bne,
Dg bed
dt
___ VERHANDELINGEN
LO UITGEGEVEN
3 DOOR HET
ZEEUWSCH
os ee
DER
WETENSCHAPPEN ë
TE
VLISSINGEN
UITLEGGING per TITELPLAAT,
dl
«
be WS hs
> WYSHEID, fier gezeten op haar Throon,
Betchouwt men in MINERVE’S wapenrusting; —__«
Doch, warsch van fabeldicht en valfche Go’on,
Schept ze in GODS BOEK haar grootfte zielsverlusting.
Twee Zuilen, die t gewelffel van haar Kerk
Aan d'eenen kant bouwkuntftig onderfchraagen
‚Vertoonen ’t ZEEUWSCH en VLISSINGS wapenmerk ,
a Nn aj An * werk wordt opgedragen;
oorluchtig Hoofd van, onze Maagfch
Die, Rhdon noeh bedr Ch dher Wilse jaaren ,
Hem d’Eerfteling heur’s arbeids, vlug en bly , eh
Voor de oogen brengt, met Just-qm voort te vaarens
De Tufel-met deh Voórgtond; Lede ele tf
Met Tekenfihets van Kunst en Wetenfchappen
En % Vergezicht, dat ginder d'aandacht wekt
Ter zyde van Gordyn en Tempeltrappen,
En eG: de’wèeetzuchts vlyt ro a
Door de Eer gefpootd, ‘aân Zedlarids-vé e padlen
„En onze Vest noch niet-zyn uitgebluscht: …— ‚…
Mén Eracht doar aut’er mede.een Prys te haalên. «— *
Handhaving van den Godsdienst en het Recht
Gereesbebulp, tot fteun van-’t smenschlyk leven,
__ 2e Natuurboek, door Gods hand ons voorgelegd,
’t Natuurboek door zyne Almacht zelf befchreven ,
De Meet kunst „ in haâr takken roím verfpreidt, «
De Schilderkunst, zo fix in kleur en trekken,
De Puikmufyk , die harten opwaarts leidt,
Haar Zuster, die de dof heid zelf kan wekken,
Vermogen om door ’t helder Spiegelglas
Het \Starrezheir aan ’t‚enschlyk oog te klemmen;
f, door behulp van Graadboog en Kompas,
Op verren tocht een dolle zee te temmen;
Hiflorikunst, die ’t oude in % nieuw herfchept,
Die munt en fleen van vroeger eeuw doet tuigen,
Die honing zelfs uit bittren alzem lept „
En uit vergift weet artzeny te zuigen,
En wat zich meer liet fchetzen op de print,
Zyn beeldfpraak van het doel, waar heen wy trachten.
Is ’t werk gering ? wie deugd en wysheid mint
Heeft eindlyk op zyn arbeid vrucht te wachten.
Dus huwt m’ in ’t ryk van onzen Waterleeuw
De Scheepvaaray met de oefning der verftanden.
Der braaven gunst zal by den noesten Zeeuw
Den yvergloed noch fterker doen ontbranden.
JJBRAHE
4 Ì
t
, :
jn /
/
UIT)
_ Beten
NS
et EEE är p
ke * we
be VERHANDELINGEN
B UTTGEGE VN
adi Bn EE Sk -
ZEEUWSCH
Nn a
AN 7
DER
| geen )
HT B
NLISSINGEN,
EERSTE DEEL. je
Í T: MIDDELBURG,
PIETER GILLISSEN,
BY3 En zyn te bekomen, >: 1769.
STR EL E- N
LL S.an }. LUCHTMANS, J
zer BW had AR
add
echt, als Tig
|
Dj
4
\
Á
É 4
vel ln, Ned a ke oee
ka 0
si
5 Bn, ‘ ;
ZYN
PD RMH T
sf ga siet AAN > ‘ dar
E DOORLUCHTIGSTE
SO HQOGHEID ®
Ek
WILLEM DEN VYFDEN,
PRINS vAN ORANJE rn NASSAU,
Ër ENZ. ENZ. ENZ.
PROTECTOR van ner ZEEUWSCH
“GENOOTSCHAP per WETEN- «
—_ SCHAPPEN rr VLISSINGEN,
Ô Doorluchtigfte Vorst.
Wes toe te brengen wat. eenigzins dienen kan
| om zyn Vaderland in het algemeen, en dat
gedeelte wan bet zelve, waar op men de naaste be-
trekking heeft , in het byzonder gelukkig te maken,
isde plicht van elk recht geaard ingezeten. Di
Onder de werfcheiden wyzen, waar op zulks kan
beoogd en betracht. worden , is-geen. van de minfie
de bevordering van nuttige kunsten en wetenfchap-
en. — Zy die. daar in het gelukkigst geflaagd hebben,
Beech daar. door eenen onfterflyken naam ge-
_/ smaakt „ en de.nageflachten genieten ’er de gezegend-
„fte vruchtgevolgen van. Rts
re "th rk Het
“_Cv1)
Het is uit ditbeginfel dat men federt eenen gee
suimen tyd door, geheel Europa alle de Vorftenr als
om flryd zich heeft zien toeleggen om in hunne St
ten zoodanige Genootfchappen op te rechten , aan te
kweeken, en-te ‘bemoedigen ‚ wadr door allerleye
kunsten en wetenfchappen tot eenen meerderen trap
wangvolmaaktbeid mochten geraken. >
e Dee Republyoq was'al van ouds de-wieg en ba-
rmat der fchranderfte vernuften, de toevlucht en
thuilplaats vân,zulkén , die eldért minsgunftig-be-
‚ fegend werden, en geen land misfchien leverde naar
deszelfs uitgeftrektheid meer Geleërden uit.
„Dan hoewel het daar in niet mangelde aan Hoo-
ge Schoolen „ waar op de. vermaardfte mnannen in
aile takken der sgeleerdheid door bun gefchikt onder-
wys aan de leergierige. jeugd witmuntten ‚ ontbra-
ken ’er ‘echter zoodanige Genooïfchappen , waar in
zulken, die op de Hooge Schooten het onderwys ge-
noten hadden , of hunne verkregene kundigheden kon-
den vermeerderen, of dezelve in de onderfcheidene
betrekkingen , waar in de Voorzienigheid hen fe-
dert plaatfle , doen uitblinken ‚ en-de vermogens van
zulken , welken die onderwyzingen niet genoten had-
ei „ uitgelokt en ten gemeenen nutte aangelegd wor-
fe x
“> Dit zag Haarlem ‚was ffraks op middelen bedacht
om dit gebrek te vervullen, en ziet zyne pogingen be
doond in de gelukkige gevolgen. SE Ao: rh
Zeeland, reeds woor bang door eene uitgebreide
Wyse van Staatkundige , Heldhaftige en Geletterde
ánboorlingen ontheven van den blaam haar aangewre:
wen als of ’er de Zang-godinnen balling waren’, vêr=
rykte zelfs de gedenkfchriften dier uifantfebapger
en gelyk haare inwoonders zich altyd onderfcheiden
en witgemunt ‘hebben, wanneer maar ièt ten gemtee
Komi konde worden toegebracht, zoa vinden
hen e 2y
Cv)
_ay‚zich noch door denzebven yuer-geest bezield.
vn
La
…Vlisfingen bracht niet weinig toe tot de- grondleg=
ging-van dit Gemeenebests Dappere en Geleerde
nen , daar uit oorfpronkelyk ‚deden at vroeg
an ’tWaderland. gewichtige diensten. 0
+ En of fchoon deszelfs verminderende welvaare
thans minder gelegenheid aan de hand geeft om dat
doffelyk woetfpoor te drukken, evenwel vindt men
Yer noch, die ’er den zelfden lust toe hebben en hun-
re krachten daar toe beproeven, —
Aangefpoord door dezebve grondbeginftben ‚die de
Holiandjibe Maatfchappye te Haarlem bezielt, ver=
wvrymoedigt zich het Zeeuwsch Genootfthap der wee
tenfchappen , federt eenigen tyd binnen deze Stadop=
gerecht, Uwe Doort. Hoogheid de eerfte vruchten
‚van zynen arbeid op te dragen, en als deszelfs: Pro-
“teftor eerbiedigst te begroeten, en zich in Hoogste
deszelfs weel- vermogende befcherming aan te bevé-
- Jen.
k
„Eene daad, waar toe het Uwe Doorl. Hoogheid
behaagd heeft het Genootfchap vryheid te gevens
naauwlyks toch was Uwe Doorl, Hoogheid van
deszelfs inftelling en oogmerk onderricht, en om
deszelfs befcherming verzocht „ of het behaagde
„Uwe Hoogheid zoo minzaam als fpoedig zich Pro-
teétor daar van te verklaren en vryheid tot dezen
opdracht te verleenen. Nite
Daaden , die, gelyk zy fleeds de dankbaarheid van
alle de Lieden, dit Genootfchap uitmakende , zut.
len levendig houden, ook hunnen yver zullen ver-
dubbelen om , onder eene zoo gunstige befcherming
beveiligd , geduurige vorderingen te maken in alles,
wat zy naar hunne vermogens voor het Mensch-
dom, het Vaderland, Zeeland en Vlisfingen be-
worderbyk oordeelen zullen: en terwyl zy in deze
unne onbaatzuchtige Pogingen zich op ’s Hemels
guns
/
vent) |
gunst berroutwens nemen zy de ‘vryheid het dier
Baarfle van 'SHEEREN zegeningen aan Uwe Doorl:
Deszelfs Doorluchrig- Huis hartelykit
endst-toe te wenfchen.
oorb. Hoogheid zy tot in den gryflen ou
lom de fust en liefde van dit Gerneenebest , ’t
welke onder Deszelfs beftiering toeneme in vredé,
waart, aanzien, en bloeye în alle kunsten en
dwetenfchappen L— —
Haare Koninglyke Hoogbeid , Uwe Worflelyke
Gemalinne , biyve Uwe Hoogheid eene Gezellinne,
die al het onaangenaame wan dit leven verzoete , en
eene verkwikkende rust verfchaffein alle deszelfs
“moeilyke bezigheden ! TAA aid sies
“con werhoore alk de vuurige gebeden dit voor Zy-
nen throon komen, en werblyde eerlang gantsch Ne-
“derland door Maare Koningl. Hoogheid eene blyde
„Moeder wan een Oranje Spruit te maken , die we-
der vruchten voortbrenge en Uw Doorluchtig Huis
án bloeiftand houde tot aan het laatfte nakomeling-
„Jchap!
Doorluchtigfle Vorst.
Uwer Doorluchtig fle Hoogheids
gantsch dienstbereide ,
| de Directeuren en Leden van hef
Zeeuwsch Genootfchap ,
en wit derzelver naam
JUSTUS TJEENK
a \
2,
HI:
E HISTORIE
| A vand MAND ME
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP
_ per WETENSCHAPPEN
VLISSINGEN,
„ess
ee is eene onlochenbaare waar:
heid , geftaafd door de gryze onder:
Vinding „dat de beoeffening der ede-
_fekunftenen wetenfchappen niet wei.
nig plege toe te brengen tot den luis-
ter van een volk, en het-geluk van
een land. ‚fl |
„Hoe toch hebben fommige volken
zich anders eenen onfterfelyken en’
roemryken naam verworven , dan
door het aankweeken en begunftigen
van Wezentlyke geleerdheid 2
Ook iser nietsin ftaat om ’t geluk van
een koningry ken gemeenebest meer te
_ bevorderen, of derzelver heerlykheid à
__welvaart en koophandel beftendig te
eeN In hol mMa-
£n)
maken, dán de handhaving van de
nuttige kunften en wetenfchappen , die
haare vêelvuldige voordeelen over de
burgérlyke maatfchappyen, in meer
dan ééne betrekking , rykelyk ver-
{preïden. Mit '
_ De beste verftanden van alle tyden
erkennen eenftemmig, dat het van
een allergrootst belang en goed voor-
uitzicht te rekenen zy, wanneer man-
nen van aanzien en kundigheid vry-
willig famenfpannen om, met veree:
nigde macht, alles naar hun vermogen
toe te brengen, wat eenigzins kan
ftrekken tot uitbreiding van't ryk der
waarheid en deugd, ten nutte van ’t
gantfche menschdom en in ’t byzon-
der van hun Vaderland (a). |
Zoodanige: geleerde genootfchap-
pen waren voorlang by alle befchaaf-
de volken in de grootfte hoogachting,
„en genoten by de wyste koningen en
ftaatkundige vorften de byzonderfte
gunst
__(@) Discours de Marquis D’ ARGENS furl“ utilité des Aca-
demies qo° des Sociëtbs Lütteraires, dans lHiftoire de l'Aca-
demie Royale de Berlin, pag. 73—78.
/
Cx)
_gunsteneene beftendige befcherming:
___tesmeer, zoo dra men bemerkte de
___witmuntende voordeelen, welke voor
Aes slgemeen welzyn daar. uit voort-
__ vloeyen. en ;
____ Trouwens zy dienden tot bevesti-
ging van den geopenbaarden Gods-
dienst, volmaking der regeringswy-
ze, befchaving der vaderlandíche let-
‚__terkunde; opheldering der gefchiede-
__nisfen vanland en kerk , voortzetting
__ van allerleye kunften en weteníchap-
pen, by. voorbeeld, van de genees-
_heel- fterre- bouw- werktuig-kunde,
zeevaart, koophandel , landbouw.
Wien zyn de maatfchappyen onbe-
kend, die tot-de gemelde oogmer-
_ken van tyd tot tyd, maar voornaam:
_ Iykfedert ééne eeuw, opgerecht zyn
in Engeland, Duitschland, Vrankryk,
dtaben „Zweden „ Denemarken „ Rus-
land, Noorwegen, en in andere dee-
len, van, Europa? bert
… In ons Vereenigd Nederland , anders
zoo beroemd door zyne vernuttige
ken ne al OP vl en
gantfche weereld zoo fend dn
deszelfs aanzienlyke hooge fchoolen,
ak het aan foortgelyke genoot-
fchappen, waar over men zich, zelfs
in Moorwegen (b), niet zonder billyke
redenen mocht verwonderen: — En
piet tegenftäande dâar toe wel eens
_ de voorfläg: werdt gedaan, men zag
er geen gevolg vân, tot dat de Hot-
landfche Maarfehappye der wetenfchap-
pen te Haarlem is opgerecht, met dien
gewenschte uitflag , dat haare lof-
waardige pogingen by aanhoudend.
heid üitloopen- tot nut der letteroeffe-
ningen efí van ons gezegend Vader-
land. — Na dien tyd kwamen foort-
gelyke ftichtingen in ’t zelve te voor-
fchyn, hoedanige zyn de Academie
der teekenkunst te Amflerdam , de
Maatfchappye der Vaderlandíche Let-
terkunde te Leiden, het Genootfchap _
ter bevorderinge van’t Vaderlandfche
recht
(b) Der Drontheimifchen Gefellfchaft Schriften aus
‘dem Daenifchen uberfetst, II. Theil, bl. 76,
vv)
4 recht te Groningen, en meer « andere,
er welke men ook mag optellen
menschlievende M pa edappyger
drenkelingen te Amfierdam. |
„Dezelfde grondbeginfels, welke s an-
deren opwekten tot het ftichten van
geleerde maatíchappyen, hebben me-
de fommigen te VLISSINGEN opge-
{poord, om in die Stad een Genoot-
_fchap ter bevorderinge van nuttige
kunften en wetenfchappen op te rech-
ten, welks opkomst en voortgang wy
noodig oordeelen hier kortelyk te ver-
melden.
Eenige Heeren, genegen tot het
lezen der Franfche tyd- fchriften en van
fommige geleerde werken in die taal
gefchreven, befloten tot eene maan-
delykfche byeenkomst, om daar in
met malkanderen te beraad{lagen „
welke fchriften men zou goed keuren
om gelezen en overwogen te worden.
„Dit gezelfchap, ’t welk eenen aan-
| vand nam in Hooimaand- des jaars
1765, beftond i Ee % begin uit de Hee-
af ren
P vii
GUIONs A. JT. HURGRONJE, Wineke
MAN, HAGEMAN, J. HURGRONJE, by
at
melde jaar, op ’t voorftel van twee
leden, bedacht te zyn om hun gezel-
“gepaster middel wist uit te denken -
fchap in vervolg van tyd nuttiger voor
zich zelven en ook voordeelig te ma-
ken voor ’t menschdom in ’t gemeen,
en in t byzonder voor Nederland, Zee.
landen deze Stad, waar toe men geen
dan, op ’t pryslyk voetfpoor van an-
deren, een genootfchap op te rech-
ten, om langs dien beproefden weg
de kunften en wetenfchappen, die ín
Zeeland niet geheel verwaarloosd wor-
den, voort te zetten; dezelve tot een
crap van meerdere volmaaktheid Zoo
veel mogelyk op te voeren; en de
ge:
en kort daarna kwamen de Hee-
Tên ESCHAUZIER, TE WATER, SNOUCK
HURGRONJE , en vervolgens de Heeren
DE FREYTAGH en MAIZONNET. — De-
zen begonden met het einde van ’t ge-
NE:
id AL
geleerden van dit en andere gewesten
_ uitte lokken om gezamentlyk de be-
langen van ons Vaderland, door de
uitbreiding van waarheid , geleerd.
heid en deugd , met kracht en nadruk
te bevorderen. — Men maakte by _
voorraad eenige wetten, naar gelang
der tyds omftandigheden gefchikt ,
en welke, voor zoo ver zy nader zyn
bekrachtigd, in ’t vervolg zullen wor-
den opgegeven. — Dies tyds nam dit
gezelfchap den naam aan van het Ge-
nootfchap ter bevorderinge van nuttige
kunflen en wetenfchappen te VLISSINGEN,
en voor Zyn zegel een rots in zee waar
op de zeven vrye Kunflen met het by-
fchrift non fordent in undis.
In overweging genomen zynde,
dat het aantal der tegenwoordige le.
1 fi
den te bekrompen was om het voor-
geftelde einde gelukkig te bereiken,
befloot men, in Lentemaand ’s jaars
1768, uit te zien naar fommigen, die
als mede-leden, ’t zy door hunne ge-
leerdheid of op eene andere wyze,
| ú ZOU.
°
(var)
zouden konnên medewerken tot be: .
vestiging en uitbreiding van’: Vlisfing.
Jche envotfchap. or De
Sedert dien tyd werden telkens in
de gewoone byeenkomften nieuwe
leden aangenomen, die zich niet al
leen de gedaane keuze lieten welge-
vallen , maar daarenboven op eene
verplichtende en edelmoedige wyze
alle verzekering gaven, dat zy vol-
vaardig waren om den welftand en op-
bouw van ’t Genoot{fchap voor te ftaan
en te helpen bevorderen. — De naa-
men van die leden zullen, naar den
tyd van hunne aanftelling , worden op-
gegeven in de Íyst , aan het einde van
dit hiftorisch bericht geplaatst.
Alle maatfchappyen , die de uit-
breiding der wetenfchappen op't oog
hebben, rekenen het voor zich van
belang ea tot eer de hooge befcher-
ming der koningen en vorften te ge:
nieten, en vonden daar by altoos haar
voordeel. Men dacht op goede gron:
den den besten en gunftigften Befcher:
| mer
Ë Clix)
‚_mer te zullen vinden in Zyne Door:
_tuchtige Hoogheid wirvem den Fyfden, —
Prins van Oranje -en Nasfùu , Neer:
lands gewenschten Erf-Stadhouders
Er werdt daarom befloten, op der
29 van Slachtmaand ’s jaars-1768, aan
Hoogst denzelven door twee Heeren,
daar toe verzocht en gevolmachtigd,
‚ mondeling kennis te geven van de op-
rechting, oogmerken en tegenwoor-
dige gefteldheid van ’ Zlisfingfche
Genootfchap „ dien Vorst eerbiedigst
te verzoeken de befcherming daar van
op Lichte nemen, en teffens den ti-
tel van PROTECTOR op te dragen, ge-
lyk gefchiedde in Wintermaand des-
zelven jaars, met dien heuchelyken
uitflag, dat. het Zyner Hoogheid be-
haagde Zich in de minzaamfte uitdruk-
__ kingen tot PROTECTOR van 't V/lisfing=
Sche Genootfchap te verklaaren, en daar-
beneven. vryheid te verleenen om het
eerfte deel der verhandelingen byde
uitgave aan Hoogstdenzelven op te
dragen. Hier door werdt aan ’t Ge:
als BOA noot,
(a)
nootfchap geen geringe luister byge- |
zet, geen gemeene eer bewezen. Onl
der zulken Befchermer ismen veilig, |
n nyd of fchampere bejegeningen,
2 altoos onbetamelyk zyn , doch
vooral omtrent zulken, die geen ei-
gen belang tot het doelwit van hun-
_ne ondernemingen ftellen , maar alleen
den welftand van ’t gemeen en den
voortgang der wetenfchappen, naar
hun vermogen, trachten te behartigen.
In het begin wan dit loopende jaar
“werdt ’er vastgefteld, dat men eent-
ge Direbteuren voor dit Genootfchap
zou verkiezen, tot welken post, op
den 15 van Louwmaand, acht Hee-
ren benoemd werden, zynde dit ge:
tal naderhand van tyd tot tyd ver-
meerderd, naar uitwyzen van de naam-
dyst, welke achter dit bericht zal vol-
gen. — Wyders werden aangefteld
tot Prafident de Heer WINCKELMAN;
tot Zice-Prefident de Heer CHANGUION;
tot Secretarisfen de Heeren TJEENK;
«AU ; als
ef
Cx)
Eat eerfte, en BRAHE, als tweede; tot.
The laurier de Heer GALLANDAT.
Terwyl de welvaart van alle maat-
Pte ‚ welke die ook mogen
wezen, veeltyds afhangt van de be=
‘raming, vastftelling en uitvoering van
_ goede wetten, had men reeds langte
voren ernftig op dit ftuk gelet, en,
zoo als hier boven gezegd is, by voor-
raad eenige wetten voor dit Genoot-
fchap vastgefteld ; welke in nadere
overweging gelegd zynde, is beflo-
ten, dat van nu voortaan deze vol-
gende punten tot wetten van ’t Z/lis-
Jing fche Sn da. zullen - bie ho,
ken:
LL
Bwalleen wyzen GOD op ’t hoogst te,
werheerlyken, het gantfche menschdom
en voornaamlyk den L andgenooten voors
deelig tewezen, en allerl;ye nuttige Kun-
__flen.en wetenfchappen woort te planten,
_ zal het voornaam doelwit wan dit Gee
| noor fchap blyven. IL.
Cx1 )
_ Het Genootfchap zal beflaan uit Di.
recteuren, Leden en twee Secretaris-
fen, welke eenmaal 's jaars zullen ver-
raderen, op zulken tyd en plaats, als
nader zullen bepaald en aan allen by
brieven worden bekend gemaakt.
En
De Diredteuren zullen alle woorko- _
mende zaken wan 't Genootfchap beftie-
ren, en tot dat einde zoo dikwils verga-
deren als zy noodig oordeelen , maar ten
minflen eens in de drie maanden: en
zullen uit Dezelven verkozen worden een
Prefident en een Vice-Prefident, te
Vlisfingen woonachtig.
EV,
„De Leden zullen aangefteld worden
in de jaarbykfche algemeene Vergade-
ring , en. wel zaodanigen, die alvorens
i ge
en)
rzame blyken van geleerdheid en
ndigheid gegeven hebben, enzichury-
willig verbinden om binnen de zes Jg
e
ren telkens eene werhandeling over e
/
_Jloffe , naar hunne eigene verkiezing, in
_te leveren. EN
’
V.
De Secretarisfen , door de Diretfeu:
ren aan te flellen, zullen naauwkeurige
aanteekeningen houden van ’t gene overs
wogen en befloten wordt ;, de noodige bui-
_tenlandfche Correspondentie onderbou
den; alle inkomende verhandelingen be-
waren; de ontfangene brieven en over
rige flukken ten eerflen inleveren; de
brieven in een. afzonderlyk boek doen re-
gifireren ; op alle voorkomende zaken hu
mondeling of fchriftelyk preadvis, des
werzocht en gelast zynde, geven; en de
vergaderingen der Heeren Direêteuren
en van't geheel Genootfchap met. bries
ven beleggen, hai win gd.
then
On.
VI
(cav)
AN Ier
kn Het Genootfhap zal ieder jaar , én
de Algemeene Kergadering, ééne of meer
vragen bepalen en aan ’t publicg bekend
maken, met toezegginge vaneen gouden
smedatlle, geflagen op den flempel van —
_ dit Genootfchap, en op den rand heb-
bende het jaartal en den nàam wan den
Schryver , die dezelve vragen , naar het
oordeel van ’t Genootfchap „ best beant-
woord heeft, waar over in een wolgen-
de algemeene Vergadering, by meer-
derheid wan flemmen , zal geoordeeld
worden |
-
Vid. Eames
_ De antwoorden op de woorgeflelde
vragen moeten niet met den eigen naam
des Schryverssmaar met een zinfpreuk ge-
teekend worden, en met een verzegeld
billet, hetwelk dezelfde zinfpreuk tot op-
Jchrift heeft, waar indes Schrywers naam °
en adres gemeld zyn, verzegeld aan Kn
H : g.
(xv)
_Secretaris van dit Genootfchap franco
worden toegezonden, zeer leesbaar, ge-
Jchreven in't Nederduitsch, Fransch of
Latyn.
V I | LL PENN
_Dir Genootfchap zal ook ontfangen al.
le zoodanige flukken, die daar aan, van
apen het zy, worden toegezonden, be-
helzende eenige nieuwe nuttige uitvindin-
gen, of verbeteringen van oude , waar-
nemingen over onderfcheidene takken
van kunften en wetenfchappen, en wat
werder zou Runnen flrekken om derzel-
zelver uitbreiding te bevorderen. En
ten einde een teder daar toe aan te moe-
digen, zal het Genootfchap jaarlyks noch
twee zilveren penningenuitdeelen aande —
genen, die aan't zelve de beste werhan-
delingen of waarnemingen zullen hebben
„toegezonden, À
ENG ene
Elk der Leden, die eene werhande-
Mt, Jing
\
„Â
n
r
(xv)
linge aan. hed Genoolfohaptoezendtzal
| slegt her zelve daar wan wolk:
men mêefler. te maken, ed nief vermo.
gen zonder toeflemminge zoodanige wer:
handeling afzonderlyk of in eenig ander
werk te doen drukken, teh ware het Ge-
woot fchap am redenen niet raadzaam oor-
deelde daar van. ooit eenig: gebruik. te
_muken, en zulks aan de Schryvers be-
kend maakte, RORE AREN
Uit hoofde van deze wetten:vondt
het Genootfchap goed het volgende
Programma te doen drukken en 'be-
kend maken, ’t welk van dezen in-_
houd pasen pats) |
5 U atrmeen VLISSINGSCHE GENOOTSCHAP ter
„LN bevorderinge van nuttige. kunften en we-
„ tenfchappen, onder de proteftie van Zyne Door/.
„Hoogheid den Heere Prince van Oranje „en door
» den yvervan de,Leden het zelve uitmakende;,
» het genoegen heeft zyne pogingen zoo ver gevor-
» derd te zien , dat binnen korten eén gedeelte det
» Verhandelingen, aan het. zelve toegekomen,
» het licht zal zien, wordende zoo met het ver-
» vaardigen der kunstplaäten, als het drukken van
„het werk alle mogelyke fpoed gemaakt „ zoo
» hebben de Leden van het zelve‘ dienstig: ge-
ht „ OOI
, ( xvu )
_oordeeld hier van het publyk by voorraad kens
» nis te.geven, en, terwyl Zy voornemens. zyn
» by de uitgave van het eerfte deel een omftandi-
„ ger hiftorisch bericht van de oprechting , het be-
„ ftaan en oogmerk van het zelve te geven , thans.
_ _» alleenlyk bekend te maken van voornemen te
“ Zyn jaarlyks ook eene prysvrage op te geven,
pen den autheur, die dezelve , naar hun oordeel ,
_» best beantwoorden zal , eene belooning toe te
_» zeggen, beftaande in een gouden medaille op
» den ftempel van het Genootfchap geflagen ,
met den naam van den Schryver en het jaartal
k
„» Op den rand.
_» Het Genootfchap vleit zich, dat, gelyk des-
„zelfs oogmerk is, al: wat in hun vermogen is
» toe te brengen, om door de uitbreiding van
„ kunsten en wetenfchappen aan het algemeen
» belang, inzonderheid dat der Provincie Zee-
» land en der Stede Wlisfingen , bevordelyk te
» Zyn, velen zich zullen opgewekt vinden om
» in dezen behulpzaam te zyn; en geeft thans
„ voor eene Vrage, om voor den eerften Mey
„ 1770 te beantwoorden, op:
» Welke zyn de bewooners van Zeeland geweest
» tot aan de vyftiende Eeuw , hoedanig waren hun-
» ne Zeden en Godsdienstplichten ; en welken oor-
»» Jprong en voortgang hebben de fraaye letteren,
__» kunsten en wetenfchappen onder dezelven ge-
2 had 2
» De antwoorden op de Vrage moeten niet
„ met den eigen naam des Schryvers , maar met
» eene Zinfpreuk geteekend, en met een verze-
__» geld bille, het welk dezelfde Zinfpreuk tot
__w Oopfchrift heeft, waar in des Schryvers naam
__» En adres gemeld Zyn „verzegeld aan den Heer
Jus-
Pa]
| Cv )
\ pr Ne
» Justus Tjeenk, Secretaris van dit Genootfchap ,
», zeer leesbaar gefchreven inhet Nêerduitsch ,
» Fransch of Latyn, franco gezonden worden.
der eenen, wie hy ook mag wezen, ftaat
„naar den pryste-dingen ‚uitgezonderd hun,
ê in eenig opzicht Leden van dit Genoot-
fchap zyn. Ook zal het den genen , dewelke
‘den prys behalen zal, niet vry {taan zyne
Verhandeling, waar op hem de-prys is toege-
_w wezen, het zy in het geheel of ten deele, het
» zy afzonderlyk of by eenig ander werk, te
» doen drukken zonder uitdrukkelyke toeftem-
» ming van dit Genootfchap. je
» Alle de antwoorden zullen, moeten ingege-
» ven zyn voor den 1 Mey 1770. na welken tyd
_» geene meer tot den prys zullen worden toege-
» laten. / 1
_ Nog ftelt het Genootfchap „ op dezelfde
» voorwaarden, voor eene Vrage- om voor den
» eerften Mey 1771. te beantwoorden:
» Welke zyn-de redenen der meenigvuldige vallen
of grondbraken in de Zeedyken , voornamelyk die
» der Provincie Zeeland , en op welke wyze konnen
» dezelve best voorgekomen, of, daar zynde „ fpoe-.
s digst en minst kostbaar herfteld worden ?
» Dit Genootfchap zal ook ontfangen alle zoo-
» danige ftukken, welke aan het zelve , door
» wien het zy , worden toegezonden , behelzen-
„ de eenige nieuwe uitvindingen of verbetering
» van oude, Waarnemingen over onderfcheide-
» ne takken der kunsten en wetenfchappen , en
» wat meer zou kunnen trekken om-derzelver
» Uitbreiding te bevorderen; en ten einde een
„ ieder daar toe aan te‘ moedigen, zal het Ge-
» hootfchap nog twee zilveren Gedenkpennin-
| gen
eÁ -
a
n jaarlyks uitdeelen aan die genen, die aan het
ve de twee beste memorien en de beste
2 nemingen zullen hebben Pie.
zi ond to Dl
Fret Langs deze. wegen raakte het Ge-
Ä _nootfchap tot zulken ftand, dat men
Re op eenigen grond fcheen te mo.
__gen vleyen met deszelfs gelukkigen
: aon
In dit vertrouwen oordeelde men,
__dat de welvoeglykheid thans vorder-
__ de om van het een en ander wettige
kennis te geven aan de ftedelyke Over-
heden, en by nadere gelegenheid aan
de Heeren Straaten van Zeeland. —
Op het einde van Sprokkelmaand van
dit jaar 1769 werden twee Heeren Di-
‚__reéteuren benevens den eerften Secre-
taris verzocht zichte vervoegen by bei-
de deHeeren regerendeBurgemeefters
dezer Stad, om aan dezelven kenniste
‚geven van die opgerecht Egt ee
en, in termen ter zake dienende,
‘ verzoeken, dat zy zulks geliefden je
brengen ter kennisfe: van Heeren Bur-
Mn gemeelters en reid dezer Ste-
de,
\ „get
a
Ca )
de, ten einde derzelver befcherming
keuring voor dit Genootíchap
„deze Stad te mogen erlan-
De drie bovengemelde Ge-
teerden voldeden aan den last
un opgelegd, terwyl de beide re-
gerende Burgemeefters op de ver-
plichtendfte wyze verzekering gaven
van ’t genoegen, 't gene zy in ’t by-
zonder ondervonden uit de oprech-
ting van dit Genootfchap, over welks
loffelyke pogingen zy’sHemelszegen _
toewenschten, en waar van zy aan
Hunne Edele Achtbaarheden de ver-
zochte bekendmaking zouden doen,
niet twyfelende, of dit Genootfchap
zou alzins de begeerde befcherming
en goedkeuring ontfangen, en beften-
dig genieten. heef
In die hope werdt men niet te leur
gefteld; want binnen weinige dagen
zondt de Regeringe aandenSecretaris |
een brief toe, waar by een Extract uit de
Refolutien derRegeringe gevoegd was,
en welke van dezen Band it
het YN
CE zer,
Beton VEN HEE R Be
ï 7 ES Ee sink Ad Ri
Wy zenden UWEDs. Extract van.
za „fotutie by ons op heden genomen, aan wel-
kl kers inhoud Wy ons refereren. … Waar mee
Ô de blyven, ì të
_ Myn Heeren.
UEDs. gantsch genegene
„Burgemeefteren , en Re-
geerders der Stad Viisfin-
gen,
Ter Ordonnantie van dezelwe,
po detum ten Raade
__den 4 Maart 1769. Nd
ener (was geteekend) |
L. C. van SONSBEECK.
Pli Extra@t uit de Refolu-
| ten ten Raade
der Stad Fls/ingen.
_ Zaturdag den 4. Maart 1769.
” DD: Heer eerfte Regeerende Burgemeefter
” cLyver heeft de vergaderinge gecommu-
__» Diceerd, dat Zyn Ed. met en benevens den
MOT hd „ Heer
hi
Ld
Pd ì
„ Heer Burgemeefter zamBrecHTSEN wan Rit-
_ them was opgewagt door eene deputatie, be-
| wordende door de. Heeren Mr. J/aak
ELMAN , Mr. Robert Hendrik pu Pon , en
bevorderinge van. nuttige kunsten en weten-
» fchappen, waar van zy mede-leden waren, en,
„de eer hadden, dat Zyne Doorlugtige Hoog-
„heid de Heer wirrem de Vyfde Prince van
» Orange:en Nasfauw , Erf-Stadhouder der Ver-
„ eenigde Nederlanden, op eene voor hun gantsch
» verpligtende wyze hem als Proteétor van dit
» hun Etablisfement had verklaard.
„ Dat zy Heeren ,de twee eerstgemelde als Di-
» retteuren, en de iaastgenoemde als Secreta-
» ris van dat Genootfchap, fpeciaal waren gede-
» puteerd omme van deze hunne onderneminge,
» en reeds tot confiftentie gebragt Genootfchap
„aan hun Heeren Regeerende Burgemeefteren.
» kennis te geven , en op het nedrigst te ver-
„zoeken daar van in -derzelver naam ouverture
» aan dezen Raad te doen, en hoogst derzelver
» aggreatie , appui en proteftie te folliciteren. _
‚» Dat zy Gedeputeerden al verder aan hun
„ Heeren Burgemeefteren hadden overhandigd
» een Programma, ’t welke zy voornemens wa-
» ren binnen korten publicq te maken, „waar by
„ aan het ‘algemeen dit hun voornemen wordt be-
» kend gemaakt, een ieder opgewekt om het
» zynetoe te brengen , dat tot het oogmerk,waar
»'toe het zelve ingerigt is, namentlyk in de uite
sbreiding van nuttige kunsten en wetenfchape.
7 ’ ‚‚ pen
Z
…
Ns
Coa)
„pen het univerfeel belang, inzonderheid dat der
Jij »Provintie van. Zeeland, en der Stede Vlisfin-
d,
an, bevorderlyk zyn kan, -
oor den eerften Mey 1770 te beantwoorden:
Eid
_m Welke de bewooners van Zeeland geweest zyn tot
» aan de 15 Eeuw; hoedanig hunne zeden en Godse
» dienstpligten waren en welken oorfprong en voort-
» gang de fraaye letteren kunsten en wetenfchappen —
_» onder dezelven gehad hebben : en voor een tweede
» Vraag om voor r Mey 1771 te beantwoorden:
» welke de redenen zyn der meenigvuldige vallen of
» grondbraken in de Zeedyken , voornamentlyk:die
» der Provintie Zeeland, en op welke wyze dezel= .
» ve best kunnen voorgekomen en daar zynde fpoe-
digst en minst kostbaar herfleld worden: met
» toezegging ,om dien Autheur , die dezelve hun-
» nes oordeels best beantwoorden zal, te zullen
»- beloonen met een goude medaille op den ftem-
» pel van ’t Genootfchap geflagen met den naam
» van den Schryver en het jaartal op den rand. _
_» En eindelyk waar by al verder beloven. ee-
» ne preemie van twee zilvere gedenkpenningen
» aan die geene, die wegens eenige nieuwe uit-
» vindingen of verbeteringe van oude, waarnemin-
» gen over onderfcheidene takken van kunsten
» en wetenfchappen , de beste memorie en de bes-
_» te waarneminge aan dit Genootfchap zal heb-
» ben toegezonden: met oogmerk om van tyd
„tot tyd zoodanige verhandelingen, die tot nut
van het gemeen ftrekken kunnen , met den druk
_» het publicq mede te deelen.
“’ Van al het welk hy Heer Burgemeefter met
» overlegging van het voorf, Programma de eer
__» had zig te Acquiteeren.
mind ‚> Waar
‘En waar by opgeven voor eene vraag om
Ca)
“Waar op gedelibereerd zynde „na datde Heer
» Burgermeefter cryver voor de gegevene Com-
municatie, was bedankt „5 z4-risoisveno cd 100
„ Is goedgevonden en gerefolveerd dat by Ex-
traftesdezer, aan ’t gemelde Genootfchap per
‚ dat hun Ed. Achtbaren met een byzon-
sder genoegen uit het voorfz. rapport , op he-
den aan hun Edele Achtbaren gedaan , befpeurd
„hebben hoe dat de lust tot ce Studie binnen
>, hunne Stad nog niet geheel en alis uitgeblust,
“p maar in tegendeel wederom op nieuws fchynt
‚ te ontfonken; | aak ts
…, Dat hun Edele Achtbaaren,dezeallefints prys-
‚ felyke orderneming in een zonderling aange- -
naam dagligt befchouwende , de gezamentlyke
Lieden van dit Ecablisfement verzekeren van.
hoogst-derzelver proteétie hulp en adfiftentie
‘inal het gene waar toe hun Edele Achtbaren,
„ ter bereikinge van dit nuttig doelwit, hun be-
» vordelyk kunnen zyn; KA
‚En dat eindelyk hun Edele Achtbaaren vuurig-
„lyk wenfchen dat het God Almagtig behaagen
moge derzelver pogingen en falutaire inten-
tien met de dierbaarfte zyner zegeningen te
willen bekroonen, ten einde daar door de
yver tot de letteroeffeningen meer en meer
aangemoedigd , nuttige kunsten en weten-
fchappen uitgebreid , het algemeen zoo in den
geeftelyken als burgerlyken {taatde vrugten van
s; dezen hunnen allerwegen roemwaardigen ‘are
»‚ beid plukken mogen. b
vs, En is by verdere deliberatie goedgevonden en «
verftaan.-dat om een dadelyke blyk te geven
„ van hun Edele Achtbaaren gunftigesintentie aan
ill » ’tvoor
» Misfive af te zenden, zal worden kennis gege-
Ln
Caem y
„ * voorfchreve Genootfchap „zoo lange het zel-
‚ ve nog van geene bekwame vergaderplaats zal
__ wezen voorzien, te accordeeren zoo als geaccor-
„‚ deerd wordt by dezen het gebruik van de ka-
‚‚ mer van de Keure en Lands Viertdtare Úiee
„nen deze Stad, mits egter op zoodanigen tyd.
„, als die van de Keure en Lands Vierfchare voor-
„noemd dezelve niet zullen benoodigd hebben.
Accordeert met voorfihreeve
bredere. zg _Refolutie, |
__{wasgetekend) ie
| | L. C. van SONSBEECK.
\ t Dit befluit der Regeringe kon gee-
_neandere uitwerking hebben, dan dat
alle de Leden gevoelig waren aange-
daan over de vriendelyke wyze, waar
op Dezelve dit Genootíchap van de
verzochte befcherming en goedkeur
ring verzekerde , en dat de aanbieding
van een vergaderkamer op. het Stad-
huis dankelyk wierdt aangenomen.
Op den 22. van Lentemaand dezes
jaars werdt de eerfte vergadering der
Heeren Diredteuren gehouden, wor-
dende dezelve geopend door den
Heer WINCKELMAN, als Pre/ident ‚met
deze volgende aanfpraak :.…
GAL)
MYNE HEEREN:
„ets Ran het genoegen overtreffen,
en ik thans gewoele, nu ik het woor-
ot hebbe zoo wele aanzienlyke Leden
wan deze Prowintie en Stad woor de eer-
—__fle reize by den anderen vergaderd te
“zien, om, uit een en dezelve grondbegin-
Jelen werkzaam, gezamentlyk hunne po-
gingen aan te wenden tot bevordering
en uitbreiding wan nuttige kunften en we-
tenfchappen, en de beftiering wan het
Genootfchap , ten dien einde binnen de-
ze Stad opgeregt, aanvaard te zien door
zulke Leden, die in zoo wele en onder-
fcheidene betrekkingen de doorflaandfle
blyken alomme geven, hoe zeer hun de
melfland wan het algemeen, van deze
Prowintie en Stad in het byzonder, ter
harte gaat. — Deze dag geeft aan al-
dede Leden, die tot de opregting ván
dit Genootfchap het hunne hebben toege:
gebragt, het aller flerkfle bewyswvanden
gelukkigen voortgang en aanwas daf
£ zeer
e En
en,
5
|
|
|
RR td
| Caseur
5 jn 9 5 Ä
vk met vernieuwden ywer voort ted
c eN
_ren.…—Gunany „myne Heeren, dat ik
ee |
wet
«waar mede UEDs. deze befliering wet
„hebben awillen op zig nemen, en den Op-
per-zegenaur ootmoedig ‚fmeeke , dat Hy
_ aan UEDs.dezen arbeid der liefde ver-
…— gelde door UEDs. lang getuigente doen
zyn. wan den gelukkigen uitflag van de»
ze onderneminge in den woortgang van
alles, wat de nuttige kunflen en weten:
Schappen bevorderlyk zyn Ran, en van
het heilzaam vogmerk, waar toe deze
Jlgting is opgeregt. — Door de wyzê
befliering wan UEDs vertrouwen wy
dezelwe langs en meer bewestigd, en ver-
meerderd. te zuilen, zien, en durven
UEDs. verzekeren van-de bereidwillig:
heid omde maatregelen, die by UEDs.
\ zulle ne enomen worden; lane uivboe-
ring te doen erlangen, — Gun my hog,
_ myne Heeren, dat ik my zelwenen UEDS.
ED) 0 p-
| Ek
út. naam ook wan dezelwe. UEDs. hars
__telyk dankzegge woor de wolwaardigheid
ef
Cxsevm )
opwekke tot-eene fleeds duurende eensge-
zindherdsen onzydigheid; laten wy ons
zelven: fleeds liefhebbers. der. waarheid.
betoonen, die gretig omhelzen, wanneer
amy de overtuigende kragt daarvan in
ons ontwaar worden; laat geen nayver.
onder ons gevonden worden, dan om el-
_Kanderen aan te-fporen tot meerder vor-
dering; onderwerpen wy ons edelmoe-
dig aan de befcheidenheid van hun, die
over ons werk zullen oordeelen. … De
Eeuw, waar in wy lewen, is verligt,
en het ontbreekt niet aan zulken, die be-
vispelykheden windende dezelwe gretig
aan het ligt zullen brengen: wan onze
zyde zullen wy hun zekerlyk floffe daar.
toe verfcraffen, maar laten wy ook daar
ons nut tot onzer verbetering mede doen;
en laat de opregtheid wan: onze bedoe-
ling het fehald zyn, waar mede avy-ons.
dekken tegen de zulken, die ons min vrien-
delyk en beftheiden mogten bejegenen. …
Na dat wyders in deze Vergadering
kennis was gegeven van 't gene-door-
de Leden van dit Genootíchap air
ese
Me
_deszelfs-eerfte ftichting tot hier toe
was verhandeld en befloten,hebben alle
de Heeren Diredtfeuren het tot nu toe
“verrichte volkomen goedgekeurd ‚en
verzocht dat de Leden van dit Genoot-
fchap „ welke hunne maandelykfche
byeenkomften als leden van de Fran-
fche lees-Societeit hebben , wilden
voortgaan om alsGecommitteerden op
dien voet ,als te voren,ten welzyn van
dit Genootfchap werkzaam te zyn,
zich verzekerd houdende, dat, ge-
lyk het tot hier toe verrichte in allen
deele beantwoordde aan de gunftige
gedachten die zy daar van hadden’
opgevat, jade verwachting te boven.
ging, hier uit niet anders kon wor-
den te gemoet gezien, dan dat deze
ftichting altoos tot eer voor deze Pro-_
vincie en Stad, en tot nut zoo van het
algemeen als van elk der leden in ’t
byzonder , zal ftrekken , gelyk zy
hoopten dat de Opper zegenaar alle
deze en verdere pogingen met Zynen
dierbaarften zegen zou bekroonen en
ies ach-
‚ achtervolgen, terwyl zy gaarne-van
hunne zyde ook tot die heilzaamme oog-
merken, welke het Genootfchap zich
van den beginne af had voorgefteld,
zouden trachten mede te werken, en
Îzoo veel mogelyk te beantwoorden
aan den post hun opgedragen, wel-
ken zy zich tot eer rekenden te-mo-
_genbekleeden, en waar voor zy hunne
„erkentenis by dezen betuigden, …—
In deze Vergadering werdt voorts _
_befloten aan de Edele Mogende Hee-
ren Staaten van Zeeland kennis te ge.
ven van de oprechting, beftaan en
oogmerken van't Vlisfingfche Genoot-
Jchap, en teffens Hunne hooge goed-
keuring, bevestiging en befcherming
voor *t zelve eerbiedigst te verzoe-
ken. Ten dien einde vefvoegden zich
de Heeren WINCKELMAN, DU PON €@n
TJEENK by den Heer CHALMERS , Se-
cretaris van ’t Land, aan wien zy het
Programma ter hand ftelden, meteen
bygevoegd verzoek,omaamdeHeeren
Staaten, dit pas vergaderd, van ai
si | j Bi
E IN
_
„alles bericht te geven, en het Genoot-
fchap in Hoogstderzelver veelvermo-
gende gunst aante bevélen. De Heer
“CHALMERS nam dit volwaardig op zich,
“en voldeedt noch dien zelven dag aan
de begeerte der Gedeputeerden van
% Genootfchap , ’t welke zich haast
kon verheugen in den allergelukkig-
ften uitflag, alzoo Hunne Edele Mog.
_aanftonds een gunftig befluit namen,op
gene wyze, welke voor dit Genoot-
_fchapalzins verplichtende is,en waar
van het eerlang kennis kreeg door een
Extraêt uit het Register van de Refolu-
_ tien der Heeren Staaten van Zeeland,
toegezonden aan den Secretaris
_TJEENK, bezegeld met het wapen de-
zer Provincie, en houdende, volgens
het opfchrift, aan de Heeren wan het
Zeeuwsch Genootfchap der wetenfthap:
‚pen te VLISSINGEN. Het befluit der
_ Heeren Staaten, in’t gemelde Extraët
«vervat, was van dezen volgendenin-
houd: |
pee ND
\
Ex:
We
bd
hd
Caesar)
„Extrat- uie het Re-
___gifter van de Refolu-
tien der Heeren
Staaten van Zeeland.
Den 23. Maart 1769.
e Secretaris van ’ Land heeft ter Verga-
dering kennis gegeven, dat was opge-
wagt door de Heeren Mr. lfaak Winckelman,
Mr. Robert Hendrik du Pon en Ds. Justus
Tjeenk , die hem hadden voorgedragen, dat
onlangs binnen de Stad Vlisfingen door eenige
Liefhebberen van Studie was opgeregt zeker
Genootfchap ter bevordering van nuttige ku
ften en wetenfchappen , waarvan zy Heeren
Medeleden waren ‚en de eer hadden, dat Zy-
ne Doorlugtige Hoogheid de Heer Erv-Stad-
houder Zig, op eene voor hun gansch ver-
pligtende wyze, als Proteétor van dit hun Ge-
nootfchap had verklaard,
»s Dat zy. Heeren fpeciaal Gedeputeerd waren,
om van deze hunne onderneming en reeds tot
confiftentie gebragt Genootfchap aan den Heer
Raadpenfionaris kennis te geven „doende zulks,
overmits zyn Ed. indispofitie „aan hem Secreta-
ris van ’t Land, met verzoek om in derzelver
naam deswegens ter Vergadering Hunner Ed.
Mog. ouverture te geven, en Hoogst derzel-
ver agreatie en proteftie te befolliciteren ; van
al het welk hy Secretaris van ’t Land, met
overlegging van een Programma hem tot dat
» Ein-
ET)
C som )
_ Einde door gemelde Heeren wegens hun voorf.
“ » Genootfchap ter hand gefteld en binnen kort
_„ publik te maken, d'eer had zig te acquitteren.
om Waar op’ gedelibereert zynde, is goedgevon=
„den en verftaan:.dat by Extra dezer aan %
» Genootfchap ter bevordering van nuttige kun-
» ften en wetenfchappen, binnende Stad Vlisfin-
„gen opgeregt, zal worden kennis gegeven , dat
» H. Ed. Mog. deze hunne prysfelyke onder-
neming met zonderling genoegen vernomen
„hebbende, de gezamentlyke Leden van die So-
» cieteit verzekeren van Hoogstderzelver appui
„en proteftie in al het geene hun ter bereiking
s‚ vab dit Salutaire oogmerk meest vorderlyk zal
s‚ kunnen zyn : niet liever wenfchende , dan dat
„‚ de vrugten huns roemwaardigen arbeidt tot nut
„ van ’t algemeen en van den Vaderlande in ’
s‚ byzonder. mogten komen te gedyen : appro-=
„ berende mits dien voorfz.-Genootfchap „ en
„ het zelve bekragtigende onder en met den Ti-
„ tel van HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP
‚DER WETENSCHAPPEN TE VLISSIN-
‚„ GEN, en ten bewyze van dien lauderende de
| , fpreuke: NON SORDENT IN UNDIS: by -t zelve
4, Genootfchap aangenomen , met approbatie-en
| „ bevestiging van Derzelver Zegel, verbeelden-
| „ de-de zeven vrye kunften op een rots in zee , met
s;_de legende of het, randfchrift : siorrzum socie-
‚… TATIS SCIENTIARUM BATAVO-FLESSINGENSIS ;Las-
tehde eenen iegelyk, dien het aangaan zal,
4; zig hier maar te reguleeren.
ec tf) EV bin EEP ANS à
Oe so docordeert met ’twvoorf. Regifter.
pawdermo… blaenen ted sert brardoar
„__{wasgeteekend) ls. |
zooh. / ‚_J- M. CHALMERS,
ran DE AN Door
8 hA,
EKV)
Door dit befluit der Heeren Staaten
vondt het Genootfchap zich ten hoog-
ften vereerd , en aanmerkte het zelve
de fterkfte drangreden om metal
len yver in deze hunne onderneming
„voort te vâren , en befloot ingevolge
_ Hunne Ed. Mog. Refolutie den naam
_ van % Vlisfing fche Genootfchap ter be-
worderinge van nuttige kunflen en we:
tenfchappen te verwisfelen met dien
van HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER
WETENSCHAPPEN TE VLISSINGEN, van
„welke naams-verwisfeling kort daarna
door brieven kennis werdt gegeven
aan alle de Diretteuren en Leden, dit
Genootfchap uitmakende, op dat zy
daar van het noodige gebruik zouden
maken , en deelen in ‘t genoegen over
den gelukkigen voortgang en fteeds
vermeerderenden luifter van ’t opge-
recht Genootíchap , terwyl men eer-
lang een Diploma aan de Diretteuren
en Leden zou ter hand -ftellen, be-
_krachtigd met het gemelde Zegel van
t Genootfchap , en onderteek end door
den Prafident en Secretaris. Thans
Z
rn
{ s
ha
„if a
PA
pe
f (aaa)
_— “Thans heeft het Zeeuwsch Genoot-
_fchap ’t genoegen van uit een groo-
_ten voorraad van verhandelingen, zoo
van de Leden zelven opgefteld als
door anderen toegezonden ‚ door den
_druk gemeen te maken het eerfte deel
van deszelfs Verhandelingen, welke
van verfchillenden aard zyn, doch al-
le ftrekken tot opheldering der God:
Iyke en menfchelyke wetenfchappen,
__ en waar van wy een weinig nader ver-
__ {lag zullen doen.
„De Deiftery, welke helaas! ook in
’t Vereenigd Nederland zoo veel veld
wint, ontziet zich niet al wat heilig is
te bevitten, te befpotten, en, is ’t
mogelyk, tefchenden. Hoe deerlyk
wordt de wyze Salomo van zulken ,
die wanen de rechte wysheid in erf.
_ pacht te hebben, afgefchilderd, dan
als een vriend van Epicurus, dan als
een bloeddorftig koning? Hier ziet
_ men Hem van dien tweederlyen blaam
__ volkomen vrygepleit. De Heer r-
__SCHAUZIER toont duidelyk aan , dat
st dh Be PARNAG er
C en )
‘er in ’sMans wyzen Prediker gêëne
aanftootelykheid of ongerymdheid zy
te vinden, maar veel eer eene defti-
ge en welgegronde redeneerkunde
ted betooge dat het-hoogfte belang
vän den fterveling zy God te vree-
zen en Zyne geboden te bewaren; —
De Heer BRAHE bewyst Salomo's on-
fchuld in ’t verdedigen van zyn kroon-
recht tegen „Adonia, Abjathar en Jo-
ab, die wegens hoog verraad naar
verdienften geftrafd werden. — De
Heer NAnuis bepaalt ons-by de on/lof:
bykheid en on/lerfliykheid der Ziele ,
welke in deze ongeloovige dagen zoo
fterk beftreden worden. — De Heer
TJEENK in Zzyne Verhandeling over
Dit en mam verfpreidt-een groot licht
over verfcheidene plaaten der Heili-
ge Schrift, en de Oudheden der bj
geloovige Heidenen.
De Genees- Heel- en Vroed: kunde,
welke voornaamlyk op waarnemingen
gegrond zyn en door de ondervin-
ding gefchraagd worden , zullen on-
haf ge
1
\
…
4
hj
| ( XXxvit )
_getwyfeld veel licht ontfangen uit de
„Verhandelingen der Heeren ne war,
DE WIND, Vader en Zoon, GRAM en
GALLANDAT , wiens onderrichtingen
woor de Slaafhandelaaren tot voordeel
_ zullen ftrekken voor allen, die dezen
‘handel dryven en daar toe de kusten
van Africa en America bevaren.
_-Tot nu toe ontbrak het den Neder-
danderen aan een grondig onderwys
_ in de behandeling der breuktallen, zoo
gemeene als tientallige , waarom de
Heer REITZ, wiens kundigheid in de-
ze en andere wetenfchappen door zoo
vele blyken by elk vast ftaat en ons
zynen dood noch doet betreuren, dit
gebrek getracht heeft te vergoeden
en eenen effen weg voor anderen te
banen.
De Liefhebbers der Natuurlyke His-
torie, welke in deze eeuw zulke vor-
deringen maakt, zullen hier met ge-
noegen aantreffen de waarnemingen
ever een Oost-Indifchen Zee-worm, een
4 Leeflakje op ’tftrand van Walcheren
BRAAAY. OS 88e
tn Zee
‘
Camsevar )
gevonden, de Zee-polypen, en deMe-
taal-boomtjes , befchreven door de Hee-
ren SLABBER, BOMME en SCHLOSSER ,
„welke laaste aan dit Genootfchap en
aan de gantfche geleerde weereld
door den dood te vroeg ontrukt is.
‚… Dit eerfte deel wordt befloten met
de waarnemingen omtrent de luchts-
„gefteldheid, weder, en wind, mitsga-
ders de aanteekeningen der ziekten,
te. VLISSINGEN in den jaare 1768 voor-
gevallen, door den Heer MULLER, die
van’t Genootfchap is verzocht op de-
zen voet te willen voortgaan.
Uit deze eerftelingen zien onze
Landgenooten den toeleg, dien wy
hebben, om tot nut van ’t Gemeene-
best der Geleerden en van ons Vader-
land getrouw te arbeiden, in die ho-
pe, dat wy hunne goedkeuring zullen
wegdragen, en hunnen lust opwek-
_ ken. om ons de behulpzame hand te
bieden.-ter bereiking van ons groot
oogmerk, namentlyk deeer van God
en ’t welzyn van Nederland. _……—
| dt ‚ NAAM-
( XXX )
ONM ANE IV SE
Ks gen DER ve
HEEREN DIRECTEUREN en LE.
DEN van HET ZEEUWSCH GE
NOOTSCHAP per WE-
TENSCHAPPEN
#
‘
real? T E
VLISSINGEN.
dd
PROTECTOR.
rt Doorluchtige Hoogheid wrrem de Pyf-
_ de, PRINS VAN ORANJE EN NASSAU, Erf-Stadhou-
der, Käpitein Generaal en Admiraal der Veree-
nigde Nederlanden enz. enz. enz. :
De Heeren DIRECTEUREN.
Mr. Ifaac WINCKELMAN, Raad en Oud-Burge=
_____meefter te Plisfingen, Commis Generaal van
_ Zeeland , Prefident van dit Genootfchap.
“den 25 Jan. 1769. _ é p
Mr. Paul cHancvioN, Raad, Secretaris en Pene
—____fionaris Honorair te Vlisfingen, Vice-Prefi«
____dent van dit Genootfchap. den 25 Jan. 1769.
BE eef” arg sce ij age
ner)
Mr. Jfùac BURGRONseE, Raad der Stad Plisfingen,
en wegens dezelve Gecommitteerde Raad
en Raad ter Admiraliteit in Zeeland. den z5
Jan. 1769.
Mr.;Robert Hendrik pu von, Schepen en Raad
„te Wlisfingen. den 25 Jan. 1769. al
Mr: Adriaan Ifaac nurGRONsE, Secretaris der
__Provinciale Rekenkamer van Zeeland. den 25
… _ Jan. 1769. See if
‚Mr. Steven Matthys sNouck HURGRONJe , Raad te
Viisfingen. den 25 Jan. 1769.
Mr. Johan Adriaan vAN DE pErRE, Heer van
“Nietwerve , Welfingen en Westhoven, Re-
prefenterende den Eerften- Edele van Zee-
land, Ordinair Gedeputeerde ter Vergade-
ringe van de Heeren Staaten Generaal. den
„25 Jän.*T/6gs*i PER ENEN
Mr. Johan STEENGRACHT , Advokaat Fiscaal ter
Admiraliteit in Zeeland:, Kiesheer der Stad
Middelburg. den 25 Jan. 1769."
Mr. Kornelis VAN DEN HELM BODDAERT , Raad-en
__Oud-Burgemeefter der Stad Middelburg , Be-
„windhebber der. West-Indifche Compagnie
ter Kamer Zeeland. den 7 Febr. 1769.
Mr. Daniel rADERMACHER, Heer van Mieuwer=
kerke, Oud-Raad der Stad Middelburg, Be-
windhebber der. Oost-Indifche Compagnie
ter Kamer Zeeland. den 28 Febr. 1769.
Mr. Anthoni Pietér LAMBRECHTSEN , Heer van Rif=
them, Regerende Burgemeefter en Raad te
Vlisfingen. den 21 Maart 1769. « ë
Mr. Leonard Conftantyn VAN SONSBEECK, Penfio-
naris der Stad Plisfingen. den 21 Maart 1769.
Mr, Martinus. Johan VETH VAN DE PERRE, Vry-
„Heer van Westkappelle , en Heer van ’
Nieuwland , Schepen der Stad Middelburg.
den 21 Maart 1769, Mr,
(XLI)
Mr, Cornelis Christianus BERTLING ',“ Penfionaris
«Honorair te Vlisfingen. den 21 Maart 1769.
pie „Daniel-tuurekeNn, Heer van Melis- en Ma-
„rie-kerke, Raad en Oud- Burgemeefter te
Middelburg. den 21 Maart 1769.
we. Adriaan steeNGracuT, Heer van Grypsker:
“ke , Raad-Penfionaris van je rad den zr
„14 Maart 1769.
Mr. Daniel Pieter DE MAUREGNAULT , Raad en
„tweede Penfionarís te Pere. den 21 Maart
d tl7OGE IR
Mr. Wi illem Karl Hendrik Baron VAN LYNDEN ,
‚Secretaris ter Admiraliteit in Zeeland. den
2x Maart 1769. |
__ Maarten HARINGMAN, Schout by Nacht by het
Ed. Mog. Cotlegie ter Admiraliteit in Zee
land. den 21 Maart 1769.
Mr. Jacob Carel REIGERSMAN, Ordinair Raad en
Thefaurier Generaal van Zyne Doorl. Hoog-
„heid den Heere Prinfe van Oranje en Nas-
fau. den 22 Maart 1769.
Mr. Willem van cITTERS, Oud- Raad- Penfionaris
van Zeeland , Extraordinair Gedeputeerde
NIET Vergaderinge van de Heeren Staaten Ge-
neraal. den 28 Maart 1769.
Lucas Fredrik scrorer, Raad der Stad Wlisfin- in-
gen , Gecommitteerde in de Generaliteits
Rekenkamer wegens de Provincie Zeelands
den 25 April 1769.
Mr. Johan Marinus cHALMERS, Seielai der Hee-
ren Staaten van Zeeland. den 25 April 1769.
Mr. Bonifacius MATHIAS pous ‚ Schepen der Stad
„ Middelburg ‚ Griffier van-’t Leenhof van
laanderen. den 25 April 1769.
Mr Meinard VAN VISVLIET , Penfionaris der Stad
reren. den 25 Zen 1769. ’ hie
C xr )
Mr. Willem Cornelisz ockersse „ Heer van’: Gra-
wenpolder,. Raad en Oud- “Burgemeefter te °
Zierikzee , Direlteur van de Hollandfche
Maatfchappye der wetenfchappen te Haar-
lem. den 3o Mey 1769.
Mr. Evert eryverR, Raad en Oud-Burgemeerter
te Vlisfingen. ‘den 3o-Mey 1769.
Mr. Johannes MAURITZ, Raad te Wlisfi ine Rent-
«… meefter. der Domeinen van Z, D.H. den
‚Heere Erf-Stadhouder. den 30 Mey 1769.
Herman Evertfen, Regeerende lee te
Middelburg. den 25 July 1769. -
De Heeren LEDEN.
David Henri GALLANDAT , Anatomie , Chirur-
gie et artis obftetricandi Leêtor „ 'Heel- en
Vroedmeefter te Plisfingen. Thefaurier van
dit Genootfchap. (a)
Jean mazeL, Predikant de Waalfche Gemeente
te Viisfi ingen. in
Jean GUrPIN, Schepen en Raad te Zlisfingen. (b)
JUStUS TJEENK, Predikant in de Engelfche, Ge-
meente te Wlisfingen, eerfte Secretaris, van
dit Genootfchap.
Daniel CHANDON , Predikant in de Waalfche Ge=
meente te Middelburg. -
Fan Facob BRAHE, Predikant in de Nederduitfche
Gemeente te Plisfingen , tweede Secretaris
„van dit Genootfchap. /
Abraham uuuier, Medicinee Door te Plisfingen.
Petrus Christianus HAGEMAN, Predikant in de Lu-
therfche Gemeente te merg Es] %-
„je 0e
{a) Deze tien eerfte Heeren zyn Leden van het Ges
nootfchap geweest federt deszel, gere pees,
‚€b) Overleden den 14 Juny 1766
=
NT Gr)
Jona Willem re waTER, Predikant in-de Neders
=__duitfche Gemeente te Wiisfingen.
Samuel escHauzIeR, Predikant in de Waalfche
‚Gemeente te Dordrecht ,„ beroepen naat
’s Gravenhage. 4 |
Gysbert pr wirt , Heel- en Vroedmeefterte Rof-
_ terdam. den 3o Maart 1768, |
Jofua VAN 1PereN, A. Lu. M. Philof. D. Lid van
de Hollandfche Maatfchappye der weten-
fchappen, Predikant in de Nederduitfche Ge-
meente te Were. den 30 Maart 1768.
Jacobus WILLEMSEN, S. S. Theol. Profèsfor , en
___ Predikant in de Nederduitfche Gemeente t&
_…_… Middelburg. den 26 April 1768. ;
Martinus sLABBER, Lid van de Hollandfche Maat-
nt der wetenfchappenen van de Keur-
Vorftelyke Phyfifche Maatfchappve te Ober
Lausfitzin Saxen, Bailjuw en Secretaris te
Oudelande. den 31 Mey 1768. _
Petrus NIEUWLAND, Predikant in de Nederduit-
fche Gemeente in ’s Gravenhage. den 28 Ju-
ny 1768. . win
Gerhardus Johannes NAnuIs, Predikant in de Nee ,
_derduitfche Gemeente te Middelburg. den 28
Juny 1768. ä 1d Tt
‘Mr. Laurens Pieter VAN DE sPIEGEL , Raad en Oud-
Burgemeefter te Goes, den 28 Juny 1768.
Johannes nerris; Medicine Doftor, Lid van de
_ Hollandfche Maatfchappye der wetenfchap-
pen, Leeraar der Doopsgezinden te Middel-
_ burg. 28 Juny 1768. ges |
Job Baster, Medicinge Doftor te Zierikzee, Lid van
… deKeizerlyke, Koninglyke Engelfche, enHol-
___landfche Maatfchappyen. den 28 Juny 1768.
__ Mr, Pieter zoppaerrt, Medicine Doftor: te Ut-
1 echt , Oud-Raad der Stad Wiisfingen, den
28 Juny 1768, | Leens
\
( XLIV )
Leendert ziek Jansz, , Koopman te vi
den 26. July 1768.
Johannes Albertus scurosser , Medicine Doftor
te. Amfterdam , Lid van het Koninglyk Ge-
‘nootfchap te Londen. 26 July 1768. (c)
Mr. Willem Otto rerrz, Lìd van de Holland- «
__fche Maatfchappye, 'Letor Juris en Re&or
te Middelburg. den 26 July 1768. (d)
Johannes persen, Lid van de Hollandfche Maat-
_fchappye. Te Pi sfelftein. den 26 July 1768.
Henricus HAGEMAN, Rustend Predikant in de Lu-
terfche Gemeente te vrtdnerigen den 26 Ju-
ly 1768.
Fohannes RATELBAND,S. S. Theol. Doétor en Pro-
fesfor , als mede Academie-Prediker ER Fra-
neker. ‘den go Aug. 1768.
Mr. „Abraham perRENOT, Direêteur van de ‘Hol-
landfche Maatfchappye, Lid van de Keur-
vorftelyke Academie der wetenfchappen te
Manheim , Rentmeefter van ’t Graaffchap en
Burgemeefter der Stad Cuilenborg. den 27
Sept. 1768. id
Jacob Johan ANDRIESSEN, Medicine Do@tor , Raad
en Oud-Burgemeefter te Vere. den 27 Sept.
1768.
Jacobus ERMERINS Secretaris der Saad Vere, den
27 Sept. 1768.
Nicolaus BARKEY, S. S. Theol. Do@tor & Profes-
for, en Predikant in de Hoogduitfche tale in
’s Gravenhage, den 29 Nov. 1768.
Petrus norstepe, Predikant in de Nederduitfche
Gemeente te Rotterdam. den 29 Nov. ida
° 0e
(ce) Overleden den ao Maart 1769. in den ouder-
dom “van 35 jaaren „ €En g maanden. <
„(d) Overleden den oo O&. 1768. in den dfderdom
van 66 jaaren ,-3 maanden en twee dagen,
Te TPE
( XLV )
Pr Jacobus VAN DRUNEN, Predikant tide Nes
derduitf. Gemeentete Goes. den 29 Nov. 1768.
Johan Jacob pr rrEYTAG, Lieutenant Ingenieur
sten dienfte der Vereenigde Nederlanden te
… Wlisfingen. den 29 Nov. 1768.
Andreas BONN , Medicine Doêtor te Amfterdam,
„den 28 Dec. 1768.
Lucas REEDER, Predikant in de Lutherfche Ge-
— meente te Cuilenborg. den 28 Dec. 1768.
J. pu Ponr, Medicine Doftor en Vroedmeefter
te Rotterdam. den 28 Dec. 1768.
Mattheus siperrus ‚ Capitein-Lieutenant Ingeni-
eur ten dienfte der Vereenigde Nederlanden.
‚den 28 Dec. 1768.
Mr. Johan Gulielmus scnorerR, Schepen der Stad
Middelburg. den 28 Dec. 1768.
Cornelis CLEYN : Predikant in de Nederduitfche
Gemeente in den Brielle. den 28 Dec. 1768.
_ Johannes oosrerDykK scHacHT, A. L. M. Medic,
„ & Philof. Do&. , Medicine Profesfor te
Usrecht, Lid van de Hollandfche Maatfchap-
__pye. den 2 Febr. 1769.
Nicolaus Georgius oosterpyK, Medicine Door
te Utrecht. den 7 Febr. 1769.
„Nicolaus Laurentius BURMAN , Medicine Door &
Profesfor Botanices te Amfterdam ‚ Lid van
‚de Keizerlyke Academie der Natuur-Onder-
zoekers. den 21 Maart 1769. -
Louis Lancelot MAIZONNET , Predikant in de Waal-
fche Gemeente te Wlisfingen, beroepen naa
Dordrecht. den. 28 Maart- 1769.
tgn VOSMAER, Lid der Keizerlyke Academie en
Correspondent van de Koninglyke Acadetnie
«der wetenfchappen te Parys, Direfteur van
’%x Natuur- en Kunst-Kabinet van Z.'D. H.
den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, in
25 Gravenhage. den 23 Maart 1769. Adris
…
(C XLv1)
Adriaan PrrrRin, Medicine Do&or én Pröfes-
for te Maflricht, Lid van de Hollandfche
Maatfchappye. den 25 April 1769. %
Louis DE BEAUFORT , Lid van ’t Koninglyk Genoot-
fchap te Londen. Te Maftricht. den 25
„April 1769. N K
Paulus ’s cramUWEN, Medicinge Dottor & Profesfor
“_‚_ Primarius te Harderwyk. den 25 April 1769. —
Paulus pe winp, Medicine Doftor , Anatomie,
„Chirurgie & Artis obfterric. Leftor te Mid-
delburg, Lid van de Hollandfche Maatfchap-
pye. den 25 April 1769. \
Eduard sAnpirorT, Medicine Door in ’ Gras
wenhage, Lid van de Koningl. Zweedfche
Academie der wetenfchappen te Stockholm ,
en van de Natuur- & Geneeskundige Socie-
— teit te Bafel. den 25 April 1769. KIO
Hieronymus David cAvBrus, Medicine Doêor &
… Profesfor te Leiden, Liyf-Arts van Z. D. H.
«den Prinfe van Oranje en Nasfau, Lid van. …
de Keizerlyke Academie te Petersburg, van
% Koningl. Genootfchap te Londen, en van
‚de Hollandfche Maatfchappye te Maarlem. _
den 25 April 1769.
Mr. Bavius voorpa, Juris Civ. & Hodierni Pro-
fesfor te Leiden. den 25 April 1769.
Sebaldus ravrus, S.S. Theol. Dottor, Ling. Ori-
ental. & Antig. Hebr. Profesfor-te Utrecht.
“den 30 Mey 1769. | N
Johannes Daniel van rennep, A. Lu M., Ling.
Grece Profesfor te Franeker. den 29. Aug.
1769, ES ev
Gerardus Nicolaus Heerkens, Lid van de Ko-
ningl. Academie der opfchriften en fraaije
letteren te Parys, en van de-Academie der
Arcaden te Romé. den 29 Aug: 1769.
LYST
( XLvr )
N J verfchillende manieren om de Staar
ûit te nemen: door G. de Witt. bl.
Verhandeling over de Metaalboomtjess door
„d A. Schlosfer. bl.
Precis du livre de # Ecelefiaste „par lequel,
nderlinge vergelykingen tusfchen de
+ LYST per VERHANDELINGEN,
Wi
EN 1
I38
_„,On,prouve que des propofitions et des …
nn
_fnaximes , avanCées par 1’ Auteur dans le
„corps de fon discours, quelqu’ oppoféès
qu'elles paroisfent a fa conclufion y ménent .
_ cependant diretement: par $.Eschauzier ‚bl.
Kort begrip van het boek den Prediker, door
155
_ het welke men bewyst, dat de voorftellen
en grondregels, door den fchryver in het
beloop van zyne redenering voorgedragen, …
„hoe tegenftrydig dezelve ook aan zyn be-
fluit voorkomen ,ondertusfchen daar toe re-
gelregt leiden ; door S. Eschauzier. In’tNe-
— derduitsch vertaald door R. H. du Pon. bl.
Salomo's kroonrecht verdedigd, en „Adonia
_… Abjathar en Joab wegens hoog-verraad.
geftraft : door 7. J. Brahe. bl
Grondig onderwys in de behandeling der
_breuktallen,'zoo gemeene, als decimale of
tientallige , benevens de daar af hangende
rekeningen: door J#/”. O. Reitz. bl.
ie Waarneming van een Oost-Indifchen Zee-
387
worm: door M, Slabber ‚bl
Bericht wegens een zonderling zee-inftét , ge-
vonden aan eenige zeewieren, gevischt op
_ het ftrand van het eiland Wakheren: door
_D. Bomme. DT
Vroedkundige verhandeling over de wyze
om een kind in de lyfmoeder te keeren,
153
209
293
394
en
Cavan)
en by de voeten afte halen: door D.A
Gallandat, bl. 403:
Noodige ik: gen voorde Slaafhande-
laaren: door D. H. Gallandat. bl. 424
Verhandelinge over eene Goddelyke verbe-
teringe van het zintuig des gezigts: door
dewan Iperen. bl. 46r
Kort vertoog over de onftoflykheid en onfterf-
lykheid der ziele: door G. 7. Nahuis. bl. sro
Verhandeling’ over DN en MIN: door F.
Tjeenk. rend arenden oi
Een waterachtig gezwel , in een vrouwely-
‚ke borst, geneezen door P. de Wind. bl. 587
Waarneming omtrend een eerstgebooren
kind, waar van de ingewanden (de nie="
ren, pisleiders, en waterblaas uitgezon-
dert) zig buiten den buik bevonden; door —
S. de Wind. + bl. 592
Waarneming over een lieschbreuk , door
middel van de breukfnede gelukkig ge-
„_nezen: door F. Z. Gram. « bl. 595
Waarneming van een verftropping van het
netrondomden darm ‚ontdekt na den dood
… van een lyder, op welken mende breuk-
fneede had verrigt: door G. de Witt. bl. 605
Waarnemingen omtrent de. luchts-gefteld-
heid, weder en wind, mitsgaders aantee-
keningen der ziekten, in ydere maand
voorgevallen te Wlisfingen in ‘den jaare
1768: door 4. Muller. zoo ip 629
BERICHT VOOR DEN BOEKBINDER.
