Skip to main content

Full text of "Nieuwe Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen"

See other formats


bne, 
Dg bed 
dt 


___ VERHANDELINGEN 
LO UITGEGEVEN 
3 DOOR HET 
ZEEUWSCH 
os ee 


DER 
WETENSCHAPPEN ë 
TE 


VLISSINGEN 


UITLEGGING per TITELPLAAT, 


dl 
« 


be WS hs 
> WYSHEID, fier gezeten op haar Throon, 

Betchouwt men in MINERVE’S wapenrusting; —__« 
Doch, warsch van fabeldicht en valfche Go’on, 

Schept ze in GODS BOEK haar grootfte zielsverlusting. 
Twee Zuilen, die t gewelffel van haar Kerk 

Aan d'eenen kant bouwkuntftig onderfchraagen 
‚Vertoonen ’t ZEEUWSCH en VLISSINGS wapenmerk , 

a Nn aj An * werk wordt opgedragen; 

oorluchtig Hoofd van, onze Maagfch 
Die, Rhdon noeh bedr Ch dher Wilse jaaren , 


Hem d’Eerfteling heur’s arbeids, vlug en bly , eh 


Voor de oogen brengt, met Just-qm voort te vaarens 
De Tufel-met deh Voórgtond; Lede ele tf 
Met Tekenfihets van Kunst en Wetenfchappen 
En % Vergezicht, dat ginder d'aandacht wekt 
Ter zyde van Gordyn en Tempeltrappen, 
En eG: de’wèeetzuchts vlyt ro a 
Door de Eer gefpootd, ‘aân Zedlarids-vé e padlen 
„En onze Vest noch niet-zyn uitgebluscht: …— ‚… 
Mén Eracht doar aut’er mede.een Prys te haalên. «— * 
Handhaving van den Godsdienst en het Recht 
Gereesbebulp, tot fteun van-’t smenschlyk leven, 
__ 2e Natuurboek, door Gods hand ons voorgelegd, 

’t Natuurboek door zyne Almacht zelf befchreven , 
De Meet kunst „ in haâr takken roím verfpreidt, « 
De Schilderkunst, zo fix in kleur en trekken, 
De Puikmufyk , die harten opwaarts leidt, 
Haar Zuster, die de dof heid zelf kan wekken, 
Vermogen om door ’t helder Spiegelglas 

Het \Starrezheir aan ’t‚enschlyk oog te klemmen; 
f, door behulp van Graadboog en Kompas, 
Op verren tocht een dolle zee te temmen; 
Hiflorikunst, die ’t oude in % nieuw herfchept, 
Die munt en fleen van vroeger eeuw doet tuigen, 
Die honing zelfs uit bittren alzem lept „ 
En uit vergift weet artzeny te zuigen, 
En wat zich meer liet fchetzen op de print, 
Zyn beeldfpraak van het doel, waar heen wy trachten. 
Is ’t werk gering ? wie deugd en wysheid mint 
Heeft eindlyk op zyn arbeid vrucht te wachten. 
Dus huwt m’ in ’t ryk van onzen Waterleeuw 
De Scheepvaaray met de oefning der verftanden. 
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw 
Den yvergloed noch fterker doen ontbranden. 
JJBRAHE 
4 Ì 


t 


, : 


jn / 


/ 


UIT) 


_ Beten 


NS 


et EEE är p 
ke * we 


be VERHANDELINGEN 
B UTTGEGE VN 
adi Bn EE Sk - 
ZEEUWSCH 


Nn a 


AN 7 


DER 


| geen ) 


HT B 


NLISSINGEN, 
EERSTE DEEL. je 


Í T: MIDDELBURG, 
PIETER GILLISSEN, 
BY3 En zyn te bekomen, >: 1769. 
STR EL E- N 
LL S.an }. LUCHTMANS, J 


zer BW had AR 


add 


echt, als Tig 


| 
Dj 
4 
\ 


Á 


É 4 


vel ln, Ned a ke oee 
ka 0 
si 


5 Bn, ‘ ; 
ZYN 


PD RMH T 

sf ga siet AAN > ‘ dar 

E DOORLUCHTIGSTE 
SO HQOGHEID ® 


Ek 


WILLEM DEN VYFDEN, 


PRINS vAN ORANJE rn NASSAU, 
Ër ENZ. ENZ. ENZ. 


PROTECTOR van ner ZEEUWSCH 


“GENOOTSCHAP per WETEN- « 
—_ SCHAPPEN rr VLISSINGEN, 


Ô Doorluchtigfte Vorst. 


Wes toe te brengen wat. eenigzins dienen kan 
| om zyn Vaderland in het algemeen, en dat 
gedeelte wan bet zelve, waar op men de naaste be- 
trekking heeft , in het byzonder gelukkig te maken, 
isde plicht van elk recht geaard ingezeten. Di 
Onder de werfcheiden wyzen, waar op zulks kan 
beoogd en betracht. worden , is-geen. van de minfie 
de bevordering van nuttige kunsten en wetenfchap- 
en. — Zy die. daar in het gelukkigst geflaagd hebben, 
Beech daar. door eenen onfterflyken naam ge- 


_/ smaakt „ en de.nageflachten genieten ’er de gezegend- 


„fte vruchtgevolgen van. Rts 
re "th rk Het 


“_Cv1) 


Het is uit ditbeginfel dat men federt eenen gee 
suimen tyd door, geheel Europa alle de Vorftenr als 
om flryd zich heeft zien toeleggen om in hunne St 
ten zoodanige Genootfchappen op te rechten , aan te 
kweeken, en-te ‘bemoedigen ‚ wadr door allerleye 
kunsten en wetenfchappen tot eenen meerderen trap 
wangvolmaaktbeid mochten geraken. > 
e Dee Republyoq was'al van ouds de-wieg en ba- 

rmat der fchranderfte vernuften, de toevlucht en 
thuilplaats vân,zulkén , die eldért minsgunftig-be- 

‚ fegend werden, en geen land misfchien leverde naar 
deszelfs uitgeftrektheid meer Geleërden uit. 
„Dan hoewel het daar in niet mangelde aan Hoo- 
ge Schoolen „ waar op de. vermaardfte mnannen in 
aile takken der sgeleerdheid door bun gefchikt onder- 
wys aan de leergierige. jeugd witmuntten ‚ ontbra- 
ken ’er ‘echter zoodanige Genooïfchappen , waar in 
zulken, die op de Hooge Schooten het onderwys ge- 
noten hadden , of hunne verkregene kundigheden kon- 
den vermeerderen, of dezelve in de onderfcheidene 
betrekkingen , waar in de Voorzienigheid hen fe- 
dert plaatfle , doen uitblinken ‚ en-de vermogens van 
zulken , welken die onderwyzingen niet genoten had- 
ei „ uitgelokt en ten gemeenen nutte aangelegd wor- 
fe x 
“> Dit zag Haarlem ‚was ffraks op middelen bedacht 
om dit gebrek te vervullen, en ziet zyne pogingen be 
doond in de gelukkige gevolgen. SE Ao: rh 

Zeeland, reeds woor bang door eene uitgebreide 
Wyse van Staatkundige , Heldhaftige en Geletterde 
ánboorlingen ontheven van den blaam haar aangewre: 
wen als of ’er de Zang-godinnen balling waren’, vêr= 
rykte zelfs de gedenkfchriften dier uifantfebapger 
en gelyk haare inwoonders zich altyd onderfcheiden 

en witgemunt ‘hebben, wanneer maar ièt ten gemtee 
Komi konde worden toegebracht, zoa vinden 
hen e 2y 


Cv) 


_ay‚zich noch door denzebven yuer-geest bezield. 


vn 


La 


…Vlisfingen bracht niet weinig toe tot de- grondleg= 
ging-van dit Gemeenebests Dappere en Geleerde 
nen , daar uit oorfpronkelyk ‚deden at vroeg 

an ’tWaderland. gewichtige diensten. 0 
+ En of fchoon deszelfs verminderende welvaare 
thans minder gelegenheid aan de hand geeft om dat 
doffelyk woetfpoor te drukken, evenwel vindt men 
Yer noch, die ’er den zelfden lust toe hebben en hun- 
re krachten daar toe beproeven, — 
Aangefpoord door dezebve grondbeginftben ‚die de 
Holiandjibe Maatfchappye te Haarlem bezielt, ver= 
wvrymoedigt zich het Zeeuwsch Genootfthap der wee 
tenfchappen , federt eenigen tyd binnen deze Stadop= 
gerecht, Uwe Doort. Hoogheid de eerfte vruchten 


‚van zynen arbeid op te dragen, en als deszelfs: Pro- 


“teftor eerbiedigst te begroeten, en zich in Hoogste 


deszelfs weel- vermogende befcherming aan te bevé- 


- Jen. 


k 


„Eene daad, waar toe het Uwe Doorl. Hoogheid 
behaagd heeft het Genootfchap vryheid te gevens 
naauwlyks toch was Uwe Doorl, Hoogheid van 
deszelfs inftelling en oogmerk onderricht, en om 
deszelfs befcherming verzocht „ of het behaagde 


„Uwe Hoogheid zoo minzaam als fpoedig zich Pro- 


teétor daar van te verklaren en vryheid tot dezen 
opdracht te verleenen. Nite 

Daaden , die, gelyk zy fleeds de dankbaarheid van 
alle de Lieden, dit Genootfchap uitmakende , zut. 
len levendig houden, ook hunnen yver zullen ver- 
dubbelen om , onder eene zoo gunstige befcherming 
beveiligd , geduurige vorderingen te maken in alles, 
wat zy naar hunne vermogens voor het Mensch- 
dom, het Vaderland, Zeeland en Vlisfingen be- 
worderbyk oordeelen zullen: en terwyl zy in deze 


unne onbaatzuchtige Pogingen zich op ’s Hemels 


guns 


/ 


vent) | 


gunst berroutwens nemen zy de ‘vryheid het dier 
Baarfle van 'SHEEREN zegeningen aan Uwe Doorl: 
Deszelfs Doorluchrig- Huis hartelykit 


endst-toe te wenfchen. 

oorb. Hoogheid zy tot in den gryflen ou 
lom de fust en liefde van dit Gerneenebest , ’t 

welke onder Deszelfs beftiering toeneme in vredé, 
waart, aanzien, en bloeye în alle kunsten en 

dwetenfchappen L— — 

Haare Koninglyke Hoogbeid , Uwe Worflelyke 
Gemalinne , biyve Uwe Hoogheid eene Gezellinne, 
die al het onaangenaame wan dit leven verzoete , en 
eene verkwikkende rust verfchaffein alle deszelfs 
“moeilyke bezigheden ! TAA aid sies 

“con werhoore alk de vuurige gebeden dit voor Zy- 
nen throon komen, en werblyde eerlang gantsch Ne- 
“derland door Maare Koningl. Hoogheid eene blyde 
„Moeder wan een Oranje Spruit te maken , die we- 
der vruchten voortbrenge en Uw Doorluchtig Huis 
án bloeiftand houde tot aan het laatfte nakomeling- 


„Jchap! 
Doorluchtigfle Vorst. 


Uwer Doorluchtig fle Hoogheids 
gantsch dienstbereide , 


| de Directeuren en Leden van hef 


Zeeuwsch Genootfchap , 


en wit derzelver naam 


JUSTUS TJEENK 


a \ 
2, 


HI: 


E HISTORIE 
| A vand MAND ME 
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP 

_ per WETENSCHAPPEN 

VLISSINGEN, 
„ess 
ee is eene onlochenbaare waar: 
heid , geftaafd door de gryze onder: 
Vinding „dat de beoeffening der ede- 
_fekunftenen wetenfchappen niet wei. 
nig plege toe te brengen tot den luis- 
ter van een volk, en het-geluk van 
een land. ‚fl | 
„Hoe toch hebben fommige volken 
zich anders eenen onfterfelyken en’ 
roemryken naam verworven , dan 
door het aankweeken en begunftigen 
van Wezentlyke geleerdheid 2 
Ook iser nietsin ftaat om ’t geluk van 
een koningry ken gemeenebest meer te 

_ bevorderen, of derzelver heerlykheid à 
__welvaart en koophandel beftendig te 
eeN In hol mMa- 


£n) 


maken, dán de handhaving van de 
nuttige kunften en wetenfchappen , die 
haare vêelvuldige voordeelen over de 
burgérlyke maatfchappyen, in meer 
dan ééne betrekking , rykelyk ver- 
{preïden. Mit ' 
_ De beste verftanden van alle tyden 
erkennen eenftemmig, dat het van 
een allergrootst belang en goed voor- 
uitzicht te rekenen zy, wanneer man- 


nen van aanzien en kundigheid vry- 


willig famenfpannen om, met veree: 
nigde macht, alles naar hun vermogen 
toe te brengen, wat eenigzins kan 
ftrekken tot uitbreiding van't ryk der 
waarheid en deugd, ten nutte van ’t 
gantfche menschdom en in ’t byzon- 

der van hun Vaderland (a). | 
Zoodanige: geleerde genootfchap- 
pen waren voorlang by alle befchaaf- 
de volken in de grootfte hoogachting, 
„en genoten by de wyste koningen en 
ftaatkundige vorften de byzonderfte 
gunst 


__(@) Discours de Marquis D’ ARGENS furl“ utilité des Aca- 
demies qo° des Sociëtbs Lütteraires, dans lHiftoire de l'Aca- 
demie Royale de Berlin, pag. 73—78. 


/ 


Cx) 


_gunsteneene beftendige befcherming: 
___tesmeer, zoo dra men bemerkte de 
___witmuntende voordeelen, welke voor 
Aes slgemeen welzyn daar. uit voort- 
__ vloeyen. en ; 
____ Trouwens zy dienden tot bevesti- 
ging van den geopenbaarden Gods- 
dienst, volmaking der regeringswy- 
ze, befchaving der vaderlandíche let- 
‚__terkunde; opheldering der gefchiede- 
__nisfen vanland en kerk , voortzetting 
__ van allerleye kunften en weteníchap- 
pen, by. voorbeeld, van de genees- 
_heel- fterre- bouw- werktuig-kunde, 
zeevaart, koophandel , landbouw. 
Wien zyn de maatfchappyen onbe- 
kend, die tot-de gemelde oogmer- 
_ken van tyd tot tyd, maar voornaam: 
_ Iykfedert ééne eeuw, opgerecht zyn 
in Engeland, Duitschland, Vrankryk, 
dtaben „Zweden „ Denemarken „ Rus- 
land, Noorwegen, en in andere dee- 
len, van, Europa? bert 
… In ons Vereenigd Nederland , anders 
zoo beroemd door zyne vernuttige 
ken ne al OP vl en 


gantfche weereld zoo fend dn 
deszelfs aanzienlyke hooge fchoolen, 
ak het aan foortgelyke genoot- 
fchappen, waar over men zich, zelfs 
in Moorwegen (b), niet zonder billyke 
redenen mocht verwonderen: — En 
piet tegenftäande dâar toe wel eens 
_ de voorfläg: werdt gedaan, men zag 
er geen gevolg vân, tot dat de Hot- 
landfche Maarfehappye der wetenfchap- 
pen te Haarlem is opgerecht, met dien 
gewenschte uitflag , dat haare lof- 
waardige pogingen by aanhoudend. 
heid üitloopen- tot nut der letteroeffe- 
ningen efí van ons gezegend Vader- 
land. — Na dien tyd kwamen foort- 
gelyke ftichtingen in ’t zelve te voor- 
fchyn, hoedanige zyn de Academie 
der teekenkunst te Amflerdam , de 
Maatfchappye der Vaderlandíche Let- 
terkunde te Leiden, het Genootfchap _ 
ter bevorderinge van’t Vaderlandfche 
recht 


(b) Der Drontheimifchen Gefellfchaft Schriften aus 
‘dem Daenifchen uberfetst, II. Theil, bl. 76, 


vv) 


4 recht te Groningen, en meer « andere, 

er welke men ook mag optellen 
menschlievende M pa edappyger 

drenkelingen te Amfierdam. | 

„Dezelfde grondbeginfels, welke s an- 
deren opwekten tot het ftichten van 
geleerde maatíchappyen, hebben me- 
de fommigen te VLISSINGEN opge- 
{poord, om in die Stad een Genoot- 
_fchap ter bevorderinge van nuttige 
kunften en wetenfchappen op te rech- 
ten, welks opkomst en voortgang wy 
noodig oordeelen hier kortelyk te ver- 
melden. 

Eenige Heeren, genegen tot het 
lezen der Franfche tyd- fchriften en van 
fommige geleerde werken in die taal 
gefchreven, befloten tot eene maan- 
delykfche byeenkomst, om daar in 
met malkanderen te beraad{lagen „ 
welke fchriften men zou goed keuren 
om gelezen en overwogen te worden. 

„Dit gezelfchap, ’t welk eenen aan- 
| vand nam in Hooimaand- des jaars 
1765, beftond i Ee % begin uit de Hee- 


af ren 


P vii 


GUIONs A. JT. HURGRONJE, Wineke 


MAN, HAGEMAN, J. HURGRONJE, by 
at 


melde jaar, op ’t voorftel van twee 


leden, bedacht te zyn om hun gezel- 


“gepaster middel wist uit te denken - 


fchap in vervolg van tyd nuttiger voor 
zich zelven en ook voordeelig te ma- 
ken voor ’t menschdom in ’t gemeen, 

en in t byzonder voor Nederland, Zee. 
landen deze Stad, waar toe men geen 


dan, op ’t pryslyk voetfpoor van an- 
deren, een genootfchap op te rech- 
ten, om langs dien beproefden weg 
de kunften en wetenfchappen, die ín 
Zeeland niet geheel verwaarloosd wor- 
den, voort te zetten; dezelve tot een 


crap van meerdere volmaaktheid Zoo 


veel mogelyk op te voeren; en de 


ge: 


en kort daarna kwamen de Hee- 
Tên ESCHAUZIER, TE WATER, SNOUCK 
HURGRONJE , en vervolgens de Heeren 
DE FREYTAGH en MAIZONNET. — De- 
zen begonden met het einde van ’t ge- 


NE: 


id AL 


geleerden van dit en andere gewesten 
_ uitte lokken om gezamentlyk de be- 


langen van ons Vaderland, door de 
uitbreiding van waarheid , geleerd. 
heid en deugd , met kracht en nadruk 


te bevorderen. — Men maakte by _ 


voorraad eenige wetten, naar gelang 
der tyds omftandigheden gefchikt , 
en welke, voor zoo ver zy nader zyn 


bekrachtigd, in ’t vervolg zullen wor- 


den opgegeven. — Dies tyds nam dit 
gezelfchap den naam aan van het Ge- 
nootfchap ter bevorderinge van nuttige 
kunflen en wetenfchappen te VLISSINGEN, 
en voor Zyn zegel een rots in zee waar 
op de zeven vrye Kunflen met het by- 
fchrift non fordent in undis. 

In overweging genomen zynde, 


dat het aantal der tegenwoordige le. 


1 fi 


den te bekrompen was om het voor- 
geftelde einde gelukkig te bereiken, 
befloot men, in Lentemaand ’s jaars 
1768, uit te zien naar fommigen, die 
als mede-leden, ’t zy door hunne ge- 
leerdheid of op eene andere wyze, 
| ú ZOU. 


° 


(var) 


zouden konnên medewerken tot be: . 
vestiging en uitbreiding van’: Vlisfing. 
Jche envotfchap. or De 

Sedert dien tyd werden telkens in 
de gewoone byeenkomften nieuwe 
leden aangenomen, die zich niet al 
leen de gedaane keuze lieten welge- 
vallen , maar daarenboven op eene 
verplichtende en edelmoedige wyze 
alle verzekering gaven, dat zy vol- 
vaardig waren om den welftand en op- 
bouw van ’t Genoot{fchap voor te ftaan 
en te helpen bevorderen. — De naa- 
men van die leden zullen, naar den 
tyd van hunne aanftelling , worden op- 
gegeven in de Íyst , aan het einde van 
dit hiftorisch bericht geplaatst. 

Alle maatfchappyen , die de uit- 
breiding der wetenfchappen op't oog 
hebben, rekenen het voor zich van 
belang ea tot eer de hooge befcher- 
ming der koningen en vorften te ge: 
nieten, en vonden daar by altoos haar 
voordeel. Men dacht op goede gron: 
den den besten en gunftigften Befcher: 

| mer 


Ë Clix) 


‚_mer te zullen vinden in Zyne Door: 
_tuchtige Hoogheid wirvem den Fyfden, — 
Prins van Oranje -en Nasfùu , Neer: 
lands gewenschten Erf-Stadhouders 
Er werdt daarom befloten, op der 
29 van Slachtmaand ’s jaars-1768, aan 
Hoogst denzelven door twee Heeren, 
daar toe verzocht en gevolmachtigd, 
‚ mondeling kennis te geven van de op- 
rechting, oogmerken en tegenwoor- 
dige gefteldheid van ’ Zlisfingfche 
Genootfchap „ dien Vorst eerbiedigst 
te verzoeken de befcherming daar van 
op Lichte nemen, en teffens den ti- 
tel van PROTECTOR op te dragen, ge- 
lyk gefchiedde in Wintermaand des- 
zelven jaars, met dien heuchelyken 
uitflag, dat. het Zyner Hoogheid be- 
haagde Zich in de minzaamfte uitdruk- 
__ kingen tot PROTECTOR van 't V/lisfing= 
Sche Genootfchap te verklaaren, en daar- 
beneven. vryheid te verleenen om het 
eerfte deel der verhandelingen byde 
uitgave aan Hoogstdenzelven op te 
dragen. Hier door werdt aan ’t Ge: 
als BOA noot, 


(a) 


nootfchap geen geringe luister byge- | 
zet, geen gemeene eer bewezen. Onl 


der zulken Befchermer ismen veilig, | 


n nyd of fchampere bejegeningen, 
2 altoos onbetamelyk zyn , doch 
vooral omtrent zulken, die geen ei- 
gen belang tot het doelwit van hun- 
_ne ondernemingen ftellen , maar alleen 
den welftand van ’t gemeen en den 
voortgang der wetenfchappen, naar 
hun vermogen, trachten te behartigen. 
In het begin wan dit loopende jaar 
“werdt ’er vastgefteld, dat men eent- 
ge Direbteuren voor dit Genootfchap 
zou verkiezen, tot welken post, op 
den 15 van Louwmaand, acht Hee- 
ren benoemd werden, zynde dit ge: 
tal naderhand van tyd tot tyd ver- 
meerderd, naar uitwyzen van de naam- 
dyst, welke achter dit bericht zal vol- 
gen. — Wyders werden aangefteld 
tot Prafident de Heer WINCKELMAN; 
tot Zice-Prefident de Heer CHANGUION; 
tot Secretarisfen de Heeren TJEENK; 
«AU ; als 


ef 


Cx) 


Eat eerfte, en BRAHE, als tweede; tot. 
The laurier de Heer GALLANDAT. 

Terwyl de welvaart van alle maat- 
Pte ‚ welke die ook mogen 
wezen, veeltyds afhangt van de be= 
‘raming, vastftelling en uitvoering van 
_ goede wetten, had men reeds langte 
voren ernftig op dit ftuk gelet, en, 
zoo als hier boven gezegd is, by voor- 
raad eenige wetten voor dit Genoot- 
fchap vastgefteld ; welke in nadere 
overweging gelegd zynde, is beflo- 
ten, dat van nu voortaan deze vol- 
gende punten tot wetten van ’t Z/lis- 
Jing fche Sn da. zullen - bie ho, 
ken: 


LL 

Bwalleen wyzen GOD op ’t hoogst te, 
werheerlyken, het gantfche menschdom 
en voornaamlyk den L andgenooten voors 
deelig tewezen, en allerl;ye nuttige Kun- 
__flen.en wetenfchappen woort te planten, 
_ zal het voornaam doelwit wan dit Gee 
| noor fchap blyven. IL. 


Cx1 ) 


_ Het Genootfchap zal beflaan uit Di. 
recteuren, Leden en twee Secretaris- 
fen, welke eenmaal 's jaars zullen ver- 
raderen, op zulken tyd en plaats, als 
nader zullen bepaald en aan allen by 

brieven worden bekend gemaakt. 


En 


De Diredteuren zullen alle woorko- _ 
mende zaken wan 't Genootfchap beftie- 
ren, en tot dat einde zoo dikwils verga- 
deren als zy noodig oordeelen , maar ten 
minflen eens in de drie maanden: en 
zullen uit Dezelven verkozen worden een 
Prefident en een Vice-Prefident, te 
Vlisfingen woonachtig. 


EV, 


„De Leden zullen aangefteld worden 
in de jaarbykfche algemeene Vergade- 
ring , en. wel zaodanigen, die alvorens 
i ge 


en) 


rzame blyken van geleerdheid en 
ndigheid gegeven hebben, enzichury- 
willig verbinden om binnen de zes Jg 

e 


ren telkens eene werhandeling over e 


/ 


_Jloffe , naar hunne eigene verkiezing, in 
_te leveren. EN 


’ 


V. 


De Secretarisfen , door de Diretfeu: 


ren aan te flellen, zullen naauwkeurige 


aanteekeningen houden van ’t gene overs 
wogen en befloten wordt ;, de noodige bui- 


_tenlandfche Correspondentie onderbou 


den; alle inkomende verhandelingen be- 
waren; de ontfangene brieven en over 


rige flukken ten eerflen inleveren; de 


brieven in een. afzonderlyk boek doen re- 
gifireren ; op alle voorkomende zaken hu 

mondeling of fchriftelyk preadvis, des 
werzocht en gelast zynde, geven; en de 
vergaderingen der Heeren Direêteuren 


en van't geheel Genootfchap met. bries 
ven beleggen, hai win gd. 


then 
On. 


VI 


(cav) 


AN Ier 
kn Het Genootfhap zal ieder jaar , én 
de Algemeene Kergadering, ééne of meer 
vragen bepalen en aan ’t publicg bekend 
maken, met toezegginge vaneen gouden 
smedatlle, geflagen op den flempel van — 
_ dit Genootfchap, en op den rand heb- 
bende het jaartal en den nàam wan den 
Schryver , die dezelve vragen , naar het 
oordeel van ’t Genootfchap „ best beant- 
woord heeft, waar over in een wolgen- 
de algemeene Vergadering, by meer- 
derheid wan flemmen , zal geoordeeld 
worden | 


- 


Vid. Eames 


_ De antwoorden op de woorgeflelde 
vragen moeten niet met den eigen naam 
des Schryverssmaar met een zinfpreuk ge- 
teekend worden, en met een verzegeld 
billet, hetwelk dezelfde zinfpreuk tot op- 
Jchrift heeft, waar indes Schrywers naam ° 
en adres gemeld zyn, verzegeld aan Kn 
H : g. 


(xv) 


_Secretaris van dit Genootfchap franco 
worden toegezonden, zeer leesbaar, ge- 


Jchreven in't Nederduitsch, Fransch of 


Latyn. 
V I | LL PENN 

_Dir Genootfchap zal ook ontfangen al. 
le zoodanige flukken, die daar aan, van 
apen het zy, worden toegezonden, be- 
helzende eenige nieuwe nuttige uitvindin- 
gen, of verbeteringen van oude , waar- 
nemingen over onderfcheidene takken 
van kunften en wetenfchappen, en wat 
werder zou Runnen flrekken om derzel- 
zelver uitbreiding te bevorderen. En 
ten einde een teder daar toe aan te moe- 
digen, zal het Genootfchap jaarlyks noch 
twee zilveren penningenuitdeelen aande — 
genen, die aan't zelve de beste werhan- 
delingen of waarnemingen zullen hebben 


„toegezonden, À 
ENG ene 


Elk der Leden, die eene werhande- 
Mt, Jing 


\ 
„Â 
n 


r 


(xv) 


linge aan. hed Genoolfohaptoezendtzal 
| slegt her zelve daar wan wolk: 

men mêefler. te maken, ed nief vermo. 
gen zonder toeflemminge zoodanige wer: 
handeling afzonderlyk of in eenig ander 
werk te doen drukken, teh ware het Ge- 
woot fchap am redenen niet raadzaam oor- 
deelde daar van. ooit eenig: gebruik. te 
_muken, en zulks aan de Schryvers be- 

kend maakte, RORE AREN 


Uit hoofde van deze wetten:vondt 
het Genootfchap goed het volgende 
Programma te doen drukken en 'be- 
kend maken, ’t welk van dezen in-_ 
houd pasen pats) | 


5 U atrmeen VLISSINGSCHE GENOOTSCHAP ter 
„LN bevorderinge van nuttige. kunften en we- 
„ tenfchappen, onder de proteftie van Zyne Door/. 
„Hoogheid den Heere Prince van Oranje „en door 
» den yvervan de,Leden het zelve uitmakende;, 
» het genoegen heeft zyne pogingen zoo ver gevor- 
» derd te zien , dat binnen korten eén gedeelte det 
» Verhandelingen, aan het. zelve toegekomen, 
» het licht zal zien, wordende zoo met het ver- 
» vaardigen der kunstplaäten, als het drukken van 
„het werk alle mogelyke fpoed gemaakt „ zoo 
» hebben de Leden van het zelve‘ dienstig: ge- 

ht „ OOI 


, ( xvu ) 


_oordeeld hier van het publyk by voorraad kens 
» nis te.geven, en, terwyl Zy voornemens. zyn 
» by de uitgave van het eerfte deel een omftandi- 
„ ger hiftorisch bericht van de oprechting , het be- 
„ ftaan en oogmerk van het zelve te geven , thans. 
_ _» alleenlyk bekend te maken van voornemen te 

“ Zyn jaarlyks ook eene prysvrage op te geven, 
pen den autheur, die dezelve , naar hun oordeel , 
_» best beantwoorden zal , eene belooning toe te 
_» zeggen, beftaande in een gouden medaille op 
» den ftempel van het Genootfchap geflagen , 
met den naam van den Schryver en het jaartal 


k 


„» Op den rand. 

_» Het Genootfchap vleit zich, dat, gelyk des- 
„zelfs oogmerk is, al: wat in hun vermogen is 
» toe te brengen, om door de uitbreiding van 
„ kunsten en wetenfchappen aan het algemeen 
» belang, inzonderheid dat der Provincie Zee- 
» land en der Stede Wlisfingen , bevordelyk te 
» Zyn, velen zich zullen opgewekt vinden om 
» in dezen behulpzaam te zyn; en geeft thans 
„ voor eene Vrage, om voor den eerften Mey 
„ 1770 te beantwoorden, op: 


» Welke zyn de bewooners van Zeeland geweest 
» tot aan de vyftiende Eeuw , hoedanig waren hun- 
» ne Zeden en Godsdienstplichten ; en welken oor- 
»» Jprong en voortgang hebben de fraaye letteren, 
__» kunsten en wetenfchappen onder dezelven ge- 
2 had 2 

» De antwoorden op de Vrage moeten niet 
„ met den eigen naam des Schryvers , maar met 
» eene Zinfpreuk geteekend, en met een verze- 
__» geld bille, het welk dezelfde Zinfpreuk tot 
__w Oopfchrift heeft, waar in des Schryvers naam 
__» En adres gemeld Zyn „verzegeld aan den Heer 


Jus- 


Pa] 


| Cv ) 


\ pr Ne 
» Justus Tjeenk, Secretaris van dit Genootfchap , 
», zeer leesbaar gefchreven inhet Nêerduitsch , 
» Fransch of Latyn, franco gezonden worden. 
der eenen, wie hy ook mag wezen, ftaat 
„naar den pryste-dingen ‚uitgezonderd hun, 
ê in eenig opzicht Leden van dit Genoot- 
fchap zyn. Ook zal het den genen , dewelke 
‘den prys behalen zal, niet vry {taan zyne 
Verhandeling, waar op hem de-prys is toege- 
_w wezen, het zy in het geheel of ten deele, het 
» zy afzonderlyk of by eenig ander werk, te 
» doen drukken zonder uitdrukkelyke toeftem- 
» ming van dit Genootfchap. je 
» Alle de antwoorden zullen, moeten ingege- 
» ven zyn voor den 1 Mey 1770. na welken tyd 
_» geene meer tot den prys zullen worden toege- 
» laten. / 1 
_ Nog ftelt het Genootfchap „ op dezelfde 
» voorwaarden, voor eene Vrage- om voor den 
» eerften Mey 1771. te beantwoorden: 
» Welke zyn-de redenen der meenigvuldige vallen 
of grondbraken in de Zeedyken , voornamelyk die 
» der Provincie Zeeland , en op welke wyze konnen 
» dezelve best voorgekomen, of, daar zynde „ fpoe-. 
s digst en minst kostbaar herfteld worden ? 
» Dit Genootfchap zal ook ontfangen alle zoo- 
» danige ftukken, welke aan het zelve , door 
» wien het zy , worden toegezonden , behelzen- 
„ de eenige nieuwe uitvindingen of verbetering 
» van oude, Waarnemingen over onderfcheide- 
» ne takken der kunsten en wetenfchappen , en 
» wat meer zou kunnen trekken om-derzelver 
» Uitbreiding te bevorderen; en ten einde een 
„ ieder daar toe aan te‘ moedigen, zal het Ge- 
» hootfchap nog twee zilveren Gedenkpennin- 
| gen 


eÁ - 


a 


n jaarlyks uitdeelen aan die genen, die aan het 
ve de twee beste memorien en de beste 
2 nemingen zullen hebben Pie. 
zi ond to Dl 
Fret Langs deze. wegen raakte het Ge- 
Ä _nootfchap tot zulken ftand, dat men 
Re op eenigen grond fcheen te mo. 
__gen vleyen met deszelfs gelukkigen 
: aon 
In dit vertrouwen oordeelde men, 
__dat de welvoeglykheid thans vorder- 
__ de om van het een en ander wettige 
kennis te geven aan de ftedelyke Over- 
heden, en by nadere gelegenheid aan 
de Heeren Straaten van Zeeland. — 
Op het einde van Sprokkelmaand van 
dit jaar 1769 werden twee Heeren Di- 
‚__reéteuren benevens den eerften Secre- 
taris verzocht zichte vervoegen by bei- 
de deHeeren regerendeBurgemeefters 
dezer Stad, om aan dezelven kenniste 
‚geven van die opgerecht Egt ee 
en, in termen ter zake dienende, 
‘ verzoeken, dat zy zulks geliefden je 
brengen ter kennisfe: van Heeren Bur- 


Mn gemeelters en reid dezer Ste- 
de, 


\ „get 


a 


Ca ) 


de, ten einde derzelver befcherming 
keuring voor dit Genootíchap 
„deze Stad te mogen erlan- 
De drie bovengemelde Ge- 
teerden voldeden aan den last 
un opgelegd, terwyl de beide re- 
gerende Burgemeefters op de ver- 
plichtendfte wyze verzekering gaven 
van ’t genoegen, 't gene zy in ’t by- 
zonder ondervonden uit de oprech- 
ting van dit Genootfchap, over welks 
loffelyke pogingen zy’sHemelszegen _ 
toewenschten, en waar van zy aan 
Hunne Edele Achtbaarheden de ver- 
zochte bekendmaking zouden doen, 
niet twyfelende, of dit Genootfchap 
zou alzins de begeerde befcherming 
en goedkeuring ontfangen, en beften- 
dig genieten. heef 

In die hope werdt men niet te leur 


gefteld; want binnen weinige dagen 
zondt de Regeringe aandenSecretaris | 


een brief toe, waar by een Extract uit de 
Refolutien derRegeringe gevoegd was, 
en welke van dezen Band it 

het YN 


CE zer, 


Beton VEN HEE R Be 

ï 7 ES Ee sink Ad Ri 
Wy zenden UWEDs. Extract van. 
za „fotutie by ons op heden genomen, aan wel- 
kl kers inhoud Wy ons refereren. … Waar mee 
Ô de blyven, ì të 


_ Myn Heeren. 
UEDs. gantsch genegene 


„Burgemeefteren , en Re- 
geerders der Stad Viisfin- 
gen, 


Ter Ordonnantie van dezelwe, 


po detum ten Raade 

__den 4 Maart 1769. Nd 

ener (was geteekend) | 
L. C. van SONSBEECK. 


Pli Extra@t uit de Refolu- 
| ten ten Raade 
der Stad Fls/ingen. 


_ Zaturdag den 4. Maart 1769. 


” DD: Heer eerfte Regeerende Burgemeefter 
” cLyver heeft de vergaderinge gecommu- 
__» Diceerd, dat Zyn Ed. met en benevens den 

MOT hd „ Heer 


hi 


Ld 


Pd ì 


„ Heer Burgemeefter zamBrecHTSEN wan Rit- 
_ them was opgewagt door eene deputatie, be- 
| wordende door de. Heeren Mr. J/aak 
ELMAN , Mr. Robert Hendrik pu Pon , en 


bevorderinge van. nuttige kunsten en weten- 
» fchappen, waar van zy mede-leden waren, en, 
„de eer hadden, dat Zyne Doorlugtige Hoog- 
„heid de Heer wirrem de Vyfde Prince van 
» Orange:en Nasfauw , Erf-Stadhouder der Ver- 


„ eenigde Nederlanden, op eene voor hun gantsch 
» verpligtende wyze hem als Proteétor van dit 


» hun Etablisfement had verklaard. 


„ Dat zy Heeren ,de twee eerstgemelde als Di- 
» retteuren, en de iaastgenoemde als Secreta- 
» ris van dat Genootfchap, fpeciaal waren gede- 
» puteerd omme van deze hunne onderneminge, 
» en reeds tot confiftentie gebragt Genootfchap 
„aan hun Heeren Regeerende Burgemeefteren. 
» kennis te geven , en op het nedrigst te ver- 
„zoeken daar van in -derzelver naam ouverture 
» aan dezen Raad te doen, en hoogst derzelver 
» aggreatie , appui en proteftie te folliciteren. _ 
‚» Dat zy Gedeputeerden al verder aan hun 
„ Heeren Burgemeefteren hadden overhandigd 
» een Programma, ’t welke zy voornemens wa- 


» ren binnen korten publicq te maken, „waar by 


„ aan het ‘algemeen dit hun voornemen wordt be- 
» kend gemaakt, een ieder opgewekt om het 
» zynetoe te brengen , dat tot het oogmerk,waar 
»'toe het zelve ingerigt is, namentlyk in de uite 
sbreiding van nuttige kunsten en wetenfchape. 

7 ’ ‚‚ pen 


Z 


… 


Ns 


Coa) 


„pen het univerfeel belang, inzonderheid dat der 


Jij »Provintie van. Zeeland, en der Stede Vlisfin- 


d, 


an, bevorderlyk zyn kan, - 


oor den eerften Mey 1770 te beantwoorden: 


Eid 
_m Welke de bewooners van Zeeland geweest zyn tot 
» aan de 15 Eeuw; hoedanig hunne zeden en Godse 


» dienstpligten waren en welken oorfprong en voort- 


» gang de fraaye letteren kunsten en wetenfchappen — 
_» onder dezelven gehad hebben : en voor een tweede 


» Vraag om voor r Mey 1771 te beantwoorden: 
» welke de redenen zyn der meenigvuldige vallen of 
» grondbraken in de Zeedyken , voornamentlyk:die 


» der Provintie Zeeland, en op welke wyze dezel= . 


» ve best kunnen voorgekomen en daar zynde fpoe- 
 digst en minst kostbaar herfleld worden: met 
» toezegging ,om dien Autheur , die dezelve hun- 
» nes oordeels best beantwoorden zal, te zullen 
»- beloonen met een goude medaille op den ftem- 
» pel van ’t Genootfchap geflagen met den naam 
» van den Schryver en het jaartal op den rand. _ 
_» En eindelyk waar by al verder beloven. ee- 
» ne preemie van twee zilvere gedenkpenningen 
» aan die geene, die wegens eenige nieuwe uit- 
» vindingen of verbeteringe van oude, waarnemin- 
» gen over onderfcheidene takken van kunsten 
» en wetenfchappen , de beste memorie en de bes- 


_» te waarneminge aan dit Genootfchap zal heb- 


» ben toegezonden: met oogmerk om van tyd 
„tot tyd zoodanige verhandelingen, die tot nut 
van het gemeen ftrekken kunnen , met den druk 


_» het publicq mede te deelen. 


“’ Van al het welk hy Heer Burgemeefter met 
» overlegging van het voorf, Programma de eer 


__» had zig te Acquiteeren. 


mind ‚> Waar 


‘En waar by opgeven voor eene vraag om 


Ca) 


“Waar op gedelibereerd zynde „na datde Heer 
» Burgermeefter cryver voor de gegevene Com- 

municatie, was bedankt „5 z4-risoisveno cd 100 
„ Is goedgevonden en gerefolveerd dat by Ex- 
traftesdezer, aan ’t gemelde Genootfchap per 


‚ dat hun Ed. Achtbaren met een byzon- 
sder genoegen uit het voorfz. rapport , op he- 
den aan hun Edele Achtbaren gedaan , befpeurd 
„hebben hoe dat de lust tot ce Studie binnen 
>, hunne Stad nog niet geheel en alis uitgeblust, 
“p maar in tegendeel wederom op nieuws fchynt 
‚ te ontfonken; | aak ts 
…, Dat hun Edele Achtbaaren,dezeallefints prys- 
‚ felyke orderneming in een zonderling aange- - 
naam dagligt befchouwende , de gezamentlyke 
Lieden van dit Ecablisfement verzekeren van. 
hoogst-derzelver proteétie hulp en adfiftentie 
‘inal het gene waar toe hun Edele Achtbaren, 
„ ter bereikinge van dit nuttig doelwit, hun be- 
» vordelyk kunnen zyn; KA 
‚En dat eindelyk hun Edele Achtbaaren vuurig- 
„lyk wenfchen dat het God Almagtig behaagen 
moge derzelver pogingen en falutaire inten- 
tien met de dierbaarfte zyner zegeningen te 
willen bekroonen, ten einde daar door de 
yver tot de letteroeffeningen meer en meer 
aangemoedigd , nuttige kunsten en weten- 
fchappen uitgebreid , het algemeen zoo in den 
geeftelyken als burgerlyken {taatde vrugten van 
s; dezen hunnen allerwegen roemwaardigen ‘are 
»‚ beid plukken mogen. b 
vs, En is by verdere deliberatie goedgevonden en « 
verftaan.-dat om een dadelyke blyk te geven 
„ van hun Edele Achtbaaren gunftigesintentie aan 
ill » ’tvoor 


» Misfive af te zenden, zal worden kennis gege- 


Ln 


Caem y 


„ * voorfchreve Genootfchap „zoo lange het zel- 


‚ ve nog van geene bekwame vergaderplaats zal 


__ wezen voorzien, te accordeeren zoo als geaccor- 


„‚ deerd wordt by dezen het gebruik van de ka- 
‚‚ mer van de Keure en Lands Viertdtare Úiee 


„nen deze Stad, mits egter op zoodanigen tyd. 


„, als die van de Keure en Lands Vierfchare voor- 


„noemd dezelve niet zullen benoodigd hebben. 


Accordeert met voorfihreeve 
bredere. zg _Refolutie, | 
__{wasgetekend) ie 
| | L. C. van SONSBEECK. 


\ t Dit befluit der Regeringe kon gee- 


_neandere uitwerking hebben, dan dat 


alle de Leden gevoelig waren aange- 
daan over de vriendelyke wyze, waar 
op Dezelve dit Genootíchap van de 
verzochte befcherming en goedkeur 
ring verzekerde , en dat de aanbieding 


van een vergaderkamer op. het Stad- 


huis dankelyk wierdt aangenomen. 

Op den 22. van Lentemaand dezes 
jaars werdt de eerfte vergadering der 
Heeren Diredteuren gehouden, wor- 
dende dezelve geopend door den 
Heer WINCKELMAN, als Pre/ident ‚met 
deze volgende aanfpraak :.… 


GAL) 


MYNE HEEREN: 


„ets Ran het genoegen overtreffen, 
en ik thans gewoele, nu ik het woor- 
ot hebbe zoo wele aanzienlyke Leden 
wan deze Prowintie en Stad woor de eer- 
—__fle reize by den anderen vergaderd te 
“zien, om, uit een en dezelve grondbegin- 
Jelen werkzaam, gezamentlyk hunne po- 
gingen aan te wenden tot bevordering 
en uitbreiding wan nuttige kunften en we- 
tenfchappen, en de beftiering wan het 
Genootfchap , ten dien einde binnen de- 

ze Stad opgeregt, aanvaard te zien door 
zulke Leden, die in zoo wele en onder- 
fcheidene betrekkingen de doorflaandfle 
blyken alomme geven, hoe zeer hun de 
melfland wan het algemeen, van deze 
Prowintie en Stad in het byzonder, ter 
harte gaat. — Deze dag geeft aan al- 
dede Leden, die tot de opregting ván 
dit Genootfchap het hunne hebben toege: 
gebragt, het aller flerkfle bewyswvanden 
gelukkigen voortgang en aanwas daf 

£ zeer 


e En 
en, 


5 


| 


| 
| 


RR td 
| Caseur 


5 jn 9 5 Ä 


vk met vernieuwden ywer voort ted 


c eN 


_ren.…—Gunany „myne Heeren, dat ik 
ee | 
wet 


«waar mede UEDs. deze befliering wet 
„hebben awillen op zig nemen, en den Op- 

per-zegenaur ootmoedig ‚fmeeke , dat Hy 
_ aan UEDs.dezen arbeid der liefde ver- 


…— gelde door UEDs. lang getuigente doen 


zyn. wan den gelukkigen uitflag van de» 
ze onderneminge in den woortgang van 
alles, wat de nuttige kunflen en weten: 
Schappen bevorderlyk zyn Ran, en van 
het heilzaam vogmerk, waar toe deze 
Jlgting is opgeregt. — Door de wyzê 
befliering wan UEDs vertrouwen wy 
dezelwe langs en meer bewestigd, en ver- 
meerderd. te zuilen, zien, en durven 
UEDs. verzekeren van-de bereidwillig: 
heid omde maatregelen, die by UEDs. 


\ zulle ne enomen worden; lane uivboe- 


ring te doen erlangen, — Gun my hog, 
_ myne Heeren, dat ik my zelwenen UEDS. 
ED) 0 p- 


| Ek 
út. naam ook wan dezelwe. UEDs. hars 
__telyk dankzegge woor de wolwaardigheid 


ef 


Cxsevm ) 


opwekke tot-eene fleeds duurende eensge- 
zindherdsen onzydigheid; laten wy ons 
zelven: fleeds liefhebbers. der. waarheid. 
betoonen, die gretig omhelzen, wanneer 
amy de overtuigende kragt daarvan in 
ons ontwaar worden; laat geen nayver. 
onder ons gevonden worden, dan om el- 
_Kanderen aan te-fporen tot meerder vor- 
dering; onderwerpen wy ons edelmoe- 
dig aan de befcheidenheid van hun, die 
over ons werk zullen oordeelen. … De 
Eeuw, waar in wy lewen, is verligt, 
en het ontbreekt niet aan zulken, die be- 
vispelykheden windende dezelwe gretig 
aan het ligt zullen brengen: wan onze 
zyde zullen wy hun zekerlyk floffe daar. 
toe verfcraffen, maar laten wy ook daar 
ons nut tot onzer verbetering mede doen; 
en laat de opregtheid wan: onze bedoe- 
ling het fehald zyn, waar mede avy-ons. 
dekken tegen de zulken, die ons min vrien- 
delyk en beftheiden mogten bejegenen. … 
Na dat wyders in deze Vergadering 
kennis was gegeven van 't gene-door- 
de Leden van dit Genootíchap air 
ese 


Me 

_deszelfs-eerfte ftichting tot hier toe 
was verhandeld en befloten,hebben alle 
de Heeren Diredtfeuren het tot nu toe 

“verrichte volkomen goedgekeurd ‚en 
verzocht dat de Leden van dit Genoot- 
fchap „ welke hunne maandelykfche 
byeenkomften als leden van de Fran- 
fche lees-Societeit hebben , wilden 
voortgaan om alsGecommitteerden op 
dien voet ,als te voren,ten welzyn van 
dit Genootfchap werkzaam te zyn, 
zich verzekerd houdende, dat, ge- 
lyk het tot hier toe verrichte in allen 
deele beantwoordde aan de gunftige 
gedachten die zy daar van hadden’ 
opgevat, jade verwachting te boven. 
ging, hier uit niet anders kon wor- 
den te gemoet gezien, dan dat deze 
ftichting altoos tot eer voor deze Pro-_ 
vincie en Stad, en tot nut zoo van het 
algemeen als van elk der leden in ’t 
byzonder , zal ftrekken , gelyk zy 
hoopten dat de Opper zegenaar alle 
deze en verdere pogingen met Zynen 
dierbaarften zegen zou bekroonen en 

ies ach- 


‚ achtervolgen, terwyl zy gaarne-van 
hunne zyde ook tot die heilzaamme oog- 
merken, welke het Genootfchap zich 
van den beginne af had voorgefteld, 
zouden trachten mede te werken, en 

Îzoo veel mogelyk te beantwoorden 
aan den post hun opgedragen, wel- 
ken zy zich tot eer rekenden te-mo- 

_genbekleeden, en waar voor zy hunne 

„erkentenis by dezen betuigden, …— 
In deze Vergadering werdt voorts _ 

_befloten aan de Edele Mogende Hee- 

ren Staaten van Zeeland kennis te ge. 
ven van de oprechting, beftaan en 
oogmerken van't Vlisfingfche Genoot- 

Jchap, en teffens Hunne hooge goed- 

keuring, bevestiging en befcherming 
voor *t zelve eerbiedigst te verzoe- 

ken. Ten dien einde vefvoegden zich 
de Heeren WINCKELMAN, DU PON €@n 
TJEENK by den Heer CHALMERS , Se- 
cretaris van ’t Land, aan wien zy het 
Programma ter hand ftelden, meteen 
bygevoegd verzoek,omaamdeHeeren 

Staaten, dit pas vergaderd, van ai 

si | j Bi 


E IN 
_ 


„alles bericht te geven, en het Genoot- 
fchap in Hoogstderzelver veelvermo- 
gende gunst aante bevélen. De Heer 
“CHALMERS nam dit volwaardig op zich, 
“en voldeedt noch dien zelven dag aan 
de begeerte der Gedeputeerden van 
% Genootfchap , ’t welke zich haast 
kon verheugen in den allergelukkig- 
ften uitflag, alzoo Hunne Edele Mog. 
_aanftonds een gunftig befluit namen,op 
gene wyze, welke voor dit Genoot- 
_fchapalzins verplichtende is,en waar 
van het eerlang kennis kreeg door een 
Extraêt uit het Register van de Refolu- 

_ tien der Heeren Staaten van Zeeland, 
toegezonden aan den Secretaris 
_TJEENK, bezegeld met het wapen de- 
zer Provincie, en houdende, volgens 
het opfchrift, aan de Heeren wan het 
Zeeuwsch Genootfchap der wetenfthap: 
‚pen te VLISSINGEN. Het befluit der 
_ Heeren Staaten, in’t gemelde Extraët 
«vervat, was van dezen volgendenin- 
houd: | 


pee ND 


\ 


Ex: 


We 


bd 
hd 


Caesar) 


„Extrat- uie het Re- 
___gifter van de Refolu- 
tien der Heeren 
Staaten van Zeeland. 


Den 23. Maart 1769. 


e Secretaris van ’ Land heeft ter Verga- 
dering kennis gegeven, dat was opge- 

wagt door de Heeren Mr. lfaak Winckelman, 
Mr. Robert Hendrik du Pon en Ds. Justus 
Tjeenk , die hem hadden voorgedragen, dat 
onlangs binnen de Stad Vlisfingen door eenige 


Liefhebberen van Studie was opgeregt zeker 


Genootfchap ter bevordering van nuttige ku 
ften en wetenfchappen , waarvan zy Heeren 
Medeleden waren ‚en de eer hadden, dat Zy- 
ne Doorlugtige Hoogheid de Heer Erv-Stad- 
houder Zig, op eene voor hun gansch ver- 
pligtende wyze, als Proteétor van dit hun Ge- 
nootfchap had verklaard, 
»s Dat zy. Heeren fpeciaal Gedeputeerd waren, 
om van deze hunne onderneming en reeds tot 
confiftentie gebragt Genootfchap aan den Heer 
Raadpenfionaris kennis te geven „doende zulks, 
overmits zyn Ed. indispofitie „aan hem Secreta- 
ris van ’t Land, met verzoek om in derzelver 
naam deswegens ter Vergadering Hunner Ed. 
Mog. ouverture te geven, en Hoogst derzel- 
ver agreatie en proteftie te befolliciteren ; van 
al het welk hy Secretaris van ’t Land, met 
overlegging van een Programma hem tot dat 
» Ein- 


ET) 


C som ) 


_ Einde door gemelde Heeren wegens hun voorf. 
“ » Genootfchap ter hand gefteld en binnen kort 
_„ publik te maken, d'eer had zig te acquitteren. 
om Waar op’ gedelibereert zynde, is goedgevon= 
„den en verftaan:.dat by Extra dezer aan % 
» Genootfchap ter bevordering van nuttige kun- 
» ften en wetenfchappen, binnende Stad Vlisfin- 
„gen opgeregt, zal worden kennis gegeven , dat 
» H. Ed. Mog. deze hunne prysfelyke onder- 
neming met zonderling genoegen vernomen 
„hebbende, de gezamentlyke Leden van die So- 
» cieteit verzekeren van Hoogstderzelver appui 
„en proteftie in al het geene hun ter bereiking 
s‚ vab dit Salutaire oogmerk meest vorderlyk zal 
s‚ kunnen zyn : niet liever wenfchende , dan dat 
„‚ de vrugten huns roemwaardigen arbeidt tot nut 
„ van ’t algemeen en van den Vaderlande in ’ 
s‚ byzonder. mogten komen te gedyen : appro-= 
„ berende mits dien voorfz.-Genootfchap „ en 
„ het zelve bekragtigende onder en met den Ti- 
„ tel van HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP 
‚DER WETENSCHAPPEN TE VLISSIN- 
‚„ GEN, en ten bewyze van dien lauderende de 
| , fpreuke: NON SORDENT IN UNDIS: by -t zelve 
4, Genootfchap aangenomen , met approbatie-en 
| „ bevestiging van Derzelver Zegel, verbeelden- 
| „ de-de zeven vrye kunften op een rots in zee , met 
s;_de legende of het, randfchrift : siorrzum socie- 
‚… TATIS SCIENTIARUM BATAVO-FLESSINGENSIS ;Las- 
tehde eenen iegelyk, dien het aangaan zal, 


4; zig hier maar te reguleeren. 
ec tf) EV bin EEP ANS à 
Oe so docordeert met ’twvoorf. Regifter. 
pawdermo… blaenen ted sert brardoar 
„__{wasgeteekend) ls. | 
zooh. / ‚_J- M. CHALMERS, 
ran DE AN Door 


8 hA, 


EKV) 


Door dit befluit der Heeren Staaten 
vondt het Genootfchap zich ten hoog- 
ften vereerd , en aanmerkte het zelve 
de fterkfte drangreden om metal 
len yver in deze hunne onderneming 
„voort te vâren , en befloot ingevolge 

_ Hunne Ed. Mog. Refolutie den naam 
_ van % Vlisfing fche Genootfchap ter be- 
worderinge van nuttige kunflen en we: 
tenfchappen te verwisfelen met dien 
van HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER 

WETENSCHAPPEN TE VLISSINGEN, van 

„welke naams-verwisfeling kort daarna 

door brieven kennis werdt gegeven 

aan alle de Diretteuren en Leden, dit 

Genootfchap uitmakende, op dat zy 

daar van het noodige gebruik zouden 

maken , en deelen in ‘t genoegen over 
den gelukkigen voortgang en fteeds 
vermeerderenden luifter van ’t opge- 
recht Genootíchap , terwyl men eer- 
lang een Diploma aan de Diretteuren 
en Leden zou ter hand -ftellen, be- 
_krachtigd met het gemelde Zegel van 

t Genootfchap , en onderteek end door 

den Prafident en Secretaris. Thans 


Z 


rn 
{ s 
ha 
„if a 
PA 
pe 


f (aaa) 


_— “Thans heeft het Zeeuwsch Genoot- 
_fchap ’t genoegen van uit een groo- 
_ten voorraad van verhandelingen, zoo 
van de Leden zelven opgefteld als 
door anderen toegezonden ‚ door den 
_druk gemeen te maken het eerfte deel 
van deszelfs Verhandelingen, welke 
van verfchillenden aard zyn, doch al- 
le ftrekken tot opheldering der God: 
Iyke en menfchelyke wetenfchappen, 
__ en waar van wy een weinig nader ver- 
__ {lag zullen doen. 
„De Deiftery, welke helaas! ook in 
’t Vereenigd Nederland zoo veel veld 
wint, ontziet zich niet al wat heilig is 
te bevitten, te befpotten, en, is ’t 
mogelyk, tefchenden. Hoe deerlyk 
wordt de wyze Salomo van zulken , 
die wanen de rechte wysheid in erf. 
_ pacht te hebben, afgefchilderd, dan 
als een vriend van Epicurus, dan als 
een bloeddorftig koning? Hier ziet 
_ men Hem van dien tweederlyen blaam 
__ volkomen vrygepleit. De Heer r- 
__SCHAUZIER toont duidelyk aan , dat 
st dh Be PARNAG er 


C en ) 


‘er in ’sMans wyzen Prediker gêëne 
aanftootelykheid of ongerymdheid zy 
te vinden, maar veel eer eene defti- 
ge en welgegronde redeneerkunde 
ted betooge dat het-hoogfte belang 
vän den fterveling zy God te vree- 
zen en Zyne geboden te bewaren; — 
De Heer BRAHE bewyst Salomo's on- 
fchuld in ’t verdedigen van zyn kroon- 
recht tegen „Adonia, Abjathar en Jo- 
ab, die wegens hoog verraad naar 
verdienften geftrafd werden. — De 
Heer NAnuis bepaalt ons-by de on/lof: 
bykheid en on/lerfliykheid der Ziele , 
welke in deze ongeloovige dagen zoo 
fterk beftreden worden. — De Heer 
TJEENK in Zzyne Verhandeling over 
Dit en mam verfpreidt-een groot licht 
over verfcheidene plaaten der Heili- 
ge Schrift, en de Oudheden der bj 
geloovige Heidenen. 
De Genees- Heel- en Vroed: kunde, 
welke voornaamlyk op waarnemingen 
gegrond zyn en door de ondervin- 
ding gefchraagd worden , zullen on- 
haf ge 


1 
\ 
… 
4 
hj 


| ( XXxvit ) 


_getwyfeld veel licht ontfangen uit de 
„Verhandelingen der Heeren ne war, 


DE WIND, Vader en Zoon, GRAM en 


GALLANDAT , wiens onderrichtingen 


woor de Slaafhandelaaren tot voordeel 


_ zullen ftrekken voor allen, die dezen 
‘handel dryven en daar toe de kusten 
van Africa en America bevaren. 


_-Tot nu toe ontbrak het den Neder- 


danderen aan een grondig onderwys 


_ in de behandeling der breuktallen, zoo 


gemeene als tientallige , waarom de 
Heer REITZ, wiens kundigheid in de- 
ze en andere wetenfchappen door zoo 
vele blyken by elk vast ftaat en ons 


zynen dood noch doet betreuren, dit 
gebrek getracht heeft te vergoeden 
en eenen effen weg voor anderen te 


banen. 
De Liefhebbers der Natuurlyke His- 


torie, welke in deze eeuw zulke vor- 


deringen maakt, zullen hier met ge- 


noegen aantreffen de waarnemingen 


ever een Oost-Indifchen Zee-worm, een 


4 Leeflakje op ’tftrand van Walcheren 
BRAAAY. OS 88e 


tn Zee 


‘ 


Camsevar ) 


gevonden, de Zee-polypen, en deMe- 
taal-boomtjes , befchreven door de Hee- 
ren SLABBER, BOMME en SCHLOSSER , 


„welke laaste aan dit Genootfchap en 


aan de gantfche geleerde weereld 
door den dood te vroeg ontrukt is. 
‚… Dit eerfte deel wordt befloten met 


de waarnemingen omtrent de luchts- 


„gefteldheid, weder, en wind, mitsga- 


ders de aanteekeningen der ziekten, 
te. VLISSINGEN in den jaare 1768 voor- 
gevallen, door den Heer MULLER, die 
van’t Genootfchap is verzocht op de- 
zen voet te willen voortgaan. 

Uit deze eerftelingen zien onze 
Landgenooten den toeleg, dien wy 
hebben, om tot nut van ’t Gemeene- 
best der Geleerden en van ons Vader- 
land getrouw te arbeiden, in die ho- 


pe, dat wy hunne goedkeuring zullen 


wegdragen, en hunnen lust opwek- 


_ ken. om ons de behulpzame hand te 


bieden.-ter bereiking van ons groot 
oogmerk, namentlyk deeer van God 
en ’t welzyn van Nederland. _……— 
| dt ‚ NAAM- 


( XXX ) 


ONM ANE IV SE 
Ks gen DER ve 
HEEREN DIRECTEUREN en LE. 
DEN van HET ZEEUWSCH GE 
NOOTSCHAP per WE- 
TENSCHAPPEN 


# 


‘ 


real? T E 
VLISSINGEN. 
dd 
PROTECTOR. 


rt Doorluchtige Hoogheid wrrem de Pyf- 
_ de, PRINS VAN ORANJE EN NASSAU, Erf-Stadhou- 
der, Käpitein Generaal en Admiraal der Veree- 
nigde Nederlanden enz. enz. enz. : 


De Heeren DIRECTEUREN. 


Mr. Ifaac WINCKELMAN, Raad en Oud-Burge= 
_____meefter te Plisfingen, Commis Generaal van 
_ Zeeland , Prefident van dit Genootfchap. 
“den 25 Jan. 1769. _ é p 
Mr. Paul cHancvioN, Raad, Secretaris en Pene 
—____fionaris Honorair te Vlisfingen, Vice-Prefi« 
____dent van dit Genootfchap. den 25 Jan. 1769. 
BE eef” arg sce ij age 


ner) 


Mr. Jfùac BURGRONseE, Raad der Stad Plisfingen, 
en wegens dezelve Gecommitteerde Raad 
en Raad ter Admiraliteit in Zeeland. den z5 
Jan. 1769. 

Mr.;Robert Hendrik pu von, Schepen en Raad 

„te Wlisfingen. den 25 Jan. 1769. al 

Mr: Adriaan Ifaac nurGRONsE, Secretaris der 

__Provinciale Rekenkamer van Zeeland. den 25 
… _ Jan. 1769. See if 
‚Mr. Steven Matthys sNouck HURGRONJe , Raad te 
Viisfingen. den 25 Jan. 1769. 

Mr. Johan Adriaan vAN DE pErRE, Heer van 
“Nietwerve , Welfingen en Westhoven, Re- 
prefenterende den Eerften- Edele van Zee- 
land, Ordinair Gedeputeerde ter Vergade- 
ringe van de Heeren Staaten Generaal. den 

„25 Jän.*T/6gs*i PER ENEN 

Mr. Johan STEENGRACHT , Advokaat Fiscaal ter 
Admiraliteit in Zeeland:, Kiesheer der Stad 
Middelburg. den 25 Jan. 1769." 

Mr. Kornelis VAN DEN HELM BODDAERT , Raad-en 

__Oud-Burgemeefter der Stad Middelburg , Be- 
„windhebber der. West-Indifche Compagnie 
ter Kamer Zeeland. den 7 Febr. 1769. 

Mr. Daniel rADERMACHER, Heer van Mieuwer= 
kerke, Oud-Raad der Stad Middelburg, Be- 
windhebber der. Oost-Indifche Compagnie 
ter Kamer Zeeland. den 28 Febr. 1769. 

Mr. Anthoni Pietér LAMBRECHTSEN , Heer van Rif= 
them, Regerende Burgemeefter en Raad te 
Vlisfingen. den 21 Maart 1769. « ë 

Mr. Leonard Conftantyn VAN SONSBEECK, Penfio- 
naris der Stad Plisfingen. den 21 Maart 1769. 

Mr, Martinus. Johan VETH VAN DE PERRE, Vry- 

„Heer van Westkappelle , en Heer van ’ 
Nieuwland , Schepen der Stad Middelburg. 
den 21 Maart 1769, Mr, 


(XLI) 


Mr, Cornelis Christianus BERTLING ',“ Penfionaris 

«Honorair te Vlisfingen. den 21 Maart 1769. 

pie „Daniel-tuurekeNn, Heer van Melis- en Ma- 
„rie-kerke, Raad en Oud- Burgemeefter te 
Middelburg. den 21 Maart 1769. 


we. Adriaan steeNGracuT, Heer van Grypsker: 


“ke , Raad-Penfionaris van je rad den zr 

„14 Maart 1769. 

Mr. Daniel Pieter DE MAUREGNAULT , Raad en 
„tweede Penfionarís te Pere. den 21 Maart 
d tl7OGE IR 
Mr. Wi illem Karl Hendrik Baron VAN LYNDEN , 

‚Secretaris ter Admiraliteit in Zeeland. den 
2x Maart 1769. | 


__ Maarten HARINGMAN, Schout by Nacht by het 


Ed. Mog. Cotlegie ter Admiraliteit in Zee 
land. den 21 Maart 1769. 

Mr. Jacob Carel REIGERSMAN, Ordinair Raad en 
Thefaurier Generaal van Zyne Doorl. Hoog- 
„heid den Heere Prinfe van Oranje en Nas- 
fau. den 22 Maart 1769. 


Mr. Willem van cITTERS, Oud- Raad- Penfionaris 


van Zeeland , Extraordinair Gedeputeerde 
NIET Vergaderinge van de Heeren Staaten Ge- 
neraal. den 28 Maart 1769. 

Lucas Fredrik scrorer, Raad der Stad Wlisfin- in- 
gen , Gecommitteerde in de Generaliteits 
Rekenkamer wegens de Provincie Zeelands 
den 25 April 1769. 

Mr. Johan Marinus cHALMERS, Seielai der Hee- 
ren Staaten van Zeeland. den 25 April 1769. 

Mr. Bonifacius MATHIAS pous ‚ Schepen der Stad 
„ Middelburg ‚ Griffier van-’t Leenhof van 

laanderen. den 25 April 1769. 


Mr Meinard VAN VISVLIET , Penfionaris der Stad 


reren. den 25 Zen 1769. ’ hie 


C xr ) 


Mr. Willem Cornelisz ockersse „ Heer van’: Gra- 
wenpolder,. Raad en Oud- “Burgemeefter te ° 
Zierikzee , Direlteur van de Hollandfche 
Maatfchappye der wetenfchappen te Haar- 
lem. den 3o Mey 1769. 

Mr. Evert eryverR, Raad en Oud-Burgemeerter 
te Vlisfingen. ‘den 3o-Mey 1769. 

Mr. Johannes MAURITZ, Raad te Wlisfi ine Rent- 

«… meefter. der Domeinen van Z, D.H. den 

‚Heere Erf-Stadhouder. den 30 Mey 1769. 

Herman Evertfen, Regeerende lee te 
Middelburg. den 25 July 1769. - 


De Heeren LEDEN. 


David Henri GALLANDAT , Anatomie , Chirur- 
gie et artis obftetricandi Leêtor „ 'Heel- en 
Vroedmeefter te Plisfingen. Thefaurier van 
dit Genootfchap. (a) 

Jean mazeL, Predikant de Waalfche Gemeente 
te Viisfi ingen. in 

Jean GUrPIN, Schepen en Raad te Zlisfingen. (b) 

JUStUS TJEENK, Predikant in de Engelfche, Ge- 
meente te Wlisfingen, eerfte Secretaris, van 
dit Genootfchap. 

Daniel CHANDON , Predikant in de Waalfche Ge= 
meente te Middelburg. - 

Fan Facob BRAHE, Predikant in de Nederduitfche 
Gemeente te Plisfingen , tweede Secretaris 
„van dit Genootfchap. / 

Abraham uuuier, Medicinee Door te Plisfingen. 

Petrus Christianus HAGEMAN, Predikant in de Lu- 
therfche Gemeente te merg Es] %- 

„je 0e 
{a) Deze tien eerfte Heeren zyn Leden van het Ges 
nootfchap geweest federt deszel, gere pees, 
‚€b) Overleden den 14 Juny 1766 


= 


NT Gr) 


Jona Willem re waTER, Predikant in-de Neders 
=__duitfche Gemeente te Wiisfingen. 
Samuel escHauzIeR, Predikant in de Waalfche 
‚Gemeente te Dordrecht ,„ beroepen naat 
’s Gravenhage. 4 | 
Gysbert pr wirt , Heel- en Vroedmeefterte Rof- 
_ terdam. den 3o Maart 1768, | 
Jofua VAN 1PereN, A. Lu. M. Philof. D. Lid van 
de Hollandfche Maatfchappye der weten- 
fchappen, Predikant in de Nederduitfche Ge- 
meente te Were. den 30 Maart 1768. 
Jacobus WILLEMSEN, S. S. Theol. Profèsfor , en 
___ Predikant in de Nederduitfche Gemeente t& 
_…_… Middelburg. den 26 April 1768. ; 
Martinus sLABBER, Lid van de Hollandfche Maat- 
nt der wetenfchappenen van de Keur- 
Vorftelyke Phyfifche Maatfchappve te Ober 
Lausfitzin Saxen, Bailjuw en Secretaris te 
Oudelande. den 31 Mey 1768. _ 
Petrus NIEUWLAND, Predikant in de Nederduit- 
fche Gemeente in ’s Gravenhage. den 28 Ju- 
ny 1768. . win 
Gerhardus Johannes NAnuIs, Predikant in de Nee , 
_derduitfche Gemeente te Middelburg. den 28 
Juny 1768. ä 1d Tt 
‘Mr. Laurens Pieter VAN DE sPIEGEL , Raad en Oud- 
Burgemeefter te Goes, den 28 Juny 1768. 
Johannes nerris; Medicine Doftor, Lid van de 
_ Hollandfche Maatfchappye der wetenfchap- 
pen, Leeraar der Doopsgezinden te Middel- 
_ burg. 28 Juny 1768. ges | 
Job Baster, Medicinge Doftor te Zierikzee, Lid van 
… deKeizerlyke, Koninglyke Engelfche, enHol- 
___landfche Maatfchappyen. den 28 Juny 1768. 
__ Mr, Pieter zoppaerrt, Medicine Doftor: te Ut- 
1 echt , Oud-Raad der Stad Wiisfingen, den 
28 Juny 1768, | Leens 


\ 


( XLIV ) 


Leendert ziek Jansz, , Koopman te vi 
den 26. July 1768. 

Johannes Albertus scurosser , Medicine Doftor 
te. Amfterdam , Lid van het Koninglyk Ge- 
‘nootfchap te Londen. 26 July 1768. (c) 


Mr. Willem Otto rerrz, Lìd van de Holland- « 


__fche Maatfchappye, 'Letor Juris en Re&or 

te Middelburg. den 26 July 1768. (d) 
Johannes persen, Lid van de Hollandfche Maat- 
_fchappye. Te Pi sfelftein. den 26 July 1768. 

Henricus HAGEMAN, Rustend Predikant in de Lu- 
terfche Gemeente te vrtdnerigen den 26 Ju- 
ly 1768. 

Fohannes RATELBAND,S. S. Theol. Doétor en Pro- 
fesfor , als mede Academie-Prediker ER Fra- 
neker. ‘den go Aug. 1768. 

Mr. „Abraham perRENOT, Direêteur van de ‘Hol- 
landfche Maatfchappye, Lid van de Keur- 
vorftelyke Academie der wetenfchappen te 
Manheim , Rentmeefter van ’t Graaffchap en 
Burgemeefter der Stad Cuilenborg. den 27 
Sept. 1768. id 

Jacob Johan ANDRIESSEN, Medicine Do@tor , Raad 
en Oud-Burgemeefter te Vere. den 27 Sept. 
1768. 

Jacobus ERMERINS Secretaris der Saad Vere, den 
27 Sept. 1768. 

Nicolaus BARKEY, S. S. Theol. Do@tor & Profes- 
for, en Predikant in de Hoogduitfche tale in 
’s Gravenhage, den 29 Nov. 1768. 

Petrus norstepe, Predikant in de Nederduitfche 
Gemeente te Rotterdam. den 29 Nov. ida 

° 0e 

(ce) Overleden den ao Maart 1769. in den ouder- 
dom “van 35 jaaren „ €En g maanden. < 

„(d) Overleden den oo O&. 1768. in den dfderdom 
van 66 jaaren ,-3 maanden en twee dagen, 


Te TPE 


( XLV ) 


Pr Jacobus VAN DRUNEN, Predikant tide Nes 
derduitf. Gemeentete Goes. den 29 Nov. 1768. 
Johan Jacob pr rrEYTAG, Lieutenant Ingenieur 
sten dienfte der Vereenigde Nederlanden te 
… Wlisfingen. den 29 Nov. 1768. 
Andreas BONN , Medicine Doêtor te Amfterdam, 
„den 28 Dec. 1768. 
Lucas REEDER, Predikant in de Lutherfche Ge- 
— meente te Cuilenborg. den 28 Dec. 1768. 
J. pu Ponr, Medicine Doftor en Vroedmeefter 
te Rotterdam. den 28 Dec. 1768. 
Mattheus siperrus ‚ Capitein-Lieutenant Ingeni- 
eur ten dienfte der Vereenigde Nederlanden. 
‚den 28 Dec. 1768. 
Mr. Johan Gulielmus scnorerR, Schepen der Stad 
Middelburg. den 28 Dec. 1768. 
Cornelis CLEYN : Predikant in de Nederduitfche 
Gemeente in den Brielle. den 28 Dec. 1768. 


_ Johannes oosrerDykK scHacHT, A. L. M. Medic, 


„ & Philof. Do&. , Medicine Profesfor te 
Usrecht, Lid van de Hollandfche Maatfchap- 
__pye. den 2 Febr. 1769. 

Nicolaus Georgius oosterpyK, Medicine Door 
te Utrecht. den 7 Febr. 1769. 

„Nicolaus Laurentius BURMAN , Medicine Door & 
Profesfor Botanices te Amfterdam ‚ Lid van 
‚de Keizerlyke Academie der Natuur-Onder- 
zoekers. den 21 Maart 1769. - 


Louis Lancelot MAIZONNET , Predikant in de Waal- 


fche Gemeente te Wlisfingen, beroepen naa 
Dordrecht. den. 28 Maart- 1769. 
tgn VOSMAER, Lid der Keizerlyke Academie en 
Correspondent van de Koninglyke Acadetnie 
«der wetenfchappen te Parys, Direfteur van 
’%x Natuur- en Kunst-Kabinet van Z.'D. H. 
den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, in 
25 Gravenhage. den 23 Maart 1769. Adris 


… 


(C XLv1) 


Adriaan PrrrRin, Medicine Do&or én Pröfes- 


for te Maflricht, Lid van de Hollandfche 

Maatfchappye. den 25 April 1769. % 
Louis DE BEAUFORT , Lid van ’t Koninglyk Genoot- 

fchap te Londen. Te Maftricht. den 25 
„April 1769. N K 
Paulus ’s cramUWEN, Medicinge Dottor & Profesfor 


“_‚_ Primarius te Harderwyk. den 25 April 1769. — 
Paulus pe winp, Medicine Doftor , Anatomie, 


„Chirurgie & Artis obfterric. Leftor te Mid- 
delburg, Lid van de Hollandfche Maatfchap- 
pye. den 25 April 1769. \ 

Eduard sAnpirorT, Medicine Door in ’ Gras 
wenhage, Lid van de Koningl. Zweedfche 
Academie der wetenfchappen te Stockholm , 
en van de Natuur- & Geneeskundige Socie- 

— teit te Bafel. den 25 April 1769. KIO 

Hieronymus David cAvBrus, Medicine Doêor & 

… Profesfor te Leiden, Liyf-Arts van Z. D. H. 


«den Prinfe van Oranje en Nasfau, Lid van. … 


de Keizerlyke Academie te Petersburg, van 
% Koningl. Genootfchap te Londen, en van 


‚de Hollandfche Maatfchappye te Maarlem. _ 


den 25 April 1769. 
Mr. Bavius voorpa, Juris Civ. & Hodierni Pro- 
fesfor te Leiden. den 25 April 1769. 
Sebaldus ravrus, S.S. Theol. Dottor, Ling. Ori- 
ental. & Antig. Hebr. Profesfor-te Utrecht. 
“den 30 Mey 1769. | N 
Johannes Daniel van rennep, A. Lu M., Ling. 
Grece Profesfor te Franeker. den 29. Aug. 
1769, ES ev 
Gerardus Nicolaus Heerkens, Lid van de Ko- 
ningl. Academie der opfchriften en fraaije 


letteren te Parys, en van de-Academie der 


Arcaden te Romé. den 29 Aug: 1769. 
LYST 


( XLvr ) 


N J verfchillende manieren om de Staar 
ûit te nemen: door G. de Witt. bl. 


Verhandeling over de Metaalboomtjess door 


„d A. Schlosfer. bl. 


Precis du livre de # Ecelefiaste „par lequel, 


nderlinge vergelykingen tusfchen de 


+ LYST per VERHANDELINGEN, 


Wi 


EN 1 


I38 


_„,On,prouve que des propofitions et des … 


nn 


_fnaximes , avanCées par 1’ Auteur dans le 
„corps de fon discours, quelqu’ oppoféès 


qu'elles paroisfent a fa conclufion y ménent . 


_ cependant diretement: par $.Eschauzier ‚bl. 
Kort begrip van het boek den Prediker, door 


155 


_ het welke men bewyst, dat de voorftellen 
en grondregels, door den fchryver in het 


beloop van zyne redenering voorgedragen, … 
„hoe tegenftrydig dezelve ook aan zyn be- 


fluit voorkomen ,ondertusfchen daar toe re- 


gelregt leiden ; door S. Eschauzier. In’tNe- 


— derduitsch vertaald door R. H. du Pon. bl. 
Salomo's kroonrecht verdedigd, en „Adonia 


_… Abjathar en Joab wegens hoog-verraad. 


geftraft : door 7. J. Brahe. bl 


Grondig onderwys in de behandeling der 


_breuktallen,'zoo gemeene, als decimale of 
tientallige , benevens de daar af hangende 
rekeningen: door J#/”. O. Reitz. bl. 


ie Waarneming van een Oost-Indifchen Zee- 
387 


worm: door M, Slabber ‚bl 


Bericht wegens een zonderling zee-inftét , ge- 
vonden aan eenige zeewieren, gevischt op 
_ het ftrand van het eiland Wakheren: door 


_D. Bomme. DT 
Vroedkundige verhandeling over de wyze 
om een kind in de lyfmoeder te keeren, 


153 


209 


293 


394 


en 


Cavan) 


en by de voeten afte halen: door D.A 


Gallandat, bl. 403: 
Noodige ik: gen voorde Slaafhande- 
laaren: door D. H. Gallandat. bl. 424 


Verhandelinge over eene Goddelyke verbe- 
teringe van het zintuig des gezigts: door 
dewan Iperen. bl. 46r 

Kort vertoog over de onftoflykheid en onfterf- 
lykheid der ziele: door G. 7. Nahuis. bl. sro 

Verhandeling’ over DN en MIN: door F. 
Tjeenk. rend arenden oi 

Een waterachtig gezwel , in een vrouwely- 

‚ke borst, geneezen door P. de Wind. bl. 587 

Waarneming omtrend een eerstgebooren 
kind, waar van de ingewanden (de nie=" 
ren, pisleiders, en waterblaas uitgezon- 
dert) zig buiten den buik bevonden; door — 
S. de Wind. + bl. 592 

Waarneming over een lieschbreuk , door 
middel van de breukfnede gelukkig ge- 

„_nezen: door F. Z. Gram. « bl. 595 

Waarneming van een verftropping van het 
netrondomden darm ‚ontdekt na den dood 

… van een lyder, op welken mende breuk- 
fneede had verrigt: door G. de Witt. bl. 605 

Waarnemingen omtrent de. luchts-gefteld- 
heid, weder en wind, mitsgaders aantee- 
keningen der ziekten, in ydere maand 
voorgevallen te Wlisfingen in ‘den jaare 
1768: door 4. Muller. zoo ip 629 

BERICHT VOOR DEN BOEKBINDER. 

De plaaten , tot dit eerfte deel behoorende, moeten 

dus geplaatst worden. He ì 
Tab. IE, tegen bladz.… 137. + 
Tab. IL. tegen bladz. 387. ge 
Tab. LIE, tegen bladz. 394% Air 
» Tab. IV. tegen bladz, 621. ' ON- 


ETEN 


ONDERLINGE 


VERGELYKINGEN 


„TUSSCHEN DE VERSCHI Lr 

1î MD MANIEREN OM 
varden BTA: bekt Enk Nn 

zc ‚NEEM EN: 


Dao n peld level 


EE DE Wirt 


COPHEELZEN VROEDMEESTER wer 4 
oleh TE vat elegie en 


z+oï av 


let zé Hen; ) één dee voortreffelykfte” ie 


fchäppett van”’.den mensch , ‘en welks ge: 


mis mèt regt de jamimerlykfté’ ftdat mag ge- 


nóëtfid worden’, verpligt de Heelmeeste- 


… ren om alles toe te brengen, wat in ftaat is 


deze edele verrigting behoorlyk te doen ge- 
{chieden ; ja Het zet hui aan ot alle: ‘hunne 
poogingen in ’t werk te ‘ftellen, om zooda- 
nige elendigen, die tot een droevige blind- 


_heid> vervallen:zyúj uit-de akelige duiëter- 


heid:in een’ helderfchynendslichs te :plaatd 


zen, „Met regt danhebben verfcheide voórt 
naame: mannên. zig! beyverd embde-waare 
gefteldheid, vanhet òog ste deeren: kennen3 
kak einde.daar daor En zekerder ode wai er 

En, 


HOULASD AAH HO 

ker, die hetzelve overkoimef „ te AA 

doch het meeste heeft men in deze verlichte 
eeuw ‘zig toegelegt op ‘het geriezen vah:de 
Staar.Veelé voornaametnannén muntenhier 
in uit, en ‘hebbén verfchieide täniefen uitge- 
dagt om de Staar uit te n&emeèn , zoo dat hier- 
omtrent reeds verfcheide methoden bekend 
yn, welke d'eene meer,d’andere minder, van 
Ekiden verfchillen. * Alle deze verfchil 
lende manieren, heb ik voorgenoomen te on- 
derzoeken, en, derzelver, voor-en. nadeelen 
na te fpeuren, om waare het mogelyk iets 
tot volmaaking.van deze heilzame, heelkon: 

ige bewerking toe te brengen. Om hiér in 
des te beter te flaagen, zal ik vooreerst, 
oog ontleedkundig befchryven, en.vervol- — 
g5nStar belehouwing van dE ORHrDgE vest 
gelykingen. tusfehen de verfchillende manie, 
ren, om de, Staar uit te neemen, overgaan, 
erdseh oraew. nognerdradeot-es.1s. (OO AST 
«so oooh ar dviraordsd Baitaimtev slabs ssob 
or: Ontleedkundige befchryving: van; 
sboos mo « nollbêt Oog. 3 nf doudigoog 
-bmiid aaivsorb n59' J03. oib nopiDAsk 
6 LHet: oog:ishet werktuig des gezichts; 
hebbende een! langronde'gedaahte, zaarhge: 
fteld-uit rokken, ren’ byzondere vliezen „en 
omringd: door verfcheide deelen jswaarvan 
’er eenige dienen tot befcherming ‚ zommige 
tot-onderhouding , ann ame 

j.l Ä al- 


jé 


Ek | 


3 


nt 
Wake) 


< 


odt 2 
allepeplaatët iri-een: beenige holte; onder 


dennaätm wan oögholte of orbita bekend.’ 
gE Wanneet wy nu in een ontleedkun- 
dige orde wilden voortgaan, zouden wy eerst 
atie die deelt’ moeten befchryven, welke 
heteigentlyk Benaamde oog, of den oogbol, 
_ omringen ; dan dit is buiten ons beftek , wyt 
‘Os: voornaamite°doelwit alleen is om die 
deelen van hét :óog nâuwkeurig te befchry- 
ven welkeritr de uitneeming van de Staar 
_öf dae worden; dus blyft ’èr 
niets ter-onderzoeking over als. de oogbol: 
Omwveehter in eene'‘regeltriaatige orde voort 
Bébgaäf zal ilk voor en al eer ik tot de be- 
fehryvitg waw den oogbol zelve overgaa, 
eerst die” deelen opnöemen ; welke denzel: 
AGT, ‘Heteetfte, ’t welke zig aan ons op? 
dinatie diemailgerkboogs:werikbrauw Ze 
faperciliufi Waarna de oogleëden of palpe: 

braë volgen; welke door hunne vereenigin 
tweehdeken uitmaaken , waâtf vande inwen- 
dige de groote ; en de uitwendige de kleine 
ooghoek gendamnd wordt; de randen van 
deze oögleedén-zyn ieder meteen rye haïrén 
wercierd ;' dier de'ooghaireft „ cilia, genaamd 
warden ; tmétr vind langs-de- inwendige tan- 
deri'der oódleeden zekere pùntjes, welke de 
rt el ag te klieren 
el dulac:ciliares) zyns dieeen Ímeerachtig 
5 Ä 2 vogt 


(4) 


men,‚met den,naam van;toefluiter ofronde; 
_SIV. De twee oogleeden van;elkanderen- j 


Hpewggerenden ontdekt men; sin de inwen- 
dige of de gioote-ooghoek;„een klein rood; 


„OY é 
c 


| 
| 
E 


GE, | 
teworden. - Deze traden wórden afpefchier- 


‘deïrdoor een EU welke de’ traankliër- of 
Blandula làchtymalìs genaanid wordt, En“in 


_Bén'hölligheid’ gepláatstis, dan het bovén: 


té gedeelte van de orbita), aan de zyde van 
“den kleinen ooöhoek. Alle deze-deelen zyn 
gefehikt tot’ bedekking en befchetming van 
Herr goghok? sir amRejo JAI si 
“#6 V. De oogbol kan in’ allerlei rigtingen 
‘bewöogen worden; en dit/gefchiedt door zes 
fpieren „waar vdh ’er' vier ‘regte, en twee 
fchuinfche zyn.“ De regte’zyn-de opligter, 
de nederdrukket”, ‘de nahaâler , en dE af. 
‘haaler: de twee fchuinfche-zyn-de bovenfte 
of stootfte, en de benedenfte of de kleinfte. 
Uit de de benaamingen dezer fpieren blykt 
klaar genoeg, in welke rigting zy den oog- 
bol-beweegen, wanneer zy ieder op zigzel. 
De a Riet ed ler ek 

GVL. Daarenboven worden ’er inde 
oogholte,rondom den Oogbol,noch een groot 
aantal flagaderen, aderen en- zenuwen ge* 
wönden, gefchikt niet alleen tot voeding en 
onderhouding vande deelen, welke den oog- 
„bol omringen,maar ook van den oogbol zel- 
ve, De flagaderen zyn afkomftig van de 
úit-en inwendige kropllagaderen (arteriae 
carotides); de eerfte verfpreiden zig in’ de 
deelen die den oogbol omringen, en de laat- 
fte in den oogbol zelve. De aderen gaan 
HEN et, U BANE eg geren | na 


‘ 


« 


(6) 
na:de uit- en inwendige {trot aderen (wenae 
jugulanes). „De zenuwen. zyn 1, de gezicht 
zenuw gk deze eindigt inden 
oogbol (4): „2. Die van het derde paar,,de 
ag weegende (oculorum movenis), is,aan 
de uiten. zyde van de gezicht zenuw. ge- 


aatst, en: verdeeld zigin, twee takken, 


Kms! en 


gan lion lenticulare) „waarvan ‚wy. ftraks 
P 


ie vanhet vierde paar verliest zig. geheel 
Hs adiheov sot valrdotoo sroba@t 


‘ 
Ier on 
E Rn / 


: DR 


(a): De: inplanting van de gezicht zenuw in den oog- 
bol gefchiedt niet regt in het midden. of tegenover den 
Oogappel „ maar fehuins, en wykt een weinig af van 
het aspunt naar den inwendigen hoek; zoo dat het-as- 


_ púnt,des gezichts (axis optieus) niet op de plaats vande 


inplanting des gezicht zenuw valt, maar tusfchen deze 


_@n het uitwendige gedeelte van den oogbol, welke na de 


flaapen ivan ’t hoofd gekeerd is. Zie MUSSCHENBROEK 
Jatroduct, ad philofopb. natur, Tom. IL, $ MDCCLXI. pag, 751. 


(1 


—_ sekeariù de Bowerfte fchúinféhe-fpièër. 4: 
Deveerfte' ak ván het: vyfde paar , ramis 
‘opbshalmicus Willifij genaamd , verdeeld zi 
ifdrie takken; “waarvan “de-eerfte en! & 
ssrootfte: de’ rami frontalis is; deze gaât 
-Jangs het oppertfte gedeelte vande orbitatot 

“aanmhet foramen orbitarium fuperids ,'twelk 
“dezelve doorgaat „om zig-in de fpieren en 
bekleedzelen van het voor-en oppethoofd 
te verfpreiden (b); de tweede is de ramus 
nafalis’ feu” atcesforius nervi'olfudorii; deze 
tak loopt ‘over de gezicht zenuw ha de in- 

_swendige zyde’van de ‘orbita, en gaat door 
„de foramina orbitaria interna inde neus, al- 
“waar zy: zig werfpreidt: edoch voor dat zy 
‘over de gezicht zenuw heen oop: ‚ geeft Zy 
een takje aan ‘het reeds gemelde ganglion- 
lenticulare , ’t welk uit de vereeniging van 
deze, en een’takje van het derde paar’ ge- 
maakt wordt; dit ganglion leverd eenige tak- 
jes; welke een vlegting rondom’ de gezicht 

zenuw maaken , en hierom de plekus opticùs 
genaamd wordt, welker takjes daar na de 
Jelerotica doorbooten; en tusfchen deze en 
K PRN Ì EE VAG VACTDEMDMEEEE rde 


od 8e 
(b) Uit de verdeeling van de ramus frontalis, en der- 
zelver nauwe verwandfchap met de volgende takken, 
die van denzelfden ftam af komftig zyn, kuenen wy 
de reeden verklaaren , waarom , indien, ’er een veretto- 
ring van het oog gefchiedt (gelyk zomtyds na de Opera- 
tie van de cataraéf), dezelve altoos met de hecvigfte py- 
nenboven op’ hoofd vergezeld gaat. 


(8) 


"_{c) In de nederdrukking van de Staar loopt nen 
groot gevaar van met de naalde deze zervi ciliares te 
“kwetzen; en ik geloove, dat de-hevigheid der toeval- 
len’, welke dikwils op deze Operatie. volgen, wel het 
meest van de kwetzing dezer zenuw takjes af hangd, 


\ 


_glad en effen, neemt zyn begin van a 


dd hi Tren 


want de kleine fpheer „die tegen de «groot: 
fte aangevoegd is, is-even als een fegment 
of een gedeelte van een kleindere cirkelster 
gen de: grootere geplaatst. … 9 


6 VIIL-De oogbol is uit vyf vliezen 


zaamgefteld; de twee eerfte worden gemees 


ne genaamd , om dat zy niet alleen bepaald 
bly ven aan den oogbol, maar ook zig tot an- 
dere deelen, uittrekken; deze zyn het bind- 
vlies en het witte vlies, ZINN (d) is van ger 
voelen „ dat de. opperhuid der oogleeden 
zig noch boven over het bindvlies vervolgd, 
en ’t zelve bedekt ;. dus zouden ’er dan drie 

emeene vliezen plaats hebben. De drie 
fate maaken den oogbol alleen uit, en 
worden daarom. eigene genaamd; deze zyn 
het hoornvlies, het vatagtige vlies, en het 
netvlies, ’Er zyn nog andere vliezen, die 
de vogten binnen in den oogbol in hunne 
plaats behouden, maar, alzoo deze tot de 
formeering. van den oogbol niets toebren- 


à 


fpreeken. … 


_ gen, zullen wy van dezelvein ’t vervolg 


„SIX. Het bindvlies of ‘conjundtiva, om 
dat het den oogbol in de oogholte bepaald, 
en ’t zelve aande oogleeden vastbind, is 
wendige gedeelte Wi oogleeden, bedekt al 
#vol 5 aria 


/ 


_(d) Defsript. anatom, oculi human, pag. 25. 


(10) 


‘tgeen wij gemeenelyk het wit van ’t oog 
noemen , van waar het zig uitítrekt tot over 
het doorfchynend hoornvlies, aan ’t welke 
het zeer vast vereenigd is, en zelfs veel vas- 
ter als aan de ‘overige oppervlakte van ’ - 
oog; want hier mede is het alleen vereenigd 
door middel van een los celagtig weefzel. 
Dat dit vlies zig over het geheele doorfchy- 
nende hoornvlies uitítrekt , wordt beweezen 
door de phlyGenâe of ‘kleine’ water blaas- 
jes, welke zig zomtyds op het hoornvlies 
vertoonen. Dit vlies is uit een fyn celagtig 
weefzel zaamgelteld (e), doorfchynende ;, 
en met veel vaaten doorweeven , gelyk blykt 
uit de oog onfteekingen.  Deszelfs nuttig- 
heid blykt klaar genoeg uit de benaaming: 
GX. Het witte vlies (albuginea) , van zom- 
mige ook het peesagtige (tendinofa) genaamd, 
is dat geene, ’t welke eigentlyk het wit van 
?t oog uitmaakt, Het neemt zyn oorfpronk 
op de plaats van de inplantingen der peezen 
van de regte fpieren van ’t oog, breidt zig 
uit over het grootfte gedeelte van den Kr 
fri p } j PENCH JOS bol, 


—.(e) Hier-door ‘wordt te weeg” gebragt. dat het óoë 
in de operatie van de cararalt maeielyk te bepaalen isdoor 
de haakjes of tangetjes, welke zommige gebruiken, en 
waar mede men dit vlies vat , vermits het- zeer ligt af- 
fcheurd, weshalven men genoodzaakt wordt, om ’t oog 
des te zekerder te bepaalen, van de felerotica zelve te 
vatten, welker kwetzing door toevallen kan gevolgd 
worden, vers en 


ax) 


bol,-en eindigt-aan: denrand van-het-doof- 
fchynende-hoornvlies ter;breedte vans oft 
dyn; gelyk;men zomtiyds: zeer. klaar:“ónit- 
dekt aan: de!witte;kring , welken men ín 
den, omtrek van;het hoornvlies ‘vindt. « Hét 


is-nit„peesagtige veezelen zaamgefteld, en 


_miet anders alseen aponeurotisch uitbreidzel 


_hardfte en -di 


der -regte -fpieren ‘van het: oog. Deszelfs 
vereeniging aan shet harde’ oogvlies is zeer 
vasten: aan het bindvlies-los door middel 


van een-celagtig weefzel. » De voornaamtte 


nuttigheid ván dit vlies is om de inplanting 
der {pieren in den oogbol te verzeekeren ‚en 
2% wit van:het-óog uit te maaken. gr 
„6 XI. Het--hoornvlies is het eerfte eigen- 
vlies van den wgn is ’t grootfte, 

kfte van allen, en ’t wordt in 
twee gedeeltens onderfcheiden, in een ‘on- 
doorfchynend{opaca) , en in een doorfchy- 
nend (pellucida): Het eerfte: verkrygt ‘om 
deszelfs hardheid.dén naam van het harde 


_oogvlies (Jolefotica), daar’ het andere dien 


van. hoornylies-(cornea) behoudt, * 

‚ „Het harde oogvlies is het grootfte en 5 
ter{te dezer twee gedeeltens; en omvat al 
Be watòde:grootíte fpheer:van den oog- 


__bol uitmaakt, beginnende alwaar de gezicht 


zênuw zig in den oogbol inplant, en eindi- 


gende aan den cirkel van de kleine fpheer, 


welke op de grootere gevoegd.is. Deszelfs 
lia Bn ij __— kous 


/ 


(12) 


„kouleur is van buiten wit , maar aan deszelfs 
inwendige oppervlakte, welke tegen’ het 
„vatagtige vlies: aankomt, zwartagtig. « Het 
35 vit een harden vast weefzel zaamgefteld;, 
„beftaande uit verfcheide lagen van veezelen’, 
‚die,‚zeer vast-op elkanderen: liggen, rwelkèr 
vastheid. aan de buitenfte oppervlakte veel 
grooter is-als aan’ de binnentte ; waarom 
zommige hetzelve: ook in een buitenfte en 
(binnenfte. laag onderfcheiden ;-dievechter 
deer moeilyk-door het fcalpel, zonder wer- 
Ácheuting, te fcheiden zyn: » Dit vlies is niet 
overal eyen_dik ; opde plaats van de inplan- 
ting des gezichtzenuw wordt het altyd -het 
dikfte gevonden’, doch naar maten het vóor- 
waards gaat, verminderd ook deszelfs dikte. 
Het wordtaan deszelfsagterftegedeelte door- 
boord door kleine vaatjes, als mede door 
kleine zenuwvezeltjes, «die vande plexusop- 
gicus-af-komtftig:zyn. 05 ooorseser Aas 
… Het doorfchynende hoornvlies, of eigent- 
lyk genaamd hoornvlies „isvhet'.voorfte en 
kleinfte gedeelte vän den oogbol, maakende 
door -deszelfs bolheid- een: kleine fpheer , 
die op de groote:gevoegd is,” De afmeetin- 
gen, van, dit „vlies. zyn’ volgens>de; waarne: 
mingen van den Heer pari (f) nn 
sti S vaar 1oda0o K9D:T ATS 


Ì ext sl ah . 
ee Ì HAA id i 


S(£) Memoirës de P.Acad, Roy, des Sciences de "Annéé 1728 
pig. $1S. 


(23) 


de iddelen van de /pbeer-is'meestentyde 
517k tot 7 lynen „die vande pees of koord 
vanhet hoornvlies is 5 , 5 toU 5 ynensêir 
de dikte van-hetzêlve ‚; tot „: van een lys 
Dit vliesisglad; effen, en doorfchynende ge 
lyk; hoorn ‚waarom het ook‘den naamvan 
menne behoud Het’ zeeen mers Ee 
vezelen ; welke laagsgewys op elkander hge 
gen „zoo dat het in verfcheideJamellae:kan 
gefcheiden worden; deze lagen-wordéndoos: 
een zeer fyn, celagtig weefzelaan elkande: 
ren gevoegd:” Dit- vlies ‘is-met: vaten-voord 
zien ; ook wordt men:-ópdevoppervlakte 
vanhet zelve zeer. fyne porieof-open 
gewaar, waar uit geduurig eénwaterig vogt 
erin @7 ‚door deze” vaatjes enchet 


' ë 
Is Pr eis zeurt edt ‘ pre TAD verni ar 
Khmsdeadtkd Jl O0 eAand bn „gag: ° bi ai 


allodsronavodier 
Wis ed deze väten en por. kan-mender 
ve Ber g g verklaren , welke het hoornvlies | ven 
den: ohdergâat; want by Erve 
sensi zaamtrekkende’kragt ;: waar der : dei ve 
lips en, deszelfs openi gen verweyderd; wórden rie 
CH tay vogt uit laaten „ het welk zig over ct 
vlies vérúpreidt; cht: zölve’ War dor doorn mei 
desmhalke; die noemdymen dembgnelykolt trbreekenrden 
aogen. ‘y. G. KRUE GERS. zatar see te, en 
671. De Heer Zink if all 
2ó,is vanl meening ; dat het” breken eer vi 
gek wordt door de verduistering van de opperhuid E 
bindvlies , dat over het hoornvlies zig verfpreidt. 
„CAMPER Disfertat. phyfiologica Inaug. de guibusdam oculë 
partibus.pag. 25. Ó*,26,;fchryft, het-toeaan -de-belettei af 
fcheiding der vogten, die het hoornvlies van buiten bea 


_ dauwen, en aan ‚de belette penveren gips 
teben. Q apt aken al oh DATE (2) 


€79) 


gedu Dr er vagten in idd 

gon Ee doarfchynendheid vari hethoörns 
vlies:onderhoudenz Het hoornvlies is zeer 
Ee kent zes hae ete D 
tb PETIP (hb) op tweedér. 
letwyze; eetftelyk oder iede med ‘van 
het hoornvlies-wardt even:als. eén wiggte in 
eri driehoekige zinfnyding: vanhet: harde 
_@ogvlies-ontfarigen; dit echter, “Zegt hy: sis 
zelden by-den mensch waar te neemen; ten 
tweede vereenigen zig-de beide eindens van 
hetdhoornyliessen ‘het harde ooevlies -beùr: 
_ telüngs: metvelkanderen, gelykrtwee af hel: 
vlaktens;”oMAUCHARTY(I En BRISSEKU 
ùhebben beide het hoornvlies aangemerkt 
een vlies, vdat-zeer onderfcheidenis vän 
het harde oogvlies, om dat hetzelve veel 
verhevener, boller, doorfchynend , dikker, 
“veel meer vaten voorzien, en van een 
geheel ândete nuttigheid is als het harde 
eogvlies;- wy: zien echter. de beide zelfitan- 
digheden als’ inéén gefmolten; hierom “is 
het veel cer te. gelooven, dathethoornvlies 

rd ‘aaneenhoudend:of. ape hj En 
Kn “harde:  oogvlies: Ines. notk etl 
Het enn granen vand den ri 

pk hogs Ad JEV 


„3biS id CL: rood zod 13 70 il e air 
Ao ans 8 ri ï otd at KE ATM A De 
CI) Mermofres dePideads zo doei Ef amet ie 
it É 1728 pgr: (OE oib DOT 
); De twniëd core Sz, ovl ch Aer éuch 
ES Traité de la cataratte pag. 9. 


00 (25) 


bol Het wmieagtige vlies ohoroides ‚ aldus gés 
paamd;om dat het veele, vaaten in -zig bez 


_houdt,en hier in zeer veel overéénkomst 


heeft-met; het chorion;-dat de vrugt-in:de 
baarmoeder “omringd ;, Het ‘is onmiddelyk 


onder, het- harde oogvlies-geleegen „ en-bex 


kleed: deszelfs binnenfte oppervlakte, Het 
isvan een donker roode,kouleur „ otm-dat 
het aan deszelfs buitenfte en: binnenfte‘op- 
pervlakte met een zwartagtige. verwe: overi 
toogen is (, doch deze afgewasfchen zi» 
de; is.het:zelve van een’ verfchillende kou- 
leur na-mäten een mensch meer ‘of min vol: 
bloedig is: PETIT (m) meend; dat de: kaúì 


leur verfchild na de jaaren, zynde- by kim 


deren geelagtig-(n) „ byjongelingen geelder, 
daar na grauwagtig, en: by- de tagtig jaarie 
gem byna/geheel wit, … Het neemt zyn. bet 
gin in debromtrek van de inplanting des ges 
zicht zentiw ‚200 nogtans:dat het eeri weit 
nig van de inplanting verwyderd blyves laa: 
tende eeft: ronde plaats-over; alwaars’tzek … 
ve het harde òogvlies niet: bedekt; ván hier 
breid-het -zig-voorwaarts uit onder hetchat> 
ROSE NSW IED GON CL Toos eoilVO A0 SDTEE 
edn ZINN Déftrip, anatomica beulì Bamani-pag, 32. HEt; 
de het Vel Weke vangen eet ha 
bokvties vorken Zwartepiet one et 8E 
sE) Hiftoire de) Acad, Roy, des;Sciences de Vannéé 1726, pag. 


zegt, dat dit vlies by- kinderen. witviss=- 


3 e . 
_ (D) ZINN in zyn zoo even gemelde werk pag. 31. 
ke AC eo LO) 


C16) 


de oogvlies totvaan den rand van-het hoofn: 
vlies; "aldaar gekomen zynde„ wykt het af 
vaneHet‘ hoornvlies en werkfygt den náam 
vanregenboog (irés). »Deszelfs. weefzel is 
fydis flap; en #1} doch voorwaarts gekomen 
zyhde „ fchyndthet ‘var {tru&taur te. veran- 
_ deden „het wordt: dikker , witagtig en for- 
mberdeeriktirg.op de hoogte van de vers 
eeniginge vann! het chardé oogvlies) met het 
hoornvlies; de: hairagtiee bandedigementum 
ciliarep getraamd « de loop der vaàten in dit 
vlies is vefchillende in beiderdeszelfs opper- 
silaktens „cwant op-de buitenfte looperi zy 
flersgewys; daarzy aan de binnenfte regt 
gelkwydigvaancelkanderen loopen $ dit 
heêft-den-HeërruyscH gelegendheid gegee- 
vens; om dit vlies dn twee laagen: te verdee: 


Jeri „waar vamdebinnenftenaamzynenhaam | 


duniea Ruyfchiana “genaamd”-wordt , ‘doch 
RAU heeft ’t zelveraltyd tegengefprooken; 
emiderberoemdervarBiNus: (6) heeft: zelfs 
_ dangétoond’; datvhet” geheebren aloverdigt 
si De vasthegting van de vhoroides isaan 
derigeheelesbinnenfte oppervlakte :vän het 
Harde oogvlies zeer los, zoo dat wanneer 
men één, opening.-in-„het. harde: oogvlies 
maakt ,-het”zelve, door het rinblaazen vari 
an dee 
RA DOI Wieven oh aanmer jh „vO Jaar VERAN en 


aRR eg row. sblomsg mev9 Oos YS HI VIOS 
Co) Academ. anvotat; Lik Vil Caps Pyoiiv si ooh 


Ci7) 


den, en-zoo’er:alhier of daar eënige vast: 
__hegtingis, gefchied/zulks door de takjes van 
de ueteriae; venae €S° nervi ciliares, die het: 
Harde oopvlies doorbooren;-maar aan des 
zelfs voorfíte gedeelte is het door middel van 
‚den hairigen band zeer vast aán den rand van 
het/harde óogvlies vereenigd. 
De choroides ,ha-zig op gemelde plaats 
vastgehegt tehebben; wykt van het hoorns 
vliesaf na vooren,en formeerd een rond vlies 
ZINN (p) beweerd dat heteen vlies op zig 
zelve is „en geen verlengzel van het vatagtige 
vlies; BONN(q) integendeel wil dat niet al: 
leér-ditvlies een vervolg is van het vatag- 
tige vlies; ‚maar zelfs dat het binnenfte vlies 
van ‘hetsvatagtige zig vervolgd, én de ins 
wendige: oppervlakte van het hoornvlies bes 
kleedt, waarvan hy' zegt al een. groot ges 
deelte te hebben afgefcheiden. » Het laatíte 
“komt my wel het aanneemelykfte voor. Die 
vlies hangt ín het ‘waterige vogt te dobbe: 
‘fen, en verdeeld de voorfte-holligheid van 
’oog-i twee-kamers , zoo:echter: dat. dit 
vlies een ronde opening; overlaat, de 00g- 
appel (pupilla) genaamd: De voorfte op- 
„pervlakte nú van dit vlies’ wordt de regen: 
Bos (iris), genaamd. ann deszelfs. bien 
iel void niee Ri BLTARD 199 ( ne 


ins 
euao bj : Net ETEW 8 $ 
ARID LOO 1 750% «biete PVE Y érduhbrett. 
_=10(P) Deftriptio anatomica ocnlì ‘humani, Pag. IOT 

20(Q). Sperimen anatopr; medie, de continvatiane membranarurs 
SL, pag. 40, dk 


C 128 ) 


lende kouleur; ‘wantby zommige vind men 
dezelve bruin, by andere geel , blauw, 
grauwagtig enz., zoo nochtans dat het met 
eenige andere kouleuren vermengd is „die als 
{traaleh van der omtrek na het middenpunt 
loopen (r). > De agterfte oppervlakte van 
dit vlies wordt eigentlyk het-druivenvlies 
Wveay genaamd ; het heeft dezelfde kouleur 
alsde choroides, en is ook met éen zwart- 
agtig vogt bedekt: hier vindmen de hairag- 
tige voortbrengzels (procesfsciliafes) ‚wel- 
ke niet anders dan ploijen van het vatagtige 
vlies zyr, en van de hairige band afkomen 
en over het glasagtige vogt-tof aan het kri- 
ftallyne zig uitftrekken, ja zelfsseen. gedeel- 
te van de .voorfte oppervlakte van ’% ‚kri- 
ftallyne kasje bedekken. :De-opening waar 
mede dit middenfchot doorboort is.„en de 
oogappel genaamd wordt, is-it den mensch 
vân een ronde figuur , en vertoond. zig. al. 
toos zwartagtig: de middenlyn-van deze 
opening veranderd niet meêrha-de-zes jaa- 
Fen (S) ; MUSSCHENBROEK (t) heeft zelfs-waar- 
„BC saaVO,Bal12q0, sbrot. 139 zalt 
-(@)-Men vind zelfs eenrvoorbeeld vaneen vrouw, in 
Frankryk „ welker. regenboog’s ftraalen, volmaakt dé to- 
meinfche cyfterlettéren vah de twaalf uufen van den dag 
verbeeldden. Fournal des Stavans: 164 Septentb. pag. SÓk. 
(S\ De Heer cHALLE verzeekerd hiervan, dat men in 
de afbeeldzels van Koning KAREL de IIde en JACOBUS 
de IIde door vaN pyk gefchilderd, toen zy noch kin- 
deren waaren, en in die doorverv van deze zelve Vor- 
ften toen zy Volwasfen waaren ; metde pasfer geen al 
| REE: 


C 29) 
genomen 5 dat de- oogappel in kinderen 
grooter is als in volwasfenen, om dat in de- 
zede middenlyn van den oogappel zelden 
pelykvis dan 3 gedeelte van de middenlyn 
van den regenboog:en ineeftentyds minder; 
edochin ‘kinderen heeft hy waargenoomen; 
datde middenlyn vanden oogappel de helft 
uitmaakt van die van den tegenboog, der- 
halven {zegt hy) is in deeze de wydte van 
den oogappel 3 gedeelte ; en in volwasfenen 
1 gedeelte van den regenboog. Deze ope- 
_ningsverwydt of vernauwd zig, overéén- 
komftig-de meer of mindere grootheid van _ 
het: licht ; deze verfchillende beweegingen 
riugmoeten afgeleidt worden van veezelen;, 
diein ’t-zamenftel van dit middenfchot te 
vinden zyn ; vermits alle de beweegingen 
‚der vaste deelen in ons ligchaam van vee- 
zelenvaf hangen; de fynheid echter van dit 
deel laat niet toe; dat men in den mensch 
{pierveezelen ìn-het zelve kan ontdekken; 
men moet dan álleen uit de overeenkomst 
der dieren eenige gevolgen trekken ; by de 
walvisfen &n.osfen. heeft men zeer: klaar 
twee ryen van’fpierveezelen hierin ontdekt; 
svaar van de eerfte, zynde de langwerpige; 
wiL 307 B 2 hun- 


‚ fehil vond in de grootë deroogappelen. Esfay fur la ma- 
wiere de perfectionnér Pefpece hismaine par VAN DER MONDE 

Tom, I. pag. 162. 

vt) Iwerodu. ad philofoph, natüral, Tom, IL, $ MDECELEK,; 

Pe. 750 À 75E. 


(20 } 


hunnen ootfprong neemen van den hairigen 
band, en ftraalsgewys nà den rand van den 
oogappel voortloopen; de tweede „de krings- 
wyze, welke de rondte vanden oogappel 
beflaan, ‘en de eerfte- overkruisfen: uit on 
zeontdekking zoude men-ook kunnen op» 
maaken ,, dat ’er hier in den mensch twee: 
derlei veezelen. plaats hebben „de langwer- 
pige voor: de» verwyding van: den oogappel, 
en dekringswyze voor deszelfs vernauwing: 
Maar op welke: wyze: zoude ‘het licht in 
{taat zyn deze beweegingen inden -oogap: 
pel te weeg te-brengen? gefchied zulks ook 
door de prikkeling, die-dedicht{traalen-op 
den regenboog» veroorzaaken ? of wordt 
het te weeg gebragt door ‘de lichtftraalen 
zelve, die-op-het netvlies: vallen ? het laat- 
fte fchynd: wel -hetzaanneemelykfte, want 
de Heer HALLER heeft) door verfcheide 
proefneemingen, aangetoond, dat de oog- 
appel dezelfde blyft „ en!aan geene veran- 
deringen onderhevig is, ofpswelke wyze men 
ook den regenboog prikkeld:- ziet menoniet, 
dat indien: de -gezichtzenuw:>ongevoelig 
wordt, door een glaucomás paralyfis of eer 
nige andere ziektes de, oogappel; tot geen 
beweeging in ftaat is, hoe fterk ook het in- 
drukzel van % licht op’t oog mag zyn? ge 
el 


—_(@) De proefneeming van den Heer FONTANA, dic hy 
| ia 


(ar) 


„Het :zy hoe ’t wil; het licht is hier de oor- 
„zaakssvan de verwyding of vernauwing des 


oogdppels (v);! <5 … ay com 1e50 
ew ek 5 BN ej Ml „B 3 … 8 6 XIII. Het 
7 k | | of k 
ge abn tilsb bien e, 
in een werk tot. tytel voerende Dei mate del iride àc. in 
% jaar 1765 bekend gemaakt heeft, en waar van in de 
Gazette litteraire van de maand O&ober 1765 pag. 335. Lo- 
„wag gemaakt wordt „ fehynd dit geftelde te bevestigen. 
„De Heer. FONTANA. nam een ftuk bordpapier , ’twel- 
„ ke hy inde gedaante van een conusdraide , die aan des- 
“„, Zelfs punt en Lafis open was. De opening van de 
35 punt was omtrent van éen halve lyn; dezelve was 
» van buiten en binnen zwart geverwd om de licht- 


“os ftraaten op te florpen , welke de proefneemine zou- 


> den hebben kunnen verhinderen; aan de breedtte o- 
…j-pening van deze conus- was cen bordpapier dwars vast 
aasSCmaakt, dat insgelyks Zwart geverwd was, en een 
ES ädorgang voor ’t licht liet door middel van eene ron- 
5 de qpening. . Dit werktuig dus toebereide hebbende, 
vs, Dragt hy een licht voor de breedfte opening , zoo dat 
„2 de ftraalen regt door de fmalfte opening konden door- 
„ gaan „en de oogen van een kat aandoen , zoodanig ge= 
„sg plaatst, dat deszelfs kop in de fchaduw was, en % 
En oog geene andere ftraalen konde ontfangen , als die; 
‘sp WElkE door de opening van de punt gingen. Dezê 
tos Íkraalen waren zoodanig gerigt „dat zy „met cene fel 
2) heid, den geheelen omtrek van den regenboog door= 
» liepen, welke alhoewel gezond, en door een fterk 
„ licht aangedaan, geene prikkeling vertoonde, en ge- 
“45 heel onbeweeglyk bleef : maar zoodra de lichtftraa- 
‘9 Ten niet op den regenboog vielen, en zy alleenlyk 
“9 doorden oogappelgingen, trok zig dezelve toe, De- 
dp 2e proefneeming werdt met het zelfde goed gevolg 
verfcheide reizen herhaald , waar uit hy befluit, dat 
ss de regenboog in beweeging gebracht wordt doorde 
2 licheftraalen , welke door den oogappel pasfeeren;, 
‘oo Cri op den grond van ’t oog komen, en niet door de 
5 werking van die, welke den regenboog aandoen”. 
“_(v) Hier uit leerd de operafgur de nóodzakelykheid, 
MAREN LE ol rn ï \ 8 om 


“, 


(22) 


6 XIII Het derde eigen vlies van den oog- 
bol wordt het netvlies (retina) genaamd, 
om dat men geloofde, dat het even als een 
net met veele kleine gaatjes doorboord was. 
Het zelve is onmiddelyk onder de choroides 
geplaatst, omvattende het glasagtige vogt, 
vermits het zig van den bodem des oogap- 
pels tot aan den oorfprong der hairige voort- 
Breriosels uitftrekt. Deszelfs kouleur is wit- 
agtig naar den aschgrauwen hellende: edoch 
dit verfchild na de jaaren ; want in kinderen 
is het doorfchynende ,’twelk te weeg brengt, 
dat ’t zelve, in den grond van een leevendig 
oog befchouwd, zig zwartagtig vertoond; 
na verloop van eenige jaaren wordt het min- 
der doorfchynende ; omtrent het twintigfte 
jaar wordt de grond van ’t oog minder in 
zwartheid ; omtrent het dertigfte jaat ver- 
krygt het een gryze kouleur „en in den hoog- 
ten ouderdom wordt het byna wit (w). In 
deszelfs geheele uitgeftrektheid is het tend 
| | ede 


om wanneer hy de operatie van de cataraët door de uit- 
neeming verrigten wil, en zoo dra hy de capfula. lentis 
geopend heeft, alle de lichtftraalen. van ’s lyders oog 
af te wenden , omdus den oogappel van langzamerhand 
te doen verwyderen; want zoo drade cataraé? van plaats 
begint te veranderen , kunnen?er ter zyden eenige licht- 
ftraalen tot op het netvlies doorfchieten „ en dus de ver= 
nauwing des oogappels vermeerderen, waar door men 
dan om de cataraëf uit te drukken, een fchielyker rek 
king aan de iris veroorzaakt. 

CW) MUSSCHENBROEK Iztroduêt. ad pbilofoph, watural, 
Tom, HI, { MDCCCLEI, pag, 752 


ki 


(23 ) 


de choroides-aangeplakt, hebbende deszelfs 
grootfte vasthegting ter plaatfe daar het ín 
den;bodem van het!oog begint, en aande 
hairige. voortbrengzels eindigt. Dit vlies 
heeft deszelfs grootfte dikte-in' den bodem 


__des oogbols , welke dikte van! langzamer- 


hand verminderd , naar mate het voorwaarts 
gaat en: de. hairige voortbrengzels nadert, 
Deszelfs weefzel is geheel zagt en papag- 
tig, en wordt in- twee laagen onderfcheiden, 
‘waar vande buitenfte mergagtig,en de binnen- 
Îte vatagtig is: om nu overtuigd te zyn, dat 
dit vlies dubbeld is , behoefd men ’% zelve 
maar alleen in een versch oog nauwkeurig 
te-befchouwen ; want als dan zal men zien, 
dat het zeer glad, effen en ‘zeer los aan,de 
inwendige oppervlakte vande choroides vast- 
-gehegt is, dat het aan deszelfs buitenfte op- 
pervlakte, welke tegen de choroides gekeerd 
is, zoo week als flym is, daar het in tegen- 
deel aan deszelfs binnenfte oppervlakte; wel- 
‚ke na het glasagtige vogt gekeerd is „ veel 
vaster gevonden wordt. De buitenfte laag 


of de mergagtige,is ZOO zagt, dat zy in wa= 


ter geheel kan ontbonden worden; be bin- 


-nenfte is Zeer teeder en fyn ‚waar in een 


groot aantal vaten gevonden worden ,-wel- 


‚ke in-den-natuurlyken ftaat geen rood bloed 
stoelaaten, HOvIUs nd bans opgemerkt, pe | 
| 4 le 


… (X) Trad, de: circ, Humor, pag. 41, Tab: 4e 


(24) 


de vaten uithet netvlies tot in-de zelfftari 
„digheid van het glasagtige vogt overgingen. 
„De beroemde ALBINus (y) heeft noch: een 
byzonder wat ontdekt, ’twelk zyn begin 
neemt van het middenpunt van ’t netvlies, 
gaande midden door de zelf{tandigheid van 
shet glasagtige vogt, en zig vasthegtende aan 
„het ragterfte gedeelte vari ‘het kriftallyne 
bheursje:s 2ges looran er lostoow, ehesgol 
6 XIV. Waarvan: nu-neemen deze drie 
‘befchreevene vliezen hunnen oorfprong.? 
„zal men den oogbol als het uitgezette en op- 
„geblaaze uiteinde van de gezicht zenuw aan- 
„merken ?- zal men het harde. oogvlies- van 
„het: harde hersfenvlies:,. het. vatagtige-van 
„het zagte hersfenvlies „, en-het netvlies van 
de mergagtige. zelf{tandigheid des: gezieht- 
zenuw afleiden? niet: alleen! eenige der Ou- 
‘den , maar. zelfs. verfcheidene: hedendaag- 
fche ontleedkundigen zyn van dit gevoelen; 
„het geen hier toegelegenheid gegeeven heeft 
is datde gezichtzenuw door het harde en 
zagte hersfenvlies bekleedt wordt; « Doch 
„om dit fluk te onderzoeken, is het vooraf 
noodzaakelyk een kort denkbeeld te geeven 
vandeigevoelens van eenige der hedendaag- 
fche fchryveren. ng 
De Heer re cAT wil, dat de rok van het 
harde hersfenvlies, welke de gren j 
‚ Ga + 


; 60) Acàdem, annotat, lib. 1, cap, VIE, Tab, I, Fig. IV. & Vs 


(25) 


bekleedt ‚zig uitzet en in de-gedaante van 
een bol opgeblaazen wordt „even gelyk het 
gefmolte glas, ’t welk opgeblaazen wordens 
der zig” uitzet inde: gedaante-van een flés, 
en-op dusdanige wyze heteerfte sen uitwens 
dige vlies’ vân, den oogbol;:te’ weeten “het 
harde oogvlies, uitmaakt: dat het zagte hers- 
fenvlies of tweede bekleedzel vande gezicht 
zenuw; *tgeenònder het harde hersfenvlies 
geleegen is; zig niet alleen op dezelfde -wy- 
zein een-bol uitzet, tnaar;daarenboven , 
dat het zig:in twee laagen: ‘verdeeld , waar 
van de uitwendige, welke de harde is,‚-zig 
tegen de inwendige oppervlakte van het har- 
de‘ oogvlies aanplakt, dezelve verdubbeld, 
en eindelyk-daar mede vereenigd wordt, 
Dat de tweede laag van het zagte-hersfen- 
vlies het vatagtige,vlies uitmdakt, maar dat 
deze laag eigentlyk. niets: anders is als een 
„weefzel van vaten, die van.de binnenfte op- 
spervlakte van de eerfte laag af komftig zyn. 
Dat het mergagtige en ‘inwendige gedeelte 
van de gezichtzenuw zig;ook «op dezelfde 
wyze uitbreidt als de gemelde vliezen om het 
netvlies uit te-rmaaken (z). … Dus is volgens 
zyn gevoelen het harde oogvlies vande twee- 
de laag van het harde hersfenvlies en. van 
„de eerfte van het; zagte.herstenvlies afkom. 
tig; en het vatagtige vlies van-de tweede 
0 B 5 | laag 


) (2) Traité des fens pag. 1 52 57. 


(26 ) 


laag van het zapte hersfenvlies, en het nets 
vlies uit het mergagtige gedeelte van dé ge- 
zichtzenuw oorfpronkelyk. er lomg, 
‚„DeHeer ziNN zegt omtrent den oorfprong 
vanhet harde oogvlies te hebbên waarge: 
nofen, en gezien, dat altyd het buitenfte 
blad van de fcheede des gezichtszenuw, eer 
het den oogbol zelven aanraakt, eene ver- 
zaämeling van’ vaste , blinkende , fteevige 
veezelen wordt, welke zig in het agterfte, 
dikke,en uitpuilende uiteinde van het harde 
oogvlies ‚ op die plaâts alwaar. de: zenuw 
door de dikte van het harde oogvlies heen- 
gaat, op dezelfde wyze: als de overige 
banden van ons-ligchaam inplanten. „Het 
binnenfte blad van deze fcheede , dat.dik- 
ker is dan het buitenfte , gaat verder voort 
tusfchen het harde oogvlies en de zenuw, 
zynde aan beide zyden verknogt door veel 
vetvlies , tot dat het zelve-omtrent het bin- 
nenfte gedeelte van het harde oogvlies, zig 
tot vetvlies: ontbindende, verdwynd. Dus 
is het harde oogvlies een vlies op zig zelve, 
‘en komt niet voort van het harde hersfen- 
vlies (a). Omtrent het vatagtige vlies drukt 
‘hy zig op. de volgende wyze uit: het is een 
vlies op- zig zelven geheel enal onderfchei- 
-devan het zagte-hersfenvlies of tweede he- 
kleedzel van de: gezichtzenuw (b). Opzich- 
Hah: te- 


(a) Deftriptio anatom, ocul, human, pag, TO 
Cb) Ibidem tag. 39. x 


iN 


(27) 


telyk het netvlies zegt hy, dát de gezicht- 
zenuw tusfchien de dikte van het harde óog- 
vliesdoorgaande,allengskens zaamgetrokken 
wordende „ dunder wordt, en eer zy zig 
witbreide, êtdemergagtige zelfftandisheid 
van hetnetylies uitmaakt, een zeer dun en 
doorfchynend plaatje ontmoet, middenin de 


dikte van het harde oogvlies geleegen , welk 


plaatje een vervolg is van die kring, van waar 
het zapte hersfenvlies, van de gezichtzenuw 
afwykende, het hardé oogvlies naderd. Dit 
plaatje is- met omtrent dertig gaatjes door- 
boord ; welkede mergagtige zelfftandigheid 
van de zenuw, by wyze van zeer kleine 
bundeltjes byeen verzameld, te gelyk met 
de vetvliesdraaden als door een zeef door- 
laaten ; want als men het vatagtige en het 
netvlies weggenomen hebbende, de zenuw 
zagtjes drukt, ziet men overal de mergagti- 
ge zelfftandigheid door deze kleine gaatjes 
als witte- puntjes uitbotten , welke knopjes 
ten eerften afgewischt zynde by elke druk- 
king weeder voor den dag komen. De 
mergagtige zelfftandigheid nu van de ge- 
zichtzenuw door deeze gaatjes doorgegaan 
zynde „om het netvliesuit te maaken, brengt 
daarter plaatfe terftond eene witte kegelswy- 
zeteepel voort, die fmalder dan de zenuw, 
en in zyn midden als een kelk uitgehold is ; 
hier van nu komt het netvlies voort (c). 


De 
(C) Ibidem pag, 104—109. 


(28 ) 


… De Heer-BONN-(d) na de verfchillende 
gevoelens over den oorfprong van het har- 
de oogvlies te hebben aangehaald , verklaard 
zig-op deze plaats hier omtrent niet „doch 
omtrent het vatagtige vlies laat hy zig op 
de volgende wyzeuit. ” Men kan alhier 
‚» het verlengzel van het harde hersfenvlies 
» van één fcheiden, en warineer.men het 
» in ’t water houdt, behoudt het zyne glad- 
» heid; mogte ik dan, zonderde eerbied.en 
‚» het gezag van voornaame-fchryvers;te.be- 
» nadeelen, deezerfyne befchouwing verder 
»-uitftrekken, en uit de.gladheid van de op: - 
»» pervlakte iets ten opzichte van de aanéén- 
» houdende vervolging befluiten,„ zoodunkt 
»»-my dat het vatagtige vlies veel. eer van dit 
» binnenfte blaadje. van. het harde- hersfen: 
» vlies, ’t welk. doorde gaatjes-van het zeefs- 
»-wyze plaatje. van het harde oogvlies zyn 
»» loop vervolgd,danergensanders van moet 
» afgeleid worden. Want hetharde oogvlies, 
5» ’twelk men zeggen mag,dat geheel enal uit 
»» een zeer digte veezel- en celagtige zelfftan- 
» digheid beftaat, en dusin verfcheide blaad- 
»» jes. verdeeld. kan worden, veranderd van 
» binnen en van buiten in zoodanig een yle 
» webbe, waar door het zelve van buiten 
» met de fpieren, het vet en het bindvlies, 
» EN 


_£d) Specimen anatom. medic, de Cuntinuationibus membrana® 
Tum S XLIX. pag. 35. 


53 


id 
Lid 
7 

7 
’ 


( 29 } 
en” van” binen met het zeer fyne wetvlied 
van het vatagtige vlies vereenigd wöfdt: 
Daarentegen'zyn beide de oppervlaktens 
van het zeefswyze plaatje glad ; de buie 


tenfte of agtérfte is een“ vervolg van de 


fcheede' zelve van de gezichtzenuw „die 


“zig verlengd.tusfchen het harde óogvlies 


en:deeze: zenuw: de binrienfte oppervlak- 


‚ te is ook glad, en het vatagtige vlies were 


lengd zig teegen ‘den binnenkant van: het 


zeefswyze blaadje aan, -Ik heb by’ her- 


haalde ‘proefneemingen gezien, \dat „door 


het drukker wan: de. gezichtzenuw;-de 


mergaptige” zelf{tandigheid: door-kleine 
gaatjes’ uitgeperst wierdti Het zelfdeon. 
derfcheïd” in de oppervlaktens bewyst 
noch; dat het vatagtige vlies niet vanhet 
zagte hersfenvlies oorfpronkelyk is ; want 
de: gladde "buitenfte oppervlakte van het 


zagte hersfenvlies is het fpinnewebvlies! 
de celagtige oppervlakte is-naar de zyde 
van de zenuw; het tegendeel heeft plaats 


in het vataptige vlies,’ welk: van binnen 


‚ glad en nergens aan -vast”is ; ven wienig 
„buitenfte ‘oppervlakte vcelagtig;, “en ret 


het harde “oogvlies vereenigd is ; peen 


‘aan alle vliezen eigenvis: “Men zoude kuns 
‚ nen vraagen” wat: ’er' dan van het zaste 


hersfenvlies gewordt? Ik meenedat het zel: 
ve tegelyk met de zenuwtjes door de gaat- 
er eed ‚des 


(36) 


jes vän het zeefswyze plaatje: doofgaat ; 
jen in den omtrek van de centraale of mid» 
„den puntige flagader; die zig verlengen- 
„.‚de-door het raiddenfte gäatje van dit plaat- 
je heengaat; alwaar deze flagader tot in 
„yi het glasagtige vogt zelve, én:tot aan het 


sj kriftallyne vogt voortgaat; zig óntyouwdt | 


„en het buitentte vlies van. het. glasa stige 
s vogt wordt ; ’t welk van natuure een cel- 
sw agtig vlies Zynde „aan het voorfte gedeel. 
„té van het glasagtige vogt zig in twee blaa- 
sy deren fchynt te verdeelen; &n-dus het 
_skasje van het kriftallyne vogt; ende buis 
9 of kanaal van PETIT uit te maaken 3: en 
vs. met de. zenuw vezeltjës redhead 
sy nen ‚netvlies'y-de mergagtige:zelf{t 

& heid ín‚zyne buiteníte gedeelte; en in zy- 
ss. ne binnenfte.de vaaten te bevatten”, … 


„Zie daar de verfchillende gevoelens der 


hedendaagfche: beroemfte „fchtyveren «om- 
trent dit ftuk, vallen echter fchynenzy over- 
een te flemmen „dat het netvlies ‚ten min- 
ften deszelfs mergagtige zelfftandigheid ;van 
de pe af komftig is ;-uitgenomen 
de-Heer winsLow (e), welke zegt, datde 
mergagtige zelfftandigheid van deze zenuw 
den oogbol ingaande , zeer.-zamengettok- 
ken, en als gewurgt:is ‚en alleenlyk in een 
klein knopje fchynd. te eindigen sven dat-het 


(e) Expofition Anatomique Tom, 4me pag. 250. 


andig- 


â 


_ ‘gichtzenuw."’ Son -o Un 
_… 6 XV. Het nut dezer wliezen-in" algo- 


Car) 


hetvlies aldaar te veel dikte heeft om alseëri 
uitbreidzel van de mergagtige zelfftandig 

heid van de gezichtZehuw te kunnen aan- 
gemerkt worden. Het voornaamtte; verfchil 
beftaat dan inde twee eerfte oog vliezen, 
en het zelve is moeielyk: te ‘beflisfen. ;-zoo 
ik echter myne gedagten mag-uiten „dunkt 
my het gevoelen van den Heer ziNN het aan- 
neemelykfte te zyn, en wel ‘om de valgen- 
de reedenen. 1); Om dat het zamenftel de- 
zer vliezen zeer verfchillende is van de hers= 
fenvliezen.  2)..Men kan /het harde hersfen- 
vlies van der buitenfte oppervlakte van het 
harde oogvlies-affcheïden. « 3). Het vatag- 
tige vlies is in den omtrek van de gezicht- 
zenuw , alwaar zy het harde oogvlies doof- 
boord ‚een weinig verwyderd; laatendehet 
harde oogvlies in de rondte'-aldaar-onbe- 
dekt; en dus ís het-vatagtige vlies op 


die plaats niet, alwaar het zagte hersfen 


vlies in den oogbol zoude-moëten! komen. 
4). Wanneer men een’ zwbusbrengt=tus- 
fchen het harde oogvlies“en ‘het: vatagti- 
ge vlies „ en” opblaast; ‘#00. komt de’ lugt 
tiet verder als ‘tot op de-plaats' daárdhet 
watagtige vlies zichtbaar: wórdt ;-en dringd 
niet door tìüsfchen de Hehesdevan de: ge: 
SN SOME ARV VIN Jor 

meen beftaat hier in; dat zy den gan 
È nek armaturen le 


Ket 28 ard eee dan Heere 


{ge ) 


Hitmaaken Ôm de vogten in zig te bevatten 
„edoch ieder vlies op zig zelven heeft zyne 
byzondere huttigheeden ; het harde oogvlies 
geeft inplanting: van. buiten aan de fpieren; 
‚vasthegting: vat: binnen aan,het vatagtige 
vlies: „ doörgâng: aan ‘de gezichtzenuw , en 
aan de. kleine vaatjesen’‘ zenuwtjes, als meé= 
de aande: lichtftraalen door-deszelfs voor- 
fte-gedeelteof het hoornvlies; dat. hierom 
„als het venfter van ’t oog‘kan aangemerkt 
«worden „en door deszelfsbolheid gefchiktis 
„omeen grooter hoeveelheid van lichtftraalen, 
-dië van rondonxsafkomen:;7by;iéén te-ver- 
zaamelen en door-te laatens… Het vatagti- 
„ge vlies «is gefchikt: tot een inwendig -be: 
„kleedzel voor het-harde oogvlies ;-om door 
smiddel van! deszelfs.voorfte;gedeelte of den 
regenboog, sde,voorfte holligheid.van’t‚cog — 
än twée kaimefsste. verdeeleri; om; door 
middel van -denroogappel , den doorgang 
aande lichtftraalén;te verfchaffen, en door- 
„deszelfs-zamentrekking dezen-doorgang te 
„maatigen. | Eändelj7k-het netvliesjs gefchike 
om het zintuig van ’t gezicht, uitste maaken. 
sor K VIe Seedert men heer nut der; zenù- 
*we:in ons ligchaam ontdektheeft „is men 
-eenpaarig,overeehgekomen;dat: hetnetvlies 
het zintuig van het gezicht was;-doch, zoe. 
dra: ontdekte -MARIOTTA:(£) niet door zeen 
dodor as ash zei aant gaeîed PEORF 


se Cr ) Nouwelledecowverte touchant la vae, Lettrea PECQUET 


{33 ) 
pröëfieeming ‚ welke hy bewerkftelligde ; 


dat wanneer de ftraalen van een voorwerp 


juist op de plaats van de inplanting van dè 
gezichtzenuw vielen, men dan ’* zelve niet 
fj hy hield het vatagtige vlies voor 
et Zintdig des gezichts; de doorfchynend- 
heid ‘van Riet netvlies, het welke de Heer 
MERY in de oogen van een kat ontdekte, 
‘welke hy in ’t waater gedompeld hadde, 
verfterkte hem in dit gevoelen, alzoo hy 
daar door begreep , dat de lichtftraalen zoo 
wel door het zelve gingen als door het kri- 
ftallyné en gläsagtige vogt: hy geloofde ver- 
ders, dat geene zenuwvezeltjes, zelfs doof 
behulp van ’t vergrootglas, in het netvlies 
konden aangetoond worden. | 
LA HIRE (g),welke het vatagtige vlies niet als 
hét Zintuig van het gezicht befchouwd „ ge= 
loofd echter dat het zelve de indrukzelen der 
dichtftfaalen maatigt, eerst ophoudt, en als 
dan'aan het netvlies mededeeld. winsLow 
(B) fchynd het netvlies te gelyk met het vat= 
agtige vlies als’ het werktuig van het gezicht 
aantemefken;döordien’hy meend;dat op beië 
den het indrukzel der lichtftraalen gefchiedts 
TAYLOR (i) isvan gedagten , dat het netvlies 
Mtr re CR 
WE AdnAAonte dt A Ree É Ân Bek. a hikt RLS 
(8) Memoir. de P Academie Roy. des frience Anne k - 
dé Dien de la vue, part. B. RE bark 
(h) Expofition Anatomique Tom, IV. Traité de la tete $ 312s 
E20 I, 


8. QI. hrg 
CD) Nienwe verhandeling van de ontleéding Van't oog. Caps 3ó, 


34) 


het ampt van opperhuid over het vatagtige 
vlies bekleedt, (t welke hy als het zintuig 
vanhet gezicht aanmerkt), om ‘t zelve voor 
de aje fterke Bndenieelan der licht{traalen 
te befchermen. Schoon deze drie gemelde 

hryveren in één gevoelen Zyn met MARI- 
OTTE, verklaaren zy zich echter op eene 
Nerichullendeawze. naos ob Win 
__De Heer 1e cAT‚ welke met MARIOTTE 
van, ’t zelfde gevoelen is, geeft een andere 
„proefneeming op, om te bewyzen, dat men 
op. de, plaats van, de inplanting van de, ge- 
zichtzenuw niet ziet (k). Elie verders, 
__datdewyl de’ zelfltandighieid der hersfenen 
ongevoelig is, dit een genoegzaam, bewys 
fchynd te zyn om; te befluiten, dat het merg- 


agtige gedeelte der zenuwen geen werktuig 


van ‘t gevoel, én by gevolg ook niet van ’t 
gezicht kan zjn (D. Hy brengt tot eender. 
de bewys by, dat het vatagtige vlies, een 
zwart Hoers is, ’t welke de lichtftraalen, ge- 
heel en al opflurpt , en by gevolg, de ge- 
waarwording daar van niet aan het netvlies 


mededeeld;:, welk bewys tot een tegeriwer- « 


RAULT zegt, dat, 
zynde, het zelve het vatagtige vlies noodig 
heeft om aan het zelve de lichtftraalen te 


ping verftrekt_ tegen % geene de Heer. pr 


_ Ck) Traité des fenf pag, 168. planche VIIL 
(1) Ikidem pag, 173. 


et netvlies doorfchynend 


Is 


€35) 


rug te brengen, even als het quikzilver aan 
een fpiegel noodzaaklyk is(m). Eindelyk 
zegt hy, dat dewyl het vatagtige vlies een’ 
vervolg isvan het zagte hersfenvlies ,’t geen 
hy voor het waâare zintuig van de alge- 
meene gewaarwordingen houdt, het zelve 
zeer vast, veerkragtig en zeer gevoelig is, 
en de vereischte hoedanigheid tot het zin- 

tuig des gezichts bezit (n)‚ 
it zyn de gevoelens dier geenen, welke 
het varagtige vlies voor het zintuig des ge- 
zichts houden; ik zal hier teegen eenige ar- — 
… gumenten ter-nederftellen. Krea, 
z. De proefneemingen van MARIOTTE èn 
LE CAT bewyzen wel ,-dat de voorwerpen 
op de plaats van de'‘inplantinig des gezichts- 
zenuw niet'afgebeeldt worden, maar niet 
dat deze zetruw: aldaar ofigevoelig zyn zou- 
de; want uitde proefneemingeti blykt,dat de 
ftraalen afwijkende en afgebrooken uit het 
glasagtige vógt hed het netvlies komen, en 
dus-aan weerskanten Een ruimte overlaa- 
ten tusfchen‘het aschpunt Van ’t gezicht en 
de-zenuws wraätr uit men-ziet, dat de na- 
túur: dit tot'eê: -wys oogmerk ingerigt heeft; 
want zoo -2y: al ten deele op’ de gezichtze- 
_niuw vallen, zoo beletten de afteria centra= 
lis en de overige vaten, die in de zenuw 

N Ibidem pag. 196, 
/ 5 Ibidem pa 77. 


(36 ) 

werfpreid zyn ‚en wel i gedeelte van %-gez 
heel: uitmaaken, dat zy- aldaar geen,door: 
gäng vinden ‚en opgeflurpt worden ;:en hier 
vic blykt.teflens, datde proefneeming;van 
IOT TE, tot geen, bewys kan) verftrekker 
r de:ongevoeligheid: des,gezichtzenuws 
ar in tegendeel „dat het metwlies seen: uit: 
reidzal „van: de; gezichtzenuwezynde; ook 
uit gevoelige deelen beftaatsjwelke alleen 

voorde licht{traalen aandoenlyk zyn 
…2eDe proefneeming van: den Heere ME? 
sf am,-de doorfchynendheidvan het nete 
vlies“aan te toonen» kan tot geen; bewys ver: 
ftzekken „dat het zelve deindrukzelen der 
voorwerpen niet „zoude „ontfangen ;- Het:is 
immers genoeg;tot.de voortbrenging eener 
gewaarwording dak de voorwerpen een ine 
drukzel op;de zenuw te weegbrengens’t wel. 
ke in ftaat is om de levensgeesten, in bewee- 
ing te brengen dit gefteld.-zj.nde, z00 ge- 
chiedt de gewaarwording zoowelop ’t-net: 
vlies, ’tzy heraalee doorlohajneadeof one 
ggorichynepde Wat de doorfchynend- 
heid.aanbelangt, om dezelve.te vergelyken 
met het kriftallyne en glasagtige vogt ‚dit. 
zoude kunnen, plaafs hebben „zoo. nietde 
uitwendige oppervlakte van het netvlies „die 
metl het mergagtige gedee ig waits 
bedekt is, die doorfchynendheid eenigzints 

benam. rd | 
& OI sant wet 5, Dat 


C 37.) 


