„ aan de Warmoeziers te vergoeden. Met de
^ Savoifche Kool, uit Italiaanfch Zaad geteeld >
M is het even 't zelfde.'*. Men kan die verbas*,
tering niet toefchry ven aan vermenging van het
Stuifmeel , maar aan den Landaaru
Dit Gewas is , 't zy in Spruiten, Blad cu
Bloem, gezooden en geöoofd,- 't zy tot Zuur-
kool ingelegd 5.gelyk de ge woone manier der Duit-
fcheren is , van veel nuttigheid in de Huishou-
ding* De Spruiten, ofwel de Spruit- Kool zelf ,
benoemt men onder de HofFelyke Luiden met
den Italiaanfchen naam Broccoli. Men acht het
een gezond Voedzel te zyn, dewyl het een ver-
zagtende eigen fehap heeft en den Afgang niet
alleen , maar ook de Waterloozing bevordert ,
künnende zelfs niet fchaadeo , al wordt zy raau w
gegeten. Hier uit blykt, dat fommigen de Kool
verkeerdelyk voor zwaar om te verteeren heb-
ben uitgemaakt. Evenwel , dewyl zy ligt toe
Rotting overflaat, kan zy in Galachtige Geftel-
len , in heete Ziekten , en daar Verpoppingen
in 't Gedarmte plaats hebben , zeer nadeelig
zyn* Ook maakt het veel verfchil , welke Spys
of Drank men daar by, of daar op , gebruike.
Het Afkookzel , inzonderheid van Roode Kool ,
met Honig, Suiker of Zoethouts- Drop, is zeer
Z z dien-
IU Dfil, IX, Stuk.
>
7^2 VlERMAGTIGE KRUIDE^
IVi dienftig voor Heefchheid der Keel 9 Hoest eti
AxvifL Borst- Kwaaien* Op gedoofde Kool kan men
Hoofd- meer Wyn drinken 5 dan op andere Kost. In
STUK# het Sap echter heerfcht eenige fcherphcid , die
dramde', tig zeer duidelyk openbaart in de Vezels der
Wortelen , welke zelfs heet zyn van Smaak.
Het Water {tinkt na dat men Kool gegeten heeft ,
en dit Water zou tot zuivering van Zweeren en
Fiftels (trekken kunnen. Ook zyn de Bladen 9
gefchild, tegen Dauworm en andere Huidkwaa*
len dienftig : zy neemen de Wratten weg , als
men 'er die mede wryft, en, op Rooden Wyn
gezet , verftrekken zy tot een uitmuntend mid-
del tegen 't Blaauwfchuit.
R a p a* Raap..
Te baarblykelyk verfchillen deeze van de
Kool 9 door haaren eetbaaren Wortel , om niet
als een byzonder Geflagt te verfchynen : dus
vin. (8) Raap met langwerpige of Rolronde Wor»
Napus. isien.
S rekt aap.
ix. (9) Raap met Klootronde Wortelen.
Rap*. £)ee.
II nol.
f8) Brasfica Rad. Caulescente Fufirormi. Mat. Med.n%*
GORT. Belg. 193, GOUAN Monsp. 33*. Fl. Succ. 547- R.
Lugdb. 324. Dalib. Paris. 199. Napus fylvcftris. C. B. Fin.
95. Bunias ,Sylv. Napus Fl. luteo. Lob. Ic. 200. Cam. Epit,
2Z0. 00 Napus fativa. C. 6. Pin. Dod. Pcmpt. 674.
(9) Brasftca Rad. Cau!. orbiculari depresfft Carnofa\ H*
CUJf. 3 39. Ups. 190. Mat. Mcd, 3**. Lugik* GORT*
Mtlg.
Tetradynamia. 723
Deeze beiden verfchillen meest in de figuur IV.
der Wortelen, die men in de eerfte Stek-Raa»^™^9
pen, Franfche of Parysfche Raapen, in de laat-HooFP-
ite Knollen of enkel Raapen noemt. De pran^^^
fchen heeten de eerften iVav**J,de anderen Ra- 1 'f49'**
ves; de Engelfchen zctggenNavews en Turneps; de
Duitfchers Stohrüben en Ruben, 't Gewas heeft
ookweleenigeonderfcheïding ,doch die naauw-
lyks dan voor Tuinlieden te befpeuren is. Het
Bladerloof is iedereen bekend. Wat de Wortels
aangaat, die men Raapen noemt, deeze zynin
de eerfte langwerpig , Rolrond en gemeenlyk
wit van Kleur. Lobkl, niettemin, verhaak f
dat hy zodanige Raapen , die Goudgeel waren ,
gekreegen hadt te Boefingen 9 een Myl van
Iperen in Vlaanderen, by den Heer Jan van
Halewyn, Heer vanVoxvrye; die daarvan
veel in 't Land zaaide , digt by 't gezegde Slot,
Van de gemcene Raapen komen 'er voor die
byna rond, die platrond , cn die langwerpig zyns
als bekend is, en onder deeze is de geele Kleur,
wat de ronde aangaat , de gemeen fte. De plat-
achtige noemt men Knollen eb deeze zyn wit 9
wordende de Stoppel - Knollen , die men in den
Herfst zaait , des Winters veel gebruikt* Van
deeze heeft men 'er met witte, zwarte als ook
met geele Schillen.
De
Bt'g. utfupra. Rapa fylv. Raj. ffijf. 800. fi. Rapa fatwa
ïotunda. C. B. Pin. 89. Rapum. CAM. Epit. 218. y% Rapa
fat' va oblonga f. foemina. C. B, Pin. 89. DOD. Ptmpu 673»
Zz 2
XI* Dfrl» IX* Stuk.
7&4 VlERMAGTIGE KRUIDEN
IV. De Raapen vallen fomtyds zeer groot* By de
^*xvu* Ouden wordt van veertig, vyftig en zestig Pon-
Hoofd- den zwaarte gefproken* Matthiolus ver-
stuk. jiaa]t 9 (jat hy >er jn >t Grondgebied van Anagnï
if^e*Z*gezienhadt' van honderd Ponden gewigts. Hoe
ongelooflyk dit voorkome, is 't nogthans zeker 3
dat zy in een vette Grond zeer groot geteeld
worden* De grootften zyn juist de lekkerften
niet. In 't algemeen verfchaffen zy een aange*
naam en ligt verteerbaar Voedzel ; maar in de
Schil heerfcht een aanmerkelyke bitterheid en
fcherpte , voornaamelyk in die der Knollen en
Stekraapen, welke dikwilsdezelven geheel door-
dringt en zebyna oneetbaar maakt* HetAfkook-
zel en Sap der Raapen is als een zeer nuttige
Gorgeldrank tegen de Sprouw befaamd. Het is
ook dienftig in Keelziekten , Hoest en Borst-
kwaalen f*),als mede tegen 'tBlaauwfchuit. De
Hoogleeraar Ruysch, negentig Jaaren oud
zynde 3 prees de Raapen , zo tot Spyze als Ge-
Eeesmiddelen , Hemelhoog ( f}*
Koo(- Deeze beide Soorten komen in verfcheide
zaad. deelen van Europa wild voort , en hebben dan
een langen dunnen Wortel ; doch inzonderheid
de eerfte , die het zogenaamde Koolzaad uitle-
vert, waar van de Raap - Olie geperst wordt.
Geheele Akkers worden met hetzelve, als be-
kend
(*) Tusfis fanata Deco&o Raparum. Tr?LF. Oh. Libr. IV.
Cap. ao.
ft) ï« Prologo Curar, tenovatarum feu Tbefauri n&vL
Axnftd. i72g#
TetradynAmia* 725
Icend is , in onze Nederlanden en elders bezaaid , Iv-
en dus groeit het meer dan eens Mans langte A?xyfU
hoog. Van hoe veel gebruik die Olie, zo om Hoofd-
in de Lamp te branden, als om Zeep te maa-STUK*
ken en in Zal ven zy, is Wereldkundig. Zy heeft
een zeer verzagtende hoedanigheid* Het Zaad
wordt aan de Kanaries en andere Zingvogekjes
gegeven , tot gladheid van den Keel (*).
E r u c a. Rakette*
Deeze , hoewel ook tot het Geflagt van Kool
betrokken, verfchilt grootelyks ten opzigt van
de Haauwen , die Degenvormig plat gepunt
zyn ; terwyl zy geen Raapachtigen Wortel heefc
en een byzonderen fcherpen Smaak.
(10) Rakette met rappig uitgehoekte Bladen , x.
een Jlekelige Steng en effene Haauwen. E™Jfa*
(ll) ft rum.
wilde >
(*) In Engeland bezaait men geheele Akkers , zo met hetzel ve
als met Raapen of Knollen , en laat het Veederzelver Loof af-
icheeren: want de Ondervinding heeft geleerd, dat zulks tat
verbetering der Wortelen {trekt. In Noordholland wordt tot
ontginning der Kleijige Graslanden, die men bouwen wil ,na
dat zy geploegd zyn, eetst Koolzaad daar in gezaaid ; 't welk
het Onkruid verflikken doet en den Grond mul maakt (aas*
fchien ook daar aan de overtollige Geilheid beneemende) en
dns bekwaam tot een Teelt van Koorn. Vergelyk het Venoog
over de Tee^n^en 't gebruik van 't Koolzaad, Nieuwe Land»
louw. IV. Stuk. bl. 251.
(10) ürasfica Fol. runcinatis, Caule hispido, Siliquis Is-
vibust GORT. Belg. 195. Go van Movsp. 3 3 3» Ger. Prov.
369* Kram. Aujlr. 199» Sifymbrium FoU pinnato- dentatis.
H. Cli§. 337. Lugdb* 341. Eruca iylv* major lutei Cm*
II. DfSLt IX, Sll'*,
Zz 3 te
7*6 VlERMAGTIGE K RUIDEN.