De plaaten , tot dit eerfte deel behoorende, moeten
dus geplaatst worden. He ì
Tab. IE, tegen bladz.… 137. +
Tab. IL. tegen bladz. 387. ge
Tab. LIE, tegen bladz. 394% Air
» Tab. IV. tegen bladz, 621. ' ON-
ETEN
ONDERLINGE
VERGELYKINGEN
„TUSSCHEN DE VERSCHI Lr
1î MD MANIEREN OM
varden BTA: bekt Enk Nn
zc ‚NEEM EN:
Dao n peld level
EE DE Wirt
COPHEELZEN VROEDMEESTER wer 4
oleh TE vat elegie en
z+oï av
let zé Hen; ) één dee voortreffelykfte” ie
fchäppett van”’.den mensch , ‘en welks ge:
mis mèt regt de jamimerlykfté’ ftdat mag ge-
nóëtfid worden’, verpligt de Heelmeeste-
… ren om alles toe te brengen, wat in ftaat is
deze edele verrigting behoorlyk te doen ge-
{chieden ; ja Het zet hui aan ot alle: ‘hunne
poogingen in ’t werk te ‘ftellen, om zooda-
nige elendigen, die tot een droevige blind-
_heid> vervallen:zyúj uit-de akelige duiëter-
heid:in een’ helderfchynendslichs te :plaatd
zen, „Met regt danhebben verfcheide voórt
naame: mannên. zig! beyverd embde-waare
gefteldheid, vanhet òog ste deeren: kennen3
kak einde.daar daor En zekerder ode wai er
En,
HOULASD AAH HO
ker, die hetzelve overkoimef „ te AA
doch het meeste heeft men in deze verlichte
eeuw ‘zig toegelegt op ‘het geriezen vah:de
Staar.Veelé voornaametnannén muntenhier
in uit, en ‘hebbén verfchieide täniefen uitge-
dagt om de Staar uit te n&emeèn , zoo dat hier-
omtrent reeds verfcheide methoden bekend
yn, welke d'eene meer,d’andere minder, van
Ekiden verfchillen. * Alle deze verfchil
lende manieren, heb ik voorgenoomen te on-
derzoeken, en, derzelver, voor-en. nadeelen
na te fpeuren, om waare het mogelyk iets
tot volmaaking.van deze heilzame, heelkon:
ige bewerking toe te brengen. Om hiér in
des te beter te flaagen, zal ik vooreerst,
oog ontleedkundig befchryven, en.vervol- —
g5nStar belehouwing van dE ORHrDgE vest
gelykingen. tusfehen de verfchillende manie,
ren, om de, Staar uit te neemen, overgaan,
erdseh oraew. nognerdradeot-es.1s. (OO AST
«so oooh ar dviraordsd Baitaimtev slabs ssob
or: Ontleedkundige befchryving: van;
sboos mo « nollbêt Oog. 3 nf doudigoog
-bmiid aaivsorb n59' J03. oib nopiDAsk
6 LHet: oog:ishet werktuig des gezichts;
hebbende een! langronde'gedaahte, zaarhge:
fteld-uit rokken, ren’ byzondere vliezen „en
omringd: door verfcheide deelen jswaarvan
’er eenige dienen tot befcherming ‚ zommige
tot-onderhouding , ann ame
j.l Ä al-
jé
Ek |
3
nt
Wake)
<
odt 2
allepeplaatët iri-een: beenige holte; onder
dennaätm wan oögholte of orbita bekend.’
gE Wanneet wy nu in een ontleedkun-
dige orde wilden voortgaan, zouden wy eerst
atie die deelt’ moeten befchryven, welke
heteigentlyk Benaamde oog, of den oogbol,
_ omringen ; dan dit is buiten ons beftek , wyt
‘Os: voornaamite°doelwit alleen is om die
deelen van hét :óog nâuwkeurig te befchry-
ven welkeritr de uitneeming van de Staar
_öf dae worden; dus blyft ’èr
niets ter-onderzoeking over als. de oogbol:
Omwveehter in eene'‘regeltriaatige orde voort
Bébgaäf zal ilk voor en al eer ik tot de be-
fehryvitg waw den oogbol zelve overgaa,
eerst die” deelen opnöemen ; welke denzel:
AGT, ‘Heteetfte, ’t welke zig aan ons op?
dinatie diemailgerkboogs:werikbrauw Ze
faperciliufi Waarna de oogleëden of palpe:
braë volgen; welke door hunne vereenigin
tweehdeken uitmaaken , waâtf vande inwen-
dige de groote ; en de uitwendige de kleine
ooghoek gendamnd wordt; de randen van
deze oögleedén-zyn ieder meteen rye haïrén
wercierd ;' dier de'ooghaireft „ cilia, genaamd
warden ; tmétr vind langs-de- inwendige tan-
deri'der oódleeden zekere pùntjes, welke de
rt el ag te klieren
el dulac:ciliares) zyns dieeen Ímeerachtig
5 Ä 2 vogt
(4)
men,‚met den,naam van;toefluiter ofronde;
_SIV. De twee oogleeden van;elkanderen- j
Hpewggerenden ontdekt men; sin de inwen-
dige of de gioote-ooghoek;„een klein rood;
„OY é
c
|
|
E
GE, |
teworden. - Deze traden wórden afpefchier-
‘deïrdoor een EU welke de’ traankliër- of
Blandula làchtymalìs genaanid wordt, En“in
_Bén'hölligheid’ gepláatstis, dan het bovén:
té gedeelte van de orbita), aan de zyde van
“den kleinen ooöhoek. Alle deze-deelen zyn
gefehikt tot’ bedekking en befchetming van
Herr goghok? sir amRejo JAI si
“#6 V. De oogbol kan in’ allerlei rigtingen
‘bewöogen worden; en dit/gefchiedt door zes
fpieren „waar vdh ’er' vier ‘regte, en twee
fchuinfche zyn.“ De regte’zyn-de opligter,
de nederdrukket”, ‘de nahaâler , en dE af.
‘haaler: de twee fchuinfche-zyn-de bovenfte
of stootfte, en de benedenfte of de kleinfte.
Uit de de benaamingen dezer fpieren blykt
klaar genoeg, in welke rigting zy den oog-
bol-beweegen, wanneer zy ieder op zigzel.
De a Riet ed ler ek
GVL. Daarenboven worden ’er inde
oogholte,rondom den Oogbol,noch een groot
aantal flagaderen, aderen en- zenuwen ge*
wönden, gefchikt niet alleen tot voeding en
onderhouding vande deelen, welke den oog-
„bol omringen,maar ook van den oogbol zel-
ve, De flagaderen zyn afkomftig van de
úit-en inwendige kropllagaderen (arteriae
carotides); de eerfte verfpreiden zig in’ de
deelen die den oogbol omringen, en de laat-
fte in den oogbol zelve. De aderen gaan
HEN et, U BANE eg geren | na
‘
«
(6)
na:de uit- en inwendige {trot aderen (wenae
jugulanes). „De zenuwen. zyn 1, de gezicht
zenuw gk deze eindigt inden
oogbol (4): „2. Die van het derde paar,,de
ag weegende (oculorum movenis), is,aan
de uiten. zyde van de gezicht zenuw. ge-
aatst, en: verdeeld zigin, twee takken,
Kms! en
gan lion lenticulare) „waarvan ‚wy. ftraks
P
ie vanhet vierde paar verliest zig. geheel
Hs adiheov sot valrdotoo sroba@t
‘
Ier on
E Rn /
: DR
(a): De: inplanting van de gezicht zenuw in den oog-
bol gefchiedt niet regt in het midden. of tegenover den
Oogappel „ maar fehuins, en wykt een weinig af van
het aspunt naar den inwendigen hoek; zoo dat het-as-
_ púnt,des gezichts (axis optieus) niet op de plaats vande
inplanting des gezicht zenuw valt, maar tusfchen deze
_@n het uitwendige gedeelte van den oogbol, welke na de
flaapen ivan ’t hoofd gekeerd is. Zie MUSSCHENBROEK
Jatroduct, ad philofopb. natur, Tom. IL, $ MDCCLXI. pag, 751.
(1
—_ sekeariù de Bowerfte fchúinféhe-fpièër. 4:
Deveerfte' ak ván het: vyfde paar , ramis
‘opbshalmicus Willifij genaamd , verdeeld zi
ifdrie takken; “waarvan “de-eerfte en! &
ssrootfte: de’ rami frontalis is; deze gaât
-Jangs het oppertfte gedeelte vande orbitatot
“aanmhet foramen orbitarium fuperids ,'twelk
“dezelve doorgaat „om zig-in de fpieren en
bekleedzelen van het voor-en oppethoofd
te verfpreiden (b); de tweede is de ramus
nafalis’ feu” atcesforius nervi'olfudorii; deze
tak loopt ‘over de gezicht zenuw ha de in-
_swendige zyde’van de ‘orbita, en gaat door
„de foramina orbitaria interna inde neus, al-
“waar zy: zig werfpreidt: edoch voor dat zy
‘over de gezicht zenuw heen oop: ‚ geeft Zy
een takje aan ‘het reeds gemelde ganglion-
lenticulare , ’t welk uit de vereeniging van
deze, en een’takje van het derde paar’ ge-
maakt wordt; dit ganglion leverd eenige tak-
jes; welke een vlegting rondom’ de gezicht
zenuw maaken , en hierom de plekus opticùs
genaamd wordt, welker takjes daar na de
Jelerotica doorbooten; en tusfchen deze en
K PRN Ì EE VAG VACTDEMDMEEEE rde
od 8e
(b) Uit de verdeeling van de ramus frontalis, en der-
zelver nauwe verwandfchap met de volgende takken,
die van denzelfden ftam af komftig zyn, kuenen wy
de reeden verklaaren , waarom , indien, ’er een veretto-
ring van het oog gefchiedt (gelyk zomtyds na de Opera-
tie van de cataraéf), dezelve altoos met de hecvigfte py-
nenboven op’ hoofd vergezeld gaat.
(8)
"_{c) In de nederdrukking van de Staar loopt nen
groot gevaar van met de naalde deze zervi ciliares te
“kwetzen; en ik geloove, dat de-hevigheid der toeval-
len’, welke dikwils op deze Operatie. volgen, wel het
meest van de kwetzing dezer zenuw takjes af hangd,
\
_glad en effen, neemt zyn begin van a
dd hi Tren
want de kleine fpheer „die tegen de «groot:
fte aangevoegd is, is-even als een fegment
of een gedeelte van een kleindere cirkelster
gen de: grootere geplaatst. … 9
6 VIIL-De oogbol is uit vyf vliezen
zaamgefteld; de twee eerfte worden gemees
ne genaamd , om dat zy niet alleen bepaald
bly ven aan den oogbol, maar ook zig tot an-
dere deelen, uittrekken; deze zyn het bind-
vlies en het witte vlies, ZINN (d) is van ger
voelen „ dat de. opperhuid der oogleeden
zig noch boven over het bindvlies vervolgd,
en ’t zelve bedekt ;. dus zouden ’er dan drie
emeene vliezen plaats hebben. De drie
fate maaken den oogbol alleen uit, en
worden daarom. eigene genaamd; deze zyn
het hoornvlies, het vatagtige vlies, en het
netvlies, ’Er zyn nog andere vliezen, die
de vogten binnen in den oogbol in hunne
plaats behouden, maar, alzoo deze tot de
formeering. van den oogbol niets toebren-
à
fpreeken. …
_ gen, zullen wy van dezelvein ’t vervolg
„SIX. Het bindvlies of ‘conjundtiva, om
dat het den oogbol in de oogholte bepaald,
en ’t zelve aande oogleeden vastbind, is
wendige gedeelte Wi oogleeden, bedekt al
#vol 5 aria
/
_(d) Defsript. anatom, oculi human, pag. 25.
(10)
‘tgeen wij gemeenelyk het wit van ’t oog
noemen , van waar het zig uitítrekt tot over
het doorfchynend hoornvlies, aan ’t welke
het zeer vast vereenigd is, en zelfs veel vas-
ter als aan de ‘overige oppervlakte van ’ -
oog; want hier mede is het alleen vereenigd
door middel van een los celagtig weefzel.
Dat dit vlies zig over het geheele doorfchy-
nende hoornvlies uitítrekt , wordt beweezen
door de phlyGenâe of ‘kleine’ water blaas-
jes, welke zig zomtyds op het hoornvlies
vertoonen. Dit vlies is uit een fyn celagtig
weefzel zaamgelteld (e), doorfchynende ;,
en met veel vaaten doorweeven , gelyk blykt
uit de oog onfteekingen. Deszelfs nuttig-
heid blykt klaar genoeg uit de benaaming:
GX. Het witte vlies (albuginea) , van zom-
mige ook het peesagtige (tendinofa) genaamd,
is dat geene, ’t welke eigentlyk het wit van
?t oog uitmaakt, Het neemt zyn oorfpronk
op de plaats van de inplantingen der peezen
van de regte fpieren van ’t oog, breidt zig
uit over het grootfte gedeelte van den Kr
fri p } j PENCH JOS bol,
—.(e) Hier-door ‘wordt te weeg” gebragt. dat het óoë
in de operatie van de cararalt maeielyk te bepaalen isdoor
de haakjes of tangetjes, welke zommige gebruiken, en
waar mede men dit vlies vat , vermits het- zeer ligt af-
fcheurd, weshalven men genoodzaakt wordt, om ’t oog
des te zekerder te bepaalen, van de felerotica zelve te
vatten, welker kwetzing door toevallen kan gevolgd
worden, vers en
ax)
bol,-en eindigt-aan: denrand van-het-doof-
fchynende-hoornvlies ter;breedte vans oft
dyn; gelyk;men zomtiyds: zeer. klaar:“ónit-
dekt aan: de!witte;kring , welken men ín
den, omtrek van;het hoornvlies ‘vindt. « Hét
is-nit„peesagtige veezelen zaamgefteld, en
_miet anders alseen aponeurotisch uitbreidzel
_hardfte en -di
der -regte -fpieren ‘van het: oog. Deszelfs
vereeniging aan shet harde’ oogvlies is zeer
vasten: aan het bindvlies-los door middel
van een-celagtig weefzel. » De voornaamtte
nuttigheid ván dit vlies is om de inplanting
der {pieren in den oogbol te verzeekeren ‚en
2% wit van:het-óog uit te maaken. gr
„6 XI. Het--hoornvlies is het eerfte eigen-
vlies van den wgn is ’t grootfte,
kfte van allen, en ’t wordt in
twee gedeeltens onderfcheiden, in een ‘on-
doorfchynend{opaca) , en in een doorfchy-
nend (pellucida): Het eerfte: verkrygt ‘om
deszelfs hardheid.dén naam van het harde
_oogvlies (Jolefotica), daar’ het andere dien
van. hoornylies-(cornea) behoudt, *
‚ „Het harde oogvlies is het grootfte en 5
ter{te dezer twee gedeeltens; en omvat al
Be watòde:grootíte fpheer:van den oog-
__bol uitmaakt, beginnende alwaar de gezicht
zênuw zig in den oogbol inplant, en eindi-
gende aan den cirkel van de kleine fpheer,
welke op de grootere gevoegd.is. Deszelfs
lia Bn ij __— kous
/
(12)
„kouleur is van buiten wit , maar aan deszelfs
inwendige oppervlakte, welke tegen’ het
„vatagtige vlies: aankomt, zwartagtig. « Het
35 vit een harden vast weefzel zaamgefteld;,
„beftaande uit verfcheide lagen van veezelen’,
‚die,‚zeer vast-op elkanderen: liggen, rwelkèr
vastheid. aan de buitenfte oppervlakte veel
grooter is-als aan’ de binnentte ; waarom
zommige hetzelve: ook in een buitenfte en
(binnenfte. laag onderfcheiden ;-dievechter
deer moeilyk-door het fcalpel, zonder wer-
Ácheuting, te fcheiden zyn: » Dit vlies is niet
overal eyen_dik ; opde plaats van de inplan-
ting des gezichtzenuw wordt het altyd -het
dikfte gevonden’, doch naar maten het vóor-
waards gaat, verminderd ook deszelfs dikte.
Het wordtaan deszelfsagterftegedeelte door-
boord door kleine vaatjes, als mede door
kleine zenuwvezeltjes, «die vande plexusop-
gicus-af-komtftig:zyn. 05 ooorseser Aas
… Het doorfchynende hoornvlies, of eigent-
lyk genaamd hoornvlies „isvhet'.voorfte en
kleinfte gedeelte vän den oogbol, maakende
door -deszelfs bolheid- een: kleine fpheer ,
die op de groote:gevoegd is,” De afmeetin-
gen, van, dit „vlies. zyn’ volgens>de; waarne:
mingen van den Heer pari (f) nn
sti S vaar 1oda0o K9D:T ATS
Ì ext sl ah .
ee Ì HAA id i
S(£) Memoirës de P.Acad, Roy, des Sciences de "Annéé 1728
pig. $1S.
(23)
de iddelen van de /pbeer-is'meestentyde
517k tot 7 lynen „die vande pees of koord
vanhet hoornvlies is 5 , 5 toU 5 ynensêir
de dikte van-hetzêlve ‚; tot „: van een lys
Dit vliesisglad; effen, en doorfchynende ge
lyk; hoorn ‚waarom het ook‘den naamvan
menne behoud Het’ zeeen mers Ee
vezelen ; welke laagsgewys op elkander hge
gen „zoo dat het in verfcheideJamellae:kan
gefcheiden worden; deze lagen-wordéndoos:
een zeer fyn, celagtig weefzelaan elkande:
ren gevoegd:” Dit- vlies ‘is-met: vaten-voord
zien ; ook wordt men:-ópdevoppervlakte
vanhet zelve zeer. fyne porieof-open
gewaar, waar uit geduurig eénwaterig vogt
erin @7 ‚door deze” vaatjes enchet
' ë
Is Pr eis zeurt edt ‘ pre TAD verni ar
Khmsdeadtkd Jl O0 eAand bn „gag: ° bi ai
allodsronavodier
Wis ed deze väten en por. kan-mender
ve Ber g g verklaren , welke het hoornvlies | ven
den: ohdergâat; want by Erve
sensi zaamtrekkende’kragt ;: waar der : dei ve
lips en, deszelfs openi gen verweyderd; wórden rie
CH tay vogt uit laaten „ het welk zig over ct
vlies vérúpreidt; cht: zölve’ War dor doorn mei
desmhalke; die noemdymen dembgnelykolt trbreekenrden
aogen. ‘y. G. KRUE GERS. zatar see te, en
671. De Heer Zink if all
2ó,is vanl meening ; dat het” breken eer vi
gek wordt door de verduistering van de opperhuid E
bindvlies , dat over het hoornvlies zig verfpreidt.
„CAMPER Disfertat. phyfiologica Inaug. de guibusdam oculë
partibus.pag. 25. Ó*,26,;fchryft, het-toeaan -de-belettei af
fcheiding der vogten, die het hoornvlies van buiten bea
_ dauwen, en aan ‚de belette penveren gips
teben. Q apt aken al oh DATE (2)
€79)
gedu Dr er vagten in idd
gon Ee doarfchynendheid vari hethoörns
vlies:onderhoudenz Het hoornvlies is zeer
Ee kent zes hae ete D
tb PETIP (hb) op tweedér.
letwyze; eetftelyk oder iede med ‘van
het hoornvlies-wardt even:als. eén wiggte in
eri driehoekige zinfnyding: vanhet: harde
_@ogvlies-ontfarigen; dit echter, “Zegt hy: sis
zelden by-den mensch waar te neemen; ten
tweede vereenigen zig-de beide eindens van
hetdhoornyliessen ‘het harde ooevlies -beùr:
_ telüngs: metvelkanderen, gelykrtwee af hel:
vlaktens;”oMAUCHARTY(I En BRISSEKU
ùhebben beide het hoornvlies aangemerkt
een vlies, vdat-zeer onderfcheidenis vän
het harde oogvlies, om dat hetzelve veel
verhevener, boller, doorfchynend , dikker,
“veel meer vaten voorzien, en van een
geheel ândete nuttigheid is als het harde
eogvlies;- wy: zien echter. de beide zelfitan-
digheden als’ inéén gefmolten; hierom “is
het veel cer te. gelooven, dathethoornvlies
rd ‘aaneenhoudend:of. ape hj En
Kn “harde: oogvlies: Ines. notk etl
Het enn granen vand den ri
pk hogs Ad JEV
„3biS id CL: rood zod 13 70 il e air
Ao ans 8 ri ï otd at KE ATM A De
CI) Mermofres dePideads zo doei Ef amet ie
it É 1728 pgr: (OE oib DOT
); De twniëd core Sz, ovl ch Aer éuch
ES Traité de la cataratte pag. 9.
00 (25)
bol Het wmieagtige vlies ohoroides ‚ aldus gés
paamd;om dat het veele, vaaten in -zig bez
_houdt,en hier in zeer veel overéénkomst
heeft-met; het chorion;-dat de vrugt-in:de
baarmoeder “omringd ;, Het ‘is onmiddelyk
onder, het- harde oogvlies-geleegen „ en-bex
kleed: deszelfs binnenfte oppervlakte, Het
isvan een donker roode,kouleur „ otm-dat
het aan deszelfs buitenfte en: binnenfte‘op-
pervlakte met een zwartagtige. verwe: overi
toogen is (, doch deze afgewasfchen zi»
de; is.het:zelve van een’ verfchillende kou-
leur na-mäten een mensch meer ‘of min vol:
bloedig is: PETIT (m) meend; dat de: kaúì
leur verfchild na de jaaren, zynde- by kim
deren geelagtig-(n) „ byjongelingen geelder,
daar na grauwagtig, en: by- de tagtig jaarie
gem byna/geheel wit, … Het neemt zyn. bet
gin in debromtrek van de inplanting des ges
zicht zentiw ‚200 nogtans:dat het eeri weit
nig van de inplanting verwyderd blyves laa:
tende eeft: ronde plaats-over; alwaars’tzek …
ve het harde òogvlies niet: bedekt; ván hier
breid-het -zig-voorwaarts uit onder hetchat>
ROSE NSW IED GON CL Toos eoilVO A0 SDTEE
edn ZINN Déftrip, anatomica beulì Bamani-pag, 32. HEt;
de het Vel Weke vangen eet ha
bokvties vorken Zwartepiet one et 8E
sE) Hiftoire de) Acad, Roy, des;Sciences de Vannéé 1726, pag.
zegt, dat dit vlies by- kinderen. witviss=-
3 e .
_ (D) ZINN in zyn zoo even gemelde werk pag. 31.
ke AC eo LO)
C16)
de oogvlies totvaan den rand van-het hoofn:
vlies; "aldaar gekomen zynde„ wykt het af
vaneHet‘ hoornvlies en werkfygt den náam
vanregenboog (irés). »Deszelfs. weefzel is
fydis flap; en #1} doch voorwaarts gekomen
zyhde „ fchyndthet ‘var {tru&taur te. veran-
_ deden „het wordt: dikker , witagtig en for-
mberdeeriktirg.op de hoogte van de vers
eeniginge vann! het chardé oogvlies) met het
hoornvlies; de: hairagtiee bandedigementum
ciliarep getraamd « de loop der vaàten in dit
vlies is vefchillende in beiderdeszelfs opper-
silaktens „cwant op-de buitenfte looperi zy
flersgewys; daarzy aan de binnenfte regt
gelkwydigvaancelkanderen loopen $ dit
heêft-den-HeërruyscH gelegendheid gegee-
vens; om dit vlies dn twee laagen: te verdee:
Jeri „waar vamdebinnenftenaamzynenhaam |
duniea Ruyfchiana “genaamd”-wordt , ‘doch
RAU heeft ’t zelveraltyd tegengefprooken;
emiderberoemdervarBiNus: (6) heeft: zelfs
_ dangétoond’; datvhet” geheebren aloverdigt
si De vasthegting van de vhoroides isaan
derigeheelesbinnenfte oppervlakte :vän het
Harde oogvlies zeer los, zoo dat wanneer
men één, opening.-in-„het. harde: oogvlies
maakt ,-het”zelve, door het rinblaazen vari
an dee
RA DOI Wieven oh aanmer jh „vO Jaar VERAN en
aRR eg row. sblomsg mev9 Oos YS HI VIOS
Co) Academ. anvotat; Lik Vil Caps Pyoiiv si ooh
Ci7)
den, en-zoo’er:alhier of daar eënige vast:
__hegtingis, gefchied/zulks door de takjes van
de ueteriae; venae €S° nervi ciliares, die het:
Harde oopvlies doorbooren;-maar aan des
zelfs voorfíte gedeelte is het door middel van
‚den hairigen band zeer vast aán den rand van
het/harde óogvlies vereenigd.
De choroides ,ha-zig op gemelde plaats
vastgehegt tehebben; wykt van het hoorns
vliesaf na vooren,en formeerd een rond vlies
ZINN (p) beweerd dat heteen vlies op zig
zelve is „en geen verlengzel van het vatagtige
vlies; BONN(q) integendeel wil dat niet al:
leér-ditvlies een vervolg is van het vatag-
tige vlies; ‚maar zelfs dat het binnenfte vlies
van ‘hetsvatagtige zig vervolgd, én de ins
wendige: oppervlakte van het hoornvlies bes
kleedt, waarvan hy' zegt al een. groot ges
deelte te hebben afgefcheiden. » Het laatíte
“komt my wel het aanneemelykfte voor. Die
vlies hangt ín het ‘waterige vogt te dobbe:
‘fen, en verdeeld de voorfte-holligheid van
’oog-i twee-kamers , zoo:echter: dat. dit
vlies een ronde opening; overlaat, de 00g-
appel (pupilla) genaamd: De voorfte op-
„pervlakte nú van dit vlies’ wordt de regen:
Bos (iris), genaamd. ann deszelfs. bien
iel void niee Ri BLTARD 199 ( ne
ins
euao bj : Net ETEW 8 $
ARID LOO 1 750% «biete PVE Y érduhbrett.
_=10(P) Deftriptio anatomica ocnlì ‘humani, Pag. IOT
20(Q). Sperimen anatopr; medie, de continvatiane membranarurs
SL, pag. 40, dk
C 128 )
lende kouleur; ‘wantby zommige vind men
dezelve bruin, by andere geel , blauw,
grauwagtig enz., zoo nochtans dat het met
eenige andere kouleuren vermengd is „die als
{traaleh van der omtrek na het middenpunt
loopen (r). > De agterfte oppervlakte van
dit vlies wordt eigentlyk het-druivenvlies
Wveay genaamd ; het heeft dezelfde kouleur
alsde choroides, en is ook met éen zwart-
agtig vogt bedekt: hier vindmen de hairag-
tige voortbrengzels (procesfsciliafes) ‚wel-
ke niet anders dan ploijen van het vatagtige
vlies zyr, en van de hairige band afkomen
en over het glasagtige vogt-tof aan het kri-
ftallyne zig uitftrekken, ja zelfsseen. gedeel-
te van de .voorfte oppervlakte van ’% ‚kri-
ftallyne kasje bedekken. :De-opening waar
mede dit middenfchot doorboort is.„en de
oogappel genaamd wordt, is-it den mensch
vân een ronde figuur , en vertoond. zig. al.
toos zwartagtig: de middenlyn-van deze
opening veranderd niet meêrha-de-zes jaa-
Fen (S) ; MUSSCHENBROEK (t) heeft zelfs-waar-
„BC saaVO,Bal12q0, sbrot. 139 zalt
-(@)-Men vind zelfs eenrvoorbeeld vaneen vrouw, in
Frankryk „ welker. regenboog’s ftraalen, volmaakt dé to-
meinfche cyfterlettéren vah de twaalf uufen van den dag
verbeeldden. Fournal des Stavans: 164 Septentb. pag. SÓk.
(S\ De Heer cHALLE verzeekerd hiervan, dat men in
de afbeeldzels van Koning KAREL de IIde en JACOBUS
de IIde door vaN pyk gefchilderd, toen zy noch kin-
deren waaren, en in die doorverv van deze zelve Vor-
ften toen zy Volwasfen waaren ; metde pasfer geen al
| REE:
C 29)
genomen 5 dat de- oogappel in kinderen
grooter is als in volwasfenen, om dat in de-
zede middenlyn van den oogappel zelden
pelykvis dan 3 gedeelte van de middenlyn
van den regenboog:en ineeftentyds minder;
edochin ‘kinderen heeft hy waargenoomen;
datde middenlyn vanden oogappel de helft
uitmaakt van die van den tegenboog, der-
halven {zegt hy) is in deeze de wydte van
den oogappel 3 gedeelte ; en in volwasfenen
1 gedeelte van den regenboog. Deze ope-
_ningsverwydt of vernauwd zig, overéén-
komftig-de meer of mindere grootheid van _
het: licht ; deze verfchillende beweegingen
riugmoeten afgeleidt worden van veezelen;,
diein ’t-zamenftel van dit middenfchot te
vinden zyn ; vermits alle de beweegingen
‚der vaste deelen in ons ligchaam van vee-
zelenvaf hangen; de fynheid echter van dit
deel laat niet toe; dat men in den mensch
{pierveezelen ìn-het zelve kan ontdekken;
men moet dan álleen uit de overeenkomst
der dieren eenige gevolgen trekken ; by de
walvisfen &n.osfen. heeft men zeer: klaar
twee ryen van’fpierveezelen hierin ontdekt;
svaar van de eerfte, zynde de langwerpige;
wiL 307 B 2 hun-
‚ fehil vond in de grootë deroogappelen. Esfay fur la ma-
wiere de perfectionnér Pefpece hismaine par VAN DER MONDE
Tom, I. pag. 162.
vt) Iwerodu. ad philofoph, natüral, Tom, IL, $ MDECELEK,;
Pe. 750 À 75E.
(20 }
hunnen ootfprong neemen van den hairigen
band, en ftraalsgewys nà den rand van den
oogappel voortloopen; de tweede „de krings-
wyze, welke de rondte vanden oogappel
beflaan, ‘en de eerfte- overkruisfen: uit on
zeontdekking zoude men-ook kunnen op»
maaken ,, dat ’er hier in den mensch twee:
derlei veezelen. plaats hebben „de langwer-
pige voor: de» verwyding van: den oogappel,
en dekringswyze voor deszelfs vernauwing:
Maar op welke: wyze: zoude ‘het licht in
{taat zyn deze beweegingen inden -oogap:
pel te weeg te-brengen? gefchied zulks ook
door de prikkeling, die-dedicht{traalen-op
den regenboog» veroorzaaken ? of wordt
het te weeg gebragt door ‘de lichtftraalen
zelve, die-op-het netvlies: vallen ? het laat-
fte fchynd: wel -hetzaanneemelykfte, want
de Heer HALLER heeft) door verfcheide
proefneemingen, aangetoond, dat de oog-
appel dezelfde blyft „ en!aan geene veran-
deringen onderhevig is, ofpswelke wyze men
ook den regenboog prikkeld:- ziet menoniet,
dat indien: de -gezichtzenuw:>ongevoelig
wordt, door een glaucomás paralyfis of eer
nige andere ziektes de, oogappel; tot geen
beweeging in ftaat is, hoe fterk ook het in-
drukzel van % licht op’t oog mag zyn? ge
el
—_(@) De proefneeming van den Heer FONTANA, dic hy
| ia
(ar)
„Het :zy hoe ’t wil; het licht is hier de oor-
„zaakssvan de verwyding of vernauwing des
oogdppels (v);! <5 … ay com 1e50
ew ek 5 BN ej Ml „B 3 … 8 6 XIII. Het
7 k | | of k
ge abn tilsb bien e,
in een werk tot. tytel voerende Dei mate del iride àc. in
% jaar 1765 bekend gemaakt heeft, en waar van in de
Gazette litteraire van de maand O&ober 1765 pag. 335. Lo-
„wag gemaakt wordt „ fehynd dit geftelde te bevestigen.
„De Heer. FONTANA. nam een ftuk bordpapier , ’twel-
„ ke hy inde gedaante van een conusdraide , die aan des-
“„, Zelfs punt en Lafis open was. De opening van de
35 punt was omtrent van éen halve lyn; dezelve was
» van buiten en binnen zwart geverwd om de licht-
“os ftraaten op te florpen , welke de proefneemine zou-
> den hebben kunnen verhinderen; aan de breedtte o-
…j-pening van deze conus- was cen bordpapier dwars vast
aasSCmaakt, dat insgelyks Zwart geverwd was, en een
ES ädorgang voor ’t licht liet door middel van eene ron-
5 de qpening. . Dit werktuig dus toebereide hebbende,
vs, Dragt hy een licht voor de breedfte opening , zoo dat
„2 de ftraalen regt door de fmalfte opening konden door-
„ gaan „en de oogen van een kat aandoen , zoodanig ge=
„sg plaatst, dat deszelfs kop in de fchaduw was, en %
En oog geene andere ftraalen konde ontfangen , als die;
‘sp WElkE door de opening van de punt gingen. Dezê
tos Íkraalen waren zoodanig gerigt „dat zy „met cene fel
2) heid, den geheelen omtrek van den regenboog door=
» liepen, welke alhoewel gezond, en door een fterk
„ licht aangedaan, geene prikkeling vertoonde, en ge-
“45 heel onbeweeglyk bleef : maar zoodra de lichtftraa-
‘9 Ten niet op den regenboog vielen, en zy alleenlyk
“9 doorden oogappelgingen, trok zig dezelve toe, De-
dp 2e proefneeming werdt met het zelfde goed gevolg
verfcheide reizen herhaald , waar uit hy befluit, dat
ss de regenboog in beweeging gebracht wordt doorde
2 licheftraalen , welke door den oogappel pasfeeren;,
‘oo Cri op den grond van ’t oog komen, en niet door de
5 werking van die, welke den regenboog aandoen”.
“_(v) Hier uit leerd de operafgur de nóodzakelykheid,
MAREN LE ol rn ï \ 8 om
“,
(22)
6 XIII Het derde eigen vlies van den oog-
bol wordt het netvlies (retina) genaamd,
om dat men geloofde, dat het even als een
net met veele kleine gaatjes doorboord was.
Het zelve is onmiddelyk onder de choroides
geplaatst, omvattende het glasagtige vogt,
vermits het zig van den bodem des oogap-
pels tot aan den oorfprong der hairige voort-
Breriosels uitftrekt. Deszelfs kouleur is wit-
agtig naar den aschgrauwen hellende: edoch
dit verfchild na de jaaren ; want in kinderen
is het doorfchynende ,’twelk te weeg brengt,
dat ’t zelve, in den grond van een leevendig
oog befchouwd, zig zwartagtig vertoond;
na verloop van eenige jaaren wordt het min-
der doorfchynende ; omtrent het twintigfte
jaar wordt de grond van ’t oog minder in
zwartheid ; omtrent het dertigfte jaat ver-
krygt het een gryze kouleur „en in den hoog-
ten ouderdom wordt het byna wit (w). In
deszelfs geheele uitgeftrektheid is het tend
| | ede
om wanneer hy de operatie van de cataraët door de uit-
neeming verrigten wil, en zoo dra hy de capfula. lentis
geopend heeft, alle de lichtftraalen. van ’s lyders oog
af te wenden , omdus den oogappel van langzamerhand
te doen verwyderen; want zoo drade cataraé? van plaats
begint te veranderen , kunnen?er ter zyden eenige licht-
ftraalen tot op het netvlies doorfchieten „ en dus de ver=
nauwing des oogappels vermeerderen, waar door men
dan om de cataraëf uit te drukken, een fchielyker rek
king aan de iris veroorzaakt.
CW) MUSSCHENBROEK Iztroduêt. ad pbilofoph, watural,
Tom, HI, { MDCCCLEI, pag, 752
ki
(23 )
de choroides-aangeplakt, hebbende deszelfs
grootfte vasthegting ter plaatfe daar het ín
den;bodem van het!oog begint, en aande
hairige. voortbrengzels eindigt. Dit vlies
heeft deszelfs grootfte dikte-in' den bodem
__des oogbols , welke dikte van! langzamer-
hand verminderd , naar mate het voorwaarts
gaat en: de. hairige voortbrengzels nadert,
Deszelfs weefzel is geheel zagt en papag-
tig, en wordt in- twee laagen onderfcheiden,
‘waar vande buitenfte mergagtig,en de binnen-
Îte vatagtig is: om nu overtuigd te zyn, dat
dit vlies dubbeld is , behoefd men ’% zelve
maar alleen in een versch oog nauwkeurig
te-befchouwen ; want als dan zal men zien,
dat het zeer glad, effen en ‘zeer los aan,de
inwendige oppervlakte vande choroides vast-
-gehegt is, dat het aan deszelfs buitenfte op-
pervlakte, welke tegen de choroides gekeerd
is, zoo week als flym is, daar het in tegen-
deel aan deszelfs binnenfte oppervlakte; wel-
‚ke na het glasagtige vogt gekeerd is „ veel
vaster gevonden wordt. De buitenfte laag
of de mergagtige,is ZOO zagt, dat zy in wa=
ter geheel kan ontbonden worden; be bin-
-nenfte is Zeer teeder en fyn ‚waar in een
groot aantal vaten gevonden worden ,-wel-
‚ke in-den-natuurlyken ftaat geen rood bloed
stoelaaten, HOvIUs nd bans opgemerkt, pe |
| 4 le
… (X) Trad, de: circ, Humor, pag. 41, Tab: 4e
(24)
de vaten uithet netvlies tot in-de zelfftari
„digheid van het glasagtige vogt overgingen.
„De beroemde ALBINus (y) heeft noch: een
byzonder wat ontdekt, ’twelk zyn begin
neemt van het middenpunt van ’t netvlies,
gaande midden door de zelf{tandigheid van
shet glasagtige vogt, en zig vasthegtende aan
„het ragterfte gedeelte vari ‘het kriftallyne
bheursje:s 2ges looran er lostoow, ehesgol
6 XIV. Waarvan: nu-neemen deze drie
‘befchreevene vliezen hunnen oorfprong.?
„zal men den oogbol als het uitgezette en op-
„geblaaze uiteinde van de gezicht zenuw aan-
„merken ?- zal men het harde. oogvlies- van
„het: harde hersfenvlies:,. het. vatagtige-van
„het zagte hersfenvlies „, en-het netvlies van
de mergagtige. zelf{tandigheid des: gezieht-
zenuw afleiden? niet: alleen! eenige der Ou-
‘den , maar. zelfs. verfcheidene: hedendaag-
fche ontleedkundigen zyn van dit gevoelen;
„het geen hier toegelegenheid gegeeven heeft
is datde gezichtzenuw door het harde en
zagte hersfenvlies bekleedt wordt; « Doch
„om dit fluk te onderzoeken, is het vooraf
noodzaakelyk een kort denkbeeld te geeven
vandeigevoelens van eenige der hedendaag-
fche fchryveren. ng
De Heer re cAT wil, dat de rok van het
harde hersfenvlies, welke de gren j
‚ Ga +
; 60) Acàdem, annotat, lib. 1, cap, VIE, Tab, I, Fig. IV. & Vs
(25)
bekleedt ‚zig uitzet en in de-gedaante van
een bol opgeblaazen wordt „even gelyk het
gefmolte glas, ’t welk opgeblaazen wordens
der zig” uitzet inde: gedaante-van een flés,
en-op dusdanige wyze heteerfte sen uitwens
dige vlies’ vân, den oogbol;:te’ weeten “het
harde oogvlies, uitmaakt: dat het zagte hers-
fenvlies of tweede bekleedzel vande gezicht
zenuw; *tgeenònder het harde hersfenvlies
geleegen is; zig niet alleen op dezelfde -wy-
zein een-bol uitzet, tnaar;daarenboven ,
dat het zig:in twee laagen: ‘verdeeld , waar
van de uitwendige, welke de harde is,‚-zig
tegen de inwendige oppervlakte van het har-
de‘ oogvlies aanplakt, dezelve verdubbeld,
en eindelyk-daar mede vereenigd wordt,
Dat de tweede laag van het zagte-hersfen-
vlies het vatagtige,vlies uitmdakt, maar dat
deze laag eigentlyk. niets: anders is als een
„weefzel van vaten, die van.de binnenfte op-
spervlakte van de eerfte laag af komftig zyn.
Dat het mergagtige en ‘inwendige gedeelte
van de gezichtzenuw zig;ook «op dezelfde
wyze uitbreidt als de gemelde vliezen om het
netvlies uit te-rmaaken (z). … Dus is volgens
zyn gevoelen het harde oogvlies vande twee-
de laag van het harde hersfenvlies en. van
„de eerfte van het; zagte.herstenvlies afkom.
tig; en het vatagtige vlies van-de tweede
0 B 5 | laag
) (2) Traité des fens pag. 1 52 57.
(26 )
laag van het zapte hersfenvlies, en het nets
vlies uit het mergagtige gedeelte van dé ge-
zichtzenuw oorfpronkelyk. er lomg,
‚„DeHeer ziNN zegt omtrent den oorfprong
vanhet harde oogvlies te hebbên waarge:
nofen, en gezien, dat altyd het buitenfte
blad van de fcheede des gezichtszenuw, eer
het den oogbol zelven aanraakt, eene ver-
zaämeling van’ vaste , blinkende , fteevige
veezelen wordt, welke zig in het agterfte,
dikke,en uitpuilende uiteinde van het harde
oogvlies ‚ op die plaâts alwaar. de: zenuw
door de dikte van het harde oogvlies heen-
gaat, op dezelfde wyze: als de overige
banden van ons-ligchaam inplanten. „Het
binnenfte blad van deze fcheede , dat.dik-
ker is dan het buitenfte , gaat verder voort
tusfchen het harde oogvlies en de zenuw,
zynde aan beide zyden verknogt door veel
vetvlies , tot dat het zelve-omtrent het bin-
nenfte gedeelte van het harde oogvlies, zig
tot vetvlies: ontbindende, verdwynd. Dus
is het harde oogvlies een vlies op zig zelve,
‘en komt niet voort van het harde hersfen-
vlies (a). Omtrent het vatagtige vlies drukt
‘hy zig op. de volgende wyze uit: het is een
vlies op- zig zelven geheel enal onderfchei-
-devan het zagte-hersfenvlies of tweede he-
kleedzel van de: gezichtzenuw (b). Opzich-
Hah: te-
(a) Deftriptio anatom, ocul, human, pag, TO
Cb) Ibidem tag. 39. x
iN
(27)
telyk het netvlies zegt hy, dát de gezicht-
zenuw tusfchien de dikte van het harde óog-
vliesdoorgaande,allengskens zaamgetrokken
wordende „ dunder wordt, en eer zy zig
witbreide, êtdemergagtige zelfftandisheid
van hetnetylies uitmaakt, een zeer dun en
doorfchynend plaatje ontmoet, middenin de
dikte van het harde oogvlies geleegen , welk
plaatje een vervolg is van die kring, van waar
het zapte hersfenvlies, van de gezichtzenuw
afwykende, het hardé oogvlies naderd. Dit
plaatje is- met omtrent dertig gaatjes door-
boord ; welkede mergagtige zelfftandigheid
van de zenuw, by wyze van zeer kleine
bundeltjes byeen verzameld, te gelyk met
de vetvliesdraaden als door een zeef door-
laaten ; want als men het vatagtige en het
netvlies weggenomen hebbende, de zenuw
zagtjes drukt, ziet men overal de mergagti-
ge zelfftandigheid door deze kleine gaatjes
als witte- puntjes uitbotten , welke knopjes
ten eerften afgewischt zynde by elke druk-
king weeder voor den dag komen. De
mergagtige zelfftandigheid nu van de ge-
zichtzenuw door deeze gaatjes doorgegaan
zynde „om het netvliesuit te maaken, brengt
daarter plaatfe terftond eene witte kegelswy-
zeteepel voort, die fmalder dan de zenuw,
en in zyn midden als een kelk uitgehold is ;
hier van nu komt het netvlies voort (c).
De
(C) Ibidem pag, 104—109.
(28 )
… De Heer-BONN-(d) na de verfchillende
gevoelens over den oorfprong van het har-
de oogvlies te hebben aangehaald , verklaard
zig-op deze plaats hier omtrent niet „doch
omtrent het vatagtige vlies laat hy zig op
de volgende wyzeuit. ” Men kan alhier
‚» het verlengzel van het harde hersfenvlies
» van één fcheiden, en warineer.men het
» in ’t water houdt, behoudt het zyne glad-
» heid; mogte ik dan, zonderde eerbied.en
‚» het gezag van voornaame-fchryvers;te.be-
» nadeelen, deezerfyne befchouwing verder
»-uitftrekken, en uit de.gladheid van de op: -
»» pervlakte iets ten opzichte van de aanéén-
» houdende vervolging befluiten,„ zoodunkt
»»-my dat het vatagtige vlies veel. eer van dit
» binnenfte blaadje. van. het harde- hersfen:
» vlies, ’t welk. doorde gaatjes-van het zeefs-
»-wyze plaatje. van het harde oogvlies zyn
»» loop vervolgd,danergensanders van moet
» afgeleid worden. Want hetharde oogvlies,
5» ’twelk men zeggen mag,dat geheel enal uit
»» een zeer digte veezel- en celagtige zelfftan-
» digheid beftaat, en dusin verfcheide blaad-
»» jes. verdeeld. kan worden, veranderd van
» binnen en van buiten in zoodanig een yle
» webbe, waar door het zelve van buiten
» met de fpieren, het vet en het bindvlies,
» EN
_£d) Specimen anatom. medic, de Cuntinuationibus membrana®
Tum S XLIX. pag. 35.
53
id
Lid
7
7
’
( 29 }
en” van” binen met het zeer fyne wetvlied
van het vatagtige vlies vereenigd wöfdt:
Daarentegen'zyn beide de oppervlaktens
van het zeefswyze plaatje glad ; de buie
tenfte of agtérfte is een“ vervolg van de
fcheede' zelve van de gezichtzenuw „die
“zig verlengd.tusfchen het harde óogvlies
en:deeze: zenuw: de binrienfte oppervlak-
‚ te is ook glad, en het vatagtige vlies were
lengd zig teegen ‘den binnenkant van: het
zeefswyze blaadje aan, -Ik heb by’ her-
haalde ‘proefneemingen gezien, \dat „door
het drukker wan: de. gezichtzenuw;-de
mergaptige” zelf{tandigheid: door-kleine
gaatjes’ uitgeperst wierdti Het zelfdeon.
derfcheïd” in de oppervlaktens bewyst
noch; dat het vatagtige vlies niet vanhet
zagte hersfenvlies oorfpronkelyk is ; want
de: gladde "buitenfte oppervlakte van het
zagte hersfenvlies is het fpinnewebvlies!
de celagtige oppervlakte is-naar de zyde
van de zenuw; het tegendeel heeft plaats
in het vataptige vlies,’ welk: van binnen
‚ glad en nergens aan -vast”is ; ven wienig
„buitenfte ‘oppervlakte vcelagtig;, “en ret
het harde “oogvlies vereenigd is ; peen
‘aan alle vliezen eigenvis: “Men zoude kuns
‚ nen vraagen” wat: ’er' dan van het zaste
hersfenvlies gewordt? Ik meenedat het zel:
ve tegelyk met de zenuwtjes door de gaat-
er eed ‚des
(36)
jes vän het zeefswyze plaatje: doofgaat ;
jen in den omtrek van de centraale of mid»
„den puntige flagader; die zig verlengen-
„.‚de-door het raiddenfte gäatje van dit plaat-
je heengaat; alwaar deze flagader tot in
„yi het glasagtige vogt zelve, én:tot aan het
sj kriftallyne vogt voortgaat; zig óntyouwdt |
„en het buitentte vlies van. het. glasa stige
s vogt wordt ; ’t welk van natuure een cel-
sw agtig vlies Zynde „aan het voorfte gedeel.
„té van het glasagtige vogt zig in twee blaa-
sy deren fchynt te verdeelen; &n-dus het
_skasje van het kriftallyne vogt; ende buis
9 of kanaal van PETIT uit te maaken 3: en
vs. met de. zenuw vezeltjës redhead
sy nen ‚netvlies'y-de mergagtige:zelf{t
& heid ín‚zyne buiteníte gedeelte; en in zy-
ss. ne binnenfte.de vaaten te bevatten”, …
„Zie daar de verfchillende gevoelens der
hedendaagfche: beroemfte „fchtyveren «om-
trent dit ftuk, vallen echter fchynenzy over-
een te flemmen „dat het netvlies ‚ten min-
ften deszelfs mergagtige zelfftandigheid ;van
de pe af komftig is ;-uitgenomen
de-Heer winsLow (e), welke zegt, datde
mergagtige zelfftandigheid van deze zenuw
den oogbol ingaande , zeer.-zamengettok-
ken, en als gewurgt:is ‚en alleenlyk in een
klein knopje fchynd. te eindigen sven dat-het
(e) Expofition Anatomique Tom, 4me pag. 250.
andig-
â
_ ‘gichtzenuw."’ Son -o Un
_… 6 XV. Het nut dezer wliezen-in" algo-
Car)
hetvlies aldaar te veel dikte heeft om alseëri
uitbreidzel van de mergagtige zelfftandig
heid van de gezichtZehuw te kunnen aan-
gemerkt worden. Het voornaamtte; verfchil
beftaat dan inde twee eerfte oog vliezen,
en het zelve is moeielyk: te ‘beflisfen. ;-zoo
ik echter myne gedagten mag-uiten „dunkt
my het gevoelen van den Heer ziNN het aan-
neemelykfte te zyn, en wel ‘om de valgen-
de reedenen. 1); Om dat het zamenftel de-
zer vliezen zeer verfchillende is van de hers=
fenvliezen. 2)..Men kan /het harde hersfen-
vlies van der buitenfte oppervlakte van het
harde oogvlies-affcheïden. « 3). Het vatag-
tige vlies is in den omtrek van de gezicht-
zenuw , alwaar zy het harde oogvlies doof-
boord ‚een weinig verwyderd; laatendehet
harde oogvlies in de rondte'-aldaar-onbe-
dekt; en dus ís het-vatagtige vlies op
die plaats niet, alwaar het zagte hersfen
vlies in den oogbol zoude-moëten! komen.
4). Wanneer men een’ zwbusbrengt=tus-
fchen het harde oogvlies“en ‘het: vatagti-
ge vlies „ en” opblaast; ‘#00. komt de’ lugt
tiet verder als ‘tot op de-plaats' daárdhet
watagtige vlies zichtbaar: wórdt ;-en dringd
niet door tìüsfchen de Hehesdevan de: ge:
SN SOME ARV VIN Jor
meen beftaat hier in; dat zy den gan
È nek armaturen le
Ket 28 ard eee dan Heere
{ge )
Hitmaaken Ôm de vogten in zig te bevatten
„edoch ieder vlies op zig zelven heeft zyne
byzondere huttigheeden ; het harde oogvlies
geeft inplanting: van. buiten aan de fpieren;
‚vasthegting: vat: binnen aan,het vatagtige
vlies: „ doörgâng: aan ‘de gezichtzenuw , en
aan de. kleine vaatjesen’‘ zenuwtjes, als meé=
de aande: lichtftraalen door-deszelfs voor-
fte-gedeelteof het hoornvlies; dat. hierom
„als het venfter van ’t oog‘kan aangemerkt
«worden „en door deszelfsbolheid gefchiktis
„omeen grooter hoeveelheid van lichtftraalen,
-dië van rondonxsafkomen:;7by;iéén te-ver-
zaamelen en door-te laatens… Het vatagti-
„ge vlies «is gefchikt: tot een inwendig -be:
„kleedzel voor het-harde oogvlies ;-om door
smiddel van! deszelfs.voorfte;gedeelte of den
regenboog, sde,voorfte holligheid.van’t‚cog —
än twée kaimefsste. verdeeleri; om; door
middel van -denroogappel , den doorgang
aande lichtftraalén;te verfchaffen, en door-
„deszelfs-zamentrekking dezen-doorgang te
„maatigen. | Eändelj7k-het netvliesjs gefchike
om het zintuig van ’t gezicht, uitste maaken.
sor K VIe Seedert men heer nut der; zenù-
*we:in ons ligchaam ontdektheeft „is men
-eenpaarig,overeehgekomen;dat: hetnetvlies
het zintuig van het gezicht was;-doch, zoe.
dra: ontdekte -MARIOTTA:(£) niet door zeen
dodor as ash zei aant gaeîed PEORF
se Cr ) Nouwelledecowverte touchant la vae, Lettrea PECQUET
{33 )
pröëfieeming ‚ welke hy bewerkftelligde ;
dat wanneer de ftraalen van een voorwerp
juist op de plaats van de inplanting van dè
gezichtzenuw vielen, men dan ’* zelve niet
fj hy hield het vatagtige vlies voor
et Zintdig des gezichts; de doorfchynend-
heid ‘van Riet netvlies, het welke de Heer
MERY in de oogen van een kat ontdekte,
‘welke hy in ’t waater gedompeld hadde,
verfterkte hem in dit gevoelen, alzoo hy
daar door begreep , dat de lichtftraalen zoo
wel door het zelve gingen als door het kri-
ftallyné en gläsagtige vogt: hy geloofde ver-
ders, dat geene zenuwvezeltjes, zelfs doof
behulp van ’t vergrootglas, in het netvlies
konden aangetoond worden. |
LA HIRE (g),welke het vatagtige vlies niet als
hét Zintuig van het gezicht befchouwd „ ge=
loofd echter dat het zelve de indrukzelen der
dichtftfaalen maatigt, eerst ophoudt, en als
dan'aan het netvlies mededeeld. winsLow
(B) fchynd het netvlies te gelyk met het vat=
agtige vlies als’ het werktuig van het gezicht
aantemefken;döordien’hy meend;dat op beië
den het indrukzel der lichtftraalen gefchiedts
TAYLOR (i) isvan gedagten , dat het netvlies
Mtr re CR
WE AdnAAonte dt A Ree É Ân Bek. a hikt RLS
(8) Memoir. de P Academie Roy. des frience Anne k -
dé Dien de la vue, part. B. RE bark
(h) Expofition Anatomique Tom, IV. Traité de la tete $ 312s
E20 I,
8. QI. hrg
CD) Nienwe verhandeling van de ontleéding Van't oog. Caps 3ó,
34)
het ampt van opperhuid over het vatagtige
vlies bekleedt, (t welke hy als het zintuig
vanhet gezicht aanmerkt), om ‘t zelve voor
de aje fterke Bndenieelan der licht{traalen
te befchermen. Schoon deze drie gemelde
hryveren in één gevoelen Zyn met MARI-
OTTE, verklaaren zy zich echter op eene
Nerichullendeawze. naos ob Win
__De Heer 1e cAT‚ welke met MARIOTTE
van, ’t zelfde gevoelen is, geeft een andere
„proefneeming op, om te bewyzen, dat men
op. de, plaats van, de inplanting van de, ge-
zichtzenuw niet ziet (k). Elie verders,
__datdewyl de’ zelfltandighieid der hersfenen
ongevoelig is, dit een genoegzaam, bewys
fchynd te zyn om; te befluiten, dat het merg-
agtige gedeelte der zenuwen geen werktuig
van ‘t gevoel, én by gevolg ook niet van ’t
gezicht kan zjn (D. Hy brengt tot eender.
de bewys by, dat het vatagtige vlies, een
zwart Hoers is, ’t welke de lichtftraalen, ge-
heel en al opflurpt , en by gevolg, de ge-
waarwording daar van niet aan het netvlies
mededeeld;:, welk bewys tot een tegeriwer- «
RAULT zegt, dat,
zynde, het zelve het vatagtige vlies noodig
heeft om aan het zelve de lichtftraalen te
ping verftrekt_ tegen % geene de Heer. pr
_ Ck) Traité des fenf pag, 168. planche VIIL
(1) Ikidem pag, 173.
et netvlies doorfchynend
Is
€35)
rug te brengen, even als het quikzilver aan
een fpiegel noodzaaklyk is(m). Eindelyk
zegt hy, dat dewyl het vatagtige vlies een’
vervolg isvan het zagte hersfenvlies ,’t geen
hy voor het waâare zintuig van de alge-
meene gewaarwordingen houdt, het zelve
zeer vast, veerkragtig en zeer gevoelig is,
en de vereischte hoedanigheid tot het zin-
tuig des gezichts bezit (n)‚
it zyn de gevoelens dier geenen, welke
het varagtige vlies voor het zintuig des ge-
zichts houden; ik zal hier teegen eenige ar- —
… gumenten ter-nederftellen. Krea,
z. De proefneemingen van MARIOTTE èn
LE CAT bewyzen wel ,-dat de voorwerpen
op de plaats van de'‘inplantinig des gezichts-
zenuw niet'afgebeeldt worden, maar niet
dat deze zetruw: aldaar ofigevoelig zyn zou-
de; want uitde proefneemingeti blykt,dat de
ftraalen afwijkende en afgebrooken uit het
glasagtige vógt hed het netvlies komen, en
dus-aan weerskanten Een ruimte overlaa-
ten tusfchen‘het aschpunt Van ’t gezicht en
de-zenuws wraätr uit men-ziet, dat de na-
túur: dit tot'eê: -wys oogmerk ingerigt heeft;
want zoo -2y: al ten deele op’ de gezichtze-
_niuw vallen, zoo beletten de afteria centra=
lis en de overige vaten, die in de zenuw
N Ibidem pag. 196,
/ 5 Ibidem pa 77.
(36 )
werfpreid zyn ‚en wel i gedeelte van %-gez
heel: uitmaaken, dat zy- aldaar geen,door:
gäng vinden ‚en opgeflurpt worden ;:en hier
vic blykt.teflens, datde proefneeming;van
IOT TE, tot geen, bewys kan) verftrekker
r de:ongevoeligheid: des,gezichtzenuws
ar in tegendeel „dat het metwlies seen: uit:
reidzal „van: de; gezichtzenuwezynde; ook
uit gevoelige deelen beftaatsjwelke alleen
voorde licht{traalen aandoenlyk zyn
…2eDe proefneeming van: den Heere ME?
sf am,-de doorfchynendheidvan het nete
vlies“aan te toonen» kan tot geen; bewys ver:
ftzekken „dat het zelve deindrukzelen der
voorwerpen niet „zoude „ontfangen ;- Het:is
immers genoeg;tot.de voortbrenging eener
gewaarwording dak de voorwerpen een ine
drukzel op;de zenuw te weegbrengens’t wel.
ke in ftaat is om de levensgeesten, in bewee-
ing te brengen dit gefteld.-zj.nde, z00 ge-
chiedt de gewaarwording zoowelop ’t-net:
vlies, ’tzy heraalee doorlohajneadeof one
ggorichynepde Wat de doorfchynend-
heid.aanbelangt, om dezelve.te vergelyken
met het kriftallyne en glasagtige vogt ‚dit.
zoude kunnen, plaafs hebben „zoo. nietde
uitwendige oppervlakte van het netvlies „die
metl het mergagtige gedee ig waits
bedekt is, die doorfchynendheid eenigzints
benam. rd |
& OI sant wet 5, Dat
C 37.)
… 3. Dat Óm reeden van de ongevoeligheid
van het mergagtge gedeelte der hersféten;
volgens de ftelling van den Heer LEcAT,
het mergâgtige “gedeelte van: de gezichtze?
nuw ongevoelig’ zyn Zoúde”, ‘is niet aannee-
mielyk. Men fedeneere maar! alleen volgens
de overeenkomst met de andere zintuigen;
ziet men’ niet dâät’de portio mollis ‘hervt at-
ditorij âlleen aändoenlyk is voor het geluid?
dat de reukzenùw in de neüs in een pu/peut
weegen overgaat, en deze alleen aandoen-
lyk is voor de reuk? De Heer Le caT de
moeielykheid om dit geftelde {taande te hou-
den gewaarwordende, zegt: men zoude toe-
geftemd hebben dat bet merg der hersfenen en
zenuwen niët voor het fcherp ; maar wel voor
het licht gevoelig was, overeenkomftig derzel:
wer fynheid(o). “Om deze tegenwerping op
te losfen, befoept hy zig op de reeds aan-
gehaalde proefneeming vari MERY, welke
«Wy tot geen bewys kunnen aanneemen om
de ongevoeligheid van het mergagtige ge-
deelte des gezichtszenuw-aan te toonen.
4. Dat, volgens de meening van den Heer
LE CAT, de'gewaarwording niet aan het net-
vlies medegedeeld “wordt,’om dat het vat-
agtige vlies een zwart Boers is, dat de licht-
{traalen geheel en é opflurpt. De Heer
| | 3
HAL“
|___ Co) Traitf des for bag. 173
|
( 38 )
HALLER (p) proeven neemende op verfchei-
de oogen van visfchen, heeft waargenomen,
dat het netvlies aan deszelfs buitenfte opper-
vlakte met een zwart ondoorfchynend flym
bedekt wierdt; wanneer dit nu maar alleen
in de visfchen plaats had , zoo kon zulks tot
een bewys verftrekken, dewyl zy in een
geheel ander element leeven, en door een
zwaarder midden zien als wy ; maar dewyl
de Heer HALLER zegt het zelve ook over- …
vloedig gezien te hebben in de ganzen, ex-
ters, reigers, en in den mensch zelven ‚zoo
wordt (indien dit waar is) hier door het ge-
voelen van MARIOTTE en LE CAT omverge-
worpen, vermits de lichtftraalen als-dan be-
let worden tot op het vatagtige vlies door
te dringen.
__5, Eindelyk, dat het vatagtige vlies de
vereischte hoedanigheid bezit om het zintuig
van ’t gezicht uit te maaken, vermits het
zelve af komftig is van het zagte hersfenvlies,
enhet werktuig vande algemeenegewaarwor-
dingen is. De Heer LE CAT neemt hier iets
tot bewys ’t geen zelfs noch moet beweezen
worden; ’er zyn ruim zoo veele reedenen
voor als tegen (q), dan de plaats laat niet
x toe
CP) Memoires de Acad, Roy, des friences de PAnnéé 1762.
pag. 83.
(q) Men kan hier over nazien Disfertation fur la Sen-
fibilité des meninges par Mr. LE CAT en Disfertation fur lepar-
gies irritables & Senfibles par Mr, HALLERe
(39 )
toe dit ftuk verder te onderzoeken; ook is
dit niet noodzaakelyk', vérmits dit bewys
van zelve vervalt, zoo dra men het vatagti-
ge vlies alseen vlies op zig zelven befchouwd,
en ín geenen deele als afkomftig te zyn van
het zagte hersfenvlies. ER |
_6 XVIL Deze vliezen maaken de hollig-
heeden uit, waar in de drie vogten van het
oog behouden zyn, zy zyn twee in getal ;
de ägterfte en groot{te, waar in het glasag-
_ tige en kriftallyne vogt, en de voorfte waar
in het waaterige vogt behouden wordt. De
voorfte ftrekt zig uit van agter het hoorn-
vlies tot aan het kriftallyne en glasagtige
vogt,en wordt door het druivenvlies in twee
ongelyke holligheeden verdeeld , welke men
met den naam van kamers van ’t oog be-
noemd ‘en in een voorfte en agterfte onder-
fcheiden heeft, welke met elkander gemeen-
fchap hebben door middel van den oogappel.
voorfte is grooter als de agterfte : PETIT (r)
heeft derzelver grootte door een byzonderen
vogmeeter, die hy ophthalmetrum noemd,
afgemeeten, en bevonden, dat de ruimte van
de voorfte kamer bedroeg 11,53 cubifche ly-
nen, en die van de agterfte kamer 7,5: cubi-
fche lynen, zoo dat de ruimte van beide'de
__kameren te zamengenomen 19 cubifche ly-
_ fien bedraagt, De afltand van de inwendige
| Ws C4 op-
| (£) Memoires de P Acad, Roy. des friences de Î Annél 1730.
(40)
oppervlakte van het hoornvlies tot het kris
{tallyn is 1# yn; wanneer men echter de dik-
te van het hoornvlies hier by reekend, zoa
is de afftand van de buitenfte oppervlakte
van het hoornvlies tot het kriftallyn 1,{lyn.
De diepte van de voorfte. kamer of de af-
{tand van het hoornvlies tot den regenboog
‚Äs gemeenelyk 5 of 1 lyn.… De diepte van
de agterfte kamer is meest : of ;lyn. Dit
zyn de afmeetingen der beide kamers van
% oog, waar in het waterige vogt behouden
is, tot welks befchouwing ik nu over gaa.
GS XVIII. Het waterige vogt (humor aquo-
Jus) iseen dun, helder vogt, zonder reuk,
van een eenigzints zoute {maak , vervullen-
de de beide kameren van’toog. Het zelve
is zeer onderfcheiden van de overige vog-
ten, die den. oagbol vervullen, vermits het
uit fyne Jymphatike deelen fchynd zaamge-
fteld te zyn, daar in de andere een werk-
tuiglyk zamenftel te vinden is, Wat de
hoeveelheid aanbelangt, dezelve valt moeie-
lyk te bepaalen ; edoch volgens de uitree-
keningen van PETIT en MUSSCHENBROEK (5)
zoude het op 4,08 greinen uitloopen. Om-
trent den oorfprong van het zelve, is men
het niet eens; ik zwyge. van de ongerymde
gevoelens der guden, dat, het door de ze-
| brt \ nu-
CS) Tutroduêt, ad Philo, Nut, Tom, IE, $ MDCCCLXIV,
Pe8 754: ek
(4E)
nuwen, door een byzondere klier, of door
de, watervaten. alhier zoude afgefcheiden.
worden. …NUCK(t) meende eenige byzon-.
dere dulus gevonden te hebben, welke het,
harde oogvlies doorboorden, en zig niet:
verre van den oogappel in de voorlte ka-
mer openden : Dan men heeft bevonden,
dat hy de flagaderen voor deze dutfus aan-
gezien heeft. … ZINN (u) is van gevoelen ‚dat
„het grootfte-gedeelte van het waterige vogt.
door het flagaderlyke dons der hairige voort-
brengzels. wordt, afgefcheiden. ‚Nu isde
vraag „ welke flagaderen dit vogt affcheie,
den? Of het die geene zyn, welke in het
hoornvlies gevonden worden ‚of die vanhet
kriftallyne en glasagtige vogt, of die vande
agterlte oppervlakte van het druivenvlies,
of wel die welke aan de voorfte oppervlak-
te van dit vlies gevonden worden? De laat-
fte fchynen hiertoe wel hét beste gefchikt
te zyn, eerftelyk om haare legging , ten an-
deren, om dat zy hier in te grooten over-
vloed zyn om maar alleen te dienen tot on-
derhouding van dit vlies, % geen al te teer
en te klein is om zoo een groote meenigte
vogts, als deze vaaten kunnen aanbrengen ,
tot deszelfs voeding te ontfangen. Deze af-
fcheiding houdt altoos aan; zulks wordtbe«
| C 5 | wee-
(£) De duëlu oculi aquofo pag. 2030
(m) Deftrips, anatom, ocul, human. pag. 148.
(42)
weezen door de fchielyke herftelling van
dit vogt, wanneer het zelve door een won-
de in het hoornvlies geheel ontlast wordt ;
deze herftelling gefchiedt zelfs voor de hee-
ling van de wonde van het hoornvlies’ geen
zeer fchielyk gefchiedt: HAMBERGER (v)
zegt zelfs, datde ondervinding hem geleerd
heeft, dat dit vogt, ’t welke door een won-
de geheel uitvloeid , binnen den tyd van
vier uurên weder herfteld ís. Zoo nu dee-
ze affcheiding geduurig aanhoudt, moeten
’er ook wegen zyn , door welke het over-
vloedige weder onder het bloed terug ge-
bragt wórdt, anders zoude ‘er een Hydropb-
tbalmia gebooren worden; of dit vogt ook
wel door het ftilftaan, dik, donker en on-
doorfchynend worden ; dit is een bewys dat
‘er een geduurige omloop van dit vogt ge-
fchiedt, en dat ’er zoo wel aderen tegen-
woordig zyn, die dit vogt opflorpen , als ’er
flagaderen zyn, die het zelve affcheiden :
men zoude aan de tegenwoordigheid dezer
aderen kunnen twyfielen, wyl niemand de-
zelve tot nog toe klaar aangetoond heeft ;
edoch wanneer men agt geeve op eenige ver-
fchynzelen, die men Ee zieken. waargeno-
men heeft, zoo zal men van de tegenwoor-
digheid van de opflorpende vaten overtuigt
hg wor.
{v) Pbyfrolog. Medic. S 1117.
Cu) ;
worden. HEUERMANN (w) zegt een Iyder
gezien te hebben; die door al te fterke pur-
geermiddelen miet alleen in razernye verviel
maar by welken zelfs het waterige v
door bloed geheel rood geverwd wierd, %
welke van langzamerhand verdunde, en
door de aderen wederom opgeflurpt wierdt,
_ zoodat het zelve-na verloop van vier weeken
zyne voorige doorfchynendheid weeder ver-
kreeg; een diergelyk voorbeeld vind men
noch door HEISTER (x) aangeteekend. Na
deoperatie van decatara@ ziet men zomtyds,
_ wanneer men eenige vaatjes gekwetst heeft,
de voorfte holligheid van ’ oog met bloed
vervuld „’t geen na verloop van eenigen tyd
verdwynt. Hoe zoude dit nu kunnen ge-
fchieden, zoo ‘er geen opflorpendé vaten al-
daar tegenwoordig waaren? |
„6 XIX: Het glasagtige vogt (aumor vitreus)
is dat-gladde, zagte, veerkragtige, en ge-
heel doorfchynende vogt, ’t welke het ag-
terfte en grootfte gedeelte van den oogbol
vervuld, Het wordt het glasagtige genaamd
_ om de overeenkomst met gefmolte glas ten
opzigte van deszelfs doorfchynendheid. Dit
vlies wordt van vagteren en ter zyde tot de
hairige voortbrengzels toe door het netvlies
omvangen ; aan deszelfs agterfte en ol A
"ke
(Cw) Phyfiolog, ater Theil S 745.
(X) De Cathar, pag. 310
/
Z
(44)
ke oppervlaktens heeft het: een fpheerifche
gedaante,overeenkomftig het agterfte gedeel-
te van den oogbol ‚ maar aan-deszelfs voor:
fte gedeelte een holle oppervlakte „evenree:
dig de bolheid. van het agterfte gedeelte van
het kriftallyn., Het wordt door een duntees
der en doorfchynend vlies-omgeeven ,’t welk
volgens WINSLOW (y) dubbeld: is en. uit
twee blaaden-beftaat , die-op den rand der
groeve, waarvin het kriftallyn geplaatst is,
van elkander wyken ; het buitentte blad gaat
over het kriftallyn; en hets binnenfte agter
het zelve, zoo dat door deze twee blaaden
een beursje geformeerd wòrdt, waar inhet
kriftallyn „behouden is; het binnenfte blad
geeft een. meenigte celagtige verlengzelen,
diein het elasagtige vogt indringen, enal- —
daar zeer fubtiele en fyne celletjes formee-
ren „waarin. het waterige vogt behouden
wordt. „Hier uit ‚volgd nu, dat de zelfftan-
digheid -van dit vogt, kan aangemerkt wore
den als uit vafte houdende en uit vloeibaare
behoudende deelen zaäamgefteld te zyn. HO-
vius (z) is van gedagten „dat de vafte dee-
Jen van het zelve uit vaten-van verfcheide
zoorten beftaan. „Edoch wanneer men agt
geeve op de proefneeming van MAITRE JEAN ,
a labye rio aline (a)
(y) Expofition Anatomique Tom, IV. pag. 257
(Z) Tra. de circul, Humor, pag. 39» 40 AI Tub, IV.
fig. IV, V, VI, VII iN $
CC) Is Actis Hafnienfibas. KNIE 0 AE vald
(45,3
(ây vindt men , dat het waterige vogt in cel
letjes behouden is „ en dat’ de vafte deelen
niet flegts uit vaten beftaan; MAITRE JEAN
(b) trekt. echter vuit deze proefneeming een
gevolg; „dat’er port in de“oppervlakte van.
et glasagtige ligchaam zouden plaats heb-
ben; ik voor my-geloove nochtaris, dat de.
ze zoogenaamde pori:veel eer de kleine ope-
ningen der fyne vaatjes Zyn, welke van het
nétvlies’in het-vlies van het glasagtige vost
indringen ;: en-dië ‘door de uitneeming vant
hete glasagtige “ligchaam uithet oog afge:
fehieurd-zyn.1» Het vogt, ’t welke in deeels
letjes van het glasagtige ligchaam behouden
is„wordt door flagaderen aangebragt en we:
der doorraderen Opgenoomen, zoo: dat ’ef
aten ‚omloop varr dit vogt plaats
heeft, het been nioodzakelyk waster bewaad
ring van deszelfsdoorfchynendheid. Schoof
BARTHOLYN (C)’ zegt ‘waargenomen te-heb:
ben, dat dit -glásagtige ligchaaim geheel ef
al-was uitgeftórt zonder verlies van ‘het oes
zicht, zoo. leerd > echter -devondervinding
wanneer het,doör: een wonde in POORE
heel, vernietigt wordt, zoo dat het zig ittte
geheel. ontlast p:dat het gezicht:geheel ver
looren gaat maar wanneet>’er-zig-een ge?
„£1O | deel.
(a) Traité des maladies: de Voewil pag. Zi,
Cb) Ibidem pag, 325. JM
{46 )
deelte ontlast;gelyk zomtyds gebeurd inde
uitneeming wat de ftaar „ zoo wordt dit we-
dezsherfteld:: : orctod no: vft asin
_S XX. Het kriftallyne we (humor cre
flallinus) om deszelfs. doorfchynendheidvals
kriftal, het-kriftally ne ligchaam (corpus eri-
flallinum) om deszelfs hardheiden vastheid,
ook wel om -deszelfs overeenkomst met
een linfe. Lens criftallina genaamd „isdat
vafte „-doorfchynêende ligchaam ,’t welke
inde agterfte kamer vän % oog in de voor:
fte. oppervlakte:van het glasagtige ligchaam
geleegen: en uit vafte en-vloeibaare' deelen
zaamgefteld is, Deszelfs natuurbyke ligging ,
wanneer men-het oog volgens: zyne: breed.
te befchouwd;-is juist in ’t midden „zoo dat
de-asch: van -den-oogappelv en die van het
kriftallyn eene tigting: hebbens:befchoùwd
men het oog ne de lengte,- zoo is ’ zelve
_ digter by het boornvltesvals by ‘het netvlies
Been „Derfiguur vanhet kriftallyn is
olrond , en-als uit-tweesgedeeltens zaams
gefteld , welke-wolgens,de waafrneeming van
PETIT (d) zodanig verfchiller „ datde eene
vlakte zomtydseenvierdegrooterisalsdean«
dere; de-voorfte-oppervlakte is-eengedeel= |
te van eencirkel, welks middenlyn na de
pe on-
po ao Zi ok chsomnanden tarde al BDD.
Natural, Tom. II, $ MDCCCLXII. pag, 753:
(47)
Onderfcheide gefteldheid.der. oogen van, 6
tot 12 eed houdt, echter gemeenlyk, 75
tot 8lynen; de agterfte oppervlakte is een
Re van een cirkel, welke 5, zelden 5:
lyn in middenlyn heeft ; Hier uit ziet men,
fh voorfte oppervlakte meeftentydsver-
heevener is als de agterfte, Alle de Schry-
veren {temmen echter omtrent de figuur van
deze vlaktens met elkanderen niet volkomen
overéén., BRIGGS (©) wil dat de beide vlak-
tens eleptisch zyn. PETIT (£) dat de agterfte
vlakte parabolisch is, en_sTuURM (9) teld.
dezelve hyperbolisch te zyn. Dit ver-
fchil fchynt af te hangen van de verande.
ring van figuur „ die deze, vlaktens onder-
gaan by de uitneeming. van het kriftallyen,
wanneer ’t zelve van het glasagtige vogtafge-
fcheiden wordt. De koord of pees van het
kriftallyn, is gemeenelyk van 4 tot 4: yn,
en de dikte van ’t geheele ligchaam 2- lynen
(h). De zwaarte van ’t kriftallyn is volgens
PETIT (í) by. volwasfenen 4 grein 45, zelden
echter 4: of 4: grein „ daarenteegen is het
vogt ‚'t welk het kriftallyn omringd. een halr
ve, zomtyds wel 1 grein zwaar, Volgens
| r dnieoved isom 23 volt toi sbr
à A JOL ERIEEE
1e) Opbthalmazraph. Pag 758
Ef 3 Memoires de Ù Acad, Roy, des ftiences de Pannét 1795.
sh de PAcad. Roy. des fciemces de Pannée 1725,
Ibidem,
de Widem Pannéé 1730,
Ps
ROBERTSON is de zwaarte van het kriftally
met het’ waatér van zo tof'o; én volgens
Ck) Expoftion Anatomique Tom, WW. pag. 257.
(1) BOERHAAV. Praeleètion. Academic, Tom, IV. pag. 1Ó3s
Not, b, Kies
er 3 ahd
C 49 ) |
affcheidt, want dan ziet men dat het doot
‘een byzonder vlies omvat wordt, ’t welke
‘het kriftallyne by den anderen houdt, en
verhinderd, dat het rondom het krifta!lyn
bevatte vogt niet uitvloeije. Dit vlies is vol-
gens PETIT (m) in de vrugt roodagtig , doch
naderhand wordt het doorfchynende ; de-
zelfde fchtyver (n) ftelde, dat het doorde
konstnooitondoorfchynendekonde gemaakt
worden ; doch MORGAGNE (0), HALLER (p),
MORAND (q) „ MAY (rf), HAMEL (5) en ande.
ren hebben het tegendeel bevonden „en zulks
wordt ook bevestigd door de catara@a fe.
‘cundaria, die haar zitplaats in dit vlies heeft.
„Opde plaats alwaar het vlies van het glasag-
tige vogt zig over het kriftallyn verfpreidt,
wordt men door opblaazing rondom het
zelve een geribde kring gewaar, welke pe-
TIT (t) om deszelfs figuur met den naam van
canal godronnéé betiteld heeft, en die men
naderhand na den uitvinder canalis Petitia-
nus genaamd heeft. Het is die driehoeki-
ge,kromlynige tusfchenwydte, welke door
ie | Apra meere
2m) Memoir, de P Acad. Roy, des friences de Pannéé 1727
GS bide de P Annéé 1730.
EJ
+
ln 658 Epiftol. 18 &. 19. @ egg.
Boerbaáv, praeleét, Academic, Tom. IV. pag. 163. zot, be
CQ) Hiftoire de P Acad. des friences de l'année 17221730
(T) Commerc, litterar, Norimberg. 1733: Hebdom, IV.
(Ss) Tbidem 1736. Hebdom, IL,
CE) Memoir, de l'dcad, Roy, des fliences de Pannéé 1726.
}
(5e)
de verdubbeling. van de -membrana, vitrea
geformeerd wordt, wanneer dezelve van
voren; er van. agteren het kriftallyne, vlies
gaat omvatten, en zig met het zelve veree-
nigen. Wanneer men het zelve met een
untig Jancet. opend , en opblaast, wordt
Deen gewaar, dat het als uit kleine blaasjes
en,
fchynt zaamgefteld. te zyn, welke door de
indrukzelen van'de hairige voortbrengzels
voortgebragt worden. Het is volgens PE-
TIT (u) in den mensch 15, 15 of wel 2 ly-
nen breed; CAMPER (v), welke getuigd het
zelve nooit in den mensch gevonden te heb-
ben , maar wel in kalfs en fchaape. oogen,
bepaald het in dezelve op # duim breed,
zoo dat, volgens.deze bepaaling, dit kanaal
in deze dieren weinig grooter gevonden
wordt als by den mensch.
