Skip to main content

Full text of "De rechtzinnige theologant of Godgeleerde staatkundige verhandelinge uit het Latijn vertaalt"

See other formats


Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F17 



D E 



RECHTZINNIGE 

THEOLOGANT. 

O F 

GODGELEERDE 

STAATKUNDIGE 

VERHANDELINGE. 

Vit het Latijn vertaalt. 



'KONÏNKÏ. yi^y?^^ 

mi 



Te HAMBURG, 
By Henricüs Koenraad» 

MDCXCIII. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 



Ndien de mcnfchen alle hun doenin- 
gen naar zekere beradingen konden 
befluiten , of indien 2y altijd voor- 
fpocdig waren ; zo zou geen waange- 
loof in hen plaats hebben. Maar de- 
wijl zy dikwils tot die nood en be- 
naautheit gebracht worden, dat zy geheel onmach- 
tig zijn van hen te konnen beraden , en deurgaans 
ellendelijk tuflchen hoop en vrees fwetven , uit oor- 
zaak van d'onzekerc goederen des gevals , daar zy 
te lofzelijk na trachten j zo is hun gemoed ten 
meeftendeel genegen om alles , dat hen voorkomt^ 
te geloven : en dit gemoed dus in twijfel zijn- 
de , word lichtelijk herwaarts en derwaarts gedre- 
ven : en veel lichtelijker , dewijl het of van hoop 
of van vrees aangeftuuwt blijft, zijnde anders veel 
op zich zei ven vertrouwende , verwaant en opge- 
blazen. Ik acht dat niemant hier af onkundig is j 
hoewel ik geloof, dat de menfchen ten meeften- 
deel zich zcl ven niet kennen. Want onder de mcn- 
fchen heeft niemant zodanig geleeft , die niet ge- 
zien heeft , dat de mcefte menfchen in voorfpoed 
levende , fchoon d'onërvarentfte , zich echter in- 
beelden , zodanig van wijsheit over te vloejen, dat zy 

^ 3 gdo^ 




VOORREDEN. 

geloven , dat hen ongelijk aangedaan word , zo 
ymant raad aan hen wil geven : in tegendeel , in 
tcgenfpoed wctenze niet waar zy zich zullen ke- 
ren , maar zoeken ootmoediglijk raad vanyder, en 
horen geen zo ydele, wanvoegelijkc, ofongerijmde , 
die zy niet opvolgen j en daar na ook om zeer ge- 
ringe oorzaken , nu beter hopen , en dan veel erger 
vrezen: want indien zy, terwijl zy dus in hoop cn 
vrees leven , iets zien gebeuren , 't welk hen aan enig 
voorgaand goed of quaad gedachtig maakt , zo ach- 
ten zy 5 dat dit hen een gelukkige of ongelukkige 
uitgang voorzegt , 't welk zy , fchoon onéindigmaal 
daar door bedrogen , om deze oorzaak , een geluk- 
kig of ongelukkig voortéken noemen. Wyders , 
indien zy iets ongewoon met grote verwondering 
befchouwen , geloven zy dat een voortéken van de 
gramfchap der Goden of opperfte Godheit te zijn , 
'twelk de menfchcn , aan bygclovigheit vafl: , en 
van de ware Godsdienft afkerig , een fchelmfluk ach- 
ten 5 zo men 't zelve niet met offerhanden en gebeden 
verzoent : en op deze wijze verdichten zy ontel- 
lijke dingen , en verklaren de natuur op wonder- 
lijke wijzen , als of dezelve gantfchelijk met hen 
aan 't hollen was geraakt. Dewijl 't dan met de- 
ze dingen dufdanig is geftelt , zo zien wy bezon- 
derlijk , dat de gene tot allerhande waangeloof 

Qver- 



VOORREDEN. 

overgegaan zijn , die 't onzekere zonder maat be- 
geren , en dat zy dan voornamelijk , te weten als 
zy in gevaar zijn , en zich zeiven niet konnen hel- 
pen, met beloften aan God en vrouwelijke tranen 
de Goddelijke hulp aanroepen , en de reden ( om 
dat zy geen zekere weg tot d'ydcle dingen , die 
zy begeren , kan tonen ) blind , en de menfchelij- 
kc wijshei t ydel noemen : en in| tegendeel de 
buitcnfporigheden der inbeeldingen , de dromen , 
en kinderlijke bcuzclingen en onftuimigheden voor 
Goddelijke antwoorden achten , ja geloven , dat 
God een afkeer van de wijzen heeft , en dat hy 
zijn befluitingen niet in 't gemoed , maar in de klei- 
ne aderen en vezeltjes van 't Vee in gefchapen 
heeft of dat de zotten , uitzinnigen en de Vo- 
gelen door een goddelijke aanblazing en ingevinge 
deze befluitingen voorzeggen. Zo groten fpoor- 
loosheit veroorzaakt de vrees in de menfchcn. 
De vrees is dicshalven d'cnige oorzaak , daar 
uit het waangeloof rijft , onderhouden en ver- 
Tolgt word. Indien ymant , behalvcn 't geen al- 
reê fifezcgt is , bezondere voorbeelden van deze 
zaak begeert te weten , zo bezie hy Alexander , 
die toen eerft uit waangeloof van zijn gemoed 
de Waarzeggers begon te gebruiken (bezie 't vier- 
de Hooftdeel van Curtius vijfde boek ) doen 

1 3 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

hy ecrft in de Sufidis poorte leerde 't lot of geval 
te vrezen : en daar na , toen hy Darius verwon- 
nen had, afliet van dc waarzeggers en tekenbedie- 
ders raad te vragen, totdat hy doorde tegenfpoed 
ées tijds weèr verfchrikte, om dat de Ba6i:rianen 
afgevallen waren, en de Scythen hem ter flag terg- 
den , terwijl hy uit oorzaak van zijn wonden ftil 
lag , ^kh mêr (gelijk dezelve Curtius in't zeven- 
de hooftdeel van zijn zevende hoek icgt') tot waan- 
geloof en befpottel^kf dingen van V me?i/chelffk 
nujt begaf, en aan Arijiander ^ aan deivelke hyTjfn 
licbtgelovigheit toevertroude , bevdl door ojferingen de 
mtl^omji der dingen t^ onderdeken. En op dezelve 
wijze zou men zeer veel voorbeelden konnen by- 
brengen, die dit zelfde zeer klaarlijk tonen. Na- 
mentlijk dat de menfchen niet , dan terwijl hun 
'l' vrees diuut , met het waangeloof ftrijden , en dat 

alle die dingen , die zy door een ydeleGodsdienfc 
hebben geecrt , niets anders zijn ge weeft , danyde- 
Ie verbccldingeti en zuffèryeji van een bedroeft en 
vreesachtig gemoed. En eindelijk , dat de Waarzeg- 
gers en Wigchdaars in de grootfte bcnaautheden van 
'tRi|k,mceft in 't geméne vol^k hebben geheerfcht, 
cnmeeft aan hun Koningen vcrfchrikkelïjk zijn ge-- 
weeft. Maar ik zal hit?r af ophouden , dewijl dit 
gcmeeirgenoech by allen is. 

Uit 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

Uit deie oorzaak van waangeloof volgt dan klaar- 
lijk , dat alle menfchen van natuur 't waangeloof on- 
derworpen zijn 5 wat andere ook daar af zeggen , 
die achten , dat dit hier uit fpruit ^ namentlijk dat 
alle menfchen zeker verwart denkbeeld van God 
hebben. Wyders volgt , dat dit waangeloof zeer ver- 
fcheiden en onbeftandig moet zijn ; gelijk de zotter- 
nyen des vernufts en de driften van ontzinnigheit : 
en cindeli;k dat 't zelfde niet , dan door hoop, haat , 
gramfchap , en bedrog verdedigt word j te weten , 
om dat 't niet uit reden , maar alleenlijk uit drift;, die 
zeer krachtig is , voortkomt. Dicshalvcn 20 lichte- 
lijk , als de menfchen van allerhande waangeloof 
verrukt konnen worden, zo fwaarlijk is't daaren- 
tegen te maken , dat zy in een en 't zelfde waangc^ 
loof volftandig blijven j ja dewijl 't gemeen altijd 
even ellendig blijft, zo houd het nooit ftand voor 
lange tijd , maar fchept alleenlijk in 't geen beha- 
gen dat nieuw is , en haar nooit bedrogen heeft. En 
deze onftandvaftigheit isd'oorzaak van veelbcrocr- 
tens en fware oorlogen geweefl: , want ( gelijk uit 
'tgeen alreê gezegtis, blijkt, en vanCurtius in 't 
tiende hooftdeel van zijn Vierde boek zeer wel 
aangetékent is ) daar is niets ^ dat krachttoer de me- 
nigte hefiiert ^ dant waangeloof. Hieruit fpruit , dat 
het lichtelijk onder fchijn van Godsdienft bewogen 

word 5 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

word, nu om hun Koningen , gelijk Goden t*aan- 
bidden , en dan om hen te verwerpen , en gelijk 
een geméne peft van 't menfchelijk geflacht te ver- 
vloeken. Opdat men dan dit quaad zou mijden, zo 
heeft men grote vlijt en nacrftigheit aangewent , 
om de ware ofte valfcheGodsdienfi:, door dienften 
cerbewijzing zo op te pronken , dat dezelve gewich- 
tiger, dan alle andere zaken van belang gehouden, 
en van alle menfchen met de grootfte eerbiedigheit 
geëert zoude worden, 'twelk zeer gelukkiglijk by 
de Turken uitgevallen is; waarom die 't ook voor 
ongeöorloft achten daar af te tvviftredenen , en zy 
bezitten yders oordcel met zoo veel vooroordeel , 
dat zy in de geeft geen plaats voor de gezonde re- 
den , zelf niet om te twijfelen , laten. 

Maar indien 't degrootfte verborgentheit van een 
eenhoofdige beftiering en van zeer groot belang 
voor dezelve is , de menfchen bedrogen te houden, 
en de vrees , daar door zy weerhouden moeten 
worden , met de fchone naam van Godsdienft t'o- 
verfchaduwen, op dat zy voor de dienftbaarheit , 
als voor hun vryheit zouden ftrijden ; en nietfchan- 
delijk, maar voor degrootfte eer, achten hun bloed 
en leven voor de roem van enig man te befteden j 
zo kan 'er daarentegen in een vrye geméneftaat niet 
bedacht, noch ra mpfpoedelijker aangevangen en 

be- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




VOORREDEN. 

beftaan worden , dewijl 't gantfchelijk tegen de 
geméne vryheit ftrijd , 'tvry oordeel vanydermet 
vooroordelen in te nemen , of op enige wijze^i in 
te tomen. En wat de bcroertens aangaan , die on- 
der de fchijn van Godsdienft verwekt worden j ze- 
ker dezelve rijzen alleenlijk hier uit , datmen wet- 
ten van de befchouwige dingen maakt , en dat 
men de gevoelens , als fchelmftukken voor mis- 
drijf acht en veroordeelt ; waar door 't gebeurt, 
dat de verdedigers en navolgers niet aan de gemé- 
ne welftand , maar alleenlijk aan de haat en wreed- 
heit der tcgenftrevers opgeöfFert worden. Doch 
indien , volgens 't recht der heerfchappy , al- 
leenlijk de daden geftraft , en de woorden niet ge- 
ftraft merden , 20 zou men met geen fchijn 
van recht gelijke beroertens konnen toeftcllen , 
noch bezondere gefchillen in beroerten verande- 
ren. Dewijl dan dit geluk 5 dat zelden voor- 
komt 5 ons ten deel gevallen is , dat wy in een 
geméneftaat leven , daar aan yder de volkome 
vryheit van t'oordélen , en God na zijn ver- 
ftand te dienen , toegeftaan word , en daar men 
niets waarder , noch zoeter , dan de vryheit acht 
noch heeft : zo heb ik geacht , dat ik geen on- 
aangename noch onnutte zaak zou doen, zo ik toon- 
de 5 dat deze vryheit, niet alleenlijk met behoudinge 

* « van 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



VOORREDEN. 

van de godvruchtighcit , en vrede van de gemene- 
ftaat tocgeftaan i maar daar en boven dat dezelve 
niet , dan met de vrede zelve van de geméneftaat , 
en met de ^odvruchtigheitwech genomen kan wor- 
den. En dit is 't voornaamfte , 't welk ik voor- 
genomen heb in deze verhandeling te betogen. Tot 
't welk bezonderlijk nodig heeft geweeft de voor- 
naamfte vooroordelen , rakende de Godsdienft , dat 
is de fpeuren en blijken van d'oude dienftbaarheit , 
aan te wijzen : gelijk ook de vooroordelen omtrent 
't recht der Oppermachten , 't welk veel door een 
zeer onbefchaamde baldadigheit vooreen groot deel 
aan zich pogen te trekken , en onder de fchijn van 
Godsdienft 't gemoed van de menigte ( 't waange- 
loof der Heidenen noch onderworpen ) van hen zoe- 
ken af te wenden ; op dat alles tot dienftbaarheit 
weer zou vervallen : en in welke ordening deze din- 
gen verhandelt worden, zal ik nu met weinig woor- 
den zeggen ; doch eerft d'oorzaken, die my tot fchrij- 
ven aangedrongen hebben, aanwijzen. 

Ik heb my dikwils verwondert , hoe menfchen , 
die roemen , dat zy belijdenis van de Chriftelijke 
Godsdienft doen , dat is van liefde , blijdfchap , vre- 
de , bedwingzaamheit en liefde tegen alle enz. met 
20 groten onbiliijkheit ftrijden , en dagelijks zulk 
een zeer bittere haat tegen malkander tonen ; zo 



VOORREDEN. 

dat yders geloof , eerder uit hun vyandfchap eii 
haat, dan uit de Voorgenoemde goede hoedanighe- 
den gekent word : want de zake is alreê van over- 
lang 20 verre gekomen , dat men byna niemant kan 
kennen , wie hy is ; namcntlijk of ChriHen, Turk, 
Jode of Heiden , dan uit d uitwendige kleding en 
toeftelling der ligchamen , of dat hy in deze of die 
Kerk gaat; of eindelijk , omdathydit, of dat ge- 
voelen toegedaan , en gewoon is te fweren op 't 
zeggen van een ander. Voorts , het leven is aan 
alle gelijk. Ik dan na d oorzaak van dit quaad 
zoekende, heb geenzins getwijfelt , dat 't hieruit 
is gefproten; namentlijk , dat gemeenlijk uit God«- 
dienftde bedieningen van de Kerk voor waerdighe- 
den , en der zelfder ampten voor weldaden , en 
gunftbewijzingen geacht , en de bedienaars in dc 
hoogfte eer gehouden zijn ge weeft : want zo haaft 
als dit misbruik inde Kerk plaats greep, zo kreeg 
yder , hoe boos hy ook was , terftont grote luft 
en begeerte , om die heilige dienften te bedienen j 
en de liefde van de Godsdienft voor te planten , 
veranderde en veraarde in een vuile gierigheit , en 
eerzucht , en in dezervoegen de Kerk zelfs in een 
Schouwburg , daar men niet de kerkelijke leraars 
hoorde, maar de rédenaars , van dewelke niemant 
begerig was , om 't volk t'onderwijzen , maar in 

* # 2 ver- 



VOORREDEN. 

verwondering tot zich te trekken , en de genen > 
die in gevoelen van hen verfchillen , opentlijk te 
beftraffen, en alleenlijk die dingen voor te dragen, 
die nieuw en ongewoon waren , en waar over 't 
volk zich 't meefte verwonderde : daar uit waar- 
lijk groote twiften , nijt , en haat , die men door 
geen lang gevolg van jaren heeft konnen weerleg- 
gen , moeften voortkomen, 't Is dieshal ven geen 
vlonder , dat 'er niets van d'oude Godsdienft over- 
gebleven is 5 dan des zelfs uiterlijke dienft (daar door 
*t gemeen volk God meer fchijnt te vleien , dan 
aan te bidden ) en dat 't geloof heden niet an- 
ders is , dan lichtgelovigheit cn vooroordelen : 
maar hoedanige vooroordelen ? die de menfchen 
van redelijk tot onredelijk maken ; als de genen, 
die gantfchelijk beletten , dat yder zijn oordeel 
ongekreukt gebruikt , en 't ware van 't val fche on- 
derfcheid , en die als met voordacht bedacht en uit- 
gevonden fchijnen , om 't licht des verftands gant- 
fchelijk uit te bluffchen. De Godvruchtigheit (6 
onfterffelijkeGod) en de Godsdienft beftaan in on- 
gerijmde verborgentheden : en die de Reden verach- 
ten , en 't verftand als bedorven door de natuur, ver- 
werpen en tegengaan, deze voorzeker, dat et on- 
gerijmft is , worden gelooft 't goddelijk licht te 
bezitten. En zeker , indien zy flechts een vonkje 

van 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F17 



VOORREDEN. 

van *t Goddelijk licht hadden, zo zouden zy niet zo 
verwaandelijk buiten 't fpoor lopen , maar leren 
God voorzichtelijker t'eren en te dienen , en niet 
in haat , gelijk nu , maar integendeel in liefde on- 
der den anderen uitmunten : en de genen , die met 
hen niet van een gevoelen zijn , niet met zulk 
een vyandelijk gemoed vervolgen ^ maar eerder 
deernis met hen hebben , dewijl zy voor derzel- 
ver welftand , en niet voor hun eigen welvaren 
zouden vrezen. Wyders indien zy enig Goddelijk 
licht hadden , dit zou ten minften uit hun lering 
en onderwijzing blijken : ik beken wel , dat zy 
zich nooit genoech over de diepe verborgentheden 
der fchrift hebben konncn verwonderen ; doch i k zie 
niet , dat zy iets gcleert en onderwezen hebben , 
dan de Platonifche en Ariftotélifche befpiegelingen , 
naar dewelke zy de fchrift gefchikt hebben ; op dat 
zy niet zouden fchijnen de Heidenen na tc volgen, 
't Was aan deze niet genoech met dc Grieken bui- 
ten 't fpoor te hollen , maar zy hebben ook ge- 
wilt , dat de Propheten met haar zouden fpoorloos 
zijn : 't welk waarlijk in alle klaarheit toont , dat 
2y de Goddelijkheit der fchrift zelfs niet in den 
droom zien , en hoe zy meer en dieper over deze 
geheimenifzen verwondert zijn , hoe zy meer to' 
nen , dat zy aan de fchrift niet zo zeer geloven , als de- 

3 zelve 



VOORREDEN. 

zelve wel vleijende toeftaan ; 'twclk ook hier uit 
blijkt , dat zy ten meeftendeel , als tot een grond- 
veft onderftellen ( namentlijk om dezelve te ver- 
ftaan , en haar ware zin uit te vorfchen ) dat zy 
in alles waarachtig en goddelijk is : welke godde- 
lijkheit na een goed verftaan, enftreng onderzoek 
deszelrl? , eerft blijken moet: en zy ftcllen in 't be- 
gin voor een regel van deszelfs uitleg vaft , dat 'ivy 
mt de S chnftam , die al heet geen menfchelt/ke 'ver- 
zieringe van noden heeft , 'veel beter onderween wor- 
den. 

Als ik dan deze dingen in mijn gemoed over- 
woog : namelijk dat 't natuurlijk licht niet alleen- 
lijk veracht , maar van vele als een bron van alle 
godloosheit verdoemt, en dat de menfchelijke ver- 
dichtzelen voor Goddelijke leerftukken wierden ge- 
houden ; dat de lichtgelovighei t voor geloof ge- 
acht , en dat de gefchillen der wijsbegérigen in de 
Kerk en op 't Raadhuis met grote beweginge der 
gemoederen gedreven wierden j en bemerkte dat 
hier uiteen zeer wrede haat en twedracht , daar door 
dc menfchen lichtelijk tot oproerigheden yervie- 
len , voortquamen , gelijk ook zeer veel andere 
dingen te lang om hier te verhalen. Zo befloot 
ik de fchrift eerftelijk met een oprecht en onge- 
kreukt gemoed t'onderzoeken , en niets daar af te 

be- 



VOORREDEN. 

beveftigen, noch te verzekeren , noch iets voor der 
zeiver léring en onderwijzing aan te nemen , daar in 
ik niet zeer klaarlijk van dezelve onderwezen 
wierd. Ik heb dan op deze voorwaarde een mid- 
del toegeftelt, om de heilige Boeken te verklaren; 
en hier meê voorzien , begon voor alle dingen t'on- 
derzoeken , wat de Prophetie was , en door welk 
middel God zich aan de Propheten heeft geöpen- 
baart , en waarom zy aan God aangenaam hebben ge- 
weeft; namelijk of het is, om dat zy van God en 
de natuur hoge gedachten hebben gehad , of alleen- 
lijk uit oorzaak van hun godvruchtigheit. Na dat 
ik van deze dingen kennis heb bekomen , heb ik 
lichtelijk konnen bepalen , dat d'achtbaarheit en't 
gezach der Propheten alleenlijk in die dingen ge- 
wicht gehad heeft , die tot 't gebruik des levens 
en tot de ware deuchd behoren j en dat , wat 't o- 
verige aangaat , hun gevoelens ons weinig raken. 
Na dat ik de kennis van deze dingen had bekomen , 
heb ik onderzocht , wat dit was , om 't welk de 
Hebreen Gods uit verkoornen wierden genoemt : en 
dewijl ik zag , dat dit niets anders was , dan dat 
God zeker geweft des werelds voor hen had ver- 
koren 5 daar zy veiliglijk , en op hun gemak zou- 
den konnen leven ; zo heb ik hier uit geleert , dat 
dc wetten, die God aan Mozes heeft geöpenbaart> 

niets 



i 



1 
I 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

niets anders hebben geweeft , dan rechten van 't 
bezondererijk der Hebreen, en dat dieshal ven nie- 
mantdanzy, dezelve hadden aan te nemen j ja dat 
2y zei ver daar aan ook niet gehouden v^^aren , dan, 
terwijl hun heerfchappy ftand hield. Wyders om 
te weten , of men uit de fchrift zou konnen beflui- 
ten , dat 't menfchelijk verftand uit de natuur be- 
durven was , heb ik willen onderzoeken , of d'al- 
geméne Godsdienfi: , of de Goddelijke wet , door 
de Propheten en d'Apoftelen aan 't algemeen men- 
fchelijk gedacht geöpenbaart , een ander was , als 
de geen, die ook't natuurlijk licht leert ? Endaar 
na , of de wonderdaden tegen d'ordening der na- 
tuur zijn gefchied , en of zy Gods wezendlijkheit 
en voorzienigheit zekerlijker en klaarlijker leren 
en aanwijzen , dan die dingen, die wy klaarlijk 
enonderfcheidelijk door hun cerfte oorzaken ver- 
ftaan ? Maar als ik in de dingen , die door de 
fchrift uitdrukkelijk geleert en aangewezen wor- 
den , niets gevonden had, 't welk niet met 't ver- 
ftand overeen quam , of dat daar tegen ftreed ; en 
"wyders zag , dat de Propheten niets hebben ge- 
leert , dan zeer eenvowdige dingen , die van yder 
lichtelijk verftaan konden worden , en dezelve op 
die wijze toegeftelt , en met die reden beveftigt , 
door dewelke 't gemoed van de menigte meeft met 

aan- 



VOORREDEN. 

aandacht tot God kon bewogen worden j 70 heb ik 
my gantfchelijk overreed , dat de fchrift volko- 
mendijk de reden vry laat, en niet met de wijsbe- 
geerte gemeen heeft ^ maar dat 20 wel den een , als 
den ander op haar eigen voeten ftaat. En op dat 
ik dit klaarlijk zou betogen, en de gehele zaak be- 
palen , zo toon ik door welk middel de fchrift uit- 
geleid en verklaart moet worden , en dat de gehele 
kennis daaraf, en van de geeftelijke dingen uit de 
zelve alleen, en niet uit de dingen, dewelke wy 
door 't natuurlijk licht kennen, gehaalt moet wor- 
den. Van daar ga ik voort tot die vooroordelen te 
tonen , dewelke daar uit zijn gefproten , dat 't ge- 
méne volk ( tot waangeloof genegen , en 't welk de 
overblijfzelen van de tijd boven d'eeuwigheit be- 
mint ) eerder de boeken der fchrift, dan Gods woord 
zelfs aanbid. Daar na toon ik, dat Gods geopen- 
baarde woord niet is enig zeker getal van boeken , 
maar d'cnkele bevatting van de Goddelijke Geeft, 
aan de Propheten geöpenbaart j namelijk met een 
oprecht gemoed God te gehoorzamen , 'en met de 
gerechtigheit en liefde t'oeffenen enz. En ik toon,dat 
dit in de Ichriftgeleert en onderwezen word na de 
bevattingen, en na de gevoelens der gener, aan de- 
welke de Propheten en Apoftelen gewent waren dit 
woord Gods te verkondigen 5 't welk zy daarom 



re- 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

gedaan hebben, op dat de menfchen't zelve zonder 
tegenftreving, en met een oprecht gemoed zouden- 
aannemen. Na dat de gronden van 't geloof getoont 
zijn, befliiit ik cindehjk , dat 't voorwerp van de 
geopenbaarde kennis niets is , dan degehoorzaam- 
heit, en dat dezelve gantfchelijk vande natuurlijke 
kennis , 20 in 't voorwerp , als in de gronden en mid- 
delen onderfcheiden is , en daar mee niets gemeen 
heeft ; maar dat zo wel deze , als die hare eigen 
heerfchappy bezit , zonder dat den een een dicnft- 
maagd van den ander behoeft te zijn. VVyders , de- 
wijl 't vernuft der menfchen zeer verfcheiden is , en 
d'een beter met deze en d'andcre met die gevoe- 
lens zich vergenoegt , en , 't welk deze tot gods- 
dienft, en die tot gelach verwekt \ zo befluit ik 
daar uit , met 't boven verhaalde zamengevoegt , 
dat men aan yder zijn oordeel moet vry laten , en 
macht geven , om de gronden des geloofs naar zijn mé- 
ning te verklaren , en datmen van yders geloof uit 
zijn werken alleen mag oordelen of 't godvruchtig 
of goddeloos is. In dezer voegen konnen zy alle 
meteen oprecht en vry gemoed God dienen, en de 
gerechtigheit en liefde zal by alle menfchen in waer- 
de zi)n. Na dat ik hier door de vryheit, die de God- 
delijke geopenbaarde wet aan yder toeftaat, getoont 
heb , ga ik voort tot 't ander deel van 't gefchil j na- 
me- 














Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 








Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 








3112 F 17 









VOORREDEN. 

melijk , dat deze zelve vryheit behoudens de ruft van 
de geméneftaat , en 't recht der oppermachten kan , 
en ook belkoorde toegeftaan , en niet zonder groot 
gevaar van de gcméncrull: , en grote fchade van de 
gehele geméneliaat wechgenomen kan worden. En 
om dit te betogen , begin ik van yders natuurlijk 
recht, 't welk zich zo verre uitftrekt, als yders be- 
geerte en macht zich uitftrekt ; en toon , dat vol- 
gens *t recht der natuur niemant gehouden is , naar 
een anders zin en verftant te leven , maar dat yder 
een verdediger van zijn eigen vryheic is : wyders 
toon ik , dat nicmant waarlijk van dit recht af- 
ftaat , dan die de macht van zich te verdedigen , 
aan een ander overgeeft , en dat hy noodzakelijk 
dit natuurlijk recht volkomentlijk bezit , aan wel- 
ke yder zijn recht van na zijn eigen vcrftant te le- 
ven , gezamentlijk met de macht van zich te be- 
fchermen , overgegeven beeft : en hier uit toon 
ik dan , dat die genen , die d opperheerfchappy 
bezitten , recht tot alles hebben , dat zy vermo- 
gen : dat zy alleen befchermers van 't recht en 
de vryheit zijn , en dat alle d'anderen , alles na 
hun befluit alleen moeten doen. Maar dewijl 
niemant zich indiervoegen van de macht van zich 
zelfs te verdedigen , kan beroven , ten zy hy 
aflaat eenmenfch te zijn 5 20 befluit ik hier uit i 

dat 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

dat niemantgantfchelijk van zijn natuurlijk recht kan 
berooft worden , maar dat d'onderzaten , als door 
't recht der natuur, enige dingen behouden , die hen 
I niet dan met groot gevaar van dc heerfchappy , af- 

genomen kunnen worden ; en die men dieshalven , 
of ftilfwijgendeaanhen toeftaat, of die zy wel uit- 
I drukkelijk met de genen , die de heerfchappy in han- 

den hebben , bedingen. Ik deze dingen aangemerkt 
hebbende , ga over tot de geméneftaat der Hebreen , 
I die ik bredehjk genocch befchrijf, om te tonen door 

I welk een middel en door welk een befluit de 

I Godsdienft begonnen heeft , macht van recht te heb- 

I ben ; gelijk ook in *t voorby gaan verfcheide ande- 

I re dingen, die waerdig zijn geweten te worden. 

I Daar na toon ik , dat de génen , die d'oppcrhecr- 

I; fchappy bezitten , niet alleen befchermers en ver- 

I klaarders van 't burgerlijk , maar ook van 't gewijd 

I recht zijn , en dat zy alleen recht hebben , om t'on- 

I derfcheidcn , wat gerechtig , wat ongerechtig wat 

I godvruchtig en wat goddeloos is. En eindelijk 

I befluit ick, dat dezelve dit recht met recht mogen 

I behouden , en de heerfchappy veiliglijk bewaren ; 

I zo flechts aan yder toegeftaan word , 't geen hy wil 

I te gevoelen, en *t geen, dat hy gevoelt, te zeggen. 

I Dit is, wijsgerige Lezer 't geen, 't welk ik hier 

I aan u t'onderzoekcn geef , en dat , gelijk ik ver- 

I trouw 5 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



VOORREDEN. 

trouw, niet onaangenaam 2al zijn, om de voortref- 
felijkheit en nuttigheit van den inhoud , 20 van 't 
gehele werk, als van yderhooftdeel , van 't welk ik 
hier meerder zou byvoegen ; maar ik wil niet , dat 
deze Voorreden tot een boek word, inzonderheit , 
dewijl ik geloof, dat't voornaamfte meer dan ge- 
noech aan de wijsbegérigen bekent is. Wat d'an- 
deren aangaat , ik benaerftig my niet , om haar dit 
werk aan te prijzen ; want ik heb geen hoop , dat 't 
zelfde hen enigzins zal konnen behagen ; dewijl ik 
•weet hoe vaft de vooroordelen , dewelke 't gemoed , 
onder fchijn van godvruchtigheit aangenomen 
heeft , in den geeft geveft zijn : wyders weet ik , 
dat 't even onmogelijk is , 't gemeen van waange- 
loof als van vrees t'ontflaan. Eindelijk weet ik ook, 
dat deftandvaftigheit van't gemeen hardnekkigheit 
is , en dat 't niet door dereden beftiert, maar door 
't geweld van hun driften , om te prijzen ofte laf- 
teren , vervoert word. Ik nodig dieshalven 't ge- 
meen niet , noch alle die gene , die met 't gemeen 
van gelijke hartstochten beftreden worden, om de- 
ze dingen te lezen; ja ik zou liever willen, dat zy 
dit boek geheel lieten leggen , dan dat zy met 't zel- 
ve verkeerdelijk te verklaren, gelijk hun gewoonte is, 
andere laftig zijn^ en terwijl zy aan zich zeiven geen 
voordeel doen , zijn zy ook hinderlijk aan die , die 

* * * 3 vry- 



i 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 




VOORREDEN. 

vrymoediger op de wijze der wijsbegérige zouden re- 
deneren , 20 dit ene niet in de weeg was 3 te weten, 
dat zy achten , dat de réden de Godgeleertheit moet 
dienen: echter vertrouw ik, dat dit werk zeer nut 
aan de zodanige zal zijn. 

Voorts , dewijl vele geen tijd , en ook miflchien geen luft 
zullen hebben , om alles te doorlezen , zo ben ik hier ook , ge- 
lijk in 't einde van 't werk , genoodzaakt te vermanen, dat ik'niets 
fchrijf, ^tvvelk ik niet zeer gaerne aan 't oordeel en onderzoek 
der oppermachten van mijn Vaderland flel ; want indien zy 
oordelen zullen , dat ik iets van 't geen, 't welk ik zeg , tegen 
de wetten van ^t Vaderland ftrijd^ of aan de geméne wclftand 
fchadelijk is, zo wil ik, dat dit voor niet gezegr gehouden word.' 
Ik weet , dat ik een menfch ben , en heb kunnen dolen , doch dac 
ik ernft ige zorge gedragen heb , dat ik niet zou dolen , en bezon- 
dcrhjk dat 't geen , 't welk ik fchreef , gantfchelijk met de wetten 
vaa't Vaderland, metde Godsdienft, en met de Goede Zeden 
zou overeenkomen. 



DRUKFOUTEN. 



Pag. 



1 1. 

63. 

126. 

190. 
212. 

264. 



regel 



2.9- moet dit DU^m ingcvoegt worden, 
l?' ftaat, ongang,^ leeft, ondergang. 
13. ftaat, algemee leeft, algemeen, 
2.1. ftaat, aanury%.en ,^ leeft, aanwryven, 
1- ftaat, Hierdoor is -weeg.^ leeft, Hier door is te we , 
ftaat, Kenahanyt^ leeft, Kanahanyt. ^ 
ftaat, aantekent^ leeft, aangetekent. 
ftaat, een tegendeel ,^ leeft, integendeel, 
ftaat, niet willen aannemen , niet 7.0H willen aan- 
nemen, 

^ ^ . ^^^^^3 totoV7.ekewy7oe^ leeft, tot op zekere tuyy.e 

276. 28. ftaat, de dewelke',^ leeft, dewelke. 

' \' ^^^t., die wy uit uitvoerden,^ leeft, die wy uitvoerden. 
S^J'- — io. ftaat, reger., leeft, erger. 



267. 



6. 
3- 

28. 
26. 



d'ovcrige gelieve den kundige Lezer te verbeteren. 



D' I N- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F17 



D' I N H O U T 



der 



HOOFTDELEN 



dezes 



B O E K S. 



't EERSTE HOOFTDEEL. 



Van de Prophette. 



Pag: I 



't TWEDE HOOFTDEEL. 



Van de Propheten, 



23 



't DARDE HOOFTDEEL. 



Van de roepinge der Hehre'èn : en of de Pro- 
phetifche gave , aan de Hebreen eigen , en 
bezjonder is geweefl, 4^ 

't VIER- 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



't VIERDE HOOFTDEEL. 
Va^i de Goddelijke Wet, 

't VYFDE HOOFTDEEL. 

Van de reden waaróm de Kerkf lichten z^un in- 
geftelt , en V qeloofder Gefchtedemfi.en , 
namelijk waarom > en wien V z^ehe nood- 
Zjaaklijk is. 

't ZESDE HOOFTDEEL. 
Vm de Wonderdaden. jqj 

\ ZEVENDE HOOFTDEEL. 
Van d' uitlegging of ^oerklaring der Schrift. 

ACHSTE HOOFTDEEL. 

Waar in getoont word, dat Moz^es ^^f hoe- 
ken, en die ^an Joz.ua , der Richt eren ^ 
Ruth > Samuel^ en der koningen , geen ei^ 
ge Handfchriften z^ijn. T>aar na word on - 
derz^ocht , of er meer Schryvers <van dez^e 
hoeken geweeji z.ijn dan een , en wie, 1 5 7 

\ NE- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



't NEGENDE HOOFTDEEL. 

V^a7t de voorgaande hoeken worden noch enige 
andere dingen onderZjOcht , namelijk , of Ef- 
dra de laatfie hand aan dez^elve gelegt heeft : 
en daarna^ oj de kanttekeningen j die in de 
Hebreeufche affchriften gevonden worden 3 
vcrfcheide lézjingen geweeji zyn. 175 

't TIENDE HOOFTDEEL. 

Waar ïn andere boeken van 't Oude verbond 
op een z^elfde wyzjc ^ als de voorgaande ^ 
worden onderz^ocht. 1 94 

't ELFDE HOOFTDEEL. 

Waar in onder z^ocht word , of d'oApofelen 
hun brieven 3 ^Is oApoJielen en Tropheten , 
dan ofz^e dez^elve als leraars gefchreven 
hebben, H^aar na word de bediening der 
Apoftelengetoont. 209 

^c TV/AALFDE HOOFTDEEL. 

Van V ware handfchrift der goddelijke wet 3 
m waArom de Schrift gewijd of heilig , en 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



■waarom z>y Gods ^Vjoordwordgenoemt : en 
eindelijk ivordgetoont , dat Zjj , ^oor z^o veel 
Zij Gods ivoord begrijpt , ongekreukt en on- 
bedorven ^ tot ons ïs gekomen. 220 

'c DARTIENDE HOOFTDEEL. 

Waaringetoont zu.ord\ dat de fchrift niet dan 
z^eer eenvoudige dingen leert en onderzvijjl , 
en nergens anders na d.oelt , dan na gehoor— 
z^aamheit : en ook dat z^y van de Goddelijke 
natuur niets anders onderwijfi , dan dat dc 
menfchen door ziekere middel van te leven 
konnen navolgen^ 2 3 3 

'c VEERTIENDE HOOFTDEEL. 

Wat het Geloof is : ivie Gelovigen z.ijn : de 
gronden van 't geloof vj orden bepaalt , en de 
z^elfde eindelij k van de wijsbegeerte af^efchei- 

242 



't VYFTIENDE HOOFTDEEL. 

Dat de Godgeleertheit geen T>ienfimaagd van de 
Reden 3 en de Reden geen Dtenfimaagd van 

de 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



de Godgeleertheit is, Vorders word ookge^ 
toont de reden , door de welke wy ons d'acht- 
haarheit en 'tgez^ach der heilige Schrift over- 
reden. 254 

't ZESTIENDE HOOFTDEEL» 

Van de Grondvefien van een geméne ft aat - van 
jders Natmirlijk en "Burgerlijk recht , en van 
't recht der Oppermachten, 267 



ZEVJ&NTIENDE HOOFTDEEL. 

Waar ingetoont word ^ dat niemant alles aan 
d Oppermacht kan overgeven , en dat het ook 
niet noodzjaaklijk is* Van de geméneflaat 
der Hehre'ên 3 hoedanig Zjj was terwijl Ado- 
z,es leefde , hoedanig na zjjn dood, eer de 
Koningen verkoz^en wier den , en van des- 
Z^elfs voortreff'elijkheit: en eindelijk van d'oor- 
Zjaken , door dewelke de (joddel^ke geméne- 
fiaat kon ondergaan , en naaulijks 7:^onder be- 
roerten heeft konnen bef aan, z%6 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



'c ACHTICNDE HOOFTDEEL. 

degemeneftaat der Hebreen , en uit hun ge- 
fchiedemfz^en , worden enige Staatkundige le- 
ringen hejloten, ^ j g 

'c NEGENTIENDE HOOFTDEEL. 
Waar ingetoont word , dat het recht omtrent hei 
gewijde^ gantfchelijkhy d' Oppermachtenis ^ 
en dat d' uitwendige oefeningen ^an de GodL 
dienfl , naar de ^rede en ruft ^an de gemme^ 
flaat gefchikt moeten worden > z^o wy God 
recht willen dienen. 

't TWINTIGSTE HOOFTDEEL. 
Waar in word getoont , dat het in een ^rye 
Geméneftaat, aan y der ge oor lof dis ^ het geen 
dathywü, tegevoelen, en t geen dat hy .e. 
^oelt , te K^eggen. 



DE 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



i 



D E 



Pag: I 



RECHTZINNIGE 

THEOLOGANT: 

Of 

GODGELEERDE STAATKUNDIGE 
VERHANDELING E, 



't EERSTE HOOFTDE'EL. 

l^an de Profhetie, 

Rophetie of Openbaring , is een zekere ken- 
nis , van eenige zaak , van God den menfchen 
geopenbaart : maar de geen is een Propheet, 
die Gods openbaringen aan de genen uitlegt 
en verklaart , dewelke geen zekere kennis 
van de dingen , die God geopenbaart heeft , 
konnen hebben , en dieshalven de geopen- 
baarde dingen , alleenlijk met een zuiver geloof konnen om- 
helzen. Want een Propheet word by de Hebreen genoemt 
Nabi ; dat is , redenaar en verklaarder : maar in de 
Schrift word deze naam altijd voor Gods verklaarder en uit- 
legger gebruikt , gelijk in 't twede boek van Mozes Cap. vii: i . 
afgenomen word , daar God tot Mozes zegt : Zie ik ftel u 
tot Th ar doos God j en Aaron uw broeder j zal uw Tropheet 
zyn. Als of hy zeide , dewijl Aaron met de dingen , die gy 
fpreken zult , aan Pharaö te verklaren \ de Perzoon van Pro- 






1 A 


pheet 

i 




if 


1 '* 


{ 












Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



:^ De RECHTZINNIGE 

pheet vertoont, zoo zult gy als Pharaöos God zijn ; of een 
die Gods plaats waarneemt. 

Van de Propheten fuUen wy in 't volgende ^ Hooftdeel han- 
delen, maar hier van de Prophetie; uit welkers gegèvene bepa- 
ling volgt , dat de natuurlijke kennis , Prophetie genoemt • 
mach worden : want de dingen dewelke wy door 't natuurlijk 
hcht kennen , hangen af , van Gods eenige kennis , en van 
zijn eeuwige befluiten. Maar dewijl deze natuurlijke kemiis , 
aan alle menfchcn gemeen is , want fy hangt af van ^ grond- 
veflen , die aati alle gemeen zijn , zoo wordzy van 't ^ gemee- 
nevolk , dat altijd naar het gene hijgd , 'twelk zelden ge- 
beurt , en buiten zijn natuur is , en de natuurlijke gaven ver- 
fmaad, niet zoo hoog geacht ; en dieshal ven, ak het gemeen 
van de Proplietifche kennis fpreekt,wil het de natuurlijke ken- 
nis uitgefloten hebben , hoewel ze echter met gelijk recht als 
d'andere , hoedanig dezelve ook is , Goddelijk genoemt mach 
worden; vermits Gods natuur , voor zoo veel wy daar aan 
deelachtig zijn , en Gods befluiten , dezelfde aan ons voor 
flellen , en niet van die kennis , die van alle goddelijk ge- 
noemt word, verfchilt; dan dat deze zich buiten de palen, 
vandieuitftrekt , en dat de wetten van de menfchelijke na- 
tuur in zich aangemerkt , niet d'oorzaken daar van kunnen 
zijn: maar ten opzicht van de zekerheit , die de natuurlijke 
kennis influit , en van de Bron, daar uit zy vloeit , namelijk 
God , wijkt zy geenzints voor de Prophetifche kennis : ten 
zy ymant milTchien wil verftaan , of liever dromen , dat 
de Propheten wel een menfchelijk ligchaam , maar geen men- 
fchelijke ziel gehad hebben , en dat dieshalven hun gevoe- 
len en medewéting , van een geheel andere natuur hebben ge- 
weeft, dan de onze zijn. 

Maar hoewel de natuurlijke wetenfchap Goddelijk is , zoo 
mogennochtans haar yoortplanters geen Propheten genoemt 
worden; want de dingen, die zy leren , konnen van de an- 
dere 



THEOLOGANT. i.HooM 3 

dere menfchen, met gelijke zekerheit en waarheit, als van 
haar, bevat en aangenomen worden, en dit niet uit het ge- 
loof alleen. 

Dewijl dan onze geeft, hier uit alleen . dat hv Gods na- 
tuur , voorwerpelijk in zich begrijpt , en aan dezelve deelach- 
tig is , macht heeft om eenige gemene d kundigheden , die de d Htunai 
natuur der dingen verklacen, en *t gebruik des levensleren, 
te vormen ; zoo konnen wy met recht , de natuur van de 
geeft , voor zoo veel zy zodanig bevat word, *=d'eerfte oor- « 
zaak van de Goddelijke openbaringen ftellen : want Gods 
f denkbeeld, gelijk wy terftond aangewezen liebben, en de f ia*. 
namur, voorltellen ons alle de dingen, diewy klaarlijken 
onderfcheidentlijk verftaan ; wel niet met woorden , maar op 
een voortrefïèlijke wijze,en die beft met de natuur van de eeeft 
overëenkomt;gelijk yder die de zekerheit van 't verftand heeft 
gefm aakt , zonder twijfel by zich heeft beproeft. Maar dewijl 
mijn oogmerk voornamelijk is , van die dingen te fpreken , de- 
welke de Schrift alleen aangaan , zoo zal het genoech zijn , dit 
weinige van het naniurlijk licht gezegt te hebben. Ik ga 
dieshalven tot andere oorzaken enmicldelen, door dewelke 
God die dingen , die de palen van de natuurlijke kennis te 
boven £raan , en ook die hen niet te boven gaan , de menfchen 
geöpenbaart over ( want daar is niet , het welke belet, dat 
God de dingen , die wy door 't licht der natuur ken- 
nen , aan de menfchen op andere wijzen zou meedelen } 
op dat ik bredelijker daar afhandelen zou. 

Maar alle het gene, datmen daar afzeggen kan, moet uit 
de Schrift alleen gehaalt worden ; want wat konnen wy van 
de dingen zeggen , die de palen van ons verftand te boven 
gaan, dan dit, het welk aan ons door de Propheten zeiven 
met de mond of bygefchrift overgelevert word ? en dewijl wy 
heden by mijn weten , geen Propheten hebben , zoo word aan 
ons niet overgelaten , dm de Heilige boeken , die ons van de 

A X Pro- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



4 De R E C H T Z I N N r G E 

Propheten nagelaten zijn, te onderzoeken; doch op deze voor- 
waarden , dat wy van diergelijke dingen , niet zeggen , of aan 
de Propheten toeëigenen zullen , dat zy niet klaarlijk voorge- 
c^uUmt ^^^^ hebben. Maar hier ftaat byzonderlijk t'aanmerken, 
L.^"' dat de Joden nooit van de g middelöorzaken,of van de by zon- 
ufnuus^^''' dere oorzaken gewag maken , noch zich daar mee bemoejen , 
i ^^^^vo. ^^^j. ^i^-j j ^^1^^ Godvruchtigheit en » Godsdienfl , 
of gelijkmen gemeenlijk zegt , uit aandacht, hun toevlucht 
tot God nemen. Want indien zy , tot een voorbeeld , geld 
met de Koophandel hebben gewonnen , zoo zegden zy , dat 
God het hen gegeven heeft : indien zy iets begeren^, gelijk 
gebeurt , zoo zeggen zy, dat God hun hart zodanig heeft 
gefchikt : en in(XiQ\\ zy ook iets denken , zoo zeggen zy dat 
God dit tot hen gcfproken heeft. Dieshal ven moet niet ai 
't geen , het welk dc Schrift zegt , dat God tot ymant ge- 
ifr/«rl/^^^ fproken heeft , voor Prophetie, en ^ bovennatuurlijke ken. 

nis gehouden worden ; maar alleenlijk dit , het vi' elk de Schrift 
uitdrukkelijk zegt , of dat , 't welk uit de omftandigheden 
van het verhaal volgt , dat het Prophetie of openbaringe is ge- 
weeft. 

Indien wy dan de Heilige boeken deurloopcn, zoo zullen 
wy zien , dat alle de dingen , die God aan de Propheten geö- 
penbaart heeft , aan hen geopenbaart zijn , of door woorden , 

. ïmsiinct. of door ^beelden, of op deze beide wijzen ; namelijk door 
woorden en beelden. Maar de woorden , en ook de beelden 

m ima^i. hebben of waarachtig geweeft , of »^ inbeeldig ; en buiten de. 

Tï^inati,. n vctbeelding van de hoorende , of ziende Propheet, namelijk 
om dat de verbeelding van de Propheet , zelf in 't waken,, 
zodanig gefchikt wierd , dat hem klaarlijk fcheen , dat hy 
woorden hoorden , of iets zag. 

Want God heeft de wetten , die hy wilde dat den Hebreen 
voorgefchreven zoude worden , met de w are ftem aan Mozes 
geopenbaart , gelijk als blijkt in Mozes twede boek , Cap. 



T H E O L O G A i> T. i.Kooftd. f 

3^xv:^^. daarhy zegt: ^r» piy 'niP'V^ 

O'Dniin -*7'<^S3Dn ^^<«^r zal ik voor n bereid 

zijn j en ik zal met u [preken ^ uit dat deel des dekzels j 
het welk tujj'chen de twe Cherub'^ncn is. Het geen zeker- 
lijk toont , dat God een ware ftem heeft gebruikt ; dewijl 
Mozes telkens als hy wilde , God daar bereid vond , om met 
hem te fpreken. En deze alleen , te weten, door de welke 
de wet te voorfchijnw ierd gebracht , heeft een ware ftem ge- 
weeft, gelijk ik terftond zal tonen. 

Ik zou vermoeden dat de ftem , daar meê God Samuël 
riep, waarachtig heeft geweeft^ om dat i Samuël Cap.iii:xi. 

gezegtwordr^'^nin» r\'aM O n^ir^ ns-in"? nvr ^dvi 
^^.^j-,, --^yy^ ^i^lDiy en God is weer aan Samu'èl in 
Silo ver fchenen ^ om dat God aan Samuël m Silo door Gods 
woord ge openbaart is geweeft : als of hy zeide: Godsver- 
ichijning aan Samuël , heeft niets anders geweeft , dan dat 
God zich door het w^oord aan hem geöpenbaart heeft , of 
heeft niets anders geweeft , dan dat Samuël God fprcken- 
de , gehoort heeft. Doch dewijl wy gedwongen worden y 
snderfcheid tuftchen Mozes Prophetie, en die van d 'andere 
Propheten te maken , zoo moetmen nootzakelijk zeggen, 
dat deze ftem van Samuël gehoort , inbeeldelijk heeft ge- 
weeft , het welk hier uit ook beftoten kan worden , dat zy 
de ftem van Heli vertoonde , die Samuël gew ent was , deur- 
gaans te hooren, en dieshalvenookzooveelxte vaerdiglyker 
mgebeeld kon worden ; want driemaal van God geroepen zijn- 
de, heeft gemeent van Heh geroepen te worden. De ftem 
die' van Abimelech gehoort \\ ierd wzs inbeeldelijk ; want 
in Mozes eerfte boek , Cap. xx: 6. word gezegt : en God 
zeide tot hem in den droom enz. , om het welk hy niet , terwijl 
hy wakker was , maar alleenlijk terwijl hy fliep (namelijk in 
die tijd, daarin d' » inbeelding van natuur meeft bequaamft is , 
^m de dingen die niet zijn , in te beelden) Gods wil, zichheeft 
jl^onnen inbeelden. A 3 De 



O Jma^inMtiQr 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



6 Dc RECHTZINNIGE 

De woorden der tien geboden zijn, volgens het gevoelen 
van eenige Joden niet van God gefproken, maar zy ach- 
ten , dat de Ifraëliten alleefilijk het gedruis , zonder eenig 
woord voort te brengen , hebben gehoort , en dat zy gedu- 
rende dit gedruis de wetten van de tien geboden, meteen 
zuivere geeft hebben begrepen : het wek ik ook voor dees 
ty d lieb vermoed ; om dat ik zag dat de woorden van de tien 
geboden, in Mozes tvvede boek befchreven , van de genen 
diem r vijfde boek berchreven ftaan, verfcheiden zijn : uit 
het jvelk fchijnt te volgen (dewijl God niet meer dan een- 
maal heeft gefproken) dat de tien geboden, niet Gods 
woorden zeiven, maar alleenlijk de zin en meening daar af 
hebben willen aanwijzen , en te kennen geven. Do?h indien 
de Schrift geen geweld willen aandoen , zoo moetmen 
volkomenthjktoeftaan, dat d'Ifraëliten , de ware ftem ge- 
hoort hebben; want de Schrift zegt uitdrukkelijk, bezie Mo- 
zes vijfde boek, Cap.v: 4. ui C^^y nr.T id , i'j^^ a-jö 
-van amgezicht tot aangezicht , heejt God met u gefproken 
enz. dans, gelijk twe menfchen , hun bevattingen , door 
bemiddeling van hun beider ligchamen, gemeenlijk aan elkan- 
der bekent maken; dieshalven fchijnt hetmeermetdefchrift 
overeen te komen , dat God waarlijk eenige ftem heeft ee- 
fchapen , door dewelke hy de wet der tien geboden , geöptn- 
baartheeft Doch zie in ons achfte p Hooffdeel , d' 1 oorzaak 
om W-elke de woorden en redenen, van den anderen verfchil- 
len. Maaropdezewijzfword dan alle fwarigheit niet wech 
genomen : Want te ftellendateen gefchapei? ding , op de- 
zelfde wijze , als de andere van Gocf af hangende , Gods^ we- 

kan^;^.ï met er daad ,%f met woorden 

kan uitdrukken, of zijn Perzoon verklaren , fchijnt nietwei- 
t '^"^^^ vervreemd te wezen , namelijk met te zeggen 
in de eerfte perzoon, ik ben de Heer uw God enz , en hoewel 
alsmenmet de mond zegt, ikhebverfi^an , niemantacht, 

dat 



q Cauf^. 



t Ejjintis. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



THÈOLOGANT. i.Hooftd. 7 

dat dit dc mond , maar alleenlijk de geeft van de menfch , die 
ditfprcekt, verftaan heeft; dewijl echter de mond, tot de 
natuur van de menfche, dit zeggende, toegepaftword, en 
ook de gene tot dewelke men dit zegt , de natuur van 'tver- 
ftand had bevat , zoovcrftaat hy lichtelijk door de vergelij- 
king van zich , de zin van de fprekende menfch. Maar ik 
zie niet hoe dat het verzoek der gener, die tevoren niets van 
God kennen, behalvendenaam, en die hem begeerde aan te 
fpreken , op dat zy van zijn » wezentlijkheit verzekert zoude 
zijn, voldaan zoude worden, door een fchepfel , (dat niet 
meer aan God paft, dan d'andere gefchapen cfingen, en niet 
aan Gods natuur behoort ) het welk zeggen zou , ik ben 
God : Ik bid u wat dan ? zoo God Mozes lippen (maar 
waar toe van Mozes ? ) of van eenig beeft gedrongen , en ge- 
parfthad , tot het zelfde uit te fpreken, en te zeggen, ik ben 
God. Zouden zy daar uit Gods v wezentlijklieit verftaan ? ' ««J»'»"-- 
Wijders de Schrift fchijntvolkomelijk te kennen te geven, dat 
God zelf (die tot dit einde uit den Hemel, boven op de Berg 
Sinaïwasafgedaalt ) heeft gefproken , en dat de Joden hem 
niet alleen hebben horen fpreken, maar dat de voomaamfte 
hem ook gezien hebben. Bezie Mozes rwede boek , Cap. 
xxiv: 1 0,1 X . De Wet zelve aan Mozes geöpenbaart , daar men 
niets mogt byvoegen noch afnemen , en die als een recht van 
het Vaderland ingeftelt wierd , beveelt ook nooit dat wy zul- 
len geloven , dat God onligchamelijk is , noch ook dat hy 
geen x beeld noch geftalte heeft , maar alleenlijk , dat hy God , 
is, zy beveelt dat men aan hem zal geloven , hem alleen 
aanbidden, dat zy zijn dienft niet zoude verlaten, hem geen 
beeld toepaftèn , noch eeriig voor hem maken. Want dewijl 
zyGodts beeld niet hadden gezien, zoo konden zy'er geen 
maken, het welk God zou vertonen, maar nootzakelijk 
een ander gefchapen ding dat zy gezien hadden, en dieshal- 
ven , als zy God door dat beeld zouden aanbidden , zoo zou- 
den 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



8 RECHTZINNIGE 

den zy niet op God denken , maar op dat ding , het welk door 
dit beeld vertoont wierd , en dus zoïden zy Gods e^f entS 
dienfl aandatdingtoeëigenen. hócsIriü^j^^Sl^ 
aan dat God geftalte heeft , en dat Mozes oen W S 

rcnmetdeplaatfenvandc Schrift releJ 

een Engel een fw.erd mecVL.dae ' 1 tam^^?" 

baar Sr^:f r r 

Engel„,etec„Vwaerd, als eën Velfcrv»^^^^^ 

. en Joz„a van den Engel gehoord had. Aan EliS 

wierd 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 9 

V.'ierd ook, gelijk in 't VI. Capittel verhaalt word, door abeel- * ^'^'-f'""- 
den vertoont, dat Gods voorzorge het volk verliet , name- hfrrtuuntis 
lijk met de driemaal Heilige God, in zijn hoogften Throon 
in te beelden ; en de Ifraëliten met de vuiligheit der zonde be- 
finet, als in mefthopen gedompelt, en van Godvervreemt.: 
Door welke *^ beelden hy de tegenwoordige elendige (laat van c im^tin». 
't volk ver ftaan heeft ; maar haar toekomende elenden zijn 
hem door woorden, als van God komende geöpenbaart , en 
op deze wijs zou ik veel a voorbeelden uit de Schrift konnen d E^mt^*, 
by brengen, ten zy ik dacht, dat dezelve yder een genoeg- 
zaam bekent waren. 

Maar dit alles word klaarlijk uit Mozes vierde boek Cap. 
xii: v.6, 7. beveiligt , daar dus flaat : 03&5'3J n'n' Oi< 

nsr p oi^nn ninx v^.x nï< nD3 nin» 

D'l' nin' nJID^l Indien ymant van u j Gods Trof heet 
zal zijuj zoo zal ik in een gezicht aan hem openbaar wor- 
den; (dat is door e beelden en f verborgen vertoningen; maar f «t'Jj] 
van Mozes Prophetie zegt hy , dat het een gezicht is zonder 
beelden en verborgen vertoningen ) en in dromen zal ik tot 
hem /preken ( dat is , niet met dadelijke woorden en ware 
ftem ) maar alzo niet aan Mozes ^ van mond tot mond 
[preek ik tot hem j en door zienïngen ^ maar niet door duifier e 
woorden j en hy aaufchowM Gods beeld dat is, hy fpreekr met 
my, terwijl hy my aanfchouwt als med'gezél , en niet verbaaft 
noch verfchrikt , gelijk in 't twede bock Mozes Cap. xxxiii: 
V. 17. ftaat. Dieshalven is hier aan niet te twijfelen , dat de 
andere Propheten niet de ware ftem gehoort hebben ; het 
welk noch meer beveiligt wwd , in Mozes vijfde boek Cap. 
xxxiv: v. 10. daar gezegt word: Si<T«r'3 "VtV Op 
D'JÖ O'JS nin* F1* "y^^ ntrüD daar is nooit in 
Ifraël geweeft ( eigentlijk opgeilaan ) eenTropheet geltjk 
Mozes j die God van aangezicht tot aangezicht gekent heeft , 

B hec 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



g ïmmcdUt 

h EffcntU. 



diste. 



ii Sapiintiét 
Dei. 



O Natttra 



p Affirmart, 



ro De R E C H T Z I N N I G E 

het welk te verftaaii is door de ftem alleen : want Mozes had 
nooit Gods aangezigt gezien , bezie Mozes twede boek Cap. 
xxxiii, 

Behalven deze middelen vind ik inde Heilige Schrift geen 
anderen , door dewelke God zich aan de menfchen geöpen- 
baart heeft , en dieshalven heeftmen , gelijk hier voor ge- 
toont is, geen andere te verdichten, noch aan te nemen. En 
i hoewel w y klaarlijk verftaan , dat God zich g onmiddelijk , 
aan de menfchen kan gemeen maken ; want hy maakt zijn 
h w ezentheit aan onze geeft gemeen , zonder eenige iigchame- 
hjke middelen te gebruiken: nochtans, opdat ecnig menfch 
iiict de gecil alleen eenige dingen zou bevatten , die niet in de 
ecrftc ' gronde van onze kennis zijn begrepen,cn niet daar \m 
afgeleid konncn worden , zoo moet nootzakelijk zijn geeft 
voortreffelijker zijn, endemenfchclijkcgeeft verre te boven 
gaan. Ik geloof dieshalven , dat 'er niemant anders tot zoo 
groot een \ olmaakthcit boven andere is geraakt , behalven 
Chriftus , aan dewelke ' Gods befluitingen , die de menfchen 
ter Zahgheit geleiden, zonder woorden of gezichten, on- 
middelijk geöpenbaart zijn ; in diervoegen, dat God door 
Chriftus geeft , zich zelf aan de Apoftelen heeft geöpenbaart , 
gelijk eertijts aan Mozes , door middel van een ftem des 
Luchts. En daarom mach Chriftus ftem , gelijk die , de- 
welke van Mozes gehoort \^ ierd , Godts ftem genoemt 
worden. In dezen zin mogen vvy ook zeggen , dat "Gods 
wijsheit , dat is , de wijsheit die boven de menfchelijke is , 
de ° menfchelijke natuur in Chriftus aangenomen heeft , en dat 
Chriftus de weg der Zaligheit lieeft gew'eeft . 

Maar hier is nootzakelijk re vermanen , dat ik van die din- 
gen, dewelke in eenige Kerken van Chriftus geftelt worden, 
gantfchelijk niet p beveftig , nog ^ ontken : want ik beken gaer- 
ne, dat ik dezelve niet begrijp; ik raam de dingen , die ik nu 
gezegt heb uit de Sclirift zelve , want ik heb nergens gelezen , 

dat- 



T H E O L O G A N T. i.Hoofrd. 



11 



dat Gvd aan Chrifius is verfchenen , of tot hem heeft gefpro- 
keii, maar wel dat God door Chriftus, aan de Apoftelen ge- 
öpenbaart isgeweeft , en dat hy de weg der ZaHgheit is , en 
cindehjk, datd'oudewet, door een r Engel , ^niet onmidde- 
lijkvanGodovergelevertgeweeftis enz. Dieshalven , indien 
Mozes met God van aangezicht tot aangezicht gefproken 
heeft, gelijk een menfch gemeenhjk met zijn med 'gezél (dat is 
door bemiddeling van twe ligchamen) fpreekt , zoo iieeft 
Ciiriftus , waarlijk van geeft tot geeft , met God gemeen- 
fchap gehad. 

Wy zeggen dieshalven dat behalven Chriftus , niemant 
^ Gods openbaringen iieeft ontfangen , dan door hulp van de 
^ inbeelding, te weten door behulp der woorden, of ^ beelden ; 
^n dat dieshalven , om te proplieteeren , geen volmaakter 
geeft nodig is , maar een levendiger en krachtiger inbeel- 
•aing, gelijk ik in 't volgende Hooftdeel klaarlijker tonen 
zal. Hier ftaat nu te onderzoeken wat de Heilige Schrift ver- 
ftaat by de ^ geeft Gods , den Propheten ingeftort , of dat dc 
Prophetenuit Gods geeft fpraken. Om dit op te fpeuren, 
ftaat VOO rëerft te onderzoeken wat het Hebreeuwfche woord 
nn Ruagh betekent in zijn w^are zin, dat het ^ gemeene Volk 
^ Geeft overzet. 

Het woord nn Rnagh j betekent in den eigentlijke zin^ 
^ wind, gelijk bekent is , maar w^ord zeer dikwils gebruikt, 
om meer andere dingen te kennen te geven , die echter hier van 
afgeleid worden. Want vooreer ft word het genomen om ^ adem 
te betékenen, gelijk Pfalmcxxxv: 17. an'SDnn 
ook is ^er geen gefft in zijn mond. Ten tweden , ^ ziel of ^ ade- 
ming, gelijk I Samuel Cap. XXX: V. IX. inn 
zijn geeft is ^weêr in hem gekeerd: dat is , hy heeft geademt. 
Om deze oorzaak word het ten derden voor ^ moeden ' krach- 
ten genomen , gelijk in Jofuaas boek Cap. ii : xi. nDp ü^Sl 
^^'^^5-3 np nU'' cn^ dM.ar na was geen geejl meer in eenig man. 

B X Ge- 



r ^ft^tlut, 
f Kin imtMt' 
diêtc. 



lata. 

V Ima^inAtiê* 
X Vcrhi»^ 

z Cafnt, 



a Spiritus 
Dti. 



b Vtitxfift 
c Spiritus^ 

d Vcntns* 
e HslitHi» 



f Anmns% 
g Refpirdtiêt. 



h Animoptus^ 
i Vptu^ 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1% De RECHTZINNIGE 

Gelijk ookEzechiël Cap. ii: v.^. -n^ ♦rïwrivrrn *3 Ni3ril 
'*7An tnmyquam de geeft (of kracht) die my op mijn voe~ 
fc viTtM:. tgff deêftaan. En dieshalven ook ten vierden voor een '^kracht, 
1 ji{tuait. en ' bequaamheit, gelijk Job Cap.xxxii:v. 8 . -JUi-ïa J^'nnn? jS< 
m Scient a. Zekerlijk is de geeft zelfs m de meit/ch : dat is, de"'weten- 
fchap moet niet beftiptelijk by d' ouden gezoet worden, 

0 5««4,. want ik bevind nu , dat zy van de bezondere " kracht en " be- 

vattelijklieit van de menfch afhangt : gelijk ook in Mozcs 
vierde boek Cap.xxvii: v. i8. d nmC'X it^u een man in de 
welke de geeft ts. Wijders word het ten vijfden , voorPme- 
ningh des gsmocds gcnoni'in , gelijk in Mozes vierde boek 
Cap.xiviv. X4. ID^ mmx iin 'n^'H om dat hy een MP- 
dere geeft heeft gehad i dat is een andere mening, of een an- 
dere zin des gemoeds. Defgehjks in Salomons Spreuken , 
Cap. i: V. Z3 . nn D^^'DX ik zal aan u myn geeft ( dat is 
mijn mening ) uit fpr eken. En in dezen zin word het ee- 
YtIT'L ^^^^'^ wil of 't ' bcfluit , de lu ft en drift des gemoeds 

te kennen te geven. Gelijk in Ezechicl Cap. i: v. ii. t^x 
IDTnD^S nnn nDü^ rrn» zy gingenwern^aarts de geeft 
( of wil ) van te gaan was. Defgelijks in Ezaias Cap. xxx: v. 
1 . 'nn ^<^^^ n^OD "|1DJ^1 en om een nitftorting te ftorten^ 
en niet uit mijn geeft. En Cap. v. i o. nil' On'S^ "jDJ O 
HDinn nn om dat God op haat' de geeft (dat is de begeer- 
te ) ftorte . om teftapn. in 't boek (5er Richteren Cap. 8 : v. y. 
y^Va Dnn nnSi l« toen wierd hun geeft ( of hevigheit ) 
verzacht. Gelijk ook in Salomons Spreuken Cap. xvi: v. 3 
•^V ^3173 \nro '7U^1D1 die over zijn geeft (dat is luft of be- 
geerlijkheid ) heerft:ht ^ is beter dan die een ftad inneemt. 
Wyders Cap.xxv: v. x8. ^7Vrh "iliTO IT'X een man die 
zijn geeft niet bedwingt. En Efaias Cap. xxxiii: v. 1 1 . oann 
DS'^iKn'^i^ uw geeft is vuur, H welk u verteert. Voorders, 

1 Mmo dit woord nn Ruagh , voor foo veel het 't gemoed betekent,' 
15 dienftig om alle f tochten des gemoeds, en ook de gaven 

van 



ammi 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 13 

yan 't gemoed uit te drukken : gelijk nnDJ nn een hooge 
geeft j om ^erwaantlieit n^5'^ rir\eenneérgejlageji geeft j om 
V ootmoedigheit n;^n r\T\ een quade geeft _,omA^^2i.tQr\y{vjz.'2ir:- 
moedi^heit n3lD nn een goede geeft j om " mildadigheit il3.n X Odium, 
te wijzen ; vvyders nï^jp nn de geeft van yver zucht ^ nn j.^^''""'*'- 
D'JUt de geeft {ofiua) tot hoer derye^rr^oymii; Tna3n nn * ^'"'i'"''"' 
de geeft der wij sheit i des raads ^ der fterkte j dat is (want 
de Hebreen gebruiken meer de zelfftandige , dan de byvoe- 
gelijke namen) een wijs, voorzichtig, en fterk gemoed , of 
de deugd vanwijsheit, raad, en fterkheit , Tn nn de geeft 
der godvriichtighett j enz. Het betekent ren zefden , de ziel 
zelf, gelijk in't boek de Prediker genaamt, Cap.iii:v. 19. 
^^^7 nns^ nn-l hebben alle een zelfde geeft ( of ziel ) 
D>nSï<n 3 W\ nnm en de geeft keert weêr tot God. 
Eindelijk en ten zevenden , betekent zy deagew eften des we- a TUgé-- 
relds, uit oorzaak van de v/inden, die van daar waien , en "*""'"' 
ook de zijden van yder ding , die na de zelfde geweften ge- 
keert zijn , ( bezie Ezechiël Cap. xxxvii: v. 9 . en Cap. xlii: v. 
16,17,18,19. enz. 

Nu ftaat aan te merken voorëerfl, als eenige zaak aan God 
toegepaft word , en Gods zaak gezegt word , dat het tot 
^ Gods natuur behoort , en als een ^ deel van God is : eelijk ^ 
wanneer gezegt word nin* n3 iroas vermogen j nn* 'JT 
Gods ogeu. Ten tweden, omdat het in Godts macht is , en 
naar Godts wenk en believen werkt. In defer voegen wor- 
den in de heilige Schrift , de Hemelen nm» 'QB^ Gods heme- 
len genoemt, om dat zy Gods wagen en woning zijn. Dus 
wori AfTyriën Gods geefzel , en Nebucadonozer Gods knecht 
genoemt enz. Tenderden, om dat het aan God gewijd en 
opgedragen is: gelijk nin» ^yr\GodsTemfeh DMb»» TTJ 
Gods Nazar ener j T^yry Ü2rh Gods brood cm.. Ten vierden, 
om dat het van de Propheten overgelevert is , en niet door het 
namurlijk Ucht geopenbaart. Dieshalven word Mozes wet , 

A 3 Gods 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



14 



De RECHTZINNIGE 



d ?cienti% 



e Captus, 
{ Cattf^ na- 
tnralcs. 

h Touttrttm, 
i ïulme». 



k Caufa, 
1 Miracula, 



m Mirscula 



Gocits wet genoemt. Ten vijfden , om een zaak in de hoog- 
fte trap uit te drukken ; gtlï^ p^,^ G^^^j- W«, dat is 
zeerhooge bergen : nin- m-nin GoJs//aaJ>, dat is, een 
diepe llaap. En volgens deze zin moet Amos Cap iv v 
II. uitgeleid worden, daar God zelf dus fpreekt- t;^^^' 

^^w^É-zém-^^ ^^^/^^ Cö^j- omkeering ( omaekeert heeft ) J'ö^ö- 
^^^^«^'^^r^; dat is geiijk die gedenkwaerdige omkee- 
ring: vvant dewijl God felfs ipreekt, zookanhet eigentliik 
met anders verklaart Nvorden. Salomons natuurlijke weten- 
Iciiap , x^-erd ook Gods wetenfchap , dat is goddelijk of boven 
gemeen gencemt. Inde Pfalmcn worden de Cederen ook 
hods Cederen genoemd , om hun boven^ewoonc 
grootheit uit te drukken. En in Samucls eer He boek Cao xi: 
V. 7 worci gezegt, ^r.^ S;. nin» HHz) Ss'i en Gods vrees 
viel o^'t volk i om een zeer grcote vrees te kennen te toeven 
En m deze zin waren de Joden gewoon , alle diniren , die 
hun e bevatting te boven gingen , en daar af zy toendef na- 
tuurlijke oorzaken niet willen, op God toe te pafzen. Dies- 
hal ven w lerd het s onweer nin» Gods gedruis, de i- don- 
eer en 'bhkfem G<?^j-/j;/^;. genoemt ; wantzy meenden, 
dat God de M-^ndcn in de holen , die fy Gods fchatkiften 
noemden, beflotcn hield ; in welk gevoelen zy hier in van de 
Heidenen verfchilden, dat zy niet geloofden dat o^c;//./, 
maar God , de beftierder daar af was. Om deze .< oorzaak 
worden de wonderdaden ook Gods ijur ken , dat is werken 
daar over men verbaaft ftaat, genoemt; want zeker , alle 
natuurlijke werken , zijn Gods werken , en zijn alleenlijk 
werken van de goddelijke macht. In deze zin dan noemt den 
Plalmift , de - wonderdaden van Egypten , Gods machten, om 
dat ly aan de Hebreen, dieniets zodanig verwachten, de weg 
ter behoudenis, inde uiterftegevaarlijklieden openden : eii 
daar over dieshalven verwondert waresi. 

De- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 

Dewijl dan de n ongewooiie werken der natuur , Gods wer- yJ/2r^* 
ken j en de bomen van ongewone hoogte , Gods bomen wer- 
den genoemt ; zoo is het geenzints te ver\\' onderen , dat in 
het boek der fcheppinge , zeerfterke mannen , en van gro- 
te geftalte , hoewel goddelozen , rovers , en hoerejagers , 
Gods zonen genoemt worden. Dieshaiven waren d'oude ge- 
went al het geen, daarin ymant den anderen overtrof, vol- 
komelijk aan God toe te pafzen; dit was niet alleenlijk een 
gewoonte by de Joden, maar ook by de Heidenen : want Pha- 
raö de uitlegging van zijn droom gehoort hebbende, zeide, 
dat de geeft tier Goden in Jozeph ^^"as ; en Nebucadonofer zei- 
de ook tot Daniël , dat hy de geeft der heilige Goden had. 
Jabyde Latijnen is ook niets gemeender ; want zy zeggen, 
dat de dingen , die konftelijk zijn gemaakt , door een godde- 
lijke hand gemaakt zijn ; en indien ymant , dit in de He- 
breeufche Taal wilde overzetten , zoo zou hy moeten zeg- 
gen, door Gods hand gemaakt j gelijk aan de genen, die ken- 
nis van de Hebreeuwkhe taal hebben , bekent is. 

Hier door dan konnen de plaatzen der Schrift, in de welken 
van Gods geeft gewag word gemaakt , lichtelijk verftaan , en 
uitgeleid worden ; namelijk D'n'^i^ nn Gods geeft ^ en 
mn' nn de geeft van Jehova ^ betekenen in eenige plaatzen 
niet anders, dan een zeer geweldige , droge en fchadelijkc 
wind; gelijk inEzaias Cap. xl: v.7. O HD'^nJ mn* nn 2)5' 
nuind des Heren blies in hem^, dat is , een zeer drooge en 
fchadelijke wind. En in het boek der fcheppinge Cap. i : v. z. 
efi Gods wind ( of een zeer fterke wind ) wierd op H water be- 
wogen. Daarna betékent het een groot gemoed; want Gi- 
dions en Samfons gemoederen , worden in de heilige Schrift 
TKV nn Gods geeft gtno^mt; dat is, een zeer ftout en on- 
verzaagd gemoed , en dat tot alles bereid is. Dus word ook 
alle deugd of kracht boven 't gemeen verheven nil' V\T\ 
Gods geeft of kracht genoemt , gelijk in Mozestwedeboek, 

Gap, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



c\Melancho 
lia. 



ï Mnjtcns. 



><i DeRECHTZiNNiClC 

hetgemecnflag den„e„/che„^ DusoSa^^^^^^^^ 

dans gel,jk de Propheet, volgens^e^zeergtoon «Üik 
■n dc heüige Schrift, dit zclfde^mdcrhand bl3erhik uif 

ook n>'T oi,T7N nn Gi^a-j qnade geeft , dat is eeii tAI 
gtoote en d.epe fwaarmocdfgbeit y,oè„,t. WanT Sauk 

noemden, rieden hem, dat hy eenig'zangkoiiflenaartotTiem 

t ^vdk toont , dat zy door Gods /i^aarrnoedkhSl^T^' 
tuurhjke fwaarmoedigheit, verftaan hebben. WMers wri 

ftaan™,dTki„t1: «'^^"«"''^ nienfcSZ 

liaan, geiijkinjob Cap.xxvii: ^ 'öv-i — iSo r> j 

Geeft in myn neus ; daar inhy op X^Co^^^AJ^'-Im 

■hetboekdetSchcpp.ngeftaatf„aLl^faTGX^^ 

levens m de neus van de menfche bhcs i,, XL 

En indeden zin „ord iVjót ?ap"x»" 'Tf^ "tT- 
welk hy LTf s'»;^ ^"f^? 's 't ve,Lnd het 
vcnX2 D„fl r Tï^ f" ^^'■^eértot zich 
Schfpp^K Cao « V ""'J ''<=P'»«s die in het boek der 
neppmge cap. 6-. v. 3. (laat, verftaan worden „-,. »S 

i. reaeaereit lot befluiten) om dat hy vleeCch is dar 
■s i de menfch zal voortaan „ai de- belluiten vS vliefd, 

wer- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog. 

3112 F 17 



Ut; 
uit- 

t 



THEOLOGANT. i.Hoofrd 17 

svetken, niet naar die van de geeft, dewelke ik aan hen gege- 
ven heb , op dat hy onderfcheid in 't goede maken zou . Dus 
ookPfalmLi: v. ix, 13- pJ nm D^nSx 'V «ID 

fihep 'mmy eert rein hart j en vernieuw inmy een ge- 
fi bikte geeft j (dat is , luft of begeerte) vei'werp yny niet vm 
uw aangezicht , en neem de geeft uwer heiligheit niet zan my. 
Dewijl men geloofde , dat denzonde uit het vlcefch alleen « tcc(»u 
vcortquam , en dat de geeft niets aanried , dan het gene dat ' 
goed is , zoo roept hy tegen de y lu ft en begeerlij kheit van het 
vleefch , God om byftand aan ; bid alleenlijk , dat de geeft , 
die de heilige G od aan hem gegeven heeft , van God bewaart 
en behoed mach worden. Nu dewijl de Schrift gewoon is , 
God gelijk een menfch af te fchilderen, en aan God geeft, z mc^». 
* ziel en ^ driften des gemoeds , gelijk ook ' ligchaam en l '^'^^J; 
d adem toe te eigenen , uit oorzaak van de fwaklieitvanhet '^'^^^-^^^ 
c gemeene volk , daarom word nin* flT^ Gods geeft j dik- d «"-''^ 
wils in de Schrift voor ziel gebruikt , te weten , voor gemoed , " 
genegentlieit , kracht , en adem van Gods mond. Dus zegt 
Ezaias Cap. xl : v- 1 3 . mn» Pn m jDn 'D w/> heeft Gods 
geeft (of Ziel) beftiert ? dat is , wie heeft Gods verftand , 
behalven God zelve ^ bepaalt , tot iets te willen ? En Cap. Ixiii: l^^l'' 
v. 10. y:; np nn m^s UVri no nom ^» hebben de 
geeft zijner heiligheit j met bitterheit en droef heit aangedaan, 
en hier uit fpruit het , dat zy geménelijk vooi Mozes s wet ge- g 
bniikt word , om dat zy gelijk als Gods méning verklaart ; 
gelijk Ezaias zelf in het zelfde Cap. v. 11. zegt : D'^n n»t5 
VJHp nn m waar is (hy) die de geeft zijner heilig- 

heit , in V midden van hem ge fielt heeft , namelijk Mozes 
wet , gelijk klaarlijk uit de geheele ^ zamenhang van de reden 
verftaan kan worden ; defgelijks inNehemia Cap. ix: v. lo. 
D^OU^nS nm nn'Dn "^nm en gy hebt hen uw goeden geeft 
of uw goede wil gegéven j 0^ dat gy haar verftandig zoud 

C ma- 



Determi' 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



r8 



De RECHTZINNTGE 



ni Mens, 
n yihimtts, 

0 CorpMS, 

p Vttentia, 
q V:s 

1 VirlM. 



f Dccretum 
Dn. 

t ttëtici. 



maken} want hy fpreekt van de tijd des wets, en heeft zijn 
opzicht op het geen, het welk in Mozes vijfde boek Cap.iv: 
y.6. ftaat, daar Mozes zegt : want zy (namehjk de wet) 
is uw wetenfchap en wysheit enz. Dus ook in Pfalm cxhii: 
v.io. nWD pï^3 'Jmn nniü nnn uw goede geeft zal my 
V fpVit». ^^'^ ^f^^ land geleide ; dat is , uw i geeft aan ons geöpen- 
Dii. baart, zal my op de rechte weg leide. ^ Gods geeft gelijk wy 
f^::;^"' gezegt hebben , betékent mee ' Gods adeni , dieookonëi- 
gentlijk , gelijk 't™verftand, n gemoed en " ligchaam in de 
fchrift, aan God toegeëigent word; gelijk in Pfalm xxxiii: 
V. 6. Daar beneven ook Gods p kracht, Smacht of 'vermo- 
gen, gelijkin Job Cap. xxxiii: v. 4. ^imv nn Gods^eeft 
heeft my gewaakt, dat is, Gods kracht of vermogen , oï in- 
dien gy hethever dus wilt, fGodsbefluit; wantclePfalmift 
op ' dc wijze der Dich teren fprekende , zegt ook , door G ods 
bevél zijn de Hemelen gemaakt, en door de geeft of geblaas 
van zijn mond (dat is , doorzijn bcfl uit, als meteen geblaas 
u itgefproken) hun geheel Heir. Defgelijks in Pflilm cxxxix: 
V. 7- m3ï< Y-ïSö nJ^?1 "jnna r]^X nj5< "J^^aar zal ik gaan 
(om te zijn) bmten uwen geeft ^ oj waar zal ik vlieden (om te 
zijn) buiten uw aanfcbouwing ; dat is , (gelijk uit het geen 
blijkt, daar mee de Pfalmift'zelf voort gaat dit uitteÉrei- 
den) waar kan ik gaan , dat ik buiten uw " macht en x tegen- 
woordigheit zou zijn ? Eindelijk nin» nn Gods geeft word 
in de Heihge Schrift gebruikt , om de y genegentheit van Gods 
Bcnunua,. gcmoet uit te drukken ; namelijk, Gods ^ weldadigheit en 
a barmhartigheit , gelijk in Micha cap. ii: v. 7. nn» nn IVpn 
is de geeft Gods benaaut ? (dat is, Gods barmhartigheit) 
zvjn dit niet (te weten toornige) z§n werken? Defgelijks in 
Zacharias Cap. iv: v. 6. »nn3 ax O n3a St^l rn'z 
met door Heir kracht noch geweld ^ maar door mijn geeft al- 
leen dat is, door mijn eenigcb barmhartigheit : en volgens 
deze zin , moet ook ,gelijk ik acht , het t\vaalfde vers van het 

zeven- 



y FtUntU, 
d frtfenti: 



a Mifirktr 



4su. 



ffcricor « 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 19 
revende Cap. deflèlfden Propheets verdaan worden , namelijk 

"^i^^ Dn3in nxi nnim m riDu^a '\m 03\'i 

dat de wet en de bevélen die God door de eer ft e Tropheten j 
uit z^n geeft (dat is, uit zijn barmliartigheit) gezonden heeft „ 
niet zouden gehoorzamen. In deze zin zegt ook Hagxus cap. 
ü: v.5'. it^iT» "7^5 DDD^nn niDir *nni mijn geeft (of mijn 
genade) h lijft onder u j wilt niet vrezen. Maar het geen, 
'tvvelk Eza^ïas Cap.xlviii: v. 16. zegt, 0»n^i< mn' 
inm mnar nu God de Heere heeft my gezonden en zijn 

geeft j kan wel voor Gods ^ gemoed en ^ barmharti^heit , of l 
ook voor zijn " wil in de ^w^et geöpenbaart , verdaan Vv^orden ; ^"^^^^^ 
want hy zegt : van het begin (dat is , toen ik eerft tot 11 quam, f Ltx. * 
op dat ik Gods s gramfchap , en zijn ^ vonnis tegen u uitge- \slnu»tu- 
fproken, aan u' verkondigen zou) heb ik niet in' t verborgen ^ ^<""^"*''- 
gejproken j en van de tijd af ^ daar in het (uitgefproken) 
wierd j heb tk'er by geweeft y (gelijk hy zelf in't zevende 
Capitrel getuigt) maar nu ben ik een ''blijde bode, endoor k if««w<K 
Gods 1 barmhartigheit gezonden, op dat ik uw^herftelling i^Mz/o-zwr- 
zou " verkondigen. Het kan ook, gelijk ik gezegt heb , voor ^'^'j^,^^, 
Gods°wilinde wet geöpenbaart, verdaan worden ; dat is , '•-.««.^^^^ 
dat hy nu ook naar het P bevél des wets (namelijk in't vierde "w"»"' 
boekMozes Cap. xix:v. 17.) gekomen is om haar teverma- ^i^^'^'""* 
nen , waarom hy haar op dezelfde q voorwaarde en op de zelf- 
de wijze, als Mozes gewent was, aanfpreekt : en eindelijk 
dat hy , gelijk Mozes ook gedaan heeft , ophoud met hun 
I herdelling te verkondigen : doch de eerde verklaring fchijnt ^ «'/-«•«f/»» 
mygevoegelijker te wezen. , ,^ 

Uit dit dlles , om eindelijk -èot'het geen , daar ons oog- 
merk na drekt weer te keeren , blijken deze '"fpreekwijzen van f*"/"- 
de Schrift zeer klaar , namelijk , dat de geeft van de Tropheetj 
Gods geeft heeft geweeft y datGod zijn geeft denmenfchen in' 
geftort heeft ; dat de menfchen met Gods geeft , en met dv hei- 

C ^ lige 



zo Dc RECHTZINNIGE 

ligegeefi vervult ztjn enz. Want zy betékenen niets anders. 
'J'^ru^'"' ^^'^ dePropheten een ' byzondere deuchd en kracht, die 

boven het gemeen vernuft verheven was , hadden ; en dat zy 
X ÜJmmi ae ' godvruchtigheid met een uitftekende " ftandvaftigheit des 
y'£"'' gemoeds eerden en dienden. Voorts, dat zy Gods y ver- 
a ^;::::;'r ^^"^ ^f - mening begrepen : want wy hebben getoont , dat de 
b we»x. ■ = geelt in de Hebreeu\\'fche Taal zoo wel het b verftand , als de 
cs^nunu» , nicning van het verftand betékent , en dat om deze a oorzaak 
e ut <lec wet zelfs , om dat zy Gods wil en méning verklaart ' 
g/^r;'."'- podsfgeeft ofs verftand genoemt word; omweBce réden dè 
K . mbeeldmgderPropheten, voor zoo veel daardoor Gods 
i v..nu. befluiten geöpenbaart worden , met gelijk recht ook Gods 

verftand, wil en méning genoemt mogt worden: en op ge- 
\uZd::. liJi^e wijze magmen zeggen, dat de Fropheten Gods gelft 

p.'^:" g^^'^V j ^" ^'""^^^^ ' ^""^^ w^^» ^" zijn m eeuwige 

waarheden in ons gemoed ingefchreven zijn , en wyby gevolg 
ook Gods wil, (om met de Schrift te fpreken) begrijpen - zo 
".£r/'::' word zy echter , om dat de " natuurlijke kennis aan alle gemeen 
IS, met zoo hoog, gelijk wy alreê gezegt hebben , van de 
menfchcn geacht; en byzonderlijk van de Hebreen , dewelke 
roemden , dat zy alle andere te boven gingen , ja die yder een 
O scunu.. engevolgelijkde°wetenfchapdieydergemeenis,gewoonwa- 
^firu». ren te ver agten. Ook wierden de Fropheten gezegt de p geeft 
q Gods te hebben, om dat de menfchen onkundig in de q oor- 

' Prophetlfche kennis waren , en zich daar over 
verwondert betoonden, en dieshalven gewent waren dezelfde 
s gelijk andere <"vreemdigheden, aan God toe te pafzen , en Gods 

kennis te noemen, 
t sn»ti>»* Wy mogen dan , zonder cenige » fchroom en bekommering 
vaftftelien, dat de Fropheten , niet dan door behulp van dê 
verbeeldmg, Gods openbaringen hebben begrepen ; dat is 
door middel van " woorden of" beelden , die of waar of inbeet 
öig waren. Wantdewijl wy geen andere middckn, behai- 



V Vifhé^ 



ven 



THEOLOGANT, i Hoottd. 2,1 

ven deze inde Schrift vinden , zoo is't ook niet geoorlofd, 
eenige andere te y verdichten , gehjk wy alreê getoont hebben. 
Doch ik beken , dat ik niet weet , naar welke z wetten der na- 
niur dit gefchied is. Ik zou wel gelijk anderen, konnen zeg- 
gen , dat dit door Gods » macht en vermogen is gefchied; doch 
het zou fchijnen dat ik b beuzelde : want het zou even veel zijn, 
als of ik de ^ vorm van ecnig bezonder ding , door eenig a over- 
klimmend paalteken , wilde verklaren. Want alle dingen 
zijn door Gods c macht gemaakt : ja dewijl 'er geen andere 
macht der natuur is , dan Gods macht zelf , zoo is het zeker , 
dat wy voor zoo veel Gods macht niet verftaan, als wy inde 
^natuurlijke oorzaken onkundig zijn ; en dieshalven neemt 
men dwaaflijk zijn toevlucht tot^dezelve macht van God , als 
wy in de natuurlijke oorzaken van eenig ding, dat is, Gods 
macht zeiven, onkundig zijn. Doch aan ons is nu niet no- 
dig , d' s oorzaak van de Prophetifche kennis te weten ; want 
wy l gelijk wy alrêe vermaant hebben , pogen hier alleenlijk 
de ' leerftukken en bewijzen der Ichrift ^ natefpeuren, om 
daaruit, gelijk uit het geen, dat van de matuur bekent word 
gegeven, het onze te befluiten ; maar wy bemoejen ons niet 
met de oorzaken van de m leerftukken en bewijzen. 

Dewijl dan de Propheten, door behulp der «^verbeelding 
Gods openbaringen hebben begrepen, zoo is hier aan niet te 
twijfelen, dat zy veel dingen, buiten de opalen van het ver- 
ftand hebben konnen bevatten ; want uit ^ woorden en q beel- 
den konnen veel meert denkbeelden te famen gezet worden, 
dan uit die <■ beginzelen of' kundigheden alleen , op welke on- 
ze geheele v natuurlijke kennis gebouwt is. 

Wijders blijkt, waarom de Propheten byna alles by« ver- 
gelijking, en als ^raadzele hebben bevaren geleert, en alle 
z geefteiijke dingen , » op een ligchamelijke wijze uitgedrukt ; 
want dit alles komt beter met de natuur van de '' verbeelding 
overeen. WyziülenonsnuooknietverNVonderen, waarom 

C 3 



z Ltitsn»' 



b Garrirt, 
C Torms. 
d T(rr>wiw«$ 
trAnfundcn" 
talis 

c Fotcntis* 



f Catiféenê* 



^ Csufs. 
h Cegnitip 

i Dtcununfa» 
1 Data 

m Vocumenté 
n Imaginstiü^ 



0 L mitcs 
intelltffnt^ 
p Verka, 

1 Jde£ 

f FrineifiA, 
t Nott9n€i, 
V Co^nitio 
naturalis. 
X farabtliié, 

iüé, 

z SpiriimsUa^ 
a Ctrptrali' 

Ut. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



Dc RECHTZINNIGE 



C SpirttMt. 
d Mtrit, 



e Dem feJ<nt 

( Smet. 
g Ignit. 

h SplTÜMt 

SarUiHS. 
i Ctlumia. 
k Linfu4 

1 m.tgn*, 
m Imagioa- 
titnes. 
O Ima^im 
patü. 



p CertititJt, 
l IriiuifU. 



iScientiater» 

frimte, 

V CerliiHjf, 

31 



de Schrift of de Propheten zo onëigeiitlijk enduifterlijk van 
Gods «geeft, endeszeifs <« wil fpreken, gelijk in Mozes vier- 
de Boek Cap. xi: v. 1 7. en in 'teerfte Boek der Koningen, Cap. 
xxii:v.^. Gelijk ook nier dat Micha <= God zittende ; Daniël 
hem als een f oud man , met witte klederen aangedaan ; Eze- 
chiël als svuur; en de genen die by Chriftus waren , de h hei- 
lige Geeft als een 'duive afdalende; deApoftelen als kvuuri- 
ge tongen ; en dat Paulus eindelijk,toen hy eerft bekeert wierd., 
, een » groot licht gezien heeft ; want alle deze dingen komen 
gantfchelijk met de gemeene inbeeldingen van God en vaa 
geeften overeen. Eindelijk, dewijl de o verbeelding onze- 
ker en onbeftandig is, zo bleef de Prophetie den Propheten 
niet lang by: zy viel ook niet dikwils voor, maar zeer zel- 
den, namelijk in zeer weinig menfchen, en in hen nocli zeer 
zelden. Dewijl dit dusdanig is , zo zijn wy nu genoodzaakt 
te onderzoeken , waar uit de Propheten p zekerheit hebben 
kunnen krijgen van die dingen die zy alleenlijk door ^ inbeel- 
ding, en niet uit zekere 'beginzelen desverftands begrepen; 
maar al het geen dat men hier af zeggen kan , moet uit de 
Schrift gehaalt worden; dewijl wy (gelijk alreê gezegt is) 
geen ^ ware wetenfchap van deze zaak hebben , noch dezelve 
door haar * eerfte oorzaken konnen verklaren. Doch wat de 
Schrift van de 'zekerheit der Propheten leert en onderwijft, 
zal ik in 't volgende * Hooftdeel tonen , daar ik voorgenomen 
heb van de Propheten te handelen. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 
3112F 17 




Ik 

t 




vendigei 



T H E O L O G A N T. ^. Hooful 13 

*tTWEDE HOOFTDEEL. 

f^an de Profheten. 

It het voorgaande » Hooftdeel , gelijk wy alreê 
aangewezen hebben , volgt, dat de Propheten, 
niet meteen volmaakter geeft begaaft zijngeweeft, 
maar wel met het vermogen vankrachtiglijkerenle- 
vv»«.5.. in te beelden, het welk de verhalingen der Sclirift 
ook overvloediglijk te kennen geven. Want van Salomon 
blijkt, dathywelin'wijsheit, maar niet inde Prophetifche 
gaven, de anderen overtroffen heeft. Die zeer wijze en voor- 
zichtige Mannen , Heman, Darda, enKalchol, zijn geen 
Propheten geweeft. Maar in tegendeel boerfche menlchen , 
en buiten alle geleertheit (ja ook eenige ^ wijfjes, gelijk Hagar, 
Abrahams dienftmeid) zijn met de Prophetifche gaven be- 
gaaft geweeft. Het w elk ook met de « ervarenthcit en de re- 
den overeenkomt ; want de genen die 't machtigfte van fin- 
beelding zijn , hebben minder bequaamheit om de zaken 
zuiverlijk te begrijpen: in tegendeel de genen , diemachtigft 
van 6 verftand zijn, en datmeeft oeffenen, hebben een be- 
zadigder macht van h m te beelden, en konnen het zelfde, meer 
onder hun vermogen, en als in toom houden , op dat het niet 
met het ' verftand zou verwart worden. De genen dan die 
kwijsheit, en de kennis der natuurlijke, en geeftelijke dingen , 
uit de boeken der Propheten pogen ' op te fpeuren, «walen 
gantfchelijk vande weg af; het welk ik, om dat de tijd, de 
wijsbegeerte en eindelijk de zaak zelve het verëifcht, voor- 
genomen heb brédelijk te tonen, zonder my veel met het gene 
te bekreunen, wat ook het " waangeloof daar regen fpreekt , dat 
fliemaiit meer haat, dan de genen, dewelke de ware weten- 
ichap, en het ware leven oeffenen. En. ó jammer! de zaak 

is 



c Expcritu- 
tu. 



g IntelUSHS. 
h lm»iin*ri, 

i Ctgniti». 
k SspitntU, 

1 Jutejli{4rt. 
m PhiUfi. 

n SHftrfltU. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



^ Pki/ofêp 
f Oréfü. 



V Tempo a ' 
fnen'ttm, 
X Op:niones 



y CertituJê. 

a Ctput, 
Prare, 

d Uca. 
{ Ims^inari, 



g CertitMJo, 
h Imaginatie, 

k Signum, 



z4 De RECHTZINNIGE 

is alreé zo verre gekomen , dat de genen die opentlijk belijden, 
dat T.y Gods o dankbeeld niet hebben , en God niet kennen , 
dan doordegefchape dingen, van de welke zy, d'f oorzaken 
met weren, zich nietfchamen de ^ wijsbegerigen van r God- 
verlochejiing te befchuldigen. 

Om dan de zaak in ( ordening af te leiden , zal ik tonen, 
,^ datdePropherienverrcheiden zijngeweeft, niet alleenlijk ten 
opzicht van de 'inbeelding en ^geadtenis des ligchaamsvan 
yder Propheet, maar ook ten opzicht der " gevoelens , dewelke 
zy ingedronken hadden; endatdieshalven de Prophetien, de 
Propheten nooit geleerder heeft gemaakt , gelijk ik terilond 
brcdehjker zal verklaren. Maar eerft ftaat iny hier van de 
yzekerheit der Propheten te handelen, zo omdat het d' zin- 
hout van dit ^Hooftdccl betreft, alsookomdatheteni^zins 
tot het gene , het welk wy pogen te betogen , dienftigïs. 

Dewijl d'enkele ^ inbeelding uit haar irntuur geen zeker- 
heit mfluit , gelijk alle klaar cn onderfcheide ^ denkbeeld . 
maar noodzakelijk iets, namelijk redenering by de e inbeel- 
ding moet komen, om van de dingen, die wy * inbeelden, ze- 
ker te konnen zijn; zoo volgt hier uit, dat de Prophetie'door 
zich, geen s zekerheit kan influiten, omdat zy (gelijk wy 
alree getoont hebben ) van de i, inbeelding alleen af hangt - en 
dieshalven waren de Proplieten niet zeker van Gods ' open- 
baring, door de openbaring zelve, maar door eenig ■< teken 
gelijk uit Abraham blijkt (bezie het boek der fcheppinge Cap' 
XV: V. 8. ) die Gods belootten gehoort hebbende , een teken 
verzocht. Hy geloofde wel aan God , en verzocht geen te- 
ken , om aan God te geloven , maar op dat hy weten zou , dat 
wt van God aan hem belooft wierd. Dit zelfde blijkt noch 
klaarder uit Gideon , want dus fpreekthy totGod : ri^l 
n^na T\T\m nix h endoedaanmy een teken op dat ik 
weet) dat gy met my fpreekt ; bezie het Boek der Richte- 
den, Cap.vi:v.i7. God zegt ook tot Mozes , niKn ^ nri 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



T RE O L O G A N T. x.Hooftd. 25- 

l'nnSi^ '3 ("^y) ^^'^ Té-^f/^ , i4 u gezonden heb. 
Hiskias , die al lang geweten had , dat Ezaias een Propheet 
was, eifcht een ^ téken van de Prophetie, die zijn gezont- 
heit 'voorzeide. Dit toont waarlijk , dat de Propheten altijd 
enig téken hebben gehad , daar door zy van de dingen , die 
^yop een Prophetifche wijze quamen " in te beelden , ver- 
zekert wierden : en dieshalven vermaant Mozes ( bezie zijn 
vijfde boek Cap. xviii:v. xx.) dat zy een teken van de Propheet 
zouden eifchen , namelijk het gevolg van enig toekomende 
zaak. De Prophetie dan wijkt in dit opzicht , voor de o na- 
tuurlijke kennis, die geen teken behoeft , maar uit haar na- 
tuur p zekerheit influit. Want deze Prophetifche zekerheit,was 
eeen wiskundige, maar alleen een zedige' zekerheit, het 
welk ook uit de Schrift zelve blijkt ; want Mozes vermaant 
in zijn vijfde boek Cap. xiv. dat zo enig Propheet ni'-uwe go- 
den wilde üwoeren, dezelve echter , hoewel hy zijn ^ léring 
met ' tekenen, en w^onderen beveiligde, ter dood verwezen 
zou worden; want gelijk Mozes wijders zegt: Goddocdook 
tékenen en V wonderdaden, om het volk te beproeven. Chri- 
ftus leert dit ook aan zijn leerlingen , gelijk blijkt Matth. 
xxiv:v.x4. EzechiëlCap.xiv: v.9. wijft klaarlijk aan , dat 
Godzomtijds, door y valfche openbaringen, de menfchen 
bedriegt, want hy zegt: n»n» 131 "»3m nniö' O t^OJn"! 
tst^nn «OJn r-i5< 'n^nö ^» ^^J" Tropheet ( te weten een 
valfche) overreed word ^ m't uvoord gejproken zal hebben j ik 
God heb de Trof heet overreed. Het welk Micha ook van 
Achabs Propheten getuigt, bezie het eerfte boek der Konin- 
gen Cap. xxii:v. 21. 

En hoewel dit fchijnt te tonen , dat de Prophetie , en de 
» openbaring een gantfch twijfelachtige zaak is , zoo heeft zy 
echter, gelijkwygezegt hebben, veel ^zekerheit: want God 
bedriegt nooit de godvruchtige, en uitverkorene , maar ge- 
bruikt, vokensdit oude fpreekwoord (bezie eerfte Samuël 

D Cap. 



1 Signum » 



n Imaiinérh 



O C^l^^ff^ • 
namralts. 



p Certitndo* 
tica 



V Miréculê, 
X Difcifnli. 



nes f al f4 1 



z RereUtiê, 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



zó 



De RECHTZINNIGE 



b InpfH 
>ntn:a. 



C Ctrtitudt 



e Res rr»t' 

g Signum» 



h Condititnet. 
i CircHmflan- 



1 Lex, 



Cap XXIV: V. 1 3 . en gelijk uit de gefchiedeiiis van Abigaël en 
iiyt haar redenen blijkt) de godvruchtigen als ^ werktuigen 
van zijngodvruchtigheit, en de godlozen als uitvoerders en 
middelen van zijn gramfchap , het welk ook zeer klaarlijk uit 
dit geval van Micha blijkt , het welk wy terftond byge- 
bracht hebben: want hoewel Godbeflotenhad, Achabdoor 
Propheten te bedriegen, zoo heeft hy echter alleenlijk val- 
Iche Propheten gebruikt ; maar aan een godvruchtig Propheet 
dc zaak gelijk zy was, geopenbaart, en hem niet fcelet, ware 
dingen te voorzeggen : doch gelijk ik gezegt heb, de ze- 
kerheit des Propheets was alleenlijk zedig, om datniemant 
zicli voor God kan rechtvaerdigen noch roemen , dat hy het 
d werktuig van Gods godvruchtigheit is, gelijk de Schrift leert 
en de zaak zelve aanwijft; want Gods gramfchap heeft Da- 
vid verleid, om het volk te tellen, welkers godvruchtigheit 
echter door de Schrift overvloediglijk getuigt word : dieshal- 
ven (leunt de gehele Prophetifche zekerhei?op deze drie din- 
gen. Voorëerft , de ' geopenbaarde dingen zeer levendig 
m te beelden, zo gelijk wy wakker zijnde, gewoonlijk van d? 
f voorwerpen getrofTen en aangedaan worden. Ten tweden 
een s teken. Ten darden en eindelijk dat zy ('twelk het 
voornaamftewas)methun gemoed tothet biliike en 'tgoede 
alleen genegen ^^ aren. En hoewel de Schrift niet altijd gewag 
van tekenen maakt, zo is echter te geloven, dat de Prophe- 
ten altijd tekenen gehad hebben; wantdefchrift is niet altijd 
gewent alle de h voorwaarden en i omftandigheden te ver- 
Jialen, (gelijk alree van vele aangemerkt is) maar eerder de 
zaken als bekend , t'onderftellen. Voorts , wy konnen toe- 
itaan, dat de Propheten, die niet nieuws propheteerden, dan 
dat in Mozes wet begrepen was, geen x teken behoefden, om 
dat het uit de 1 wet beveiligt wierd. Tot een voorbeeld Te- 
rcmias prophetie vanjerufalems - verwoeftinge , wierd door 
de proplietie der andere Propheten, endoor dedreiginge des 

wets 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



z Signum, 



THEOLOGANT. 2. Hooftd. zy 

wets beveiligt, en behoefden dieshalven geen téken : maar ^ ^^^^ 
Hananias, die tegensalle de Propheten, de fpoedise n her- ^.^y"'" 
ftellinff der Stad propheteerde , behoefdender noodzakeUjk 
een o téken van ; anderzints moefte hy aan zijn Prophetie " 
twijfelen, totdat de uits;ang van de zaak, die hy voorzei- 
de , zijn Prophetie beveiligde; bezie Jeremias Cap. xxvui: 

V s' 

Dewijl dan deze pzekerheit, dieuitde q tékenen in de Pro - p JJ^^/'- 
pheten ontftond , geen ^ wiskundige ( dat is , die uit de r m.,..».*. 
fnoodzakehjkheit der 'bevatting, van de bevatte ot geziene ^n^^. 
zaak vol<Jt) maar alleenlijk een v zedige zekerheit was, en ; 
de X tékenen niet gegéven wierden, dan om de Propheet te ^ 
overréden; zoo volgt hier uit , dat de tékenen , naar't y ge- ^ 
voelen en bevatting van de Propheet gegéven zijngeweeft: 
invoegen dat het neken, het welk de eene Propheet van zijn 
prophetie zeker maakte, een ander, die van andere gevoe- 
lens ingedronken was , geenzints kon overtuigen ; en dies- ^ 
halven warende « tékenen in yder Propheet verfcheiden. Op 
deze wijze was ook, gelijk wy alreê gezegt hebben , de ^o- b r^/*^«». 
penbaring zelve , in yder Propheet verfcheiden , naar de c ge- 

ccrpiris* 

fteltheit des lighaams, der " inbeelding , en ten opzichte en naar ^ ^'«'x'»-''*; 
mate van de «gevoelens, diehyomhelft en aangenomen had. zopinim». 
Want ten opzicht van de gefteltheit verfchilden zy op de- 
ze wijze ; namelijk , indien de Propheet f blygeeftig was , f . 
zoo wierden aan hem B overwinningen, ^ vrede, en wyders h p^x. 
zodanige dingen geopenbaart > die de menfchen met ' blijd- k Trifiul 
fchap aandoen ; want de zulke zijn gewoon, zich meermaals 

m SnppliciAp 

zodanige dingen in te beelden : in tegendeel indien hy « o;-'* 
k droef geeftig was , zo wierden ' oorlogen , llraffingen , jW-j-- 
en alle quade dingen aan hem geopenbaart; en dieshalven , q i>««»^«*< 
nadat de Propheet ° barmhartig, p vriendelijk ^ qgramfleu- 
rig, rftreng enz, was , zo veel te bequamer was hy , tot ^i),/,,;?.,-. 
dez>e^ dan tot die ^ openbaringen. Doch naar de ' gellelt- y*/.>. 

D X l^eit * 



x8 
Jieit ' 



De RECHTZINNIGE 




X Confufus. 
Ttes. 

z Ima^inest 
« Rufiictts» 
b Botes, 
C Vaccte, 
d MiUs, 

r JExcrcitfts 

i Divci-fi MS 
9pinion»m. 

m ■ ati\itss, 
11 hnaiinatio. 

p Angnrcs^ 



X OrncuU 



t Imaiinjtri, 



van de inbeelding , veranderden zy ook dus ; namelijk 
indien de Propheet v vvelfprekende was, zo bevatte hy ook 
Cjods zin en méning, op een vvelfprekende wijze : maar in- 
dien hy^ verwart was, zoo bevatte hy ook verwardelijk ; en 
dus omtrent ook d' y openbaringen, die door ^ beelden ver- 
toont wierden ; namelijk, indien de Propheet een ^ boer was 
zo wierden b Ofzen , c Koejen, enz. maar indien hy een 
d krijgsman was , zoo v^ ierden e kriigsöverflen en i hei- 
ren wyders , indien hy een s Hoveling was, zo wierden ^ Ko- 
ninklijke Paleizen en diergehjke dingen, aan hem vertoont, 
i.indelijk deProphetieverfchilde, naar de > verfcheidentheit 
van de gevoelens der Propheten : namelijk aan de '< wijzen 
C bezie Matth. Cap. ^. 3 die de beuzelingen van de ' ftarrekun- 
de geloofden , wierd Chriftus ■» geboorte door de " inbeel- 
ding vaneen O ftar uyt het ooften gerezen, geopenbaart. Aan 
Nebucadonofers p wigchelaars , (bezie Ezechiël Cap.xxi- v 
^6.; wierdjeruzalems verwoefting, inde ingewanden der 
dieren geöpenbaart, 't welke ook de Wde Koning , uit de 
;godfprak^n, en uit de ftieringe der pijlen, die hy om hoog 
in de lucht wierp , verftaan heelt. Voorts , om dat de Pro? 
pneten, die geloofden , dat de menfchcn uit hun vrye verkie- 
zing en eige macht werkten ; zo wierd God aan hen als on- 
verlchiUig, en als onkundig van de toekomende menfchelii- 
Ke werken geöpcnbaart. Alle 't welk wy bezonderlik uit de 
Schrift zelve zullen tonen. Het cerile blijkt dan , uit het 
geval van Ehza (bezie het twede Boek der Koningen Cap 
111: V. 15-. j die op dathy voor Jchoram zou propheteren,eai 
ipeeltmg eifchte, enGods zin en mening niet verdaan kon 
voordat hy door het fpeelruig verheugt was ; en toen eerft 
voorzeide hy aan Jehoram en zijn gezelfchap blijde dingen 
liet welk te voren niet gebeuren kon, om dat hy op den Ko- 
ning vergramtwas; en de genen die tegen ymant gram zijn 
fconnenwelquade, maar geen goede dingen van de zelve 4- 

beeK 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT, i. Hooftd. ^9« 

beelden. Wat dit aangaat, dat andere willen zeggen , dat 
God zich niet aande vergramde en droevige openbaart , ze- 
ker zy dromen: want God heeft aan Mozes , die opPharaö ^ ^ .^^ 
vergramt was , de elendige moord en neerlage der ^ eerilge- ^uk 
borene seopenbaart , zonder eenig xfpeeltiiig te gebruiken ; 
bezie Mozes twede boekCap. xi: v. 8. God wierd ook aan 
Cain, terwijl hy in zijn woede was, geöpenbaart. De elen- 
den en weêrfpannighcit der Joden , wierden aan Ezecliiel , 
die door gramfchap ongeduldig was , geöpenbaart ; bezie 
Ezechiël Cap.iii: V.14. En Jeremias zeer bedroeft , en van 
groot verdriet des levens getroffen zijnde , heeft de elenden 
der Joden gepropheteert ; jazozeerdat Jozias met met hem 
te rade willende gaan , raad heeft gevraagt aan een vrouw van 
zeden hem gelijk , als de gene , die volgens den aard der 
vrouwen, bequamerwas, Gods ^ barmhartigheit aan hem te y^K,/.«,.. 
openbaren; bezie 'ti. boek der Cronijken Cap. xxxiv. Mf. 
cha heeft ook nooit iets goeds aan Achab gepropheteert , het 
welk echter andere ware Prophetai gedaan hebben , gelijk 
blijkt uit het eerfteboek der Koningen Cap.xx. maar heeft 
zijn geheel levenlang, quade dingen aan hem ^voorzegt, be- z Pr./Wf. 
zie het eerfte boek der Koningen Cap. xxii: v. 7 . en bezie 't zel- 
ve'klaarder in 'x z. boek der Cronijken Cap. xviii : v. 7- De 
Propheten dan waren naar de verfcheide gefteltheit des lig- 
chaams , meer tot ^eze , dan tot £e openbaringen be- 
quaam. Wijders, de a wijze van te Propheteren , was ook a st,us, 
verfcheiden , naar de b welfprekentheit van yder Propheet : b 
want de Prophetien van Ezechiël enAmos zijn niet , gelijk 
die van Ezaiasen Nachum , met een c welfprekcnde , maar ' ^''i'"" 
op eenruuwe en oiibefchaafde ^ wijze gefchreven. Enmdien d s.yin., 
ymant, die de Hebreeufche Taal verftaat , dit naukeunghjk 
wil onderzoeken, zo vergelijk hy enige Capittelen van ver- ^ ^^^^^^^ 
fcheide Propheten , die van een zelfde inlioud en zaak _^ 
zijn , met malkanderen , en hy zal een groot verfchil en on- 

D 3 ^er- 



i 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



h Aultcns, 
i Knpicut. 

1 Rdtitnet. 



ll\ Uylus, 
n Eruditio» 
O Capacitas 
p EUgnnx^ 
q Compen- 
diêf/ts. 

f R«</f>. 
t Prolixs. 
V OBfcuruf, 
X Reprafen" 
tstienes. 
y Hitroitf' 
phicM. 

z GhriaDei 
a Templuin. 
t Reprafm^ 
tétUnes 
c KuJliCKt. 

C Fin^erc. 

f TrAdttiQ. 
g Seraf hintJ* 
h J5f/?r^. 
i SoUum 



1 Ima^inari, 
m Reprafen 
tationes. 
n Modus. 
O ttrfpiati' 
tst. 



30 De RECHTZINNIGE 

derfcheid in de g wijze van fpreken vinden. Hy vereeliik 
dan hcteerfte Cap. van den h Hoveling Ezaias, van vers ii 
tot aan lo. met het vijfde Cap. van den i boer Amos van 
vers XI. tot aan Z4. Wijdershy vergelijk, d' ordening en 
1 redenen van Jeremias Prophetie , die hy Cap. xlix. aan E- 
dom gefchreven heeft, met de ordening en redenen van Ho- 
badias. Hy vergelijk ookEzaiasCap.xl. v. i9,zo. enCap 
xliv.v.8. met Hozeas Cap.viiirv.ó. en Cap xiii- v % en 
dus met anderen. Indien alle deze dingen wel overwogen 
worden , zo zullen wy lichtelijk tonen , dat God freon bezon- 
dere •» wijze van fpreken heeft: maar alleen naar de" eeleert- 
heit en ° bequaamheit van de Propheet , voor zo veel hy 
P welfprekend , bondig, rftreng, fruuw, t wijdluftis en 
* duilter was. ^ 

De Projphetifchexverfchijningeneny inbeeldinaen , waren 
ook verfcheiden , fchoon zy een zelfde betékenis hadden • 
want aan Ezaias wierd anders ^Gods heerlijkheit,de» Tempel 
verlatende vertoont , dan aan Ezechiël. Maar de Rabbijnen 
willen, dat deze beide ''verfchijningen, gantfcheliik dezelf- 
de , en evenëens zijn geweeft ; doch dat Ezechiël als een 
cboer, boven maten daar over verwondert was, en dieshal- 
ven dezelfde met alle d omftandigheden verhaalt heeft Het 
welk ik ook een zaak achte, die gantfchelijk - verdicht is 
zoo zy geen zekere f overlevering daar af hebben , dat ik 
geenznits geloof Want Ezaias heeft = Seraphinen met zes 
vleugelen , en Ezechiël heeften met vier vleugelen gezien 
Ezaias zag God gekleed en in een ^ Koninklijke ftoel zit- 
tende ; maar Ezechiël zag hem gelijk i< vuur : zy hebben 
zonder twijfel beide God gezien , gelijk zy gewent waren 
nem aan zich te 1 verbeelden. De ^ vertoningen wa- 
ren ook verfcheiden , niet alleenlijk in de wijze of" <?eftalte 
maar ook in de <> klaarheit : want Zacharias verfchijningen 
waren 20 duifter , dat hy zelf hen niet kon verftaan. zon- 
der 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 
3112F 17 



p Capacitas 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 3» 
deruitlegginge, gelijk in het verhaal daar af blijkt; maar de 
verfchijnhrgen van Daniël, ook uitgeleid en verklaart zijn- 
de , konden van de Propheet zelf niet verdaan worden : het 
welk waarlijk niet gebeurde uit oorzaak van de Iwariaheit 
der zaak , die geöpenbaart wierd ( want men handelde 
flechts van menfchelijke dingen, die de palen van de r men- 
fchelijke bevatting niet overtroffen , dan voor zo veei zy 
toekomende waren ) maar alleenlijk om dat Dan^ls ^ in- 
beelding niet machtig was , om zo wel wakende tepro- 
pheteren, als in dromen : het welk hier uit blijkt dat hy 
terilont, in't begin van de ' openbaring , zo verfchrikt wierd, 
dat hy byna van zijn krachten wanhoopten. En dieshalven 
wierden , uit oorzaak van de fwakheit zijner f inbeelding 
en krachten, de zaken zoo duifter aan hem vertoont ; ja hy 
kon hen ook niet verftaan , toen zy uitgeleid en verklaart 
waren. Hier ftaat ook aan te merken , dat de woorden , clic 
van Daniël gehoort wierden ( gelijl<^ wy hier voor getoont 
hebben) alleenlijk in d'inbeelding hebben beftaan ; en daar- 
om is't geen wonder , dat hy , verbaaft zijnde , alle deze 
woorden , zo verwardelijk en duifterlijk ingebeeld heett , 
dat hy zedert niets daar af verftaan kon. De genen dan 
die zeggen, dat God de zaak niet klaarlijk aan Daniël heett 
Willen openbaren , fchijnen de woorden van den ^ Engel met 
wel gelezen te hebben, die uitdrukkelijk zeide , dat hy geko- 
men was ^ opdathyaanTfamélzoudoenverJiaan, wat aan 
zijn volk, in't iievok der dagen gebeuren zou i bezie Da- 
niël Cap. x: V. 14. Dieshalven de zaken duifter zijn geble- 
ven, omdatter in die tijd niemant gevonden "^'^^^ ll^ 
^ kracht van d' "inbeelding zo veelvermogt , dat zyKiaar- 
lijk vertoont konde worden. Wijders de Propheten, aan de 
welke geöptnbaart was , dat God Elias wechnemen zou , 
wilde Eliza overreden, dat hy elders was gevoert, daar hy 
noch van hem gevonden zou konnen worden - het welk 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



X RctcUtü 
nes, 

y Scrrptura. 



T Keprtefcn- 
tationcs, 
a Opiniines» 

^ SpechUtio, 



d Trohi'ss, 
C £omm9ret^ 

f Momcntnm 



tantia, 

i IntellcélHf, 



Jimrart, 



31 De RECHTZINNIGE 

klaaayk toont dat zy Gods 'openbaringen niet reeht ver 
ftondeu. Het isniet noodzakelijk datwydezedinrenkilf " 
der tonen ; want uit de , Schrift bhjkt nfet SLtE'^^r 
dat God de eene Propheet , met veel groter gavin v^n ^^ 
propheteren , dan de andere befchonken heefr v/.^ 
dat dePtoptoenof^ verfchijningentntïde 
Prophete., , A?_zyaa,,genomenT,adde,,,verfdK ztoae 

eT^?;SaS^^ 

indeb^^^^^^^^ 

haar s voorbev^atte gevoelem eekten feSv 1' 7 
halven, hen o..e^. de ^^TtJ^^^ 
befchouwig zyn, geenzints moeten geloven '"'^'^''^S^^'g 

.Allemenfchcnhcbbenziclimeteenvvonderliifcf^ i- 
overreed, dat de Propheten alles Weirii. '°77^/"g 

ftaan, dantoeftaan, clatdeProphetenvan,Ligezaak"n„ 
fn™SvS^«drat^^ Ssch:;^^ 
wejke zy LtfclStrt 'fe^r e^^ déze' 
Imde geoorloft is, 20 is het met de gehele ScWrT^^ 
want wy pogen te vergeefs ietsindeS^d f te „"e^ ^ttZ'; 
die dmgen , dewelke zeer klaar zijn onder d?H?,'n " " 
mSrf "t^ dingen mag ftel,^: ; ^tr 'z.^ fen 
verklaren. Tot een voorbeeld: inde Schrift is „ietilaaX! 

daii 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i.Hooftd. 33 

datidat Jozua, en mifTchien ook de geen , die zijn 1 gefchie- 
deiiis gcfchreven heeft , geacht hebben , dat de zon rond- 
om het n aardrijk bewogen wierd , en dat de aarde ftil was , 
en dat de zon enige tijd lang onbeweeglijk heeft geftaan : 
doch veel , om dat zy niet willen toeftaan , datter in de ' he- 
melen enige verandering kan wezen , verklaren deze plaats 
zodanig , dat zy niets , het welk hier meê overeenkomt , 
fchijnt te zeggen: maar andere , die geleert hebben beteren 
p wijsbegeriger te redeneren , dewijl zy verftaan , dat de 
q aarde bewogen word , en de t zon daarentegen ftil ftaat , 
of niet rondom de aarde word bewogen , pogen het zelve uit 
al hun vermogen , de Schrift af te wringen , hoewel zy opent- 
lijk daar tegen fpreekt , over de welke ik waarlijk verwondert 
ben. Zijnwy, ik bid u, gehouden te geloven , dat Jozua 
een 'krijgsman zijnde, zich de ^ ftarrekunde verftond ? en dat 
hem geen " wonderdaad geöpcnbaart kon worden, of dat het 
licht der zon niet langer dan de gewoonte was boven de ^ kim- 
me kon blijven , zonder dat Jozua d 'oorzaak daaraf ver- 
ftond? zeker beid^ fchijnt het bclachgelijk aan my. Ik wil 
dieshalven Hever opentlijk uitzeggen , dat Jozua de ware y oor- 
zaken van dit langdurig licht niet geweten heeft , en dat hy 
en de gehele menigte, clie daar tegenwoordig waren , geza- 
mentlijk geacht hebben, dat de ^ zon volgens haar dagelijk- 
ze beweging, rondom de a aarde wierd gedreven , en in die 
dag enige tijd , ftil geftaan heeft , en dat zy gelooft hebben , 
dat dit de ^ oorzaak van dat langer ^ licht geweeft is : zon- 
der hier op te merken , dat in de veelhei t van ' t ^ ys , het welk 
toen in 't geweft van de lucht was ( bezie Jozuas boek Cap. x : 
v. 1 1 . ) een ^ wanfchaduwing , die boven gemeen groot was 
kon voortbrengen , of iets diergelijks , het welk wy nu niet 
willen onderzoeken. In dezervoegen wierd ook aanEzaias 
het ^ téken van de s achterwaarts gaande fchaduw naar zijn 
bevatting geöpenbaart ; namelijk, doorliet i achterwaarts 

E gaan 



1 Hiflms^ 
n Terra ^ 



pPhiUfi" 

q TerrM 
r S9U 



t Apronomial 



X Horifintt'i, 
y C4«/>» 



z SüL 
a Tcrra^ 



C Lux^ 



f Signum, 
g XJmlnrs 
retre^sds» 
h Captus, 
i Retro^déU* 
tiê fiUt. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



i Terra' 
m Fsrktlii 



i\ Signum, 
p Cactus, 



q Mathma- 

I Vsriphcria. 
f Diameter, 
^ Circnins, 



TL E-*tvft9. 



y Humana 
malitia. 
Z Sali^3 
Scriptur^e 
«HthoritaU. 



\ ImpfÜtas, 



34 De RECHTZINNIGE 

gaan van de zon , want hy achtede ook dat de ^ zon bewogen 
wierd, end' 'aarde ftil was : doch wat de " byzonnen aan- 
gaat , hy heeft 'er miflchien nooit op gedacht , zelfs niet in 
zijn dromen. Wy mogen dit gantkh onbefchroomdehjk 
ftellen ; want het "téken kon waarlijk gebeuren, en van E- 
zaias aan de Koning voorzeid worden, hoewel de Propheet , 
in de ware ° oorzaak , daar af onkundig was. Wat Salomons 
bouwing aangaat, dewijl dezelfde van God geöpenbaart wierd, 
men moet defgelijks daaraf zeggen; namelijk dat alle des- 
zelfs metingen , na de i' bevatting en méning van Salomon aan 
hem geöpenbaart zijn : en vermits wy niet gehouden zijn te 
geloven , dat Salomon een q wiskonftenaar heeft geweefl; , 
zoftaat hier aan onsvry te verklaren, dat hy de reden tuf- 
fchen d' t omtrek , en de ' middellijn van d' ' ommekring niet 
heeft geweten, en dat hymet de gemene werklieden geacht 
heeft , dat de zelfde is als drie tot een. Maar indien liet ons 
vry ftaat te zeggen , dat wy deze plaats van 't eerlle boek der 
Koningen , Cap.vii-'v. 13. nietverftaan, zeker zo weet ik 
niet, wat wy uit de Schrift konncn verdaan; dewijl hier en- 
kel, en op een wijze, die geheel volgens de orde der gefchie- 
deniflè is , de bouwing word verhaalt ; ja indien het geoor- 
loft is te V verdichten , dat de Schrift anders heeft gemeent , 
maar dat zy, om enige reden, die onbekent aan ons is, dus 
heeft willen fchrijven, zo word 'er niets anders uitgewerkt, 
dan een gantfche ' omwerping van de gehele Schrift : want 
yderzal met gelijk recht , het zelfde van alle plaatfen der 
Sclirift konnen zeggen; en in dezer voegen , zal't geoorloft 
zijn , alle ongerijmde en quade dingen , die van de y menfche- 
hjke boosheit bedacht konnen worden, ^ behoudens het gezach 
en d'achtbaarheit van de Schrift , te verdedigen en te bedrijven, 
Dieshalven, het geen wy geftelt hebben, fluit geen » boosheit in 
zich; want Salomon , Ezaias, Jozua en de anderen,lioewel Pro- 
pheten, hebben echter menfchengewceft, en geacht dat hen 

alles, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 



m 



THEOLOGANT. x.Hooftd. 35^ 

alies, het welk menfchelijk waar, kon overkomen. Aan Noach 
wierdook, volgens zijn b bevatting geöpenbaart , dat God 
bet ' menfchelijk gedacht wilde verdelgen, omdat hy meen- 
den, dat de wereld niet buiten Paleftina bewoont wierd. De 
Propheten hebben niet alleenhjk in dufdanige dingen, maar 
ook in andere van grooter belang , behoudens hun god- 
vruchtigheit , onkundig konnen zijn , en waarlijk onkundig 
geweeft : want zy leerden geen bezondere dingen van de e god- 
delijke eigenfchappen , maar hebben alleenlijk f gemene ge- 
voelens van God gehad , naar dewelke hun s openbaringen 
gefchikt zijn, gelijk ik nu met veel ''getuigenifzen der Schrift 
zal tonen : invoegen dat men lichtelijk ziet, dat zy niet zo 
zeer om de 4ioogheit eni^voortreffelijkheit van het 1 vernuft, 
als om de godvruchtigheiten "ftandvaftigheitdesgemoeds 
geprezen , en zo hoog aanbevolen worden. 