IV- (ii) Rakette met Lierachtige Bladen , een
KV%tlL' rui&e $tenS m gtodde Haauwen»
tvk^ Van deeze beiden wordt de eene Wilde, de
ix. andere Tamme Rakette genoemd. De Franfche
St£T saam is Roquette , de Engelfche Rokeit , de
Tamme. Duitfche Raucken. De eerfte groeit niet alleen
in de Zuidelyke deelen van Europa , maar ook
in onze Nederlanden, in Engeland en elders ,
op Muuren enSteenige plaatfen: de andere zou
in Switzerland aan de Wegen wild voorkomen,
doch wordt gemeenlyk in de Hoven gezaaid,
om als Toekruid by de Salade te gebruiken.
De geftalte van de een en andere verfchik
weinig dan in de Bladen , welken de Wilde
Vinswyze uitgehoekt en veel naar die der Paar-
debloemen gelykende heefc, de Tamme aan 't
end zeer breed, als die der Raapen. In beiden
komen de meefte Bladen tropswyze uit den
Wortel voort en geeven in 't midden de Sien-
gen uit, die Aairswyze met Bloemen en Haau-
wen bezet zyn, Veel breeder en korter zyn de
Haauwen dan in de Kool en bevatten platron-
de Zaadjes.
De Rakette kou haaren Latynfchen naam ,
zo fommïgen willen , van de brandende hoeda-
nig-
le aspero. C. B. Pin. pg. Eruca fyhreïhis. DOD. Pempi.-jo*.
Lob. Ic. 204.
(il) Brüifica Fel. Lyratïs , Ciule hirfuto , S\U |Jafbri$.
Mat. M?d. 33c. IL Ups. 19©. H. Cif. Ciuca iatifo-
Bï alba. C. B. P-n. 98. Eruca tetifolia alba. Toubn*. In ft.
227. Eruca S?.tiva. Lob. Ic> 204, Emca, Camer. Epü, 306.
T E T R A D Y N A M U,
727
nigheid hebben , die 'er in heerfcht ; 't zy we- IV»
gens den heeten Smaak , 't zy om dat 'er deA^?L
Minnelust door aangeprikkeld wordt (*). De Hoofd*
Keuk is fterk en voor veelen onaangenaam :desSTUK#
het meest gebruikt wordt van de ItaliaanenCt)» SlUiuoJ**
De Monniken van zeker Kloofter , aan de Kust
van Languedok, het Zaad gekreegen hebbende
van een Spaanfchen Landlooper , als een Mid-
del om de vadzigheid te verdry ven, werden
daar door zo aangehitst , dat zy hunne gelofte
van Kuifchheid verbraken, zegt Lob el, die
het gezien en bygewoond hadu Hy merkt aan ,
dat 'er een Roomfche Rakette is, met Bladen als
de Waterkers, zwart Zaad hebbende en geele
Bloemen, die in de gewoone Rakette witzyn*
ook fmaakelyker en kragtiger , ten mïnfte in
Italië van meer gebruik , wordende deswegen
Gentil genoemd in Spanje* Deeze zal het zyn,
die Cam erariüs afbeeldt ( 4. ). Van de
Wilde is ook eene Verfcheidenheid met fmaller
Bladen, die overblyfe (§) , terwyl de anderen
Jaar-
(*) Excitat adï^rnerem tardos Eruca Maritos. CouiMFXLA.
Et Vtnerem revocans Eruca morantem. MA&TIAL18»
Nee minus Erucas jubeo vitare f<ilaces* OviDius.
ft) Acris eft, Saporis notisfimi , luxuriofa Herba. Hall.
(l) Men vindtze ook by MORlSoN , 'hifi. S. T. ƒ♦
f. 4. *
(§) Eruca tenuifoila perennis FI. luteo. J, B. Hifi. II. p.
£61. TO'JRNF. Inji. 227. &C. Vide GOUAN & GêR. UtS.
Maar Linn. heeft deeze onder de Sl/jmbria gelaten, zyn-
ds de Dunbhdige IV&terfcn hier voor*
Zz 4
?a8
?iERMAGT!GE KRUIDEN.
IV; jaarlykfe Planten zyn. Het Loof niet alleen ^
A ™ifL4 maar het Zaad, is in fleepende , Slymerige Kwaa*
Boo/d- ten niet ondienftig, geneest in fommige gevallen
s"£uk. je fjoest en Verkoudheid, en komt in Veneria*
JtTende. te Winkelmiddelen Ct)-
xit. O 2) Rakette rappig uitgehoekte Bladenen
r^rL. Jlekelige Haauwen , die gedekt zyn met een
Ei«azige« gezwollen Kelk.
In Spanje beeft Loefling dëeze waarge-
nomen , die in Engeland opgekomen was uit
Zaad van Aleppo , zo Morison verhaalt %
zeggende, dat zy de Stengen een of anderhalf
Elle hoog heeft , met ruige Takken en groote
Bloemen, die zwart geaderd zyn, de Bladen
zwart gevlakt» De ftekelige Haauwen onder-
fcheiden ze, bovendien , van de andere Sporten*
Sinapi sa Mofterd.
De wyd gaapende Kelk ondei'fcheidt voor-
aaamelyk dit Geflagt van het voorgaande, ais
zynde de Bloem ook met dergelyke Kliertjes
tusfehen de kortfte Meeldraadjes enden Stam-
per, en tusfehen de langde en den Kelk, voor-
zien* Het heeft de Bloemblaadjes , bovendien ,
regt , niet fcheef , genageld-
Hier
ff) Gelyk het Ele&. Dia/atyrion , de TahuU- magnani*
mitatis , wegens haare uitwerking dus genoemd, enz.
(lij Rraifica Fol. ruiieinatis, Siliquis tc&is Calyce tu>
ptido. H. Ups. 191. Eruca Chalepenfk, Caulibus et Siiiquls
T E ï R A D Y H A M I A, 729
Hier van komen voor dertien, meestal Eu- Hfi
fopifche Soorten. A?x
(1) Mofterd met veelhoekige , rondachtig ge- stuk™"
zwollene effene Haauwen , langer zyn u
dan de tweefnydige Snuit. IZTjL
Dit Onkruid * op de Bouwlanden en aan de
Wegen , zo in onze Nederlanden , als door ge-
heel Europa voorkomende , voert den naam van
Herik of Hederikm ons Nederland 3 doch wordt
van de Boeren, in Vriesland, Krodde genoemd,
in 't Engelfch Charlock of Wilde Mofterd , in >t
Franfch Moutarde. Het groeit een Ellehoog, met
jruuwe Bladen , die Lancetvormig ovaal zyn ,
fomtyds effeurandig * fomtyds Vinswyze inge-
fneeden. De Bloemen zyn vry groot , geel of
bleek van Kleur ; de Zaadhuisjes bevatten veele
ronde , rosachtig zwarte Zaadjes 3 van eene fcher-
pen heeten Smaak*
Qi) Mofterd met de Haauwen agterwaards fie* «
kelig % aan de punt hyna vierhoekig, op zyde Levant-,
plat. fche*
Dus
( 1) Sinapis Siiïq. multangulis torofo - turgidis &c. Syft.
Nat. XII. Gen. szi. p. 444. V*g* XIII. p. 503. Gort. Belg.
15,5. FL Suee. $48 , 610, KRAM. Aufir. 199. Hall» JHelv.
554- GoUAN Monsp* 333» &• Ciiff. 338. R. Lugdb. 343.
Rapiftrum Flore luteo. C. B. Pin. 95. Sinapi Arvenfe prs-
cox Semine nigro, TOUKNF* ƒ*/?. 2*7. Rapiftrum. Dod6
Tempt. 675» Rapiftrum Aivorurm Lob. /<r. 98.
(z) Sinapis Siliq. retrorfUm hispidis &c. ^«2. ^fcW. IV.
Zz 5 p*
II» deel, ix. Stok»
730
VlERMAGTICE KRUIDEN,
IV. Dus onderfcheidt zig deeze, die naardevoor-
^^f,^ gaande veel gelykt , zynde door Tourne-
Hoofd f ort in de Levant waargenomen.
STÜK#
ui. (3) Mofterd met flomp Eyronde , fyngetan*
Brï^L de, effene Bladen.
Koolach-
tifie. in China valt deeze, die de geftalte byna van
Kool heeft , als ook dergelyke Bloem en Baau-
wen , de Steng anderhalf Voet hoog.
iv. (4) Mosterd met jlekelige Haauwen , die een
fcheeven , zeer langen $ jlekeligen Snuit
hebben.
Aiba.
Witte.
v. ( 5) Mofterd met gladde 'Raaiiwen , tegen el*
ZwznT. kander aangedrukt.
Deeze beide 3 g^meenlyk by den naam van
Witte en Zwarte Mofterd , of de laatfte , die
meest in gebruik is s by dien van Mofterd be-
kend , komen wild voor in de Zuidelyke deelen
van
p. 280. Sinapi Oriëntale maximum Rapi folio. Tournf.
Cor. 17.
(3) Sinapis FoL obovatis denticulatis laevibus. Syft. Nat»
XII. App. p. 6$!.
(4) Sinapis Siliquis hispidis &c. GORT. Belg. 195. HALL.
Heiv. Hl* Gouan Monsp, 334* GEB. Prov. 370. H* Cliffl
R. Lugdb. uts. Sinapi Apii folio. C. B. Pin. 99. Sinapi fa-
tivum alterum. Dod. Pempt. 707. Sinapi agrefte. Lob.
1c. 203.
($) Sinapis Siliquis ghbris, Racemo appresfis. Mat. Med9
316. Gort. Belg. 19$. Hall. Gouan &c. &c. sinapi Rapi
ioiïo. C. B. Pin. 90. Sinapi fativtzm peins. DOD. Pempt. 706.