“— Van binnen in het befchreevene kriftal-
tyne vlies, is een dun en zeer doorfchynend
vogt beflooten, ’t welke het kriftallyn of
liever deszelfs pit omringd, en door de flag.
aderen van het kriftallyne vlies afgefcheiden
wordt; volgens de waarneemingen van PE-
TIT (wW) , HEISTER (X) En STEHELIN(y)íchynt
| dit
(u) Memoir, de Acad, Roy. des feiences de Vannêé 1726.
(v) Disfertat. Phyfiolog. de quibusdam oculi partibus, $ VII;
Pag. 13. Ziet ook deszelfs afbeelding op de plaat Fig. VI.
Cw) Memoir, de l'Acad. Roy. des ftiences de Vannéé 1730,
(x) Ephemeria. Natur. curiofor. cent, IV. obferv, 198.
Cy) Specim, Anatom, Botanic, 1724. NO 7s
(51)
dit vogt gefchikt te zyn om het vlies uit:
gezet te houden, de verdrooging van ’t pit
van ’ kriftallyn voor te koomen, en daar
door deszelfs doorfchynendheid te bewaar
ren; want by de verdrooging van dit vogt
valt de capfula te zaamen, het pit van bin-
nen verdroogd, wordt ondoorfchynende,
en groeid met het gemelde vlies te zaamen.
KE desct de ftruétuur van het kriftallyne
vogt „ komen de fchryvers niet overéén; ee-
nige hebben het zelve alseen verdikt vogt.
aangemerkt, andere als een blaasagtige zelf-
ftandigheid ‚zommige wederom hebben het
alleen voor een omwikkeling van vaten be-
fchouwd. Wegens deze verfchillendheid
van gevoelens heeft men zyn; toevlugt ge-
noomen. tot proeven, en het zelve in een
zuure geest gezet „het laaten droogen , koo-
ken ot in waater weeken, doch door de
drie eerfteproefneemingen wierdt deszelfs
gefteldheid-zoodänig veranderd „ dat men
daar uit niets konde befluiten, doch door
de. weeking heeft men ontdekt , dat het pit
van het kriftallyn: uit verfcheide kleine ve-
zelen beftaat, welke in het middenpuntdun-
ner ‚korter, doorfchynender en kleinder
worden, en een klein hard pit formee-
Ten, LEEUWENHOEK (2) en CAMPER (a) heb-
En Dan Da. ben
Z ijvol, 41. ann. 1744. d. 14. ile
mé iden pe guibusd, aas doin 10, Fig, VII, é
Ehm v
(52)
ben ‘door’ hûnme navorfchingen” bevonden ;
datdeze vezelenin het middenfte gedeelte
regt voortdloopen;, en op de:zyden zig om-
buigen en zig met den anderen vereenigen ;
ja LEEUWENHOEK (b) ‘heeft derzelver getal
op twee duyzend bepaald; MORGAGNE (C)
heeft een klein: vliesje in ’t zelve gevonden;
PEMBERTON (d) gaat nog vérder ;en wil zelfs,
dat deze ‘vezelen:fpieragtig zyn, doch in
hoe verre’dit alles plaats heeft valt moeie-
Iyk-te-beflisfen; edoch dit is zeker , dat het
kriftailyn, inzym geheel genoomen, uit vas-
te en vloeibaare ‘deelen beftaat, als mede
dat de vaste ‚uit vezelen “zyn zaamgefteld ;
en fchoon' zy-in den mensch niet gemakke-
lyk ontdekt worden, getuigt echter -HEUER-
MANN (e), dat hy dezelve verfcheide maa-
len in eenige kriftallynen, welke in waater
gekookt waaren, waargenoomen heeft. Het
kriftallyn verkrygt deszelfs voeding van va-
ten , en wel voornamelyk door de arteria
centralis van:den Heer ALBiNus (f), welke
met de gezichtzenuw in den oogbol inkomt,
en midden: door het glasagtige vogt tot aan
de agterfte vlakte van het kriftallyne vlies
en | voort-
Cb) Arcan. natur, detetta pag, O8. + «
(c) Epiftol. 17. No. 33.
tg ° eh medic, phyfic. de facultate oculi qua fe accomos
de) Phyfrologie il, ‚pag.
3 3 nwd sang Zi. Tib, Fe. WEN
3D -
woortloopt;-alwaar zy -zig in! Kleirie takjes
verdeeld:;-die tof inchet:kriftally.n-doordrin-
gef Het:kriftallyh bly ft. zonder-kouleuren
geheel doorichynende tot het twintigíte jaar,
maar „naar „rhate de jaaren:i toeneemen:,
neemt Het een-kóuleùur-aan ; PETIT (g) heeft
swaargenoomens „dat het :omtrent: het dere
tiofteljaar geelágtig wordt; welke geele kou-
deur! toeneémt,tot;de-7a of 80.:jaaren ,-zoo
dat -het-eindelyk een geele. barnfteene kou-
deur verkrygt, welke-van-’t-middenpunt tot
den;omtrek-zig verfpreidt. Even gelyk de
kouleur-verfchild!riaar:den,ouderdom „zoo
wverfchild ook deszelfs:hardheid ; het kriftal-
dyn,wordt zagt-gevonden:tot het 25't- jaar,
doch neemt-dan langzamerhand: in de. harde
heid toe tat, het-60** jaar; wanneer: het op
zyn herdîte-gevonden wordt; en dewykal-
lede, deelen: onzes-ligehaams ini den ouder.
dom vaster) invelkandefen! gedrongen wor-
den, zoo volgt hier uit ook „dat het kriftal-
yn minder bol wordt, en dus platter, waar-
om men Tr? de jaaren genoodzaakt‚is zyn
toevlugt te neemen tot brillen, welker glaa-
zen min of meer bol. zyn moeten naarde
platheid van ’kriftaliyn, om'dus de fchaa-
de vanhet zien-te vergoeden. » Deze en an-
dere oorzaaken, brengen veen’ verduiftering
D 3 in
“CES aemoires. de P2krads! Roy, des” frientes de P-Arinét 1726.
êeg- 81. & 1730, pag. 18. |
(54)
in het kriftallyn te weeg, %-geen ‘men de
Staar noemd. Ik zal my hier over niet uit-
breiden „vermits het reeds een algemeene be-
kende zaak is, dat de Staar geen vlies is „maar
in:tegendeel in een verduiftering, ’t zy ín het
kriftailyn:; of in: deszelfs vlies , beftaat. ’
6 XXI: De nuttigheden van deze vopten
zyn in ’ algemeen om de licht{traalen in
derzelver rigting door verfchillende bree-
kingen te veranderen, om des te beeter het
indrukzel derzelver aan het netvlies mede
te deelen. Het waaterige vogt breekt de
lichtftraaten tot den lood-lyn. Het kriftal-
lyn, een vaster ligchaam zynde , vertmeer-
derd deze breeking, zoo dat de ftraalen als
tot één punt agter het zelve verzaameld wor-
den. Het glasagtige vogt eindelyk, een yl-
der ligchaam danhet kriftallyn zynde, maakt
dat de ftraalen wederom afwyken , ‘en juist
op het netvlies afgebeeld worden.“ “”
Der woor en nadeelen van alle de tot.
Lier toe bekende. Methoden om
{de Staar uit te neemen. Lan
SXXIL Alle de hedendaagfche er
(55) |
digen moetén toëllemmen , dat de bitnee-
ming van de Staar verre bóven deszelfs neer-
drukking te ftelletù is; zoo zy flegts agt Bée-
ven op de natuur en de. oorzaken dezer
ziekte, den aart der deelen, welke in het
doen dezer operatie beleedigd worden, en
op de voordeelen, die de uitneeming bo-
vende neerdrùkking heeft.”
6 XXIII De uitneeming van de Staar is
eerst door DE SAINT YVES in ’t jaar 1707 in
tegenwoordigheid van MERY verrigt gewor-
den aan een Koopman te Sedan, by gele-
genheid, dat een Staar door den ove sEDE
in de voorfte kamer van het oog gevallen
was, welk geval MERYy aan de Koninglyke
Academie der Wetenfchappen heeft voor-
gefteld (h). perrr heeft op het voetfpoor
van zynen voorganger in ’t jaar 1708 het
zelfde verrigt aan een Priefter , wiens kri-
ftallyn mede in de vooríte kamer van ’t- oog
gevallen was (i). Naderhand heeft DE sAINT
YvEs ’t zelfde ín ’t jaar 1716 noch ééns aan
een «arm man verrigt, wiens kriftallyn
door een beleediging aan het oog ook door
den IE A ip was (k).
6 XXIV. De Heer DAVIEL in ’ jaar
gee Sd Je OUR
Ch) Hiftoire de PAcad, Roy. des fcienc, de P.Annéé 1707.
(á) bidem de PAnnéé 1708. ;
(k) Nouveau Traité des maladies des jeux, Part, II, Chap.
XXI, ‘Waarin men ook de twee voorgaande gevallen
befchreeven vindt.
a
(56)
1745 te Marfeille de Staár neerdrukkende,
had het zelfde noodlot, waarom DE SAINT
YvEs en PETIT de doorfnyding van, het
hoornvlies bewerkftelligd hadden, te, weer
ten, dat de Staar in ver{cheide ftukken brak
en door den oogappel in de voorfte kamer
van ’t oog viel, waar door hy genoodzaakt
was om op hun voorbeeld. een opening…in
het hoornvlies te maaken ten einde daar
loor de verbrooke ftukjes van de Staar uit
te. neemen (1). „Schoon deze;operatig door
yerettering van het oog gevolgd wierdt,
welke hy toefchreef aan de eerfte operatie,
die hy aan het zelfde oog gedaan had, nam
hy echter het befluit om voortaan altyd de
vitneeming van de Staar-te doen (m);-hy
bragt dezelve vervolgens in een regelmati-
ge orde, waartoe hy de volgende. werktui-
gen uitgedagt heeft. hts
1) Een puntige, {nydende en half geboo-
gen naald „ hebbende de gedaante van een
lancet „gefchikt om de eer{te opening te maa-
ken. ‚2) Een ftompe, {nydende naald, ook
half geboogen, om de eerfte gemaakte ope-
ning te vergrooten, 3). Twee kromme en
convexe fchaaren. …4)., Een kleine /patel,
van goud , zilver of {taal gemaakt , eenig-
A zins
__{D) Memoires de PAcadem, Roy. de Chirurgie, Tom. 5. Paz:
PEIZE nen ven ve a Sa 85
-_m) lbidem pag, 374.
wad
57.)
zins krom, om het hoornvlies op te ligten.,
5). Een andere, kleine, puntige, en aan
beide zyden Ínydende naald, om % vlies dat
het kriftallyn van voren bedekt, te ope
nen. 6). Ken klein gond, zilver of ftaal le-
add om. zomtyds de uitgang van het kri-
avn, te bevorderen , of.de ftukken van
dit ligchaam. Dj ine ‚ wanneerze in
de opening, van den, oogappel te rug geblec-
ven Zyn, Aken beid tangetje, waar me-
de hy de gedéeltens van? vlies, die mog:
ten overig blyven, weg neemt. (n). _ …
__Na dat DAvieL de lyder geplaatst had,
ftelde hy een helper agter denzelven , die
het bovenfte ooglid opligtede, terwyl hy —
met de voorfte vingers van zyn linkerhand
het onderfte neerwaarts hieldt, en nam met
de regterhand de naald No, 1, deze ftak
hy in het onderfte gedeelte van het hoorn-”
vlies digt by het harde oogvlies tot in de
voorfte kamer van ’t oog, vermydende van
den regenboog te kweizeh, en bragt de
zelve tot op de hoogte van den óogappel,
waar na hy ze te rug haalde. Hierop, nam
hy de ftompe naald No: 2. waar mede hy
de reeds begonne infnyding regts en links.
vergrootede , dezelve zoodanig rigtende ,
ener D Sund oer aten Ok
_() Memoir, ‘de P Acad, Roy. de Chirurg. Tom, 5. pag. 382
&383- Derzelver afbeelding vindt men op de-rgde
plaat van het zelfde werk.
| (58)
dat daar door de infnyding een half maans
wyze figuur verkreeg. Vermits nu door
de gemaakte infnyding het hoornvlies zeer
{lap en flets wierdt, nam hy een der krom-
mefchaaren No. 3, welker {lompe punt hy
tusfchen het hoornvlies en den regenboog
inbragt, en voleindigde dus de half maans-
wWyze infnyding, zoo wel aan d'één alsd’an-
dere zyde tot op de helft van het hoorn-
vlies: (men moet opmerken, dat de bogt
der fchaaren na de zyden van den oogbol
moet gekeert zyn, en dat om reden van
die bogt, welke de {chaaren op haar plat
hebben, men ’er twee noodig heeft, omde
infnyding naar de rondheid van het hoorn-
vlies, zoo wel na d’eene als d'andere zyde;,
te fchikken).‘ Vervolgens nam hy de kleine
fbatel No. 4., waar mede hy de lap van het
hoornvlies opligtede, en doorfneed alsdan
met de puntige tweefnydende kleine naald
No. 5. het kriftallynbeursje ; zomtyds ge-
beurt het, zegt hy verder „dat men dit vlies
ín de rondte moet doorfnyden, en ’t zelve
ín het geheel wegneemen, wanneer het of
verduifterd, of dik of gefronzeld is; deze
Wegneeming volbragt hy met het kleinetan-
getje No. 7. Na dat hy nu het kriftallyne
beursje geopend had, plaatfte hy het le-
_peltje No. 6. tusfchen het hoornvlies en den
regenboog, om den uitgang van de ftaar en
| hs : la
_
deny om” dit te bewer
(50)
bevorderen, en Tiet de lap van het hoorn:
vlies nedervallen om ade) te volein-
es hr drukte hy
den oogbol áan”deszelfs onderfte gedeelte
geek ‘met de vingers; tot dat de ftaar
te-voorfchyn kwam (6), © |
SG KKV:DAVIEL teld in zyne verbande-
boven de teerdrükking heeft; dezelve. be-
Maät in de volgende: be
Sex, Dat mét de ftaar van deszelfs begin af
aankan uitheemen’, ‘zonder dät men des-
zelfs rypheìd behoeft af te wapten.
oo De Mäar Eéns uitgenoomen zynde ,
kömt niet“weeder, gelyk zy zomityds na
de neerdrukking doed (q). |
gprs. Vasbrow os 5290! 3. Door.
m8 (6) Mernoir. de 1 Arad, Roy. de Chirurg. Tom. 5. Pag. 3943
885 & 386; men ziet-ook de voorfchreeve wyze van
ling (p) 5 voordeelen op, die zyne methode
: Mercis: opde 2ofte plaat van dit zelfde werk afge-
EE tee AA DrX0
Cp) Ibidem pag: 300 &*391. ki
_(q) Deze wederopkoming van de ftaar na de neer=
drukking is misfchien zoo algemeen niet, als men wel
loofd; Wvl er Een cataraëta fecundaria, op nieuw kan
ebooren worden „doordien het kriftallyne beursje door
(a Áitwerking van een inwendige ontfteeking in ’t oog
Kan duifter ‘worden. …
s Dat dit wadragtig is, bevestigt ons de waarneeming
van den Heer KoIN in Zyn verhandeling gevoegd, al-
waar de lyder na de neerdrukking van de ftaar zeer
wel zag, doch in *tvervolg niets meer onderfcheidde ,
waar van men de oorzaak na het overlyden de verduifte=
ing van het kriftallyne beursje bevond te zyn. RTS
5 BI, en ie
»
€60)
3. Door de,oude manier of de neerdruk:
king valt zomtyds de ftaar in zyn geheel of
ten deele (r) door den oogappel in de voor:
fte kamer. van.’ oog, alwaar dezelve op-
gehouden wordende toevallen kan veroor-
zaaken , ’t welke door. deze: methode belet
wordt ,.wyl’er de ítaár wordt uitgenomen.
4 Wanneer-men een zagte ftaar met de
naald neerdrukt, zoo wordt dikwils.de oper
ratie vrugteloos , door. eenige vezelen van
% vlies, waar in de ftaar behouden was „aan
welke nog eenige, flymige gedeeltens vande
{tadr blyven hangen, die het gezicht belet-
ten, Dit kan door, deze methode voorge:
komen worden, wyl hier het hoornvlies open
we (py bsob vniddurbrgon Sip
Aitftuk verdiend nageleezen te worden Aemoire fur
une efpece de cataraëte Nouvelle Par Mr, HOIN, in de Me-
moir, de Acad, Roy. de Chirurg, Tom. Ó HALLER: Opuscul,
atbolog. Obferv, 3 Pag. 12. Disfertation fur la Cataraête
LR Me: PEELIE Res ope ores ree A PA rdt oe Meer
“€r) Dit'heeft wel het meefte pldats in dat foort van
Catara& , welke men kaasagtige noemd , en van zoodani-
ge Confiftentie is „dat zoo dra zy door de naald,aange-
taakt wordt, ‘in verfcheide ftukjes fplyt „die inde voor-
tekämer. van het óog vallen: ‘wel is waâr , deze ftük-
jes zäkken zomityds eëhigen tyd daar naop den bodes
van de voorfte Kamer van % oog neder, volgens dé
waârneemingen van MAITRE JEAN in zyn Traité des Man
Jadies des jeux Pag. 166. Doch dit gebeurd’ niet altoos „
gelyk gebleeken ís in de gevallen van PETIT en DA-
VIEL Waarin zy genoöodzaäikt waaten om het hóorn-
vlieste opênen, om uitgang aan de verbrooke ftukjes
wan de ftaar te verfchaffen: Hier uit volgt'dan , dat
het veel voordeeligeris een ftaar van zoodanig eén foort
te opéreeren vo! gens deze Merbode als door de heerdrukking.
(ór )
is, en men dús „met een kleine pincette, dit
{lymige gedeelte kan wegneemen.
5 Wanneer men de ftaar neerdrükt, zoo
gaat de naald door het gläsagtige vogt, waar
door zomtyds eenige van deszelfs celletjes
door de beweegingen , welke men met-de
naald moet doen, om de ftaar neerwaarts
te brengen; vernietigd worden, ’t welk van
een fchadelyk gevolg kan zyn. Dit toeval
wordtdoor deze methode vermeeden.
By deeze voordeelen door den Heer DA-
VIEL opgegeeven, kan men noch de volgen-
de voegen: vR en
1. Wordt door de neerdrukking, wân:
neer de ftaar melkagtig is, het kriftallyne
beursje met de naald doorboord ‚waar door
zig het vogt aanftonds in de voorfte ka-
mer van het oog uitftort, en zig met het
waterige vogt vermengd, waar door ’t zel-
vetroubel wordt, en den doorgang der licht-
ftraalen verhinderd. In deze methode heeft
men dit toeval niet tewagten;wyl de ftofie zig
dadelyk door de gemaakte opening: ontlast.
_2. Men is, wanneer ‘men met de naald,
opereerd, niet altoos meefter om de kwet-
zing def vaten te vermyden, ’t geen dikwils
een uitftorcing van bloed in de voorfte ka:
mer van het oog te weeg brengd, en dus
den voortgang’ van de operatie belet's ‘Dit
toeval kan ook ‘volgens deze dd 8e
(68)
fchieden, edoch ‘het is van dat gevolg niet;
want ondanks deze uit{torting van het bloed
kan de operatie altyd vervolgt worden, ver-
mits het zelve zig doorde gemaakte ope-
ning van het hoornvlies-kan ontlaften.
… 3. De toevallen, welke door de {teeking
met de naald te weeg gebragt worden,zyn
veel zwaarder als die door de, doorfnyding .
van het hoornvlies. zyn. kunnen; wyl het
aponeurotisch. uitbreidzel der fpieren van %
oog, ’t welke het harde oogvlies bedekt,
door de naald doorboord wordt; nu heeft
de ondervinding geleerd, dat alle aponeu-
rofes, welker vezelen door. een fteek onge-
Iykelyk verdeeld worden „toevallen te weeg
brengen ; en dat deze toevallen, door een
infnyding in dezelfde aponeurofes.gemaakt, -
wederom. verdwynen. Derhalven. de ftee-
king is veel gevaarlyker als de doorfnyding.
Volgens deze methode doorfnydt men, en
het zelve gefchiedt in het hoornvlies, waar-
van het weefzel zeer verfchillende is van die
vliezen, welke in de neerdrukking door de
naald doorboord worden, |
4. Men heeft door. de fteeking metde
naald ook noch te vreezen het kwetzen van
eenige vezelen der „erwi ciliares „ ook door-
boort men in de neerdrukking-het netvlies.
Een ieder weet hoe gevaarlyk het is een
zenuw te {teeken, of dezelve ongelyk ej ten
5, ee-
(63
deele te doorfnyden. De kwetzing dezer
zenuwtjes en het netvlies nu heeft geen
plaats by de uitneeming van de ftaar. __…
_ 5. Na de neerdrukking blyft de ftaar,
welke een vreemd ligchaam geworden is,
in:’t oog, het zelve neemt een, vreemde
plaats in, en veroorzaakt door zyn verbly£
drukking, wryving, en daar uit voortko-
mende toevallen, Dit heeft volgens deeze
methode geen plaats. ok dh
6. Eindelyk reekend. men noch als. een
voordeel van deze methode te zyn, dat wan-
neer de ftaar aan den regenboog. vastzit ,
men ze gemakkelyk van dezelve kan. af-
fcheiden; ten miníten de Heer DAvIEL zegt
in zyne verhandeling (s), dat: men dan deze
wasthegting door. het. kleine fpateltje vernieti-
gen zal. Insgelyks ook wanneer het kriftal-
lyne beursje verduifterd of ondoorfchynen-
de is, gelyk wel het meest gebeurd in dat
zoort van cataratt, ’t welke melkagtig, ge-
heeten wordt, in dit geval moet dit vlies
in de rondte doorfneeden, en, in’. geheel
weggenoomen worden (tf) … „o
9 XXVI Alle deze voordeelen, zyn.niët
alleen. eigen. aan de methode van, DAVIEL ,
maar ook in ’ gemeen aan alle de methoden;
waar door de ftaar uitgenomen;wordt, gn
a
S) Memoir de Acad. Roy. de Chirurg.Tom, 5. Paz. er
0 Ibid, Pag, 385. Zie ook. Thefis, atrum Cataraêtae tu-
_&ior extractio forficum ope? S XII, Pag, 14.
(64)
dat zy niet alleen dienen om de voortrefle-
Iykheid van de methode van DAVIEL aan te
toonen, maar ook om die van de uitnee-
ming in ’t gemeen boven de neerdrukking
te bewyzen. Foster,” |
6 XXVI Nu'volgd de vraage, welke
van beide deze operatien de’ pynelykfte is,
De Heeren MORAND en LA FAYE hebben
proefneemingen gedaan in het hotel Royal
des inwalides te Parys; de eer{te deed de
neerdrukking op het eene oog, en de laat-
_ fte de uitneeming op het andere. Van de ly-
ders, op welke beide deze proeven genoo-
mien wierden, waaren ’er eenigen, die zei-
den, dat de neerdrukking hun minder pyn
gedaan had als de uitneeming, en d'ande-
ren bevestigden het teegengeftelde u). De-
ze proefneemingen verftrekken dan tot be-
wys, dat deze beide, ten opzichte der
pynelykheid , geen voorkeure de één bo-
ven de andere verdienen: Het zy hoe ’t
wil, ’er legt weinig aan geleegen of, d'eene
pynelyker is als d'andere. De vergelykin-
gen der voordeelen van de uitneeming met
de nadeelen van de neerdrukking, toonen
de voortreffelykheid van de eerfte klaar ge:
met Jie 1 have ô ;
S XXVIIL Hoe voordeelig ook deze me-
6 | fhô-
(u) Memoir, de PAcad, Royal, de Chirurg. Tom. 6. Pag. 321.
3%
Wot: .
ah ZAR Ne ve
Eede
ì (65 )
thodevanDAViEL zy, heeft zy echter de vols
gende nadeelen „die haarreigen, ‘en van al
te grooten gewigt zyn; -omi niet gemeld‘te
wetdente er zoonoe ovt Jaln 9 Tovig8
„1Derveelheid: der infbrumenten (vy wel:
ke zeekerlykval te «groowis voor zoo een
teer deel als het oog, dat al téweel geprik=
keld wordt doorde dikwils!-hethaalde:in=
brenging van het dantal inftramenten „ waat
mede het hoornvlies moet dóorfneëden work
der; «en tot welker ‘bewerkftelling men de
hand van-pAvrerL zelve noodigheeft, >> >
52: Zoo dra menmet derraald No, 1; het
onderfte gedeelte “wan het didornvlies geo:
pend heeft, zoo’ is’het gevolg hier! van „due
het waterige vogt zig dadelykontlast, * geert
zoolang: het-onderfte half.-tond= van: het
hoornvlies miët-doorfneedenis, vooreen nä:
FORK Ln AU Oe anos Ot by METEO ü kde)
den régefiboog, welke als geen mitider na.
BE biofhoor anno „B „ Ganeihad 93 1BLASI CER
gpagake se, « Getint AD DTIND Sh. OVAA OVT
a ons „zat > » erase SD di HShris ot
ar (V)i Memoires ale P Meadert, > Royil…de „Chirurg, Toa, PT.
Pasn308.
(66)
deel kee rijpen worden tij Ed Jt
3, De-fchaaren zyn nooit wel gefchiktor
bet’ hoornvlies te-doorfnyden „ alzoo der:
zelver fneede niet fyn genoeg is, en-dérzel-
ver, werking „altyd. kneuzender „wyze.ge-
fchiedt „ waar -door de infnyding min of
meer -ongelyk: îs:,-en het-daar uit vaörtko»
mende- lidteekén, breeder én ongelyket
„wordt, en-dus-äan den doorgang der dichts
ftraalen -hinderlyk-zyn-kän, - Dit ongemak
wordt nocli vefrheerderd-door de bogt ;wel-
ke de conweke'{chaaren--van-DAVIEL ‘hebe
ben ;- dezelve.rbreùgt zomtyds- de--grootfte
moeielykheid;te weeg: om het-hoornwligste
doorfnyden ; want hoe juist en.netde-krom-
me fchaaren-ook;gemäakt worden; zoofny:
den zy -aan-haar punt nooit zoo wel gils.de
regte-(x) ; insgelyks kan -de-halve cirkels:
43 rsbrgen brow beedosren doom Kap
„(w) Schoon de ondervinding.leerd „dat de kwetzing
van den regenboog in de operatie ‘van de cataraë? juist
altyd geene tbevallen* fe weeg-brêngt; en, dat al Ìs Zet
éen gpdeelee van weggefneeden Ae LTE diet
ltyd-belet wordt: moet. men, echter, derzelver: Es
Ne zoo veel vermyden als moogelyk dU zet
den de ars OE nord den-odgappél’,
ie ter het gevolg vanris voor te-kaomen;ocrn ©!
(@) Zoo men vân deze meshode gebruik Hanke
dunkt my dat men-beeter doen zoude;''zig: van :
regtefchaar te bedienen, gelyk siGwART voorfteld in
zyhe Disfertatio de extraltione catarate ultra perficienda,
te vinden in de Colleétions des Thefes MMedico-Chirurgicales dé
_ Mr. HALLER Tom, V. Pag. 89; wel is waar, de AE
, ain
ek
P
(67)
ryze infnyding hier door niet in ééns ge-
ted dehiethaating, die men cie. |
zaakt is te doen, maakt de wonde Önge*
ON er, et
4. In de methodé van DAVIEL is ‘er niets ;
dat het oog bepaald, gedùurende dat de
operateur bezig is om de infnyding in het
hoornvlies te doen , dit maakt deze opefa-
tie zeer moeielyk, want het is zeeker, dat
zoo dra de punt, van wat öriffrument het
ook zy, op het oog aankomt, de oogbol
daar door geprikkeld wordt , waär door
het in een ftuyptrekkende beweeging e
raakt ‚die ik zomtyds zoo fterk ads 5
dat hiet defi” operateur bynâ onmóogelyk
was, niet tegenftaande hy het oog bepâald
hadde, om zyne operatié te voleindigen.
Hier by komt noch, dat het hoornvlies
zomtyds zoo'hard bevonden wordt, vooral
in bejaarde lieden, en _zoö veel tegenftand.
el teile
ding” zal daar door geene halve! &itkelswy ze’ gedaante
werkrygen 5 gk “DAVEEL “Wil ‚maaf ik ‘vinde; geen
hoodzaakelykheid van zoodanig een figuur; het is ge
noeg, wanneer dezelve maar niet over de oögappe
iss.óm reeden dat het lidteöken, ’ welke nadetha
_ geformeerd wordt 4 iden doorgang der lichtftraalen: niet
zoude verhinderen; het fchynt u dustoe om ’eeven
te zyn, of de infnyding eené driehoekige figuur heeft,
gelyk:zy is vòlgens het voorftel van siGw ART ;-dan of
Zy half maanswyze is, volgens de manier van DAVIEL.
(Y) P. D. MARTIN Thef, Ds pariis catarattam extrabendi
Miodis, Pag. 3. 1E Duren Mi k KC
(68)
biedt.aan,depunt van het inflrument ‚dat
mende groot{te moeite, heeft, om ’t zelve te
doorboaren, ja, door dezen tegenftand ziet
men dikwils den oogbol voor het inffrument
VRB ot tarvad nav holm op ol on
„5s-De ‘opening. van ’t kriftallyne beursje
gefchiedt volgens.deze methode met een by-
ondere, naald.……‚Men, zal echter, in % ver:
volg zien, dat zulks op, een-andere.wyze
veel zekerder en gemakkêlyker kan gefchie:
den;,want doordeze. naald „wordt de ren
genboog zeer „dikwils gekwetst, door dien
men,niet altyd het treffen kan; dat
dent gol. onbeweeglyk blyft. … … _»isar
ze methode na.zig fleept, en die-dezelveniet
alleen „moeielyk, maaken „ maar ook fchaa-
delyke,uitkomtften ten gevolge hebbem Niet
. Dit zyn-de nadeelen, welke det
tegenftaande, dit, alles, zyn. wy der,.nage-
dagtenis van,DAvIEL zeer veel verfchuldigt,
alzoo hy de eerfte is. geweest, die de uit-
neeming van de ftaar tot een methode ge-
bragt, en_den. weg. voor „anderen „gebaand.
heeft; » Men heeft hem nochtansde eer hier
van willen’ betwisten; PALLUCCi (Z). zegt „
Zig langen tyd, voor dat de Heer vERMA=:
LE hêt gtoot aantal geneezingen,door DA-
VIEL in de Paltz door de uitneeming van,
de-{taar gedaan, bekendmaakte , ’er op:
BME sein de A NEE EEL oo 1 PPE
(z) Methode d'abastre la catarate Pag. 157. — ven
DG.
ph
(69)
toegelegt te hebben. Edoch de’ Heer
siIGWART heeft in zyne disfertatie (a) ’s mans
eer genoegzaam verdeedigd , en alzoo ik
vertrouwe dat ieder een de uitvinding daar:
van gaar aan DAvIEL zal willen toefchry-
ven, zal ik my liever in dezen twist niet in-
laaten. ete: rte
GXXX, Men heeft deze methode eenigzints
zoeken te verbeeteren ; sIGWART (b) het na-
deel der kromme fchaaren van DAVIEL' heb-
bende opgemerkt heeft dezelve verworpen,
en in derzelver plaatsregtefchaaren aangeraa-
den’ c). Derzelver gebruik is zeekerlyk voor-
deeliger om reedenen reeds gemeld. Had
hy het hier by gelaaten, hy zoude zeeker-
lyk nuttig geweest’ zyn; maar neen, hy
voegde ’er noch een holle fonde by, welke
hem tot een geleid-{ter verftrekt voor de
infnyding met deze fchaar. Een ieder be-
grypt zeer list, dat hier door het nadeel
van de veelheid der inftrumenten vergroot
wordt ; dat het gebruik van deze fonde de
operatie niet alleen moeielyker maakt, maar
E 3 | ook
(@) Thefes Medieo-Chirurgicales de Dr, HALLER Tom.'5. P#,
95 |
(B) Ibid, Pag. 97. AN
(€) De Heer MARTIN zegt in zyn Thef, de. wariis cht4-
raam extrahendiì modis Pag. 5. dat GARENGEOT dezelvereeds
voor de bekendmaaking van siGwaART gebruikt heeft,
en dus fchynt het tw yfelagtig of hy ’er de uitvinder
wel van is, > $
( 70)
ook in geenen deele van nut kan bs ï
vermits de ftompe punt der kromme fchaa-
ren van. DAVIEL , den regenboog niet meer- -
der al beleedigen als die van zyn fonde, —
6 XXXL De Heer COLOMBIER (d)-heeft
in’t jaar 1765 eene methode bekend gemaakt,
welke met die van DAVIEL ook zeer veel
overeenkomst heeft; hy gebruikt, om het
oog geduurende de operatie te bepaalen, een
oogfpiegel, welke hy zeer noodzaakelyk
oordeeld in de uitneeming van de ftaar ,
vervolgens doed hy de opening van het
hoornvlies in het midden van deszelfs on-
derfte rand, door middel van een naald in
de gedaante van een myrhtenblad; wyl nu
hierop. het waaterige vogt uitloopt en het
hoornvlies dus op den regenboog nedervalt,
verkiest hy de fchaartjes van DAVIEL, wel-
ke aan de punt ftomp zyn, waar mede hy
op het voorbeeld van siIGWART (6 XXX)
een. hoekige {neede in het hoornvlies maakt,
zoo dat delap van. het hoornvlies driehoekig
wordt; verders, wanneer het kriftallyn niet
te voorfchyn komt , gebruikt hy de Zyflitome
Van LA FAYE(6 XXXI[X), waar mede hy het
kriftallyne beursje opend , en bevorderd des-
zelfs uitgang door middel van een zeer dun
en fltamp Spateltje. Kindelyk wanneer?er
| ite zal dar: ce-
(d) Disfertatio nova de fufFufione catara j Anas
on & Nn, rd og 3 1% eg peek 4 en ze
Car)
Fe eenige vliesjes te:rug blyven, neemd hy de-
| Mlics gan deszelfs ela rand geopend
_ gze-met een tangetje weg
GXXXIL Het eenigite voordeel van de-
ze! methode boven die van DAvIEL is ‚dat hy,
tot de opening van het kriftallyne beursje ,
de kyflitomne van LA FAYE verkiest , waar me-
de hy-veel zekerder te werk,gaat als met -
de naald van DAVvIEL, gelyk zulks in ’t ver-
volg in de opnoeming.der voordeelen van
__de meshode van LA FAYE ($ XL) klaar bly-
‘ken zal. |
SXXXIIL Ik heb in de methode van DA-
vIeL (6 XXVIII) als een vierde nadeel op-
genoemd ‚dat het oog , geduurende den
tyd dat men de infnyding in het hoornvlies
doed , nergens door bepaald wierdt: co-
LOMBIER heeft dit ook opgemerkt, en hier-
Om gebruikt hy eenen oogfpiegel om het
oog onbeweeglyk te houden. Maar kan
men deze manier van bepaaling wel als voor-
deelig aanmerken? neen , zy is zelfs zeer
Áchaadelyk, om dat alle drukking op den
„oogbol ‚hoe genaamd ‚geduurende de door-
Íhyding vanhet hoornvlies, zeer nadeelig is,
-gelyk in het -eerfte nadeel van de methode
van LA FAYE {6 XLI.) zeer klaar zal aange-
toond worden, In deze methode is deze ma-
nier om het oog te bepaalen, noch veel na-
deeliger, om dat, zoo dra men ‘het hoorn-
heeft,
(72)
heeft, het waterige vogt-zig daadelyk; ont-
last, waar door het kriftallyn. van vooren
geen tegenftand meer vindende , reeds door
de aanhoudenderdrukking in de voorfte.kar
„mer van het oog kan vallen, eer mendeinfny-
„ding van. het hoornvlies. metde fchaaren
van DAVIEL ge-Ëindigd heeft. > Voor ’tove-
rige zyn de-voor en nadeelen van deze me-
hk aan die van DAVIEL en sIGWART ge-
ï 6 XXXIV. De methode van DAVIEL ‘was
„200 -dra niet-weereldkundig geworden, of
men leide zig toe-om deze operatie veel-een-
„voudiger te maaken; PALLUCCI was de eer-
efte, die een inflrument bekend maakte „waar
„mede hy het hoornvlies in eens doorfneedt;
-hy geeft ’er-de- volgende befchryving van
(e) ”na dat ik by ondervinding gezien had,
„datde fchaaren niet gefchikt zyn voor
» de opening vanhet hoornvlies, omdat
“s‚haareinfnyding ‚hoe juist en fraai zy ook
5 moge gemaakt zyn, niet net is,en waar
sy-door de geneezing va de wonde ver-
5 lengdof wel in ’ geheel belet wordt, heb
sik-een haalde van een byzonder zoort uit-
sgedagt ; waarvan ik my opde volgende
»-wyze bediene. - Ik brenge hem in met de
»‚ Punt „en geve-hem eene rigting gelykwy-
jr dig aan het vlakke vanden. sernpoor.
BRegoeg bast neflisbao drs si oe
Î Ce) Methode d'abattre Ig eataracte, Pag, 160 &* 1Ó1,
ap
(73)
_ Ik-doe de punt uitkomen.regt tegen over
__ de openings: waardoor ik‘hem ingebragt
„heb. Op: deni zelfden tyd-alsik de naald,
$- zonder tusfchénpoozing doorbrenge,fnydt
wieer fcherpte,»welkeseen-weinig agter de.
s; „punt: begint ; en ongevoelig breeder-wordt
‚naar het heftjeen gedeelte van het-hoorn-
5 vlies door: Deze fcherpte fchuins gerigt
» zynde naar de dikte van het hoornvlies,
»-en gekeerd-na het onderfte gedeelte van
het oog, maakt een infnyding in de ge-
2 daante vaneen boog.” « |
„6 XXXV, Had de Heer parrueci,toen
hy: in ’t jaar 1752 de befchryving van dit
inflrument gaf ste gelyk eene afbeelding van
het zelve gegeeven, men zoude hem de eer
vande verbeetering der methode. van DA-
VIEL niet hebben kunnen betwiften.. LA
FAYE (£) zeide, dat hy in deze befchryving
eên zeer duifter denkbeeld van zyn infiru-
ment gaf, ja: hieldt hem zelfs verdagt, als
of hy het zelve nooit had laaten maaken, en
eigende dus zig-zelven de eer toe van de
eerfte. verbeetering van dé-uitneeming van _
de ftaar. rArLuccr heeft zig zelven verde-
digd ‘in een werkje (g) waar in hy de af-
beeiding van ’t zelve inftrument geeft (b) b
) „dat
“(f) Memoir. de P Acad. Royal. de Chirurg. Tom. VI. Pag. 310.
=_ (8) Defdriptio novi infkrumenti pro cura cataraêtae, Vienne
1703.
Ch) Ibid, Vide Tabul, Fig. Tt.
(74)
dat in alle deelen overeenkomftig is gan de
befchryving, die hy ‘er voorheenen van ge-
geeven had, en waar uit klaar Blvktindias
deze befchryving zoo duifter niet is als1A
FAYE wil ; en voor een oogenblik geftèldt,
LA FAYE konde ééns uit de befchryving van
‚ dit-inflrument deszelfs figuur niet opmaas
ken, de manier van opereeren-echter, die
hy in ’t zelve opgeeft, geeft aanleiding ge-
noeg tot de uitvinding van een mesje „ waar
OPLA FAYE mogelyk anders nooit zoude ge:
dagt hebben. wil hier uit niet befluiten,
als of LA FAYE zyne methode naar die van
PALLUCCI zoude gevormd hebben ‚men ziet
immers dikwerf twee groote mannen; by-
kansopdenzelfden tyd, byna een’t zelve ten
nutte voor het menschdom uitdenken; ten
bewyze hier van verftrekken de uitvindin-
gen van den zelfden LA FAYE en die van
SCHARP ter verbeetering van de methode van
DAVIEL, welke byna op denzelfden tyd wee-
reldkundig wierden (i). Degelykheid der uit-
gedagte infirumenten van de Heeren LAFAYE
en-PALLucci, fchoon echter in alles met el-
kander niet overeenkomende, heeft pr” in
10% hien
„() Naamelyk in ’tjaar 1753. En dus kan men mèt
geen zeekerheidbefluiten of LA FAyYE zyne methode ge-
zigt heeft naar die van scHAR?P „ gelyk de Heer HouUT-
TUIN in zyne aanteekeningen op de Handleiding tot de
Heelkonst van Platner Pag. 345 fchynt te willen befluiten.
(75)
{_fchien de voorige harde aanmerking doen
|_maaken: dan:het;zy hoe ’t wil, ’t zy za
FAYE; ’t Zy PALLUCCI, ieder afzonderlyk,
_ hunne inffrumenten hebben uitgedagt; men _
kan echter niet ontkennen, dat-men, alzoo.
zy de eerfte verbecteraars dezer heilzame
operatie geweest zyn, hun de grootfte ver-
verpligting der weereld verfchuldigd is.
9 XXXVL De naald ,waar van PALLUC-
ei de reeds gemelde befchryving gegeeven
heeft, is 22 lynen lang; de afftand vande
_punttot aan den buik van de {neede is gs lyn, «
en de breedte van den buik dezer fneede is
2 lynen; Deze naald is in een heft geves-
tigd, dat de lengte van 2 duimen heeft. …
6 XXXVIL De voordeelen van deze
methode boven die van DAvIEL zyn:
1. Dat het hoornvlies maar door één in-
flrument doorfneeden wordt,en dus de bewer-
king van de drie onderfcheide inftrumenten
van DAVIEL, dietot de doorfnyding van het
hoornvlies dienden, in zig bevat; waar uit
volgt, dat. de operatie volgens deze sê-
|_4hodeveelfchielyker ten einde gebragt wordt,
‚__ 2, De oogbol kan hier, zoo lang’ de
naald de voorfte kamer van het oog pas-
feerd, en aan het tegen overgeftelde punt —
van infteeking het hoornvlies’ doorboord
ik ‚ door den oogfpiegel zonder eenig nä-
deel bepaald worden „’t geen in alle d’anderë
aneshodes (chadelyk is, _3. Door
(16)
3. Door de buikige figuur van de {neede
wordt ‘er in Éénseen infnyding van eene half
maanswyze figuur in het hoornvlies ge-
maakt. gk B
„6 XXXVII De nadeelen van deze me-
ghode zyn: ” |
„1. Dat de oogbol niet bepaald wordt na
dat het hoornvlies aan het tegenovergeftel-
…_de punt van infteeking doorboord is; zoo
dat op dat tydftip, wanneer de {neede het
hoornvlies zal doorf{nyden, de oogbol voor
den tegenftand, die dezelfde fneede in het
hoornvlies ontmoet, moet wyken.
„2. De naald is: regt, en hier door loopt
men gevaar, van met dezelve in het door-
gaan door de voorfte kamer van het oog ,
den regenboog te kwetzen.
3, Door den te grooten afftand van de
punt van de naald tot aan den buik van de _
Íneede, die het hoornvlies moet dooríny-
den, loopt men gevaar van de deelen in
den grooten ooghoek te kwetzen , vooral
op dat tydítip , wanneer de fneede zyn
werking op het hoornvlies begint, en de
oogbol voor de beweegingen van het in/iru-
gent. wykt, |
4. De buik van de {neede is te fmal, om
in ééns een voldoenende opening in het
hoornvlies tot doorgang van deftaar te gee:
ven. vn
zookl tse) KRG 1
nk
(77)
pe p XXXIK- Inde methode van LA FAYEÉ
is-het mesje, ’t welke hy tot de doorfny-
ding ‘van het hoornvlies uitgedagt heeft „een
zoort van Ziffouri; ’t welke in zyn heft bes
paâld is; deszelfs lemmet is. zeer dun ent
een-weinig geboogen op zyn plat, (uit hoof
de van dezen:bogt zyn ‘er twee mesjes noo-
dig, wanneer men op beide oogen operees
ren moet, een regter en een linker) twin-
tig-à een en twintig lynen lang; en op: zyn
breedfte heeft het twee lynen;’ hetis aan
ééne: zyde fnyderide, uitgenoomen, aan:
punt, alwaar de: rug het ook is, maar-al+
leenlyk-op omtrent twee lynen. > Deze punt
en de. geheele {neede hebben de fynheid van
de-punt ende fneede ‘van ‘een /ancet, omt
dus het-hoornvlies gemakkelyker tedoorboo=
ren s.en’t lemmet is in het geheel zeer dun;
ommiet minder tegenftand te kunnen:doors
gaan, De {neede is zeer fyn om het hoorns
vliesnet te dootfnyden; het lemmet is-lig=
telyk op, zyn plat geboogen. om -deszelfs
punt van den regenboogoteverwyderen;
wanneer zy door de voorfte, katner van het
oog gaat. Eindelyk dit biffourt.heeft ‘een
rug, om dat indien. het aanvbeide „zydert
{nydende. was „daar. door ’tbovenfte ooglid
geduurende-de bewerking, Zeer geniakkolylb
zoude, kunnen gekwetst, worden (k)o't
et
ooh heft
(Kk) Afemoir, de !’.Acad. Royal. de Chirurg; Tout; VI. Pàk. 308,
(18) |
heft kan men laaten mâaken van wat ftof
inen wil, alleenlyk moet-het de lengte van |
3 duimen en g lynen hebben, op 3-1ynen
middenlyns; ‘omdat ,zêgt LA FAYE (l), men
dit inftrument by na alseen fchryfpen tusfchen
de vingers houden, en-hetop-de eerfte en
tweede phalanga van de-wysvinger fteunen
moet ‚ten einde het zelve zoo veel te zeker-
der:te houden. > « t n59 AOM
Om met dit werktuig de operatie te vet
pe ‚zet de operateur, na dat hy zig
ven: en den lyder geplaatst: heeft, zyne
wee voorfte vingers van die hand, waar
mede hy niet opereerd , in den grooten oog-
hoek om denoogbol eenigzints te bepaa-
len; met de andere hand neemt hy het heft
vanhet mesje:tusfchen zyne vingers, even
äls:een pen om:te fchryven , en brengt de
punt van het Ziffouri op het hoornvlies na
de zyde van den kleinen ooghoek, op een
afftand van omtrent: eenhalve lyn van het
harde-oogvlies, regt tegen over den oog:
appel; als-dan-doorboord hy opdezeplaats
bet hoornvlies „en brengt het inffrument in
een horizontaale tigting dwersdoor de voor-
Île kamer wan’toog; totdat deszelfs punt
jet hoornvlies‘aär' de tegenovergeftelde zy-
de, op’ den” zelfden iafftand van het ‘harde, _
oogvlies: doorboord “heeft,” Om nu déze
hor door.
2D) Abid, Pag; 309. Dn
(79)
doorfiiyding te eindigen, zoo moet de ops
eur zyn. infirument naar Beneden tigten; -
8 ade if helft van den omtrek vant
het hoornvlies te doorfnyden , wel zorg dra:
gende van altyd op een afltand van een hal:
ve yn vanhet. harde oogvlies te blyven!,
am de vafthegting van den regenboog niet
tevernietigen: door deze behandeling dan
wordt ’er een halfmaanswyze infnyding gé
formeerdt. / hf SCEE
s „Nadat het hoornvlies geopend is, bediënd
zig LA FAXE zomtyds van eentweedewerk: _
es ma itveen klein orbriëk } as
itwerktuig is:tot twee ch gdlk t3
eren „de dap vanhet doorfnèêde
hoornvlies op te ligten, en vervolgens om
eene kleine verdeeling in het kristallyne
beursje;te maaken, om-den uitgang vande
ftaar, indien zy niet door een zagte druke
king met de vingers op het onderfte gedeel.
te vanden: oogbol te-voorfchyn kwaniste -
bevorderen: Hy noemd het zelve kyssitome;,
en het komt in allen deele overéén met de
Pharingotornus; alleenlyk 'is het in er wnd
‚ zelfs evenreedigheeden kleinder
borgen Janceije is zeer klein, enkomeniët
meerdef dan’ op een vierde van éenhyn-uie,
als meri,de veer aanzet (m} “De Aeand
BOOA A5 El 9JMOOV 9D TOO VIOE J
„ Memoir, de VAcad. Royal. de, Chirurg, Toma WE, Pag.
310 & 31
Ep)
ligt, mêt het voorfteruiteinde van:hetrkystitós
me. de-lap vanhet:hoornvliesop,ven brengt
het zelve in den oogappel „daar na duwt hy
met den-duim,op:het knopje; ”t-welke agter:
aanihet-kokertjesis;.waar doorhét verborgen
Jancet te voorfchyn komt, ohmreen kleine
verdeeling;in het ktistallyne;beursje te maas
ken pien ’tzelve! fpriigt-weedersterrug , zoo
pe „men, nalaat:op;-het-khopje:te "drakken
n). Jeroorntot
br6: XL Deze methode verdiend zekerlyk
de-voorkeuzerboven die’van: DAVIEL;. en
deszelfs voordeelen zyri- devolgende: „>
rs -Gefchiëdt:de-infnyding-maar: met één
ânfbrument., -daars:men, er volgens’ DAVIEL
vier toe nodig heeft ; ‘hier uit volgt, datde
operatie volgehsn deze! omethode: veel - gez
makkelyker en fchielyker ten eindeigebragt
wordt.as0ss 199 200b Join va aolbat „IES
> Zos de infnyding veel gelyker „ als -wan-
meer-zy metde fchaaren van DAVIEL ge-
gecht wordt ‚en duús kunnen delippen van
e wonde-zig beter opvelkanderen voegen;
de hereeniging ‘gefchiedt{chielykery; en ‘het
daar uit voorkomende 'lidteekenrisogely ker
en‚ minder breeds! zoon ei staaun\ gavtod
+:3.-Door middel van-dembogts die het mes:
je-op-zyn plat heeft „wordt: belevpdatemen
het zelve door de voor{te kamer van ’toog
4 , REN
MEDE PIN BIT & gie OT re do ore
(8r)
«brengende, den regenboog met deszelfs
punt niet kan raaken, om dat de ligte.bogt
van dit inftrument het zelve van den regen-
boog verwydert houdt. … … —
4: Men volvoerd met het kystitome twee
bewerkingen in ééns, daar men volgens
DAVIEL twee inffrumenten toe nodig heeft,
te weeten het /pateltje-om de lap vanhet
hoornvlies op te ligten; ende, naald „om
het kristallyne beursje te openen” \o--o7
5. Men werkt met het kystitome veel. ze=
kerder als met de twee bovengemelde in-
_flrumenten van DAVIEL ; want de dooriny-
ding van het hoornvlies gedaan zynde; is
het zeer moeielyk om het oog na deze prik-
keling te doen ftil houden; ik zelve heb on-
dervonden; dat ik een geheelen tyd moest
doorbtengen, eer ik het oogenblik van ftil-
houden konde treffen om het kriftallyne
beursje met de naald te openen; door wel.
ke handelwyze het oog niet alieen veel ver=
moeid wordt ‚ maar teffens ook mer gevaar
van kwetzing van den regenboog vergezeld
gaat. Door-het kystitome nu kan men die
gevaar vermyden, wyl men het verborgen
dancet niet eerder doet te voorfchyn komen
voor dat het.uiteinde van het £ystitome regt
tegen over den oogappel is, - Tt atbird
6 De opening van het Kriftallyne beurs-
de is door het Aystitome, bepaald. , dat is te
iv Kei 0 __ zege
| E
(82)
zeggen dat derfteeking niet dieper kan in-
gaan als de, uitfpringing var het /ancet toe-
daat: Düs loopt. inei geen gevaar, om het
kriftallyn tot in het glasagtige vogt te door-
booren;, vermits de-dikte van het kriftallyn
de lengte van de: uit{pringende punt van het
verborgen Jancet overtreft; daarnet in te-
Behdeel door derfteeking met de naald van
DAVIEL wegens-de beweeglykheid van den
oogbol nooit verzekerd is van niet tot in het
glasagtige vogt door te dringen,en gevolge-
dyk ‘wordt hier door eerder -geleegenheid
gegeeven tot uitlooping van het zelve,
s $ XLI Schoon deze meibode veele voor-
deelen Heeft ‘boven die van pavieL, heeft
zy echter ook de volgende hadeelen.
„oaDe oogbol wordt geduurende de ope-
xvatie nergens anders door bepaald als door
een zagte drukking metde vingers tegen den
óogbol , welke de operateur in den grooten
ooghoek plaatst-W el is waar,de oneffenheid
vandentop desvingers, dietegen het oog ge-
plaatst is, belet -deszelfs ronddraying. ’Er
gefchiedt hier door geen kwetzing of. ver-
_fcheuring van het bindvlies, gelyk wel door
fommige inflrumenten, waar mede meden
oogbol bepaald, De operateur heeft eens
-anders hulp niet noodig, gelyk tet anderë
inftrumenten, Hy bezit een fyner en on-
derfcheidener- gevoel aan den top zyns
Rae vins
wak
(83 )
vingers, dan aan het einde van een infsru-
ment, en gevolgelyk is hy beeter in ftaat -
om, zoo ras hy het noodig oordeeld , de
plaats der bepaaling een weinig te verande:
ren. De vinger kan fchielyker en gemakke-
Iyker tegen den oogbol aangebragt , en daar
van te rug gehaald worden, dan eenig ander
oogbepaaler hoe genaamd. De operateur
kan dus ook gemakkelyker met Zyn mid-
denfte vinger het onderfte ooglid neder-
waarts houden. Hy oeffend hier met zyn
__wysvinger eene tegenftand biedende wer-
ve behouden na he gedreeven worden,
king aan die van zyn inftrument , welke wer-
king hy trapswys vermeerderen of vermin=
deren kan, naar mate het hoornvlies hard
of het oog beweegbaar is. Eindelyk het ge-
tal der inftrumenten en de moeielykheid der
operatie wordt hier door verminderd. Dan
’t zy hier mede zoo ’t wil, deze bepaaling
kan niet gefchieden zonder drukking op den
oogbol te veroorzaaken: Deze drukking nu
indien Zy maatig is zoude men aller nood-
zaakelykst oordeelen te zyn, niet alleen om
dat zy den oogbol onbeweeglyk houdt,
maar zelfs om dat-zy aân het inftrument ,’t
welke men inbrengt „tegenftänd biedt. Doch
indien tmertoverweegd, dät door de gering.
fte drukking de figuur van den oogbol ver:
anderd, dat daàr door de vogten in dezel-
2 en
(84)
en by gevolg ook de regenboog. meerdef
bolheid in de voorfte kamer van het oog
verkrygt; zoo blykt klaar, dat deze geringe
drukking, voor dat men de infnyding van het
hoornvlies voleindigd. heeft, reeds fchade-
__lykis,om dat men dan eerder gevaar loopt
van den regenboog in het inbrengen van het
mesje te kwetzen, uit hoofde dat dezelve
als dan meerder bolheid heeft als natuurlyk
is, ‚ Deze drukking wordt noch fchaadely-
ker, zoo dra het waterige vogt begint uit
__te loopen; ’t geen: volgens deze methode
reeds gefchiedt, eer dat de halfmaans-wy-
ze infnyding van het hoornvlies geeindigd
is. Zoo nu dezebepaaling enby gevolg ook
de drukking aanhoudt, gelyk in deze ope-
rûtie moet gefchieden om de half maanswy-
ze infnyding in het hoornvlies te doen ,
wordt het kriftallyn door het glasagtige
vogt voorwaards geftuwd, ’t welk geen
tegenftand meer vindende aan het waterige
vogt, ’ geen reeds ontlast is, als dan met
geweld uitfchiet; en indien deze drukking
een weinig fterker is, zoo loopt men gevaar
van het glasagtige vogt geheel en al te zien
uitkomen, waar van men geene goede ge«
volgen kan te wagten bebben; alhoewel
de ondervinding ons leerd, dat de ontlass
ting van een gedeelte van dit vogt zelden
toevallen veroorzaakt, en even zoo wel ae
€
(35)
het waterige vogt binnen korten tyd herfteld
wordt; DAVIEL (o) heeft dit reeds waarge-
noomen, en ik zelve hebbe het verfcheide
maalen gezien. Behalven dit, zoo is de
fchielyke uitfpringing van het kriftallyn al-
tyd een groot nadeel in de uitneeming van
de ftaar, wyl de regenboog hier door zeer
veel lydt, en zoo ’er al geene verfcheuring
in dezelve voorvalt , worden ten minften
deszelfs vezelen , door de fchielyke rekking
die ze ondergaan, overweldigd, en verlie-
zen hunne veerkragt, welke zomtyds door
een verlamming van den regenboog gevolgd
wordt (p). En zoo ’er een verfcheuring
van eenige derzelver vezelen gefchiedt ,
wordt dit naderhand door de verandering
van de figuur des oogappels gevolgd, wel«
ke verandering van figuur veroorzaakt, dat
deze lyderen de verafftaande voorwerpen
geenzints zoo wel onderfcheiden.
2. Het waterige vogt ontlast zig ook
voor dat de halve omtrek van het hoorn-
vlies doorfnedenis, en dit hebben wy reeds
| F 3 bo-
AG Memoires de Acad, Royal. de Chirurg, Tom. V. Pag,
(p) Zoodanig een toeval heb ik in * jaar 1759 te Pa=
rys gezien in eenen lyder, welken de Heer rover in
het Gasthuis der Barmbertigheid, volgens zyn methode van
de ftaar opereerde. De Heer LAQUE heeft dit ook reeds
over lang ondervonden in de lyderen naar de methode -
Val DAVIEL geopereerd. Zie Mem. de | Acad, Royal, de Chi-
„f#rg. Tom, V. Pag, 397.
en,
(36)
boven in het tweede nadeel van de methode
van DAVIEL (XXVIIL) aangetoond fcha-
delyk te zyn. |
3. Men loopt volgens deze methode: veel
gevaar om een gedeelte van den onderften
rand van den regenboog weg te fnyden,
vermits de breedte van het mesje niet toe-
laat, om een genoegzaame opening tot door-
gang van de ftaar te verfchafien, waar door
de operateur verpligt is, wanneer de punt
van het mesje aan de tegenovergeftelde punt
van inbrenging het hoornvlies doorboord
heeft, naar om laag te Ínyden ‚om de door-
Ínyding van het hoornvlies in één halfmaans-
wyze figuur te voleinden.
9 XLIL De Heer wENCEL, welke hier
en elders met zyne operatie zoo veel gerugts
gemaakt heeft, volgt dezelfde manier van
LA FAYE. Deszelfs inftrumenten, waar van
men in’t Kweekfchool der Heelkunde, Waarn,
XIV. Pag. 56. de afbeelding vindt, fchy-
nen eenigzints met die van LA FAYE te ver-
fchillen: dan ik vinde echter in een beíchry-
ving van deze zyne methode, welke sCHAF-
FER (q) geeft, die hem te Regensburg in
tjaar v7Ór deze operatie zag verrigten,
dat dezelve in alle deelen met die van LA
FAYE overeenkomen, Dit zoude Hi wel
aast
(q) Gefchichte des grauen flaars und der neuen operation de;
Regensburg 1765, -
(87 }
haast doen twyäelen, of WENCEL de inffru-
menten van EA- FAYE wel veranderd heeft;
doch. heeft hy, dit-gedaan, zoo fchynt hy
my ze in geenen deele verbeterd te hebben;
wyl-zy die netheid.niet hebben als die van
LA FAYE, Een van beiden is waar, of
WENCEL moet zyne manier veranderd heb-
ben, of de fchryver van de waarneeming
int Kweekfchoo} der Heelkunde of SCHAFFER
moeten één van beiden ongelyk hebben.
6 XLIII. De Heer TENON heeft de me.
thode van LA FAYE tragten te verbeeteren (r)
door deszelfs mesje één lyn fmalder en drie
lynen korter te maaken; voor het overige
is het aan ’tzelve gelyk „, hebbende ook dee
zelve kromte op zyn plat (s). Hy verrigte
de operatie op dezelfde wyze, maakende
insgelyks een halfmaanswyze infnyding in
het hoornvlies, op een afftand van een hal-
ve lyn van het harde oogvlies.
…… Wat de verkorting van ’tlemmet aanbe.
langt, hier in heeft hy zeekerlyk het mesje
verbeeterd, want de lengte van dat van LA
FAYE is overtollig „en kan in zommige om-
ftandigheeden hinderlykzyn ; maar wataane
gaat dat hy deszelfs breedte. maar tot één
lyn gebragt heeft, hierin vermeerderd hy
het gevaar in *tderde nadeel van de methode -
van LA FAYE(G XLI) opgenoemd, Flier
(E) Thefes de catarata $ XXII Pas, I2,
(5) Ibid, Vid, Tabul, Fig. V. 1
(88)
Hier by heeft hy nog een inftrument ge-
voegd , waar mede hy het kristallyne beurs-
je doorfnydt, ’twelke met het 5de inftru-
ment of de naald van DAvIEL overeenkomt,
uitgenomen, dat het maar aan ééne zyde
Ínydende, en aan d'andere zyde ftomp en
met een rug voorzien is, zoo dat deszelfs
figuur aan de helft van het opklimmende
gedeelte van een lelie zeer gelyk is (t). Hy
meend door den rug van dit inffrument de
kwetzing van den regenboog te vermyden:
doch het is uit de voordeelen van het kys-
titome, boven gemeld, reeds genoeg geble-
ken, dat het zelve de voorkeuze boven dit
inflrument verdiend. Voor ’toverige zyn
de voor en nadeelen van deze methode in al-
les aan die van LA FAYE gelyk.
6 XLIV. De Heer ZACHARIAS VOOGEL
(u) heeft onlangs eene methode bekend ge-
maakt, welke dezelfde isals die van LA FAYE.
Hy gebruikt 1) een mesje dat één lyn bree-
derisals dat van LA FAYE, doch voor ’to-
verige in alle deelen met het zelve over-
eenkomt (v) 2) Ken lepeltje gelyk aan dat
van DAVIEL om de lap van het hoornvlies op
te ligten, en daar na den uitgang van het
_____kris-
(&) Ibid. Vide Tabul, Fig. VL
(u) Nova alta Phyfico Medica Academ. Natur, Curiofor.
Tom, HI. Obfervat, XXII, De operatione cataralte nova per
ExtraCtionem lentis cryftalline opaca inftituta. i
(yv) Ibid, Tab, III Fig. 2.
( 839 )
kristallyn te begunttigen (w). 3) Om het kris-
tallyn uit zyn vlies los te maaken, het kysti-
tome van LA FAYE, wiens busje, waar in
het Jancet verborgen zit, een weinig ge-
boogen is (x). 4) Hier by heeft hy nog
een tangetje gevoegd, waar mede het ver-
duifterde gedeelte van het kristallyne beurs-
je kan gevat of afgerukt worden (y); of an-
ders fnydt hy het zelve met een kromme
fchaar af (z). 5) Eindelyk een goud fpatelt-
je in de gedaante van een myhrten blad (a)
om dat doorgefneden hoornvlies na de uit-
neeming van het kristallyn wederom in or-
de te brengen. |
Het mesje één lyn breeder als dat van LA
FAYE zynde , zoo kan men zulks als een
voordeel aanmerken, vermits hy niet ge-
noodzaakt is, naar om laag te fnyden omde
fneede van het hoornvlies te voleinden, en
dus-ook zoo ligt geen gevaar loopt van den
regenboog aan deszelfs onderfte gedeelte
te kwetzen. |
De bogt, welke het busje van deszelfs
kystitome heeft, maakt de bewerking ook ge-
makkelyker als met dat van LA FAYE,
wiens busje regt is; om dat hier door het kris-
EF tal.
_(W) Ibid. Tab, III. Fig. 3
(x) Ibid, — Fig. 4.
__(Z) Ibid, — Fig. Ó,
A (a) Ibid, Fig. 7:
Coo )
tallyne beursje gemakkelyker kan geopend:
worden, zonder dat de hand, waar mede
hy het kystitome beftierdt, hem belet tezien,
wat hy doet; voor ’toverige zyn de voor-en
nadeelen dezelfde met die van LA FAYE.
6 XLV. De Heer pover heeft in ’tzelf-
de jaar, wanneer LA FAYE zyne methode ber
kend gemaakt hadde, dezelve op.zyne ma-
nier zoeken te verbeeteren: hy vondt een
inflrument uit, welks lemmet de gedaante
had van een adderstong , hebbende de leng-
te van: 2 duimen, en de. breedte van 2 ly-
nen; ’tzelve is tweefnydende tot op-zyn
middenfte gedeelte, en op een kleine af-
ftand van deszelfs punt met een gaatje door-
boord „waar door hy een draad {tak, om; na
met het inflrument ’thoornvlies aan de zy-
de van den grooten ooghoek doorboord te
hebben , daar mede eenluts temaaken , ten
‚einde (zoo hy meende) den oogbol te be-
paalen geduurende de beurtelingfche bewee-
gingen, die hy verpligt was met dit inftru-
ment te maaken om de doorfnyding van het
hoornvlies te voleinden , en daar na de lap,
die- daar: uit voortkwam, opte ligten ‚, om
des te gemakkelyker de -doorfnyding- van
het kristallyne beursje, welke hy met de
pane van dit zelfde inflrument deedt, te
unnen verrigten. Dit in(lrument is in een
heft bepaald, dat de lengte van 2 duimen
| heeft
8 pe
| Cor)
heeft (b). De operatie volgens deze metho-
de gefchiedt op dezelfde wyze als die van
LA FAYE, alleenlyk met dit onderfcheid,
dat hier een draad gebeezigd wordt tot de
gebruiken bovengemeld, en dat het kristal -
lyne beursie met het zelve infirument geo-
‚pend wordt. -
6 XLVI. Schoon nu de voor en nädeelen
van deze methode ook overéénkomen met
die van LA FAYE, heeft zy echter nog eeni-
ge nadeelen, die haar gedeeltelyk byzon-
der zyn, en die zy gedeeltelyk met andere
gemeen heeft :
1. Men loopt, door dien dit in/ffrument
tweefnydend is, niet alleen gevaar om den -
regenboog benedenwaarts te beleedigen ge-
lyk in die van LA FAYE (XLI), maar zelfs
ook bovenwaards.
2. Het gebruik van den draad maakt de
operatie langduuriger, hindert dezelve, en
is van weinig nut. De operatie is langduu-
riger, om dat het zoo aanftonds niet gelukt
dezen draad zoodanig te krygen om het
oogmerk ’er mede te bereiken , waar toe zy
ingerigt is ;ik heb zelfs den Heer pover hier
mede langen tyd zien doorbrengen, eer het
hem gelukte. Dezelve is hinderlyk, om
dat zy door het gaatje geltooken nan
e
(b) Memoir. de P Acad. Royal, de Chirurg, Tom. V, Pag,
399 & 400, voyez Planch, XX, fur la lettre M.
(92 )
de infnyding volgt, en dus wordt daar door
in het dronken van het inffrument door
de voorfte kamer van ’toog, niet alleen
meerder tegenftand veroorzaakt, maar ook
zoude, indien by ongeluk deze draad onder
het opereeren komt te ontglippen, ’tzelve
zeer veel nadeel in de doorfnyding van het
hoornvlies kunnen te weeg brengen. Ein-
delyk zy is van weing nut, om dat eens-
deels door dezelve de oogbol in zyn be-
weeging niet genoeg kan bepaald worden,
anderdeels' om dat men veel gemakkerlyker
de lap van het hoornvlies met een fpa-
teltje of pincette kan opligten of vatten als
met een draad. Toen ik den Heer Pover
in’tjaar 1759 deze operatie zag verrigten,
namhy, demoeielykheid vandeaanwending
van dezen draad bemerkende, het befluit,
om voortaan deszelfs gebruik agter te laten.
3. Door de regtheid van het inf/ru-
ment, welke het met de naald van PALLuccI
CSXXVIIL) gemeen heeft, vervalt zy ook
in ’tzelfde nadeel. De Heer PovET meen-
„dedatdoor de regtheid van zyn inftrument
de regenboog minder bloot gefteld is om
gekwetst te worden; en dat zoo het een
weinig op zyn plat gekromd was, de door-
Ínyding van het hoornvlies veel moeiely-
ker zoude moeten gefchieden. Wat het
eerfte aanbelangt, het tegengeftelde daar
van
or (93)
van is reeds beweezen in het 3de voordeel
van de methode van LA FAYE; en opzigte-
lyk het laatfte getuigen de Heeren MORAND
en VERDIER beiden, in het verflag dat zy van
deze operatien aan de Akademie der Heel
kunde gedaan hebben, dat LA FAYE met
zyn Bistouri zoo gemakkelyk gewerkt heeft
Jals Poyer met de zyne (Cc).
4. Wordt met dit in/frument het kriftal.
lyne beursje geopend, en hier door vervalt
hy in het sde nadeel van de methode van
DAVIEL (6 XXV 1ID.
SXLVIL De methode, die de Heer
SCHARP heeft uitgevonden, komt met die
van LA FAYE zeer veel overéén; zy ver-
fchilt echter met dezelve, hier in, dat het
mesje minder lang is, dat. het zelve van de
punt af tot aan het heft in breedte toeneemt;
endat het zelve regt is;ten minften hy fpreekt
van geen kromte op deszelfs plat, Deleng-
te van het lemmet is in ’t geheel 22 Iynen ,
doch die van de {neede niet meer dan zo ly-
nen, het heeft op deszelfs grootfte breedte
23 lyn, is met een rug voorzien, en ftaat in
een heft vast, dat de lengte van 4 duimen, …
en 3: lyn over ’t kruis heeft. Deszelfs-ma-
‚niervan opereeren, komt ook in alle deelen.
met die van LA FAYE overéén, uitgenoomen;
dat hy den oogbol met zyne vingers HE
; : C-
(©) Memoir. de’ Acad, Royal, de Chirarg. Tom, VI. Pag. 340
(94)
bepaald; gelyk 1A FAvE doet; en dat hy
in plaats van hiet kriftallynhe beuúrsje met het
kystisome of een riaald te openen; dit met
ed vanden Zy fi mesje verriet „en daar mede
de ftaar uit zyn beursje haald , zonder druk-
king op der oogbol te maaken, welke hy
oordeelde fchaadelyk te zyn (d).
6 XLVIIL De voordeelen; welke deze
methode boven alle de reeds gemelde heeft,
eni die haar in ’t byzonder eigen zyn; zyn
de volgende: ‚À RCL
1. De kortheid van de fneede van het
fiesje verhinderd , dat men de deelen in
den grooten ooghoek hiet z00 ligt kan kwet-
zen, gelyk met die van PALLUECI en POYET.
wke | Úic hoofde van de figùur van dit mes-
jes dat van de punt af langzamerhand in
breedte toeneemt, fnydt men veel gemak-
kelyker , dewyl de bolheid van het hoorn-
vlies bewaard wordt ‚alzoo ’er zig in’t door-
fteeken geen waterig vogt ontlast. wien
3, De breedte van het mesje een halve
Iytù meerder zynde als die van LA FAYE,
zoo wofdt het gevaar van het onderfte ges
deelte van den regenboog te kwetzen ee-
niezints vermeeden, om dat ten hier me-
de zoo veel niet naar om läag behoeft te
{nyden, om de half maanswyze figuur es
: pr Vi HER
(A) Philofoph. Tranfat. Vol. XLVIII, Part. 1. Pag, 162
© 328. on
(95 )
het hoornvlies te eindigen. ; otra froh
6 XLIX. Deszelfs nadeelen zyn: «…-
Te Dat de operatie gefchiedt zonder be-
paaling van den oogbol, en dit is fchaade:
lyk gelyk in het 4de nadeel van de methode
van DAVIEL (6 XXVIII.) gebleeken is.
2, De regtheid- van het inffrument , om
reeden inhet dde nadeel varrde methode van
PALLUCCI (6 XXXVIID) , enin-het 3de van
die van POvET (6 XLVL) reeds gemeldt,
3: Het mesje is niet breed genoeg om in
ééns zonder naar om läag te fnyden'een ge-
noegzaame half maanswyze infnyding door
het hoornvlies te doen:, % geen Het gemeen
heeft met dat van PALLUCCi, LA FAYE eh
derzelver navolgeren, UERAV bel Qoen
4. Dat men. met het. zelfde‘ tesje Ket
‚kriftallyne beursje opend; het geen! deze
methode: gemeen’ heeft met dié van pover,
en dus vervalt men in ’tzelfde nadeel van
DAVIEL, als wy in het 5de väri zyne metde
de (6 XXVII) opgenoemd kebben.
6 L. voung (eeen Heêlmeester te Ade:
burg heeft ook eene methode bekend ‘ge-
maakt „die met die wan sCHARP in alle
deele niet. overéen komt, Deszelfs-rnesje
heeft een lemmet, welke in ’ geheel 24
lynen lang is, deszelfs {neede is van: 171y-
8 __ hen,
__ (©) Esfays and Obferwationi Phyfic, and letter, Volum, 11,
_ Art, XXII, Pag, 324, | taak
hd
(96)
nen, en op zyn breedfte heeft het 21 yn;
het zelveis ineen heft gevestigd, dat de
lengte,van 27 lynen, en 3 lynen dikte over
% kruis heeft (f). Om de lap van ’thoorn-
vlies op te ligten, gebruikt hy een lepeltje
(ge) gelyk aan dat van DAVIEL, uitgenomen
dat het zyne regt; daar dat van DAVIEL ge-
boogen is; vervolgens om het kriftallyne
beursje te openen, neemt hy een gemeene
ftryknaald (hj. Voor ’t overige gefchiedt
de operatie op één en dezelfde wyze als die
van SCHARP. « Om het weinige verfchil dat
er in deze methode plaats heeft tusfchen die
van LA FAYE en SCHARP , komen ook des-
zelfs vooren nadeelen met dezelve overéén.
9 LIL. WARNER (í), een tweede navolger
Van SCHARP; verrigte zyne operatie even ge-
lyk hy, maar met één mesje; Het zelve
is iets verfchillende van dat van scHARP: |
De lengte van deszelfs lemmet is in ’t ge-
heel 18 lynen; de fneede 11 lynen, en in
‘zyn breedfte 2 lynen; het zelve is in een
heft gevestigd (k) |
Om dat zyne wyze van opereeren van dië
van SCHARP. eenigzints verfchild, zal ik in
% kort zyne manier befchryven, Na dat
ze f frs de
-(£) Ibid. Tab, VIL. Fig. à. |
le 8) Ibid. Fig. 4.
Ch) Ibid. Fis. 5.
…(i) Cafes in Surgery, London 1760. Paz. 87.
Ck) Ibid. Pl II, Fig. k.
(97)
„de lyder geplaatst is, laat hy een helper het
bovenfte ooglid met de vingers opligten,
wel zorg dragende ,dat’er geen drukking bo-
ven op den oogbol gefchiedt: hy drukt
met de voorfte vingers van de linkerhand
het beneedenfte ooglid neerwaarts met even
dezelfde voorzorge van geen drukking te-
gen den oogbol te maaken. Hy gebiedt
den lyder zyn oogen zoo ftil-te houden als
mogelyk is , en een weinig opwaarts en
voorwaarts te zien. Op dit tydftip fteekt
hy zeer fchielyk het mesje in ’t oog digt by
den omtrek van het hoornvlies, op de hoog-
te van het middenpunt van den oogappel,
rigtende het zelve in een regte Iyn tusfchen
den regenboog en het hoornvlies, tot dat
de punt aan de tegenovergeftelde zyde uit-
kome, en fnydt vervolgens den halven om-
trek van het hoornvlies door; het mesje
fteeds in’t oog houdende, trekt hy het zel-
‘ven agterwaarts , en brengt deszelfs punt
zorgvuldiglyk door den oogappel , waar
door het kritallyne beursje verdeeld wordt:
hy drukt dan met zyne voorfte vingers den
gogbol, terwylhy het mesje noch in de voor-
fte kamer van ’t oog houdt om de lap van
shet hoornvlies‘op-te ligten; en daar door
de uitkooming van de ftaar te bevorderen.
… In deze methode wordt; wel-is waar; alle
“drukking zorgvuldiglyk vermeeden, maar
Ge bert LK AR-
_{£98)
WARNER fleld weder niets in deszelfs plaats,
dar de eh rn van den:oogbol kan, be-
‘paalen, waar door “het verrigten dezer ope-
ratie, moeielyk is; om hier-van overtuigt te
zyny behoeft men maar alleen zyn oogen &
vestigen op de figuur van dit mesje, ’ welk
al te ‘fchielyk breed, wordt, en‚daar door
te veel tegen{tand ontmoet, Hy zegt ook
zelfs op-een andere plaats (Ìj: . Dat deze
operatie eigentlyk-niet kan in ’t werk gefteld
worden, dan by fommige.lieden, die het
ermoogen hebben om de beweegingen van
et oog, te-beletten,. Dan ik, geloove „dat
de Heer WARNER veel, moeite zoude, heb-
ben om lieden aan te treffen, diein een
diergelyke:-omftandigheid „zoo , volftrekt
meefter over-hunne oogen, zyn. De reede-
nen daar-van heb ik reeds‚in het 4de nadeel
van, de-nteihode van DAvIEL (6 XXVIIL) op-
genoemd, ……… noo: aaf
‚De operatie wordt „volgens deze methode
veel fchielyker teneinde gebragt als volgens
de andere, Om-dat het kriftallyne. beursje
oogenblikkelyk na de fneede, zonder het
mesje uit-de voorfte. kamer van het oog te
neemen „geopend, wordt: men verkort, wel
is waar, hier door dentyd van de operatie,
en verminderd, daar door het getal der z7-
fIrumententotop één ‚maar of men deze fpoe-
p ENOAD, Ie
…CD-Abid. Pag. 89,
C 99)
_dige opening van het kriftallyne beursje wel
voor zoo voordeelig kan reekenen, weetik
niet. Want door de prikkeling „die ’er ge,
fchiedt is, moet zekerlyk de te zaamtrekking
van den regenboog zeer (terk zyn; het kris-
tallyn nu daar op zeer fchielyk uitkomen-
de, moet de regenboog zeer veel lyden.