Adam,d'eer{le, aan wien God zich geöpenbaart heeft ,is ' on- 
kundig geweeft, dat God o overal tegenwoordig en p alwetend 
was: want hy verbergde zich voor God, en poogde zijn zonden 
voor God , als of hy een menfch voor had , te veröntfchuldi- 
gen: God wierd dieshalven ook aan hem naar zijn q bevatting 
geöpenbaart, namelijk als de gene , die niet overal, en die on- 
kundig van Adams plaats , en zonden was : want hy hoorde , 
of fcheen God te horen , deur het Hof wandelende , hem roe- 
pende en vragende , waar zijt gy ? en daar na uit oorzaak van 
zijn befchaamtheit , vraagde hem , of hy niet van den verboden 
boom gegeten had? Adam kende dieshalven geen andere ' ei- 
genfchap van God , dan dat God de werkmeefter van alle din- 
gen had geweeft. Aan Caïn heeft God zich ook naar zijn <" be- 
vatting geöpenbaart, namelijk als onkundig vandemenfchc- 
lijke zaken; en hem was ook om berouw van zijn zonden te 
hebben, geenhoger' kennis van God nodig. God heeft zich 
ook aan Laban bekent gemaakt, gelijk Abrahams God, om 
dat hy geloofde , dat yder volk zijn bezonder God had ; bezie 

E z 'teerftc 



b CdptJff. 
c Himumto» 
gtnmt. 



d Sslit» 

piëtatt. 

e DitiiutAU 

tribitts. 

g RevtUit'f 
nu. 

h TtfUmenit. 
i SMtmiUt. 

VitTtflMtiS. 

I lugmifÊm» 
m fittat, 
n ylnimi 



O Omniprt' 
fens. 

p Omnifeiics. 



q C»ftns' 



tAuriititam, 
f C*ftm$, 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



S6 



De RECHTZINNIG 



rWque eJfs 
X Sententia, 

y Smpflicium, 



z Jma^inatio 



fcjiimonittm 



C Omnifcius. 
^ DtcretHm. 



z Hm, 

g SinttnUég, 



teerfte boek Mozes Cap. xxxi : v. 29. Abraham heeft ook 
met geweten, dat God ^ overaltegemvoordig was , en alle din- 
gen te voren kende; want alshy het Tonnis tegen deSodo- 
miten hoorden bad hy , dat God het zelve niet uitvoeren 
, zou eerhywift, of zy allediey ftraf waerdig waren • de- 
wijl hy zegt ( bezie 't boek der fdieppinge Cap. xviii: v. 24 
Trn linn O'pnv D'a'Dn ïJ" mi£chien wordender vijf- 
tig rcchtvaerdigen in die Stad gevonden i en God wierdook 
met anders aan hem geöpenbaart : want aldus fpreekthyna 
Abraliamsj inbeelding , n;N*:)n nnpr'.'Dn ^\T^^^^ 
n.n« ïNï^ OUT 0^2 lirr Nu- -zal ik neerdalen, en be- 
zien ofzyna dat geroep, dat tot my gekomen is , gedaan heb- 
ben , en zoo met, ik zal (de zaak) weten. De Goddelij- 
ke getuigenis aan Abraham begrijpt ook niet anders , dan 
i'gehoorzaamheit alleen, en dat liyzijn huisgenoten tot het 
rechte, en eoede vermanen , en niet, dat hy hoge gedach- 
ten van God zou hebben; bezie 't boek der fchepping Cap 
xviu: V. 19. Mozes begreep ook niet klaarlijk genoech, dar 
God ' alwetende was , en dat hy allemenfchelijke vl erken 
naar het beduit alleen beftierde : want hoewel God tot hem 
gezegt had ( bezie 't twede boek Cap. iii: v. 1 8 . ) dat de Ifraë- 
hten hem zouden gehoorzamen, zo trok hy echter de zaak in 
twijfel , en antwoorde wéér ( bezie 't zelve boek Cap.iv: v i ) 
'^"ip*7 irDty» N^l h U'DX'i^S Ml ÏVat dan , zoo zy my met ge - 
loven , noch gehoorzamen. En dieshalven wierd God ook als 
onverfchillend en als onkundig in de toekomende menfchelij- 
ke dingen aan hem geöpenbaart : want God gaf aan hem twe 
^tekenen, en zeide ( bezie Mozes twede boek Cap.iv:v 8 ) 
Indien 't gebeurde , dat zy het eer fte téken niet geloven zy 
zullen echter 't kap geloven , en indien zy ook 't laaft e niet 
geloven , zo neem (dan) eenweinigwarersuit de vloed, enz 
En zeker, zo ymant zonder f vooroordeel Mozes g redenen 
wil overwegen, hy zal klaarlijk bevinden , dat zijn •> gevoe- 

lea 



..ij 

'1 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. x.HooM 37 

len van God heeft geweeft , dathy een i wezen is , dat altijd ' 
geweeft heeft , dat wezenthjk is , en altijd wezentlijk zal 
zijn ; en om deze ^ oorzaak noemt hy hem met de naam 
rnin' Jehova , het welk in de Hebreeufche taal , deze drie 
tijden van ' wezentlijk te zijn , uitdrukt : maar wat zijn na- ^ 
tuur aangaad, hy leert en onderwij ft daaraf niets anders, dan tiMijiriori. 
dat hy n barmhartig , ° goedertieren enz. en ten hoogften fy- 
verzuchtig is, gelijk uit zeer veel plaatzen van Mozes vijfde 
boek blijkt. Wijders heeft hy gelooft en onderwezen , dat 
dit T wezen , in diervoegen van alle r wezens verfchilde , dat ^ 
het met geen f beeld van enige zichtbare zaak kon uitge- f w»» 
drukt, noch ook gezien worden , niet zo zeer uit oorzaak tRfp»x"*»- 
van de « ftrijdigheit der zaak , als wel om de ^ menfchelijke V Hrtmanm 
fwakheit ; en daarenboven , dat dit wezen , ten opzicht I^e",'!""' 
van zijn macht, bezonder en enig is. Hyftaatwel toe, dat ^ 
'er y wezens zi'^n, die ( zonder twijfel na Gods bevel en ge- 
bod ) Gods plaats bekleden , dat is , wezens aan dewelke 
God zgezach, a recht , en ^ macht heeft gegeven , om de ^^"f 
c volken te beftieren , en voor hen toe te zien , en zorg te dra- ^ i ctcntta. 
gen: maar hy heeft geleert en onderwezen, dat dit d wezen, d eT"'^' 
tiet welkzy gehouden v/arente dienen ent'eeren, de hoog- 
fte en opperfte God , of ( om een Hebreeufche fpreekwijs te 
gebruiken) de God der goden is ; dieshalven heeft hy in zijn 
lofzang (bezie 't twede boek Cap. xv: v.i i .) gezegt: rnoiDÖ *D 
nin» D1^i^3 fVie mider de Goden is u Jehova gelijk? Enje- 

troCap. xviii: V. II. D»nS«n Sdd mn» Snj O 'nr^» nni^ 

Nuweet ik ^ dat Jehova groter is ^ dan alle goden i dat is , 
ik word gedwongen , Mozes toe te ftaan , dat Jehova groter 
is, dan alle goden , en van ^zonderlinge macht. Maar of Mo- e 
zes gelooft heeft , dat deze f wezens, die Gods plaats bekle- f "^^J^i^- 
den, van God gefchapen waren, hier aan kan getwijfelt wor- 
den, dewijl hy van hun g fchepping en''beginzel niets , dat g 
wy weten, gezegt heeft: hy heeft wyders geleert en onder- ^"""i"'""* 

E 3 we- 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



i8 



De RECHTZINNIGE 



k Muniuu 

1 CkAOt. 

n Semins 
ftatura, 
O -Jus, 
p foUwtis^ 



V ^Ji//i»/, 



j Gent es, 
Z Terrét, 
a Leoneu 
b Cultus, 
C Jgriêrante, 
d Opinio. 



t Fatria. 
{ Cultus. 

g T<rrr^, 



h Ferfeeuth. 
i P4tria. 

k Uécreditas 



wezen , dat dit ^ wezen , deze zichtbare ^ wereld , uit een 
i verwarde klomp ( bezie 't boek der fcheppinge Cap.i: v.x.) 
in ordening heeft gebracht , en de n zaden der natuur in- 
geftort , en dieshalven het hoogde o recht en de hoogde 
P macht over alles heeft , (bezie Mozes vijfde boek Cap.x; 
V. 14, 1 5-. ) en volgens dit zijn hoogfte recht , en deze zijn 
hoogfte macht , het q Hebreeufche volk , en zeker gewefl: 
des werelds, voor hem alleen heeft verkoren ( bezie 't zelve 
_boekCap. iv:v.i9. en Cap. xxxii: v. 8; 9.) endathy d'ande- 
re volken en landfchappen aan de toezicht en bezorging der 
andere goden van hem in zijn plaats geftelt , heeft overgela- 
ten; en dat hy dieshalven Ifraëls God, en Jeruzalems God 
genoemt wierd , (bezie 'ttwede boek dcrCronijken , Cap. 
xxxii: V. 19.) en d' andere goden, wierden Goden der ande- 
re 'volken genoemt. Om deze r oorzaak geloofden de Joden 
ook, dat dit t land, het welk God voor zich verkoren had , 
een bezondere godsdienfl: , endieeantfchelijk vandegods- 
dienft der andere landfchappen verfcheiden was , verëikhte; 
ja ook de dienft der andere Goden , andere x landen eigen, 
niet kon lijden : want zy geloofden , dat deze ^ volken , die 
door de Koningen van AlTyrien in de ^ landen der Joden ge- 
voert waren , van ^ leeuwen wierden verfcheurt , om dat 
zy in de ^ dienft der goden van dat land ^ onkundig waren ; 
bezie het tweede boek der Koningen , Cap. xxv • v. 25', 
2(5. enz. Dus heeft Jacob , volgens het ^ gevoelen van 
AbenEzra daarom, tot zijn Zonen gezegt , toen hy na zijn 
« Vaderland wilde trekken , dat zy zich tot den nieuwen 
f dienft zoude bereiden , en de vreemde goden (dat is, de dienft 
der Goden, van dat'- land, in 't welk 'zy toen waren) afleg- 
gen; bezie het boek der fcheppinge Cap. xxxv: V. 2,3. David, 
als hy tegen Saul fprak , dat hy om zijn ^ vervolginge ge- 
dwongen was , buiten 't \ vaderland te trekken , zeide : dat 
hy van ^ Gods erfdeel uitgefloten, en verzonden wierd , om 

ande- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i.Hootcd. 39 

anclere Goden te dienen bezie i. Samuël Cap.xxvi: v. 19. 
Eindelijk geloofde hy,namelijkMozes,dat dit i wezen,of God , 
zijn ™ woning in den » Hemel heeft,bezie 't 5- . boek Cap. xxxiii: 
V. X7 . welk ° gevoelen onder de p Heidenen zeer gemeen heeft 
geweefl. Indien wy nu op Mozes openbaringen merken , 
wy zullen bevinden , datzy na deze ' gevoelens gefchikt wa- 
ren; want dewijl hy geloofde dat Gods natuur , deze ^ lij- 
dingen , van dewelke wy gefproken hebben, onderworpen 
was ; namelijk ' barmhartigheit , ^ goedertierendheit , enz. 
zo wierd volgens dit zijn x gevoelen, en onder deze ytoevoe- 
ginge God aan hem geöpenbaart; bezie Mozes twede boek 
Cap. xxxiv: v. 6, 7 . daar verhaalt word , op welke wijze God 
aan hem verfcheen , gelijk ook in de tien geboden f.4,S- 1" 
het drieëndartigfte Cap. f.i^. word verhaalt, dat Mozes 
van God verzo'cht heeft , dat het aan hem geöorloft mocht 
zijn hem te zien: maar dewijl, gelijk alreê gezegt is, Mo- 
zes geen ^ beeld van God in zijn " harzenen had gevormt, en 
God (gelijk alreê getoont is ) niet aan de Propheten wierd 
geöpenbaart, dan naar de bgefteltheit van hun 'inbeelding, 
zo is God in geen beeld aan hem verfchenen ; en dat is , 
gelijk ik zeg, gebeurd, omdat het tegen Mozes «inbeelding 
ftreed ; want andere Propheten getuigen , dat zy God ge- 
zien hebben; namelijk Ezaias, Ezechiël, Daniël, en meer 
anderen: en om deze ^ oorzaak antwoorde God aan Mozes, 
'JÖ ms^n^ ^Din gy kund mijn aangezicht niet zien. 
En dewijl Mozes geloofde dat God s zichtbaar was , dat is, 
dat dit van de zijde der '> Goddelijke natuur , geen^ tegenzeg- 
gelijkheitinlloot; want anderzints zou hyniet iet diergelijks 
verzocht hebben, zo voegt hy derby, >mO"<Kn 'J»"»* O 
want niemant zalmy zien en leven. Hy geeft dan zodanige 
reden, die met Mozes ^ gevoelen overeenkomen ; want hy zegt 
niet, dat dit van de zijde der goddelijke natuur tegenzegge- 
lijkheitinlluit, gelijk het waarlijk met de zaak gelegen was, 



1 Eut. 
m Dtmici- 
lium. 
n Calam. 

0 Ofinit. 
p Ethnici. 

net. 

r OpinUntr. 

1 Ctndituntt, 
t Mifcrictr- 
dia. 

V Benifnitts, 
X Opinie, 
y Attrilmt», 



a CtrtInrHt», 

b Difptfttiê. 
C Ima^inatit, 
d Imago. 
e ImtgitMti», 



f Cattf». 

h Diyins 
tiMurs. 



maar 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I Hnmans 
imbeciUitas^ 

m Gentes, 

II Vitnlns, 

O Ens, 



p Nationes, 
q Ent ia. 



t Honor* 
V 



X Superftitiê. 
nes. 



z Modus 

vivendi. 

a Fhilofophni. 



C C«/r«x, 
d Am%T. 
C Scr-vitus. 
f LUertMs, 
g Qratiê. 



40 De RECHTZINNIGE 

gefchieden kondc , uit oorzaak van de 1 men- 
fchelijkc fwakheit. Voorts op dat God aan Mozes openba- 
ren zou, datdc Ifraëlitend'andere Heidenen gelijk gewor- 
den waren, om dat zy het n kalf aangebeden hadden , zegt 
hy ( bezie Mozes twede boek Cap. xxxiii: J^. x, 3 . ) dat hy een 
Engel, dat IS een ° wezen, hetwelk in plaats van hetopper- 
fte wezen, zorge voorde Ifrachten zoude dragen , zal zen- 
den ; maar dat hy niet onder hen wilde zijn : want door deze 
middel , wierd aan Mozes niets overgelaten , uit het welk ' 
aan hem bleek , dat de Ifraëliten aangenamer aan God wa- 
ren dan d'andere p volken , die God ook aan de zorg en 't be- 
leid der andere 1 wezens, of der r Engelen overgegeven had 
ge ijk iii 't zelfde Cap. f. 16. blijkt. Eindelijk dewijl hy 
geloofde, dat God in de Hemelen woont , zo wierd God als 
uit den Hemel op den berg afdalende aan hem geöpenbaart , cn 
Mozes klom ook op den berg,om God aan te fpreken; het welk 
geenzints voor hem nodig zoude geweeft hebben , indien hy 
zich lichtelijk hadkonnen inbeelden, dat God overal was 
De Ifraëliten wiften byna niets van God, hoewel hy aan hen 
geöpenbaart was, het welke meer dan al te klaarlijk hier uit 
blijkt , dat zy na verloop van weinig dagen , zijn ' eer en 
vdienft aan het kalf bewezen, engeloofde, dat ditde Goden 
waren, dewelke hen uit Egyptenland hadde geleid. En ze- 
ker , men heeft niet te geloven , dat menfchen, tot de x waan- 
gelovigheden der Eeyptenaars gewent , die ruuw , en door 
eenelendigeydienftbaarheit afgemat, iets gezond van God 
hebben verftaan, of dat Mozes iets aan hen heeft geleert als 
een - wijze van leven , niet gelijk een ^ wijsbegérige , maar als 
een bvyetgever, op dat zyniet met een vry gemoed , maar 
na de heerlchappy des wets gedwongen zoude zijn, wel te 
leven : dieshalven heeft de middel van wel te leven of het 
• ware leven en de c Godsdicnft , en ^ liefde tot God , meerder 
een «dienftbaarheit, dan een ware fvryheit, en g genade en 

'ga- 



T H E O L O G A N T. i^Hoofrci. 41 

h gave van G od, aan hen gev/eell ; want hy beval aan hen God 
lief te hebben , en zijn wet t'onderhoiiden , op dat zy God 
van de voorgaande w eldaden ( te weten van de verlofling uit 
de ^ dienflbaarheit van Egypten enz. ) zoude bedanken : 
wyders hy verfchrikt haar door ^ dreigingen , zo zy overtre- 
deren van deze ^ geboden waren : en in tegendeel belooft aan 
hen veel goederen , zoo zy dezelfde onderhielden. Hy on- 
derwij ft hen dicshalven op een zelfde wijze , als de ouders 
gewent zijn hunkinderen (alle redenen dervxnde) te onder- 
wijzen; en daarom is het zeker , dat zy in de voortrefïelijk- 
heitvande deuchd en "ware zaiigheit onkundig zijn ge weeft. 
Jonas meende Gods ^ aanfchouwing te ontv luchten , het welk 
ichijnt te tonen , dat hy ook gelooft heeft , dat God de zorg 
over de andere P landfchappen buiten Judea gelegen , aan an- 
dere q machten' die echter vanliem afJiingen , overs^egéven 
hadde. Ja in het gehele ' oude Verbond is niemant , ^ie meer 
volgens de reden van God heeft gefproken , als Salomon, die 
in 't ^ natuurlijk licht alle de genen van zijn tijd overtrofïèn 
heeft; en daarom heeft hy zich ook boven de wet gehou- 
den, ( want de zelfde is alleenlijk aan de genen gegeven , die 
de reden en de leerftukken, van het natuurlijk verftand der- 
ven ) en heeft alle wetten die de Koning betroffen , en de- 
welke voornamelik in drie beftonden ( bezie Mozes vijfde 
boekCap.xvii:}^. 16, 17.) weinig geacht, ja heeft de zelve 
gantfchelijk overtreden : (daar in hy echter gedoolt, en niet 
dat aaneen ^wijsgerige paft , gedaan heeft, namelijk om dat 
hy deywelluften heettingeruimt) engeleert, dat alle ^ goe- 
deren van 't geval , a ydel voor de menfch zijn ( bezie het 
Boek de Prediker) en dat de menfchen niets voortreffelijker 
dan het ^^verftanci hebben, en met geen groter "^ftraf dan met 
d dwaasheit geftraft konnen worden , bezie zijn Spreuken Cap. 
xvi: }^.x3. Maar laat ons tot de Propheten weerkeren , wel- 
ker ^ verfcliillende gevoelens wy aangenomen hebben aan te 

F téke- 



h Dcnnm, 



i Strtitxs, 

k MiuM. 
1 Tré^tpiat 



m ExcelUii - 

n ViTA htati' 
tudo 



q TottntU- 

r Ttaamtn 
turn, 

t Lumcn nM» 
turale. 



X Thilofophus^ 
y VolupuUs, 
z Bcna for^ 

a Vans. 



b Intellcihct, 
C Sftpplicinm, 
d Stnltitia, 



e Opinionts 
difcrepanta* 



■4 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



i Comwen- 
tartnm, 

k Vtfb.t, 
1 Orattonei, 
ra Inicninm 



4x De R È C iHf T Z 1 N N I G E 

tékenen. De Rabbijfieii , dewelke ons de boeken der Prophe- 
ten, (dieïiü alleen overig zijn) nagelaten hebben, (gelijk in 
de handelingen van de Sabbath Cap^i. fol. 13. pag. ver- 
(ScntentU, haalt word) hebbende ^gevoelens van Ezechiël , zo ftrijdig 
tegen dievanMozes gevonden, dat zy byna beOoten had- 
g cint^ki. (3en , zijn boek niet onder de s regelmatige Schriften toe te la- 
ten; ja zy zouden het zelfde gantfchelijk hebben verborgen 
gehouden , zo zekere Chananias niet op zich had genomen , 
dat hyhet zelfde zou verklaren, het welk ze zeggen dat hy 
eindelijk met groten arbeid, en naerftigheit ( gelijk daar ver- 
haalt word) gedaan heeft: maar echter bUjkt niet klaarlijk 
genoech , door welke middel , namelijk of hy een ' uitlegging , 
die miflchien vergaan is , heeft gefchreven , dan of hy Eze- 
chiëls ^woorden zelve, en 4eden (volgens de ftoutheitvan 
die eeuw) verandert, en na zijn vernuft toegeftelt en op- 
pronkt heeft. Doch dit zy zo 't wil , immer fchijnt het ach- 
tiende Capittel met 't zevende vers van Mozes twede boek 
Capittel xxxiv. , noch met 't achtiende vers van Jeremias 
xxxii. Cap. overeen te komen enz. Samuël geloofde dat God, 
als hy iets had "belloten, nooit berouw van zijn ° befluiten 
had , bezie Samuëls eerfte boek Cap. xv: f. 19 ; want hy zei- 
de totSaul, die P berouw van zijn zonde had, en God wil- 
de aanbidden , en vergiffenis van hem verzoeken , dat God 
zijn'^ befluit tegens hem niet veranderen zou. Doch aan Je- 
remias wierd h^ tegendeel geöpcnbaart (bezie Cap. xviii*- 
8,10.) namelijk dat God enig ' quaad , of enig ^ goed over 
enig ' volk befloten hebbende , berouw van zijn ^ befluit heeft, 
*to flechts die menfchén na de rijd van 't vonnis, of in be- 
ter of in erger verUnderen. Maar Joel heeft alleenlijk ge- 
ieert , dat God berouw van her ^ quade heeft ; bezie zijn twe- 
de Cap. 3^. 13. Eindelijk inliet boek der fcheppinge Cap. iv: 
7. blijkt zeer klaatlijk , dat de menfch de y bekoringen 
der Zonde kan verwinnen , eli weldoen : want dit word tot 

Caïn 



n Vecermn. 
O Decreta. 



p Tenitentia 
peccati. 

q Deer et Km. 



I Damnxim. 
r RotiHm, 

V Dccretnm, 



X Ddrhniim, 



y Tcntstionet 
feccati. 



I 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



T H E O L O G A N T. z.Hoofed 43 

Caïagezegt, die echter, gelijk uit de Schrift zelve , en uit 
Jozephus blijkt, hen nooit ^ verwonnen heeft. Het zelfde 
word ook zeer klaarlijk uit het Capittel van Jeremias het welk 
wyterftond bygebracht hebben, bemerkt; want hy zegt dat 
God ^berouw heeft van zijnbbelluit, tot ' fchade of voor- 
deel der menfchen uitgefproken , na dat de menfchen hun 
^ zeden en * wijze van leven veranderd. Doch Paulus in 
tsegendeel leert en onderwijft niets klaarlijker , dan dat de 
menfchen , geen s heerfchappy over de n bekoringen des vleefch 
hebben, dan uit Gods byzondere ' roeping en ^ genade; be- 
zie zijn brief aan de Romeinen Capittel ix : v. 10. enz> en 
dat hy Capittel iii: f. 5- . en Capittel vi: 3^. 1 9 • daar hy 1 recht- 
vaerdigheit aan God toefchrijft , zich beftraft , dat hy naar 
menfchelijke wijze dus fpreekt , en om de ° fwaklieit des 
vleefch. 

Uit deze dingen dan blijkt het geen , 't welk wy voorftelden 
te tonen genoech , en meer dan genoech , namelijk, dat God de 
° openbaringen naar de p bevatting en q gevoelens der Prophe- 
ten heeft gefchikt, en dat de Propheten de dingen die de r be- 
fchouwing alleen , en niet die de ^ liefde en oefFening des le- 
vens aangaan , hebben konnen weten , en waarlijk hen niet 
geweten , maar flrijdige v gevoelens gehad hebben. Het is 
dieshalven zeer verre van daar , dat de " kennis dernaaiur- 
iijke en geeftelijke dingen uit dezelve gehaalt moet worden. 
Wy befluiten dan , dat wy gehouden zijn in de Propheten 
niet anders te geloven , dan het geen , 't welk , het y einde, en 
't * wezen der openbaring is, en dat in de andere dingen vry 
Haatte geloven, gelijk yder luft; tot een voorbeeld : door 
d' b openbaring van Caïn , word alleenlijk aan ons geleert , dat 
God Caïn tot het " ware leven heeft vermaant ; want dit is al- 
leenlijk hef» oogwit, en het ^ einde van de f openbaring, maar 
niet een e vryheir van wil , of ^ dingen , die de wijsbegeerte aan- 
gaan, te leren; dieshalven hoewel de ' vryheit van wil in de 

F 2, woor- 



1 Tcsnittrt. 
b Decretum, 
C DsmnHfn», 

c Mons. 
f Mtdustfi- 

g ImpeHum, 

h TentAtionu 
carnis. 
i Vocattó. 
k Gr at ia» 
1 Juftitia, 

m Mos hu^ 

manus. 

n ImUcillitas 

carnis* 



O K^ttati^' . 
nes. ' 
p Captut, 
q Opinion^it 
r SpecttUtip,' 
r Char itas» 
t Vff*i^ita» 

V Opintênes» 

X Co^niti^» 



y Finis, f 
z ^bftMnti0^^ 
a Rcvclatio, 
b ReyxUtio, 
C Vita '»era, 
d Intentum, 
zSHbJiantia^ 
f Reveiatit» 
g Liberia^ 

h Resphi^ 
lofophic€f 
i Libertas 
luntadt. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



1 M«nit:o. 
m Rationes, 

n Verbé, 

O Rationes- 

c\ Rctdatio, 

t Exitttf, 
f 1 »f^?a*». 



V CirCttrnjliV/i' 
ti.€. 

X Revelatto 
y Rat ia. 

2 Rstioncs 
r* Poteutia 



b j^Hthor, 
c Hijloria, 
d Conctpttis, 



e Captns» 
t Cowvincere, 



2, Rationes. 
h ContnmA' 

i Igntrantis 
k Difctpuli^ 

I F/'ra vcr^, 
m Rationes. 

II Opiriionts. 
0< ïrincipis. 



p Trincipix, 
q Détrmncs, 
£ Kegnftm 
djemonHm, 
f Difiipulh 



44 De RECHTZINNIGE 

>< woorden van de ^ vermaning , en in de redenen zeer klaarüjk 
begrepen is, zo is echter ons geöorloft het tegendeel te gevoe- 
len, dewijl die "woorden en ° redenen alleenlijk naar Caïns 
P bevatting gefchikt zijn. In dezervocgcn wil Michas q open- 
baring ook alleenlijk aanwijzen, dat God aanMicha de wa- 
re ' uitgang van Achabs ftrijd tegen Aramgeöpenbaart heeft, 
en daarom zijn wy ook alleenhjk gehouden dit te geloven • 
dicshalven (behalven dit enige) alle het gene, het welkiii; 
deze t openbaring is begrepen, namelijk, van Gods ware en 
valiche geeft, en van 'their des Hemels aan weerzijde van. 
God (taande , en d'andeie ^ omftandighedcn \ an die x open- 
baring , raakt ons geenzints : en om deze oorzaak mag ccn. 
yder daar af geloven , naar dat 't beft met ziju y reden zal 
fchijnen overeen te komen. Wat de ^ redenen aangaat , door 
dewelke God zijn macht aan Job over alles toont , indieiv 
het echter waar is , dat zy aan Job geöpenbaart zijn, en dat de 
i^fchrijver een"^ gcfchiedenis verhaalt heeft, en niet gelijk e- 
nige geloven , zijn a bevattingen getracht heeft tevercieren: 
men moet hier op ook het zelfde zeggen, te weten , dat zy 
naar Jobs «bevatting, en alleenlijk om hem te overtuigen, 
bygebracht v\ ierden , en niet dat zy algeméne redenen zijnj 
om alle menfchen te overtuigen. Men moet ook niet anders 
van Chriftus g redenen gevoelen , door dewelke hy dePhari- 
zeenvani; wccrfpannighcit en ' onwetendheit overtuigde , en 
zijn leerlingen , tot het ' ware leven ^•ermaande ; namelijk 
dat hy zijn " redenen , naar de " gevoelens en " beginzelen van 
yder heeft gevoegt; tot een voorbeeld: toen hy tot dePha- 
rizeenzeide ( bezie Matth. xi:^^ z^. ) en indien de Satan de 
Satan uitwerpt , zais hy tegen zich zelf verdeelt ^ hoe zal 
dan zijn rijk hjlaa/i ? zo wil hy niets , dan de Pharizecn vol- 
gens hun gronden cn p beginzelen overtuigen; doch niet te 
kennen geven, datter q duivels zijn, of datter een trijk der 
duivelen is : dus ook als hy Matth. xviii: y. i o, tot zijn ' leer- 

lin. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. xHooftd. 

lingen zeide : Ziet toe dat gy niet een van deze kleine ver- 
acht } want ik zeg u j dat hun engelen in de Hemelen zvjn j 
enz. zo wil hy niet anders te kennen geven , dan dat zy niet 
t hoogmoedig zullen zijn , en dat zy niemant zullen v ver- 
achten , maar niet d'andere dingen, die in zijn x redenen begre- 
pen zijn , dewelke hy alleenlijk bybrengt , om de zaak te 
beter aan zijn y leerlingen te doen verdaan. Eindelijk men 
moet ook defgclijks , eii niet anders , van de y redenen en » té- 
kenen der Apoftelen zeggen, van dewelke iknietbredelijkcr 
behoefte fpreken; want indien ik alle plaatzen der Schrift, 
die alleenlijk naar de menfch, of alleenlijk naar zijn ''bevat- 
ting gefchrevenzijn, en dieniet zonder groot c nadeel van de 
dw^jsbeireerte , als een goddelijke lering verdedigt worden, 
zou optellen, zo zou ikwijd vande kortheit, daar ik naar 
tracht , afwijken. Het zy dan genoech , dat ik enige weinige 
en algeméne dingen aangeroert hebbe , de naukeurige lezer 
kan het andere byzich zelve eoverwégen. Maar hoewel de- 
ze dingen alleen, die wy vande Propheten en Prophetie ge- 
zegt hebben , voornamelijk tot het ^ oogmerk » daar ik naar 
doel , behoren , namelijk om de s wijsbegeerte vande''god- 
geleerthcit af te fcheiden , zo luft het my echter , dewijl 
ikditiftuk in het algemeen aangeraakt heb, noch te onder- 
zoeken , of de Prophetifche gave , alleenlijk aan de He- 
breen eigenen bczonder, danofzy aan alle ^volken gemeen 
heeft eeweeft, gelijk ookwatmen vande " roeping der He- 
breen heeft te gevoelen, daaraf wy in het volgende" Hooft- 
deel zullen handelen. 



t Snperii. 
V Ctnttm- 
ntrt, 

X Katitnti, 



y Vifcipuli. 
a Signa, 



b Captat, 

C VrujKÜ' 

eium 

d Philtfiphia, 



e Ftrptndcrt. : 

f Sctpns» 
g ThilcfiphU, 
h Thtthiia. 

i ^tflitl 
k Dinnm 
prtphttitun. 

1 a^itntfé 
m VtcatiH > 

n C"/" - 



F 3 



't DAR 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



4^ De R E C H T Z I N N I G E 



a VtrAfceli 
citas. 

c Gloria, 



d Vtrafceli- 
cttas. 

c Latitis, 
f ln-»idia. 
g Malus ani- 
mus. 

h Fcr* ƒ«?. 
litUai. 
i Sapientia, 
Jk Co^nitio* 

\ Co^nitio 
'Ptra: 

m SspienttM, 
n Vtrajceli^ 
titas 

O Hêlmtt 

p In-ptdut» 
q hapten tra, 
f Tran^ptil- 
Ut as. 

ÏOhedicntia. 
t Katiênts, 



't DARDE HOOFTDEEL 

^7/ Roepinge der Hehreen : en of de Propheti- 
fihe Gave , Hehreen eigen , 

ij geweeji. 

DE a ware gelukzaligheit van yder menfch , beftaat in 
de eenige " genietinge van het goed , en niet in deze 
^roem, dat ymant alleen , met iiitlluitins van d'an- 
dere het goed geniet : want de geen, die zich hierom ge- 
lukzaliger acht, om dat hy alleen in een goede ftandftaat 
en dat hy voorfpoediger cn gelukzaliger is , dan d'anderc ' 
IS onkundig van de ^vare gelukzaligheit; en de eblijdfchap 
die hydaar door deelachtig word, rijft, zo zy niet kinder- 
. lijk is, nergens anders uit, alsuitfnijd, enuiteengquaadce- 
moed. Tot een voorbeeld, de ^ ware gelukzaligheit , en't 
geluk van dc menfch , beftaat alleenlijk in de ' wijsheit en in 
de'<kennisvanhetware, en geenzints hier in , dat hy wijzer 
is, dan d'andere, of om dat d'andere de' ware kennis mif- 
zen; want dit vermeerdert niet zijn «, wijsheit, dat is , ziin 
n ware gelukzaligheit. De geen dan , die zich hier over ver- 
blijd, verblijd zich over een anders o quaad , en is voor zo 
verre p nijdig , en bedroeft zich , enkentdieshalven niet de 
ware q wijsheit, noch de rgeruftheit van het ware leven. Als 
dan de Schrift , om de Hebreen tot f gehoorzaamheit der 
wet te vermanen, zegt, dat God hen voor de andere' volken 
voor zich heeft verkoren , en dat hy tot hen genegen was en 
tot d'andere alzo niet ( bezie Mozes vijfde boek Cap x-f ic 
cn Cap^iv: f. 4. enz.) en hen alleenlijk gerechtige wetten heeft 
voorgefchreven. Cap.iv:j^.8. Dat hy haar alleen , en d'an- 
dere volken ter zijden ftellcnde, erkentheeft; zie het zelfde 

Cap. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



1^ 



Vcrt te»- 
T. Stttmt. 



c 'Miractda. 
d Petttttia. 
c Hatitntt, 



f Colert. 



THEOLOGANT. 3.H00M 47 

Cap. 3x. enz. 20 fpreekt hy alleenlijk naar de ^bevatting v cuptnt, 
van hen , die gelijk wy in het voorgaande * hooftdeel getoonr % c^pk. 
hebben,' en gelijk Mozes ook getuigt (bezie zijn vijWe boek 
Cap.ix; Hf. 6, 7.) de y ware gelukzaligheit niet kenden; want 
zeker , zy zouden niet min gelukzalig hebben gewceft , zo 
God alle menfchen gelijkelijk ter ^ zaligheit geroepen had: 
en God zou hen ook niet minder gunftig zijn , hoewel ^ UMUnu. 
hy even na aan de andere volken was : defgelijks de Hvet- ^ ^s'^ 
ten niet minder gerechtig , noch zy minder wijs , fchoon 
deze wetten, aan alle menfchen, voorgefchreven waren , en 
de wonderdaden zouden ook niet minder Gods ''macht heb- 
ben getoont, zo zy ook aan andere ^ volken gedaan waren 
geweeft. Eindelijk de Hebreen zouden mee niet minder ge- 
houden geweeft zijn , G od f te dienen , zoo God alle deze ga- 
ven , gelijkelijk aan alle menfchen meêgedeelt had. Voorts 
dat God tot Salomon zegt (bezie het eerfle boek der Konin- 
gen Cap. iii:v. IX.) dat niemant na hem zo s wijs zou zijn, ^ ^^^^^^ ^ 
als hy ; dit fchijnt alleenlijk een h wijze van fpreken te wezen , h M,dH4u. 
om een ï uitftekendewijsheit te kennen te geven: het zy dan 
zo het is , men heeft geenzints te geloven, dat God aan Sa- 
lomon, tot zijn groter '«gelukzaligheit belooft heeft, dathy ^y^,.^.,^^ 
daarna aan niemant zo grote 'wijsheit zou meedelen; want , slpüntia. 
dit zoude Salomons verftand niet vermeerderen , en een. m /»*««i<9'»*. 
wijs Koning zou God voor zoo groot een weldaad, niet min- 
der gedankt hebben , fchoon God gezegt had , dat hy alle men- 
fchen met de zelfde wijsheit begiftigen en befchenken wilde. 

Maar hoewel wy zeggen , dat Mozes in de plaatzen, van 
zijn vijf boeken, die wy nu verhaalt hebben, naar de " be- n ctftH,. 
vatting der Hebreen heeft gefproken , zo willen wy echter 
niet ontkennen, dat God aan hen alleen die "wetten der vijf ougu. 
boeken voorgefchreven heeft, noch dat hy alleenlijk tot hen 
heeft gefproken , noch eindelijk , dat de Hebreen zo veel 
p wonderlijke dingen hebben gezien, als aan geen ander "3 volk \ 

voor- 



i 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



1 Captm fht 
rtlte, 
{ Cultus, 
t Sikntia, 

V fittat^ 

>; Nstionct, 
y Excelkrc. 

Z Capttts. 

a Vita-vera. 

^ Speculatie - 
nes fMoics, 



C DireGio 
Vei. 

d Auxilititn 
J)ci Ex ter - 
nam ^ 
Intcrnnm. 
C EUaio Dei, 
f Fort HU a. 
g Dtreéfio^ 
h Or</tf 

tfê. 

k Leges nni- 
txrfales. 
1 Determt^ 
nari, 

m Dccrcta. 
n r<r^f^x. 

0 Necefjitas, 

p jLf^w. 
q Decretum. 

1 DircGio. 

f Fttcntia, 



t Determi' 



48 De R E C H T Z I N N I G E 

voorgekomen is; maar wy willen dit alleenlijk tekennenee- 
ven, datMozes op zodanige wijze, en voornamelijk, d?or 
die redenen, de Hebreen heeft willen vermanen, op dat hv 
leii, nahun 'kinderlijke bevatting, temeer aan de Godde- 
lijke dienft zou verbinden : Myders hebben wy daar meê 
willen tonen dat de Hebreen niet in Svetenfchap , noch S 
godvmchtigheit , maar gantfchelijk in een andere zaak, d'an- 
dere j volken y overtrofïSn hebben ;ofdat( om met de Schrift 
naar hun . bevatting te fpreken ) de Hebreen , fchoon dikwils 
vermaant zijnde, niet tot het a ware leven , en Mio.e bcfpie- 
gehngen maar tot een geheel andere zaak, door God bo- 

geueeit is, zal ik hier vervolgens tonen 

vaffklw c'r ^?"A.^''^'^ nietweinig woorden verklaren . 
n \ bcftienng , wat by a Gods uitwendige en 

inwendige hulp wat by ^ Gods ^ erkiezing , en ein^eliik 
wat ikby ^geval in het volgende verfta. By GodsTbe 
ftiering verfta ik , de vafte en onveranderlijke ^ ordenhi. 
der natuur,, of 1 t'zamenfchakeling der namurlijke d rf 
gen: wantwy hebben hier voor gezegt, en nu a rS in In" 
dere plaatzen getoont , dat de algeméne wettrde ,'"' 
uur volgens dewelke alle dingen gefchieden en ^ bepaalt 
worden „,et anders zijn , dan^Gols eeuwige beSef 
tirl -' 2" ^^"^^''g^"waarheit , en " noodlakelijkheit i 

de p tv;.. ^'"^ ^^gg^" ' ^11^ '^"^gen , naar 

de p wetten der natuur gefchieden , of „aar GoJs , befluk 

S/^H^T^^"^'^'*^'^^^^'^^'*^"' dicisevenhetzelfden. Wi - 
deis dewijl het r vermogen van alle natuurlijke dingen, nieïs 
a dersis, dan Gods vermogen zelf, doo'r het wllk d een 

u t dt"^n".^'^'^^'^f ' ^^«rden ; zo vokt 

n dat allehetgenedemenfch, (die ook een deel vanfe na 

wa^ '^'^ÏÏ^^Ï^^'^'^'^^^P ^''''^ • ^vezen te be- 

waren , of al dat de natuur zonder zijn werking , hem aanbied , 

dar 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



ét 

ml 

ia, 

1 
O, 



THEOLOGANT. 3.H00M 49 

dat zeg ik , dat dit alles van het " Goddelijk vermogen, alleen 
aangeboden word , voor zo veel het zelfde door de^Menfche- 
lijke natuur werkt , of door dingen die buiten de menfche- 
lijke natuur zijn. Al het geen dan , het welk de menfchelijke 
nauïur, uit haar ^ vermogen alleen kan doen, om haar we- 
zen te bewaren, mogen wy met recht ^Gods inwendige hulp; 
en het geen door het vermogen der uitwendige oorzaken 
tot haar nut gedijd , ^ Gods uitwendige hulp noemen. En 
hier uit kan men ook lichtelijk begrijpen, wat by*^ Gods ver- 
kiezing te verftaan is : want dewijl niemant iets doet , dan 
uit een ^ voorbepaalde ordening der natuur , dat is , volgens 
Gods eeuwige * beftiering , en ' befluit , zo volgt hier uit , 
dat niemant enige s regel van te leven voor hem verkieft, of iets 
doet , dan volgens een ^ zonderlinge roeping , die hem tot dit 
werk , of tot deze regel van te leven boven anderen verkoren 
heeft. Eindelijk, by ' geval verfta ik niet anders , dan ^ Gods 
beftiering, voor zo \eelhydoor uitwendige en onverwach- 
te * oorzaken , de menfchelijke dingen ftiert. Laat ons , 
deze dingen voor af gezegt hebbende , tot ons " oogmerk 
weerkeren, om re bezien wat dit geweeft heeft, om het welk 
het Hebreeufche c volk gezegt wierd boven andere volken 
van God verkozen te zijn. En om dit te tonen, ga ik dus voort. 

Alles wat wy eerlijk begeren , word voornamelijk tot de- 
ze drie dingen gebracht ; namelijk, de zaken door hun p eer- 
fte oorzaken te verftaan. De q hartstochten te bedwingen , 
of de ' hebbelijkheit des deuchds te verkrijgen. En eindelijk 
veiliglijk met een gezond ligchaam te leven. De middelen , 
die *■ regelrecht tot heteerfte en twede dienftig zijn , en die 
gelijk ' naafte en uitwerkende oorzaken aangemerkt konnen 
worden , zijn in de menfchelijke natuur zelve begrepen ; in- 
voegen dat der zeiver v verkrijging , voornamelijk in onze 
s macht beftaat , of van de enige wetten der menfchelijke na- 
tuur afhangt ; en om deze ^ oorzaak , moet men gantfchclijk 

G vaft 



y ToUntU. 

T AuxilttiiH 
Dei internuntf 

terna. 

b Anxiliunt 
Detex^er . 
nnnt, 

cEUaio Dii. 
d Ordo pric- 
determtnsCHS, 
C Dircélio. 
{ DecretHm, 
g Ka:io 
ificndi, 

h Vocatiófn-' 
guUris,\\ 
i Forttitis 
k Dsrcéiiê 
Dei, 

1 Cauf<e. 
m Diriicre. 

n InUntum» 



O Katit^ 



p Canpg 

pr m£. 

q Tajfioncs^ 

r Habitus 



ma & effi- 
ciënt es 
V Acquifitit^ 

z Votentia, 



li," 





Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



a Na : 10. 
b Genus H/ê~ 



c Dona for. 



d Dircélio, 



f Injuris. 
fL Dire£ii9 
Humana, 
h Vigtlantia, 

k Expiricn- 

1 Sêcietas, 

jr* Pla^a 



p FêrtHns» 



^ DrrcMin, 



So De RECHTZINNIGE 

vaft flellen , dat deze ' gaven aan geen ^ volk eieen en be- 
zonder, maar altijd aan het geheel bmenfchelijk gedacht ge- 
meen zijn geweeft : tenzyvvy dromen willen, dltdenatiYur 
eertijds verlcheide gedachten van menfchen voortgebracht 
lieett. Maar de middelen , die dienftig zijn , om in veiliaheit 
te leven , en het ligchaam gezond te bewaren , be ftaan voorna- 
melijk inde uiterlijke dingen, en dieshalven worden zy -ga- 
ven van het geval genoemt ; namelijk om dat zy meeft van de 
. d beftienng der e uiterlijke oorzaken , van welke wy onkundig 
z.jn afhangen ; invoegen dat in deze zaak, de zotte byna even 
gelukkig en ongelukkig is , als de voorzichtige. Doch om in 
veiligheitte even, en de f overlaft der andere menfchen , en 
ook der wi de heeften te fchuwen, kan dei^menfchelijkebe- 
ltiering en h wakkerheit veel heipén. En de ' reden en de >< er- 
varentheit heeft geleert en aangewezen , dat hier toe geen 
zekerder middel is, dan de 'gezélligheit naar zekere wetten 
op te rechten , zeker geweft des werelds in te nemen, en 
de krachten van alle menfchen als tot een ligcliaam, name- 
lijk der gezélligheit te brengen: maar om een gezélligheit op 
te rechten, en t'onderhouden , word " vernuft , enmeerdaS 
, middelmatige O wakkerheit vergift; en dieshalven zal die ge- 
zélligheit dewelke voornamelijk van voorzichtige en wak- 
kere menfchen , geftichtenbeftiertword, veiliger en beftan- 
diger zijn en minder het p geval onderworpen wezen. In 
tegendeel de gene , die uit menfchen beftaat, de welke rauw en 
onbelchaaft van vernuft zijn , hangt ten meeftendeel van 't 
geval af , en is min beftandig. Indien echter dezelve lange tijd 
Itand heeft gehouden, zo is zydit aan iets anders, en niet 
aan haar eigen ^ beftiering verplicht : ja indien zy grote ' ge- 
vaarlijklieden te boven gekomen , en voorfpoedig geweeft 
IS, zo zal men zich over f Gods beftiering, ( namelijk voor 
2o veel God door uitwendige verborge oorzaken, maarniet 
voor zo veel hy door de menfcheiijke natuur en geeft werkt) 

ver- 



THEOLOGANT. 3.H00M 5-1; 

ven^^onderen , en dezelve aanbidden , vêrmits aan hen niets ^^^^^^^ 
dan dat zeer ^onverwacht, en v buiten hun méning gefchied, lum!'^' *' 
overkomt, het welk waarlijk ook voor een "wonderdaad ge- 
houden kan worden. 

Hierdoor worden dan alleenlijk de ^ volken van malkan- ^ ^^^^^^ 
deren onderfcheiden , namelijk ten opzichte der-^ gezellig- ^ suuu,, 
heit, en ^vetten , onder dewelke zy leven, en daar na zy 1 ug». 
beftiert worden: en dusver was het Hebreeufche ^ volk bo- b nau.. 
ven anderen, door God verkoren, niet ten opzichte van het '/^t?'* 
cverftand, noch van de ''geruftheit des gemoeds, maar ten '^'^^^^y- 
opzichte van de gezelligheit , en van het geval, daardoor f FmuJ. 
het de é heerfchappy verkreeg , en daar door het de zelfde zo g^'"i'«-'-«'. 
veel jaren behouden heeft. Dit blijkt ook zeer klaarlijk uit de 
heihge Schrift: want indien ymant Hechts dezelve een weinig 
deurïoopt , zo ziet hy idaarlijk , dat de Hebre'én liier in alle 
d'andere " volken hebben overtroffen , dat zy hun zaken, h ^^^^^^^ 
die tot de i veiligheit des levens behoren , gelukkiglijk hebben U*. 
uitgevoert , en grote ^ gevaarlijkheden verwonnen, en dit voor- u ptnvsr^. 
namelijk door Gods enige ' uiterlijke hulpe ; en dat zy in d'an- H^^^'^ 
redingen, d'andere menfchen, zijn gelijk geweeft , en dat 
God zich aan alle menfchen even gunftig heeft getoont. 
Want ten opzicht van het verftand, blijkt (gelijk wy in't mint<iu(tu. 
voorgaande " hooftdeel getoont hebben ) datzy flechcs^ge- öcj"lf««* 
ménc gedachten van God en van de natuur hebben gehad ; zy 
waren dieshalven niet ten opzicht van het p verftand , door q v,Ttu,. 
God boven anderen verkoren . gelijk ook niet ten opzicht 
van de q deuchd en het r ware leven ; want in deze zaken , 
waren zy ook met d'andere ' volken gelijk , en niet dan zeer «"g*»'"- 
weinige, van hen uitgekozen: hun ' verkiezing en v roeping , Euau, 
dan beftond in de eenige tijdelijke gelukzaligheit der y heer- 
fchappy en z middelen : wy zien ook niet dat God aan de '^'^^p;;^; 
a Aardsvaders , of aan hun ^ nakomelingen , iets anders , als 
dit belooft heeft ; ja in de wet , word aan hen voor hun UZl'^m,.' 

G z c gehoor-., 



d Faltcttas. 

e Imperinnt 
f Commoda^ 
C ContMtnatia, 
h Knptio 
pAéïi. 

i Ruin* lm' 

perii 

k Incommoda, 
1 S octet as. 
m Jmpcrium. 



0 M{mhra, 
p Societas. 
q Leges 

1 Valedicere. 
{ Imperium» 
t Societas. 

V ObfcrfAtit 

legum. 

X Securitas 

•9it£. 

y Cornmoda, 
z ConturAacia. 
a Ruina lm- 
foü. 



b heges. 
c Tcftamen- 

d Sorütat, 
C Jmperinm, 



I 



Naticnn. 
LigiS' 
latiret. 



i Attrituta, 
k hnaginari, 

i Natiêms. 

rv\ Direélio 



De RECHTZINNIGE 

c gehoorzaamheit n'iers anders , dan een gedurige dgeiukza- 
ligheit van <= heerfchappy , en d'overige ^goederen van die 
leven belooft , en in tegendeel voor hun s weêrfpannigheit 
en ' verbondbrekinge, de ' ondergang van hun Rijk, en de 
grootfte 1^ ongelegentheden toegeze<^t. Dit is geen wonder , 
want het einde en oogmerk van d'algeméne i gezélligheit 
en -heerfchappy , is (gelijk uit het geen blijkt , datalreê 
gezegtis , en dat wy in het gevolg bredelijker zullen tonen) 
m veihgheit en gemakkelijkheit te leven ; en de heerfchap- 
py kan niet beflaan , dan door " wetten , aan dewelke y- 
der verbonden word : indien alle de o leden van eenige? ge- 
zelligheit , de p wetten wilde ' laten varen , zo zoude zy daar 
door de gezélligheitr los maken, en de f heerfchappy vernie- 
tigen. Aan de gezélligheit der Hebreen , kan dan voorde 
Itandvafte ^ onderhoudinge der wetten, niets anders belooft 
worden, dan de veiligheit des levens en deszelfs ^ nuttighe- 
; den : en in tegendeel voor hun -hardnekkigheit geen zeker- 
der ftraf, dan de ^ verwocüing der heerfchappy\ en'tqua- 
dc, 'tgeen daar gemeenlijk op volgt, en noch meer andere 
ongemakken , deu elke uit d'ondergang van hun bezonder 
rijk, bezonderlijk zouden rijzen , maar het is nodig heden 
bredelijker hier af te handelen. Ik zal der alleenlijk byvoe- 
gen, datde ^ wetten van het oude Verbond , alleen aan 
de Joden geopenbaart en voorgefchreven zijn ; want dewijl 
God alleenlijk hen verkoren had, om een bezonderea gezél- 
ligheit en e heerfchappy op re rechten, zo moeften zy ook 
noodzakelijk bezondere f wetten hebben : doch of God ook 
aan andere s volken bezondere wetten voorgefchreven, en aan 
hun h wetgevers op een Prophetifche wijze , namelijk, on- 
der de ' toeëigeningen , met de welke men gewent was God 
^ inte bedden, geopenbaart heeft , dat blijkt niet klaarlijk 
genoech aanmy; immers men bemerkt dit uit de Schrift, dat 
ook andere J volken , naar Gods uitwendige beftiering, 

een 



THEOLOGANT. a.Hooftd. 

eeii"heerfchappy, en bezondere'' wetten gehad hebben. Om 
dit te tonen, zal ik (lechts t\ve plaatzen der Schrift by bren- 
gen. In het boek der fcheppinge , Cap. xiv. 3^. 18, i9,xo. 
word verhaalt , dat Melchizedek p Koning van Jeruzalem, 
cn q Priefter van de hoogfte God heeft geweeft , en dat hy 
volgens het recht der Priefters ( bezie Mozcs vierde boek 
Cap. Yi:f.xs.) Abraham heeft r gezegent , en dat Abraham 
Gods uitverkoren, het tiende deel van alle de ^ roof aan de- 
ze Priefter van God , gegeven heeft. Alle welke dingen klaar 
genoech tonen, dat God, eer hyhet Ifraëlitifche ' volk op- 
gerecht had, ^Koningen en "Priefters in Jeruzalem had ge- 
ftelt, en aan hen gegeven y gewoonten en ^ wetten. Doch 
of dit op een Prophetifche wijze is gefchied, dit blijkt niet 
genoech , gelijk wy gezegt hebben , immer ik beeld my dit 
in , dat Abraham , terwijl hy daar leefde , godsdienftelijk 
naar die wetten geleeft heeft ; want Abraham had geen a voor- 
fchriften en gewoonten bezonderlijk van God ontfangen, en 
echter word"^ ( Gen. Cap.xxvi: v.^.) gezegt, dat Abraham 
Godgedient, en zijn geboden , inzettingen en wetten on- 
derhouden heeft , het welk zonder twijfel van de •= dienft , 
f geboden, s inftellingen, cn ^ wetten des Konings Melchi- 
zedek, verftaan moet worden. Malachias in zijn eerfte Cap. 
V. 1 0, 1 1 . beftraft de Joden met deze i woorden : CD22 DJ 'D 

: UI DD3 f^n '7 ojn mm n'xn ï^^i dti^ tiud»i 
-iDpvo -7331 C2)nsi 'D^^ ^^^2D tyoty mroD o 

nii^DV "^^^ onder u die de deuren (te weten van den Tem- 
pel) Jluit ? op dat het vuur niet te vergeefs ojf mijn altaar 
ge legt worde } ik heb geen behagen in u , enz. want van de 
opgang der zonne ^ tot aan de ondergang j is mijn naam groot 
onder de volken j en overal werd my reukwerk toegebracht j 
en een reine gave y want mijn naam is groot onder de volken , 
zegt de Heere der Heirfcharen. Zeker door deze woorden, 

Q 3 dewijl 



n Imperium, 



q Foniifcx, 



r Bcntdiceru 



t GcttT, 
V Rf^cs, 
X PontificCS. 
y RifHS^ 



a Rituf, 



b Ttdcepta, 

c InfliKHta, 
d Lt^cs, 
e ChUus, 

g hiftitutA* 
h Le^ts^ 
i Vcrbs. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



5-4 De RECHTZINNIGE 
dewijl zy geen andere tijd koiinen lijden , dan de tegenwoor- 
dige zo wy hen geen gew eld willen aandoen , word ee- 
noech, en meer dan genoech betuigt , dat de Joden in die 
kN>,ti,«es. tijd, aan God niet aangenamer waren , dan d'andere "^vol- 
I Mr«./-. ken ; ja dat God door ^wonderdaden meer aan andere vol- 
«w,» ^en bekent was. dan in die tijd aan de Joden , die toen zon- 
• aer wonderdaden, de m heerlcliappy weer ten delen verkre- 
\c^rZ:nu. g^" • Wijders dat de "volken «gewoonten enPplech- 

tigheden hebben gehad , daar door zy aan God aangenaam 
waren, Maar ik fcheide van deze dingen af , want tot mijn 
q Eum,. oogmerk is genoech , dat ik getoont heb , dat de i verkie- 
X ^55 J^^f"' i^rgens anders op gezien heeft, dan op de 

ffirT* ''^y'^^'y^^ gelukzahgheit des ligchaams , op de vryheitof 
t/4'r,»i;. « heerfchappy, en op de v wijze en "middelen, daar door zy 
X MfZ: dezelve hebben verkregen , en by gevolg ook op de y wetten 
voor zo v'cel dezelve noodzakelijk waren, om deze bezonde- 
ató*,,. re ^ heerfchappy op te rechten , en eindelijk op de » wijze, 
hF^iuus, volgens dewelke zygeöpenbaart Zijn; en zy zijn in die din- 
gen , m dewelke de b ware gelukzahgheit van de menfchen be- 
ltaat,met d'andere volken gelijk geweeft. Als dan in de Schrift 
(bezie Mozes vijfde boek Cap. iv: f.y.) gezegtword: dat 
geen ' volk hun Goden zo naby heeft , als de Joden hun God 
imrTciH"' ^^^^^^^ ' ^o *"<^et dit alleenlijk ten opzicht van dc heerfchap- 
py, en van die tijd alleen, daar in hen zo veel 'wonderdaden 
voorquamen , verftaan worden enz. want ten opzicht van 
["J^rifs"'- y.^^^^"*^ ' ^ ^euchd , dat is ten opzicht der h ge- 

hB<*f,/»v,. lukzahgheit, is God even gunftig , en naby aan alle men- 
fchen, gelijk wyalreêgezegt, en door de reden getoont heb- 
ben , het welk ook uit de Schrift zelve genoech blijkt • 
want de Pfalmift zegt inden 14^. Pfalm 18. niH' 31 p 
rnDK3 imx-ip' ntrx SaVvxnip^D*? God is mby , aan 
alle degenen dte hem roepen ^ aan alle degenen is hy naby ^ die 
hem waarlijk roepn. Defgelijks in dezelfde Pfalm, f. 9. 



THEOLOGANT. s.Hooftd. ff 

x^y^ Sr rnm SdS mn* d'd ^•«"^^^^ aUegoeda^ 

dig^ en zïjnbarmhartigheït {x^^wer aUe (die dingen) die 
hy gemaakt heeft. In de xxxiii. Pfalra v. 1 5- word klaarlijk 
gezegt, dat God aan alle een zelve 'verftand heeft gegeven, 
te weten met deze woorden, DD'? "nn' T>'vn die op dezelve 
wijze hun hart vormt , w ant de Hebreen geloofden , dat het 
hart de i<zétel van de ziel en van het verftandwas , het welk 
ik acht aan alle genoech bekent te zijn. Wyders uit Jobs 
xxviii.Cap. v.x8. blijkt, dat God aan het gehele menfche- 
lijke'geflacht, deze wet voorgefchreven heeft : aan God 
eer te bewijzen , en zich van quade werken af te houden , of 
wel te doen ; dieshalven heeft Job, hoewel een " Heiden, 
zeer aangenaam aan God geweeft, om dat hy in «godvruch- 
tigheit en p godsdienft alle menfchen overtrof : eindelijk 
uit Jonas vierde Capittel v. x. blijkt zeer klaarlijk , dat 
God niet alleen aan de Joden , maar aan alle menfchen 
gunftig , barmhartig , lankmoedig , en groot van goeder- 
tierentheit , en van het quaad berouw hebbende , is: want 
Jonas zegt T>aarcm heb ik te voren befioten naar 
Jharfiis te vluchten ^ cm dat ik wijl (namelijk uit Mozes 
woorden , die in zijn twede Boek Capittel xxxiy : ^. 6. 
ftaan) dat gy een genadig en barmhartig God zijt ^ enz. 
en dieshalven de Niniviten zoud vergeven. Wy befluiten 
dan ( dewijl God aan alle even gunftig is , en de Hebreen 
niet van God zijn verkoren, dan ten opzichtvandeqgezél- 
ligheitenMieerfchappy) dat yder Jode buiten deze gezéllig- 
heit en heerfchappy alleen aangemerkt , geen gaven van 
God boven anderen heeft ; en datter geen onderlcheid tuf- 
fchen hem , en een * Heiden is. Dewijl het dan waarach- 
tig is , dat God aan allen even goedertieren , barmhar- 
tig , enz. is , en het ampt van een Propheet niet zo 
zeer geweeft heeft , de bezondere ' wetten van het Va- 
derland, als dc » ware deuchd t' ondcfwijzen , en de men- 
fchen 



i InttllUtti}. 



I <7<««f. 



n Gtntilh, 
O Putst. 



q SiektH. 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



S6 Dc RECHTZINNIGE 

fchen daar af te vermanen , zo is 'er niet aan te t>vii- 

reien ot alle y volken hebben Propheten cehad en Ae- 

• z Prophetifche gaven , heeft niet aan de Joden eigen ' en be 

. ^^"^^5 g^weeft ; dat waarlijk zo wel de ongewSde als de 
gewijde ^.efchiedenifzen gemigen. En hcSwel ui^ de ge- 
b r.y?.».„. wijde gefchiedenifzen van het oude b Verbond niet blijkt dat 
c K.u,„.. andere c volken zo veel Propheten , als de Hebreen gehad 
hebben, ja dat geen Heidenfch Propheet door God uitdruk- 
kelijk aan de volken is gezonden . zo doet dit echter niets ter 
zaak , dewijl de Hebreen zich alleenlijk bemoeit hebben 
d a.n.„. methun zaken nietmetdie van andere ^ volken te befchrii-' 
c \cn. t Is dieshalveii genoech , dat wy in 't oude - Verbond 

vinden dat Heidenfche en onbefnede menfchen , eehik 
Noach, Henoch, Abimelech, Bileam, en meer andere ge- 
f A'-.>„« propheteert hebben; wyders dat de Hebreeufche Propheten 

• niet alleenlijk aan hun volk, maar ook aan veel andere W 
ken, door God gezonden zijn gcweeft. Want Ezechiël heeft 
aan allcvolken, die doen bekent waren, gepropheteert; ja 
Ubadias heeft, dat wy weten, by geen anderen , dan bvdc 
Icium^en gepropheteert : en Jonas is voornamelijk een Pro- 
pheet by de Niniviten geweeft. Ezaias beweent, envoor- 

^ c.u.ni. zeid met alleenlijk , de % elenden der Joden , en zingt hun 
h «.yï.».. .'^wceroprechting, enherftelling, maar ook die van d'andere 

i Gentes, 

volken; wanthyzegtCap.xvi: v.9. »J333 rü'--»:^ 
vc.u.iu. daarom zal tkZahzeres bewenen. En in het xix Capittel 
I....... ;;^rkondig^^^^^^ eerft de ^elenden der Egyptenaren ', en daar 

Cap. ) namelijk dat God aan hen een verlofzer zal zen- 
den, die hen bevrijden zal, en dat God aan hen bekent zal 
^sscHficu Z'Jn; en wyders dat de Egyptenaars , God met "ofTerinffeii 
O en O gaven zullen dienen , en eindelijk noemt hy dit volk 

//rlTI^'i' x'ö/^ t;^/^G.y.i« E^yj,fen : alle hel welke in- 
derdaad wel waerdig is , dat men daar op merkt. Eindehjk , 

Jere- 



I 



I 



THEOLOGANT. sHooftd. 57 

Jeremias word niet alleenlijJ^ de Propheet van het Hebreeu- 
fche volk, maar onbepaaldelijk de Propheet der p volken ge- p 
noemt ; bezie zijn eerfte Cap. v. 5. Hy beweent ook al voor- 
zeggende de q elenden der volken , en voorzegt hun 
rechting ; want Cap. xlviii: v. 3 1 . zegt hy van de Moabiten : ' ^P"^"''- 
pVl^ n7:3 p '^V 'Daaróm zal ik om 

Moab huilen , en om geheel Moab zal ik roepen enz. en j^. 3 6. 
HDH' □>'77n,:3 Di^n^ 'D^ P *7;^ 'Daaróm zal mijn hart om 
Moab j gelijk Trommels ruifchen. En eindelijk voorzegt hy 
hun weeröprechting , gelijk ook de weéröprechting der E- 
gyptenaren, Ammoniten , en Elamiten. Men heeft dieshal- 
ven geenzints hier aan te twijfelen , dat de andere ^ volken f 
ook hunPropheten, gelijk de Joden gehad hebben , die aan 
hen en aan de Joden hebben gepropheteert. En hoewel de 
Schrift geen gewag maakt , als van Bileam alleen , aan de- 
welke de toekomende dingen der Joden , en der andere vol- 
ken geöpenbaart waren , zo is echter niet te geloven , dat • 
Bileam by die t gelegentheit alleen gepropheteert heeft ; want t ousft»: 
uit de V gèfchiedenis zelfs blijkt zeer klaarlijk , dat hy lang v uipni». 
te voren door Prophetien, en andere Goddelijke gaven ver- 
maart heeft geweeft. WantBalak, alshy beveelde dat Bi- 
leam tot hem zou komen, zeide (bezie Mozes vierde boek 

Cap.xxii-.v.ó. ) ij<v iii^n nir^xi ^niB» iiDn ntrx o 

Wantikweet datdegeen j die gy zegent ^ ge zegent is, en dat 
de geen die gy vloekt ^ vervloekt is: deze had dieshalven de 
zelfde X deuchd , die God aan Abraham meêgedeelt heeft ; be- , k/v<«; 
zie het boek der fcheppinge , Cap. xii: v. 3. Wyders Bileam, 
als inde Prophetien gewoon , antwoord aan de ^ gezanten.- y ui»ti, 
dat zy zouden blijven, totdat Gods ^ wil aan hemgeöpen- zVoinntAü 
"baart wierd. Als hy propheteerde , dat is ; Gods ware » zin » 
en méning verklaarde , was hy gewent, dit van zich te zeg- 
gen : nrm nty nrnD |vSr rin nvi nnx vm:; dxJ 

DUT mSjt Het woord des genen , die Gods woorden 

hoort j en die dekennis (of de zin en voorwetenfchap) des 



I' 

II i! 
'I, ' 

'dl 



r: 

li 

li'»', 



Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



5^ De R E C H T Z ï N N I G E 

Alderhoogjienuveet j die de ziening van de almachtige ziet j, 
die verrukt wora met open ogen. Eindelijk na dat hy , volgens 
bMsndatu^. Qods b bcvél , dc Heoreën heeft gczegcnt ( namelijk gclijk hy 
c Gintu. gewoon M as ) begint hy aan d'andere «= volken te propheteren , 
en hun toekomende zaken te voorzeggen. Alle deze dingen 
geven genoech, en meer dan genoech te kennen , dat hy al- 
tijd een Propheet gevveeft , of dikwils gepropheteert heeft» 
en ( het welk hier noch aan te merken ftaat ) dat hy dit, 't welk 
d vmu,. voornamelijk de Propheten van de ^ waarheit der Prophetie 
tBc»cdicir ^^^^^."i^^^f^ ' gehad heeft; namelijk een gemoed , dat tot 
het billike en goede alleen genegen was ; want hy « zegende 
tiui.diccr,. niet de gene, die hy wilde, noch ^ vervloekte de gene, die 
hy wilde, gelijk Balak meende , maar alleenlijk , die God 
wilde, dat gezegent of vervloekt zoude worden; dieshalven 
antwoorde hy aan Balak , fchoon Balak aan my zoo veel 
zilver en goud gaf, als zijn huis kan volmaken j, zo zou ik 
niet vermogen Gods bevél te overtreden om na mijn believen 
goed of quaad te doen i datGodzalfprekeu^ zalikf preken. 
Voorts, dat God op hem, terwijl hy onderwegen was , ver- 
gramt wierd , dit zelfde is ook aan Mozes , toen hy volgens 
zManUtum. Gods 8 feevél naar E^ypten reifde , gebeurt ; bezie Mozes 
h^r^c»,»»,. twede boek Cap. iv: v. 14. en dat hy geld ontfing om te 
propheteren, Samuël deed defgelijks , bezie Samuélseerfle 
boek Cap. ix: X , en 8. En indien hy ergens in gezondigt 
heeft , ( bezie hier af Petrus twedc brief Cap. ii: ^. 1 5-, 1 6. en 
Judas brief f.w.) Niemant is zo rechtvaerdtg j, die altijd 
weldoet en nooit zondigt : (bezie de Prediker Cap. vii: 

) en zeker zijn ' redenen hebben altijd veel by God moe- 
tengelden, en zijn vermogen om te vervloeken , heeft im- 
iMifirkfrdia ^eer groot geweefl: , dewijlmen ' om Gods grote barm- 
bartigheir aan cle Ifraëliten te betuigen , zo dikwils in de 
mi^Miai, ^^'>rift vind, dat God niet na Bileam'wilde luifteren, en dat 
^Br>aiah, hy de "vloek in " zegen omgekeert heeft , ( bezie Mozes 

vijfde 



THEOLOGANT. aHooftd. ^9 
vijfde boek Cap.xxiii:^. 6. Jozuaxxiv:v. 10. Nehem. Cap. 
xiii: V. z. ) l^y heeft dieshalven zonder twijfel zeer aange- 
naam aan God geweeft ; want de ° bede en p vloeken der god- 
lozen konnenGod geenzints bewegen. Dewijl deze dan een 
waar Propheet geweeft is, en echter van Jozua (Cap, xiii: 
V, zx, ) ÜDOip een waarzegger of wigchelaar werd genoemt , 
zo is het zeker, dat deze naam ook in het goede word geno- 
men , en dat de genen , die gemeenlijk van de 1 Heidenen 
ï wigchelaars en f waarzeggers wierden genoemt , ware Prö- 
pheten zijn geweeft , en dat de genen, die van de Schrift dik- 
wils befchuldigt en veroordeelt zijn , ' valfche waarzeggers 
geweeft hebben , die de volken bedrogen, gelijk de valfche 
Propheten de Joden bedrogen ; welk ook uit andere plaatzen 
van de Schrift klaar genoech blijkt. Dieshalven befluiten 
wy , dat de ^ Prophetifche gaven, niet eigen en bezonder aan 
de Joden , maar aan alle ^ volken gemeen is geweeft. De 
Pharizeën beweren echter daarentegen zeer hevig, dat deze 
7 Goddelijke gaven , alleenlijk aan hun volk is eigen en bezon- 
der geweeft ; maar dat d'andere volken , door ik weet niet 
welke ^ duivelfche kracht (wat bedenkt het waangeloofniet) 
de toekomende dingen hebben voorzeid. Het voornaamfte , 
het welk zy uit het Oude b Verbond by brengen , om door der 
zeiver achtbaarheit dit ^ gevoelen te beveiligen , is dit van 
Mozes in zijn twecle boek Cap. xxxiii: ^.16. daar Mozes tot 

God zegt : js^^n y^V} '2^^yii;2 \n 'mvo q n3^? riDsi 
noii^n J3 W "^li'^ orn "^Di^ "jori "iJ'V^j^ mdj; ^d±>2 

JVajit 'waar door zou ik bekent worden dat ik en uw volk,, 
genade in uwe ogen heb gevonden ? zeker j als gy met ons 
zult gaan , zo zullen wy afgefcheiden worden , ik en uw 
volk j van alle volk ^ dat op de vlakte der aarden is. Hier 
door zeg ik , willen zy invoeren, dat Mozes van God ver- 
zocht heeft, dat hyby de Joden tegenwoordig zou zijn, dat 
hy zich aan hen op een Prophetifche wijze zou openbaren , 

H z wij- 



o Orttïtnfi. 



q Gent Het. 
r jitigttrti. 
1 Ditini, 



t VfcMdt' 
difini. 



V Donumpn- 

fkcticttm, 

X Uatitnet 



y Vtntim di* 

vinnm. 

z Virtut du- 

a Super Jl Ui», 
b Tejlamen- 
turn, 

c jiuthoritau 




r 

Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



t Gratia» 
f Natio. 

g Gentcs» 



h In^enium. 

l Jinimut 

centttmax. 
k Mtracula. 
1 jiuxiliHm 



tt\ Ratio, 
Externum, 
p CtntHmax. 



z DtQrins, 



60 De RECHTZINNIGE 

wijders dat hy deze ^ genade aan geen ander ^ volk toeftaan-- 
zou. Zeker t is belagchelyk , dat Mozes Gods tegen- 
woordigheit , d andere s volken zou benijden, of dat hy iet zo- 
danig van God zou hebben durven verzoeken, maar het is met 
deze zaak dufdamg gelegen : Doen Mozes de aard en het 
i weerfpannig gemoed van zijn volk kende , zach hy klaarliik 
dat hy niet zonder de grootfte ^ wonderdaden , en zonder 
Gods bezondere ' uit^vendige hulp , het aangevangen werk 
zoukonnenuitv-oeren: Ja dat zy noodzakelijk , zonder zo- 
danige hulp zouden vergaan, en dieshalven verzoekt hy de- 
ze bezondere uitvyendigc hulp van God , op dat blijken zou 
dat God hen wilde behoeden ; want dus zegt hy Capitrei 
XXXIV: f. 9. Heere hidïen ïk genade in uw ogen hehbe ge- 
vonden, zo gaat , bidik, de [-leere onder ons, omdatdif 
-volk hardnekkig ts enz. de m reden dan , om dewelke hv 
Gods bezondere " uitwendige hulp verzoekt , is, omdat 
het O volk P hardnekkig is ; en het geen , 't \velk noch klaarlii- 
ker toont, dat Mozes niets dan d'uitwendige hulp verzocht 
heeft, IS Gods antwoord zelf ; want hy antwoord terftond 
y. 10. in 't zelfde Cap. zie ik maak een verbond dat ik 
voor uw geheel volk wonderlijke dingen zal doen , die niet 
gedaan zyn oP de gehele aarde , noch by alle volken , enz 
Mozes handelt hier alleenlijk van de q verkiezing der He- 
breen, gelijk ik alreê verklaart hebbe, en heeft clieshalven 
mets anders van God verzocht. Doch in Paulus brief aan 
de Romeinen , vind ik een andere plaats, die my meer be- 
weegt, te \yetenCap.iii: v,iz. daar Paulus iets anders dan 
wy hier fchijnt te leren ; want hy zegt : welk is dan het 
voordeel vande Joden? of welk de nuttighett van de befnii- 
denifze? veel op alle wijze; want het eerfte is, dat Gods 
mtfpraken aan hen toevertrout zijn. Doch indien wy op 
Paulus ' lering , die hy voornamelijk re kennen geven wil 
merken , zo zullen wy niets vinden , het welk tegen deze 

onze 



«41 

I 

i 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 



é 



THEOLOGANT. a.Hooftd. (>r 

onze lering ftrijd, maar in tegendeel hetzelve, dat wy hier 
aanwijzen , beveftigen : want hy zegt in het zelfde Cap. 
V. ZQ. dat God een God der Joden en der Heidenen is , en 
Cap.ii: v.^^,^6. zegt hy ; inMen de befnedene van de wet 
afwijkt ^ zo zal de gedane befn^denïs een voorhtiid worden ^ 
en in tegendeel indien de voorhuid het ^e bod des wet s onder- 
hond^ zo zal zijn voorhuid een befnydenis geacht worden. 
Wijders zegt hy Cap. iv:v. 9. dat zy alle te gelijk, te weten 
Joden en f Heidenen onder dc t zonde hebben geweefl , en 
datter geen zonde , zonder v gebod en wet is. Dicshalven 
blijkt hier zeer klaarlijk uit , dat de wet volftrektelijk (gelijk 
wyook uit Job Cap.xxvüi:v.z8. hiervoor getoont hebben) 
' aan allen geöpenbaart is geweefl: , onder welke zy alle gekeft 
hebben ;, te weten die Wet , die alleen op de y ware deuchd ge- 
grond is , maar niet die wet , welke ten opzicht van de z reden 
en a gefl;eltenis van eenige bezondere heerfchappy opgerecht, 
en na d'^ aard en hoedanigheit vaneenig ^ volk gefchikt word. 
Eindelijk befluitPaulus , dewijl God een God aller = volken 
is, dat is even gunfl:ig aan allen, en zy alle gelijkelijk onder 
de ^ wet en s zonde hadden geweefl: , zo heeft God aan 
alle volken, zijn Chrifl:us gezonden , die hen alle gelijkelijk 
van de h dienfl:baarheit des wets zou verlofzen , op dat zy 
voortaan , niet na het • gebod van de wet , maar uit een k be- 
flandig befluit des e,emoeds , goed zouden doen. Paulus leert 
en onderwijfl: dicshalven even het zelfde dat wy leren. Als 
hy dan zegt , dat aande Joden alle en Gods uit fpr aken ver- 
trout zijn ; zo moetmen'dit verfl:aan , of dat aan hen de 
iwetten in gefchrift , en aan ^i'andere >^ volken alleen in 
n openbaring en ° bevatting gegeven zijn geweefl: , of men moet 
zeggen dat Paulus , (dewijl hy dit , dat de Joden alleen konde 
tegenwerpen, poogde te weerleggen ) naarde Pbevattmgen 
en 1 meningen der Joden , die in die tijd aangenomen wa- 
ren, antv^ oorde. Want om de dingen , die hy ten dele ge- 

H 3 zien, 



r Gent es, 
t F eet at um. 



y Vtrtns "werM 
z Rstio. 
a Conflitutio^ 
b Imperium, 
c Ingcnitttn. 

d Kati9. 
e Kationet^ 



f Lex. 

g l eccatHtn. 

h Scrfittts 
le^is. 

i MandétHtn 
k Deeretftm 



1 Le^er^ 
m Gentcf, 
n B.ei0flatt0;' 
O ConctptHS* 



p Captus» 
q Opinioncti^ 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



mm 



I Kstiontt, 

t Imperium 



V Amiffio 
impcrii. 
X Hationu* 



y Imperium, 



a Gens Dei. 
b Ordo, 



€ CultHf, 
d Kf^tones, 



f Dtfi.ientes, 



6z De RECHTZINNIGE 

zien en ten dele gchoort had, te leren, en te onderwiizen 
was hy een Gi^ek met de Grieken , en een Joodmetde Jol 
den. Nuis'er aUeenlijk overig, dat wy op de 'redenen, van 
enige door de welke zy ^^ch zelve willen overré- 
den, dat de verkiezing der Hebreen niet voor een tijd en 
ten opzicht van de t heerfchappy alleen , maar eeuwigdu- 
rend heek ge wee ft, acht geven: want wy zien, zegeenzy 
dat de Joden na het vyerlies van hun heerfchappy , zo veel 
jaren overal verftrooit , en van alle ^ volken afsefcheiden 
overig enin ftand blijven , het welk aan geen ander volk is 
gebeurt. Wyders dat de heilige Schri-ft, in veel plaatzen 
fchijnt aan te wijzen , dat Gocf de Joden eeuwig voor zich 
heeft verkoren, en dieshalven . fchoon zy de y heerfchappy 
verloren hebben , echter Gods uitverkoornen blijven De 
plaatzen die zy achten, dat deze eeuwige ^verkiezing; op 
net kl'aarite aanwijzen , zijn voornamelijk deze , voorëerft uit 
heteenendartigfte Cap. van Jeremia i^. 3 6. daar de Propheet 
getuigt , dat Ifracls zaad voor eeuwig - Gods volk zal blie- 
ven, namelijk met hen by de vafte ^ ordening der hemelen 
cn natuur te vergelijken. Ten tweden inEzechiëls twintig- 
Ite Cap.v.3z. enz. daar hy fchijnt te willen , dat , fchoon 
de Joden met voordacht , de Goddelijke c dienft wilden 
veriaten , God echter hen uit alle " landen , daar in 
zyverltrooit waren, zou vergaderen , en naar de wilder- 
nis der volken leiden, gelijk hy hun Ouders naar de woeftij- 
ne van Egypten had geleid; en eindelijk van daar, nadathy 
nen van de c weerfpannigen en ^ afgevallenen afgefcheiden hadf 
naar de berg zijner heilighdt, daar Ifraëls geheel huis hem 
dienen zou. Daar worden noch andere plaatzen , behalven 
deze bygebracht, inzonderheit van de Pharizeen , maar ik 
acht, dat ik aan allen zal voldoen , als ik op dezetwe ge- 
antwoord zal hebben , het welke ik metweinig moeitemeen 
te doen, na dat ik uit de Schrift getoent zaf hebben , dat 

God 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



% 

ik 



THEOLOGANT. 3.Hooftd. ^3 

God de Hebreen niet voor eeuwig heeft uitgekoren , maar 
alleenlijk op die g voorwaarde, volgens dewelke hy tevoren 
de Kananiten verkoren had , die ook , gelijk wy hier voor 
cetoont hebben, hun i^Prieflers gehad hebben, deweke God 
eodsdienftelijk dienden, en echter om hun ' overdaad, i^cn- 
achtzaamheit en quaden dienft , van God verworpen zijn. 
WantMozes in zijn Priefterboek Gap. xviii: v.xj, 
maant de Ifraëliten, dat zy zich met geen vuiligheit of bloed- 
fchanden zouden befmetten , gelijk de Kananiten gedaan had- 
den, op dat het land hen niet zou uitfpouwen, gelijk het de 
volken , dewelke deze plaatzen bewoonden , uitgefpout 
heeft. En in zijn vijfde boek Gap. viii:3^- 19' ^J^^^^^ 
hen, door uitgedrukte woorden zelve, met den gehelen ^on- 

gang; want dus fpreekthy:rn3i<nn3« O DVn D33 '^P^^ 
Tn3«n p DDUÖD nOi«?D n^n» D'U^ IkJ'etmg heden 
aan dat gy gantfihelijk zult vergaan , gelyk de volken , die 
God uit het midden van u heeft doen vergaan ^alzo zultgy ver-^ 
gaan. En vole;ens deze woorden, wordender andere dingen in 
de wet jrevonclen , die uitdrukkelijk te kennen geven, dat God 
niet volftrektelijk , noch voor eeuwig het Hebreeufdie 
volk verkoren heeft. Indien dan de Propheten aan hen , een 
nieuw en eeuwig " verbond van Gods ° kemiis , p liefde , en ^ ge- 
nade voorzeid hebben , 20 konnen wy lichtelijk tonen , dat 
dit alleenlijk aan de godvruchtige belooft word ; want in het 
zelfde Capittel van Ezechiël, het welk wy hier voren byge- 
bracht hebben , word uitdrukkelijk eezeid , dat God de Hveer- 
fpannigen en ^ afvalligen van hen affcheiden zal : en Zephaina 
Cap.iii: V. IX, 13. dat God de ' hovaerdigen uit het midden 
wech nemen , en de armen overlaten zal ; en dewijl deze 
* verkiezing op de ^ ware deuchd ziet, zo heeft men niet te 
achten,dat zy alleenlijk aan de godvruchtigen onder de Joden , 
met uitfluitiiis; der anderen, belooft is geweefl: ; maargant- 
fchelijk geloven, dat de ^ Heidenen ware Propheten , dieby 

alle 



g CcndtttK 
h PpnttfieeK 



1 BMnê^ 



n Fcedus, 

p j4mor, 
q Gratia, 



I RthctUr, 
f Deficicntfs» 

t Sftpcrbi. 
V Tauper::^ 

X EU£ïia, 
y Virtus rcra* 



z Cwtiii^, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




I Mj J . I.I PP M . I I 

I 



a Nationes 
b FidtUs, 



d Co^niti», 
C Amor. 



h VirtHstisra, 
i Sacrtficia 
k C^rcmoni4, 



\ Rcadejïcatiê, 



11 Nat h nes. 
O Imperittm, 



q N4tiones. 
l St^num cir 
CHmct/ïonis, 



1 Experien- 
V Exilium. 



^4 De RECHTZINNIGE 
aJIe a volken geweeft zijn, gehad hebben : wy hebben ook 

' /'^^^ ' g^i^^'g^ i volken bt 

[ooft, en hen daarmee vertrooft hebben. Dit eeuwige "ytr- 

]^^iTY' '^^rU ' algemeen , ge. 

en ? S^l'- ^eerklLlijk blijkt 

Todt tf H^' "^^S^^" ' onderfcheid tulTchen 

Joden en Heide.icn toegelaten worden , gelijk ook aan hen 

geen andere bezonderes verkiezing, dan dclecn, diewyalreé 
getoonthebben:cnalsProphetenvL 

de, diealleenhjk op de h ware deuchd ziet, veel Ingenvan 
d ' ofrenngcn en andere ukerkplichten, als ook van dl weêr 
opbouwing des Tempels, en der Stad daar onder mengden zo 
hebben volgens de gewoonte en natuur der Prophede 
de geeüehjke dingen, onder zodanige verbeeldinSe,; 
verklaren , om gelijkelijk aan de Joi'en, welker Priphe ten 
y waren de weêröprechting vanhetRijkende Tempd d^ë 
denh.?I bekent te maken. De Jo- 

den hebben dieshalven niets , het welk zyzich boven andere 
n volken mogen toepafzen: want wat belangt , datzyzóvee] 
bleven " ^''''^'^'VY v^^^^rooit , 1 wezen^z^^i ge 
bleven, datisgeen wonder, na dat zy zidi van allevolken 
zodamg hebben afgefcheiden , dat zy^aller haat op i Jn hals 
hebb n gehaalt , en dit niet alleenl^k door hun P^uitë S 

dendë " f7TT ' 'T' ^'^"^^r^ ' -«1^^" bro- 

eiende maar ook door het ' téken der befnijdenis hetwelk 

re^ff/hf ? -^-^'den. Voorts datieha^t'ÜraiS 
re volken hen tot noch toe heeft bewaart , word nu door 

eerriiJfr^^ Wantalsde Koning van Spangien 

eertijds de Joden dwong , de ' Godsdienft van het Konfnk 
njk aan tenemen , of in v ballingfchaD te trekken no 
-eer veel Jodende Godsdienft defS-^zLde^ 
dewyl aan de .een , die de Godsdienft Lnamèn die de 
« voorrechten cTer natuurlijke Spanjaarden toegeftaan, enzy 

tot 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



ÜBtlt 

die 



i- 
ï 

or 
i 



THEOLOGANT. a.Hooftd. 6s 
tot alle waerdigheden waerdig geacht \\'ierden , zo hebben 
ly zich terftond zodanig met de Spanjaarden vermengt , dat 
'er na verloop van weinig tijds geen > overblijfzelen , noch 
enige z geheugenis van hen gebleven zijn. Maar geheel an- 
ders is het met de genen gegaan , die door de Koning van 
Portugaal ged\^'ongen wierdeii , de a Godsdienft van zijn a Rai^,, 
b heerlchappy aan te nemen, dewelke altijd, fchoon tot de ''^"•P'"*'»' 
Godsdienft bekeert , van alle andere afgefchciden geleeft 
hebben namelijk om dat deze Koning hen onwaerdig tot 
alle ampten en waerdigheden verklaarde. Ik acht ook dat 
het ' teken der befnijdenis zo veel in deze zaak vermag, dat cs,^«««r*. 
ik my vroed maak dat dit eenige, dit dvolkineeuwigheitzal "S"."' 
behouden en bewaren.Ja indien de cgrondveftenvan hun f gods 
dienft hun gemoederen niet ë verfwakten , zo zou ik volkome- f S'»- 
lijk geloven, datzy ter eniger tijd , als'er gelegentheit voor 
quam (d^yijl de menfchelijke dingen veranderlijk zijn) hun 
h.heerfchappy weer op zouden rechten , en dat God hen van h imfen^. 
nieuws zou verkiezen. Wy hebben een vermaard ' voor- i 
beeld van deze zaak in de Chinezen, die ook zeer Godsdien- 
flelijk een k haire kuif op 't hooft behouden , daar meê zy zich k C"»""- 
van alle andere affcheiden , en zich zoo veel duizenden van 
Jaren afgefcheiden hebben gehouden , dat zy alle overige 
volken , in oudheit verre te boven gaati : ook hebben zy de 
heerfchappy niet altijt behouden; maar hebben dezelve ech- 
ter na datzy verloren w^as , wéér verkregen , en -zullen zon- 
der twijfel dezelfde weer bekomen, als de gemoederen der il„^ 
Tartaren , door ' overdaad der rijkdommen , en on- 
achtzaamheit zullen beginnen te quijnen. Eindelijk indicti 
ymant ftaande houden , en beweren wil , dat God de Joden 
om deze , of om andere oorzaken voor eeuwig verkoren 
heeft , ik zal hem niet tegenfpreken , zohy vaftftelt, dat 
deze " verkiezing, zy zy tijdelijk of eeuwig, voor zo veel n 
dezelve alleenlijk den Joden eigen en bezondér is , nergens 

I anders 



r 

Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



p Commoditam 
Us Córpêrit. 
q Natio. 
I IntelUólns. 



66 



Dc RECHTZINNIGE 



anders opziet, dan op de ^hecrfchappy en? goederen des lig- 
chaams, vermirsdit alleen het eene^ volk van het andere kan 
onderfcheiden ; maar dat ten opzicht vanhct' verftand , en 
van de ^ ware deugd , het eene volk niet van het ander onder- 
fcheiden word , en dat dieshalven in deze dingen God niet het 
eene volk, boven het ander verkiefl.. 



a Lex. 
b jlbfolnte, 
<C Indiyi- 
duum. 

d Ratio, 

f Neccffitas. 
g VUcitum. 
h Us. 



i Definitio, 
\ "Jus, 



l Corporst 



H hexnni- 
yerfalis . 
• NfCtffitas. 



't VIERDE HOOFTDEEL. 
de GoddelijliC \V^t. 

DE naam van * wet b volflrektelijk genomen, betékent 
het geen , naar het welk } der ondclig , of alle ondcli- 
gen, of enige van dezelfde aard , na een en dezelve 
bepaalde ^ wijze e werken. En deze wet hangt af , of van 
de ^ noodzakehjkheit der natuur , of \ an de g believing en 
goedvinding der menfchen. De wet die van de noodzake- 
hjkheit der natuur afhangt , is de geen , die uit de natuur 
zelve van de zaak, of uit de ^ bepaling noodzakelijk volgt; 
doch de wet , die van het believen der menfchcn afhangt , en 
eigentlijk recht genoemtword, is de geen, die de menfcheii 
aan zich zelve, en aan anderen voorfchrijven , omveiliglij- 
ker en gemakkelijker te leven, of om andere oorzaken. Tot 
ce» voorbeeld , dat alle i ligchamen als zy tegen anderen , 
die kleinder zijn, floten, zoveel van hun beweging ver- 
liezea, als zy aan andere meedelen , is een " algeméne wet 
van alle ligchamen , die uit de ° noodzakelijkheit der na- 
tuur volgt : zo ook dat de menfcli , als hy aan enig ding 
gedenkt , terftond aan een ander gedenkt , dat daar mee ge- 
lijk is , of dat hy te gelijk met dat zelve bevat had ; dit is 
ccn wet, die viitdc mcnfchelijke nauiurnQodzakeüjk volgt. 

Maar 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 4.Hooftd. 67 

Maar dat demenfchen van hun p recht , het welk 2y uit de 
natuur hebben, afftaan, of gedwongen worden af te flaan, 
e-nzich aan zekere regel van te leven, verbinden, dithi^ngt 
af van het menfchelijke ' believen. En hoewel ik gantfche- 
lijk tocfti , dat alle dingen volgens de algeméne wetten der 
natuur ^ bepaalt worden om te zijn , en na een zekere en be- 
paalde wijze te werken, zo zeg ik echter , dat deze t wet- 
ten van het believen der menichen afhangen ; vooi;ëeerft om 
dat de menfch , voor zo veel hy een ^ deel van de nauiur is , 
©ok voor zo veel een deel van het x vermogen der natuur uit- 
maakt. De dingen dan , die uit de >* noodzakelijkheit der 
menfchelijke natuur volgen, dat is uit de natuur zelve, voor 
zo veel wy haar , door de menfchelijke natuur bepaalt , be- 
vatten, volgen echter , hoewel noodzakelijk, van het men- 
fchcUjk vermogen: en dieshalven magmen zeer wel zeggen , 
dat de ^ beveiliging dezer wetten , van het ^ believen der 
menfchen afhangt, om dat zy voornameiijk van het vermo- 
gen der menfchelijke geeft , zodanig af hangt , dat echter 
de menfchelijke geeft , voor zo veel hy de dingen , onder de 
^ reden van het ware en valfche bevat, zonder deze wetten zeer 
klaarlijk kan bevatten ; maar niet zonder een noodzakelijke 
wet , gelijk wy dezelve nu ^ bepaalt hebben. Ten tweden 
heb ik ook gezegt, dat deze^ wetten van het ^believen der 
menfchen afhangen, oip dat wy de zaken , door hun naafte 
oorzaken moeten bepalen en verklaren , en deze algeméne 
g aanmerking van de noodzaaklijkheit , en ' zamenfchake- 
ling der oorzaken, kan ons geenzints dienen, om onze ge- 
dachten omtrent de bezonderc dingen te vormen en te fchik- 
ken : voeg hier by, datwygantfchelijk onkundig zijn in de 
' ^ t'zamenfchikking en t'zamenfchakeling der dingen zeiven; 
dat is , hoe de dingen waarlijk gefchikt en te zamen gefcha- 
kelt zijn ; en dat 't diesliaiven tot i 't gebruik van het leven be- 
ter , ja noodzakelijk is , dedingen ais mogelijk aan temer- 

I z ken. 



yendi 

r Fiacitttm^ 

f Determi^ 
vari. 



T Varsna^ 

X Pitentia. 

y NcceJJitas^ 



z SanSiiê. 
a TUcitum* 



b Mens. 
c Ratiê ycri 



d Defmirt 
c Leges. 
f tlacitum. 



g Ctnjtdtra' 

tlQ. 

h Heceffitêt, 
i Ctncateua- 



ti$. 



1 VfittrHa* 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



68 



De RECHTZINNIGE 



0 Lex, 
tnm, 

q Fofentia. 

1 Limiccs. 



f Ratio fi~ 



t LegU.UtQ- 
res. 

V Conjïrin- 

tcres. 

y Vulgus, 



2 Lcx. 



ken. Dit zy gezegt yan de wet volftrektelijk aange- 
merkt. 

Maar dewijl de naam ^ aii wet by " overdrag tot de na- 
tmirlijke dingen toegepafl fchijnt , en gemeenlijk by » wet, 
niets anders verdaan word dan een p gebod , bet welk de 
menfchenkomien volvoeren, en nalaten, omdatzy demen- 
fehelijkc macht binnen zekere 'grenspalen, buiten dewel- 
ke zy zich uitftrekt , prangt , en niets boven vermogen ge- 
bied , zo fchijnt het clat de wet bezonderlijk bepaal? moet 
worden; namelijk datzy een ^regel van te leven is, die de 
menfch aan zich zelf , of aan anderen , om enig einde en 
oogmerk , voorfchrijft. Doch dewijl het ware einde der wet- 
ten alleenlijk aan weinig menfchen gemeenlijk bekent is , en 
de menfchen deurgaans onbequaam zijn , om het zelve te 
bevatten, en niets minder dan na de reden leven, zo hebben 
de » wetgevers, om hen alle gelijkelijk te Mwingen , voor- 
zichtelijk een ander einde geftelt, verre verfcheiclen van het 
geen, dat noodzakelijk uit de natuur der wetten volgt; na- 
melijk met aan de "voorftanders der wetten, hetgeen te be- 
loven, dat van hot >' gemeen volk meeft bemint word; en in 
tegendeel de genen , die hen zouden overtreden , met het 
geen dreigen, daar het meeft voor vreeft; en dus hebben zy 
gepoogt het gemeen , gelijk een Paerd met de toom , zo veel het 
mogelijk is , te dwingen. Hier uit js voortgekomen , dat 
die ^ régel van leven, dewelke de menfchen, ""naar het gebied 
van anderen voorgefchre ven word, voornamelijk, voor ^ wet 
word gehouden; en by gevolg dat de genen, die de wetten 
gehoorzamen , gczegt wordeif , onder de wet te leven , en 
fchijnen dienftbaar te zijn. En zeker de geen , die aanyder 
het zijne geeft, om dat hy de ftraf of galg vreeft, leeft na 
eens anders gebied , en door het quaad bedwongen , mag 
niet rechtvacrdig genoemt worden : maar de geen die aan 
ydcr het zijne geeft, namelijk hierom, dit hy beware reden 

der 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 4.Hooftd. 69. 
der wetten, en hun ^ noodzakelijklieit kent; werkt met een i, 
volftandig gemoed, en uitzijn eigea^ maar niet uit eens an- 
ders ' beflutt, en word dieshalven met recht rechtvaerdig ge- c vurttw». 
noemt. Ik adit dat Paukis dit ook heeft willen te kennen ge- 
ven , toen hy zeide dat de genen die onder de wet leefden, 
niet 'door de wet ^ £rerechtvaerdigt konde worden : want de ^ 'j„ftificari. 
«^gcrechtigheit , gelijk zy gemeenlijk bepaalt word, is een«^£;^ 
eeuwige * wil , van aan yderzijn s recht te geven ; en dies- s 
halven zegt Salomon in zijn Spreuken. Cap. xxi: v. iz. dat 
de rechtvaerdige zich verblijd als 'er oordeel gedaan word, 
maar dat d ongcrechtige vrezen : dewijl dan de wet niet an- 
ders is , dan de reden en regel van te leven , die de men- J^^j^v- 
fchen om enig einde , aan zich zelve of aan anderen voor- 
fchrijven , zo fchijnt het , dat men de ' wet in eenmenfche- i u^r, 
lijke en goddelijke \^ et onderfcheiden moet. By menfchelijke 
wet verfta ik de reden en regel van te lev en, die alleenlijk dien- 
ftigisomwel te leven, en de ^ geméne flaat in veiligheit te k Rxsf«ui. 
houden : maar by Goddelijke wet , de geen , die alleen 
zijn opzicht op het » opperftegoed heeft; dat is, op Gods 
ware '"kennis , en " liefde : de reden om welke ik deze wet »r. ccinm,. 
Goddelijk noem , is uit oorzaak van de natuur van het opper- " ' 
Ite goed , die ik hier met weinig woorden , en zo klaar als 
my mogelijk is , ten toon zal ftellen. 

Dewijl hetbefle deel van ons het ^verftand is , zo is heto 
zeker, datwy, zo wy waarlijk het geen willen zoeken, het 
welk voor ons nut is , boven alle dingen moeten pogen , 
zo veel als 't mogelijk is , her zelve p volmaakt te maken , de- p Ttrficm. 
%'ijl in des zelfs volmaakdieit , ons'opperfte goed beflaan^ 
moet. Voorts , dewijl alle onze ^ kennis en ' zekerheit, die f"^:;;;,^ , 
waarlijk alle twijfeling wech neemt, van d'eenige kennis, dicicma^df. 
wy van God hebben , afhangt , zo om datter zonder God 
niets kan zijn noch bevat worden , als ook om dat wy van 
alle dingen konnen "twijfelen, zo lang wy geen klare en on-v d^^um»,- 

1 3 der- 



y Sttmmnm 
honum, 
2 Pcrfcólio. 



b Concept ns, 
c Ej]entia. 

e In-vilvre. 

t Exprimcrc 
g Co^uitto. 



h Caufa. 
i Troprktas. 
k 

1 Co^ni'.io. 
m Summum 
boiinm. 

n Vcrfeclio; 



p Summnm 
honum. 
€\ Cegnitio. 
r Arnor, 
f jiclionet. 



t Idca. 

y Exipm, 
2 Ratio ipi' 

a Lexdiyinê. 



70 De R E C H T Z I N N I G E 

derfcheide denkbeeld van God hebben; zo vol<Tt hier uit, 
dat ons y opperfte goed , en ^ vohiiaaktheit ,''van d'eni- 
ge = kennis , die wy van God hebben , afliangt enz. \\\- 
ders, dev/ijl'erniets zonder God kan zijn, noch bevat wor- 
den, zo is het zeker , dat alle dingen , die in de natuur 
zijn, Gods b bevatting, naarmaate en ten opzicht van hun 
' wezcndhcit , en volmaaktheit , * influiten en ( uitdruk- 
ken ; en dat wy dicshaiven , hoe wy de natuurlijke dingen 
meer kennen, zo veel te groter en volmaakter ^ kennis ?an 
God verkrijgen; of dat wy (om dat de kennis van het uitge- 
\\erkte door d' oorzaak niet anders is, dan enige 'eigen- 
Ichap van d'oorzaak te kennen ) hoewyde natuurlijke din- 
gen meer kennen, ook zoo veel volmaaktelüker Gods kwc- 
zendheit ( die d'oorzaak der dingen is) kennen ; en in de- 
zcrv^oegen, hangt onze gehele ' kennis , datisons opper- 
Ite Goed nict alleenlijk af van de kennis , die wy van God 
hebben , maar beilaat ook gantfchehjk daar in : het welk ook 
hier uit volgt, dat de menfch na de natuur en " volmaakt- 
heit van ac zaak, die hy boven andere bemint, ook zo veel 
volmaakter is , en wéér recht anders : en dieshalven is hv 
noodzakelijk de volmaakfte en aan d'opperfte o gdukzahV- 
heitmeeft deelachtig, die de verftandelijke kennis vanGocl 
dat IS van het volmaakfte wezen , boven alle dingen bemint ' 
en meelt daar mee verheugt is. Ons p opperde goed dan ' 
en onze gelukzaligheit komt hier op uit, namelijk op Gods 
q kennis en ' liefde : doch de mid/elen. die dit einde aller 
menfchehjkef werkingen, namelijk God zelf, voor zoveel 
zijn denkbeeld in ons is, verëift , mogen Gods v bevélen 
genoemt worden; omdatzy als van God zelf voor zoveel 
hy ,n onze X geeft y wezentlijk is , ons voorgefch reven wor- 
den; enmdezervoegen, word de - reden of ' regel van te le- 
ven die op dit einde en oogmerk ziet, zeerwel een-^aod- 
delijke wet genoemt. Maar hoedanig deze middelen ?ijn, 

en 



THEOLOGANT. 4. Hooftd. 71 
cn uelk de reden of regel van te levenis, diedit einde ver- 
ëift en hce de ^ trrondveften van de befte c gemene ftaten , 
dit einde zuilen volgen , en ook wat de regel van onder de 
iiienfchen te leven is , dit behoort tot de ^ zedekunde in het al- 
cremeen. Ik zal hier niet in voort treden , maar van de ^ God- 
^ehike wet in het algemeen alleen handelen. 

Dewiil dan Gods f liefde, het hoogfte s geluk y an de men- 
fchen, en zijn h zaligheit, en het uiterlijke einde en • oog- 
merk aller menfchelijke werkinge is , zo volgt , dat hy al- 
leenlijk de '< goddelijke wet volgt, die zore draagt, om God 
lief te hebben , niet uit vrees van 1 ftraf , nodi uit lief- 
de tot enige dingen , gelijk begeerte tot " welluft , grote 
naam enz.; maar alleenlijk hier uit, dat hy God kent, oi 
dat hy weet , dat Gods ^ kennis en p liefde , het opperfte goed 
is • d'inliout van de' Goddelijke wet dan, endelzelts hoog- 
fte gebod is , God als het opperfte goed lief te hebben , na- 
melijk, gelijk wyalreê hebben gezegt, niet uit vrees van e- 
nige ftraf en breuke, noch om de liefde van enigdmg, daar 
in wy vermaak fcheppen : want Gods * denkbeeld , fpeld ons 
dit te voren , dat God ons " opperfte goed is, of dat Gods 
"kennis en > liefde, het uiterfte einde is , naar het welk alle 
onze werkingen «reftuurt moeten worden. Doch de vlelche- 
lijke menfch kan dit niet verftaan, en deze dingen fchijnen 
ydcl aan hem te zijn, om dat hy al te fchrale ' kennis van 
God heeft , en ook om dat hy in dit ^ opperfte goed niets 
heeft gevonden, dathemvleid, aangenaam is, ot eindelijk 
daar af zijn vleefch , in het welk hy zijn meeftc ver- 
maak fchept , geraakt word; dewijl dit opperfte goed in 
de bbefchouwinge alleen, en in een ' zuiver genioed beftaat. 
Maar de genen, die weten dat zy niets voortreffelijker heb- 
ben , als een gezond ^ verftant , en een gezonde geeft , zul leii 
zonder twijfel deze dingen, voor zeer vaft en beftandig oor- 
délen. Wy hebben dan verklaart , waar m vocrnanielijk 

de 



b Fundament 
ta 

c Res pi' 

blic£. 

d Ethica^ 



f Amw, 
g Fcslicitar^ 
h Beatitud§. 
i Scopus, 
k -Lc.v di-ffina^ 
1 S ttffplicittm. 
m Amor^ 



O Co^nitio, 
p Amor. 
q Summttm 
honitm 

r Lcx dr»fnm, 
r Frteccptnm^ 



t Uca, 

V Stimmum 

X Cogniti9i 
y Amor, 



beunrrié 



b $pecnlatio. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i Lc^es htt ' 

^ Scopres . 
hReTfcUtto, 



^fnftr-vMtio 
. di' 

•Vit . 

n Lttfnen 



O HtJlorU, 



p Confidera- 
tio. 



q FUts hi' 
poriarum. 
I Co^nitio. 
f Amcr. 



t Netto tics. 



V SnmmKM 

X LuHo. 

y Mores, 
'LConditioncs^ 



De RECHTZINNIGE 
de c Goddelijke wet beRaat: cn welk de ^ menfchclijke wet- 
ten 7ijn, namelijk alle de genen, die een ander g doelwit heb- 
ben; ten ware zy door "'oj^enbaring beveiligt wierden: want 
volgens deze ' aanmerking , worden de dingen ook op God 
toegepaft, gelijk wy hier voor getoont hebben. In deze zin 
mag Mozeswet, hoewel zy niet algemeen, maarmeeflna 
het k vernuft, en tot debczondere 'befciierming , van enig 
volk gefchikt was , ook M ei Gods of Goddelijke wet «re- 
noemt worden ; de\\ ijl wy geloven , dat dezelve door het 
" Prophetifche licht bevefticht is geweefl. Indien wy nu op 
de natuur , van de natuurlijke Goddelijke wet , gelijk wy 
liaar nu verklaart hebben , merken , zo zullen wy zien, 
voorcerfl , dat dezelve algeraee, of aan alle menfchen ge- 
meen is ; v^ ant wy hebben dezelve uit d'algeméne men- 
Ichelijke natuur afgeleid. Tentweden, dat zy niet het ge- 
loof der O gefchicdenifzen verëift , hoedanig die ook mochten 
gcwecft zijn ; want dewijl deze natuurlijke Goddelijk wet, uit 
d'eenige p overweging van de menfchclijke natuur verft'aan 
word, zo is het zeker, dat men dezelve zo wel in Adam kan 
bevatten, als in enig ander menfch, zo wel in een menfch, 
die onder de menfclien leeft, als in een menfch , die zijn le- 
ven in eenzaamheit overbrengt. Het <; geloof der gefchicde- 
nifzen , hoe zeker 't ook is , kan niet Gods ^ kennisTen by ge- 
volg , ook niet Gods ^ liefde aan ons geven : want de liefde 
van God fpruit uit de kennis , die wy van hem hebben , en zijn 
kennis moet uit geméne t kundigheden, die door zich zeker 
en bekent zijn , geliaalt worden ; het is dieshalven verre 
van daar, dat het geloof der gefchicdenifzen noodzakelijk ver- 
cifcht word, om rot ons v opperfte goed te komen. Echter 
hoewel het geloof der gefchicdenifzen , Gods kennis en liefde 
niet aan ons kan geven, zo ontkennen wy niet, dat der zei- 
ver ^ lezing, ten opzicht van het burgerlijk leven, zeer nut 
is ; want hoe wy de y zeden en ^ gewoonten der menfchen 

die 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



C LexdttiHa. 
d C/ercmontit, 
e InpitHtum, 



g Csptuf. 
h Lumcn 



THEOLOGANT. 4.Hoofrcl. 73 

die nergens beter uit gekcnt worden , als uit hufi » werkin- 
gen , naukeuriglijker aanmerken en beter kennen , hoe wy 
■^^t { oinzichtelijker onder hen leven , en onze werkingen en le- 
'i;^ ven , beter na hun ^ vernuft, zo veel de reden toelaat , kon- bingerti«m 
Él nen voegen. Ten darden zo zien wy , dat deze natuurlijke 

t] * goddelijke wet , geen «^kcrkp lichten verëifcht; dat is wer- 
i kingen , die in zich noch goed noch quaad zijn , en na d' ' in- 
ftelling alleen goed genocmt worden, of die enig goed, ter 
f zaligheit noodzakelijk , vertonen: of indien gy liever dus 
wilt , werkingen welker reden het menfchelijk gverftand over- 
treft ; want het nauiurlijk licht verëifcht niets , dat het 
licht zelfs niets bereikt, maar alleenlijk dit , het welk ons 
'klaarlijk kan aanwijzen, dat 'teen goed , of een middel tot j^S^^-L 
onze ' zaligheit is. Maar dedingen, die uit'' bevél en 1 in- i inpiucm'. 
ftelling alleen goed zijn , of hier uit , datze vertoningen umil^f'^' 
van enig goed zijn, konnen ons verftand niet volmaakt ma- 
ken ; en zijn niet anders, dan loutere fchaduwe, en konnen niet 
onder de \^ erken getelt worden , die als kinderen of vruchten 
van het " verftand, en van een gezonde ziel zijn. Doch het 
is niet nodig , dat wy dit hier breder tonen. Eindelijk en ten 
vierden, zienwy dat de hoogde vergelding van de Goddelij- 
ke wet , de O wet zelfs is , namelijk God kennen , en hem 
uit ware p vryheit, met een oprecht en ftandvaftig gemoed 
beminnen: en de ftraf der zeiver , een q derving, enrdienft- 
baarheit vanher vleefch, of een onbeftandig en wankelbaar 
gemoed. Na dat wy deze dingen dus aangemerkt hebben , 
zo Haat nu t'onderzoeken , ofwy door het r natuurlijk licht IJ^^J^ 
begrijpen konnen, voorëerft, dat God als een 'wetgever of tLtgit- 
vorft: de menfchen ^ wetten voorfchrijft. Ten tweden wat '"'L^t,. 
de heilige Schrift van dit licht , en van deze natuurlijke wet 
leert. Ten darden, tot welk einde de ^kerkplichten eertijds 
ingeftelt zijn. Eindelijk en ten vierden , wat 'er aan gelegen 
is , datmen de y heilige gefchiedenifzen weet , en daar aan li^ 

K ge- 



n IntclleéfHS. 



q Frii>att9, 
1 SeryitHr, 



Saerd 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



« Valuntat 



'pcritas. 



g Effcntit, 

iAtii. 



] VolHntAi- 
kDetriUtip.. 



1 Au^ftli, 
m ulffirma-') 
tioms» 

fi Negationes. 
O Necejfttast 
p VêritAi, 



0 Contré^ 



74 De RECHTZINNIGE 

gelooft. Van de twe eerftezal ik in dit ^ hooftdeel, wiaar 
van de twe laatfte in het volgende handelen. Wat van het 
eerfte geftelt moet worden, men kan dit lichtelijk uit de na- 
tuur van Godswil afleiden, die niet van Gods verfland on- 
derfcheiden \\^ord , dan ten opzicht van onze reden en ver- 
fland ; dat is Gods ^ wil en^ verfland , zjjn waarlijk in zich 
een cn't zelfde, en worden niet onderfcheiden , dan ten op- 
zicht van onze gedachten , die wy van Gods verfland vor- 
men. Tot een voorbeeld : als wy alleenlijk hierop merken , 
dat de nauiur van de driehoek, van eeuwigheit in de god- 
delijke natuur als een d eeuwige waarheit is begrepen , zo 
zeggen wy, dat God het ^ denkbeeld van de driehoek heeft , 
of de natuur van de driehoek verflaat : maar ak \\y daar na 
hierop merken, dat de natuur van de drichcek, dus in de 
goddehjke tiatuur is begrepen, uit d'enige noodzaaklijkheit van 
de goddelijke nauiur , ennietuit de ^ noodzak^lijkheitvande 
gwczcntheit en natuur des driehoeks , ja dat de noodzakcr 
lijkheit der wezentlieit en eigenfchappen van de driehoek , 
voor zo veel zy ook als eeuwige waarheden , begrepen wor- 
den, van d enige noodzakelijkïieit der goddelijke natuur en 
verftand afhangt , en nietuitde natuur van de driehoek , zo 
noemen wy dan dat geen, het welk wy Gods verftand gehe- 
ten hefeben , Gods ' wil of ^^èefluit. Wy zeggen dieshaïven , 
ten opzicht van God, een en 't zelfde, als wy zeggen, dat 
God van ceuwiglieit gevvilt en befloten Jieeft , dat de drie 
^ lioeken, van een driehoek met tw€ rechte hoeken gelijk zijn , 
ofdatGodditverftaan heeft. Hier uit volgt , datGods^'be- 
veftigingen en " ontkenningen , altijd een eeuwige ^noodza- 
kelijkheit of p waarheit infliiiten. Indien , tot een voor- 
beeld^ God tot Adam gezegt heeft , dat hy niet wilde, dat 
Adam van de boom der kennis des goeds en quaads zou eten , 
zo zou het q tegenzeggelijkheit influiten dat Adam van die 
boom kon eteti,en die&halven zou het ook onmooglijk zijn,dat 

Adam 



THEOLOGANT. 4.Hoóftd. n 

Adam daaraf eren zou: want dit Goddelijk 'befluithad een 
eeuwige ^ noodzakelijkheit en ^ waarheit moeten influiten. 
Maar dewijl echter de Schrift verhaalt , dat God dit aan A- 
dam verboden, en Adam nochtans daar afgegeten heeft, zo 
moetmen noodzakelijk zeggen , dat God aan Adam zo groot 
>€en quaad geöpenbaart heeft , dat hem noodzakelijk zou 
volgen, zoiiy van dien boom at , maar niet de noodzake- 
lijkheit van eie volging van dit quaad. Hier door is het 
gebeurt . dat Adam die ^ openbaring niet ais een eeuwige en 
noodzakelijke waarheit heeft verftaan , maar als een wet; 
dat is , als een y inzetting , daar op winft of fchade volgt , 
niet uit noodzakehjkheit , -en uit de natuur van de begane 
daad , maar uit d 'enige - lufi en volkomen heerfchappy 
van enig vorft. Deze ^ openbaring was dieshalven ten op- 
zicht van Adam alleen , en om herenig gebrek van des zelfs 
^ kennis een \\ et , en G od als de ^ wetgever of vorft. En om 
deze ^ oorzaak, namelijk om het gebrek van ? kennis, wa- 
ren de tien geboden ten opzicht valide Hebreen, alleen een 
^wet; want dewijl zy Gods ' wezenthjkheit , en ^ eeuwige 
waarheit niet kenden, zo moeften zydit, dat in de tien ge- 
boden aan hen geöpenbaart v/ierd , namelijk dat God i we- 
zentlijk is, en dat God alleen aangebeden moet worden, als 
een wet verftaan. Maar indien God zonder enige ligchame- 
lijke middelen te gebruiken , maar onmiddelijk tothenge- 
fproken had , zo zouden zy dit niet als een " wet , maar als 
een o eeuwige waarheit verftaan hebben. Voorts, hetgeen 
datwy van de Ifraëliten , en van Adarii zeggen , moet ook 
van alle Propheten , die in Gods naam p wetten gefchreven 
hebben, gezegt worden ; te weten, dat zy Gods ^ befluiten 
niet ^ evenmatiglijk , als eeuwige waarheden bevat en ver- 
ftaan hebben. Tot een voorbeeld , van Mozes zelf moet ook 
gezegt worden, dat hy uit ^'openbaring , of uit de ^ grond- 
Teften aan hem geöpenbaart , de middel heeft begrepen , daar 

K X door 



r Dutetivm, 
f NcccJJitas. 



y Injtitfttum, 
z Neceffitas. 



b Imperi/ivf, 
c Re-vciatio, 
vl Cogntttt, 

e Lf^if- 

f Canft, 
g Co^nttio, 
i\ Lex 

i Exijiintia, 



1 Exiftcrt. 



te. 

n Lfx 



q Deercfét» 



mtnta. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



V Tla^s 
mnndi. 



V Imperium, 



7. 0 bedient ia 
a \lagA 
mnndi, 
b Collimare . 
c tyiEterna 
yeritates. 
d Tr£ceptit. 
c Infii^Kta, 

f Rca»r. 

\\ Ima^itiari, 
i Atrthttta. 



J Ad£l]}iAtl. 



Jll /k/^wj, 

n Capnt. 
O An^cli, 
p P'ojc crcMta, 
g Vifenss. 



X KereUtiê' 
nes, 

f Op'mioet* 

t An^cli. 
V Ko.v creata. 



76 Dc RECHTZINNIGE 

door het volk vanifraël in zeker ^ geweft des werelds , zeer 
wel verenigt en te zamen gevoegt zou konnen worden , en 
volgens dewelke hy een gehele ^ gemeente zou konnen vor- 
men , of een y heerfchappy oprechten , gelijk ook de mid- 
del , daar door hy het volk zeer wel tot gehoorzaamheit 
zou konnen dwingen : maar dat hy niet verftaan heeft , en 
dat aan hem niet geöpenbaart is , dat deze middel de befte 
was, noch ook dat uit dc geméne ^ gehoorzaamheit van het 
volk in zodanig ^ geweft des werelds noodzakelijk het oog- 
wit, daar zy ^ naar doelden , zou volgen. Hy bevatte dies- 
hal ven dit alles niet als ^ eeuwige waarheden, maar als ge- 
boden en ^ inzettingen , en fchrcef hen voor als Gods wet- 
ten: en dit was d oorzaak, van dat hy God als een ^' bellier- 
der , s wetgever , Koning , barmhartig , rechtvaerdig enz ^ in- 
bedde , fchoon alle deze dingen ^ tccëigeningen of eigen- 
fchappen van de mcnfchelijke natuur alleen zijn, en van dc 
Goddelijke natuur gantfchelijk afgeweert moeten worden. 
Deze dingen , zeg ik , moeten van de Propheten alleen ge- 
zegt worden , die in Gods naam ^ wetten gefchreven hebben, 
maar niet van Chriftus; want hoewel Chriftus ookfchijntin 
Gods naam wetten gefchreven te hebben, zo heeft men ech- 
ter van hem te gevoelen , dat hy de zaken waarlijk en ^even- 
matig heeft bevat, dewijl hy niet zo zeer een Propheet als 
Gods mond heeft geweeft; want God heeft door Chriftus 
geeft (gelijk wy inliet eerfte " hooftdcel gctoont hebben) 
gelijk tevoren door ° engelen , namelijk door een p gefcha- 
peftem, door ^gezichten, enz. enige dingen aan hetnien- 
fchelijk geflacht geöpenbaart. Dieshalven het even onrede- 
lijk zou zijn , te ftellen , dat God zijn ^ openbaringen naar Chri- 
ftus méning gefchikt heeft, als dat God te voren zijnopen- 
baringen naar de ^ méningen der ' engelen , dat is van een ' ge- 
fchape ftem en ' gezichten heeft gefchikt , om de zaken die 
te openbaren waren , aan de Propheten mee te delen ; het 

welk 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 



4.Hooftd. 77 

vvclk het ongerijmfte is dat men (lellen kan ; voornamelijk , 
dewijl hy niet tot de Joden alleen , maar tot het geheel men- 
fchelijk geflacht , om het zelve te leren en t'onder\^'ijzen , 
gezonden was : en om deze oorzaak was het niet genoech, 
dat hy een y geeft had , die alleenlijk naar de z gevoelens der 
Joden was gefchikt , maar naar de gevoelens en " leringen, 
die aan het menfchelijk geflacht algemeen waren ; dat is naar 
de geméne en ware kundigheden. En zeker, dat God zich 
aan Chriftiis , of aan zijn geeft c onmiddelijk <i geöpenbaart 
heeft , en niet gelijk aan andere Propheten , door ' woorden en 
f beelden , wy konnen hier uit niet anders verftaan , dan dat 
Chriftus de geopenbaarde dingen \A aarlijk begrepen of ver- 
ftaan heeft; v.ant dan word de zaak verftaan, als ze met de 
treeft alleen zonder woorden en beelden begrepen word. Chri- 
ftus dan heeft de geopenbaarde zaken , waarlijk en s even- 
matig begrepen : want hoewel hy hen gelijk ^ wetten voor- 
gefchreven heeft , zo heeft hy dit uit oorzaak van d' ' on- 
kunde en k hardnekkigheit des volks gedaan , en daarom 
heeft hy in deze zaak , dat hy zich naar het ' vernuft des 
volks heeft gefchikt , Gods plaats bekleed. Dieshalven hoe- 
w^elhy een\\einig klaarder, dan d'andere Propheten gefpro- 
ken heeft, zo heeft hy echter duifterlijk en meermaals door 
gelijkenifzen , de geopenbaarde zaken geleert en onder- 
wezen, inzonderheit'als hy tot de gene fprak, aan dewelke 
noch niet gegeven was het Koninkrijk der Hemelen te ver- 
ftaan, bezie Matth. Cap. xiii: S^.io. enz. en zender twijfel 
heeft hy aan de genen, aan dewelke het gegeven was , de 
n verborgentheden van het Koninkrijk der Hemelen te ken- 
nen, de zaken als ° eeuwige waarheden geleert, en niet als 
p wetten voorgefchreven ; door deze middel dan heefr hy hen 
van de dienftbaarheit des wets verloft , en echter daar door 
de wet meer bcveftigt , en in hun harten grondclijis inge- 
fchreven. Paulus fchijnr '"t ' ■ ' ' • :'iige plaatzen te ken- 

K 3 nea 



y Mint. 
z Opiniones. 
a DxumentA. 



b NtlUnct 
cer.imunes, 
C Immcdiate. 
d B^tvcUre. 
e Verba. 



k Xtrtinacia. 
1 In^entHitt. 



m TarattU. 



n Mjfflerta. 
O t^'crn* 
ttritates. 

q Sc-fitut, 
t L'.krart. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



78 



De RECHTZINNIG 



t^s 

t Mifericor- 
dia. 

V Gr At ia. 

X Ira. 

y Ingenittm 

fleOts 

z Homincs 

earnaUs 

a j4kfolu(c, 

h Voeati»^ 
C Ft hint ai. 



h ^^^tern£ 

fUritatcs. 

i Captns tnl 



lator. 
\Ncceff\tas. 