Sin. fativum, Lob. 202.
Tetradynamia, 731
van Europa, en worden alom, gelyk in deNe- IV.
derlanden, op Akkers gezaaid. Zy zyn, naa- A?^f^
melyk, Kruiden, die 's Winters vergaan, gelyk Hoofd-
de voorige Soorten, De Franfche naam is Mow«8TUK*
tor de of Seneve , de Engelfche Mujlard , de SiW*
Hoogduitfche Senf. Zy verfchillen zo zeer niet
in de hoogte van 't Gewas, Stengen hebbende
van ongevaar een Elle hoog, of in manier van
groeijing , als in het Loof ; dewyl de Bladen
van de Witte veel naar die van Eppe of Selle-
ry, der Zwarte meer naar die der Raapen
gelyken. De Bloemen zyn in beiden geel, en
hebben zelfs geele Kelken, verfpreidende een
zeer aangenaamen Geur,- maar de Zwarte heeft
de Bloemen kleiner en de Haauwen ruig, byna
aan de Steng evenwydig. In deeze is het Zaad
uit den bruinen ros en flegts van binnen , in de
andere ook van buiten geel ; 't welk maakt dat
de gemalen Mofterd van de eene veel bruiner
ziet dan van de andere.
In de Huishouding is de Mofterd van veel
dienst, gelyk bekend is, als ftrekkende om zou-
te Spyzen eetbaar en laffe fmaakelyk te doen
zyn., en dus inzonderheid van veel gebruik by
Vifch , Vleefch en Spek. De weinige Kostbaar,
heid maakt , dat deeze Kruidery alom te beko-
men is voor den gemeenen Man. Om ze te be-
reiden , wordt het Mofterd -Zaad met eenig
zuur Vogt , gelyk Karnmelk , Azyn of Verjuis
gemalen; 't welk de Loogzoutige vlugge fcherp* .
heid tempert en dus de Mofterd gebruikbaar
maakt»
II» Deel. IX, Stok*
73* VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV* maakt. De naam zou daar van afkomflig zyn *
FxvkL dat men 'er oudtyds verzuurde Most toe be-
Hoofd* zigde.
stuk* JSTïet minder kragtig is het Mofterd-Zaad als een
draï&nde'. Geneesmiddel; 't zy inwendig tegen *t Blaauw-
fchuit ; dewyl niet alleen de zuure Vogten ,
maar ook de fcherpheden van Zee* Zout daar
door getemperd worden. In Vryfterziekte, Wan-
kleurigheid en Verlammingen , is een maatig
gebruik daar van zeer nuttig. Uitwendig dient
de Mosterd tot een fchroeijend Blaartrekkend
Middel ; als ook om Slym te doen loozen ia
Beroerte en Lammigheden , wanneer het Zaad
gekaauwd wordt. Het zwarte is veel kragtiger
en fcherper dan het witte5gelyk uit de gemalen
Mofterd, die men Scheeps - Mofterd tytelt, om
haare duurzaamheid, blykbaar is* 't Bezit zulk
eene vlugge fcherpheid, dat men dikwils daar
door tot Niezen aangezet wordt , en met dit
oogmerk kan het ook in verfcheide Toevallen
dienen ; gelyk in Opftyging en Vallende Ziekte*
Zo vlug zyn deszelfswerkzaame deelen, dat al-
les door Deftillatie overgaat , blyvende in de
Kole geen 't allerminfte Zout.
nVU. CO Mofterd met geftreepte ruuwe Haauwen
Smapts v . 7 , '
Pyrenaica* en rappig mtgehoekte effene Bladen.
Pyrenee-
M
(&) Sinaph Siliquis ftriatis fcabrïs &c. Eryfimum Dentis
Leonis folio pereime Pytenaicum. Townk. Injl.
Tetradysamia, 733
(7) Mofterd met ruigachtige opgeregte Haau- IVJ
wen, die een famengedrukte Snuit hebben i^'xvif"
de Bladen Lierachtig Pluizig. Hoofd-
stuk*
(8) Mofterd met effene > byna gewrichte 9 uit- vu.
gebreide Haauwen; de Bladen Lierachtig
rappig uitgehoekt en eenigermaate ruig. cftUgf~
(9) Mofterd met gehandelde Takken > de bo- cJ™fiU
yenlle Bladen Lancetvormig effenrandig. chinee-
fche.
Dus onderfcheiden zig deeze vier Soorten* *x-
waar van de eerfce op de Pyreneelche Bergen Biesach-
door ToüRNEFORTis gevonden ; de t weede tlge#
op een Berg van 't Eiland Sicilië door A r-
duinus. Deeze beiden blyven over, de twee
volgende, die Jaarlyks fterven , hebben haare
Groeiplaats in China en andere deelen van Oost-
ïndie, De laatfte is zeer lang van Gewas , en
heeft het Loof naar de Salade gelykende.
O o) Mofterd met effene gehke Haauwen ; de „ x%
v J ' _ . , ErueoidiSm
Bladen Lierachtig langwerpig glad ; de Raketad*.
Steng ruuw. Ufie*
(7) Sinapis Si!, pubescentibus ere&is &c. Sinapis hitfuta %
Caulibus Fcutescentibus &c. ard. Sp. i. p. 21. T. 9.
(8) Sinapis Sil. tevibus fubarticulatis patulis &e. Sin. Sii.
glabris &c. Ard. Sp. 1. p. 23. T. iq.
(9) Sinapis Ramis Fasciculatis &c. H. Ups, 191. Sinapi Tn-
dicura maximum La&ucx folio. Herm. Parad, 230. T. 230.
(10) Sinapis Siliquis Ixvibus xqualibus &c. Sinapi Hisp.
ptamilum album. Toürnï. Injl, 217. Eruca fyiv, Flore albo>
Italica* BA SR. Ie. 132.
II» Dsau IX, STUK*
734 Vl ERMAGTÏ GË KRUIDEN.
STUK.
xr,
IV. 00 Mofterd met dubbeld gevinde Bladen , de
Afdeei; Slippen Liniaal.
XVI.
^°°FD" (12) Mofterd met aangedrukte e ff ene Kaan*
wen; de onderjle Bladen Lierachtigruuw ,
sZaph debovenften Lancetyormig; en een mime
s^ffhe. Steng.
XII
incana. De laatfte, hier opgenoemd, heeft uitermaa-
Gryzc' te korte Haauwen* Het Loof der eerftegelykt
naar dat der Rakette; der tweede naar de Tuin-
kers. Allen groeijen zy in Spanje, maar de
cerfte , die Raketachtig is , komt ook voor in
Italië; de Gryze in Portugal en Vrankryk, zyn-
de door Vaillant onder de Planten , om-
ftreeks Parys groeijende, opgetekend.
xiii. Cl3) Mofterd met e ff ene uitgebreide Haauwen ;
Lfvjgfta* Lierachtige gladde Bladen , de bovenden
Gladbladi- : ? , — „ J
ge. Lancetvormig , en de Steng effen.
Als een Onkruid heeft deeze, gelykde voo-
rigen, in Portugal en Spanje haare natuurlyke
Groeiplaats. De hoogte is omtrent twee Voe-
ten, en de Haauwen zyn uitermaate lang. Vol-
gens
(11) Sinapis Fol. duplicato • pinnatis &c. Sinapi Hisp. Na*
fturtii foliO. TOURNÏ. lnft. 227.
(12) Sinapis Sil. Raeemo appresfis Isevibus &c. Am. AcaL
IV. p. 281. Eryfimum Fol. fubineanis , Siliquis brevislimis.
Herm. Parad. 115. T. ilj. VAILL. Paris. 51.
(13) Sinapis Siliquis lavibus patulis &c. GOUAN Monsp.
334. Am% AcaL IV. p. 28 1. Eryfimi V3rieras. Herm. Par.
is;.
Tetradïnamia: 735
gens den Heer Burmannus komt deeze TV.
Soort, alsook de Witte, aan de Kaap voor. A^Et^
Een Soort van Mofterd 3 by Kairo groei jen -Hoofd*
de, heeft Forskaohl, met den bycaamSTUK*
Harra naar 't Arabifcb, befchreeven. Dezel-
ve hadtovaaleuitgehoekte Itekelig ruige Bladen 9
een gladde Steng en neerhangende Haauwen.
Het Loof werdt van het Vee met Smaak gege-
ten en het Poeijer der Bladen, in Water, aan
zwangere Vrouwen ingegeven (*).
R A p H A N u s. Radys.
De Bloem heefc , in dit Geflagt , dergelyke
Honig- Kliertjes als de twee voorgaande: de
Haauwen zyn dik , eenigermaate gewricht en
Rolrond ; de Kelk is geflooten. Het bevat de
vier volgende Soorten*
( i ) Radys met dikke Spilronde tweehokkige t.
Haauwen. jjgg*
Tamme.
Tot deeze Soort behooren de Tamme of Tuin-
Ra-
(*) Flor. J&gypt. Arab. p. np.
(i) Raphanus Siliquis teretibus torofis bilocularibus. Syiï.
Nat. XII. Gen. 822. p. 44;. Veg. XIII. p. 504» Mat. Mei*
325. GORT. Belg. 196. Gif. 190* R, Lugdb. 344. 0.
Raphanus minor oblongus, C. B. Pin. 95, Raph. minor
jjurpureus. LoiJ* /c. 201. fc. Raph. major orbictilaris rotun-
dus. C. B. Pin. 96. y9 Raphanus nlger. C. B. Pin 96. Ra-
phanus magnus. Lob, Ic. 201. Raph. f. Ridiculafctiva. Dod.