… 3. Dat Óm reeden van de ongevoeligheid 
van het mergagtge gedeelte der hersféten; 
volgens de ftelling van den Heer LEcAT, 
het mergâgtige “gedeelte van: de gezichtze? 
nuw ongevoelig’ zyn Zoúde”, ‘is niet aannee- 
mielyk. Men fedeneere maar! alleen volgens 
de overeenkomst met de andere zintuigen; 
ziet men’ niet dâät’de portio mollis ‘hervt at- 
ditorij âlleen aändoenlyk is voor het geluid? 
dat de reukzenùw in de neüs in een pu/peut 
weegen overgaat, en deze alleen aandoen- 
lyk is voor de reuk? De Heer Le caT de 
moeielykheid om dit geftelde {taande te hou- 
den gewaarwordende, zegt: men zoude toe- 
geftemd hebben dat bet merg der hersfenen en 
zenuwen niët voor het fcherp ; maar wel voor 
het licht gevoelig was, overeenkomftig derzel: 
wer fynheid(o). “Om deze tegenwerping op 
te losfen, befoept hy zig op de reeds aan- 
gehaalde proefneeming vari MERY, welke 
«Wy tot geen bewys kunnen aanneemen om 
de ongevoeligheid van het mergagtige ge- 
deelte des gezichtszenuw-aan te toonen. 
4. Dat, volgens de meening van den Heer 
LE CAT, de'gewaarwording niet aan het net- 
vlies medegedeeld “wordt,’om dat het vat- 


agtige vlies een zwart Boers is, dat de licht- 
{traalen geheel en é opflurpt. De Heer 
| | 3 


HAL“ 


|___ Co) Traitf des for bag. 173 


| 


( 38 ) 


HALLER (p) proeven neemende op verfchei- 
de oogen van visfchen, heeft waargenomen, 
dat het netvlies aan deszelfs buitenfte opper- 
vlakte met een zwart ondoorfchynend flym 
bedekt wierdt; wanneer dit nu maar alleen 
in de visfchen plaats had , zoo kon zulks tot 
een bewys verftrekken, dewyl zy in een 
geheel ander element leeven, en door een 
zwaarder midden zien als wy ; maar dewyl 
de Heer HALLER zegt het zelve ook over- … 
vloedig gezien te hebben in de ganzen, ex- 
ters, reigers, en in den mensch zelven ‚zoo 
wordt (indien dit waar is) hier door het ge- 
voelen van MARIOTTE en LE CAT omverge- 
worpen, vermits de lichtftraalen als-dan be- 
let worden tot op het vatagtige vlies door 

te dringen. 
__5, Eindelyk, dat het vatagtige vlies de 
vereischte hoedanigheid bezit om het zintuig 
van ’t gezicht uit te maaken, vermits het 
zelve af komftig is van het zagte hersfenvlies, 
enhet werktuig vande algemeenegewaarwor- 
dingen is. De Heer LE CAT neemt hier iets 
tot bewys ’t geen zelfs noch moet beweezen 
worden; ’er zyn ruim zoo veele reedenen 
voor als tegen (q), dan de plaats laat niet 
x toe 


CP) Memoires de Acad, Roy, des friences de PAnnéé 1762. 
pag. 83. 

(q) Men kan hier over nazien Disfertation fur la Sen- 
fibilité des meninges par Mr. LE CAT en Disfertation fur lepar- 
gies irritables & Senfibles par Mr, HALLERe 


(39 ) 


toe dit ftuk verder te onderzoeken; ook is 
dit niet noodzaakelyk', vérmits dit bewys 
van zelve vervalt, zoo dra men het vatagti- 
ge vlies alseen vlies op zig zelven befchouwd, 
en ín geenen deele als afkomftig te zyn van 
het zagte hersfenvlies. ER | 
_6 XVIL Deze vliezen maaken de hollig- 
heeden uit, waar in de drie vogten van het 
oog behouden zyn, zy zyn twee in getal ; 
de ägterfte en groot{te, waar in het glasag- 
_ tige en kriftallyne vogt, en de voorfte waar 
in het waaterige vogt behouden wordt. De 
voorfte ftrekt zig uit van agter het hoorn- 
vlies tot aan het kriftallyne en glasagtige 
vogt,en wordt door het druivenvlies in twee 
ongelyke holligheeden verdeeld , welke men 
met den naam van kamers van ’t oog be- 
noemd ‘en in een voorfte en agterfte onder- 
fcheiden heeft, welke met elkander gemeen- 
fchap hebben door middel van den oogappel. 
voorfte is grooter als de agterfte : PETIT (r) 
heeft derzelver grootte door een byzonderen 
vogmeeter, die hy ophthalmetrum noemd, 
afgemeeten, en bevonden, dat de ruimte van 
de voorfte kamer bedroeg 11,53 cubifche ly- 
nen, en die van de agterfte kamer 7,5: cubi- 
fche lynen, zoo dat de ruimte van beide'de 
__kameren te zamengenomen 19 cubifche ly- 
_ fien bedraagt, De afltand van de inwendige 
| Ws C4 op- 
| (£) Memoires de P Acad, Roy. des friences de Î Annél 1730. 


(40) 


oppervlakte van het hoornvlies tot het kris 
{tallyn is 1# yn; wanneer men echter de dik- 
te van het hoornvlies hier by reekend, zoa 
is de afftand van de buitenfte oppervlakte 
van het hoornvlies tot het kriftallyn 1,{lyn. 
De diepte van de voorfte. kamer of de af- 
{tand van het hoornvlies tot den regenboog 
‚Äs gemeenelyk 5 of 1 lyn.… De diepte van 
de agterfte kamer is meest : of ;lyn. Dit 
zyn de afmeetingen der beide kamers van 
% oog, waar in het waterige vogt behouden 
is, tot welks befchouwing ik nu over gaa. 

GS XVIII. Het waterige vogt (humor aquo- 
Jus) iseen dun, helder vogt, zonder reuk, 
van een eenigzints zoute {maak , vervullen- 
de de beide kameren van’toog. Het zelve 
is zeer onderfcheiden van de overige vog- 
ten, die den. oagbol vervullen, vermits het 
uit fyne Jymphatike deelen fchynd zaamge- 
fteld te zyn, daar in de andere een werk- 
tuiglyk zamenftel te vinden is, Wat de 
hoeveelheid aanbelangt, dezelve valt moeie- 
lyk te bepaalen ; edoch volgens de uitree- 
keningen van PETIT en MUSSCHENBROEK (5) 
zoude het op 4,08 greinen uitloopen. Om- 
trent den oorfprong van het zelve, is men 
het niet eens; ik zwyge. van de ongerymde 
gevoelens der guden, dat, het door de ze- 
| brt \ nu- 

CS) Tutroduêt, ad Philo, Nut, Tom, IE, $ MDCCCLXIV, 
Pe8 754: ek 


(4E) 


nuwen, door een byzondere klier, of door 
de, watervaten. alhier zoude afgefcheiden. 
worden. …NUCK(t) meende eenige byzon-. 


dere dulus gevonden te hebben, welke het, 


harde oogvlies doorboorden, en zig niet: 
verre van den oogappel in de voorlte ka- 
mer openden : Dan men heeft bevonden, 
dat hy de flagaderen voor deze dutfus aan- 
gezien heeft. … ZINN (u) is van gevoelen ‚dat 


„het grootfte-gedeelte van het waterige vogt. 


door het flagaderlyke dons der hairige voort- 
brengzels. wordt, afgefcheiden. ‚Nu isde 
vraag „ welke flagaderen dit vogt affcheie, 
den? Of het die geene zyn, welke in het 
hoornvlies gevonden worden ‚of die vanhet 
kriftallyne en glasagtige vogt, of die vande 
agterlte oppervlakte van het druivenvlies, 
of wel die welke aan de voorfte oppervlak- 
te van dit vlies gevonden worden? De laat- 
fte fchynen hiertoe wel hét beste gefchikt 
te zyn, eerftelyk om haare legging , ten an- 
deren, om dat zy hier in te grooten over- 
vloed zyn om maar alleen te dienen tot on- 
derhouding van dit vlies, % geen al te teer 
en te klein is om zoo een groote meenigte 
vogts, als deze vaaten kunnen aanbrengen , 
tot deszelfs voeding te ontfangen. Deze af- 
fcheiding houdt altoos aan; zulks wordtbe« 

| C 5 | wee- 

(£) De duëlu oculi aquofo pag. 2030 

(m) Deftrips, anatom, ocul, human. pag. 148. 


(42) 


weezen door de fchielyke herftelling van 
dit vogt, wanneer het zelve door een won- 
de in het hoornvlies geheel ontlast wordt ; 
deze herftelling gefchiedt zelfs voor de hee- 
ling van de wonde van het hoornvlies’ geen 
zeer fchielyk gefchiedt: HAMBERGER (v) 
zegt zelfs, datde ondervinding hem geleerd 
heeft, dat dit vogt, ’t welke door een won- 
de geheel uitvloeid , binnen den tyd van 
vier uurên weder herfteld ís. Zoo nu dee- 
ze affcheiding geduurig aanhoudt, moeten 
’er ook wegen zyn , door welke het over- 
vloedige weder onder het bloed terug ge- 
bragt wórdt, anders zoude ‘er een Hydropb- 
tbalmia gebooren worden; of dit vogt ook 
wel door het ftilftaan, dik, donker en on- 
doorfchynend worden ; dit is een bewys dat 
‘er een geduurige omloop van dit vogt ge- 
fchiedt, en dat ’er zoo wel aderen tegen- 
woordig zyn, die dit vogt opflorpen , als ’er 
flagaderen zyn, die het zelve affcheiden : 
men zoude aan de tegenwoordigheid dezer 
aderen kunnen twyfielen, wyl niemand de- 
zelve tot nog toe klaar aangetoond heeft ; 
edoch wanneer men agt geeve op eenige ver- 
fchynzelen, die men Ee zieken. waargeno- 
men heeft, zoo zal men van de tegenwoor- 
digheid van de opflorpende vaten overtuigt 
hg wor. 


{v) Pbyfrolog. Medic. S 1117. 


Cu) ; 


worden. HEUERMANN (w) zegt een Iyder 
gezien te hebben; die door al te fterke pur- 
geermiddelen miet alleen in razernye verviel 
maar by welken zelfs het waterige v 
door bloed geheel rood geverwd wierd, % 
welke van langzamerhand verdunde, en 
door de aderen wederom opgeflurpt wierdt, 


_ zoodat het zelve-na verloop van vier weeken 


zyne voorige doorfchynendheid weeder ver- 
kreeg; een diergelyk voorbeeld vind men 
noch door HEISTER (x) aangeteekend. Na 
deoperatie van decatara@ ziet men zomtyds, 


_ wanneer men eenige vaatjes gekwetst heeft, 


de voorfte holligheid van ’ oog met bloed 
vervuld „’t geen na verloop van eenigen tyd 
verdwynt. Hoe zoude dit nu kunnen ge- 
fchieden, zoo ‘er geen opflorpendé vaten al- 
daar tegenwoordig waaren? | 

„6 XIX: Het glasagtige vogt (aumor vitreus) 
is dat-gladde, zagte, veerkragtige, en ge- 
heel doorfchynende vogt, ’t welke het ag- 
terfte en grootfte gedeelte van den oogbol 
vervuld, Het wordt het glasagtige genaamd 


_ om de overeenkomst met gefmolte glas ten 


opzigte van deszelfs doorfchynendheid. Dit 
vlies wordt van vagteren en ter zyde tot de 
hairige voortbrengzels toe door het netvlies 
omvangen ; aan deszelfs agterfte en ol A 

"ke 


(Cw) Phyfiolog, ater Theil S 745. 
(X) De Cathar, pag. 310 


/ 
Z 


(44) 


ke oppervlaktens heeft het: een fpheerifche 
gedaante,overeenkomftig het agterfte gedeel- 
te van den oogbol ‚ maar aan-deszelfs voor: 
fte gedeelte een holle oppervlakte „evenree: 
dig de bolheid. van het agterfte gedeelte van 
het kriftallyn., Het wordt door een duntees 
der en doorfchynend vlies-omgeeven ,’t welk 
volgens WINSLOW (y) dubbeld: is en. uit 
twee blaaden-beftaat , die-op den rand der 
groeve, waarvin het kriftallyn geplaatst is, 
van elkander wyken ; het buitentte blad gaat 
over het kriftallyn; en hets binnenfte agter 
het zelve, zoo dat door deze twee blaaden 
een beursje geformeerd wòrdt, waar inhet 
kriftallyn „behouden is; het binnenfte blad 


geeft een. meenigte celagtige verlengzelen, 
diein het elasagtige vogt indringen, enal- — 


daar zeer fubtiele en fyne celletjes formee- 
ren „waarin. het waterige vogt behouden 
wordt. „Hier uit ‚volgd nu, dat de zelfftan- 
digheid -van dit vogt, kan aangemerkt wore 
den als uit vafte houdende en uit vloeibaare 
behoudende deelen zaäamgefteld te zyn. HO- 
vius (z) is van gedagten „dat de vafte dee- 
Jen van het zelve uit vaten-van verfcheide 
zoorten beftaan. „Edoch wanneer men agt 
geeve op de proefneeming van MAITRE JEAN , 
a labye rio aline (a) 
(y) Expofition Anatomique Tom, IV. pag. 257 


(Z) Tra. de circul, Humor, pag. 39» 40 AI Tub, IV. 
fig. IV, V, VI, VII iN $ 


CC) Is Actis Hafnienfibas. KNIE 0 AE vald 


(45,3 


(ây vindt men , dat het waterige vogt in cel 
letjes behouden is „ en dat’ de vafte deelen 
niet flegts uit vaten beftaan; MAITRE JEAN 
(b) trekt. echter vuit deze proefneeming een 
gevolg; „dat’er port in de“oppervlakte van. 
et glasagtige ligchaam zouden plaats heb- 
ben; ik voor my-geloove nochtaris, dat de. 
ze zoogenaamde pori:veel eer de kleine ope- 
ningen der fyne vaatjes Zyn, welke van het 
nétvlies’in het-vlies van het glasagtige vost 
indringen ;: en-dië ‘door de uitneeming vant 
hete glasagtige “ligchaam uithet oog afge: 
fehieurd-zyn.1» Het vogt, ’t welke in deeels 
letjes van het glasagtige ligchaam behouden 
is„wordt door flagaderen aangebragt en we: 
der doorraderen Opgenoomen, zoo: dat ’ef 
aten ‚omloop varr dit vogt plaats 
heeft, het been nioodzakelyk waster bewaad 
ring van deszelfsdoorfchynendheid. Schoof 
BARTHOLYN (C)’ zegt ‘waargenomen te-heb: 


ben, dat dit -glásagtige ligchaaim geheel ef 


al-was uitgeftórt zonder verlies van ‘het oes 
zicht, zoo. leerd > echter -devondervinding 
wanneer het,doör: een wonde in POORE 
heel, vernietigt wordt, zoo dat het zig ittte 
geheel. ontlast p:dat het gezicht:geheel ver 
looren gaat maar wanneet>’er-zig-een ge? 
„£1O | deel. 
(a) Traité des maladies: de Voewil pag. Zi, 
Cb) Ibidem pag, 325. JM 


{46 ) 


deelte ontlast;gelyk zomtyds gebeurd inde 
uitneeming wat de ftaar „ zoo wordt dit we- 
dezsherfteld:: : orctod no: vft asin 
_S XX. Het kriftallyne we (humor cre 
flallinus) om deszelfs. doorfchynendheidvals 
kriftal, het-kriftally ne ligchaam (corpus eri- 
flallinum) om deszelfs hardheiden vastheid, 
ook wel om -deszelfs overeenkomst met 
een linfe. Lens criftallina genaamd „isdat 
vafte „-doorfchynêende ligchaam ,’t welke 
inde agterfte kamer vän % oog in de voor: 
fte. oppervlakte:van het glasagtige ligchaam 
geleegen: en uit vafte en-vloeibaare' deelen 
zaamgefteld is, Deszelfs natuurbyke ligging , 
wanneer men-het oog volgens: zyne: breed. 
te befchouwd;-is juist in ’t midden „zoo dat 
de-asch: van -den-oogappelv en die van het 
kriftallyn eene tigting: hebbens:befchoùwd 
men het oog ne de lengte,- zoo is ’ zelve 
_ digter by het boornvltesvals by ‘het netvlies 
Been „Derfiguur vanhet kriftallyn is 

olrond , en-als uit-tweesgedeeltens zaams 
gefteld , welke-wolgens,de waafrneeming van 
PETIT (d) zodanig verfchiller „ datde eene 
vlakte zomtydseenvierdegrooterisalsdean« 
dere; de-voorfte-oppervlakte is-eengedeel= | 
te van eencirkel, welks middenlyn na de 
pe on- 
po ao Zi ok chsomnanden tarde al BDD. 
Natural, Tom. II, $ MDCCCLXII. pag, 753: 


(47) 


Onderfcheide gefteldheid.der. oogen van, 6 
tot 12 eed houdt, echter gemeenlyk, 75 
tot 8lynen; de agterfte oppervlakte is een 
Re van een cirkel, welke 5, zelden 5: 
lyn in middenlyn heeft ; Hier uit ziet men, 
fh voorfte oppervlakte meeftentydsver- 
heevener is als de agterfte, Alle de Schry- 
veren {temmen echter omtrent de figuur van 
deze vlaktens met elkanderen niet volkomen 
overéén., BRIGGS (©) wil dat de beide vlak- 
tens eleptisch zyn. PETIT (£) dat de agterfte 
vlakte parabolisch is, en_sTuURM (9) teld. 
dezelve hyperbolisch te zyn. Dit ver- 
fchil fchynt af te hangen van de verande. 
ring van figuur „ die deze, vlaktens onder- 
gaan by de uitneeming. van het kriftallyen, 
wanneer ’t zelve van het glasagtige vogtafge- 
fcheiden wordt. De koord of pees van het 
kriftallyn, is gemeenelyk van 4 tot 4: yn, 
en de dikte van ’t geheele ligchaam 2- lynen 
(h). De zwaarte van ’t kriftallyn is volgens 
PETIT (í) by. volwasfenen 4 grein 45, zelden 
echter 4: of 4: grein „ daarenteegen is het 
vogt ‚'t welk het kriftallyn omringd. een halr 
ve, zomtyds wel 1 grein zwaar, Volgens 
| r dnieoved isom 23 volt toi sbr 


à A JOL ERIEEE 


1e) Opbthalmazraph. Pag 758 

Ef 3 Memoires de Ù Acad, Roy, des ftiences de Pannét 1795. 
sh de PAcad. Roy. des fciemces de Pannée 1725, 
Ibidem, 


de Widem Pannéé 1730, 


Ps 


ROBERTSON is de zwaarte van het kriftally 
met het’ waatér van zo tof'o; én volgens 


Ck) Expoftion Anatomique Tom, WW. pag. 257. 
(1) BOERHAAV. Praeleètion. Academic, Tom, IV. pag. 1Ó3s 
Not, b, Kies 


er 3 ahd 


C 49 ) | 
affcheidt, want dan ziet men dat het doot 
‘een byzonder vlies omvat wordt, ’t welke 


‘het kriftallyne by den anderen houdt, en 


verhinderd, dat het rondom het krifta!lyn 
bevatte vogt niet uitvloeije. Dit vlies is vol- 
gens PETIT (m) in de vrugt roodagtig , doch 


naderhand wordt het doorfchynende ; de- 


zelfde fchtyver (n) ftelde, dat het doorde 


konstnooitondoorfchynendekonde gemaakt 


worden ; doch MORGAGNE (0), HALLER (p), 
MORAND (q) „ MAY (rf), HAMEL (5) en ande. 
ren hebben het tegendeel bevonden „en zulks 
wordt ook bevestigd door de catara@a fe. 


‘cundaria, die haar zitplaats in dit vlies heeft. 


„Opde plaats alwaar het vlies van het glasag- 
tige vogt zig over het kriftallyn verfpreidt, 
wordt men door opblaazing rondom het 
zelve een geribde kring gewaar, welke pe- 
TIT (t) om deszelfs figuur met den naam van 
canal godronnéé betiteld heeft, en die men 
naderhand na den uitvinder canalis Petitia- 
nus genaamd heeft. Het is die driehoeki- 
ge,kromlynige tusfchenwydte, welke door 

ie | Apra meere 
2m) Memoir, de P Acad. Roy, des friences de Pannéé 1727 
GS bide de P Annéé 1730. 


EJ 
+ 


ln 658 Epiftol. 18 &. 19. @ egg. 


Boerbaáv, praeleét, Academic, Tom. IV. pag. 163. zot, be 
CQ) Hiftoire de P Acad. des friences de l'année 17221730 
(T) Commerc, litterar, Norimberg. 1733: Hebdom, IV. 
(Ss) Tbidem 1736. Hebdom, IL, 
CE) Memoir, de l'dcad, Roy, des fliences de Pannéé 1726. 


} 


(5e) 
de verdubbeling. van de -membrana, vitrea 
geformeerd wordt, wanneer dezelve van 
voren; er van. agteren het kriftallyne, vlies 
gaat omvatten, en zig met het zelve veree- 
nigen. Wanneer men het zelve met een 

untig Jancet. opend , en opblaast, wordt 
Deen gewaar, dat het als uit kleine blaasjes 


en, 


fchynt zaamgefteld. te zyn, welke door de 
indrukzelen van'de hairige voortbrengzels 
voortgebragt worden. Het is volgens PE- 
TIT (u) in den mensch 15, 15 of wel 2 ly- 
nen breed; CAMPER (v), welke getuigd het 
zelve nooit in den mensch gevonden te heb- 
ben , maar wel in kalfs en fchaape. oogen, 
bepaald het in dezelve op # duim breed, 
zoo dat, volgens.deze bepaaling, dit kanaal 
in deze dieren weinig grooter gevonden 
wordt als by den mensch. 
“— Van binnen in het befchreevene kriftal- 
tyne vlies, is een dun en zeer doorfchynend 
vogt beflooten, ’t welke het kriftallyn of 
liever deszelfs pit omringd, en door de flag. 
aderen van het kriftallyne vlies afgefcheiden 
wordt; volgens de waarneemingen van PE- 
TIT (wW) , HEISTER (X) En STEHELIN(y)íchynt 
| dit 
(u) Memoir, de Acad, Roy. des feiences de Vannêé 1726. 
(v) Disfertat. Phyfiolog. de quibusdam oculi partibus, $ VII; 
Pag. 13. Ziet ook deszelfs afbeelding op de plaat Fig. VI. 
Cw) Memoir, de l'Acad. Roy. des ftiences de Vannéé 1730, 


(x) Ephemeria. Natur. curiofor. cent, IV. obferv, 198. 
Cy) Specim, Anatom, Botanic, 1724. NO 7s 


(51) 


dit vogt gefchikt te zyn om het vlies uit: 
gezet te houden, de verdrooging van ’t pit 
van ’ kriftallyn voor te koomen, en daar 
door deszelfs doorfchynendheid te bewaar 
ren; want by de verdrooging van dit vogt 
valt de capfula te zaamen, het pit van bin- 
nen verdroogd, wordt ondoorfchynende, 
en groeid met het gemelde vlies te zaamen. 

KE desct de ftruétuur van het kriftallyne 
vogt „ komen de fchryvers niet overéén; ee- 
nige hebben het zelve alseen verdikt vogt. 
aangemerkt, andere als een blaasagtige zelf- 
ftandigheid ‚zommige wederom hebben het 
alleen voor een omwikkeling van vaten be- 
fchouwd. Wegens deze verfchillendheid 
van gevoelens heeft men zyn; toevlugt ge- 
noomen. tot proeven, en het zelve in een 
zuure geest gezet „het laaten droogen , koo- 
ken ot in waater weeken, doch door de 
drie eerfteproefneemingen wierdt deszelfs 
gefteldheid-zoodänig veranderd „ dat men 
daar uit niets konde befluiten, doch door 
de. weeking heeft men ontdekt , dat het pit 
van het kriftallyn: uit verfcheide kleine ve- 
zelen beftaat, welke in het middenpuntdun- 
ner ‚korter, doorfchynender en kleinder 
worden, en een klein hard pit formee- 
Ten, LEEUWENHOEK (2) en CAMPER (a) heb- 
En Dan Da. ben 

Z ijvol, 41. ann. 1744. d. 14. ile 
mé iden pe guibusd, aas doin 10, Fig, VII, é 


Ehm v 


(52) 


ben ‘door’ hûnme navorfchingen” bevonden ; 
datdeze vezelenin het middenfte gedeelte 
regt voortdloopen;, en op de:zyden zig om- 
buigen en zig met den anderen vereenigen ; 
ja LEEUWENHOEK (b) ‘heeft derzelver getal 
op twee duyzend bepaald; MORGAGNE (C) 
heeft een klein: vliesje in ’t zelve gevonden; 
PEMBERTON (d) gaat nog vérder ;en wil zelfs, 
dat deze ‘vezelen:fpieragtig zyn, doch in 
hoe verre’dit alles plaats heeft valt moeie- 
Iyk-te-beflisfen; edoch dit is zeker , dat het 
kriftailyn, inzym geheel genoomen, uit vas- 
te en vloeibaare ‘deelen beftaat, als mede 
dat de vaste ‚uit vezelen “zyn zaamgefteld ; 
en fchoon' zy-in den mensch niet gemakke- 
lyk ontdekt worden, getuigt echter -HEUER- 
MANN (e), dat hy dezelve verfcheide maa- 
len in eenige kriftallynen, welke in waater 
gekookt waaren, waargenoomen heeft. Het 
kriftallyn verkrygt deszelfs voeding van va- 
ten , en wel voornamelyk door de arteria 
centralis van:den Heer ALBiNus (f), welke 
met de gezichtzenuw in den oogbol inkomt, 
en midden: door het glasagtige vogt tot aan 
de agterfte vlakte van het kriftallyne vlies 
en | voort- 
Cb) Arcan. natur, detetta pag, O8. + « 
(c) Epiftol. 17. No. 33. 

tg ° eh medic, phyfic. de facultate oculi qua fe accomos 

de) Phyfrologie il, ‚pag. 
3 3 nwd sang Zi. Tib, Fe. WEN 


3D - 


woortloopt;-alwaar zy -zig in! Kleirie takjes 
verdeeld:;-die tof inchet:kriftally.n-doordrin- 
gef Het:kriftallyh bly ft. zonder-kouleuren 
geheel doorichynende tot het twintigíte jaar, 
maar „naar „rhate de jaaren:i toeneemen:, 
neemt Het een-kóuleùur-aan ; PETIT (g) heeft 
swaargenoomens „dat het :omtrent: het dere 
tiofteljaar geelágtig wordt; welke geele kou- 
deur! toeneémt,tot;de-7a of 80.:jaaren ,-zoo 
dat -het-eindelyk een geele. barnfteene kou- 
deur verkrygt, welke-van-’t-middenpunt tot 
den;omtrek-zig verfpreidt. Even gelyk de 
kouleur-verfchild!riaar:den,ouderdom „zoo 
wverfchild ook deszelfs:hardheid ; het kriftal- 
dyn,wordt zagt-gevonden:tot het 25't- jaar, 
doch neemt-dan langzamerhand: in de. harde 
heid toe tat, het-60** jaar; wanneer: het op 
zyn herdîte-gevonden wordt; en dewykal- 
lede, deelen: onzes-ligehaams ini den ouder. 
dom vaster) invelkandefen! gedrongen wor- 
den, zoo volgt hier uit ook „dat het kriftal- 
yn minder bol wordt, en dus platter, waar- 
om men Tr? de jaaren genoodzaakt‚is zyn 
toevlugt te neemen tot brillen, welker glaa- 
zen min of meer bol. zyn moeten naarde 
platheid van ’kriftaliyn, om'dus de fchaa- 
de vanhet zien-te vergoeden. » Deze en an- 
dere oorzaaken, brengen veen’ verduiftering 
D 3 in 
“CES aemoires. de P2krads! Roy, des” frientes de P-Arinét 1726. 
êeg- 81. & 1730, pag. 18. | 


(54) 


in het kriftallyn te weeg, %-geen ‘men de 
Staar noemd. Ik zal my hier over niet uit- 
breiden „vermits het reeds een algemeene be- 

kende zaak is, dat de Staar geen vlies is „maar 
in:tegendeel in een verduiftering, ’t zy ín het 
kriftailyn:; of in: deszelfs vlies , beftaat. ’ 

6 XXI: De nuttigheden van deze vopten 
zyn in ’ algemeen om de licht{traalen in 
derzelver rigting door verfchillende  bree- 
kingen te veranderen, om des te beeter het 
indrukzel derzelver aan het netvlies mede 
te deelen. Het waaterige vogt breekt de 
lichtftraaten tot den lood-lyn. Het kriftal- 
lyn, een vaster ligchaam zynde , vertmeer- 
derd deze breeking, zoo dat de ftraalen als 
tot één punt agter het zelve verzaameld wor- 
den. Het glasagtige vogt eindelyk, een yl- 
der ligchaam danhet kriftallyn zynde, maakt 
dat de ftraalen wederom afwyken , ‘en juist 
op het netvlies afgebeeld worden.“ “” 


Der woor en nadeelen van alle de tot. 


Lier toe bekende. Methoden om 
{de Staar uit te neemen. Lan 


SXXIL Alle de hedendaagfche er 


(55) | 


digen moetén toëllemmen , dat de bitnee- 
ming van de Staar verre bóven deszelfs neer- 
drukking te ftelletù is; zoo zy flegts agt Bée- 
ven op de natuur en de. oorzaken dezer 
ziekte, den aart der deelen, welke in het 
doen dezer operatie beleedigd worden, en 
op de voordeelen, die de uitneeming bo- 


vende neerdrùkking heeft.” 

6 XXIII De uitneeming van de Staar is 
eerst door DE SAINT YVES in ’t jaar 1707 in 
tegenwoordigheid van MERY verrigt gewor- 
den aan een Koopman te Sedan, by gele- 
genheid, dat een Staar door den ove sEDE 
in de voorfte kamer van het oog gevallen 
was, welk geval MERYy aan de Koninglyke 
Academie der Wetenfchappen heeft voor- 
gefteld (h). perrr heeft op het voetfpoor 
van zynen voorganger in ’t jaar 1708 het 
zelfde verrigt aan een Priefter , wiens kri- 
ftallyn mede in de vooríte kamer van ’t- oog 
gevallen was (i). Naderhand heeft DE sAINT 
YvEs ’t zelfde ín ’t jaar 1716 noch ééns aan 
een «arm man verrigt, wiens kriftallyn 
door een beleediging aan het oog ook door 
den IE A ip was (k). 

6 XXIV. De Heer DAVIEL in ’ jaar 
gee Sd Je OUR 
Ch) Hiftoire de PAcad, Roy. des fcienc, de P.Annéé 1707. 

(á) bidem de PAnnéé 1708. ; 
(k) Nouveau Traité des maladies des jeux, Part, II, Chap. 


XXI, ‘Waarin men ook de twee voorgaande gevallen 


befchreeven vindt. 


a 
(56) 
1745 te Marfeille de Staár neerdrukkende, 
had het zelfde noodlot, waarom DE SAINT 
YvEs en PETIT de doorfnyding van, het 
hoornvlies bewerkftelligd hadden, te, weer 
ten, dat de Staar in ver{cheide ftukken brak 
en door den oogappel in de voorfte kamer 
van ’t oog viel, waar door hy genoodzaakt 
was om op hun voorbeeld. een opening…in 
het hoornvlies te maaken ten einde daar 
loor de verbrooke ftukjes van de Staar uit 
te. neemen (1). „Schoon deze;operatig door 
yerettering van het oog gevolgd wierdt, 
welke hy toefchreef aan de eerfte operatie, 
die hy aan het zelfde oog gedaan had, nam 
hy echter het befluit om voortaan altyd de 
vitneeming van de Staar-te doen (m);-hy 
bragt dezelve vervolgens in een regelmati- 
ge orde, waartoe hy de volgende. werktui- 
gen uitgedagt heeft. hts 
1) Een puntige, {nydende en half geboo- 
gen naald „ hebbende de gedaante van een 
lancet „gefchikt om de eer{te opening te maa- 
ken. ‚2) Een ftompe, {nydende naald, ook 
half geboogen, om de eerfte gemaakte ope- 
ning te vergrooten, 3). Twee kromme en 
convexe fchaaren. …4)., Een kleine /patel, 
van goud , zilver of {taal gemaakt , eenig- 
A zins 
__{D) Memoires de PAcadem, Roy. de Chirurgie, Tom. 5. Paz: 
PEIZE nen ven ve a Sa 85 
-_m) lbidem pag, 374. 


wad 


57.) 


zins krom, om het hoornvlies op te ligten., 
5). Een andere, kleine, puntige, en aan 
beide zyden Ínydende naald, om % vlies dat 
het kriftallyn van voren bedekt, te ope 
nen. 6). Ken klein gond, zilver of ftaal le- 
add om. zomtyds de uitgang van het kri- 
avn, te bevorderen , of.de ftukken van 
dit ligchaam. Dj ine ‚ wanneerze in 
de opening, van den, oogappel te rug geblec- 
ven Zyn, Aken beid tangetje, waar me- 
de hy de gedéeltens van? vlies, die mog: 
ten overig blyven, weg neemt. (n). _ … 
__Na dat DAvieL de lyder geplaatst had, 
ftelde hy een helper agter denzelven , die 
het bovenfte ooglid opligtede, terwyl hy — 
met de voorfte vingers van zyn linkerhand 
het onderfte neerwaarts hieldt, en nam met 
de regterhand de naald No, 1, deze ftak 
hy in het onderfte gedeelte van het hoorn-” 
vlies digt by het harde oogvlies tot in de 
voorfte kamer van ’t oog, vermydende van 
den regenboog te kweizeh, en bragt de 
zelve tot op de hoogte van den óogappel, 
waar na hy ze te rug haalde. Hierop, nam 
hy de ftompe naald No: 2. waar mede hy 
de reeds begonne infnyding regts en links. 
vergrootede , dezelve zoodanig rigtende , 
ener D Sund oer aten Ok 
_() Memoir, ‘de P Acad, Roy. de Chirurg. Tom, 5. pag. 382 


&383- Derzelver afbeelding vindt men op de-rgde 
plaat van het zelfde werk. 


| (58) 
dat daar door de infnyding een half maans 
wyze figuur verkreeg. Vermits nu door 
de gemaakte infnyding het hoornvlies zeer 
{lap en flets wierdt, nam hy een der krom- 
mefchaaren No. 3, welker {lompe punt hy 
tusfchen het hoornvlies en den regenboog 
inbragt, en voleindigde dus de half maans- 
wWyze infnyding, zoo wel aan d'één alsd’an- 
dere zyde tot op de helft van het hoorn- 
vlies: (men moet opmerken, dat de bogt 
der fchaaren na de zyden van den oogbol 
moet gekeert zyn, en dat om reden van 
die bogt, welke de {chaaren op haar plat 
hebben, men ’er twee noodig heeft, omde 
infnyding naar de rondheid van het hoorn- 
vlies, zoo wel na d’eene als d'andere zyde;, 
te fchikken).‘ Vervolgens nam hy de kleine 
fbatel No. 4., waar mede hy de lap van het 
hoornvlies opligtede, en doorfneed alsdan 
met de puntige tweefnydende kleine naald 
No. 5. het kriftallynbeursje ; zomtyds ge- 
beurt het, zegt hy verder „dat men dit vlies 
ín de rondte moet doorfnyden, en ’t zelve 
ín het geheel wegneemen, wanneer het of 
verduifterd, of dik of gefronzeld is; deze 
Wegneeming volbragt hy met het kleinetan- 
getje No. 7. Na dat hy nu het kriftallyne 
beursje geopend had, plaatfte hy het le- 
_peltje No. 6. tusfchen het hoornvlies en den 
regenboog, om den uitgang van de ftaar en 
| hs : la 


_ 


deny om” dit te bewer 


(50) 


bevorderen, en Tiet de lap van het hoorn: 
vlies nedervallen om ade) te volein- 

es hr drukte hy 
den oogbol áan”deszelfs onderfte gedeelte 
geek ‘met de vingers; tot dat de ftaar 
te-voorfchyn kwam (6), © | 


SG KKV:DAVIEL teld in zyne verbande- 


boven de teerdrükking heeft; dezelve. be- 
Maät in de volgende: be 
Sex, Dat mét de ftaar van deszelfs begin af 
aankan uitheemen’, ‘zonder dät men des- 
zelfs rypheìd behoeft af te wapten. 

oo De Mäar Eéns uitgenoomen zynde , 
kömt niet“weeder, gelyk zy zomityds na 
de neerdrukking doed (q). | 

gprs. Vasbrow os 5290! 3. Door. 


m8 (6) Mernoir. de 1 Arad, Roy. de Chirurg. Tom. 5. Pag. 3943 
885 & 386; men ziet-ook de voorfchreeve wyze van 


ling (p) 5 voordeelen op, die zyne methode 


: Mercis: opde 2ofte plaat van dit zelfde werk afge- 


EE tee AA DrX0 
Cp) Ibidem pag: 300 &*391. ki 
_(q) Deze wederopkoming van de ftaar na de neer= 
drukking is misfchien zoo algemeen niet, als men wel 

loofd; Wvl er Een cataraëta fecundaria, op nieuw kan 

ebooren worden „doordien het kriftallyne beursje door 

(a Áitwerking van een inwendige ontfteeking in ’t oog 
Kan duifter ‘worden. … 
s Dat dit wadragtig is, bevestigt ons de waarneeming 
van den Heer KoIN in Zyn verhandeling gevoegd, al- 
waar de lyder na de neerdrukking van de ftaar zeer 
wel zag, doch in *tvervolg niets meer onderfcheidde , 
waar van men de oorzaak na het overlyden de verduifte= 
ing van het kriftallyne beursje bevond te zyn. RTS 
5 BI, en ie 


» 


€60) 


3. Door de,oude manier of de neerdruk: 
king valt zomtyds de ftaar in zyn geheel of 
ten deele (r) door den oogappel in de voor: 
fte kamer. van.’ oog, alwaar dezelve op- 
gehouden wordende toevallen kan veroor- 
zaaken , ’t welke door. deze: methode belet 
wordt ,.wyl’er de ítaár wordt uitgenomen. 
4 Wanneer-men een zagte ftaar met de 
naald neerdrukt, zoo wordt dikwils.de oper 
ratie vrugteloos , door. eenige vezelen van 

% vlies, waar in de ftaar behouden was „aan 
welke nog eenige, flymige gedeeltens vande 

{tadr blyven hangen, die het gezicht belet- 
ten, Dit kan door, deze methode voorge: 
komen worden, wyl hier het hoornvlies open 

we (py bsob vniddurbrgon Sip 


Aitftuk verdiend nageleezen te worden Aemoire fur 
une efpece de cataraëte Nouvelle Par Mr, HOIN, in de Me- 
moir, de Acad, Roy. de Chirurg, Tom. Ó HALLER: Opuscul, 
atbolog. Obferv, 3 Pag. 12. Disfertation fur la Cataraête 
LR Me: PEELIE Res ope ores ree A PA rdt oe Meer 
“€r) Dit'heeft wel het meefte pldats in dat foort van 
Catara& , welke men kaasagtige noemd , en van zoodani- 
ge Confiftentie is „dat zoo dra zy door de naald,aange- 
taakt wordt, ‘in verfcheide ftukjes fplyt „die inde voor- 
tekämer. van het óog vallen: ‘wel is waâr , deze ftük- 
jes zäkken zomityds eëhigen tyd daar naop den bodes 
van de voorfte Kamer van % oog neder, volgens dé 
waârneemingen van MAITRE JEAN in zyn Traité des Man 
Jadies des jeux Pag. 166. Doch dit gebeurd’ niet altoos „ 
gelyk gebleeken ís in de gevallen van PETIT en DA- 
VIEL Waarin zy genoöodzaäikt waaten om het hóorn- 
vlieste opênen, om uitgang aan de verbrooke ftukjes 
wan de ftaar te verfchaffen: Hier uit volgt'dan , dat 
het veel voordeeligeris een ftaar van zoodanig eén foort 
te opéreeren vo! gens deze Merbode als door de heerdrukking. 


(ór ) 

is, en men dús „met een kleine pincette, dit 
{lymige gedeelte kan wegneemen. 

5 Wanneer men de ftaar neerdrükt, zoo 
gaat de naald door het gläsagtige vogt, waar 
door zomtyds eenige van deszelfs celletjes 
door de beweegingen , welke men met-de 
naald moet doen, om de ftaar neerwaarts 
te brengen; vernietigd worden, ’t welk van 
een fchadelyk gevolg kan zyn. Dit toeval 
wordtdoor deze methode vermeeden. 
By deeze voordeelen door den Heer DA- 
VIEL opgegeeven, kan men noch de volgen- 
de voegen: vR en 
1. Wordt door de neerdrukking, wân: 
neer de ftaar melkagtig is, het kriftallyne 
beursje met de naald doorboord ‚waar door 
zig het vogt aanftonds in de voorfte ka- 
mer van het oog uitftort, en zig met het 
waterige vogt vermengd, waar door ’t zel- 
vetroubel wordt, en den doorgang der licht- 
ftraalen verhinderd. In deze methode heeft 
men dit toeval niet tewagten;wyl de ftofie zig 
dadelyk door de gemaakte opening: ontlast. 
_2. Men is, wanneer ‘men met de naald, 
opereerd, niet altoos meefter om de kwet- 
zing def vaten te vermyden, ’t geen dikwils 
een uitftorcing van bloed in de voorfte ka: 
mer van het oog te weeg brengd, en dus 
den voortgang’ van de operatie belet's ‘Dit 
toeval kan ook ‘volgens deze dd 8e 


(68) 


fchieden, edoch ‘het is van dat gevolg niet; 
want ondanks deze uit{torting van het bloed 
kan de operatie altyd vervolgt worden, ver- 
mits het zelve zig doorde gemaakte ope- 
ning van het hoornvlies-kan ontlaften. 
… 3. De toevallen, welke door de {teeking 
met de naald te weeg gebragt worden,zyn 
veel zwaarder als die door de, doorfnyding . 
van het hoornvlies. zyn. kunnen; wyl het 
aponeurotisch. uitbreidzel der fpieren van % 
oog, ’t welke het harde oogvlies bedekt, 
door de naald doorboord wordt; nu heeft 
de ondervinding geleerd, dat alle aponeu- 
rofes, welker vezelen door. een fteek onge- 
Iykelyk verdeeld worden „toevallen te weeg 
brengen ; en dat deze toevallen, door een 
infnyding in dezelfde aponeurofes.gemaakt, - 
wederom. verdwynen.  Derhalven. de ftee- 
king is veel gevaarlyker als de doorfnyding. 
Volgens deze methode doorfnydt men, en 
het zelve gefchiedt in het hoornvlies, waar- 
van het weefzel zeer verfchillende is van die 
vliezen, welke in de neerdrukking door de 
naald doorboord worden, | 

4. Men heeft door. de fteeking metde 
naald ook noch te vreezen het kwetzen van 
eenige vezelen der „erwi ciliares „ ook door- 
boort men in de neerdrukking-het netvlies. 
Een ieder weet hoe gevaarlyk het is een 
zenuw te {teeken, of dezelve ongelyk ej ten 

5, ee- 


(63 


deele te doorfnyden. De kwetzing dezer 
zenuwtjes en het netvlies nu heeft geen 
plaats by de uitneeming van de ftaar. __… 
_ 5. Na de neerdrukking blyft de ftaar, 
welke een vreemd ligchaam geworden is, 
in:’t oog, het zelve neemt een, vreemde 
plaats in, en veroorzaakt door zyn verbly£ 
drukking, wryving, en daar uit voortko- 
mende toevallen, Dit heeft volgens deeze 
methode geen plaats. ok dh 

6. Eindelyk reekend. men noch als. een 
voordeel van deze methode te zyn, dat wan- 
neer de ftaar aan den regenboog. vastzit , 
men ze gemakkelyk van dezelve kan. af- 
fcheiden; ten miníten de Heer DAvIEL zegt 
in zyne verhandeling (s), dat: men dan deze 
wasthegting door. het. kleine fpateltje vernieti- 
gen zal. Insgelyks ook wanneer het kriftal- 
lyne beursje verduifterd of ondoorfchynen- 
de is, gelyk wel het meest gebeurd in dat 
zoort van cataratt, ’t welke melkagtig, ge- 
heeten wordt, in dit geval moet dit vlies 
in de rondte doorfneeden, en, in’. geheel 
weggenoomen worden (tf) … „o 

9 XXVI Alle deze voordeelen, zyn.niët 
alleen. eigen. aan de methode van, DAVIEL , 
maar ook in ’ gemeen aan alle de methoden; 
waar door de ftaar uitgenomen;wordt, gn 

a 
S) Memoir de Acad. Roy. de Chirurg.Tom, 5. Paz. er 


0 Ibid, Pag, 385. Zie ook. Thefis, atrum Cataraêtae tu- 
_&ior extractio forficum ope? S XII, Pag, 14. 


(64) 


dat zy niet alleen dienen om de voortrefle- 
Iykheid van de methode van DAVIEL aan te 
toonen, maar ook om die van de uitnee- 
ming in ’t gemeen boven de neerdrukking 
te bewyzen. Foster,” | 
6 XXVI Nu'volgd de vraage, welke 
van beide deze operatien de’ pynelykfte is, 
De Heeren MORAND en LA FAYE hebben 
proefneemingen gedaan in het hotel Royal 
des inwalides te Parys; de eer{te deed de 
neerdrukking op het eene oog, en de laat- 
_ fte de uitneeming op het andere. Van de ly- 
ders, op welke beide deze proeven genoo- 
mien wierden, waaren ’er eenigen, die zei- 
den, dat de neerdrukking hun minder pyn 
gedaan had als de uitneeming, en d'ande- 
ren bevestigden het teegengeftelde u). De- 
ze proefneemingen verftrekken dan tot be- 
wys, dat deze beide, ten opzichte der 
pynelykheid , geen voorkeure de één bo- 
ven de andere verdienen: Het zy hoe ’t 
wil, ’er legt weinig aan geleegen of, d'eene 
pynelyker is als d'andere. De vergelykin- 
gen der voordeelen van de uitneeming met 
de nadeelen van de neerdrukking, toonen 
de voortreffelykheid van de eerfte klaar ge: 


met Jie 1 have ô ; 

S XXVIIL Hoe voordeelig ook deze me- 
6 | fhô- 
(u) Memoir, de PAcad, Royal, de Chirurg. Tom. 6. Pag. 321. 


3% 


Wot: . 
ah ZAR Ne ve 


Eede 


ì (65 ) 


thodevanDAViEL zy, heeft zy echter de vols 
gende nadeelen „die haarreigen, ‘en van al 
te grooten gewigt zyn; -omi niet gemeld‘te 
wetdente er zoonoe ovt Jaln 9 Tovig8 
„1Derveelheid: der infbrumenten (vy wel: 
ke zeekerlykval te «groowis voor zoo een 
teer deel als het oog, dat al téweel geprik= 
keld wordt doorde dikwils!-hethaalde:in= 
brenging van het dantal inftramenten „ waat 
mede het hoornvlies moet dóorfneëden work 
der; «en tot welker ‘bewerkftelling men de 
hand van-pAvrerL zelve noodigheeft, >> > 
52: Zoo dra menmet derraald No, 1; het 
onderfte gedeelte “wan het didornvlies geo: 
pend heeft, zoo’ is’het gevolg hier! van „due 
het waterige vogt zig dadelykontlast, * geert 
zoolang: het-onderfte half.-tond= van: het 
hoornvlies miët-doorfneedenis, vooreen nä: 


FORK Ln AU Oe anos Ot by METEO ü kde) 
den régefiboog, welke als geen mitider na. 
BE biofhoor anno „B „ Ganeihad 93 1BLASI CER 
gpagake se, « Getint AD DTIND Sh. OVAA OVT 

a ons „zat > » erase SD di HShris ot 
ar (V)i Memoires ale P Meadert, > Royil…de „Chirurg, Toa, PT. 
Pasn308. 


(66) 


deel kee rijpen worden tij Ed Jt 
3, De-fchaaren zyn nooit wel gefchiktor 
bet’ hoornvlies te-doorfnyden „ alzoo der: 
zelver fneede niet fyn genoeg is, en-dérzel- 
ver, werking „altyd. kneuzender „wyze.ge- 
fchiedt „ waar -door de infnyding min of 
meer -ongelyk: îs:,-en het-daar uit vaörtko» 
mende- lidteekén, breeder én ongelyket 
„wordt, en-dus-äan den doorgang der dichts 
ftraalen -hinderlyk-zyn-kän, - Dit ongemak 
wordt nocli vefrheerderd-door de bogt ;wel- 
ke de conweke'{chaaren--van-DAVIEL ‘hebe 
ben ;- dezelve.rbreùgt zomtyds- de--grootfte 
moeielykheid;te weeg: om het-hoornwligste 
doorfnyden ; want hoe juist en.netde-krom- 
me fchaaren-ook;gemäakt worden; zoofny: 
den zy -aan-haar punt nooit zoo wel gils.de 
regte-(x) ; insgelyks kan -de-halve cirkels: 
43 rsbrgen brow beedosren doom Kap 


„(w) Schoon de ondervinding.leerd „dat de kwetzing 
van den regenboog in de operatie ‘van de cataraë? juist 
altyd geene tbevallen* fe weeg-brêngt; en, dat al Ìs Zet 
éen gpdeelee van weggefneeden Ae LTE diet 
ltyd-belet wordt: moet. men, echter, derzelver: Es 
Ne zoo veel vermyden als moogelyk dU zet 
den de ars OE nord den-odgappél’, 
ie ter het gevolg vanris voor te-kaomen;ocrn ©! 

(@) Zoo men vân deze meshode gebruik Hanke 
dunkt my dat men-beeter doen zoude;''zig: van : 
regtefchaar te bedienen, gelyk siGwART voorfteld in 
zyhe Disfertatio de extraltione catarate ultra perficienda, 
te vinden in de Colleétions des Thefes MMedico-Chirurgicales dé 
_ Mr. HALLER Tom, V. Pag. 89; wel is waar, de AE 

, ain 


ek 


P 


(67) 

ryze infnyding hier door niet in ééns ge- 
ted dehiethaating, die men cie. | 
zaakt is te doen, maakt de wonde Önge* 
ON er, et 

4. In de methodé van DAVIEL is ‘er niets ; 
dat het oog bepaald, gedùurende dat de 
operateur bezig is om de infnyding in het 
hoornvlies te doen , dit maakt deze opefa- 
tie zeer moeielyk, want het is zeeker, dat 
zoo dra de punt, van wat öriffrument het 
ook zy, op het oog aankomt, de oogbol 
daar door geprikkeld wordt , waär door 
het in een ftuyptrekkende beweeging e 
raakt ‚die ik zomtyds zoo fterk ads 5 
dat hiet defi” operateur bynâ onmóogelyk 


was, niet tegenftaande hy het oog bepâald 


hadde, om zyne operatié te voleindigen. 
Hier by komt noch, dat het hoornvlies 
zomtyds zoo'hard bevonden wordt, vooral 
in bejaarde lieden, en _zoö veel tegenftand. 
el teile 
ding” zal daar door geene halve! &itkelswy ze’ gedaante 
werkrygen 5 gk “DAVEEL “Wil ‚maaf ik ‘vinde; geen 
hoodzaakelykheid van zoodanig een figuur; het is ge 
noeg, wanneer dezelve maar niet over de oögappe 
iss.óm reeden dat het lidteöken, ’ welke nadetha 


_ geformeerd wordt 4 iden doorgang der lichtftraalen: niet 


zoude verhinderen; het fchynt u dustoe om ’eeven 
te zyn, of de infnyding eené driehoekige figuur heeft, 
gelyk:zy is vòlgens het voorftel van siGw ART ;-dan of 
Zy half maanswyze is, volgens de manier van DAVIEL. 
(Y) P. D. MARTIN Thef, Ds pariis catarattam extrabendi 
Miodis, Pag. 3. 1E Duren Mi k KC 


(68) 


biedt.aan,depunt van het inflrument ‚dat 
mende groot{te moeite, heeft, om ’t zelve te 
doorboaren, ja, door dezen tegenftand ziet 
men dikwils den oogbol voor het inffrument 
VRB ot tarvad nav holm op ol on 
„5s-De ‘opening. van ’t kriftallyne beursje 
gefchiedt volgens.deze methode met een by- 
ondere, naald.……‚Men, zal echter, in % ver: 
volg zien, dat zulks op, een-andere.wyze 
veel zekerder en gemakkêlyker kan gefchie: 
den;,want doordeze. naald „wordt de ren 
genboog zeer „dikwils gekwetst, door dien 
men,niet altyd het treffen kan; dat 
dent gol. onbeweeglyk blyft. … … _»isar 
ze methode na.zig fleept, en die-dezelveniet 
alleen „moeielyk, maaken „ maar ook fchaa- 
delyke,uitkomtften ten gevolge hebbem Niet 


. Dit zyn-de nadeelen, welke det 


tegenftaande, dit, alles, zyn. wy der,.nage- 
dagtenis van,DAvIEL zeer veel verfchuldigt, 
alzoo hy de eerfte is. geweest, die de uit- 
neeming van de ftaar tot een methode ge- 
bragt, en_den. weg. voor „anderen „gebaand. 
heeft; » Men heeft hem nochtansde eer hier 
van willen’ betwisten; PALLUCCi (Z). zegt „ 
Zig langen tyd, voor dat de Heer vERMA=: 
LE hêt gtoot aantal geneezingen,door DA- 
VIEL in de Paltz door de uitneeming van, 
de-{taar gedaan, bekendmaakte , ’er op: 
BME sein de A NEE EEL oo 1 PPE 

(z) Methode d'abastre la catarate Pag. 157. — ven 


DG. 


ph 


(69) 


toegelegt te hebben. Edoch de’ Heer 
siIGWART heeft in zyne disfertatie (a) ’s mans 
eer genoegzaam verdeedigd , en alzoo ik 
vertrouwe dat ieder een de uitvinding daar: 
van gaar aan DAvIEL zal willen toefchry- 
ven, zal ik my liever in dezen twist niet in- 
laaten. ete: rte 

GXXX, Men heeft deze methode eenigzints 
zoeken te verbeeteren ; sIGWART (b) het na- 
deel der kromme fchaaren van DAVIEL' heb- 
bende opgemerkt heeft dezelve verworpen, 
en in derzelver plaatsregtefchaaren aangeraa- 
den’ c). Derzelver gebruik is zeekerlyk voor- 
deeliger om reedenen reeds gemeld. Had 
hy het hier by gelaaten, hy zoude zeeker- 
lyk nuttig geweest’ zyn; maar neen, hy 
voegde ’er noch een holle fonde by, welke 
hem tot een geleid-{ter verftrekt voor de 
infnyding met deze fchaar. Een ieder be- 
grypt zeer list, dat hier door het nadeel 
van de veelheid der inftrumenten vergroot 
wordt ; dat het gebruik van deze fonde de 


operatie niet alleen moeielyker maakt, maar 


E 3 | ook 
(@) Thefes Medieo-Chirurgicales de Dr, HALLER Tom.'5. P#, 


95 | 

(B) Ibid, Pag. 97. AN 
(€) De Heer MARTIN zegt in zyn Thef, de. wariis cht4- 
raam extrahendiì modis Pag. 5. dat GARENGEOT dezelvereeds 
voor de bekendmaaking van siGwaART gebruikt heeft, 
en dus fchynt het tw yfelagtig of hy ’er de uitvinder 
wel van is, > $ 


( 70) 


ook in geenen deele van nut kan bs ï 
vermits de ftompe punt der kromme fchaa- 
ren van. DAVIEL , den regenboog niet meer- - 
der al beleedigen als die van zyn fonde, — 

6 XXXL De Heer COLOMBIER (d)-heeft 
in’t jaar 1765 eene methode bekend gemaakt, 
welke met die van DAVIEL ook zeer veel 
overeenkomst heeft; hy gebruikt, om het 
oog geduurende de operatie te bepaalen, een 
oogfpiegel, welke hy zeer noodzaakelyk 
oordeeld in de uitneeming van de ftaar , 
vervolgens doed hy de opening van het 
hoornvlies in het midden van deszelfs on- 
derfte rand, door middel van een naald in 
de gedaante van een myrhtenblad; wyl nu 
hierop. het waaterige vogt uitloopt en het 
hoornvlies dus op den regenboog nedervalt, 

verkiest hy de fchaartjes van DAVIEL, wel- 
ke aan de punt ftomp zyn, waar mede hy 
op het voorbeeld van siIGWART (6 XXX) 
een. hoekige {neede in het hoornvlies maakt, 
zoo dat delap van. het hoornvlies driehoekig 
wordt; verders, wanneer het kriftallyn niet 
te voorfchyn komt , gebruikt hy de Zyflitome 
Van LA FAYE(6 XXXI[X), waar mede hy het 
kriftallyne beursje opend , en bevorderd des- 
zelfs uitgang door middel van een zeer dun 
en fltamp Spateltje. Kindelyk wanneer?er 
| ite zal dar: ce- 
(d) Disfertatio nova de fufFufione catara j Anas 
on & Nn, rd og 3 1% eg peek 4 en ze 


Car) 


Fe eenige vliesjes te:rug blyven, neemd hy de- 


| Mlics gan deszelfs ela rand geopend 


_ gze-met een tangetje weg 


GXXXIL Het eenigite voordeel van de- 
ze! methode boven die van DAvIEL is ‚dat hy, 
tot de opening van het kriftallyne beursje , 
de kyflitomne van LA FAYE verkiest , waar me- 
de hy-veel zekerder te werk,gaat als met - 
de naald van DAVvIEL, gelyk zulks in ’t ver- 
volg in de opnoeming.der voordeelen van 


__de meshode van LA FAYE ($ XL) klaar bly- 


‘ken zal. | 

SXXXIIL Ik heb in de methode van DA- 
vIeL (6 XXVIII) als een vierde nadeel op- 
genoemd ‚dat het oog , geduurende den 
tyd dat men de infnyding in het hoornvlies 
doed , nergens door bepaald wierdt: co- 
LOMBIER heeft dit ook opgemerkt, en hier- 
Om gebruikt hy eenen oogfpiegel om het 
oog onbeweeglyk te houden. Maar kan 
men deze manier van bepaaling wel als voor- 
deelig aanmerken? neen , zy is zelfs zeer 
Áchaadelyk, om dat alle drukking op den 
„oogbol ‚hoe genaamd ‚geduurende de door- 
Íhyding vanhet hoornvlies, zeer nadeelig is, 


-gelyk in het -eerfte nadeel van de methode 


van LA FAYE {6 XLI.) zeer klaar zal aange- 
toond worden, In deze methode is deze ma- 
nier om het oog te bepaalen, noch veel na- 
deeliger, om dat, zoo dra men ‘het hoorn- 


heeft, 


(72) 


heeft, het waterige vogt-zig daadelyk; ont- 
last, waar door het kriftallyn. van vooren 
geen tegenftand meer vindende , reeds door 
de aanhoudenderdrukking in de voorfte.kar 
„mer van het oog kan vallen, eer mendeinfny- 
„ding van. het hoornvlies. metde fchaaren 
van DAVIEL ge-Ëindigd heeft. > Voor ’tove- 
rige zyn de-voor en nadeelen van deze me- 
hk aan die van DAVIEL en sIGWART ge- 
ï 6 XXXIV. De methode van DAVIEL ‘was 
„200 -dra niet-weereldkundig geworden, of 
men leide zig toe-om deze operatie veel-een- 
„voudiger te maaken; PALLUCCI was de eer- 
efte, die een inflrument bekend maakte „waar 
„mede hy het hoornvlies in eens doorfneedt; 
-hy geeft ’er-de- volgende befchryving van 
(e) ”na dat ik by ondervinding gezien had, 
„datde fchaaren niet gefchikt zyn voor 
» de opening vanhet hoornvlies, omdat 
“s‚haareinfnyding ‚hoe juist en fraai zy ook 
5 moge gemaakt zyn, niet net is,en waar 
sy-door de geneezing va de wonde ver- 
5 lengdof wel in ’ geheel belet wordt, heb 
sik-een haalde van een byzonder zoort uit- 
sgedagt ; waarvan ik my opde volgende 
»-wyze bediene. - Ik brenge hem in met de 
»‚ Punt „en geve-hem eene rigting gelykwy- 
jr dig aan het vlakke vanden. sernpoor. 
BRegoeg bast neflisbao drs si oe 
Î Ce) Methode d'abattre Ig eataracte, Pag, 160 &* 1Ó1, 


ap 


(73) 


_ Ik-doe de punt uitkomen.regt tegen over 


__ de openings: waardoor ik‘hem ingebragt 


„heb. Op: deni zelfden tyd-alsik de naald, 
$- zonder tusfchénpoozing doorbrenge,fnydt 
wieer fcherpte,»welkeseen-weinig agter de. 
s; „punt: begint ; en ongevoelig breeder-wordt 
‚naar het heftjeen gedeelte van het-hoorn- 
5 vlies door: Deze fcherpte fchuins gerigt 
» zynde naar de dikte van het hoornvlies, 
»-en gekeerd-na het onderfte gedeelte van 
het oog, maakt een infnyding in de ge- 
2 daante vaneen boog.” « | 
„6 XXXV, Had de Heer parrueci,toen 
hy: in ’t jaar 1752 de befchryving van dit 
inflrument gaf ste gelyk eene afbeelding van 
het zelve gegeeven, men zoude hem de eer 
vande verbeetering der methode. van DA- 
VIEL niet hebben kunnen betwiften.. LA 
FAYE (£) zeide, dat hy in deze befchryving 
eên zeer duifter denkbeeld van zyn infiru- 
ment gaf, ja: hieldt hem zelfs verdagt, als 
of hy het zelve nooit had laaten maaken, en 
eigende dus zig-zelven de eer toe van de 
eerfte. verbeetering van dé-uitneeming van _ 
de ftaar. rArLuccr heeft zig zelven verde- 
digd ‘in een werkje (g) waar in hy de af- 
beeiding van ’t zelve inftrument geeft (b) b 
) „dat 
“(f) Memoir. de P Acad. Royal. de Chirurg. Tom. VI. Pag. 310. 
=_ (8) Defdriptio novi infkrumenti pro cura cataraêtae, Vienne 


1703. 
Ch) Ibid, Vide Tabul, Fig. Tt. 


(74) 


dat in alle deelen overeenkomftig is gan de 
befchryving, die hy ‘er voorheenen van ge- 
geeven had, en waar uit klaar Blvktindias 
deze befchryving zoo duifter niet is als1A 
FAYE wil ; en voor een oogenblik geftèldt, 
LA FAYE konde ééns uit de befchryving van 
‚ dit-inflrument deszelfs figuur niet opmaas 
ken, de manier van opereeren-echter, die 
hy in ’t zelve opgeeft, geeft aanleiding ge- 
noeg tot de uitvinding van een mesje „ waar 
OPLA FAYE mogelyk anders nooit zoude ge: 
dagt hebben. wil hier uit niet befluiten, 
als of LA FAYE zyne methode naar die van 
PALLUCCI zoude gevormd hebben ‚men ziet 
immers dikwerf twee groote mannen; by- 
kansopdenzelfden tyd, byna een’t zelve ten 
nutte voor het menschdom uitdenken; ten 
bewyze hier van verftrekken de uitvindin- 
gen van den zelfden LA FAYE en die van 
SCHARP ter verbeetering van de methode van 
DAVIEL, welke byna op denzelfden tyd wee- 
reldkundig wierden (i). Degelykheid der uit- 
gedagte infirumenten van de Heeren LAFAYE 
en-PALLucci, fchoon echter in alles met el- 
kander niet overeenkomende, heeft pr” in 

10% hien 


„() Naamelyk in ’tjaar 1753. En dus kan men mèt 
geen zeekerheidbefluiten of LA FAyYE zyne methode ge- 
zigt heeft naar die van scHAR?P „ gelyk de Heer HouUT- 
TUIN in zyne aanteekeningen op de Handleiding tot de 
Heelkonst van Platner Pag. 345 fchynt te willen befluiten. 


(75) 


{_fchien de voorige harde aanmerking doen 

|_maaken: dan:het;zy hoe ’t wil, ’t zy za 
FAYE; ’t Zy PALLUCCI, ieder afzonderlyk, 

_ hunne inffrumenten hebben uitgedagt; men _ 
kan echter niet ontkennen, dat-men, alzoo. 
zy de eerfte verbecteraars dezer heilzame 
operatie geweest zyn, hun de grootfte ver- 
verpligting der weereld verfchuldigd is. 

9 XXXVL De naald ,waar van PALLUC- 
ei de reeds gemelde befchryving gegeeven 
heeft, is 22 lynen lang; de afftand vande 
_punttot aan den buik van de {neede is gs lyn, « 
en de breedte van den buik dezer fneede is 
2 lynen; Deze naald is in een heft geves- 
tigd, dat de lengte van 2 duimen heeft. … 

6 XXXVIL De voordeelen van deze 
methode boven die van DAvIEL zyn: 

1. Dat het hoornvlies maar door één in- 
flrument doorfneeden wordt,en dus de bewer- 
king van de drie onderfcheide inftrumenten 
van DAVIEL, dietot de doorfnyding van het 
hoornvlies dienden, in zig bevat; waar uit 
volgt, dat. de operatie volgens deze sê- 

|_4hodeveelfchielyker ten einde gebragt wordt, 
‚__ 2, De oogbol kan hier, zoo lang’ de 
naald de voorfte kamer van het oog pas- 
feerd, en aan het tegen overgeftelde punt — 
van infteeking het hoornvlies’ doorboord 
ik ‚ door den oogfpiegel zonder eenig nä- 
deel bepaald worden „’t geen in alle d’anderë 
aneshodes (chadelyk is, _3. Door 


(16) 


3. Door de buikige figuur van de {neede 
wordt ‘er in Éénseen infnyding van eene half 
maanswyze figuur in het hoornvlies ge- 


maakt. gk B 

„6 XXXVII De nadeelen van deze me- 
ghode zyn: ” | 
„1. Dat de oogbol niet bepaald wordt na 
dat het hoornvlies aan het tegenovergeftel- 
…_de punt van infteeking doorboord is; zoo 
dat op dat tydftip, wanneer de {neede het 
hoornvlies zal doorf{nyden, de oogbol voor 
den tegenftand, die dezelfde fneede in het 
hoornvlies ontmoet, moet wyken. 

„2. De naald is: regt, en hier door loopt 
men gevaar, van met dezelve in het door- 
gaan door de voorfte kamer van het oog , 
den regenboog te kwetzen. 

3, Door den te grooten afftand van de 
punt van de naald tot aan den buik van de _ 
Íneede, die het hoornvlies moet dooríny- 
den, loopt men gevaar van de deelen in 
den grooten ooghoek te kwetzen , vooral 
op dat tydítip , wanneer de fneede zyn 
werking op het hoornvlies begint, en de 
oogbol voor de beweegingen van het in/iru- 
gent. wykt, | 
4. De buik van de {neede is te fmal, om 
in ééns een voldoenende opening in het 
hoornvlies tot doorgang van deftaar te gee: 
ven. vn 
zookl tse) KRG 1 


nk 


(77) 


pe p XXXIK- Inde methode van LA FAYEÉ 


is-het mesje, ’t welke hy tot de doorfny- 
ding ‘van het hoornvlies uitgedagt heeft „een 


zoort van Ziffouri; ’t welke in zyn heft bes 


paâld is; deszelfs lemmet is. zeer dun ent 
een-weinig geboogen op zyn plat, (uit hoof 
de van dezen:bogt zyn ‘er twee mesjes noo- 
dig, wanneer men op beide oogen operees 
ren moet, een regter en een linker) twin- 
tig-à een en twintig lynen lang; en op: zyn 
breedfte heeft het twee lynen;’ hetis aan 
ééne: zyde fnyderide, uitgenoomen, aan: 

punt, alwaar de: rug het ook is, maar-al+ 
leenlyk-op omtrent twee lynen. > Deze punt 
en de. geheele {neede hebben de fynheid van 
de-punt ende fneede ‘van ‘een /ancet, omt 
dus het-hoornvlies gemakkelyker tedoorboo= 
ren s.en’t lemmet is in het geheel zeer dun; 
ommiet minder tegenftand te kunnen:doors 
gaan, De {neede is zeer fyn om het hoorns 
vliesnet te dootfnyden; het lemmet is-lig= 
telyk op, zyn plat geboogen. om -deszelfs 
punt van den regenboogoteverwyderen; 
wanneer zy door de voorfte, katner van het 
oog gaat. Eindelyk dit biffourt.heeft ‘een 
rug, om dat indien. het aanvbeide „zydert 
{nydende. was „daar. door ’tbovenfte ooglid 
geduurende-de bewerking, Zeer geniakkolylb 


zoude, kunnen gekwetst, worden (k)o't 


et 
ooh heft 


(Kk) Afemoir, de !’.Acad. Royal. de Chirurg; Tout; VI. Pàk. 308, 


(18) | 
heft kan men laaten mâaken van wat ftof 
inen wil, alleenlyk moet-het de lengte van | 
3 duimen en g lynen hebben, op 3-1ynen 
middenlyns; ‘omdat ,zêgt LA FAYE (l), men 
dit inftrument by na alseen fchryfpen tusfchen 
de vingers houden, en-hetop-de eerfte en 
tweede phalanga van de-wysvinger fteunen 
moet ‚ten einde het zelve zoo veel te zeker- 
der:te houden. > « t n59 AOM 
Om met dit werktuig de operatie te vet 
pe ‚zet de operateur, na dat hy zig 

ven: en den lyder geplaatst: heeft, zyne 
wee voorfte vingers van die hand, waar 
mede hy niet opereerd , in den grooten oog- 
hoek om denoogbol eenigzints te bepaa- 
len; met de andere hand neemt hy het heft 
vanhet mesje:tusfchen zyne vingers, even 
äls:een pen om:te fchryven , en brengt de 
punt van het Ziffouri op het hoornvlies na 
de zyde van den kleinen ooghoek, op een 
afftand van omtrent: eenhalve lyn van het 
harde-oogvlies, regt tegen over den oog: 
appel; als-dan-doorboord hy opdezeplaats 
bet hoornvlies „en brengt het inffrument in 
een horizontaale tigting dwersdoor de voor- 
Île kamer wan’toog; totdat deszelfs punt 
jet hoornvlies‘aär' de tegenovergeftelde zy- 
de, op’ den” zelfden iafftand van het ‘harde, _ 
oogvlies: doorboord “heeft,” Om nu déze 
hor door. 
2D) Abid, Pag; 309. Dn 


(79) 


doorfiiyding te eindigen, zoo moet de ops 


eur zyn. infirument naar Beneden tigten; - 
8 ade if helft van den omtrek vant 

het hoornvlies te doorfnyden , wel zorg dra: 
gende van altyd op een afltand van een hal: 
ve yn vanhet. harde oogvlies te blyven!, 
am de vafthegting van den regenboog niet 
tevernietigen: door deze behandeling dan 
wordt ’er een halfmaanswyze infnyding gé 
formeerdt. / hf SCEE 
s „Nadat het hoornvlies geopend is, bediënd 
zig LA FAXE zomtyds van eentweedewerk: _ 


es ma itveen klein orbriëk } as 
itwerktuig is:tot twee ch gdlk t3 
eren „de dap vanhet doorfnèêde 
hoornvlies op te ligten, en vervolgens om 
eene kleine verdeeling in het kristallyne 
beursje;te maaken, om-den uitgang vande 
ftaar, indien zy niet door een zagte druke 
king met de vingers op het onderfte gedeel. 

te vanden: oogbol te-voorfchyn kwaniste - 
bevorderen: Hy noemd het zelve kyssitome;, 
en het komt in allen deele overéén met de 
Pharingotornus; alleenlyk 'is het in er wnd 


‚ zelfs evenreedigheeden kleinder 


borgen Janceije is zeer klein, enkomeniët 
meerdef dan’ op een vierde van éenhyn-uie, 
als meri,de veer aanzet (m} “De Aeand 
BOOA A5 El 9JMOOV 9D TOO VIOE J 


„ Memoir, de VAcad. Royal. de, Chirurg, Toma WE, Pag. 


310 & 31 


Ep) 


ligt, mêt het voorfteruiteinde van:hetrkystitós 
me. de-lap vanhet:hoornvliesop,ven brengt 
het zelve in den oogappel „daar na duwt hy 
met den-duim,op:het knopje; ”t-welke agter: 
aanihet-kokertjesis;.waar doorhét verborgen 
Jancet te voorfchyn komt, ohmreen kleine 
verdeeling;in het ktistallyne;beursje te maas 
ken pien ’tzelve! fpriigt-weedersterrug , zoo 
pe „men, nalaat:op;-het-khopje:te "drakken 
n). Jeroorntot 
br6: XL Deze methode verdiend zekerlyk 
de-voorkeuzerboven die’van: DAVIEL;. en 
deszelfs voordeelen zyri- devolgende: „> 
rs -Gefchiëdt:de-infnyding-maar: met één 
ânfbrument., -daars:men, er volgens’ DAVIEL 
vier toe nodig heeft ; ‘hier uit volgt, datde 
operatie volgehsn deze! omethode: veel - gez 
makkelyker en fchielyker ten eindeigebragt 
wordt.as0ss 199 200b Join va aolbat „IES 
> Zos de infnyding veel gelyker „ als -wan- 
meer-zy metde fchaaren van DAVIEL ge- 
gecht wordt ‚en duús kunnen delippen van 
e wonde-zig beter opvelkanderen voegen; 
de hereeniging ‘gefchiedt{chielykery; en ‘het 
daar uit voorkomende 'lidteekenrisogely ker 
en‚ minder breeds! zoon ei staaun\ gavtod 
+:3.-Door middel van-dembogts die het mes: 
je-op-zyn plat heeft „wordt: belevpdatemen 
het zelve door de voor{te kamer van ’toog 
4 , REN 
MEDE PIN BIT & gie OT re do ore 


(8r) 


«brengende, den regenboog met deszelfs 


punt niet kan raaken, om dat de ligte.bogt 
van dit inftrument het zelve van den regen- 
boog verwydert houdt. … … — 

4: Men volvoerd met het kystitome twee 
bewerkingen in ééns, daar men volgens 
DAVIEL twee inffrumenten toe nodig heeft, 
te weeten het /pateltje-om de lap vanhet 
hoornvlies op te ligten; ende, naald „om 
het kristallyne beursje te openen” \o--o7 

5. Men werkt met het kystitome veel. ze= 
kerder als met de twee bovengemelde in- 


_flrumenten van DAVIEL ; want de dooriny- 


ding van het hoornvlies gedaan zynde; is 
het zeer moeielyk om het oog na deze prik- 
keling te doen ftil houden; ik zelve heb on- 
dervonden; dat ik een geheelen tyd moest 
doorbtengen, eer ik het oogenblik van ftil- 
houden konde treffen om het kriftallyne 
beursje met de naald te openen; door wel. 
ke handelwyze het oog niet alieen veel ver= 
moeid wordt ‚ maar teffens ook mer gevaar 
van kwetzing van den regenboog vergezeld 
gaat. Door-het kystitome nu kan men die 
gevaar vermyden, wyl men het verborgen 
dancet niet eerder doet te voorfchyn komen 
voor dat het.uiteinde van het £ystitome regt 
tegen over den oogappel is, - Tt atbird 
6 De opening van het Kriftallyne beurs- 
de is door het Aystitome, bepaald. , dat is te 
iv Kei 0 __ zege 


| E 


(82) 


zeggen dat derfteeking niet dieper kan in- 
gaan als de, uitfpringing var het /ancet toe- 
daat: Düs loopt. inei geen gevaar, om het 
kriftallyn tot in het glasagtige vogt te door- 
booren;, vermits de-dikte van het kriftallyn 
de lengte van de: uit{pringende punt van het 
verborgen Jancet overtreft; daarnet in te- 
Behdeel door derfteeking met de naald van 
DAVIEL wegens-de beweeglykheid van den 
oogbol nooit verzekerd is van niet tot in het 
glasagtige vogt door te dringen,en gevolge- 
dyk ‘wordt hier door eerder -geleegenheid 
gegeeven tot uitlooping van het zelve, 
s $ XLI Schoon deze meibode veele voor- 
deelen Heeft ‘boven die van pavieL, heeft 
zy echter ook de volgende hadeelen. 
„oaDe oogbol wordt geduurende de ope- 
xvatie nergens anders door bepaald als door 
een zagte drukking metde vingers tegen den 
óogbol , welke de operateur in den grooten 
ooghoek plaatst-W el is waar,de oneffenheid 
vandentop desvingers, dietegen het oog ge- 
plaatst is, belet -deszelfs ronddraying. ’Er 
gefchiedt hier door geen kwetzing of. ver- 
_fcheuring van het bindvlies, gelyk wel door 
fommige inflrumenten, waar mede meden 


oogbol bepaald, De operateur heeft eens 


-anders hulp niet noodig, gelyk tet anderë 
inftrumenten, Hy bezit een fyner en on- 
derfcheidener- gevoel aan den top zyns 
Rae vins 


wak 


(83 ) 


vingers, dan aan het einde van een infsru- 
ment, en gevolgelyk is hy beeter in ftaat - 
om, zoo ras hy het noodig oordeeld , de 
plaats der bepaaling een weinig te verande: 
ren. De vinger kan fchielyker en gemakke- 
Iyker tegen den oogbol aangebragt , en daar 
van te rug gehaald worden, dan eenig ander 
oogbepaaler hoe genaamd. De operateur 
kan dus ook gemakkelyker met Zyn mid- 
denfte vinger het onderfte ooglid neder- 
waarts houden. Hy oeffend hier met zyn 


__wysvinger eene tegenftand biedende wer- 


ve behouden na he gedreeven worden, 


king aan die van zyn inftrument , welke wer- 
king hy trapswys vermeerderen of vermin= 
deren kan, naar mate het hoornvlies hard 
of het oog beweegbaar is. Eindelyk het ge- 
tal der inftrumenten en de moeielykheid der 
operatie wordt hier door verminderd. Dan 
’t zy hier mede zoo ’t wil, deze bepaaling 
kan niet gefchieden zonder drukking op den 
oogbol te veroorzaaken: Deze drukking nu 
indien Zy maatig is zoude men aller nood- 
zaakelykst oordeelen te zyn, niet alleen om 
dat zy den oogbol onbeweeglyk houdt, 
maar zelfs om dat-zy aân het inftrument ,’t 
welke men inbrengt „tegenftänd biedt. Doch 
indien tmertoverweegd, dät door de gering. 
fte drukking de figuur van den oogbol ver: 
anderd, dat daàr door de vogten in dezel- 


2 en 


(84) 


en by gevolg ook de regenboog. meerdef 


bolheid in de voorfte kamer van het oog 
verkrygt; zoo blykt klaar, dat deze geringe 
drukking, voor dat men de infnyding van het 
hoornvlies voleindigd. heeft, reeds fchade- 
__lykis,om dat men dan eerder gevaar loopt 
van den regenboog in het inbrengen van het 
mesje te kwetzen, uit hoofde dat dezelve 
als dan meerder bolheid heeft als natuurlyk 
is, ‚ Deze drukking wordt noch fchaadely- 
ker, zoo dra het waterige vogt begint uit 
__te loopen; ’t geen: volgens deze methode 
reeds gefchiedt, eer dat de halfmaans-wy- 
ze infnyding van het hoornvlies geeindigd 
is. Zoo nu dezebepaaling enby gevolg ook 
de drukking aanhoudt, gelyk in deze ope- 
rûtie moet gefchieden om de half maanswy- 
ze infnyding in het hoornvlies te doen , 
wordt het kriftallyn door het glasagtige 
vogt voorwaards geftuwd, ’t welk geen 
tegenftand meer vindende aan het waterige 
vogt, ’ geen reeds ontlast is, als dan met 
geweld uitfchiet; en indien deze drukking 
een weinig fterker is, zoo loopt men gevaar 
van het glasagtige vogt geheel en al te zien 
uitkomen, waar van men geene goede ge« 
volgen kan te wagten bebben; alhoewel 
de ondervinding ons leerd, dat de ontlass 
ting van een gedeelte van dit vogt zelden 
toevallen veroorzaakt, en even zoo wel ae 
€ 


(35) 


het waterige vogt binnen korten tyd herfteld 
wordt; DAVIEL (o) heeft dit reeds waarge- 
noomen, en ik zelve hebbe het verfcheide 
maalen gezien. Behalven dit, zoo is de 
fchielyke uitfpringing van het kriftallyn al- 
tyd een groot nadeel in de uitneeming van 
de ftaar, wyl de regenboog hier door zeer 
veel lydt, en zoo ’er al geene verfcheuring 
in dezelve voorvalt , worden ten minften 
deszelfs vezelen , door de fchielyke rekking 
die ze ondergaan, overweldigd, en verlie- 
zen hunne veerkragt, welke zomtyds door 
een verlamming van den regenboog gevolgd 
wordt (p). En zoo ’er een verfcheuring 
van eenige derzelver vezelen gefchiedt , 
wordt dit naderhand door de verandering 
van de figuur des oogappels gevolgd, wel« 
ke verandering van figuur veroorzaakt, dat 
deze lyderen de verafftaande voorwerpen 
geenzints zoo wel onderfcheiden. 

2. Het waterige vogt ontlast zig ook 
voor dat de halve omtrek van het hoorn- 
vlies doorfnedenis, en dit hebben wy reeds 

| F 3 bo- 
AG Memoires de Acad, Royal. de Chirurg, Tom. V. Pag, 


(p) Zoodanig een toeval heb ik in * jaar 1759 te Pa= 
rys gezien in eenen lyder, welken de Heer rover in 
het Gasthuis der Barmbertigheid, volgens zyn methode van 
de ftaar opereerde. De Heer LAQUE heeft dit ook reeds 
over lang ondervonden in de lyderen naar de methode - 
Val DAVIEL geopereerd. Zie Mem. de | Acad, Royal, de Chi- 
„f#rg. Tom, V. Pag, 397. 


en, 


(36) 


boven in het tweede nadeel van de methode 
van DAVIEL (XXVIIL) aangetoond fcha- 
delyk te zyn. | 

3. Men loopt volgens deze methode: veel 
gevaar om een gedeelte van den onderften 
rand van den regenboog weg te fnyden, 
vermits de breedte van het mesje niet toe- 
laat, om een genoegzaame opening tot door- 
gang van de ftaar te verfchafien, waar door 
de operateur verpligt is, wanneer de punt 
van het mesje aan de tegenovergeftelde punt 
van inbrenging het hoornvlies doorboord 
heeft, naar om laag te Ínyden ‚om de door- 
Ínyding van het hoornvlies in één halfmaans- 
wyze figuur te voleinden. 

9 XLIL De Heer wENCEL, welke hier 
en elders met zyne operatie zoo veel gerugts 
gemaakt heeft, volgt dezelfde manier van 
LA FAYE. Deszelfs inftrumenten, waar van 
men in’t Kweekfchool der Heelkunde, Waarn, 
XIV. Pag. 56. de afbeelding vindt, fchy- 
nen eenigzints met die van LA FAYE te ver- 
fchillen: dan ik vinde echter in een beíchry- 
ving van deze zyne methode, welke sCHAF- 
FER (q) geeft, die hem te Regensburg in 
tjaar v7Ór deze operatie zag verrigten, 
dat dezelve in alle deelen met die van LA 
FAYE overeenkomen, Dit zoude Hi wel 

aast 


(q) Gefchichte des grauen flaars und der neuen operation de; 
Regensburg 1765, - 


(87 } 


haast doen twyäelen, of WENCEL de inffru- 
menten van EA- FAYE wel veranderd heeft; 
doch. heeft hy, dit-gedaan, zoo fchynt hy 
my ze in geenen deele verbeterd te hebben; 
wyl-zy die netheid.niet hebben als die van 
LA FAYE, Een van beiden is waar, of 
WENCEL moet zyne manier veranderd heb- 
ben, of de fchryver van de waarneeming 
int Kweekfchoo} der Heelkunde of SCHAFFER 
moeten één van beiden ongelyk hebben. 
6 XLIII. De Heer TENON heeft de me. 
thode van LA FAYE tragten te verbeeteren (r) 
door deszelfs mesje één lyn fmalder en drie 
lynen korter te maaken; voor het overige 
is het aan ’tzelve gelyk „, hebbende ook dee 
zelve kromte op zyn plat (s). Hy verrigte 
de operatie op dezelfde wyze, maakende 
insgelyks een halfmaanswyze infnyding in 
het hoornvlies, op een afftand van een hal- 
ve lyn van het harde oogvlies. 

…… Wat de verkorting van ’tlemmet aanbe. 
langt, hier in heeft hy zeekerlyk het mesje 
verbeeterd, want de lengte van dat van LA 
FAYE is overtollig „en kan in zommige om- 
ftandigheeden hinderlykzyn ; maar wataane 
gaat dat hy deszelfs breedte. maar tot één 
lyn gebragt heeft, hierin vermeerderd hy 
het gevaar in *tderde nadeel van de methode - 
van LA FAYE(G XLI) opgenoemd, Flier 


(E) Thefes de catarata $ XXII Pas, I2, 
(5) Ibid, Vid, Tabul, Fig. V. 1 


(88) 


Hier by heeft hy nog een inftrument ge- 
voegd , waar mede hy het kristallyne beurs- 
je doorfnydt, ’twelke met het 5de inftru- 
ment of de naald van DAvIEL overeenkomt, 
uitgenomen, dat het maar aan ééne zyde 
Ínydende, en aan d'andere zyde ftomp en 
met een rug voorzien is, zoo dat deszelfs 
figuur aan de helft van het opklimmende 
gedeelte van een lelie zeer gelyk is (t). Hy 
meend door den rug van dit inffrument de 
kwetzing van den regenboog te vermyden: 
doch het is uit de voordeelen van het kys- 
titome, boven gemeld, reeds genoeg geble- 
ken, dat het zelve de voorkeuze boven dit 
inflrument verdiend. Voor ’toverige zyn 
de voor en nadeelen van deze methode in al- 
les aan die van LA FAYE gelyk. 

6 XLIV. De Heer ZACHARIAS VOOGEL 
(u) heeft onlangs eene methode bekend ge- 
maakt, welke dezelfde isals die van LA FAYE. 
Hy gebruikt 1) een mesje dat één lyn bree- 
derisals dat van LA FAYE, doch voor ’to- 
verige in alle deelen met het zelve over- 
eenkomt (v) 2) Ken lepeltje gelyk aan dat 
van DAVIEL om de lap van het hoornvlies op 
te ligten, en daar na den uitgang van het 

_____kris- 

(&) Ibid. Vide Tabul, Fig. VL 


(u) Nova alta Phyfico Medica Academ. Natur, Curiofor. 
Tom, HI. Obfervat, XXII, De operatione cataralte nova per 


ExtraCtionem lentis cryftalline opaca inftituta. i 
(yv) Ibid, Tab, III Fig. 2. 


( 839 ) 


kristallyn te begunttigen (w). 3) Om het kris- 
tallyn uit zyn vlies los te maaken, het kysti- 
tome van LA FAYE, wiens busje, waar in 
het Jancet verborgen zit, een weinig ge- 
boogen is (x). 4) Hier by heeft hy nog 
een tangetje gevoegd, waar mede het ver- 
duifterde gedeelte van het kristallyne beurs- 
je kan gevat of afgerukt worden (y); of an- 
ders fnydt hy het zelve met een kromme 
fchaar af (z). 5) Eindelyk een goud fpatelt- 
je in de gedaante van een myhrten blad (a) 
om dat doorgefneden hoornvlies na de uit- 
neeming van het kristallyn wederom in or- 
de te brengen. | 
Het mesje één lyn breeder als dat van LA 
FAYE zynde , zoo kan men zulks als een 
voordeel aanmerken, vermits hy niet ge- 
noodzaakt is, naar om laag te fnyden omde 
fneede van het hoornvlies te voleinden, en 
dus-ook zoo ligt geen gevaar loopt van den 
regenboog aan deszelfs onderfte gedeelte 
te kwetzen. | 

De bogt, welke het busje van deszelfs 
kystitome heeft, maakt de bewerking ook ge- 
makkelyker als met dat van LA FAYE, 
wiens busje regt is; om dat hier door het kris- 
EF tal. 

_(W) Ibid. Tab, III. Fig. 3 


(x) Ibid, — Fig. 4. 
__(Z) Ibid, — Fig. Ó, 
A (a) Ibid, Fig. 7: 


Coo ) 


tallyne beursje gemakkelyker kan geopend: 
worden, zonder dat de hand, waar mede 
hy het kystitome beftierdt, hem belet tezien, 
wat hy doet; voor ’toverige zyn de voor-en 

nadeelen dezelfde met die van LA FAYE. 
6 XLV. De Heer pover heeft in ’tzelf- 
de jaar, wanneer LA FAYE zyne methode ber 
kend gemaakt hadde, dezelve op.zyne ma- 
nier zoeken te verbeeteren: hy vondt een 
inflrument uit, welks lemmet de gedaante 
had van een adderstong , hebbende de leng- 
te van: 2 duimen, en de. breedte van 2 ly- 
nen; ’tzelve is tweefnydende tot op-zyn 
middenfte gedeelte, en op een kleine af- 
ftand van deszelfs punt met een gaatje door- 
boord „waar door hy een draad {tak, om; na 
met het inflrument ’thoornvlies aan de zy- 
de van den grooten ooghoek doorboord te 
hebben , daar mede eenluts temaaken , ten 
‚einde (zoo hy meende) den oogbol te be- 
paalen geduurende de beurtelingfche bewee- 
gingen, die hy verpligt was met dit inftru- 
ment te maaken om de doorfnyding van het 
hoornvlies te voleinden , en daar na de lap, 
die- daar: uit voortkwam, opte ligten ‚, om 
des te gemakkelyker de -doorfnyding- van 
het kristallyne beursje, welke hy met de 
pane van dit zelfde inflrument deedt, te 
unnen verrigten. Dit in(lrument is in een 
heft bepaald, dat de lengte van 2 duimen 
| heeft 


8 pe 
| Cor) 


heeft (b). De operatie volgens deze metho- 
de gefchiedt op dezelfde wyze als die van 
LA FAYE, alleenlyk met dit onderfcheid, 
dat hier een draad gebeezigd wordt tot de 
gebruiken bovengemeld, en dat het kristal - 
lyne beursie met het zelve infirument geo- 
‚pend wordt. - 

6 XLVI. Schoon nu de voor en nädeelen 
van deze methode ook overéénkomen met 
die van LA FAYE, heeft zy echter nog eeni- 
ge nadeelen, die haar gedeeltelyk byzon- 
der zyn, en die zy gedeeltelyk met andere 
gemeen heeft : 

1. Men loopt, door dien dit in/ffrument 
tweefnydend is, niet alleen gevaar om den - 
regenboog benedenwaarts te beleedigen ge- 
lyk in die van LA FAYE (XLI), maar zelfs 
ook bovenwaards. 

2. Het gebruik van den draad maakt de 
operatie langduuriger, hindert dezelve, en 
is van weinig nut. De operatie is langduu- 
riger, om dat het zoo aanftonds niet gelukt 
dezen draad zoodanig te krygen om het 
oogmerk ’er mede te bereiken , waar toe zy 
ingerigt is ;ik heb zelfs den Heer pover hier 
mede langen tyd zien doorbrengen, eer het 

hem gelukte. Dezelve is hinderlyk, om 
dat zy door het gaatje geltooken nan 
e 
(b) Memoir. de P Acad. Royal, de Chirurg, Tom. V, Pag, 


399 & 400, voyez Planch, XX, fur la lettre M. 


(92 ) 


de infnyding volgt, en dus wordt daar door 
in het dronken van het inffrument door 
de voorfte kamer van ’toog, niet alleen 
meerder tegenftand veroorzaakt, maar ook 
zoude, indien by ongeluk deze draad onder 
het opereeren komt te ontglippen, ’tzelve 
zeer veel nadeel in de doorfnyding van het 
hoornvlies kunnen te weeg brengen. Ein- 
delyk zy is van weing nut, om dat eens- 
deels door dezelve de oogbol in zyn be- 
weeging niet genoeg kan bepaald worden, 
anderdeels' om dat men veel gemakkerlyker 
de lap van het hoornvlies met een fpa- 
teltje of pincette kan opligten of vatten als 
met een draad. Toen ik den Heer Pover 
in’tjaar 1759 deze operatie zag verrigten, 
namhy, demoeielykheid vandeaanwending 
van dezen draad bemerkende, het befluit, 
om voortaan deszelfs gebruik agter te laten. 
3. Door de regtheid van het inf/ru- 
ment, welke het met de naald van PALLuccI 
CSXXVIIL) gemeen heeft, vervalt zy ook 
in ’tzelfde nadeel. De Heer PovET meen- 
„dedatdoor de regtheid van zyn inftrument 
de regenboog minder bloot gefteld is om 
gekwetst te worden; en dat zoo het een 
weinig op zyn plat gekromd was, de door- 
Ínyding van het hoornvlies veel moeiely- 
ker zoude moeten gefchieden. Wat het 
eerfte aanbelangt, het tegengeftelde daar 
van 


or (93) 


van is reeds beweezen in het 3de voordeel 
van de methode van LA FAYE; en opzigte- 
lyk het laatfte getuigen de Heeren MORAND 
en VERDIER beiden, in het verflag dat zy van 
deze operatien aan de Akademie der Heel 
kunde gedaan hebben, dat LA FAYE met 
zyn Bistouri zoo gemakkelyk gewerkt heeft 
Jals Poyer met de zyne (Cc). 

4. Wordt met dit in/frument het kriftal. 
lyne beursje geopend, en hier door vervalt 
hy in het sde nadeel van de methode van 
DAVIEL (6 XXV 1ID. 

SXLVIL De methode, die de Heer 
SCHARP heeft uitgevonden, komt met die 
van LA FAYE zeer veel overéén; zy ver- 
fchilt echter met dezelve, hier in, dat het 
mesje minder lang is, dat. het zelve van de 
punt af tot aan het heft in breedte toeneemt; 
endat het zelve regt is;ten minften hy fpreekt 
van geen kromte op deszelfs plat, Deleng- 
te van het lemmet is in ’t geheel 22 Iynen , 
doch die van de {neede niet meer dan zo ly- 
nen, het heeft op deszelfs grootfte breedte 
23 lyn, is met een rug voorzien, en ftaat in 
een heft vast, dat de lengte van 4 duimen, … 
en 3: lyn over ’t kruis heeft. Deszelfs-ma- 

‚niervan opereeren, komt ook in alle deelen. 
met die van LA FAYE overéén, uitgenoomen; 
dat hy den oogbol met zyne vingers HE 

; : C- 

(©) Memoir. de’ Acad, Royal, de Chirarg. Tom, VI. Pag. 340 


(94) 


bepaald; gelyk 1A FAvE doet; en dat hy 
in plaats van hiet kriftallynhe beuúrsje met het 
kystisome of een riaald te openen; dit met 
ed vanden Zy fi mesje verriet „en daar mede 
de ftaar uit zyn beursje haald , zonder druk- 
king op der oogbol te maaken, welke hy 
oordeelde fchaadelyk te zyn (d). 
6 XLVIIL De voordeelen; welke deze 
methode boven alle de reeds gemelde heeft, 
eni die haar in ’t byzonder eigen zyn; zyn 
de volgende: ‚À RCL 
1. De kortheid van de fneede van het 
fiesje verhinderd , dat men de deelen in 
den grooten ooghoek hiet z00 ligt kan kwet- 
zen, gelyk met die van PALLUECI en POYET. 
wke | Úic hoofde van de figùur van dit mes- 
jes dat van de punt af langzamerhand in 
breedte toeneemt, fnydt men veel gemak- 
kelyker , dewyl de bolheid van het hoorn- 
vlies bewaard wordt ‚alzoo ’er zig in’t door- 
fteeken geen waterig vogt ontlast. wien 
3, De breedte van het mesje een halve 
Iytù meerder zynde als die van LA FAYE, 
zoo wofdt het gevaar van het onderfte ges 
deelte van den regenboog te kwetzen ee- 
niezints vermeeden, om dat ten hier me- 
de zoo veel niet naar om läag behoeft te 
{nyden, om de half maanswyze figuur es 

: pr Vi HER 

(A) Philofoph. Tranfat. Vol. XLVIII, Part. 1. Pag, 162 
© 328. on 


(95 ) 


het hoornvlies te eindigen. ; otra froh 
6 XLIX. Deszelfs nadeelen zyn: «…- 

Te Dat de operatie gefchiedt zonder be- 
paaling van den oogbol, en dit is fchaade: 
lyk gelyk in het 4de nadeel van de methode 
van DAVIEL (6 XXVIII.) gebleeken is. 

2, De regtheid- van het inffrument , om 
reeden inhet dde nadeel varrde methode van 
PALLUCCI (6 XXXVIID) , enin-het 3de van 
die van POvET (6 XLVL) reeds gemeldt, 

3: Het mesje is niet breed genoeg om in 
ééns zonder naar om läag te fnyden'een ge- 
noegzaame half maanswyze infnyding door 
het hoornvlies te doen:, % geen Het gemeen 
heeft met dat van PALLUCCi, LA FAYE eh 
derzelver navolgeren, UERAV bel Qoen 

4. Dat men. met het. zelfde‘ tesje Ket 

‚kriftallyne beursje opend; het geen! deze 
methode: gemeen’ heeft met dié van pover, 
en dus vervalt men in ’tzelfde nadeel van 
DAVIEL, als wy in het 5de väri zyne metde 
de (6 XXVII) opgenoemd kebben. 
6 L. voung (eeen Heêlmeester te Ade: 
burg heeft ook eene methode bekend ‘ge- 
maakt „die met die wan sCHARP in alle 
deele niet. overéen komt, Deszelfs-rnesje 
heeft een lemmet, welke in ’ geheel 24 
lynen lang is, deszelfs {neede is van: 171y- 
8 __ hen, 


__ (©) Esfays and Obferwationi Phyfic, and letter, Volum, 11, 
_ Art, XXII, Pag, 324, | taak 


hd 


(96) 


nen, en op zyn breedfte heeft het 21 yn; 
het zelveis ineen heft gevestigd, dat de 
lengte,van 27 lynen, en 3 lynen dikte over 


% kruis heeft (f). Om de lap van ’thoorn- 


vlies op te ligten, gebruikt hy een lepeltje 
(ge) gelyk aan dat van DAVIEL, uitgenomen 
dat het zyne regt; daar dat van DAVIEL ge- 
boogen is; vervolgens om het kriftallyne 
beursje te openen, neemt hy een gemeene 
ftryknaald (hj. Voor ’t overige gefchiedt 
de operatie op één en dezelfde wyze als die 
van SCHARP. « Om het weinige verfchil dat 
er in deze methode plaats heeft tusfchen die 
van LA FAYE en SCHARP , komen ook des- 
zelfs vooren nadeelen met dezelve overéén. 

9 LIL. WARNER (í), een tweede navolger 
Van SCHARP; verrigte zyne operatie even ge- 
lyk hy, maar met één mesje; Het zelve 


is iets verfchillende van dat van scHARP: | 


De lengte van deszelfs lemmet is in ’t ge- 
heel 18 lynen; de fneede 11 lynen, en in 


‘zyn breedfte 2 lynen; het zelve is in een 


heft gevestigd (k) | 

Om dat zyne wyze van opereeren van dië 
van SCHARP. eenigzints verfchild, zal ik in 
% kort zyne manier befchryven, Na dat 


ze f frs de 
-(£) Ibid. Tab, VIL. Fig. à. | 
le 8) Ibid. Fig. 4. 
Ch) Ibid. Fis. 5. 


…(i) Cafes in Surgery, London 1760. Paz. 87. 
Ck) Ibid. Pl II, Fig. k. 


(97) 


„de lyder geplaatst is, laat hy een helper het 
bovenfte ooglid met de vingers opligten, 
wel zorg dragende ,dat’er geen drukking bo- 
ven op den oogbol gefchiedt: hy drukt 
met de voorfte vingers van de linkerhand 
het beneedenfte ooglid neerwaarts met even 
dezelfde voorzorge van geen drukking te- 
gen den oogbol te maaken. Hy gebiedt 
den lyder zyn oogen zoo ftil-te houden als 
mogelyk is , en een weinig opwaarts en 
voorwaarts te zien. Op dit tydftip fteekt 
hy zeer fchielyk het mesje in ’t oog digt by 
den omtrek van het hoornvlies, op de hoog- 
te van het middenpunt van den oogappel, 
rigtende het zelve in een regte Iyn tusfchen 
den regenboog en het hoornvlies, tot dat 
de punt aan de tegenovergeftelde zyde uit- 
kome, en fnydt vervolgens den halven om- 
trek van het hoornvlies door; het mesje 
fteeds in’t oog houdende, trekt hy het zel- 
‘ven agterwaarts , en brengt deszelfs punt 
zorgvuldiglyk door den oogappel , waar 
door het kritallyne beursje verdeeld wordt: 
hy drukt dan met zyne voorfte vingers den 
gogbol, terwylhy het mesje noch in de voor- 
fte kamer van ’t oog houdt om de lap van 
shet hoornvlies‘op-te ligten; en daar door 
de uitkooming van de ftaar te bevorderen. 
… In deze methode wordt; wel-is waar; alle 
“drukking zorgvuldiglyk vermeeden, maar 
Ge bert LK AR- 


_{£98) 


WARNER fleld weder niets in deszelfs plaats, 
dar de eh rn van den:oogbol kan, be- 
‘paalen, waar door “het verrigten dezer ope- 
ratie, moeielyk is; om hier-van overtuigt te 
zyny behoeft men maar alleen zyn oogen & 
vestigen op de figuur van dit mesje, ’ welk 
al te ‘fchielyk breed, wordt, en‚daar door 
te veel tegen{tand ontmoet, Hy zegt ook 
zelfs op-een andere plaats (Ìj: . Dat deze 
operatie eigentlyk-niet kan in ’t werk gefteld 
worden, dan by fommige.lieden, die het 
ermoogen hebben om de beweegingen van 
et oog, te-beletten,. Dan ik, geloove „dat 
de Heer WARNER veel, moeite zoude, heb- 
ben om lieden aan te treffen, diein een 
diergelyke:-omftandigheid „zoo , volftrekt 
meefter over-hunne oogen, zyn. De reede- 
nen daar-van heb ik reeds‚in het 4de nadeel 
van, de-nteihode van DAvIEL (6 XXVIIL) op- 
genoemd, ……… noo: aaf 
‚De operatie wordt „volgens deze methode 
veel fchielyker teneinde gebragt als volgens 
de andere, Om-dat het kriftallyne. beursje 
oogenblikkelyk na de fneede, zonder het 
mesje uit-de voorfte. kamer van het oog te 
neemen „geopend, wordt: men verkort, wel 
is waar, hier door dentyd van de operatie, 
en verminderd, daar door het getal der z7- 
fIrumententotop één ‚maar of men deze fpoe- 
p ENOAD, Ie 
…CD-Abid. Pag. 89, 


C 99) 


_dige opening van het kriftallyne beursje wel 
voor zoo voordeelig kan reekenen, weetik 
niet. Want door de prikkeling „die ’er ge, 
fchiedt is, moet zekerlyk de te zaamtrekking 
van den regenboog zeer (terk zyn; het kris- 
tallyn nu daar op zeer fchielyk uitkomen- 
de, moet de regenboog zeer veel lyden. 
Het nadeel echter is zoo groot niet als van 
die geenen ; welke het kriftallyne beursje 
‚ openen, opdat tydítip wanneer de punt 
van het mesje den oogappel pasfeerd en 
dus de catarad alreeds te voorfchyn komt, 
voor dat de fneede van het hoornvlies vol- 
komen geeindigd is. De. verdete- voor-en 
nadeelen van deze methode zyn dezelfde als 
die van SCHARP, | blsiv. 1139 abus 
9 LIL Wy hebben tot‚nu;toe gezien; dat 
de methode van LA FAYE,SCHARP ,„en:hunne 
_navolgeren zeer. veel overeenkomst hebben, 
met den anderen „ en:dat derzelver. voor- 
en nadeelen weinig van elkanderen verfchil- 
len. Ik ga fu over tot de befchryving van 
een methode „ in-welke het grootfte-gedeel- 
te der nadeelen van de voorgaande-niet-te 
Vinderis. BERENGER (m) ‚een Heelmeester 
G 2 _(m) aHooi at ain 
«_{m) Hy heeft deze zyne methode aan de Koninglyke 
Akademie der Heelkunde te Parys voorgefteld, welke 
‘echter niet goed gevonden heeft om -dezelve: aante 
neemen, om welkesreedenen “is /my- onbekend. Het 
Zy hoe ’t wil, de“Heer-sABATIER> Koningfyke Demos 
Prsraar te Parys liet in ’%jaar 175propsden. 13den rien 
' N ) Cr 


(roo) 


in Provence, is de uitvinder van dezelve’, 
fchoon de figuur-van de naald van PALLuc- 
cr hem hier toe geleegendheid: gegeevén 
heeft. SID A HOE Je IOU» 
… De inftrumenten , die ter bewerkftelliging 
van deze’ methode noodzaakelyk zyn’, zyn 
1) een {tompe ftaale haak om het bovenfte 
ooelid op te ligten. *2) Ken dubbelde Zr- 
rhine of haakje, welkers punten zeer {pits 
zyn , en met een lang heft voorzien. 3) 
Een Biftouri, welkers fneede een duim lang 
is, zynde ligtelyk gekromd, fnydende al- 
Jeen aan eene zyde;.de breedte neemt lang- 
“zamerhand toe tot op-3 lynen „zoo dat ’ 
zelve buikig- wordt, het-heeft aan d'eene 
zyde een vlakke, en aan d'andere zyde een 
plat ronde oppervlakte, en is, met een heft 
voorzien. 4) Een tangetje met een veer, 
’ewelke door hem walette a patin genoemd 
wordt, en=niet ongelyk ris-aan dat inftru- 
ment ‚’t-welke in de werken van AMBRO- 
SIUS PARE afgebeeld ftaat, en:door hem ge- 
bruikt wierdt om de flagader te vatten „ wan- 
neer hy de-ligatuur- aan dezelve wilde vere 
rigten; het verfchild maar alleen met ’ zel- 
ve in grootte (n). 
| Es ed De 


ber den Heer MARTIN in ’t openbaar in de Koninglyke 
Akademie der Heelkunde deze methode voorftellen in 
een Thefis de wariis. cataraltam extrabendì modis. Eer 
…(n) Deze wjtrumenten vindt men agter de gemelde Zhe- 
fis-afgebeeldt. 


(zor ) 


De operatie met deze inftrumenten- ge 
fchiedt op de volgende wyze. Na den Ìy- 
der behoorlyk geplaatst te hebben ‚ligt men. 
het bovenfte ooglid op, door middel van 
den flompen haak ‚en nren geeft den zelven 
aan éen helper over, die agter den lyder 
ftaat, om hem vast te houden, en daar me- 
qe het ooglid opwaarts te ligten zonder 

rukking op den oogbol te maken. On- * 
dertusfchen. drukt de operateur het onder- 
{te ooglid beneedenwaarts, om de puntige 
Errhine in het bindvlies te haaken, en daar 
door den.oogbol in zyne beweegingen te be- 
paalen, Nadit gedaan te hebben, fteekt men 
de punt van het Biffouri door het hoornvlies 
op eenigen afitand van deszelfs rand tot in 
de voorfte kamer van’t oog, en wel op zoo- 
danige wyze, dat deszelfs vlakke opper- 

_ vlakte na den regenboog gekeerd is ; en men 
brengt het zelve in een regte lyn dwers 
door de voorfte kamer van ’t oog „tot dat des- 
zelfs punt het hoornvlies aande tegen overge- 
ftelde zyde.doorboord heeft. Daar na 

‚_meemt men de Zrrbine en den ftompen haak 
beiden, weg „en men poogd door een ligte 

drukking het kriftallyn te doen te voorfchyn 

komen. Doch, zoo dit niet gelukt, vat men 
de lap van het hoornvlies met het tanget- 

‚Je, of valerte à patin,aan, en ligt dezel- 

| „VE OP , om des te Kan, het B. 

3 y- 


Czo2) 


lyne beursje met de punt van ’t zelfde mes- 
je te-kunnen doorfnyden ,waar na de ftaar, 
of van zelfs, of op de geringfte drukking, uit- 
vrint, Bh et zo „dh DI nj 204 
“gE De voordeelen van deze methode 
“1. Het bovenfte ooglid kan door middel 

van den ftompen haak opgeligt worden, zon- 
_ der dat ’er eenige drukking van boven op 
den öogbol gefchiedt. Men heeft, wel is 
waär, dezen haak niet altyd noodig , men 
kan ze’ meeftentyds ontbeeren, wyl zy al- 
Teen maâar te pas komt in die gevallen; in 
welke de lyderen zeer gevoelig zyn , en 
waar in de fluiptrekkende beweegingen in 
de oogleeden zomtyds zoo fterk zyn, dat 
er geen mogelykheid is om het bovenfte 
ooglid door middel van de vingers opge- 
ligt te houden. — wah, | 
“72 Door middel van de Zrrhine, welke 
in het bindvlies gehaakt wordt, wordt de 
oogbol bepaald, zonder dat’er drukking op 
Mn oefchiedt „’ en ‘hier door wordt 


gemakkelyker maar ook zekerder volvoerd. 
‘3. Uit hoofde van de breedte van het 
Biflouri wordt belet, dat het hoornvlies niet 
plat wordt géduurende de ffiyding ; door 
dien zoo dra de punt van ’t’zelve de tegen- 
Ks . «Over 


(“103 )) 


overgeltelde zyde van het hoornvlies döor- 
boord heeft, ook de halve’ omtrek van ’t 
1oórhvlies zig doorgefneeden bevindt ; Een 
voördeel, ’t welke by alle de voorige mer hodêts 
geen plaats heeft, en in welke het waterige _ 
he geheel ontlast wordt, voor dat de {neede 
voleindigd is. _- rr ie 
“4. Door de ligtebogt, welke het-lemmmet 
van dit biffouri op zyn plat heeft, wordt be- 
let, dât men, în ’t doorgaan van de voorfte 
kamer van hetoog, den regenboog zoo ligt 
met de punt niet zal kwetzen,gelyk in allede 
methoden, welke ik na die van LA FAYE en 
TENON aangehaald heb, veeltyds gefchiedt, 
om dat hunne mesjes regt zyn. aidan 
5. Door de bolle oppervlakte, welke het 
biffouri heeft, en die in de doorfnyding na 
de 'zyde van het hoornvlies gekeerd moet 
Zyn, wordt te weeg gebragt, dat de fneede 
veel netter gefchiedt :: vermits deze vlakte 
de bolheid van het hoornvlies onderfteund, 
en dus in de doorfnyding gelykelyk draagt. 
GS LIV. Deze methode , hoe voordeelig 
anderzins, heeft echter pok haare nadeelen: 
or. De Zrrhine heeft men bevonden zeer 
moeielyk ín ’tgebruik te zyn; want hier 
mede kan het bindvlies niet gemakkelyk 
gevat worden,om reden van dezelfs figuur 
BE EN 5 Ren an hj vn 


Sp) In een Kas met Zeftrumenten , welke eenige Hetl- 
hik vo did 4 A u id : \ mees- 


(14) 


2. Het biffouri wordt al te fchielyk bui- 
kig , en hier,door wordt de tegenftand in 
inhet doorfnyden van het hoornvlies ver- 
meerderd , en de infnyding niet alleen moeie- 
lyk ten einde gebragt, maar ook om dezen 
tegenftand te overwinnen brengt men on- 
gevoelig eenige drukking op den oogbol te 
‘weeg „die ik meermaalen gezegt heb fchaa- 
delyk te zyn, d ti, 

3, Het tangetje, of walette d patin , ge: 
fchikt om de lap. van het hoornvlies Gi te 
zl Pe Ig- 


TOMT 
meesteren in deze Stad onder elkanderen tot algemeen 
gebruik hebbên opgerigt, en alhier op het Theatrum 
Anatomicum bewaard wordt, vindt men twee tangetjes, 
Eén met een veer; en een ander zonder veer; welke 
tot het zelfde gebruik gefchikt zyn , en waar mede men 
het bindvlies veel.gemakkelyker vatten kan. Door de 
ondervinding echter.heeft men bevonden , dat het bind- 
vlies, van een zeer los weefzel zynde , dikwils uit- 
… feheurd, ja dat men t@n einde.het oog zeeker te bepaa= 
len ; genoodzaakt is van metde fcherpe-pùntjes van 
deze tangetjes „alsmede. van de errbine van BERENGER » 
het harde oogvlies zelve, te vatten. Ik heb, wel is - 
waar, verfcheide, maglén gezien ,-dat hier op niet de 
geringfte toevallen volgden , maar ook in tegendeel heb 
ik gezien, dat het heevige ontfteekìngen ten gevolge 
hadde die men niet anders als aan het gebruik van de= 
ze inftrumentex konde toefchryven. En in der daad.door 
het vatten van-het harde oogvlies met deze haalgdes of 
tangetjes heeft men dezelve toevallen te verwagten als 
met de fteeking van de naald in de neerdrukking van de 
ftaar „ men kwetst ‘hier: niet salleen „het bindvlies., het 
aponeurotisch uitbreidzel van de regte {pieren van ’toog 
en het harde oogvlies, maar zelfs kunnen deze haakjes 
tot in het vatagtige vlies en netvlies doordringen en 
zomtyds eenige vezeltjes van de aervs ciligres Kwetzen, 


(105 ) 


ligten, werkt door een veer, welke „aan zig; 
zelven overgelaaten , de blaaren vanhet. 
tangetje doed fluiten, waar door het hoorns 
vlies,gevat.zynde, deszelfs vezelen. zar 
mengedrukt worden, ’t welk naderhand: 
vlakken op het:hoornvlies te weeg brengt, 
die den doorgang der licht{traalen kunnen 
verhinderen (q). ; 
GLV. De Heer TEN HAAFF , Heelmeester 
binnen deze Stad, heeft, in-zyne korte ver- 
handeling over-de operatie van de ftaar in 
%jaar 1761 uitgegeeven, eene methode be- 
kend gemaakt, die ‘hier in beftaat. 1) In 
plaatsvan den ftompen haak „waar mede BE- 
RENGER het bovenfte ooglid opligt, heeft 
hy een dubbelden ftompen haak of foort van. 
oogfpiegel, om het bovenfte ooglid als tot 
één te vouwen, en den oogbol eeniger ma- 
te te onderlteunen. 2) Een mesje „’t welke 
in figuur met:dat van BERENGER overéén- 
komt, uitgenoomen ‚dat % zelve 1 lyn Ímal- 
ler, minder buikig ‚puntiger en aldaar 
tweefnydend is. 3): Een lepeltje , gelyk aan 
dat, ’t welke DAvieL gebruikte, uitgenoor 
_q) Men: zoude my alste partydig kunnen aanmerken, 
dat daar ik de veelheid der zaf?rumenten als een nadeel in de 
giethode van DAvieL aangemerkt-heb, en dezelve in de= 
ze methode bynaeven zoo groot is, ik’ het zelve-met 
pige en voorby gaa. Edoch men moet opmerken , 
at onder het-aantal ixffrumentenin deze methode 'er maar 
| én is om het hoornvlies te openen, daar. hy ‘er drie 
toe noodig had. 


Ik 


( 106 ) 


nen dat-het blaadje rorid , en ‘het nftru- 
ment regt is, daar dat van DAVIEL eirond 
en geboogenis; ’vzelve.is gefchikt omide lap 
van het hoornvlies op te ligten. 4) Een punti- 
ge fnydende naald, gelyk aan die van DAVIET; 
uitgenoomen dat deze regt is, daar: die-van 
DAvIEL geboogen is; hier mede maakt ‘hy 
de flaar van zyne banden los ; “waarin Zy 
beflooten is. -5) Een pincette Of tangetje, 
waarmede men eenige overgebleevene vlies- 
jes van het kriftallyne’beursje kaun ‘vatten. 
Deze methode heeft dezelfde voor-en nadee- 
deelen als die van LA FAYE,-en SCHARP. 
6LVI. Perrier, Chirurgyn en Oculist te 
Barleduc , heeft int jaar 1764. in de maand 
April aan de -Koninglyke- Akademie-der 
Heelkunde te Parys de volgende methode 
medegedeeld. Hy gebruikt: 1) Een me: 

talen'band dien hy diadémenoemd,welke van 
binnen met fluweel bekleedt is „en waar aan 
een ftompe haak gevoegd is; dit werktuig 
issgefchikt om het bovenfte ooglid onder d: 

operatie opwaarts te houden, : sEen més- 
je onderfcheiden van ‘dat van- LA FAYE 5% 
welke hy keratome fimple noemd, ’t zelve 
is op deszelfs fneede bol, ‘en heeft de ge- 
daante van een wasfende maan,.zynde aan 
de punt {mal, pyramiedsgewyze, en’twee= 
Ínydende, eindigende in de-gedaante van 
een ftaart van fchoppen-aas, Om Ee 

viles 


(207) 


vlies te-dootfnydem -2) Een Zystitome „wel- 
ke van die van LA FAYE’ daar in onderfchei- 
den’ is, dat deszelfs lemmet krom geboo- 
gen en door een cijlindrike plaat verborgen. 
is, welke beweegiyk aan deszelfs. uiteinde” 
uitgehold is; om het kriftällyne beursje te 
opênen. 4) Een lepeltjeom het berifkalhpee? 
vlies te zuiveren, na de uitneeming van het 
Kriftallyn. 5) Eindelyk regte en kroinme 
kleine tangetjes om den uitgang vande ftâaf 
te begunftigen (r). „At En 
‚Schoon PELLIER in zyne Verhandeling 
alle de methodens opgeeft, en in ’t geheel 
van die van BERENGER niet gewaagt, zoo 
komt echter deszelfs manier zeer veel ‘met 
dezelve overéén , vooral ten opzigte van des- 
zelfs werktuig, waar mede hy het boventte 
ooglid opligt, en in de figuur van zyh-keras 


dome, 

“6 LVIL Deze methode heeft geen “één 
voordeel boven die van älle de reeds opge 
„1. Betreffende deszelfs diadéme of metalen 
band „waar aan een ftompe haak gevoegd is; 
om het bovenfte ooglid geduurende de opérú- 
Zieopteligten: hiermede verrigt hy het zelve 
als.met den ftompen haak van BERENGÉR; 
waâar mede men het bovenfte ooglid opligt 
‚ Zonder drukking op den oogbolte dn: 


_(@) Disfertation fur la cataraête. 


(108 ). 


ik voor my zoude lieverop de hand vaneen 
voorzigtigen helper vertrouwen, die met den 
{lompen haak het bovenfte ooglid opwaarts 
houdt, als op een band waar aan de ftom-- 
pe haak gevoegd is. neet 
„2. Uit de overeenkomst van figuur van 
deszelfs keratome met het biffouri van BE- 
RENGER heeft het dezelve voordeelen als in 
het 3de en 4de, voordeel van de methode van 
BERENGER (6 LIII.) gezegt is. | 
3. Door zyne kystitome heeft deszelfs me: 
zhode dezelfde voordeelen als in het ade, 
sde en óde voordeel van LA. FAYE (XL) 
gezegt is; en door de kromte van deszelfs 
lemmet mede het zelfde voordeel als wy in 
. het-tweede van de methode van VOOGEL 
(6-XLIV.) gemeld hebben. | 
… 6 LVIIL Wat aangaat deszelfs nadeelen : 
Om dat hy van niets fpreekt om ’t oog te. 
bepaalen geduurende de operatie, “zonder 
drukking op het zelve ‚zoo vervalt zyne. 
methode in’t zelfde nadeel als ik hier omtrent 
in de methoden van DAvieL (6 XXVIIL) 
LA FAYE (65, XLI) en scHarP (6 XLIX.) op- 
genoemd hebbe. « Voor ’t overige zyn de 
verdere nadeelen dezelfde, als die van BE- 
RENGER. td aide 
„…6LIX. De Heer parruccr heeft de be- 
Íchryving vaneen nieuw infirument.waereld» 
kundig gemaakt, dat met zyne in at 
| reeds 


C zo9 ) 

reeds befchteevene naald veel overeenkofnst 
heeft. Hy begreep gemakkelyker en veis 
diger te zullen opereeren, wanneer hy aande 
buikige fneede van zyn eerfte inftrument 
meerder afltand van de naald gaf, en het 
zelve geheel en al van de naald onder- 
fcheidde, en’ in een fcheede verbergde; ten 
„dien einde dagt'hy een inftrument uit, ’t wel- 
ke uit 3 ftukken zaamgefteld is, namentlyk 
uit een heft , naald en lemmet (s).' "De 
naald ís niet rond maar volmaakt plat, om. 
dat zy vooreerst zeer fcherp aan beide zy- 
_sden als ook aan de punt fnyden zoude, ten 
anderen, dat zy gemakkelyk zoude kunnen 
omgedraaid worden; de geheele lengte van 
deszelfs hals is met een zeer gladde groef 
uitgehold, in welke het lemmet onder de 
operatie uitloopt. Het heft beftaat uit een 
zilver: kokertje, waar in van binnen noch 
een kleinder gevoegd is, gefchikt om-de 
ftaaf van het lemmet te. bevatten; het heft 
heeft aan dat gedeelte „ ’t welke de naald. 
met het heft vereenigd, een diepe fplect; 
waar uit twee vlaktens of zilvere plaatjes 
van dezelve figuur als het lemmet te ‘voof- 
fchyn komen , tusfchen welke -plaätjês dé 
fneede van het lemmet verborgen zit; Het 
Jemmet heeft geen meerder: dikte dan een 
alt gj GR a 
w(S)- Diftriptio- novi- inffrumenti pro-cura cataraa, VideTas 
bul. Fig. 3, 4, 5,67 ie 


Cazo) 


gemeen Janter; op deszelfs vlaktes welke » 


onder-de operatie naden regenboog gekeert 


is, ishet bol; aan geszelfg.gsbieole-lnasde Í 


zeer scherp ;deszelfs ftaaf maakt een: vier- 
zydige figuut;-op dat „het rin.deszelfs eige 


kokertje bovengemeld zeer vast zoude ver- 


geekerd zyn ;-aan-hetsuiteinde, is eert klein 
rond. plaatje-gevoegd , waarop onder ide ope- 
rasie--de-vinger, gezet, en zagtelyk gedrukt 
wordt, om het lemmet uit deszelfs fcheede 
te-doen-te voorfchyn-komen; (£);« «5 


„De operatie met dit infhrument gefchiedt 


Swe he je  
é 


gel „en plaatst denzelven- ophet aangedaane 


oog ‘om de oogleeden van elkanderen, en 


oog onder de-doorfteeking met de-naald 


onbeweegl!yk te honden; vervolgens neemt 
hy{met de regterhand het nffrument op 
zoodanige. wyze; dat, de, beide'zyden van 
denaald-boven,enonderwaards gekeerd zyn. 
_Hy.fteekt deszelfs punt op;het-punt X.Fig. 
2in;het hoornvlies! tot-in:de voorftekamer 
vanhet; oog! dezelve ‘zoodanig: riptende’, 
dat zy in hetitegenovergeftelde! punt-Z.we- 
der uitkomt ‘(u):-Het. hoornvlies! Mloes 
enh OQ- 
t) Ibidem $ XI. Pag. 44—47. 

à Be De Roer vanudet cel in zyn°gemelde Ne 
„de 


Ï 


Carr) 


ooken.zynde, kan het. oog zig niet-meer 
een neemt. de operateur-den 
„oogfpiegel;weg, en drukt met één of twéé 
vingers van dezelfde hand het onderfte oog. 
didsineerwaards, en een helper, die: agter 
den lyder geplaatst is om het hoofd vast te 
‘houden, ligt het bovenfte ooglid opwaards; 
‚hy keerd dan het inftrument benedenwaards 
„om,,en de voorfte vinger op het plaatjege- 
‚plaatst hebbende, drukt hy dit zoo lang 
tot dat het fnydende lemmet te voorfchyn 
komt „en het hoornvlies genoeg doorgefnee- 
denis, Dit gedaan zynde, zoo neemt de 
operateur hetinftrument weg, en het groot- 
dte gedeelte van de operatie is ten einde,ge- 
bragt (v). À dal 
| fen het kriftallyne beursjete openen; ge- 
bruikt hy of de naald van het infbrumient 


€ 


om het zelve te doorfnyden „of, wanneer de 
ftaar vast gehegt is aan den regenboog „een 
byzonder. infirument even, als een „vorkje 
gemaakt, ’ welke hy forceps noemd-(w) , 
en drukt daar mede de ftaar inwaards, en 
trekt dan weder uitwaards, en met-deze 
herhaalde ‘beweegingen’ houdt hy -aan-tot 
dat de vasthegting vernietigd is, ‚ Zie daar 
Ema Meilhode, welke zeer fraai uitgedagt is 
Woes lode berdsb ovlosstysean 
de afbeelding van een oog, ‘waar op de gemelde pun- 
EEG apindì ed n 
HE) ad. Fi B, 


Cra) 


derzoeken wy nu de voor en nadeelen;om 
te zien of zyne inflrumenten ook aan de in- 


-zigten van de operatie zelve voldoen. 


GLX. De voordeelen, die deze methode 
bezit; zyn de volgende: 


ab : De onkild det hootnolieks doorboord 
„hebbende ‚ zoo bepaald het inffrument het 


oog teffens, en men heeft dus in de door- 


fnyding van het ‘hoornvlies geen oogfpiegel, 


haakje, of vinger, noodig om het oog te 
bepaaten,: goonen 6 AVIT00 7 IOM 

> 2, Door ‘het uitkotnehde lemmet wordt 
het hoornvlies op zoodanige wyze door- 
ern ‚ dat er zig geen waterig vogt ont- 
ast. , 

23 Door diezelfde lemmet wordt ’er een 


infnyding van een’halfmaanswyze figuurge- 


formeerd; dezelve infnyding ís óp een ‘ge- 
noegzaamenaf{tand van het middenpunt van 
den oogappel verwydert , waâr door het 
lidteeken, ‘dat dáar uit gebooren wordt,tot 
geen verhindering ‘aan den ‘doorgang ‘der 
lichtftraalen kán {trekken.”Eindelyk, de 
omtrek van’ de infnyding verfchaft nia het 


“opligten van *t hoornvlies een opening Over- 
eenkomftig de breedte vande catarádt „ zoo 
‚dat dezelve daar door gemakkelyk pasfee- 
-Ten kan. BEW ‚ROO A v. Sails 


4. De in{nyding is hier bepaald, en kan 
isde RE: niet 


Î 


ten waar in ’stans vernuft doorftraald; on: ' 


(113 ) 


\ en 
_niet grooter of’ kleinder zyri, en blyft al- 
tyd op den zelfden afftand van het harde 
_ ©ogvlies én den oogappel; onder voore 
waarde.echter, dat de operateur de haald 
naauwkeurig“ op: genielde punten X en Z 
doetin en uitkomen, en hiy-het inflrument, 
na dat de naald het hoornvlies op gemel- 
de punten” doorboord -heeft, “in een be- 
hoorlyke rigting keerd, gelyk” inde ma: 
niìersvan opereéren bovengemeldt; vander- 
zints zoude tnen hier doorde: figuur van 
derinfnyding ‘niet alleen veranderen, maar 
ook, indien men lager begön met de door- 
fteeking ‘van’ deonaald, wel den geheelen 
onderfter: omtrek van den règenboog weg- 
fnyden. adi GES Kd LVWID NVA 
6 EXT De nadeelen',;-aarr deze methode 
verknogt zijn: bre 6 ehbo (1 jn 54 
rs Het inffrument is al te veel zaamges 
feld voor zoo éen teer deel zals het oog; 
want dóor dezelve wordt: de: bewerking 
moeielyk-perfiaakt; ef gevòlgelyk kan men: 
het niemand aanraden om de’ operatie met 
ditinftrument te’ onderneemen; ten zy ‘hy 
zigozelven hierin veel. geveftend Hebbe::: 
(rab Uit hoofde) vancde fubtielheid van de 
groef, waar in het lemmet uitloopt, zoude 
dezetoperatie zomtyds gevaarlyk: kunnên 
zyn; indiende ‘punt var hev lemmet hier 
Eenigen tegen{tand ontmoetede, « “ 
erttoorl H / 3. De 


C 414) 


3 36 De te groote-afltand: van-de-punt-der 
zhald vaù den buik der {neede is,in de 
natie, hinderlyk ;„deordien;: lenten 
moet adnwendensom geen kwetding- ín 
groote ooghoek ‘tel veroorzaakten: ‚15. 

Ant hen donne de-omkeering vanhet inflremen: 
(welke men,verpligtvis te-idoens na dat de 
naald het hoomlies doorftoken „heeft; orn 
“_desdoorftydidgsmet et lemmet t@/doen) 

wonden dé vegelen van het hoernwlies;uit- 
gerekt „ waastdoor het, begin der wondeeën 

{klompen hoek werkrygt „ die. depzelfg gehe 

Zing. za vertraaged. zoo st r50: voi be 

vobp,De dikte van. het voorfte. einde wa 
het, heft moet. zeer -hinderlyko zyn in, de 
operatie, dewyl de afftand van den: „buik 
| der fneede.zeer-gering-is3,doort welke dik- 
te ’er een rekking van Ee doorgelneedg-ve 
‘zelen. veroorzaakt „wordt;.die in de-uitko- 
ming van het lemmet de-vezelen veer doét 
verfcheu ren als: doorfnyden » vooral wan- 
neer de oogbol. zeer. diep. inde: oogholr 
te geleegen is, MG £ ss brensin Jed 
sb, De- buikige. {neede ‚van: het. „J&mimet 
moet, wanneer zy. het hoornvlies, zalbdogr. 
fiyden, (hoe fcherp ook, deszelfs fneede is) 
zeer veel tegenftandrontmoetenswetmits 
er een meerder afhellende vlaktesimsde 
fnecde vereischt: wordt om gernakkelyk te 
doorfnydens voor op een‘deel gchriihee 
a | sn hoorn- 


Cs) 


_ hoornvlies, ’twelkezomtyds voor de Íniée: 
‚ dewykt; hier door gebeurd het, dat, wans 
neer door de drukking wan het lemmet de 
bolheid. van ’thoornvlies ‘veranderd, men 
niet altoos verzeekerd is van de infnyding 
een halfsmaanswyze figuur te geeven. 

7. De infnyding is “door dit in/lrument 
bepaald „’t geen ik als een 4de’‘voordeel in de. 
ze methode (g LX) opgenoemd heb; Edoch 
dit heeft maar alleen in zoo verre plaats als 
hy, die ópereerd, de regelen in de manier 
van opereeren opgegeeven «met de. groot- 
Île naauwkeurigheid inagt neemd „ ander- 
zints vervalt hy in die ongemakken in 
4de voordeel opgenoemd. + Deze regelen 
nu in agt te neemen ‘valt; zeer. moeielyk;, 
want men kan de plaats van infteeking hier 
niet wiskunftig afmeeten „dit „moet alleed 
__by-gisfing gefchieden. … Het zelfde, wel 
is waar „ heeft ook plaats in andere met hoz 
den, maar indien het gebeurd „dát men het 
punt vanvinfteeking te laag ‘begonnen heft, 
is men. altydimeester om: het » inflrument 
zoodanig te rigten, dät ‘de halve omtrek 
vande infayding een genoegzaamen afttänd 
van -het harde oogvlies: afbhyve. … Met-die 
imfirdinenX. is men geen mieester gùlks:te 
doen vermits het lemmet in de groef vAn 
„decnaald bepaald is, -envzoovdra de-daor: 
fleeking met de rs gefchiedt zis „moec 
"On 2 de 


— 


Cró ) 


de figuur-van de infnydirg gelyk. zymaan 

die van ’tlemrnet, boi Al 
8,-Dit inflrument vervalt in Zzelfde- na- 

deal vän de ptc partie pie nig 


mfdbe rt: ah ny er 


dns SBESL UIT 


5 LXIE Om ausuit (slik dezeonderlinge 
vergelykingen: var de verfchillendeorhanier 
ren om-de ftaar uit te: neemen eene, zeke: 
re én veilige methode te‘ vormen ‚die niet al- 
leen op derkennis van het: maakzel; rende 
zaamftelling der deelen, die door deze ope 
ratie, beleedigd: worden, gegrond: is; maar 
ook opeen gegronde redenering; enge 
beoëffenende-ondervinding fteund zoo zal 
het noodzakelyk zyn eenige herhaalingen 
tedoen van zommige der voors: en nadee: 
len imde-bovengsnoemde snethoden,: ‚xon 

26 LXHL Aet-oog ‚wil men: de operatie 
zeeker en veilig temeindebrerigen; moet be. 
paald worden. -Ditiseen ftelregel „diemen - 
in’talgemeen ‘moet in agt neemen: Zom- 
migen zyn hier voor,en-anderenteegen: DA= _ 
VIEL (9 XXVI) scrarp: (5 XLIX) en 
WARNER () Ll.) bepâalen -het:oog: niet 
geduurende de bewerking, -en dit hebben _ 
Wy: als. een nadeel in ars methoden aan= 


gee 


(17) 


gemerkt. » Zy echter, die voor debepaax 


ling van het oog zyn, vervallen’ wederom! 
in andere nadeelen; daar de eerften het oog 
op zig zelven laaten, maaken de laat{ten eene 
drukking of prikkeling, die niet dan nadee- 
lig zyn kan. „Het eerfte, namentlykdedruk- 
king, veroorzaaken LA FAYE (6 XLI) en zy- 
ne navolgeren-door -de-bepaaling van het 
oog met hunne vingeren, ‘en COLUMBIER 
(6 XXXIL) door zyn oogfpiegel; en het 
laatíte, te weten. de prikkeling, brengt BE- 
RENGER (6 LIV) te weeg door het aan- 
wenden van zyne errhine.-Dan-hoe zal 
men de bepaaling bewerkftelligen, dat zy 
geen van alle deze nadeelen ten gevolge 
hebbe, en noch drukking ‚noch prikkeling, 
_nech eenige beleediging aan het oog veroor- 
zaake? ú 
De Heer re cAT heeft onlangs een zoort 


—_ 


van oogbepaaler uitgevonden; die aan deze 


drie gemelde inzigten fchynt te voldoen. 
Hetiseen zilver in/rument, dat hy opbthalyno- 
flatenoemd;waar medehy debeide oogleeden 
van elkander en verwyderd houdt, zonder 
eenige drukking op den oogbol te maaken, 
„Wanneerhy de operatie, by voorbeeld, op 
het linkeroog in ’twerk fteld, zoo neemt 
hy het inffrument in zyn linkerhand, ver- 
‘wyderd de beide oogleeden van elkanderen 
om het inflrument te plaatzen, tgeen op 
wb Zoo 


S 


(118 ) 


zoo éen wyze gefchiedt, dat alleen het 
bindvlies tegen den buitenften hoek van de 
oogholte bepaald wordt; waar door het 
oog onbeweeglyk blyft, en dus het punt 
van drukking maar alleem tegen den uitwen- 
rand van de beenige oogholte ge- 
fchiedt. Dit iu/hrument is aan deszelfs voor- 
fte gedeelte buigzaam gemaakt, om den 
ring naauwer of wyder te buigen naar de 
grootte van de oogholte; ook heeft men, 
om deszelfs bogt, een regter en een lin- 
ker noodig, wanneer men de operatie-op 
beide de oogen wil verrigten. Wanneer 
dit inftrument op gemelde wyze geplaatst is, 
heeft hy geen helper noodig om het boven- 
fte ooglid op te houden, hy houdt den 
oogbol hier door onbeweeglyk, zonder ee- 
nige drukking op den zelven te maaken, 
en de dunheid van den ring, waar mede 
__het oog bepaald wordt, laat-hem plaats 
genoeg over, om miet gemak het hoornvlies 
te. kunnen doorfnyden. Dit inffrument is 
gewis het beste, ‘dat men'tot noch toe uit- 
gedagt heeft om het oog te bepaalen. Zie 
Fig. LM. &- HL Ge). Alu degen 
plaadrdou, yd, same 6 LEnS 


(2) Het is if °t algemeen bêkend, dat in dez natuur 
Dyken laat bet eene oog hét anaepe in deszèlfs beweeging volgt ; 
en dat beide oogen oogenblikkelyk geene werifchillende ri ting kunnen 
aannemen, Dit heeft my in gedagten gebragt, of het 
hiet mogelyk zyn zoude, om wánneer men het één 


(C 129: )) 

6 LXIV.-Als eên tweede tadeel in’ de 
methode va? DAVTEL (9 XXVII) heb ik’ 
_opgegeeven) -dat zig het waterige vogt ge-” 
ned. ontlast, “voor dat de halfmaanswyze’ 
infnyding van bee hoornvlies voleindigd 
is n-de vari LA FAYE (6 KLI) scHARP 
(G- XLIX.) en hunne navolgeren heb ik aan- 
getoond, dat de tnesjes te final waaren om 
in ééns de doorfnyding van het hoornvlies 
te eindigen zonder naar om laag te fnyden, 
’tgeen het zelfde nadeel na zig fleept, te 
weeten,; dat het waterige vocht zig. geheel 
ontlast, voor dat de infnyding van het 
hoornvlies geeindigd is. Ik heb als een na. 
deel in de methode van BERENGER (6 LIV.) 
en ín de laatíte van PArruccr (6 LXI) aan- 
gemerkt, dat het mesje al te fchielyk bui- 
| _H4 kig 

oog bepaald, het andere (op % welke de operatie gefchie- 


den moet) onbeweeglyk te houden. Hier omtrent 
heb ik reeds verfcheide proeven. op fchaapen en hon- 
den genomen, doch tot hier toe in ’talgemeen niet 
kunnen. befluiten, ofhet één oog door de bepaaling 
van het ander onbeweeglyk blyft; op eenigen is het 
my gelukt, en by anderen, wederom niet, Zoo men 
echter hier van ten volien konde verzeekerd zyn, zou- 
de men daar uit groet voordeel voor de operatie van de 
{laar kunnen trekken, alzoo dan het oog, daar de ope- 
ratie op gefchiedt, aan geene drukking hoe genaamd 
zòude onderheevig zyn, en de operatie veel gemakke- 
lyker zoude kunnen bewerkftelligd worden. Men 
zoude wel is waar de operatie op. beide oogen niet te 
gely! kunnen verrigten, alzoo het ééne geopereerd Zyn- 
de daar op geen bepaaling zoude kunnen gefchieden. 
an.het zy genoeg, wanneer men maar eenig gering 
oordeel daar mede kan behaalen. 