Tï Dirigere, 

0 Decreta. 
p Volttionts. 

1 NeceJJitas, 



f Lumen na. 
tnralt. 



ncnte geven , namelijk in de brief aan de.Romeinen , Can 
vii:^^. 6. en Cap.iii::j^. z8. en nochtans wil hy zelf ook niet 
opentlijk fpreken , maarfpreekt, gelijk hy zelf in dezelfde 
büicf Cap.m:^^^.^. en Cap. vi:;)^. 19. zcid, na menfchelijke 
wijze , het welk hy uitdrukkelijk zegt , als hy God recht- 
vaerdig noemt , en zonder twijfel ook , om de f fwakheit 
van het vleefch , « barmhartigheit , v genade , r gramfchap 
enz. aanGodtoefchrijft, en zijn woorden naar de y aard van 
het volk of (gelijk hy zelf ook zegt in de eerite hrief aan 
de Connthers Cap. iii: Sf. i,%.) der ^ vlefchelijke menfchen 
Ichikt : want in de briefaan de Romeinen Cap ix'-f 18 leert 
en ondcrwija hy « volftrektelijk , dat Gods gramfchap, en 
zijn barmhartigheit, nietvandc menfchelijke >vcrk-cn, n)aar 
van Gpds Inroeping alleen, dat is van zijn 'wil afhangt: wy- 
ders dat 11 it de ^ werken des w ets niemant rechtvaerdig word 
maar uit het = geloof alleen ; ( bezie zijn brief aan de Romei- 
nen Cap. iii: f.x^.) daar door hy waarlijk niet anders ver- 
ftaat, dan een volkomen tocftemming van het gemoed en 
eindelijk dat niemant zalig word , "een ay hy Chriftus 
f geeft in zich heeft; ( bezie de zelve brief aan de Romei- 
nen , Capittel viii: v. 9. ) te weten , die geeft, daar door 
hy Gods s wetten , als eeuwige waarheden , bevat 
Wy beiluiten dan dat God niet dan naar de ' bevatting van 
't gemeen, en alleenlijk by gebrek van kennis , als een M\'et- 
gev erofVorftbefchreven, en rechtvaerdig , barmhartig enz. 
genoerntword, en dat God waarlijk uit de ' noodzakelijkheit 
van zijn enige natuur en volmaakrheit werkt , en alles 
n ftiert; en eindelijk dat zijn ° befluiten en p willingen 'i eeu- 
wige waarheden zijn , en altijt ' nootzakelijkheit iiifluiten: 
en dit is het geen, het welk ik voorgenomen had , voorëerft* 
te verklaren en te tonen . Laat ons mi tot het t wede over gaan , 
en de Heilige bladen deurloopen , en bezien wat zy zelfs 
van het ' natuurlijk licht , en van deze ' Goddelijke wet te 

ken- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 4.Hoofcd. 79 

kennen geven. Het eerfte dat ons voor komt , is de ^ ge- v Hpn^. 
fchiedcmfze van d'eerfte menfch , daar verhaalt wort, dat 
God aan Adam bevólen heeft , dat hy niet van de vrucht des 
booms, der kennis van goet enquaad zou eten, hetwelk x cgnuitr' 
fchijnt te kennen te geven , dat G od aan Adam geboden heeft, . 
goed te doen en te zoeken uit inzichtvan het goede, en niet 
voor zo veel het tegen 't quaad ftrijdig is ; dat is , dat hy het 
goede ter '■ Hefde van het goede, en niet uit ^ vrees van het l iTZr. 
quade zou zoeken : want de geen , gelijk wy alreê getoont 
hebben , die goed doet uit ware * kennis en ^ liefde van het » c«snuu, 
goede, doet zulks vrywilliglijk, en met een ftandvafti^ ge- 
moed , maar de gene , die zulks uit vrees van het quaad doet, 
word door het quade gedwongen , en werkt flafelijk , en 
leeft onder eens anders heerfchappy ; en tot dus verre be- c impcrinvt. 
grijpt dit eenige , dat God aan Adam heeft bevólen , dege- 
liele natuurhikc Goddelijke wet, en het komt gantfchelijk ^ ^''f'^"'^- 
met de 'vcorlpelling van het natuurlijk licht overeen. Men f f»»''-»- 
zou volgens deze ""grond , de gehele g gefchiedenis of ge- 
lijkenis van den eerften menfch , lichtelijk konnen verklaren : 
maar ik wil liever daar af fcheiden , zo om dat ik niet ver- 
zekert kun zijn of nyijn ' verklaring met de méning van den i Expiuati», ■ 
fchrijver zou overeenkomen , als om dat veel niet zullen toe- ^ 
ftaan, dat deze ' gefchiedenis een ™ gelijkenis , maar gant- 1 H.ficriM, 
fchclijk vaft ftellen, dat de zelve een eenvoudig "verhaal is. "'^TriS' 
Het zal dieshalven beter zijn andere plaatzen cler Schrift te 
voorfchijn te brengen , en voornamelijk de geen , die van 
hem gezegt , en (die volgens de kracht van het natuurlijk LX"* 
h<;ht , daar in hy alle menfchen van zijn eeu^^^ overtrofïèn 
heeft) gciproken zijn , welkers p rédenen , en fprcuken, van p stutenti^,- 
het volk voor even heilig , als de rédenen der Propheten zijn 
aangenomen , namelijk Saloraon , in dewelke niet zo zeer 
deProphetie en de godvruchtigheit , als de " voorzichtig- <i r/fM^" 
heit en ^ wijsheit , in de heilige Schrift geprezen word. De- 

ze. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



8( 



De RECHTZINNIGE 




t Treveylfia, 
V Inulleólfts 

humsnus. 

X I'ons ritie- 

y InjQfitt- 

nium . 



2. Sttdtitis. 



c Intdliflus. 
d Supphciufft 
C Priratto 



h InttlUGM, 



i IntcUiéfus, 



k Bcaftis, 
f[HilittaSt 



ze neemt in zijn ' Spreuken het v menfchelijk verftand , de 
' bron van 't ware leven , en ftelthet y ongeluk in de dwaas- 
heit alleen; want dus fpreekt hyCap. xvi:j^.x3. d M nipD 
n^lX o6mx vV;'^ Sd-^ /'^/^ ver^andzjjjis* Heren. 

(is) de bron des levens ^ en de Jtr af der dwazen ^ is dwaas- 
heit. Hier ftaat aan te merken , dat volgens de Hebreeu- 
fche fpreckwijze , by leven ^ volftrektelijk'het t ware leven 
verdaan word, gelijk uit Mozes vijfde bcekCap.xxx.y. 19. 
blijkt. Hy fielt dan de vrucht van het ' verftand in het wa- 
re leven alleen, en de ''flraf alleenlijk in des zelfs = derving , 
het welk ^ gantfchelijk met het geen overeenkomt , dat wy 
in de vierde plaats , omtrent de natuurlijke goddelijke wet aan- 
getékent hebben: voorts dat deze s bron des levens , of dat 
het h verftand alleen, gelijk wy ook getoont hebben,wetten aan 
de wijzen voorfchrijft, dit zelve word opentlijk van Salomon 
geleert en te kennen gegeven ; want hy zegt Cap.xiii:;)^. 14. 
iZl>'n mpD 0:Dn n"»in dewetvandewjjïe (is) de Bron des 
levens ; dat is , gelijk uit de plaats blijkt die wy terllont 
bygebracht hebben , het ' verftant. Wijders Cap: iii: f.i^. 
leert hy met zeer klare en uitgedrukte woorden , dat het ver- 
ftant de menfch ^ zalig en ' gelukkig maakt , en de ware 
geruftheit des gemoeds geeft : want dus fpreekt hy nü'i^ 

Dia' -]->K 1.11 njun p'*)» d-\« pi nasn .svd di« 
D)b'^ n'nu'nj ^31 or: om no-n -\w nSt^Dira 

zalig (is) de menfch ^ die wetenfchaf vind ^ en des men- 
fchenzoouj, dievef^ftant voordbrengt. De reden is gelijk hy 
f. 16. en 17. voortgaat, omdat het regelrecht \ langt e der 

da- 

* Dit is ccn Hebrccufchc fpreckwijze. De geen die enig ding 
heeft 5 of in zijn natuur begrijpt, wort Heer daar afgenoemt^ dus 
i^^ort de Vogel op de Hebreeufche wijze , Here der vleugelen ge- 
nccmt 5 om dat hy vleugelen heeft. De Heer dcsverftants, een 
verftandige om dat hy verftant heeft. 

t Een Hebreenfche fpreckwijze 5 die niet anders dan leven be- 
tekent. 



EaHy European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 



i 



Sr 



lij 

ik 
lét.; 

ï 

iiJit 
tÜ 

«i* ^ 

■ tf» 

li /» 

h 



5f 



4.Hooftd. 

\ dagen ^ van ter zij den rijkdom en eer geeft : des zelfs wegen 
\ ( namelijk die van de wetenfchap aangewezen worden ) 
zi^n aangenaam , en al haar voetpaden vrede. De wijze 
alleen dan leven , zelfs na Salomons gevoelen , met een 
bezadigt en ftandvaftig gemoed , niet gelijk de goddelozen , 
welkers gemoed van ftrijdige " hartstochten herwaarts , en 
derwaarts geflingert word , en dieshalvcn geen ° vrede noch 
p ruft hebben, gelijk Ezaias ook zegt Cap. Ivii: il.io. Ein- 
delijk , in deze Spreuken van Salomon , ftaat ons voorna- 
melijk op die dingen te merken , dewelke in het twede Cap. 
eefchreven zijn, als de geen die ons r gevoelen zeer klaarlijk 
beveftigen ; want dus begint hy v. 3 . van het zelfde Capittel 

mn» nxT j'sn tï? »ui ^Sip jnn mnnS 5<-ipn pjoS D^< o 

indien gy devoorzichtigheit zult roepen j en aan het ver- 
jland uw Jtem geven enz. zo zult gy de vreze des Heren 
weten j enGods wetenfchap (ofliever liefde; want het woord 
y^'y Jadag betékent deze beiden ) vinden : want ( merk wel) 
God geeft wjsheit ; uit zijn mond ( vloeit ) wetenfchap en 
voorzichtigheit. Met welke woorden hy waarlijk zeer klaar 
te kennen geeft , voorëerft dat de wijsheit of het ' ver- 
(land ons leert God wijfzelijk te vrezen ; dat is hem met " wa- 
re godsdienft te ^ dienen : daar na leert hy, en geeft te ken- 
nen , dat y wijsheit en wetenfchap uit Gods mond vloeit, 
en dat God dezelve geeft , het welk wy ook hier voor ge- 
toont hebben ; namelijk dat ons ^ verftand en onze weten- 
fchap , van Gods b denkbeeld alleen , of van zijn = kennis af- 
hangt, voortkomt, en volkomen gemaakt word. Hygaat 
daar na vers 9. met zeer uitdrukkelijke woorden voort te 
leren ent'onderwijzen, dat deze ^wetenfchap, de ware ze- 
dekunde , enf burgerlijke beftiering in zich begrijpt, en dat 
dezelve daar van afgeleid word: want hyzegt Dötyoi T*Dn ?i< 
Dlü Sjj^D Sa DH'JDl dan zult gy gerechtigheit en oordeel ^ en 

L op~ 



n AffiSiui^ 
p Quict. 



f SaptentU^ 
t IntelU^HS^. 
V Relt^iê 

X Colere, 
y Sapientia, 
Z ScicntU* 



b Idté. 
C Coinitipj 



c Ethieét 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



g Scicntié 
naturalis, 
h Ethica^ 
iVirtns tera. 
k Irafïantia, 
J FoelkitaS' 
jtiTrdnqnil' 
litas. 

n Intclle£fus 
O Imperium 
fortunte 
p jinxilium 
JDiicxternMfn* 
q Jtuxtlium 
JD(i intcrmm» 



1 Lmam r,A' 
iurale, 
sVirtrts. 
t Dhiuïtat, 



y Lunten ƒ«- 
z Pi»j7ï« r^ir- 
1 Rifnrrcclh, 



ëz t>ê RECHTZINNIGE 

oprechtigheden ( ) ^//^ goede pad verft aan : Ja hier mee 
niet vernoegt, val!:t dus voort : ri;;ni "jaSa pDDn ï^on O 
HDnVJn nJDn ^Vv^ ^VO'^n n^ra als de weten- 

fchap hl TLW hart ingetreden zal zijn , en de wjjsheit 
zoet aan u ; zo zal uw voorzorge voor u waken , en de 
* voorzichtigheit u be waren. Alle welke dingen gantfchelijk 
met de % natuurlijke wetenfchap overeen komen ; want deze 
leert de n zedekunde , en de ^ ware deuchd , na dat wy de 
kennis der dingen verkregen , en de ^ voortreffèlijkheit der 
wetenfchap gefmaakt hebben. Dieshalven hangt de ^geluk- 
rzaligheit en de geruftheit van de geen, die het natuurlijk 
"verflant oefïènt , zelfs naar Salomons gevoelen niet af van 
de O heerfchappy des gevals , ( dat is p Gods uitwendige 
hulp) maar voornamelijk van zijn inwendige kracht, (dat 
is ^ Gods inwendige hulp ) namelijk om dat hy met w aken , 
doen , en wel overwegen , zich voornamelijk behoed en be- 
waart. Eindelijk men moet hier geenzints de plaats van Pau- 
lus voorby gaan , die in zijn brief aan de Romeinen Cap. i : 
if. xo. ( volgens TremeUius vertaling in de Syrifche taal) 
dus zegt : fVant Gods verborgen dingen worden van de grond- 
vejlen des werelds in zijn Jchepzelen door het verft and ge- 
zien^ en zijn kracht en goddelijkheit j die in eeuwigheit is ; 
alzo dat zy zonder uitvlucht zyn. Daar door hy klaarlijk 
genoech te kennen geeft , dat yder door het natuurlijk licht , 
klaarlijk Gods ^ kracht en eeuwige ^ goddelijkheit verftaat , 
daar uit zy konnen weten en afleiden , wat zy te zoeken en te 
vlieden hebben : en dieshalven befluit hy , dat zy alle zon- 
der ' uitvlucht zijn , en van geen ^ onkunde veröntfchuldigt 
konnen worden , het welk waarlijk plaats zou hebben, zohy 
van het y bovennatuurlijk licht , en van Chriftus z vlefche- 
lijke lijding , ^verrijzenis enz. fprak. En daarom vaart hy 
een weinig lager dus voort ; daaróm heeft God hen overge- 

nS3?ÏD mezima hetékent cig/sntlijk dcnking^ berétding en wakkerheit. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. ^.Hooftd. 83 
géven tot d'onztiïvere begeerlijkheden hunner harten enz. 
tot aan het einde van 't Capittel , daat door hy de gebreken ï J^pJS/f* 
der b onwetendheit befchrijft , en dezelve als " ftraffè der 
onwetendlieit verhaalt; het welk gantfchelijk metdeafpreuk drrwrw«w. 
vanSalomon Cap. xvi:^.ii. die wyalreê verhaalt hebben, 
overeenkomt; namehjk, nSl« 0♦>^^5 "iDlSI en de fir af der 
dwazen is dwaashe'tt. Het is dieshalven geen wonder, dat ^ 
Paulus zegt, dat de « boosdoenders , geen veröntfchuldiging ' 
hebben ; want na dat yder zaait zal hy ook majen , uit het qua- 
de volgt noodzakelijk quaad, ten zy hetwijzelijk verbetert fccnpanti* 
en goed gemaakt word , en uit het goede goed, zo het de {land- 'nm* * 
vaftigheit des gemoeds tot gezélfchap heeft. De Schrift prijft \ 

^ O ^ A-m. «.i ^■■«^iJll- ^ ^ ^_ ^ .1**. 11*1. 1 X*> 1 fW^l* 



dan 8 gantfchelijk het h natuurlijk licht , en de natuurlijke God- ' 
delijke wet aan. En hier mee heb ik het gene afgehandelt , ' '^"^"^ 
hetwelk ik in dit ^ Hooftdeel voorgenomen had te doen. 



I 



'tVYFDE HOOFTDEEL. 

Van de réden waaróm de Kerk:plichten \ijn in ge^ 
ftelt, en "van t Geloof der G efchtedenifK^n , na" 
melijkjivaaröm ^ en men V ^ehe noodhaak} ff k^is. 

IN 't vorige a Hooftdeel hebben wy getoont , dat de » eap^t: 
h Goddelijke wet, die demenfchen waarlijk zalig maakt, 
en een geruft leven leert , aan alle menfchen gemeen is : 
ja wy hebben dezelve zo gantfch van de menfchelijke natuur 
afgeleid , dat zy in derzei ver ' ziel ingeboren , en gelijk als c m:»,. 
ingefchreven moet gehouden worden. Dewijl dan nu de 

kerkplichten , en wel voornamelijk die gene, die in 't oude c^nm^u: 
e verbond befchreven zijn , alleen voor de Hebreërs zijn in- fJ^""'"' 
geftelt, en na des zelfs ^ heerfchappy zodanig gevoegt, dat f^"/"^'**» 
zy voor een groot gedeelte niet van yder in 't bezonder , 

L 2, maar 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i B<atituda, 



k Vtrius, 

1 Euato. 

m Caput, 
ji Foelie Jtaf, 
O Tranqttü» 
ittas. 



p Tejiamti' 
turn. 

q Rc-pclatio, 

f Anthoritds, 
t Cétremonia, 

y Sacrificie. 
5l Tmtjtcsti»^ 



84 De RECHTZINNIGE 

maar van de gantfche ^ menigte konden waargenomen wor- 
den ; zo is 't zeker , dat die tot de ^ Goddelijke wet niet 
behoren , en by gevolg ook niets tot de ' gelukzaligheit en 
^ deiichd toebrengen ; maar haar opzicht alleen hebben tot 
de 1 verkiezinge der Hebreen , dat is ( door 't geen 't welk wy 
in 't darde Hooftdecl hebben getoont ) tot de " gelukza- 
ligheit van dit leven , en de ° geruflheit van der zeiver heer- 
fchappy ; en dat zy van geen gebruik , als gedurende des 
zelfs heerfchappy , konnen zijn : zo die dan tot de Godde- 
lijke wet in 't oude p verbond worden betrokken , gefchied 
het alleen daarom , om dat zy uit ^ openbaring haar begin 
hebben gehad. Maar om dat de reden , fchoon noch zo vafl, 
byde geméne ^ Godgeleerden van geen achting is, zal'tiio- 
d\g zijn deze dingen , welke wy nu gezegt hebben , met 
c^^ ^ achtbaarheit der Schriftuur te beveiligen; en daar na tot 
meerder klaarheit tonen, om welke reden , en om wat oorzaak 
de ^ kerkplichten , tot de heerfchappy der Joden te beveiligen 
en te bewaren, dienftig waren. Êzaias leert niets klaarder, 
als dat de ^ Goddelijke wet volllrekt genomen , betekent die 
algeméne \^ ct, welke beftaat in een ware bevatting van wel 
te leven, en niet de ^kerkplichten. WantCap.i:}^. 10. roept 
de Propheet zijn volk om de Goddelijke wet van hem te ho- 
ren , uit welke hy eerfl alle zoorten van ^ offerhanden en 
alle ^ fecften uitfluit, en eindelijk dan verkondigt of leert hy 
de wet zelfs , bezie v. 16,17, en begrijpt die in deze wei- 
nige ; namelijk in een * zuiveringe des gemoeds , in'tgebraik 
der deuchd of goede werken, en eindelijl<^ in denoodruftige 
hulp toe te brengen. Geen minder ^getuigenifze hebben wy 
Pfalm xl: V. 7, 9. want hier fpreekt de Pfalmifl God aan, 

nxüm n^ir mn^ o>j?x r->vön nmai nar 
'PD •^iHD "jn'iini ^nvön "fjivn rnwS Dyii^ Gyhebt 
geen offerhanden noch gaven gewilt j gy hebt mijn * oren door- 

boorty 

* Een fpreekwijze der Hebreen , om \ verftant, of begrijp- te 
betekenen. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



té 



THEOLOGANT, s- Hooftd. Sf 

\ hoort jgy hebt geen brandoffer noch zondoffer geëifcht j uw wil 
lómijn God heb ik willen volbrengen } want uw wet is in mijn in- 
Igewanden inge/chreven. Hy noemt dan alleen dat de wet Gods, 
I die in zijn hart of ziel is ingefchreven , en fluit van dezelve alle 
«kerkplichten uit; want die zijn door haar inftelling , en niet 
uit haar natuur goed , en by gevolg in de ziel ook niet inge- 
fchreven. Bchalven deze worden 'er veel andere plaatzen 
in de Schriftuur gevonden, die 't zelve geniigen; doch deze 
twe aangetrokkene zijn genoech. Dat de kerkplichten ei- 
gentlijk niets tot de ^ gelukzahgheit doen, maar tot de lig- 
chamelijke " v.-elftand van de heerfchappy alleen nut zijn , 
blijkt ook klaar uit de Schrift zelfs; dewijl zy voor der zei- 
ver beloning niets, als de f voordelen en s welluftenderlig- 
chamen , en voor d'algeméne ii Goddelijke wet alleen de i ge- 
lukzahgheit belooft. Want in de vijf boeken die gemeenlijk 
Mozes toegeëigent worden , word niet anders , gelijk wy bo- 
ven getoont bebben , belooft , als deze ligchanielijke voor- 
fpoet , namelijk eere of achting , overwinninge , rijkdom- 
men , welluften , en gezontheit. En fchoon die vijf boe- 
ken , behalven de i Kerkplichten , ook veel dingen de zeden 
betreffende bevatten , zo worden die nochtans in de zelve 
niet geftelt, als zedelefzen , die aan alle menfchen alge- 
meen zijn ; maar als " bevélen , volkomen gevoegt na de o be- 
vatting en P begrijp alleen van 't hebreeufche volk , en die dies- 
halven haar opzicht en nuttigheit alleen, tot deszelfs heer- 
fchappy hebben. Tot een voorbeeld , Mozes leert de Jo- 
den niet als een Leeraar of Propheet , maar als een wetge- 
ver en Vorft , dat zy geen ' doodflagen zullen begaan , en 
dat zy niet zullen ftelen , en deze ' bevélen bevefti^t hy 
niet met de réden, maar voegt de ftraffe by zijn " bevélen, 
welke na yders volksaard en bezonder natuur kunnen , en 
moeten verandert worden, gelijk d''' ondervinding dat klaar 
genoecli heeft geleert. Alzo heeft ook het verbo(i van over- 

L 3 fpél 



d Bcafitudê, ■ 
C Foelicitas. 

g Dclicia. 
h Lex divina, 
i Beatuudo. 



hFalicitasi 



1 Céeremênu, 



m Docnmcn" 
n Mandata, 



t Occidtre* 
r Furari. 

ta. 



Jnjfa. 



X ExpertiA-^ 



B6 



De RECHTZINNIGE 



z TrsnqHÜ- 

litas. 

a Beétitudo. 
b A&19 ex- 
tern ê 

c Confenftts 
animi. 



d Ahro^êre. 

e Le^es. 
{Rcs pnlflica, 



^ Ignoran- 



h Carcmoniig» 
i Commoda. 

k Beatitudo. 



1 Uypochrlfis. 
n Charitaj, 



fyèi haar opzicht alleen tot de welfland des y geménehéft en 
deszelfs heerfchappy; want zoMozes zedelefzen, die niet 
alleen tot voordeel van 't geménebeft , maar ook tot 2 ge- 
ruftheit des gemoeds en ware gelukzaligheit van een yge- 
lijk konden dienen, had willen geven, zo zoude hy niet al- 
leen d' b uiterlijke handeling , maar zelfs ook de ' toeftein- 
minge des gemoeds , gelijk Chriftus gedaan heeft, beftraf- 
fen , die algemene leringen alleen ( bezie Math. Cap. v: v. x8 .) 
geleert heeft : cn om deze reden belooft Chriftus een gee- 
ftelijke, daarMozes maar alleen een ligchamelijke belonin- 
ge belooft heeft ; want Chriftus, gelijk gezegt is , is niet 
gezonden om de heerfchappy te bewaren , en wetten te ge- 
ven, maar alleen om te leren d'cnige algemene wet; en hier 
uit is lichtelijk af te nemen, dat Chriftus de wet Mozes geen- 
zints heeft willen d vernietigen. Want Chriftus heeft geen nieu- 
we e wetten in d' ^geméneftaat willen invoeren, en is voor niets 
anders meer bezorgt geweeft , als om die dingen , dezeden 
rakende, te leren,' en die van de gene, de geméncftaat betref- 
fende, tefcheiden, en dat wel voornamelijk om d' gonkun- 
digheit der Pharizencn , dewelke meenden dat zodanig een 
gelukzalig leefde , die 't recht van de geméneftaat, of de wet 
Mozes voorftonden en befchermden , fchoon zy maar alleen , 
gelijk getoont is , tot welftand van de geméneftaat , en 
niet zo zeer om de Hebreen t'onderwijzen , als om dezelve 
te dwingen en in toom te houden, dienftig en van noden was. 
Maar laat ons weerkeren tot't voorgaande, en andereplaat- 
zen der Schriftuur aanhalen , die tot beloning der h kcrk- 
plichten niets als ligchamelijke ' voordelen beloven , daar 
in tegendeel voor d'algeméne Goddelijke wet alleen de 
k gelukzaligheit op word toegezeid. Onder al de Pro- 
pheten leert niemant dat klaarder dan Ezaias ; want de- 
ze, na dat hy de 'gevcinftheit Capittel Iviii. lieeft beftraft, 
en de " vryheit en " genegentheit tegens zich zelfs en zijn 

even- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



"'X 

m 
li 
ai 
d 



riïc 
aal- 



THEOLOGANT. ^.Hooftd. 87 

cvennaaften had bevólen , belooft voor dezelve deze din- 
gen , i>ish "^^ni naïn ninn *]D3nsn r]-^i« nnu^D rp3' 

T|£iD»i' nin* *^p*|* 'T^^in zal uw licht als den dageraad op 
gaan j en uw gezontheit zal piellijk toenemen ^ en uw gerecb- 
tigheitzal voor u henen gaan j en de heer lij kheit des Heren 
zal tl, * vergaderen y enz. Hier na beveelt hy haar meê de 
Sabbath , en belooft haar voor des zelfs Vi el waarneniinge , 

"yrs mn» '3 O T]Ot< "IfV^ TbT\l dat zy haar in f den Here 
zullen vermaken j en dat zy over de hoogte der aarde zul- 
len X te poerde rijden j en eten de erffenifze van haar Va- 
der Jacob j gelijk des Here mondgefproken heeft. Wy zien 
dan dat de Propheet voor de o vryheit en p liefde zijns naa- 
ften een q gezonde ziel in een gezont ligchaam , en de heer- 
lijkheit Gods na 't leven; maar voor de ' Kerkplichtenniet 
anders , als ^ voorfpoet en ' geriiftheit der wereltfche heer- 
fchappy , en ligchamelijk " geluld belooft. In de xv. en xxiv. 
Pfalm, word van de Kerkplichtcn geen , maar van de zede- 
lefzen alleen gewag gemaakt , namelijk om dat in die van 
de gelukzaligheit alleen wort gehandelt en voorgeftelt , 
fchoon maar by ^ gelijkenifze ; want 't is zeker dat daar by 
de berg Gods en defzelfs tente en woning in dezelve , de 
z gelukzaligheit en * geriiftheit des gemoeds, en niet de berg 
van Jeruzalem , noch de tabernakel van Mozes word ver- 
ftaan. Want deze plaatzen wierden van niemant bewoont, 
en alleen van de zodanige die uit de ftamme Levi waren 
bedient. Ook beloven alle de Spreuken van Salomon , die 

in 

* Eenfpreekwijzeder Hebreen, betékenende de fterfdag ; al^o 
zeggen zy, vergadert wordtn tot z^ijn volk y betékent fierven bezie 
Gen. Cap. xlix: v. : 9, 3 5 . 

t Betekent , eerl^kvermaakfivordert gelijk ons fpreekwoort zegt : 

niet<0cöe»ttietecre. 

% Dat h> , gelijk als met een toom het paert gedwongen wordyi 
20 zult gy het volk regéren. 



p Charitas. 
q Mms fana^ 
r Carcmonia, 
{Frofperitaf, 
t Securitas^ 
V Faelicitat. 



X Beatitrulo^ 
y Farahlice, 

z Beatitudo, 
a Tran^uil- 
litat. 



r 

Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



88 



De RECHTZINNIGE 



C Cultfit, 



d Imperinra, 
f VaJi€tio, 



h Lex na' 

turalis. 

i Tejiamett' 

tttm. 



k Vocumtn' 
tA moratia» 

J CxrcmênU, 



in 't voorgaande ^ hooftdcel zijn aangehaalt, voor d'allene 
*^oe{?èningdes verftands en wijsheit , dewaregelukzaligheit, 
namelijk wijl uit de zelve verdaan wort de vreze Gods , en 
dat de kennifze des zelfs daar in gevonden zal worden. Dat 
de Hebreen na de verwoeftin^e van hun ^ rijk niet gehouden 
waren de ^ Kerkplichten t'oeffenen , blijkt uit Jeremias 5 die , 
als hy de ^ verwoeftinge der Stad, nabyzag en voorzeide> 
iprak : dat God die alleen beminde ^ die ^weten en verjiaan^ 
dat hy zelfs een handhaver der barmhartigheit gerechtig- 
heit en billikheit in de wereld is ; en dat die aUeen in H toe- 
komende waerdtg geacht zouden worden , die dat weten j 
bezie Cap.ix: y. 23. als of hy zeide ; dat God na de g ver- 
woeftinge der Stad niet bezonders van de Joden zou eifchen , 
noch iets anders dan de wet der naturen , aan welke wy alle 
zijn verbonden in 't toekomende van haar zou vorderen. 
Het nieuwe ' Verbont bevefticht dit ook volkomen , want 
daar in , gelijk getoont is , wort niet anders dan ^ zédelef- 
zen geleert , en 't Koninkrijke Gods wort op de zelve toe- 
gezeid , maar de ^ Kerkplichten zijn te niet gedaan van d'A- 
poftelen, nadat 'tEvangelium ook aan andere volken, die 
door andere wetten w ierden beftiert , verkondigt was ; en 
dat de Pharizenen na 't verlies van 't Rijk , de Kerkplich- 
ten , of 't meefte gedeelte derzelver hebben onderhouden , 
gefchiede meer uit haat tegens de Chriftenen, dan om God 
te behagen. Want zy hebben aanftonts na de verwoeftin- 
ge der Stad, alszyna Babylonien gevangen waren gevoert , 
wijl zy doen niet , dat my bekent is , in " gezintheden ver- 
deelt wierden , de Kerkplichten achter gelaten ; ja zy heb- 
ben de gantfche w et Mozes en Vaderlijke wetten , als over- 
vloedig, aan de vergetenheit overgegeven , en zich met an- 
dere volken vermengt , gelijk Efdra en Nehemia dat open- 
baar getuigen; dicsnalven behoeft men niet te twijfelen, of 
de Joden waren niet meer aan de wet Mozes , na d'onder- 

gang 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



t 

m 

'm 

.nir 



THEOLOGANT. ^.Hoofcd. 89 

gang van haar Rijk , als hun voorouders voor 't begin van de 
O geméneftaat aan dezelve gehouden \a aren , verbonden : 
Want wijl zy onder d'andere p volken voor d' q uittogt uit 
Egypten leefden , hebben zy geen bezondere wetten gehad , 
en zy waren niet verplicht aan andere wetten , dan aan de 
natuurlijke, en zonder twijfel ook aan de t wetten, van die 
geméneftaat , in dewelke zy leefden , als dezelve niet tegens 
de natuurlijke wet Gods ftreden. Maar wijl ook d' *'Aards- 
vaders aanGodc ofïèrden, zo hebben zy dat naar mijn mé- 
ning gedaan, om dat zy haar gemoed , 't geen van jongs aan 
tot d'ofïèrhande gewoon was , tot meerder ^ godsdienftig- 
heit zouden opwekken ; dewijl alle menfchen van de tijden 
Enos af , geheel en al aan d' v offerhanden ge\\ oon waren , 
op dat zy zo veel te meer tot de godsdicnft mogten aange- 
ftuuwt worden . Dieshalven hebben d' " Aardsvaders niet uit 
enig eodlijk bevél , noch door d'algeméne kennifze van de 
y Goddelijke wet , maar alleen uit de z gewoonte harer tijden 
Gode geöfïèrt, en zo zy dat door ymants bevél hebben ge- 
daan , kan 't zelve geen ander , als dat bevél van die b geméne 
ftaat, in de w^elkezy leefden, zijn, aande welke zy ook (ge- 
lijk wy nu hier , en ook in 't darde " Hooftdeel , als wy van 
Melchizedek gefproken hebben) verbonden waren. 

Hier mee , meen ik , heb ik mijn gevoelen met d' acht- 
baarheit van de Schrift beveiligt : daar is dan nu noch overig 
te tonen , op \\'elke wijze , en om welke rédenen de ^ kerk- 
plichten, om de heerfchappy der Joden te beveiligen > en te 
behouden , van noden waren 't geen ikkortelijk, zo veel my 
mooglijk is , uit algeméne ^ beginzelen zal tonen. Desge- 
zélligheit der menfchen is niet alleen om voor vyanden be- 
vrijd te leven , en ook om veel dingen te gemakkelijker te 
verrichten , zeer nuttelijk , maar zelfs ten hoogften nóod- 
zaaklijk ; want ten zy de'menfchen onderling hun vlijt niet 
aanwenden , zou haar konfl en tijd ontbreken , om haar zelfs 

M 



ca, 

p Nati$nesi, 
q Exitffs» 



f PatrUrcU» 

y Sacrsficid. 
X FdtriarcUéet 



j Lefc dhsna» 
z CênfMttndff» 



a Mandatum^ 



dAuthoritas, 
c C4rcm9ni€» 



mcnta. 



ZO 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



\ 



90 De R E C H T Z I N N I G E 

zoveel 'tmooglijk is, t'onderhouden en te bewaren. Want 
alle menfchen 2ijn tot alles niet even bequaam, en eenyge- 
lijk zou niet machtig zijn, die dmgen te konnen bevorderen „ 
dien hem alleen ten hoogflen van noden waren, 't Vermogen, 
en de tijd, zeg ik, zouden een ygelijk ontbreken, zo by al- 
leen moefte ploegen, zajen, majen, malen, koken, weven, 
najen, en zeer veel andere dingen tot \ leven noodzaaklijk, 
uit te werken; dat ik nunochfwijg van de konften en weten- 
h TerfcaiK fchappen, die ook tot de volmaaktheitvande menfchelijke 
j Biatitndo. natuur, en deszelfs ' gelukzaligheit ten hoogften van noden 
zijn. Want wy zien , dat die gene , die vreemd en zonder 
k Fiiitia. k ftaatkunde leven , een clendig en byna beeftig leven leiden, 
en dat zy die weinige elendige en onbefchaafde dingen, die 
zy noch bezitten , niet zonder onderlinge hulp , hoedanig; die 
ook is, voor haar konnen bezorgen. Want zo demenlcheii 
van natuur zodanig beftonden , dat zy niets , als dat , 't welk 
1 Ltiis. de ware reden leert , begeerden ; voorzeker de ^ wetten wa- 
mS0cutai, voor de gemeente niet nodig , maar alleen zou 't ge- 
noech zijn , de menfchen de ware zedekunde te leren , op dat 
zy van zelfs en volgens haar eigen believen dat geen , dat 
waarlijk goed is , handhaafden. Maar 't is geheel anders met 
de menfchelijke nauiur geftelt : alle zoeken zy wel haar beft , 
A Di^amen doch zcerweinig volgens 't " beleid van een gezonde reden, 
O lüuk maarmeeftendeel door ^ drift en p hartstochten aangeftuuwt 
p jsffia»,, (die geen opzicht op de toekomende tijd en andere dingen heb- 
ben ) trachten na de dingen , en keuren die voor goed. Hierom 
tj snieta:. is 't , dat QQCii ^ gcmccnte machtig is te konnen beftaan zon- 
der heerfchappy en macht , en bygevolg wetten, die de drif- 
ten en ongebreidelde hitten der menfchen intomen en mati- 
'.Mfointè. gen: nochtans lijd de menfchelijke natuur niet , zich 'volko- 
men gedwongen te zien , en , gelijk Senecaden trcurdich- 
ter zegt : niemant bezit lang de geweldige heerfchappy, 
maar de gematigde duurt : want zo lang de menfchen door 

vrees 



I 



THEOLOGANT. s-.Hoofrd. 



9^ 



f vrees alleen geleid worden of iets doen, doenzy alleen car 
gene , 't welk haar grotelijks tegenftrijdig is , en zy flaan gcca 
acht op de * nuttiglieit en " noodzaaklijkheit van de zaak ; 
maar bezorgen alleen dat gene, datzy, namelijk vry van hals - 
ftralïè en andere mifdaden zijn. Ja zy konnenzich door de 
fchade en nadeel des Vorfts , fchoon te gelijk ook tot haar 
fchade, verblijden, en hem allequaad toewenfchen, en zo 
zy konnen , ook toebrengen. Het is ook een van de fwaarllc 
zaken, ja byna onmooglijk voor de menfchen dienftbaar aan 
haars gelijke te moeten zijn , en van dezelve geregeert te 
Worden. Daar is mee niet fwaarder , als de ^ vryheit aan 
'tvolk eens toegeftaan zijnde , dezelve liaar weerom t'ont- 
weldigen. Hier uit volgt, vooreer ft , dat of, de gantfche 
y gemeente moet zo 't mooglijk is , de heerfchappy ^ on- 
derling behouden , op dat zy alle haar zelfs , en niemant 
zijns gelijke gehouden is , ten dienfte te zijn : of, zo weini- 
ge , of een alleen 't gezach heeft , moet hy iets bczondcrs 
boven de geméne menfchelijke natuur bezitten , of ten min- 
llen uit al zijn vermogen trachten, het = gemeen dat wijs te 
maken. Ten tvveden , moeten ook alle wetten , zoda- 
nig in een ygelijks heerfchappy ingeftelt worden , dat de men- 
fchen niet zo zeer door vrees , als wel door hoop \m iets 
goeds daar zy na trachten, geleid worden ; want dan zal 
een yder met vermaak zijn plicht waarnemen. Ten darden , 
dewijl de b gehoorzaamheit daar in beftaat , dat ymant de 
' bevélen door 't ^ gezach des beveelders ingcvoert , gehoor- 
zaam is ; zo volgt hier uit, dat dezelve, in welkers rege- 
ring de macht aan ^ alle gemeen is , en de wetten door een ge- 
méne toeftemming beveftigt worden , geen plaatsheeft : en 
of de wetten in zodanigen regering vermeerdert, of vermin- 
dert w orden , zo blijft nochtans 't volk even vry , om dat 
daar niet door de macht van een ander, maar door haar ei- 
gen vrye f toeftemming gehandelt word ï doeh 't tegendeel 

M X ge- 



t Vtr-'-ttf, 



z CtlU^is^ 



b OMientU, 
c Mandata* 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



g Mfilute. 
li Mdndata 



k Li bert as, 



J Res pH 
èlica. 



Utcr- 



p Scrpitxs, 



9Z De RECHTZINNIGE 

gebeurt, als de regering by een s volftrekt is, dewijl zy alle 
aan de h bevélen van een moeten gehoorzaam zijn ; dies- 
halven hy (tenzy zy van jonks aan zodanig zijn opgevoed,, 
dat zy aan een gehoorzaamheit bewijzen) befvvaarlijk nieu- 
we i wetten, daar zy van noden zijn, zal konnen invoeren , 
en d'eens tocgeftane ' vryheit 't volk ontweldigen. 

Deze dingen dan in 't algemeen aangemerkt hebbende, 
zullen \^y tot de' geméneftaat der Hebreen overgaan. Deze. 
als zyeerft uittogen uit Egypten, waren niet meer aan w et- 
ten van andere volken verbonden, en dieshalven was 't hun 
geoorloft nieuwe wetten , na haar BeHeven , " in te ftellen , of 
nieuwe rechten in te voeren , en rijken en landen waar,, en a\ 'el- 
ke zy wilden, te bemachtigen: maar tot niets minder, als 
om wetten wijfzelijk intevoeren , en de macht o gemeenzaam 
onder zich te behouden, waren zybequ aam; want byna alle 
waren zy plomp en ruuw van begrijp, en door een ellendige 
F dienftbaarheit onderdrukt. D'oppermacht dan heeft noocl- 
wendig by een alleen, die hun allen gebood, als ook door 
ontzag dwong , en eindelijk die wetten voorfchreef, en daar 
na hun dezelve verklaarde , moeten zijn. Zodanigen macht 
dan heeft Mozes licht konnen verkrijgen , en behouden; de- 
wijl hy d'andere in goddelijke vermogens ver overtrefte', en 
dat hy dezelfde bezat, het volk gelijk hy met veel igetuige- 
nifze toonde , deed geloven , bezie zijn twede boek Cap. xiv 
'tlaatftevers, enCap.xix:^.9. Door dat goddelijk vermo - 
gen dan , met welke hy d'andere te boven ging , heeft hy wet- 
ten geftelt , en den volken voorgefchreven : en daar toe heeft 
hy grote voorzichtigheit gebruikt, dat 't volk niet zo zeer 
door vrees, als uit eigen beweging haar plicht waarnam , tot 
't welk dezetwe dingen hem ten hoogften parftede ; name- 
lijk des volks hardnekkigheit (dat niet.konde lijden door ge- 
weld gedwongen te worden) en d'aanftaande oorlog : al waar 
'c noodzaakjijker is de ' Krijgslieden , op dat de zaken wel mo- 
gen 




I 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



tb 



k 
lair 



THEOLOGANT. f.HooftcJ. 93 

gen gelukken , ^ aan te moedigen , dan dezelve door ftraf- 
fen en dreigingen, » te verfchrikken ; want dan zal een yder 
meerder trachten uit te munten , in " deucht en moedig- 
heit, als de flraffe alleen te mijden. Om deze reden dan heeft 
Mozes door zijn eigen deucht en Goddelijk bevél de > Gods- 
dienft in de z geméneftaat ingevoert, op dat 't volk niet zo 
zeer door vrees , als wel door aandacht in haar Godsdienft , 
haar plicht zou waarnemen ; ook heeft hy haar daarenboven 
door weldaden verbonden , en als van Gods wegen , veel 
toekomende dingen belooft : hy heeft hun ook geen ftren- 
ge wetten opgeleit , 't geen een ygelijk ons , die dezel- 
ve onderzoeken wil , licht zal toeftaan ; voornamelijk zo hy 
op d' ^ omftandigheden , die daar om ymant fchuldig te 
verklaren , vererft wierden , komt te letten. Einde- 
lijk , op dat 't volk , 'tgeen hun eigen recht te behouden 
niet machtich was, van de wil desVorfts mogt afhangen, 
heeft hy 't volk , namelijk die , die de ^ dienftbaarhcit ge- 
woon waren, niet toegcflaan iets na haar welgevallen te mo- 
tsen doen; want 'rvolk konde niets verrichten, of zy waren 
c,chouden aan de ^ wetten gedachtig te zijn, en de 'bevélen, 
clie na't ^ believen des beveeldcrs gefchikt waren, op te vol- 
gen: want 't was haar niet, als volgens een zeker en bepaalt 
bevél geöorloft te ploegen, zajen,"majen enz. Van gelijken 
was 't haar ook niet geöorloft iets t'eten , te kleden , noch 
't hoofd of baert te fcheren , noch zich te verblijden : ja 
'twas haar volftrekt verboden iets te doen, als volgens de 
g geboden en ^ bevélen , haar in de wetten voorgeftelt : en 
dat was't noch alleen niet ; maar zy waren verplicht zekere 
tékenen aan de poften der deure , aan de handen , en tuffchen 
d ogen te hebben , welke hun gedurig haar ' gehoorzaam- 
heit indachtig maakten. Dit dan is 't ^ oogmerk van de 
1 kerkplichten geweeft , op dat niemant volgens eigen zin- 
lykheit iets, maar alles na de bevélen van een ander, zou 

M 3 docü, 



f HirUri. 
t Territart, 
V Virtut. 

mitat. 



y Reli^it. 
2 Rm fHbli- 
c». 

a DnttU, 



b Ctreum' 
fiéntU. 



c Seryiiur. 



e llsnidita: 
f Arbiirium^ 



8 

h ManJatdr 



i Oklientia. 

1 C^erermniie.. 
m DecretMtiti. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



94 R E C H T Z I N N I G E 

oMcduX Hoen, en zy beleden, zowel door haar dageli'kfche n hau 
delingen, als met haar ° gedachten , geheel en al berooft van 
gaar eigen recht, en volkomen aan een anders verbonden te 
zijn. Uit al 't welke middagklaar blijkt, dat de kerkplich- 
ten mets tot de P gelukzaligheit uitwerkten, en dat de kerk- 
plichten van't oude q verbond, en degantfche wet van Mo- 
zes , geen ander opzicht , als tot de heerfchappy der He- 
j breen, en by gevolg tot de ligchamelijke ^ voordelen , had 

ic.r.„,... Maar wat de ' kerkplichten der Chriftenen betreft, namelijk 
. c^^flu. T ^°''P ' , Avondmaal , de Vierdagen , d'uiterlijke gebe- 
den en andere , die 't gantfche ' Chriftendom gemeen zijn 
en altijd geweeft hebben ; zo die ooit van Chriftus of zijn 
Apoftelen zijn ingeftelt ( dat my tot noch toe niet gantfch 
V Eccun. i ^ 2:,jn dezelve niet anders ingeftelt , als uiterSjke tc- 
i^enen van d algemene V kerk, maarniet als zaken, die tot de 
y K gelukzaligheit iets doen , of die enige y heiligheit in zich 

hebben: en offchoondeze kerkplichten niet ui? inzicht van 
^ s^i^. de heerfchappy , maar uit inzicht van dc gantfche z menigte 
zijn ingeftelt zo volgt daarom niet, dat die geen, die op 
zich zelfs keft, aan dezelve verplicht is : ja die, dewelli 
onder een heerfchappy leeft , waar de Chriftelijke a gods- 
dienft verboden is , is verplicht zich van de kerkplichten t€ 
wachten, en niet te min zou hy godzalig konnen leven. In 
hExtmpium. t Koninkrijk Japan is deze zaak aangaande een voorbeeld 
alwaar de Chriftelijke Godsdienft is verboden , en de Neêr- 
cK.^.-.. landers aldaar wonende, zijn door c bevél der Ooftindifche 
é cuuuu Maatfchappy verbonden , zich van alle uiterlijke "oeffèninae 
e jtn'k^. godsdienft t'onthouden. Dit meen ik nu met geen and?- 
fFunu. f ' achtbaarheittebcvcftigen, fchoon 'tniet fvvairzou val- 

menta. 

len, dat zelve ook uit de ^ beginzelen van 't nieuwe % Vec- 
gr^^.». bond af te leiden, en daarenboven met klare voorbeelden rè 
h T^imni». tonen ; doch ik ga dit te lichter voorby , om tot 't ander 

te komen : ik zal dan dieslialven tot dat geen overgaan , 

"twelk 



t 

i 



n 



THEOLOG ANT. ^.Hooftd 9; 

*t welk ik op de twede plaats iii dit ' hooftdeel te verhan- 
delen , befloten heb ; namelijk- vvien , en om welke reden 't 
geloof der ^ gefchiedenifzen in de H. Schrift befchreven , 
noodzaaklijk is. Op dat dit door 't ' natuurlijk licht mag 
verkregen worden , zal ik aldus voortgaan. 

Zo ymant aan de menfchen iets wil raden of ontraden , 
dat door zich niet bekend is, die is gehouden zijn zaak, op 
dat zy dezelve aangaan , uit 'tgeen toegeftaan is, te beto- 
gen, en hy moet dezelve door d''" ondervinding of n reden 
beveiligen; namelijk uit zaken , die door de zinnen onder- 
vonden zijn inde natuur te gebeuren, of uit geméne kun- 
digheden door zich zelfs bekend ; en ten zy d'ondervinding 
zodanig zy , dat zy klaar en onderfcheiden begrepen 
word , fchoon hy de menfchen overwint , zal hy nochtans 
't p verftand op gelijke wijze niet konnen aandoen , en haar 
q fwarigheden wechnemen, als de zaak uit eeméne kundig- 
heden, dat is uit't vermogen van 't verftanci alleen , en uit 
deszelfs ' orde van bevattiiig , afgeleid moet worden ; voor- 
namelijk zo'tf verfcliil van\ geeftelijke , en van die dingen, 
die geenzints onder de zinnen vallen , is. Maar om dat, om 
de zaken uit geméne ^ kundigheden , 't verftand betreffende, 
af te leiden, meeftentijd een lange ' zamenknopinge der be- 
vattingen , en daarenboven een grote " omzichtigheit , een 
y doordringend verftand , en een grote ^ ftandvaftigheit ver- 
ëifcht word , welke alle zelden in de menfchen gevonden 
worden ; daarom willen de menfchen liever door d* « erva- 
rentheit geleert worden , als al haar. bevattinge uit weinige 
* geméne kundigheden afleiden , en onderling zamenkno- 
pen. Hier uit volgt , dat , zo ymant enige wetenfchappen , 
een geheel volk ( op dat ik niet zeg 't gantfche menfchelij- 
ke geflacht ) wil leren , en van alle , in alles verftaan worden ^ 
dat die genoodzaakt is zijn zaak met d'ervarentheit alleen 
te beveftigen, en zijn redenen «bepalingen van de verhan- 
delt 



i Cafmt, 



turatc. 



tn Exferiè»- 
tU. 

n Ratit, 
O Axivnata, 



p IntelUSHt' 
q Ktbids. 



t OrJ», 



t UttitntTé 
V ConeMe- 
nath, 

X Pr«e4Hti». 

y Ptrfpieaei' 
tat ingeuii. 
z CctttineU'' 
tia. 

a Experit». 
tia. 

b Pcretptit' 
c jfxitmataw 



e Dtfinitu» 
nu. 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



Ni 



f Accmmo- 

g ConcMte* 
nare. 



h Capttts. 
i Expcriert' 

:ia. 



k SpccuUth. 
1 Deumejfc, 



n Skppliitjf. 
O Ex^criCTt' 

p Hijlor 'ét, 
q Definitio • 
nes 4 

t Captus» 



f Ce^nitii, 



tOhedientta» 
V Der et ü. 



95 DeRECHTZI^JNlGE 

delt wordende zaak , volkomen na de bevatting van 't ge- 
meen , die 't grootfte gedeelte des menfchelijken gedacht 
uitmaken, f te voegen : maar dezelve niet aan een te fcha- 
kelen , noch bepalingen , om de bewijzen zo veel te beter g za- 
men te voegen , te (lellen , zou hy voor de geleerden alleen 
fchrijven ; dat is , van zeer weinige menfchen , zo zy met 
d'overige w orden vergeleken , verflaan worden. Dewijl dan 
de gehele Schriftuur, ecrftelijk tot nut van een geheel volk- 
en eindelijk van 't gantfche n:enfchelijke geflacht is gcöpen- 
baart, zo zullen die dingen noodzaaklijk , welke in dezelve 
bevat worden , volkomen na de bevatting van 't gemeen , 
moeten zijngevoegt, en metd' ' ervarentheit beveiligt wor- 
den. Wy zullen de zaak nader verklaren. De dingen die 
men volgens de Schrift, die op de ^befpiegelinge alleen zien, 
moet leren, zijn voornamelijk deze, te weten clat ^ God is, 
of een wezen 't welk alles heeft gemaakt, enmetdehoog- 
fte wijsheit belliert en onderhoud , en dat grote zorge voor de 
menfchen heeft , namelijk voor die, die Godvruchtig en eer- 
lijkleven : maar d'andere daarentegen die e;odloos leven , 
met vele " llrafïingen pijnigt , en hen van de Vromen af- 
fcheid. En dit beveiligt de Schriftuur met d'^ervarentheit 
alleen , namelijk met die , welke in de p gefchiedenifzen ver- 
haalt word , en geeft van alle deze zaken geen ^ bepalin- 
gen , maar voegt alle woorden en redenen na de r bevatting 
van 't gemeen. En fchoon d^ervarentheit van alle deze din- 
gen geen zekere ^kennifze machtig is te geven noch te lé- 
ren , wat God is , en op welke w ijze hy alles onderhoud , 
regeert , en zorge voor de menfchen draagt ; zo kan zy noch- 
tans de menfchen zo veel leren en verlichten , als om def- 
zelfs gemoederen , tot de ' gehoorzaamhcit en ' Godsdienft 
aan te fluwen, van noden is. En hier uit meen ik dat klaar 
genoech blijkt , wien en om welke redenen 't geloof der ge- 
fchiedenifzen , in de Heilige Schrift befchreven , noodzaak- 
lijk 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



lid- 



ie- 
jé- 



THEOLOGANT. ^.Hooftd. 97 

ijk is. Want uit't geen bewezen is , blijkt gantfch zeker , 
at de kennifze der zeiver en 't geloof aan 't gemeen, wiens 
erftand , om de zake klaar en onderfcheiden te bevatten , 
tonmachtig is , ten hoogften noodzaaklijk zy. Ten anderen 
leert de Schrift , dat die geen , dewelke dezelve ontkent , om 
dathy niet gelooft dat 'er een God is, noch dat hy voor dc 
I dingen enmenfchen zorge draagt, godloos is: maar datdc 
gene, die van dezelve onkundig , en nochtans door 't ^ na- iJ;!^ 
tuurlijk Hcht weet , dat God is , en de andere dingen , die 
wy ftraks aangetrokken hebben , en ondertufichen een ware 
bevatting van wel televen heeft, volftrekt zalig is ; ja ge- 
lukzaliger dan 't gemeen volk , om dat hy behalven de ware 
gedachten, daarenboven een klare en onderfcheide bevatting 
heeft. Van gelijken volgt ook dat die geen , dewelke onkun- 
dig is van de ^ gefchiedenifzen der Schriftuur , en door 't^ na 
tuurlijk licht geen der dingen heeft; zo niet godloos of ftijf- 
zinnig , ten minften onmenfchelijk en redeloos , noch deel- 
Uchtich aan de gave Gods , is. Men moet hier aanmerken 
als wy zeggen , dat de kennifze der gefchiedenifzen aan 't ^ ge- 
meen ten hoogften noodzaaklijk is, dat wy dan niet verflaan, 
een volkome = kennifze van alle de gefchiedenifzen , die in '^"**'**' 
de heilige Schriftuur zijn befchreven; maar alleen van die ge- 
ne, welke de voornaamfte zijn, en die alleen, afgezondert 
van d'andere , die kennifze , welke wy aangehaalt hebben , 
*tklaarfteler^n, en de gemoederen van de menfchen 'tmee- 
fte treffen : want zo alle de « gefchiedenifzen der Schriftuur , tScZj?:. 
om deszelfs kennifze te beveftigen , noodzaaklijk waren , f./*"-/^*"- 
kond'er geen beveftiging , als ten zy uit d'algeméne '^befchou-|^^^^ 
wing van alle vordere gefchiedenifzen , die in dezelve bevat ^ 
worden, gefchieden; en dan zou voorzeker deszelfs § beto- k 
ging en h beveftiging, niet alleen de bevatting van 't gemeen, 
maar ook ' volkomen de menfchelijke - begrippen en vermo- 
gens overtreffen. W^ant wie zou zijn gedachten te gelijk op 

N ZQ 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



De R E C H T 2 I N N I G E 

P^niT' 20 groten getal der eefchiedenifzen , en op 20 veel lomllan 
digheden en delen der wetenfchappen , die uit zo veel en zo 
verlcheiden gefchiedenifzen moeten uitgeplozen worden , 
konnen hechten? Ik kan my voorzeker niet wijs maken , dat 
die menfchen , dewelke ons de Schriftuur , gelijk wy die nu 
bezitten, hebben nagelaten , zo groten verftand hebben ge- 
frauT'" 1^^^' zodani^cn nafpeuringe te doen machtig zijn 

geweeft ; en veel minder, dat dé Schriftuur niet zou konnen 
bevat worden, als nadat men eerftdetwillenvan Jzaak, de 
raad van Achitophél aan Abfolom gegeven , en de burgerlij- 
ke oorlogen van de Joden en Ifraëliten , en andere gefchie- 
denifzen van dezen aard , kende: of dan nu aan d'eerfle Jo- 
den, die ten tijde van Mozes hebben geleeft, deze lering uit 
de gefchiedenifzen zo licht niet heeft konnen getoont wor- 
deii , als aan die , dewelke ten tijde van Efdra geleeft hebben , 
n rJi». daar van hier na in 't volgende wat breder. Het n gemeen 
O Bijioru. volk dan heeft alleen die ° gefchiedenifzen , dewelke haar 
p oMim. gemoederen 't meefte tot de p gehoorzaamheit en "5 gods- 
q'Dc^ih. dienft konnen aanduwen te weten van noden; maar dewijl 't 
gemeen om van dezelve t'oordelen niet zeer bequaam is, om 
r ^r<irr4</#- datzy zich meer aan ^ vertellingen, en onverwachte enby- 
zondere uitkomllen der dingen , als aan de kennifze der ge- 
fchiedenifzen vereaapt ; hierom dan heeft 't behalven de 
f pl?ir«. ^ lezinge der gefchiedenifzen , ook de ' harders en dienaars 
vjmhciiu- der Kerke van noden , op dat zy na de ^ fwakheit van haar 
begrijp, van dezelve zouden onderwezen worden. Maar om 
^tnfofuum. van ons ''voordel niette wijd af te wyden, zo befluiten wy 
dat geen, 't welk wy voornamelijk voorgenomen hadden te to- 
\u!Ti«a "^"^^^y^ ^'^^ 't geloof der y gefchiedenifzen , hoedanig 
z cxd,y,»a. ^^j^ mochten zijn, tot de ^ Goddelijke wet niet behoren, 
en de menfchen door zich zelve niet zalig maken, noch ook 
. \4n*' ■ ttigheit als ten opzichte der wetenfchappen hebben,om 

Ur""" welke reden d'enc » gefchicdenis ook nutter is , dan d'andere. 

Dies- 



THEOLOGANT. ^.Hooftd. 99 
! "Dieslialvenzijn degefchiedenifzen in't oude en nieuwe b ver- 
bond befchreven, na mate van haar heilzame lefzen die uit 
'dezelve volgen , voortreffelijker , als de geméne gefchiede- 
nifzen : waarom zo ymant de gefchiedenifzen der Schrif- 
tuur zal gelézen hebben , en in alle dezelve gelooft, en noch- 
tans op haar leringen , dieze verfchaft , zal acht geven , noch 
zijn leven verbetert zal hebben , 't welk haar oogmerk is , 
is 't van evenveel gewicht , als of hy d'Alcoran , de ver- 
zierde vertoningen der Poëten, of de befchrij vingen der ge- 
méne gefchiedenifzen , met die c aandacht , met dewelke 
^t gemeen die doorbladert , gelezen had : en daarentegen , 
gelijk wy gezegt hebben , is die gene , welke van dezelve 
gantfch onkundig is , en nochtans gezonde gedachten , en 
een ware bevatting van wel te leven heeft , **volftrekt zalig, ^ 
en heeft voorzeker de geeft van Chriftus in zich. Maar in te- 
gendeel geloven de Joden volkomen , en ftellen voor vaft , dat 
de gezonde gedachten, en ware bevatting van wel te leven , 
niets tot de ^gelukzaligheit doen , zo lang de menfchen de- « sutit^st: 
zelve door 't ^ natuurlijk begrijp , en niet als leringen , Mozes Lrair*""'' 
Prophetifche gcöpenbaart , aanmerken ; want c&t opentlijk 
met deze woorden te beveftigen , heeft Maimonides in 't 
achtfte Hooftdeel der Koningen in d'elfde wet zich niet ont- 
zien : n^DHD n?nn \r^mh nntJi mvor^iy Sapon Sa 

pirr aj< b-ax p3 m>i ayi2 ni uon n* S;^ 
oSrn r\)T2M^ n^om nmn nr vi^ nr*in r"^3n ♦jöa' 

♦ Dn^DDHD Alle die genen , welke de ^ zeven geboden 

N i aan- 

* De Joden menen , dat God aan Noach zeven geboden gegeven 
heeft, en dat alle Volken alleen aan die flechts gehouden zijn; 
maar dat hyaan de Hebreen alleen daarenboven vele andere gegeven 
heeft, om haar zaliger dan d'anderc volken temaken. 



il 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



ï^o De R E C H T Z I N N I G E 

aangenomen j en dezelve fiaerjiiglïjk volbracht hevft j is eeti 
uitverkorene ^ en erfgenaam van de toekomende wereld; na- 
melijk zohy die aangenomen en volbracht zal hebben , omdat 
Godaie in de wet geboden j en ons door Mo zes dezelve geófen^ 
baart heeft j en om dat de kinderen van No ach dievantevo^ 
ren zijn voorgefchreven : maar zo hy dezelve door H beleid 
der reden volbracht heeft j, is deze geen inwoonder ^ noch uit de 
uitverkorene;, noch uit de wijze des volks. Dit zijn de woorden 
vanMainionides, by dewelke Rabbi Jozeph , de zone Shem 
Tob in zijn boek , dat hy Kebod Elohim , de heer lij kheit Gods 
noemt , voegt : dat fchoon Ariftoteles ( welke hy acht de 
j^mué. befle s zedekunde gefchrcven te hebben , en boven alle an- 
dere waerdeert ) niets van die dingen , welke tot een ware ze- 
dekunde behoren, en welke hy ook in zijn zedekunde heeft 
uitgevoert , achterwegen had gelaten , en alles naerftelijk vol- 
trokken , dat dit hem nochtans geen voordeel tot zijn be- 
houdenifze zou kunnen toebrengen , dewijl hy. die dingen, 
welke hy leert , ni^t als Goddelijke leringen prophetifche . 
geöpenbaart, maar door 't beleid der reden alleen heeft aan- 
h Tfgmints. genomen. Voorzeker dat dit altemaal loutere ^ verdicht- 
k J17"/r^r4/r 2:elen zijn , die. door geen ^ reden noch ^ achtbaarheit der 
Schriftuur zijn onderfchraagt, acht ik, zaleenyder, deze 
dingen met opmerking lezende , gewaar worden { waarom 
het genoeg is, om die te weerleggen, haar maar alleen aan 
te trekken. Ook is 't mijn méning niet hun gevoelens hier 
te weerleggen , namelijk van die gene welke flclfai , dat 't 
\Lnmn ma> 1 natuutlijk begrijp niets gezond van die dingen , die tot de 
msaius. ^are gelukzaligheit behoren , kan leren: want zy zijn on- 
machtig, die geen gezonde reden bezitten , dat met gezon- 
de reden te tonen , en zo zy zich iets , dat boven de reden is, 
toeëigenen, is 't voorzeker eei^verdichtzel , en ver beneden 
de reden; 'twelk haar geméne gewoonte van leven genoech- 
zaam te kennen geeft. Doch 't is hier niet van noden opent- 



THEOLOGANT. 6. Höoftd. loï 

lijker te fpreken. Dit zal ik daar alleen toe doen , dat wy 

niemant , dan uit de " werken konnen kennen , en die deze n o/w»; 

vruchten , namelijk liefde , blijdfchap , vrede , lankmoedig- 

heit, goedertierentheit, gelove, zachtmoedigheitenmatig- 

heit bezit; tegen de zodanige (gelijk Paulus in 'de Brief aan 

de Galaten Cap. v: f. iz. zegt ) is de wet niet gegeven, fchooa 

hy door de reden alleen, of uit de Schriftuur alleen , wijs is, 

hy is waarlijk van God geleert , en volftrekt gelukzalig. 

Hier meê dan heb ik alles , dat ik omtrent de ° gocÖelijke wet oUtdhmi' 

voorgenomen had te doen , volbracht. 



't ZESDE HOOFTDEEL. 
f^an de Wonderdaden, 




GElijk de menfchen gewent zijn , die wetenfchap , de- 
welke de 3 menfchelijke bevatting overtreft , Godde- „IZ,** 
lijk te noemen , zo zijn zy ook gewent , dat werk , 
welks oorzaak by het gemeen onbekent is , met de naam 
van Goddelijk, of Gods werk uit te fpreken: want het •'ge- b r«/f»r. 
meen volk acht, dat dan Gods « macht , en voorzienigheit ^^p';;^ j^;^ 
op het klaarlijkft blijkt , als het iets ziet gebeuren , dat in'»-- 
de natuur = ongewoon , en ftrijdig is tegen 't gevoelen , 't ^ 
welk het volgens de gewoonten, van de naaiur heeft: voor- 
namelijk zo dit tot hun voordeel of nuttigheit gedijd is : en 
dat Gods ' wezentlijkheit , uit geen ding klaarlijkerkanbe- f 
wezen worden , dan hier uit , dat de natuur , haar s ordening g ordo. 
en fleur , gelijk zy menen , niet houd. Zy wanen dieshal- 
ven , dat alle de genen , die de dingen en ^ wonderdaden ^ ^'"''f^^^ 
door natuurlijke oorzaken verklaren, of pogen te verklaren , 
God of ten niinflen Gods ^ voorzienigheit wechnemen : rPm»*».'A»»> 

N 3 want- 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




k Titentia, 
I Ima^inari. 



p Detttio. 
q CtepUitat, 



t Admirari, 



l Imperium, 

V Voluntas, 
X Pêtentia» 

y Ima^inari, 



2 MiraChla^ 



loz De RECHTZINNIGE 

want zy menen , dat God zo lang niets doet , als de na- 
tuur na de gewone ordening werkt , en in tegendeel, dat het 
^ vermogen van de natuur , en de natuurlijke oorzaken zó 
lang ledig zijn , en niets doen, als God werkt zy ' beel- 
den zich dan in , dat 'er twé vermogens zijn , door 't getal 
. van elkandercii gefcheiden; te weten, een macht Gods, en 
een macht der naniurlijke dingen , die echter van God op 
zekere wijze bepaalt , of (gelijk wel de mecfte in deze te- 
gem^'oordige tijd gevoelen) gefchapen is. Doch zy weten 
waarlijk niet , wat zy by beide , of wat zy by God en de 
natuur vcrftaan , behalven dat zy Gods macht, alsdeheer- 
fchappy van zeker koninklijke achtbaarheit , en die van de 
natuur als een drift , en gewelt inbeelden. Het " gemeen 
volk noemt dieshalvcn d'ongewoone werken der natuur ° won- 
derdaden, of Gods werken , en wil, (ten deel uit p god vruch- 
tigheit , en ten deel , uit q begeerten van de genen tegen te 
ftreven , die de natuurlijke wetenfchappen oeffènen) de na- 
tuurlijke oorzaken- der dingen niet weten, €n verheugt zich 
alleenlijk die dingen te horen , daar in het meeft onkundig , 
en dieshalvcn meefl: over ' verwondert is ; namelijk om dat 
het om geen andere reden, dan met de natuurlijke oorzaken 
wech te nemen ^ en de dingen buiten d'rordening der natuur 
in te beelden , God kan aanbidden , cn alles op zijn ' heer- 
fchappy en ^ wil tocpafzen , en is nooit meer over Gods 
X macht verwondert , dan als het zich de macht der naaiur 
als van God ondergebracht en verwonnen , y inbeeld. Ze- 
ker dit fchijnt zijn oorfpronk van d'eerfte Joden genomen te 
hebben , die om de Heidenen van hun tijd , dewelke zichtbare 
Goden aanbaden , namelijk de Zon , de Maan , d'Aarde , 
't Water , de Lucht , en meer andere dingen t'o vertuigen , 
en aan hen te tonen, dat deze Goden fwak en onbeftandig ! 
of veranderlijk waren , en onder de heerfchappy van d 'on- 
zichtbare God Honden, hun nvonderdaden aan hen verhaal- 
den» 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



d Stultitié 

t Ccnceptuf» 
f FUctSa, 



THEOLOGANT. Ó.Hooftd. 103 

icn , en daar'énbovcn poogden te tonen , dat de gehele na- 
ur volgens het bevél van de God , die zy aanbaden , alleen- 
ijk tot hun a nut en voordeel geftiert wierd ; 'twelk waar- ^ctmmtds. 
ijk aan de mcnfchen zo t aangenaam was, dat zy tot aan b^mA«. 
eze tijd , niet opgehouden hebben wonderdaden te verdich- ^ m„c«/-. 
n, op dat men geloven zou, dat zy aan God aangenamer dan 
ll'andere en d'eind oorzaak waren, om dewelke God alles ge- 
fchapen heeft, en gedurig noch ftiert. Wat eigent de «idvvaas- 
eit van het gemeen volk zich niet toe ! 't welk noch van 
od noch van de natuur enige gezonde * bevatting heeft ; 
l't welk Gods ^ befluitinge met die van de menfch verwart , 
n de natuur zo bepaalt verdicht , dat het gelooft , dat 
e menfch het voornaam fte deel daar af is. Ik heb hier nu 
e s gevoelens en ^ vooroordelen , \^ elke het gemeen volk 
an de natuur , en van de » wonderdaden heeft , brédelijk 
encech verhaalt ; doch om de zaak in ''ordening aantewij- 
i , zal ik tonen voorëerft , dat 'er niets tegen de na- 
lur gefchied , maar dat zy een eeu\^'ige , vafte en onveran- 
erlijke ordening houd ; en ook wat by 'wonderdaad te ver- 
aan is. Ten r^veden, datwy, noch Gods wezentheit, 
ifioch ° wezentlijkheit , en ook niet by gevolg zijn o voor- ^ 
izienigheit , uit de NA onderdaden konnen kennen ; maar dat a*. 
dit alles veel beter uit de vafte en onveranderlijke p ordening p ord», 
der natuur word begrepen. Ten darden , zal ik uit enige 
^ voorbeelden der Sclirift tonen , dat de Schrift zelve , by Gods 
"^befluiten, cn ^ willingen, enby gevolg by zijn voorzienig- 
heit , niet anders verflaat , dan de ordening der natuur zel- 
ve, die noodzaaklijk uit d'eeuwige wetten van haar volgt. 
Ten vierden en eindelijk zal ik van de middel handelen, 
cm de' wonderdaden der Schrift te verklaren, en ook van de 
dingen , dewelke voornamelijk omtrent de v vertellingen 
der wonderdaden aangemerkt moeten worden. Dit zijn de 
voornaamfle zaken, die d' ' inhoud van dit y Hooftdeelbe- f^i'"^*""" 



MiracuU. 
k Ord: 



1 Mirsculitm, 

n Exijflentis» 



q Exempla» 
r Dccreta. 
f VoUtiina, 



t MiraettU, 
V Nurratiê • 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



\Lwdhitt», 



hKueUftét. 
C Verkai, 
d IntelUeint, 



ïHueffttês, 



hVieretm, 



h NtceJJUas, 



104 Dc RECHTZINNIGE 

treffen , en die , gelijk ik acht , niet weinig tot het ^ oog- 
merk van dit werk dienftig zijn. Wat het cerfte aangaat, ^ t 
word lichteUjk uit de dingen getoont , dewelke wy in het 
vierde Hooftdeel, omtrent de * Goddelijke wet betoogt heb- 
ben; namehjk dat al 't geen , 'twelk God wil of bepaalt , 
een eeuwige ^ noodzaaklijkheit en ' waarheit influit : want 
wy hebben liier uit , dat Gods «• verftand niet van zijn ' wil 
ondcrfcheidenword, getoont, dat dit, dat wy zeggen, dat 
Gods iets wil, even dit zelve is, als of wy zeggen , dat God 
dit verftaat : dieshal ven uit deze f noodzaaklijkheit, daar 
uit volgens de natuur en Goddelijke s volmaaktheit volgt , 
dat God enig ding verftaat, gelijk het is, volgt ook , dat 
God het zelfde wil , gelijk het is. Maar dewijl 'er niets 
noodzaaklijk waarachtig is, dan alleen uit 't Goddelijk ''be- 
fluit , zo volgt hier uit zeer klaarlijk , dat d'algeménc 
i wetten der natuur volkome befluitingen van God zijn; 
die uit de ^ noodzaaklijkheit , en ' uit de volmaaktlieit 
van de goddelijke natuur volgen. Indien 'er dan in de na- 
tuur iets gebeurde , het welk tegens haar algeméne wetten 
ftreed , zo zou dit noodzaaklijk tegen 't " befluit en 't" ver- 
ftand , en "goddelijke natuur ftrijden : of indien ymantftel- 
de , dat God iets tegen de p wetten der natuur deed' , zo 
zou hy ook gedwongen zijn te ftellen , dat God tegen zijn 
eigen natuur werkte , 't welk het ongerijmfte is , dat men 
bedenken kan. Het zelve kan ook lichtelijk hier uit getoont 
worden , namelijk dat het 1 vermogen der natuur , ook het god- 
delijk vermogen en goddelijke macht is ; en dat het godde- 
lijk vermogen Gods ' wezentlieit zelve is. Maar ik zal dit 
liever tegenwoordig achterlaten. Daar gebeurt dieslialvcn 
mets in de * natuur , 't welk tegen haar algemene wetten 

ftrijd; 

* Hier dient aangemerkt , dat ik hier by natuur, niet d^ftoffc 
aUccn en haar aandoeningen , maar behalven de llofïc oneindig» 
andere diagen veriU. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



_ T H E O L O G A N T. ö.HooM lo-^ 

P "ftrijd; ja zelfs ook niets , dat niet met deze overeenkomt, 
W of niet daar uit volgt : want alles dat gebeurt , gebeurt door 
^ iGods f wil, en eeuwig ' befluit; dat is, gelijk wy alreê ge- 
toont hebben, al 't geen, dat 'er gefchied, gefchied na de 
^^wetten en régelen , die een eeuwige * noodzaaklijkheit en 
« waarheit influiten. De natuur dan houd echter altijd wet- 
ten en régelen , die een eeuwige noodzaaklijkheit en waar- 
l-ieit influiten , fchoon zy nie« alle aan ons bekent zijn ; en 
dieshalven ook een vafle en onveranderlijke y ordening. Daar 
is ook geen reden, die ons raad, dat wy een bepaalde^ macht 
en a vermogen aan de natuur zullen toeëigenen , en Hellen 
dat haar ^ wetten alleen tot zekere, en niet tot alle dingen 
bequaam zijn; want dewijl de macht , en't vermogen der 
natuur, Gods macht en vermogen zelve is, en de wetten en 
regelen der natuur, Gods ^belfuitin^en zelve, zoheeftmen 
yolkomelijk te geloven , dat de macht der natuur oneindig 
_ IS , en dat haar wetten zo wijd en ruim zijn , dat zy zich tot 
hg. alle dingen, die ook van't Goddelijk verftand bevat wor- 
m den, uitftrekken: want anderzints , wat word 'er anders ge- 
|£| ftelt, dan dat God de nauiur zo onmachtig gefchapen , en 
haar wetten en régelen zo onvruchtbaar geftelr heeft , dat 
hy dikwils gedwongen is , van nieuws haar te hulp te komen , 
zo hy wil , dat zy behouden zal blijven , en dat de zaken 
naarwenfch zouden volgen, hetwelk ik waarlijk buiten alle 
reden acht. Hier uit dan , dat in de natuur niets gebeurt , 
'twelk niet uit haar wetten volgt, en dat haar wetten zich 
tot alle dingen, die ook van Gods verftand bevat worden, 
uitftrekken ; en eindelijk dat de natuur een vafte en onver- 
anderlijke •= ordening houd, hier uit zeg ik, volgt zeer klaar- 
lijk , dat de naam van ^ wonderdaad niet dan opzichtelijk , 
op de 8 gevoelens en méningen der menfchen, vcrftaan kan 
worden , en niet anders betekent , dan een werk , welkers 
natuurlijke oorzaak, wydoor geen voorbeeld vaneenande- 

O rc 



t DtcTtttim, 



V KtctfJiUt, 



y OrJi, 

z Vtttntia^ 

a VirtHt, 
b Leju. 



c DurttM. 



d InttlUStu'. 



e Ordt, 
f Mtraeulm», 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



T06 



De RECHTZINNIG E 



h-T^incipia. 
i Luracn na- 
tnrdle 

k Miracnla, 



ni Mentor ia, 
n AdmirAtio. 



V MirachU 



<] Caput. 



r Rctro^ra' 
dart, 

f Interprt- 
Idttio, 
t CapHt. 



X EJfcntia, 
T Froyiden-' 



re gewone zaak konnen verftaan , of ten minftcn hy niet, 
die de woiulerdaad fchrijft of verhaalt. Ik zou wel konnen 
zeggen , dat een wonderdaad liet geen is , daar af de oor- 
zaak niet door beginselen der natuurlijke dingen , die door 
't ' hatuurlijk licht bekent zijn , verklaart kan worden ; maar 
dewijl de ^ \\'onderdaden , naar de bevatting van het i ge- 
meen volk , 't w^elk gantfchelijk onkundig in de. beginzelen 
der natuurlijke dingen js, eebosHit zijn , zo is het zeker, dat 
d'oudtn dat geen voor wonderdaad hebben gehouden, 'twelk 
zy niet op die wijze konden ♦verklaren, op dewelke het ge- 
meen volk geménelijk de namurlijke dingen verklaart ; te 
weten , met hun toevlucht tot de geheugenis te nemen , 
om aaneen andere zaak, die't gewent is zonder "verwon- 
dering in te beelden , te gedenken : want het gemeen volk 
acht dan , dat het een zaak genoech verftaat , als het niet 
daar over veru ondert is. d'Ouden dan, en byna alle mcnfchen 
tot aan deze tijd , hebben geen anderen , dan deze o régel- 
maat van v/onderdaad gehad . Men heeft dieshal ven niet hier 
aan te twijfelen, dat inde heilige Boeken ..veel dingen als 
p wonderdaden verhaalt worden , welkers oorzaken lichtelijk . 
uit bekende beginzelen der natuurlijkc^ dingen verklaart 
konnen w orden ; gelijk wy alreê hier voor in het twede 
c] Hoofrdeel aangewezen hebben , toen wy hier af fpraken , 
dat de Zonin Jo^uas tijdllil ftond, en in Achas tijd ' te rug 
ging : maar wy zullen hier af terftond brédelijker handelen , 
namelijk omtrent de ^ verklaringe der wonderdaden van 't 
welk ik belooft heb in dit ' Hooftdeel te Ipreken. Nu is het 
tijd , om tot het twede voort te gaan , namelijk dat ik toon , 
dat wy tiit de ^ Wonderdaden niet Gods ^ wezentheit , noch 
y wezentlijkheit, nöcll ook zijn ^ vooriienigheit konnen ver- 
ftaan ; mdat in tegendeel , datmen deze dingen veel beter , uit 
de vafte en oliVerSndetlijke a ordening der natuur bevat ; en 
om dit te betbgeil, ga ik düs voott Dewijl Gods wezent- 

lijk^ 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



T H E O L O G A N T. Ó.Hooftd. 107 
ijkheit niet door zich bekent is , 20 moet zy noodzaaklijk 
uit kundigheden befloten worden , welker <^waarheitzoviift 
en onverwaggehjk is , dat 'er geon ^ macht kan zijti , noch 
•bevat worden , die haar zou konnen veranderen ; ten min- 
llen moeten zy aan ons, van die tijd af, als wy daar uit Gods 
wezentlijkheit befluiten , zodanig tccfchijnen , zo wy u it de- 
zelve , buiten enige twijfeling Gods wezentlijkheit willen be- 
togen. Want indien wy konnen begrijpen, dat deze ^ kun- 
digheden door enige f macht, hoedanig dezelve ook is, ver- 
andert konnen worden, zo zuilen wy van der zelvcr s waar- 
heit twijfelen , en by gevolg ookaan ons !>befluit, namelijk 
van Gods ' wezentlijkheit, en wyzullennoo.it van enig ding 
zeker konnen zijn. Wyders wy weten dat 'er niets in de na- 
tuur overeenkomt , of daar tegen ftrijd , ten zy dat het geen, 
"'t welk wy getoont hebben , niet deze k beginzelen overeen^ 
komt, bf daar tegen ftrijd : dieshal ven , indien wy konden 
teatten, dat 'er door enige 'macht, hoedanig en welke de- 
ielve ook was , iets in de natuur gedaan kon worden , dat te- 
gen de natuur ftreed, zo zal dit tegen óqzq eerfte ™ kundig- 
heden ftrijden : dieshal ven moet men dit als ongerijmt ver-' 
Averpen, of men moet aan d'eerfte kundigheden (gelijk wy 
nu getoont hebben ) en by gevolg aan God en aan alle din- 
gen, op welke wijze ook bevat, twijfelen. Het is dieshal- 
Tcn verre van daar , dat de " wonderdaden , voor zo veel 
daar door een ° werk vcrftaan word , dat tegen d'ordening 
der natuur ftrijd , Gods p wezéntlijkheit aan ons zoude tonen , 
dewijl zy in tegendeel óns daar af zoude doen twijfelen , als 
wy zonder dezelve volkomel ijk daai: af verzekert konnen zijn; 
tè weten, als wy weten, ttai ulle dingen een zekere en onver- 
anderlijke " ordening ckr natuur volgen. Maar genomen^ dat 
men dit ftelt een^ wonderdaad te zijn , dat niet door natuiir- 
lijke oorzaken verldaart kan worden , 't welk men op twe wij- 
zen verftaan kan , te weten , dat wel natuurlijke oorzaken 

O X lieeft. 



b Nat 10 nes, 
C Vent at ^ 
a Potent fa. 



f FotentU. 
g Veritas^ 
h CoHcluJïo, 

1 fotcntU, 



n HdiracuU, 

O OpKS, 



q Orde, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



io8 



De RECHTZINNIGE 



tlntttUaui. 
t Voluntas, 



V Captns hu. 

X Opns. 

y Abfolntè, 
2 Cuptus. 



a Miractéium, 

b Efftntia, 
t Exifeutia 



H Optra th^ 
mts. 

c Ltftx, 
f Dtcrtta. 



h Viluntas, 



heeft , die echter van het menfchelijk ^ verfland niet opge- 
fpeurt konnen worden , of dat geen oorzaak , behalvenGod , 
of Gods ^ wil erkent : maar dewijl alle dingen, die door na- 
tuurhjke oorzaken gefchieden , ook door Gods wil en macht 
alleen gefchieden , zo moet men noodzaaklijk in het einde 
hier toekomen, namelijk dat de wonderdaad , 'tzy die na- 
tuurlijke oorzaken heeft, of niet , een werk is, dat door de 
oorzaak niet verklaart kan worden ; dat is een werk, het welk 
de V menfchelijke bevatting overtreft: maar van eeii «werk en 
y volftrektelijk van dat, 'twelk onze ^ bevatting overtreft, 
konnen wy niets verftaan ; want al het geen , dat wy klaar- 
lijk en onderfcheidelijk verftaan , moet door zich zelfs, of 
door iet anders , dat door zich klaarhjk en onderfcheidelijk 
verftaan w^ord, bekent worden. Dicshalveii uit een a won- 
derdaad , of uit een werk , dat boven ons verftand 
gaat , konnen wy noch Gods ^ wezentheit , noch ^ we- 
zentlijkheit , noch volftrektelijk iets van God , en van de 
natuur verftaan. Maar in tegendeel , dewijl wy weten, dat 
alles van God bepaalt envaftgeftek is, en dat dc werken 
der natuur uit Gods wezentl>eit volgen, cn dat de ^ wetten 
der natuur Gods eeuwige ^ bcfluitingen en s willingen zijn ; 
zo moeten wy gantfchelijk befluiten , dat wy God en Gods 
wil zo veel te beter kennen , als wy te beter kennis van de na- 
tuurlijke dingen hebben, en klaarlijker verftaan, hoe zy van 
hun eerfte oorzaak afliangen , en hoe zy naar d'eeuwige 
wetten der natuur wxrken. En om deze oorzaak, zijn ten 
opzicht van ons verftand, die werken , die wy klaarlijk en 
onderfclieidelijk verftaan , met veel beter recht Gods wer- 
ken te noemen, en op Gods wil toe te pafzen , dan de ge- 
ne , van de welke wy gantfch onkundig zijn , fchoon zy d' ' in- 
beelding krachtighjk innemen , en de menfchen tot ^ verwon- 
dering over hen trekken , vermits die werken der natuur al- 
leen , 4ie wy klaarlijk en onderfcheidelijk verftaan , Gods 

ken- 



wé 

m 



THEOLOGANT. 6.Hooftd. rop 

I kennis hoger en voortrefTelijker maken, en Gods wil en 
" befluiten zeer kkarlijk aanwijzen. De genen dan beuzelen " 
gantfchelijk , die , als zy van de zaak onkundig zijn , hun toe- 
vlucht tot Gods wil nemen : zeker een belagchelijke wijze 
van zijn ° onwetendheit te belijden. Wyders y fchoon wy «Jx»»»-'»»- 
iets uit de p wonderdaden konden befluit^, zou echter daar 
uit geenzints Gods qwezentlijkheit beflotenkoiinen worden. c^EmjicnUé. 
Want dewijl de Svonderdaad een bepaalt werk is, en altijd 
een zekere en bepaalde macht uitdrukt, 10 is het zeker, dat 
wyuit zodanig een ^gewrocht niet de wezentlijkheit van een '■^/'*«* 
oorzaak, diens macht oneindig is , konnen befluiten ; maar 
ten hoogden de wezentlijkheit van een oorzaak , diens 
t macht groter is : ik zegtenhoogften; want uit veel oorza- tp«f#»r<*. 
ken, die gelijklijk te zamen komen , kan ook enig werk vol- 
gen , Avclkers macht en vermogen minder is , dan het ver- 
mogen van alle d'oorzaken tegelijk, en veel groter dan het 
vermogen van de macht van yder oorzaak. Doch dewijl (ge- 
lijk wy nu getoont hebben) de ^wetten der natuur zich tot on- ' ^'t»- 
eindige dingen uitftrekken , en van ons onder zekere gedaante 
van " ecuwigheit begrepen worden ; en dewijl de natuur, vol- 
gens dezelve , in een zekere en on-veranderlijke y ordening 
voortgaat , zo wijzen zy ons dus verre Gods oncindig- 
heit, ^eeuwigheit, en onveranderlijkheit enigerwijzen aan. 
Wy befluiten dan, dat wy niet door " wonderdaden.God en zijn ''J'*^^^^^ 
d wezentlijkheit en zijn '^^ voorzienigheit konnen kennen , maar iExifiZu», 
dat dezelve veel beter uit de vafte en onveranderlijke orde- 
ning der natuur befloten worden. Ik fjpreek in dit ^ befluit ^^'«''•'M 
van een 8 wonderdaad , voor zoo veel daar door niet anders g MiracHinm; 
verftaan word , dan een werk , dat de bevatting der men- manus^ 
ichcn overtreft , of van ^t welk men zulks gelooft : want 
voor zo veel als men onder ftelde , dat zy d' ' ordening der . 
natuur vepiietigt of afbreekt, of tegen haar wetten ftrijd , k u^t, 
Toor zoveel kan zy (gelijk wynu getoont hebben) niet al- 

O 3 leen- 



tas. 

z InfiniCaK 
tas. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



fis, 



lam» 



O Otdo. 
p Dscreta, 



zAthtïfmus^ 



t Captns hst* 
wantij» 

V SenUntid» 
K Miracula, 
y Authoritas^ 



iio De R E C H T Z I N N I G E 

leeiilijk geen ^ kennis van.God geven ; maar in tegendeel zy 
zou de gene , die wy natuurlijk hebben , vv echncmen , en ons 
van God en van alle dingen doen twijfelen. Ik erken hier 
geen onderfcheid tuficlien een werk tegen de natuur , en 
een werk hovende natuur^ datis^ gcÜjk zommige zeggen , 
een werk 't welk wgi niet tegen de natuur ftrijd, maar ech- 
ter niet van de natuur voortgebracht , of uitgewerkt kan 
worden. Want hoewel de ^ wonderdaad niet buiten de na- 
tuur , maar in de natuur zelve gefchied , fchoon zy boven 
de natuur gefteltword; zo is echter noodzaaklijk , dat zy 
d' ordening der natuur, die wyanderzints vaft en onveran- 
derlijk uit Gods ^ befluiten bevatten, afbreekt. Indien dan 
in de natuur iets gefchiede , 'twelk niet uit haar wetten volg- 
de , zo zou noodzaaklijk dit tegen d' ordening ftrijden , die 
God voor eeu\^ ig, door d'algeméne ^ wetten der natuur , in 
de natuur geftelt heeft ; en dus verre zou dit tegens de na- 
tuur en haar wetten zijn; en by gevolg zou haar geloof ons 
van alle dingen doen twijfelen, cn tot i' God verloogchening 
brengen. Ik acht dan, dat ik hier uit het geen, dattentvve- 
den mijn oogmerk was , door rédenen , die krachtig genoech 
zijn, getoontheb; uit het welk wy van nieuws konnen be- 
fluiten , dat een r wonderdaad , het zy tegen of boven de na- 
tuur , gantfchelijk ongerijmt is : en dat dieshalven by won- 
derdaad inde heilige Schrift, niet anders verftaan kan wor- 
den , dan een werk der natuur , gelijk wy gczegt hebben , dat 
de ' menfchelijke bevatting overtreft , of van 't welk zulks 
gelooft word. Eer ik tot het darde voortga, zo zalikeerft 
dit ons gevoelen , namelijk dat wy uit de wonderdaden 
God niet konnen kennen , met d'> achtbaarheit en'tgezach 
der Schrift beveiligen : en hoewel de Sdirift dit nergens o- 
pentlijk aanwijft , zo kan men echter zulks lichtelijk daar 
uit befluiten , inzonderheit uit het geen , 'twelk Mozes in 
zijn vijfde boek beveelt, dat zy de ^verleidende Propheet, 

fchoon 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. ó.Hooftd. iW 
fchoon hy wonderdaden deed , echter ter dood zouden ver- 
wijzen : want dus zegt hy : n3i r^.ö^Dni m.ii^n «2l 

téken en wonder dat hy aan u iwrzegt heeft , ^efchtede 
enz. zo wil (echter) niet de woorden van de Tropheet toe- 
hemmen enz. omdat de Here uwe God u verzoekt enz. diè 
propheet (dan) zal ter dood ver óórdeelt worden enz.. Uit 
het welk J^laarlijk. volgr , dat 'er ook * wonderdaden door » wtacnu, 
' Valfche Propheten gedaan konnen worden, en dat de men- j, c,gnuh, 
fchen , zo zy niet wel van Gods ^ kennis en liefde verzien ' 
zijn , lo lichtelijk door wonderdaden , de valfche goden , 
als de ware God konnen omhelzen. En hy voegt 'er by : 
'Ui D3n>? a3'n^i< mn» HDJD O Want de Here uwe Qod 
verzoekt Uj op dat hy weet ^ of gy hem met uw geheel hart 
en met uw gemoed lief hebt. Wyders , d'Ifraëliten hebben 
uit zo veel a wonderdaden geen gezonde « bevatting van 
God konnen vormen , gelijk M'ervarentheit betuigt heeft; l^f"^- 
want toen zy zich inbeelden , dat Mozes van hen u ech Q;e- 



gaan was, eifchte zyvan Aüron s zichtbare goden; en een 
h kalf (ó fchande! ) heeft het 'denkbeeld van hun God g;e- h'vïJnm. 



VvTeefl: , dat zy eindelijk uit zo veel wonderdaden gevormt 
hebben. Afaph, hoewel hy zo veel \\TDnderdaden gehoort 
had , heeft echter van Gods ^ voorzienigheir getwijfëlt , en fe P'-m./w»- 
was byna van de ware weg afgeweken , zo hy eindelijk de 
ware ' zaligheit niet verdaan had; bezie Pfalni Ixxiii. Sa- \Bs*md»; 
lomon ook, in wiens tijd de zaken der Joden inhungrootfte 

kracht ftonden, vermoed dat alles by geval gefchied; be- ^ 
zie de Prediker Cap. iii: j^. 19,20, ^I, en Cap. ix: v. 2,3. 
enz. Eindelijk byna aan alle de Propheten , heeft dit zeer 
duider geweeft , te weten , hoe de " ordening der natuur , « or^; 
en d' O uitgang der menfchen met de p bevatting, die zyvan "twjS 
Gods ^voorzienigheit gevormt hadden , overeen konde ko- L?**^"* 

men. 



UZ De RECHTZINNIGE 

tuiicfiphi. men, 't welk echter aan de 'wijsbegérigen, die de zaken niet 
f MéTMcuu. ^ wonderdaden , maar uit klare bevattingen pogen te 
verftaan , altijd zeer klaar heeft geweeft , namelijk aan de 
t FtBticius. genen, die de ware ^ gelukzaligheit inde deuchd alleen, en 
^rr^«^«,/. de ^ gerufthcit des gemoeds Hellen, en die trachten , niet 
dat de natuur hen,, maar integendeel dat zyde natuur zou- 
de gehoorzamen ; als de gene die zekerlijk weten, dat God 
de natuur ftiert , na dat haar algeméne wetten , en niet na 
dat de bezondere wetten van de menfchelijke natuur verëif- 
fchen ; en dat dieshal ven God niet op het menfchelijk ge- 
flacht alleen , maar op de gehele natuur opzicht heeft. Uit 
yS^^-^ de Schrift zelve dan blijkt ook, datde nvonderdaden, geen 
xProvUsn- yy^^Q y ^eiinis van God geven , noch Gods ^ voorzienigheit 
klaarlijk aanwijzen. Voorts , dat in de Schrift dikwils ge- 
a Tcrtetjts, vondcn wotd , dat God ^ wonderen gedaan heeft , op dat hy 
aan de menfchcn bekent zou worden ; gelijk in Mozes twede 
boek Cap. x: j^. x. te zien is. Dat God d'Egyptenaren be- 
b Siins. fpot , en ^ tékenen van hem gegéven heeft , op dat d'Ifraë- 
liten zouden bekennen , dat hy God was , hier uit volgt 
tUhrécuu. echter niet , dat de ' wonderdaden , dit waarlijk leren; maar 
d o^inunes. daar uit volgt alleen, dat de Joden zodanige gevoelens ge- 
had hebben , dat zy door die wonderdaden lichtelijk kon- 
« den overtuigt worden. Want hier voor in het twede ^hooft- 

deel hebben wy klaarlijk getoont, datmen4e Prophetifche 
f trmutu. rédenen , of die uit d' ^openbaring gevormt worden , niet 
uit d'algeméne en geméne , maar uit toegeftane , hoewel 
g itütiünti. ongerijmde g kundigheden , en uit de gevoelens der gener 
trekt , aan dewelke de zaken geöpenbaart worden , of die 
de Heilige Geeft overtuigen wil , 't welk wy met veel ^ woox- 
iTefff- beelden verklaart hebben ; en ook door 't ' getuigenis van 
«^•^^ den Apoftel Paulus , die een Griek met de Grieken, en een 
Jood met de Joden was. Doch hoewel die wonderdaden, 
d'Eyptenaars en Joden, volgens hun toeftcmming , konden 

over- 



I THEOLOGANT. ^.Hooftd. pr3' 
overtuigen , zo konden zy echter geen waar ^ denkbeeld , cn f 
' kennis van God geven , maar alleenlijk maken , dat zy toe- ^ 
Honden, datter een Godheitwas, machtiger dan al de din- 
;gen , die aan hen bekent waren. Ten twedcn , dat hy boven 
„alle andere voor de Hebreen , aan dewelke toen alles , bui- 
tten hun hoop , zeer voorfpoedig was , zorgde , en niet dao 
■God voor alle menfchen even grote zorg droeg ( want de 
n wijsbegeerte alleen kan dit leren) invoegen dat de Joden, t>niicfopki. 
en alle de genen, die Gods o voorzienigheitniet kenden, dan ll^*^'" 
\m d'ongeiijke ï" Haat der menfchelijke zaken, en uit het on- ^ 
gelijk lot der menfchen, zich inbeelden , dat de Joden aan God 
aangenamer waren, dan d'andere menfchen ; hoewel zy ech- 
ter d'andere menfchen niet in ware menfchelijke i volmaakt- q ^o-fM». 
lieit overtroffen , gelijk wy alreê in het darde ^ Hooftdeel r 
getoont hebben. Ik ga dieshalven tot het darde voort, te \ ^^^i]t 
weten , om uit de Schrift te tonen , dat Gods ^ befluiten en 
* geboden, en by gevolg zijn ^ voorzienigheit , waarlijk niet 
anders is, dand'ordeningdernatuur;datisdat, als de Schrift 
zegt, dat dit of dat van God gedaan, of door zijn xwiltre^ * 
-fchied is, zydaar by waarlijk niet anders verftaat , dan 3at 
dit zelve naar de i \^-etten en ^ ordening der natuur is gefchied, l oX' 
«n niet gelijk het gemeen volk meent , dat de natuur zo ^"'s'"- 
lang van werken ophoud , of dat haar ordening enige tijd 
afgebroken geweeft is. De Schrift dan leert en onderwijft 
niet ^ regelrecht die dingen , dewelke rot hun lering 
TDnderwijzing behoren , om dat het haar ampt en werk niet 
is, (gelijk wy omtrent de Goddelijke wet getoont hebben) 
dedingen door natuurlijke oorzaken , noch zaken, diegant- 
fchelijk befchouwig zijn , te leren , en t'onderwijzen .- 
dieshalven moet men 't geen, dat wy hier voorhebben, uit 
■enige c gefchiedenifzen der Schrift , die by geval brédelijker , c lupon^. 
«n met meer " omftandigheden gezegt worden ,^'l5y * gevolg^^i'/""" 
Uithalen. Ik zal dan enige van zodanige gefchiédènifzen te 

P voor- 



114 De RECHTZINNIGE 

voorfchijn brengen. In Samuëls eerde boek Cap. ix: 3^.15', 
fRi^^iMTi. ^.^^^ verhaalt, dat God aaii Samuël ^openbaarde , dat hy 
Saul tot hem zou zenden : God zond hem echter niet aan Sa- 
muël , gehjk de menfchen genieenhjk ymant aan een ander 
zenden : maar deze zendinge van God , ^^'as niet anders , dan 
g ordi, d' z ordening der natuur zelve ; want Saul zocht ( gelijk in her 
beginzel van het zelve Capittel verhaalt word) d'Ezelinne,. 
die hy verloren had ; en hy van voornemen zijnde , omzon- 
hc^nfiiiHm. der dezelve weer nahuis te kéren, ging, volgens de h raad 
van zijn knecht , naar de Propheet Samuël , om uit hem te 
'Nsrrétü ^^^^'^^^'^ ' w^^^ d'Ezelinne zou konnen vinden , en in 't 
kiJü^dJ! geheel ' verhaal blijkt niet , dat Saul een ander k bevél van 
God, behalven deze ordening der natuur gehad heeft, om 
tot Samuël te gaan. Pfalm cv: 3^. 24. word verhaalt , dat God 
iji/«f4ff>. het gemoed der Eeyptenaren 1 verandert heeft, opdat zy de 
Ifraëliten zouden haten : deze verandering was ook geheel 
natuurlijk , gelijk uit het eerfte Capittel van Mozes twede 
boek blijkt , daar geen geringe reden der Eygptenaren ver- 
haalt word, die hen bewoog de Ifraëliten dienftbaar te ma- 
ken. In't boek der fchepping Cap.ix: v. 13. zegt God tot 
Noach , dat hy de regenboog in de wolken zou geven : en 
m^iffêifiu deze doening van God, is ook niet anders , dan een ^ wan- 
9 Rc/?f*«, fchaduwtng en " weêrftraling, van de ftralen van de Zon, 
die de ftralen zelve inde druppelen waters lijden. In Pfalm 
exlvii: V. 1 8 . word de natuurlijke werking des winds en warm- 
te , daar door de rijp en fneeuw fmelten , Gods woord ge- 
noemt ; en vers 15. worden de wind en de koude, het ge- 
bod en 't woord van God genoemt. De wind en \ vuur, 
worden ( Pfalm civ. 4. Gods gezanten en dienaars gezegt; 
en op deze wijze vind men veel andere dingen indeScIirift, 
die zeer klaarlijk aanwijzen , dat Gods befluit , bevél , ré- 
denen, en woord, niet anders is , dan de werking en orde- 
ning van de natuur zelve. Men heeft dieshalyen liier aan 

IHCt 



TV 



O Iméginëtsê, 
p Mtthtdmt. 



THEOLOGANT. 6M00M. iif 

aiet te twijfelen , dat alle dingen , die in de Schrift ver- 
haalt worden, volgens de namur zijn gebeurt , cn echter op 
God worden toegepaft , om dat , gelijk wy alreê getoont 
hebben, het ampt der Schrift niet is, de zaken door natuur- 
lijke oorzaken te leren en t'onderwijzen ; maar alleenlijk die 
dingen te verhalen , die d' ° inbeelding wijd en breed innemen , 
en dit volgens die p wijze en orde, dewelke beft en dien- 
ftig is, om de zaken wonderlijk temaken, en by gevolg om 
" heilige aandacht in de gemoederen van 't volk in te druk- » ^«»»'*»- 
ken. Indien men dan enige dingen in de heilige Boeken 
vind, van welke wy geen réden konnen geven, en die buiten 
€n tegen d'' ordening der natuur fchijnen gebeurt te zijn, zo f or*. 
moeten de zelve ons niet te rug houden ; maar wy moeten 
gantfchelijk geloven , dat het geen, 't welk waarlijk gebeurt 
is , volgens de namur is gebeurt ; het welk ook hier door 
word beveftigt , dat in de ' wonderdaden veel omftandig- * arJ^^i*' 
heden worden gevonden , hoewel zy niet verhaalt zijn ; voor- P"^"' 
namelijk als ze * op de wijze der dichteren zijn gezegt : ik zeg x stjim 
dat d'omftandigheden der wonderdaden klaarlijk tonen, dar''*"'' 
zy natuurlijke oorzaken verëifchen ; want indien d'Egyptc- 
narcn met fchurft geplaagt zouden worden , zo was van 
noden, dat Mozes y hete afch omhoog in de lucht verfprei- y t^tiuu^ 
<le; bezie Mozes twede boek Cap. ix: 5". 10. De Sprinkha- 
nen quamen ook door Gods natuurlijk ^ bevél , namelijk 
dooreen ooftewind, die een gehéle dag en nacht waaide in 
de landen der Egyptenaars , en door de wefte wind geraakten 
zyweêr daar uit; bezie Mozes twede boek Cap. x: j^. 14, 
19. Door't zelve gebod van God heeft de zee den weg ge- 
baant voorde Joden; bezie Mozes twede boek Cap. xiv:j^. 
^I. namelijk door d'oofte wind , die de gehéle nacht zeer 
gCN^xldig waide. Wyders Eliza om de jongen op te wekken , 
die dood geacht wierd , moeft enige malen op hem neerleg- 
gen tot dat hy warm was geworden, en eindelijk d'ogen open- 
Pi de, 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



a Circum" 
fantia. 



b Miracuïa, 
c Mandatum. 



d CtrctKn- 
fiantia. 

^' Miramlum, 



g Tcceata, 
nes. 

i Firttlitas. 



\ Of dn, 
\ Ihrafu, 

jn r/<^/. 



» 'fhantafa . 



ii6 Dc RECHTZINNIGE 
de; bezie hettwede boek der Koningen Cxp.iY:)^.^^. ,35-. 
Dus worden ook in Joannes Evangelium Cap. xi. enige '■om- 
ftandigheden verhaak , die Chrilhis gebruikt heeft om dc 
bhndcn te genezen ; en dus w orden veel andere dingen in de 
Schrift gevonden, die alle genoech tonen, dat de Hvonder- 
daden iet anders vereifchen , dan Gods volkomen ' gebod, 
gelijk zy zeggen. Men heeft dieshalven te geloven , dat. 
fchoon d'omftandighedcn der wonderdaden, en hun natuur- 
lijke oorzaken niet altijd, cn niet alle verhaalt worden, dc 
wonderdaden echter niet zonder de zelve zijn gebeurt. Dit 
blijkt ook uit Mozes twede boek Cap.xiv: v.27. daar alleen- 
lijk verhaalt word , dat op Mozes wenk alleen, de zee weer, 
rees, zonder dat er enig gewag van wind vvord gemaakt. En 
echter word in 't Hoogclicd Cap. xv: ^. i o. gezegt , dat ditgc- 
beurt is , om dat God met zijn wind ( dat is met een zeer. 
krachtige wind) geblazen heeft. Deze ^omftandigheit dan- 
word in deze gcfchiedcnis achtergelaten , cn de ^ wonderdaad, 
fchijnt om deze oorzaak, te groter. Maar mifTchien zal y- 
mant hier op indringen, dat wyin de Schrift zeer veel dingen 
vinden , die geenzints door natuurlijke oorzaken fchijnen 
verklaart tekonnen worden: gelijk dat de s zonden der men- 
fchen , en hun gebeden , oorzaak van de regen , en de, 
' vruchtbaarheit van 't land konncn zijn : of dat het geloof 
de blinde kan ziende maken, cn meerandere diergelijke din- 
gen , die in de Schrift verhaalt worden. Maar ik acht dat 
ik hier op alreé geantwoord heb. Want ïk heb getoont , dat 
de Schrift de zaken , niet door hun naafte oorzaken leert en 
onderwijn ; nraar alleen de zaken in die k ordening, en met die 
1 fpreekwijze verhaalt , door dewelke zy de iiienfchen en 
voornamelijk het gemeen volk , meeft tot " heilige aan- 
dacht kan bewegen : en om deze oorzaak fpreckt zyzeer 
onéigentlijk van God en van de dingen; namelijk, om dat 
zy niet poogt de reden t'overwinnen , maar de ^ verbeelding; 

en 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



I 



im- 



'tuk 



ik 



0 

til- 



THEOLOGANT Ó.Höoird: 117 

m d' P inbeelding der menfclien te trefïen en in te nemen. 
Want indiende Schrift de ^verwoefting van enige heerfchap- 
py , volgens de gewoonte der gcfchiedfchrijvers , verhan- 
delde, 70 zou het gemeen volk daar door niet bewogen wor- 
den; maar integendeel zeer veel en tenhoogften, zozyal- 
k& '^ op de wijze der Dichters affchildert en aan God toepaft, 
gelijk zy gemeenlijk doet. Dieshalven als de Schrift ver- 
haalt , dat d' aarde om de zonden der menfchen onvrucht- 
baar IS , of dat de blinden door 't geloof genezen zijn ge- 
worden: zo moet ons dit niet meer bewegen, dan als zy vxr- 
haalt, dat God om de zonden der menfchen vergramten be- 
droeft w ord ; <'l'at hy bcrou van de goede belofte en daad 
heeft ; of dat God hier door , dat hy een ^ téken ziet , aan dc 
belofte gedenkt , en zeer veel andere dingen, die of op de 
de wijze van de dichters gezegt , of naar de ^ méningen en 
V vooroordelen van de fchrijver verhaalt zijn. Wy beïluiten 
dan hier volkomelijk , dat alle de dingen, die inde Schrift 
verhaalt worden , die \\ aarlijk gebeurt zijn , noodzakelijk ge- 
lijk alle anderen, volgens de wetten der natuur zijn gebeurt; 
en dat zomen iets vind, van 'twelk men -^klaarlijk kan be- 
togen , dat het tegen de wetten der natuur ftrijd , of niet 
daar uitkan volgen , men gantfchelijk te geloven heeft , dat 
die van goddeloze ^ kerkfchendige menfchen by de heilige 
Schrift is gevoegt ; w ant al het geen dat tegen de natuur is , 
is tegen deréden, en 't geen tegen de réden ftrijd, is pnge- 
rijmt , en dieshalven ook te weerleggen of te verwerpen. 
Nu is noch overig enige weinige dingen van d' ^ uitlegging 
demvonderdaden aan te tékenen, of hever, weer eens op te 
halen ( w^ ant de voorgaande zijn alreê gezegt ) en met 'teen 
of 't ander voorbeeld te verklaren , het w^elk ik ten vierden be- 
looft heb te doen ; en ik w il dit daaröm doen , om dat nie- 
mant met enige ^ w^onderdaad qualijk uit te leggen , t on- 
recht zou vermoeden , dat 'er iets in de Schrift gevonden w^ord, 

P 3 het- 



t Focticé^ 



f Signum. 



t Opinioffts. 
V Pr^jtidicia, 



X jfpoclt£lfcé. 



y Sacrile^i, 



z Intefprt' 

tatio. 

a Miracftlai 



b Mïracnlftm^ . 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



f Lmmen na 



g CrtnicM. 
h Hi/Itrieée, 
i Offttionct. 



fhns, 

i Htftcrictis. 
ra ÉxtmfU, 



p Tréteoneept* 
q MsréCHltm. 



iiS De RECHTZINNIGE 
het welk tegens 't « liclit der natuur ftrijd. Het gebeurt zeer 
zelden, dat de mcnfchen enige zaak , gelijk ze gebeurt is, 
zo eenvoudiglijk verhalen, dat zy niets van hun oordeel by 
het ^ verhaal vermengen; ja als zy iets nieuws zien of ho- 
ren, zo worden zy , ten zy datze zich ten hoogften tegen 
hun * voorbevatte méningen op hun hoede zijn, deurgaaiis 
daaraf zodanig ingenomen , dat zy gantfchelijk iets anders 
bevatten, dan het geen dat zy zien, ofdatzy horen gebeurt 
te zijn ; inzonderheit , zo de zaak die gebeurt is , de ^ be- 
vatting van de verhaalder of van de lioorder overtreft , en 
meeft zo hy 't tot zijn zaak toepaft , onaangezien die op ver- 
fcheidc wijze gebeurt. Hier uit fpruit het , dat de mcnfchen 
in hun g tijdboeken en ^ gefchiedenifzen , meer hun ' gevoe- 
lens , dan de ^efchiede zaken zeiven verhalen , en ckt een 
en 't zelve geval, vantue menfchen, die verfcheide gevoe- 
lens hebben , zo verfcheidelijk verhaalt word, dat zy niet 
van een , maar van twe gevallen fchijnen te fpreken ; zo 
dat men eindelijk dikwils zeer gemakkelijk de gevoelens van 
de ^ tijdbefchrijver, of van de ' gefchiedfchrijver , uit dege- 
fchiedenis alleen kan veirftaan. Om dit te beveftigen , zou 
ik veel voorbeelden , zo van n wijsbegérigen die de ge- 
fcliiedenifzen der natuur gefchreven hebben , als van tijd- 
befchrijvers konnen bvbrengen , zoo ik zulks niet overtol- 
lig achte. Ik zal echter een enig voorbeeld uit de heilige 
Schrift bybrengen , den lezer zelf mag van d'andete oorde- 
len. Inde tijden vanjozua geloofden de Hebreen met het 
° gemeen volk, (gelijk wyalreê hier voor aangewezen heb- 
ben ) dat de Zon volgens de daagfche loop , gelijk men 't 
noemt, bewogen wierd , en dat d'aarde ftil was , en na deze 
P voorbevatte waan, hebben zydeze i wonderdaad, die aan 
hen gebeurde, toen zy tegen de vijf Koningen ftreden, ge- 
fchikt. Want zy verhalen niet blotelijk , dat die dag langer 
dan de geméne dag isgevveeft, maar dat de zon en maan ftil 

ge- 



I 

é 



THEOLOGANT. 6, Hooftd. 119 

geftaaii , of van hun beweging opgehouden hebben: het welk 
in die tijd ook niet weinig dienftig aan hen kon zijn, om de 
' Heidenen, die de Zon aanbaden , t'overtuigen , en door er- ï Ethnüi. 
varentheit zelve te beveiligen , dat de Zon onder de heer- 
fchappy vaneen andere ' godheit ftond , naar welkers wenk t numt,. 
zy gehouden was , haar natuurlijke ordening te veranderen. 
Zy hebben dieshalven , ten deel uit ^ godsdienft , en ten v r«/«i#. 
deel uit voorbevatte waan, de zaak anders bevat en verhaalt, 
dan zy waarlijk kon gefchieden. Om dan de ''wonderdaden 
der Schrift uit te leggen , en om uit hun y verhali ng te ver- »«>. 
ftaan , hoe zy waarlijk gebeurt zijn ; is noodzakelijk dat men z ofinmu. 
de ^gevoelens der genen weet, die d'eerfle hen hebben ver- 
haalt , en fchriftelijk aan ons nagelaten , en datmen deze 
gevoelens van het gene onderfcheid , 't welk de zinnen 
aan hen konde vertonen = want anderzints zullen wy hun 
gevoelens en oordelen , met de " wonderdaad zelve , gc- im^tnium: 
lijk zy waarlijk gebeurt is , verwarren: het is ook dienftig , 
dat men hun gevoelens weet , niet alleenlijk hier toe , maar 
ook om de dingen , die waarlijk gebeurt zijn, niet met d'in- 
beeldige dingen , en die alleenlijk Prophetifche vertonin- b R,pr»fm- 
gen waren , te vermengen. Want in de Schrift worden veer*"""- 
dingen als zaaklijk verhaalt, en ook voor zaaklijk gelooft, 
die echter niet dan vertoningen , en inbeeldige zaken heb- 
ben geweeft : gelijk dat God (het opperfte wezen) van den 
Hemel afgedaalt is ; bezie Mozes twede boek Cap. xix: 
3^. 18. en vijfde boek , C^. v: 3^.28. en dat de bere Sinaï 
daarom rookte , om dat God met vuur omringt , ^ar op 
afgedaak was : dat Elias met een vurige wagen , en met 
vurige paerden , ten Hemel opgeklommen is. Zeker al- 
le deze dingen waren niet dan vertoningen , naar de c ge^ e o/iw»»», 
voelens der genen eefchikt , die dezelve aan ons overge- 
levert hebben , gelijk zyaan hen vertoont zijn , dat is als 
zaaklijke dingen. Want alle de genen , die enig verftand 

heb- 



f Ytrfcmo. 



g Tereeptio. 
h IntelUélut, 
i Ima^inétio, 



1 Conrtxitas. 



m Opinio nes. 

O Phtlofophi, 

pMiratula, 
q Realiter, 
r PArü/^x. 



t Mirschlum, 



lio De RECHTZINNIGE 

hebben boven 't-J gemeen, weten dat God geen rechte noch 
linkzc hand heeft, dat hy niet bewogen word noch ftil is, 
dat hygeen plaats beflaat , maar ' volftrektehjk oneindig 
is, en dat alle ' volmaaktheden in hem begrepen zijn. De 
genen zeg ik, weten dit, die de zaken naar de zuivere s be- 
vatting van het ^ verftand oordelen , en niet naar dat van 
d' i inbeelding , daar d'uiterlijke zinnen van aangedaan en 
getroffen worden , gelijk de gewoonte van het k gemé- 
ne volk is ; dat dicshalven God ligchamelijk en met Ko- 
ninklijke hcerfchappy inbeeld ; welker floel , gelijk her 
verdicht, op de ' rondigheitdes Hemels boven de tla'rren is, 
die, gelijk het gelooft, niet zeer verre van 't aardrijk af üaat. 
Maar deze en diergelijke m gevoelens, gelijk wy gezegt heb- 
ben , zijn na zeer veel "gevallen der Schrift gefchikt , die daar- 
om niet als zakelijke dingen van de ° wijsbegérigen , behoorden 
aangenomen t€ worden. Eindelijk om de p wonderdaden , 
gelijk zy q zaaklijk gebeurt zijn , te verftaan , is dienftig , 
dat men de i fprcekwijzen en ' v^'ifzelwoorden der Hebreën 
weet; want de geen, die daar op niet genoech merken , zal 
veel wonderdaden aan de Schrift toepazen, die haar Schrij- 
vers nooit gedacht hebben , voor zodanig te verhalen ; en 
dieshalven zal hy niet alleenlijk van de zaken en wonder- 
daden , gelijk zy waarlijk gebeurt zijn , maar ook van de 
zin en mening der Schrijvers van de Heilige boeken , gant- 
fchelijk onkundig zijn. Tot een voorbeelB , Zacharias Cap. 
xiv: f. 7. van zekere aanftaande Oorlog fprekende , zegt: 

n*ni n'7''7x^i di» nin'S >nv «in nn^ av rrni 

rrn» het zal een enige dag zijn , alleen- 

lyk aan God bekent [want het zal zijn] noch dag noch nachts 
maar in d* avondtyd zal het licht zm. Door welke woor- 
den , hy een groote « wonderdaad Ichijnt te voorzeggen; eh 
echter wil hy daar mee niet anders te kennen geven , dan 
dat d'oorlog en flrijd, de gehelen dag twijfelachtig zal zijn, 

en 



mm 



m 

10 

'•I 



THEOLOGANT. 6. Hooftd. iii 
en dat d'^ uitgang daar af alleen aan God bekent is, en dat 
zy in den avond , d' x overwinning zoude verkrijgen. Wajit " 
de Propheten waren gewent met diergelijke y fpreekwijzen y p^'-'/m. 
d'overwinningen en ^ neerlagen der volken te voorzeggen en z cudn. 
! tc fchrijven; gelijk wyin Ezaias zien, die Cap. xiii. Babi* 
l lons * verwoefting dus affchildert : Dn'"?^Dn) D'Dïï^n''3DOO ^ r*/f*f*. 

f n'y x"? niM inNïVD tyoi'n ^*^n Diix )hr^' «V f^ant de 

\ Jla rren des Hemels en zjjn tékenen smullen bun licht niet ver- 
\ lichten ^ de Zon zal in zijn opgang verduijieren j en de 
Maan de glans van haar licht niet tiitzenden : Zeker ik 
acht niet , dat 'er ymant is die gelooft , dat dit in de ver* 
woefting van die heerfcbappy gebeurt is; gelijk ook niet het 
^ geen , dat hy terftond daar byvoegt , namelijk : p ^>;^ 
noip^:^ pir?n ui,nr\) ruii< D'a?i^ Ik zal dieshahen de He- 
mel doen dreunen , en d' aarde zal uit haar plaats bewogen 
worden. In dezer voegen zegt ook Jefaias Cap. xlviii: v. xi . 
om aan de Joden bekent te maken, dat zy uit Babiion vveêr 
veiliglijk iia Jeruzalem zouden keren , en op den weg geeit 
dorft lijden: yél S'Tn D'D OD'^H mDina 1><DV ï^"?! 
D'l? ^Sin nri.rp3M Enzy hadden geen dorft ^ hy leide haar 
deur wildernifzen j hy 'deed voor hen water uit de ft een drui- 
pen j hy brak de Rots ^ en de wateren vloeiden daar uit. 
Hy wil , zeg ik , met deze woorden niet anders te kennen 
geven , dan dat de Joden , in de wildernifzen , gelijk gebeur- 
de, bronnen zouden vinden , met dew^elkezy hun dorft zou- 
den bluHchen ; want het blijkt niet dat aan hen diergelijke 
wonderdaden gebeurt zijn , toen zy door Cyrus ^ verlóf, bMr««/* 
na Jeruzalem trokken , en op deze wijze komender zeer veel ' <:*^!'^ 
dingen in de heilige Boeken voor, die alleenlijk wijzen van 
fprekcn onder de Jodenwaren, en het is niet nodig, datmen 
die hier alle in 't bczonder optelt ; maar ik zou in 't alge- 
meen, dit alleenlijk wel willen aangemerkt hebben , dat de 
Hebreen gewent waren , door deze fpreekwijze niet alleen- ^ , 

a lijk 



£ MiracuU. 

g Extmpla* 



iiz De RECHTZINNIGE 

lijk ^icrlijk , maar ook en voornamelijk ^ aandachtelijk te 
^p/eken. Want om deze oorzaak word inde heilige Schrift 
gevonden , God te zégenen j in plaats van te vloeken ; bezie 
'teerde boek der Koningen Cap. xxi:j^. lo. en Job Cap. iii 
j^. 9. , en om de zelve oorzaak paften zyook alles aan God 
toe; en dieshalven fchijnt de Schrift niet dan ^ wonderdaden 
te verhalen, en dit, als zy van zaken , die meeft natuurlijk 
zijn , fprcekt , van 't welk wy alreê hier voor enige § voor- 
beelden hebben verhaalt. Men heeft dan , als de Schrift zegt . 
dat God Pharaös hart heeft verhard , tegeloven, dat zy daar 
mee niet anders heeft willen te kennen geven , dandatPha- 
ro hardnekkig is gewecft. En dat, als 'er gezegt word , dat 
God de venfteren des Hemels heeft geöpent , dit niet anders 
betékent , dan dat het veel water heeft gerégent , en dus 
met d'andcren. Indien dan ymant hier op , gehjk ook , dat 
veel dingen zeer kortelijk, zonder enige ^ omftandigheden , 
en als verminkt verhaalt worden , wel en behoorlijk merkt ; 
hy zal byna in de Schrift niets vinden , van het welk men 
kan betogen , dat het tegen 't ' licht der natuur ftrijd , en in. 
tegendeel , dat hy veel dingen die zeer duifter fchijnen, 
door een middelmatige ^ overweging , zal konnen verftaan , 
en lichtelijk uitleggen. En hier mee acht ik , dat ik het geen , 
daar ik na trachte, klaarlijkeenoechgetoontheb. Doch eer 
ik een einde van dit ^ Hooftdeel maak , is 'er noch iets an- 
ders overig, dat ik hier vermanen wil , namelijk , dat ik hier 
gantfchelijk op een andere wijze omtrent de " wonderda- 
den , dan omtrent de Prophetien voortgegaan ben en gehan- 
delt heb. Want ik heb van de Prophetien niets beveftigt , 
dan dat ik uit de gronden , in de heihge Boeken geöpen- 
baart, konbefluiten: maar hier heb ik de voornaamfte din- 
gen, uit d'enige p beginzelen , die door 't ^ natuurlijk licht 
bekent zijn, uitgehaalt; het welk ik ook met voordacht ge- 
daan heb , om dat ik van de Prophetien , vermits zy de ' men- 

fchc- 



h Circum» 
fénttét. 



ï Lumcn na- 



Céput. 



TCï Methêdus, 
S Mirscula, 



mtnta, 

f Trincipia. 
q Lnmcn na* 
tnraU. 

r CaptHs hu' 
manns. 



I 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 6.H00M. 11^ 
li:heiijke bevatting overtreft, en een louter Godgeleerd f ge- 
fchil is, niets kon verzekeren noch weten , waar inzyvoor- 
namehjk bcftond , dan uit de geopenbaarde gronden. En 
dieshalven w^asik toen gedwongen , de ' gcfchiedenifzen der 
Prophetien" toe teftemmen , en daaruit enige leerftukken 
te vormen , die de natuur der Prophetien en haar y eigenfchap- 
pen , zo veel als 't mooglijk was , aan my leerden. Maar 
hier in'tftuk demvonderdaden , dewijl het geen , dat wy 
daar in onderzoeken ( namelijk of wy mogen toeftaan , dat 
'er iet in de natuur gefchied , het welk tegen haar wetten 
ftrijd, of dat daar uit niet zou konnen volden ? ) ^antfchelijk 
de a Wijsbegeerte aangaat , behoefde ik niet zodanig ; ja ik 
vond beter geraden, deze i» zaak uit degronden, door 't^ na- 
tuurlijk licht bekent, als meeft bewuft zijnde, t' ''ontkno- 
pen. Ik zeg dat ik dit beter geraden heb gevonden ; want 
ik kon de zaak uit de ' leerftukken der Schrift alleen , en 
uit haar ^ gronden lichtelijk oplofzen; het welk' ik hier kor- 
telijk zal tonen , op dat zulks aan yder mag blijken. De 
Schriftuur verzekert van de natuur in 't algemeen in eenige 
plaatzen , dat zy een vafte en onveranderlijke s ordening 
houd, gelijk in de cxlviii. Pfalm f. 6. en in Jeremias Cap. 
xxxi: 3 5", 3(). de^ Wijsbegcrige daarenboven onderwijft 
in zijn Prediker Cap. i: 3^.10. zeerklaarlijk, dat'er in de na- 
tuur niets , dat nieuw is , gebeurt ; en hy in 't elfde en twaalf- 
de vers dit zelfde verklarende, zegt : dat fchoon 'er zom- 
tijds iets gebeurt, 't welk nieuw fchijnt, dit echter niet nieuw is , 
maar 't is al in d'eeuwen , die voorgegaan zijn , en van de welke 
ipen geen igeheugenis heeft, gebeurt; want gelijk hy 't zel- 
ve zegt, daar is geen gedachtenis van d'Ouden, by de gene 
die heden zijn ; en van de gene die heden leven , zal ook 
eeen gedachtenis by de nakomelingen ^^ ezcn. Daar na zegt 
hy Cap.iii::j^. II. dat God alle dingen wel en behoorlijk ui 
zyn tijd heeft gefchikt; en vers 14. zegt hy, dat hy weet, 

' dat 



V Cmcin- 
tidre. 

X. Dcgmats, 
y Proprlf 
tattt. 

z Miraeal», 



a FMiftphU. 

b Sln^Jli,. 

c Lumtn »4» 

titralc. 

d EnttUre. 



f FuntU- 
mtnta. 



h Thihfi. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



fcX4 De RECHTZINNIGE 

dat al het geen ^ 't welk God doet , in eeuwigheit zal blij- 
ven, en dat daar niets by gedaan , noch afgenomen kan wor- 
den. Alle welke dingen zeer klaarlijk aanwijzen , dat de 
natuur een vafte en onveranderlijke ordening houd ; dat 
God in alle eeuwen aan ons , bekent en onbekent , de- 
zelfde heeft gcweeft , en dat de wetten der natuur zo vol- 
maakt en vruchtbaar zijn , dat niets daar by-^ of afgetrok- 
k Mir»cHi,t. j^^j^ |, worden ; cn eindelijk , dat de ^ wonderdaden niet , 
iiinorantia. Jan uit ootzaak van dermenfchen^ onkunde iet nieuws fchij- 
nen. Deze dingen dan worden uitdrukkelik inde Schrift ge- 
. leert en aangewezen ; doch nergens , dat 'er in de natuur ietiS 
m uges. gebeurt , het welk tegens haar wetten ftrijd , of 't welk 
daar uit niet kan volgen , en dat dieshal ven ook niet van , 
noch aan deScliriftverziert of toegepaft moet worden. Hier 
komt noch by , datde woiKlerdaden, oorzaken en "omftan- 
ncirenmftsn^ dighcdcn vcrëifchen (gelijk wy nu getoont hebben) en dat 
^'"^ zy niet , ik weet niet uit welke Koninklijke heerfchappy, 
O Vulgus, die het O gemeen volk aan God verdicht, maar uit de God- 
delijke heerfchappy , en uit het goddelijk p befluit , dat 
p DtcretHm. ( gclijk wy ook uit de Schrift zelve getoont hebben) uit de 
q orJi. wetten der natuur , en uit haar t ordening , volgen ; en 
}sanam^ eindelijk , dat de ' wonderdaden ook van de ^ verleiders ge- 
daan konnen woorden , gehjk blijkt in Mozes vijfde boek 
Cap. xiii. en uit Matth. Cap. xxiv. v. x^. Voorts uit deze 
dingen volgt zeer klaarlijk, dat de wonderdaden natuurlijke 
dingen hebben ge weeft , en dat dieshalven , zo 't moge- 
lijk is , dezelve zo verklaart en uitgelegt moeten worden , 
dat zy ( om Salomons woord te gebruiken ) niet nieuw , 
noch tegen de natuur ftrijdig fchijnen; maar dait zy zeer na 
met de natuurlijke dingen overeenkomen En op dat dit te 
lichtclijker van yder bcvar zou konnen worden , zo heb ik 
enige regelen uit de Schrift alleen gehaak , hier toe by ge- 
bracht, Doch hoewel ik zeg dat de Schrift deze dingen leert 




I 



THEOLOGANT. Ö.Hoofrd. 115^ 

cn onderwijll , zo verila ik echter niet , dat zy dezelve 
leert en onderwij ft , als ' Leerftukken ter ^ zaligheit nood- 
zaaklijk ; maar alleenlijk dat de Propheten deze zelve din- 
gen gelijk wy, omhelft hebben. Yder heeft dieshalvenvry- 
heit , om van deze dingen te gevoelen , na dat hy 't beter 
voor zich zal achten te wezen , om God te dienen , en de 
X Godsdienft met een oprecht gemoed aan te nemen , van 
welk gevoelen ook Jofephus is ; want dus fchrijft hy in 't 
'y einde van zijn twede boek der Joodfche Aaloudheden. 
^och niemant behoort over woord wonderdaad verwon- 
dert te zijn j zo j of door Geds wil^ of door ^t believen der 
natuur aan d^oude menfchen j onkundig in deboosheit j een 
weg der behoudenis door de zee géöpenbaart is ; vermits 
noch onlangs de zee van ^amphylien onder Alex anders be- 
leid j voor de Macedoniër s geweken is ^ en voor hen geen 
ander middel hebbende , daar langs j een weg gebaant heeft ^ 
dewijl God bejloten had Alex anders hulp te gebruiken y om 
de heerfchappy der Terjianen te verdelgen ^ van het welk 
alle de gene j die de daden van dien Koning fchriftelyk ge- 
fielt hebbefi j getuigenis gevetu Doch yder oordeel hier 
afj na dat hem goed dunkt. Dit zijn Jofephus woorden , 
en zijn oordeel van 't geloof der Wonderdaden. 