Fcmpt. 676. i0 Raph. Chinenfis animus Oieiferus» Burm.H»
ïnd> 140.
if. drkl. ix* Hm*
7S6
VlERMAGTIOE KRÜIDEIf.
Radyzen, van welken de gewoonften langwer*
zYn en mec het gedeelte van den Wortel,
Hoofd* dat uit den Grond opftygt , paarfch, als bekend
stuk* |s . aQCjeren byna volkomen Kloot- of Knol-
irafglnéjond ; weshalve zy Knolradyzen genoemd wor-
den. De Franfche naam is Raifort of Radi; de
Engelfche Radish; de Duitfche Rettich, allen
van den Latynfchen Raphanus afkomftig. Een
derde , die van buiten zwart is , voert den naam
van Ramenas of Rammelas , zynde veel groo-
ter en fcherper dan de anderen , en van eene
Peerachtige figuur. Van eene vierde, in China
groeijende , die Olie uitgeeft, wordt door den
Ridder gewag gemaakt*
De eigentlyke plaats der afkomst , daar zy
wild groeijen, fchync niet bekend te zyn. Het
Loof heefr veel overeenkomst met dat der Raa*
pen. De Haauwen zyn omtrent een Pink dik en
groot, bevattende vry groote ronde, roodeZaa-
den, in eene fpongieuze zelfftandigheid als ge-
cefteld. Dit Zaad heeft een openende en Pis*
dryvende kragt , maar doet , alleen gebruikt
zynde , dik wils braaken , zo Boerhaave
aanmerkt* De Wortel is , naar den trap van
fcherpte, meer of minder gezond, bevorderende
dikwils de Verteering en de Maag verfterkende.
De Radyzen kunnen tegen 't Blaauwfchuit dienen ,
' en in Slymige Borstkwaalen , inzonderheid der-
zelver uitgeperfte Sap, dat zelfs tegen den Steen
gepreezen wordt. In de Kinkhoest der Kinderen
is het fomtyds van dienst geweest.
De
T E t k A D 1f N A M I A# ^
t)e gewoon e Radyzen worden by Pera en IV.
daar omftreeks 3 aan de Zwarte Zee P veel ge- *™*f
sraaid ,zoBükbaüm aantekent , waar van dan Hoofö-
de kleinften , overgelaten , in rt volgende Voor- STUK-
jaar Steng fchieten cn bloeijen. Dit beef c den Sililuof**
vermaarden ïournefort,, zegt hy ^ bedroe-
gen , die dit Gewas aanzag voor een Söort vaü
Mofterd , maakende daar van driëderléy Vroe-
ge Kmfiantinopelfche Akker - Moftert , met zwart
Zaady naar de Kleur der Bloemen y welke wit,
paarfch gettreept of paarfebachtig waren
(2) Radys met leggende Haauwen} langer dan ïh
de gehele Plant.
i In Final is deeze door BraAd waargenomen
in 't jaar 1764 , en federt in de Upfalfche Tuin
geteeld* Zy gelykt naar de voorgaande , maar
heeft de Bladen fpitfer , de Steng korter ,
paarfchachtig; de Haauwen twee of drie Voe*
ten lang, éénhokkig 5 en als een Slang óp dén
Grond nederlcggendc. Dit is zekerlyk een zon*
derlinge Soort»
(3) Radys met Spilronde 3 gewricht e >efeneeen« tm
bokkige Haauwen. Jldpèanl*
in Wilde*
(*) BUXB. Ce*** !• P- Vid. T O URN F. Cor* Sina-^
bi Arvcnic praxox Conftsnunopoiitanum , Semine nigro
&c. .
(2) Rapbanus Silïq. decumbentibus tota Plant! longioribus.
Jiïant* 95. LïNN. Dcc. T. 10.
(3) Rapbanus Siliquis teretibus arfciculatis &c. CORT* Belg*
Aaa
II, Dsel li;, Stuk»
733 VlERMAOTIGE KrüIDEM
IV, In Vrankryk worde deeze Raifort Sauvage9
AFjm.L# ^at ,s Wilde Radys , genoemd en hier te Lan-
Hoofd- de by de Boeren Keyk>zegt de Heer de Gor-
stuk, ter. Op de Akkers en Bouwlanden, in veele
dwgevfe "deelen van Europa , is dit Onkruid gemeen. Het
heeft met de Herik of Hederik, voorgemeld,
veel overeenkomst in Gewas , doch verfchilt
zeer door de Haauwen , die het alhier t'huis
brengen. Daar kernen Verfcheidenheden van
voor , met witte , geele of paarfche Bloemen.
Hec is fcherp en van een fterken Reuk»
iv. (4) R adys met Spilronde dikachtige ruige Haau*
rieus.
Siberifche.
^itirkus! wen en Liniaale Vindeelige Bladen.
In Siberië groeit deeze, zynde een klein Plant-
je, dat de geftalte van Raket heeft , met de
Stengetjes meestendeels naakt ; de Bloemen
groot en geel; de Haauwen als Koraal -Kettin*
gen met een lange Snuit. De figuur der Smaa*
kelooze Alpifche Cardamine > by Columna,
gelykt naar dit Kruid.
De Heer Forskaohl heeft by de Piera-
mieden in Egypte, aan de kanten der Landen
en op een Eilandje in 't Riet, eene Soort van
Radys waargenomen , welke hy Lierhladig noem-
de. Dezelve hadt ftekelige Stengetjes van een
Voet
19$. GOUAN Afonsp, 334. KRAM. Aufïr. I99. HALL. Helv. sss>
Kapiftrum Flore albo, Süiqua articulatA et FJ. Juteo. C. B,
Fin. 95' Rapiftrurn Flore albo Eracx foliis. Lob. Ic. 199*
(4) Ra-phanus SlU tere ti bus tomlofis viilofis &c. Raph, Fe',
innatis Pianis confluenribus. Gm&l.
ÏETitADÏNAMlA*
Voet hoog', aan den Wortel leggende en dan IV.
Weder opltygende. A* xvlï*
i t i Hoofd»
B ü n i a s, Knodsvrugt* STÜIU
Een afvallend , rondachtig geknot Haauwtje, *tltiu°f**
met vier boeken die ongelyk Doornachtig ge-
fpitst zyn, maakt de Kenmerken u?t van dicGe-
flagt , 't welk de agt volgende Soorten bevat.
Ci) Knodsvrugt met wyd gemikte tweehootni* f.ï*
ge Haauwtjes , effe ra» onderen gedoomd ComZZ
In Siberië groeit decze , een zonderling Kruid,
dat het Haauwtje dwars ovaal heeft, wederzyds
uitloopende in een zeer lange fterke Doorn , zo
dat het tweehoornig fchynt , in h midden vier
regte kleine Doorntjes hebbende*
(a) Knodsvrugt met gedoomde Bloemtros/ené n.
Spinofk.
Deeze, die den naam van Gedoomde Kool by d^edooxa*
Alpinus voert, groeit in de Oolterfche Lan-
den en in Barbarie. De Stengen heeft zy een
Voet hoog , Biesachüg , de Bladen langwerpig
Ey*
(1) Êani&s Süiculis divaricato * bicoriiibus Üafi fpinofls*
Syft. Nat. XII. Gen. 823, p. 446* Vèg. XUU p* *o4- Burfa
Paftpris Oiientalis , Dt&bx foliis , Siliquis cornuris. TOURHF*
Cor. ï$.
(2) Bunlas Racerais Spsnescéntibus. Bünias SÜiailfs ovatïs
fcutis &c. TURK. F&rfet. ii. Brasfica Spincfa. ALP. Exoi»
20U T. 2óo. C. B» jPs«. 1 t r. Prodr. Ciaaibe Spinofisfi0
ma Aiabica, SHAW. Afr* *79*
Aa &
1L DSBL* IX«Stus.
740 VlERMACTIGE KftüIDJEN.
IV. Eyrond , Itomp , en aan 'c end der Takjes ko
FxvlL* men doornen voort, aan wier zyde ongedeelde
Hoofd- Bloemen. Het Zaadhuisje is fpits Hartvormig,
stuk, bevattende een zeshoekig Nootje, met de twee
dra^*2. hoeken breeder , waar in eenzaame rondachtige
Zaaden. Het Loof werdt , volgens Alpinus*
in Egypte in Vleefchnat of tot Moes gekookt,
of raauw als Salade, gegeten*
lIT: (3) Knodsvrugt met vierhoekige Haauwtjes $
ErJïl'go. die de hoeken met twee Kammen hebben*
vierhoe-
kige* fjiet minder byzonder is dit Kruid , dat op
vogtige Velden by Montpellier voortkomt, we-
gens zyne vierhoekige puntige Haauwtjes. Het
fchiet drie of vier Stengen , van een Voet en
fomtyds een Elle lang, die rond en ruuw zyn,
zo wel als de Wortelbladen , welke naar die
van 't Havikskruid gelyken f maar de Steng,
bladen zyn weinig uitgehoekt. Het heeft geele
vyfbladige Bloemen , 't welk iets aanmerkelyks
is in deeze Klasfe (*). Men noemt het in 't
Franfch la Masfe au Bedeau , dat is de Pedels-
Knods , wegens de aartige figuur der Zaad-
huisjes.
C4)
(3) Bunias Siiiculïs tetragonis , angulis bicriftatls, C quant
JWonsp. 33 J. Bunias. II. Cltff. 34.0. R. Lugdb. 344, Eruca
Monspeliaca. C. B. Pin, pp. Prodr. 41. T. 41. Emcago.
TOUBNF. Inft. a3*. T* 103.