(120. ) 


kig wierdt,-waat door de tegenftand in de 
doorfnyding; van “het hoornvlies vermeer- 
derd. wordt. Verders heb ik de-regtheid 
van de naald van-parrucor (6 XXXVII.) 
en van ’tmesje van POYET (6 XL VL) afge- 
keurt, alzoo men daar door niet alleen ge- 
vaar loopt om den regenboog , wanneer het: 
de voorfte kamer van ‘toog pasfeerd,„ te 
kwetzen, maar-ook- om de deelen, in den 
gegen ooghoek geleegen, te beleedigen, 
Lindelyk inde methode van POvET (6XLVI.) 
heb ik als een nadeel opgenoemd, dat.des- 
zelfs mesje tweefnydende was, waar door 
het gevaar van de kwetzing van-den regen- 
boog vermeerderd wierdt. | | Ige 
‘__ Om nu alle de gemelde. nadeelen te ver- 
myden, zoo isnoodzakelyk, dat-het mesje, 
waar mede men het hoornvlies doorfnydt, 
van zoodanig een figuur is, dat het zelve 
in ééns de halfmaanswyze infnyding volein- 
digd, zonder dat men genoodzaakt is om 
het zelve nar benedente rigten: Ís dit zoo, 
dan moet de breedte van ’tlemmet ingerigt 
worden na den middenlyn van de (pheer 
van het hoornvlies; deze nu hebik gezegd 
volgensde waarneemingen van PETIT {6 XL.) 
te Zyn 7, 74, tot 71 lyn. Wyl men nu ge- 
noodzaakt is de infnyding op de helft van 
dezen middenlyn te beginnen, ‘wil men aan 
’tkriftallyn een vryen doorgang verfchaften, 
Zoo 


(rar) 


zoo blyft’er een halve middenlyn van 3! tot 
31lyn over; deze halve middenlyn kan ech- 
ter in ’t geheel niet doorgefneeden worden, 
om-reden van de vasthegting vanden re= 
genboog, die daar door zoude vernietigd. 
worden; hierom moet men de infnyding be- 
ginnen; en eindigen op een afftand vaneen 
halven lyn van den rand van het hoornvlies, 
en dus blyft’er maar alleen een halven mid- 
_denlyn van 3 á3* lyn te doorfnyden; hier 
uit volgd nu, dat het lemmet van het mes- 
je-niet meer dan 3 lynen breedte hebben 
moet. Deze breedte moet echter maar al- 
leen plaats hebben aan den buik van de {nee- 
de, maar aan zyn punt zeer fyn zyn om 
des te gemakkelyker het hoornvlies te kun- 
nen doorfteeken, en derhalven ook aldaar 
tweelnydend zyn, doch niet verder als aan 
de-punt, om niet in het eerfte nadeel van 
de methode vanPoyer (6 XLVL) te verval- 
len,‚en den regenboog van boven te kun- 
nen kwetzen ; van de punt tot aan den buik 
van de fneede moet de breedte van het lem- 
met van langzatnerhand. toeneemen, gelyk 
gezegt is, tot op 3’lynen, zoo dat-het 
zelve niet al te fchielyk-buikig wordt; en 
om hier welte flaagen, moet: de afftand (a) 
tot aan den buik vande fneede (b) Fig.IV. 
Zyn-I1 lynen; hier door belet men; dat het 
lemmet geen alte grooten tegenftand in het 
' artan: H 5 door- 


(122 ) 


doorfnyden van het hoornvlies ontmoet. 
Het lemmet moet op zyn plat eenigzints ge- 
boogen of gekromt zyn zoo als in Zig. V. 
afgebeeld wordt, zoo dat het zelve fchep- 

ende is, om in de doorfnyding van het 
aoornvlies de punt van den regenboog ver« 
wyderd te houden. Deszelfs vooríte op- 
pervlakte moet eenigzints bol zyn, gelyk 
door (e) Fig. IV. aangetoond wordt, om de 
fneede zoo veel te netter te doen, door- 
dien deze oppervlakte de bolheid van het 
hoornvlies onderfteund ; om reeden nu van. 
deze kromte en de bolheid op deszelfs voors 
fte oppervlakte zyn ’er twee noodig „ een 
regter en een linker, om op beide oogen de 
operatie te kunnen verrigten. Het lemmet 
moet zeer dun zyn, en geen meerder dik- 
te hebben alseen halven lyn, gelyk mede 
door (e) Fig. IV. aangetoond wordt, niet 
alleen om den tegenftand in de doorfnyding 
te verminderen, maar ook-wegens den-ge- 
ringen af{tand, die ’er is tusfchen den regen- 
boog , en de binnenfte oppervlakte van het 
hoornvlies, welke niet meer dan % of 1 lyn 
bedraagd; (9 XVI) Eindelyk dit lem- 
met, welks geheele lengte op 24 lynen 
uitloopt, is in een plat ke ijn heft geves- 
tigd, dat de lengte heeft van 3: duim, om 
des te gemakkelyker daar mede te kunnen 
werken, Uit de. befchryving van dit Bis: 
"10u tour Ó, 


( 123 ) 


tourì Ziet men zeer klaar, dat ’er geen van 


“ alle de nadeelen , by de vorige methoden op= 


genoemd, inte vinden zyn, en dat het zelve. 
maar âlleen ’t verbeterde bistouri van BE= 
RENGERis, ’t welke alle de vereischte hoeda=. 
nigheeden bezit, om het hoornvlies te kun- 
nen doorfnyden zonder in eenige der nadee- 
len, by de voorige methoden opgegeeven, te 
vervallen. * & 
G-LXV. Uit het gde, 5de, en Óde voor- 
deel van de methode van LA 'FAYE (6 XL.) 
is zeer klaar gebleeken , dat deszelfs kysti- 
tome om het kriftallyne beursje te openen 
verre den voorrang verdiend boven eenig 
ander werktuig hoe genaamd, hierom ver- 
kieze ik het zelve; op het voetfpoor echter 


_van voOGEL (6 XLIV jen pervier (6 LVIL) 


heb ik deszelfs voorfte gedeelte of fcheede; 
waar in het lancet verborgen is, eenigzints 
geboogen, om des te gemakkelyker daar 
mede te kunnen werken, want door deregt- 


_ heid van het kystitome van LA FAYE wordt 


te weeg gebragt, dat de hand, waar in het 
werktuig gehouden wordt, eenigzints belet 
te zien; wat ’ef in toog omgaat, en om dit 
nog meerder te begunftigen, heb ik aan de 
fcheede meerder lengte gegeeven als dat van 
LAFAYE bezit. Zie Fig. VII & VIII Ein- 
delyk om den uitgang van het kriftallyn 
tebevorderen, verkieze ik het goude lepeltje 
van DAVIEL, Zie Fig. VL $ LXVL 


(124) 


„$LXVI. Om nu de operatie met boven: 
gemelde werktuigen te doen, plaatst men 
den lyder volgens gewoonte op een ftoel, 
na hem alvoorens het gezonde oog, ’t wel 
ke niet geopereerd moet worden, door een 
longuette- bedekt te hebben; men laat zyn. 
hoofd tegen de borst van:een helper, die 
agter hem ftaat, onderfteunen, welke hem 
het hoofd met beide zyne handen onbeweeg- 
lyk-houdt. De operateur. plaatst zig ver- 
volgens voor-den lyder naar zyne verkie- 
zing; ik voor my bevinde het gemakkelyk- 
fte te zyn, ‘den voet op een nevenftaande. 
ftoel te zetten, zoo dat de elleboog op de 
gebooge knie kan rusten, en de hand daar 
doot een vast punt verkrygt, zoodat dezel- 
ve de operatie zonder eenige beeving kan 
verrigten. Veronderftellende nu, dat het 
linkeroog. moet geopereerd worden, “dan 
neem ik met de linkerhand het opbthalma- 
flate van den Heer LE CAT „en met deregter- 
hand verwydere ik de twee oogleeden van 
elkanderen, zoodat ik bet voorfte gedeelte 
of den ring van het infhrument tusfchen dee 
zelve kan plaatzen;, om het bindvlies met 
deszelfs voorfte gedeelte tegen-den uitwen- 
digen: hoek vande orbita te drukken, gelyk 
in Zig: X. afgebeeld wordt, wel zorg dra- 
gende van geen.drukking op den oogbol zel- 
ven temaaken, Het oog op dusdanige wy- 
JWA O | Aan Vil AC DE 


(235) 


ze bepaald hebbende, neem ik ‘het: biftotrt 
Fig. IV. in myn regterhand „ even alseen 
penom te fchryven, en fteeke-deszelfs punt 
op’tpunt(a) Fig.IX, in het hoornvliestot in 
de voorfte kamer van toóg „ laatende- het 
zelve in een regten lyn voortgaan, tot dat 
het op het tegenovergeftelde punt (b) weder- 
uitkome; men gaat:dan verder in dezelfde 
rigting voort, tot dat het hoornvlies in een 
halfmaanswyze figuur doorgefneeden is ge» 
lyk door (c) aangeweezen-wordt.: Indien 
men deze twee aangeweeze punten van in- 
fteeking en uitkoming wel in agt neemt, : zoo 
blyft menaltoosineen halvendyn afftand van 
den rand vanhet hoornvlies, waardoor men 
zoo zeer geen gevaar loopt vanden onderfterr 
rand van den regenboog weg te {nyden „en 
de: infnyding zal ook dezelfde netheid: ‘hebe 
ben als door (c) Zig. IX en-door:Fig. X aans 
geweezen wordt (y)). Gebeurdt acgineprnd 


avligdert zo # Ì 
sbs netb nat 05 …vèdrden sx eol dobasd 
y) Mogelyk al Hat Iemand vreemd voorkomen, 
dat daâr-de- breedte vân*het biftouri Fig. IV: '3'Iynen nit= 


maakt de ‚lap. van hetrhoornvlies:((c)'Fig: LX, flegt5 25 
lyn breed {chynt te zyn „en dus niet svenreedig indie 
van het biffonrt; Ei) dl wie maar cenigzints in de Tce- 
kenkunde êrvaaren'is „zal zien , dat hieromtrent geên 
verfchil plaâts- heeft „en dat dit alleen-af haned-; om fee 


: 


OQ 
men het hoornvlies zoo bol niet kan afbeelden als 
in den natuurlyken' ftaat is. De zélfde ofigely klei 
ek in edig het biftouri Fig, X metidbe 
van Fig. IV. plaats te hebben, ’t;welke-om die „zelfde 
E eden niet anders’ konde afde vand EEE 
zelye hier in % verfchiet afgeteekend ftaat, 


(126) 


dat men het Punt. van inflecking iets laager 

begonnen had „dan zoudernen genoodzaakt 

zyn; «Om:zoo-dra de puntwan het Liftouri 
het-tegenovergeftelde punt van het hoorn- 

_ vliés-doorboord had „ het biffouri met zyne 
fneede eenigzintsnaar búitentedraayen; om 
dat anders door deszelfs breedte de onder- 
fte rand, van: den regenboog zoude wegges 
fneedén worden. - De infnyding” in het 
hoornvlies met. gemelde: voorzorge gedaan 
zynde, neemtranen det opbrhalmostate weg, 
en-men laat het oog eenige oogenblikken in 
rust; men maaktondertusfchen het vertrek 

„eenigzints donkerder, op dat de te groote 
licht{traalen, welke tusfchen het kristallyn en 
den regenboòg tot op het netvlies doorfchie: 
ten, den, regenboog niet al te fterk zouden 

doen zamentrekken , wanneer men het kris 
tallyné beursje gaat openen.) Na het oog 
dan: eenige ‘oogenblikken, rust gegeeven te 
hebben, tracht men het kristallyn van zyne 

banden los te maaken, en ten dien einde 
neemt men het kystitome Fig. VIL in de reg- 
terhand, men digt met het voorfte einde van 
het busje de lap vanhet hoornvlies op, en 
brengt het zelve tot op het kristallyne beurs: 
je, waar na men met-den duim op het knop: 
je drukt, en-.dus het verborgen Lancet voor 
den dag doed komen, ’twelke inhet kris- 
tallyne beursje indringt, en een verdeeling in 


| (127 ) 
stzêlve maakt, > Dit gedaan zynde-drùkt 
_men met de erdee vingers vande 
_<terhand zagtjes tegen den oogbol, totdat 
het kristallyn te voorfchyn komt, welks 
uitgang men dan met ’lepeltje Fig, VL te 
hulp komt: ‘Zoo ’er eenige flymige gedeel 
tens, van de ftáar mogten overblyven; neemt 
men die met het lepeltje! weg; vervolgens 
chikt men den regenboog ;: die-door deuit- 
koming van het kristallyn eenigzints vari fi- 
guur mogt veranderd zyn; wederom imor- 
de, als mede de lap van’ het! hoornvlies, 
zoodat de lippen der wonde tegen elkande- 
ren aankomen, én men fluit-het oog. > … 
6 LXVH Wanneer het by toeval.ge. 
beurdt, dat:de gemaakte opening te: klein 
is ’t zy ‘dàt de operateur het punt van ih- 
fteeking te laag, en niet ‘op den halven mid- 
denlyn vanhet hoornvliës begonnenvhetft;, 
ofdatshet kristallyn te groot is 6m doorde 
opening te-kunnên pasféeren, zoo kan men 
als ‘dan met) dekromme: fchaaren wann. 
viEL dezeinfhyding ter wederzyden verwa. 
den. voocer raadt ditzelfdeaan, en ‘beves- 
tigd zulks met’ een voorbeeld: > Hy 
een operateur het hoornvlies een” Iy ri lda- 
jer, als de merhodetoelaat, doorfinyden; dit 
elettede den voortgang der operatie, want 
het kristallyn bleef in den oogappel zitten, 
_om dat het hoornvlies niet ver genoeg door- 


{128 ) 


gefneeden wasom’tdoor te laaten „ weshal: 
ven -de «operateur -deofchaar ‘van DAVIEL 
gebruikte „enode infnyding verwyderde, 
wâar; nathet \kriställyn uitde opening viel 
_{Z). PELLIER (a) is van dezelfde gedagten;, 
-waht-hy noemd-onder de werktuigen, die 
men altoos by de: hand-moet: hebben, en in 
Onverwagte: gevallen van nut ‘kunnen zyn, 
een klein fchdartje-om:-in geval van nood- 
zakelykheid. de gemaakte infnyding van het 
hoornvlies:te,verwyden. >= rt 
…6LXVIH: Onder: de, werktuigen, die 
men by, de-uitneeming. vamde ftaar-by de 
hand moet hebben, worden noch geree: 
kend kleine pincetten of tangetjes, zoo regte 
als kromme; om ?er zig naar-omftandigheet 
den:van te-bedienen, wanneer ’er noch ee- 
nige vliesjes van het kristallyne beursje over- 
gebleeven zyn: -Doch hier tegen heb ik ee- 
nüge bedenkingen. Wanneer een deel van 
zyn voedzel berooft wordt, wordt het ge- 
„heel-vernietigd.  BOERHAAVE: (b) bevestigd 
_dit,-wanneer «hy zegt, dathet neergedruks 
te-kristallyn.niet alleen van langzamerhand 
aan het onderfte gedeelte van het druiveris 
vlies vastgroeid ‚maar ook: eindelyk “even 
als buiten het ligchaam, waûneer men het 


di AD e àù® \ ND Ak k , DAN Ah ie In 
(2) Nóva Alta Phyfic, medie, Acaderm,: watur, cutios, Tors. 
AIT. Obferv. XXII. Pag. 83 in Not, a. «| » 5 


(a) Disfertation fur la cataracte” 
…(b) Maladies des yeux Chap, IV, S$ 155. 


operatie wilde te plees ‚ het verduis: 


(129 ) 


in eenig vogt legt, wonderbaarlyk vermin: 
derd. Volgens ’t getuigenis van MORASCH 
(c), was het kristallyn ineen mensch ‚ welke 
men vier jaaren te vooren de ftaar gedepris 
meerd had, geheel en al verdweenen. Niet 
Jang geleeden had een Heelmeester van myn 
kennis een byzonder geval; hy de operatie 
van de ftaar aan een vrouw willende ver- 
rigten, was genoodzaakt in ’tmidden van 


Zyn werk de operatie te ftaaken, doordien 


het hem onmogelyk was de infnyding van 
het hoornvlies te kunnen voleinden uit hoof: 
de van deftuiptrekkende beweegingen , waar 
in toog zig bevond. Hy wanhoopte van 


ooit de operatie op haar oog te zullen verrig- 


ten, en de lyderesfe was troosteloos om uit 
het zelve ooit het daglicht te kunnen aan- 
fchouwen. Doch wat gebeurde er; eeni- 
gen tyd daar na befpeurde de lyderesfe eenig 
fcheemerend licht, * welke van tyd tot tyd 
helderder wierdt „de duisterheid in den 0og- 
appel klaarde op, en zy onderfcheidde ein- 
delyk de voorwerpen. Ik heb deze vrouw 
in ’tvoorleeden jaar het fynfte fchrift door 
behulp vaneen bollen bril zien leezen. Het 

iste vermoeden; dat door de prikkeling, 
die ‘er op ’t oog gefchied is, toen men de 


MEL 3 
- 


ter. 
(e) Ephemerid. Natur, Curiofor, Cent. X, Obferv, 55. Pag. 


Cazo ) 


terde kristallyn uit zyne bandenlos geraakt, 
en geheel van voedzel beroofd 4ynde „ eirr- 
delyk verteerd: is: Dan hier van zóude mieù 
zig. eerst:na den dood kunnen verzekeren. 
Kan nu het geheele „kristallyn vernietigd 
worden, gelyk. blykt uit de bovenftaande 
gevallen; waatom zouden dan. de overblyf- 
zels van * vlies; welke het kristallyn van _ 
voren Ofmringd heeft, ook niet vernietigd 
wotden en verdwynen. Ik weet wel, dat 
in den. beginne deze vliesjes, welke in ’t 
waterige vogt leggen tedobberen, eene ‘ver- 
wardheid in het zien kunnen te weeg bren- 
gen, maar men ondervindt echter , dat de- 
ze overblyfzels; geen voedzel meer ontfan: 
gende, uit het oog verdwynen; zoudeik dan, 
zegrik; hief uit niet mogen befluiten; dat 
men het gebruik der pincettes in dit geval 
geheel. kan ‘agterlaaten, want wat behoeft 
men eene prikkeling in toog te maaken om 
een klein vliesje weg te niecmen, dat de na- 
tuur naderhand van zelfs vernietigd. Edoch 
wanneer het kristallyn , gelyk-zomtyds ge- 
‚beurdt, een -vasthegting verkreegen heeft, 
kan: men dezelve niet wel ontbeeren. 

6 LXIX% ’Erzyn eenigen, jazelfs veelen 
onder: de. voornaamfte Heelmeesters, die 
met de linkerhand niets kunnendoen, en by 
gevolg ook de operatie van de {taar met die 
hand op het regter oog niet kunnen verrig- 

ten. 


(131) 


_tén. ” sCHARP raadt hierom aan , datde 
| vit ae den lyder zoude plaat- 
_fensdeszelfs hoofd tegen den buik houden,en 
met zyn linkefhand het bovenfte ooglid op: 
Higten,terwyl een helper het onderfte neer“ 
al ct; de Heelmeester moet dan het mes- 
je, ’t welk voor het regter oog gefchikt is’, 
in Zyn regterhand houden, en daar mede 
de voorfte kamer van het regter oog openen, 
dit verrigt hebbende plaatst hy zig voor den 
Iyder en voleindigd zyneoperatie- VoOGEL 
(d) raadt aan, dat menin ditgevalliever zyn 
töevlugt moet neemen tot de methode van 
DAVIEL, Om dat deze op beide oogen met 
‘sde‘regterhand kan bewerkftelligd wórden. 
Dan in ‘de opgegeven manier van sCHARP 
‘kan‘de Heelmeester niet zien, wat ’er in®% 
jÓg'Orngaat , ten minften metzeer véel moéï- 
| > Selk hy dedoorfnyding van het hoörn- 
‚vlies doed’, om dat hy agter den Iyder ge. 
\_pPlaatst is; de voorftelting van'‘voocer - is, 
‚_“welis waar , gerakkelyker ‚maar waârom 
| „zoude mett in dit geval eën methode volgen, 
‚dié zoo veele nadeelen na ‘zig fleept, daa 
| men het met meerder gemak’ én mindér ge- 
‚ ‘vaar’ op ‘een andere wyze döën kan?’ warit 
| My dunkt, dat men het veel beter doenkan, 
IE MDS Dr pg sr 80 EU SWwâne 


gibi 361) 
MOD uvinobbir vovled-gefinavod.nab nor 
Ki 0) Nods ata Phyfico medica Academig Natur, cyriofor. 
| Er. Ogferv. XXII. Pag. 84, 


P 


sio f stes ! 


(532 ) 


wanneer men zig voor dendyder. plaatst „en 
met het mesje , ’twelkesvoor het linker- 
oog gefchikt-is, en dat men in de. regter- 
hand-houdt, over. den wortel van de neus 
heen, de infteeking begint aan den binneníten 
rand van het hoornvlies „en „op dusdani- 
ge wyze de voorfte kamer; van.’t oog opend; 
want het is immers opuerichn „waar 
‚het punt van infteeking begint, ’t zy aan den 
buitenften of binnenften. rand van het hoorn- 
vlies, zoo men maar alleen in agt neeme om 
op den halven middenlyn van het hoorn- 
vlies te beginnen, en op een halven lyn af 
ftand van deszelfs rand af te blyven. „Men 
kan my tegenwerpen, dat wanneer. de oog- 
bol diep in de oogholte geleegen en. weinig 
uitpuilende is, men dan de operatie op ge- 
melde wyze niet gemakkelyk zoude kunnen 
bewerkftelligen;. dan deze zwaarigheid is 
ras weggenoomen , wanneer men, in zooda- 
nigeen geval, het lemmet ter. plaatfe daar _ 
het in het heft gevestigd wordt een eenig- 
Zints krommen lyn doet befchryven. 

6 LXX. Men zoude kunnen vraagen of 
het niet beter zyn zoude den bovenften hal- 
ven middenlyn van het hoornvlies te door- 
Ínyden, als volgens de gewoone wyze, om 
dat zomtyds hetlidteeken den doorgang der 
lichtftraalen belet? Het is zeker, dat indien 
men den bovenften halven then 

\ | need- 


C 133 y 


fheedt, het lidteeken den doorgang der licht- _ 
ftraalen niet Zoùde kunnen beletten, om dat 
een gedeelte van-den bovenften halven mid= 
derilyn van -het hoornvlies byna altoos door 
hef bovenfte ooglid bedekt blyft, en ’er meer: 
der lichtftraalen van onderen als van boven 
in’toog vallen; edoch zoo men agt geeve 
opde meerdere beweeglykheid van het bo- 
wenfte ooglid, ziet men zeer klaar, dat de 
 wereeniging der lippen’ van de gemaakte 
wonde in ’t hoornvlies niet gemakkelyk zou- 
de gefchieden.* * ' 
SLXXI Omtrent de behandeling van ’ 
oog na de operatie heb ik ’t volgende aante 
merken. … Dat men aanftonds een fpaanfche 
vliegpleister in den nek laat aanleggen, en 
den zelven ten minften agt daagen openhou- 
de. Dat men den lyder geduurig openlyf 
Jaathouden, en hem een goeden leevensree- 
gel voorfchryve, om zoo veel mogelyk is 
deftoffen , die naar het oog mogten gevoerd 
worden, af te leiden. Dat men de ooglee- 
‚den zuiver houde door ze af te wasíchen. 
‚met een fyn fponsje, om dus geene gelee- 
‚genheid tot nieuwe prikkeling te geeven 
‚door de fcherpte van de aldaar ftilftaande 
| ftoffe, Dat men maar alleen een ligt en een- 
„voudig verband aanlegge, beftaande enkel 
‚uit twee drukdoekjes van zeer fyn linnen, 
Maar overheen De longuette om dezelve 
Ne Ri „te 


| 


| 
| 


(134) 


alen (e),, vermydende int aanleggen 
aj ae hoo genaamd: men, moet de- 
E-- … ne Eelko aagen vogtig- houden met 


brandewyn en „waater ,‚ om door rig 
eene behandeling de toevallen af te weeren, 
Dat de broeying van ‘toog zooveel als mo- 
gelyk is zorgvuldielyk vermeeden ‚worde; 
om de opbthalmia habitualis voor te komen; 
en eindelyk:,' dat men‚om,die zelfde reeden 
ook; zoo dra het Jidteeken in het hoornvlies 
geformeerd i ás„ het, oog, ontbloote. en van 
ien ze bi wa gewenne. 


insv „9-LXXIL _De- 
oi nr: 5 98 lov d tiniee en osb 5! r-qoe 
ore): De Heer DERoDRS raadt inhet > gokraal anne 
és. 4. Janvier 1762.gin pldats van, gon dackeadPrn 

ing, van ereherde der toevallen na de opera ve d 
fläár', éen andere-manietaän om ‘het oog té’b en’, 


bier in. jetgaduen met, de be ante ven er 
je, en van ”toog,: ten inde laat hy 
Edo Ben ne ue Téggen, Bedert hein” ’t 008 a dat ní 
B bata | Rent dn, er legt: óp’ het 5073 waar op 
operatie gefchieden mor „een zeer fyn, en im,laauw 
Sh beve vogtlad eg ’t welk hy in, 8 ho hoeke „van 
pn Orlantk t,’vervo Tens dl hy pl Net gken 
arend e Zeef Ain je en dat and en go- 
zhe warm; waater merme 1 
eri ha Ei ‚een vol op *t oog lest ee t 
het dèform wait toog werkge na verid br 
of vier: minuuten:is dit hard ‘genoeg vom afgehomen te 
kunnen vorden zhe ‚form, ’t welk ‚niet dikker moet 
gi, als éen d regle nl ftak ; fs ligter op het oog alsde 
óripiëdfen vooral) wanneer Zy vostig zyn; het zelve 
moer niee langer ei twee sof. dri „dagen Rhee oog bin 
ggen, de et m leen gefchikt is om, 
Haster je u Ks an de“ te wonde in het 


hbornvlies te rt e 1 


C 135 ) 


„6 LXXII, Dewyl alle de befchreeve 
metboden ieder haare byzondere voordeelen 
hebben, ‘zoude men ook kunnen vraagen’; 
of er geene omftandigheden kunrien plaats 
hebben , waar door deze of geene manier in 
dit‚of dat byzonder geval de voorkeuze bos 
venalle de andere verdient? Wel is waar, 
mien ziet dat zommige fchoon min volmaak- 
te manieren door haare uitvinders en door 
zommigen hunner navolgers dikwils met de 
gelukkigfte uitkomften zyn in*t werk gefteld 


geworden, ’tgeen men: eerder aan hunne 


handigheid als.aan de methode zelve kantoe- 
fehryven. Dan men moetsde voorkeur aan 
zoodanig een, manier geeven’, ‘welke het 
arr aeg te verrigten is, welke het 
ielykst volbragt: wordt, het minfte 
pynelyk is ‚en de minfte. toevallen ver- 
oofzaakt;, Indien nu eene methode aile de- 
Beene hoedanigheeden bezit, zoo ge= 
‚ove ik „ dat ’ergeene omftandigheden zyn - 
kunnen, waar in zy niet kan in ’t werk ge- 
fteld worden, en men de eene manier bo- 
ven de andere den voorrang zoude moeten 


geeven. { 
6 LXXII Verfcheide fchryveren, ges 
yk parruccr (6), CLANBIER (2), VOOr 


GEL 


(É) Defiriptio nowi inftrumenti pro cura catarale 9 VI. 
Vienne 1763. i 


_— (@) Disfertatio nova de Suffufione feu catarala &c, Page 
38 & fe qe | 


(136 


GEL (h), enanderen, hebben eenige gevallen 
opgegeeven, waar in de neerdrukking boven 
de uitneeming van de ftaar te verkiezeris 
Dan ikgeloove uit de voordeelen, die delaat? 
{te boven de eerfte heeft, en welke ik in de 
voordeelen van de methode van DAVIEL 
_$-XXV. opgenoemd heb,te mogen befluis 
ten, dat de uitneeming veel veiliger is als 
de neerdrukking, en dat ’er geene gevallen 
Zyn, waar in,de uitneeming niet: met zoo 
een goed gevolg zoude kunnen’ bewerkftels 
ligd worden, als de neerdrukking. 23 
‚9 LXXIV. Zulke en diergelyke kwestie 
en zouden wy kunnen opnoemen , doch al- 
zoo ons doelwit voor ’ttegenwoordige eenig 
en alleen geweest is,om, na eenebefchry ving 
van het oog gegeeven te hebben, alle detot 
hier toe bekende manieren van opereeren, om 
ftaar uit tesneemen, te befchouwen „des- 
zelfs voor-en nadeelen onpartydig nategaan, 
en vervolgens eene methode te vormen, die 
zoo veel mogelyk van alle de nadeelen be- - 
vrydis, geloove ik aan dezeoogmerken vol. 
daan te hebben, en befluite derhalven deze 
myne verhandeling. q 


Ch) Nova allá Pbyfico medica Acad. Natur. Curiofòr. Tom. IT, 
Obferv, XXII, Pag. otor. « 


VER: 


rk 
enne 


Figure Ji 


Can 


TL OREKU EN 
BNERKLAARING 
Vv A N ‚DE, 


rik ee „Âo 1HÂe E 


ji TL Hé ‘opbthahmoftäte vof ‘de’ ‘Oogbepaaler 
van den Heer rrecar ‚op zydete zien. 


IL Het zelfde inffrument op zyn plat. 

HIL Het zelfde inf?rument in ’t verfchiet. 

IV. Het verbeeterde Bistouri van BERENGER, 

> op zyn plat. ee: . 
a. Deszelfs punt. 
b, De.buik:van de; neede. 
c. De dikte van het zelve. 

oV. Het zelfde. Bistouri op zyn kant. 

VL. Het goude lepeltje van pAvrer. 
«VII Hetverbeeterde Kystitome van LA FAvE, 
„butt! alc op 2ydes 

VIII Het zelfde Kystitome op zyn plat. 
a. Het uitfpringende lancet. 
IX. Een oog waarop verbeeid worden 


a. Het punt van iafteeking in het hoorn- 
… vlies. 


_b. Het punt van vitkoming í in Hes ei 
B Uit „ nVvlies, 


ei 1 €. De figuur van de gemaakte verd in 
k cil is het hoornvlies. 


-…t Xe De wyze hoe de operatie gefchiedt. 
Y Is _ VER- 


VERHANDELING 
OVER DE METAAL-BOOMTJES, 
DOOR | 
JOHANNES ALBERTUS 
Ì SCHLOSSER, © 

Medicine Dottor , Medelid van de 
Koninglyke Maatfchappy der we- 
_senfchappen wan Londen. 


dn 


De Chymie, of Scheikunde , verfchaft 
door haare Kunstgreepen verfcheide- 
ne voortbrengfelen die. de uitwendige ge- 
daante van verfcheidene Plantgewasfen door 
Takjes en uit{pruitfels zoodanig nabootfen , 
dat men dezelve groeyende: mengfels me- 
zaal-boomtjes genoemd heeft ;jafchoond’oor- 
zaken en wyze dezer Takíchietingen ten 
eenemaâle verichiilende zyn van die der 
egte. weezentlyke Rlantgewasfen, zyn ’er 
ester veele Schryvers geweest , die zulks 
niet erkennen wilden, tot dat de vermaar- 
de HOMBERG (uit wiens fchriften, diein de 
verhandelingen der Koningiyke Maatfchap- 
py in Paryste vinden zyn „ik ook den voor- 
naamften inhoud dezer. verhandeling on 

ee. 


Caa9 ) 


ik zal) „in;het,begin.deezer Eeuw de 
e, deezer, groeyende mengfels. van me: 
talen en-zouten, Bippen befchreeveniy 
en ode, waare; oorzak Aigle dier; myspace 
duy, elk, aangeteo 
yik rens iben ee Hoofd- 

deelen. „waarvan het eerfto,beftaat uit de 
zulke, wier. haldnnbeheidsgnsere: Zuy wer 
en-fteevig metaaltis.. >: 

Het tweede, Hoofddeel.handelt. van: die, 

Ike toebereidt worderi uit het een of‘an- 

r.metaal, en'een, zout of zuur; datinftaat 
zy.om,het zelve op>tedosfen of tedoen mel: 
ter „(zoo als.het-keuken zout: in-water. ge- 
fmolten ofopgelost word), beftaandeals dan 
het boomtje-ook-weezertlyk uit vereenigde 
deeltjes van een diergelyk zuur of zout ‚en 
van het een of sbdet, meta ie geen arn 
was opgelost 

„Het. ende Hactideelt Aj alle dove, 
rige door konst te weeg gebragte Plantswy- 
ze-groeyinge en boomtjes, die uit niets mee 
taalagtigs beftaant, maar eenvoudig uit zout 
aard-;en olyagtige {toflen worden toebereidt. 

io Alle,de voortbrengfelen van „het, eerfte 
| Hoofddeel worden door een fterk yuur en 
droog ‚vervaärdigt, dat is te,zeggen, zan- 
der eenige waateragtige: vogtigheid, of (om 
voor. geen » fcheiktndigen „duydelyker te 
Ípreeken) zonderhet behulp vaneenige ee 


OT D 


(140) 


dere der bekende vloeyftoffen dan het quik- 
zilver; deeze boomtjes zyn ook ee 
vig, zoo dat dezelve uit de ftookglaafen ,„ 
waarin zy gegroeit zyn, gemakkelyk zon-' 
der breeken kunnen worden opgenomen: 
De voortbrengfelen,tot het tweede Hoofd- 
deel behorende, worden alle door middel 
van een wateragtig vogt gemaakt, zyn zeer 
bros, en kunnen dus zelden zonder bree- 
ken uit haare glaazen genomen worden. - 
Onder de voortbrengfelen van ’t derde 
Hoofddeel zyn’er eenige, die droog bewaard 
kunnen worden, maar ook veele, die men 
_ anders niet: dan in een wateragtig vogt be- 
waaren kan „en die men zelve naauwlyks 
praag kan, zonder dat zy bedorven wor- 
en. i ps 
Tot een klaar en duydelyk voorbeeld 
der voortbrengfelen onder ’t eerfte Hoofd- 
deel behorende zal het volgende best kun- 
nen {trekken : | SEN 
* Neem een mengfel van één of twee on- 
cen allerzuyverst goud of zilver ,entienmaal 
zo veel allerzuyverfte quikzilver, die na- 
mentlyk welke uit ‘vermilloen geftookt of 
weer levendig gemaakt en opgewektis, vryf 
en wasch dit-mengfel herhaalde reizen met 
zuyver rievierwater, zoo lang tot dat het 
geene de minfte ‘veranderingen of orizuy- 
verheeden meer aan het water meededeelt , 
oh droog 


Car) 
droog als dan uw mengfel, en doet het in 
een kromhalzig ftookglas, waar aan eenan* 
‘der glas, de ontfanger genaamt , gehegt 
moet worden, ftookt ’er dan (na den krom- 
hals in een zandbak geplaatst te hebben) 
een zagt vuurtje onder „het geene wel twee- 
maal vier en twintig uuren lang mag onder- 
houden worden, want hoe langer men het 
aan de-gang kan houden zonder al de quik 
er geheel en al uit te ftooken, hoe volmaak- 
ter en fraayer ook de boomtjes zyn zullen, 
maar eindelyk moet het vuur aangezet wor- 
den, tot dat’er al de quik is uitgejaagt en 
overgekomen ; laat dan het vuur uit den 
ooven, en alles koel geworden zynde zal 
men de quik in den ontfanger vinden, en 
het zuyver goud of zilver in den kromhals, 
dog veel buygzaamer en fraayer van kleur 
dan te voren, ja zoo fraay van kleur als 
ooit deeze metaalen zyn kunnen ,en tot een 
klompje geworden, wiens oppervlakte met 
Takfchietingen , naar kleine boomtjes vol- 
maakt gelykende, voorzienis, dewelke van 
verfchillende gedaantens en hoogtens zyn, 
alle egen levi genoeg om van het klompje 
afgefcheiden, uit het glas genoomen, en zelfs 
in het vuur gloeyende gemaakt, en nogtans 
in die gedaante {teeds blyvende bewaard te 
kunnen worden. 
Dus gelyken dezelve uitwendiglyk sent | 
we 


| (67) 

wel naar Wezentlyke heestats of -Plakitgewäs- 

fen; -maâr ele me in aanmerking eem ) 
ren 


dat alle eesters of Platitdewasfen # 
feerde Vchaamert zyn, vóörziën met we 
tuygelyke deeltjes „- waar „doör de vont 
heeden uit het aardryk opgezooger „en ver- 
volgens tot een’ bequáám voedfel en’ wer 
van: het gewas: toebereidt,; ja zelfs ook t 
een vrugtbaar zaad eener diergelyke nieu- 
we ee bequáam gemaakt worden, welk 
zaad reeds: als dam wederom uit düizenden 
zulke seotganifeerde Lichaamtjes 'beftaat, 
enz.v. kanmen in teegendecl uit het zoo éven 
gemelde “gemakkelyk bégrypen , -dat- de 
goud of zilwer boomtjes, door ‘die kunst- 
reep vervaardigt, hunnen het ighde alleen- 
yk aaf eerie toevallige 'Tatigzaamé ‘opeen- 
ftaapeling van kleine metaäldeeltjes verfchul- 
digt zyn, die gëêne de tminfte:diergelyke or- 
ganifatie bezitten &c. 3100 
_Dan vervalt ook aariftonds deovereenkomst 
_ die men tusfen deeze goud of zilver booft- 
jes en egte Plant of heester gewasten gelteldt 
Aangaande nú de groeying der : 
goud of zilver Baotnieer die hier Hebie 
zelve naar alle waarfchynelykheid egen 
_ Het mengfel van quik err góúd of Zilver 
in den kromhals gedaan „en vérvölgeris _ 
in een zandbak op het zagtë vuur geplaatst 
zyn- 


A 
hd 


( 143 ) 
zynde, wordt langzaamerhand wâärffi, 20 


_dat eindelyk de quikdeeltjes uit dit mengfel 


beginnen uit te waasfemen, als dan kan men 
duydelyk kleine waasfemagtige quiktraalt- 
jesals vuurpyltjes uit de geheele oppervlakte 
van het mengtel zien opryzen ; de quik nu in 
dit geval defmelter of oplosfer zynde van het 
metaal, waar mede hy vermengt was, kan niet 
nalaaten als danieenige kleine deeltjes van dat 
metaal mede weg te rukken ‚of op te voeren ; 
maar dewyl dezelve niet, gelyk de quik 
is, vlug van aart zyn, moeten dezelve noode 
zakelyk aan de buytenfte oppervlakte van 
het mengfel in dit eerite tydftip deezef 
Kunstgreep hangen blyven;, terwyl de quik- 
deeltjes, waar door zy vervoert wierden, als 
harddravers voortfnellen „en tot in den ont- 
fanger overvliegen; en op die zelve wyze 
wordt langzaamerhand- eene opftaapeling 
van goud of zilverdeeltjes te weeg gebragt, 
alle fteeds tot Leidsmannen hebbende de 
met hun vereenigde of vermengde quik- 
deeltjes die fteeds ook door het vuur voort- 
gedreeven dezelve verlaaten, en naar den 
ontfanger voortfpoeden ; dit alles nu fchoot 
langzaam egter onophoudelyk voortgaande, 
moeten die dus op een geftapelde kleine 
goud of zilverdeeltjes,door den lóop of (troom 
der gemelde waasfernagtige quikftraaltjes of 
vuurpyltjes, tot vatte {tam en takagtige Lich- 
aamé- 


(144) 


aattjes of boomtjes gebragt worden, zoo 
als wy dezelve reeds „hier, bovenop: d’op- 
pervlakte van het fraaye buygzaame over- 
gebleevene goud of zilver klompje-zittende 


befchreeven hebben: , Her 2ORINYOT EN lj 
_ Dat nu de dus uitwaasfemende quikdeelt- 
jes in der daad kleine, goud; of: zilver deelt 
jes met zig tragten weg-te voeren;-blykt al- 
derduydelykst, als men terw‚yl, het mengfel 
nog-vol van, quik,en. week is‘, het vuur 
watte {terk aanzet „want alsdan ryzen uit 
het mengfel, behalven de gemelde-waasfem- 
agtige ftraaltjes, zigtbaardere deeltjes op, die, 
tegen het verwelfzel van den:kromhals aan- 
ftuykende, zig, aldaar vast hegten, en reede- 
lyk groote en-zigtbaare goud of zilver kleu- 

rige vlakjes veroorzaken. | 
Op dezelve wyze en door-dezelve oor: 
zaken kan men zilverboomtjes doen groey- 
en, door middel van zuivere fwavel „eerst 
voorzigtiglyk onder gefmolten zilver ge: 
mengt, en naaderhand ook zeer langzaam 
_ weederom daar uit gedreeven, gelyk zulks 
zeer naauwkeurig en wydloopig.door.den 
Heer HOMBERG wordt befchreeven , en van 
deeze zegt de gemelde Heer, dat zy hemtoe- 
fchynen volmaakt over een te komen met 
die zilvere Takjes, dewelke de natuur ons 
Zoo meismaalen vertoont inde groote zil- 
vermynen van Mexico en Noorwegen je 
ke in- 


| 
| 
| 
| 


| 


| 
| 


Ï 


RA 


…Eindelyk is’er ook nog een derde, fchóon 
gebrekkelyke, takfchieting der metaalen, tot 
dit eerfte hoofddeel behoorende, bekent; 
die namentlyk, welke men ziet gebeuren als. 
het zilver door kragt van lood tot denal- 
lerzuiverften ftaat, ineen te kennen geevende 
cupel, gebragt zynde, en deeze zyne zuyver- 
heideen oogenblik middenin hetfterkfte vuur, 
waar in het ftond te vloeien „alshet waare met 
een bevroozene korst begint bedekt te wor- 
den, oogenblikkelyk uit die gloeiende het- 
te opgenomen en op een koude plaats wordt 
néérgezet; want als dan fchieten ’er na vere 
loop van 2-of-3 minuten, met veel fnelheid 
en geweld, eenige ftraaltjes uit dit zilver op, 
ter dikte van een ftroohalm, en gemeenlyk 


hol, dikwilsook de gedaante van coraaitak- 
jes aanneemende, en aanftonds hard wor- 
dende. | 


„Maar de reeden van dit alles is alleenlyk 
geleegen in de werking der koude lugt op 
den geheelen omtrek der cupel, zoo wel als 


‚ op de reeds meer of min ftyve oppervlakte 
‚_van“dat gefmolten zuiver zilver; welke 


werking der lugt noodzakelyk iets van h 

nog vloeibaare binnenfte zilver met geweld 
door het een: of ander kleine gaatje of {cheurt- 
jeder reeds fteevige-dog dunne oppervlak: 
‘te moet naar boven persfen ‚het welk dan 
als nog vloeibaar zynde dog ook onmidde- 
dol} K delyk 


C1461) 


delyk ftollenide, door den wedefftand en 
drukking der dampkring ook de zoo eeven- 
gemelde holletakswyze gedaante aatmeemt, 
Fen ‘bewyze dat deeze de waare sreede- 
rien van dit verfchynzel zyn, behoeft meh 
maar in agt te neemen, dat deeze ‘Tak- 
fchieting nooit gebeurt, indien men hét dus 
gefmolten zilver in zynecupel; te gelyk met 
de verflaauwing en ‘uitdooving van het vuur, 
langzaam koud laat worden; maar’dat de- 
zelve altoos fray en fterk ja duidelyk 
fpruitender wyze gefchiedt;indien-men;g 
_dyk ík zoo eeven gemeld hebbe, ditgefmol- 
ten zilver uit het midden van-dien vuur- 
gloed, eensklaps op een zeer koude plaats 
overbrengt; mits het aangeweezene tydíëp 
naauwkeuriglyk werde waargenomen. 
‚Het fraaifte en eerfte voorbeeld nu der 
boom of plantswyze groeyinge, en doorde | 
konstgreepen der fcheikunde te weeg ge- 
bragt, tot het 2de hoofddeel van den Heer 
HOMBERG behoorende, (zie hief voor pag. 
139.) wordt dus vervaardigt: - „laid 
_ Men neemt een lood allerzuiverst zilver 
tot vylzel gemaakt, en met ‘een ‚half lood 
zuiver, quikzilver  vryft en: mengt men het 
zelve zonder behulp van eenig vuur:ín eén 
glaaze vyzeltje tot een_gelyk vormig meng- 
fel (NB Amalgama of deeg) : dit mengfel 
_ laat men vervolgens fmelten in vier man 
pi f er 


(147 ) 


__fterk water, daatna giet men daar onder 


vyftien oncen gemeen koud water, en ver- 
mengt dit alles degelyk door fchudden, en 
dit” dus toebereide vogt, doet men in een 


_wles met een daar toe geflepene glaaze ftop;, 


en men giet een once van dit vogt in een 
klein wit vlesje, waar in men dan een brok- 
je van het bovengemelde deeg of Amalga- 
ma, mits het zoo zagt of week als boter zy, 
ter grootte van een groene Erwet laat val- 
len, en dit vlesje maar twee of drie minu- 
tenlang laatende {til {taan , zoo zalmen kleí- 
ne draatjes lynregt uit het brokje zilver- 
deeg zien opreizen, die zigduidelyk, van 
oogenblik tot oogenblik, als meer en meer 
groeiende vertoonen zullen, takjes ter zy- 
den zullen uitfchieten, en als het waare wee- 
zentlyke boomtjes worden zullen ; het broke 
je zilverdeeg zal hard worden, en een bleek 
witten kleur aanneemen: maar het heester- 
gewasch zal een echte blinkende zilverkleur 
krygen; dit alles zal in den tyd van een 
quartier uurs verrigt zyn. 
Nu is de vraag op welke wyze en door 
watftoffen deeze groeying veroorzaakt zy? 
Het klompje quik en zilverdeeg, dat 
menin dit vogt op den bodem van het vlesje 
heeft doen nederzinken, is’er wel een der 
voornaamfte oorzaaken van, maar verfchaft 
Zergeene {tofdeeltjes toe, de quik en zilver 
id K3 deelt- 


C248) 


deeltjes, (eerst „in het-{fterk watervopge- 
lost „ en-vervolgens door het bygevoeg- 
de regenwater nog veel verder van elkande- 
ren afgefcheiden, verfchaffen.alleen het we- 
zentlyke lighaam' dezer -boomtjes, door 
dien het {terk ‘water „, waarindeeze deeltjes 
gefmolten waaren; door deimeenigte der by- 
gegotene waterdeeltjes zeer. verzwakt zyn- 
de, niet in ftaatis, om het gefmoltene quik 
Envzilver-vast te-houden, of in den gefmol- 
tenen ónzigtbaaren {taat te doen blyven, 
maar in tegendeel genoodzaakt is gemelde 
zilveren quikdeeltjes los te laaten, indien 
er zig eenige geleegenheid daar toe aanbiedt. 
Zoo dra: nu-als-die gefmoltene zilver-en 
„quikdeeltjes in dit-wateragtige vogt het brok- 
je quik-en zilverdeeg ontmoeten, hegten 
dezelve zig daar aan vast,-door dezelve 
oorzaak of, aantrekkingskragt, waar door 
twee of meer kleine of groote quikbolletjes 
elkanderen ontmoetende gewoon zynin een 
te {melten; terwyl egter in dit geval allede 
quikbolletjes, zelfs deallerkleinfte die-men 
“zig verbeelden kan, vereenigt zyn met dier- 
gelyke allerkleinfte zilverdeeltjes ‚ wier zelf- 
ftandigheid vaster dan die der quikbolletjes 
zynde geene inéénfmelting toelaat, daar- 
„om hegten, ook deeze gemengde deeltjes zig 
„aan het klompje onder eene eenigzints vaste 
„of ftevige gedaante, waar aan dan teffens 
„Shwak een 


(249) 


éen fcherpe fcheutingvorm gegeëven wordt 
door de deeltjes’van het fcherpe talpeter- 
zuur, uit het fterk water afkomftig, en 
deeze zuurdeeltjes alleen zyn-dus vervol. 
gens ook de oorzaak van al het takagtige;, 
dat’er in den verderen groei deezer boomt- 
jes wordt waargenomen. 

— Dus hebber: deeze voortbrengfels weder- 
om geen andere overeenkomst met egte 
plantgewasfen, dan die der uitwendige ge- 
daante, zynde hunnen groeiit tegendeel ge= 
lykvormig aan. dien van allerleye zouten. 

… Dat nu in der daad in deeze onze voor- 
geftelde: kunstgreep het brokje zilver en 
quikdeeg de daar op te voorfchyn komen- 
de boomtjes uit zyne zelfftandigheid niet 
verfchaft, kan klaarblykelyk . beweezen 
wotden, als men het gemelde brokje eerst 
weegt, eer men-het in hetbereide vogt laat 
nederdaalen „ en vervolgens met de daar 
op gegroeide heestertjes andermaal in den 
weegfchaal lest, zullende het zelve als dan 
net Zoo veel zwaarder bevonden worden, 
als het gewist der daar op gegroeide boomt- 
jes is, en de: proef op de fom (om zoo te 
fpreeken) van al het zoo evengemelde is, 
dat “het toebereide vogt ’ nooit meer dan 
eens in {taat is, om dit verfchynfel- voort 
te brengen, wordende het zelve van meest 
alle ‘zyne zilver-quik- en zuurdeeltjes be- 
ie K 3. rooft 


€250) 


rooft door d’ aantrekkingskragt van een en- 
kel brokje quik-en zilverdeeg , mits alles in d’ 
opgegeevene eevenredigheid verrigt worde, 
Maar d'eenvoudigheid der toebereidinge 
belet niet , dat byna telkens, als men de- 
ze kunstgreep in *twerk {teld „eenig meer of 
min groot onderfcheid indeszelfs voortbreng- 
fels te vinden is, want naar maate dat de 
zuiverheid van het gebruikt wordende zil- 
ver, quikzilver en fterk water, nu eens on- 
volmaakter dan volmaakter wordtaangetrof- 
fen, ziet men ook de boomtjes korter of ry- 
ziger van geftalte, met meerder of weiniger 
takjes, en deeze nu ook dikker dan dunder 
te voorfchyn koomen ; indien men het toe- 
bereide vogt, door meer water daar onder 
te mengen, flapper gemaakt heeft, ziet men 
ook de takfchietingen langzaam gebeuren, 
en de takjes zelven weiniger in getal en lan- 
ger worden, ’tgeen als dan dezelve meer 
naar boomtjes doet gelyken: het tegendeel 
gebeurt, als men onder het toebereid. vogt 
minder water gegoten heeft, en dat het zele 
ve duskragtiger is, want als dan wordt de 
geheele oppervlakte van het brokje zilver- 
deeg als in één oogenblik bedekt: met een 
kort en digt in één gedrongen heesterge: 

wasch. | 
Voorts zoo zal ook het toebereide vopt; 
dat kragtig genoeg bevonden wordt om een 
fraaie 


En enne ane 


({xgxi)) 


N 

fraaie takfchieting op - een ‘brokje fteevig- 
quik-en zilwerdeeg te weeg te brengen, wei 
nig of niets te- voorfchyn doen, komen, in= 
dien ’er een brokje diergelyk deeg, dat. 
door meet quik weeker gemaakt is, in ge- 
legt wordt, en oprenkelevloeibaare. quik:- 
in tgeheel geen-diergelyke werking doen, 
Maar ook in tegendeel, indien het toebe-. 
reid vogt zoo: fterk zy, dat het op vlocibaa- 
re quikzilver zelve, eene takfchieting doet- 
gebooren worden,zalhet op een brokje week 
zilverdeeg reeds „een. digt. heestergewasch- 
te weeg brengen, en. op. een brokje fteevig, 
zilverdeeg nog meer werking doen ; ja ver-. 
volgens het zelve ook doen fmelten. 
_Gelyk: wy nu in, alle deeze verfchillende 
opgegeevene omftandigheeden ‚door deeze 
kunstgreep egter altoos oogenblikkelyk, of 
ten minften, binnen den tyd van een vieren 
deel! uurs; de-takfchietingen. hebben of kun- 
nen zien gebeuren, zoo is 'er ook een andere 
kunstgreep bekent ;, (en dezelve is de. aller 
oudfte, zyndereeds voor LEMERY befchree, 
ven) die: op eene zeef traage- of langzaame 
wyze een of: meer, dog-ook. gemeenlyk 
grootere zilverboomtjes, doet te voorfchyn 
komen. Ik zaldaarom dezelve thans insger 
lyks opgeeven; dog ik behoeve niets; ter 
uitlegging daar van te melden, dewyl zoo 
wel de zelfftandigheeden als de groey of 
KAA K 4 tak- 


(152) 


takfchietingen deezer kunstgreep volmaakt. 
in haaren wezentlyken aart met die der 
reeds verhandelde eerfte kunstgreep over- 
eenkomen.’ | 

Men neemt een once fyn zilver, ‘dit 
fmelt men in drie oncen fterk water, dan 
mengt men ’er 18 of 20 oncen water onder, 

en giet dit alles ineen vles, net zoo groot, 
dat, als ’erook nog twee oncen zuivere quiks 
zilver by in gedaan zyn, gemelde vles tot 
aan deszelfs hals toe vol zy: dit alles ver- 
rigt zynde, zet men deeze vles op een rae- 
delyk dikke van ftroo gedraaide hoepel, in 
een ftille plaats of hoek van een kas of ka-- 
mer, alwaar men hem onaangeroert veer 
tig dagen lang ftaan laat „ geduurende wel- 
ken tyd men langzamerhand de boomwor- 
ding gemeenlyk zeer fraay en grootsch zal 
zien gefchieden. 

Veele andere meer of min- zonderlinge 
takfchietingen van eenig ander metaal meng- 
fel, en voorts van verfcheidene zout- aard» 
en olyagtige ftoflen, kan men door den 
Heer HoMBERG befchreeven en uitgelegt 
vinden in de Verhandelingen van de Fran- 
fche Koninglyke Maatfchappy der We- 
tenfchappen in Parys, van de jaaren 1692 


KORT 


KORT BEGRIP 


VAN. HET 


Bf dd OR 
DEN OPREDIKER, 


Door bet dwelkemen Beboyst dat de- voorde llen en honde. 
Wd ve ‘door ‚den Schryver in bet beloop van. zyne res … 
… denering. goofge. dragen. boe tedenfirydig-dezelae. 
ggk aan ZI leluit voorkomen „ ondertus= 
[chen daar toe regelregt leiden. 
wilde aken * ie ai abs 


SAMUEL ESCHAUZIER 


Mr oogmerk is geenfins alles, ’t geen 
Na gezegd en gefchreven is over het 
Boek dEcelefiaftes of den Prediker te herha- 


len. 


Bren dert 
Pr Rr EG LS 
a Dt Pi 


bo | 


En 


VECCLESIASTE, 


Par lequel on prouve que des Propofitions et des maximes, 
avanctes par P Auteur dans le corps de fondiscours, 
guelgu’ oppaftes gwelles paroisfènt a fà con- 
clufion y mênent cependant diretement. 


A VA? 


SAMUEL ESCHAUZIER. 


on desfein. n'est pas de redire tout ce qui a été 
dit et ecrit fur lj SP L' Eeclefiaste, ou du 
k ) 


Pre. 


ra OT KOH 


len. Nog ik ben willens op te geven alle 
de gisfingen der Uitleggers overden waaren 
Schryver van dat Boek: want, niet tegen: 
{taande het tot zyn opfchrift draagt, des 
Zoons Davids, des Konings te Jerufalem,en 
dat alles aanduidt, dat het Salomon is die 
Ípreekt,hebben (ommige Uitleggers, welken 
e ftoutfte veronderftellingen niet affchrik- 
ken „GROTIUS (a)enna Hem LECLERCQ (b), 
| voor- 


(a) In zyn Voorreden over den Prediker. ANT 

(b) De Heer LE cLrRcQ, in zyn Boek-Sentimens de 
guelques, Theologiens de. Hollande fur l’Hiftoire critique du vieuk 
Teftament par le Pere R. SIMON, fchynt het gevoelen van 
GROTIUS aan te nemen. Ondertusfchen zegt de Heer 
LB CLERCQ in zyne- Uitlegging , dat mensniet gevoege 
Iyk den Prediker aan een anderen Zoon van Dawid kan 
toekennen, dan aan Salmon. ’t Is waar, dat dit egter 
niet bewyst, dat hy, in deze plaats, Salomon voor den 
waaren Schryver van dit Boek erkent. 


BEREID 


Predicateur. Je ne veux pas rappeler les discusfions 
des commentateurs fur le veritable. Auteur,de ce livse; 
car; malgré “qu’il porte aw titre le. nomde fils de David] 
Roi de Jerufalem, TE que tout annonce que c'est Salomon 
qui patle; des interpretes , que les fuppofitions les ds 
hardies n’effraient point ,GROTIUS (a) et LE CLERCLCD) 

-ead WD He LRAD … apres 

ce : RS 


(a) Dans fa préface fur l'Ecclefiaste. ic Ä 
(GM LECLERG zen ton livrè Sentimens”d Asad) ep 
sne Hollande. fur l'Histoire. eritigue du Wieug Testament par 46 
ere R: SIMON, femble adopter l'opinion de GROTIUS. Cepqn- 
dant Mr. LE CLERC dit dans fon Commentaire: qu'on ne fauro 
ner V'Ecclefiasse, a aucun autre fls de David qua Salongo 
ig cela ne prouve pas, ilest vrai,que danscetendroit it recon= 
nóìsfe Salomon pour le vericable Auteur de ce livre, 


(255) 


voorgewend., dat het een andere Schry- 
ver is, of velen te famen, welke, om een 
gedenkteken van Sa/omons berouw op te 
regten, of enkel om meerder gezag aan hun 
voortbrengtel te geven ‚ den naam en de 
vertooning van dien Vorst hebben ontleend ; 
hem zoo doende: {preken , als of hy zelf ge- 
fproken hadde, De redenen , die grond 
geven tot die. onderftelling, getrokken uit 
fommige Chaldeeufche en Arabifche woor- 
den, die in dat Boek voorkomen , en die 
men voorgeeft dat uit de pen van Salomon 
niet konden voortkomen, zyn door bekwa- 
me Uitleggersten vollen wederlegd. Maar 
veel gewigtiger, redenen, getrokken uitde 
Leere wan dat Boek , hebben nog veel {tou: 
ter gisfingen doen geboren worden, te 


{e) Port Synopfis Criticorum. 


WERD 
apréslui, prétendent „que c'est un autre Auteur ou plu- 
fieurs enfemble, qui „pour, ériger un. monument a la re- 
Benet de Salomon, ou fimplement pour donner plus 
'autorité aleur produétion „ont empruntê le nom et 
le perfonage de ce Prince ,le faifant parler comme si 
eut parlé lui même. Les raifons quifondent cette fap= 
pofition tirées de quelques mots Chaldaïques et Arabes, 
qui fe rencontrent dans ce livre „et qu’on prétend n’a- 
voir pu fortir de la plume. de Satomon, ont été fuffifa- 
ment refutées par d’ habiles Interprétes. Mais des rai- 
fons plus graves, tirges de la doëtrine de celivre, ont 
fait naïtre ausfi des conjeCtures plus hardies encore. ee 
es 


©) POL: Spnopfis Criticorum, 


(156 ) 


Eenige Joden leeren ons , dat fommigen 
hunner) Leermeefters dit Boek in ’t begin 
voor de nakomelingfchap wilden verbergen, 
dewyl het zaaken in zig fcheen te bevat- 
ten; die ftrydig waren met de gezonde lee- 
re, en zig zelve tegenfprekende; dog dat 
zyn befluit, wel overwogen, hun van gedag- 
ten heeft doen veranderen. ’t Geen ook 
geltaafd is door HIERONIMUS , volgens CAL- 
MET in zyne voorreden op den Prediker. 
CALMET verzekert in die zelve voorreden ;, 
dat-THEODORUS vAN MOPSUESTE (welke , 
gelyk mede zyne fchriften , in de vyfde al- 
gemeene Kerkvergaderinge als kettersch 
zym veroordeeld) geloofde, dat Salomon 
dit‚Boek-had opgefteld , niet: door eene by- 
zondere ingeving van den Heiligen Geest, 


maâr enkel geholpen door het ligt van zy- 


ne- 


HED 


Des Juifs nous apprenent, que quelques uns de leurs 
Doteurs avoient d'abord voulu cacher ce livre a la pos- 
terité , parce qu’il fembloit contenir des chofes contrai- 
res ala faine do@rine, et contradiëtoires entr’elles ; 
mais que fa conclufion bien confidérée les fit changer 
d'avis.” C'est ce qui est confirmé par St, JEROME felon 
Dom. CALMET dans fa preface fur }’ Ecclefiaste. CALMET 
affirme dans cette meme préface, que THEODORE DE 
MOPSUESTE (dont la perfonne et les gcrits furent ana- 
theématifés dans le cinquieme Concile general) croioit , 
ue Salomon avoit compofé ce livre, non par une in- 
piration particuliere du St, Esprit, mais fimplement wf 


1 


( 157 ) 


ne eigene natuurlyke of verkregene kennis, 


Sommige Uitleggers, vervolgt hy „ waar: 
_ van PHILASTRIUS fpreekt, hebben hem , als 


te. zeer: het Epicureïsmus bevorderende, 
verworpen. Eindelyk , CALMET plaatst 
LUTHER zelfs onder het getal der genen; 
welke den Prediker voor geen Kanonyk Boek 
hebben willen erkennen. LUTHER , ver* 
volgt hy, heeft. met zyne vrymoedigheid 
of liever met zyne gewoone vermetelheid 
gezegd, dat de Prediker hem als een lom- 
pe Schryver voorkwam, welke ’er onge. 
laarst en ongefpoord (dus zyn zyne bewoor- 
dingen) door wandelde , dat hy zeer geleek 
naarden Zhalmud, eneene verzameling van 
veelerhande werken was. De Heer pes 
VOEUX in zyne Philofophifche werhandelinge 
over, 


WOARE 


dé des lumieres de fa propre fagesfe naturelle ouacquife; 
Quelques Interprétes dont parle PHILASTRIUS, Con= 
tinue til, le rejettoient comme favorifant PEpie 
cureisme. Enfin CALMET range le fameux LUTHER lui 
meme au nombre de ceux quin’ont pas voulu recon= 
noitre £ Eeclefiaste pour un livre Canonique; LUTHER, 
continue t’il , en catholique zele, a dit avec fa: liberté, 
ou plutot fon íÍnfolence ordinaire; que Z'Ecclefiaste lui 
paroisfoit un auteur plat, qui marchoit fans, bottes ni 
eperons (ce font fes termes) qu’il resfembloit au Zhal- 
mud et etoit un ramas de plufieurs ouvrages. » Monfieur 
DES VOEUX dans {on Esfa: Philofophique fur V'Ecclefiafte, a 
ee ï Ju« 


\ 


(158) 


over den Prediker heeft LUTHER van dic ha- 
telyke befchuldiging vrygefproken. 

„Alle die twyfielingen over de egtheid van 
het Boek den. Prediker zyn geboren uit ze- 
kere plaatfen; welke fchynen niet te konnen 
voortkomen uitde pen vaneenen door Gods 


Geest gedreven fchryver.. Men kan niet 


ontkennen, dat ,wanneef men het oog {laat 
op eenige plaatfen van den Prediker, en de- 
zelve in het afgetrokken overweegt, men 
gelooven zoude ‘een Sadduceer of een Ma- 


terialist van onze dagen te hooren prediken 


de vernieling van den geheelen Mensch b 

Zynen dood, ‘en de wellustige grondregels 
van het Zpicureiïsmus , welke’er een natuur- 
dyk gevolg van zyn: Eene deere, te zeer 


overeenftemmende met de-wysbegeertevan 


deze Eeuw, dat zy daar uit haare belan- 


gens niet zoude zoeken voor te {taan. Ook 


Ee heeft 


jûstifië Lurmer de cette imputation odieuft. 
Tous ces doutes fur lauthenticitg du livre de /Ec- 


„ein 


pa 


En 


_ 


nt CO 
heeft men over eènige jaaren in ’t lit zien 


komen een kort begrip van den Ecolefiaftes 


in verzen, ’t welk men geredelyk aan ‘den 
Heere DE VOLTAIRE toekende, als met zy+ 
ne bekwaamheden en zyne gevoelens over: 


eenftemmende;, in welk kort begrip hy al- 


le plaatfen, waar van wy fpreken , farmer 
trekt, welke hy boven dien naar zyfen 
fmaak vervalfchende, gelukkig in zyn voor- 
nemen geflaagdisom van den Prediker, wel- 
ken: alle Chriftenen voor: een Goddelyk 
Boek hebben erkend,een famenftel van God: 
loosheiden vrygeeftery te maken. Het be- 
fluit van den Prediker en verfcheidene 
plaatfen , welke men in’t beloop van zyne 
redenering vindt, toonen duidelyk genoeg , 
dat de Schryver een geheel tegenftrydige 
Leere en grondregels heeft willen ae 

aA / Cn. 


paroitre il ya quelques années un Préis de PEcclefiaste 
en vers, qu’on attribua d’abordva Monfr, DE VOLTAIRE 
comme digne de fes talens et de fes principes: en ras- 
femblant dans ce précis les pasfages dont nous venons 
de parler-et les falfifiant encore-a fon grë, il est parver 
nu afaire de /Ecclefiaste , que-tous les ‘Chrétichs re- 
connoisfent pour un livre infpiré, un Code -d’impie- 
te et de libertinage. -La Conclufion-de #’Ecelefiaste „vet 
divers pasfages qu’on trouve dans le corps de fon 
discours , montrent evidemmént que Auteur a vou- 
lu etablir une Dorine & des Mâxitnesróat ópbo 

ze VELE vann GESe 


(160) 


les (d)-Wan- alles dat:;gehoord iss: is het 
einde van de zake: Vreest. God. enhoudt zy- 
ne geboden; want-dit betaamt: alle. menfchen. 
Want God zal ieder werk: in ’t gerigte bren- 
gen,-met al dat verborgen is, ’t zy goed of ’t 
zy. Kwaad, Ondeftusfchen moet men toe- 
ftemmen, dat fer niets tegenftrydiger tegen 
dat gevoelen kan begrepen;worden, dan de 
zetregels die hy laat voorafgaan: (e) want de 
devendigen weten dat zy (lerven-zullen:. Maar 
de dooden weten-niet met allen’, zy. hebben 
ook geenen-loon meer. Cfj-Ik, zeide in'myn 
herte van de gelegenheid der; menfchen kin- 
deren, dat. God hen zal-verklaren ‚en dat 


ronken tog * datg Ameche 

(err Eabr. be Bolko roer 

(f)° Cap. TIE, I8-—-mon pi buor 
BREE 


fees, (d) Le but de tout le discours quia EE oui , c'est „ dit il, crain 
Dieu et garde fes commandemens} car 'est la le tout de Î’ homme: par- 
ce que Dieu ameneratouteoeuvreen zugement, touchant tout ce qui 
est“cachf; foit bien foit mal. 11 faut avouer cependant qu'il 
ne fe peut rien de plus oppofé ace principe que ces 
asfertions qui le precedent: (Ce): certainement. les vivans 
favent qu'ils mourront „ mais les morts ne favent vien et ne gan 
gnent plus rien. (Â) lai penfé en mon coeur. fur-letat des. hom 
mes que Dieu les en edlairciroit & qu'ils verroient qu'ils ne font 

pÔ que 


(d) Chap. XI. 13, 14 
(e: Chap. IX. 5. 
(£) Chap, III, 1821, 


( 161 ) 


zy zullen zien, dat zy als de beesten zyn aan 
hun-zelwen. Want wat den kinderen der 
menfchen wedervaart ‚ dat -wedervaart ook 
den beesten, en eenerlei wedervaart hen bei- 
den: gelyk die flerft, alzoo flerft deze, en 
zy allen hebben eenerlei adem , en de uitne- 
mendbeid der menfchen boven de beesten is 
geene; want allen zynze ydelheid , zy gaan 
allen naar eene plaaïfe: zy zyn allen uit het 
flof, en zy keeren allen weder tot het flof: Wie 
merkt dat de adem van de kinderen der men- 
Jchen opvaart naar boven, en de adem der 
_beesten nederwaarts vaart in de aarde? Zou 
_deftoufte Materialist zig wel anders uitdruk- 
ken ? en zou de overgegevenfte Zpicurist 
de volgende ftelregels , zoo verfchillende 
van het flot zyner redenering, niet gretig 
aannemen? (g) dies ik gezien hebbe ‚ dat ‘er 


‚niet 


(8) Cap. HI. 22. 


BERKER 


que des betes. Car accident qui arrive aux “hommes, 
et Paccident quì arrive aux betes-, est un meme accident; 
telle gw'est la mort de Vun, tellevest la mort -de Vantre: & ils 
ont tous un meme fouffle , et lhomme n'a point d'avantage fur la 
bete, car tout est wanité: tout va en un miewed lieu , tout a ête 
fait de la poudre et tout retournie'en la poudre. Dui Ëst ce qu? 
connoit que le fouffle des hommes monte en haut , et que le fouffle 
_de la betedefcend en bas en terre, Le plusdeterminé Mate 
rialiste f’exprimeroit il autrement? et ZEpicurien le plus 
decidé n’adopteroit il pas les maximes fuivantes fl con- 
traires a celle de la conclufion? (@) il zy a rien fous le 
“ 1 a 
(g) Chap. IIL, 22. | 


(162 } 


niet beter is ‚ dan dat de menfche zig verbly- 
de van zyne werken, want dat is zyn deel, ( 
Gaat dan henen, eet uw brood met vreugde > 
en drinkt uwen wyn met goeder herte: want 
God heeft alreeds een bebagen aan uwe wers. 
ken, „Laat uwe kleederen taller tyd wit zyn, 
en laat op uwen hoofde geen. olie ontbreken: 
genie des levens met de Vrouwe die gy lief 

ebt, alle de dagen uwes ydelen levens. Hoe 
zullen nu die plaatfen in ’t byzonder , en 
het overige van dat Boek in ’t gemeen, 
overeen te brengen zyn met het befluit, of 
daar toe eenigfins bevorderlyk zyn? Die is 
eene vraag welke vele Uitleggers heeft be- 


zig gehouden. Ieder van hun heeft hiertoe — 


eene onderfcheidene manier, volgens hun- 
ne byzondere begrippen, gebruikt, om dit 
op eene voldoende. wyze te ontknoopen, 


_() Cap. IX. 7-5. 
BEREIDT 


foleil de meilleur a ΰ homme que de manger et de boire et de fe 
réjouir ; c'est la fa portion. (h) manze touipain avec joie et boi 
geriement ton vin; que tes wetentens foient blancs en tout tems 


et que le parfum ne manque point fur ta tête, Wi joieufement 


vous les jours de ta wanité avec la femme que tu as aime. 
Comment ces pasfages en particulier et tout le reste 
du livre en general peut il accorder avec la conclufi- 
on, ou y conduire? c'est une question qui a occupé 
plufieurs Interpretes, Chacun d’euxfelon fon tour d’es- 
prit particulier a emploié une methode particuliere 
pour larefoudre d'une manierefätisfaifante. Mais ces 


me- 
(hb) Chape IX, 79, 


Dog 


_ (163) 


Dog alle die voorfchriften hebben die on- 
volmaaktheid, dat zy of te ongegrond of te 


_ wer gezogt, of te lang zyn. Dit heeft my 


aangezet om eene kortere, eene eenvaudi- 
gere, en meer gegronde wyze op te zoe- 
ken. 

Daar zyn ’er (i) geweest onder de Ou: 
den, welke, om die plaat{en , die wy uit der 
Prediker hebben bygebragt, dien aanftoot 
te benemen ,welken zy zouden konnen ver- 
oorzaken, daar eenen verborgenen zin aan 
gegeven hebben. Anderen hebben zig 
verbeeld, dat ’er waarheden van de fyntte 
uitvinding der natuurlyke Wysbegeerte on- 
der verborgen waren, Zie daar zeer on- 
gegronde en vergezogte oplosfingen, nie- 
mand zal het loochenen. Indien zy 4l kun- 


nen 
_‚(Á) DES vorux in zyne Philofophifche en Taalkun- 
dige verhandeling over den Prediker. : 


BEREKENDE 


methodes ont toutes le defaut detreé ou trop gratuites , 
ou trop zecherchées ou trop longues. C'est ce qui m’a en- 
gage a en chercher une plus caurte plus imple et mis 
eux fondée, 

ll yaeu (i) des ancien qui pour lever le fcandale iS 
que pourroient caufer les pasfàges que nous venons d’ 
extraire de PEcclefiafe , y ont attaché un fens mystis 
que. D'autres fe font imaginés qu’ils cachoient des 
verites du resfort de la Philofophie naturelle. Voila des 
folutions bien gratuites & bien rechercheés, perfonne 
men disconviendra, Si elles peuvent faire brifler Pimagi- 

f L 2 na- 

(1) DES vorUx a Philofophical and Cricical Esfay on Esctefiafbss. 


(164) 


nen ftrekken om de verbeeldingskragt det 
geenen, welke dezelve gebruiken, te doen 
uitblinken, kan het evenwel nooit anders 
Zyn dan ten kofte van hun oordeel. 
„Andere oordeelkundigen hebben een re: 
delyker weg ingeflagen ; die Schriftuur- 
Texten den letterlyken zin hebbende la- 
tenbehouden ‚waarin zy voorkomen, ftem- 
men zy daarin overeen, dat het Sa/omons ei- 
„gene ftellingen niet zyn ,nog zyne eigene ge- 
voelens, welke hy hier uitdrukt. De eene 
geeft voor, dat-dit gantfche Boek niet an- 
ders zy, als een famenmengfel van ftellin- 
gen aangaande het wezentlyk geluk, waar 
in de Schryver heeft zoeken te vereenigen 
het valfche met het waare, het kwaade met 
„het goede, om daar uit op te maken , dat, 
alles wel overwogen en vergeleken, de 
vreeze des Heeren het wezentlykfíte voor 
een 


ADE 


nation de ceux qui ies emploient, ce ne fera jamais 
qu’aux depens de leur Jugement. 

D’ autres Critiques ont pris un parti plus raifonable, 
Laisfant a ces pasfages le fens litteral qu’ils prefentent, 
ils conviennent que ce ne font pas fes propres maxi- 
mes, ni fes propres principes que Auteur y exprime, 
L’un pretend que tout le livre n'est qu'un melange de 
maximes fur la felicité, ou l'auteur asfocie le faux et le 
vrai, le mäuvais et le bon, pour conclure que tout 
bienpefëet compare, la crainte de Dieu est le zo de 
om=- 


EN 


(265 ) 


een mensch zy: maar beter. was het niets 
te zeggen, dan dit te zeggen. Een ander 
geeft voor, dat Salomon, naar de wyzeder 
Redenaars, eenige V rygeeften en Godloor 
zenfprekende doet voorkomen, om hen te 
wederleggen: of wel dat hy. hunnen {preek- 
trant volgt, om in het flot van zyne rede- 
nering hunne mistafting.en dwaasheid te 
doen gewaar worden. Deze laafte veron- 
derftellinge fluit. wel in zig een algemeen 
denkbeeld van het geen wy in ’t vervolg 
zullen ontvouwen, niet weetende dat nog 
iemand tot heden dit op eene geregelde wy- 
ze heeft uitgevoerd :. maar belangende de 
voorgaande veronderftelling ,‚ men merkt 
ligt haare zwakheid, als men daar van eene 
toepasling wil opmaken. Wantalsdan kan 
men zig niets verwarder voorftellen dan de 
TG 


BOKT 


homme: mais mieux vaudroit ne rien dire que ne 
dire que cela. Un autre pretend que Salumon, a la ma= 
niere.des. Orateurs „fait parler deslibertins et des impies 
pour les combattre, ou bien qu’il y tient leur langage 
pour-en faire fentir dans fà conclufion laveuglement et 
la folie. Cette derniere fappofition renferme bien le 
germe de celle que nous développerons dans la fuite, 
„ne fachant pas quelle est été -jusqu’aprêfent developpeë 
„avee méthode: & quant a la fuppofition précédente on 
Sent fà foiblesfe quand on en veut faire lapplica- 
(tion, Car alors il ne fe peut rien de plus confus que 
VOR AAE à KE c 1 eije : \& le 


(166 ) 


redenering van den Prediker, en men kan 
niets ontdekken , waarin de tegenwerpingen 
van de antwoorden worden onderfcheiden, 
De oplosfing van den Heer LE CLERQ isaan 
dezelfde zwarigheden onderworpen. ” Som- 
» mige Geleerden, zegt hy (k) , zyn van 
» gedagten, dat de Prediker zy eene fa- 
> menfpraak , waarin een Godvrezend 
„> mensch twist met eenen Godloozen, die 
» in de gevoelens der Gadducëen Îaat 5 
s en waarlyk daar komen zaken in voor; 
» regelregt tegen elkander ftrydende, wel- 
s ke men één enkel perfoon niet voegzaam 
‚ kan doen zeggen :” dog wy zullen wel 

aast het tegendeel toonen. *” Maar, ver- 
» volgt de Heer LE CLERCQ, het is zeer 

„> MO- 


Ck) Sentimens de quelques Theologiens de Hollande 
fur PHiftoire Critique du V. T, par R. SIMON , pag. 272, 


HERDE 


le discours de PEcclefiafte, et on n’y voit rien qui distin- 
gue les objections d’avec les réponfes. La folution de 
Mr. LECLERC est fujette aux memes difficultes, ” Quel- 


9, ques favans, dit il (k), ont cru que PEcclefiafte est _ | 


» un dialogue, ou un homme pieux dispute contre 
„> un impie , qui est dans le fentiment des faducéens ; 
…… % en eftet il y a des chofes diretément oppoftés les 
„, unes aux autres, qu'on ne peut pas faire dire a une 
>, memeperfonne” : nous montrerons bientot le con_ 
traire, ” Mais, continue Mr. LE CLERC, il est. extre. 


> me 


(k) Sentimens de quelques Theologiens de Hollande fyr 1'Hifiois 
re Critique du V: T; par R; SIMON , Pag. 272 


(167) 


» moejelyk de prfoonen te onderfcheiden, 


», Of naauwkeurig te ontdekken, onder wel- 


__» ke perfoonsverbeelding de Schryver if 


s elken Schriftuur-Text {preekt :” en dit is 
zeker iets, daar men zig niet zeer over te 


verwonderen heeft. 


Eindelyk, de Heer Des vOEUX, mis- 
noegd, en met reden, over de voorgaande 
oplosfingen, heeft ’er eene nieuwe opgege- 
ven in eene Engelfche verhandelinge, tot 
opfchrift hebbende: 4 Philofophical and 
Critical Esfay on Ecclefiaftes €”c. €”c. Lon- 


don 1760. 1. Vol. in 4to. Hy ziet in geene 


van de plaatfen by den Prediker, die ik heb- 
be aangehaald , nog ‘ook in eenig ander 
deel van dat Boek de fnoode ftelregels van 


_ het Zpicureïsmus, nog de haatelyke grond- 
_beginfels der Sadducten. Die plaatfen zul- 
Ten dit niet wel kunnen te kennen geven vol- 


gens 
VREDE 


» mement difficile de distinguer les perfonnes, ou de 
», deméler exaétement, fous la perfonne de qui l’ Au- 


‚„, teur parle en cliaque pasfage”: & c'est ce qui n'est 
pas etonnant. 


Enfin Mr. DES vorEUx mecontent, et-avec raifon „des 
folutions, précédentes en a propofé une nouvelle dans 


un traité Anglois intitulé : „4 Philofopbical and Critical 
Esfay on Ecclefaffes &c. &e. London 1760. 1. Vol. in 4t0. 


il ne voit dans les pasfàges de PEcclefiafte que j'ai cités, 


_& dans aucune autre partiede ce livre, ni les indignes 
_maximesde £ Epicureïsme, ni les odieux principes du Se- 
duceisme, Ccs pasfages ne fàuroient les exprimer felo1 
Î L 


Î 4 Mr, 


( 168 ) 


gens den Heer DEs VOEUX, ten zy.men 
dezelve haaren famenhang beneme, zoo 
‘wel met hetgeen voorgaat, als met het 
geen volgt, ten zy men haar eenen alge- 
meenen of volftrekten zin. geve, hoe zeef 
dezelve ook gematigd zy door den. fa- 
menhang-of. het oogmerk van den Schry- 


ver, of ten‚zy. men dezelve kwalyk be- 
grype, of kwalyk vertaale. Ingevolge 
van deze:laafte gedagte heeft hy eene over- 
‘ziening gemaakt van alle die plaatfen, wel- 
ke dien aan{toot geven, en door deze ver- 
anderingen.heeft hy dezelve in eene gantsch 
verfchillende beteekenis doen voorkomen. 
Na dit alles heeft hy een kort beftek van 
‚de gantíche redenering gemaakt, welke hy 
tot drie algemeene voorftellen brengt, met 
hunne,bewyzen: en korte ftellingen. Een 
ontledende fchets, die zeer verward is, ien 
ts wel- 


EE 


„Mr. pes vOEUX,; que quand on les detache de leur con- 
nexion avec.ce qui les-precede ‚& ce qui les fuit, que 
quand on leur donne un fens univerfel & abfolu, quoi 
gl foit modifié par le contexte ou par le desfein de 

auteur, ou que-Qquand ils font mal entendus et mal 
traduits.. En confêquence de cette derniere idee, ilre- 
touche tous ces paslages qui caufent le fcandale , & par 
ces correétions il leur fait exprimer un {ens tout diffe- 
rent. Apres cela il fait une analyfe du discours en- 
tier, qu'il reduit a trois propofitions générales avec 
leurs preuves et deurs corollaires, Analyfe fort com- 
pli= 


( 169 


welke hy bewyzen wil, dat de: Prediker 
gene Philofophifche redenvoering zy ,inde- 
welke geen beftraffelyk voorftel op zig zel 
ven te vinden is: Zie daar eene redeneer- 
wyze, welke, ik langwylig genoemd hebbe, 
en die, om, tot het regt bêgrip van dat Boek 
te komen, eene oordeelkundige kennis ver- 
onderftelt , welke eik mensch zekerlyk niet 
bezit. Zonder te onderzoeken de veran- 
deringen, die de Heer Des vOEUX in alle 
overzettingen maakt, door welke hy alle 
de Overzetters op eene gelyke wyze. be- 
fchuldigt , dat zy de grondwoorden niet 
hebben veritaan, dewyl alle de overzettin- 
gen na genoeg overeenkomen, heeft hy mo- 
gelyk geen agt gegeven, dat de Jooden 
zelfs, reeds van. vroege tyden af, zig-aan 
die plaatteri hebben geërgerd, die by ge 
| volg 


BEE 


_pliquge par laquelle il veut prouver que P'Ecclefiaffe est un 
discours Philofophique,dans lequel il ne fe trouve aucune 

_propofition condamnable en elle meme. Voilaune me= 
thode que j'ai appellge longue, & qui fuppofe pour in- 

„telligence de ce livre des connoisfânces critiques, un 
favoir que tous les hommes ne posfedent point. Sans 

_examiner les correétions, que Mr. pes VOEUX fait a 
toutes les verfions, par les quelles il accufe tous les 

_Tradutteursegalement de n’avoir pointentendu le tex- 
“tes car toutes les vetrfions f’accordent a peu prés; il 
_m’a pas fait attention peut-être, que les juifs eux me- 
mes dans les tems anciens Hsk deja été fcandalifés 
‚ndi 5 par 


(170 ) 


volg by hen den zelfden zin hebben uitge- 
leverd , als waarin zy ons, in onze over- 
zettingen, voorkomen. Zie daar de rede- 
nen, die my genoopt hebben eene natuur- 
lyker en korter oplosfing te zoeken, welke 
aan de meest aanftootelyke plaatfen in den 
Prediker dien zelfden zin latende, in wel- 
ken men dezelve van zoo vele Eeuwen 
reeds verftaan heeft, teflens op eene dui- 
delyke en kermelyke wyze zal doen zien, 
dat wel verre van het zoo God vrugtig oog- 
merk van dat Boek tegen te {preken, de- 
zelve daar regelregt toe leiden , fchoon 
op eene bedekte wyze, en zyn befluit op 
‘het nadrukkelykfte beveftigen. 5 
Men zoude zekerlyk al te voorbarig oor- 
deelen, indien men wilde befluiten, om dat 
fommige voorftellen, door eenen Schryver 
| in 


BEET 


par ces pasfages, qui leur offroient par confequent le 
meme fens qu’ils nous offrent dans nos verfions. Voi- 
la les raifons qui m’ont engagé a chercher une folution 
plus naturelle ct plus abregee, qui en laisfant aux pas- 
fages les plus choquans de 'Ecclefiafte „le fens dans lequel 
on les a compris depuis tant'de fiecles , feroit voir d'u- 
ne maniere claire ct fenfible „que bien loin de contredi- 
re le but fi pieux de ce livre ils y conduifent direêtc- 
ment, quoique d'une maniere indirette, & etablisfent 
fa conclufion de Ja maniere la plus folide. 

Ce mest que par un jugement precipite qu'on peut 
conclure, de ce que certaines propofitions, qu'un Au- 

| teur 


(171) 


in het beloop van zyne redenering voorge- 
‚dragen, ftrydig zyn met het oogmerk dat 
hy zig daar in voorftelt, dat zy daarom 
ook tot dat oogmerk niet zouden konnen 
dienftig zyn. Men wederlegt fomtyds met 
het gelukkigst gevolg eene grondftelling , 
die men íchynt te onderwyzen. Indien ee- 
ne grondftelling onderhevig is aan gevol- 
gen, die oogenfchynlyk ongerymd zyn, en 
’er ondertusfchen natuurlyker wyze uit 
voortvloejen, is ‘er in zoo een geval wel 
iets bekwamer, om de valsheid van de ge- 
heele grondftelling te doen gewaar worden, 
als die gevolgen ’er uit te haalen, en dezel- 
ve in alle hunne kragt voor te {tellen ? Dit 
is eene verftandige list om zulken , dieeene 
zoodanige ftelling hebben aangenomen, te 
befchamen, en door welke men aan ieder 
een de oogen doet opengaan , die zig gren 

en 


KEO 


teur avance dans le corps d’un discours „font contraire 
au but qu'il f’y propofe, que par cela même elles ne 
conduifent pas a ce but. On refute quelquefois et avec 
fuccés un fystême, en paroisfant Penfeigner. Sí un 
fytiême est fûjet a des confequences Evidemment ab- 
furdes et qui cependant en decoulent naturellement, 
fe peut il rien de plus proprea faire featir la fausfeté de. 
tout le fystême , que d'en tirer ces confequences et de 
les exprimer dans toute leur force? c'est un artifice 
Angenicux par lequel on fait rougir ceux qui ont adop- 
té un tel fystême, et par lequel on ouvre les yeux 

a 


( 172) 


den laten misleiden , door flegts van eenen 
gunftigen en flikkerenden kant dezelve te 
befchouwen. Het is ten anderen mede een 
regel van de Redeneerkunde, dat, terwyl 
men de ongerymdheid van het eene voor- 
ftel bewyst, men de waarheid van het te- 
genovergeftelde aantoont. En dit is hier, 
zoo het my voorkomt, de redeneerwyze, 
op welke de Schryver van den Prediker tot 
het flot van zyne redenering heeft willen ko» 
men, hier in ‘bewyzende , dat God alle 
werk in ’t gerigte zal brengen, en dus, dat 
God te vreezen, en zyne geboden te bewa- 
ren bet befle van den mensch zy + En zie hier 
wat Hem tot deze leerwyze zal hebben kon- 
nen doen befluiten. Salomon leefde onder 
eene huishouding , welker duidelykfte be- 
loften tydelyk waren. De ZEGE, en 

vloe- 


BETREEDT 


a quiconque pourroit fe laisfer feduire par fes cotés _ 
piaufibles et apparens. Dailleurs c'est une rëgle de 
Logique , qu'on demontrela verité d'une propofition en 
demontrant Yabfurdite de la propofition oppofée, C'est 
la methode par laquelle il me femble que Auteur de 
‘PEcclefiaste aà voulu arriver a la conclufion de fon dis- 
cours; en prouvant que Diew aménera toute oeuvre en ju- 
gement „Ò* qw’ainfi craindre Dieu et garder fes commandemens 
c'est le tout de Pbompe: et voici ce qui aura pu le deter- 
miner pour cett@& methode.‘ Salomon vivoit fous une Ì 
oeconomie dont les promesfes tes plus politives etoi- 
ent temporelles, Les bénédiétions et les malédictions 
dont 


(175) 


vloeken, waar mede de Wet vergezeld 
was, waren alleen voor Israël. De byzon- 
dere beloften, die haare volkomene vervul- 
ling niet zouden hebben , als in een aan- 
{taande leven, waren niet geheel ontzwag:- 
teld, nog duidelyk voorgefteld. Misfchien 
dat fommige Israëliten in dien tyd reeds 
befloten , dat alles voor den mensch zig be- 
paalde by het tegenwoordige leven. Mise 
fchien dat de gevoelens, welke de Saddu- 
cëen lang daar na tot eene grondftelling 
bragten, van dien tyd af reeds begonden 
ftand te grypen. Het kan zyn, dat Sa/o: 
mon zelf, verdronken in grootsheid en wel- 
lust, heeft toegegeven aan eene zoo fcha- 
delyke dwaling; dog aan het einde van zy- 
nen leeftyd gekomen (wyl men met zeer 
veel waarfchynlykheid onderftelt, dat hy 
VD / toen 


| HENDE 


dont la loi fat accompagnges etoient nationales, Les 
promesfes particulieres , qui ne doivent avoir leur der- 
nier accomplisfement, que dans une autre vie, etoient 
ni entierement dévéloppees ni clairement exprimees; 
peut-étre que des lors quelques Israëlites en conclu- 
oient quc tout fe borne pour Phomme ala vie préfente ; 
peut-être que les principes, que les Saducgens reduifi- 
rent longtems apres en fyftême , commencoient des lors 
a f’etablir; peut-être que Salomon lui meme. dans U'I- 
vresfe des grandeurs et de la. volupté avoit donné dans 
cette pernicieufe erreur ; mais parvenua la fin de fà car 
riere, (car onfuppofe avec beaucoup de vraifemblance , 

que 


(174 } 


toen den Prediker heeft faamgefteld) en van 
zyne dwalingen te rug gekeerd , erkende 
hy de waarheid van een toekomftig leven , 
en wilde daar van ook anderen overtuigen, 
Hierin dagt hy niet gelukkiger te kunnen 
flagen, als een ieder langs dien weg te lei- 
den, welken hy zelf bewandeld hadde. Dit 
gefchiedde ongetwyffeld ‚na dat hy het nie- 
tige van alle tydelyke bezittingen had on- 
dervonden , na dat hy derzelver toedee- 
linghad overwogen, en na dat ailes moest 
erkennen, dat het beltaan van een mensch 
onoplosfelyk zoude zyn, indien zyn ge- 
heel aanwezen zig bepaalde by de eind paal 
van zyn fterfelyk leven; hoe tegenftrydig 
zoude deze ftaat niet zyn met het denkbeeld 
van eenen alwyzen regtveerdigen en goe- 
den Schepper , hoedanig eenen Hem de 
Boeken van Mofes voorftelden , en zoo 5e 

e 


WEEDE 


que ce fut alors qu’il compofa PEccleftafte) et revenu de 
fes egaremens, il reconnut la verite d'un avenir et 
voulut en convaincre les autres. Il ne crut pouvoir 
mieux yreusfir qu'en les menant par la route qui Fy ä= 
voit lui meme conduit. C'etoit fans doute apres avotr 
fenti le vuide de tous les biens temporels, apres avoir 
réfléchi fur leur distribution et avoir reconnu combien 
Petat de Phomme feroit inexplicable fi toute fon exis- 
tence fe bornoit au terme de fà vie mortelle; combien 
cet etat feroit contraditoire avec lide d'un createur 
tout fage jufte et bon, tel que les livres de Moife le 

— FC= 


Î 
| 


| 
| 


(175) 


de Natuur Hem ons doet kennen: na.eene 


overweging van dit alles zal hy begrepen 
hebben, ’t geen hy moest begrypen, dat 


de mensch de vernietiging van zyn lichaam 
zal overleven, dat hy zal blyven beftaan 
na zynendood , en dat alsdan God alle werk 
in’ gerigte zal brengen, belangende alles wat 
werborgen is,’ zy goed’t zy kwaad. Het 
is geenfins noodig hier om te onderftellen „ 
dat Salomon zulke verligte denkbeelden van 
dat oordeel gehad hebbe, als het Evange- 
lie ons opgeeft. Salomon bepaalde onge- 
twyfield zyne gedagten tot dit algemeene 
denkbeeld: ” dat dit fterfelyk leven het ge- 
„ heele aanwezen van den mensch niet in zig 
‚ zalbefluiten, maar dat ’erna den doodeen 
» ander tydperk zal zyn, in ’t welke God zal 
„ter uitvoer brengen, ’t geen hier flegts ont- 

29 wor- 


reprefentoient „et que la nature nous le fait connoitre: 
c'est aprés toutes ces confiderations qu'il aura com- 
pris, & qu’il devoit comprendre , que 'homme furvi- 
vra ala deftruétion de fon corps ‚qu’il continuera d'exi- 
fter apres la mort, et qu’alors Dieu aménéra toute oeuvre 
en jugement , touchant tout ce qui est caché, foit bien foit mal. 
Il n’est pas necesfäire pour cela de fuppofer a Salomon 
des idées ausfi développees de ce Jugement que celles 


‚que lEvangile nous en donne, Salomon bornoit fans 


doute fà penfëe a cette idée generale: :” que la vie 
ss Mmortelle de Phomme ne bornera pas toute fon exis- 
ss tence, mais qu’aprés la mort il y aura une autre pe- 
ssvtiode, ou Dieu achévera en lui ce qu’il n’avoit ed 

rel qu- 


(176) 


„ worpenis, waar in de deugd haâre beloo- 
„ ningen zal genieten, welke aan haar be- 
„„'loofd zyn, en welke zy in dit leven zoo 
„ zeldzaam verkryet; waar in het kwaad 
„ zyne verdiende ftraf zal ontfangen, wel- 
‚„ ke het hier beneden zoo dikwils weet te 
„> ontwyken; en dat dus het geen ons hier 
„ zoo duifter, zoo ondoorgrondbaar , zoo 
‚ verborgen in den ftaat van den mensch 
„, voorkomt, als dan zal opgeklaard „en in een 
„, volkomen daglicht geteld zyn” Deze 
manier, door welke Salomon zelf gebragt 
was tot overtuiginge van die waarheid dat 
’er eene toekomftige ftaat zy, wilde hy ge- 
bruiken in zynen Prediker „om daar ook 
anderen van te overreden. Als men dit 
Boek met aandagt en oordeel naleest, zal 
men haast ontdekken, dat het geene ande- 

re 


VAEEDLONE 


„, bauche dans celle ci; ou la vertu obtiendra les re- 
„» compenfes qui lui font promifes ct quelle n'obtient 
„, pas toujours dans ce monde; ou le vice recevra Ja 
> punition qu’il merite et a laquelle íl echappe fou- 
» vent ici bas; & qu’ainfi ce qui nous paroit a préfent 
„. fi obfeur, fi impéngtrable, fi caché dans Vetat de 
> Phomme,feraalors eclairciet pleinement manifesté.” 
Cette methode felon laquelle Salomon etoît parvenu lui 
meme a fe convaincre de la verité d’un avenir, il fen 
fert dans PEcclefiafte pour en convaincre les autres. 
Quand on lit ce livre avec attention et avec Jugement 
on peut decouvrir qu’il n’est autre chofe qu'un déve- 

lop- « 


(177) 


te zaak behelst; als eene regelmatige ont- 
vouwing van dat vertoog: ”dat, in vooron- 


_ > derftelling, dat alles met den dood voor _ 


„ den mensch een einde neemt ‚(l) alles , dat 
» onder de Zon gefchiedt, niets is als ydel- 
» heid en kwellinge des Geeftes „dat is te zeg- 
» gen,dat niets, ’t geen betrekking heeft op 
» den mensch, uitloopt tot het eindoog- 
» merk waar toe het gefchikt fchynt, of, 


_» gelyk het Salomon in andere bewoordin- 


5 gen uitdrukt, dat (m) de afdwaalingen en 
>» onvolmaaktheden dezer waereld niet kun- 
» nen geteld worden , dat de Geest des 
 menfchen zig te vergeefs zoude kwellen , 
» indien hy de wanorde der zedelyke er 
A 


(1) Cap. IL. 14, 
4 (U) Ibid, Eh 


HRD 


loppement méthodique de cet argument: ” Que, dans 
sz» la fuppofition que tout finit pour P'homme avec la 
„> mort, (Ì) zout ce qwi fe fait fous le foleil n'est que vanité 
=p EL que rongement desprit, C‚ad., que rien de ce qui a 
to) Tapport a ’homme, n’arrive au but auquel il femble 
3 deftiné; ou, comme Salomon lexprime en d’autres 
„> termes, que (m) les defauts et les imperfeétions du mondeze 
ins peuvent fe nombrer; que Vefprit de homme fe tour= 
s, menteroit vainement pour concilier le desordre du 
é M >, MON» 


(1) Chap. 1. 1 
Mi) oid, 25.” 


(178) 


„ teld wilde overeenbrengen tet die God- 
»» delyke wysheid, die zig zoo allerduide- 
» lykst in de orde der natuurlyke waereld 
» ontdekt , dat dus die vooronderftelling 
» blykbaar valsch moet zyn, en dat het te- | 
» gengeftelde voorftel, ’t geen alle die zwa- 
„ righeden wegruimt, alle die duifterheden 
„‚ doet verdwynen, en de Godheid volko- 
» men regtvaerdigt, ontegenfprekelyk waar 
» moet zyn”. 

Niets blyft ’er thans over, als deze onder- 
ftelling te {taven, en de redenering zelvete 
doorloopen, om daar in de onderfcheide 
deelen van dit bewys aan te toonen, en te 
doen zien met welke eene regelmatigheid zy 
het bedoelde befluit van den Schryver be- 
gunftigen. Dit is het geen ik zal tragten uit 
te voeren, hier in den draad der PE 

, VOl- 


HOED 


2» monde moral , avec la fagesft de Dieu qui fe manife- 
, fte fi clairement dans ordre du monde phyfique, 
9» qu’ainfi cette fuppofition doit étre Evidemment faus- 
» fe, et que la propofition contraire qui léve toutes 
ey Ces difficultes, disfipe ‘tous ces nuages:et juftifie 
„> Pleinement la Divinité, doit €tre wraic.” 

Il nerefte apréfent qu’a confirmer cette fuppofition en 
parcourant le discours même , pour y indiquer les différens 
membres de cet argument, et faire fentir la jufteste 

avec la quelle il ménent a la Conclufion indiquée par 
Auteur. C'est ce que je vais tacher de faire en fui= 
vant 


( 179 ) 


volgende; alleen zal ik laten voorafgaan de 
aanmerkingen welke Salomon maakt, omde 
gevolgen famen te voegen, die hy daar uit 
afleidt, en welkedaar onder vermengd zvn. 
Het zal genoegzaam onnoodig zyn aante 
merken, dat ik my niet zal ophouden met 
de meenigvuldige uitweidingen , waar in $a- 
Jomon zig uitlaat volgens de gewoone wyze 
der oude Schryvers, nog by de regels van 
ons gedrág, die hy by zulke gelegenheden 
voorfchryft. Ik zal my niet ophouden, als 
met het geen een regelregte betrekking heeft 
| tot het groote oogmerk van zyne redenering, 
Men moet geenfins uit het oog verliezen, 
dat Salomon hier fprekende inkomt, als een 
mensch verzadigd en wars van de goederen 
dezer waereld, en wien die van eene toe- 
komftige waereld onbekend waren. Hy be- 
gint 


BEEDLE 


vant l'ordre même du discours, feulement je ferai prés 
céder les obfervations que Salomon fait, pour joindre en= 
femble les confequences qu’ilen tire & qui f’y trouvent 
entremélées. [lest presqu’inutile d'avertir que je ne 
ferai pas attention aux digresfions frequentes que Salo- 
mon Íe permet felon la methode de presque tous les 
anciens Auteurs, ni aux maximes de conduite qu'il 
t ditte a leur occafion „je ne m’arreterai qu’a ce qui fe rap= 
porte le plus dire@tement au grand but de fon disgours. 
__H ne faut pas oublier, que Salomon va parler en hom- 
me rasfàfië , degouté des biens deee monde „et ne con- 
moisfant point ceux du monde avenir. Il commence 

Ô M 2 par 


(186) 


gint met eenen uitroep over de Tdelheid van 


die bezittingen, en de geringe vreugd; die de 
mensch daar van geniet: (n) Juelheidderydel- 
heden, ’tis alles ydelbeid ‚wat voordeel heeft de 
mensch van allen zynen arbeid , dien hy arbeidt 
onder de Zonne. Dit zal het oogpunt zyn waar 


in Salomon in’ vervolg dezelve zal befchou- — 


wen ‚wanneer hy die meer omftandig zal be- 
handelen. Maardeze ydelheid, deze onftand- 


vastigheid „die wanordeten opzigte van den 


mensch, of in de zedelyke waereld, zou 
zoo fterk niet aandoen , indien de natuurly- 
ke waereld ons nict het tegengeftelde aans 
boodt. Dit is ook de reden, waarom Sa- 
lomon al aanftonds die orde gadeflaat, die 
zoo onveranderlyk in de natuurlyke waereld 


ftand houdt: {o) Het een geflachte gaat, en 


het 
(n) Cap. L. 2; 3. 
Co) Cap. L. 4, 5, 6, 7. 


par une exclamation tur la vaxité de ces biens, fur le peu de 
fruit que Phomme en retire: (n) Vanité des wanites, tout 
_estvanité, Duel avantage albomme de tout fon travail auguel 
il foccupe fous le foleil? ce fera le point de vue fous le- 
quel il les envifagera dans la fuite lorsqu’il en fera le 
detail; mais cette vanité, cette inconftance, ce dés- 
ordre al’egard de l'homme , ou dans le monde moral , ne 
frapperoit pas tant, file monde phyfique ne nous offroit 
pas le contraire, Voila pourquoi Salomon Temarque d’a- 
bord cet ordre qui fubfifte fi conftamment et fans va= 
_ ier dans le monde phy{ique; (o) Une génération pasje et 
au 
“«{n) Chap. I. 2, 3. J 
„…{0) Chap. Ee 43 53 Ga 


| EE Ke 


bet ander geflachte komt ‚maar de aarde flaat. 
in der eeuwigheid. Ook ryst de Zonne op, 
en de Zonne gaat onder ‚en zy. bygt naar hag- 
re plaatfe, daar zy oprees. Zy gaat naar 
het Zuiden, en-ay gaat.om naarhet Noor- 
‚den: de wind gaat fleeds omgaande, en de 
wind keert weder tot zyne ommegangen. Alle 
de beeken gaan in de zee, nochtans wordt de 
\_zee niet vol: naar de plaatfe daar de beeken 
henen gaan, derwaarts gaande keeren zy we- 
| der. Zie daar de wezentlyke orde der zaas 


‚het oogmerk , waar toe zy gefchikt zyn ; 
deze fchikking heeft plaats gehad van dat 
oogenblik af, dat de natuur uit haar eerfte 
Niet is opgetrokken „en zal zoo larig ftand. 
houden als zy zelve, (p) Het geen dat ’er, 


£e- 


KD 


‚_Pautre génération wient, mais la terre demeure toujours ferme. 
Le foleil ausfi fe lEve et le foleil fe couche, et il foupire d'apres le’ 
dieu a’ou il fe lEve, Le vent va vers le midi et tournoie vers - 
PAguilon, il va tournoiant gâ et là & retourne après fes cire’ 
euits. Tous les fleuwes vont en la mer et la mer n'en est point” 
… remplies les fleuves retournent au lieu d'ou ils etoient partis 
‚pour reverir ; voila un ordre réel des- chofes qui repon= 
‚ dent au but auquel elles font -deftinges; cet ordre éx- 
‚ ifte aïnfi depuis que la nature a été tirée du neant, et’ 
‚_@xiftera-autant quelle. (p) ce qui a &é fera et ce qui a’ 

rt D M 3 dE 


Ln 
(Pp) Cap. IL. 9. 


| Cp) Chap. 1, 9, 


(182) 


geweest is, het zelwe zal’er zyn: en bet geen 
dat 'er gedaan is, het zelwe zal ‘er gedaan 
avorden « zoo dat ’er niets nieuws is onder 
de Zonne: (eene uitfpraak die ook betrek- 
kelyk kan gemaakt worden op de wanorde 
in de zedelyke waereld). Na dit te heb- 
ben opgemerkt, gaat Salomon den ftaat van 
den mensch overwegen, in die algemeene 
voororderftelling , dat alles met den mensch 
in zyn dood een einde neemt, en dus vindt 
hy niets, en kon ook niets vinden, in al 
zvn onderzoek , als ydelbeid en kwellinge des 
geeftes. Hetlot van een mensch brengt hem 
niets onder het oog, als verwarring, onge- 
fchiktheid, en onoplosfelyke raadzels. (q) 
Het kromme kan niet recht gemaakt worden; 
en bet geene , dat ontbreekt, kan niet geteld 
_ wor- 


{9) Cap. L. 15. 


HERDE 


&E fait est ce qui fe fera, À dl n'y a rien de nouveau fous le 
foleil: fentence qui peut f’appliquer ausfi au desordre 
du monde moral). Après cette remarque Salomoz va 
conliderer l'état de l'homme dans la fuppofition com- 
mune que tout finit pour lui avec la mort, €t alors il 
ne trouve et ne doit trouver dans fes obfervations que 
wanité Ct rongement d'efprit, Le fort de Phomme ne lui 
offre que confufian, désordre, enigme inexplicable. (q) | 
ge qui est tortu ne peut fe redresfer, et les defauts ne fe peuvent 
nom 


(9) Chap, %. z5, 


Fr 


(183) 
eden. Deze gebreken of dat groot kwaad, 


(eiyk hy zig elders, uitdrukt „ overweegt 
by inalles, ’t geen. hier beneden eenige be- 


trekking op den mensch heeft. 

_ Al aanftonds merkt hy deze gebreken en 
dat moejelyk kwaad op, in elles ’t geen ge- 
fchike is om de bezigheid der meníchen uit 
te maken , en ’t welke behoorde te ftrekken , 


om hun geluk te volmaken. Hy merkt 


te regt aan, dat die voorwerpen, in ftede 
van hen door de genieting gelukkig te ma- 


ken ‚hun niet dan een bronwel van rampen 


en verdrietelykheden hebben geopend. Hy 
vangt aan met de Wysheid of Wetenfchap, 
die Hem door de geheele waereld zoo be- 
roemd had gemaakt ‚en om welke men Hem 
zonder eenige tegenfpraak den gelukken 

er 


BOERE 


nombrer, Ces defauts ou ces maux facheux, gomme il 
fexprime ailleurs, il les confidere ‘dans tout ce qui a 
rapport-a P’homme ici bas. 

„Il obferve d’abord ces defauts ou ces maux facheux dans 
tout ce qui est deftine a faire loccupation des hom- 
mes, & qui-devroit letre a faire leur bonheur, Il re- 
marque que ces objets, au lieu dé le rendre heureux 
par leur jouisiance, ne lui avoient offert qu’une four= 
ee de mgux et de chagrins, Il commence par la fages- 
fe qu la feience, qui avoit rendu fi fameux par toute 
Ja terre et par laquelle bn Péstimoit fans doute le plus 

4 serie u= 


(184) 


der ftervelingen fchattede: (rt) Doe zag.ik; 
vervolgt hy , dat de Wysheid uitnemendbeid 
heeft boven de dwaasheid, gelyk het ligt uit- 
nemendbeid heeft boven de duifternisfe. One 
dertusfchenis het geluk daar niet aan vast ge- 
maakt; in tegendeel , want. (S) én veel wyse 
heid is veel verdriets, en die wetenfchap ver- 
meerdert, die vermeerdert fmmerte; Indien hem 
alleen de lust tot kennis en wetenfchap mogt: 
bevangen, nooit zal hy gelukkig flagen om: 
zig daar, inten vollen te voldoen, Duizend. 
vreemde voorwerpen zullen hem aftrekken, 
en fchoon hy zig daar geheel op kon toeleg- 
gen; zal hy teffens ondervinden, dat hoe hoo- 
ger zyne kennis ryst, hem des te meer ort-: 
breekt; het iseene onbeperkte Oceaan , der 
> 1,MClS: 


12) Cap. IL. 13. 
(s) Cap. IL, 18. 


HE 


heureux des hommes: (r) la fagesfe, dit il, a biez cer= 
tains avantages, elle a même beaucoup d'avantage fur la folie, 
comme la lumiere a beaucoup davantage fur les ténébres, ce= 
pendant le bonheur n'y est pas attaché, au contraire ; 
car (s) là ou il y a abondance de fagesfe il y a abondante de. 
‘chagrin, et celui qui f'accroit de la fcience f'accroit fachene:' 
c'est le defir de connoitre qui anime, jamais “il. ne 
parviendra a le fatisfaire pleinement. „Mille objets 
etrangers l'en diftrairont , et quoiqu?il pourroit f’y ii 
vrer tout entier, plusil acquerra de-connoisfances plus 
il decouvrira celles qui lui manquent; C'est une mer 
ef p lans 
(£) Chap. II. 13. vir 
(5) Chap. IL. 17 3 18, 


oi 


(185) 


welke iedere gedronke druppel , inftede van: 
_ dendorsttelesfchen, dezelve in tegendeel zal 


aanzetten; want (t) het oog wordt niet verza= 


_digd met zien „noch het oor wordt vervuld van. 
hooren. Indien: men niet als den roem en: 
naam der geleerdheid bejaagt , die loon 
zoo ydel in zig zelven is boven dat alles nog 
onzeker en “bedriegelyk; want (u) daar zal. 
in eeuwigheid niet meer gedachtenisfe van ee- 
nen wyzen, danvan eenen dwaas zyn: aan= 
gezien het-genedat nuis ‚dat wordt in de toe- 
komende dagen altemaal vergeten. … De Predi- 
ker merkt dezelve ydelheid. op in de vreugd. 
en het vermaak, in het fpel en in het gelach. 
(v) Jk zeide in myn herte, nu wel aan ik zal 

4 
(Gt) Cap::Lc8, Î 


„ (u) Cap, IJ. 16. 
_{v) Cap. IL. 1, 2. 


HBD 


fans fonds ni tives & dont chaque goute qu'il boira au 
lieu deteindre fa foif ne fera que lirriter; car (t) Poes 
uil n'est jamais rasfafiE de voir ni loreille asfouvie d'ouir. Si 
ce n'est que la gloire et la réputation du favoir qu'il 
ambitionne , cette récompenfe „fi vaine en elle même,’ 
est encore incertaine et trompeufe; car (u) on ze fe 
fouviendra du fage non plus que du fou, par ce que, ce qui est. 
maintenant , va être oublië dans les jours quî fuivent. PEcclea 
frafte obferve la meme vanité dans la joie et les plaifirs, les 
jeux et les ris: (V) j'ai dit ki; mon coeur , Voions que je H'eprous, 

E dd rs 6) | ve 


_@ Chap: 1, 6. 
{u) Chap. II. 16, 
“(v) Chap. IL, Ey 2 


( 186 ) 


u beproeven door vreugde, derhalwen ziet het 
goede aan ; maar ziet, ook dat was ydelbeid: 
zot het lacchen zeide ik, gy zyt onzinnig, en 
dot de vreugde, wat maakt deze? 1 rouwens, 
nimmer bevindt zig het waare geluk by een 
onmatig gelach „en eene buitenfporige vreug- 
de; in die oogenblikken geniet de mensch 
zig zelven niet; het is eene warling, die 
hem buiten zig zelven ftelt: Ik zeg die oo- 
genblikken ; wyl het eene geweldige eri-by- 


gevolg niet duurzaame hartítogt is: wel haast. 


is de ziel vermoeid en afgemat, en tot zig 
zelve wederkeerende, gevoelt zy ds te le- 
vendiger haare elende. Windelyk zou deze 
de gelukkigfte gefteldheid van den mensch 
konnen fchynen, wanneer hy, door groot- 
heid in aanzien of door onuit putbaare fchat- 
ten , omringd met alles wat het leven zoet 

en 


BEEREN 

ve maintenant par la joie et prens du bon tems, et voila cela 
ausfi est une vanité: j'ai dit touchant le ris qu'il est infenfë 
et, de la joie a quoi fert elle? jamais en effet le vrai bonheur 
m'habita avec le ris immodéré, ni avec la joie tumuitu= 
eufe ;. dans ces momens l'homme ne jouit point de lui 
même; c'est un étourdisfement qui le met hors de lui; 
Je dis.ces momens; car c'est un etat violent et qui par 
confequent ne fauroit durer; bientot l’ame en est fati- 
gnee laste et retombant fur.elle même elle fent plus 
vivement (B mifëre. Enfin la ituation en apparence 
la plus heureufe „feroit celle d'un homme qui, par l’éleva- 
tion de fon rang ou fes trefors inepuifables , auroit ras- 
femblé autour de lui tout ce qui peutsrendre la Es 

‚dons 


( 137 ) 

eri aangenaam kan maken, daar van zonder 
fcheiding van matigheid en wysheid een be- 
hoorlyk gebruik wiste te maken. En in 
zoodanigen toeftand had Salomon zig zelven 
bevonden; hier van doet hy een omftandi 

verhaal (w), ’t welk hy alles kortelyk here 
haalt mette zeggen: (x) En al wat myne oo- 
gen begeerden, dat onttrok ik hun niet : ik 
wederbield myn herte niet van eenige blyd- 
fchap, maar myn berte was verblyd van we- 
gen al mynen arbeid, en eindelyk is hy ver- 
pligt het befluit op te maken, en dit was 
myn deel van al mynen arbeid; dat wil zeg- 
gen, dat deze dingen den menfche kunnen 
behagen, en hem in d’eerfte oogenblikken 
voldoeninge bezorgen, dog dat hy zig daar 


| w) Cap. IL. 3 & volg, 
Ga Cap. II, O5 IIe 


OLED 


_ douceet agreable, et en auroit joui fans renoncer a la 


moderation et ala fagesfe, Or telle avoit été la fituae 
tion de Salomoz lui même ; il en fait un long detail (w) 
qu'il récapitule en difant » (x) ezfin ze n'ai rien refafé a 
mes yeux de tout ce qu'ils m'ont demandé, & je n'ai epargné 
aucune joie a mon coeur. Car mon coeur s&t rejoui de tout 
mou travail; et il est obligg de concluré que c'est Ja tong 
ce qu'il a eu de fon travail; c: ad: que toutes ces chofés 
peuvent plaire a Phomme et lui procurer quelque fas 
tisfation dans les premiers inftans, mais bientot il fy 

a ie ft 51 ace 


{w\ Chap. II. 3 & fuiv, 
5 Ibid, ‚zo » XXe vi 


(188 ) 


aan wel haast gewendt, dat alles moede 
wordt „ ’er op het einde niets in vindt, als 
afkeer en verdriet. „Doe wendde ik my tot 
alle myne werken, die myne handen gemaakt 
hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende 
gearbeid hadde: Ziet, het was ydelbeid, en 


kwellinge-des geefles ; zoodanig dat ’er voor! 


den. mensch geen voordeel was „’t welke we- 
zentlyk, beítendig of volkomenis, in al het 


geen dat onder de Zonne is, Ditis het geen, 


waar toe-hy in ’t vervolg door zeer veele an- 
dere aanmerkingen wederkeert, ’t geen hy 
uitbreidt, bevestigt en verklaart. 

„Eene tweede opmerking van den Predi- 


ker „iseene tweede Yuelheid of groot kwaad, 
tgeen hy onder de Zonne gezien hadde ; 


namentlyk „dat de goederen dezer waereld, 
hoe ydel zy ook op zig zelven zyn, noch- 
tans 


BLEEK | 


accoutume , il fen lasfe et n’y trouve a lafin que dé- 


gout et qu’ennui: Mais aiant confideré toutes mes oeuvres 


que mes mains avoient faites, et tout le travail augnel je me- 


Eois octupé en les faifant „ voila tout est vanité et rongement d'e= 
frit ; tellement que: P'homme n'a aucun avantage , TEËl, fo- 


hide „eomplet', de ce qui est fous le foleil. C'est aquoi ilre- 


vient ce qui’l étend, confirme et explique dans la fui- 
te par'beaucoup d'autres confiderations. 


« Une feconde obfervation de /Eeclefiafte et une fecon= 


devanité ou mal facheux qu’il a vû fous le foleil; c'est 
que ces biens quelques vains qu’ls foient ne font pas 
cort wier 


wetenfchap, en in gefchikkelykbeid iss noch. 


| (189 ) 


tans in geene billyke evenredigheid bedeeld 
‘zyn. Ja of fchoon de mensch de meest ge- 


fchiktfte middelen gebruikt, om zig in der- 


zelver bezit te ftellen, evenwel is hy niet al- 
toos verzekerd die te zullen bezitten, of ge- 
nieten. (y) Jk hatede ook al mynen arbeid, 
dien ik bearbeid hadde onder de Zonne; dat 
ik dien zoude agterlaten aan eenen menfche, 
die na my wezen zal. Want wie weet of hy 
wys zal zyn ofte dwaas? evenwel zal by heer- 
Jchen over allen mynen arbeid, dien ik bear- 
beid hebbe, en dien ik wyzelyk beleid hebbe 
onder de Zonne: dat is ook ydelbeid, Daar- 
om keerde ik my om, om myn herte te doen 
wanhopen over al den arbeid, dien ik bear- 
beid hebbe onder de Zonne. Want daar is 
een mensch, wiens arbeid in wysheid, en in 


Lans 
(y) Cap. II, 18—2r. … … | 


BED 


encore diftribues dans leur jufte proportion. Malgré 
qu'un homme emploie les moiens les plus propres 
pour fe les procurer , il n’est pas toujours asfuré de les 
posfeder ni d'en jouir. (y)j'ai ausft hai tout mon travail, 
auquel je me fuis occupé Jous le foleil parce que je le laisferai a 
Phomme qui fera apré moi , Ó quifait: f'il fera fage ou fou? ce- 
pendant il fera maitre de tout mon travail; est pourquoi jat 
fait enforte que mon coeur perdit toute esperance de tout le tra- 
vail, auquel je m'etois occupéfòus le foleil, Car il y a tel homme 
dont le travail a &é avec fagesfe fcience et adresfe qui neam- 
\ RA moins 
@) Chap, II, 1825, EMA AGED d (AD 


ee 


C 190 ) 


gens zal hy dien overgeven tot zyn deel aan 
eenen mensch ‚ die daar aan niet gearbeid 
heeft: dit is ook ydelheid , en een groot kwaad; 
dit is het ’t geen hy op eene andere wyze 
herhaalt: (2) Jk keerde my, en zag onder de 
Zonne, dat de loop niet is der fnellen ‚enzv. 
Een veel noodlotsiger kwaad nog „een veel 
blykbaarder wanorde , welke de Prediker 
heeft opgemerkt onder de Zonne en welke 
men door alle eeuwen heen heeft kunnen 
gadeflaan, is, gelyk hy zig met zoo veel 
ragt uitdrukt, (a) Zer plaatfe des gerichts , 
daar was Godloosheid , en ter plaatfe der ge- 
regtigbeid „aldaarwas Godloosheid. (b) Daar 
na wendde ik my, zegt hy verder, en zag 
aan 


(z) Cap. IX. rr; VI, 2. 
(a) Cap. IIL 16, 
(b) Cap. IV. 1. 


BEREIDEN 


moins le laisfe a celui qui n°y a. point travaillé pour fa part; 
cela ausfì est une vanité et un grand mal. C'est ce qu'il re- 
pete d'une autre maniere: (z) ge me fis tourné & j'ai vu 
fous le foleil que la courfe n'est point au leger. &c. 9 
Un mal plus facheux encore ‚une desordre plus mani- 
fefte que !'Ecclefiafte a obtervé fous le foleil & qu'on a 
pu obferver dans tous les fiecles, c'est, comme il le dit 
avec tant denergie, qu’ (a) au Lieu brabli pour juger il y a 
de la méchantete, et qu’ au lieu etabli pour faire la Rn ly 
& ausfi méchancete, (b) Fe me fuis mis a regarder, dit il plus 
À loin, 
Chen mie 
(b) Chape KVe Ze 


Ee: 


- Gd 
mi en, Nn 


EEn di 


we EE: 


(191 ) 
aan alle de onderdrukkingen,die onder de Zon- 


_ me gefchieden: en ziet, daar waren de traa- 
wen der werdrukten, en der genen, die gee- 


nen troofter hadden: en aan de zyde van hun- 
ne verdrukkers was macht, zy daar en tegen 
hadden geenen vertroofter. (c) Daar is nog 
een ydelheid-die op aarde gefchiedt, waar me- 
de hy het befluit opmaakt „dat ‘er zyn Recht- 
waerdigen ‚dien het wedervaart naar het 
werk der Godloozen,en daar zyn Godloozen, 
dien het wedervaart naar ’t werk der Recht- 
waerdigen; ik zegge, dat dit ook ydelheid is. 
Kindelyk eene vierde aanmerking van den - 
Prediker is, dat dit toneel van ydelbeid-en 
moefelyk kwaad van geweld en onderdruk- 
king voor een ieder met den dood eveneens 
afloopt: (d) Zenderlei, zegt EE, | 


c) Cap. VIIL 14. 
en Cap. IX. 2, 3. 


BEKEERDE 


loin , les injuftices quì fe font fous le foleil, et woila les larmes 
de ceux a qui on fait tort et ils wont point de confolation;, et 
da force est du cote de ceux qui leur font tort et ils n'ont poine 
de-confolateur; (c) il.y a, conclud il, des suftes a qui il ar- 
rive felon oewvre des mêobans & des méchans a qui il arri 
felon l'oeuvre des zmjtes 5 Pai dit ausfi- que cela est une wanité. 
Enfin une quatrieme obfervation de PEcclefiafte: c'est, 
que cecte feéne de wanitéet de maux facheux, de tyran— 
nie et d'opresfion, fe termine pour tous également pâr 
Ja mort: (d) a même accident ‚dit il , arrive au zufle et au 


{c) Chap. VIII. 14, 
{d) Chap, IX, 2, 3e 


(192) 


den Rechtwaerdigen en den Godloogen ; den 
goeden en den reinen als den onreinen; zoo 
dien die-offert, als dien die niet offert, gelyk 
den goeden, alzoo ook den zondaar „ dien die 
zweert , gelyk dien die den eed vreest. _Ditis 
„een kwaad onder allen dat onder de Zonne 
„gefchiedt „dat eenderley ding allen wedervaart, 
en dat ook het berte der’ menfchen kinderen 
wol boosheid is, en dat ’er in hun leven on- 
«zinnigbeden zyn in bun herte: en daarna moe- 
“ten zy naar de dooden toe. 

„Zie daar den korten inhoud der aanmer. 
‘kingen, welke de Prediker gemaakt heeft, 
en welke alle menfchen met hetn maken 
kunnen. Maarindie vooronderftelling, dat 
alles voor den mensch met dit leven eindigt, 
leidt hy uit die aanmerkingen zoodanige ge- 
wolgen af, welke daar natuurlyker wyze uit 

voort- 


méhant , au bon, au net et au fouillé, a celui qui facrifie et a 
celui qui ne facrifie point, le pécheur esta cet ezard comme [home 
me de bien; celui qui jure comme celui quicruizt de jurer; c'est 
ici une chofe facheux entre toutes celles qui fe font fous le foleil ; 
qwun meme accident arrive a tous, qu’ausfi le coeur de Dhom- 
me est plein de maux et que des folies occupent leur coeur pen- 
dant la wie & après cela ils f'en vont wers les morts. Voila 
le fommaire des obfervations qu’a faites #’Ecclefiafte et 
que tous les hommes peuvent faire avec lui: mais dans 
la fuppofition que tout doit finir-pour homme avec 
„cette vie, il tire de ces obfervations des conféquences qui 
en decoulent naturellement , mais dont le feul enonce 


fuf- ° 


Een 


ema 


voortvloejen , dog welker enkele ùitfpraak 


_byna genoeg is,om daar van de ongerymd- 


heid aan te toonen, en by gevolg ook die 
der onderftelling, waarop die gevolgen ge- 
bouwd zyn,en, by een verder dog niet min 
zeker gevolg, der waarheid van het ftrydi- 
ge voorftel. | | 

_ Het eerfte gevolg is, ”dat het eenige 
» waarachtige goed, ’t geen God voor den 
5» mensch gefchapen heeft, het eenige we- 
»» zentlyke voordeel , waarvan hy genot heeft 
» zoolang hyis, zyn hoogfte goed met één 
» woord ‚waar aan hy alle de overige moet 
» Onderfchikken ‚is, (e) te eten, en tedrin- 
» ken, en zig te vervrolyken”. Dit is het 
natuurlyk gevolg, ’t geen uit de ydelheid 


__ voortvloeit , welke de Prédiker in alle ande- 


Te 
(e) Cap. II. 24. 


VRO 


fuffit presque pour en demontrer l’abfurdité & par con= 
fequent celle de la fuppofition fur laquelle ces confe- 
quences font fondées, Sr par une confequence plus 
eloingnge mais non moins certaine la veritg de la pro= 

pofition oppofëe. hak 
Premiere Confequence, C'est: ” que le feul bien verita- 
„; ble que Dieu ait fait pour l'homme , le feul avantage 
„j Te€l dont il peut jouir pendant fon exiftence , fon fou 
„> verein bien en un mot auquel il doit fubordonner 
„> tous les autres, c’est (@) de mangeretide boire et de fe ren 
zouir 5” c'est la conféquence nacurelle qui decoule de la 
wanité que PEccdlefiafte a bat hkdh dans tous les sad 
« je 


e) Chape u, 34a 


C 194 } 


re bezittingen heeft opgemerkt, een gevolg 
’t geen hy om niets anders, zoo. Ei ef 
haalt, dan om de ongery mdheid. des, te be- 
ter tedoen gewaar worden ; de wyze, waar 
op hy zig uitdrukt,maakt de zaak meer op? 
merkelyk, en hy voegt ’er altoos met nadruk 
by, (£) dat is zyn deel, al bet geen hein, zal 
overfchieten van zynen arbeid ‚in alle de dar 
gen zyns levens. Op eene andere plaat{e zegt 
hy. met eene fchampere fchimpreden : (2) 
Gaat dan henen, eet uw brood. met vreugde, en 
drinkt uwen wyn met. goeder herte ; want God 
heeft alreeds een behagen aan, uwe werken ; 
dit is de geheele belooning, wil hy-zeggen, 
die u van allen uwen arbeid zal toekomen. 
Kan ’er nu wel een ongerymder en tegen. | 
itrydiger gevolg zyn? “zou eten. en deinen | 
et 


_(®) Cap. IL 24. VIÙL z5. 
g) Cap. EX, 7. 


BEE HE HE 
biens, conféquence qu’il ne répéte fi fouvent que pour 
en mieux faire fentir Pabfurdit{; la maniere dont il 
Pexprime rénd la chofe plus marquge encore, toujours 
il ajoute avec affeétation (f) c'est la fa portion, tout ce 
gu: -luì demeurera de tout fon travail pendant tous les ours de Ja 
wie, Aillcurs il dit avec une ironie infultante: (8) va 
mange ton pain avec joie &* bois gaiement ton vin, car Dieu a 
deja tes oeuvres pour agreables; c'est toute la recompenfe, 
veut il dire, qui te reviendra de tout ton travail. Ce 
peut il une confequence plus abfurde êt plus contra= 
dictoire? maxger et bose feroit le tout de Phomme en 


(£) Chap. II. 24. VIII, 25. 
(2) Chape IX, 7e 


( 195 ) | 
het wezentlykfte voor: een mensch zyn ? 
Maar waar toe dan die uitgeftrekte verlan- 
gens, dat onverzadelyk herte, waar toe dat 
angstvallig onderzoek naar een geluk geheel 
van dat veríchillende? waar toe dan alle die 
wroegingen, die hy in’t werk ftelt om een 
ingebeeld geluk, terwyl hy intusfchen zyn 
waar en eenig geluk hier door ontrust? Ín- 
dien eten en drinken het hoog fle goed van een 
mensch is ‚waar toe die fchoone vermogens, . 
waar mede zyne ziel zoo rykelyk is be- 
deeld? waartoe dat vertand „{nedig genoeg 
om met den wenk van ‘het oog Hemel en 
Aarde te omvatten, om door den buiten- 
ften {chors der dingen heen te dringen, hun 

verwonderbaar famenftel te doorgronden, 
en daar in hunnen, Goddelyken maaker 
te erkennen ? waar toe dat fchrander 
de ver- 


BEELD 


pourquoi donc ces defirs Étendus, ce coeur infatiable, 
pourquoi cette recherche inquictte d'un bonheur diffe= 
rent de celui la? pourquoi ces tourmens qu’il fe donne 
après une felicité imaginaire, pendant qu'il trouble par 
la fà feule vraie felicité? fi manger et boire est le tout de 
_ ®homme, pourgnoi ces belles facultes dont fon ame est 
fi richement douge? pourquoi cet entendement capa= 
ble dembrasfer d'un fewl coup d'oeuil les cieux et la 
terre, de percer le voile exterieur des objets, dentre- 
voir leur admirable ftruêture et d'y reconnoitre fon Di- 
vin Auteur? pourquoi pe genie transcendant qui fait 
’ 2 


U gas) 4e 


( 196 ). 


vernuft, ’t welk zelfs tot de oorzaak der 
dingen weet op te klimmen, en dikwils-on- 
derneemt den Schepper na te volgen? waar 
toe den mensch zoo vele werktuigen in de 
hand gegeven, indien het voorwerp van 
zyn geluk zoo digt onder zyn bereik valt ? 
zoo hy niets anders te doen hadde, als zyne 
hand uit te fteken om het te verkrygen, en 
Zynen mond open te doen om het te genie- 
ten? indien de hoogfte wysheid berust in 
dezen ftelregel: Laaten wy eten, laten wy 
drinken, want morgen flerven wy. 

Tweede gevolg. Hy, wiens laage ziel haar 
eigen aanwezen tot dit kort{tondig leven be- 
paalt, moet nog tot een ongerymder ge- 
volg overgaan „’t geen als dan is; (h) Want 
wat den kinderen der menfchen wedervaart, 


ge- 
Ch) Cap'IIL 19. 


BEEN 


remonter jusques a la raifon des chofcs-& ofe quelque= 
fois entreprendre d’imiter le Createur? pour quoi don- 
ner tant d'inftrumens a P’homme fi Pobjet de fa felicite 
fe trouve afa portée? f’il n’a qu'aétendre la main pour 
le faifir & ouvrir la bouche pour en jouir? fi la fouve- 
raine fàgesfe refide dans cette maxime: mangeons et bu- 
TVOusS Car dermain HOUS MOUTTONS. 

Seconde Confeguence, Celui dont lame abjefte borne fa 
propre exiftence a celle de cette courte vie, doit dige- 
rer une confequence plus abfurae- encore. C'est qu’a= 
lors (h) Paccident quì arrive aux hummes, comme lexpri= 


me 
(h) Chap. UL, 19, 


‚€ 197 ) 
gelyk de Prediker zig uitdrukt, dat weder. 


waart ook den beeften, en eenderley weder« 


waart henbeiden; gelyk die flerft „alzoo fler ft 
deze, en zy allen hebben eenderley adem, en 
de uitnemendheid des menfthen, dien Koning 
der Dieren, és geene boven.de beeften. Het 
is zeer ligt te zien ‚dat deze plaats, zoo aan- 
tootelyk , wanneer men die op zig zelve be- 
chouwt , hier zeer naauwkeurig geplaatst 

is, zonder iets van den natuurlyken zin te 
veranderen ; het is het ongerymd gevolg ’t 
welk natuurlyk uit dat gevoelen, ’t geen hy 
beftryden dik voortvloeit. En inderdaad 
die overeenkomst , die ’er zyn zoude tus- 
fchen den dood van een mensch en een 
beest, zou tegenftrydig zyn met het ondere 
{cheid dat’er in hun levens. Het redeloo- 
ze 


KOKEN 


me VEcclefiafte, et Paccident qui arrive aux beter est un 
meme accident, telle quest la mort de Vun telle est la mort de 
Pautre, ils ont un meme fufle de komme ce Roi des animaux 
m'a aucun avantage für cux. Il est facile de voir que ce 
pasfage fi choquant quand on le confidére feul, estici 
trésa fa place fàns rien changer a fon fens naturel 3 
eest une conféquence. abfurde qui decoule naturelle 
ment du principe qu’il veut combattre, En effet cette 


_€onformité qu’il y auroit entre la mort de l'homme et 
de la bete feroit en contradíëtion avec ladifference qu’il 
ya dans leurs vies ; la Ee ne fuit d'autre guide qu’un 

Ì 2} " ke , , 


. J hd 
ë: 


( 598’) 


ze vee volgt geene andere leiding als eene 
blinde natuur-wet, waar aan het niet kan 
wederftaan: Het ís door dien ingefchapen 
drift, dat de ‘wreede wolf op het weerloos 
fchaap aanvalt, en het zelve verflindt ; dat 
is het voedzel, ’t welk de Voorzienighéid 
hem heeft toegefchikt. Alles is by het vee 
werktuigelyk , en dus wegens zyne daaden 
niet verantwoordelyk „en zoo zyne vernieti- 
ging al niet mogt bewezen zyn, daar doen 
zig ester geene firydigheden tegen op. 
Maar met den mensch is het gantsch anders 
gelegen ; Hy kent het kwaad en het goed, 
hy gevoelt zig voor het goede gefchapen te 
Zyn, en hy erkent het teffens als zoodanig; 
het denkbeeld ‘van deugd is zyne ziel inge- 
fneden;, dat zet hem aan, en ontvonkt hem, 
dat brengt Hem dikwils tot de iki 

er- 


BED 


5 “ 
aveugle inftin& auquel elle ne peut refifter,. C'est par 
inftinét que le loup tombe fur le foible. agneau et 
le dévore; c'est la,nourriture que la Providence lui a 
preparee. Tout est machinal ches la bête, elle n'est donc 
pas refponfable-de ‘fes aétions et fi fon ancantisfe- 
ment n'est pas prouvé,du moins il.ne paroit pas con= 
traditoire, Mais ches l'homme tout est bien different $ 
il connoit le bien-et le mal ; il fe fent fait pour le bien: 
il Papprouve , l'idee de la vertu est gravée dans! fo 
ame, elle lechauffe et ’'embrafe , il lui fait uche 
Es 


(109) 


ferhanden, en doet hem zelfs daar voor in: 
_den dood gaan: en die dood zou voor hem 
‚gene vernietiging zyn? Indien hy het kwaad: 
wil doen; hy heeft eene aandoening in zyn: 
binnenfte, welke hem wederftaat, dog zon- 
der daar op agt te flaan, ‘gaat hy van kwaad. 
tot erger: zyn geweten veroordeelt hem „dog 
hy verfmoort die verdrietige infpraak; het 
_ doet het Goddelyk wraakzweerd hem wel. 
in de oogen fchitteren, doe hy-{luit de oo- 
gen daar voor, fterft gerust en der dagen 
zat; en dit zou eûkel zyn om verhietigd te 
KeendDsbenl- Ren hog ved der 
‚ Derde gevolg. Een nog veel ongerymder 
gevolg, ’t welke de Preiiter afeide zit de. 
overweging der ydelheden van dit leven , in 
die voorondertftelling dat een mensch fterft 
gelyk een dier, is dit, dat de tiensch met 
alle die verhevene eigenfchappen vry on- 


gun- 
HEERE ke 

les plus grands facrifices, il va pour elle a la:mott: et 
eette mort feroit pour lui un andantisfement? quand il 
veut faire le mal il yaun fentiment au dèdans de lui 
qui lui refifte , mais fais y avoir egard il va de-erime en 
erime, La confcience le condamne , mais il etoufft fon: 
importune voix; elle fait briller à fes yeux le glaive 
„des vengeances Celeftes ; mâïis il y ferme les yeux et 
meurt tranquilement rasfafië de jours 3 'etce fervit pour” 

etré aneanti? rh Tl 
„ Troifieme Conflience, Une confequence plus abfurde 
_encote que VEcckefiafte tire-de la Confideration des va- 
mités de la vie dans la fuppofition que P'homme meurt 
Comme la bête; c'est qu’ avec des qualites fi fuperieu- 
N 4 * «3 " res 


( 200 ) 


gunftiger is bedeeld dan de dieren, dewyl 
zyn aanwezen zelfs voor hem een ongeluk 
zoude zyn: (ú) Dies prees ik de dooden ‚die 
alreede geftorven waren, zegt hy, boven de 
levendigen, die tot nog toe levendig zyn; ja 
by is beter, dan die nog niet geweest is, die 
niet gezien heeft het booze werk dat onder de 
Zonne gefchiedt. De dieren, wel is waar, 
zyn onderhevig aan eenige rampen „dog het 
zyn niet dan kortftondige oogenblikken in 
hunnen leeftyd, die het overige niet bitter 
„maken. De pyn van het lichaam is onge- 
twyfteld een kwaad, maar wat is zy gering 
in vergelyking met de fmerten der Ziele. 
Het vee heeft geene kennis van de pyn tons 

at 


(D Cap. IV. 2, 3. 
OEE 


res ilest plus mal partagé qu'elle, puisque for exiften- 
ce meme est pour lui un malheur. (à) Peftime plus les 
morts qui font dóa morts, dit il, gwe les vivans qui font en= 
‘gore vewvans. Meme j'eftime celui qui n'a pas encore be plus heu= 
veux que les uns et les autres; car il n'a pas vu les mauvaifes 
aCfions qui font fous le foleil, Tes betes font fujets aquelques 
maux il est vrai; maisce ne fontque de courts momens 
dans leur vie qui n'en empoifonnent point le refte: la 
douleur du corps @st fans doute un mal, mais qu’ilest 
petit au prix des douleurs de lame, La brute n’est a- 
vertis de la douleur qu’au moment qu’elle l'afeste Kr 
ä 


() Chap, IV. 2) 3 


(201) 


dat oogenblik wanneer zy het treft ,en heeft, 
van haar geen gevoel , dan wanneer zy wee. 
derkomt;-de dood verichrikt het niet, de-, 
__wyl het hem niet voorziet; het fchaap en’ 
het lam volgen vrolyk hunnen leidsman naar, 
denflagtbank. Noch angst noch begeerte ver-. 
_ftooren derhalven ‘ooit „de genieting van, 
dat goed, ’t geen voor hun gefchikt is, zy. 
vergenoegen. zig met het deel hun door de, 
natuur toegewezen ‚en na.een genoeglyk ge- 
bruik begeven zy zig tot eene ftille, rust. 
Anders is het voor den mensch, Ck) want, 
alle zyne dagen zyn fmerten, en zyne bezig- 
heid is verdriet: zelfs des nachts rust ‚zyn 
herte niet, . Niet vergenoegd met het lyden 
van onvermydelyke rampen, wanneer zy 
hem treffen, heeft hy ‘er reeds een bitter. 

| voor. 

(ke) Cap, IL 23. epe 


HDR 


la fent plus jusqu’a ce qu'elle reviennes la mort ne 
Yeffraie point parce qu'elle ne la prevoit point ; la bre= 
bis et l'agneau fuivent gaiement leur conduteur a la 
tuerie, Ni inguietude nidefir ne trouble donc la jouis- 
fance du bien qui est a leur portee , elles fe contentent 
de ce que la nature leur a asfigné pour leur portion et 
apres en avoir ufë avec joie. elles f’abandonnent a un 
paifible repos. Mais pour Phomme (k) fes jours ne font 
que douleur &* fn occupation que chagrin > meme la nuit fons 
coeur ne repofe point. . Non content de fouffrig les maux 
indispenfable quand ils viennent, il les anticipe par fà 
NJ 


48 én 
4%) Chap, Ile 23. a 


(202 y, 


vóörgevoel-van , met dezelwe vóór uit te 
zien „er -vermeêetdert die door Zynè ver- 
kain ‚ En zoo voorbygaande als zy wâ- 
ren, smaakt hy dezelve duurzaam dóor één 
herdenken ’t geen hy ’er van behoudt; by 
deze rampen voegt hy ’er ingebeelde, om 
welke.te lydet hy misfchien nimmer zal ge- 
roepen worden , dog die hem egter niet 
minder pynigen door de vrees, evenalsofhy 
dezelve tegenwoordig leedt. Noch niet ver- 
gerioegd met zyn eigen fmarten, deelt hy 
ook door medelyden in die van anderen „ 
en; in ftede van éénen dood volgens de 
Wet der natuur té ondergaan, moet hy ’er 
duizénden Iyden ‘door zyne inbeelding. 
Met één woord, de mensch alleen heeft het. 
noodlottig voorrecht, om als in’ éénenkel _ 
tydifip alle de ramfpoeden van zyn leven 
{amen te hoopen, en dat oogenblik uit Ee 
| rek- 


EO 


Ee? il fes augmente par fon imagination, et de 
asfagers qu’ils etoient il les rend durables par le fouve= 
mir qu?it en conferve; a ces maux ilen ajoute d'imagi- 
náires gel ne f&ra ‘peut etre jamais appellg a fouftrir 
mâis qui ne le tourmentent pas moins par la crainte 


que fil les fonffroic deja: non content de fês propres 
max il Partage Éncor@ ceux des autres par la pitië; et- 
du linde ne fouffrit qú’une feule mort felon la'hature, 
Hen foute mille par fon imagination: en UA Möt 
Phomme feulä le tfifte privilége de rasfembler tous les — 
Max de fa vie en un feul inftant „et detendre cet in- 
« ren 


203) 


_ gekken ovêr Zyneú gantfchen leeftyd. “Inä 
dien dit ongelukkig Teven dus Zyn’ géheéle 
_beftaan uitmdäakt, indien dé hope op é 
_ gelukkiger lot hem De is, kan ’er zekëf 
eeft elendiger fchepfel ónder al het gefchà- 
Eine gevonden worden : (1) Jk zegge, dt 
een mtsdracht beer is dan by, Na dit. ge 
volg gemaakt te hebben, is het dan niet 
zeer nâätuurlyk weder te keeren tot de eet 
fte aänmerking; welke de Prediker gemáake 
hadde, ‘wegens de orde int natuurgeftel. 
Moct men niet nätuurlyker wyze denken 4 
Hoe, zoude de-mensch alleen eene uitzond 
dering zyn in die verwonderlyke fchikking, 


die omtrent al het gefchapene plaats heeft, 
en die alleruitmuntendfte overeenftemmit 
der eindoogmerken, welke zig in'dé gat 
fche natuur doen opmerken?” Zou de 
mensch een fchepzel van eenen wyzen, 


H AN regt- 
BENEEKEEDORE 


_ ftant fur toute fa vie. Sicette malheureufe vie fait tou 
te fon exiftenée , fi Pespoir d'un fort plus heureux hi 
est interdit il ne fe“ peut un être plus miferable èntrë 
tóutes les creatures „et (1) le fort d'un avorton est meilleur 
le fien, Apres ces conféquenges nest il pas naturel 

tevenir fur la premiere Confideration qúe /'Eerlefsáf 

… avoït faite; fur l'ordre du monde Phyfique; Ne doit « 
pas penfer naturellement: quoi , "homme feul feroit it 

‚ùné exception a cet ofdre admirable , qui’ exifte dais 
toüte lä creation , a ce merveilleux fapport' des moiënë 
lg fin qui se remarque dans toute la nûture? Phomme 


fer= 
0) Chap. VL 3% 


(1) Cap. VL 3. 