Q.3 



't Z E- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



De R £ C H T 2 I N N I G t 




k Vcra buti» 
tnd9. 

C Dicumenta 
d CtmmentM' 



f Figmcnta. 
g ylaciU, 
h Extrjrejticrt. 
i Divina an- 
thoritas. 
k StTHpnlus» 
1 Ttrmrités. 



n Disttrdis, 



't ZEVENDE HOOFTDEEL. 
/^w Uitlegging , of verklaring der Schrift. 

ALlemcnfchen hebben wel in de mond , dat de Heilige 
Schrift Gods Woord is , 't welk aan de menfchen dc 
a ware zaligheit leert en onderwijfl ; maar zy geven 
met de daad zelve , gehélijk iets anders te kennen : want 
het ^ gemeen volk , khijnt zich nergens minder meê te be- 
. mocjen , dan na de ' Iccrftukkcn der. Heilige ScJirift te leven , 
en \vy zien dat zy byna , alle hun ^ verdichtzelen , voor 
Gods Woord verkopen , en nergens anders meê bezig zijn , 
dan om onder fchijn van Godsdienft d'anderen te dwingen 1 
dat zy van een zelfde gevoelen met hen zullen zijn. Wy 
zien zeg ik , dat de ' Godgeleerden , deurgaans bézig en 
bekommert zijn geweeft , hoe zy hun f verdichtzelen en s be- 
fluiten , uit de Heilige Boeken, als by d'oorcn , om zo te 
ipreken, zullen uittrekken, en met ' Goddelijk gezach ver- 
fterken , en niets met minder ^ fchroom , en meerder ' reuke- 
loosheit handelen , dan de Schrift , of de zin en mening 
van de Heilige Geeft te verklaren, en uit te leggen, en in- 
dien zy noch ergens voor bekommert zijn , ten is niet dat 
zy vrezen dat zy de Heilige Geeft , enige dóling aanwrij- 
zen , en dat zy zeiver van de weg der zaligheit afdwalen, 
maar dat zy door andere, van dóling overtuigt zullen wor- 
den, en dat in dezer voegen, hun eigen gezach en achtbaar- 
hcit onder de voet zal raken , en zy van d'andere veracht wor- 
den. Zeker indien de menfchen uit een waar gemoed het 
geen zeiden , dat zy van de Schrift door hun woorden ge- 
tuigen , zy zouden dan gantfchelijk op een andere wijzele- 
ven , hun geeften zouden niet , van zo veel " twift bewo- 
gen. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



' THEOLOGANT. 7.Höoftci. ity 

gen , en hun gemoed met zo veel haat bedreden worden , 
zy zouden niet aan zulk een blinde en reukeloze ° begeer- ^ ^'•/"^'^•^^ 
te van de Schrift uit te leggen , en nieuwigheden in de p Gods- p ^^if^--^* 
dienft te bedenken , vaft zijn : in tegendeel zy zouden niet 
als een lering en onderwijzing van de Schrift derven aanne- 
men , 'twelk niet zeer klaarlijk van dezelve geleert en aan- 
gewezen wierd ; eindelijk deze ^ fchsnders van het Heilige , ^ s^ritcj^i. 
die niet gefchroomt hebben , de Heihge Schrift in veel plaat- 
zen te ' verbafleren , zouden zich voornamelijk van zo een '^^«'-^^^ 
grote i'boosheit gewacht , en liun heiligfchendige handen , daar f '^•^^.'«x 
van afgehouden hebben. Doch ^ d'eerzuchtenboosheitheb- 
ben eindelijk zo veel vermogt , dat de ^ Godsdienft niet ^ 
zo zeer beflaat , in de leerftukken van de Heilige Geeft te 
gehoorzamen, als in de ^ verdichtzelen der menfchen te ver- x commnu, 
cxdigen -, ja dat de Godsdienft , niet in de ^ hefdewordbe- y chanié,, 
grepen , maar in twedracht onder de menfchen te zajen , 
en in een zeer bittere haat , die zy met de valfche naam van 
z Goddelijken yver , en brandende vlijt , befchaduwen , ^zdumH^^ 
voort te planten. By deze quaden komt noch het ^ waan- ^''^«p.^y?^^^. 
geloof , 't welk de menfchen leert en onderwij ft , de réden 
cn natuur te verachten , en alleenlijk dit , dat tegen deze 
beide ftrijd, te eren, en daar over verwondert te zijn : 'tis 
dieshalven geen wonder , dat de menfchen , om de Schrift 
meer te eren en daar over verwondert te zijn , dezelve zo- 
danig pogen uit te leggen, en te verklaren , dat zy ten hoog- 
ften , tegens deze beide, te weten de reden en natuur fchijnt 
te ftrijden ; zy dromen dieshalven , dat 'er in de Heilige 
boeken , zeer diepe ^ verborgentheden fchuilen , end'ande- b Mjperuv 
re nutte dingen verwaark>ozende ^ maken zy zich moede en 
mat, indie geheimenifzen; dat is ind'ongerijmdedingenop 
te fpeuren , en al 't geen , dat zy dus zutTende verdichten , 
eigenen zy aan de Heihge Geeft toe , en pogen het zelve 
met groote kracht , en met drift van ' hartstochten te ver- c 

dedi- 



iz8 Dc RECHTZINNIGE 

dedigen. Want het is met de menfchen zodanig geftelt , dat 
zy al'tgeen, 'twelk zy niet't verftand bevatten, doorliet 
d intciuaus. ^ verftand , en door de réden alleen voorfpreken , en in te- 
gendeel dat zy al 't geen , 'twelk zy met de hartstochten 
\\ anen , ook door dezelve verdédigen. Doch om ons uit 
'hlT/^T deze verwarring te redden , cnonze geeft van de = Godge- 
leerde vooroordelen t'ontflaan , en niet reukcloofiijk de ^ ver- 
f ngmmu. dichtzelen der menfchen voor Goddelijke leerftukken t'om- 
g MctMm. heizen , zo ftaat ons van de ware s middel en wijze van de 
Schrift uit te leggen , te handelen, en daar af te fpreken : 
want indien \\y hier in onkundig zijn , zo konnen wy niet 
zekerlijk weten, wat de Schrift, of wat de Heilige Geeft lé- 
ren en onderwijzen wil. Om dan deze hier met weinig v/oor- 
den te bevatten , zo zeg ik, dat de middel en wijze van de 
Schrift uitte leggen, niet van de middel en wijze van de na- 
tuur uit te leggen of te verklaren , verfchilt, maargantfche- 
lijk daar mee overeenkomt. Want gelijk de middel en wijze 
van de natuur uit te leggen, voornamelijk hicrinbcftaat, na- 
h mp>ri*. melijk inde gefchiedenifze der natuur toe te ftemmen, uit 
iDcfinuionu. dewelkc wy, als uit zekere gegévejie dingen, de ' bepalin- 
gen der natuurlijke dingen bclluiten , zo is ook om de Schrift 
uit te leggen , noodzaaklijk haar oprechte gefchiedenis toe 
\ïr'nciu en daaruit, als uit zekere gegcvenc zaken en 

m j4 ut hora. ' beginzelen , de méning der fchrijvers van de Schrift met 
nc>«Mm»,ü wettige " gevolgen te befluiten; want dus zal yder (name- 
lijk zo hy geen andere beginzelen , noch gegéven dingen , 
om de Schrift uit te leggen , en van de dingen te handelen , 
die daar in begrépen zijn, toelaat, dan alleenlijk de genen, 
die uit de Schrift zelve en uit haar gefchiedenis genomen 
worden} altijd zonder gevaar van te dolen , voortgaan, en 
O uphis. van de dingen , die onze ° bevatting te boven gaan , zo vei- 
T Lumm ^^^^^^ kouHen redenéren en fpreken , als van de genen , die 
»»r«r"' wy door p natuurlijk licht kennen. Doch op dat klaarlijk 

zou 



m 

m 

ld! 



A 



THEOLOGANT. 7. Hooftd. 119 
zou blijken dat deze weg niet alleenlijk zeker , maar ook 
d'enige is , en dat dezelve met de ^ middel en wijze van de 
4p natuur te verklaren en uit te leggen, overeenkomt, zoflaat 
' aan te merken, dat de Schrift zeer dikwils van dingen han- 
delt , die uit ' beginzelen dewelke door 't natuurlijk licht 
.bekent zijn, niet afgeleid konnen worden ; want het groot- 
■ fte deel daar af beftaat uit ^ gefchiedenifzen en t openbarin- 
gen: maar de gefchiedenifzen bevatten voornamelijk " won- 
derdaden, dat is (gelijk wy in 't voorgaande Hooftdeel ge- 
toont hebben) y vertellingen van dingen, die aan de natuur 
ongewoon zijn , naar de ^ gevoelens en méningen , en naar 



d' * oordelen der ^ gefchiedfclirij vers , die hen gefchreven heb- 
ben , gefchikt ; en d' ^ openbaringen zijn ook naar de gevoelens 
der Propheten gevoegt , gelijk wy in twede ^ Hoofrdeel 
getoont hebben, en overtreffen waarhjk hetmenfchelijk ver- 
lland. Dieshalven behoort de ^ kennis van dit alles /dat is 
van byna alle de dingen, die in de Schrift begrepen zijn, uit 
de Schrift zelve gehaalt te worden: gelijk cfe \^tm\i^ der na- 
tuur , van de natuur zelve. Wat de ^ zedige leerftukken aan- 
gaat, die ook in de Schrift begrepen zijn, hoewel zy uit ge- 
méne s kundigheden betoogt konnen worden, zo kan echter 
daar uit niet hvorden betoogt , dat de Schrift dezelve leert , 
maar dit kan uit dc Schrift zelve alleen blijken. Ja indien wy 
zonder ' vooroordeel, de ^ Goddelijkheit van de Schrift wil- 
lentoeftaan, zo moet zy alleen uit dezelve aan ons blijken, 
dat zy ware zedige leer (lukken leert enondervvijft; vermits 
hier uit alleen haar Goddelijkheit betoogt kan worden: want 
wy hebben getoont, dat de ^ zekerheit der Prophetien voor- 
namelijk hier uit blijkt , dat het gemoed der Propheten tot de 
billikheit, en tot het goede genegen was. Dieshalven moet dit 
zelve ook aan ons blijken, op dat wy hen mogen vertrouwen. 
Voorts dat Gods godheit niet uit de wonderdaden bewe- 
zen kan worden, wy hebben dit ook alreê betoogt , ik fwijge 

R dat 



q Metltêdus, 



r ffincifis* 

X CapMt. 
y Narratiê" 

2 Opinionts, 
a JnJicts» 
b Htporici. 
c Re-Pilatiê' 
nes. 

d Caput, I 



f DccHffientu 

g Kotiones, 
h Dtmtn- 
Jlréri, 



i Pr^judi^ 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



4 



ijyÉl 

TW 



11 VfeuJo'' 
prop hela. 

0 i>ivinftas, 

p Vgravir- 

tHS, 

q Vrajndi" 
cinm, 

1 Vi^iniLas. 



f Co^nitJo. 



t Definitiü' 

TICS, 



V ASlioms. 



X Karratif- 

MS. 



y Dteumen- 
Z Hijloria. 



a Pr»prit' 

tMtCS, 

b jiuthorts. 



C Tejlamtn* 

tMttt 



130 De RECHTZINNIGE 
dat zy ook van een " valfch Propheet gedaan zoude konnen 
worden. De ° Goddehjkheit van de Schnft,nioet dan alleenhjk 
hier uit bhjken,dat zy de p ware deuchd leert en onderwijft. En 
dit kan uit dc Schrift alleen blijken. Indien dit niet ge- 
fchieden kon , zo zouden wy niet zonder groot ') voor- 
oordeel dezelve omhelzen , en van haar ' goddelijkheit ge- 
tuigen. De gehele <" kennis der Schrift dan , moet van haar 
zeiven alleen gehaalt worden. Eindelijk de Schrift geeft niet 
de t bepalingen der dingen, van dewelke zy fpreekt, gelijk 
ook niet de natuur. Dieshalven , gelijk uit de verfcheide 
V doeningen en werkingen der natuur, de bepalingen der na- 
tuurlijke dingen befloten moeten worden ; zo moetmcn ook 
op dezelve wijze de bepalingen der dingen van de Schrift, 
uit de verfcheide ^ verhalingen, die ons van yderding in de 
Schrift voor komen , trekken. d'Algcmcne régel dan van de 
Schrift uit te leggen en te verklaren is , niets aan de Schrift 
als haar y leer (luk toe te eigenen , het welk wy niet op 't 
klaarlijkft uit haar ' gefchicclenifze zien. Doch hier ftaat 
nu te zeggen, hoedanig haar gefchicdenis moet zijn, en wat 
zy voornamelijk moet verhalen. 

Voorcerft moet zy begrijpen, de natuur en => eigenfchap- 
pen van de Taal , daar in de boeken der Schrift gefchreven 
zijn geweeft, en dewelke gewoonlijk van der zeiver ^ fchrij- 
vers gefproken wierd. AVant dus zullen wy alle zinnen en me- 
ningen, die yder reden, volgens 't gemeen gebruik van fpre- 
ken toelaat , konnen opfpeuren. En terwijl alle de fchrijvers , 
zo van 't oude als van 't nieuwe ^Verbond, Hebreen zijn ge- 
weeft, zo is zeker, datde ''gefchiedenifze van de Hebreeu- 
fchetaal, boven alle dingen noodzaaklijk is , niet alleenlijk 
totverftaning der Boeken van 't oude « Verbond, die in deze 
Taal zijn gekhreven , maar ook van 't nieuwe ; want hoewel 
zy m andere Talen gemeen zijn gemaakt, zo hebben zy ech- 
ter Hebreeufche fpreekwijzen. 

Ten 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 7.Hooftd. 131 

Ten tweden 20 moet men de méningen en ^ redenen van 
A\ier boek t'zamen vergaderen , en dezelve tot voorname 
fg Hooftdclen brengen , op dat w y dus alle de genen , die van 
Ide zaak gevonden worden , vaerdig en by de hand zouden 
Ikomien hebben: en daar na alle de genen, die twijfelachtig 
lof duifter zijn , of die tegen elkander fchijnen te ftrijden , aan 
[tékenen. Ik noem hier die rédenen klaar of duiller, wel- 
ikerzin en méning lichtelijk of fwaarlijk uit het zamen- 
hangzel van de réden uitgetrokken w ord , en niet voor zo 
veel men de waarheit daar af lichtelijk of fwaarlijk door ré- 
den bevat. Want wy trachten alleenlijk naar de zin en mé- 
ning der rédenen , en niet naarder zeiver ' waarheit. Ja wy 
moeten voornamelijk wel toezien , dat wy , terwijl wy na 
I de zin en méning der Schrift zoeken , niet van onze k rede- 
! néring, voor zo veelzy op 1 beginzelen van de natuurlij- 
ke kennis ( ik fwijg van de vooröordélen ) gegrondveft is , 
vooringenomen worden : doch op dat wy niet de ware zin 
en méning, met de waarheit der dingen zou den verwarren; 
zo zal dezelve uit het gebruik van de Taal alleen opge- 
fpeurt moeten worden , of uit de " redenvoering , die geen 
andere ^ grondveft dan de Schrift kent. En op dat dit al- 
les klaarlijk verftaan zou worden , zo zal ik 't zelve met een 
^ voorbeeld verklaren : deze ^ rédenen vanMozcs ,(^atGo^ 
een vimris j en dat Godyverzuchtïg is , zijn zeer klaar, zo 
lang als wy op de ^ betékenis der woorden alleen merken, 
en dieshalven ftel ik haar onder de klare rédenen , hoewel 
zy ten opzicht van de ^ waarheit en réden , zeer duifter zijn ; 
ja hoewel de ^ letterlijke zin , daar af tegen 't ' nauiurlijk 
licht ftrijd, zo moet men echter deze zin, namelijk de let- 
. terlijke, behouden , ten ware dat ze ook klaar 1 ijk te^en de be- 
ginzelen en y gronden , uit de ^ gefchiedenifze der Schrift 
gehaalt, ftreed : integendeel, indien men bevond, dat de- 
ze rédenen, naar der zeiver letterlijke uitlee;gingte2;cnde 

R X ^ be- 



iStnUnti4. 



h CêttUxtiit' 



i Vcritas, 



k Ratitci-. 

ninm, 

I PrincipU. 

m Prajudi " 

cia. 



n Ratioci' 
ninm, 

0 Funda" 
mcntttm^ 

p Esemplum^ 
q SententU. 

1 Signifi" 
cAtii. 



r Vtritas, 
t Senfns liU'^ 
ralii» 

V Lumcnna* 
tnrale. 

X Principid^ 
y Funda- 
mcnta. 
z Utfon'a» 

a InUrfrg^ 

tatiQy 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



ricé 



C Opiniê. 

d SvnUntU. 
c SimilitHdê, 



ricé. 



Uralis^ 



i ZiUtypia. 



1 2^!etypm, 
m PaJJionts. 
B Animi 



i3i RECHTZINNIGE 

bcgin2elen uit dc Schrift geliaalt , ftreden, fchooii zy beft 
met de reden overëenquamen , zo zouden zy echter anders 
(te weten ^ Iccnfpreukehjk 3 verklaart en uitgeleid moeten 
worden Op datwy dan zouden weten, of Mozes gelooft 
heeft, dat God een vuur is of niet , zo meet men dit gcen- 
zmts hier uit befluiten, dat dit ^gevoelen met de réden Over- 
eenkomt , of daar tegen ftrijd ; maar alleenlijk uit andere 
d redenen van Mozes zelve. Want dewijl Mozes in veel 
plaatzen ook zeer klaarlijk leert , dar God geen * gelijkheit 
met de zichtbare dingen heeft , die in de Hemelen , op d'aar- 
de, of in't water zijn; zo moet men hier uit befluiten, dat 
deze reden , of alle d'anderen f ieenfpreukelijk verklaart moe- 
ten worden. En dewijl men zo weinig als 't mogelijk is, van 
de g letterlijke zin moet afwijken, zo moet men eerft onder- 
zoeken , of deze ene réden , God is een vuur ^ een andere 
dan de letterlijke zin en méning toelaat; dat is, of de naam 
van vuur iets anders , dan een natuurlijk vuur betékent. 
Indien men dan uit het gebruik van de Taal niet bevind , dat 
het iet anders betékent , zo moet men deze woorden ,' hoe 
ftrijdig ook tegens de réden , geenzins anders verklaren en 
uitleggen; in tegendeel alle d'anderen, hoewel zy met de ré- 
den overeenkomen , moeren echter naar deze gefchikt en 
gevoegt worden. Indien dit ook niet volgens 'tgebruik van de 
Taal kan gefchiedcn , zo zou men deze réden niet overeen 
konnen brengen , en dieshalven 't oordeel daar af moeten 
fchorfze. Maar dewijl denaam van vuur ook voor ''gram- 
fchap en ' y verzucht word genomen (bezie Job Cap.xxxi: 
ij. iz.) zo konnen hier door Mozes ^ rédenen lichtelijk ver- 
enigt worden , en wettelijk befluiten wy , dat deze twe ré- 
denen. God is een vuur ^ en God is yvcr zuchtige een en de 
2elve zin en méning hebben. Wyders , dewijl Mozes klaar- 
lijk aanwijft , dat God ' yverzuchtig is , en nergens leert, 
dat God zonder lijdinge of « hartstochten is , zo most 




THEOLOGANT. /.Hooftd. 133 

men gantfchelijk hieruit befluiten, dat Mozes zelf dit heeft 
gelooft, of ten minften heeft willen leren , hoe zeer vvy ook 
geloven dat deze fpreuk tegen de réden ftrijd. Want (ge- 
lijk wy alreê getoont hebben ) 't is aan ons niet geöorloft , 
de zin en méning der Schrift , naar de «voorfpelling van on- 
ze reden , en na onze p voorbevatte gevoelens en wanen te 
wringen , maar de gehéle ' kennis der Schrift, moet uit de 
Schrift alleen gehaalt worden. 

Eindelijk en ten darden : deze ^gefchiedenis moet de ^ ge- 
vallen aller Boeken der Propheten , van dewelke wy ^ ge- 
lieugenis hebben , verhalen ; als mee , het leven , de « ze- 
den, en y bézigheden , der z fchrijver van yder boek ; wiehy 
geweeft heeft, by welke a gelegentheit , in wat tijd, voor wie, 
en eindelijk in welke taal hy gefchreven heeft. Wyders ook 
het b geval van yder boek : namelijk op welke wijze het 
eeril aangenomen , en in welkers handen het gevallen is : 
daar na , hoe veel verfcheide ^ lézingen daar at hebben ge- 
weeft, en door wiens raad het onder de regelmatige fchrif- 
ten aangenomen is : en eindelijk hoe alle de Boeken , die 
nu van alle VQor heilig worden beléden , tot een ligchaam 
zijn geworden en gegroeit. De gefchiedenifze der Schrift, 
zeg ik , moet alle deze dingen begrijpen. Want om te we- 
ten, welke ^ rédenen, als ^ wetten, en welke als ^zedelé- 
ringen worden uimefproken, zo isdienftig dat men 't leven , 
de zeden , en oeflfening van de fchrijver weet ; voeg hier by , 
dat wy zo veel te lichtelijker ymants woorden konnen ver- 
klaren, als wy zijn s aard en ^ geeft beter kennen. Wyders, 
op dat wy niet d' ' eeuwige leerftukken , met de gene die 
alleenlijk voor een tijd , of flechts voor weinigen , tot ge- 
bruik konnen zijn, zoude vermengen, zo is ookdienftigre 
weten , by welke gelegentheit , in welke tijd, en voor wat 
volk, of in welke eeuw, alle de leerftukken gefchreven zijn. 
Emdelijk is ook dienftig , dat wy d'andere dingen , die wy 

R 3 wy- 



0 J)iSamtn2 
p Prtecênccp" 

tée opinionts^ 

1 Cognitio^ 

r Htfloria, 
t Cafits. 
V Memoria^ 

y Studia^ 
z Author, 
a Occdjïü^ 



b FtrtHna* 



d SinttntU» 
f Dacumert-* 



g Genittm, 

h Ingeainxn» 
i D cttminta 



1 Confpu 
can. 



n Deólrina, 



V 

X Fmida- 
mentnm 
y DoStrina. 



z Exi/fcTi» 



T34 De RECHTZINNIGE 
wydersgenoemt hebben, weten, opdatwy, behalven dc 
'•'<acntbaarheitcn geloofwaerdigheir, van yder ook zoude 
vcdtaan, of het door vervalfchendc handen heeft konncn 
' verdorven worden of niet; of 'er geen misHagen inTeHopen 
zijn; en ot het van mannen , die genocch ervaren eiïgcloof- 
waerdig waren , overgezien is. Alle welke dingen zcerno- 
dig zijn om geweten te worden, op dacvvy door geen bÜnde 
drüt verrukt, al hetgeen dat ons inde hand geftoken word 
maar alleenlijk dat , 't welk zeker en ontwijfelbaar is zou- 
den omhelzen. ' 

Na dat wy nu deze gefchicdenifze der Schrift hebben 
en vallehjk hebben befloten , niets zekerlijk voor een " le- 
ring der Propheren te Hellen , dat uit deze gefchicdenis 
met volgt , of zekerlijk daar uit getrokken word , dan zal 
het tijd zijn, dat Myons toeruften, om de o -zin enménine 
derProphetcn, en Heilige Geeft op te fpeuren : maar hier 
toe word een gelijk !' middel en i ordening verëifcht, als dc 
geen, die vvy tot verklaring en uitlegging der natuur , uit 
haar ' gefchiedenifze , gebruiken. Want aeliik wy in de 
natuurlijke dingen t onderzoeken , vooral pogen' de dingen 
die meeft algemeen en aan de gehele natuur gemeen zijn ' 
op te fpeuren ; te weten de ' beweging en « ruft en huii 
wetten en régelen, die de natuur altijd onderhoud, endoor 
de\\ elke zy geduriglijk werkt , en hier uit by trappen tot 
d andere minder algeméne dingen voortgaan; zo is ook uit 
de gefchiedenifze der Schrift , dit voorëerft t'onderzoeken 
dat algemeenft en de v giondveft en ^ fteun van de gehéle 
Schrift is, en eindelijk dat daar in, door alle Propbetenals 
een eeuwige en zeer nutte y léring voor alle menfclien aan- 
bevolen word. Tot een voorbeeld: dat God enig en almach- 
tig ^wezentlik is, die alleen moet aangebeden worden, die 
voor alle menfchen zorge draagt, en bovenal, de genen lief 
heeft , die hem aanbidden , en^hun naaften als zich zelve lief 

heb- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




7.Hooftd. 13^ 

iïebben enz. de Schrift, zeg ik, leert en enderwij ft deze en 
ergelijke dingen overal , zo klaarlijk en lütdrukkc- 
ijk dat 'er nooit ymant tegen is geweeft , die vande^ziti en 
méning in deze zaak getwijfelt heeft. Maar wat God is , 
en door welke middel hy alle dingen ziet en haar verzorgt , 
de Schrift leert en onderwijil: deze en diergelijke dingen niet 
met voordacht, en als een eeuwige lering : in tegendeel wy 
hebben hier voor getoont , dat de Propheten zelve omtrent 
deze dingen niet enig zijn geweeft ; en dieshalvcn heeftmen 
van diergelijke dingen niets , als ' lering van de Heilige 
Geeft te ftellen , hoewel zy door 't ^ natuurlijk licht zeer 
wel bepaalt zoude konnen worden. Na dat men dan deze 
algeméne léring en onderwijzing der Schrift v/elkent, moet 
men tot andere dingen voortgaan , die niet zo algemeen zijn, 
en echter tot het gemeen gebruik des levens behoren ; en die 
uit deze algeméne léring , gelijk beeken afgeleid worden; ge- 
lijk daar zijn alle uiterlijke bezondere"^ werkingen van de dwa- cjahner. 
re deuchd , die niet dan als de gelegentheit voorkomt , ge- 
ëeffcnt konnen worden, en al 't geen dat omtrent deze za- 
ken duifter of twijfelachtig in de Schrift gevonden word , 
moet men na d'algeméne léring der Schrift verklaren en 
bepalen : maar indien enige tegen elkander ftrijdig wor- 
den gevonden , zo ftaat te zien by welke ^ gelegent- ^ Tf^pL 
heit , in welke ^ tijd , of voor wie , zy gefchreven 
zijn. Tot een voorbeeld : als Chriftus zegt , za/ig zijn 
de wénende j om dat ze "vertrocjiing zullen ontfangen. Zo 
weten wy niet uit deze ^ réden , welke wénende hy meent ; s 
maar dewijl hy dnar na leert , dat wy nergens voor bekom- 
mert zoude zijn, dan voor Gods Koninkrijk alleen , en zijn ^^ j^j^^,^ 
h gerechtigheit , 't welk hy als het ' opperfte goed aanbeveelt , ^^^^'"'^ 
(bezie Matth. Cap. vi: ^.33.) zo volgt hier uit , dat hy by wé- 
nende alleenlijk de geen verftaat , dewelke bewénen , dat 
Gods Koninkrijk en gerechtigheit , door de menfchen ver- 



tin 

I 

té 



a Vo&rins. 
b Lttmcn na* 



d Vcra v/r- 



I 



waar- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



ii6 De RECHTZINNIGE 

waarlooft word ; want dit kan alleenlijk van de genen be- 
weent worden , die niets dan het goddelijk Koninkrijk of dc 
i^Hn'!' ^ gerechtigheit beminnen , en d'andere dingen van 't ' geval 
gantfchelijk verachten. Zo ook als liy zegt : maar indien 
ymant u aan de rechter wang Jlaat j keer hem ook d'ande- 

Uur, ' 

re toe enz. indien Chriftus als een wetgever , dit aan de 
SFr!;5«„. "«rechters beval , zo zou hy door dit « gebod Mozes wet 
' vernietigt hebben ; van 't welk hy echter recht anders ver- 
maant , bezie Matth. Cap. y.f.i-j. men moet dieshalven zien, 
wie dit heeft gezegt, tot wie, en in welke tijd. Namelijk.' 
\ DcL. Chriftus heeft dit gefproken,die niet gelijk een wetgever v wet- 
\"JaZT' ftelden , maar als een leeraar r leerftukken onder- 
txurn*. wees ; om dat hy, gelijk wy te voren getoont hebben , niet 
t Animn, ^^^^ ^ ' uitwendige doeningen cn werkingen , als wel het 
vrTph'. ' gemoed heeft willen verbéteren. Wijders, hy heeft dit tot 
T^.j}üia. verdrukte menfchen gezegt, die in een bedorven v gemc- 
neftaat leefden, en, daar dc gerechtigheit gantfchelijk ver- 
y Ruins. waarlooft wierd , en welkers y ondergang hy naby zag. Voorts 
z v^jisih. wy zien dat Jercmias ook in d'eerftc ^ verwoefting der ftad , 
namelijk by dezelfde gelegentheit . het zelfde heeft geleert 
en onderwezen , het wcik Chriftus hier op daanftaande ver- 
woefting van dezelRle ftad leert en onderwij ft ; bezie Jere- 
mias Tranenbock Cap. iii. in dc letters Tet en Jot ; dieshal- 
» on"F"- ven dewijl de Propheten , dit niet dan in een tijd van " ver- 
drukking hebben geleert , en dit nergens als een wet voort- 
gebracht is , en dewijl in tegendeel Mozes , (die niet in een 
tijd van verdrukking heeft gefchreven, maar (daar wel op- 
b R« t«. gemerkt dient) getracht heeft een goede ^ geméneftaat op 
d oirw'* rechten ) echter , hoewel hy de ' wraak en haat tot de 
naaften heeft veroordeelt , oog voor oog te betalen , heeft 
bevolen; zo volgt hier uit zeer klaarlijk , zelfs uit de «^gron- 
den van de Schrift alleen , dat dit ^ leerftuk van Chriftus en Je- 
rcmias, te weten van 't 6 ongelijk te verdragen , en de boze 



UI 



THEOLOGANT. y.Hoofrd. 137 

I in alle dingen toe te ftaan , alleen plaats heeft in zodanige ge- 
weften , daar de ^ gerechtigheit verwaarlooft word , en in h 
tijden van ' verdrukkinge » maar niet in een goede geméne « off^f'*- 
ftaat : ja in een goede geméneftaat , daar de gerechtigheit 
verdédigt word , is yder , zo hy zich rechtvaerdig wil beto- 
nen , gehouden 't ongelijk voor den Rechter af te weren ( be- 
zie 't Priefterboek Cap.v:v. i.) niet uit WTaak (bezie 't zel- 
ve boek Cap. xix: v. 17, 18.) maar met voornemen van de 
gerechtigheit en wetten van 't Vaderland te verdédigen , en 
op dat dcquaden geen voordeel zouden hebben van quaadte 
zijn. Alle welke dingen ook gantfchelijk met de natuurlijke 
réden overeenkomen. Ik zou op deze \^ ijze meer andere 
H voorbeelden konnen bybrengen, maar ik acht dat dezedin- Estmfu. 
gen genoechzijn, om mijn 'méning, en de " nuttigheitvan n/ü^;,,,. 
deze " middel te verklaren, naar 't welk ik tegenwoordiglijk aMetbodm,, 
tracht- Dochwy hebben alleenlijk tot hier toe, die°ménin- oStnuntu. 
gen der Schrift geleert en aangewezen op te fpeuren , die 
tot het gebruik des levens behoren, en die dieshal ven lichte- 
lijk op te fpeuren zijn ; w ant zeker , daar over heeft nooit 
P verlchil onder de 1 fchrijvers van de Schrift geweeft. Doch 
d'andcre rédenen ^ die in de Schrift voorkomen, en die alleen- <\Script^ct, 
lijk tot de ' befpiegeling of befchouwing behoren , konnen » spu^ttu. 
niet zo hchtelijkopgefpeurt worden ^ vermits de weg daar toe 
enger is ; want dewijl , gelijk wy alreê getoont hebben , de 
Propheten in de befchouwige zaken van malkanderen ver- 
fchilde, en dewijl de ^ verhalingen der dingen, meeft na de r iurr»ii,. 
t vooroordelen van yder eeuw gcfchikt en gevoegt zijn , zo ttrajudi. 
konnen wygeenzints de * zin en méning van de ene Propheet ,"'M,n,. 
uit de klaarder plaatzen van een ander kennen , nocli de- 
:^elve verklaren , ten wy zeker zijn , dat zy een zelve " zin « stmentu. 
en mening gehad hebben; Op hoedanige wijze dan , de zin 
en méning der Propheten in gelijke dingen uit de ygefchiede- y Hifl<n-i4, 
nifze der Schrift moet gehaalt worden ^ zal ik nu met weinig 

S woor- 



z Rivelati». 

a Miracitlum, 
b Optnt9mt, 



C ReyeUtii. 
d MiraCH" 

t M€nj, 
fHiftorici. 

g Vtritar, 



%€S. 

kMethodus, 
] Hiero^ij- 



f Tontifcx 
X Trételfti», 



138 De R E C H T Z I N N I G E 

woorden neggen; want men moet omtrent de2e dingen , ook 
van de genen , die meeft algemeen zijn , beginnen ; name- 
lijk, met voor alle dingen uit de rédenen der Schrift, die de 
klaarde zijn , t'onderzoeken , wat Prophetie of ^ openba- 
ring fs, en in welke zaak zy voornamelijk bcftaat; endaar 
na wat een a wonderdaad is , en dus wyders met de dingen , die 
meeft gemeen zijn; en daarna moet men tot de ^ gevoelens 
van yder Propheet aftreden, en vandaar eindelijk tot de zin 
en méning van yder ^ openbaring of Prophetifche gefchiede- 
nis en ^ wonderdaad voortgaan. Doch wat voorzichtigheit 
men gebruiken moet, omliier in de ^ zin en ménin^ der Pro- 
pheten en ^ gefchiedfchrijvers , niet met de zin en mening van 
de Heilige Geeft, en de s waarheit van de zaak, te verwar- 
ren , hebben wy hier voor op zijn plaats met veel h voor- 
beelden getoont ; en dieshal ven hoef ik hier af nietbrédelij- 
ker te handelen. Dit ftaat echter omtrent de zin en méning 
der ' openbaringen aan te merken , dat dit middel aanwijft,, 
allcenlik dit op te fpcuren , 't welk de Propheten waarlijk 
gezien of gehoort hebben , en niet wat zy met deze ^ ver- 
beeldingen hebben willen te kennen geven , en vertonen : 
want wy konnen hier wel raden , maar dit niet uit de 
gronden der Schrift zeker) ijk afleiden. Wy hebben dan de 
middel getoont , de Schrift uit te legeen en te verklaren, 
en ook met een aangewezen , dat deze de enige en zekere 
weg is , om de ware zin en méning daar af op te fpeuren. 
Ik beken wel dat de gene (zo der enige mochten wezen ) hier 
af zekerder zijn , die deszelfs " overlévering of ware ver- 
klaring van de Propheten zeiven ontfangen hebben , gelijk de 
Pharizeen ménen , of gelijk de gene die een p opperpriefter 
hebben , die omtrent d' q uitlegging der Schrift niet kan dolen , 
op 't welke de Roomfche Catholijke roemen. Doch dewijl 
wy van deze ^ overlévering , noch van deze ^'achtbaarheit en 't 
gezag desOpperpriefters zeker konnen zijn, zo konnen 

ook 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



0.. 



THEOLOGANT. y.Hooftd. 13^ 
ook hier op niets zeker bouwen ; want d'oudfte Chriftenen 
hebben dit laatfte , en d'oudfte aanhangers en gezindheden der 
Joden, dit eerfte gelochent. Wyders, indien wy ( om van 
d'andcre dingen te fwijgen ) op de reeks en 't gevolg der 
jaren merken , dat de Piiarizeen van hun Rabbijnen hebben 
ontfangen , volgens 't welk zy deze overlevering tot op 
Mozes optellen, wy zullen bevinden, dat Iictvalfdi is ; ge- 
lijk ik elders toon. Zodanig een overlevering moet dieshal- 
ven aan ons verdacht zijn : en hoewd wy in onze ' middel t iHikoin 
gedwongen worden enige overlevering der Joden, als onge- 
kreukt en onbedorven te onderftellen , namelijk de v beté- 
kenis der woorden van de Hebreeufche taal , die wy van hen " 
hebben ontfangen , zo twijfelen wy echter van 't eerfte, en 
geenzins van 't laatfte ; want de betékenis van enig woord 
te veranderen , kan aan niemant tot nut gedyën , maar wel 
üikwiisde zin en méning van eni^e réden, behalvcn dat dit 
ook zeer fwaarUjk te doen is. Want de geen, die de beté- 
kenis van enig woord poosde re veranderen , zou met enen 
gedwongen zijn alle de fchrijvers , de weke in die taal ge- 
fchreven , en dat woord in zijn aangenome betékenis ge- 
briukt hebben, naaryders y aard en méning te verklaren, of y ^'«'"'»« 
met grote omzichtigheit te vervalfchen. Wyders liet ^ ge- , 
meen volk onderhoud de taal met de geleerde , maar de ge- 
leerde alleenlijk de zin en méning der réden, en boeken; en 
dieslialven konnen wy lichtelijk bevatten, dat de geleerden 
de zinder réden van enig aangenomen , doch zeer raar boek, 
'twelk zyin hun » macht hebben gehad, maar niet de ^h^-li 
tékenis der woorden, hebben konnen veranderen : voeg hier 
by , dat zo ymant de betékenis van enig woord, 'twelkhy 
gewoon was, in een ander wilde veranderen, hy dit namaals 
in t foreken en fchrijven fwaarlijk zou konnen onderhouden. 
Uit deze dingen dan , en andere rédenen , zullen wy ons licli- 
telijk overréden, dat aan niemant in de zin lieeft konnen ko- 

^ men. 




Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



140 



Dc RECHTZINNIGE 



C Xient 
d Scri^ttr, 



C Methoiut. 



g Dffflcuftas, 



h Cttlforcs, 
j Fundamcn» 

k Do6lrin». 

1 ViClUné- 
rmm. 

m Gramma' 
tics. 

n Rhgtortca. 

0 Ornamcn- 
ta^ 

p Decus, 
q CUdes, 
t YtrfecHtiê' 
nes. 

1 Si^ntficA- 
V NomittMt 



y Thrafeoh • 

z fhrajcs. 
a Ft oprit 



men , enige taal te vervalfchen ; maar wel dikw ils de c zin 
enméninsvan enig fchrijver, met zijn rédenen te verande- 
ren, of dezelve qualijk uitte leggen. Dewijl dan deze on- 
ze ^ middel, of cfit ons beleed, 'twelk hier op gegrond is, 
dat de ^ kennis der Schrift daar uit alleen gehaalt word , d'e- 
nige en ware is , zo hecftmcn gantfchelijk van al 't geen te 
wanhopen , dat hier door niet uitgewerkt zal konnen worden , 
om de volkomen kennis der Schrift te verkrijgen. Doch wat 
g fwarigheit dit heeft , of ^^ at daar in te verhopen is , om ons 
tot een volkomen en zekere kennis der Heilige boeken te kon- 
nen geleiden, hier af (laat ons nu te fpreken. In dit beleed 
rijft een groote fwarigheit , beftaande hier in , dat het een 
volkomen kennis van de Hebreeufche Taal vercift. Maar 
van waar zal die gehaalt worden ? d'oude ^'oefïènaars vande 
Hebreeufche Taal , hebben niets van de ' gronden en onder- 
wijzinge van deze Taal , aan de nakomelingen nagelaten : 
immers , wy hebban gantfchelijk niets daar af , noch enig 
1 woord-boek , noch Icttcrkonft , noch " rcdenrijk-konft : 
de Hebreen hebben alle o vcrcieringen en p oppronking ver- 
loren; 't is ook geen wonder, nadatzy zo veel o neerlagen 
en ' verv olgingen hebben geleden , zy hebben alleenlijk e- 
nige weinige ^ftukken en brokken van de Taal, en van wei- 
nig boeken, behouden; w^ant byna alle de namen der vruch* 
ten, vogelen, viffchen, en zeer veel anderen , zijn door de 
ramp der tijden verloren. Wijders de ^ betékenis van veel 
V namen en ''woorden, die in de Bijbel voorkomen, is gant- 
fchelijk onbckent , of men twiftredent daar over. Dit alles 
ontbreekt aan ons , gelijk ook voornamelijk de y kennis der 
fpreckwijzen van deze Taal; want de tijd diealles verflint , 
heeft byna alle de ^fpreekwijzen, die aan de Hebreen ^ eigen 
waren , uit de ^ geheugenifze der mcnfchen uitgewift. Wy 
zullen dieshalven niet altijd , gelijk wywenfchen alle de zin- 
nen en méningen van yder reden (die zy volgens de gewoon- 
te 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



É 

pp'! 



«1 



9^1 



THEOLOGANT. y.Hoofrd. 141 
_ vandc Taal toelaten kan ) konnen opfpeuren, en daar zul- 
len veel c rédenen hoewel met bekende woorden uitgedrukt, 
ons voorkomen , van dewelke echter , de zin en méiiing zeer 
duifter en gantfch onbevattelijk zal zijn. Hier (te weten, 
dat wy het volmaakte ^ Verhaal van de Hebreeufche Taal 
niet konncn hebben) komt noch by de ^'gefteltentsennatuur 
van deze Taal , uit dewelke veel ' twijfelachtigheden fprui- 
ten , zo dat het onmogelijk is, zodanig een ^ middel en be- 
leed te vinden, 't welk leert en aan wij ft de ^ ware zin en mé- 
ning van alle rédenen der Schrift , zekerlijk *• op te fpeuren. 
Want behalven d oorzaken der ^ twijfelachtigheden, aan alle 
Talen gemeen , zijn noch enige andere dingen in deze Taal, 
uit dewelke zeer veel twijfelachtigheden N oortkomen: en ik 
acht het de moeite w^aerdig te zijn , dezelfde hier aan te 
v;ijzen. 

Deeerfte^wijfclachtigheit en duifterheit der o rédenen 
in de Bijbel , rijft dikwils hier uit dat de letteren van een zelfde 
1' werking , d'een voor d ander worden genomen : want de He- 
breen delen alle de letteren van 't A. B. C. in vijf ^ ordenin- 
gen, om de vijf' w^erktuigen vande mond, die tot d' ° uit- 
fpraak dienen; te weten ,"de üj?j?en ^ de tor^g j de t aft den j 
\gehemelte^QnditJlrot. Tot een voorbeeld , M-i^-n-^^ Alpha, 
Ghet , Hgain , He , worden ^ ftro tietteren genoemt, en zon- 
der enig ^ onderfcheid , immers dat aan ons bekent is, d'een 
Yoor d'ander gebruikt. Namelijk el, 't welk betékent, 
w^ord dikwils voor Hgal genomen, 'twelk op betékent, 
en weer recht anders. Hier uitfpruit dat alle de délen van 
een ^ réden , dikwils of twijfelachtig worden gemaakt , of 
als woorden, die geen y betékenis hebben. 

Wyders de twede ^ twijfelachtigheit der rédenen rijft uit 
de.veelvuldiget'^zamenvoegende woorden, en ^ bywoorden. 
Tot een voorbeeld 1 vau^ dient onderling tot zamen te voe- 
gen , cn af te fcheiden , het betékent en j maar ^ om dat ^ 

^ 3 zo^ 



C Rafiones. 



e Conflituti9, 
f jimhi^u;U' 
tes 

g Mcthe^MS. 
h Senfusrc' 
rus, 

Uï. 



1 jfmhi^ui- 
tas, 

m Okfcuritas^ 

0 Oraticnes, 
p Organiim, 
q CUffcs. 

1 Injlr urnen ' 

f rronuntU' 
ti: 



t Liter* gntm 
tnraUs. 
V Difirimtn* 



y Significatie ^ 

tas. 

nes. 

b J^d-virbiét, 




Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



14^ 



De RECHTZINNIGE 



c f artieul4t 

0 Vierès, 

d MêdHs in. 
tiicatirus 
Q Ttmpns 

f' Vrxtcritum 
itnpirfcSum. 
g Ylnjquam 
ferfcélum . 
h Ftiturum 
ferfcHum» 

1 Mêdvsim- 
peratirus. 

k Infiniii' 

1 Modus fif^. 
jnrtólivHt, 

n Ele^antia. 
O Scriptor es. 



ïia, 

q Ambigni" 
tétes. 

t Liter/e 



X Accentus, 



y JinthmtiS' 



ZO j dan. '2 Ki heeft zeven of acht betékenifzcn ; name- 
lijk om dat j hoewel j zo j wanneer j gelijk j 'twelk ^ ver^ 
branding enz. ^ en dus by na alle leedjes. 

De darde, en die doorfproiik van veel twijfelachtigheden 
is , fpruit hier uit, dat de ° werkwoorden in de ^ bexentma- 
kende wijze , de ^ tegenwoordige , ^ onvolmaakte verleden , 
g meer dan volmaakte geleden, ^ de volmaakte toekomende 
tijd , en anderen , in alle Talen zeer gemeen en gebruikelijk , 
mifzen : maar in de ^ gebiedende , en ^ onbepaalde wijze , ont- 
breken alle tijden , behalven de tegenw oordige , en in de 
1 zamenvoegende wijze , alle tijden zonder uitzondering. 
En hoewel men alle deze gebreken der tijden en wijze , naar 
zekere régelen uit de gronden der Taal afgelegt , lichte- 
lijk, ja met de grootfte n ^ierhjkhcit zou konnen vervullen 
en goed maken, zo hebben echter doudde^ Schrijvers, de- 
zelve gantfchelijk verwaarlooft , en zonder onderfcheit , de 
toekomende tijd , in plaats van de tegenwoordige en verle- 
den^ : en in tegendeel , de verleden tijd , in pfaats van de 
toekomende tijd, en wijder de bekentmakende wijze voorde 
gebiedende en t'zamenvocgende gebruikt, en dit niet zonder 
grote P twijfelzinnighcit in de rédenen. Behalven deze drie 
oorzaken der ^ twijfelachtigheden van de Hcbreeufche Taal, 
zijn 'er noch twe aan te merken , van welke yder van veel 
groter gewicht is. D'ecrfle is dat de Hebreen geen ' klink- 
letters hebben. En de twede dat zy niet gewent waren de 
rédenen met enige ^ tékenen af te leiden jinoch uit te druk- 
ken j of te zamen te voegen : en hoewel zy gewent zijn de- 
ze twe dingen , te weten de klinkletters en ' merken met ^ pun- 
ten en ^ toeklanken te vervullen , zo konnen wy echter daar 
op niet geruft zijn , dewijl zy van lieden van een fpader eeuw , 
welker gezachen y achtbaarheit , niets by ons moet gelden, 
gevonden en ingeftelt zijn : doch d ouden hebben zonder 
punten , dat is ïionder klinkletters en toeklankcn , gefchre- 

ven. 



THEOLOGANT. 7.H00M/ 143 

ven , gelijk uit veel ' getuigenifzen blijkt , maar de nako 
(helingeii 



ié' 
'ié 

ik 

M 




naar dat zy goed gevonden hebben , de Bijbel te 
. erklaren , hebben deze twe dingen daar by gevoegt ; dies- 
iialven de ^ toeklanken en de punten , die wy nu hebben 
zijn loutere verklaringen en ' uitleggingen der hedendaagfche 
Bienfchen , en verdienen geen meerder geloof en achtbaar- 
heit, dan d'andere uitleggingen der Schrijvers. De geen dan, 
die hier onkundig in zijn , weten niet op welke wijze , de 
A Schrijver, die de brief aan de Hebreen gefchreven heeft , 
te veröntfchuldigen is , van dat hy Cap. xi: f.zi. d' « inhout 
van 't boek der Schepping Cap. xlvii: 3 1 . heel anders uitgc- 
legt heeft, dan zy in de'Hebreeufchc Text met punten ftaat , 
als of d'Apoftel de zin en méning der Schrift , vande'^punt- 
makers had moeten leren. Zeker my dunkt, dat depunt- 
makers eerder te befchuldigen zijn , en op dat yder dit zou 
zien , en te gelijk ook dat dit » verfchil , uit het enig ge- 
brek der ^ klinkletters gerezen is , zo zal ik beide de ' ver- 
talingen hier ftellen. De Puntmakers hebben , te weten met 
hun k punten, deze plaats dus verklaart : en Ifi'aëL boog zich 
&p j, oï { met Hgain in j< Aleph , namelijk in een letter 
van de zelfde 'werking te veranderen) naar Hooft van 't 
bed : maar de Schrijver van de brief aan de Hebreen , en 
Ifraël boog zig op hooft van de fok , namelijk met nbö 
«ztf/^ te lezen ^ in plaats dat andere nDD ^^f^ lezen, welk 
onderfcheit uit de n klinkletteren alleen fpruit. Maar de- 
wijl in dit ° verhaal van Jacobs p ouderdom alleen , en niet ge- 
lijk in 't volgende Capittel van zijn ziekte gehandelt word , zo 
fchijnt'twaarfchijnelijkertezijn, dat de méning van de 'i ge- 
fchiedfchrijver geweefl heeft, dat Jacob zich op't hooft van 
de ftok ( die de lieden van hoge ouderdom behoeven , om 
zich te onderfteunen ) en niet op 't hooft van 't bed boog , 
voornamelijk dewijl op deze wijze niet noodzaaklijk is , c- 
nigc ' verwifzeUnge van letteren te onderftellen. Ik heb door 

dit 



z Ttflimsnis. 



a jtceenttu. 
b Pnn3a. 
c latvrfrtt*'^ 
thnts. 



f PunSi/l^i 



g Dtfirepan- 
tia. 

h UtcTie ta- 
ctici. 

i Intcrfuta^ 

timet- 

k PftnBa. 



1 OTgannnt.l_. 



in Dijfcrtn. 
tis. 

n LitcTicyo- 
caln. 

O Harratioi 
p Scncüm. 
q Htpiritm. 



tio. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



144 



De RECHTZINNIGE 



f Exemplftnt 
t Tcxtus, 



X j4ccentus, 
y Yrdjudt' 
€ium. 



tatet. 

b Mcthtdui, 



c CtlUtiê^ 



i Miracula, 
g HiJlorU. 

h Exempla. 



\ Difficnlta, 
us. 



dit f voorbeeld alleenlijk, deze plaats van de brief aan de He- 
breen, niet met d'^inhout van 't boek der Schepping willen 
verenigen , maar voornamelijk willen tonen , hoe weinig men 
op de hedendaagfche ' punten en toeklanken heeft te ver- 
trouwen : endatdieshalvendegeen, die zonder enig y voor- 
oordeel de Schrift wil verklaren , gehouden is hier van te twij- 
felen, en van nieuws t' onderzoeken. 

Maar om weer tot onze voorftelling te komen: uit deze 
zgcfteltenis en natuur van de Hebreeitfche taal dan , moeten, 
gelijk yder lichtehjk kan vermoeden , zo veel ' twijfelach- 
tigheden rijzen, dat men geen h middel noch beleed kan aan- 
wijzen, daar door dezelve alle bepaalt konnen worden. Want 
wy hebben niet te verhopen , dat dit gantfchelik uit d' on- 
derhnge c vergelijking der rédenen kan gefchieden , welke 
echter, gelijk wy getoont hebben , d'enigè middel zou zijn , 
om de ware zin en méning, uit veel dingen, die yder réden ^ 
volgens de gewoonte van de taal kan toelaten ^ uit te vor- 
fchen ; zo om dat deze vergelijkinge der rédenen , niet dan 
by ^ geval , een réden kan verlichten en verklaren , dewijl 
geen Propheet met dit oogmerk gefchreven heeft , dat hy 
met voordacht eens anders of zijn eigen rédenen zou verkla- 
ren , als ook om dat wy de zin en méning van d'een Propheet^ 
Apoftel enz. niet naar de mening van een ander konnen be- 
fluitcn , dan in dingen die tot 't gebruik van 't leven beho- 
ren, gelijk wy alrec klaarlijk getoont hebben ; doch niet als 
zy van befchouwige of*' befpiegelige dingen fpreken , of als 
zy ^vonderdadcn of ^ gefchiedenifzen verhalen. Ik kan dit 
ook , namelijk dat 'er veel verwarde rédenen in de Schrift 
voorkomen , met eenige ^ voorbeelden tonen ^ maar ik zal 
tegenwoordiglijk dezelve liever verby gaan , en voortgaan 
tot d'andere dingen , die noch overig zijn t aanmerken ; na- 
melijk wat ifwarisheden deze ware ^ middel en dit ware be- 
leed van de Schrift te verklaren heeft , of wat daar noch ver- 
ëifcht word, In 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1 nilfsrié. 
m Cêfut, 



THEOLOGANT. y.Hooftd. 14^ 

In deze middel , of in dit beleed vertoont zich noch een an- 
Idere fwarigheit , namelijk hier uit dat het de ' gefchiedenif- 
èze der gevallen van alle de Boeken der Schritt verëifcht , 
van de welke wy 't grootfte deel niet weten ; want wy zijn 
gantfchelijk onkundig van de n makers , of indien gy't liever " ^«'*'"'«. 
dus wilt van de ° fclirijvers veler hoeken , ja twijfelen van 0 seriptom. 
dezelfden , gelijk ik in 't volgende bredelijk zal tonen. Wy- 
ders wy weten ook niet by welke gelegentheit , noch in wel- 
fke tijd deze boeken, van dewelke wy de fchrij vers niet we- 
ten , gefchreven zijn : daar beneffèns weten \vy ook niet in 
' wiens handen alle de boeken zijn gevallen , noch in welker 
^ p affchriften zo veel verfcheide 1 lezingen zijn gevondeii , en p Esmfu. 
: eindelijk of er niet meer andere lezingen by anderen zijn ge- q^itauiut. 
H weeft. Ik heb op zijn plaats kortelijk aangewezen , waar 
^(| toe het dienftig is dit alles te weten , daar ik nochtans met 
1 voordacht enige dingen heb achtergelaten , die wy echter hier 
nu t'aanmerken zullen hebben. Indien wy enig boek lezen , 
dat ongelooflijke of onbegrijpelijke dingen bclielft , of met 
rom zeer duiftere woorden gefchreven is , noch zijn maker ken- 
nen, noch weten in wat voor een tijd, en by wat gelegentheit 
hy gefchreven heeft ; zo zullen wy vergeefs pogen van des- 
zelfs w are zin zeker te worden. Want indien men van alle 
deze dingen onkundig is , zo konnen wy geenzints weten , 
wat de ' fchrijver voorgehad heeft, of wat hy kon voorheb- 1 jiHth&. \ 
ben: daar wy integendeel deze dingen wel kennende, onze 
f gedachten zo bepalen , dat wy van geen t vooroordeel in- r ctiiutui 
genomen vVorden^ namelijk, dat wyaande genen tot welks " 
V believen de fchrijver gefchreven heeft , niet te veel , noch 
te»weinig dan billik is, toeëigenen, en dat wy op geen ande- 
re dingen denken, dan op de gene die den fchrijver in den zin 
gehad heeft ', of die de tijd en gelegentheit heeft verëifcht. 
t Welk gelijk ik acht aan allen blijkt. Want het gebeurt zeer 
dlkwils, dat wy in verfcheide boeken gelijke ^ gefchiedenif- x afttrUt 

T zen 



0- 



nes^ 

ctHtn. 
V Graitjs. 



I 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



y Diyerfitas 
z Sertpttrcs, 



rnata. 

c InfclUóius, 
tl Hiporta. 



f Opinhnes 

g Kotitia. 
h Anthons, 



1 Extm/iUr, 



146 De RECHTZINNIGE 

zen lezen , van dewelke wy zeer verfchillend oordelen , te 
weten naar de v verfclieidentheit der gevoelens , die wy van 
de fchrijvers hebben. My heugt dat ik. eertijds , in ze- 
ker boek , de Razende Roeland genoemt , heb gelezen , 
dat een Man gewent was zeker gevleugelt a gedrocht 
in de lucht te vormen , en over alle Landfchappen , die 
hy begeerde* , over te vliegen , en alleen een groot ge- 
tal van menfchen en Reuzen te doden , en andere dier- 
gelijke b verdiclitzelen , die ten, opzicht van 't " ver- 
llant, onbegrijpelijk zijn. Ik heb ook diergelijke <^gefchie.- 
denis in Ovidius van zel^ere Perfa:us gelezen : en noch een 
ander, in 't boek der Richteren , vanSanizon, die alleen en 
ongevvapent, duizende van Mannen doode , en eindelijk in 
de boeken der Koningen van Elias, die door de lucht vloog , 
en ten laatften met vurige paerden en wagen ten Hemel trok. 
Deze gefchiedenifzen zeg ik zijn malkanderen gantfchelijk 
gelijk , doch wy geven eén zeer ongelijk oordeel van yder: 
namelijk dit, dat d'eerfte niet dan loutere*^ beuzelingen heeft 
willen fchrijven : de twcde dingen , die de burgerlijke Staat- 
kunde aangaan : en eindelijk de darde geweide dingen : en 
wy overreden ons, dit nergens anders om, dan om de f ge- 
voelens die wy van hun Schrijvers hebben. Het blijkt dan 
dat de g kennis der Schrijvers , die duiftere zaken, of die 
onbevattelijk voor 't verftant zijn , gefchreven hebben , voor- 
namelijk noodzaaklijk is, zo wy hun fcliriften verklaren en 
uitleggen willen ; om dezelfde oorzaken , namelijk op dat 
wy uit de vcrfcheide ■ lezingen der duiftere k gefcliiede- 
nifzen, de ware zouden konnen uitkiezen , is ook noodzaak- 
lijk re weten , in welker ' affch rift deze verfcheide lezingen ge- 
vonden zijn, en ofmen nooit meer andere, by andere mannen 
van groter achtbaarheitengezach gevonden heelt. 

Eindelijk daar is noch een andere n fwarighcit van enige 
boeken der Schrift , naar deze " ipiddel of dit beleed te ver- 

kl# 



L i 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninkhjke Bibhotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 7. Hoofd. 147 

'Jaren en uit te leggen , dewelke hier in beftaat , dat v\ y 
len niet inde zelfde taal hebben , daar in zy eerft gefchre- 
^^en zijn. Want Mattheus Evangelium , en zonder twijfel 
X)k de brief aan de Hebreen , zijn , volgens het gemeen? ge- 
voelen , in de Hebreeufche taal gefchreven , fchoon zy niet 
iaar in te vinden zijn. Van Jobs boek w^ord getwijfelt , in 
welke taal het gefchreven is. Aben Hefra in zijn q verkla- 
ringen verzekert , dat het uit een andere taal , in de Hebreeu- 
fche, is overgebracht , en dat dit d'oorzaak van zijn ' duifter- 
heit is. Ik fpreek niet \m d' ^ onregelmatige Boeken , de- 
wijl zy ongelijk van t achtbaarheit en gezach zijn. En alle 
deze fwarigheden zijn van deze ^ middel, of van dit beleed, 
om de Schrift volgens des zelfs gefchiedenifze , die wy heb- 
* en, te verklaren en uit te leggen, dewelke ik aangevangen 
adde te verliandelen , en die ik zo groot acht , dat ik niet 
:hroom te zeggen', datwy, ofvande warezinder Schrift in 
izeerveel plaatzen onkundig zijn, of zonder ^ zekerheit daar 
na moeten y raden en gifzen. Doch dit ftaat hier in weer aan 
te merken, dat alle deze ^fwariglieden alleenlijk konnen be- 
letten , dat wy de zin en méning der Propheten , omtrent 
d onbevattelijke dingen , niet zo klaarlijk konnen bereiken , 
maar wel inbeelden , doch niet omtrent de dingen , dewelke 
wy met het verftand begrijpen , en van dewelke wy lichte- 
lijk een klare ^ bevatting konnen vormen : want de dingen , 
die men uit hun natuur lichtelijk bevat , konnen nooit zo 
duifterlijk gezegt worden , of men verftaat hen lichtelijk vol- 
gens dit b fpreekwoord , dat den verftandigen haaft genoech 
gezegt is. Euklides , die flechts zeer eeuvoudige dingen, en 
dewelke zeer wel te verftaan zijn , gefchreven heeft , \yord 
liclitelijk van een yder in alle Talen uitgelegt en verklaart , 
w ant om zijn c méning te bereiken , en van zijn ware zin verze- 
kert te zijn, behoeftmen geen volkomen <^ keimis van de taal te 
hebben, daar in hy gefchreven heeft , maar alleenlijk een gemé- 

T X ne 



taria» 

I Obf€uritMs» 
t AHthtrttgt» 



V Mcthêdut, 



X Certitnd0» 

y Hariólari, 

z Dtffrcults- 
tes. 




b Proper" 
bium 



c Ment, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I4B 



De RECHTZINNIGE 



e Authtr, 



f fertuna, 

g Lidioncs. 
h Cincilitmt» 



i Dtcumenta 
mcralta, 
k Htjlcrra, 

1 Documert' 
ta. 



n SeatituJo. 



p Ratio, 
q IntelleéHus, 
X Curioptas. 
f XJttlitas, 
t MithedHS, 



m en byna kinderlijke wetenfchap , en niet het leven , d oe- 
feningen en zeden van de fchrijver te weten , noch ook 
in welke taal, aan wie en wanneer hy gefchreven heeft , ge- 
lijk ook niet 't ^ geval van 't boek , noch deszelfs verfcheide 
s lezingen; noch ook hoe, en eindelijk door wiens raad het 
aangenomen is. Het geen wy hier van Euklides verhalen , 
ftaat ook van alle andere te zeggen , die van zaken , welke uit 
hun natuur bevattelijk zijn , gefchreven hebben ; en dieshal- 
ven befluiten wy , dat wy de méning der Schrift, zoveel de 
i zedeiéringen aangaat , lichtelijk uit haar ^ gefchiedenifze , 
die wy van hen hebben, konnen bekomen , en van haar ware 
zin verzekert zijn. Want de ^ leerftukken der ware god- 
vruchtigheit , worden met woorden , die zeer gemeen in 't 
gebruik zijn , uitgedrukt, vermits zy zeer gemakkelijk en niet 
minder eenvoudig , en hcht om te verftaan zijn : en dewijl de 
ware n zaligheit in de ware ° geruflheit des gemoeds beftaat,en 
wy alleenlijk op die dingen, dewelke wy zeer klaarlijk ver- 
ftaan , geruft zijn , zo volgt hier uit zeer klaarblijkelijk , 
dat wy de méning der Schrift omtrent de heilzame dingen , 
en die ter zaligheit noodzaaklijk zijn , zekerlijk konnen be- 
komen ; wy hebben dieshal ven niet zo zeer over d'andere 
bekommert te zijn : want dewijl wy dezelfde doorgaans , 
niet door de p reden, en 't ^ verftand konnen bevatten , zo 
hebben zy in zich meer ' keurwijsheit, dan rnuttigheit. Ik 
acht dat ik hier mee de ware ^ middel , en het ware beleed 
van de Schrift uit te leggen, getoont, en mijn gevoelen daar 
af genoech verklaart heb. Wyders uvijfel ik niet , of yder 
ziet nu , dat deze middel , of dit beleed geen ander licht, 
dan 't natuurlijk felfs , vereift. Want de natuur en kracht van 
dit licht, beftaat voornamelijk hier in , dat het de zaken, te 
weten de duiftere uit bekende , of als bekende gegevene , door 
wettige V gevolgen afleid en befluit, en 't geen dat deze on- 
ze middel verëifcht , is niet anders. En hoewel wy toe- 

ftaan , 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



flBw 



THEOLOGANT. 7.H00M 149 

iftaan , dat 't zelfde niet genoech is , om alles dat ons in de 
iBijbel voorkomt, zekerlijk op te fpeuren , zo fpruit dit ech- 
ter niet uit deszelfs " gebrek , maar hier uit , dat de weg de- 
welk ze aanwijft de rechte en ware te zijn , nooit is gebaant, 
noch van de menfchen betreden , zo datze by y gevolg van 
tijd , zeer fvvaar en byna ontoegankelijk is geworden ; gelijk 
ik acht , dat uit de fwarighedcn zelve , die ik bygebracht 
heb , zeer klaarlijk blijkt. Nu is noch overig , dat wy de 
a gevoelens der genen , die van ons verfchillen , onderzoeken, 
't Gevoelen, dat hier eerft te onderzoeken ftaat , is der ge- 
ner , dewelke Hellen, dat het ''natuurlijk licht geen vermo- 
gen heeft, om de Schrift te verklaren, en uit te leggen, maar 
dat daar toe voornamelijk een « bovennatuurlijk licht ver- 
cifcht word ; doch wat dit liciit anders als natuurlijk is, laat 
ik aan hen , om zulks te verklaren. Immers ik kan niet an- 
ders vermoeden , dan dat zy zelve metduifterder woorden 
ook hebben willen belijden , dat zy dcurgaans van de ware 
zin der Schrift twijfelen * want indien wy op hun ^ ver- 
klaringen letten , zo bevinden wy , dat dezelve niets boven- 
natuurlijks begrijpen , ja dat zy niet anders, dan loutere gif- 
zingen zijn. Men vergelijk hen , zo men 't goed vind , met 
de verklaringen der gener , die openhartiglijk belijden , dat 
zy geen ander licht , behalven 't natuurlijk hebben , en zy 
iullen gantfchelijk daar mee gelijk gevonden worden ; te 
weten , menfchelijke , lang overwogene , en met arbeid gevon- 
dene : voorts dat zy zeggen , dat het ^ natuurlijk licht hier 
toe niet genoech is , het blijkt dat dit valfch is, zo uit het 
geen , dat wy alrée betoogt hebben , namelijk dat 'er geen 
6 fwarigheit is gefproten , om de Schrift uit te leggen 
en te verklaren, uit het gebrek der krachten van 't na- 
tuurlijk licht , maar alleenlijk uit der menfchen ' traag- 
heit en achteloosheit ( ik fwijg ^ booshcit ) die de ge- 
fchiedenifze der fchrift , terwijl zy de zelfde konden 

T 3 toe- 



y Sucetffui, 



a SenttntU, 



b Lnmen 
naturale, 

c Lts men Sh" 



d Explica* 



f Lumcn na- 



h Deftéius. 

i Sóctrdfs, 

k Maliti^ 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



ISO De RECHTZINNIGE 

toeftellen, verwaarlooft hebben; als ook hier uit , dat dit 
i.f.ltri"" \ bovennatuurlijk licht (gelijk zy alle zullen bekennen, zo 
ik my niet bedrieg) een goddelijke gave is , alleenlijk aan 
de gelovigen toegeftaan. Doch de Prophetenen Apoftelen, 
hebben niet alleenlijk aan de gelovigen, maar voornamelijk 
aan d'ongelovigen en bozen gepredikt , en die waren be- 
quaam nochtans , om de méning der Apoftelen en Prophe- 
tcn te verftaan. Anderzints zou 't gefchenen hebben , dat 
dc Propheten en Apoftelen voor de kinderen preekten , niet 
voor Mannen met reden bcgaaft : en Mozes zou vergeefs 
wetten voorgefchreven hebben , zo zyniet dan van de gelo- 
vigen , die geen wet behoeven , verftaan konden worden, 
Dieshalven de genen , die 't bovennatuurlijk licht zoeken , 
n Mem. de n métting der Propheten en Apoftelen te verftaan , fchij- 

wr""'" "^"waarhjk, 'to natuurlijk licht te behoeven; 't is dieshalven 
verre van daar, dat ik achten zou, datde zodanigen dc bo- 
fStntcntia. vcn natuutlijkc gave hebben. Mainionides p gevoelen , heeft 
gantfch anders geweeft: want hy meent dat yder plaats der 
Schrift, verfcheide, ja ftrijdige méningen toelaat , en dat 
wy van geen daar af zeker zijn , ten zyvvy weten, dat die 
plaats, naar dat wy haar verklaren, niets begrijpt, 'twelk 
niet met de reden overeenkomt , of dat daa'r tegen ftrijd ; 
rjj»r« li- want indien men bevind , dat zy volgens haar t letterlijke 
zin , tegen de reden ftrijd , zo moet zy hoe klaar zy ook 
fchijnt , echter anders verklaart worden ; gelijk hy Cap. xxv: 
tvvede lit , in 't boek van More Nebuchim , zeer klaarlijk aan- 
wijft, want hy zegt: niDIpn nDNDH TD Unmia l'K O 

r2bwr\ nvna mina 1x3 -la^x oainan üflo aVirn 
p nnv C37Fn, nnn Dmon cjoin^n rx tynino 
p-»'ön nrty am oirn nvn oman D»airon 



THEOLOGANT. y.Hookd. ifi 
lupnnm D'piDön U'jnaa^ idd aWn nmp yoi^h) Dnn 

llJIl rD::^} 'p2n' "invn 'weet dat uvy niet fcbromen te zeggen ^ 
Xdat de wereld -van eeuwigheit heeft geweejf j van wegen de 
iSchriftuurplaatzen ^ die in de Schrift van de Schepping der 
Vwereld voorkomen. Want de Schriftuurplaat zen die leren ^ 
^\\dat de wereld ge fch apen isj zijn niet meer dan degene j die 
aanwijzen j dat God ligchamelyk is ; en de middelen om 
^dezelve te verklaren y dewelke in dit Jluk van de Schepping 
ides ?relds gevonden worden ^ zvjn ook voor ons niet toege- 
^Jtopt noch verhindert j maar wy zouden hen verklaren kon- 
t nen j gelyk gefchïedis j toen wy de ligchamelijkheitvanGod 
hebben afgeweert ; en dit zou mijfchien veel lichter te doen 
zjn , en wy zouden hen bekwameijker konnen verklaren en 
\ uitleggen ^ en d' Eeuwigheit des werelts ft aande houden j dan 
" toen wy de Schrift uit Leiden en ver klaar den ^ om af te weren 
dat de gezegende God ligchamelijk is : doch op dat ik niet 
zou doen, en ook niet geloven (namelijk dat de Wereld eeu^ 
wig is , ) hier toe word ik door twe oorzaken bewogen. Voor 
cerft om dat door klare betoging bljkt , dat God niet ligha- 
melijk is j en dat het noodzaakUjk is j alle die plaat zen te 
verklaren j. welker letterlijke zin tegen de betoging ftr ij d: 
Want het is zeker j dat zy dan noodzaaklijk j (een andere 
dan de letterlijke) verklaring van noden hebben. Nu d' eeu- 
wigheit des werelts j word door geen betoging getoont , en 

tdieshalven is H niet noodzaaklijk j de Schrift gewelt aan te 
doen j en hen na de fchijnbare méning te verklaren j naar 
welks ftrijdige mèning j wy door enige reden aangeraden ^ 
zouden konnen neigtn. De twede oorzaak is , ora dat het 
niet tegeti de gronden des wets (iryd ^ dat men gelooft dat 
God onligchamelijk is enz. Maar te geloven dat de wereld 
eeuwig is ^ tp die wij,ze die vaji Ariftóteles goed geacht 
word , dit vernieticht de wet van zijn grondveft af ' ^ enz. 
Dit zijn Maimonides woorden , uit dewelke het geen , dat 

wy 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



tas 



t Ver: tas. 



V Scnfus 
Tiferalts, 
X Sent ent ia. 
y yHhfolfité. 
z Lrtmen 
natttrale. 



a Frincipia. 



b Vulgus. 

c Demon- 
flrati»n€f, 

d ^uthoritas. 
e Tefltmtnia, 
£ Phlofo. 

g Interpre- 
tatie nes, 
h EccUJta. 
i Sacerdgtes. 
k FonttficQs 
1 r«/f«x. 



I5Z De RECHTZINNIGE 

\vy nu gczegt hebben , zeer klaarblijkelijk volgt ; want in- 
dien aan hem uit réden zekerlijk bleek , dat de wereld eeu- 
wig was , zo zou hy niet fchromen de Schrift te wringen, 
en te \ erklarcn , dat zy zou fchijnen dit zelfde te léren en 
aan te wijzen. Ja hy zou terftont verzekert zijn , dat de 
Schrift , hoewel opentlijk daar tegen fprekende , echter deze 
^ eeu\\ igheit des' Wcrelts heeft willen léren en te kennen ge- 
ven ; en dieshalven zou hy van de ware zin der Schrift, hoe 
klaar zy ook was niet zeker konnen zijn , zo lang als hy van 
de ' waarheit van de zaak zou konnen twijfelen , of zo lang 
daar af geen blijk aan hem was. Want zo lang de waarheit 
van een zaak niet blijkt , zo lang weten \^•y niet, of de zaak 
met de reden overeenkomt , of daar tegen ftrijd ; en by gevolg 
weten wy ook zo lang niet, of de " letterlijke zin , de ware 
of de valfche is. Zeker indien dit "gevoelen waar was , zo 
zou ik y volkomelijk toeftaan , dat wy een ander , dan 't z na- 
tuurlijk licht behoeven, om de Schrift uit te leggen en te ver- 
klaren. Want byna alle de dingen , die wy in de Schrift bevin- 
den , konnen niet van ' beginzelen , door 't natuurlijk lidit be- 
kent, afgeleid worden , gelijk wy alreê getoont hebben, en dies- 
halven kan uit 't vermogen,van 't natuurlijk licht,uiets van hun 
waarheit aan ons blijken , en by gevolg ook niets van de ware 
zin en menine van de Schrift , maar wy zullen hier toe noodza- 
kelijk een ander licht behoeven. Wyders , indien dit gevoelen 
waar was, zo zou volgen, dat het geménevolk, 't welk ten 
meeften deel geen kennis van ^ betogingen heeft , of daar 
meê niet bézigkan zijn, niets van de Schrift zou mogen aan- 
nemen , dan alleenlijk naar d' ^ achtbaarhei t en 'getuigenif- 
zen der fwijsbegérigen, en by gevolg zou het moeten onder- 
ftellen, dat de wijsbegérigen , in de everklaringen der Schrift 
met konden dolen,welke achtbaarheit en gezach van de ^ kerk , 
nieuw , en een nieuwe aard van ' Priefters en ^ Opperprie' 
fterszouzijn, die eerder van 't' gemeen volk belacht, dangc- 

cert 



THEOLOGANT. rHooftd. 



mi 

I 



nu 



m 

m 

p 

■ <i., 
0 



want ik 



ra. 



r^3 

ïert zou worden. En hoewel onze middel of beleed , de 
° kennis van de Hcbreeufche taalverëifcht, met dewelke het 
genieën volk ook niet bezig kan zijn, zo kanmen ons echter 
niets diergehjks voorwerpen; want de gemene lieden der Jo- 
den en Heidenen , aan clewelke de Propheten en Apoftelen 
eertijds gepredikt en gefchreven hebben, verflonden de taal der 
Propheten enApoftelcn,daar uit zy ook de mening der Prophe- 
teil verflonden , maar niet de rédenen der dingen die zy predik- 
ten , die zy volgehs-Maimonides gevoelen ook moeften w^eten , 
op dat zy de méning van de Propheten zouden konnen bevat- 
ten. Ten opzicht van onze middel of van ons beleed dan, 
volgt niet noodzaaklijk, dat het gemeen volk , op de ° ge- O Tcjlimt' 
tuigenis der verklaarders en p uitleggers geruft is " ; 
toen een gemeen volk, dat kennis van de taal der Propheten 
en Apoftelen heeft ; maar Maimonides toont geen gemeen 
volk, dat d'oorzaken der dingen verftaat, uit de welke het 
hun méning bevat. En wat het tegenwoordig gemeen volk 
aangaat , \\y hebben alreé getoont , dat het alle de dingen , 
die ter q zaligheit noodzaaklijk zijn , fchoon het de rédenen 
daar af niet weet,echter lichtelijk in yder taal kan bevatten, om 
datze zeer gemeen en gebruiklijk zijn ; en in deze bevatting, 
niet inde getuigenis der uitleggers , is het gemeen volk ge- 
ruft, en volgt, zo vcel't overige aangaat, hier in een zelf- 
de r geval met de geleerden. Maar laat ons tot Maimonides 
gevoelen weerkeren , en 't felve naukeuriglijker onderzoe- 
ken. Voorëerft onderftclthy, dat de Propheten in alles met 
malkanderen overeenkomen, en datze degrootfte '^AVijsbe- 
gerigen en t Godgeleerden geweeft hebben ; watit hy wil dat t-nchii. 
zy uit de waarheit van de zaak hun befl uit hebben genomen: 
doch wy hebben in ons twede ' Hooftdeel getoont dat dit ^ C'ft- 
valfch is. Wyders onderftelt hy , dat de zin der Schrift , niet 
uit de Schrift zelve kan blijken, dewijl de ^ waarheit der za- 
ken niet uit de Schrift blijkt (als de gene die niets betoogt , 

V noch 



I Ftrtunt, 



rphiidfifhi. 



X Vcritat, 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



154 



Dc RECHTZINNIGE 



y Definiti»'' 



z Sintenlia, 



ttcrali. 



C Opitjhuct 
pra 9Mcepr£. 
d Senftts li- 
uralis. 



c Licentia^ 



3 Libirtaj, 



noch de zaken van welke zy fpreekr, door rbepalingen , en 
door hun eerfte oorzaJ^cn leert en aanwijft) dieshalven \oU 
gens Maimonidcs ^ gevoelen , kan haar ware zin en méning 
niet uit de Schrift zelve blijken , en daarom moetze ook niet 
uit haar gchaalt worden. Doch dat dit ookvalfchis, blijkt 
uit 't zelfde Hooftdcel : want wy hebben door reden , en 
door a voorbeelden getoont , dat de zin en mening der Schrift, 
uit de Schrift zelve alleen blijkt, en daar uit alken gehaalt 
moet worden, zelfs dan als zy van dingen fpreekt, die door 
't^ natuurlijk licht bekent zijn. En eindelijk onderflelt hy, 
dat het aan ons geöorloft is , de woorden der Schrift naar on- 
ze <^ voorbevattc waan en gevoelens tc verklaren , te wrin- 
gen , en de letterlijke zin , hoewel op 't yolmaakfte, en 
befte uitgedrukt, t'ontkcnnen, en ineen andere, hoedanig, 
ook dezelve is, te veranderen. Bebalven dat dit 'verlof re- 
gelrecht tegen 't geen ürijd , dat wy in dit ^ Hoofdeel , en 
in anderen betoogt hebben , zo ziet yder ook wel , dat het 
zelfde al tc groten ruckeloosheit is. Maar indien wy deze 
al te grote s vryheit aanhemtoeftaan, wat zal hy doch daar 
mee vorderen ? zeker niets : want wy zouden dc dingen , 
die onbetooglijk zijn , en daar in 't grootfte deel der Schrift 
beftaat , door deze middel niet konnen opfpeuren , noch naar 
deze h regelmaat verklaren en uitleggen : daar wyin tegen- 
deel met deze onze ' middel , en dit ons beleed te volgen , 
zeer veel diiigen van dufdanige flag konnen verklaren , en 
zekerlijk daar af rédenéren , gelijk wy alrée door de réden 
endoor de daad, zelve getoont hebben : doch men kan de 
zin en méning der dingen, die uit hun natuur bevattelijk zijn, 
lichtelijk uit de zamenhang der rédenen uittrekken ^ gelijk 
wy ook alreê getoont hebben. Deze middel en dit beleecl van 
liem, is dieshalven gantfchelijk onnut : voeg hier by, dat het 
alle 1 zekerheit , dewelke het gemeen volk uit de zuivere le- 
zing, en die alic menfchen , met de andere ° middel te rcl- 



m 



si 



THEOLOG ANT. j.Hooftd. r^f 

^eti , van dc ziti der Schrift konnen hebben , daar af weg 
neemt. Wy kloppen uit, en verwerpen dieshal ven dit o ge- os<»unti£^ 
Invoelen van Maimonides , als fchadehjk , onnut cnongerijmt. 
' Wyders , wat d' y overlevering der Pharizeen aangaat , wy p Ttuuk. 
' hebben alreé hier voor gezegt , datzy niet met zich zelve 
ibeftaat , noch overeen komt : maar d' achtbaarhcit en 't c^jtnth^itd, 
jgczach der Roomfche ' Opperpriefters behoeft een klaarder 
f getuigenis ; en ik verwerp dezelve om geen andere oorzaak. 
Want indien de Schrift ons dezelfde zo zekerlijk toonde, als 
eertijds d'Opperpricfters der Joden , zo zou m.y niets be- 
letten te 2eggen , dat 'er onder de Roomfche Opperpriefters 
ketters en godlozen gevonden zijn ; dewijl men eertijds on- 
der d'Opperpriefters der Hebreen , ook ketters en godlo- 
zen heeft gevonden , die door verkeerde middelen 't * Op- t T,ntific: 
perpriefterichap hebben verkregen , by de welke echter , v"k.i.</j- 
volgens 't " bevél der Sehrift, d'opperftex macht van de wet 
te verklaren, en uit te leggen, was. bezie Mozes twedc boek, 
Cap. xvii: f.ii, I X. en Cap. xxxiii: Sr. i o. en Malach. Cap. ii ' 
3^. 8. Doch dewijl zy geen zodanig y getuigenis aan ons tonen , y rtp,m*- 
zo blijft hun ^ achtbaarhcit en gezach, zeer verdacht , en op TJl-',h,r»M. 
datniemant door 't « voorbeelt van d'Opperpricftcr der He- 
breën zich bedrogen zou achten, dat d'algemcne Roomfche 
b Godsdienft ook een Opperprie fier behoeft, zo ftaat aan b t 
te merken j dat Mozes wetten , om dat zy geméne rechten 
van 't Vaderland waren , noodzaaklijk een zeker openbaar 
gezach behoefden , om bewaart en onderhouden te worden ; 
want indien yder «^vryheit had, om de geméne wetten naar cuhrt*,. 
zijn ^ believen te verklaren , zo zou geen * geméneflaat f t^'^iT* 
konnen beftaan , maar hier door terftont te niet gaan ; en 
't gemeen redit zou een bezonder recht zijn. Doch met de f Re/**», 
f Godsdienft is 't geheel anders eelegen. Want dewijl dezel- 
ve niet zo zeer in uitwendige s doeningen alswelin''oprech- IsS^^i. 
cigheit cn waarUchtigheit dcsgemocds beftaat, zo behoort '"rer^tuu. 

V 1 zy 



J< Authori' 
(at. 



1 Abfilkté. 



m Mcnïtio. 
n Educatit, 
O SumftiuM 



tas. 



I Ma^tflra- 
fat,. 



iMgthtdus* 

▼ Authori' 
Ui, 

3 Ntrms, 



y Lftmcnna- 



iS^ De RECHTZINNIGE 

zy niet tot 't gemeen recht en ^ gezach. Want d'oprechcis- 
heit en waarachtiglieit des gcmoeds , werd de menfchen niet 
door de lieerfcliappy der wetten , noch door 't gemeen ee- 
7ach ingeftort, en men kanniemant ' volftrekt door geweld 
of wetten dwingen, zahg te worden ; maar hier toe word 
een godvruchtige en broederlijke vermaning , een goede 
n opvoeding , en boven alle diiigcn , een eigen en vry oordeel 
vereilcht. Dewijl dan het Mioogüe recht van een vry ge- 
voelen te hebben, zelfs ook van de PGodsdienft, byyder is 
en dewijl men niet kan bevatten , dat ymant van dit recht 
kan afftaan ^ zo zal dan ook het opperfte recht , en 'thoo2- 
Ite q gezach^ omvrylijk van de Godsdienfl t'oordelen en 
by gevolg om dezelve voor zich zelf te verklaren en uit te 
leggen, by yder zijn; want het opperfte gezach van de wet- 
ten uitte leggen, cii ^t hoogde recht vancle geméne zaken , 
IS om geen andere oorzaak in dc handen van d'' Overheit! 
dan om dat zy tot het gemeen recht behoren; en dieshal ven 
zal om dezelfde oorzaalc het opperfte gezach vandeGods- 
dienft uit te leggen , en daar af te oordelen , byyder wezen- 
te weten om dat yder recht daar toe heeft, 't Is 'er dieshal- 
yenver af, dat men uit het gezach en d'achtbaarheit van de 
Opperpricfter der Hebreen, om de wetten van't Vaderland 
te verklaren en uit te leggen, 't gezag van dc Roomfche ' oppcr-^ 
priefter om de Godsdienft uit te leggen , zou konnen befluiten^ 
dewijl 111 tegendeel hier uit lichtelijk beftoten word , dat yder 
d eze macht voornamelijk heeft : en wy ook , hier uit konnen 
tonen , dat onze ' middel en beleed van de Sclirift te verklaren 
en uit te leggen , de befte is. Want dewijl het hoogfte ee- 
zach, end'opperfte7 achtbaarheit van de Schrift te verkla- 
ren en uit te leggen , by yder is , zo moet dan de » regelmaat 
van te verklaren en uit re leggen, niet anders zijn, dan het 
y natuurlijk licht zelfs , dat aan alle menfchen gemeen is ; nieo 
enig boven natuurlijk licht , noch enige uiterlijke achtbaar- 

lieitf 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



'ff 

ha 



én. 
[HO; 

m 

tik 



THEOLOGANT. 8.Hoofrd. 1^7 

licit : zy moet ook niet zo fwaar zijn, dat zy niet, dan van 
de fcherpzinnigftc " Wijsbegerigen , geftiert en gcuégelt kan ^rh.i,f^ki. 
.worden , maar naar een natuurlijk en gemeen vernuft , en 
ook naar zodanig een * bevatting gefchikt , als wy getoont ^ 

I 'hebben , dat het onze is. Want wy hebben gezien , dat de 
bfwarigheden, die daar in gevonden v/orden, uit de traag- i^f"^'' 
heit en c achteloosheit der menfchen 
'van de a middel , of 't beleed , zijn gefproten 



en niet uit de natuur = 



'tACHSTE HOOFTDEEL. 

J]/aar m getoont mrd , dat Mo^es vijf Boeken , 
en die 'van Jo^^a, der Richt eren j Rutb , Sa- 
muel 5 en der Konitigen , geen eige Handjchrif- 
ten \ijn. Daar fia ^vord o^ider^^ocht , of' er meer 
Schrij^jers ^van de:^e Boelen geweeft ^fn dan 
een , en me. 

IN 't voorgaande a hooftdeel , hebben wy van de ^ gron- a c^put. 
den en c beginzelen van de ^ kennis der Schriften gehan- LwrT'''*" 
dek , en getoont dat 'er geen andere zijn, danderzelver l 't^j^lflt 
opreclite verhahnge : die echter , hoewel ten hoogften = "'P'"*- 
noodzaaklijk , van d'ouden verwaarloofl , ofindien zy daar 
iets af gefchreven of nagelaten hebben , door de ^ ramp der <" i»j«rf*. 
tijden verloren is ; invoeij;en dat 'er een groot deel der gron- 
den , en beginzelen van 5eze kennis, te niet is gegaan. Dit 
zou noch te verdragen zijn, zo de nakomelingen zich binnen 
de ware palen gehouden , en de weinige die zy ontfangen of 
gevonden hadde , getrouwelijk aan hun s nakomelingen nage- s 
Uten, cn geen nieuwe dingen uit hun harzencn gefiTieer , en 

V 3 te 



ij8 De RECHTZINNIGE 

te voorfchijn gebracht hadden. Hier door is weeg gebracht , 
dat de verhalinge der Schrift niet alleenhjk onvohnaakt] 
maar ook gebrekkig is gebleven ; dat is , de gronden en bel 
gin2elen zijn zo bedorven, dat geen volkome hkennifze op 
dezelve zou konnen gebout worden : deze i beginzelen van 
de kennis der Schrift te verbéteren , en niet alleen de weini- 
k p«>rf/- ge , maar ook de geméne ^ vooroordelen der ' Godgcleert- 
In^Srti''.' ^^^^^ nemen , behoort tot mijn voornemen en oog- 

Tum. merk. Doch ik vrees , dat ik dit al te fpade zal aanvan- 
gen : want de zaak is alreê byna zo verre gekomen , dat de 
menfchen omtrent deze dingen geen verbétering willen lij- 
den , maar dat zy 't geen 't welk zy onder fchijn van 
Godsdienfl; aangenomen hebben, hardnekkiglijk verdedigen 
en voorfpreken. Ja het fchijnt dat'er alleenlijk by zeer wei- 
nigen , zo ze by d'anderen vergeléken worden , plaats voor 
„ Pr.>^i. de réden gelaten is , zo wijd en breed hebben deze " voor- 
o M,nu.. öordélen de ° gemoederen der menfchen ingenomen. Ik zal 
echter pogen en niet: aflaten hier van een proef te nemen , de- 
wijl'cr niets is, om 'twelk men gantfchelijk van deze zaak 
P ori: te wanhopen heeft. Om dan zulks by p ördenincr te tonen, 
<^smtt»rts, zal ik van de vooroordelen , omtrent de ware q fcfirijvers der 
heilige Boeken beginnen , en voorëerft van de fchrijver van 
Mozes vijf boeken, die gelijk zy byna alle geloven , Mozes 
zelfs heeft geweeft : ja de Pharizeen hebben het zelfde zo 
hardnekkiglijk voorgefproken en verdédigt , dat zy de genen, 

r lUrctietti, 

die fchenen anders te gevoelen, voor een 'ketter hebben ge- 
houden ; en dieshalven heeft Aben Hefra . een man van vryer 
vernuft, en meer dan van geméne gcleertheit, en d'eerfle van 
alle, dewelke ik gelézen heb , dit vooroordeel aanmerken- 
de, zijn méningc niet openthjk darren verklaren, maar heeft 
de zaak alleenlijk met duiflere woorden aangewezen , de- 
• welke ik hier niet zal fchromen klaarder te maken , en de 
zaak zelve opendijk tc tonen. De woorden van Aben Hef- 





r Ctmmtri 
tartum. 



THEOLOGANT. 8.Hooftd. 15-9 

II dan , die in 2ijn f uitlegging over Mozes vijfde boek gevon- 
:èn worden, zijn dezen: a'J-^n "\1D |'3n CD.Sl UlpTnn3;^2 

r JDS^n non Stid '^IV V^ir run Overdejordaan enz. .sö 
«?^^?r ^/é" verbm-gentheit van twaalf verft aat , Mozes 
leeft ook de wet gejchreven , Kenahajtyt was toen in 

^landj het zal op Gods berg ge openbaart worden zie dan 
. \okzijn hedftede :, eenyzere bedftede j dan zult gy dewaar- 
leit kennen. Met deze weinige woorden wijft hy aan , en 
i^'. oont met enen, dat het Mozes niet heeft geweeit, die de 
k rijf Boeken heeft gefchreven , maar ymant anders , die lan- 
k ren tijd na hem heeft geieeft : en eindèhjk dat het Boek , 
■I t welk Mozes gefchreven heeft , een ander Boek heeft ge- 
^reeft. Om dit , zeg ik , te tonen , tekent hy voorëerft , dc 
PB 1 voorréden van Mozes vijfde Boek aan, dewelke niet van Mo- 1 vrtftkr 
t^w zes , die niet over de Jordaan gegaan is , gefchreven kon wor- 
; ï% den. Ten tvveden merkt hy aan , dat Mozes gehele Boek 
%h ivel uitgedrukt zijnde, in d'enige omtrek van een altaar was 
ïjsii gefchreven ( bezie Mozes vijfde bock Cap. xxvii. en Jof. 
jtijsa Cap.viii:}^. 37. enz.) die volgens 't " verhaal der Rabbijnen, v Kntuti», 
jitui alleenlijk uit twaalf ftenen beftond ; hier uit volgt dat Mo- 
zes boek veel kleinder heeft geweeft , dan de vijf boeken : 
€n dit acht ik , dat deze " fchrijver , met de verborgentheit ^ Anth,r, 
van twaalf j heeft willen te kennen geven ; ten zy hy mif- 
fchien die twaalf ^ vloeken heeft verftaan , dewelke in 't ^^^duiai*- 

» voorgaande Capittel van't vijfde boek ftaan , die gelijk hy 
miffchien gelooft heeft, niet in 't boek des Wets gefchreven 
waren, en dit daarom, omdatMozes , behalvendebefchrij- 
ving des wets , de Leviten daarenboven bevolen heeft die 
vloekineen te herhalen , op dat zy 't volk door d'eed ^ tot 
d'onderhoudinge der gefchrevene wetten zouden parfzen en 
verbinden. Of milTchien heeft hy't laatfteCap. van't vijfde 
boek, van Mozes dood willen aanwijzen , 'twelk in twaalf 

ver- 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




i6o De RECHTZINNIGE 
verben beftaat. 
en 
ker 

dat in't vijfcle boek Cap. xxxi: f. 9, gezegt vvord , 3in'2i 
mmn r-i« n-":) eu Mo zes hceff de wet gefchreven: 
welke woorden waarlijk niet van Mozcs kunnen 'zijn , n:aat 
van een ander fchrijver, die Mozes nladen en 'fciiriften ver- 
haalt. Ten vierden tékent hy de plaats van "t Boek der 
hihf.,ric„.. fcheppinge Cap. xii: >\ O. aan, daar de b gefcliiedfchrijverl 



verhalende 



"-.^ . ^.v.. , daar 
dat Abraham 't land der Kananiters dciirtrok, 
noch daar by A oegt , dai de Kanabanyt in die tijd in dat land 
wasy door welk hy de tijd , daar in hy dit Ichrecf, klaar- 
hjk uitfluit. En dieshalven is dit na Mozes dood , en toen 
de Kanahany ten alreê verdreven waren , en die I.andcn niet * 
meer bezaten , gefclireven ; 't welk dezelve Aben Hefra, 
deze plaats uitleggende , ook met deze \^'oorden te kennen 
geeft. Dxi nn«T;3 n'j*?n|;'jj p.sa^pn* ?k "J.n^m 
XDW So-J'Dm iVj» P 1JJ\X en de Kanabanyt was tt)en 
in dat land : het fchijnt dat Kanaban ( Noïchs Neef) be\ 
land des Kanabanyt s ^van een ander bezeten j ingenomen beefi : ■ 
indien dit niet waar is zo is 'er 'verborgentbeit in deze 
zaak „ en by fwïjg die dezelve verftaat. Dat is , indien . 
Kanahan die landen ingenomen heeft , zo zal de zin zijn , ' 
dat de Kanabanyt toen al in dat land beeft gcweefi ^ te we- 
ten met de voorgaande tijd uit te fluiten, daar in het van een 
ander volk bewoont wierd. Maar indien Kanahan d'eerfle 
is geweefl:, die die landen bewoont heeft, gelijk uit het tien- 
de Cap. van 't boek der Schepping volgt , zo fluit d'' inhout de 
tegenwoordige tijd , (te weten die van de Schrijver ) uit, en 
niet van Mozes, in welks tijd zy noch die Landen bezaten ; 
d MjpiriHm, cn dit is de ^ verborgentbeit , welke hy beveelt te fwijgen. 
Ten vijfden tékent hy aan , dat in 't boek der Schepping 
Cap. xxii: v. 14. de berg Moria Gods berg word genoemt: 

welke 



c Tixtiit. 



THEOLOGANT. 8.H00M 



161 



llj^jpelke naam zy niet gehad heeft, dan nadatzy totde^bou- 
'ving van de Tempel gewijd was ; en deze f verkiezing des 
I . krgs was noch niet in Mozes tijd gedaan , want Mozes wijfl 
t jj^ccn plaats van God verkozen aan, maar in tegendeel voor- 
^ ^^egt hy , dat God een zekere plaats hier na zou uitkiezen, 
iewelke men Gods naam zal toeëisenen. Eindelijk en ten 
xesdcn tekent hy aan in Mozes vijfde boek Cap, iii. datby't 
verbaal van Og Koning van Bazan,dit werd ingevoegt. T>e 
ög Koning "van Razan is alleen uit andere * reuzen overge^ 



fatio 




t-..^j negen ellebogen langj enz. Welk€ s tufïchenreden , zeer klaar- p f^intu^ 
lijk aanwijft , dat de h Schrijver van deze boeken, lange tijd, h 'scriptor. 
|na Mozes heeft geleeft : w ant dit is alleenlijk een ' wijze i ^'^^^ 
•rt* vanfprekendergener , die zeer oude zaken verhaalt, en die 
W om zich geloofwaerdig te maken , d' ^ overblijfzelen der ^ Rtu^md, 
JWfi* voorgaande dingen aanwijft : en de bedftede is zonder twij- 
}l^k fel hier eerft in Davids tijd gevonden , die deze Stad over- 
weldigt heeft, gelijk in Samuëls twede boek Cap.xiirv. 30. 
verhaalt word, deze zelfde ^ Gefchiedfchrijver voegt niet al- 1 Hip^uus. 
leenhjk hier , maar ook een weinig lager deze woorden by 
die van Mozes in : Jdir ^ de zoon van Manaffe „ won het 
fiï J>^^^^ gebied van Argob j tot aan de landpaal van de Ge- 
^ fiiryt en Mahachatyt j ennoe^nde die p laat zen Bajfan j naar 
'^^^ 7ji)n naam ^ de dorpen van Jdir j tot aan deze dag. Dit 
^"'zeg ik voegt 'er de Schrijver by , om Moz^s woorden , die 
hy nu verhaalt had , te verklaren, namelijk dezen : en het 
overige van Giliad j en H geheel Bajfan , Ogs Koninkrijk:, 
heb ik aan de halve Jiam van Manajfe gegévenx het geheel 

X gebied 



jii,» 



^ ^ Hier ftaat aan tc merken 5 dat CD^i<Ö*l Rcphaim veroordeel- 
den Dctékcnt 5 cn ook een eigen naam fchijnt tc zi jn , zie Cronijken. 
Gap. XX. en dieshalven acht ik 5 dat het hier enig geilacht of huis-^ 
gezin wil tc kennen geven. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



De RECHTZINNIGE 



gebied van Argob^ onder H geheel Bajfan ^ H ^cüe Ik het land 
der reuzen genoemt word. Ten tijden van deze Schrijver,, 
vviften de Hebreen zonder twijfel wel, welke de dorpen van 
Jaïr , onder Judas üam behorende , waren, maar en ken- 
den hen niec onder denaam van Argobs"' gebied, noch on- 
der denaam van 't land der Reuzen, en dieshalven was hy 
gedwongen te verklaren , welken deze plaatzen waren , die 
in ouder tijden dus genoemt wierden , en ook met een ré- 
den te geven, w^aaröm dezelve in zijn tijd met de naam van^ 
Jaïr, die onder de (tamme Juda was, en niet van Manafze 
genoemt wierden, bezie Croniken Cap. ii:v. Hier 
mee hebben wy 't gevoelen vatiAben Hefra verklaart, ge- 
lijk ook de plaatzen van de vijf Boeken Mozes , die hy by- 
brengt, om dezelve te bevefligcn. Doch hy heeft hen niet^ 
alle, nochook devoornaamfle aangetckent ; want in deze 
boeken zijn meer andere dingen en van groter belang aan te: 
merken. Namelijk voorccrft, datde ° fchrijverdezcrlboeken^ 
van Mozes niet alleenlijk in dedardeperzoonfpreekt; maar 
ook veel dingen van hem getuigt, te weten: God heeft met 
Mozes gejproken. God /prak met Mozes van aangezicht tot 
aangezicht. Mozes was de nedrigHe van alle menfchen^, 
bezie 't vierdeboek Mozes Cap. xii : v. 3 . Mozes wierdl 
van gramjchap ingenomen tegen d^Overjien van Hheir j zie( 
ï zelve boek Cap.xxxi: v. 14. Mozes de goddelijke CMan J 
bezie 't vijfde boek Cap. xxxiii: j^. i. Mozes de knecht Gods \ 
is gejiurvefi. Nooit is ^er in Ifra'èl een Tropheet opgefiaanji 
als Mozes j enz. Maar integendeel in 't vijfde boek, daar( 
de wet word befchreven, die Mozes aan 't volk verklaart , en:^ 
die hy gefchreven had , fpreekt Mozes , en verhaalt zijn p da- 
den in aeerfte perzoon : n^mt\\}kGodJpreekt totmy j bezie 
Cap.ii:v. I. en 17. enz. Ik bad God. enz. Behalven dat de 
^Hiparim, q gefchiedfchrijver , daar na in 't einde van 't boek , na dat hy 
Mozes woorden verhaalt heeft, weer in de darde perzoon al 

fpre- 



hela 

kiice 



3 

Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. S.Hooftd. 



163 



■prekende voorvaart te verhalen, hoe Mozes deze wet (te 
Afeten die hy verklaart had ) aan 't volk fchriftelijk overle- 
verde , en 't zelve op nieuws vermaande , en hoe hy einde- 
lijk zijn leven geëindigt heeft. Alle welke dingen , name- 
lijk de f wijze van fpreken , de ^ getuigenifzen en het * ver- r^»^»' 
:iaal van de gehele gefchiedenis ons gantfchelijk overreden , i'rc/(i«.»M. 
lat deze boeken vaneen ander, en niet van Mozes zelf ge- ' 
Ifchreven zijn. Ten tweden ftaat aan te merken , dat in deze 
I* gefchiedenis niet alleenlijk verhaalt word , hoe Mozes ge- » "^^««»• 
ftorven en begraven is , en hoe de Hebreen dartig dagen in de 
ouw overgebracht hebben , maar dat 'er daarenboven door 
iccn* vergelijking van hem , met alle de Propheten , die na « 
'hem geweeft hebben , gezegt word , dat hy hen alle over- 
troffen heeft, ^aar heeft (zegthy) nooit een Tr&^heetin 
IJraël geweeji gelyk Mozes j die van God ^ van aangezicht 
tot aangezicht gekent is: as. Welke y getuigenis waarlijk Mo- 1^^^'"" 
zes zelf niet, noch een ander die hem terftond gevolgt is,- 
maar ymant, die veel eeuwen daar na eeleeft heeft, kan ge- 
ven, inzonderheit om dat de * gefchiedfchrijvervandevoor- zHV?««««'« 
gaande tijd fpreekt ; namelijk, daar heeft nooit Tropheet ge- 
u^eej} enz. en van de begraafiènis , dat niemant dezelve weet 
tot of dezen dag. Ten darden ftaat aan te merken , dat eni- 
ge plaatzen , niet met die namen aangewezen worden , de- 
welke zy by Mozes leven hadde , maar met anderen , mer 
dewelken zy lange tijd daar na bekent zijn: gelijk dat Abra- 
ham de vyanden vervolgt heeft tot aan ^an toe j bezie 't 
bock der Schepping Cap. xiv: v. 14. welke naam deze Stad 
niet verkregen heeft , dan lang na Jozuaas dood , bezie het 
boek der Richteren Cap.xviii: v.i9. Ten vierden , dat de 
gefchiedenifzen zomtijdsook na de tijd van Mozes leven uit- 
rekt worden : want in 't twede boek Cap. xvi : v, 3 4 . word ver- 
haalt , dat Ifraëls kinderen veertig jaren Man gegeten heb-, 
ben , totdat zy aan 't bewoonde land quajmen , rot dat zy 

X ^ aan 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



164 De RECHTZINNIGE 

aan 't einde deslands vanKanaan quamen ; namelijk tot die 
tijd toe , van dewelke in Jozuaas boek ( Cap. v: v. i x, ) en in 
^boek der Schepping ( Cap. xxxvi : v. 31.) gezegt word , 
T>it zijn de Koningen die in Edom geheerfcht hebben , eer 
daar een Koning over de kinderen Ifraëls gehetrfcht heeft, 

a H<Am««. E)e 3 gefchiedfchrijver verhaalt daar zoixler twijfel welke Ko- 
ningen de Idumjeërs gehad hebben , eer David hen onder- 

k bracht , eji b Landvoogden in Idumaea zelf (lelden , bezie 

Samuëlstw ede boek Cap. viii: v. 14. .,Uit alle deze 'dingen 
dan blijkt klaarlijkcr als de Zon op de middag , dat de vijf 
boeken niet van Mozes zelfs , maar van een ander, en die 
veel eeuwen na Mozes gelceft heeft, gefchreven zijn. Maar 
laat ons , zo 't u belieft, ook op de boeken merken , die 
Mozes zelf heeft gefchreven, en die in de vijf boeken wor- 
den aangetrokken , want uit dezelve zal blijken , dat 'er 
andere boeken , dan die vijf boeken , die Mozes gemeen- 
lijk toegecigent worden , zijn geweeft. Voorëerft dan 
blijkt uit 't twede boek Capittel xvii: v. 14. dat Mo- 
zes door Gods bevél d' oorlogen tegen Amalek heeft 
befchreven ; doch in welk boek, blijkt niet uitliet zelf- 
de Capittel: maar in 't vierde boek Cap. xxi: v. 14. word 
zeker boek bygebracht , 't welk de naam van Gods oor- 
logen voerde , en zonder twijfel wierd daar in deze oorlog 

Imf"""'" Amalek , en daarenboven ook alle de = belegeringen , 
( die ook . volgens de getuigenis des fchrijvers van de v^f 
boeken, bezie 't vierde boek Cap. xxxiii: j^. x. door Mozes 
befchreven zijn geweeft) verhaalt. In 't twede boek Cap. xxiy: 
T.4, 7. word noch van een ander boek gefproken , dat het 
* nnan "iöD Boek des verbonds word geheten , 'twelk hy 
voorde Ifraëliten las , toen zy eerft het verbond met God 
gemaakt hadden : maar dit boek , of deze brief , begreep 

zeer 

*^/^r^.^<=J^taangcmcrkt, dat-|£)D Scpher inde Hebrecufchc taal, 
aikwils bncf of papier betékent. 



■ 



i 



m 



THEOLOGANT. 8. Hooftd. i6s 

zeer weinig dingen ; namelijk de ^ wetten of Gods * bevélen, 
dewelke van't twede boek Cap. x; f.^^. tot aan't vierën- 
twintigfte Cap. van 't zelfde boek , verhaalt worden , *t welk 
niemant zal ontkennen , die met een gezond oordcel , en zon- 
der eenzijdigheit , 'tvoorverhaaldeCapittel leeft. Want daar 
word verhaalt, dat Mozes, zo haaft hy des volks ^zin en 
;méning van met God een verbond te maken, verftaan had, 
terftond Gods s redenen en h rechten befchreef, enindemor- 
genftond, na dat enige ' kerkphchtcn volbracht waren, aan 
, de gehele ^ vergaderinge , de i voorwaarde van 't verdrag , 
|dat te maken ftond , voorlas, en na dat de zelve voorgele- 
en zonder twijfel van't gehele volk verftaan was, ver 



d Legtt. 



h Jiir». 
i CttrtmtnU, 
k Ctnei*. 
1 Cnditii- 



zen 



bond het volk zich daar aan met volkomen tocftemming. 
l Dieshalven uit de " kortheit des tijds , daar in het boek ge- 
fchreven wierd , als ook uit oorzaak van 't verbond te ma- 
ken, volgt, dat dit boek niets heeft begrepen dan deze wei- 
nige dingen, die ik nu verhaalt heb. Ten laatften blijkt, dat 
Mozes in't veertigfte jaar na d'uittochtuitEgipten, alle de 
wetten , die hy gemaakt had , verklaart , ( bezie't vijfde boek 
Cap.i: f-S-) volk van nieuws daar aan verbonden (bezie 
't zelve boek Cap. xxix: v. 1 4. ) en eindelijk het Boek, 't welk 
deze verklaarde wetten , en dit nieuw verbond begreep , ge- 
fchreven heeft , (bezie Cap. xxxi: jj'. 9.) en dit boek wierd 
het Boek van Gedswet genoemt, 'twelk Jozua zedert ver- 
meerdert heeft , namelijk met het ° verhaal van 't verbond , 
door 'twelk in zijn tijd , het volk zich van nieuws verbon- 
den heeft, en dat het ten dardenmaal met God heeft ingegaan, 
bezie Jozua Cap. xxiv.*}^. X5,x6. Maar dewijl wy geen boek 
hebben , dat dit verbond van Mozes , en te gelijk dat van 
Jozua begrijpt ^ zo moeten wy noodzaaklijk toeftaan , dat dit 
boek verlorenis, of men moet met de ChaldeeufcheUitbrei- 
der Jonathan buiten Ipoor lopen, en de woorden der Schrift 
naar onze luft en zin ° verdrajen: want hy door deze pfwa- 

X 3 righeit 



O Tvnpurtt 
p Diffitnlt»*, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i66 



De RECHTZINNIGE 



righeit bewogen , wilde liever de Schrift kreuken en beder- 
q ven, dan zgn 'i onkunde bekennen. Dewijl hy deze woor- 

den van Jozuaas boek ( bezie Cap. xxiv : ^. z6. nna'i 

Jchreefdeze woorden in Gods wetboek M de Chaldeeufche taal 
dus vertaalt hecfr, -löDarUTJVNi f'^'Nn K'aJinS rv J/VuMH' DnDi 
mn'T t>{nms <?» Jozmfchreej- deze woorden , en bewaarde 
heuj met Gods wetboek. Wat zal men met de geen doen, 
dienists zien , dan dat hen lull ? Wat is dit anders , zeg ik^ 
dan de Schrift zelve te loochenen, en een nieuwe uit zijnei- 
ee harzenen te fmeden? Wy befluiten dan dieshalven , dat 
dit boek van Gods wet , 'twelk van Mozes befchreven is, 
niet de vijf boeken zijn geweeft , maar gantfchelijk een an- 
der, dat de fchrijver van de vijfhoeken by' ordening in zijn 
werk ingevoegt heeft, 'twelk zeer klaarblijkelijk volgt, zo 
uit'tgeen datalreê gezegt is, als uit 't geen, datnugezegt 
zal worden. Namelijk als in de plaats van 't vijfde boek, 
die nu bygcbracht is , verhaalt word, dat Mozcs het wet- 
boek gefchreven heeft , voegt de ^ gefchiedfchrijver daar 
by, dat Mozes het zelfde aan de ' Priefters gaf, en dat hy 
wyders aan hen beval, dat zy het zelfde in zekere tijd. voor 
alle 't volk zouden voorlezen : 't welk toont, dat dit boek 
veel kleinder heeft geweeft , dan de vijf boeken ; dewijl het 
in een v vergadering , in dier voegen voorgelezen kon wor- 
den , dat het van alle verftaan wierd : men moet hier ook 
niet ovcrflaan , dat Mozes van alle de boeken , die hy ge- 
fchreven heeft, dit enige van't twede Verbond, en de lof- 
zang (die hy zedert ook fchreef , op dat 't geheel volk de- 
zelve zou leren) bevolen heeft godsdienftelijk t'onderhou- 
den en te bewaren. Want dewijl hy door 'teerfte verbond, 
geen andere, dan die tegenwoordig waren had verbonden,' 
maar door 't twede ook alle hun nakomelingen ( bezie 't vijf- 
de boek Cap.xxix.}^. 14, 15-. ) zolieeft hy bevolen, dat mei» 

het 



f Htffericttt. 
t Saccrdotcs» 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 



THEOLOGANT. S.Hooftd. 167 

iCt boek van dit twede Verbond , godsdienftelijk voor de 
vooekomende eeuwen zou bewaren, en daarenboven ook, ge- 
^ijk wy gezegt hebben, de lofzang, die voornamelijk op dc 
•oekomende Eeuwen zag : dewijl dan niet blijkt, dat Mo- 
ies andere boeken als deze heeft gefchreven , en hy zelfs 
Teen ander als het Wetboek, met de lofzang heeft bevolen xr./icrus,. 
godsdienftelijk voor de nakomelingen te bewaren , en ein- 
delijk dewijl 'er veel dingen in de vijf Boeken voorkomen , 
Uie Mozes niet heeft konnen fchrijven , zo volgt, dat nie- L„' 
mant met y réden, maar gantfchelijk tegen ^ réden, verze- 1 
ikert en beweert , dat Mozes de ' ntakct of fchrijver van de 
Ivijf Boeken is.. Maar ymant zal miflchien hier vragen, of 
Mozes , behalven deze din^sn , ook geen wetten heeft ge- 
fchreven , als zy eerft aan hem geöpenbaart wierden ? dat is, 
of hy in de tijd van de veertig jaren , geen der wetten , die 
hy gemaakt had , heeft gefchreven , behalven die weinigen, 
de welken , gelijk ik gezegt heb , in 't boek van 't eerfte ver- 
bond begrepen waren? Ik antwoord hierop, fchooniktoe- 
fk, dat^het met de réden fchijnt overeen te komen, dat Mo- 
zes inde zelve tijd en plaats, daarin de wetten gemeen ge- 
maakt zijn , ook Je zelve heeft gefchreven , zo ontken ik 
echter, dar het om deze oorzaak aan ons vry ftaat, dit te 
beveftigen: want wy hebben hier voor getoont, dat wy van 
diergelijke dingen niets konnen vaft ftellen , dan 't geen dat hccnji^.. 
uit de Schrift blijkt , of dat met een wxttig b gevolg uit der cj^^da. 
zelfder " gronden alleenliik uitgetrokken word ^ maar niet 
uit 't geen , dat met de reden fchijnt over een te komen. Voeg 
hier by , dat de reden zelve ons niet dwingt dit vaft te ftel- d s,r,^H,. 
len. Want miftchien heeft de ^ raad van Mozes de " geboden ^ 
aan't volk fchriftelijk gemeen gemaakt, die daarna van de g 
fgefchiedfchrijver zamen gezocht , en by h ordening in dc 
verhalinge van Mozcs leven , ingevoegt zijn. Dit zy van 
Mozes vijf Boeken gezegt. Nu is het tijd dat wy ook d'an- 

deren 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



k Modus l§m 

ffttndi. 
Seript»r. 
mx Textus. 

n IjiHorU. 



168 De RECHTZINNIGE 
deren onderzoeken. Men toont ook door gelijke reden dat 
Jozuaas boek niet zijn eigen handfchrift , en maakzel is: 
want het is een ander die van Jozua getuigt , dat zijn i ge- 
rucht over de gehele aarde heeft geweeft ( bezie Cap. vii- 
V. I.) dat hy niets van 't geen naliet , 'twelk Mozes bevolen 
had (bezie Cap. viii: v.34. en Cap. xi:,v. 15. dat hy oud 
wierd, en alle ter vergadering riep, en eindelijk dat hy zijn 
geell gaf. Wyders worden 'er ook enige dingen verhaalt 
die na zijn dood gebeurtzijn. Namelijk , dat na zijn dood 
dllraehten God dienden, zo lang d'Ouden , die hem gekent 
hadden, leefden: gelijk ook Cap. xvi: v.io. T)at zy (E- 
phraim en Manafze} de Kamhanyt in Gazer wonende niet 
-verdreven; maar voegt hy 'erby, dat de Kanahanyt onder 
hfhraim woonde^ tot aan de zen dag, en aan hemfchattinv 
betaalde. Dit is het zelfde , dat in 't boek der Richteren , 
Cap. I . verhaalt word , en de wijze vah fpreken tot aan de- 
zen dag j toont dat de ' fchrijver een oude zaak verhaalt. 
Hier mee komt ook't "> verhaal, van Jozuaas vijftiende Cap. 
't laafte vers, van Judaas kinderen overeen , gelijk ook de " ge- 
fchiedenifze van Caleb in 't zelfde Cap. v. 1 3 . Wijders het o ge- 
val, 'twelk in 't zelfde boek, Cap.xxii: v. 10. enz. verhaalt 
word, van de twe ftammeh en een halve, die een altaar o- 
ver de Jordaan gebout hadden, fchijntookna Jozuaas dood 
gebeurt te zijn : nadien in die gehele gefchicdenis geen ge- 
wag van Jozua word gemaakt , maar 't volk befloot alleen 
t' oorlogen , zond p gezanten, verwachten hun antwoord, 
en keurde eindelijk de zelve goed. Eindelijk uit Cap. x: v. 
14. volgt klaarlijk , dat dit boek veel eeuwen na Jozua is 
gefchreven: want dus getuigt het , daar is geen andere dag, 
gelijk deze geweeft , noch te voren , noch daar na , in de- 
welke Godymant ^yxs gehoorzaamde enz. Indien dan Jozua 
enig boek heeft gefchreven , zo heeft het waarlijk dat ge- 
weeft, 'twelk Cap. x: v. 13. ( namelijk in deze zelfde ge- 

fchic- 



I 



THEOLOGANT. g.Hooftd. ï6^ 

fchiedenis) verhaalt word. Wat het Boek der Richteren aan- 
gaat , ik geloof niet dat ymant , die j^ezond van harzenen is , 
zich zal vroedmaken, dat het van ^e Richteren zelve is ge- 
fchreven: want het q befluit van de gehele gefchiedenis , die 
in 't twede Capittel ftaat , toont klaarlijk dat het zelve ge- 
heel van een enig ' gefchiedfchrijver is gefchreven. Wyders 
.dewijl des zelfs ^ fchrijver dikwils vermaant , dat in die tij- 
iden geen Koning inlfraëlwas, zo heeft men niet te twijfelen 
|of het is gefchreven , na dat de Koningen de ^ heerfchappy 
ghaddcn verkregen. Wy zullen ons niet lang met Samuëls 
? Boeken ophouden, dewijl de ^ gefchiedenis lange tijd na zijn 
leven uitgeftrekt word. Ik zou echter wel willen, dat men 
X alleenlijk hierop merkte, dat dit boek ook veel eeuwen na 
"Samuël is gefchreven. Want in 't eerfte BoekCap.ix: v. 6. 
vermaant de ^ gefchiedfchrijver met een y tufl^ien gevoegde 
reden, In oude tijden zeideyder in Ifrael dus j als hy ging 
om aan God raad te vragen: ''Jkl aan laat ons tot de Ziender 

igaan; want de geen die beden eeuTrojpbeet j wier d eertijds 
een Ziender genoemt. Eindelijk de Boeken der Koningen, ge- 
lijk uit de zelve blijkt, zijn uit de boeken van Salomons za- 
I ken ( bezie 't eerfte Boek der Koningen Cap. xi: v. f. ) uit de 
f Jaarboeken der Koningen van Juda ( bezie Cap. xiv.v. 19, 29. 
I van \ zelve Boek ) en uit de ^ Jaarboeken der Koningen van 
1 Ifraël getrokken. Wy befluiten dan , dat alle deze Boeken , 
A die wy tot hiertoe opgenoemt hebben, ^affchriftenzijn, en 
dat de dingen daar in begrepen , als oud verhaalt worden. 
Indien wy nu op de ^ zamenhang en c inhoud van alle deze 
boeken letten , zo zullen wy lichtelijk befluiten , dat zy alle 
van een en dezelve gefchiedfchrijver zijn , die d' ^ aaloud- 
heden der Joden , van hun eerfte ^ oorfpronk tot aan de eer- 
fte s verwoefting der Stad Jeruzalem heeft willen fchrijven. 
Want deze boeken worden in diervoegen aan malkanderen ge- 
knoopt, dat wyhier uit alleen konnen kennen > dat zy niet 

Y meer 



r HtporicM, 
r Scripttr, 

t Imperium, 

V HiportA* 



jc llijliriemt 
y PdrcH'' 
thtfts. 



z Chronics» 



b ConntxU. 
c AfgttfMn" 
turn* 

d lli^QricHt, 
c Antie^ni* 
tates, 
f Ort£ö, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninkli|ke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



Karrati; 



VTrar.ffio 



K\ jifp4n<iix, aan 



170 De RECHTZINNIGE 
h M,pru. h ve^j^ gefchkdfchrijver,begiijpeii. 

Want zohaaft als hy ophoud van Mozes leven te verhalen 
gaat hy tot de ' gefchiedenis van Jo'zua aldus over : En/e 
het gejchtede na dat Mozes Gods dienaar geftorven was 
dat God tot Jozua zeide enz. Wyders hy met Jozuaas dood 
. gefchiedenis geëindigt hebbende , begint met dezelve 

overgang en zamenvoeging , de gefchiedenis der Richte- 
ren, namelijk , En4e het gejchiede na dat Jozua geftorven 
was^ dat de kinderen vanifraél aan God vraagden exn Eu 
aan dit bo€k knoopt hy het boek Ruth , als een aanhang- 
zei dus ^^n- Endehet gefchiedeindie dagen ^ in dewelke de 
Richters oordeelden dat 'cn honger m dat land was, tn-L. Aan 
t welke ny op dezelfde wijze Samuëls eerfte boek aanknoopt, 
na t emde van 't welke . hy volgens zijne gewone overgang, 
tot hettwede overgaat; en hier veegt hy 't eerfte boek der 
Koningen aan , eer Davids gefchiedenis eeëindidt is ; en 
voortvarende met Davids gefchiedenis te verhalen'', knoopt 
eindelijk met de zelfde n zamenvoeging, het twede boek-aan 
• ori.. dit. Wyders de t'zamenfchakeling en'° ordening der gefchie- 
geeft ook te kennen, dat 'er niet meer dan een pse- 
<, s.,».. fchiedfchrijver heeft geweeft , die aan zich zelf zeker q oog- 
, orii,. merk voorgeflelt heeft : want hy begint d'eerfte ' oorfproA 
van t Hebreeufche volk te verhalen , en daar navervokens 
r occaf,,. te zeggen , by welke gelegenthcit , en in welke tijden Mo- 
' ^p«'y^ ' y^"^" g^^^" ' ook aan haar veel dingen voor- 

zeid heeft : wyders hoe zv volgens de^ voorzeggingen van 
Mozes het beloofde land hebben ingenomen ( bezie Mo- 
zes vijfde boek Cap. vü.) en het zelfde bezittende, hebben 
de wetten verlaten (Cap.xxxi:^. id,) daar uit hen veel on- 
gemakken overgekomen zijn (v. 17. van 't zelfde Capittel) 
hoe zy daar na Koningen hebben willen verkiezen ( Cap. xvii: 
V. 14.) die ook naar dat zy de wetten waargenomen had- 
den, voorlpocdig oftegenfpoedig in hun zaken zijn geweeft 

(Cap. 



RtiirtA. 



z SiUntium. 
a Hijisriei^ 

b DiSa. 

d Eytntus» 
C SimfUcitat, 
f Argumen' 
tuin. 



THEOLOGANT. 8.H00M 171 

'Cap. xxviii: v. 36. en 68.) rot dathy eindelijk d' " onder- 
Tang van deze 7 heerfchappy , gelijk Mozes dezelve voor- 
zegt had, verhaalt. Voorts d'aii^lere dingen , die niet vor- 
'ierlijk zijn om de wet te beveiligen , gaat hy gantfchelijk 
,met z ftilfvvijgen voorby , of zend de lezer tot andere * ge- 
fchiedfchrijvers. Alle deze boeken dan hebben haar oog- 
merk op een endezelfde zaak, namelijk om Mozes t> rcde- 
len en ' geboden bekent temaken, en dezelfde door d'^^uit- 
;7angen der dingen te betogen. Uit deze drie dingen dan , te 
-.jelijk aangemerkt , namelijk uit d' ^ eenvoudigheit des f in- 
louds van alle deze boeken , uit de szamenhang, en om dat g c«nmxi,. 
y ^ affchriften zijn van gedane dinge-n , veel eeuwen daar ^ ^1*1^*^'"*. 
a dat de zaken gebeurt zijn , gefchreven , befluiten wy , ge- 
ijk wy daar even gezegt hebben , dat zy alle van een enig 
refchiedfchrijver gefchreven zijn : doch wie dezelfde ge- i Hiptru^. 
^eftis^ dit kan ik niet zo klaarlijk tonen; ik vermoed ech- 
er, dat het Efdra heeft geweefl: , daar toe enige dingen van 
en klein gewicht bykomen , uit dewelke ik zulks gis. 
ant dewijl de gefchicdfchrijver , die wy nu weten , dat 
aar een alleen heeft geweeft, de gefchiedenis uitftrekttot 
aande i<vrylatingvan Jojachim , en daarenboven noch by- 
j voegt , dat hy aan des Koningstafel heeft gezeten, zijn 
Égeheel leven lang ( dat is zo lang als Jojachim , of Ne- 
Ibucadonozers zoon leefde ; want de zin is t'enemaal twij- 
■feliichtig ) zo volgt hier uit , dat het niemant voor Ef- 
dra heeft geweeft. Want de Schrift getuigt van nie- 
amant die toen bloeide , dan van Efdra alleen ( bezie Efdra 
4Cap. vii: f. 10.) dat hy zijn ^ oefiêning aangewent had, 
cm Gods wet te zoeken , en toe te ftellen , en dat hy een 
. vaerdig Schrijver in Mozes wet was ; bezie 't zelfde Cap. 