(+) CASPAH Bauhinüs zegt zulks en beeldt het zodanig
af ; doch ToüRNEFORT fchryft 'er vierbladige Bloemen aan
TetraoynamiAi 741
(4) Knodsvrugt met Eyronde bultige IVratti- IV,
ge Haauwtjes. ^xn*"
Een blyvende Wortel heeft deeze, die in des^°*D*
Upfalfche Akademie-Tuin een Plant was van lv#
eens Mans hoogte, doch te Montpellier, v°I-0^^.,
gens Gouan , maar een Voet hoog groeide» ooftsrfchc.
Toürnefort heeftze in de Levant gevon-
den en geeft 'er Bladen als van de Paardebloe-
men aan. In de voorgaande zyn zy voorwaards;
hier agterwaards uitgehoekt. De Haauwtjes zyn
Klootrondachtig met een kromme Punt, aan de
ééne zydc Buikiger en de geheele Plant is fcherp
van Smaak. De Groeiplaats wordt door L 1 n-
n^.üs in Rusland gclteld ; doch het is 'er door
den Heer de Gorter, zo 't fchynt 3 niet
gevonden.
Van deeze Soort my geene Afbeelding voor-
gekomen zynde , heb ik die van een Blad en
een Takje met de Zaadhuisjes en Bloemen ,
daar toe, uit myne Verzameling ontleend. Zie
Fig. 2, op Plaat LX , hier voor. Het Zaad-
huisje zelf is , om de Wrattigheid te toonen ,
aanmerkelyk vergroot by Letter A voorgcfteld.
Dat Kruid in Arabie groeijende, 't welk Fors-
kaohl Bunias Orientalis tytelt^een Heeften je
zyn-
(4) Bunias Siliculis ovatïs gibbis Verrucofis. G0UANM<?sj^.
3 Bun. FoJ. retiorfum finuatis. H. Ups. i?6. Crambe
fol* pinnaro - hnftatis. R. Lu?db. 350. Cr. Ou Dcntis Leo-
nis folio, Erucaginis facie. Tcurnf. CVr. 14.
Aaa 3
XI. DfctL, .IX. Stuk»
VlERMAGTICE KRUIDEN,
Vfi zynde met Ëyronde Bladen en getroste BIoe« .
^Fxvf.L,mcn , fchynt hier van te verfchillen. Het werdt
Hoofd- van de Banjaacen tot Spyze gebruikt.
STUIT.
v. (5) Knodsvrugt met Eyronde effene tweefnydi-
Sffi & ïlaauwtjes.
Europi-*
$*e, Deeze, dieann den Zeekant van Holland 3by
Santvoort en elders ; ook buiten Stavoren in
Friesland , en verder aan de Kusten van Euro-
pa, als ook van Afrika en Amerika, ja zelfs
van Ysland,op veele plaatfen voorkomt , wordt
deswegen Zee - Raket , in 't Franfch Roquetted®
Mcr geheten. Ey heeft, naamelyk het Loof van
Rakette , en wordt gehouden voor het Cakik
van Serapion; des Tourn efort 'er
ook dien naam aan geeft. De Bladen zyn uit-
gcfneedcn,dik en Vleezig;de Bloemen paarfch-
achtig rood van grootte en figuur als die der
Stekraapen ; de Zaadhuisjes naar een Piekyzer
gelykende , uit twee deelen befiaande s ieder met
ééne holligheid en één Zaad. Somtyds zyn de*
zei ven vierhoekig , van onderen getand , zo
Gouan aantekent. Behalve de Breedbladige
vindt men 'er Verfcheidenheden van , met Li-
ni-
($) Bmïas SiUculh cvatls laevibus ancipltibus. Gqvaw
Mcnsp. 33*. Gort. Belg. 197. Crambe Fol. Succulenns
Linearibus &c» S&UV. Monsp. 2g0. Raphanus Siliq. ovatis
angul. nionospernais. Ft. Suee. 569. Gbon« Vir%. 98. H.
Cliff. 340. R. Lugdb. 344. Eruca roantima It?i]ica &c. C.
B. Pin. 99. Gak Ie mar. Fru&u Hafiacforini. lOUENF. Cc*.
T. 4*$'. Caküe Scrapionis. L02. Ic. zis*
T E T R A D Y N A M I A.
743
rm\ Vindeelige en met Lancetvormïgc inge- IV.
fneedene Bladen. A^,E[U
(6) Knodsvrugt met gewrichte , tweefnydige , [tuT*°*
van boven rondachtige Haauwtjes; deBla* vi.
den gevind met omgeboogen hoeken. M^gltL
des,
(7) Knodsvrugt met vierhoekige overal IVrat-siberifckt.
tig gedoomde Haauwtjes, de Bladen raPm^J™*t;a^
pis; uitgehoekt. ca.
Egypti- ;
(8) Knodsvrugt met Jlekelige Haauwtjes , gt- vfIT
vinde Bladen , de Blaadjes eenigermaate Baiuric*.
getand. fche%
Dus enderfcheiden zig deeze drie Soorten
genoegzaam, waar van de eerfte in Siberië,
de tweede in Eg) pte , de derde op de Baleari-
fche Eilanden groeit. Allen zyn het Jaarlykfeot
Zaay- Gewasfen. De Steng wordt in de twee
laatften een Voet , in de eerfte , die veel naar
\ Myagrum gelykt, twee Voeten hoog gezegd
te zyn, Deeze heeft de Bloemen paarfchachtig 5
de twee anderen geel.
I s a t n, Weede»
De Kenmerken van dit Geflagt zyn s een
Lan-
(6) Euni&s Siliculis biardcularls ancipltibns &c. Mant, 96.
(y) Bunias Silicutts tetragoms , undique Verrucofo - murf-
eans &c Syfl* Nat* XI!. App* p, 23 1# Aft. Petrop. XII. p*
509. T4 11.
(*s> Bumas SilicuUs h'spidis , Fo!. plnnatis &c. Mant. 425).
Aaa 4
XL Peel IX* stuü.
V
VlERMAGTIGE KrüIDËK*
ÏV. Lancetvormig eenhoklog eenzandig Haauwtjes
^V*vu* dat afva,t5en twee Schuitachtige Klepjes heeft.
Hoofd- Behalve het gewoone Kruid vandien naam b?-
»ïu*« v^t het 3 by dep Ridder 3 nog drie andere Soorten,
(i) Weede wiel rf* Wortelbladen gekarteld > de
t *M*L. Stengbladen Pylvormig , ^ Haauwtfós
qêmcené* langwerpig*
Dit Kruid noemt men gerneenlyk B^tóe of
Verfweede , om, dat het tot blaauw verwen ge-
bruikt wordt. Ten dien einde zaait men het in
Akkers , doch het komt ook op veele plaatfen ia
ons Wereldsdeel , niet alleen aan de Zeekuften ,
maar zelfs binnenslands, voor. Dus tekent Kra-
mer aan , dat het in Ooftenryk op Gebergte en
op Akkers tusfchen 't Koorn groeit. Ook vale
het overvloedig aan den Ryn. Tournefort
heeft het omftreeks Parys gevonden, en tekent
aan , dat het niet dan door de kwecking ver-
fchille van de Zaay-Weede, die wat breedcr
is van Blad, Anderen hebben bevonden > dat het
geenszins de zelfde Plant zy. In 't Franfch noemt-
men het Pafiel, in \ Engelfeh Waq.de of Wod-
de , in 't Hoogduitfch Weidt , in 't Spaanfch
Guado. Mm h$zï% 'er-, in 9t Latyn , ook den mrni
van Qlajlum ^an gegeven.
Het
(i) Jfatis Fol. Radicalibas crenatis &c. GoUAN Mom?.
StS5» Suk* 543 > 614. TOUBNF. iWwi 34*- KRAM. Auflt „
*oo. H. Clijff. 3*1. R. Lugdb* 330, liatis fy'v* £ anguftifo-
Ua. £s a. /V^. 11 j. Ifatis fylv. Dod. iW/>f. 79. Lok.»
T E T R A D Y N A M I A. 745
Het heeft eenopftaande Takkige Steng, van IV*
drie of vier Voeten hoogte, met Zeegroene Bla«AF™£L»
den als gezegd is, die byna driehoekig zyn, aan Hoofd.
de Steng geoord ; komende de Bloemen Kroont- 8TÜK«
jeswyze voort» De Haauwtjes, naar Vogelton- S^—Wi
getjes gelykende , hangen als aan Draadjes zeer
los en worden door den Wind ligt afgerukt , die
dpzelven dan, door de ligtheid, her- en der-
waards voert.
In de Zuidelyke deelen van Vrankryk werdt
de Weede van ouds in menigte gezaaid en van
daar, tot groot voordeel der Ingezetenen , in
de Noordelyke en middeldeelen van Europa ter
Verwery vertierd. Het groene Kruid wordt by
Thoulouze Guede geheten , zegt Lobel, doch
gedroogd , gerot , gemalen en in zeer groote
hoopen vergaard zynde, tot verzending, Paflei
genoemd, om dat men het tot Koekjes maakt. Ia
Duitfchland en in de Nederlanden, inzonderheid
by Rysfel in Vlaanderen , heeft men het ook
overvloedig geteeld. Het lange kooken en de
ongemeene bereiding die 'er noodig is , om de
frlaauwe Kleur uit dit Kruid te krygen, heeft
hetzelve , na de ontdekking der Indigo, in on-
bruik gebragt» Egter is het nog de befte grond-
flag van zwart , blaauw en andere Kleuren op
het Laken , dat men dan dübbeld Staal geblaauwd
noemt. Het Kruid bevat zeer veel vlug Zout ,
volgens W edel jus , die de manier van be-
reiding tot Verwftoffe omftandig befchryfe. By
*t kooken geeft het eerst veel Stank, vervolgens
Aaa s
VlERMAGTIGE KRUIDEN.