Het nadeel echter is zoo groot niet als van
die geenen ; welke het kriftallyne beursje
‚ openen, opdat tydítip wanneer de punt
van het mesje den oogappel pasfeerd en
dus de catarad alreeds te voorfchyn komt,
voor dat de fneede van het hoornvlies vol-
komen geeindigd is. De. verdete- voor-en
nadeelen van deze methode zyn dezelfde als
die van SCHARP, | blsiv. 1139 abus
9 LIL Wy hebben tot‚nu;toe gezien; dat
de methode van LA FAYE,SCHARP ,„en:hunne
_navolgeren zeer. veel overeenkomst hebben,
met den anderen „ en:dat derzelver. voor-
en nadeelen weinig van elkanderen verfchil-
len. Ik ga fu over tot de befchryving van
een methode „ in-welke het grootfte-gedeel-
te der nadeelen van de voorgaande-niet-te
Vinderis. BERENGER (m) ‚een Heelmeester
G 2 _(m) aHooi at ain
«_{m) Hy heeft deze zyne methode aan de Koninglyke
Akademie der Heelkunde te Parys voorgefteld, welke
‘echter niet goed gevonden heeft om -dezelve: aante
neemen, om welkesreedenen “is /my- onbekend. Het
Zy hoe ’t wil, de“Heer-sABATIER> Koningfyke Demos
Prsraar te Parys liet in ’%jaar 175propsden. 13den rien
' N ) Cr
(roo)
in Provence, is de uitvinder van dezelve’,
fchoon de figuur-van de naald van PALLuc-
cr hem hier toe geleegendheid: gegeevén
heeft. SID A HOE Je IOU»
… De inftrumenten , die ter bewerkftelliging
van deze’ methode noodzaakelyk zyn’, zyn
1) een {tompe ftaale haak om het bovenfte
ooelid op te ligten. *2) Ken dubbelde Zr-
rhine of haakje, welkers punten zeer {pits
zyn , en met een lang heft voorzien. 3)
Een Biftouri, welkers fneede een duim lang
is, zynde ligtelyk gekromd, fnydende al-
Jeen aan eene zyde;.de breedte neemt lang-
“zamerhand toe tot op-3 lynen „zoo dat ’
zelve buikig- wordt, het-heeft aan d'eene
zyde een vlakke, en aan d'andere zyde een
plat ronde oppervlakte, en is, met een heft
voorzien. 4) Een tangetje met een veer,
’ewelke door hem walette a patin genoemd
wordt, en=niet ongelyk ris-aan dat inftru-
ment ‚’t-welke in de werken van AMBRO-
SIUS PARE afgebeeld ftaat, en:door hem ge-
bruikt wierdt om de flagader te vatten „ wan-
neer hy de-ligatuur- aan dezelve wilde vere
rigten; het verfchild maar alleen met ’ zel-
ve in grootte (n).
| Es ed De
ber den Heer MARTIN in ’t openbaar in de Koninglyke
Akademie der Heelkunde deze methode voorftellen in
een Thefis de wariis. cataraltam extrabendì modis. Eer
…(n) Deze wjtrumenten vindt men agter de gemelde Zhe-
fis-afgebeeldt.
(zor )
De operatie met deze inftrumenten- ge
fchiedt op de volgende wyze. Na den Ìy-
der behoorlyk geplaatst te hebben ‚ligt men.
het bovenfte ooglid op, door middel van
den flompen haak ‚en nren geeft den zelven
aan éen helper over, die agter den lyder
ftaat, om hem vast te houden, en daar me-
qe het ooglid opwaarts te ligten zonder
rukking op den oogbol te maken. On- *
dertusfchen. drukt de operateur het onder-
{te ooglid beneedenwaarts, om de puntige
Errhine in het bindvlies te haaken, en daar
door den.oogbol in zyne beweegingen te be-
paalen, Nadit gedaan te hebben, fteekt men
de punt van het Biffouri door het hoornvlies
op eenigen afitand van deszelfs rand tot in
de voorfte kamer van’t oog, en wel op zoo-
danige wyze, dat deszelfs vlakke opper-
_ vlakte na den regenboog gekeerd is ; en men
brengt het zelve in een regte lyn dwers
door de voorfte kamer van ’t oog „tot dat des-
zelfs punt het hoornvlies aande tegen overge-
ftelde zyde.doorboord heeft. Daar na
‚_meemt men de Zrrbine en den ftompen haak
beiden, weg „en men poogd door een ligte
drukking het kriftallyn te doen te voorfchyn
komen. Doch, zoo dit niet gelukt, vat men
de lap van het hoornvlies met het tanget-
‚Je, of valerte à patin,aan, en ligt dezel-
| „VE OP , om des te Kan, het B.
3 y-
Czo2)
lyne beursje met de punt van ’t zelfde mes-
je te-kunnen doorfnyden ,waar na de ftaar,
of van zelfs, of op de geringfte drukking, uit-
vrint, Bh et zo „dh DI nj 204
“gE De voordeelen van deze methode
“1. Het bovenfte ooglid kan door middel
van den ftompen haak opgeligt worden, zon-
_ der dat ’er eenige drukking van boven op
den öogbol gefchiedt. Men heeft, wel is
waär, dezen haak niet altyd noodig , men
kan ze’ meeftentyds ontbeeren, wyl zy al-
Teen maâar te pas komt in die gevallen; in
welke de lyderen zeer gevoelig zyn , en
waar in de fluiptrekkende beweegingen in
de oogleeden zomtyds zoo fterk zyn, dat
er geen mogelykheid is om het bovenfte
ooglid door middel van de vingers opge-
ligt te houden. — wah, |
“72 Door middel van de Zrrhine, welke
in het bindvlies gehaakt wordt, wordt de
oogbol bepaald, zonder dat’er drukking op
Mn oefchiedt „’ en ‘hier door wordt
gemakkelyker maar ook zekerder volvoerd.
‘3. Uit hoofde van de breedte van het
Biflouri wordt belet, dat het hoornvlies niet
plat wordt géduurende de ffiyding ; door
dien zoo dra de punt van ’t’zelve de tegen-
Ks . «Over
(“103 ))
overgeltelde zyde van het hoornvlies döor-
boord heeft, ook de halve’ omtrek van ’t
1oórhvlies zig doorgefneeden bevindt ; Een
voördeel, ’t welke by alle de voorige mer hodêts
geen plaats heeft, en in welke het waterige _
he geheel ontlast wordt, voor dat de {neede
voleindigd is. _- rr ie
“4. Door de ligtebogt, welke het-lemmmet
van dit biffouri op zyn plat heeft, wordt be-
let, dât men, în ’t doorgaan van de voorfte
kamer van hetoog, den regenboog zoo ligt
met de punt niet zal kwetzen,gelyk in allede
methoden, welke ik na die van LA FAYE en
TENON aangehaald heb, veeltyds gefchiedt,
om dat hunne mesjes regt zyn. aidan
5. Door de bolle oppervlakte, welke het
biffouri heeft, en die in de doorfnyding na
de 'zyde van het hoornvlies gekeerd moet
Zyn, wordt te weeg gebragt, dat de fneede
veel netter gefchiedt :: vermits deze vlakte
de bolheid van het hoornvlies onderfteund,
en dus in de doorfnyding gelykelyk draagt.
GS LIV. Deze methode , hoe voordeelig
anderzins, heeft echter pok haare nadeelen:
or. De Zrrhine heeft men bevonden zeer
moeielyk ín ’tgebruik te zyn; want hier
mede kan het bindvlies niet gemakkelyk
gevat worden,om reden van dezelfs figuur
BE EN 5 Ren an hj vn
Sp) In een Kas met Zeftrumenten , welke eenige Hetl-
hik vo did 4 A u id : \ mees-
(14)
2. Het biffouri wordt al te fchielyk bui-
kig , en hier,door wordt de tegenftand in
inhet doorfnyden van het hoornvlies ver-
meerderd , en de infnyding niet alleen moeie-
lyk ten einde gebragt, maar ook om dezen
tegenftand te overwinnen brengt men on-
gevoelig eenige drukking op den oogbol te
‘weeg „die ik meermaalen gezegt heb fchaa-
delyk te zyn, d ti,
3, Het tangetje, of walette d patin , ge:
fchikt om de lap. van het hoornvlies Gi te
zl Pe Ig-
TOMT
meesteren in deze Stad onder elkanderen tot algemeen
gebruik hebbên opgerigt, en alhier op het Theatrum
Anatomicum bewaard wordt, vindt men twee tangetjes,
Eén met een veer; en een ander zonder veer; welke
tot het zelfde gebruik gefchikt zyn , en waar mede men
het bindvlies veel.gemakkelyker vatten kan. Door de
ondervinding echter.heeft men bevonden , dat het bind-
vlies, van een zeer los weefzel zynde , dikwils uit-
… feheurd, ja dat men t@n einde.het oog zeeker te bepaa=
len ; genoodzaakt is van metde fcherpe-pùntjes van
deze tangetjes „alsmede. van de errbine van BERENGER »
het harde oogvlies zelve, te vatten. Ik heb, wel is -
waar, verfcheide, maglén gezien ,-dat hier op niet de
geringfte toevallen volgden , maar ook in tegendeel heb
ik gezien, dat het heevige ontfteekìngen ten gevolge
hadde die men niet anders als aan het gebruik van de=
ze inftrumentex konde toefchryven. En in der daad.door
het vatten van-het harde oogvlies met deze haalgdes of
tangetjes heeft men dezelve toevallen te verwagten als
met de fteeking van de naald in de neerdrukking van de
ftaar „ men kwetst ‘hier: niet salleen „het bindvlies., het
aponeurotisch uitbreidzel van de regte {pieren van ’toog
en het harde oogvlies, maar zelfs kunnen deze haakjes
tot in het vatagtige vlies en netvlies doordringen en
zomtyds eenige vezeltjes van de aervs ciligres Kwetzen,
(105 )
ligten, werkt door een veer, welke „aan zig;
zelven overgelaaten , de blaaren vanhet.
tangetje doed fluiten, waar door het hoorns
vlies,gevat.zynde, deszelfs vezelen. zar
mengedrukt worden, ’t welk naderhand:
vlakken op het:hoornvlies te weeg brengt,
die den doorgang der licht{traalen kunnen
verhinderen (q). ;
GLV. De Heer TEN HAAFF , Heelmeester
binnen deze Stad, heeft, in-zyne korte ver-
handeling over-de operatie van de ftaar in
%jaar 1761 uitgegeeven, eene methode be-
kend gemaakt, die ‘hier in beftaat. 1) In
plaatsvan den ftompen haak „waar mede BE-
RENGER het bovenfte ooglid opligt, heeft
hy een dubbelden ftompen haak of foort van.
oogfpiegel, om het bovenfte ooglid als tot
één te vouwen, en den oogbol eeniger ma-
te te onderlteunen. 2) Een mesje „’t welke
in figuur met:dat van BERENGER overéén-
komt, uitgenoomen ‚dat % zelve 1 lyn Ímal-
ler, minder buikig ‚puntiger en aldaar
tweefnydend is. 3): Een lepeltje , gelyk aan
dat, ’t welke DAvieL gebruikte, uitgenoor
_q) Men: zoude my alste partydig kunnen aanmerken,
dat daar ik de veelheid der zaf?rumenten als een nadeel in de
giethode van DAvieL aangemerkt-heb, en dezelve in de=
ze methode bynaeven zoo groot is, ik’ het zelve-met
pige en voorby gaa. Edoch men moet opmerken ,
at onder het-aantal ixffrumentenin deze methode 'er maar
| én is om het hoornvlies te openen, daar. hy ‘er drie
toe noodig had.
Ik
( 106 )
nen dat-het blaadje rorid , en ‘het nftru-
ment regt is, daar dat van DAVIEL eirond
en geboogenis; ’vzelve.is gefchikt omide lap
van het hoornvlies op te ligten. 4) Een punti-
ge fnydende naald, gelyk aan die van DAVIET;
uitgenoomen dat deze regt is, daar: die-van
DAvIEL geboogen is; hier mede maakt ‘hy
de flaar van zyne banden los ; “waarin Zy
beflooten is. -5) Een pincette Of tangetje,
waarmede men eenige overgebleevene vlies-
jes van het kriftallyne’beursje kaun ‘vatten.
Deze methode heeft dezelfde voor-en nadee-
deelen als die van LA FAYE,-en SCHARP.
6LVI. Perrier, Chirurgyn en Oculist te
Barleduc , heeft int jaar 1764. in de maand
April aan de -Koninglyke- Akademie-der
Heelkunde te Parys de volgende methode
medegedeeld. Hy gebruikt: 1) Een me:
talen'band dien hy diadémenoemd,welke van
binnen met fluweel bekleedt is „en waar aan
een ftompe haak gevoegd is; dit werktuig
issgefchikt om het bovenfte ooglid onder d:
operatie opwaarts te houden, : sEen més-
je onderfcheiden van ‘dat van- LA FAYE 5%
welke hy keratome fimple noemd, ’t zelve
is op deszelfs fneede bol, ‘en heeft de ge-
daante van een wasfende maan,.zynde aan
de punt {mal, pyramiedsgewyze, en’twee=
Ínydende, eindigende in de-gedaante van
een ftaart van fchoppen-aas, Om Ee
viles
(207)
vlies te-dootfnydem -2) Een Zystitome „wel-
ke van die van LA FAYE’ daar in onderfchei-
den’ is, dat deszelfs lemmet krom geboo-
gen en door een cijlindrike plaat verborgen.
is, welke beweegiyk aan deszelfs. uiteinde”
uitgehold is; om het kriftällyne beursje te
opênen. 4) Een lepeltjeom het berifkalhpee?
vlies te zuiveren, na de uitneeming van het
Kriftallyn. 5) Eindelyk regte en kroinme
kleine tangetjes om den uitgang vande ftâaf
te begunftigen (r). „At En
‚Schoon PELLIER in zyne Verhandeling
alle de methodens opgeeft, en in ’t geheel
van die van BERENGER niet gewaagt, zoo
komt echter deszelfs manier zeer veel ‘met
dezelve overéén , vooral ten opzigte van des-
zelfs werktuig, waar mede hy het boventte
ooglid opligt, en in de figuur van zyh-keras
dome,
“6 LVIL Deze methode heeft geen “één
voordeel boven die van älle de reeds opge
„1. Betreffende deszelfs diadéme of metalen
band „waar aan een ftompe haak gevoegd is;
om het bovenfte ooglid geduurende de opérú-
Zieopteligten: hiermede verrigt hy het zelve
als.met den ftompen haak van BERENGÉR;
waâar mede men het bovenfte ooglid opligt
‚ Zonder drukking op den oogbolte dn:
_(@) Disfertation fur la cataraête.
(108 ).
ik voor my zoude lieverop de hand vaneen
voorzigtigen helper vertrouwen, die met den
{lompen haak het bovenfte ooglid opwaarts
houdt, als op een band waar aan de ftom--
pe haak gevoegd is. neet
„2. Uit de overeenkomst van figuur van
deszelfs keratome met het biffouri van BE-
RENGER heeft het dezelve voordeelen als in
het 3de en 4de, voordeel van de methode van
BERENGER (6 LIII.) gezegt is. |
3. Door zyne kystitome heeft deszelfs me:
zhode dezelfde voordeelen als in het ade,
sde en óde voordeel van LA. FAYE (XL)
gezegt is; en door de kromte van deszelfs
lemmet mede het zelfde voordeel als wy in
. het-tweede van de methode van VOOGEL
(6-XLIV.) gemeld hebben. |
… 6 LVIIL Wat aangaat deszelfs nadeelen :
Om dat hy van niets fpreekt om ’t oog te.
bepaalen geduurende de operatie, “zonder
drukking op het zelve ‚zoo vervalt zyne.
methode in’t zelfde nadeel als ik hier omtrent
in de methoden van DAvieL (6 XXVIIL)
LA FAYE (65, XLI) en scHarP (6 XLIX.) op-
genoemd hebbe. « Voor ’t overige zyn de
verdere nadeelen dezelfde, als die van BE-
RENGER. td aide
„…6LIX. De Heer parruccr heeft de be-
Íchryving vaneen nieuw infirument.waereld»
kundig gemaakt, dat met zyne in at
| reeds
C zo9 )
reeds befchteevene naald veel overeenkofnst
heeft. Hy begreep gemakkelyker en veis
diger te zullen opereeren, wanneer hy aande
buikige fneede van zyn eerfte inftrument
meerder afltand van de naald gaf, en het
zelve geheel en al van de naald onder-
fcheidde, en’ in een fcheede verbergde; ten
„dien einde dagt'hy een inftrument uit, ’t wel-
ke uit 3 ftukken zaamgefteld is, namentlyk
uit een heft , naald en lemmet (s).' "De
naald ís niet rond maar volmaakt plat, om.
dat zy vooreerst zeer fcherp aan beide zy-
_sden als ook aan de punt fnyden zoude, ten
anderen, dat zy gemakkelyk zoude kunnen
omgedraaid worden; de geheele lengte van
deszelfs hals is met een zeer gladde groef
uitgehold, in welke het lemmet onder de
operatie uitloopt. Het heft beftaat uit een
zilver: kokertje, waar in van binnen noch
een kleinder gevoegd is, gefchikt om-de
ftaaf van het lemmet te. bevatten; het heft
heeft aan dat gedeelte „ ’t welke de naald.
met het heft vereenigd, een diepe fplect;
waar uit twee vlaktens of zilvere plaatjes
van dezelve figuur als het lemmet te ‘voof-
fchyn komen , tusfchen welke -plaätjês dé
fneede van het lemmet verborgen zit; Het
Jemmet heeft geen meerder: dikte dan een
alt gj GR a
w(S)- Diftriptio- novi- inffrumenti pro-cura cataraa, VideTas
bul. Fig. 3, 4, 5,67 ie
Cazo)
gemeen Janter; op deszelfs vlaktes welke »
onder-de operatie naden regenboog gekeert
is, ishet bol; aan geszelfg.gsbieole-lnasde Í
zeer scherp ;deszelfs ftaaf maakt een: vier-
zydige figuut;-op dat „het rin.deszelfs eige
kokertje bovengemeld zeer vast zoude ver-
geekerd zyn ;-aan-hetsuiteinde, is eert klein
rond. plaatje-gevoegd , waarop onder ide ope-
rasie--de-vinger, gezet, en zagtelyk gedrukt
wordt, om het lemmet uit deszelfs fcheede
te-doen-te voorfchyn-komen; (£);« «5
„De operatie met dit infhrument gefchiedt
Swe he je Â
é
gel „en plaatst denzelven- ophet aangedaane
oog ‘om de oogleeden van elkanderen, en
oog onder de-doorfteeking met de-naald
onbeweegl!yk te honden; vervolgens neemt
hy{met de regterhand het nffrument op
zoodanige. wyze; dat, de, beide'zyden van
denaald-boven,enonderwaards gekeerd zyn.
_Hy.fteekt deszelfs punt op;het-punt X.Fig.
2in;het hoornvlies! tot-in:de voorftekamer
vanhet; oog! dezelve ‘zoodanig: riptende’,
dat zy in hetitegenovergeftelde! punt-Z.we-
der uitkomt ‘(u):-Het. hoornvlies! Mloes
enh OQ-
t) Ibidem $ XI. Pag. 44—47.
à Be De Roer vanudet cel in zyn°gemelde Ne
„de
Ï
Carr)
ooken.zynde, kan het. oog zig niet-meer
een neemt. de operateur-den
„oogfpiegel;weg, en drukt met één of twéé
vingers van dezelfde hand het onderfte oog.
didsineerwaards, en een helper, die: agter
den lyder geplaatst is om het hoofd vast te
‘houden, ligt het bovenfte ooglid opwaards;
‚hy keerd dan het inftrument benedenwaards
„om,,en de voorfte vinger op het plaatjege-
‚plaatst hebbende, drukt hy dit zoo lang
tot dat het fnydende lemmet te voorfchyn
komt „en het hoornvlies genoeg doorgefnee-
denis, Dit gedaan zynde, zoo neemt de
operateur hetinftrument weg, en het groot-
dte gedeelte van de operatie is ten einde,ge-
bragt (v). À dal
| fen het kriftallyne beursjete openen; ge-
bruikt hy of de naald van het infbrumient
€
om het zelve te doorfnyden „of, wanneer de
ftaar vast gehegt is aan den regenboog „een
byzonder. infirument even, als een „vorkje
gemaakt, ’ welke hy forceps noemd-(w) ,
en drukt daar mede de ftaar inwaards, en
trekt dan weder uitwaards, en met-deze
herhaalde ‘beweegingen’ houdt hy -aan-tot
dat de vasthegting vernietigd is, ‚ Zie daar
Ema Meilhode, welke zeer fraai uitgedagt is
Woes lode berdsb ovlosstysean
de afbeelding van een oog, ‘waar op de gemelde pun-
EEG apindì ed n
HE) ad. Fi B,
Cra)
derzoeken wy nu de voor en nadeelen;om
te zien of zyne inflrumenten ook aan de in-
-zigten van de operatie zelve voldoen.
GLX. De voordeelen, die deze methode
bezit; zyn de volgende:
ab : De onkild det hootnolieks doorboord
„hebbende ‚ zoo bepaald het inffrument het
oog teffens, en men heeft dus in de door-
fnyding van het ‘hoornvlies geen oogfpiegel,
haakje, of vinger, noodig om het oog te
bepaaten,: goonen 6 AVIT00 7 IOM
> 2, Door ‘het uitkotnehde lemmet wordt
het hoornvlies op zoodanige wyze door-
ern ‚ dat er zig geen waterig vogt ont-
ast. ,
23 Door diezelfde lemmet wordt ’er een
infnyding van een’halfmaanswyze figuurge-
formeerd; dezelve infnyding ís óp een ‘ge-
noegzaamenaf{tand van het middenpunt van
den oogappel verwydert , waâr door het
lidteeken, ‘dat dáar uit gebooren wordt,tot
geen verhindering ‘aan den ‘doorgang ‘der
lichtftraalen kán {trekken.”Eindelyk, de
omtrek van’ de infnyding verfchaft nia het
“opligten van *t hoornvlies een opening Over-
eenkomftig de breedte vande catarádt „ zoo
‚dat dezelve daar door gemakkelyk pasfee-
-Ten kan. BEW ‚ROO A v. Sails
4. De in{nyding is hier bepaald, en kan
isde RE: niet
Î
ten waar in ’stans vernuft doorftraald; on: '
(113 )
\ en
_niet grooter of’ kleinder zyri, en blyft al-
tyd op den zelfden afftand van het harde
_ ©ogvlies én den oogappel; onder voore
waarde.echter, dat de operateur de haald
naauwkeurig“ op: genielde punten X en Z
doetin en uitkomen, en hiy-het inflrument,
na dat de naald het hoornvlies op gemel-
de punten” doorboord -heeft, “in een be-
hoorlyke rigting keerd, gelyk” inde ma:
niìersvan opereéren bovengemeldt; vander-
zints zoude tnen hier doorde: figuur van
derinfnyding ‘niet alleen veranderen, maar
ook, indien men lager begön met de door-
fteeking ‘van’ deonaald, wel den geheelen
onderfter: omtrek van den règenboog weg-
fnyden. adi GES Kd LVWID NVA
6 EXT De nadeelen',;-aarr deze methode
verknogt zijn: bre 6 ehbo (1 jn 54
rs Het inffrument is al te veel zaamges
feld voor zoo éen teer deel zals het oog;
want dóor dezelve wordt: de: bewerking
moeielyk-perfiaakt; ef gevòlgelyk kan men:
het niemand aanraden om de’ operatie met
ditinftrument te’ onderneemen; ten zy ‘hy
zigozelven hierin veel. geveftend Hebbe:::
(rab Uit hoofde) vancde fubtielheid van de
groef, waar in het lemmet uitloopt, zoude
dezetoperatie zomtyds gevaarlyk: kunnên
zyn; indiende ‘punt var hev lemmet hier
Eenigen tegen{tand ontmoetede, « “
erttoorl H / 3. De
C 414)
3 36 De te groote-afltand: van-de-punt-der
zhald vaù den buik der {neede is,in de
natie, hinderlyk ;„deordien;: lenten
moet adnwendensom geen kwetding- ín
groote ooghoek ‘tel veroorzaakten: ‚15.
Ant hen donne de-omkeering vanhet inflremen:
(welke men,verpligtvis te-idoens na dat de
naald het hoomlies doorftoken „heeft; orn
“_desdoorftydidgsmet et lemmet t@/doen)
wonden dé vegelen van het hoernwlies;uit-
gerekt „ waastdoor het, begin der wondeeën
{klompen hoek werkrygt „ die. depzelfg gehe
Zing. za vertraaged. zoo st r50: voi be
vobp,De dikte van. het voorfte. einde wa
het, heft moet. zeer -hinderlyko zyn in, de
operatie, dewyl de afftand van den: „buik
| der fneede.zeer-gering-is3,doort welke dik-
te ’er een rekking van Ee doorgelneedg-ve
‘zelen. veroorzaakt „wordt;.die in de-uitko-
ming van het lemmet de-vezelen veer doét
verfcheu ren als: doorfnyden » vooral wan-
neer de oogbol. zeer. diep. inde: oogholr
te geleegen is, MG £ ss brensin Jed
sb, De- buikige. {neede ‚van: het. „J&mimet
moet, wanneer zy. het hoornvlies, zalbdogr.
fiyden, (hoe fcherp ook, deszelfs fneede is)
zeer veel tegenftandrontmoetenswetmits
er een meerder afhellende vlaktesimsde
fnecde vereischt: wordt om gernakkelyk te
doorfnydens voor op een‘deel gchriihee
a | sn hoorn-
Cs)
_ hoornvlies, ’twelkezomtyds voor de Íniée:
‚ dewykt; hier door gebeurd het, dat, wans
neer door de drukking wan het lemmet de
bolheid. van ’thoornvlies ‘veranderd, men
niet altoos verzeekerd is van de infnyding
een halfsmaanswyze figuur te geeven.
7. De infnyding is “door dit in/lrument
bepaald „’t geen ik als een 4de’‘voordeel in de.
ze methode (g LX) opgenoemd heb; Edoch
dit heeft maar alleen in zoo verre plaats als
hy, die ópereerd, de regelen in de manier
van opereeren opgegeeven «met de. groot-
Île naauwkeurigheid inagt neemd „ ander-
zints vervalt hy in die ongemakken in
4de voordeel opgenoemd. + Deze regelen
nu in agt te neemen ‘valt; zeer. moeielyk;,
want men kan de plaats van infteeking hier
niet wiskunftig afmeeten „dit „moet alleed
__by-gisfing gefchieden. … Het zelfde, wel
is waar „ heeft ook plaats in andere met hoz
den, maar indien het gebeurd „dát men het
punt vanvinfteeking te laag ‘begonnen heft,
is men. altydimeester om: het » inflrument
zoodanig te rigten, dät ‘de halve omtrek
vande infayding een genoegzaamen afttänd
van -het harde oogvlies: afbhyve. … Met-die
imfirdinenX. is men geen mieester gùlks:te
doen vermits het lemmet in de groef vAn
„decnaald bepaald is, -envzoovdra de-daor:
fleeking met de rs gefchiedt zis „moec
"On 2 de
—
Cró )
de figuur-van de infnydirg gelyk. zymaan
die van ’tlemrnet, boi Al
8,-Dit inflrument vervalt in Zzelfde- na-
deal vän de ptc partie pie nig
mfdbe rt: ah ny er
dns SBESL UIT
5 LXIE Om ausuit (slik dezeonderlinge
vergelykingen: var de verfchillendeorhanier
ren om-de ftaar uit te: neemen eene, zeke:
re én veilige methode te‘ vormen ‚die niet al-
leen op derkennis van het: maakzel; rende
zaamftelling der deelen, die door deze ope
ratie, beleedigd: worden, gegrond: is; maar
ook opeen gegronde redenering; enge
beoëffenende-ondervinding fteund zoo zal
het noodzakelyk zyn eenige herhaalingen
tedoen van zommige der voors: en nadee:
len imde-bovengsnoemde snethoden,: ‚xon
26 LXHL Aet-oog ‚wil men: de operatie
zeeker en veilig temeindebrerigen; moet be.
paald worden. -Ditiseen ftelregel „diemen -
in’talgemeen ‘moet in agt neemen: Zom-
migen zyn hier voor,en-anderenteegen: DA= _
VIEL (9 XXVI) scrarp: (5 XLIX) en
WARNER () Ll.) bepâalen -het:oog: niet
geduurende de bewerking, -en dit hebben _
Wy: als. een nadeel in ars methoden aan=
gee
(17)
gemerkt. » Zy echter, die voor debepaax
ling van het oog zyn, vervallen’ wederom!
in andere nadeelen; daar de eerften het oog
op zig zelven laaten, maaken de laat{ten eene
drukking of prikkeling, die niet dan nadee-
lig zyn kan. „Het eerfte, namentlykdedruk-
king, veroorzaaken LA FAYE (6 XLI) en zy-
ne navolgeren-door -de-bepaaling van het
oog met hunne vingeren, ‘en COLUMBIER
(6 XXXIL) door zyn oogfpiegel; en het
laatíte, te weten. de prikkeling, brengt BE-
RENGER (6 LIV) te weeg door het aan-
wenden van zyne errhine.-Dan-hoe zal
men de bepaaling bewerkftelligen, dat zy
geen van alle deze nadeelen ten gevolge
hebbe, en noch drukking ‚noch prikkeling,
_nech eenige beleediging aan het oog veroor-
zaake? ú
De Heer re cAT heeft onlangs een zoort
—_
van oogbepaaler uitgevonden; die aan deze
drie gemelde inzigten fchynt te voldoen.
Hetiseen zilver in/rument, dat hy opbthalyno-
flatenoemd;waar medehy debeide oogleeden
van elkander en verwyderd houdt, zonder
eenige drukking op den oogbol te maaken,
„Wanneerhy de operatie, by voorbeeld, op
het linkeroog in ’twerk fteld, zoo neemt
hy het inffrument in zyn linkerhand, ver-
‘wyderd de beide oogleeden van elkanderen
om het inflrument te plaatzen, tgeen op
wb Zoo
S
(118 )
zoo éen wyze gefchiedt, dat alleen het
bindvlies tegen den buitenften hoek van de
oogholte bepaald wordt; waar door het
oog onbeweeglyk blyft, en dus het punt
van drukking maar alleem tegen den uitwen-
rand van de beenige oogholte ge-
fchiedt. Dit iu/hrument is aan deszelfs voor-
fte gedeelte buigzaam gemaakt, om den
ring naauwer of wyder te buigen naar de
grootte van de oogholte; ook heeft men,
om deszelfs bogt, een regter en een lin-
ker noodig, wanneer men de operatie-op
beide de oogen wil verrigten. Wanneer
dit inftrument op gemelde wyze geplaatst is,
heeft hy geen helper noodig om het boven-
fte ooglid op te houden, hy houdt den
oogbol hier door onbeweeglyk, zonder ee-
nige drukking op den zelven te maaken,
en de dunheid van den ring, waar mede
__het oog bepaald wordt, laat-hem plaats
genoeg over, om miet gemak het hoornvlies
te. kunnen doorfnyden. Dit inffrument is
gewis het beste, ‘dat men'tot noch toe uit-
gedagt heeft om het oog te bepaalen. Zie
Fig. LM. &- HL Ge). Alu degen
plaadrdou, yd, same 6 LEnS
(2) Het is if °t algemeen bêkend, dat in dez natuur
Dyken laat bet eene oog hét anaepe in deszèlfs beweeging volgt ;
en dat beide oogen oogenblikkelyk geene werifchillende ri ting kunnen
aannemen, Dit heeft my in gedagten gebragt, of het
hiet mogelyk zyn zoude, om wánneer men het één
(C 129: ))
6 LXIV.-Als eên tweede tadeel in’ de
methode va? DAVTEL (9 XXVII) heb ik’
_opgegeeven) -dat zig het waterige vogt ge-”
ned. ontlast, “voor dat de halfmaanswyze’
infnyding van bee hoornvlies voleindigd
is n-de vari LA FAYE (6 KLI) scHARP
(G- XLIX.) en hunne navolgeren heb ik aan-
getoond, dat de tnesjes te final waaren om
in ééns de doorfnyding van het hoornvlies
te eindigen zonder naar om laag te fnyden,
’tgeen het zelfde nadeel na zig fleept, te
weeten,; dat het waterige vocht zig. geheel
ontlast, voor dat de infnyding van het
hoornvlies geeindigd is. Ik heb als een na.
deel in de methode van BERENGER (6 LIV.)
en ín de laatíte van PArruccr (6 LXI) aan-
gemerkt, dat het mesje al te fchielyk bui-
| _H4 kig
oog bepaald, het andere (op % welke de operatie gefchie-
den moet) onbeweeglyk te houden. Hier omtrent
heb ik reeds verfcheide proeven. op fchaapen en hon-
den genomen, doch tot hier toe in ’talgemeen niet
kunnen. befluiten, ofhet één oog door de bepaaling
van het ander onbeweeglyk blyft; op eenigen is het
my gelukt, en by anderen, wederom niet, Zoo men
echter hier van ten volien konde verzeekerd zyn, zou-
de men daar uit groet voordeel voor de operatie van de
{laar kunnen trekken, alzoo dan het oog, daar de ope-
ratie op gefchiedt, aan geene drukking hoe genaamd
zòude onderheevig zyn, en de operatie veel gemakke-
lyker zoude kunnen bewerkftelligd worden. Men
zoude wel is waar de operatie op. beide oogen niet te
gely! kunnen verrigten, alzoo het ééne geopereerd Zyn-
de daar op geen bepaaling zoude kunnen gefchieden.
an.het zy genoeg, wanneer men maar eenig gering
oordeel daar mede kan behaalen.
(120. )
kig wierdt,-waat door de tegenftand in de
doorfnyding; van “het hoornvlies vermeer-
derd. wordt. Verders heb ik de-regtheid
van de naald van-parrucor (6 XXXVII.)
en van ’tmesje van POYET (6 XL VL) afge-
keurt, alzoo men daar door niet alleen ge-
vaar loopt om den regenboog , wanneer het:
de voorfte kamer van ‘toog pasfeerd,„ te
kwetzen, maar-ook- om de deelen, in den
gegen ooghoek geleegen, te beleedigen,
Lindelyk inde methode van POvET (6XLVI.)
heb ik als een nadeel opgenoemd, dat.des-
zelfs mesje tweefnydende was, waar door
het gevaar van de kwetzing van-den regen-
boog vermeerderd wierdt. | | Ige
‘__ Om nu alle de gemelde. nadeelen te ver-
myden, zoo isnoodzakelyk, dat-het mesje,
waar mede men het hoornvlies doorfnydt,
van zoodanig een figuur is, dat het zelve
in ééns de halfmaanswyze infnyding volein-
digd, zonder dat men genoodzaakt is om
het zelve nar benedente rigten: Ís dit zoo,
dan moet de breedte van ’tlemmet ingerigt
worden na den middenlyn van de (pheer
van het hoornvlies; deze nu hebik gezegd
volgensde waarneemingen van PETIT {6 XL.)
te Zyn 7, 74, tot 71 lyn. Wyl men nu ge-
noodzaakt is de infnyding op de helft van
dezen middenlyn te beginnen, ‘wil men aan
’tkriftallyn een vryen doorgang verfchaften,
Zoo
(rar)
zoo blyft’er een halve middenlyn van 3! tot
31lyn over; deze halve middenlyn kan ech-
ter in ’t geheel niet doorgefneeden worden,
om-reden van de vasthegting vanden re=
genboog, die daar door zoude vernietigd.
worden; hierom moet men de infnyding be-
ginnen; en eindigen op een afftand vaneen
halven lyn van den rand van het hoornvlies,
en dus blyft’er maar alleen een halven mid-
_denlyn van 3 á3* lyn te doorfnyden; hier
uit volgd nu, dat het lemmet van het mes-
je-niet meer dan 3 lynen breedte hebben
moet. Deze breedte moet echter maar al-
leen plaats hebben aan den buik van de {nee-
de, maar aan zyn punt zeer fyn zyn om
des te gemakkelyker het hoornvlies te kun-
nen doorfteeken, en derhalven ook aldaar
tweelnydend zyn, doch niet verder als aan
de-punt, om niet in het eerfte nadeel van
de methode vanPoyer (6 XLVL) te verval-
len,‚en den regenboog van boven te kun-
nen kwetzen ; van de punt tot aan den buik
van de fneede moet de breedte van het lem-
met van langzatnerhand. toeneemen, gelyk
gezegt is, tot op 3’lynen, zoo dat-het
zelve niet al te fchielyk-buikig wordt; en
om hier welte flaagen, moet: de afftand (a)
tot aan den buik vande fneede (b) Fig.IV.
Zyn-I1 lynen; hier door belet men; dat het
lemmet geen alte grooten tegenftand in het
' artan: H 5 door-
(122 )
doorfnyden van het hoornvlies ontmoet.
Het lemmet moet op zyn plat eenigzints ge-
boogen of gekromt zyn zoo als in Zig. V.
afgebeeld wordt, zoo dat het zelve fchep-
ende is, om in de doorfnyding van het
aoornvlies de punt van den regenboog ver«
wyderd te houden. Deszelfs vooríte op-
pervlakte moet eenigzints bol zyn, gelyk
door (e) Fig. IV. aangetoond wordt, om de
fneede zoo veel te netter te doen, door-
dien deze oppervlakte de bolheid van het
hoornvlies onderfteund ; om reeden nu van.
deze kromte en de bolheid op deszelfs voors
fte oppervlakte zyn ’er twee noodig „ een
regter en een linker, om op beide oogen de
operatie te kunnen verrigten. Het lemmet
moet zeer dun zyn, en geen meerder dik-
te hebben alseen halven lyn, gelyk mede
door (e) Fig. IV. aangetoond wordt, niet
alleen om den tegenftand in de doorfnyding
te verminderen, maar ook-wegens den-ge-
ringen af{tand, die ’er is tusfchen den regen-
boog , en de binnenfte oppervlakte van het
hoornvlies, welke niet meer dan % of 1 lyn
bedraagd; (9 XVI) Eindelyk dit lem-
met, welks geheele lengte op 24 lynen
uitloopt, is in een plat ke ijn heft geves-
tigd, dat de lengte heeft van 3: duim, om
des te gemakkelyker daar mede te kunnen
werken, Uit de. befchryving van dit Bis:
"10u tour Ó,
( 123 )
tourì Ziet men zeer klaar, dat ’er geen van
“ alle de nadeelen , by de vorige methoden op=
genoemd, inte vinden zyn, en dat het zelve.
maar âlleen ’t verbeterde bistouri van BE=
RENGERis, ’t welke alle de vereischte hoeda=.
nigheeden bezit, om het hoornvlies te kun-
nen doorfnyden zonder in eenige der nadee-
len, by de voorige methoden opgegeeven, te
vervallen. * &
G-LXV. Uit het gde, 5de, en Óde voor-
deel van de methode van LA 'FAYE (6 XL.)
is zeer klaar gebleeken , dat deszelfs kysti-
tome om het kriftallyne beursje te openen
verre den voorrang verdiend boven eenig
ander werktuig hoe genaamd, hierom ver-
kieze ik het zelve; op het voetfpoor echter
_van voOGEL (6 XLIV jen pervier (6 LVIL)
heb ik deszelfs voorfte gedeelte of fcheede;
waar in het lancet verborgen is, eenigzints
geboogen, om des te gemakkelyker daar
mede te kunnen werken, want door deregt-
_ heid van het kystitome van LA FAYE wordt
te weeg gebragt, dat de hand, waar in het
werktuig gehouden wordt, eenigzints belet
te zien; wat ’ef in toog omgaat, en om dit
nog meerder te begunftigen, heb ik aan de
fcheede meerder lengte gegeeven als dat van
LAFAYE bezit. Zie Fig. VII & VIII Ein-
delyk om den uitgang van het kriftallyn
tebevorderen, verkieze ik het goude lepeltje
van DAVIEL, Zie Fig. VL $ LXVL
(124)
„$LXVI. Om nu de operatie met boven:
gemelde werktuigen te doen, plaatst men
den lyder volgens gewoonte op een ftoel,
na hem alvoorens het gezonde oog, ’t wel
ke niet geopereerd moet worden, door een
longuette- bedekt te hebben; men laat zyn.
hoofd tegen de borst van:een helper, die
agter hem ftaat, onderfteunen, welke hem
het hoofd met beide zyne handen onbeweeg-
lyk-houdt. De operateur. plaatst zig ver-
volgens voor-den lyder naar zyne verkie-
zing; ik voor my bevinde het gemakkelyk-
fte te zyn, ‘den voet op een nevenftaande.
ftoel te zetten, zoo dat de elleboog op de
gebooge knie kan rusten, en de hand daar
doot een vast punt verkrygt, zoodat dezel-
ve de operatie zonder eenige beeving kan
verrigten. Veronderftellende nu, dat het
linkeroog. moet geopereerd worden, “dan
neem ik met de linkerhand het opbthalma-
flate van den Heer LE CAT „en met deregter-
hand verwydere ik de twee oogleeden van
elkanderen, zoodat ik bet voorfte gedeelte
of den ring van het infhrument tusfchen dee
zelve kan plaatzen;, om het bindvlies met
deszelfs voorfte gedeelte tegen-den uitwen-
digen: hoek vande orbita te drukken, gelyk
in Zig: X. afgebeeld wordt, wel zorg dra-
gende van geen.drukking op den oogbol zel-
ven temaaken, Het oog op dusdanige wy-
JWA O | Aan Vil AC DE
(235)
ze bepaald hebbende, neem ik ‘het: biftotrt
Fig. IV. in myn regterhand „ even alseen
penom te fchryven, en fteeke-deszelfs punt
op’tpunt(a) Fig.IX, in het hoornvliestot in
de voorfte kamer van toóg „ laatende- het
zelve in een regten lyn voortgaan, tot dat
het op het tegenovergeftelde punt (b) weder-
uitkome; men gaat:dan verder in dezelfde
rigting voort, tot dat het hoornvlies in een
halfmaanswyze figuur doorgefneeden is ge»
lyk door (c) aangeweezen-wordt.: Indien
men deze twee aangeweeze punten van in-
fteeking en uitkoming wel in agt neemt, : zoo
blyft menaltoosineen halvendyn afftand van
den rand vanhet hoornvlies, waardoor men
zoo zeer geen gevaar loopt vanden onderfterr
rand van den regenboog weg te {nyden „en
de: infnyding zal ook dezelfde netheid: ‘hebe
ben als door (c) Zig. IX en-door:Fig. X aans
geweezen wordt (y)). Gebeurdt acgineprnd
avligdert zo # Ì
sbs netb nat 05 …vèdrden sx eol dobasd
y) Mogelyk al Hat Iemand vreemd voorkomen,
dat daâr-de- breedte vân*het biftouri Fig. IV: '3'Iynen nit=
maakt de ‚lap. van hetrhoornvlies:((c)'Fig: LX, flegt5 25
lyn breed {chynt te zyn „en dus niet svenreedig indie
van het biffonrt; Ei) dl wie maar cenigzints in de Tce-
kenkunde êrvaaren'is „zal zien , dat hieromtrent geên
verfchil plaâts- heeft „en dat dit alleen-af haned-; om fee
:
OQ
men het hoornvlies zoo bol niet kan afbeelden als
in den natuurlyken' ftaat is. De zélfde ofigely klei
ek in edig het biftouri Fig, X metidbe
van Fig. IV. plaats te hebben, ’t;welke-om die „zelfde
E eden niet anders’ konde afde vand EEE
zelye hier in % verfchiet afgeteekend ftaat,
(126)
dat men het Punt. van inflecking iets laager
begonnen had „dan zoudernen genoodzaakt
zyn; «Om:zoo-dra de puntwan het Liftouri
het-tegenovergeftelde punt van het hoorn-
_ vliés-doorboord had „ het biffouri met zyne
fneede eenigzintsnaar búitentedraayen; om
dat anders door deszelfs breedte de onder-
fte rand, van: den regenboog zoude wegges
fneedén worden. - De infnyding” in het
hoornvlies met. gemelde: voorzorge gedaan
zynde, neemtranen det opbrhalmostate weg,
en-men laat het oog eenige oogenblikken in
rust; men maaktondertusfchen het vertrek
„eenigzints donkerder, op dat de te groote
licht{traalen, welke tusfchen het kristallyn en
den regenboòg tot op het netvlies doorfchie:
ten, den, regenboog niet al te fterk zouden
doen zamentrekken , wanneer men het kris
tallyné beursje gaat openen.) Na het oog
dan: eenige ‘oogenblikken, rust gegeeven te
hebben, tracht men het kristallyn van zyne
banden los te maaken, en ten dien einde
neemt men het kystitome Fig. VIL in de reg-
terhand, men digt met het voorfte einde van
het busje de lap vanhet hoornvlies op, en
brengt het zelve tot op het kristallyne beurs:
je, waar na men met-den duim op het knop:
je drukt, en-.dus het verborgen Lancet voor
den dag doed komen, ’twelke inhet kris-
tallyne beursje indringt, en een verdeeling in
| (127 )
stzêlve maakt, > Dit gedaan zynde-drùkt
_men met de erdee vingers vande
_<terhand zagtjes tegen den oogbol, totdat
het kristallyn te voorfchyn komt, welks
uitgang men dan met ’lepeltje Fig, VL te
hulp komt: ‘Zoo ’er eenige flymige gedeel
tens, van de ftáar mogten overblyven; neemt
men die met het lepeltje! weg; vervolgens
chikt men den regenboog ;: die-door deuit-
koming van het kristallyn eenigzints vari fi-
guur mogt veranderd zyn; wederom imor-
de, als mede de lap van’ het! hoornvlies,
zoodat de lippen der wonde tegen elkande-
ren aankomen, én men fluit-het oog. > …
6 LXVH Wanneer het by toeval.ge.
beurdt, dat:de gemaakte opening te: klein
is ’t zy ‘dàt de operateur het punt van ih-
fteeking te laag, en niet ‘op den halven mid-
denlyn vanhet hoornvliës begonnenvhetft;,
ofdatshet kristallyn te groot is 6m doorde
opening te-kunnên pasféeren, zoo kan men
als ‘dan met) dekromme: fchaaren wann.
viEL dezeinfhyding ter wederzyden verwa.
den. voocer raadt ditzelfdeaan, en ‘beves-
tigd zulks met’ een voorbeeld: > Hy
een operateur het hoornvlies een” Iy ri lda-
jer, als de merhodetoelaat, doorfinyden; dit
elettede den voortgang der operatie, want
het kristallyn bleef in den oogappel zitten,
_om dat het hoornvlies niet ver genoeg door-
{128 )
gefneeden wasom’tdoor te laaten „ weshal:
ven -de «operateur -deofchaar ‘van DAVIEL
gebruikte „enode infnyding verwyderde,
wâar; nathet \kriställyn uitde opening viel
_{Z). PELLIER (a) is van dezelfde gedagten;,
-waht-hy noemd-onder de werktuigen, die
men altoos by de: hand-moet: hebben, en in
Onverwagte: gevallen van nut ‘kunnen zyn,
een klein fchdartje-om:-in geval van nood-
zakelykheid. de gemaakte infnyding van het
hoornvlies:te,verwyden. >= rt
…6LXVIH: Onder: de, werktuigen, die
men by, de-uitneeming. vamde ftaar-by de
hand moet hebben, worden noch geree:
kend kleine pincetten of tangetjes, zoo regte
als kromme; om ?er zig naar-omftandigheet
den:van te-bedienen, wanneer ’er noch ee-
nige vliesjes van het kristallyne beursje over-
gebleeven zyn: -Doch hier tegen heb ik ee-
nüge bedenkingen. Wanneer een deel van
zyn voedzel berooft wordt, wordt het ge-
„heel-vernietigd. BOERHAAVE: (b) bevestigd
_dit,-wanneer «hy zegt, dathet neergedruks
te-kristallyn.niet alleen van langzamerhand
aan het onderfte gedeelte van het druiveris
vlies vastgroeid ‚maar ook: eindelyk “even
als buiten het ligchaam, waûneer men het
di AD e àù® \ ND Ak k , DAN Ah ie In
(2) Nóva Alta Phyfic, medie, Acaderm,: watur, cutios, Tors.
AIT. Obferv. XXII. Pag. 83 in Not, a. «| » 5
(a) Disfertation fur la cataracte”
…(b) Maladies des yeux Chap, IV, S$ 155.
operatie wilde te plees ‚ het verduis:
(129 )
in eenig vogt legt, wonderbaarlyk vermin:
derd. Volgens ’t getuigenis van MORASCH
(c), was het kristallyn ineen mensch ‚ welke
men vier jaaren te vooren de ftaar gedepris
meerd had, geheel en al verdweenen. Niet
Jang geleeden had een Heelmeester van myn
kennis een byzonder geval; hy de operatie
van de ftaar aan een vrouw willende ver-
rigten, was genoodzaakt in ’tmidden van
Zyn werk de operatie te ftaaken, doordien
het hem onmogelyk was de infnyding van
het hoornvlies te kunnen voleinden uit hoof:
de van deftuiptrekkende beweegingen , waar
in toog zig bevond. Hy wanhoopte van
ooit de operatie op haar oog te zullen verrig-
ten, en de lyderesfe was troosteloos om uit
het zelve ooit het daglicht te kunnen aan-
fchouwen. Doch wat gebeurde er; eeni-
gen tyd daar na befpeurde de lyderesfe eenig
fcheemerend licht, * welke van tyd tot tyd
helderder wierdt „de duisterheid in den 0og-
appel klaarde op, en zy onderfcheidde ein-
delyk de voorwerpen. Ik heb deze vrouw
in ’tvoorleeden jaar het fynfte fchrift door
behulp vaneen bollen bril zien leezen. Het
iste vermoeden; dat door de prikkeling,
die ‘er op ’t oog gefchied is, toen men de
MEL 3
-
ter.
(e) Ephemerid. Natur, Curiofor, Cent. X, Obferv, 55. Pag.
Cazo )
terde kristallyn uit zyne bandenlos geraakt,
en geheel van voedzel beroofd 4ynde „ eirr-
delyk verteerd: is: Dan hier van zóude mieù
zig. eerst:na den dood kunnen verzekeren.
Kan nu het geheele „kristallyn vernietigd
worden, gelyk. blykt uit de bovenftaande
gevallen; waatom zouden dan. de overblyf-
zels van * vlies; welke het kristallyn van _
voren Ofmringd heeft, ook niet vernietigd
wotden en verdwynen. Ik weet wel, dat
in den. beginne deze vliesjes, welke in ’t
waterige vogt leggen tedobberen, eene ‘ver-
wardheid in het zien kunnen te weeg bren-
gen, maar men ondervindt echter , dat de-
ze overblyfzels; geen voedzel meer ontfan:
gende, uit het oog verdwynen; zoudeik dan,
zegrik; hief uit niet mogen befluiten; dat
men het gebruik der pincettes in dit geval
geheel. kan ‘agterlaaten, want wat behoeft
men eene prikkeling in toog te maaken om
een klein vliesje weg te niecmen, dat de na-
tuur naderhand van zelfs vernietigd. Edoch
wanneer het kristallyn , gelyk-zomtyds ge-
‚beurdt, een -vasthegting verkreegen heeft,
kan: men dezelve niet wel ontbeeren.
6 LXIX% ’Erzyn eenigen, jazelfs veelen
onder: de. voornaamfte Heelmeesters, die
met de linkerhand niets kunnendoen, en by
gevolg ook de operatie van de {taar met die
hand op het regter oog niet kunnen verrig-
ten.
(131)
_tén. ” sCHARP raadt hierom aan , datde
| vit ae den lyder zoude plaat-
_fensdeszelfs hoofd tegen den buik houden,en
met zyn linkefhand het bovenfte ooglid op:
Higten,terwyl een helper het onderfte neer“
al ct; de Heelmeester moet dan het mes-
je, ’t welk voor het regter oog gefchikt is’,
in Zyn regterhand houden, en daar mede
de voorfte kamer van het regter oog openen,
dit verrigt hebbende plaatst hy zig voor den
Iyder en voleindigd zyneoperatie- VoOGEL
(d) raadt aan, dat menin ditgevalliever zyn
töevlugt moet neemen tot de methode van
DAVIEL, Om dat deze op beide oogen met
‘sde‘regterhand kan bewerkftelligd wórden.
Dan in ‘de opgegeven manier van sCHARP
‘kan‘de Heelmeester niet zien, wat ’er in®%
jÓg'Orngaat , ten minften metzeer véel moéï-
| > Selk hy dedoorfnyding van het hoörn-
‚vlies doed’, om dat hy agter den Iyder ge.
\_pPlaatst is; de voorftelting van'‘voocer - is,
‚_“welis waar , gerakkelyker ‚maar waârom
| „zoude mett in dit geval eën methode volgen,
‚dié zoo veele nadeelen na ‘zig fleept, daa
| men het met meerder gemak’ én mindér ge-
‚ ‘vaar’ op ‘een andere wyze döën kan?’ warit
| My dunkt, dat men het veel beter doenkan,
IE MDS Dr pg sr 80 EU SWwâne
gibi 361)
MOD uvinobbir vovled-gefinavod.nab nor
Ki 0) Nods ata Phyfico medica Academig Natur, cyriofor.
| Er. Ogferv. XXII. Pag. 84,
P
sio f stes !
(532 )
wanneer men zig voor dendyder. plaatst „en
met het mesje , ’twelkesvoor het linker-
oog gefchikt-is, en dat men in de. regter-
hand-houdt, over. den wortel van de neus
heen, de infteeking begint aan den binneníten
rand van het hoornvlies „en „op dusdani-
ge wyze de voorfte kamer; van.’t oog opend;
want het is immers opuerichn „waar
‚het punt van infteeking begint, ’t zy aan den
buitenften of binnenften. rand van het hoorn-
vlies, zoo men maar alleen in agt neeme om
op den halven middenlyn van het hoorn-
vlies te beginnen, en op een halven lyn af
ftand van deszelfs rand af te blyven. „Men
kan my tegenwerpen, dat wanneer. de oog-
bol diep in de oogholte geleegen en. weinig
uitpuilende is, men dan de operatie op ge-
melde wyze niet gemakkelyk zoude kunnen
bewerkftelligen;. dan deze zwaarigheid is
ras weggenoomen , wanneer men, in zooda-
nigeen geval, het lemmet ter. plaatfe daar _
het in het heft gevestigd wordt een eenig-
Zints krommen lyn doet befchryven.
6 LXX. Men zoude kunnen vraagen of
het niet beter zyn zoude den bovenften hal-
ven middenlyn van het hoornvlies te door-
Ínyden, als volgens de gewoone wyze, om
dat zomtyds hetlidteeken den doorgang der
lichtftraalen belet? Het is zeker, dat indien
men den bovenften halven then
\ | need-
C 133 y
fheedt, het lidteeken den doorgang der licht- _
ftraalen niet Zoùde kunnen beletten, om dat
een gedeelte van-den bovenften halven mid=
derilyn van -het hoornvlies byna altoos door
hef bovenfte ooglid bedekt blyft, en ’er meer:
der lichtftraalen van onderen als van boven
in’toog vallen; edoch zoo men agt geeve
opde meerdere beweeglykheid van het bo-
wenfte ooglid, ziet men zeer klaar, dat de
wereeniging der lippen’ van de gemaakte
wonde in ’t hoornvlies niet gemakkelyk zou-
de gefchieden.* * '
SLXXI Omtrent de behandeling van ’
oog na de operatie heb ik ’t volgende aante
merken. … Dat men aanftonds een fpaanfche
vliegpleister in den nek laat aanleggen, en
den zelven ten minften agt daagen openhou-
de. Dat men den lyder geduurig openlyf
Jaathouden, en hem een goeden leevensree-
gel voorfchryve, om zoo veel mogelyk is
deftoffen , die naar het oog mogten gevoerd
worden, af te leiden. Dat men de ooglee-
‚den zuiver houde door ze af te wasíchen.
‚met een fyn fponsje, om dus geene gelee-
‚genheid tot nieuwe prikkeling te geeven
‚door de fcherpte van de aldaar ftilftaande
| ftoffe, Dat men maar alleen een ligt en een-
„voudig verband aanlegge, beftaande enkel
‚uit twee drukdoekjes van zeer fyn linnen,
Maar overheen De longuette om dezelve
Ne Ri „te
|
|
|
(134)
alen (e),, vermydende int aanleggen
aj ae hoo genaamd: men, moet de-
E-- … ne Eelko aagen vogtig- houden met
brandewyn en „waater ,‚ om door rig
eene behandeling de toevallen af te weeren,
Dat de broeying van ‘toog zooveel als mo-
gelyk is zorgvuldielyk vermeeden ‚worde;
om de opbthalmia habitualis voor te komen;
en eindelyk:,' dat men‚om,die zelfde reeden
ook; zoo dra het Jidteeken in het hoornvlies
geformeerd i ás„ het, oog, ontbloote. en van
ien ze bi wa gewenne.
insv „9-LXXIL _De-
oi nr: 5 98 lov d tiniee en osb 5! r-qoe
ore): De Heer DERoDRS raadt inhet > gokraal anne
és. 4. Janvier 1762.gin pldats van, gon dackeadPrn
ing, van ereherde der toevallen na de opera ve d
fläár', éen andere-manietaän om ‘het oog té’b en’,
bier in. jetgaduen met, de be ante ven er
je, en van ”toog,: ten inde laat hy
Edo Ben ne ue Téggen, Bedert hein” ’t 008 a dat ní
B bata | Rent dn, er legt: óp’ het 5073 waar op
operatie gefchieden mor „een zeer fyn, en im,laauw
Sh beve vogtlad eg ’t welk hy in, 8 ho hoeke „van
pn Orlantk t,’vervo Tens dl hy pl Net gken
arend e Zeef Ain je en dat and en go-
zhe warm; waater merme 1
eri ha Ei ‚een vol op *t oog lest ee t
het dèform wait toog werkge na verid br
of vier: minuuten:is dit hard ‘genoeg vom afgehomen te
kunnen vorden zhe ‚form, ’t welk ‚niet dikker moet
gi, als éen d regle nl ftak ; fs ligter op het oog alsde
óripiëdfen vooral) wanneer Zy vostig zyn; het zelve
moer niee langer ei twee sof. dri „dagen Rhee oog bin
ggen, de et m leen gefchikt is om,
Haster je u Ks an de“ te wonde in het
hbornvlies te rt e 1
C 135 )
„6 LXXII, Dewyl alle de befchreeve
metboden ieder haare byzondere voordeelen
hebben, ‘zoude men ook kunnen vraagen’;
of er geene omftandigheden kunrien plaats
hebben , waar door deze of geene manier in
dit‚of dat byzonder geval de voorkeuze bos
venalle de andere verdient? Wel is waar,
mien ziet dat zommige fchoon min volmaak-
te manieren door haare uitvinders en door
zommigen hunner navolgers dikwils met de
gelukkigfte uitkomften zyn in*t werk gefteld
geworden, ’tgeen men: eerder aan hunne
handigheid als.aan de methode zelve kantoe-
fehryven. Dan men moetsde voorkeur aan
zoodanig een, manier geeven’, ‘welke het
arr aeg te verrigten is, welke het
ielykst volbragt: wordt, het minfte
pynelyk is ‚en de minfte. toevallen ver-
oofzaakt;, Indien nu eene methode aile de-
Beene hoedanigheeden bezit, zoo ge=
‚ove ik „ dat ’ergeene omftandigheden zyn -
kunnen, waar in zy niet kan in ’t werk ge-
fteld worden, en men de eene manier bo-
ven de andere den voorrang zoude moeten
geeven. {
6 LXXII Verfcheide fchryveren, ges
yk parruccr (6), CLANBIER (2), VOOr
GEL
(É) Defiriptio nowi inftrumenti pro cura catarale 9 VI.
Vienne 1763. i
_— (@) Disfertatio nova de Suffufione feu catarala &c, Page
38 & fe qe |
(136
GEL (h), enanderen, hebben eenige gevallen
opgegeeven, waar in de neerdrukking boven
de uitneeming van de ftaar te verkiezeris
Dan ikgeloove uit de voordeelen, die delaat?
{te boven de eerfte heeft, en welke ik in de
voordeelen van de methode van DAVIEL
_$-XXV. opgenoemd heb,te mogen befluis
ten, dat de uitneeming veel veiliger is als
de neerdrukking, en dat ’er geene gevallen
Zyn, waar in,de uitneeming niet: met zoo
een goed gevolg zoude kunnen’ bewerkftels
ligd worden, als de neerdrukking. 23
‚9 LXXIV. Zulke en diergelyke kwestie
en zouden wy kunnen opnoemen , doch al-
zoo ons doelwit voor ’ttegenwoordige eenig
en alleen geweest is,om, na eenebefchry ving
van het oog gegeeven te hebben, alle detot
hier toe bekende manieren van opereeren, om
ftaar uit tesneemen, te befchouwen „des-
zelfs voor-en nadeelen onpartydig nategaan,
en vervolgens eene methode te vormen, die
zoo veel mogelyk van alle de nadeelen be- -
vrydis, geloove ik aan dezeoogmerken vol.
daan te hebben, en befluite derhalven deze
myne verhandeling. q
Ch) Nova allá Pbyfico medica Acad. Natur. Curiofòr. Tom. IT,
Obferv, XXII, Pag. otor. «
VER:
rk
enne
Figure Ji
Can
TL OREKU EN
BNERKLAARING
Vv A N ‚DE,
rik ee „Âo 1HÂe E
ji TL Hé ‘opbthahmoftäte vof ‘de’ ‘Oogbepaaler
van den Heer rrecar ‚op zydete zien.
IL Het zelfde inffrument op zyn plat.
HIL Het zelfde inf?rument in ’t verfchiet.
IV. Het verbeeterde Bistouri van BERENGER,
> op zyn plat. ee: .
a. Deszelfs punt.
b, De.buik:van de; neede.
c. De dikte van het zelve.
oV. Het zelfde. Bistouri op zyn kant.
VL. Het goude lepeltje van pAvrer.
«VII Hetverbeeterde Kystitome van LA FAvE,
„butt! alc op 2ydes
VIII Het zelfde Kystitome op zyn plat.
a. Het uitfpringende lancet.
IX. Een oog waarop verbeeid worden
a. Het punt van iafteeking in het hoorn-
… vlies.
_b. Het punt van vitkoming í in Hes ei
B Uit „ nVvlies,
ei 1 €. De figuur van de gemaakte verd in
k cil is het hoornvlies.
-…t Xe De wyze hoe de operatie gefchiedt.
Y Is _ VER-
VERHANDELING
OVER DE METAAL-BOOMTJES,
DOOR |
JOHANNES ALBERTUS
Ì SCHLOSSER, ©
Medicine Dottor , Medelid van de
Koninglyke Maatfchappy der we-
_senfchappen wan Londen.
dn
De Chymie, of Scheikunde , verfchaft
door haare Kunstgreepen verfcheide-
ne voortbrengfelen die. de uitwendige ge-
daante van verfcheidene Plantgewasfen door
Takjes en uit{pruitfels zoodanig nabootfen ,
dat men dezelve groeyende: mengfels me-
zaal-boomtjes genoemd heeft ;jafchoond’oor-
zaken en wyze dezer Takíchietingen ten
eenemaâle verichiilende zyn van die der
egte. weezentlyke Rlantgewasfen, zyn ’er
ester veele Schryvers geweest , die zulks
niet erkennen wilden, tot dat de vermaar-
de HOMBERG (uit wiens fchriften, diein de
verhandelingen der Koningiyke Maatfchap-
py in Paryste vinden zyn „ik ook den voor-
naamften inhoud dezer. verhandeling on
ee.
Caa9 )
ik zal) „in;het,begin.deezer Eeuw de
e, deezer, groeyende mengfels. van me:
talen en-zouten, Bippen befchreeveniy
en ode, waare; oorzak Aigle dier; myspace
duy, elk, aangeteo
yik rens iben ee Hoofd-
deelen. „waarvan het eerfto,beftaat uit de
zulke, wier. haldnnbeheidsgnsere: Zuy wer
en-fteevig metaaltis.. >:
Het tweede, Hoofddeel.handelt. van: die,
Ike toebereidt worderi uit het een of‘an-
r.metaal, en'een, zout of zuur; datinftaat
zy.om,het zelve op>tedosfen of tedoen mel:
ter „(zoo als.het-keuken zout: in-water. ge-
fmolten ofopgelost word), beftaandeals dan
het boomtje-ook-weezertlyk uit vereenigde
deeltjes van een diergelyk zuur of zout ‚en
van het een of sbdet, meta ie geen arn
was opgelost
„Het. ende Hactideelt Aj alle dove,
rige door konst te weeg gebragte Plantswy-
ze-groeyinge en boomtjes, die uit niets mee
taalagtigs beftaant, maar eenvoudig uit zout
aard-;en olyagtige {toflen worden toebereidt.
io Alle,de voortbrengfelen van „het, eerfte
| Hoofddeel worden door een fterk yuur en
droog ‚vervaärdigt, dat is te,zeggen, zan-
der eenige waateragtige: vogtigheid, of (om
voor. geen » fcheiktndigen „duydelyker te
Ípreeken) zonderhet behulp vaneenige ee
OT D
(140)
dere der bekende vloeyftoffen dan het quik-
zilver; deeze boomtjes zyn ook ee
vig, zoo dat dezelve uit de ftookglaafen ,„
waarin zy gegroeit zyn, gemakkelyk zon-'
der breeken kunnen worden opgenomen:
De voortbrengfelen,tot het tweede Hoofd-
deel behorende, worden alle door middel
van een wateragtig vogt gemaakt, zyn zeer
bros, en kunnen dus zelden zonder bree-
ken uit haare glaazen genomen worden. -
Onder de voortbrengfelen van ’t derde
Hoofddeel zyn’er eenige, die droog bewaard
kunnen worden, maar ook veele, die men
_ anders niet: dan in een wateragtig vogt be-
waaren kan „en die men zelve naauwlyks
praag kan, zonder dat zy bedorven wor-
en. i ps
Tot een klaar en duydelyk voorbeeld
der voortbrengfelen onder ’t eerfte Hoofd-
deel behorende zal het volgende best kun-
nen {trekken : | SEN
* Neem een mengfel van één of twee on-
cen allerzuyverst goud of zilver ,entienmaal
zo veel allerzuyverfte quikzilver, die na-
mentlyk welke uit ‘vermilloen geftookt of
weer levendig gemaakt en opgewektis, vryf
en wasch dit-mengfel herhaalde reizen met
zuyver rievierwater, zoo lang tot dat het
geene de minfte ‘veranderingen of orizuy-
verheeden meer aan het water meededeelt ,
oh droog
Car)
droog als dan uw mengfel, en doet het in
een kromhalzig ftookglas, waar aan eenan*
‘der glas, de ontfanger genaamt , gehegt
moet worden, ftookt ’er dan (na den krom-
hals in een zandbak geplaatst te hebben)
een zagt vuurtje onder „het geene wel twee-
maal vier en twintig uuren lang mag onder-
houden worden, want hoe langer men het
aan de-gang kan houden zonder al de quik
er geheel en al uit te ftooken, hoe volmaak-
ter en fraayer ook de boomtjes zyn zullen,
maar eindelyk moet het vuur aangezet wor-
den, tot dat’er al de quik is uitgejaagt en
overgekomen ; laat dan het vuur uit den
ooven, en alles koel geworden zynde zal
men de quik in den ontfanger vinden, en
het zuyver goud of zilver in den kromhals,
dog veel buygzaamer en fraayer van kleur
dan te voren, ja zoo fraay van kleur als
ooit deeze metaalen zyn kunnen ,en tot een
klompje geworden, wiens oppervlakte met
Takfchietingen , naar kleine boomtjes vol-
maakt gelykende, voorzienis, dewelke van
verfchillende gedaantens en hoogtens zyn,
alle egen levi genoeg om van het klompje
afgefcheiden, uit het glas genoomen, en zelfs
in het vuur gloeyende gemaakt, en nogtans
in die gedaante {teeds blyvende bewaard te
kunnen worden.
Dus gelyken dezelve uitwendiglyk sent |
we
| (67)
wel naar Wezentlyke heestats of -Plakitgewäs-
fen; -maâr ele me in aanmerking eem )
ren
dat alle eesters of Platitdewasfen #
feerde Vchaamert zyn, vóörziën met we
tuygelyke deeltjes „- waar „doör de vont
heeden uit het aardryk opgezooger „en ver-
volgens tot een’ bequáám voedfel en’ wer
van: het gewas: toebereidt,; ja zelfs ook t
een vrugtbaar zaad eener diergelyke nieu-
we ee bequáam gemaakt worden, welk
zaad reeds: als dam wederom uit düizenden
zulke seotganifeerde Lichaamtjes 'beftaat,
enz.v. kanmen in teegendecl uit het zoo éven
gemelde “gemakkelyk bégrypen , -dat- de
goud of zilwer boomtjes, door ‘die kunst-
reep vervaardigt, hunnen het ighde alleen-
yk aaf eerie toevallige 'Tatigzaamé ‘opeen-
ftaapeling van kleine metaäldeeltjes verfchul-
digt zyn, die gëêne de tminfte:diergelyke or-
ganifatie bezitten &c. 3100
_Dan vervalt ook aariftonds deovereenkomst
_ die men tusfen deeze goud of zilver booft-
jes en egte Plant of heester gewasten gelteldt
Aangaande nú de groeying der :
goud of zilver Baotnieer die hier Hebie
zelve naar alle waarfchynelykheid egen
_ Het mengfel van quik err góúd of Zilver
in den kromhals gedaan „en vérvölgeris _
in een zandbak op het zagtë vuur geplaatst
zyn-
A
hd
( 143 )
zynde, wordt langzaamerhand wâärffi, 20
_dat eindelyk de quikdeeltjes uit dit mengfel
beginnen uit te waasfemen, als dan kan men
duydelyk kleine waasfemagtige quiktraalt-
jesals vuurpyltjes uit de geheele oppervlakte
van het mengtel zien opryzen ; de quik nu in
dit geval defmelter of oplosfer zynde van het
metaal, waar mede hy vermengt was, kan niet
nalaaten als danieenige kleine deeltjes van dat
metaal mede weg te rukken ‚of op te voeren ;
maar dewyl dezelve niet, gelyk de quik
is, vlug van aart zyn, moeten dezelve noode
zakelyk aan de buytenfte oppervlakte van
het mengfel in dit eerite tydftip deezef
Kunstgreep hangen blyven;, terwyl de quik-
deeltjes, waar door zy vervoert wierden, als
harddravers voortfnellen „en tot in den ont-
fanger overvliegen; en op die zelve wyze
wordt langzaamerhand- eene opftaapeling
van goud of zilverdeeltjes te weeg gebragt,
alle fteeds tot Leidsmannen hebbende de
met hun vereenigde of vermengde quik-
deeltjes die fteeds ook door het vuur voort-
gedreeven dezelve verlaaten, en naar den
ontfanger voortfpoeden ; dit alles nu fchoot
langzaam egter onophoudelyk voortgaande,
moeten die dus op een geftapelde kleine
goud of zilverdeeltjes,door den lóop of (troom
der gemelde waasfernagtige quikftraaltjes of
vuurpyltjes, tot vatte {tam en takagtige Lich-
aamé-
(144)
aattjes of boomtjes gebragt worden, zoo
als wy dezelve reeds „hier, bovenop: d’op-
pervlakte van het fraaye buygzaame over-
gebleevene goud of zilver klompje-zittende
befchreeven hebben: , Her 2ORINYOT EN lj
_ Dat nu de dus uitwaasfemende quikdeelt-
jes in der daad kleine, goud; of: zilver deelt
jes met zig tragten weg-te voeren;-blykt al-
derduydelykst, als men terw‚yl, het mengfel
nog-vol van, quik,en. week is‘, het vuur
watte {terk aanzet „want alsdan ryzen uit
het mengfel, behalven de gemelde-waasfem-
agtige ftraaltjes, zigtbaardere deeltjes op, die,
tegen het verwelfzel van den:kromhals aan-
ftuykende, zig, aldaar vast hegten, en reede-
lyk groote en-zigtbaare goud of zilver kleu-
rige vlakjes veroorzaken. |
Op dezelve wyze en door-dezelve oor:
zaken kan men zilverboomtjes doen groey-
en, door middel van zuivere fwavel „eerst
voorzigtiglyk onder gefmolten zilver ge:
mengt, en naaderhand ook zeer langzaam
_ weederom daar uit gedreeven, gelyk zulks
zeer naauwkeurig en wydloopig.door.den
Heer HOMBERG wordt befchreeven , en van
deeze zegt de gemelde Heer, dat zy hemtoe-
fchynen volmaakt over een te komen met
die zilvere Takjes, dewelke de natuur ons
Zoo meismaalen vertoont inde groote zil-
vermynen van Mexico en Noorwegen je
ke in-
|
|
|
|
|
|
|
Ï
RA
…Eindelyk is’er ook nog een derde, fchóon
gebrekkelyke, takfchieting der metaalen, tot
dit eerfte hoofddeel behoorende, bekent;
die namentlyk, welke men ziet gebeuren als.
het zilver door kragt van lood tot denal-
lerzuiverften ftaat, ineen te kennen geevende
cupel, gebragt zynde, en deeze zyne zuyver-
heideen oogenblik middenin hetfterkfte vuur,
waar in het ftond te vloeien „alshet waare met
een bevroozene korst begint bedekt te wor-
den, oogenblikkelyk uit die gloeiende het-
te opgenomen en op een koude plaats wordt
néérgezet; want als dan fchieten ’er na vere
loop van 2-of-3 minuten, met veel fnelheid
en geweld, eenige ftraaltjes uit dit zilver op,
ter dikte van een ftroohalm, en gemeenlyk
hol, dikwilsook de gedaante van coraaitak-
jes aanneemende, en aanftonds hard wor-
dende. |
„Maar de reeden van dit alles is alleenlyk
geleegen in de werking der koude lugt op
den geheelen omtrek der cupel, zoo wel als
‚ op de reeds meer of min ftyve oppervlakte
‚_van“dat gefmolten zuiver zilver; welke
werking der lugt noodzakelyk iets van h
nog vloeibaare binnenfte zilver met geweld
door het een: of ander kleine gaatje of {cheurt-
jeder reeds fteevige-dog dunne oppervlak:
‘te moet naar boven persfen ‚het welk dan
als nog vloeibaar zynde dog ook onmidde-
dol} K delyk
C1461)
delyk ftollenide, door den wedefftand en
drukking der dampkring ook de zoo eeven-
gemelde holletakswyze gedaante aatmeemt,
Fen ‘bewyze dat deeze de waare sreede-
rien van dit verfchynzel zyn, behoeft meh
maar in agt te neemen, dat deeze ‘Tak-
fchieting nooit gebeurt, indien men hét dus
gefmolten zilver in zynecupel; te gelyk met
de verflaauwing en ‘uitdooving van het vuur,
langzaam koud laat worden; maar’dat de-
zelve altoos fray en fterk ja duidelyk
fpruitender wyze gefchiedt;indien-men;g
_dyk ík zoo eeven gemeld hebbe, ditgefmol-
ten zilver uit het midden van-dien vuur-
gloed, eensklaps op een zeer koude plaats
overbrengt; mits het aangeweezene tydíëp
naauwkeuriglyk werde waargenomen.
‚Het fraaifte en eerfte voorbeeld nu der
boom of plantswyze groeyinge, en doorde |
konstgreepen der fcheikunde te weeg ge-
bragt, tot het 2de hoofddeel van den Heer
HOMBERG behoorende, (zie hief voor pag.
139.) wordt dus vervaardigt: - „laid
_ Men neemt een lood allerzuiverst zilver
tot vylzel gemaakt, en met ‘een ‚half lood
zuiver, quikzilver vryft en: mengt men het
zelve zonder behulp van eenig vuur:ín eén
glaaze vyzeltje tot een_gelyk vormig meng-
fel (NB Amalgama of deeg) : dit mengfel
_ laat men vervolgens fmelten in vier man
pi f er
(147 )
__fterk water, daatna giet men daar onder
vyftien oncen gemeen koud water, en ver-
mengt dit alles degelyk door fchudden, en
dit” dus toebereide vogt, doet men in een
_wles met een daar toe geflepene glaaze ftop;,
en men giet een once van dit vogt in een
klein wit vlesje, waar in men dan een brok-
je van het bovengemelde deeg of Amalga-
ma, mits het zoo zagt of week als boter zy,
ter grootte van een groene Erwet laat val-
len, en dit vlesje maar twee of drie minu-
tenlang laatende {til {taan , zoo zalmen kleí-
ne draatjes lynregt uit het brokje zilver-
deeg zien opreizen, die zigduidelyk, van
oogenblik tot oogenblik, als meer en meer
groeiende vertoonen zullen, takjes ter zy-
den zullen uitfchieten, en als het waare wee-
zentlyke boomtjes worden zullen ; het broke
je zilverdeeg zal hard worden, en een bleek
witten kleur aanneemen: maar het heester-
gewasch zal een echte blinkende zilverkleur
krygen; dit alles zal in den tyd van een
quartier uurs verrigt zyn.
Nu is de vraag op welke wyze en door
watftoffen deeze groeying veroorzaakt zy?
Het klompje quik en zilverdeeg, dat
menin dit vogt op den bodem van het vlesje
heeft doen nederzinken, is’er wel een der
voornaamfte oorzaaken van, maar verfchaft
Zergeene {tofdeeltjes toe, de quik en zilver
id K3 deelt-
C248)
deeltjes, (eerst „in het-{fterk watervopge-
lost „ en-vervolgens door het bygevoeg-
de regenwater nog veel verder van elkande-
ren afgefcheiden, verfchaffen.alleen het we-
zentlyke lighaam' dezer -boomtjes, door
dien het {terk ‘water „, waarindeeze deeltjes
gefmolten waaren; door deimeenigte der by-
gegotene waterdeeltjes zeer. verzwakt zyn-
de, niet in ftaatis, om het gefmoltene quik
Envzilver-vast te-houden, of in den gefmol-
tenen ónzigtbaaren {taat te doen blyven,
maar in tegendeel genoodzaakt is gemelde
zilveren quikdeeltjes los te laaten, indien
er zig eenige geleegenheid daar toe aanbiedt.