6. Ik kan dieshalven niet vermoeden, dat hetymantan- 
' ders dan Efdra heeft geweeft , die deze boeken gefchreven 
t heeft. Wijders wy zien in deze getuigenis van Efdra, dat 

Y z hy 



k Li^crtsjt 



l Stttdinm, 



m Teflmê' 
nimn* 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



IJl. 



Dc RECHTZINNIGE 



O Explrcatio, 
p ExtmpLa 



hy niet alleenlijk zijn naerftigheit aangewent heeft, om Gods 
wet te zoeken , maar ook om dezelve toe te ftellen : en in 
Nchemia Cap. viii: 3^.9.. word ook gezegt , dat zy Gods 
wetboek , iiïtgelegt en verklaart zijnde ^ lazen , en ^t ver- 
jtant daar by voegende ^ de Schrift verfionden. Doch dewijl 
in Mozes vijfde boek niet alleenlijk Mozes wetboek , of 't 
grootftc deel daar af begrepen is , maar behalven dat , veel. 
dingen tot volkomender verklaring ingevoegt gevonden wor- 
den, zo vermoed ik hier uit, dat dit vijfde boek is dat wet- 
boek Gods , 't welk van Efdra gefchreven , toegeftelt en uit- 
gelegt is , 't welk zy toen lazen. Voorts dat in dit vijfde boek 
veel dingen by " tuflchenrcdcn , tot volkomender o verkla- 
ring ingevoegt worden , wy hebben twé ^ voorbeelden van 
deze zaak gctoont , toen wy de zin en méning van Aben 
Hefra verklaarden, van welk Ilag meer anderen gevonden wor- 
den ; gelijk tot een voorbeeld, in Cap. ii: v. ix. cn in Se- 
hir woonden te voren de Horiten , maar de zonen van Ezaii 
verdreven hen , en verdelgden dezelve van htm aangezicht^ 
en woonden in hun plaats ^ IJraèl gedaan heejt in H 

land van hun erfdeel ^ H welk God aan hen gegeven heeft. 
Want hy verklaart het darde en vierde vers van 't zelfde 
Capittel , namelijk dat Ezaus zonen 't geberchte van Sehir , 
't welk aan hen tot ' erfenis was geworden, niet onbewoont 
hadden aangetaft, maar dat zy 'er in gevallen waren , en de 
Horiten , die het te voren bewoonden , uitgedreven en hen 
verdelgt hadden , gehjk dlfraëliten na Mozes dood met de 
Kanahanyten gedaan hebben. By ^tufTchenreden worden ook 
de 6, 7 j 8 , en 9. verzen van het i o^^ Cap. by Mozes woorden 
ingevoegt, want yder ziet wel, dat het achtfte vers , 'twelk 
begint : in die tyd fcheide God Leviis Jlam af ^ noodzaak- 
lijk op 't vijfde vers toegepaft moet worden, en niet op Aa- 
rons dood , het welk om geen andere oorzaak , hier van 
: izarratu, Efdra fchijnt ingevoegt te zijn , dan om dat Mozes in dit ' ver- 
haal 



: Hécrcditas. 



f Vmnthc. 



/ 5 



THEOLOGANT. S.Hooftd. 17 

Ihaal van 't Kalf, 't welk van 't volk aangebeden was , gc- 
|::2ei2,t had (bezie Cap.ix: v. zo.) dat hy God voor Aarongc- 
tbeden heeft. Daar na verklaart hy , dat God in die tijd , 
'ivan dewelke Mozes hier fpreekt, Lcviisftam voor zich vcr- 
^ikoos , op dat hy d'oorzaak van de " verkiezing , en waar- v Euaio. 
'öm de Leviten , niet in de deling der erfenis geroepen 
zijn , zou tonen , en na dat hy dit gedaan heeft , gaat hy 
1 voort om met Mozes woorden de draad der y gefchiedenil- y msim». 
Lïen te ver\ olgen. Voeg hier by , de ^ Voorreden van 't boek , z Fr*/.fy., 
■ttTalle de plaatzen , die van Mozes , in de darde perzoon , 
fpreken : en behalven deze heeft hy 'er zonder twijfel , veel 
andere dingen , die wy niet konnen kennen , bygevoegt, of 
met andere woorden uitgedrukt, op dat zy lichtelijker van 
de menfchen zijner ceuw^ , zouden konnen verflaan worden: 
indien wy, zeg ik ^ Mozes weerboek zelf hadden, ik twijfel 
niet , of wy zouden zo in de * woorden , als in d' ^ ( 
ning en c redenen der a geboden, groot «onderfcheid vinden. \ 
Want als ik de tien geboden , van dit boek , met die van 't ^DiMan. 
twede boek (daar dezelfde gefchiedenis met voordacht ver- 
baalt word) vergelijk , zo zie ik dat die van deze, in dit 
alles verfchilt : want het vierde f gebod word niet alleen- fj;-'«/- 
lijk op een andere wijze geboden , maar ook veel bredelij- 
ker uitgebreid : en de reden van dit gebod verfchilt zo veel 
afs Hemel en Aarde , van die dewelke in de tien geboden , 
in 't twede boek befchreven , by gebracht word. Eindelijk 
d'ordening, volgens dewelke hier het tiende gebod verklaart 
word , is ook anders dan in 't twede boek. Ik acht dan dat 
deze dingen , zo hier als in andere plaatzen van Efdra , ge- 
lijk ik alreé gezegt heb , gedaan zijn , om dat deze Gods 
Wet aan de menlchen van zijn tijd heeft verklaart , en dat 
dieshalven dit , Gods wetboek is , van hem toegeftelt en 
uitgeleid : ik acht ook dat dit het eerde van alle de boe- 
kjen i$ „ die ik gezegt heb , dat hy gefchreven heeft ; en 

Y 3 niijn^ 



'nrde- ' 

^i-^^^ b OrdD. 



tam. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



174 De RECHTZINNIGE 

fr,«*"^'" "^'j" vermoeden ftaathier op, omdat het de g wetten tan 't 
Vaderland begrijpt, dewelke het volk meeft behoefde ; en 
ook óm dat dit boek niet gelijk alle d'andercn , door enige 

hcnjunaü. h zamen voeging aan 't voorgaande geknoopt word , maar 
met een ongebonde reden dus begint: Dit zijn Mozes woor- 
den enz. Doch ik geloof dat hy , na dat hy dit boek vol- 

i i<c«. ' eindigt , en 't volk in de ' wetten onderwezen had , zijn 

imtu' ''"^erftigheit aangewent heeft , om de gehele ' gefchiedenis 
van 't Hebreeufche volk te befchrijven , namelijk van de 

m vafitti,. fchepping des werelds af, tot aan de " verwoefting der Stad 
Jeruzalem, by dewelke hydit vijfde boek op zijn plaats in- 
gevoegt heeft; en mifTchien heeft hy zijn eerfte vijfhoeken, 
met de naam van Mozes genoemt, omdat daar in voorna- 
melijk zijn leven begrepen is , en de naam van de voornaam- 
fte genomen : en ook om deze oorzaak , het zefde met de 
naam van Jozua ; het zevende der Richteren ; het achtfte 
van Ruth ; het negende , en miflchien ook het tfende , met 
de naam van Samuël ; en eindelijk het elfde en twaalfde , 
met die der Koningen genoemt. Doch of Efdra dit werk 
voltooit , en gelijk hy begeerde , ten einde gebracht heeft, 

n c»f»t, bezie hier af het volgende ° Hooftdeel. 



't NE- 




't NEGENDE HOOFTDEEL. 

^P^an de voorgaaftde Boeken mrden noch eenige an- 
dere di?tgen onderzocht , namelijk^ ? of Efdra de 
laatfte hand aan dezelve gelegt heeft : en daar 
na of de kanttekeningen , die in de Hehreeufche 
affchriften gevonden worden , verfcheide lé^n* 
gen geweefi zjjn. 

HOeveel 't voorgaande " onderzoek , aangaande de ware 
fchrijver van deze boeken,tot derzelverb volmaakte ver- 
ftaning helpt , word licht afgenomen uit die plaatzen al- 
leen, die wy, om ons gevoelen deze zaak betreffende, te beve- 
ftigen, bys;êbracht hebben ; en die een yder zonder deze uitleg. 
2ing zeer cluifter zoude fchijnen. Ook zijn 'er andere dingen be- 
nalven de fchrijver , in deze boeken aan te merken , die 't al- 
geméne ^ bygeloof 't " geméne volk niet toelaat t' ^achterha- 
len, Het voornaamfle hier van is , dat Efdra (die ik zo 
lang voor de fchrijver der voorgenoemde boeken zal houden, 
.tot ymant my een ander en zekerder toont ) de laatfte hand 
aan de g verhalingen in deze boeken begrepen , niet gelegt 
heeft , maar niet anders gedaan , als de gelchiedenifzen uit ver- 
fcheide fchrijvers vergadert , en dezelve eenvoudiglijk uit- 
gefchre ven hebbende , heeft hy die, noch onderfocht , noch 
in ordening gebracht , de nakomelingen nagelaten. Wat 
oorzaken hem belet hebben, dat dit werk (mifTchien een al te 
haaftige dood ) niet tot zijn volle getal en gefchiktheit geko- 
men is , weet ik niet te raden. Maar in der daad , fchooii 
wy berooft zijn van d'oude ^ gefchiedfchrijvers der Hebreen, 
zo blijkt dit echter uit enige zeer weinige ^ ftukken en over- 
blijf- 



a DiftiuifitiQ, 
b IntittU' 



c ScnUntiai 



d Superflitivi 
e P'ttfgMS, 

derc. 



g Narrat 
tioms, 

h Scriftcrtti 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



I Crtnic*. 



m Narratio. 
n Leéliones. 
O Mjpcria 



I Anthor, 
f mporici. 



1 Or^ö. 

V Connexfo, 
xRcpctttto. 
y £>;ycrc- 
fanda. 

2 ComfHtAtio. 



176 De RECHTZINNIGE 

blijfzelen , die \vy hebben. Want de gefchiedenis van His- 
kia in 't 2 boek der Koningen Cap. xviii: v, 1 7. is uitgefchre- 
ven uit 't verhaal van Ezaïas , gehjk het zelve geichreven 
is gevonden in de ^ Jaarboeken der Koningen vanjuda: want 
deze gehele gefchiedenis ftaat in 't boek van Ezaias , dat 
in de Jaarboeken der Koningen van Juda begrepen word , 
(bezie \ twede boek der Cronijken Cap. xxxii: f, 32.) met 
dezelfde woorden , die hier verhaalt worden te lezen , uit- 
genomen enige weinige ; w^aar uit echter niet anders beflo- 
tcn kan worden , als dats 'er van deze verhaling van Ezaias 
verfcheide " lezingen gevonden zijn , ten zy ymant hier in 
enio:e o verborsentheden wilde verdichten. Voorts word ook 
't laatlte Capittel van dit zelve boek der Cronijken, in Jere- 
mias laatfte , 3 9 en 40 Capittel begrepen. Ook bevinden wy 
dat 2 SamuelCap. vii. is uitgefchreven uit 't i Boek der Cro- 
nijken. Cap. xvii : doch men vind de woorden op verfchei- 
de plaatzen zo wonderlijk verandert, dat men licht zien kan 
dat deze twe Capittelen uit twe verfcheide Paffchriften van 
de gefchiedenifzen van Nathan zijn genomen. Defgelijks word 
ook dC^gcflachtrekeiiing der Koningen van Idumea, dieby 
Genefis in 't 3 6. Cap. f.^i. befchreven is , met dezelve woor- 
den in 't I Boek der Cronijken. Cap. i. verhaalt : docli de- 
w ijl 't echter bhjkt , dat de ^ Schrijver van dit boek die dingen , 
die hy verhaalt , uit andere ^ Gefchiedfchrijvers getrokken 
heeft , maar niet uit deze twaalf boeken ^ die wy Efdra 
toeëigenen Dieshalven is 'er niet aan te twijfelen , of deze 
zaak zou ons , zo wy de gefchiedfchrijvers zelfs in bezit 
hadden , klaar voorkomen : maar om dat wy , gelijk ge- 
zegt is , van dezelfde ontbloot zijn , is ons alleen overig , 
dat wy de gefchiedenifzen zelfs ontleden ; te weten haar 
^ ordeen^zamenhang , de verfcheide ^herhaling, en daar na 
'tyverfchil in d' ^ optellinge der Jaren, en dus zullen wy in 
ftaat zijn van d'overige te oordelen. Wy zullen dan deze, 

name- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



m 



élk 



i4f 



THEOLOGANT. p.Hooftd. 1-77 

•Kamelijk de gefchiedenifzen, of ten minften de voornaamflc 
).iover\\éging nemen; en eerftehjk die van Juda en Tamar, 
^relke de " gefchiedfchrijver in 't xxxviii. Capittcl van Mozes ' 
:erfte boek , dufdanig begint te verhalen : V Gefchlede in die 
iagen ^ dat Juda van zijne broederen afging. Welke tijd 
loodwcndig tot een andere, waar van hy zoevengefprokcn 
teeft , moet betrokken worden , maar zy kan geenzins tot 
lic tijd behoren , van dewelke zo aanftonds in deze plaats 
fchandelt word. Want van die tijd, te weten dat Jozeph in 
igypnen govoert is, en tot die tijd , dat d' b Aardsvader Ja- ^ 
:ob met zijn gehele huisgezin ook derwaarts is getrokken , 
■ onnen wy niet meer als tweëntwintig jaren tellen;want Jozeph 
as oud, (teen hy van zijn broederen verkocht wierd, zeven- 
ien jaren', en doen hy van Pharao uit de boejen verloft 
vierd , dartig ^ by dewelke zo daar zeven vruchtbare 
n twe onvruchtbare jaren bygevoegt worden, twecntwin- 
ig jaren zullen uitmaken. En niemant zal 't mogelijk zijn 
e bevatten , dat 'er zo veel dingen in die tuifchentijd hebben 
onnen gefchicden ; namelijk dat Juda drie kinderen uit een 
rouw , dien hy doen getrout had , d'een na den ander , 
Iheeft konnen verwekken , waar van d'oudfte , tot zijn ja- 
en gekomen zijnde , Tamar getrout heeft ; en deze ge- 
"•orven, heeft de twede haar tot zijn Vrouw genomen; die 
ook geftorven is ; en dat lang na dat deze dingen gefchied ^ 
waren , Juda zelfs onwetende met zijn fchoondochter Ta- 
ar te doen gehad heeft , waar uit hem tocnmals twe kin- 
deren ter ener dragt zijn geboren , waar van d'een ook bin- 
nen de voorgenoemde tijd Vader geworden is : Dewijl dan 

Ialle deze gevallen en verhalingen nier tot die tijd , waar 
van in deze plaats gefproken word , behoren , zullen zy 
noodzaaklijk tot een andere tijd , van dewelke in een ander 
boek gehandelt word , gebracht moeten worden ; en dieshal- 
' ven heeft Efdra ook deze gefchiedenifze eenvoudiglijk uit- 
I ■ ' 




1 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



178 De R £ C H T Z I N N I G E 

gefchreven , en dezelve niet nagezien zijnde , tiiflchen d'aii^ 
dere inge voegt. Men moet niet alleen bekennen , dat dit Ca« 
c Hijioris. pittel , maar ook dat de gehele ^ gefchiedenifze van Jacob en 
d Htj}0rici. Jozeph uit verfcheide ^ gefchiedfchrijvers getrokken en uit- 
gefchreven is , zo weinig hangt zy aan malkander. Want in 
't xlvii.Capittel word verhaalt, dat, als Jacob voor d'eerfte 
maal Pharao , onder 't geleide van Jozeph , begroetede , hon- 
dert dartig jaren oud was ; indien van dezelve dan tweën- 
c Mfimia. twintig jatcn , die hy om d' ^ afwezentheit van Jozeph in 
^ M^nr, ^ droefheit had doorgebracht , afgetrokken worden , en daar- 
enboven zeventien van de jaren doen Jozeph verkocht wierd , 
en eindelijk noch zeven die hyom Rachel te bezitten , had 
verfleten , zal men bevinden , dat hy toen van gen bedaag- 
den ouderdom geweefl: is, te weten vierentachtig jaren, doen 
hy Lea trouwde : daarentegen zal Dina naauwlijks zeven 
jaren oud zijn geweeft , als zy van Sichem verkracht wierd , 
en Simon en Levi omtrent elf en twaalf jaren , doen zy de 
g cirius. gehele s Stad verwoeftede , en alle d' ^ inwoonderen door de 
fcherpte des fwaerds deden fneuvelen. Voorts is 't niet no- 
dig dat ik hier alles uit de vijf boeken ophaal , indien ymant 
i Pr^tepts. alleenlijk hier maar op let, dat in deze boeken al de ^ gebo- 
k ordé. den en gefchiedenifzen onder malkander en zonder ^ orde 
verhaalt , en dat in dezelve gantfch geen tijdrekeiiing word 
i Hijiéris. gehouden , als ook dat een en de zelfde ^ gefcliiedenis dik- 
maals en zomtijds op verfcheide wijze word gevonden ; zo 
zal hy zeer lichtelijk hier uit zien , dat dit alles onder een 
maar vergadert , en ter neer geftelt is , om 't zelve daar na 
te lichter t'onderzoeken^ en ineen goede orde te zamen te 
brengen. En niet alleen zijn deze gefchiedenifzen in deze 
vijf boeken begrepen , maar ook die , dewelke in de zeven 
andere begrepen zijn , namelijk de gefchiedenifzen tot dc 
mVsflétu. m verwoeuing der Stad toe, op gelijke wijze zamengebracht. 
Want wie ziet niet , dat 'er in 't twede Capittel van 't Boek 

der 



THEOLOGANT. p.Hooftd. 179 

,icr Richteren , van 't 6. vers een nieuwe " gefchiedfchrij ver by 
,-ebracht word ( die ook de daden van Jozua befchreven had ) 

tn dat deszelfs woorden eenvoudiglijk zijn uitgefcbjreven ? 
Vantnadat onze gefchiedfchrijver in 't laatfte Capittel van 
fTozua verhaalt heeft , dat hy (namehjk Jozua) geftorven 
m begraven is , en in 't begin van dit zelve boek der Richte- 
ren belooft heeft, de gefchiedenifzen , die na zijn dood zijn 
>/oorgevallen , te verhalen ; om welke rédenen , zo hy de 
.j. iiraad zijner gefchiedenifzen wilde vervolgen, moeft hy de- 
7 ! telve aan 't voorgaande , dat gy hier van Jozua begint te 
verhalen , geknoopt hebben. Alzo zijn ook de Capittelen 
^an I Samuël xvii , xviii enz. uit een andere gefchiedfchrij - 
vtv genomen: want deze meent, dat 'et een andere oorzaak 
geweeft is , om dewelke David 't Hof van Saul heeft ge- 
volgt, zijnde zeer verfchillende van die, dewelke Cap. xvi. 
van dit zelve boek verhaalt word ; want hy is niet van ge- 
H voelen j dat David door de « raad der Hovelingen van Saul ten ^'"f'^'*^ 
Hove geroepen is ( eelijk in 't xvi. Capittel verhaalt word) 
maar dat hy by p geval van zijn vader tot zijn broeders in 't Ie- ^ 
ger gezonden zijnde , toen by Saul is bekent geworden, door 
ï'f Id'overwinninge , welke hy op de Philiftijn Goliat behaal- 
'de , en alzo 't Hof gevolgt. Dit zelve meen ik ook van 't 
xxvi. Capittel van dit boek , te weten , dat de 1 gefchiedfchrij- 
ver aldaar een en dezelfde ' gefchiedenis , die Capittel xxiv. * «s^"'*- 
ftaat, na de ^ méning van een ander verhaalt. Maar ik laat r op.«»#. 
datberuften, en ga over om d' 'optelling der jaren tonder- tcminmh. 
zoeken. In 't 6. Capittel van 't eerfte boek der Koningen 
word gezegt , dat Salomon in 't vierhondert tachtiglle jaar 



kil 

m 
m 

t 



m 

\ 



na d' V uitgang uit Egypten de Tempel gebout heeft ; dodi 
uit de gefchiedenifzen zelve bevinden wy een 
groter getal van jaren. Want Jaren. 
Mozes heeft 't Volk in de VVoeftijne geregeert — 40 
Jozua, die HO jaren geleeft heeft , word na de getui- 

Z X ce- 



t8o De RECHTZINNIGE 

genifze van Jozephus, en andere , maar gezegt ge- 

hcerfcht re hebben 

Kufan Kishgaraim heeft 't volk geregeert g 

Hotniël dezoonvanKenasheerfchte — — 40 
Hegion de Koning der Moabiren — — ^18 

Eud en Sangar richten 't zelve ~ ~ — 8 - 
Jachin de Koning van Canahan heeft 't volk onder zijn 

macht gehouden — — — 20 
Daar na rufte 't volk — < — — ^ 
Weerom is 't onder de macht der Medianiters ge weeft - 7 

Ten tijde van Gideon is 't in vryheit geweeft — 40 

Onderde macht van Abimclech — — — 3 

Tola de zone vanPuaheerfchte 23 

En Jaïr - — 22 

't Volk is weerom onder de macht der Philiftijnen en 

Ammoniten geweeft — — ■ j g 

Jephta gebood — . — — — ^ 

Abfan denBetlehemitcr — — ~ — 7 

Elon den Sebuloner * xo 

Habdan de Pirhatoner — — — 8 

't Is weerom onder de Philiftijnen geweeft — 40 
Samfon regeerde — ■ ■ ■> ~ ^ 

En Heli 40 

Weerom is 't Volk , eer dat 't van Samuël verloft wierd , 

onder de macht der Philiftijnen geweeft 20 

David regeerde — ^0 

EnSalomon, voor dat hy de Tempel boude — 4 

En deze t zamen opgetelt zijnde , maken — - ^80 

Jaren. 

Waar by noch moeten gevoegt woorden die jaren , waar in de 
êiuéy' geméneftaat der Hebreen na de dood van Jozua gebloeit 
heeft, totdat zy van Kufan Rishgataim t ondergebracht is, 

dat 




THEOLOGANT. 9.Hooftd. i8i 

lat ik meen een groot getal van jaren te zijn: want ik kan 
y zelve niet wijs maken , dat aanftonds na de dood van Jo- 
Itua, al die menfchen, die zijn daden en y wonderen gezien 
liadden , in een ogenblik om hals zijn geraakt , noch dat haar 
i nakomelingen na een 11 ag en ^ neerlaag de wetten verlaten ^J''''^* 
*iebben, en dat zy vande lioogfte trap der cdeuchd, tot de a' 
Trootfte ^ ondcuchd en <= laf hartigheit vervallen zijn ; einde- c 



[1, en 



Virttii, 
d Ne/juitia, 
C Socordt», 



Sjk ook , dat Kufan Rishgataim haar na zijn welgevallei 
zonder flag offtoot zou t'ondergebracht hebben. Maar de- 
wijl yder van deze dingen een menfchen leven byna verëifcht , 
zo behoeft men. niet te twijfelen , of de Schriftuur begrijpt Cap. 
ii: V. 7,9,10. van 't bock der Kichteren de gefchiedenifzen 
van vele jaren , die ftilfwijgende ( te weten van de fchrijver ) 
zijn voorbygegaan. Daarenboven moeren dejaren , in wel- 
ke Samuël Rechter is geweeft , waar van 't getal in de Schrif- 
tuur niet gevonden werd , daar by gevoegt worden : ook de 
jaren van Sauls heerfchappy, die ik in de bovengedane fop- ^ ^'"f"-"''- 
tellinne overgeflagen heb , om dat uit des zelfs gefchiedenis 
niet genocch blijkt , hoe veel jaren hy geregeert heeft : daar 
word wel gezegt i Samuël Cap. xiii: v. i . dat hy twe jaren 
heeft geregeert ; doch die g inhoud is afgebroken , en wy 6 
bevinden in de gefchiedenis zelfs een meerder getal van ja- 
ren. Dat d'inlioud is afgebroken , zalniemant, die een wei- 
nig in de Hebreeufchc taal ervaren is , in twijfel konnen trek- 
ken ; want aldus begint die : WlJ2^a3 ^^Ü.'^ nJU^ p 
H>i<T^' Sr ISd ÜD'lè Saulwas een jaar oud doen hy regeer- 
de':, en twe 'jaren heeft hy de heerfchappy overlfraelgevoert. 
Wie, zeg "ik, ziet niet, dat 't getal van Sauls jaren , doen 
hy 'trijk aanvaerde, vergeten is? En dat men een groter ge- 
tal van jaren in de gefchiedfchriften zelve vind , daar aan , 
meen ik niet , dat ymant zal twijfelen. Want Cap. xxvii : 
vers 7. van 't zelve boek ftaat , dat David by de Philiftij- 
nen , tot dewelke hy , om de vervolging vanSaul t'ontgaan , 

2: 3 ge- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



De RECHTZINNIGE 



k Pa/iptrtêS, 



gevlucht was , een jaar en vier maanden gevveefl: is : dies- 
halven dan al die overige dingen , volgens deze rekening , 
in acht maanden zouden moeten gefchied zijn , dat ik meen ' 
dat niemant zal geloven. En Jozephus heeft deze inhoud 
in 't einde van 't zefde boek der oudheden aldus verbétert. 
Saul heeft by 't leven van Samttél achtien j, en na zijn dood 
twe jaren geregeert. De gehele gefchiedenifze dan van 't 
xiii. Capittel , komt geenzins overeen met de voorgaande. 
Want op 't einde van't vii. Capittel word verhaalt , dat de 
Philiftijnen zodanig van de Hebreen zijn t'ondergebracht , 
dat zy ( by 't leven van Samuël ) niet in ftaat zijn gew eeft ' 
h ramini. de h grenzen van Ifraël aan te doen : en alhier in 't 13. Ca- 
pittel , dat de Hebreen ( by 't leven van Samuel ) door de 
Philiftijnen overweldigt wierden , van wien zy tot zulk een 
i elendc en << armoede zijn gebracht, dat zy niet alleen van 
de wapenen, om zich zelve te befchermen, waren berooft , 
maar zelfs van de middelen om die te konnen maken. Voor- 
zeker , ik zou meer als werks genoech vinden , zo ik alle deze 
gefchiedenifzen , die in't I. boek van Samuel gevonden wor- 
den , zodanig zou moeten overeenbrengen , dat zy van een 
1 gefchiedfchrijver zoude fchijnen gefchreven te zijn. Ik keer 
dan weerom tot mijn vorige zeggen , te weten, dat de jaren 
van Sauls regering , by de voorgaande optelling gedaan 
moeten worden. Ook heb ik de jaren der " veelhoofdige re- 
gering der Hebreen hier niet opgetelt, dewijl der zelvcr ge- 
tal uit de Schrift niet blijkt: van gelijken ( zeg ik) is mijn 
onbekent in welke tijd al die dingen, die verhaalt worden in 
'txvii. Capittel van 't boek der Richteren tot 't einde toe , 
gefchied zijn. Uit al 't welk dan klaarlijk blijkt , dat dé 
ware rekening der jaren , noch uit de gefchiedfchriften zelve 
blijkt, noch dat de gefchiedenifzen zelve in d'optelling over 
cenkomen , maar een verfcheiden vaft ftellen. En dieshal- 
ven moet men bekennen, dat deze verhalingen uit verfchei 

d» 



1 HipirieMs, 



m C§mpm- 
O Anêrehia, 



THEOLOGANT, y. Hooftd. 183 

te fchrijvers zijn vergadert , en zelfs niet nagezien , noch in 
rde gebracht zijn. Niet minder is 't " verfchil omtrent de o Dijir,- 
■ uitrekenin<T der jaren in de 1 Jaarboeken der Koningen van/K*»/»'""»' 
uda, enin'^de Jaarboeken der Koningen Ifraëls: want in de 
faarb'ceken der Koningen van Ifraël üaat , dat Jehoram de 
ioonvan Aghab , heeft beginnen te regeren in 't: twede jaar 
des Koninkrijks van Jehoram dc zoon van Jofaphat ( zie 
2, Koning. Cap.i:v.i7. ) en in de Jaarboeken der Koningen 
van Juda , dat Jehoram de zone Jofaphats , de Scepter aan- 
.vaerde , in 't vijfde jaar van 't rijk Jehorams de zone Ag- 
liabs , bezie 't zelfde boek Cap. viii: v. 16. En indien y- 
.mantdegefchiedenifzen van de boeken der Chronijken tegen 
de ^efchiedenifzen van de boeken der Koningen wilde verge- 
lijken , veel zodanige r verfchillentheden zouden hem voor- tvifcuf^t- 
komen , die ik onnodig acht hier aan te halen ; en veel min- 
der d' ' iiitlegginge der fchrijvers , die deze gefchiedenifzen 
willen f overéénbrengen. Want de Rabbijnen fuffen , en t 
d' uiitleggers, die ik gelezen heb, dromen en beuzelen, ja t,r«r""". 
bederven de gehele taal. Tot een voorbeeld : als 'er in 't 
twede boek der Chronijken gezegt word , Ahazia was tvve- 
cnveertig jarenoud , doen hy regeerde, zo verzieren zom- 
mi^e , dat deze jaren haar begin nemen van de regeringe van 
Homrus j en niet van de x geboorte van Ahazia: zo zydan ^iuu^it»,. 
machtig zijn te tonen, dat dit de y méning des fchrijvers van yintcmnm. 
de boeken der Chronijken isgeweeft, zal ik befchroomt zijn 
te zeggen , dat de fchrijver kundig is geweelt wel van die 
dingen te fpreken. En op deze voet verdichten zy noch veel 
andere dingen , welke , zo zy waar zijn , ik met recht zou 
mogen zeggen , dat d'oude Hebreen , en van haar taal , en van 
de orde van te verhalen , eeheel onkundig zijn geweeft ; ja 
ik zou geen ^ reden noch a richtfnoer om de Schriftuur uit te leg- 
gen , erkennen , zo 't geöorloft was alles na zijn vermaak te ver- 
dichten. Doch indien ymant meent, dat ik hier te wydlo- 



Z Kétit, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



184 



De RECHTZINNIGE 



b Funda- 

c Ord$, 

d Hifïoriei. 



f Phrafes. 
nnendi. 



I. PtieriiU. 
' Opinionts, 



k Mens, 



1 fortnné 



n Mendx. 
O LeSiiones, 



pig , en niet met genoegzame zekerheit fpreek , dien bid ik , 
dat hy te werk trekt , en ons toont een zekere " regel in de- 
ze gefchiedenifzen , die de gcfchiedfchr ij vers , in hare ^tijd- 
rekeningen , zonder mifdaad te begaan , konnen navolgen ; 
en als hy de gefchiedenifzen verklaart , en tracht overeen te 
brengen , dat hy zich dan volkomelijk bind , en aan de 
f fpreekwijzen , en ^ wijze van fpreken , aan de fchikkingder 
woorden, en aan d-'aanëenfchakeiing , en alles kortom zo 
doet, dat yderinzijn fchrijven hem mag navolgen ; 'twelk 
zo hy zal gedaan hebben , zal ik hem d'overwinninge ge- 
ven , en hy zal my een groten Apollo zijn. Want ik beken , 
fchoon ik lang en naerfïiglijk gezogt heb, dat ik dit nergens 
heb konnen vinden, zelfs niet dat daar na geleek ' ja 'k voeg 
'er daarenboven noch by , dat ik hier niets fchrijf als dat , 
't welk lange tijd en dikwils van my is overwogen; en fchoon ik 
van mijn kindsheit aan , de gemene i gevoelens van de Schrif- 
tuur heb ingezogen , is 't my nochtans onmogelijk geweeft 
deze dingen voor gangbaar munt aan te nemen. Hoewel 't 
onnodig is de Lezer hier mee lang op te houden, en tot een 
onmogelijke zake aan te porren , is 't echter noodzaaklijk 
geweeft de zaak zelve voor te ftellen , om mijn k gevoelen 
klaarder uit te drukken : ik ga dan over tot d' andere din- 
gen, die ik aangenomen heb omtrent 't ' geval van deze boe- 
ken , te befchouwen. Want boven 't voorgezegde , ftaat aan , 
te merken , dat deze boeken met zodanig een wakkerheit 
en naerftigheit van de nakomelingen niet zijn waargenomen, 
dat geen " gebreken in dezelve zijn ingeflopen ; dewijl d'ou- 
de Schrijvers veel tNA-ijfelachtige ° lezingen hebben aange- 
merkt , als ook enige afgebroken en verminkte plaatzeji , 
doch niet alle : of nu d'ingeflopene gebreken van zo een aan- 
merkelijk gewicht zijn , dat zy den Lezer grotelijks bena- 
délen , betwiftreden ik hier niet ; maar geloofeerder dat't 
beuzelingen zijn , voornamelijk voor de zodanige , die de 

Schrift 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




THEOLOGANT. 9.Hooftd. 18^ 

"Schrift met een vry gemoed en zonder vooroordeel lezen ; 
en dit mag ik zeker zeggen, dat ik geen gebreken noch pvfer- 
fchillentheit der ^ lezingen, de 'leringen der zeden betrelïen- 
de, gevonden heb, die machtig zijn dezelve donker of twij- 
I fclachtig te maken. Maar de meefte menfchen flellen voor 
I vaft, datookind'andere dingen geen gebreken hebben kon- 
I nen vallen; dewijl zy zich verzekeren, dat God door een ze- 
kere bezondere voorzienigheit al de boeken van 't ^ verbond 
onverandert heeft bewaart ; en de verfcheide lezingen , zeg- 
gen zy , dat tekens van zeer diepe ^ verborgentheden zijn : 
't zelvige begeren zy ook van de Starretékens,die in 't midden 
der y affchriften gevonden worden ,jazy beweren krachtiglijk 
dat in de ^ punten der letteren grote a verborgentlïeden begre- 
pen zijn. Voorzeker of zy dit uit bZotheitenuit ^oudewijfs 
aandacht tot God, dan ot zy dit uit ^ hovaerdyen ^ quaad- 
aardighcit , op dat men zou geloven haar alleen bezitters van 
Gods verborgentheden te zijn , gedaan hebben , weet ik niet; 
maar dit wxet ik , dat ik niets, dat na fverborgentheit riekt, 
maar alleen kinderlijke ^ gedachten , by haar gelezen heb. 
^ Daarenboven heb ik ook nieuwe h beuzelaars en enige ' letter- 
zifters gelezen, over welkers ^ dwaasheitik mijn nooit genoech 
heb konnen verw^onderen. Dat 'er 1 gebreken , gelijk wy ge- 
zegt hebben, ingeflopen zi^n, geloof ik dat niemant van ge- 
zonde harzenen zal twijfelen , welke maar de plaats van 
Saul ( die wy nu i Sam. Cap. xiii : v. 1 1 . bygebracht hebben ) 
leze; en ook X. Sam. Cap. vi. v. x. namelijk: EnT>avidis 
opgejïaan , en heengegaan ^ en alH volk j dat by hem waSj uit 
Juda^ op dat zyvan daar zouden brengen de bondkiji Gods. 
Een ygelijk ziet hier wel , dat de plaats , waar zy na toe 
gingen , namehjk Kirjat Jeharim , daar zy de bondkiftvan 
daan zouden halen , verfwegenis: ook kan men niet ontken- 
nen, of X. Sam. Cap.xiii: v. 37^38. is verwart en afgebro- 
ken, namelijk: En AbfolomvLuchte en is gegaan tot Ttolo-^ 

Aa mans. 



C{ Ltóli ne: 
r Document é 
meralis. 



tia. 

t Teftamen^ 
turn, 

V MyfltriéL, 
X jifierifma, 
y Para^ra^ 
phum. 
z Apieet^ 
a jircaua, 
b Stultitis^ 
c Deyotio 
antlis4 
d Jrro^an" 
tia. 

c Mnlitis»' 



g CogitA" 
tttnes. 

i KabUUPéi^ 
k Infsnia. 
1 UtndK. 



m Textus, 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



Dc RECHTZINNIGE 



finales. 
O Codices. 
p Leélionts, 

q Similitud9, 



f ^iefctnttSi 
t Printtncia- 



X Not£ mar 

gtnalet . 

y Myfierinm, 



m^us j de zone van Hamihtidj Koning van Gefitr'^ en hy droeg 
rott over zijn zoon alk dagen j en Abjèlom is gevitte ht j en 
is gegaan totGefur , en heeft daar drie jaren vertoeft. En 
ik weet , dat ik dufdanige dingen voor dezen meer aangeté- 
kent heb , die my voor tegenwoordig niet in geheugen zijn. 
Maar dat de " kanttekeningen , . die overal in de Hebreeufche 
O affchriften gevonden worden , verfcheideP lezingen zijn ge- 
weeft, daar aan kan ook niemant twijfelen , die maar aan- 
merkt , dat zy meeft alle uit de grote ^ gelijkheit der He- 
breeufche letteren , haar oorfpronk genomen hebben j na- 
melijk uit de gelijkheit, die j Kaf met 3 Bet , ' Jod met ] Vau , 
n Dalet met i Res enz. heeft. Tot een voorbeeld, als 2. Sam 
V. omtrent \ laatfte vers gefchreven word. En in die ( tijd 
waar tn gy zult horen ^ op de kant ftaat , n ;;d ^^^gy ^^^l^ 
horen. Enin^t boek derllichteren Cap. xxi: Si, 22. >j hmi 
311^ DnMi< l>ï OJinx ixn* En wanneer haar vaders of 
broeders in de veelheit ( dat is dikwils ) tot ons zullen geko- 
7nen zijn tmL, op de kant ftaat , omte twijlcn. En op 
deze ' wijze zijnder veel lezingen gekomen uit ^t gebruik der 
letteren, die zy ^ ruftende noemen, welker ^ uitfpraak dik- 
wils geheel niet gevoelt, en d'eendikmaals voor d'ander ge- 
nomen word. Tot een voorbeeld in Mozes darde boek Cap^ 
xxv:,t.27. ftaat gefchreven: t<S n^3n apl 

n'Jin huis j dat in de Stad is . die geen muur heeft zal 
verjlerkt worden. Maar op de kant ftaat , noin 1^ 
die een muur heeft enz. Doch hoewel deze dingen klaar ge- 
noech door zich zijn , zo luft 't echter ons op enige ^ rede- 
nen van de Pharizeen t'antwoorden , door welke zy ons po- 
gen wijs te maken, dat de ^ kanttekeningen vandeSehrijvers 
der heilige boeken zelve , om enige 1 geheimenis te betéke- 
nen , daar zijn bygevoegt en toegeëigent. d'Eerfte hier van, 
en die mijti weinig raakt, nemen zy uit 't^.gebruik van 't le- 
zen der Schriftuur^ Indien , zeggen zy , deze k^i tittékeningen 

daa) 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. p.Hoofcd. iB; 

iiHaar by geftelt zijn, om de ^verfclicidentheit der'' lezingen, 
cldie de nakomelingen niet machtig zijn geweeft t 'onder- 
tfcheiden ; waarom dan heeft de gewoonte konnen te weeg 
rengen, dat de zin inde kanttekeningen begrepen, over"^ 
Ul behouden word? om welke redenen , zeggen zy , hebben 
Izydezin, die zy wilden behouden, op de kant getékent ? In 
'tegendeel , zy moeften de <= boeken zelve fchrijven , gelijk zy 
wilden , dat zy gelezen wierden, doch niet de zin en lezing, 
die zy voor de'beftc achten , op de kant tekenen. De twe- 
ie ^' reden nu, en die ook enige Ichijn heeft, word uit de na- 
tuur van de zaak zelve getrokken , namelijk dat de s gebre- 
ken niet met voordacht , maar by geval in de affchriften 
zijningeilopen; en dat 't zo toegaat , zien wy dikmaals ge- 
beuren. Inde vijf' boeken word altijd 't woord ry\'i^ doch- 
tertje j uitgezondert op een plaats , gebrekkelijk tegen de 
^letterkunde zonder de letter n He gerchreven,maar op de kant 
recht , en volgens d'algemcne régel der letterkunde. Is dit 
nu ook gefchied , om dat de hand in 't fchrijven eedwaalt 
heeft? door wat 4ioodlot heeft dat konnen gefchieden, dat 
de pen altijd, en zo dikwils zy dit woord zou fchrijven, ge- 
mift heeft , dewijl zy daarenboven lichtelijk , en zonder 
" fwarigheit dit " gebrek na de regelen der letterkonft kon- 
den vervult en verbetert hebben ? Nademaal dan deze ° lezin- 
gen niet by p geval gefchied zijn , en zy zo openbare misfla- 
gen niet verbetert hebben , hier uit beüuiten zy , dat dit met 
voorbedachte raad van d'eerfte ^ fchrij vers gedaan is , om 
daar door iets te betékenen. Maar zeer licht konnen wy hier 
opantwoorden: want dat zy uiteen gebruik, dat by haar in 
gewoonte was, iets willen bewijzen , datraa'amy niet, en 
ik ben onkundig, wat 't ' waangeloof haar heeft konnen wijs 
maken ; en milfchien hebben zy 't daarom gedaan , om dat zy 
zo vveld'ene " lezinge als d'andere even goed en even verdra- 
gelijk hebben geacht , en zy hebben gewilt j op dat 'er geen een 



i 



a Vdrictét. 
b Lcflionu. 



d Senfax < 



f Ratfê. 
g Mtndc, 



i LUri, 



1 Fatum» 



m Scruptdut, 
n Defiéittt, 
O LeiSiontf, 
p Cafus, 



r ConpUuiH^ 
f Scriptmt. 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



i88 De RECHTZINNIGE 

verwaarloofl: zou worden , dat deze om te lezen , en die om 
re fchrij ven zou gehouden worden. Wantzy vreefden , ineen 
zaak van zo groten aangelegentlieit haar x oordeel te vel- 
len, en op dat zy, onzeker zijnde , de valfche voor de ware 
lezing niet zouden kiezen , hebben zy d'een boven d'andere 
y Mfruu. niet willen Hellen , dat zy y volftrekt gedaan zouden hebben , 
vciu / geboden hadden te lezen en te fchrijven; 

fscra. Voornamelijk wijl in de ^ heilige Boeken d' * aantekeningen 
,.naZ""" op de kant niet gefchreven worden: of ook wel daarom , om 
dat zy wilden, dat zommige dingen, fchoon wel uitgefchrc- 
ven , echter anders gelezen worden , te weten gelijk zy die 
r.tef"" op ^^^^ aangetékent hadden. Daarom dan hebben zy t> al- 
gemeenlijk vaft geftelt, dat de Boeken van 't Verbond, vol- 
gens d'aantekeningen op de kant , zouden gelezen worden, 
c scrii4. Wat oorzaak nu de 'Schriftgeleerde bewogen heeft , enige 
dingen , die uitdrukkelijk moeiten gelezen worden , op de 
kant aan te tékenen, zal ik nu zeggen : want alle aantékenm- 
taltl' ^twijfelachtige lezingen geweeft ; maar zy heb- 

ben ook alles , dat buiten de gewoonte van zeggen was , aan- 
tvtrbaoi. getékent , namelijk e verouderde woorden , en die de * goed - 
^("?'^ia,i gekeurde gebruiken van die tijd, niet toelieten in s openbare 
TtMu» vergaderingen gelezen te worden. Want d' oude fchrijvers 
eenvoudig zijnde, gaven haarzaken niet metHooffche om- 
^'a£'£ ^^8^"' "i^^r lïiet haar eigen namen te kennen; doch na dat 
kLuJut: de ' boosheit en ■< dartelheit heeft beginnen te heerfchen , zijn 
\otfc«ni,a.. die dingen, die zonder ' fchande van d 'ouden gezegt zijn , 
onder de fchandelijke dingen getelt. Om deze oorzaak dan 
was ^t onnodig de Schrift daarom te veranderen; dochopdac 
zyde fwakheit van^t geméne volk zouden te hulp komen, 
zo hebben zy ingevoert, dat de namen van byflapen , ftront 
en drek , niet in 't openbaar zouden gelezen worden ; maar zy 
oordeelden eerlijker de lezing , zo als zy dezelve op de " kant 
aangetékent hadden. Wat eigcntlijk d'oorzaak is geweeft. 

waar- 



in fUhs, 



é 

(!)!• 

È 

k 

1)9 



THEOLOGANT. cj.Hoöftd. 1^9 

j^aaröm 't gebruikelijk is geworden , de Schrift volgens de 
likanttékeningen te lezen en uit te leggen; 't is zeker deze niet 
>Tgeweeft, dat de ware ° uitlegging volgens dezelve moet ge- 
afchieden. Want behalven dat de Rabbijnen zelve van de Ma- 
iforetenin de Talmud dikwils verfchillen , en andere ^ lezin- 
gen hadden , die zy goed kenden, gelijk ik ftraks zal tonen , 
zo worden daarenboven enige dingen op de kant gevonden , 
die niet volgens 't gebruik der taal fchijnen goed gekeurt te 
zijn. Tot een voorbeeld , in 't twede boek van Samuël Cap. 
iv:^.23. word verhaalt : nn;^ iDi ^^DH HC'V nu^i^ om 
dat de Koning na 't believen van zijn knecht gedaan heeft. 
W^elke 1 zamenvoeging gantfch regelmatig is , en overeen- 
komt met die van f. 16. van ^t zelve Capittel. Maar die , 
dewelke op de kant ftaat van uw knecht ) komt 

gantfch niet overeen met de perzoon van 't ' werkw oord. Ook 
word in ^t laatfle vers Cap. xvi. van 't zelve boek aldus gele- 
• zen , a'n^t^n ^i^jy» 'W'^'Z dat als hy Gods woord 

raad vraagde j (dat is raad gevraagt word.} Alwaar op de 
kant bygevoegd word ü^»s< wie j voor f \ noemgeval van \ 
Werkwoord, dat niet naau keurig genoech fchijnt aangemerkt 
te zijn ; want ^t geméne gebruik van deze taal is d^ ' onperzo- 
nelijke werkw^oorden in de darde perzoon van 't * eenvoudig 
getal te gebruiken , gelijk dat aan de fpreck en fchrijf kon- 
ïlenaars bekent is. En op deze ywijs vind men rneer ^ aan- 
tékeningen , die geenzins voor de gefchreven a lézing ken- 
nen geftelt worden. Wat de twede reden der Pharizeen aan- 
gaat , ^t zelve word licht uit ^t gezeide beantwoord ; name- 
lijk , dat de b Schriftgeleerde , behalven de c twijfelachtige 
lezingen , ook onbruikelijke woorden aangetékent hebben : 
want men behoeft niet te twijfelen , of "'t latere gebruik 
heeft veel ongebruikelijke en oude woorden inde Hebreeu- 
fche taal , gelijk in andere ralen, gemaakt, en zijn van de 
laatfte Schrijvers in d'affchriften gevonden , die , gelijk wy 

Aa 3 ge- 



O Intcrfn* 
tatio. 



f Cafitt No- 
mtnatitns^ 



t Verba in 
perffinah's 

V Nttmertts 
pngulartt^ 
X Gram" 

V Madut^ 

z N9t^, 



b 9cYib4\ 
c Vubiée 
Lcélitnej. 



d Verba ah* 
foUta, 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



e tcmmunt 
genus. 



g Fr«n$men. 



h Genus far- 
miniHm. 

i Vocsles» 
k Pronomina 
1 AnomAtiA 
verba, 

m Farago£ic4e 
Ittera. 

n Ele^antia^ 
O ExtmpU. 



q Seriptores, 
I BtblU. 



t LUliênes, 



V CramntM' 



190 De R E C H T Z I N N I G E 

gezegt hebben , alles aangetékent hebben , om dezelve na 
de toen aangenomene gewoonte het volk voor te lezen. Om 
deze réden dan vindnien overal 't woord i^j Kahgar aan- 
tekent , om dat het by d'Ouden van een ■ gemeen geflacht 
was , en 't zelve betékende ^ als ''jongeling byde Latijnen. 
Zo pleeg ook de hooftftad der Hebreen by d'Ouden ge- 
naamt te worden ïZilVW Jeruzalem j en niet ^•^a'n' Jeru- 
zalem : 't zelve gevoel ik ook van 't s voorwoord hy zelfj 
en Z'y zelf; namelijk dat de latere 1 vau in » jod verandert 
hebben ( welke verandering in de Hebreeufche taal dikvvils 
gefchied) als zy't Vrouwlijk geflacht wilden betékenen, 
daar d'Ouden 't Vrouwelijke van't Mannelijke niet als door 
de * klinkletters van deze ^ voorwoorden pleegden t'onder- 
fcheiden. Daarenboven zijn d' ' onregelmatige werkwoorden 
anders by d'Ouden en anders byde latere geweeft, en d'Ou- 
den gebruikten de «» byftellige letteren vn-l3i<rï van haar 
tijd , tot een bezondere " welfprekentheit. Alle welke din- 
gen ik met veel ° voorbeelden zou konnen bevefligen : maar 
ik wil den p Lezer met een verdrietige lezing niet lan- 
ger bezighouden. Doch zo ymantmogt vragen, vanwaar 
weet gycleze dingen? Ik antwoorde, om datik dezelve by 
d'oudfte '1 Schrijvers , namelijk in d' affchriften , dikwils 
gevonden heb ; en nochtans willen de nakomelingen haar 
niet navolgen, 't welke d'enige oorzaak is , waarom in d'an- 
dere talen , fchoon nu ook dood , nochtans ongebruikelijke 
woorden gevonden worden. Maar ymant zal my miflchien 
tegenwerpen , dat , dewijl ik 't mecfl:e gedeelte van deze 
kanttékeningen geftelt heb,twijferachtige ' lezingen geweeft te 
zijn; waarom dan op een plaats geen meer als twe lézingen 
gevonden worden? en waarom zomtijds geen drie of meer ? 
Ten anderen, dat zommige dingen in de Schrift zo klaarblij- 
kelijk tegen de ^ fchrijf en'leeskonft ftrijden, die op de kant 
wel geftêlt zijn , dat men geenzins behoeft te geloven , dat 

de 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



i 
I 

fiii 



um 
Hit 



li 

'4 



THEOLOGANT. 9.Hooftd. 191 

te fchrijvers hebben konnen twijfelen of zy waar zijn? doch 
jjiier op zal men licht konnen antwoorden : en op ^t eerfle zeg 
, dat 'er meer lezingen zijn gewecft , als die, dewelke wy 
onze X affchriftcn vinden. Want in de Talmud vindmen 
eer lezingen aangetékent , die van de Maforeten verwaar- 
100 ft zijn, en die zo openbaar in veel plaatzen van dezelve 
verfchillen , dat die bygelovige y verbéteraar van de Bomber- 
TÏaanze Bijbel eindelijk gedrongen word te belijden in zijn 
voorréden , dat hy dezelve niet verenigen noch overeen- 
brengen kan , nniD «7« '>n]l*7 wj;n* «Vl 

rr^yr\- '^h^^^ s^idh' n'nni<i en , zegt hy , 

hier weten wy niet f antwoorden ^ als dat wy boven ge- 
antwoord hebben j namelijk , dat 't gebruik van de Talmud is 
de Maforeten tegen te [preken. Dieshalven men niet met ge- 
noechzame ^ zekerheit kan ftellen , dat 'er meer als twe le- 
zingen van een plaats zijn geweeft. Maar ik fta lichtelijk 
toe , ja ik geloof dat 'er nooit meer dan twe ^ lézingen van 
een plaats gevonden zijn , en dat om twe c rédenen. Eerfte- 
lijk om dat d'oorzaak , om welke wy gezegt hebben , dat 
de ^ verfcheidentheit der lézingen gefproten is , geen meer 
dan twe kan lijden : want wy hebben aangewezen , dat de- 
zelve voornamelijk haar begin uit de « gelijkheit van zom- 
mige letteren hebben genomen; dieshalven altijd maar twij- 
felachtig was, welke van de twe letteren men fchrijvenmoefl: 
3 bet o( 3 kaf^ * jod of 1 vau ^ 1 dalet of s res enz. wel- 
kers gebruik zeer dikmaals voorkomt , en daarom heeft 't 
licht konnen gebeuren , dat yder letter een omtrent ver- 
üaanbare ^ zin uitbracht. Ten anderen , of een & lettergreep 
lang of kort was , welkers hoeveelheit door die letteren, die 
wy h ruftende genoemt hebben , bepaalt wierd. Doet hier 
by , dat alle ' kantékeningcn seen twijfelachtige lezingen 
zijn; wantwy hebben gezegt, dat vele eerbaarheits halve 
daar bygevoegt zijn, en ook om d'oude en ongebruikelijke 

woor- 



X Ctdim, 
y CnrtStr, 



mintum. 



b Ltfficnes, 
C Rttionti, 



d Vtrietas, 



e Similiindi, 



f Seufui. 
g Syltaia, 

h §lHiefeen- 
tet. 

i Nota. 

k lUneftatit 
caxfa. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



m Exempla 



p fenttrU. 
ria. 



t Perfecutio. 



f LeSiones. 



I9X De R E C H T Z I N N I G E 

woorden uitteleggen. De twede reden , waarom ik my over- 
reed, dat 'er van een plaats geen meer dan tvve lezingen ge^ 
vonden worden , is, om datlk geloof, dat de ^Schriftgeleer- 
den zeer weinig affchriften gevonden hebben , en mogelijk 
niet meer, alstwe of drie. In een verhandeling der Schrift^ 
geleerden anSlD Cap.vi. word niet meer , als van drie » ge- 
wag gemaakt, welke zy verzieren, dat ten tijden van Efdra 
gevonden zijn , om dat zy voorgeven , dat deze aantekeningen 
van Efdra zelve daar zijn bygevoegt. Het zy zo 't wil , indien 
zy ' er drie gehad hebben, zal men licht konnen bevatten , dat 
twe op dezelve plaats altijd overeen zijn gekomen ; ja een ydcr 
zou hem zeker mogen verwonderen , zo alleen in drie af- 
fchriften, drieverfcheide « lezingen vaneen en dezelve plaats 
gevonden wierden. Hoe het nu eigentlijk toegekomen is , 
dat 'er na Efdra zo groten ^ fch aarshei t van ^ affchriften ge- 
weeft is ; men zal ophouden zich te verwonderen , zo men 
maar 't eerfte Capittel van 't eerfte Boek der Machabeen 
leeft, of 't 7. Hooftdeelvan't ix. Boek der Oudheden van 
Jozephus. Ja ^tfchijnt een wonder, dat zy na zo een grote en 
lange ' vervolgiïig deze weinige noch hebben konnen behou- 
den; waar aan ik niet geloof , dat ymant, die die gefchie- 
dcnifze met een weinig aandacht leeft , zal twijfelen. Wy 
hebben dan d' oorzaken gezien , waarom nergens meer , als 
twe ^ lezingen gevonden worden : dieshalven is 't verre van 
daar, darmen hieruit, namelijk dat overal niet meer, dan 
twe twijfelachtige lezingen gevonden woorden , zou willen be- 
fluiten , dat de boeken van 't ' Verbond in d'aangetékende 
plaatzen met voordacht qualijk zoude gefchreven zijn , om 
enige ^ verborgentheden te betékenen. Wat 't twede aan- 
gaat, dat enige dingen gevonden worden zo qualijk gefchre- 
ven, datzy geenzins konnen twijfelen, of zy ftreden tegen 
't gebruik van fchrijven van alle tijden ; en dieshalven moe- 
ftenzy die volkomen verbetert, en niet op de kant aangeté- 

kent 



THEOLOGANT. p.Hooftd. 193 

;ent hebben, dat raakt my niet ; want ik ben niet gehouden 
i weten, wafGodsdienftigheit haar, om dit niet te doen, x Rcii^/>. 

Ricwogen heeft. En miflchien hebben zy dit uit y oprechtigheit y smcerü^. 
edaan , om dat zy 't * verbond , zo als 't zelve van haar in de ^ buiu 
.^einig ^ oorfpronkelijke gevonden is , de nakomelingen hebben ^ ^'''f'""'"* 
,;illen overlaten, en de b verfchillen van d'oorfpronkelijke aan- f'S!*."' 

bkenen : niet als twijfelachtige, maar als vcrfcheide lezingen ; 
n ik heb dezelve niet twijfelachtig genoemt , als om dat ik die 
fi waarheit byna alle zo vind , dat ik niet weet , welk ik moet 
'iezen. Eindelijk hebben de 'Schriftgeleerden, behalvende- ' * 

twijfelachtige lézingen daarenboven ook aangemerkt , a ontu 
i'opene plaatzen in 't midden der woorden niet vergetende) 
"eel afgebrokenc plaatzen j welkers getal de Maforeten ons 
j.even. Want zy tellen achtentwintig plaatzen , daar in 't 

idden van de zin een ^ open plaats geftelt word : ik weet ^ p^^^^^^ 
iet, ofzy ook niet geloven, dat in dit getal enige sverbor- 
entheit gelegen is. De nette grootheit van deze ruimten , l %fttriim: 
emen de Pharizeën Godsdienftelijk waar. Hier van is (om 
len Voorbeeld by te brengen, ) in Mozes eerfteboek Cap. 
j: 8. aldus * gefchreven, eti Kam heeft tot zijn broeder 

^^^abel ge zegt enH gefchiede ^ doen zyoj^^'t veld wa- 

en dat Kaïn enz. daar een open plaats gelaten word , al- 
i^aar wy verwachten, wat dat geweeft is, dat Kaïn tot zijn 
Toedergezegthad. En op deze wijze worden (behalvendie 
v^y nu aangetekent hebben) van de Schriftgeleerden z8 open- ^ ^^^^^^ 
.elatene plaatzen gevonden. Daar echter vele niet afgebro- 
'.en zouden fchijnen , zo daar geen opcne plaatzen waren 
ufichen gelaten. Maar hier van genoeg. 





Te weten in de Hcbreeufche Originelen. 



Bb 



't TIEN- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



1.94 



De RECHTZINNIGE 



't TIENDE HOOFTDEEL. 



k Tc/Ismen- 



b Hijlcriius. 



c Rcddtji- 
CAtio, 

d Scriptor, 
c j^ut hor lias. 
i' V tilt tas. 
fr Voéirtn», 



h Sap tent :a, 
i j4poiryphi. 
k CAiion, 
l IntenCtim. 

m jiuthtri' 
tas, 



ïVaar in Ci andere Boeken ^an V Oude ï/^erhond op 
een ^elfde wij^e^ als de 'voorgaande y mrdenon. 
der^ocbt. 

IK ga tot d'andere Boeken van 't oude a Verbond over. Wat 
de twe Cronijken aangaat, daar van is niet zekers, noch. 
'tgeen de moeite waerdig is, aan te tékenen, als behal- 
ven, dat zy lange tijd na Efdra, en miffchien na dat Judas: 
Machabsus de Tempel wéér opgeboiit had , gefchreveii' 
zijn; want in't cerfte boek Cap.ix. verhaalt de gefchied- 
fchrijver , 'we/ke huisgezinnen eerji ^ namelijk in Elclras tijd , 
te Jeruzalem hebben gewoont. En daar na ji^. 17. wij ft hy 
de deur'wachters aan, van dewelke twe, ook, inNehemia 
Cap. xi: j^. 1 9 . genoemt worden ; 't welk toont, dat deze boe- 
ken lange tijd na de ^ weêröpbouwinge der Stad gefchreven^ 
zijn. Voorts wat der zeiver ware ïchrijver , en hun « acht- 
baarheit, ' nuttigheit cn s lering aangaat , hieraf blijkt niets 
aan my. Ja ik kan my niet genoech verwonderen , waar- 
om zy onder de Heilige Boeken aangenomen zijn van de ge- 
nen, die 'tBoek der VVijsheit, van Tobias , en anderen, 
die i onregelmatige genoemt worden, uit de k regelmaat der 
Heilige Boeken hebben uitgewifcht. Mijn 1 voornemen is 
echter niet hun achtbaarheit en gezach te verminderen ; 
maar dewijl zy van alle aangenomen worden , zo laat ik hen' 
in hun waerdc , hoedanig zy ook zijn. De Pfalmen zijn ook 
ten tijde van de twede Tempel te zamen vergadert , en in 
vijf boeken verdeelt : want de Ixxxviii. Pfalm is , volgens 
de n getuigenis vanPhilo de Jode uitgegeven, terwijl de Ko- 
nink Jojachim noch te Babiion in de gevangenis wierd ge- 

hou- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



O Ltkrtj:. 



p Opinit, 



f Cétnou. 



THEOLOGANT. lo.Hooftd. 195 

liden: en de Ixxxix. Pfalm , toen dezelve Koninkdc°vry- 
:^eit verkregen had : en ik geloof niet , dat Philo dit ooit 
Kezegt zou hebben , zo dit p gevoelen niet in zijn tijd aange- 
omen had geweeft , of zo hy 't niet van anderen , die ge- 
ÓDofwaerdig waren , verdaan had. Ik geloof dat Salpmons 
'Spreuken ook in de zelve tijd , of ten minften in de tijd van 
ae Konink Jozia vergadert zijn geworden , en dit om dat in 
|E xxiv. Cap. in't laatfte vers gezegt word : Dit zijn ook 
Salcmons Spreuken j, die de Mannen van Hiskiaj Koning van 
'ftida j uitgefchreven hebben. Maar ik kan hier niet de ilout- 
leit der Rabbijnen verfvvijgen, dewelke wilden, dat men dit 
)oekmetdat, 't welk de Prediker genaamt word , uitdc^re- 
i^elmaat der heilige boeken zou uitfluiten , en by d'anderen , 
die wynu quijtzijn, bewaren: 'twelk zy ook t volftrekte- ' ^*/'''«"- 

i4ijk uitgevocrt zouden hebben , zo zy niet enige plaatzcn 
liadden gevonden , daar Mozes wet aanbevolen wierd. Ze- 
ker 'tis te beklagen , dat de heilige en befte zaken van hun 
'Verkiezing afgehangen hebben. Ik bedank hen echter van 
dat zy dezen ook aan ons hebben willen meedelen ; maar ik 
kan my echter niet onthouden van hier aan te twijfelen , of 
,zy dezelfden oprechtelijk aan ons overgelevert hebben , 
twelk ik hier niet fcherpel ijk wil onderzoeken. Ik ga dies- 
ihalven tot de Boeken der Propheten over. Ik op dezelve 
merkende , zie , dat dc Prophetien , die daar in begrepen 
worden , uit andere boeken zijn vergadert , en dat zy ctaar 
in niet altijt in dezelve " orde befchreven zijn , in dewelke zy 
van de Propheten zelve gezegt of befchreven waren , en dat 
zy daar in ook alle niet worden becrepen , maar alleenlijk de 
genen , die zy hier en daar hebben konnen vinden : Üeze 
boeken zijn dieshalven niets dan ^ overblijfzelen, enftukken jFr^^menu, 
en brokken der Propheten. Want Ezaïa begon te prophe- 
teren , toen Huzia Konink was , gelijk d' z uitfchrijver zelfs 
in 't eerfte vers getuigt ; doch hy heeft niet alleenhjk teen ge- 

Bb z pro- 



Y EUêio, 



X Ord^> 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



1^6 



De RECHTZINNIGE 



} Chronic». 



b Fabula. 



c Ihfloriet. 
d Chronêlo^i. 



henpo. 

f Vajlatio. 



g DeeUmatiê, 
h CapthitMS. 



i Tarenthe- 
k ConjHttSii, 



1 ^pprt- 
■ tnfn. 



propheteert, maar ook alle de dingen , die van deze Konink 
uitgerecht zijn, befchreven, bezie 't twcde boek der Cronij- 
ken (Cap. xxvi: f-i^-L.) welk boek nu word gein i ft: en wy 
hebben getoont, dat 't geen, 't welk wy hier af hebben , uit 
de Jaarboeken der Koningen van Juda en Ifraël uitgefchreven 
is. Voeg hier by dat de Rabbijnen ftcllen , dat deze Propheet 
ook prophetcerde , terwijl Manafze Konink was , van dewel- 
ke hy eindelijk gedood is , en hoewel zy een b verdichtzel 
fchijnen te verhalen, zofchijnt 't echter, dat zy alle gelooft 
hebben , dat zijn Proplietien niet voorhanden waren. Wij- 
ders Jeremias prophetien , die op een " gefchiedenifzer wij- 
ze verhaalt worden , zijn uit verfchcide ^ tijdrekenaars uit- 
getrokken en t'zamen vergadert. Want behalvendatzy ver- 
wardelijk te zanien gelapt zijn , zonder enige achting op de 
tijd te hebben ; zo word daarenboven de gefchiedenifze op 
verfcheide wijzen herhaalt ; want Cap. xxi. verklaart hy d oor- 
zaak van Jeremias ' gevangenis , namelijk, dathyde f ver- 
woefting van de Stad aan Sedechia met hem te raad gaan- 
de , voorzegt heeft ; en hy deze gefchiedenis af brekende , 
ftapt over (Cap. xxii.) tot 't Verhaal van zijn s weêklagt, 
tegens Jojachim , die voor Sedechia geheerfcht heeft, omdat 
hy des Koninks gevangenis voorzeide , en daar na ( Cap. 
XXV.) befchrijft hy die dingen , dewelke te voren , namelijk 
in 't vierde Jaar van Jojachim, aan de Propheet geöpenbaart 
zijn, en wijders 't geen, dat in 't eerfte Jaar van cfeze Ko- 
nink gebeurt is ; enzovoorts, ftapelthy, zonder enige re- 
gel in de tijt te houden , louter de prophetien op mal- 
kander , totdat hy eindelijk Cap. xxxviii. ( als of deze xv. 
Capittelen by ' tultchenreden gezegt waren) tot 't geen weer- 
keert , 't welk hy Cap. xxi. heeft beginnen te verhaleir. 
Want de ^ zamenknoping daar mee dit Capittel begint , word 
op 't achfte, negende en tiende vers van 't voorfz. Cap. 
tocgepaft , cn daar na befchrijft hy heel anders dc laatfte i ge- 

vange- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




m Detentie, 



11 Hffltrici^ 



T H E O L O G A N T. lo. Hooftd. 197 

irancrenis van Jeremia , en verhaalt een gantfch andere oor- 
zaak van zijn lange ™ weerhouding in 't voorhof der beware- 
nis , dan de gene die in 't xxxvii. Capittel verhaalt word ; 
Mivoegen ciatnien klaarlijk ziet, dat dit alles uit verfcheidc 
f gefchiedfchrijvers vergadert is , en op geen andere wijze 
erfchoont kan worden. Voorts d'andere Proplietien ind'an- 
dere Capittelen begrepen , daar Jeremia in d'eerfte perzoon 
jfpreekt , fchijnen uit dat boek gefchrcven te zijn , 't welk 
■Baruo; , volgens Jeremias voorfpellinge . gefchreven heeft ; 
want\-lat ( gelijk Cap. xxxvi:3^.x. blijkt) begreep alleenlijk 
die dingen , die zedert Jozias tijd tot aan 't vierde jaar van 
Jojachim, aan deze Propheet geöpenbaart waren , van wel- 
ke^ tijd dit Boek ook begint. Wyders 't geen dat men van 't 
xlv.Cap. v.x. tot aan't h. Cap. v. 5-9. heeft, fchijnt ook uit 
dit Boek uitgefchreven te zijn. Voorts datEzechiëls Boek 
ook alleenlijk een ° Ituk en deel van Boek is , d'eerfte o Fr^smcn- 
verzen daar af geven dit klaarlijk te kennen. Want wie ziet 
lïiet , dat deze ^ zamenvoeging , daar mee dit Boek begint p crnjnnah. 

1 op andere dingen^ die alreê gezegt zijn , pafzen, en 't geen 
dat te zesÊcen ftaat, te <3 zamen knoopt : niet alleenlijk de q^''»"'^"-*. 
zamenvoeging, maar ook de gehele ' zamenhanging van de 
reden onderftelt andere fchriften. Want 't dartigftejaar , van 
"t welke dit Boek begint, toont, dat de Propheet met verha- 
len voortvaart , en niet dat hy begint , 't welk ook de ƒ fchrij- 
vcr zelf met een * tuftchenréden , vers 3 . dus aantekent : [ 
Gods woord had dikwils aan Ezechtèl, de zoon van Bujiis,fi'. 
Triefler in H land der Chaldeen , geweeft enz. als of hy zei- 
de, datEzechiëls " woorden, die hy tot hier toe befchreven y rcrt*. 
had , op andere dingen paften , die voor dit dartigfte jaar 
aan hem geöpenbaart waren. Wyders Jozephus verhaalt in 
'r negende hooftdeel van zijn tiende Boek der Oudheden, d-at 
Ezechiël voorzegt had, dat Sedichia Babiion niet zou zien, 
I welk in ons Boek, dat wy van hem hebben , niet gelezen 

Bb 3 word: 



i 



Scnpttr. 



a Contrê' 
yerfim. 

b Paraèê- 



C lltjlcria. 



tarra, 



De RECHTZINNIGE 
word : maar in tegendeel , namelijk aan 't xvii. Capittel , 
uathy gevangen na Babiion gevoerc zou worden. Wat Ho- 
jea aangaat , wy konnen niet zekers van hem zeggen , dat 
hy meer gefchrevcn heeft , dan 't geen dat in 't Boek , 't welk 
't zijne genoem.t word , begrepen is. Ik ben echter verwon- 
dert, van dat wy niet meer van hem hebben j die volgens 
de =< getuigenis van de > fchrijver meer dan vierentachtig ja- 
ren geprm^heteert heeft. Immers dit weten wy in 't algemeen , 
dat d'uitlchrijvers dezer Boeken niet alle de Propherien van 
alle dePropheten, noch van de openen, die noch voorhanden 
zijn , vergadert hebben. Want wy hebben gantfchelijk geen 
Prophetien van de Prophcten , dewelke onder ManafTes heer- 
fchappy hebben geprophetccrt , en van de welke in 't twede 
Boek der Cronijken Cap.xxxiii: v. lo, 1 8, 19. in 'talgemee- 
^ gewag word gemaakt, noch ook alle de Prophetien van ct. 
ze twaalf Prophcten. Want Jonas Prophetien zijn geen an- 
dere, dan dievandeNinivitenbefchreven, hoewel hy echk 
ook aan de Ifracliten gcprophcteert heeft ; bezie bier af ï 
't twede Boek der Koningen Cap. xiv: vers z^. 

Wat 't boek van Job , en Job zelfs aangaat , hier over 
heeft groot 'verfchil onder defclirijvers geweefl:, enige ach- 
ten dat Mozes 't zelfde heeft befchrcven, en dat de gehele 
gefchiedenis niet dan een ^ gelijkenis is : dit word van enige 
Rabbijnen in de Talmud gezegt , 't welk ook Maimonides m 
zijn boek , genaamt More Nebuchim , toeftaat. Anderen 
hebben gelooft, dat dit een ware gefchiedenis is , van de- 
welke enige zijn , die geacht hebben , dat deze Job in Ja- 
cobs tijd geleeft heeft, en dat hyzijn dochter Dina tot Ge- 
malinhad getrout. Maar Aben Hefra, gelijk ik alreê hier 
voor gezegt heb , verzekert in zijn verklaringen over dit 
boek , dar 't zelfde uit een andere taal in de Hebreeufche over- 
gezet is. Zeker ik wilde wel , dat hy dit klaarlijker aan ons 
getoont had ; want daar uit zouden wy konnen befluiten , 

dat 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




THEOLOGANT. lo.HooM 199 

t de * Heidenen ook heilige boeken hebben gehad, Tk 
Êiaat dieshalven de zaak in twijfel , en vermoed echter, dat 
ifob eenHeidenfch man, en van een zeer ftandvaftig gemoed 
eweefl is, die in^t eerft voorfpoedig , daarna zeertegen- 
poedig , en eindeHjk zeer gelukkig geweeft heeft. Want 
Ezechiël Cap.xiv.^t^. 14. noemt hem onder anderen -. en ik 
Teloof, dat deze verfcheide gevallen van Job, en deze fftand- 
vaftigheit des gemoeds , aan veel menfchcn s gelegentheit 
heeft gegeven , om van Gods ^ voorzienigheit te twiflréde- 
ncn ; "ot ten minften aan de fchrijver van dit boek , middel 
m deze^ zamenfpraak temaken: want dedingen, die daar 
1 begrepen zijn , gelijk ook de ^ wijze van fchrijven , fchij- 
en niet van een man te zijn, die ziek zijnde, ellendigi ijk in 
'as wentelt, maar die inzijn oeffenpkats naerftiglijk over- 
eegt. Ik zou hier ook met Aben Hefra geloven , dat dit 
boek uit een andere taal vertaalt is ; om dat het de ' dicht- 
kunde der Heidenen fchijnt te beminnen: want de Vader der 
Goden beroept de raadsvergadering twemalen , en Momus , 
die hier Satan word gencemt , beftraft Gods rédenen met de 
grootfte ™ vryheit enz. Maar dit alles zijn loutere " gifzin- 
gen, en niet vaft en beftandig genoech. Ik ga voort tot Da- 
fiicls Boek , 'twelk zonder twijfel van 't viii. Capittel af, 
Daniels fchriften begrijpt. Doch ik weet niet waar uit de 
zeven eerde CapitteYen uitgefchreven zijn ; maarwy konnen 
vermoeden , dat zy uit de ° tijdrekeningen der Chaldeen zijn 
genomen ; verm.irs zy , behalven 't eerfte Capittel , in de 
Ghaldeeufche taal zijnbefchreven. Indien dit klaarlijk bleek, 
zo zou't een zeer vaflep getuigenis zijn , daar door men to- 
llen zou, dat de Schrift alleenlijk voor zo verre hcihg is, als 
wy daar by de dingen , in de zelfde aangewezen , verftaaii : 
maar niet voor zo verre , als wy de woorden , of de taal , en 
deredenen, door dewelke dedingen aangewezen worden , 
nemen : cn daar benefïèns zouden de boeken , die de befte 

din- 



e Gtntilcs. 



f Anirni 

h Pmiden- 
tla. 



k Stftus. 



1 Ptefit. 



m Likrtas, 



O ChnnoU- 
V* 



p Ttfitnt- 
nium; 



q SeripUr. 
I CaptiritAS 



f Conjunc • 
ti$. 



t Feflnm, 
V Sortes, 
X Ediilnm. 



y Htptricus. 
z Chrtniea. 



^oo Dc RECHTZINNIGE 
dingen onderwijzen en verhalen, even heilig zijn , in welke 
taal en van wat volk zy ook gefchreven waren. Wy konnen 
echter hier ten minften dit aanmerken , dat deze Capittelen 
in de Chaldeeufche taal befchreven , en echter even heilig 
zijn , als d'andere van de Bybel. Voorts aan dit boek van 
Daniël is'teerfte vanEfdra in diervoegen aangeknoopt, dat 
men lichtelijk zien kan, dat't een zelfde t fchrijver is', die 
voortvaart, met de zaken der Joden van d'eerfte r gevanae- 
nis vervolgens te verhalen: en ik twijfel niet of't bcekE&r 
word hier aangeknoopt; want de ' zamenvoeging , waar 
mee dit boek begint, kan op geen ander toegepaft worden • 
cn tis niet te geloven, dat dit 't zelfde is, 'twelk van Mar' 
dochaeus befchreven is. Want in 't negende Cap v zo 21 xz 
verhaalt een ander van Mardochsus zelfs , dat hy'bricvea 
heeft gefchreven, en wat daar in begrepen was: daarna, name- 
lijk in t 31. vers van 't zelfde Capittel, datdeKoninainEfter 
de dingen tot de; viertijd der r loten ( purim) behorende, 
door "een gebod heeft beveiligt , en dat 't in 't boek gefchre- 
ven wierd. dat is ( gelijk de Hebrecufche taal mee brenet) 
m t boek 'twelk die tijd aan alle ( namelijk daar in deze 
dingen gefchreven wierden) bekent was; en Aben Hefra be- 
kent, dat dit met d'andere verloren is; gelijk zy ook alle gehou- 
den zijn te belijden. Eindelijk wat d'andere dingen van Mar- 
dochaeus aangaat , de y gcfchicdfchrijver gedraagt zich daar 
m tot de - tijdboeken der Koningen van Perfiën. Men heeft 
dieshalven hier aan niet te twijfelen , dat dit boek van dezel- 
ve gefchiedfchrij ver is gefchreven, die de zaken van Daniël 
en Efdra heeft verhaalt, en daarenboven ook Nehemias boek, 
omdat tEfdrastwede boek word genoemt. Wy zeggen dan 
dar deze vier boeken ; namelijk van Daniël , Efdra Efter 
en Nehemia , van een en dezelve gefchiedfchrijver zijn ge- 
fchreven ; doch wie dezelve geweeft is , hier afkan men niet 
zekers gilzen ; doch op dat wy zouden weten, waar uit hy, wie 

hy 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 

lié 



■ 



THEOLOGANT. lo.Hooftd. ioi 

'y ook geweeft heeft , de ^ kennis dezer gefchiedenifzen 
eeft bekomen , en miflchien ook 't grootfte deel daar af uit- 
efchreven heeft, zo ftaat aan re merken, datd'bOverftén 
f Vorften der Joden , in de tvvede Tempel , gelijk hun 
oningen in d'eerfte , hun ^ fchrijvers , oi ' gefchiedfcbrij- 
ers hebben gehad , die hun f Jaarboeken , of g tijdboeken ver- 
olgens fchreven ; want de tijdboeken , of Jaarboeken de^: 
woningen worden deurgaans in de boeken der Koningen by- 
ebraclit : maar die van de Vorften en ^ Priefters van de 
wede Tempel worden bygebracht, voor eerft in Nehemias 
foek Cap. xii: v. Z3 . daar na in 't eerfte boek der Machabeen 
;^ap. xvi: V. X4. en zonder twijfel is dit 't boek (bezie Efters 
egende Cap. f. 31,31. van 't welk wy gefproken hebben, 
laar in Efters i bevél en dingen van Mardochaeus gefchre- 
en waren , en 'twelk wy met Aben Hefra gezegt hebben 
'lat verloren was. Uit dit boek dan fchijnen alle dingen , 
lie in deze boeken gefchreven zijn, genomen en uitgefclire- 
/en te wezen. Want de '^fchrijver daar af verhaalt geenan- 
ier boek als dit , en wy weten geen ander , dat openbaar 
gezach en achtbaarheit had. Voorts dat deze Boeken noch 
. ;an Efdra , noch van Nehemia gefchreven zijn ; dit blijkt 
Ji.iieruit, datin Nehemia (Cap.xii: v.9, 10.) de "* geflacht- 
-ekeningvan d'" Opperpriefter Jefuhgenaamt, tevoorfchijn 
tvierd gebracht tot aan Jaduah , te weten de zelHe Opper- 
priefter, die Alexander de Groot, toen hy 't Koninkrijk der 
Perfen byna onder gebracht had , te gemoet ging ( bezie 
Jozephus elfde boek der oudheden in 't achtfte hooftdeel ) 
of gelijk Philo dejode in't boek der tijden zegt , dezefte en 
laatfte Opperpriefter onder de Perfen. Ja in ditzelfde Ca- 
pittel van Nehemia, (te weten vers zz.) word ditklaarlijk 
aangewezen. De LeviteUi zegt degefchiedfchrijver, zijn 
be fchreven in de tijd van Eljajibj Jojada j Jonathan . en 

. Cc Ja- 



a Kotst is. 



b Trtfc&i, 
e Frinciptt, 
d Scribéi. 



i EdidHtK , 



k Scriptori 
1 Authorittai 



n Sumnmt 
pontif€ft. 



I 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



^o^ De R E C H T Z I N N I G E 

Jadtig * overH Koninkrij k van Darius j den Ter/laan, na^ 
• melijk inde ^tijdrekening. En ik geloof niet dateer ymant 

is , die acht dat Efdra of Nehemia zo lang hebben gekeft, 
datzy 14. Koningen der Perfen overgeleeft zouden hebben, 
p vms. Want Cyrus heeft d'eerfte van allen aan de Joden p verlóf ge- 
geven , om de Tempel weêr op te bouwen: en van die tijd 
af , tot aan Darius de Veertiende en laatfle Konink der Perfen y 
worden meer dan twehondert en dartig j aren getelt. Ik twij- 
fel dieshal ven niet of deze boeken zijn lange tijd, nadat Ju- 
das Machabasus de Tempeldienft weêr opgerecht had,gefchrc^ 
ven; en dit, omdat indien tijd valfche boeken van Daniël, 
Eldra , en Efter uitgegeven wierden ; namelijk van enige 
q staa, quaadwillige menfchen, die zonder twijfel van d^^ aanhang 
der Saduceen waren. Want de Pharifeen hebben nooit die 
boeken , dat ik weet , aangenomen. En hoewel in dat, 't welk 
1 i^ahnu. Efdras vierde boek genoemtword, enige ' verdichtzelen ge- 
vonden worden , die men ook in de Talmud leeft , zo zijn zy 
echter daarom niet aan de Pharifeen toe te fchrijven ; want 
daar is niemantvan hen (zo men flegts de plomften uitzon- 
tKniêur. dert) dieniet gelooft, dat die verdichtzelen van enig ^ beu- 
zelaar daar bygevoegt zijn , ^t welk , gelijk ik geloof , ook 
t Trjwiv/iw. van zommige gedaan is , op dat zy hun ^ overleverin- 
gen by allen bclagchelijk zouden maken. Of miflchien 
zijn in die tijd , om deze oorzaak befchreven , en uit- 
uitgegeven, opdat zy aan \ volk zouden tonen , dat Da- 
niels Prophetien vervult waren , en om door deze middel 
? R«//ir#. zelfde in de ^ Godsdienft te beveftigen , op dat ^et in zo 
X csUmi' grote ellenden , niet van beter dingen , en van d'aanftaan- 
y Tj/w. de y verlofzing , zou wanhopen. Maar hoewel deze boeken 
dus nieuw en zo onlangs gefchreven wierden , zo zijn 'er 

ech- 

* Hier ftaat aan te merken 5 dat.indien dit Owr betékent , ^teen 
misgreep van de fchrijver is , die Over in plaats van Tot gc- 
fchveven heeft. 



b K»td maf* 



THEOLOGANT. lo.HooM loj 

tchter door de * verhaafting der uitfchrijvers , zo ik my ^ ^'Z''"*'** 
^liet bedrieg , veel * misgrepen ingeflopen. Want hier in ^ ^^^^ 
kvorden ook , gelijk in d^ andere veel ^ kanttekeningen ( van 
dewelke wy m 't voorgaande ' Hooftdeel gehandelt hebben) 
gevonden , en daarenboven ook enige plaatzen , die op geen 
andere wijze veröntfchuldigt konnen worden , gelijk ik nu 
zal tonen. Maar eerft wil ik , dat men omtrent der zeiver 
kanttekeningen aanmerkt , dat , indien men de Pharifeen 
rmoet toeftaan, dat zy even oud zijn, als de «^fchrijvers van ^scripm», 
deze boeken zelve ; men dan noodzaaklijk zal moeten zeg- 
gen, dat de Schrijvers zei ven , zo 'er milTchien verfchei^en 
geweeft zijn , hen om deze oorzaak aangetékent hebben ; om 
dat zy de * tijdrekeningen , daar zy hen uitgefchteveot heb- 
c ben , niet naukeuriglijk genoech befchreven hebben gevon- 
[den , en dat zy , hoewel enige ^ misgrepen klaar waren, ech- 
iter niet de Schriften der Ouden, en van hun voorzaten heb- 
ben durven s verbeteren. Ik behoef hier af nu niet bredelij- 
ker weer te handelen. Ikga dieshalvenvoort, om de genen 
aan te wijzen , die niet op de h kant aangetékent worden. En 
voorëerft weet ik niet , hoeveel ik zeggen zal, datter inEf- 
dras twede Capittel ingeflopen zijn: want vers<^4. word de 
gehele menigte van alle de genen, die in 't gehele Capittel in 
bezondere getallen getelt zijn , te zamen genoemt , en ge- 
zegt dat dezelve in 't geheel 41360 is geweeft ; en ech- 
ter indienmen de bezondere getallen te zamen telt , zal- 
men niet meer dan 29818. vinden. De doling dan', die 
men hier ziet , beftaat of in 't geheel getal , of in de be- 
zondere getallen. Doch 'tisgelooflijk, dat 't algemeen ge- 
tal recht geftelt is , om dat zonder twijfel , yder 't zelve, als 
een gedenkwaerdige zaak in zijn geheugenifze heeft gehou- 
den : maar niet defgelijks met de bezondere getallen ; dies- 
halven indiender doling in 't algemeen getal gekomen was , 
EO zou yder de zelfde terftond bemerkt hebben, en om deze 

Qc % oor- 



e ChtutU- 
f Mtnit. 



K Emat' 
dtre. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



i03 De RECHTZINNIGE 

oor2aak lichtelijk te verbeteren zijn geweeft ; en dit word 
gantfchelijk hier mee beveftigt, om dat in Nehemias zeven- 
de Capittel , ( daar dit Capittel van Efdra , 't welk de brief der 



uitdrukl<:elijk in 't vijfde vers van't zelfde Capittel van Ne- 
hernia ftaat ) 't algemeen getal met dat van Efdras boek 
gantfchelijk overeenkomt ; doch de bezondere getallen ver- 
fchillen zeer veel: want men zal enige groter, en enige ook 
kleinder vinden , dan in Efdra , en dat zy alle te zamen 
31089 uitmaken ; invoegen dat men hier niet aan te twijfelen 
heeft , dat in de bezondere getallen alleen , zo van Efdras 
k Mcnda, boek , als van dat van Nehemia , veel ^ misgrepen ingeflo- 
I c^mmen- pcnzijn. D' 1 uitleggers, die deze klaarbhjkelijke tegen- 
zeggelijkheden pogen te " verenigen , yder na de krachten 
t^RcTnci. van zijn vernuft, verdichten alles dat zy konnen , en onder- 
luu. tuffchen, terwijl zy deletteren en woorden der Schrift aan- 
bidden , doen zy niets anders, dan dat zy , gelijk wy hier voor 
alreê vermaant hebben , de Schrijvers van de By bel, voorde 
verachting en fjx)t , ten toon ftellcn ; invoegen dat 't fchijnt 
dat zy niet hebben konnen fpreken , noch de dingen , die te 
zeggen waren , fchikken. Ja zy doen niet anders ^ dan de 
O ferfpicHi. oklaarheit der Schrift gantfchelijk ? verduifteren ; want in- 
^ohfcnrart. dicn 't ovcrSl geöorloftwas de Schrift op hun wijze uitteleg- 
gen, zou 'er waarlijk niet een gezonde reden zijn, van wel- 
q stnrns. fc^ers warc ^ zin wy niet zouden konnen twijfelen. Doch daar 
is niets , om 't welk ik my hier langer ophouden zou. Want 
rH:porkM,, ik overreed my , dat zo enig ' gefchiedfchrijver alle die din- 
gen wilde navolgen, die zyuit aandacht en godvruchtigheit 
aan de fchrij vers van de Bybel toeftaan , zy zeiven hem op 
veelderhande wijzen zouden belagchen. En indien zy de geen, 
die zegt dat de Schrift in enige plaatzen gebreklijk is , voor 
iJJ^f^^'- een ^ godslafteraar houden. Ik bid u, met wat naam zal ik 
dan hen noemen , die aan de Sclirift alles dat hen luft opdich- 
ten ? 



i geflachtrekening i 




itgefchreven word ; gelijk 



THEOLOGANT. lo.HcoM zoe- 
ven? die de geheiligde en gewyde gefchiedfclirijvers zo teiï 
toon (lellen, dat men gelooft , dat zy ftamelen , en alles o- 
verhoop werpen en verwarren? Eindelijk die de klare en be- 
kkende zinnen en méningen der Schrift ontkennen? Want wat 
'ns'er klaarder in de Schrift, dan dat Efdra met zijn meege- 
noten in de brief der ' geflachtrekening befchreven , name- rc^n^d,- 
lijk in 't twede Capittel van dat boek, 'twelk 't zijne ge- 
-noemt word , 't getal van alle de gene, die naar Jeruzalem 
3 zijn getrokken, by delen heeft begrepen; dewijl daar in niet 
alleenlijk 't getal der gener , die hun geflachtrekening kon- 
den aanwijzen, maar ook der gener, die zulks niet konden 
Jdoen, verhaalt word ? Wat is , zeg ik, klaarder, volgens 
't vijfde vers van Nehemias zeveixle Capittel , dan dat hy 
zelf deze brief eenvoudiglijk heeft uitgefchreven ? degenen 
dan , die dit op een andere wijze verklaren , doen niet an- 
' ders, dan dat zyde ware zin der Schriften, en by gevolg de 
Schrift zelve ontkennen. Wat aangaat , dat zy 't godvruch- 
tighcit achten, zommige plaatzen der Schrift naar andere te 
fchikken; zeker een belagchehjke vgodvruchtigheit, datzy vrutat. 
de klare plaatzen naar de duifleren, en de rechten, naar de 
gebrekkelijken fchikken, en de ware plaatzen door degenen 
die bedorven zijn , kreuken ^ en wenden; en ^t gezonde met 
't verrotte bederven. ^tZy echter verre, dat ik hen, die geen 
voornemen van telafteren hebbe , Godslafteraars zou noe- 
men. Want zeker, dolen is menfchelijk. Maar ik keer weer 
tot mijn voordel. Behalven de ^ misgrepen , die men in d'in- x 
houd inde brief der > geflachtrekening, zo van Efdra als van 1^""'" 
^ Nehemia moet toefliaan , worden ook meer andere in de na- 
' men der geflachten zeiver aangetékent; gelijk ook inde ge- 
. flachtrekeningen zeiven , in de gefchiedeniizen , ja m.iflchien 
• ook in de Prophetien. Want zeker Jeremias Prophetie , van 
Jcchonia , in 't Capittel van deze Proi>heet befchreven , 
icliijnt geenzins met de gefchiedenifze van deze Konink over- 

Cc 3 ëen 



iö6 



Dc RECHTZINNIGE 



2 ËTtmtHs, 



b HiJlorsCMt, 



d Ctntra' 

diGiones. 

C Genealo^iit, 
f C ommen- 
tsrts. 



éen tekomcn (bezie 'teindevan't tvvede Boek der Koningen 
en Jeremia , en 't eerfte Boek der Cronijken Cap. iüS 
17, 18, 19. en voornamelijk de woorden van 't laatftevers^ 
dit Capittel. Ik zie ook niet hoe Iiy van Sidechia , dieis 
ogen uitgefteken wierden , zo haaft als hy zijn zonen had zien 
doden , kon zeggen : Gy zult -vredelyk fterven ent bezie 
Jeremia Cap. xxxiv : vers j. Indien de Prophetienna't ge- 
volgen z uitgang uitteleggen en te verklaren zijn , zo zou- 
mendeze namen moeten veranderen, en ^t zou fchijnen dat 
men Jechoma in plaats van Sidechia , en integendee die 
weer voordezen moeflnemen. Doch dit is al te nvonde ' 
fpreukig endieshalvenwiliklievervandezaak. alsonbe. ' 
grijpehjk , affcheiden; inzonderheit dewijl deze doling zo 
er emge is, aan de b gefchiedfchrijver , niet aan ^t gebrek der 
caffchriften toegeëigent moet worden. Wat d'ande?e misgre- 
peiiaangaat, di^eikgenoemtheb, ik meen hen hier niet aan te 
tekenen, dewijlikditnietzondergrote walging van de Lez r 
zou kunnen doen ; Voornamelijk dewijl zy alreê van ande- 
ren aangemerkt zijn. WantRabbi Selomois om dezeklaar- 
bhjkehjke Yegenzeggelijkheden , die hy in de bygebrachte 
Geflachtrekeningen waargenomen heeft, gedwongen in de! 
ze woorden uitte barften (bezie zijn f verklaringen over 'tvii' 
Cap. van^t eerfte boek der Cronijken) namelijk, datEf/a 
(die hy acht dat de boeken der Cronijken eefch^even heeftl 
Benjamms Zonen met andere namen noemt ^ en haar Ge (lacht ^ 
re ken mg anders^ dan wy dezelve in H boek der sdepptm 
hebben afletd ; enetndelyk Jathy 't groot Jle deel van ftl 

dat hy verfchUendeAjfehriften heeft gevonden : eneen wei- 
nig lager, dat de Geflachtrekening van Gideon , en anderen 
twemaah enverjcheidelyk befchr even word , omdat Efdrl 
veel tn verfcheide brieven vanyder GeflachtrekeningLoil 
den hebbende . tn dezelve te be/chryvei^ het grootjif getal 

der 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



li' 



k IJiJliriCK 



in 



■m 



ff 

f 



THEOLOGANT. lo.Hoofcd. 107 

'^ ifer Affchriften gevolgt heeft : T>och dat , als 't getal der 
verfchilknde Gejlachtrekemngen gelijk was , hy dan de Af- 
^^(chriften van beide heeft uttgejchreven. In dezervoegen (laat 
hys volkomelij k toe, dat deze boeken uit d'oorfpronkelij ken, g 
die niet net en zekerlijk genoech waren, uitgefchrevenzijn. 
Ja dat d' uitleggers en verklaarders zeiver , terwijl zy de ["^^J;;"""- 
iplaatzen pogen te ' verenigen , dikwils niet anders doen, . ^^^^^^.^^^ 
dan dat zyd^oorzaken der dolingen aanwijzen. Eindelijk ik 
. acht niet , dat ymant gezond van oordeel zijnde , gelooft , 
dat de gewyde ^ gefchiedfchrijvers met voordacht in diervoe- 
gen hebben willen fchrijven , dat zy overal zich zeiven zou- 
den willen fchijnen tegen te fpreken. Doch ymant zal mif- 
fchien zeggen , dat ik door deze middel de Schrift gantfchelijk 
omwerp ; dewijl alle menfchen door deze middel konnen ver- 
moeden, dat dezelve overal gebrekkelijk is. Maar ik inte- 
gendeel heb getoont , datik cïoor deze middel voor de Schrift 
zorge draag, dat haar klare en zuivere plaatzen niet naar de 
gebrekkelijkc gefcliikt , en gekreukt zouden worden; en om 
dat enige plaatzen bedorven zijn, zo magmen zulks niet van 
alle vermoeden; want geen boek is ooit zonder 1 misgrepen 
gevonden ; en ik bid u , heeft ymant ooit daarom vermoed , 
dat 't overal niet deugen zou ? zeker niemant ; voorname- 
lijk, als de reden klaar is ^ en de "méning van de fchrijver 
klaarlijk bemerkt word. Hier mee heb ik 't geen afgedaan , 
'twelk ik omtrent de o gefchiedenifze der Boeken van't ou.- 
de p verbond wilde aantekenen , uit 't welk wy lichtelijk 
konnen verftaan , dat 'er voor de tijden der Machabeen , 
geen q regelmaat der heilige Boeken geweeft is : maar dar 
cle genen die wy nu hebben , door de Pharifeen van de tvve- 
de Tempel , die ook de ' gewoonten , of wijzen van ^ ^^^^^^^ 
re bidden ingeftelt hebben , benevens veel andere din- 
gen , zijn verkoken , en uit hun fbeduit alleen aangeno- fp«„„^. 
men. De genen dan , die d' ' achtbaarheit en 't gezag der 

Hei- 



1 Mind4. 



m Kilt», 
11 Mint' 



O Hifttri». 
turn, 

C] Canen, 



r jinthrritM, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 




10 



X CenciltHtn, 



T Te ft amen 
turn. 
a Canon. 



8 De RECHTZINNIGE 
Heilige Schrift willen betogen, 7jjn gehouden , d'aclitbaar- 
heit en 't gezach van yder boek te tonen ; en 't is niet gc- 
Dirinitas. no€ch , dat men de * Goddelijklieit van een alleen toont, om 
dezelve van alle d'andere te befluiten: andetfints moet men 
Vaft ftellen , dat de - vergadering der Pharifeen , in deze 
y verkiezing der boeken niet heeft komien dolen , 't welk 
niemant zal tonen. Voorts de reden die my dwingt faft 
te ftellen , dat de Pharifeen alleen de boeken van 't Oüde 
^Verbond uitgekozen, en in de » regelmaat der Heilige eft 
gewijde boeken geftelt hebben , is, om dat in Daniëls boek 
hRcf^,3., laatfteCap.versz. de Herrijzenis der doden, die Van de 
Saduceen ontkertt wierd, voorzegt word : Gelijk ook om 
dat de Pharifeen in de Talmud dit klaarliik te kennen ge- 
ven ; namelijk in de verhandeling van de Sabbath Cap. ii. 
Fol. 30. Pag. z. wordgezegt, 3-n rrmn miH' '•i-ilDN 

15101 min nsT in^'nrrj' 'JSd mn ah na »j«ai nim 

nnin n2"l i?^^/^/ ^ jiame Jehuda heeft ge zegt ^ 
de Geleerden hebben getracht ^ 't boek des 'Predikers te ver- 
bergen , om dat de f zelfs -moorden tegens de woorden des 'wets 
(aanmerk hier wel , te weten tegen 't boek van Mozes wetj 
Jiryden. JVaarom hebben zy 't niet verborgen ? om dat 't 
volgens de wet begint j en volgens de wet eindigt. En een 
weinig lager ; rujb» lÜ'pS 'Wo 1SD 3K1 en zy hebben ook 
getracht V boek der Spreuken te verbergen enz. cneindeliik 
in dezelve Verhandeling (Cap. i. Fol. 13. Pag. x.) lor D-t3 

m ixn >ibrhm idïï^ np?n \i n'jm ii-ëi tj"«n im 

nnin jnniD man vn*wr Skpjh» En waarlyk ik dank 
die man omzijn we Idadigheit^ dieNeghunjagenoemt ^ en Hts- 
kias zoon was; want indien hy ' er niet was geweeji j zo zou 
men Ezechïéls boek verborgen hebben ; om dat de/zelfs woor- 
den tegen de woorden des wets Jlrijdencrvz. Uit 't welk zeer 
klaarblijkelijk volgt , dat de * wetgeleerden , ^ raad hebben 

ge. 



p&iti. 
d Conciliftm^ 



I 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




THEOLOGANT. ii.Hooftd. 109 

,eliouden; namelijk hier over, welke boeken men aannemen 
l^ouals heilig en gewijd, en welke te verwerpen. De genen dan 
(jlie van aller Mclitbaarbeit en gezach verzekert wil zijn, houd tJuthorust. 
an nieus raad , en onderzoek de reden van yder. Nu zou 
tijd zijn om ook de boeken van 't nieuwe f verbond op de l^'^"""' 
|Lelfde wijze t^onderzoeken. Maar dewijl ik hoor, dat dit 
an Mannen gedaan is , die in de Wetenfchappen , als ook 
oornamelijk in de Griekfe tale zeer ervaren zijn ; en ook 
mdat ik zo naaukcurige s kennifze niet van de Griekfe taal 
leb, dat ik dit werk zou darren aannemen; en eindelijk de- 
ijl wy van de ^ affchrifrcn der Boeken , die in de Hebreen- ^.fl'^f'*' 
che taal gefchreven waren, ontbloot zijn, zo wil ik liever 
it werk fbaken. Ik meen echter die dingen aan te tékenen , 
Jiemeeft tot mijn ' ookmerk dienftig zijn, van welk wy in ^t '^^"fi^ 
volgende zuilen fpreken. 



I 



Ittmtum. 



't ELFDE HOOFTDEEL. 

JVaar inonderfocht word^ of d^y^^oflelen hunbrie- 
'veriy als ^-poftelen en Frof heten , dm of ^ de- 
^el've als Leeraars gefchreven hebben. Daar na 
<ivord de bediening der Afofielen getoont. 

^'Vnr lemant , die 't nieuwe » Verbond heeft gelezen , kan ^ T,(iamtm- 
X\| twijfelen , dat d'Apoftelen Propheten zijn geweeft. 

Doch dewijl de Propheten niet altijd , maar in tegen- 
deel zeer zelden uit ^ openbaringen fpraken, gelijk wy in^t ^ r^^;^,.,. 
einde van't eerfte ' Hoofcdeel getoont hebben, zo kan men 
twijfelen of d'Apoftelen , als Propheten uir openbaringen ' ^*^'** 
en uitgedrukt bevél , gelijk Mozes , Jeremia , en anderen, iif"^' 
dan of zy als bezondere lieden of Leeraars , hun brieven heb- 

Dd ben 






Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



tjo De Pv E C H T Z I N N t G E 

hen ^cfchreven ; voornamelijk dewijl Paulus in zijn eerfte 
brief aan de Corintlicn , Cap. xiv: ^. 6. twederhande flach van 
c iit^eUtie. Verkondigen aanwij ft ; d' een uit ' openbaring , en d' ander uit 
icc^niti,. f kennis: en dieshalven heeft men, gelijk ikgezegt heb, te 
tw ijfelen , of zyin hun brieven propheteren, dan of zy Ie- 
g stjus. ren en onderwijzen. Indien wy ook op hun ^ wijze van fchrijven 
Willen merken, zullen wy dezelve zeer verre en vreemd van 
dié der Propheten vinden. Want by de Propheten was 
zeer gemeen, dat zy overal getuigen gaven dat zyuit Gods 
h EdiéiHm, h bevél fpraken ; n2imd\]k zo;2^egtG&d: dusJpreektdeGod 
der beirfcharen : Gods bevél enz. Dit fchijnt niet alleenlijk 
i cmiomt, in d openbare ' onderwijzingen der Propheten plaats gehad te 
hebben ; maar ook in de brieven , die openbaringen begre- 
pen ; gelijk uit die van Elias , aan Jehoram gefchreven , blijkt ; 
bezie 't twedc Boek der Cronijken Cap.xxi: vers ii. 'twelk 
ook begint : nin* n^x ^^o zegt God. Doch in de brie- 
ven der Apoftclen lezen wy niet diergelijks; maar in tegen- 
deel in d'eerfte brief aan de Corinthcn , Cap. vii: vers 40. 
k 5v«/^i.ffX fpreekt Paulus naar zijn gevoelen. Ta in zeer veel plaat- 
^undi. zen , komen 1 x^ ijzcn van iprekcn , van een twijfelachtig en be- 
tcutert gemoed voort , gelijk in de brief aan de Romeinen , 
Cap.iii:}^.28. JVy achten dan ; en Gap. viii::i^. 18. JVant ik 
achtj en meer diergelijken. Behalven deze worden 'er noch an- 
dere wijzen van fpreken gevonden, die gantfchelijk vrcerhd van . 
^i/"^'"***^'' dePtophetifche achtbaarheit zijn : n2imd\}k docb ikzeg dit 
alsfwak^en niet uit bevél ^ bezie d'eerfte brief aan de Corinrii : 
Cap. vii: v. 6. Ik geef raad j als een Man j om dat Gods ge- 
nade getrouw is j bezie 't zelfde Cap. 3^.2.5-. en dus in veel 
anderen ; en hier ftaat aan te mérken , dat hy , als hy in 't voor- 
fr^ccp' gaande Capittel zegt dat hy Gods " gebod of ° bevél heeft 
l^ania- öfniet hccft , niet meent en verftaat een gebod of bevél vaii 
p*i>*«- aan hem geöpenbaart ; maar alleenlijk Chriftus ? lerin- 

mnts. gen en onderwijzingen , die hy op de berg aan zijne leerlin- 
gen 



turn. 



THEOLOGANT. n.Hooftd. xii 

^^cn gcleert en onderwezen heeft. Wyders indien \yy oojk 
fp de wijze merken , volgpns dewelke d'Apoflelen in deze 
Drieven dcEvangelifche qléring jsn onderwijzing befchrijviei?, q oo^'-rha. 
.0 zullen wy ook zien , dat dezelve \ eel van de wijz^e der 
'^ropheten atwijkt. Want d'Apollelen ' redeneren overal in Lf'"'"' 
iervoegen , dat zy niet fchijnen te prppheteriep , maar t<s ' "re- ^ ^f^"''^' 
kntwifteii. Doch de Prpphetien in tegendeel begrijp,€n al- ^ ^^^^^^^ 
eenlijk zuivere ^ regels , m ^ befluicen ; om dat God , als t vfmu'.' 
cfprekende daar ingevoert word, die niet redeneert , maarvol- 
:|ens de volkome * heerfchappy van zijn natuur , gebied : en ^ Aitthon- 
Êpok om dat d' y achtbaarheit en 't gezach van een Propheet 
|niet toelaat te redeneren; want degenen die zijn ^ leerftuk- zi>»f"*«- 
)ken metrétienen wil beveftigen, ftelt daar door dezelve on- 
der yders * goedvinding : 'twelk Paulus , die redeneert , a ?«i«w<-. 
/ ook fchijnt gedaan te hebben ; die in de eerfte brief aan de 
iCorinthers Cap.x:;^. i5'.zegt, ik /preek als totffijzethoor- 
deelt gy't geen j dat ik zeg. En eindelijk omdat de Pro- 
pheten de geopenbaarde dingen , niet uit kracht van 't t> na- J,^^^^ 
tuurlijk licht , dat is , zonder te redenéren , begrepen , ge- 
lijk wy in 't eerfte Hooftdeel getoont hebben. En hoewel in <= f^'t»*' 
de vijfhoeken ook enige dingen by ^ vergelijking fchijnen beflo- d iiuti*. 
ten te worden , zo zal echter de geen , die hier op merkt , 
zien, dat dezelve geenzins, als « eindige bewijzen genomen 
onnen worden. Tot een voorbeeld , toen Mozes in zijn 
vijfde boek Cap. xxxi:V.x7. tot de Ifraëhten zeide : Indien 
gy j terwyl ik byu geweeji hebbe j weêrfpmning tegen God 
zijt geweeji j veel meer na dit ik dood zal zijn zo heefi: 
men geenzins teverftaan, dat Mozes door rédèn overtuigen 
wil, dat de Ifraëliten nazijn dood, noodzaaklijk van Gods 
ware ^dienft zouden afwijken; want dit s bewijs zou vaifch ' ^ Jj'^^^. 
zijn , 't welk ook uit de Schrift getoont zou konnen worden ; 
dewijl d'Ifraëliten ftandvaftig zijn gebleven , terwijl Jozua 
m d'Qvdften leefde , ea ook daar na , terwijl Samuël , Da- 

Dd z vid 



ZIZ 



De RECHTZINNIGE 



h LfCHti» 
mordlia. 
i Rethêricé. 



1 Pr^diólio, 



m DicrctHtn. 

tio. 

O Caput. 



p ContMna- 
cia. 



Argument A 
% Scrimnm, 



i jihfêlttté, 
t Knclatio. 



X Dêgmata. 
y De^reta* 
zStntentia. 



nts, 

b Arinmtn 
tatUms, 



vid enSalomon in't leven waren enz. De woorden dan van 
Mozes zijn alleenlijk een zedige fpreekwijze , die hy op 
een ' 9ierlijke wijze, en om d'aanftaande ^ afval van't volk 
krachtiglijk uittedrukken , heeft voorzegt : doch de réden , 
om welke ik niet zeg , dat Mozes uit zich zelfs , om zijn 
1 voorzegging aan 't volk waarfchijnlijk te maken , ^en niet 
als een Propheet uit openbaring , dit sezegt heeft, is, om 
dat V. XI. van 't zelfde Capittel verhaalt word , dat God 
zelf dat aan Mozes met andere woorden geöpenbaart heeft , 
die waarlijk niet door waarfchijnelijke rédenen van deze 
voorzegging , en van dit befluit va« God behoefde ver- 
zekert te worden ; maar 't was noodzaaklijk deze voorzeg- 
ging na zijn inbeelding krachtchjker te vertonen ; gelijk 
v.y in't eerftc ^ Hooftdeel aangewezen hebben; 'twelk op 
geen beter wijze kon gefchieden , dan met de tegenwoordi- 
ge p hardnekkigheit van't volk, die hy dik wils beproeft had- 
de, als toekomende intebeelden. En op deze wijze moetmen 
alle de '\ bewijzen van Mozes , die in de vijf boeken gevon- 
den worden , verdaan ; namehjk dat zy niet uit de ' fchat- 
kift der réden zijn genomen , maar alleenlijk wijzen van pre- 
ken zijn, door de welke hyGods bevélen krachtelijker uit- 
drukte, en zich levendig inbeelde. Ik wil echter niet ^ gant- 
fchelijk ontkennen, dat de Proplieten uit ' openbaring heb- 
ben konnen redenéren , maar ik beveftig alleenlijk dit , dat 
hoe de Propheten wettelijker redenéren ^ hoe hun ^ kennis , 
die zy van de geopenbaarde zaken hebben , de natuurlijke 
nader komt: en hier uit word voornamelijk gekent , dat de 
Propheten een bovennatuurlijke kennis gehad hebben , na- 
melijk om dat zy zuivere ^ regels, of ^befluiten, of zin- 
fpreuken fpreken ; en dat dieshalven d opperfte Propheet 
Mozes geen wettige bewijzen heeft gemaakt; een tegendeel fta 
ik toe, dat 'er lange ^ afleidingen en ^ bewijsredenen zijn hoeda- 
ge in de Brief van Paulus aan de Romeinen gevonden worden , 

die 



T H E O L O G A N T. II. HooM 113 

lie geenzins uit bovennatuurlijke openbaring zijn gefchre- 
ren. Dieshalven zo wel de wijzen van fpreken , als van 
fedenérender Apoftelen in de Brieven, wijzen zeer klaarlijk 
lan, dat dezelve niet uit ^ openbaring en goddelijk a bevél , 
jnaar alleenlijk uit hun natuurlijk c oordeel gefchreven zijn , 
l|rn dat zy niets begrijpen , dan broederlijke ^ vermaningen 
net êbeleeftheit, van dewelke de Prophetifche achtbaarheit 
Tantfchelijk vreemt is ^ vermengt: gelijk deze H^eröntfchul« 
iiging van Paulus in zijn brief aan de Romeinen ( Cap. xv: 
vers 15. Ik heb broeders een weinig floutelijker aan u ge- 
l:hrevc}i. Wyders wy konnen dit ook hier uitbefluiten,dat 
y nergens lezen , dat aan d'Apoftelen bevolen is te fchrij- 
n , maar alleenlijk te léren overal daar zy zouden trek- 
en, en 't e;ezeidemet tékenen beveiligen. Want hun ^ te- 
genwoordiglieit en ^ tékenen worden ^ ^antfchelijk verëifcht 
om de Volken tot de godsdienft te bekeren , en hen daar in 
[te verfterken ; gelijk Paulus zelf in de brief aan de Romei- 
nen Cap. i: 3^. II. uitdrukkelijk te kennen geeft. Want ik 
( zegt hy ) verlang grotelijks ömute zien^ op dat ik de ga- 
\ve des Geeft es aan u meedeel ^ ten einde dat gy verjierkt 
word. Doch men zou hier op konnen tegenwerpen , dat 
wy op dezelfde wijze zouden konnen °' belluiten, datd'A- 
poftelen ook niet anders , als de Propheten geleert hebben : 
want dewijl zy herwaarts of derwaarts gingen , om te le- 
ren, zo deden zydit niet door een uitgedrukt bevél, gelijk 
eertijds de Propheten. Wy lezen in t oude " verbond, dat 
Jonas om te verkondigen naar Ninive trok , en te gelijk, dat 
hy uitdrukkelijk derwaarts is gezonden, en dat 't geen, dat 
hy daar leren moefte , aan hem geöpenbaart wierd. Dus 
word ook bredelijk van Mozes verhaalt , dat hy als Gods 
'O gezant naar Egypten gezonden is, en met een wat hy. ge- 
houden was aan 't Ifraëlitifche volk en aan de Konink Pharaö 
I te zeggen, en wat tékenen te doen , om geloof by hen te ver- 

Dd 3 krij- 



c R.tfVf/<f/w. 
d Manda- 
tum. 

e Judicium, 
f Monictonei^ 
g Urffanitas 

h Excufatiê, 



i Prafentta, 
k Stgna 
1 Abfoluté* 



turn. 



n TeJIamttt" 
turn. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



ZI4 De R E C H T Z I N N I G E 
krijgen. AanEfaia, Jeremia en Ezechiël , word uitdruk- 
kelijk bevolen de Ifraëliten tc onderwijzen. Eindelijk de 
Propheten hebben niets geleert , of de Schrift getuigt dat 
zy dit van God hebben ontfangcn. Doch in 't nieuwe p ver- 
bond lezen \vy niet , dan zeer zelden van d'Apoftelci) 
iets diergelijks , als zy herwaarts of derwaarts trokken om 
te leren. In tegendeel men zal daar eenigc dingen vinden , 
die uitdrukkehjk te kennen geven, dat d'Apoftelen uit liutj 

^ccnlinth, ^^g^^^ ^ ^^^^ plaatzen om te verkondigen verkozen hebben; 

i DfjjiMnm, gelijk inde 'twift van Paulus en Barnabas tot ^fcheidens toe; 
bezie hier af de Handelingen der Apoftelen Cap. xv: v. 17, 
18. enz. En dat zy ook dikwils vergeefs gepoogt hebben 
ergens te trekken , gelijk dezelve Paulus inde Brief aan dc 
Romeinen Cap. i- vers 13. getuigt ; Namelijk ik heb veel- 
malen tot u willen ko?nen j en ik ben verhindert. En Cap. xy: 
j^. zx. Hierom ben ik langen tijd verhindert om tot ute ko- 
men. En eindelijk in 'tlaatfteCapittel van d'eerfte brief aan de 
Corinthers vers i z. Maar wat Apollos mijn broeder aangaat j 
ik heb dikwils van hem verzocht j dat hy mevde broederen 
tot u zou reizen , doeh V wasgantfchelijk niet zijn wily dat 
hy tot u henen ging j maar als hy gelegentheit zal hebben 
enz. Dieshalven moet ik , zo uit deze wijzen van fpreken., 
en uitdetwift der Apoftelen, als hier uit dat de Schrift zelfs, 
als zy ergens trokken om te leren , niet getuigt gelijk 

\^^''^'" van d oude Propheten dat zy uit Gods' bevél trokken , be- 
fluiten , dat d'Apoftelen als Leeraars , en niet gelijk als 

V a«^/?z#. Propheten hebben geleert. Doch wy zullen dit ^ ge- 

X Diffcnn^ fchil hchtelijk oplofzen , zo wy op 't ^ onderfcheid van de 

TvocMio. y roeping der Apoftelen , en der Propheten van 't oude ^ ver- 
^^^d merken. Want deze laatften zijn niet geroepen , op 

a Naticna, dat zy aan alle a volken zouden leren en propheteren , 
maar alleenlijk aan enige bezondere , en dieshalven verzoch- 
ten zy een uitgedrukt enbezonder bevél tot yder. d'Apo- 

ftelen 




■-ii 'iti 



ft 



H E O 



Hooftd' xTf 



I in tegendeel zijn geroepen , op dat zy aan alle zon- 
iet onderêheid zouden leren , en alle menfchen tot de 
Godsdien ft bekéren. Werwaards zy dan gingen, zy vol- 1 Miti». 
)rachten Chriftus bevel, en 'twas niet nodig, dat aan hen, 
eer zy heen gingen, de dingen, die zy verkondigen zouden , ge- 
ópenbaart wierden; ik zeg aan Chriftus IcerHngen , tot de- 
ivelke hy zelf gezcgthadde : 'Doch als zy u overleveren, zo 
f^tilt gy niet bezorgt zijn , hoe of ivat gy Jpreken zult ^ 
'm die ure zal aan u gegeven worden, wat gy fpreken 
Èzitk enz. ; bezie Matth. Cap. x: v. 19, xo. Wy befluiten 
fdandat d'Apoftelen alleenlijk die dingen uit bezondere ' o- c bumï 
jffjenbaring hebben gehad, die zy met de levendige ftem ver- 
kondigt , . en te gelijk met tékenen beveftigt hebben ; ( bezie 
'tgeen wy in 't begin van ons twcde ^ Hoofdeel hebben ge- d c-/»*. 
toont) doch dat zy die dingen, die zy blotelijk zonder eni- 
ge tekenen, als getuigen by gefchrift, of met de levendige 
liem hebben gcleert en onderwezen , uit ^kennis (te weten « f'^"'"'- 
uit natuurlijke kennis) hebben gefproken of gefchreven ; be- 
zie hier af d'eerfte brief aan de Corinthers Cap. xiv: f. 6. Dit 
hindert ons hier ook niet, dat alle de brieven van de bevef- 
ting en ^ goedkeuring des Apoftclfchaps beginnen : Want aan f,^tpr,ta. 
d'Apoftelen is, gelijk ik terftont zal tonen , niet alleenlijk f^^^'^^^^s 
g kracht om te propheteren, maar ook achtbaarheit en^gezach ' 
om te leren , en t'onderwijzen toegeftaan. En om deze re- 
den ftaan wy toe , dat zy , als Apoftelen hun brieven hebben 
gefchreven; en dat dieshalven yder 't begin van de bevefti- 
ging en goedkeuring zijns Apoftelfchaps genomen heeft : of 
miffchien hebben zy om 't gemoed van hun Lezer , tot hen te 
trekken, en tot ' opmerking optewekken , voor alle dingen [i;^;;;;;;: 
willen getuigen, dat zy de genen waren j die door hun i<ver- 
kondigingen van alle geloovigen waren bekent geworden , en 
toen door klare i getuigenifzen gctoont , dat zy de ware xjc^immi», 
«" Godsdienft en de Weg der " zaligheit leerden en onder- 
we- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



^I5 Dc RECHTZINNIGE 

wezen. Want alle 't gene welk ik zie dat in deze brieven 
° gezegt word , van dc ° roeping der Apoftelen , en van de 

Goddelijke en heilige Geeft, die zy hadden , word, gelijk 
ik zie, op hun verkondigingen die zy gedaan hebben, toe- 
gepaft , alleenlijk met uitzonderinge van die plaatzen , in 
welke Gods Geeft , en de Heilige Geeft voor een gezonde 
en zalige ziel, en die aan God gehciligt en gewyd is , (van 
P upnt. 't welk wy in 'teerfte p Hooftdeel gefproken hebben ) geno- 
men word. Tot een voorbeeld in d'eerfte brief aan de Co- 
rindiers Cap. vii.-j^. 40. zegt Paulus: Maar zy is gelukza- 
Ik^ mdten zy zo blijft naar mijn gevoelen^ en ik meen dat 

^ ^'Ztu, " ' "^^^^ ^^^-^ ^ig^" ziel 

t cmu^ius. verftaat, gelijk de t zamcnvoegieg van de reden zelve aan- 

vvijft; want hy wil dit zeggen: ik oordeel de Weduw', die 
met aan een twede Gemaal wil trouwen , gelukzalig is , naar 
mijn gevoelen, ik, die befloten heb buiten 't huwelijk te le- 
ven , en my gelukzalig acht. En op deze wijze worden , der 
meer andere dingen gevonden , die ik hier bybrengen zou 
zo ik't niet overtollig achtcde. Dewijl men dan vaftmoet 
Itellen , dat de brieven der Apoftelen door 't f natuurlijk 
t.Lun.nna- ^jf^^ ^JJ^f^i gcfchrcven zijn , zo ftaat nu te bezien , hoe 
Tctui, Apoftelen uit de . natuurlijke kennis , andere dingen die daar 
«atnrak. oudcr luct bchorcn konden léren en onderwijzen. Doch in- 
T cofu, dien wy op 't geen merken , dat wy in 't zevende ' hooftdeel 
""""f"""- van dit Boek , omtrent de - verklaring der Schrift gezegt heb- 
ben , zo zal hier in voor ons geen y fwarigheit wezen. 
Want hoewel de dingen, die in de Bijbel zijn begrepen , ten 
y meeftendeel onze ^ bevatting overtreffen , zo konnen wy 

echter zonder zorge van dezelve redenéren, zo wy geen an- 
IpTJ^pu derc ' beginzelen en gronden toelaten , dan de genen , die 
iZa"'"' Schrift zelve gehaalt worden ; en op deze zelfde wijze 

« w«<«, bonden ook d'Apoftelen uit dedingen die zy gezien en ge- 
hoort, en eindelijk uit d'' openbaring verftaan hadden, vele 

din- 



I 



T H E O L O G A N T. ii.HooM. 117 

ingen beflniten en uittrekken, en dezelfden, zo't henbc- 
•etden , den menfchen leren en cMiderwijzen. Wyders hoe- 
de ^ Godsdienft , gelijk zy van d'Apoftelen verkondigt 
'ierd ; namelijk met de blote ^ gefchiedenis van Chriftus te 
•^rhalcn, nictonder deréden valt , zo kan echter yder lich- 
tlijk door \ ^ natuurlijk lichte 't begrijp daar af, dat voor- 
amelijk in s zedeléringen beftaat , gelijk Chriftus gehele 
rring en onderwijzing , bekomen. Eindelijk d'Apoftelen 
adden het bovennatuurlijk lidu tot de Godsdienft, die zy 
i voren door tékenen bcveftigt hadden , om dezelve naar 
e geméne ' bevatting der mcnlchen zodanig te fchikken , niet 
an noden, om dezelfde Hchtelijk vanydermethartenziel te 
oen aannemen ;zy behoefden ook niet 't bovennatuurlijk lichr, 
m de menfchen door dat middel , maar dat 't welk van yder 
rer Apoftelenbcftgeoordeeltwierd, om hen in de Godsdienft 
Ie verfterken , t'onderwijzen en te vermanen : hier ftaat ook 
I: geen aan te merken , 't welk wy een weinig te voren gezegt 
xbben , namelijk dat d'Apoftelen niet alleenlijk k kracht 
»ntfangen hadden^ om gelijk Propheten Chriftus gefchiede- 
lis te verkondigen ; te weten , met dezelve door ^ tékenen 
:e beveftigen ; maar daarenboven ook de macht en 't ge- 
lach om door die middelen , die van yder beft geöordeelt 
vierden , t^onderw ijzen en te vermanen : en beide deze ga- 
^en worden klaarlijk van Paulus in zijn twede brief aan Ti- 
Tiotheus Cap. i : 3^. 11. aangewezen met deze woorden: 
n H welk ik gejielt ben een verkondiger j Apojiel en Leer aar 
Mer Heidenen. En in d^eerftc brief Cap. ii: v. 7. van welk 
fk gejielt ben een verkondiger en Apojlel( ik zeg de waar heit 
^oor Chriftus ik lieg niet J een Leer aar der Heidenen ^ met 
^^eloof ( merk wel ) en waarheit. Hy wijft , zeg ik , hier 
imêe klaarlijk de beide " goedkeuringen en beveftigingen , na- 
|Mielijk van 't Apoftel en Leeraarfchap aan : doch de macht en 

fachtbaarheit van yder een , en wanneer hy wil , tc vermanen , 
Ee wijft 



taraU. 

g Document 

h Lnmen ftt 
prartAtnrak , 



k VirtHj 



1 Sij^fta, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



De RECHTZINNIGE 



turn. 