IV* een aangenaamen Roozen-Reuk. Zekere Cro«
^FxviEL#lach *iee^c 'er een §e^eel Werkje over opge-
Hoofd- fteld* Ia de Geneeskunde wordt het van fom-
êtuk. migen tegen de Geelzugt en Verftoppingen aan*
• gepreezen. Geprepareerd is het uitwendig Sa-
mentrekkende , zuiverende en Wondheelende,
JJdtis La-
fttanica.
Ponugec-
fs.he.
ITT»
^4rmena.
ArmenU
fche.
(2) Weede met de Wortelbladen gekarteld ,
de Stengbladen Pylvormig, de Bloemftccl*
tjes eenigermaate IFollig.
In Spanje en de Levant groeit deeze , die
van de voorgaande naauwlyks verfchilt, maar
een Jaarlykfch Gewas is en kleiner, zegt L 1 n-
n^us» Volgens Buxkadm, die ze aan de
Oevers van de Zwarte Zee , niet ver van den
Bosphorus, hadt gevonden , was het een groo-
te Plant, geheel grys > met Zaadhuisjes als de
gewoone.
Cs) Weede met effenrandige Hartvormige aan
den voet Jlompe Bladen ; de Haauwtjes
Hartvormig.
Een geheel ander Kruid is deeze, door den
gézegden Autheur op drooge Velden van Ar-
me-
(2) Jfath Fol. Rad* crenatis &c. ifatis fylv. minor Lufi*
tanica. Hebm. Lugdb. 67 8. Ifatis Orïentalis maxima canes*
eens. Tournï. Cor. 14. BUX8. Cent. I. p# 4. 5.
($) Jfatis Pol. integerrimis Cordatïs &c. lfat. Arm. FoI#
Brasficae perfoluta: &c. TOUBNF* Cor. 14* BUxB. Cent. I. p.
T K T R A D ï N A M I A, 747
menie, aan de kanten van Beekjes, gevonden* IV#
Zy groeit maar een Voet hoog. Afdeel
X Vit
(4) Weede met alle de Bladen getand. stukT*
Niets anders wordt van dceze gemeld , dan ï/aus
dat zy in Egypte groeit , alwaar de Heer Fors- ^^^he.
kaohl, onder dien naam, een Kruid befchreef,
dat Vleezige , langwerpige, gefteelde, Tands-
wys* uitgehoekte Bladen hadt , en leggende Sten-
gen* De Bloemen waren bleek Violet , de Haauw-
tjes platachtig Elsvormig. Het groeide by Ale-
xandrie in 't Voorjaar. Een andere Soort van
Weede , die de Bladen Vleezig , gevind en
eenigermaate getand hadt, kwam hem voor, on>
fireeks Alexandrie en in Natolie (fj.
C r a m b £• Zee -Kool.
De vier langfce Meeldraadjes hebben in dit
Geflagt aan den top twee punten , waar van de
eene een Meelknopje draagt , en de Vrugt is
een drooge , ronde , afvallende Bezie. Het be-
vat de drie volgende Soorten,
(i) Zee -Kool met de Bladen en Steng glad. l
.p^ Crambz
IJ e e*» Kt a ritlm a.
Noord fche
f4) Ifutïs Ffl, omnibus dentatis-l
(|) fkr. JÏÏgypU Arab, p. 12 r.
(1) Cramhe Foliis Cauleque glafcriS. Syst. Nat> XIT*
Gen. 225. p. 44^« XIII. p. 505. H. Suec. 570, 615*
OKD. Dan. 3164 WEIG. Pom. 124. GoUAtf Movsp. 336,
Crambe F©1. Gord. cdspis Carnofis. H. Ciijjf* 3*o« K*Lugdb>
II, Deel, IX. Stus»
748 VlERMAGTlGE KRUIDEN.
IV» Deeze, die gewoonlyk Zee -Kool of Strand*
A?xv1U genoemd worde, groeit aan de Kusten van
Hoofd- S weeden en Pommeren op eenige plaatfen.Zy
stuk. js zeer gemeen 0p de Zandige Zee - Oevers der
ira?&et7e". Noordelyke deelen van Vrankryk en Vlaande-
ren ; als ook op die van Groot Brittannie , in-
zonderheid by *c Eiland Thanet en Colchefter ,
alwaar men ze in 't Voorjaar als Moes eet ,
verkiezende die zelfs boven de gezaaide Kool.
Zy verfchilt grootelyks van de Soutenelle of Zee-
Winde , die men Chou de Mer in Vrankryk
*zievn. noemt*; als mede van de Boomachtige Koolf,
fJ"K,bl' beiden ook op die plaatfen groeijende*
t iia^zi 5t Is een Kruid, dat naar Krul -Kool gelykt,
voor.hier hebbende groote dikke groene Bladen , hier en
daar als Vinswyze uitgehoekt en geplooid , on-
gevaar een Elle hoog. Uit het midden komen
twee of drie Stengetjes, getopt met yle Bloem-
tuiltjes , waar op korte dikke ronde Haauwtjes
volgen, die ieder maar één Zaad bevatten. ^
TT. (2) Zee - Kool met ruuwe Bladen en eeneglad-
OHenlalis, & Steng.
Levant*
fche. Djt Kruid , in de Levant gevonden , hadt
Toürnefort tot het Geflagt van Rapijlrum ,
dat
329. Crambe maritima ^rasficas folio. Tournf. In ft. air.
T; joo. Brasf. maritima monofpermos. C. B* Pin. 112.
Lob. lc 245.
(2) Crambe Foliïs fcabris Caule glabro. Crambe Fol. 5c
Foliolis alternatim pinnatifidis. R. Lugdb. 33®» Rapiffruua
Oriëntale Acamhi folio. Tournf. Cor. 14.
T E T R A D Y N A M I A, 749
dat een dergelyk Zaadhuisje heeft , t'huis ge- IV.
bragt. De Bladen zyn als, die van Acanthus en *FI>EE&«
zeer groot , de Bloemen , gelyk in de voor- Hoofd*
gaande, wit. «tuk.
(3) Zee -Kool met de Bladen en Steng , Mr w,
, Cramhe
den9ruuw. Hhpanka*
Spaanfche*
Volgens Mo ris on verheft zig de Steng van
dit Kruid tot twee Ellen en hooger; volgens
Gouan naauwlyks een Voet hoog. Het heeft
doorgaans Bladen als deRadys^doch verandert
met Lierachtige Bladen , het end Hartvormig
en grooter hebbende ; de Bladfteelen zo lang als
de Bladen en hoekig* De bovenfte Bladen zyn
zeer kort gefteeld, de Bloemen geel.
Cleome, Hederifc.
Deeze Griekfche benaaming is weleer ge-»
bruikt om dat Onkruid , 't welk ik Steen- Raket
genoemd heb y te betekenen. De Duitfchers
hebben aan dit Geflagt den naam gegeven van
Pillenhloem ; om dat 'er drie Honigkliertjes , in
ieder hoek van den Kelk , op één naa , één , in
plaats hebben ; doch dit zeer oneigen zynde ,
dewyl men dergelyke Kliertjes ook in de Bloe-
men
(3) Crambe Foliis Cauleque fcabris. H. Ups, 193. Cr a ro-
be Fol. fubcord. crenatis fcabris. IL Cliff. 340. R. Lugdh.
329. Rapifhum maximum rotundifolium monofpermura.
TOURNF. Jnjï. afi. Corn. Canad. 147. T. 148. MoRIS, lüfi.
II, p. sótf. S. 3. T. 13. f. 1. BARR. Icgn. 387.
lh Dt%U IX* STUK*
l
75<> VïÉRMAGÏIGE KRÜIDEH.
IV. men van de Kool , Raapeti > Radyzen en Moé-
Hoofd, zeker Onkruid, thans onder de Mofterd betrok -
stuk. ken, is gegeven geweest , op toegepast. Het
J^f^ heeft alle de Bloemblaadjes opftygende, zegt
de Ridder , en het Zaadhuisje is eene eenhokkige
tweekleppige Haauw, anders veel naar die van
de Mosterd gelykende : weshalve ïoürne-
fort het Sinapijlrum getyteld hadt. 't Getal
der Meeldraadjes is wel meest zes, zoals tos
deeze Klasfe behoort , doeh ook meer of min-
der, gelyk wy zien zullen.
Hier in komen voor agttien , meeftendeels
uitheemfche Soorten , als volgt,
ï# ( i ) Hederik met Manwyvige viermannige Bloe*
Prutïeep men 5 en^e^e ^adm m em^ Heejterige
Keefiexige. Steng*
Van deeze Oostindifche Plant geeft de Heer
L. Bürmannüs de Afbeelding f ftroo-
kende met de befchry ving van den Ridder , die
zegt , dat zy een Heefterige Takkige Steng
heeft , met langwerpig ovaale gladde Bladen , en
Trosfen aan 't end , van vierbladige Kelken en
Bloemen, zyndehet Vrugtbeginzel met een zeer
lang Voetje voorzien , op welks midden zïg
vier Meeldraadjes geplaatst bevinden. Het draagt
langwerpige Haauwen.
co
f ï) Cièome ïloribis gynandris tetrandris Sec. Burm» F£*
h.d* p. 14c* T. 46% f. 3,
Tet RADYNAlAlA, 751
(2) Hederik met Manwyvige Bloemen 9 zeven IV* ,
Blaadje* of minder by één- , en een ge- A™ "L*
doomde Steng. Hoofd-
stuk»
f3) Hederik met Manwyvige Bloemen, vyf-
voudige Bladen en een ongedoornde Steng,
Zeveubia-
't Getal der Bladen op een Steel onderfcheidt <üge.
deeze niet alleen, maar ook de Doornen, wel-p^Hfc,^
ken de laatfte niet heeft* Beiden komen zy zo/<*.
wei in Oost- als in Westindie voor, en #n,g^bI$?
gelyk de volgende , Jaarlykfe Planten. In E-
gypte hadt ook VESLiNGiusde Vyfbladige
waargenomen , die hy Wilde Egyptifche Lupi-
nen tytek. Alpinus hadtze, beter, Haauw
draagend Vyfblad geheten. Het fchynt die te
zyn 5 welke Forskaohl Gevingerde Ckome
noemt, met de onderfte Bladen vyf-, de boven-
ften drievoudig ; dat weezentlyk plaats heeft in
dit Kruid. Voorts is hetzelve zonderling, wegens
de Bloemen , wier Rolrondachtig Vrngcbegin-
zei,
(2) Ckome Flor. gynandris , Fol. fubfeptenatis Caule acu-
leato. BuRM. Fl. Ind. p. i + ï. Sïnapiftrum Ind. Spinofum ,
Jol. 5,6,7- numero incertis. BuRM« ZeyL 215.