Zoo dra: nu-als-die gefmoltene zilver-en
„quikdeeltjes in dit-wateragtige vogt het brok-
je quik-en zilverdeeg ontmoeten, hegten
dezelve zig daar aan vast,-door dezelve
oorzaak of, aantrekkingskragt, waar door
twee of meer kleine of groote quikbolletjes
elkanderen ontmoetende gewoon zynin een
te {melten; terwyl egter in dit geval allede
quikbolletjes, zelfs deallerkleinfte die-men
“zig verbeelden kan, vereenigt zyn met dier-
gelyke allerkleinfte zilverdeeltjes ‚ wier zelf-
ftandigheid vaster dan die der quikbolletjes
zynde geene inéénfmelting toelaat, daar-
„om hegten, ook deeze gemengde deeltjes zig
„aan het klompje onder eene eenigzints vaste
„of ftevige gedaante, waar aan dan teffens
„Shwak een
(249)
éen fcherpe fcheutingvorm gegeëven wordt
door de deeltjes’van het fcherpe talpeter-
zuur, uit het fterk water afkomftig, en
deeze zuurdeeltjes alleen zyn-dus vervol.
gens ook de oorzaak van al het takagtige;,
dat’er in den verderen groei deezer boomt-
jes wordt waargenomen.
— Dus hebber: deeze voortbrengfels weder-
om geen andere overeenkomst met egte
plantgewasfen, dan die der uitwendige ge-
daante, zynde hunnen groeiit tegendeel ge=
lykvormig aan. dien van allerleye zouten.
… Dat nu in der daad in deeze onze voor-
geftelde: kunstgreep het brokje zilver en
quikdeeg de daar op te voorfchyn komen-
de boomtjes uit zyne zelfftandigheid niet
verfchaft, kan klaarblykelyk . beweezen
wotden, als men het gemelde brokje eerst
weegt, eer men-het in hetbereide vogt laat
nederdaalen „ en vervolgens met de daar
op gegroeide heestertjes andermaal in den
weegfchaal lest, zullende het zelve als dan
net Zoo veel zwaarder bevonden worden,
als het gewist der daar op gegroeide boomt-
jes is, en de: proef op de fom (om zoo te
fpreeken) van al het zoo evengemelde is,
dat “het toebereide vogt ’ nooit meer dan
eens in {taat is, om dit verfchynfel- voort
te brengen, wordende het zelve van meest
alle ‘zyne zilver-quik- en zuurdeeltjes be-
ie K 3. rooft
€250)
rooft door d’ aantrekkingskragt van een en-
kel brokje quik-en zilverdeeg , mits alles in d’
opgegeevene eevenredigheid verrigt worde,
Maar d'eenvoudigheid der toebereidinge
belet niet , dat byna telkens, als men de-
ze kunstgreep in *twerk {teld „eenig meer of
min groot onderfcheid indeszelfs voortbreng-
fels te vinden is, want naar maate dat de
zuiverheid van het gebruikt wordende zil-
ver, quikzilver en fterk water, nu eens on-
volmaakter dan volmaakter wordtaangetrof-
fen, ziet men ook de boomtjes korter of ry-
ziger van geftalte, met meerder of weiniger
takjes, en deeze nu ook dikker dan dunder
te voorfchyn koomen ; indien men het toe-
bereide vogt, door meer water daar onder
te mengen, flapper gemaakt heeft, ziet men
ook de takfchietingen langzaam gebeuren,
en de takjes zelven weiniger in getal en lan-
ger worden, ’tgeen als dan dezelve meer
naar boomtjes doet gelyken: het tegendeel
gebeurt, als men onder het toebereid. vogt
minder water gegoten heeft, en dat het zele
ve duskragtiger is, want als dan wordt de
geheele oppervlakte van het brokje zilver-
deeg als in één oogenblik bedekt: met een
kort en digt in één gedrongen heesterge:
wasch. |
Voorts zoo zal ook het toebereide vopt;
dat kragtig genoeg bevonden wordt om een
fraaie
En enne ane
({xgxi))
N
fraaie takfchieting op - een ‘brokje fteevig-
quik-en zilwerdeeg te weeg te brengen, wei
nig of niets te- voorfchyn doen, komen, in=
dien ’er een brokje diergelyk deeg, dat.
door meet quik weeker gemaakt is, in ge-
legt wordt, en oprenkelevloeibaare. quik:-
in tgeheel geen-diergelyke werking doen,
Maar ook in tegendeel, indien het toebe-.
reid vogt zoo: fterk zy, dat het op vlocibaa-
re quikzilver zelve, eene takfchieting doet-
gebooren worden,zalhet op een brokje week
zilverdeeg reeds „een. digt. heestergewasch-
te weeg brengen, en. op. een brokje fteevig,
zilverdeeg nog meer werking doen ; ja ver-.
volgens het zelve ook doen fmelten.
_Gelyk: wy nu in, alle deeze verfchillende
opgegeevene omftandigheeden ‚door deeze
kunstgreep egter altoos oogenblikkelyk, of
ten minften, binnen den tyd van een vieren
deel! uurs; de-takfchietingen. hebben of kun-
nen zien gebeuren, zoo is 'er ook een andere
kunstgreep bekent ;, (en dezelve is de. aller
oudfte, zyndereeds voor LEMERY befchree,
ven) die: op eene zeef traage- of langzaame
wyze een of: meer, dog-ook. gemeenlyk
grootere zilverboomtjes, doet te voorfchyn
komen. Ik zaldaarom dezelve thans insger
lyks opgeeven; dog ik behoeve niets; ter
uitlegging daar van te melden, dewyl zoo
wel de zelfftandigheeden als de groey of
KAA K 4 tak-
(152)
takfchietingen deezer kunstgreep volmaakt.
in haaren wezentlyken aart met die der
reeds verhandelde eerfte kunstgreep over-
eenkomen.’ |
Men neemt een once fyn zilver, ‘dit
fmelt men in drie oncen fterk water, dan
mengt men ’er 18 of 20 oncen water onder,
en giet dit alles ineen vles, net zoo groot,
dat, als ’erook nog twee oncen zuivere quiks
zilver by in gedaan zyn, gemelde vles tot
aan deszelfs hals toe vol zy: dit alles ver-
rigt zynde, zet men deeze vles op een rae-
delyk dikke van ftroo gedraaide hoepel, in
een ftille plaats of hoek van een kas of ka--
mer, alwaar men hem onaangeroert veer
tig dagen lang ftaan laat „ geduurende wel-
ken tyd men langzamerhand de boomwor-
ding gemeenlyk zeer fraay en grootsch zal
zien gefchieden.
Veele andere meer of min- zonderlinge
takfchietingen van eenig ander metaal meng-
fel, en voorts van verfcheidene zout- aard»
en olyagtige ftoflen, kan men door den
Heer HoMBERG befchreeven en uitgelegt
vinden in de Verhandelingen van de Fran-
fche Koninglyke Maatfchappy der We-
tenfchappen in Parys, van de jaaren 1692
KORT
KORT BEGRIP
VAN. HET
Bf dd OR
DEN OPREDIKER,
Door bet dwelkemen Beboyst dat de- voorde llen en honde.
Wd ve ‘door ‚den Schryver in bet beloop van. zyne res …
… denering. goofge. dragen. boe tedenfirydig-dezelae.
ggk aan ZI leluit voorkomen „ ondertus=
[chen daar toe regelregt leiden.
wilde aken * ie ai abs
SAMUEL ESCHAUZIER
Mr oogmerk is geenfins alles, ’t geen
Na gezegd en gefchreven is over het
Boek dEcelefiaftes of den Prediker te herha-
len.
Bren dert
Pr Rr EG LS
a Dt Pi
bo |
En
VECCLESIASTE,
Par lequel on prouve que des Propofitions et des maximes,
avanctes par P Auteur dans le corps de fondiscours,
guelgu’ oppaftes gwelles paroisfènt a fà con-
clufion y mênent cependant diretement.
A VA?
SAMUEL ESCHAUZIER.
on desfein. n'est pas de redire tout ce qui a été
dit et ecrit fur lj SP L' Eeclefiaste, ou du
k )
Pre.
ra OT KOH
len. Nog ik ben willens op te geven alle
de gisfingen der Uitleggers overden waaren
Schryver van dat Boek: want, niet tegen:
{taande het tot zyn opfchrift draagt, des
Zoons Davids, des Konings te Jerufalem,en
dat alles aanduidt, dat het Salomon is die
Ípreekt,hebben (ommige Uitleggers, welken
e ftoutfte veronderftellingen niet affchrik-
ken „GROTIUS (a)enna Hem LECLERCQ (b),
| voor-
(a) In zyn Voorreden over den Prediker. ANT
(b) De Heer LE cLrRcQ, in zyn Boek-Sentimens de
guelques, Theologiens de. Hollande fur l’Hiftoire critique du vieuk
Teftament par le Pere R. SIMON, fchynt het gevoelen van
GROTIUS aan te nemen. Ondertusfchen zegt de Heer
LB CLERCQ in zyne- Uitlegging , dat mensniet gevoege
Iyk den Prediker aan een anderen Zoon van Dawid kan
toekennen, dan aan Salmon. ’t Is waar, dat dit egter
niet bewyst, dat hy, in deze plaats, Salomon voor den
waaren Schryver van dit Boek erkent.
BEREID
Predicateur. Je ne veux pas rappeler les discusfions
des commentateurs fur le veritable. Auteur,de ce livse;
car; malgré “qu’il porte aw titre le. nomde fils de David]
Roi de Jerufalem, TE que tout annonce que c'est Salomon
qui patle; des interpretes , que les fuppofitions les ds
hardies n’effraient point ,GROTIUS (a) et LE CLERCLCD)
-ead WD He LRAD … apres
ce : RS
(a) Dans fa préface fur l'Ecclefiaste. ic Ä
(GM LECLERG zen ton livrè Sentimens”d Asad) ep
sne Hollande. fur l'Histoire. eritigue du Wieug Testament par 46
ere R: SIMON, femble adopter l'opinion de GROTIUS. Cepqn-
dant Mr. LE CLERC dit dans fon Commentaire: qu'on ne fauro
ner V'Ecclefiasse, a aucun autre fls de David qua Salongo
ig cela ne prouve pas, ilest vrai,que danscetendroit it recon=
nóìsfe Salomon pour le vericable Auteur de ce livre,
(255)
voorgewend., dat het een andere Schry-
ver is, of velen te famen, welke, om een
gedenkteken van Sa/omons berouw op te
regten, of enkel om meerder gezag aan hun
voortbrengtel te geven ‚ den naam en de
vertooning van dien Vorst hebben ontleend ;
hem zoo doende: {preken , als of hy zelf ge-
fproken hadde, De redenen , die grond
geven tot die. onderftelling, getrokken uit
fommige Chaldeeufche en Arabifche woor-
den, die in dat Boek voorkomen , en die
men voorgeeft dat uit de pen van Salomon
niet konden voortkomen, zyn door bekwa-
me Uitleggersten vollen wederlegd. Maar
veel gewigtiger, redenen, getrokken uitde
Leere wan dat Boek , hebben nog veel {tou:
ter gisfingen doen geboren worden, te
{e) Port Synopfis Criticorum.
WERD
apréslui, prétendent „que c'est un autre Auteur ou plu-
fieurs enfemble, qui „pour, ériger un. monument a la re-
Benet de Salomon, ou fimplement pour donner plus
'autorité aleur produétion „ont empruntê le nom et
le perfonage de ce Prince ,le faifant parler comme si
eut parlé lui même. Les raifons quifondent cette fap=
pofition tirées de quelques mots Chaldaïques et Arabes,
qui fe rencontrent dans ce livre „et qu’on prétend n’a-
voir pu fortir de la plume. de Satomon, ont été fuffifa-
ment refutées par d’ habiles Interprétes. Mais des rai-
fons plus graves, tirges de la doëtrine de celivre, ont
fait naïtre ausfi des conjeCtures plus hardies encore. ee
es
©) POL: Spnopfis Criticorum,
(156 )
Eenige Joden leeren ons , dat fommigen
hunner) Leermeefters dit Boek in ’t begin
voor de nakomelingfchap wilden verbergen,
dewyl het zaaken in zig fcheen te bevat-
ten; die ftrydig waren met de gezonde lee-
re, en zig zelve tegenfprekende; dog dat
zyn befluit, wel overwogen, hun van gedag-
ten heeft doen veranderen. ’t Geen ook
geltaafd is door HIERONIMUS , volgens CAL-
MET in zyne voorreden op den Prediker.
CALMET verzekert in die zelve voorreden ;,
dat-THEODORUS vAN MOPSUESTE (welke ,
gelyk mede zyne fchriften , in de vyfde al-
gemeene Kerkvergaderinge als kettersch
zym veroordeeld) geloofde, dat Salomon
dit‚Boek-had opgefteld , niet: door eene by-
zondere ingeving van den Heiligen Geest,
maâr enkel geholpen door het ligt van zy-
ne-
HED
Des Juifs nous apprenent, que quelques uns de leurs
Doteurs avoient d'abord voulu cacher ce livre a la pos-
terité , parce qu’il fembloit contenir des chofes contrai-
res ala faine do@rine, et contradiëtoires entr’elles ;
mais que fa conclufion bien confidérée les fit changer
d'avis.” C'est ce qui est confirmé par St, JEROME felon
Dom. CALMET dans fa preface fur }’ Ecclefiaste. CALMET
affirme dans cette meme préface, que THEODORE DE
MOPSUESTE (dont la perfonne et les gcrits furent ana-
theématifés dans le cinquieme Concile general) croioit ,
ue Salomon avoit compofé ce livre, non par une in-
piration particuliere du St, Esprit, mais fimplement wf
1
( 157 )
ne eigene natuurlyke of verkregene kennis,
Sommige Uitleggers, vervolgt hy „ waar:
_ van PHILASTRIUS fpreekt, hebben hem , als
te. zeer: het Epicureïsmus bevorderende,
verworpen. Eindelyk , CALMET plaatst
LUTHER zelfs onder het getal der genen;
welke den Prediker voor geen Kanonyk Boek
hebben willen erkennen. LUTHER , ver*
volgt hy, heeft. met zyne vrymoedigheid
of liever met zyne gewoone vermetelheid
gezegd, dat de Prediker hem als een lom-
pe Schryver voorkwam, welke ’er onge.
laarst en ongefpoord (dus zyn zyne bewoor-
dingen) door wandelde , dat hy zeer geleek
naarden Zhalmud, eneene verzameling van
veelerhande werken was. De Heer pes
VOEUX in zyne Philofophifche werhandelinge
over,
WOARE
dé des lumieres de fa propre fagesfe naturelle ouacquife;
Quelques Interprétes dont parle PHILASTRIUS, Con=
tinue til, le rejettoient comme favorifant PEpie
cureisme. Enfin CALMET range le fameux LUTHER lui
meme au nombre de ceux quin’ont pas voulu recon=
noitre £ Eeclefiaste pour un livre Canonique; LUTHER,
continue t’il , en catholique zele, a dit avec fa: liberté,
ou plutot fon íÍnfolence ordinaire; que Z'Ecclefiaste lui
paroisfoit un auteur plat, qui marchoit fans, bottes ni
eperons (ce font fes termes) qu’il resfembloit au Zhal-
mud et etoit un ramas de plufieurs ouvrages. » Monfieur
DES VOEUX dans {on Esfa: Philofophique fur V'Ecclefiafte, a
ee ï Ju«
\
(158)
over den Prediker heeft LUTHER van dic ha-
telyke befchuldiging vrygefproken.
„Alle die twyfielingen over de egtheid van
het Boek den. Prediker zyn geboren uit ze-
kere plaatfen; welke fchynen niet te konnen
voortkomen uitde pen vaneenen door Gods
Geest gedreven fchryver.. Men kan niet
ontkennen, dat ,wanneef men het oog {laat
op eenige plaatfen van den Prediker, en de-
zelve in het afgetrokken overweegt, men
gelooven zoude ‘een Sadduceer of een Ma-
terialist van onze dagen te hooren prediken
de vernieling van den geheelen Mensch b
Zynen dood, ‘en de wellustige grondregels
van het Zpicureiïsmus , welke’er een natuur-
dyk gevolg van zyn: Eene deere, te zeer
overeenftemmende met de-wysbegeertevan
deze Eeuw, dat zy daar uit haare belan-
gens niet zoude zoeken voor te {taan. Ook
Ee heeft
jûstifië Lurmer de cette imputation odieuft.
Tous ces doutes fur lauthenticitg du livre de /Ec-
„ein
pa
En
_
nt CO
heeft men over eènige jaaren in ’t lit zien
komen een kort begrip van den Ecolefiaftes
in verzen, ’t welk men geredelyk aan ‘den
Heere DE VOLTAIRE toekende, als met zy+
ne bekwaamheden en zyne gevoelens over:
eenftemmende;, in welk kort begrip hy al-
le plaatfen, waar van wy fpreken , farmer
trekt, welke hy boven dien naar zyfen
fmaak vervalfchende, gelukkig in zyn voor-
nemen geflaagdisom van den Prediker, wel-
ken: alle Chriftenen voor: een Goddelyk
Boek hebben erkend,een famenftel van God:
loosheiden vrygeeftery te maken. Het be-
fluit van den Prediker en verfcheidene
plaatfen , welke men in’t beloop van zyne
redenering vindt, toonen duidelyk genoeg ,
dat de Schryver een geheel tegenftrydige
Leere en grondregels heeft willen ae
aA / Cn.
paroitre il ya quelques années un Préis de PEcclefiaste
en vers, qu’on attribua d’abordva Monfr, DE VOLTAIRE
comme digne de fes talens et de fes principes: en ras-
femblant dans ce précis les pasfages dont nous venons
de parler-et les falfifiant encore-a fon grë, il est parver
nu afaire de /Ecclefiaste , que-tous les ‘Chrétichs re-
connoisfent pour un livre infpiré, un Code -d’impie-
te et de libertinage. -La Conclufion-de #’Ecelefiaste „vet
divers pasfages qu’on trouve dans le corps de fon
discours , montrent evidemmént que Auteur a vou-
lu etablir une Dorine & des Mâxitnesróat ópbo
ze VELE vann GESe
(160)
les (d)-Wan- alles dat:;gehoord iss: is het
einde van de zake: Vreest. God. enhoudt zy-
ne geboden; want-dit betaamt: alle. menfchen.
Want God zal ieder werk: in ’t gerigte bren-
gen,-met al dat verborgen is, ’t zy goed of ’t
zy. Kwaad, Ondeftusfchen moet men toe-
ftemmen, dat fer niets tegenftrydiger tegen
dat gevoelen kan begrepen;worden, dan de
zetregels die hy laat voorafgaan: (e) want de
devendigen weten dat zy (lerven-zullen:. Maar
de dooden weten-niet met allen’, zy. hebben
ook geenen-loon meer. Cfj-Ik, zeide in'myn
herte van de gelegenheid der; menfchen kin-
deren, dat. God hen zal-verklaren ‚en dat
ronken tog * datg Ameche
(err Eabr. be Bolko roer
(f)° Cap. TIE, I8-—-mon pi buor
BREE
fees, (d) Le but de tout le discours quia EE oui , c'est „ dit il, crain
Dieu et garde fes commandemens} car 'est la le tout de Î’ homme: par-
ce que Dieu ameneratouteoeuvreen zugement, touchant tout ce qui
est“cachf; foit bien foit mal. 11 faut avouer cependant qu'il
ne fe peut rien de plus oppofé ace principe que ces
asfertions qui le precedent: (Ce): certainement. les vivans
favent qu'ils mourront „ mais les morts ne favent vien et ne gan
gnent plus rien. (Â) lai penfé en mon coeur. fur-letat des. hom
mes que Dieu les en edlairciroit & qu'ils verroient qu'ils ne font
pÔ que
(d) Chap. XI. 13, 14
(e: Chap. IX. 5.
(£) Chap, III, 1821,
( 161 )
zy zullen zien, dat zy als de beesten zyn aan
hun-zelwen. Want wat den kinderen der
menfchen wedervaart ‚ dat -wedervaart ook
den beesten, en eenerlei wedervaart hen bei-
den: gelyk die flerft, alzoo flerft deze, en
zy allen hebben eenerlei adem , en de uitne-
mendbeid der menfchen boven de beesten is
geene; want allen zynze ydelheid , zy gaan
allen naar eene plaaïfe: zy zyn allen uit het
flof, en zy keeren allen weder tot het flof: Wie
merkt dat de adem van de kinderen der men-
Jchen opvaart naar boven, en de adem der
_beesten nederwaarts vaart in de aarde? Zou
_deftoufte Materialist zig wel anders uitdruk-
ken ? en zou de overgegevenfte Zpicurist
de volgende ftelregels , zoo verfchillende
van het flot zyner redenering, niet gretig
aannemen? (g) dies ik gezien hebbe ‚ dat ‘er
‚niet
(8) Cap. HI. 22.
BERKER
que des betes. Car accident qui arrive aux “hommes,
et Paccident quì arrive aux betes-, est un meme accident;
telle gw'est la mort de Vun, tellevest la mort -de Vantre: & ils
ont tous un meme fouffle , et lhomme n'a point d'avantage fur la
bete, car tout est wanité: tout va en un miewed lieu , tout a ête
fait de la poudre et tout retournie'en la poudre. Dui Ëst ce qu?
connoit que le fouffle des hommes monte en haut , et que le fouffle
_de la betedefcend en bas en terre, Le plusdeterminé Mate
rialiste f’exprimeroit il autrement? et ZEpicurien le plus
decidé n’adopteroit il pas les maximes fuivantes fl con-
traires a celle de la conclufion? (@) il zy a rien fous le
“ 1 a
(g) Chap. IIL, 22. |
(162 }
niet beter is ‚ dan dat de menfche zig verbly-
de van zyne werken, want dat is zyn deel, (
Gaat dan henen, eet uw brood met vreugde >
en drinkt uwen wyn met goeder herte: want
God heeft alreeds een bebagen aan uwe wers.
ken, „Laat uwe kleederen taller tyd wit zyn,
en laat op uwen hoofde geen. olie ontbreken:
genie des levens met de Vrouwe die gy lief
ebt, alle de dagen uwes ydelen levens. Hoe
zullen nu die plaatfen in ’t byzonder , en
het overige van dat Boek in ’t gemeen,
overeen te brengen zyn met het befluit, of
daar toe eenigfins bevorderlyk zyn? Die is
eene vraag welke vele Uitleggers heeft be-
zig gehouden. Ieder van hun heeft hiertoe —
eene onderfcheidene manier, volgens hun-
ne byzondere begrippen, gebruikt, om dit
op eene voldoende. wyze te ontknoopen,
_() Cap. IX. 7-5.
BEREIDT
foleil de meilleur a ΰ homme que de manger et de boire et de fe
réjouir ; c'est la fa portion. (h) manze touipain avec joie et boi
geriement ton vin; que tes wetentens foient blancs en tout tems
et que le parfum ne manque point fur ta tête, Wi joieufement
vous les jours de ta wanité avec la femme que tu as aime.
Comment ces pasfages en particulier et tout le reste
du livre en general peut il accorder avec la conclufi-
on, ou y conduire? c'est une question qui a occupé
plufieurs Interpretes, Chacun d’euxfelon fon tour d’es-
prit particulier a emploié une methode particuliere
pour larefoudre d'une manierefätisfaifante. Mais ces
me-
(hb) Chape IX, 79,
Dog
_ (163)
Dog alle die voorfchriften hebben die on-
volmaaktheid, dat zy of te ongegrond of te
_ wer gezogt, of te lang zyn. Dit heeft my
aangezet om eene kortere, eene eenvaudi-
gere, en meer gegronde wyze op te zoe-
ken.
Daar zyn ’er (i) geweest onder de Ou:
den, welke, om die plaat{en , die wy uit der
Prediker hebben bygebragt, dien aanftoot
te benemen ,welken zy zouden konnen ver-
oorzaken, daar eenen verborgenen zin aan
gegeven hebben. Anderen hebben zig
verbeeld, dat ’er waarheden van de fyntte
uitvinding der natuurlyke Wysbegeerte on-
der verborgen waren, Zie daar zeer on-
gegronde en vergezogte oplosfingen, nie-
mand zal het loochenen. Indien zy 4l kun-
nen
_‚(Á) DES vorux in zyne Philofophifche en Taalkun-
dige verhandeling over den Prediker. :
BEREKENDE
methodes ont toutes le defaut detreé ou trop gratuites ,
ou trop zecherchées ou trop longues. C'est ce qui m’a en-
gage a en chercher une plus caurte plus imple et mis
eux fondée,
ll yaeu (i) des ancien qui pour lever le fcandale iS
que pourroient caufer les pasfàges que nous venons d’
extraire de PEcclefiafe , y ont attaché un fens mystis
que. D'autres fe font imaginés qu’ils cachoient des
verites du resfort de la Philofophie naturelle. Voila des
folutions bien gratuites & bien rechercheés, perfonne
men disconviendra, Si elles peuvent faire brifler Pimagi-
f L 2 na-
(1) DES vorUx a Philofophical and Cricical Esfay on Esctefiafbss.
(164)
nen ftrekken om de verbeeldingskragt det
geenen, welke dezelve gebruiken, te doen
uitblinken, kan het evenwel nooit anders
Zyn dan ten kofte van hun oordeel.
„Andere oordeelkundigen hebben een re:
delyker weg ingeflagen ; die Schriftuur-
Texten den letterlyken zin hebbende la-
tenbehouden ‚waarin zy voorkomen, ftem-
men zy daarin overeen, dat het Sa/omons ei-
„gene ftellingen niet zyn ,nog zyne eigene ge-
voelens, welke hy hier uitdrukt. De eene
geeft voor, dat-dit gantfche Boek niet an-
ders zy, als een famenmengfel van ftellin-
gen aangaande het wezentlyk geluk, waar
in de Schryver heeft zoeken te vereenigen
het valfche met het waare, het kwaade met
„het goede, om daar uit op te maken , dat,
alles wel overwogen en vergeleken, de
vreeze des Heeren het wezentlykfíte voor
een
ADE
nation de ceux qui ies emploient, ce ne fera jamais
qu’aux depens de leur Jugement.
D’ autres Critiques ont pris un parti plus raifonable,
Laisfant a ces pasfages le fens litteral qu’ils prefentent,
ils conviennent que ce ne font pas fes propres maxi-
mes, ni fes propres principes que Auteur y exprime,
L’un pretend que tout le livre n'est qu'un melange de
maximes fur la felicité, ou l'auteur asfocie le faux et le
vrai, le mäuvais et le bon, pour conclure que tout
bienpefëet compare, la crainte de Dieu est le zo de
om=-
EN
(265 )
een mensch zy: maar beter. was het niets
te zeggen, dan dit te zeggen. Een ander
geeft voor, dat Salomon, naar de wyzeder
Redenaars, eenige V rygeeften en Godloor
zenfprekende doet voorkomen, om hen te
wederleggen: of wel dat hy. hunnen {preek-
trant volgt, om in het flot van zyne rede-
nering hunne mistafting.en dwaasheid te
doen gewaar worden. Deze laafte veron-
derftellinge fluit. wel in zig een algemeen
denkbeeld van het geen wy in ’t vervolg
zullen ontvouwen, niet weetende dat nog
iemand tot heden dit op eene geregelde wy-
ze heeft uitgevoerd :. maar belangende de
voorgaande veronderftelling ,‚ men merkt
ligt haare zwakheid, als men daar van eene
toepasling wil opmaken. Wantalsdan kan
men zig niets verwarder voorftellen dan de
TG
BOKT
homme: mais mieux vaudroit ne rien dire que ne
dire que cela. Un autre pretend que Salumon, a la ma=
niere.des. Orateurs „fait parler deslibertins et des impies
pour les combattre, ou bien qu’il y tient leur langage
pour-en faire fentir dans fà conclufion laveuglement et
la folie. Cette derniere fappofition renferme bien le
germe de celle que nous développerons dans la fuite,
„ne fachant pas quelle est été -jusqu’aprêfent developpeë
„avee méthode: & quant a la fuppofition précédente on
Sent fà foiblesfe quand on en veut faire lapplica-
(tion, Car alors il ne fe peut rien de plus confus que
VOR AAE à KE c 1 eije : \& le
(166 )
redenering van den Prediker, en men kan
niets ontdekken , waarin de tegenwerpingen
van de antwoorden worden onderfcheiden,
De oplosfing van den Heer LE CLERQ isaan
dezelfde zwarigheden onderworpen. ” Som-
» mige Geleerden, zegt hy (k) , zyn van
» gedagten, dat de Prediker zy eene fa-
> menfpraak , waarin een Godvrezend
„> mensch twist met eenen Godloozen, die
» in de gevoelens der Gadducëen Îaat 5
s en waarlyk daar komen zaken in voor;
» regelregt tegen elkander ftrydende, wel-
s ke men één enkel perfoon niet voegzaam
‚ kan doen zeggen :” dog wy zullen wel
aast het tegendeel toonen. *” Maar, ver-
» volgt de Heer LE CLERCQ, het is zeer
„> MO-
Ck) Sentimens de quelques Theologiens de Hollande
fur PHiftoire Critique du V. T, par R. SIMON , pag. 272,
HERDE
le discours de PEcclefiafte, et on n’y voit rien qui distin-
gue les objections d’avec les réponfes. La folution de
Mr. LECLERC est fujette aux memes difficultes, ” Quel-
9, ques favans, dit il (k), ont cru que PEcclefiafte est _ |
» un dialogue, ou un homme pieux dispute contre
„> un impie , qui est dans le fentiment des faducéens ;
…… % en eftet il y a des chofes diretément oppoftés les
„, unes aux autres, qu'on ne peut pas faire dire a une
>, memeperfonne” : nous montrerons bientot le con_
traire, ” Mais, continue Mr. LE CLERC, il est. extre.
> me
(k) Sentimens de quelques Theologiens de Hollande fyr 1'Hifiois
re Critique du V: T; par R; SIMON , Pag. 272
(167)
» moejelyk de prfoonen te onderfcheiden,
», Of naauwkeurig te ontdekken, onder wel-
__» ke perfoonsverbeelding de Schryver if
s elken Schriftuur-Text {preekt :” en dit is
zeker iets, daar men zig niet zeer over te
verwonderen heeft.
Eindelyk, de Heer Des vOEUX, mis-
noegd, en met reden, over de voorgaande
oplosfingen, heeft ’er eene nieuwe opgege-
ven in eene Engelfche verhandelinge, tot
opfchrift hebbende: 4 Philofophical and
Critical Esfay on Ecclefiaftes €”c. €”c. Lon-
don 1760. 1. Vol. in 4to. Hy ziet in geene
van de plaatfen by den Prediker, die ik heb-
be aangehaald , nog ‘ook in eenig ander
deel van dat Boek de fnoode ftelregels van
_ het Zpicureïsmus, nog de haatelyke grond-
_beginfels der Sadducten. Die plaatfen zul-
Ten dit niet wel kunnen te kennen geven vol-
gens
VREDE
» mement difficile de distinguer les perfonnes, ou de
», deméler exaétement, fous la perfonne de qui l’ Au-
‚„, teur parle en cliaque pasfage”: & c'est ce qui n'est
pas etonnant.
Enfin Mr. DES vorEUx mecontent, et-avec raifon „des
folutions, précédentes en a propofé une nouvelle dans
un traité Anglois intitulé : „4 Philofopbical and Critical
Esfay on Ecclefaffes &c. &e. London 1760. 1. Vol. in 4t0.
il ne voit dans les pasfàges de PEcclefiafte que j'ai cités,
_& dans aucune autre partiede ce livre, ni les indignes
_maximesde £ Epicureïsme, ni les odieux principes du Se-
duceisme, Ccs pasfages ne fàuroient les exprimer felo1
Î L
Î 4 Mr,
( 168 )
gens den Heer DEs VOEUX, ten zy.men
dezelve haaren famenhang beneme, zoo
‘wel met hetgeen voorgaat, als met het
geen volgt, ten zy men haar eenen alge-
meenen of volftrekten zin. geve, hoe zeef
dezelve ook gematigd zy door den. fa-
menhang-of. het oogmerk van den Schry-
ver, of ten‚zy. men dezelve kwalyk be-
grype, of kwalyk vertaale. Ingevolge
van deze:laafte gedagte heeft hy eene over-
‘ziening gemaakt van alle die plaatfen, wel-
ke dien aan{toot geven, en door deze ver-
anderingen.heeft hy dezelve in eene gantsch
verfchillende beteekenis doen voorkomen.
Na dit alles heeft hy een kort beftek van
‚de gantíche redenering gemaakt, welke hy
tot drie algemeene voorftellen brengt, met
hunne,bewyzen: en korte ftellingen. Een
ontledende fchets, die zeer verward is, ien
ts wel-
EE
„Mr. pes vOEUX,; que quand on les detache de leur con-
nexion avec.ce qui les-precede ‚& ce qui les fuit, que
quand on leur donne un fens univerfel & abfolu, quoi
gl foit modifié par le contexte ou par le desfein de
auteur, ou que-Qquand ils font mal entendus et mal
traduits.. En confêquence de cette derniere idee, ilre-
touche tous ces paslages qui caufent le fcandale , & par
ces correétions il leur fait exprimer un {ens tout diffe-
rent. Apres cela il fait une analyfe du discours en-
tier, qu'il reduit a trois propofitions générales avec
leurs preuves et deurs corollaires, Analyfe fort com-
pli=
( 169
welke hy bewyzen wil, dat de: Prediker
gene Philofophifche redenvoering zy ,inde-
welke geen beftraffelyk voorftel op zig zel
ven te vinden is: Zie daar eene redeneer-
wyze, welke, ik langwylig genoemd hebbe,
en die, om, tot het regt bêgrip van dat Boek
te komen, eene oordeelkundige kennis ver-
onderftelt , welke eik mensch zekerlyk niet
bezit. Zonder te onderzoeken de veran-
deringen, die de Heer Des vOEUX in alle
overzettingen maakt, door welke hy alle
de Overzetters op eene gelyke wyze. be-
fchuldigt , dat zy de grondwoorden niet
hebben veritaan, dewyl alle de overzettin-
gen na genoeg overeenkomen, heeft hy mo-
gelyk geen agt gegeven, dat de Jooden
zelfs, reeds van. vroege tyden af, zig-aan
die plaatteri hebben geërgerd, die by ge
| volg
BEE
_pliquge par laquelle il veut prouver que P'Ecclefiaffe est un
discours Philofophique,dans lequel il ne fe trouve aucune
_propofition condamnable en elle meme. Voilaune me=
thode que j'ai appellge longue, & qui fuppofe pour in-
„telligence de ce livre des connoisfânces critiques, un
favoir que tous les hommes ne posfedent point. Sans
_examiner les correétions, que Mr. pes VOEUX fait a
toutes les verfions, par les quelles il accufe tous les
_Tradutteursegalement de n’avoir pointentendu le tex-
“tes car toutes les vetrfions f’accordent a peu prés; il
_m’a pas fait attention peut-être, que les juifs eux me-
mes dans les tems anciens Hsk deja été fcandalifés
‚ndi 5 par
(170 )
volg by hen den zelfden zin hebben uitge-
leverd , als waarin zy ons, in onze over-
zettingen, voorkomen. Zie daar de rede-
nen, die my genoopt hebben eene natuur-
lyker en korter oplosfing te zoeken, welke
aan de meest aanftootelyke plaatfen in den
Prediker dien zelfden zin latende, in wel-
ken men dezelve van zoo vele Eeuwen
reeds verftaan heeft, teflens op eene dui-
delyke en kermelyke wyze zal doen zien,
dat wel verre van het zoo God vrugtig oog-
merk van dat Boek tegen te {preken, de-
zelve daar regelregt toe leiden , fchoon
op eene bedekte wyze, en zyn befluit op
‘het nadrukkelykfte beveftigen. 5
Men zoude zekerlyk al te voorbarig oor-
deelen, indien men wilde befluiten, om dat
fommige voorftellen, door eenen Schryver
| in
BEET
par ces pasfages, qui leur offroient par confequent le
meme fens qu’ils nous offrent dans nos verfions. Voi-
la les raifons qui m’ont engagé a chercher une folution
plus naturelle ct plus abregee, qui en laisfant aux pas-
fages les plus choquans de 'Ecclefiafte „le fens dans lequel
on les a compris depuis tant'de fiecles , feroit voir d'u-
ne maniere claire ct fenfible „que bien loin de contredi-
re le but fi pieux de ce livre ils y conduifent direêtc-
ment, quoique d'une maniere indirette, & etablisfent
fa conclufion de Ja maniere la plus folide.
Ce mest que par un jugement precipite qu'on peut
conclure, de ce que certaines propofitions, qu'un Au-
| teur
(171)
in het beloop van zyne redenering voorge-
‚dragen, ftrydig zyn met het oogmerk dat
hy zig daar in voorftelt, dat zy daarom
ook tot dat oogmerk niet zouden konnen
dienftig zyn. Men wederlegt fomtyds met
het gelukkigst gevolg eene grondftelling ,
die men íchynt te onderwyzen. Indien ee-
ne grondftelling onderhevig is aan gevol-
gen, die oogenfchynlyk ongerymd zyn, en
’er ondertusfchen natuurlyker wyze uit
voortvloejen, is ‘er in zoo een geval wel
iets bekwamer, om de valsheid van de ge-
heele grondftelling te doen gewaar worden,
als die gevolgen ’er uit te haalen, en dezel-
ve in alle hunne kragt voor te {tellen ? Dit
is eene verftandige list om zulken , dieeene
zoodanige ftelling hebben aangenomen, te
befchamen, en door welke men aan ieder
een de oogen doet opengaan , die zig gren
en
KEO
teur avance dans le corps d’un discours „font contraire
au but qu'il f’y propofe, que par cela même elles ne
conduifent pas a ce but. On refute quelquefois et avec
fuccés un fystême, en paroisfant Penfeigner. Sí un
fytiême est fûjet a des confequences Evidemment ab-
furdes et qui cependant en decoulent naturellement,
fe peut il rien de plus proprea faire featir la fausfeté de.
tout le fystême , que d'en tirer ces confequences et de
les exprimer dans toute leur force? c'est un artifice
Angenicux par lequel on fait rougir ceux qui ont adop-
té un tel fystême, et par lequel on ouvre les yeux
a
( 172)
den laten misleiden , door flegts van eenen
gunftigen en flikkerenden kant dezelve te
befchouwen. Het is ten anderen mede een
regel van de Redeneerkunde, dat, terwyl
men de ongerymdheid van het eene voor-
ftel bewyst, men de waarheid van het te-
genovergeftelde aantoont. En dit is hier,
zoo het my voorkomt, de redeneerwyze,
op welke de Schryver van den Prediker tot
het flot van zyne redenering heeft willen ko»
men, hier in ‘bewyzende , dat God alle
werk in ’t gerigte zal brengen, en dus, dat
God te vreezen, en zyne geboden te bewa-
ren bet befle van den mensch zy + En zie hier
wat Hem tot deze leerwyze zal hebben kon-
nen doen befluiten. Salomon leefde onder
eene huishouding , welker duidelykfte be-
loften tydelyk waren. De ZEGE, en
vloe-
BETREEDT
a quiconque pourroit fe laisfer feduire par fes cotés _
piaufibles et apparens. Dailleurs c'est une rëgle de
Logique , qu'on demontrela verité d'une propofition en
demontrant Yabfurdite de la propofition oppofée, C'est
la methode par laquelle il me femble que Auteur de
‘PEcclefiaste aà voulu arriver a la conclufion de fon dis-
cours; en prouvant que Diew aménera toute oeuvre en ju-
gement „Ò* qw’ainfi craindre Dieu et garder fes commandemens
c'est le tout de Pbompe: et voici ce qui aura pu le deter-
miner pour cett@& methode.‘ Salomon vivoit fous une Ì
oeconomie dont les promesfes tes plus politives etoi-
ent temporelles, Les bénédiétions et les malédictions
dont
(175)
vloeken, waar mede de Wet vergezeld
was, waren alleen voor Israël. De byzon-
dere beloften, die haare volkomene vervul-
ling niet zouden hebben , als in een aan-
{taande leven, waren niet geheel ontzwag:-
teld, nog duidelyk voorgefteld. Misfchien
dat fommige Israëliten in dien tyd reeds
befloten , dat alles voor den mensch zig be-
paalde by het tegenwoordige leven. Mise
fchien dat de gevoelens, welke de Saddu-
cëen lang daar na tot eene grondftelling
bragten, van dien tyd af reeds begonden
ftand te grypen. Het kan zyn, dat Sa/o:
mon zelf, verdronken in grootsheid en wel-
lust, heeft toegegeven aan eene zoo fcha-
delyke dwaling; dog aan het einde van zy-
nen leeftyd gekomen (wyl men met zeer
veel waarfchynlykheid onderftelt, dat hy
VD / toen
| HENDE
dont la loi fat accompagnges etoient nationales, Les
promesfes particulieres , qui ne doivent avoir leur der-
nier accomplisfement, que dans une autre vie, etoient
ni entierement dévéloppees ni clairement exprimees;
peut-étre que des lors quelques Israëlites en conclu-
oient quc tout fe borne pour Phomme ala vie préfente ;
peut-être que les principes, que les Saducgens reduifi-
rent longtems apres en fyftême , commencoient des lors
a f’etablir; peut-être que Salomon lui meme. dans U'I-
vresfe des grandeurs et de la. volupté avoit donné dans
cette pernicieufe erreur ; mais parvenua la fin de fà car
riere, (car onfuppofe avec beaucoup de vraifemblance ,
que
(174 }
toen den Prediker heeft faamgefteld) en van
zyne dwalingen te rug gekeerd , erkende
hy de waarheid van een toekomftig leven ,
en wilde daar van ook anderen overtuigen,
Hierin dagt hy niet gelukkiger te kunnen
flagen, als een ieder langs dien weg te lei-
den, welken hy zelf bewandeld hadde. Dit
gefchiedde ongetwyffeld ‚na dat hy het nie-
tige van alle tydelyke bezittingen had on-
dervonden , na dat hy derzelver toedee-
linghad overwogen, en na dat ailes moest
erkennen, dat het beltaan van een mensch
onoplosfelyk zoude zyn, indien zyn ge-
heel aanwezen zig bepaalde by de eind paal
van zyn fterfelyk leven; hoe tegenftrydig
zoude deze ftaat niet zyn met het denkbeeld
van eenen alwyzen regtveerdigen en goe-
den Schepper , hoedanig eenen Hem de
Boeken van Mofes voorftelden , en zoo 5e
e
WEEDE
que ce fut alors qu’il compofa PEccleftafte) et revenu de
fes egaremens, il reconnut la verite d'un avenir et
voulut en convaincre les autres. Il ne crut pouvoir
mieux yreusfir qu'en les menant par la route qui Fy ä=
voit lui meme conduit. C'etoit fans doute apres avotr
fenti le vuide de tous les biens temporels, apres avoir
réfléchi fur leur distribution et avoir reconnu combien
Petat de Phomme feroit inexplicable fi toute fon exis-
tence fe bornoit au terme de fà vie mortelle; combien
cet etat feroit contraditoire avec lide d'un createur
tout fage jufte et bon, tel que les livres de Moife le
— FC=
Î
|
|
|
(175)
de Natuur Hem ons doet kennen: na.eene
overweging van dit alles zal hy begrepen
hebben, ’t geen hy moest begrypen, dat
de mensch de vernietiging van zyn lichaam
zal overleven, dat hy zal blyven beftaan
na zynendood , en dat alsdan God alle werk
in’ gerigte zal brengen, belangende alles wat
werborgen is,’ zy goed’t zy kwaad. Het
is geenfins noodig hier om te onderftellen „
dat Salomon zulke verligte denkbeelden van
dat oordeel gehad hebbe, als het Evange-
lie ons opgeeft. Salomon bepaalde onge-
twyfield zyne gedagten tot dit algemeene
denkbeeld: ” dat dit fterfelyk leven het ge-
„ heele aanwezen van den mensch niet in zig
‚ zalbefluiten, maar dat ’erna den doodeen
» ander tydperk zal zyn, in ’t welke God zal
„ter uitvoer brengen, ’t geen hier flegts ont-
29 wor-
reprefentoient „et que la nature nous le fait connoitre:
c'est aprés toutes ces confiderations qu'il aura com-
pris, & qu’il devoit comprendre , que 'homme furvi-
vra ala deftruétion de fon corps ‚qu’il continuera d'exi-
fter apres la mort, et qu’alors Dieu aménéra toute oeuvre
en jugement , touchant tout ce qui est caché, foit bien foit mal.
Il n’est pas necesfäire pour cela de fuppofer a Salomon
des idées ausfi développees de ce Jugement que celles
‚que lEvangile nous en donne, Salomon bornoit fans
doute fà penfëe a cette idée generale: :” que la vie
ss Mmortelle de Phomme ne bornera pas toute fon exis-
ss tence, mais qu’aprés la mort il y aura une autre pe-
ssvtiode, ou Dieu achévera en lui ce qu’il n’avoit ed
rel qu-
(176)
„ worpenis, waar in de deugd haâre beloo-
„ ningen zal genieten, welke aan haar be-
„„'loofd zyn, en welke zy in dit leven zoo
„ zeldzaam verkryet; waar in het kwaad
„ zyne verdiende ftraf zal ontfangen, wel-
‚„ ke het hier beneden zoo dikwils weet te
„> ontwyken; en dat dus het geen ons hier
„ zoo duifter, zoo ondoorgrondbaar , zoo
‚ verborgen in den ftaat van den mensch
„, voorkomt, als dan zal opgeklaard „en in een
„, volkomen daglicht geteld zyn” Deze
manier, door welke Salomon zelf gebragt
was tot overtuiginge van die waarheid dat
’er eene toekomftige ftaat zy, wilde hy ge-
bruiken in zynen Prediker „om daar ook
anderen van te overreden. Als men dit
Boek met aandagt en oordeel naleest, zal
men haast ontdekken, dat het geene ande-
re
VAEEDLONE
„, bauche dans celle ci; ou la vertu obtiendra les re-
„» compenfes qui lui font promifes ct quelle n'obtient
„, pas toujours dans ce monde; ou le vice recevra Ja
> punition qu’il merite et a laquelle íl echappe fou-
» vent ici bas; & qu’ainfi ce qui nous paroit a préfent
„. fi obfeur, fi impéngtrable, fi caché dans Vetat de
> Phomme,feraalors eclairciet pleinement manifesté.”
Cette methode felon laquelle Salomon etoît parvenu lui
meme a fe convaincre de la verité d’un avenir, il fen
fert dans PEcclefiafte pour en convaincre les autres.
Quand on lit ce livre avec attention et avec Jugement
on peut decouvrir qu’il n’est autre chofe qu'un déve-
lop- «
(177)
te zaak behelst; als eene regelmatige ont-
vouwing van dat vertoog: ”dat, in vooron-
_ > derftelling, dat alles met den dood voor _
„ den mensch een einde neemt ‚(l) alles , dat
» onder de Zon gefchiedt, niets is als ydel-
» heid en kwellinge des Geeftes „dat is te zeg-
» gen,dat niets, ’t geen betrekking heeft op
» den mensch, uitloopt tot het eindoog-
» merk waar toe het gefchikt fchynt, of,
_» gelyk het Salomon in andere bewoordin-
5 gen uitdrukt, dat (m) de afdwaalingen en
>» onvolmaaktheden dezer waereld niet kun-
» nen geteld worden , dat de Geest des
menfchen zig te vergeefs zoude kwellen ,
» indien hy de wanorde der zedelyke er
A
(1) Cap. IL. 14,
4 (U) Ibid, Eh
HRD
loppement méthodique de cet argument: ” Que, dans
sz» la fuppofition que tout finit pour P'homme avec la
„> mort, (Ì) zout ce qwi fe fait fous le foleil n'est que vanité
=p EL que rongement desprit, C‚ad., que rien de ce qui a
to) Tapport a ’homme, n’arrive au but auquel il femble
3 deftiné; ou, comme Salomon lexprime en d’autres
„> termes, que (m) les defauts et les imperfeétions du mondeze
ins peuvent fe nombrer; que Vefprit de homme fe tour=
s, menteroit vainement pour concilier le desordre du
é M >, MON»
(1) Chap. 1. 1
Mi) oid, 25.”
(178)
„ teld wilde overeenbrengen tet die God-
»» delyke wysheid, die zig zoo allerduide-
» lykst in de orde der natuurlyke waereld
» ontdekt , dat dus die vooronderftelling
» blykbaar valsch moet zyn, en dat het te- |
» gengeftelde voorftel, ’t geen alle die zwa-
„ righeden wegruimt, alle die duifterheden
„‚ doet verdwynen, en de Godheid volko-
» men regtvaerdigt, ontegenfprekelyk waar
» moet zyn”.
Niets blyft ’er thans over, als deze onder-
ftelling te {taven, en de redenering zelvete
doorloopen, om daar in de onderfcheide
deelen van dit bewys aan te toonen, en te
doen zien met welke eene regelmatigheid zy
het bedoelde befluit van den Schryver be-
gunftigen. Dit is het geen ik zal tragten uit
te voeren, hier in den draad der PE
, VOl-
HOED
2» monde moral , avec la fagesft de Dieu qui fe manife-
, fte fi clairement dans ordre du monde phyfique,
9» qu’ainfi cette fuppofition doit étre Evidemment faus-
» fe, et que la propofition contraire qui léve toutes
ey Ces difficultes, disfipe ‘tous ces nuages:et juftifie
„> Pleinement la Divinité, doit €tre wraic.”
Il nerefte apréfent qu’a confirmer cette fuppofition en
parcourant le discours même , pour y indiquer les différens
membres de cet argument, et faire fentir la jufteste
avec la quelle il ménent a la Conclufion indiquée par
Auteur. C'est ce que je vais tacher de faire en fui=
vant
( 179 )
volgende; alleen zal ik laten voorafgaan de
aanmerkingen welke Salomon maakt, omde
gevolgen famen te voegen, die hy daar uit
afleidt, en welkedaar onder vermengd zvn.
Het zal genoegzaam onnoodig zyn aante
merken, dat ik my niet zal ophouden met
de meenigvuldige uitweidingen , waar in $a-
Jomon zig uitlaat volgens de gewoone wyze
der oude Schryvers, nog by de regels van
ons gedrág, die hy by zulke gelegenheden
voorfchryft. Ik zal my niet ophouden, als
met het geen een regelregte betrekking heeft
| tot het groote oogmerk van zyne redenering,
Men moet geenfins uit het oog verliezen,
dat Salomon hier fprekende inkomt, als een
mensch verzadigd en wars van de goederen
dezer waereld, en wien die van eene toe-
komftige waereld onbekend waren. Hy be-
gint
BEEDLE
vant l'ordre même du discours, feulement je ferai prés
céder les obfervations que Salomon fait, pour joindre en=
femble les confequences qu’ilen tire & qui f’y trouvent
entremélées. [lest presqu’inutile d'avertir que je ne
ferai pas attention aux digresfions frequentes que Salo-
mon Íe permet felon la methode de presque tous les
anciens Auteurs, ni aux maximes de conduite qu'il
t ditte a leur occafion „je ne m’arreterai qu’a ce qui fe rap=
porte le plus dire@tement au grand but de fon disgours.
__H ne faut pas oublier, que Salomon va parler en hom-
me rasfàfië , degouté des biens deee monde „et ne con-
moisfant point ceux du monde avenir. Il commence
Ô M 2 par
(186)
gint met eenen uitroep over de Tdelheid van
die bezittingen, en de geringe vreugd; die de
mensch daar van geniet: (n) Juelheidderydel-
heden, ’tis alles ydelbeid ‚wat voordeel heeft de
mensch van allen zynen arbeid , dien hy arbeidt
onder de Zonne. Dit zal het oogpunt zyn waar
in Salomon in’ vervolg dezelve zal befchou- —
wen ‚wanneer hy die meer omftandig zal be-
handelen. Maardeze ydelheid, deze onftand-
vastigheid „die wanordeten opzigte van den
mensch, of in de zedelyke waereld, zou
zoo fterk niet aandoen , indien de natuurly-
ke waereld ons nict het tegengeftelde aans
boodt. Dit is ook de reden, waarom Sa-
lomon al aanftonds die orde gadeflaat, die
zoo onveranderlyk in de natuurlyke waereld
ftand houdt: {o) Het een geflachte gaat, en
het
(n) Cap. L. 2; 3.
Co) Cap. L. 4, 5, 6, 7.
par une exclamation tur la vaxité de ces biens, fur le peu de
fruit que Phomme en retire: (n) Vanité des wanites, tout
_estvanité, Duel avantage albomme de tout fon travail auguel
il foccupe fous le foleil? ce fera le point de vue fous le-
quel il les envifagera dans la fuite lorsqu’il en fera le
detail; mais cette vanité, cette inconftance, ce dés-
ordre al’egard de l'homme , ou dans le monde moral , ne
frapperoit pas tant, file monde phyfique ne nous offroit
pas le contraire, Voila pourquoi Salomon Temarque d’a-
bord cet ordre qui fubfifte fi conftamment et fans va=
_ ier dans le monde phy{ique; (o) Une génération pasje et
au
“«{n) Chap. I. 2, 3. J
„…{0) Chap. Ee 43 53 Ga
| EE Ke
bet ander geflachte komt ‚maar de aarde flaat.
in der eeuwigheid. Ook ryst de Zonne op,
en de Zonne gaat onder ‚en zy. bygt naar hag-
re plaatfe, daar zy oprees. Zy gaat naar
het Zuiden, en-ay gaat.om naarhet Noor-
‚den: de wind gaat fleeds omgaande, en de
wind keert weder tot zyne ommegangen. Alle
de beeken gaan in de zee, nochtans wordt de
\_zee niet vol: naar de plaatfe daar de beeken
henen gaan, derwaarts gaande keeren zy we-
| der. Zie daar de wezentlyke orde der zaas
‚het oogmerk , waar toe zy gefchikt zyn ;
deze fchikking heeft plaats gehad van dat
oogenblik af, dat de natuur uit haar eerfte
Niet is opgetrokken „en zal zoo larig ftand.
houden als zy zelve, (p) Het geen dat ’er,
£e-
KD
‚_Pautre génération wient, mais la terre demeure toujours ferme.
Le foleil ausfi fe lEve et le foleil fe couche, et il foupire d'apres le’
dieu a’ou il fe lEve, Le vent va vers le midi et tournoie vers -
PAguilon, il va tournoiant gâ et là & retourne après fes cire’
euits. Tous les fleuwes vont en la mer et la mer n'en est point”
… remplies les fleuves retournent au lieu d'ou ils etoient partis
‚pour reverir ; voila un ordre réel des- chofes qui repon=
‚ dent au but auquel elles font -deftinges; cet ordre éx-
‚ ifte aïnfi depuis que la nature a été tirée du neant, et’
‚_@xiftera-autant quelle. (p) ce qui a &é fera et ce qui a’
rt D M 3 dE
Ln
(Pp) Cap. IL. 9.
| Cp) Chap. 1, 9,
(182)
geweest is, het zelwe zal’er zyn: en bet geen
dat 'er gedaan is, het zelwe zal ‘er gedaan
avorden « zoo dat ’er niets nieuws is onder
de Zonne: (eene uitfpraak die ook betrek-
kelyk kan gemaakt worden op de wanorde
in de zedelyke waereld). Na dit te heb-
ben opgemerkt, gaat Salomon den ftaat van
den mensch overwegen, in die algemeene
voororderftelling , dat alles met den mensch
in zyn dood een einde neemt, en dus vindt
hy niets, en kon ook niets vinden, in al
zvn onderzoek , als ydelbeid en kwellinge des
geeftes. Hetlot van een mensch brengt hem
niets onder het oog, als verwarring, onge-
fchiktheid, en onoplosfelyke raadzels. (q)
Het kromme kan niet recht gemaakt worden;
en bet geene , dat ontbreekt, kan niet geteld
_ wor-
{9) Cap. L. 15.
HERDE
&E fait est ce qui fe fera, À dl n'y a rien de nouveau fous le
foleil: fentence qui peut f’appliquer ausfi au desordre
du monde moral). Après cette remarque Salomoz va
conliderer l'état de l'homme dans la fuppofition com-
mune que tout finit pour lui avec la mort, €t alors il
ne trouve et ne doit trouver dans fes obfervations que
wanité Ct rongement d'efprit, Le fort de Phomme ne lui
offre que confufian, désordre, enigme inexplicable. (q) |
ge qui est tortu ne peut fe redresfer, et les defauts ne fe peuvent
nom
(9) Chap, %. z5,
Fr
(183)
eden. Deze gebreken of dat groot kwaad,
(eiyk hy zig elders, uitdrukt „ overweegt
by inalles, ’t geen. hier beneden eenige be-
trekking op den mensch heeft.
_ Al aanftonds merkt hy deze gebreken en
dat moejelyk kwaad op, in elles ’t geen ge-
fchike is om de bezigheid der meníchen uit
te maken , en ’t welke behoorde te ftrekken ,
om hun geluk te volmaken. Hy merkt
te regt aan, dat die voorwerpen, in ftede
van hen door de genieting gelukkig te ma-
ken ‚hun niet dan een bronwel van rampen
en verdrietelykheden hebben geopend. Hy
vangt aan met de Wysheid of Wetenfchap,
die Hem door de geheele waereld zoo be-
roemd had gemaakt ‚en om welke men Hem
zonder eenige tegenfpraak den gelukken
er
BOERE
nombrer, Ces defauts ou ces maux facheux, gomme il
fexprime ailleurs, il les confidere ‘dans tout ce qui a
rapport-a P’homme ici bas.
„Il obferve d’abord ces defauts ou ces maux facheux dans
tout ce qui est deftine a faire loccupation des hom-
mes, & qui-devroit letre a faire leur bonheur, Il re-
marque que ces objets, au lieu dé le rendre heureux
par leur jouisiance, ne lui avoient offert qu’une four=
ee de mgux et de chagrins, Il commence par la fages-
fe qu la feience, qui avoit rendu fi fameux par toute
Ja terre et par laquelle bn Péstimoit fans doute le plus
4 serie u=
(184)
der ftervelingen fchattede: (rt) Doe zag.ik;
vervolgt hy , dat de Wysheid uitnemendbeid
heeft boven de dwaasheid, gelyk het ligt uit-
nemendbeid heeft boven de duifternisfe. One
dertusfchenis het geluk daar niet aan vast ge-
maakt; in tegendeel , want. (S) én veel wyse
heid is veel verdriets, en die wetenfchap ver-
meerdert, die vermeerdert fmmerte; Indien hem
alleen de lust tot kennis en wetenfchap mogt:
bevangen, nooit zal hy gelukkig flagen om:
zig daar, inten vollen te voldoen, Duizend.
vreemde voorwerpen zullen hem aftrekken,
en fchoon hy zig daar geheel op kon toeleg-
gen; zal hy teffens ondervinden, dat hoe hoo-
ger zyne kennis ryst, hem des te meer ort-:
breekt; het iseene onbeperkte Oceaan , der
> 1,MClS:
12) Cap. IL. 13.
(s) Cap. IL, 18.
HE
heureux des hommes: (r) la fagesfe, dit il, a biez cer=
tains avantages, elle a même beaucoup d'avantage fur la folie,
comme la lumiere a beaucoup davantage fur les ténébres, ce=
pendant le bonheur n'y est pas attaché, au contraire ;
car (s) là ou il y a abondance de fagesfe il y a abondante de.
‘chagrin, et celui qui f'accroit de la fcience f'accroit fachene:'
c'est le defir de connoitre qui anime, jamais “il. ne
parviendra a le fatisfaire pleinement. „Mille objets
etrangers l'en diftrairont , et quoiqu?il pourroit f’y ii
vrer tout entier, plusil acquerra de-connoisfances plus
il decouvrira celles qui lui manquent; C'est une mer
ef p lans
(£) Chap. II. 13. vir
(5) Chap. IL. 17 3 18,
oi
(185)
welke iedere gedronke druppel , inftede van:
_ dendorsttelesfchen, dezelve in tegendeel zal
aanzetten; want (t) het oog wordt niet verza=
_digd met zien „noch het oor wordt vervuld van.
hooren. Indien: men niet als den roem en:
naam der geleerdheid bejaagt , die loon
zoo ydel in zig zelven is boven dat alles nog
onzeker en “bedriegelyk; want (u) daar zal.
in eeuwigheid niet meer gedachtenisfe van ee-
nen wyzen, danvan eenen dwaas zyn: aan=
gezien het-genedat nuis ‚dat wordt in de toe-
komende dagen altemaal vergeten. … De Predi-
ker merkt dezelve ydelheid. op in de vreugd.
en het vermaak, in het fpel en in het gelach.
(v) Jk zeide in myn herte, nu wel aan ik zal
4
(Gt) Cap::Lc8, Î
„ (u) Cap, IJ. 16.
_{v) Cap. IL. 1, 2.
HBD
fans fonds ni tives & dont chaque goute qu'il boira au
lieu deteindre fa foif ne fera que lirriter; car (t) Poes
uil n'est jamais rasfafiE de voir ni loreille asfouvie d'ouir. Si
ce n'est que la gloire et la réputation du favoir qu'il
ambitionne , cette récompenfe „fi vaine en elle même,’
est encore incertaine et trompeufe; car (u) on ze fe
fouviendra du fage non plus que du fou, par ce que, ce qui est.
maintenant , va être oublië dans les jours quî fuivent. PEcclea
frafte obferve la meme vanité dans la joie et les plaifirs, les
jeux et les ris: (V) j'ai dit ki; mon coeur , Voions que je H'eprous,
E dd rs 6) | ve
_@ Chap: 1, 6.
{u) Chap. II. 16,
“(v) Chap. IL, Ey 2
( 186 )
u beproeven door vreugde, derhalwen ziet het
goede aan ; maar ziet, ook dat was ydelbeid:
zot het lacchen zeide ik, gy zyt onzinnig, en
dot de vreugde, wat maakt deze? 1 rouwens,
nimmer bevindt zig het waare geluk by een
onmatig gelach „en eene buitenfporige vreug-
de; in die oogenblikken geniet de mensch
zig zelven niet; het is eene warling, die
hem buiten zig zelven ftelt: Ik zeg die oo-
genblikken ; wyl het eene geweldige eri-by-
gevolg niet duurzaame hartítogt is: wel haast.
is de ziel vermoeid en afgemat, en tot zig
zelve wederkeerende, gevoelt zy ds te le-
vendiger haare elende. Windelyk zou deze
de gelukkigfte gefteldheid van den mensch
konnen fchynen, wanneer hy, door groot-
heid in aanzien of door onuit putbaare fchat-
ten , omringd met alles wat het leven zoet
en
BEEREN
ve maintenant par la joie et prens du bon tems, et voila cela
ausfi est une vanité: j'ai dit touchant le ris qu'il est infenfë
et, de la joie a quoi fert elle? jamais en effet le vrai bonheur
m'habita avec le ris immodéré, ni avec la joie tumuitu=
eufe ;. dans ces momens l'homme ne jouit point de lui
même; c'est un étourdisfement qui le met hors de lui;
Je dis.ces momens; car c'est un etat violent et qui par
confequent ne fauroit durer; bientot l’ame en est fati-
gnee laste et retombant fur.elle même elle fent plus
vivement (B mifëre. Enfin la ituation en apparence
la plus heureufe „feroit celle d'un homme qui, par l’éleva-
tion de fon rang ou fes trefors inepuifables , auroit ras-
femblé autour de lui tout ce qui peutsrendre la Es
‚dons
( 137 )
eri aangenaam kan maken, daar van zonder
fcheiding van matigheid en wysheid een be-
hoorlyk gebruik wiste te maken. En in
zoodanigen toeftand had Salomon zig zelven
bevonden; hier van doet hy een omftandi
verhaal (w), ’t welk hy alles kortelyk here
haalt mette zeggen: (x) En al wat myne oo-
gen begeerden, dat onttrok ik hun niet : ik
wederbield myn herte niet van eenige blyd-
fchap, maar myn berte was verblyd van we-
gen al mynen arbeid, en eindelyk is hy ver-
pligt het befluit op te maken, en dit was
myn deel van al mynen arbeid; dat wil zeg-
gen, dat deze dingen den menfche kunnen
behagen, en hem in d’eerfte oogenblikken
voldoeninge bezorgen, dog dat hy zig daar
| w) Cap. IL. 3 & volg,
Ga Cap. II, O5 IIe
OLED
_ douceet agreable, et en auroit joui fans renoncer a la
moderation et ala fagesfe, Or telle avoit été la fituae
tion de Salomoz lui même ; il en fait un long detail (w)
qu'il récapitule en difant » (x) ezfin ze n'ai rien refafé a
mes yeux de tout ce qu'ils m'ont demandé, & je n'ai epargné
aucune joie a mon coeur. Car mon coeur s&t rejoui de tout
mou travail; et il est obligg de concluré que c'est Ja tong
ce qu'il a eu de fon travail; c: ad: que toutes ces chofés
peuvent plaire a Phomme et lui procurer quelque fas
tisfation dans les premiers inftans, mais bientot il fy
a ie ft 51 ace
{w\ Chap. II. 3 & fuiv,
5 Ibid, ‚zo » XXe vi
(188 )
aan wel haast gewendt, dat alles moede
wordt „ ’er op het einde niets in vindt, als
afkeer en verdriet. „Doe wendde ik my tot
alle myne werken, die myne handen gemaakt
hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende
gearbeid hadde: Ziet, het was ydelbeid, en
kwellinge-des geefles ; zoodanig dat ’er voor!
den. mensch geen voordeel was „’t welke we-
zentlyk, beítendig of volkomenis, in al het
geen dat onder de Zonne is, Ditis het geen,
waar toe-hy in ’t vervolg door zeer veele an-
dere aanmerkingen wederkeert, ’t geen hy
uitbreidt, bevestigt en verklaart.
„Eene tweede opmerking van den Predi-
ker „iseene tweede Yuelheid of groot kwaad,
tgeen hy onder de Zonne gezien hadde ;
namentlyk „dat de goederen dezer waereld,
hoe ydel zy ook op zig zelven zyn, noch-
tans
BLEEK |
accoutume , il fen lasfe et n’y trouve a lafin que dé-
gout et qu’ennui: Mais aiant confideré toutes mes oeuvres
que mes mains avoient faites, et tout le travail augnel je me-
Eois octupé en les faifant „ voila tout est vanité et rongement d'e=
frit ; tellement que: P'homme n'a aucun avantage , TEËl, fo-
hide „eomplet', de ce qui est fous le foleil. C'est aquoi ilre-
vient ce qui’l étend, confirme et explique dans la fui-
te par'beaucoup d'autres confiderations.
« Une feconde obfervation de /Eeclefiafte et une fecon=
devanité ou mal facheux qu’il a vû fous le foleil; c'est
que ces biens quelques vains qu’ls foient ne font pas
cort wier
wetenfchap, en in gefchikkelykbeid iss noch.
| (189 )
tans in geene billyke evenredigheid bedeeld
‘zyn. Ja of fchoon de mensch de meest ge-
fchiktfte middelen gebruikt, om zig in der-
zelver bezit te ftellen, evenwel is hy niet al-
toos verzekerd die te zullen bezitten, of ge-
nieten. (y) Jk hatede ook al mynen arbeid,
dien ik bearbeid hadde onder de Zonne; dat
ik dien zoude agterlaten aan eenen menfche,
die na my wezen zal. Want wie weet of hy
wys zal zyn ofte dwaas? evenwel zal by heer-
Jchen over allen mynen arbeid, dien ik bear-
beid hebbe, en dien ik wyzelyk beleid hebbe
onder de Zonne: dat is ook ydelbeid, Daar-
om keerde ik my om, om myn herte te doen
wanhopen over al den arbeid, dien ik bear-
beid hebbe onder de Zonne. Want daar is
een mensch, wiens arbeid in wysheid, en in
Lans
(y) Cap. II, 18—2r. … … |
BED
encore diftribues dans leur jufte proportion. Malgré
qu'un homme emploie les moiens les plus propres
pour fe les procurer , il n’est pas toujours asfuré de les
posfeder ni d'en jouir. (y)j'ai ausft hai tout mon travail,
auquel je me fuis occupé Jous le foleil parce que je le laisferai a
Phomme qui fera apré moi , Ó quifait: f'il fera fage ou fou? ce-
pendant il fera maitre de tout mon travail; est pourquoi jat
fait enforte que mon coeur perdit toute esperance de tout le tra-
vail, auquel je m'etois occupéfòus le foleil, Car il y a tel homme
dont le travail a &é avec fagesfe fcience et adresfe qui neam-
\ RA moins
@) Chap, II, 1825, EMA AGED d (AD
ee
C 190 )
gens zal hy dien overgeven tot zyn deel aan
eenen mensch ‚ die daar aan niet gearbeid
heeft: dit is ook ydelheid , en een groot kwaad;
dit is het ’t geen hy op eene andere wyze
herhaalt: (2) Jk keerde my, en zag onder de
Zonne, dat de loop niet is der fnellen ‚enzv.
Een veel noodlotsiger kwaad nog „een veel
blykbaarder wanorde , welke de Prediker
heeft opgemerkt onder de Zonne en welke
men door alle eeuwen heen heeft kunnen
gadeflaan, is, gelyk hy zig met zoo veel
ragt uitdrukt, (a) Zer plaatfe des gerichts ,
daar was Godloosheid , en ter plaatfe der ge-
regtigbeid „aldaarwas Godloosheid. (b) Daar
na wendde ik my, zegt hy verder, en zag
aan
(z) Cap. IX. rr; VI, 2.
(a) Cap. IIL 16,
(b) Cap. IV. 1.
BEREIDEN
moins le laisfe a celui qui n°y a. point travaillé pour fa part;
cela ausfì est une vanité et un grand mal. C'est ce qu'il re-
pete d'une autre maniere: (z) ge me fis tourné & j'ai vu
fous le foleil que la courfe n'est point au leger. &c. 9
Un mal plus facheux encore ‚une desordre plus mani-
fefte que !'Ecclefiafte a obtervé fous le foleil & qu'on a
pu obferver dans tous les fiecles, c'est, comme il le dit
avec tant denergie, qu’ (a) au Lieu brabli pour juger il y a
de la méchantete, et qu’ au lieu etabli pour faire la Rn ly
& ausfi méchancete, (b) Fe me fuis mis a regarder, dit il plus
À loin,
Chen mie
(b) Chape KVe Ze
Ee:
- Gd
mi en, Nn
EEn di
we EE:
(191 )
aan alle de onderdrukkingen,die onder de Zon-
_ me gefchieden: en ziet, daar waren de traa-
wen der werdrukten, en der genen, die gee-
nen troofter hadden: en aan de zyde van hun-
ne verdrukkers was macht, zy daar en tegen
hadden geenen vertroofter. (c) Daar is nog
een ydelheid-die op aarde gefchiedt, waar me-
de hy het befluit opmaakt „dat ‘er zyn Recht-
waerdigen ‚dien het wedervaart naar het
werk der Godloozen,en daar zyn Godloozen,
dien het wedervaart naar ’t werk der Recht-
waerdigen; ik zegge, dat dit ook ydelheid is.
Kindelyk eene vierde aanmerking van den -
Prediker is, dat dit toneel van ydelbeid-en
moefelyk kwaad van geweld en onderdruk-
king voor een ieder met den dood eveneens
afloopt: (d) Zenderlei, zegt EE, |
c) Cap. VIIL 14.
en Cap. IX. 2, 3.
BEKEERDE
loin , les injuftices quì fe font fous le foleil, et woila les larmes
de ceux a qui on fait tort et ils wont point de confolation;, et
da force est du cote de ceux qui leur font tort et ils n'ont poine
de-confolateur; (c) il.y a, conclud il, des suftes a qui il ar-
rive felon oewvre des mêobans & des méchans a qui il arri
felon l'oeuvre des zmjtes 5 Pai dit ausfi- que cela est une wanité.
Enfin une quatrieme obfervation de PEcclefiafte: c'est,
que cecte feéne de wanitéet de maux facheux, de tyran—
nie et d'opresfion, fe termine pour tous également pâr
Ja mort: (d) a même accident ‚dit il , arrive au zufle et au
{c) Chap. VIII. 14,
{d) Chap, IX, 2, 3e
(192)
den Rechtwaerdigen en den Godloogen ; den
goeden en den reinen als den onreinen; zoo
dien die-offert, als dien die niet offert, gelyk
den goeden, alzoo ook den zondaar „ dien die
zweert , gelyk dien die den eed vreest. _Ditis
„een kwaad onder allen dat onder de Zonne
„gefchiedt „dat eenderley ding allen wedervaart,
en dat ook het berte der’ menfchen kinderen
wol boosheid is, en dat ’er in hun leven on-
«zinnigbeden zyn in bun herte: en daarna moe-
“ten zy naar de dooden toe.
„Zie daar den korten inhoud der aanmer.
‘kingen, welke de Prediker gemaakt heeft,
en welke alle menfchen met hetn maken
kunnen. Maarindie vooronderftelling, dat
alles voor den mensch met dit leven eindigt,
leidt hy uit die aanmerkingen zoodanige ge-
wolgen af, welke daar natuurlyker wyze uit
voort-
méhant , au bon, au net et au fouillé, a celui qui facrifie et a
celui qui ne facrifie point, le pécheur esta cet ezard comme [home
me de bien; celui qui jure comme celui quicruizt de jurer; c'est
ici une chofe facheux entre toutes celles qui fe font fous le foleil ;
qwun meme accident arrive a tous, qu’ausfi le coeur de Dhom-
me est plein de maux et que des folies occupent leur coeur pen-
dant la wie & après cela ils f'en vont wers les morts. Voila
le fommaire des obfervations qu’a faites #’Ecclefiafte et
que tous les hommes peuvent faire avec lui: mais dans
la fuppofition que tout doit finir-pour homme avec
„cette vie, il tire de ces obfervations des conféquences qui
en decoulent naturellement , mais dont le feul enonce
fuf- °
Een
ema
voortvloejen , dog welker enkele ùitfpraak
_byna genoeg is,om daar van de ongerymd-
heid aan te toonen, en by gevolg ook die
der onderftelling, waarop die gevolgen ge-
bouwd zyn,en, by een verder dog niet min
zeker gevolg, der waarheid van het ftrydi-
ge voorftel. | |
_ Het eerfte gevolg is, ”dat het eenige
» waarachtige goed, ’t geen God voor den
5» mensch gefchapen heeft, het eenige we-
»» zentlyke voordeel , waarvan hy genot heeft
» zoolang hyis, zyn hoogfte goed met één
» woord ‚waar aan hy alle de overige moet
» Onderfchikken ‚is, (e) te eten, en tedrin-
» ken, en zig te vervrolyken”. Dit is het
natuurlyk gevolg, ’t geen uit de ydelheid
__ voortvloeit , welke de Prédiker in alle ande-
Te
(e) Cap. II. 24.
VRO
fuffit presque pour en demontrer l’abfurdité & par con=
fequent celle de la fuppofition fur laquelle ces confe-
quences font fondées, Sr par une confequence plus
eloingnge mais non moins certaine la veritg de la pro=
pofition oppofëe. hak
Premiere Confequence, C'est: ” que le feul bien verita-
„; ble que Dieu ait fait pour l'homme , le feul avantage
„j Te€l dont il peut jouir pendant fon exiftence , fon fou
„> verein bien en un mot auquel il doit fubordonner
„> tous les autres, c’est (@) de mangeretide boire et de fe ren
zouir 5” c'est la conféquence nacurelle qui decoule de la
wanité que PEccdlefiafte a bat hkdh dans tous les sad
« je
e) Chape u, 34a
C 194 }
re bezittingen heeft opgemerkt, een gevolg
’t geen hy om niets anders, zoo. Ei ef
haalt, dan om de ongery mdheid. des, te be-
ter tedoen gewaar worden ; de wyze, waar
op hy zig uitdrukt,maakt de zaak meer op?
merkelyk, en hy voegt ’er altoos met nadruk
by, (£) dat is zyn deel, al bet geen hein, zal
overfchieten van zynen arbeid ‚in alle de dar
gen zyns levens. Op eene andere plaat{e zegt
hy. met eene fchampere fchimpreden : (2)
Gaat dan henen, eet uw brood. met vreugde, en
drinkt uwen wyn met. goeder herte ; want God
heeft alreeds een behagen aan, uwe werken ;
dit is de geheele belooning, wil hy-zeggen,
die u van allen uwen arbeid zal toekomen.
Kan ’er nu wel een ongerymder en tegen. |
itrydiger gevolg zyn? “zou eten. en deinen |
et
_(®) Cap. IL 24. VIÙL z5.
g) Cap. EX, 7.
BEE HE HE
biens, conféquence qu’il ne répéte fi fouvent que pour
en mieux faire fentir Pabfurdit{; la maniere dont il
Pexprime rénd la chofe plus marquge encore, toujours
il ajoute avec affeétation (f) c'est la fa portion, tout ce
gu: -luì demeurera de tout fon travail pendant tous les ours de Ja
wie, Aillcurs il dit avec une ironie infultante: (8) va
mange ton pain avec joie &* bois gaiement ton vin, car Dieu a
deja tes oeuvres pour agreables; c'est toute la recompenfe,
veut il dire, qui te reviendra de tout ton travail. Ce
peut il une confequence plus abfurde êt plus contra=
dictoire? maxger et bose feroit le tout de Phomme en
(£) Chap. II. 24. VIII, 25.