(204) 


regtvaerdigen en goeden God mf dog 
dan zoude men moeten onderfte 
die hoogfte Wysheid zig bedrogen hadde in 
het fcheppen van den mensch, en het ein- 
de gemist hadde, ’t welk hy zig had voor- 
ML: of dat de opper{tle Goedheid zig 
adde voorgefteld een wezen te fcheppen, 
op het welke Hy alle ramfpoeden doet fa- 
menloopen , om ‘het zelve een oogenblik 
daarna te vernietigen. Maar deze ftelling , 
behalven dat zy Godslasterlyk is , is van 
de hoogfte. ongerymdheid. fn blyft dus 
niets over dan te befluiten, het moet der- 
halven noodzakelyk zyn, dat het de ge- 
heele mensch niet zy, dien wy hier bene- 
den zien, maar dat de dood hem in een an- 
der leven zal overbrengen, waar in zyn ge- 


drag zal onderzogt worden, en alle zyne | 


daa- 


KOKEN 


feroit il la creature d'un Dieu fage jufte et bon? mais 
U faudroit alors que cette Souveraine Sagesfe fe fut 


trompee en créant Phomme , et eut manqué la fin quelle 
fe propofoit; ou que la Bonte fupréme{e fut propofëe. 
de creer un etre fur qui elle rasfemblat toutes les mife- 
res pour laneantir un inftant apres. Mais cette fup- 
pofition outre ce quelle a de blasphématoire est de la 
plus haute abfurdirg: il ne refte donc qu’a conclure „ 


il faut donc necesfairement, que ce ne foit pas tout 


Phomme que nous voyons ici bas , mais que la mort le 
transportera;dans une autre oeconomie, ou fa conduis 
te fera examinge et toutes ces attions pefëes a la balan-. 
NT! Ce 


les dat 


Een 


NE. ( 205) 


daaden gewôgen in de weegfchaale vari ee 


ne eeuwige Gerechtigheid ; daar ieder een 


_ftaat zal genieten, evenredig met zyne ge« 


_BEcdefafte anticipe quelquefois fur cette conclufion 


fteldheid ; daar zoodanigen, die gewenscht 
en getragt hebben naar goederen, overeen- 

komende met de uitnemendheid van hunne 

natuur , en welke zy op deze aarde niet gee 

vonden hebben, zullen gevoerd worden aart 
de bronnen van leven en gelukzaligheid ; ex 
daar die geenen, welker verdwaasde ziel 
zig alleen by aardfche bezittingen bepaald, 
hadde, voor eeuwig van alle andere goe- 
deren zullen uitgefloten zyn; daar alle bes 
dekfelen zullen worden afgeligt ; daar de 
mensch met zig zelven zal overeenftemmen, 
en de Godheid volmaaktelyk zal gerecht- 
vaardigd zyn; daar met één woord, God 
alle werk in’t gerichte zal brengen, De Pree 
diker beroept zig meenigmalen by voorraad 


op 
DN 


ee de la juftice eternelle; ou chacun jouira d'un etat 
asforti a fes dispofitions; ou ceux qui auront foupiré 
et travaillé apres des biens asfortis al’excellence de leur 
nature, et qu’ils n’auront point trouvé fur la terre ,&« 
ront conduits aux fources de la felicite et de la vie; & 
ou ceux dont lame abrutie fe fera bornée aux biens 
terreftres feront exclus a jamais de tous autres bienss 
ou tous les vöiles feront levés; ou l'homme fera accor= 


dé avec lui meme & la Divinité pleinement juttifiée 


ou, en un mot, Diew amenera toute oeuwre en jugement, 


dans 


… 


{ 206 


opdit befluit, In de allerfterkfte ongerymd- 
beden, welke hy verpligt was Elen 
gen, om elk te overtuigen van de valsheid 
der grondftelling, welke hy wil beftryden, 
heelt hy zig niet kunnen onthouden in zeke. 
ren opzigte zyn geheim oogmerk te ontdek+ 
ken. Dog eindelyk in.zyn belluit drukt hy 
zig, volkomentlyk uit, en geen befluit was 

mmer zoo naauwkeurig : wan alles dat. ge- 

vord is, is het einde van de zake: vreest 
God en houdt zyne geboden ‚want dit betaamt 
alle menfchen; want God zal ieder werk in’ 
gerichte brengen, met al dat verborgen is,’ 
zy goed, ’ zy kwaad; Ja gewisfelyk, de 
mensch moet in eene andere waereld ge. 
Oordeeld worden: het moet derhalven zyn 
oogmerk niet zyn in deze waereld een wer 
zentlyk geluk te zoeken en te genieten, maar 
alleen, dat hy in dit tydelyk leven zig in 
is ier- 


' 


dans le corps de fon discours. Aux plus fortes. abfur- 
dités qu’il est obligé d’avancer pour faire fentir la faus- 
te du fysteme qu'il veut combattre , il ne peut f’em- 
echer de trahir en quelque forte fon but caché, En- 
fin dans fa conclufion il f’explique ouvertement €t Jja- 
mais conclufion ne fut plus jufte: le buf de tout le discours. 
quia &é oui, Pest, crain Diéuet garde fes Commandemens car 
C'est la le tout de l’bomme; parceque Dieu amenera toute oeuvre 
en jugement touchant tout ce qui est caché foit bien foit mal. 
Qui Phomme doit etre juge dans un autre monde, ilne 
{agit donc plus de jouir& de chercher le bonheur dans 
ce= 


| APEL. 


diervoegen gedrage, dat hy eens door die 
uitfpraak moge gezaligt worden, namente 
Iyk met God te vreezen en zyne geboden te 
onderhouden. | ; 
___Dusdanig is het beredeneerd, duidelyk- 
‘ en aanténgefchakeld beleid, ’ geen ik 
_ dagt te kunnen opmerken in den Predikers 
_ Eene uitlegging, die geene {pitsvondige on- 
derftelling den Schryver van dat Boek op- 
dringt, even als hadde hy niet geflaagd ín 
eene geregelde Leerwyze of zig niet ver- 

‚ waardigt ’er eene te volgen. Eene uitleg- 
‚ Zing, die niets verandert in den natuur- 
lykften zin van Salomons woorden, en 
geenfins verpligt om toevlugt te nemen tot 
eene geflepene oordeelkunde om dat geen 
te verftaan, ’t welke ten onderwys voor al- 
le verftanden gefchikt is. Een Vitlegging 
| ‚Ie, 


HED 


celui ci, mais de nous conduire de maniere a ctre ren- 
dus heureux par ce jugement, avoir ez craignant. Dieu 
& en gardant fes commandernens, 
Tel est le desfein railonneé clair et fuivi „que jay cru 
_ remarquer dans PEccleftaste, Explication qui ne force à 
aucune fuppofition, injurieufe a Auteur de ce livre 
comme d'avoir manque de methode, ou de n’avoir pas 
daigné en fuivre aucune, Explication qui ne change 
rien au fens le plus naturel du texte & n’oblige pele 
__d'avoir recours a la plus fubtile critique pour entendre 
ce quiest deftiné a linftru&tion de toutes fortes d’es- 
Prits. Explication , qui donne fans fuppofition gra- 
e \ tui- 


ha À 


(208 


die, zónder eene al te ongegronde vooron= 
derftelling, dat het eene famenfpraak zy , of 
redeneerkundige fpreekwyzen, integendeel 
den waren zin opgeeft, en van de beste fchik- 
king voor de aanftootelykfte plaatfen is, Ein- 
_delyk eene uitlegging, die aan dat Boek die 
Gedaante laat , welke het draagt, te weten 
van eene aanééngefchakelde redeneringe, van 
eene redevoering. | Ne 

Zie daar myne gedagten over den waren 
zin van het Boek den Prediker, welke ik 
aan het algemeen oordeel overlate, als be- 
wysbaar, dog niet als volkomen bewezen. 
Dit is de Uitlegging, welke my als de al- 
lernatuurlykfte, gemakkelykfte, en meest 
voldoende is voorgekomen, gereed om hier 
van af te zien voor alle andere, welke deze 
hoedanigheden in eenen hoogeren trap faam- 
gevoegd hebben. 


BERGEEND 


tuite de Dialogue, ni de figures oratoires „un fens vrai 
et d'un bon desfein aux pasfages les plus choquans. 
Explication enfin qui laisfe a ce livre la forme qu’il por= 
te favoir d'un discours fuivi, dune predication. 
Voila mon idée fur le vrai fens du livre de PEctlefias= 
de, que je foumets au Jugement du publie comme pro- 
bable non comme demontreée, C’est lexplication qui 
m’a paru la plus naturelle „ la plus facile et la plus fa- 
tisfaifànte , pret a y renoncer pour tout autre qui 
reuniroit ces qualités dans un plus haut degré. 


5 A« Á 


SALOMO'S KROONRECHT _ 
NEED. Ho óp 
ds LDD op Ng 


ADONIA, ABJATHAR 
greEN JO AB 


WEGENS HOOG-VERRAAD 
““GESTRAFT, od 


der De De Oy O, ‚R Î 


JAN JACOB BRAHE 


„Predikans te” VL ISSINGEN. 


EAD 


I- oe Béwiehei dat deel der Goddely- 

EL lyke Operháringe! zy ‚ ’t welk de 
gbrehsjedlenister en lotgevallen der waereid en 
der Kerke vervat, zo-veel tot het oogmerk 
der Voorzienigheid dienftig was te boek te 
ftellen „ zal elk gereedelyk moeten toeftem- 
men,die flechts overweegt , welken invloed 
de- 'gewydde Hiftorien hebber ‚ zoop de 
geloofwaardigheid der geheele H. Schrift . 
zelve „als op ‘haren verderen gewichtigen 
inhoud, zo wel met betrekkinge op de leer- 
ftellingen en ontdekte verborgenheden: des 
_geloofs,als ten re van de aaien 

"gd e 


Ì/ 
vd 


TUDEIMOOMD eOMOJA2 | 
de en Hemélfche! Aèdëkinde3} Welke beide 


Hoofdítukken ons dat.Asoddelyk boek zo 
volítrekt noodzakelyk maken. Het is uit 
dien/höofde nîet te verwonderen; dat de 
‚ Aartsvyand der Goddelyke waarheid ook 
dit zelve deel der H. Schriftén tot een voor- 


werp ayner beftrydingen van ouds af ge- 


maakt „hebbe misbruikendesdaar toe, ter 
eener zyde de fpitsvindigheid ‚van weelde- 
rige vernufteri, uit hùfineén eigen aard ge- 
woon aan het tegênfprekef, ter andere zy- 
de repvon geer pn dachtzaamheid 
van ‘mir dóór chtigerr er ongeoeffenden , 


die ded Hiftorie flechtsoppervlakkíg plee- 


gen te befchouwen, en welken daar door 
lichtelyk het vooroordeel bekruipt, wanneer 


ze een verhaal, kortbondig , en zonder uit- 


drukkelyke-meldinge hgtrlanndaadjkiglen 
ter neder: gefteld, nalezende , niet verder 
denken „noch, tot „de waare, grondbeginfer 
len en inzichten. dieper.doordringen » + > 
IL Indien‚het alleen, aankwam op, de zg: 
loofwaaraigbeid.der verhaalen zelwe „ zoiials 
ze in,het geöpenbaarde-woord-waorkomen; 
en de vraage, dus enkel- was ; of diergeval- 
len „ welke aldaar aangeteekend-worden;, 
_waarlyk,toen; daar en-aldus gebeurd zyn, 


zoude de. verdediging;{daar. van weirigsome « 


flags behoeven. „Maar- daar » ontftaat eene 


tweede, en naar. oogen{chyn Kriens | 
Ge & : e< 


| (211) 
rara „namelyk,; over; de waarde, dier 
b 


_gebeurtenisfen;, en „of, men, ‚gronds, genoeg 
_ hebbe; ogrin te ftemmen;met het oordeel, 
_ datde, gefchiedíchryvers, meermaalen 
vellen-overihet szedalyke; „dar in de befchre: 
vene rfooriën iof in: hunne-ddaden en ly, 
dingen: zich {chyrit opte, doen ; -met éen 
woord ‚of, zulke, menfchen ‚welke aldaar 
_gerogmdworden als uitmuntende voorbeel. 
den van gelovesen deugd „en waardige werk- 
tuigen ‚door, God. van-guds, af ten, dienfte 
zyineri.Kefke gebruikt;_in hun beftaan en 
verrichtingen: waarlyk,-dien Jof. verdienen; 
env of, mêmhiet veel eer een: geheel ftrydig 
mkbeeld: vaiveun vormeû moet? ’t welk 
eens doorgaande, van: zelfs genoeg: zoude 
zyn om rdens gehaelen:Bybel verdacht te _ 
heuden sja deszelfs, geloofsverbindend.ge- 
_ za tebreenemaal om verre:te-werpen;e 
| sE Dezerzelve zwarigheid heeft van 
ouds, dothallermedst, invorize Eeuw „ide 
_ waareenrkendige hoogfchatters van dit uit 
rbuntendb Boekoder-Boeken:-met rede. ope 
gewekt ,romihunnesvermogens.en yver, tot 
_verdedigiige van) het-zelve; ookin dezen, 
_aan teewenden zén (hier tie zytvzo veel vroë, 
ger en later verantwoordingen voor deszelfs 
| inhoud: geboben; wadriorde nagedachtenis 
_vangeeh ÂBRÁHAM , cen) MOSES; een“ DAVID); 
| &bn eLIAs-en veele andere Godsmanndn ha- 
RAIL O 2 ren 


(212 ) 


ren voorftand en befchermingetenvollen ge- 
vonden heeft, jade eer van den gezegenden 
perfoon onzes ZALIGMAKERS, tegen den las- 
ter, door geflagene vyanden van waarheiden 
deugd daar op geworpen,mannelyk beweerd 
en beveiligd is. Een arbeid ;die thans meer 
dan ooit hoodwendig fchynt, niet zo zeer 
om de waarheid zelve, veel min om de on= 
genoegzaamheid:der reeds van ouds‘byge- 
brachte betoogmiddelen, eindelyk niet we- 
gens eenige gronden van hoope , dat moed» 
willige tegenfprekers zich aan de kracht der 
overtuiginge eens zullen gevangen geven ; 
_ maar op dat, naar mate de losheid der ges 
moederen , geftyfd door listige fchynrede- 
nen ‚ meer en meer doorbreekt ‚de eens 
voudige en welmeenende zielen “gefterkt 
mogen worden in-dat geloove, dat ze een- 
maal-aar den inhoud van deze Goddelyke 
ontdekkingen geflagen hebben. Tot dit 
zelve oogmerk wenfche ik voor het tegen- 
woordige, naar de geringe mate mynerver- 
mogens, onder afwachtinge van den-God- 
delyken byftand, mede te werken, en zal 
trachten zo veel. mogelyk te voldoen aan 
den zitel, welken ik aan dit ftukje gegeven _ 
hebbe. BPS 15 
ÍV, Men ontmoet het geval, waar over 
deze verhandeling-gaat, by den: Schryver 
van het Zerfle boek der Koningen, in de 
Jr 1e vu) ee 


( 213 ) 


_dwee perfte Hoofdflukken. ”sALoMmo wäs zy- 
s» nen Vader DAVID in ‘de Heerfchappye 
»„ opgevolgd, na reeds in het laatfte van 
» deszelfs. leven, en op deszelfs bevel, met 
»_ veel flaatfie gezalfd,als Koning uitgeroepen 
»‚ En gehuldigd te zyn. De aanleiding tot 
s‚ de vervroeginge hiervan was gegeven door 
» de ftaatzuchtige poogingen van ADONIA à 
» Om zich noch by pAvips leven van het 
» Koningkryke te verzekeren ; welke on- 
» derneming , fchoon reeds verre gevor- 
2 derd, hem mislukt was, en de onderne- 
» mer zelve ter naauwer nood in ’t leven 
» gefpaard, niet zonder alvorens plechtige 
„hulde aan sALOMO, en belofte van goed 
» gedrag gedaan te hebben. Kort daar op 
» fterftpAviD,en SALOMO regeert nualleen, 
» doende zich al fpoedig gelden, ter gelegen- 
s-heid van een verzoek Wegens ADONIA ; 
5 OM ABISAG van sUNEM ter Vrouwe te heb- 
ss ben, welke Agis zynen Vader pavipin 
» deszelfs zwakken ouderdom hadde opge- 
» Past, met alle de gemeenzaamheid van 
» eene echte Vrouwe of Bywyf, uitgeno- 
» men de eigentlyke Huwelyksbedgemeen- 
| Íchap. BATHSEBA , door ADONIA daar 
\ptoe gebeden, legt dit verzoek zeer ftate- 
E Iyk af by haren Zoon sALOMO, die niet 
» alleen het zelve met verontwaardiginge af- 
» laat, maar teffens Anonia, als een fchul- 
RO 1 O3 „) di- 


(214) 


digen aan ’Hóóg vérraad en heimelyke po- 
‘gingen’ om ‘nieeltér van’-den Throon: te 
» wórden , ‘by ‘pléchtigdn' eede'tér dood 
„ veroordeelt, “en ed BENAJA’ läät ‘Ome 
„ brengen ; % geere“óntniddelyk" gevölod 
„ wördt van ABJÁTHARS afzéttinge vari“het 
„ Hoogepriesterchap én werbannimae Haar 
»izyre Landgoederen, én! Vâtt JoABs-óm- 
„’brénginge’ in dé! T'éhtè det Arménkomfte”? 
VI Wanreermen dit verhaäfuitwentig 
befchouwt, fchyht Ket gahesch éé Vóore 


— deelig gevoelen in té boezereti \yegeïis sas 


EOMO’s handelwyze €n'beftaan „zelfs ín den 
bne ‘eener “Regteringe , ‘daar de -H: 
Schryvers anders #0 hóóg-ein-bfëed vari op: 
geven, tefi'aanzien ‘härer lóffelyke hoeda: 
nigheden, äls wyshieid’, deugd,” féchtvaars 
digheid’; “goedertiërenheid en onberispely- 
ke'{taatkunde. “Ja ‘men ‘zoude wel haast 
dien Vorst mogen äanzien alseen proefftuk 
van de uiterfte twrtedbeidl en onmenfchelyke 
heid, bedekt onder ’t ‘masker van verltand 
én van yver voor de bandhdvinge dêr wetten 
en ftaavinge der Koninglyké Mäjeftéit ; at 
les onder den fchóonen mom van Góds- 
vrúcht en’ waakzáärnhéid vóór de eëte van 
hét Opperwezen ,'door' wiens Vóorzienig- 
heid hy kwanswys op-den-Fhrooniverhe= 
veh, ware, en ’er zich daatom op moest 
doen gelden. « eerd | 
MER, VIL On- 


d ae 
(35) 


„+ VIL Onder de verfcheidene ep ed 
_ te geven; zoude weoreeps: kuren sereld 
_ worden, de wyze, waarop SKEOMO tot de 
_ Kroon gekomen is! Diewas wel gefdhiedt 
yDAviDs lever; er op deszelfst eigen be- 
velg maar men zode Binn wrägen’ „of 
#DASID al recht ‘hadde „ oft zo! willekét- 
„fig. dien. aangaaride te’ ‘befchikken „vlak 
sp tegen het enoegen van devoorraarfifte 
» ‘hoofden des „volks „ als"-ABJATHAR-)“?% 
„hoofd der Göeflelykheid;goag t hooft der 
» militie, gefioëgzaam'-de gantfehe Koning- 
» byke:familië „en een groot deel deraanzien- 
-Okften van Jsraël? (a); Deze alle häddèn 
Bich voor 'ADÖNIA verklaard „ zo’tfchynt, 
amet. te meerder.Srond’ en recht „ naarmate 
deze veel ouder, ‘ja naar’ alle gedachten “de 
oudfte, def thans ‘levende. Zoonen van: DA- 
vIDwas , wien-de Vader niet fchynt te:heb- 
ben imogen‘beroven”van zyn eeistgeboorse 
eol enkel ten behoevé vaneehen der jong: 
Peri die-nock daarenboven ‘verwekt. was 
uit een huwelyk, dat zo veel fchande en 
ergernis. veroorzaakt” hadde, “Uit welken 
hoofde men Davids gedrag in dezen fchyrit 
temoeten: houden voor een-uitwerkzél ván 
enden ouderdom , of “wel “van te verres 
Baände genegenheid voor een geliefkoosd 
O4 voor- 


a) 1 Kon, IL 5, 7, 9. 


(216 j 


voorwerp, niet wel met de billykheid te 
vereflenen, maar veel eer ADONIA en ande- — 

ren wettige oorzaak tot beklag en fchaêver- 
haaling gevende. - «cob 
VII Zen. tweeden fchynt dit vermoe- 
den vermeerdert te, worden, door de-han- 
delwyze van sALOMO, federt zyne komfte 
tot den Throon, met- ADONIA gehouden, 
Deze had moeten bukken en zynen jonge- 
ren Broeder als Heerfcher, erkennen ‚en 
SALOMO had hem daarop verzekeringe zyn’s 
Jevens beloofd op de. heiligheid van het ko- 
ninglyk woord. - Dus verhaalt het de H, 
Gefchiedfchryver. (b):. Doch ADONIA vrees- 
de woor SALOMO, en by flond op, en ging he- 
nen, en vatte de hoornen des altaars. En 
nen maakte SALOMO bekend, zeggende: ziet, 
ADONIA vreest. den: Koning SALOMO: want 
ziet, hy heeft de hoornen des altaars gevat, 
zeggende; dat de Koning sALOMO my als he- 
den zweere, dat hy zynen knecht met den 
zwaarde niet dooden zal, En sALOMO zei- 
de; indien. by een vroom man zal zyn, daar 
en zal niet. van zyn hair op der. aarde. val- 
len; maar indien in hem kwaad. zal bevonden 
worden, zo zal hy flerven. „En de Koning \ 
SALOMO zond. henen „ en zy deden hem afgaan 
wan den. altaar, en hy kwam; en by boog 

Zie 


(b) z Kon, 1. 5o0—53. 


(217 ) 


zieh woor den-Koning-sALOMO : en:sALOMO 
zeide tot-heiny-ga benen naar uw huis, …— 
IX Daar dit-alles dus verre van weder- 
zyden: ter goeder trouw fchynt toe te gaan, 
zoude men voorts kunnen vraagen, welke 
eigentlyk ADONIA’s-misdaad zy? Deze (zo 
x {chynt) ‚, dat hy verliefd is op de (choone 
„ ABISAG, eene liefde, gelyk het voorkomt, 
noch met zyne jaaren, noch met zyn 
» rang ftrydende, en teffens eerlyk genoeg 
ss ingericht, omtrent een voorwerp, daar de 
» misdaad van overfpelof bloedfchande geene 
»‚_ plaats konde hebben, wyl DAvID nimmer 
» eenige ligchaamsgemeen{chap met haar 
» geoeffend hadde ; en tot geen ander oog- 
» merkgevestigd, dan om een wettig huwlyk 
met haar aan tegaan ”—- Waar by men.noch 
kan opmerken, dat ADoNIA;, om dit wit te 
bereiken, geen {tap fchynt te willen doen 
buiten zynen Koning , wiens koninglyke en 
zeer genadige bewilliginge hy poogt te ver- 
krygen langs den weg van een allereerbies 
digst verzoek, niet durvende (ten teken van 
diep ontzag) zulks in perfoon afleggen, 
maar BATSEBA, SALOMo’s eigene. moeder, 
tot voorfprake aanzoekende, onder betui- 
ginge van zyne volflagene onderwerpinge 
aan de-beftellinge der. Voorzienigheid om- 
trent de kroonsopvolginge—- Men kan 
’er zelfs by voegen, dat BATHSEBA zelve 
4 O5 ‚be: 


Ca28') 4% 


befcheidene gedachten over dit {tuk voed: 
de, gaarne in dit verzoek bewilligende en 
in kare aanfpraak aan SALOMO Iet verzch- 
te eene! kleine: bêgeerte noemende’ (c) ‘ten 
blyfke’, dat ditvin hare oogen: zo zwaarte’, 
zo.doodftrafielyke:fnisdaad niet geweest zy; 
maar eene geringe zaak, zonder eenig ge- 
volg; en op ’tfterkfte ‘genomen „eene uit- 
werking” vansjeugdige verliefdheid óp een 
paar:fchoone oogen: —_ … coor on 
„Ketels zo! sALoMo begrypt-het anders; 
en bestkunnen-wy hier onderrichtitgekry« 
gen uit: het verhaal. van der Ho Schtyver 
zelve (dy. Doe anwoorde de Koning sAtae 
MO; ende zeide: tot: zyne moeder en-waare 
ombegeert.gy Abifag de Sunamitifche voor 
Adonia® begeert gy ook voor hem het Koning- 
vjke (want Joy viyn broeder. is „die ouder tis 
dan ik ben) ja woor bem, en woor Abjathar 
den- Priester, en Joab den Zoon wan Zeru' 
ja. Ende de Koning sALOMO-zwoer by den 
Heere, zeggende: zo doet-my. God en zo doe 
_by--daar. toe, voorzeker „ Adonia zal dû 
woord tegen zyn leven gefproken hebben. Eh 
ni; “zo waarachtig alsde Heere leeft, dië 
zy bevestigd heeft „en “mmy-beeft doen zitten 
op den throon myns Vaders Davids: en die 
anyeen huis gemaakt heeft, gelyk ee | ge 
at UD , Beld Ow GOGTA SL JP je 


. gr V ee 


BVlOS AFALUTAE J 
€) 1 Kon. II. 20. 
(0 xr Kon. II, 22—2je 


| (219 ) 
fpröken hadde vbopavkerAdoriiavzal. beden 


„gedobd” avorden.nEm de Koning Salomo 
‘zond door. deband van Benajaden Zoon vR 
Jojauns edie\wielsopvheinaän, dat hy erf 
Dy ‘Maar ledeze / saak od behandeling 
men”fnet de 


yhe-wyze Spreuken zo uitmuntende lesfen 
gft ‘Behalveh het doodvórinis zelve, 20 


EO 
CR Kon. IL 20. 


(220 ) 


mieer is, andere. moeten het mede ontgel- 
den, {fchoon er geen zweem van bewys{chy- 
ne, dat, ze den verliefden ADONt Ain, zyne 
gewaande ondernemingen geholpen hebben, 
ja zonder dat zelfs in de vonnisfeneen woord 
daar van gemeldt word: —- De eenige re- 
de van ABJATHARS afzettinge en bannisfe- — 
ment is, dat hy een man des doods ishet 
welke fchynt te zien op zyn voorgaanden 
aanlag met ApoNra, by ’t leven van DAv:D 
zelve, doch welke zaak, door het pardon 
van ADONtA, reeds uit de waereld was, — 
Joas vonnis heeft noch vreemder gedaan- 
te, alzo ‘er geen woord in gemeldt wordt; 
het zy. van eene tegenwoordige of van de 
voorgaande zamenzweeringe. De reden „in 
dat doodvonnis gemeldt „is, dat hy in - 
veel vroeger tyd, by pAvrDs leven, ABNER 
Een. AMAsa gedoodt hadde. Die dienst, tot 
beveiliginge van. zynen Koning verricht, 
moet nu eene dubbele bloedfchuld zyn ‚om 
dezen handel, gelyk het toefchynt,goedte 
maken, Kindelyk „, wat BATHSEB a en 
ABISAG aanbetreft ; de eerfte, die A DONt A aan 
dit werk gewaagd, en hem wel licht noch 
verder in den ftrik geholpen heeft, immers 
die, ’t zy met of buiten haar oogmerk, de 
aanleidende oorzaak is van al-dat bannen en 
bloedvergieten, heeft de voldoeninge, dat 
haar Zoon nu volkomen vast zit 44 den 
‘Ihroon 


( 221) 


Throon. De laatfte, de fchoone den 
die ongefchondene duif, moet haren aan: 
zienlyken minnaar misfen, haren welvaart 
en luifter derven, en haar leven lang het 
uitgeftortte bloed van ADoNtA met hare traa- 
nen mengen, in eene rouwe „ naarder dan 
dieseener dubbele! weduwe, aan ’ hof van 
een” Vorst, by wien men geen ‘oogenblik 
Zyn’s levens zeker’ fchynt „…en-alwaar ‘of 
zynen’ minften- wenk de fchrik ‚ wanhoop 
en dood door alle de vertrekken’, zaaleny 
flaapkameren rond fpooken, ja zelfs ín-uit: 
gelatene woede ter paleisdeuren uitfpatten:, 
om Gods Tabernakel: zelve enden voet 
vanden: Altaar. der verzoeninge- van het 
bloed-der edelfte.helden te doen rookent 
XII Wie het geval dus verre befchouwt; 
fchynt geene verdere aanwyzinge van noo: 
dente hebben, nopens: de menigvuldige'en 
verfcheidene foorten van misbedryf, zo te: 
gen demenfchelyke billykheid’, als tegen-de 
huishoudelyke-en maagfchappelyke betrek: 
kingen, en boven alles, tegen de Koningly: 
ke Rechtvaardigheid aanloopende. Welke 
feilen te meer in ’t oog loopen „ gemerkt 
dit alles valt in een sALOMO,“en-daarenbo: _ 
ven in ’ eerfte jaar zyner regeeringe. * Zag 
der die morgenftond- zo bloedig uit ; welke 
denkbeelden moest, men vormen ‘van -deni 
| dag, die’er op volgen zoude? Waren deze 
| de 


( 222 5) 
de/grandensowaârop derfThroan wardovaste — 
zet; nhdedanig zóudeief, zich. het gér 
uwi-zelve, op „vertoonen; £ Én zodadn-de 
Vorst, dusimet zyn eigen, bloed, omipringt, 
wat 1zallensvreemden. van (hem: te wâchten 
hebben? Of, laatraynewendere regeering 
al;eens. zulk een vootbeeldi-vat, reehtenatigy 
heid gegevens hebben ;,-dit fehyntsevenwel 
die vlek niette, zullen. uitwisfchen,! die by 
erzelver grondlegginge-op “zynen: goeden 
_paam gekomem is: en men fchyrito'er de 
preuk :òpstei kunnen toepasfen,; » ff wiolat 
dumwvest jus enzuv’ welk, daarop zakelykcùit- 


…— komt; dateensWoest ‚om méefter tectworden 


ofteblyvensihebrecht vryelykofchenden, mag, 
mdardnoelleoândere.! Zaken) hèt, zelve moet 
bandhaaveh.s; Laat ikozelfs noëh verder 
gaan. Moet: deze: sALOMo veen: leerendren 
geloofsverfterkend, voorbeeld: zyn vanveenie 
veel. doörlúchtiger heerfchappyesdie’t-jo- 
dendom uit dei Caddfipraaken-té gemoete zag 
et ’er ! zyineéotterkftèvhoop: op: vestigde?-en 
komt -zyhobeftaan em'gedrag «Overeen miet 
die-ùitnemendebetchryving:der :V orfielyke 
deugden „ welke aan zyn tegenbeeld;worden 
toegefchteven.„cim-DAviDs gebed vooròk van 
wegens Satorno8r(t)or vs Test olie f ai nov 8 
…_ XU -DesNavuur -fchynt zuit-haar zelve 
zuk een afkeer vam: dit-akelig” Art 
f MN Zoe Stor gai 0 MSD] 


NE Pfalm LXXIL 


tien 


( 223 ) 
hebben, datk. daar! aan: toefchryf devwie- 
heen og verine Ridder 
JACOB -CATS aan. wesen wanen legt, 
in, -4yne klaagende, Maagden (g);v'doende 
pe „met: uitgezochte klachten haarzeigerì 
} en-SALOMo’s wreedheid bejänhmes 
ot een. aaltje dient war ta anderen 
ret + ariowed his er EW ah 
Deb boditde Pris dit biuiehjk geek l sab 
trens en ‘om den babs gebragt, „bod 
pe En af op dij enen, dag. Ti 

3 ‘hoors d ch, wië it ‘onbeyl beeft RE 
Zn A Jelfs die bragt. hem, om ge an 
O fellen overmat orv Jar) 
Hy die, bet Ryk Jim. broeder. ondernarg „on! 
sale ligt op Jynèn,brogder, grams, ours 
kid: „En flòrt, het edeh‚ bloet}. ‚5, Jogius1ovd 
…Ò fan, o maen, U yroepik Wot getuygenbov 5) 
„Kandat eon, mensch tyt,vrauwen borften fuyges, 
„nogiios „En mag: het fooobeftaan?, énzs 23dos bop 

> Waarop: ze dani “vérder; na A 
van HAGGITE), 'ADONTA's mò éder’, 

te hebbef, zich a) SkLomo's- mi 
Hitlaat:” lonkt nf, d SISDNE TOC 
5 E KAn Was een  overfbelig WE te b He gr 
rit, maar. gebruykt zot enkel nydugr drf: asia 
4 be: _t ander Jung. kdijho » > biak ol 


fe) CATS W erken, I Deel! Doladzs 45 en der iele 
im Anno 1700, in folio, 


C24P 


Welk laatftevzekerlyk de: moord, aán 
URIA gepleegd; té kennen geeft; 

XIV: Het is ontwyflelbaar, dat de geest- 
en vindingryke ‘Dichter, in dit en andere 
ftukjes" van zynovròegeren tyd, meer be- 
oogd heeft: de vermogens eener” fpelende 
dichtpennetten toon te fpreiden „cdan aar 
de waarheid der zake zelve te-voldoen; en’ 
dat hy_daarom vry‚vernuftig aan, den dag 
heeft gelégd ‚wat .men onderftellen mag, 
op het hart van eene verliefde, te leur ge- 
telde en aan alle de driften der gramfchap 
Övergelatené ABIsAG gelegen te hebben, en 
waarfchynelyk by ‘hare vertrouwelingen in 
het vrouwentimmer geuit te zyn. Uit an- 
dere en veel gewichtiger lettervruchten van 


ee 


sMans edel brein worden wy ten vollen _ 


pvertuigd van zynè uitltekende hoogachtin- 
ge voor-Gods-H: woord, en die verzeke- 
ring:kan ten minften-dienen , om zyne na- 
gedachtenisfe tegen. opfpraak te beveiligen. 

Maar; ‘tgene, die -waarlyk- uitmuntende 
dept by-wyze van eene: olobeoBa de 
Deeling heeft-ter neder gefteld, vindt men 
coor anderen, in ernftiger gefchriften, tot 
kiste van sALOMO wel fcherpelyk inge- 


tracht, inzonderheid by twee voórnaame — 
manne, wien men den lof van groote ge- 
leerdheid en vlugheid van oördeel niet 


weigeren kan, en die ik daarom bybrenge, 


om 


( 225 > 


om dat meest alles, wat tnen mogelyk by 
anderen in tyds vervolg dien aangaande ont- 
moet, in de daad voor niets meer dan eene 
_gebrekkelyke Copie te houden is. 

XV. De eeríte dezer Schryveren is 7o- 
HANNES CLERICUS, met welken ik my ech- 
ter thans niet ophoude, om dat hy reeds 
onder anderen door Jor. FR. BUDDEUS kort- 
bondig wederlegd is (h); dus ik thans al- 
leen van een tweeden zal {preken , name- 
Iyk van den alomberoemden p. BAYLE, in 
zyne korte, maar teffens allervinnigfte en 
zeer wel gemeende aanmerkingen over sA- 
LoMo’s handel (i). Die geleerde Schryver 
neemt in ’t eerst de gedaante aan, als of hy 

_DAvID wildeverfchoonen wegens de uit{luitin= 
ge van zynen Oudften Zoon van het ander- 
Zins zo wettig en alom gebruikelyk erfrecht 
totde Kroon. Maar die geheeleverfchooning 
komt daarop uit, „„wyl zyn Zoon ADONrA 
»» Zo. ongeduldig haakte naar de Regeerin- 
»» ge, trachtende zelfs by zyn’s Vaders le: 
„ven den Throon te beklimmen.” Doch 
hoe blaauw deze verfchooning zy , kan men 
aanftonds zien, wyl alles by hem uitkomt 

“Op den flingerflag „door BATHSEBA, op aan- 

Is SEEN Pros nat Meg. 

Ë (@) J- F. EUDDEI Hi. Eel. V, T. Tom. IIL..p. 176, feqq. 
SQ) In Dilion. Hift. Crit. Art: Davin, annot. lit. M Zo 
„als dezelve ’t eerst was befchrêvers. én naderbandach- 


5 dat Boekdeel op nieuw te voorfchyn gebracht is ia 
olgende uitgaven. 


| 


(226) 


gettinge en met beltuur en hulpe van den - 
Propheet NATHAN, recht tydig geflagen, 
waar door de goedaardige en afgeleefde pa — 


v:p bewogen werd, zich ten voordeele van - 


haren Zoon te verklaaren enz. 

— Onmiddelyk daarop komt saLOMO’s han- 
del met ADONIA te berde, *”sALOMO, die 
„j hem op eene behoorlyke voorwaarde het 
„ leven gefchonken had, liet hem niet te 
„ min ombrengen, om eene rede die vry ge- 
ss ring lchynt , namelvk, om dat ADONIA de 


sy Sunamitifche ten huwelyke verzocht hadde” 
Hier uit flaaft de Heer BAYLE „’tgene hy 


»» reeds te voren gezegd hädde, namelyk 
9, dat deze Koninglyke Propheet [pAvip] 
» ongelukkig in zyne kinderen geweest zye 
» Geen een hunner had natuuriyke beginfes 
»» len, noch omtrent Hem zelve, noch om- 
ps Srent -clkanderen. Zie daar! (zegt hy)- 
9 den wysten wan allen, die zyns Broeders 
» bloed vergiet om eene beuzeling. Wang 
» tmen moet zich niet verbeelden, dat hy hem 
9» deed flerven, uit hoofde van eenige ongeree 
»» geldbeid, die 'er in deze minnaryen wan A- 
9 donia plaats mocht hebben. -dile de Zoons 
» van David moesten de Sunamitifche aan. 
» zien als de werbodene vrucht. Haar maag- 
»» dom had aan hunnen Wader toebehoord. 
»» Indien zyne krachten het hadden toegelae 
wp En, zo zoude hy zich met de daad in ee 
bete , » ACh 


… en mn 


€ 227 ) 
er bezitsinge gefleld hebben, Adonia 
_» was dan te berispen, dat hy zyne oogen op 
deze Dochter vallen liet. Doch dit was 
| > de rede niet, waarom zyn broeder hem om- 
» bracht. Was ter oorzake, dat zyn ver- 
‚ zoek Salomo's nayver weder opwekte , en 
s hem deed vreezen, dat, indien men hem 
« (Adoniay gewende aan '% verzoeken van 
, gunstbewyzen, hy wel haast wakker zoude 
‚ worden om zyn eerstgeboorte-recht te doen 
„> gelden. Eene flaatkunde, in zekeren ope 
> zichte overeenkomende met die der Ottoe 
» mannen, deed hem om bals raaken.” 
… XVE Het zal derhalven nodig zyn, de 
eere van SALOMO tegen zodanige befchuldie 
gingen en verdenkingen te beveiligen, en 
de wettigheid , zo van zyn Kroonrecht ais 
van dezen zynen gerechtshandel met bone 
dige redenen te (taven, welke twee (ukken 
betoogd zynde; de geöpperde zwarighes 
den met geringe moeite zullen kunnen op« 
gelost worden. | ; 
XVII Wat het eerfle point aangaat : daar 
omtrent dient men vooraf aan te merken, 
dat sALOMO’s voortrekking voor ADONIA ‚ 
(zy moge wettig zyn of niet) echter niet 
‘ten zynen laste komen kan, maar aan DA- 
| viDseigene befteliinge is toe te fchryven, 
| en door genoegzaame bewilliginge en toe- 
| Átemminge van het geheele Hof, en van ar 
id 2 pn den 


{ 228 y 
die’er aan konden te paskomen, is bekrach: 


tigd geworden. Niemand zal di lichtelyk 
ontkennen, gemerkt de H. Hiftoriefchryver 
zulks te duidelyk getuigt (k), by wien men 
teffens de klaarfte bewyzen aantreft „, dat 
deze aanftelling van sALoOMO door DpAv:D 
niet by overhaaftinge of „ gelyk men zegt, 
door een flingerflag gefchiedt is, ter gele- 
genheid van de verwarringe aan het Hof, 
‚waarvan zo wel als van DAvips hoogen Qu- 
derdom en zwakheid. van geest door. NA- 
‘THAN en BATHSEBA gebruik zoude gemaakt 
zyn. «In tegendeel blykt het uit alle DAvIDs 
gefprekken en handelingen, zo én als woor 
en „a die verwarringen, dat de. Vorst vast 
En fix genoeg van geest zy geweest, en zeer 
‚wel beraaden in dit ftuk zy te werk gegaan. 
Ja uitdie zelve verhaalen blykt met eenen, 
deels, dat deze beftellingen reeds veel vroe- 
ger gemaakt waren, en lang voor. ADoNt- 
A's eerfte onderneminge, deels, dat dezel- 
veteffens geen flaatsgeheim gebleven waren, 
waar van noch zeer weinige vertrouwelin- 
gen hadden kennis gehad, ({choon zommi- 
ge van dit begrip zyn (1) ‚) maar dat ze reeds 
vry algemeen zyn bekend geweest, Trou- 
| „wens 
(k) Zie onder anderen r KON. I. 17» 245 27» 203 
3 re enz. Ll Chron, XVI. 5 enz. XXIII. r, 2. XXVIII. 


__W) w. TE WATER Hiff, der Herv, kerke van Gend, bl, 
219. 


( 229 ) 
ad de grond was daar toe reeds gelegd , 
ser’ kort nia SALOMO’s geboorte (m), ende 
zaak zelve wyst het uit. DAvrps geheele han- 
pe met sAToMOo, zo in deszelfs op- 
voedinge als anderszitis, deed dit ten klaar- 
{ten zien; en dit ‘was ook de si ent 4 
en ADONIA de uitvoeringe dezer be- 
ftellingen noch'by zyns Vaders leven zocht. 
voor te komen,’en zich zelven van de heer- 
_fchappye in tyds te verzekeren. Ja ’t is 
zelfs niet onwaarfchynelyk-, dat even: dit 
zelve reeds te vören aanleidinge gegeven 
haddetot ABsSALoMs rebellie, ontftaandeuit 
mishóegen wegens sSALOMo’s voortrekkinge 
boven hem,’en zelfstot den daarop gevolgden 
oproer, door sEBA verwekt, wien men wel 
licht zal gebruikt hebben als een werktuig, 
om de genómene!maatregelen „des Konings 
te breken en de üitvoeringe van het gemaak- 
te beftek met geweld te ftremmen. *« 
XVI: Dus’ blyft alleenlyk deze vraag 
ver; of DAvID recht hebbe gehad, om zo- 
inige befchikkinge te maken, waar door 
eën Oudfle Zoon, zonder daar toe eenige 
redenen te hebben'gegeven, verfteken werd 
van zyn Zerstgeboorte-recht , dat hem niet al- 
‚_Teen door menfchelyk, maar zelfs door God- 
_dekyk recht fcheen toe. te komen (n)'; gelyk 
Ka P.3 | tot 
_Gm) verg. Sam. XII. 245°25, 
(n) Deut, XXL. 16, 17. 


en al 


Pe M 444» 445. 


_men zoude ook weinig kracht vinden in die 


( 230 } 


tot die Kerstgeboorte-rechten, volgens het ge 
tuigenisfe der, Joden, ook de opvolging. op 
den ‘Throon behoorde (o), zo als dit zelve 
vervolgens in DAvIDs nazaten, van REHA- 
BEAM af, is waargenomen. Dit eens door. 
gaande, zo zoude niet. alleen pAv:Ds ge- 
maakte fchikking omtrent de Throons-op- 
volginge van zelfs onwettig zyn, zonder dat 
hier de Vaderlyke macht, of het recht om 
over het zyne naar goedvinden te disponee- 
ren „konden in aanmerkinge komen ;, maar 


uit wendige toeftemminge en bewilliginge van 
het Hof en de Staaten van Jsraël; welke 
men veeleer. voor gedwongen zoude moeten 
houden, wegens % ontzag voorde Koning- 
lyke Majefteit en de vreeze voor ongenade ; 
cf wel voor een uitwerkf{el. van eigen belang, 
’* welk den Hovelingen meermaalen aan- 
dryft, om des Vorften wil zich tot de ee- 
nigfie wet te-maken, hy zy dan billyk of 

onrechtmatig. sd 3 Es eg 
XIX Als de Jaar fle beden uit de H, 
Hiftorie zelve kan beantwoordt worden, 
zal ’er vry minder zwarigheid zyn omtrent 
de eerfte. En hier omtrent merke men aan; 
woor eerst, dat ‘er zich-geen zweem van 
waaríchynelykheid opdoet wegens zodani- 
| ge 


(Co) v. SCHIKHARD jus Reg. Hebr. cap. IV, Theor. 20. | 


OENE 0 


„gedwongene bewilliginge, maar veeleer 
Île tekenen eener volvaardige toeftemmin= 
_ ge. Om nw niet te fpreken van dien fpoes 
digen toeval tot DAVIDs zyde, by grooten 
en kleenen telkens gezien, in voorgaande 
Staatsberoerten, gelyk in de gevallen van 
ABSALOM en sEBA, zo beroepe ik my flechts 
op het gedrag , genaegzaam algemeen ge- 
houden, ten aanzien dezer bepaalde zaak; 
waar in men de uiterfte rust en fliite aan- 
trof, tot den tyd toe, dat ADONIA zyn aane 
flas begon te Ímeeden, -— Nademaal ik ge- 
toond heb, dat de befchikking van pAvip 
ten voordeele van sALOMO reeds voor dien 
aanflag bekend was, mag ik uit die geruste 
houdinge des Volks een wettig befluit treke 
ken; dewyl’er anders op dien tyd de fchoon- 
fte gelegenheid zoude geweest zyn, om het 
masker af te' lichten, en zich voor den oud- 
ften en wettigen erfgenaam te verklaaren. 
‚__Niets konde zulks op. dat pas beletten, en 
‚__de:toeval van zò veele grooten hadde ons 
‚… smiddelyk de zaak bellist., Dan, het tegene 
deel gesenst ‚ €En, zo dra pAviDs bepaaling 
op nieuw herinnerd , err sALoMo op zyn bes 
vel voor Koning verklaard wordt, vale 
_ Ten hem alle toe, verlaten ADONIA, en be- 
___krachtigen ’s Konings welbehagen, als ten 
__vollen rechtmatig. 
AX Zen ment van waar had DAvID 
4 in 


sad 


(232) , 


in zynen hoogen ouderdom dat gezag, om 
zo itekeuin te handelen met de hoofden 
des Volksendeftenden van Israël ? Integen- 
deel was zyn vermogen vry wat verzwakt, 
terwyl zyne voornaamfte Minifters genoeg= 
zaam naar willekeur den meester fpeelden. 
Wat zyne Zoons aangaat, die het eerfle Lid. 
van den Staatsraad fchynen uitgemaakt te 
hebben (p); hoe weinig vertrouwen hy op 
hun flellen konde, heeft gebleken in AM- 
NON en ABSALOM, en by zyn laatften leeftyd 
in onzen ADONIA. —- Wat betreft de Mi 
litie, van welke: JoAB het hoofd was; deze 
was.hem reeds vroeg boven ’t hoofd gewas- 
fen ; ge!yk men ziet in de vermoording van. 
ABNER ‘q), in het dwingen van DAVID, om 
den Broedermoorder AnsALoM weder :ten 
Hove toe te laten (r); indatftoute befcheid. 
en dreigement , aan DAvID gegeven, na ’£ 
fneuvelen van ABSALOM (s) „ waarop noch 
een ander ftaaltje volgt, in ’t vermoorden van 
AMASA (t). Enby den aanflag- van ADONIA » 
was JoaB een der eerften, …Weshalwen het: 
niet te verwonderen was , dat DAviD hem. 
niet had kunnen te rechte ftellen, maar dit- 
, js ts „aan 


Cp) ILSam, VIIL 18, daar ze 5399 om die rede fchy-. 

nen genoemd te worden. en. 
(q) H Sam. TIL 27—30. he, 
(r)I;Sam, XIV, roe «es vn 
Es II Sam. XIX. 5—7. 

Be IL Sam: XX. 7, 8. 


(233 ) 
nen opvolger moest overlaten (u) _— 

e weinig taat Op ABJATHAR, het hoofd. 
der Geeftelykheid, te maken was, bleek mee. 
de in ADONIA’s eerften aanflag. — Daar 
het dus met de hoofden gefchapen ftond, kan 
men veilig een diergelyk befluit omtrent an-. 
deren maken, en met my dit gevolg trekken, 
dat DAvrps perfoon, op zichzelve, weinig: 
in aanmerking zoude gekomen zyn; hoe 
veel vertrouwen hy ook mochte ftellen op: 
NATHAN den Propheet „ op. zADoK , den. 
Stedehouder of medehelper van ABJATHAR 
OP BENAJA, op de tweederlei Koninglyke: 
byffchutten , CRETEt en PLATHI genaamd „ 
en op eenige welmeenenden onder Israël. 
Dit alles zoude weinig hebben kunnen baa- 
ten, indien ’er geen andere en veel gewiche. 
tiger redenen van. toeftemminge waren by: 
gekomen. | waked en fe 1d 
XXL Wat nude hoofdzaak zelve aangaat» 
men vergist zich, als men de opvolginge in 
Jsraëls Koningryk uit de rechten der eerst- 


_ geboorte zoekt af te leiden. Of immers,die 


rechten kwamen in pAvips tyd noch niet te: 

pas; zynde’ereen Hemelsbreed onderfcheid: 

tusfchen de eigene erfgoederender Israëliten,: 

en het Koningryk.. Omtrent de eerfleisgeen: 

gefchil: maar; wat-het Jaatfle aangaat, dit. 

was geen byzonder ge van’t een of ander 
ks aa : 5 t A ei gee 
(u) 1 Kon. IL. 5, 6, 


C 234 ) 


ns. maar raakte de geheele naatfie, _ 
aarenboven behoorde de Koningiyke Heer. 
fchappy geenfins tot de gewoon/yke Regeerin- 
ge, die uit de hoofden der ftammen-en ge 
flachten oirfprongkelyk was , maar tot de 
buitengewoone; gelyk blykt uit hare laatere 
invoeringe „ uit de wyze waarop, en de 
plechtigheden waar mede dezelve is in ftand 
wite en aan bepaalde perfoonen opge- 

raagen. Meteen woord; het recht, om 
Koning te zyn, vloeide noch uit eenig meer- 


_der aanzien van perfoonen of geflachten „ 


noch uit aangeërfden rykdom , noch zelfs 
uit eene vrywillige verkiezinge door het 
volk of deszelfs hoofden ; maar uit geheel 
andere grondbeginfelen , die ín de hoedanigs 
beid en forme van Lsraëls gemeenebest te vin- 
den zyn, en naar welke ailes „ ’t geene het 
beftuur van deszelfskerk en burgerftaat aan= 
gaat, moet afgemeten worden. 
„AXL Verftandigen zullen aanftonds mer- 
ken, dat ik het oog hebbe op de alombekende 
Theoeratie of Godsregeeringe , waar door Js 
raëls God moest aangemerkt worden als dess 
zelfs Opperfle en eenig fle Souwerain , niet 
flechts op ecrie-gemeene „maar op eene Na- 
_tionalewyze, en uit dier hoofde de Konine 
gen on wird are eerd zr 
te achten. zyn, die hun ge gezag van 
dien Opperften Souverain ontleenden , ge 
00 


( 235), 


ook ten vollen aan Hem verantwoordelyk 
waren. Weshalven Israël, om zulk eenen 
… als Koning te kunnen gehoorzaamen, voor- 
_ af eenige blyken diende te hebben, waar 
op men deszelfs verkiezinge als Goddelyk 
konde houden; het zy door de beflisfinge 
van het Jot, gelyk in saurs verkiezinge, of 
door de uit{praak van zulken „die men hield 
voor Propbetenen Tolken van Gods Raads- 
befluit en welbehagen, gelyk in de aanftel- 
linge van DAVID en SALOMO. Het is niet 
noodig, deze ftellinge nopens de Godsres 
geeringe onder Israël met bewyzen te {laas 
ven; zynde zulks door anderen veelmaalen 
en op,velerlei wyze gedaan. | 
UL Al laat men eens de gegrondheid 
| “dezer denkbeelden van Israëls volk in ’£ 
midden, kan echter. niemand ontkennen, 
dat men het onder hun dus in de daad bes 
greep, en dat de geheele Kerkelyke err Bure 
ed ftaat, met alles wat het Recht van 
orlog en Vrede betrof, naar dezen regel 
beftuurd. wierd. Naar dezen zelven regel 
werd dienvolgens ook deze byzondere zaak 
behandeld ‚ namelyk , in zulk eene forme; 
waar door sALOMOo konde aangemerkt wor: 
den als onmiddelyk door den Meere zelve; 
(den God die door de Israëliten gediend 
en als hunnen Opperflen Koning erkend 
_werd) tot de Koninglyke waardigheid RE 


! _ 


(236 )° 


heven. (v) Entnaar dit zelve richtfnoêrmoe: 
ten wy ook onze gedachten omtrent dit ge- 
val inrichten, zonder Israëls toeftand af te: 
meeten naar de Regeerings-gronden *en 
Staatsbelangen van andere Maatfchappyen 
en volken, die in de gronden van Staat en 
de wyze van Regeeringe van die der Israë- 
liten merkelyk verfchillende zyn. … 
XXIV. Het eerstgeboorte-recht konde in 
dit geval der opvolginge in DAv1 Ds plaatfe te 
minder gelden, omdat by de Goddelyke 
verklaringe, by welke het koningtyk aan DA- 
vips Stamhuis werd vastgemaakt (w), van 
den beginne aan noch niet bleek , wie van 
zyne Zoonen na hem regeeren zoude. In 
vervolg van tyd, en na den ‘dood: van sA- 
LOMO „is dieerf-opvolging eerst-aande eerst- 
geborenen verbleven , toen namelyk DA- 
vIDs Koninglyk huisgenoegzame vastigheid 
verkregen. hadde, om te kunnen beftaan „ 
en deszelfs wettige en Goddelyke verhef= 
fing tot deze waardigheid aan geene betwis- 
tinge meer ‘onderworpen was. Waarom’ 
ook van dien tyd af geen gebruik meer ge- 
maakt isvan de plechtigheid der Zalwinge, 
omtrent de opvolgersuit dat Stamhuis, dan 
in het eene geval van joAs toen ATHALIA op 
eene feitelyke wy ze die wettige: opvolginee 
broaf kt antr a 


wies” In: vg onlsrla Tdi WF (haa 
Ree t Chron. XXVIII; 5. XXIX. 2 an, 
“Cw) 2 Sam, VI, 16. 


ad 


N 


NC. 


ie 
je 
* 


ES 


Ji (l 
MW 


| 


p 


f 
| 


( 237 ) 


had getracht te vernietigen, en het blyken 


moest , dat JojADA de Hoogepriefter „dit on- 
heil gewapender hand keerende ‚en Joasop 


den Throon ftellende, met halsftraffe van 


‚de Koninginne weduwe, niets verrichtte dan 


inden naam van JuDA’s Opperften Souve- 
rain, om dus zyne vastgeftelde Rykswetten 
te handhaven (x). Want de Zalwing van 
JOAHAZ kan hier ín geene aanmerking ko- 
men ‚als welke onwettig was, en alleen door 
het oproerige gepeupel gefchiedde, tot na- 
deel ‘van eenen Ouderen broeder grt AIM 
anders genaamd JAHojAKIM : waarom ze ook 
niet lang {tand heeft gegrepen (y). 
XXV. Uit het reeds gezegde kan men 
thans genoeg befluiten. dat ADoNIA , fchoon 
ouder dan SALOMO erk aanfpraak daar 
door op de Kroon hadde, nademaal dee 
zelve alleen den zulken toekwam, die daar 
toe benoemd werd door de uitfpraak van 
dien Gop, die door Zsraël gediend werd, 
In welken opzichte ook ADONrA zelve, % 
zy welmeenende of geveinsd, de waarheid. 
zeide, dat het Koningryk omgewendt en 
zyms broeders. geworden was, want het is 
hem van den Heere ‘geworden (2), Geen 
N , “ “wone 
; DIR 
: GR 2 Chrot, XXIII, AME STA 
(9) 2 Chron, XXXVL 1—s. Conf. ven. Avunculi N; 


HOLTI Apopbor. Sacr. Disf, wv, p. 486. feqg. 
(2) zKon, IL. fs. $ 


( 235 ) 


wonder; nademaal de Staatswer, in het 
Mofaifche wetboek begrepen, hier eenvou- 
dig het gefchii befliste; verbiedende 
het volk, naar eiger willekeur een Koning 
aan te ftellen; en teffens beveelende, zoe 
danigen in die betrekkinge te erkennen, 
wien de Heere uit het midden hunner broe- 
deren verkiezen zoude (a). De Godsdienst 
van Jsraël was de grondflag van den gant- 
fchen /laat. De oorfprongh daar van was 
te vinden in dat geloof, dat deze ftaat was 
opgericht door GOD zelve, zo wel met 
woordelyke als dadelyke verklaringen, 
_ Zynde zulks daar en boven bevestigd door 
eene reeks van Goddelyke wonderwerken. 
Het zy dit geloof gegrondt ware (tgeen 
licht te bewyfen was) of niet: het is ge- 
noeg dat en de Kerk en de Politie naar 
die bevattinge beftierd werd; zo veel 
te eerder, nademaal de: flaat van Fsraël 
zich by die Staatswetten het best bevond, 
en in voorfpoed en veiligheid bloeide, naar 
mate zy zich ftiptelyk hielden aan de re- 
len, in het Mofaifche wetboek: voorge- 
chreven. En dit is mede genoeg, ter af- 
weeringe van dien blaam, dat dus alles, 
wat dsraëls ftaat aanbetreft, op dweepery 
zoude uitkomen, en,‚ onder voorwendfel 
Van mirakelen en openbaringen, de weg tot 
ge: 


Ca) Deut, XVIL 24, 15. 


(239 ) 


veld en alle onrechtvaardigheden- zou: 
de opengeftaan hebben, ja zelfs in dezen 
eenige overeenkomst met de Staatkunde 
der Ottomannen plaats zoude vinden. Hoe- 
danige denkbeelden men niet zoude ver. 
wacht hebben by luiden van die belezenheid 
en naauwkeurigheidals Bayle, maar wel by _ 
dat foort van menfchen, welker Charader 
doorden Heer p. HOFSTEDE (b), recht les 
vendig en naar waarheid, in den perfoon 
van hunnen grooten Kampioen is afge- 
maald. Doch myn tegenwoordig beftek 
laat niet toe, dat ik in de verdediginge van 
dsraëls Godsdienst uitweide. Men legge 
flechts Mofes boeken tegen den Koran in 
de weegfchaale, en vergelyk teflens de beie- 
de Staats-regeringen en Volk beftuuringens 
zo zal men ten eerften het Hemelsbreed 
onderfcheid te duidelyk ontwaar worden. 
XXVI. „ Maar ftrekt sALOMO’s voot 
» trekking voor ADONIA niet tot billyke 
‚ opfpraak, wegens de ergernis, door DA= 
| 9 VID te voren gegeven door zyn Over-- 
‚_„ Ípel en gevolgd huwelyk met BATHSEBA; 
|“ en de moord, gepleegd aan URIA? en 
‚ ss moet deze omftandigheid alleen niet 
‚_ alles omverre werpen, wat ‘er van de wet 
| » tigheid dezer throonsopvolginge wordt 
ek, > svoor 
_(b) Tweede vervolg der Nalezinge nderbeden 
hen Bladz. 07. enz. er tg A ae 


(240) 


5 voorgegeven?” Op deze bederikinge zous . 
de ik veel kunnen aanmerken, tot verde- 
diginge, niet van DAvIDs roepende zonde, 
maar van zyn perfoon, die op zo uitmun- 
tende en meer dan Koninglyke wyze be- 
rouw daar over getoond, en blyken eener 
oprechte bekeeringe gegeven heeft, dat het 
wel voor altoos vruchteloos zal zyn, de 
nagedachtenisfe van dien uitmuntenden 
Vorst te willen fchenden, door dit bewys 
zyner menfchelyke onvolmaaktheid tot 
zyne oneer wederom voor den dag te haa- 
len. Goed is het, dat hem zulks in tyds- 
vervolg nooit door de Asraëliten, oproer- 
makers uitgezonderd, ís voor de fcheenen 
geworpen: iets dat zulken thans te minder 
past, die tot hun naaste oogmerk hebben, 
de vryheid van denken tot een weg voor de 
ongebondenheid in doen te maken: goed is het 
daar beneffens, dat saLOMO door die on- 
tuchtigheid niet verwekt is, maar {taande 
huwelyk,- en dat zyn perfoon, wegens 
voorgaande ongeregeldheden zyner Oude- 
ren, noch aan ’t Hof, en by zyne broede- 
fen, noch by Zsraëls Staaten en volk eenig 
verwyt dien aangaande ontmoet heeft, ja 
dat noch ABSALOM, noch ADONIA dat voor- 
leden geval hebben durven tot een grond 
van hunne ondernemingen leggen. Maar 
ik durf daarenboven dit fchynbewys ten 

voor. 


C 241 ) 
voordeele dezer zake omkeeren, en ftaan- 
de houden „dat deze zelve omftandigheid te — 


fterker betoog voor de wettigheid van sALo; 
_ Mo’s verkiezinge oplevert, nademaal isrA- 


merken ; gelyk aan sALOMO en zyne regee- 


laks 


(242) 


fien ftooten zóude, én var zeer Ondange- — 
/ tiaathe 8 Evol zyn. Mocht zodani Eene 
hartstocht te vore bézeten hebben, 
AE in Órituchtige vlaminen Blaákte: | 
Zyn et en pogingen’, om opentlyk den « 
Hit aanftoot weg, te nemen, warten 
Sborlaatde en, om het ook if dit geval niet 
EE doen blyker, liever dan ééne dwdaze en 
öffwertige be chikkinge over eén Ehroön \ vän 
a te belarig te blyvefi doorzetten, «Al 
ris 


s het vo âan: var! ADONIA'is niet 
oht{láan uit k âan vant gene- … 
genhêid en liefde; terwy de Hiftorie hem 


uidelyk gehoë vertoont als eén voorwerp, 
dae Ebel idee” op ‚zyf’s Väders 
harte gefhaakt Hadde. Zyn. Vader (ftaat’er) | 
“had hem niet bedroe fd wan zyhie dage, zeg- 
gende: waarom ha alzò gedaan? (c) In 
nt legend deH.' sch Hays ohsklaardoet 
en 


sak 


Ein ele. DE: Dávip, éen grein 
verftands, eene enkele vonk van Kinder- 
liefde en een gering denkbeeld van recht- 
vaardigheid bezitkende ‚bie Meente. 


© X Kon, bh 6. 


(243) 


ken drift en _dwaaze, ja raazende toegene: 


í f 


voor, deze befchikkinge. wegens, de erf-op- 
volginge op den Throon;. ‘oirfpronkelyk 
ín weerwil aller menfchelyke tegenredenen, 
HE he. te volgen. … WA aib do yr 
… SXVIIL Men behoeft diënvolgens, met 


de erf-opvolginge niet enkel de 
fchryven zn hy de kroon, zoch Elvan 
Vaders leven trachtte Op te zetten”; Ik 

llem'toe, deze zelve misdaad „deed, he 

gehen dn Hoek ee 
Ede misdaad MASK ZWAAG ek cr 
aon Ane overhaaste, en Beueldige maas 
en invlóog tegen de gróndrechten van 


hun beginfel en vas- 
er. - 


C 244 ) 


tigheid niet verfchuldigd waren aan men- 
fchelyk gezâg, maar aan deuitfpraak van 
dien GoD, die door Israël als zyn opper- 
Tten Souverain erkend werdt. ADoNrA, die 
reeds kennis had van het Goddelyk beftel 
ten voordeele van sALOMO, en. echter óp 
de oproerigfte wyze dit zocht om te kee- 
ren, verviel niet flechts onder de veroor- 
deelinge over eenen. wederfpannigen Zoon 
(d), maar teffens in de fchuld van gekwet- 
fre Majefleit en hoogverraad, niet flechts 
tegen menfchen, maar zelfs tegen Zsraëls 
God en. Koning. gepleegd: en dit gaf dub- 
bele oorzaake, om hem voortaan van alle 
verwachtinge op de heerfchappye te Ont- 
ge, ja, volgens de billyke wet, voor een 
tid des doods te doen verklaaren; zynde 
het enkel aan DAvips en sALOMo’s goeder- 
tietene toegevenheid toe te fchryven, dat 
hy op dien tyd pardon verkregen heelt. 
En hier mede vertrouw ik, de wettigheid 
van sALOMO’s Kroonrecht genoeg verdedigd 
ER REDHEN, en his 
“XXIX. Thans moet ik tot het tweede 
Stuk myner- verhandelinge overgaan, en 
trachten te betoogen, dat sALOMO’s dood- 
vonnis, Over ADONIA geftreken wegens zyn 
verzoek Om ABISAG, met de gevolgen van 
dien voor ABJATHAR en JOAB, niet minder | 
Me ia ietntosd aut anw 2 AN 
ep Deo, XXL. Je Sn | 


(245 ) 

wettig en rechtmatig geweest zy. Dit is 
wel de zwaarfte taak, niet alleen, wyl de 
H. Hiftorie dit {tuk eigentlyk niet met op- 
zet aanroert, verhaalendealleenlyk in ’t kor- 
te, wat 'ergebeurd zy; maar teffens we- 
gens zekere akeligheid, die zich uiterlyk 
in dit geval fchynt op te doen, âls mede 
wegens het gevaar, ’twelk dit voorbeeld 
van ftrengheid en haastigheid fchynt mede 
te brengen; wanneer een Vorst en Souve- 
rain zich daar van zoude willen bedienen, 
om ’ereenige daaden van geweld mede te 
verfchoonen, wanneer de Staatkunde hem 
mocht aandryven, om zich door middel 
van het {taal te ontflaan van zulken, die 
hem in den weg ftonden, en oorzake van 
vreeze of jaloersheid gaven. 

XXX. Het fchynt aan deze bekommering 
tezyntoetefchryven, dat zommige Uitleg- 
gers liever de zaak droogsvoets zyn over- 
geftapt, zonder sALOMO’s handel woor of 
‚ degen te beoordeelen. Het fchynt den zul- 
ken genoeg te zyn, dat men in dit verhaal 
een bewys ziet van SALOMo’s menfchelyke 
Staatkunde en beleid, in zich op den aan- 
geërfden T'hroon te vestigen; en dat door 


„dezen weg de voorfpelling dien aangaande 


hare vervullinge heeft verkregen. Doch 

dit zoude konnen volftaan, indien ’er zich 

geene ED by het geval opde- 
3 


den, 


(46) 


den; die eene fterker verdediginge vorder- 
derden: al ware het alleenlyk deze, dat 
SALOMo’s opvolging niet flechts als eene 
aanftaande gebeurtenis voorfpeld was , maar 
bepaaldelyk als zulk eene, waar in zon- 
derlinge proeven eener meer dan gemeene 
Voorzienigheid doorftraalden; zulke name- 
Fyk, waar in men wel eene vrymachtige, 
maar teffens’ ohberispelyke weldadigheid, 
zo omtrent DAv1D en SALOMO als omtrent 
ISRAEL, tasten konde. ‘Ten bêtooge hier 
van is het geenzins genoeg, dat de zaak 
dus uitgevallen zy. Het moet teffens kun- 
nen blyken, dat ‘er in deze uitkomst (wat 
het zakelyke aangaat) niets der Godlyke 
betamelykheden onwaardig zy, noch te- 
gen eenige zyner volmaaktheden ftryde. 
Anders zoude dit een fchoon voorwendzel 
voor Tirannen ftrekken, om zich, in het 
plegen der groottte onrechtvaardigheden, 
quanfuis van de leere der Voorzienigheid te 
bedienen, ‚„om dat ’er geene macht is dan 
> van God, en God alles regeert.” Hoe- 
danige ftaatkunde ons geenzins in foortge- 
lyke gevallen, als het tegenwoordige, wordt 

ingeboezemd. | 
XXXL. Het ware dan veel gevoeglyker, 
met anderen hier te denken om eene’ On- 
mniddelyke ingewinge van Gods Geest, waat 
door sALOMO kennisfe zoude gekregen Pan 
j | pb en 


| 
| 
| 


(247) | 


ben van ADONtA’s verborgene maatregelen, 
gn daarom ten eerf{ten het doodvonnis zou- 


de hebben geveld. „Echter heeft ook dit 
zyne bedenkinge, nademaal ons de Hifto- 
rie niets van Zodanige imblaazinge meldt, 


welk zekerlyk wel waardig geweest was 


Î 


aan te tekenen, zo wel als *t gene in ’t ver- 
volg gemeldt ftaat van die uitnemende ga- 
ve der wysheid, die sALOMO na deze 
Rechtspleging verkreeg, gelyk uit den 
draad der gefchiedenis ten vollen blykt. (e) 
Ook fchynt dit begrip meer te ontftaan uit 
verlegenheid, hoe men dezen handel best 
plooijen zal, dan uit volle overreding, In- 
dien men het ftuk op eene andere en eeh- 
voudiger wyze verklaaren en verdedigen 
kan, heeft men veel meer gewonnen, Zon- … 
der bloot te {taan voor de pylen van het 
ongeloof, *twélk, gewoon zynde met alle 
Goddelyke ingevingen te fpotten, wellicht 
over dit geval niet gunftiger denken zal, 
ons verdenkende, als of wy; om eene ne- 
telige of kwaade zaak goed te maken, Deum 
ex Machina, eene Godheid van achter de 
{chermen op het toneel voerden, om eene 
verwarde zaak door een mirakel op te los- 
fen. Hoe hoog dan ook in waarde de God- 
delyke Ingevingen by my ftaan, oordeel 
ik het echter voorzichtigst, dezelve niet te 
venen 2 4 ra) CoeLk 
(€) 1 Kon, III. 5 enz. | 


(248) 


fterk te dringen, wanneer de beflisfing bui- 
ten dien kan gefchieden. 

XXXIL Ook dunkt het my, om dezel- 
ve reden, geenzins voldoende te zyn, dat 
men de wettigheid van sALoMo’s bedryf 
genoegzaam enkel opmaakt uit het Godde- 
byk flilzwygen op, deze daad, als of het zel- 
ve eene ingewikkelde goedkeuringe infloot: 
Dit gevolg gaat immers altyd niet door. 
Hoe veele daaden treft men niet aan, die 
zedelyker wyze volftrekt zyn af te keuren, 
daarechter de Godheid op zwygt, om door _ 
eene overhaastte ftrafoeffeninge de veror- 
dende aaneenfchakelinge der. gebeurtenisfen 
met hare eindensniet af te breken, en têffens 
de uiterfte preuven van goedheid en ver- 
draagzaamheid te geven? Eene waarheid, 
die zelfs geen vyand der Godl: Openbaa- 
ringe loochenen zal, zo hy flechts eene God- 
heïd en deszelfs oppermachtig en wys be- 
ftuur over de waereld toe willaten. Wes- 
halven dusdanige verfchooning of verde- 
diging van sALOMo’s daad by den zulken 
weinig baaten zoude, 

XXXIIL Het blykt derhalven, dat men, 
SALOMO wilende rechtvaardigen, de gron- 
den daar toe zoeken moet in het geval zel- 
ve, befchouwd in deszelfs aard, verband 
en bykomende omftandigheden. ’tGeval 
is dit, gelyk wy reeds in ’tbegin zagen: 

» SÂ- 


(249) 


5 SALOMO laat ADONIA ter dood brengen, 
»„. wegens deszelfs verzoek, om ABISAG 
» tot zyne huisvrouwe te hebben. De re- 
„ de van dit doodvonnis is deze; wyl sA- 
„ LOMO dit verzoek aanmerkt‘als een be- 
» Wys, Poging, immers grond van aller- 
» billykst vermoeden, dat ADONIA naar de 
») kroon ftaat. En, nademaal ABJATHAR 
» En JOAB voor medeplichtigen gehouden 
» werden in die zamenzweeringe, ontfan- 
» gen zy ook beide hun vonnis en ftrafle.” 
In deze vereeniginge toch moet men de 
gantfche zaak befchouwen, en op dezen 
grond over de wettigheid dezer vonnisfen 
geoordeeld worden: gelyk dan ook veele 
uitleggers het {tuk op dien voet beredene= 
ren, hoewel (onder verbetering) niet altoos 
in de vereischte volledigheid. 
_XXXIV. Het is vry gemeen, dat men 
ADONIA’s liefde tot ABIsSAG tracht onwettig 
te verklaaren uit de Rechten en gebruike- 
lykheden omtrent de nagelatene Wedu- 
wen van den overleden Vorst, welke nie: 
mand vermocht te trouwen, en die alleen 
het volle eigendom van den opvolger wa- 
ren: het welk men onder anderen ophel- 
dert uit 2 Sam. hr 8.(£) Men merkt 
sk na- 


…(D Conf‚scricknanrD Pus Reg, Cap‚'VI.Theor. XIX. 
P- 440 441. ubi cit. loc, ex Mifchr, Cod, Sanhedrin, adde 
primis CARPZOv, in not, 


\ 


( 250 ) 


namelyk ABrsAG aan „ als eene nagelatene 
» Vrouwe, of naast als een Bywyf van DA- 
9» VID, Op wien de Vorst al zulk een rechit 
» bezeten had als een man op eene Vrou- 
» wt of Bywyf. sALOMo, zyns Vaders 
» Opvolger, was in dit recht getreden. ABI- 
» SAG werdt door de wet verhinderd, met 
»» iemand anders te hertrouwen. Dus was 
9) ADONIA’S liefde onwettig en zeer {traf- 
s, waardig. ‘temeer, omdat iemand, ee- 
» ne: Koninglyke weduwe trouwende, daar 
_… door gerekend moest worden in de rech- 
s) ten des Konings te treden. En, volgde 
» dit juist niet altoos noodzakelyk, even- 
» wel het ftond te vreezen, dat ADONIA 
» door dit middel zich werkelyk zoude 
» doen gelden, en langs den weg van dit 
» verkregen recht tot het werkelyk bezit van 
‚ den ‘T'hroon trachten te komen.” In dit 
Îicht wordt het geval befchouwd door Pe- 
trus Martyr, Santtius, Lyranus, Piscator, 
rotius, Burman, Henry en andere Zngel- 
Jthe Godgeleerden, Ook door onze Bybel- 
kanttekenaars. 
_XXXV. Daar is in dit gevoelen veel, % 
gene tot ophelderinge van deze zaak die- 
nen kan. ADONIA is zeker gevonnist, we- 
gens het verband, ’twelk zyn verzoek met 
Zyhe Staatkundige bedoelingen hadde, ge- 


lyk wy int vervolg duidelyker toonen zul-_ 


len 


/ 


Cast) 


hier boven opgegevene, oplos- 
tan, fchynt de bekommering, 


(252 ) 


welker voortkruipend vuur eene algemee- 
ne verwoefting van het gantfche ligchaam 
dreigt, en welker tydige affcheiding te meer- 
malen ten koste van het naastliggende ver- # 
dachte vleesch gefchieden moet. Maar het 
komt my te hard voor, zodanige maatre- 
gelen aan sALoMO in dit geval toe te fchry- 
ven, wiens rechtvaardigheid, ja wiens ei- 
gen bloed, hem veel eer moest weerhou- 
den van een {tap, welken hy zelve in an- 
dere Rechters billyk zoude afkeuren. Be- 
‘halven dat het noch zo vast niet gaat, dat 
uit ADONIA’s huwelyk rhet ABIsSAG eenig 
wettig eisrecht op DAvips verdere nalaten- 
fchap , ik laat ftaan op de kroon, zoude zyn 
voortgevloeid ; het welke , zo het ’er al uit gee 
vloeid ware, lichtelyk door eene plechtige 
„dae van renuntiatie en andere voorzorgen 
had kunnen zyn VOOrBEemE of wel % 
geheele verzoek plat afgeflagen geworden, 
met bygevoegde {traffe over die vermetele 
liefde, zonder echter daarom ADONIA’S 

hals te vorderen. | 
XXXVIL Geen enkel flerk wermoeden 
moet hier het beweegrad geweest zyn, 
maar zodanig een vermoeden, dat teffens 
met de zekere kennisfe van de waarheid 
der misdaad gepaard ging, zodanig, dat 
SALOMO, zo dra hy ADONIAS verzoek ver- 
nam, ten eerften daar uit ten vollen konde - 
ver- 


(253 ) 


verzekert zyn van zyn; bedoelde misdaad 
en van het ondernomen, hoogverraad; der- 
wyze, dat -hy ten eerften, zonder nader 
beraad of langduuriger rechtspleginge, het 
‚doodvonnis over den fchuldigen vellen kon- 
de, ja vellen moest, om niet alleen voor de 
kroon zeker te zyn, maar teffens het on- 
gekreukte recht uit te voeren, zonder ce- 
nigzins te mogen zien op zulke betrekkin- 
‚gen, die anders zyn gemoed tot genade 

den konden. Laat ons de proef ne- 
men, of hier niet alle- genoegzaame gron- 
den waren. _ | 

XXXVII, Hoor af echter moet ik hier 
aanmerken 

Zerftelyk, dat men hier meest enkel uit 
toegevenheid den post van betoogen op 
zich neemt; ’twelk eigentlyk de plicht was 
__ van zulken , die hier pofitive, flelliglyk, zich 
als befchuldigers tegen sALOMO opdoen. De 
H. Hiftoriefchry ver verhaalt eenvoudig-het 
gebeurde, zonder zich eigentlyk in te la- 
ten in de beoordeelinge van deszelfs waar- 
de. Hy ftelt ons flechts deze koninglyke 
Rechtspleging voor. oogen, zo als ze ge- 
houden is. Tot dus verre nu laat hy aan 
zynen lezeren, het oordeel wel vry; echter 
ZO, dat iemand „ eenige onbillykheid. en 
onrechtvaardigheid daar in vermeenende 
te zien, en achtende rede te hebben om 
men EN. dit 
BEC 


hl 


(254 À 

dit vonnis té wrâaken, buiten te fpraak 
verplicht Zy, die redenen te voorfchyn te 
brengen. Het is eene zaak, die van zelfs 

preekt, dat iemand zó lang voór dedgdelyk 

ehouden wordt, tor dat het tegendeel bee- 
zen zy. Heeft dit in de gemeene ‘zâmen- 
lévinge en gewoone rechtsplegingen plaats? 
Hoe veel temeer geldt die regel in zaken 
die de hooge Mäjefteit ef “eer Souverain 
gerichte aangaan, welke waârdigheid en 
ampts-Oeftening in dit geval ‘pläâts vond. fn 
% korte: zo lang het ad O ik 

elyk geweest is, ja zo lang ’er: meerder 
Biarfebrnchkbnd 8 vàn ive Yeh dan 
van zyne on/chuld, is en blyft het de oh- 
tegenzeggelyke plicht der tedenfprekeren, 
duidelyk en grondig. de onwettieheid ‘der 
Sentenitie met Îtellige bewyZen te betoögen, 
het geen niet enkel gefchieden, kan ‘door 
de menfchelyke hâártstochten tot mede- 
dogen te bewegen, door veel van hard- 
heid, (trengheid en zoortgelyke zaken op 
te geven; hoedanige ruddelén ‘anders zou- 
der künten misbruikt: wórden, om alle 
Zwaâre doodvontisfen voot’ härd „ wrekden 
Onbillyk te verklaren: waar Goo 
gelyk zoude ftellen tet het Onvernufrige 
gemeën, dat, op ‘hét eerfte vátten van eén 
booswicht hem reeds in koelen blöëde téf 
ëälge of tot Zwadrder doodftráfle ie k 


(255) 
doch by de uitvöeringe der Sententie doof 


_ ontydige meêdoogenheid in flaauwte valt, 


if 


ofzo ’er kans ware, den gewaanden àt- 
men lyder geweldiger wy ze aân zyn Scherp- 
rechter zoude af handig maken. … | 
XXXVIIL Zer anderen: fchooh de 1E, 
Schryver eigentlyk flechts verbaal doe:t, 
maar geen oordeel velt, en in het verhaal 


_ zelve zyne gewoonlyke kortböndigheid in 


acht neemt, ontdekken zich echter in clit 
verhaal duidelyke trekken perioeg, wáár 
uit men de zaak ten voordeelë van sALOMO 
beflisfen kan. Het is een genoegzaam viis- 
te regel, dat, wanneer een Hiftoriefchryver 
bekend ftaat als der waarheid volkofmien 
ens en teffens als werkende uit gtond- 
beginfelen van eere en deûgd, ja, wanneer 


_de befchryving, die hy ‘van zyne ingevoef- 


en ee 


de perfonaadjen geeft zodanig is, dat men 
derzelver heerfchend' goéd „of kwaad chiä- 
rater daar uit kân opmerken; dat (zegge 
ik) zyn ftellig‘ verhaal dienaangaaride OR 
recht geeft, om over de’ waarde der han- 
delingen. ndar eisch t& oördeëlen, Wie nù 
ook de Schryver van deze #weë Boeken der 


Koningen moge End se dit is echte 
FIC 


zeker ,dachy , en goedebetichten hopéns de 
‘Waarheid hebbe gehad (5) én zefleris oet 
“(g5 Ten minttên wordt dit tof dus verte) tér Wer 
„derzyde onderfteld; wyl anders de beoordeeling over 
de waarde dezer rechtspleginge onnodig zyn zoude. 


hen 


( 256) 


al toone afkeerig van onrecht en geweld, 
en een beminnaar van recht en deugd te 
zyn,  Zyne liefde voor pAvips huis ser- 
hindert hem niet, de fnoode gebreken van 
deszelfs opvolgers te tekenen, zelfs die van 
SALOMO in zynen. lateren. leeftyd. Onder- 
tusfchen ziet men, dat hytwee hoofdper- 


Jonaadjen, SALOMO en ADONIÁ, in zeer ver- 


fchillende gedaanten vertoont.  ADONIA’s 
CharaCter is by hem Staatzuchtig, forsch, 
oproerig, rebellig, zelfs al by DAvips le- 
Ven. SALOMO wordt ons in de opkomst en 
merkelyken voortgang zyner regeeringe. ger 
fchilderd als zeer wys, zeer Eeen N 
zeer godvruchtig «en zeer yverig voor de 
eere van zynen God, en het geluk zyner on- 
derdaanen. In’t verhaal zelve van deze zy- 
ne rechtspleginge ontmoet men eerder 'ee- 
ne voor- dan nadeelige befchryvinge van 
SALOMO’s perfoon en verrichtingen. Wat 
rede nu om dit alles verdacht te houden, 
en (zo men al den Hiftoriefchryver.  zel- 
ve voorby gaat) echter sALOMO in gantsch 
ftrydige gedaante. voor te tellen, als eenen, 
die de natuur geheel hadde uitgefchudt, ín 
eentyd, dat het op defterkfte preuven aan- 
kwam van natuurlyke billykheid en recht- 
matigheid? Enik durf zelfs deze aanmerking 
te vrymoêdiger voordragen, om dat niet 
alleen de fchryver van de doeken der Ko- 
sr nin 


(257 ) 
mingen, maar ook die der Chroniken; sao: 


_ MO’s opkomst en bevestiging op den throon 


dát het phi irr verraad. omtrent 


_ met zeer groote loftuitingen verheft, r Chron, - 


NIX, 23. enz. waar uit men ten minften 
merken kan, dat dit gedrag by ’ Joodfche 
Volk, over het geheel genomen, geenzins 
zo hatelyk is misduidt geweest; noch als 
een ftuk van onrechtvaardigheid «en tiranny 
aangezien: terwyl ook anders ‘weinig rede 
zou geweest zyn by de onderdaanen, om 
eenen Vorst, die met zo veel onmenfche: 
lykheid begon te regeeren;, zo groot eene 
liefde toe te draagen , als omtrent zyn per- 
foon gebleken is. (h) :- 
…_XXXIX, Maar laat'ons nu tot de zaak 
zelve treden, en: uit verfcheidene ftukken, 
in ADONIA’s verzoek voorkomende, toonen; . 


hem 


WENNEN CIONT TO UNION MIDI 
Ch) Ik weet niet, of ik niet beter gedaan hadde, met 
deze aanmerkingen over het Charaêter van den H. Hi= 
ftoriefehryver “ achterwege te laten :!tiademaal onze 
nieuwerwetfche.Philofopben, met hunhoogvliegend ver- 
Îtand en aangewaaid oppergezag, op ’t eerfle noemen 
van eene ebt vend ‘den neus opfchorten, 
„Konde men hier. eenên surTONIus, TACITUS Of PLUTÁRs 
Es te berde brengen „dan, had men-al-waât men wen= 
fchen kan. Zulke Schryvérs zyn alleen hunne Orakels. 
De gewydde gefeliiedenisfen alleen smag-men ;- naar hut 
oordeel, gelyk ftellen met de fprookjes van AMADIS VAN 
GAULEN én diergelyke! Doch, nu myne aanmerking uit 
de pen is, zalik ze laten ftaän, en den lezer ouderan= 
deren verzenden tot den voortreffelyken meRver, in 
Bye verdediging der H. Gefchiedenis tegen Lord BOLINGBRO- 
KE, $ 3 Enz, HERVEY „mengelingen, 2de Deel Bladz, ryenz, 


(258 9 


hem geenzins-20 verre gezocht is‚-noch de _ 


zaak zo onbewysbaar. Waaromtrent ech- 
ter billyk mag gevorderd worden, datmen 
niet elk point enkel op zich zelve en in het 
afgetrokkene befchouwe, maar de verfcheie 
dene ftukkenin vereehiginge met elkanderen: 
hoedanige handelwyze immers in velerlei 
duiftere en netelige rechtzaken plaats heeft, 
daar een of meer byzondere poinêten op 
haar zelve: de zaak rioch niet ten vollen zou- 
den voldingen. & it 

XL. Men geve tot dat einde eerst acht 


op ADONIA zelve, en op de omftandighe-. 


den, waar in hy gefteld was; welke hemten 
vollen vatbaar voor zulke. ondernemingen 
maakten. Ik heb hier boven, aangemerkt, 


dat ’er reeds-zulk een fait door: hem be-. | 


_gaan was, by’ laatfte van.pAvrDs leven. ‘Ín- 
dien hy toen reeds naar verdienften ware 


geftraft geworden, zoude ‘er niets minder | 


dan de dood op hebben moeten volgen. 


Ondertusfchen was hem toen Pardonen | 


gratie verleend , uit aanmerkinge van het 
bloedverwantfchap ‚en inhope,dat hy zich 


„voortaan gerust en ftil zoude houden, Hier- 
om was het genot dezer gratie ook wel de- | 
gelyk aaneene, niet enge maar uitgeftrekte, | 


voorwaarde, vastgemaakt. Jndien by een 


vroom man zal Zyn, daar zal niet van zyn 
Bair op de aarde vallen: maar indien in hem 
| kwaad | 


í 


Ei 
4 


B 


(259 } 


kwaad zal bevonden worden, zo zal hy fier= 
wen (i): welk laatfte immers ziet op de aller- 
_minfte bewegingen die hy maken mocht, 
hoedanige zy ook zyn mochten. Dat meer 
is: SALOMo had hem door dit pardon geen- 
zins in alle zyne voorgaande vryheden her- 
fteld „, maar van een groot deel derzelver 
ontzet; als daar was, de vryheid om naar 
goedvinden ten hove te verkeeren, om O- 
‚ vereenkomftig de waardigheid van zyne ge= 
boorte in ’t openbaar te verfchynen enz, 
gebiedende hem veel eer, zich tot zynent 
in alle ftilte te onthouden, Want, dat die 
woorden, Ga benen naar uw buis, dit zeg- 
gen willen (k), is door verfcheidene uitleg- 
gers zeer wel begrepen (1). Wat kan men 
zich nu in deze omftandigheden anders van 
ADONIA verbeelden , dan dat hy, fchoon 
thans in ’t onderfpit geraakt zynde, op alle 
middelen zal bedacht geweest zyn, om by 
de eerfte gelegenheid. tot fchaêverhaling te 
komen, en zynen broeder ,„ die hem den 
voet gelicht hadde, wederom: te verfchal- 
ken, immers zich of de zynen, vroeg of 
_ laat, wederom in het bewindte ftellen. Men 
moet zich van, zyne natuurlyke kundighe- 
_\den ontdoen , zo: men daar aan wil twyffe- 
Ra. lens 

(3) 1 Kon. I, 52. 

_{k) r Kon. [, 53. 


JJ n 
(D Als JUNIUS, SANCTIUS, P. MARTYRs PISCATOR » 
HENRX. 


( 260 y 


len; én men foet wel een onbezonnen haát- 
hebben tégen de gewydde Hiftorie , om in 
dit geval niet toe te ftaan, ’t geen men in 
alle {foortgelyke gevallen op de waereld 
pleegt te erkennen. Met éen woord: men 
moet zich zelfs niet kennen. De uitkomst 
‚bewaarheidt het ook, want men ziet dezen 
fnisnoegden Prins noch woelen, heimelyk 
met sALOMO’s heftigfte en gevaarlykfte te- 
5 rage: ABJATHAR en JOAB, verftand 
houden en raadplegen , een p/an ontwerpen, 
dat ffout en uit zich zelven allergevaarlykst 
was, en ten eerften des Konings opletten- 
heid en hevigst ongenoegen wekken moest, 
‚(ik doel op het verzoek om ABisAG), ja zelfs 
miet uitdrukkingen, die uit haar eigen aard 
flout en oproerig waten , sALOMO’s eigen” 
Moeder op zyde komen, terwyl hy haar 
in zyne belangen zochtte trekken. Ik vraag, 
of door-dit-alles niet reeds bleek, dat hy 
een verbreker der voorwaarde van het par- 
don was, die derhalven uit deszelfs verder 
genot vervallen moest , inzonderheid uit 
aanmerkinge van zyn aanzienlyk en vermo- 
gend Charader , en den invloed by velen ? 
„XLL Om dit te klaarder te zien, dient 
men ten Tweeden ABISAG zelve onder ’t oog 
te-nemen. De Heer BAyLE merkt haar 
wel aan als de werbodene vrucht voor alle 
DAviDs Zoonen. Maar de rede daar vj 
c : Weele 


(261 ) 


_welke hy zoekt in pAvips cigendom op haar, 
‚wind ik veeleer in vry wezentlyker omftan- 
digheden, waar úit my ten klaarften blykt, 
dat haar Perfoon {hoe onnozel ook en on- 
fchuldig mogelyk voor. haar zelve) van ha- 
re opkomst aan, ten Hove het allergevaar- 
lykst voorwerp was, waar omtrent de min- 
fte onderneming genoeg was, om sALOMO 

de oogen te openen. 
‚_XLIL Dit zal nader blyken, als wy eer- 
flelyk overwegen, langs welken weg zy ’ 
eerst ten Hove gekomen is: van welkezaak 
meer afhangt , dan in ’t algemeen wordt 
opgemerkt. De eerfte aanleiding wordt ons 
gemeldt, 1Aon. 4. 1. De Koning Dawid 
nu was oud en welbedaagd: en zy dekten ber 
met klederen, doch hy kreeg geene warmte. 
Doorgaans wordt dit eenvoudig verklaard. 
van eenen zo afgeleefden ouderdom , waar- 
door alle zyne levenskrachten waren uitge- 
put,‚zo dat hy niet alleen beftendig genood- 
zaakt was het bedde te houden tot zyn 
dood toe, maar ook genoegzaam alle zyne 
natuurlyke warmte vervlogen was. Met een 
woord, Frigidus Senex een oud en koud man. 
XLIII Ik erken pAvips hoogen ouder- 
dom, die natuurlyker wyzeverzwakking en 
vermindering van doorftraaling en warmte 
medebrengt; maar het komt my geenzins 
zo: zeker voor, dat het dus verre onherftel- 
ANS baar 


( 262 ) 


baar inet-hem geworden was. Ik vind in | 


tegendeel blyken, dat hy noch daar na te- 
kenen genoeg van krachten „zelfs boven zy- 
ne jaaren , getoond heeft. Dit blykt uit 
vergelyking van 1 Chron. XXVIII. en 
XALK daar men hem zeer bezig vindt 
met de zaamvergaderde Hoofden des Volks, 
‚om met hun zo wel als met SALOMO {chik- 
kingen te maken, ter gelegenheid van des- 
zelfs aanftellinge in zyne plaatfe. Die om 


ftandigheid vereischte zo wel ligchaams- als 


geeftes krachten, en zyne Redenvoeringen. 
ter dier gelegenheid behelzen blyken van 


een zeer vasten Ouderdom. En, laat dit 


alles eens voorafgegaan zyn voor ADONtA’s 
aanflag Ct gene ik noch niet klaar zien kan) 
dan moet het evenwel niet lang te voren ge- 
beurd zyn. Nu is het naauwlyks te denken) 
dat de zwaare gebreken van den ouder- 
dom ‚en dat volflagen verval van ligchaams- 


kragten hem zo plotfeling zouden overval-_ 


len, en voor altoos in het toekomende ge- 
veld hebben. Dat ook de Teelkracht zo ge- 
heel en voor altoos in hem noch niet uit- 
gebluscht was, blykt uit wers 4 van dat 
Hoofdftuk. Want zo de ontkenning aldaar en- 


kel van de daad zelwe te verftaan ware, ent | 


dit aan de machteloosheid van zynen ou- 

derdom ware toe te fchryven, zoude de H. 

Schryver ons niet veel nieuws geieerd ii 
en, 


ij 


(253 } 


_ben,wyl dit dan van zelfs fprak, My dünkt 
dat die uitdrukking aldaar wat meer zegt , 


{ 


__namelyk, ”dat, hoe zeer ABISAG door ha- 
__„ re ‘fchoonheid en aanminnige koefterin= 


„ gen hem gelegenheid daar toe gaf, DA- 
„ vip echter met opze? haar onaangeroerd 
„ liet,om redenen ‚die ftrax zullen blyken.” 
Hy bekendeze niet, zal dan Zo veel zyn 
als, by wilde ze niet bekênnen : hoedanige 
manier van fpreken by de Hebreën niet on- 
gemeen is (m), Het is derhalven eerder te 
denken, dat pAvip omtrent dien tyd een _ 
fchielyk toeval gekregen hebbe, daar 
de ouderdom byzonderlyk vatbaar voor is; 
eene fchielyke verftramming der vaten en 
vertraaging der doorftralinge, waar door 
de warmte tot een merkelyke graad vermin- 
derd was, en echter alle mogelykheid van 


herftellinge niet weggenomen , dewyl an- 


ders het uitgedachte middel. nodeloos zou- 
de geweest zyn. Doch dat hy in vervolg 
van tyd, zo niet geheel , immers ten deele, 
daar van bekomen zy, en daar door noch 
in ftaat, om de befchikkingen omtrent de 
Throons-opvolginge enz. voor zynen dood 


af te doen. (n). 
R 4 XLIV. 


(m) Conf. eLAss. Phil. S. Lib. 1lI. Tra, III, Can. 7. 

p. m. 766. feqq. 
(m) Indien iemand deze redeneringe voor te verre 
gezocht mocht aanzien, ER X Kon. 5,4. van menen 
maclje 


(264) 


XLIV. Nu, by deze gelegenheid ziet 
men ABISAG op het toneel verfchynen, Dit, 
en het beleid dezer zake, worden ons ver- 
haald 1 Kon. 4.2. enz. Doe zeiden zyne knech- 
den enz. Zo veel ik merken kan, willen de 
uitleggers dit enkel als een geneeskundigen 
raad aangemerkt hebben, brengende daar- 
toe niet alleen het voorfchrift van. GALE- 
NUs by, maar ook de natuurlyke redenen en 
beproefde voorbeelden, en dan voorts pa- 
vip zo wel als zyne Geneesmeefters op al- 
lerlei wyze zoekende te verontfchuldigen. 
Ik wil weltoeftaan, datde Geneeskunde hier 
te baate genomen werdt; maar ik kan niet 
gelooven , dat er niets meerder achter zou- 
de gefchuild hebben ‚en my dunkt dat de for- 
se van dit gewaand geneeskundig voorfchrift 
zulks klaar toont. Want, waarom moest 
het dan juist eene jonge dochter zyn, dat is, 
gene maagd, en daar toe de fchoonfte die 
men vinden konde in ’t geheele land opge- 
zocht worden? Deed de fehoonheid’er toe, 
om DAVID te verwarmen? Men zegt gn > 

t 


machteloosheid tot die gemelde zaak verftaan, die gelieve 
te begrypen, dat dit echter myne volgende redeneering 
geen wezentlyke afbreuk zal doen; gemerkt DAvIDs 
Staatsdienaars evenwel hunne rol hebben kunnen fpe- 
den, in hope, dat de Oude Vorst noch niet geheel van 
die driften en vermogens der natuur ontdaan zoude 
Zyn, en dat vuur vroeg of laat in hem wel eens we- 
derom eenigzins herleven: ’t gehe echter by de uit- 
komst, door het beftier der V oorzienigheid, gemist heeft, 


pi 
% 


KE ca 


dat pAvip anders zich met zo veel genegen: 
heid niet van hare byligginge zoude bediend 


hebben. Maar als het enkel op een genees- 
 gniddel aankwam, zonder. verdere gevolg- 
 trekkinge, dunkt my, dat eene middelma- 
tige fchoonheid, of zelfs (gelyk men zegt) 
een dagelyks wezen, het wel zoude hebben 
kunnen ftellen. Ten minften voor zo ver- 
re kwam hier dan die keurigheid niet te pas, 


en het gewaande oogmerk konde buiten ien 
wel bereikt worden. Ik zoude hier meer 
byvoegen; maar de deftigheid van ons on- 
derwerp moet myne penne bedwingen. 
XLV. Deze gantfche raadflag komt my 
veel eer voor, als gefmeedt, om te zien, of 
men sALOMo den voet niet zoude konnen lich- 
ten, en eene verandering ten Hove maken, 


“% zy by pAviDsleven of na zynendood ; en 


dat de flaatkunde daar toe de geneeskunde te 
hulp riep. De Uitleggers zeggen wel,dat DA- 


vips Knechten hier zyne Geneesmeefters zyn; 


maar daar ftaat niets van in den Text, en 
?s Konings knechten is beftendig de naam van 
zyne Miniflers , Staatsdienaaren, Officieren, 
Hovelingen (o) ‚onder welke wy boven reeds 


de voornaamften opnoemden, als DAvIDs 


Zoonen , den ie ard ‚ JOAB, (die 
5 


meer. 


… (0) Gen. XL. 12. XLI 12, 37, 38. Exod, VIII. 29. 
IX: 20.1 Sam. VII 14. XVÍI. 5, 12. 2Sam. XI. 18, 
29. zKon.I,g, 33. IX. 22. X, 8. enz. 


L 


( 266 ) 
meermalen DAv1Ds knecht genoemd wordt) |; 
enz. Dusdanige knechten of Staatsdienaars à 
meen ik, dat hier beoogd worden, fchoon | 
uit het beraamde middel blykt, dat ef 
Geneesmeefters in hun belang getrokke 
hebben, dat licht te doen was wegens de 
voorgewendde zorge voor ’s Konings geluk- 
kige herftellinge en lang leven. 

XLVL Het konde namelyk niet anders 
zyn, of DAvips liefde voor BATHSEBA, de 
laatfte zyner Vrouwen, moest by de mees- 
te Hovelingen een doorn in ’t oog zyn, en 
de jaloersheid van ADONIA en de andere 
Zoonen, uit voorgaande Huwelyken ver- 
wekt, dubbeld gaande maken, ziende sá- 
LoMO voor hun allen gefteld. Om nu dien 
gevreesden flag te breken, fcheen ’er geen be- 
ter middel , dan dat men pavips liefde voor 
BATHSEBA trachtte te doen verflaauwen ; het 
welk best gefchieden konde, door die liefde 
af te wenden naar een ander voorwerp, % 
welk aan den Koning behaaglyker konde 
voorkomen. Dus was’er eene goede kans, 
om iets uit te werken, het zy DAviD zich 
werkelyk door nieuwe liefde verblinden liet, 
of zelfs ook, indien zulks miste. Gebeur- ! 
de het eerfle ; dan had men aanftonds goed 
fpel, het zy dat ’er vruchten uit die nieu- | 


we vereeniginge voortkwamen of niet. In 
t laatfle geval had men ten mip{ten een sne 
| en 


Y 


Eide 
f 
Ö 

( 

{ 


k' 
had 
is, 


4 


( 267 ) 


ken ruggefteun aan die nieuwe beminde , 


die, buiten en behalven den naauwen om- 
gang met den Vorst, en de naauwkeurigfte 
kennisfe van zyne geheimen, zich ook te 
zeer aan de Hovelingen moest verplicht re- 
kenen, om niet alle middelen aan te wens, 


… den, ten einde pAv1D van zyn befluit, ten 


voordeele van BATHSEBA’s Zoon genomen , 
afftapte , en een opvolger benoemde, die 
door hare fterke verzoeken hem wierde af- 
geperst; daar ADONtA dan zekerlyk meest 
in aanmerkinge konde komen. Doch in- 
dien het eerffe gebeurde ,en ’er een of meer 
Zoonen voor ’t licht kwamen (dat juist zo 
onmogelyk niet was) zoude het zo groot 
een wonder niet zyn ‚indien DAvIp , uit nieu- 
wen liefdedrift, en op hare tedere en ge- 
duurige aanzoekingen en troggelingen, aan 
haren Zoon de voorkeur gaf: het welke 
gefchiedende, van zelfs een nieuw bewys 
van DAvIDs veranderlykheid geven konde , 
als die in zaken van zulk een gewicht de 
redelykheid voor den liefdedrift deed wy- 


__ken. Dus konde ADONIA op den zelven 


grond tegen deze beftelling infpraak doen, 
als op de voorgaande , visfchende in dat 
troebel water, en zich, terwyl de ande- 
re over de Erf-opvolginge twistten , by 
voorraad van de Kroon verzekerende. Al- 
thans, hoe het uitviel, BATHSEBA id 

oon 


( 268 y 


Zoon lagen achter, hebbende voor eene oe- 
duchtte mede-minnares plaats moeten ma- 4 


en. 

XLVIL Maar, hoe kreeg men deze zaak 
daar toe? Zeker niet dan door verftrikking 
en verrasfing. Daar toe gaf pAvips zieke- 
lyke en koude gefteldheid gelegenheid. De 
geneeskunde gaf het middel aan de hand: 
„> de Koning, die.door vermeerdering van 
s dekfel geen warmte verkreeg, zoude best 
»» geholpen worden door een gezond ‚frisch 
» en jeugdig mensch in zyn beddete nemen, 
s welks gezelfchap de natuurlyke warmte 
» aan zyne leden konde mededeelen. Naast 
» konde daar toe een jong V rouwsperfoon 
» dienen, welker prille jeugd en frisfche 
„> krachten doordringender en gezonder 
> warmte verfchaflen konden, dan een on- 
» derwerp van hooger Ouderdom. Men 
»» moest dus uitzien naar eene jonge Doch- 
»» ter, eene Maagd , die voor het aangezich- 
»» te des Konings fla en bemkoeftere : en (voe- 
» gen zy ‘er by) zy flape in uwen fchoot , dat 

> myn Heere de Koning warm worde. 
XLVII. Nademaal dit een raad woor de 
‘gezondheid fcheen, en wel een raad in de 
uiterfte noodzakelykheid gegeven , heeft 
DAVID zich daar toe te eerder kunnen laten 
overhaalen , waarfchynelyk den ftreek in 
’% eerst niet merkende; denkelyk ook, vk 
y 


| 


( 269 ) 


GE ; dk 
hy toch in hunne handen was, en wel ge- 
noodzaakt, zich naar hun wilte voegen. On- 


_dertusfchen behoef ik niet te toonen, hoe 


allergevaarlykst dit middel was, en hoe 
fterk en bykans onvermydelyk de geduuri- 
ge verzoeking , waar. in men den Vorst 

leidde; als die nacht en dag het verleiden-. 
fte voorwerp aan zyne zyde kreeg, in’ zo- 
danige gefteldheid en emftandigheden ‚daar 

de wederftand der driften fchier meer dan 

menfchen kracht vereischte. De minfte 

voordeelige uitwerkfelen der ftreelende koe- 

ftering voor DAVIDS gezondheid gaven zo 
ver een uitzicht. Het blykt ook , dat die 
vernuftige raadgevers weinig zwarigheid 
daar in gevonden hebben,maar dit veel eer 
als een beuzeling of geoorloofde zaak aan 
den Koning hebben opgegeven; of zelfs als 
bevorderlyk aan zyne gezondheid, indien 
hem de lust bekroop om ligchaams gemeen 


fchap met haar als een Bywyf te houden. 


‘Yen minften, én iemands fchoot te flapen , 
geeft dit in kracht te kennen (p). | 
XLIX. Noch meer worden wy hier in beves- 
tigd,door dat beleid,waar mede Davids knech. 


‚ten of Hovelingen het werk verder befte- 


ken , zoekende kwanswys het heele land. 
door naar de fchoonfte Dochter, die ’er er- 


gens 


__{p) Conf. Gen. XVL 15. Deut, XIII. 6. 2Sam. XIL 
3, 8. Mich. VIL 5. | | 


(270 ) 


gens te bekomen was, en dezelve eindelyk, _ 
zo het fcheen na lang zoekens, te Sunem 
of Schunem aantreffende. Dus gaf men het 
zeker eene fchoone gedaante, en maakte de 
vertooning, als of men voor den Koning 
geene moeite {paarde ‚om hem met de keur. 
van alle bevalligheden te gerieven, op eene 
wyze,overeenkomftig der Oosterfche groot- 
heid, ín het voorzien van het Vrouwen- 
timmer met het puik der (exe, uit alle de 
deelen van het ryksgebied opgezocht (q). 
Maar even dit toont genoeg, dat ’er een 
ftreek onder fchuilde. Want gelyk ik reeds 
begon te zeggen, indien het enkel om’sKo- 
nings geneezinge ware te doen geweest , 
waarom bleef men dan niet nader by huis? 
Waren ’er te Jerufalem en daaromttreeks 
geene puikfchoonheden genoeg onder meer- 
deren en. minderen rang te vinden? Of ont- 
brak ’er aan deze alle iets,’t geen den zwakken 
Vorst van nut konde zyn? Of moet men zich 
alle de Jerufalemfche Dochters zo vies en 
ftuursch verbeelden „en zo afkeerig van de- 
ze eere, ’sKonings bedgenoote te zyn? Of 
haperde het aan iets anders ? Ja zeker! de 
Staatkunde verbood het , de keuze op eene 
te doen vallen „ wier belangens, en-die van 
haar geflacht, aan het geheime. opzet hin- 
derlyk konden zyn, of die door de naby- 

k | heid 

Ca) Esth. IL. 1. &c, 


(271) 
heid harer nabeftaanden in ftaat geweest wa. 
re, om het geheim te vroeg te. doen uitleke 
ken, of eindelyk die „het zy. uit eigene eer- 

zucht, of door aanzettinge van hare aan- 
zienlyke en vermogende vrienden, zich de- 
ze eere tot eigen voordeel, voor zich zel 
ven of de hare, konde trachten van nut te 
maken. . Men: moest ’er. eene zoeken, die 
by. hare natuurlyke bevalligheden ook ge- 
heel belangeloos. voor haar-zelve ware, en 
daar door te minder oorzaak van kwaad — 
vermoeden ‚geven konde; ja die doar eene 
onverwachte verheffinge tot de hoopfte ee- 
re zich het naaste konde verplicht rekenen 
aan hare begunftigers „ en -te afhankelyker 
van dezelve gemaakt worden. Ik mag’er 
by voegen, eene ‚ die wegens hare eenvou- 
dige opvoedinge, verre van het Hof, der 
Hofftreeken geheel onkundig ware, en‚daar 
door te lichter by den neus konde omge- 
leidt worden, werwaarts het den aanlegge- 
ren van dit ítuk gelustte, ‚Met een woord, 
eene ‚door welker middel men deze rol best 
konde uitfpelen. Daarom reist men (als’ 
„ware)het land, om „men zoekt overal fchoon- 
heden. op,en juist (als of het zo wezen wilde) 
_vindtmen ’ereene, naar gedachten van geen. 
hooge geboorte (r) „te Suren of Schunem, een 


kt : niet 
# () Want ’er wordt niets van haar geflacht aangete- 


(272 ) 


niet zeer aanzienlyk Steedje, in de Stamme 
ISSASCHAR, ten Zuiden van ’t gebergte Gil- _ 
boa, en dus ver genoég van Jerufalem af 
(s).. Ik bedrieg my geweldig, zo men hier 
een kunstgreep van ftaat vinden’ kan, zo 
Bra overleid, als men van zulke meefters _ 
verwachten kan. eIigrt OD | 
L, Eindelyk geef ik ‘in bedenkinge, ofdit — 
alles niet uit het verband vant verbaal zel- 
ve kan opgemaakt worden, dat ABisAG tot 
eene der Hoofd perfonaadjen gemâakt wierd 
in het treurfpel, dat men by DAvrDSs ziek- 
_bedde begon te'fpelen? Want, na datde 
raadflag van 'DAvips knechten en der zelver 
uitvoering (in ABtsAG ten Hove te brengen) 
verhaald was, 1 Kon. IL. 1-4. vólgt’er or- 
middelyk op, het ‘verhaal van ‘ADONIA’s 
eerfte onderneminge , ter gelegenheid van 
DAviDs zwakheid, met het gene ’er verder 
by gebeurde. Indien de opzoeking van ABr- ' 
‘SAG eenig verband met het volgende -heb- 
ben zal Ct geen van zelfs uit de aanëenfcha- 
id der gefchiedenisfe blykt) zo moet het 
hoofdzakelyk dáar op uitkomen, dât'sALo- 
Mo’s groote tegenftander ADONIA;, zo wel 
by ’t leven van zyn zwakken Vader als na 
deszelfs dood, zich van deze’ ABISAG be- 
diend hebbe, om zyne. oogmerken uit te 
“voeren, ’t welk by pAvips leven hem de 
| … AUKE 


(s) Conf. RELAND Palzft. T, IL, Lib. III. p. 992, 


(273 J 


Tukt zynde, door hem nog eens daar na ge- 


waagd is, doch mede vruchteloos uitgeval= 


Jen. Zonder dat het echter voor den H. 


Schryver nodig was, breedvoerig te verha- 
len, ‘hoe ABISAG in die eerfte onderneeminge 
gediend-hebbe, als ’t welk van achteren ge- 
noeg gebleken is. 

LL Dus kom ik ongevoelig weder van 
dien uitftap , welken ik hoogstnodig oor- 
deelde, om dat daar in juist de fleutel-te 
vinden is tot opening van het gevolgde Staats- 
geheim; fchoon ik niet weet, dat andere 
uitleggers voor my daar opzettelyk op ge- 
dacht hebben, Keeren wy nu „weder tot 
ADONIA’S huwelyksverzoek , ’t welk het 
rechte middel fcheen om sALOMO den voet 


_ telichten, en tot de kroon te geraken. Dit 


_ kunnen -wy met weinig moeite toonen. 


„EIL Met pAvms dood bleef ABisAG ze- 
kerlyk ten Hove, zynde naar gedachten ges 
plaatst in den rang, voor het minfte, der 
weduwelyke bywyven, en buiten twyffel in 


__ een luisterryk aanzien. De gunst harer wel- 


doenders, als JOAB, ABJATHAR, en-inzons 


__ derheid ADONIA , ‘had hare belangens en ge- 


negenheden zekerlyk aan die party. onver- 


brekelyk verbonden. De natuur der zake; 

enhiet verder voorgevallene „konden. gewis 

haarinietszeer fterk aan SALOMO € BATHSEBA 

verhechten, Diedaarenboven het Hofleven 
_ò 


botort ee- 


(274 ) 


eenigzins kent,-en den toeftand van sALO- — 
Mo’s Hof ín dieneerften en noch zorgelyken 
tyd overweegt, zal met weinig moeité be- 
grypen kunnen , dat ’er middelen- genoeg 
voor ADONIA met de zynen waren, om, 
fchoon thans meer van het Hof verwyderd, 
evenwel bedektelyk op AgisAGs gemoed te 
werken , immers langzamerhand den weg 
tot veränderinge te baanen. … Want dat het 
niet alie, zelfs ten Hove, sALOMO’s vrien- 
den: waren; is van zelfs blykbaar genoeg. 
Kortom , ADONIA konde nooit zyn zaken « 
beter beleggen; dan door ‘ABISAG ten Hu- 

welyke te verzoeken.” Hier was voor-hem 
eene:dubbele kans, * zy dit verzoek wierd 
toegeftaan of afgeflagen.… Gebeurdeheteer- | 
fe? aanftonds had-Aponia dit vooruit,;:dat 

zyne verwydering van ’t Hof van zelfs een 
einde nam, ten-zy men ABISAG een fchreêu- 
wend ongelyk: wilde aandoen, door haar 
OM ADONIA’S wille van haren rang-en waar: 
digheid te ontzetten, De wadrdigheid der: 
halven van dit huwelyk-bracht hem weêr 
derwaarts.. Werdt hy daar wederom toege- 
laten; elk oogenblik was hem fchoon. gée 
noeg, om; ’ zy by gelegenheid der Huwe: 
Iyksplechtigheden en vreugdefeesten, of 
daarna, zyn’ vloekrol te fpelen, met hulp 
zyner opénbaare en bedekte vfienden, doof 
bykomenden invloed van ABISAGS a, pe 
„id N Cl 


zò tederé en in fchyn”onfchuldige mirinâ- 


| (275 ) 
heid op de gemöederen;, door het noch le: 
vend aandenken aan het eredit en gezag van 


_ADONW’sS perfoon en ouderdom boven sA- _ 


LOMO , en door de noch niet vergetene op- 
fpraâak van DAvips Huwelyk met BATHSE- 
BA: Waarby men voegen kan, dat dit zel- 
ve huwelyk hem reeds een nieuwen voor- 
rang boven sALoMo geven konde, als wor- 
dende aangegaan met eene, die in zekeren 
opzichte als deszelfs Sriefmoeder konde aan: 


gemerkt worden: ’t welk ook al eenigen 


zweem, gelegenheid often minften voorwend- 
zel van gezag in de beftuuringe der zaken ge- 
vér konde, Myn beftek zoudete wyd uitlo- 


pen, indien ik dit breeder wilde uitbreiden, 


gene trouwens ook onnodig ís. j 
CIT. Maar indien nu sALOMO dit ver- 
góek weigerde, zónder evenwel ADONIA 


‚verder te moeien; ‘had deze dan ook de 


kars niet) fchoon gendeg? De, zweet van 
härdigheid alleen was in ftaat, om by ADO- 


__NA’s begunftigers medelyden te verwek- 
ken; sALOMO in algemeenen haat te bren- 


gen, eft derikwaänswys verongelykten Prins 
Een het veeltyds’gaät) rifeuwe aanhang 
pgen te bezorgert, tet bevordering eenef 
dye: De algemeene kreet ftond háat 
ee dat SALOMO ‘Ehkel uit pdrty- 
digh zyn’'s ‘broeders Eenvoudige geroc- 
au S 2 gens 


(276 } 


gens dwarsboomde, of ’er zelfs op toeleide, 
om hem in een ongehuwden {taat te hou- 
den, en daar door den Stamboom van DA- 
vips huis van deszelfs andere takken te be- 
rooven en ten grootften deele te doen uit- 
fterven. Dit zoudenoch den Grooten, noch 
Israël over het geheel, zeer gefmaakt heb- 
ben. Ik had íchier verzuimd het voornaam- 
fte te zeggen. Wie weetniet, wat het mis- 
noegen, de Staat - en wraakzucht, ja de 
minneyver vermag by eene verliefde doch 
gedwarsboomde Vrouwe, by eene Prinfes 
byzonderlyk?. wien zyndetreurige en ramp- 
zalige uitwerkzels daar van, „zo by de Oos- 
terlingen als. elders, onbekend? wat moest 
men zich dan niet verbeelden-van eene ver- 
ftoorde ABISAG, van de pogingen harer be- 
genftigers, en van de maatregelen, om, 
et koste wat het wilde, zich van deze 
hinderpaal te ontflaan, enmet: geweld. of 
hist of die beide tot het bedoelde te gera- 
__ LIV. De uitleggers ftemmen wel. mees- 
téndeels toe, dat deze gevolgen mogelyk, 
ja zelfs waarfchynelyk waren. Maar waar- 
om niet rond uit gezegd , dat dit werkelyk 
ADONIA’S oogwit was? Men zoude hem 
fchier voor dwaas en dul moeten aanzien, 
zo het enkel de liefde was, die hem om ’% 
harte floeg Hoe uitfporig die drift td | 
6 [@) pe 


(277) 


hollen kan, byzondere lieden mogen voor 
deze razerny der verliefdheid, dikwils zon- 
der, ja tegen hunne belangen, bloot ftaan: 
men heeft die onbezonnenheid zo niet te 
wachten van ftaatzuchtige Voríten, by wel- 


ken de wettige Huwelyken veelal eene zaak 


van Staat uitmaken. Immers ADONIA’s 
voorgaande handel toonde genoeg, dat het 
hem ruim zo fterk om de Kroon als om 
eene Bedgenote te doen was. Hoe fchoon 
ABISAG in zyne oogen blinken mocht, noch 
fchooner glinfterden het goud en edelge- 
fteente van den Vorftelyken wrongmuts, 
welken hy hoopte dat hem al fpoedig door 
mi hand op ’thoofd zoude gezet wor- 
en. | 

LV. Ik zoude hier wyders noch mogen 
byvoegen, de wyze, op welke ADONIA «dit 
huwelyk beoogde, en zyne list, in zich 
juist van BATHSEBA als voorfpraak te be- 
dienen, trachtende haar in zyne belangens 
te trekken, en dus met eenen een gevaar- 
lyken ftrik tefpannen: gelyk ook de ftoute 
taal, waar van hy zich bediende in zyne aan- 
Ípraak aan BATHSEBA, beginnende zyn ver- 
zoek met de herinnering van zyn wettig 
kroonnrecht boven SALOMO, en zyncredit ten 
dezen opzichte by gantsch Zsraëf, % Is waar, 
daar kwam, zo’tfcheen, eene godvruchtige 
betuiging by van zyne onderwêrpinge aan 
| AC 93 Gods 


( 278 ) 


Gods vrymachtige beftellinge; maar echter 
had hy dat beeldje eens laten zien, om te 
doen blyken, wat men mogelyknochbytyd _ 
en wyle te wachten hadde, indien men een 
eenvoudig verzoek affloeg, dat de gedaan- 
te had van eene geringe en niet noemens- 
waardige vergoeding voor zyn afftand van 
den Throon; op welke taal daarom ook 
SALOMO’s aandacht met rede gevallen is, 
toen BATHSEBA hem in hare eenvoudigheid 
de boodíchap van ADONIA overbracht, 
fchoon de H. Historieichryver kortheids- 
halve dit konde overflaan.— Ik zoude ver-. 
ders kunnen: aanmerken, dat ADONIA niet 
flechts eene vergunning onder de hand ver- 
zocht, om in alle {tilte te trouwen, en daar 
toe de byzondere, toeftemming: van SALO- 
MO, als,thans het hoofd der familie te onts 
fangen. Neenl uit BATHSEBA’S ontmoeting 
by saLOMO. blykt, dat het een wergoek van 
Staat. was, waar. toe de Koninglyke vergun: 
ning en bekrachtiging van den. Zhroon zel- 
ve vereischt werdt; terwyl-men veilig mag 
vastítellen, dat BATHSEBA haren last op!die 
zelve wyze heeft afgelegd, als ADonIA het 
begeerde. Waar uit men ziet, dat hy dien 
band zo vast wilde gelegd. hebben, dat ’er 
naderhand geen breken aan was, ja dat hy; 
volgens een befluit van Staate,. daar door 
gerechtigd wierdt tot die waardigheden en_ 
prae: 


À Hee (279 ) 


zeëminentien, welke aandit hooge huwelyk 

enden waren, « Eene kan de 

_van het verfte uitzicht!— Ik zoude ’er zelfs 
by kunnen voegen, den tyd, waar in hy 
met dit verzoek voor den. dag kwam: niet 
lange na den eeríten Staats-ftorm, terwyl 
de rust noch wankelbaar ftond, de gemoe- 
deren verdeeld, de misnoegens vry groot, 
en de hoofden der eerfte zamenzweering, 
zo in de kerk als militie enz. , noch levende 
en vrymachtig waren. Den rechten tyd 
om in dat troebel water te visfchen. 

LVL Maar laat ik liever dit alles affny- 
den, en voornamelyk opmerken , dat sALo- 
MO zelve, in zyn antwoord aan BATHSEBA,;, 
toonde , kennis van dat opzet en die zamen: 
zweeringe te hebben. Dus luiden zyne 
woorden, naar onze overzettinge: waarom 
begeert gy Abifag de Sunamitifche voor Ado 
nia? begeert gy ook voor hem het Koninkry- 
ke (want by myn broeder is , die ouder is dan 
ik ben) en woor Abjathar den Priester, en 
woor Joab den. Zoone van Zeruja? In wel- 
ke woorden, hoe men ze ook neme, klaar - 

„en duidelyk ligt, dat sALoMo;, het verzoek 
zelve inziende, en zyn aandacht op.des- 
zelfs wyze en gevolgen vestigende, aan- 
ftonds volkomene kundigheid van deszelfs 
oogmerk hadde, en teffens zonneklaar be- 
greep, dat ABJATHAR en JOAB mede in dee 

Pb AVEN 


_( 280 ) 


zen aanflag deel hadden; waarom hy ook. 
geene zwarigheid maakte, om aanftonds 
ADONIA ter dood te verwyzen, als fchuldig 
aan hoog verraad en gekwetfte Majefteit. 
LVIL Men moet ook wel vooringenomen 
zyn tegen SALOMO, en wel laage gedachten 
hebben van de vorftelyke regeerwyze, in- 
dien men wil beweeren, dat de Koning niet 
langs verfcheidene wegen genoegzaamelucht 
van een nieuwen aanflag hebben konde, al 
ftaat dit in’t verhaal niet uitgedrukt. Behal- 
ven de natuur en wyze van dit verzoek , waar-, 
omtrent een verftandig en omzichtig Vorst 
In zo zorgelyken tyd niet blind konde zyn, 
(zynde het de eere der Koningen , eene zaak 
te doorgronden (t)) overwege men, hoe de 
betamelyke ftaatkunde hem van zelfs drong, 
om op alles een fcherp-lettend oog te heb: 
ben. Die waant, aan of omtrent het 
Hof onbekend en als in eene Wolke te kun- 
nen wandelen , bedriegt zich grootelyks. 
Al wat ’er zich bevindt, heeft oogen en oo- 
ren. SALOMO zelve geeft dien aangaande 
een goeden raad: wloekt den Koning niet, 
zelfs niet in vwe gedachten, noch en vloekt 
den ryken niet, in bet binnenfle uwer flaap- 
kamer: want het gevogelte des Hemels zoude 
de flemmen wechvoeren, en het gevleugelde 
Lal waren het vliegen en muggen} zoude Det 
woord 
(£) Spr, XXV. 2. 


(281) 


woord te kennen geven (v). Waar mede hy 
genors leert, dat het nooit den Vorftenaan 
_ bedekte verfpieders ontbreekt, omteletten, 
_ wat ‘er omgaat. Ik mag te vrymoediger 
onderftellen , dat sALOMO reeds eenig be- 
richt had, dat ’er iets gebrouwd wierd, 
fchoon de zaak tot dien tyd toe noch niet ry p 
genoeg geweest was, om ’er opentlyk op 
los te gaan. Want waarom valt aanftonds 
zyn aandacht op het koningryk, en teffens 
Op ABJATHAR En JOAB, van welken echter 
noch geen woord in dezen handel gerept 
was ? Kortom , men moet SALOMO voor 
dwaas aanzien, zo men twyflelt, of hy ook 
ADONIA met zyne medeftanders overal met 
looden fchoenen hebbe doen nagaan , en 
zich dagelyks van de allernaauwkeurigfte 
berichten bediend. hebbe. En dus moet 
men geenszins zeggen , dat SALOMO enkel 
op vermoedens en losfe gisfingen zoude zyn 
te werk gegaan. 

LV III. Eindelyk: indien ’er geen verraad. 
achter gefchuild hadde, waarom vluchtte 
dan JoAgB naar den altaar, totlyfsberginge, 
zodra hy ADONIA’s dood vernam, in welke 
vlucht hy zekerlyk zo wel niet zoude ge- 
flaagd hebben, indien hy den Hoogeprie- 
fter ABJATHAR niet in zyne belangens gehad 
hadde, wiens oppergezag alleen genoeg was, 
CL 95 LONS seh OM 

(v) Pred. X, 20, _ 


(282 ) 


om hem daar &en onverhinderden, toegang 
te. doen hebben ; zonder zwaarigheid te heb- 
ben van door de Priefters en Leviten uitde- 
ze geheiligde plaatfe geweerd te worden, 
De rede van zoAgs vlucht wordt ’er by ge- 
daan 1 Kon, IL. 28. Want hy hadde zich ge= 
wend achter ADONtA, dat is, zyne party 
gekozen, Laat dit al eens ter eerfte plaat{e 
zien op dien eerften aanflag, by pAvips le- 
ven; het neemt echter niet weg, dat zyne 
verbintenis aan ADONtA’s belangens noch de 
zelve was gebleven, en ook indit geval had- 
de plaats gehad. Was hy aan dit verraad 
piet fchuldig , daar was zoveel rede, dunkt 
my, van vreeze niet geweest, om dat hy 
wegens zyn voorgaanden aanflag in het pare 
don begrepen was. Daar was in zulk een 
geval wel plaats voor verontfchuldiging ge- 
bleven, Maar neen ! het kwaad, geweten 
komt op, en hy leest zyn naam ten eerften 
in ADONIA’s doodvonnis. Daarom tracht 
hy de vitvoeringe te ontvluchten, daar hy, 
buiten fchuld zynde, zich aan sALOMO’s 
voeten had kunnen verantwoorden. Dat 
meer is; men vindt ook geene de minftever- 
ontfchuldiging by ABJATHAR , dien men dus 
mede billyk voor een overtuigden mede: 
plichtigen in deze zamenzweeringe mag aan- 
Zien. 5 
„…„LIX, Dus meen ik genoeg gezegd te ief 
n 


had 


| (283 ) 


p tot ftellige verdediging van sÁLOMO's 
handelwyze in dezen. Ten minften: zullen 
myne bewysredenen rykelyk opwegen ter 
gen de befchuldigingen, die men op dien 
Vorst werpt; onder welke geeneene is, die 
door eenig ftellig ‘bewys-geftaafd wordt , 
maar alles veeleer fteunt op vermoedens, 
kwaade verdenkingen, hatelyke gevolgtrek- 
kingen, en een onftuitbaaren drift, om een 
lafterlyken blaam te leggen op zulke perfoo- 
naadjen , die in Gods woord geprezen wor” 
den, en in tegendeel deugnieten en oproer- 
makers tot eerlyke luiden en martelaars van 
fraat te verklaaren. Welk gevolg zulke 
vermetele beoordeelingen van der vorften 
daaden en gerichtsoeffeningen hebben kun- 
nen, behoef ik niet te toonen, zullende nu 
noch kortelyk eenige voornaame tegenbe- 
denkingen trachten op te losfen. 
LX. Men zal beweeren , ”’dat ADONIA 
„ fterven moet om dat hy verliefd ís, en 
„dat juist op ABISAG, de verbodene vrucht 
„ voor Davids Zoonen”. Maar ik heb ‚ge- 
noeg getoond, dat het de Jiefde niet alleen 
was, maar de ongeoorloofde ttaatzucht en 
het bedoeld verraad, welke hem den dood 
deden, — «Men zal voorwenden: *” dat 
» ADONIA flechts een eerbiedig verzoek liet 
„doen, met volle onderwerpinge” Maar 
het verhandelde wyst ons op de flang, die 
8 on- 


( 284 ) 


onder deze bloemen verholen lag. — Het 
was dus ook geene kleine zaak ‚{choon BATH- 
SEBA zelf dit in ’t eerst geloofde, maar eene 
allergevaarkykfte zaak,daar sALOMO’s kroon, 
ja zyn leven aan hing. — Van meerder be- 
lang zoude het fchynen ” dat sALOMO derst 
4, aan zyne moeder beloofde , haar begeerte 
niet te zullen afwyzen, en echter onmid- 
> delyk daarop zyn woord , met zulk een 
» vreeslyk gevolg, introk.” Maar denkt men 
dan niet, dat deze belofte eenvoudig floeg 
op dat zeggen van BATHSEBA, ik begeerevan 
weene kleine begeerte? SALOMO konde niet 
anders verwachten, darrdat het waarlyk ee- 
ne kleine begeerte zynzoude. Maar, nu de 
uitkomst anders toonde, was het immers 
niet onredelyk noch ontrouw , deze hare be- 
geerte af te flaan, en zelfs recht het tegen- 
deel te verklaaren. Wat Vorst zal men on- 
derftellen dat zo onbepaald zyn woord voor- 
af zal geven, dat hy zich daar door ver- - 
plichten zal, kroon, fcepter, leven , alles. 
in de waagfchaal te tellen? Dwaazen of 
dronkenen mogen dus handelen, geen sA- 
LOMO’S. Anders wierd HERODEs ras voor 
eerlyk verklaard, die zo teder op den eed 
wilde fchynen, dat het daarom JOHANNES 
het hoofd moest kosten. Strafwaardige ver- 
zoeken verdienen dubbeld. weigering en on- 
genade, naaf mate ’er meer misbruik door 


8e 


( 285 ) 


gemaakt. wordt van der vorften goedheid, 
en ftrikken voor dezelve gef pannen. 
LXI. De zwaarfte tegenwerpingen zou: 
den kunnen zyn; deels, dat dit vonnis zo 
fchielyk en als by overhaasting, zonder 
verdere Rechtsplegingen, geftrekensen uit- 
gevoerd is; deels, dat het zelve tegen de 
natuurlyke betrekkinge ícheen aan te druis- 
fchen. -Maar, wat het eerie aan aat; zo 
dra men onderftellen mag ‚dat het fuif 
klaar en bewezen was, behoefde ‘er geene 
verdere rechtspleging „inzonderheid omtrent 
perfonen , die wegens hun voorgaand “en 
noch aanhoudend kwaad gedrag, het voor- 
recht van admisfie in rechten en verdediging 
verbeurd hadden; Het is teffens overbekend, 
dat in gevalle vänopróer , verraad en foort- 
gelyke gevaarlyke omftandighedende para- 
te executie'te-meermaalen boven langduurií- 
ge rechtsplegingen oirbaar is, vooral om 
uiterlyke plechtigheden in zorgelyke tyden, 
daar periculum in.mora (gevaar by ’t uitftel) 
is, af tefnyden.(w)— En wie doch mat 


Cw) erorius:merkt daarom te recht uit CORN. TÀ- 
GITUS aan zikil. in discordiis civilibus feftinatione esfe tutius, 
ubì fatlomagis quam ‘confulto opus est, … Dat ’er niets vei- 
ss tiger isin burtgerlyke verdeeltheden, dan boei 
3 voortte gaan, wanneer het meer, op uitvoeren. aart= 


„komt dan op zich lang te bereaden.” Hoewel hy 
verkeerdelyk dit opheldert met Romulus handelwyze, 
zynen broeder Rerns-doox Fabins Celer doende ombren- 

TV AA A gen. 


( 286 ) 


euitfpraak als Rechter in dit-geval doen 2 

iemand anders dan de Koning zelve, zis 
tende daar toe als Gods Stedehouder op den — 
zhroon des gerichts , en hebbendezich naar | 
geen ander voorfchrift;te gedragen, dan 
nadar dat wetboek; dat by-Zsraë/ voor Gods 
delyk-erkend wierd; &n waar in de ech: 
tendes-Konings befchreven waren. - Terwyl 
zyne Staatsdienaars op hun best ín duiste. 
re-zaken tot ophelderinge van zyn oordeel 
envraadgevinge ftrekten , maar niet, om in 
een: geval als het tegenwoordige eene deci 
five ftem te-hebben. SOR 
„XIE. Wat het andere aangaat: ik {tem 
toes zo men» het geval oppervlakkig bee 
fchouwt, vertoont het zich vry akelig; en 
ik: geef den-tegenf preker volkomen vryheid; 
het zelve: met. zulke harde trekken en in zo 
fombere {chaduwen af te fchilderen áls ’ 
hem lusten mag:=-Maar laat ik eenvoudig 
vragen, ‘wäarom sALOMO hier juist zo lee- 
lyk, en zyn broeder ADONIA met de zy: 
_ nem zo: fchoomamoeten afgemaald worden; 
daar men zo kort te voren den laatften zich 
aan „de. misdadigfte onderneminge; niet 
flechts tegen zynen Broeder , maar zelfs te- 
gn zynen Vader zag fchuldig maken?— 

en overwege daar by, of sALOMO niet 

prm geetargi oes reeds 

gen: Waar over hy-bilfyk berispe wordt door jo. rk, 
BUDDEUS, Hist. Ecclef, V. T. T, II, p. 177. 


{il 


(287) 


reeds overvloedige preuven van gehadeven 
_ een Broederlyk hart. gegeven hadde, Apat 
__NIA pardon gevende, op eene allerbillykfte 
voorwaarde? Wiensfchuld was het dan, dag 
deze bal eensten einde rolde ?— Staatkundi- 
genen Rechtsgeleerden hebben meermaalen 
opgemerkt ‚dat hetaltoos zorgelyk ís ;en zel: 
den raadzaam, op misdaaden van Zoog wers 
raad en gekwetfte Majefttit of foortgelyke 
zwaare overtredingen; gratie en pardon te 
verleenen. (x) wegensde kwaade gevolgen 
die-zulks voor het gezag der wetten, de 
zekerheid. der regeeringe ‚en de rust en 
welvaart der: gantfche maatfchappye veel- 
tyds medebrengt. Daar nu SALOMO reeds 
zo veel toegevenheid gebruikt had, kan 
elk oordeelen , wat gevolgen het zoude ge- 
had hebben, indien hy thans niet ftrengelyk 
hadde doorgetast. Ontwyffelbaar was zijne 
kroon dus alle oogenblikken in gevaar, en 
zyn leven “niet minder. Men had reeds 
blyken genoeg, wat ’er van 'ADONIA met 
‚zyn machtigen aanhang te wachten ftond; 
en het voorbeeld van ABSALOM was noch 
ob io3b efl | lon ‚versch 
“_(@) Zie onder anderen Mr, o. NOEST, Algemeen rd 
vecht in den Vrede en Oorlog. IÌ B. Hoofdft kx. 4 
454 455» op welke laatfte bladzyde zyn Ed, Geït.-het 
zonderling geval met Heudrik den II. Hertog van Mogtmo- 
rec) bybrengt „ wien nochde luister der geboorte, noch 
de perfoneelé verdienften, van de verdiende. doodftraf 
bevryden konden. / 


(288 ) 


versch in tgeheugen. Weshalven hier de 
fpreuk gelden moest: melius-est praevenire 
quam praeveniri: dat het beter is, voor-te 
komen dan voorgekomen te worden. 

„EXIIL Hier door vervalt de bedenking 
wegens onnatuurlyke hardigheid te meer, 
nademaal geene Broederlyke betrekking ee- 
ne misdaad verfchoonen, noch den weg der 
juftitie ftremmen kan; ten einde het blyke, 
dat ’er by den Rechter geene aanneming 
des perfoons plaats hebbe, „Wat zouden 
vreemden gezegd ‘hebben ‘van’ die ontydi- 
ge toegevenheid, en met wat -mogelykheid 
zoude sALOMO ooit in tydsvervolg-de eere 
van flipte Rechtvaardigheid in zyne Rechts- 
oeffeningen hebben’ kunnen ‘handhaven? 
Ik zeg nog meer, en ‘tgene in de eerfte 
plaatfe had moeten ftaan , Zsraëls Koningen 
deden geen rechtuit hunnen eigenen naam, 
maar in den naam vandien. God, welke by 
die-Naatfie: als. hunne Opperfle Souverain 
_ werdt aangemerkt, Hunne verheffing zel- 
veop den Throon werdt-aangemerkt, «on- 
middelyk van de:beftellinge van dien God 
af te hangen, gelyk ik in ’teerfte deel de- 
zer verhandeling toonde. Dit zo zynde, 
{lond het niet langer in sALOMO’s macht, 
het leven van zynen. Broeder te. fpaaren, 

als die (volgens Zsraëls rechten) onmiddelyk 
_ tegen dat recht en de beftellinge van hun- 
| j nen 


(289 } 


4 | 
mien Opperflen. Koning was ingevlogen: en 

noch bleef invliegen. | win Re 
__„:EXIV. Wat nu verder joAB aangaat :. 
deze had reeds meermalen den dood ver- 
diend, zelfs in pAvips leven, onder andee. 
ren wegens’het vermoorden van ABNER en 
AMASA.” Doch men handelt verkeerdelyk „- 
als-men de uitfpraak van zyn doodvonnisfe 
wil doen aanzien als een fchynfchoon voor- 
wendfel, even als of sAroMo hem niet recht 
uit durfde fchuldig verklaaren aan deze nieu- 
we zamenzweeringe ‚ maar hem kwanswys 
om zyne voorgaande misdaden deed om- 
brengen, vergel 1 Kon. IL 3r, 32,- en âls 
of ‘hy ‘dus: met een arglistig overleg zyns 
vaders raad volgde, hem kort voor deszelfs 
dood gegeven, 1-Kon. IL, 5, 6, DAVID en 
SALOMO zyn hier in overvloedig door ande 
ren: verdedigd (y), en tot dat einde getoond: 
dat het DAVID tot zyn dood toe aan de 
s, macht ontbroken” hadde , «om: JoAB: te 
» ftraffen , wegens deszelfs groot vermogen; 
„waar tegen-de Vorst vzelvecniet was-op- 
» gewasfen: dat dus uitftel hier geen afftel 
_ sj was, maar vêeleer dé 2orge hier van wet- 
» tig aan SALOMO wierd:aanbevolen: dat 
» SALOMO echter hier wel degelyk voorzich: 
»)”tig handelen “moest, ‘ofn’ nietin dezelve 
BORONIVA vd  OubrWaromes 01159" Bwar 
Ly) Vide inptinhis j: r‚ zopprús BEV. €. T. IL 
, B primis 7 pEUM HE, V. €. T. II 


(290 } 


»zwarigheid,te geraken als/zyn vader: dat- 
‚„ men ook wel voorzien, konde, dat joArs- 
‚ bal-vroeg of laat, tenseinde zoude loopen, 
» en hychet-zo maken, dat ’er geen verz 
» fchooning noch, uitftel meer plaats konde, 


„hebben, maar hem eens;vooral de loom: 


» van alle zyne ongerechtighedefite. 

»; konde betaald. worden: dat en aber 
» LoMo het doodvonnis. te--imeer met die 
steden fterkte; ten-blyke;, hoe joAB feeds 
2 lange dubbeld den dood verdiend; had, 
» terwylalle-langmoedigheid-omtrent- hem 
» vruchteloos geweest, was em-hy-derhal. 
s; ven nu, na Zich op nieuw aan zoezwaar 
s» eene misdaad te hebben fchuldigsggemaakt; 
» met geen glimp meer konde verfchoond 
»» worden, veel min voorwenden; dat deze 
»laatíte {tappen door-hem- gedaan waren uit 
» hoofde ‘van eene_al te blinde:en overbo- 
» dige. genegenheid voor pAviDs- anderen 
5, ZOON;ADONIA.” Weshalven hem ook.de 
altaar niet. beyeiligen konde,-als die nooit 


tot‚eene vryplaats.voor booswichten. veror- 


dend was. …—… inbe leuwk 
—… LXV. Omtrent ABJATHAR behoeft men, 
wegens het te voren verhandeldes.niet te 
twyffelen of hy had mede,den dood: ver- 
_ diend. Het zoudekunnen zyn’, dat hy zich 
inde eerfte zamenzweering, by DAvIDs le- 


_ven, door ADONIA had laten misleiden, en — 
vor MESSE 


| C 291 J 
| 
_mêest door onkunde in dien ftroom was inge- 
wikkeld geweest (z) ; evenwel die onkunde 
| zelve was minst verfchoonlyk ín een Hooge= 
priefter , die beter kennis van Gods wil en 
beftellinge had behoorente bezitten, en daar 
toe zelfs de naafte gelegenheid had. Doch 
wat verfchooning konde ’er nu voorgewend 
worden voor het aanhouden van ADONIA’S 
party. Waarom sALoMO ook de verzach- 
ting van het doodvonnis in dat van afzetting 
_en ballingfchap op zyne landgoederen geens- 
zins grondtop eenige verzachting zyner mis- 
daad , maar enkel op de getrouwe en aan- 
‚ houdende dienften , aan DAvip te voren; 
‚zelfs in zyne naarfte omftandigheden bewe- 
zen; verklarende hem intusfchen niet zon- 
_derrede voor een man des doods , (dât is: ; die 
‚oorzaak tot doodflagen had gepoogd te ges 
_ venen gegeven hadde, en daarom doodfchul- 
‘dig was), en de behoudenis van hem in’ 
leven alleenlyk by voorraad vergunnende: op 
dezen dag zaliku niet dooden, 1 Kon.Il. 26. 
_LXVL Zindelyk, wat Ápisag aanbelangt: 
dat breed uitmeten van haren rampfpoed: is 
‚ ydel. Heeft zé'eenig deel in, dezen’ aanlag 
tik dan is hare’ ftfaf licht genoeg! ges 
Nene eli ramen ten 
drag van P, DATHENUS ; mede doot Tönbens. VÄN HEM 


ESE onder cen fchoonen fchyn in zyne bejang - 
ME r y Y Jangens ge 


( 292 ) 


weest ‚ en-had billyk zwaarder kunnen val- 


Jen. Doch, indien ze in het geval onnozel 
geweest is, (t gene ik wel wil toegeven) dan 
leedze ’er niets by „maar heeft ’er veeleer by 
gewonnen ‚als wordende met ADONIA’s dood 
voor al haren verderen leeftyd beveiligd voor 
* gevaar, van een fpeelbal der ftaatzucht en 
verradery te {trekken , onder fchyn van be- 
mind te worden. | 


LXVII-Dus meen ik ‘overvloedig aan 
deze toffe voldaan te hebben , kunnende my-. 


ne verhandeling, fchoon niet in alles iets ge- 
heel nieuws behelzende, echter aangemerkt 
worden , alseene vertooning van oude waar- 
heden in een nieuw kleed, daar men echter 
hier en daar wel iets in ontdekken zal, ’t 
gene ik niet weet, door anderen voor my 
te zyn opgemerkt. Althanselk redelyk ge- 
moed zal, zo ik vertrouwe, genoeg hebben 
ter overtuiginge, dat dit geval geenszins te 
vergelyken zy by de bloeddorftige Staat- 
kunde der Ottomannen, maar veel eer moet 
gehouden worden voor een hoogwy ze; recht- 
tydige en ten eenemaal onberispelyke, ja vol- 
{trekt noodzakelyke handhaving van de ko- 
ninglyke majefteit en richterlyke rechtvaar- 
digheid, die in tyd van nood geen bloed ont- 
ziet, maar boven alle natuurlyke, zelfs de 
tederfte betrekkingen, moet opwegen, be- 
\_houdens echter de Rechtvaardigheid. 

ro) a | GRON- 


(“293 )) 
„GRONDIG ONDERWYS- 
IN DE BEHANDELING 
DER BREUKTALLEN, 


ZOO, GEMEENE, ALS DECIMALE OF TIEN- 
TALLIGE , BENEVENS DE DAARAF- 
HANGENDE REKENINGEN: 


ze ‚DOOR atd 
Mez. WILH. OTTO REITZ. 
EU EP 

LO Or MED. Enea 


ien moet. het niet vreemd. dunken; 

dat , daar het. den Nederlanderen 
ter geener 1yd-aan geleerde en in allerhande 
wetenfchappen uitftekende mannen ontbroken 
beeft, noch heden ontbreekt „dezelve nochtans 
tot hiertoe drie. der nuttigfte Boeken in hun 
eigen taal misfen? te weten vooreerst, eene 
volmaakte SPRAAKKUNST';gelyk by voors 
beeld de Hoogduitfche van j. G.- SCHOTTE: 
LIUS is: ten anderen, een volledig JW OORD- 
BOEK of Woordfchat ; gelyk dat wan 
de Franfche Akadernie of RICHELET; van 
"JOHNSON 7 Een FARRI, Thefaurus 
Ne tie), 43 in 


24) 


in’ Latyn; énz.. Ter uitvoering vanwelke — 
werken mannen vereischt worden, gelyk flaan- 
de met LAMBERTUS Zen KATE en BALTHASAR 
HUYDECOPER, en bedreven zoo in oude als 
hedendaag fche Europeefche talen. Dan dit 
beide nu aan anderen overlatende om werder 
te behandelen, kome ik tat het derde gebrek, 

waaromtrent wat breeder zal uitweiden, Ik 
_kan my namelykniet genoeg verwonderen, hoe 
het bykome, dat noch geenerlei GRONDIG oN- 
perprsder. DECIMALE of TIENTAL- 
LIGE REKENINGEN, en wat ’erver- 
der toe behoort of van af hangt, in ’t Neder- 
duitsch uitgegeven zy, daar het in genoeg- 
Jaam alle talen gefchiedt iss ’t gene iemand 
noch te verwonderlyker moet voorkomen „die 
niet alleen verzekerd is, dat in deze landen 
aftaòs. groote en wiskundige Rekenmeefters, 
zoo. van hoogen als lagen ;ftand , geleefd heb- 
Ben-of noch leven ; waarvan -meèn desnoods een 
dange naamlyst- zou kunnen opgeven: maar 
ook dat by geen wolk. ter-waereld grooter en 
“ aaaukeuriger berekeningen zao in koop: als 
geldhandel ‚te pas komen. -Nademaal-echter 
de Tiendrekening op zich zelve zonder-rech- 
se kennisen.bebandeling der GEMEENE BREU- 
KEN nies beftaan kan, ook de laatfle ân fome 
mige, wooral flelkundige , vragen onantbeer- 
Tk is, dient men dezelve vooraf te laten gaan, 
semeerdewylnothter tyd geen der daer 
Ke 4. cne 


het WV. en 


t eN Ek HS Aefiek onzekerder ê nae t DARE 
är bet aoch enn id én wisfelwallig 


(295 Y 


_ fh Cyferboekenvin” die flùk--ooldoinde is 


waarna mei inde"tweede plaats. de TTEND- 


| REKENINGsdient ve-laten volgen: voorts ten. 


derden: de Tiendrekening van GEMEENEN INS 
TEREST eh RABAT, of Geldwinning en korting: 
zén IV. die van OPRLIMMENDEN INTEREST eht 
daaruit Jpruïterid wiskunDre ragar: ten V. 
de TTFRENTEN en WEDUWEBEURZEN : En ten _ 
WL het gebruik der KUNSPTALLEN of LOGA“ 
RITHME 30 SN GO Vrnhtm warn Vpro „LEN 
…Alzoo my nu eenige Heeren „Leden van ’t 
Geleerd Genoorfthap 1e Nlisfingen , ‘de eere 
gedaan hebbente vragen , of niets hadde Hün 
Ed, vant myne by te dragen’, ‘ben ik te rade 
geworden Hun Wèl Eat. en Wel Eerw; dit 


gedeelte of + Eerfle fhuk; aûngaande de ge- 


meene breuktallet, tot ‘eene Proef ‘aan té'biea 
den, en zoo myn oogmerk door dezelvé mocht 
goedgekeurd wordén , de IV. eerstgemelde fhukes 
ken by vervolg af te händelen, doch my met 
pi hid te bemoeijens om reden 
dt, wat de Luyfrenten betreft, thans de Sydab 
of Ingezetenén-daar bünne rekening niet bj 
zouden winden dewyl wolgens naaukeuriger 
onderzoek veel matiger renten, dan men tò 
hier toe: gedaan heeft, op lyven’ van allerlèr 


_euderdorn kinnen gegeven worden, zoo dat2è 


nier hobtelyk weer in gebrüik flanh te komen. 
“Hangaande de Wedùwebeurzen , daar 


_ 


mede: 


296 ) 


mede: dan ik-wil my deswegens in geen gefchil 
inlaten. Om kort te gaan „die de eerfle IV, 
flukken volmaakt verftaat „ heeft geen verdere 
onderrechting noodig, maar: kan zoo wel we- 
gens het V yfde als Zesde nopens de kunsttab- 
den-by anderen ‚zelfs in’t‚ Nederduitsch „te 
recht raken. Echter zal ik in’t IV. fluk fom- 
wylen het nut en gebruik der kunsttallen-laten 
inwloeijen + alzoo werfcheide , vooral fpekula- 
tive, vragen niet anders op te losfen zyn. 
… Jk wete vooraf, dat meenig.Lezer-na’t le- 
zen wan ’t voorfraande met HORATIUS volgens 
HUYDECOPERS vertolking zal uitroepen; 
es Wat heeft men toch te, wachten: 
» Van zulk een? fnoeshaan, die: niet kent 
ad zjne eigen.krachten? … … «… …nvoss 
». De bergen dreigden eens te baren, wee 
‘en. wach ! LSD AIR Ô E 
s.Maar och. wat kwam ’er 2 een klein muis- 
ken voor den dag.” kenne ud 
zeggende. dat ter wel 100. en mogelyk tooo. 
Cyferboekjeswvan die -breuken-bandelen,. Doch 
en oordeele niet, woor dat men deze proef 
zal getoetst.en tegenandere fchryvers vergele- 
ken hebben, Indien ze dan niet woldoet , be- 
fove.ik.en de. Lezers en my zelven. van ver- 
dere moeite te-ontflaan. Anderen, diemoge- 
gelyk. zullen denken, dat het myn perfoon niet 
Pasfe , met zoodanige eerfte beginfelen. voor den 
dagte komen, meene ik niet 1e-beamwoorden, 


« 
hade \ k : el 7 
® d p 


C 297 ) 


1 AFDEELING: 


VAN DE GEMEENE BREUK: 
ot 0) FALLEN 


Beo. 