X Lihertas, 



f OffiiiHm, 



t Anlhtri' 



mentum. 
31 Miiio, 



wijft liy met deze woorden aan in de brief aan Philemon , 
vers 8. Hoewel ik grote vtymoedigbeit heb in Chrijius 
om aan u j ^tgeen het ame lijk ts j te bevélen ; nochtans eni. 
Hierftaat aan te merken , dat zo Paulus die dingen, welke 
hy aan Philemon moert bevélen , als een Propheet van God 
had ontfangen , en als een Propheet moert gebieden, zo was 
't aan hem niet geöorloft Gods ^ bevél en gebod , te verande- 
ren in q gebeden. Dieshalven moert men noodzaaklijk ver- 
ftaan, dat hy vande 'vryheit van vermanen fpreekt, diehy 
als Leeraar , en niet als Propheet had. En nochtans volgt 
noch niet klaar genoech , dat d'Aportelen die middel van 
t'onderwijzen , welke van yder voor de berte geöordeelt 
wierd, hebben mogen verkiezen ; maar alleenlijk , dat zy 
volgens 't ^ ampt van 't Aportelfchap niet alleenlijk Prophe- 
ten, maar ook Leeraars zijn geweert , 'tzy wy de reden te 
hulp willen roepen , welke volkomentlijk aanwijrt , dat dc 
geen die de ^ macht van t onderwijzen heeft , ook de macht 
heeft , om die middelen , die hy wil , te verkiezen. Maar 
'tzal beter zijn, dat wyde gehéle zaak uit de Schrift beto- 
gen: want in dezelve blijkt klaarlijk , dat yder der Aporte- 
kn een bezondere weg verkozen heeft ; namelijk uit de2?e 
woorden van Paulus , in zijn brief aan de Romeinen Cap. x v: 
v.xo. Zorgvtildeljjk bevorderende, dat ik verkondigen zou j 
niet daar Cbrijtus naam aangeroepm was ^ op dat ik niet op 
een vreemde grondvefi zou timmeren. Zeker , indien zy alle 
dezelfde middel van t'onderwijzen hadden , en alle op de* 
zelfde ^ grondveft de Chrirtelijke Godsdienft hadden gc- 
fticht , zo kon Paulus met geen réden de grondverten van 
een ander Aportel vreemd noemen , als zo ze dezelfde met de 
zijnen waren: maar dewijl hy hen vreemd noemt , zomoet 
men noodzaaklijk befluiten , dat yder de Godsdienft op een 
verfcheide grondveft gebout heeft, en dat aan d' Apoftelen in 
hun l^raarfcliap 't zelfide is gebeurt , als aan andere Lee- 
raars , 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



MtthtiKs". 



ril 



THEOLOGANT. ii.Hooftd. 219 

•rraars , die een bezonder ^ middel van t'onderwijzen hebben , 
cn datzy altijd liever die geen willen onderwijzen , diegant- 
fchelijk ruuw enongeleert zijn, welke noch talen of weten- 
) fchappen , zelfs ook die de Wiskunde aangaan , van welkers 
* w^aarheit niemant twijfelt, van geen andere hebben begin- 
nen te leren. Wyders, indien wy de brieven zelve met eni- 
ge » opmerking deurlopen , zullen wy bevinden, datd'Apo- 
ftelen in de Godsdien ft zelfs wel overeenkomen , maar dat 
zy in de i^grondveften veel verfchillen. Want Paulus j om 
de menfchcn inde Godsdienft te verfterken , en om aan hen 
te tonen , dat de ' zaligheit van Gods ^ genade alleen af- 
hangt , heeft geleert en onderwezen , dat niemant zich uit 
de «werken , niaar uit 't f geloof alleen beroemen mag , en dat 
niemant uit de werken gerechtvaerdigt word ; bezie de brief 
aan de Romeinen Cap. iii: en wyders die gehele le- 

ring van de s voorbefchikking. Maar Jacobus in tegendeel g pr**/?/ 
^ i zijn brief , dat de menfch uit de w^erken gerechtvaerdigt 
Word,en niet alleenlijk uit 't geloof (bezie zijn brief Cap.ii: 24.) 
en alle de h twiftredenen van Paulus varen latende, begrijpt 
Jacobus de gehele 'lering van de ^ Godsdienft in zeer weinig 
dingen. Eindelijk men heeft hier aan niet te twijfelen , dat 
hier uit , namelijk dat d'Apoftelen de Godsdienft op ver- 
fcheide ' grondveften hebben gebout , veel twiften en 
n fcheuringen zijn gefproten , van dewelke de o Kerk zedert mfntl 
de tijden der Apoftelen j zonder ophouden geplaagt is ge- *" 
weeft , en waarlijk in ecuwigheit geplaagt zal worden ; tot 
dat eindelijk eens de Godsdienft , van de p wijsbegérige be- 
fpiegelingen afgefcheiden , en tot zeer weinige enpeenvou- tl 
dige 1 leerftukken , die Chriftus aan de zijne geleert en on- q vcimtté. 
derwezen heeft , gebracht word : 'twelk voor d'Apoftelen 
onmogelijk heeft geweeft , om dat 't Evangelium aan de 
jnenfchen onbekent was , dieshalven op dat de ' nieuwig- 
heit van des zelfs lering hun oren niet veel zou quctzen , zo 

Ee z heb- 



Atttmit- 



b FunJti" 
mciiis. 



c Saluti 
d Gr*tia. 



e» Optr», 



h DifputS' 

titnei . 

i DtOrina. 



1 FunJa- 

mcnta. 
m CtnteU' 
thuet. 

n Schirmttd^ 
O Ecclejïs. 
p Speettiatit^ 
rus philtfi- 
ic*. 



■r 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



f Inien'.um. 



V fhiltfo. 
phari 
X G^ntcs, 

y ?h:Ufi- 
phia . 



De R E C H T Z I N N I G E 



ben 2y de zelfde , zo veel als mogelijk was , naar 't^ vernuft 
der menfchen van hun tijd gefchikt (bezie d'eerfle brief aan 
de Corinthers Cap.ix: v. i9,2.o.enz. ) en op de ' grondvef- 
ten, welke in die tijd meeft bekent en aangenomen waren, 
gebout ; en dieshalven heeft niemant van d'Apoftelen meer- 
der, noch V wijsbegeriser geredeneert dan Paulus , die ge- 
roepen was om de < Heidenen te leren. Maard'anderen, die de 
Joden hebben geleert , namelijk de verachters van de y wijs- 
begeerte , hebben zich ook na hun vernuft gefchikt ( bezie hier 
af de brief aan deGalathers Cap.ii:v. 1 1 . enz. ) en de Gods- 
dienft zonder enige wijsbegérige befpiegelingen , geleert en 
onderwezen. Maar voorzeker onze eeuw zou gelukkig zijn, 



zo ze zich van alle ^ v aangeloof ! 



't T W A A L F D E H O O I T D E E L. 

l^an V ware handjchrift der Goddelijke IVet , en 
')vaarüm de Schrift gewijd of heilig , en waarom 
■^Gods JVoordword genoemt : en emdelij^word 
getoont , dat , 'VOor veel Gods fVoord 
begrijpt : ongekji'eukt en onhedoruen , tot ons is 
gekomen, 

DE genen diede Bijbel , zodanig als hy is , gelijk Gods 
brief uit den Hemel aan de menfchen gezonden , aan- 
merken , zullen zonder twijfel roepen , dat ik een 
a zonde tegen den Heiligen Geeft heb begaan , namelijk die 
Gods ^ Woord gebrekkelijk, verminkt, vervalfcht, en niet 
met zich zelfs overeenkomende , geftelt heb , en dat wy niet 
dan Hukken en brokken daar af hebbea ; en eindelijk dar 



et 

(ff 



THE O L O G A N T. ii.Hooftd. iii 

ï handfchrift van Gods ' verbond, 't welk hy met de Jo- 
den gemaakt heeft , verloren is. Maar ik twijfel niet , of 
zy zullen, zo zy de zaak zelve willen overwegen, terftond 
van roepen aflaten : want zo wel de ^ reden zelve , als de 
\i fpreuken der Proplieten en Apoftelen roepen opentlijk uit, 
dat Gods eeuwig Woord en Verbond , en de ware ^ Gods- 
dienft, inde hartender menfchen, dat is inde menfchclijke 
geeft, op een goddelijke wijze, ingefchreven is , en dat dat 
zelfde 't ware handfchrift is van God, dat hy met zijn i ze- 
gel , dat is met 't denkbeeld van hem , als't' beeld van 
zijn godheit , getékent en gezegelt heeft. Aan d'eerfte 
Joden is de Godsdieiiil: , gelijk een wet fchriftelijk overge- 
kvert; namelijk om dat zy in die rijd als kinderen wierden 
gehouden; maar Mozes ( in zijn vijfde bock Cap. xxx: vers 
en Teremia ( Cap. xxxi: vers 33.) verkondigen aan de 
1 Joden , dar namaals een tijd zou komen , in dewelke God 
j zijn wet in hun harten zou infchrijven. Dieshalvcn paden 
I 't aan de Joden alleen , en voornamelijk aan de Zaduceen 
eertijds voor de wet , in tafelen gefchreven ^ te ftrijden , 
doch geenzins aan de genen die dezelfden in hun gemoed in- 
irefchrcven hebben : de genen dan, die hier op merken wil, 
zal in 't voorverhaalde niets vinden , 't welk tegen Gods 
Woord, of regende Ware Godsdicnfl, en 'r Geloof ftrijd, 
of dat 't zelfde kan verfwakken : maar in tegendeel , dat wy 
't zelfde verfterken , gelijk wy ook in 't einde van 't tiende 
nHooftdeel getoont hebben; en indien dit niet dus was, zo 
zou ik befloten hebben, hier af tefvvijgen; ja ik zou om al- 
le " fwarigheden t'ontvluchten , gaern^ toegedaan hebben , 
dat inde Schrift zeer diepe p verborgentheden verborgen wa- 
ren : maar dewijl hier uit een onverdragelijk waangcloof , 
en andere zeer fchadelijke ' ongemakken zijn gerezen , van 
dewelke ik inde f voorreden van 't zevende ' Hooftdeelheb 
gefproken ; zo heb ik geacht , dat men dit geenzins voorby 

Ee 3 moeil 



fhnt, 

c taStim, 



f R4tit, 

y Stnttntiik 
h Rtlifht 



i Siiiltum, 



n Caftir.' 



O Diffienl- 
Uttt. 

p MrPtris. 
q Suftrfii- 

tit. 

c J nctmmiJaï ' 
f Prtefatit. 
t Cafia, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



axi De R E C H T Z I N N I G E 

V ^eu^io. moed gaan ; voornamelijk om dat de ^ Godsdienft geen waan- 

y^spuZT gelovige ^ vercierzelen behoeft ; maar in tegendeel van zijn 

TLFi^mata. y glans onttrokken word , als men hem met diergelijke ^ ver- 
dichtzelen oppronkt. Maar hoewel , zullen zy zeggen , de 
Goddelijke wet inde harten ineefchreven is, zo is echter de 
Schrift Gods woord , en diesnalven is 't niet meer van de 
Schriften , dan van Gods woord gcöorloft te zeggen, dat de 
zelfde verminkt, gekreukt en bedorven is: maar ik in tegen- 
deel vrees, dat zy alle even zeer zullen pogen heilig te zijn, en 

IsZnula Godsdienft in ^ waangeloof zullen verkeren ; ja 

dat zy de t> beelden en c afbeeldzels, dat is \ papier en inkt 
voor Gods Woord zullen beginnen aan te bidden. Dies weet 
ik , dat ik niets gezegt heb , ^t welk onbetamelijk cn on- 
waerdig voor de Schrift of voor Gods Woord is , dewijl ik 
niets vaftgeftelt heb , dat ik niet door zeer klaarblijkelijke 
redenen betoogt heb waar te zijn. En om deze oorzaak zou 
ik ook zekerhjk konnen verzekeren , dat ik nietgezegtheb, 

d hnpictas. '^^^'^1^ goddeloos is, of na^ goddeloosheit riekt, Ik^beken 
wel , dat enige wocfte en onzuivere menfchen , aan dewel- 

c Liccntta. kc dc Godsdicnft tot eenlaft verftrekt, hier uit e verlóf van 
te zondigen konnen nemen , en zonder enige réden , maar 

f Toiuptas, alleenlijk om hun vermaak en ^ luften te believen , hier uit 
befluiten , dat de Schrift overal gebrekkelijk en vervalfcht 

gjHthriusAs , en by gevolg ook geen g achtbaarheit en gezach heeft: 
doch 't is onmogelijk den zodanigen te helpen , volgens dit 
bekent fpreekwoord > datter niets zo wel gezegt kan wor- 
den, 't welk men niet met qualijk uit te leggen , verkeren en 
bederven kan. De genen dan, die aan hun luften willen toe- 
geven, konnen lichtelijk alderhande oorzaak vinden ; jade 
genen die d oorfpronkelijke Schriften , Bondkift , Prophe- 
ten en Apoftelen zeiven hadden, waren eertijds niet beter, 

h ü<ntites. ^^^^^ gehoorzamer , maar alle menfchen , zo Joden, als ^ Hei- 

i i'trcn,, denen , zijn altijd dezelfden , en de ' deuchd heeft in alle 

eeu- 



THEOLOGANT. ii.Hoofrd. 113 

euwcii zeer fdiaars en dun gezaait gcweeft : doch om alle 
fchroom en Iwarigheit wech te nemen , zo heeftmen hier 
tonen , op \\ elke wijze de Schrift en alle ftomme dingen 
/;evvijd , heilig en goddelijk genoemt moeten worden: daar 
lawat waarlijk Gods Woord is, en dat die niet in zeker ge- 
al van boeken begrepen word : en eindelijk darde Schrift, 
70or zo veel zy die dingen leert en onderwijft, die ter ' ge- 
loorzaamheiten" zaligheitnoodzaaklijkzijn, niet gekreukt 
loch bedorven heeft konnen worden : en hier uit zal yder 
ichtelijk konnen oordelen , dat\yy niets tegen Gods " Woord 
.:refproken , en geen plaats tot ° goddeloosheit gegeven, heb- 
3en. 

Dit dan word gewijd, heilig en goddelijk genoemt^ 'tvveik 
^:ót d'oeffenins; van p godvruchtigheit en *5 Godsdienft ge- 
chikt is , en^'t zal alleenlijk zo lang gewyd zijn , als de 
cnenfchen 't zelfde ' godsdienftelijk gebruiken : doch indien 
^zy ophouden godvruchtig te zijn , zo houd ook dit geza- 
mentlijk op gewyd te wezen , en indien zy 't zelfde tot be- 
drijvinfT van goddeloze dingen toepafzen en overgeven , zo 
word (ïat zelfde onzuiver en ongewyd , dat te voren gewyd 
was. Tot een voorbeeld , zekere plaats wierd van den 
: f Aards Vader Jacob r)'2 Gods Huis genoemt , omdat 
*/hy daar God , die aan hem geöpenbaart wierd , gedient en 
geëert heeft : maar deze zelfde plaats wierd zedcrt van de> 
Propheten (bezie Amos Cap.v: vers^. en Hozea Cap. x: 
vers s •) Tlï^ no ^^^J" Ongerechtigbeit genoemt , om 

fdat d'Ifraëliten , volgens Jeroboïms ' inftelling , gewent wa- 
ren , in die plaats d'^ afgoden t'offeren. Noch een ander 
voorbeeld , 't welk de zaak zeer klaarlijk aamvij ft. De 
/ woorden hebben volgens 't gebruik alleen zekere > betékenis , 
en indien zy volgens dit ^gebruik zodanig gefchikt worden, 
dat zy de menfchen , die dezelfde lezen tot » aandacht en god- 
vruclitigheit opwekken, zo zullen deze woorden geu'yd en 

hei- 



k Scrupulut- 



t Oiedienti» 
m Silut, 

n f'rjKD». 
O ImluetM, 



f Patflar 
cha. 



t Inflitutumt 
V IdiiU, 

X Exemplunt, 
y Sipitfica- 

z Ü/«/. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1X4 RECHTZINNIGE 

br,//./.'/. ^^^^^'S ' '"^ ^^^^ ' '^^'^ "■'^t: zodanige t fchikkin ■ 

der woorden gefchreven is ; maar indien daar na 't gebruik 
zodanig vergaat en verandert, dat de woorden geen betéke- 
nis hebben, of dat't boek gantfchehjk verwaarJoofl: word, 
of uit boosiiardïgheit , of omdat zy 't zelfde niet behoeven! 
20 zullende woordenen 't boek j van geen gebruik, en niet 
gewyd of heilig zijn. Eindelijk indien diezelfde woorden an- 
.ders worden gefchikt , of indien 't gebruik die kracht heeft 
bekomen , dat dezelfde in ecnftrijdige betékenis worden ge- 
nomen , zo zullen de woordenen 't boek , die te voren gewyd 

c Mi»t. waren, onzuiver en ongewyd zijn. Uit 't welk volgt dat'cr 

dMfiiMt,. niets buiten 't= gemoed ''volflrcktelijk, maar alleenlijk op- 
zichtelijk op 't zelfde , gewijd , ongewijd of onzuiv'er is , 
'twelk uit zeer veel plaatzender Schrift khar blijkt. Jerc- 
mias, om een voorbeeld byte brengen, in 't zevende Capit- 
tel V. 4. zegt , dat de Joden van zijn tijd t'onrecht Salomons 
Tempel Gods Tempel hebben genoemt : want gelijk hy in 
'tzelide Capittel voortgaat : Gods naam kondc^niet langer 
aan die Tempel zijn, dan zo lang als hy van menfchen , die 

fMlL ^^^"^ '^^^"^'^ ^" ' gerechtigheit verdédigen, w lerd bewandelt: 

lïZuuir^ maar indien hy van ^ doodilagers , e dieven , 1. afgodendie- 
naars en andere ondeugende menfchen bewandelt word , zo 
is hy eerder een kuil en hól der overtreders. De Schrift ver- 
klaart niet hoe 't met de bondkift gegaan is , daar over ik dik- 
wils verwondert ben geweefl : dit is echter zeker , dat zy 
vergaan , of met de Tempel verbrand is , hoewel 'er niets ge- 

i Rc^rMia. vvyder, noch van groter i eerbicdigheit by de Hebreen is ge- 
weeft. Op deze wijze dan is de Schrift ook zo lang gewyd 

ko«'«»«. en hare k redenen zo lang Goddelijk, als zy de menfchen tot 
'aandacht en godvruchtigheit tegens God beweegt en op- 
wekt : maar indien zy geheel van hen word verwaarlooft, 
gelijk eertijds van de Joden , zo is zy niets , dan papier en 

mMfiiuti. inkt, en word "> gantfchelijk van hen ontwyd, en "t bederf 

en 



1 



THEOLOGANT. li.Hoofta. ±if 

ren valsheit onderworpen gelaten ; dieshal ven , indien zy dart 
gekreukt en bedorven word , of vergaat, zo zegt men ton- 
recht , dat Gods Woord gekreukt en bedorven word , of ver- 
gaat : gelijk men ook in Jeremias tijd tonrecht zeide , dat 
de Tempel, dewelke in die tijd Gods Tempel was , door de 
brand was vergaan, 't Welk Jeremia zelfs ook van de Wet 
zelf zegt: want dus beftraft hyde goddelozen van zijn tijd: 

Spiy? ü,Vn ijnx mn' mini unjiS a^sDn n^xn n^i^ 

OnSiD ip*J pi^ nttT IVaar'óm zegt gy j ivy z^n ervaren 
en Gods wet is by ons: zeker hy was vergeef stoegertift de 
fen des Jchrijvers is vergeefs ( geworden ) dat is , gy zegt 
t'onrecht , fchoon de Schrift by u is , dat gy Gods wet hebt ; 
na dat gy dezelfde vergeefs en vruchteloos hebt gemaakt. 
Dus ook doen Mozes d'eerftc Tafelen brak , wierp by geen- 
zins van gramfchap Gods Woord uit de handen , of brak 
't zelfde , ( want wie kan dat van Mozes en Gods Woord 
vermoeden) maar alleenlijk (lenen, die, hoewel zy te vo- 
ren gewyd waren om dat 't " verbond daar in gefchreven 
was, door 'twelk de Joden zich verbonden hadden God te 
gehoorzamen , toen gantfchehjk geen heihgheit in zich oSananas. 
hadden ; om dat de Joden zedert met 't Kalf aan te bidden , 
dit verbond vruchteloos hadden gemaakt ; en ook om de- 
zelfde oorzaak hebben de twe laatfte ftene tafelen met de 
bondkift konnen vergaan, 'tis dieshalven geen wonder , zo 
nu ook d' ^ oorfpronkelijke Schriften van Mozes , noch ook 

p Originalii' 

die dingen , dewelke wy gezegt hebben , dat in de voor- 
gaande boeken, die wy nu hebben, gebeurt zijn , niet voor 
handen zijn ; dewijl 't ware oorfpronkelijke van 't Goddelijk 
verbond en 't heiligde van allen gantfchelijk heeft konnen 
vergaan. Dat zy dan aflaten , ons , die niets tegens Gods 
Woord gefproken noch 't zelfde befmet hebben , van god- 
deloosheit te befchuldigen ; maar hun q gramfchap, zo zy4 ir*. 
enige rechtvaerdige konnen hebben , tegen d'Oude keren , 

F f wel- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



f Caput. 



t Miracnïs. 



V Verbum 
Dei. 

X SnhjicÏHm, 
y Lex di' 
nitta, 

2 Rele^io. 



"vendi. 

b Cécremonix 
C Charitat, 

cl Mctdpht^ 
rice. 

C Fdtum, 
i Decretum, 



De RECHTZINNIGE 

welkers ' boosheit Gods Bondkift, de Tempel, de Wet en 
alle gcwyde dingen heeft ontwijd , en de bederving onder- 
worpen Wyders indien zy volgens de woorden van den 
Apoftel inde tvvede brief aan de Corinthers Cap.iii: vers ? 
Gods brief in zich hebben, niet met inkt , maar met Gods 
Geeft ; niet in ftenen Tafelen , maar in vlefchelijke Tafe- 
len des harten gefchreven; dat zy dan aflaten van de letteren 
t'aanbidden, en daar voor zorgvuldig te zijn. Ik acht, dat 
ikhiergenoech verklaart heb, op welke wijze de Schrift ge- 
wyd en goddelijk gehouden moet worden. Nu ftaat te be- 
zien, wateigentlijkby niH' debarJehovaGodsJVoord 
te verftaan is. daber betékent woord, réden y bevel cn 
zaak. Wy Iicbben in 't eerfte ^ Hooftdeel gctoont , om 
welke rédenen enig ding in de Hebreeufche taal gezegtword 
Gods te zijn , en aan God tocgepaft word : en daar uit kan 
men lichtelijk verftaan, wat dc Schrift by Godswoord, by 
réden , bevél en zaak te kennen wil geven, 'tis dieshal ven 
niet noodzaaklijk hier alles weer op te halen; gelijk ook niet 
'tgecn, dat wy van de «wonderdaden in de darde plaats van 
'tzefdc Hooftdeel hebben getoont. 't Is genoech de zaak 
alleenlijk aan te wijzen^ op dat 't geen, dat wy hier van de- 
ze dingen willen zeggen , te beter verftaan zou worden , 
namelijk dat ^Gods woord, als het van enig onderwerp , dat 
niet God zelfs is, fpreekt, cigentlijk betekent . die y God- 
delijke wet, van dewelke wy'in't vierde Hooftdeel hebben' 
gehandelt , dat is , de ^ Godsdienft aan 't geheel menfche- 
lijk geflacht algemeen : bezie van deze zaak Ezaïas cerfte 
Capittel vers lo. enz. daarhy een ware » middel van re le- 
ven aanwijft., niet die in ^ kerkphchten ; maar in ^ liefde , 
meedogen , en in een waar gemoed beftaat , en dezelfde 
noemt hy Gods wet en woord. Wyders word 't ^ leenfpreu- 
kelijk voor d'ordening der namur zeiven en voor 't^ nood- 
lot genomen ( om dat 't waarlijk van 't ewig ' befluit der 

god- 



if 



THEOLOGANT. ii.HooM iiy 

oddeiijke natuur afhangt, en daar uit volgt) cn voorname- 
lijk voor dat noodlot , 't welk de Proplieteii van deze g orde- 
ning voorzagen , en dit , om dat zy de toekomende dingen 
niet door natuurlijke oorzaken vcrftonden , maar als Gods 
h bevélen en ' befluiten. Voorts v^ord 't ook genomen voor 
alle ^ bevélen vanyder Propheet, voor zoveel hydie door 
zijn bezondere kracht , of door de ^ Prophetifche gave , en 
niet uit 't gemeen natuurlijk licht bevattede , en dit voorna- 
melijk, om dat de Prophetenvvarelijk gewent waren, God als 
een n Wetgever te begrijpen , gelijk wy in 't vierde ^ Hooftdeel 
getoont hebben. Om deze drie oorzaken dan word de Schrift 
Gods woord gencemt : namelijk , om dat zy de w^are p Gods- 
dienft onderwijft , van welke God d' eeuwige qinlleller is: 
daar na om dat zy de ' voorzeggingen der toekomende dingen , 
als Gods befluiten verhaalt : en eindelijk , om dat de genen , 
die w aarlijk de Schrijvers daar af geweefl: zijn , ten meeften- 
deel , niet uit 't gemeen t natuurlijk licht ; maar door enig 
licht, dat eigen en bezonder aan hen was, geleert en onder- 
wezen , en God , als dezelve dingen fprekende , hebben in ge- 
voert. En hoewel 'er behalven die , veel dingen in de Schrift 
zijn begrepen , die waarlijk gefchiedcnifzer wijze zijn , en uit 
't natuurlijk licht bevat w orden ; zo word echter de naam van 
'^t voornaam lle genomen. Op deze wijze konnen wy lichtelijk 
bevatten, om welke réden God d'infteller van de By bel ver- 
ftaan moet worden ; namelijk uit oorzaak van de ware 
V Godsdienft , die daar in geleert en onderwezen word, maar 
niet omdathy zeker getal van boeken aan de menfchen heeft 
willen gemeen maken. VVyders , hier uit konnen wy ook 
w^eten , w^aaröm de Bybel in boeken van 't oude en nieuwe 
^ verbond verdeelt word ; te weten, om dat voor Chriftus 
y komft de Propheten gewent waren de Godsdienft , als een 
w^et van ^t Vaderland , uit kracht van 't ^ verbond in Mo- 
zes tijd gemaakt , te verkondigen : doch na Chriftus komft 

fY X heb^ 



h Plaeita 
i Decretm, 
k Ems. 

I Donum 
prophcttcnm» 
m Léumcu 
ftaturalc. 

II Lc^is* 
lator. 

O Capttt^ 

p Rcli^h, 
q Astthor, 

r frgdsBh^ 
nts. 

f DecrttA, 



t Lumm né- 
tnrsle» 



X Teftsmen* 
tmm. 

y JidiftntHS, 
z Féiéktm* 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



8 



De RECHTZINNIGE 



b Syngrapha 
C Rjeligif, 



d Rdigiofé. 



c BelU, 
f Chrontl»' 

gie, 

g Ttflamtn' 
turn» 

i Mandatptm, 

1 ConJlitU' 
tio. 

ÜCS. 



O Veritat, 
c\ Miracnls. 



hebben d'Apoftelen dezelfde , als een algeméne wet , en iiu 
kracht van Chrifliis ' lijden alleen , aan alle menfchen ver- 
kondigt ; doch niet om datzy verfcheiden van lering enen- 
derwijzing waren, noch om dat zy de b handfchriften van't 
verbond gefchrevcn hadden , noch ook om dat d'algeméne 
<^Godsdienft , die geheel natuurlijk is , nieuw was , dan ten 
opzicht van de menfchen, die hem niet kenden ; Hy wasin 
deijicreld j (zegt Joannesd'Evangehfl Cap. i: vers to.) m 
de ^jvereld heeft hem niet gekent. Dieshalven zo wy weini- 
ger boeken, zo van 't oude als nieuwe verbond hadden, zo 
zouden wy echter niet van Godswoord, door 'tw^lkeigent- 
lijkdeware Godsdienft verdaan word , ontblootzijn ; gelijk 
wy niet achten , dat wy nu daar af ontbloot zijn , fchoon wy 
veel andere voortreffelijke Schriften derven; gelijk het boek 
des Wets, ^twelk alseenhandfchrift van 't Verbond ^ gods- 
dienftelijk in den Tempel bewaart wicrd : \\yders ook de 
boeken der oorlogen , der ^ tijdrekeningen , en zeer veel an- 
deren , waar uit de genen , die wy van 't oude g verbond 
hebben , uitgetrokken en vergadert zijn , en dit word ook 
door veel ^ redenen beveftigt ; namelijk voorëerft , omdatde 
boeken der beide Verbonden , niet door een uitgedrukt ' be- 
vél, in een zelfde tijd voor alle eeuwen zijn gefchrevcn , maar 
byk geval voor enige menfchen , en dit naar dat de tijd en 
hun byzondere i gefteltenis verëifchte ; gelijk de roepin- 
gen der Propheten opentlijk die geroepen zijn, op datzy de 
goddelozen van hun tijd zouden vermanen, en ook de brie- 
ven derApoftelen, aanwijzen. Ten tweden , om dat 't iets 
anders is , de fchrift en de " méning der Propheten , en iets 
anders , Gods zin en méning , dat is , de ^ waarheid zelve van 
de zaak te verftaan ; gelijk uit 't geen volgt , dat wy in 't twe- 
de ^ Hooftdeel van de Propheten getoont hebben , 't welk ook 
in de gefchiedenifzen en w^onderdaden plaats heeft , gelijk 
W7 in \ zcfde Hooftdeel hebben getoont. Doch 'dit kan 

geeii- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1 



THEO 



L O G A N T. iz. Hooftd. 119 



V Ctncilittitu 



Norma^ 



4* 



0 



4 



.teenzins van de plaatzen, in welke men vande warerGods- r r.^,, 
i^ienft en van de ware ' deuchd handelt , gezegt worden. , r«/?4«.» 
n-endarden, om dat de boeken van 't Oude ^ Verbond uitveel 
zijnuitgekozen , en eindelijk van een ; vergadermg van Phari- - - 
feen vergadert en aangenomen; gelijk wy in t tiende Hooft- 
deel hebben getoont. De boeken van 't Nieuwe Verbond 
ziin ook door de befluitenvan enige ^ vergaderingen tot een x v.^,^ 
\ regelmaat aangenomen , door welkers befiuitingen ook veel . 
anderen, die van veel voor heilig en gewijd gehouden wier- ^ ^^^^^^^ 
den , als on^^ettig en vals verworpen zijn dochdea leden 
dezer vergaderingen, zo der Pharifeen , a Is der Chriftenen , 
beftondennietuitlPropheten, maar alleenhjk uit ^ Leraars en b v.a... 
ervaren Mannen; en echter moetmen noodzaaRlijk bchjden, 
datzy in deze ' verkiezing Godswoord tot hun ' regelmaat 
hebben "ehad: dieshalven moeten zy noodzaakhjk, eerzy 
allcdcbSekengoetgekeurt en aangenomen hadden, ; kennis ^ 
van Gods woord gehad hebben. Ten vierden , om dat d A- 
poftelen niet als Propheten, maar (gelijk wy in 't voorgaan- 
de 'hooftdeel gezegt hebben) als leeraars hebben gefchreven, f c-^-'- 
eneenweevanonderwijzenverkozen, die gelijk zy oorc.eel- 
den eemakkelijker voor de leerlingen, diezy doen ondcrvyij- 
■zen lilden, zou zijn: uit ^t welk volgt, dat daarin (gelijk 
wv in \ einde van't voorgaande hooftdeel befloten hebben) 
-veel dingen zijn begrepen , die wy nu ten opzichte van dc 
Godsdienft mogen mifzen. Ten vijfden en eindelijk , om dat 
'er vier Evangeliften in'tNieuwesVerbondzim : enwie 7.z\,^ft 
gelooven, dat God de ^ gefchiedenifze vanChriftus vierma-,H,, 
len heeft willen verhalen , en fchriftelijk aan de menfchen mee- 
dcelen? enhoewel zommige dingen in d'een zijn begrepen , 
dieind'andere niet te vinden zijn, en deen dikvvils beluilp- 
zaam is, om d ander te verftaan, zo is echter daar uit met 
te bcfluiten , dat alle de dingen , die in deze vier verhaalt 
ftaan , noodzaaklijk geweten moeten worden , en dat God hen 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



k Cafms. 



1 Rtligio. 



X30 De RECHTZINNIGE 
uitgekozen heeft om te fchrijven, om dat men de gefchiede- 
nis van Chriftus beter zbu verllaan : want yder heeft zijn 
Evangehum in een verfcheide plaats verkondigt ^ en yder 
heeft 't geen, dat hy verkondigt had , befchreven , en dit 
eenvoudighjk, op dat hy de gefchiedenis van Chriftus klaar- 
lijk zou verhalen , en niet om die aan anderen uit te leggen 
Indien zy nu door hun onderlinge ' vergelijking zomtijds ge- 
makkelijker en beter verftaan worden , dit gebeurt by ^ geval , 
en alleenlijk in weinig plaatzen : en fchoon deze dingen on- 
bekent waren gebleven , echter zou de gefchiedenis even klaar, 
en de menfchen niet minder zalig zijn. Wy hebben hier meé 
getoont, dat de Schrift alleenlijk ten opzicht van de ' Gods- 
dienft , of ten opzicht van de algeméne Goddelijke ^ wet , ei . 
gentlijk Gods woord word genoemt: nu is hier noch overig 
te tonen , dat dezelfde voor zo veel zy eigentlijk dus genoemt 
word , niet gebrekkelijk , gekreukt , bedorven en verminkt is. 
Dit noem ik dan hier gebrekkelijk, gekreukt , bedorven en ver- 
minkt, dat zo verkeert gefchreven en t'zamen geftelt is, dat 
de zin van de redenen, niet uit't gebruik van de taal opge- 
fpeurt, of uit de Schrift alleen kan gehaalt worden : vvant 
ik wil niet verzekeren , dat de Schrift voor zo veel zy de 
Goddelijke wet begrijpt, altijt dezelfde " flippen , dezelfde let- 
teren en eindelijk dezelfde woorden behouden heeft (want ik 
laat de betoging hier af aan de Maforeten, en aan de genen, 
die -'waangelooflijk de letter aanbidden ) maar alleenlijk dat 
wel, dat de zin j en méning, ten opzicht van welk enige ré- 
den alleenlijk Goddelijk kan genoemt worden , ongekreukt 
en onbedorven tot ons is gekomen, fchoon men onderftelt, 
dat de p woorden, met dewelke zy eerft betékent en uitge- 
drukt is geweeft , meermaals verandert zijn. Want dit , ge- 
lijk wygezegt hebben, neemt niets van de qgoddelijkheit der 
«, v^iniu.. Schrift af; dewijl zy even goddelijk zou zijn , fchoon zy met 
andere woorden , of ineen ander taal gefchreven was. Nie- 

mant 



O Jfiut. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




THEO'LOGANT. ii.HocM 131 

aant kan dan twijfelen, of wy hebben de t Goddelijke wet , op 
leze wijze ongekieukt en onbedorven ontfangcn. Want 
lA de Schrift zelfs begrfipen wy zonder enige f fwarig- 
ISten t twijfelachtigheit, dat dit het enigfte is , God boven 
lies , en zijn naaffen gelijk zich zelfs te beminnen : dit 
tan niet verbaftert , noch van een haaftige en dolende pen ge^ 
chreven zijn; want indien de Schrift ooit iets anders had ge- 
eert, en onderwezen , zo moeft zy ook noodzaaklijk alle 
.ndere dingen anders léren , en onderwijzen ; dewijl dit de 
orondveftis van de gehele " Godsdienft , w^elke wech geno- 
fjfen zijnde , 't G;eheel gebouw plotzeling zou neêrflorten. 
2,odanigen fchrift zou dicshalven niet dezelfde zijn , van wel- 
KC wyhierfpreken , maar geheel een ander boek. Dieshal- 
(?én ftaat vallen onbewogen, dat de Schrift dit altijd geleert 
en onderwezen heeft, en dat by gevolg hier geen y doling, 
die de ^ zin verbreken kan , ingevallen is , dewelke niet terftond 
van yder is bemerkt geworden, endatniemant deze zin heeft 
konnen breken , zonder dat terftond zijn ^ boosheit geble- 
ken is. Dewijl men dan vafl moet Hellen , dat deze grond- 
vtfl: ongekreukt én onbedorven is gebleven , zo moctmen 
noodzaaklijk 't zelfde van d'andere dingen belijden , die zon- 
der '° tegenfpraak daar uit volgen, en die ook tot degrond- 
■ veft behoren ; namentlijk dat God ' wezendlijk is, dat hy 
I alle dingen verzorgt, dat hy almachtig is, en 

Izijn ^ belluit de vromen wel , en de bozen qualijk gaat ; en 
dat onze ^zaligheit van zijn ^ genade alleen afhangt. Want 
de Schrift leert enonderwijft overal zeer klaarlijk alle deze 
dingen, en moet die altijd leren en onderwijzen ; anderzins 
zou al 'tander ydel en zonder grondveft wezen: men moet 
ook d'andere dingen, dte tot de zeden behoren , niet minder 
ongekreukt en onbedorven vaft ftellen ; dewijl zy zeer klaar- 
blijkelijk uit deze algemene grondveft volgen , namelijk de 
ggerechtigheit voor te ftaan, den behoef tigen te hulp te ko- 
men, 



r L(x di- 
r DtfficHlfaf, 



tJS, 



V Funda*^ 
mcntKm. 



y Error. 



•»erfia 

c Estjiue' 



d Decretum. 
c Satus. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



i VetHjlsf, 



k Charitas. 
1 Te/la ^ 
rncnts. 



m F^cimra. 



n FftnJa- 
ntentHm, 



O Circttr*' 
patiti/t. 

p ytbfolnté. 
q Lcxdi. 

nptna. 



t ^nti^fii- 

V Prf/T/o. 
^ Imperium. 



132. De R E C H T Z I N N I G Ë 
men , niemant te doden , eens anders goed niet te begérert 
enz. noch dc ^ boosheit der menfchen , noch d' ' oudiieit \ 
2eg ik , heeft niets hier af konnen iiitwilTchen : \A^ant al't 
geen, dat hier af uitgewifcht was, zoiiterftondd'algeméne 
grondveft daar af weer voorg^fpelt en herftelt hebben : eii 
voornamehjk 't leerftiik der hefde , dat overal in beide 
1 verbonden ten hoogden aanbevolen word : voeg hier by 
datter , fchoon men geen zo verfoejelijk fchelmQuk kan be- 
denken, 't welk niet van ymant bedreven is, echter niemant- 
is , die om zijn fchelmftukken te verfchonen ^ de wetten 
poogt te dempen , of iets dat goddeloos is , als een eeuwig 
en heilzaam " leerftuk in te voeren : w^ant wy zien , dat de 
menfchelijke natuur zodanig geftelt is , dat yder , hy zy Ko- 
nink of onderzaat , zo hy iets, dat fnood is , bedreven heeft, 
zijn bedrijf met zodanige o omftandigheden poogt op te 
pronken, darmen geloven zou, dat hy niets tegen 't recht 
en de betamelijkheit heeft bedreven. Wy befluiten danpvol- 
komelijk , dat de gehele algemene ^ Goddelijke wet, die van 
de Schrift geleerten onderwezen word , ongekreukt en onbe- 
dorven in onze handen is gekomen. Doch behalven dit zijn'er 
noch andere dingen, van de welke wy niet konlien twijfelen, 
dat zy oprechtehjk en getrouwelijk aan ons overgelevert 
zijn ; namelijk 't begrijp en inhoud der ^ gefchiedenilzen van 
de Schrift , om datzy aan alle menfchen van die tijd bekent wa- 
ren, 't ^ Gemeen volk onder de Joden had eertijds voor een ge- 
woonten , dat 't met Pfalmen en Lofzangen d' ^ oudheden van 
haar volk zong. 't Begrijp der dingen, die van Chri (lus ge- 
daan zijn, en zijn ^ lijden, wierd terftond ruchtbaar door 't 
gehele Roomfche ^ rijk. Men heeft dieshalven geenzins te 
geloven , dat de nakomelingen die , ( 't welk 't voornaamfle 
is van deze gefchiedenifzen ) anders overgelevert hebben , 
dan zy die van hun voorzaten ontfangen hadden ; ten ware 't 
grootftcdeel der menfchen daar in enig hadgeweeft, 'twelk 

on- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



ikfi 



THEOLOGANT. 13. Hoofd. ^33 
Lclooflijk is. Al 't gene dan , dat verbaftcrt of gebrekke- 
jk is heeft alleenlijk in d'andere dingen plaats konnen heb- 
4n • te weten in d'een of d'andere > omltandigheit van de 
efciiiedenis of Prophetie, op dat 't volk te meer tot ^ aan- 
iacht bewoaen zou worden , of in d een of d andere wonder- 
laad, omdei^wijsbegerigenteparfzen, of eindelijk in de 
I befchoiiwise dingen , na dat de ' fcheurmakers begonnen 
;ien in de e Godsdienft in te voeren ; op dat yder dus zijn f ver- 
lichtzelen met 't Goddelijk g gezach te misbruiken . onder- 
lleunenzou. Maar daar is weinig tot h zaligheit aan gele- 
.Ten, of zodanige din2;en gekreukt en bedorven zijn , otniec, 
K welk ik met voordacht in 't volgende ' Hooftdeel zal to- 
nen, fchoon ik acht , dat 't alreê uit ^t geen blijkt , twelk 
ik nu gezegt hebbe , en voornamelijk uit 't twede Hoott- 
'deel. 



d 

)0 



V Cireum- 
pjntis. 
z Deyoti». 
a MtracfdMtn 
b Fhtl(ff9pfH< 
c Res fpectt • 

d Schifma' 
tici. 

e Re/'^ftf 

g jlnthcn^ 
tat. 



't DARTIENDE HOOFTDEEL. 

JF^^f* ingetoottt word^ datje Schrift niet dan ^eef 
eenvoudige dingen leert en onder wij ft ^ en nergens 
anders na doelt, dan na gehoor^aamheit : enook^, 
dat K.y 'ya^ Goddelijke Natuur niets anders on- 
derlij ft , dan dat de Menfchen door ^ekere middel 
van te leven kpnnen navolgen. 

ÏN 't twede a Hooftdeel van dit ons Werk hebben wy ge- .capw.. 
toont , dat de Propheten alleenlijk bezondere ^ macht van b T'un,u. 
in te beelden , maar niet van te verftaan hebben gehad , en dat 
God geen 'verborgenthedender ^ Wijsbegeerte, maaralleen- c ^rc.r,a. 
lijk zeer eenvoudige dingen aan hen heeft geöpenbaart , enp^,, 
^ ^ T zien 



Gg 



I 



2-34 



De RECHTZINNIGE 



t Opinitncs. 



g Defiréitiê- 



k Espericn 
tia 

i Mfraciila. 

1 Stylus, 
m fhrafes. 



Ti Dtffictihas, 
O Snlliwt' 
tas. 



p Ahjolutc. 



1 CêniPtntns. 

f Specttla- 

tiones, 

f. Ret phtl9- 



tiones fhilofo- 
phic^e. 
y Relr^io^ 
Z EcclcfiA» 
a A^adimit, 
b ScitniiA 
c Alttrca- 
Ho. 

d Lmien fit* 



7ich na hun voorbevatre ^ wanen en gevoelens gefchikt. Daar 
na hebben \vy in 't vijfde Hooftdeel aangewezen, dat de Schrift 
de zaken op zodanige w ijze leert en onderwijft , dat zy 
zeer lichtelijk van yder bevat konnen worden ; namelijk dat 
zy de dingen niet uit geméne ^ kundigheden en s bepalingen 
afleid en te zamenfchakelt^ maar alleenlijk op een eenvou- 
dige wijze zegt , en om geloof te bekomen , 't gezeide door 
1^ aervarendheit alleen, te weten door' wonderdaden en k ge- 
fchiedenifzen beveiligt, dewelke ook in zodanige ^ ordening, en 
met zodanige ""fpreekwijzen verhaalt worden, daar door het 
gemoed van 't geméne volk meeft word bewogen : bezie hier 
af ons'zefte Hooftdeel, omtrent ^t geen dat in de darde plaats 
^ betoogt word. Eindelijk hebben wy in 't zevende Hooft- 
deeltgetoont , dat de « fwarigheit van de Schrift te verdaan , 
in de taal alleen , en niet in de ^ hoogheit der zaken gele- 
gen is. Hier komt noch by dat de Propheten niet voor de 
de geleerden, maar ^ volftrektelijk voor alle de Joden he^)- 
ben gcJcert , en dat d'Apoftelen d'Evangelifche léring in de 
Kerken, daar de geméne ' zamenkomft van allen was, ge- 
went waren t onderwijzen : uit al ^t welk volgt , dat de lé- 
ring der Schrift , geen hog^r befchouwingen , noch^wijsbe- 
gerige zaken , maar alleenhjk zeer eenvoudige dingen be- 
grijpt, die van yder, hoe traag van verftand hy ook is , be- 
vat konnen worden. Ik kan my dieshal ven niet genoech over 
vernuft dcrgener verwonderen, van dewelke ik boven ge- 
fproken heb , die zo diepe ^ verborgentheden in de Sclirift 
zien^ dat zymet geen menfchelijke tong verklaart en uitge- 
leid konnen worden; en die zoveel zaken van wijsbegeri- 
gè befpiegelinge in de y Godsdicnfl hebben ingevoert , dat 
de ^ Kerk, de ^ hoge School, en de Godsdienfteen «iweten- 
fchap , of liever een gekijf fchijnt. Maar waar toe ver- 
wonder ik my hier over , dat de menfchen die roemen , dar 
zy een ^bovennatuurhjk licht hebben, en in kennis niet voor 

de 




I 
i 



THEOLOGANT. la.Hooftd. 135 
Ie e Wijsbeaérigeti , die niets dan een f natuurlijk licht be- iJ^''"'^" 
D3 dtten , wüTen wijken ? Ik zou waarlijk hier over verwon- - 
iert ziin zo zy iets nieus , dat van de s beichouwing alleen g SfM,. 
^ras "en dat eertijds by de Heidenfche Wijsbegerigen ( dic 
■ -chtèr ftikziende geweell hebben , gelijk zy zeggen ) niet zeer 
)7enieen heeft sewecft , leerden en ondervvezen : want m- 
i lien men onderzoekt , welke >■ gcheimenifzen zy zien dat ^ ^^^Z""»- 
fin de Schrift verborgen zijn, men zal waarlijk mets vinden, 
dan ' verdichtzelen van Ariftótcles , Plato , of ymant an- ummcnu 
iders , hen ^elijk , welke dikwils lichtelijker van yder '<on- ""• 
(leleerde oe^roomt, dan van de geleertften uit de Schrift op- 
•cevorfcht konnen worden. Want wy willen niet' volkoment- 1 
tl Hik vaft ftellen , dat tot lering en onderwijzing der Schrift 
i| niets behoort, 'twelk van enige befpiegeling is; dewijl wy 
in 't voorgaande ™ Hooftdeel enige dufdanige dingen , als m Csf,u 
trrondveften hebben bygebracht ; maar ik wil alleenhjk dit 
zessen , dat de zodanigcn zeer weinig en zeer eenvoudig 
zijn Doch ik heb voorgenomen hier te tonen, welke de- 
zen zijn , en op wat wijze zy bepaalt worden , 't welk nu 
zeer licht voor ons zal zijn , na dat wy weten, dat 't" oog- „i„t,„t»^ 
merk der Schrift nietgeweeft heeft de « wetenfchappen te Ie- " 
ren en te onderwijzen ; want hier uit konnen wy lichtelijk 
oordelen, dat z:y niets dan p gehoorzaamheit van de men- 
fchen eifcht, en alleenlijk de hardnekkigheit , niet de^on- _ 
kunde , verdoemt. Wyders dewijl de gehoorzaamheit tot j./^— 
iGod inde liefde tot de naaften alleen beftaat (want de geen, 
die zijn naaften lief heeft; teweten met dit oogmerk , dathy 
God gehoorzamen zou , heeft , gelijk Paulus in zijn brief 
aan de Romeinen Cap. xiii: v. 8. zegt, de wet vervult) zo 
volgt hier uit, dat inde Schrift geen andere wetenfchap be- 
volen word , dan die aan alle menfchen noodzaaklijk is , om 
God volgens dit gebod te konnen gehoorzamen , en door cjPr.fcHf 
welke onwetendheit de menfchen noodzaaklijk hardnekkig,^'"™- 

Gg z of 



tia, 
cia, 

' h 

ti». 



Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



.}6 



De RECHTZINNIGE 



t Difciplina. 
r Ohcditn- 
tti». 

X Speeula- 



y Relfito. 



Dutjti, 



3 Donnm. 

b Obedien^ 
tta. 

c Co^nitia. 



f Crêtia. 



g E^epliidti». 



i Effentis, 



1 ATomf» 



of ten minften zonder t tucht der gehoorzaamheit moe- 
ten zijn ; en dat d'andere x befchouwingen , die hierop niet 
regelrecht ftrekken , 'tzy dezelfden omtrent de kennis van 
God, of vatide natuurlijke dingen verkeren^ de Schrift niet 
raken , en dieshalven van de geopenbaarde y Godsdienft af- 
gefcheiden moeten worden. Doch hoewel , gehjk wy ge- 
zegt hebben , yder dit nu Hchtelijk kan zien , zozalikeclv 
ter, om dat d'Hiitfpraak van de gantfche Godsdienft hier van 
afhangt , de gehele zaak naukeuriglijker tonen en klaarlijker 
verklaren. Hier toe word verëifcht , dat wy voor alle din- 
gen tonen , dat de verllandelijke of naukeurige kennis van 
God niet een a gave is , aan alle gelovigen gemeen , aelijk de 
^gehoorzaamheit: En dat wyders deze ^kennis , die God 
door de Propheten van alle menfchen in't algemeen eifcht, 
en die yder gehouden is te weten , geen andere is , dan dc 
kennis van zijn Goddelijke ^ gerechtigheit , en ^ liefde , die 
beide zeer lichtelijk uit de Schrift getoont worden. Want't 
eerfte volgt klaarlijk uit 't zefde Capittel van Mozes twede 
boek vers daar God tot Mozes zegt , om de bezondere 
f genade aan hem mecgedcelt , aan te \vijzen : "-75^ 

t^^ v\]r "7^2 Dp.i^^ ^.^1 pn>^ S« Dnn^w 

en ik ben aan Abraha^n j I-zak en Jacoh de God Sadai 
geój^en baart j 7naar met mijn naarn Jehova ben ik by hen niet 
bekent \ daar tot betert verklaring aan te merken ftaat, dat 
El Sadai inde Hebrecufche taal betekent God, diegenoech 
is ; om dat hy aan yder 't geen geeft , dat genoech is ; en 
hoewel Sadai ^ volftrektelijk voor God genomen word, zo 
heeftmen echter niet te twijfelen , of men moet onder de 
naam El God verftaan. Wijders ftaat aan te merken , dat 
in de Schrift geen naam , behalven Jehova gevonden word , 
die Gods volftrekte ' wezendheit , zonder betrekking tot dc 
gefchapen dingen, aanwijft. De Hebreen beweren dieshal- 
ven , dat deze alleen Gods 1 eigen naam is , cn dat d'anderen 

be^ 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



[I THEOLOGANT. iB-Hooftd. X37 
i , 1. men 7iin • en zeker Gods andere namen, 

of » by voegelijkc , z,jn . toevoe- 
.Jtz> zy icuu^ b , voor zo veel hy met q bc- 

S|:tó<;, "«de.byftdligeletcct n rt^. en ook niet aan 
- betekent , dan Machpg'^. ^""K^^t^tfJl^Am als wy 

) God paft , tenzy door ■ '°"'":ff^^.^Za^ - ve^- 
Ifaulus een Apoftel noemen) d anuete kt..Men j 

rmoaen vetk aait worden ; ais ti de (.Magug JA 

wnrd in 't mecrvoudis ^etal , en m een ecu\ u^i c 
Xu kt ömte gelijf & xyn ktachten te begr«pe,n^ t^^^^^^ 
fndeSeluiftzecrgenKenis. DewylnuGodt^^^^^^^ 
A.f u^r iver dc naam van /é-üö-^'^ niet aan de v aocicn u^r^ 

:^;iviSbiu^w «.aat . ^^^^^^^^^ 

aeel om hun « geloofwaerdigbeit en ' ^KcX "l 

daar door zy , ic'noon zy geen zo t^»""" ' '^f ™^ ; 
Mozes van God hebben gebai , <^djter Gods belote^^^^^^^ 

en bondig hebben gehou&n ™«f ^i;,'^°;1a,*r de 
hy hoger gedachten van God hec.t S'^"^" ' , 
GU'lijk? beloften heeft geu.,B^^^ 

pen, en vcrweK» > f f ;^^^^^^^^^ Dewijl 

Sv^de^tltezfc 

God tot Mozes zegt , dat dit gefch.ed .s, orn d «nvoud, h^^^^ 

van hun gemoed . en om hun geloof '^^P'HIf '„t wasr^è- 
geUjkde1>ezondere- genade, d,eaanMo.e.gegunt\vas,m„^^_ 



m Komina 
apfclUtixs. 
u SuhflAn' 
t iva. 

O jidjc&i^a* 

q RcUti9* 

t Littera fé^ 
rag gics, 

r ExctlUn- 
tia. 

l VirtHtes, 



X Kttmerus 



y Attribu- 

a Effeaia. 
c Totcntia* 



d /nM^'- 

e CreJnlieas* 
f FicUs, 



\ Simplicia 
tas, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I Msnia- 
tftm, 

ni jitlri' 

II Donum, 



p Viyicre, 
q 

t Mand*- 
tHm. 

f jittrihittt. 



V Demonjlr. 
t tinei. 



y P/tttacffS. 
z AutpntA- 
tftm. 
a A/^»/, 
b 5en/«x. 
C Pstriarch£, 



d Caput, 



t Scriptor. 



asS De RECHTZINNIGE 

dachreniste brengen, 7o volgt hier uit zeerklaarlijk, ^tgeen 
dat wy in de eerfte plaars geftelt hebben , dat de menfchen 
volgens ^ bevél niet verplicht zijn Gods ™ toevoegingen te 
kennen; maar dat dit een bezondere " gave is, alleenlijk aan 
enige gelovigen toegedaan. Wy behoeven dit niet met veel 
gctiiigenifzen der Schrift te bewijzen; want wie ziet niet, 
dat de goddelijke kennis niet aan alle gelovigen gelijk heefr 
geweeft ? en dat niemant meer door bevél wijs kan zijn ; 
dan p leven en qzijn? mannen, vrouwen, kinderen, en alle 
menfchen konnen wxl , volgens ' bevél even gehoorzaam , 
maar niet even wijs zijn. Indien ymant zegt, dat het niet 
nodig is Gods ^toevoegingen teverftaan, maarflechts een- 
voudiglijk , en zonder betoging te geloven ; zeker deze beu- 
zelt: wantd^onzicnlijke dingen, en die t voorwierpen van 't 
gemoed alleen zijn , konnen met geen andere ogen gezien wor- 
den, dan door ^betogingen ; dieshal ven de genen, die geen 
betogingen hebben , zien waarlijk niets van deze dingen, en 
daarom al 't geen , dat zy van 't horen van diergelijke dingen 
verhalen, treft hun x gemoed niet meer , en wijft niet meer 
aan , dan de woorden van een y Papegai, ofvaneenzzelfs- 
beweegzel, die zonder ^ zin en ^ méning fpreken. Maar eer 
ik wijder voort ga, ben ik Q;ehouden reden te geven, waar- 
om in 't boek derSchepping dikwils gezegt word,dat d' ^Aards- 
Vaders in de naam van Jehova hebben geleert , 't welk gant- 
fchelijk tegen ^tgene^ dat wynu gezegt hebben , fchijnt te 
Itrijden. Doch indien wy op 't geen , dat wy in 't achflc 
d hooftdeel getoont hebben , merken, zo zullen wy dit hch- 
telijk konnen overeen brengen ; want in 't voorverhaalde 
Hooftdeel tonen wy , dat de ^ Schrijver van Mozes vijf boe- 
ken de dingen en plaatzcnjuift niet met dezelfde namen aan- 
wijft , die zy in dezelfde tijd hadden , van dew^elke gefproken 
word, maar met die namen, door dewelke zy inde tijd van 
de Schrijver befl: bekent waren. God dan in 't boek der Schep- 

pinge 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i3.Hccitd. ^39 
' inae van d'Aardsvaders verkondigt , word met dc naam 
'.zxy Jehova aangewezen , met om dat hy met deze naam 
aan 4 Vaders was bekent, maar om dat deze naam by ce 
roden in de hoogde ' eerbiedigheit was : üit zeg ik meet 

oodz kl^k ge^^^^^^ ' 
Mozes twede boek uitdrukkelijk gezegt word , dat God me 

Idezenaam niet aan d'Aardsva.lers h^^f^^^f^'-^'^^&J^^ff^'^^.^^ 
ookomdatinMozes twedeboekCap.mO^^.iB- ^^^^^^^ods 
inaam be^reert te weten: en indien dezcltJe tevoren had be- 
ker.c'feeft , zou hy ook aan hem bekent g^weeft Ijebbai 
Men moet dan, geUjk wy wilden befluiten; "^«^^ ' ^^^^ 
ide eelovise Aardsvaders deze naam van God niet hebben , 
I geweten , en dat Gods ' kennis een ^ gave van God , met ^r.,.^^^ 
' ?cn u Gebod is. 't Is dan tijd , dat wy tot 't twede toetre- 
d'en namelijk dat wy tonen , dat God door de Propheten 
van den menfchen geen andere kennis ëifcht dande kennis ^ ^^^^^^^ 
^ an zijn Goddelijke ' gerectóieit en J li^^^^e ; dat is zo^^^ .....^ 
É daniee " toevoeeinsen van God , die de menfchen door ze- ^ 
' kere ° wijze van te leven kennen navolgen: 't welk Jeremia 
met zeer uitaedrukte woerden te kennen geeft, \\ant hy 
in zijn tweëntwintig{leCap.3.V.i5,i6. van de Konink Jozia 
inrekende, zegt: t^I t3Ö-:^a rWi^) nrsm 73&? ><7n 

ion «Sn h 31Ü TVD«1 in p iS riü t« vn«3 np 

dronken , ^« oordeel en gerechttgheit gedaan 

^ccr/ ; /^y heeft H recht van d' armen eu behoeftige ge- 
oordeelt r'tRÏna) hem doen 'isjel : Want dat is (mérk wel) 
my kennen , z^gt Jehova niet minder klaar zijn de woor- 
den, die in 't negende Cap.:J?^ 24- ftaan; namelijk, n«D n!^ 

non nt^ir nin' 'Js o rnn S2-:^n ^^nnon -7Snn' 
n°n' D«i ^iu'ön hSkd o npnv^ dö'^d 

^^m;?? zich alleen hier in , dut hy my verft aat en kent , dat 
ik Jehova, üefde , barmhartighetf^M en gerechtig- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



p Chjritas, 
I Excvtplar. 



f Dtfnitie. 
t j^tlrtifftta. 



V Rat IQ 



ttoncs. 

y Opinionti, 
z StnUntU. 

a CapKt. 
b Èxempla. 

i^VilHmind, 



240 Dc RECHTZINNIGE 

^i'/V in H land doe ; 'm ant hier in verheug ikmy zegt Jeho- 
va. Men bemerkt die ook uit Mozcs twedc bock Cap. xxxiv: 
vers 6, 7. daar God aan Mozes , die hem begeerde te zien en 
te kennen, geen andere toevoegingen openbaart , dan diege- 
nen , die de goddelijke gerechtigheit en liefde of meedogen 
verklaren. Wyders (laat hier voornamelijk dit van Joannes, 
van 'c welk ook in't volgende gefproken zal worden^ aan te 
merken; teweten, die, omdat niemant God gezien liecfc, 
God door de P liefde alleen verklaart, enbcfluit, dat de ge- 
nen, die de liefde heeft, waarlijk God heeft en kent. AVy 
zien dan dat Jeremia , Mozes en Joannes , de ^kennis van 
God, die yder gehouden is te weten, in weinig dingen be- 
grijpt, endezeltde, gelijk wy wilden , hier in alleen ftelt, 
namelijk , dat God ten hoogllen rechtvaerdig , ten hoogden 
barmhartig , of 't enige r voorbeeld van 't ware leven is. 
Hier komt noch by ^ dat de Schrift niet uitdrukkelijk enige 
^ bepaling van God geeft; en geen andere ^ toevoegingen van 
God die omhelft moeflcn worden , behalven de gezegde 
voorfchrijft , nochvoorbedachtelijk aanbeveelt , als dezen 
Üit al 't welk wy befluiten , dat de verftandelijke kennis van 
God , ( die zijn natuur aanmerkt gelijk zy in zich is , en wxl- 
ke natuurde menfchen niet door zekere regel van te leven 
konnen navolgen , noch als tot een voorbeeld nemen , om de 
de ware regel van te leven daar naar aan te ftellen) geenzins 
tot 't geloof en tot de geopenbaarde Godsdienft behoort ; en 
by gevolg , dat de menfchen , omtrent deze zaak , zonder 
misdrijfte begaan, grovelijk mogen dolen, 't Is dieshal ven 
geenzins te verwonderen , dat God zich zelfs naar d^ ^ inbeel- 
dingen envoorbevatte y w^anender Propheten gefchiktheeft^ 
en dat de gelovigen verfcheide gevoelens van God hebben 
gevoed , gelijk wy in ^t twede » Hooftdeel met veel ^ voor- 
beelden hebben getoont. Wyders is 't ook geenzins te ver- 
wonderen , dat de gewyde boeken overal zo onëigentlijk 

van 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 




THEOLOGANT. i3.Hooftd. z^i 
vanGodfpreken, en handen, voeten, ogen, oren, geeft en 
plaatzige beweging aan hem toepafzen ; en daarenboven ook 
j bewegingen, en ontroernifzen des gemoeds ; namehjk, dat 
[ hy y\'erzuchtig , barmhartig enz. is ; en eindeUjk dat zy 
I hem, als een rechter, en in den Hemel als in een Koninklijke 
[ Aoel zittende , en Chriftus aan zij^/rechterhand, affchilde- 
ren. Want zy fpreken na de « bevatting van 't ^ geméne 
volk , ^t welk de Schrift niet poogt geleert j maar gehoor- 
zaam te maken. De geméne s Godgeleerden beweren ech- 
ter, dat men't geen , 'twelk zy door hun i' natuurlijk licht 
■zien , niet met de Goddelijke natuur overeen te komen , ' leen- 
I fpreukelijk moet verklaren ; cn dat 't geen , dat hun bevat- 
ting overtreft , naar de letter genomen moet worden. Doch 
indien men alle dingen , die van dusdanig ilach in de Schrift 
gevonden worden , noodzaaklijk Icenfpreukelijk moet ver^ 
klaren en verftaan; zo zou de Schrift niet voor 't gemeen en 
ongeleert volk , maar alleenlijk voor de Geleertften , en meeft 
voor de i< wijsbegérigen gefchreven zijn. Ja indien 't God- 
deloos was deze dingen die wy nu verhaalt hebben , god- 
vnichtiglijk en met i eenvoudigheit des gcmoeds van God te 
geloven; zo moeften waarlijk'cie Propheten, zich ten min- 
ïlen om de fwakheit van 't" gemeen volk , van diergelij- 
l^e O fpreekwijzen hebben gewacht ; maar in tegendeel moe- 
ften zy voor alle dingen met voordacht klaarlijk Gods p toe- 
voegingen, gelijk yder gehouden is hen te omhelzen, geleert 
en onderwezen hebben , 't welk nergens gedaan is : Dieshalven 
heeft men geenzins te geIoven,dat de q gevoelens ' volftrektelijk 
-en zonder opzicht op de werken aangemerkt , enige ' God- 
vruchtigheit of t godloosheit hebben ; maar datmen alleen- 
lijk om deze oorzaak moet zegoden , dat de menfch iets god* 
vriichtiglijk of goddeloos geWft, voor zo veel hy door zijn 
gevoelens tot v gehoorzaamheit word bewogen; of daar uit 
X verlof neemt om te zondigen , of weêrfpannig te zijn : in- 

H li voegen 



e Capcu*; 



h lAitncn UA 
tfiraU 
i Mets^ht^ 
ricé. 



k fhiUfophit 



m Imbecilli" 
tas. 

n Vulgus^ 

O Thrafes, 



q Ofiniones, 
f Tictës. 



V Oi dim* 
tia, 

X Lietntia^ 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



'1 



De RECHTZINNIGE 
voegeii , dat zo ymant met ware dingen te geloven hardnek- 
kig word , dc2e w aarlijk een goddeloos geloof heeft ; en zo 
hy in tegendeel met valfche dingen te geloven , gehoorzaam 
is, een godvruchtig Geloof bezit ; waiit wy hebben getoont 
y c^nitit dat de ware ^ kennis van God niet een ^ bevél of » Gebod , 
'tJt"^" n^a^if een Goddelijke b gave is, en dat God geen andere ken- 
b ^vltS^' ^'^^^ menfchcn heeft geëifcht , dan die van zijn God- 
d aa'","' *^e^Ü^^ gerechtigheit en liefde , welke kennis niet tot dc 
e sriZu^ e vvetenfchappen , maar alleenlijk tot de ^ gehoorzaamheit 
iOMimm. noodzaaklijk is. 



't VEERTIENDE HOOFT DEEL. 

IVat het Geloof is: me Gelovigen ^i/n : de grou' 
den van V Geloof worden bepaalt , en de :^elf- 
den eindelij k^van de wpbegeerte afge/cheiden. 



b Captus, 



c Cvmments, 
f Placita. 

% DOCM' 

minta. 

h Atühwi^ 

tas. 



TOt de ware ' 'kennis des geloofs is bezonderlijk nood- 
zaaklijk te weten, dat de Schriftuur niet alleenlijk naar 
de b bevatting der Prophcten , maar ook van 't veran- 
derlijk en ongeftadig ^ gemeen volk der Joden gefchikt is , 
gelijk die , die flechts een weinig opgemerkt heeft, kan weten ; 
want de genen die alles dat in de Schrift ftaat , zonder on- 
derfcheid, als d^algeméne en volftrekte lering van God om- 
helll:, en niet naaukeurig gcnoechkent, wat naar de bevat- 
ting van 't gemeen volk gefchikt is , moet noodzaaklijk dc 
wanen en ^ gevoelens van 't gemeen, met de Goddelijke lé- 
ritig vermengen , en de verdichtzelen en ^ goedvindingen 
der menfchen voor Goddelijke § leerfhikken verkapen , en 
^ achtbaarheit en 't gezach der Schrift misbruiken. Wie, zeg 
ik, ziet niet dar dit dc voornaamfte oorzaak is, om dewel- 
ke 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i4.Hoofai 143 

kc de • fcheurmakers, zo veel en 20 ftrijdige gevoelens, als j s<a>rii 
leerftukken van 't geloof, léren en onderwijzen , enmet'veel * 
^ voorbeelden der Schrift beveftigen : Daar af overlang onder k E.c«fu. 
de Neêrlanders dit ' fpreekwoord is geworden geen ketter IZT' 
30nDer letter» Want de gewyde boeken zijn niet van een al- 
leen , noch voor 't gemeen volk van een eeuw , maar van 
veel mannen, verfcheide van™ vernuft, en van verfcheide eeu- 
wen gefchre ven, welker jaren, zo mende tijd van hun alle 
te zamen wil rekenen , men omtrent twe duizend en mif- 
fchien veel meer zal bevinden. Wy willen echter deze fcheur- 
makers , niet om deze oorzaak van " godloosheit befchul- 
digen, namelijk om dat zy de woorden "der Schrift naar hun 
° gevoelens fchikken; want gelijk zy eertijds naar de bevat- ° 
ting van 't gemeen gefchikt wierd , zo ftaat hetookaanyder 
vry , dezelfden naar zijn gevoelens te fchikken , indien hy 
ziet, dat hy door deze middel. God in die dingen , dewelke 
de P gerechtigheit en '^ liefde aangaan , met een volkomen- p lllfif- 
der t toeftemming des gemoeds kan gehoorzamen ; maarwy 
befchuldigen hen daarom , om dat zy dezelfde ^ vryheit niet r 
aan anderen willen toeftaan , en alle de genen, die niet met 
hen gevoelen, hoewel zeer eerlijke, en gehoorzamers van de 
ware t deuchd , als Gods vyanden vervolgen , en in tegen- 1 vmu,. 
deel degenen die hen vleien, hoewel zy van een zeer fwak 
gemoed zijn, echter als Gods uitverkoornen lief hebben, bo- 
ven 'twelk niets gruwelijker, endatfchadelijkervoordevge-J^^^;'; 
méneftaat is, bedacht kan worden. Op dat dan blijken zou 
hoe verre ten opzicht van 't geloot yders vryheit zich uit- 
ftrekt , om 't geen dat hy wfl , te geloven , en welken wy 
gehouden zijn als gelovigen t'aanfchouwen , fchoon zy an- 
ders van gevoelen zijn , zo moet men 'ti^ geloof en deszelè ^ ^'Z"- 
y gronden bepalen ; 't welk ik voorgenomen heb, in dit ^ Hooft- «'^t*^' 
deel te doen , en met enen het geloof van de ^ Wijsbegeerte l vttkhu, 
af te fcheiden , dat het voornaamfte b oogmerk van ^t geheel b intmi 

Hh » XYerk 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



2-44 



De Pv. E e H T Z I N N I G E 



C Oedo^ 

C ObtditntU. 



iynramcnta, 
)a Beneficia. 



1 Framia. 

m ScUntia, 
n Obcdicn- 



p Tejlamert' 
q CoAcex' 



f Mandé' 



werk is geweeft. Om dan dit in = or Jening te tonen , zo Iaat 
ons het voornaamfle oogwit van de gehele Schrift eens ver- 
halen; want dit zal onze de ware " regelmaat, om 't geloof 
te bepalen, aanwijzen. Wy hebben in 't voorgaande Hooft- 
deel gezegt, dat het oogmerk der Schrift alleenlijk is , «^ge- 
hoorzaam heit te leren en t'onderwijzcn : 't welk niemant 
ontkennen kan. Want wie ziet niet dat de beide ^ verbon- 
den , niets anders zijn dan een ü onderwijzing der gehoor- 
zaaniheit? en dat zy beide geen ander oogwit hebben, dan 
dat de menfcheniiit een waar gemoet gehoorzamen ? Want 
Mozcs ( om nu het geen achter te laten"; dat ik in 't voorgaan- 
de Hooftdcel getoont heb ) heeft niet getracht d'Ifraëhten 
door reden t'overtuigen , maar door verbonden , * eden 
en k weldaden re verbinden daar na heeft hyop verbeurte 
van ftraf , het volk gedreigt, dat het de wetten gehoorzamen 
zou , en hy vermaant het zelfde daar toe door ' vergeldin- 
gen ; alle welke dingen middelen zijn , niet tot m weten- 
fchappen , maar tot " gehoorzaamheit alleen. Daarenboven 
d'Evangelifche lering begrijpt niets , dan 't eenvoudig geloof ; 
namelijk aan God te geloven , eerbiedigheit aan hem te be- 
wijzen, of 'twelk het zelfde is, God te gehoorzamen. Ifc 
behoef dan niet om een zeer klaarblijkelijke zaak te bewij- 
zen, de ° plaatzcn der Sdirift, die de gehoorzaamheit aan 
bevélen, en van dewelke zeer veel inheide p verbonden ge- 
vonden w orden , i op te hopen. Wyders de Schrift wijft ook 
in zeer veel plaatzen klaarlijk aan , wat yder doen moet, 
om God gehoorzaam te zijn, namelijk dat de gehele wet hier 
alleen in beflaat , te weten , in de ^ liefde tegen zijn naaften ; 
want niemant kan ook ontkeiinen, dat de geen die naar Gods 
f bevél zijn naaften als zich zelf liefheeft, waarlijk gehoor- 
zaam , en na de wet zalig is : en dat in tegendeel de geen, 
die zijn naaften haat , of vervvaarlooft , weêrfpannig en 
liardnekkig is. Eindelijk by alle menfchen is bekent , dat de 

Sclirift 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



T H E O L O G A N T. 14. Hooftd. z^^ 
Schrift niet voor de geleerden alleen , maar voor alle men- 
fchen van alle ouderdom en gedacht is gefchreven , en ge- 
meen gemaakt : en uit dit alleen volgt zeer klaarblijkelijk, 
dat wy volgens het ' bevel der Schrift , niet gehouden zijn t 7«ir«x. 
iets anders tegeloven, dan 'tgeen v gantfchelijk noodzaak- ll^itda: 
lijk is, om dit bevél te volbrengen. Dieshalven is dit bevél 
d'enige ^ regelmaat van 't geheel algemeen geloof , en vol- y j^,,^^ 
gens dit alleen , moeten alle z leerftukken des geloofs j na- ^ ^W^- 
melijk degenen^, die yder gehouden is t'omhelzen, bepaalt 
worden. Dewijl dit zeer klaarblijkelijk is, en dat van deze 
enige a grondveft of van deze ^ reden alles wettelijk afgeleid ' 
kan worden , zo oordeel yder , hoe het mogelijk is geweefl b^laZ* 
dat 'er zo veel ^ verfchillen en twiften in de ^ Kerk gerezen 
zijn? En of 'er andere oorzaken konnen wezen, als degenen 
. die wy in 't begin van 't zevende ^ Hooftdeel bygebracht e capn:. 
P hebben. Deze zelfde dan dwingen my hier de ^ wijze cn^Moduf. 
«r«^'^| s middel van de leerftukken des geloofs , naar deze gevonde g Ran^. 
grondveft te bepalen; want indien ik dit niet deê, en de zaak 
niet naar zekere regel bepaal , zo zal men met recht gelo- 
ven , dat ik tot hier toe weinig gevordert heb^ dewijl yder 
al 't geen dat hy wil , ook onder deze ^ fchijn en dekmai^tel , ^ p,^^^^^^^ 
namelijk dat het een noodzaaklijk middel ter ' gehoorzaam- 

i Obcdientia, 

heit is , zal konnen invoeren ; inzonderheit als 't ^ gefchilj, ^^^.^ 
van de goddelijke ^ toevoegingen is. Om dan de gehele zaak i 
by ordenig te tonen , zo zal ik van de n bepaling des ee- nDefinaio. 
loofs beginnen, 'twelk volgens dezegegéve ° grondveft dus 
bepaalt moet worden ; namelijk dat het niet anders is , dan 
zodanio;e dingen van God te gevoelen , door welken , als men 
onkundig daar in is, de gehoorzaamheit tot God wechgeno- 
men word: en dat door het ftellenvan de gehoorzaamheit , 
noodzakelijk deze dingen geftelc worden. Deze bepaling is 
zo klaar , en volgt zo klaarblijkelijk uit het geen dat wy nu 
betoogt hebben , dat het geen p uitlegging behoeft. Doch „ r a; .^. 

Hh 3 jjk 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



q Ohdien- 
tia. 



I Of era. 



14(5 De R E C H T Z I N iN I G E 
ik zal de dingen, die uit het zelfde volgen , nu met weinig 
woorden tonen ; te weten voorëcrft , dat het geloof niet 
door zich , maar alleenlijk ten opzicht van de i gehoorzaam- 
heit, heilzaam is ; of gelijk Jacobus Cap. ii: v.7. zegt, dat 
het geloof door zich zonder de ^ werken , dood is , bezie 
hier af , het gehele voorgedachte Capittel van dezen Apo- 
ftel. Ten tweden volgt dat de geen , die waarlijk gehoor- 
zaam is , noodzaaklijk het ware en zaligmakende geloof 
lieeft ; want als de gehoorzaamheit geftelt is , zo fteltmen 
ook , gelijk wy gezegt hebben , noodzaaklijk het geloof , 
'twelk ook den zelfden Apoftel Cap. ii: v. 18. uitdrukke- 
lijk zegt, namelijk met deze woorcien : tooni my uw geloof 
uit de werken , en ik zal uit m§n werken mijn geloof aan u 
tonen. En Johannes in zijn eerfte brief Cap. iv. 7, 8 . Tder 
die lief heeft ( te weten zijn naafte ) is uit God geboren en 
kent God', die niev lief en heeft y kent God niet ; want God 
is de liefde. Uit het welke wéér volgt, dat wy niet konnen 
oordelen , dat ymant gelovig of ongelovig is , dan uit de 
werken : te weten indien de werken goed zijn , zo is hy ge- 
lovig, fchoon hy inde ' leerftukken vand'andere gelovigen 
verfchilt: in tegendeel indien zyquaad zijn , zo is hy ech- 
ter ongelovig , hoewel hy met de woorden overeenkomt. 
Want als de gehoorzaamheit geftelt is , zo fteltmen nood- 
zaaklijk het geloof, en 't geloof is dood zonder de werken, 
't Welk ook dezelfde Johannes , in 't zelfde Cap. f.\^. uit- 
drukkelijk te kennen geeft : Hier door j zegthy, kennen wy 
dat wy_ in hem blijven en dat hy in ons blijft , dat hy 
van zijn geefi aan ons gegéven heeft ; namelijk de « lief- 
de. Want hy had te voren gezegt , dat God de liefde 
vTfincitu: is ; Daaruit hy (te weten uit (fe " beginzelen , die hy 
toen aangenomen had) beftuit , dat de geen , die de lief- 
de heeft , waarlijk " Gods geeft heeft. Ja om dat nie- 
mant God gezien heeft, hier uit befluithy, datniemantGod 

ge. 



r Deurnat a. 



t Chm itas. 



X Spiritus 
Vit, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



tnm. 



Mens, 



THEOLOGANT. i4.Hooftd. 247 

gevoelt, noch bemerkt , dan uit d'enige liefde tot zijn naa- 
fte , en dat in diervoegen , niemant ook een andere y toevoe- 
ging van God kan kennen , behalven deze liefde ^ voor zo 
veel wy aan de zelfde deelachtig zijn. Deze redenen dan in- 
dien zy niet volkomen zijn , verklaren echter klaarlijk ge- 
noech , Johannes méning , maar noch veel klaarlijker die re- 
denen , dewelke in 't xde Cap. in dezelfde brief J^. 3 , 4. ftaan , 
daar hy met zeer uitgedrukte woorden, het geen aanwijft, 
dat wy hier willen zeggen : Efi hier door j zegt hy , weten 
wy j dat wy hem kennen^ zo wy zyn geboden Ofider houden, 
^ie zegt j ik ken hem, en zijn geboden 7fie( onderhoud is 
fen leugenaar j en de "n^aarheit is niet in hc7n. En hier uit 
volgt weer , dat de genen ware ' tegenchriftenen zijn , die ^Antkhrifi 
d oprechte mannen , en die de b gerechtigheit lief hebben , ^ 
vervolgen, om dat zy van hen verfchillen , en met hen de 
zelfde c leerftukken des geloofs niet verdedigen : Want wy ^ T>o^rnats. 
weten dat de genen , die de geregtigheit en de ^liefde ïicï ^charïtas. 
hebben, hier door alleen gelovig zijn, en de geen die de ge- 
lovigen vervolgt , is een negcnchrift. Eindelijk volgt dat^ 
het geloof niet zo zeer ware, als wel godvruchtige , clat is^ 
zodanige leerftukken verëifcht, die 't ^ gemoct tot g gehoor- ^ 
zaamheit bewegen : hoewel daar onder zeer veel zijn ^ die L. '"'"'^ 
zelfs geen fchaduw der waarheit hebben , zo flechts de h r;w«x, 
geen , die hen aanneemt , niet weet dat zy valfch zijn , an- 
derzints zou hy noodzaakiijk wecrfpannig zijn ; want hoe 
zou 't mogelijk zijn dat ymant , die poogt de ^ gerechtig- j^^fu, 
heit te beminnen en God te gehoorzamen, het geen dathy 
weet , vreemt van de goddelijke natuur te zijn , als godde- 
lijk zou aanbidden : doch de menfclien konnen door ^ een- ^ s:mj>Uéi^ 
voudigheit des gemoeds dolen , en de Schrift ^'^J^öordeelt J^^* 
niet d'^ onkunde, maar de weêrfpannigheit alleen, gelijk ^'Z"^^**^ 
wy alrêe getoont hebben ; Ja dit volgt noodzaakiijk , uit'^JiT'^ 
de n bepaling van \ geloof alleen , van 't welke alle de de-„ j^efimn^. 

kil 



c Antichri* 



rnentum. 
p Intentum, 
q FUcita, 



f Otedicn" 



t Veritas. 
V Faljitas» 
y In^enium, 



y Ofinioncs, 
Z Deretio. 

a Rifus 
b Contcmtus 
C Dogmata, 



g Ahfolnte, 



i Juftitis, 
k Contrê' 

1 EccUfis, 



148 De R E C H T Z I N N I G E 

len uit d'algeméiie ° grondveft , dienu getoontis, en uit het 
• enig P oogmerk van de gehele Schrift gehaalt moet worden , 
ten zy 'tons luftonze befluitingen daar byte mengen; en 
dit geloof verëifcht niet uitdrukkelijk ware , maar zodani- 
ge ' ieerftukken, die ter ' gehoorzaamheit noodzaaklijk zijn ; 
te weten, die 't gemoed inde liefde tot zijn naafte beveili- 
gen , ten opzicht van ^t welk yder in God , om met Johannes 
te fpreken, en God in yder is. Dewijl dan yders geloof al- 
leenlijk ten opzicht van gehoorzaamheit of weerfpannig- 
lieit, en niet ten opzicht van t waarheit of " valsheit , god- 
vruchtigengoed, of goddeloos en quaad gehouden moet wor- 
den , en dewijl niemant tw ijfelt , dat de ^ geeft der menfchen, 
in't gemeen zeer verfcheiden is , en dat zy in alle dingen, 
niet even geruft konnen wezen, maar dat zy vcrfcheidelijk 
van hun y wanen en méningen geregeert worden j vermits 
deze daar door tot ^ aandacht en godvruchtigheit , end'an- 
dere door de zelfden tot gelach en ^ veracliting bewogen 
word ; zo volgt hier uit , clat geen ' Ieerftukken , van de 
welken onder d' oprechte lieden verfchil kan rijzen , tot 
het algemeen geloof behoren. Want de Ieerftukken die van 
zodanige natuur zijn , konnen ten opzicht van d'een god- 
vruchtig en goed , en ten opzicht van d'ander goddeloos en 
quaad zijn; dewijl zy uit de Hverken alleen geöordcelt moe- 
ten worden. Dieshalven die Ieerftukken alleen behoren tot 
het algemeen geloof , dewelken de ^ gehoorzaamheit tot 
God s volftrektelijk ftellen , en zonder welkers kennis, de ge-' 
hoorzaamheit gantfchelijk onmoo^lijk is. Wat hetoveri're 
aangaat, yder moet daaraf gevoelen, naar dat hy, omdat 
hy zich zelfs beft kent , het beft voor zich oordeelt , om 
zich in de liefde tot de ' gerechtigheit te beveftigen. En 
door deze middel acht ik dat 'er geen plaats voor de ^ ge- 
fchillen en tegenftribbelingen in de ' Kerk gelaten word. Ik 
^zal nu ookniet fchromen, de Ieerftukken van 't algemeen 

ge- 



HEOLOGANT. i4.HoöM 149 
geloof, of de " gronden van 'r ° oogmerk der gehele Schrift ^,f*"'''" 



O Inttntmt. 



p Ent, 
q ChtriUS, 



op te noemen, dewelken (gelijk uit het geen datwy inde- 
L ze twe Hooftdelen getoont hebben , zeer kiaarlijk blijkt) 
alle hier toe moeten ftrekken , namelijk dat 'er een opperfte 
p wezen is , 'tvvelk de gerechtigheit en "5 liefde bemint, en 
t welk alle menfchen , zo zy zalig willen wezen , gehouden 
feiZijn te gehoorzamen , en dat alleen , door d' ' oefïèning van ge- 
T' rechtigheit en liefde tot hun naafte , aan te bidden ; hier door 
kan men lichtelijk alle de leerftukken bepalen , van de wel- 
ken geen anderen dan dezen zijn. Te weten eerftelijk , dat 
God , dat is het opperfte wezen , ten hoogften rechtvaer- 
dig en barmhartig , of een ^ voorbeeld van 't ware leven , 
vvezentlijk is ; want de geen die hem niet kent of gelooft dat 
hy 'wezentlijk is , kan hem niet gehoorzamen , noch hem 
voor rechter kennen. Ten tweden , dat hy enig is : want 
niemant kan twijfelen , dat dit ook tot de hoogfte " aan- 
dacht , "verwondering en 1 liefde tot God z volkomentlijk 
verëilcht word ; dewijl d'aandacht , verwondering en lief- 
de, uit d'enige ' voortreffèlijkheit en uitftekentheit vaneen 
alleen boven alle andere rijzen . Ten darden , dat hy overal- 
tegenwoordig , of dat alles voor hem openbaar is : want 
indien men geloofde , dat 'er dingen voor hem verborgen wa- 
ren, of indien men nietwift, dat hy alles zag, zo zoumen 
van de ^ billikheit zijner <= gerechtigheit, daardoor hy alles 
ftiert, twijfelen, of daar af onkundig zijn. Ten vierden, 
dat hy in of over alle dingen 't hoogfte a recht en d'op 
perfte « heerfchappy heeft , en niets cioet door 't recht be- ^^'"'t'^»^' 
dwongen, maar alles naar zijn opperfte f believen, en door {Bc»^ucq 
zijn bezondere s genade : want alle menfchen zijn '> vol- Tdratu. 
ftrektelijk gehouden hem te gehoorzamen , en hy niemant. ^ 
Ten vijfden, dat de ' dienft aan God, en deszelfs > gehoor- ' . 
zaamheit, inde gerechtigheit en de 1 liefde, of in de liefde i 
tot de naaften beftaat. Ten zefden , dat alleenlijk alle de ge- ' 

li nen,' 



t Exiflere^ 



V De-vótii, 
X Admiratit!^ 
y Amor» 
z AfffitlHit 



b f^qnkaiH 
c Jttpttta, 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



m Impsritm 



© Téeniteri' ] 

Ut. 



r Mifericor- 
dia. 

f Gr at ia. 
t Tcccata, 
V -/^OTcr. 



'i OhedUntia, 
2 Excmplar, 



a Effentia» 
b Fotentia^ 
c Libertas. 



2fo De R E C H T Z ï N N I G E 

nen , die naar deze regel van te leven God gehoorzamen, 
zalig, en de genen , die onder de «" heerfchappy der " vvel- 
iuften leven ,. verloren zijn : want indien de menfchcn dit 
nietvaflelijk geloofden , zo zou 'er geen oorzaak zijn, om 
dewelke zy liever God , dan de welluflen , zouden willen 
gehoorzamen. Ten zevenden en eindelijk ^ dat God de 
« boetvaerdieen hun p zonden vergeeft ; want daar is niemant 
die niet zondigt. Indien men dan dit niet vaft flelde , zo 
zouden alle menfchen van hun zahgheit wanhopen , en 
daar zou geen réden zijn , om dewelken men zou geloven, 
dat God barmhartig is ; maar de geen die dit vaüelijk ge- 
looft, te weten dat God na zijn ' barmhartigheit en ''gena- 
de , daar door hy alles beftiert , de ' zonden des menfchen 
vergeeft , en daar door in Gods " liefde meer ontfteken 
word ; deze zeg ik , kent waarlijk Chriftus naar de geeft, 
en Chriftus is in hem. Niemant kan ontkennen , dat men 
alle deze dingen noodzaaklijk weten moer , op dat de men- 
fchen, niemant uitgezondert, volgens het voorfchrift van de 
" wet , hier voor verklaart , God konnen gehoorzamen. 
Want indien men iets hier af wechneemt , zo word ook de 
y gehoorzaamheit wechgenomen : en voorts , wat God, of 
dit z voorbeeld van 't ware leven is , te weten of hy vuur, 
geeft, licht, denking enz. is, dit doet niets tot het geloof, 
gelijk ook niet op welke wijze hy't voorbeeld van ^t ware le- 
ven is ; namelijk of daarom , om dat hy een rechtvaerdig 
cn barmliartig gemoed heeft , of om dat alle dingen door 
hem zijn en werken ^ en wy by gevolg ook door hem ver- 
ftaan, en door het geen,_ dat waarlijk gerechtig en goed is, 
zien ? 't is evenveel wat yder hier af ftelt. Wyders raakt het 
't geloof ook niet, zo y mant gelooft, dat God naar zijn awe- 
zendheit of naar zijn ^ macht overal is ; dat hy de zaken 
ftiert volgens zijn c believen ^ of naar de d noodzaaklijkheit 
van zijn natuur ; dat hy de wetten , als een Vorfl voorfchrijft, 

of 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




T H E O L O G A N T. i4.Hooftd. ^^t 
>f als ^ eeuwige waarheden leert en ondetwijft ; dat dé 
lenfch volgens zijn vrye wil , of naar de noodzaaklijkheit 
an 't Goddelijk ^befluit , God gehoorzaamt; en eindelijk 
'dat de s vergelding der goeden en de ftraffen der quaden j 
natuurlijk of bovennatuurlijk is.' aan deze en diergelijke din- 
gen, zeg ik, is niets gelegen , ten opzicht van 't ^geloof, 
op wat wijze yder het verftaat ; zo hy flechts niets tot dit 
^inde en oogmerk belluit , dat hy groter ' verlóf tot zondi- 
gen neemt, of dat hy God minder gehoorzaamt: integen- 
deel yder^ gelijk wy alrce hier voor^ezegt hebben , is ge- 
houden deze ^ leerftukken des gelooiPs naar zijn ^ bevatting 
te fchikken , en dezelfde op die wijze voor zich te verkla- 
ren, volgens de welke hem dunkt , dat hy hen hchtelijker 
zonder enige twijfelachtigheit ^ en met een volkomen n toe- 
ftemming desgemoeds kan omhelzen, op dat hyby gevolg 
God met een volkomen toeftemming des gemoeds gehoor- 
zaamt. Want gelijk eertijds , volgens 't gene dat wy alrec 
gezegt hebben , het geloof naar de ^ bevatting en ^ gevoe- 
lens der Propheten , en des ^1 geménen volks van die tijd , ge- 
openbaart en befchreven wierd , zo is nu ook een yder ge- 
houden, het zelfde naar zijn gevoelens te fchikken , opdat 
hy het dus zonder enige ' tegenftreving des gentoeds , en 
zonder enige twijfeling en vertoeving aanneemt ; want wy 
hebben getoont , dat het geloof niet zo zeer rwaarheit , als 
t godvruchtigheit verëifcht, en dat het niet, dan ten opzicht 
van de gehoorzaamheit , godvruchtig en heilzaam is ; en 
by gevolg dat niemant gelovig is , dan ten opzicht van dc 
gehoorzaamheit. Dieshalven de genen , die de befte redene» 
toont , toont noodzaaklijk niét het befte geloof, maar de 
geen die de befte ^ werken der ^ gerechtigheit en z liefde 
toont. Voorts ik geef aan yder t oordelen , hoe heilzaam 
en hoe nodig deze lering in een ^ geméneftaat is , op dat 
de mcnfchen vreedzamelijk en eendrachtelijk zouden leven, 

li X • en 



•»critst€t, 

f Decntnm. 
^ Framttkff^ 

h Fidef, 



1 Ca^m, 



m Hitjztstif, 



O Capittsr 
p OpiniütHt» 



f Vcrüas, 
tié. 



z Chizriras^ 
a Rgs pte^ 



' '1 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




tiones, 
C Scclera^ 



net 

C Cafut, 



fhick. 

h Certitud9. 
i ExipenHa 

1 Obeduntis, 
lum. 

jiJlttrihHté, 



p Strepkus. 
X Fmlmina. 



Cinm 

X jiffinitat. 
V Fides, 
X The^lo^ia. 
y l Uilofo» 
phia. 

2 Funda" 
ment urn, 
hF^cultatü^ 
C Veritax, 
d ObtdUntiA, 
t Pietéf, 
{ Kêtifnet 



xS% Dc RECHTZINNIGE 

en hoe veel en hoe grote oorzaken van ^ beroerten eti 
c fchelmftukken het affnijd. Eer ik voortga , ftaat hier aan 
te merken , dat wy uit 't geen 't w elk nu getoont is , lichte- 
lijk op de tegenwerpingen konnen antwoorden, die wy in't 
ecrfte e Hoofdeel hebben bygebracht , toen wy van God 
met de Ifraëliten van de berg Sinaï fprekende , geredeneert 
hebben. Want hoewel die ftcni , dewelke van de Ifraëliten 
gchoort wierd, geen^wijsbegérige of s wiskonftige '^zeker- 
heit van Gods ' wczentlijkheit aan de menfchen kon geven , 
zo was zy echter gcnoech om hen in •< verwondering tot 
, God , zo als zy hem te voren gekent hadden, terukken, 
en tot ' gehoorzaamheit aan te prikkelen : 't welk het einde 
en oogmerk van die vertoning was. Want God wilde niet 
de volftrekte " toevoegingen van zijn ° wezendheit aan de 
Ifraëhten bekent maken, dewijl hy in die tijd, geen daar af 
aan hen openbaarde , maar hy wilde hun hardnekkigheit bre- 
ken , en hen tot gehoorzaamheit trekken ; en dieflial ven heeft 
hy hen niet met rédenen, maar met ? gedruis van bazuinen, 
met T donder en 'blixem aangefproken ; bezie Mozcs twede 
boek Cap. xx: v. lo. 

Nu is noch overig , dat ik eindelijk toon , dat 'er geen 
fgemeenfchap , of' maagfchap , tuflchen 't " Geloof of de 
X Godgeleertheit, en de y Wijsbegeerte is ; daar af niemant 
onkundig kan zijn , die 't ^ oogmerk en de " grondveft van 
deze twe ^ vermogens kent, dewelke waarlijk zoveel , als 
de hemel van d'aarde , van malkanderen verfchillen : want 
het oogmerk der wijsbegeerte , is niets dan de 'waarheit : 
en dat van ^t geloof, niets dan de "^gehoorzaamheit enegod- 
vruchtigheit. Wyders de grondveften der wijsbegeerte zijn 
f geméne kiuidigheden , en moeten uit de natuur alleen 
gehaalt worden. Maar de grondveften van 't geloof, zijn 
de 8 gefchiedenifzen en ^ Taal, en moeten uit de Schrift al- 
leen, en uit d' ' openbaring gehaalt worden , gelijk wy in 't 

ze- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



P THEOLOGANT. 14.H00M 25-3 

zevende ^ Hooftdeel getoont hebben, 't Geloof dan , fïaat 
aan yderde grootfte ^ vryheit toe om wijsbegerig terede- 
neren, om dat zy alles , dat zy begeert, van alle dingen zon- 
der n misdrijf mach gevoelen , en het veroordeelt alleenlijk 
• degenen, als o ketters en ^ fcheurmakers , die zodanige ge- 
voelens léren en onderwijzen , dewelke tot 4 hardnekkig- 
heit , ' haat , toorn , ^ twifl en gramfchap raden : en houd 
^alleenlijk de genen voor gelovigen, die tot ^ gerechtigheit en 
V liefde, naar de krachten van hun réden, en naar hun -M^er- 
mogens , raden. Eindelijk , dewijl deze dingen , die wy 
hier getoont hebben , de voornaamfte zijn , daar ik in dit 
y werk naar doel , zo wil ik , eer ik wyders voortga , de le- 
zer zeer ernftig bidden , dat hy zich verwaerdige deze 
twe ^ Hooftdelen naerftig te lezen , en meermaals t over- 
wegen; en ook dat hy zich overreed , datwy hen niet, met 
dit oogmerk , dat wy iets nieus zouden invoeren , gefchre- 
ven hebben ; ('twelk wy verhopen , dat wy eindelijk eens 
verbetert zullen zien) maar dat wy het gene zouden verbe- 
teren, dat verdorven is. 



k Capitt, 
J Ltbertdt, 

n Scduf. 
O Hxredci. 
p Seifmatiei, 
q ContumA» 
cis 

r Odium. 
r CêntiHttê» 

t ÏHfliti*. 
V Charitai, 
X Facutcstcs» 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



a5^4 De RECHTZINNIGE 



't V Y F TIENDE H O O F T D E E L. 



a Thilofo' 
phia. 



c Senfus» 



C Sceptici. 
f Ccrtitndü. 



h Retphilo' 
fophtc<e» 

i 1/C(4/. 

k Captns^ 
1 Optniones, 



p Tr£j»dicta, 



Dat de G odgeleerthett geen Dienftmaagd ^an de 
reden , r é-*^^» ^g^^-w Dienftmaagd 'van de 

G odgeleerthett is. borders word ook^getoont de 
reden-, door dewelke wy ons d'* achtbaar heit en V ge^ 
^achder Heilige Schrift overreden, 

DE geiicn die de « wijsbegeerte niet van de ''/aodgeleert- 
heit konnen fcheiden , twiftredenen of de Schrift een 
Dienftmaagd van de reden, dan of in tegendeel dere- 
den een Dienftmaagd van de Schrift moet zijn ; dat is , of 
de * zin der Schrift naar de ^ Reden , dan of de Reden naar 
de Schrift gevoegt en gefchikt moet worden : Dit laatfte 
word van de e twijfïèlaars , die de f zekerheit van de reden 
ontkennen , en eerfte van d' g onderwijzers verdedigt. 
Maar uit het geen alreê gezegt is, blijkt dat zy beide gant- 
fchehjk van 't ftuk af zijn. Want het is noodzaaklijk dat 
wy, welke van beide wy volgen, of de Reden, of de Schrif- 
tuur kreuken. Want wy hebben getoont dat de Schrift 
geen '> wijsbegérige zaken, maar alleenlijk de' godvruchtig- 
heit onderwijft , en dat alle de dingen, die daar in begrepen 
worden, naarst ^ begrijp , en naar de voorbevatte ' gevoe- 
lens van 't " gemeen gefchikt zijn. . De genen dan die haar 
naar de " wijsbegeerte willen fchikken,zullen waarlijk den Pro- 
pheten veel dingen opdichten, die zy zelfs in hun droom niet 
gedacht hebben , en hun zin en méning qualijk uitleggen. 
In tegendeel , de geen die de Reden en wijsbegeerte een 
Dienftmaagd van de " Godgeleertheit maakt , is gehouden de 
p vooroordelen van 't gemeen in oude tijden , als Goddelij- 
kejdpigciitoe te laten , cn .da^ mee zijn geeft te bezetten 

en 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



T H E O L O G A N T. i5'.Hooftd. 15-5' 

li > en te verblinden ; invoegen dat zy beide van 'tfpoor zullen 
geraken , te weten de laatfte zonder, en d'ecrfte met de Reden. 
D^eerfte die onder de Pharifeen opentlijk vaft geftelt heeft, dat 
de Schrift na de Reden gevoegt en gefchikt moet worden, is ge- 
vveefl Maimonides, diens q gevoelen wy in ons zevende ' hooft- q ^^"^'^'^'^ 
deel verhaalt, en met veel ^'bewijsredenen weerlegt hebben, f Arduinen* 
en hoewel deze Schrijver grote ' achtbaarheit engezach on- Wuthm^ 
der hen heeft gehad , zo wijkt echter 't grootfte deel van 
hen, hier in van hem af , en Hemt overeen met het gevoelen 
van zeker Rabbi Jehuda Alpakhar, die Maimonides doling 
Ichinven willende, in een andere , dewelke daar tegen ftrijd, 
gevallen is. Want hy ftelt dat de * Reden een Dienftmaagd 
van de Schrift moet zijn , en gantfchelijk onder haar ftaan ; 
en hy acht dat in de Schrift daarom niets ^ Icenfpreiikelijk v Mcu^ho^ 
verklaart moet worden, om dat de letterlijke zin niet alleen 
tegen de Reden, maar ook, om dat zy tegen de Schrift zel- 
ve , dat is tegen haar ware leerftukken , ftrijd. En 
uit vormt hy deze algeméne regel, te wxten, dat men al't 
geen, 't wxUcde Schrift, op een y onderwijzende v^ijze leert, 
en met uitgedrukte woorden beveftigt , uit haar ^achtbaar- TAuthoH- 
heit en gezach alleen , als w aar , * volftrektelijk moet aanne- TAhfoiuu, 
meh V om dat men in de Bijbel geen ander b leer (luk zal b Dcgm^k, 
vinden, dat recht daar tegen ftrijd, maar alleenlijk by^ge- cCünftquin- 
volg, te weten, om dat de ^ wijze van fpreken der Schrift, T'Maiu^ 
dikwils iets daar tegen ftrijdig , fchijnen t'onderftellen , dat 
7y uitdrukkelijk geleert en onderwazen heeft ; en dat dies- 
hal ven deze. plaatzen alleen ^ leenfpreukelijk verklaart moe- t Mtu^hit^ 
ten worden. Tot een voorbeeld , de Schrift wijft klaarlijk '^^^ 
aan dat God enig is , bezie Mozes vijfde boek Cap. vi; f, 4. 
en men vind geen ander plaats , die regelrecht beveftigt 

' ' ' dat 

* My heugt dat ik dit eertijds , in een brief heb gelézen 5 die 
tegen Maimonides is gefchreven : en onder de brieven word ge- 
vonden 5 dewelkcn die van Maimonides genoemt worden. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



^$6 De R E C H T I N N I G Ê 
dat 'er meer Goden zijn : men vind echter meer plaat2êri 
iKu.,r.. , ^'^'^ ^^^^^ ^^^fs , en de Propheren van God in 4 
ptyu, * meervoudig getal fpreken , welke wijze van fpreken alleen- 
E l,jk meer goden onderdek , en niet dat het s oogmerk van 

de verhalingen zelfs dit aanwijft. En dieshalven moeten 
alle deze plaatzen leenfpreukelijk verklaart worden , na- 
melijk niet om dat liet tegen de reden ftrijd , dat 'er veel zou- 
den zijn ; maar om dat de Schrift zelve regelrecht verze- 
kert , dat God enig is. Dus ook , om dat de Schrift in 
Mozes vijfde boek Cap. iw.f.i^. regelrecht , gelijk hy 
acht, verzekert, dat God onligchaamhjk is; zo zijn wy te 
h.*«rwi/*x. weten uit d'enige achtbaarheit en gezach van deze plaats 
en met van de Reden , gehouden te geloven , dat God geen li^r ' 
chaam heeft en by gev olg zijn wy door d'achtbaarheit alieSi 
\i!f:""' Schrift , verplicht alle plaatzen • leenfpreukelijk te 

verklaren , die handen » voeten enz. aan Gocf roeëicrenen 
welker wijze van fpreken alleen fchijnt God ligchamelijk t'on- 
derftellen. Dit is het k gevoelen van deze Ichrijver die ik 
prijs voor zo veelhy de Schrift met de Schrift wil verklaren: 
maar ik ben verwondert, dat een man met reden begaaft de 
reden zelve poogt te vernietigen. Wel is waar dat men' de 
Schrik met de Schrift moet verklaren, zo lang wy alleenlijk 
naar de zin der verlialingen , en naar de méning der Prophe- 
ten trachten: maar nadat wyde ware zin opgevorfcht heb- 
mK,,„. p".; moetmen noodzaaklijk ' oordeel en ^ reden ge- 
n^ffinjnm. Druikcn , om onze n toeftemming daaraan te geven Indien 
de reden , hoewel zy tegen de Schrift ftrijd , ecliter onder 
dezelve moet geftelt worden , zo vraag ik , of wy dit met 
of zonder reden , als blinden moeten doen ? Indien zonder re- 
den , zo doen wy waarlijk zeer dwaadijk en zonder oordeel ? 
Indien met reden, zo nemen wy alleenlijk door 'r gebied vaii 
dereden de Schrift aan, die wy dan, zo zy 'er tegenftreed 
ftiet zouden aannemen. En ik bid u , wie kan met zijn ge- 
moed 



k StnitntU, 



1 Indiciim. 
tn Ratte 



THEOLOGANT. i^.Hooftd. 157 

moed iets aannemen , als de reden daar tegen fpreekt ? want 
V wat is het anders met het gemoed iets t'ontkennen , dan 
] 'tgeen daar de reden tegenfpreekt ? En zeker ik kan my hier 
3 over niet genoech verwonderen, dat zy de Reden , de groot- ^ ^^^^^ 
i fte ° gave en i'Goddehjk Hcht, onder de dode letteren , en v^uxdi^ 
b die door menfchelijke 1 boosheit hebben konnen bedorven q^A/^z/rw. 
/ worden, willen ftellen, en dat men 't voor geen booslieit 
acht tegen de geeft en méning, het ware ' handfchrift van 
Godswoord, onwaerdiglijk tc^oreken , en dezelfden bedor- 
ven , blind , en gekreukt te ftellen ; en dat men 't voor het 
groötftc f fchelmftuk acht , zodanige dingen van de letter r scdui. 
en het beeld van Gods woord te denken. Zy achten 't 
voor godvruchtigheit , niets aan de reden en aan 't eigen 
) oordeel te vertrouwen , en voor goddeloos , aan 't geloof 
i der genen , die de gewyde boeken aan ons overgelevert heb- 
I ben, te twijfelen , 't welk waarhjk loutere t dwaasheit, geen t ^•^«//i//^. 
V godvruchtigheit is. Maar ik bid u , wat maakt hen be- v vutaT. 
kommert ? wat vrezen zy ? konnen de ^ Godsdienft en 't y ge- y f^^fl'' 
^ loof niet verdedigt worden, ten zyde menfchenmet wil en 
w^eten onkundig zijn , en de réden gantfchelijk verlaten ? 
Zeker, indien zy dit geloven, zo vrezen zy meer voor de 
Schrift, danzy daar op vertrouwen. Maar 't zy verre van 
daar , dat de godsdienft en godvruchtigheit de reden , of 
dat de reden de Godsdienft tot haar dienftmaagd zou wil- 
len maken, en dat zy beide niet hun ^ heerfchappy met de z Reinnm. 
grootfte ^ eendracht zou konnen verkrijgen, van 'twelk wy ^c^ncordis^ 
rerftont hier na zullen fpreken : want het luft my hier voor 
alle dingen, de regel van dezen Rabbi t'onderzoeken. De- 
ze wil, gelijk wy gezegt hebben , dat wy gehouden zijn al 
\ geen , 't welk de Schrift beveftigt of ontkent , als waar 
aantenemen , of , als valfch te verwerpen : vvyders dat de 
Schrift nooit met uitgedrukte woorden iets beveftigt of ont- 
kent , 't welk tegens 't geen ftrijd , dat zy in andere plaats 

K k be- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



b Authori 
tés. 



2f8 De RECHTZINNIGE 
beveaigt of ontkent heeft. En hoe vruchteloos deze tv\ c 
dingen gezegt zijn , liier van kan niemant onkundig zijn, 
Want , om nu voorby te gaan dat hy niet bemerkt heeft , 
dat de Schrift inverfcheide lioeken beÜaat, cn invcrfcheidc 
tijden, voor vcrfchcide menfchen ^ cn eindelijk vanvcrfchei- 
de fchrijvers gefclireven is , zo ga ik ook dit ander voorby, 
namelijk , dat hy deze dingen uit eige ^ achtbaarheit en ge- 
zach ftclt , zonder dat de Reden en de Sclirift iets zodanig 
zeggen; want hy moeft: geto«Bt hebben , dat alle plaatzen , 
v/'"^''*'"' «^ie niet dan by ' gevolg tegen andere ftrijden , uit de natuur 
van de taal , ten opziciit van de plaats bcquamelijk op een 
iM<,aph^ è leenfpreukigc v. ijze verklaart konnen worden t gelijk ook 
dat de Schrift ongekreukt in onze handen is gekomen. Maar 
c or*. Iaat ons de zaak by 'ordening onderzoeken. Ln ^ oor ccrll 
vraag ik , of wy , fchoon de reden zulks tcgenfpreekt ech- 
ter gehouden zijn , het geen , dat de Schrift beveftigt of ont- 
kent, aJs waarachtig aan té nemen, of alsvalfch tevervver-- 
pen ? Maar hy zal 'cr milTchicji by voegen , dat men in de 
Schrift niets vind , 't welk tegen de reden ftrijd. lui ik ant- 
woord hier \tcêr op , dat zy uitdrukkelijk beveiligt cn te 
kennen geeft, dat God y vcrzuchtig is , (namelijk in de wet 
der tien geboden; in Mozcs tvvcde bock Cap. xxxiv:y^'i4 - 
in zijn vijfde boek Cap.iv: -^i.x^.. en in meer andere plaat- 
zen) cn nochtans ftrijd dit tegen de réden , dicshalven 
moet dit ecliter als waarachtig geftelt wórden. Ja in- 
dien enige plaatzen in de Schrift worden gevonden , die 
iz.u,^P-<: onderftellcn dat God niet f yverzuchrig is, zo zoude 
noodzaaklijk de zelfden leenfprcukelijk moeten verklaart 
worden , op dat zy niets zodanig zouden fchijnen t'onder- 
ftellen. In dezer voegen zegt de Schrift ook uitdrukke- 
lijk, dat God op den berg Sinaï neêrgedaalt is (bezie Mo- 
zcs twede BoekCap. xix: v. 20. enz. ) en fchrijft aan hem 
andere plaatzclijke bewegingen toe , cn pergcns wijft zy 

\ met 



, THEOLOGANT. i5'.Hooftd, 2^9 

met uitgedrukte woorden aan, dat God niet bewogen word, 
eii dieshalven moet dit ook van alle menfchen als waarach- 
tig aangenon>en \\x>rden , en dat Salomon zegt, dfit^God in 
geen plaats begrepen word , ( bezie 't eerfte Boek der Ko- 
ningen Gap. viii: zy. ) dewijl hy niet met uitgedrukte woor- 
den iMt, maar alleenlijk daar uit volgt, dat God niet bewo- 
gen word; zo moet men ^t noodzaaklijk dus verklaren, op 
dat ïiiet fchijnen zou , dat wy God van de plaatzelijke be- 
weging beroven. Dus zou men ook de hemelen voor Gods hms^ 
g w oning en ^ ftoel moeten nemen , om dat de Sclirift dit '^s^;^^. 
uitdrukkelijk zegt. En op deze wijze zijneer meer dierge- 
lijken , naar de » gevoelens der Propheten en 't i< gemeen * ophtê^es. 
Tolk gezegt , en die alleenlijk van de reden en 1 wijsbe- f p"^^'- 
geerte, niet van de Schrift , aangewezen worden valfch te 
zijn , dewelken echter naar 't ge\ oelen van deze fchrijver , 
om darmen zich hier niet met de reden te beraden heeft , als 
■ waarachtig onderftelt moeten worden. Wyders zegt hy ton- 
recht , dat d^ene plaats alleenlijk by gevolg , en niet re- « 
-gelrecht tegens een ander ftrijd. Want Mozes zegt regelrecht 
aat God een vuur is , ( bezie Mozes vijfde boek Cap.iv: Sr. 
a4.) en regelrecht ontkent hy dat God enige n gelijkheitmet vi Simititns*. 
<le zichtbare dingen heeft ; ( bezie Mozes vijfde boek Cap. 
iv: ^.12. ) doch indien hy hier op antwoord , dat deze laat- 
fte plaats niet regelrecht , maar alleenlijk by gevolg ontkent , 
dat God een vuur is , zo moet dieshalven d'eerfte zodanig 
gefchikt en gevoegt woorden , dat zy dit niet fchijnt t ont- 
kennen. Wel aan laat ons hem toeftaan , dat God een vuur 
is , of liever laat ons , op dat het niet zou fchijnen , dat wy 
met hem hollen , dit varen laten, en een ander ^ voorbeeld ^^^^^i^» 
te voorfchijn brengen. Samuël ontkent regelrecht , dat God 
berouw van zijn p befluit heeft, ( bezie Samuëls eerfte boek ^Simntu^ 
Cap. XV: 3^.2,9,) en Jeremia in tegendeel zegt, dat God be- 
rouw heeft van 't goed en quaad , dathybeflotenhad; be- 

Kk X zie 



il6q De RECHTZINNIGE 
zie Jercmia Cap. xviii: :j^.8 , lo. Hoe ! ftaaii deze dingen 
ook niet regelrecht tegen malkander ? Welk van deze twé 
HcT"*'^' ^ ^^^ '^ leenfpreukelijk verklaren ? beide de Spreuken zijn 
algemeen en tegen malkander ftrijdig : dat d'een regelrecht 
beveftigt , vi'ord van d'ander regelrecht ontkent. In de- 
zervoegen is hy volgens zijn régel gehouden j dit zelfde als 
waarachtig aan te nemen, en te gelijk als vals te verwerpen. 
Wijders w at is 'er aan gelegen , dat enige plaats niet regel- 
ic,nfivm- recht, maar alleenlijk by ' gevolg tegen een ander ftiijd , zo't 
fCircumjian- 't gcvolg klaat is , en d' ^ omftandigheit en natuur van de 
\'%iic*ti, plaats geen t Iccnfprcukige verklaring lijd j gelijk 'er veel 
V cS'""' ^'^ ^'-^ gevonden worden ; bezie h^er af ons tw ede ^ hooft- 
jim"n»' ^^^^ (daarwy tonen dat de Propheten verfcheide enftrijdige 
gevoelens hebben gehad) en voornamentlijk alle die ^ tegen- 
ftrijdigheden ^ die w y in ons negende en tiende hooftdeel ge- 
yHifim^ toont hebben, dat in de y gefchïedenifzen zijn : Ik behoef hen 
hier niet alle op te noemen; want de genen, die wy bygebracht 
2 MfmrjHm. hebbcn , zijn genoech om 't ongerijmde , dat uit dit ge- 
1 Fatf„s,. voelen , en uit deze regel volgen zou , en deszelfs a vals- 
tntZT' ^^^^^ ^" roekeloosheit van de Schrijver tc tonen. Wyklop- 
t scntt»tu. pen dan uit , en verwerpen zo wel dit gevoelen als dat van 
Maimonides , en ftellen voor onbeweeglijk vaft , dat de ' 
Godgeleerthcit niet gehouden is een dienftmaagd vandeRe- 
AThioUp* den, noch de Reden een dienftmaagd van de Godgeleert- 
hcit te zijn ; maar dat yder haar eige heerfchai:)py heeft : te 
e vcriu. de Reden, gelijk wy gezegt hebben , de heerfchappy 

fSafuntL der <^ waarheit en wijsheit , en de godgeleerthcit , van de 
h ötl'dun- 8 godvruchtigheit en gehoorzaaraheit : want het i vermo- 
gen van de Reden , gelijk w y getoont hebbcn , ftrekt zich niet 
zo wijd uit, dat zy bepalen kan , dat de menfchen door ge- 
MUiit»- hoorzaamheit alleen , zonder ^ kennis van de dingen, zalig 
konnen zijn : maar de godgeleerthcit voorfpelt niets anders , 
dan dit, cn beveelt niets, behalven gehoorzaaniheit, enwil 

nocJi 



THEOLOGANT. 15^. Hoottd. i6r 

ftoch vermag .niets tegens de Reden : want , gelijk wy 
in 't voorgaande ' Hcoftdeel getoont hebben , bepaalt al- 1 (^'f*- 
leenlijk zo verre de Icerftukken des gcloofs , als ter 
geboorzaamheit genoech is ; doch op wat wijze zy be- 
fliptelijk ren opzicht van de waarheit te verftaan zijn , 
zy laat de bepaling hier af aan de Reden, die waarlijk het 
licht des geeftes is,"" zonder 'twelk zy niets ziet, dan " dro- 
men en O verdichtzelen. Ik verfta hier by p Godgeleert- 1;^:^; 
heit bcftiptclijk d'T openbaring , voor zo \ eel zy 't ' oog- f^^^i^ 
wit toont , daar , gelijk wy gezegt Iiebben , de Schrift naar t sccpm. 
doelt, te weten de middel cnwijze vante gehoorzamen, of 
de f leerftukken van de ware ' godvruchtigheit cn des ge- t luaas. 
loofs, dat is 'r geen, 'twelk eigentlijk Godswoord genoemt 
word , dar niet hi zeker getal van boeken bcftaat , bezie hier 
af ons twaalfde Hcoftdeel : want men zal Ijcvinden, dat de 
Godgeleertheit, dus genomen zijnde , zo men op haar y ge . 
±)oden of op de ^ leerftiikken des levens merkt, met de Re- 
.den overeenkomt , en dat zy , zo men op haar y einde en 
oogmerk ziet, nergens in tegens haar ftrijd , endatzydies- 
halvcn algemeen is. Wat de gehele Schrift in 't algemeen 
aangaat, wy hebben ook in't zevende Hcoftdeel getoont , » ^'f'- 
dat^de zin daar af uit haar gefchiedenifze alleen , en niet 
uit d'algeméne gefchiedenifze der natuur, die de grondveft i^^^^^»"^''''- 
der c wijsbegeerte alleen is, bepaalt moet worden : en ditc p^/Zo/» 
moer ons niet tegenhouden , zo wy, na dat wy haar ware'*'"' 
zin dus opgefpeurt hebben , bevinden, dat zy hier of daar te- 
gen de redcii ftrijd. Want wy weten zekerlijk , dat al 't geen , 
'"t welk van diergelijke dingen in de Bybel gevonden word , 
of 'twelk de menfchen niet konnen weten, en echter de lief- 
de behouden , de Godgeleertheit of Gods woord niet &rhtoi,£u. 
raakt , en by gevolg dat yder daar af naar zijn believen , zon- 
der te misdoen , mag gevoelen. Wy befluiten dan ^ vol- ' 
komentlijk , dat de Schrift niet naar de Reden , noch de Reden 

Kk 3 na 



V Pr^cepta. 
X Docw 
mtnta 
y Ftnis, 
z Int ent um* 







Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



tum 



i Dt^rna, 

k Lumcn ha- 
tftréU» 

1 ReipeUtio. 



m CertttuU 
moralis. 



Ti Capnt, 
O TraüstuT, 
Us 

n Dtntoiu 
firationcs 



^6% Dc RECHTZINNIGE 
na de Schrift gefchikt en gevoegt moet worden. Maar de- 
wijl wymer door de reden konnen betogen, of de ^grondveft 
der Godgcleeitheit , namelijk dat dc menfclien door g ge^ 
hoorzaamheit alleen zaLig xwrden , wa;ir of vaifcii is , 20 
kanmen ons ook tegenwerpen , waarom wy dit dan gelo- 
ven/' Indien wy dit dan gelijk bliiiden zonder reden aanne- 
men , zo handelen wy ook d waafliVk en zonder reden Maar 
uidien wy in tegendeel vaft Hellen willen , dat deze grond - 
velt doorreden betoogt kan worden, zo zal de godgeleert- 
heit een deel van de ^ wijsbegeerte zijn , en niet daar afge- 
fcheidcn moeten worden. Ik antwoord hier op , dat ik vol- 
ftrektelijkvaft ftel , dat dit grondveftelijk ' leerftiik niet 
door 't natuurlijk licht , opgcfpeurt kan worden, of tek min- 
ftendat erniemanthceftgeweeft die'tzelfde heeft betoogt 
en dat dieshalven d'' openbaring ten hoogden noodzaakliik 
was: doch dat wy echter oordeel konnen gebruiken , om 
dit , dat nu geöpenbaart is, ten minften met een zedi- 
ge zekerheit t'omhelzen : ik zeg met een zedige zckerheit 
want wy moeten niet achten , dat^^y hier af zekerder kon- 
nen zijn, dan de Propheten zei ven , aan dewelken het eerfl: 
geöpenbaart wierd, en welker zekerheit echter niet dan ze- 
dig heeft geweeft , gelijk wy alrec in 't twede " Hooftdeel 
van dit O werk getoont hebben. Dc genen dan dwalen gant- 
fchehjk vande weg af, die d'i'achtbaarheit en't gezach der 
Nciiriirdoor 'Uviskundige betogingen pogen tetonen. Want 
dachtbaarheit en 't gezach des Bijbels hangt af van d'acht- 
baarheit en't gezach der Propheten , en dieshalven konnen 
zy door geen krachtiger ^ bewijsredenen betoogt worden 
dan door de genen , door welken dc Propheten eertijds ge- 
went waren, hun aciitbaarheit en gezach^ aan 't volk t'o- 
verreden; ja onze ^ zekerheit daar af kan op geen andere 
t^grondveft gebout worden, dan op de gene , op de welken 
de Propheten hun zekerheit en achtbaarlieit bouden. Want 

wy 



THEOLOGANT. i^.Hoofrd. 263 

\vy hebben getoont , dat alle de zekerlieit der Prophcren in 
deze drie dingen bcftaat. Namelijk voorëerft in cenonder- 
fcheide en krachtige ^ inbeelding. Ten tweden , in een te- 
ken. Eindelijk en ten darden , en voornamelijk in een ge- * 
moed, dat tot het goede en gereclïtige genegen is : zyfteun- 
den ook op geen andere redenen ; en dieshalven konden zy 
hun achtbaarheit en gezach , door geen andere redenen aan 
^tvolk, tot hetwelk zy eertijds met de levendige ftem fpra- 
ben, en aan ons , tot dewelke zy fchriftelijk fpreken , be- 
togen. Wat het eerde aangaat, te weten dat zy de dingen 
krachtiglijkinbceldede, dit kon alleenlijk aan de Propheten 
bekent zijn , en dieshalven kan en moet alle onze y zekerheit y 
van d' ^openbaring , alleenlijk opdetv^x anderen , te weten ^ 
het teken , en de lering gebout worden, 't Welk Mozes 
ook uitdrukkelijk aamvijft ; want in zijn vijfde boek Cap. 
xviii. beveelt hy aan ^t voLk, de Propheet te gehoorZ^^rLQfï , 
die in Gods naam een waanek en heeft gegé ven ; maar indien 
hy verkeerdelijk , hoewel in Gods naam , iets voorzegt heeft , 
zo beveelt hy echter dat men hem zal doden, gelijk ook de 
geen , die 't volk van de ware ^ Godsdienfl: heeft v/illen af- 1 ^^f^;^^ 
leiden , fchoon hy zijn b achtbaarheit en gezach met ^ tcke- ^^'^^^^^ 
jien en v/onderdaden beveftigt heeft , ( bezie hier af Mozes a f^n^^^, 
vijfde boek Cap.xiii.) en hier uit volgt, dat de ware Propheet ^ ^'^"^"^^ 
door de - lering en ^ wonderdaad te gelijk van de valfche onder- ^ f^^'^'^^t 
Kent word, want Mozes noemt de zodanige een waar Propheet, 
en beveelt dat men hem zonder eniee vrees van bedrog zal 
geloven : en hy zegt dat de genen valfche Propheten, en dood- 
fchuldigen zijn , die verkeerdelijk, hoewel in Gods naam, 
iets voorzegt hebben , of die , hoewel zy w are ^ wonderdaden b ^-^^^-•••^ 
hadden gedaan , valfche Goden hadden gclecrt en onder we- 
zen. Wy zijn dieshalven ook om deze oorzaak alleen , ge- 
houden de Schrift , dat is de Propheten zeiven, tegeloven; 
namelijk hun lering door tekenen beveftigt. Want de- 
wijl 




h Charitas. 
i 'jfijiitta. 



k Obcdicn' 
fia 

1 Fiia, 



m Caput 
n HijiOrU, 



fnentum 
p Theolo^ia, 
q MathttnS' 
tica. demon'' 
fratxê 
I InfcittA. 
f Tcftameri' 
tur». 



V Res^ptt- 



ticc. 



De 11 E. C H T Z I N N I G E 

wijl \vy zien dat de Propheten de h liefde en ' gerechtigheit bo- 
ven alle dingen aanbevelen , en nergens anders naar zoeken , 
zo befluiten vvy hier uit , dat zy niet door quaad bedrog,' 
maar uit een waar en oprecht gemoed geleert hebben, dat de 
menfchen door ^ gehoorzaamheit en ^ geloof zalig worden ; en 
devvijl zy dit daarenboven met tekenen hebben beveiligt , zo 
overreden wy ons hier door , dat zy , toen zy propheteerden , 
niet roekcloollijkgefp roken, noch buiten ^tfpocrg;eholt heb- 
ben : In 't welk w y noch meer beveiligt worden , als wy aan- 
merken , dat zy niets zedig hebben geleert en onderwezen , 
't welk niet gantfchelijk met de Reden overeenkomt ; want 
het is niet te vergeefs, dat Gods woord in de Propheten met 
Godswoord, in ons fprekende , volkomelijk overeenkomt. 
En ik zeg dat wy even zeker, dit uit de Bijbel befluiten , als 
de Joden dit zelfde eertijds uit de levendige ftem der Prophe- 
ten befloten. Want hier voor , te weten in 't einde van 't 
twaalfde hooftdeel, hebben wy getoont, dat de Schrift ten 
opzicht van de lering, endervoornaamllc n gefchied^nifzen 
ongekreukt en onbedorven in onze handen is gekomen. Dies- 
hal ven fchoon men deze ^ grondveft van de gehele p Godgc- 
leertheit en Schrift niet door een ^ wiskundige betoging kan to- 
nen, zo omhelzen wy haar echter met een gezont oordeel. 
Want zeker dit is ' onwetendh^it , dat men 't geen , 't welk 
dcor de ' getuigenis van zo veel Propheten beveiligt is, en daar 
uit een grote ' trooflvoor de genen rijft, die niet zo machtig 
van reden zijn , en een grote nuttigheit voor de ^ geméneftaat 
volgt , en dat wy gantfchelijk zonder gevaar en nadeel konnen 
geloven , niet willen aannemen ; en dit alleenlijk om die oor- 
zaak, om dat het niet ^ wiskunftig betoogt kan worden : als 
of wy om ons leven wijfzelijk inteftellen, niets voor waar 
mochten aannemen, 'twelk door enige middel van tetwijf- 
felen , in twijfel getrokken kon worden , en als of veel van 
onze y werken, niet zo onzeker , en vol van gevaar waren. 

Ik 



- — j^^^ 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



I 



THEOLOGANT. i5^.HooM %6s 
Ik beken wel dat de genen , die achten dat de wijsbegeerte 
en a godgeleertheit malkander tegenforeken , en dieshalven 
dat een van beiden uit liaar heerlchappy gedreven moet 
worden , en dat men deze of die moet laten varen , niet zon- 
der reden vafte ^ gronden van de Godgeleertheit pogen te 
leggen, en dezelfde wiskundig te betogen : want wie zou, 
zo hy niet wanhopig en zinneloos was , de reden roekeloos- 
lijk willen afzeggen , of de c konften en wetenfchappen ver- 
achten, en de ^ zckerheit van de reden ontkennen V En on- 
dertuflchen konnen wy hen niet ^ gantfchehjk verfchonen , 
vermits zy de reden te hulp willen roepen , om de reden te 
verdrijven, en door zekere rede pogen de Reden onzeker te 
maken. Ja dewijl zy pogen door g wiskundige betogingen de 
h waarheit en ' achtbaarheit der ^ godgeleertheit te tonen j 
€n de Reden en't ^ natuurlijk licht van haar achtbaarheit en 
gezach te beroven , zo doen zy niets anders , dan de god- 
geleertheit onder de heerfchappy der Reden te trekken , 
en zy fchijnen waarlijk t^onderftellen , dat d'achtbaarheit 
van de Godgeleertheit geen " glans heeft ^ 20 zy niet door 
't natuurlijk licht van de Reden vcrhcht en verheerlijkt word. 
Maar indien zy in tegendeel roemen , dat zymet d'inwendige 
O getuigenis van de heilige Geeft tevreden en geruft zijn, en 
<lar zy om geen ander oorzaak de reden te hulp roepen , daft 
om d'ongelovigen , te weten om hen t overtuigen j zo 
heeft men echter hun redenen niet te geloven: want wy kon- 
nen lichteHjk tonen , dat zy dit of uit p eenzijdigheit of uit 
ydele ^ eere voorgeven. Want uit het voorgaande 'Hooft- 
deel volgt zeer klaarlijk, dat de ^ heilise Geeft alleenlijk van 
de goede ^ werken getuigenis geeft ; die ook daarom van 
Paulusin de brief aan deGalatcrs Cap. v: vers zz. vruchten 
van de heilige Geeft genoemt worden , en de heilige Geeft is 
waarlijk niets anders , dan een^ geruftftelline en vemoeging 
d€S gemocds , die uit de goede werking in de ziel of geeft 

L 1 v^ort- 



Phis. 



ments. 