(2) Chape IX, 7e
( 195 ) |
het wezentlykfte voor: een mensch zyn ?
Maar waar toe dan die uitgeftrekte verlan-
gens, dat onverzadelyk herte, waar toe dat
angstvallig onderzoek naar een geluk geheel
van dat veríchillende? waar toe dan alle die
wroegingen, die hy in’t werk ftelt om een
ingebeeld geluk, terwyl hy intusfchen zyn
waar en eenig geluk hier door ontrust? Ín-
dien eten en drinken het hoog fle goed van een
mensch is ‚waar toe die fchoone vermogens, .
waar mede zyne ziel zoo rykelyk is be-
deeld? waartoe dat vertand „{nedig genoeg
om met den wenk van ‘het oog Hemel en
Aarde te omvatten, om door den buiten-
ften {chors der dingen heen te dringen, hun
verwonderbaar famenftel te doorgronden,
en daar in hunnen, Goddelyken maaker
te erkennen ? waar toe dat fchrander
de ver-
BEELD
pourquoi donc ces defirs Étendus, ce coeur infatiable,
pourquoi cette recherche inquictte d'un bonheur diffe=
rent de celui la? pourquoi ces tourmens qu’il fe donne
après une felicité imaginaire, pendant qu'il trouble par
la fà feule vraie felicité? fi manger et boire est le tout de
_ ®homme, pourgnoi ces belles facultes dont fon ame est
fi richement douge? pourquoi cet entendement capa=
ble dembrasfer d'un fewl coup d'oeuil les cieux et la
terre, de percer le voile exterieur des objets, dentre-
voir leur admirable ftruêture et d'y reconnoitre fon Di-
vin Auteur? pourquoi pe genie transcendant qui fait
’ 2
U gas) 4e
( 196 ).
vernuft, ’t welk zelfs tot de oorzaak der
dingen weet op te klimmen, en dikwils-on-
derneemt den Schepper na te volgen? waar
toe den mensch zoo vele werktuigen in de
hand gegeven, indien het voorwerp van
zyn geluk zoo digt onder zyn bereik valt ?
zoo hy niets anders te doen hadde, als zyne
hand uit te fteken om het te verkrygen, en
Zynen mond open te doen om het te genie-
ten? indien de hoogfte wysheid berust in
dezen ftelregel: Laaten wy eten, laten wy
drinken, want morgen flerven wy.
Tweede gevolg. Hy, wiens laage ziel haar
eigen aanwezen tot dit kort{tondig leven be-
paalt, moet nog tot een ongerymder ge-
volg overgaan „’t geen als dan is; (h) Want
wat den kinderen der menfchen wedervaart,
ge-
Ch) Cap'IIL 19.
BEEN
remonter jusques a la raifon des chofcs-& ofe quelque=
fois entreprendre d’imiter le Createur? pour quoi don-
ner tant d'inftrumens a P’homme fi Pobjet de fa felicite
fe trouve afa portée? f’il n’a qu'aétendre la main pour
le faifir & ouvrir la bouche pour en jouir? fi la fouve-
raine fàgesfe refide dans cette maxime: mangeons et bu-
TVOusS Car dermain HOUS MOUTTONS.
Seconde Confeguence, Celui dont lame abjefte borne fa
propre exiftence a celle de cette courte vie, doit dige-
rer une confequence plus abfurae- encore. C'est qu’a=
lors (h) Paccident quì arrive aux hummes, comme lexpri=
me
(h) Chap. UL, 19,
‚€ 197 )
gelyk de Prediker zig uitdrukt, dat weder.
waart ook den beeften, en eenderley weder«
waart henbeiden; gelyk die flerft „alzoo fler ft
deze, en zy allen hebben eenderley adem, en
de uitnemendheid des menfthen, dien Koning
der Dieren, és geene boven.de beeften. Het
is zeer ligt te zien ‚dat deze plaats, zoo aan-
tootelyk , wanneer men die op zig zelve be-
chouwt , hier zeer naauwkeurig geplaatst
is, zonder iets van den natuurlyken zin te
veranderen ; het is het ongerymd gevolg ’t
welk natuurlyk uit dat gevoelen, ’t geen hy
beftryden dik voortvloeit. En inderdaad
die overeenkomst , die ’er zyn zoude tus-
fchen den dood van een mensch en een
beest, zou tegenftrydig zyn met het ondere
{cheid dat’er in hun levens. Het redeloo-
ze
KOKEN
me VEcclefiafte, et Paccident qui arrive aux beter est un
meme accident, telle quest la mort de Vun telle est la mort de
Pautre, ils ont un meme fufle de komme ce Roi des animaux
m'a aucun avantage für cux. Il est facile de voir que ce
pasfage fi choquant quand on le confidére feul, estici
trésa fa place fàns rien changer a fon fens naturel 3
eest une conféquence. abfurde qui decoule naturelle
ment du principe qu’il veut combattre, En effet cette
_€onformité qu’il y auroit entre la mort de l'homme et
de la bete feroit en contradíëtion avec ladifference qu’il
ya dans leurs vies ; la Ee ne fuit d'autre guide qu’un
Ì 2} " ke , ,
. J hd
ë:
( 598’)
ze vee volgt geene andere leiding als eene
blinde natuur-wet, waar aan het niet kan
wederftaan: Het ís door dien ingefchapen
drift, dat de ‘wreede wolf op het weerloos
fchaap aanvalt, en het zelve verflindt ; dat
is het voedzel, ’t welk de Voorzienighéid
hem heeft toegefchikt. Alles is by het vee
werktuigelyk , en dus wegens zyne daaden
niet verantwoordelyk „en zoo zyne vernieti-
ging al niet mogt bewezen zyn, daar doen
zig ester geene firydigheden tegen op.
Maar met den mensch is het gantsch anders
gelegen ; Hy kent het kwaad en het goed,
hy gevoelt zig voor het goede gefchapen te
Zyn, en hy erkent het teffens als zoodanig;
het denkbeeld ‘van deugd is zyne ziel inge-
fneden;, dat zet hem aan, en ontvonkt hem,
dat brengt Hem dikwils tot de iki
er-
BED
5 “
aveugle inftin& auquel elle ne peut refifter,. C'est par
inftinét que le loup tombe fur le foible. agneau et
le dévore; c'est la,nourriture que la Providence lui a
preparee. Tout est machinal ches la bête, elle n'est donc
pas refponfable-de ‘fes aétions et fi fon ancantisfe-
ment n'est pas prouvé,du moins il.ne paroit pas con=
traditoire, Mais ches l'homme tout est bien different $
il connoit le bien-et le mal ; il fe fent fait pour le bien:
il Papprouve , l'idee de la vertu est gravée dans! fo
ame, elle lechauffe et ’'embrafe , il lui fait uche
Es
(109)
ferhanden, en doet hem zelfs daar voor in:
_den dood gaan: en die dood zou voor hem
‚gene vernietiging zyn? Indien hy het kwaad:
wil doen; hy heeft eene aandoening in zyn:
binnenfte, welke hem wederftaat, dog zon-
der daar op agt te flaan, ‘gaat hy van kwaad.
tot erger: zyn geweten veroordeelt hem „dog
hy verfmoort die verdrietige infpraak; het
_ doet het Goddelyk wraakzweerd hem wel.
in de oogen fchitteren, doe hy-{luit de oo-
gen daar voor, fterft gerust en der dagen
zat; en dit zou eûkel zyn om verhietigd te
KeendDsbenl- Ren hog ved der
‚ Derde gevolg. Een nog veel ongerymder
gevolg, ’t welke de Preiiter afeide zit de.
overweging der ydelheden van dit leven , in
die voorondertftelling dat een mensch fterft
gelyk een dier, is dit, dat de tiensch met
alle die verhevene eigenfchappen vry on-
gun-
HEERE ke
les plus grands facrifices, il va pour elle a la:mott: et
eette mort feroit pour lui un andantisfement? quand il
veut faire le mal il yaun fentiment au dèdans de lui
qui lui refifte , mais fais y avoir egard il va de-erime en
erime, La confcience le condamne , mais il etoufft fon:
importune voix; elle fait briller à fes yeux le glaive
„des vengeances Celeftes ; mâïis il y ferme les yeux et
meurt tranquilement rasfafië de jours 3 'etce fervit pour”
etré aneanti? rh Tl
„ Troifieme Conflience, Une confequence plus abfurde
_encote que VEcckefiafte tire-de la Confideration des va-
mités de la vie dans la fuppofition que P'homme meurt
Comme la bête; c'est qu’ avec des qualites fi fuperieu-
N 4 * «3 " res
( 200 )
gunftiger is bedeeld dan de dieren, dewyl
zyn aanwezen zelfs voor hem een ongeluk
zoude zyn: (ú) Dies prees ik de dooden ‚die
alreede geftorven waren, zegt hy, boven de
levendigen, die tot nog toe levendig zyn; ja
by is beter, dan die nog niet geweest is, die
niet gezien heeft het booze werk dat onder de
Zonne gefchiedt. De dieren, wel is waar,
zyn onderhevig aan eenige rampen „dog het
zyn niet dan kortftondige oogenblikken in
hunnen leeftyd, die het overige niet bitter
„maken. De pyn van het lichaam is onge-
twyfteld een kwaad, maar wat is zy gering
in vergelyking met de fmerten der Ziele.
Het vee heeft geene kennis van de pyn tons
at
(D Cap. IV. 2, 3.
OEE
res ilest plus mal partagé qu'elle, puisque for exiften-
ce meme est pour lui un malheur. (à) Peftime plus les
morts qui font dóa morts, dit il, gwe les vivans qui font en=
‘gore vewvans. Meme j'eftime celui qui n'a pas encore be plus heu=
veux que les uns et les autres; car il n'a pas vu les mauvaifes
aCfions qui font fous le foleil, Tes betes font fujets aquelques
maux il est vrai; maisce ne fontque de courts momens
dans leur vie qui n'en empoifonnent point le refte: la
douleur du corps @st fans doute un mal, mais qu’ilest
petit au prix des douleurs de lame, La brute n’est a-
vertis de la douleur qu’au moment qu’elle l'afeste Kr
ä
() Chap, IV. 2) 3
(201)
dat oogenblik wanneer zy het treft ,en heeft,
van haar geen gevoel , dan wanneer zy wee.
derkomt;-de dood verichrikt het niet, de-,
__wyl het hem niet voorziet; het fchaap en’
het lam volgen vrolyk hunnen leidsman naar,
denflagtbank. Noch angst noch begeerte ver-.
_ftooren derhalven ‘ooit „de genieting van,
dat goed, ’t geen voor hun gefchikt is, zy.
vergenoegen. zig met het deel hun door de,
natuur toegewezen ‚en na.een genoeglyk ge-
bruik begeven zy zig tot eene ftille, rust.
Anders is het voor den mensch, Ck) want,
alle zyne dagen zyn fmerten, en zyne bezig-
heid is verdriet: zelfs des nachts rust ‚zyn
herte niet, . Niet vergenoegd met het lyden
van onvermydelyke rampen, wanneer zy
hem treffen, heeft hy ‘er reeds een bitter.
| voor.
(ke) Cap, IL 23. epe
HDR
la fent plus jusqu’a ce qu'elle reviennes la mort ne
Yeffraie point parce qu'elle ne la prevoit point ; la bre=
bis et l'agneau fuivent gaiement leur conduteur a la
tuerie, Ni inguietude nidefir ne trouble donc la jouis-
fance du bien qui est a leur portee , elles fe contentent
de ce que la nature leur a asfigné pour leur portion et
apres en avoir ufë avec joie. elles f’abandonnent a un
paifible repos. Mais pour Phomme (k) fes jours ne font
que douleur &* fn occupation que chagrin > meme la nuit fons
coeur ne repofe point. . Non content de fouffrig les maux
indispenfable quand ils viennent, il les anticipe par fà
NJ
48 én
4%) Chap, Ile 23. a
(202 y,
vóörgevoel-van , met dezelwe vóór uit te
zien „er -vermeêetdert die door Zynè ver-
kain ‚ En zoo voorbygaande als zy wâ-
ren, smaakt hy dezelve duurzaam dóor één
herdenken ’t geen hy ’er van behoudt; by
deze rampen voegt hy ’er ingebeelde, om
welke.te lydet hy misfchien nimmer zal ge-
roepen worden , dog die hem egter niet
minder pynigen door de vrees, evenalsofhy
dezelve tegenwoordig leedt. Noch niet ver-
gerioegd met zyn eigen fmarten, deelt hy
ook door medelyden in die van anderen „
en; in ftede van éénen dood volgens de
Wet der natuur té ondergaan, moet hy ’er
duizénden Iyden ‘door zyne inbeelding.
Met één woord, de mensch alleen heeft het.
noodlottig voorrecht, om als in’ éénenkel _
tydifip alle de ramfpoeden van zyn leven
{amen te hoopen, en dat oogenblik uit Ee
| rek-
EO
Ee? il fes augmente par fon imagination, et de
asfagers qu’ils etoient il les rend durables par le fouve=
mir qu?it en conferve; a ces maux ilen ajoute d'imagi-
náires gel ne f&ra ‘peut etre jamais appellg a fouftrir
mâis qui ne le tourmentent pas moins par la crainte
que fil les fonffroic deja: non content de fês propres
max il Partage Éncor@ ceux des autres par la pitië; et-
du linde ne fouffrit qú’une feule mort felon la'hature,
Hen foute mille par fon imagination: en UA Möt
Phomme feulä le tfifte privilége de rasfembler tous les —
Max de fa vie en un feul inftant „et detendre cet in-
« ren
203)
_ gekken ovêr Zyneú gantfchen leeftyd. “Inä
dien dit ongelukkig Teven dus Zyn’ géheéle
_beftaan uitmdäakt, indien dé hope op é
_ gelukkiger lot hem De is, kan ’er zekëf
eeft elendiger fchepfel ónder al het gefchà-
Eine gevonden worden : (1) Jk zegge, dt
een mtsdracht beer is dan by, Na dit. ge
volg gemaakt te hebben, is het dan niet
zeer nâätuurlyk weder te keeren tot de eet
fte aänmerking; welke de Prediker gemáake
hadde, ‘wegens de orde int natuurgeftel.
Moct men niet nätuurlyker wyze denken 4
Hoe, zoude de-mensch alleen eene uitzond
dering zyn in die verwonderlyke fchikking,
die omtrent al het gefchapene plaats heeft,
en die alleruitmuntendfte overeenftemmit
der eindoogmerken, welke zig in'dé gat
fche natuur doen opmerken?” Zou de
mensch een fchepzel van eenen wyzen,
H AN regt-
BENEEKEEDORE
_ ftant fur toute fa vie. Sicette malheureufe vie fait tou
te fon exiftenée , fi Pespoir d'un fort plus heureux hi
est interdit il ne fe“ peut un être plus miferable èntrë
tóutes les creatures „et (1) le fort d'un avorton est meilleur
le fien, Apres ces conféquenges nest il pas naturel
tevenir fur la premiere Confideration qúe /'Eerlefsáf
… avoït faite; fur l'ordre du monde Phyfique; Ne doit «
pas penfer naturellement: quoi , "homme feul feroit it
‚ùné exception a cet ofdre admirable , qui’ exifte dais
toüte lä creation , a ce merveilleux fapport' des moiënë
lg fin qui se remarque dans toute la nûture? Phomme
fer=
0) Chap. VL 3%
(1) Cap. VL 3.
(204)
regtvaerdigen en goeden God mf dog
dan zoude men moeten onderfte
die hoogfte Wysheid zig bedrogen hadde in
het fcheppen van den mensch, en het ein-
de gemist hadde, ’t welk hy zig had voor-
ML: of dat de opper{tle Goedheid zig
adde voorgefteld een wezen te fcheppen,
op het welke Hy alle ramfpoeden doet fa-
menloopen , om ‘het zelve een oogenblik
daarna te vernietigen. Maar deze ftelling ,
behalven dat zy Godslasterlyk is , is van
de hoogfte. ongerymdheid. fn blyft dus
niets over dan te befluiten, het moet der-
halven noodzakelyk zyn, dat het de ge-
heele mensch niet zy, dien wy hier bene-
den zien, maar dat de dood hem in een an-
der leven zal overbrengen, waar in zyn ge-
drag zal onderzogt worden, en alle zyne |
daa-
KOKEN
feroit il la creature d'un Dieu fage jufte et bon? mais
U faudroit alors que cette Souveraine Sagesfe fe fut
trompee en créant Phomme , et eut manqué la fin quelle
fe propofoit; ou que la Bonte fupréme{e fut propofëe.
de creer un etre fur qui elle rasfemblat toutes les mife-
res pour laneantir un inftant apres. Mais cette fup-
pofition outre ce quelle a de blasphématoire est de la
plus haute abfurdirg: il ne refte donc qu’a conclure „
il faut donc necesfairement, que ce ne foit pas tout
Phomme que nous voyons ici bas , mais que la mort le
transportera;dans une autre oeconomie, ou fa conduis
te fera examinge et toutes ces attions pefëes a la balan-.
NT! Ce
les dat
Een
NE. ( 205)
daaden gewôgen in de weegfchaale vari ee
ne eeuwige Gerechtigheid ; daar ieder een
_ftaat zal genieten, evenredig met zyne ge«
_BEcdefafte anticipe quelquefois fur cette conclufion
fteldheid ; daar zoodanigen, die gewenscht
en getragt hebben naar goederen, overeen-
komende met de uitnemendheid van hunne
natuur , en welke zy op deze aarde niet gee
vonden hebben, zullen gevoerd worden aart
de bronnen van leven en gelukzaligheid ; ex
daar die geenen, welker verdwaasde ziel
zig alleen by aardfche bezittingen bepaald,
hadde, voor eeuwig van alle andere goe-
deren zullen uitgefloten zyn; daar alle bes
dekfelen zullen worden afgeligt ; daar de
mensch met zig zelven zal overeenftemmen,
en de Godheid volmaaktelyk zal gerecht-
vaardigd zyn; daar met één woord, God
alle werk in’t gerichte zal brengen, De Pree
diker beroept zig meenigmalen by voorraad
op
DN
ee de la juftice eternelle; ou chacun jouira d'un etat
asforti a fes dispofitions; ou ceux qui auront foupiré
et travaillé apres des biens asfortis al’excellence de leur
nature, et qu’ils n’auront point trouvé fur la terre ,&«
ront conduits aux fources de la felicite et de la vie; &
ou ceux dont lame abrutie fe fera bornée aux biens
terreftres feront exclus a jamais de tous autres bienss
ou tous les vöiles feront levés; ou l'homme fera accor=
dé avec lui meme & la Divinité pleinement juttifiée
ou, en un mot, Diew amenera toute oeuwre en jugement,
dans
…
{ 206
opdit befluit, In de allerfterkfte ongerymd-
beden, welke hy verpligt was Elen
gen, om elk te overtuigen van de valsheid
der grondftelling, welke hy wil beftryden,
heelt hy zig niet kunnen onthouden in zeke.
ren opzigte zyn geheim oogmerk te ontdek+
ken. Dog eindelyk in.zyn belluit drukt hy
zig, volkomentlyk uit, en geen befluit was
mmer zoo naauwkeurig : wan alles dat. ge-
vord is, is het einde van de zake: vreest
God en houdt zyne geboden ‚want dit betaamt
alle menfchen; want God zal ieder werk in’
gerichte brengen, met al dat verborgen is,’
zy goed, ’ zy kwaad; Ja gewisfelyk, de
mensch moet in eene andere waereld ge.
Oordeeld worden: het moet derhalven zyn
oogmerk niet zyn in deze waereld een wer
zentlyk geluk te zoeken en te genieten, maar
alleen, dat hy in dit tydelyk leven zig in
is ier-
'
dans le corps de fon discours. Aux plus fortes. abfur-
dités qu’il est obligé d’avancer pour faire fentir la faus-
te du fysteme qu'il veut combattre , il ne peut f’em-
echer de trahir en quelque forte fon but caché, En-
fin dans fa conclufion il f’explique ouvertement €t Jja-
mais conclufion ne fut plus jufte: le buf de tout le discours.
quia &é oui, Pest, crain Diéuet garde fes Commandemens car
C'est la le tout de l’bomme; parceque Dieu amenera toute oeuvre
en jugement touchant tout ce qui est caché foit bien foit mal.
Qui Phomme doit etre juge dans un autre monde, ilne
{agit donc plus de jouir& de chercher le bonheur dans
ce=
| APEL.
diervoegen gedrage, dat hy eens door die
uitfpraak moge gezaligt worden, namente
Iyk met God te vreezen en zyne geboden te
onderhouden. | ;
___Dusdanig is het beredeneerd, duidelyk-
‘ en aanténgefchakeld beleid, ’ geen ik
_ dagt te kunnen opmerken in den Predikers
_ Eene uitlegging, die geene {pitsvondige on-
derftelling den Schryver van dat Boek op-
dringt, even als hadde hy niet geflaagd ín
eene geregelde Leerwyze of zig niet ver-
‚ waardigt ’er eene te volgen. Eene uitleg-
‚ Zing, die niets verandert in den natuur-
lykften zin van Salomons woorden, en
geenfins verpligt om toevlugt te nemen tot
eene geflepene oordeelkunde om dat geen
te verftaan, ’t welke ten onderwys voor al-
le verftanden gefchikt is. Een Vitlegging
| ‚Ie,
HED
celui ci, mais de nous conduire de maniere a ctre ren-
dus heureux par ce jugement, avoir ez craignant. Dieu
& en gardant fes commandernens,
Tel est le desfein railonneé clair et fuivi „que jay cru
_ remarquer dans PEccleftaste, Explication qui ne force à
aucune fuppofition, injurieufe a Auteur de ce livre
comme d'avoir manque de methode, ou de n’avoir pas
daigné en fuivre aucune, Explication qui ne change
rien au fens le plus naturel du texte & n’oblige pele
__d'avoir recours a la plus fubtile critique pour entendre
ce quiest deftiné a linftru&tion de toutes fortes d’es-
Prits. Explication , qui donne fans fuppofition gra-
e \ tui-
ha À
(208
die, zónder eene al te ongegronde vooron=
derftelling, dat het eene famenfpraak zy , of
redeneerkundige fpreekwyzen, integendeel
den waren zin opgeeft, en van de beste fchik-
king voor de aanftootelykfte plaatfen is, Ein-
_delyk eene uitlegging, die aan dat Boek die
Gedaante laat , welke het draagt, te weten
van eene aanééngefchakelde redeneringe, van
eene redevoering. | Ne
Zie daar myne gedagten over den waren
zin van het Boek den Prediker, welke ik
aan het algemeen oordeel overlate, als be-
wysbaar, dog niet als volkomen bewezen.
Dit is de Uitlegging, welke my als de al-
lernatuurlykfte, gemakkelykfte, en meest
voldoende is voorgekomen, gereed om hier
van af te zien voor alle andere, welke deze
hoedanigheden in eenen hoogeren trap faam-
gevoegd hebben.
BERGEEND
tuite de Dialogue, ni de figures oratoires „un fens vrai
et d'un bon desfein aux pasfages les plus choquans.
Explication enfin qui laisfe a ce livre la forme qu’il por=
te favoir d'un discours fuivi, dune predication.
Voila mon idée fur le vrai fens du livre de PEctlefias=
de, que je foumets au Jugement du publie comme pro-
bable non comme demontreée, C’est lexplication qui
m’a paru la plus naturelle „ la plus facile et la plus fa-
tisfaifànte , pret a y renoncer pour tout autre qui
reuniroit ces qualités dans un plus haut degré.
5 A« Á
SALOMO'S KROONRECHT _
NEED. Ho óp
ds LDD op Ng
ADONIA, ABJATHAR
greEN JO AB
WEGENS HOOG-VERRAAD
““GESTRAFT, od
der De De Oy O, ‚R Î
JAN JACOB BRAHE
„Predikans te” VL ISSINGEN.
EAD
I- oe Béwiehei dat deel der Goddely-
EL lyke Operháringe! zy ‚ ’t welk de
gbrehsjedlenister en lotgevallen der waereid en
der Kerke vervat, zo-veel tot het oogmerk
der Voorzienigheid dienftig was te boek te
ftellen „ zal elk gereedelyk moeten toeftem-
men,die flechts overweegt , welken invloed
de- 'gewydde Hiftorien hebber ‚ zoop de
geloofwaardigheid der geheele H. Schrift .
zelve „als op ‘haren verderen gewichtigen
inhoud, zo wel met betrekkinge op de leer-
ftellingen en ontdekte verborgenheden: des
_geloofs,als ten re van de aaien
"gd e
Ì/
vd
TUDEIMOOMD eOMOJA2 |
de en Hemélfche! Aèdëkinde3} Welke beide
Hoofdítukken ons dat.Asoddelyk boek zo
volítrekt noodzakelyk maken. Het is uit
dien/höofde nîet te verwonderen; dat de
‚ Aartsvyand der Goddelyke waarheid ook
dit zelve deel der H. Schriftén tot een voor-
werp ayner beftrydingen van ouds af ge-
maakt „hebbe misbruikendesdaar toe, ter
eener zyde de fpitsvindigheid ‚van weelde-
rige vernufteri, uit hùfineén eigen aard ge-
woon aan het tegênfprekef, ter andere zy-
de repvon geer pn dachtzaamheid
van ‘mir dóór chtigerr er ongeoeffenden ,
die ded Hiftorie flechtsoppervlakkíg plee-
gen te befchouwen, en welken daar door
lichtelyk het vooroordeel bekruipt, wanneer
ze een verhaal, kortbondig , en zonder uit-
drukkelyke-meldinge hgtrlanndaadjkiglen
ter neder: gefteld, nalezende , niet verder
denken „noch, tot „de waare, grondbeginfer
len en inzichten. dieper.doordringen » + >
IL Indien‚het alleen, aankwam op, de zg:
loofwaaraigbeid.der verhaalen zelwe „ zoiials
ze in,het geöpenbaarde-woord-waorkomen;
en de vraage, dus enkel- was ; of diergeval-
len „ welke aldaar aangeteekend-worden;,
_waarlyk,toen; daar en-aldus gebeurd zyn,
zoude de. verdediging;{daar. van weirigsome «
flags behoeven. „Maar- daar » ontftaat eene
tweede, en naar. oogen{chyn Kriens |
Ge & : e<
| (211)
rara „namelyk,; over; de waarde, dier
b
_gebeurtenisfen;, en „of, men, ‚gronds, genoeg
_ hebbe; ogrin te ftemmen;met het oordeel,
_ datde, gefchiedíchryvers, meermaalen
vellen-overihet szedalyke; „dar in de befchre:
vene rfooriën iof in: hunne-ddaden en ly,
dingen: zich {chyrit opte, doen ; -met éen
woord ‚of, zulke, menfchen ‚welke aldaar
_gerogmdworden als uitmuntende voorbeel.
den van gelovesen deugd „en waardige werk-
tuigen ‚door, God. van-guds, af ten, dienfte
zyineri.Kefke gebruikt;_in hun beftaan en
verrichtingen: waarlyk,-dien Jof. verdienen;
env of, mêmhiet veel eer een: geheel ftrydig
mkbeeld: vaiveun vormeû moet? ’t welk
eens doorgaande, van: zelfs genoeg: zoude
zyn om rdens gehaelen:Bybel verdacht te _
heuden sja deszelfs, geloofsverbindend.ge-
_ za tebreenemaal om verre:te-werpen;e
| sE Dezerzelve zwarigheid heeft van
ouds, dothallermedst, invorize Eeuw „ide
_ waareenrkendige hoogfchatters van dit uit
rbuntendb Boekoder-Boeken:-met rede. ope
gewekt ,romihunnesvermogens.en yver, tot
_verdedigiige van) het-zelve; ookin dezen,
_aan teewenden zén (hier tie zytvzo veel vroë,
ger en later verantwoordingen voor deszelfs
| inhoud: geboben; wadriorde nagedachtenis
_vangeeh ÂBRÁHAM , cen) MOSES; een“ DAVID);
| &bn eLIAs-en veele andere Godsmanndn ha-
RAIL O 2 ren
(212 )
ren voorftand en befchermingetenvollen ge-
vonden heeft, jade eer van den gezegenden
perfoon onzes ZALIGMAKERS, tegen den las-
ter, door geflagene vyanden van waarheiden
deugd daar op geworpen,mannelyk beweerd
en beveiligd is. Een arbeid ;die thans meer
dan ooit hoodwendig fchynt, niet zo zeer
om de waarheid zelve, veel min om de on=
genoegzaamheid:der reeds van ouds‘byge-
brachte betoogmiddelen, eindelyk niet we-
gens eenige gronden van hoope , dat moed»
willige tegenfprekers zich aan de kracht der
overtuiginge eens zullen gevangen geven ;
_ maar op dat, naar mate de losheid der ges
moederen , geftyfd door listige fchynrede-
nen ‚ meer en meer doorbreekt ‚de eens
voudige en welmeenende zielen “gefterkt
mogen worden in-dat geloove, dat ze een-
maal-aar den inhoud van deze Goddelyke
ontdekkingen geflagen hebben. Tot dit
zelve oogmerk wenfche ik voor het tegen-
woordige, naar de geringe mate mynerver-
mogens, onder afwachtinge van den-God-
delyken byftand, mede te werken, en zal
trachten zo veel. mogelyk te voldoen aan
den zitel, welken ik aan dit ftukje gegeven _
hebbe. BPS 15
ÍV, Men ontmoet het geval, waar over
deze verhandeling-gaat, by den: Schryver
van het Zerfle boek der Koningen, in de
Jr 1e vu) ee
( 213 )
_dwee perfte Hoofdflukken. ”sALoMmo wäs zy-
s» nen Vader DAVID in ‘de Heerfchappye
»„ opgevolgd, na reeds in het laatfte van
» deszelfs. leven, en op deszelfs bevel, met
»_ veel flaatfie gezalfd,als Koning uitgeroepen
»‚ En gehuldigd te zyn. De aanleiding tot
s‚ de vervroeginge hiervan was gegeven door
» de ftaatzuchtige poogingen van ADONIA à
» Om zich noch by pAvips leven van het
» Koningkryke te verzekeren ; welke on-
» derneming , fchoon reeds verre gevor-
2 derd, hem mislukt was, en de onderne-
» mer zelve ter naauwer nood in ’t leven
» gefpaard, niet zonder alvorens plechtige
„hulde aan sALOMO, en belofte van goed
» gedrag gedaan te hebben. Kort daar op
» fterftpAviD,en SALOMO regeert nualleen,
» doende zich al fpoedig gelden, ter gelegen-
s-heid van een verzoek Wegens ADONIA ;
5 OM ABISAG van sUNEM ter Vrouwe te heb-
ss ben, welke Agis zynen Vader pavipin
» deszelfs zwakken ouderdom hadde opge-
» Past, met alle de gemeenzaamheid van
» eene echte Vrouwe of Bywyf, uitgeno-
» men de eigentlyke Huwelyksbedgemeen-
| Íchap. BATHSEBA , door ADONIA daar
\ptoe gebeden, legt dit verzoek zeer ftate-
E Iyk af by haren Zoon sALOMO, die niet
» alleen het zelve met verontwaardiginge af-
» laat, maar teffens Anonia, als een fchul-
RO 1 O3 „) di-
(214)
digen aan ’Hóóg vérraad en heimelyke po-
‘gingen’ om ‘nieeltér van’-den Throon: te
» wórden , ‘by ‘pléchtigdn' eede'tér dood
„ veroordeelt, “en ed BENAJA’ läät ‘Ome
„ brengen ; % geere“óntniddelyk" gevölod
„ wördt van ABJÁTHARS afzéttinge vari“het
„ Hoogepriesterchap én werbannimae Haar
»izyre Landgoederen, én! Vâtt JoABs-óm-
„’brénginge’ in dé! T'éhtè det Arménkomfte”?
VI Wanreermen dit verhaäfuitwentig
befchouwt, fchyht Ket gahesch éé Vóore
— deelig gevoelen in té boezereti \yegeïis sas
EOMO’s handelwyze €n'beftaan „zelfs ín den
bne ‘eener “Regteringe , ‘daar de -H:
Schryvers anders #0 hóóg-ein-bfëed vari op:
geven, tefi'aanzien ‘härer lóffelyke hoeda:
nigheden, äls wyshieid’, deugd,” féchtvaars
digheid’; “goedertiërenheid en onberispely-
ke'{taatkunde. “Ja ‘men ‘zoude wel haast
dien Vorst mogen äanzien alseen proefftuk
van de uiterfte twrtedbeidl en onmenfchelyke
heid, bedekt onder ’t ‘masker van verltand
én van yver voor de bandhdvinge dêr wetten
en ftaavinge der Koninglyké Mäjeftéit ; at
les onder den fchóonen mom van Góds-
vrúcht en’ waakzáärnhéid vóór de eëte van
hét Opperwezen ,'door' wiens Vóorzienig-
heid hy kwanswys op-den-Fhrooniverhe=
veh, ware, en ’er zich daatom op moest
doen gelden. « eerd |
MER, VIL On-
d ae
(35)
„+ VIL Onder de verfcheidene ep ed
_ te geven; zoude weoreeps: kuren sereld
_ worden, de wyze, waarop SKEOMO tot de
_ Kroon gekomen is! Diewas wel gefdhiedt
yDAviDs lever; er op deszelfst eigen be-
velg maar men zode Binn wrägen’ „of
#DASID al recht ‘hadde „ oft zo! willekét-
„fig. dien. aangaaride te’ ‘befchikken „vlak
sp tegen het enoegen van devoorraarfifte
» ‘hoofden des „volks „ als"-ABJATHAR-)“?%
„hoofd der Göeflelykheid;goag t hooft der
» militie, gefioëgzaam'-de gantfehe Koning-
» byke:familië „en een groot deel deraanzien-
-Okften van Jsraël? (a); Deze alle häddèn
Bich voor 'ADÖNIA verklaard „ zo’tfchynt,
amet. te meerder.Srond’ en recht „ naarmate
deze veel ouder, ‘ja naar’ alle gedachten “de
oudfte, def thans ‘levende. Zoonen van: DA-
vIDwas , wien-de Vader niet fchynt te:heb-
ben imogen‘beroven”van zyn eeistgeboorse
eol enkel ten behoevé vaneehen der jong:
Peri die-nock daarenboven ‘verwekt. was
uit een huwelyk, dat zo veel fchande en
ergernis. veroorzaakt” hadde, “Uit welken
hoofde men Davids gedrag in dezen fchyrit
temoeten: houden voor een-uitwerkzél ván
enden ouderdom , of “wel “van te verres
Baände genegenheid voor een geliefkoosd
O4 voor-
a) 1 Kon, IL 5, 7, 9.
(216 j
voorwerp, niet wel met de billykheid te
vereflenen, maar veel eer ADONIA en ande- —
ren wettige oorzaak tot beklag en fchaêver-
haaling gevende. - «cob
VII Zen. tweeden fchynt dit vermoe-
den vermeerdert te, worden, door de-han-
delwyze van sALOMO, federt zyne komfte
tot den Throon, met- ADONIA gehouden,
Deze had moeten bukken en zynen jonge-
ren Broeder als Heerfcher, erkennen ‚en
SALOMO had hem daarop verzekeringe zyn’s
Jevens beloofd op de. heiligheid van het ko-
ninglyk woord. - Dus verhaalt het de H,
Gefchiedfchryver. (b):. Doch ADONIA vrees-
de woor SALOMO, en by flond op, en ging he-
nen, en vatte de hoornen des altaars. En
nen maakte SALOMO bekend, zeggende: ziet,
ADONIA vreest. den: Koning SALOMO: want
ziet, hy heeft de hoornen des altaars gevat,
zeggende; dat de Koning sALOMO my als he-
den zweere, dat hy zynen knecht met den
zwaarde niet dooden zal, En sALOMO zei-
de; indien. by een vroom man zal zyn, daar
en zal niet. van zyn hair op der. aarde. val-
len; maar indien in hem kwaad. zal bevonden
worden, zo zal hy flerven. „En de Koning \
SALOMO zond. henen „ en zy deden hem afgaan
wan den. altaar, en hy kwam; en by boog
Zie
(b) z Kon, 1. 5o0—53.
(217 )
zieh woor den-Koning-sALOMO : en:sALOMO
zeide tot-heiny-ga benen naar uw huis, …—
IX Daar dit-alles dus verre van weder-
zyden: ter goeder trouw fchynt toe te gaan,
zoude men voorts kunnen vraagen, welke
eigentlyk ADONIA’s-misdaad zy? Deze (zo
x {chynt) ‚, dat hy verliefd is op de (choone
„ ABISAG, eene liefde, gelyk het voorkomt,
noch met zyne jaaren, noch met zyn
» rang ftrydende, en teffens eerlyk genoeg
ss ingericht, omtrent een voorwerp, daar de
» misdaad van overfpelof bloedfchande geene
»‚_ plaats konde hebben, wyl DAvID nimmer
» eenige ligchaamsgemeen{chap met haar
» geoeffend hadde ; en tot geen ander oog-
» merkgevestigd, dan om een wettig huwlyk
met haar aan tegaan ”—- Waar by men.noch
kan opmerken, dat ADoNIA;, om dit wit te
bereiken, geen {tap fchynt te willen doen
buiten zynen Koning , wiens koninglyke en
zeer genadige bewilliginge hy poogt te ver-
krygen langs den weg van een allereerbies
digst verzoek, niet durvende (ten teken van
diep ontzag) zulks in perfoon afleggen,
maar BATSEBA, SALOMo’s eigene. moeder,
tot voorfprake aanzoekende, onder betui-
ginge van zyne volflagene onderwerpinge
aan de-beftellinge der. Voorzienigheid om-
trent de kroonsopvolginge—- Men kan
’er zelfs by voegen, dat BATHSEBA zelve
4 O5 ‚be:
Ca28') 4%
befcheidene gedachten over dit {tuk voed:
de, gaarne in dit verzoek bewilligende en
in kare aanfpraak aan SALOMO Iet verzch-
te eene! kleine: bêgeerte noemende’ (c) ‘ten
blyfke’, dat ditvin hare oogen: zo zwaarte’,
zo.doodftrafielyke:fnisdaad niet geweest zy;
maar eene geringe zaak, zonder eenig ge-
volg; en op ’tfterkfte ‘genomen „eene uit-
werking” vansjeugdige verliefdheid óp een
paar:fchoone oogen: —_ … coor on
„Ketels zo! sALoMo begrypt-het anders;
en bestkunnen-wy hier onderrichtitgekry«
gen uit: het verhaal. van der Ho Schtyver
zelve (dy. Doe anwoorde de Koning sAtae
MO; ende zeide: tot: zyne moeder en-waare
ombegeert.gy Abifag de Sunamitifche voor
Adonia® begeert gy ook voor hem het Koning-
vjke (want Joy viyn broeder. is „die ouder tis
dan ik ben) ja woor bem, en woor Abjathar
den- Priester, en Joab den Zoon wan Zeru'
ja. Ende de Koning sALOMO-zwoer by den
Heere, zeggende: zo doet-my. God en zo doe
_by--daar. toe, voorzeker „ Adonia zal dû
woord tegen zyn leven gefproken hebben. Eh
ni; “zo waarachtig alsde Heere leeft, dië
zy bevestigd heeft „en “mmy-beeft doen zitten
op den throon myns Vaders Davids: en die
anyeen huis gemaakt heeft, gelyk ee | ge
at UD , Beld Ow GOGTA SL JP je
. gr V ee
BVlOS AFALUTAE J
€) 1 Kon. II. 20.
(0 xr Kon. II, 22—2je
| (219 )
fpröken hadde vbopavkerAdoriiavzal. beden
„gedobd” avorden.nEm de Koning Salomo
‘zond door. deband van Benajaden Zoon vR
Jojauns edie\wielsopvheinaän, dat hy erf
Dy ‘Maar ledeze / saak od behandeling
men”fnet de
yhe-wyze Spreuken zo uitmuntende lesfen
gft ‘Behalveh het doodvórinis zelve, 20
EO
CR Kon. IL 20.
(220 )
mieer is, andere. moeten het mede ontgel-
den, {fchoon er geen zweem van bewys{chy-
ne, dat, ze den verliefden ADONt Ain, zyne
gewaande ondernemingen geholpen hebben,
ja zonder dat zelfs in de vonnisfeneen woord
daar van gemeldt word: —- De eenige re-
de van ABJATHARS afzettinge en bannisfe- —
ment is, dat hy een man des doods ishet
welke fchynt te zien op zyn voorgaanden
aanlag met ApoNra, by ’t leven van DAv:D
zelve, doch welke zaak, door het pardon
van ADONtA, reeds uit de waereld was, —
Joas vonnis heeft noch vreemder gedaan-
te, alzo ‘er geen woord in gemeldt wordt;
het zy. van eene tegenwoordige of van de
voorgaande zamenzweeringe. De reden „in
dat doodvonnis gemeldt „is, dat hy in -
veel vroeger tyd, by pAvrDs leven, ABNER
Een. AMAsa gedoodt hadde. Die dienst, tot
beveiliginge van. zynen Koning verricht,
moet nu eene dubbele bloedfchuld zyn ‚om
dezen handel, gelyk het toefchynt,goedte
maken, Kindelyk „, wat BATHSEB a en
ABISAG aanbetreft ; de eerfte, die A DONt A aan
dit werk gewaagd, en hem wel licht noch
verder in den ftrik geholpen heeft, immers
die, ’t zy met of buiten haar oogmerk, de
aanleidende oorzaak is van al-dat bannen en
bloedvergieten, heeft de voldoeninge, dat
haar Zoon nu volkomen vast zit 44 den
‘Ihroon
( 221)
Throon. De laatfte, de fchoone den
die ongefchondene duif, moet haren aan:
zienlyken minnaar misfen, haren welvaart
en luifter derven, en haar leven lang het
uitgeftortte bloed van ADoNtA met hare traa-
nen mengen, in eene rouwe „ naarder dan
dieseener dubbele! weduwe, aan ’ hof van
een” Vorst, by wien men geen ‘oogenblik
Zyn’s levens zeker’ fchynt „…en-alwaar ‘of
zynen’ minften- wenk de fchrik ‚ wanhoop
en dood door alle de vertrekken’, zaaleny
flaapkameren rond fpooken, ja zelfs ín-uit:
gelatene woede ter paleisdeuren uitfpatten:,
om Gods Tabernakel: zelve enden voet
vanden: Altaar. der verzoeninge- van het
bloed-der edelfte.helden te doen rookent
XII Wie het geval dus verre befchouwt;
fchynt geene verdere aanwyzinge van noo:
dente hebben, nopens: de menigvuldige'en
verfcheidene foorten van misbedryf, zo te:
gen demenfchelyke billykheid’, als tegen-de
huishoudelyke-en maagfchappelyke betrek:
kingen, en boven alles, tegen de Koningly:
ke Rechtvaardigheid aanloopende. Welke
feilen te meer in ’t oog loopen „ gemerkt
dit alles valt in een sALOMO,“en-daarenbo: _
ven in ’ eerfte jaar zyner regeeringe. * Zag
der die morgenftond- zo bloedig uit ; welke
denkbeelden moest, men vormen ‘van -deni
| dag, die’er op volgen zoude? Waren deze
| de
( 222 5)
de/grandensowaârop derfThroan wardovaste —
zet; nhdedanig zóudeief, zich. het gér
uwi-zelve, op „vertoonen; £ Én zodadn-de
Vorst, dusimet zyn eigen, bloed, omipringt,
wat 1zallensvreemden. van (hem: te wâchten
hebben? Of, laatraynewendere regeering
al;eens. zulk een vootbeeldi-vat, reehtenatigy
heid gegevens hebben ;,-dit fehyntsevenwel
die vlek niette, zullen. uitwisfchen,! die by
erzelver grondlegginge-op “zynen: goeden
_paam gekomem is: en men fchyrito'er de
preuk :òpstei kunnen toepasfen,; » ff wiolat
dumwvest jus enzuv’ welk, daarop zakelykcùit-
…— komt; dateensWoest ‚om méefter tectworden
ofteblyvensihebrecht vryelykofchenden, mag,
mdardnoelleoândere.! Zaken) hèt, zelve moet
bandhaaveh.s; Laat ikozelfs noëh verder
gaan. Moet: deze: sALOMo veen: leerendren
geloofsverfterkend, voorbeeld: zyn vanveenie
veel. doörlúchtiger heerfchappyesdie’t-jo-
dendom uit dei Caddfipraaken-té gemoete zag
et ’er ! zyineéotterkftèvhoop: op: vestigde?-en
komt -zyhobeftaan em'gedrag «Overeen miet
die-ùitnemendebetchryving:der :V orfielyke
deugden „ welke aan zyn tegenbeeld;worden
toegefchteven.„cim-DAviDs gebed vooròk van
wegens Satorno8r(t)or vs Test olie f ai nov 8
…_ XU -DesNavuur -fchynt zuit-haar zelve
zuk een afkeer vam: dit-akelig” Art
f MN Zoe Stor gai 0 MSD]
NE Pfalm LXXIL
tien
( 223 )
hebben, datk. daar! aan: toefchryf devwie-
heen og verine Ridder
JACOB -CATS aan. wesen wanen legt,
in, -4yne klaagende, Maagden (g);v'doende
pe „met: uitgezochte klachten haarzeigerì
} en-SALOMo’s wreedheid bejänhmes
ot een. aaltje dient war ta anderen
ret + ariowed his er EW ah
Deb boditde Pris dit biuiehjk geek l sab
trens en ‘om den babs gebragt, „bod
pe En af op dij enen, dag. Ti
3 ‘hoors d ch, wië it ‘onbeyl beeft RE
Zn A Jelfs die bragt. hem, om ge an
O fellen overmat orv Jar)
Hy die, bet Ryk Jim. broeder. ondernarg „on!
sale ligt op Jynèn,brogder, grams, ours
kid: „En flòrt, het edeh‚ bloet}. ‚5, Jogius1ovd
…Ò fan, o maen, U yroepik Wot getuygenbov 5)
„Kandat eon, mensch tyt,vrauwen borften fuyges,
„nogiios „En mag: het fooobeftaan?, énzs 23dos bop
> Waarop: ze dani “vérder; na A
van HAGGITE), 'ADONTA's mò éder’,
te hebbef, zich a) SkLomo's- mi
Hitlaat:” lonkt nf, d SISDNE TOC
5 E KAn Was een overfbelig WE te b He gr
rit, maar. gebruykt zot enkel nydugr drf: asia
4 be: _t ander Jung. kdijho » > biak ol
fe) CATS W erken, I Deel! Doladzs 45 en der iele
im Anno 1700, in folio,
C24P
Welk laatftevzekerlyk de: moord, aán
URIA gepleegd; té kennen geeft;
XIV: Het is ontwyflelbaar, dat de geest-
en vindingryke ‘Dichter, in dit en andere
ftukjes" van zynovròegeren tyd, meer be-
oogd heeft: de vermogens eener” fpelende
dichtpennetten toon te fpreiden „cdan aar
de waarheid der zake zelve te-voldoen; en’
dat hy_daarom vry‚vernuftig aan, den dag
heeft gelégd ‚wat .men onderftellen mag,
op het hart van eene verliefde, te leur ge-
telde en aan alle de driften der gramfchap
Övergelatené ABIsAG gelegen te hebben, en
waarfchynelyk by ‘hare vertrouwelingen in
het vrouwentimmer geuit te zyn. Uit an-
dere en veel gewichtiger lettervruchten van
ee
sMans edel brein worden wy ten vollen _
pvertuigd van zynè uitltekende hoogachtin-
ge voor-Gods-H: woord, en die verzeke-
ring:kan ten minften-dienen , om zyne na-
gedachtenisfe tegen. opfpraak te beveiligen.
Maar; ‘tgene, die -waarlyk- uitmuntende
dept by-wyze van eene: olobeoBa de
Deeling heeft-ter neder gefteld, vindt men
coor anderen, in ernftiger gefchriften, tot
kiste van sALOMO wel fcherpelyk inge-
tracht, inzonderheid by twee voórnaame —
manne, wien men den lof van groote ge-
leerdheid en vlugheid van oördeel niet
weigeren kan, en die ik daarom bybrenge,
om
( 225 >
om dat meest alles, wat tnen mogelyk by
anderen in tyds vervolg dien aangaande ont-
moet, in de daad voor niets meer dan eene
_gebrekkelyke Copie te houden is.
XV. De eeríte dezer Schryveren is 7o-
HANNES CLERICUS, met welken ik my ech-
ter thans niet ophoude, om dat hy reeds
onder anderen door Jor. FR. BUDDEUS kort-
bondig wederlegd is (h); dus ik thans al-
leen van een tweeden zal {preken , name-
Iyk van den alomberoemden p. BAYLE, in
zyne korte, maar teffens allervinnigfte en
zeer wel gemeende aanmerkingen over sA-
LoMo’s handel (i). Die geleerde Schryver
neemt in ’t eerst de gedaante aan, als of hy
_DAvID wildeverfchoonen wegens de uit{luitin=
ge van zynen Oudften Zoon van het ander-
Zins zo wettig en alom gebruikelyk erfrecht
totde Kroon. Maar die geheeleverfchooning
komt daarop uit, „„wyl zyn Zoon ADONrA
»» Zo. ongeduldig haakte naar de Regeerin-
»» ge, trachtende zelfs by zyn’s Vaders le:
„ven den Throon te beklimmen.” Doch
hoe blaauw deze verfchooning zy , kan men
aanftonds zien, wyl alles by hem uitkomt
“Op den flingerflag „door BATHSEBA, op aan-
Is SEEN Pros nat Meg.
Ë (@) J- F. EUDDEI Hi. Eel. V, T. Tom. IIL..p. 176, feqq.
SQ) In Dilion. Hift. Crit. Art: Davin, annot. lit. M Zo
„als dezelve ’t eerst was befchrêvers. én naderbandach-
5 dat Boekdeel op nieuw te voorfchyn gebracht is ia
olgende uitgaven.
|
(226)
gettinge en met beltuur en hulpe van den -
Propheet NATHAN, recht tydig geflagen,
waar door de goedaardige en afgeleefde pa —
v:p bewogen werd, zich ten voordeele van -
haren Zoon te verklaaren enz.
— Onmiddelyk daarop komt saLOMO’s han-
del met ADONIA te berde, *”sALOMO, die
„j hem op eene behoorlyke voorwaarde het
„ leven gefchonken had, liet hem niet te
„ min ombrengen, om eene rede die vry ge-
ss ring lchynt , namelvk, om dat ADONIA de
sy Sunamitifche ten huwelyke verzocht hadde”
Hier uit flaaft de Heer BAYLE „’tgene hy
»» reeds te voren gezegd hädde, namelyk
9, dat deze Koninglyke Propheet [pAvip]
» ongelukkig in zyne kinderen geweest zye
» Geen een hunner had natuuriyke beginfes
»» len, noch omtrent Hem zelve, noch om-
ps Srent -clkanderen. Zie daar! (zegt hy)-
9 den wysten wan allen, die zyns Broeders
» bloed vergiet om eene beuzeling. Wang
» tmen moet zich niet verbeelden, dat hy hem
9» deed flerven, uit hoofde van eenige ongeree
»» geldbeid, die 'er in deze minnaryen wan A-
9 donia plaats mocht hebben. -dile de Zoons
» van David moesten de Sunamitifche aan.
» zien als de werbodene vrucht. Haar maag-
»» dom had aan hunnen Wader toebehoord.
»» Indien zyne krachten het hadden toegelae
wp En, zo zoude hy zich met de daad in ee
bete , » ACh
… en mn
€ 227 )
er bezitsinge gefleld hebben, Adonia
_» was dan te berispen, dat hy zyne oogen op
deze Dochter vallen liet. Doch dit was
| > de rede niet, waarom zyn broeder hem om-
» bracht. Was ter oorzake, dat zyn ver-
‚ zoek Salomo's nayver weder opwekte , en
s hem deed vreezen, dat, indien men hem
« (Adoniay gewende aan '% verzoeken van
, gunstbewyzen, hy wel haast wakker zoude
‚ worden om zyn eerstgeboorte-recht te doen
„> gelden. Eene flaatkunde, in zekeren ope
> zichte overeenkomende met die der Ottoe
» mannen, deed hem om bals raaken.”
… XVE Het zal derhalven nodig zyn, de
eere van SALOMO tegen zodanige befchuldie
gingen en verdenkingen te beveiligen, en
de wettigheid , zo van zyn Kroonrecht ais
van dezen zynen gerechtshandel met bone
dige redenen te (taven, welke twee (ukken
betoogd zynde; de geöpperde zwarighes
den met geringe moeite zullen kunnen op«
gelost worden. | ;
XVII Wat het eerfle point aangaat : daar
omtrent dient men vooraf aan te merken,
dat sALOMO’s voortrekking voor ADONIA ‚
(zy moge wettig zyn of niet) echter niet
‘ten zynen laste komen kan, maar aan DA-
| viDseigene befteliinge is toe te fchryven,
| en door genoegzaame bewilliginge en toe-
| Átemminge van het geheele Hof, en van ar
id 2 pn den
{ 228 y
die’er aan konden te paskomen, is bekrach:
tigd geworden. Niemand zal di lichtelyk
ontkennen, gemerkt de H. Hiftoriefchryver
zulks te duidelyk getuigt (k), by wien men
teffens de klaarfte bewyzen aantreft „, dat
deze aanftelling van sALoOMO door DpAv:D
niet by overhaaftinge of „ gelyk men zegt,
door een flingerflag gefchiedt is, ter gele-
genheid van de verwarringe aan het Hof,
‚waarvan zo wel als van DAvips hoogen Qu-
derdom en zwakheid. van geest door. NA-
‘THAN en BATHSEBA gebruik zoude gemaakt
zyn. «In tegendeel blykt het uit alle DAvIDs
gefprekken en handelingen, zo én als woor
en „a die verwarringen, dat de. Vorst vast
En fix genoeg van geest zy geweest, en zeer
‚wel beraaden in dit ftuk zy te werk gegaan.
Ja uitdie zelve verhaalen blykt met eenen,
deels, dat deze beftellingen reeds veel vroe-
ger gemaakt waren, en lang voor. ADoNt-
A's eerfte onderneminge, deels, dat dezel-
veteffens geen flaatsgeheim gebleven waren,
waar van noch zeer weinige vertrouwelin-
gen hadden kennis gehad, ({choon zommi-
ge van dit begrip zyn (1) ‚) maar dat ze reeds
vry algemeen zyn bekend geweest, Trou-
| „wens
(k) Zie onder anderen r KON. I. 17» 245 27» 203
3 re enz. Ll Chron, XVI. 5 enz. XXIII. r, 2. XXVIII.
__W) w. TE WATER Hiff, der Herv, kerke van Gend, bl,
219.
( 229 )
ad de grond was daar toe reeds gelegd ,
ser’ kort nia SALOMO’s geboorte (m), ende
zaak zelve wyst het uit. DAvrps geheele han-
pe met sAToMOo, zo in deszelfs op-
voedinge als anderszitis, deed dit ten klaar-
{ten zien; en dit ‘was ook de si ent 4
en ADONIA de uitvoeringe dezer be-
ftellingen noch'by zyns Vaders leven zocht.
voor te komen,’en zich zelven van de heer-
_fchappye in tyds te verzekeren. Ja ’t is
zelfs niet onwaarfchynelyk-, dat even: dit
zelve reeds te vören aanleidinge gegeven
haddetot ABsSALoMs rebellie, ontftaandeuit
mishóegen wegens sSALOMo’s voortrekkinge
boven hem,’en zelfstot den daarop gevolgden
oproer, door sEBA verwekt, wien men wel
licht zal gebruikt hebben als een werktuig,
om de genómene!maatregelen „des Konings
te breken en de üitvoeringe van het gemaak-
te beftek met geweld te ftremmen. *«
XVI: Dus’ blyft alleenlyk deze vraag
ver; of DAvID recht hebbe gehad, om zo-
inige befchikkinge te maken, waar door
eën Oudfle Zoon, zonder daar toe eenige
redenen te hebben'gegeven, verfteken werd
van zyn Zerstgeboorte-recht , dat hem niet al-
‚_Teen door menfchelyk, maar zelfs door God-
_dekyk recht fcheen toe. te komen (n)'; gelyk
Ka P.3 | tot
_Gm) verg. Sam. XII. 245°25,
(n) Deut, XXL. 16, 17.
en al
Pe M 444» 445.
_men zoude ook weinig kracht vinden in die
( 230 }
tot die Kerstgeboorte-rechten, volgens het ge
tuigenisfe der, Joden, ook de opvolging. op
den ‘Throon behoorde (o), zo als dit zelve
vervolgens in DAvIDs nazaten, van REHA-
BEAM af, is waargenomen. Dit eens door.
gaande, zo zoude niet. alleen pAv:Ds ge-
maakte fchikking omtrent de Throons-op-
volginge van zelfs onwettig zyn, zonder dat
hier de Vaderlyke macht, of het recht om
over het zyne naar goedvinden te disponee-
ren „konden in aanmerkinge komen ;, maar
uit wendige toeftemminge en bewilliginge van
het Hof en de Staaten van Jsraël; welke
men veeleer. voor gedwongen zoude moeten
houden, wegens % ontzag voorde Koning-
lyke Majefteit en de vreeze voor ongenade ;
cf wel voor een uitwerkf{el. van eigen belang,
’* welk den Hovelingen meermaalen aan-
dryft, om des Vorften wil zich tot de ee-
nigfie wet te-maken, hy zy dan billyk of
onrechtmatig. sd 3 Es eg
XIX Als de Jaar fle beden uit de H,
Hiftorie zelve kan beantwoordt worden,
zal ’er vry minder zwarigheid zyn omtrent
de eerfte. En hier omtrent merke men aan;
woor eerst, dat ‘er zich-geen zweem van
waaríchynelykheid opdoet wegens zodani-
| ge
(Co) v. SCHIKHARD jus Reg. Hebr. cap. IV, Theor. 20. |
OENE 0
„gedwongene bewilliginge, maar veeleer
Île tekenen eener volvaardige toeftemmin=
_ ge. Om nw niet te fpreken van dien fpoes
digen toeval tot DAVIDs zyde, by grooten
en kleenen telkens gezien, in voorgaande
Staatsberoerten, gelyk in de gevallen van
ABSALOM en sEBA, zo beroepe ik my flechts
op het gedrag , genaegzaam algemeen ge-
houden, ten aanzien dezer bepaalde zaak;
waar in men de uiterfte rust en fliite aan-
trof, tot den tyd toe, dat ADONIA zyn aane
flas begon te Ímeeden, -— Nademaal ik ge-
toond heb, dat de befchikking van pAvip
ten voordeele van sALOMO reeds voor dien
aanflag bekend was, mag ik uit die geruste
houdinge des Volks een wettig befluit treke
ken; dewyl’er anders op dien tyd de fchoon-
fte gelegenheid zoude geweest zyn, om het
masker af te' lichten, en zich voor den oud-
ften en wettigen erfgenaam te verklaaren.
‚__Niets konde zulks op. dat pas beletten, en
‚__de:toeval van zò veele grooten hadde ons
‚… smiddelyk de zaak bellist., Dan, het tegene
deel gesenst ‚ €En, zo dra pAviDs bepaaling
op nieuw herinnerd , err sALoMo op zyn bes
vel voor Koning verklaard wordt, vale
_ Ten hem alle toe, verlaten ADONIA, en be-
___krachtigen ’s Konings welbehagen, als ten
__vollen rechtmatig.
AX Zen ment van waar had DAvID
4 in
sad
(232) ,
in zynen hoogen ouderdom dat gezag, om
zo itekeuin te handelen met de hoofden
des Volksendeftenden van Israël ? Integen-
deel was zyn vermogen vry wat verzwakt,
terwyl zyne voornaamfte Minifters genoeg=
zaam naar willekeur den meester fpeelden.
Wat zyne Zoons aangaat, die het eerfle Lid.
van den Staatsraad fchynen uitgemaakt te
hebben (p); hoe weinig vertrouwen hy op
hun flellen konde, heeft gebleken in AM-
NON en ABSALOM, en by zyn laatften leeftyd
in onzen ADONIA. —- Wat betreft de Mi
litie, van welke: JoAB het hoofd was; deze
was.hem reeds vroeg boven ’t hoofd gewas-
fen ; ge!yk men ziet in de vermoording van.
ABNER ‘q), in het dwingen van DAVID, om
den Broedermoorder AnsALoM weder :ten
Hove toe te laten (r); indatftoute befcheid.
en dreigement , aan DAvID gegeven, na ’£
fneuvelen van ABSALOM (s) „ waarop noch
een ander ftaaltje volgt, in ’t vermoorden van
AMASA (t). Enby den aanflag- van ADONIA »
was JoaB een der eerften, …Weshalwen het:
niet te verwonderen was , dat DAviD hem.
niet had kunnen te rechte ftellen, maar dit-
, js ts „aan
Cp) ILSam, VIIL 18, daar ze 5399 om die rede fchy-.
nen genoemd te worden. en.
(q) H Sam. TIL 27—30. he,
(r)I;Sam, XIV, roe «es vn
Es II Sam. XIX. 5—7.
Be IL Sam: XX. 7, 8.
(233 )
nen opvolger moest overlaten (u) _—
e weinig taat Op ABJATHAR, het hoofd.
der Geeftelykheid, te maken was, bleek mee.
de in ADONIA’s eerften aanflag. — Daar
het dus met de hoofden gefchapen ftond, kan
men veilig een diergelyk befluit omtrent an-.
deren maken, en met my dit gevolg trekken,
dat DAvrps perfoon, op zichzelve, weinig:
in aanmerking zoude gekomen zyn; hoe
veel vertrouwen hy ook mochte ftellen op:
NATHAN den Propheet „ op. zADoK , den.
Stedehouder of medehelper van ABJATHAR
OP BENAJA, op de tweederlei Koninglyke:
byffchutten , CRETEt en PLATHI genaamd „
en op eenige welmeenenden onder Israël.
Dit alles zoude weinig hebben kunnen baa-
ten, indien ’er geen andere en veel gewiche.
tiger redenen van. toeftemminge waren by:
gekomen. | waked en fe 1d
XXL Wat nude hoofdzaak zelve aangaat»
men vergist zich, als men de opvolginge in
Jsraëls Koningryk uit de rechten der eerst-
_ geboorte zoekt af te leiden. Of immers,die
rechten kwamen in pAvips tyd noch niet te:
pas; zynde’ereen Hemelsbreed onderfcheid:
tusfchen de eigene erfgoederender Israëliten,:
en het Koningryk.. Omtrent de eerfleisgeen:
gefchil: maar; wat-het Jaatfle aangaat, dit.
was geen byzonder ge van’t een of ander
ks aa : 5 t A ei gee
(u) 1 Kon. IL. 5, 6,
C 234 )
ns. maar raakte de geheele naatfie, _
aarenboven behoorde de Koningiyke Heer.
fchappy geenfins tot de gewoon/yke Regeerin-
ge, die uit de hoofden der ftammen-en ge
flachten oirfprongkelyk was , maar tot de
buitengewoone; gelyk blykt uit hare laatere
invoeringe „ uit de wyze waarop, en de
plechtigheden waar mede dezelve is in ftand
wite en aan bepaalde perfoonen opge-
raagen. Meteen woord; het recht, om
Koning te zyn, vloeide noch uit eenig meer-
_der aanzien van perfoonen of geflachten „
noch uit aangeërfden rykdom , noch zelfs
uit eene vrywillige verkiezinge door het
volk of deszelfs hoofden ; maar uit geheel
andere grondbeginfelen , die ín de hoedanigs
beid en forme van Lsraëls gemeenebest te vin-
den zyn, en naar welke ailes „ ’t geene het
beftuur van deszelfskerk en burgerftaat aan=
gaat, moet afgemeten worden.
„AXL Verftandigen zullen aanftonds mer-
ken, dat ik het oog hebbe op de alombekende
Theoeratie of Godsregeeringe , waar door Js
raëls God moest aangemerkt worden als dess
zelfs Opperfle en eenig fle Souwerain , niet
flechts op ecrie-gemeene „maar op eene Na-
_tionalewyze, en uit dier hoofde de Konine
gen on wird are eerd zr
te achten. zyn, die hun ge gezag van
dien Opperften Souverain ontleenden , ge
00
( 235),
ook ten vollen aan Hem verantwoordelyk
waren. Weshalven Israël, om zulk eenen
… als Koning te kunnen gehoorzaamen, voor-
_ af eenige blyken diende te hebben, waar
op men deszelfs verkiezinge als Goddelyk
konde houden; het zy door de beflisfinge
van het Jot, gelyk in saurs verkiezinge, of
door de uit{praak van zulken „die men hield
voor Propbetenen Tolken van Gods Raads-
befluit en welbehagen, gelyk in de aanftel-
linge van DAVID en SALOMO. Het is niet
noodig, deze ftellinge nopens de Godsres
geeringe onder Israël met bewyzen te {laas
ven; zynde zulks door anderen veelmaalen
en op,velerlei wyze gedaan. |
UL Al laat men eens de gegrondheid
| “dezer denkbeelden van Israëls volk in ’£
midden, kan echter. niemand ontkennen,
dat men het onder hun dus in de daad bes
greep, en dat de geheele Kerkelyke err Bure
ed ftaat, met alles wat het Recht van
orlog en Vrede betrof, naar dezen regel
beftuurd. wierd. Naar dezen zelven regel
werd dienvolgens ook deze byzondere zaak
behandeld ‚ namelyk , in zulk eene forme;
waar door sALOMOo konde aangemerkt wor:
den als onmiddelyk door den Meere zelve;
(den God die door de Israëliten gediend
en als hunnen Opperflen Koning erkend
_werd) tot de Koninglyke waardigheid RE
! _
(236 )°
heven. (v) Entnaar dit zelve richtfnoêrmoe:
ten wy ook onze gedachten omtrent dit ge-
val inrichten, zonder Israëls toeftand af te:
meeten naar de Regeerings-gronden *en
Staatsbelangen van andere Maatfchappyen
en volken, die in de gronden van Staat en
de wyze van Regeeringe van die der Israë-
liten merkelyk verfchillende zyn. …
XXIV. Het eerstgeboorte-recht konde in
dit geval der opvolginge in DAv1 Ds plaatfe te
minder gelden, omdat by de Goddelyke
verklaringe, by welke het koningtyk aan DA-
vips Stamhuis werd vastgemaakt (w), van
den beginne aan noch niet bleek , wie van
zyne Zoonen na hem regeeren zoude. In
vervolg van tyd, en na den ‘dood: van sA-
LOMO „is dieerf-opvolging eerst-aande eerst-
geborenen verbleven , toen namelyk DA-
vIDs Koninglyk huisgenoegzame vastigheid
verkregen. hadde, om te kunnen beftaan „
en deszelfs wettige en Goddelyke verhef=
fing tot deze waardigheid aan geene betwis-
tinge meer ‘onderworpen was. Waarom’
ook van dien tyd af geen gebruik meer ge-
maakt isvan de plechtigheid der Zalwinge,
omtrent de opvolgersuit dat Stamhuis, dan
in het eene geval van joAs toen ATHALIA op
eene feitelyke wy ze die wettige: opvolginee
broaf kt antr a
wies” In: vg onlsrla Tdi WF (haa
Ree t Chron. XXVIII; 5. XXIX. 2 an,
“Cw) 2 Sam, VI, 16.
ad
N
NC.
ie
je
*
ES
Ji (l
MW
|
p
f
|
( 237 )
had getracht te vernietigen, en het blyken
moest , dat JojADA de Hoogepriefter „dit on-
heil gewapender hand keerende ‚en Joasop
den Throon ftellende, met halsftraffe van
‚de Koninginne weduwe, niets verrichtte dan
inden naam van JuDA’s Opperften Souve-
rain, om dus zyne vastgeftelde Rykswetten
te handhaven (x). Want de Zalwing van
JOAHAZ kan hier ín geene aanmerking ko-
men ‚als welke onwettig was, en alleen door
het oproerige gepeupel gefchiedde, tot na-
deel ‘van eenen Ouderen broeder grt AIM
anders genaamd JAHojAKIM : waarom ze ook
niet lang {tand heeft gegrepen (y).
XXV. Uit het reeds gezegde kan men
thans genoeg befluiten. dat ADoNIA , fchoon
ouder dan SALOMO erk aanfpraak daar
door op de Kroon hadde, nademaal dee
zelve alleen den zulken toekwam, die daar
toe benoemd werd door de uitfpraak van
dien Gop, die door Zsraël gediend werd,
In welken opzichte ook ADONrA zelve, %
zy welmeenende of geveinsd, de waarheid.
zeide, dat het Koningryk omgewendt en
zyms broeders. geworden was, want het is
hem van den Heere ‘geworden (2), Geen
N , “ “wone
; DIR
: GR 2 Chrot, XXIII, AME STA
(9) 2 Chron, XXXVL 1—s. Conf. ven. Avunculi N;
HOLTI Apopbor. Sacr. Disf, wv, p. 486. feqg.
(2) zKon, IL. fs. $
( 235 )
wonder; nademaal de Staatswer, in het
Mofaifche wetboek begrepen, hier eenvou-
dig het gefchii befliste; verbiedende
het volk, naar eiger willekeur een Koning
aan te ftellen; en teffens beveelende, zoe
danigen in die betrekkinge te erkennen,
wien de Heere uit het midden hunner broe-
deren verkiezen zoude (a). De Godsdienst
van Jsraël was de grondflag van den gant-
fchen /laat. De oorfprongh daar van was
te vinden in dat geloof, dat deze ftaat was
opgericht door GOD zelve, zo wel met
woordelyke als dadelyke verklaringen,
_ Zynde zulks daar en boven bevestigd door
eene reeks van Goddelyke wonderwerken.
Het zy dit geloof gegrondt ware (tgeen
licht te bewyfen was) of niet: het is ge-
noeg dat en de Kerk en de Politie naar
die bevattinge beftierd werd; zo veel
te eerder, nademaal de: flaat van Fsraël
zich by die Staatswetten het best bevond,
en in voorfpoed en veiligheid bloeide, naar
mate zy zich ftiptelyk hielden aan de re-
len, in het Mofaifche wetboek: voorge-
chreven. En dit is mede genoeg, ter af-
weeringe van dien blaam, dat dus alles,
wat dsraëls ftaat aanbetreft, op dweepery
zoude uitkomen, en,‚ onder voorwendfel
Van mirakelen en openbaringen, de weg tot
ge:
Ca) Deut, XVIL 24, 15.
(239 )
veld en alle onrechtvaardigheden- zou:
de opengeftaan hebben, ja zelfs in dezen
eenige overeenkomst met de Staatkunde
der Ottomannen plaats zoude vinden. Hoe-
danige denkbeelden men niet zoude ver.
wacht hebben by luiden van die belezenheid
en naauwkeurigheidals Bayle, maar wel by _
dat foort van menfchen, welker Charader
doorden Heer p. HOFSTEDE (b), recht les
vendig en naar waarheid, in den perfoon
van hunnen grooten Kampioen is afge-
maald. Doch myn tegenwoordig beftek
laat niet toe, dat ik in de verdediginge van
dsraëls Godsdienst uitweide. Men legge
flechts Mofes boeken tegen den Koran in
de weegfchaale, en vergelyk teflens de beie-
de Staats-regeringen en Volk beftuuringens
zo zal men ten eerften het Hemelsbreed
onderfcheid te duidelyk ontwaar worden.
XXVI. „ Maar ftrekt sALOMO’s voot
» trekking voor ADONIA niet tot billyke
‚ opfpraak, wegens de ergernis, door DA=
| 9 VID te voren gegeven door zyn Over--
‚_„ Ípel en gevolgd huwelyk met BATHSEBA;
|“ en de moord, gepleegd aan URIA? en
‚ ss moet deze omftandigheid alleen niet
‚_ alles omverre werpen, wat ‘er van de wet
| » tigheid dezer throonsopvolginge wordt
ek, > svoor
_(b) Tweede vervolg der Nalezinge nderbeden
hen Bladz. 07. enz. er tg A ae
(240)
5 voorgegeven?” Op deze bederikinge zous .
de ik veel kunnen aanmerken, tot verde-
diginge, niet van DAvIDs roepende zonde,
maar van zyn perfoon, die op zo uitmun-
tende en meer dan Koninglyke wyze be-
rouw daar over getoond, en blyken eener
oprechte bekeeringe gegeven heeft, dat het
wel voor altoos vruchteloos zal zyn, de
nagedachtenisfe van dien uitmuntenden
Vorst te willen fchenden, door dit bewys
zyner menfchelyke onvolmaaktheid tot
zyne oneer wederom voor den dag te haa-
len. Goed is het, dat hem zulks in tyds-
vervolg nooit door de Asraëliten, oproer-
makers uitgezonderd, ís voor de fcheenen
geworpen: iets dat zulken thans te minder
past, die tot hun naaste oogmerk hebben,
de vryheid van denken tot een weg voor de
ongebondenheid in doen te maken: goed is het
daar beneffens, dat saLOMO door die on-
tuchtigheid niet verwekt is, maar {taande
huwelyk,- en dat zyn perfoon, wegens
voorgaande ongeregeldheden zyner Oude-
ren, noch aan ’t Hof, en by zyne broede-
fen, noch by Zsraëls Staaten en volk eenig
verwyt dien aangaande ontmoet heeft, ja
dat noch ABSALOM, noch ADONIA dat voor-
leden geval hebben durven tot een grond
van hunne ondernemingen leggen. Maar
ik durf daarenboven dit fchynbewys ten
voor.
C 241 )
voordeele dezer zake omkeeren, en ftaan-
de houden „dat deze zelve omftandigheid te —
fterker betoog voor de wettigheid van sALo;
_ Mo’s verkiezinge oplevert, nademaal isrA-
merken ; gelyk aan sALOMO en zyne regee-
laks
(242)
fien ftooten zóude, én var zeer Ondange- —
/ tiaathe 8 Evol zyn. Mocht zodani Eene
hartstocht te vore bézeten hebben,
AE in Órituchtige vlaminen Blaákte: |
Zyn et en pogingen’, om opentlyk den «
Hit aanftoot weg, te nemen, warten
Sborlaatde en, om het ook if dit geval niet
EE doen blyker, liever dan ééne dwdaze en
öffwertige be chikkinge over eén Ehroön \ vän
a te belarig te blyvefi doorzetten, «Al
ris
s het vo âan: var! ADONIA'is niet
oht{láan uit k âan vant gene- …
genhêid en liefde; terwy de Hiftorie hem
uidelyk gehoë vertoont als eén voorwerp,
dae Ebel idee” op ‚zyf’s Väders
harte gefhaakt Hadde. Zyn. Vader (ftaat’er) |
“had hem niet bedroe fd wan zyhie dage, zeg-
gende: waarom ha alzò gedaan? (c) In
nt legend deH.' sch Hays ohsklaardoet
en
sak
Ein ele. DE: Dávip, éen grein
verftands, eene enkele vonk van Kinder-
liefde en een gering denkbeeld van recht-
vaardigheid bezitkende ‚bie Meente.
© X Kon, bh 6.
(243)
ken drift en _dwaaze, ja raazende toegene:
í f
voor, deze befchikkinge. wegens, de erf-op-
volginge op den Throon;. ‘oirfpronkelyk
ín weerwil aller menfchelyke tegenredenen,
HE he. te volgen. … WA aib do yr
… SXVIIL Men behoeft diënvolgens, met
de erf-opvolginge niet enkel de
fchryven zn hy de kroon, zoch Elvan
Vaders leven trachtte Op te zetten”; Ik
llem'toe, deze zelve misdaad „deed, he
gehen dn Hoek ee
Ede misdaad MASK ZWAAG ek cr
aon Ane overhaaste, en Beueldige maas
en invlóog tegen de gróndrechten van
hun beginfel en vas-
er. -
C 244 )
tigheid niet verfchuldigd waren aan men-
fchelyk gezâg, maar aan deuitfpraak van
dien GoD, die door Israël als zyn opper-
Tten Souverain erkend werdt. ADoNrA, die
reeds kennis had van het Goddelyk beftel
ten voordeele van sALOMO, en. echter óp
de oproerigfte wyze dit zocht om te kee-
ren, verviel niet flechts onder de veroor-
deelinge over eenen. wederfpannigen Zoon
(d), maar teffens in de fchuld van gekwet-
fre Majefleit en hoogverraad, niet flechts
tegen menfchen, maar zelfs tegen Zsraëls
God en. Koning. gepleegd: en dit gaf dub-
bele oorzaake, om hem voortaan van alle
verwachtinge op de heerfchappye te Ont-
ge, ja, volgens de billyke wet, voor een
tid des doods te doen verklaaren; zynde
het enkel aan DAvips en sALOMo’s goeder-
tietene toegevenheid toe te fchryven, dat
hy op dien tyd pardon verkregen heelt.
En hier mede vertrouw ik, de wettigheid
van sALOMO’s Kroonrecht genoeg verdedigd
ER REDHEN, en his
“XXIX. Thans moet ik tot het tweede
Stuk myner- verhandelinge overgaan, en
trachten te betoogen, dat sALOMO’s dood-
vonnis, Over ADONIA geftreken wegens zyn
verzoek Om ABISAG, met de gevolgen van
dien voor ABJATHAR en JOAB, niet minder |
Me ia ietntosd aut anw 2 AN
ep Deo, XXL. Je Sn |
(245 )
wettig en rechtmatig geweest zy. Dit is
wel de zwaarfte taak, niet alleen, wyl de
H. Hiftorie dit {tuk eigentlyk niet met op-
zet aanroert, verhaalendealleenlyk in ’t kor-
te, wat 'ergebeurd zy; maar teffens we-
gens zekere akeligheid, die zich uiterlyk
in dit geval fchynt op te doen, âls mede
wegens het gevaar, ’twelk dit voorbeeld
van ftrengheid en haastigheid fchynt mede
te brengen; wanneer een Vorst en Souve-
rain zich daar van zoude willen bedienen,
om ’ereenige daaden van geweld mede te
verfchoonen, wanneer de Staatkunde hem
mocht aandryven, om zich door middel
van het {taal te ontflaan van zulken, die
hem in den weg ftonden, en oorzake van
vreeze of jaloersheid gaven.