Bk 
sa HOOEDSTUK. 


VAN DE NATUUR EN EIGENSCHAP 
mieke BREUKTALLEN. jo 


ot APP RR| 


ws L. ERS Breuktal, gebroken getal 5. he 
by verkorting. BREUK , is een zeker ge- 
deelte van; een, of meer beelen. 
1sGr2. Eene, Breuk word-door twéedbrleì 
getallen boyen ‚en order een ftreepje, ge- 
(ehrese ns (als; ;03555 25-waarvan het „ón- 

rte het gedeelte , het bovenfte eenof 
meer heelen, aantoont. „Dus beteekent in 
voorfchr. ‘breuken ‚de onderftaande 4. het 
vierde gedeeltewan 1, 3,-5,óf g. heelen. - 
…i63--Men ús-gewoon het, ondertal NOES 
MER, (Denominator) te heeten, zynde vei 
gentlyk de peeLER (Divifor) ; en-het.bo- 
vental mELLER (Numerator) , die eigentlyk 
het DrELTAU (Diwidendus)-is. 
S Aer Eene Breuk kan ook dus gmnfchre. 


atie 5 ven 


(298 ) 


Íì. AFD. 
ven worden, dat het ondertal bendeme, in 
hoe veel gelyke parten een heel gedeeld zy ; 
en het bovental. als aftelle „ hoe veel wan 
zulke parten tenemen zy. Dus toont 3, 
dat een heel in 4. parten gedeeld, en daar 
van-3. tenemen Zyn. _ … !, 
“6 5. Dat het nu op ’t zelfde uitkome, of 
ik voorz, 3 (of wat breuk, het zyn mag) 
volgens $ 1. en 2, dus uitdrukke, een vier- 
de van 3 heelen, of volgens 6 4. drie vier- 
de parten van een heel, bewys ik aldus 
Neemt eens „dat 3: Gld.-gelykelyk moeften 
verdeeld worden onder 4, PeFföonen: ZOO 
weet men, dat 3. Gl. uitmaken 6o, ftuiv. 
hier ‘van. voor: ieder volgens'$ ten: 2, één 
vierde, maakt ’15. {tuiv. maar volgens 64. 
verdeel ik een Gl, of 20. ftuiv. in 4.-gely> 
ke deelen, komt: 5: {tuiv. riu deze 3, màal 
genomen is mede 15. ftuiv; > In allen” ge: 
valle; wat kan- het iemand fchêlen, of hy 
van’ den eerften. Gl.5. ftuiv; van den twee- 


den “5. ftuiv. en van den: derden -5. ftuiv; 
kryge, dar van een en den zelfden Glh3; 
Stuiv. 5. Stuiv.en 5. Stuivs Of’ korter : 
Men geve aam drie van de 4; Perfoonenie- 
der. Gl, mits elk aán den 4, uitkeeré 5. 
ftuiv; dan houden de eerfte drie Perfoonen 
drie vierde van een: Gl. over ‚maar de vier: 
de krygt een vierde van elk dier 3.'GL > 
…6 6. Eene breuk word doorgaans dus 
nov N uit: 


| C 299 ) | 
Ie HOOFD. | 


__mitgefproken : eerst noemt: men eenvóu- 
__dig het bovenfte door het hoofd- of grond: 
_ tal, en\danhet.onderfte door een getal van 


orde of fchiktal, achter het welke men kan 
voegen Of uitlaten part-of deel, op volgen: 
de-wyze: 3 een vierde (part of deel) , 3 drie 
vierde, £ vyf vierde, 4 vier vyfde; 2% ne- 
gen: twintigfte , #5 vyf-en- twintig zessen 
dertigite (parten of deelen). … nnn 
> 7.-Om noch klaarder denkbeeld: va 
breuktallen:te krygen, (want men kan by» 
nain ’t leggen der eerfte gronden. niette 
wydloopig* zyn „) “gewenne men zichode 
kleiner foorten van geld, gewicht, maat 
of tyd, als breuken van eenig grooter foort 
aan te merken en zoo te fchryveny- By 
voorb, wat is 3. oortjes anders dan „3:ftuivs 
7 duiten zyn immers % ftuiv. 15° 


oo 13 
_5-Stuiv. 4: Gl. Voorts 7’ groot #fchel. 


zr Lood : 8 Eene Zuille of ‘Tali „4 Elle. 
2o,dagen'-22 «of? maand. „En omdat.1. 
Gl. of zo. ftuiv. 160, duiten maken , isn7. 


duit #-,Gl.ren 1. grootje <5 £ Vl. 


us 8, Eene breuk is eigentlyk of oneigentt 
yke os 11b hoob ‚ 1orgiov aal 

=-Eigentlyke breuken zyn minder daneen 
heel ; en dus-de- Teller of bovental minder 
dan de Noemer:of ondertal, als 3, #,-155 


ze Oneigentlyke of basterdbreuken zyn of 


t ge- 


( 300 } 
L AFD, 


gelyk aaneen heel, en dus Teller en Noe- 
mer even groot, gelyk ?, 4, %, #%, #8: of 
grooter dan een of meer heelen, als 5 dat 
1s-één heel en een vierde: 3 of 24: 2 Twee 
heelen en 3, Hieruit leert men, hoe een 
heeltal met een breuk verzeld tot een on- 
eigentlyk breuktal kan gebracht worden, 
met namelyk het heeltal door den Noemer 
te multiplicéren en des breuks Teller daar- 
byte addéren: als 43, zeg 4. m. 5.is 20, 
en 3--daarby is % Ja men kan zelfs alle 
heeltallen onder de gedaante van breuken 
voorftellen, (‘twelk beide in’ vermeenis 
vhn van breuken hierna te pas zal 
omen) met ’er-eenvoudig, beneden een 
ftreepje , 1. onder te fchryven ‚als 2 istwee 
heelen, “2 is tien: heelen , enz. “Men kan 
“er ook eenig ander getal onderzetten , mits 
men „eerst de heelen ook daar mede vers 
meenige , als ?, of 5, & &c. is mede 2 hee: 
amper so, ©, #2 enz. zyn ook ro. hee- 
enal «i | 4 TE 
9 9. Hieruit blykt, dat de waarde eener 
breuk vergroot word, zoo men den Tel- 
ler vergroot; en in tegendeel dat ze ver« 
minderd word, naar dat men den Teller ver- 
mindert : want wie ziet niet; dat 3 ver- 
root, zoo men 5 fchreef ;-maar dat 4 ver- 
leint, zoo men fchreef. Daarentegen ver: 
groot de breuk, zoo de Noemer kleiner 
| word, 


dl | 


mm 


_£ HOOFD. 


(301) 


word, b. v. indien ik voor: fchreef 3, en: 
wederom vermindert de breuk , zoo de 
Noemer vergroot, als wanneer men voor 
3 fchreef :,-want hoe meer deelen van een 
heel gemaakt worden, des te kleiner is elk 
deel, en in tegendeel. 
„G ro. Uit $ 8. volgt mede, indien men 
van een gegeven breuktal zoo wel den Tel- 
ler als han door eenerlei getal of ver- 
meenigt of deelt, dat deszelfs waarde even. 
groot blyve: by voorb, 2 boven en onder 
4. maal nemende kryg ik ;#, gelyk aan 
vorige: want hoe kleiner ik den deeler of 
Noemer neme , zoo weelmalen grooter 
moet ik den Teller nemen. Insgelyks den 
Teller en Noemer van 25 Gl. deelende door 


5, komt 3 Gl, waarvan breeder in *t vols 


gende Hoofdftuk. 
6 rr. Uital het voorgaande in 6 8—10, 


_kan men lichtelyk opmaken, dat een en 


dezelfde waarde door ontelbare breuktallen 
kan verbeeld worden, even gelyk men vol- 
gens 6 7. grooter fpecien door kleiner kan 
uitdrukken : als 3. Gl, zyn óo. Stuiv. of 480; 
duiten, of 96o. penn. 1,-jaar is of 12, maan- 
den, of 52. weken „of 365, dagen „ of 8766. 
uren „enz. By voorb. 2, 3, «2, #, ftuiv. 
of Elle geven alle eenerlei waarde: #; 4 
en 2 Gl. zyn even groot, te weten. 8. ftuiv. 

Om het welke noch klaarder aan te too- 


GE € nen, 


Coe | 
| ck AFD. 
sien „ verbeelder wy hier eene Elle in 


klein, gedeeld'in 2, 4.816. en 32. parten, 


waaruiteen kind kan zien , dat bv3,%, 3, en 
Heeren dezelfde lengte ís „ en bygevolg de 
waarde dezer vier breuken even groot: en 
dus met alle de overige voorbeelden, die 
sen uit de nevensftaande fchets kan halen, 
6 r2. Wat Breuksbreuken zym, wyst de 
naam genoeg aan,namelyk eene verdere ver- 
deeling van breuktallen: als- Een half vieren- 
deel ; een vierde van tweederde ; tweederde 
van drievierde, Dus een halve Tali of 
Taille voor Een half zestiende of > Elle: 
Doch van die breuksbreuken moeten wy 
onder de zoogenaamde vermeeniging van 
Breuken handelen. RE 
…_& 13. Die het gene in dit Hoofdftuk voor- 
gefteld is volkomen begrypt, zal in % 
vervolg weinig zwarigheid vinden omtrent 
de behandeling der breuken, alzoo op de 
gelegde grondflagen alle regels fteunen: want 
daar hapert het doorgaans ‘aan, zoo by 
Meefters als Leerlingen, dat zy de allereerfte 
beginfelen en bepalingen niet ter dege vat- 
ten. Waarom niemand der “aankomelin- 
gen in dit ftuk verder moet gaan, dan na 
dat hy. diet Hoofdftuk in allen -deele wel 
verftaan hebbe. Anders zal hy of haast 
in de breukrekening verdriet krygen , of ten 
minften in ’t korte'alles vergeten zyn. 
«OH IL HOOF D- 


Ì 


sd 


KL 
\ 


we 7 


ma le ris Bilde” 
4 


nnn et 


8 er 
ee kas en, ge) 6 
Bet Ed SO Eeten 
hant OE 8 65. Jr ee ae dE Re as : É ves 
B genten PNT B be EP je pe 5 TEN 
my S; Ee P', n e à 
El 6 BAR Eend h 8 - Al 6 


{ 302% ) Twee en 
‘Derdigte 
pee TRE RN ee 
| 


der ON HT A 


Ch A EN 


C:303 ) 
Aimat | Wk id 
VÂN DE "ABBREVIATIE OF VER 
SKÔRTING DER BREUKEN. 
VEA hs 


HIS DDW : 


Mis brre est \ f Je 

ES W/ anneer men grooter breuk- 
tallen tot” kleinere «en- meer verftaanbare 
kan:brengen, zonder echter de waarde te 
veranderen „ gelyk: hiervoren 6 ro. en’ zr, 
aantoont ; noemt men zulks abbreviatie of 
verkorting eener- breuk ; waarvan de regel 
eenvoudig deze is; dat men een getal zoe- 
kes “tgene zoo welden Teller als Noemet 
juist. zonder -overfchot deele; welk getal 
gewoonlyk binnen een half maantje vant 
Boven gefchreven* word. «Dus brengt men 
2 tot :, beide.getallen door 12, deelendé: 
Insgelyks 35 door 5. gedeeld komt # ‚ en -we- 
derom door g, is de waarde; agent 


sle v asl de 
… G’2, Om nu zoodanige verkleintallert als 
met een opflag té vinden , bemerke en ont- 
houde men de volgende eigenfchappen der 
tallen, En 
Se 


(304) 

LL AFD. 
_ $ 3. Alle getallen kunnen ‘zonder over- 
fchot gedeeld worden, of juist opgaan 

In 2. als de achterfte cyferletter of nul 
of parig en even is: gelyk 5o, 78, 312. 

f n 4. als de twee achtert of nullen zyn, 
of in 4. juistopgaan: gelyk 300 , 524, 3536. 

f iets d der de helft der ad eind 
terfte even is, gelyk de helft van 24.en 36. 
is 12, en 18, beide even of parig. 

‚In 8. als de drie achterfte: cyfers of nul- 
len of in 8. deelbaar zyn: gelyk-gooo, 5128. 
De reden van het voorgaande beftaat hier- 
in: dewyl alle tientallen juist in 2 ; alle-hon- 
derden in 45;-alle duizenden. in 8. opgaan ; 
behoeft men maar, te toetfen, of de over- 
fchietende cyfers in 2 ,4,of 8-deelbaar zyn. 
«In 5. als de laatíteof 5 „of-o.is, dat geen 
bewys behoeft. ot 405 noumid 

In g. als de fom aller talletteren in g. op- 
gaat: by voorb. 126, of 621, want 6424 r 
maakt g. Ook 7o2, of 207, want»7 + 2==g. 
Insgelyks 783 „om dat 7} 8 + 318, alsme- 
de 357462 » waarvan de fom 27— is aan 3 

9. ss 


maa J 

_Dewyl 10, Eén meer is dari-9;20,twee{meer dan 2 
maal 9; 30. drie meer dan 3 m. 9; enz.‚zoo toont het 
voorftaande tientdl juist het ovérféhot boven’ de” nege- 
nen aan. Voorts roo. is 10, meet dam /tor mp > das! 
meerdan 1r. m. 9; bygevolg 200. twee meer dan 22, m, 
9; 300, drie meer dan 33 m.9. enz. Hetzelfde windt 
\ É Mtr Ook 


- 


En 
en 


Ee CO) 
2. HOOFD, d é 
ook plaats in alle duizenden , tienduizenden , enz, 
want rooo, is 1. meer dan rir m.9; 2000, twee meer 
dan 222 m. g. enz. Zoo men nu alle die overfchotten 
addeert sen bevindt, dat derzelver fom in 9. opgaat, 
is teen blyk, dat het gantfche gêtal in g. deelbaar zy. 
Laten wy dit by verdeeling toonen in 357462: 


300000 Y 33333 T 3 overfchot, 
ll [PE 
gij Goor …is | 
onm | Bd 
5 2 Te 


{357462 is Q mâal 39715 ft 27 of noch 3 mi, 9 
ED 


en 


39718 maal 9. 


In 3. als de fom aller cyferletteren in 3. 
opgaat; als sor, 525. want de fommen 6. 
en 12, zyn deelbaar in 3. 


8 BEWYS: 


Zôo men gemelde sor „ en 52s. in 9. deelde , Zó ’er 
van ’ eerfte 6; van ’t tweede 12. min g. of 3. overfchie= 
ten: maar al dat in 9, opgaat, gaat ook in 3. op: dus 
komt het mâar daarop aan, of het owerfchot boven de 
negentallen in 3, deelbaar zy. 


In 6, als de fom der cyferen in 3. op- 
gaat , ende laatíte parig is, als 552 „ 10434 
_ In 11.zoo men vande cyferletters de eer- 
fte, derde, vyfde, zevende Enz. addeert ; als- 
„mede de tweede ; vierde, zesde enzs en ziet 
„dat beide fommen oleh zyh;of-om ir, 
Ne) ils: 22, 


da 


(doó 
Sk AFD. 


22,33 enz. verfchillen ; gelyk in 1331, want 
3 +1. of 4. is de fom zoo wel van de effe 
(d. í. dege en 4°) als oneffe (1° en: 3°) plaat- 
fen. In 1078. is beider fom —8, In 312589. 
is de fom der oneffe plaatfen 3+ 2 + 8— 13. 
en de fom der effe plaatfen 1 +5 + 7 ook 
—13. dus deelbaar. In 1837. is de eene 
fom 1 34. de andere 8 + 715. *t gene 
van 4. om 11. verfchilt. In 3ogo8o2. is de 
eene fom 3 fg +8 T 2-22. de andere o. 
dat-om 22. of 2 m. 11. verfchilt: dus in 11, 
deelbaar. 


Het BEW YS hiervan heb ik gegeven in % Ifte Deel 
der HA ARL, Verband. bladz, 37. 


… In 12. als het gegeven getal zoo wel in 
3. als 4. deelbaar is. 
In 15. als hetzelve zoo in 5. als 3. op- … 


gaat. 
… In 18, als het in g. en 2. deelbaar is. ENZ. 


OEFENING. 


S 4. Men hebbe dezen breuk 27% te ver- 
kleinen. Vooreerst zie ik, dat beide ge- 


‘tallen în 4. opgaan, aldus ss js : Als 
ìk dit getal nader befchouwe, vinde ik, 
B 5 | j Le 
dat het ook in g. deelbaar zy, dus 5% 153 
‘Voorts de fom der effene en oneffene De 


(307) 
„HOOFD. 


__ ‘fen vergelykende vinde ik boven 5 + 1-6. 
en om laag 8+ 513. in ’t midden 2. ver- 


fchillende om 11. van 13. Bygevolg beide 


u . 
in 11, deelbaar , dus 3% ls Noch vind ik, 
dat deze breuk wederom in 3. opga, dus 


RE) 
5 |z: de verkorte waarde van 57% 

6 5. Dan dewyl deze manier van vet- 
korting niet alleen toetfender wyze, moet 


LJ 


fl en ‚ maar ook vele breuken voor- 


omen,die door geene der voorftaande getal- 


leti, maar of door eenig ander getal, of 


zelfs door geenerlei, kunnen verkort wor- 
den ; zoo Ri men een anderen wiskundi- 
ger regel van noode,die hierin beftaat: Deelt 
het grooter getal door het kleiner, en zoo ‘er 


iets overfchiet, deelt daardoor den voor-, 


gaanden deeler ; en wederom iets overfchie- 
tende, deelt altoos door het laatfte overfchot 
den even voorgaanden deeler ; en vervolgt 
zulks zoo lang; tot dat de deeling einde- 
lyk effen opga, al was het door de een- 
heid. Alsdan is de laatfte Deeler het groot- 
fte getal , door *t welke zoo Teller als Noe- 
mer juist deelbaar zyn. Doch zoo die laat- 
fte deeler de Eenheid mocht zyn, is ’t een 


teeken, dat die getallen tegens efkaridéren 


door geen gemeenen deeler kunnen ver- 


kleind worden. hiow buislhroy Seeis BBL (9) 
V 2 VOOR- 


(308 ) 


LL AFD. 
, eV hee bd \ 
VOORBEELDEN. 
CA) 20196 Teller Meki 
‘ 297oo Noemer 
<… … I.deeler 20196 in 207005 Ì 
…_ 20196 


overfch. én hieuwé deeler 9504 in sorogde 
> 1908 € 


| overfch. en nieuwe decler 1188 in 0504 
9504 


emme 


Hier is de laatfte effen opgaande deeler, 1188, waar- 
“door gemelde breuk kan verkleind worden, aldus: 


— met 11, gemult, maakt 396. ’t ge- 


4 _€20196)17 als voren; want 4 m. g. is 36. dat 
1188 ing 
20700525 he 3 maal ook 1188, is. 


(B) or Teller | | 
119 Noemer _ { 
IL. deeler gr in trò4 It 
odanl 


overfch. en N. deeler “28 in js 
4 


overfch. en _N. deeler zin 23 


ME: Ae 
| or [13 
„Bygevolg is 7.de gemeene deeler , aldus: — | — 
; x9 | 17 
(C) Kau £%35 verkleind worden? 
dh 20017: 


(309) 


2, HOOFD, 
20017 in28ogofk ‚ 
ee 2oor7 k — 
8673 in 20017 ik 
NE 17346 : 
KEER Io 8673 3 
rin 
ara ins 
rl En ina6rnd 4 
2640 4 
„4 grin Sd ax 
62 
40 
Sr 
alt | Ps. i* 
«bi ais ging 
27 
4in9j2 wer 


| B bs ging. elfs 
Antw, NEEN ; want de laatfte Deeler is de Eenheid. 
6 6, Om de reden van dezen regel te 
verftaan , moeten wy vooraf zeggen; ine 

dien eenig getal „ (als in * 2. voorb. 28, 
deelbaar is door. een ander (7), dat dan ook 
„deszelfs meenigyoudige (multiplum), hier 
_3.maal 28. of 84, ook in *t zelve 7. opga, dat 
Biemand, kan ontkennen. Zoo men. nu by 
die. 84. VeRGroRn 7. bydoet, is ook de fom 

91. deelbaar. Verder 28, by deze gr, voe 

gende, komt igst insgelyks in 7. moet 


/ 
CROP ii 
3 AED 
opgaan, en dus kan zoo de Noemer 119. 
als Teller gr. door 7. juist gedeeld worden : 
’ gene te bewyzen was. 

6 7, Uit dit Bewys kan men teffens be- 
fluiten, zoo ‘er in deze manier van verkor- 
ting een ondeelbaar getal (numerus primus) 
overfchiet, ’t welk in den vorigen deeler 
niet juist opgaat, gelyk in ’t 3, voorb, 31, 
niet:opgaat in 66o, dat men dan maar uit 
te fcheiden hebbe, dewyl het een zeker 
teeken is, dat het eindelyk op de Eenheid 
zal uitkomen, Want ik noeme ondeelbare 
getallen (numeros primos) , die geen 1mul- 
tiplium Zyn van eenig heeltal buiten de Een- 
heid, Zie breeder hiervan V. Hoofdfl. 5 4. 

$ 8, Als het op de uiterfte naaukeurig- 
heid niet aankomt, en men ‘alleenlyk de 
naaste waarde in kleiner getallen begeert , 
bediene-men zich van de handelwyze, door 
y,voorgedragen in t £. Deel der HAARL. 

2hband:bL 25,“ Dus kan de waarde van 
Öns ‘5; voorb, 52 eb ‚alg 
men ‘ze brengt tot op deze wyze:” 
Pen det GRE 
têtes) 1. 2, 3. Jen vermeenige de 2, laät 
fte; 3, met 412 ; daar altoos 1, by „kófit 
13; dit vermeenigd met even voe en 
2, maakt 26, eh Baby dé laatfte uitkomst 
RE Ee LE ro 
org; úitkomst, die hier‘ 4, ís, blyft 305 

5 … EN 


’ 
“Ct 


ù (3x ) 
BHOÖFD. | 
en daarby het laatst vermeenigde 13. komt 
3. dan geven de twee achterfte uitkomften 
| Ee naaste waarde in kleiner getallen, ':$. 
Het Bewys hiervan heb ik tet g&melder 
plaatfe bygevoegd. uee 


* Hoe 


ordi drdridede 
TIL HOOFDSTUK. 

WAN DE OPLOSSING DER BREUKEN; 
(RESOLUTIO FRACTIONU M). 


Om Deze teert de waarde eener breuk 
van grooter geld, maat, gewicht , tyd enz. 
uitdrukken in kleiner foorten: by voorb. 
2 Gl. hoeveel ftuiv. is het? 

9 2, De regels hiertoe dienende zyn ge- 
makkelyk te vinden uit 6 1. en 2, van het 
J.Hoofdft, namelyk ‚brengt 4. GL, tot ft. door 
ze:met zo. te vermeenigen , komt 8o, ftuiv. 

-en-deelt deze.door 5. dan is ’t antw, 16. ftuiv. 
„Of anders volgens 6 4, en 5. deelt, Eenen 
Glof 20, ftuiv. in 5. komt 4, en dit 4 maal 

„genomen geeft:mede 16 ftuiv, tot antw. … 
drOr3 AnderesWoorbeeldens 
MT / jr OON IssdIoek antwar 2: (5) 
Gr. £ Vi hoeveel hell, engrfxa ll Ó8 
"(bt Etmaal hoeveel uren en min.?-19 ur. ra min, 
€) Ar Jaar gerekend op 365. dagen en 6.uren? 223. d. 5.ur. 
: b)re van, LOOOP, antw. 4375: -alaaky zaan) eren: 

(€) Brengt 5; tot €En breuk , die zooo. fot Nöemer heb. 
BEP antw. 2518. V 4 @ 


me 
| 


{312 ) 
Os Boiro | 


8p— $I24 Gof ra fidus 68 
. „100 6 
B) 4 Etm. 
24 Uren. 


… 5 96 19f uren: r. uur is 6o, min. in 5. komt 
Cim, 


(ce) 365 dagen, 6. uren 
24 


emmae 


8766 uren in een Jaar. 
‚AT maal, AND 


1 baas) sas ur. $ 223 d. Sur, 
2 


4 
€d) 4.7 (d) anders —_— =, 
vagans. CeeS rÓinroooo4 625 


a bet ee 7 maal, 
E z0f boef 475 bs bei 


€) —=25lin secod 120 
sortenss ie re 10 AE Pk 


ZO0IT. 3 IJ hk BIG eHMODET „À 

6 4. Een opmerkfaam Lezer ziet lich- 
telyk uit deze voorbeelden, dat de tweede 
‘tegel van oplosfing best te ie kome, als 
het meenigtal van kleiner-foort juist deel- 
baar is door-den hoemer der breuke: ge- 
lyk zo, ftuiv, is deelbaar door 5. In. voorb. 
(4) is roooo, deelbaar door 16, en in (e) 3000. 
door 25, Maar genomen ‚men wilde? Etm. 
ook zoo berekenen, dan moest men 24, 
„uren eerst deelen in 5, komt 4? uur is, 
Tg tm, 


(313) 
‚g.HOOFD. \ 
Etn. en’ dit vermeenigen door 4. Doch 
_ vooreerst weet een Leerling noch niets van 
de multiplicatio der breuken, en ten ande- 
ren is het dubbele moeite: daarom houde 
men zich in diergelyke gevallen aan den 
eerften regel, als in voorb. (6). 


irriterend 
IV. HOOFDSTUK. 


VAN DE HERBRENGING TOT BREUKEN; 
REDUCTIO GENAAMD. 


Or. Deze is het tegendeel van de op- 
LossinG. der Breuken, te weten, om, klei, 
«ner foort van munt, maat, gewicht, tyd 
enz, tot grooter te brengen. Hoe dit moet 
gefchieden „-blykt klaar genoeg uitons J. 
Hoofdft. Sj. . Dies zullen wy aanftonds tot 
ettelyke voorbeelden, en derzelver. bereke 
“ning overgaan. pn 
Cay an Muivs wat gedeelte is °t van 1. GI? / 
(b) 12. penn, wat breuk zoo van. ftuiv. als van 1. Gl. 
Cc) 2, GL. 2. ftuiv. van een gouden Dukaat ? 


adi) ee breuk pk To Hend?, EN 


nah € ren 30, Min ;ván 1, das? ern 
of 155 ik gee pn ef 
Bet edtol (rorimplordadals naval 
(a) # Verkàì door 4 KOEL RER 
B Insgelyks doof 4. iS% Îúiv. 
DT Vv 5 Voorts 


(314) 
ER TAr e 
‚Voorts 20. fluiv, 16 maal geeft 320. pennsin 1. Gl, 
4 tf 


MAN 7 43 vs 


EEN ABE NAT DA JRC OT 
„dus — | — Gl. VAUD De 
bis ch aleine |l SO: ddr sac zot Wk 
(©) 2. GI. 2. ft. is 42. ft. en r Duk. of 5. G1. 5. ft. ig 1o5, ft. 

Re vre plop :0:d ar Toi DOM 

42 [4,3 509 

Bygevolg — | — | — Dukaat, 
a na AOT 195 1D on den 
"(O) 118 zyn %%. Nu 16 Onc. ook tot achtften gebracht 

maakt 34°: bygevolg „2 Pond. DRR CM 

(e) 8 ur. 20. minis 500. min, En 24maal 69. is 1440, 

je î 20 ' 

KL . 500 $ 
‚min. in 1. dag dus === |= Dag, a Urd 
1440 | 72 


« Ld : ee ar 
ba kk NÀ { Ö k pf 


25 


Le) 
A | 
La 


goo |6a (12 ht (ee: “ 
ej MST 7 ARR, IRD Wi fl A Û 
Fala no fro}ow at „urkwerrt tek OD riRORS 


3300 ÏD 20 nogrnst sr 194001 JOt Arns 
SV HOOFDSTUK 
VÂN DE VERGARING' DER BREUKEN; 
(ADDITIO FRACTIONUM). 
Ht agv dln viii). ie k: ET, 
_6 1. Ome Regels hiervan wel te be- 
vatten, (want deze taak is zeker, de moei- 


lykfte van alle breukrekeningen), lette men 
op de volgende. redenéring. Gelyk in de 
1e 7 8 ge 


Pd 


emeene vergaring bekend is, dat gelyke’ 
foorten by ‘haars gelyken moeten opge” 
teld worden : by voorb, 3, honderden en 4,° 
honderdén maken 9. honderden , maar 3, 
honderden en 4. tienen maken geen 7. zoo 
ist ook gelegen met ândere additien , zoo’ 
vän heelen als breuken ; b.v, f 13. en f 7. 
zyn f 20. maat f 13. en 7.ft,doerigeen 20; 
dewyl 7. ft, geen) heelen zyn ten opzichte 
der G „ maar eikel 7, Gl. Dus is de fom of 
132 Gl of 269: ‘ftuiv, Noch anders : Ile 
Wilde weten , hoeveel 3, Dukaten, 4. Z 
Ryksd. à 52, {tuiv, 5, Daalders, 5. G. Gl; 
en 6, Gl, in eene fom uitmaken? Wie ziet 
niet, dat de gemakkelyktfte rekening hierin 
befta, dat ik alle die foorten tot: hare ge- 
meene mate (communis menfura) d, i, tot 
{t,brenge,, op deze wyze: Feij 


{ 
1 


k HO ÖFD. B ia 


3 Duk. fo5-maal. | 315 ft, © Ä ) 
“4 Ryksd,:52—— | 208 — 

‚5 Daald. 30 150 — 

7G.Gl. 28 — | 196 — 


6 Gl, 20 — | 120 — 


we sect ob oi orl08g ft. de fort, die lichtelyk tot 
Dukaten, Ryksd. Daald, G. Gl, of Gl. (naar men 
qo Begeertsterbrengen:zyn. “mod yA .n Ò 
BRT JO rra Horte sinaa: “99 EIC ay. 
2, Hierdit kan blyken, dat ook de 
en eenerleî benaming moeten hebben, 
als men Ze wil vergaren; d, i. zy moeten 
‘onder denzelfden rioemer {taan of gebracht 
… td wor- 


(316), E 
L, AFD. 
Pen „By voorb. eni rek 
n heel ; 4 en 4 maken # of 14: maar 
ae, ik dus niet verzamelen, Neen 
de on 4verwialsld hebbe in 2 wenende | 
5 is, „Dus by 1 willende voegen. 3, 
ik ik : zins) en daarby 4 3, komt 3} of 
2 (Vergelykt, hiermede Z. Hoofdft. 9 10, u 
a.) Voorts willende addéren3, 3» ten é, 
breng ik deze breuken tot een’-gemeenen 
noemer van 6o. in welken 3, 4, 5 €n-6, 
n deelbaar zyn. Dan is volgens voorb. 
er ZI. Hoofdft m8: A=á: fers len 


giroid: 


En 


d 


de vile Berekening. 


met gisn, én 13 maals is 6o. waarin pak 6, op- 
et dus is, 60, de gemeene Noemer. 


big ii ek in Weij 


pf 
led 


50 


3 of get An 5 derhalven i is de fom 338 


an voors. 


Os (317 2 

5. HOOFD. | 
“voorb. zoo men 3. 4. 5. en 6. famen mul- 
#ipliceert , komt daaruit 360. doch op die 
‘wyze zoude, meestal , de berekening buiten 
noodzake te wydluftig worden. Derhal- 
ven zoeke men den kleinften gemeenen Noee 
mer op deze wyze: Men vermeenige al. 
leenlyk die getallen van Noemers, die on- 
derling onverkleinbaar (numeri primi inter 
Je) zyn, gelyk hierboven 3. 4en 5. ver« 
meenigd maakt 6o. dari zie men, of ook 
de andere noemers in het gevonden getal 
effen opgaan; als hier 6, in 6o. wanneer 
men geen grooter gemeenen Noemer noo- 
dig heeft. Zoo eenige Noemers daarin 
niet opgaan, wat dan tedoen, zâl het vol- 
gende voorb, toonen. 

9 4. Maar tusfchen beiden moct ik ee« 
nen Beginner waarfchuwen , dat hy nume- 
ri primi (die ik in ’t ZZ. Hoofdft. $ 7. ondeel- 
bare getallen hoeme) wel te onderfcheiden 
hebbe van numeri primi inter fe, (die ik one 
derling onverkleinbaar noeme). Dus zyn 
ondeelbare getallen b. v. 17. 19. 23. 29. 31. 
37. enz. maar onderling onverkleinbare zyn 
„b. v. 9. 16. 25, want 9. is wel deelbaar-door 

3: 16. door 2, 4. of 8: én 25. door 5. maar 
Zy zyn onderling door geen zelfde getal 
_verkdeinbaar. shot AD 
9 5. Tweede Voorb. Men vraagt naar hêt 
heloop van?, 6, 5» dis end? 


( 318 ) 
EL AFD. | 


„Men vermeenige 25. door 16, komt 400, daarin gaan 
5, en IO, op, Maar geen ó. of 12. Doch dewyl r2, en 
16. beide door 4. verkleinbaar ZD, zoo deel ik rein _ 
4, komt 3. Nu 4oo, 3 maal is 1200, daarin, gaan voorz, 
6. en 12. juist op, zoo daf If 109 den gemeenen Noe- 
mer yolftaan kan. 


V erdere Berekening: 


„12009 240 Tong ni Den En 1200/ 100 
5 „3 9 UI2 5 
ran 1080 ‚500 


48 720 


1200 1200 
Ó Ioog 


16 Â ee 


525 288 500 


3—- form. 
400 


nme 


41I3f 513 Í 17 


I200* 1200 


Derde Voorbeeld. 
Men vergare 23, 53, 3 Ts 1585 20647 


‘Ik vinde hier onverkleinbaar onder zich 5, 7,en. 8. 

Nu 5 m, 7. maakt 35. en dit 8 maal is 280. daarin kan ook 

“45 Fi en 20, juist gedeeld worden. Dus is de cd 
ning deze: 


* 


280 


( 319.) 


5. HOÔFD. 

280; cd be, 56 280} 40 f| 230 al oe 28 
A A OE OE 
el 168 200 sed > 84 

_ 280) 14 2, 210 
2o 5 | 5» 168 
—— 3 200 
zó I, 105 kid 
15, 84 
206, I2Ó 
8936 53 53 
232 —j 3 famen 235 — 
280 C 280 280. 


av UA . dl | 
__6 6, Wanneer men de uiterfte naaukeu= 
righeid, gelyk wel in de Algebra of ftel- 
kunst, niet van noode heeft, is men thans 
gewoon , zoo wel kleïner foorten van munt „ 
maat, gewicht en tyd ‚als andere breuken 
tot een’ gemeenen Noemer van 10, 100, 
1000 , 10000, of kleiner deelen te brengen, 
(die men partes decimales, tientallen of tien- 
de breuken noemt :) en de achterfte breuk- 
jes minder dan : te verwaarloozen, maar 
boven ? voor één meerte rekenen. De rest 
leert men best door de oefening zelve. Dus 
word het 2. voorb. in $ 5. tot roooo. deelt- 
jes gebracht op deze wyze: (Zie 6 4. van 
2 ALL Hoofdft.) 


5 in 


( 320 ) 


LAFD 
5 in 30000 „ 6ooo __(loosd word. — 
ó—-5oooo |; « 8333 Pigentlyk 83335 of 4, dat verwaar- — 
10 —- 99000 |. men 1. meêr rekent. 


. 9000 
I2—- 500004 . 4167 Ejgendyk doot of 2, waarvoor 
I6 —= 70000 | & a 
25 60000 2400 


Ed 
3. 4275 den is 3 $5do \zsss 1455 Netals 


Derde V zorbeeë 


4 in 300000 f° . 75000 
5—-300000 | . 6oooo 
7500000 | . 71429 in plaats van 714288, 
8B—- 300000Y « 37500 

10 —- 300000 |. 30000 

20 —-GQO00o0 | . 45000 


3. 18029 
Dat deze breuk 83 weinig verfchille van 
den vorigen #3, zal blyken, zoo men dien 
ook tot den Noemer van 100000 brengt, 


dus: 
aat Eopocote (ep Ee, 


VL HOOFD: 


f (321 ) 
il ER ’ 
VL HOOFDSTUK. 
VAN DE AFTREKKING DER BREUKEN; 
(DE SUBTRACTIONE FRACTIONUM). 


Ó L. IR de AFTREKKING moeten de 
breuken „om dezelfde reden als inde vER- 
GARING, onder eenerlei noemer ftaan of 
gebracht worden. Het overige zal uit ee- 
nige voorbeelden klaar genoeg blyken. 


Ca) £ van 4 afgetrokken laat 4 of £ over. 
_r (4) # van 1. of 8 afnemendes rest £. 
‘(e) 2 van 5. Verander 3 in *, dan fchiet ; over. - 
{d) # van $. Tot den Noemer van +15. d. is 3-maal 5e 
„gebracht, komt? van 4e. Dus-is’t verfchilss. … 
‚_(e) Om hoe veel is £ kleiner dan $? wr obs 
(“Hier kan ik tot gemeenen Noemer nemen 6 maal 9. 
„doch dewyl 9. en 6, beide deelbaar zyri in 3, deele ik 
6. in 3, en neme maar 2 maal g. of 18.. Bygevolg „$ 
is sten fis. Nu 4. van 15. laat { over. geneva 
(f) Trek 123 van: 134! SERA 
„Dewyl de Teller van’ eerfte 3, grooter is. dan die 
van ’t-laatfte 1, ontleen ik van 13. (gelyk in de ge- 
meene fiberattie) Een heel, ‘zynde in dit geval $ hier # 
“by, is£, en dus.12$ voor 134; waaraf 12 blyft &,,/ 
_(£) Hoeveel verfchilt 224 ‚van, 30? TiN 
‚Neemt hier 29 voor go. dan blyft 2%. 77 
(B) Om hoeveel is 354 grooter’dan 284? gak 
 # tot 3 gebracht, en daar een heel of % by » komt % 
‚_ „Dus 295 van 348 laat over Grof Óh 
RLS VU 5 


| à RK VIL HOOFD: 


(da) - | 
| ‚ul Arn. 
VIL HOOFDSTUK. 


VAN DE VERMENGING (OF ZOOGENAAM- 
DE VERMEENIGVULDIGING). — 
DER BREUKEN; 


(DE COMMIXTIONE , VULGO MULTI- 
__PLICATIONE, FRACTIONUM). 


61. ‚MV wenen of VERMEENIG- 
VULDIGING word in ’t algemeen genaamd, 
als eenig getal (t zy heel- of breuktal) naar 
mate van een ander getal genomen word: 
waartoe men in het Duitsch het woorde- 
ken MAAL gebruikt. Dit ander getal nu is 
driederlei: (1) grooter dan de Eenheid ;(2) 
de Eenheid zelve ; (3) minder dan de Een-_ 
heid, d. i, een eigentlyke breuk. : 

Int L. geval is het in der daad eene vezr- 
MEENIGING, b. v. Zes vyfmaal genomen 
maakt 3o. of £ driemaal genomen is 13: 
dus groeit £ tot 1%, Maar in ’ 1E geval 
heeft geene PERMEENIGING of Vermeerde- 
ring plaats, dewyl het getal hetzelfde 
blyft :- veel minder in ’ Z/I. alwaar het 
wezentlyk peakzeiNT en vermindert, en 
dus Zaminutio moest genaamd worden: want 


B OG 
7 HOOFD. | 
‚6. halfmaal genomen is maar 3; of : half- 
maal genomen is3, Andere Rekenaars loo: 
pen hier maar los over heen : zelfs worrmus 
in zyn grooter werk leerende Zlem. Arithm, 
6220, FraBionem per fraBionem multiplis 
cares zegt alleenlyk tot opheldering 6 221. 
1255 Non mirum, quod fattum fattoribus mi. 
»s nus, cum revera divifio fit, que muitipli- 
s> catio vocatur.…… Ex. gr. multiplicare per 
5 2» idem est ac înwenire dimidium duarum 
» partium tertiarum.”’ Geen wonder, dat 
„de uitkomst kleiner zy dan de gegeve 
‚ breuktallen , alzoo het in der daad eene 
» deeling is. By voorb. : vermeenigvul- 
‚digen door *, is ’t zelfde als de helft te 
5 vinden van twee derde parten” „Maar 
moet dit eenen leerling niet in verwarring 
brengen, die hieruit moet denken, dat al- 
des op losfe fchroeven fta, als men een ei- 
gentlyke deeling mag vermeenigvuldiging 
noemen. Hierom zou ik liever een ande- 
re benaming verzinnen, die op alle drie de 
gevallen even toepasfelyk moge zyn: ’tzy 
MEN VEREENIGING (ADUNATIO); Of SAMEN- 
en INEENSMELTING (CONFL4T10) ; of, dat my 
best behaagt , VERMENGING VAN GETAL- 
LEN (COMMIXTIO NUMERORUM) verkieze : 
verftaande door Wermenging zoo veel als 
Woortteeling, gelyk. worrws dus fpreekt 
lem, Arithm. 6 191.” Due quantitates femu 
We X 2 5) tuo 


mdr. 


Ed 


(34) 

onbAFD 
to -moltiplicantes idem fattum Grenonr” 
„T wee grootheden, zich onderling vermee: 
5 nigvuldigendeTeereNof brengeneenerlef 
-maakfel-of uitkomst voort --bocv. 4 maat 
55-2,of «2-maal 4; maakt beiden-8,” Voorts 
zou ik de racrörzs , “die ‘men! ook genitoa 
res noemt, VERMENG- Of TEELTALLEN ;en 
% FACTUMy dat ook produtum ennumerus 
genitus hiet, UITKOMST. MAAKSEL ; VER- 
MENGSEL 5. ’VOORTBRENGSEL noemen. Doch 
genoeg hiervan: want zoo lang deze my- 
ne benamingen geen burgerrecht verkregen 
hebben, zal men zich toch aan den ge- 

meenen flenter houden: ; pattest 
6 2. De Cyfermeefters geven doorgaans, 
zoo. van de Vermenging als Deeling-der 
Breuktallen „ vyfderlei regels op , namelyk 
(A) voor heeltallen met breuken: (B) Heel- 
tallen-met gemengde ‚d.i. als eenig heel- 
tal een breuk achter zich heeft, als 23: (c) 
Gemengde-met breuken: “(p) Gemengde 
met gemengde: (Ee) Breuken met breuken , 
die men anders breuksbreuken noemt! waar- 
van ik melding gedaan hebbe int Z. Hoofdft. - 
6 12. Maar ik zal my , zoo wel hier als in 
de Deeling „met een enkelen en algemeenen 
Regel-vergenoegen „volgens de bekende 
{preuk. dersLogica: ” Quod per, pauca potest 
» fieri, fruftra fit per plura:”. te meer „de- 
wyl de andere doorgaans. genen en 
Hi , lang- 


( 325 ) 


HOOFD, ä e 
ee er zyn jen dus eenen aanvangen 
meer alfehrijkken da dan. aanmoedigen. ond 


Vooreerst, Zoo ge 4e of dan el. 
allen ‘voorko en zelve in en 
| jn dien bre e! (met onder 
eeerften de Fénheid te fchryven, en de 
andere door’s breuùks Noèrmer té vermee- 
gene Jess de Teller by tedoen; zie 7, 
Bloofar. 6 ME ahdèren;”dat meh van 
Berend dertien 8 envän Bilder de Noe- 
mers richte k „vermenge, „ Beide uit- 
komften geven het “antwöord , % zy in een 
eigen- of opeen breuk, Het overi- 
ge zal uitde. v heelden bij blyken, 
„614, Wy zu À nebe lichte voorbeelden 
van elk der: 5. geve len opgeven, « en „daarna 
ied door e abdijen, rts 


Ce) 54 met ede: \ stank RoN, 
Dastd „120 Vz) sf { Oping Í Aser J97 ) CD 


@ 5' is zel kj d Caf harm, 


nalaod or NG 
id dosis: en skis vermengd’; >|, 5 Caêtn 
silssofs Lacan wy. dit laagte gens anders 
3 N : 


menging of Vermeng. de breuken ver- 
kort hel s ook vooraf gefchie- 
den, door des eenen teller tegen des: an- 
deren noemer te verkleinen; d.i. door ’t 
zelfde getal te, deelen. By voorb. in. (a) 
verkleint 6, tegen 3, komt 2. en 1, dus, 
2 : ú 


22 dan ist vermengde td. In @ 6, 
de kend ge aaf 
tegen 20. geeft 3, én ro. kórmt se £ 1163,“ 
(c) voor 16. en 8, herfchryf z. en 1, kómt 
2 maal 7esij.en t maal zen: dus 444 
ej boven, 


(voor 25)5 49 
(D — 
3 i(voorg) | 3 


‚6 6. Andere Voorbeelden. 
(A) 2 van 48. vermeenigd door $ van ï2?. 
(B) Een elle kost 73 Gl. wat 15t Ellen? « 
(C) Een lood tegen 3. ít, 24 duit, wat 1. ®@ 7# lood? 
{D) Een rechthoekige Steen is'lang 124 Voet, breed 
… 24, hoog 14 Voet „en elke lichamelyke Voet zy zwadr 
453 Pond: wat weegt de gantfche Steen? 


Oplosfing. 


6 4R ib Cs, 

2 28 5-12 || 2m,6.m.5.m, 4. maakt 240, heelen 

(A)- — — — om dat de Noemers elinehad 1,Bly- 
Sign TB Ii ven, i KA 

ho  Á E £ ê NB, 


_ Vermenging te werk. 


(327 ) 


Je. HOOF D. 
NB. Ik hebhier 3. tegen 12 ;En 8. tegen 48. verkleind, 


Anders: 4 m. 48. is 32 en 12 10: tis 75 Nu 7im, 
32, is mede 240. k éf HEK. 
(B) 73 156 
is 24 147 KV of 12355 GL Een Gl. heeft 320. pen. 
dus is 3z£ juist IO, pen. 
(C) 3. ft. af d. is 35 dewyl 24d. 5. pen. Zyn. En zr pond 
7 lood is 395 lood. Dus 3fs 395 


2 zer of 1305; ft. 
makende f 6: 1e ft. dei. I3ip. 


CD) zat is; 24 is 55 Teis 55 45318 4): 


17 Ór 
(s1 7 7 #83NuI7 0.7 M. / Me 1ó.ìs ( 50813 
tn 8. 


476 4 en4m2m.4 isk 32 
12 | 


brt 
VIlL HOOFDSTUK. 


VAN DE DEELING DER BREUKEN. 


O1. j& de peering der Breuktallen 
hebben dezelfde Regels en aanmerkingen 
plaats, als in de VERMENGING. Onze al- - 
gemeene Regel is dan deze: Men íchryve, 
om alle vergisfing voor te komen , den 
Deeler vooraan , en keere hem om: voorts 


5 men volgens de gelegde gronden der 
XxX 4 WIE Soile ds G By 


£ 328 ) 


‚L AFD. 
By voorb. (a) deelt 3 door 3. 
Deeler 4 omgekeerd 4 & deeltal; veilen E] Antw. 
(4) Hoe kn ob! is £ begrepen in 4P 


de: 


ke 3 ard a 
„Deeler 4 omsek, „— deeltal , komt 4 of rt: Antw. 


@) Hoe woehtnha is ze ‘srooter dl dan 3? 
3 Ì 
Zomgek. — — e(t Armed 6 maal. 
bl Baka 


I 
(D Deelt 240. door 4 van 48? 


f 9 
à “3 r 243 komt 'S of 75 
ae beide omgek —— — 


Rrehiess I 


(e) Men wil eene Oe 253 Voet, breed 123 V. 
& beleggenmet vierkante mar merfteenen,, lang en breed 
“24 Voer. Hoe vele‘ Îteênen worden ‘vêreischt # Da 


nn is de 125 is 85 2e iS Ne 


” , Bs 34 > 1 Tr k. 
wer “_“* 36 103 / 38 maake nz of 

eon EJ '# omg. vraat Demm: Wisent). om. Ht, 
ARATAAE KAG OON WABO 8 

Dan dewyl de overfchietende iteenbrokken nict ge- 
voeglyk kunnen gebezigd worden , Zou ik de rekening 
dus maken: 
Eis) zb DIe AND DID Á an f KE 


rrsogilros ge) zin h 


12 fteenen voor EE 


ie in 25, of ': omg. — 


1 13 pe 26 lengte, âls het 
5 7 VEL Ot asil :9 > gr; | en ese 
nd Zan dd: AET 
€ $ E Hin zó L Pe t adt zige 
kaden {25 dus. — js in de vreet JL 
15 by Tg re 13 zl ov stisûr SR 


t ont 


ji hr is % rechte antw. 5 de zi 6 he 15, ht 


Á (329) | 

8;HOOFD. gi TOEN 
Cf) Men wil een; miuursmetfelen 42; Voet’ lang , 13% 
“hoogen zt Voet dik. van gebakke fteerien g. duim, 
Aane. 6. breeden 2, dik. “Hoeveel heeft men ’er to : 
ensBdip-.DI9DSP 1 TOON} WIGS 1 et EIK 
159 duim isd Vró,rdoissh Ve2a dis Vs deze alle als. 


Deelers omgekeerd, komt de berekening aldus :, 


DA, 
vels CAE OUR ks is, 0e EN 
2 6-40 55 3 fe ‘ e VV AAA pd 1e 
DH Gornsomevtk BERNO 100D IK SPPENIB 


» 


a, 5 
n3b Ind, ohio® sbo apoinlen 
{ 


E Ei : _ Ù ‚E pe , . Ì / « 
“Bygevolg-3 ms 55: is 165; én-2' ús 42) is. 84, ni 
-{ BIEEELE, €) | or 784 dl k Vv pe Oi ‚e IS Ok 
VOG EE 2E AR Er, Kot 4 ADO 
w > Bee De 4 4 ed 351 nd 3 { sdi e | À 
dn ker nt OOS bte, Ee: 
AIMS ! TAS IC TENG CALS \ k KO AEDIELE 

hiasctIIv trey ed + À 5 


13860. ‘steenen Antw. 

‘/Ó 2.-Mogelyk zal iemand vragen, waar 
om men in de Deeling der breuktallen niet 
zoo wel de Tellers als Noetners-opzichte: 
lyk door een deele, gelyk men ze in de 
eubeieil „vermengt. % Antwoord. ris, 
at zulks eigentlyk moest gefchieden : doch, 
dewyl ?er alsdan vry misfelyker breuks- 
breuken tot änfwoord komen , dan de vraag 
zelve is, dient: menveen’ “anderen: weg te 
zoeken. B. V. 3 in 2, hoe dikmaals? Zoo 
ide Tellerst door ‘zi-deele ; komt”, en 
2. door 4, komtzof £ Dus zou het antw. 
wezen} gedeeld, door 2. „Omnu, deze mis- 
en moeilykheid te ontgaan’, dient smen 
beide breuken onder éénen Noemer te 
rangen; en,‚dus,te. „vragen : hoe „veelma- 

| A5: anomrisy 19v! len 


( 330 ) 
L AFD. 


len 3 in $2. Van boven deelende 2, door 3, 
krygik 3, van onderen 4. in 4. de Eenheid: 
dus is ’t antw. : door 1. gedeeld. Maar al- 
zoo de Eenheid de gevonde breuk niet 
verandert, kan ze verzwegen worden, zoo 
dat het antw. is en blyft: maal. Dat dit 
gezegde nu door onzen algemeenen Regel 
gefchiede, onder verzwyging van den ge- 
meenen Noemer, (wiens onderlinge dee- 
ling altoos 1. voortbrengt, en dus onnoo- 
dig is): bewys ik door het volgend alge- 
meen of Algebraïsch voorbeeld, in * welk 
de letters, wat getal men wil, verbeelden. 


De Deeler, zy dan. -, het Deeltal —…. Tot 
ni tal ad > 


éénen. Noemer gebracht is de eerfte Ee 


C 
d 


° ander en & Van boven deelende krygt 
„j van ‘ondér og E dat overtollig 
is „_Nu-naar onze manier: 


ok Selngrutinb c V Be nsdaos 
s omgekeert … met — Antw. » alsvo: 
BSC LW. 7 


men’ 


Eje od von a jo ab … 
— Verklaring door getällên: Hoe dikwils ; 
in 32 ì NÀ TI 
* Ih de srerkunDe beteekenen twee letters naast 
Een derzelver vermengfel, ‚en 


(-331) 


8. HOOFD. ô is 

_ Dan is a=2; b=3; c mede =3 ; ‘en dend. 
a 2 c 3 ad, 8 

of — == —, en =-—… Voorts —= — ;» en 
b 3 ' d 4 p rj 4, bd I2 

be 9 j $ 

Rd, 

bd Ia 2 


Nu 8. in g. geeft antw. 1; maal. —— 
Naar onze manier gefchiedt dit. kort- 
bondiger: è Uil wi! 1 be 
2 omgek. 3 m, 3, komt 3. D. T. B. W. 


9 3. Uit al het beredeneerde blykt, hoe 
gemakkelyk de zoogenaamde Regel van 
Drieën , daar gebroken getallen ín voorko- 
men, op te losfen zy, met alleenlyk het 
voorfte getal , als Deeler ‚om te keeren ;en 
voorts de 3. boven-en 3. onderftaande getal- 
len te vermengen; ’t gene best uit eenige 

voorbeelden gezien kan worden, 


(a) Hoeveel 1. Elle, als men el geeft;voor 7i EIL, ? 
(b) Hoevele ponden voor 36, Gl, als 1, pond kost f 14? 
(©).6. geeft 4E, wat 32e? 
(d) Zoo 35 deen 84, wat doen 117?” 

Gs th Sd 


I 13 

15 & 295 
— OMS. —: — :: TI: Antw, # of 65 GL, 

2 35 % 


sl A II | ‚ (5) 


(332) 
and AFD 


en _ Î 
” he À 


KOR EEEN 

6 

26{7 738 LON in 
_ |= _— Antw. 5 maal 6. of zo. &. 

s|é I 

B « Mit 


ORS 


hd 


4E: : 3% 


& er Gr 


dente en 
ee rij DE ST te) bo5t ip Gé) Dd 1 
es _ Nu 3 m. 4I. is 12 
ne Bran ej fr | vegan. ad 
De | 2 FO? EE 


AC 355 83: : Ee dann Mibe 


KV Ìa054 ie gh MH 30 AVIRA 
-ohnBh3 13% ra 
ee Ártw. 2 ma The of 28. hik 
335 ë pg! Een Ei e VS k LA 1 q « A 
oNBe stmdal7. is: 35 ; dats voenfie 3 55: als den 
e 3 
Rn 4 10:50, „iS Ide b, DE SEN AAV Kaf DI ATTO 
pina diu d ad ane 3 € MO Tomiev at asl 
‚aah SOW as rog nsdigsdToov 


here ver tm. OER IL AB 


ha, ( 333 3 
LIRA 11 


TL AFDEELING. 
7 5 e NN Ie 
ORBIT CINT erde OW MOD HON DN Ti he oh 


VAN DE TIENDREKENING 
EN TIENDEBREUKEN.* 


ERR 


GLSTLE 


} 


of 


GR 


ie 
AS 


HOOFDSTUK 
Ì 09 k real, | L torso LL tt 
VAN DERZELVER NATUUR EN. 
TME INL EEG BNDCH ABI UU 


GEO 


"Get.  renpenneoren worden ges 
naamd, als de Eenheid of een Heel, van 
wat foort het zy, in to. 100, 1000. 10000. 
of meer parten, naar dat de naaukeurig- 
heid verêischt, verdeeld word, in plaats 
van ‘alle ‘andere breuken :- waarvan wy 
reeds 2. voorbeelden gegeven: hebben inde 
Ll. ArpreriNG V. Hoofdft. $ 6. 

9 2. In de Xbreuken “word ‘de Zeller 
alleenlyk, zonder den Noemer, gefchre- 
ven ; zoodanig: dat de Noemer begrepeft 
word te beftaan uit de Eenheid met zoove- 

| d, ns ode 
…_* Het GENOOTSCHAP heeft best geoordeeld dit TweE- 
DE Stuk of Afdeeling , door,wylen den Heere Ma. 
W.O. REITZ zelvereeds genoegfaamin ordregebracht 


zynde, om deszelfs naauverknochtheid met het voor- 
„gaande „terftond daarachter te plaatfen. 


\ 


É 334 3 4 
_ IL AFD. 
le nullen achter haar, als ‘er talletters in 


den Teller gevonden worden. (Zie ftraks 


63 en 5) KAAR 4 Vik 
é Dir Én Xbreuk word aanftonds ach- 
ter het Heeltal, of als ‘er geen is, achter 
e, gefchreven „ mits een komma, flip, of, 
dat ik liefst verkieze, twee flippen tusfchen 
beiden te zetten. By voorb. 2:12. betee- 
kent 2; 0: 4256, is 43585 4:0425 is 45,5 
hier heeft de Noemer 4. nullen, om dat 
de XKbreuk o425. vier cyfers heeft. Som- 
mige fchryven de eerfte nul niet, als ’er 


geen heeltal is: doch dat geeft dikwils twy- 


felachtigheid en verwarring. 

6-4 Gelyk nullen aan de linkerhand 
voor een heeltal geplaatst niets te beduiden 
hebben , want oco42. is enkel 427 ; zoo 
zyn de nullen aan de rechterhand ACHTER 
de Xbreuk van geen nut: want o: 3000 , 
© :300, 0:30. is niet anders dan het een- 
voudige o: 3. 

6 5. In tegendeel, gelyk elke nul , Aca- 
TER het heeltal geplaatst , het zelve telkens 
1o maal vergroot ; zoo vermindert elke nul, 
voor de Xbreuk gefchreven, dezelve ro 
maal: dus beteekent o:1. één tieride of 
sz; Oo: or. één honderdfte 5; o:oor. één 
duizendfte „ ; o:ooor, één tienduizendíte 
wis enz. (Vergel. 6 2.) 


IL. HOOFD. 


(335) 

AEBA SE! É | î 
IL HOOFDSTUK. 
om GEMEENE- BREUKEN EN KLEINER SOOR- 
ZEN PAN HUNT ENZ, TOT TIENDE: 

BREUKEN TE BRENGEN. 


61. Om uit een gemeene breuk een 
Xbreuk te maken , zou men eigentlyk 
door den Regel van Drieën moeten werken, 
volgens deze evenredigheid: Zoo de Noe- 
mer der gegeve breuk verandert in de Een- 
heid met ettelyke nullen; hoe groot moet 
dan de Teller zyn? 


Neem eens 2% 


Noem. Nieuwe Noem. ‘Telter: N, Teller, 
625 : 10000 289: 


625 in 28goood : 4624 N. Teller. 
2500 


3900 
3750 


1500 
1250 wv 


2500. 
2500 


Ee amemensd 


Hieruit blykt, dat men alleeniyk achter 
‚den Teller eenige Nullen te zetten „en door 


den 


(336 ) 
j BRE CSN: IL AFD. 
den Noetmer te deelen hebbe: waarvan 
*V. Hoofdft-der Tarn. 66. Doch het zal 


at braden ene 
_Men brenge (a) &, (b) &, (0) zes (Oasky tot Xbr. 


ebad ka 


naa aetd. antoGmon 1198 
(2) EFA ROES at A 
lr Sed ind had 1 48 ap Ì Ne A dia 


vuoÂrow asen 1 £ 
AAA Al on N20 
Dd wf + K eN ‚ 
Ï de { Í pk = Âe 16 ke 
Add vande nlt A fohn 4 4 hef 


FAO TUE A0 £ FA 
40 S ar valle Tak 3 


_—_ 


B) orb in road os065 
96 

£ Ai 40 

\ ' 32 

8o 

8o 


_—_ 


„ e 


@ 1033 in secod 0100484 Hier fcheide ik uit, 
4132 ten ware meerder 


naaukeurigheid ver- 
8680 : eischt mocht wor= 
8264 ° den. _ 
ic oomen SP ogiege 1900 T 195 


sab Zn (DD 


(337 ) 
2, HOOFD. 
€) 4447 in 30000 $ oroocdnag. 
AEEA TARN 
vd 33180 | 
31129 
20510 
17788 


Eman mm 


2722 
6 2. Lichtelyk mocht iemand vragen ; 
waarom in b, cen d nullen voor de Xbr. 
ftaan? die bedenke maar, dat in (6) 16. in 
1. nulm. ook 16. in 1e. nulmaal, maar in 
100. zes m, begrepen zy, dies ;s. In (c) 
is 1033. zoo wel in 5, als 5o, en soo, nul- 
maal begrepen, dus gaan’er 3. nullen voor- 
af. Voorts kan ik (voorb. d) 4447. in 3. 
niet deelen , voor dat ik ’er 4. nullen ach- 
ter gezet hebbe; Bygevolg gaan ’er juist 
zoo vele nullen vooraf , mits de eerfte door 
2. ftippen afte fcheiden, als ik noodig heb- 
be,om den Teller te kunnen deelen. 
…$ 3. Op dezelfde wyze worden minder 
foorten van geld, maat, gewicht, tyd enz, 
tot Xbr. gebracht. 


(@) Brengt 4. s. en 6. ft. tot Xbr. van 1. Gl. of 4. 5. 
En 6. fchell. tot Xbr. van 1. £ VL. 
(&) 1. 3. en 5. penn. tot Xbr. van 1. Gl. 
(0) 1. 3. en '5.- groot al Vlnr 7 
@ Wat zyn 36, 3 Roeden voor Xbr. van 1, Gefmet, 
(e) 36, dagen: van 1: Jaar tot 365. digen gerekend. „ 
SUG) ste 7: penu.:tegen r-GK ON Rs HFT TAD 
Serle) 13, 98 B vanr. AVle oroeling alten 
Rei Y, ' Be 


(338 ) 


a SAE Ap; 

„Berekening, 

(a) 4. fl. is;£ GI 
5e ft, is 25 Gl. 
6. ft, is ,S GI 

(6) 1. penn. i 


c 
en 5. B. is ;5 A. gedeeld komto: 25. 
en 6. f. is ;5 A. dusbeide 3 ofo: 3. 
zie Gl. rooof'o:003125 

320nkree 3 maal. 


Wa 


3. penn. is _0:009375 
5. penn. iso: or5625 
Om gr is Seks ede oo4róódn dus telkens 6; of 
á oh oor 348 Â> TS PEER neemt 
Gr RLS Oe OOI AN 
RESET COTE 8 
(a) Bt. le | Î00 
Go EE eos 


 Òr doo onlurt 
$:0125 ofhet voorgaan- 
je idee orenndied 


RG C Ei 
OOY gid 5 je Â50 aard LL 
orde gn IS => Nene 45 joren; enz. altoos 

RADA ryan le ori li td 


d JUS es 


Ì eg loy S sad St an 
(H) Een geniet lieeft zoo. CH Be dus! | — of 0:12 


dad siboon dt ele 300, | 100 
(©) zig laar, 3600 f 0:09863014 enz. kr 
ole 


Ef) 5.7. Dent. Zyn Sj petin. of +2 Gl. 890 jo 271875 
ro but .adoiwan „Jusur . bloe Bekaadrock 


' 
4 


164 r KES Ì CH Jk 

(6) 13: 88. gr. zyn en 5 ge 0:683333 ENZ. 
1e RO! „| 6ornr FAA Tor 4 vrhak shan 

$ 4. De volledige deeling heb ‚niet noo- 
dig B lier by té zetten, Maar om 
dat het te laftig zouw wezen, om by alle 
voorvallen telkens eerst Xbreuken te vor- 
Ô | : men, 


Bid {339 ) 
A HOOFD. 
men , is men gewoon TAFELS voor de meest, 
gebruikelyke munt, maat, gewichten tyd 
op te ftellen, die ik na het volgende Hoofdft. 
zal laten volgen , met derzelver gebruik. 


dette 
HL HOOFDSTUK. 


OPLOSSING DER TIENDEBREUKEN. 


1. en men een gegeve of in flot 
der gedane rekening gevonde Xbreuk wil 
oplosfen, by voorb. 0534567 &£. ga men 
insgelyks volgens het 11/7. Hoofdft. der IL. 
AFD. te werk, als wetende, dat de voor- 
fchreve breuk niet anders is dan #£%, Der- 
halven den Noemer door’ 20. tot fchell. ge- 
bracht hebbende , fnyde ik de 5. achterfte 
letters tegen ‘de 5. núllen af, blyft ‘het ge- 
tal der fchell. Het overfchot door 12. tot 
grooten brengende, fnyde ik wederom 5. 
etters van achteren af; voorts ook duiten 
willende weten , vermeenige ik de overbly- 
vende door 4, en wederom ‘5: letters af: 
„ao0,-de. rest meer. dan gen half, rekent 
MENT, duit „meer, anders word, het. ver- 
„waar oösd. ‚ 4 7 7 


kro r584BÓT oor 217 
re Aak 4e: 


fe >ie60i34B roo 4 
A RE A 


gr. 10,96088 
in 3,84325 Düs 6. f to. gr. 28,duit, datis genoeg- 

faam 4. d. en dienvolgens 6, (11. gr. 
fchaars, » 


In Guldens is de berekening deze: 
f:34567 


ft. 6,91342 
| 16 


| 


‚p. 14561443 Etgo:6,ft en 15. penn. fchaars. 

NB. Als ik deo van 20,-uitfchrabbe, blykt dat ik 
« „maar 4. letters in plaats van 5. moet aflnyden. 
(6) 0:9875. van 1. Gemer, hoevele Cg Roeden? 


Lo ge AT NS 
322 tege bi 
Le Antw. 206 — | — Roeden. 
296,25. ‚oo [4 


() osn Jaar tegen 365. dagen, hoevele dagen. | 
dessin hid 


35299995 Dus genoegzaam 36. dagen, 


_6 3. Dan deze berekeningen zyn gemak- 
kelyker uit de volgende TAFELS op ted 
: Ó y en , 


"ea 


Ke C34E ) 
3. HOOFD. 
ken, gelykK-hierna: zal toonen. „Alleenlyk 
wat de Xbreùken van &-Vl.of Gl], betreft, 
die-zyn met weinig’ moeite. uit: de «3, voor- 
{te talletters-te wvinden.“Te weten -dewyl 
> 24 fchell. maakten 25.Gl.»2. ft, doch 
& of #5 Een enkelen fchell. (of ft.»zoo: be- 
hoef: men alleenlykihet voorfte getal „zyri- 
de tiendens dubbel te nemen ‚en zoo het 
tweede ‘of, de-honderdften! 5, of meer is ,.5. 
af te trekken ten één fchell, of:ft. meerste 
rekenen : by.voorb; in»: 625. maâkt,de voor- 
{te 6, of 12. fchell, of 12, ft. en fchiet :025. 
over ; maar van: 675. eerst 65. aftrekkende 
voor 13. fchell. of ft, rest mede 25. [of 
gene op ’t zelfde uitkomt, men deele de 
2. voorfte getallen der breuk in 5. wanneer 
men fchell. of ftuiv, heeft: als 5. in : 6215. 
maakt 12. enSvin?67|5 maakt 13. latende bei- 
de : 025 ovér]; Voorts het overfchot in 4. 
gedeeld geeft zeer naby grooten in ’ Zeeu- 
Jche, of in 3. gedeeld penn. in Holl. geld. 
Wil iemand het naaukeurig hebben , die 
trekke voor elke 25. achter aan éen af, en 
neme dus 24: dit in 4. gedeeld is 6. grooten, 
of in 3. gedeeld 8. penn. Genomen men had 
een Xbr. van:896. Hier 85. af voor 17.6 
of ft. blyft 46. in 4. gedeeld is 11. $ want 
de achterfte 6. moest in deze handelwyze 
om 1. of 2. minder genomen worden: en 
jn 3. gedeeld is ’t 15. penn, 
ROOT „VI vg De 


hd 


{ 342 ) | 

all ArF D. 
> ‚De reden. van deze behandeling, beftaat 
hierins „dewyl1/ £ Vl. 240. 9 heeft, en de- 
zeg maal genomen: 960. maakt, dat wei- 
nig van!rooo. verfchilt, (of, zoo men voor 
elke 25. één.) afneemt, d. i..4o; van 1900, 
rest juist 960.) .zoo blykt, dat ieder „44[in 
Xbreuk.,ovdog,}y of netto zt één grootie 
maakt, » Wat de: penn. belangt, alzoo 1. 
Gl-320, penn. heeft, en men’ die “3 maal 
ieemt, komt mede 960. Het overige is 
juist hetzelve, als reeds getoond ‘hebbe: in 


‘de-grobten,> … 


LID HAA ITI U JG td ‘ EEL ve AVO 
Td Taste 
wi, ' Î j Ì Ä di idd. | eid 
1) 21291 MIL o METU eijk } 9 
. mj ed 
i hin end ge PE oa ble 14 rub zs , 8 
TONIE Wi. kik AIS Yi Kir ERA 130 A00 k 
Ì Harker > 


eleò: ti .r 18: Hori ETE IO „MONDE HOH 


isd sbr! CREG B.er deo 
‚A rt Jodl: Wo to:ob 
MIS Hi of EN ag blasbay 
big Mokk ot nr ‚& nf lo \ 
oib , roddod oitffs brnmsi liVv/ 


LJ 4 818 é AARS TE 


na is 1195 gr6s 1930 


«2toorg „Ò et blashso WWA: zb ‘ae oub oma 
bad KET AMON) ef Mobs .£ Li jo 
Ove ev ' a wart GR: heree ol N peen” 
LA E TOOV AB CO TOIEL .OOO SRV „TT X #90 
% % % r ot at ats L Mi pn Ren pn | sk 3 

HIEW & DE ei +k blasha: ein IE GOA JLVAGOE 20 


Kalle r Î Ë adt é JRA Î ee ap 
AV WIEDEN OND DL JLIOMT ,O SHTOIMDE IJ 
KO 4 HIDTOW- HDMOMIO JOAO 1 AO 

KOT. T Jak hlaskov 5e 


Ad | eÀ IV. HOOFD- 


C 343 ) 


O D TUK, 
/ on A À Er INDETARELS 


MET DERZELVER GEBRUIK, 


18 vts”: a ET EUA MO MLC 7 k DN 
LSB An Fedde EL 


Van SCHELLINGEN en GROOTEN tegen Een 
__£. VI. ook wan. STUIV. én PENN. tegen — 
Een GI. als. medé van 1. Engelsch 
den — Pound, in SHILLINGS BENCR 
sodroso | e | and, his rd mek [ 


Grooten en Penc. 
5E Fi :0458333 


0: 0416667 


0:04375 
0: ; 04062 Ie 


o: 0291667 
0:025, 
0:0208333 . 


(344) 


Ch WR 


‚ Warp. 
shit TAFEL 


Van zaNDMaaT:; Ee Gemet arden op 
‚£ 3. Hond of 300: a Roeden 


Mr. | „zhoap Nea > : 4666667 | 7 | 0: 0233333 
< 20’ 130-| 0:4333333 | 6 |O:o2 
+ 280 | O 0333333 120 | 0:4 5 | o30166667 
5 s7olo:g IIo 0: 3666667 410: 0133333 
#_a6o jo: 8666667 | ejhe ke |o:or 
5 250 |0:8333333 | 00 2 jo: 
> 240 |0:8 80 0:2666667 I 
“4 230'f 0: 7666667 | 700: 2333333 14 
220 |o:7533333l 6olo:2 13) 
ee ZO o: so | 0: 1666667 | £ 
ie Oo: 6666667 40 | 0:1333333 | 4 
15 108 o: 6333333 30 | 0: KE 
j° r8olo _20 | 0: 9666667 |_4 | o: 0008333 
en o! LE io | 0:0333333 | + | 0: 0004167 
- bi Ei hk 9 |0:03 
ce 8 | o:0266667 
4140 | 0} 4666067 | 


Z19:0233333 


# Hoorn. 0 
IL TAFEL. 


Vn kordivmaar: bet Last tegen 27. Mutt- 


0:8148148 


17. 


‚@:9629030 
0:9250259 
o: 'BadbRde 
Ì o: 8518519 
0: 7777778 


0: 7407407 
_10:7037037 


0: 6666667 | 


o: 6206296 


{16 |o: 5925926 


et 
‚A5 


ei 
nr, 
N 4 


9:5555556 


(345) 


45 


Or IEIIEI-) 


| o: 5555856 | M. 3 | ost: 


14 |O: 5195185 2 | 0:0740745 
13 [O:4814815 |' I |O:037037C 
‚12 | 0: 4444444. sc. 3 }0:0277778 
rr |©:4074074|__2 Lo o:018s18e 
20 | 0:3703704 I 92 59 
‚Q 9:3333333 É br “ook sr 
8 | 0:2062963 3 [| 0:0069444 
z|0:2592593 : $ lo: Benen 
‚6 |o:2222222 E3 

5 deden E 
‚4|O0:149148r1 ; 


den, en elk Mudde op 4 Schepels. 


IV. TA 


45 | 
Ee ) „Ik AFD, 


IV; TAFEL 


Van een ELLE, în 32. gedeeld; of van een 
POND geek tegen 32. Lood, 


er 25025 1 


Li E{O:03125 | 
EE 9: rdaks: 
KE: 00234375 | 
0019531215’ 


£ 
ei o; APE 


AT Vv ï ‚iks V, Tà 


/ | ( 347 ) 
4 HOOFD. 


AM. TIA FET 


Wad GOUDo CN VAIDVRRIKTOET NE: Mark ap 
‚s BOnsermslal Owcesadr Augels-ven, 
e B ieder Eng» 325 Azqnaij À 
AS K9 Slwöu oee a 1 
rag pg 


E. 6 | 0:0375 | A16 | 0: 0031250 
5 | o0:03125 15 | O:0029297 

BREE: 3 AL wk | 14 fO:0027: 

| reg l-O:01875 «1 13 O:09253PI 

2 |O:0125, * 

O0: 00625 

©: 9060547 | 

0:0058594 | 

o:00s66Ar | 


875 | 
6 er 


| > LL 


' ede 


mi AN 
c2 


| Gee 


‘0: 0005859 
|-O:0003906 ! 


9: U | 
‚O: 0044922 
0042969 | 


men _ 

ze -o: do4toró | wt 4 A 
ro | o: |-9:0039062 |! «|. 9: 0000977 
_g|o0:05625 |- 19 J-0-0037109- 4 fSteoee 
8 il 18 een $ [| O: 0000244 
7 |o:04375 |__17 | q:0033203 | | 


( 348 ) Jij 
ki aq. AFD, | 


VLTAFEL. 


Voor mepiciNaar of Oud roomser GE- 
wicut: het Pond of Libra tegen 12. 
Uncie ‚1 Unc. 8. Drachme , 

1. Dr. 3. Scrupula, en elk 
Scrup. 20, Grana. — 


0:03125 , 
ö: 0208333 
O:0104167 | 


5 kai 07006gd4d|- 
:2ióo60r Ll 8. i 6 ls 


©: hide al 


da LV VILT 


er 


pr (349 ) 
4. HOOFD. ‘ 


VIE TAFEL 


Voor de GEMEENE JAARREKENING Van 12, 
Maanden, ieder van zo. Dagen. 


EN Rt vete ar gee en re 
zm | r. TR AR | 13 | O:O3ÓLIII 


rr | o: 9166667 26 |o:0722222 |. 12 | O0: 0333333 
10 | 0:8333333 | 25 |O:0694444 | 11 | O:0305556 
9 10:75 24 |0:0666667 | 10 |0:0277778 
8 lo:6666667 |- 23 | o:0638889 |__9|o:025 

7 |0: 5833333 22 | O:OÓIIIII 8 |o:0222222 
6 |o: 0:0583333 | 7 | 9:0194444 
5|0:4166667 | _ 20 0555556 | 6 [| o:0166667 
4 | 0:3333333 | __ 19|0:0527778 |_ 5 |0:0138889 
810: 18 | 0:05 Kc 

2 | Oo: 1666667 17 |0:0472222 | „3 

1 {0:0833333 Ió |o:o 2 

„29 | 0:0805556 is [o: ladsteer | I 

28 | 0: 0777778 Ei 0:0388889 E3 

27 | 9:075 O: OZÓIIII à 


Mr VIIL T As 


(350) | 
SAL NED. 


VIEL! T A FE A 


Kri df ENGELSCHE) Yank RBNTIG De 3. 
“Maanden wan”s8; Dagen | 


„24 |o:0656340 | 1O | O:0274725 
23 | 0:0631868 
| 0:0604399 
5 0:0576923 | 

Te 0549450 

it “0521978 | 

18 |'o:0404505 |“ 


25. | ó: Ee It | O:030219ö, 


: 1538462 
"0769231 P “rár) 
Ear : 0357143 | 

in 


BAT ATV, | IX. TA- 


4 Hoor. 


(35E) 


hi 


IX AH AFEL od 


Voor de vaasamemmine vagen 365. De 


ies 

365 | T. gIo | Oo: 
200 
350 | 0 :9589041| A90 


360 | 0: 9863014 


340 |O:9315068, 
_330 |O: Oo41096 


310..0:8493151 
300 ho: 8219178 
200 | 0:7045206 | 
280 | 0:7671233. 
270 di 7397260 |» 
260 | 0: 7123288 
250 0:6840315 | 
240 | 0:6575342 
230 |O:6301370 
220 | 0: 6027397 


320 ('6:8767123 | 


Laro fo:5753425 |_ 


KS 


' tro 


o: 
o: 
180 |o: 
zo |o: 


‚160 | 0: 4383502 


Iso |o: 
140 | Oo: 
130 |©: 
‚120 |o: 
©: 


Te 


zoo: 


Ö: 


50 |o: 


oo |o: 
“go |o: 
so |o: 


zy 7 

5752425 
5479452 
5205479 
4931507 
4657534 


dio |. 
3835616 
3561644 |- 


3013609 

2739726 

2465753 | 
2191781 
1917808 
1643836 | 
1300863 | 


3287671 | 


‚30 
‘zo 


€ 


SII. 
N 


4o 
o: 


ro] ©: 


oo: 
Oo: 
oo: 


\ 


8 
7e 
Ó 
bs) 
4 
3 
2 
I 
â 
È3 
4 


136990 


N 1} 
50 gt 


©: 1095890 
0821918 


00547045 
0273973 


"0246575 
0219178 
0101781 


Oo: 0164384 
o: 0136956 
0:0109589 
o: 0082192 

|o: 
o 
o 
o 
e) 


0054705 


002739 

0020546 
0013609 
: 0006849 


rou 


Ó 10. 


352) nà 

AEDa_ 

$ ro, Om nu de Xbr. van éen dikt, 
foort of fóoftensvan'een heel uit deze ta- 
feleni'te vinden ;-zulks {taat of daarin uit- 
gedrukt, of moet by additie opgemaakt 
worden. Dus-is ‚ó, groot vinde -L.sTAFEL 
O:025 £ ==; en Ó. pen. is 0:01875 f — 
255 5. maar om 17. 6 5. gr. of 5. Gl. 16. ft. 
4 pen. in Xbr;te veranderen ; gamen dus 
te werk: | 


5 Glf5: 


27 G-k0:85 16 ft, == 0:8 
nl 1E: on 0:020833 4 P. —= O:0125 
RE oro 0:870833 ERA 4 64:p 0 


Andere Voorbeelden. 


(a) 25. Lood 24 vierendeel,d. i. flood tegen 1. @? 

(&) 5. Onc. 15, Eng. 15. Azen Gouds, wat Xbr. van 
xx. Mark? id Hr 
…_‚(e) 22. Mudden „ 34 Schepels, tegen 1. Last? 

(d) Van den r.van Wynmaand-tot 15. van Sprokkel= 
“dmaand , beide ingefloten , wat gedeelte van ’t Jaar. vol= 
gens de 3. laatfte TAFELS? 


(@) 25 Lood is 0:78175 
t — 0:01953 É 
B o:8o128 — 
ON 5 Onc. is o:625 


Is Eng. — 0:00375 
I5 Azen —0:00293 


Mark 0: 72168 


() 


de (353) 
4-HOOFD. 
4 __22 Mud.0:8148 
d 3 Sch. 0:0278 
F —- 0:0023 


Last 0: 8449 


== : 


@D Volgens de VIL, TAFEL Zyn het 


4 Maand. 0:33338 zen 
15 Dagen O:04167 — 


0:375 van 1 Jaar. © 


(d) Volgens de VIII. TAFEL. 
4 Maand. 0:30769 
26 Dagen’ 0:07143 ” 


““Ò:37012 


(d) Volgens de IX. TAFEL 138. dagen. 
130 Dag. 0: 35616 
8 —- O:02I92 


0:37808 


6 11. Als men een voorkomende Xbr. 
wil oplosfen, zoo dezelve niet juist in de 
‘Tafelen ftaat, ga men volgens de fubtradie 
te werk, gelyk in * vorige door additie , ° 
gene de volgende voorb. genoeg zullen lee- 
ren: Peep N 
(a) Lost dus op 0:8708 £ Vl. 
6 o:8008 ®& wichts. 

(c) 0:72168 Mark Gouds. 
(d) 0:8449 Last. ede 
(e) Volgens de 3. achterfte TAFELS 0: 3774 van r. Jaar. 


KS Z | @ 


) 


@® 


(3542) 


0:6708 £ 8 :o „hal 


85 is 17 gö 90E 


0:0208 — En 


0: 8008 
78195: fs 25 Lod. « 


Kitt 


0:01955 — 6iditoo n a) 


0:72168 Mark. 
625 is 5 Orie, 


o: 09668 Deh 
09375 - _—_—— 15 Eis. en 


0: 00293 


15 Agen. 


0:8 o-Last. 
í Brd8 is 22 Mud. 


O0: 0301 wi 
278 — Z „schep 


’ o: Ae 5 Schep. ; 


Vals vi, ET afel, naaj” 


no 
TA zag 


ve: mijne byow 1ó Dagen. C 


Volgens VIII. Tafel. 
ETTEN 
39769 is 4 Maand. 


Oo; 06 
Ge —_ 25 Dagen. 


Oo: 00103 mm à Dag, 


_alk AFD, 


@ 


w C 355 ) 
_ 4e HOOFD, 
6 ie Volgens IX, Tafel, 


03774 A 
416 is 130 Dag. 


Pgo:oereg on pdus famen;137: Dag.: | 
:OIQI8 — 7 Dag. AE 


__0:00206 — 3 Dag.) head, at 


$. 12. Niemand verwondere zich , dat ik 
in de-2, voorg, 66 minder getal van cyfer- 
letteren, gebruikt hebbe, dan in onze Ta- 
fels ftaan 5 dewyldezelve tot myn oogmerk 
voldoende waren. Maar als ’er zware re- 
keningen van honderdduizenden of milli- 
oenen Gl, Ponden , Mudden enz. woorval- 
len, dient men met alle 7, letters te reke- 
nen, gelyk ook de Heer EVERSDYK zyne 
Jntrest-Tafelen dus ten. rechte opgefteld 
heeft, fchoon hy in de uitcyfering van de 
meefte Exempelen grooter naaukeurigheid 
waarneemt, dan in t gemeene gebruik.noo- 
dig is. Doch hiervan naderhand. … Alleen- 
lyk lette men, zoo men weiniger. tallette- 
ren van de Xbr. noodig heeft, dat men 
(gelyk in’t /. Hoofdft. 6 6. der 1, Arn. reeds 
gezegd, hebbe) de laatíte letter om r. ver- 
groot, als het vervolg meer dan : d, ì. in 
Xbr. meer dan 5. bedraagt. Om dit wel 
te verftaan, vergelyke men flechts onze 
voorb. der voorftaande 66 met de Tafelen. 


52 V. HOOFD à 


CHEN 
je f MH, AFD, 


VAN DE VERMENGING OF VERMEENI- 
GING DER TIENDEBREUKEN. 


CO. INuzralee de ‘Anbirio ef suB- 
TRACTIO der Xbreuker géen de minfte zwa- 
righefd behelst, en wy van’ beïden in 
voorg. Hoofdft, voorbeelden gehad hebben ; 
gaan wy dadelyk over :tot” de VERMEN: 
GING , of zoogenaamde murriericario , 
der Xbreuken : waaromtrent verfcheide za: 
ken inacht te nemen zyn. Want vooreerst 
vermeenigt men de gegeve getallen even 
eens of alles heeltallen waren, zonder on- 
def dat vermeenigen op de flippen te let- 
ten ‚of dezelve te fchryveh :. maar fen an« 
deren moet men van de uitkomst zoo vele 
talletters van achteren affnyden, als ’er in 
beide getallen famen achter het heeltal of 
o:geftaan hebben. Zoo het nu gebeurt, 
dat de uitkoimst-uit weiniger cyfers befta, 
moet men ten derden de uitkomst van vo- 
ren met zoo vele nullen aanvullen. | 


_(@) Vermengt 6:25 met 4:75. 
(b)o:o16 met 26: 23. 
“_ (©) 0:047 met 0: 037. 
\ (d) o:064 met 0: 0027. 
_(e).Zoor. £ VI. aangroeit tot £ 2:7:9; hoe hoog 
zal 35 £ 10 { 7 4. aangroejen ? (4) 


5e-HOOFD, 


(357) 
(a) 6:25 7 Hier moeten vier vletters inde uit” 

4:75 komst afgefneden ‘worden ; om dat ’er 
„achter elk heëltal 2. ftaan, ; 


1e vann 
4375 VIQSEES 
2500 

20: 6875 c 


De reden is hieruit op'te maken: zoo men de gege- 
vene getallen tot gemeene breuken maakt, zyn ze 
s2Jen 425: welker vermengfel volgens I. AF D.7. Hoofdft. 
$ 3. voortbrengt 225825, d. í. in Xbr. 29:6875, en dit 


10000 9 


heeft in alle de verdere vermengingen plaats. 


(B). - 26:23 Hier beftaat de eene Xbr. uit 2, de 

o:016, andere uit 3. letteren, famen 5. by- 
gevolg als ’er 5. afgefneden worden ; 
13739 18 ZEN geen, heeltal, dus in, 


2623 COME ader 
„ SLO WA 5, JC 1 
ale AROGB Hr ab 4 A d 


JJ 


rn 0:647.*” Men ziet hier“dat ?er 6. letsêrs af 
OO mofo te fnyden zyn, daar de uitkomst ’er 
gee ‚yr \maar-4. heeft, dus onthreken ’erstwee, 
© “829. behalven de'o:in plaâts van % heeltal: 
Os \f4r’ “bygevolg ishet antw. 0:001739. > 


4 r C1 4 
im te GAD . r 


lon 1e 1728 Opdgevüld tot 7. letters voor de Xbr. kome 


0 oN 0; 9001728, 
hadi as ) olhng IAS ens dh vl kak À | Á 
‘er 43 @ 


en 
# 


(358 
hade IL AFD. 


ONE Jeet ET Sent 
Do se IO fl O5 7 f —=0:35 
7 {em 0:03017 9 $ —=0:0375 


—__ 


35:52917 2:3875 


3552917 
23875 
„ 177 [64585 
‚ 2487 | 0419 
28423 | 336 
| 106587 | 51 
710583 | 4 / 
dn 84:8258,| 93375 Dewyl ‘er 9. letters 
béven de heelrallen in de twee vermengde getallen 
ftadn: en dus is het antwoord £ 84: 1656 9. 


EI ETE 


A 
B 
gs 
‚_D 
E 


9 2. Ten wierden : dewyl men genoegfaam 
in alle gevallen tot de uitkomst of antwoord 
met vier letteren boven de heeltallen kan 
volftaan. (alzoo, men dan 1o,ooof* gedeel. 
tens heeft) blykt,-dat men by- voorb. in 
het laatfte Exemp; van de eerfle rei volgens 
de vertoonde. affnyding 5, letters; van de 
tweede 4; van de derde 3, enz, had kunnen 
misfen, Ten einde dit nu aanftonds op 
eene veilige en beftendige wyze , zonder 
zich met die overtollige letters te vermoei- 
jen, werkftellig te maken , heeft men, vol- 
gens de uitvinding van den wiskundigen 
BRIGGIUS in dezer voege te handelen. 

“() Men fchryve het onderfle getal ach- 
terwaards; (nemende voor het bovenfle ge 


AOR 


(859 ) 
S.sHOOFD. 
tl liefst dat genes: wadrin de meefte-tien- 
deletters ftaan , „waarvân -de vreden ftraks 
* van zelve zal blyken): en dus in het voor- 
gaande Exemp. 5783:2 in plaats van 
2:3875. en plaatfe de eenheden (in dit ge- 
val 25) met een’ ftip daarboven, om ver- 
warring voor te komen, ‘onder de zoo- 
veelfte tiendeletter , als men van de uit- 
komst begeert afgefneden “te hebben : ’t 
geen wy by voorb. in dit geval op 4, bepa- 
len. Dus komt ern dan te bana 
1ovorre In rievle 
10V9 tes 3552017: 
) , ets 21 d 5 is 5) 


eel Booten rin fnen ar el getal te 
ahli van dat gene ,’t welk ’er vlak 
„boven dtaat ; alleentyk in ächt meinende 
rey den aanwas vit de van achter òver- 
-geflagene cyffers; datis: wat men ’er zou- 
„de mdeten byvoegen „ zoo men het voor- 
mia of hever volgende; getal naar de 
wecliterhand dmede ‘had gemultipliceerd. 
_Eindelyk (») moeten alle uitkomften aan 
RS rechterhand onder elkanderen gelyk 
anar: 
erb (Geobi in: nalezen regels inisfelileh noch 
sduifter ‘mochte zyn, zal wederom ‘best ruit 
deer voorbeeld: verftaan ‘worden waartoe 
neon voorgaande nemen zullen 3 en 
HD ZL 4 waar- 


C 360 ) 

Ge rl — ML AFD. 
waaruit te’ gelyk het BEwys van den Re- 
gel van zelve zal blyken, . talob B 


„ „8552917, ; …* Schoon 2 maal 1.maar2, zy fcl- 
v rester! rin len wy echter in de uifkomst3. 


on 20 SBRolje doom dt men „van achter óp:bè- 
ov epros8gr dE  ginriende, eerst zoude hebben 
106589 |D -2,maal 7145 En dùs. by, het 
28423 ‚C° Volg. 2 m.1==2. deze xr, mott 4 
42485 | voegen: seiourteeslloev | 
Ming 142/B AnoBonrreat to, 
84:8259 | 


Dit antwoord komt dierhalven juist over- 
een met het gene in voorgaande 6 gevon- 
den was volgens de gewone berekening, na 
affnyding der 5, overtollige letters, Want 

-dät wy daar hadden 84:8258en hier 84:8259 _ 

„maakt geen de. minfte verandering „ dewyl 

_ op die daatfte 8. ‘wederom! volgde 933 enz. 

„welke»g.-dierhalven , als. boven de» 5,-2yn- 

„de, voor rogerekend mag’ worden (vol-_ 
„gens 66. van het: /, Hoofdft. der Li AFD. 
ogevoegd-by $12. van ’t vorige Hoòfaftuk) 
wanneer, het antwoord-als boven zal zyn | 
84 28ösgorsin olls.nstaorm te ibu 
> Zoo men nude behandeling in deze'$. 
net die der z, 6 vergelykt, zal menster- | 
{ond zien ;-dat- hier: even. dezelfde letters 
“zyny-alsrin-het. voorgaande. na affnyding | 
„der overtollige ; behalven alleen datde rei« | 
jen: în eene. omgekeerde order voorkomen , 

EW Ì ë % geen | 


x 
| (361) 
SMOOrD. 
% geen uitde omkeering der letters volgens 
voorgaande 6 (4; ontftaan is. Dus-komt 
„Àovereen met A ; B-met B; enz. naardien 
men als geen verfchil kan aanmerken, dat 
hier in A:{taat 178. in 6 1. maar 177. alzoo 
daarop een ‘ó.-volgt:vinsgelyks tn D, hier 
106588 in Ó 1, alleen 106587 doch waarop 
volgt 51. | 
9 4. Schoon nu $ 2 (4) is gezegd, dat 
men Liefst het getal , waarin de minfte let- 
ters zyn, voor hèt ‘onderfte neme en om- 
keere ; volgt „daaruit. echter- niet, datde 
uitkomst iiet goed zoude zyn , indien men 
dit getal „bovenzette, en het andere’ om- 
keerde. Alleenlyk is dan aan-te: merken, 
dat men achter het bovenfte getal zoo ve- 
Je nullen moet voegen „ tót dat ‘daarin tèn 
minften even zoo vele letters zyn, alsvin 
het andere, He | zij 
Laten wy alwederom hetzelfde voorbeeld 
uit $ 1, en 63. nemen: ’t gene, zoo men, 
2:3875 boven wil zetten , dus zal moeten 
taan: ne og fg 


mn 
ek 


| Us A5 2387500 


N , 
rd ML. AFD. 


2 2387500' In dit geval zullen van de uitkomst 5. 
wr 702553 letters moeten afgefneden worden, de- 
Kri de al cit merslae van ‘het orieerc 5, 
UO drgosoo täal(te weten de 5, van 35.) onde e 
sh Fe letter van de tiendebr. te ftaan komen: 
An 1a19375 doch alzoo de laatfte letter o. is, welke 
lied na 4775 in de tiendebr. van achteren niet noodig 
‘_t214g Zyn, blyft het antwoord, ‘als in $ 3. 


DE ennen EA 


r 


Ca) Vermengt 78:07635 met 49: 24I. << 
…(4):Zoo één last Rogge-kost f78: 17:85 ‘hoeveel 17. 
. Last 19. Mudden 33 Schepel ? Gra 

_ (© 37.Gemet 290. Roed. en g. Voet. tegen 19: 19:113 
tigem@t hoeveel? “vo 2 01 Â 
(d) 1402385064 met 390:6798. Welk laatfte wy ook 
volgens de gewone manier zullen berekenen, om het 
roof gemak van ‘den Regel in $ 2. ten klaarfte te doen 

en. Dir in so MOE 6 ez? ze VT DE es 


Kel 7897635, _ _ of het x. onderzèttende ln 
& mn è I42O4 met obu ike In e a 
TTETOOS SE dr RE 4924100, fs ot \ 4 
HOtaOr8 SOMMEN «ons 5867087Vvad Erârre 
7107872 Be pe bed 
157953 34468700 ei 

31591 3939280 

790 443169 

NE EEP 34469 

3888:8746 2955 

I48 

25 

3888 : 8746 


(553) 


U) YE: B 17 Last vem 175 


iI7fl= 0:85 19 Mud, == o: 70370. 
Ep. 0025 3 Schep.== 0:02777 
er 3 mm O0: 006044 
rat Le ME he Narg ll 
17:738426 
17738426 
57587 
12416898 
1419074 
141907 
“sr 
1399: 1184 dus f 1399:2:6 Pp. 4 
(©) 37 Gem. == 37: LIP mig: 
020 RH TS (0:966667. Gig 0:95 Ì 
Sj rl Tm Rrrneeaor Salem 0:0458338 
9. zo er. 010025 d Ge 0:003125 
87599917 ‚>> 19:9999583! 
BEA de Zn he waarvoor men gema Se 
ships zo vien halve mag nemen 
sss CEE KET 4 EV TIRDARE «CA 
„us „3709167 sos raar alst 
ain rn 
ar Whig) od 
341992, | 
hi 34199 k 
JAA ee 3040: ij En, . 5 heef 5 u 4 
8 eh doin MBI S ross AFDE 
Boter 2 rra r OER Vet vr 


„rolf 1759: ps aaa 75: zöcrosd « 10) uit 


x UE | 
Dow an { dS 


91 | } jé) 


6 | \ 
(364 ) ara 


(Dd _ 10238564 + Naar de gewone manier in $ 1. 
(8976093 
— 10238564 
MENO TIG 4 3906798 
N 921471 za 
Dope, 6143 81908512 
717 02147076 
92 71669048 
8 61431384 
ke) 92147076 
400 : OOOO 30715692 ' 
400:00001358072 ___déwyl 


'er 11. letters moeten afgelneden worden: zoo dat wy 
ons antwoord op de cerfte manier 7. letters bekort, en 
echter niet meer dan iets boven zssfos te-weinig ge- 
rekend hebben ; ’t geen niet noemens waardig is. 

6 5. Ten-wyfden kan-men de muktiplica- 
zie veel verlichten, door fommige Xbr. te _ 
verkorten , of tot eenvoudige en kleine 
breuktallen te brengen ;-te. weten : | 
tod, Watneer'de achterfte letters 25 ; 125; > 

25 5 3125:9:175 5 2755 375 5 enz. Zyn , ger 
We er zee enal ener LI jd en 7 
TAFEL. EA 

(2) Zoo de laatfte letters eenerlei zyn, 
by voorb. rir; 222; 333; enz. gelyk in 
de 4. 111. VI, en volg. TAFEL. 

De Xbr. van *t eerstgem. {oort verkort 
men door dezelve laatíte letters met 4, 8, 
of 16. te vermeenigvuldigen, en dus tot 
nullen te brengen; «waardoor men een klei 
ne eigentlyke breuk verkrygt. Dan word 
25=ih 12m O2; ZIS 1 5 ENZ 1 
(W) 1 


nd 


hd 


ke (365 ) 
5 HOOFD. | 
In het andere geval is irt; 299: Óf 
15 A45 555S5 667 Of 2; 77855 
8805. ERE tl | 
By voorb. Men hebbe (4) o:3 456 te 
vermeenigen door o:03125, 


Deze laatfte breuk 43535, met 8. multiplicérende, kryet 
25203 143 
‚ en dit wederom met 4. komt —- Dier- 
Soogsg 3222 
halven moet men 4£ van % gegeven getal nemen; of, 
% geen het zelfde ís, dat door 32. deelen, «Dan heeft 
men 


men 


0: 3456 8 3456 Io8- 


Ne 
432 
— Ò 
32 320000 | 40000 | TOO 


Anders: z555-iS É3 dus O:03125=9:03t Wanneer de 
rekening deze is 3456 — 

mt 
oB vri 


10368 
432 


Io82g naaffnyding van 6, letters 
o:o108gg of o:o108 als voren. 

Wy hebben, om des te’ duidelyker te zyn, de Noc- 
mers der Xbreuken in dit voorb. bygevoegd, ’t geen 
anders onnoodig was (TI. Hoofdft. $ 2): waarom wy het 
ook in de volgende zullen nalaten. 


Andere Voorbeelden. 


(6) Vermeenigt 0: 1236 met 37:375. 
‚ (©) 7:892145 door 5:77778 d. í. 55. 
_(d'o:013579 met 0:003333 d. i. O:00} of o :o0f, 
_ (@) als 1. Last kost f 42:15: 4 p. wat koften 19, Last 
‚Ie. Mudd. ? ® 


Z 


waarvan vjf letters zyn 
af te {myden; 


Dus op beide wyzen 831: 4931 of f831:9: I4 P. ANTW. 


„dl AFD. 
®, : EVA EN Nd „1236. 4: 5% RE rr l 
‘ ns JURILA s 
Np ij RK 
€. ur _ ie - cemnf Ah pi 
sn dad dns : 8652 KNS 
nt Ii "O (5) acdsrB Za hecht î 
; vanda Ah / Zoek of Ke 
a: ISS ACTS 
4: 6196 
0) 1:8paus, Do r35ID oe 
$ maal 
Aad 39: pane 4526 waarvan ER leters ( 
876905 moeten afgefneden wor- 
5: Od den: dus komt ’er 
- 0:00004526 
45: 599062 
© fa =p 1g Last ig: 
| I5ft,= 0:75 12 Mud 0: 444444 
4P. == 0: 0125 cie 
NT 19: 444444 
42:7625 of 42:7t of 19% 
Anders: 
19444444 427625 
1724 19% 
8 3848625 
3888889 Eed Ee 
1361 142542=j off 
07222 of £ 4754 8 
24300et ' adh 5 je) 
== 8314931 p 
83149306 dei 


waarvan wier letters moe- 
ten afgefneden worden ; 


VL. HOOFD. 


had 


| 
p 
k 
| 


20 (367) 
_VL HOOFDSTUK. 


VAN DE DEELING DER TIENDE: 
_ BREUKEN, | 


AT Gretyk ’er in de VERMENGING der 
Xbreuken het een en ander ftond aan te 
merken, zyn van gelyke omtrent de DEE- 
LING of pipasiz derzelve eenige en voorna- 
me zaken in acht te nemen ; zoo dat om- 
trent dit Hoofdftuk vooral oplettendheid 
noodig is, Vooreerst dan: zoo ‘er in het 
deeltal minder letters mochten ftaan ach- 
ter de Eenheden, dan in den deeler , moet 
men achter het deeltal zoo vele nullen by- 
voegen „ dat ’er of evenveel of liever noch 
meerder letters daarin komen , dan in den 
deeler: waarna men ten tweeden met de 
gegeve getallen op dezelfde wys te werk 
aat, als in de gewone deeling van heel- 
allen ; zonder dierhalven (even gelyk án 
de VERMENGING) op de flippen te letten, 
Ten derden moet men van de uitkomst zoo 
vele letters van achteren affnyden , als ‘er 
in de Xbreuk van het deeltal meerder zyn 
geweest ‚ dan in die des deelers *: in welk 

ga op- 

* Hieruit volgt dan: r. dat, wanneer ?er in beide 
Evenveel letters flaan, de getallen in de uitkomst of 
b he 


4 


( 368 ) 
U. AFD, 


opzicht dierhalven geheel anders in de pre- 
LING, dan in de VERMENGING der Xbreu- 
ken, moetworden gehandeld; terwyl ‚ze 
echter daarin wederom overeenkomen : dat 
ten wierden, ingevalle: de uitkomst uit weini- 
ger cyferletters beftaat, dan zoo even is 
vereischt, alsdan de uitkomst van voren 
met ‘zoo vele nûúllen' moet worden aange 
"6e; De teden hu, waarómi ‘then in de 
DEELING der Xbreuken van de “uitkomst 
zoo vele létters moet affnyden’, of die tot zoo 
vele letters ‘aanvullen, als ”er’in het deel 
tal meerder dan in den deeler ‘zyn ($ 1. 7. 
DE nrg ra oen 
—… Wanner nien na gedane Deeling de urr- 
KOMST of QUOTIENT wederom vermeenig- 
vuldigt met deh DEELER, moet ’er, voor 
witkomst het DEELTAL weder ontftaän : 
gene wy, als een der eerfte proeven op al- 
de Deelingen , onderftellen reeds bekend te 
zyn, en dus onnoodig achten te bewyzen). 
Maar wy zagen in het vorig Hoofdft. $ L 
dat ‘er in de Úitkomsr Thier het EEL TAL] 


| „€ 
’ = ’ ee dt 4 34 HIV 


guotiènt heeltallen zyhs-en dus het-deeltal zoo-veelmaal 
den deeler in zich bevat: doch ten 2, dat „het volftrekt 
noödig Zy, om Een uitkomst te kunnen verkrygens 
het -deeltal van meerder letters te maken, dan de dee- 
ler heeft, wanneer het eerfte kleiner in waarde is; dan 
de deeler: by voorb. wanneer men 0:378 of +45 moet 
deelen door 1:234 of 1,33% : 


1990 


(360) 


6 HOOFD. Bs, 
even ZO v: el ik 4 | ettefs “voor: ‘de Xl EUR 
Xbreuken der TWEE ver- 


zyn, als in de À 

mengde GETALLEN (hier de DEELER „en 
UITKOMST óf Ja vortent] farnen. “Dierhal-. 
ven ishet getal der-letters in.de. Xbreuk 
van den guotient t even-groot, als dat van: 
het deeltal , na aftrek van het getal der, 
Jetters in de breuk des deelers ; of t gene’ 
hetzelfde is, in den quotient zyn even zoo 
zelel de rade an fgefneden., als er in het deel 

dan in den deler f án HK 

56 peslig B 5. Wy zl 


ol wp MOA a (a) 

* Men kan die reden bok op deze» wys aantoonen. 

kadet: onder de Xbreuken, zoo van den Deeler, als 

van het Deeltal , derzelver Noemer word gezet „ meet 

men van boven den Teller van het Deeltal door. dien … 

des Deelers, en van onderen de Noemers insgelykKs di= 
widéren, volgens I. AFD. 8. Hoofaft. $ 2. 

Maar dewvl deze noemers altoos’ 1, ‘roo, of rooo; 
enz. zyn, verricht men die deeling eenvoudig, vrl 
ne den noemer des Deeltals zoo vele nullen aftefny- 

als “er in dien, van den Deeler ftaan ; en dus be- 
rat'ae e noemer han ‘uitkomst noodzakelyk ‘uit de Een= 
tienen Zoo vele 1 úllen, als ’er me e in den Noe- 
meêr van het Deel be “dan des Deelers ftonden: dierhal= 
ven” moeten ’er ook juist‘even zoo vele ‘tallerters in 2, 


Xbr. der uitkomst nl ie hierv. I. Hooff. $ 2. 
Kane o: 98 of es ee ' 


ebi 10 E 75 ÌS le pel 


Dito af bant hd 4 Doch SA willende dee- 
Óór 0-025 r noet Û ‘ten Een hoch eene „8 


deeltat voégen; :750, dan Le 


EH: dag tn ps. 


el e; En en Jage 
Ker edraagt 71527778 ; "vrat 


carsi kr te ied gab AurdSi ij: 
OL IN tie Ye avs Ee nsb Mii ek ooste od 


wis brngagsd 17235” Déwyl fieri den Dee” 
Ep ken KE ober maat, 1‚dochin: 


ob E kv Jgpgeal abs Gen oz: Boen 


gory nebloedeav ergo van | 
Kn) … „komst drie letters afge- 


„Hest Bisa. 0 fheden worden:-zôö dat \ 

«ol B „het axtwoord is-17:235 
Bai BIN vof 78! dl Ch SOE 
goth sen b hase rv velo f sobre tav omt 
it / REE E23 ni ig 1Shr 10 MBW-EPM j UIE WT ddie | 


We rnalrk dh OE weer 
K TA ORR 5 


ner Ld et 
soor kk oor „SEFgu0r: voo SRT wa ze sM 
Et ) ‚} EAI á A! | Li JtAAÁ n Ld ’ 
| ek ersierec a nf ‘ pe zesde rsee err pr 
4 dU Adel - « te di AAL Ei | “4 


osb wesite 9872 Honden. _W êr 
AE paepe te Pk on den otie 


‘1 LL ee 


Kilia 4 


B 


oC 371) 


ie 4 die voorb. moet, men wnel het deel 
mintten ééne o Bonds e eerst déze 
_ADr „als i in EN gen komt dar 
het antwoord in be in heeltallen… meedere wy om 


eveng reden (6) de o: oin Mr niet. Dus 
oid dab | 
, ó9 Harsen Antw. 1 ome 
hie Hohen „27497 | Bede vi 
De nd ad DE 
@) e rr zo: Ki Lie | 
em 957 hr: on Jas vn 85 
Vande mm O:125 == 0:01875 
Âs ndpiof od: ij vern seert “39: 86875 | 
“og dba or ni €: vri En, k Jk k Ree 


alosh & 5 eso 
ie vaer Lagaar vdra0s Tute trens winden, komt 
32625 & _ «tot antwoord.3:66.' | 108 Xe 


vene DIEMEN nad) vra UC ols ae CA 
Heb O5AHOen sont : 


1875 
5250 
< rassel e76625 cOVERSCHOT ; (waarvan brt 
Alo ep IOA 
(e) en wjmrmgd Aij 1587: 
0:6666667 wel 0:75 
wetge” 07 … 0:0291667 
— mm O:OI dem  0:0020833 


it ie 0:0029I67 Sarota 
Deezo8re 1587:78125. 
75: 8705833* hrs 


eEb „mobuost 
7158795833 


(3729) 


rakahetls ved drian. : JCO „doof 
nn} 1897braooooo 20925» Kok: fist 4 
£ Èh TNA AN staf ner ’ b N 3 Ad dk 
to hy an n ee Al | hs zhe \ 
er. ob: ded rhokas 00 „1 oh rde 


6829102300 want ei breuk des deells 


| Te AS A BE 


1517591667 RA 
‚3803606333 ds. 
KN „07 „8792597917 or Gt Ch 


mer \ kj EN NR tie 
en 1068416 Overfihot. zeis 


Van-deze uitkomst jn nu-3. ‚letters worden af- 
gefneden; dewyl wy by het deeltal 5. nullen hadden ge- 
voegd: zoo dat deszelfs breuk uit ro.en die des deelers — 
rik 7. letteren-befta. Dies is ’t antwoord» 20: 925. of 

A Ot 180 bape ws bd SOR, Li 
Cf) Naar de VII, rare 5 Maand. =O: 4166667 
7 Dagen —=0:0194444 


o: 43ÓLTI 
ij 
43611 ir aon merg as Na: aftrek van 2. letters - 


1744 17444444 pend 75 es 
ede 

hl geBag7 TE oetan 
Ve ROS maen ze 
mrien 21805598 NÒ OIO se BES 

ch ng besnaard be | 


42 Overfot.. 


5 Wadddek men , eenig © be rd 
dd hebbende, et deelen’ wil voorts | 


gaan, 


1e 
N 


| (373) 
GE HOOFD. 
gaan, heeft ‘men alleen“ achter het ri 


overfchot zoo’ vele nullen'te “voegen „ 
‘men nochvletters in „de uitkomst begeert ; 
en vervolgens alsvoren met/den deeler ver- 
der te diwidéren, welke nieuwe uitkomst 
alsdan achter de eerfte gevoegd word, - 


By voorb. zoo men het Exemp, (d) in dezervoege 
vervolgde, komt hetzelve dus te ftaan: «_ _ — 


overfch. met 4. nullen ka 
vers gcagooood oa byna, O8 
65250 nr vcd 
‚97875 4 | 
21250 5 
7 brie chen derd 


y ML OD 


Deze laatfte uitkomst dierhalven gevoegd zynde ach- 
ter de eerst gevondene 3:66, zal de naaukeurige guotie 
ent zyn 3;666092 of f 3:43: 5 penn, ruim. 

__ Door deze byvoeging van nullen verricht 
men dus hetzelfde, als of men die aan- 
ftonds in den beginne der deeling achter 
het deeltal had geplaatst, [gelyk wy boven 
in voorb. (e) deden]: waarom dan iemand, 
welke het vorenftaande. ten vollen begre- 
en heeft, niet noodig hebbe, het over- 
hot met eenige nullen op nieute fchry- 
ven, (%t gene hief-duidelykhéidshalverisge- 
edt;) en-dus, als ’t ware eene nieuwe 
Aa 3 _ dee- 


N 


eaf kr: rai: od ge a 31 tj 
123- 36 79393496 bynd >> id bela 


oa or efeeer Ome, zt ane OON En eu 
_II55 edi TP AVG saat sik a vig,” 
1107 | ik 
Kb Bi ole JAREE GERDA 


44 TP ANA ral 
369 Pr cher ens 


x150 Eerfle overfhót met eene nul. 
1107 p: OK 
ekmeamnstnsnnsd rh ú go 

369 prate 


en RC 


ó1o IH. beid 
2200B uv ot san 


kn VREDE hi ô 
„180 IP, Overfch, 
1107 3 
adios EEN wooorwd sah 1000 
Overfch, a t í É | 
EL aib 1orf: he nge WIRED. CTOTEM 


zondba anidoal aarts st ru ab aofk 
} b s:.die | 
EEE ef ern | 
de’ deeling ne aac volgd, iede 
te kee. ervo Bk Ks cha ep Y 
Ro jan AE 
565 Dewyb nu! Simin eten Cee 
weten, welker tmoefness „ fhoon met l 


ud | | len 


ige letters 
erfchot of 


mt óf in 
daarvoor één meer fte 
men in zeer zwar 
„op een Condens a 
of minder gedeelte de aankomen , 
(want in lichtere En eu „kan het gee- 
nerlei onderfcheid maken,-en is dus die 
naaukeurigheid onnoodig je ‚deze en dier- 
„gelyke breuken niet met. 1, maar met 
de ware getallen moet aaien» of die by 
het overfchot voegen : _wâätvan de behan- 
deling genoeg uit een paar (fchoon gerin- 
ger) voorbeelden zal blyken: 

(@) Zoo 13. Mark 4. One. Eer wolken £ 839: 19:2 


…Sawatrkost® Mhok?® „2rw eMiaxsh os sbcox 11 
ACO LN eng lin Dar , wine indien 


in» rrinMaande ekening)gewon- 
pretig eend ze Blije usg stestot ter - 
k : aad 9 B tÎ kid hOpst: Ont vlos 


ke, heteen ts zei 800, 839» rx 
a winre RIS aac. zijn 


idle abaobro: NH He KG! 3 


ref 


2198 9d PP oöfis 
ale rw BOORD. Shemeh Iro’ 
beest rt NA dof beer drov sir 
e agibme) Benga …0särang ah ok: 


=19vo aldi; went of, « zel fe er pa 
sSeBroggale . nac, ab, oor, 4 astsl 


30 100155 nn se i. dn à) IES, 
Jou 139593 ps waucby nu telkens 
eem 
HeiSRD JO vann vissb 
mala SIEWE 199% arno 


- 4 Ean) ig proxigbasit fia £ (0 
RICO A TEE ITD 1193be TION jo 

« 5 : 
32 | zie ES, 485 > A1 zi: x laik ie Sf w) 
jd! ELF k ns, ' mri ST LTD OAO in) if bes 5 0 
IN ON ESE ET ME EE 
| | N ore ek ar je WARE 
Jon man ent. iser Jolet paard sAVlo3 
yd a! -gzosag deon: nsileteg New 20 
Î at Î 
ggn Ee ‚A1343750. ie kr zordsl1avo dert 


At vo Hy goortog asilah 
34102300 IES f135 bloadn OV (ar 


} we as 
“Die ree he op dezelfde RE verder kaan eef. 
volgd: worden, deeh wy fc heidener, o om niettewyd- — 
loopig te-zyn, hiermede af ; vooral daar Wy inditige- 
val letters genoeg voor ’tantwoord hebben; ‘zynde hee BEK: 
zelve 62: en. of £ 62: —8 fka) é eek ; 


(B. gn of 25: bn zoomiën — 
sti. E gee tot 


vyf | 
Kas 


6d Ke ee Tkn nas 


pn 2 edop 


SE 5e 


ek, 


sah sb 
Mared ChTer AS a 5855 go nomt”., 
Ber “Id neen 
LOE akon moet Se enne 
À AE its & vn ES ge 
kl 3 RE dar rard of 


EEN esn is $ of 
gon eg UIP rol of oe 
og dao ohamaasór,rronkorterft getallen, 11 
dt / 1557 JW 180 ry} 
e anitabitadiad “ohasont oos „vw oale 
„Aston osob -guobsrsb „ogOrod n5t els 
derrroA ad haag Delnk qps osvw od riad 
849. Z [ r 
en attowst' sb go MED JY ied heh 


wen, Pd letters affnydende gekort 
o: MES 7» of 12. wil Antw, 


6 6. Voorts, gelyk meén in de VERMEEN!- 
GING der Xbreuken een’ korteren weg 
uitgevonden , kan insgelyks in zware dee- 
lingen vele: moeite gefpaafd;, en de reke- 
rig merk elyk verkort worden. Deze ma- 
niër van bekortin Ee bebe ik reeds in de 
HAARL. Verh. Il. Deel, bladz. 176. en volg. 
opgegeven ‚ en komt keert hierop 


vor8roe 


In plaats van 
5 SAE 


ij 
NT) & 
bf LOEEL j een 
4 iu 

sà 1} 

on: & ze 

ie TCE 
' 


(878) 
en | 
letter EE maar. bn 12, tal 


Iyk wy ín vorig ‘Hoofd. 
‚ben gezegd ;) wat ’er, zoo men 
letter medé MULTIPLICEER- 
| „volgende zoude moeten ge- 
rd orda Aje 
Laten wy, zoo tot Baie opheldering , 
als ten betoge, dat'menvop deze gemak- — 
kelyke wyze zoo welde ware uitkomst 
verkrygt, dan op de gewone, volgens bei- 
de ten of twee voorbeelden. berekenen. En 


AiLHT Bere, Voorbeeld, toef & Ò 
pet osorssonrar doorz: ikan X sohamto 
«sab srgwaeti edglovernt „Asbrt rorsmiu 
ohne wl EE 

AV 


Bf S D 6 ad il Prom Hok "ehntwaord 
ah at eb ee 3d _2nidro: SC 


„alo “, DELBRA AL Ae AAMAH 
goral Gehaifnnipoad. 1 zeeod n9 «davagsngo 
12918595 MER sdi 


enoglov) 10 B a 1 édé men 
‚nature efedoov 2) weerbgdatt dd | 
ers: ‘vee It slash ash ai Db ni ai 
«Jol ès JN Naar À 


Ni ERE Denk s 
SA deb arsorad 
gesol sadsensw gerolt 
& die sbieddvlebiuh veiek Avi 
fferortelaSb asdjd) cools shvgrit mont tere 
Twasdett arnparesteeb mob ner Gorsteovo Ale 
Me REM ve cd 1 
A, „omogghgol, malls zasttol sbar Aouk 

157 900 (5) Gein, sert arie, 
- sebnognoa Westmoed ak 
A ex5S02314 « „ansdtotenI0v vadnab 


p, El 
/ e eneg. jn Zou- 
25837 in 183280 Kn: gen 
180860 t want 7 zis wel mar 
— 40 7 m. 7,1 Cgelyk 
25813 in 2420 gende getal is) 
s 2325 ki 
Pte Jo moet, 
25 in 95 
| 1 
kens: wrs if OOS AEN 8 


B venob nod ait oib oem gd erys zal zaan 
tubiod nav eos gi Arend jad: Be to ‚ol 


im , % 
En 
Ld 


(386 ) 


6 7. Wanneer men dit nu: 
en aan deze wy An: ed zal, ‚n 


behoeven den « eel er telkens op» 
verkorting van ééne letter sen hr ‚ ge- 
lyk hier duidelykheidshalve gefchiedt in. 
maar men fnydt alleen tn gk 
elk overfchot) van den deeler"seene letter 
af, om te doen zien, dat Inkel de niet 
afgefnede letters alleen. deelen smoet, 

Dus het Exemp. (b) uit 6 5.als een Twee- 
de Voorbeeld nemende, kom hetzelve in 
„dezer voege te ftaan, — ee 


nl 


25616161617 (aon) 32067 en in$ ss. 


“sór He Nu mydë mer de 7. van den 


5133 
cf oom … met 6, letters; en_dus tel- 
“248205 kens met ééne minder. 
231000 
ser evr e RA SARA V 
A Betr Cai ks „15400 ak 
e Anb UK IGOVTG Led 
voos 1805, she 
1797 ka 
8 r 


6 8. Daarenboven „ zoo de Xbreuken 
zeer lang zyn, kan men die vân den dee- 
ler, of 37 het se ‚ ja zelfs van det 
Gn je letters verkorten ; mis”in’ het deel- 

en minften &&he, tallerter meerder bly- 


k iN ve, 


deelen van 


3 deeleraf „en diwideert alleen — Î 


€381) He 
ler: waarna mên Op Yo: 


Lal hisah ie 
379: 8642 1095283 moetende deelen 
‘39821893 fnydt men van' het deel. 
le wf achterfte letters af, en verandert 
zesde òf o, in 1, “Ook van ep word 
drie laatfte letters bi iven, tjed, ‚word de 
tot 2 verhoogd. ds 
‚Het te en 379: gt; “welke 
breuk: ee adi Of: te! it Vent de 
vorige verfch  terwyl de deeler 78: 39822 
maar iets meerder dan 5 vergroot is, „Ne 


ro& opt: Mi 300 


Aap. dit. U 


' 4 


En Thi 0 Roe LL ze 
71813lol8tèied men nilal, 
io cen enge 
zadw iid oo 66271331 EN ‚H 
£ {s wi „gebro hee „62718576 » GOD ESM 
MES QED Fl et ‚ 
ED 0: tj) 3552755 _Nu moet de deële gêne 
e 8D eri detter verkort worden , 
BOL Öt ne „dn p laats van een o; by 
a 5 416826 dit rerikeiad te € voegen. 
Hodr 73919 - 
EO kaat 
heb nf onl Birn 
1326- „EERE 
783 TOUT LO 
fi 533 k y' Co 
BE BE 
ï er f 63 re rin 
BRD 63 zet, (adi 
\ RE OEE ENA à 
Hi WT ee € s De 


€882) 


dar maal Ee ê hz dus 
53 fa ee x, En é TE, ‚2m 
‘zullen. wy} noe één voor 


Regula sen dn vang EVENE wa Ee 
eik. zik el 
wan Drie- ien geaard tn ders. ed d 


ec3pZZ00 61335 317 io in, 
»/Äaren „opklimme 24 
‘> hoe hoog zullen dan £ 8 
s klimmen ‘in: dierizelfden: ty 
» tot R 1546: 15: 10: 8 Húim,, 
Het tweede en derde opgegeven getal moeten hier ver- 
MEENIGD, en door het eerffe GEDEELD worden. Nu zyn 


É Ee ik 1 =246 tk ie =849: 


isf= 0:75 
lin Gaazs 


Óje 025 
„jie ‚0:0020 48= 00010412 


„(BC 


135: 290625 246: 44375 849:776041% « 
849776041666% of 6666 enz. 
57344642 dus van de uitkomst zeven _ 
nnen rs zjn af te Gyden 
1699552083333 vir: 


339010416667 — +2 


50086562500 
3399104167 ver ke 
3399TO4I7 nn wad 
n Le ged: ’ 
949432 de NRE ht 4 
he KA PM 


Hod: 2094219943685 ke De- 


DE 1 Jo INSREBOT : OREL 
ie gov sbisdodlow «mie 


En ne 25 pen: 
porid guided slasd 
qed kiste: iel nob mss oib 
eh Be astnloto ani 

zaza. ob doo: Ls nd Or D 
Veri UW ARVIBEW idX sibb nav oua 
sb el -eova , 00 zt D Nack gie 
„nroolle ;ersadoiknss 120 ob OMODA IEMEAN, 
zb brooks sao8raó77 noisnennotdkyd 
doop sed els rolsab 947734%; o os ‚skiad neat 
ooh ta MRT Apddiode «Ô hr cob) {st 
Legorrov 3e192 Peen f m0 DE 
Aas Shure 403 gls. eb, 19) giet 
gniloob ob nsb ao Geggeid 2107 lhobog. ‚Aro 
a „ordoirisv 2191 H oro: u 20 JI 

1o0ah cer: 2 OCH “Ai gi, (u) „0700 Kf va 
abad coats 9 Y Bagh rotaah zin Gro ° 
„5 En CS HET OA « 8 zo 


d Van dezen quotient moeten v sw rdenrafge- 
_ fneden voorde Xbr. zoo dat hét art oord is et 
ef £ 1546: 15: 113 fobaars. 


Indien in dit Vraagftuk met alle de cy- 
ferletters word vti en jet 
k vd » heeft men gewis viermaal zoo vele 
d moei. 


Pd 


moeite te doen, en vordert echter daarrtt 
de Hls, äârdlën alsan het, AN WOORD 
is 1546: 19834071 of £ 1546:15: 1 8 
an asen | hd of 
een’ halven penning Verichwien, , … VV-y -Zul- 
len, om bele bi laatste paren ‚ de ge- 

_ heele berekening hier niet byvoegen, maar 
die aan den Lezer zelve ‘ter beproevingen 


: \ 


beoefening overlaten. — , f 

$ zo. Eindelyk kan’ men ook de Dre- 
LING van die Xbreuken, waarvan wy. in’ 
worig Hoofdft. $ 5.-fpraken , even als de 
VERMEENIGING derzelve verlichten ; alleen- 
tyk ten aanzien der deeling opmerkende: dat 
_ men beide, zoo wel den deeler als het deel- 
tal (door 4, 8, of 16. in ’t eerfte , en door 
3, 6, of g. in *t tweede geval) eerst vermee- 
nige, (en dus alles eerst tot vierde, achtfte 
enz. gedeeltens brenge) en dan de deeling 
met de uitkomende letters verrichte, 

By voorb. (a) wanneer men 3: 125 door 
0:675 zal deelen, mu/tiplicére men beide 
met 8. komt 25: en 5:4. ee 


/ Di i - : jer 

-oderabre rd atol IE a sort Weaitonp KONI MBM 

ed Dus 54 2500 4:03, hoor dk ob 1004 debat 

‘ cin ond ad 216 ' hik kB rcr: Oper to 
Wad kT: 01 OREN 


„75 sb olls a dufroesrV aib ai asibek 
vaihan ra bk EG SAN, brow e15 or Tat 
walv oos IssÄfioiv etwog mom daad ,vraan 
Jar | ® 


| _ (385 ) 


6 HOOFD nn 

(6) Deelt 12: 34 door 5:25 komt 2: 35, VI TRE, 
RE) 1:25 dos "Ó: 7625 is 0: 2588. B 
(d) 11:136 door 3: 2222 of 35 antw. 3:456. ’ 
e) 8: 7658 door 21:3333 of 214 geeft o: 4100, | 
:6667 of 9} door 635:6667 of 635% ros 55 of 

eid Xbr. 0: OI52. 


@ rf 5: :25 in 22: :34 
met 4 vermeen. 


_ 2r:ggin49:36 2:35 HE re 


a 

63 
EN | 106. 
vo or -105 

AC 6: 7625 in r: 73 


En volste daten 0:2588 
108:2293 28:00 2164 


€ úk pe 5 636 
Pr \ yr À À …54L \ 
K BRK AT U 
/ ii [é WEN > 
ed Ae = 
KR Si ve 
Woe td eN pe ad ke ad 
à re ede 
F 29. En 
Lie 
116 
162 
jr 145 hd ! 


(386) B 
, _erdloard 
— ‚64 p2629744 4109. 
647 bord. sara VR 


_—_— „B a | 

„Óg vii CAD 
64 LE À 
K emnnnnnd 


570 


6353 in 9% 0E gel open 
—3 toor 2999 Ó:0152 
1907 29 1007 C 
993 
954 
39 
38.- 


WAAR: | 


be c 387 ) 
| es w A AR N E MI N GC 


heh 


eed he 


dk OO VAN EEN 
eren Th INDISCHEN 
___ ZEEWORM. 


halb ib og ro om). 
MARTINUS SLABBER. 


n5 fe) oabns 


dd machinale minimum pertinet maxi. 
ak. „a Sapientia, 


D:: is een ette die in de gm 
ne ‚Maatfchappy der menfchen ‘beleden 
„word ;-maar vooral van zulken, id wel 
ken de ‘zeden befchaafd zyn. 

_ Dit Konstwerktuig, door een eeuwige 


_Wysheid voortgebragt, zal aan een oplet: 
tend oog ten duidelykften aantoonen niet 
‚ alleen een onui nen wysheid ; maar 
_teffens ook een blinkende heerlykheid. 
k In de nevensgaande Afbeeldingen. Er 
men dezen fchonen Worm, by Ai 
in Zyn natuurlyke grootte beeld Ide 
„pronkt van voren, by u. a. met dans 
_ Goudene reiën Tanden, die Vierendertig in 
getal „an Bs wederzyden Zewen- 


j Kl 5 | tien, 


= 


(388 ) 


tien, en zich aan ‘de zyden‘birnenwaarts 
inbuigen. By Fig. 2. a. a., ziet men deze 


tanden van agter ‘vergroot; waar door men 


| 
Ll 


uitrnaken. ° 


niet zagt „maar zêer.hardzrenthet middén- 
puût: derzelver ‘word vanboven, by. Fig. 
1.6; ‚met eenige weinige: lange Vezelen bes — 
dekt; die zich: na-den rand en boven nà 
den koprirplanten;5o:!niid noa doe eudie 
„By «cc. ziet men het (Gezicht „’t geenlin 

het Liguor:zeer:flaauw getrokken:is, doch: 
anders zichvzeer;duidelyk vertoont: daar: ° 
op zietsmen ,-by-d. ‚alseen „platte uitge — 
fchulpte.krans, waarachter noch. eenige: — 
verhevendheden; komen. „De ep ep 
s dd ie 


esi 


( 389 ) 
e \geên Schepfel zonder eenigen cieraad 
4 een sheeft. , gaf “ook dt aan het 
__achterfte gedeelte van den kop , bye. e: twee 
_zéer cierelyke als aan ééngehechte ezel 
draden, die zich” als: Franjen uitfpreiden. 
Fig. 2. ziet men ze by b; b. van agter 
vergroot; ende evenredigheid;, die daar in 
plaats heeft is zeer aanmerkelyk.  Deach- 
terzyde van den kop , die men by Fig. 2. 
ziet , heeft niets aanmerkelyks in zich. 
_ Voorts beftaat het Lichaam uit Agtien Af 
deelingen, waar van de Zeven eerfte kort 
op den anderen volgen, en zich van boven 
vertoonen als. twee tegen den anderen ge- 
voegde Helende V lakken; van daar zyn zy 
_ rond en verwyderen zich , doch loopen na 
‚agter wederom kort op den anderen ; de 
_ Zeventien eerfte Afdeelingen zyn aan we- 
_derzyden vercierd met goudene punten, die 
gelyk zyn aan een volmaakte Wigge, en 
aan den glans der Tanden. pro 
_ Ik nam de punt op de agtfte. Afdeeling, 
_ Fig. 1. EF. weg; doch bevond dat de punt 
__ nietmeer daneen derde gedeelte buiten het 
k lichaam en het overige onder de huid be= 
floten was : het liet: zich zeer gemakkelyk 
_door middel vaneen grypertje van het lic- 
chaam affcheiden; maar in, plaats van dat 
| ‘deze punt zoude beftaan uit een vast lic- 
__haam, zo als ik gedagt had, bevond ik, 
wi Jeet b 3 ih tot 


(390) 


tot myne verwondering ‚ dat ‘déze: 
beftond uit twaalf doorfchynende Bui | 
zo tegen den anderen gevoegd lagen , dz 


‚nn 
DU 


pen 
zy t'zamen de gedaante der Wig uitmaal 
ten: echter kon men alle die Buizen zee 
_ gemakkelyk van den anderen fcheider 

Men ziet een der Buizen by Fig. 3, in zy 


_nâtuur afgebeeld, en by Fig. 4. een gehe 


Pluisje of Wiggetje vergroot. Alle re 
„den „Pluizen zyn, zo wel als de Tande 

zeer flevig en hard. Het agtiende of laa 
fte deel heeft geen gouden punt; maar da: 
ziet men aan vast gehecht, by Zig- 1. g 
een deel , waar van de eene zyde, die hiv 
voor. geteekend is, een lankwerpige op 
ning heeft; mogelyk is dit een Zleeldee: 
en dan zoumen dezen Worm , volgens h 
Teeldeel ,noodzakelyk onder het. Vrce 
welyk geflacht moeten plaatfen. Betre 
fende de kleur, men kan op verfcheide 
voorwerpen, die ín vochten” overkome 

weinig ftaat maken: zo als het ook met 

ze gelegen is, Zy vertoond zich nu ov 
het geheele Iyf aschverwig met een weit 
roód getmengduii sh ov0 ef! rr 
„Dit geheele ftelfel , *t geen ik nu tote 
ver zo raaukeurig;, als my mogelyk « 
weest is, heb: waargenomen ; is van | 
Kop tot aan den Aars omkleed met e 
zeer dun witachtig lies, eveneens gel 


(391). 


men in het Voorjaar de inlandfche Wa- 
<_ter-Hagedis by herhaâlingen van zyn ge- 
‚ heel lichaam ziet afwerpen ; echter in de- 
_ zen Worm met dit onderfcheid , dat ‘er de 
roudene punten niet: mede bedekt zyn , 
maar door het Vlies heen fteken. Een op- 
_ Tettend oog zal dit Vlies by Zig 1. over 
het gcheele lichaam, en Zig. 2. over het 
__ gedeelte zien, door middel van de witte 
naden of plooien. Hrs dn. 
__ Dat deze Worm een Zeeworm is, heb 
ik een klaar bewys voor: want door het 
waarnemen heb ik het ongeluk gehad , van 
_ hem op de dertiende Afdeeling te kwet- 
zen,-zo dat ’er, nu hy aan een Paarde- 
_ haïr in een flesje opgehangen is, eenige 
_ kwantiteit van zand, door zyn eige zwaar- 
__ te, uit die kleene opening is uitgezakt, % 
_ «welk zich op den bodem van het flesje 
vertoont; dit gaf een leedige tusfchenruim- 
te, die doorzichtig was, van de zesde tot 
‚de agtfte. Afdeeling: waar door ik gewaar 
wierd, dat het Jngewand beftond uit een 
zeer wyde doorgaande loopende Buis. 
__… Ik beken zeer gaarne, de in Uitlandfche 
voorwerpen het gisfen veeltyds doet mis- 
fen; maar het is ook waar, dat wanneer 
pen zaken tegen den anderen vergelykt, 
men in zeker opzicht daar uit een befluit 
kan opmaken. 3e voorbeeld: wanneer ik 
4 5 


Cen 


(392 ) 


een Natuurlyken Paal-worm vam onze 
ftranden (a) vergelyke met mv lk 
venen , dan vind ik dat hy over hetgchegl 
sao zeer wel gelykt na dezen Uitland+ 
C en. , ag Ik & eb Dik 0 er} le vi bin 
_ Ik beken , dat de kop van den Paal-worm 
beftaat uit twee fchulpen, die deze niet 
heeft ; maar wanneer ik de beweegingen van 
beide de werktuigen van de koppen der Wor- 
men nagaa, dunkt my , zullen zy overeen- 

komtftig zyn, mio asl deld 
De fchulpen der Paal-wormen zyn kloots- 
__gewys aan de kop geplaatst, zy GA 
zich van onder, beweegen zich na buiten 
Cirkelsgewys, en verrichten dus het zelfde 
dat een boor doet. Aan onzen Worm zie 
ik, datde ‘Tanden na genoeg in de on- 
derzyde van de kop een halven Cirkel be- _ 
flaan, hy opent zich mede in de midden _ 
na buiten, (ik twyffele niet, of alle Leze- — 
ren zullen my toeftaan deze deelen beweeg- 
baar te ftellen: want anders. zou ik-met 
eerbied mogen vragen , wat,nut het Dier 
‘er van had?) en daar by gevoegd zynde, 
zo als ik reeds gemeld beb „de and 
wcd ‚… Ael 


a 


(a) Befchreven in o, seu Hifloria Naturalis Teredinis 
Jeu Xylopbagi marini ,Tubulo-Conchoidis Peri Belgiri. Tra kl 
1733. 4to. als ook, en fraay afgebeeld, door Dr. io 4 
BASTER in de Philofoph. Tranfattions Nov. f739,-N ef 
455, of in het Abridgement, Tom. IX. pag. 12, 


/ 


( 398 ) 
der Tanden zoo komt het my voót, dat 


deze Worm, volgens zyn werktuigelyk ge- 
fel, dezelfderdaaden kan, uitvoeren als de 
Paal-worm., ‚Bovendien: vind ‚ik ‚het -lig- 
aam van, de Paal-wormen; mede in Af- 
deelingen, en‚op dezelfde wys met zo een 
witachtig Vlies, omkleed als mynen Oost- 
Indifchen Worm, die onder myne verza- 
meling is berustende, (b) > … / … 


(b) Intusfchen zie ik in het werk van den Heere P. 
8. PALLAS, Miscellanea Zoologica 4to,, ’t welk tans in het 
Nederduitsehsgebragt word door den Heere P. roD- 
DARRT , één Wormt-van de Kaap ‘befchreven en op Tab. 
g. afgebeeld, die, volgens zyn befchryving, in ver- 
{cheidene deelen gelyk aan den mynen is; doch zeer 
merkelyk verfchilt, gelyk men in de Afbeelding zien 
kan, vooral in de Vezeldraden, of Franjen, die ik by 
Fig. 2. met Letteren b, b. heb aangetoond; als mede in 
de Goudene Tanden , die de gemelde Heer goudgele 
Palmblaadjes, en in,de Goudene punten op ieder Afdee- 
‘ling, welke Hy Kafgeljkende Plaasjes noemt. … een 


% 


ed! 30 
zel ind sie Li he ï 
eds é ATEN dd Á t. 
B LEN we + 
{ Ô l E 
WENDE CO B Kal 


(394) 
BERICHT 


| WEGENS EEN ZONDERLING ZEE- 
INSECT, GEVONDEN AAN EENI- 
GE ZEEWIEREN, GEVISCHT ” 
OP HET STRAND VAN 
HET EILAND : 


WALCHEREN 


DOOR GK 


LEENDERT 'BOMME. 
hhhhetnaaaed 


er eene groote vertekidenheid van 
zonderlinge Zee- en zoetwater Infetten , 


door my ontdekt op onze Zeedftranden, — 


en in de zoete wateren van dit Eiland, en 
waar van ik by volledigere waarnemingen 
eenig nader bericht denke medete deelen, 
is my opmerkelyk voorgekomen. zeker 
diertje, dat ik noeme het gekuifde , of ge- 
kroonde Zee-flakje. 