C ^rtHé 
d ScitftUé» 

c CertttH3€* 
ÏAkfilnté, 



g; Méthms* 
ticdt demon" 

i\ Vtritas, 

tar. 

k Thediiié, 
1 Lnmen ms* 

tKTdU. 

ïti ItMfttUÊttBm 

n SfUmdüft 



nittm^ 



t Capnt, 
SpiritHZ 



V Aiihiipi 



r 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



X VerttdS, 

y Ccrtitsio, 

2 Te/limo- 



b FrxjneU- 
chtm 

d Philofophi, 



f ThiUfophia, 



tta. 



l Dsmns. 

rn Facnl- 



B Utflitds. 
« Kcccjfitas» 
f Rcvcldtit. 

r\ Ltcmeu 

tis 

f Salns, 



^66 De R E C H T Z I N N I G E 
voortkomt. Maar wat de ' waarlicit en y zekerheit der din- 
gen aangaat , die alleenlijk tot de ^ belchouwing behoren , 
geen geeft geeft 'er getuigenis af, dan de Reden, die alleen 
gelijk wyalreêgetoont hebben, de hcerfchappy dervvaarheir 
vpor zich toegeëigent en verkregen heeft, indien zy dan 
beweren, daf/y enige geeft behalven deze hebben, die hen 
van de waarheit zeker niaakt, zy roemen dit t'onrecht, en 
fpreken alleenlijk uit vooroordeel der. hartstochten, of ne- 
men, uit grote vrees van dat zy van de <i wijsbegeerige ver- 
wonnen , en openbaar ten fpot geftelt zullen worden , hun 
toevlucht tot hctgewydc , maar te vergeefs : want wat al- 
taar kan hy bekomen , die 't = gezach en d'achrbaarheit der 
Reden queft? maar ik wil benplaten varen , dewijl ik acht, 
dat ik aan mijn zaak genoech gedaan heb , met aan te wij- 
zen, op wat w ijze de ^^Wijsbegeerte van dc s Godgeleertheit 
afgefcheiden moet w orden , en waar- in zy beide voorname- 
lijk beftaan, en daar by, dat d^een nier aan d'anderdienft- 
baar is ; maar dat ydcr haar heerfchappy , zonder tegen- 
fpraak van d 'ander heeft , en eindelijk dat ik overal , daar 
de gclcgentheit voorkomt en is , d' * ongerijmde , '< onge- 
voeggelijkc en ^ fchadelijke dingen getoont heb, die hieruit 
zijn gevolgt, dat de menfchen deze tvve ™ vermogens, op een 
wonderlijke wijze onder malkanderen weten te vermengen , 
noch 'reen van 'c ander af tefcheiden. Eer ik nu tot d^'andere 
dingen \ oorrga , zo wil ik hier uitdrukkehjk vermanen en 
waarfchouvven , fchoon ik 't alreê gczegt heb , zo veel de 
n nuttigheit , en ° noodzaaklijkheit der heihge Schrift , of 
de 1' openbaring aangaat , dat ik dezelfde zeer groot ftel. 
Want dcw ijlwy niet door 't i natuurlijk licht konnen bemer- 
ken, dat d 'eenvoudige ^ gehoorzaamheit de weg ter ^zalig- 
beit is ; maar dat d 'enige openbaring aanwijft , dat dit uit 
een bczondere ' genade van God , die wy niet door Reden 
konnen \ crkrijgcn, gefclued , zo volgt lücr uit , dat de 

Sdirift> 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



T H E O L O G A :\ T. ló.Hcofd. 



2.67 



ai..c , den ftcrfelijke menfchen ^ een zeer grote ^ troolt ^ 
toegebracht heeft. Want alle menfchen konnen ^ volkc- ^ ''"^'^ 
mentlijk gehoorzamen , en daar zijn niet dan zeer weinige, zo 
zy met het geheel menfchelijk geflacht vergeleken worden, y HMmss 
die de ; hebbelijkheit des ^ deuchds uit het ' beleid van de ^vVa^. 
Reden alleen verkrijgen ; endieshaiven, indien wy deze ^ ge- 1:^^'^" 
tuigenis der Schrift niet hadden, zo zouden wy bynavan de 
c zalig[;hcit van alle menfchen twijfelen. c Ssias, 



't ZESTIENDE HOOFTDEEL. 

f^a?t de Gro/uhejir/i ^van een gemé/ieflaat : "van 
jders Natmtrlijk^ en Burgerlijk, recht > en van 
recht der Oppermachten. 

TOt hier toe hebben wy getracht de a wijsbegeerte van 
de b Godgeleertheit af tefcheiden , en de c vryheit van 
^ wijsbegérig te redeneren, die deze laatfle aanydertoe 
(laat, te tonen, 't Is dieshalven tijd^ dat wy onderzoeken, hoe 
verre deze vryheit van te gevoelen , en van 't geen, dat yder ge- 
voelt, te zeggen, zich ineen welgeftelde geméne ftaat uit- 
ftrekt. En om dit by t ordening t'ondcrzodken, zo ftaat ons van 
de g grondveften van een geméneftaat te handelen , en voor 
ëerft van yders natuurlijk recht , zonder noch opzicht op 
een geméneftaat, noch op de ' Godsdienft te hebben. 

By ^ recht en ^ inzettinge der natuur , verfta ik niet an- 
ders , dan de regelen der natuur van yder ondélige , na 
'twelk wy yder ding natuurlijk bepaalt bevatten, tot opze- 
ke wijze "wezendhjk te zijn, en te ° werken. Tot een voor- 
beeld : de ViiTchen zijn van natuur bepaalt tot fwemmen , en 
de groten tot de minderen t'eten, en in dezervoegen gebruiken 

Li X "de 



c LtberUs^ 
d IhiUfi' 
fhêru 



c KetfH» 

f 0rd9. 
g Funds" 
mentum» 
h Jus nsm 

i Kdigit* 
k 

1 JnJlitMUtm, 
m Jndiyi" 
dnum» 



n Exifltru 
O Ofvrérit 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



x6H 



De RECHTZINNIGE 



q Têftntia. 



de VifTchen het water , en de groten eten de minderen mee 
het grootfte natuurlijk recht. Want het is zeker , dat de 
natuur p volftrektehjk aangemerkt, haar recht heeft tot al- 
les , dat zy vermag , dat is , dat het recht der natuur zich zo 
wijd, als haar i macht uicftrekt; vermits de macht der na^ 
tuur zelve Gods macht is , die het hoogfte recht op alles 
heeft: maar dewijl d'algeméne macht van de gehele natuur 
mets anders is , dan de macht aller r ondéligen te gelijk , zo 
volgt hier uit , dat yder ondélige zijn recht heeft op alles 
dat hy vermag , of dat yders recht zich zo wijd uitftrekt , als 
zijn bepaalde macht zich uitftrekt. En dewijl d'opperftewet 
der natuur is , dat yder ding , zo veel als het moogliik is 
poogt in zijn ftand te blijven , en dit niet ten opzicht van' 
een ander, maar alleenlijk van zich,, zo volgt hieruit, dat 
yder ondéhge zijn hoogfte recht hier toe heeft; dat is, ge- 
hjk ik gezegt heb , om wezendlijk te zijn , en te werken , 
na dat het natuerlijk bepaalt is. Wy kennen hier geen ' on- 
derfcheid tuftc.hen de menfchen , en d'anderen ondéligen 
der natuur, nochtuftchen de menfchen met reden begaaft , 
en d'anderen, die ciikurdig \m de ware reden zijn, noch 
tuflchen de neskebollen , fpoorlozen, en wijzen. Want yder 
ding doet met 't grootfte recht al'tgeen, dat het volgens de 
wetten van zijn natuur doet , namentlijk , om dat het 
werkt, naar dat het uit de natuur bepaalt is, en niet anders 
kan. Dieshalven, zo lang men de menfchen aanmerkt onder 
de heerfchappy der natuur alleen te leven , zo leeft onder 
hen de geen, die de reden noch niet kent , of die de thebbe- 
lijkheit des deuchds noch niet heeft , zo wel met het grootfte 
7^/f«<.'«. rechtna de wetten van zijn v luft en believen alleen, als de 
geen , die zijn leven naar de wetten van de reden ftiert. Dat 
is , gelijk de wijzen 't hoogfte recht tot alles heeft , dat de re- 
den voorfpeld, of om naar de wetten van de reden te leven ; 
zo heeft ook d'onkundige, en de geen, die zich zelf niet kan 

mati' 



f Viffknn 



t lUUtat 
yirtiÊtit, 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i^.Hooftd 1.6^ 

rtïatigen, 't hoogfte recht tot alles , dat de luft hem raad , of 
om na de wetten van zijn luft en believen te leven. Dit is het 
zelfde dat van Paulus aangewezen word , die geen ' zonde " 
kent voor de wet , dat is zo lang de menfchen aangemerkt 
worden naar de heerfchappy van de natuur te leven. 

'ty Natuurlijk recht dan van ydermenfch, word niet na de yj*'*"'"" 
gezonde reden , maar naar de ^ begeerlijkheit en macht be- ^"«^v^'^. 
paalt. Want alle menfchen zijn niet natuurlijk bepaalt , om' 
naar de regelen en wetten der reden te werken: integendeel, 
zy worden alle onkundig van alle dingen geboren , en eer zy de 
ware b middel van te leven konnen kennen , en de ^hebbelijk- J^f^f'*'- 
heit des deuchds verkrijgen, gaat een groot deel van 't leven i^<^' 
voorby, fchoon zy wel opgevoed worden , zy zijn echter on- '* 
dertufichen gehouden te leven , en zich zeiven zo veel in hen is, 
te bewaren , re weten uit deenige d drift van hun luft ; dewijl J ^"'/«(r< 
dan de natuur aan hen niets anders heeft gegeven, en het da- 
delijk vermogen, van naar de gezonde reden te leven , gewij- 
gert, zo zijn zy nier meer gehouden , naar dewecteiivan*t 
gezond verftand of gezonde geeft te leven , dan de kat naar de 
wetten van de leeuwfche natuur. Dieshalven yder , die on- ^ 
der de 4ieerfchappy der natuur alleen aangemerkt word, mag ' "'^'"""'^ 
al 'tgeen dat hy , of door f beleid van de gezonde reden , of ^"-^"^ 
uit drift derg hartstochten nut voor zich oordeelt, met het g 
grootfte recht der natuur begeren , en door wat middel het 
ook is, 'tzy door geweld, oïdoor bedrog , of door gebeden, 
of eindelijk op welke wijze hem zulks cemakkelijkft is , ne- 
men; en by gevolg de geen voor vy and houden , die hem be- 
letten wil , zijn luft en begeerten te vervullen. 

Hier uit volgt , dat het""' recht en ' inzetting der natuur , on- h^y«/. ^ 
der welke alle menfchen geboren worden , en ten meeftendeel ' 
leven, niets verbied, dan dat niemant begeert , en datnie- 
mant vermag, en geen afkeer heeft van haat, gramfchap , be- 
drog, noch "gantfchelijk van iets, 't welkdeluften begeerte k^*/»'^. 

Ll 3 aanra- 



1 



u 2ndhiJua, 

O Exiflcrt, 
p Opcrari. 
q Ridicnlum^ 

f Malnm, 
t Or^*. 
V Coh4ren- 



yAutdlium, 
7. ChUms, 



z-o Dc R E C H T ^ I N N I G C 
den: geca wonder, want de natuur word niet door dc wcc. 
tenyandcmenfchelijkercden. die alleenlijk op't cccn zien 
dat het ware nut der menfchen is, cn die tot hun • behouding 
Itrekken, verhindert cn belet, maar door oneindige andere 
dic mm opzicht op d eeuwige ordening der natuur hebben' 
van dewelke de menlch ccn deeltje is : uit welks enige - nood- 
zaakhjkheit alle " ondéligen , op zekere wijzen bepaalt 
worden, tot ° wezendlijk te zijnen re p werken. Al 't geen 
dan , 't W-elk in de natuur ^; belagciielijk , ' ongerijmt , of ^ quaad 
aan ons fchijnt , Ipruit hier uit, dat wy de dingen alleen- 
lijk ten dele kennen , en ten meeftendcel van de t ordening en 
V zamcnhang der gehele natuur onkundig zijn , en dat wy 
willen , dat alles naar 't gebruik van onze reden gefchikt zal 
worden ; hoewel echter het geen, 't welk van de reden quaad 
voorgefpeld word, niettjuaad is , ten opzicht van de orde- 
ning en wetten der algemene natuur, maar alleenlijk ten op- 
zicht der wetten van onze natuur alleen. 

Docli dat het nutter voor de menfchen is naar de wetten 
ennazekerevoorfpellingof x voorfchrift van onze reden, te 
leven , die , gelijk wy gezegt hebben , alleenlijk hun opzicht op 
tware nut der menfchen hebben . nismant kan hieraan twij- 
telen Wyders daar is niemant, die niet begeert veilidiik 
zonder vrees , zo veel als 't mooglijk is , te leven, 'tvvelk 
echter minft gebeuren kan , zo lang aanyder vry ftaat , alles 
na zijnluft en believen te doen, en zo lang men niet meer 
recht aan de reden, dan aan de haat en graiiifchap toegeeft • 
want daar is niemant , die niet in anchften kommer leeft 
terwijl hymet andere in vyandfchap, haat , gramfchap en 
bedrog leeft, welke hy dieshalven, zo veel als hem moog- 
lijk is , poogt te fchuwen. Indien wy ook aanmerken , dat 
de menfchen zonder onderlinge y Imlp , zeer elendiglijk , en 
noodzaaklijk zonder ^ oeflening en 't gebruik van de reden 
leven, gehjk wyin't vijfde ^ Hooftdeel getoont hebben, zo 

zullen 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. lö.Hooftd. 171 
zullen \vy zcerklaarlijk zien, dat de menfchen , om invei- 
ligheit , en op het gevoeglijkfte te leven , noodzaaklijk tc 
zamen moeften fpannen , en dieshalven maken ^ dat zy 't 
recht, 't welk yderuit de natuur tot alles had, gezament- 
lijk zouden hebben , en dat alles voortaan niet naar yders 
b kift en ' begeerte, maar na de macht en ^vil van alleteï^;^,,,,^^ 
gelijk bepaalt zou worden, 't AVelk zy echter te vergeefs J 
aangevangen zouden hebben , zo zy niets , dan 't geen , 't welk 
de luft en begeerte hen raden , wilden volgen : want yder 
word door de wetten van de luft en begeerte vcrfcheidelijk 
getrokken , en daarom hebben zy zeer vaft moeten ftellen , 
«n een verbond maken ,. datzy alles naar 't ^'voorfchrift van f DiSami.'^ 
dereden (die niemant opentlijk dart tegenfpreken , omniet 
van verftand berooft re fchijnen) zouden ftieren: en de luft 
of begeerte , voor zo veel die iets tot nadeel van anderen 
raad , breidelen , en niemant iets aandoen , 't welk zy niet 
wilden, dat hen aangedaan zou worden , en eindelijk datzy 
eens anders recht, als 't hunne zouden befchermen. En hier 
ftaat nu te zien , op wat wijze dit s verdrag aangegaan moet g Faa»,». 
worden, op dat het vaft en bondig zou zijn. Want daar is 
een algemene wet der natuur , dat niemant iets , 'twclk hy 
goed oordeelt te zijn , mag verwaarlozen , ten zy op hoop 
van groter goed-, of uit vrees van groter fchade ; en dat hy 
nooit enig quaad zal verdragen , 3an om groter quaad tc 
mijden, of op hoop van groter goed ; dat is, dat yder van 
twe goeden, het geen dat hy't grootfte oordeelt , en van 
twequaden , her geeudar hem'tminfte fchijnr , zal kiezen. 
Ik zeg met voordacht, dar aan de verkiezer 't grootfte of ^£ 
minftefchijnt , niet dat de zaak zodanig is als hy oordeelt. 
En deze wet is de menfchelijke natuur zo. va/} ingefchrevcn , 
dat zy onder ''d'eeuwige waarheden, daar af niemant ofikun- k 
dig kan zijn , geftelt mag wörden. Hier uit volgt nood- 
za'aklijk , datniemant zoudcr bedrog beloven zal , dat hy 

vaa 



De R E C H T 2 I N N I G E 



1 JtttnS' 

tursU. 

lU Fêtentia. 



van 'trechr, 't welk iiy cp alles heeft, zal afftaaii , en > volftrek- 
telijk dat niemant zijn beloften houden zal , dan uit vrees van 
een groter quaad , of op hoop van een groter goed. En om 
dit te beter te verdaan , zo laat ons ftellen , dat eenk rover 
my dwingt , dat ik aan hem zal beloven , dat ik mijn goe- 
deren , als 't hem belieft , aan hem zal geven. Dewijl 
dan , gelijk ik alreê getoont heb , mijn ' natuurlijk recht 
door mijn macht alleai bepaalt word , zo is 't zeker dat ik, 
volgens 't recht der natuur , my , zo ik kan , door bedrog 
van dezenrover , metal 'tgeen dat hy begeert , aan hem te 
beloven, mag vry maken en ontdaan ; te weten, met al 'tgeen 
dat hy eifcht aan hem toe te (taan. Of genomen dat ik zon- 
der bedrog , aan ymant belooft heb , dat ik in de tijd van 
twintig dagen geen rpijs, noch enig voedzel zal proeven , en 
datiknamaalszie, dat ik ditdwaaslijk heb belooft , en dat 
ik deze belofte niet zonder zeergrote fchade zal konnen na- 
komen , zo vermag ik met ^t grootfte recht zodanig ver- 
drag breken , en maken dat het gezeide krachteloos word, 
dewijl ik volgens liet natuurlijk recht gehouden ben , van 
twe quaden 't minfte te kiezen. Ik zeg , dat dit volgens 
't natuurliik recht vry ftaat , 't zy ik door ware en zekere re- 
de zie , of uit " waan meen te zien , dat ik qualijk belooft 
hebbe: want hetzy dat ik dit waarlijk of \ialfchelijk zie, ik 
zal 't grootde quaad vrezen , en 't welk ik dieshalven volgens 
O j»/?«<«r««, de ° inzetting der natuur op alle wijzen zal pogen te fchu- 
wen. Uit het welk wybefluiten, dat een p verdrag geen 
kracht kan hebben, dan ten opzicht van de nuttigheit, en 
als de nuttigheit wechgenomen word , zo word ook 't ver- 
drag wechgenomen en vruchteloos gemaakt. Men doet dies- 
halven dwaaflijk , dat men eens anders trouw eeuwiglijk 
voor zich eifcht en vordert, 20 men niet te gelijk poogt te 
maken, dat uit de breking van 't verdrag, 'twelk te maken 
meer ichade dan nutiigheic voor den breker zal vol- 

genr 



n Opinie. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



geil: 'cwelk. in d'oprcchting van een ' gemeneftaat voorna- r r«/«. 
■melijk plaats behoort tc hebben. Doch indien alle nienfchen 
■lichtelijk door 't ^ beleid van de reden alleen geleid konden r Duau, 
|-\v'oruen , en de hooglle ' nutcigheit en ' noodzaaklijkheir "''Sités. 
•van de gemeneftaat kenden , zo zou'er niemant zijn, die't 
"bedrog niet gantfchelijk zou verfoeien ; en zy zouden alle met 
de grootfte getrouwhcit , uit de x begeerte van dit opperde x 
goed, te weten van de behoudenis der gemeneftaat, het ver- 
drag -in ailes doen ftand houden ^ en boven alle dingen de 
trouw , de gpootfte ond<:rftand van de ^ gemeneftaat, be- yrr</rjm«. 
V/aren. Maar 'tis verredaar van daan, dat alle menfchen, liu".^'' 
•altijd gemakkelijk door 't beleid van de reden alleen geleid 
konnen worden : wap.t ydcr w'ord van zijn welluft getrok- b 



^•3 



I 



cn dc 



^ gicrigheit , 



eerzucht , ^ nijd , ^ gramfchap 



C Gloria, 



•€nz. bezitten dikwils de geeft in diervoegen , dat 'er geen « 
plaats voor de réden gelaten word : dieshaiven , fchoon de 
^lenfclien door z<^kere ^ tékenen van een eenvoudig gemoed rst^ns; 
tóoven en toezeggen , datzy getrouw zullen zijn , zo kan 
-echter niemant van eens anders trouw zeker wezen , ten zy 'er 
iets anAiers byde s beloften komt, dewijl yder volgens het gvrmijr^ 
recht der natuur met bedrog mag handelen en niet ge- 
houden is zich aan 't beloofde te houden ; ^t en zy dóór hoop 
van groter goed, of uit vrees van groter quaad. Maar ver- 
iiiitswy alreê (TCtoont hebben, dat het ^'natuurlijk recht door 
yders ' macht alleen bepaalt word, zo volgt, dat yder nood- [''p;^,^^.^^ 
zaaklijk zo veel van zijn recht aan een aiiderovergeeft , als 
hy vandemaclit, die hy heeft, aan een ander 't zy door ge- 
weid of vry wilHglijk , overdraagt , en dat die geen 't ^ opperfte p^^^^^^. 
recht over aiien heeft, die d'opperfte macht bezit, door de 
welke hy hen alle met geweld kan dwingen, en door de vrees 
van de grootfle ^ ikaf, die van alle menfchen in 't algemeen 1 i-i»^// 
gevreeft word , wxérhouden : w elk recht hy alleenlijk zo 
lang zal behouden, als hydeze macht van alles te doen , dat 

Mm hy 



'mum» 



Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



ii» 

Têlt. 

p S9CUtAS. 

C| faéium, 
1 lotfntia. 



t Vemtoatia 
y Pinpas, 



z Diyijïo, 
c ArlfitrUim' 



d Mandata, 



274 De RECHTZINNIGE 

hy wil , zal bewaren ; anderzints zal hy by vergunning ge- 
bieden, enymant diefterker is , zal , zo hy niet wil , niet 
gehouden zijn hem te gehoorzamen. 

Door deze middel dan kan men, zonder enige " tegenftrij- 
digheit van 't° natuurlijk recht, een p gezelligheit toeftellen, 
en altijd alle <3 verdrag met de grootfte getrouwhcit onder- 
houden , namentlijk zo yder alle de ' macht, die hy heeft , aan 
de gezelligheit overgeeft , die dus het hoogfte recht der na- 
tuur over alles , dat is de opperfte ^ heerfchappy alleen zal 
behouden, welke yder of uitvrye, wil , of uit vrees van de 
grootfte ftraf, gehouden zal zijn te gehoorzamen, 't Recht 
• van zodanige gezelligheit word t volks heerfchappy genoemt, 
dewelke dieshalven bepaalt word een .algeméne Vergade- 
ring van menfchen, die ^ tezamen het y opperfte recht tot al- 
les heeft, dat zy vermag. Uit 't welke volgt, dat d'opper- 
macht door geen wet gebonden is, maar dat alle menfchen in 
alles de zelfde moeten gehoorzamen ; want zy moeten alle 
dit of ftilfwijgens of uitdrukkelijk beloven , als zy alle hun 
'macht van zich te verdédigen, dat is, alle hun recht aan deze 
oppermacht overgedragen hebben. Want indien zy iets voor 
zich bewaart wilden hebben , zo moeften zy ook met eneii 
toezien , hoe zy dit veiliglijk zouden konnen verdédigen ; 
maar dewijle zydit niet gedaan hebben, en zulks niet zonder 
z verdeling van de heerfchappy , en by gevolg niet zonder de r 
zelfder ^ ondergang konden doen , zo hebben zy daar door 
zich zelve ^ gantfchelijk onder 'tc believen van d^oppermacht 
gcftelt : en dewijle zy dit volkomentlijk hebben gedaan , zo 
wel door de nood , gelijk wy gezegt hebben , gedwongen, als 
door de réden zelve overreed, zo volgt hier uit , datwy, zo 
wy geen vyanden van de heerfchappy willen zijn, en niet te- 
gen de reden willen doen , dewelke raad de heerfchappy met de 
grootfte krachten te befchermen , gehouden zijn alle d bevélen 
van d' oppermacht volftrektelijk te gehoorzamen , fchoon 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i^.Hooftd. ^75- 

zy zeer ongerijmde dingen gebied ; want cc reden beveelt ook 
dat vvy zodanige dingen zullen volbrengen , om van twe qua- 
den minfte te verkiezen : voeg hierby , dat dit ^ gevaar , 
van zich gantfclielijk onder de ^ heerfchappy en 't believen 
van een ander te ftelien , lichtelijk yder overkomen kan ; 
want , gehjk vvy getoont hebben , dit recht van 'tgeen, dat 
.men wil , te gebieden , behoort alleenhjk aan d'opperfte 
machten, zo lang als zy waarlijk doppermacht behouden, 
cn indien zy dezelfde verloren hebben , zo verliezen zy te ge- 
lijl^ook 't recht van over alles te gebieden ; en het zelfde 
valt op de geen , of op de genen, die dat hebben verkregen , 
en konnen behoudeti. Dieshalven kan zeer zelden gebeuren , 
dat d'opperfte machten zeer ongerijmde dingen gebieden ; 
want hen is 'er ten hoogften aan gelegen , dat zy , om voor 
zich zelve te zorgen om de heerfchappy te behouden, ook voor 
de geméne welftand zorgen, en alles naar 't i vcorfchriftvan 
de reden ftieren ; dewijl niemant , gelijk Seneca zegt , de ge- 
weldige heerfchappy lange tijd behoud. Hier komt noch 
by , dat in de k volkelij ke beftiering d* i ongerijmde dingen 
minder te vrezen zijn : want het is byna onmooglijk , dat het 
meerderdeel van een vergadering , zo zy groot is , in iets 
datongerijmt is^ overeenkomt , gelijk ook uit oorzaak van 
haar " grondveft en ^ einde , 'twelk, gelijk wy getoont heb- 
ben, niets anders is, dan d'ongerijmde dingen van de? luften 
en begeerlijkheden te fchuwen , en de menfchen , zo veel als 'c 
mooghjk is, binnen de palen van de réden te houden , opdat 
2y eendrachtelijk en vreedzamelijk zouden leven ; en indien 
deze grondveft wechgenomen word , zo zal het geheel ^ ge- 
bouw hchtelijk ter neêrftorren. Het paft dan alleenlijk aan 
d'oppermacht in deze dineen te verzorgen , en aan d'onder- 
zaten , gelijk wy gezegt hebben , deszelfs ' bevélen te vol- 
brengen , en geen ander recht t'erkennen , dan dat d'opper- 
macht verklaart recht te zijn. Maar ymantzalmifTchienach- 

Mm X ten, 



f Tcrieuïum. 
g Impcrinm» 
h Arbitrinmt, 



k DemicrS' 
tis. 

1 Mfftrdé, 



n Fmndd' 

mentum^ 
O Fiftit, 



li'i! 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



'.j6 



De RECHTZINNIGE 



'Mfilttté, 



V VmélMS 
rationis. 

y Mandatum, 
2 O bedien- 
tia, 

a Libertas, 
b XJtilitah 



c "Res pM» 
élita, 

d Imperium, 



U0. 



h' XJtilitês. 



ten , dat wy door deze middel d onderzaten tot flaven ot- 
dienaars maken, om dat zy ménen , dat de geen eenflaaf of 
dienaar is , die volgens 't bevél doet^ en dat de r^cen vry is 
die zijn eigen gemoed en believen volgt , 't welk • waarlijk 
niet in alles waar is ; want zeker de geen , die dus van zija 
» lullen getrokken word , en niets dat voor hem nut is , ziea 
of doen kan , is voornamelijk een flaaf of dienaar , en die al- 
leen is vry, dewelke meteen oprecht. gemoed alleenlijk naar 
\ ' beleid van de réden leeft. De doening uit > bevél , dat, 
is de ^ gehoorzaamhcit , neemt wel enigzints de ^ vryheic 
wech, doch maakt niet terftond dienftbaar , gelijk wel de*ré- 
den en't oogmerk van de doening. Indien 't einde en oos;merk, 
van de doening niet is de nuttigheit v^n de dceiiderzelf, 
maar van de gebieder , zo is de doendcr een flaaf en dienaar 1 
cn aaii zich zelf onnut : doch de geen, die ineen g,cnïcne- 
ftaat, cnineen Mieerfchappy, daarde<:welfland van'tgehé- 
le volk met die van de gebieder d^opperlle wet is , in ^alles, 
d oppermacht gehoorzaamt , moet niet een onnut flaaf of 
dienaar voor zich zelf ^ maar een onderdaan gcnoemt worden ; 
en dieshalven is die geméneflaat meefl: vry , welker wettcii 
op de gezonde reden geyefl: zijn; want hier kan yder, zohy 
wil, vry zijn, dat is met een oprecht gemoed naar 't beleid 
van de réden leven. In dezervoegcn zijn de kinderen, hoe- 
wel zy gehouden zijn , in alles de ^ bevélen van hun ouders 
te gehoorzamen , echter geen flaven of dienaars ; want de. 
bevélen der ouders hebben voornamelijk hun -opzicht op de 
nuttigheit der kinderen. Wy erkennen dan een groot s on- 
derfcheid tuflchen flayen of dienaars, zoon en onclerdaan, de- 
de welke daarom dus bepaalt worden , te weten , de geen is 
eenflaaf of dienaar, die gehouden is de bevélen van zijn heer, 
de welke alleenlijk op de nuttigheit van de gebiedc ruziën , te 
gehoorzamen: maar de geen is een zoon , die dit' welk 
nyt voor hem is^ volgens zijn Vaders 'bevél doet; en einde- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



IIJ 



I 



THEOLOGANT. i6. Hooftd. 277 

lijk de geen is een onderdaan , die 't geen, dat voor 't gemeen, 
en by gevolg ook v-oor hem nut is , uit bevél van d' ^ opper- k SH^m» 
macht volbrengt. Ik acht, dat ik hier door klaarlijk genoech ^'■''■^'"* 
de 1 grondveften van de volkelijke heerlchappy getoont , y,^^^^, 
heb ,^ van dewelke ik voornamelijk heb willen handelen , om 
dat zy meelt natuurlijk fchijnt, en de n vryheit, die de na- 
tuur aanyder toeg,efl;aan heeft, 'tnaaftkomt. Want daar in " 
2;eeft niemant zijn o natuurlijk reclit in diervoegen aan een an- 
derovar, dat hy voortaan geen p berading voor zicli heeft, p^^^"-'^'- 
maar alleenlijk aan 't grootfte deel van de gehele q gezellig- q^^mt^r, 
heit , van de welke hy een gedeelte maakt ; cn door deze miè- 
del blijven zy alle gelijk tevoren in de natuurlijke ftaat ge- 
lijk. Wyders heb ik met voordacht van deze ' heerfchappy t imperium. 
alleen willen handelen, om dat zy meert tot mijn ^oogmerk f7„«,f«», 
dient, terwijl ik voorgenomen had vandc nuttigheit der vry- 
heit ineen 'geménsftaat te handelen. Ik fwijg dan van de Ij^^ f' 
grondveften der andere v machten : en om hun rechtte ken- v'p,tcji*tts. 
nen, behoeven wy niet te weten, waar uitzy hun oorfpronk 
hebben gehad , en dikwils hebben ; want dit blijkt meer dan 
genoech uit hetgeen, dat nu getoont is. Want het is zeker , 
dat aanyder, died 'opper ft e macht heeft, 't zy hy een alleen 
is , of dat 'er weinigen zijn ^ of eindelijk zo zy alle d^opperfte 
macht bezitten , het opperfte recht van al 't geen , dat hy 
wil te gebieden , alleen behoort. Wyders , de geen die of 
vrywilliglijk , of door geweld gedwongen , de macht van 
zich te verdedigen , aan een ander overgegeven heeft , is gant- 
fchelijk van zijn natuurlijk recht afgegaan, en heeft by ge- 
gevolg befloten, hem voiftrektelijk in alles te gehoorzamen , 
*twelk hy Q;antfchelijk gehouden is te doen, zo lang de Ko- 
nink, of d'Êdelen , of Volk d'opperfte macht , dewelke de 
grondveft van 't recht over te geven gewceft heeft en die 
zy ontfangen hebben , behouden , zonder dat men hier iets 
meer behoeft by te voegen. 

Mm 3 Na. 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




178 



De RECHTZINNIGE 



y ?«/. 



d Crimen Uf^e 
métjf/latit. 

t Libtrtai^ 

tMS. 

h Beneplaei- 
tum. 

ï PêtcnSia. 



k VrafidtHm» 

I Injnria. 

II 'Jus Ct-vile, 
O Edtólnm. 



z InjuflitU, 



r Jnterprt- 

ratio. 

\r IntjHttar, 



X Cenfaed<' 



Na dat wy de ^grondveftcii en 't y recht van de heerfchap^ 
py getoont hebben, zal men Hchtehjk konnen bepalen, wat 
het bezonder ^ burgerhjk recht , wat ' ongelijk , wat ^-ge- 
rechtigheic en wat " ongerechtigheit in de burgerlijke ftaat 
is : wyders wie bondgenoot , wie vyand , en eindehjk wat 
misdrijf van gequetfte hoogheit is. Want by bezonder 
burgerhjk recht konnen wy niets anders ver ft aan ., dan 
yders ^ vryheit om zich in zijn ftaat te bewaren , de- 
welke door de * bevélen van d'oppermacht bepaalt, en door 
defzelfs s achtbaarheit alleen verdedigt word. Want na dat 
yder zijn recht van naar zijn eigen h bdieven en welgevallen te 
leven, door 't welk hy in zijn ' macht alleen bepaalt wierd , 
aan een ander overgegeven heeft, dat is zijn vryheit en macht 
van zich te verdédigen, zo ishy gehouden alleenlijk na def- 
zelfs régel te leven, en zich doo^r zijn k onderftant alleen te 
verdédigen, i Ongelijk is , als een burger of onderzaat van 
ymant gedwongen word enige '"fchade, tegen 't " burgerlijk 
recht , of tegen 't o bevél ran d'oppermacht , te lijden want 
ongelijk kan niet, dan inde burgerlijke ftaat bevat worden: 
en zy kan niet van d'oppermachten , dewelke naar 't recht al- 
les geoorloft is , d^onderzaten aangedaan worden : en kan 
dieshalven alleenlijk in de bezondere lieden , die naar rechten 
gehouden zijn , malkanderen niet te hinderen , plaats heb- 
ben, p Gerechtigheit is een o ftandvaftigheit des gemoeds , 
om aan yder 't geen, dat naar't burgerlijk rechtaan hem be- 
hoort , meêtedélen : maar " ongerechtigheit is onder fchijn 
van recht ymant het geen te onttrekken , 't welk na de ware 
^verklaring der wetten aan hem toebehoort : zy worden ook 
* billikheit en ' onbillikheit genoemt , om dat de genen , die 
geftelt zijn de dingen re beftechten , gehouden zijn geen op- 
zicht op de perzonen te hebben , maar hen alle gelijk t'achten , 
en yders recht gelijkelijk te verdédigen ; zonder de rijke te be- 
nijden, ofd'arme te verachten, * Bondgenoten of verëenig- 

den 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. lö.Hooftd. 179 

den zijn lieden van t\ve>fteden of ftaten, die, omniet door 5^'',';^. 
oorlog in gevaar te vallen , ofom enige andere »nuttighcit, te * 
ramen verdragen , malkander niet te befchadigen , maar in 
tegendeel door de nood gedwcngen,elkander te hulp te komen, 
en dit op b voorwaarde , dat yder zijn heerfchappy behouden 
zal. Dit verdrag zal zo lang kracht hebben , als defzelfs 
•^grondveft, namelijk, 't gevaar ofdenuttigheit plaats heeft: 
want niemant maakt verdrag , noch is gehouden het beloofde 
ftand te doen grijpen , dan op hoop van enig goed , of ^ ^f^- 
uit = bekommernis van enig quaad: indien men deze grond- ts,iucit,dt. 
veft \vechneemt,zo word ook het ^^erdrag uit zich zelfs wech- f XMBum. 
genomen ; gelijk ook s d'ervarentheit meer dan genoech leert fj^t""""- 
en aan wij ft. Want hoewel verfcheide heerfchappyen te za- 
men verdragen, dat zy malkanderen niet zullen hinderen , zo 
pogen zy echter , zo veel als hun mooglijk is , re beletten , 
dat een van beiden machtiger zal worden, en zy onderhou- 
den niet het geen , dat 'er gemaakt is , ten zy 't einde en de 
nuttigheit van beide, om met malkanderen te handelen en te 
verdragen, klaarlijk genoech bekent is ; anderzints vrezen zy 
voor bedrog, en niet t'onrccht ; want wie zal op h woorden, h diiij: 
en op ' beloften van de geen die d oppermacht , en 't recht orti ' ' 
üllestedoen, behoud, en aan dewelke de ''welftant en 1 nut- ^ ^^/«x, 
tigheit van zijn heerfchappy , de hoo8,fte wet moet wezen , ^ 
gerufi: zijn, dan de dwaze, die ^t recht 5er oppermachten niet ^ ^.^^^ 
kent. W ijders , indien wy op de " godvruchtigheit en " Gods- » 
dienft acht nemen , zo zullen wy daarenboven zien , dat nie- 
mant , die de heerfchappy in handen heeft , zonder te misdoen 
het geen, dat hy belooft heeft tot nadeel van zijn heerfchappy , 
gehouden is na te komen ; m ant hy kan het geen , dat hy belooft 
heeft , als hy ziet , dat het tot nadeel van zijn heerfchappy uit- 
valt, niet houden j dan met de trouw en belofte te breken, 
die hy aan zijn onderzaten gedaan heeft, aan dewelke hy echter 
meeft is gehouden , en die zy ook geménelijk zeer heiliglijk 

be- 



O C hit AS, 



p Dediti», 
q ConfWde- 
ratio, 

r CrifnenUfe 
msjeflutis. 



f MfQluU. 

t Dijfcren- 
tia. 

V Damnunt^ 
X Incretaen- 
ium. 
y Ra 
Iflica. 



2 



a ConJiÜHm 

b 'jnramcTi' 
tut», 

d lm}>irator. 



^8o De RECHTZINNIGE 

beloven 't onderhouden. Voorts, de geen is een vyand die 
buitenden ° Staat zodanig leeft , dat hy noch als bontgenoot 
noch als onderzaat , de heerfchappy van den Staat erkenti 
want niet de haat , maar't recht maakt hem vyand van de 
heerfchappy , en over de geen , die de heerfchappy van den Staat 
m generhaiide wijze van verdrag erkent, is eenzelfde recht 
van den Staat, als over de geen , d'^ie dezelfde fchade aangedaan 
heelt , dewijl men met recht hem door alle middelen of 
tot p overgeving of tot vcrbondmaking mag dwingen. Ein- 
delijk , 't misdrijf van ' gcqueile liooghcit heeft alleenlijk 
plaats in d 'onderzaten ^ of burgers, die met een fwijircnde of 
uitgedrukte voorwaarde alle hun recht op den Staat^overge- 
géven hebben ; en men zegt , dat deze onderzaat zodanig een 
misdrijf heeft bedreven , die gepoogt heeft het recht van 
d'oppermacht door enig middel aan zich te trekken, of aan 
.een ander over te brengen. Ik zeg gepoogt heeft, want in- 
dien hy niet veroordeelt moeft worden, dan na dat de daad 
bedreven was, zo zou den Staat dit dcurgaans te fpade pogen 
te doen , na dat het recht aangctaft , of aan een ander overge- 
dragen was : wijders, zeg ik f rond uit , die door enig middel 
het recht van oppermacht aan zich poogt te trekken, namelijk 
zonder enig t onderfclieit t erkennen , of claar uit zeer klaarblij- 
kelijk ' fchade of ' voordeel voor de y gemcnefcaat zou volaen ; 
op wat wijze hy dit ook gepoogt heeft , hy heeft de hoogheit 
gcqueft , en word met recht veroordeelt, 'twelk, gelijk zy 
alle belijden, in d'oorlog met zeer goed recht gedaan word; 
jiamehjk indien ymant zijn ^ ftantplaats niet 1ioud , maar 
buiten weten van de Veldöverlle zich naar de vyand be- 
geeft , hoewel met een goed oogmerk , doch uit zijn eigen 
a raad, en de ftrijd begonnen , en de vyand geflagen heeft, 
zo word hy echter te recht met de dood geftraft, omdathy 
-d' ^ eed gebroken , en ' 't regt van de a Veldheer overgetreden 
heeft. Voorts alle menfclien zien niet c\'en klaarlijk , dat 

alle 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 



Ir 



u 

rièl 



c Ret tfi^ 
hlica. 



f Ahfoluté. 



THEOLOGANT. i^.Hooftd. x8i 

;4alle burgers gantfchelijk altijd aan dit recht verbonden zijn , 
fchoon echter de reden geheel een en dezelfde is. Want dewijl 
de ^ geméneftaat door d^enige raad en berading van d 'op- 
permacht bewaart en geftiert moet worden ; en dewijl zy 
bedongen hebben , dat dit recht ^ gantfchelijk daar alleen aan 
behoort, zo heeft de geen , die naar zijn eigen g believen al- 
leen , en buiten weten van de hoge raad, aangevangen heeft 
enige geméne zaak uit te voeren , het recht van d'opper- 
macht overtreden , en de hoogheit gequetfl: , en word met 
recht geftraft , fchoon daar uit , gelijk wy gezegt hebben , 
zekerlijk aanwas en vermeerdering voor den Staat zou vol- 
gen. 

Om dan alle fchroom en fv\^arigheit wech te nemen , zo h Scrtifnim9. 
is noch overig te beantwoorden , of dit , dat wy hier voor 
gezegt hebben, te weten , datyder, die geen gebruik van de 
réden heeft, in de natuurlijke ftaat naar de wetten van zijn 
i lufl en believen met het hoogfte recht der natuur leeft, i^pt^tuus. 
niet opentlijk het geöpenbaart Goddelijk recht tegenftreeft ? 
Want dewijl wy alle, 'tzy wy 't gebruik van reden hebben 
of niet, gelijkelijk gehouden zijn , volgens ^t Goddelijk ^ be- 
vél , onze naaften als ons zei ven te beminnen , zo konnen 
wy , zonder ^ onrecht te bedrijven , anderen geen fchade aan- 1 injnru 
doen, en alleen naar de wetten van onze luften leven. Maar 
op deze tegenwerping konnen \\j , zo wy op de natuurlij- m oi^jcsh, 
ke ftaat merken , lichtelijk antwoorden , dewijl dezelfde van 
natuur en tijd eerder , dan de ^ Godsdienft is. Wantniemant " 
weet uit de natuur , dat hy aan enige o gehoorzaamheit tot God o ohdun. 
verplicht is, ja kan dit door geen réden bekomen, maaryder 
kan dit alleenlijk , uit p openbaring door tékenen beveftigt , q sT^nL 
hebben. Dieshal ven voor d'openbaring , is niemant aan 
t 't Goddelijk recht , daar af hy geen kennis kan hebben , ge- 'J^^ 
houden. En dieshalven moet men de natuurlijke ftand met 
die van de Godsdienft geenzins vermengen , maar zonder 

N n Gods* 



Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



De R E C H T -2 IN N I G E 



tas. 



rCttttrsaHS, 



S Lihrtas, 



y Viffieultas. 



b Sdlms, 

t Vtcrttum, 

4 VitUlii, 



Godsdienft en wet , en bygevolg zondêr zonde en ongelijk 
bevatten; gelijk wy nü gedaan , endoör Paulus ^a?chtbaar- 
heit engezach beveiligt hebben. Wy bevatten ook niet al- 
leenlijk ten opzicht van d' ^ onkunde , de natuurlijke ftand 
voor 'tgeöpeiibaart Goddehjk recht en zonder 'c zelfde, maar 
ook ten opzicht van de vryheit , daar iti wy alle geboren 
worden. Want indien de menfchen uit de natuur door het 
Goddelijk recht verbonden waren , of indien het Goddelijk 
recht uit de natuur recht was, zo zou het overtollig zijn, 
dat God met de menfchen een ^verdrag aanging, en hen met 
verbintenis eA eed verbond. Dieshalven moetmen volko- 
mentlijk toeftaan, dat het Goddelijk recht van die tijd af be«^ 
gonnen heeft , in dewelke de menfchen rhet een uitgedrukt 
verdrag aan God belooft hebben, datzy hem in alles zou- 
den gehoorzamen , daar door zy alle van hun natuurlijke: vry- 
heit afftonden , ai hun recht aan God overdroegen , gelijk wy 
gezegt hebben, dat in de burgerlijke ftaat gefchied. Doch 
ik zal in 't volgende bredelijk hier af handelen. Maar men 
kan hiér noch wijder aandringen , en zeggen , dat d opper- 
machten zo 'Wel , als d'onderzatenxioor dit Goddelijk reclit 
verbonden zijn , die echter, gelijk wy gezegt hebben,» 'tna^- 
tuurlijk recht behouden en aan de welke alles met recht geöor- 
loft is. Dieshalven om deze gehele y fwarigheit wech tene-» 
men , die niet zo zeer uit reden van Staat , als van 't na- 
tuurlijk recht voortkomt , zo xegik, dat y der in de natuur- 
lijke ftaat , om dezelfde reden door 't geöpenbaart recht 
is verbonden, alshy gehouden is naar 't ^ voorfchrift van de 
gezonde reden te leven ; namentlijk , om dat het nut voof 
hem en ter ^ zaligheit noodzaaklijk is , indien hyditnietwil^ 
het ftaat aan hem vry , doch met groot gevaar voor hem. 
En dus is hy gehouden naar zijn eige ' befluit alleen , niet 
naar eens anders te leven, noch enig fterflijk rechter, noch 
naar 't recht enig yoorftander van de ^ Godsdienft t 'erken-^ 

nen. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. i^.Hooftd. 



28 



nen. En ik verzeker , dat d'oppermacht dit recht heeft be- 
houden, dewelke de menfchenwel kan rade , maar niet ge- 
houden 'is ymant voor rechter , noch enig fterflijk menfch , 
behalven zich zeiven , tot e verdediger van enig recht t'er« « ri«J». 
kennen, behalven een Propheet , die uitdrukkelijk van God 
gezonden word , endie dit met ontwijfelbare tekens toont, 
m dan word hy gedwongen , niet de menfch , maar God 
zelf tot rechter t'erkennen. Doch indien d'oppermacht God 
in zijn geöpenbaart recht niet wil gehoorzamen , dit ftaat 
aan hem , maar tot zijn gevaar en fchade , te weten, zo dit 
ö-eöpenbaart recht van God niet tegen enig burgerlijk of na- 
tuurlijk recht ftrijdig is : want het ' burgerlijk recht hanst {^^'J!;:^: 
van zijn s beffuir alleen af, en 't natuurlijk recht van deM"-««-. 
wetten der natuur , die niet naar de i 'Godsdienft alleenlijk , i Ri/«f». 
naar't menfchelijk nut doelende , maar naar d'ordening van 
de gehele natuur , dat is naar Gods eeuwig beflüit , aan ons' 
onbckent, gcfchikt zijn. 't Welk zommige fchijnen düifter-- 
lijk bevüt'te hebben, te wetende genen , die ftellen dat de 
menfch Avel tecens Gods geopenbaarde •' wil , maar niet te- ^ y,iu»M. 
eens zijn ceuvvig befluit , door -twelk hy alles voorbepaalt 
heeft, kan zondigen. " Indien ymant vraagt , wat dan , zo 
d'opp'ermaeht iets tegen de Godsdienft en > gehoorzaamheit , o***'»"* 
die wy met Uitgedrukte beloften aan God belooft hebben,' 
beveelt ? Zal men dan de Goddelijke of menfchelijke heer- 
fchappy gehoorzamen ? Maar dewijl ik in *t volgende bre- 
<lelijker bier af zal handelen , zo»-zeg ik hier alleenlijk in 
kort , ' dat wy God boven alles moeten gehoorzamen , 
als wy' een ! zekere en ontwijfelbare openbaring heb- 
ben : Doth dewijl de menfchen gemeenlijk meeft omtrent 
deGodsdieuftdölen, eniiade-verfcheidentheit der°geellen J d^J^^- 
en. Zinnen- veel dingen met erote p twift en ftrijd verdichten, p f^M»-». 
odt}k d' "3 ervarentlieit meer dan genoech getuigt; zo is 't zeker ^j,. 
Sat, zomemacitüa'Greehcgelioudenisi d'oppermacht te ge- 

Nn X boor- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1 

f Cnitst. 
t 'Judicium, 

V jifftÜHS, 

X Fidts, 
y Suptrfiitit 
z VnettKtut 
a Lictntia, 



b Ktligic. 
c Dtcrttm, 

d Mdndéta. 
t Ethnier» 



f Kr»elaêi9. 
g jiiixtlium, 
\ Ijrênnut, 



z84 De RECHTZINNIGE 

hoorzamen , te weten in die dingen , dewelk liy zelf acht 
dat tot de Godsdienft behoren , het r recht van den ^ Staat , van 
yciers verfcheide * oordeel en v genegentheit zal afhangen. 

Want niemant zou zich daar aan verbonden houden , die oor- 
dec-lde,dat dit tegen zijn " geloof en y waangeloof ingeftelt was ; 
en in dezervoegen zou yder onder deze ^ichijn * verlóf tot al- 
les konnen nemen : en dewijl door deze middel het recht van 
den Sraat gantfchelijk gebroken word, zo volgt hier uit^dat aan 
d'oppermacht , de welke alleen toekomt te bezorgen , dat de 
rechten van de heerfchappy, zo door't goddelijk als door 't 
natuurlijk recht, bewaart en befchermt worden , hetopperfte 
recht behoort, om na zijn believen alles van de ^ Godsdienft 
vaft te flellen ; en zy alle zijn gehouden de ' befluiten , en 

bevélen, door 't geloof, 't welk God beveelt naaukeurig- 
lijk te bewaren, aan hem geöpcnbaart , te gehoorzamen. In- 
dien de genen , die de opperfte heerfchappy bezitten ' heidenen 
zijn , zo moet men met hen geen verdrag maken , maar liever 
befluiten , het uiterfte te lijden , eernien zijn recht aan hen zou 
overdragen; ofindicnmenmet hen gehandelt, en zijn recht 
aan hen overgegeven heeft, zo is men, dewijl men zich daar 
door van 't recht van zichzelf, en de Godsdienft te verdédi- 
gen , berooft heeft , gehouden hen te Gehoorzamen en ge- 
trouw aan hen te zijn , of daar toe gedwongen te worden ; 
hier af is echter de geen uitgezondert , aan dewelke God 
door zekere ^ openbaring , een bezondere s byftand tegen 
den h dwingeland heeft belooft, ofdiehyby namen hier af 
heeft willen uitzonderen. Dus zien wy dat uit zo veel Jo- 
den, die te Babiion waren , niet meer dan drie Jongelingen, 
die aan Gods byftand niet twijfelden , Nebucadonozor niet 
hebben willen gehoorzamen ; maar d 'anderen hebben, doch 
ook metuitzonderinge van Daniël, die van de Konink zelfs 
geleert wierd , zonder twijfel door 'treeht gedwongen zijn- 
de , gehoorzaamt, dewijl zy miflchien in hun gemoed vaft hiel- 
den, 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 16.H00M 285 

den, en oordeelden, dat zy door Gods befluit aan de Konink 
overgelevert waren , en dat de Konink \ opperde gebied had, 
en door goddelijke * beftiering behield. In tegendeel , Elea- ' 
zar wilde, terwijl zijn Vaderland noch enigzins in ftaatllond, 
een voorbeeld van ^ ftandvaftigheit aan dc zijnen geven, op * 
datzy hem navolgende, liever alles zouden verdragen, dan 
lijden, dat hun recht en macht aan de Grieken overgelevert 
wierd, en dat zy alles zouden uitftaan, om niet gedwongen 
te zijn de Heidenen te gehoorzamen ; 't welk ook door de 
dagelijkze ' ervarendheit beveiligt word. Want de genen 
die een Chriftelijke heerfchappy bezitten , fchromen niet ^'s7/^-J^: 
tot der zelfder groter " veiligheit met de Turken en Heidenen ^ ^^^^ 
een o verbond te maken , en aan hun onderdanen , die daar 
ter woon trekken , te bevélen , dat zy geen groter p vryheit i Lihna,. 
zullen aannemen, om iets goddelijks en menfchelijks te ple- 
gen , dan zy uitdrukkelijk bedongen hebben , of die die heer- 
fchappy toeftaat: gelijk uit het 1 verdrag der Neêrlanders 
met de Japonnezen blijkt , van welk wy hiervoor gefpro- 
ken hebben , of na zullen fpreken. 



Nn 3 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



bè R E C H T Z I NNI <j E 



a Cfntm- 
platio. ^ 
b Cêpnt. 
C jMsmstts» 
raU. 

d Praxis, 



c Thetreiiea, 
f Fotentia, 



h BêneficikPi. 



i Cinttmt" 
Hum, 



't ZE VENTIEND E «OOFT DEEL. 

Waar in getoont word dat nimiant alles aan d'opper^ 
macfjt kan overgeven , dat het oof^ niet nood- 
■^^aakl^k, is, l'^an degeméneftaat der Hebreen j hoe- 
danig z^y was terwijl Mo^s leefde ^ hoedanig na 
T^ijndood^- eer de Koningen very-s^n wier den y en 
van des "Kslfs Vioortreffelijkl)eit : en eindelij ^ van 
d'oor^aken , door dewelke de goddel fkp geméne- 
ft aat Kon ondergaan , en naaulijks ponder beroer-^ 
ten heeft kpnnen beft aan, 

H Oewel de a'befchouvVing van \ voorgaandè ^ Hooft- 
déel Van 't 'recht dêr oppermachten over alles , en van 
yders ' natuurlijk redit , tot de zelfde overgevoert , 
niet weinig met de ^ doening overeenkomt, en de doening zo- 
danig ingeftelt zou konnen worden , dat men dezelfde nader 
en nader quam , zo zal echter altijd gefchieden , dat zy in 
veel dingen gantfchelijk " befchouwig blijft. Want niemant 
heeft ooit zijn * macht , en by gevolg ook niet zijn g recht 
zodanig aan een ander konnen overdragen , dat hy ophoud 
menfch te zijn , en daar zal nooit zodanig een oppermacht ge- 
ftelt worden, die alles in diervoegen , als zy wil, zal konnen 
uitvoeren. Want zy zou vergeefs aan d'onderdanen bevélen, 
vmant te haten, die hem met weldaad aan zich verbonden 
heeft; dat hy de geen zal liefhebben , die hem fchade aan- 
gedaan heeft; dat hy niet vanfmaad en'laftering geraakt zal 
worden ; dat hy niet begeert van ^ vrees ontflagen te zijn , en 
zeer veel andere diergelijke dlngbn , die noodzaaklijk uit de 
wetten van de menfchelijke natuur volgen ; en ik acht dat 

d'>er- 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



II 



I THEOLOGANT. i7.Hoofcd. ^87 
rd*i ervarentheit zelve dit ook zeer klaarlijk aanwijft. Want [^f 
I de menfclien hebben nooit van haar recht in diervoegen af- 
geftaan, en nooit hun macht op die wijze aan een ander o- 
vergegéven , dat zy niet tot vrees aan de genen , die hun 
macht en recht ontfangen hebben , verftrekken, en dat hun 
kerfchappy niet meer uit oorzaak van de burgers, hoewel 
van hun recht berooft, als uit oorzaak van de vyanden, in 
gevaar ftaat. En zeker , indien de menfchen in diervoegen 
van hun ^ natuurlijk recht berooft konden worden , dat zy m 
namaals niets vermochten , dan met believen van de genen , 
die 't opperfte recht hebben behouden , zo zou 't waarlijk 
vry ftaan , zonder de ftraf onderworpen te zijn , met zeer 
eroot geweld over d'onderzaten te heerfchen , 't welk , gehjk 
ik Beloof, nooit aan ymant in de zin heeft konncn komeii. 
Men moet dieshalven toeftaan , dat yder veel van zijn recht 
I voor zich behoud , 't welk dieshalven van niemants " befluit , • 
als van zijn eigen alleen afhangt. Doch op dat men recht 
verftaan zou , hoe verre 't recht en de macht der heerfchap- 
py zichuitftrekt, zo ftaat aan te merken , dat de » macht van oJ^P^ 
Se f heerfchappy niet beftiptelijk in 't geen is begrepen , dat 
de menfchen §oor vrees kan dwingen , maar ^ volftrektelijk q Mfii.a. 
in alles , daar door zy te weeg kan brengen, dat de menlchen 
haar z bevélen gehoorzamen: dewijl niet de reden van te ge- 
' hoorzamen , maar de ' gehoorzaamheit zelve d onderdaan 
maakt. Want om welke reden de menfch befluit de bevelen 
van d'oppermacht te volbrengen, 't zy het is , om dat hy 
de ftraf vreeft , of om dat hy iets daar uit verhoopt , ot om 
dathy zijn Vaderland liefheeft, of ^t zy door enige andere 
tgenegendheit en drift aangedreven; zo befluit hy echter uit . 
zijneigen ^ berading , en doet nochtans uit bevel van d op- , c^j^unfn. 
permacht. Men moet dieshalven niet hier uit, dat de menfch 
iets volgens zijneige raad doet, befluiten dathy dit uit zijn 
eige recht , en niS wit dat van de heerfchappy volvoer^^ 



i 



rantia» 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



X Mandata, 



y Kever cntia, 

z ; Affio, 

a Mctus^ 
b Admira- 
tfê. 



e Obedientsa 



C Tj/ranni, 



f Mandatf4*J», 
% Experitn- 

h Authoritas 
i ToUntia, 
k Dir<mi: 



288 De RECHTZINNIGE 
want dewijl hy, zo wel als hy uit liefde verplicht , dan als 
hy door vreze gedwongen is, tot het quade te fchuwen al- 
tijd volgens zijn eige raad en befluit werkt, zo zou 'er geen 
heerfchappy noch enig recht over d'onderdanen zijn. of dit 
zou zichnoodzaaklijk tot alles uitftrekken, door 't welk ie 
weeg gebracht kan worden, dat de menfchen befluitenhaar 
te wijken ; en by gevolg , al'tgeen d'onderdaan doet , dat 
met de x bevelen van d'oppermacht overeenkomt , 'tzy hy 
door hefde verplicht, of doorjVrees gcdwoneen , of ('t welk 
meermaals plaats heeft ) door hoop en vrees te gelijk . of 
door y eerbiedigheit. die een ^ hartstocht is , uitt vrees en 
verwondermg te zamen gezet . of eindelijk door welke ré- 
den hyookbewogen is. hy doet dit volgens 'trecht van de 
heerfchappy , en niet naar zijn eiaen recht. Dit blijkt ook 
zeerklaarlyk hieruit, dat de c geTioorzaamheit nietzo zeer 
haar opzicht op d uitwendige, als wel op d'inwendige <« doe^ 
mng des gemoeds heeft: invoegen dat de geen me?fl onder 
een anders heerfchappy ttaat, 3ie befluitmet een volkomen 
gemoed een ander in alle zijn bevélen te gehoorzamen , en 
by gevolg dat de geen de erootfte heerfchappy heeft die 
over de gemoederen der onderzaten heerfcht Indiende ge- 
nen, die mceft gevreefl wierden . de grootfte heerfchappy had- 
den , zo zouaen waarlijk d'onderzaten der ^ dwingelanden 
die van hun dwingelanden meeft gevreeft worden, de groot 

r? ?'P?rT^'"- hoewel men^ietzrw 1 

^Ir ^e fZ A over de tong kan heerfchen. zo zijn ech- 
ter de gemoeden enigzints ander de heerfchappy van d'op- 
permacÏK, die op veel wijzen teweeg kan brengen, dateen 
zeer groot dee der menfchen het geen gelooft, temint haat 
enz datzy wil. Dieshalven hoe'wel Sitniet dooreen egel- 
recht bevel van d'oppermacht gedaan word , zo gefcfied 
het echter dikwils, gelijk d'. ervarentheit geioechLm gt 
uit het ^ gezach van haar ' vermogen , en 3oor h^^^^l 

ring» 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



ring, 



THEOLOGANT. ij.Hooftd. 
dat is vokens baar recht. Wy konnen dan zonder eni- 



jte ''tegenzeggeiijkheit bevatten, dat 'er menfchen zijn , die 
vokens 't recht vandeheerfchappy alleen geloven, liefheb- 
ben, haten, verachten, en volftrektelijk van alle " harts- 
tochten verrukt worden. 

Maar hoewel wy op deze wijze 't ° rechtende p macht van 
de ^> heerfchappy breed genoech bevatten , zo zal echter nooit 
gebeuren , dat 'er ooit een zo groot is , daar in de genen , èx^ de 
heerfchappy bezitten, volftrektelijk macht tot alles hebben, 
dat zy bekéren ; gelijk ik acht, dat ikalreê genoech getoont 
heb. Doch op wat wüze men een heerfchappy zou konnen 
vormen , dewelke echter altijd veilig bewaart zou konnen wor- 
den; ik heb aireègezegt, dat mijn ^ voornemen met is, die 
te tonen : maar onrechter tot 'tgeen te komen, daar ik na 
doel, zo zal ik die dingen aanmerken , dewelke eertijds de 
Goddelijke ' openbaring tot dit einde en oogmerk aan Mozes 
heeft geleert : en daar na zullen wy de t gelchiedcnifzen en 
V crffenifzen of nakomelingfchappen der Hebreen overwegen, 
uit de welken wy eindelijk zullen zien , welke dingen voor- 
namelijk d'oppermacht aan d'onderzaten tot groter vcilig- 
heit en y aanwas van de heerfchappy , toeftaan moeten. 

De ^ reden en => ervarentheit wijzen zeer klaarlijk aan , dat 
de bewaring der heerfchappy voornamentlijk afhangt van de 
^ getrouwheit der Onderzaten , en van hun ' deuchd en d ftand- 
vaftighcit des gemoeds in de ^ bevélen uit te voeren: maar 
men kan niet lichtelijk zien , op wat wijze dezelfde geleid moe- 
ten worden, op dar zy hun getrouwigheit en deuchd volltan- 
didijk zouden bewaren. Want alle menfchen , zo \vei de ge- 
nen die heerfchen, als die beheerft worden, vervallen lich- 
telijk van kommer tot f overdaad. Ja de genen , die alleen- 
lijk de verfcheiden g aard van de ^ menigte beproeft hebben , 
wanhopen by na daar af , om dat zy niet door reden , maar door 
haar ' hartstochten alleen beftiert wordende , gemakkelijk tot 

O O alles 



mAbfoluté, 



I InUntum^- 



V Succejfus, 



X SeeuritM, 
y IncremeS' 
turn. 
z Ratio, 
a Expcrien^ 
tia. 

b FiJes. 
c ytrtus. 



g ItigentHm, 



1 Afftam^ 



2QO 



De RECHTZINNIGE 



k CloriéL, 
1 Invidta^ 
m Laut, 
n F^tuna» 

0 Sceluf, 

p Fapidinmt 

1 Faupcrtas. 



t Ingtnium, 
▼ Nacffitas 



èltca 



y Btllum 
ci-viU. 



alles overflaat , en zeer lichtelijk of door gierigheit , of 
door overdaad verruckt en bedorven word : yder alleen 
acht, dat hy alles weet, en wil alles na zijn vernuft en zin 
beflieren, en acht iets zo verre billik of onbillik, geöor-^ 
loft of ongeöorloft, als hy oordeelt, dat 't zelve tot zijn 
winft of fchadekan ftrekken: hy veracht zijns gelijken , uit 
oorzaak van k roem , en laat zich niet van lien beftieren : hy 
begeert uit ' nijd van groter lof of " ftaat , die nooit ge- 
lijk is, eens anders quaad, en fchept vermaak daar in: 't is 
nodeloos alles op te noemen : zy weten alle wat o fchel- 
mery de e walging van 't tegenwoordige , en de begeerte 
van q nieuwigheit aan te vangen, vermag : wat de roekeloze 
gramfchap , en de verachte armoede gemeenlijk de men- 
fchen aanraden , en hoe hun gemoed bezig te houden en t€ 
bewegen. Om dan dit alles voor te komen, en de f heer- 
fchappy in diervoegen in te Rellen, dat "er geen plaats voor 
bedrog gelaten word, ja om alles in diervoegen in te (lellen, 
dat alle mcnfchen, van war t aard zy zijn , het gemeen recht 
boven 't bezonder nut zullen ftellen ; dit is arbeid , hier is 
veel aan vaft. De " noodwendigheit van de zaak heeft wel ge- 
dwongen veel dingen te bedenken , maar men is nooit zo verre 
gekomen , dat de heerfchappy niet meer van wegen de bur- 
gers , dan van wegen de vyanden gevaar liep , en dat de genen , 
die de beftiering in handen hebben, niet meer voor d'eerfte, 
dan voor de laatfle vreefden. Een getuige hier af is de - ge- 
mcncftaat der Romeinen, die voor de vyanden onvenvinnelijk 
was , en echter zo dikwils van hun eigen burgers verwonnen, 
en elendiglijk verdrukt is, en voornamclijk'in de ^ burgerlij- 
ke oorlog van Vefpafianus tegen Vitellius ; bezie hier af 
Tacitus in 't begin van 't vierde boek zijner ^gefchiedenifzen, 
daar hy de zeer elendige ftaat van de Stad Romen affchil- 
dert. Alexander (gelijk Curcius in 't einde van zijn achtfte 
boek zegt) achte minder de » roem op de vyanden , als op de 

bur- 



^ 



THEOLOGANT. i7.Hooftd. z^i 
bursers , vermits hy geloofde dat zijn ^ grootheit door de b Mjgnt 



zijnen vernietigt en uitgeroeit kon worden , enz. en iiy voor c Famm. 
zijn = noodlot vrezende , verzoekt dit van zijn ^ vrienden: 
Maak myj7.egt hy, van' tinwendig bedrog en lagen mijner 
huisgenoten veilig , en ik zal my onbefchroomdelijk in 't ge- 
vaar van d'oorlog en Jirijd begeven. Thilippus was veili- 
cer in de pyd , dan in de Schotiburg ^ hy heeft de handen 
der Vyanden dikwils gefchuwt ^ maar kon die van de zïjnen 
niet ontvluchten. En indien gy ook 't einde der andere Ko- 
ningen overweegt^ gy zult 'er meer tellen , die van hun ei- 
gen volkj dan van de vyanden gedood zijn; bezie het zefde 
hooftdeel van Quintus Curcius negende boek. Om deze 
oorzaak dan hebben de Koningen , die eertijds de " hecrfchap- 

c Imperium, 

py aan zich hadden getrokken^ gepoogt d'anderen te overre- 
den, dat zy van't ^gedacht der onfterfelijke Goden waren, f 
te weten , om zich zeker en veilig te maken. Want zy oor- 
deelden, dar hun onderzaten , en alle anderen hen niet, als 
huns gelijken moeften aanzien , maar geloven dat zy Go- 
den waren , op dat zy zich gewilliglijk van hen zouden la- 
ten beftieren , en zich lichtelijk aan hen overgeven. In de- 
zervoegen overrede Auguftus de Romeinen , dat hy van 
iEneas , van dewelke men geloofde , dat hy Venus zoon was , 
en plaats onder de Goden had , was gefproten : en wilde dat ^^^^^ 
men hem met s tempelen en met beeldpenningen , door '> Prie- f FUm,m„ 
' fters en ' Offeraars zou eeren; bezie 't eerfteboek van Ta- ïs^cm. 
citus Jaarboeken. Alexander wilde als Jupiters zoon gegroet 
zijn, 't welk hv met voordacht en u berading, niet uit ' ver- fg^lT' 
waantheit fchijiit gedaan te hebben, gelijk zijn antwoord .nR.//.»A». 
op Hermolaus " lasterreden te kennen geeft : T>itwas^ zegt n /«««n--.. 
hy, bynabelagchenswaerdig^ dat Hermolaus van my ver- 
zocht , dat ik Jupter , door welkers Godfiraak ik erkent 
word j zou tegenjireven. Is 't ook in mijn macht wat de 
Goden my antwoorden ? Hy heeft denaam van zoon my aan- 

Oo X gebo- 





Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



^92- De R E C H T Z I N N 1 G E 

geboden ^ en 't was niet vreemd , dat wy (merk wel) voor die 
zaken, die wy uit uitvoerden ^ dezelfde aannamen. Ik wenfch, 
dat de Indianen ook geloofden j dat ik een God was. fVant 
d' oorlogen beft aan door 't gerucht i en 't geen dat valfchelyk 
gelooft word j heeft dikmaals de plaats van 't ware ver- 
kregen ; bezie 'c achtfte hooftdeel vanCurtius achtfteboek. 
Door welke weinige woorden hy voortvaart met de geveins- 
de zaak fchcrpzinniglijk aan d'onkundigcn vroed te maken, 
• simuuth. en te gelijk d'oorzaak van de ° veinzing aan te wijzen. Dit wierd 
p orath. ook van Clcö gedaan, namelijk in zijn p vertoog , daar door 
hy de Macedoniers poogde te overreden, dat zy denKonink 
believen zouden. Want «adat hymet Alexanders lof, met 
q^dmiraiü. q vetwondcring te veHialen , en dcfzelfs ' verdienden op te tel- 
len , aan de veinzing fchijn van waarheit had gegeven, gaat 
r vtuités. hy tot nu ttigheit van de zaak du s voort : 'Dat de Terziah'en 
niet alleenlijk godvruchtiglïjk , maar ook voorzichtelyk hun 
Koningen onder de Goden eerden dewijl d' achtbaarheit en 
't gezach van de hcerfchafpy ^ de befchutting en befcher- 
ming van de^ welfland was. En eindelijk befluit hy : dtit 
hy j als de Konink ter maaltijd ging j zïjn ligch aam op d^ aar- 
de neer zou firekken ^ dat d' anderen defgelijks behoorde te 
doen ; en inzonderheit de genen , die met wijsheit begaaft 
waren ; bezie 't vijfde hooftdeel van zijn achtfte boek. Maar 
de Macedoniers waren wijzer , en demcnfchen, zo zyniet 
gantfchelijk onbezuift zijn , lijden niet , dat men hen zo opent- 
lijk bedriegt , en van onderzaten tot onnutte flavcn 
voor zich maakt. Doch anderen hebben lichtelijker de rnen- 
t wsy//?«. ^^YiQ^ konnen vroed maken , dat de «Hoogheit heilig is , en 
X ^^rde Gods plaats bekleed , en van God , niet van de 

j?rc-,id<n- Tftemming en "bewilliging der mcnfchen geftelt, maar door 
T^MxitiHm een bezondere y voorzienigheit en z Goddelijke hulp bewaart , 
» M^ii*. en verdedigt word. En op deze wijze hebben d' a oppervor- 
c ^Imfl'rZm. ^^c" » tot dc ^ zckcrhcit van hun ' heerfchappy , andere dingen 



I 



THEOLOGANT. ly.Hooftd. 193 
bedacht , die ik hier alle varen laat ; en op dat ik tot de 
dinaen , die ik voorgenomen heb ^ zou komen , zo zal ik , ge- 
liik^ik gezegt heb , alleenlijk het geen aanmerken en over- 
wegen , dat eertijds de Goddelijke d openbaring tot dit einde iR„,utu. 
en oogmerk aan Mozesgeleert en aangevvezen heeft. , , ^ ^ 
Wy hebben hier voor in ^t vijfde <= hooftdeel gezegt , dat de « ''P'*' 
Hebreen , na dat zy uit Egypten waren getrokken , met meer 
onder 't recht van enig ander volk ftonden , maar dat aan hen 
vry ftond , nieuwe rechten na haar believen in te ftellen , en die 
landen dewelke zy begeerde , in te nemen : want na datzy 
van d'onverdragelijke^ verdrukking der Egyptenaars verloft , f o^^«ir- 
en aan niemant der fterfelijken met enige a beloften verbon- g f-^««. 
den waren, hadden zy hun Miatuurlijk recht tot alles, datzy h 
vermoeten, weergekregen , en yder mogt van nieuws over- 
wécren, of hy dat wilde behouden , of van 't zelve afltaan , 
en 3at aan een ander overgeven. Zy dan in deze natuurlijke 
ftaat geftelt , befloten door Mozes ' raad , op dewelke zy alle . c,„j;u^ 
zeer groot vertrouwen hadden , hun recht aan niemant der 
fterfelijken , maar alleenlijk aan God over te geven. En zy 
zonder lang te wachten , beloofden alle gelijkelijk met een 
geroep, datzy God in alle zijn >< bevélen 'volftrektehjk zou- 1 ^^^,1,^.' 
den gehoorzamen , en geen ander recht erkennen , dan dat 
hy zelfs door propheti&ie - openbaring, als recht zou flel- jj-^;^;;;,- 
len En deze " belofte of o overdracht van 't recht op God , oTranjiati, 
is op dezelfde wijze gefchied , als wy hier voor bevat hebben , 
dat in een geméne v gezelligheit gefchied, als de menfchen p 
zich beraden om hun natuurlijk recht over te geven. Want 
zv (bezie Mozes twede boek Cap.xxiv: f.7.) Itonden door 
een uitgedrukt 1 verdrag en. eed vrywilliglyk , en niet door 
gewelt gedwongen , noch door dreigen verlchrikt , van hun 
natuurlijk recht af, en gaven 't aan God over Wijders op 
dat dit verbond vaft en bondig , en zonder ^ bedenken van f s.ieia., 
bedrog zou zijn, zo heeft God niets met hen gefloten , dan 
^ Oo 3 na 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i94 De RECHTZINNIGE 
e Témtu. na dat zy zijn wonderlijke * macht hadden beproeft , daar 
door zy alleen behouden waren , en daar door zy voor- 
taan alleen behouden konden worden ; bezie Mozes uve- 
de boek Cap, xix: f.^,^. Want hierom zelf, om dat zy ge- 
loofden , dat zy door Gods macht alleen bewaart konden 
worden , hebben zy alle hun natuurlijk vermogen van zich 
te bewaren , ^t welk zy te voren miflchien uit zich zelfs ge- 
meent hadden te hebben , aan God overgegeven , en by ge- 
volg ook alle hun recht. God alleen dan heeft de heerfchap- 
py der Hebreen bezeten, de welke dieshal ven alleen uit kracht 
van 't gemaakte Verbond met recht Gods Koninkrijk wierd 
genoemt , en God ook met recht de Konink der Hebreen ; 
gelijk ook by gevolg de Vyanden van deze heerichappy , 
Gods vyanden^ en de burgers, die dezelfde aan zich wilJ.e 
trekken , fchuJdig aan misdrijf van gcqucfte Goddelijke 
l^fj^"' " ^oogheit , en eindelijk de rechten van de heerfchappy , 
y Mandau. Gods " rechten en y bevélen. Dieshalven was in deze z heer- 
fchappy het burgerlijk recht, en de ^ Godsdienft , die, ge- 
hoM^cnua. ijjj^ gctoont hcbbcn , in d'enige b gehoorzaamhcit tot 
ADfcZlnu. ^^'^ beftond, een en de zelfde. Want dc'befluitcn vandc 
^^%Via Godsdicnfl waren geen d leerftukken ^ maar rccliten en be- 
iimpku,. vélen. De d godvruchtigheit wierd ^ gerechtigheit , en de 
ViSTi'i'- ^ o»vroomheit misdrijf en ' ongerechtigheit gelicht. Dc 
geen , die van de Godsdienft afweek , hield op een burger 
te zijn , en wierd daarom alleen voor vyand gehouden ; en 
men achte, dat de geen , die om de Godsdienft gedood wierd , 
voor 't Vaderland ftorf , zonder dat men gantfchelijk enig 
"^onderfcheid tuffchenhet i burgerlijk rechtende Godsdienft 
Thttcra- D^^^ heerfchappy mogt om deze oorzaak wel 

m wc«- ,n Godsbcftiering eenoemt worden , dewijl deszelfs burgers 
aan geen ander recht, dan van God geöpenbaart, verbonden 
B ofim,. waren. Maar alle deze dingen beftonden meer in een " waan 
O jttfiimi dan in de zaak : want zeker de Hebreen behielden ° vol- 

ftrek- 



li 



T H E O L O G A N T. 17. Hooftd. 

rtrektelijk het recht van de heerfchappy , gelijk uit het geen, 
dat noch te zeggen ftaat, zal bHjken ; namehjk uit de wijze 
en middel, naar dewelke deze heerfchappy beftiert wierd, 
€n die ik voorgenomen heh hier te verklaren. 

Dewijl dan de Hebreen hun recht aan niemant anders hebben 
oversregèven , maar alle gelijkelijk , gelijk in een p volksbeftie- p o^,- 
n\\o ,''van hun recht zijn afgegaan , en als met een mond heb- 
ben geroepen, al't geen dat God zalfpreken (zonder enigq 
q middelaar uit te drukken) zullen wy doen ; zo volgt hier uit , 
datzy voli^ens dit ' verdrag vry zijn gebleven , en dat zy al-' 
Ie geliik recht van met God te raad te gaan , en wetten aan 
te nemen en te verklaren , hebben genoten, en datzy vol- 
ftrektelijkalle even na tot dc ' bediening van de heerfchap- ^^J^^'" 
py hebben geweeft. Om deze oorzaak dan zijn zy alle gelij- 
kelijk voor d'eerftemaal tot God gegaan, opdatzy't geen, 
't welk hy wilde ^cbicien , horen zouden. Maar in deze eer- 
fte * t^roetenis wferden zy zo verfchrikt , en hoorden met ' 
zo grote verbaaftheit God fpreken , dat zy meenden , dat hun 
laatfte tijd e;enaakte , zy dan vol van vrees zijnde , keren zich 
van nieus tot Mozes in dezervoegen : Ziet wy hebben God in 
een vimr [inrekende gehoort , '■jvy hebben geen reden om te 
willen fterven ; zeker dit geweldigviiur zal ons verpnden ^ 
indien'zvy weer Gods Jiem moeten hoor en y zo zullen wy ze- 
kerlijk moeten fterven. Treed gy dan toe ^ en hoor alle re- 
denen van onze God , /preek gy (niet God) tot ons ^ wy 
zullen alle 't gene , dat God tot u zalfpreken ^ gehoor zamen^ 
en 't zelfde volbrengen. Hier door hebben zy klaarblijke- 
lijk hun eerftc v verbond vernietigt , en hun recht van met 
God te raad te gaan , en zijn bevélen te verklaren , y gant- * 
fchelijk aan Mozes overgegeven. Want zy hebben hier niet, 
gelijk te voren belooft , ^at zy 't geen , 'twelk God aan 
hen zeiven , maar dat God tot Mozes zou fpreken, ^ gt-zohèk,i 
hoorzamen zouden; bezie Mozes vijfde boek Cap.5. na de 

tien 



VaBmml 
EdtHa. 
fmtt. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



1 Lator, 
b IntvrprtSé 



c Tradicarc, 



f Sueceffor. 



g ^bfoltttê^ 



5 Aflmini' 

flratie, 

k Imperium. 

1 TenCoriutn 

ias, 

p Bellum, 



i Differentie» 
t D ter et uw. 



X96 De RECHTZINNIGE 

tien geboden ^ en Cap.xviii- v. 15, i^. Mozesdan is alleeti^ 
de ^ brenger der Goddelijke wetten , en derzelfder ^ verklaar- 
der gebleven, en by gevolg d'opperfte rechter, die van nie- 
mant geöordeelt kon worden , en die alleen by de Hebreen 
Gods plaats, dat is d opperfte ^ lioogheit, gehad heeft; de- 
wijl hy alleen recht had oni met God te raad te gaan , de 
Goddelijke antwoorden aan 't volk te geven, en hetzelfde 
te dwingen tot die te volbrengen. Ik zeg alleen , want in- 
dien ymant by Mozes leven , uit Gods naam iets wilde ^ ver- 
kondigen, fchoon hy een waarachtig Propheet was, zo was 
hy echter fchiildig aan misdrijf, en als een, die 't hoogde recht 
aan zich trok; bezie Mozes vierde boek Cap. xi:j^. x8. En 
hierflaat aan te merken, dat het volk , fchoon het Mozes 
had verkozen , echter na rechten geen ^ navolger in Mozes 
plaats mogt verkiezen : wantzohaall: , als zy hun recht van 
met God te rade tc gaan ^ aan Mozes hadden overgedragen , 
en svolftrektelijk hadden belooft, dat zy hem in de plaats 
van de Godsfpraak zouden houden , verloren zy hun recht 
gantfchelijk j en zymoeftende geen, die van Mozes tot nar 
volger verkoren wicrd , voor de geen , die als van God ver- 
koren was , aannemen. Indien hy zodanig een had verko- 
ren , die , gelijk hy zelfs de gehele ' bediening van de ^ heer- 
fchappy had; te weten het recht van alleen in zijn^ hut met 
God te raad te gaan , en by gevolg de macht van " wetten 
in te ftellen en te vernietigen, van ''vrede en p oorlog te be- 
fluiten , gezanten te zenden , en rechters te ftellen , een na- 
volger te kiezen , en volftrektelijk van alle d^ampten van 
d'oppermacht te bedienen , zo zou de heerfchappy waarlijk 
r eenhoofdig of oppervorftelijk hebben geweeft , en daar 
zou geen ander ^onderfcheid in geweeft zijn, dan dat d'een- 
hoofdige heerfchappy geménelijk door Gods ' befluit , zelfs 
ook voor d' v oppervorft verborgen , maar die van de Hebreen 
door Gods befluit alleenlijk aan d'oppermachtgeöpenbaart, 

naar 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 17.H00M 197 

naar zekere réden en wijze beftiert zou , of moeft worden , 
welk onder fcheid de heerfchappy van d'oppervorrt , en zijn » z>««»w«w. 
y recht over alle , niet vermindert , maar in tegendeel vermeer- ^ 
dcrt. Voorts wat de Volken van die twe heerfchappyen 
aans,aat , zy zijn beide even zeer onderworpen en onkundig 
van^'t Goddelijk bcfluit ; want zy ftaan beide onder d'op- 
pervorfl , en verdaan uit hem alleen watgeöorloft en niet ge- 
öorloftis: en het volk is daarom, om dat ^t gelooft, dat de 
oppervorft niets gebied, dan uit Gods befluitaan hen geöpen- 
baart , niet minder, maar in tegendeel waarlijk meerder onder- 
worpen. Doch Mozes heeft geen zodanigen navolger verko- 2 SHctejf,r. 
zen j maar heeft de heerfchappy in diervoegen te bedienen aan 
zijn nakomelingen nagelaten, dat zy noch een * volkelij ke,noch a Dm^ir». 
een badclijke, noch een " eenhoofdige , maar een Godbe- b'uirift,»-^. 
ftierlijke (renoemt mogt worden. Want het recht van de wetten 
te verklaren, en Gods antwoorden gemeen te maken, was 
by d'cen, cn't rechtende macht van de heerfchappy; naar 
die " wetten , dev\'elke alreé verklaart waren , en naar d' f ant- 
woorden , dewelken men alrec geöpenbaart had , by d'andere; 
bezie hier af Mozes vierde boek Cap. xxvii-* En op dar 

men dit beter verftaan zou, zo zal ik de s bediening van de ge 
héle heerfchappy by ordening vertonen. Voorëerft is aan orj*. 
'tYolk bevolen een huis te bouwen , 'twelk als Godshuis, 
dat is als 't Hof van d'opperfte '< hoogheit van dat rijk zou i Majejist. 
zijn, en dit Huis moeftnietop koften vaneen alleen, maar 
op die van 't gehéle volk gebouw t worden j op dat het huis, 
daar God om raad gevraagt zou worden , van een gemeen ^ ^ ^ 
recht zou zijn. De^Leviten wierden tot ^ hovelingen en '• be- 1 ^j^m.. 
dienaars van dit Goddelijk raadhuis gekozen : Aiiron, Mo-^"""'' 
zes broeder , vvierd als d opperfte en als de twede naafl: 
de Koning van God verkozen , in welks plaats zijn zonen 
wettiglijk volgden : deze dan , als de naafte aan God , was 
d'opperfte '" v-erkl aarder der Goddelijke wetten , en die de m;«r,.?rM. 

P p ant- 



tia. 

c McHtrctiist 
d T/ieterttiM. 



e Ltftt. 
f Rcjfmfé. 



Prtti». 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



Ii Ktffenfd. 
O Oraeulum 



p Mondrcha, 

q Trtbns^ 



t Minifle- 
rium. 

y Frincipt r, 



X Tintctium. 

y Taltrna- 

tulum 

2 Rtfponfa. 



b KtciJJitas, 



298 De RECHTZINNIGE 

II antwoorden van de Goddelijke o uitfpraak aan't volk gaf, 
en eindelijk, die God voor 'tvolk bad. Indien hy hier be> 
neffèns recht van dezelfden te bevélen had gehad, zo zou 
'er niets aan ontbroken hebben , om een volkomen ^ opper- 
vorfttezijn; maarhy derfde dit recht, en de gehele 9 ftani 
Levi was in diervoegen van de geméne heerfchappy uitge- 
floten , dat zy zelfs beneffens d'andere (lammen geen deel 
heeft gehad, 'twelk zy bezat , daar af zy ten minden zou 
konnen leven : menflelde dan in , dat deze ftam van 't an. 
der volk gevoed zou worden, doch in diervoegen, dat het 
geméne volk de zelfde altijd j als alleen aan Godgewyd, in 
dehoogfte eer zou houden. Wijders, nadat men uit d ove- 
rige twaalf (lammen een ' krijgsheir opgerecht had , wierd 
aan hen belaft inde heerfchappy derKananiten te vallen, en 
dezelfde in twaalf délen te délen, en deze delen by ^ loting 
aan de ftammenuit te délen. Tot deze ^ bediening wierden 
twaalf ^ Vorftcn , uit yder ftam een verkoren , aan dewelke 
gezamentlijk met Jozua en d opperpricfter Eleazar recht 
gegéven is , om de landen in gelijke twaalf délen te délen, 
en by loting uit te délen. Maar Jozua wierd tot opperftc 
Veldheer van d oorlog verkozen , die alleen in nieuwe din- 
gen recht had om aan God raad te vragen, doch niet gelijk 
Mozes alleen in zijn"" hut of woning, maar door d^opper- 
priefter, aan dewelke alleen Gods ^ antwoorden wie^rden ge - 
géven. Wyders, Gods ^ bevélen door dopperpriefter ge- 
meen gemaakt vaft te ftellen, en het volk daar toe te dwin- 
gen , de middelen om de zelfden te volbrengen, uit te vin- 
den, uit de krijgsördening zo veel , en de gene die hy be- 
geerde, te verkiezen, gezanten uit zijn naam te zenden ; 
kort, al 't recht des oorlogs was in zijn hand alleen. Doch 
in zijn plaats isniemant wettelijk gevglgt, noch ymant van 
een ander , dan onmiddelijk van God verkozen^ en dit by 
t drang van nood des algeménen volks ; anderzints wier- 
den. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i7.Hoofra. 199 

den alle dingen , die d'oc rlog en vrede aangaan , van de Vor- 
ften der Stammen bedient, gelijk ik teritont zal tonen. Ein- 
delijk hy beval aan alle van het twintigfte , tot aan het zef- 
tigüe Jaar huns ouderdoms, de wapenen om t'oorlogen aan 
te taften , cn^hciren uit het volk alleen op te rechten , die ^ £*w.v«. 
niet aan hun Veldheer, noch aan d'Opperpriefter , maar aan 
de d Godsdienft ^ of aan God getrouw te zijn , zouden fwéren : d r./,^,>. 
deze heiren wierden dieshalven Godsheircn of Gods «benden 
genoemt , en God weer by de Hebreen de God der heiren. 
Om deze oorzaak wierd infware 'ftrijden, van welkers ui t- f 
gang d'i' overwinning, of dei neerlaag van 't gehele volk af- g^^;^:^''- 
hing , de b<5ndkift in 't midden van't heir gebracht , op dat i oud». 
het volk , haar Koninkals tegenwoordig zijnde, uit zijn ui- 
ter ftc krachten ftrijden zou. Uit deze dingen van Mozes ^ ^^^^^^^^^^ 
aan zijn ^ navolgers bevolen , bemerken wy lichtelijk , dat J ' 
hy ' bedienaars en geen heerfchers van de heerfchappy ver- 
kozen heeft, Want hy gaf aan niemant " recht van God al- '„""^'^ 
leen , als hy wilde , aan te fpreken , en by gevolg gaf hy 
aan niemant de ° macht , die hy zelfs had , van wetten in 
te ftellen , en te vernietigen , van Oorlog en van Vrede te 
maken, van bedienaars , zo van de Tempel , als van de Ste- 
den te verkiezen; al 'twelk'^ampten van de geen zijn , die p o^a». 
^t opperfte gebied heeft: want d'Opperpriefter had wel recht 
van de wetten te verklaren, en Gods ''antwoorden te geven, q Rt/^,„/* 
doch niet geUik Mozes, zo dikwils als hy wilde, maar al- 
leenlijk als hy van de ' Veldheer, of van d'opperfte ^ raad , W^f^^^l^: 
of diergelijken , daar toe gelaft wierd. In tegendeel d'op- 
perftc veldheer van 't heir en de raadsvergaderingen kon- 
den, als zy wilden , God om raad vragen ; doch niet , dan 
van d'Opperpriefter Gods antwoorden , ontfangen. Dies- 
halven waren Gods ' rédenen in de mond van d'Opperpne- * ^'"^ 
fter geen " befluiten , gelijk in Mozes mond ; maar alleen- v r>w« * 
lijk antwoorden. Maar als zy van Jozua en de raden ont- 

P.p i fan- 



300 De R E C H T Z I N N I G E 
fangen waren , zo kregen zy als dan eerfl de kracht van 
bevél cn befluit. Wijders deze Opperpriefter , die 
xMiiitu. Gods antwoorden van God ontfing , had geen " krijtrsbe- 
y imfaium. Jeid , ctt bczat naar rechten geen y heerfchappy ; in tegen- 
deel degenen, die naar rechten landen bezaten, konden naar 
rechten geen wetten óprechten. Voorts d'opperpricüers , 
zo v\ el Aiiron als zijn zoon Eleazar , wierden beide wel van 
Mozes verkozen ; dochnaMozes, heeft niemant het recht , 

2 Imperator. 

van een opperpriefter te verkiezen , gehad ; maar de zoon 
a volgde wettelijk op de vader. De ^ veldheer van 't ^ hein 

wierd ook van Mozes verkozen, en hy nam niet naar 't recht 
van d'opperpriefter , maar volgens 't recht van Mozes hem 
gegeven, de perzoon van Veldheer aan : dieshalven, toen 
Jozua geftoivcn was , verkoor dopperpiiefler niemant in 
hTrinci;a zijn pkats. De ^ Vorüen gingen ook niet by God te raad, 
- Trii-u nieuwe Veldheer , maar yder behield 't recht over de 

" krijgsmacht van zijn ^ (lam , en alle te gelijk 't recht van Jo- 
zua over de gehele krijgsmacht ; en he'rfchijnt, dat 'er geen 
opperveldheer nodig was , dan alszy met t'zamengevoegde 
krachten tegen de geméne vyand moeflen ftrijden ; 't welk 
voornamelijk plaats had in Jozuas tijd , toen zy alle noch 
geen vafte plaats hadden , en alles onder *t gemeen recht be- 
hoorde. Doch na dat alle de Hammen de landen , die zy by 
oorlogs recht bezaten , en die aan licn noch belaft \^ aren te 
bezitten, onder malkanderen ge.leelt hadden, en alles voort- 
aan niet aan allen toebehoorde, zo hield hier door de réden 
op, vaneen gemeen Veldheer te hebben, dewijl de verfchei- 
d 2Jw>. deftammen, zedert die ^déling, malkanderen niet zo zeer 
voor medeburgers , als wel voor bondgenoten mocften achten. 
Zymoeften ten opzicht van God en vandeGodsdienft , wel 
voor medeburgers met malkanderen geacht worden , maar 
ten opzicht van 't recht, datd'eneftamop d'anderhad , niet 
anders dan bondgenoten; byna (zo men de geméne Tempel 

wcch- 



THEOLOGANT. 17.H00M 301 

wechneemt) op een zelfde wijze als de Hoogmogende Staten 
der Verenigde Nederlanden. Want de deling van een gemé- 
ne zaak in 3élen, is niet anders, dan dat yder zijn deel alleen 
bezit , en dat d'anderen van 't recht , 't welk zy over dat deel 
hadden , afftaan. Om deze oorzaak dan verkoos Mozes 
de Vorften der Stammen , op dat na de verdeling van de 
heerfchappy , yder voor zijn deel zou zorgen ; namcntlijk 
om door d'opperpriefter aan God over de zaken van zijn 
ftam raad te vragen , over 't krijsvolk van zijn ftam te 
gebieden. Steden te ftichten en te verfterken , rechters iny- 
der Stad te ftcllcn , de vyanden van zijn bezondere Heer- 
fchappy aan te taften, en evolftrektelijk alle dingen van de cMf.uu. 
vrede en oorlog te bedienen r hy was geen ander rechter ge- 
houden t'erkennen , behalvenGod, of die Propheet , dewel- 
ke uitdrukkelijk van God gezonden wierd. Doch indien hy 
van God afgeweken was , zo moeften d'andere ftam men 
hem niet als een onderdaan oordélen , maar als een vyand, 
die 't verbond gebroken had , aantaften. Wy hebben hier {cor.tr.ff«.. 
af s voorbeelden^in de Schrift ; want toen Jozua geftorven g 
was, gingen de kinderen van Ifraël, en niet dopperfte nieu- 
we Veldheer met God te raad ; en toen men verftaan ui^fcraur. 
had, dat Judas ftamd'eerfte van allen de vyand moeft aan- 
taften , zo maakte zy met Simeon alleen een verdrag , dat 
zy met zamengevoegde heirkrachten hun beider vyanden 
aantaften zouden. In dit verdrag waren d'andere ftammen 
n^et becrrepen (bezie het eerfte boek der Rechreren Cap. i: 
^. i,2r3. ) maar yder in't bezonder ( gelijk in 't voorver- 
haalde Capittel verhaalt word ) voerde d^oorlog tegen zijn 
vyand , en yder nam, die hy wilde, onder zijn ' heerlchap- i r/.^,. 
py en k gebied aan, fchoon aan hen bevolen was , niemant ^ ^^^'.^ 
door enige i toorwaarde van m verdrag tefparen, maar hen m p<.ö««^ 
alle te verdelgen ; om welke zonden zy wel geftraft , maar 
echter van niemant te recht gedaagd wierden. Zy hadden 

Pd 5 ook 



O Hofpitium. 



it» 

q Excmj ljt 
r Tribus. 

f Sncccfor, 



t Capita; 



V Scnioret 
K Co lijH^ 
torcs. 

y ConciUnm. 
ft ratio. 



Tropojtium, a 



b Officia, 
C Jmpcrafor. 
d Dtcrctnm. 

e ConciUnm, 

f Tribttf. 
g Monar- 
chie. 

h Aripocrd' 

i DcmocrS' 
tta. 



De RECHTZINNIGE 

ook geen reden , om d'oorlog tegen malkanderen aan te 
\'angen , en d'een zich met des anderens zaken te vermen- 
gen ; maar toen de Benjamiren d'anJeren verongelijkt en 
de " band der vrede in diervoegen gebroken hadden, dat nic- 
mant van de bondgenoten veiliglijk by hen ter o herberg 
kon zijn , taflen zy hen vyandelijk aan , en na drie ver" 
fcheiden ürijden eindelijk venvinnaars geworden , dodedezy 
volgens 't recht des oorlogs, te gelijk de fchiildigen en d'on- 
fchiildigen; 't welk zy zedert beklaagden , doch met een 
fpaad i' berouw. Door deze i voorbeelden word het geen , 
dat wy nu van 't recht van yder' ftam gezegc hebben , gant- 
fchelijk beveftigt. Maar ymant zal rniUchien vragen , wie 
de f navolger van de Vorft in yder ftam verkoos ? Ik kan 
van deze zaak niets , dat zeker is , uit de Schrift bemerken ; 
maar ik vermoed echter dit , dat dewijl yder ftam in huis- 
gezinnen gedeelt was , welker ' hoofden uit d'oudften van 
't geflacht verkozen wierden, uit dezen de geen, dkd^oud- 
ftew^as , naar rechten in plaats van de Vorft volgde. Want 
Mozes verkoos uit d'^oudfte zeventig " medehulpers , die 
met hem de hoge y raad uitmaakte: degenen.diena Jozuas 
dood de ^ bediening van de heerfchappy hadden , worden 
in de Schrift oudften genoemt. Eindelijk by de Hebreen 
is niets gemeendcr dan by oudften , rechters te vcrftaan ; 
•twelk, gelijk ik acht, aan yder bekent is. Doch tot ons 
oogmerk is 't weinig dienftig dit zekerlijk te weten , 't is 
gcnocch dat ik getoont heb , dat na Mozes dood , niemant 
alle d' ampten van opperfte ' veldheer heeft gehad : want 
dewijl alles niet van 't ^ befluit van een enig man , noch van een 
enige vergadering , noch van 't volk afhing , maar zom- 
migc dingen van een enige ^ ftam , en anderen van d'andere 
met gelijke recht van d'een en d'ander bedient wierden , zo 
vol gt zeer klaarblijkehjk, dat na Mozes dood de heerfchap- 
py noch een i oppervorftelijkc , noch een adelijke , noch een 

'volke- 



THEOLOGANT. i7.Hooftd. 303 
' volkelijk,maar gelijk wygezegt hebben , i'eenGodsbcftier- 
lijke gebleven is. Voorëerft om dat de tempel het Raadhuis 
van de heerfchappy was , en alleenlijk ten opzicht van dezelf- 
de, gelijk wy getoont hebben , alle ftammen gezamentlijk me- 
deburgers waren. Tentweden, om dat alle burgers getrou- 
vvigheit aan God hun opperfte rechter moeftcn fwercn , aan 
dewelke alleen zy in alle dingen ' volftrektelijk belooft had- 
den te gehoorzamen. En eindelijk, omdatd opperfte Veld- 
heer van allen , alsmen zodanig een behoefde, van niemant 
dan van God alleen verkozen wierd , 't welk Mozes uit- 
drukkelijk uit Gods naam aan't volk voorzegt, bezie Mo- 
zes vijfde bo'ek Cap.xix: :s^. i^. en de verkiezing van Gi- 
deön, Samfcn en Samuël met de daad zelve getuigt; men 
heeft dieshalven niet te twijfel^i , of d'andere getrouwe ' veld- 
överften zijn ook op dezelfde wijze verkoren , fchoon dit 
niet uit hun ° gefchicdenilzen blijkt. 

■ Na dat wy deze dingen geftelt hebben, zal het tijd zijn, 
dat wy bezien hoe deze middel van de heerfchappy te ftel- 
len.de gemoeden kon matigen, en zo wei de genen, die- 
hcerfchten , als de genen die bchecrft \\ ierden , zo bedw in- 
gen , dat de laatften niet p weêrfpannig en d'eerfte geen 
q dwingelanden wierden. De genen , die de heerfchappy be- 
dienen, of de zelfde bezitten , pogen wat ' fchelmftukken ' 
zy ook bedrijven, de zelfden altijd met de fchijn van recht 
t'overfchaduwen, en aan 't volk vroed te maken , dat zulks 
eerlijk van hen gedaan is; 't welk zy ook lichtelijk beko- 
men, als de gehele f verklaring van 't reclit van hen alleen 
afhangt. Want men heeft niet te twijfelen , dat zy hier 
door tot al 't geen, dat zy willen, en dat hun ' luft hen 
aanraad, zeer grote v vryheit nemen , en in tegendeel , dat 
hen een zeer grote vryheit ontnomen word , zo het recht 
van de wetten uit te leggen by'een ander is, en zo daar be- 
neffens derzelfder ware uitlegging, in diervoegen aan allen. 



i 



k Th(9cratis» 



1 MfoliiU. 



n Dftces, 
O Hff ona, 



p Re Bel les. 



tatio. 

t jlppetitKS. 
V hihertas. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



y Fortuna, 

z llonor, 



a Lihid9, 



b Militia. 



304 De RECHTZINNIGE 
bekent en openbaar is , dat niemant daar aan kan twijfelen. 
Uit het welk klaarlijk blijkt, dat de vorften der Hebreen 
een grote oorzaak en gelegentheit van quaad te doen beno- 
men was ; om dat alle 't recht van de wetten te verklaren , 
aan de Leviten was gegeven ; bezie Mozes vijfde boek 
Cap. xxi. f: 5". die geen bediening van de heerfchappy, 
noch deel met d'anderen hadden , en welkers gehele >' ftaat 
en z eer in de ware verklaring der wetten ^^eilond , gelijk 
ook om dat aan 't gehele volk belaft was alle zeve jaren 
in zekere plaats te vergaderen , daar het door d'opperprie- 
ftcr in de wetten onderwezen zou werden ; en wyders dat 
yder voor ziclr in 't bezonder geduriglijk en met de groot- 
je opmerking het Wetboek zou lezen en Jenrlézcn ; be- 
zie Mozes vijfde boek Cap. xxxi: 9. en Cap: vi. f. 7. 
De vorften dan mceften bezonderlijk ten opzicht van 
hun zeiven goede zorgc dragen , oii alles naar de wettea, 
die vcorgefchreven en aan yder genoech bekent waren , te 
bedienen , zo zy van 't volk met de grootfte eer geccrt 
wilde zijn , van 't w elk zy dan ; als bedienaars van Gods 
heerfchappy, en als plaatsbewaarders van God geëert wier- 
den : ancferzints konden zy de grootfte haat der onderza- 
ten, gelijk die van de Godgeleerden geménelijk is, niet ont- 
gaan. Hier , te weten om d'ongebonden ' lu fteii en baldadig- 
heit der vorften te bedwingen , quam noch iets anders van 
zeer groot belang by ^ namentlijk, dat de Krijgsmacht uit 
alle burgers , van het twintigfte tot aan het zeftigffe Jaar 
van hun ouderdom , zonder ymant uit te zonderen beftond, 
en dat de vorften geen vreemde krijgslieden voor loon kon- 
den aannemen. Dit zeg ik was van zeer groot belang , want 
liet is zeker, dat de vorften door de krijgsmacht alleen, aan 
't welk zy loon betalen , 't volk konnen verdrukken , gelijk 
ook dat zy niets meer vreefden , dan de vr) heit der krijgs- 
lieden, die hun medeburgers zijn , door welker dapperheit, 

arbeid . 



arbeid 

d 



THEOLOGANT. 17.H00M 305- 

verlies van hun bloed , de c vryhcit en c Li^eru^ 



en groot 

roem van de heerfchappy , verkregen is. Dieshalven A- d 0^4. 
lexander, roenhy tentwedemaal tegen Darius zou ftrijden, 
van Parmenio de ^ raad gehoort hebbende , heeft niet de « CinjHiam. 
geen die de raad gaf, maar Polipercon , die dezelfde toeftond , 
bellraft. Want gelijk Curtius , in ^t 1 3 , Hooftdeel van zijn 
darde en vierde boek zegt : hy leed niet , dat Parmenio on- 
langs ftrenger berifpt, dan by begeerde , weer beftraftzou 
worden ; en hy kon de vryheit der Macedoniers , die hy 
meeft vreefde , gelijk wy gezegt hebben, niet verdrukken, 
dan na dat hy het getal der krijgslieden uit de gevangenen ver- 
re boven de Macedoniers vergroot had. W anc toen kon hy dc 
hiften van zijn onbedwingzaam gemoed, dat lange tijd door 
de vrymoedigheit der befte burgers beteugelt en bedwongen 
V/as , volgen : indien dan deze vrymoedigheit der krijgslie- 
den, die mede burgers zijn van de menfchelijke heerfchap- 
py, deVorftendie alleen de lof der verwinningen gemeenlijk 
aan zich trekken , weerhoud , zo moeft zy noodzaaklijk 
veel meer de Vorfcen der Hebreen weerhouden , welker 
krijgslieden niet voor d"" ^ eer van de Vorft , maar voor die fcuri». 
\:an God ftreden , en zich op Gods antwoord alleen ten g flrijd g Prw/ww. 
begaven. Wyders quam hier by , dat alle de Vorften der 
Hebreen met d enige band van ^Godsdienft te zamenver- h 
bonden waren : dieshalven indien ymant daar van afgewe- ' 
ken was , cn begonnen had ymants^ Goddelijk recht t'o ver- k jw Df. 
treden , zo moeft hy daarom van d'andercn voor vyand ge- 
houden , en met recht verdrukt worden. 

Ten darden was ^er ook de vrees van enig nieuw Propheet : 
want indien flechts ymant vaneen oprecht leven, door eni- 
ge aangenome tekenen toonde , dat hy een Propheet was , 
zo had hy daar door 't hoogde recht van te gebieden , na- 
melijk gelijk Mozes uit Gods naam aan hem alleen geöpen- 
baart , en niet gelijk de Vorften , die door d'opperpriefter 

Qjl raad 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



2X1 'Judicium, 



n Le^atio* 



S Kohilitas, 
f" Admini' 
firatio. 

t Ly^ar» 
V VirtHs, 



y Vcjïdi" 
v:ntn. 



L hiUfUs, 



3o5 De R E C H T Z I N N 1 G E 

raad vraagden ; cn daar is niet aan te twijfelen of de zoda- 
nigen konden lichtelijk het verdrukte volk tot zich trekken, 
cn door geringe ^ tekenen tot 't geen, dat zy wilden, over- 
reden : in tegendeel indien de zaken recht en wel beftiert 
wierden , zo kon de Verft in tijds verzorgen , dat de Pro- 
pheet te voren onder zijn oordeel moeft geftelt worden , 
opdat hy van hem onderzocht wierd , of hy vroom van le- 
ven was , of hy zekere en ontwijfelbare tékenen van zijn 
n zending had ; en eindeÜjk of het geen ,^ dat hy uit Gods 
naam wilde zeggen , met d aangenome ° lering , en met de 
geméne wetten van't Vaderland wel overeen quam: 'vcv^xtn 
dan de tékenen niet machtig waren een genoechzame voldoe 
ning te geven , of indien ^e léring nieuw was , zo kon hy 
hem met recht ter dood veröordélen , anderzints wierd hy 
op d' P achtbaarheit en ^ getuigenis van de Vorft aangeno- 
men. 

Ten vierden quam hier by , dat dc Vorft d anderen nier 
in ' edelheit, nochinrechtvan'tbloedovertrof ; maar de ^ be- 
dieningvan dc heerfchappy quam hém alleenlijk toe ten op- 
zicht van zijn ^ ouderdom en ^ deuchd. 

Eindelijk quam hier by , dat de Vorften , en de gehéle 
X Krijgsmacht niet meer door begeerte van oorlog , dan van 
vrede weerhouden konde worden. Want de Krijgsmacht , 
gelijk wy gezegt hebben , beftont uit burgers alleen ; en 
dieshalven wierden zo wel de zaken van d'oorlog , als die 
van de vrede , van de zelfde menfchen bedient : de geen 
dan, die in 't leger een krijgsmans ampt beklede , was in de Stad 
een burger ; en de geen , die in 't leger 't ampt van krijgsöver- 
fte bediende, was in 't raadhuis een rechter; en eindehjkde 
geen, die in 't leger Veldheer was , had in de Stad 't ampt van 
Vorft. Niemant kon dieshalven d'oorlog om d'oorlog, maar 
om de vrede , en om de ^ vryheir te verdédigen , begeren : 
«n miflchien onthield de Vorft zich , zo veel als hy kon, van 

nieu- 



I 



b FttHdS< 



THEOLOGANT. 17. Hooftd. 307 
nieuwe dingen , op dat hy niet gehouden zou zijn d'opper" 
priefter aan te fpreken , en tot nadeel van zijn « ftaat voor 
hem te vcrfchijnen. Dit zy gezegt van de rédenen, die de 
Vorften binnen hun palen hielden. Laat ons nu bezien , door 
welke middelen het volk weerhouden wierd, dewelke ook zeer 
klaarlijk van de b grondveften der heerfchappy aangewezen 
worden. Want indien ymant flcchts een weinig daar opwil 
merken , hy zal terftond zien , dat zulks zodanig een be- 
zondere liefde in de gemoederen der burgers heeft moeten 
voortbrengen , dat aan nicmant iets fwaarder in de geeft 
heeft konnen voorkomen , dan zijn Vaderland te verraden , 
of daar vanaf te wijken: maar in tegendeel , zy hebben alle 
daaraf in diervoegen aangedaan moeten zijn , dat zy liever 
'tuiterfte, dan eens anders heerfchappy wilden lijden. Want 
na dat zy hun recht aan God hadden overgegeven , en ge- 
loofde, dat hun rijk Gods rijk was, en dat zy alleen Gods 
kinderen, en anderen volken Gods vyanden waren , dewel- 
ken zy dieshalven een onverzoenelijke haat toedroegen , 
(want zy geloofden dat dit ook tot de godvruchtigheit be- 
hoorde, bezie de cxxxix. Pfalm , f.^l,^^.) zo konden zy 
nergens groter affchrik af hebben, als aan ymant , die hen 
vreemtwas, ' getrouwheit te fweren , en gehoorzaamheit c f«« .^^ 
aan hem te beloven. By hen kon ook geen groter boosheit , u,. 
noch iets affchuwelijker bedacht worden , dan hun Vader- 
land, dat is Gods rijk , die zy aanbaden, te verraden ; ja ^ ^ 
zy hielden 't voor ^ boosheit , dat ymant llechts buiten t V a- 
derland ging wonen , om dat zy geloofde , dat hun ^ dienft aan ^ 
God , daar aan zy altijd verbonden wareh , nergens dan in 't 
Vaderland alleen, gepleegt kon worden , vermits dat land 
alleen heilig , en 't andere onzuiver en ongewijd wierd ge- 
houden. En daarom klaagt David , die gedwongen was s in g E.uim. 
ballingfchap te fwerven , dus voor Saul: Indien de genen y 
dk u temi my aanprikkelen , menjchen zijn j zo zijn zy 



h Extlium 

k Fiagitium, 
1 Tieus, 
m Katiênts 

% MfilHté. 



f Dif9tio. 



^ Lilfirtét, 



i Siniuié" 
ritas. 
f Mores, 
t Riius, 



y Cênflanlis. 
I Yirtns, 



308 Dc R E C H T Z I N N I G E 

uevdoekt ^ cm dat zy my buiten Jluiten „ oj> dat 'tk nkt in 
Gods erfdeel zotfjcaudelen; maar zeggen ^ gdheen^ en dim 
andere Goden. En om deze oorzaak ^^ ierd cok geen bur- 
ger , ( daar hier voornamentlijk op te letten (laat ) , terJ- bal- 
lingfchap verwezen : want dc geen die zondigt , is wel i flraf- 
w aerdig , maar moet geen k fchclmery aangedaan worden 
De liefde der Hebreen dan tot hun Vaderland , was gee-y 
enkele liefde , maar ' godvruchtigheit , dew elke te gelijk 
bcneflcns de haat tot d'andere volken , door de dagelijk^ 
fche oefTening , en dicnft , in diervoegen gequeekt en ge- 
voed wierd, dat zy in natuur moeft veranderen.. Want de 
dagelijkfchc oefTening en dienfl was niet alleenlijk n sant - 
fchelijk vcrfcheiden ( door 't welk zy gantfchelijk bezon- 
der, en van d'andere t'enemaal afgefche^den waren ) maar 
ook geheel flrijdig. Dicshalvcn moefl uit zekere daaeluk- 
fche " verwijting een gedurige haat voortkomen,, boven de- 
welke geen andere vaflcr op 't gemoed gehecht kon blijven 
als een haat uit grote p aandachtighcit of uit godvruchtig- 
heit gefproten , en die godvruchtig gelooft wierd , boven 
dewelke geen groter noch hardnekkiger kan zijn. Daar ont- 
brak ook geen geméne oorzaak , door dewelke de haat al- 
tijd meer en meer ontftcken wierd , namelijk de haat van 
d'andere zijde : want de Heidenen in tegendeel moeiten ook 
met een zeer bittere haat tegen hen ingenomen wezen. Hoe 
zeer dit alles te weten de 'J vryheit van de menfchelijke 
heerfchappy , de liefde en aandacht tot het Vaderland , 
't volkomen recht tegen alle anderen , en niet alleenliik dc 
geöorlofde , maar ook de godvruchtige haat , allemenfchen 
voor vyanden te houden ^ de r bezonderlieit der f ze- 
den en ' gewoonten , hoe zeer zeg ik , deze dingen de ge- 
moederen der Hebreen konden verfterken , om alles door 
een zonderlinge " ftandvaftigheit en ^ deuchd voor 't Vader- 
land te verdragen; de réden wijft dit zeer klaarlijk aan^ ea 

d'yer- 



THEOLOGANT. ly.Hooftd. 309 
d' y ervarentheit zelfs heeft zulks getuigt. Want zy konden 

> Jij. ^ 

zo lang hun ^ Stad in ftaat ftond , nooit onder eens anders 
aheerfchappy duren, en dieshalven noemde zy dikwils Je- » imfmnm. 
nizalem de wecrfpannige Stad, bezie Efdras boek in 't vier- 
de Cap. V. IX, 15". E)e twede heerfcliappy , die naaulijksde 
fchaduvve van d'eerite heeft geweeft , na dat d opperprie- 
fters ook het Vorftelijk recht aan zich hadden getrokken, 
kon zeer fwaarlijk van de Romeinen verwoefl worden; ^t welk 
Tacitus self in . 't twede boek zijner gefchiedenifzea met de- 
ze woorden c,etuigt : Vejpasianus had d'oorlog der Joden 
ten einde gebracht ^ doch noch niet de Stad Jeruzalem over- 
weldigt:, dat meer een fwaar en moeijelijk werk was ^ uit 
oorzaak van de natuur des volks ^ en de hardnekkigheit van 
\% hun waange loof , dan om dat de belegerden krachten genoech 
hadden , om d'uiterjle noden uit te jtaan. Maar behalven 
dit, welks b achting van dc ' waan alleen afhangt , was 'er b^o^/J<- 
iets anders in deze hcerfchappy , 'twelk zeer vaft en bondig To^U. 
is door 't welk de bursiers meeft weerhouden moefben wor- 
den, om op geen ^ af val te denken , en om nooit de begeerte d Dcfiau. 
te hebben van hun Vader land te verlaten , te weten d'op- 
zicht van de ^ nuttigheit , die de kracht en 't leven aller « U"'"'^' 
menfchelijkef doeningen is, en deze, zeg ik, was in deze f 
heerfchappy bezonder. Want de burgers bezaten nergens 
hun goederen met groter recht dan d'onderzaten van deze 
heerfchappy, die een gelijk . eel van landen en gronden niet 
hun Vorft hadden , en yder een eeuwig Heer van zijn deel 
was : want indien ymant door ï armoede gedwongen , zijn 
landof grond had verkoft ,. zo moeft het zelfde met de 
komft van ^t h Luitjaar in 't geheel aan hem herlklt wor- J^;- 
den, en volgens deze wijze warerj'er andere wetten en in- 
zettingen^ volgens dewelke niemant van zijn vafte goederen 
vervreemtkon worden. Wyders d'armoede kon nergens ver- 
draeclijker zijn , dan daar de • liefde en 't meedogen tot de k ck,ri,^. 

Q^(j 3 naa.- 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



3IO 



De RECHTZINNÏGÊ 



tn Damnum. 
n DtdccHs, 



O Bcllx Ci. 

p Contcn^ 
thncs. 



q Odium 
X Nafionet, 
fDifcipltna» 
tOhcdtentia. 



V Trxfcrip* 
tam. 

X Lièitus» 



y Cultus, ' 

a Céremeniée. 
b Ser^itui. 
C LihcrtM, 



d Léetiïia* 



naafte » dat is tot de medeburger, met de grootfte i god- 
vruchtigheit gepleegt en geöeffent moeft worden , op dat 
God hun Konink gunftig regen hen zou zijn, De Hebreeu- 
fche burgers dan konden nergeris wel zijn , als in hun Vader- 
land , buiten 't welk zy zeer grote fchade en n fchanden 
hadden uitte flaan. Wyders, om hen niet alleenUjk in hun 
Vaderland alleen te houden , maar ook om de ^ burgerlijke 
oorlogen te mijden , en d ootzaken van \ p twiften wech te 
nemen, ^jf'aren deze dingen ten hoogden dienftig ; namelijk, 
dat niemant zijns gelijk , maar God alleen diende, -en dat de 
liefde en't meedogen tot zijn medeburger , voor de grootfte 
godvruchtiglieit wierd geacht , die niet weinig aangequeekt 
wierd door de geméne ^ haat , die zy tegen d'overige ^ vol- 
ken , en dezen weer tegen hen hadden. Hier toe diende wy- 
der voörnamentlijk de grootfte ^ tucht van de ^ gehoorzaam- 
heit j daar in zy opgevoed wierden te weten , dat zy alles 
naar ^t bepaalt ^ voorfchrift vande wetmoeftendoen ; want 
zy mogten niet na hun ^ believen ploegen , maar in zekere 
tijden en jaren, en niet dan met enerhande heeften te gelijk. 
Dus was't hen ook nietgeöorloft tezajen en temajen, dan 
naar zekere regel en tijd, en hun geheel leven wasgantfche- 
lijk een gedurige y dienft en bewijs van gehoorzaamheit , 
bezie hier af ons vijfde ^ hooftdeel omtrent het gebruik van 
de a Kerkplichten ; dieshalven inoeft het zelve aan hen , daar 
toe gewent zijnde , niet langer b dienftbaarheit maar c vry- 
heit fchijnen , uit het welk ook volgen moeft , dat nicmant 
het geweigerde , fnaar yder dat geboden was , begeerde. 
Hier toe fchijnt ook niet weinig gedient te hebben , dat zy 
in zekere tijden van 't Jaar ledig moeften zijn , en zich aan 
de ^ blijdfchap overgeven , niet om dat zy hun gemoed , 
maar op dat zy God uit hun gemoed zouden gehoorzamenc 
Driemaal in 't Jaar waren zy Gods ^ gaften ; bezie Mozes 
Vijfde boek Cap. xvi» in de zevende dag van de week moe- 

fleri 



THEOLOGA'NT. 17.H00M 311 
ften zy van allerhande werk ophouden , en zicli tot ruften 
begeven j en behalven dezen warender andere tijden aange- 
wezen , in dewelke niet toegeftaan en geöorloft was , maar 
belaft en bevolen , eeffijke * werken van verheuging te ple- 
gen , en s maaltijden te houden. Ik acht dat 'er ook niets 
krachtiger bedacht kan worden , om de gemoederen der 
menfchen te buigen. Want de geeften wordeji door geen 
ding meer gevangen , dan door blijdfchap , die uit h aandacht , 
dat is uit ' liefde en ^ verwondering te gelijk rijft. Zy kon- 
den ook niet lichtelijk van ' walging der gewone dingen in- 
genomen worden , want d' " oeffèning en pleging op de Vier- 
dagen gefchikt , waren zelden en verfcheiden. Hier quam 
noch by de hoogfte " eerbiedigheit tot de Tempel , die zy 
om zijn bezondere dienft, en om de dingen dewelke zy ver- 
plicht w aren t'onderhouden , eer 't aan ymant vry ftond der- 
waarts te gaan , altijt zeer Godsdienftig onderhielden: Ja in 
diervoegen , dat zy noch heden niet zonder ° fchrik deze 
pgrouweldaad van Manafza lezen; te weten, dat hyeem Af- 
god in de Tempel zelf deê ftellen. Het volk had ook geen min- 
der eerbiedigheit tot de wetten , die in de binnenfte ' gewij- 
de plaats Godsdienftclijk bewaart wierden. Dieshalven had 
men hier geenzins voor de f beroerten en » vooroordelen 
van 't volk te vrezen. Want niemant durfde zijn oordeel 
over de Goddelijke dingen geven ; maar zy moeften alles , 
dat aan hen uit * achtbaarheit van de Goddelijke antvvoort 
in de tempel ontfangen, of van de wet, die van God ge- 
maakt \^ as , geboden wicrd , zonder enig ^ overleg van réden , 
gehoorzamen. Ik acht dat ik hier mee naaukeurige ré- 
denen van deze heerfdiappy , wel in 't kort , maar ech- 
ter zeer klaarlijk gegéven heb. Nu is noch overig, dat 
wy onderzoeken, om welke oorzaken de Hebreen , zo 
dikwils van de wet afgeweken , en waarom zy zo dikwils 
ondergebracht zijn , en eindelijk waarom hunheerfchap- 

py 



h DeipQtia. 
k Admiratiê, 
1 Faptdium, 
m Cultus» 



n Re-vmntÜÊ, 



O Horrtr. 