XXX. Het fchynt aan deze bekommering
tezyntoetefchryven, dat zommige Uitleg-
gers liever de zaak droogsvoets zyn over-
geftapt, zonder sALOMO’s handel woor of
‚ degen te beoordeelen. Het fchynt den zul-
ken genoeg te zyn, dat men in dit verhaal
een bewys ziet van SALOMo’s menfchelyke
Staatkunde en beleid, in zich op den aan-
geërfden T'hroon te vestigen; en dat door
„dezen weg de voorfpelling dien aangaande
hare vervullinge heeft verkregen. Doch
dit zoude konnen volftaan, indien ’er zich
geene ED by het geval opde-
3
den,
(46)
den; die eene fterker verdediginge vorder-
derden: al ware het alleenlyk deze, dat
SALOMo’s opvolging niet flechts als eene
aanftaande gebeurtenis voorfpeld was , maar
bepaaldelyk als zulk eene, waar in zon-
derlinge proeven eener meer dan gemeene
Voorzienigheid doorftraalden; zulke name-
Fyk, waar in men wel eene vrymachtige,
maar teffens’ ohberispelyke weldadigheid,
zo omtrent DAv1D en SALOMO als omtrent
ISRAEL, tasten konde. ‘Ten bêtooge hier
van is het geenzins genoeg, dat de zaak
dus uitgevallen zy. Het moet teffens kun-
nen blyken, dat ‘er in deze uitkomst (wat
het zakelyke aangaat) niets der Godlyke
betamelykheden onwaardig zy, noch te-
gen eenige zyner volmaaktheden ftryde.
Anders zoude dit een fchoon voorwendzel
voor Tirannen ftrekken, om zich, in het
plegen der groottte onrechtvaardigheden,
quanfuis van de leere der Voorzienigheid te
bedienen, ‚„om dat ’er geene macht is dan
> van God, en God alles regeert.” Hoe-
danige ftaatkunde ons geenzins in foortge-
lyke gevallen, als het tegenwoordige, wordt
ingeboezemd. |
XXXL. Het ware dan veel gevoeglyker,
met anderen hier te denken om eene’ On-
mniddelyke ingewinge van Gods Geest, waat
door sALOMO kennisfe zoude gekregen Pan
j | pb en
|
|
|
(247) |
ben van ADONtA’s verborgene maatregelen,
gn daarom ten eerf{ten het doodvonnis zou-
de hebben geveld. „Echter heeft ook dit
zyne bedenkinge, nademaal ons de Hifto-
rie niets van Zodanige imblaazinge meldt,
welk zekerlyk wel waardig geweest was
Î
aan te tekenen, zo wel als *t gene in ’t ver-
volg gemeldt ftaat van die uitnemende ga-
ve der wysheid, die sALOMO na deze
Rechtspleging verkreeg, gelyk uit den
draad der gefchiedenis ten vollen blykt. (e)
Ook fchynt dit begrip meer te ontftaan uit
verlegenheid, hoe men dezen handel best
plooijen zal, dan uit volle overreding, In-
dien men het ftuk op eene andere en eeh-
voudiger wyze verklaaren en verdedigen
kan, heeft men veel meer gewonnen, Zon- …
der bloot te {taan voor de pylen van het
ongeloof, *twélk, gewoon zynde met alle
Goddelyke ingevingen te fpotten, wellicht
over dit geval niet gunftiger denken zal,
ons verdenkende, als of wy; om eene ne-
telige of kwaade zaak goed te maken, Deum
ex Machina, eene Godheid van achter de
{chermen op het toneel voerden, om eene
verwarde zaak door een mirakel op te los-
fen. Hoe hoog dan ook in waarde de God-
delyke Ingevingen by my ftaan, oordeel
ik het echter voorzichtigst, dezelve niet te
venen 2 4 ra) CoeLk
(€) 1 Kon, III. 5 enz. |
(248)
fterk te dringen, wanneer de beflisfing bui-
ten dien kan gefchieden.
XXXIL Ook dunkt het my, om dezel-
ve reden, geenzins voldoende te zyn, dat
men de wettigheid van sALoMo’s bedryf
genoegzaam enkel opmaakt uit het Godde-
byk flilzwygen op, deze daad, als of het zel-
ve eene ingewikkelde goedkeuringe infloot:
Dit gevolg gaat immers altyd niet door.
Hoe veele daaden treft men niet aan, die
zedelyker wyze volftrekt zyn af te keuren,
daarechter de Godheid op zwygt, om door _
eene overhaastte ftrafoeffeninge de veror-
dende aaneenfchakelinge der. gebeurtenisfen
met hare eindensniet af te breken, en têffens
de uiterfte preuven van goedheid en ver-
draagzaamheid te geven? Eene waarheid,
die zelfs geen vyand der Godl: Openbaa-
ringe loochenen zal, zo hy flechts eene God-
heïd en deszelfs oppermachtig en wys be-
ftuur over de waereld toe willaten. Wes-
halven dusdanige verfchooning of verde-
diging van sALOMo’s daad by den zulken
weinig baaten zoude,
XXXIIL Het blykt derhalven, dat men,
SALOMO wilende rechtvaardigen, de gron-
den daar toe zoeken moet in het geval zel-
ve, befchouwd in deszelfs aard, verband
en bykomende omftandigheden. ’tGeval
is dit, gelyk wy reeds in ’tbegin zagen:
» SÂ-
(249)
5 SALOMO laat ADONIA ter dood brengen,
»„. wegens deszelfs verzoek, om ABISAG
» tot zyne huisvrouwe te hebben. De re-
„ de van dit doodvonnis is deze; wyl sA-
„ LOMO dit verzoek aanmerkt‘als een be-
» Wys, Poging, immers grond van aller-
» billykst vermoeden, dat ADONIA naar de
») kroon ftaat. En, nademaal ABJATHAR
» En JOAB voor medeplichtigen gehouden
» werden in die zamenzweeringe, ontfan-
» gen zy ook beide hun vonnis en ftrafle.”
In deze vereeniginge toch moet men de
gantfche zaak befchouwen, en op dezen
grond over de wettigheid dezer vonnisfen
geoordeeld worden: gelyk dan ook veele
uitleggers het {tuk op dien voet beredene=
ren, hoewel (onder verbetering) niet altoos
in de vereischte volledigheid.
_XXXIV. Het is vry gemeen, dat men
ADONIA’s liefde tot ABIsSAG tracht onwettig
te verklaaren uit de Rechten en gebruike-
lykheden omtrent de nagelatene Wedu-
wen van den overleden Vorst, welke nie:
mand vermocht te trouwen, en die alleen
het volle eigendom van den opvolger wa-
ren: het welk men onder anderen ophel-
dert uit 2 Sam. hr 8.(£) Men merkt
sk na-
…(D Conf‚scricknanrD Pus Reg, Cap‚'VI.Theor. XIX.
P- 440 441. ubi cit. loc, ex Mifchr, Cod, Sanhedrin, adde
primis CARPZOv, in not,
\
( 250 )
namelyk ABrsAG aan „ als eene nagelatene
» Vrouwe, of naast als een Bywyf van DA-
9» VID, Op wien de Vorst al zulk een rechit
» bezeten had als een man op eene Vrou-
» wt of Bywyf. sALOMo, zyns Vaders
» Opvolger, was in dit recht getreden. ABI-
» SAG werdt door de wet verhinderd, met
»» iemand anders te hertrouwen. Dus was
9) ADONIA’S liefde onwettig en zeer {traf-
s, waardig. ‘temeer, omdat iemand, ee-
» ne: Koninglyke weduwe trouwende, daar
_… door gerekend moest worden in de rech-
s) ten des Konings te treden. En, volgde
» dit juist niet altoos noodzakelyk, even-
» wel het ftond te vreezen, dat ADONIA
» door dit middel zich werkelyk zoude
» doen gelden, en langs den weg van dit
» verkregen recht tot het werkelyk bezit van
‚ den ‘T'hroon trachten te komen.” In dit
Îicht wordt het geval befchouwd door Pe-
trus Martyr, Santtius, Lyranus, Piscator,
rotius, Burman, Henry en andere Zngel-
Jthe Godgeleerden, Ook door onze Bybel-
kanttekenaars.
_XXXV. Daar is in dit gevoelen veel, %
gene tot ophelderinge van deze zaak die-
nen kan. ADONIA is zeker gevonnist, we-
gens het verband, ’twelk zyn verzoek met
Zyhe Staatkundige bedoelingen hadde, ge-
lyk wy int vervolg duidelyker toonen zul-_
len
/
Cast)
hier boven opgegevene, oplos-
tan, fchynt de bekommering,
(252 )
welker voortkruipend vuur eene algemee-
ne verwoefting van het gantfche ligchaam
dreigt, en welker tydige affcheiding te meer-
malen ten koste van het naastliggende ver- #
dachte vleesch gefchieden moet. Maar het
komt my te hard voor, zodanige maatre-
gelen aan sALoMO in dit geval toe te fchry-
ven, wiens rechtvaardigheid, ja wiens ei-
gen bloed, hem veel eer moest weerhou-
den van een {tap, welken hy zelve in an-
dere Rechters billyk zoude afkeuren. Be-
‘halven dat het noch zo vast niet gaat, dat
uit ADONIA’s huwelyk rhet ABIsSAG eenig
wettig eisrecht op DAvips verdere nalaten-
fchap , ik laat ftaan op de kroon, zoude zyn
voortgevloeid ; het welke , zo het ’er al uit gee
vloeid ware, lichtelyk door eene plechtige
„dae van renuntiatie en andere voorzorgen
had kunnen zyn VOOrBEemE of wel %
geheele verzoek plat afgeflagen geworden,
met bygevoegde {traffe over die vermetele
liefde, zonder echter daarom ADONIA’S
hals te vorderen. |
XXXVIL Geen enkel flerk wermoeden
moet hier het beweegrad geweest zyn,
maar zodanig een vermoeden, dat teffens
met de zekere kennisfe van de waarheid
der misdaad gepaard ging, zodanig, dat
SALOMO, zo dra hy ADONIAS verzoek ver-
nam, ten eerften daar uit ten vollen konde -
ver-
(253 )
verzekert zyn van zyn; bedoelde misdaad
en van het ondernomen, hoogverraad; der-
wyze, dat -hy ten eerften, zonder nader
beraad of langduuriger rechtspleginge, het
‚doodvonnis over den fchuldigen vellen kon-
de, ja vellen moest, om niet alleen voor de
kroon zeker te zyn, maar teffens het on-
gekreukte recht uit te voeren, zonder ce-
nigzins te mogen zien op zulke betrekkin-
‚gen, die anders zyn gemoed tot genade
den konden. Laat ons de proef ne-
men, of hier niet alle- genoegzaame gron-
den waren. _ |
XXXVII, Hoor af echter moet ik hier
aanmerken
Zerftelyk, dat men hier meest enkel uit
toegevenheid den post van betoogen op
zich neemt; ’twelk eigentlyk de plicht was
__ van zulken , die hier pofitive, flelliglyk, zich
als befchuldigers tegen sALOMO opdoen. De
H. Hiftoriefchry ver verhaalt eenvoudig-het
gebeurde, zonder zich eigentlyk in te la-
ten in de beoordeelinge van deszelfs waar-
de. Hy ftelt ons flechts deze koninglyke
Rechtspleging voor. oogen, zo als ze ge-
houden is. Tot dus verre nu laat hy aan
zynen lezeren, het oordeel wel vry; echter
ZO, dat iemand „ eenige onbillykheid. en
onrechtvaardigheid daar in vermeenende
te zien, en achtende rede te hebben om
men EN. dit
BEC
hl
(254 À
dit vonnis té wrâaken, buiten te fpraak
verplicht Zy, die redenen te voorfchyn te
brengen. Het is eene zaak, die van zelfs
preekt, dat iemand zó lang voór dedgdelyk
ehouden wordt, tor dat het tegendeel bee-
zen zy. Heeft dit in de gemeene ‘zâmen-
lévinge en gewoone rechtsplegingen plaats?
Hoe veel temeer geldt die regel in zaken
die de hooge Mäjefteit ef “eer Souverain
gerichte aangaan, welke waârdigheid en
ampts-Oeftening in dit geval ‘pläâts vond. fn
% korte: zo lang het ad O ik
elyk geweest is, ja zo lang ’er: meerder
Biarfebrnchkbnd 8 vàn ive Yeh dan
van zyne on/chuld, is en blyft het de oh-
tegenzeggelyke plicht der tedenfprekeren,
duidelyk en grondig. de onwettieheid ‘der
Sentenitie met Îtellige bewyZen te betoögen,
het geen niet enkel gefchieden, kan ‘door
de menfchelyke hâártstochten tot mede-
dogen te bewegen, door veel van hard-
heid, (trengheid en zoortgelyke zaken op
te geven; hoedanige ruddelén ‘anders zou-
der künten misbruikt: wórden, om alle
Zwaâre doodvontisfen voot’ härd „ wrekden
Onbillyk te verklaren: waar Goo
gelyk zoude ftellen tet het Onvernufrige
gemeën, dat, op ‘hét eerfte vátten van eén
booswicht hem reeds in koelen blöëde téf
ëälge of tot Zwadrder doodftráfle ie k
(255)
doch by de uitvöeringe der Sententie doof
_ ontydige meêdoogenheid in flaauwte valt,
if
ofzo ’er kans ware, den gewaanden àt-
men lyder geweldiger wy ze aân zyn Scherp-
rechter zoude af handig maken. … |
XXXVIIL Zer anderen: fchooh de 1E,
Schryver eigentlyk flechts verbaal doe:t,
maar geen oordeel velt, en in het verhaal
_ zelve zyne gewoonlyke kortböndigheid in
acht neemt, ontdekken zich echter in clit
verhaal duidelyke trekken perioeg, wáár
uit men de zaak ten voordeelë van sALOMO
beflisfen kan. Het is een genoegzaam viis-
te regel, dat, wanneer een Hiftoriefchryver
bekend ftaat als der waarheid volkofmien
ens en teffens als werkende uit gtond-
beginfelen van eere en deûgd, ja, wanneer
_de befchryving, die hy ‘van zyne ingevoef-
en ee
de perfonaadjen geeft zodanig is, dat men
derzelver heerfchend' goéd „of kwaad chiä-
rater daar uit kân opmerken; dat (zegge
ik) zyn ftellig‘ verhaal dienaangaaride OR
recht geeft, om over de’ waarde der han-
delingen. ndar eisch t& oördeëlen, Wie nù
ook de Schryver van deze #weë Boeken der
Koningen moge End se dit is echte
FIC
zeker ,dachy , en goedebetichten hopéns de
‘Waarheid hebbe gehad (5) én zefleris oet
“(g5 Ten minttên wordt dit tof dus verte) tér Wer
„derzyde onderfteld; wyl anders de beoordeeling over
de waarde dezer rechtspleginge onnodig zyn zoude.
hen
( 256)
al toone afkeerig van onrecht en geweld,
en een beminnaar van recht en deugd te
zyn, Zyne liefde voor pAvips huis ser-
hindert hem niet, de fnoode gebreken van
deszelfs opvolgers te tekenen, zelfs die van
SALOMO in zynen. lateren. leeftyd. Onder-
tusfchen ziet men, dat hytwee hoofdper-
Jonaadjen, SALOMO en ADONIÁ, in zeer ver-
fchillende gedaanten vertoont. ADONIA’s
CharaCter is by hem Staatzuchtig, forsch,
oproerig, rebellig, zelfs al by DAvips le-
Ven. SALOMO wordt ons in de opkomst en
merkelyken voortgang zyner regeeringe. ger
fchilderd als zeer wys, zeer Eeen N
zeer godvruchtig «en zeer yverig voor de
eere van zynen God, en het geluk zyner on-
derdaanen. In’t verhaal zelve van deze zy-
ne rechtspleginge ontmoet men eerder 'ee-
ne voor- dan nadeelige befchryvinge van
SALOMO’s perfoon en verrichtingen. Wat
rede nu om dit alles verdacht te houden,
en (zo men al den Hiftoriefchryver. zel-
ve voorby gaat) echter sALOMO in gantsch
ftrydige gedaante. voor te tellen, als eenen,
die de natuur geheel hadde uitgefchudt, ín
eentyd, dat het op defterkfte preuven aan-
kwam van natuurlyke billykheid en recht-
matigheid? Enik durf zelfs deze aanmerking
te vrymoêdiger voordragen, om dat niet
alleen de fchryver van de doeken der Ko-
sr nin
(257 )
mingen, maar ook die der Chroniken; sao:
_ MO’s opkomst en bevestiging op den throon
dát het phi irr verraad. omtrent
_ met zeer groote loftuitingen verheft, r Chron, -
NIX, 23. enz. waar uit men ten minften
merken kan, dat dit gedrag by ’ Joodfche
Volk, over het geheel genomen, geenzins
zo hatelyk is misduidt geweest; noch als
een ftuk van onrechtvaardigheid «en tiranny
aangezien: terwyl ook anders ‘weinig rede
zou geweest zyn by de onderdaanen, om
eenen Vorst, die met zo veel onmenfche:
lykheid begon te regeeren;, zo groot eene
liefde toe te draagen , als omtrent zyn per-
foon gebleken is. (h) :-
…_XXXIX, Maar laat'ons nu tot de zaak
zelve treden, en: uit verfcheidene ftukken,
in ADONIA’s verzoek voorkomende, toonen; .
hem
WENNEN CIONT TO UNION MIDI
Ch) Ik weet niet, of ik niet beter gedaan hadde, met
deze aanmerkingen over het Charaêter van den H. Hi=
ftoriefehryver “ achterwege te laten :!tiademaal onze
nieuwerwetfche.Philofopben, met hunhoogvliegend ver-
Îtand en aangewaaid oppergezag, op ’t eerfle noemen
van eene ebt vend ‘den neus opfchorten,
„Konde men hier. eenên surTONIus, TACITUS Of PLUTÁRs
Es te berde brengen „dan, had men-al-waât men wen=
fchen kan. Zulke Schryvérs zyn alleen hunne Orakels.
De gewydde gefeliiedenisfen alleen smag-men ;- naar hut
oordeel, gelyk ftellen met de fprookjes van AMADIS VAN
GAULEN én diergelyke! Doch, nu myne aanmerking uit
de pen is, zalik ze laten ftaän, en den lezer ouderan=
deren verzenden tot den voortreffelyken meRver, in
Bye verdediging der H. Gefchiedenis tegen Lord BOLINGBRO-
KE, $ 3 Enz, HERVEY „mengelingen, 2de Deel Bladz, ryenz,
(258 9
hem geenzins-20 verre gezocht is‚-noch de _
zaak zo onbewysbaar. Waaromtrent ech-
ter billyk mag gevorderd worden, datmen
niet elk point enkel op zich zelve en in het
afgetrokkene befchouwe, maar de verfcheie
dene ftukkenin vereehiginge met elkanderen:
hoedanige handelwyze immers in velerlei
duiftere en netelige rechtzaken plaats heeft,
daar een of meer byzondere poinêten op
haar zelve: de zaak rioch niet ten vollen zou-
den voldingen. & it
XL. Men geve tot dat einde eerst acht
op ADONIA zelve, en op de omftandighe-.
den, waar in hy gefteld was; welke hemten
vollen vatbaar voor zulke. ondernemingen
maakten. Ik heb hier boven, aangemerkt,
dat ’er reeds-zulk een fait door: hem be-. |
_gaan was, by’ laatfte van.pAvrDs leven. ‘Ín-
dien hy toen reeds naar verdienften ware
geftraft geworden, zoude ‘er niets minder |
dan de dood op hebben moeten volgen.
Ondertusfchen was hem toen Pardonen |
gratie verleend , uit aanmerkinge van het
bloedverwantfchap ‚en inhope,dat hy zich
„voortaan gerust en ftil zoude houden, Hier-
om was het genot dezer gratie ook wel de- |
gelyk aaneene, niet enge maar uitgeftrekte, |
voorwaarde, vastgemaakt. Jndien by een
vroom man zal Zyn, daar zal niet van zyn
Bair op de aarde vallen: maar indien in hem
| kwaad |
í
Ei
4
B
(259 }
kwaad zal bevonden worden, zo zal hy fier=
wen (i): welk laatfte immers ziet op de aller-
_minfte bewegingen die hy maken mocht,
hoedanige zy ook zyn mochten. Dat meer
is: SALOMo had hem door dit pardon geen-
zins in alle zyne voorgaande vryheden her-
fteld „, maar van een groot deel derzelver
ontzet; als daar was, de vryheid om naar
goedvinden ten hove te verkeeren, om O-
‚ vereenkomftig de waardigheid van zyne ge=
boorte in ’t openbaar te verfchynen enz,
gebiedende hem veel eer, zich tot zynent
in alle ftilte te onthouden, Want, dat die
woorden, Ga benen naar uw buis, dit zeg-
gen willen (k), is door verfcheidene uitleg-
gers zeer wel begrepen (1). Wat kan men
zich nu in deze omftandigheden anders van
ADONIA verbeelden , dan dat hy, fchoon
thans in ’t onderfpit geraakt zynde, op alle
middelen zal bedacht geweest zyn, om by
de eerfte gelegenheid. tot fchaêverhaling te
komen, en zynen broeder ,„ die hem den
voet gelicht hadde, wederom: te verfchal-
ken, immers zich of de zynen, vroeg of
_ laat, wederom in het bewindte ftellen. Men
moet zich van, zyne natuurlyke kundighe-
_\den ontdoen , zo: men daar aan wil twyffe-
Ra. lens
(3) 1 Kon. I, 52.
_{k) r Kon. [, 53.
JJ n
(D Als JUNIUS, SANCTIUS, P. MARTYRs PISCATOR »
HENRX.
( 260 y
len; én men foet wel een onbezonnen haát-
hebben tégen de gewydde Hiftorie , om in
dit geval niet toe te ftaan, ’t geen men in
alle {foortgelyke gevallen op de waereld
pleegt te erkennen. Met éen woord: men
moet zich zelfs niet kennen. De uitkomst
‚bewaarheidt het ook, want men ziet dezen
fnisnoegden Prins noch woelen, heimelyk
met sALOMO’s heftigfte en gevaarlykfte te-
5 rage: ABJATHAR en JOAB, verftand
houden en raadplegen , een p/an ontwerpen,
dat ffout en uit zich zelven allergevaarlykst
was, en ten eerften des Konings opletten-
heid en hevigst ongenoegen wekken moest,
‚(ik doel op het verzoek om ABisAG), ja zelfs
miet uitdrukkingen, die uit haar eigen aard
flout en oproerig waten , sALOMO’s eigen”
Moeder op zyde komen, terwyl hy haar
in zyne belangen zochtte trekken. Ik vraag,
of door-dit-alles niet reeds bleek, dat hy
een verbreker der voorwaarde van het par-
don was, die derhalven uit deszelfs verder
genot vervallen moest , inzonderheid uit
aanmerkinge van zyn aanzienlyk en vermo-
gend Charader , en den invloed by velen ?
„XLL Om dit te klaarder te zien, dient
men ten Tweeden ABISAG zelve onder ’t oog
te-nemen. De Heer BAyLE merkt haar
wel aan als de werbodene vrucht voor alle
DAviDs Zoonen. Maar de rede daar vj
c : Weele
(261 )
_welke hy zoekt in pAvips cigendom op haar,
‚wind ik veeleer in vry wezentlyker omftan-
digheden, waar úit my ten klaarften blykt,
dat haar Perfoon {hoe onnozel ook en on-
fchuldig mogelyk voor. haar zelve) van ha-
re opkomst aan, ten Hove het allergevaar-
lykst voorwerp was, waar omtrent de min-
fte onderneming genoeg was, om sALOMO
de oogen te openen.
‚_XLIL Dit zal nader blyken, als wy eer-
flelyk overwegen, langs welken weg zy ’
eerst ten Hove gekomen is: van welkezaak
meer afhangt , dan in ’t algemeen wordt
opgemerkt. De eerfte aanleiding wordt ons
gemeldt, 1Aon. 4. 1. De Koning Dawid
nu was oud en welbedaagd: en zy dekten ber
met klederen, doch hy kreeg geene warmte.
Doorgaans wordt dit eenvoudig verklaard.
van eenen zo afgeleefden ouderdom , waar-
door alle zyne levenskrachten waren uitge-
put,‚zo dat hy niet alleen beftendig genood-
zaakt was het bedde te houden tot zyn
dood toe, maar ook genoegzaam alle zyne
natuurlyke warmte vervlogen was. Met een
woord, Frigidus Senex een oud en koud man.
XLIII Ik erken pAvips hoogen ouder-
dom, die natuurlyker wyzeverzwakking en
vermindering van doorftraaling en warmte
medebrengt; maar het komt my geenzins
zo: zeker voor, dat het dus verre onherftel-
ANS baar
( 262 )
baar inet-hem geworden was. Ik vind in |
tegendeel blyken, dat hy noch daar na te-
kenen genoeg van krachten „zelfs boven zy-
ne jaaren , getoond heeft. Dit blykt uit
vergelyking van 1 Chron. XXVIII. en
XALK daar men hem zeer bezig vindt
met de zaamvergaderde Hoofden des Volks,
‚om met hun zo wel als met SALOMO {chik-
kingen te maken, ter gelegenheid van des-
zelfs aanftellinge in zyne plaatfe. Die om
ftandigheid vereischte zo wel ligchaams- als
geeftes krachten, en zyne Redenvoeringen.
ter dier gelegenheid behelzen blyken van
een zeer vasten Ouderdom. En, laat dit
alles eens voorafgegaan zyn voor ADONtA’s
aanflag Ct gene ik noch niet klaar zien kan)
dan moet het evenwel niet lang te voren ge-
beurd zyn. Nu is het naauwlyks te denken)
dat de zwaare gebreken van den ouder-
dom ‚en dat volflagen verval van ligchaams-
kragten hem zo plotfeling zouden overval-_
len, en voor altoos in het toekomende ge-
veld hebben. Dat ook de Teelkracht zo ge-
heel en voor altoos in hem noch niet uit-
gebluscht was, blykt uit wers 4 van dat
Hoofdftuk. Want zo de ontkenning aldaar en-
kel van de daad zelwe te verftaan ware, ent |
dit aan de machteloosheid van zynen ou-
derdom ware toe te fchryven, zoude de H.
Schryver ons niet veel nieuws geieerd ii
en,
ij
(253 }
_ben,wyl dit dan van zelfs fprak, My dünkt
dat die uitdrukking aldaar wat meer zegt ,
{
__namelyk, ”dat, hoe zeer ABISAG door ha-
__„ re ‘fchoonheid en aanminnige koefterin=
„ gen hem gelegenheid daar toe gaf, DA-
„ vip echter met opze? haar onaangeroerd
„ liet,om redenen ‚die ftrax zullen blyken.”
Hy bekendeze niet, zal dan Zo veel zyn
als, by wilde ze niet bekênnen : hoedanige
manier van fpreken by de Hebreën niet on-
gemeen is (m), Het is derhalven eerder te
denken, dat pAvip omtrent dien tyd een _
fchielyk toeval gekregen hebbe, daar
de ouderdom byzonderlyk vatbaar voor is;
eene fchielyke verftramming der vaten en
vertraaging der doorftralinge, waar door
de warmte tot een merkelyke graad vermin-
derd was, en echter alle mogelykheid van
herftellinge niet weggenomen , dewyl an-
ders het uitgedachte middel. nodeloos zou-
de geweest zyn. Doch dat hy in vervolg
van tyd, zo niet geheel , immers ten deele,
daar van bekomen zy, en daar door noch
in ftaat, om de befchikkingen omtrent de
Throons-opvolginge enz. voor zynen dood
af te doen. (n).
R 4 XLIV.
(m) Conf. eLAss. Phil. S. Lib. 1lI. Tra, III, Can. 7.
p. m. 766. feqq.
(m) Indien iemand deze redeneringe voor te verre
gezocht mocht aanzien, ER X Kon. 5,4. van menen
maclje
(264)
XLIV. Nu, by deze gelegenheid ziet
men ABISAG op het toneel verfchynen, Dit,
en het beleid dezer zake, worden ons ver-
haald 1 Kon. 4.2. enz. Doe zeiden zyne knech-
den enz. Zo veel ik merken kan, willen de
uitleggers dit enkel als een geneeskundigen
raad aangemerkt hebben, brengende daar-
toe niet alleen het voorfchrift van. GALE-
NUs by, maar ook de natuurlyke redenen en
beproefde voorbeelden, en dan voorts pa-
vip zo wel als zyne Geneesmeefters op al-
lerlei wyze zoekende te verontfchuldigen.
Ik wil weltoeftaan, datde Geneeskunde hier
te baate genomen werdt; maar ik kan niet
gelooven , dat er niets meerder achter zou-
de gefchuild hebben ‚en my dunkt dat de for-
se van dit gewaand geneeskundig voorfchrift
zulks klaar toont. Want, waarom moest
het dan juist eene jonge dochter zyn, dat is,
gene maagd, en daar toe de fchoonfte die
men vinden konde in ’t geheele land opge-
zocht worden? Deed de fehoonheid’er toe,
om DAVID te verwarmen? Men zegt gn >
t
machteloosheid tot die gemelde zaak verftaan, die gelieve
te begrypen, dat dit echter myne volgende redeneering
geen wezentlyke afbreuk zal doen; gemerkt DAvIDs
Staatsdienaars evenwel hunne rol hebben kunnen fpe-
den, in hope, dat de Oude Vorst noch niet geheel van
die driften en vermogens der natuur ontdaan zoude
Zyn, en dat vuur vroeg of laat in hem wel eens we-
derom eenigzins herleven: ’t gehe echter by de uit-
komst, door het beftier der V oorzienigheid, gemist heeft,
pi
%
KE ca
dat pAvip anders zich met zo veel genegen:
heid niet van hare byligginge zoude bediend
hebben. Maar als het enkel op een genees-
gniddel aankwam, zonder. verdere gevolg-
trekkinge, dunkt my, dat eene middelma-
tige fchoonheid, of zelfs (gelyk men zegt)
een dagelyks wezen, het wel zoude hebben
kunnen ftellen. Ten minften voor zo ver-
re kwam hier dan die keurigheid niet te pas,
en het gewaande oogmerk konde buiten ien
wel bereikt worden. Ik zoude hier meer
byvoegen; maar de deftigheid van ons on-
derwerp moet myne penne bedwingen.
XLV. Deze gantfche raadflag komt my
veel eer voor, als gefmeedt, om te zien, of
men sALOMo den voet niet zoude konnen lich-
ten, en eene verandering ten Hove maken,
“% zy by pAviDsleven of na zynendood ; en
dat de flaatkunde daar toe de geneeskunde te
hulp riep. De Uitleggers zeggen wel,dat DA-
vips Knechten hier zyne Geneesmeefters zyn;
maar daar ftaat niets van in den Text, en
?s Konings knechten is beftendig de naam van
zyne Miniflers , Staatsdienaaren, Officieren,
Hovelingen (o) ‚onder welke wy boven reeds
de voornaamften opnoemden, als DAvIDs
Zoonen , den ie ard ‚ JOAB, (die
5
meer.
… (0) Gen. XL. 12. XLI 12, 37, 38. Exod, VIII. 29.
IX: 20.1 Sam. VII 14. XVÍI. 5, 12. 2Sam. XI. 18,
29. zKon.I,g, 33. IX. 22. X, 8. enz.
L
( 266 )
meermalen DAv1Ds knecht genoemd wordt) |;
enz. Dusdanige knechten of Staatsdienaars à
meen ik, dat hier beoogd worden, fchoon |
uit het beraamde middel blykt, dat ef
Geneesmeefters in hun belang getrokke
hebben, dat licht te doen was wegens de
voorgewendde zorge voor ’s Konings geluk-
kige herftellinge en lang leven.
XLVL Het konde namelyk niet anders
zyn, of DAvips liefde voor BATHSEBA, de
laatfte zyner Vrouwen, moest by de mees-
te Hovelingen een doorn in ’t oog zyn, en
de jaloersheid van ADONIA en de andere
Zoonen, uit voorgaande Huwelyken ver-
wekt, dubbeld gaande maken, ziende sá-
LoMO voor hun allen gefteld. Om nu dien
gevreesden flag te breken, fcheen ’er geen be-
ter middel , dan dat men pavips liefde voor
BATHSEBA trachtte te doen verflaauwen ; het
welk best gefchieden konde, door die liefde
af te wenden naar een ander voorwerp, %
welk aan den Koning behaaglyker konde
voorkomen. Dus was’er eene goede kans,
om iets uit te werken, het zy DAviD zich
werkelyk door nieuwe liefde verblinden liet,
of zelfs ook, indien zulks miste. Gebeur- !
de het eerfle ; dan had men aanftonds goed
fpel, het zy dat ’er vruchten uit die nieu- |
we vereeniginge voortkwamen of niet. In
t laatfle geval had men ten mip{ten een sne
| en
Y
Eide
f
Ö
(
{
k'
had
is,
4
( 267 )
ken ruggefteun aan die nieuwe beminde ,
die, buiten en behalven den naauwen om-
gang met den Vorst, en de naauwkeurigfte
kennisfe van zyne geheimen, zich ook te
zeer aan de Hovelingen moest verplicht re-
kenen, om niet alle middelen aan te wens,
… den, ten einde pAv1D van zyn befluit, ten
voordeele van BATHSEBA’s Zoon genomen ,
afftapte , en een opvolger benoemde, die
door hare fterke verzoeken hem wierde af-
geperst; daar ADONtA dan zekerlyk meest
in aanmerkinge konde komen. Doch in-
dien het eerffe gebeurde ,en ’er een of meer
Zoonen voor ’t licht kwamen (dat juist zo
onmogelyk niet was) zoude het zo groot
een wonder niet zyn ‚indien DAvIp , uit nieu-
wen liefdedrift, en op hare tedere en ge-
duurige aanzoekingen en troggelingen, aan
haren Zoon de voorkeur gaf: het welke
gefchiedende, van zelfs een nieuw bewys
van DAvIDs veranderlykheid geven konde ,
als die in zaken van zulk een gewicht de
redelykheid voor den liefdedrift deed wy-
__ken. Dus konde ADONIA op den zelven
grond tegen deze beftelling infpraak doen,
als op de voorgaande , visfchende in dat
troebel water, en zich, terwyl de ande-
re over de Erf-opvolginge twistten , by
voorraad van de Kroon verzekerende. Al-
thans, hoe het uitviel, BATHSEBA id
oon
( 268 y
Zoon lagen achter, hebbende voor eene oe-
duchtte mede-minnares plaats moeten ma- 4
en.
XLVIL Maar, hoe kreeg men deze zaak
daar toe? Zeker niet dan door verftrikking
en verrasfing. Daar toe gaf pAvips zieke-
lyke en koude gefteldheid gelegenheid. De
geneeskunde gaf het middel aan de hand:
„> de Koning, die.door vermeerdering van
s dekfel geen warmte verkreeg, zoude best
»» geholpen worden door een gezond ‚frisch
» en jeugdig mensch in zyn beddete nemen,
s welks gezelfchap de natuurlyke warmte
» aan zyne leden konde mededeelen. Naast
» konde daar toe een jong V rouwsperfoon
» dienen, welker prille jeugd en frisfche
„> krachten doordringender en gezonder
> warmte verfchaflen konden, dan een on-
» derwerp van hooger Ouderdom. Men
»» moest dus uitzien naar eene jonge Doch-
»» ter, eene Maagd , die voor het aangezich-
»» te des Konings fla en bemkoeftere : en (voe-
» gen zy ‘er by) zy flape in uwen fchoot , dat
> myn Heere de Koning warm worde.
XLVII. Nademaal dit een raad woor de
‘gezondheid fcheen, en wel een raad in de
uiterfte noodzakelykheid gegeven , heeft
DAVID zich daar toe te eerder kunnen laten
overhaalen , waarfchynelyk den ftreek in
’% eerst niet merkende; denkelyk ook, vk
y
|
( 269 )
GE ; dk
hy toch in hunne handen was, en wel ge-
noodzaakt, zich naar hun wilte voegen. On-
_dertusfchen behoef ik niet te toonen, hoe
allergevaarlykst dit middel was, en hoe
fterk en bykans onvermydelyk de geduuri-
ge verzoeking , waar. in men den Vorst
leidde; als die nacht en dag het verleiden-.
fte voorwerp aan zyne zyde kreeg, in’ zo-
danige gefteldheid en emftandigheden ‚daar
de wederftand der driften fchier meer dan
menfchen kracht vereischte. De minfte
voordeelige uitwerkfelen der ftreelende koe-
ftering voor DAVIDS gezondheid gaven zo
ver een uitzicht. Het blykt ook , dat die
vernuftige raadgevers weinig zwarigheid
daar in gevonden hebben,maar dit veel eer
als een beuzeling of geoorloofde zaak aan
den Koning hebben opgegeven; of zelfs als
bevorderlyk aan zyne gezondheid, indien
hem de lust bekroop om ligchaams gemeen
fchap met haar als een Bywyf te houden.
‘Yen minften, én iemands fchoot te flapen ,
geeft dit in kracht te kennen (p). |
XLIX. Noch meer worden wy hier in beves-
tigd,door dat beleid,waar mede Davids knech.
‚ten of Hovelingen het werk verder befte-
ken , zoekende kwanswys het heele land.
door naar de fchoonfte Dochter, die ’er er-
gens
__{p) Conf. Gen. XVL 15. Deut, XIII. 6. 2Sam. XIL
3, 8. Mich. VIL 5. | |
(270 )
gens te bekomen was, en dezelve eindelyk, _
zo het fcheen na lang zoekens, te Sunem
of Schunem aantreffende. Dus gaf men het
zeker eene fchoone gedaante, en maakte de
vertooning, als of men voor den Koning
geene moeite {paarde ‚om hem met de keur.
van alle bevalligheden te gerieven, op eene
wyze,overeenkomftig der Oosterfche groot-
heid, ín het voorzien van het Vrouwen-
timmer met het puik der (exe, uit alle de
deelen van het ryksgebied opgezocht (q).
Maar even dit toont genoeg, dat ’er een
ftreek onder fchuilde. Want gelyk ik reeds
begon te zeggen, indien het enkel om’sKo-
nings geneezinge ware te doen geweest ,
waarom bleef men dan niet nader by huis?
Waren ’er te Jerufalem en daaromttreeks
geene puikfchoonheden genoeg onder meer-
deren en. minderen rang te vinden? Of ont-
brak ’er aan deze alle iets,’t geen den zwakken
Vorst van nut konde zyn? Of moet men zich
alle de Jerufalemfche Dochters zo vies en
ftuursch verbeelden „en zo afkeerig van de-
ze eere, ’sKonings bedgenoote te zyn? Of
haperde het aan iets anders ? Ja zeker! de
Staatkunde verbood het , de keuze op eene
te doen vallen „ wier belangens, en-die van
haar geflacht, aan het geheime. opzet hin-
derlyk konden zyn, of die door de naby-
k | heid
Ca) Esth. IL. 1. &c,
(271)
heid harer nabeftaanden in ftaat geweest wa.
re, om het geheim te vroeg te. doen uitleke
ken, of eindelyk die „het zy. uit eigene eer-
zucht, of door aanzettinge van hare aan-
zienlyke en vermogende vrienden, zich de-
ze eere tot eigen voordeel, voor zich zel
ven of de hare, konde trachten van nut te
maken. . Men: moest ’er. eene zoeken, die
by. hare natuurlyke bevalligheden ook ge-
heel belangeloos. voor haar-zelve ware, en
daar door te minder oorzaak van kwaad —
vermoeden ‚geven konde; ja die doar eene
onverwachte verheffinge tot de hoopfte ee-
re zich het naaste konde verplicht rekenen
aan hare begunftigers „ en -te afhankelyker
van dezelve gemaakt worden. Ik mag’er
by voegen, eene ‚ die wegens hare eenvou-
dige opvoedinge, verre van het Hof, der
Hofftreeken geheel onkundig ware, en‚daar
door te lichter by den neus konde omge-
leidt worden, werwaarts het den aanlegge-
ren van dit ítuk gelustte, ‚Met een woord,
eene ‚door welker middel men deze rol best
konde uitfpelen. Daarom reist men (als’
„ware)het land, om „men zoekt overal fchoon-
heden. op,en juist (als of het zo wezen wilde)
_vindtmen ’ereene, naar gedachten van geen.
hooge geboorte (r) „te Suren of Schunem, een
kt : niet
# () Want ’er wordt niets van haar geflacht aangete-
(272 )
niet zeer aanzienlyk Steedje, in de Stamme
ISSASCHAR, ten Zuiden van ’t gebergte Gil- _
boa, en dus ver genoég van Jerufalem af
(s).. Ik bedrieg my geweldig, zo men hier
een kunstgreep van ftaat vinden’ kan, zo
Bra overleid, als men van zulke meefters _
verwachten kan. eIigrt OD |
L, Eindelyk geef ik ‘in bedenkinge, ofdit —
alles niet uit het verband vant verbaal zel-
ve kan opgemaakt worden, dat ABisAG tot
eene der Hoofd perfonaadjen gemâakt wierd
in het treurfpel, dat men by DAvrDSs ziek-
_bedde begon te'fpelen? Want, na datde
raadflag van 'DAvips knechten en der zelver
uitvoering (in ABtsAG ten Hove te brengen)
verhaald was, 1 Kon. IL. 1-4. vólgt’er or-
middelyk op, het ‘verhaal van ‘ADONIA’s
eerfte onderneminge , ter gelegenheid van
DAviDs zwakheid, met het gene ’er verder
by gebeurde. Indien de opzoeking van ABr- '
‘SAG eenig verband met het volgende -heb-
ben zal Ct geen van zelfs uit de aanëenfcha-
id der gefchiedenisfe blykt) zo moet het
hoofdzakelyk dáar op uitkomen, dât'sALo-
Mo’s groote tegenftander ADONIA;, zo wel
by ’t leven van zyn zwakken Vader als na
deszelfs dood, zich van deze’ ABISAG be-
diend hebbe, om zyne. oogmerken uit te
“voeren, ’t welk by pAvips leven hem de
| … AUKE
(s) Conf. RELAND Palzft. T, IL, Lib. III. p. 992,
(273 J
Tukt zynde, door hem nog eens daar na ge-
waagd is, doch mede vruchteloos uitgeval=
Jen. Zonder dat het echter voor den H.
Schryver nodig was, breedvoerig te verha-
len, ‘hoe ABISAG in die eerfte onderneeminge
gediend-hebbe, als ’t welk van achteren ge-
noeg gebleken is.
LL Dus kom ik ongevoelig weder van
dien uitftap , welken ik hoogstnodig oor-
deelde, om dat daar in juist de fleutel-te
vinden is tot opening van het gevolgde Staats-
geheim; fchoon ik niet weet, dat andere
uitleggers voor my daar opzettelyk op ge-
dacht hebben, Keeren wy nu „weder tot
ADONIA’S huwelyksverzoek , ’t welk het
rechte middel fcheen om sALOMO den voet
_ telichten, en tot de kroon te geraken. Dit
_ kunnen -wy met weinig moeite toonen.
„EIL Met pAvms dood bleef ABisAG ze-
kerlyk ten Hove, zynde naar gedachten ges
plaatst in den rang, voor het minfte, der
weduwelyke bywyven, en buiten twyffel in
__ een luisterryk aanzien. De gunst harer wel-
doenders, als JOAB, ABJATHAR, en-inzons
__ derheid ADONIA , ‘had hare belangens en ge-
negenheden zekerlyk aan die party. onver-
brekelyk verbonden. De natuur der zake;
enhiet verder voorgevallene „konden. gewis
haarinietszeer fterk aan SALOMO € BATHSEBA
verhechten, Diedaarenboven het Hofleven
_ò
botort ee-
(274 )
eenigzins kent,-en den toeftand van sALO- —
Mo’s Hof ín dieneerften en noch zorgelyken
tyd overweegt, zal met weinig moeité be-
grypen kunnen , dat ’er middelen- genoeg
voor ADONIA met de zynen waren, om,
fchoon thans meer van het Hof verwyderd,
evenwel bedektelyk op AgisAGs gemoed te
werken , immers langzamerhand den weg
tot veränderinge te baanen. … Want dat het
niet alie, zelfs ten Hove, sALOMO’s vrien-
den: waren; is van zelfs blykbaar genoeg.
Kortom , ADONIA konde nooit zyn zaken «
beter beleggen; dan door ‘ABISAG ten Hu-
welyke te verzoeken.” Hier was voor-hem
eene:dubbele kans, * zy dit verzoek wierd
toegeftaan of afgeflagen.… Gebeurdeheteer- |
fe? aanftonds had-Aponia dit vooruit,;:dat
zyne verwydering van ’t Hof van zelfs een
einde nam, ten-zy men ABISAG een fchreêu-
wend ongelyk: wilde aandoen, door haar
OM ADONIA’S wille van haren rang-en waar:
digheid te ontzetten, De wadrdigheid der:
halven van dit huwelyk-bracht hem weêr
derwaarts.. Werdt hy daar wederom toege-
laten; elk oogenblik was hem fchoon. gée
noeg, om; ’ zy by gelegenheid der Huwe:
Iyksplechtigheden en vreugdefeesten, of
daarna, zyn’ vloekrol te fpelen, met hulp
zyner opénbaare en bedekte vfienden, doof
bykomenden invloed van ABISAGS a, pe
„id N Cl
zò tederé en in fchyn”onfchuldige mirinâ-
| (275 )
heid op de gemöederen;, door het noch le:
vend aandenken aan het eredit en gezag van
_ADONW’sS perfoon en ouderdom boven sA- _
LOMO , en door de noch niet vergetene op-
fpraâak van DAvips Huwelyk met BATHSE-
BA: Waarby men voegen kan, dat dit zel-
ve huwelyk hem reeds een nieuwen voor-
rang boven sALoMo geven konde, als wor-
dende aangegaan met eene, die in zekeren
opzichte als deszelfs Sriefmoeder konde aan:
gemerkt worden: ’t welk ook al eenigen
zweem, gelegenheid often minften voorwend-
zel van gezag in de beftuuringe der zaken ge-
vér konde, Myn beftek zoudete wyd uitlo-
pen, indien ik dit breeder wilde uitbreiden,
gene trouwens ook onnodig ís. j
CIT. Maar indien nu sALOMO dit ver-
góek weigerde, zónder evenwel ADONIA
‚verder te moeien; ‘had deze dan ook de
kars niet) fchoon gendeg? De, zweet van
härdigheid alleen was in ftaat, om by ADO-
__NA’s begunftigers medelyden te verwek-
ken; sALOMO in algemeenen haat te bren-
gen, eft derikwaänswys verongelykten Prins
Een het veeltyds’gaät) rifeuwe aanhang
pgen te bezorgert, tet bevordering eenef
dye: De algemeene kreet ftond háat
ee dat SALOMO ‘Ehkel uit pdrty-
digh zyn’'s ‘broeders Eenvoudige geroc-
au S 2 gens
(276 }
gens dwarsboomde, of ’er zelfs op toeleide,
om hem in een ongehuwden {taat te hou-
den, en daar door den Stamboom van DA-
vips huis van deszelfs andere takken te be-
rooven en ten grootften deele te doen uit-
fterven. Dit zoudenoch den Grooten, noch
Israël over het geheel, zeer gefmaakt heb-
ben. Ik had íchier verzuimd het voornaam-
fte te zeggen. Wie weetniet, wat het mis-
noegen, de Staat - en wraakzucht, ja de
minneyver vermag by eene verliefde doch
gedwarsboomde Vrouwe, by eene Prinfes
byzonderlyk?. wien zyndetreurige en ramp-
zalige uitwerkzels daar van, „zo by de Oos-
terlingen als. elders, onbekend? wat moest
men zich dan niet verbeelden-van eene ver-
ftoorde ABISAG, van de pogingen harer be-
genftigers, en van de maatregelen, om,
et koste wat het wilde, zich van deze
hinderpaal te ontflaan, enmet: geweld. of
hist of die beide tot het bedoelde te gera-
__ LIV. De uitleggers ftemmen wel. mees-
téndeels toe, dat deze gevolgen mogelyk,
ja zelfs waarfchynelyk waren. Maar waar-
om niet rond uit gezegd , dat dit werkelyk
ADONIA’S oogwit was? Men zoude hem
fchier voor dwaas en dul moeten aanzien,
zo het enkel de liefde was, die hem om ’%
harte floeg Hoe uitfporig die drift td |
6 [@) pe
(277)
hollen kan, byzondere lieden mogen voor
deze razerny der verliefdheid, dikwils zon-
der, ja tegen hunne belangen, bloot ftaan:
men heeft die onbezonnenheid zo niet te
wachten van ftaatzuchtige Voríten, by wel-
ken de wettige Huwelyken veelal eene zaak
van Staat uitmaken. Immers ADONIA’s
voorgaande handel toonde genoeg, dat het
hem ruim zo fterk om de Kroon als om
eene Bedgenote te doen was. Hoe fchoon
ABISAG in zyne oogen blinken mocht, noch
fchooner glinfterden het goud en edelge-
fteente van den Vorftelyken wrongmuts,
welken hy hoopte dat hem al fpoedig door
mi hand op ’thoofd zoude gezet wor-
en. |
LV. Ik zoude hier wyders noch mogen
byvoegen, de wyze, op welke ADONIA «dit
huwelyk beoogde, en zyne list, in zich
juist van BATHSEBA als voorfpraak te be-
dienen, trachtende haar in zyne belangens
te trekken, en dus met eenen een gevaar-
lyken ftrik tefpannen: gelyk ook de ftoute
taal, waar van hy zich bediende in zyne aan-
Ípraak aan BATHSEBA, beginnende zyn ver-
zoek met de herinnering van zyn wettig
kroonnrecht boven SALOMO, en zyncredit ten
dezen opzichte by gantsch Zsraëf, % Is waar,
daar kwam, zo’tfcheen, eene godvruchtige
betuiging by van zyne onderwêrpinge aan
| AC 93 Gods
( 278 )
Gods vrymachtige beftellinge; maar echter
had hy dat beeldje eens laten zien, om te
doen blyken, wat men mogelyknochbytyd _
en wyle te wachten hadde, indien men een
eenvoudig verzoek affloeg, dat de gedaan-
te had van eene geringe en niet noemens-
waardige vergoeding voor zyn afftand van
den Throon; op welke taal daarom ook
SALOMO’s aandacht met rede gevallen is,
toen BATHSEBA hem in hare eenvoudigheid
de boodíchap van ADONIA overbracht,
fchoon de H. Historieichryver kortheids-
halve dit konde overflaan.— Ik zoude ver-.
ders kunnen: aanmerken, dat ADONIA niet
flechts eene vergunning onder de hand ver-
zocht, om in alle {tilte te trouwen, en daar
toe de byzondere, toeftemming: van SALO-
MO, als,thans het hoofd der familie te onts
fangen. Neenl uit BATHSEBA’S ontmoeting
by saLOMO. blykt, dat het een wergoek van
Staat. was, waar. toe de Koninglyke vergun:
ning en bekrachtiging van den. Zhroon zel-
ve vereischt werdt; terwyl-men veilig mag
vastítellen, dat BATHSEBA haren last op!die
zelve wyze heeft afgelegd, als ADonIA het
begeerde. Waar uit men ziet, dat hy dien
band zo vast wilde gelegd. hebben, dat ’er
naderhand geen breken aan was, ja dat hy;
volgens een befluit van Staate,. daar door
gerechtigd wierdt tot die waardigheden en_
prae:
À Hee (279 )
zeëminentien, welke aandit hooge huwelyk
enden waren, « Eene kan de
_van het verfte uitzicht!— Ik zoude ’er zelfs
by kunnen voegen, den tyd, waar in hy
met dit verzoek voor den. dag kwam: niet
lange na den eeríten Staats-ftorm, terwyl
de rust noch wankelbaar ftond, de gemoe-
deren verdeeld, de misnoegens vry groot,
en de hoofden der eerfte zamenzweering,
zo in de kerk als militie enz. , noch levende
en vrymachtig waren. Den rechten tyd
om in dat troebel water te visfchen.
LVL Maar laat ik liever dit alles affny-
den, en voornamelyk opmerken , dat sALo-
MO zelve, in zyn antwoord aan BATHSEBA,;,
toonde , kennis van dat opzet en die zamen:
zweeringe te hebben. Dus luiden zyne
woorden, naar onze overzettinge: waarom
begeert gy Abifag de Sunamitifche voor Ado
nia? begeert gy ook voor hem het Koninkry-
ke (want by myn broeder is , die ouder is dan
ik ben) en woor Abjathar den Priester, en
woor Joab den. Zoone van Zeruja? In wel-
ke woorden, hoe men ze ook neme, klaar -
„en duidelyk ligt, dat sALoMo;, het verzoek
zelve inziende, en zyn aandacht op.des-
zelfs wyze en gevolgen vestigende, aan-
ftonds volkomene kundigheid van deszelfs
oogmerk hadde, en teffens zonneklaar be-
greep, dat ABJATHAR en JOAB mede in dee
Pb AVEN
_( 280 )
zen aanflag deel hadden; waarom hy ook.
geene zwarigheid maakte, om aanftonds
ADONIA ter dood te verwyzen, als fchuldig
aan hoog verraad en gekwetfte Majefteit.
LVIL Men moet ook wel vooringenomen
zyn tegen SALOMO, en wel laage gedachten
hebben van de vorftelyke regeerwyze, in-
dien men wil beweeren, dat de Koning niet
langs verfcheidene wegen genoegzaamelucht
van een nieuwen aanflag hebben konde, al
ftaat dit in’t verhaal niet uitgedrukt. Behal-
ven de natuur en wyze van dit verzoek , waar-,
omtrent een verftandig en omzichtig Vorst
In zo zorgelyken tyd niet blind konde zyn,
(zynde het de eere der Koningen , eene zaak
te doorgronden (t)) overwege men, hoe de
betamelyke ftaatkunde hem van zelfs drong,
om op alles een fcherp-lettend oog te heb:
ben. Die waant, aan of omtrent het
Hof onbekend en als in eene Wolke te kun-
nen wandelen , bedriegt zich grootelyks.
Al wat ’er zich bevindt, heeft oogen en oo-
ren. SALOMO zelve geeft dien aangaande
een goeden raad: wloekt den Koning niet,
zelfs niet in vwe gedachten, noch en vloekt
den ryken niet, in bet binnenfle uwer flaap-
kamer: want het gevogelte des Hemels zoude
de flemmen wechvoeren, en het gevleugelde
Lal waren het vliegen en muggen} zoude Det
woord
(£) Spr, XXV. 2.
(281)
woord te kennen geven (v). Waar mede hy
genors leert, dat het nooit den Vorftenaan
_ bedekte verfpieders ontbreekt, omteletten,
_ wat ‘er omgaat. Ik mag te vrymoediger
onderftellen , dat sALOMO reeds eenig be-
richt had, dat ’er iets gebrouwd wierd,
fchoon de zaak tot dien tyd toe noch niet ry p
genoeg geweest was, om ’er opentlyk op
los te gaan. Want waarom valt aanftonds
zyn aandacht op het koningryk, en teffens
Op ABJATHAR En JOAB, van welken echter
noch geen woord in dezen handel gerept
was ? Kortom , men moet SALOMO voor
dwaas aanzien, zo men twyflelt, of hy ook
ADONIA met zyne medeftanders overal met
looden fchoenen hebbe doen nagaan , en
zich dagelyks van de allernaauwkeurigfte
berichten bediend. hebbe. En dus moet
men geenszins zeggen , dat SALOMO enkel
op vermoedens en losfe gisfingen zoude zyn
te werk gegaan.
LV III. Eindelyk: indien ’er geen verraad.
achter gefchuild hadde, waarom vluchtte
dan JoAgB naar den altaar, totlyfsberginge,
zodra hy ADONIA’s dood vernam, in welke
vlucht hy zekerlyk zo wel niet zoude ge-
flaagd hebben, indien hy den Hoogeprie-
fter ABJATHAR niet in zyne belangens gehad
hadde, wiens oppergezag alleen genoeg was,
CL 95 LONS seh OM
(v) Pred. X, 20, _
(282 )
om hem daar &en onverhinderden, toegang
te. doen hebben ; zonder zwaarigheid te heb-
ben van door de Priefters en Leviten uitde-
ze geheiligde plaatfe geweerd te worden,
De rede van zoAgs vlucht wordt ’er by ge-
daan 1 Kon, IL. 28. Want hy hadde zich ge=
wend achter ADONtA, dat is, zyne party
gekozen, Laat dit al eens ter eerfte plaat{e
zien op dien eerften aanflag, by pAvips le-
ven; het neemt echter niet weg, dat zyne
verbintenis aan ADONtA’s belangens noch de
zelve was gebleven, en ook indit geval had-
de plaats gehad. Was hy aan dit verraad
piet fchuldig , daar was zoveel rede, dunkt
my, van vreeze niet geweest, om dat hy
wegens zyn voorgaanden aanflag in het pare
don begrepen was. Daar was in zulk een
geval wel plaats voor verontfchuldiging ge-
bleven, Maar neen ! het kwaad, geweten
komt op, en hy leest zyn naam ten eerften
in ADONIA’s doodvonnis. Daarom tracht
hy de vitvoeringe te ontvluchten, daar hy,
buiten fchuld zynde, zich aan sALOMO’s
voeten had kunnen verantwoorden. Dat
meer is; men vindt ook geene de minftever-
ontfchuldiging by ABJATHAR , dien men dus
mede billyk voor een overtuigden mede:
plichtigen in deze zamenzweeringe mag aan-
Zien. 5
„…„LIX, Dus meen ik genoeg gezegd te ief
n
had
| (283 )
p tot ftellige verdediging van sÁLOMO's
handelwyze in dezen. Ten minften: zullen
myne bewysredenen rykelyk opwegen ter
gen de befchuldigingen, die men op dien
Vorst werpt; onder welke geeneene is, die
door eenig ftellig ‘bewys-geftaafd wordt ,
maar alles veeleer fteunt op vermoedens,
kwaade verdenkingen, hatelyke gevolgtrek-
kingen, en een onftuitbaaren drift, om een
lafterlyken blaam te leggen op zulke perfoo-
naadjen , die in Gods woord geprezen wor”
den, en in tegendeel deugnieten en oproer-
makers tot eerlyke luiden en martelaars van
fraat te verklaaren. Welk gevolg zulke
vermetele beoordeelingen van der vorften
daaden en gerichtsoeffeningen hebben kun-
nen, behoef ik niet te toonen, zullende nu
noch kortelyk eenige voornaame tegenbe-
denkingen trachten op te losfen.
LX. Men zal beweeren , ”’dat ADONIA
„ fterven moet om dat hy verliefd ís, en
„dat juist op ABISAG, de verbodene vrucht
„ voor Davids Zoonen”. Maar ik heb ‚ge-
noeg getoond, dat het de Jiefde niet alleen
was, maar de ongeoorloofde ttaatzucht en
het bedoeld verraad, welke hem den dood
deden, — «Men zal voorwenden: *” dat
» ADONIA flechts een eerbiedig verzoek liet
„doen, met volle onderwerpinge” Maar
het verhandelde wyst ons op de flang, die
8 on-
( 284 )
onder deze bloemen verholen lag. — Het
was dus ook geene kleine zaak ‚{choon BATH-
SEBA zelf dit in ’t eerst geloofde, maar eene
allergevaarkykfte zaak,daar sALOMO’s kroon,
ja zyn leven aan hing. — Van meerder be-
lang zoude het fchynen ” dat sALOMO derst
4, aan zyne moeder beloofde , haar begeerte
niet te zullen afwyzen, en echter onmid-
> delyk daarop zyn woord , met zulk een
» vreeslyk gevolg, introk.” Maar denkt men
dan niet, dat deze belofte eenvoudig floeg
op dat zeggen van BATHSEBA, ik begeerevan
weene kleine begeerte? SALOMO konde niet
anders verwachten, darrdat het waarlyk ee-
ne kleine begeerte zynzoude. Maar, nu de
uitkomst anders toonde, was het immers
niet onredelyk noch ontrouw , deze hare be-
geerte af te flaan, en zelfs recht het tegen-
deel te verklaaren. Wat Vorst zal men on-
derftellen dat zo onbepaald zyn woord voor-
af zal geven, dat hy zich daar door ver- -
plichten zal, kroon, fcepter, leven , alles.
in de waagfchaal te tellen? Dwaazen of
dronkenen mogen dus handelen, geen sA-
LOMO’S. Anders wierd HERODEs ras voor
eerlyk verklaard, die zo teder op den eed
wilde fchynen, dat het daarom JOHANNES
het hoofd moest kosten. Strafwaardige ver-
zoeken verdienen dubbeld. weigering en on-
genade, naaf mate ’er meer misbruik door
8e
( 285 )
gemaakt. wordt van der vorften goedheid,
en ftrikken voor dezelve gef pannen.
LXI. De zwaarfte tegenwerpingen zou:
den kunnen zyn; deels, dat dit vonnis zo
fchielyk en als by overhaasting, zonder
verdere Rechtsplegingen, geftrekensen uit-
gevoerd is; deels, dat het zelve tegen de
natuurlyke betrekkinge ícheen aan te druis-
fchen. -Maar, wat het eerie aan aat; zo
dra men onderftellen mag ‚dat het fuif
klaar en bewezen was, behoefde ‘er geene
verdere rechtspleging „inzonderheid omtrent
perfonen , die wegens hun voorgaand “en
noch aanhoudend kwaad gedrag, het voor-
recht van admisfie in rechten en verdediging
verbeurd hadden; Het is teffens overbekend,
dat in gevalle vänopróer , verraad en foort-
gelyke gevaarlyke omftandighedende para-
te executie'te-meermaalen boven langduurií-
ge rechtsplegingen oirbaar is, vooral om
uiterlyke plechtigheden in zorgelyke tyden,
daar periculum in.mora (gevaar by ’t uitftel)
is, af tefnyden.(w)— En wie doch mat
Cw) erorius:merkt daarom te recht uit CORN. TÀ-
GITUS aan zikil. in discordiis civilibus feftinatione esfe tutius,
ubì fatlomagis quam ‘confulto opus est, … Dat ’er niets vei-
ss tiger isin burtgerlyke verdeeltheden, dan boei
3 voortte gaan, wanneer het meer, op uitvoeren. aart=
„komt dan op zich lang te bereaden.” Hoewel hy
verkeerdelyk dit opheldert met Romulus handelwyze,
zynen broeder Rerns-doox Fabins Celer doende ombren-
TV AA A gen.
( 286 )
euitfpraak als Rechter in dit-geval doen 2
iemand anders dan de Koning zelve, zis
tende daar toe als Gods Stedehouder op den —
zhroon des gerichts , en hebbendezich naar |
geen ander voorfchrift;te gedragen, dan
nadar dat wetboek; dat by-Zsraë/ voor Gods
delyk-erkend wierd; &n waar in de ech:
tendes-Konings befchreven waren. - Terwyl
zyne Staatsdienaars op hun best ín duiste.
re-zaken tot ophelderinge van zyn oordeel
envraadgevinge ftrekten , maar niet, om in
een: geval als het tegenwoordige eene deci
five ftem te-hebben. SOR
„XIE. Wat het andere aangaat: ik {tem
toes zo men» het geval oppervlakkig bee
fchouwt, vertoont het zich vry akelig; en
ik: geef den-tegenf preker volkomen vryheid;
het zelve: met. zulke harde trekken en in zo
fombere {chaduwen af te fchilderen áls ’
hem lusten mag:=-Maar laat ik eenvoudig
vragen, ‘wäarom sALOMO hier juist zo lee-
lyk, en zyn broeder ADONIA met de zy:
_ nem zo: fchoomamoeten afgemaald worden;
daar men zo kort te voren den laatften zich
aan „de. misdadigfte onderneminge; niet
flechts tegen zynen Broeder , maar zelfs te-
gn zynen Vader zag fchuldig maken?—
en overwege daar by, of sALOMO niet
prm geetargi oes reeds
gen: Waar over hy-bilfyk berispe wordt door jo. rk,
BUDDEUS, Hist. Ecclef, V. T. T, II, p. 177.
{il
(287)
reeds overvloedige preuven van gehadeven
_ een Broederlyk hart. gegeven hadde, Apat
__NIA pardon gevende, op eene allerbillykfte
voorwaarde? Wiensfchuld was het dan, dag
deze bal eensten einde rolde ?— Staatkundi-
genen Rechtsgeleerden hebben meermaalen
opgemerkt ‚dat hetaltoos zorgelyk ís ;en zel:
den raadzaam, op misdaaden van Zoog wers
raad en gekwetfte Majefttit of foortgelyke
zwaare overtredingen; gratie en pardon te
verleenen. (x) wegensde kwaade gevolgen
die-zulks voor het gezag der wetten, de
zekerheid. der regeeringe ‚en de rust en
welvaart der: gantfche maatfchappye veel-
tyds medebrengt. Daar nu SALOMO reeds
zo veel toegevenheid gebruikt had, kan
elk oordeelen , wat gevolgen het zoude ge-
had hebben, indien hy thans niet ftrengelyk
hadde doorgetast. Ontwyffelbaar was zijne
kroon dus alle oogenblikken in gevaar, en
zyn leven “niet minder. Men had reeds
blyken genoeg, wat ’er van 'ADONIA met
‚zyn machtigen aanhang te wachten ftond;
en het voorbeeld van ABSALOM was noch
ob io3b efl | lon ‚versch
“_(@) Zie onder anderen Mr, o. NOEST, Algemeen rd
vecht in den Vrede en Oorlog. IÌ B. Hoofdft kx. 4
454 455» op welke laatfte bladzyde zyn Ed, Geït.-het
zonderling geval met Heudrik den II. Hertog van Mogtmo-
rec) bybrengt „ wien nochde luister der geboorte, noch
de perfoneelé verdienften, van de verdiende. doodftraf
bevryden konden. /
(288 )
versch in tgeheugen. Weshalven hier de
fpreuk gelden moest: melius-est praevenire
quam praeveniri: dat het beter is, voor-te
komen dan voorgekomen te worden.
„EXIIL Hier door vervalt de bedenking
wegens onnatuurlyke hardigheid te meer,
nademaal geene Broederlyke betrekking ee-
ne misdaad verfchoonen, noch den weg der
juftitie ftremmen kan; ten einde het blyke,
dat ’er by den Rechter geene aanneming
des perfoons plaats hebbe, „Wat zouden
vreemden gezegd ‘hebben ‘van’ die ontydi-
ge toegevenheid, en met wat -mogelykheid
zoude sALOMO ooit in tydsvervolg-de eere
van flipte Rechtvaardigheid in zyne Rechts-
oeffeningen hebben’ kunnen ‘handhaven?
Ik zeg nog meer, en ‘tgene in de eerfte
plaatfe had moeten ftaan , Zsraëls Koningen
deden geen rechtuit hunnen eigenen naam,
maar in den naam vandien. God, welke by
die-Naatfie: als. hunne Opperfle Souverain
_ werdt aangemerkt, Hunne verheffing zel-
veop den Throon werdt-aangemerkt, «on-
middelyk van de:beftellinge van dien God
af te hangen, gelyk ik in ’teerfte deel de-
zer verhandeling toonde. Dit zo zynde,
{lond het niet langer in sALOMO’s macht,
het leven van zynen. Broeder te. fpaaren,
als die (volgens Zsraëls rechten) onmiddelyk
_ tegen dat recht en de beftellinge van hun-
| j nen
(289 }
4 |
mien Opperflen. Koning was ingevlogen: en
noch bleef invliegen. | win Re
__„:EXIV. Wat nu verder joAB aangaat :.
deze had reeds meermalen den dood ver-
diend, zelfs in pAvips leven, onder andee.
ren wegens’het vermoorden van ABNER en
AMASA.” Doch men handelt verkeerdelyk „-
als-men de uitfpraak van zyn doodvonnisfe
wil doen aanzien als een fchynfchoon voor-
wendfel, even als of sAroMo hem niet recht
uit durfde fchuldig verklaaren aan deze nieu-
we zamenzweeringe ‚ maar hem kwanswys
om zyne voorgaande misdaden deed om-
brengen, vergel 1 Kon. IL 3r, 32,- en âls
of ‘hy ‘dus: met een arglistig overleg zyns
vaders raad volgde, hem kort voor deszelfs
dood gegeven, 1-Kon. IL, 5, 6, DAVID en
SALOMO zyn hier in overvloedig door ande
ren: verdedigd (y), en tot dat einde getoond:
dat het DAVID tot zyn dood toe aan de
s, macht ontbroken” hadde , «om: JoAB: te
» ftraffen , wegens deszelfs groot vermogen;
„waar tegen-de Vorst vzelvecniet was-op-
» gewasfen: dat dus uitftel hier geen afftel
_ sj was, maar vêeleer dé 2orge hier van wet-
» tig aan SALOMO wierd:aanbevolen: dat
» SALOMO echter hier wel degelyk voorzich:
»)”tig handelen “moest, ‘ofn’ nietin dezelve
BORONIVA vd OubrWaromes 01159" Bwar
Ly) Vide inptinhis j: r‚ zopprús BEV. €. T. IL
, B primis 7 pEUM HE, V. €. T. II
(290 }
»zwarigheid,te geraken als/zyn vader: dat-
‚„ men ook wel voorzien, konde, dat joArs-
‚ bal-vroeg of laat, tenseinde zoude loopen,
» en hychet-zo maken, dat ’er geen verz
» fchooning noch, uitftel meer plaats konde,
„hebben, maar hem eens;vooral de loom:
» van alle zyne ongerechtighedefite.
»; konde betaald. worden: dat en aber
» LoMo het doodvonnis. te--imeer met die
steden fterkte; ten-blyke;, hoe joAB feeds
2 lange dubbeld den dood verdiend; had,
» terwylalle-langmoedigheid-omtrent- hem
» vruchteloos geweest, was em-hy-derhal.
s; ven nu, na Zich op nieuw aan zoezwaar
s» eene misdaad te hebben fchuldigsggemaakt;
» met geen glimp meer konde verfchoond
»» worden, veel min voorwenden; dat deze
»laatíte {tappen door-hem- gedaan waren uit
» hoofde ‘van eene_al te blinde:en overbo-
» dige. genegenheid voor pAviDs- anderen
5, ZOON;ADONIA.” Weshalven hem ook.de
altaar niet. beyeiligen konde,-als die nooit
tot‚eene vryplaats.voor booswichten. veror-
dend was. …—… inbe leuwk
—… LXV. Omtrent ABJATHAR behoeft men,
wegens het te voren verhandeldes.niet te
twyffelen of hy had mede,den dood: ver-
_ diend. Het zoudekunnen zyn’, dat hy zich
inde eerfte zamenzweering, by DAvIDs le-
_ven, door ADONIA had laten misleiden, en —
vor MESSE
| C 291 J
|
_mêest door onkunde in dien ftroom was inge-
wikkeld geweest (z) ; evenwel die onkunde
| zelve was minst verfchoonlyk ín een Hooge=
priefter , die beter kennis van Gods wil en
beftellinge had behoorente bezitten, en daar
toe zelfs de naafte gelegenheid had. Doch
wat verfchooning konde ’er nu voorgewend
worden voor het aanhouden van ADONIA’S
party. Waarom sALoMO ook de verzach-
ting van het doodvonnis in dat van afzetting
_en ballingfchap op zyne landgoederen geens-
zins grondtop eenige verzachting zyner mis-
daad , maar enkel op de getrouwe en aan-
‚ houdende dienften , aan DAvip te voren;
‚zelfs in zyne naarfte omftandigheden bewe-
zen; verklarende hem intusfchen niet zon-
_derrede voor een man des doods , (dât is: ; die
‚oorzaak tot doodflagen had gepoogd te ges
_ venen gegeven hadde, en daarom doodfchul-
‘dig was), en de behoudenis van hem in’
leven alleenlyk by voorraad vergunnende: op
dezen dag zaliku niet dooden, 1 Kon.Il. 26.
_LXVL Zindelyk, wat Ápisag aanbelangt:
dat breed uitmeten van haren rampfpoed: is
‚ ydel. Heeft zé'eenig deel in, dezen’ aanlag
tik dan is hare’ ftfaf licht genoeg! ges
Nene eli ramen ten
drag van P, DATHENUS ; mede doot Tönbens. VÄN HEM
ESE onder cen fchoonen fchyn in zyne bejang -
ME r y Y Jangens ge
( 292 )
weest ‚ en-had billyk zwaarder kunnen val-
Jen. Doch, indien ze in het geval onnozel
geweest is, (t gene ik wel wil toegeven) dan
leedze ’er niets by „maar heeft ’er veeleer by
gewonnen ‚als wordende met ADONIA’s dood
voor al haren verderen leeftyd beveiligd voor
* gevaar, van een fpeelbal der ftaatzucht en
verradery te {trekken , onder fchyn van be-
mind te worden. |
LXVII-Dus meen ik ‘overvloedig aan
deze toffe voldaan te hebben , kunnende my-.
ne verhandeling, fchoon niet in alles iets ge-
heel nieuws behelzende, echter aangemerkt
worden , alseene vertooning van oude waar-
heden in een nieuw kleed, daar men echter
hier en daar wel iets in ontdekken zal, ’t
gene ik niet weet, door anderen voor my
te zyn opgemerkt. Althanselk redelyk ge-
moed zal, zo ik vertrouwe, genoeg hebben
ter overtuiginge, dat dit geval geenszins te
vergelyken zy by de bloeddorftige Staat-
kunde der Ottomannen, maar veel eer moet
gehouden worden voor een hoogwy ze; recht-
tydige en ten eenemaal onberispelyke, ja vol-
{trekt noodzakelyke handhaving van de ko-
ninglyke majefteit en richterlyke rechtvaar-
digheid, die in tyd van nood geen bloed ont-
ziet, maar boven alle natuurlyke, zelfs de
tederfte betrekkingen, moet opwegen, be-
\_houdens echter de Rechtvaardigheid.
ro) a | GRON-
(“293 ))
„GRONDIG ONDERWYS-
IN DE BEHANDELING
DER BREUKTALLEN,
ZOO, GEMEENE, ALS DECIMALE OF TIEN-
TALLIGE , BENEVENS DE DAARAF-
HANGENDE REKENINGEN:
ze ‚DOOR atd
Mez. WILH. OTTO REITZ.
EU EP
LO Or MED. Enea
ien moet. het niet vreemd. dunken;
dat , daar het. den Nederlanderen
ter geener 1yd-aan geleerde en in allerhande
wetenfchappen uitftekende mannen ontbroken
beeft, noch heden ontbreekt „dezelve nochtans
tot hiertoe drie. der nuttigfte Boeken in hun
eigen taal misfen? te weten vooreerst, eene
volmaakte SPRAAKKUNST';gelyk by voors
beeld de Hoogduitfche van j. G.- SCHOTTE:
LIUS is: ten anderen, een volledig JW OORD-
BOEK of Woordfchat ; gelyk dat wan
de Franfche Akadernie of RICHELET; van
"JOHNSON 7 Een FARRI, Thefaurus
Ne tie), 43 in
24)
in’ Latyn; énz.. Ter uitvoering vanwelke —
werken mannen vereischt worden, gelyk flaan-
de met LAMBERTUS Zen KATE en BALTHASAR
HUYDECOPER, en bedreven zoo in oude als
hedendaag fche Europeefche talen. Dan dit
beide nu aan anderen overlatende om werder
te behandelen, kome ik tat het derde gebrek,
waaromtrent wat breeder zal uitweiden, Ik
_kan my namelykniet genoeg verwonderen, hoe
het bykome, dat noch geenerlei GRONDIG oN-
perprsder. DECIMALE of TIENTAL-
LIGE REKENINGEN, en wat ’erver-
der toe behoort of van af hangt, in ’t Neder-
duitsch uitgegeven zy, daar het in genoeg-
Jaam alle talen gefchiedt iss ’t gene iemand
noch te verwonderlyker moet voorkomen „die
niet alleen verzekerd is, dat in deze landen
aftaòs. groote en wiskundige Rekenmeefters,
zoo. van hoogen als lagen ;ftand , geleefd heb-
Ben-of noch leven ; waarvan -meèn desnoods een
dange naamlyst- zou kunnen opgeven: maar
ook dat by geen wolk. ter-waereld grooter en
“ aaaukeuriger berekeningen zao in koop: als
geldhandel ‚te pas komen. -Nademaal-echter
de Tiendrekening op zich zelve zonder-rech-
se kennisen.bebandeling der GEMEENE BREU-
KEN nies beftaan kan, ook de laatfle ân fome
mige, wooral flelkundige , vragen onantbeer-
Tk is, dient men dezelve vooraf te laten gaan,
semeerdewylnothter tyd geen der daer
Ke 4. cne
het WV. en
t eN Ek HS Aefiek onzekerder ê nae t DARE
är bet aoch enn id én wisfelwallig
(295 Y
_ fh Cyferboekenvin” die flùk--ooldoinde is
waarna mei inde"tweede plaats. de TTEND-
| REKENINGsdient ve-laten volgen: voorts ten.
derden: de Tiendrekening van GEMEENEN INS
TEREST eh RABAT, of Geldwinning en korting:
zén IV. die van OPRLIMMENDEN INTEREST eht
daaruit Jpruïterid wiskunDre ragar: ten V.
de TTFRENTEN en WEDUWEBEURZEN : En ten _
WL het gebruik der KUNSPTALLEN of LOGA“
RITHME 30 SN GO Vrnhtm warn Vpro „LEN
…Alzoo my nu eenige Heeren „Leden van ’t
Geleerd Genoorfthap 1e Nlisfingen , ‘de eere
gedaan hebbente vragen , of niets hadde Hün
Ed, vant myne by te dragen’, ‘ben ik te rade
geworden Hun Wèl Eat. en Wel Eerw; dit
gedeelte of + Eerfle fhuk; aûngaande de ge-
meene breuktallet, tot ‘eene Proef ‘aan té'biea
den, en zoo myn oogmerk door dezelvé mocht
goedgekeurd wordén , de IV. eerstgemelde fhukes
ken by vervolg af te händelen, doch my met
pi hid te bemoeijens om reden
dt, wat de Luyfrenten betreft, thans de Sydab
of Ingezetenén-daar bünne rekening niet bj
zouden winden dewyl wolgens naaukeuriger
onderzoek veel matiger renten, dan men tò
hier toe: gedaan heeft, op lyven’ van allerlèr
_euderdorn kinnen gegeven worden, zoo dat2è
nier hobtelyk weer in gebrüik flanh te komen.