Dit diertje kwam my het eerst onder het 
oog in de maand September laastleden „en 
ik vermeinde het een ni ie aanwas te zn | 

8d e 


ne 


rj 


As CR 


_b hoorende tot het Zee-plantje, waar op 
‚het zat; doch’ bemerkte by vervolg van 
tyd. eenige dierlyke beweging, hoewel het _ 
zieh“noch dicht in één gefloten hieldt’, 
vastgehegt op het voornoemde takje Zee- 
mos, tot ín hek begin van de maand Fe- 
-bruary , wanneer het zich’ uitzettede, van 
_pl ze Le, ‘en A tte 
begaf, waar door ik gelegenheid kreeg o 
1 ed zeer duideli am alle zyne hordin: 


gen-waar te nemen. 
Het zelve is een gehoornd Zee-flakje ,- 
doch zonder huisje, en heeft de lengte van 
8 tot; duim , zynde ‘als in de nevensge- 
voegde afbeelding, op een takje zittende, 
zich wat uitgeftrekt houdende , ín natuur- 
lyke grootte verbeeld by Fig, 1, én, z0ó 
als het zelve ‘door een redelyk fterk ver- 
_ grootend Joupje zich vertoont, in denzelf- 
den rustenden ftand, by Fig. 2. 
‚Het onderfte van het lichaam is tamelyk 
doorfchynend äls eywit, doch de rug melk: 
wit; het fteekt een breed muiltje’ uit, %_ 
welk het fomtyds als een ruit, of opetiin 
van een vierkante bonnet , ontfluit; aa 


_het hoofd heeft het twee fprieten , die elk 


uit een ‘ruimen koker, of mouw hêrvoort: 


en; deftaart loopt fpits uit, 
… Maar het fraayfte en zonderlingfte aan 
_ dit diertje; zyn twee reyen van kuifjes of pi- 
| iN | rh. 


vl 


( 396 ) 


ramiden, Op: deszelfs rug ftaande, ieder rey 
van zes, dus-te famen als twaalf kuifjes- of 
bouguetjes vormende , waar mede dit diert- 
je-gekroond en verfierd is ; ieder kuifje 
beftaar: uit vier reyen van. uitpuilende te- 
peltjes, en eene;op-deszelfs top, welker 
opperfte deelen van een. roode couleur zyn;, 
terwyl het overige wit is; deze dus meer 
dan twintig uitpuilingen:, op ieder der twaalf 
kuifjes, geven (aan. dit diertje veen fierlyk 
aanzien , zynde de rug. ook „met zulke 
roade fippen:-bezêt. nos a ovioe 1H 


… Wanneer het diertje in:rust zit „of voort= 
kruipt, flaan deze kuifjes, naar boven „of 
hangen, zyd: en achterwaards! af „ en fchy- 
‚nen aan het zelve bevorderlykin-den voorte 
gang , die echter traaglyk is, a, 

Als het zich tot zwemmen zal begeven; 
maakt het zich los vanhet takje, breidt 
zyne kuifjes zydwaards. uit, en ryst dus 
naar boven,tot by de oppervlakte vanhet. - 
water ; zwemmende, gefchiedt zulks op den 
rug, de kuifjesmederwaards hangende, sen 
daar mede. als voortroeyende ; wanneer het 
diertje weder naar. beneden. wil „ buigt het 
zyn. lichaam: als een halven cirkel of katte- 
rug „ en tuimelt dus zeer fchielyk-naar ber 
neden,op een foortgelyke wyze als de-katten 
wanneer zy vallen, welke {tand,van daling 
vertoond werdt, mede vergroot, by Kga 
ä. oo 


Zoo zonderling en fraay de gedaanten 


CORA. VE 


dit Zee-flakje is, niet minder befchouwens: 


terwyl het zich tusfchen den 4 en'5 vari 
deze maand Maart daar’ van ontlastte, en 
‘er-op den laastgemelden dag’ morgens 
noch mede bezig fcheen te zyn, wanneer 
het kort daar’ aan zich weder tot zwem- 
men begaf , ‘en even tierig als’te voren ver 


ie TOLO ro A ortgs, HEDL 
De gemelde Zyerffok bevindt zich op een 
takje Zee-mos, en wel op een byzondere 
wyze daarom geflingerd en gekronkeld ‚zoo 
als dezelve in zyn natuurlyke ‘grootte is-af« 
gebeeld by- Fig. 4, en dooreen hand-ver- 
groot-glas vergroot by Fig. 5, O3 
_De gedaante van den Prdrfok is als eet 
lange platachtige {trook, of een reepje pa- 
ger gelykende , fMneeuw-wit van couleur; 
ier en daar wat doorfchynende, waar in 
men de eyers duidelyk ziet leggen, welke 
ondoorzichtig wit zyn „en by een zeer fter- 
ke vergrooting blyken niet volkomen rond 
te- zyn, maar hoekig als de hagelfteeneri’, - 


ieder noch in een byzonder’ vlies omvan-. 


gen, en met vogt omgeven : "de zuivere 


witheid en aardige rondomflingering: van 


dit Byerflokje maken” het zelve alleraange- 


_naamst en der befchouwinge overwaardig. « 
| | Ik 


ok 
fe 


(398) 


leetachtige gedaante zouk 
nen-h ben en-daar door gelegenheid ge 
ven tot deze. gedaante, terwyl- de fteeds 


emkruipende voortgang van, pk diertje om 


den tak die flingerachtige. omrolling heeft 
konnen. vien, SY visa oh, 

“Wie moet zich. niet verwonderen!o 
de fraayheid.en Bk die in vaken 


klein fchepfel ontdekt worden, en secties 


over de vermogens aan het zelve doorden _— 


pigoren Schepper verleend, zoo tot-een — 


ekwammen voortgang in Zwemmen en-da- 
ling, alstot voortkruiping? Inderdaad hoe 
naauwkeuriger-men de werken des Almach- 
tigen nagaat, ook in deze kleine weereld 
van Water-Infeêten, hoe meer men daar in 
eene verwonderingswaardige fierlykheid „eri 


ken. 

‚Ik neme deze gelegenheid waar, om; 
flegs- by eene korte berichtgeving, iet, te 
_ melden van den-laaften rang der dierlyke 

fchepfels, de dier-planten , om hunne ver 

fcheiden?: armen of voeten Polypen pn 
die zich zoo: in zoet als zee water bevin- 
den, en waar omtrent wy de fraaye Ver- 
handelingen hebben van de Heeren TREM: 


rc BAKER, LEDERMULLER, EN van À 
C 


de. hieerkykfte Krat Wor NUEBek zal meae | 


( 399 ) 
anderen overde Polypen in * zoet y 


_ Meest. hen Polypen ik iv die Beeren 
Ô aangehaald, en. onze luchtftreek eigen zyn- 
de, heb ik, ook bevonden op dit ons Ei- 
_ land Walcheren, en aan het Zee-ftrand zich. 
te onthouden, „zoo in, het laast verloopen 
najaar , als-mede in deze: maand Maart; 
_ zelfs heb ik die met zeer weinig moeite, 
_binnen drie of vier vuren buiten-verblyf, 
_ mogen bekomen „ dievan het najaar, ge- 
__duurende den-winter;, vry lang levendig 
_ konnen houden in flesfen met zoet- en zeë- 
__ water gevuld; ja ook de aangroeying daar 
_ jn konnen waarnemen. > … 
4 Hier i in ontdekte ik vele. byzonderheden; 
_ welke ik niet wete dat Elders befchreven 
voorkomen. 
…__Behalven dat fommige vân dezelve voor. 
> Zien zyn met vele lange , zeer fpierachtige 
en geknobbelde armen; om hun fpys of 
_prooy op te doen , vast te ‘houden en naar 
ich te trekken, vindt. men ’er ook, als 
r anderen de zoet-water pluim- of weder. 
Polypen, die als in eene pr colonjë 
veertig tot vyiig by elkander wonen, 


en 


(409) 


en ieder-dooreen: byzonderen’ koker 
kuif of vederbos naar ‘buiten’ uitbrengen, 
even als een: opengaande bloem, welke kuif 
beftaatruit romtrent zestig: vezels of armen, 
die ik/heb bevonden ('t gene my niet blyk 
noch recht waargenomen te zyn) voorzien 
terwêzen „ jeder ovezel! langs henen ‚ met 
tandjes , welke in een geduurige ‘bew ging 
van onder opwaards, over den top henen, 
en: weder'naat beneden gaan „en daar door , 
__even-âls veen: water-fcheprad , een fterke 
draaykring voortbrengen „'enalle de ron- 
dom zynde-voorwerpen naarhet diertje 
__toelokken tot án deszelfs maag , terwyl het 
weder, uitwerpt ’-gene: niet behaagt: wel- 
ke, beweging door: den Heer ‘TREMBLEY en- 
kel aande zwaaijing van de vezels is toe- 
gefchreven;: doch “die ik „ door het ver- 
grootglas No. 1 tot 3 van curs Microscoop , 
duidelyk befpeurd heb veroorzaakt te zyn 
door: bovengemelde-tandjes. …—… …— 
Het zelfde heeft ook plaats-in de Zee- 
Polypen, die „hoewel zeer klein ; ineen 
ontallyke meenigte als pluisjes voor het oog 
zich vertoonen:op meest allé zee-planten, 
oefters „en andere:lichaamen „dievuit zee 
worden, opgehaald; nodlors of Pis 
… Deze diertjes wonen .medeinveen céllét- 
je ‚ven breiden -zich naar: buitenvuit, even 
&ls een;harid- met tien-armemof vingers „die 
pee fh d Zy 


r 
RD 


EA 7 
k ( 401 ) 
aardig weten te buigen, zynde ieder ver 
‘mede bezet met tandjes, ook om en 
gs de vezel loopende, en daar door ge: 
esdraaykring veroorzakende, ter aan- 
skinge van hun voedzel. 


zeer kleine klokjes-diertjes ,Trompetjes en 
_{Fros-Polypen, waar van ik ’er meer dari 
duizend by één aan fteeltjes ;- {legs de ruim- 
_te-van een erwt uitmakende, gezien heb, 
welke ook -alle „ aan den omtrek hunner 
openingen of monden ‚van zulke tandjes, 
_ook fomtyds van hayrtjes,; voorzien: wa= 
ren, welke, in een,„cirkel-ronde beweging 
zich omdraayende , eene verbaasde bewe- 
_ ging in het water veroorzaakten; ter aan- 
trekking van noch veel kleindere diertjes, 
door het nieest vergrootend glas” en zon- 
microscoop zich als ziertjes vertoonende , 
echter duidelyk met een dierlyke beweging 
begaafd , en-waarfchynlyk tot fpys der eer- 
{ten gefchikt. Re N 
| Dus bezorgt de groote Schepper deze, 
__anderzins op eene bepaalde plaats vastge- 
E Ben diertjes, van fpyze en noodig voed- 
Bte). | 
_ ‘Tot hunne beveiliging zyn ze voarzien 
„ van een koker, célletje of kelk , waar in zy 
zich zeer fchielyk konnen intrekken, en 
— zulks niet hebbende, trekken zy zich heel 
EO ii Malie kleif: 


(402) 


klein in één, of zelfs omwinden zy zi 
hunne armen als een bloem in zyne 
den; eh zy vertoonen zich allen zeer fi 
lyk-als bloemen , kuifjes, fterretjes , veert 
jes en dergelyke „en evenaaren in hun voor: 
komen de gedaante van het plant-ryk. 
„Hoe groot zyn Gods werken! —- mag 
het de aandoening ‚van verwonde 


Ps 
kr ‘ 


ndering en 
eerbieding van des grooten Scheppers: Al- 
vérmogen , W'ysheid en Goedheid, ook in 
de-wateren ja de diepten der zee betoond; 
inde befchouwers verwekken , gelyk in my 
by de ontdekking van deze byzonderhe- 
den, en mag het de ‚Just. ter.nafpeuringe 
van de werken. des Allerhoogften gole 
ken, ik zal myne ontdekking en bericht 
geving gelukkig voldaan achten „ ’t welk 
ook alleen myn oogmerk is-en voortaan 
blijven: zaken <biyois die aksi goose 
tuts: 


“5 MIDDELBURG den 15. Maart 1769. 


je N £ 
al bietk 
En & 1 / x Abd bd 
Le A 


ME (403 ) 

Ö „VROEDKUNDIGE, 
VERHANDELING 
OVER DE WYZE OM EEN KIND 


_IN-DE LYFMOEDER TE KEE- 
oe REN, EN-BY DE VOETEN 


eet kas AF- rijen HAALEN.’ 
ON EE: sake wenk er | ocht ar RAAD 
D.H. GALLANDAT. 


DR ne ensenstensaaed 


d baro sas 
[ 


Rs 5 1 De “dagelykfche „ondervinding 
_ heeft ons geleerd. dat het met de natuur- 
È kundige wetenfchappen niet gelegen. is, 
_ als met de kuhften van enkel vermaak : 
_Naauwlyks komen. deze te voorfchyn, of 
een fchrandere Geest brengt haar veeltyds 
tot den hoogften trap van volmaaktheid, 
daar zy toe komen kunnen; maar de na- 
_ tuurkundige, wetenfchappen ‘zyn altoos: 
zeer traag in haaren. voortgang ; en fchoon 
_zy dagelyks meêr en meêr toenemen , zullen 
_ zy echter haar toppunt nooit bereiken. De- 
_ ze opmerking moet in ons de ingefchapene 
gbsenerse om alles te it geenzins re 
Cc ver- 


\ 


(424) 


verflaauwen , maar veeleêr aanzetten, 
altyd te zoeken, en al ons vermogen 
{pannen, om, in zaken die tot het wel 
zyn van den zwakken fterveling kunner 
{trekken , onze voorgangeren te overtref- 
fen , fchoon wy dezen , uit aänmerking van 
hunnen aangewenden vlyt, altyd met eene 
eerbiedige dankbaarheid moeten behande- 
len, en denken dat wy ook opvolgers zul- 
len hebben, welke zekerlyk boven ons 
zublen, uitmaken. Arre onto shear 
6 2. De hedendaagfche Vroedkundigen 
p he die oppervlakkige verftanden niet 
gevolgd, welke zig verbeelden, dat onze 
voorouderen alles geweten hebben, en dat 
de paalen van onze kundigheden ook de 
eindpaalen van de kunst waren; In tegen- 
deel, zy hebben , door hunnen onvermoei- 
den vlyt, puikvonden ontdekt, welke zy 
waereldkundig gemaakt hebben, en waar 
_ door deze zoo noodzaakelyke kunst mer- 
kelyk verbeterd is. De beroemdften onder: 
hun, als LEVRET , SMELLIE , CAMPER , CZ. 
hebben ook, door hunne geleerde ‘fchrif- 
ten, veele vooroordeelen, bygeloovighe- 
den, en kwaade behandelingen , waar me- 
de de Vroedkunde eertyds gepaard ging , 
uit den weg geruimd, Hunne chi elin- 
__ gen zyn alleen op de bekende gefteitenis 
der deelen , op proefondervìndingen en ech- 
Dy ee te 


_ 


GN. 
LEET 


e waar van de werkingen, vo 


eren wiskun- 


GR 


myne. vrg ge ‚om in deze Ver- 
hande ing beknoptelyk voor te ftellen de 
gemakkel 


vanhet uiterfte gewicht, in de oefening de= 
8 zer kunst; Eene zaak , welke de Vroedkun- 
f digen niet naauwkeurig genoeg verhandeld. 
hebben,en eene handgreep welke zeer zel- 


| len der kunst begrypt; en dit is ten hoog- 
_ ften noodig om de zaak wel te verftaan ; 
Ook was het noodzaakelyk dat lieden , wel- 

ke de Vroedkunde willen oefenen , eerst 
p Eene door kunst gemaakte vrouw de 
… beste handgreepen leerden verrichten, eér 
 … „Ge 3 Zy, 


AN 


r 
A 


(496) 


zy tot de oefening op levende on 
Pen OVErBMPEN, 
_6 4. Door het keeren van het kind inde 
Iyfmoeder verftaat men gemeenelyk eene 
| pie bewerking, ai welke he tg 
by de voeten , ter waereld gebracht wordt , 
Sineer het zelve zig in ER ge- « 
ftalte voor de lyfmoedersmond aanbiedt. 
De voornaamfte gevallen , waar in deze 
kunst-bewerking vereischt wordt, zyn: » 

1. Wanneer het kind dwars legt, het zy 
dat het met den rug of met de borst voor- 
komt. 2: Wanneer het hoofd in eene 
kwaade geftalte: voorkom'. 3. Wanneer 
het kind ik ander deel dan het hoofd 
aanbiedt 4. In de gevallen daar de navel- 
ftreng voorkomt. 5. En ook in verfchei- 
‚den gevallen van zwaare vloeden. In 
verrichten van deze Vroedkundige bewer- 
king volgen de Vroedvrouwen in ’t algemeen 
de handelwyze voorgefteld door de Vroed- 
kundige fchryvers , die in ’t Nederduitsch 
gefchreven hebben, of door die waar van 
de werken in ’t Nederduitsch vertaald zyn; 
Dierhalven zal het noodig zyn hunne by- 
zondere handelwyze voor af te laaten gaan. 

6 5. MAURICEAU (a), fprekende van de 
» dwarfche legging van’ kind, zegt” Na de 


” 
Ei 


> Vrouw 


(a) Tractaat van de Ziektens der Swang °te Vrouwen 
2, Boek, 24. Hoofddeel, p. 245. 


borst des kinds daar in fteeken; 
elve nae binnen dryvende „om dat vol. 
” omen te doen keeren, waer nae hy fy-_ 
ne hand zal laaten gleyen onder den buik, 
5 tot dat hy de voeten, van ’t kind heeft ge- 
“5 Vonden, welke hy in den doortogt zal 
brengen om het uit te haalen enz. — 
1 VAN DEVENTER (b) fchryft: ” Het gee- 
» ne eene Vroedvrouw te doen heeft in 
» dusdanig een geval (daar het kind met 
» den rug voorkomt) is dat zy moet op- 
» pasfen , om op-het breeken van ’t water 
de voetente gaan zoeken en het kind by 
sy de voeten af te haalen , want dat is hier 
_ » de naaste-weg . . . Men moet van onde- 
“sp ren, agter de rugge by de buik doortas- 
( rn weeten, bar arke en kind meest 
__ opde rester zy geleegen leyt, en zoe- 
> ken de et rigs aid Lil trekken 
» die na beneeden, om het kind daar wat 
> by om te draayen , en dan moet men het 
… »-eene been. by het andere voegen , en haa- 
“1 len ze beyde in de geboorte . Of 


ie zoo men beyde de voeten boven 


het hooft vind, het hooft en den aars 
ï pele ep Ge 4 » Om- 
id (B) Nieuw ligt voor Vroedmeefters en Vroedvrou- 
ps wen 43. Cap. p. 261 en 263, hik, za 


C4B) 


» omtrent evên hoog, zoo mag men v 
» moedig beyde de voeten vatten , deze 
» boven bezyden het hooft leggen ‚„ en haa- 
» len dezelve alzoo draayende na beneeden 
 iysstain de, geboorte: toe iest sore he 
“VAN HOORN (c), handelende van de kee- — 
ringe in ’t gemeen, zegt: ” Zy(de Vroed- - 
5 vrouw) volgt met de hand hetlichaam - 
» van ’tkind na, van dat deel af, dat het 
» naaste voor de geboorte ligt, tot dat zy 
aan de voeten komt, By voorbeeld, het 
» kind bied den fchouder aan, zoogaatzy 
» met de hand langs die zyde heen totaan 
» de heup, van daar langs de dye-tot aan — 
» de knie, en zoo langs het been tot aan — 
» den voet, Wanneer zy den eenen voet 
» heeft, zoo voelt zy op dien zelfden tyd 
> in ’t rond, of zy den anderen ook ge- 
»» waar word; En zoo wanneer zy den zel- 
> ven gevonden heeft, zoo haalt zy dezen 
» met den voorgaanden te gelyk voor, en 
uit de geboorte, en alzoo keert zy het 
kind,” veh a 
DE NYS (d), fprekende vaneen kind te 
haalen als de arm tot aan den’ fchoude 
buiten is „laat er zig dus over uit: ”Men 
ü ai „brengt 


5 (£) Siphraen Pua, of ondêrwyzing inde Vroedkun- 

dB DATE 

‚ (0 Verhandeling over het ampt der Vroedmecefters 
en Vroedvrouwen 33. Hoofdit. p. 457. N 


sn doorgaans daar op ‚voor een groote 
op gedeelte, intrekken : Dat been loslaaten- 
5 de, vat men het andere, het zelve ne- 
“ vens het eerfte. voegende, en brengt die 
„beide naar den uitgang.” enz. | 
__PLEVIER (e), fprekende van het zelfde 
„geval, zegt: Men moet het uitgekome 
 handtje in de eene hand neemen, en de 
andere wel befmeert langs het zelven in- 
“voeren Onder of ter zyden het kind, al- 
vp ‘waar de meefte ruimte is „na de voeten; 
spleen: van dezelve of beide te gelyk vate 
wsssten;-en na bwiten-brengen.” enz, 
„66. Deze aanhalingen getrokken uit de 
beste. Schryvers , welke in handen der 
„Vroedvrouwen gevonden worden , zyn vol- 
doende om een denkbeeld van hunne ge- 
_brekkige behandeling aangaande deze kunst- 
„bewerking te geven, SMELLIE heeft in zyn 
__«gitmuntend werk (£), ’t welk onlangs in 
Bt: ie rin *Ne- 


: @ Gezuiverde Vroedkonst 24. Hoofdít. p. 218, 
“ _ (®) Verhandeling over het befpiegelend en bewer- 
kend deel der Vroedkunde, 3 Boek, 4. Hoofddeel , 4, 
„Afdeeling. 


/ 


k € 410 } ef Ltr 


%* Nederduitsch vertaald is, de wyze- 

een kind in de Lyfmoeder te keeren naauw- 
keurig befchreven ; maar hoe weinig Vrôed- 4 
vrouwen zyn ‘er, die dat werk gelezen heb- 4 
ben!-En hoe vele zyn ?er: die nooit van 
hunne oude kwaade gewoontens en hebbe- 
Iykheden afwyken! De handelwyze , wel- 
ke ik hier zal voorftellen, komt my voor « 


de gee gnd veiligfte te zyn, … 


fchikking van de kwaade gefta 


‘knièn of de voeten aanbiedt), of wanneer 


men zig eerst, door. het onderflaan , van 


6 7. De Keeringe en afbaalinge-by de 
voeten, zyn twee onderfcheidene zaken. 
Door keeringe moet men begrypeneene ver- « 

B en |, 
in de lytmoeder, Deze verfchikking noemt _ 
de Heer LEVvRET, in zyne byzondere Les- 
fen’, voorbereiding (preparation). Zy komt 


te pas wanneer het kind met het hoofd in 


eene kwaade geftalte voorkomt, wanneer het _ 
kind dwars legt, of als het den hals, den _ 
arm, of den-fchouder aanbiedt. - Door 
afbaalinge moet men verftaan , het uithaa- 
len van het'kind met eene of met beide de 
voeten, het zy dat het kind zig in eene 
geftalte aanbiedt daar de verfchikking ae 
vereischt wordt (als wanneer het kinde 
de verfchikking door-kunst verricht is. 

S 8. In de gevallen, welke de verfchik- 
king of voorbereiding vereisfchen , moet 


de 


Kik Car) or 
de oef! alte vân het kind verzekeren. Ishet 


vater noch niet gebroken „men zal wacht 
ten tot at de Iyfmoedersmond. genoeg ges 
send ís om het inbrengen van de hand 
je te laaten ; En als dan , ís het noodzaa- 
elyk, de vliezen te breken, en’ terftond 
tot de bewerking over te gaan: want hoe 
langer ’t water afgeloopen is‚hoe moeielyker 
dat de verfchikking en afhealing gefchiedt, 
‘uit oorzaak dat de wanden der lyfmoeder 


et kind dan fterker te famen,en in elkander 
drukken, t gene de moeielykheid om de 
hand in te voeren „en de bewerking té doen , 
merkelyk vermeerdert. Die de verlosfinge 
onderneemt, moet vooral zorge draagen-, 
dat de Vrouw eene bekwaame legging 
heeft, namelyk op haaren rug, en, EER, 
weinig hooger met haar onder- als met haar 
| boven-dyf sdat zyne handen en voorarmen 
wel befimeerd zyn; En eindelyk onder de 
bewerking’ acht geven, om de werkende 
hand ftil te houden, wanneer de Vrouw. 
weênheeft,en haar verbieden dezelve door 
en pedir sorrie 
vG 9. De wverfchikking of voorbereiding 
wordt vereischt, wanneer het kind dwars 
gelegen is, dat is te zeggen „ als het kind 
_ met den rug of met den buik voor de BE 
_ moedersmond legt. In dit geval vindt men 
“deopening der lyfmoedersmond altyd lang- 
|E | wer- 


1 


… benen! fomtyds beide te gelyk , kunt en | 


(42) 


_ werpig en dwars, en zeer hoog 
Biedt zig de rug aan, men zal dew | 
velbeenderen , of een gedeelte van de rib- ® 


woelen : is het dat de buik voorkomt, men À 
_ zal de navelftreng in zyne in lanting ont- 4 
dekken. In dit laatfte geval komt de n 
velftreng aleyd voor uits “RAR, / 
9 ro. Ik veronderftelle: edad het irid des al 
rug aanbiedt, en dat het hoofd des kinds óf 
aan de rechter zyde der lyfmoeder lest. « 
Om dan de verfchikking of voorbereiding « 
wel te doen, brengt men de linkerhand, « 
‘tusfchen de ‘vliezen en den rug van het ki, 
kind, in de lyfmoeder, tot dat de palm 
van de hand op het achterhoofd des kinds | 
_ komt te- leggen; Als dan fchuift men het | 
hoofd om gee naar den bodem der lyf- 
moeder ; Men haalt vervolgens de hand 
langzaam en met verdrag naar zig, totdat — 
men het kind onder de oxels kan vatten, 
en men voert dan de fchouders om hoog 
tot op de plaats daar het hoofd lag, eêr 
het zelve opgefchoven wierdt,. Daar na 
zal men de zelfde handgrepen beurteling 
hervatten , tot dat het hoofd en- de fchou- 
ders volkomen in den bodem der Lyfr 
der gebracht zyn. Vervolgens haalt men 
de hand wederom zagtjes naar het Onder- 
iyf van ’t kind; Men brengt den ar’ od 
C zt 


fehen- de billen, welke men in die zyde 
kt, op de plaats daar het hoofd en de 
fchouders te voren gelegen hebben. Hier _— 
jr wordt het neêrzakken: van het hoofd 
elet, en men verkrygt ruimte om de ans 
dere hand in te brengen, met dewelke de 
afhaalinge by de voeten moet gedaan wor- 
den (15). Men zal licht begrypen, dat , 
| et het ren mf aan zen | dn 
_kerzyde der lyfmoeder legt, men als dan 
delfde harrderepen ‚ met de rechterhand , 
môebiwemrichten;19at, ben qgenrio var ua) 
26 rr. “Wanneer het kind den buik aan- 
edt, moet men ook genoegzaam dezelf- 
le handgrepen in ’t werk ftellen. - In dit 
geval, voert men de-hand (namelyk de 
rechter, indien *t hoofd aan de linkerzyde, 
en de linkere als *t hoofd aan de rechter 
„zyde Ber lyfmoeder legt) tusfchen de vlie- 
‘zen en de borst van * kind , tot dat de 
palm van de hand op ’t aangezicht komt 
te leggen , waar mede men het hoofd naar 
den bodem der lyfmoeder opfchuift; Ver- 
volgens.haalt men de hand langzaam te rug, 
voorzichtig de vingers-de eene na de an- 
„dere zagtjes naar zig haalende, tot dat 
_ men ° kind onder de oxels kan vatten. Dit _ 
gedaan hebbende, fchuift men de borst 
k naar boven, gelyk men met het hoofd gedaan 
eeft Men herhaalt ook a ed 
ie 11 , and- 


| 


(am) 
bangempenjik ts dat het-hoofd:en.de 


in, den bodem,-der hein man 
leggen, verk. de. onderbuik s… kinds dae 
het. hoofd: te „voren gelegen. heeft. Ver 
volgens. fchikt-men het onderlyf. des kinds 
zoo veel aan-die zyde als: mogelyk is, om 
plaats te maaken: voor het. inbfengen. van. 
de andere „hand, smet welke de afhaa- 
| ge by de voeten. moet. gedaan „worden | 
Ca). ADAT bord ADNR 
bÓur2. ‚Indien: men a gezegde. ‘handere- 
pen wel verftaat, zal men ook, gemakke- 
lyk-kunnen begrypen , welke ?er/vereischt ‚| 
worden ‚ wanneer, het. hoofd. zigin « | 
kwaade ‘geftalte aanbiedt, of. wanneer de 
| bale: > de leheorsler: jan de arm, „voorkomt : | 


ak En. met de shet van wg keet ‚op: 
fchuiven. naar, die ‚zyde-daar. ene | 
makkelykst. kan: gebracht worden; en ver- 
volgens. de fchiouders ‚of-de. ‘borst, tot dat 
het kind dwars komt te leggen: „Men moet 
hetzelfde doen „wanneer; de. hals of de — 
houders zig. aanbieden. Wanneer de arm 

uit- 


(415 ) 


4 uit Eko oi t,‚ t zy:tot aan den elleboog of tot 
vaan , den fchouder, moet men de hand langs 
Siet gekomen arm inbrengen, tot aan 


en itn ook den rug of de borst, ge- 
„5 SR 
eer he verfchikking be vòor- 
ee Wa ‚gedaan is, zal de afhaalinge - 
griene moei elyk zyn: 21, Om dat 
de doortocht dan vry is, waar door het in- 
brengen van Ee grooreljkebegunftigd 
wordt, 2, „Om dat de knien „en de voe- 
ten ‚door de verfchikking nader aän-den 
uitgang ge bracht zyn, 3. En eindelyk, om 
„dat het En, in het af haalen niet moet kee. 
ren, wyl hethoofd. dan in den bodem det 
Iyfmoeder gelegen is. 
229: 15. In geval, 6 rr. gemeld, moet de 
aalinge. by de voeten op de ‘volgende 
wyze ae worden. Men brengt de reg- 
terhand in de lyfmoeder , tusfchen de vlie- 
zen van het kind, langs de dye en het been 
tot aan den onderften of agterften. vóet. 
Den zelven met de hand gevat hebbende, 
„gal men. die in de fcheede brengen, zorge 
‚draagende rom denzelven niet te verre uit 
“te haalen wyl- men, hier door ‘het-onider 
van *tkindte laag in de-lyfmoederd- 
Ha zoude doen neêrzakken, % geene 
derlyk zoude zyn om den angenent voet 
„te 


Ë hoofd , ’ welke men gm hoog fchuift, ' | 


C4t6) 


te gaan zoeken, en dus noodzaäken o 
kind by die eene voet uit te haalen (8), 
dra men dan de eene voet in de fchee 


den anderen ‚opde gezegde wyze, gaan | 


„616, De beide voeten tot. Ld 
de gebracht hebbende, zal men bev: 

dat de toonen naar. de linkerzyde, en de 
hielen naar de regterzyde der moeder; ge- 
„keerd zyn, + Dan zal men een warme doek 
om de voeten flaän, en dezelve vervolgens 
met de linkerhand vatten, in diervoegen_ 
dat de hielen in de palm van de hand ko- 
men te leggen , en de middenfte vinger tus- 
fchen de beenen, even, boven de enkelen. 
Daar na haalt men de beenen ‘zagtjes uit 
tot aan de dyen, die men dan met de reg- 
terhand, even boven de knien, vat, haa-_ 
Tende vervolgens het kind, met verdragen 
zonder rukking , tot dat men de navelftreng. 
gewaar wordt , die men een weinig uithaalt, 
(De navelftreng tusfchen de beenen van 
het kind zynde, moet men die zoo: vert 
uithaalen tot dat de bogt groot genoeg! 
omde gebooge knie daar, door te fteken). 
Dit gedaan zynde, vat men, met de lin- 
kerhand, de billen-van het kind „sterwyl 


en 


| 
D 
hiddst men, | 
IN df f 


(&) Men begrypt licht dat de af haalinge dan moeiely- 


rd 
Tet INS 


ANG 


ve draayende in diervoegen, dat het met 
_het aangezicht naar het heilig- en ftaar:been 
gekeerd komt te leggen. Het kind op de 
gezegde wyze tot aan den hals uitgebracht 
_zynde, zal men, indien ’t hoofd niet ge- 


„makkelyk volgen wil, de armen uithaalen; _ | 


eerst die het meest naar onderen legt, en 
daar na (zulks noodig zynde) den ande- 
ren, zorge draagende dat men dezelve niet 
breke. Het hoofd dan noch niet uitko- 
mende, zal men de eene hand op den rug 
van het kind plaatfen, en den zelven omvat- 
ten, in diervoegen , dat twee vingers op de 
_fchouders, en de duim en de ringvinger on- , 
„der de oxels leggen ; waar na men de twee 
voorfte vingers van de andere hand in den 
„mond van het kind brengt, en zoo plaatst, 
dat de fpan-ader tusfchen beide legt, en 

men haalt dan het hoofd, met beide de 

handen te gelyk, uit de geboorte, zorge 
draagende, zoo veel mogelyk is, om de 
Ë fcheuring van de bilnaad voor te komen. | 
„6 17. In ’t geval, daar de verfchikking 
gedaan is op de wyze 6 11. gemeld, moetde - 
„ afhaalinge cenigzins verfchillende zyn. Men 
„moet de hand langs de onderleggende dye 
die dan dwars voor de lyfmoedersmond 
8 Dd legt) 


(418 ) 


legt) in de lyfmoeder brengen ‚ doch niet | 
verder als de. knie, die men omvat en in 
de fcheede brengt. Deze knie inde fchee- « 


de gebracht zynde, zal ontplooyen, en de 


„voet zal eerst uitkomen; deze loslaatende 


zal men wederom de hand in de lyfmoeder 


brengen om de andere knie te gaan zoe- 
ken, en insgelyks naar zigte haalen. Ver- « 
volgens zal men het kind met beide de 
voeten te gelyk afhaalen, als 6 16, gezegd 


ÍS 


redden, | 

6 19. Wanneer het kind met ééne voet 
voorkomt, moet men, indien deze niet te 
verre uitgekomen is, de andere zoeken, 


en het kind met beide de voeten te gelyk 
afhaalen (16); doch wanneer het kind in 
deze geftalte zoo laag gezakt is, dat het 
met zyn onderlyf tot in het kleine bekken 


gevorderd is; moet men het by het ééne 
been, dat reeds uit is, uithaalen , tot dat 
de billen in de geboorte komen : als dan 
moet men een vinger in de vouw van de 
liesch , van het binnen zynde been, bren- 


gen, en dezelve als een haak gebruiken, 


om 


6 18, lemand,die het verhandelde (10-17). 
wel verftaat, zal ook licht begrypen, hoe 
men de kinderen in alle de kwaade leggin- — 
gen die ’er kunnen voorkomen, door. de 
keeringe en afbaalinge by de voeten kan 


AE idni 


óm de uitkomfte van het kind te bevor: 
deren, tot dat men beide de voeten kan 


(419 ) Pd 
An ‘en vervolgens handelen, gelyk 


€ 16. gezegd is. | | 

6 20. Wanneer het kind met de billen « 
voorkomt „moet men dezelve, met de vlak- 
ke hand, een weinig opwaarts fchuiven, 
om gemakkelyker met de andere hand de 
beide voeten te gaan zoeken en uithaalen, 
of men handelt gelyk 6 ro.aangewezen is; 
doch wanneer het kind reeds met het on- 
derlyf tot in het kleine bekken gezakt is, 
moet men het dubbeld laaten komen, tot 
dat men , wederzyds, den vinger in de 
vouw van de liefchen kan brengen, om 
de verdere afhaalinge te doen (16.); altyd. 
achtgevende , in geval het kind met het 
aangezicht naar het fchaambeen der moe- 
der gekeerd is, om het zelve in het uit- 
haalen te draayen, in diervoegen dat het ' 
met het aangezicht naar het heiligbeen ge- 
keerd komt te leggen. | B 

6 21. De keeringe en afhaalinge van het 
kind by de voeten, volgens de handelwy- 
ze doorde vroedkundigen (5) voorgefteld, 
wordt fomtyds vry gemakkelyk verricht, 


Wanneer het water even gebroken, * kind — 


Niet groot, en ’er in de lyfmoeder ruim- 
\te genoeg is; doch in deze gevallen zelfs 
| zalde afhaalinge noch veel gemakkelyker en 

Ei Drag  Áin 


‚… G4za 


zekerder galihieden ‚ wanneer men de 
voorbereiding of verfchikking , RS: 
gelmatig heeft in *t werk gefteld ; moeder 
en kind zullen dan ook minder lyden. 
6 22, Wanneer het „water eenigen tyd 
afgeloopen is, het kind en: zynde, en 
door de lyfmoeder fterk bekneld worden- 
de, zal de afhaalinge (de verfchikking voor 
af niet gedaan zynde) niet alleen zeer lang- 
duurig, moeylyk en pynelyk, maar ook 
fomtyds op die wyze (5) onmogelyk zyn; 
%*% geen de reden is , waarom fommige vroed- 
kundigen (hb) zig dan verplicht vinden, een 
band om de voeten, boven den enkel, te 
leggen, en ’t kind met kracht te keeren en < 
af te haalen. Indien men de verfchikking 
voor af wel gedaan heeft (het geene my 
nooit, in welk geval het ook zy, ondoene- 
lyk is voorgekomen) zal men. nimmer in 
die noodzaakelykheid gebracht worden „e 
de afhaalinge zal dan gemakkelyker , fpoe- 
diger, veiliger en met minder pyn gedaan 
worden, 4 pes MS 9 
$ 23. Vele voorbeelden van gevallen, uit 
de vroedkundige fchryvers „ en eenige waar 
van ik ooggetuige ben geweest, zoude ik 
hier kunnen aanhaalen, waar uit men dui- 
OER De 


(h) Onder anderen var DEVENTER 6 Cap. 435 en 
SMELLIE, in Zyn Vroedkundig werk; 1 Deel,3 Boek 
4 Hoofddeel , 4 Afdeeling. 


i 


KE 


“id 


(421 ) 


delyk zoude zien, dat de verlosfing veel 
En ent mijd veiliger, had kunnen ver- 
ficht worden, indien zy de verfchikking of 
voorbereiding vooraf regelmaatig in ’t werk 
gefteld hadden : Dan ’tistmyn oogmerk niet 

eweest aan tè toonen ‚ wat anderen in 
Metteke gevallen moeften gedaan heb- 
ben, maar alleenlyk de vereischte hand- 
grepen te befchryven, waar van ik den grond 
aan den Heer LEVRET verfchuldigd rekene. 


. 


Dd N00: 


(422) 
‚N40 0: DI. Gi E_ 
ONDERRICHTINGEN 


vo 0 R DE 


SLAAFHANDELAAREN 
DOOR 


D.H. Rd 


dkallzald dh 5 alek (OND Neale dee Melt EN 


’ Voorkomen van ziekten moet, 

… zoo weinig als mogelyk , in ge- 
wen van Geneesmiddelenbeflaan, — 
maar eerder in zulke algemeene 
Lesfen, als alle gemakkelyk kon- 
nen betrachten. LIND 


De Heidenfche W ysgeer Prins had, 
myns oordeels, cen fraay denkbeeld van 
het gene in deze waereld omgaat ‚ wan- 
neer hy dezelve heeft vergeleken by een 
jaarmarkt, waar henen zig een groot aan- 
tal van menfchen uit verfcheiden pore 

gid 


n 


ek 


EN AT 3 he 
1 


CM 


A ‘ 
_begeeft, fommigen uit nieuwsgierigheid om 
___te zien en gezien te worden ; anderen om. 

te koopen of verkoopen; doch allen tot 
_ hun voordeel of vermaak. 

„Myn oogmerk is geenzins om deze ge- 
lykenis door “veelvuldige voorbeelden op 
te helderen en te ftaven , wyl zy eene waar- 
heid in zig bevat, welke aan allen, die 
___ regelmatig denken en hunne gedachten over 
de byzondere bedryven van den mensch. 
hebben laaten gaan, niet onbekend kan 
| 
| 
| 
| 


4 


zyn. Alleenlyk zal ik hier aanmerken, dat 

er vele bedryven plaats hebben , welke on- 

geoorloofd zouden fchynen , indien ’er geen 
___byzonder voordeel in te vinden was, Ge- 
Ì tuige zy hier van de Slavenhandel, dien 
_ men alleen door het voordeel , *t welke de- 
_ zelve aan de kooplieden toebrengt, van 
… _onwettigheid kan vryfpreken. Deze op- 
merking moet echter geenzins ftrekken om 
tegenwerpingen te ftaven, welke fommigen 
tegen dezen handel inbrengen; tegenwer- 
pingen , die meest alle op vooroordeelen ge- 
grond zyn. | 
& « „Vele menfchen zyn van gedachten, dat, 
_ onder de negers, de ouders hunne kinde- 
ren, de mannen hnnne vrouwen verkoo- 
en ‚ en ook de eene broeder den anderen; 
b8 doch dit zyn enkele verdichtfelen en ver- 
Je tellingen, welke van alle waarheid ontbloot 
BN il Dd 4 zyn 


\ 


… fchiedt; en de zulken „betrapt zy nde, worden volgens 


Echter worden deze zelden aan de Zwro- 


(424 ) 


zyn (a). Men kan immers licht begrypen _ 
dat fteden ,. koningryken of gemeenebes- 
ten , waar in foortgelyke handel plaats zou- 
de hebben , onmogelyk beftaan kunnen; 
doch men laat zelden zyne gedachten zoo 
verre gaan; men is meer genegen om de- 
ze vertellingen blindelings voor waarheid 
aan te nemen, dan zig de moeite te ge- 
ven, om de beftaanbaarheid daar van te 
onderzoeken, Td 

Ik moet bekennen, dat ik van foortge- 
lyke vooroordeelen niet vry was, wanneer 
ik voor de eerfte maal de Africaanfche kus- 
ten bezocht ; en dat ik ten hoogften. ver- 
wonderd was te zien., dat’er, onder de on- 
befchaafde volkeren van dat waereld-deel , 
zeer goede wetten omtrent de flavernye 
plaats hadden, B bei 

By de Guineefche negeren worden de 
voornaamfte misdaden met boeten geftraft ; 
doch by gebrek van betalinge worden. de 
misdadigers aan de fchepen tot flaven ver- 
kocht, De onvermogende fchuldenaars „of 
die niet betalen willen, worden ook vol 
gens ‘hunne wetten tot flaven. verklaard : 


€) 


peanen. verkocht, zy houden ze tot hun 

E: ï Bl É E€l- 

(a) Indien dit al eens plaats mocht gehad hebben, is 

% alteen door de list en kunftenaryen der negeren ge- 
%slands wetten altoos zwaar geftraft. 


B CA) 
_ eigen gebruik, of worden in *t land) be- 
waard op hope, dat zy door hunne vriens 
den pe ‘gelost worden; Het grootíté 
> aantal der negeren, welke aan de fchepen 
_worden verkocht, zyn geboren {laven , of 
die in den oorlog gevangen zynde, vervol 
__ gens allen tot flaven gemaakt worden. Eer- 
tyds waren zy gewoon een aanmerkel 
ag dezer laaften te dooden; doch federt 
e flavenhandel plaats heeft, is het een al- 
gemeen gebruik geworden om die allen , 
zoodra mogelyk, tot voordeel te verkoopen. 
Dat de gevangenen in den oorlog , van 
onheugelyke tyden en genoegzaam by alle 
volkeren, tot flaven wierden verkocht, is 
bekend aan allen die de gewyde bladeren 
en waereldlyke hiftorien gelezen hebben; 
en dat dit tegen het recht der volkeren 
niet {trydig is, getuigt de Apostel PETRUS 
__án zynen 2, Zendbrief , 2, Hoofdftuk, y 19. 
_ „Wan wien iemand overwonnen is, dien is by. 
ook tot een dienstknegt gemaakt, Dat de fla- 
verny met de vryheid van het Evangelie 
beftaanbaar is, wordt door JACOBUS ELISA. 
___JOANNES CAPITEIN klaar bewezen, in Zyn 
__“Staatkundig-Godgeleerd-onderzoekfchrift over 
de flaverny, als niet frydig tegen de Christee 
F Ke vryheid, werdedigd onder de woorzittin- 
‚ge wan den Hoogleeraar j. VAN DEN HO- 
SNERT, T. H. ZOON. | ol 
: hik Dd 5 In- 


d 
« 


EGA 


at = han 


de 
nd a DTE 


(426 ) 


Indien men aanmerkt, dat door den fla- 
venhandel een groot getal nuttige menfchen 
in ’t/leven behouden worden; dat de «fla- 
ven een veel beter leven in onze Ameri. 
caanfche landen hebben dan in hun var 
derland; dat het voordeelig isvoor de ne- 


gervolkeren,dat hunne misdadigers door de- 


Zen handel voor altoos weg gevoerd wor- 
den; en indien men daar en boven gade 
{laat de voordeelen, welke daar uit fpruí- 
ten voor onze Zmericaanfche volksplan- 
tingen, alwaar de negers tot den Jandbouw 
veel bekwaamer zyn dan de blanken of de 
Americaanen, zal men moeten bekennen, 
dat het voordeel, *t welk daar uit voort- 
komt zoo wel voor de negervolkeren als 
voor de flaven, voor de kooplieden in ’ 
algemeen, en voor de volksplantingen in 
byzonder, de ongevoeglykheden of alle an- 
dere tégenwerpingen , welke men te berde 
zoude kunnen brengen , verre te boven gaat. 
„Waar uit ik befluite dat deze handel , zon- 
der kwetzinge van ’t geweten, kan en mag 


voortgezet worden. Ein waarom zoude men 


denzelven niet voor goed keuren, zoo wel 
als. andere zaken welke gene betere ver- 
fchooninge hebben ? K 
Onder alle de zeefteeden van ons Ne- 
derland is ‘er gene waar van de kooplie- 
den zig meer daar op toeleggen om fche- 
| pen 


Ro 427) 


„pen ten flavenhandel uit te rusten dan te 
_ VLISSINGEN, en ’t is zeker dat zy daarvan 
_ 2 meefte voordeel geniet, „My is van goe- 
der hand bericht dat ’er deze twee laatfte 
jaren (1767. en 1768.) 42, fchepen naar de 
kusten van Africa, onder recognitie van 
de W. 1. Compagnie dezer landen , zyn 
uitgevaren , namelyk van dmfterdam 4, om 
__flaven; van Aotterdam 4. om {laven ; van 
__ Middelburg to, om laven, en 2. om goud 
en yvoir ; van VLISSINGEN 18, om flaven, en 
4. om goud en yvoir, dus te zamen 42. 
__fchepen. Uit deze echte lyst blykt dat ’er 
alleen van VLISSINGEN. 22, fchepen op Afri- 
ca varen en maar 20, van alle de andere 
{teden famen, Men kan ook uit deze lyst 
nagaan hoe veel flaven ‘er jaarlyks doorde 
Nederlanders alleen uit Africa gevoerd wor- 
den. Indien -men een reis om flaven-op 
twee jaren rekent, en dat ieder fchip maar 
350. flaven inkoopt , zal men bevinden dat 
het getal der gekochten in * geheel op 6300. 
beloopt, en door de Wlisfingers alleen op 
E. 3100, it 
___ „Men zegt (b) dat ’er in fommige jaren; 
_ ten minften 7oooo. flaven uit Africa ge- 
__ voerd zyn, welk getal misfchien wat groot 
zal voorkomen; doch dit zal zoo onge- 
Meen niet fchynen, indien men aanmerkt 
| He (b) Hiftorifche Befchryvinge der Reizen. Vde Deel, 


\ 


Se 


as, 
ne Nn 


Sent 
_ 


( 428) 


dat de Guineefthe kust van Cabo Verde tot 
Angola zig omtrent rooo, duitfche mylen 
in de lengte uitftrekt, en dat de veelwyve- 
ry op alle plaatfen veroorlofd is (c). 
„Verzekerd zynde dat het goed gevolg 
van den flavenhandel zeer veel afhangt van 
de goede maatregelen en bekwaamheid der 
heelmeefters „, heb ik dienftig. geoordeeld 
om in deze verhandeling eenige korte, doch 
noodzakelyke onderrichtingen nopens dit 
onderwerp aan de onervarene heelmee- 
fters:te geven, waar door. zy, dezelve ín 
acht nemende ‚beter in {taat zullen zyn om 
de plaats van Opper-heelmeefter op een 
flavenfchip te bekleeden, en hier door hun 
eigen voordeel en die der redery te be- 
trachten. | OF SOGN 
„Wanneer een fcheeps-bevelhebber met 
zyn fchip op de kusten van Africa is aange- 
komen om in flaven te handelen , moet hy 
voor al in acht nemen, dat hy jonge ,fter- 
ke; onverminkte en gezonde flaven inkoopt, 
(ce) Men heeft reden omte gelooven „dat de veelwy- 
very de voortteeling van het menfchelyk geflacht be- 
guünftigt in die landen , alwaar meer vrouwen dan, man- 
nen zyn: Endit heeft op Guinee plaats , eensdeels door 
het groot getal mannen welke in den oorlog fneu- . 
velen , en anderendeels om dat het getal der vrou- 
wen welke uit Africa gevoerd” worden veel klein- 
der is dan het getal der mannen, Maar in de landen 


daar meer mannen dan vrouwen gevonden worden, zal 
de veelwyvery aan de voortteeling altoos nadeelig zyn. 


(429 ) 


en dat welsom de volgende redenen: s. 
Om dat-deze de bekwaamften zyn om de 
__ landen in onze Americaanfche volksplantin- 

gen te bebouwen. 2. Om dat het zeer be- 
zwaarlyk valt zieke flaven aan fcheepsboord 
te genezen. 3. Omdat het gevaarlyk is 
een beginfel van befimetting in zulk’ eene 
naauwe plaats als in een flavenfchip te bren- 
gen. 4. Eneindelyk , om dat ’er veel min- 
der voordeel van oude, zieke of gebrekki- 
ge flaven, by. de verkopinge in de West- 
Indien , te halen is. 

Vermits de fcheeps-bevelhebber zeer 
zelden de vereischte kundigheid bezit om 
te onderzoeken of een flaaf met verborgen 
kwalen of eenige andere lichaams-gebreken 
behebt is, wordt den Opper-heelmeefter 
gelast om alle de flaven, welke. door de 
negerkooplieden aangebracht worden , 
naauwkeurig te vifiteeren „ en daar van aan , 
den bevelhebber verflag te doen, voor dat 
dezelven gekocht worden, op dat hy inde - 
koop niet bedrogen worde. Indien dan de 
heelmeefter nooit om flaven gevaren heeft, 
__ zal hy in den beginne niet zelden verlegen 
{taan om deze vifitatie naar behooren te 
verrichten, wyl dit een onderzoek is, % 
welk hy op een chirurgyns-winkel of ineen 
__ hospitaal niet heeft kunnen leeren; ook 
_… heeft hy by de genees- en heelkundige 


fchry- 


( 430 ) 


fchryvers niets gelezen waat door hy die — 


vereischte kundigheid kan verkregen heb- 
ben. ‘Is niet dan door de oefening dat 
hy daar van een zekere kennis en hebbe- 
lykheid kan verkrygen; dus loopt hy ge- 
vaar om door de list der neger-kooplieden 
bedrogen te worden , wyl deze, als fchran- 
dere en- doorflepen handelaaren, alle mo- 
gelyke kunftenaryen in % werk ftellen om 
de gebreken der flaven te verbloemen ente 
bedekken. Niets kan, myns bedunkens, 


voor den heelmeefter onaangenamer zyn; … 


dan in * vervolg te ontdekken dat hy zig 
door de neger-kooplieden, of zyne eigene 
onoplettenheid , ‘heeft laten bedriegen ; en 
tgeen deze ohaangenaamheid noch meer 
bezwaard, is, dat hy niet zelden de hart- 
grievendfte verwytingen van de fcheeps- 
officieren moet aanhooren, welke dan ook: 
dikwyls een ergwaan wegens zyne verdere 
kundisheid plegen op te vatten. 

%t Is dierhalven ten hoogften noodig dat 
de fcheeps-heelmeefters (de andere fcheeps- 
officieren niet uitgezonderd , welke fom- 
tyds ook verplicht zyn, by afwezenheid 
van den heelmeefter, dit werk té verrich- 
ten „) om de vifitatie der flaven met allé mo- 
gelyke oplettenheid in *t werk teftellen en 


in ftaat te zyn het vereischte rapport daar 


van te doen „ op dat de kooper niet bedro 
| | ee gen- 


LA | 
BR (481) 


__gen worde, (d) ten dien einde op alle de 
_ volgende zaken een byzonder acht flaan: « 
_1.op den ouderdom van den flaaf, Men 
4 begrypt licht dat oude flaven veel minder 
‚geld in America waard zyn dan jonge, en 
dus dat die door de fcheepsbevelhebbers 

_ niet gekocht worden, voor al wanneer ’er 
overvloed van is ; en zoo dit al eens om 
reden gefchiedt, is het niet als voor een 
minderen dan den vastgeftelden prys. Geen 
coquette in ’ vaderland is zoo bezorgd om 
zig welte kappen als de neger-kooplieden 
om hunne oude flaven, wanneer zy die 
‚verkoopen willen, wel op te fchikken en 
een goed oog te geven. Zy worden ge- 

| was- 


_(d) Het eenigfte dat ik, nopehs dit onderwerp, by 
_ de autheüren hebbe kunnen vinden, is by BOSMAN, 
__in zyne befchryvinge van de flavekust, pag. 45. ” Zy 
15 werden, zeg? hy, op het allernauwkeurigst befigtigt 
| > en betast, tot het alderminfte lid dat zy aan hun lic- 

‚ haam hebben , en dat moedernaakt , fo wel de vrou- 
wen als mannen, fonder eenig onderfcheid, offchyn 
, van de minfte fchaamte. De geene nu, die voor 
goed gekeurd werden, fteld men aan een kant; En 
„ de andere, aan welke men eenig mangel of gebrek 
\  befpeurd, werden uitgefchooten, en onder de ge 
| brekkige, of makrons, fo als wy fe hier noemen „ 
»s gereekend ; te weeten die boven de vyf en dertig 
„5 Jaaren oud fyn, of die aen armen, beenen, handen 
|» Of voeten zyn verminkt; ook die een tand quytfyn; _ 
> die gryfe hairen hebben, of vliefen op de oogen heb- 
Cs ben; alle de geene die met venus-fiekte fyn befimet } 
Cs» En veelderhande qualen meer” sons 100 4 
Deze befchryvinge is voldòende voor cen koopman , 
… maar geeft zeer weinig licht aan den heelmeefter. 


(432) 


wasfchen „ gewreven, gefmeerd 
ren ; de gryze: hairen „worden. geverfd of — 
uitgetrokken , zoo wel die van den baard. 
als van ’ hoofd ; zy krygen veel eten en 
drinken, en, met één. woord, alle moge- 
lyke middelen worden in ’t werk gefteld om 
de kenmerken des ouderdoms te doen ver- 
minderen, en, was ’t mogelyk, teenemaal _ 
te doen verduifteren , waar door het niet 
zelden gebeurt, dat een onervaren heel- 
meefter een flaaf van. 5o. of 6o. jaren aan- 
ziet voor een die flechts den ouderdom van - 
30. of 40, jaren bereikt heeft, *t geene hy 
maat eenige dagen daar na ontdekt. Hy _ 
moet dierhalven, by de vifitatie, naauw- 
keurig gade flaan of de voornoemde kunst- 
middelen , door de neger-kooplieden; in’ 
werk gefteld zyn; hy moet, met alle mo- 
elyke oplettenheid, onderzoeken , of het 
Bi geverfd is, hy moet het op eenige 
plaatfen afwasfchen om het bedrog te ont- 
dekken, en altoos een kwaad vermoeden « 
hebben „wanneer er op ’ hoofd kaale plek- 
ken ontdekt worden. Voor *t overige moet 
hy ook acht geven op de flapheid vande 
borsten der vrouwen, op de rimpels van, 
de huid, of de flaaf tanden ontbeert, enz. 
om hier door ten naasten by den oude 
te kunnen- ontdekken en bepalen. Deze 
voorzorgen zyn onnoodig, wanneer men 
5 een 


ok ( 433 ) | 

én jongen of onvolwasfchen flaaf vifiteert ; 
wyl zulks dan met den eerften opflag vant 
Hog ontdekt kan worden, Ä8 
“vollop het gezicht van den flaaf. Een he- 

er die eenig gebrek aan een of aan beide 

‚de oogen heeft,waar door zyn gezicht wordt 

“ verminderd, is zeer weinig geld waard; en 

nimmer zal een fcheeps-bevelhebber een 

_ blinden flaaf koopen , wyl hy denzelven , in 

_ Americâ , nooit zoude kunnen verkoopen. 

__De uitwendige ongemakken , als traanfistel, 

_ verzwering van den bal, paarlen op dezelve, 

_ de ftaar (catarala) en andere oogkwaalen ; 

worden door het bezichtigen van de oogen 

_ gemakkelyk ontdekt; maar de blindheid; 

_ uit eehe ziekte ont{taande, welke men guita 
‚ Jérena, of verftopping der gezichtzenuw 

noemt, is allermoeyelykst te kennen, om 

dat deze kwaal plaats kan hebben, zonder 
__dat?er zig eenig gebrek vertoont in de oo- 
_ Ben, die’er van aangedaan zyn. Dus moet 

de heelmeefter in zyn onderzoek voorzich- 

tig zyn; hy moet zig door proefnemingen 

_ verzekeren , dat de flaaf uit zyne beide oo- 

gen zien kan; en dit kan gemakkelykst ge- 

hieden, wanneer men het één oog met de 

hand toehoudt,en doet als of men met dei _ 
nget in het ander-oog wilfteken, dan zal. 
de flaaf op het oogenblik het oog toekny- 

en, t geen dan een zeker teeken ís dat 

Je Ee, sthvonno hy 


(434 ) 


hy ‘er door zien. kan. Deze proef 
aan beide de oogen genomen worden, 
gebrek van deze oplettenheid loopt me 

gevaar om een flaaf te koopen , welke maar 
door één oog zien kan (e); en dit wordt 


dan maar eerst ontdekt wanneer men den 


flaaf in America wil verkoopen, alwaar hy 


op nieuws wordt Eene et loor eenen heel- 
meefter , welke 


zoo wel voor den heelmeefter als voor den 


bevelhebber „, zoude zyn, indien deze het 


hy | 


oor de dagelykfche oeffe- 
ning, aangaande dit onderzoek, meer op- 
lettenheid en kundigheid heeft verkregen. 

3. op de fpraak en bet gehoor van den flaaf. 
Men zal licht begrypen, dat een ftomme _ 
of doove flaaf weinig of geen geld waardis, 
„en dat het zeer onaangenaam en fchadelyk, 


nie pe 


ongeluk had een flaaf te koopen die beide _ 


{tom en doof was: *t is echter niet zonder _ 


voorbeeld.- De heelmeefter moet dan ook « 
op deze ongemakken by de vifitatie eene - 


byzondere acht geven. Hy moet noodza: 
kelyk den flaaf hooren {preken, en teffens 
opmerken ‚of de koopman ook verplicht is 
hard te fchreeuwen, om denzelven te doen 
fpreken, Ik heb ’t geval ontmoet dat ik 
een ftommen flaaf, welke door een koop- 
man aangebracht wierdt „ moest vifiteeren, 


slan en 
(@) Ik zoude hier voorbeelden kunnen byvoegen „ 


waar uit blyken zoude dat zulks meermalen is gefchiedt, 


doch achte het onnoodig. 


C435) 


y’erongemeen wel uitzag, zoude 
rk voor goed gekeurd heb 
‚hy. dat gebrek niet gehad had- 
nneer ik den koopman gebood om 
den neger te-doen preken, fchreeuw- 
‚de hy zoo: veel hy „kon „om hem daar toe 
te noodzaken,doch te vergeefs, want de 
fprak niet; waar. over.de koopman zeer 
| _sverwonderd: fcheen te-zyn, betuigende dat 
We Bet, maar. kos opigheid was om, datshy niet 
gaarne. „blanken verkocht wilde Zyn. 
Iklietn methter door. deze fchynreden niet 
lriegen, Ile vernam naderhand dat die 
_flaaf ir in der daad. {tom was. ‚ en dat dezelve 
aaneen portugeesch-fchip , ’t welk kort daar 
N „na. voorby ‘zeilde , verkocht wierdt, Ik 
kwam naderhand. gevallig aan boord van het 
elde fchip,wanneer de Gp „Dy verhaal. 
rn eén {tommen flaaf had ingekocht, 
meden welken hy zeer verlegen was. Ik 
heb dit geval aangehaald „alleenlyk om aan 
te toonen „hoe zeer men in dezen handel ap 
j hoede-moet zyn, - 

\ wer alle.de. uitwendige gebreken van den 
î ws Men moet nooit een flaaf voor goed 
euren, die eenige ongemakken heeft, welke 
hem het werken kunnen beletten, wyl men 
‚denzelven in America niet zoude kunnen ver- 
4 koopen, alwaar zy allen alleenlyk tot dat 
Gi: gaai: gekoeht ES Dierhalven. is 


Rr Ec __noo- 


, 436 ) 


noodig datde'heelmeefter hier opacht 
Hy moet niet alleen ‘het gafitfche liehaz 
ván den neger op: het allèrnaauwkeurigs 
‘bezichtigen, om de gebreken „welke aan het 
"oog blood gefteld- zyn, te“ontdekken , maar 
hy moet hem'ook betasten’, doeh gaan, — 
fpringen , devarmen en vingers bewegenen _ 
uitfteken ;“om ‘hier door"ten vollen verze- 
kerd te zyn dat hy niet mank gaat, dathy 
‘geen’ wöndens;’ breuken; {tyve leden, ‘be- 
dekte kwaalen of eenige:andere ongemak- _ 
ken heeft, « Het-fpringen ìs-ook noodzáke-. 
1yk by de vrouwen „om te ontdekken ,ofizy 
geen uitzakking- der” lyfmoeder hebben’, 
waar aan zy fomtyds onderhevig zyn. Voor. « 
al moet men acht geven ophet getal der 
vingersen toorien ; vermits-denegersaltoos 
bloodsvoets gaan, zyn ze vaan vele onge- 
makken bloodgefteld, waar ‘door zy» dik- 
Wyls een of meer toonen komen te verlie- 
zen, Ik weet verfcheiden voorbeelden; daar 
de -heelmeefter een flaaf voor goed gekeurd — 
had, en dat men naderhand ontdekte;dat » 
dezelve een vinger of een toon verloten had, 
‘en’ik fchaaft my niet te zeggen; dat hetmy 
eens gebeurd is, « Ik -hoop dat myn voor- 
beeld en openhartige bekentenis; zal/{trek- 
ken ‘om aan anderen meer. oplettenheid-in 
te boezemen. … Wanneer-men eén frisfchen 
jongen flaaf vifiteert, die ‘erop: ‘teerftege= 


zicht 
Pe 


/ 


a.“ Ditis | 
ergeoeffendfte flaafhandelaren niet te- 
_gengefprooken. zal worden, wyl het byna 
ontnogelyk iss, dat zy in ’t vifiteeren der 
flaven veel ondervinding verkregen hebben, 
zonder eensin ’t eene of *t andere bedro- 


gen te zymorl So | bs et 
ee S.0p de inwendige kwaalen vanden neger. 

Men moet „zoo veel. mogelyk is, onder- 
_ zoeken of de flaaf met geen inwendige ziek- 


ten behebt is, als koortfen , borstkwaalen , - 


geelzucht, fcheurbuik , verftoppingen in de 


lever of in de milt enz. „Myn oogmerk is 


geenzins om hier de kenteekenen van deze 
_kwaalen op te geven, om dat iemand, die 
daar van onkundig is, ook onwaardig is om 
de plaats van fcheeps-heelmeefter te beklee- 
_den;;-maar myn doelwit is dezelven te waar- 
fehouwen om altoos op hunne hoede te zyn, 
wyl de neger-kooplieden nooit zullen nala- 
ten; om de ziekten van de flaven, die zy 
‚verkoopen willen, te bedekken. By voor- 
beeld, wanneer een flaaf aan boord gebracht 


„wordt om verkocht te worden, en dat-hy_ 
de koorts of eenige andere inwendige kwaa- 
dentheeft, zal de neger-koopman. zekerlyk 
onigeftalte aande zeeziekte toefchryven, 


di 
À waar. aan lieden die nooit op zee zyn ge- 
EO Ee 3 weest 


anderen kant, gebeurt het ook wel dat z 
een flaaf, Be ziek te zyn, echter me 
zware benauwdheid, angst „en een verwil- 
„derd gezicht is aangedaan, even als of hy 
dadelyk een zware koorts had, voortko- 


mende uit de verbeeldinge, dat hy door de _ 
blanken ter dood zal gebracht en vervol- 


ne landsgenooten is. ingeboezemd. Lr 
en boven is het zeker , dat de inlandíche 
negers de uitheemfche flaverny boven alle 


gens gegeten worden ,’t gene hem De | 


dingen vreezen; en dus ís het niet te ver-_ 


wonderen, dat zoo een flaaf, wanneer hy 


zig aan boord bevindt om verkocht te wor- 


den,en het laatfte vaarwel aan zyn land te 
De Birra 

zeggen, fomtyds met de allerhevigfte ge- 

moedsbewegingen is aangedaan. Dit heeft 


echter meer plaats by de vrouwen, dan by 


de mannen, om redenen aan alle genees- 
en heelmeefters bekend, en dus onnoodig _ 


om hier te melden. 9 | 
"6. Eindelyk, op de geboorteplaats van de 
flaaf. De ondervinding heeft aan de Ame 
ricaanfche planters geleerd, dat de {la 
welke in zekere landftreken van Africa 
booren en opgevoed zyn, veel bekwaa 


worden dan anderen, tot het werk waar toe 


zy gekocht zyn, namelyk den landbouw; 


en dit is de reden waarom de Guineefche 


{la- 


" 


C 439 ) 


ndere zaken gelyk ftaande) al- 
duurder verkocht worden ‚dan de . 
Ifche. Onder de Guineefche flaven — 

n de Cormantynfche, de Fantynfche en 
mjdafche de besten; de grein-kust flaven zyn 
minder in achting, en die uitde bocht, als 
_de Benin, de Gabon en Cummaronas, wor- 
_ den in ’ algemeen voor de flechtften ge- 
houden. Het is zeker dat deze laaften van 
een luyen en lafhartigen aart zyn, en dat 
zy nooit tot het werken zoo bekwaam woór- 
den, als de kust flaven, welke doorgaans van 
een kloekmoedigen aart zyn; zy zyn niet 
alleen fterker en levendiger, maar ook werk- 


zaamer,fchranderer en bedrevener, hebben- 
de in * algemeen een levende bevatting en 


(alle a 


Het is niet genoeg dat men, alle de hier 
__voofnoemde zaken in acht neemt, en dat 
Ì men een welgeconditioneerde Armazoen 
| | 


il 


_zónden ftaat, naar America over te voeren. 
| er moet bekennen dat het zeer moeyelyk 


(440) 


is om daar in wel te (lagen, wyl me 
gelyks onverwachte en onvermydely 

righeden ontmoet , waar door het al 
‚der redery in ’t grootfte gevaar wordt ge 


{laven , te geven, et ve A 
e meeste flaven-fchepen hebben naauw- 
lyks de lengte van 80, voeten over fteven; 
zoo een fchip is altoos in twee legerplaat- 
fen verdeeld, 1. Het tusfchendeks , ge- 
{chikt tot de legginge der mans{laven, is 
een plaats welke de breedte en lengte van 
24. en de diepte van 5, voeten heeft, In 
deze vierkante ruimte, worden beddingen 
van greine planken gemaakt, om ook tot 
flaap-plaatfen te dienen, zonder de welke 
het volftrekt onmogelyk zoude zyn , in zoo 
een naauw vertrek goo, (laven te bergen, 
Deze flaven krygen lucht, van voren door — 
het voorluik „ en van achteren door het 
groot luik, welke beide luiken ’s nachts altoos 
met roofters overdekt zyn. 2, De fchans, 
gefchikt tot de legginge der vrouwen, ís 
een plaats welke gemeenelyk de lengte en 
breedte van 18. en de diepte van 7, voeten 
heeft. Door behulp van beddingen wordt 
deze ruimte bekwaam om 150, PRnen en 
Pi B Zale. I= ì 


C44r) 


ren te bergen, dewelke lucht HE 
1 ‚ eensdeels door 4. luchtpoortjes (die 
orgaans zoo klein zyn dat ’er weinig lucht 
Ba akt dezelven te fluiten wanneer het 
@ene tamelyke koelte waayt); en an- 
rendeels door het achterluik, waar over 
_ ?s nachts altoos een roofter legt. De lucht 
„wordt grootelyks belet door. een vaste hou- 
‚te tent, welke boven de fchans gemaakt 
„wordt, fchoon ?er ook in ’t midden van de- 
ze tent een luik is, *t welk recht boven dat 
van ban: legt, Hij | 
_ Indien men daar en boven aanmerkt, dat 
de mans flaven met yzers of boeyen aan 
een gekoppeld zyn; dat de flaven in ’ al- 
gemeen maar tweemaal op een dag gefpyst 
worden, des voormiddags met gort, en 
“’snamiddags met paardeboonen, of den 
eenen dag met paardeboonen en den ande- 


ter te drinken krygen, zal men gemakke- 
lyk kunnen begrypen , dat het zeer be- 
__ goeden ftaat naar America over te voeren! 
… De dagelykfche ondervindinge leert, dat 
„men dikwils het geluk heeft om de flaven 
neer men de noodige zorgen om ze wel te 
behandelen in acht neemt ; en zy leert 
| ke Kn E e 5 f 0 ok 


k 


t,‚ en daar en boven is men ge= 


ren dag met gort, en dat zy niets dan wa- 


_ zwaarlyk is, een armazoen flaven, in een. 


Á 
Bn IE, ' q Î 
meen goeden ftaat over te brengen, wane - 


/ 


(442) 
ook dat door de onachtzaamheid vas 
de voorzorgen veeltyds een groot g 
zelven komt te fterven. ’t Is dan van de 
uiterfte noodzakelykheid, dat, niet alleen & 
de heelmeefters, maar ook de andere fcheeps _ 
efficieren, zig daar in *t byzonder op toe 
leggen , om alle zaken te onderzoeken, en — 
in acht te nemen, welke tot het welzyn der 
negeren kunnen ftrekken. Menschlieven- E 
heid en eigen belang moet ieder flaafhande- 
laar daar toe aanzetten, vooral indien men 
daar by aanmerkt „dat de middelen, welke “| 
in ’t werk gefteld worden om ziekten voor “| 
te komen, een vry zekerder uitwerking | 
hebben , dan die, welke gebruikt worden om _ 
ziekten te genezen, vooral op. cen ARP: 8 

nne 4 É 


Dienvolgens zal het van eenig nut kunn: 
zyn, indien ik, in ’t korte, de voornaam- | 
fle zaken „welke men „aangaande de behan- | 
delinge der flaven, in ’t algemeen behoort 
in acht te nemen , hier ter neder ftelle, - 

—1. De eerfte zaak , waar op men behoort 
acht te geven, is, om aan de flaven zoo 
weel ververfching van zuivere en gezonde 
lucht te bezorgen als eenigzins mogelyk is. 
Men weet door veelvuldige en echte waar- 
nemingen „dat ’er voor de gezondheid niets 
‚ madeeliger is dan eene kwade lucht, en wy 
hebben gezien dat de legerplaatfen der fla- 
ven daar door befmet moeten worden En | 
kle 3 f En 


(443) 


dien menin aan gerking neemt het groot 
| volwasfchen. menfchen ‚welke in een 
Jompt vertrekt van: 24. voeten in x vier 
oeten huisvesten. _ De broeying ‚ar 
ntochten “en. uitwaasfemingen van zoo 
“veel gezonde menfchen zyn immers alleen 
in ftaat om de zuiverfte lucht te bederven, 
en wat moet het dan niet zyn wanneer daar 
‚zeker aantal van zieken gevonden 


er. 
gedeel ed ll, EERENS 1070 Es CERIRIRE 
_% Is dierhalven van het uiterfte belang dat 
men, om alle befmetting voor te komen , 
200 veel frisfe en gezonde lucht brengt, als 
‘eenigzins doenelyk is, ‘piet alleen in de le- 
_gerplaatfen der-flaven, maar ookin ’t gant- 
_fche fchip. Jammer is ’ dat de werktuigen 
‚gls blaasbalgen, vuurwerktuigen ‚ wind-ra- 
deren en ventilators (£), welke tot dit heil- 
zaam oo merk zyn uitgedacht, aan boord 
vaneen flavenfchip geen plaats kunnen heb- 
ben. Maar al was dat mogelyk, zouden 
“de reders wel ooit tot die onkoften over- 
ftappen? % is niet waarfchynelyk „ wylzy 
___de onkoften niet willen‘doen om grootere 
en ruimere fchepen uit te rusten, welke 
veel bekwaamer tot dezen handel zouden 
Zyn. Met zal zig hier over geenzins ver- 
a VRA „wen 
Nt” a 


Î 8 \ Hd « Ì teal ' 
tf) Een breedvoerig bericht van. deze vernuftige uit- 
À vindingen wordt.gevonden In PE werk van den Heer 
DU HAMEL, Baak der gezondheid voor de zeevaarenden, 


( 444 y 


wonderen, indien men{lechts aanmerkt 
het eenigfte doelwit der: redery inrdezenis;, 
geld te winnen ; en dat is niet wel mogelyk 


houden als de omftandigheden eenigzins t 
laaten; door tochtgaten te maken waat 
door de bedorve lucht ook een uitgang kan * 
vinden; door koelzeilen te gebruiken ; door 
buskruid in den brand te fteken ; door roox 
kingen van wierook , jeneverbesfen, enz. 
en door het befproeyen met azyn of limoen- 
zap. Alle deze middelen moeten met oûf“ _ 
deel en alle oplettenheid in *t werk gefteld 
worden, vooral wanneer het weer en de 
gelegenheid toelaaten datde flaven eenigen … 
tyd op ’t dek kunnen blyven, op dat zy 
daar na hunne flaapplaatfen weder kunnen _ 
N, PED iokrents tat 5 PRIN hd ee 
(9) De eenigfte reden. waarom’er eengroot getal flas — 
vèn ineen klein fchip gevoerd wordt, is, om dat de 
recognitie aan de W. FE. Compagnie gerekend’ word 
naar de grootte en lengte van ’ fchip zoo dat derede- 
ry evenveel betaalt of’er. veel of weinig. flaven in ge- 
handeld worden. Het zoude ; myns oordeels, beer 
zynindien de recognitie gerekend wierdt naar het gee 
tal der gekochte of verkochte flaven, en niet naar de 
grootte van? fchip.” Deze fchikking- zoude, niet fchae 
delyk voor de Compagnie „ en: aan de redery. voordee- 
lig Zyn. ren rs diek dit 


MS (445) Anak 


betrekken ,'om “er de verkwikking van ée 
_frisfe lucht En aängenaamen”reuk te genig: 
wader 0: vaarde oek ore nn 


igDe tweede zaak, waar op men be: 
 hoortacht'te geven, is, om het fchip en 


E ijver rid te houden. Wyl 


__de®:morsfigheid’ verfcheiden kwaalen kan 
voortbrengen sis’ van de uiterfte noodzaa- 
-kelykheid , aan boord varr een flavenfchip,, 
‘alwaar een groot getal morsfige menfchen 
in een zeer naauw begrip by den anderen 
vergaderd is; de zindelykheid te betrach- 
ten. Het bovenfchip moet hoodzaakelyk 
alle dag-gefchrobt en gefpoeld worden; de 
legerplaatfen der flaven moeten ook älle 
dag gereinigd-worden. Daar en boven moet 
«het. tusfchendek en de fchans tweemaal 
weeks gefchuurd en fchoon-gemaakt wor- 
„dent, “Tot:dit-werk worden met voordeel 
“gebruikt-de (laven, ‘welke eenige dispofitie 
‘tot-het fcheurbuik hebben, die gemeenelyk 
malingers gehoemd worden, wyl de bewe- 
ging voor de zulken zeer nuttig is om den 
voortgang’ dier: kwaale: te beletten. Men 
“begint met fchoonmaken ’s morgens ten 
“tien uuren ‚om ’ middags klaar te hebben, 
opdat de vochtigheid voor den nacht weder 
j Oom. 2 Is dan ook zeer dienftig dat men 
«buskruid in brand fteekt „rookingen en bé- 
Ípriengngen met azynof limoenzap in RE 
| felt, 


Pen 


CMD 


ftelt, en daar na. zoo veel frisfe lucht 
fchaft als;mogelyk is „om daar door.deste 
fchielyker de vochtigheid te doen vervlie- 


gen. Men moet zorge dragen. dat de fla- 


ven zoo weinig morsfig zyn. als doenelyk 
is; men moet ze verlof geven .om-zig op 
„den middag te wasfchen, ende onwilligen 

daar toe dwingen; acht geven dat-hun hoofd- 
hair gefchoren worde, dat zy geen vuilig- 


heidom laag- doen (h), en dat de-zieken 


een, afgezonderde legplaats- hebben, …_— « 
…3--De derde zaak , waar op men behoort 


„achtte geven „zyn de levensmiddelen. Het 


is ten hoogften noodzakelyk dat een {cheeps- 


„bevelhebber zig, zoo wel voorde flaven als 
voor het fcheepsvolk, van verfche en wel- 
geconditioneerde mondbehoeften voorziet, « 

_en vervolgens. alle zorg aanwendt om de- 
zelve, zoo veel mogelyk is, goed te hou-_ 
den, Het was te wenfchen dat men, by de 
infcheping , van de uitvinding vanden Heer 
HALES gebruik. maakte ;-om de fcheeps 


mondbehoeften , welke gemeenelyk en voor. 
al op langduurige reizen, door verfcheiden 
infeéten worden aangetast, voor be: ee 

2 ) „rte 


thsommize fcheeps-bevelbebbers laatsn?s nachts Dali 


en tusfchen-deks plaatfen , waar in de flaven hun gevoeg , 
doen. Ditisseen gewoonte die geenzinste pryZen1s, 
Wyl de ftank, welk daardoor in or hip. veroorzaakt 
wordt, niet dan zeer nadeelig voor de gezondheid kap, 
zyn. 

d 


| 


en EN 


KL 
bewaren. „Hy wilt dat men de vaten, waar 
de fcheeps-viétualie wordt bewaard , wans 
neer dezelve reeds gevuld zyn, met zwart 
velzal berooken, zoodanig dat de inleg. 
zende eetwaaren als van zwaveldamp door- 
trokken zyn, waar door de infeten , als ka- 
landers, kevers, fchalbyters ,-fchietwor- 
_men en ander gewormte afgeweerd worden, 
_ Deze berooking kan geen fchade of kwaden 
Ímaak aan de fpyzen toebrengen, indien 
men flechts in acht neemt „dat zy een wei- 
kieren de open lucht ftaan voor dat zy 
gebruikt worden. Men kan deze beroo- 
king, wanneer de reis lang duurt , ten twee« 
_demaal aan boord herhalen. * Is van het 
_uiterfte aanbelang dat de fcheeps-officieren 
_ zorge dragen, dat der flaven ketels , door 
den fcheepskok, zeer zindelyk gehouden 
_worden. De fpyzen moeten nooit in de 
ketels gedaan worden ‚om te koken; dan 
na alvorens naauwkeurig onderzocht te 
hebben,of dezelve naar behooren gefchuurd 
en afgedroogd zyn ;-de fpyzen moeten ook 
__nooit, na dat zy gekookt zyn, in de ko= 
_ pere ketels blyven ftaan. % Gevaar vande 
nalatigheid dezer voorzorgen is te wel be« 
kend, dan dat ik noodig zoude achten my - 
___des aangaande verder uit te laaten. 
Het is ook zeer nuttig, dat een bevelheb- 
— ber, wanneer hy zig met een flavenfchip 
E op 


ie 


oo CSF 
öp de kusten van Africa bevihte Wor 


{laven verversfing koopt , als milbio, yat 
potatos, pifang, en vooral limoenen, zoo 
om ze langzamerhand aan de paardeboo® 
nenen fcheepsgort te doen gewennen, áls om 
het fcheurbuik en andere kwaalen voor te 
komen ; en inzonderheid moet-dit niet na- 
gelaten worden , wanneer men genoodzaakt 
is-devflaven' langen tyd “aan fcheepsboord 
te houden, eer men den overtocht’ ndar 

America onderneerne, sos tr Atomen 
v4, De vierde zaak , waar op men behoort _ 
acht te geven; isop ’t water, «De -dage- — 
lykfche ondervindinge leert, dat het wa- — 
ter; ’t welk men uit het Vaderland mede _ 
voert ‚na verloop van eenige weken aan het 
bederven raäkt , waar door het een zeer on- 
aangenaamen reuk verkrygt. Deze kwade 
hoedanigheid, welke door het verrotten 
van infeêten wordt voortgebracht , blyft 
niet altyd voortduuren ; ’t water wordt we- 
derom goed , doch maar voor-eenigentyd; _ 
het raakt op nieuw aan:het {flinken doorde 
verrotting van andere wormtjes; en daar 
na wordt-het wederom goed, Deze veran: 
dering , door fommigen ziekte wam ’twater 
‘genoemd, gefchiedt fomtyds- drie‘of vier- 
maalen op de reis’ doch op het laatfte blyft 
het altyd zoo goed dat men ’ervop de kus- 
ten van „Africa geen beter! gen 

a aar 


\ 


( 449 ) | 
aär vermits het volftrekt onmogelykis, 


zoo veel water uit het vaderland mede te 
__voeren,als voor een gantfche reis noodig 


is, moet men gebruiken *t welk men op de 
« st kan bekomen , en het is veeltyds zeer 


moeyelyk om ‘er goed water te krygen, 


vooral in den droogen tyd. Men is niet 


zelden genoodzaakt het water te halen uit 
opene putten, alwaar het zelve geduurende 
den droogen- tyd ftil ftaat, en aan de zon 
enducht is bloot gefteld. Vermits de lucht, 
in-die-gewesten’, door duizenden ongedier. 
ten bezwangerd is, vallen zy in die opene 
putten „ raken aan't bederven, en laten 
niet na om zeer fchielyk een beginfel van 


„ verrotting in ’ water voort te brengen; ’t 


welk voor de gezondheid niet dan. zeer 


fchadelyk kan zyn. De ondervinding heeft 


moe et men ‘altoos den voorrang geven aan 


zig op de gemakkeldie wyze met de zeep 


‚geleerd, dat de kwade hoedanigheid van 
dit water, doorgaans de oorzaak is van de 


diarrhoea en Dyfenteria, aan welke ziekten 
men zoo dikwils het ongeluk heeft vele fla-- 
ven te verliezen. - pr ri A en 


“Indien men gelegenheid heeft om op de 


Africaanfche Ikusten het water te kiezen, 


bet helderfte ;*t welk het bleekfte van vers 


weris, de minfte geuren fmaak heeft, d 
minfte grondigheid nalaat, en het welk 


laat 


PN 


8 \ 


(450) 


Jagt. vermengen.(i). „ De boots-gaste | 
zool ‚ wanneer,zy „de watervatenyna 
boot + eren. zorge.dragen dat deze 7 

wel g t en digt ZYN,-Op. dat, er, geen 

zout water in kome ;, want men is, iel _n 

| dzaakt , uit hoofde van, des-zware 
rand-branding de watervaten in zee, te 
geeen. om dezelve in de boot,te 

Debets fi af 

et. ware. te pete ve nen. al het 

gehnaarjad laten koo en waar OOE 

„die ’er in, zyn, zouden, ke | 

en te fterven en…naar den,gro | 

| Een dit is aan _boord van. rte ip 
niet wel doenel. k; men heeft dikwils moey- 

te genoeg om het zelve „alleenlyk voor de 

zieken gekookt | te -krURelee, openoonsdl 4 

„De verrotting, van het „water kan. men 

voorkomen met ’er een-weinig in te gieten , 

van, den. eenen of andeten. zuuren geest, 

gelyk eenige dro opeen. olie. van, vitriool , « 

geest van vitriool, olie,van „zwavel. drie , 

droppen olie van zwavel opeen pint wa: 

id is, volgens den Heer. „Hales-genoegs en 

het wordt ’er niet alleenniet „ongezonde 
door, maar veel eer, ten, minften vo 
migen, heilzaamer en {maakelyk 

Get: zoude niet geacaiann zyn zooveel | 

dt nd C 09 RAAS de- 

Te: en Ohw Tüartari per vaer wales woude’ water ge- Ô 

daan, verft het zelve met een ‘melkachtige couleur. 


ke C 451 ) 


deze olie te mengen in den dagel ykfchert 
re | Gr de ondervindinge zal zn best il 
… ten nleree! droppen op een legger moes 
en-gegoten worden , om het oogmerkote 
bereiken. Olie: van wittiool kan ook hier 
toe dienen; ; maar eene drop opeen gehe: 

_ Ter pint. water is overvloedig genoeg „ en: 
_ doet zoo veel als drie dro ene geest van 
vitriool,-of olie van zwavel. De Heer DES 
LANDES; Hifloire de P.Acad, R. des feiences, 
1722, we getuigt, dat hy het water zes 
maanden heeft houden ; alleen door 
de leggers, eer het water daar in gedaan 
wierdt, met warm water uit te ien 

en te luchten met zwavel ; echter pryst hef 

ook den geest van vitriool aan , welk 

_ del by onze Nederlanders niet geheel on- 
| bekend is(k), Vermits deze middelen wei- 
nig moeite en- kosten vereifchen, moesten 
dezelve op onze flavenfchepen beproefd en 
in t werk-gefteld worden. Het is niet on- 
bekend dat het water kan verbeterd wor 
den, ‘met ’er-azyn onder te mengen: Eert 
_ half “pond. azym zou tot drie kannen water 
3 merge ne Zyn , waardoor het niet * 
BR MOenA TUohncfog ee Ôn- 
RDE dr ie 
eert ene 
= def gezondbeid, voor de: zeewaarènden. ien eene verhan- — 
hete, welke niet alleen door alte de fcheeps-bevelheb- 


j TS, maar ook door alle de heelmeefters verdient met 
oplettenheid gelezen te worden, 


daad 


Casa) 


gen zyn, zal men dit niet te-gering ach- 
ten, In der. daad, hoe dikwils gebeurt 
het niet dat de rotten en muizen de fcheeps- 


(455) 


derde 4 de groote meeniete rotte 
‚die hem zoodanig plaagden dat ze de 
och nacht konden rusten : want zoo dra 
e maats in de kooyen lagen, wierden zy 
een heelen zwarm van dat ongedier- 
als beftormd, die over hen heenliepen 
_en hen dikwils zeer gevoelig beten ; ja vari 
_ fommige maats, die door ziekte geen kracht 
meer hadden om zig te verweren , wierden 
de teenen van de voeten: afgegeten ; doch 
niets was ysfelyker om te zien, dan hoe die 
dieren de lyken fchonden , die op ’* dek la- 
gen; etende de oogen uit het hoofd, en 
heele ftukken uit de wangen, armen en 
beenen. Meer foortgelyke voorbeelden van 
de fchadelykheid van dit‘ongedierte zoude 
ik hier kunnen byvoegen, doch dit geval 
‘alleen is genoeg ; ‘om alle zeelieden , welke 
zig op langduurige reizen begeven, van de 
noodzakelykheid om katten aan fcheeps- 
boord te hebben te overtuigen, en hen 
‚tot deze inachtneming aan te zetten.” 
6. De zesde zaak waar op men behoort 
„acht te geven, is, om de flaven wel te be- 
„shandelen, Deze aanmerking zoude miís- 
vien onnoodig zyn, indien alle de flaaf- 
| \delaaren lieden van een goed gedrag, 
_-befcheiden ; mededogend, gefchikt waren, 
‚ enflechts devoornaamfte Christelykedeug- 
_sden“bezaten, » De ondervinding: leert: dat 
£3 k „avan- 


Ed 


(454) 


wanneer een {cheeps-bevelhebber gefcl 
is, en de officieren en. matroozen met een 
goed voorbeeld voorgaat , de laven binnen. 
fcheeps-boord rn geregeerd. me 
nen worden, Jk.ben van oordeel dat de 
opftanden , welke onder de {laven zoo dik- 
“wy! plaats hebben, veel eer aan het kwaad 
gedrag van het fcheepsvolk moeten toege- 
fchreven worden dan aan de vrees-om 
door de blanken. gegeten te worden, of aan 
de natuurlyke genegenheid. om hunne. vry- 
heid weder te bekomen. brea Á 
% Is noodzakelyk dat men aan de flaven sd 
zoo dra zy gekocht zyn, te kennen geeft, 
dat zy geen kwaad. te wachten: hebben; 
dat de blanken geen menfchen-eeters-zyn; 
dat zy, de negers koopen om dezelvennaar 
een. goed land te voeren, alwaar zy veel 
van „hunne landslieden zuflenis vinden,-en 
peen tot den landbouw gebruikt Wor- 
OG 
Men moet de. desen op. een. ‘befcheiden . 
wyze aanzeggen, dat zy. zig goedwillig-aan 
hun noodlot moeten onderwerpen, de blan- 
ken gehoorzaam zyn,-geen kwaad -doen 
ef dat zy op de allerftrengfte. wyze zulle 
geftrafd worden; doch dat, indien-z ‘door 
de blanken, beledigd worden, zy aan de of 
ficieren of aan de Bomba. moeten klaagen, 
en dat zy, dan. aanftonds recht zullen ‚be- - 
„komen, if % Jajf 


Plas: 


4 


| 


dig een trommel en andere fpeeltuigen aan 
boord te hebben „om ze daar ‘toe aan te zet. - 
ten en op ‘te wekken, wyl die lichaams- 
Oeffeninge, waâr op zy zeer verzot zyn, 


RE ES 


laaten ; ten dien einde is het zeer dien- 


hun niet alleen een byzonder vermaak ver- 


_fehaft, maar ook grootelyks tot derzelver 


welftand en gezondheid bevorderlyk is. 


‚In ’taanleggen van deze danspartyen en 
_ vreugdebedryven , moet men acht geven, 


om de negers die in één land geboren zyn 


by ‘den anderen te voegen, wyl flaven die - 


uit een ander land zyn zelden met andere 


vreemden willen te doen hebben, zoo om 


dat zy elkander niet verftaan kunnen, als 


… heden geftoord worden. | LN 
_& », Eindelyk, de zevende en voornaam. 


om dat hun muzyk en dans veel van elkan- 


der verfchillen „en dat zy fomtyds vyanden 
zyn. By gebrek van deze inachtneeming, 
ontftaan ’er dikwils oneenigheden-, “waar 
‘door deze zoo noodzakelyke vermaakelyk- 


S 


fte “zaak waar op de heelmeefters behooren , 


cht te geven, is, de zieke flaven wel te 


# Behar delen, en alles wat met mogelykheïd 


1e 


binnen fcheeps-boord tot derzelver genezing 
ali Ff 4 kan 


(456 ) 


kan trekken , werkftellig te sve. 


oogmerk is geenzins om de ziekten 


varenden of die der flaven te verhandelen, 


noch de daartoe vereischte geneesmiddelen 


voor te fchryven. Verfcheiden kundige en - 


ervarene genees- en heelmeefters hebben 


zig federt eenige jaaren in ’t byzonder daar _ 


op toegelegd. De voornaamften onder hun, 


welken dit onderwerp verhandeld ‚„en-daar — 


in zeer gelukkig geflaagd hebben , zyn „de 
Heeren TITZING, in zyne geneeskonst ten 
‘dienfte der zeevarenden ; LIND, in zyne 


verhandeling over de middelen. ter-gezond- 
heid op ’s konings fchepen , welke verhan- — 


deling met veele oordeelkundige en nuttige 


aanmerkingen is verrykt, door den in de 


genees- en heelkunde zeer ervarenen Heer 
P, DE WIND; ROUPPE, in. zyne verhande- 
ling van de ziekten der fcheepvarenden ; 


en S. DE MONCHY, in zyne verhandeling 


van de oorzaken, genezing en voorbehoe- 
ding der gewoone ziekten van ons fcheeps- 


volk, dat naar de West-Indiën vaart, wel- 


ke den prys van de Hollandfche Maatíchape 


pye der Wetenfchappen heeft behaald „en 
in het zesde deel harer verhandelingen is 
geplaatst, Jammer is’t, dat deze weldoor- 
wrochte verhandeling zoo weinig door de 
zeevarende heelmeefters gelezen wordt in 
wier handen de werken van gemelde Maat- 

"eon Gd Rt, fchap- 


kr (457 ) 
ik dchappye zeer: zelden te vinden zyn At Het 


zoude „-myns oordeels, zeer nuttig zyn; 
‚dat die verhandeling afzonderlyk gedrukt 
onvte-bekomen was, ten dienfte der zeeva- 
rende heelmeefters, tot welker gebruik zy 
„het meest gefchikt is. oe 
‚In de voornoemde werken over de ziek- 
ten der zeevarenden (m) zullen de heel- 
meefters genoegzaam alles vinden , wat ik 
hier aangaande de gewoone ziekten der fla- 
ven zoude kunnen zeggen; dierhalven ach- 
te ik het onnoodig om’er een uittrekzel van 
te geven, Ik zal liever noch eenige andere 
algemeene aanmerkingen hier byvoegen. 
… De heelmeefters moeten dagelyks alle de 
{laven naauwkeurig vifiteren, en een by- 
zondere zorge en oplettenheid omtrent de _ 
zieken hebben; zy moeten er ín fommige 
_OpZzichten de vaders van zyn ; zy moetenze 
_zoo veel gemak verfchaffen als mogelyk is ; 
Zy moeten zorge dragen dat zy uit de boey- 
en gefllagen worden , niet alleen wanneer zy 
ziek zyn, maar ook wanneer zy eenige dis- 
_ -pofitie hebben om ziek of fcheurbuikig te. 
„worden ;en wanneer zy treurig zyn , ‘tgeen 
_ ‘doorgaans een aanftaande ziekte voorfpelt. 
cn blote no Beesd obers 
| “#(m) Men zoude noch hier by kunnen voegen de 
Ln te befchryvinge en geneeswys der ziekten die veel= 
“zins in de Heirlegers voorkomen „door den Baron vAN 
(SWIETEN, welk insgelyks voor de zeevarende heel- 
_meefters van zeer veel nut kan Zyn, 


\ 


( 458 ) 


Zy moeten hunne gedachten laten gas 
al ’t gene tot hunne behouderis eenigzins 
kan ftrekken , en met één woord alles int 
werk ftellen wat hun droevig noodlot kan 
verzachten : ten dien einde moeten ook de 
_ bevelhebbers, zoo veel mogelyk is ‚de ver- 
__verfchingen koopen; welke de heelmeefters | 


oordeelen voor de: flaven dienftig te zyn, 


en vooral zorge dragen dat zy geen gebrek 
aan water hebben. ’% Is fomtyds ten hooeg- 
Áten noodig dat :de-fchepen „ welke vande 
kust vertrekken „het eiland St. Thôme of 
Annebon. aandoen , om aldaar te verver- 
fchen ; dit is-het beste middel om de ziek-_ 
ten en de fterfte- vande flaven, en van ’ 
fecheepsvolk , voor te komen; ‘Men weet 


dat-de- limoenen en orange-appels ‚ welke _ 
men op de gemelde eilanden altoos in over- 


vloed, en voor een zeer geringen prys, kan 
bekomen , de krachtdadigfte geneesmidde- 
len zyn om het fcheurbuik „ den geesfel der 


vaer tegen te gaan en te gene- 


ie AD 
aì 5 Bitidelyk zal il -hiet-noch by vo en;dat 
een heelmeefter „ made he 
vèn:te varen „ zig niet alleen van de | 
böeken over de genees- en heelkunde 
voorzien, maar ook van de zulken () waar 


et 
3 5 


El) Als gosh berhfgvtds van Guizee; het A | 
deel van de hiftorifthe befchryvingen der reizen, enz. 
‘ / 


| 


d 


| 
| 
| 


ri) 


ERE eh er et 


mit‚hy een-behoorlyke kennis. kan verkry; 
‚gen van het land. alwaar „deze „handel ge. 
„dreven wordt , van deszelfs inwoonders, 
van,de luchtsgefteldheid, van-de natuurly- _ 
ke hiftorie „van de byzondere ziekten en 
„geneesmiddelen, enz, „Hy. moet zig niet 
_ fchaamen hunne byzondere genezingswyze 
_te-onderzoeken’ en. beproeven, en altoos 
__denken,datiederland.geneesmiddelen voort: . 
brengt IJ om de byzondere. landziekten te ge- 

_kennis van verfcheiden uitftekende genees- 
middelen. aan ongeletterde en. woefte vol- 
‘keren verfchuldigd zyn, ” De-groene-kfui- 
» den, zegt BOSMAN (0); ’t‚ voornaamfte 
_» middel -waar-meede de negers in haar 
__pfiekten fyn arbeidende, fyn van fo een 
so verwonderlyke en groote-kragt, dat het 
„srhooglyk te beklagen is, datgeen ‚Kuro- 
»jPisch, heelmeefter fig ‚tot-nog.toe aange- 
slegt heeft „om den aert en de eigenfchap- 
_sypen derfelver te onderfoeken: Want ik 
5 beeld my niet alleen in, maar geloof het 
ss ook voor vast, dat men met defelve vry 
3 gelukkiger omtrent de fiektens enù quaàa- 
Ces) len fou arbeiden, als met de Europifche 
4 heelmiddelen , om dat defelve, als fe 
5 hier te land komen, haer grootfte kragt 
al hebben verlooren , en voor *t meeren- 
, À 5 deel 


MO 2, deel , pag. 7. 


(460) 


deel bedorven zyn. En daar en boven 
s ook, om dat onfe lichaamen hierteland _ 
» van een andere gefteldheid bevonden wor- 
»’ den, waar door defelve na alle gedagten 
„fig beeter na ’s landsmiddelen, als de 
„ Europifche , fouden fchikken.” 
_ Wat my betreft, ik durve verzekeren, dat 
ik verfcheiden geneesmiddelen doot deneger 
genees- en heelmeefters met een gewensch- 
ten uit{lag hebbe zien in’t werk ftellen. Ik 
hebze de bast van de Goeyave wortelen, de _ 
Cortex fimarouba, en andere fimplicia, wel- 
ke op verfcheiden plaatfen van Guinee in t 
wilde groeyen , met niet minder oordeel als 
voordeel , in de Diarrhoea en Dyfenteria — 
zien gebruiken ; ik heb ze aanmerkelyke 
genezingen zien verrichten door het Zm- 
phbyfema artificiale of opblazinge van ’t vet- 
_ vlies (p); en ik heb ze zieken uit de kaken 
des doods zien redden door vryvingen, 
door {meeringen van olyphantsmerg, na- — 
tuurlyke balfemen , van palm-olie en ande- 
re middelen, als meede door baaden, en 
de lyders eenigen tyd in * warme zand té 
doen leggen. > \ zon tros 


KEL eG \ MEN / Ms ER AN 
(p) Zie bet 6. deels. 2, ftuk, der verhandelingen van 
de Hollandfethe Maatfchappye der Wetenfchappen,; als 
mêde een bericht van-het-goëd gevolg dezer operatie in 


het ,8,-deels 25 ftuk. bi rrd 


_VER- 


(461) 
Brromenp evol 


ate 


Bo POV B Ri ESBINGR ot, ossen, 


ODD LYKE VERBETERINGE. 


Re AKD 


ge VAN HET” 


BLIND O 


B LG T s. 
; en de 


“JOSUA VAN IPEREN. 
| Knead 


ht 


5 L sileon hier toe, Galama het, heeft 
men nog weinig lust getoond, om zig. op 
de uitvorfchinge eener bevattelyke eere 
heid van de Goddelyke verbeteringe der 
menfchelyke lichamen na de Opftandinge;, 
„wanneer zy Hemelfche en Heerlyke lichamen 

zullen worden, toe te leggen. Onder- 
en weet men egter ‚dat alsdan de 
ke ‚ zoo wel als nu, zig van Zintuigen 


MG) r cor. XV. 40, 41. 


(462) 
zullén moeten bedienen: en wel ván die zelf 
de Zintuigen, welke ons aan deze is a 
het graf de kennisfe van de meeste uitwen- 
ran okidd fen befchikken, Maar dan 
behoorden die Zintuigen ook ongemeen 
verbeterd, van alle- zwakheden gezuiverd 
en tot den hoogften toppunt van mogelyke 
volmaaktheid gebragt te worden , zullen die 
verftrekken moeten ter bevorderinge van 
een zalig , onbegrensd en onbelemmerd ge- 
_noegen, Hoe zouden wy.daar niet hi 

wätertanden, indien wy ‘et eenige duide 
lyke denkbeelden van hadden! Maar zou © 
ons de Goddelyke Openbaringe daar toe 
geene aanleidinge geven ? Ai lieve; wie on-_ 
zer®ou daar aan twyffelen? Koomt het friet 
met een der voornaamfte oogmerken der 
Openbaringe overeen , met dat oogmerk 
namentlyk, dat de elendige ftervelingen op. 
het Leven na dit leven verlieven zouden? 
6 IL Eenenkel berigt, duizend beloften 
dier heerlyke verbeteringe van de menfche: 
lyke Zintuigen treffen zoo fterk niet, als 
het verhaal, het ontwyffelbaar verhaal van 

toefnemingen , welke de Goddelyke goed. 

@id daaromtrent heeft gelieven te doen. 
Men ontkent doorgaans wel niet, dat de 
Propheten van de Goddelykheid hummer Ge- 
_zigten overtuigd wierden door eene oordeel 
kundige ontdekkinge van de zeldfaamheid 


/ ï 


Kl 
Á 
/ 

Ki, 


| 


B C 463) 


et heerl khaid; der; sierstenen K Maat 
gold t dit wel? De taal, welke de Geleen. 


nisvalle eere en agtinge voor hunne fchrif- 
tenen, bekwaamheden, een weinig te alge- 
neen en te min-beflisfend voor. Een Dwee- 
per; ja een Heidensch, of bygeloovig Chris- 
ten poëet , zou’er misbruik van kunnen ma- 
ken. Zou het-dus niet beter. aangaan, dat 

men. myne bedenkingen over de Verbete- 
ringe_ der Zintuigen te baat name,en  oor- 
deel! gonderzogte, of ’er. geene geval- 
len. voorhanden zyn, waar, uit men die 
Verbeteringe, op de „Propheten meene, 
zou kunnen betogen? — 

„6-1. Men heeft den tn VITRINGA B). 
| edog. ten onregte. (c), befchuldigd , eik | 
de. Prophetifche- Gezigten alle in de 
rukkinge en dus in de inbeeldin 
waor in geplaatst. zou hebben. Maar 1 had 

pen gemend, „dat die beroemde Man niet - 

duidelyk verklaard had , hoe de-Propheten 
van,de Goddelykheid. der. ware Gezigten, 
die zy met hunne levendige: oogen zagen, 
„voor hun, zelven eenc vernuftige verzeke: 
„tinge ontfingen, *t ‚zou niet geheel én-al 
_be sien de waätheid sn 5 ad gie 


> G. CARPZOv. Introd. ad Libr. Mort: Cr. $,10. 


kid (5) Ne VITRING. Typ. Dor. Proph. C, m S 3. 7. &. 


omtrent voeren, koomt my,behou“ 


€454) 
in dezen is 1 „door andere vOOtg: egaan ef 
nagevolgd „-welker namen en fchriften 
onnoodig fchatte hier op: te tellen.” Ee- 
nige,. dat men doorgaans in dezen te ber- 
de brengt , zyn vooronderftellingen van een 
omfehynend. ligt en van eene vertegenwoor- 
diginge der Goddelyke Heerlykheid. (d) 
6 IV. ’t.Koomt my meer dan. aanneme-_ 
lyk voor ‚-dat-de Propheten-zeer zorgvul- 
„dig-moeten. geweest zyn en noit ligtvaardig 
in-het-erkennen van een Goddelyk Gezig- 
te Zelfs meeneik , dat het-worftelend on: 
geloof der Apostelen in de Evangelien zoo 
nadrukkelyk en klaar verhaald word, op 
dat men begrype, dat zy zig in het toe- 
ftemmmen en aannemen van ’s Heilands on- > 
derwys aan geene voorbarigheid hebben 
fchuldig gemaakt, Zy waren getuigen van 
ontelbare teekenen: drie hunner hadden 
Christus-in heerlykheid op Thabor gezien, 
Evenwel wantrouwden. zy nog. Het God-. 
delyk Pinxtervuur moest hen eerststreffen — 
_en op een iegelyk. van hun’ zitten’ en hut 
ne-vermogens-moesten -wonderdadig“vet 
_beterd worden. Toen” ftondPetrus eert 
op metde Elve: toen wisten zy eerstovol 
uit, dat,de Geest des. Heeren” door‘hen _ 
Íprak. Hier toe had jrsaïas de ageerde | 
on tr: ventie vond sd KOO 


(Om wirz, Mise, S. 'Lib, TI, Capss&V. $.2: 34m 


( 465 ) NE 


ool(e) én JEREMIA de en vaft Je: 
hovahs-hand (f) van nooden. « Maar ‘t ús 
myn beftek niet my hief omtrend in byzons 
derheden ‘uit te laten, LA hi 
“GV. Alleenelyk lust het my’, tèr verheer- 
1ykinge van Gods Wysheid, Goedheid en 
Alvermopden , drie voorname voorbeelden 
eener bovennatuurlyke Verbeteringe van 
het Zintuig des Gezigts hier by te bren- 
gen jen dat wel in de drie aittiekendfte en 
zeldfaamfte perfoonen der Gewyde Aloud: 
Heid „Abraham den Vader der- Geloovi: 
gen ;Bileam den Syrifchen Waarzesger „en 
Mofe;-den grootften Menfchelyken Pro- 
pheet „die ‘er immer is opgeftaan. En 
wanneet ik betoogd zal hebben, dat 'dus- 
danige-eene wonderbare verbeterftige van 
het Gezigt alle andere wonderwerken , wel. 
ket Opperwezen ooit ter betoginge van de 
Goddelykheid der: Prophetien _gewrogt 
heeft;-zoo-niet overtreft, ten minften aan 
dezelvesgelyk is, dan zal’ ook het ‘gezag 
der Godfpraken onder de Belofte en onder 
de Wet, sja ‘de onfeilbaarheid ‘van onzen 
vernuftige ervheerlyken Godsdienst daar 
door-niet weinig bevestigd worden. 
6: ML’ Geval : dat ik in-de gefchiede- 
nisfe van Abraham bedoele , ig eene zeld- 
Kes gote! dromgodGgrotied TVA Ai ad 
MEIS 
8 , i ET e é 


C 466 } 


het de Opperfte W'ysheid kon goedkeuren. 
‘Trouwens het overbrengen van het onuit 
drukkelyk aantal der hemellampenop-de 
“ontelbare menigte van Abraháms aanftaan- 
de naneven, kon niet wel eer gefchieden , 
voor dat de Godsman ontdekt had „dathem 
de gevorderde.tellinge. volftrekt ondoenlyk 


was, rf aren IRE B LAN 
…$ VIL Myn beftek en oogmerk laten geen- 
| zints_ 
(8) GENES. XV. 5. 


ed (467) 


zintstoe , dat ik tegen RrveTus, (h) HEIDEG- 
GER (i) en foortgelyke Uitleggers aantoone, 
_ hoe God Abraham onmogelyk kan hebben 
_gelast naar den Hemel op te zien en de fter- 
ren te tellen, alleen met dat’ doelwit, om 
hem een gemeen fpreekwoord , dat menige 
eewen. naderhand by ovipmus, CATULLUS 
em anderen. is overgenomen , levendig 
te doen begrypen, In de Letterkunde 
moet men de T ydrekeninge ook raadple- 
gen en zien of eene zegswyze niet wel mo- 
gelyk uit eene oude gebeurtenisfe of over- 
everinge afdaalt. Want anders doen zul- 
ke letterzifteryen en uitvlugten der Gewy- 
de Hiftorie niet zelden fchande aan en wor- 
den doorgaans zeer gevaarlyk in de han: 
„den der ongeloovigen. De vergelykinge 
by het zand der zee was eenvoudiger en al 
te. verftaanbaar, dan dat ’er de Patriarch 
op’ peinzen moest, gelyk op deze. By 
vervolg van tyd, na dat de ontelbaarheid 
der fterren plegtig was onderzogt, konden 
de vergelykingen famen genomen worden ; - 
gelyk federd. gefchiedde. od ER 
… „6 VIII. Gaarne wil ik toegeven, dat de 
«meeste menfchen, die. geene de minfte er 
“„varenisfe hebben in het onderfcheiden der 
_verfchillende, Hemelteekenen „ aanftonds, 
BRO roeren cel rl 
" _{h) Exercit. in Genef. p. 379. 
ei) Hiftor, Patriarch T. II. p. 109. 


Taa ee, 


by-het opzien. naar den Hemel; die taak ; 
wa ‚aan Abraham: wierd opgelegd ,zou- 
den trägten “te ontwyken „ zeggende, dat 
zy het tellen der: ftarten voor: ondoenelyie. 
houden; om dat zy, by het-opvolgen-hun= « 
ner, toekykinge, ftraks in eene verbyfteren- 
de verwarringe geraken, niet wetende, hoe 
zy dat werk aangry pen: veel minder; hoe 
zy-het voltoyen zullen. Maar zoo komeen — 
liefhebber der -Sterrekunde , zoo=koneen 
geloovig Aartsvader niet wel handelen, A= 
bram ‘ten’ minften niet, die met een oor- 
deelkundig-overleg in ’ geloof , nu vooral; 
er op uit-was;-om zynen Verbonds-God te 
behagen. Ook vergde hem Jehova nièts; « 
dat: onmogelyk was; « Eenen “aanvang te 
maken! van tellen en ‚het ftuk te beproeven 
kon immers ligtelyk gefchieden ? Hoewel 
het blyken zou; dat het volledig flagen in 
die onderneminge ’t vermogen van; een 
mensch, ja. zelf het.geheiligd vermogen van 
eenen hoog verligten geloovigen sverre te. … 
boven ftreefde, - Trouwens de. Hebreew- 
Îche Text DN “op baro Dazian op 
naawkeuriglyk in zyn verband befchouwd, 
leert ‘ons; dat Abraham gelast wierd zyne 
pogingen in te fpannen en zyn uitterfte best 
te doen; om te zien, of hy het voltellen 
der fterren kon meefter worden. 


dS DK 


(469) | 
26 IX. *t-Is"wâar, men mag’ op -PHILO3 
„Op de aanhalingen van JOSEPHUS uit BERO- 
sus, op de Kabbalisten , en op zulke Kerk: 
vaders en latere Godgeleerde Schtryvers, 
dieallerhande  kunften ‘en wêténfchappen 
en dus ook de W'ysgeerte en Starrekunde 
ten vollen top van volmaaktheid in Abra- 
ham zoeken, geenen ftaat maken (k). Maar 
dat: men daarom den Vader der Geloovií- 
gen van alle ervarendheid in het onderfchei- 
den der Hemelteekenen en Geftarntens glad 
en gaar ontbloot, en hem in dat flag van 
kundigheden’ voor eenen volftrekten weet- 
niet wil doen doorgaan, is dunkt my zeer 
hard, onredelyk, en ployt in geenen deele 
met de omftandigheden van onzen beroem: 
den Geloofsheld. Hy kwam uit Ut der 
 Chaldeen : en by dat volk is, buiten tegen- 
apr de Sterrekúnde van de vroegfte ty- 
den af bekend geweest, en mogelyk vroe: 
ger „ dan by hunne naburen de Asfyriers of 
by de Egyptenaars, ten minften zoo veel 
als tot het tellen-en fcharen der Hemeltee- 
kenen van nooden was (1). Zoóö men 
zoo:ftelt; is ter geene zwarigheid om in de: 
Zen ’t gevoelen van EUPOLEMUS te omhel- 
genen Abrahatn daaromttend’ meer’ kun- 
digheid ‘te gunnen , dan’ zyhe voorzat 
Kog Ge. en 
pis GEE ' 
Ck) jac. Bruckert Hift. Crit. Philof. T.I p. 71, 
{I JAC. BRUCKER Locits-p.-TOg, A75 «AOL, 


(470 ) 


ten (m). Trouwens in Jons Boek weeteen ie- 
der dat men voetftappen vind van eenemeer 
dan gemeene kundigheid in het bepalensen 
benoemen der Gefterntens, welke kundig- 
heid niet op eenen dag geboren is (n). Daar-_ 
enboven had Abraham die ervarenisfe in 
“de fchikkinge der Hemelftreeken „als een 
tentbewonend zwerver, hooggelyk van noo: 
den; enik voor my houde’t meer dan waar-- 
fchynelyk, dat gelyk de nooddruft en het 
gemak zoo niet alle , evenwel de meefte 
kunften heeft uitgevonden „ dit ook plaats 
gehad heeft in de Starrekennis van Abra- 
am,van zyne Voorouders en landgenooten. 
9 X. Maar, al wilden wy aleens toege. 
ven , dat dit tellen der Starren den, Patri- 
arch vreemd geweest is, en hy zig inStar- 
rekundige zaken volftrekt handeloos had 
bevonden ; men zal egter, denke ik, zoo 
verre niet komen, dat men hem voor der-_ 
maten onkundig zou willen aanzien, dat * 
hy de Sterren, welke hy aan de Hsmeh 
transfen met zyne bloote oogen gewoon 
“was te aanfchouwen, geheel en al ontel: 
baar zou geoordeeld hebben; ja zoo ontel- 
baar, dat derzelver menigte met het zand _ 
der zee te vergelyken. ware, en overzulks 
eene gefchikte vertooninge , om, van God _ 
| ee 
(m) eusen. Praepar, Evang. L. IX, C‚ 17. p. m. 418, 
uit ALEXANDER Polybiftor. d 
(@) zor IX, 7—9. XXXVIIL, 3133. 


Ke 


(471) Ri 
ebruikt te worden ter beduidinge der on« * 
Cy! erbare menigte - van beloofde nakomes 
lingen’ door Ismaël; Ifaak en de kinderen … 
vansKetuúra: vooral wanneer men de fchas 
re, die niemand tellen kan uit alle geflagten, 
talen; wolken en natien (o) tot de kinderen 
derbelofte , gelyk 1faak was ; uit de vrye Sa- 
ra{p), tot “die nakomelingen. betrekkelyk 
>6-XL De lyften van HIFPARCHUS, PTO- 
LEMZEUS € ERATOSTHENBS , ja zelf die van 
KEPLER ‚BAYER En naderhand van den Abt 
de LA CAILLE klimmen to: zulke eene hoog- 
te niet in het oprekenen (q) dat ’er eenige 
evenredigheid uit ontftaan- zou met de on- 
telbare-nazaten van den Vader der Geloo- 
vigen. Ja zelf het voldoet niet, al wilde 
men vooronderftellen , dat de Sporades de 
_Nebulofe, de Melkweg en diergelyke by 
den” Aartsvader , als geheele nesten van 
fterren waren aangezien. Immers de tel- 
linge moest , op Goddelyken last, vooraf- 
gaan,-en Abrahiam was met zyne bloote 
natuurlyke oogen buiten ftaat, om dusda= 
_nige’ tellinge in de nevelagtige en vloeyen- 
de Gefterntens te verrigten.…— 5 dee 
REN PG eye Ve PR KI 
N, Co OPEN». VII. 9. P 4 


hd 


He GALAT. IV. 25. î 

of De la LANDE Aftronom. Livr. III, $ 355. & 459. 
fegq. c. worru Elem, Mathefeos V. III, p. 382. Aftron. 
$ 244. feqqg. | 


( 472 ) 


‚6 XIL Om, alle welke: redenen verftan- 


dige en‚onbevooroordeelde vernuften. my 
el-zullen, willen toegeven, dat hier de Va: 
ler. der, Geloovigen op. eene oordeelkundi 
ge-wyzeis te werk gegaan, en‚niet, dan na 
een naawkeurig befchouwen en-doorloopen 


der gefterntens ‚die toen boven zynen Ge 
zigteinder waren, met regt „tot derzelver 


volftrekte ontelbaarheid. befloten heeft ; en 
dat „by. gevolg; de oogen vans Manslic- 
haam bovennatuurlyk - zyn- verfterkt „ge: 
_ wordenen-hy-meer voorwerpen in die:zee 
van waerelden heeft kunnen ontdekken; dan 
wy.door-de;beste verrekykers-en telefcopen 


met eenige mogelykheid ontwaar kunnen - 


worden. „Hy. die.de oogen-in ons voorhoofd 


geplanten denblindgeborenen’tgezigt.heeft 
wedergegeven, Hy die de Inbeeldingskragt 


der Propheten en Digters vop'eene verba* 


zende en verrukkende wyze.zoo menigwerf — 


verlevendigd heeft, zou die ook, tot „ver= 


fterkinge van Abrahams gelopf dit wonder: _ 
{tuk , die orereaigend, bewys zyner Almag= 


tige Genadekragt „ dit volledig vertoog der 
onfeilbaarheid. van de aanftonds, volgende 
Gadfpraak, niet. hebben kunnen ter; uits 
voer brengen? Streed het tegenzyne Wys- 
ai Heiligheid, of eenige andere deug- 

En la ld 

6 XIII, Het tweede geval, dat A 
EEN A CHREN oi U È 


Ged EEE 


(473) 


„de, is de Godfpraak van Bileam op de hoog: 
te van Peor; van welke hy zyn uitzigt had 
overde woeftyne. … Dus verhaalt het MOSEt 
__ Balak nam den Bileam tot de boogte van Pe- 

rs die: tegen de woeftyne ziet: (rt). Toen 
flelde Bileam zyn aangezigte naar de woefly- 
nes Als hy 2yne-oogen ophief en Israël zag, 
wonende. naar -zyne flammen', zoo was de 
Geest. Godes.ophem. En by hief zyne fpreuk 
open zeide» Bileamn de Zoon van Beor fpreekt 
ende man ‚diende oogen geopend zyn fpreekt, 
die des Almagtigen gezigte ziet, die verrukt 
word. en dien de oogen ontdekt worden (Ss). 
Aanmerkelyk is het, dat die laatfte betui- 
ginge, die des Almagtigen gezigte ziet, die 
verrukt word en dien de oogen ontdekt wore 
den van-Bileam, met eenen verdubbelden 
ophef, herhaald zyn (t).- Ja MOSsE getuigt 
van den waarzegger, dat hy van dezelfde 
hoogte de leger plaatzen van de Moabitifche 
hulptroepen „ de Armalekiten en Kenithen 
klaarl-zk befchouwde (u). … 
„6 XIV.-Elk, die oit een talryk heyr, ja 
al.was het flegts een vliegend legertje heeft 

zien camperen, zal ligtelyk toeftemmen , 
dat ’er niets beter is, om deszelfs ligginge 
RK nee Ane} As Gg 5 REF 
Ei ZEERTOf Hot 09% COKE 
of) Num, XXIII. 28. 

_ (S) NUM, XXIV. bat 
Ï0, 


MCE) NUM. —— 
(U) NUM, 


120, 2de 


(474) 


in haar geheel te ontdekken ‚dan eenehoog- 
te te zoeken, van welke men een ruimuit- 
zigt heeft; en derhalven. dat de Moabiti- 
fche Koning en de Syrifche vereren 
zegger, met dat oogmerk, eerst de hoog- 
te van Pisga, en nu die van Peor verkoren 
hebben. „Hier vandaan zag hyinderdaad — 
de ligginge van Israëls menigte, zoo dat E 
hyin opgetogenheid. van zynen digtluim 
zingen kon. OQ hoe goed zyn uwe tenten o 
Jacob! uwe woningen, o Israël! Gelyk de be= 
ken-breiden zy baar uit, als de hoven aande _ 
rivieren. Jehova heeft ze- geplant, als de _— 
Jandelboomen ‚alsde cederboomenaan hetwa- 
ter. (v). Men zy hier niet te voorbarig in 
bet zoeken van Allegorifche en Evangeli- d 

fche geheimen. De voordeelige en aange- 
name legeringe van dit Goddelyk volk langs 
de beken en rivieren word hier gefchilderd 
en als een bewys van de Goddelyke gunst 
en befcherminge aangezien ; gemerkt ‘er 
geene wellustiger en beterelegerplaats met _ 
eenige mogelykheid uitte denken was, 
Want in de vlakke velden van Moab, daar 
zig Israël, federt den veldflag van Edreï 
had ter neêrgellagen , ftroomde de rivier 
Arnon , de landpale tusfchen Moab en de A 
moriten (w) en teffens de Jordaan over Je- 

AKA Tie 
(v) Num. XXIV. y sen 6, 
Cw) NUM. XXL 13, 14. 


rie 


« (2 


(475) 


richo met. menigte „van beken en gegravene 
d gragten rondom-en door de legers der Stams f 


_men,zoo dat ’er allezints overvloed van-wax 
__terswas. ’t Naburig gebergte veroorzaakte 


watervallen en ftroomen in merkelyken ges 
tale.(x) Maar zoo moest zig het leger ook 
wyder uitfpreiden , dan anders-was van noo- 


„den geweest. In ’twoorbygaan merke ik 


hier aan, dat de Hedendaagfche Reisbe- 
fchryvingen ons in foortgelyke zaken van 
weinig ligt bedienen kunnen, om dat de 
Goddelyke Vloekfpraak in. dat land. van 
bergen en van dalen eene onverbeeldelyke 
verwoeftinge door het inhouden van den 
regen bedreigd heeft (y), van welker ver- 
fchrikkelyke vervullinge de uitgedroogde 
en byna verdwenene Arnon en de uitge- 
mergelde en ondiepe Jordaan tot ontroe- 
rende gedenkteekenen verftrekken (z). Et- 
telyke misvattingen van den vitmuntenden 
RELAND en andere deftige Aardrykbefchry- 
vers ,ter ophelderinge van de aloude Hifto- 
rie zeer nadeelig, zullen misfchien, door 
foortgelyke bedenkingen verbeterd kunnen 
worden. A ds 
… 6 XV. De beroemde Heer BACHIENE; 
„wiens Heilige Geographie in ieders handen 
(Cx) NUM. XXII. r. 


E DEUT. XI, I1—17. ijn 
SALMON flaat der Volken V‚-D. bl, 529 


(476 } 
is, ftelt vast, dat de hoogte van a de 
verhevenfte kruin des bergs Nebo geweest 
zy (a). Het zelfde zou dan ook moeten 
plaats hebben omtrend de hoogte van Pe 
or,en deze zou, gelyk de Stella onder de 
Alpen , hebben moeten uitfteken onder de 
bergen dAbarim, Ik heb ’er niets tegen , in= 
dien men maar de @N het hoofd, of gelyk 
wy fpreken , de kruin , de uitftekende'kruin 


eenes bergs; byde Latynen wertex en by 


de Grieken xoov@ onderfcheid van de 23 
bya de hoogten Baals ‚daar Koning Balak den 
Syrifchen ziender eerstop bragt, om daar 
wan daan het uütterfle des volks te zien, (b) 
Want ik verftaadoor de 193 Godsdienflige 
boogtens „door arbeid en kunst boven de na- 
tuurlyke toppen der fteenrotzen en bergen, 
zoo hoog doenelyk, opgeworpen, ge 
“6 XVI Den hoogften berg in Zwitzer- 
land berekeride SCHEUCHZER op 9585, 
MARIOTTE OP 9441 Een CASSINI Op 12196 
Paryfche voeten, gelyk wy by den Heet 
LÚLOFS vinden aangeteekend, (c).. Latén 
wy t gefchil deelen “tusfchen ‘de twee eerst- 
genoemde en ftellen, om een rond getal 
hebben , voor de grootfte hoogte 9500 voe- 
ten, Nu meene ik wel uit de H, Schrift te 
ee. kun- 
(a) I Deel, bl. 208. 


(b) Num. XXII. 4r. rk 
(c) Befchouw, des Aardkl, bl. 202. » 


led 


(477 ) 


kûhnen aanwyzen, dat ’er in Edom en Mot 
ab. bergen van eene fchromelyke hoogte 
geweest zyn; op welke JEREMIA en OBAD-- 
_ jAsdoelen , als zy gewagen van een arends< — 
zesttusfchen de flerren (d). Maar laten wy 
_ flegts ftellen , dat de hoogten van Baal onge- 
vaar 5ooo Paryfíche voeten verheven waren, 
_en-dus een weinig meer dan de helft der al- 
_ lerverhevenfte Alpen. Stellen wy nu, dat 
het. uitterst einde van Israëls leger aan ee- 
ne-rivier of beek floot, die beneden den 
teen van Peor langs kabbelde, op eenen 
_afftand der loodlyn van Bileams ftandplaats 
gerekend tot zooo Zbifes of 6ooo Konings 
voeten: * geen zekerlyk niet te ruim geno- 
__ men is, als men in aanmerkinge neemt de 
veiligheid, op welke men by het affteken 
_ des Israëlitifchen legers zien moest, mits- 
__gaders de heuvelen, die doorgaans onder 
__ aan de afhellingen der bergen voorkomen „ 
_ en zonder welke Balak en Bileam met de 
__Moabitifche Grooten zoo hoog niet hadden 
__ behoeven te klimmen, om de legginge der 
… vyanden te befpieden. Derhalven zal de 
| régte lyn, uit het oog van Bileam op hef 
 naastbygelegen heir der Israëliten ten min- 
_ ften komen op omtreht 47816 Rhynland- 
_ fche Roeden, of iets meer als twintig mi- 
_ nuten gaans. Op dien afftand kon de Too- 
mrX ver 


(A) Terem. XLIX, 16. OBADJAH 4 + 


\ 


« 
k 


| 
|J 
ik 


( 478 ) 


venaar. zeer gevoeggelyk de tenten wan Ja: 
cob en de- woningen van. Israël onderfchei- 


dentlyk ontdekken ; de gemeene tenten;te 


_ weten; en die-der hoofden en veldheeren:. 
“6 XVII, Koning Balak dit bemerkende 
bragt den Propheet naar, het weld Zophim;, 


opde hoogte van Pisga (e). Toen zei Ba- 
lak tot. hem. -_Koom tog met my op eene ande- 


re plaatze, van waar gy-bem zult zien; gy 
zult niet als zyn einde zien. Vervloekt. bem 
any van daar, …Bileam zou. dus van. Pisga’s 


bergkruin het gansch leger niet kunnen o- 
verzien, NIM N2 bor, maar flegts zyn ein- — 
de \n8p DAN, dat gedeelte, ’twelk naast by 


lag, en wel alleen deszelfs uitterfte buiten- 


posten. Het afgelegeníte van Israëls ten- 
ten te zien was onmogelyk, want dat volk 
bedekte volgens Balaks getuigenisfe, het ge- 


heel gezigt des lands (£) YANG PR DX. Men 


moet ook Balaks zeggen zoo niet opvatten, 


als of ‘er een gedeelte van ’ leger door tus- 


fchen liggende heuvelen en. bergen bedekt 


ware geweest : want dan had men Bileam op 
geenen top van het gebergtemoeten brengen: 

ehalven dat dan ook de vloekfpraak, welke 
de Moabiten vorderden, dus, volgens hun 


begrip, flegts op het zigtbaar gedeelte zou _ 


8e 


Ee) NUM. XXIII. Tj 
(f) NUM, XXII; 5s IEe 


(479) 


gevallen zyn: ’t geen aan het oogmerk niet 
Ko ween voldaan.  ‘*t Ziet erheen op 
den verderen afftand, door welke Bileam- 
_ alleen het naastbygelegen. gedeelte met 
moeite „zou kunnen ontdekken ; fchoon de 
hoogte van Pisga egter zoo verheven was, 
dat die de geheele legerplaats vlak bragt 
onder ’t bereik zyns-gezigts, na dat jhet 
„wonderdadig verbeterd was geworden. … - 
5 XVII Derhalven bereikte de Koning 
zyn oogmerk. nog op die wyze niet;-en « 
hierom bragt hy ten laatften den Propheet 
op de hoogte van Peor , die tegen de woefty- 
\__ne zag (g) , buiten twyffel in zulken verven 
afftand, dat nu niemand. genoegzaam iets 
meer van de vyandelyke tenten ontdekkken 
… ‚kon. Trouwens eene woeftyne lag ’er tus- 
{chen beiden , gelyk daar uit is af te nemen, 
___dat Bileam zyn aangezigte ftelde naar de 
__woeftyne, toen hy van daar Zsraë/ zag wo- 
_ nende naûr. zyne Stammen (h). Volgens 
____HIERONYMUS was de afftand tusfchen Liví- 
as en Peor fes. Romeinfche Mylen, dat is 
twee uren gaans van hetOosten W estwaards 
__ naar den Jordaan gerekend „en volgens , eu- 
___SEBIUS,-twee uren en:twintig minuten, of 
—_ “zeven Romeinfche mylen (. Voegt en 
ik rt)! ‚ F4 l } B) Ys 


_ (8) NuM. XXIIL 28, 

_ ……(h) NuM. XXIV. a, 

___(D Zie Chr. cerL art Geogr. Antiq. T. II pag. 404. 
CN ADR, RELANDI Palaeftina pag. 497. 


{-480 ) 


by; dat volgens de Zuftlen van PTOLEMA- — 
us Livias-nog wel:drie uren gaans’ van den 
Jordaan afgelegen "was; én-dus volgens-de 
_ fandgefteldheid ten tyde van Mofe, tusfchen 
de vlakke velden van Moab ;-zoo verre de 
beken er rivieren:het land-doorfneden, en 
tusfchen de woeftyne, By gevolg heeft Bi- 
deam-de vlakte der: woeftyne moeten over: 
zien seer hy metzyn gezien de naaste or- 
deningen van Israëls leger: befpeurde : en 
dus was het hem, zonder: eene bovenna- 
tuurlyke verligtinge zyner oogen , volftrekt 
onmogelyk een duidelyk gezigt tehebben 
van Jacobs tenten „ gelyk dat volk-toen 
woonde aan de’ rivieren naar den rang der 
fkatrinten: 0093 sÂvis TVD MBV Teas 
„6-XIX.-By de niewe tellinge vah Mofes 
en Eleazar (k) ‘bleek het; dat ’er;'behal- 


vende Leviten „, 601730 weerbare. mannen 


van twintig jaren en daar boven in de vlak- 
ke velden Moabs toen ter tyd gelegerd.wa- 
ren „waar by: men nog veilig: omtrend _ 
‘1200000 zielen van: vrouwerr, kinderen en 
{laven- voegen mag, en dus: iedere: Stam 
ongevaar berekenen op: honderd ven 1wyf 
tig. duizend koppen,” ‚Nu moesten rde 
twaalf ftammen ‘opreenen merkelykenvaf- 
ftand blyven van het middenleger der Prie- 
fteren en van den Tabernakel; gelyk ie 


Ck) NUM, XXV Lon aiq Gaf tonie derlans 


(481) 


_de ‘printverbeeldinge, by ruNpius (‚af 
Med Welk een veld derhahen 
moeten de Israëliten niet beflagen hebben? 
_en wat fcherp gezigt zou, volgens den loop 
der natuur, dat hebben kunnen overzien? 
Want kon Bileam van Baals hoogte zien 
het uitterfle des volks BY np (m),dat is 
vry gemakkelyk, en van Pisga 1W3p Dar 
_ ter naawernood en anders niet (n) dan de 
uitterften of verdeelingen des legers;wat kon 
hy dan van twee uren verder , over de 
woeftyne henen ontwaar worden ? niet an- 
ders dan eenen enkelen ftip en dit nog in 
een duifter en beneveld verfchiet. i 
6 XX. Edog ’t geen de Natuur niet vers 


mogt, wrogt hier het Alvermogen van den 
_ Schepper, aan wiens verftand geene door- 
: grondinge is. Bileam roemt daarom hoog: 


_ gelyk'op eene byzondere en wonderdadige 
_ verligtinge zyner oogen, door welke hy 


_ alles, dat hem voorkwam, hoe afgelegen 
_ ook, als van naby aanfchouwde: en dit 
_ was hem een onfeilbaar bewys voor de on- 
feilbaarheid zyner Godfpraken (o). Hy- 
ziet de Israëlitifche legerplaats als of die 
kort by hem lag: Ù er de gedaante 


Ue 20: Nader” 
Boh j 
(Dy. LuNprvs Joodfthe Heiligd. 1 Deel bl, 332, 
sr(m)eNuMm. XXIL 4r. 


(mn) Num. XXIIL 13, 14. 
__ (o) NUM. XXIV. 3, 4. 


(482) 


der tenten; de ftoffe en vorm, leggingeen 
ordeninge , langs den kronkelenden uitloop 
der verfchillende beken van den Arnomen 
den ‘Jordaan, tusfchen den lommer zelve 
van: het fchaduwryk geboomte, dat de gan- 
{che legerplaats tot eenen lusthof en eene 
vergaderinge van aangename moestuinen, 
boomgaarden. en bloemperken. maakte, 
Daarenboven zag hy ook Amalek ín de 
Woeltyne zig uitbreidende en de Kenithen, 
die in het antr en op de fteenrotzen ge- 
legerd waren (p).. Bileam merkt dit alles _ 
te regt aan als een onderpand zyner God- 
delyke bewerkinge, over welke hy-zig.dap- — 
perlyk, beroemde; zeggende ten tweeden — 
male: Bileam de Zoon van Beor fpreekt en 
die man, dien de oogen geopend.zyn,fpreekt. — 
De hoorder der edere Spreekt en die — 
de wetenfchap des Allerboogfken weet: diedes _ 
Almagtigen gezigte ziet, die verrukt worden — 
dien de oogen ontdekt worden (q). —— — 
6 XXL Indien evenwel dit alles „dat wy 
van Abraham en Bileam hebben aange 
voerd „nog niet genoegzaam gefchat word; 
om de wonderdadige verbeteringe van het 
-_ Zintuig des Gezigts in de Propheten voor 
eene wyze van Goddelyke Openbaringeaan _ 
| te 


(Pp) # 20,21. Zie ook myne HiftoriaCritiea Edomaorum — 
$ CXVII. pag. 156. 
(q) NUM. XXIV. 15, 16. 


tezien ; 208 denke ik egter ; dat het bit 


tengemeen ver gezigt van Mofe, dat hem, 


‚kort voor zynen dood, op den berg Nebo 
vergund wierd , ons gevoelen ten eenemaal 
woldingen zal. %t Was geef gezigt eener 
_efrükkende verbeeldinge ; ‘want tegen zul- 
___kén vermioeden ftryd het bevel, t geen Je- 
__hovah eenigen tyd te voren aan den Israë- 
_ Mitifchen Veldheer gegeven had. Trouwens 
dees had verzogt, den Jordaan fé mogen 
‘óvertrekken eh het goed land te bezien, dat 
…_ aan gene zyde dier riviere was, dat goed ge- 
“bergte'en den Libanon (r). Dit verzoek was 
hem glad äfgeflagen en hy daarentegen ge- 
last, te inamen op de hoogte van Pisga en 


ik 


N zpne oògen opte heffen naar ’% wisten en naaf — 
__% noorden en naar ’ zuiden en naar °00s- 
_ gen, en met zhe oogen voe te zien (8). JO- 


UA of iemand ánders , die het laatst hoofd: 
{tuk of aanhangzel vari Deuteronoimidin ge- 
Tchreven heeft, verhaalt ons ook; dat het 
werkelyk zo gebeurd is; met byvoeginge, 

_ dat hém Jehova zelf de byzondere liggingé 
“der landfchappen op dert berg van ftuk tot 
_fkuk heeft aangewezen + het gansch Beloofd 
_ Land; te weten” Gilead tok Dani roe ‘en bet 


Á 
if 


hasfe en het ganschland van Juda totaan 
ke eK bn : 


(©) prut. III, 27 et df 
dy Beurs VLS al, onhe Pond 


$ ii Näpbtati en hét Jand van Bpbraimen. 


“ 


Be 


( 484) 


a Ee 


da en-de overige: ftammen uitgedeeld. ge- — 
worden (u). … Maar Jofua en Eleazar zyn, — 
volgens-JosePnUs (v), zoo lang by Mofe 
gebleven , tot.dat-hy- naar het dal wierd _ 
afgevoerd : welk verhaal van den Joodfchen 
Gefchiedfchryver tegen de Gewyde Hifto- 
_ rie geenzints aanloopt, maar liever uit alle 
de omftandigheden in dezelve vermeld zeer 
waarfchynelyk word. Byhet opklimmen — 
‚van Nebo of Abarim nam hy affcheid van 
_ den: Raad der LXX Ovudften, die hem tot 
hier toe uitgelei deden. Jofua en Eleaza: 
bleven hem nog by en waren dus oog- en 
oorgetuigen van het voorgevallene, Jo z 
EN ed de ANP RUS 


(t) peur. XXXIV. 1—3. 
(u) jos. XIV. r. fqq. IT, D 
(V) FLAv. JOSEPH, Antiq. Judaic, L, IVs ad calcem, 


kunnen overzien. “Todro d” Voyady zegt hy — 
En e Ns PA) iN: ES PS U Tek |. je ° , 4 5 7 sl k Pra te 
Pi’ 4 : Ei) , 3 

HEN TUV YAVAVUON zal mdelenv maes yov 


k 4 N NE re inbe, 8 Te TEN L N d / 
k zals em’ durë ndonìsveiy, Zoo kon Mofe ook 


Kf 


4 


Ki 

4 

Ae 
A 


KEN 


van daar metde oogen zyns lichaams toe 

zien op de byzondere gewesten , welke hem 
de Heer onderfcheidentlyk aanwees. Dus 
kon- hier -geen. Gezigte’ van Inbeeldinge 
plaats hebben , maar een ‘eigentlyk afzien 
der gefteldheid van de aangewezene land- 
fchappen. Á 


OTE vernrel\ zou) Mote dien wer: 


beurt viel. Volgens de naawkeurige kaar- 
ten der, Heeren RELAND (w) En BACHIENE, 
(x)-zal Dan ten minften van Nebo te bere- 
kenen zyn-op eenen regtlinifchen afftand 
van. 34 tot 35 uren gaans. Derlanden van - 
Ephraim, Manasfe en Juda tot aan de Ag- 


<terfte Zee, die zig in ’t gezigt van Mofe , 


vagter dat bergland, aanftonds opdeed , zul- 
f Jen wy in de. fchuynte opwaards naar Ga- 


IK 255b Hh 3 li 
EE 


__(w) Paleftin. ad pag. 423. 
_(x) Heil, Geograph. IL, Deel, by bl. 55, 


(436 ) 
lila en, Ptolemaïs ook al op 30, urer 


ger naar Joppe. op. 20. uren, rekenen moc- 
ten, en zoo wyders ten Zuiden. tot aan Zo- 
ar, wederom op eenen afftand, van weinig 


waardig is het, dat het Zffen Veld de 

_deye wan. Jericho met opzet genoemd. word ; 
buiten twyffel, om dat het hooger Zuide- 
lyk Gebergte van Juda en Simeon naar Seir 
en de Groote woeftyne henen, niet kon 
overkeken worden, — — — no 


6 XXIV. De beroemde Heer LULOFS 


 (y) ftelt de hoogte der Piek van Teneriffa 
op. drie vierendeelen van een Hollands uur; 
en dan zal hare top niet verder uit zee ge- 
zien worden dan: 2 Graden en-5 Minuten, 
of ongevaar 42 uren, Zulken hoogen berg 
vinden de reizigers thans niet op de plaats, 
daar Nebo. moet gelegen hebben, Maar 


op eene door kunst gemaakte hoogte van — 


Pisga, gelyk wy boven aanmerkten, o 
de kruin van Nebo opgerigt, kan nieman 


nenda, 


r, dan 30 uren gaans, „amen 4 
er val- K 


ir en dns 


ftaat maken, om. dat die ligtelykis kunnen - 


zelf mogelyk door. aardbevingen merkely 
ke veranderingen heeft ondergaan, De be- 
tekeninge van VARENS daaromtrend is 


wel een weinig anders (2) Maar De het 
à Ei | _aaar 


Cy) Befchouw. der Aardkl, bl. 200. PRET 
(2) Geograph, Gener. T, L pag. Öl, 


epen: worden; gelyk ook de. berg. 


x che uren. onder zyn gezigte 
_ pun jn. Die hoogte en de plaats- 
_gelegenheid-dier hoogte is van Jehovah wys= 
tverkoren geworden „om van daaf 


aan zynen getrouwen dienaar het geheel 
_Beloofd Land en deszelfs verfchillende ge- 
_ tegenheden en ‘byzonderheden aan te wy- 
ko ZEN. STG £ ) ‘ } 
6 XXV. De voornaamfte voorwerpen , 
die zig in de befchouwinge: van een land- 
fchap , in het verfchiet van de hoogte te 
_ Zien, opdoen; zyn bergen, bosfchen, dâ- 
_ len, rivieren , koornvelden en inzonder- 
heid fteden: en dorpen. En, wie twyfielt 
ser aan „ Mofe zal eeneonderfcheidene ver- 
tooninge dier voorwerpen gegeven zyn ‚en 
nogtans het een duidelyker, dan het ander, 
_ paar mate van deszelfs minderen of meer- 
deren afftand , mindere of meerdere belem: _ 
_meringe; gelyk dit in het verfchiet door- 
gaans vóorvalt en uit de teekeningen van 
— fandgezigten bekend is, Ook ae ik vry 
_ vooronderftellen , dat de lugtsgef eldheid. 
helder en veerkragtig geweest is, en dus 
Ai, kre dna nn fterk, toer de 
ERAAN AES (7 4 eid 


ï Gods. 