X Sacra- 

rium. 

f Rumcruj 
t Frdjadi* 
cis. 



tai* 

X Cinfitllatio^ 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



y Ctntunta- 
€ta. 



b Diyerptés, 
c Lc^cs, 
d Mffrer, 



f Conditio, 
g Frarjudicu, 



i Imferium, 
k Intentum, 
1 Minijie- 



311 De R E C H T Z I N N I G E 

py gantfchelijk heeft konnen verwoeft worden. Ymant 
zal miflchien hier zeggen , dat de > hardnekkiglieit van 't 
volk d'oorzaak hier af geweefl heeft. Maar dit is kinder- 
lijk. Want waarom heeft dit volk hardnekkiger geweeft , 
dan d'anderen ? van natuur? zeker deze fchept^iiet de '^vol- 
ken , maar d' a ondcJigen, die niet in volken onderfcheiden 
worden, dan uit de t» verfcheidcntlx;it der taal , c wettenen 
aangenomen J zéden: cn uit deze twc, te weten uit de wet- 
ten en de zéden , kan alleenlijk voortkomen , dat yder volk 
een bezondere ' geeft , een bezondcre ^ aard , en eindelijk 
bezondere g vooröordélcn heeft : indien men toefiaan moet , 
dat de Hebreen meer dan andere mcnfchcn hardnekkicr zijn 
geweeft, zo zoumcn dit aan 't gebrek der wetten of der aan- 
genomen zeden moeten toeëigeiien : en zeker , dit is waar- 
achtig, dat God, indien hygcwilt had, dathun heerfchap- 
pybeftandiger geweeft zou hebben, op een andere wijze ook 
rechten en wetten aan hen gegéven, cn een andere regel van 
deze heerfchappy te bedienen , ingeftelt zou hebben. Wat 
konnen wydieshalven anders zeggen^ dan dat zy God tctren 
iien vergramt hebben , niet alleenlijk van de bouwing "der 
Stad af, gelijk Jeremia Cap. xxxii: v.31. zetrt, maar ook 
zedert de tijd van de géving der wetten ; 'twelk Ezechiel 
Cap. XX: V. Z5'. ook getuigt , als hy zegt : Ik gaf ook aan 
hm mzetttngen die met goed waren , en rechten daar zyniet 
by zouden /even ^ om dat ik hen veróntrcinigde in haar gif- 
ten, met alle opening van de bam'moeder ( dat is ecrftgebo- 
rene ) te verwerpen ^ om hen te verwoejien, op dat zy zonden 
weten dat ikjeloova ben. Om deze woordcii , en d'oorzaak 
der verwoefting van de ^ heerfchappy recht te verftaan, zo 
ftaat aan te merken, dat het eerfte ^ oogwit geweeft heeft , 
de gehéle » gewyde dienft aan d'ecrftgeboornen , niet aan de 
Leviten over te leveren ; bezie Mozes vierde bock Cap.viii: 
V.17. maarnadat zyalle, behal ven de Leviten , het Kalf 

had- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. rr.Hoóftd. 3x3 

hadden aangebeden, wierden d' m cerftgeboornen verworpen " 
en verontreinigt, en de Leviten in hun plaats gekozen ; be- 
2ieMozes vijme boek Cap.x, v. 8. Als ik deze "verandering « 
meer en meer aanmerk, zo dwingt zy my tot Tacitus woorden 
uit te barften: dat God zich in die tijd niet met hun "veilig- osenrittt, 
heit bemoeit, maar voor hun p wraak gezorgt heeft; en ik p vm*. 
kan my niet genoech hier over verwonderen , dat het he- 
mclfch gemoed zo groten gramfchap heeft gehad, dat het de 
wetten zeiven, dewelken altijd alleenlijk op d'eer van 't ge- 
hele volk en op deszelfs veiligheit en welftand zien , met 
voornemen van zich te wreken , en om het volk te ftraf- 
fen , gemaakt heeft ; invoegen dat de wetten, geen wetten , dat 
is de q welftand van 't volk, maar eerder 'ftrafïèn hebben ge- <i S'f"'- 
fchenen. Want alle de ^ giften welke zy gehouden waren f ^wï*" 
aan de Leviten en ' Priefters te geven , gelijk ook dat zy tot ' s*ttrd,tti. 
vrykoping der eerftgeboornen , en 't geld dat zy hooft voor 
hooft de Leviten moeften betalen , en eindelijk dat aan de 
Leviten alleen toegeftaan wierd , toegang tot het gcwyde te 
Ircbben; dit alles overtuigde hen van hun » onzuiverlieit en yimf^ittn 
verwerping. Wijders de Leviten hadden ook iets , dat het x r^wt*- 
volk geduriglijk aan hen verweet ; want men heeft niet t€ "'• 
twijfelen , of daar zijn onder zo veel duizenden veel laftige en y ^'«'*- 
onbeleefde y bylopers in de Godsdienft gevonden , waar door llolMrA»-! 
in 't volk een ^ begeerte is ontfteken , om de " werken der , f^,, 
Leviten, die zonder twijfel menfchen waren , na te (peuren , en 
gelijk als geménelijk gebeurt,om 't ^ misdrijf van een alleen hen ^ d,^^ 
alle te befchuldigen ; daar uit geduriglijk grote beroertheden c kmmw. 
wierden veroorzaakt, gelijk ook afkeer en tegenzin, omlé- 
dige cn gehate menfchen , die niet door maagfchap aan hen 
verbonden waren, te voeden, voomamentlijk zo ' 't jaarge- « 
was fchaars was. Wat wonder is'tdan, 20 't vergramt 
gierig gemoed van *t volk in de ruft , toen de klaarblijkelij- 
ke ^wonderdaden ophielden, en toen 'er geen menfchen van tmruiiu, 

R r uit- 



tai 

h CullMS, 



i Intentiü, 
k Res /»«- 

1 Tribui, 



O Rdtgio. 
p IntirprC' 
tatio. 

q Di-»ina 
rtfponfa, 

f SAcra, 
t 

y Munva. 



b Occafïo. 
cMandatum 



314 De RECHTZINNIGE 

uitftekende s achtbaarheit en gezach wareti , begon te quij- 
nen, en eindelijk van de dienfl: en eer bewijs , hoewel de 
zelfde goddelijk , maar echter fchandelijk , en ook verdacht 
voor hen was, afweek, en een nieuwe begeerde: gelijk ook 
dat de Vorften , die altijd , om alleen 't opperfte recht van 
de heerfchappy te verkrijgen , naar middelen trachten om 't 
volk aan hen te verbinden , en van d'opperpriefter afkerig te 
maken , alles aan ^t zelfde toeftonden , en nieuwe Godsdien- 
ftcn invoerden : indien men naar ^t eerfte ' voornemen en oog- 
merk de geméne flaat opgerecht had , zo zou 't recht en 
d eer aan alle de ^ ftammcn gehjk gcweeft hebben , en alles 
in eenzeer veilige ft aat zijn ge wee 11. Want wie zou't^^ge- 
wyd recht zijner bloedmagen willen fchenden en breken ? 
wat anders zouden zy liever willen , dan hun broeders , ma- 
gen , en ouders , die hen van bloedswegen beftonden , uit 
" godvnichtigheit en ° godsdienfl, te voeden ? dan van hen 
de p verklaring; der wetten te verftaan ? en eindelijk dan van 
hen de ^ godcfelijke antwoorden te verwachten ? Wyders , 
door deze middel zouden alle flammen veel enger met mal- 
kander verenigt zijn gebleven ; namentlijk zo het recht van 
de ^' gewyde dingen te bedienen , aan alle gelijk en even na 
had geweeft ; ja men zou niet te vrezen gehad hebben , zo 
de ^verkiezing derLeviten zelve een ander oorzaak , dan de 
V gramfchap en de wraak gehad hadde. Maar zy hebben, 
gelijk wy zeiden , hun vergramde God gehad , die hen, om 
Ezechiëls woorden te herhalen , met hun y giften verontrei- 
nigt heeft , met alle opening der baarmoeder te verwerpen , 
opdathy hen verdelgen zou. Dit word ook door de ^ ge- 
fchiedenifzen zei ven beveft:igt: want zo haaft het volk in de 
vvoeftijnen overvloed van lege tijd begon te krijgen , wicrd de- 
ze ^ verkiezing aan veel mannen , die niet van de ficchtfte 
ftach waren, laftig ; en hier uitnamen zy ^ oorzaak van te 
geloven , dat Mozes niet uit ^ goddelijk bevél , maar alles 

naar 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



THEOLOGANT. 17.H00M ^tf 



d LiiitH), 



g Miratultalt. 

h Seditic. 



^aar zijnlufl: en believen inftelde, namelijk om dat hy zijn ^ j.^.y„, 
e ftam boven alle anderen uitgekozen , en 't ' recht van 't y^^^'J""^ 
opperprieftcrfchap roor ecu wig aan zijn broeder gegeven 
had. Zy dan beroerte makende , treden voor hem , en roe- 
pen dat zy alle even heilig zijn , en dat hy tegen recht ai 
billikheit boven alle verheven wierd. Hy kon hen ook door 
geen rédenen ftillen ; maar men bracht tot téken van trouw 
een s wonderdaad by , en zy wierden alle verdelgt. Hier 
uit rees een nieuwe en algeméne beroerte van 't gehele volk, 
't welk geloofde, dat zy niet door Gods oordeel , maar door 
Mozes lift verdelgt waren; doch het volk is eindelijk , door 
een grote ' neêrlaag of k peft vermoeit en afcemat, geftilt; doch \, 
in diervoegen , dat zy alle liever wilden fterven , dan leven. 
De beroerten hield dieshalven meer op , als dat d' 1 eendracht 1 cncTdu, 
plaats had gekregen , 'twelk de Schrift zelve ook getuigt, 
bezie Mozes vijfde boek Cap. xxxi: Sf. ii. Daar God, na 
dat hy aan Mozes voorzegt had, dat na zijn dood het volk 
van de Goddelijke dienft zou afwijken , tot hem zegt : 
fVant ik ken hm luji en begeerte^ en wat het hedeu brouwt , 
eer ik het noch in V land heb gebracht „ dat ik hen gejworen 
heb. En een weinig daar na zegt Mozes tot het volk zelf : 
Want ik ken uw weêr/pannigheit j, en uw hardnekkighett. 
Indien gy weêrfpanntg tegen God zijt geweeft terwij lik by 
gekeft heb j zo zult gy zulks noch ' veel meer na mijn dood 
z>ijn. En zeker 't gebeurde ook dus , gelijk aan yder bekent ^ j^^..^ 
is. Hier uit dan rezen grote ° veranderingen , "ongebon- «^-^^^^^^ 
dentheit tot alles , en p overdaad en q achteloosheit , door p ' 
dewelke alle dingen reger begonden te \a orden , tot dat zy dik- 
wils onder gebracht zijnde , het Goddelijk recht gantfche- 
lijk verwierpen, en een fterfelijk Konink begeerden, opdat 
niet den Tempel, maar het Hof de zetel van de heerfchap- ^ ^^^^^^^ 
py zou zijn, en opdatallede'ftammen, voortaan niet meer f/»»*»f- 
opzicht van 't ^ Goddelijk redit , en 1 1 Qpperpncfter- 1 umi^ti^ 

Rr % fehap;"'' 



m Cultus 




Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



3i6 



De R E C H T 2 ï N N I G E 



V Seiititntt, 
X Rmn». 
y Imperium, 
t Prccarii. 



a VigniUt. 
b "Jnt fit. 



tlSétrarkm, 



d Authtfi- 
C Sttra, 



t SttMritti. 

b Extmfla. 
ï Liiertat, 



fchap ; maar ten opzicht der Koningen , te 7amen medeburgers 
zouden blijven. Hier uit fproot weer groote ftoffe tot nieuwe 
V beroerten , uit dewelke eindelijk ook d' * ondergang van 't ge- 
hele y rijk gevolgt is. Want wat konden de Koningen minder 
lijden, dan by ^ toelating te heerfchen, en een heerfchappy in de 
h«erfchappy te verdragen.? Degenen, dieci'eerftenuitdebe- 
zondere lieden verkozen wierden , waren vcrnoegt met de trap 
van a waerdigheit , tot dewelke zy opgeklommen waren 
maar na dar hun zonen hy b erfrecht het rijk hadden verkre- 
gen , begonnen zy alles allengs te veranderen, op dat zy al. 
leen alle 't recht van de heerfchappy zouden bezitten, diezy 
ten meerendeel derfden zo lang 't recht der wetten nii 
onder hen ftond , maar onder d'opperprie/ler , die hen in 
de ' gewijde plaats bewaarde, en aan 't volk verklaarde. Zy 
waren diesbalven gelijk onderdanen aan de wetten gebon- 
den , en konden hen niet naar rechten affchaffen , of nieu- 
wen met eelijk gezach en achtbaarheit oprechten. Wij- 
ders dewijl het recht der Leviten belettcdcde Koningen zo 
wel als d'Onderzaten gelijk ongewijdcn de ' gewijde din- 
gen te bedienen^ en eindelijk, dewijl alle defzekcrheit van 
zijn heerfchappy van de s wil van een alleen, die een Pro- 
pheet fcheen , afhing , van 't welk zy voorbeelden had- 
den gezien ; te weten, met hoe grote ' vrymoedigheit Sa- 
muël alles aan Saul gebood, en hoe lichtelijk hy , om een 
misdrijf, 't recht van te heerfchen had konnen overdragen; 
20 hadden zy een heerfchappy in de heerfchappy , en heerfcli * 
ten by ^ vergunning of te leen. Om deze dingen dan tebo. 
▼en te komen , ftonden zy toe, dat men andere Tempelen 
aan de Goden wycn zou, op dat men voortaan niet met de 
Leviten te raad zou gaam Wijders zy zochten na veel Pro- 
pbeten, die uit Gods naam zouden propheteren , om Pro- 
pheten te hebben , die zy tegen de ware Propheten zouden 
«ellen j maar zy konden , wat zy ook aanvingen , nooit rot 

hen 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



L O G A N T. 17.H00M 317 
want de Propheten tot alles vaerdig , 



I 

T 

b 



TH E O 

liun wenfch komen 

verwachten de beqiiame tijd, namehjkde ^ heerfchappy van 
de m nazaat, die altijd , terwijl de geheugenis van de voor- 
:jaat blocid, by vergunning en te leen is. Want dan kon- 
den zy hchteiijk door ^ Goddelijke achtbaarheit , ymantop 
de Koning gebeten en door zijn p deuchd vermaart j aan- 
ftoken^, om 't q Goddelijk recht te befchermen , endeheer- 
fchappy, of een deel daar af naar rechten te bezitten. Maar 
de Propheten konden ook door deze middel niets vorderen ; 
want hoewel zy de ' dwingeland wechnamen , 20 bleven ech- 
ter d'oorzaken. Zy deden dieslialven niets , dan met veel 
bloed der burgers een nieuwe dwingeland te kopen. Daar 
was dan geen einde van ^ twédracht , en t burgerlijke oorlo- 
gen , maar d^oorzaken van het ^ Goddelijk recht -re bre- 
ken wareti altijd dezelfde , dewelke ook niet dan geza- 
mentlijk met de gehele héerfchappy w^echgenomen konden 
worden. 

Hier door zien wy op wat wijze de y Godsdienfl , in de 
a gemèneftaat der Hebreen ingevoert is > en volgens welke 
tegel de heerfchappy eeuwig had konnen wezen , 20 de 
rechtvaerdige gramfchap van de ^ wetgever toegelaten had, 
dat zy in een zelfde ftaat zou blijven ; maar dewijl dit niet 
gefchieden kon , zo moefl zy eindelijk vergaan. Ik heb hier 
van d'eerfte heerfchappy alleen gefproken ; want de twedè 
heeft naaulijks een fchaduwe van d'eerfte geweeft ^ dewijl 
zy aan 't recht der Perfianen, welker onderzaten zy waren, 
verplicht Honden , en na dat zy de b vryheit hadden ver- 
kregen., trokken d'opperpriefters 't ^ Vorftelijk recht aan 
zich , daar door zy de volkome heerfchappy bezaten. Dit 
wrocht in de ^ Priefters een grote luft en begeerte om te 
heerfchen , en om gezamentlijk 't * Opperpriefterdom te 
bekomen ; en dicshalven was het geenzins nodig om van 
deze twede hcerifchappy meer te fpifeken. Doch of deze 

Rr 3 €cr- 



1 hnperinm, 
ra Suectjfor. 
n Mcnttris» 



O Authori* 
tas M-pins» 
p Virtus. 
q Jus di-wi" 
nnnt» 



r Difcordia^ 
t BciUciyi' 
//j. 

V Jut di-^h- 
nttm» 



ter. 



b Liherias; 
c Juspfinfim 
Pêtm, 

d SactrdêUil 
c FentifiaS' 

tMS, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



f Caput. 
nttm, 

i Paélum» 



k\^Pietds, 
1 JuJJhs, 



k Cdfut. 



C VtluTtsdi, 



318 De RECHTZINNIGE 

eerfte, gelijk wy haar gedmirzaamheit bevat hebben, navol- 
gelijk is of Godvruchtig , om zo veel moogliik is , na te 
volgen , dit zal uit het volgende blijken. Ik wil alleenlijk , 
dat men hier als tot een aanhangzel het geen aanmerkt , dat 
wy hier voor alreê aangewezen hebben namentlijk dat uit 
deze dingen , die wy in dit f hooftdeel getoont hebben, blijkt , 
dat hete Goddelijk recht, of dat van de Godsdienft uit i ver- 
drag en verbond fpruit , zonder welk verhond geen ander 
is , dan *t natuurlijke ; en dicshalven waren de Hebreen 
door geen ^ Godvruchtigheit tot de Volken , die niet in 't 
verbond waren, volgens 't ' bevél van dcGodsdienft, maar 
alleenlijk tot haar medeburgers , verbonden. 



'tACHTIENÖË HOOFTDEÈL. 

Vit de geméneftaat der Hebreen , en uit hun gefchie-^ 
denif^en , mrden enige Staatkundige léringen 
be/loten, 

HOewel de hecrfchappy der Hebreen , gelijk wy haar 
in't voorgaande » Höofdeel bevat hebben, eeuwig had 
kónnen zijn , zo kan echter niemant dezelve nu na- 
Volgen ; 't welk ook niet geraden is. Want indien zy hun 
t recht aan God zouden willen overdragen , zo moeften zy 
dit uitdrukkelijk met God , gelijk de Hebreen gedaan heb- 
ben j verdragen en bedingen V en in dezervoegen, zou hier 
toe niet alleenlijk de ' wil der gene , die hun recht zouden 
willen overdragen , maar ook de wil van God , aan dewel- 
ken men't overdragen zou , verëifcht worden. Doch God 
in tegendeel heeft door d'Apoftelen geöpenbaart, dat Gods 
^ verbond niet meer met inkt noch in Itene tafelen , maar 

éoot 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 



THEOLOGANT. iS.Hooftd. 315? 

door Gods ^ geeft in \ hart ingefchreven is. Wyders , de 
f wijze van zodanig een lieerfchappy zou miflchicn alleen- 
lijk aan de genen nut konnen zijn , die voor zich zei v en al- 
leen, zonder ^ handeling en gemeenfchap van buiten , wil- 
den leven, en zich binnen hun palen befluiten, en van'to- 
verigc des werelds affcheiden ; maar geenzints voor de ge- 
nen , die noodzaaklijk met anderen gemeenfchap moeten 
hebben ; en dieshalven kan de wijze van zodanige heer- 
Ichappy voor zeer weinigen nut en dienftlg zijn. Doch 
hoewel zy niet in alles na re volgen is, zo heeft zy echter 
veel voortreffelijke dingen gehad , die ten minften aatimcrkens 
waerdig zijn , en milTchien ook zeer geraden om na te vol- 
gen. Maar dcwajl , gelijk ik alreê vermaant heb, mijn i oog- 
merk niet is , met voorbedachte raad van een gcméne- 
ftaat te handelen, zo zal ik veel dingen daar af vcorbygaan, 
en alleenlijk , 'tgeen dat tot mijn ^ oogmerk dient , aante- 
kenen. Namelijk , dat het niet tegen Gods heerfchüppy 
ftrijd , een opperfte macht te verkiezen , die 't hoogfte 
recht van ^t gebied heeft : want na dat de Hebreen hun recht 
aan God hadden overgedragen , gaven zy ^t opperfte recht 
van te gebieden aan Mozes , dewelke dieshalven alleen 
"macht engezach had om uit Godsnaam ''wetten te maken 
en af te fchaffèn , p bedienaars van ^t gevvyde te verkiezen , 
t'oordélen , t'onderwijzen en te beftraffèn y en eindelijk om 
alles "1 volftrektelijk aan alle te bevélen. Wyders , dat 
fchoon de ' verklaarders der werten bedienaars van 't gevvy- 
de waren , het echter hun ampt niet was , de burgers t'oor- 
dclen , noch ymant te bannen ; want dit behoorde alleen- 
lijk aan de ^ Rechters en ^ Vorften , uit het volk verko- 
zen ; bezie 't boek Jozua Cap. vi: v. 1 6. dat van de Rich- 
teren Capittel xxi: j^. 18. en eerfte Samuël Capittel xiv- 
vers X4. Vorders , indienwy ook op hun ^ gevallen en'' ge- 
fchiedenifzen willen letten , wy zullen der. andere dingen in 

vin- 



e Spiritus» 



h Imperium» 



i Int ent is* 
k Rcs pU' 



1 ScepHS. 



n ut hert' 

tas 

O L(;^es 
p Minijïri, 

q jibföUti, 
t Interpre'^ 
tcs. 



r JuJices, 
X Principe/» 
V SHCcejfnSt 
X mperiat* 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



7. Relf^io, 
a Ahthori' 
tas. 



b Jus princi' 
fattss. 



C Refponfs, 
d Concilia. 



f Lihtrtêt, 



g TctePas. 
h Ponttfi. 
tatut. 

k Gltria. 



1 Céttttnowiét» 



m Supetpi- 
th. 

n Senfitt, 
O Intcrprt' 
tatiê. 

q Pri»ci, 



3^0 De RECHTZINNIGE 
vinden^ die mee aanmerkenswaerdig zijn. Te weten voor- 
eerft dat 'er geen y verdeeltheden , en aanhangen in dc 
-Godsdienft zijn geweéft, dan na dat d'opperpriefters in de 
twede heerfchappy , het » gezach en d'achtbaarheit van tc 
belJuiten , en de zaken van 't rijk te verhandelen , hebben 
gehad En op dat dit gezach eeuwig zou zijn , zo hebben 
zy tt> recht van ^t Vorftendom aan zich getrokken, -en ein- 
delijk Koningen genoemt willen wezen. Vraagt gy waarom ? 
De reden is by der hand. Want in d'eerfteheerfchappy kon- 
den geen befluitingen de naam van d'opperpriefter hebben 
dewijl zy geen recht van te befluiten hadden ; maar alleen- 
lijk van Gods ' antwoorden, door de Vorften of d raadsver- 
gaderingen verzocht , te geven. Zy konden dieshalvcn toen 
geen « luft en begeerte hebben, om nieuwe dingen te beflui- 
ten , maar alleenlijk om ^t geen , dat men gewent was , en 
datmen aangenomen had , te bedienen , en te verdedigen. 
Want zy konden door geen ander middel hun ^ vryheit tegen 
wil en dank der Vorften beliouden , dan met de wetten on- 
gekreukt en onbedorven te hewaren. Maar na dat zy ook 
de s macht om de zaken van de heerfchappy te verhandelen, 
en neffens het h ^opperpriefterfchap 't recht van 't Vorften- 
dom verkregen hadden , begon yder zo wel in de < Gods- 
dienft, als in d andere dingen de •< roem en verheerlijkina 
van zijn naam te zoeken, te weten met alles door opper- 
prieftcrhjke achtbaarheit te bepalen , en dadelijks nieSwe 
dmgen van de • kerkpliditen, van 't geloof , en van alles te 
beliuiten, dewdken gdijk zy wilden niet minder hciiip en 
geen minder gezach , dan Mozes wetten zouden hebben 
Door t welk te weeg gebracht wierd , dat de Godsdienft 
tot een verderfelijk waangeloof afweek, en dat de ware 
zm , en « verklaring der wetten bedorven wierd : hier 
quamnochby dat d'opperpriefters. terwijl zyin't begin van 
de Pherftdling naar-'t «3 Vorftendom trachtede , alles toe- 

fton- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibh'otheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. 18.H00M 3^I 
ftondcn en bewilligden, omhetflechtevolk aan hun zyde te 
trekken, te weten met de daden van't flechtevolk, hoewel 
quaad en ondeugende , goed te keuren , en de Schrift naar 
hun zeer quade zeden te fchikken , ^t welk Mallachias met 
zeer uitgedrukte woorden van hen getuigt. Want hy de r 
'Priefters van zijn tijd berifpt, en hen f verachters van Gods J,,^;"'*'"* ' 
naam genoemt hebbende , vaart dus voort met hen te be- 
ftrafïèn. 'De lippen van 4'OpperprieJier bewaren de we- 
tenfchap j en de wet word uït zijn mond ge s^cht j omdatby 
van Gêd gezonden is. Maar gy zijf van de weg afgeweken 
gy hebt gemaakt , datdelVet aan veel een aanjloot is. Gy 
hebt het verbond Levi verbroken ^ zegt de God der heir- 
fcharen. En dus vaart hy wyders voort met hen te befchul- 
digen, omdat zyde wetten naar hun t believen verklaarden, , 
en geen opzicht op God , maar alleenlijk op de perzonen 
Jiadden. Maar 't is zeker dat d'opperpriefters dit nooit zo 
veilig hebben konnen doen, dat zulks niet van de vcrftandi- 
gen bemerkt vvierd ; dewelke dieshalven , toen de v ftout- v ahJmcu. 
heit aanwies , beweerden , dat men geen andere wetten moeft 
houden, dan de gene die gefchreven waren, en dat men de 
xbefluiten, die van de bedroge Pharifeen (dewelke ten mee- , p,^,^^; 
ilendeel uit het geméne volk beftonden , gelijk Jozephus in 
zijn boeken der y oudheden aantekent ) ^ overleveringen der 
Vaderen wierden genoemt , geenzins onderhouden moeft. zTrsdui,. 
Doch ditzy zo 't is, wy konnen gantfch niet hier aan twij- T^jnuti,. 
felen, dat het » gevlei der opperpriefters , de ^ bederving van ^ ^"'f'"' 
de £ Godsdienft en d wetten , en der zelfder ongelooflijke | 
* vermeerdering zeer grote en menigvuldige oorzaak tot ^ twi- e 
ften en g gefcliillen , die nooit beflecht konden worden, gegé- f*jXi>«/4« ' 
ven hebben. Want als de menfchen door ^ yver van waange- g*^*»»*. 
loof, met hulp van d'' Overigheit, die -een van de beide zy- h'ü^i^yi.- 
den begunftigt , beginnen te twiften en te kijven , konnen ffly?'"»»».. 
zy geenzins neergezet^ maar moeten noodzaaklijk in fcver- ffli'""' 
deekheden gedeelt worden. Sf Ten 



1 Lthrtast 



ninm. 



O Tiflrïnum, 



q Exmpla, 
1 Ktli^io, 

t Incrmtn' 



V BeUa ei. 
3 MfilnU, 



y Di^nitas. 



De RECHTZINNIGE 

Ten tweden is aanmerkenswaerdig , dat dePropheten, tc 
weten onbeampte mannen door hun ' vrymoedigheit van te 
vermanen , te beftraffên en tc verwyten de menfchen meer 
hebben getergt dan verbetert; dewelke echter van de Konin- 
gen vermaant , of getuchtigt hchtehjk gebogen wierden. 
Ja zy waren ook dikwils onverdragelik aan de godvruchtige 
Koningen , uit oorzaak van d' ™ achtbaarheit en 't gezach , 
'twelk zy hadden, om t'oordélen wat wel of qualijk gedaan 
was : en ook om de Koningen zeiven te beftrafïèn zo zy 
enige geméne of bezondere zaak tegen hun oordeel déden. 
De Konink Aza , die volgens de " getuigenis der Schrift 
fodvruchtelijk geheerfcht heeft, dcé de Propheet Hananias- 
naar de ^ gevangenis brengen , bezie 't twede bock der Cro- 
nijken Cap. xvi ; omdathy hem , uit oorzaak van 't p ver- 
bond met dc Konink van Armeniën gemaakt, vrymocdiglijk 
darde berifpen en beftrafïèn. Behalven dit worden der an- 
dere q voorbeelden gevonden , dewelke tonen , dat de ' gods- 
dicnft meer ' fchade dan ' winft uit zodanigen vrymoedig- 
heit ontfangen heeft ; ik fwijg noch dat hieruit, dat dePro- 
pheten zo groot recht aan zich hebben getrokken , grote 
burgerlijke oorlogen zijn gerezen. 
Ten darden is ook aanmerkenswaerdig, dat 'er, zo lang 
volk de heerfchappy in handen had, niet meer dan een eni- 
ge ' burgerlijke oorlog heeft geweeft, die echter ^ gantfche- 
lijk afgedaan wierd , en daar in de verwinnaars zodanigen 
deernis met de verwonnenen kregen , dat zy door alle mid- 
delen poogden hen in hun oude y waerdigheit en ^ macht te 
herftellen. Maar na dat het volk, geenzins totdc Koningen 
gewent , d'eerfte wijze van de heerfchappy in een " opper- 
vorftelijke had verandert , was 'er byna geen einde van de 
burgerlijke oorlogen , en daar wierden zo wrede ^ ftrijden 
geftreden , dat het gerucht daar af alle andere overtrof 
Want in een enige ftrijd ('twelk byna alle geloof te boven 

gaat) 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



T H È O L O G A N T. il HooM 325 
ïgaat ) wierden vijf honderd duizend Ifraëliten door die van 
Juda gedood. In tegendeeel , in een andere flag doden dc 
Ifraëliten veel van die van Juda , ('t getal word fn de Schrift 
niet genoemt) vingen de Koning zelf, wierpen de muren van 
Jerufalem by na néér , en ( op dat men weten zou dat d^ 
gramfchap geen maat had ) pionderden de Tempel zelf ge- 
hélijk, en met zeer grote roof van hun broederen beladen, 
en van bloed zat, deden, na dat zy gyzelaars ontfangen, eit 
de Koninkweêr in zijn by naaft verwoeft Koninkrijk gelatert 
hebbende , de wapenen af , toen zy niet door 't c vcrtrou- c fu». 
wen , maar op de fwakheit van die van Juda veilig en Hf"''' 
verzekert waren geworden. Want toen die van Juda , na 
verloop van weinig jaren , weer nieuwe krachten haddéil 
bekomen , begaven zy zich tot een nieuwe ftrijd , daar 
in dat d'Ifraëiiten weer verwinnaars wierden , hondert en 
twintig duizendjvan die van Juda dodede , hun wijven en kin- 
deren tot eengetal van twe honderd duizend gevangen na- 
men, en weer grote roof kregen, en zy door deze en ande- 
re ftrijden , die ter loo^s in de « gefchiedenifzen verhaalt « */R^jr. 
Worden, verfwakt en neergeveld , wierden eindelijk tot een 
•toof van hun vyanden. Wyders , indien wy ook de tijden 
willen rekenen, in de welke zy volkomen vrede hebben ge- 
iloten , wy zullen 'er groot ^ onderfcheid in vinden. Want f 
zy hebben , voor de verkiezing der Koningen dikwils veer-^'»""- 
tig, en eens ('t welk alle gevoelen overtreft ) tachtig jaren 
ionder uitwendige of inwendige oorlog in eendracht over- 
gebracht. Maar na dat de Koningen de heerfchappy hadden 
Verkregen , zo hebben zy alle , Salomon alleen uitgezondert , 
diens deuchd tn wijsheit beter inde vrede, dan in den oor- 
logkon blijken , oorlogen , gelijk wy lezen , gevoert , de- 
wijl men voortaan niet , gelijk te voren, voor de s yryheit Uert4i, 
én vrede, maar voorde ' roem en eer te ftrijden had ; hierl'^;;^; * 
^uam nocli by een verderfelijke ^ luft nn te. heerfghen , die \ ^ 

S f 1 aan 



De RECHTZINNIGE 



aan veel een zeer bloedige weg tot de heerfchappy gebaant 
heeft. Eindelijk de wetten bleven ongekreukt en onbedor- 
ven , terwijl de heerfchappy van 't volk duurde , en wierden 
ftandvaftelijk onderhouden. Want voor de Koningen waren 
der zeer weinig Propheten , die 't volk vermaanden : maar 
na de ^ verkiezing der Koningen, waren der zeer veel ; want 
Obadias verlofte honderd van de dood , en verborg hen , 
op dat zy niet met d'anderen gedood zouden worden : wy 
7.icn ook niet , dat het volk door enige valfche Propheten 
bedrogen wierd , dan na dat het de heerfchappy aan de Ko- 
ningen had overgegeven , dewelken véle poogde te beheven : 
voeg hier by dat het volk , welks gemoed doorgaans na 
voorkoming van een zaak hoogmoedig en nederig is , zich 
in elende lichtelijk verbeterde , de wetten herftelde , en 
op deze wijze zich ook van alle " gevaar reddede. In te- 
gendeel de Koningen, welker geeft altijd even hoogmoedig 
• jinminiê. was , en niet zonder o fchande gebogen kon worden , We- 
ven hartnekkiglijk vaft aan hun gebreken , tot aan d'ui- 
terfte p ondergang der Stad. 

Hier uit zien wy zeer klaarlijk , voorëerft hoe fchade- 
lijk bet voor de ^ Godsdienft , en ook voor de r geméneftaat 
is enig recht van te befluiten, of van zaken der heerfchap- 
f Minipn, py te Verhandelen , aan de ^ bedienaars van 't gewijde te ge- 
ven; en in tegendeel , dat alles in een beftandige ftaat blijft , 
20 deze bedienaars zodanig gehouden worden , dat zy ner- 
gens op antwoorden , dan als men hen vraagt , en dat zy 
cndcrtuftchen alleenlijk het geen , dat aangenomen is , en 
meeft gebruikt word , onderwijzen en oeffenen. Ten twe- 
deti , hoe gevaarlijk het is , de dingen die flechts in de be- 
fchouwing en befpiegeling beftaan , op 't t Goddelijk recht 
toe te pafzen , en van de wanen en gevoelens wetten te ma- 
ken , van dewelke de menfchen gemeenlijk twiften , of ten 
minften konnen twiften. Want men heerfcht zeer geweldig- 



m CéUmi' 
tstis, 



1 Kes pM 
%Ucé. 



Jm9 ihi' 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. iS.Hooftd. 31^ 

lijk ter plaats, daar de gevoelens, die in yders macht ftaan , 
van dewelke niemant zich kan wachten, voor mifdaden wor- 
den gehouden: ja ter plaats, daar dit gefchied, hcerfcht ge- 
meenlijk meeft de gramfchap van 't geménevolk ; want Pi- 
latus beval , om de gramfchap der Pharifeen te believen , 
dat men Chriftus , die hy onfchuldig gekent had , zou krui- 
eigen. Wyders , de Pharifeen begonnen, om de rijken uit 
hun ^ waerdigheden te floten , x gefchillen van de Godsdienft 
op de baan te brengen, en de Saduceen van / godioosli£itte 
befchuldigen ; en de fnoodfte ^ huichelaars van een zelve ^ ^r^.^.,^ 
a woede aangedreven , die zy lyver tot het goddelijk recht ^ 
noemden, dit 'voorbeeld der Pharifeen navolgende , ver- c 
volgden overal de mannen , die door hun a vroomheit uit- d r«w4/. 
munten, cn door hun « deuchd vermaard ^ en daarom by^t ^ 
Hechte volk gehaat waren : te weten met hun gevoelens o- 
pentlijk te verdoemen , en met de wrede f menigte in gram- nMtuud,. 
fchap tot hen t'ontfteken. En deze onbefchaamde s vry- 
poftigheit , om dae zy met de fchijn van Godsdienft be- ^ 
kleed w ord , kan niet lichtelijk gefteurt worden , voorna- 
mentlijk als d'oppermachten enige ^ aanhang invoeren, van hScSa. 
dewelke zy zeiven de ' ftichters niet zijn. Om dat zy dan niet i ^««w. 
als ''verklaarders van't ' Goddelijk recht , maar als ™fcheur- L'""''"'" 
makers gehouden worden , dat is, als de genen , die de leraars [^^^ 
van een aanhang voor de verklaarders van 't goddelijk recht ^ *t54«i. 
erkennen; dieshalven geld gemeenlijk het " gezach der " Ove- 
righeden omtrent deze dingen zeer weinig by 't geméne en^r^"''* 



'ir»tiu. 



Hechte volk, maar dat van de leraars zeer veel; onder wel 
ker verklaringen de Koningen zeiven , gelijk zy achten, 
zich moeten ftellen. Om deze quaden dan te fchuwen, kan - ^ ^ 
voor de p geméneftaat niets veiliger bedacht worden , dan ♦/»«. 
darmen de ^ godvruchtigheit en ' godsdienft in de ^" werken ^ R;iïJ;. 
alleen, dat is in d'enige « oeffèning van " liefdeen «gcrech- 
tigheit, ftelt, en van d'andere dingen 't oordeel aan ydervry vf**«M^^ 

Sf 1 laat. 



y MtracuU. 



316 DeRÊCHTZiNNïGÊ 
laat. Doch hier af namaals breder. Ten darden zien Wf 
hoe noocteaakhjk het is , zo wel voor de geméneflaat ab 
voor de godsdienft, dat men aan d'oppermachten het recht 
toeflaat , om over 't geen , dat geöorloft en niet geöorloft h , 
uitlpraaktedoen. Want indien dit rechr , van over de da- 
den t'oordelen , niet aan de Goddelijke Proplieten heefr 
konnen toe^eftaan worden , dan met grote fchade ennadèeï 
van de gemeiieftaat , en van de godsdienft , zo zal men 't veel 
minder aan de genen moeten toeftaan, die het toekomende niet 
konnen voorzeggen , en ook geen y wonderdaden konnen doert. 
Maar hier af zal ik in 't volgende met voorbedachte raad 
handelen. Ten vierden en eindelijk zien vvy hoe dodelijk 
het voor 't volk is , dat niet gewent is onder Koningen te 
zM,narc!,.. Jevcn , en dat alrcê gemaakte wetten liecft , een - Opper- 
vorft te verkiezen. Want hy zelf zal zo groot een heer^ 
fchappy niet konnen dragen , en de » Koninklijke achtbaar- 
Jieit zal de wetten en rechten van 't volk , door een ander 
van minder gezach ingeftelt , niet konnen lijden , en ved 
minder zijn geeft aanporren om dezelfde te verdedigen; 
voornamentlijk dewijl men in der zelfder inftelling en op- 
rechting geen acht op de Konink , maar alleenSjk op 't 
volk , of op de raadsvergadering , die de heerfchappy be- 
zaten , geliad kon hebben ; en in dezervoegen zou de Ko- 
nink , met d'oude rechten van volk te verdédigen ^ cer^ 
der knecht dan Heer zijn. De nieuwe oppervorft dan 2ai 
met de grootfte naerftigheit pogen nieuwe wetten te ftel- 
ten , en de rechten van 't Rijk tot zijn gebruik en dienft té 
hervormen , en 't volk daar toe te brengen , dat het niet 
20 lichtelijk de Koningen van hun waerdigheit zal kon= 
nen beroven, als dezelfde geven. Ik kan hier ook geen- 
zins voorby gaan , dat het niet minder gevaarlijk is eert 
Oppervorft te doden , fchoon op alderhande wijze blijkt , 
dat hy een <= dwingeland is. Want het volk tot het Konink* 

lijk 



b Vij^nitêt. 



C Tyianmt, 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. i8.Hooftd. 3x7 

lijk gezach gewent , en daar door alleen weerhouden , zal een 
minder verfmaden en befpotten , en dieshalven indien het een 
Vorft verdelgt ; zo zal 't noodzaaklijk voor de menigte zijn , 
gelijk eertijds voor de Propheten , dat het een ander in de 
plaats van de voorgaande kieft, die niet vryvvilliglijk , maar 
noodzaaklijk een dwingeland zal zijn. Want hoe zal hydc 
handen der burgers, van de Koninklijke d doodflag bloedig , J c^da. 
tn dat zy op deze ^ moord roemen , als over een welgedane dtlm7'"' 
zaak, konnen aanfchouwen? dewelke zy niet bedreven heb- 
ben , dan om een ^ voorbeeld voor hem alleen te ftellen. f 
Zeker indien hy Konink wil zijn , en indien hy volk niet 
voor rechter der Koningen , noch voor zijn meefter wil er- 
kennen , noch by s vergunning heerfchen , zo moet hy de g vrecanè. 
dood van de voorgaande Konink wreken, en om zijnentwil 
een voorbeeld ftellen , op dat het volk niet weer zodanig 
een h daad zou darren bedrijven ; doch hy zal de dood van h Facmtu. 
de dwingeland niet lichtelijk door de moort der burgers kon- 
nen wreken , ten zy hy te gelijk de zaak van de voorgaan- 
de dwingeland verdédigt j en zijn ' daden goed keurt , en i Faas. 
by gevolg alle de ^ fpeuren van de voorgaande dwingeland krefli^u. 
volgt. Hier uit is gefproten , dat het volk dikwils de Mvvin- 1 r^rannui. 
geland heeft konnen veranderen , maar nooit wechnemen ; 
noch d^ oppervorftelijke heerfchappy in een ander heer- ^a^'"'"'' 
fchappy van een andere aard verwifzelen. De Engelfche 
hebben van deze zaak een droevig voorbeeld getoont , de- 
welke oorzaak zochten om onder fchijn van recht d^" op- nAfaw^rc*^- 
pervorft te verdelgen : doch zy hem gedood hebbende , kon- 
den niets minder doen , dan d'aard en geftalte van de heer- 
fchappy veranderen : maar na de florting van veel bloed 
quam men eindelijk daar toe , dat men een nieuwe Opper- 
vorft met een andere naam ( als of al 't ^ gefchil over dc o Su^pu. 
naam alleen geweeft had) groetede en gelukwenfchte , die 
geenzins beftaan kon , dan met de p Koninklijke Ham gant- '^'^ 

fche- 



3^B 



De RECHTZINNIGE 



X Amicitié, 
f Ruwtret, 

t Ce^itatia» 
V Ssltit, 



X ExcTHplftm, 

y Tjfrsnnnt, 
z Sententis, 



W Mênarths, 



tts •rdintt, 
c IndnUii. 



fchelijk tc verdelgen ; des Koninks vrienden , of de gene, 
die van '^vriendfchap verdacht waren , te doden; en de ruft 
van de vrede , bequaam om ^ oproer te verwekken , door 
d^oorlog te verdrijven; op dat het flechte volk met nieuwe 
dingen bezig de t gedachte van des Koninks moord el- 
ders zou kéren. Het volk bemerkte dieshal ven te fpadc, 
dat het voor de v welftand van ^t Vaderland niet anders ge- 
daan had, dan 't recht van hun wxttige Konink te breken ^ 
en alle zaken in een erger ftaat te ftellen. Het befloot dies- 
halven , toen 't in hun vermogen was , weer te kéren ; en 't 
rufte niet , tot dat het alles in zijn voorgaande ftaat , her- 
ftelt zag. Maar ymant zal miflchien door 't ^ voorbeeld van 
'tRoomfchevolk hier tegen inbrengen , dat het volk lichte- 
lijk de y dwingeland verdelgen kan. Ik in tegendeel acht , dat 
daar door ons gevoelen gantfchelijk bcveftigt word. Want 
hoewel 't Romeinfche volk veel lichtelijker de dwingeland 
kon doden , en de wijze van de heerfchappy veranderen , om 
dat het recht van een Konink , en zijn nazaat te verkiezen 
by 't volk was, en om dat het zelfden, als uit oproerige en 
ondeugende menfchen te zamen gezet j noch niet gewent 
w as de Konink te gehoorzamen ; ( want van zes die ^er te 
voren gewecft waren , had het 'er drie gedood ) zo dec 
het echter niets anders dan dat het in plaats van een , veel 
dwingelanden verkoos , die het zelfde geduriglijk met uit- 
heemfche en inlandfche oorlogen elendiglijk hebben ge- 
plaagt, tot dat eindelijk de heerfchappy weer aan een^op- 
pervorft overging , doch alleenlijk met verandering van cic 
naam, gelijk ook in Engeland. Wat de ^Staten van Holland 
aangaat, dezen hebben nooit, dat wy weten, Koningen ge- 
had , maar Graven , aan dewelke het recht van de heerfchap- 
py nooit overgegeven is geweeft. Want gelijk de ^ Grootmo- 
gende Staten van Holland in hun ^ bewijsreden , die zy 
zeiven in Licefters tijd uitgegeven hebben , opentlijk be- 
kent 



I 



Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. iS.Hooftd. 319 

'kent maken , dat zy altijt het f gezach , en d'achtbaarheit J„f 
voor zich hebben bewaart , om de zelfde Graven tot huii ^^^.^^ 
g phcht re vermanen ; en de macht aan zich behouden , i P"'tft^l 
om deze hun achtbaarhcit en gezach , en ' vryheit den Lam*,. 
burgers te befchermen , en zich van de Graven , zo zy in 
^ dwingelanden veranderden , te wreken , en hen in dier- k Tunnni. 
voegen weerhouden , dat zy niets konden uitwerken , 
dan met bewilliging en goedkeuring der Staten. Uit het 
welke volgt , dat het recht van de , ' opperfte hoogheit al- 1 mv'P**^ 
tijd by de Staten heeft geweeft , \ welk echter de laat- 
fte Graaf heeft gepoogt aan zich te trekken, 't Is dieshal- 
ven verre van daar , dat zy van hem afgevallen zijn , toen 
zy hun voorgaande heerfchappy , die zy byna verloren 
hadden , weer opgerecht hebben. Door deze ° voorbeel- ° 
den dan word het geen , dat wy gezegt hebben , gantfche- 
lijk beveiligt , te weten dat men de wijze van yder heer- 
fchappy noodzaaklijk moet behouden , en dat zy niet zon- 
der 0 gevaar van haar gehele p ondergang verandert kan wor- p RninJ! ' 
den. Dit zijn de dingen, die ik dienftig geacht heb hier aan 
te merken. 




330 



De RECHTZINNIGE 



NEGENTIENDE HOOFTDEEL, 



IVaar in getoont mrd , dat het recht omtrent het 
gewijde gantfihelifl^ bj d' Oppermachten is , en 
dat d'mt<wendige oeffeningen van de Godsdtenft 
naar de vrede en rtfft van de geméneftaat ge- 
fchikt moeten mrden > ^o sw^ God recht mllen die-- 
nen. 



1 Imperinm, 



b Dtcret:irt. 

C *Jhs ciy>ite» 
a 'Jus Sa- 
crum. 

t Interprefct, 
f Vindiccs^ 



h Totep^tes. 
\ 'jus di-vi' 
Hum. 

k Lictntsa, 
1 EuleJiA. 

m Céput. 

n Jmperiam, 

O Relf^io. 
p Dtcrttum^ 



q CuUus, 



ALs ik hier voor gezegt heb , dat de genen, diede^heer- 
fchappy bezitten , alleen recht tot alles hebben , en 
dat van hun ^ befluit alleen alle recht afhangt, zo 
verfta ik daar by niet alleenlijk het ^ burgerlijke , maar ook 
het ^ gewijde recht ; want van dit zy ook d' uitleggers en 
^ verdedigers moeten zijn. En dit is 't geen , dat ik hier uit- 
drukkelijk meen aan re tékenen , en met voordacht daar af 
in dit s hcoftdeel te handelen ; omdat 'er zeer veel zijn, die 
ontkennen dat dit recht , namelijk't recht omtrent het gewijde 
aan d' oppermachten behoort , en die hen voor geen verklaar- 
ders van 't ' Goddelijk recht willen erkennen ; daar uit zy 
ook de^vrypoftigheit aan zich trekken, om hen te befchul- 
digen , en te bekladden ; ja ook uit de ^ Kerk te bannen, ge- 
lijk eertijds Ambrofuis aan de Keizer Theodofuis gedaan 
heeft. Maar wy zullen hier na in dit zelfde hooftdeel 
aanwijzen, dat zy door deze middePt rijk delen , janaar 
de weg tot de " heerfchappy trachten: want ik wil hiereerft 
tonen , dat de o Godsdienft kracht van recht ontfangt , 
alleenlijk uit het^befluit der genen , die recht van te gebie- 
den hebben ; en dat God geenbezonderheerfchend Konink- 
rijk over de menfchen heeft , dan door de genen , die de heer- 
fchappy in handen hebben: en wijders dat d'^oeffening van 

de 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112 F 17 




Rh 



tas. 



THEOLOGANT. 19.H00M 331 
Se Godsdienft en de ' pleging van ^ Godvruchtigheit naar 
de ruft en ' nuttigheit van de ^ geméneftaat gevoegt , en by 
gevolg van d'oppermachten alleen bepaalt moeten worden , ' 
die dieshalven ook derzelfder verklaarders en uitleggers moe- 
ten zijn. Ik fpreek uitdrukkelijk van de piéging der God- 
vruchtigheit , en van de uitteriijke oeffèning van de Gods- 
dienft , maar niet van de Godvruchtigheit zelfs, en van de 
inwendige Godsdienft , of van de middelen , door dewelke 
de geeft inwendiglijk gefchikt word, om God met^^oprech- 
tigheit des gemoets te dienen; want tot d'inwendige Gods- 
dienftigheit en Godvruchtigheit zeiven heeft yder recht , 
(gelijk wy in 't einde van 't zevende hooftdeel getoont heb- 
ben) datnietaaneen ander overgedragen kan worden. Wij- 
ders ik acht, dat uit het veertiende hooftdeel genoech blijkt, 
wat ik hier by Gods heerzing of Koninkrijk verfta : want 
daar in hebben wy getoont , dat de gene Gods Wet ver- 
vult , die uit Gods ^ bevél gerechtigheit en » liefde pleegt ; L^"*^' 
uit het welke volgt , dat dit Gods heerzing of Koninkrijk .^ffi;^' 
is , in 't w^elk de gerechtigheit en liefde kracht van 't * 
recht en bevél hebben. Ik ken hier geen ^ onderfcheit, of ^. ^'jiT^*»- 
God de ware c oeflening der gerechtigheit en liefde door ' ' 
't d natuurlijk licht, of door d' ^openbaring leert en beveelt; 
Want daar is niet aan gelegen , hoe deze oefFcning geöpen- 
baart is, 20 zy maar 't opperfte recht bezit , enaan^emen- 
fchen d'opperfte wet is. Indien ik nu dan toon, dat de ge- 
rechtigheit en liefde geen vermogen van recht en gebod kan 
ontfangen , dan uit het recht vaiïde heerfchappy, zo zal ik 
lichtelijk daar uit befluiren , (dewijl 't recht van de heerfchap- 
py alleenlijk by d' f oppermachten is) dat de s Godsdienft f r.,,;?./,. 
vermogen van recht ontfangt , uit het'' befluit der genen al- 1 ^DÏmtv>z 
leen, die 't recht van te gebieden hebben ^ en dat God geen 
bczonder Koninkrijk over de mep.fchen heeft , dan door de 
genen , die de heerfchappy bezitten. Voorts uit het voor- 

Tt 2. gaande 



ti». 
c CuUut. 
d Lumenn»' 
tttralt. 
e Revtlétie. 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



1 Céput, 
1 Jppttitut. 



TCi StAtMS 

natnralis. 



P Chêtitas, 



q Vicumcn- 
ts. 

X Jut ns- 
tnrah* 



y AbfoLuté. 



Z Vccrttum, 



551 De RECHTZINNIGE 

gaande blijkt, dat d'oeffening der gerechtigheit en liefde geea 
kracht van recht ontfangt , dan uit het recht van de heer- 
fchappy. Want in 't zeftiende ' hooftdeel hebben wy ge- 
toont , dat in de natuurUjke ftaatde ^ reden geen meer recht 
heeft , dan de > hill en begeerte , en dat zo wel de genen, 
die naar de wetten van de luft en begeerten , als de genen 
die naar de wetten van de reden leven , recht tot alles heb- 
ben, dat zy vermogen. Om deze oorzaak hebben wy inde 
natuurlijke (laat de " zonde niet konnen begrijpen, noch ook, 
dat God als rechter, de menfchen om de zonden ftraft, maar 
dat alle dingen naar de geméne wetten van d'algeméne na- 
tuur gefchieden , en dat (om met Salomon te fpreken) een 
zelfde geval den rechtvaerdige , en godloze , den reine en 
onreine enz. overkomt, en dat 'er geen plaats voor de o ge- 
rechtigheit en p liefde is. Doch op cfat d'onderwijzingen 
van de ware réden, dat is (gelijk wy in 't vierde Hooftdeel- 
omtrent de Goddelijke wet gctoont hebben ) de goddelijke 
q onderwijzingen zelvcn kracht van recht zouden hebben , 
zo heeft het noodzaaklijk gevveeft , dat yder van zijn ^ na- 
tuurlijk recht afftond , en dat zy alle't zelfde aan allen, of 
aan enigen, of aan een alleen overdroegen , en toen is einde- 
lijk eerflaan ons bekent geworden, wat gerechtigheit, wat 
t ongerechtigheit , wat v billikheit en wat onbillikheit is. 
De gerechtigheit dan , en y volftrektelijk alle onderwijzin- 
gen van de ware réden , en by gevolg de liefde tot de naafteri 
ontfangen hun kracht van recht en gebod , van 't recht der 
heerfchappy alleen , dat is ( volgens 't geen wy in't zelfde 
Hooftdeel getoont hebben ) van 't enig ^ befluit der ge- 
nen, die recht van te gebieden hebben: en dewijl, gelijk ik 
alreê getoont heb , Gods Koninkrijk in 't enig recht van 
de gerechtigheit en liefde , of van de ware Godsdienft beftaat , 
zo volgt, gelijk wygeftelt hebben, dat God geen hcerfching 
over de menfchen heeft dan door de genen , die't gebied en- 
de 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 




r 



THEOLOGANT. 19.H00M 333 

de heerfchappy in handen hebben; en 'c is evenv^sl zeg ik, 
of wy de « Godsdienft doorat nauiurhjk of door 't Pro- 
phetifch hcht eeöpenbaart , bevatten ; want de ^ betoging 
is algemeen , dewijl de Godsdienft dezelfde is , en van God 
gelijkelijk gcöpenbaart, 'r zy men onderftelt dat zy op deze 
of gene wijze aan de menfchen is bekent geworden ; dieshal- 
ven , op dat ook de Godsdienft op een Prophetifche wijze 
geöpenbaart, kracht van recht by de Hebreen zou hebben , 
zo was 'tnoodzaaklijk , dat yder van hen te voren van zijn 
natuurlijk recht afftond , en dat zy alle met geméne = toe- 
ftemming vaft ftelden alleenlijk die dineen te gehoorza- 
men , dewelke van God op een Prophetifche wijze geöpen- 
baart wierden ; gantfchelijk op dezelfde wijze , als wy ge- 
toont hebben , dat in een f volkelijke heerfchappy gefchied, 
daar zy alle met geméne toeftemming raadplegen, om naar 
't 8 voorfchrift van de réden alleen te leven. En hoewel de 
Hebreen hun recht daarenboven aan God overgaven , zo 
konden zy dit echter meer met de méning, dan met de daad 
doen. Want zy behielden inder daad , gelijk wy hiervoor 
gezien hebben, ^' gantfchelijk het recht van de heerfchappy, 
tot dat zy 't aan Mozes overdroegen , dis ook zedert vol- 
komentlijk Konink bleef;» en door hem alleen heerfchteGod 
over de Hebreen. Wyders , om deze oorzaak ook ( te we- 
ten dat de Godsdienft uit het enig recht van heerfchappy , 
de macht van recht ontfangt ) kon Mozes niet de genen , 
die voor 't ^ verbond de ^Ruftdag hadden overtreden , en die 
by gevolg noch niet onder zijn recht ftonden , ftraffen, (be- 
zie Moze twede boek Cap. xv- vers 30.) gelijk na 't verbond 
(bezie Mozes vierde boek Cap. xv. vers 36. ) te weten na 
dat yder van zijn ' natuurlijk recht afgegaan was , endeRuft- 
dag volgens 't recht van de heerfchappy kracht van ge- 
bod ontfing. Eindelijk om deze oorzaak heeft ook, na de 
vcrwoefting van de heerfchappy der Hebreen , de geöpen- 

Tt 3 baar- 



profheti€um, 
d DeKTsn" 



f Demmatié, 



g DiSa/nct» 
raSionis^ 



i VaSuTüt 



1 *JurS flê-i 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i| Incolumi' 

X Ciyttas. 
f Stditioncs, 



V Rr»eUtiü 

y Lumcnna- 
turdle 
z Lumcn 
profketuum 



334 De RECHTZINNIGE 
baarde Godsdienft opgehouden , kracht van recht te heb- 
ben. Want wy konnen geenzins twijfelen , dat Gods heer* 
fching, en 't Goddelijk recht terftond ophield , zo haaft 
de Hebreen hun recht aan de Koninkvan Babiion overdroe- 
gen. Want daar door is het verbond, door 't welke zy be- 
looft hadden alles, dat God fpreken zou, te gehoorzamen, 
en 'twelk de " grondveft van Gods heerfching hadgeweeft , 
gantfchelijk wechgenomen; en zy konden zich voortaan niet 
daar aan houden , dewijl zy^ zedert die tijd niet langer 
onder hun eige recht flonden, 'gelijk toen zy in de woeftijne 
of in hun Vaderland waren, maar onder dat van deKonink 
van Babiion , die zy ( gelijk wy in 't zeftiende ° Hooftdeel ge- 
toont hebben ) in alles gehouden waren te gehoorzamen , 
gelijk ook Jeremia Cap. xxix: vers 7. uitdrukkelik henver- 
maant: Bewaart y zegthy^ de vrede der Stad ^ tot de isoeL 
ke tk u gevangen gevoert heb , want door haar welvaart zult 
gy ook welvarende zijn. Doch zy konden niet als p bedie- 
naars van de heerfchappy , ( want zy waren gevangens) maar 
als flaven de nvelftand van die ' Stad bevorderen ; te weten 
met zich , om de f beroerten te vermijden , in alles gehoor- 
zaam te tonen, de rechten en wetten der heerfchappy, hoe- 
wel zeer verfcheiden van de wetten , die zy in hun Vader- 
land gewent waren, t'onderhouden enz. Uit alle 't welke 
zeer klaarblijkelijk volgt , dat by de Hebreen de ' Gods- 
dienft kracht van recht alleenlijk van ^t recht der heer^ 
fchappy heeft ontfangen, en dat het, toen de heerfchappy 
vermengt was , niet meer als een gebod van de bezondere 
heerfchappy , maar voor een algemeen onderwijs der réden 
gehouden kon worden ; Ik zeg der réden , om dat d'alge- 
mene Godsdienft noch niet uit " openbaring bekent was ac- 
torden. ^ Wy befluiten dan " volkomentlijk , dat de Go3s- 
cTienft , 't zy door 't 1 natuurlijk , of door 't ^ Prophetifch 
licht geöpenbaart , kracht van gebod en bevél verkrijgt , 

uit 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. ip.Hooftd. 335- 
uit het enig t> befluitder genen, die 't recht vaii te gebieden ^«"'"«"•-^ 
bezitten , en dat God geen bezondere heerfching over de 
menfchen heeft , dan door de gene die de heerfchappy in 
handen hebben. Dit volgt ook , en word noch klaarhjker 
verftaan uit het geen , dat in 't vierde <= Hooftdeel gezegt c c^^. 
is. Want daar hebben wygetoont, dat alle Gods ^ beflui- d d^^"'. 
ten een e eeuwige waariieit en ^ noodzaak lijkheit influiten, Ic"^""" 



fcrttss. 



en dat men God , niet als een z Vorft of h Wetgever aan de ^ p"f4? 
menfchen wetten gevende , kan bevatten. Dieshalven de ^^^f/*^"' 
goddelijke^ onderwijzingen door ^tnatuurlijk of Prophetifch 
licht geöpenbaart, ontfangen niet onmiddelijk van Godver- 
mogen en kracht van gebod maar noodzaaklijk van de ge- 
nen , of door middel van de genen , die 't recht van te gebie- 
den en van te befluiten hebben. En dieshalven konnen wy 
niet bevatten , dat God over de menfchen hcerfcht , en de 
menfchehjke dingen naar ^ gerechtigheit enibillikheit ftiert, ^ 
't welk ook door d' m ervarentheit bevefligt word. Want 
men vind geen n bhjken van de Goddelijke gerechtigheit, dan 'nrcpi^is, 
daar de rechtvacrdigen heerfchen; anderzints zie/i wy, om 
Salomons woorden wcêt te gebruiken , dat den rechtvacr- 
digen en den onrechtvaerdigen , den reine en den onreine een 
zelfde TCval overkomt ; 't welkveel , die vaft hielden dat God 
onmiddelijk over de menfchen heerfcht , en de gehele na- 
tuur tot hun gebruik ftiert , van de Goddehjke o voorzorge o Prm^i^»^ 
heeft doen twijfelen- Dewijl dan zo weluitd'ervarentheit, 
als uit de reden bhjkt, dat het p Goddelijk recht van 't enig 
befluit der oppermachten afhangt , zo volgt ook, datde- q^'<^^/?'»^^^- 
zelfde de ' verklaarders daar af zijn , doch op welke wij- r interpnta. 
ze zullen wy nu bezien. Want het is nu tijd, dat wy to- 
nen ,^ datd'uitwendige ^pléging vande ^Godsdienfl: , en al- .iff"*''" 
ie V oefïening van'' Godvruchtigheit naar de >' vrede,en ruft , en ^'j^^'^ 
na de 2^ behouding van de a geméneftaatgefchikr moeten wor- 1 clnfirpé- 
den , zo wy God recht willen gehoorzamen. En als dit betoogt Trcs 2>«. 

is , 



'41 



b Difcrlmen, 

C Ira. 

d lmf:ttês. 



C Ctnferps 



S36 De RECHTZINNIGE 
is , 70 2üllen wy lichtelijk verftaan , op welke wijze d'op- 
permachten verklaarders van de Godsdienft , en van de God- 
vruchtigheit zijn. 

Het is zeker , datde Godvruchtigheit tot het vaderland dc 
grootfte is , die ymant kan betonen , want als de heer- 
fchappy wechgenomen is , zo kan'er niets goed in ftaat blij- 
ven, maar alles geraakt in ^ gevaar, en de ' gramfchap en 
^ goddeloosheit heerfchen alleen met de grootfte vrees van 
allen. Hieruit volgt, dat men niets godvruchtig aan zijn 
naaften kan doen , ^t welk niet boos en goddeloos is , zo 
daar uit fchade voor de gemeneftaat volgt : en in tegen- 
deel , dat'er tegen hen niets , dat boos en goddeloos is , be- 
dreven word , 't welk men niet aan de Godvruchtigheit toe- 
eigent , zo zulks om de ^ behoudenis van de gemeneftaat 
gedaan word. Tot een voorbeeld , 't is Godvruchtigheit , 
dat ik aan hem , die tegen my twift , en my mijn rok wil 
afnemen , ook mijn mantel geef : maar indien ik oordeel , 
f Ka tuhii- dit fchadelijk is voor de behoudenis van de ^ gemene- 
ftaat , zo is 't in tegendeel godvruchtigheit^ dat ik hem te 
recht roep, fchoon hy ter dood verwezen zou worden. Om 
deze oorzaak is Manlius Torquatus vermaart , om dat de 
swelftant van ^t volk meer by hem vermogt, dan de god- 
vruchtigheit tot zijn zoon. Dewijl dit dus is, zo volgt, dat 
de welftant van 't volk d'opperfte wet is , naar 't welk alle 
dingen , zo menfchelijk als Goddelijk gefchikt moeten wor- 
den. Maar dewijPt ' ampt van d' ^ oppermaclit alleen is te 
bepalen, wat voor de welftant van \ gehele volk, en voor 
de 1 veiligheit van de heerfchappy noodzaaklijk is , en 't geen 
dat zy noodzaaklijk geöordeelt heeft, te gebieden; zo volgt 
hier uit, dat het ook alleen \ ampt van d'oppermachtiste 
bepalen , op welke wijze yder zijn naaften met godvruch- 
tigheit moet dienen , dat is , op wat wijs yder gehouden is 
God te gehoorzamen. Hier uit verftaan wy klaarlijk , op 

welke 



g Sdlus, 
h FUtas, 



i Officium. 



1 Stcttritast 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. 19. Hoofid. 337 
welke wijze d'oppermacliten "verklaarders en uitleggers van 
de n Godsdienft zijn. Wyde'^s dat niemant God recht kan Tkc'hvk 
gehoorzamen , zo hy d' » oeffeniiig dergodvruclitigheit, daar o cuu„, 
door yder verbonden is , niet na de p ganéne nuttigheit fchikt; VuuH* 
en by gevolg ook , zo hy alle den bel! uiten van d'oppermacht 
«iet gehoorzaamt. W^ni dewijl wy ( niemant uitgezon- 
dert ) \ olgens Gods ' bevel gehouden zijn alle menfchen door ' ^'•-^'f^ 
godvruchtigheitteeren, en niemant fchadeaan te doen, zo 
volgt hier uit, dat het niemant vry ilaat, ymant met eens 
anders fchade , en veel min met die van de gehele f geméne <~ t»i 
tUar goed re doen ; invoegen dat niemant zijn naaften met 
godvruchtigheit kan dienen volgens Gods bevél, 'tenzy hy 
de godvruchtigheit en godsdienft naar 't algemeen nut fchikt. 
Maar geen bczonder raenfch kan weten, wat nut voor de ge- 
rnéneftaat is , dan uit debefluiten der oppermachten , wel- 
kers ampt liet alleen is , de geméne zaken te verhandelen. 
Dieshalven niemant kan de godvruciitigiieit recht oeffenen , 
noch God gehoorzamen , ten zy hy alle de befluiten van 
d oppennacht gehoorzaamt, en die ook door de t daad zel-^ p . 
ve bevefligt. Want niemant der onderzaten vermag aaneen ' 

of vreemdeling , onbeampt of heerfchappy over an- 
deren hebbende ,^ ^ onderftand doen , zo hy van d 'oppermacht v^«*.w 
doodfciuiidig of vyand verklaart is. In dezervoegen waren 
de Kebreën ook , hoewel tot hen gczegt was , dat'yder zijn 
naafte ais zich zelfs zou li-ef hebben , \ bezie Mozes vierde 
boek Cap. xix: vers 17, 18. ) gehouden , nochtans de gene, 
dietegens de ''bevélen der wetten iets gedaan had, den rech- 
ter aan te brengen , (bezie 't zelfde boek Cap. v: versi., " 
en Mozes vijfde boek Cap. xiü: vers 8,9.) en dezelve , zo 
hy doodfchuldig geöordeelt wierd , te doden , bezie 't zelf- 
de boek Cap. 17:^3^. 7. Wijders , op dat de Hebreen die 
verkregen > vry heit zouden konnen bewaren , en de landen ,„ i^,^,^, 
die zy in nemen zouden , met voU^omen heerfchappy behou- 

Vy den, 



33^ 



De RECHTZINNIGE 



% Caput. 



c Incoiumi 
tas. 



c Res fH* 



den , 20 was noodzaaklijk , gelijk wy in 't zeventiende 
z Hooftdeel getoont hebben , dat zy de ' Godsdienfl naar iiun 
heerfchappy alleen Ichikten j en zich van d'andere ^ volken 
affcheidede. Endieshalven was tothengezegt, hebtuwnaa- 
fte hef , en haat uw vyand ; bezie Mattheus Evangeiium 
Cap. V: vers 43. Maar na dat zy de heerfchappy verloren 
hadden, en gevankelijk naar Babiion gevoert waren, onder- 
wijft Jeremia aan hen, dat zy ( ook) de c welftand van die 
Stad, in dewelke zy gevangen gevoert waren , zouden be- 
vorderen. En Chriftiis ziende, dat zy deur de gehele we- 
reld verftrooit zouden worden , heeft geleert , dat zy alle 
menfchen door godvruchtigheit zouden eren. Alle welke din- 
gen zeer klaarblijkelijk tonen, dat de Godsdienfl altijd naar 
de ^ nuttigheit van de c geméneftaat gefchikt heeft geweeft. 
Doch indien ymant vraagt , met wat recht dan Chriftus leer- 
lingen , te weten onbc'inipte lieden, de Godsdienfl mogten 
verkondigen ? Ik antwoord , dat zy dit gedaan hebben naar 
't recht van de macht , welke macht zy van Chriftus tegen 
d^onzuivere geeften hadden ontfangen ; bezie Mattheus Evan- 
geiium Cap. x: y. I. Want hiervoor in 't einde van 't zefticn- 
de Hooftdeel, heb ik uitdrukkelijk vermaant , dat alle men- 
fchen gehouden zijn , zelfs aan een ^ dwingeland , woord en 
belofte te houden , uitgezondertdegene, aan dewelke God, 
door zekere ^ openbaring , bezondere hulp en onder (land 
tegen de dwingeland belooft heeft, ^t Is dieshalven aan nie- 
ExcfHpium. ^^^"^ geöorloS hier af een ^ voorbeeld te nemen , of ten zy hy 
k ïou(^aT. * qq]^ ^ macht heeft om 1 wonderdaden te doen , 't welk 
liier door mee klaarlijk blijkt, dat Chriftus ook tot zijn leer- 
lingen gezegt heeft , dat zy de genen niet zouden vrezen 5 die 
de hgchamen doden ; bezie Mattheus Evangeiium Cap. x : 
3^.28. Indien dit tot yder gezegt was, zo zou men vergeefs 
de heerfchappy vaft ftellen, en deze réden van Salomon in 
zijn Spreuken Cap, xxiv: vers 21. Mijn zoon vrees God 

en 



f lyrannns. 
e Rtytlath. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. ip.Hooftd. 339 

endeKonink, zou goddeloos gezegt zijn : 't welk verre van 
de waarheic is. Men moet dieshal ven noodzaaklijk belij- ^ ^^^^^^ 
den , dat dit gezach en deze macht , die Chriflus aan JTx. " 
zijn leerHngen gaf , alleenlijk aan hen in 't bezonder gege- 
ven wierd, en dat andere daaraf geen voorbeeld mogen ne- 
men. Voorts ik bekreun my niet de rédenen der tegen- n Adrirfa^ 
ftrevers, daar door zy 't gewyde recht van't p burgerlijke o^j/^- 
recht w iilen onderfchciden , en beweren , dat alleenlijk dit '"^'^^ 
laatfte by d' oppermachten , en 't eerfle by d 'algeméne q 
r Kerk is ; want zy zijn zo beuzelachtig , dat zy niet waard ' ^''^'^'^^^ 
zijn om wederlegt te worden. Dit enige kan ik niet met ^ ftil- ^ sutmiHm. 
fwijgen voorbygaan , hoe elendighjk zy hier in bedrogen 
zijn, dat zy^ om dit ' oproerig gevoelen te beveiligen (ver- la^fs''^" 
geef my dit harde woord ) een voorbeeld van d' ^ opper- Jj*^^"" 
prieftef der Hebreen nemen , by dewelke eertijds 't recht 
van't ^ gewyde te bedienen w^as ; als of d'opperpriefters dit x satrnm, 
recht niet van Mozes hadden ontfangen, die, gelijk wy hier 
voor getoont hebben , d opperfle heerfchappy behield , en 
door welks y befluit zy ook daar af berooft konden worden, y Dccmum. 
Want hy zelfs verkoos niet alleenlijk Aaron, maar ook zijn 
zoon Eleazar , en zoons zoon Pineas , en gaf aan hen 't 
z gezach van 't ^ opperpriefterfchap te bedienen ; 'twelk de z Autitrt. 
opperpriefters zedert in diervoegen behielden , dat zy ech- Tv,nuficu 
ter onder Mozes, dat is onder d'oppermachtgefteltfchenen 
en bleven. Want , gelijk wy alreê getoont hebben , Mozes 
heeft geen ^ navolger van de heerfchappy verkozen , maar 
alle zijn ' ampten in diervoegen verdeelt , dat het fchijnt , \ offil""' 
dat de nakomelingen zijn *^ fledehouders zijn geweefl: , die d yuaru. 
de heerfchappy op zulk een wijze bedienden , als of de Ko- 
nink afwezig , niet dood was. Daar na in de twcde heer- 
fchappy hebben d'opperpriefters dit recht ^ volftrektelijk « 
bezeten, nadatzy, benevens het Opperpriefterfchap , ook 
het recht van 't * Vorftcndom hebben verkregen. Her recht f 

Vv ^ van'"" 



UjïCAtHS 

i iêttjiêt. 



3c Sacrum, 



st\ GeneaÏQ' 
va. 



n Aimini" 
flra<i9. 
O Mores Jiri' 
gulares. 
p Famiiia* 

q Afithori' 
tas. 

X CtnceJJlus, 
f Vcteftas. 
t Miniflri, 
f Fnnda- 

•X Doéirina, 
y Ecclefja, 
7, Morts, 



b C^nfervatic, 
d 

tas. 

i Sacrum, 



f lottflatQS* 



340 Dc R E C H T Z ï N N I G £ 

van'cgoppcrpriefterfchap heeft dieshalven van^'t bevél van 
' oppermacht afgehangen, en d'opperpriefters hebben dis 
niet , dan met het Vorflendom behouden ja 't recht omtrcnü 
't^gewyde heeft volftrcktehjk (gelijk uit het geen zai 
blijken , 't welk vvy rn 't einde van dit ^ iicoftdeel zullen 
zeggen ) by de Koningen gcweefl , behalven dit enige , dat 
het aan hen niet geöorloft was , hun handen aan dé bedie- 
ning van'tgewyde in de tempel teflaan; om dat alle dege- 
nen, die hun afkom ft niet van Aaron hadden, voor onge- 
vvyd wierden gehouden , 'twelk waarlijk in de heerfchap'py 
der Chriftenen geen plaats heeft; en dieshalven konnenwy 
niet twijfelen , of het hedendaagfche gewijde , ( welker 
" bediening o bezondere zeden , en geen bezonder p ge- 
■ flacht verëifcht , daar af ook niet de genen ^ die 'de heer- 
fchappy in handen hebben, a.ls ongewyden uitgeilotenÏTvqrden) 
behoort aan ^t recht der oppermachten alleen; en Jiiem^it, 
ten zydoor hun ^gezach , of r toeftemraing heeft^edit en 
f macht om het zelfde te bedienen, hun ^ betiienaarr te ver- 
kiezen, de V grondregels en x lering van de y Kerk te bepalen en 
op te rechten, , van dc ' zeden en van de godvruchtige werken 
te oordelen , ymant uit dc gemeenfchap der Kerk te ban- 
nen, of in de Kerk t'ontfangen, en eindelijk van d'armen te 
verzorgen. Deze dingpn worden niet alleenlijk betoogt waar- 
achtig te wezen , gelijk wy alreê. gedaan hebben , maar ook 
dat zy voornamelijk noodzaaklijk zijn, zo voor de a Gods- 
dicnft , als voor de ^' behoudenis van de ^ geméneltaat. Want 
alle menfchen W'Cten , hoe veel het recht en ^ gezach om- 
trent 't ^ gewijde by 't volk geit , en hoe zeer yder naar de 
geen luiftert , die het zelfde in handen heeft , invoegen dat 
men verzekeren mag , dat de geen., die dit gezach bezit, 
meeft over de gemoederen heerfcht. Indien ymant d'^' op- 
permachten van dit recht wil beroven , dezelfde poogd de 
h heerfchappy tc verdelen , uit het welK noodzaaklijk , ge- 
lijk 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



THEOLOGANT. i9.Hooftd. 341 

lijk eertijds tuflchen de Koningen en OpperprieftersderHc- . ^^^^^^^^^ 
brecn , ' twiften enkonëenigheden zulien moeten rijzen , die ««, 
nooit geftilt cn bygelegt konnen worden. Ja de geen, die d'Op- ^ 
permachren van' dit gezach poogd te beroven , traclit, gelijk 
wy gezegt hebben , naar de middel om de heerfchappy te be- 
komen. '^VVant wat konnen zy belluiten , als de zodanigeu 
hen di; recht weigeren ? Zeker niets , noch van 't geen dat • 
d'oorlóg, noch van 't geen dat de vrede aangaat, noch van 
enige andere zaak^ zo zy gehouden zijn het 'gevoelen van 1 5<»r«tó*.- 
een ander te ver.vachten , die'hen aanwijft of hetgeen , 't welk 
zy nut oordelen , godvruchtig of goddeloos is : in tegendeel 
alles zal eerder, volgens 't befluit van de geen gefchieden , mDttrt:um. 
die recht heeft om t'oordélen , en te beiluiten wat godvruch- 
tig, \^.at goddeloos, wat geöorloft of ongeöorloft is. Men 
heeft in alle eeuv. en " voorbeelden van deze zaak gezien , « ^f^^i». 
van d^velke ik niet meer dan een , dat voor alle d'anderen 
ka«' ^ïïftrekken , zal by brengen . Dewijlmen aan de Room- 
fchè'opperpriefler dit recht ° volftrektelijk toegedaan heeft , o yiifiiuit, 
7.0 heeft hy begonnen allenks de Koningen onder zijn 
P macht te krijgen, tot dat hy eindelijk tot de hoogfte ^top p^^^;;^^ 
van heerfchappy opgeklommen is, en wat d'^oppervorlten tji^w*» 
en voornamelijk de Keizers van Duitfland zedert aangewent 
hebben , om zijn ' gezach flechts een weinig te befnoejen , lf>"ri- 
zy hebben niets gevordert , maar in tegendeel het zelfde daar 
door veel vermeerdert. Wijders de ' Kerkdijken hebben met ^ .^^«'cA-»- 
de pen alleen het geen konnen doen , 't welk geen ^ opper- v'v.»-«u 
vorft met vuur en ftaal heeft konnen uitwerken , invoegen ^ 
dat men hier uit alleen hun x macht en y vermogen lichtelijk y Fcleatts. 
kan kennen , en daar benefïèns hoe noodzaaklijk het voor 
d' "Oppermachten is , dit gezach voor zich te behouden. In- z poupat», 
dien wy ook die dingen , dewelken wy in 't voorgaande 
a hooftdeel aangemerkt hebben, willen overwegen , wyzul- , e^p.t. 
len bevinden, dat dit ook zeer dienftig tot d"' aanwas en ver- ^7""'"* 

Vv 3 meer- 



g Relict O . 

h Pietas. 
i Imptrium, 
k Interpre- 

tCJ. 

1 EccUJU* 



O Al^fiUtté. 



34X De RECHTZINNIGE 

meerdering van de Godsdien fl: en god vruchtigheit is. Want 
w y hebben hier voor gezien, dat de Propheten zei ven , hoewel 
met Goddelijke kracht of deuchdbegaaft, echter om dat zy 
bezondere en onbeampte mannen waren , door hun vrypoftig- 
lieit van te vermanen , tebeftrafièn en te verwijten, de men- 
fchen meer verbittert dan verbetert hebben , dewelken ech- 
ter van de Koningen vermaant of beftraft zijnde , lichtelijk 
gebogen wierden. Wijders het bhjkt, dat de Koningen zei- 
ven alleenlijk hierom , om dat dit recht hen niet ^ volftrek- 
telijk toebehoorde, met byna 'tgeheel volk zeer dikv/ils van 
de g Godsdicnft afgeweken zijn ; 't w elk ook om de zelfde oor^ 
zaak verfcheidemaal in de heerfchappy der Chriftenen ge- 
beurt is. Maar ymant zal mifTchien my hier vragen , wie 
dan met recht de ^ godvruchtigheit zal verdédigen ,* als de 
geen, die de ' heerfchappy in handen hebben, boos en god- 
deloos zijn ? en of dan ook dezelfde voor de ^ verklaarders 
daar af gehouden moeten worden ? Maar ik in tegendeel 
vraag hem , w^at dan , zo de ^ Kerkelijken (die ook men- 
fchen en bezondero lieden zijn, aan dewelken alleenlijk toe- 
ftaat voor hun zaken te zorgen ) of d'anderen , by dewel- 
ke hy wil , dat het recht omtrent 't gewijde zal wezen ^ 
boos en goddeloos willen zijn; of zydan ook voor de ver- 
klaarders daar af gehouden moeten worden ? ^t Is zeker , 
dat zo de genen , die de heerfchappy in handen hebben , 
gaan willen , daar 't hen luft en belieft , 't zy zy 't recht 
omtrent 't gewijde hebben of niet , alles , zo gewijd als on- 
gewijd tot erger zal vervallen, en noch veel fpoedighjker , 
zo enige bezondere mannen oproeriglijk het " Goddelijk 
recht aan zich w^illen trekken. Men vordert dieshalven 
^ gantfchelijk niets met dit recht aan de zodanige te weigeren, 
maar in tegendeel vermeerdert men het quaad ; want hier 
door word te weeg gebracht,dat zy noodzaakhjk (gelijk de Ko- 
ningen der Hebreen , aan dewelke dit recht nietVolkomcnt- 

lijk 



THEOLOGANT. 19.H00M 343 
lijk toegeftaan was) quaad en goddeloos zullenzijn, enby ^ ^^^^^^^ 
gevolg , dat de p fchade en 1 quaad van de gehele r ge- ^m.i^. 
méneftaat door middel van'r onzekere en geoeurlijke, ze- ^ 
ker en noodzaaklijk zal worden. 'tZy wydanopde w aar- [ ''^;^^Z'a.. 
heit van de zaak, of op de ^ veiligheit van de heerfchappy, jj— 
of eindelijk op d'^ aanwas en vermeerdering der godvruch- x p^^«.^. 
tighcit zien, wy worden gedwongen v aft te Itellen, dat ook ««« 
bet y Goddelijke recht , of het recht omtrent 't ^ gewijde l %X'é. 
» Yolftrektelijk van ^t ^ befluit der oppermachten afhangt, b^^-;-- 
en dat dezelve de ' verklaarders en d befchermers daar ^t'^'^-^j.^^ 
zini. Uit het welk volgt , dat die "= bedienaars van Gods e a/-»/?». 
woord zijn, die volgens 't ^ gezach en de macht der opper- If,""""' 
machten , 't volk de s Godvruchtigheit léren en onderwij- s^,:!^»^. 
zen , zo als dezelfde volgens hun bcHuit tot nut van de ^^^ p"- 
' geméne ftaat gefchikt en gevoegt is. 

Nu is noch overig , dat'ik. ook d oorzaak aanwijs , waar- 
om men altijd in de heerfchappy der Chriilenen , om dit 
recht getvvift heeft , hoewel echter , by mijn weten , de 
Hebreen nooit daar over getwijfelt hebben. Zeker , men 
zou het voor gedrochtelijk mogen achten, dat over zulk een 
klaarblijkelijke en noodzaaklijkc zaak altijt ^ verfchil heeft k^g.j7,v. 
geweeft , en dat d' ^ oppermachten dit recht nooit zonder ^ "«Jr^'jr. 

tegenfpraak, ja nooit zonder groot " gevaar van ° beroer- 
ten en f nadeel van de n Godsdienft bezeten hebben. Waar- o^^^;;-- 
lijk, indien wy geen zekere oorzaak van deze zaak konncn _^ 
aanwijzen , zo zou ik my lichtelijk vroedm.aken , dat alle'' 
de dingen , die ik in dit ^ Hooftdeel getoont heb , alleenlijk ' cipur.^^ 
in f befpiegeling beftaan , en van 't getal van die ' befchou- j.^-^^; 
winjren zijn , clie nooit gebruikt en te w^erk gezet konnen 
woorden. Doch de geen die de ' beginzelen zeiven van de vPrA«.rjf^. 
Cliriftelijke Godsdienft aanmerkt , bemerkt zeer klaarlijk 
d'oorzaak van deze zaak. Want dc Koningen zijn niet 
d'eerften geweeft, die de Chriftelijke Godsdienft geleert en 



1 



V Ecclcjia' 
'fici 

z IntperS' 
torct. 

2 Doflorcs, 
b Interpre 
les. 

C Papores. 



c Anthvri' 
tas, 

g Minipri. 

h "Dognt^ta, 
i Rtligio, 

V?hilo[ophia 



1 Vhilofophus 

Lx SpccntMiO • 
f^CS. 



p Ecclefia, 



X Minifteria 
facra 

f Minfjiri. 

t Authori- 
Us. 

V Sacrum, 



344 De RECHTZINNIGE 

onderwezen hebben , maar bezonderc en onbeampte man- 
nen die ondanks dc genen , die de hcerfchappy in handen 
hadden, en welkers onderzaten zy waren, overlang gewoon 
zijn gewecft in bczondere nxrgaderingcn te leren, gewydc 
dienften in te (lellen en te bedienen , en die ook gewoon waren 
zonder inzicht op de heerfchappy te hebben, alles te fchik- 
ken cn tc bcfluiten ; maar toen men na verloop van veel ja- 
ren de Godsdicnft in de heerfchappy begon in te voeren , 
moeften de > Kerkchjkcn dezelfde , gelijk zy die bepaalt 
hadden, aan de ^ Keizers zelvcn ondervviizen, daar door zy 
lichtelijk konden verkrijgen , dat deszelfs =» leraars en Ver- 
klaarders , gelijk ook de = harders van de Kerk voor 
Gods « ftedehouders erkent wierden ; en de Kerkdijken ver^- 
zorgdcn zich zelve zeer wel, dat de Chriftclijke Koning-en 
namaals hen met van dite gezach zouden konnen ontroven 
te weten met het fhuwclijk aan d'oppcrftc § be.Üenaars vaii 
de Kerk, en opperde verklaarders van deGcdsdienft te ver- 
bicden. By 't welk ir>en noch moet voegen , dat zy de i, lees^ 
Hukken van de ' Godsdicnft tot zulk een groot getal ver- 
meerdert , en in diervoefren met de wijsbegeerte vermengt 
en verwart hebben , dat defzelfs opperfte verklaarder de 
grootfte 1 wijsbegérige en - Godgeleerde moeftzijn, en met 
onnutte ° befpiegelingen b^zig wezen , 't welk alleenlijk in 
de bezondere en onbeampte heden , cn die overvloed van 
ledige tijd hadden , plaats kon liebben. Maar by de He- 
breëii was 't geheel anders met dc zaak geftelt : want hun 
f kerk en heerfchappy hadden in een zelfde tijd hun begin 
gehad ; en Mozes , die i volkomentlijk de heerfchappy in 
handen had , onderwees het volk in de Godsdicnft , ftelde 
ordening in de ' gewijde bedieningen ^ en verkoos hun rbe- 
dienaars. Hier uit dan in tegendeel is gefproten ^ dat de Ko- 
ninklijke ' achtbaarheit meeft by 't volk gold , en dat de 
Koningen inzonderheit het recht omtrent het " gewijde be- 
zaten. 



I 



EaHy European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninkhjke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. ip.Hooftd. 34; 

xaten. Want hoewel na Mozes dood niemant volftrektelijk , 
de heerfchappy heeft bezeten , zo was echter 't recht vantc 
befluiten, zo omtrent 't gevvyde, als in andere dingen , byde 
Vorft , gehjk wy getoont hebben. Wyders , op dat net volk in ^ ^^^^^ 
de godsdienft en ygodvruchtigheit onderwezen zou worden, y Pütss,' 
was men niet meer gehouden d opperpriefter dand^opperfte 
rechter aan te fpreken; bezie Mozes vijfde boek Cap. xvii: v. 9, 
II. Eindelijk, hoewel de Koningen niet zo groot recht gehad 
hebben als Mozes , zo hing echter d' ^ ordening en * verkie- 1 ^^f^au. 
zing van byna hun gehele gewyde dienft van haar b befluit ^ 
af. WantDavid heeft de gehele toefteltotde bouwing van 
de Tempel opgeftelt , bezie 't eerfte boek der Cronijken , 
Cap. xxviii; v. 1 1 , i x. enz. Wyders uit alle de Leviten vér- 
koos hy vierentwintig duizend om lof te zingen , en zes dui* 
zend uit de welke rechters en ^ voorftanders verkozen zou- ^ 'prxtores^ 
den worden , en noch vier duizend ^ deurwachters , eti ein- \ 'l^'r^^ZT 
delijk vier duizend die op f fpeeltuigen zouden zingen , be- 
zie 't zelfde boek Cap. xxiii: ^. 4, Hy verdeelde hen ook 
in s benden , van dewelke hy mee ^ overften verkoos , op e 
dat yder op zijn tijd en beurt zou dienen , bezie ^t vijfde i sacerd»tes\ 
vers van 't zelfde Cap. hy verdeelden de iPriefters ook in zo 
veel benden. Doch op dat ik niet gehouden zou zijn , yder 
ding in 't bezonder op te tellen , zo wijs ik de Lezer tot het 
twede boek der Cronijken Cap.viii. daar (te weten versi,;.) 
gezegt word : daf de Godsdienfl „ mxar dat Mozes dezelfde 
inge^elt had , nït Salomms bevél in de tempel bedient wierd j 
en vers 14. dat hy (^tewctcnS^ilomon) de benden der Trie- 
Jiers in hun dienften ^ en der Leviten enz. ingejielt heeft ^ 
volgens het bevél van de Goddelijke man TDavia. Eindelijk 
in 't vijftiende vers getuigt de kgefchiedfchrij ver , dat zy niet kH//?*r««f. 
afweken van des Konings gebod j aan de Triefers en Levi- 
ten opgelegt , zelfs in geen zaak j noch in de bediening der 
Sxhatkijien. Uit alle 'welke dingen , en uit d'andere 1 ge- 1 ^otu^i 

X X fchie- 



ÜHm. 

n Rdiih» 

O Minifie 

rinm facrum 

p Manda^ 

turn. 



ntas. 



t SdOrj, 



è Sfiintt4, 



346 De RECHTZINNIGE 

fchiedenifzen der Koningen , zeer klaarblijkelijk, volgt ^ dat 
de gehele oefïèning van de " godsdienft , en de » gewyde 
dienfl: , van 't enig p bevél der Koningen afgehangen heeft. 
, Maar als ik hier voor gezegt heb , dat zy niet gelijk Mo- 
zes recht gehad hebben om een Opperpriefter te verkie- 
zen; onmiddelijk aan God raad te vragen; en om de Prophe- 
ten te veroordelen , die hen, terwijl zy leefde , propheteer- 
de ; zo heb ik dit om geen andere oorzaak gezegt , dan om 
dat de Propheten , volgens de <] macht die zy hadden , een 
nieuwe Konink mogten verkiezen , en ' vergiffenis aan de 
Vorftenmoorder geven; maarniet, dat hen geöorloft was , 
de Konink, zo hy iets tegcns de wetten darde beftaan , te 
recht te roepen , en naar rechten tegen hem te handelen. 
Dieshalven , indien 'er geen Propheten hadden gewcert , die 
door een bezondere openbaring veiliglijk vergiffenis aan de 
Vorftenmoorders mogten toeftaan , zo zouden zy volftrek- 
telijk recht, zowel tot de 'gewyde, als tot de " ongevvyde 
dingen gehad hebben : waarom de hedcndaagfche ^ opper- 
machten, die geeti Propheten hebben, en die ook niet naar rech- 
ten gehouden zijn dezelve aan te nemen , ( dewijl zy niet on- 
der de wetten der Hebreen flaan ) dit recht , fchoon zy in 
een gehuuwdeftaat leven , volftrektelijk bezitten , en ^t zelf- 
de altijd zullen behouden , zo zy flechts niet toelaten , dat 
deyleerftukkenvande ^ Godsdienft niet tot een groot getal 
aanwafzen , noch dat dezelfde met de ' wetenfchappen ver- 
mengt en verwart worden. 



't TWIN- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGANT. zo.Hoofta. 347 



*t TWINTIGSTE HOOFTDEEL. 

W^ar in ivord getoont , dat het in een zirje gemé' 
ne ftaat i aan jder geöorloft is ^ het geen dat hj 
ml , te gevoelen , en V geen dat hy gevoelt , te 
Tieggen. 

INdienhet even licht was over de gemoederen als over de 
tongen teheerfchen, zo zou yderveiliglijkheerfchen,en 
daar zou geen » geweldige heerfchappy zijn. Wantyder 
zou naar 't ^ believen der neerfchers leven, ennaarhun^^be- bV»7«»'««. 
fluit alleen oordelen , wat waar of valfch , goed of quaad , 
billik ©f onbillikis. Maar dit kan, gelijk wy alreê in't be- 
gin van 't zeventiende d Hooftdeèl aangemerkt hebben , te ^ 
weten dat her gemoed gantfchelijk onder een ander zou ftaan, 
niet gefchieden ; dewijl niemant zijn Miatuurlijk recht oirJ^"""' 
zfijn * verrnogen van onbefchroomdelijk te redenéren , en van ^ 
alle dingen t'oordélen , aan een ander kan overdragen , noch 
daar roe gedwongen worden. Hier uit dan Ipruit dat die heer- 
fchappy , dewelke zich over 't gemoet uitftrekt , voor ge- 
weldig gehouden word, en dat d'? oppermacht aan d'onder- 
zaten fchijnt ongelijk te doen , en hun recht aan haar te 
trekken , als 2y aanyder voörfchrijven wil , wat als waar- 
'ichtig aangenomen , en wat als valfch verworpen , en door 
welke ' gevoelens yders gemoed met k aandacht totGodbe- 
wogen moeten worden ; w^ant deze dingen behoren aan y der in 
't bezonder eigen, en niemant, fchoon hy al wilde, kan van 
dit recht affban. Jk beken' wel dat het oordeel op veel en 
byna ongélóoffelijke wijzen vooringenomen kan worden , 
namelijk in diervoegen , dat het, fchoon het niet regelrecht 
6nder eens anders heerfchappy ftaat , echter zodanig van 

X X 2. tCïiS 



348 



De RECHTZINNIGE 



] £>«(•)». 

tn VtrtHt 
difinit. 



n R«>M«r. 

ü Interpre- 

tatitnts 

p Menarch4. 

q . MinATckia 

X Dcnutr»- 

tié. 



i tiUfiates. 
t Interfrt- 
t!s. 

V ftu- 
s ticw. 

y In^tninm, 



a Atftlutc. 



b Fa-itnlma. 



eens anders mond en uicfpraak afhangt , dat het met recht 
dus verre gczegt mag worden onder zijn macht te ftaan : 
doch warde konft in deze zaak heeft konnen te weeg bren- 
gen, men is echter nooit zo verre gekomen, of de menfchen 
hebben altijd ondervonden, dat yder in zijn zin en méning 
overvloeit, en dat ier zoveel zinnen als hoofden zijn. Mo- 
zes , die niet door ^ bedrc^ , maar door een goddelijke 
kracht bezonderlijk 't oordeel van zijn volk vooringenomen 
had , als de geen die goddelijk gehouden wierd, en van de- 
welke men geloofde, dathy alles door goddelijke inblazing 
fprak en deê , kon nochtans deszelfs " gemor en verkeerde 
° uitleggingen niet ontvluchten ; veel minder vermogen zulks 
d'andere i' oppervorften ; en indien men dit enigzins kon be- 
vatten , zo zou men ^t alleenlijk in een i oppervordelijke 
beftiering ^ maar geenzins in een ' volkelijke heerfchappy , 
daar in zy alle, of een groot deel van 't volk, gemeenlijk te. 
zamen komen, konnen bevatten ; van 't welk, gelijk ik acht 
d'oorzaak aan alle menfchen bekent is. 

Hocgroten recht d' ^ oppermachten ook tot alles hebben, 
en voor ' uitleggers en verklaarders van 't ^ recht en de ^ god- 
vruchtigheit gehouden worden , zo hebben zy echter nooit 
konnen maken , .dat de menfchen naar hun eige y begrip , van 
alle zaken geen oordeel geven , en dat zy niet enigzins van 
deze of die ^ hartstocht aangedaan worden. Wel is waar , 
dat zy na rechten alle de genen, die in alles niet = volkoment- 
lijk met hen gevoelen , voor vyanden mogen houden, doch wy 
fpreken nu niet van hun recht, maar van't geen datdienftig 
is. Ik fta 't wel toe dat zy na rechten geweldiglijk mogen 
heerfchen , en de burgers om zeer geringe oorzaken ter dood 
brengen ; maar zy zullen alle ontkennen , dat dit met be- 
houding van 't oordeel der gezonde réden kan gefchieden. 
Ja dewijl zy dit niet zonder groot b gevaar van de gehele 
liecrfchappy konnen doen, 20 mogen wy ook ontkennen dat 

zy 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



THEOLOGAN T, lo.Hooftd. 349 

zy volkome c macht tot deze dingen hebben , en by gevolg 
ook geen volkomen recht; want wy hebben getoont, dat het 
recht der oppermachten naar hun macht bepaalt word. 

Indien dan iiiemant van deze zijn <^ vryheit van t'oor- 
délen, en van 't geen dat hy wil te gevoelen , kan afftaan, 
maar yder , volgens ^t grootfte e recht der natuur ' heer en c jus né. 
meefter van zijn s gedachten is , zo volgt , dat men in een vrye Tvi,mi„n,, 
''geméneftaat nooit , dan met een zeer ongelukkigen iuit- " 
gang kan pogen , dat de menfchen , fchoon verfcheide en ^ r« t" 
ftrijdende dingen gevoelende , echter niets , dan naar 't ^ voor- 
fchrift der oppermachten zouden fpreken. Want de verftan- 
ditren zeiven (omniet van't gemeen volk te ipreken) kon- 
nen niet fwijgen. Dit is een gemeen ' gebrek cfer menfchen , 
dat zy hun beradingen aan anderen vertrouwen , fchoon 'er 
fwijgen van noden is. De heerfchappy dan zal zeer gewel- 
dig zijn , daar aan yder de vryheit , van 't geen dat hy ge- 
voelt , te fpreken en bekent te maken , geweigert word ; 
cn in tegendeel deze gematigt, daar dezelfde vryheit aan yder 
toegeftaan word. Doch wy konnen ook geenzins ontken- 
nen, dat d' " oppermacht zo wel met woorden als met de ° 
daad gequefl kan worden; invoegen dat, indien het onmo- 
gelijk "is d onderzaten gantfchelijk van deze ° vryheit te be- <> 
roven , het ook in tegendeel zeer fchadelijk zal zijn dezelf- 
de gantfchelijk toe te ft aan. Dieshalven ftaat ons hier t'on- 
derzoeken, hoe verre deze vryheit, met behouding van de 
ruft van de r geméneftaat , en zonder kreuking van 't recht p,,^"?- 
der oppermachten , aan yder mag en moet toegeftaan wor- 
den ; 't welk hier , gelijk ik in 't begin van 't zeftiende 
aHooftdeel vermaant "heb , mijn voornaamfte ^ oogmerk q ;^/«-^_ 
heeft geweeft. 

Uit de f gronden van de geméneftaat hier voor verklaart, r ru»<is- 
volgt zeer klaarblijkelijk , dat haar uiterfte einde niet is te 
hcerfchen , noch de menfchen door vrees te weerhouden , en 

Xx 3 onder 



t Jus ns- 
(urale. 
V ExiJ7(re. 
X Operare, 
y Rts pH' 

a Funélio- 



b Litertat, 



C T9teflat, 



C Authori- 
tas. 

i Rer pU' 
blica» 



3S0 DeRECHTZiNNIGÊ 
ondor eens anders macht te brengen: maar in tegendeel yder 
van vrees te verlofzen, om zo veel als mooglijk is, veilig- 
lijk te leven, dat is om zijn' natuurlijk recht, omMvezent- 
lijk te zijn en te werken, zonder zijn, en eens anders fcha- 
de , zeer wel te behouden. Ik zeg dat het einde en oogmerk 
van de y gemeeneftaat , niet is , de menfchen redelijk zijn- 
de , tot heeften of ^ zelfsbewcegfelen te maken : maar in 
tegendeel dat hun geeft en ligchaam , veiliglijk hun wer- 
kingen zouden doen , en de vrye reden gebruiken , en niet 
uitbaat, gramfchap of bedrog ftrijden, noch met een on- 
billik gemoet tegen malkanderen gekant zijn. 't Einde en 
oogmerk van de gemejieftaat dan is , waarlijk de ^ yryheit. 
Voorts wy hebben gezien dat, om een gemeneftaat op te 
rechten, dit enige noodzaaklijk heeft geweeft, te weten: 
dat alle = macht van te beftuiten, by alle, of by enigen, 
oi by een alleen was. Want dewijl het vrye oordeel der 
menlchen zeer verfcheiden is , en yder alleen alles meent 
te weten , en dat het daar by onmooglijk is , dat zy alle 
het zelfde gevoelen, en uit een mond fpreken; zo zouden 
zy met vreedzamelijk konncn leven , zo yder niet van zijn 
recht, van naar 't enig befluit , en ziin mening te werken, 
alftond. Yder heeft dan alleenlijk het recht van naar zijn 
belluit te werken , afgeftaan, maar niet het recht van te re- 
deneren en 't oordelen ; en dieshalven vermag niemant, 
zonder krenking van 't recht der oppermachten ,\egen hun 
J belJuit werken , maar wel te gevoelen en t'oordélen , en 
by gevolg ook zeggen , zo hy alleenlijk zectof onderwijft , 
en door de réden alleen beweert , niet door 'bedrog , gram- 
fchap , haat , noch met voornemen van iets door 't ^ gczach 
van zijn befluir in de * gemeneftaat in te voeren. Tot een 
voorbeeld: indfen ymant toont dat enige wet, tegen de ge- 
zonde reden ftrijd , en daarom acht dat dezelfde afgefchaft 
raoet worden, indien hy tegelijk zijn gevoelen onder 'foor- 
deel 



THEOLOGANT. lo.Hooftd. 35'! 
deel van d'opper machten Hek , aan dewelke het alleen be- 
hoort wetten te maken en af te fchaffen , en indien hy on- 
dertuflchen niets tegen 't s voorfchrift van die wet doet , g rr^jcrif. 
zo dient hy waarlijk wel aan de geméneftaat ^ gelijk yder 
goed burger betaamt : maar in tegendeel , indien hy dit ^^^.p^^, 
doet om d' overighcit van ' ongerechtigheit te befchul- 
digen , en hatelijk 't by gemene volk te maken , of op- 
roeriglijk tracht tegens wil en dank van d' overigheit , die 
wet af te fchaffen , zo is hy gantfchehjk. een ^- oproerma- k^p«r'«r. 
ker en ' weêrfpannige. Wy zien dan op wat wijze , yder iVrW 
zonder kreuking van 't™ recht en 't n gezag der 0 oppermach- ITi»'*,. 
ten, dat is, zonder aan de ruft van dep geméneftaat hinder- 
lijk te zijn , het geen dat hy gevoelt mag zeggen , en te pR"?»- 
kennen geven; namehjk zo hy het ^ befluit, van alle duigen q x)«m««.. 
te doen, aan hen laat, en niets tegens hun befluit doet, 
fchoon hy dikwils tegen 't geen dat hy goed oordeelt, en 
opentlijk gevoelt, moet doen; 't welk hy zonder kreuking 
vande' gerechtigheit en ' godvruchtigheit doen kan, jadoen 
moet, zo hy zich gerechtig en eerlijk wil tonen: want ge- 
lijk wy alreê getoont hebben , dc gerechtigheit beftaat al- 
leenlijk in 't befluit der oppermachten , invoegen dat nie- 
mant gerechtig kan wezen , dan die naar hun aangenomen 
befluiten leeft. En deze is , volgens 't geen dat wy in 't ^ 
voorgaande ' Hooftdeel getoont hebben , de grootfte god- v p-*/ 
vruchti^heit , die omtrent de " vrede en ^ geruflheit van de fJr'"' 
ceménellaat gepleegt word, dewelke niet bewaart kan wor- 
den , zo yder naar 't > believen van zijn geeft en verftand y 
wilde leven. Dieshalven is 't ook quaad en boos , volgens 
zijn believen iets tegen 't befluit van d'oppermacht , daaraf 
hy een onderdaan is, te doen; want indien dit aan een yder 
geöorloft was , zo zou noodzaaklijk d'^ ondergang van de z /rj..^^ 
» heerfchappy daar uit volgen; ja hy kan niets tegens 't be- b Decnu,n,. 
fluit en't 'voorfchrift van zijn eige réden doen, zo lang hy c v^aa^», 

naar 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



De R E C H T Z I N N i G Ê 



d Traxis. 
C "Ctncilia. 

g Mcmbra, 



h Ynpojitum 

i LibtrtMs, 
k Fumda» 
fnenta. 
1 Rei 
bltca. 



m Opinionts 
B FaéÏHm^ 



O Arbitrium 

p Teteflas. 
q Iremi/fd, 

t Arbitrium 
f F4f(?»m. 

t ^ndicium. 
V 0/>f>*/«. 



y RMpti9. 

X Vindias. 
b RcJ 

c ^uptrfli' 
tiafi 

^ jimbitiofi. 



naar 't befluit van d'oppermacht doet ; want hy, door de 
réden zelve overreed , heeft gantfchelijk befloten , zijn recht, 
van naar zijn eige oordeel te leven, aan dezelve over te dra- 
gen, Wy konnen dit ook met de daad zelve beveiligen ; 
want in de = vergaderingen , zo der oppermachten als der 
mindere machten , gefchied zelden iets uit de geméne f toe- 
llemming aller s leden , en echter word alles naar 't gemeen 
befluit van allen gedaan , zo wel der genen , die da^r te^cn 
als der genen , die daar voor , hun ftemmcn hebben gog^t- 
vcn. Maar ik keer weer tot mijn ^ voorOel. Op wat 
wijze yder de i vryhcit van zijn oordeel zonder kreu- 
king van 't recht der oppermachten gebruiken kan , hebben 
wy uit de ^ gronden van de i gemcneftaat gezien. Doch' uit 
de zelfde konnen wy met geen minder gemakkehjkhcit bepa- 
len, welke '"gevoelens in een gemcneftaat oproerig zijn, na- 
melijk de genen , die zo haafl als zy geftelt worden , het ver- 
bond wcchnemen , daar door yder het recht , van naar zijn ei- 
, gen ° believen te werken , afgedaan heeft. Tot een voorbeeld , 
indien ymant gevoeld dat d' r oppermacht geen recht over hem' 
heeft, of dat niemant aan zijn beloften is gebonden, of dat 
yder na zijn ' believen behoort te leven , en andere diergelijke 
dingen , die regclregt tcgens 't voorverhaaldc f verdrag Vrij- 
den ; dezelfde is oproering , niet zo zeer om zijn ' oordeel 
en " gevoelen , als om 't * bedrijf 't welk in zodanige oor- 
delen ingefloren word ; te weten om dat hy hier door , dat 
hy iets zodanig gevoelt, de trouw, of ftilfwijgensofopend- 
lijk , aan de oppermacht gegeven , ontbind : in tegendeel 
zijii d'andere gevoelens , die geen bedrijf inlluiten, namelijk 
de y breking van 't verdrag , de ^ wraak » gramfchap enz. 
niet oproerig , ten waar miflchien in 'een ^ gemenedaat, 
die enigzins bedorven is J te weten daar de ' waangelo- 
vigenen'-cerzuchtigen, die geen eerlijke lieden konnen ver- 
ftaan , tot zulk een hoge achting en naam geraakt zijn , dat hun 

^ * gezach 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



er dezelfde i vryheit van wijsbegé- j, 
, die , gelijk wy getoont hebben , het ^ ' " ' 



THEOLOGANT. xo.Hooftd. 3^3 

e gezach meer , dan dat van d'oppcrmachtcn by 't gemeen 
volk geld : vvy ontkennen niet , dat 'er daarenboven eni- 
ge f gevoelens zijn , die , fchoon zy omtrent het ware en f 
valfche fchijncn bézig te \\ ezen j echter met een onbillik ge- 
moed voorgeftelt , en gemeen gemaakt worden. Maar wy 
hebben dezen ook alreê in 't vijftiende sHooftdeel bepaalt ^ g c^fut. 
doch in diervoegen , dat echter de réden vry gebleven is. Ein- 
delijk zo wy hier ook op merken ^ dat yders h trouw tot de h r««. 
geméncftaat , gelijk tot God alleenlijk uit de i werken be- j q^„, 
kent kan worden, namelijk uit de ^ liefde tot zijn naaften , k ch,rü4,. 
zo zullen wy geenzins hier aan konnen twijfelen , dat de bef- 
te geméneftaat aan yder dezelfde 
rig te redenéren toeftaat 

geloof aan yder toeftaat. Ik beken wel' cTat uit zodanige vry- 
heit zomtijds enige '"ongemakken konnen rijzen ; maar wat m inem- 
is'er ooitzowijzelijk ingeftelt , daar uit geen ongemak zou 
konnen rijzen? De geen, die alles door wetten wil bepalen, 
zal eerderde n gebreken tergen dan verbéteren. De dingen ^ b vuu. 
die men niet beletten kan , moeten noodzaaklijk toegelfaan 
worden , hoewel daar uit dikwils ° fchade volgt. Want hoe o 

p Mala. 
q Lnxus. 

2- t 1 1 * ^ - ^ - A-varitü^ 

den echter geleden , om dat zy door de v heerfchappy der \ ^lll^um. 
X wetten niet belet konnen worden , fchoon zy waarlijk zon- » 
den en gebreken zijn. Men moet dieshalvea veel eerder de 
vryheit van 't oordeel toeflaan , die waarlijk een y deuchd is , y Vinut. 
en niet onderdrukt kan worden : voeg hier by , dat uit de- 
zelfde geen ongemakken fpruiten , die ( gelijk ik terflond 
zal tonen) niet door d^achtbaarheit der z overigheden gemyd ^^^Y^^'^'^' 
konnen worden ; ik fvvijg noch , dat deze vryheit voorname- 
lijk noodzaaklijk is , om de ^ wetenfchappen en ^ konden te ^ 5^*^^^* 
vorderen ; want dezelfden worden alleenlijk van de genen , 
die een c oordeel hebben, dat vry en geenzins tevoren inge- c ^iMHdHé. 

Y y nomen 



>vwj-*.ivii, j.iwv»viwaaL uiLun\\vii:> - n^iiiiuc vuij^L. rvailt IlOC o 

veel P ongemakken fpruiten uit de q overdaad, ^ nijd, ^'gie- q 
righeit, t dronkenfchap, en uit andere diergelijke? Zywor-f; 



d Sttitejpts. 



C Libcrtas* 

f Vr^fcrip' 
turn. 

g V$uflat€S, 



i AduUtic. 
1 Cmn^tio» 



oJntciritas» 
f Vtrttts, 



1 Crimen, 
{ Tietat, 



V Magiflra 
ins. 

X Stditiêncs, 



3^4 De R E C H T Z I N N I G E 

nomen is , met een gelukkig ^ gevolg geöeffènt en ge- 
pleegt. 

Maar genomen dat men deze evryheir kon verdrukken, en 
de menfchen in diervoegen d\vingen,dat zy niets darren kikken, 
en niets dan naar 't ^ voorfchrift der 8 oppermachten voort- 
brengen ; ( voorzeker dit zal nooit gefchieden , gelijk ook 
niet^'dat zy niets dan 't geen, \ welk d'oppermachten believen, 
zullen denken ) hier uit zou noodzaaklijk volgen^ dat de men- 
fchen dagelijks ^t een zouden ménen , en 't ander fp reken , en 
bygevolg dat de trouw , in een h geméneftaat voornamelijk 
noodzaaklijk gekreukt en bedorven , en 't verfoeilijk ' ge- 
vlei en i< meinëdigheit gequeekt en gevoed zouden worden; 
daar bedrog en valsheit , en 'ti bederf aller goede konden uit 
zou volgen. Maar 't is verre van daar , dat dit gefchieden 
kan^ te weten dat alle menfchen bepaaldelijk zouden fprc- 
ken ! in tegendeel , hoemen meer poogt de menfchen van de 
vryheit van fpreken te beroven , hoe zy hardnekkiger daar 
tegen pogen , en arbeiden ; doch niet de gierigaards , noch de 
vleiers , en andere lafbezieldc , die zich zeiven niet in toom 
konnen houden , en welker hoogfte zaligheit is , dc fchat- 
ten in hun kafzen t'aanfchouwen , en uitgefpannen buiken te 
hebben ; maar de genen die door hun goede " opvoeding , door 
hun ° oprechtigheit der zéden , en door hun p deuchd meer vry- 
heit hebben bekomen. De menfchen zijn ten meeüendeel zoda- 
nig geflelt , dat zy niets ongeduldiger verdragen ^ dan dat 
de (] "gevoelens , die zy waar achten te zijn , voor ^ misdrijf 
worden gehouden, en dat hetgeen , 'tv/elk hen ter ^god- 
vrucht inheit tot God en tot^de menfchen beweegt^ hen tot 
' boosheit aangerekent word ; uit het welk fpruit , dat zy 
dc wetten darren verfocjen , en alles segen d' ' overigheit be- 
ftaan. Zy achten het nictfnode, maar zeer eerlijk , ^ be- 
roerten om deze oorzaak te verwekken , en alle ^ fchelm- 
ftukken aan te vangen. Dewijl dan blijkt , dat het met de 

men- 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



r 



THEOLOGANT. xo.Hooftd. 

menfchelijke natuur dus geilek is j zo volgt , dat de wetten, 
die men van de gevoelens maakt, niet op de fclielmen, maar 
op de fchrandere en vernuftigen zien ; niet om dc bozen tc 
bedwin-^en , maar eerder om d'eerlijke lieden te tergen , toege- 
ftelt zijn, en niet zonder groot z gevaar van de heerfchappy 
verdedigt konnen worden: voeg hierby , dat zodanige wet- 
ten gantfcheiijk onnut zijn. Want de genen , die de gevoe- 
lens, dewelken door de wetten verdoemt zijn, voor gezond 
en ö,'oed achten , konnen de wetten niet gehoorzamen: inte- 
gencleei de e;eiien, die dezelfden alsvalich verwerpen, nemen 
wetten aan als ' voorrechten , door de welken d'andere wetten 
veroordeelt worden, en zege vuren daar over in diervoegen , 
dat d'overigheit namaals, Ichoon zy wilde , dezelfden niet kan 
affchaffen. Hier komen noch die dingen by , dewelken wy hier 
voor in 't xviii. '^Hoofdeel,uit de gefchiedenifzen der Hebreen 
op het getal van ten tweden, getoont hebben: en eindelik, 
hoe veel ^ fchcuringen zijn hier uit deurgaans in « kerk ge- 
rezen ? hoe veel * overigheden hebben met w'ettende s ge- 
fchillen der geleerden willen beflechten ? want indien de 
menfchen niet verhoopte dat zy de wetten en overigheit 
tot zich zouden trekken , en door de geméne toejuiching 
van 't volk over hun ^ tegenftrevers zouden zegenpralen, 
en eerbewijzingen bekomen , zy zouden nooit met zulk 
een wrevelmoedigheit twillen , en hun geeft zou nooit van 
zulk een groote woede gedreven en aangezet worden. Dit 
word niet alleenlijk door de > reden, maar ook door k d'er- 
varentheit met dagelijkze i voorbeelden aangewezen: na- 
melijk dat diergelijke wetten , door de welken men beveelt 
wat yder s,eloven moet, en daar door men verbied tegen dit 
•of dat gevoelen niets te zeggen of te Schrijven, dikwils inge- 
ftelt zijn geweeft, om opening of eerder delofze toom aan 
de gramfchap der gener te g.even, die niet de vrye gemoe- 
de iikonnen verdragen , en die door zeker yzelijk "> gezach , 

Yy z d'"aan- 



b CapKt. ' 
c Hifttri4^ 
d Schifmttêl I 
e Ecelcfi: 
f Magtftr*- 
tui. 

g CmtTi' 
iirjié. 



h Adtef' 
farii. 



i Ratio,' 
tis, 

1 Mumfls^ 



m Authtrt' 




Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



O Kahits> 



p Ira, 
q Fhtot. 
l Vuliut. 



f R« pn 
kltca. 



t Exil tam. 



T Scelus. 
X FacinMS< 



3S(^ De RECHTZINNIGE 

d' " aandagt en yver van 'c oproerig volk lichtelijk in ^ woe^ 
de veranderen , cn regen de genen , daar zy 't op gemunt 
hebben, aanprikkelen. Maar hoe veel beter zou het zijn, 
de p gramfchap en t woede van ' geméne volk te bedwin- 
gen, dan onnutte wetten in te ftellen, die niet overgetreden 
konnen worden , dan van de genen , dewelken de deuchden 
en konden beminnen , en de r geméneftaat tot zo groot een 
parzing te brengen, dat zy de vernuftige en fchrandere man- 
nen niet kan verdragen. Want wat groter quaad kander 
voor de geméneftaat bedacht worden , dan dat eerlijke lie- 
den , om dat zy anders van gevoelen zijn , en niet konnen 
veinzen, als boze menfchenin ^ ballingfchap worden gezon- 
den ? Wat kander zeg ik , fchadelijker wezen , dan dat 
menfchenom geen ^ misdrijf noch fchclmery , maar om dat 
zy ongeveinfl zijn , voor vyanden worden gehouden , enter 
dood gebracht ? En dat het > fchavot , de ' fchrik der bozen , 
een zeer heerlijk ^ toneel word om 't hoogde b voorbeeld 
van ^ lijdzaamheit en ^ deuchd, tot merkelijke « fmaatvan 
te tonen ? Want de genen , die zich eerlijk 
iMai^Pr^^^'- kennen, vrezen niet voor de dood, gelijk de bozen, noch 
^snpfiicifim bidden de s flraf niet af; want hun gemoed word van geen 
^ berouw over enige boosheit geprangt : in tegendeel zy 
achten 't eerlijk , en geen flraf voor een goede zaak te 
flerven , en heerlijk voor de vrijheit gedood te worden. 
Wat voorbeeld dan word door de dood van zodanigen ge- 
ftelt , daar af de vadzigen en tomelozen d oorzaak niet 
weten , die van d^oproeringen gehaat , en van d'eerlijke lie- 
den bemind word ? zeker niemant kan hier uit een voorbeeld 
nemen, dan om het zelve natevolgcn , of ten minften te vleien. 

Op dat dan niet het ' gevlei en believing , maar de trouw 
en oprechtigheit in w^aerde zoude zijn, en op dat d oppermach- 
ten de heerfchappy beter zoude konnen behouden , en niet 
gedwongen zijn, voor d'oproeringen te wyken, zo moet 

nood- 



y Cataps. 
a Thtatrum, 
< ToUrMntia 

»ofpU«. d'foverigheit , 



h Teenitcn 



Jfftntêtiê. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



I 



THEOLOGANT. zo.Hooftd. 

noodzaakiijk de vryheit van 't oordeel toegedaan , en de 
menfchen in diervoegen beftiert worden , dat zy , fchöon 
zy opentlijk verfcheide , ja ftrydige dingen gevoelen , ech- 
ter ' eendrachtelijk te zamen leven. En \vy (konnen niet 
hier aan twijffelen , dat deze middel van te bellieren de 
bette , en de minfte ongemakken onderworpen is ; dewijl 
zy meeft met de natuur der menfchen overeenkomt. Want 
vvy hebben getoont , dat in een " volkelijke hcerfchappy , 
die de natuurlijke ftaat naaft komt , zy alle zich verbinden 
naar 't gemeen ° befluit te doen , maar niet t' oordelen , 
en te redeneren ; dat is , dewijl atle menfchen niet even 't 
zelfde konnen gevoelen , zo hebben zy verdragen , dat dit, 
't welk de meclle Hemmen heeft , kracht en vermogen van 
befluit zou hebben, met ondertuffchen de macht en 'tfge- 
zach te behouden om het zelfde af te fcha{fen, als men be- 
ter zien zou. Hoe men dan minder vryheit van te oorde- 
len aan de menfchen toeftaat, hoemen meer van de ftaar, 
die natuurlijk is , afwijkt , en by gevolg geweldiglijker hecrft. 
Doch op dat wyder blijken zou, dat uit deze vryheit geen 
ongemakken rijzen, die niet door 't gezag van de opper- 
macht alleen gemyd , en de menfchen hier door alleen , 
fchoon opentlijk ftrijdig van gevoelens, lichtelijk weerhou- 
den zouden Iconnen worden , om aan malkander niet hin- 
derlik te wezen ; zo zijn hier toe veel ^ voorbeelden voor- 
handen, die ik niet van verre behoef te halen. Dat de 
Stad Amfterdam hier af een voorbeeld zy , die met zo groten 
f aanwas , en met ' verwondering van alle volken , de ' vruchten 
van deze vryheit beproeft: want in deze bloejenfte^geméne- 
ftaaten voortreffelijke Stad leven alle menfchen , van wat 
volk en ^ gezindheit zy ook zijn , in een zeer grote > eendracht ; 
en zy om hun goederen aan ymant te vertrouwen , trachten 
alleenlijk dit te weten, of hy rijk of arm is, en of hy voor 
een gewoonte heeft oprechtelijk of bedricgelijk te handelen. 

Yy 3 Maar 



k Ltotrtsr, 



1 Concordi» 
ter. 

m Incem- 



tia. 

O Dtcrctumt 



p Jut hort» 



r Incremetf 
turn, 

{ j4dmsratio^ 
t Fruflns. 

V Ra ffém 

klica, 
X Sc£ta. 
y CtnctrdU* 



Early European Books, Copyright © 20 1 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 



3^8 



De RECHTZINNIGE 



i, Sc£larii, 



b jfutho' 
ritas- 

c Prée/idium 
tus 

e ContrO' 

f Tolitici. 
g Ordines. 
h Vrotinci^, 
i Schifma. 



k Licentia, 

1 Schifmats. 
jn Studium . 

O Comitas. 
p ManfitC' 
tudo. 
q Libido. 

t r»/f«x» 

f Schifmattci, 



tiones» 
V R« 



X Lihtrtêt. 

z Anthori' 
tas. 

^ ?9tefiatH5, 



Maar wat de ^ godsdienü: of gezintheit aangaat , zy bekreu- 
nen zich daar niet meê; dewijl dit voor de rechter niet dien- 
flig is 5 om hun zaak te rechtvaerdigen , of te doen ver- 
oordelen : en daar is geen a aanhang zo hatelijk , welkers 
aanhangers , ( zo zy maar niemant verongelijken , aan yder 't 
zijne geven, en eerlijk leven) niet door 't openbaar b gezach 
en ^ onderlland der ^ overigheden verdédigt worden. In 
tegendeel, toen men eertijds de verfchillen der Remonftran^ 
ten, en der tegen Remonftrantcn de Godsdienft aangaande, 
onder de ^ Staatsperzonen en ^ Staten der h Landfchappen 
begon te verhandelen, fproot een ^ fcheunngdaaruit,enmen 
bevond toen door voorbeelden, dat de wetten , die van de 
Godsdienft gemaakt wierden , tewcten om de gefchilien te 
fcheiden en te beflechten , dc menfchen meer verbitterden dan 
verbéterden, en dat anderen daar door oneindige !<vrypofti'T- 
heden namen , en daar beneffens dat de ^ fcheuringen , niet 
uit grote betrachting der n waarheit , te weten uit de bron 
der «beleeftheit en p lankmoedigheit , maar uit grote ^ luft 
en begeerte van te heerfchen , voortkomen. Üitart\\dke 
klaarder dan de middagzon bhjkt , dat de genen , die de 
fchriften van andere veröordélen , cnhetwoefte 'graauwop- 
roeriglijk tegen der zelfder fchrijvcrs aanhifzen , eerder 
^ fcheurmakers zijn , dan de fchrijvers zeiven , die deurgaans 
alleenlijk voor de geleerden fchrijven , en de réden alleen tot 
hulp roepen ; en eindelijk dat de genen waarlijk ' oproerma- 
kers zijn , die in een vrye ' geméneftaat de vryheit van 
t oordélen , welke niet verdrukt kan worden , echter willen 
wechnemen. 

Wy hebben dan hier meê getoont , voorëerft dat het on- 
mooglijk is , de menfchen van die ^ vryheit van \ geen te 
zeggen, dat zy gevoelen , te beroven. 

Ten tweden , dat deze vryheit zonder kreuking van \ 
y recht, en ^ gezach der ^ overigheden, aan yder toegeftaan 

kan 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

31 12 F 17 



1 



THEOLOGANT, lo. Hooftd. 359 

kan worden , en dat yder dezelfde zonder krenking van 't 
zelfde recht kan bewaren, zo hy daar uit geen b verlóf neemt, 
om iets als recht in de geméneftaat in te voeren , of iets tc- 
cen d'aangenomen wetten te doen. 

Ten darden , dat yder dezelfde vryheit zonder kreuking 
van de vrede en ruft der geméneftaat kan behouden, en dat 
daar uit geen = ongemakken rijzen , die niet lichtelijk be- 
dwongen zouden konnen worden. 

Ten vierden, dat yder zonder kreuking van de «»godvruch- 
ti^ieit, deze vryheit kan bezitten. 

^Ten vijfden , dat de wetten , die van de befchouwige en 
cbefpiegelige dingen gemaakt worden , gantfchelijk onnut 
TLijn. 

Ten zefden, en eindelijk hebben vvy getoont dat deze vry- 
heit niet alleenlijk, met behouding van de ruft der ''geméne- 
ftaat , van de godvruchtigheit , en van 't recht der opper- 
machten kan , maar om dit alles te behouden , ook moet 
toegeftaan worden. Want ter plaats , daar men recht an- 
ders doende, demenfchen daar af poogt te beroven , en de 
£ gevoelens der gener die verfchillen, nierdegemoedcn , die 
alleen konnen zondigen , ren oordeel roept ; daar worden 
tet^en d'eerlijke lieden h voorbeelden getoont, die eerder ' mar- 
tehngen fchijnen, en d'anderen meer tergen, entotibarm- 
hartiffheit, ja miftchien meer tot 1 wraak bewegen , dan af- 
fchrikken. Wyders de goede :konften , en de trouw wor- 
den gekreukt en bedorven, de " vleiers en ''meinëdigen ge- 
queekt en onderfteunt , en de p tegenftrevers zegevuren en 
verhovaardigen zich, omdat men aan hun gramfchap plaats 
cegéven heeft, en om dat zy degenen, die de heerfchappy 
in handen hebben , aanhangers en q navolgers van hun lering 
en onderwijzing; , voor welkers ' uitleggers zy gehouden vvor- 
den , hebben g'emaakt : uit het welk fpruit , dat zy hun 
f macht, eezach en recht aan hen darren trekken , eo zich 



b Liccntia» 



c Incomm§da» 
d ÏUtas* 



f RCS fHm 

bliCA. 



g Opitiiones, 
h Excmpla. 



i Martp'tA» 
cordta, 

I Vindiéifa, 
m Fidcr. 

II Adtilata* 
ra. 

O Terfidi. 
p Ad-nrfarik 



q S(£latms. 
r Interprtttti 



r Attthm* 



niet 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



i 



t Dtcrtts, 



V Snlut. 
X Rcj ptt' 

y Capfit. 
2 l'ittai. 
a KcUgto. 
l E^xcrcitium, 
c Charitaj. 



C Examen, 
n 'Judicium. 



1 iS'a/»/. 



360 De RECHTZINNIGE enz. 
niet fchamca te roemen , dat zy onmiddelijk van God zijti 
verkozen, endathim^bcfluitingcn Goddelijk , en in tecren- 
deel die van d'oppermachren menfclieiijk zijn , dewelken dies- 
lialvcn voor de Goddclijkcn , dat is voor Imn befluitincren , 
gelijk fy willen, moeten wijken ; alle welke dingen, gelijk 
yder kan weten, gantfchelijk tegen de^ wciftant van de^ge- 
méneftaat ftrijden. Daar is dieshalven gelijk wy hier voor 
in 't achtiende > hooftdeel befloten hebben , niets veiliger voor 
degeméneflaat, dandatde'godvruchtigheiten 'GoJsdienfl: 
alleenlijk in d' "^oeffening van 'hefdeen biUikheit begrepen 
worden, en dat men't recht der oppermachten zo wel om- 
trent het gewijde, als in't ongewijde alleenlijk op de ^ doe- 
ning toepaft, en voorts dat men aan yder toeftaat, hetgeen 
dat hy wil , tc gevoelen , en 't geen dat hy gevoelt", rc 
zeggen. 

Hiermee heb ik 't geen voleindigt , dat ik voorgenomen 
had in dit f werk te verhandelen. Nu is 'er alleenlijk ove- 
rig j dat ik uitdrukkelijk vermaan, dat ik daar in niets heb 
gefchreven , 



en 't'' oordeel 



't welk ik niet zeer gaerne d' s onderzoeking 
der ' oppermachten van mijn Vaderland onder- 
werp : Want indien zy oordelen zullen , dat iets van 'tgeen 
Welk ik gezegt heb , tegen de ^ wetten van ^t Vaderland 
Itrijd , of fchadelijkvoor de geméne 1 vvelftand is , zo wil ik 
dat dit, ongezegt zy : Ik weet dat ik een menfch ben en 
heb konnen dolen , doch ik heb ernfligezorg gedragen' om 
niet te dolen ; en voornamelijk dat her geen , ^twelk ik 
fchreef , met de wetten van 't Vaderland , met de godvruchtis- 
heit , en met de goede zeden in alles zou overeenkomen. 

EINDE. 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17 



Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3112F 17 




Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC. 

Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. 

3n2F 17