(3) Cleoms Flor, gynaadris, Fol. quinatis, Gaule inerrnu
jACQi Hort, T. 2$. Burm. Ft. Ind p. 141. Cleome Flor.
'gynandas Fol. digïèatlllM CHjfi 3*1. R. Lugdh. 53^. GouAif
Jdmsp* 337* Sinapiftriim Indicum pentaphyilmn. Hsrai.
Lugdb. 564* Sloa^. Jam. 80. Quinquefoliurn Lupini folio,
C. B. Pin. 320. Lupinus ^gyptius fylveftns. VlSLING. in
Alpin. p. 205?. Caaca-Vda. Hart, MaU IX. p* 43. T. 24»
lh DEEfc* IX. STÜK»
?$2 Viermagtige Kruid-es,
1% zei, niet zes Meeldraadjes, vier langer, twed
xvu ' korter, omringd, ver1 boven de Bloemblaadjes 9
Hoofd- die uit de bövenzyde van het Steeltje voortko*
stuk* roen5 verheven is. Dat Vrugtbeginzel , allengs
aangroeijende , wordt een rond dun Haauwtje,
aan beide enden fpits , 't welk kleine ronde
Zaadjes inhoudt.
iv. (4) Hederik met Manwyvige Bloemen, drie*
trfptylL vöudige Bladen en ongedoomde Stengen.
Drieoladi-
ge* De driebladigheid onderfcheidt deeze 9 die
ook in de Indien valt en met de twee voorgaan*
den zeer naby vermaagfchapt is , inzonderheid
wat de Vrugtmaaking betreft. Voorts komen
deeze drie Soorten daar in overeen, dat haar
Zaad , in fcherpheid van Smaak * Reuk en Kragt *
weinig van 't Mofterd-Zaad verfchille.
v. (5) Hederik met de bovenfie Bloemen vierman*
^Meerwy* onwu&baar m ^rie ongefteelde Blaad-
vige. fes 9 die aan den rand eenigermaate gedoomd
Deeze Westindifche verfchilt wederom wen
nig , dan doordien de onderfte Bloemen alleen*
lyk
(4) Ckome Flor. gynandiis, Fol. ternatis &c. Sinapiftrum
Ind, triphyllum Flore carneo. Hebm. Lugdb. 564. T. 5 65*
KAJ» Suppl. 411. ÜURM. FL Indt p» 141*
(5) Ckome Flor. fuperior. tetrandris masculis 8cc. Cleome
ere&um triphyllum» Brqwn. J%m^ 272. Sinapiftrum Indi-
cuin triphyllum , Fl. Carneo , non fpinofum. Slqan. Jam*
$o« Hifi. h p. 194* T. 124. f. I.
TetRADYnamia. 753
lyk vrugtbaar zyn , de overigen veel kleiner, IV.
zonder Styl of Stempel. AFxvi?"
(6) Hederik met twintig- en viermannige^?™*
Bloemen en vyfvoudige Bladen. vx.
C le ome
(7) Hederik met twaalfmannige Bloemen tnj$™^
vyf- of drievoudige Bladen. menige.
vu.
(5) He i rik met twaalfmannige Bloemen en^Vhcof^
drievoudige Bladen. Vnu
Dodecan*
Deeze drie, ook allen Oostindifche, komen ^ if
wederom meer of minder overeen* De laatfte mannigc.
heeft de Steng 5 zo wel als de Haauwen , lyme*
rig ruig,- de Bladen altemaal drievoudig, ovaal-
achtig, effen, het middelde grootst; de boven-
fte Bloemen byna Mannelyk; den Kelk paarfch»
tig ; de Bloemblaadjes wit , uitgerand : van tien
tot veertien Meeldraadjes : de Haauwen onge-
fteeld , opftaande , Spoelvormig , eenigermaate
opgeblazen.
Vol-
(6) Cleome Flor. icofi - tetrandrfe , FoL qulnatis. FL Zeyl.
£40. Sinapiftrum Zeylan. pentaph. viscofum , Flore fijvo.
Burm. Zeyl. 215. T. 99* BüRM. Fl. Ind. p. i+i. utetiam ft-
<juentes.
(7) Cleomc Flor. dodecandris , Fol* quinatis ternatisque.
Fl» ZeyL 241* Sinapiftrum Zeyl. triph. & pentaphylium
&c. MART. Cent. z$. T. 25. Ana - veda. Hort. Mal. XX. p»
4f. T. 23.
( 8) Cleome Flor. dodecandris , Fol. ternatis* Fl. ZeyL 2420
HALL. Coett. 2S7. Sinapiftrum triph. pumilum glabrum &c,
BURM. ZeyL 210. T. 100, f. 1. SLOAN. Jam. 80. Hift. U
p+ 194» T.124. f* i,boaa«
Bbb
IU Duinix. Stuk,
7)4 VlERMAGTIGE KRÜIDÊKf,
4 ïVr Volgens deeze befchryvïng kan hier het drie*
xvi. bladige kleine gladde Sinapistr urn, met een paarfch
Hoofd* Blommetje en eene Vliezige Haauw , dat de Hoog*
^ulltiw 'eeraar J-Bürmannus, onder de Ceylonfche
Planten , afgebeeld heeften befchreeven , geens-
*• zins behooren. Het gene door den Ridder uit
F*s: 3/ Sloane hier betrokken wordt, is even *t zelf-
de als het aangehaalde op de Vyfde Soort* 't Ge-
tal der Meeldraadjes maakt het myne , van Java
onder den naam van Mamam ontvangen, dat in
Hg. 3 y op Plaat LX* is afgebeeld, nader over-
cenkomflig Hetzelve is over 't geheel Lymerig
ruig. De Blaadjes en Haauwen zyn> gel yk men
in de Afbeelding ziet en de laatften weldegelyk
gefteeld. De Bloemen beftaan uit vier Blaadjes ,
aan 't end ftomp, in een Kelk van vier fpitfe
Blaadjes vervat* De Styl isSpilrond en geknopt,
omringd van de gezegde Meeldraadjes, gelyk
dit alles in de vergroote Bloem, by B, zigdujr
delyk open baar u
(g) Hederik met zesmannige Bloemen, zeven*
IX.
cieome voudige Bladen en ongedoomde Stengen*
^Rj.usaca. ^ Caijenne in Zuid. Amerika groeit deeze 5
die een Reus is in dit Geflagt, Zy wordt door
den Heer J a c q v 1 N , van wien zy alleen is
afgebeeld, dus befchreeven. „ De regte, Hee-
3, fterige , overblyvende Steng > gaat binnen
53 twee
f9) Ckome Flor. hexindrïs , Fol. fêptenatis &G Manu
Oh. IV. p« 1. T. 7<S.
Tetradyn&mïa. 7jf
twee of drie Jaaren, in onze Winterhuizen, IV.
» eens Mans langte te böven , en ik hebze, A™™Li
» in 't vierde of vyfde Jaar, twaalf Voeten Koofd-
,♦ hoogte zien bereiken. In weinige, door Lid-STUK»
39 tekens der afgevallene Bladen oneffene Tak-^**^'
ken , breidt zy zig uit en is geheel Lymerig
„ ruig, ftinkende zeer. De gevingerde Bladen,
aan de jonge Takken , hebben altoos zeven,
in waards Lancetvormige , gefpitfte Blaadjes.
„ Aan h end der Takken komen zeer yleTros-
fen , fomtyds een Voet en ook wel eens zo
„ lang. De Bloemen zyn lang gefteeld en van
v de mede -Soorten, my bekend, verfchillen-
3, de. Zy hebben groene, rimpelige, langwerpi-
„ ge ftompe Blaadjes , die van boven hol zyn
en regtopfcaan , vormende als een eenbladige
„ Bloem, door hunne naauwe famenluiking , en
„ zes Meeldraadjes , van gelyke langte. De
3, Haauwen zyn rond en dik , bevattende zwart-
je achtig Zaad."
De Vrugtmaakende deelen zyn door Lin-
NiEüs dus voorgefteld. „ De Kelk uitgebreid
„ met Liniaale Slippen , Lymerig ruig ; vier
langwerpige , opfcygende , famenluikende
,3 Bloemblaadjes: de Meeldraadjes langer, neer-
3, geboogen, gelyk, in den Stoel ingeplant: de
„ Meelknopjes Elsvormig : het Vrugtbeginzel
,> langwerpig % op een Voetje zo lang als de
Meeldraadjes : de Stempel niet blykbaar. ?c
„ Gewas is brandend heet van Smaak en heeft
een vergiftigen Reuk.33
Bbba (io)
U4 DWL. IXt STUK,
756 VlERMAGTIGE KRülDEt?.
IV, (io) Hederik met zesmann. Bloemen , driev*
^xvu* effenrandige Bladen en Doornachtige Stop*
Hoofd* feitjes.