(438 ) 


Godsman Paleftina van verfe befchouv 
zoo dat alle de opgenoemde voorwerpen _ 
zig merkelyk. hoog erì verheven opdeden. 
Maar wat zal dit alles te wege brengen of 
eenen afftand van 20 tòt 30 uren? ve/ ” 
„6 XXVL Laten wy eens tellen, datop « 
het Loo, * vermaard Prinfelyk Lusthofin _ 
Gelderland , een berg als Nebo, enopden- _ 
zelven een hoogte „als die van Pisga, gelegen 
‘was, zou men van daar „met bloote oogen,de 
uitterfte grenzen van Friesland en -Gro- 
ningen, de Noordzee buiten:Scheveningen — 
en vervolgens Zeeland en Staats Vlaande- 
ren , dat iste zeggen, de voornaamtfteftroo- 
men fteden en dorpen , immers eenige der- — 
zelve met hunne gelegendheden kunnen 
ontdekken? In ons land hebben wy genoeg- 
zaam eene-doorgaande vlakte, zoo dat ’er 
dan ook geene gezigtbrekende voorwerpen 
în den weg zyn, gelyk. de bergen van Ju- — 
„da, Ephraim, Manasfe en Naphtali voor _ 
Mofe waren. ’tGezigt draagt al vry. wel, 
zoo men op den afftand-van 8 tot g uren 
eenen zwaren dogen wibra 
ten „ daar de. Zon op fchynt en. die dusee- 
nen glans van zig. geeft ontdekken kan. 
En dan befpeurt men ’er nog geen befcheid, 
van, dat overeenftemmen zou met de -aan- 
wyzinge , welke Jehova God aan-Mofe gaf 
van voorwerpen, die driemaal verder afge- 
legen, waren. Gie serrD X 


oof 


ve ven Kee ydg EmiX Sour 

ooo Hdvry yéver’OETATO 
__word by ORPHEUS , APOLLONIUS En VA- 
__LERIUS FLACCUS opgegeven voor eenen man, 
… die tot inden hemel en in de helle toe al- 
| Jes -duidelyk-kon ontdekken en door alles 

hebbe kunnen doorzien. Dan dit zal, ge- 

lyk hetook priNws (c) en HOFMAN (d) be- 
… grepen hebben, eene digtkundige befchry- 
‚ vinge zyn geweest van de fchranderheid en 

doordringende kennisfe der Natuurkunde 
én des {tarrenloops, welke Lynceus bezat; 
Zoo dat het fny zelf verwondert, dat pio* 


pn 
5 


ri EN 
Pen 


4 K+ 
_ _ (@) Prim. Hitt, Nat, L. VII. C, ot. ws 


vs (B) Nem: Od! Xu jf 116. k. 


‚(c) Nat. Hift. EEE C.I7. D. Ir 
_(d) Lexic, Uziw.. T.I. p. 958. 


GENES LAERTIUS ‚STANLEY en andere;ms 
vooral de. beroemde Heer BRUKKER Op hem - 
en foortgelyke in hunne Philofophifche Hi. 
{torien,niet fchynen gedagt te hebbe n. Voors 
eelden van menfchen „ die, gelyk Keizer 
‘Tiberius (e), in donkere nagten lezen kun- — 
nen, zyn ’er menige in de Natuurlyke Hi 
_ftorie voor handen (f). Maar de Zahuris 
eene foort van lieden in Spanje „die voor- 
geve, kn ‚der daad, overal door heen te 
kunnen zien , en de vertellingen, welke men 
daar van geeft, verdienen luttel geloofs (9). 
9 XXVIIL * Geen egter cicero by- 
brengt, als eene, te zyner tyd algemeen 
aangenomene en vastgaande overleveringe 
van iemand, die 18ooftadien verre de voor- … 
werpen had kunnen ontdekken (h), verbys- _ 
tert my. PLINIUS maakt ‘er, ten minften 
volgens de uitgave van Dalecampius (1), 
r35ooo fchreden van, zeggende, volgens 
de getuigenisfe ‘van VARRO, dat die fnel- 
ziender. Strabo geheeten was; als mede, 
Art f je REN A ATO CHO om 
Ce) Puin. ib. L. XL C. 37.p. 276. SUETON: in vital 
LXV II, Edit. Prriscr T.I, p. 500. RN 
(É) GER. JO. voss, de Orig. &” Prog, Idololatr… pe 954e 
ALB. HALLER àd H. BOERHAVE Prekef, Acad, T., IV. p. 
280; fuq. rieten: za ARE 
Cg) Zie BAYLE En CHAUFEPIE Di. Hift, Crit. in Za- 
gris „en volgens derzelver opgave den Heer NIEUWLAND 
Letterk. Verlust. I. Deel. 'bl437.…! 54/1 „MAER MERE! £ 
Ca Acad, Quzft. L. IV. C. 26, :Oppe-Philof, T. Lp. 


(i) Nat. Hift. L. VIL-C, er. p. 148. 


"En 


‚ van a ed in: Ke E3 EE Een 
f et zelfde. ftaven. VALERIUS-MAXIMUS (k), 
_AELIANUS(]) , set m)en andere. By 
ee JERO vermoede ik, dat ’er,eene fchryf 
_feil zal schamen, Zyn, ens dat ’er gelezen 
/ moet worden anille €” quingenta in plaats 
van mille €” ollingenta, omdat STRABO de 
Aardryksbefchryver, dien afftand ‘opgeeft 
_(m)s wanneer evenwel, no ET PLINIUS. zal 
Ki moeten. gelezen. worden. CXV, M, Pasfu- 
um, voor, CXXXV, M., zal. de rekeninge 
van CICERO, welken PriNmus moet hebben 
ingezien „ met de zyne. overeenftemmen: 
de „gemeene. ftadie gerekend op honderd 
__pasfen, „Maar dit zou nog beloopen een 
__ver gezigt van omtrend so.Hollandíche u- 
_ren en dus, veel verder, dan. Mofes. uitzigt 
over het, Beloofd. Land... „POLYBIUS bere- 
___kent-het op zooo ftadien van het een-vaor- 
‚gebergte op het. ander (o), dat is 33; us 
: zen „komende, ee nâ magt kennen qe 


» : 


eN CD gek: dn E C. Vil, Sip m. 113. hed TOR 


Ji S0 ‘var Hito Li C5 13 ilona: Ps 653 

5 de ) Polyhift. Lib. VL 

Kn Re Geoerspn: L. Vk P. AN EL De nd Edit: 
_ ALMEI( rog 

: (o) Ei, B edp 4 1 br bte rn Pen 


phare van POEYBIUS fchikt in” dan on 
Ae wel met de beste Kaart der Midde- 


che Zee van den Heer p? ANVILLE (p), \ 
er trouwens ophet Reisboek van AN- 
“FONINUs en de ‘Tafelen van PTOLEMZUS' 
bettekkelyk op de afltanden ter zee, wei 
Ei taat te maken, - Ah. 
„6 XXIX. De Brakele, weg is; 
CICERO en PLINIUS hier van ligtgeloovigheid 
te befchuldigen; gelyk men omtrend foort- 
gelyke berigten, zonder behoorlyk onder- 
zoek, door rt gewoon is: maar die hand: _ 
gieep kan by onveroordeelde vernuften al- 
tyd zoo gemakkelyk niet door‘ den beugel. 
Is onmogelyk te bepalen, hoe fyn de veze- 
ler van het Gezigtnet (Retina) door eenen 
__Almagtigen werkmeefter hebben kunnen ge- 
naakt worden ,en-dus is het meer dan onze- 
ker,of zig die fynheid. niet verder zou kun- _ 
hen uitftrekken als tot het + deel eener li- 
nie,gelyk PORTERFIELDS en andere berekend 
hebben: en dus ook of het Gezigtpunt niet 
kleinder zou kunnen vallen, als HOOKE vCT- 
moed (q). *t Zweemt eenigzints naar ligt- 
ern en RN te hi ne 
en 


(P eea Staat van ri Afrika) nevens el 69. 
‚_ _€Q) HALLER |. Cc, p, 288. 


(493) 


_ken en ook {tryd het tegen die naar ori be: 
grip oneindige deelbaarheid. der geringfte 
uitgeftrektheden(r). Meer zouikterderhalk 


_ven voor overhellen , omde. Confpicilia, 


daar PANCIROLLUS uit. Plautus van gewaagt 
{S), hier ter hulpe te roepen, te meer, der 
_WylsALMUTH eene plaats aanvoert uit: de 
Magia Naturalisvan A PORTA ; in dewelke 
_aan Ptolemeus een Specillum geeigend word, 


“door ’t welk hy 6ooooo fchreden wyd fche- 


pen in zee zou hebben kunnen onderfchet- 
den, Dusdanig werktuig. zou men moeten 
gelyk ftellen met den Brandfpiegel van. Ar- 


_chimedes ‚over wiens beftanelykheid-A POR- 


TA „ CARDANUS-;en KIRCHERUS, dapper ge- 
zintwist,hebben.:gelyk menin het kort, 
by CASPARUS SCHOTTUS lezen kan (t). En 


__waarlyk de verbazende kunstwerktuigén 
_der Aloudheid „ van welke wy zekere. be- 


k 


k 

in 
f 
ie 
° 


) 
Eh 


+ SS) Noùs Repert, Lo II. T. KV. p. 635. fog: 10194 
1E), Mag. Univ. T.L p. 380. fqq. vergel. Tegezw, Eed 
, el 


Bld LEN br ALE ed mp Tete nde. 
lie IL, Deel bl. 607. NoLLer Nat, Lesf, IV. 


enepvingen „en -geloofwaerdige  berigten 
hebben , leeren ten overvloede, dat wy 

ons niets groots en_verhevens genoeg van 

de. kunften der Ouden. verbeelden. kunnen. 
„6: XXX. By,‚den Heer DE LA LANDE (u) 
„Vinden wy eenebefchryvinge vande wyze,op 
BEN term Ao0t0w ot J0cagts: … We 
lr C) C. WOLF Natuurk. $.3. MUSSCHENBROEK Natuurk, 
& $ 26. NOLLET Natuurk. Lesf. 1. Deel bl. To—56. 


BI 486—492. | 
_ (u) Affron. Liv. XUL $ 1936, fqq.- 


\ 


404% 


ge-der voorwerpen door middel der Tel 
nen. Verrekykers bereketid hebben : 
eene vergrootinge, die wel torop 226 mä. 
den-beloopt’en nog merkelyk vernieerderd 
et verbeterd zal kunnen; worden. *t Zou 
derhalven genmakkelyk hebber aangegaan, 
oft zoo wel met den Verrekyker van Huv-_ 
GHENS, als-met den Telefcoop van HAL- 
rey het Beloofd Land van Pisga’s ig 3 | 


te kunnen overzien en vry duidelyk: de 
fteden „bergen „ bosfchen ; wateren’ “én 
foortgelyke voorwerpen: te onderfcheiden: 
imfners ‘zoo daidelyk , als vänooden- was, 
om Mofes éen genoegzaam defikbeeld: van 
„de gefteldheden-en eigenfchäppen dier land- 
flrieken te verpunren, vonse Guangan dre 4 
6 XXXLPEr zyn inedef daad voorbeel 
den van menfchen; welker oogen’ éen Ver. 
gein: ha vermogen hadden, et! KEPLER 
verhaalt. van ‘eenen geeftelyken, die in % 
wapenfchild vat Orion 46 ftetren “by hel. 
dre nagten’ ontdekte (v); “De blindenian 
te, Bethfaïda kreeg vooraf eene. befteldhe 
in. zyne oógerr,' door welles"de” Woorwer- 
„per fchenen vergroot te worden; want hy 
Zag de menfchen als boomen wandelen} en die 
vergrootinge was , gelyk; door flegteverre- 
‘kykers, met eenige verd, 
| 50 1 OREN 


Pee Ì 


Cv) C. worrs Nätuutk. d. Det $ 188. 7 


| 


(495 > 


d Bi in plaats van dat gebrek; kreeg hip 
eel mog pe OM 77) werre en Klaar, 


ge zien (w); Voormaals waren ‘er reeds - 
ewyzen Phn” Gods. wonderkragt bekend 
eweest, betrekkelyk “tot het Zintuig des 
zigts. « Gehazi den knegt van Elifa wier. 
den te Dothan de'oogen geopend, zoo dat 
hy op eene naastbygelegen zen re eure 
„ paerden’en wagenen zag: terwy 
tusfchen de Syriers met verblindheden defi 
en “wierden ke) En dus befluite ik ten 
atften , dat de mogelykheid zoo wel als 
de waarfchynelykheid. aah myú begrip în 
dezen niet ‘ongunftig zyn, dat ‘er rratent- 
lyk eene buitengewone en wondetdadige 
verbeteringe ‘van het Zintuig der Gêzigts 
__aan Mofe vergunt wierd, om ì Palzeftind 
_ kunnen overzien. 
| „9 XXXL Ik wil wel Bekken? dathét 
À blinkend aangezigt van Mofes my tot hier 
toe voorgekomen is als tiet verftaanbaat 
ed, ‘befchreven ; en dit, meene ik, 
ewone vertalinge. van het’ woo 
‚Ny in BW WY door vel, wel des aangé 


k ú "due 7 Të 5 ggdjerzos zä meo ontftaan zyn 
bh N. Kon men. ®9 van WY in plaats van! Nap 
ú | | ak 


EK MARC. vir ze) ai \ rite 
Ln G) Hxon. VI: 17, 
(Y) EXOD. XXXIV: 1 303 35: u Corin 7. 


(u 


€496) | 


afleiden ; *t geval. zou eene-garischua 
zedaante krygen ; en mogelyk zou danook 
de Griekfche overzettinge en de aanhalin- 


Che: 


ge van PAULUS meer. nadruk erlangen, en 
ons op het wakende, driftige, levendigeen 
vurige, des uitzigts doen denken. _De oo- 


en 


en van Keizer Augustus warenfchi:teren. 
de, gelyk, ons, SUETONIS „(z),en vooral 
AURELIUS VICTOR, vertellen; vergelykende _ 
de laatstgenoemde die fchitteringe, by den 
glans, der, fterren en ‚den luifter van het 
weerligt: zoo, dat het my verwondert dat — 
de doorgeleerdé Heer NIEU wLANDde plaats _ 
van, VICTOR den voorrangniet gegeven heeft, _ 
gelyk eiriscus die aanhaalt op SUETONIUS _ 
(a), en dat Zyn Eerw.’er ook het aange- 
zigte van Mofes niet heeft gelieven,door op 
te luisteren zoo als hy ‘er ettelyke Schrift. 
plaatzen door.opheldert, „AULUS GELLIUS 
maakt ook gewag van zekere Illyriers (b), 
En. PLINIUS uit „de, aanteekeningen van een _ 
oud Schryver „ISIGONUs genoemd, van _ 
Triballiers die hunne vyanden, door een — 
kdornig. uitzigt dooden konden (c). Mofes 

had buiten twyffel ook zoo een doordrin- 
gend en onverdraagelyk fcherp toez ige d 


hóoù é 


(z) In Aug. C. 79. p. m. 330. T, I, Edit, PITISCI. 
a) NIEUWL. l. c. bl. 278. 55 EVER M 
(b) No. Att. L. IX. C. 45 p. ms aid. vo | 
(c) Nat, Hift. L. VIE Cura. ps 138. A4 


C 497 ) 


fehoon men-hem ook daar benevens hoor: 
nen van ligt of een glanzig vel aan voor. 


hoofd en wangen, ja zelf aan den baard ei- 


PE Te 


gene; dat my voor tegenwoordig om ’% e= 
ven is (d): fchoon ik ‘er aan twyffele. 
„6 XXXIII. Eindelyk verdient het ook 

onze, opmerkinge, dat de oogen van Mofe, 
niet tegenftaande zynen ouderdom van hon- 
derd en twintig jaren, niet donker geworden 
waren, en dus dat hy geen verflaawd of 
verouderd gezigt had, maar in tegendeel al- 
les wat demilde Natuur vergunnen kon,om 
verre van zig af te zien. Edog dat deze 
volmaaktheid van ’s Mans gezigt nog by uit- 


tek verbeterd wierd, zal ons de Gewyde 
Text overvloediglyk leeren; en dat wel door 


twee fpreekmanieren : NIN Jehova deed hem. 
zien (e) en TVA PINT ik heb u met uwe 


„oogen doen zien (f). Jehova, zien wy, wil 


het zig zelven hebben dank geweten, dat 
Mofes ’t beloofd Land met zyne eigene oo- 

en kon overzien. Dus moet hy ’er ook 
door de Godheid bepaaldelyk toe zyn in 
ftaat gefteld, om iets te zien, dat hy an- 
ders onmogelyk ee zyn gezigt be | 
B 4 ì ke É on, 


\_ (d) Zie porus en AINSWORTH over Exod. XXXIV. . 


 @N ELSNER Obf, S, ad II, Cor, III. 7. 1. VENEMA Disf, 


Ä de Gloriofa Mofis facie $ XII 


MCE) Deur. XXXIV.r, 7. 


k4 


nd (£ ) DEUT. 


(498 ) 


kon, Derhalven is de vergrootende kragt 


van eenen verrekyker aan het Zintuig des 
Gezigts van Mofes op Nebo medegedeeld 
En dit was het, dat wy poogden aan te 
toonen, Pd ; \ 


5 7 He) 4 
„6 XXXIV, Uit Bileams roemende be- 
tuigingen , op dat ik ook dit hier niet ver-_ 
gete, fchynt te volgen , dat zulke eene Ver: 
beteringe van het Zintuig des Gezigts niet _ 
voor eenen korten tyd legts vergund werd, _ 


maar in tegendeel, dat dit wonderdadig ge- 


fchenk bleef volduren. Maareven daarom, 
hoe ongemeen en bykans ongelooffelykde 
beloften waren, welke de GoddelykeGoed- — 
heid hun geliefde mede te deelen, zy kon- — 
den uit deze proeve zeer wel befluiten, dat — 
Gode niets onmogelyk was „ en dat ookal- — 


le die Godfpraken {tonden bewaarheid te 


worden, welker Goddelykheid en onfeil- 
baarheid door zulk een vefheven en aange- 
naam wonderwerk bevestigd was, Balak 


en de Moabitifche Grooten wierden ‘er, 


tot hun leedwezen, ook van overreedt, D, 


blydfchap en ’t-geloof van Abraham wierd 


er door bekragtigd en opgewekt ; en hy in 
{taat gefteld, om Engelen en Goddelyke 
vertooningen te zien, welke andere niet ont- 
dekken konden. Mofe , die eerlang fter- 
ven moest, kon ‘er uit opmaken, hoe veel 


aangenamer hem eerlang *t gezigt van pee | 


/ 


<Ee 


C499 } 

‘henielsch Paleftina vallen zou, en hoe 
_ helderder by zyne: opftandinge , die, we 
plens müietlang verfchoven bleef, > 
i ogen ‘worden „zouden ‚ om de ges 
„der heerlykheid, het paradys der 
testen. > inalle deszelfs verrukkende ver- 
rg en eewige fchoonheten te aanfchou- 


is. XXXV. De henkie groote velden ; $ 
wolkes ‘EZECHIEL , DANIEL; ‘'ZACHARIAS en 
JOANNES hebben moeten vafzien, kunnen 
andekleehdreikk van een gewoon Gezigt niet 
vallen. Zy zagen menigwerf hemel en aar- 

de tegelyk, jade ftreken der vier winden 

en; op. eenen verbazenden afftand, byzon- 

derheden, dieniet groot van geftalte waren 

_ emdus niet wel onder een behoorlyk gezigt- 
t vallen konden, Indien men ftelt, dat 
_ die vertooningen waarlyk in de lugt en el- 
__ders gemaakt wierden, zal men ’er by moe- 
terbtoeftemmen, dat ook dier Zienders oo* 

‚gen.„bovennatuurlyk en wonderdadiglyk 
verbeterd wierden;-en dat hun dus uit dien 

_hoofderde eertitel van Zienders (og) bepaal- 
_delyk toekwam.» Stemt men dit toe, dari 
k zal men ook aanftonds merken, op walker 
_grond zy vande Goddelykheid dier vertoo: 
ningen verzekerd wierden en van de on- 
B Rb are WEES der gebeurtenisfen, 
ú K- ee REE wel- 
Oss IX, g+ Vd aesen 


(soo ) 
welke door de Gezigten waren afgefchilderd 


en voorbeeld geworden, el 
‚6 AXXVI. De Verzoeker , lezen N 
bragt den Heere Jefus op eenen zeer hoogen 
berg en toonde bern van daar alle de koning-_ 
vyken der waerelden hunne heerlykheid. Zoo 
vertoonde dan de Satan meer aan Christus, _ 
als God aan Mofes op Nebo. ’t Was den- 
kelyk eene vertooninge in de lugt boven de 
kimmen; maar evenwel het veld was zoo 
ruim, dat ’er een wonderdadig ver gezigt 
toe vereischt wierd, Zouden den Heere 
Jefus de Viervorftendommen niet vertoond 
zyn (Ì), op welke hy, alsde Koningder « 
Joden , volgens het gemeen gevoelen, eisch 
had? Indien men het dus opvat, was het 
een eigentlyk ver gezigt , dat men aan den 
fchoonften en volmaakften der menfchen 
kinderen niet wel weigeren kan. ; Ee 
6 XXXVIL Nathanaël fchynt ook uit < 
het ver gezigt van Jefus, die hem kende, _ 
toen hy nog onder den vygenboom was, _ 
te befluiten, dat hy de Zoon van God ende 
Koning Israëls wezen moest, … Waarlyk het 
word als iets zeldfaams en wonderdadigs 
by Nathanaël aangezien, en het was ook 
zoo, De opregte Ísraëlyt wierd CNE 
N ‚he 


\Ch) maTrE. IV.8. | ; 
(D Conf. NoLpn Hift. Idùmeae pag. 247. EL JAC, ELS= 
NERI Comm, in hl, T, IL, pag, 107 Ì 


( sor ) 
__ het eerbiedig befluit zyns verheven geloofs. 
_ genadiglyk beloond met eene zeldfame en 
aanhoudende begaafdheid, om de Engelen 
Gods te zien opklimmenen nederdalen op den 
Zoon. des Menfeben (k). Op dit wonder 
„hebben de Uitleggers niet gelet, gelyk het 
behoorde (1). plies tn scent eh de 
6 XXXVIIL In de Parabel van Laza- 
rus en den Ryken Man vinden wy de moge: 
Iykheid vooronderfteld van uit de. helle ie- 
mand in den fchoot van Abraham te kun- 
“nen zien , niet tegenftaande de groote klo- 
ve tusfchen de gewesten der eewige Ramp- 
zaligheid en der altoos toenemende verma- 
kelykheden (m).  ’t Schynt, dat ook daar 
eene zonderlinge verbeteringe van het Zie” 
nend Zintuig vooronderfteld word, *tGe- _ 
_ zigt zeker van der uitverkorenen welvaart 
_ zal de wanhoop der doemelingen vermeer- 
„deren en de wroeginge vermenigvuldigen, 
6 XXXIX. Op hoe grooten afftand de 
Leerlingen hunnen Hemelfchen Meefter, 
by zyne opvaart van den Olyfberg, heb- 
_ ben kunnen náaroogen, valt bezwaarlyk te 
‚ ‚gisfen. -LucAsverhaalt, dat zy die opvaart 
__‚duidelyk gezien hebben en dat wel zoo lan- 
At WP Ï 1 3 ge 


As 
BRE Ls 
hak 4 E £ v 
- hed 


EE &) JOAN. I. 49-50. 
_ (D wrrz. Melétem. p. 290. fqd. LAMPE Comm, T, LL 
| 6, 478. fqq. rUD. PETRI Evang. Arend, bl, 471, enz. 
PCM) Tuc. XVI. 24020.” en 


nr ne tear 


— 


BOKS dl 2 
ge, tot dat ’ér eene wolke- vari'hefw: 4 
tusfthen beiden fehoot envúréxager wdoròs 
dnò Tin dGSarutv durûv ; hem , die nos in 
de oogen der Apostelen bleef, ‘van derzel 
ver toezigt ontfchaakte en wegnam (n) - 
Deze verklaringe behaagt my beter, als _ 


de gemeene (o): om dat ik weet, hoe de _ 
flegts eene geringe hoogte befeiken _ 
(p)en ik gâarne zag, dat de ooggetuigen — 
der Hemelvaart zekerheid: voor hun zel- — 
ven gehad hadden, zonder’ zig alleen op / 


het berigt der Engelen te moeten verlaten. 


…$-XL, Gansch anders ging het siet den — 
doorlugtigen Diaken en'eerften Chriften- _ 


martelaar STEPHANUS. Deés', vol zynde des — 


Heiligen Geestes en de oogen houdende naar _ 
den hemel, zag de heerlykheid Gods en Fefus — 
flaande ter regterband Gods (q). Alle wol- 
ken en verduifteringen waren weggenomên _ 
en de hemelen openden zig, zoo dat hy 
in een heerlyk chasma', gelyk men *t in de 
Natuurkunde noemt (r), ftarlings in zag. 


In zulken helderen gloed nog de Heerlyk- 


heid Gods, dat is de Vuurkolom, te kun- 
nen onderfcheiden enter regterzyde van’ 
Genadetroon den Zoon des menfchen als — 
fes: | PELOO- MN 
(n) HAND. I. 9. 
(o) Zie c. worLr Curae Philol. ad h, 1, en P., HOFSTE= _ 
DE Byzonderh. L., Deel, bl. 180. 
(P) MUSSCHENBROEK Natuurk, $ 886. 
(q) HAND. VIL. 55. f 
(Lr) VERDRIES Phyf. p. 44I. MUSSCHENB. $ 970. 


# 


_derftelt een buitengemeen gezigt , niet flegts 


| (58) 
„Hoogenpriefter te aanfchouweni; voóton: 


om in eenen verren afftand ; maar ook om, 


inveenen gloed, als. die der Zonne, gelyk — 
de Brachmannen te kunnen inkyken (s)_ 

6 XLI, Nu doe ik eenen ftap verder en 
zie voor uit op de Eewigheid, Van het 


_lichamelyk deel, dat onmiddelyk na den 


dood; by-de- ziele en met dezelve veree: 
nigd, overfchieten zou, naar ’ gevoelen 
van eenige oude. Wysgeeren en Christen- 
leeraars „ willen wy ‘thans niet {preken, wy- 
zende denbezer naar den beroemden Cup- 


WORTH ; by wien hy een omftandig bericht 


van dit begrip vinden zal (t). Dit koomt my 
ontwyffelbaar voor , dat ‘er ten. minften ten 
jongften dage eene verbazende verfterkingé 
des Gezigts van nooden zal zyn; wanneer 


_alleooge den. Zoon des Menfchen zal zien ko: 
_ „mende op de wolken; ook der gene ‚die hem door: 


| 
| 


k 
' 


8 
ki 


fleken hebben (u). Immers wanneer alle de 
volkeren en alle de doode, Klein en groot ; 
voor hem vergaderen zullen, ftel dit zoo 
famengedrongen, als ’t u belieft, de plaats - 
zal egter grooter moeten zyn dan het „Dal 
van Jofaphath, en dus de afftand van de - 
_Menfchélyke Lichaamsvertooninge onzes 
li 4 | … … Hee: 

©) HALLER Í, c‚ p. 240, _ di von OÙ 
CE) Sylt. Intellet, C. v. Set. Ti $ 33. f. i055-fqd. 

—_ (U) MATTE, XXIV, 30, XXVE 64: OPENB:'E 7; 


(504) 


Heeren grooter , dan dat hem een iegelyk 
met. zyne gewone oogen zal kunnen zien. 
‚$ XLIL De Heer ken onder-anderen 
bewyst ‚ter ophelderinge van Paulushoog= | 
dravende beloften wegens de „Aanfchouwin- 
ge der, Gelukzaligen hier namaâls, dat’er 
in de Schriften der Joodfche Meefters drie _ 
trappen bekend zyn van het Zien der Heer- _ 
1ykheid Gods ‚te weten,(1) met gedekt aange — 
zigt. (2) met ongedekt. aangezigt in eenen. 9} 

Spiegel. en (3) van aangezigt. tot -aange- — 
zigt (Vv). DAVID (w), weten wy, JOANNES. 
(G) en zelf MAHOMET (y) fprekên van het 
Aanfchouwen van Gods Aangezigt „ als van 
het «hoogst toppunt. des eewigen- geluks. 
En nogtans niemand heeft oit- God gezien 
(2), niemand zal hem immer kunnen zien, 
om dat hy eene. onftoffelyke en_allerzui- 
verfte Geest is, Maar wat zegt Jefus? die 
my gezien heeft „heeft den Vader.gezien (a). — 
% Zigtbaar deel van Immanuel , is het zigt- | 
baar beeld van de Godheid. Eidog om dien 
Godmensch in het Paradys te kunnen aan 
fchouwen en met zyn beeld verzadigd te wor= 
den, dat is, tot vol genoegen zyne beken 
(W) Disf. KKVI. S 15. pag. 564, faq. COR. xe, 


IL. cor. II, 18. 
(w) es. XVII 15. 
(x) I.JOAN. III. 2. 
(y) Pocock Porta Mofis p. 304. 
{z) 1 TIM. VI. 16, 
(a) JOAN. XIL. 45. XIV.9. 


Bs (505) 
1 Iykheden en aanminnige trekken te beglu 
ren, daar toe zal gewisfelyk eene verheer- 
Iykinge wan ons best en vermakelykst Zin« 
tuig van nooden zyn. Wy zullen ten min-- 
f ften-arendsoogen moeten hebben, om in 
eenen onmeetelyken afftand. kleine voor- 
werpen te befchouwen , ende allerglanzig- 
fte gloren van oogen, als fakkelen en vlam. 
men vuurs ftarlings aan te zien (b). à 
6 XLIII. De lydzame jon veragt alle zy-. 
ne-tegenfpoeden ‚ nu hem de hope opbeurt 
van zynen Verlosfer met zyne eigene oogen 
te zullen aanfchouwen (c), nu hem het 
ra daan dit onuitfprekelyk vermaak 
vleugelen van blydfchap en verrukkinge 
byzet. Waarom zou men dien geloofs-- 
roem-niet eigentlyk mogen opvatten? Leert 
het de aard der zake zelve niet, dat de 
_ Lichamen der Gelukzalige by den Dood 
in zwakheid gezayd, in kragt zullen worden 
opgewekt (d), en het beeld des Hemelfchen 
Mensch zullen. dragen (e)? ‘ 1 
6 XLIV. Indien JoB zoo dagt „ dan is de 
_ Verbeteringe der Zintuigen hier namaals 
_ by de Aloudheid ilena geweest. Wy 
het Dt drdotnint ro PIO Mere 
(b) BocHART Hieroz. P. He L. II.C. 2,.C. 174. PLINs- 
INaE. Eilt. LX CO | | a 


Ë …{C) jos XIX. 25-07: A. SCHULTENS ad hl. T.L p. 
495 

EN (d) rcor. XV. 43. wWINDET de Vita funétorum ftatu 
— Set. VII. CrEN, Fasc, T. IV. p. 119. rl 

_ (€) PriLIeP, III, 21, ERA 


| 


506) 


dat wy ons: niet genoegtde:leggen op. de 
titvorfchirige der wysgeerige en godgeleer- 
de denkbeelden , die toerv in-zwang waren 
wanneer zy ptopheteerden; Ligt ’er in dit: 
zeggen van Jehova by Mofe „Jk bende God: 
Abrahams, de God lfaaks-en.de God Jacobs 
(£): zoo veel-kragts ‚ dat ”er zig de Heere: 
Christus: by voorkeure ; var bedienen kon 
tegen de-Sadduceen, om: de onfterfelyk- 
heid der zielér ende aanftaande! verryzes 
nisfe der-lichamen te betogen(g) + wie kar 
hiet. my-dan kwalyk nemen; dat ik: inhet 
Prophetisch woord. meer beloften” zoeke ; 
betrekkelyk op het beven na dit leven „dan _ 
ET GROTIUS „ COCCEJUS, VITRINGÂ envan- 
dere uitmuntende mannervin: gevonden heb- | 
ben? Zooik hier en-daar mistafte, zoo zal 
het fy, over het algemeèen,-dit voordeel 
toebrengen; dat ik het vuur der Propheti- 
fche Redeneringen en den aandrang der 
toezeggingen , ten behoeveder Tydgenoo- 
ten; voor welke die Godfpraken gefchied- 
den ‚. volgens «die vooronderftellinge, als 
men ze zoo heeten wil, nädrukkelyker bes 
grypen en verklaren kan, Edog hier van 
by eene andere gelegenheid nader, 
„V. De vermaarde vrrmngA erkent \ 
' HL at m 


wf ezon. TI, GQ1T VLT ATR 
(8) MATTE, XXII. 32. rs TN 


C5er) 


“dat’al brengt mende toezegginge vj — 


daanworden(h), op ’s Heilands wonderwete 
kende genezinge des Gezigts, die dan even 
wel. nog maar voor eene zinneprent- van 
verhevener zaken is aan te zien (i). „ Zoo 
Christus eerfte koomfte daar: aan „gekend 
wierd, dat de blinde ziende. wierden (k), 


Zou ook zyne tweede koomfte daar door 


niet verhieerlykt moeten worden 2. Kunnen 
de Geregtvaerdigde en vrygefprokene, zon- 
der dit-hulpmiddel, wel eene genoegzaam - 
uitgebreide kundigheid der Goddelyke 

Wenen en Schoonheden erlangen 2 


Moet de Dag zonder Avond niet komen? 


Moet de eerlykheid van God het Niew Je- 


_rufalem niet. verligten?. Is ’t niet flaaw en 
je neig gewrongen , als men zulke be- 


h 

loften op: den {taat der ftrydende Kerk toe- 
past ? Want: wil men de uitgezette zeilen 
der beteekenkragt flegts naar welgevallen 


b\ 


_ reven en derzelver Re sorvartded nadruk, 


he ed Ee 
Een 


om dat men ’er niet wel anders raad: mede 
weet,beknibbelen, waarom zou men dan ôok 
aan de Gedrorsken van. Delphos.en Dodo- 
ne niet wel eene draagelyke beteekenisfe 
eigenen, dewelke die ook ten laacen vage 
fen’, Pi ofl- - 


he ef 


Ch) jes. XXXV. 6. rid AS 
Dc. vrrrinG. Comm. in Jef, T. II, p. 255. 


di (k) Luc. VII. 22. 


(508) 


onfeilbaar zou kunnen doen doorgaan? 
„69 XLVI. De fnelziende oogen der gene 

die zien, zullen niet te rugge Zien, ze Ee 
SAÏAs (1) op eene andere plaats, DJVWD ND 

VITRINGA zet het over door werdonkerd wor- 
den, volgens de kragt van den Chaldeew- — 
fchen wortel vw, Maar dit ís mis: want — 
onze waereldberoemde SCHULTENS toont, ® 
dat APW te kennen geeft het matigen eener 
flerke flarling fche aankykinge met fcherpe en 
BEN B begluringe (im). De Prooheet E 
belooft dan ‚ dat de uitverkorene alle Zien- 
ders zullen worden, gelyk Mofes en Bile- — 
am,en dat zy, op het fterk aanzien der < 
aangename voorwerpen, nimmer eenige 
fchemeringe, vermoeyinge of verflappinge 
in. hunne oogen ontwaren zullen. ä 
6 XLVIL O! wat heeft men niet door 
‘het Vergrootglas en den Verrekyker, fe- … 
dert derzelver uitvindinge, menige niewe 
waerelden van wonderen ontdekt, duizen- 
den tafereelen, in welke de Goddelyke 
Heerlykheid word opgeluifterd ! Welke 
aangenaamheden hebben ons.de Kuen 
zen niet aangebragt! Wat hebben wy dan 
niet te wagten by de volledige verbeterin- 
ge onzer zintuigen? Onze oogen zullen den 
0 

rom, Se EIL 345, 


Pate 


B APR 

Koning zien in zyne fchoonheid en wy zullén, 
als Mofe, een vergelegen land zien (n). Wy 
zullen ’er in overgebragt worden, om ‘er 
al het merkwaerdige (en wat is ‘er niet 
merkwaerdig in het paleis van onzen He. 
melfchen Vader ?)eewiglyk te aanfchouwen 
en ’er ons in te verlustigen, Het Ligt is 
woor den regtvaerdigen gezayd en vroolykheid 

woor de opregte van herten (o). 


@ Tes. XXXIIL 17. 5 | 
o) Ps. XCVIL, 11. cicero, Tusc. Quzft, Lib. IL. C, 
20,21. 4 


PA 
O 
asl 
Lr) 


(510) 
KORT, VERTO 


as 


OVER DE 


ONsTOFLYKEEID 


'ONSTERFLYKHEID 
A POEDERS "DN ik 


RG. J. NAHUIS, 


bedient le MIDDELBURG. 
Beel eee | 


Ne gd nimis! % 


A 


6 1. Da er oneindig veel i is,’twelk 
wy niet en kennèn; dat wy wegens de en- 
ge palen van ons verftand zeer weinig din- 
‚_gen, die wy meenen te kennen , in haar ei- 
gen aard grondig weten ; dater alzoo over _ 
alle wetenfchappen nog groote duifterheid 
verfpreidis, is by eeniegelyk, die een wei- _ 
Ee, oven het gemeen ervarenis, eene uit- — 


iep 5 ge — 


(sur) 


maakte zaak; veel meer--dan. by de 
ke „die „tot „een? aanmerkelyken trap An 
wetenfchappen gevorderd. zyn, 


EE | 
‚Men dient trouwens tot-een tamelyke 
h, 00% te geklommen: te zyn, om ondervin- 
delyk te zien hoe weinig. men weet „ en hoe 
veel ’er is, dat wy niet en kepnen: Men 
dient het veld: van alle onze kundighedén 
“en begrippen geheel overgezien, afgelopen 
en doorkruist te hebben, om tot de ware 
eindpalen van ons vernuft te komen , en 
dezelve behoorlyk op te merken, 
… Hoe verder derhalven iemand in wysheid, 
kundigheid „ ondervinding, gevorderd is „ 
zoo veel meer zal hy bekwaam zyn omzyr 
ne en aller menfchen kleinwetendheid op te 
‚ merken, Ware geleerdheid maakt nedrig 
en fchroomagtig om ligtelyk dingen te bee — 
oordeelen en beflisfend te bepalen, of in 
__de bepalingen en woorden van anderen -ge- 
reedelyk te zweeren ; daar in tegendeel een 
mensch van oppervlakkige en overgenome- 
ne kundigheden waant veel te weten , zig 
verbeeldt de -wysheid in erf-pagt te bezät- 
_ ten, en uit dien hoofde niet fchroomt alles 
__ {tout te bepalen, of *t bepaalde na zyne 
s ginnelykheid over te nemen , en daar na al- 
Jes op eenen meefterlyken toon. te beflisfen. 
ij -tulg Ì. Dat dit plaats heeft wel in alleowe- 
_stenfchappen , maar boven al in die welke 
Ee” Vel 


(512 ) 

verkeert omtrent de Wezens der dingen, 
en van daar (Ontologie) Wezenkunde ge- 
noemd wordt, zal ligtelyk by elk opmer- 
kenden toeftemming vinden. Dan , hoe. 
zeer dit onlogenbaar is, dient men egter 
tegen ’t misbruik dezer opmerking op zy- 
ne hoede te zyn.” Zoo dwaas het ligtveer- 
dig geloof en vast {tellen van zaken, die 
men niet grondig weet, te houden is; zoo * 
gevaarlyk is ter andere zyde het Scepticis- 
mus, Beide deze uiterftens zyn altyd te 
regt aangemerkt als klippen, tusfchen wel- 
ke de ftreek der waarheid midden door- 
loopt. ’t Gebeurt anderfins niet zelden ,_ 
dat men de dwaasheid van *t een uiterfte 
opmerkende, door het zelve al te ver te 
willen vermyden, eer men ’t gewaar wordt, — 
op het tegenoverftaande zig te barften ftoot. 
*% Zal voor de eerfte maal niet zyn, dat 
—_ werftanden , die het ligt-geloof hevig be- 
{treden en afkeerig ontvloden, helaasineen 
draaikolk van twyfeling ter haven kwamen, 
en te gronde gingen. Gelukkig hy dan, … 
die weet midden door te zeilen, en noch 
ligtgelovig, noch ongelovig, zynen kout 
inrigt na het juist Compas der waarheid! 

Schoon wy dan het bovengeftelde geree- 
delyk toeftaan, en gaarne erkennen, dat 
vooral over da, Wezenkunde groote dui- — 
ftlerheid voor ons verfpreid is; zoo zouden — 
hd Wy 


N 


(513) 
wy: égter. meerien. billyk te: mögen: twyfe- 


| Ten’, of, dezelve niet,te verre uitgemetenen 
vergroot is-door zekeren Schryver (a) in 


zyn anders. geleerd en vetnuftig Vertoo, 

ANO Merels ‚inzonderheid met hj, 
zigt tot het wezen en‚de onfterflykheid der 
Ziele : en *t zal mogelyk in ° vervolg bly- 
ken, dat wy-niet ligtveerdig oordeelen (in- 


dien ’t.ons geoorlofd is over eenen Schry- 


eg 


eine 
je Tek 
kb vd e 


Ke Ef % E a 
Vil Pr Mengelw, bl, 235sena, 


ver „ wiens kundigheden en geest boven ge- 
meene verftanden „onweerfprekelyk verhe- 
ven is, een oordeelte vellen) wanneer wy 
zeggen, dat hem hier in gebeurd is „het geen 
‘t bekende-fpreekwoord zegt; incidit in fcyl- 
lam cupiens witaré charybdin. 

> 6-1II-De-zaak; op welke ik. byzonder 


_het oog hebbe, is: deze, volgende redeka- 
‚veling van voornoemden: Schryver. 


De Baron, {prekende van den Heer Loc: 


__Ae,‚-als die ’tgewaagd had om zedig deze 


ftelling opste geven ; Wy; zullen mogeljk 
nooit vin fraat zjn omte weten „ of ten enkel 
floflyk. wezen denkt, dan-niët ; vervolgt ‚ na 
eenige aanmerkingen over de beweging die 
deze ftelling: onder de‘Godgeleerden in En- 
geland verwekte, in dier voege: | 
Indien ik naden witmuntenden Locke 
» het durve ondernemen, om over” eêne 
MB vet tert hk ordes mop orecrssn GD, 
) De Baron de Bielfeld; ziet N. Vader, Letserof ID. 


vate ber 


CER 


ZOO dente te fprekeny L 
; de menfchen kien reeds deet 
tyd over de Natuur en de 
» eid der Ziele, ’t Is onmogelyk diete 
betoogen, dewyl men ‘tnog niet eens is 
3 over de Natuur, en % volftrekt vereischt 
» wordt den aard van een gefchapen We- 
» zen door en door te kennen, om te be- 
» flisfen of t onfterftyk is, dan niet.” enz. 
Het is myn oogmerk niet dit ftuk vande 
onftoflykheid en onfterflykheid der- ziele 
van den grond op te halen, van alle. kan- 
ten te betoogen, en alles te berde te bren- 
gen, wat ’er van kan gezegd worden,en 
door anderen gezegd is (b). Ik ben ook: Zoo 
hoog gevoelend van my zelven niet „dat ik 
wanen zou over dit gewigtig onderwerp een 
meerder licht te zullen verfpreiden, dan tot 
hier toe reeds door verfcheidene verlichte 
verftanden gefchied is, welker verhan- 
delingen den voornoemden wysgeeren of — 
niet onder * oog geweesd, of niet on ï 
zydig genoeg door hen overwogen zyn. 
Dan, 1 de wyze, op welke die feak 3 
van den adelyken Wysgeer aangevallen. 


0) Men zie wordetmniieren het kortdochib ondig be 
toog-van den Wel Eerw. Heer D. Klemau over dit 
derwerp; gefteld agter Zyne eerfte waarheden de 
kunde als mede den Phedor van Mofes Mendels Zoon en in- 
zonderheid de fraje verhandeling van den Dronthein- 
fchen Bisfchop F.E. Guznerus, te vinden in der baj 
theimifchen Gefellfchaft-Schriften bl; 153. 


(sis) 


én heïmelyk òndermeind is , eenigfins niet; 
en deszelfs redekavelingen dootgaands van 
_fcherpzinnigheid niet ontbloot zyn; oor: - 
deelde ik geen geheel nuttelóoze zaak te . 
doen, in eene Verhandeling, welke ik den 
Genootfchappe thands fchuldig was, my 
tot deze ftof te bepalen, en myne aanmer- 
kingen over ’t voornoemd Vertoog (zoo 
veel dit wd betreft) voor te dragen; ten 
_mfinften áanleiding te geven tot eenige nas 
dere beproeving , en overweging van dit 
one Wel te renans arlats Fit 
“ Ikzaldaneerst eenige aanmerkingen mâkeft 
overde redeneering van voornoemdenSchrys 
ver ; dan; het ftuk zelf wat riader bezien; 
6 IV; Ik houde my niet op met de on: 
iniddelyk voorafgaandefchimpende aanmer: 
_ king van onzen BEkryver » over de Godge- 
Teerden in Kun oordeel van *t gewigt van 
Ee ‚ en deszelfs invloed op den 
Godsdienst: want na gemeld te hebben p 
s dat over de voorn, ftelling van den Ge- 
» leerden Locke in Engeland veel gerugts. 
> perrons dat men riep, Locke zogtden 
EC odsdienst het onderstboven te keeren i 
s daar dit ftuk nä de gedagte vän onzen 
» Schfyver den Godsdienst in het fninfte 
tiet betrof „maar een bloot Philofoophsch. 
_» Vraagftuk was, gansch afgefcheiden van 
# Geloof en. de Openbaring; — Zoo 
ij Kk 2 vers 


€ 516 ) | E 
vervolgt-hy op deze-wyzes-.Doch.de God. 


geleerden zyn zeer. gereed, met te zeggensdat. 


God onteerd wordt, wanneer men hunne, ges 
woelens niet toeflemt ; zy hebben(vervolgt hy). 


veel gelykheid met de prulle Digters „die voor- — 
gaven dat Despreaux kwaad van den, ‘koning — 


Jprak, dewyl. by.hen op hun zéér getasthad. 


oli Hoe verze git-op dnumige Goddaer: 
den alof niet toepasfelykzy , lust my thands 
niet te onderzoeken : Dit alleen mag, ik 


vryelyk zeggen, dat deze, uit{praak ste al. — 
gemeen is, en regt geäöarde Godgeleerden 
zig-daar vry van kennen, Men bevreem- 


de zig egter hier over niet ; zoodanige trek- 


ken zyn niet vreemd by Schryvers van dien. 


{tempel , die de losheid van denken fterk 
voorftaan en zelven ’er toe overhellen : „uit 
wat grond ? en met welke oogmerken ? laten 
wy thands aan zyn plaats. ’ Is genoeg tot 


ons oogmerk hier {legts op te merken, dat. _ 


dergelyke fchertfen doorgaands meer aardig, 


dan bondig, meer beledigend dan overtui _ 
gend zyn, althands dit (wat ’er van zy) geeft 


of ontneemt niets aan de waarheid: L | 
we ‘er dan van afftappen, en'tot zyne Re- 
denering zelve voordgaan, …_» a 
_6 V. Onze Schryver voegt hier twee din- 


ge tzamen , die zeker zeer naaw verbon- — 


len zyn. ” De menfchen (zegt hy) twis- 
» ten reeds t’zedert langen tyd over de Va- 


tuur — 


Nie NK 
(5E) 
tua en devil tbein det Ziele. Het 


_ een hangt zeker aan het ander ; het laatfte’ 
vloeit uit heteerfte, Welis waar, dat uit. 
de ‘onfloflykheid niet terftond tot de onfterf= 
Jykbeid, of liever tot de niet vernietiging by 
wyze van cen volftrekt noodzakelyk gevolg 
onmiddelyk kan befloten worden; maar dit 
is zeker, dat de floflykheid de flerflybheid me- 
debrengt. Is derhalven onze Ziel een flof- 
Ik wezen; of wel; is ons denken eene hoe- 
danigheid van ‘ons ftoflyk wezen , of werk- 
_tuiglyk Lighaam, zoo is ontegenzeglyk on: 
ze Ziel, (dat is ‘ons denkvermogen) ook 
Jlerflyk En niet alleen flerflyk, maar, dat 
meer is, Onze Ziel flerft dan metter daad, 
wanneer ons Lighaam flerft, Want, ir: 
dien ons denkvermogen een hoedanigheid. 
_of eigenfchap van ons Lighaam was, en 
nogthands met den dood van het Lighaam 
niet ftierf, moest noodwendig een van bei- 
de plaats hebben; of dat het ftof, waar in 
__ons Lighaam' door den Dood ontbonden 
wordt; bleef denken, en dus zoo veel ftof- 
jes, vezels, beenderen enz. voo veel den- 
‚ kende wezens bleven. Of, zoo men zulks 
miet wil, dât dan het Denk-vermogen 
afgetrokken van: het ftoflyk Lighaam in 
__den ftaat des Doods op zig zelf beftond, 
dat is”, dat een’ eigenfchap of hoeda- 
Righeid zonder onderwerp (gqualitas fine - 


1 


(518). 


Jubjeto) beltaan kon, ’ geen de hoogte 


ongereimdheid is, ee eh 

…Ìs derhalven onze Ziel , of Denkyermo- 
gen, een eigeníchap van het Lighaam, zoo 
is ze fterflyk en fterft in der daad, …… 


__ Wanneer men nu dit bedaardoverweegt, 


moet men zig dan niet billyk verwonderen, 


dat onze Schryver in t {lot (c) dezer Verhan- 


eling zegt ; ” wat raakt het u, of de Ziel 
» Één dier onbegrypelyke wezens is, wel. 


» ke wy Stof heeten? dan één dier onbe- 
» grypelyke wezens, welke wy Geest noe- 
»» men? Hoe? kan God, de Schepper van 
» alles, uwe Ziel, van welk eene zelfftan- Á 
» beid ze ook zyn moge, na zyn welge: 


ë vallen niet vereewigen of verniëtigen? Ik 


eken, men verflyt dikwyls te veel tyd, — 
en maakt wel eens een’ onnodigen. toeftel _ 


over de naawkeurige bepalingen van dingen 
aan welke ons weinig gelegen ligt; het kan 
veelfins nuttig zyn, en veel twisten affnyden, 


wanneer men zig vergenoegt met Hoofd. — 
waarheden, aan welke ons ° meest gelegen 
arin- 


is, vast te houden, en_daar op aan te 
gen, terwyl men vele byzonderheden, by 
welker {telling of ontkenning de hoofdzaal 
weinig of niets wint of lydt, aan haar pla 
kan laten. Maar men zie toe dat men hi 
in tot geene uiterftens vervalle, bne: 


4 


hier 


(@) Zie ter boven aangehaalde plaats bl, 239. 


{519 ) 


de gedaante vah eene verftandige twyfeling 
_ de gronden niet ondermyne, of geheel weg- 
neme, op welke de erkentenis der hoofd. 


waarheid grootlyks gegrond is, En zoo is. 
“hier met deze zaak gelegen. Ik {ta toe, 


„dat het in zeker opzigt voor ons onverfchil- 


dig zou kunnen gerekend worden, van wat 
zelfftandigheid onze Ziel wezen mogt, in- 
dien ’t vooraf vast ftond, en zeker betoogd 
kon worden, dat ze onfterflyk is, en niet 
zal vernietigd worden ; maar hoe weet ik, 
buiten eene Openbaring , dat God zulks 


doen zal;indien dit uit de Natuur der Ziel 


zelve niet is af te leiden? Ik fta toe, God 
kan de Ziel, van wat zelfftandigheid ze 
ook zyn moge, na zyn welgevallen veree- 


„wigen, zoo wel als de Lighamen, maar 
„wat zekerheid hebben wy daar voor, dat 


dit zyn zal? moet ik niet veel eer uit de 


ondervinding befluiten, datde Ziel, ftoflyk 


| “zynde, zoo wel fterft als het Lighaam? op 


zy hoogst genomen, zal dit Leerftuk in 
den: Natuurlyken Godsdienst niet zekerder 
nog bekender zyn, dan dat van de Op- 


— «ftanding der Lighamen ; en zelfs nog veel 
„minder, nadien het laatfte (zoo verre het 


„uit de Rede waarfchynelyk'te betoogen is) 
„uit het eerfte een fterk bewys ontleent. 
„Maar hoe kan dan onze Wysgeer zeo- 


„gen; gelyk hy ie voren „doet , ” dat 


ek 4 | » dit 


( 520 ) 
„dit fluk van de ftoftykheid , en) onftof 


‚‚ heid „der denkende wezens den: Gods- ® 
» dienst in” het minfte niet-betreft, maar 

» een enkel Philofoophschvraagftuk: is? 
ten. minften heeft! -dit'{tuk een allerwezen- 


lykften invloed op den Natuurlyken Gods- 


dienst, die uit geenen anderen: bron,sdan _ 
deze „de onfterflykheid: der Ziele-afleiden 


kan. Waar blyven wy dan metde «Nàá- 
tuurlyke zedekunde, die: voornamelyk’ uit 


den: toekomenden ftaat envverwagting ha- — 


té drangredenen moetrontleenen 2 Wie ziet 


dan niet dat deze twyfeling ten: onverfchil- < 


ligheid opdit fluk vande Natuur der Ziele:, 
den natuerlyken-Godsdienst den bodem in- 
flaat? Hoe kan zigronze toegevende Philo- 
_fooph een weinig lager zoó ùitdrukken?”Het 
» algemeene: welzyn. der ' menfchelyke 
» Maatfchappye eischt de orfterfiykheid der 
» Ziele! teserkenhen:;’tGeloof vordert dit 
»» van ons df; Doch % is in dier voege niet 
», gefteld met de.Natuur der Ziele: zelve; 
» den Godsdienst ligt ‘er weinig of. niets 


» aan gelegen van welk eene zelflandigheid 


de Ziel zy , wanneer ze maar deugdzaafn 
is, Daar -het (uit het ene 
ftaat, dat het een aan het anderzeernaaw 
verbonden-is:; psi tot (05 MAS 
_ In der daad, als we dit bedaardsoverwe- 
gen, moeten wy dan niet vde aanmerking 
ss NAA 7 NAR 


a N° 


ne 


(521) 


van den boven rdeds aangehaalden Schity- 
„wer (d) billyken (fchaon wy van ’t oogmerk 
„vanronzen <W ysgeer zoo ‘erg niet kunnen 
denken ; noch dezelve in al haar kragt op 
hem toepasfen willen) daâr-hy ‚ na de nood- 
zakelykheid vande kennisfe van onze Ziel 
aangedrongen:te: hebben, als van welke zeer 
veel afhangt „en welker gezonde bevatting 
veen aanmerkelyken invloed: heeft: op het 
ware -denkbeeld-der deugd , Godsdienst en 
veleandérewetenfchappen; aldus vervolgt: 
„5, Was) het! oòitnodig;het ris in dezen 
» onzen leeftyd, daar men arbeidt opaller- 
»5/lye wyzen om: het. mênschdom diets te 
5 maken, dat tusfchen Lighaam'en Ziel, 
25” Mensch-én Beest ,‘eigenlyk;geen onder- 
» feheid is „-dan in den Naam, en in ons 
Ss vooroordeel;>met geen: ander-oogmerk:, 
_ssräls. om van die zyder,. daar het mensch- 
5.dom het zwakfte tegenwoordig is, zoo 
„yveel te gelukkiger de deugd en Gods- 
dienst te beftryden ; “wat wonder, dat 
1 zulke fchriften —>zooveel veld wintien , 
_“prdaar het-den meeften aan eene gezonde 
13 bevattingsswat zyne Ziel is, geheel ont- 
_sbreekt, en!zülk fenyn ;-dat noodwendig 
5 het verderf der Zeden „ en de omkeering 
_speder Godsdienst na zig flepen moet ,-zó0 
° -sj-zagt wordt.ingezoogen;”s von > noe 
attow. wok | d 6 VI. 
Cd) Den Eerw, Heer Kleman, in zyne voorr. voor 
2% aangehaald werkje, bl, X en XI, 


« 
/ 


| 


(522) 


„$ VI, Daaris,zoo veelik zien kan;maar 
eene zaak, of Ark ‚ die tegen het tot 
hier toe beredeneerde kan worden aange- 
wend, Ze is deze ; dat meh onderftelle:, 
dat het denken wel niet aan ons grof entast. 
baar Lighaam,-maar aan een fyner foort 
van ftof eigen is ‚waar: mede. ons grove 
Lighaam als bezield geagt zou kunnen wor-_ 
deh ; en: dat deze fyne denkende ftof niet 
fterft, maar in den. Dood afgezonderd wordt, 
en afzonderlyk beftaat , even gelyk. wy het - 
begrypen van een? onftoflyken Geest. Op 
__„deZen voet zou men een denkend wezen, — 
Íchoon zelf {toflyk, egter van ons eigenlyk 
gezegd Lighaam: waarlyk. onderfcheiden, 
zig kunnen voorftellen; welk denkend, 
fchoon ftoflyk wezen dan tevens onfterflyk 
zou kunnen zyn; onaangezien den Dood 
des Lighaams; datis, omt met zyneigen — 
naam te noemen, een Lighaam in een Lig- — 
_-haam, een fyn,‚dun, denkend „ineen grof, _ 
‘zigbaar, tastbaar, werktuiglyk Lighaam. 
Ik wil wel bekennen, dat tndien ment 
zoo begreep, of kon begrypen, als dan 2 
„gefchil ‘in betrekking tot den Godsdienst 
zeer weinig doenzou. ‘Zal ‘er dat weinig 
opaan komen,of men deZiel vooreenftoflyk, 
‚dan onftoflyk wezen houdt , zoometrhaar _ 
toch erkent vooreen wezen vanohs Lig- _ 
haam waarlyk onderfcheiden , en ’ we 
PN hg oden, het 


( d DN 


(523 ) 


Wysgeer beandwoorden ; want, dan moet 
men toch de wezens , of onderfcheidene 

infels vermenigvuldigen ; en dit is even 
het zelfde, ’ geen onze Schryver moet 
vermyden, wil hy zig niet met zyn eigen 
zwaard gedood zien; -want ziet daar de 
kragt zyner Redeneering (e): ” Jk heb een 


sed gaan en ik denk, meer weet ik niet, 
65) In 


ien ik nu met het geringe licht my 
» gefchonken te rade ga, zal ik dan aan 
» eene onbekende: oorzaak „toeeigenen ’t 


__p geen ik zoo gereed kan toefchryven aan 


» ééne enkele tweede oorzaak waar. van ik 
‚Zoo nu deze Redekaveling iets zal zeg- 
„gen, moet het dit zyn, dat ons denkver- 
mogen eenvoudig eenveigenfchap of werk- 
zaamheid van ons ftoflyk Lighaam is, zon- 
der noodzaak. om een ander, ‘tzy ftoflyk, 
%* zy onftoflyk beginfel , te onderftellen. Is 


__dit nu zoo, dan blyft onze voorgaande re- 


Bn 
, 
‚ 


_deneering „en % befluit daar uit getrokken, 
in volle kragt. Want, is de Ziel, of % 


denkvermogen, een. eigen{chap van wf 


Baier VOL MI ) 4 é 


Pk: „{e) Bladz, 238. 


{524 ) 


Problematisch-vraagftuk wordt opgegeven, 
het zelve dan alleen maar als een’louter 
Philofoophschr ftuk- moet’ befchouwd-wor- 
denjrafgefcheiden. van. geloof «en Openba- 
ring» ‘of „‚-datshet venkel zoo bedenkelyk _ 
voorkomt, wanneer men het blootelyk uit 

Philofoophfche5'dat is natuurlyke gronden) 
mmaet betoogen „vof fchoon dan, wanneer 


men hetals eer punét vanden geopenbaarde 


Godsdienst befchóuwt, alle twyfelingmo 


ophouden, om dat het in dezelve aar ’ge- 
noeg-sgeopenbaard. is, Dat fichynit onze — 
Schryver zelf te willen zeggen met die voc 

SER SDE en » 


(525 ) 


$ den ;- die eefì weinig lager ter laatst dänges 
_haalder, plaatfe: vol te >De menfchelyke 
soredeis, op Zig zelve gelaten „zoo weinig 
sinftaat, om de onfterflykheïd der Zielete 
sebewyzen, dat de-Godsdienst ons ditftuk 
heeft moeten openbaren” «voo 
ooHet zy eens zoo ; maar men kan dan niet 
zeggen „ dat-dit {tuk den. Godsdienst in het 
minst niet betreft,: Evenwel zal onze Schry- 
ver ook moeite-hebben, ons te doen ge- 
loven, dat de zwakheid. der rede op: dit 
ftak-zoo' groot. is, als hy voorgeeft; Wy 
ftaan. wel gereedlyk toe, dat de Openba- 
ring over dit fluk van de-onftoflykheid en 
_onfterflykheid der Ziele; veel „meer licht 
verfpreidt, en. alle bedenkingen of twyfe- 
Ô igeredoch ophouden „die by iemand „ 
welke niet anders-dan licht der rede heeft , 
__ konden ryzen, en by de Heidenfche W'ys- 
__geeren daar. over dadelyk plaats hadden. 
Maar of daar uit nu volgt ‚ dat dit ftuk daar- 
om voor de rede geheel onbetoogbaar is; 
_ en als een bloot Philofoophsch {tuk be- 
_ fehouwd, zoo onzeker, dat:men mogelyk 
nooit in flaat zal. zyn om te weten, of eenen= 
— kel floflyk. wezen. denkt of niet ‚kunnen wy. 
_ nog niet toeftemmen. … Hoe vele,waarhes 
1 zyn ’er,, die by het bloot ‚Natuurlicht 
in dezen ftaat aan. vele twyfelingen-onder- 
__hevig waren, maar die nu „na Gahan 
45 EEA er 


€526) 
der Openbating onze Rede beftraalder 


stoogd aen ‚ gelyk by voorb;de & 
enheid wan ’ Opperwezen, de Schepping 

der wereld uit niet enze Schoon wy dan 
gereed toeftaan , dat de Openbaring dit {tuk 
voor ons in °t volle licht gefteld heft, 200 
volgt daar uit geenfins, dat het zelvevoor de _ 
Rede t'eenemaal onzeker is, vooral fiet voor - 
een Christen Philofooph , wiens Rede door - 
de. Openbaring verhoogd is. ___ 
6 VIIL Nogthands,zegt on#e W ysgéer, 
is onmogelyk dit te betoogen} en waarom? 
ziet daar zyn bewys: ” dewyl men *t nog 
s niet eens is over de Natuur; en *t vol: 
5 ftrekt vereischt wordt den âard van een _ 
 gefchapen wezen doof en door te ken 
nen, om te beflisfen, of het fterflyk is, _ 
sy dan niet” reld ONE Te 
Ik moet bekennen inderdaad dit béwys — 
ef niet te verftaan, of te gevoelen, dät on- 
ze Wysgeer zig zeer vergist, Wie ziet — 
niet met my, dat, zoo dit bewys doorgaat, — 


EE 4 
nerlyk wezen der ftof, kehnen wy wel door El 


wy dan byna niets bewyzen of betlisfen kün-_ 
hen. De ongereimdheid dezer Redekave- 
want, kennen wy wel door en door het in- 
en door het dierlyk Lighaam ; maar kunnen 
wy daarom hiet genoeg beflisfen , dat on 

ie zel- 


| (527) 
er deden 2 men zal hier tegen » ia 


dat ‚men evenwel in zoo ver, en int 

ie opzigten den-áard van een Lighaam ge« 
eg kent, dat men ’er de deelbaarheid;, 
yde daar aan verknogte fterflykheid in 
zien kan. Zy zoo , maar wy kennen even- 
wel'den aard der ftoflyke- wezens niet 
door en door , en dus blykt de valschheid 
van dien regêl, dat het wolfbrekt vereischt 
wordt den aard van een gefthapen wezen door 

en door te-kennen , om te beflisfen of’ onfterf- 
Iykis ‚dan niet. Men moet immers toeftaan, 
dat, al blyft- het innerlyk wezen der din- 
gen van vôren en onmiddelyk voor ons 
verborgen, men egter van agteren uit de 
ondervinding ‚ uit werkzaamheden en beken- 
de aan ik zeer wel en op goede gron- 
„den kan befluiten tot de Natuur van zulk 
een wezen, en deszelfs fterflykheid of on« 

… Wel is waar, dat wy geen onmiddelyke 
kennis of denkbeelden van het wezen on- 
zer Ziel hebben; maar men wagte zig voor 
misbruik van deze erkentenis, door gevol- 
gen, die ons tot ongereimmde uiterftens bren- 
gen zouden, daar uit af te-leiden, Of zou 
willen {tellen , om dat wy van onze 
Ziel,in vergelyking onzer kennis van vele « 
andere dingen, weinig kennen ,-dat wy ‘er 
daarom niets van weten? ‘Weten-wy alhet 
U wa- 


\ 


{528 ) 


ware, wezen.onzer Ziele: niet Wolkomen; _ 
kennen we daarom geene van hare wezenly- 
ke eigenfchtppen?: is ?er-ons ‚niet-zooweel « 
van:bekend;, dat wy vele van hare aandoe- 
ningen';teù,derzelver onderfcheid. var an= — 
dere, van ftoflyke wezens, daaruit kunnen 
opmaken ? onderyinden-wy dan-nietsin ons, — 
waar, uit wy: tot den aard of ’tinnerlyk we- — 
zen: onzer Ziele eenig wettig belluit kunnen 
trekken 2-Dit brengt my ongemerkt tot het 
Átuk zelve, dat ‘wy nader te onderzoeken 
hebben. EFO 39 NE Aters’, ARN 
Laten „wedan na: deze: aanmerkingen 
overde, Rederieerwyze vanden Heer de 
Bielfeld.‚-nu voordgaan, en flegts in een 
kleine proeve-zien;-of niet de Rede en On- 
dervinding. ons, hier. zoo: veel aàn. de hand 
geeft, waar uit-wy met genoegzame over- 
reding een befluit kunnen: opmaken. 
6 IX. De groote vraag is hier, ‘wat is 

Stof? wat is (Geest? geen van beide kennen 
wy in haar innerlyk wezen; maart-wy zien, 
‚we- ondervinden, inde „Natuur stwee-erlye 
uitwerkfels, die ons overtuigen; dàt ze miet 
van eene en dezelfde oorzaak kunnen voord- 
komen, maar een „onderfcheiden;beginfel 
hebben-moeten,, Het zyn: verfkaidige, en 
werkiuiglyke, waarrtoevalle,de-werkingen iu 
de ganfche Natuur gebragt kunneri'worden; 
deze vinden, wervereenigd-in def: mensch, 

ie en 


ev 


vezen „ daar van onderfcheiden, * welk 
wy onfloflyk, ’t welk wy Geest noemen. 
__ «Laten we zien, of die gedagte genoeg- 
zaam gegrond is. | 
__—… 6 X, Het eerfte, dat ons daar toe op- 
_ leidt, is de geheele ongelykvormigheid de- 

zer werkzaamheden, die met elkander ver- 
geleken zynde, geene de minfte overeen- 
komst hebben. De werktuiglyke werkin- 
___gen, die wy weten, dat van het ftof voord- 
___komen, gefchieden door aanraking en be- 
_ weging ; van daar, dat de ftof niet kan 
_ werken in eenigen afftand , zonder tusfchen 
| ‘komende middel oorzaken. Maar de ver- 
___flandige werkzaamheden zyn van een’ ge- 
_ heel anderen aard. De Ziel verftaat „denkt, 
wilt, en beoordeelt ook zelfs afwezige za- 
ken. Dus moeten de verftandige werkzaam- 
heden van een andere oorzaak voordko- 


„gen de werkende oorzaak is van haar wil, 
verbeelding en gedagten; daar de ftof. in 
tegendeel, uit aanmerking van ’t zoo even 
__ gezegde, noodwendig altyd lydelyk en af- 
—  hanglyk is, waeren werkingen ‚ van ha- 

Met Te 


_ men; van eene oorzaak , die door haar zel- 
„ve werkt; die door een ingefchapen vermo- _ 


! 


( 530 ) | 


re aanrakende en bewegende” Ô 
Ook dan, wanneer ze werkzaam. issdoor 
beweging , is ze. nogthands lydelyk; want 
na mate een” Lighaam deszelfs beweging 
aan een ander mededeelt, verliest het het 
zyne, dat niet gebeuren kon, wanneer het _ 
zyne beweging uit een inwendig zelfswer- 
kend beginfel had, Men -nême flegts dit — 
volgend geval-tot een voorbeeld, …— … 
… Laat men iemand fil in *t oor luifteren;, 
of in gefchrift te lezen geven, dat zyn vy= 
and en vervolger hem op. de hielen zit „dat 
hy gevaar loopt van zoo zoo, by verzuim 
van een fpoedige vlugt, in de handen van _ 
moordenaars te vervallen ; wat zal de aan- 
doening, welk het gevolg van deze mede- 
deeling van gedagte zyn? De ftof werkt 
door aanraking en beweging „en ’% gevolg, 
of de-uitwerking is altyd evenredig aan-de 
kragt der bewegende oorzaak, maar wat 
gebeurt hier? hoe ziet: gy dezen mensch 
op ’t ogenblik met fnellen vlugt zig henen 
fpoeden! van waar dit? Welke is hier de 
oorzaak van die vlugtende beweging 2 inz 
dien ze ftoflyk is, moet de fnelle vlugt verz 
oorzaakt worden door aanraking „ botfing, 
en daar uit-geborene beweging. Maar is 
dan *t gewrogt grooter dan de. oorzaak? dit 
zou hier moeten volgen, indien de werking 
werktuiglyk ware; maar men. ziet ras de 
vt on- 


ik 6 


_ongereimdheid ‘hier van. De beweging in 
een voordgeftotenLighaam kan nooit groos 
_ ter zyn dan de’kragt van de bewegende of. 
__voordftotende: oorzaak. « Maar'in dit geval 
zou de aanftotende en bewegende oorzask 
zyn-die zagteinluiftering van eenige ftille 
klanken; of % ziet van eenige:kleine teekens 
_ofletters ; maar wat evenredigheid is ’er tus- 
_ fehen dat ven die fnelle loop, van den ag- 
tervolgden? men verklare dit eens uit de 
wêtten der ‘beweging, volgends welke wy 
zeker weten dat dlwavttolivk is werkt. 
Zou niet moeilyk vallen foortgelyke voor- 
beelden ‘hier op te-hoopen. Laat ik alleen 
nog maar vragen; hoe komt het, dat een 
zeker getal letteren, tot fpreuken gevormd, 
_ en onderling tot redenen, bewyzen enz. 
_ Pzamen gevoegd „ dikwyls meer op den 
— mensch. vermogen‘ dan vuur en zwaard vân 
_ vervolgingen? watis dan hier toch het be- 
ginfel der denking? Zoo de ftof? hoe wordt 
dieniet dooreen veel fterker ftoflyke aandoe- 
ning, den indruk van vuur en zwaard „ over- 
wonnen? Hiermroet dan iets meer ‚dan alleen 
El die vuiterlyke gewaarwording bykoomen ; 
_ hier moet een inwendig zelfwerkend begin« 
fe zyn, dat alleen ter gelégenheid van die 
_ gewaarwording opgewekt, en ‘uit zig zelf 


(OE 


_ werkzaam wordt,” 
__s*Men erkenne-dan, dat deze werking ge- 
il Ll 2 heel 


( 


(532) 


heel van een’ anderen aard is, dan alle 
werktuiglyke, die wy weten, dat van 
ftof voordkomt, en na de wetten der ftof- 
lyke beweging werkt. Dat meer is, men. 
erkenne dat deze werking met de ftoflyke. 
of werktuiglyke werkingen niets overeen- 
komftigs heeft, maar gansch verfchillend en- 
tegengefteld is : terwyl alle ftoflyke wer- 
kingen evenredig zyn aan de bewegende of 
werkende oorzaak buiten haar, daar deze 
verftandige werkingen in tegendeel, de uit- _ 
wendige of ftoflyke oorzaken, of aanlei- _ 
dingen , dikwyls verre te boven gaan, ten 
onwraakbaren bewyze, dat dezelve uiteen 
inwendig zelfwerkend beginfel noodwendig: 
moeten voordkotnên.. paorimtal Ietenta dn 
6 XL Een tweede redeneering , die ons. 
tot eene onftoflyke oorzaak der verftandige 
werkzaamheden doet opklimmen , is deze: 
Indien de ftof kan denken , moet dit of aan 
de fhof zelve eigen zyn, of aan de byzon- 
dere fchikking van derzelver deelen „ by 
voorb, aan het zintuig/yk geftel onzer Lig- 
hamen. Indien het eerfte waar is, dat het 
denken tot het wezen der ftof behoort, dan 
is ’er geen ftof zonder denking, dan moet 
ieder deeltje, tot het allergeringfte {tof-ve- 
zeltje toe „het denkvermogen hebben. Maar 
wat zal nu hier uit volgen? dit zeker , dat 
het denk-vermogenineenig onderwerp even- 
5: re- 


Ni ftofte, even gelyk de zwaarte; dan zou der: 


en beenen kan verliezen , zonder hier door 
_ in ’t minfte aan de kragtvan denken fchade 
_ telyden? Moest niet noodwendig het denk- 
_ vermogen van zoodanigen mensch vermin- 
_deren in evenredigheid tot die verminking? 
… moest niet het afgezette deel na mate van 
__deszelfs grootte eene hoeveelheid van den- 
ken behouden en met zig nemen, indien 
het denken een wezenlyke eigenfchap der 
ftof was , of, (t geen op één uitkomt) tot het 
wezen der ftof behoorde 2 dina 
__… “En niet alleen zou dit moeten plaats heb- 
ben omtrent menfchelyke, maar ook om 
trent alle Lighamen ; dan moeten alle ftof- 
‚_ Iyke wezens denken, en wel na evenredig- 
| heid van hunne” zwaarte, 149 WO NOM 
ER be | {A 3 De 


(534) 


De ongereimdheid hier van di 
niet eigenaardiger vertoonen-dan,m 
Digt-penfeel vande beroemde Mcjuf 


Neufille bl, Tg ep Bn if sh 


\ 


vase «t Bir: ee 


Wss eat het u, laat ons dan eindlyk overwegen SHI terr 
„» Of denking in de Stof natuurlyk is gelegen, ide vk ä 
„st Zy dat ze in wezen van al ’t  ftoflyk is gelegd 
» Of flegts aan eenig deel toevallig is'gehegt. 

» Maar, als wy ?t wezen van de Stof bewustheid fchenken , 
„Dan doen wy de Aarde, ’t Vuur, de Lugt en “ Water denken. 
» Weet gy, wat de Afgrond, die de zuivere Ertfen voedt, % 
»» Gevoelt, als Goudzugt in zyne ingewanden wroet? 
»» Hebt gy een Maatftok, om de {mert der Lugt te meten? 
s» Zal, als zy door het Vuur des Blikfems wordt gereten PN nij 

‚ Het klatrend regen vogt haar jammertranen zyn? 4 
„ 't Gezweef der vlammen, zyn dat wringingen van pynt_ \ 

;, Druist, loeit de Zee van fmert, als haar de Orkanen drukken s 
» Ten Hemel jagen. en van daar naar de afgrond rukken? 

s Wien? ’t Zeekafteel ? of zyn geleiders? valt het bangst EE 
„‚ Te deelen in het fot van naren Schipbreuks angst? b 

st Laat ude deernis toe éen fchoone bloem te ‘plukken? 

's, Moord-dadig ’t lagchend ooft den ‘koeftertak te ontrukken? , 
s, Ja klaagt ook, de Eccho om der bergen tegenfpoed, 

»» Als gy hun brokken tot uw bouwkunst vormen doet? 

»> Sta toe dat ik, ten zy gy dit gevoel doet klemmen, 
ad Dat denken *» wezen van de std is „af blyf ftemmen. sf 


_6 XIL Dan, ik twyfel ze zeer, of deze ol 
dagte, dat het denken aan het wezen-der 
Stof op zig zelf eigen is, wel vele voorftan- 
ders zal aantreffen, of i immer. ter. goeder 
trouw gehad heeft. Maar, men, zal veel 
eer het tweede aangrypen, ‘dat het Denk- 
hk uit een geleg konftige haine 

| } 


Bk 
1 N 


CBS) 


der ftofdeelen voordvloeit; sen een eigen 
_fchap alleen van t Zintuiglyk Lighaam is 
Dit althandszou eenigfins met meer fchyn 

kunnen worden voorgewend „- doch kan 
even weinig als het vorige den toets der on- 
dervinding en- gezonde Rede,doorftaan. 
Ammers, wat leert ons de ervarenis ge- 
_ meenzamer „dan dat niet de Zintuigen 
_ denken, maar.een ander beginfel, van de 
Zintuigen wezenlyk onderfcheiden „een be- 
ginfel, dat alleen kan aangemerkt worden 
het Zintuiglyk Lighaam te bezielen. 

Een bewys hier voor is op te maken uit 
gevallen van menfchen , wier Zintuigen ge- 
krenkt worden, zonder daarom van hun? 
__ Rede of Denkvermogen iets te misfchen. - 
_ Of, zou. men by voorb. zyn denkenskragt 
_ verliezen met het gemis van Reuk of Smaak, 
‚wordt niet het Gevoel door den flaap ver- 
_ loren, of ten minften buiten werking ge-_ 
_ {teld , zonder dat daarom het Denk-vermo- 
gen ophoudt? het Droomen is daar een 
bewys van, Ja neemt iemand die zelf de . 
_ aller edelfte Zintuigen, het Gezigt en Ge- 
_ hoor verliest ,’en dus zoo wel van alle aän- 
Ni Goesak ‚als ftoflyke befchouwing ontzet 
fris ; hy zal nogthands alle teekenen vertoonen 
Jar Deikide ‚van Verftand, Wil, Bewust- 
—_ heid, en wat daar toe meer behoort. La- 
sten we hier op andermaal de Beroemde 

wikis Ll 4 tn Dig- 


C 536) 


Digteresfe: hooren „ die ter zangelaalder 
plaatfe aldus vervolgt: it ed, me 


„> Maar, daar gy Stof gevormd tot Zinnetuigen ziet, D 
PER (Werpt gy my tegen) daar ontbreekt de Denking niet. 
_s, Dus rust zy in dien Vorm. Want ylings, als onze RN 
» Verderven , misfchen we ook het zienelyk vermogen. VA 
ss ’tIs waar, Stof-Leeraar! dat de Godheid”nooit iets sel: 
„> Waar-by haar wysheid fchyn van onvolmaaktheid-leed. 
„> Dus, daar zy ’t Zintuig vormt, betaamt het Haar daar neven 
‚> Aan ’t anders roodloos werk de denkings kragt te geven. 
5 Doch dat de Ziel alleen , en niet het Lighaam denkt, 
„ Blykt, sis een Zintuig in zyn werking wordt gekrenkt. 
s, Want , wie zoude uof my de Denkings kragt betwiften, 
” Schoon onze Reuk en Smaak den geur der Spyzen miften? 
„ Wie wanen, dat’, terwyl een Lighaam door de kragt 
pe Des flaaps vesktere: en als in ketenen gebragt, 
‚ Daar magtloos nederzygt , van ’t rut Gevoel verfteken, 
», Dat daarom ook de Ziel in kragten waar bezweken? 
‚ Daar *tdroomen aanduidt, dat, fchoon ’tzinlyk niets bemerkt» 
‚ De Ziel nogthands door haar begrip en driften werkt. — 

„, Noem edeler Zinnen! (zegt ge) of gy betoogt niets zekers, 
zj, 'tGevoel, de Smaak , de Reuk zyn kleine kennis-kweekert, 
», Maar, Wysgeer! ’t opzigt van gebrek is hier gemeen; 

„, Dus voigt in allen ’t geen ik u vertoonde in één. 

„s Want zie dees Stervling;in zyn oog en oor bedorven „ 

„, Zie van vyf Zinnen hem twee Zinnen indat 
„Waar door hy als een doode, in ’t heuglyk zien belet, 

„‚ Cok van. alle Aanfpraak, Troost en Omgang is ontzet; 

„‚ Daar ondanks dit gebrek zyn Ziel blyft teekens geven 

„, Van Wil en Denking ; » van twee Zinnen te overleven; - vaóer 

do Daar is ’t betooglyk , dat de Ziel het gansch getal 

„, Der Zinnen (’sLighaams Dood) mede overleven zals ii 

», Ja als de Diamant, ontwreven aan zyn windfels, ik 

s Te fterker gloejen, na ontbloot van: aardfche bindfels. 

‚Want noch door driften, noch belangen aangefpoord , 

» Is ’% zeker, dat ze alleen de ftem der Waarhelk hoort. 


„ Zoud 


(537 ) 


4s-Zöud gy dan nes my met ernst betwisten Willen, … ist 
„Da Stof en Denking van elkaar geheel verfchillen ‚ 

3 In eigenfchâppen , die elkandren tegengaan , 

__» Daar denking na” verlies der Zinnen blyft beftaan? 


ris WAR: ; 1: E 

„6 XIII. Laten we tot volkomene weder- 
legging dier gedagte als een onweerleglyk 
-bewys hier nog by voegen, dat het Denk- 
vermogen werkzaam is omtrent zulke din- 
gen, die op de Zintuigen geen den min- 
{ten invloed of betrekking hebben „ daar 
geen Zintuigen in te pas komen kunnen, 
gelyk daar zyn de voorwerpen van zuiver 
vernuft, onftoflyke Denied: by voorb. 
van digemeenbeden „ Betrekkingen, Overeen- 
komften , Pligt , Eer orde en dergelyken, die 
niet gezien , niet geproefd, gehoord , gero- 
ken of gevoeld, maar alleen door een in- 
… wendig vermogen befeft, begrepen, over- 
mlest, verllaan worden; „serf > 


A 


El 


vlakte, of vloer , van vierkantige fteenen „ik 
bereeken het getal uit de lengte en breedte, 
miet elkander vermenigvuldigd ; wat doet 
nu hier myn Zintuig? het flaat alleen gade 
_ getal der uiterfte reien ; niet het oog, 
_ maar het vernuft vindt het getal van % ge: 
_ heel. Op gelyke wyze verkrygen wy ftof- 
jd dyk door onze Zintuigen: denkbeelden van 
_ Gedaante , Zwaarte ‚Stand, Verwen; maar 
_de denkbeelden. nn ‚Garfprong, Einde of 
ie Sen 


k 
7 en Oog- 


_ 


Kg \ 


oee 


_Ik zie „sby voorb. eene groote vierkante 


/ 


klimmen. Ik zie-de Wereld, ik-{luit-my: 


doel hadden uit velen. eenige weinige re- 


(538) 


Oogmerk , Orde," Verband enz. is louter 
werk van vernuft; Dit komt dn 
buiten aan door Zintuigen ‚ maar ’t is een. 
inwendig door zig zelf werkend en van on- 
zei Zintuigen gansch onderfcheiden begin- 
fel, dat ons tot die kundigheden doet op- 


ne oogen en klimme op door afgetrokkene 
overdenkingen tot derzelver begin. Ik maak 
een befluit tot haar oorzaak ;-en-wotderge- 
waar, dat die een wys, eewig, almagtig; 
goedertiern Wezen zyn moet; maar van 
waar deze denkbeelden ? deze onftoflyke 
denkbeelden ? deze kunnen immers door 
geenftoflykeZintuigen veroorzaakt worden? _ 
Wederom „niet zoo zeer ons oog, maar ons 
oordeel is * „dat ons doet ontdekken „dat de- 
ze platfchynende aarde een kloot is. — Een 
afftandig Lighaam vertoont zig van verre 
klein, maar ons oordeel doet-ons uit aan- 
rherking der afftanden denkbeelden: vor- — 
men van derzelver-ware grootte, vo 
s-$- XIV. Uit dit alles, dat wy doorseen 
aantal van andere redenen nog verrykenen 
verfterken zouden, indien wy niet maarten 


denen „en onder die alleen zulken , die zon- 
dér diepzinnige! redekaveling uit de Onder- 
winding zig opdoen; flegtstot een proef aan … 
te voeren, meenen.wy gronds-genoeg te ke # 

1 en; 


„6 


€ 


529) | 


pen, om insweerwil vande “fcherpzinnig 
stwryfelingen van. onzen, W ysgeer op teema- 
„dat het'Denk-vermogen met de bekende 
jerkingen ‘der floflyke wezens niets gemeen. 
heeft,maarwel hettegengefteldegen overzulks — 

aan” de. Stof niet kan-eigen’ zyn. De Ziel 
werkt niet op een wyzeaan ’:Stof eigen; — 
GX, noch het Stof op-de-wyze der Gees- 
ten; 6, XL. We befluiten- derhalven , dat ons 
Denk-vermogen noch uit-de-sror van-ons 
_Ligbaam, ‚noch uit deszelfs Zintuiglyk-of 
Organisch tzamenftel;mmaar uit een gansch 
ander beginfel voordvloeit,-dat geheel van 
het floflyke onderfcheiden is ; en met de ftof- 
lyke eigenfchappen niets gemeen heeft ; dat 
daarom-een Onftoflyk Wezen, of Geest ge- 
\ sboemd-wrordt(P), 117 9 7u torn e evo 
— #8 XV. Ik-houde my nuniet op met de 
_ gitvlugtstot Gods Almagt, ’% komt ‘er hier 
_-op:aansof’tsin den aard der Scoffe moge- 
dyk-zy te denken? Zoo lang die mogelyk- 
eid niet kan getoond worden ,is deze uit- 
vlugt -ydel;»want God wil, of doet niets te- 
genden aard,der dingen ftrydig, — pre 
AEEA ES HELEN ON UIEN RK „doet 


f 4 
af  Bore 
il - 


_ geef) Men. ziets, dát #le-my alleen, bedienesvan weinige, - 
T @n zeer eenvoudige Bewyzen. „Dit gefchiedt;met ojk tE) 
 Bit'in/deze' proef te toonen, dât de Waarheid in dit ge- 
_vabrwaarlyk in zulkveen’ diepen“put niet verhölenligt, 
alsyfommigen roepen, Een diepzinniger Betoog ‚zou 
“het oogmerk dezer Verhandeling min begun{tigd , en 
my’ geheel buiten myn beftek gevoerd hebben. ' 


OS dd ee 
doet het niets ter zake, dat wy geer 
lig denkbeeld van een onftoflyk wezen | 
‘ben; hoe veel is ‘er in de Natuur „ ve 
welks aanwezigheid en eigenfchappen wy. 
EE, Zyn, zonder dat wy ‘er een 


ove 
indi wit van kunnen vormen ?2— 
Ay 


_Eindelyk wil took weinig zeggen *t geen 
„onze Wysgeer voordbrengt, dat wy maar 
“zeer. weinig van de Stof weten, en maar 
zeer onvolkomen eenige der hoedanighe 
den kennen , aan dezelve eigen; en der- _ 

halven niet genoegzaam, ja geheel niet in 
ftaat zouden zyn te bepalen, ofhet Denk- _ 
vermogen met die hoedanigheden der Stof _ 
niet wel kan vereenigd worden: want we _ 
hebben die bedenking in % voorbygaan _ 

reeds afgefneden; 6 VIII, We hebben toch 
tot zulk eene bepaling geen wolmaakte ken- 
nis der ftof nodig ; wy worden niet genood- 
zaakt die bepaling van voren te maken; de 
ondervinding is de Bron, uit welke wy langs 
den weg van gezonde Redeneerkunde onze 
redenen en bewyzen ontleenen, en deze 
geeft ons genoeg aan de hand; om een be- 
{uit op te maken ; gelyk wy meenen hoofd- 
zakelyk betoogd te hebben. De aanmer- 
king derhalven , welke de W'ysgeer hier op 

maakt, komt weinig te ftade, als hy dus 
voordvaart: ” De Heer Loeke zou eenvou- 
» dig tot die Heeren gezegd hebben. Be- 
| | kent 


kent ten minften, dat gy zoo onkundig 
_» zyt, als ik: Uwe verbeelding, noch de 
„ myne kan bevatten, hoe een Lighaam 
denkbeelden heeft, en kunt gy beter be- 
„grypen hoe eene zelfftandigheid , welke 
die ‘ook moge wezen , denkbeelden heb- 
be? Gy weet niet wat ftof „gy weet niet 
wat Geest is,‚-hoe kunt gy ’er dan iets 
ftelligs van bepalen 2 Hy 
Het is hier-de vraag niet, of wy ’er denk- 
beelden van hebben, en de wyze hoe zy ge- 
vormd worden begrypen? niet, of onze 
verbeelding dit kan bevatten?-maar of ’er 
grond is uit de ondervinding en werkingen, 
die-wy in ons gewaar worden , desaangaan- 
de iets met zekerheid te befluiten? en hier 
toe meenen wy, dat de gemelde redenen 
genoegzaam zyn; en voldingen , dat onze 
_ werktuiglyke en verftandige werkingen niet 
_één-en het zelfde, maar twee onderfchei- 
dene Beginfels, tot haar oorzaak hebben, 
6 XVI, Dus meenen wy’t voornametftuk;, 
de onfloflykheid der Ziele, betoogd, of al- 
thands eenige gronden van zekerheid daar 
toe aangewezen te hebben. : A, 
_— Hier na zal ’t nu voords niet moeilyk val- 


Car Vi, 
of fchoon ons kighaam -dén Dood onde 
gaat 5-want;: ftaat dit vast „dat de; Lieke 
onftoflyk wezens, een wezen van ons! 
haanvonderfcheiden; cenwezeri „dat afge- 
tròkken van het: Liohaam werken kan; zoo 
kdn-dan ook de Ziel zonderdhet Lighaam 
op-haar zelve. beftaan, eni naden Dood aân- 
wezig -blyvers” Dus! blykt dat-de Dood 
van’ Lighaam den Dood of óphoudin der 
Ziele geenfinsnoodzakelyk medebrengt. 

„Maar we-befluiten ’er-ten anderen uit> 
datde Ziel niet kan fterven, dat is, ont: 
borden: worden, en-tot haatseerfte & 
felenswederkeeren , gelyk in den: Dood» van 
’eLighaam plaats: heeft ‚want, isdeGeest : 
een‘onftoflyk wezen , zoo is ze tevenseeri: 
voudig, eh kan niet in deelen “ontbonden 
worden „ dat is’; si fterven.. apr: ler dan, ; 
fkerferniet.! row on: seek: 5 
…2Er blyft dus niets andel over; „ee dat 
ze eenvoudig zou kunnen ophouden, „dat is; 
wernietigd worden; „ Maar dit: is ten hoog- 
ften onwaarfchynelyk; want God (g)vernie- 
tigt niets van -Zyne Schepfelen zelfs niet 
de rr 5 die ten wel oncbonden; 


1e Î mna 
“de 


ke 8 Rn, 
Ns eng é E } ‘ N 8 pe ij il 
dites ef stocki eaot abos 
Pe , 


vn 


tg) De vernieiging zöóù of: Natûürlyk moë ee 


phiedpn u t‚den, aid der, Ziele, of; a: se lef 

od; heteer ie is volftrekt onmogelyk aatiteten 

hoogften onwaarfchynelyk : ERE alt D be j 
oogd i in den aangehaalden Phedou 1. zamenfpr, bl, 81-104. 


C543) 


aar. niet verniëtigd ; zelfs.niet het mitift 
je. Maar wat waarfchynelykheid is” 
dan „dat God zulk een. voornaam deel zya 


ACLI 


hepping, ‘het fietaad zyner Schepfe: 


ens vernietigen/zou?… zi 
… Doch we kunnen verder gaan ; % is niet 


leen niet waarfchynelyk’, maar het tegen- 
„geftelde. is-bewysbaar „en genoegzaan: on: 
weerfprekelyk,. Het blyke daar uit, dat de 
befeffens der …eewigbeid inde: Ziel. gelegd 
zyn. … Onze Geest is vatbaar voor , en:teik- 
halzend naar een eindelooze duurzaamheid: 
Ze heeft :er befeffens van in *tverftand, en 
eert uitgeftrekte en duurzame heiging toe 
in de Wil; Daar is niets, dan ’t geen eewig 
is, datde Ziel volledig kan vergenoegen’: 
Dit nu moet zyn oogmerkehebben : God 
legt geene vatbaarheden in ‘Zyne Schepfe- 
den, die Hy niet-voornèmens is te’ver- 
vullen; … Dus moet de. Ziel;: om dat°ze 
vatbaar is-voor de onfterflykheid „ook;daar 
toe gefchikt'en opgeleid zyn; «> vo 
„sEen-tweedesbewys levert ons op de be- 
_fchouwing-van onzen zedelyken ftaat en be- 
trekking tot de Regtvaerdigheid van God. 
% Is zeker, dat het hier-de ftaat niet is van 
ve rgelding ; nogthands Gods Regtvaerdig- *_ 
eid vordert noodzakelyk vergelding: °Er 
moet dan een ander ftaat komen , waarinwy 
vergelding vatbaar zyn zullen, Maar’ 


so Kan, 


JOE 


-% dis 
h) ) 


(544) 


kan niet zyn, zoo de Zielen nietvoverbly 
ven na den dood, ; De Ziel. moet dan ge- 
wis gefchikt zyn voor een nog volgende 
duurzaamheid, en kan-derhalven met den 
Dood van ’t Lighaam niet vernietigd wor- 
den , maar blyft onfterflyks… ov 
Eindelyk kunnen we dit zelfde befluit ook: 
opmaken uit de befchouwing van onze ze-, 
delyke betrekking tot Gods heiligheid, 
Want de Ziel heeft het Beeld van God ,of 
ze is Hem ongelykvormig ; in *t eeríte ge- 
val kan ’ niet zyn, dat God zulk een -we-. 
zen, dat Hem lief heeft en dient, zou ver- 
nietigen ; Gods Heiligheid brengt mede, 
dat Hy zulk een Ziel beminne, en zyn 
welgevallen aan zulk een voorwerp betoo-_ 
ne. … Maar is de Ziel Gode ongelykvormig 
geworden en gebleven door tzedelyk kwaad; # 
is ze Hem ongehoorzaam, heeft ze zyne 
Heiligheid veragt „ zyne allervolmaakfte # 
wet vertreden „ hetkan dan niet anders zyn 
of God moet volgends zyne Heiligheid aan 
haar blyken toonen van zyn ongenoegen 
en’ afkeer van het kwaad, 
Op „deze gronden -blykt. dan onweer- 
íprekelyk, dat met den Dood van % Lig- 
…_haam de Ziel niet kan fterven ‚maar on- 
ftoflyk zynde.na den dood. overig-blyft. 
En zoo hoop:ik hier mede aan-myn op: 
genomen, taak ditmaal voldaan te hebben; 
Miz: OD 


‘opgenomen, niet om een ftof van die fy 


Ps! 


at gewigt volledig afte handelen, 
door het trekken van eenige lynen 

sen vlakken grond te teekenen, waar 
% gebouw zeer gemaklyk verder kan 


worden. opgetrokken, 


rake 
die ee 
d A4 14 ed met É 
enk Á. Br 
; k } 
» Nd 
ven 4de 
+ 
ni 
Ì 
e 
) 
k ’ 
t È 1 
» 


) 


_ opheldering der Heilige Aasdsykskunde, by eene ane 


VERHANDELI 
„nok ale ros lov 10 
x Lats 
Wi YEs ‚OVER. 
AIT ROT EAT AAN 
MAT IN ho MAN. ABN 5 AN 
id d D o:0 Rien: IOO 4 


JUSTUS TIEENK. 


er 


WV anneer ik „van tydtot tyd, in de ver- 
gadering vant Zeeuwsch Genootfchap my- 
neBydragentot deHeilige Aardrykskundevoor- 
las ‚en myne aannierkingen over het woord 
VON , in den zin vankwilenen holenderaarde 
in de H, Schrift meermalen gebezigd ‚aan ’t 
zelve voordroeg (a), kreeg ik gelegenheid 
om myne gedachten nader te bepalen op 
die duiftere woorden van jJESAIA- Kap. 
XXIX, W 4, Dan zult gy vernederd wor- 
den, gy zult uit de aarde fprêken, en uwe 
Jpraak zal uit het flof zachtkens voortkomen: 
en uwe flem zal uit de aarde als enes toovee 
raars zyn,en uwe fpraak zal uit het flof pie- 


Pen. 


(a) Deze myne Bydragen en Aanmerkingen zal ik, tot 


lere gelgenheid mededelen,’ 


€547) 
ht verftand- van deze. pla 
angt meeftendeels af van de wwaare mees — 
ing der fpreekwyze: uwe flem zal zyn uit 
aarde als enes tooveraars,’of,'zoo als 
men ’% beter zou vertalen , uwe ffem zal zyn, 
ws dievan ooBH, uit de aarde, vana nRT — 
Tûdien de zin van deze uitdrukking wel ge- 
tfoffen wordt, zal zich niet alleen een 
groot licht verfpreiden over de voorgaande 
verfen ,-mäat men zal daarenboven het on- 
derling verband en derzelver óvereenftem- 
ming duidelyker kunnen aanwyzen. / 
„Dat vo aarde hier voor een groeve of 
kuil in de aarde moet genomen worden is 
genoegzaam blykbaar , bm dat 2, wat 
men’er ook door verftaan mag, niet vit de 
hoogte, maar uit de diepte fprak, en met 
zyne ftemme’ uit het ftof der aarde piepte. 
_ „De Godfpraken by- de verblinde Heide- 
nen gefchiedden doorgaans in naâre en 
donkere holen , in duiftere fpelonken , omzet? 
met lommerryke boomen; of geboord met 
zwarte, en ‚en wyd uitgefpreide eiken. 
Men bediende zich wán akelige walleyen , 
_afzichtelyke gaten in-’ gebergte, die naar 
beneden onder de aarde zich uitftrekten , 
waar uit veeltyds een dikke, ftinkende, en, 
Beestberoerende damp opfteeg , welke niet 
_ alleen die kuilen ontreinigde en affchuwe- 
Byk maakte, maar ook de raadplegende 
NEER Oven ‚meer 


… | Ep dd _ ns 
„ & 


(548) {soi 
meehigte ;. vooral de priefterinnen 
Loxias, aan het hollen-hielp , ja 
woede en dolheid vervoerde, + 5 ver 

„Men verkoos afgryfelyke-holen , waar ix: 
een. diep-flilzwygen’en een eeuwige nacht 
heerschte , bewoondvan: zulken ; die-.de- 
duifternis liever hadden dan;het licht (b). 

„En,hoewel het fomtyds, niet‚op-bepaal- 
de tyden, maar by toeval gebeurde ; dat 
?er. uit de heiligdommen. van /pol/o een lief- 
lyke reuk te voorfchyn kwam; die naar. 
de (c) aanteekening van. /PLUTARCHUS- 
in geur en kracht de kostbaarfte en treffe- 
lykite Zalf-oly evenaarde, zoo was het ‘er 
verre van daan dat die. uitwaasfeming der. 
aarde enen lieflyken reuk des levens ten leven 
zoude werfpreiden (d), enen reuk van gezon- 
de en heilige kennisfe. Die, verborgenhe- 
den der ongerechtigheid, die onderaardfche 
Geest, verbyfterden de zinnen „en verfpreid- 
den enen reuk des doods, benamen den mensch 
het recht gebruik van zyne.Ziels- en Lic- 
haamsvermogens, en deden hem. veeltyds 
razen en uitzinnig zyn. | roM 

ANN Oobh en IN Zrets worden hier faamge: 


fik 


Zi 


AE er HS | voegd: 

(b) A. C. ESCHENBACH Disfert. Acad. III. pag. 133— 
rh erin REE 
(c) PruT. de Ome. defetu p.-437- PINDARUS Ol. 
ade VII. Té: úêv d geurondjuets 

-Euwòdsos && döúrou. vaûw, 

AIONTE. Tleemy, 1 441. TIvÔävog Gudev zédovr ; 
‚ (d) 2 Cor..IL, 14—r6,f 


tad tv eN à 
(549 ) 
we Er # 


want piepende ftem van Oolb | 
uit de aarde, De verleidende Geest 
 fprak in ’t verborgene , en uit donkere 
__plaatfen der aarde. De oude flange die op 
het fhof Lu ‚en in de holen der aarde 
fchuilt, zocht van daar , zoo door haare 
FP fisfende, fchuiffelende en onverftaanbare 
| antwoorden , haare aanbidders te’ mislei- 
P „den, als door ene ydele vertooning van 
_fchimmen en fchaduwen hunne zinnen te 
PB beguichelen. 
S ____Pythias (e) eerbiedigde de aarde als de 
_eerfte waarzegfter der Goden, en zy werdt 
gehouden voor dé eerfte en oudfte bezit- 
{ter der Godfpraken ; aan welke noch van 
_ PAUSANIAS (£) Neptuun tot een: medgezel 
wordt bygevoegd. Zy bleef in dit bezit, 
_ tot dat zy haar recht aan Phoebe afftond, 
die het eindelyk aan Apollo, den vierden 
‚ Profeet van zynen Vader Jupiter , Loxias 
bygenaamd ; in vollen eigendom overgaf. 
… Oobh Gm in zyne eigentlyke beteeke. 
nisfe, waarin het maar eenmaal voorkomt, 
_ Fob KXXII, 19, zegt enen lederen zak of 
 wlesfche van onderen. meteen’ ronden vof 
S wyden buik, en haar bóven met een naau- 
In iet of engen hals toeloópende :hoedanige 


A Bt Hij M m. 3 van 
| > 1 u 


« sd Á 


EE Kl TR : € NG DE D D 
2e) zscurLusy Eumen. w 1. feqg. Prom, Vinâ.y. 


ue 


mr BIO. ONO Gal 3 &£ 
(£) PaUsanIas L. X, 5. p. Sogsties de: # 


\ 


\ \ 


sd MON 


van vellen der bokken, geïten , of an 
dieren gemaakt, de vaten waren, ín welke 
de Oofterlingen wyn, water, oly; melk „of 
eenig ander vocht bewaarden: die opge 
blazen dienden ‘onder de, vlotten op den 
Kupbrates, om de menfchen en koopgoe- 
deren te onderfteunen, en boven te hou- 4 
den in *t afzakken dier machtige riviere,en 
die. een hulpmiddel waren om de ftroomen. 
over te zwemmien; waarin ook, Zoo zy 
door den wind fterk zyn opgefpannen, de — 
boomvrugten „ vleesch, en andere foortge- 
_Iyke dingen, volgens de opmerking van 
ARISTOTELES, langer kunnen goed blyven(g): 
maar die vooral dienden ter bewaring van 
den wyn, welke nieuw en in zyne werking 
zynde , die ledere zakken ongemeen ‚en 
tot berftens toe konde uit, zetten. Matth, 
LX. 17. Marc. II. 22. Lucs V.37. 38. « 
… De reden waarom deze. waarzeggende 
Geest Oobh genaamd is, zal, (behoudens 
een beter oordeel) moeten toegekend. wor- 
den aan de uiterlyke gedaante. waarin hy 
altemet aan zyne. aanbidderen verfchenen 
is, en aan de beroerende uitwerking zyner 
helfche aanblazing, die de Priefterinnen van 
_ Apollo tot berftens toe opfpande,-en, es 

: Ul- 


(8) Problem. Set. XXII.-4. Set. XXV. 17. OPPLANI 
de piscat. L. V. w 177. egg. Utres inflati objiciebántur 
quoque belluis marinis, cum quibus depugnando fatie 
gate in altum fubvehantur,s: » X … on: r { 


„De Overfle der macht des tuchts Epbeí. IT, 
„g.weet zich in allerhande vertooningen en 
___ gelykenisfen te veranderen, en het gelust 
hem fomtyds, zegt (hb) eserrus, de ge- 
’j an van enen lederen zak aan ‘te nemen. 
Hy fchryft ook de (i) Demons een fluifte- 
rende en piepende ftemme ‘toe ; en allen die 
_van Oobb ‚by de, Grieken bekend. onder 
‚___den naam ‚van Apollo Pythius, gewagen, 
vergeten niet het piepend en aamechtig ge- 
‚luid, met welken Zy en zyne Dienaresfen 
 _fpraken, Van dit woord ohh hebben taal- 
____kenners anderen afgeleid (k), die daar mede 
of ene vermaagfchapte beteekenisfe hebben, 

of alleen aan de voorwerpen, gegeven zyn 
wegens hunne gelykenis en zweming naar 
enen opgefpannen lederen zak. . Eneom dat 

Zy ook ‘épparòs (MNável) daarvan hebben 

EK TOIT ebi and Mm 4 afs 
B | 
ik 


Ch) ENEPT. AAIM. p. 77. né. abt nde Sóby, meds dou 
Ä WETATITTEL CHAK U 
(D Ib. p. 48. feqq. 68. 84. 47. 55. 56. / 
_____(k) voss. Etym, HOEFMAN, Lex, univ. SALMAS, ad 
_____Solinum: in uBuv zeolicè opBwv Latine umbo , Zui „am- 
____bus lapideus fuggeftus rotundus adinftar turris, ampul= 
Jk la, duPy divina vox, Kc. 


de met den wind van ene valfche verleide 


fteekt, of dat van binnen uitgehold met een 


afgebragt , en dit woord gebruikt wordt ( 
van de gavrela „uyonmavriia ,, de holen er | 
kuilen waar uit Apollo {prak , die hy verv A “ 
de,en geenzins, als zyne (m) dienaarsvoor- < 
gaven, een vaste en onbedrieglyke: God- 
fprake , waarin de fchimmen der overlede- 
nen verfchenen, en uit het ftof met piepen- 
de ftemmen. fpraken, zoo ben ik aan die 
gedachte gekomen, dat door Ooh in de. 
tweede plaats, en door overneming (n);, 
die-bolen en kuilen in de aarde te verftaan 
zyn, waaruit Oobh of de Geest van Pysbon 
met ene fluifterende en piepende temme zich 
deed hooren. wealth 
’OuZaxès beteekent niet alleen den buik 
van een vat, vlesfche enz. maar wordt ook 
veelmalen gefiomen voor het midden ener 
zake, en wel zulk een midden, dat als een 
ronden uitpuilenden buik of hoogte vooruit 


| Wy 


(1) zscryL. Septem contra Thebas. PIODOR, SICULe _ 
L. XVI. 26. PLuT. in confol, ad Apollon. GRE: 
(mm) PINDARUS Pyth. od. XI. “O@Deu Oépuv iepàv Tlubü- 
vá Te vàr Ögdodinav 
yäs.òuDukov weradiTs 
ESCHYL. Eumen. y ó18. & choeph. # 557. 
mdvrig Ò wv où \beloouu & 
PINDAR. Ol, od. VL. A dd 
mna mev Puvòr dnderw k fol 
nbeudicr dyvucrov, STC, 
(n) Cum posfesfor fumitur pro re posfesfa, 


_ 


mm, 


Ber (553) 


d ruiwdwöbetgaat en naar heli! ti 
Ek in de die 5d uittrekt , en dus enen kuik 
_m kt, van alle kanten met ene rondgaan= — 
de f hoogte omringd (o), in welken zin vw 


Epe 


by. de Hebreen , en Urmbilicus navel by de 
Latynen voorkomt (p). 

„De reden, waarom de holen van waar- 
zegginge AN en émZadd: (d) genaamd zyn, 
is te zoeken in derzelver uiterlyke gedaan- 
te en gelykenisfe naar opgefpannen lederen 
zakken, het zy dezelve van nature zoda: 
nig waren, of door de vlyt ener bedrogene 
meenigte naar die gelykenisfe werden ge- 
boord en uitgehold. Van zulk een gelaat 
was de beruchte (f) opening onder den be- 
Mm 5 _— fneeuw- 


DIODOR, SICUL, L. V. 3. 
Pp) WW Umbilieus: pro meditullio, et ed Vabdifogue re- 
cesfiu Sc. Sie Latinis & Grecis Umbilieus conteritur. ei 
TENS in Prov. p. 18. 
(q) EsCHYL. Septem contra Thebas. W 751. #4. 
“ArónAuvos eÜze Adios. 
Bia, reis éuróvrog év 
ì Meos Oros mubrnoïk 
\ Keneruelos &c. 
Îdem en y 40. ‘Oe d'er’ óuDarts paèy ddeu Beopuo Ge. 
/ 4: xonD. y_ 1036. 
E: suum, orefte „ W 333- iu bern Gaan Aéyovrat 
NE UX 7 
Á ad ie Schohiafis, ‘Op Daos Néyerws ú Tubò, „maù zò Tàs 
DE : óp.Däs. ràc àmò beë xonsTupratopévas Aéyev so ú zand 
zò elvuu év méoup Ts Omguueune. is 
id PINDAR. Pyth. od. VI ‘Ou@ghdv épiBpóguou Bovòs. … 
id, Pyth. od. IV, XI. 
jd (1) HOMER, H, in Ap. } 284. srRA3O L. IX. p. m. 419, 


we 
ki 
$ 
e 
À 
ke 


ble lkaf A0, hl Mgt” APE POTTEN 


/ 


(554) 


fneeuwden Parnas, het Tropbonisch hol, 
én de-cellen daarin gehakt, van PAUSANL 


zelver bezocht en. nauwkeurig befcht ey € 
(9); De lerden der Lubeefthe (t) fleenro 


zfe 
was: fpelonkswyze. geheel. diep -uitgehou- 
wen: men ging ’er in door honderd breede 
‘ingangen , door honderd opene deuren , 
waaruit de Sibylle met honderd galmende 
ftemmen,antwoordde : waarby men zou- « 
de-kunnen voegen een meenigte van groe- 
«vensen kloven in. de bergen, aan het Zee- — 
{trand en in het midden des Lands : woo- 
_ningen van „Nymphen en onderaardfíche 
Geesten (u). al | 
„Oboth, by ProreMEDs Zhod , lag, in % 
fleenachtig Arabiez of de rede dier bena- 
naminge moet worden toegefchreven aan 
ene Godfprake van Oobh „of aan waterbak- 
ken naar de gelykenisfe van Oobh of lederen 
zakken gemaakt, weet ik niet te beflisfen: 
want daar waren vele holen en groeven in 
die ftreken , en om dat de rotfen uit een 
witten en kleiachtigen fteen beftonden, die - 


“(S) Boserie p. 313. "Eer: 3è 7ò pavreiov' Úmèp mò 4A00g éd 

m8 opsc. npumic wêv Ev nÚnhn mepBEBhuTar NOB Aeuwd TE 

meBórg Ò uròc pdonz ys ‘Ecru En durdëTovg NÀ cUv 

zén nà äpmovia mpds To ÄvpiBigrurov wuodouypêvov Tè dE 
__Ömodopsuaros TTS TÒ ovïjza Buucres apBde Scholiaft. ad 

„ARISTOPHANIS Nubes w 508. ane e 1 Aalen 

len VIRG. Zin VL 42E 02e N gann 
(u) zscrrL, Eumen. y 22. fegg. W 60. 805. 


KD 


“zich gemakkelyk lieten bewetken , zoo häd- 
den de Nabatheen daarin vele #ys/iia Wi 
_ fervaten gemaakt, die van boven enen en- 


gen hals, maar naar beneden een ronden 
en ruimen buik kregen, welken zy met re- 
EE | 

_genwater opvulden, en dan de monden 
daar van dicht en met den grond gelyk maak- 
ten, op dat zy voor den vyand zouden ver- 
_… holen blyven (v). | 
Het is uit de gefchiedenisfen gewis en ze- 
ker, dat het waarzeggen door Oobh al vroeg 
in zwang ging, en uit het oosten naar de 
andere landen is overgewaaid. In (w) Zgyp- 
ten, de moeder van toovery en waarzeg- 
ging, waren vele wichel-holen (x) met hei- 
liedommen daar by gefticht, tot welken 
het volk als hunne kerfpelkerken. toe vloei- 
de; en met offerhanden en aanbiddingen 
de duivelen vereerde, Dat de obe der 
Spartanen het zelfde waren met de curie der 
Romeinen, kerfpels en fmaldeelen van een 
wyk, zo geheten naar 21 Oobb of Python, 
heeft een treflyk uiclegger van oude gedenk- 
ftukken vry. overtuigend aangetoond. en 
daar door de rechte lezing van. ene plaats 


if 
SE 
Var 


Ti 


; " ach NS ar zoe 
(v) propor, sicur, L IT. 48. XIX, 94. „Art 
fw) HERODOT, Lo. 58. > zacht 
_‚ … )- Antri queedam fpecies erant intra templa fatidiea. 
Hine HESXCHIUS ‘ddurov oyAgIV „ú rò dmónpuDov wip 
T8 SENS" « VSK ODDENOREL "VU Derks ard | 


n 
1 


Ì 6, \ n Í ss ® 
in PLUTARCHUS (Edit. Francof. p. 4 
eld Cy) alens richt eN he, 
Ne NOT AF „JAT 
_(y) Alerias Symmachus MA7ocuUS in Regi Hercula- 
nenfis Mufei zeneas tabulas Heracleenfes Commentariis 
P..148. 149. En verba PLUTARCHIt @uxàs Ourdkuure, 
nde dBâs bBdkevra mpiduovre, yepgoiev cuw\ dpgeyéruig na 
TacTúoauTe , dpas é& pur dmerhdbeur Ee, zò de dmerrdbem 
inquit Cheronenfis, eft êuzavoidgew h,e. populum in 
concionem advocare: cujus verbi etymologiam ad Apol- 
linem refert , quippe quem Hebraica a Lbs Pillel origo 
Jäteret, Interim vero allud dpas é£ àpas tranfiliit, quod 
crucem figit. Namquodinterpres appofuit, prout tems 
porum articulì poftulabunt, id quo patto ex Rhetra extun= 
datur, alii viderint. Deinde quid. fibivult, ‘apas dmer- 
AdLew ? mila 
…_ Quis tempora ad concionem cogi, fando unquâm audivit? 
„Atqui vel ex eo quod de pes nihil Plutarchus monuit , 
manifestum eft non pas fed dôàs (aut potius dpa) 
ab eo feriptum, illas nempe obas triginta, in quas multi- 
tudo diftribui jusfa fuerat. Verte igitur: Ubi populum in 
tribus & obas triginta diftribueris „.. obas ; uzam poft. aliam , in 
comitium citato,, Sed & obas fuisfe Spartanis easdem, que 
Curie Romanis, fuadere illud potest, quod ficuti Ro- 
mane Curie facrorum. caufà inftitutae fuerunt [ita uc 
vel fana esfent „vel adjunétis. delubris non carerent] 
tantundem de obis fateri vis vocabuli fuadet: porro Ly- 
curgüsinftituta {ua-omnia âd Pychium auêtorem referre 
fatagebat.  Atqui rogo; quid magis Pythium quam obe 
vocabulum, fi hoc ex ‘Hebreo arcesfas ?, nec enim Ly 
curgi tempora,nifi in regum Hebraeorùm flórehtem etatem 
incidunt; qua zotäte Hebricis- 9 Oobbfpiritum Pythonis, 
ipfumque Deum Pythium notabat, Pythia vero facerdos 
Baalath-ob [quafidixeris Ob: compotem,aut ab Obo pos fes fam | di- 
cebatur. Non est igitur dubitandum ,quina Lycurgo in- 
ftitutis curijs obe nomen a.Deo abo-h, e‚ Pythio indi- 
tum fuerit. Addit Pythium fub ferpentis fymbolo cul- 
tum fuisfe, quodab,eo profeétum eruditi putant „ quod 
qui, orientalibus ob, is [media in aspiratam converfäl 
$@is Grece dicebatur. Hucusque MA ZOCHIUS, 


Ä 


den, waaruit ‚de Godfpraken met ene _ 
je mompelende. {ftemme vernomen wer= 
den: en al vroeg wiste hy: zich meefter te 
maken van zulke gaten en monden in ’ ge- 
‘ber. te, waaruit een bange lucht opwalmde 
om,onder de (z) mede werkinge van, een 
zin verbyfterenden Geest, zyne Priefterin: 
nen met waarzeggery en ongeregtigheid op 
te. proppen, en door leugens en_dubbel« 
_ Zinnigheden een dwaas en onzinnig volk te 
verfchalken. Hy gaf uit den hemel geene 
Godlyke antwoorden, noch fprak de waarheid 
op de aarde Hebr. X11. 25, maar, als ene 
arglistige flange, floop hy weg in duiftere 
fchuilhoeken om in ’ verborgene te fpre- 
ken, ofte liever uit het ftot der aarde te 
Re piepen. s Tw. 
__ ‚De Egyptenaars, by wien het voorzeg: 
gen door Qobh zoo algemeen in gebruik was, 
sera ggte aj Ps oriss …__noem- 


CZ) LUCAN. HV. 32, 05 kt \ 
Ut Vidit Pian Vaftos telluris hiatus 
Divinam fpirare fidem, ventosque loquaces 
Exhalâre fonum, facris fe condidit antris, 
Incubuitque adyto, vates ibi faétus „Apollo. * 
kip: Quislatet hic fperûm ? quod numenab zthere 
a presfnm L uk 
we 4 Dignatur eecas inclufum habitare cavernas? 
SS ESCHYL gond Pr 954. Sos. ib. Eumen. y Óo, HORAT. 
_earm. L. 1. XVI, 5. eLur. de orac, def. “Arrórhn Puydòn 
är’ oùpmvoù Oeòv al ve OIB, Man Cr 


Nl à “fe dol k 
s + ’ 


En, 558) | 
noemden ene {lange Hopb, waatva is 


fchynlyk de Grieken hun woord 41: „dz 
het zelfde beteekent , hebben bei 
want 4 in ógig is maar een Griekfc 
gâng;Van'die gedachten wasde Abt BARTHE- — 
Tent (a), en voor hem nocHArr (b) en. 
anderen, Ook dient het (c) ter zake het 
ee heeft aangeteekend, 
dat namelyk het waarzeggen van de Hebre- 
| lig uitgedrukt door wmì en van de 
zrieken door BwoviCecdu , beide afkomftig (d) 
van een woord dat flange beteekent, en‚dat _ 
„Apollo Pythius zelf die onreine Geest. was. _ 
Oobh bediende zich van die duiftere holen 
tot werkplaatfen zyner bedekte handelin- « 
gen „en vervulde die kuilen en rots-breuken 
| — met 
_(@) Acad. Royal. des infcript. & belles lettres Tom, 
XXIL p. 229. ' 
(B) BOCHART Oper. Tom. I. p. 22. SIN 2gyptiis ho- 
die ferpentcm fonat … . Horus Apollo fCribit 5Bäov Hier 
rog]. L, IL. Nempe Diabolus eâ forma maxime colui vo» 
fuit, qua feduxit primos homines, ib, Vatum antiquis- 
fimus Ophior diëtus. he 
Cc) H. Oorfpr. bl, 429. 430. - Be 
d) w. KOOLHAAS obf, Philolog.: Exeg. p. 52. fega- 
wrd fignificat „ iz rem futuram aut incognitam fatto augurio 
inquivere, Etenim verbum @m} quod certo venit à Tug 
ferpen- 


a, 


jerpexs , hinc proprie & fpeciatim. fignificabit , ex 

zibus augurinm capere „qualis preefagiendi vel omina captandi 
ars proprie Grecis dicitur ó@opevréi,dre, Generalius hoc 
verbum dicitur de illicita illa ac nefandaarte idolatrica, qua 
ex guacungue ferere-omina captantur ‚five de futuro verum ever 
auw five etiam de te jam exiftente aut praterita, at que inab= 
_ fiuwo ant incerto adbuc later ve, Ae kca 


À 


{ 


— Gesao Dt Bee. 


len: en helfchen: wind, 00. | 
afwezen wel (e) zwegen , maar o 


_werpèn daaromftreeks „wâarop die onreine 

damp zich hegte, en door dien onzuiveren 
_ Geest werden aangedaan en befmet, een 
_flem gaven, en onaangenaam klonken (£). 
Waaruit ás\op te maken dit de. beruchte 
__Godfpraken van den Driewoet niet onmid» 
 _delyk aan dat, werktuig ‚maar aan de aan: 
doening vanden onderaardfchen Geest war 


woet-de fpreker (Cob) uit de aarde, was, 
maar-de Geest; welke op den Drievoet;, 


‚_en werking ocffende, ” Want men vindt 
4 zekerlyk veel menfchen (zegt LONGINUS) 
die door eens anders Geest buiten hen 
__ zelven gerukt worden „ gelvk, naar men 
zegt, ene heilige drift de Priefterin van 
P 35 ie bevangr op den Godsgewyden 


2” 
eri 


k d 
Ì oer À : a AN 
1 Kr TAL 1 AO 


»ach- 

apert Ae 
ley bruin de oiae. def: p. 431. Tevòp, AOiorapêvan vr 
se dmoherbozor rz, xonsripet TV Ozrpudwaa omen Ôpyeva Ten 
| SO) PLuT. de Orac. def. p. 4355 h Yap J 
CC Göifreu To iepziov, Avrepú mupêou “rou P évgoiacuóv, Het 
Ken drabuse: 7 bug ónórs , & # Tobe paóuov » ärà wav rë 
_mugévros ävwrau obpuaros oen eùndeg éoe TÔ mig yowound aps Ta 

pwaurene gprisder, Ce: RADA 


4 


KS 


tegenwoordigheid een fchoren fcherp 
id maakten : zelfs; zoodat de voor, 


_ vlrgv doyà vas vaude nerds egdiv ET pa kn var … 
ävabuntucig vv ze 


ren toe te fehryven ‚en dat‚niet de Drie- 


en die zich-daarop gezet hadt, zyne kracht _ | 


rieftal,, Want men houdt voor waar: 


‘ 


(560) 


5 achtig dat ’er ene opening in de aar 
» daar een_geblaas, en gantsch hemelfc 
5 damp uitkomt, die haar Godfpraken doe 
ss voortbrengen”, Ook was het waarzeg- 
en door. Onbh al lang in trein voor hetge- 
bruik van den Drievoet, die alleen was be: - 
dacht, eh boven den mond van ’t holste 
Delphos geplaatst om de uitwerkinge van 
den, onderaardfchen wind te leenigen, en 
draaglyk te maken; ten einde de bezoe- 
kers van:dit (g) Heiligdom, eer noch ene 
maagd ten-dienfte van Python wasingewyd, _ 
zich niet mogten verroekeloozen, en ‚door _ 
den. opftygenden dwalm fpoorbyfter ge- 
raakt, in die opening mogten infpringen en 
omkomen, het geen al meer dan eens ge- 
beurd was. Dus het ftryden zoude met het 
oogmerk van de verzinneren: des Driewoets 
ene opening in deszelfs bodem met den (h) 
Heer. HARENBERG te onderftellen, op dat 
Pythia dien waasfem daar door mogt ont- 
vangen. «Want zulk een gat zoude meer 
gediend hebben om de kracht van die uit- 
waasfeming te ftyven, dan om. die te ma- 
tigen en te verzachten. Ook diende men 
daarenboven dan noch ene openinge te ftel- 
len in *t blad of de tafel, waarmede de 
Drievoet bedekt , en waarop Pythia als ha- 
ye gn Rnd ide TEN 


“-(8) propor. stcur. L. XVI. 26. Read | 
€h) J. Chr, FARENBERGIUS de Pythonisfa Endorea: 


CEN 


fen throon nederzat, Daar bleef ee | 
den Driewoet ruimte genoeg over voor dert 
onderaardfchien wind om op te vliegens 
hoewel ik niet wil loochenen dat latere 
Schryvers, wier gezag in dezen zoo veel 
niet mag gélden als het getuigenis van pt- 
ODOOR DEN SICILIAAN , ene opening, het 
Zy in den buik des Drievoets of deszelfs 
dekfel, hebben onderfteld, waar door d’on= 
deraardfche damp tot de Priefterin kon op- 
flygen: en het was noodwendig in den bo= 
dem van dien grooten pot of ketel niet al- 
leen, maar ook in desfelfs dekfel , ene ope- 
ning te erkennen, by aldien het waar wäs 
_… dat die onderaardfche wind op geene ande- 
) rewyze, dan door die vermeinde opening, 
_ tot Pythia konde opklimmen; Ook hebbe 
_ikop eenigeafgedrukte penningen het maak: 
_ fel van den Driewoet gezien, maar in geen 
_ _derzelven konde ik zulk ene voorgewende 
opening befpeuren; Aangezien nu de Dek 
phifche van enen gewoonen Driewoet , waat 
__ in vleesch enz, gekookt werdt, niet vers 
…_fchilde dan in grootte en Godsdienftige be: 
_ ftemming; zoo: zoude het {tryden met de … 
__eigenfchap en volmaaktheid van een pot of 
__ ketel den bodem doorboofd te hebbén, en 
noch minder zoude zulks den Driewoet te 
_ Delphos voegen als die gefchikt was om de 
_krächt van den opryzenden dwalm te ma- 
je DEN tla 


\ 


(562) 
tigen , wiens uitwerking op de hardfíte voor- 


ene bepaalde opening tot Pythia opgeleid 
niet zoude verminderen maar veel eer na- 


deeliger. en ondraaglyker. worden. Ook 
bleef de voorzegging uit de aardedoor Oobh, 


nadat de Drievoet. al op-de baan geko- 
men. was, ftand grypen, en werdt zonder 
behulp van-dit werktuig uitgerigt. Men 
„kan niet befpeuren dat de. Prophetesfe te 
Endor daar van gebruik maakte in Samuel 
op te roepen „of dat hy eenigen dienst deedt 
in de neogayoyaîs Goenaderingen)der Egyp- 
tenaren 1): En daar het waarzeggen door 
Oobh ook beftond in de fchimmen der o- 


waren fomtyds geweldig was, endiedoor — 


verledenen uit hunne graven uit te lokken, 


om uit hun het toekomende te vernemen, 
zoo werdt deze ongeoorloofde kunst, zon- 
der behulp van den Drievoet , im ’t werk 


gefteld van zulken , die den levenden-verlie- 


ten , om metde dooden raad te leven, Jef. 


LAÄV.3.4., die de afgronden beroerden, 


omdat zy den hemel niet wisten te bewe- 
gen : waarzegfters, die by nacht, de een- 
zame plaatfen en kerkhoven bezochten, die 
ân de hoven; welke oudtyds tot bege 
Ee de | | ns „nisten 


>(Ì) reroDor; LIL 58. Conf. PseLLus-de Operat. De- 
monum. p. 85: Ägrep: naì map Aryumriois. Tàs mposelirsis 
Aryurrieis Eroiro Ouväug: Ubi interpres, cliciebantur ut 
äppropinquarent „ SE in Simulacrà fibi dicata ingrederen. 
t 6d 


(563 ) 


fen verftrekten, de machten der duiftertus: 

fe offerden , rookten op tichelfleenen , vers 
nachttenin de graven , onder de overledenen, 
hier in hunne kuilen als in bunne kerkers bes 
waard ,;en zochten door hare offerhanden 
(k) en tovergebeden en vele belachlyke 
„gebaaren de bleeke fchimmen op te dries- 
fchen om het geen nakende was te ontdek- 
ken. Horatius (1) klaagde zeer wegens den 
overlast welken hy van díe tooveresfen leedt, 

en het geene hy dien aangaande heeft be- 
fpied kan zeer dienen , om het welk van Oobh 

en desfelfs piepende ftemme gezegd is, na- 
der op te helderen, Dus fchryft hy ?er van: 
5) Nu kan men de Esquilien veilig bewo- 
‘nen, en zich op den luftigen heuvel ver- 
___ luchtigen daar onlangs de grond, met 
5 witte doodsbeenderen bezaaid, een on- 
+» dangenaam gezicht veroorzaakte.” Even- 
ss wel doen my de dieven en de vogelen; 
___» gewoon deze plaats te ontrusten, minder 
» moeite en arbeid aan, dan de fnoode too« 
sveresfen, die door hare gezangen en ve- 
» nynen de gemoederen der menfchen we- 
„ ten te regeren. Deze kan ík op geener- 


( EE) LUCAN: Le VL Y six. „ … Defertaque bufta 
a Fncolie, & tumulos expulfis obtinet umbris, 
ER Wi Grata Deis Erebi. Coetus audire filentum , 


un 


Nosfe domos ftygias , arcanaque Ditis operti 
“dh Non Superi, non vita vetat. zi 
(1) Eerfte Boek, Sfte Hekeldicht. 


C 564 ) 

» ley wyze beletten „, zoo. ras de onge- 
-ftadige maan haar minnelyk wezen ver- 
„toont, doodsbeendeten en vergiftige krui- 
» den by één:te zamelen. Ik zelf heb Cani- 
5 dia, haren zwarten fluier dicht in een ge- 
» wonden hebbende, blootsvoets, en met 
 losfe hairen , verzeld van de oudfte Sa- 
ss gana, hier zien zweven, en een ysfelyk 
ss getier hooren maken : hare bleke tronten 
‚waren affchuwelyk om aan te fchouwen. 
Zy krabbelden met hare nagels in den 
» grond; en fcheurden een zwart lam met 
> hare tanden vaneen. Zy goten het bloed 
» in enen kuil (m), om daar door de Gees- 
„ten, Zielen, die heur antwoord zouden 

geven , voor den dag te doen komen. 
» Daar ftonden twee beelden, het een 
> van wol, het ander van wasch : dat van. 
» wol was het grootfte, als moetende het 

» mindere ftraffen , en in toom houden. 

» Dat van wasch ftond in ene fmeekende 
 geftalte, en als iemand , die gereed is, 
om op ene fmaadelyke wyze ter dood te. 
gaan. De ene roept Hecaté, de andere 
» de wreede Zifiphone aan. Daar zoudtge de 
» flangen en helfche honden door elkande- 
» ren hebben zien krielen, en de maan,die 
> van fchaamte rood wordt, zich , om dit 
Ji _ fchouw- 


(mm) Vid. eseLLus de Operat. Demonump. 55. HOMER. 
Od, «: 517. Ar 25. feqg. boite vl 


C'565) 


5 fchouwfpel niet te zien, achter een hoö: 
> graf verbergen. Maar wat ís ’t nood 
_ alles te verhalen? hoe de Geesten, een 
„heesch en droevig geluid flaande, mèt Sa- 
_ gana over en weder fpraken ? hoe zy 
_j fteelswyze den baard van een wolf, en _ 
„jede'tanden van een gefpikkelde flang,on- 
der de aarde begroeven? hoe het wâs- 
__ fehen beeld van zelfsin den brand vloog? 
„ en welk een tegenzin ik in de prevelin- 
„gen en *t bedryf dier twee tooverkollen 
„had, en ze niet ongewroken aanfchouw- 
„de? enz. ' vida lede 
Nu zoude het tyd worden om het geene 
van Oobh en zyne a ftemme was by- 
gebragt , als mede het geene wy nopens 
zyn verblyf in de kuilen der aarde hebben 
aangemerkt, op Jeru/alem over te brengen. 
___Dan alvorens wy daar toe komen zal het 
ons niet kwalyk genomen worden, zoo wy 
noch eenige weinige dingen reppen van Zy- 
_ne Priefterinnen over de (uavreia , Wuyomar 
zeìa) Godfpraken en Wichel-holen gefteld, 
zonder echter te blyven ftaan by bekende 
_ zaken, en die ten overvloede van anderen 
voor ons zyn aangehaald : om dat deze 


| _ ‚waarzegfters‚van den onderaardfchen Geest 
_ bezield, ook op dezelfde wyze als haar 
‘meefter fpraken, en het geene van haar ge- 


_ ‘zegd wordt, ook kan dienen om duidely- 
A VEND 3 ie ker 


EROP Vi 

ker bevatting van Oobh en zyne ftemme tc 
maken , en «ene genoegzame kennisfe, tc 
bekomen van alle die plaatfen in de H, 
Schrift, daar Hy of zyne Dienaresfen ge- 
meld ftaan. pl Se 
Zy; in wien de Geest van AN Oobh was 
Levis. XX. 27 , worden MAW Obooth. ge- 
naamd, of die den geest van Pytho hadden 
Hand. XVI. 16. Een Geest die haar geheel 
innam „ (n) op ene vuile en onreine wyze 
zich met haar vereenigde , haar met-zyne 
aanblazinge als lederen zakken uitrekte; zoo 
dat zy vol van Oosten wind Jef. II. 6, (o) ‚en 
ZN b, „door 


… (m) zscurr. Eumen. w 69. egg. vLUT. de Orac, def. 
P. 4375 438. Aid 
(o) Dip bet’ Oosten wordt (myns.bedunkens) in de 
aangehaalde plaats beter vertaald door den Wind welke 
uit die ftreeke waait, en wyst ons op de leugens en 


PND en 


ger ván moeite, en wier buik bedrog aantechtede Pf, VIT. 15. 
__ De Ooste - wind is, in Kanaan er aangrenzende Lan= 
den, dikwyls geweldig, doordringend, opgeblazen , 
dik in een gepakt, heet , opdroogend, verftikkend, 
brengt de reizende gezelfchappen in. groot gevaar door 
hunne lederen zakken te fcheuren en hun zelfs t@ ver- 
fchroeyen en hunne ledematen door ene zengende hitte 
te doen zwellen,” Hy is vant begin van Mey tot aan 
het einde van September te Aleppo zoo heet en brandend „ 
als of hy uit een gloeijenden oven waaide, en veftent 
Zyne kracht op de metalen binnen ’shuis, en de yze- 

A ren 


K 


hen 


(567 ) 


door het vuuf van de helle ontftoken , wee 
gens angst en benaauwdheid om maar lucht 
te krygen, piepten en knerften , en onder 
ee wfingingen en draaijingen: van 
hare lichamen , aamechtig én dubbelzinnig 
uitbragten wat in noodlot befchoren was, 
VIRGIL Ius heeft ‘dit eigenaartig uitgedrukt 
in ’ verkeer van Eneas met de Kumaanfcha 
Sibylle: >de waarzeggerin (p), fchrikkelyk 
»» van Apollo bezeten , en hare voorfpelling 
» noch niet kunnende uitbrengen, loopt 
» tazende in de fpelonk om en wederom , 
» en gaatvast in arbeid, om haren krop uit 
» te fchudden: midlerwylbetemt Febus haar 
» wreed gemoed, en razenden mond des 
__» te meer, en betoomt hare torig met zy- 
_ 5 nen breidek#zy fpelt hem fchrikkelyke 
nde 
ren fluitingen van. deuren en venfters ‘als of zy voor 
‚de Zonneftraalen waren, bloot gefteld; en fchoon hy 
niet doodt als de Sumyel in de Woeftyne, (hoewel daar 
mede veel overeenkomst hebbende), veroorzaakt hy 
echter loomhêid en ene moeijelyke ademhalinge in -de 
meeste menfchen. (Rusfel a defcription of Aleppo &c. 
p. 14.15.) Vergelyk daar mede Musfchenbroek beginfels 
der Natuurkunde bl. zoe , hoe met een droogen Oosten 
… wind ook hier te Lande de legvaten met wyn voller 
fchynen, ja overloopen: enz: Dingen die zich gemak- 
__ kelyk laten overbrengen op de geweldige aandoenin- 
gen „benaauwdheid, opfpanningen, onftuimige hittevan 
Appolloos Priefterinnen, als zy vol waren van dien Geest 
van, Pytho., die haar zoo geweldig prangde en perfte, 
at Zy in gevaar waren van te berften. HoRAT. L, IL, 
\Sat. 98, Crescentem tumidis infla fermonibus utrem. 
A. @®) En. L. VI, vrij 9e 


(568 


5 dubbelzinnigheden uit haar kappelle, en 
» loeijende uit de fpelonk, mengelt klare 
en duiftere waarheid onder een. Apollo 
» noopt aldus haar gemoed met fpooren,en 
»y, breidelt hare razerny, Zoo dra de dol- 
» heid over is, en haar fchuimbekkende 
»„mond ophoudt van razen , begint de held 
» Lneas: o maagd, enz. eerie dept r1î 
… Zy waren in grooten angst en vreeze „en 
konden van beklemtheid. naauwlyks {pre- 
ken „wen de onderaardfche Geest haar aan- 
greep en fcheurde, De aannadering van 
hem was ondraaglyk; en het opdagen der 
bleeke fchimmen ging met zulke omftan- 
digheden verzeld, die den. ftouthartigften 
vreeze aanjaagden: De aarde begon te fchud- 
densen te beven (q), de bergen te daveren, 
de ‘heuvels en bosfchen te loeijen en de 
grond fcheurde van een (r), waaruit de 
verfchynfelen met zulk een Zwakke, pie- 
pende en fluifterende ftemme fpraken als 
den Geeften wordt toegekend, ob IV. 12. 
16 (S). A 
_(Q) Zn. IL oo. egg. En. VL 256. Dein 

(1) SENEC, in Troade de Achille post mortem appa- 

rente w 176. 


zld Tune Scisfa tellus aperit immenfos fpecus, 
jn Et hiatus Erebi, pervium ad Superositer 
Tellure fraêta praebet, ac tumulum levât. 

Emicuit ingens umbfa Thesfalì dugis.… 

(s) De mauium exili tenuique voce Vid, MILLE 

Dis!de AN Se, P. 404. fegq. VIRG, LED. VL 492. X, 
056. 17. ESCHYL, Prom, Vind. # 577. Ws 


PN 


569) 


„Met wat-ene vrees en-bevinge- wasyde 
„waarzegfter te Endor en de Koning 5 
bevangen op de verfchyning van den /ge- 

waanden Samuel. 1 Sam XXIII 13. 20, 

Jk zie Goden uitde aarde opkomen. En Saul 

wiel. haaftelyk ter aarde zoo Jang als hy. was 

RAAR: (Oor roo dol) ezafrnos 0138 
„Hoe verbaast -was de Sibylle te Kume, 
hoe ontzet. Eneas op de toenadering dier 
Goden, die zy meenden over de zielen en 

_ftomme fchimmen het gebod te hebben. 
» Zie daar is God,(u) daar is hy. Zy kreeg 
» haaftig dene kleur op de andere in haar 

» aangezicht: heur hair {tond te berg: zy 
»hygde naar heuren adem, werdt fel. van 
» razernye bereden, zwol om (v) het hoofd, 
» fcheen grooter, en hare fpraak luidde 

‘niet menfchelyk, wanneer ze nu vande 

„s Godheid. gepropt zynde „ riep: Zneas 

5 houd gy op? Trojanen.houdt gy op van 
<a) beloven. en bidden? De groote deuren 
5» van het verbaasde huis zullen toch niet 
„eer opgaan : en hier mede zweeg ze, De 
» Trojanen fchrikten , dat hun het hart in 
0e tienNn Jes pio »tlyÊ 

BC) vre ibu VEL4Gofpagere dk abos orc rar nd 

_ u) Idem ib. escryn. Prom, Vin&t. w 57o.feqg. -_ 

__k(v) Dit kan mede ophelderen het geen over Jef. HI. 
was opgemerkt, waar by noch komt:het woord mn 


lef.-XXVIL. 8. om het geweldig bruisfen en hygen van 
Oosten wind niet alleen, maar ook de blakende 


‚hitte & benaauwende aandoeningen der bwikefpreekflers 


gan te duiden enz, 


(570 ) 


5 tIyf en de beenen trilden, en de Koning 
ss badt uit al zyn‘harte: enz, — 
„Mol te zy van dien onderaardfchen witid 
diende niet om in ruimte en blydfchap té 
wandelen , of met een verwyderd harte 
klaaren verftaanbaar te fpreken, maar veel 
eer oin de waarzegfters (Oobooth) te worgen- 


… en te verftikkem, De inwooning van den 


'onteitien Geest veroorzaakte in de bezete- 
nen zulk ene fmoorende benaauwdheid „en 
vervaarlyke {tuiptrekkingen , als die veel 
overeenkomst hadden met de beklaaglyke 
toevallen ener vallende ziekte, zoo dat zy, 
in ftede ener behoorlyke uitfprake , veeleer 
gilden en fchreeuwden. En dit, meene ik, 
is dereden waarom de Geest, die den on- _ 
gelukkigen jongeling van zyne kindsheid af 
geplaagd hadt, ftom geheten werdt; niet 
als of hy ter. wereld geen geluid floeg, in 
tegendeel hy'ging uit met een geroep, en de 
jongeling van hem aangegrepen, fchuimde en 
Rnerfle met zyne tanden, en wallende op de 
aarde wentelde hy zich al fchuimende, en bet 
‘kind werdt ‘als dood, alzoo dat velen zeiden, 
dat het geflorven was. Marc, AX. 17—2g. 
Maar hy werdt {tom genaamd om dat hy 
niet duidelyk en onderfcheiden (articulatim) 
(w) fprak, en even als-de Oobb en de Oboorh 
Cw) erur, de Placitis Philofoph. p. 902. Kupius dé 
Duuk ú Evapdpós Eeuws hs Pwrilgoa TÔ voajkevor 


(571) 


piepte en mompelde, Ter nadere. uitleg: 


ging kan dienen een geval uit PLUTARCHUS- 


_(%) dat vry veel overeenkomst met dat van 


den flommen- jongeling heeft; hoewel py- 


THIA , waarinPYTHO zoo ongeregelden ope 


roerig werkte, het met den dood moefte be- 
koopen, en geene der by de hand zynde 
Priefteren in{taat waren de verhuizende ziel 
in * lichaam te houden, of den onreïnen 
Geest uit-die onzuivere-wooning uit te van 


Ge illans Priefterin van eenige Vreemde: 
lingen aangezogt om voor hun de Godheid 
raad te vragen , vondt zich niet zeer gene- 

n en bereidwillig om het wichel-hol inte 
gaan, waarin zy ook niet lang toefde, maat 
al ras naar deszelfs opening wederkeerde,- 


en aan hare fcherpe en harde flemme;, als 
_ die van een fchip door den wind voortge: 
dreven, was aanftonds te befpeuren dat zy 


Í 


_ dat niet alleen: de genen die gekomen wa 
V 


hit 


de kracht van dien Geest niet konde uit- 
ftaan, en-dat zy met een flommen en (y) boo: 
zen Geest vervuld was;van welken zy dermate 
beroerd en gefcheurd werdt; dat zy’ met 
een vervaarlyken fchreeuw zich buiten-den 
„mond des hols ter aarde nederwierp ; zoo 


Ten om zich met „Apollo te beraden, maar 
ERM ee ook 


___(x) De Orac. Def. p. 438. 


DN 


Cy) Ib, dAdrov val nand myévmaros ouon BAAS 


(572) 


ook zelfs. de waarzegger Nicander, en an- 
dere, Priefters „heiligen genaamd, de vlugt 
namen, doch echter kort daar aan weder 
keerden, om haar, nu buiten verftand en 
reden;‚van den ‚grond op te nemen ; ge- 
Iyk zy ook maar weinige dagen na dit over- 
val beleefde,» …— « vig tr opteer cn 
‚Uit dit alles is op te maken dat de Ba- 
alatb-Oobh. 1 Sam. XXVIII. 7.of de vrouw 
die over (z) het wichel-hol (Neecyomantium) 
gefteld was, met Oobh gemeenfchap had; - 
ongemeen van dien Geest wierdt geprangd, 
en als ene lederen vlesfche opgefpannen : 
want zulk ene opzwelling en opgefpannen- _ 
heid legt in (a) 592 (Baal) opgefloten ;en — 
wordt bevestigd door de eenftemmige ge- - 
_tuigenisfen van onwraakbare. Schryveren, 
die vele dingen , nopens de waarzeggende 
vrouwen, van hun Buik-Spreekflers genaamd, 
hebben te boek geflagen. Bx 
Werden deze waarzeoftersQbooth genaamd 
wegens hare zuigende en piepende ftemme, 
even als het geluid van den nieuwen wyn;, 
die. door zyne werking de lederen zakken 
uitrekt, en tracht opening te krygen, zoo 
kan het ook dienen «om ene plaats in HE- 
RODOTUS (b) verftaanbaar. te maken arn 
re Bite ch eni dr Eide 
Cz), rrrRoDor. L. V. 92. d 


\ 


7 | 8 
“ (@) YA propriè Turft: turgente fucco uberavit. 
SCHULTENS, | 
(b) zERopaT. Le IL, 55. f211. POCHART Oper. in | 


(573) 
de men ‚ die den Geest van wgn 
hadden, van de Dodoniers , duiven zullen gee 
heten zyn, om dat zy in * uitbrengen hun- 
ae eraken met een Kirrende , klagen 
de of duiven-flerme zullen gefproken heb- 
ben. Immers zegt (c) de grondbeteekenis 
van ’ woord 147 ene onftuimige blakende 
en opbruisfchende hitte: het wordt geno- 
men voor het dof en murmerend geluid van 
enen Leeuw over zynen bejaagden roof ;, 
vooral voor de klagende en flenende flemnme 
der duiven Jef. XKXI.'4. LIX. 11. en 
wordt gebezigd om den jammer-toon van de 
_kirrende en ffenende waarzeggeren en duivels 
_ konftenaren te befchryven, die daar piepen 
en binnens monds mompelen Jef. VL. 19. 
Nu fchiet ’er niets overig dan aan te too- 
nen wanneer de Stad, waarin David gele- 
_gerd heeft, by een Oobh mogt vergeleken 
worden, en in wat tyd de ftem van de in- 
woonderen dier Stad fachtkens voortkwam 
en piepte als die van Oobh uit de aarde. 
_… Het was in die kwade en rampzalige da: 
gen toen Jerufalem in ene naauwe belege- 
ring kwam, en door Zitus den Zoon van 
_ Vefpafianus gantfchelyk werdt verdorven en_ 
ONE ve om 
Tp. zo. 13. OPPIANI de venat, LI. yr 116... . 


_ Bepú@boyyos re mékeru. bej) 
(€) HAT: SCHULTENS in Prov. p. 321, EscHYL. Agam 


“M 1265. Cafandra Vates muzaï oloy rò rp Erépgerai Emos 
Coll, sENec. Agam, W 716, fegq zOCHART Tom, Ip. 731. 


- 


( 574) 


omgekeerd, „Toen werdt Ariel (dyyfchoon 
_op ene hoogte gelegen, zeer vernederd en 
‘tot den grond.toe nedergetrokken.Jerufa- 4 
lem werdt een Oobb, het geen uit de ma- | 
nier: van belegeren voor de uitvinding van | 
*% buskrutd te verftaan is, en waar over men 
degenen, die het krygswezen der ouden 
befchreven hebben; kan: inzien. « 
„De oudíte en eenvoudigfte wyze was te- 
gende belegerde fteden aardene wallen op 
te werpen, daar. mede de muurente nade- 
ren „ en_ze hooger of ten minften zoohoog 
alsde vestingen der belegerden te maken, 
(d) over Ariel Zie BACHIENE H, Geogr. ade deel bl 
28.79. DNI Ariel CX IN 8 ON compofitum propriè est Leo 
Dei, id est, Leo magnus. Nomen Dei additum per compo- 
fltionem, vel conffruêtionem fuperlativum format, SCHULTENS 
Inftit. ad fund. Ling. Hebr. p. 183. << 
… PHILOSTRATUS de Vita Apollonii 1. 22, ibique OLE- 
ARIUS , Leeenam ter parerefcribit, & prima vice tres ca- 
tulos , fecunda duos, tertia uxwm eximium &* natura fero- 
ciorem Tpíre à àmrouévaring wovipn cxÓpvov droriaren „éyuv, 
oîwes, vn deypuórrenov * MÚoeus: OPPLANUS Lib, III, Venat. 
Y 56. feqqg. Qùinquies autem faemina partuum folvitZo= 
nam. Quinquê fert primum; tum deinde quätuor catu- 
los parit. … Et deinceps uno minus ex utero tertio tres 
prodeunt. „At è quarta gemini catuli, Poftremo mn 
num parit mater utero, foecundo, satlyeun vegen leonèr. 


ef 
Bid 


zúwarov d éva yéwaro wiTyp 
Tusrpòs äpiororóyoio nhuròv Beria AE0vTe, 
CUR PIUS (Li, VIIEC.I. )-Lyfimachum in SyriaLeonem, 
occidisfe eximia magnitudinis refert & Adriänum Im- 
peratorem Leonem itmmanem & procerum if Lybia 
proftravisfe legitur apud- ATHENEUM Lib. XV, Coní 
2. Sam. XXI. 2022, TCHRON. XI, 2224, 


LIES 


C575)_ 


van daar de muuren afte brekenen om tettek- 


ken, tot dat de Stad. onderging Deut, X: 
ao enflortie in den kuil des verderfs. 2 Samm, 


OR EEK | an: 
„Het leedt niet lang of de kunst werdt tot 


een hooger trap van volmaaktheid gebragt, 
„door allerhande werktuigen van geweld te 


bedenken ,dieop die aardene dyken of wal- 
len werden geplaatst, waar mede de fterke 
tens werden gebeukt, de bezetting van de 
muuren verdreven , en het beleg fpoediger 
ten einde gebragt. Onze Zaligmaker had 
ook alle die onheilen en oorlogsverrichtin- 
gen Jerufalem voorfpeld, Luc. XIX. 43. 
44. Daar zullen dagen over u komen, dat 
uwe vyanden. ene. begraving rontom u zullen 
opwerpen (e), en zullen u omfingelen, ende 


_wvan alleszyden benaauwen, … Ende zullen u 
bot den. grond nederwerpen, ende uwe kinde- 


_reninus ende zy en zullen inu den (enen) ffeen 


op’ den -anderen fleen niet laten: daarom dat 
gy den tyd, uwer bezoekinge niet bekend en 


Á If, npe OEP if ef } | p y 
_ De letterlyke vervulling vandeze onheil 
fpellende Godfprake heeft rravmws Jose- 
PHUS in. gefchrifte gefteld „én uitvoerig ge- 


_ meld „hoe de Aomeinen. door hunne hooge 
ik CLAN 


(€) zscryL. Septem contra Thebaf. y 351. 


Ne MO Ar 


# daa? 


(576 ) 


wallen en fterke verfchansfingen enz, dië 
Stad van alle kanten dermate hebben be- 
naauwd, dat, naar de eigene bekentenisfe 
der oproermakers, voor hun geene adem- 
halinge was (f).. De Romeinen , na dat zy 
den tweeden muut hadden doorgebroken ; 
en meer tegenftand bejegenden , dan zy wel. 
in den beginne vermoedet hadden, vonden 
zich bedremmeld hoe verder het aangevan- 
gene beleg met eer en roem voort te zetten. 
De driftigen waren voor enen algemeenen 
{torm, de voorzichtigen om de uitgangen 
der Stad te bezetten, en allen invoer tee: 
nemaal af te fnyden. Somtmigen waren voor … 
het opwerpen van nieuwe wallen ; hetgeen — 
zich. gemakkelyker liet zeggen dan in het 
werk {tellen : gemerkt de aarde rontom Jee 
rufalem tot op den afftand van go Stadien 
(g) reeds aan de voorgaanden was verbruikt, 
Titus floeg voor ,de Stad met een muur 
gantsch en gaar te omringen, en de wallen 
te verbeteren , waar door de belegerden tot 
het uiterfte gebragt, of de Stad zouden over- 
geven, of wegens honger en: gebrek niet 
danger in ftaat blyven van het beleg uit 
te harden. En hoe bezwaarlyk het ook we- 
zen mocht rontom ene Stad;waar de grond- 
{lag zoo ongelyk , en door hoogten en dier- 
ten 


(f) De Bello jud. L. V. 12. « 
(8) Ib. L. V.z2.$ 4, Vor. $ ze 


(577) 


ten was afgebroken, een muur te trekker 
(h), zoo werdt nochtans dit voorftel niet als 
Îeen goedgekeurd, maar als of het van ene 
Godlyke ingevinge was, met zulk enen y= 
wer , lust en voortvarentheid van de belege- 
raars uitgevoerd, dat deze muur, in el 
omtrek van 39 Stadien, en gefterkt door 
13 Kafleelen, daar hy eenige maanden ver- 
&ischt had, echter binnen drie dagen. werdt 
voltooid, Hier door werden de fooden zoo 
_beangftigd, en in de laagte gebragt, en de 
Romeinen zoo zeer verhoogd, dat zy op 
hunne hoofden traden, en die {terkten in- 
kregen , waarop de Jooden vertrouwden , en 
die hielden voor hoogtens om lucht en adem 
te fcheppen (i), Nu kreeg de Dochter Tfions 
een engen band om hare lendenen, werdt 
_befloten door enen wal van bange zorgen 
_(k), en hartknagende treurigheid „ en hare 
‚ heerlykheid daalde in % ftof. 

_Nu was zy vernederd, en fprak uit de 
aarde: want door den muur en wallen der 
vyanden ingefloten , konde het jammer-ge- 
fchrei van die Stad zich niet ter zyden vers 

_{preiden, maar ging naâr boven , en maak: 
‚te een dommelend nederig geluid „een 
_ treurgalm van gewonden , hongerigen, ker: 
B Oo men 

_(h) RAPHELI Annotat. in Luc. XIX. 43. 

4 (i)joseruus de B.J. L, VL. 1. $ 5 Gon 
…_ (k) viro. En, XI. 382. Agger moerorum , nec inun: 
dant fanguine fosfie, 


Pd 


thenden en ftervenden. Zy wasi 


vreeze aante jagen. Jerufalem (n)wascen 
de Zorgen hun verblyf hadden; gelyk aan 


niets troostryks te vinden is. 


aarde fprak ‘die bloedftád als Ooh: want 


Kn b 


(578) 


ve des verderfs, zwemende naar die kk 
welke Zimarchus (m) onder Zich zag 
hol van 7ropbonius,hebbende de gelykent 
van enen grooten Gitretiondenstese, vol 
van dikke duifternisfe , onrust en beroerin= 8 
ge; waar uit naar boven op ene doffe én 4 
Onduidelyke wyze gehoord werdt hetgebrul 8 
en gefteen van dieren, het gefchrei van kler 4 
ne kinderen, het gehuil van mannen en & 
vrouwen , vreemde klanken om fchrik én_ 


afsrond van elende, waar rouw en knagen- « 


de vuile en donkere holen van Apollo, waâr 
Cruit 3 


__ Hier woonden bleeke ziekten , droevige # 
ouderdom , vrees, honger, een boos zat. Ì 
man, fchandelyke armoede, de dood, en 
arbeid, alle fchrikkelyk aan te zien, de 
blydfchap fpruitende uiteen boos geweten , 
en de moorddadige kryg op den drempel ; 
daár lagen de yzeren bulfters der razer- 
niyen ; en men zag ’er de zinnelooze twee- 
dragt, die heur flangen hair met bloedig 
hairfnoer opkhoopt. Uit dezen buik der 


de 

(D) vre. En.XL. 388. Inclufus murtis „ hoftilique ag- 

gere feptus.  ESCHYL. Septem contra Thebas. w 253. 

Zréver mólgpkt Oder, de uunAgmévavr ï 

(im) PLUTARCH. de Socr. genio p‚ 590. 
(n) vIRG, Zn, VI. 274. fegg. 


C 579) 


de; onbefchryflyke- honger had de ingezer 
tenen zoodanig verzwakt en uitgeteerd , kN Ni 
zy hiet, overluid (o) konden fchreeuwen 
f- kermen, maar wegens fchaarsheid van. 
levensmiddelen ‚en. worftelende met den 
dood „gaven zy ‚onder wonderlyke trekken 
van het wezen: al zieltogende „een afgebro- 
ken; -murmurend ‚en piepend geluid, Zy 
piepten uit het flof des doods even als de (p) 
Schimmen; zy-piepten uit hunne graven Fer 
rufälem was-nu. het kerkhof voor: ’t volk 
eworden;diesvan alle kanten op het Paasch- 
feest hier verzameld „ door de Romeinfche 
Heirmachten- waren ingefloten.. De hon, 
gers ontftond fchielyk door zulk ene toege- 
vloeide meenigte,-en noch meer door eis 
gen fchuld van-de yveraars en oproetmasr 
_kers,-als die vele. huizen vol van koren had 
den vernielden verftrooid, „Zy fpraken uit 
_devaarde ‚ en-hunne-ftem was, fachtkens uit 
het {tof ; gemerkt. velen , die-noch overig 
bleven, en-te zwak om anderen ter-aarde 
te beftellen ; zich by tyds in-de graven ne- 
derleidden „en: hunne--zielen „onder. vele 
verzuchtingen; uitbliezen.. Een diepe ftil 
te: en nacht van doodsfchaduwen had, de 
“Stad bezet „een afgryslyke flank, erger 
“Nan van eenig hol waarin Pytho zich opfloot, 
Ô iss nk EO OD RA | ging 


iN 


Kn 


k CO). zosrPeus de BT. TV. 12. 3 dt 
Ep. EL. Vo re3 Viso: f 8: 41900 TAARGOE 


Nn ES 


(580 y 


ging vän de doode lyken op, en fchr: ‚k enì 
vrees was van wöntom ri EEDE TU 
… Die noch hun bitter leven in veel verdri 
en kommer verlengden, werden dagelyks ® 
gekweld ‚om (r) dat zy uit bangheid en vrees 
ze niet overluid durfden {tenen en kermen, 4 
en loosden in ’t verborgene eenige zwakke 4 
zuchtingen , en geleken meer naar derydele 4 
fchimmen, die door Oobb' uit de graven 4 
worden uitgelokt , dan naar menfchen. 4 
Want de honger had hen t'eenemaal uitge. 4 
mergeld , en zulk ene zonderlinge uitwer- 
king op de kinderen en jongelingen gemaakt, 
dat zy als de Obooih sereen „en als de 
waterzuchtigen gezwollen en opgefpannen 
(s), gelyk bleeke fchimmen over de-markt 5 
omdwaalden. Die noch het geluk hadden 
vän uit de Stad te vlugten „en by den vyand 
lyfsgenade te verwerven, berfteden, wen zy 
hunnen hollenenledigen buiktefchielykmet _ 
‘het fterk begeerde voedfel kwamente vullen. — 

Het gebrul van een hongerigen Leeuw, — 
anders’zoo vervaarlyk, was nu verkeerd in 
een zacht gemurmer. De Leeuw, die zy- 
nen moed niet ed dan wen hy ten vol- 
Ten verzadigd is, had (t)-nu zyne geaard- 
heid verloren „en Ariel (d, is Gods Leeuw) 
LOE vere NU 
. en) ge dh L.V, 12. S 1. 2. 3. 4 

Cs) Ib.L. V. 13. $ 4. WEN 

(t) socnarT Oper, Tom, L. p. 725, 726. Dr. SHAW'S _ 
travels p. 235 , 172 dl 


CED 
nu uitgehongerd behieldt nietsvandiedap. — 
perheid, welke den nuchteren Leeuwen 
‘zooveigen is Jef. KAKI. 4. Mich. V. 7. 
Pf.CIV. 21; maar geleek meer naar Saul, 
die op de verfchyning van Samuel zeer ver« 
baasd , en van wegen deszelfs woorden zeer 
bevreesd werdt, zoo dat ’er geen krachtin 
hem was, want-hy hadde den geheelen dag 
en de geheele nacht geen brood gegeten. E 
Sam, XXVIII. 20. Bkr 1d 
_ Ariels vrees nam hand over hand toe; 
naar mate de Aomeinen met hunne werken 
de Stad Davids naderden , en hunnen kring 
al naauwer en naauwer maakten: vooral, 
toen de Tempel , de Burgt Antonia,en de 
naby gelegene gebouwen in brand geraak- 
ten, en den fchrik alomme verfpreidden; 
even als de (u) Arabiers de Leeuwen met 
„vuur vervaaren en hen by nachte van hun- 
ne kudden affchrikken, Zy waren nu in den 
ftrik en’t net geraakt (v) ‚en hoe zeer zy ook 
poogden door te breken, zy werden tef- 
fens met verlies naar binnen gedreven, De 
Romeinen vervolgden hen op ene wyze,als 
Buse A) de 
…(U) SHAW p. 172, 
(Vv) ESCHYLUS Agam, wy 363, 
a» ce Beoikeù suei vòE Diks, drs, 
ANKEYZAwv HOSLUV HTELTEIDK , 
Hr èrì Tpolus zúpyous EBakes 
Breyavòv ÒinTuov ts HATE wEYaV, 
Múz' oüv veapöv Tuv Òrepreréous Î 
Méye Bourefes Î dine ien 
Kayyagov, rus mavahhrs: &c, Conf, Prom, Vinét,j 1077 


Ld 


(582) 


de Arabiers gewoon zyn de jaot op 
ning der viervoetige dieren aan te {k 
‚Zy roepen een groote meenigte volks zoo 
„te voet als te (w) paard by een, omen 
‘ene ruimte van drie, vier of vyfmylen naar 
?% getal van-’t opontbodene volk „en de 
gefteltenis van de ftreek , die wordt opge- | 
floten: zy. naderen allenskens , werengen } 
hunnen kring, vervaren hem door allerhan- 
de geraas en gefchreeuw, tot dat eindelyk 
dit edelmoedig dier ‚met meer anderen in 
dien kring omvangen, ten prooije zyner 
‘hittige jageren valt (x). «De Romeinen 
verengden hunne jachtgarens van tyd tot 
<tyd,hun geroep was als dat van fterke hel 
den (y) en zegepraalende overwinnaars, 
maar de ftem van de belegerden was dof „ 
piepte uit bet flof‚en was nederig uit de aarde. 
„De Foodenftonden ftyf vanfchrik, en wegens 
wverflagenheid des Geestes hand- en radeloos, 
Zy meenden al den vyand te zien, eer hy 
noch werkelyk over den muur gefprongen 
„was (z), en verlieten door verbaastheid en. 
óntíteltenisfe die torens, welke ‚volgens de 
eigen bekentenisfe der Romeinen , onwinbaar 
waren, en alle de ftooten hunner {torm.- 
rammen zouden. uitgeftaan hebben. Nx 


(w) OPPIANI de Venat. L. IV, W 130, fegas í 
(x) Dr. sEAw’S travels. Ps B4S WE p 
Cy) roserHus-de B.J. L. VE 5.S TI, tr: 

vr Eb. Eer VL 405,50 Vo 9e S Ho ee 


(583 ) 


jas het i in vollen nadruk, Wee Ariel Ari- 
el, B4GE Sta id rarr). David (a) gelegerd ik 
éen we door de. Profeeten neten 
door wo ondertekenen in den hemel en op 
de aarde gefpeld, en vier jaaren, voor dat 
de oorlog 'ontftond, zoo naar en aanhou« 
dend uitgeroepen s van Jefus den Zoon van 
„Ananus ‚een gemeen Landman, die, noch 
door lagen , noch bedreigingen daar van 
was af te brengen, tot dat ten laatften een 
fteen „uit de blyde der Romeinen gewor- 
pên, hem met de ftemme te gelyk het le- 
ven benam (b). 
|___De Burgt Zfion of Davids Stad (Cc), de 
| voornaamfte vastigheid van Jerufalem, kon- 
de, met alle hare holen en onderaardfche 
gangen, den moed der zeloten en helden 
‚des volks niet ophouden ‚ noch hen befchut- 
Ek en bedekken tegen de nafpeuring der 
omeinen. God was tegen hen, en wie konde 
E de voor Bun zyn. Alle hunne fierheid en on- 
erfchrokkenheid, die, in den aanvang en 
voorgeg: des belegs, de Eet addar en on- 
_ vers 
@ An is van zaet onzen wel eed en leert ons 
‚_hoe David, alvorens hem zee Cederen huis gebouwd 
was 2 Sam. )p. 1. 2. Chron. IL. 3:.op den burgt Zfion, naar - 
im Davids Stad genaamd , in tenten gewoond „en zich 
r met zyne helden heeft nedergeflagen. 
b) josePnus de B. J. L. VL 5. $ 3. 
Non Athenarum tantum acropolis, fed aldi 
Etiäm urbium arces nonnunquam zóheis vocantur , VALC- 
ne ad Herodot, Ed, kkn Len Vik 27. 0. 99. 


(584) 


verzaagtheid van Gods Leeuwen evenaarde, 

begon ten laaften hun te ontzinken en tot ene 
tegenovergeftelde bloohartigheid (defi laag- 
heid van Geest te vervallen. Zy konden 
int {tof en in de holen van Zfions geberg- 
te niet lang fchuilen, maar kwamen,naeen « 
korten tyd, als magere fchimmen uit die 
fchuilhoeken te voorfchyn , maakten wel 
veel {meekingen, doch vonden geen heul , en 
werden (e) voor de zegepraal van Titusen de 
daar op volgende ftrafgerichten bewaard. 


(d) Ditlegt (myns oordeels) opgefloten in ’ flot van 
W 2. En die zal my gelyk Ariel zyn: Stad, door inlaschin 
den text gevlyd, kan, zonder tautologie, niet toegela- 
ten worden. Wat zin zoude het geven: Ariel zal my 
zyn gelyk Ariel en dat Arielby zich zelven zou vergeleken 
worden ?. Maar het ziet op ’t geen onmiddelyk voorgaat : 
$reuring en droefheid, Davids Stad, wegens hare natuurly= 
ke flerkte Eer Gods-Leeuw, maakte het volk gerust, en 
verwekte in de opperhoofden ene redenlooze gerust- 
heid, en fchandelvke zorgeloosheid, als of hen nie- 
‚mand konde deeren.” Zy verlieten den Rotsfteen huns 
heils, fteunden op eigene krachten en vierden hunne 
vleeschlyke vermakingen den losfen teugel. Een volk, 
dat als die van Lais (Leeuw) gerust en zeker woonde, 
den ‘boozen dag verre telde , en geen acht gaf op 
eenig wee tegen hen uitgefproken , Amos VI.’ Boek der 
wyshbeid Hoofdft. II, 1—12. maarde dag hunner bezoeking 
zoude. niet achterblyven, hunne uitgelatene vreugde 
en wellust, hunne kommer- en bangeloosheid in ene 
bittere droefheid , vreeze en neerflagtigheid verkeeren. 
En was hunne moedigheid en vertrouwen by enen 
Gods-leeuw vergeleken, die zelfde trap van vergely= 
king zoude ook in ene tegenovergeftelde fchrik en 
kleinhartigheid „ in traoftelooze droefheid en bittere 
treuring , ftand grypen, en het woord Ariel de groot» 
beid daarvan aanwyzen. obees 

(€) Josermus de B.J, L, VL.9.S4. — BE- 


í 2 bi : ì 
AE 0 „tn , ’ : 
Li Pd A ad ne, 


ike 


dl À 

BERICHTEN 

TOEGEZONDEN 
a AAN HET 
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP, 


ep hp DER 


WETENSCHAPPEN 


TE 


VLISSINGEN. 


DN MED 1 k ee, 
EN nek 4 PER 4 


de f 
\ / 
4 (Ny ” 
„ Ë ' ad NP: 
Wat ; 
hb, Hiep ig ARS 
f sd { ps 
3 il 9 Zl vn 
\ 
N 
} 
À- \ Y 


VROUWLYKE BORST» 


( 587 ) 
GEEN WARERACHTIG GEZ NR 


MS» 
IN EEN A 


B GE NEE SEN 


EAN Door 


“PAULUS pe WIND. 


dd B deelde N/Z sk U ND ARE lW od 


ME 4 lizaberh Roelofz., Oud 27 jaaren, dienste 
B ', maegd van Mevrouw de Weduwe Meine 
ders , te Middelburg , lang en mager van gettalte, 
vertoonde. ‚my, den 28ften April 1766, haaren 
Rechter Borst, die my verbaafend groot voor= 
kwam, terwylde Linker niet grooter dan die van 
een magere jonge meid was. _ 

_ De dikte begon boven aan het fleutelbeen ; 
vulde den Rechter Oxel, zoodat zy den arm niet 
behoorlyk roeren konde, en ftrekte zig ach- 


_terwaards tot byna aan ’* fchouwderblad van die 


ie 


Abe hing voorts naar beneden, veel verder dan 
Linker Borst ; waar door zy geen ryflyf kon 
draagen, alleenlyk een Corchet, en dus een wan= 
ftallige gedaante maakte, 

De Borst was echter niet pynlyk, natuurlyk 
‘van coleur, t'eenenmaale glad en effen ; maar 
wanneer men daar,met twee handen te ‘gelyks 
op drukte, voelde men duidlyk een golvende 
_beweeging, van eenig vocht, inzonderheid van 
_ het fleutelbeen af tot aan den tepel. _ 

Die zwelling was, volgens haar bericht „ fe= 


À al vier jaaren, allengskens toegenomen, na dat 


is 


N74 


met een kind op den arm, van de in 
was gevallen. 


(588 ) 


De maandelykfche ontlasting kwam op haaren 
tyd, en was zy , voor ’t overige , gezond. 

Om, zonder gevaar , en met zekerheid, te 
weeten de hoedanigheid van het vocht dat zig 
door ’t gevoel liet gewaar worden, bracht ik een 
Trocar in , tusfchen den tepel en oxel; de Naald. 
uitgetrokken, en een fpoelkom onder het pyp- 
tje gebracht hebbende, kreeg ik dien terftond vol, 
van een vocht, zoo dun, en helder als fontein 
water; en, dewyl de ftraal van vocht nog even 
groot bleev, hield ik ’er vervolgens een tinnen 
Waterpot onder, die nog byna vol geraakte. 

Naar maate het water uitliep, verminderde de 
zwelling van achteren aan ’t fchouwderblad, on= 
der den Oxel, en van boven, van het fleutelbeen 
tot aan den tepel, en begon men een fcheiding te 
zien tusfchen het gezwelen den fchyv der Borst, 
dien ik nu niet grooter vond dan dien van d'an- 
dere zyde; en merkte nu dat ik wat te laag had 
eftooken, om het pyptje, van binnen, naar al-_ 
e kanten te konnen roeren ; waarom ’er ook nog 
eenig water in ’t gezwel bleev, na dat ik het 
Pyptje had uitgetrokken. 
_ Dewyl ik niet twyffelde of dit water was in 
een vlies beflooten geweest, en had het zelve, 
als een blaas, onder de algemeene bekleedfelen , 
opgefpannen, was het noodig, om Haar in den 
„grond te geneefen, die bekleedfelen te openen „_ 
en het Vliesuit te pellen ; dog waren wy genood- 
Zaakt zulks nog eenigen tyd uitte ftellen om dat 
Haare Mevrouw, thans bezoek van buitenland- 
fche Vrienden hebbende , haaren dienst te meer 
noodig had. ‚ 

Zy kwam dan eerst , den tweeden Junii, we- 
derom aan myn huis; de Rechterborst was nu 
„uiet veel grooter dan de andere; maar werd ik, 
tus= 


em 


Ae C 589 ) 


tusfehen het fleutelbeen en den tepel, nog ok 

ge fchommeling van water gewaar ; waar op iks 

met de Biffourie, een opening, meer naar boven, 
‘dan de vorige reis, maakte, ter lengte van an- 
derhalven duim, door de algemeene bekleedfe= 
ten, en het Vlies vond dat ik gewacht had, dog 
het geene zoo flap was, door de voorafgegaane 
„ontlasting van ’% water, dat ik 'er de Biftourie 
niet kon doorftooten, voor dat ik het met duim 
en vinger had gegrepen ; door welke gemaakte 
opening nu het overgebleevene water uitliep; en 
haalde ik ook het gantfche Vlies, of hollen zak, 

met de vingers door de wond uit. Het was zoo 

dun, glad, en blinkend als Satyn; en bewaar ik 

het zelve nog in Liguor. 

De wond voorts verbonden zynde met een 

platte wiek en plaafter, ging alles wel tot den 

fesden of fevenden dag, wanneer die ganfche 

Borst, door de Roos’, werd opgezet , die moog- 

Iyk door vettigheid van de Zalf en Plaafter was 
„veroorzaakt; dog, na weinige dagen, den huid 

van de Borst verveld, en de wond genezen zyn= 

de , kroop echter de Roos, niet zonder koorts, 

over den rechter fchouwder, naar de linkerzy- 
de van den hals , en, vandaar , boven over ’ gee 

heele hoofd, zoo dat ’er wel vier weeken ver= 

liepen eer zy van de Roos bevryd, en in ftaat 

was om haar werkte doen ; -wanneer het gezwel 
ten vollen genezen, ende Rechter Borst niet 

grooter dan de andere was. vi 
_ Wanneer ik alle de omftandigheden van dit. 
‘geval overweeg , kan ik niet anders befluiten als 
À Ala: dit gezwel een merkelyke Hydatis of uitzet- 
ting van een watervat is geweest, waar van ’er 
_ takken, ter wederzyden van de Borften komen- 

7 de »fchuins opwaards naar elken Oxelloopen, om 

BL, zig 


ed 


} 


(590 ) 


zig te ontlasten in den tronk van het Par, Lyme 
phaticum, of watervat, dat aan den binnenkant - 
van elken arm, tusfchen de tronken der bloed- 
vaten opklimmende „door den Oxel heen gaats 
om zig, ter“ wederzyden „te ontlasten in. dien 
grooten bloed-ader , die de Pena Subclavia of on 
derfleutelbeens-ader genaamd word, zoo. aande 
linker als rechter zyde. Ik heb nog een aantei- 
kening , dat ik over 36 jaaren,; Student zyndete 
Leiden, met mynen Vriend , (den thans beroem- 
den Doktor Hovius te Amfterdam;) een ‘hond 
oöpende, óp ’t oogenblik dat. wy hem levendig 
geworgd hadden; in wiens linker Oxel. wy een 
watervat ontdekten, dat de wydte had van den 
fteel eener Tabakspyp ‚ maar doorfchynend-was. 
„En is de eerfte oorzaak van deze, Hydatis „ Her- 
nia Aguofa, of waterfpat, hier geweest, een al 
te fchielyke en bovenmaatige uitrekking enkneu- _ 
zing van een watervat, wanneer zy; onder het … 
vallen van de trappen, het kind wilde befchere 
men dat zy op den arm hield; gelyk ik uit der- 
gelyke oorzaak aanmerkelyke WVarices en Aneu- 
rysmata of ader en flagader fpatten heb zien voort- 
komen. Gelyk er dus watergezwellen, onder den 
Oxel, fomtyds ontftaan , door. uitzetting der wa- 
tervaten , zoo heb ik reeds twee maalen koude 
gezwellen aan de liesfchen , en het dik vanhet been 
ondervonden, een, in een dienstmaagd, dat zig 
nederftrekte, langs den. binnenkant, tot op den 
helft der Dye, en de grootte van een-mans hoofc 
had , die het niet wilde door-my laaten oopene 
maar-naar. Gorcum vertrok „ alwaar zy elendig is 
geftorven. «Een ander-in een Heer, van ‚Goes, « 
die het wel fes jaaren gedragen had, maar dat 
kleinderen als in tween verdeeld was,enaan den 
‘binnen en bovenkant der Dye zat; het geene deer 
de en 


(59E) 


den zeer kundigen Chirurgyn #Zuitman op mynen 
ne aldaar isgeopend, waar uit brokken kwamen, 


als End verdikte Lympha; welke‘opening td 
* eerst Fiftuleus werd, maar nä verloop van ec= 


nigen tyd gelukkig door zyn Ed, is. genefen. 
De watervaten, die van het been opwaards 
klimmen , leggen, aan den binnenkant der Dye, 
onder het vet, alwaâr ook de loop is van de Ve- 
na Saphena, of die ader, welke ‘geen flagader 
nevens zig hebbende, het bloed van den huid , 
en uitwendige deelen der voet te rug brengd , en 
die zoo dikwyls, vooral in zwangere Vrouwen, 
fpatten aan den binnenkant-van ’ been en de 
Dye maakt. De tronk van deze watervaten, in 
de liesfchen , tusfchen de Liefchenklieren door; 
loopende , gaat, met de Vena Cruralis, naar bin- 
nen ‚en loopt vervolgens, ter wederzyden , langs 
de Vena lliace externe ‚en de groote Holle ader, 
achter het buikvlies, naar den Duétus. Thoracicus 
__of zoogenaamde Chylbuis , die niet andêrs is a 
de tronk of verzameling van alle de watervaten die 
de Eympha of het water van älle de benedenfte 
gen van het lichaam van den buik en borstvan — 
innen te rug brengd, en het mede ontlast in den 
ader of aders, achter-’t fleutelbeen „gelegen. 
_ Wanneer door aanmerklyke verzweeringen., 
of dwarfche. infnydingen. in de liesfchen, de 
tronk van ’t watervat aldaar geopend word, heb 
ik in een Vrouw van West Cappel gezien, dat ’er 
__vierdubbele fervietten, om te drukken daar, op 
_ gelegd, daaglyks van doornat waren; dat doo 
_ de zwaare lekking het mensch oogenfchynlyk 
A verzwakte , uitteerde en eindelyk ftierv. 
We luke AM ARL \. a À ENE 
MM DE EI U af 


En WAAR- 


net 


4 mi 


C 592 Dj 


WAARNEMING « 


HON IE SO dTet Sikb 
Omtrend een eerstgebooren Kind, waar wan 


de Ingewanden (de Nieren, Pisleiders, 


en Waterblaas uitgezondert) zig 
di buiten den buik bevonden; 
bej on gn ED Oe 
SAMUEL pe WIND, 
“Medicine Dogor, Stads Steenfnyder, en 

_ Wroedmeefter te Middelburg in 
#5 oe cedeeland. | 
ttr 


IJ Nen 29 Oktober 1768 wierd ik , s’Avonds om. 


ó uuren, verzogt te komen by A. S. bui- 


ten de Noordpoort dezer Stad, om deszelfs 


Vrouw, die 32 jaaren oud was, te verlosfchen 
van haar eerfte kind; ’tgeen , volgens opgaaf vari 
de Vroedvrouw „een arm voorbragt, waarby een 
zägt en ongewoon gezwel, ’t welk haar deed af- 
zien om de verlosfchiing op de gewoone wys te 
verrichten. 


Terwyl ik, op dien tyd, om dergelyke om- 


ftandigheid van, huis was, ging myn Vader in 
nyn plaats, welken ik op het eerfte berigt ten 
fpoedigften volgde. Hd de 
__ Wy vonden de Vrouw op’t zoogenaamde kor- 
te bed , waarop zy t'zedert 12 uuren (na het 
breeken der Vliezenen afloopen van ’t water ge- 


komen was); het Kind prefenteerde ‘den reg- 


ter arm , waarby een gedeelte van de Navelftreng; 
% geene verzeld was van een zagt gezwel, en 
lag meest overdwars in ’t bekken, en wyl ’er 

wi een 


| 


(593 ) 


een genoegzâame ontfluiting , en ’er geene de 
minfte tegennatuurlyke geftaltenis in ’c bekken 
‘plaats had; hadden wy het genoegen haar in kots 
ten tyd van een Dochter te verlosfchen , ‘die iets 
minder dan voldraagen fcheen, en waar aan wy 
de volgende zeldzaame omftandigheden gewaar 
werden. 

Wy zaagen namentlyk een Vliesagtige Zak op 
voofzeide Kinds buik hangen, begin neemende 
van den Navel (die op eene aanmerkelyke wy- 
ze naar de regterzyde verplaatst was); de Zak 
was uitwendig Vliesagtig en ten eenemale door 
het peritonaeum of Buikvlies geformeerd, en 
bleek by de opening gevuld te zyn , met de Le- 
ver, Maag, het Maagbed, voorts de Milt, alle 
‚de dunne, en het grootfte gedeelte van de dik- 
ke darmen. dk 

De Navelftreng eindigde op den rand van de 

gemelde Zak, tegens de verplaatfte opening 
welke de Navel uitmaakte, wiens middellyn 
paauwlyks een halven duitn meer bereikte; uit af 
het welk genoegzaam bleek, dat gemelde Zven- 
‚t#âtie, of uitfluiting der ingewanden, voor een waa- 
re Exomphalos of Navelbreuk konde gehouden 
worden, waar door in de eerfte tyden , niet al- 
leen de dunne, maar ook vervolgens de dikke 
darmen en overige ingewanden warên uitgelloo- 
pen, waarvan de opening vervolgens, haar maate 
de vrugt meerder kragten hadde gekreegen,allengs- 
| et om de uitgefchootene deelên waâs töcpieeton. 
ken. | 

De Buik, of. liever de bekleedfelen, waren 
geheel ingezonken , en tegens de ruggegraat ge-_ 
plaatst. — Terwyl wy dit naauwkeurig onder= 
zochten, viel ons oog op het Borstbeen, waar 
| den in het Epigaffrium, ter rechterzyde van 
lee in Pp de 


( 594 ) 


de Cartilage enfìformis , wy wel haast een aan- df 


houdende beweging van het hart ontdekten, doch 
egter haalde het Kind in ’t geheel geen adem ‚ 
_ moch gaf ook teffens eenig ander blyk van leven, 


waar uit genoegzaam eene byzondere Circalatie df 


of omloop van ’t bloed, alleenlyk door het fora- 
_meén ovale, het hart,en de canalis arteriofus. was 
op te maaken. 


Om te zien “wat uitwerking de opblaazing der 


„Longen zou te weeg brengen, blies ik (de Neus 


van ’t Kind weltoegehouden hebbende) een mee- 
pige lugts in den mond, doeh tot verwondering 
ging 'er weinig of piets. van in de. Longen ,maar 
wiefd de Maag, en Ingewanden, op ’t zelve oo- 


genblik „ op ecne verbaazende wyze- met lugt- 
Opgezet, ’t geen my ten eerften van her inbla- — 


zen deed afzien. 
‚Het hart bewoog zich ondertusfthen by aanhou- 


denheid, welke beweging, ruim een, half uur, 


zonder de minfte vertraging {tand hieldt , waar naa 
dezelve al; engskens verminderde: terwyl het Kind 


_ voor ’t overige alle teekenen behield van dood 


te zyn, geevende geen het minfte geluid of ver- 
deren blyk van leven. 


Wy hadden zeer gaarne gewenscht , dit voor- 
werp te mogen openen, doch. wat moeite wy ook — 
aanwendeden om de Ouders hiertoe te bewe- 


gen, was zulks vruchteloos; waarom wy ons ge- 


noodzaakt vonden , by de uitwendiag befchour 


wing te berusten, gr 


/ N 


mic 


zl 


u worden; als wanneer men den darm kan inbren=_ 


€595) 


E WAARNEMING 


f Page een Lieschbreuk, door middelvan ij 
_ Breukfnede gelukkig Beren ch 


ed DOOR i 
MF. EL G R A M. 


_Heel- en 4 roedmeefler te ROTTERDAM, 
\ 


ee dtp Wedel NN Sn 
A lhoewel ’er geen bewerking in de Heelkun- 


de zy, welke tot zoo een grooten trap van 
volmaaktheid gebragt is, als die der breukfnede ; 
ontmoet men echter daaglyks in de PraCtyk ge- 
vallen ‚ waarin men hier of daar van de gemeene 
regelen: kan afwyken „en de behandeling na om- 
ftandigheden van zaken inrichten. . Men ftelt by 
voorbeeld , dat wanneer de darm , welke de 
Breuk formeert, in een hoogen trap van ont- 
fteking is, zoo dat men voor verfterving te vree« 
zen. heeft, of wanneer dezelve wezentlyk ver- 
ftorven is, men den darm moet buiten laten, en 
liever een anus artificialis maken, dan den Ly- 
der aan een. gewisfen dood overgeven. In dif 
geval echter kan men een uitzondering maken, 
namentlyk wanneer de verfterving zeer gering 
is, en ’er maar een kleine efchara gangraenofa 
plaats heeft „zoo dat dezelve door de sicatrizee- 
ring van de uiterlyke wonde kan toegeflooten 


Konst, kan ter uitvoer brengen. e volgen= 
waarneming kan tot een bewys jk van vere 
_ftrekken. ê es 
he Pp z | Sgr 


E: en afwagten wat de natuur, gepaard met 


we 
ke 


Z 


(596 ) 


Sarel de Bruyn, een Sjouwer op ’s Lands Werf 
alhier, oud vyf-en twintig jaren, van een tenger 
en mager geftel , kreeg op den sden Juny 1764, 
’s namiddags ten twee uren , van een ftelling af- 
fpringende, hevige pynen in den buik, welke hand 
over hand toenamen, en met walging gepaard 
gingen ; ondanks deze ongemakken , bleef hy noch 
tot vier uren aan ’t werk, zynde de gewoone 
fchoov-tyd. ’t Huis gekomen, verergerden de 
pynen en walging; waar by op het laafte fterke 
brakingen kwamen. Men riep myn Vader te 
hulp, welke’s Lyders gewoone Heelmeefter was. 
Deze, na dat hy het bovenftaande verhaal van 
den Lyder gehoord had, onderzocht hem met 
alle moogelyke naauwkeurigheid, en ontdekte , 
in de Rechter zyde vande Liesch , een volkomen 
Lieschbreuk , waar van echter de Lyder noch 


niets wist. Myn Vader beproefde of iaeNt. Î 
zn dl 


| 


pen 


Breuk, door middel van de Zaxis, kond 
brengen ; dan alle de poogingen „ welke hy hi 
toe aanwendde „ waren vruchteloos. Hy liet hem 
daar op terftond een ruime aderlating doen, en 
dezelve ’savonds andermaal herhalen; niet al- 
leen om daar door de ontfteeking voor te komen 
“en te verminderen, maar ook om te zien „of hier - 
door de inbrenging gemakkelyker zoude kunnen 
gefchieden (a); doch zulks andermaal Bijen 
Es 


(a) De Heer Martin brengt in het Journal de Med, Chis 
zarg. et Pharm: Tom, XXVIII. Mai 1768, pag. 464. vers 
fcheiden gevallen by, in welke hetaderlaten, tot flauw 
worden toe in ’t werk gefteld, van de grootfte uit- 
werking geweest is; en met waarfchynlykheid, om 
dat ten tyde van het flauw worden, de zaamtrekking 
der Spieren’ minder zynde, ’er een ontfpanning ge- 
fchied van alle de Spieren van den Buik, en gemeen 

© {ele} e 


_ 


( 507 ) 


de, liet hy hem Cataplasmata uit de Species emol 
lientes over de Breuk leggen, als mede eenla- 
venrent zetten ‚ welke telkens herhaald werden. 
Op deze wyze hield men aan tot den 7den, zon- 
der dat de Lyder eenige verlichtinge befpeurde. 
Door myne afweezenheid zag ik den Lyder niet 
voor den óden Juny , wanneer ik ’savonds laat 
in de Stad kwam. Na dat ik alles naauwkeurig 
onderzocht had, vondik den Buik noch zeer zacht, 
en in geenen deele opgezet, echter klaagde de 
Lyder over heftige pynen in den zelven, voor- 
naamlyk omtrent den Navel ; deze pynen ftrek- 
ten zich uit cot in de Breuk, en lieten zich beur- 


Ba Pp 3 j te- 


ook van die der Veezelen van den Liesch-ring , waâr . 
„door dan de inbrenging van de Breuk gemakkelyker 
word. Edoch hier omerent heb ik op te merken „dat 
zoo men dit wil beproeven men zulks niet dan in ’t be= 
gin mo@t doen; wyl men anderzins door het verzwak- 
„ken van den Lyder gevaar loopt, dat de in de Breuk- 
zak gehoudene deelen fchiclyker tot verfterving zullen 
overgaan. : fi 
Even eens is het gelegen met het. aanwenden van 
koud water op de Breuken, ’t welk door verfcheiden 
aangeraaden word; want, niet tegenftaande men veele 
voorbeelden by de Schryveren aangeteekend vindt, in 
welken zulks gelukt zy, heeft men wederom ande- 
ren, alwaar de Lyders het droevige flachtofter eener zoo 
vermeetele handelwyze geweest zyn; by aldien men 
evenwel het aanwenden van koud water wil beproe- 
„ven, ik raade het zelve nooit anders in ’t werk te ftel- 
„len als onmiddelyk nade formeering van een Breuk, en 
wel meteen bepaalden vast voorneemen, om, wanneer. 
ma deszelfs aanwending de inbrenging der Breuk niet 
gelukt, onmiddelyk tot de Breukfnede over te gaan, 
om dat dikwerf, door de daadelyke koude, een fchie- 
elyke op één pakking der vochten gefchied, waar door 
de gehoudene deelen in de Breukzak fchielyk in ver= 
efter ving vervallen. 


(598) 


felings, nu op deeze, dan op geene plaats, met 
meer heevigheid gevoelen ; daar en boven-was 
de Liyder zeer onrustig, hy had een fterke koorts, 
en was zeer dorftig; al wat hy gebruikte, gaf hy 
terftond weder over; ook befpeurde ik, dat hy 
nu en dan fterk oprispte , welke oprispingen (ge- 
‚ Ayk hy my zeide) zeer ftinkende waren. Ik keur- 
de de tot hiertoe aangewende behandeling goed, 
als zynde volgens de regelen der Konst in werk 


gefteld , en raädde met de Clysmata en cataplas- _ 
mata emollientia voort te gaan ‚en noch een foort- 


gelyke ftooving over den buik te leggen, voe- 


rendede nacht, niet verminderden , men genood- 


zaakt zoude zyn tot de Breukfnede over te gaan, « 


als het eenigfte middel om het leven van den on- 
gelukkigen Lyder te behouden; en met reden; 


want het zoude in dit geval niet alleen onvoor- 
zichtig maar zelfs onverfchoonlyk zyn geweest 


de Breukfnede langer uiste ftellen ; wel is waar, 
in een verouderde Breuk , alwaar de darm gemak- 


kelyk langen tyd in en uitgegaan is, kan men, 
avanneer ‘er naderhand verftropping voorvalt , « 
deze bewerking eenigen tyd uitftellen, en be- 
proeven wat de natuur, gepaard met een goede 
behandeling der Konst, kan te weeg brengen ;- 
maar in een verfche Breuk als deze , welke daar- _ 


enboven door aangebragt geweld fchielyk voort= 


„gebragt was, zoude het onverantwoordelyk zya 


“de operatie lang uit te ftellen, om dat de ont- 


fteeking der verftopte deelen in dit geval zeer 
fchielyk door verfterving eindigt. Enin de daad, 
ondanks alle de aangewende heilzatne middelen, 
namen nietalleen de reeds gemelde toevallen hand _ 
„over hand toe, maar ’er kwam noch de hik by, 


“gn de buik begon zich op te zetten, 
Den 


gende ’erechter by, dat zoo de toevallen, geduu* _ 


d 


Ä 


NW, 
il 
d 
Wv: 


Bj ( 599 ) 


“Den 4den ’s morgens den Liyder bezoekende, 
vond-ik hem inbovengemelden ítaat : na alles ry=» 
pelyk overwoogen te hebben , ftslde ik hem de. 
Breukfnede voor als het eenigfte middel om hem 
teredden; hoe ongaarn ook , en ’t geen men, he- 
1äas \ niet dan te veel ondervindt, en waar door 
vele Lyders weggerukt worden, die misfchien 
anders noch in het land der levenden en als ’t 
ware uit de kaken des doods zouden gered zyn, 
gaf hy daar aan zyne toeftemming ; en ik verricht- 
te, ’s Morgens ten elf uren, de: Breukfhede in % 
byzyn’ van mynen Broeder y. c. GRAM, des Ly= 
ders gewdonen Geneesheer, ‘en verfcheiden an-= 
dere Genees- en Heelkundigen. | 
_Na dat ik de Breukzak op de gewoone wyze 
ek en ‘den ring der Buik-{pieren met de 
Zerniotomus van den Heer te pRAN verwyderd 
had , vertoonde hét omentum zich verftorvens 
„ weshalven ik het verftorvene'gedeelte aanftonds 
wegnam ,fpreidende het overige noch gezond ge= 
deelte boven ‘de wonde over de gemeene be- 
kleedzelen van den Buik. uit; hier door ver- 
fchafte ik my een genoegzaame ruimte om den 
waaren {taat van den darm te ontdekken. Ik vond 
denzelven ‘in een allerhoogften trap van ontftee- 
king, en aan deszelfs voorfte gedeelte een ver- 
ftorven korst ter grootte van een duit. Ik{tond 
nu een weinig verlegen, en in twyffel hoe my 
in deze omftandigheid te gedragen ; want dacht ik 
by my zelven, brenge ik den darm binnen, dan 
_ heb ik te vreezen, dat, na de affcheiding van de 
__verftorven korst, de drekftoffenin de hoiligheid 
‚Van den Buik zich zullen ontlasten ; en, laat ik 
Hem buiten, dan ftelle ik den Lyder onvermy- 
_ delyk bloot aan het ongemak van een anus arti 
_flcialis. Hoe zeer ik dit alles wikte en weegde, 
MEN Pp 4 ik 


(600 ) 


/ 
ik kon tot geen van beide deze uiterften over- 
gaan, en befloot daarom den midden-weg, als 
den veiligften, te verkiezen, naamlyk om den eo 
in te brengen, en denzelven zodanig te plaat- 
zen, dat het kleine verftorven gedeelte zich recht 
‚tegen over de opening van den ring bevond, in 
hoope dat de darm eenige vasthegting aan den 
ring zoude verkrygen; en in de daad, gelukte 
my deze vasthechting , dan kon ik den Lyder zon- 
der anus artificialis genezen ; in tegendeel mis- 
lukte my dezelve , zoo bleef ik altoos noch mees- 
ter om den darm uit te haalen, en de drekftof= 
fen , wanneer zy in de holligheid van den Buik 
mogten uitgeftort zyn, te doen, ontlasten, tgeen 
egter moeyelyker gaat als men veeltyds zich ver- 
beeld, wyl deze, volgens de, geftelde. natuur= 
wet, zich altoos na die plaats begeven alwaar 
zy den minften tegenftand ontmoeten , en-deze is 
de opening van den ring ; wordende dezelve.daar» — 
enboven.hier toe noch meer aangezet door de wer» 
king van het middenrif, en die der Buikfpieren, 
welke de darmen, die de geheele holligheid van 
den onderbuik vervullen, drukken , en dus de- 
ze uitdryving bevorderen. EE 
__ Deze bedenkingen deelde ik den omftanderen 
mede, welke met my van het zelfde gevoelen 
waren, als zynde de beste weg „ welken men in 
een diergelyke omftandigheid konde inflaan.. Ils 
bragt dan den darm in, en plaatfte de verftorvén 
korst zodanig , dat zyrechttegen over de opening 
van den ring kwam, beveelende den, Lyder 
vervolgens zich zeer flil te houden, op, datde 
gemelde plaatzing van den darm niet „konde 
veranderen, en ik dus doende in myn oogmerk 
te leur gefteld worden. Verders leide ik het ge- 
woone verband aan , beftaande in eenige drooge 
| ___wie- 


(Cor ) 


wieken,en driehoekige drukdoeken,verzeekerende 
alles door de Spica Inguinaliss een half uur na 
de Operatie liet-ik hem een verzachtend laves 
ment zetten, „De Lyder bevond zich na de 
‚ Operatie vedelyk „wel ; de toevallen van de pyn 
in den buik, walging , braking, oprisping, hik; 
enz. hielden op, en hy bracht de nacht taamlyk 
gerust door ‚doch. had noch geen ontlasting gehad. 
„Den 8ften ’s morgens het verband losmakende 
vertoonden de lippen der -wonden , en deszelfs 
grond zich redelyk wel ,en de wieken waren ee= 
nigzins vochtig. Het was my moeilyk te onder 
feheiden , of dit vocht zich ontlaste uit de hollig- 
heid van den Buik , of wel uit de afgefnedene 
einden der vaten ; dan het zy hier mede hoe ’ 
Zy» ik vleidde my met dit goede voorteeken ee- 
ner beginnende verettering. De Lyder hadeen 
weinig koorts; en wyl hy nog geen ontlasting 
‚gehad had, liet ik hem andermaal een lavement 
zetten, en drie uren daarna het zelve , om even 
gemelde reden, herhaalen; ’t geen ook van die uit= 
werking was, dat de Lyder hier door eenige ont= 
lasting kreeg. 
„Den gden bevond hy zich redelyk wel , hebs 
bende de nacht gerust doorgebragt; by het weg- 
neemen van het verband verheugde ik my de 
ftofe, welke zich uit de wonde ontlastte, ee= 
nigzìns flymiger en in een grooter hoeveelheid 
te. vinden. De Lyder had dien ganfchen dag; 
_ fehoon men met de lavementen aanhield , geen 
_ ontlasting. gehad. \ 
_ „Den roden vond ik hem koortzig; en bemerke 
B een lichte verettering aan de randen der won= 
, dens ook fcheen ’er zich een dunne ftinkende 
_ dchoreufe ftoffe door den ring te ontlaften. Voor 
% overige had hy dien dag geen afgang , en bragt 
oi Pp 5 mee=- 


( 6o2 y 
mede -de volgende nacht zeer onrustig door. 
Den 1iden ’s morgens ‚vond ik den Lyder een 
weinig beter; ook. zeide hy my dat hy veel 
verlichting gevoelde. Het verband zullende af= 
nemen’ vernam ik een drekreuk , waarom ik hem 
vroeg of hy afgang gehad , en zich bevuild had, 
tgeen hy my, met neen te zeggen, beantwoor- 
de. Dan het verband geheel afgeligt hebbende, 
ontdekte ik wel haast, dat de geheele wonde 
met drekftoffen bevuild was. Dit ftrekte my tot 
een blvk , dat debovengemelde verftorven korst 
nu afgefcheiden was 5 ik waschte de wonde met 
laauw water uit, en bedekte dezelve met eenige 
wieken, ae met het volgende dracht-mid= 
ng 
z Therebinth. venet. unc. ij 
Vitelli ovi Na: — 
pulv. myrrhee dragm.kì 
voor ’t overige verbond ik de wonde zeer los, _ 
verzekerende het verband alleenlyk door den ge- 
woonen “T' band, uit vreeze dat. de drekftoffen 
zich zomtyds in de holligheid van den Buik zou- 
den ontlasten, en dus door het aanhouden van 
de Spica inguinalis belet worden uitgang: door 
den ring te krygen. Ik gebood, den Liyder zich 
zeer: ftil te houden, en fchreef hem en ftrenge 
en- weekmakende levensregel: voor. Myn Broe- 
der; diehem tot hier toe op een verkoelendeen 
verzagtende manier behandeld had, liet hemriu, na; 
dit. verfchynzel, de „koortsbast gebruiken: sa 
vonds het verband afnemende, vond ik weder= 
om de-wonde met drekftoffen: bedekt ‚ welke ik , 
na-ze gezuivert te hebben, op dezelfde wyze 
als voren verbond. De volgende na bragt 
de Lyder zeer gerust door. 
sybden r2den ’smorgens was de wonde even ge- 


lyk 


7 


( 603 ) B, 


/ 

Iyk daags te vooren met drekftoffen bedekt, 
waarom ik dezelve weder op bovengemelde wys 
ze verbond. De Lyder kreeg dien ‘dag een weis 
nig” ontlasting door den natuurlyken weg; dit 
deed-my de lavementen, welke men tot hier toe 
nimmer had nagelaaten , verdubbelen; om daar 
door de natuur, als ’t waare in hare 'heilzaame 
pogingen te hulp te komen, en de drekftoffen 
van de wonde af te leiden. 

Den 13, 14,-15 en 16den enz. bevond. pred 
de‘ Lyder zeer wel; en ik ondervond, dat naar - 
mate de Liyder meerder ontlasting kreeg door den 
natuurlyken weg, ’er minder ftoffen door de wòn- 
de te voorfchyn kwamen. 

De volgende dagen bevond zich de Liyder md 
en de wonde-begon te genezen; 

„Den 23ften bemerkte ik. dat de doorgeboor- 
de darm zich rondom den ring vast gehegt had, 
Jen dat de wonden van den-darm eenigzints zaam- 
getrokken waren; om welke reeden ook de ontlas- 
ting der drekftoffen door de wonden zeer gering. 
was. Ik veranderde nu van Zudicatie ; want; 


| 


„daar ik te voren, om gemelde reden , alle druke 


king zorgvuldig vermeeden , en de wonde, zeer 
dos verbonden had door middel van de gewoone 


_/T'band, ftelde ik nu in deszelfs plaats de-Spica 


‘Znguinalis; een verband, ’t welke voornaamlyk 
in een geval als dit was te pas komt; want. door 
‚de overkruisfingen , welke het zelve op de won- 
de maakt, word ’er een fteunpunt van drukking 
„geformeerd, ’t welke men. kan vermeerderen of … 


verminderen door tusfchenkomst van drukdoë- 


“ken , welke men ’er onder legt. „ Gemelde druk- 
Wer was’ eensdeels noodzaaklyk om de ontlas- 
sting der drekftoffen te beletten, anderdeels- om 
„de genezing van den darm en deszelfs vastheg-. 

hen ting 


C 604 ) 


ting met den ring te bevorderen; zonder deeze 
twee vereischtens ware het my onmooglyk ge- 
weest om ín myn voornemen te flagen: naam- 
lyk om een anus artificialis voor te komen, ende 
wondente genezen. En gelukkig heeft de uitkomst 
aan deze myne inzichten beantwoord; want daar 
de drekftoffen, voor de aanlegging van de Spica 
inguinalis , by aanhoudenheid door de wonde zich 
ontlaftten, verminderdendezelve nu van dag tot 
dag; de opening in den darm werd kleiner ; en bin-. 
nen den tyd van eene maand , was dezelve geheel 
gefloten , en de Lyder volkomen genezen. 

„Uit voorzorge echter liet ik hem, tot onder- 
fteuning van het nieuw gevormde lidteken, een 
bommezynen Breukband draagen , en de Lyder 
bleef zeer welvarende. Edoch veertien dagen 
na deszelfs genezing, zond hy andermaal om my, 
klagende over heftige pynen ter plaatfe van de 
wonde. By het onderzoeken vandezelve, vond 
ilkdat de wonde ter grootte van een dubbeltje 
opengebrooken was, en een dunne ftoffe ontlast- 
te, welke van dezelve koleur en reuk was als die 

der drekftoffen. Zouden nude beweeging en 
wryving van de aangelegde Breukband deeze we- 
der opberfting veroorzaakt hebben ? alhoewel 
dit waar kan zyn, is het echter niet onwaarfchyn- 
Iyk, dat dit toeval mede veroorzaakt is, door dat , 
de Liyder in het eeten van allerlei, en mogelyk 
harde fpyzen, zich heeft te buiten gegaan. Dit 
zelfde heb ik zien gebeuren by een man, op 
welken ik in de maand December 1765 de Breuk- 
fnede met het grootfte goed gevolg heb in het 
werk gefteld, en daar het lidteeken van de won- 
de om evengemelde reden naderhand ‚ter grootte 
van een Ryxdaalder , opengebroken , doch in 
korten tyd weder genezen is. Ik floeg in dit … 
Á À ge 


( 6o5 ) 


geval den zelven weg in, en de wonde werd 
andermaal door behulp van een opdroogende 
zalf en het aanleggen van de Spica Inguinalis bin= 
nen weinige dagen genezen. Na dezen tyd is 
_deLyder geen ’t minfte ongemak aan dezelve meer. 
gewaar geworden. Naderhand heeft hy my ge- 
zegd, dat hy, gemeenlyk by ieder ftoelgang , de 
drekftoffen voor by de plaats der gewezene won= 
de voelde voorby gaan ; dit zelfde had ook plaats 
wanneer hy een wind loosde. Myn affcheid van 
hem nemende , verbood ik hem het veel eten 
en vooral van grove fpyzen. Tegenwoordig is 
hy zeer gezond, en neemt, daar hy te voren zeer 
tenger en mager was ‚merkelyk in dikte toe. 


WAARNEMING 


Van een werftropping van het Net rondom den 
Darm, ontdekt na den dood van een 
‚ Lyder, op welken men de Breuk- 
Jneede had verrigt. 


' DOOR } 
GYSBERT ps WITT; 
Á Heel. en Vroedmeefter. | 
eroberne 


OHAN JURJEN WACHER, geboortig uit het ftift — 
__Quern in het Furftendom Minden , van een 
ee en fterk geftel, een opperman van zyn 


Bn 
C 


dwerk , kreeg (zo hy zeide) des morgens den 
twine 


\ 
\ 


( 666 


twintigften „Mei 1768, onder hethouthakken hes 
vige brakingen met zwaare pyn in den buik, bly-_ 
venderin dien fteat tot ’s namiddags omtrent wyf 
suuren, wanneer ik by hem.geroepen werd. Hy 
zeide zwaare kolykpynen te hebben, vergezeld 
„met benauwdheeden;’tzweetberftede hem vanalle 
kanten uit; ik vond zyn pols zeer zamengetrokken. 
Ikondervroeg hem of hy-ook ergens een breuk had; 
hy. zeide my daar nooit van geweeten te hebben, 
maar dat heteen koude was, welke hy gevat had; 
äk verzogt zyn buik te onderzoeken , tgeen hy my 
toeftond; ik vond in de regter liesch-een volko- 
„me lieschbreuk , die groot was en zeer geklemd 
zat; hier, van ‘Onderrigtede ik. den Lyder, die 
zulks niet wilde gelooven, en dus niet dan na 
veel moeite toeliet het noodige aan te wenden; 
altoos zeggende zulks een koude te zyn, welke 
hy aan d'andere liesch wel meer gehad had, 
en die van zelfs verdweenen was. Ik liet ‘er aan- 
ftonds, na vrugtelooze poogingen te hebben aan- 
gewend om denzelven in te brengen, een pap uit 
de verzagtende kruiden opleggen ‚deed hem ader- 
laaten, en liet hem een lavement zetten. Twee # 
of drie uuren- daarna vond ik den Lyder in den # 
zelfden ftaat; ik trachtede op nieuws de breuk 
„in te brengen, edog vrugteloos ; de aderlating 
liet ik tent tweedemaale herhdalen. 2 
Den eenentwintigften ’s morgens, verzogt ik 
mynen medebroeder den Heer Fr. H. GRAM met 
my-mede te. gaan, wy vonden den Lyder ie 4 
zelfden ftaat, naamlyk met pynen, brakingen, # 
benauwdheeden, geduurige oprispingen, de pols 4 
zeer zamengetrokken , blyvende de buik zeer 
‘zagt , en in geenen deele opgezet ; de breuk zat 
_-noch even geklemd alsvooren. Wy vonden goed 
noch een /avemnent te laaten zetten, doch dit was 
Pie Wi NET vrug= 


7 


\ 


IN 


(c6a)- - 

vrugteloos. „„Eindelyk. wy kwaamen met élkane 
der overéén, op dezen Liyder , zo fpoedig als mo» 
‚gelyk was, de operatie te verrigten ; niet alleen 
om de-hevigheid der toevallen , maar vooral we= 
gens het flerk en. gezond geftel van den Lyder., 
„waaromte vreezen was, dat’er:zeer fchielyk ver= 
Ectloe in de uitgezakte deelen. konde ontftaan, 
Wy ftelden derhalven den Lyder dezelve voor, 
als het eenigfte middel tot zyn behoud , die daar 
van zeer afkeerig-was , verzoekende hem teffens 
zich van een Geneesheer te voorzien om hem hee 
noodige toe te dienen; de keure viel op den 
Heere A. LENTFRINCK , weshalven ik dezen ver- 
zogt des. namiddags ‚ten drie uuren aan het huis 
vanden Lyder te komen, ’t geen gefchiedde, en 
alzo wy den Lyder noch in den zelfden ftaat be- 
vonden , beflooten wy ‚na alles onderzogt, ‘en 
rypelyk overwoogen te hebben, met volkome toe- 
_ftemming van den Liyder , de breukfneede des 

avonds om agt uuren aan hem te verrigten. 
_ Des avonds , na alvoorens alles in gereed- 
heid gebragt te hebben, wat tot de operatie ver- 
eischt wierd , verrigtte ik dezelve in tegenwoor- 
digheid van den Geneesheer A: LENTFRINCK ‚ En 
myne medebroeders de Heeren r. H. GRAM En N. 
“MARI en eenige andere omftanders. Na de be- 
kleedzelen en breukzak volgens gewoonte met 
de vereischte voorzorge geopend te hebben , 
vond ik den geheelen. middenlyn van den darm 
buiten den ring geheel en al zwart en verftor= 
„ ven, als mede een gedeelte van ’t net. Ik ver- 
_ewyderde den ring met de herniotomne van LE DRAN 5; 
_äk trachtte vervolgens een gedeelte van den darm 
Wit den buik te trekken, dog dit was my onmoo- - 
_ gelyk uit hoofde van een verborge zaamgroeing, 
„Welke wy niet konden ontdekken. Goede raad 
Mo * was 


( 608 ) 


was duur; evenwel ha my verzeekerd te hebben 
als mede de omftanders door het inbrengen van 
den vinger , dat de ring genoegzaam verwyderd 
was, beflooten wy de uitgezakte deelen buiten den 
buik te laaten, en de fcheiding van het verftor- 
vene af te wagten, te meer,daar het ons op het 
uiterlyke toefcheen , dat de ingewanden in den 
buik gezond waaren, om dat de buik geheel 
zagt, en in ’t minst niet opgezet was, en dusdat 4 
de verfterving maar alleen bepaald was aan dat ge- 
deelte van den darm , ’ geen buiten deu ring was , 
gelyk ook bleek toen ik den darm trachtte buiten- 
waards te haalen, want men zag in de diepte zeer 
klaar de natuurlyke koleur van den darm, ende ‘| 
affcheiding van het verftorve gedeelte; Ik leide} 
dan maar alleen eenige wieken van droog pluk- 
zel over de gemaakte wonde, en de uitgezakte 
deelen, eenige driehoekige drukdoeken, en de \f 
gewoone 'T' band , om dat hier de geringfte druk- 
king niet gefchieden konde (a), er bevogtigde 
al- 


(a) Dedrukking op de gemaäkte wonde úa de breuk= _ 
fneede, is in alle andere. gevallen „ alwaar de uitgezak= 
te deelen gezond, en ingebragt zyn; ook vrugteloos; 
want wanneer men de plaatfing, waar in de Iyder 
zich na de operatie houd, wel overweegt, zullen de 
ingebragte deelen niet wederom uitzakken; en gefteld 
zulks was al eens mogelyk , wat nadeel zoude daarop 
volgen? immers niets, dewyl de veritropping van Ge 
ring door deszelfs verwyding geheel‘“weggenomett is. 
De T band is dan voldoenende om de aangelegde wie=« 
ken en drukdoekenop de wonde te houden. De Hee 
Louzs in zyne Reflexions fur l'operation dela hernie in het 
4de deel van de Memoires de Pacademie Royale de Chirurgie 
geeft de volgende bedenkingen op tegen de band, /pi= 
ea ingwinalis Senaamd, welken men gewoonlijk na de 
operatie aanlegt. 1.) Dat deszelfs aanlegging niet alleen 

voor 


be 6D) 


allés met den lauwgemaakten. olie van roozet 
waar mede ik ook embrocatien over den gehe 


hage en. granen tere oro rt deuren 
« 1 . e ; herr ' 8 


voor den Heelmeester, maar ook voor den lyder lastig 
is.-2.) Dat de overkruisfingen van de zwagtel, die ei= 
gentlyk de picae formeeren , niet op de gemaakte 
wonde kunnen draagen alwaar het inzigt van drukking 
is. 3,) Dat de drukdoek of flanelle lap, waar mede de 
embrocatien over den buik gedaan worden, beter door een 
bandage de corps gehouden word als door eenige omflagen 
meteen zwagtel. 4.) Dat men met meerder zinlykheid en; 
gemak, de. triangularis. inguinalis woor de. dyebreuken „ 
en de T band voor de lieschbreuken kan aanleggen „ 
als de gewoone pica. Hieruit volgt, dat de T band de 
voorkeuze boven de fpica inguinalis verdiend. Indien ik 
echter myne gedagten mag uiten omtrent de tweede 
opgegeeve bedenking van den Heer rouIs, zo dunkt 
my; datde drukking van de pica door middel van druk= 
doeken „ „welke, men. ’er onderlegt„ op’ de gemaakte 
wonde zeer-wel gefchieden kan;,ik heb ten minsten 
dezelve in zommige gevallen , alwaar de drukking na 
de Ee noodzakelyk was met een goed gevolg zien 
aanleggen, gelyk by voorbeeld wanneer een kleine 
flagader , wélke zomtyds over den breukzak heen 
laopt, en die gemeenlyk een takje van de arteria pu- 
denda externa ìs „ onder de operatie doorfneeden word; 
of wanneer op den uitgezakten darmeen kleine eschara 
gangraenofa gevonden “word, in welk geval men ge= 
meenlyk den darminbrengt „laatende de eschare regt te= 
gen over de opening van den ring.om de uitftorting 
der drekftoffe in de holligheid van den buik na deszelfs 


_ kam na de-affcheiding van de korst , onder voorwaarden 


_ groot nut zyn, om te beletten dat de drekftoffen zich. 
_ miet door de wonde ontlasten „ maargenoodzaakt wors 
den om hunnen weg door hetdarmkanaalte: vervolgen, 
nds eerder gelegenheid verfchaft: tot devfluiving van 

de wonde in den darm, RT GENE 3 


ot mue z is de drukking tegen den-riag van zeer 


len buik deed, Om half elf uuren des. avonds 


affcheiding voor tekomen; In zodanig geval, zeg ik, 


echter, dat de darm aan den omtrek van den ring 


P) 


h ED 


_Ewam men my fchielyk roepen, zeggende dat _ 
de Lyder fterk bloedde; ik vervoegde my der- 
waards en vond daar reeds den Heer r. H. GRÁM, 
_ welken men om de nabyheid ook geroepen had, 
„Wy vonden wel is waar het geheele verband 
met bloed doordrongen, en zelfs eenige ftukken 
geftold bloed in het bed, dog zo aanmerkelyk 
niet, dat ’er een groote bloedftorting te vreezen 
was, wy namen het verband geheel af, maar al- 
zo de bloeding reeds geftild was, konden wy de 
plaats niet ontdekken waar dezelve van daan - 
kwam; edog vermoedelyk was dezelve veroor= 
zaakt door de aflnyding van een takje van de ar= 
zeria pudenda externa. By deze gelegenheid kwa- 
men wy overéén om een gedeelte van den ver- 
ftorven darm weg te neemen (b), tgeen ge= 
fchiedde met een ontlasting van een ftinkende „ 
- zwarte, dunne ftoffe , welke in dit gedeelte van — 
den darm behouden was; door. de twee overbly- 
vende afgefneede eindens bragten wy een chyfleer — 
in, uitlauwe melk en waater, om waare het mo- 
gelyk de ontlasting der drekftoffen te bevorde- «| 
ren; dan ’er ontlaste zich niets ; ik leide verders _ 
' à k het ö 
Cb) Dit deed ik om de drekftoffen zo veel te fchie- 
lyker te doen ontlasten, want ik herinnerde my, dat 
wanneer ik op den eden Mei 1767 de zelfde operatie op — 
een boer te Langerak over de rivier de Lek verrigte, 
zo dra ik de breukzak geopend had; de drekftoften 
met zo een hevig geweld door-den doorboorden ver= 
ftorven darmaan alle kanten uitftortten, dat alle de om- 
ftanders ‚zoowel als ik, er deerlyk door afgeregt wer= 
den.. Aan welke {chielyke ontlasting ik het behoud 
van den lyder toefchreef, welke in een byna hoope= 
loozen ftaat was; hy is geneezen , echter met het on. 
gemak van een anus artifcialis, want ’er was wel een 
gedeelte darms van 7 a 8 duimen lengte veritorven. 


Ede 


A 
k 
ke 
Ä 


(6ar) 


het reeds gemelde verband aan , zorgvuldiglyk 


alle drukking vermydende , dog bevogtigde. het 


_ zelve niet met den olie van roozen om de doors 


fiepering van het bloed te beletten, maar deed 
an. de embrocatien met dezen. olie over den 
buik, Ik wierd om twee uuren in de nagt we- 
der geroepen wegens de bloeding, doch aldaar 

ekomen zynde vond ik dezelve niet aanmer- 
Kelyk genoeg om het verband los te maaken, ik 
liet echter uit voorzorge een helper by den Ly- 
der; hy fliep ook het overige van. de nagt vry 
wel „…en’er vertoonde zich verder geen bloeding 
meer... 3 


… Den twee en twintigften 's morgens vond ik den 


_Lydervniet beeter , de brakingen waren wel is 


Pan 


waar zo fterk niet ‚ evenwel de geduurige opris- 
pingen bleeven, hy klaagde over pyn in. den 
buik omtrent de navel; de buik bleef echter zagt 
op het aanraaken , en was in ’t geheel niet opge= 
zet; hy had een zeer fterke koorts. By het af« 
neemen van het verband bevonden wy , dat hy 
„nóch in ’t geheel geene drekftoffe door de wonde 
ontlast had, dit deed ons wederom befluiten om 
even als ’s avonds te vooren een chyffeer van melk 
en waater door de afgefneede eindens van den. 
darm in te brengen , ’t geen met het grootfte ge 
mak gefchiedde. Er volgden geene ontlastingen. 
Ik verbond de wonde met een digeftif, zaamge- 
fteld uit den balfam. arcaei , een doyer van een 
ey, en een weinig myrrhe tot. poeder gewree- 
“ven; hier mede werden de wieken beftreeken 


— omde affcheiding te bevorderen, en verders het. 


«viger, Des avonds by-het afneemen van het ver- 


eeds gemelde verband aangelegt. « Dezen gehee= 
n dag had de Lyder koorts en was zeer dof= 
; tegen den âvond. werden de brakingeh he- 


A Ô 
dlg! «374 


Qi 5 band 


C6r) 


band vonden wy nog woaidhar shakti af. > 
felden nu niiet meer of ’er: was een hinderpaal „die 


de onclasting ‘der drekftoffen verhinderde, % 
zulks eer’ zaamgroeing van den ‘darm"aan het ee 


Ófander deel was, die ‘deszelfs middenlyn’ ver- 4 


riauwde, of wel d'een of andere verftropping; of 
dat de worms-wyze beweeging der Guine lee 
veel wêritinderd was ; wy bevonden den ring 

der buikfpieren by het inbrengen der vingeren 
wyd ‘genoeg, -weshalven het fnoeielyk “was óm 


de’ oorzaak van deze belette ‘Ontlasting re otit= 


dekken: ‘Wy vonden ook niët goed metdeschpss 
mata aante houden ,want vermits de buik begofi op 


ke zetten ‘en “de toevallen vermeerderden’, vrees. 


den wy’; dat’ de darm mogt doorboord zyri;"en 
dus het vogt in de mengen van dan ape uit: 
geftort 4 on ht 


EEG 


… 


van den buik had plaats gehad, het zelve zich door 5 
opening der wonde zoude hebben. moeten ontlasten, 


volgens de geftelde theorie van den Heer PETIT -dén 


“zoon, in zyn fuite de VEsfay für les epanchemens in de me= 
zavires de Pacademie Royale de: Chirurgie: Tona. welke „zegt 
zn kan-de-werking van-het middenrif, die der buik- 


ern en de opgezette darmen, als zoo veele ian d 


nd biedende kragten aanmerken, welke. bel ette 
dat de uitgeftorte ftoffen doot haar cige zwaarte zic die 
tusfclien: de circosvolwtien der darmen’ kûnnen eije 
maâr dat zy veel eer door deze werkende kragten j ù 
die: plaats alwaar zy derminste tegenftand vinden „1 
weten na de wonde moesten gedreeven worden. Dan 
in ons geval zoude de uitftorting hebben kunnen ge- 
fchieden zonder. zich evenwel doorde wonde te ont 
lasten; want een verftropping van het net rondom den 
_ darm ‘zoude dit verhinderd hebben; om dat ín ‘een 


diergelyk geval; de darm met het, met als % waare 5 
Cie 


a Men’ Round: A penn fe Mme ae in 
dien er een. uitftorting „van, dit. vogt.in de. holligheid e 


ke, 


en 


„dat hy een zeer kwade nagt gehad had; en 


4 (613) 


«Den drie en twintigften ’s,morgens verna 


d.de brakingen. waren zeer hevig, de op» 
pingen geduurig, nu‚en dan gepaard met den 
hik ‚de buik zeer opgezet en pynlyk, de be- 


uwdheid zeer groot, de pols zeer ongeregeld, 


de verftorve uitgezakte deelen zeer ftinkende en 


verrot „kortom alles, was in een hoopeloozen 


toeftand, „Ik {need om de verrotting eenigzints 
te verminderen een gedeelte van het verrotte net _ 


„| 


weg;,hy bleef vervolgens den geheelen dag in 


denzelfden ftaat. _ 


… Den vier en twintigften waaren behalven de 


| ringritdinade die veel heviger waaren , de 


hik geduurig,«en hy. braakte drekftoffen uit. Ik 
onderzogt door.den vinger in den ring te brengen , 
of ik ook de verftropping of zamengroeing , die 
wy vermoedden, konde ontdekken , met voornee-. 
men om als dan, ’ zy met een biftouri op het 
geleide van myn vinger dezelve los te maaken 

of, indien zulks niet gefchieden konde, de ge- 
maakte wonde na boven door een infnyding tot 


inden buik te verlengen, om dezelve zo veel 


te beter te kunnen ontwikkelen en losmaaken ; 
doch wy vonden niets. L 
GHemvyt en twintigften woedden gemelde toe- 
vallen, veel heviger, en de buik was tot berften 
toe gefpannen ; in. dezen {taat bleef hy tot den 
„zeven en twintigiten, wanneer hy kort na het ge=. 
woone verband ’s morgens zeer fchielyk overleed. 


_ ‚ Jk verzogt het lyk te mogen openen, % geen 


der gewikkeld zyn; en daar door de vrye doot- 


gang door de wonde belet word; deze: beredeheering 
gepaard met het, vermeerderen der toevallên., welke 
„men-by den lyder ontdekte, verfchaften-my geen regt 


om met de chsmata aan te houden, 


C 614) 


my toegeftaan werd, en verrigte het zelve des 


avondsin tegenwoordigheid van de reeds gemel- 


de Heeren. Ik fneed de gemeene bekleedzelen 


‚van den buik tot op de fpieren door, ter lengte 


van eeri fpan, beginnende op de plaats van den 


ring, rigtende myne fneede regt opwaards na de 
regter bovenbuikszyde ; daarna doorfneed ik de 
buikfpieren tot op het buikvlies in dezelfde rig- 
ting, en na dezelve een weinig van het buikvlies 
afgefcheiden te hebben , opende ik dezen met 
een fchaar tot op dezelve lengte; dit verfchafte 
my een ruime opening genoeg om de verborge 


oorzaak van des Lyders dood te kunnen ontdek- 


ken. Hier vondik een gedeelte van het inteftinum 
ileum door het net even als in een fcheede omvat, 
en aan dezelve vastgegroeid; ik zegge, even als 
in een fcheede , om dat het darmfcheil, waar 
door de darm bepaald word, belette dat het net 


niet rondom den darm gaan konde, maar de zaam- 


groeing van het net rondom de buitenfte opper- 


vlakte vanden darm , en aan het darmfcheil, ver- > 
fchafte aan den darm een fcheede, waar in de- … 


zelve omvat wierd; men vond drie of vier dui- 
men boven de verftropping, die door den ring 


voor de operatie plaats gehad had, dezen darm / 


__ voor de tweedemaal door het net toegefnoerd , 
en het net verders aan het buikvlies boven den 
ring na de zyde van ’t pubes zaamgegroeid. Voor 


*t overige waren de darmen verftorven, echter 
‘was de verfterving onder de toefnoering van het 


net veel aanmerkelyker. Ik was begeerig te zi 
of de clysmata , welke ik op den eerften en tw 
den dag van de operatie in de afgefneede eind 


van den darm ingefpooten had, niet door d'eene _ 


of d'andere opening ín de holligheid van den buik 
_ gitgeftort waren, om dat het my verwonderlyk 
voors 


er 


SN 


' 
Pd 


(615 ) 
voorkwam deze verftropping te vinden bhi 
ter de clysmata zonder de geringfte tegenftand te - 
ontmoeten waren ingefpooten ; dan ik vond nieten 
integendeel de gemelde verftropping weggefnee-_ 
den zyndeliep de drekftoffe uit den darm, zynde 
noch geverwd door de koleur van de melk. Jam- 
„mer is het, dat ik niet een gedeelte van den ver- 
_ftropten darm met het net en deszelfs vasthegting 
aan het buikvlies uit het ligchaam heb kunnen 
neemen ‘om hier van een afteekening te geven , 
maar hier ín werd ik door de vrienden van den 
overledenen, die ’er tegenwoordig waren , ver- 
hinderd. 3 | 
„Deze waarneeming, fchoon zeldzaam, is ech- 
ter de eenigfte: niet in zyn foort. Men vind 
meer voorbeelden van verftroppingen van den 
darm door het net. De Heer DE LA PEYRONIE 
en anderen hebben dit reeds waargenomen. Ja 
ik herinnere my ook, in ‘t jaar 1759 in’t Gasthuis 
der barmhertigheid te Parys, debreukfneedeby= 
gewoond te hebben, waarin de Heer rours , die 
dezelve. verrigtede, ook een diergelyken ftrop 
van het net rondom den uitgezakten darm ont- 
dekte; hy haalde den darm met het net door den 
verwyderden ring der buikfpieren uit , en vond 
den ftrop, die het net om den ‘darm maakte , ge= 
heel hard en als byna kraakbeenig , zo dat toen 
hy denzelven met een fchaar doorfneed, de kra- 
king door alle de omftanders gehoord werd; 
de ontfteeking der darmen was boven de ver«= 
_ftropping reeds zo groot, dat de Lyder eenige 
puren na de operatieftierf. __ 5 
g-In ons geval was de zaamgroeing van het net 
aan het buikvlies, zo als wy na de dood vonden, 
„ de oorzaak waarom men deze verftropping niet 
„konde ontdekken, en ik te vergeefs getragt heb- 
REN 7 Qaq 4 be 


< 
\ 


(ó16 ) 


be den darm na my-toe te haalen, anders zoude 
__ik mogelyk,door op dezelfde wyze gelykde Heer 
Louis deed, naamlyk met de verftropping door 
te fnyden, den Lyder gered hebben ; vooral in- 
‚ dien dic in den beginne had kunnen gefchieden, 
„om dar (zo als ik gezegd heb) de buik tot op den 
volgenden dag na de operatie geheel zagt bleef, 
€n in ’tminst niet opgezet was, ook omdat de ver- 
fterving maar alleen bepaald was buiten den ring, 


gelyk bleek na deszelfs verwyding toen ik in de dl 


diepte de natuurlyke koleur van den darm ont-_ 
dekte; ik ga zelfs verder; had men kunnen ver- 
moeden , dat deze verftropping zo digt by den 
ring der buikfpieren was , gelyk na-de dood ge- 
bleeken is , zoude ik met de gemaakte wonde 
tot in den buik te verlengen, en de verftrop- 
ping los te maaken, den Lyder by het leven heb- 
ben kunnen behouden. Doch. wie heeft ditalles 
kunnen vermoeden’, daar ik tot tweemaalen toe 
een clysma in de afgefneede eindens van den darm _ 
zonder de geringfte tegenftand te ontmoeten in- 
gebragt heb, en hetzelve ingebleeven is, en ook _ 
daar mede zoude aangehouden hebben, indien 
ik door de toeneeming der toevallen voor geene 
doorbooring van den darm,'en by gevolg voor 
de uitftorting van dit vogt inde holligheid. van « 
den buik gevreest had ? Uit dit alles zoude men 
byna moeten opmaaken, dat ’er tot ’sanderen- _ 
daags na de operatie, geene verftropping vanden 
darm moet geweest zyn, ten minften niet aan- 
merkelyk genoeg om den doorgang van de inge- 
fpoote melk en water te beletten (d), en dat zy 

‚tt Á Al „van \ 

(A) Men zoude my hier wederom kunnen vraagen’, 
Waarom was deeze verltropping „zo zy niet aanmerke» 
lyk genoeg was om,den ingang van Ss tragr in het 
3 \ | ' arm= 


\ 


ak be en GAD) 


„wan dien: tydaf eerst toegenomen heeft om het 
naal van den darm geheel toe te fluiten. … «* 
_ „Uit de’ Ontleedkundige befchouwing,. na, den 
dood, blykt dan dat deze verftropping zoude kun» 
„men weggenomen zyn , indien men daarvan was 
„verzekerd geweest, want dezelve was niet ver 


Ad 


boven den ring, en-men had maar aileen de ge- 
maakte wonde «een duim breedte behoeven te 
verlengen, om dezelve te ontdekken; dan de 
„vasthegting, die 'tnet aan ’t buikvlies verkreegen 
had, deed den verftropten darm een kromme lyn 
befehryven , waar door de ftrop veel digter by 
den ring was als zy anders zoude geweest zyn; 
door dien (gelyk ik, reeds gezegd heb) de vers 
ftropping door het net drie à vier duimen hooger 
was als de vorige verftropping door dén ring, 
dat is te zeggen, dar het gedeelte van den darm 
hvr. olst triton Q qe S rio tus- 


darm-kanaal te beletten , dan fterk genoeg om de. voort= 
dryving en de ontlasting van dit vogt tegen te hou- 
den? Dan het vogt dat ingefpooten was , was vloei- 
}__baar genoeg om door een eng kanaal te kunnen door- 
_ gaan, daarenboven wierd het zelve door een fpuit aan= 
gezet, en dus met-een zekere kragt voortgedreevens 
zo het nu zich had wilien ontlasten, zoude dezelfde 
kragt noodig geweest zyn om door dezen engen weg 
uitgedreeven te worden ; de worms-wyze beweging der 
darmen nu zoude in den natuurlyken ftaat voldoenen- 
de genoeg zyn om ‘tzelve uit te dryven, maar deze 
beweging moet men veronderftellen in dit geval ver= 
zwakt geweest te. zyn, ja zels een tegengeftelde-rige 
ting aangenomen te hebben, zo dat deze op dit vogt 
… niet heeft kunnen werken om het wederom, uit te áry= 
Kir en; hier by komt noch dät dit vogt zoo vloeibaar niet 
Re beren is, “als toen het ingefpooten wierd, dewyl 
het zich met de drek{toffe vermengd heeft, Dan het 
Zy hoe het wil, dit vogt is in den darm ingefpooten; 
ister‚in gebleeven ; en‚niet wederom. ontlast, hebbens 
“de men ’t zelve na den dood in den darm gevonden. 


(618) 


tusfchen de beide verftroppingen een lengte van 
drie of vier duimen had.’ De kromme lyn, wel- 
ken de darm formeerde, was ook oorzaak, dat 
de ftrop na de zyde van ’t pubes, alwaar de vast- 
hegting was, gekeerd was, en dus dat ik op den 
derden dag na de operatie, toen ik gereed ftond 
om de wonde te verwyden, de verftropping 
door den vinger in den ring te brengen niet kon- 
de ontdekken. ) br) an Ln 
Hier uit nu kan men de volgende. praktikale 
les trekken , dat wanneer ’er na de operatie geen 
ontlasting volgd, en de toevallen vermeerderen , 
_ er zekerlyk een hinderpaal is, die de ontlasting 
der-drekftoffen belet: Dan hoe zal men deze hin- 
derpaal ontdekken? Alle fchryveren nu raaden 
in een diergelyk geval aan, de ingebragte deelen 
wederom uit te haalen; zulks doende zal men aan- 
_ftonds de oorzaak van de toeneeming der toeval- 
len ontdekken. Maar gebeurd het, dat-men den 
darm in geenen deele uit den buik haalen kan, 4} 
en men door het onderzoek met de vingersver- 4} 
zekerd is, dat de ring genoeg verwydt, en de 
darm niet aan dezelve vast gegroeid is, kan men 
evenwel verzekerd zyn, dat de vasthegting niet 
ver van den ring afgelegen is. Zodanige vast- 
hegting nu kan eenigzints tot een teken verftrek- 
ken, dat de verftropping van den darm door het 
net niet ver van den ring afgelegen is. In dit ge- 
val is’er nietsanders overig als de gemaakte won- _ 
de door een infnyding tot in den buik te verlen- R 
gen, om hier door de verborge vasthegting Ef | 
ontdekken ; deze losgemaakt zynde kan men al- 
toos de verftropping ‚zo ’er een is, door de uit- 
haaling der darmen vinden , al was zy zelfs niet 
digt by den ring gelegen. ie 
De voorgeftelde inf{nyding is dan in een RIED, Ô 
Bas ‚NA Kek 


(619 ) k 


Iyke omftandigheid het eenigfte middel eek 
‘houd van den Lyder. Wat zwarigheid behoeft 
men dan te maaken om zulks niet te béwerkftel- 
ligen? De Lyder in'zo een ftaat zynde zal, ja, 
noet omkomen ; moet men hem dan aan zyn on- 
lukkig nootlot overlaaten? Het is immers beter 
een twyffelagtig middel dan geen in ’t werk te fleb« 
den. Men heeft eertyds de gaftrotomia in de vol- 
wulus inteftinorum aangeraaden, een gebrek waar 
van men zich niet kan verzekeren; en veronder- 
fteld, men was van deszelfsaanweezen overtuigd, 
kan men echter de plaats waar dezelve is niet be- 
_paalen (e). Waarom zoude men dan in dit ge- 
val, waar in men byna verzekerd is de verftrop- 
ping,‚ten minften de vasthegting ‚te zullen vinden, 
de gemelde infnyding niet bewerkftelligen? pr- 
GRAEUS heeft wel voorgefteld , dat wanneer men 
de breukfneede wilde verrigten, men de infny- 
ding in den onderbuik moest doen, en dan de 
uitgezakte deelen na zich toe haalen. De Heer 
CHESELDEN heeft zelfs deze manier met een goed 
gevolg in het Hospitaal St. Thomas bewerkftel- 
ligd. Schoon deze zo van ons verfchillende ma- 
nier zeer veele nadeelen heeft, welke door den 
‚ Heer rours in zyne Reflexions fur Voperation de 
la hernie (f) worden opgegeeven , toond echter 
dezelve , dat men zo zeer niet behoeft te vree- 
zen, van in zo een netelige omftandigheid als in ° 
ons geval plaats had, de infnyding boven den _ 
ring in den onderbuik te vervolgen om dus doen- - 
__de de plaats def vasthegting te ontdekken. Het 
ar ee 


te De. 


(Ce) Zie Recherches Historigues fur la gastrotomie, ou l'ou- 
wwerture du bas ventre dans le cas de volvulus , ou de Vimtusfusr 
cebtion d'un intestin , par Mr, Hevin, In de memoires de l'a- 
__ademie Royale de Chirurgie. Tom. lW. 

\* (B) Memoires de lacademie Royale de Chirurgie, Tom. IV. 


Ge Ad (620 ) 


eenigfte gevaar dat ’er by deze infnyding,is, is 
de affnyding van, een tak van de arteria. epigaftri- 
ca, waar toe men middelen genoeg heeft om des- 
zelfs bloeding te ftillen ; en gefteld het gebeurde 
al eens, dat men door. deze infnyding de ver- 
ftropping nog niet konde ontdekken, zo. heeft 
men ten minften reden om vergenoegd te zyn van 
ailes te hebben aangewend, wat de kunst, ge- 
paard met een ftoute hand , vermag. …… ke 


WAARNEEMINGEN 
kn OMTRENT DB vere 
LUCHTS-GESTELDHEID ‚ WEDER , EN WIND» 
\ MITSGADERS A ere 


_… AANTEEKENINGEN DER ZIEKTEN, IN YDERE « 
MAAND. VOORGEVALLEN, 


re VLISSINGEN IN DEN jAARE 1768. 
| DOOR re | 


> 108, TME DL: BREE 


smsen 


9 rá oe noodzakelyk de Lucht tot het leve van 
| alle Dieren is, zonder welke zy niet 


| 


éen oogenblik beftaan kunnen, leeren ons de 


ptoefnemingen van geleerde manrien. En nadien 
inden Dampkring, voornamentlyk in deze Oor- 
den, zeer menigvuldige en verfchillende veran- 
deringen befpeurt worden, en de oorzaken van _ 
byna de meeste in het algemeen in’ zwang ee Ni 


ne ER LIED 


É 7 rs oe 


KT 
% 
did ran RET, 


pre ij et _ 
er dd 


(621) 


e“ziekten aan de quade gefteldheid van die zyn 
oe te fchryven ; (met regt kan men hier byvoes 
de Ziekten die befmetlyk genoemd worden. 
elykfe ondervinding leerende , dat derzel- 
groeien aanhoudentheid hier voor al van 
fhangen.”” nippocrares zelfs zondert hier niet 
ban uit buiten en behalven de voorgenoemde) 
Ziekten de Temperamenten en Zeden der mens 
shen:) “Zo volgt, datde waarneemingen der by= 
„ondere luchtsgefteltheden, voor al den Genêes- 
eren , nuttig „en noodzakelyk zyn. Myn beftek 
Iyd niet. my: hier breeder in te laten ; ik zal ‘ook 
niet optellen de veelvuldige -nuttigheden in het 
ftuk der natuurkunde; maar alleen tot eenige on- 
Iderrigtingen’ en bepalingen dit’ weinige 'er by= 
voegen, op dat die aanteekeningen met andere 
zouden kunnen vergeleken ‘worden. vont” 
| VLISSINGEN is gelegen op 51 gr. 29 min. Noor= 
\derbreedte „en op de lengte van 19 gr. 52 mins 
lgan den mond van de’Schelde, die aan de linker- 
zyde ten westen in de Noordzee valt. ei 
| De Barometer ‚tot de waarneemingen gebruikt „ 
isdie'van den vermaarden konstenaar FAHRENHEIT ; 
| waar van defchaalis 3 engelfche ‘duimen , in lynen 
verdeeld;van o (of veranderlyk) na boven tot 16,en 
| nabeneden tot zo ‚t'zamen 36 lynen. Om reeden, 
| dat ditin het aanteekenen moeyelykte verftaan is, 
| hebúk naast deze met zeer groote zorgvuldig- 
heid een andere fchaal latén vervaardigen, gelyk 
| aandie; alleen met dit onderfcheid , dat yder duim 
in twaalflynen verdeeld is; zo äls men in'de Fis 
guur kan nazien’, ‘volgens welke myne waarnée- 
| mingen ‘gedaan zyn: hangende in een galery bes 
 hoorlyk verzorgd, omtrent’ vier ‚Rhyndlandfche 
| voeten boven ’tgemiddelde waterpas” van “de 
Noordzee, 193, eaogrofn cab 4osab 
Ti Dg 


… (622 ) 


‚De Thermometers ,‚ met quik gevuld; zyn mee 
de van den Heer FAHRENHEIT. ulist een: 
„Die in de opene lucht hangt, is-aan-een muur 
vastgemaakt, en geftelt tegen *t Noordwesten. «_ 
„De andere binnen’s huis, aan: een muur; “in 
een: houte kasje, tegen het Zuid-oosten. De 
fchaal teekent 32 graden, als ’tin de lucht begint 
‘te vriezen ; 64 en 65 gr. der ziekenkamer ; en 96 
gr. op de warmte van ’tbloed in een gezonden, 
aat. hd: ROOT 
_ Achter de Colom der WWindftreeken ‚ volgt die 
der Gefteldheden van het weder; waar in geftelt 


Wolkig, … als ‘er meer wolken, dan. hel- 
UG dere plaatfen zyn. 
Betrokken , wanneer de lucht overal graauw 


en bewolkt is. _ oi 
Omtrent helder, de lucht met weinig wolken be- 


\ . Zet: , 
Helder, vals „men in ’t geheel „geen 
wiejzia wolken , of graauwe …plaat{en 
, ziet. - $ di Ì 
Duister, “Een zeer verdikte lucht. 
Dyzig, „zekere … hoedanigheid. van de 


lucht, welke de voorwerpen 
op eenigen afftand dof en ver= 
„ward doet zien ;- zoals men me- 
nigmalen in zoel weder ontdekt, 


alfchoon de lucht zonder wol-… 
ken of graauwe plaatfen is. 4 


De overige gefteldheden van ’tweder zyn ge= 
makkelyk te verftaan. …: … …- … vi Hest 

Wanneer men een, ffreep in een der Colom- 
men. ontmoet, geeft-even ’tzelve,--zo-ver het: 
onderftreept is , als‚”tbovenftaande te. kennen. 
… De Waarneemingen zyn tweemaal’s daags ge- 
daan; des morgens ten 8, des namiddags ten z 
Waren, pe. 


Es 


( 623) 


“Achter ydere maand volgen de Ziekten, wels 

_ kers omftandigheden, oorzaken, genezing enze 
à (zoo veel my de gelegentheid heeft toegelaten) 
___äk in ’tkort heb aangeteekent, in hoop en ver- — 
_ _wagting, dat myne geringe pogingen , hier in te 
„werk geftelt, den lust van anderen zullen mogen 
„… entvonkt hebben „ tot verdere naarfporingen , 

— paauwkeuriger ontdekkingen, en verbeteringen 
van dit myn onderwerp. ONE AL 


EK | TA 
EE | SA 


(624) 


ye 


Fmorg.l’smidd.} Gefleltbeid 


34 ZO | ZO [Wolkig. 
35| ZW | W _|\Dyz, Betr. 
WtZ|Reg. Wolk. 


ZW |Betrokken. 
41} OtZ| O {S. Mist, Hel 


Hoogfte Barometer d. 30, 25 
Kaagfte Barometer d. 29. 4 L Middelb, d, 29. 9% 


Hoogfte Therm. bin, gr. 44 4 r 
_« Laagfte Therm. bin, gr. 17 } Middelb. gr. 30f 


„À oogfte Therm. buit. gr. 48 k d Á 
Wiloog Therm, buit.gr 9 k Middelb, gr. 28 


ee 


( 625 ) 
ZIEK TE N. 
De meeste Ziekten waren op ’teìnd van voor= 


___ teder jaar afgaande Koortfen. Na heete zomers 


„a die menigvuldiger; en nemen haar oorzaak, 
voor al'uit'een verdorvene, gärstige ftof (ranoî- 
da*materies) die zig, in den aârivang , opheud in 
de ‘Maag, vervolgens door den Portier van de 
Maag in den twaalfvingerigen darm gebragt, de 
Gal aandoet €n bederft; enz. Die Galachtige 
koortfen genaamd worden: Welke ftof men aan- 
ftonds ontlasten tnoet ,« wördende ‘anderzins 


door vertoeving nadeliger. Uit zulke koortfen 


kömen zeer dikwils. derderidaagfe® By zommige 
jyderen egter, houden die op, en gaan gehee- 
af; By anderen blyven die in tegendeel ‘aan- 
houden, zoo als ik in deze, maand by velen heb 
nomen. „Zemmige wierden, reeds; zeer 
„geworden zynde, na ingenomen. braak- 
BE ven het gebruik Knef 
n anderen, dig, geen braakmiddelen inge- 
pe pe rds herfteld.* wird 
Veele bejaarde Lieden zyn aan Beroertens ge- 
ftorven. Die herftelden, behielden een Lam- 
migheid aan .d'eene of d'andere zyde. De voor- 
naamfte Ziekten zyn geweest, Zinkingen, moey- 
lyk Hoesten, Ontfteking van het Ribbenvlies en. 
Longe.—= ’tHoesten ontftond voor al uit kou- 
de, belette doorwazeming, en fcherpe zinking- 
ftof : By de meeste was ’er Koorts mede verzeld. In 


 ’reerfte geval waren verzagtende middelen enz. 
van veel uitwerking. In ’ttweede om groote ont- 


fteking te verhoeden , moest men de Liyders rui- 


me aderlatingen doen. By anderen, die ontfte- 
__king in de Long hadden, verminderden de toe- 
_ vallen niet, alfchoon in den beginne twee of drie 


eel 1 Rr ader- 


/ 


(626 ) 
Ze MErKs Tt EN * 


aderlatingen verrigt, en fpaanfche Vliegen gelegt 
waren; nog wierden gerefolveerd door afgan= 
gen, zweeten enz. maar de Liyyders hadden een 
aanhoudende Koorts, moeilyk Hoesten ,- Be- 
nauwdheden, en Opftygingen: Op den twaalf- 
den of dertienden dag ontdekte men Sprouw, 
die langzaam afnam, en d'ontfteking ‚van de 
Long. veranderde zig in een Verzweering. . Het 
meeste wierd deze Ziekte door hoesten en-uit- 
werping van fluimen genezen. In dit geval heb 
ik zeer goede uitwerking gezien van het kermes 
mineralis; dien ik zeer aanprys, zo men wegens 
deszelfs goede bereiding verzekert kan zyn. An= 
derzins kan men zig bedienen van het Oxymel- 
Scilliticum. | ds ra 
‚NB. De Heelmeesters getuigden, zo veelvuldíi- _ 
“ge Aderlatingen verrigt te hebben, dat onder 

hen, reeds bejaarde mannen, niet heugden in 

veele jaren, in zo korten tyd, gedaan te zyn. 


AK / 


FEBRUARY 1768. 
Windftreek. Weder, 


8 } 
| | (627) 
D 


% mog. %s midd. mo,| mi. \mo.lmi.| ’smorg, | 2 midd. Gefteltheid. 


ee ee 


129. IT [29.11 Bn G | O IS. Mist. Dyz, 
end enman manders ZI Helder, « 

— mk zi) zele "40 an 
4 —— — | 34INW t W |W _N W Duifter. 

(5130. 2.130. 3 37 NtQ | NtO , Held. 
es. 42 NO [| ONO Mistig. 
8l29.12 |29. ZW |\WZW Betrokken. 
Q— IOË— 4o| WZW |ZWtZ Reg. Wolk, 
Pasi 48) ZW ZWtW__— Win. 

ral ard 53 WtZ —_—__——_——— Win. B. 

— 7 sIZWtZ| W_ {Wolk.R.S.W. 
re 46 tZ —__—_— Win. Held. 
4 II | 47) ZW | ZOtZ Dyzig. 

5— 10 [— ZO ZO [Wolkig. 
endiaau me —| OZ > 

— Ii gol ZO —— Held, Win, 
830. Of |— 33} OZO |—_—__— 
O|29. IO |— ZtO | ZW Regen. 

Dj 12 [30. 4ijNW t_N |W N W \Dyzig. 

— gig 4 471ZWtW| WtZ |Reg. Win. 
2— IO |— 49) W ZW tWiBetr. Reg. 
mhd ond soj—_——_—| W Z W |S. Mist. — 
ae an 47 NW |Wind. 

an Uk OR sol WtZ (ZW t WiBuyig. 

6— 11 ij 46) NW INW tN Helder. 

B ÍT 49| W {WZW Betr. S. Win. 
B— 12 |30. I —l WtN NW |Wolkig. 
9 roîf2g. 10 L 53i= 


WtZ |Reg. Win, 


Hoogfte Barometer d. 20. ; 
Laaste Baromeeer d Dn 4 b Middelb d. eg. 10} 

oogite Therm. bin. gr ; 
Bte den bii Bn Middelb. gr. 40% 
oogtte Therm.buit.gr. 53° : pi 
Laagfte Therm.buit, gr. 22 Middelb gr. 37% 
Ree Het - 


4 La Cr rs 


( 628 } 
ZZ 1 E KT ExN. 


„Het getal der Zieken, in vergelyking der vo- 
rige, is deze maand op verre na zo groot niet 
geweest. De Ziekten voorgevallen, waren ook 
minder quaad-aardig: Derdendaagfche Koortfen 
heb ik: by zommige Lyderen waargenomen, die 
by eenige niet alleen afnamen ‚ maar volkomen. 
| ophielden, : 
De voornaamfte Ziekten zyn geweest, voor 
al in het begin van. de maand, Zinkingen, daar 
wel meest bejaarde, Lieden aan onderhevig wa- 
…ren';Hoesten, dat by velekinderen fterk in zwang 
„göng; fleepte velen ten grave. Welkers prik- x 
kelende oorzaak in de maag gelegen was; men — 
vorderde in dit geval meer door zagte brakin- … 
“gen, dan ftroopjes en gewone borstmiddelen; 
‚die ik,oordeel, in- dit zoort van hoest, eerder 
fehadel;k dan nuttig te zyn. 
… NDeagfche Koortfen. By velen waren ontfte- 
— kingen verzelt, waar van zommige ha een ge+ 
dane ‘aderlatinge enz. herftelden; anderen gingen 
„over.ín ontftekinge van. het Ribbenvlies enz. 
‘Zommige Lyderew hadden hevige, Hoofdpy= 
nen,’ uit «de. maag ontftâande, en wierden door 
brdakmiddelen ten volle gewezen. k| 
‘Hier uic’blykt de (a) Medelydenheid der deelen 
van het menfchelyk Lighaam, die, wel waarge- … 
nomen, zynde, in het behanüdlen, van Ziekten, 
„zeer veel nug; toebrengt, | "d Loden 


(@),Z.de Geleerde: Verhandelin?e' vän ‘H.- J. Re 
M.D. af isde partiui Human Corpor: Haarleini 2 Ln 65. 


ls N 
h sig Ashlididid ; ward enaar DE Ë 


hj MEN 
ek ein IDDM Ss 


(629) 
„MAART 177 6 8x 


SRE Therm. 


RORE 
Bian. zee 


| V. WEN (olis. 
[th NNS ‚zig. 


43 NNW {NN Wij 
DEMEN END Regen. 


4 
4sp- Wees Held.Reg. W, 
dal | _W etr, 


kn Nt W Sterke Wind, 
olkig, 


W…tN ‚Nt0 [Held. _Bétr. 
ERA 4 


‘af WtZ 
4 W {WZW Duif. Wind. 
go} NW N _ |Reg. W: Hag. 
2óf 0. ‚NO, [Helder 


_ Hoogfte Barometer d. 30. $ 
Laagite Barometer d. 29, $b Midd. d. 29. 12 


Hooefte Therm. bin. gr. 
Laaste 7 gen). bin. gr, 81 Middelb. gr.” 42 
‚Hoeefte“ Therm. buit. gr d 
Laaste Therm, buit. gr. is MUDREN BE 39% ie 
Rr 3 Zina 


( 630 ) 
ZIEK TT EN. 


Zinkingen, Hoesten, zyn in deze’ maand zeer 
algemeen geweest; zo by oude Menfchen als 
Kinderen : Als ook Long, Ribbe-vlies ontftekin- 
gen, en Pleuro-peripneumonie;, waar aan vele 
bejaarde lieden zyn geftorven. Uit aanhoudende 
koude, en droogte, die wy gehad hebben, waar 
uit eene verftoppinge der uitwafeminge voor- 
‚komt, fchynen voor al deze Ziekten haar oor- 
fprong te hebben. # | 
_{b) Hrrrocrares heeft reeds aangemerkt , dat, 
„wanneer de Noordelyke Winden zeer veele zyn, 
bovengemelde ziekten fterk in zwang gaan. By 
deze gelegenheid heb ik waargenomen, hoe kou- _ 
‚der en droger het weder, des te minder d’ uit- 
werping van fluimen, en de Borstziekten moey-- 
Iyker te behandelen zyn. ; 
BacLIvrus pryst met regt in dit geval, het ge- 
bruik van heete dranken enz. Heen ‚ 
Beroertens heeft men by eenige waargenomen. 
In het eind van de maand heb ik Lyderen ge- 
had met anderendaagfche Koortfen met den aan- 
val van welken, zy van zware hoofdpyn klaag- 
den, en hadden. eenige neiging tot braken. De 
eerfte wegen gezuiverd zynde, ook weleenader 
__ geopend; bleven dikwils na de derde of vyfde 
aanval de Koortfen agter. | ‚48 


(B) Aphorism, V. Set, 3. 


Arif APRIL 


(631 ) 
APRIL 1768. 


Barometer. Therm. Windftreek. Weder, 
LOOR MES {Bin Buit. Ji, 
0} ani, |mo.|mi. | ’smorg. | ’smidd. | Gefteldheid; 
0 ZO Helder. _ 
nakend ike. ‘Win. 
„00 | ZO 
ZO |_N HEL 
W- |- W__|[Mist. Held, 
_O NO (Betr. == 
ll O0 [Wolk Wins 
ONO 
ONO | OZO [Helder, 
ZZO ZO 
Zt0-| ZOtZ |— 
ZW 2 Duifter: 


/ Z 
53 S6Z WtW W 


SON Hd Rr IE 

T=lWZW IZWtw Buyig. 
W …W Win: Betr, 
53 WZW —=[Reg. Win. 
W olkig. 

beesie. tka 

53 WtZ |——__—_—_—|Wind. 

54| W z W | WZW [Betrokken. ! 

sij W W __[Held. Win, 


— WN W [NW t W|Wolkig. 
soiNNW | WtN 
ZO W 


Hoogfte Barometer d. 30. 2 
Laagite Barometer d. 29. } Middelb. d. 20. 8 


Hoogfte Therm. bin. er. 57 

ha Therm. bin. gr Ig, Middelb. gr. 48: 
„ Hoogfte Therm. buit. gr. ór 

„Laagfte Therm. buit, gr. Ee Middelb. gr. 46 zi 


(632 ) 
ZEP E KT EN. 


Ribbenvlies , en Longonftekingen , alfchoon 
„minder in getal;dan in de vorige maanden, zyn 
—_— waargenomen. De taayheid der vogten, en 
_moeylyk uitwerpen van fluimen ‘waren oorzaak, 
“liNdat deze ziekte by eenige Liyderen niet zonder 
gevaar was; in bebendeel de uitwerping van flui- 
‚men gemaklyk , en‚met eenig bloed vermengd … 
_ zynde, verminderde de ziekte ras. By anderen 
svchad men op den tweeden of derden dag, door 
fterk-zweeten , een volkome Refolutio. A 
“Eenige Kinderen , die aanhoudende en verpo- 
zende Koortfen' hadden, hoesteden fterk , klaag-… 
den van hoofdpyn, ftekingen in de. zyde enz. na 
„ontlasting van een groote menigte-wormen (Lum- 
u brici tereteshielden gemelde:toevallen op,en zy. 
wierden gezond. -Ik heb hier dooreen Kind van 
“omtrent vyf jaren, twee dagen zonder de mins-’ 
“te. blyk van kennis gezien. …— … ht EN 
…_Anderendaagfe Koortfen en.Recidivae heeft men 
or gezien; aan de laaste waren ‚de Soldaten, alhier 
…ân Guatnizoen, ’tmeest onderhevig. rides 


er 
„tt 


on 7 


0e) 


ALU 4 Á 


Ì Ik 
bi Ì aat! 
at Ì \; Ì ad | 
ARO { wk E | 
XK j ' 4 [ren 
b Mt jad $ Ì 
« X dj } - 1-0 we 
Kk, Ì | 
5 f i cs naat! 
& hk an ien 
eee add - 
ereid | } 41 vand hi ver 
" 
LITE Ei 
1007 
aop 
br GAEZRE 
SIKU! 
- ii. 


(633 ) 
MM BY yr 168 | 
| Baroineter, anne |. Windftreek. | Weder, 


|+ cepebeid. 


ie | Dd 


midd: mo, |-mai, | mio} mi, | rz. 
eh pen Br En vs ij sters 


| 7 
8 
9 


__Hoogfte Barometer d. 30. 1% 14: BA 

Laagite Barometer dà. 1E middelb, d, 2p. 64 
Hoogtte Therm, bin. gr. 68 : 

pg Laagite A Br. 49 b Middelb. gr. 58 

__ Hoogfte Therin. buit. gr. 73 ‘Adelh o 

yipelie Therin, buit. gr gk Middelb. gr. _5p 

MER Ss 


Le Ver. 


E6B4) 
ZI WE K?ZTIEN. 


___ Verkoudheden, en Hoesten, inde vorige maan- - 
den zeer algemeen, worden niet meer waargee, í 
„nomen; máar Tusfchenpozende Koortfen blyven 
“tog aanhouden; die by zommige veranderden in — 

_ Ziekten met ontftekingen, namentlyk die van de 

ETON VAE EREN EDE in de PM 

In het begin van de maand klaagden zeer veele 
_menfchen over zwaarheiddes lighaams, afgemat- - 
„rte leden, traagheidvenz. De Lucht was zeer - 
warm, Eenige lyders hadden een uitflag op het 
—_— tighaam en ledematen; verzeld met moeyelyke > 
ra rdeukteienge” … stak ved ND ge 
____… Buykzuiverende middelen en aderlatingen. wa- 


“ieren van groot-nuts … 2 Jp | rr elk 
FMS AR ere en "Ek | N Ied be ke b 
AI OV TEEGEE AEL do GA ze EEN ae Gen REK U 
io Pt ' ï 4 é Pd LD > En: manen P i O1 
8 Ì ZAAN VE ee Ì Kad „4 
a : Yi A : | de 
\ i LI ER Al ie "kn 4e $ _ E4 eN ë K al 
an st wee EN Y- A ia , DE 
. 325 RET ak | dE A - hed | p SE out x 
\ egte ) E fj Es d a je, Î , EOL US | 
. B re ice Iep GN 
At ze Á le eg 
an Ae hd ,. #. kN Mis es u \ 
8 } ' 7 ef, or eN , 
el : 4 ' Í f K EN {/ 
" E ‘ he 
À ij CIE je, Ì Ì Ea 
e EH 4 me Ì 
Ta | Jt) | RS Hd VET = 
Ì | | de hee a HD 
te jd | val | Ss '4' E] er Y IC 
‚8 jk AA Li eh, Oel 
ee Î Pi it ” ne RER int 
he rekt ES, se fj, LES SE OSP 
Urd, ' $ ra | We ed 
' } : ’ ) < OI 
kl 
tnert ke ' wt z HK “ SI el 
” Î Ì N 
ii x a, bd te OL di 
i% E = 4 
St HH rd id U IS Ô Ì ._ É Ù ben 
lj ËS ï Ë 
en 8 8 0 Dome a 
rf Es 
‘ , hs Ì pen, CE 
Ê WS AN 3 
| t et ij e 
ka ttr A TORD 104 ET oHRoelt 
ï p J EET a ia T 
le Á 4, Las d 
/ eso! 
kêe dt , re ade 
ki kot 14 AIN 
” 


perd A Eer U NK 


'smorg, |: idd, hd Wedard 


da 
? 


_… Hoogfte Barometer d. 30. 1 
En de eije d, 29.5 
Hooegfte Therm. bin, gr. Ó9 EET ik 
angle Therm. bin, d 56 F Middelb. gr. O3 
__Hoogtte Therm.buit.gr. 77 ; …e 
… Kaagfte Therm, buit, Br, EE Middelb gr. 66 
s S * 


| (635 ) 
de HUN. Yr rp 618. 


| Barometer, ‚„Windftreek, „Weder. 
‚sm Gefleldbeid. 


fa 


DP OA \Ó 


ga | 


edel 


ZW | 
wzw| W _ |[Wolk. Reg. 
fie oz 


VAA W wt 
WtN | WtN |Wolk. Held, 
WtZ | Z4W |Betrokken. 

_W Sterke Wind. 


baal 
e} 


|© 


77 OZO ZZO [Betr. R. Don. 
21 63) WZW {WZW |Reg. Wind. 
66 ——=|Z W t Z |Wolk, Reg. — 


} Miadelb d.29. 9 


2 De 


{636 ) 
ZIEK TVE N 


“De Koortfen zyn deze maand niet zo inflam- | 
v…matoir geweest; maar waren. by zommige. Ly- 
— „deren verzeld met ongeregeltheden vande Maag, «_ 
„Darmen, zwaare Hoofdpynen ‚ en hadden meest 
‘geneigtheid tot remitterén. << | 
‚De vogtige,en te gelyk warme lucht (vooral 
de laaste gefteltheid) gelyk wy in het begin van | 
de maand. ondervonden hebben, fcheen hier van … 


De 


Vioigde'eöfzaak. : | Do de Il 
- Uit dusdanige ‘gefteldheid des luchts, nemen 

—__de zo genaamde Galziekten, in onze laage ‚en aan 

de zee gelegen gewesten, haar oorfprong; waar — 

van wy thans vroeger dan in vorige jaren by 

‘weinige Liyderen. blyken hebben. Dewelke, 

„pa de eerfte wegen gezuiverd zynde, (*) 


an (#) Het Satmirabile Glauberi heb ik in deeze gevallen — 
„met zeer goede uitwerking gebruikt, dat ik zeer aan- 
pryze; alfehoon ik niet ontkenne „ dat het zelve veelon- 
dienst kan toebrengen ,zo aan Zieken , als aan Genees- 
‘heeren, wanneer het door d’ Apotheekaars niet in be- 
hoorelyke zuiverheid geleevert word; zo zyn dezel- 
ve echter. eenigzints vry te fpreeken , door dien 
‘er niet een eenig, dispenfatorium ofte pharmacopoea is 
„(voor zoo verre my bekend) waarin de juiste en egte 
_ praparatie van dit zout klaar en, duidelyk befchreeven. 
‚Îtaat:- waar by komt, dat men het zelve gewoonelyk … 
uithet refidanm van den Spir, Sal, Glaub. vervaardige, — 
‚en vermits deeze zo zeer, en in za grooten hoeveel- … 
„heid in de Apotheeken , en de Pra&tyk niet te paskomt, — 

als wel tegenswóordig het fal mirabile, d’ Apotheekaars 
dierhalven niet weetende ; hoe het per fe kunne gemaakt 
werden, zig dus genoodzaakt vinden ‚om hunne pro- 
vilie van de Drogisten te neemen, en-door deeze zo - 
-hier in, als in andere chimicalia, gelyk genoeg be- 
kent is, droevig bedrogen werden;.en, zo niet de 

5 > ’ we 


- C 637 ) 
f IM IEETKSTEE: NM 


piet alleen verminderden „maar «ook ras na. eeni- 


ene, pen Shielden des 


Hounirsn Ss wi hehieta 0. Ver 


Jebauk, ghówE nk fears rood gat 


werf gebeurt , « dat “dé kpas dfareriboven uit 
_ôù ùünde , vóor’de goedheid van zodanig een zout dur= 
ven inftaan;” Hierom is het; dat ík de manier van het 
zelve te ‘bereiden (Opgeeve. - Weshalven de deftillatie ; 
___die moeyzamer en-kostelyker „is, nagelaten kan wor 
| le » en, op, ‚de volgende wyze, geprocedeert 
| „Commun. puri, non decrepitati libr. ut. 
ve ei “in “eucgrbitam amplisfimam „ ore multum 
| Oee +, patulo , immisfis affundeaquer puraetri lum 
ü3 org in balneo arene ; câlore moderato folve: 
brie folutis affunde paullatim, dum calent, Aci- 
erkader „di Vierioli vulgo venalis -optimi excolo- 
hifi „ris-Unc XXXVII, 
„dein leni-ebullitione fac ut ad ficcitatem, e- 
“‚ vaporent, Materiem. ficcam in pulverem 
„Tedaétam-projice cochleatim in crucibulum 
eetvorr Jewiterscandens „… ficque calcinatam porro 
CANS e aqua, pura folve ; filtra et evaporando. ad 
ie Grystallifandum dispone &c, 
del tk aen im-acht,te-neemen, ‚dat by de jaatfte erys- 
iá allifatie gelet-werde, of ’er ook, nevens de doorzig- 
tige-erystallen; andere:, die: wit; en-ondoorzigtig, van 
eene cubique forme aangefchooten zyn, welke de na- 
tuure van. het-fal. comm. nog- hebben, In. welk geval 
hee resteerendlixivium moet weggegooten werden , of, 


EE 


ge van nog meer. Acid. Vitrioli in fal mirabil. verande- 


___den-geheelen proces: waaromme- best is , het lixivium 

_ refiduum te.bewaaren , tot men, in vervolg wederom 

dit werk onder handen. neemt. 

‚Ten bewyze, dat het /al imirab. wel is itecralen, 

word vereischt „ dat het nog zuur , nog zout, nog 

Heet, maar zagt en verkoelend bitter is; op ’t apt als 
‘aluin 


Ed 


zo. men -het:ten nutte wil brengen. door byvoegin= 


ren, „Doch-zulks vereyscht-dan de herhaalinge van 


| (638 } 
KIJETKSTSELN: 


Veele onder de Landlieden-wierden aangetast, … 
door deze en geene ontftekende: Ziekte ; nament- 
Iyk’ Colyken , Ribbenvlies-Ontftekingen enz. 
Deeze, alfchoon niet algemeen in zwang gaande 
Ziekten, ont{taan meest, vooral, zo wy -des 
zomers veel ongeftadig weeder hebben ; daar … 
en boven halen veele der Arbeidslieden hun deze 
onheilen op den hals; door het drinken van 
koud water, alsze-warm zyn, ook dikwils zeer 
heet zynde in koele of vogtige plaatfen zig te fla- 
pen leggen. Deeze maand „hebben wy echter 
heel weinig Zieken gehad, daar. onze Godshui- 
zen getuigenis van zouden kunnen geven. 


£ ij 


aluin ligt vloeijen, kooken, fchuimen en ten minsten 
de helft verlooren hebbende „in eene witte drooge ftof= 
fe overgaan; geheel en al in warm water zig oplosfen , 
zonder eenig zinkzel; en eindelyk in gedistilleert wa- 
ter opgelost, de vermenginge met een allerzuiverst 
Loogzout ondergaan, zonder de minfte verdonkering 
van zyne helderheid; Dog dit laatfte vind men weinig , 
en kan men verfchoonen in de Medicyne, alsde melk- 
agtige troebelheid niet-groot is: in welk geval dezelve 
alleen’ toé te fchryven is aan d'onzuiverheid van het 
ter preparatie aangewende zee-zout: Dog , zo de pre- 
cipitatie zwaar is, dan kan het geen (al mirab. genaamt 
werden, en is-doorgaans maar het fal. Ebsbamenfe , het 
welke in zo verre van het eerfte verfchilt, dat, daar 
het mirabile famengeftelt is van het vitrioolzuuren na- 
turelyke Loogzout , het /al Ebshamenf? wel ook uit vi= 
trioolzuur beftaat, dog het welke niet met Loogzout, 
maar met eene kalkaartige ftoffe vereenigr is, dewelke 
dierhalverì door het Loogzout daar uit geworpen word » 
en daar de zogenaamde Magnesia alba geeft. 


U 
KA 
EEND 


JULY 


| Ì ' ib 
AN (€639 ) 
UN 1708 


| Barometer. jl Therm. Aj “Windftreek. Weder. 
Binn. Buit. À 
Ys midd.pao: [mi j | Gefteldheid. 


mm | mn nn am mmm 
k nr ON 


Wolk. S. W. 
Regen. 


NNO NO eZ 
NO! ANW! 


Hoogfte Barometer d. 29. 12 
rr reage d. 29, 3 
oogfte Therm. bin, gr. 7 3 
; Laaglte jen. bin. gr EF Middelb. gr. 68 
oogfte Therm. buit. gf. 79 ; 
E aaplte Therm. buit. gr. ° ie Middelb. gr. 69 
D (#) Den 25 ’savonds ten 7 uuren uit het Zuiden , enhet Westen Donder en 


EWeerligt, gevolgt door Hagel en Regen. 
a 39 ’snagts ten 13 BUIEN, Donder, en aanhoudende Weerligt mec 
„Regen, . N Tuse 


_{(649) 
Pal k “3 e Re u dh 


_Fusfchenpozetide Koortfen; âlfchoon van id | 
_geregelden aart , waten zeer algemeen: Ande- — 
… « rendaagfche waren meest Arbeidslieden onderhe- — 
Vig, De Toevallen by zommige, hevige pynen 
‚inhet hoofd, lendenen en beenen „ vooral. met 
den aanval van-de-Koorts.= Anderen klaagden — 
over groote dorst; de tong droog én bellagen; 
„ „veeltyds met verftoppinge van afgang verzeld. 

_ Die zwaare hoofdwee hadden, bevonden zig 
„…-beeter na eene verrigte aderlatinge. Hetgeron- … 
—— me deel- van -het-bloed- was-vast; zwaar, zonk.» 
inde Wei, en-toonde by eenigen in de opper= 
‚Vlakte groote teekens van ontftekingen.— By an= 
> deren, namen die,toevallen ngen af, door | 
„buykzuiverende middelen’, „en-overvloedig drin 
von — ken van verkoelende dranken. --» Podo 
_— Colyken en Büyklopen menigvuldig.— Deeze 
<_” ‘Ontftonden uit eene taaije en flymige ftoffe, door 
___verteering fcherp' en, verdorven geworden; ‘heb= _ 
“bende insgelyks „eenerlei oorzaken, zo als men“ 
in de. Galkoortfen, handen waarneemt, … 
1 namentlyk -warmte; . vogtigheid ; waar door. « 
‚onze vogten, vóoral de. gal tot min of meerder « 
tT ed 
ten zig gemaklyk door : bequäme hulpmiddele 
| Relese. ús Ohe A fen ! mi me 
„…n Jeder een/byna klaagd, over, vermoeitheid en; 
traagheid, wegens de groote hitee.! > — 2 rr 


| 


| 
Y 
E 


[al 


r p\ mnl a en 
‚h1o3orriored-oflaoof 
B 19temroird diege 

pen er on ” ri N ; ed 

tud „IG t MAROON 
er etel ereros rl 4 a id r 
4 „nidra Toth: 


p) 
Ee rel DN fe Al 4 pn E & E 
rciud „rset ofte00l 


d „error Torne 
) Û ne nat (3 
> i sy vieiinerW 
Tet PACK 
- ADs 


Ei] 


€641) 


MUGUST US 1768. 


Barometer. Therm. Windftreek, Weder. 
je, soin Bait. nt 


Î % midd, Geffeltheid. 


Bad Wolk, Reg. 
‚_N | Betr. 
We Reg. 


kJ 
mensen 


Wi ie, 
—__—_ Volkig, 


NO fWolk. Heid. 
W !Betr. Reg. 


Hoogfte Barometer d. 2Q. II} 

ea wate d. 29. o1,p Middelb. d. 29. 9 

Hoogtíte Therm.bin. gr. 7o \ 

BE peak ii, er. 59 Is Middelb. gr. 64 

Hoogfte Therm. buit. gr. ZL ; 

„Laagtte Therm. buit. gr. 56 Middelb. gr. ós 

el Ks Tt Dot 


© Den 17 'smorgenstens uuren., Donder, Weerligt, en geer veel Regen. 


(-642 ) 
ZIEK TEN. 


___Door ontftekingen van de Long en Ribbens, 

vlies, wierden in den aanvang van de maand ee- _ 
nige Lyderen aangetast. Na voorafgaande koude 
„en huivering, ontftonden by somige. OAEUigE | 
Koortfen , die in een overvloedig zweet eindig- 
den; en te gelyk door eene ontlasting van zeer 
veele fchuimige en taaije fluimen gevolgd wier- _ 
den: Zulks niet alleen een goed teeken zynde; 
maar deze Ziekte wierd hier door gemaklyk her- 
teld. Ten aanzien van het bloed, wierd men 
op deszelfs oppervlakte een taaije huid, nevens 
andere kenmerken van ontftekinge , gewaar. 

‚ Verpozende, anderendaagfche, en dubbele an- 
derendaagfche Koortfen zeer veele, dog alle 
meest van een galachtigen aard. hin 
„Veele menfchen waren onderhevig aan Buik-. 


“lopen en Bord, welke toevallen gemeenlyk-van 


zelfs ophielden, klagende te voren over zwaar- 
te in den onderbuik, verlooren.eetlust en hoofd= 
wee enz. waar van volkomen bevryd wierden. 

Het Roodvonk heeft men by eenige kinderen 
waargenomen. ken in 


4t 
od be ‘ sotd 


_ “Hoogfte Therm. bin.gr. 64}, 


(643 ) 
SEPTEMBER! 17 68: 
‚Thera Windftreek, + …  „Weder. 


IES NEE Fn khad El HAM 
ng. vii... hl ’smórg, midd. Geflelthéid, 


) NO. Regen: EN N 
; rd „fWolkig,: 


HN Rec AchN ek 


2 Ol eel Ó le mm ï 
Hoogfte Barometer d. 30. 2 
aagfte Barometer d. 28, 12 


È Middelb. d, 29.” 7 
EL 2 7 


Bede Therm, bin.gr. st Middel. gr, 574 
_Hoogfíte Therm. buit. gr. J ID 
Laagfte Therm. buit.gr. 47 Middelb, gr. 575 ) 
Tta2 Zin« 


Ì 


( 644 ) 
ZI EK T EUN. 


“Zifiking-koortfen,„ (febres Cätharrater) en ver: 
‚ koudheden, voor aan in de eed r alger EE 
_ waar aan, kinderen, zo wel als beja De 
te vonderhevig “Verzagtende en; Zivodarggende. 1 rj 
middelen ‘enz. wierden met een gewenfte uitwer-— ! ls) | 
king! Kf velen gebruikt; daar anderen:door Spään- zh Ô 
Sche vliegplaafters alleenlyk herfteld wierden.® ie 
Ni gefteldheid des.weders ‘ís omtrent dezelfde — 8: 4 
“met die van de vorige maand, dus Wear Ziek- | 
ten, waar van gewag gemaakt is: Als daagfche, hi 
anderendaagfche | „ en’ dubbele ‘anderendaagfche — > 
koortfen enz, die meést uit eene verdorvene ftof-- “5 
fe in de eerfte « ‘wegen haar ‘oorfprong namen. 
“De tong zeer,beflagen, de mond met een taay \ 
Pen, bezet „ook zomwylen heel „droog; zommi-. ud 
‚ge hadde rheumatìke pynen „ verloren, eetlust, — co 
en waren doorgaans. hartlyvig ;- met den aanval —… 
van-de-koorts veeltyds benauwd, ‘waar © pdik- Ll 
„wils ‘bräkingen volgden ; ik, heb Iyderen delig ze: 
die dus eenige, wormen quyt à el KL , gelyk ook — 
„mét den afgang; hier kwamby, wertagede 
hoeldpyn, diesik met gevolg van. n. el a Raaskoorts le 
„phrenitis) heb waargenomen. k zr he 
„By eenige, die anderendaagfche keortfen- kd-— sis. 
“den, ontftonden na vier, of vyf paroxysmi, jor A 
de. neus; lippen, en mond, kleine zweertjes ;,de _ E 
’ koorts verdween zomwylen hier op, by zeerive-. En 
len in tegendeel {bleven die aanhouden :- Dit tee=.o« 
«ken fchynt-derhalven in de herfst-koortfen zeer on=— 
zeker te zyn. Het water (urina) dat zulke Ly- 
ders-maakten.;-hadreen rood couleur: °° 
De Recidive waren. weeltyds zeer quaadaarc 
en ‘mioeyelyk“ te - génezen. Hier Onder REE — 
derdendaag{che ie rde Re, 
„ind os 9 


He 


me 


CHFORB IT 
MOCTOBER 1768. 
; 10} 10 Windttreek, + js Weder. 


2e wittig. 
Bef: Reg. 


| ki b Smeg EN 5 ab pfd he ar > umokait 
P40) Fik Ö kl ed sk tig alig 
„Hoogfte Barometer d, 30 dip elb.ode 29e 078 
in aagfte ‘Barometer - d20. 34 Midst hs 2908 
253 Hoogfte Therm, bin. gr. es Middelb. er. 53 
Laagite Therm, bin gr. 45 | EN 
fiangte therm. Duit. 87093 bomtiadelb, gn Ssi 
| Laägtte The rm. bpit, 6, 5 a 


ZIE K TEN. 


vo “Galziekten zyn minder in getal, dan in de voor. … 
„stedene maand. Derdendaagfche koortfen, hier, 
onder zeer veele Recidivae zyn waargenomen; van 
„de laafte verhaalden my de Veld-Chirurgyns , dat. _ 
hun alhier in Guarnizoen leggende Bataillon voor 
al ondervinding had: Het geen zy inzonderheid, Ki 
“en met regt daar aar toefchreven , dat de Solda- 
ten, zo dra zy uit hunne zieke kameren komen, 
vaan de wagten bepaald , door het vogtig en kout. 
weder, vooral des nagts, op nieuw met koort-/_ 
„fen wierden aangetast: Aanmerkelyk is, dat by 
se !zommigen der Soldaten, die aan Rotkoortfen on= £ 
“derhevig ftierven, was een ftinkend zweet enz, 
van een Cadavereuft reuk, kenmerk van een na- 
„derende dood, en in het geheel niet verfchillen- — 
__de van die, welke‘in de Hospitaal, en_Gevan- « 
‘genhuis ‘koortfen worden waargenomen (d) * 
Hoesten, Verkoudheden, en Tandpyn zeer al. © 
gemeen : als ook Zinkingen van fcherpe ftoffen > 
„op de Oogen, Keel enz. dit laaste toeval maakte, … 
„zomwylen de flikking moeyelyk. Kinderen, hier «/ 

_ mede bezet, waren-’t meest ‚die. de Engelfche «… 
‚Ziekte hadden: hier onder weinige Jongetjes met «| 
koude gézwellen ín den hals enz. die dikwilsbin= ® 


men korten tyd na het balzakje verplaast wierden ; © 
„waar, door zeer opgezet: deeze zwelling vers 
_…dwynt langzaam in. zomimigen door verwarmende …— 
ftovingen. De natte en koude lugt zeer-fchades » 
“Iykvoor de zulken, en ware oorzaak zynde: van - 
“daar vind men hier meer van deeze ongelukkige 
kinderen, als mede in de laage , moed en 
*vogtige oorden, dan aan andere plaatfën= Eeni- 


Lip it SO Be 


7d) Zie J- PRINGLE over de Legerziekten, Pag, 372, 


‘ (646 ) RA t 


N 


t 


ZIEK TEN. 


ge Kraamvrouwen zyn overleden: Die; 20 my 
| berigt is, een. weinig tyds na de verlosfing toe- 
vallen hadden, niet ongelyk aan een Anflamma- 


Bio wierd, 


| 


kf 
| 
\ 
An De 
re 
: 
\ 
Î 
Í 
Î 8 
3 | 
/ 
ze 
’ al 
AE Ms 7 
HK 


Clt 


Ld 


(648) © 


NOWEMBER r7 68.5 


… Weder, 
„ Gefteltheid. — 


Dyz. Wolk. — 
id 


481 Z 
49\ WtZ {WZ4W, 


gof— IIi} II 


Hoogfte Barometer d, 30. EL ; 
\ Laagfte Barometer d. 28. 4% Middelb. d. 29. 4 


Hoogfte Therm, bin, gr. 49 ce 
Baele Dhr. bin. gr, od Middelb. gr. _ 44 
Hoogtte Therm.buit.gr. 52% 4: 

_Laagite Therm.buit, gr. 34 Middelb. gr. 43 

de Dd 


(649) 
ZIEK T EN, 
Het begin vari deze maand bragt by, zeer vees 
le Colyken, Afgangen , Amboritigheid „ en aan- 
„houdende Zinking-koortfen met verkoudheid, en 
_ dikwils met ontftekinge van de keel verzeld ; hier 
aan waren zo wel bejaarde menfchen als kinde: 
ren onderhevig. ES 
„ Het weder was zeer ongeftadig met tegen; ha< 
gelen wind. _ | 
_De meeste Koortfen zyn geweest daagfche ; 
waar van niet weinige verknogt met Rheumatike 
en Pleuritike pynen. Die van heevige hoofdpyn 
klaagden, en uit de neùüs bloeden , hadden zeer gro= 
_ te verligting; edoch eenige aderlatingen wier- 
den doorgaans vereischt. Het bloed was van hoe- 
danigheid; als in de Ziekten met ontftekingen. — 

By zommigen hebik gezien , die eenigen tyd aan 
de derdendaagfche Koorts geweest waren; en de 
Koortsbast ingenomen hadden; dat die zig veran- 
derde in een anderendaagfche , en na weinige aan= 

__vallen van zelfs agterbleef, 

Ik heb ook eenige aangetroffen met het Troii- 
melzugt. Zo ’ fchynt, door ’t vroegtydig gé« 
bruik van de Cortex peruwvianus, en verwaarloo- 
zing van de eigene, en noodzakelyke ontlastin- 

gen veroorzaakt. Purgeermiddelen deeden groot 
voordeel. 
„ De Galziekten fchynen in het midden van de 
__‚ maand een einde genomen te hebben. 
Opftygingen waren onder de Vrouwen en Vry- 
{ters zeer algemeen; en hadden fterk de Maand: 
__ftonden; | 
Op het eind van de maand wierden’er ontftekin- 
gen van de Long en Ribbenvlies waargenomen; 
waar aan eenige geftorven zyn. 
Vv … DE- 


« 


é 


(650) 


DECEMBER t 76t 


Barometer.” Therm. >} Windftreek, …f … Weder, 
Binn. Buit v 

D,: s marg. } 2 midd, mo,|mi, [mo mi.| ’smorg, | ’smidd. | Gefteltheid. — 
“128. 11 29. 24} 4 46 Wez 
229. EN a 31 45 Zew yen Wolk. Ki 
3— 43 zew ZtO [Betr. Reg. 

451 ZZW | ZZW [Mis. Betr. 

44l ZW | ZW. |Woik. 

EN SEERIET 

46 mn ed 

30} OtZ O Helder, 

41 O0. 

3 Held. 

32 —_—_—_—__— Omtr. Heid. 

31 —__—__—[Betr. Wolk. 

3 - olk. 

2 |___—_——Sneeuw. 

—f ONO |f’ NO [Held. Wolk. 

ol NO [|——_—_—_—_=lWolkig, 

—| OtN EEEN): 

gil Z4W [ZWtZ Mis. Duift. — 

46 WtZ Wz w 0. H. Wolk. 

45 ZW ZW {Wolk. Reg. 


ZOEST 0, H. Wolk, 


41 ZtO Z _{Wolk. 
30 2 ZW (Helder. 
44 ZW f Wt24 Wolk. Betr. 
45 WtZ |————_—jReg. Wolk. 
2 NW WFH on 
Je ZW | ZW _[Betrokken. 


452 WtW Reg. 
42 Z Zt W Wolk 
zij 81 46) ZtW Z {Wolk. 


Hoogte Barometer d. 30. 5% ’ 
oog e Therm. ‘bin. r 
kate Therm. bin. Be id Middelb. gr. 37 


fte Therm. buit. gr. 4 
ei te Therm, buit. Er. 5t Middelb. gr. 35 


„ 


FARK WERK 7 


Met Roós waren veele onder de Vrouwen voor. 
aan in de maand, in ’t algemeen met Koorts ver- 
zeld, zynde het aangezigt ’t meest hier mede be- 
zet; ’t minst deledematen. Scorbutikelichamen 
_fchenen ’t grootfte getal hier van uit te maken. 
Zweetdryvende middelen houd men ten regte in 
… deze gevallen voor de bekwaamfte. rf 
Ik heb Lyders gehad, die na weinige uuren 
door het aanval van een Zethargus overleden. 
De Ziekten zyn geweest ontftekingen van de … 
Long, en Ribbenvlies enz. Die Recidivae had-: - 
___den, waren doorgaans derdendaagfche Koortfen, 
_ Deafgangen by zommigen waargenomen, ont- 
‚„ftaan vooral, als in de Koortfen x zweeten ver 
hindert word ; of wanneer de Zieken hun te vroeg 
aan de koude Lucht bloot ftellen , hier door 
worden de fcherpe Koorts-ftoffen aan ’t dwalen 
‚gebragt, en vallen dus op de darmen. 
… Zeer veele kinderen zyn geftorven. | 
Het weêr was ongeftadig, met Sneeuw, Re- 
gen , en fterke wind, 


DRUK-FEILEN. 
| In de Hiftorie, 
Bladz. VI. reg. 3 by te voegen MULLER. 
_— X. — 2 ffaat Onl lees On= 
al I5 nt 
en XLI. en EL —— Evertfen — EVERTSEN Sis f 


LB / | 


_—__—XLVL — 33 —— Heerkens _— HEERKENS … 
vere Ánide -Verhändelingens, … + 
Bladz. 144 teg. 5 ffaataanftuykende … dees aanftuytende _— 
— 157 — 7 vande Franfche Verhand. ffaat til; en lees t’il en 


| 


163 — 5 ffaat des ancien lees des anciens 
a 165 8 quelle est été — qu'elle ait écé 
173 — Ie —— ——— accompagnées — accompagnée 
_—_ 176 — Ie ebauche  … —- ebauché 
a 18 — 10 —— avec laquelle il — avec laquelleil 
a II Je réel des chofes — reel; wen, de 
é niger eat ate ef Pe choft 
—_—= 100 — 5 une desordre — un désordre 
II — 8 feéne de vanité —fcéne de vanité 
—_— 192 — 4 Chofe facheux — chofe facheufe 
193 — JJ ait fait — a fait 
== 197 Zn fanffle de homme —- fouffle; etÙ 
Se 8 qu'il veut —- que Salomea ven 
a Ne leurs vies __—-leur vie — 
_— 199 8 fervit — feroit 
== 200 6 — fujets — fujettes 
nn ee II avertis __  —— avertie 
a 20I — II —— —- —— indispenfable —- ingvitables 
== 205 JT trouvé —- trouvés 
207 — I—-—— —- nousconduire— nous y conduir 
—_— 208 — GQ ——-toutautre —- toute autre 
—_— 233 14 —— PLATHI —- PLETHI 
237 13, —_— JAHOJAKIM —- JEKOTAKIM 
— 249 inde Aant. — Mifchr. __—  _—- MMischna 
— 279 — II —— vrymachtig —- vry machtig 
_— 396 3 —- vormende,  —- vormende , 
— 468 — 24 ANN —- DIR 
_—_ 471 18 — — Sporades — Sporades 5 
_—_ 485 6 — FAÉiGhU — FAEIGHY 
a dew Od 
—_ S= II — overneining —- overnaming 
— _—= not. (n) moet zz: Cum ponitur continens pro content 
am 587 reg. 13 „_—ryflyf « —- rygly 
De overige druk-feilen gelieve de goedgunftige Lezer te ve 
fchoonen en zelf te verbeteren. E 
EEEN … Volt-Z74 
í DE * An lat 
St 2 Gie rf 
Es \ LALA ‚ 


Nn ES ‚Ss Aat4; 
Na wiz : ke 


. 
ij me ij 
ed « { 
/ \ 
ij v 
d Fe! md ' 
» : 
Lj 
‘ ij 
á 8 
\ 
ze 
} 
1 
5 
\ 
IN 
‘ 
\ { 
L 
{ 
ij 
+ . 
h 
Â