STUK*
x. In Amerika is de Groeiplaats van deeze,die
JJifalï. de Bladen drievoudig, lang gefteeld, maar by
stekelige (je Bloemen enkeld heeft, welke eenzaam zyn,
gefteeld en klein.
xr. 00 Hederik met zesmann. Bloemen; zeven-
Gcdo{rn- en Vfwudige Bladen; de Steng gedoomd.
de.
xit. (iï) Hederik met zesmann. Bloemen en drie»
zaTgtan- voudige Bladen; de Blaadjes Liniaal-
&ge. Lancetvormig Zaagtandig%
Deeze beiden nam de Heer Jacquïn in
de Westindiën waar: deeerfce, die een Hees-
ter was van vier of vyf Voeten hoog3 geheel
Lymerig en ftinkende, op Jamaika; de andere,
een Jaarlyks Kruid van twee Voeten , by Car-
thagena.
xiii. (13) Hederik met zesmann. Bloemen en drkv.
dioidesT' Bladen ; de Blaadjes Ovaal . Lancetvormig*
Vogel- Om-
pootige.
(10) Cleome Flor. hex. Fol. tern. Integemmis , StipulisSpI*
asscentibus. Syft. Nat. XII. App. Tom. 3. p. 232^
(11) Cleome JFlor* hexaadr, Fol. feptenatis , quinatisque ,
Caule fpinofo. MlLL. DW. N. ?. JACQ. Amer. Hift. 190.
Tarenaya. MARCGR. Bras. 33. T. 34»
(12) Cleome Flor. hexandris ,-Fol. ternatis , Fol. Lineart»
Lanceolatis fêrrat's. jACq. Amer. Hij?. J90.
f13) Cleome Flor, hexandr. Fol. ternatis, Foliolis Ovali-
Lancsolatis, Gouan Monsp, 331. #t CHff. 34x« &*g&*
Tetradynamia, 757
Omftreeks Pera , by Konftantinopolen , kwam IV.
Büxbaüm deeze voor , een zeer Takkig Plant- A™*£u
je, dat inde Herfst uit den Grond gerukt door Hoofd-
den Wind langs de Velden voortgedreeven wordt.STUK*
Het heeft een Bokkïgen Reuk. De Bloemen m**fo?
zyn geel , de Bloemfteeltjes van langte als de
Bladfteelen ; de bovenfle Bladen ongedeeld.
(14) Hederik met zesmann. Bloemen, driev. xrv.
en enkelde Bladen; de Blaadjes Lancetvor- yf0u™l.
mig Liniaal effenrandig. t Violette,
Deeze Soort , wegens de Kleur der Bloemen
gebynaamd, is uit Portugal afkomftig. De ge»
ftalte wordt zeer wel uitgedrukt in de aange-
haalde Afbeelding van Barrelier, naar 9t
gene uit vergelyking met de Takjes, die ik daar
van heb, blykt: des ik niet begryp, waarom
die van de Haauwdraagende Klaver met gcele
Bloemen , by hem , beter zou zyn. Dezelve
drukt zekerlyk de figuur der Blaadjes zo wel
niet uit.
(15 ) Hederik met zesmann. Bloemen , drie*
Ar drie
YOU Arabifche,
340. N. 4. Sinapiftmm Or. tnphyllum Ornithopocfii SiUquls.
TOURNF. Infl. 231. DlLL. Elth. 359« T. 25Ö. f. 345.BUXB.
Cent. I. p. 6. T. 9« £ *>•
(14) CUome Vlot, hexanck. Fol. ternatis folitatiisque &c.
IL Cllff. 341* &. Lugdh. 340* N. 3- Trif. Siliquofura Fi. vio-
laceo, Lutanicum. BARR. 1c %66> fia Sin. peregr. alt. Blo*
re luteo, ld.
w (i*; Clsome mou hexandr. Fol. ternatis Lanceolaris &c.
Bbb 3 Lmm°
Bi pseï.» ix* Stuk,
?$tf VlERMAGTIGE KRÜIDEK.
youdize Jlornp - Lancetvormige Bladen; de
Afdeel, 00/7 • r •
XVL Haauwen Spoelvormig Lymerig ruw»
HOOFD"
stuk» Dat Kruidje , welk H A s s e l qu i s t in Ara-
Haauw-friQ vonc]c met Zabelachtige Haauwen enrond-
achtig Eyronde Bladen , fchynt aanmerkelyk te
verfchillen van dat van Shaw, in Afrika waar-
genomen , het welke (balie Blaadjes hadt en
ruuw was op 't aantaften ; het andere Lymerig
ruig, twee Voeten hoog, met ongedeelde Bla-
den , die by de Bloemen enkeld \ de Bloem-
blaadjes geel , paarfchachtig getipt : de Haau-
wen knikkende , eenigermaate doorfchynende :
de Zaaden ruig, volgens de Waarneeming van
den Ridder.
Oeome In Arabie vondt Forskaohl een Soort
foHa f van dit ^eflagt > die hY Smalbladig noemt , als
$maibk- hebbende de Blaadjes , der gevingerde Bladen ,
dlge# naauwlyks breeder dan de Bladüeelen , glad en
dikachtig, een Duim lang: de Bloemblaadjes
geel en om laag Violet : de Meeldraadjes zes
in getal, allengs verkortende en overend (laan-
de: de Haauwen twee Duim langen Elsvormig*
Zodanig is de figuur der Haauwen van de Vio-
lette Hedenk: des het blykt , dat *er nog meer
veranderingen plaats hebben in dit Geflagc.
(16)
l.iKiï. Dee* llï.. T. S. lol. flmpl. fubrotundo • ovatls, Süi-
quïs Gbdiatis. Am. Acad.lV. p. 281. Sinapiitium tiifoiiatum
*n£UÜifohuui aspeium Süiqua latiore. «Shaw- <^/r. s$7*
Tetrad ynamia.
759
{16) Hedcrik met zesmam. Bloemenen en- IV.
kelde ongejleelde Liniaal - Lancetvormige^YX)iLthm
Bladen; de Steng gehoekt. Hoofd?
STUK.
Deeze Kaapfe > die ook in Indie groeit 3 vol- xvr.
gens LiNNiEus, heeft een enkelde geftrekte cap^T*.
Steng ; Bladen als van Brem , die glad zyn , en KaaPfc-
eene Tuil van Bloemen > byna als in hec We*
derik.
(17) Hederik met zesmann. Bloemen en en- Xvu.
kelde gefleelde Eyrond - Lancetvormige Bla- MonophyU
den9 Ecnbhdi-
Deeze Oostindifche , waar van de Heer J.
Bürmannus de Afbeelding gegeven heeft f
is aanmerkelyk wegens de Goudgeele kleur der
Bloemen en fcherpheid van het Zaad «, byna
als Mofterd. Hier zoude het Indifche vierbla-
dige Haauwkruid van Ray, met lange fmalle
Haauwen; als ook het Indifche Sinapifirum van
Hermannus, met Zuuringbladen , te be-
trekken zyn,
ÜS)
(16) Cleowe Flor. hexandris» Foï, fimpl. ïesfiiibus, Lm,
Lanceolatis , Caule angulato, BURM. FL Cap> Froir»
p. 18.
(17) Clepms Flor. hexandr. Fol. fimpl. ovato - lanceolatlü
peciolatis. FL ZeyL 243. Sinapiftr. Zeyh viscofum Folio
foïitario, BüRM, Zeyt. 2 17. T. 100. f. 2. Burm. FU*Inis
H*« Tfieru- veeia. Hort. M&L IX, p* 63. T* 24«
IU DlKJL, IX, STUK,
?6e V 1 ERMAGTl GE KRUIDE^
IV. QiS) Hederik met zesmann. Bloemen 5 enkelde
AFx viELf Lancetvormige gejleelde Bladm en leggende
Hoofd- Stengen.
STUK»
xvin. Op de Velden van 5t Eiland St. Domingo kwam
cuome ft n £jeer T c q u i n deeze voor 3 een Plant %
die uit een Spoelvormigen Wortel veele Krui*
Leggende. ^e ^ Takkige gladde Stengen , geheel in *t
ronde op den Grond leggende f voortbragt %
mee Lancetvormige fpitfe gladde Blaadjes y
ruim een half Duim lang. Uit de Oxelen kwa-
men eenbloemige Steeltjes * met kleine geele
Bloempjes , verfchillende van die der andere
Soorten.
(ig) Cleome Flor. hexandr. FoU fimpl. Lanceol. petioIati$t
Cïul. procumbentibus. jACCfc Amer. Hifi. 189. T. 120.
De Plaaten zyn dus ingevoegd.
Plaat LIIL tegenover Bladz. 33
LIV. 139
LV. - 191
LVI. — 281
LV1L — 365
...... LVIU. — 539
LIK. — 575
LX. ■ 611
I
V
\
■:■ -r' '-■ ii* • .-.vv * V'v \ • ••, ' *■• •••v» * -s* ■ ■
..t ., .« #,. aV'- ->^v- •-• .4? ■ • .■■»*>.'V-v ,.,;'.•-':.;* ,r.,-fe>-.ï- ■*•*&■• • «=,;•■ i- :
v -'.-.V . . - f'.v . • '-V-Y'- T' * " ' :'4* ï "WvV, V^-^'v^v***'' •'
•« •■.•.•;•'•'* \v- :si-.4..'.Ti.-.f.^ -Vv-v -'- '-'<,>:=': />•- >■•'•:'••; ■■ -4 ^!^*\~^: ■:
^.;:-;.V ••^*;--<:.:->-.;:,-y v ^^^^^^-^i^vv^^^ : f
C • •:: -s- .'v- :;> • " 1; ' < ï,- V. ; - ^ f5- .
«,-.•.*■ »t .* .'.^ ..>:.-:«• v> ; '•?"-'y^i
^ • :fO'>V:;:v^* «;t":'V'"'r-