“Hangaande de Wedùwebeurzen , daar
_
mede:
296 )
mede: dan ik-wil my deswegens in geen gefchil
inlaten. Om kort te gaan „die de eerfle IV,
flukken volmaakt verftaat „ heeft geen verdere
onderrechting noodig, maar: kan zoo wel we-
gens het V yfde als Zesde nopens de kunsttab-
den-by anderen ‚zelfs in’t‚ Nederduitsch „te
recht raken. Echter zal ik in’t IV. fluk fom-
wylen het nut en gebruik der kunsttallen-laten
inwloeijen + alzoo werfcheide , vooral fpekula-
tive, vragen niet anders op te losfen zyn.
… Jk wete vooraf, dat meenig.Lezer-na’t le-
zen wan ’t voorfraande met HORATIUS volgens
HUYDECOPERS vertolking zal uitroepen;
es Wat heeft men toch te, wachten:
» Van zulk een? fnoeshaan, die: niet kent
ad zjne eigen.krachten? … … «… …nvoss
». De bergen dreigden eens te baren, wee
‘en. wach ! LSD AIR Ô E
s.Maar och. wat kwam ’er 2 een klein muis-
ken voor den dag.” kenne ud
zeggende. dat ter wel 100. en mogelyk tooo.
Cyferboekjeswvan die -breuken-bandelen,. Doch
en oordeele niet, woor dat men deze proef
zal getoetst.en tegenandere fchryvers vergele-
ken hebben, Indien ze dan niet woldoet , be-
fove.ik.en de. Lezers en my zelven. van ver-
dere moeite te-ontflaan. Anderen, diemoge-
gelyk. zullen denken, dat het myn perfoon niet
Pasfe , met zoodanige eerfte beginfelen. voor den
dagte komen, meene ik niet 1e-beamwoorden,
«
hade \ k : el 7
® d p
C 297 )
1 AFDEELING:
VAN DE GEMEENE BREUK:
ot 0) FALLEN
Beo.
Bk
sa HOOEDSTUK.
VAN DE NATUUR EN EIGENSCHAP
mieke BREUKTALLEN. jo
ot APP RR|
ws L. ERS Breuktal, gebroken getal 5. he
by verkorting. BREUK , is een zeker ge-
deelte van; een, of meer beelen.
1sGr2. Eene, Breuk word-door twéedbrleì
getallen boyen ‚en order een ftreepje, ge-
(ehrese ns (als; ;03555 25-waarvan het „ón-
rte het gedeelte , het bovenfte eenof
meer heelen, aantoont. „Dus beteekent in
voorfchr. ‘breuken ‚de onderftaande 4. het
vierde gedeeltewan 1, 3,-5,óf g. heelen. -
…i63--Men ús-gewoon het, ondertal NOES
MER, (Denominator) te heeten, zynde vei
gentlyk de peeLER (Divifor) ; en-het.bo-
vental mELLER (Numerator) , die eigentlyk
het DrELTAU (Diwidendus)-is.
S Aer Eene Breuk kan ook dus gmnfchre.
atie 5 ven
(298 )
Íì. AFD.
ven worden, dat het ondertal bendeme, in
hoe veel gelyke parten een heel gedeeld zy ;
en het bovental. als aftelle „ hoe veel wan
zulke parten tenemen zy. Dus toont 3,
dat een heel in 4. parten gedeeld, en daar
van-3. tenemen Zyn. _ … !,
“6 5. Dat het nu op ’t zelfde uitkome, of
ik voorz, 3 (of wat breuk, het zyn mag)
volgens $ 1. en 2, dus uitdrukke, een vier-
de van 3 heelen, of volgens 6 4. drie vier-
de parten van een heel, bewys ik aldus
Neemt eens „dat 3: Gld.-gelykelyk moeften
verdeeld worden onder 4, PeFföonen: ZOO
weet men, dat 3. Gl. uitmaken 6o, ftuiv.
hier ‘van. voor: ieder volgens'$ ten: 2, één
vierde, maakt ’15. {tuiv. maar volgens 64.
verdeel ik een Gl, of 20. ftuiv. in 4.-gely>
ke deelen, komt: 5: {tuiv. riu deze 3, màal
genomen is mede 15. ftuiv; > In allen” ge:
valle; wat kan- het iemand fchêlen, of hy
van’ den eerften. Gl.5. ftuiv; van den twee-
den “5. ftuiv. en van den: derden -5. ftuiv;
kryge, dar van een en den zelfden Glh3;
Stuiv. 5. Stuiv.en 5. Stuivs Of’ korter :
Men geve aam drie van de 4; Perfoonenie-
der. Gl, mits elk aán den 4, uitkeeré 5.
ftuiv; dan houden de eerfte drie Perfoonen
drie vierde van een: Gl. over ‚maar de vier:
de krygt een vierde van elk dier 3.'GL >
…6 6. Eene breuk word doorgaans dus
nov N uit:
| C 299 ) |
Ie HOOFD. |
__mitgefproken : eerst noemt: men eenvóu-
__dig het bovenfte door het hoofd- of grond:
_ tal, en\danhet.onderfte door een getal van
orde of fchiktal, achter het welke men kan
voegen Of uitlaten part-of deel, op volgen:
de-wyze: 3 een vierde (part of deel) , 3 drie
vierde, £ vyf vierde, 4 vier vyfde; 2% ne-
gen: twintigfte , #5 vyf-en- twintig zessen
dertigite (parten of deelen). … nnn
> 7.-Om noch klaarder denkbeeld: va
breuktallen:te krygen, (want men kan by»
nain ’t leggen der eerfte gronden. niette
wydloopig* zyn „) “gewenne men zichode
kleiner foorten van geld, gewicht, maat
of tyd, als breuken van eenig grooter foort
aan te merken en zoo te fchryveny- By
voorb, wat is 3. oortjes anders dan „3:ftuivs
7 duiten zyn immers % ftuiv. 15°
oo 13
_5-Stuiv. 4: Gl. Voorts 7’ groot #fchel.
zr Lood : 8 Eene Zuille of ‘Tali „4 Elle.
2o,dagen'-22 «of? maand. „En omdat.1.
Gl. of zo. ftuiv. 160, duiten maken , isn7.
duit #-,Gl.ren 1. grootje <5 £ Vl.
us 8, Eene breuk is eigentlyk of oneigentt
yke os 11b hoob ‚ 1orgiov aal
=-Eigentlyke breuken zyn minder daneen
heel ; en dus-de- Teller of bovental minder
dan de Noemer:of ondertal, als 3, #,-155
ze Oneigentlyke of basterdbreuken zyn of
t ge-
( 300 }
L AFD,
gelyk aaneen heel, en dus Teller en Noe-
mer even groot, gelyk ?, 4, %, #%, #8: of
grooter dan een of meer heelen, als 5 dat
1s-één heel en een vierde: 3 of 24: 2 Twee
heelen en 3, Hieruit leert men, hoe een
heeltal met een breuk verzeld tot een on-
eigentlyk breuktal kan gebracht worden,
met namelyk het heeltal door den Noemer
te multiplicéren en des breuks Teller daar-
byte addéren: als 43, zeg 4. m. 5.is 20,
en 3--daarby is % Ja men kan zelfs alle
heeltallen onder de gedaante van breuken
voorftellen, (‘twelk beide in’ vermeenis
vhn van breuken hierna te pas zal
omen) met ’er-eenvoudig, beneden een
ftreepje , 1. onder te fchryven ‚als 2 istwee
heelen, “2 is tien: heelen , enz. “Men kan
“er ook eenig ander getal onderzetten , mits
men „eerst de heelen ook daar mede vers
meenige , als ?, of 5, & &c. is mede 2 hee:
amper so, ©, #2 enz. zyn ook ro. hee-
enal «i | 4 TE
9 9. Hieruit blykt, dat de waarde eener
breuk vergroot word, zoo men den Tel-
ler vergroot; en in tegendeel dat ze ver«
minderd word, naar dat men den Teller ver-
mindert : want wie ziet niet; dat 3 ver-
root, zoo men 5 fchreef ;-maar dat 4 ver-
leint, zoo men fchreef. Daarentegen ver:
groot de breuk, zoo de Noemer kleiner
| word,
dl |
mm
_£ HOOFD.
(301)
word, b. v. indien ik voor: fchreef 3, en:
wederom vermindert de breuk , zoo de
Noemer vergroot, als wanneer men voor
3 fchreef :,-want hoe meer deelen van een
heel gemaakt worden, des te kleiner is elk
deel, en in tegendeel.
„G ro. Uit $ 8. volgt mede, indien men
van een gegeven breuktal zoo wel den Tel-
ler als han door eenerlei getal of ver-
meenigt of deelt, dat deszelfs waarde even.
groot blyve: by voorb, 2 boven en onder
4. maal nemende kryg ik ;#, gelyk aan
vorige: want hoe kleiner ik den deeler of
Noemer neme , zoo weelmalen grooter
moet ik den Teller nemen. Insgelyks den
Teller en Noemer van 25 Gl. deelende door
5, komt 3 Gl, waarvan breeder in *t vols
gende Hoofdftuk.
6 rr. Uital het voorgaande in 6 8—10,
_kan men lichtelyk opmaken, dat een en
dezelfde waarde door ontelbare breuktallen
kan verbeeld worden, even gelyk men vol-
gens 6 7. grooter fpecien door kleiner kan
uitdrukken : als 3. Gl, zyn óo. Stuiv. of 480;
duiten, of 96o. penn. 1,-jaar is of 12, maan-
den, of 52. weken „of 365, dagen „ of 8766.
uren „enz. By voorb. 2, 3, «2, #, ftuiv.
of Elle geven alle eenerlei waarde: #; 4
en 2 Gl. zyn even groot, te weten. 8. ftuiv.
Om het welke noch klaarder aan te too-
GE € nen,
Coe |
| ck AFD.
sien „ verbeelder wy hier eene Elle in
klein, gedeeld'in 2, 4.816. en 32. parten,
waaruiteen kind kan zien , dat bv3,%, 3, en
Heeren dezelfde lengte ís „ en bygevolg de
waarde dezer vier breuken even groot: en
dus met alle de overige voorbeelden, die
sen uit de nevensftaande fchets kan halen,
6 r2. Wat Breuksbreuken zym, wyst de
naam genoeg aan,namelyk eene verdere ver-
deeling van breuktallen: als- Een half vieren-
deel ; een vierde van tweederde ; tweederde
van drievierde, Dus een halve Tali of
Taille voor Een half zestiende of > Elle:
Doch van die breuksbreuken moeten wy
onder de zoogenaamde vermeeniging van
Breuken handelen. RE
…_& 13. Die het gene in dit Hoofdftuk voor-
gefteld is volkomen begrypt, zal in %
vervolg weinig zwarigheid vinden omtrent
de behandeling der breuken, alzoo op de
gelegde grondflagen alle regels fteunen: want
daar hapert het doorgaans ‘aan, zoo by
Meefters als Leerlingen, dat zy de allereerfte
beginfelen en bepalingen niet ter dege vat-
ten. Waarom niemand der “aankomelin-
gen in dit ftuk verder moet gaan, dan na
dat hy. diet Hoofdftuk in allen -deele wel
verftaan hebbe. Anders zal hy of haast
in de breukrekening verdriet krygen , of ten
minften in ’t korte'alles vergeten zyn.
«OH IL HOOF D-
Ì
sd
KL
\
we 7
ma le ris Bilde”
4
nnn et
8 er
ee kas en, ge) 6
Bet Ed SO Eeten
hant OE 8 65. Jr ee ae dE Re as : É ves
B genten PNT B be EP je pe 5 TEN
my S; Ee P', n e à
El 6 BAR Eend h 8 - Al 6
{ 302% ) Twee en
‘Derdigte
pee TRE RN ee
|
der ON HT A
Ch A EN
C:303 )
Aimat | Wk id
VÂN DE "ABBREVIATIE OF VER
SKÔRTING DER BREUKEN.
VEA hs
HIS DDW :
Mis brre est \ f Je
ES W/ anneer men grooter breuk-
tallen tot” kleinere «en- meer verftaanbare
kan:brengen, zonder echter de waarde te
veranderen „ gelyk: hiervoren 6 ro. en’ zr,
aantoont ; noemt men zulks abbreviatie of
verkorting eener- breuk ; waarvan de regel
eenvoudig deze is; dat men een getal zoe-
kes “tgene zoo welden Teller als Noemet
juist. zonder -overfchot deele; welk getal
gewoonlyk binnen een half maantje vant
Boven gefchreven* word. «Dus brengt men
2 tot :, beide.getallen door 12, deelendé:
Insgelyks 35 door 5. gedeeld komt # ‚ en -we-
derom door g, is de waarde; agent
sle v asl de
… G’2, Om nu zoodanige verkleintallert als
met een opflag té vinden , bemerke en ont-
houde men de volgende eigenfchappen der
tallen, En
Se
(304)
LL AFD.
_ $ 3. Alle getallen kunnen ‘zonder over-
fchot gedeeld worden, of juist opgaan
In 2. als de achterfte cyferletter of nul
of parig en even is: gelyk 5o, 78, 312.
f n 4. als de twee achtert of nullen zyn,
of in 4. juistopgaan: gelyk 300 , 524, 3536.
f iets d der de helft der ad eind
terfte even is, gelyk de helft van 24.en 36.
is 12, en 18, beide even of parig.
‚In 8. als de drie achterfte: cyfers of nul-
len of in 8. deelbaar zyn: gelyk-gooo, 5128.
De reden van het voorgaande beftaat hier-
in: dewyl alle tientallen juist in 2 ; alle-hon-
derden in 45;-alle duizenden. in 8. opgaan ;
behoeft men maar, te toetfen, of de over-
fchietende cyfers in 2 ,4,of 8-deelbaar zyn.
«In 5. als de laatíteof 5 „of-o.is, dat geen
bewys behoeft. ot 405 noumid
In g. als de fom aller talletteren in g. op-
gaat: by voorb. 126, of 621, want 6424 r
maakt g. Ook 7o2, of 207, want»7 + 2==g.
Insgelyks 783 „om dat 7} 8 + 318, alsme-
de 357462 » waarvan de fom 27— is aan 3
9. ss
maa J
_Dewyl 10, Eén meer is dari-9;20,twee{meer dan 2
maal 9; 30. drie meer dan 3 m. 9; enz.‚zoo toont het
voorftaande tientdl juist het ovérféhot boven’ de” nege-
nen aan. Voorts roo. is 10, meet dam /tor mp > das!
meerdan 1r. m. 9; bygevolg 200. twee meer dan 22, m,
9; 300, drie meer dan 33 m.9. enz. Hetzelfde windt
\ É Mtr Ook
-
En
en
Ee CO)
2. HOOFD, d é
ook plaats in alle duizenden , tienduizenden , enz,
want rooo, is 1. meer dan rir m.9; 2000, twee meer
dan 222 m. g. enz. Zoo men nu alle die overfchotten
addeert sen bevindt, dat derzelver fom in 9. opgaat,
is teen blyk, dat het gantfche gêtal in g. deelbaar zy.
Laten wy dit by verdeeling toonen in 357462:
300000 Y 33333 T 3 overfchot,
ll [PE
gij Goor …is |
onm | Bd
5 2 Te
{357462 is Q mâal 39715 ft 27 of noch 3 mi, 9
ED
en
39718 maal 9.
In 3. als de fom aller cyferletteren in 3.
opgaat; als sor, 525. want de fommen 6.
en 12, zyn deelbaar in 3.
8 BEWYS:
Zôo men gemelde sor „ en 52s. in 9. deelde , Zó ’er
van ’ eerfte 6; van ’t tweede 12. min g. of 3. overfchie=
ten: maar al dat in 9, opgaat, gaat ook in 3. op: dus
komt het mâar daarop aan, of het owerfchot boven de
negentallen in 3, deelbaar zy.
In 6, als de fom der cyferen in 3. op-
gaat , ende laatíte parig is, als 552 „ 10434
_ In 11.zoo men vande cyferletters de eer-
fte, derde, vyfde, zevende Enz. addeert ; als-
„mede de tweede ; vierde, zesde enzs en ziet
„dat beide fommen oleh zyh;of-om ir,
Ne) ils: 22,
da
(doó
Sk AFD.
22,33 enz. verfchillen ; gelyk in 1331, want
3 +1. of 4. is de fom zoo wel van de effe
(d. í. dege en 4°) als oneffe (1° en: 3°) plaat-
fen. In 1078. is beider fom —8, In 312589.
is de fom der oneffe plaatfen 3+ 2 + 8— 13.
en de fom der effe plaatfen 1 +5 + 7 ook
—13. dus deelbaar. In 1837. is de eene
fom 1 34. de andere 8 + 715. *t gene
van 4. om 11. verfchilt. In 3ogo8o2. is de
eene fom 3 fg +8 T 2-22. de andere o.
dat-om 22. of 2 m. 11. verfchilt: dus in 11,
deelbaar.
Het BEW YS hiervan heb ik gegeven in % Ifte Deel
der HA ARL, Verband. bladz, 37.
… In 12. als het gegeven getal zoo wel in
3. als 4. deelbaar is.
In 15. als hetzelve zoo in 5. als 3. op- …
gaat.
… In 18, als het in g. en 2. deelbaar is. ENZ.
OEFENING.
S 4. Men hebbe dezen breuk 27% te ver-
kleinen. Vooreerst zie ik, dat beide ge-
‘tallen în 4. opgaan, aldus ss js : Als
ìk dit getal nader befchouwe, vinde ik,
B 5 | j Le
dat het ook in g. deelbaar zy, dus 5% 153
‘Voorts de fom der effene en oneffene De
(307)
„HOOFD.
__ ‘fen vergelykende vinde ik boven 5 + 1-6.
en om laag 8+ 513. in ’t midden 2. ver-
fchillende om 11. van 13. Bygevolg beide
u .
in 11, deelbaar , dus 3% ls Noch vind ik,
dat deze breuk wederom in 3. opga, dus
RE)
5 |z: de verkorte waarde van 57%
6 5. Dan dewyl deze manier van vet-
korting niet alleen toetfender wyze, moet
LJ
fl en ‚ maar ook vele breuken voor-
omen,die door geene der voorftaande getal-
leti, maar of door eenig ander getal, of
zelfs door geenerlei, kunnen verkort wor-
den ; zoo Ri men een anderen wiskundi-
ger regel van noode,die hierin beftaat: Deelt
het grooter getal door het kleiner, en zoo ‘er
iets overfchiet, deelt daardoor den voor-,
gaanden deeler ; en wederom iets overfchie-
tende, deelt altoos door het laatfte overfchot
den even voorgaanden deeler ; en vervolgt
zulks zoo lang; tot dat de deeling einde-
lyk effen opga, al was het door de een-
heid. Alsdan is de laatfte Deeler het groot-
fte getal , door *t welke zoo Teller als Noe-
mer juist deelbaar zyn. Doch zoo die laat-
fte deeler de Eenheid mocht zyn, is ’t een
teeken, dat die getallen tegens efkaridéren
door geen gemeenen deeler kunnen ver-
kleind worden. hiow buislhroy Seeis BBL (9)
V 2 VOOR-
(308 )
LL AFD.
, eV hee bd \
VOORBEELDEN.
CA) 20196 Teller Meki
‘ 297oo Noemer
<… … I.deeler 20196 in 207005 Ì
…_ 20196
overfch. én hieuwé deeler 9504 in sorogde
> 1908 €
| overfch. en nieuwe decler 1188 in 0504
9504
emme
Hier is de laatfte effen opgaande deeler, 1188, waar-
“door gemelde breuk kan verkleind worden, aldus:
— met 11, gemult, maakt 396. ’t ge-
4 _€20196)17 als voren; want 4 m. g. is 36. dat
1188 ing
20700525 he 3 maal ook 1188, is.
(B) or Teller | |
119 Noemer _ {
IL. deeler gr in trò4 It
odanl
overfch. en N. deeler “28 in js
4
overfch. en _N. deeler zin 23
ME: Ae
| or [13
„Bygevolg is 7.de gemeene deeler , aldus: — | —
; x9 | 17
(C) Kau £%35 verkleind worden?
dh 20017:
(309)
2, HOOFD,
20017 in28ogofk ‚
ee 2oor7 k —
8673 in 20017 ik
NE 17346 :
KEER Io 8673 3
rin
ara ins
rl En ina6rnd 4
2640 4
„4 grin Sd ax
62
40
Sr
alt | Ps. i*
«bi ais ging
27
4in9j2 wer
| B bs ging. elfs
Antw, NEEN ; want de laatfte Deeler is de Eenheid.
6 6, Om de reden van dezen regel te
verftaan , moeten wy vooraf zeggen; ine
dien eenig getal „ (als in * 2. voorb. 28,
deelbaar is door. een ander (7), dat dan ook
„deszelfs meenigyoudige (multiplum), hier
_3.maal 28. of 84, ook in *t zelve 7. opga, dat
Biemand, kan ontkennen. Zoo men. nu by
die. 84. VeRGroRn 7. bydoet, is ook de fom
91. deelbaar. Verder 28, by deze gr, voe
gende, komt igst insgelyks in 7. moet
/
CROP ii
3 AED
opgaan, en dus kan zoo de Noemer 119.
als Teller gr. door 7. juist gedeeld worden :
’ gene te bewyzen was.
6 7, Uit dit Bewys kan men teffens be-
fluiten, zoo ‘er in deze manier van verkor-
ting een ondeelbaar getal (numerus primus)
overfchiet, ’t welk in den vorigen deeler
niet juist opgaat, gelyk in ’t 3, voorb, 31,
niet:opgaat in 66o, dat men dan maar uit
te fcheiden hebbe, dewyl het een zeker
teeken is, dat het eindelyk op de Eenheid
zal uitkomen, Want ik noeme ondeelbare
getallen (numeros primos) , die geen 1mul-
tiplium Zyn van eenig heeltal buiten de Een-
heid, Zie breeder hiervan V. Hoofdfl. 5 4.
$ 8, Als het op de uiterfte naaukeurig-
heid niet aankomt, en men ‘alleenlyk de
naaste waarde in kleiner getallen begeert ,
bediene-men zich van de handelwyze, door
y,voorgedragen in t £. Deel der HAARL.
2hband:bL 25,“ Dus kan de waarde van
Öns ‘5; voorb, 52 eb ‚alg
men ‘ze brengt tot op deze wyze:”
Pen det GRE
têtes) 1. 2, 3. Jen vermeenige de 2, laät
fte; 3, met 412 ; daar altoos 1, by „kófit
13; dit vermeenigd met even voe en
2, maakt 26, eh Baby dé laatfte uitkomst
RE Ee LE ro
org; úitkomst, die hier‘ 4, ís, blyft 305
5 … EN
’
“Ct
ù (3x )
BHOÖFD. |
en daarby het laatst vermeenigde 13. komt
3. dan geven de twee achterfte uitkomften
| Ee naaste waarde in kleiner getallen, ':$.
Het Bewys hiervan heb ik tet g&melder
plaatfe bygevoegd. uee
* Hoe
ordi drdridede
TIL HOOFDSTUK.
WAN DE OPLOSSING DER BREUKEN;
(RESOLUTIO FRACTIONU M).
Om Deze teert de waarde eener breuk
van grooter geld, maat, gewicht , tyd enz.
uitdrukken in kleiner foorten: by voorb.
2 Gl. hoeveel ftuiv. is het?
9 2, De regels hiertoe dienende zyn ge-
makkelyk te vinden uit 6 1. en 2, van het
J.Hoofdft, namelyk ‚brengt 4. GL, tot ft. door
ze:met zo. te vermeenigen , komt 8o, ftuiv.
-en-deelt deze.door 5. dan is ’t antw, 16. ftuiv.
„Of anders volgens 6 4, en 5. deelt, Eenen
Glof 20, ftuiv. in 5. komt 4, en dit 4 maal
„genomen geeft:mede 16 ftuiv, tot antw. …
drOr3 AnderesWoorbeeldens
MT / jr OON IssdIoek antwar 2: (5)
Gr. £ Vi hoeveel hell, engrfxa ll Ó8
"(bt Etmaal hoeveel uren en min.?-19 ur. ra min,
€) Ar Jaar gerekend op 365. dagen en 6.uren? 223. d. 5.ur.
: b)re van, LOOOP, antw. 4375: -alaaky zaan) eren:
(€) Brengt 5; tot €En breuk , die zooo. fot Nöemer heb.
BEP antw. 2518. V 4 @
me
|
{312 )
Os Boiro |
8p— $I24 Gof ra fidus 68
. „100 6
B) 4 Etm.
24 Uren.
… 5 96 19f uren: r. uur is 6o, min. in 5. komt
Cim,
(ce) 365 dagen, 6. uren
24
emmae
8766 uren in een Jaar.
‚AT maal, AND
1 baas) sas ur. $ 223 d. Sur,
2
4
€d) 4.7 (d) anders —_— =,
vagans. CeeS rÓinroooo4 625
a bet ee 7 maal,
E z0f boef 475 bs bei
€) —=25lin secod 120
sortenss ie re 10 AE Pk
ZO0IT. 3 IJ hk BIG eHMODET „À
6 4. Een opmerkfaam Lezer ziet lich-
telyk uit deze voorbeelden, dat de tweede
‘tegel van oplosfing best te ie kome, als
het meenigtal van kleiner-foort juist deel-
baar is door-den hoemer der breuke: ge-
lyk zo, ftuiv, is deelbaar door 5. In. voorb.
(4) is roooo, deelbaar door 16, en in (e) 3000.
door 25, Maar genomen ‚men wilde? Etm.
ook zoo berekenen, dan moest men 24,
„uren eerst deelen in 5, komt 4? uur is,
Tg tm,
(313)
‚g.HOOFD. \
Etn. en’ dit vermeenigen door 4. Doch
_ vooreerst weet een Leerling noch niets van
de multiplicatio der breuken, en ten ande-
ren is het dubbele moeite: daarom houde
men zich in diergelyke gevallen aan den
eerften regel, als in voorb. (6).
irriterend
IV. HOOFDSTUK.
VAN DE HERBRENGING TOT BREUKEN;
REDUCTIO GENAAMD.
Or. Deze is het tegendeel van de op-
LossinG. der Breuken, te weten, om, klei,
«ner foort van munt, maat, gewicht, tyd
enz, tot grooter te brengen. Hoe dit moet
gefchieden „-blykt klaar genoeg uitons J.
Hoofdft. Sj. . Dies zullen wy aanftonds tot
ettelyke voorbeelden, en derzelver. bereke
“ning overgaan. pn
Cay an Muivs wat gedeelte is °t van 1. GI? /
(b) 12. penn, wat breuk zoo van. ftuiv. als van 1. Gl.
Cc) 2, GL. 2. ftuiv. van een gouden Dukaat ?
adi) ee breuk pk To Hend?, EN
nah € ren 30, Min ;ván 1, das? ern
of 155 ik gee pn ef
Bet edtol (rorimplordadals naval
(a) # Verkàì door 4 KOEL RER
B Insgelyks doof 4. iS% Îúiv.
DT Vv 5 Voorts
(314)
ER TAr e
‚Voorts 20. fluiv, 16 maal geeft 320. pennsin 1. Gl,
4 tf
MAN 7 43 vs
EEN ABE NAT DA JRC OT
„dus — | — Gl. VAUD De
bis ch aleine |l SO: ddr sac zot Wk
(©) 2. GI. 2. ft. is 42. ft. en r Duk. of 5. G1. 5. ft. ig 1o5, ft.
Re vre plop :0:d ar Toi DOM
42 [4,3 509
Bygevolg — | — | — Dukaat,
a na AOT 195 1D on den
"(O) 118 zyn %%. Nu 16 Onc. ook tot achtften gebracht
maakt 34°: bygevolg „2 Pond. DRR CM
(e) 8 ur. 20. minis 500. min, En 24maal 69. is 1440,
je î 20 '
KL . 500 $
‚min. in 1. dag dus === |= Dag, a Urd
1440 | 72
« Ld : ee ar
ba kk NÀ { Ö k pf
25
Le)
A |
La
goo |6a (12 ht (ee: “
ej MST 7 ARR, IRD Wi fl A Û
Fala no fro}ow at „urkwerrt tek OD riRORS
3300 ÏD 20 nogrnst sr 194001 JOt Arns
SV HOOFDSTUK
VÂN DE VERGARING' DER BREUKEN;
(ADDITIO FRACTIONUM).
Ht agv dln viii). ie k: ET,
_6 1. Ome Regels hiervan wel te be-
vatten, (want deze taak is zeker, de moei-
lykfte van alle breukrekeningen), lette men
op de volgende. redenéring. Gelyk in de
1e 7 8 ge
Pd
emeene vergaring bekend is, dat gelyke’
foorten by ‘haars gelyken moeten opge”
teld worden : by voorb, 3, honderden en 4,°
honderdén maken 9. honderden , maar 3,
honderden en 4. tienen maken geen 7. zoo
ist ook gelegen met ândere additien , zoo’
vän heelen als breuken ; b.v, f 13. en f 7.
zyn f 20. maat f 13. en 7.ft,doerigeen 20;
dewyl 7. ft, geen) heelen zyn ten opzichte
der G „ maar eikel 7, Gl. Dus is de fom of
132 Gl of 269: ‘ftuiv, Noch anders : Ile
Wilde weten , hoeveel 3, Dukaten, 4. Z
Ryksd. à 52, {tuiv, 5, Daalders, 5. G. Gl;
en 6, Gl, in eene fom uitmaken? Wie ziet
niet, dat de gemakkelyktfte rekening hierin
befta, dat ik alle die foorten tot: hare ge-
meene mate (communis menfura) d, i, tot
{t,brenge,, op deze wyze: Feij
{
1
k HO ÖFD. B ia
3 Duk. fo5-maal. | 315 ft, © Ä )
“4 Ryksd,:52—— | 208 —
‚5 Daald. 30 150 —
7G.Gl. 28 — | 196 —
6 Gl, 20 — | 120 —
we sect ob oi orl08g ft. de fort, die lichtelyk tot
Dukaten, Ryksd. Daald, G. Gl, of Gl. (naar men
qo Begeertsterbrengen:zyn. “mod yA .n Ò
BRT JO rra Horte sinaa: “99 EIC ay.
2, Hierdit kan blyken, dat ook de
en eenerleî benaming moeten hebben,
als men Ze wil vergaren; d, i. zy moeten
‘onder denzelfden rioemer {taan of gebracht
… td wor-
(316), E
L, AFD.
Pen „By voorb. eni rek
n heel ; 4 en 4 maken # of 14: maar
ae, ik dus niet verzamelen, Neen
de on 4verwialsld hebbe in 2 wenende |
5 is, „Dus by 1 willende voegen. 3,
ik ik : zins) en daarby 4 3, komt 3} of
2 (Vergelykt, hiermede Z. Hoofdft. 9 10, u
a.) Voorts willende addéren3, 3» ten é,
breng ik deze breuken tot een’-gemeenen
noemer van 6o. in welken 3, 4, 5 €n-6,
n deelbaar zyn. Dan is volgens voorb.
er ZI. Hoofdft m8: A=á: fers len
giroid:
En
d
de vile Berekening.
met gisn, én 13 maals is 6o. waarin pak 6, op-
et dus is, 60, de gemeene Noemer.
big ii ek in Weij
pf
led
50
3 of get An 5 derhalven i is de fom 338
an voors.
Os (317 2
5. HOOFD. |
“voorb. zoo men 3. 4. 5. en 6. famen mul-
#ipliceert , komt daaruit 360. doch op die
‘wyze zoude, meestal , de berekening buiten
noodzake te wydluftig worden. Derhal-
ven zoeke men den kleinften gemeenen Noee
mer op deze wyze: Men vermeenige al.
leenlyk die getallen van Noemers, die on-
derling onverkleinbaar (numeri primi inter
Je) zyn, gelyk hierboven 3. 4en 5. ver«
meenigd maakt 6o. dari zie men, of ook
de andere noemers in het gevonden getal
effen opgaan; als hier 6, in 6o. wanneer
men geen grooter gemeenen Noemer noo-
dig heeft. Zoo eenige Noemers daarin
niet opgaan, wat dan tedoen, zâl het vol-
gende voorb, toonen.
9 4. Maar tusfchen beiden moct ik ee«
nen Beginner waarfchuwen , dat hy nume-
ri primi (die ik in ’t ZZ. Hoofdft. $ 7. ondeel-
bare getallen hoeme) wel te onderfcheiden
hebbe van numeri primi inter fe, (die ik one
derling onverkleinbaar noeme). Dus zyn
ondeelbare getallen b. v. 17. 19. 23. 29. 31.
37. enz. maar onderling onverkleinbare zyn
„b. v. 9. 16. 25, want 9. is wel deelbaar-door
3: 16. door 2, 4. of 8: én 25. door 5. maar
Zy zyn onderling door geen zelfde getal
_verkdeinbaar. shot AD
9 5. Tweede Voorb. Men vraagt naar hêt
heloop van?, 6, 5» dis end?
( 318 )
EL AFD. |
„Men vermeenige 25. door 16, komt 400, daarin gaan
5, en IO, op, Maar geen ó. of 12. Doch dewyl r2, en
16. beide door 4. verkleinbaar ZD, zoo deel ik rein _
4, komt 3. Nu 4oo, 3 maal is 1200, daarin, gaan voorz,
6. en 12. juist op, zoo daf If 109 den gemeenen Noe-
mer yolftaan kan.
V erdere Berekening:
„12009 240 Tong ni Den En 1200/ 100
5 „3 9 UI2 5
ran 1080 ‚500
48 720
1200 1200
Ó Ioog
16 Â ee
525 288 500
3—- form.
400
nme
41I3f 513 Í 17
I200* 1200
Derde Voorbeeld.
Men vergare 23, 53, 3 Ts 1585 20647
‘Ik vinde hier onverkleinbaar onder zich 5, 7,en. 8.
Nu 5 m, 7. maakt 35. en dit 8 maal is 280. daarin kan ook
“45 Fi en 20, juist gedeeld worden. Dus is de cd
ning deze:
*
280
( 319.)
5. HOÔFD.
280; cd be, 56 280} 40 f| 230 al oe 28
A A OE OE
el 168 200 sed > 84
_ 280) 14 2, 210
2o 5 | 5» 168
—— 3 200
zó I, 105 kid
15, 84
206, I2Ó
8936 53 53
232 —j 3 famen 235 —
280 C 280 280.
av UA . dl |
__6 6, Wanneer men de uiterfte naaukeu=
righeid, gelyk wel in de Algebra of ftel-
kunst, niet van noode heeft, is men thans
gewoon , zoo wel kleïner foorten van munt „
maat, gewicht en tyd ‚als andere breuken
tot een’ gemeenen Noemer van 10, 100,
1000 , 10000, of kleiner deelen te brengen,
(die men partes decimales, tientallen of tien-
de breuken noemt :) en de achterfte breuk-
jes minder dan : te verwaarloozen, maar
boven ? voor één meerte rekenen. De rest
leert men best door de oefening zelve. Dus
word het 2. voorb. in $ 5. tot roooo. deelt-
jes gebracht op deze wyze: (Zie 6 4. van
2 ALL Hoofdft.)
5 in
( 320 )
LAFD
5 in 30000 „ 6ooo __(loosd word. —
ó—-5oooo |; « 8333 Pigentlyk 83335 of 4, dat verwaar- —
10 —- 99000 |. men 1. meêr rekent.
. 9000
I2—- 500004 . 4167 Ejgendyk doot of 2, waarvoor
I6 —= 70000 | & a
25 60000 2400
Ed
3. 4275 den is 3 $5do \zsss 1455 Netals
Derde V zorbeeë
4 in 300000 f° . 75000
5—-300000 | . 6oooo
7500000 | . 71429 in plaats van 714288,
8B—- 300000Y « 37500
10 —- 300000 |. 30000
20 —-GQO00o0 | . 45000
3. 18029
Dat deze breuk 83 weinig verfchille van
den vorigen #3, zal blyken, zoo men dien
ook tot den Noemer van 100000 brengt,
dus:
aat Eopocote (ep Ee,
VL HOOFD:
f (321 )
il ER ’
VL HOOFDSTUK.
VAN DE AFTREKKING DER BREUKEN;
(DE SUBTRACTIONE FRACTIONUM).
Ó L. IR de AFTREKKING moeten de
breuken „om dezelfde reden als inde vER-
GARING, onder eenerlei noemer ftaan of
gebracht worden. Het overige zal uit ee-
nige voorbeelden klaar genoeg blyken.
Ca) £ van 4 afgetrokken laat 4 of £ over.
_r (4) # van 1. of 8 afnemendes rest £.
‘(e) 2 van 5. Verander 3 in *, dan fchiet ; over. -
{d) # van $. Tot den Noemer van +15. d. is 3-maal 5e
„gebracht, komt? van 4e. Dus-is’t verfchilss. …
‚_(e) Om hoe veel is £ kleiner dan $? wr obs
(“Hier kan ik tot gemeenen Noemer nemen 6 maal 9.
„doch dewyl 9. en 6, beide deelbaar zyri in 3, deele ik
6. in 3, en neme maar 2 maal g. of 18.. Bygevolg „$
is sten fis. Nu 4. van 15. laat { over. geneva
(f) Trek 123 van: 134! SERA
„Dewyl de Teller van’ eerfte 3, grooter is. dan die
van ’t-laatfte 1, ontleen ik van 13. (gelyk in de ge-
meene fiberattie) Een heel, ‘zynde in dit geval $ hier #
“by, is£, en dus.12$ voor 134; waaraf 12 blyft &,,/
_(£) Hoeveel verfchilt 224 ‚van, 30? TiN
‚Neemt hier 29 voor go. dan blyft 2%. 77
(B) Om hoeveel is 354 grooter’dan 284? gak
# tot 3 gebracht, en daar een heel of % by » komt %
‚_ „Dus 295 van 348 laat over Grof Óh
RLS VU 5
| à RK VIL HOOFD:
(da) - |
| ‚ul Arn.
VIL HOOFDSTUK.
VAN DE VERMENGING (OF ZOOGENAAM-
DE VERMEENIGVULDIGING). —
DER BREUKEN;
(DE COMMIXTIONE , VULGO MULTI-
__PLICATIONE, FRACTIONUM).
61. ‚MV wenen of VERMEENIG-
VULDIGING word in ’t algemeen genaamd,
als eenig getal (t zy heel- of breuktal) naar
mate van een ander getal genomen word:
waartoe men in het Duitsch het woorde-
ken MAAL gebruikt. Dit ander getal nu is
driederlei: (1) grooter dan de Eenheid ;(2)
de Eenheid zelve ; (3) minder dan de Een-_
heid, d. i, een eigentlyke breuk. :
Int L. geval is het in der daad eene vezr-
MEENIGING, b. v. Zes vyfmaal genomen
maakt 3o. of £ driemaal genomen is 13:
dus groeit £ tot 1%, Maar in ’ 1E geval
heeft geene PERMEENIGING of Vermeerde-
ring plaats, dewyl het getal hetzelfde
blyft :- veel minder in ’ Z/I. alwaar het
wezentlyk peakzeiNT en vermindert, en
dus Zaminutio moest genaamd worden: want
B OG
7 HOOFD. |
‚6. halfmaal genomen is maar 3; of : half-
maal genomen is3, Andere Rekenaars loo:
pen hier maar los over heen : zelfs worrmus
in zyn grooter werk leerende Zlem. Arithm,
6220, FraBionem per fraBionem multiplis
cares zegt alleenlyk tot opheldering 6 221.
1255 Non mirum, quod fattum fattoribus mi.
»s nus, cum revera divifio fit, que muitipli-
s> catio vocatur.…… Ex. gr. multiplicare per
5 2» idem est ac înwenire dimidium duarum
» partium tertiarum.”’ Geen wonder, dat
„de uitkomst kleiner zy dan de gegeve
‚ breuktallen , alzoo het in der daad eene
» deeling is. By voorb. : vermeenigvul-
‚digen door *, is ’t zelfde als de helft te
5 vinden van twee derde parten” „Maar
moet dit eenen leerling niet in verwarring
brengen, die hieruit moet denken, dat al-
des op losfe fchroeven fta, als men een ei-
gentlyke deeling mag vermeenigvuldiging
noemen. Hierom zou ik liever een ande-
re benaming verzinnen, die op alle drie de
gevallen even toepasfelyk moge zyn: ’tzy
MEN VEREENIGING (ADUNATIO); Of SAMEN-
en INEENSMELTING (CONFL4T10) ; of, dat my
best behaagt , VERMENGING VAN GETAL-
LEN (COMMIXTIO NUMERORUM) verkieze :
verftaande door Wermenging zoo veel als
Woortteeling, gelyk. worrws dus fpreekt
lem, Arithm. 6 191.” Due quantitates femu
We X 2 5) tuo
mdr.
Ed
(34)
onbAFD
to -moltiplicantes idem fattum Grenonr”
„T wee grootheden, zich onderling vermee:
5 nigvuldigendeTeereNof brengeneenerlef
-maakfel-of uitkomst voort --bocv. 4 maat
55-2,of «2-maal 4; maakt beiden-8,” Voorts
zou ik de racrörzs , “die ‘men! ook genitoa
res noemt, VERMENG- Of TEELTALLEN ;en
% FACTUMy dat ook produtum ennumerus
genitus hiet, UITKOMST. MAAKSEL ; VER-
MENGSEL 5. ’VOORTBRENGSEL noemen. Doch
genoeg hiervan: want zoo lang deze my-
ne benamingen geen burgerrecht verkregen
hebben, zal men zich toch aan den ge-
meenen flenter houden: ; pattest
6 2. De Cyfermeefters geven doorgaans,
zoo. van de Vermenging als Deeling-der
Breuktallen „ vyfderlei regels op , namelyk
(A) voor heeltallen met breuken: (B) Heel-
tallen-met gemengde ‚d.i. als eenig heel-
tal een breuk achter zich heeft, als 23: (c)
Gemengde-met breuken: “(p) Gemengde
met gemengde: (Ee) Breuken met breuken ,
die men anders breuksbreuken noemt! waar-
van ik melding gedaan hebbe int Z. Hoofdft. -
6 12. Maar ik zal my , zoo wel hier als in
de Deeling „met een enkelen en algemeenen
Regel-vergenoegen „volgens de bekende
{preuk. dersLogica: ” Quod per, pauca potest
» fieri, fruftra fit per plura:”. te meer „de-
wyl de andere doorgaans. genen en
Hi , lang-
( 325 )
HOOFD, ä e
ee er zyn jen dus eenen aanvangen
meer alfehrijkken da dan. aanmoedigen. ond
Vooreerst, Zoo ge 4e of dan el.
allen ‘voorko en zelve in en
| jn dien bre e! (met onder
eeerften de Fénheid te fchryven, en de
andere door’s breuùks Noèrmer té vermee-
gene Jess de Teller by tedoen; zie 7,
Bloofar. 6 ME ahdèren;”dat meh van
Berend dertien 8 envän Bilder de Noe-
mers richte k „vermenge, „ Beide uit-
komften geven het “antwöord , % zy in een
eigen- of opeen breuk, Het overi-
ge zal uitde. v heelden bij blyken,
„614, Wy zu À nebe lichte voorbeelden
van elk der: 5. geve len opgeven, « en „daarna
ied door e abdijen, rts
Ce) 54 met ede: \ stank RoN,
Dastd „120 Vz) sf { Oping Í Aser J97 ) CD
@ 5' is zel kj d Caf harm,
nalaod or NG
id dosis: en skis vermengd’; >|, 5 Caêtn
silssofs Lacan wy. dit laagte gens anders
3 N :
menging of Vermeng. de breuken ver-
kort hel s ook vooraf gefchie-
den, door des eenen teller tegen des: an-
deren noemer te verkleinen; d.i. door ’t
zelfde getal te, deelen. By voorb. in. (a)
verkleint 6, tegen 3, komt 2. en 1, dus,
2 : ú
22 dan ist vermengde td. In @ 6,
de kend ge aaf
tegen 20. geeft 3, én ro. kórmt se £ 1163,“
(c) voor 16. en 8, herfchryf z. en 1, kómt
2 maal 7esij.en t maal zen: dus 444
ej boven,
(voor 25)5 49
(D —
3 i(voorg) | 3
‚6 6. Andere Voorbeelden.
(A) 2 van 48. vermeenigd door $ van ï2?.
(B) Een elle kost 73 Gl. wat 15t Ellen? «
(C) Een lood tegen 3. ít, 24 duit, wat 1. ®@ 7# lood?
{D) Een rechthoekige Steen is'lang 124 Voet, breed
… 24, hoog 14 Voet „en elke lichamelyke Voet zy zwadr
453 Pond: wat weegt de gantfche Steen?
Oplosfing.
6 4R ib Cs,
2 28 5-12 || 2m,6.m.5.m, 4. maakt 240, heelen
(A)- — — — om dat de Noemers elinehad 1,Bly-
Sign TB Ii ven, i KA
ho Á E £ ê NB,
_ Vermenging te werk.
(327 )
Je. HOOF D.
NB. Ik hebhier 3. tegen 12 ;En 8. tegen 48. verkleind,
Anders: 4 m. 48. is 32 en 12 10: tis 75 Nu 7im,
32, is mede 240. k éf HEK.
(B) 73 156
is 24 147 KV of 12355 GL Een Gl. heeft 320. pen.
dus is 3z£ juist IO, pen.
(C) 3. ft. af d. is 35 dewyl 24d. 5. pen. Zyn. En zr pond
7 lood is 395 lood. Dus 3fs 395
2 zer of 1305; ft.
makende f 6: 1e ft. dei. I3ip.
CD) zat is; 24 is 55 Teis 55 45318 4):
17 Ór
(s1 7 7 #83NuI7 0.7 M. / Me 1ó.ìs ( 50813
tn 8.
476 4 en4m2m.4 isk 32
12 |
brt
VIlL HOOFDSTUK.
VAN DE DEELING DER BREUKEN.
O1. j& de peering der Breuktallen
hebben dezelfde Regels en aanmerkingen
plaats, als in de VERMENGING. Onze al- -
gemeene Regel is dan deze: Men íchryve,
om alle vergisfing voor te komen , den
Deeler vooraan , en keere hem om: voorts
5 men volgens de gelegde gronden der
XxX 4 WIE Soile ds G By
£ 328 )
‚L AFD.
By voorb. (a) deelt 3 door 3.
Deeler 4 omgekeerd 4 & deeltal; veilen E] Antw.
(4) Hoe kn ob! is £ begrepen in 4P
de:
ke 3 ard a
„Deeler 4 omsek, „— deeltal , komt 4 of rt: Antw.
@) Hoe woehtnha is ze ‘srooter dl dan 3?
3 Ì
Zomgek. — — e(t Armed 6 maal.
bl Baka
I
(D Deelt 240. door 4 van 48?
f 9
à “3 r 243 komt 'S of 75
ae beide omgek —— —
Rrehiess I
(e) Men wil eene Oe 253 Voet, breed 123 V.
& beleggenmet vierkante mar merfteenen,, lang en breed
“24 Voer. Hoe vele‘ Îteênen worden ‘vêreischt # Da
nn is de 125 is 85 2e iS Ne
” , Bs 34 > 1 Tr k.
wer “_“* 36 103 / 38 maake nz of
eon EJ '# omg. vraat Demm: Wisent). om. Ht,
ARATAAE KAG OON WABO 8
Dan dewyl de overfchietende iteenbrokken nict ge-
voeglyk kunnen gebezigd worden , Zou ik de rekening
dus maken:
Eis) zb DIe AND DID Á an f KE
rrsogilros ge) zin h
12 fteenen voor EE
ie in 25, of ': omg. —
1 13 pe 26 lengte, âls het
5 7 VEL Ot asil :9 > gr; | en ese
nd Zan dd: AET
€ $ E Hin zó L Pe t adt zige
kaden {25 dus. — js in de vreet JL
15 by Tg re 13 zl ov stisûr SR
t ont
ji hr is % rechte antw. 5 de zi 6 he 15, ht
Á (329) |
8;HOOFD. gi TOEN
Cf) Men wil een; miuursmetfelen 42; Voet’ lang , 13%
“hoogen zt Voet dik. van gebakke fteerien g. duim,
Aane. 6. breeden 2, dik. “Hoeveel heeft men ’er to :
ensBdip-.DI9DSP 1 TOON} WIGS 1 et EIK
159 duim isd Vró,rdoissh Ve2a dis Vs deze alle als.
Deelers omgekeerd, komt de berekening aldus :,
DA,
vels CAE OUR ks is, 0e EN
2 6-40 55 3 fe ‘ e VV AAA pd 1e
DH Gornsomevtk BERNO 100D IK SPPENIB
»
a, 5
n3b Ind, ohio® sbo apoinlen
{
E Ei : _ Ù ‚E pe , . Ì / «
“Bygevolg-3 ms 55: is 165; én-2' ús 42) is. 84, ni
-{ BIEEELE, €) | or 784 dl k Vv pe Oi ‚e IS Ok
VOG EE 2E AR Er, Kot 4 ADO
w > Bee De 4 4 ed 351 nd 3 { sdi e | À
dn ker nt OOS bte, Ee:
AIMS ! TAS IC TENG CALS \ k KO AEDIELE
hiasctIIv trey ed + À 5
13860. ‘steenen Antw.
‘/Ó 2.-Mogelyk zal iemand vragen, waar
om men in de Deeling der breuktallen niet
zoo wel de Tellers als Noetners-opzichte:
lyk door een deele, gelyk men ze in de
eubeieil „vermengt. % Antwoord. ris,
at zulks eigentlyk moest gefchieden : doch,
dewyl ?er alsdan vry misfelyker breuks-
breuken tot änfwoord komen , dan de vraag
zelve is, dient: menveen’ “anderen: weg te
zoeken. B. V. 3 in 2, hoe dikmaals? Zoo
ide Tellerst door ‘zi-deele ; komt”, en
2. door 4, komtzof £ Dus zou het antw.
wezen} gedeeld, door 2. „Omnu, deze mis-
en moeilykheid te ontgaan’, dient smen
beide breuken onder éénen Noemer te
rangen; en,‚dus,te. „vragen : hoe „veelma-
| A5: anomrisy 19v! len
( 330 )
L AFD.
len 3 in $2. Van boven deelende 2, door 3,
krygik 3, van onderen 4. in 4. de Eenheid:
dus is ’t antw. : door 1. gedeeld. Maar al-
zoo de Eenheid de gevonde breuk niet
verandert, kan ze verzwegen worden, zoo
dat het antw. is en blyft: maal. Dat dit
gezegde nu door onzen algemeenen Regel
gefchiede, onder verzwyging van den ge-
meenen Noemer, (wiens onderlinge dee-
ling altoos 1. voortbrengt, en dus onnoo-
dig is): bewys ik door het volgend alge-
meen of Algebraïsch voorbeeld, in * welk
de letters, wat getal men wil, verbeelden.
De Deeler, zy dan. -, het Deeltal —…. Tot
ni tal ad >
éénen. Noemer gebracht is de eerfte Ee
C
d
° ander en & Van boven deelende krygt
„j van ‘ondér og E dat overtollig
is „_Nu-naar onze manier:
ok Selngrutinb c V Be nsdaos
s omgekeert … met — Antw. » alsvo:
BSC LW. 7
men’
Eje od von a jo ab …
— Verklaring door getällên: Hoe dikwils ;
in 32 ì NÀ TI
* Ih de srerkunDe beteekenen twee letters naast
Een derzelver vermengfel, ‚en
(-331)
8. HOOFD. ô is
_ Dan is a=2; b=3; c mede =3 ; ‘en dend.
a 2 c 3 ad, 8
of — == —, en =-—… Voorts —= — ;» en
b 3 ' d 4 p rj 4, bd I2
be 9 j $
Rd,
bd Ia 2
Nu 8. in g. geeft antw. 1; maal. ——
Naar onze manier gefchiedt dit. kort-
bondiger: è Uil wi! 1 be
2 omgek. 3 m, 3, komt 3. D. T. B. W.
9 3. Uit al het beredeneerde blykt, hoe
gemakkelyk de zoogenaamde Regel van
Drieën , daar gebroken getallen ín voorko-
men, op te losfen zy, met alleenlyk het
voorfte getal , als Deeler ‚om te keeren ;en
voorts de 3. boven-en 3. onderftaande getal-
len te vermengen; ’t gene best uit eenige
voorbeelden gezien kan worden,
(a) Hoeveel 1. Elle, als men el geeft;voor 7i EIL, ?
(b) Hoevele ponden voor 36, Gl, als 1, pond kost f 14?
(©).6. geeft 4E, wat 32e?
(d) Zoo 35 deen 84, wat doen 117?”
Gs th Sd
I 13
15 & 295
— OMS. —: — :: TI: Antw, # of 65 GL,
2 35 %
sl A II | ‚ (5)
(332)
and AFD
en _ Î
” he À
KOR EEEN
6
26{7 738 LON in
_ |= _— Antw. 5 maal 6. of zo. &.
s|é I
B « Mit
ORS
hd
4E: : 3%
& er Gr
dente en
ee rij DE ST te) bo5t ip Gé) Dd 1
es _ Nu 3 m. 4I. is 12
ne Bran ej fr | vegan. ad
De | 2 FO? EE
AC 355 83: : Ee dann Mibe
KV Ìa054 ie gh MH 30 AVIRA
-ohnBh3 13% ra
ee Ártw. 2 ma The of 28. hik
335 ë pg! Een Ei e VS k LA 1 q « A
oNBe stmdal7. is: 35 ; dats voenfie 3 55: als den
e 3
Rn 4 10:50, „iS Ide b, DE SEN AAV Kaf DI ATTO
pina diu d ad ane 3 € MO Tomiev at asl
‚aah SOW as rog nsdigsdToov
here ver tm. OER IL AB
ha, ( 333 3
LIRA 11
TL AFDEELING.
7 5 e NN Ie
ORBIT CINT erde OW MOD HON DN Ti he oh
VAN DE TIENDREKENING
EN TIENDEBREUKEN.*
ERR
GLSTLE
}
of
GR
ie
AS
HOOFDSTUK
Ì 09 k real, | L torso LL tt
VAN DERZELVER NATUUR EN.
TME INL EEG BNDCH ABI UU
GEO
"Get. renpenneoren worden ges
naamd, als de Eenheid of een Heel, van
wat foort het zy, in to. 100, 1000. 10000.
of meer parten, naar dat de naaukeurig-
heid verêischt, verdeeld word, in plaats
van ‘alle ‘andere breuken :- waarvan wy
reeds 2. voorbeelden gegeven: hebben inde
Ll. ArpreriNG V. Hoofdft. $ 6.
9 2. In de Xbreuken “word ‘de Zeller
alleenlyk, zonder den Noemer, gefchre-
ven ; zoodanig: dat de Noemer begrepeft
word te beftaan uit de Eenheid met zoove-
| d, ns ode
…_* Het GENOOTSCHAP heeft best geoordeeld dit TweE-
DE Stuk of Afdeeling , door,wylen den Heere Ma.
W.O. REITZ zelvereeds genoegfaamin ordregebracht
zynde, om deszelfs naauverknochtheid met het voor-
„gaande „terftond daarachter te plaatfen.
\
É 334 3 4
_ IL AFD.
le nullen achter haar, als ‘er talletters in
den Teller gevonden worden. (Zie ftraks
63 en 5) KAAR 4 Vik
é Dir Én Xbreuk word aanftonds ach-
ter het Heeltal, of als ‘er geen is, achter
e, gefchreven „ mits een komma, flip, of,
dat ik liefst verkieze, twee flippen tusfchen
beiden te zetten. By voorb. 2:12. betee-
kent 2; 0: 4256, is 43585 4:0425 is 45,5
hier heeft de Noemer 4. nullen, om dat
de XKbreuk o425. vier cyfers heeft. Som-
mige fchryven de eerfte nul niet, als ’er
geen heeltal is: doch dat geeft dikwils twy-
felachtigheid en verwarring.
6-4 Gelyk nullen aan de linkerhand
voor een heeltal geplaatst niets te beduiden
hebben , want oco42. is enkel 427 ; zoo
zyn de nullen aan de rechterhand ACHTER
de Xbreuk van geen nut: want o: 3000 ,
© :300, 0:30. is niet anders dan het een-
voudige o: 3.
6 5. In tegendeel, gelyk elke nul , Aca-
TER het heeltal geplaatst , het zelve telkens
1o maal vergroot ; zoo vermindert elke nul,
voor de Xbreuk gefchreven, dezelve ro
maal: dus beteekent o:1. één tieride of
sz; Oo: or. één honderdfte 5; o:oor. één
duizendfte „ ; o:ooor, één tienduizendíte
wis enz. (Vergel. 6 2.)
IL. HOOFD.
(335)
AEBA SE! É | î
IL HOOFDSTUK.
om GEMEENE- BREUKEN EN KLEINER SOOR-
ZEN PAN HUNT ENZ, TOT TIENDE:
BREUKEN TE BRENGEN.
61. Om uit een gemeene breuk een
Xbreuk te maken , zou men eigentlyk
door den Regel van Drieën moeten werken,
volgens deze evenredigheid: Zoo de Noe-
mer der gegeve breuk verandert in de Een-
heid met ettelyke nullen; hoe groot moet
dan de Teller zyn?
Neem eens 2%
Noem. Nieuwe Noem. ‘Telter: N, Teller,
625 : 10000 289:
625 in 28goood : 4624 N. Teller.
2500
3900
3750
1500
1250 wv
2500.
2500
Ee amemensd
Hieruit blykt, dat men alleeniyk achter
‚den Teller eenige Nullen te zetten „en door
den
(336 )
j BRE CSN: IL AFD.
den Noetmer te deelen hebbe: waarvan
*V. Hoofdft-der Tarn. 66. Doch het zal
at braden ene
_Men brenge (a) &, (b) &, (0) zes (Oasky tot Xbr.
ebad ka
naa aetd. antoGmon 1198
(2) EFA ROES at A
lr Sed ind had 1 48 ap Ì Ne A dia
vuoÂrow asen 1 £
AAA Al on N20
Dd wf + K eN ‚
Ï de { Í pk = Âe 16 ke
Add vande nlt A fohn 4 4 hef
FAO TUE A0 £ FA
40 S ar valle Tak 3
_—_
B) orb in road os065
96
£ Ai 40
\ ' 32
8o
8o
_—_
„ e
@ 1033 in secod 0100484 Hier fcheide ik uit,
4132 ten ware meerder
naaukeurigheid ver-
8680 : eischt mocht wor=
8264 ° den. _
ic oomen SP ogiege 1900 T 195
sab Zn (DD
(337 )
2, HOOFD.
€) 4447 in 30000 $ oroocdnag.
AEEA TARN
vd 33180 |
31129
20510
17788
Eman mm
2722
6 2. Lichtelyk mocht iemand vragen ;
waarom in b, cen d nullen voor de Xbr.
ftaan? die bedenke maar, dat in (6) 16. in
1. nulm. ook 16. in 1e. nulmaal, maar in
100. zes m, begrepen zy, dies ;s. In (c)
is 1033. zoo wel in 5, als 5o, en soo, nul-
maal begrepen, dus gaan’er 3. nullen voor-
af. Voorts kan ik (voorb. d) 4447. in 3.
niet deelen , voor dat ik ’er 4. nullen ach-
ter gezet hebbe; Bygevolg gaan ’er juist
zoo vele nullen vooraf , mits de eerfte door
2. ftippen afte fcheiden, als ik noodig heb-
be,om den Teller te kunnen deelen.
…$ 3. Op dezelfde wyze worden minder
foorten van geld, maat, gewicht, tyd enz,
tot Xbr. gebracht.
(@) Brengt 4. s. en 6. ft. tot Xbr. van 1. Gl. of 4. 5.
En 6. fchell. tot Xbr. van 1. £ VL.
(&) 1. 3. en 5. penn. tot Xbr. van 1. Gl.
(0) 1. 3. en '5.- groot al Vlnr 7
@ Wat zyn 36, 3 Roeden voor Xbr. van 1, Gefmet,
(e) 36, dagen: van 1: Jaar tot 365. digen gerekend. „
SUG) ste 7: penu.:tegen r-GK ON Rs HFT TAD
Serle) 13, 98 B vanr. AVle oroeling alten
Rei Y, ' Be
(338 )
a SAE Ap;
„Berekening,
(a) 4. fl. is;£ GI
5e ft, is 25 Gl.
6. ft, is ,S GI
(6) 1. penn. i
c
en 5. B. is ;5 A. gedeeld komto: 25.
en 6. f. is ;5 A. dusbeide 3 ofo: 3.
zie Gl. rooof'o:003125
320nkree 3 maal.
Wa
3. penn. is _0:009375
5. penn. iso: or5625
Om gr is Seks ede oo4róódn dus telkens 6; of
á oh oor 348 Â> TS PEER neemt
Gr RLS Oe OOI AN
RESET COTE 8
(a) Bt. le | Î00
Go EE eos
Òr doo onlurt
$:0125 ofhet voorgaan-
je idee orenndied
RG C Ei
OOY gid 5 je Â50 aard LL
orde gn IS => Nene 45 joren; enz. altoos
RADA ryan le ori li td
d JUS es
Ì eg loy S sad St an
(H) Een geniet lieeft zoo. CH Be dus! | — of 0:12
dad siboon dt ele 300, | 100
(©) zig laar, 3600 f 0:09863014 enz. kr
ole
Ef) 5.7. Dent. Zyn Sj petin. of +2 Gl. 890 jo 271875
ro but .adoiwan „Jusur . bloe Bekaadrock
'
4
164 r KES Ì CH Jk
(6) 13: 88. gr. zyn en 5 ge 0:683333 ENZ.
1e RO! „| 6ornr FAA Tor 4 vrhak shan
$ 4. De volledige deeling heb ‚niet noo-
dig B lier by té zetten, Maar om
dat het te laftig zouw wezen, om by alle
voorvallen telkens eerst Xbreuken te vor-
Ô | : men,
Bid {339 )
A HOOFD.
men , is men gewoon TAFELS voor de meest,
gebruikelyke munt, maat, gewichten tyd
op te ftellen, die ik na het volgende Hoofdft.
zal laten volgen , met derzelver gebruik.
dette
HL HOOFDSTUK.
OPLOSSING DER TIENDEBREUKEN.
1. en men een gegeve of in flot
der gedane rekening gevonde Xbreuk wil
oplosfen, by voorb. 0534567 &£. ga men
insgelyks volgens het 11/7. Hoofdft. der IL.
AFD. te werk, als wetende, dat de voor-
fchreve breuk niet anders is dan #£%, Der-
halven den Noemer door’ 20. tot fchell. ge-
bracht hebbende , fnyde ik de 5. achterfte
letters tegen ‘de 5. núllen af, blyft ‘het ge-
tal der fchell. Het overfchot door 12. tot
grooten brengende, fnyde ik wederom 5.
etters van achteren af; voorts ook duiten
willende weten , vermeenige ik de overbly-
vende door 4, en wederom ‘5: letters af:
„ao0,-de. rest meer. dan gen half, rekent
MENT, duit „meer, anders word, het. ver-
„waar oösd. ‚ 4 7 7
kro r584BÓT oor 217
re Aak 4e:
fe >ie60i34B roo 4
A RE A
gr. 10,96088
in 3,84325 Düs 6. f to. gr. 28,duit, datis genoeg-
faam 4. d. en dienvolgens 6, (11. gr.
fchaars, »
In Guldens is de berekening deze:
f:34567
ft. 6,91342
| 16
|
‚p. 14561443 Etgo:6,ft en 15. penn. fchaars.
NB. Als ik deo van 20,-uitfchrabbe, blykt dat ik
« „maar 4. letters in plaats van 5. moet aflnyden.
(6) 0:9875. van 1. Gemer, hoevele Cg Roeden?
Lo ge AT NS
322 tege bi
Le Antw. 206 — | — Roeden.
296,25. ‚oo [4
() osn Jaar tegen 365. dagen, hoevele dagen. |
dessin hid
35299995 Dus genoegzaam 36. dagen,
_6 3. Dan deze berekeningen zyn gemak-
kelyker uit de volgende TAFELS op ted
: Ó y en ,
"ea
Ke C34E )
3. HOOFD.
ken, gelykK-hierna: zal toonen. „Alleenlyk
wat de Xbreùken van &-Vl.of Gl], betreft,
die-zyn met weinig’ moeite. uit: de «3, voor-
{te talletters-te wvinden.“Te weten -dewyl
> 24 fchell. maakten 25.Gl.»2. ft, doch
& of #5 Een enkelen fchell. (of ft.»zoo: be-
hoef: men alleenlykihet voorfte getal „zyri-
de tiendens dubbel te nemen ‚en zoo het
tweede ‘of, de-honderdften! 5, of meer is ,.5.
af te trekken ten één fchell, of:ft. meerste
rekenen : by.voorb; in»: 625. maâkt,de voor-
{te 6, of 12. fchell, of 12, ft. en fchiet :025.
over ; maar van: 675. eerst 65. aftrekkende
voor 13. fchell. of ft, rest mede 25. [of
gene op ’t zelfde uitkomt, men deele de
2. voorfte getallen der breuk in 5. wanneer
men fchell. of ftuiv, heeft: als 5. in : 6215.
maakt 12. enSvin?67|5 maakt 13. latende bei-
de : 025 ovér]; Voorts het overfchot in 4.
gedeeld geeft zeer naby grooten in ’ Zeeu-
Jche, of in 3. gedeeld penn. in Holl. geld.
Wil iemand het naaukeurig hebben , die
trekke voor elke 25. achter aan éen af, en
neme dus 24: dit in 4. gedeeld is 6. grooten,
of in 3. gedeeld 8. penn. Genomen men had
een Xbr. van:896. Hier 85. af voor 17.6
of ft. blyft 46. in 4. gedeeld is 11. $ want
de achterfte 6. moest in deze handelwyze
om 1. of 2. minder genomen worden: en
jn 3. gedeeld is ’t 15. penn,
ROOT „VI vg De
hd
{ 342 ) |
all ArF D.
> ‚De reden. van deze behandeling, beftaat
hierins „dewyl1/ £ Vl. 240. 9 heeft, en de-
zeg maal genomen: 960. maakt, dat wei-
nig van!rooo. verfchilt, (of, zoo men voor
elke 25. één.) afneemt, d. i..4o; van 1900,
rest juist 960.) .zoo blykt, dat ieder „44[in
Xbreuk.,ovdog,}y of netto zt één grootie
maakt, » Wat de: penn. belangt, alzoo 1.
Gl-320, penn. heeft, en men’ die “3 maal
ieemt, komt mede 960. Het overige is
juist hetzelve, als reeds getoond ‘hebbe: in
‘de-grobten,> …
LID HAA ITI U JG td ‘ EEL ve AVO
Td Taste
wi, ' Î j Ì Ä di idd. | eid
1) 21291 MIL o METU eijk } 9
. mj ed
i hin end ge PE oa ble 14 rub zs , 8
TONIE Wi. kik AIS Yi Kir ERA 130 A00 k
Ì Harker >
eleò: ti .r 18: Hori ETE IO „MONDE HOH
isd sbr! CREG B.er deo
‚A rt Jodl: Wo to:ob
MIS Hi of EN ag blasbay
big Mokk ot nr ‚& nf lo \
oib , roddod oitffs brnmsi liVv/
LJ 4 818 é AARS TE
na is 1195 gr6s 1930
«2toorg „Ò et blashso WWA: zb ‘ae oub oma
bad KET AMON) ef Mobs .£ Li jo
Ove ev ' a wart GR: heree ol N peen”
LA E TOOV AB CO TOIEL .OOO SRV „TT X #90
% % % r ot at ats L Mi pn Ren pn | sk 3
HIEW & DE ei +k blasha: ein IE GOA JLVAGOE 20
Kalle r Î Ë adt é JRA Î ee ap
AV WIEDEN OND DL JLIOMT ,O SHTOIMDE IJ
KO 4 HIDTOW- HDMOMIO JOAO 1 AO
KOT. T Jak hlaskov 5e
Ad | eÀ IV. HOOFD-
C 343 )
O D TUK,
/ on A À Er INDETARELS
MET DERZELVER GEBRUIK,
18 vts”: a ET EUA MO MLC 7 k DN
LSB An Fedde EL
Van SCHELLINGEN en GROOTEN tegen Een
__£. VI. ook wan. STUIV. én PENN. tegen —
Een GI. als. medé van 1. Engelsch
den — Pound, in SHILLINGS BENCR
sodroso | e | and, his rd mek [
Grooten en Penc.
5E Fi :0458333
0: 0416667
0:04375
0: ; 04062 Ie
o: 0291667
0:025,
0:0208333 .
(344)
Ch WR
‚ Warp.
shit TAFEL
Van zaNDMaaT:; Ee Gemet arden op
‚£ 3. Hond of 300: a Roeden
Mr. | „zhoap Nea > : 4666667 | 7 | 0: 0233333
< 20’ 130-| 0:4333333 | 6 |O:o2
+ 280 | O 0333333 120 | 0:4 5 | o30166667
5 s7olo:g IIo 0: 3666667 410: 0133333
#_a6o jo: 8666667 | ejhe ke |o:or
5 250 |0:8333333 | 00 2 jo:
> 240 |0:8 80 0:2666667 I
“4 230'f 0: 7666667 | 700: 2333333 14
220 |o:7533333l 6olo:2 13)
ee ZO o: so | 0: 1666667 | £
ie Oo: 6666667 40 | 0:1333333 | 4
15 108 o: 6333333 30 | 0: KE
j° r8olo _20 | 0: 9666667 |_4 | o: 0008333
en o! LE io | 0:0333333 | + | 0: 0004167
- bi Ei hk 9 |0:03
ce 8 | o:0266667
4140 | 0} 4666067 |
Z19:0233333
# Hoorn. 0
IL TAFEL.
Vn kordivmaar: bet Last tegen 27. Mutt-
0:8148148
17.
‚@:9629030
0:9250259
o: 'BadbRde
Ì o: 8518519
0: 7777778
0: 7407407
_10:7037037
0: 6666667 |
o: 6206296
{16 |o: 5925926
et
‚A5
ei
nr,
N 4
9:5555556
(345)
45
Or IEIIEI-)
| o: 5555856 | M. 3 | ost:
14 |O: 5195185 2 | 0:0740745
13 [O:4814815 |' I |O:037037C
‚12 | 0: 4444444. sc. 3 }0:0277778
rr |©:4074074|__2 Lo o:018s18e
20 | 0:3703704 I 92 59
‚Q 9:3333333 É br “ook sr
8 | 0:2062963 3 [| 0:0069444
z|0:2592593 : $ lo: Benen
‚6 |o:2222222 E3
5 deden E
‚4|O0:149148r1 ;
den, en elk Mudde op 4 Schepels.
IV. TA
45 |
Ee ) „Ik AFD,
IV; TAFEL
Van een ELLE, în 32. gedeeld; of van een
POND geek tegen 32. Lood,
er 25025 1
Li E{O:03125 |
EE 9: rdaks:
KE: 00234375 |
0019531215’
£
ei o; APE
AT Vv ï ‚iks V, Tà
/ | ( 347 )
4 HOOFD.
AM. TIA FET
Wad GOUDo CN VAIDVRRIKTOET NE: Mark ap
‚s BOnsermslal Owcesadr Augels-ven,
e B ieder Eng» 325 Azqnaij À
AS K9 Slwöu oee a 1
rag pg
E. 6 | 0:0375 | A16 | 0: 0031250
5 | o0:03125 15 | O:0029297
BREE: 3 AL wk | 14 fO:0027:
| reg l-O:01875 «1 13 O:09253PI
2 |O:0125, *
O0: 00625
©: 9060547 |
0:0058594 |
o:00s66Ar |
875 |
6 er
| > LL
' ede
mi AN
c2
| Gee
‘0: 0005859
|-O:0003906 !
9: U |
‚O: 0044922
0042969 |
men _
ze -o: do4toró | wt 4 A
ro | o: |-9:0039062 |! «|. 9: 0000977
_g|o0:05625 |- 19 J-0-0037109- 4 fSteoee
8 il 18 een $ [| O: 0000244
7 |o:04375 |__17 | q:0033203 | |
( 348 ) Jij
ki aq. AFD, |
VLTAFEL.
Voor mepiciNaar of Oud roomser GE-
wicut: het Pond of Libra tegen 12.
Uncie ‚1 Unc. 8. Drachme ,
1. Dr. 3. Scrupula, en elk
Scrup. 20, Grana. —
0:03125 ,
ö: 0208333
O:0104167 |
5 kai 07006gd4d|-
:2ióo60r Ll 8. i 6 ls
©: hide al
da LV VILT
er
pr (349 )
4. HOOFD. ‘
VIE TAFEL
Voor de GEMEENE JAARREKENING Van 12,
Maanden, ieder van zo. Dagen.
EN Rt vete ar gee en re
zm | r. TR AR | 13 | O:O3ÓLIII
rr | o: 9166667 26 |o:0722222 |. 12 | O0: 0333333
10 | 0:8333333 | 25 |O:0694444 | 11 | O:0305556
9 10:75 24 |0:0666667 | 10 |0:0277778
8 lo:6666667 |- 23 | o:0638889 |__9|o:025
7 |0: 5833333 22 | O:OÓIIIII 8 |o:0222222
6 |o: 0:0583333 | 7 | 9:0194444
5|0:4166667 | _ 20 0555556 | 6 [| o:0166667
4 | 0:3333333 | __ 19|0:0527778 |_ 5 |0:0138889
810: 18 | 0:05 Kc
2 | Oo: 1666667 17 |0:0472222 | „3
1 {0:0833333 Ió |o:o 2
„29 | 0:0805556 is [o: ladsteer | I
28 | 0: 0777778 Ei 0:0388889 E3
27 | 9:075 O: OZÓIIII à
Mr VIIL T As
(350) |
SAL NED.
VIEL! T A FE A
Kri df ENGELSCHE) Yank RBNTIG De 3.
“Maanden wan”s8; Dagen |
„24 |o:0656340 | 1O | O:0274725
23 | 0:0631868
| 0:0604399
5 0:0576923 |
Te 0549450
it “0521978 |
18 |'o:0404505 |“
25. | ó: Ee It | O:030219ö,
: 1538462
"0769231 P “rár)
Ear : 0357143 |
in
BAT ATV, | IX. TA-
4 Hoor.
(35E)
hi
IX AH AFEL od
Voor de vaasamemmine vagen 365. De
ies
365 | T. gIo | Oo:
200
350 | 0 :9589041| A90
360 | 0: 9863014
340 |O:9315068,
_330 |O: Oo41096
310..0:8493151
300 ho: 8219178
200 | 0:7045206 |
280 | 0:7671233.
270 di 7397260 |»
260 | 0: 7123288
250 0:6840315 |
240 | 0:6575342
230 |O:6301370
220 | 0: 6027397
320 ('6:8767123 |
Laro fo:5753425 |_
KS
' tro
o:
o:
180 |o:
zo |o:
‚160 | 0: 4383502
Iso |o:
140 | Oo:
130 |©:
‚120 |o:
©:
Te
zoo:
Ö:
50 |o:
oo |o:
“go |o:
so |o:
zy 7
5752425
5479452
5205479
4931507
4657534
dio |.
3835616
3561644 |-
3013609
2739726
2465753 |
2191781
1917808
1643836 |
1300863 |
3287671 |
‚30
‘zo
€
SII.
N
4o
o:
ro] ©:
oo:
Oo:
oo:
\
8
7e
Ó
bs)
4
3
2
I
â
È3
4
136990
N 1}
50 gt
©: 1095890
0821918
00547045
0273973
"0246575
0219178
0101781
Oo: 0164384
o: 0136956
0:0109589
o: 0082192
|o:
o
o
o
e)
0054705
002739
0020546
0013609
: 0006849
rou
Ó 10.
352) nà
AEDa_
$ ro, Om nu de Xbr. van éen dikt,
foort of fóoftensvan'een heel uit deze ta-
feleni'te vinden ;-zulks {taat of daarin uit-
gedrukt, of moet by additie opgemaakt
worden. Dus-is ‚ó, groot vinde -L.sTAFEL
O:025 £ ==; en Ó. pen. is 0:01875 f —
255 5. maar om 17. 6 5. gr. of 5. Gl. 16. ft.
4 pen. in Xbr;te veranderen ; gamen dus
te werk: |
5 Glf5:
27 G-k0:85 16 ft, == 0:8
nl 1E: on 0:020833 4 P. —= O:0125
RE oro 0:870833 ERA 4 64:p 0
Andere Voorbeelden.
(a) 25. Lood 24 vierendeel,d. i. flood tegen 1. @?
(&) 5. Onc. 15, Eng. 15. Azen Gouds, wat Xbr. van
xx. Mark? id Hr
…_‚(e) 22. Mudden „ 34 Schepels, tegen 1. Last?
(d) Van den r.van Wynmaand-tot 15. van Sprokkel=
“dmaand , beide ingefloten , wat gedeelte van ’t Jaar. vol=
gens de 3. laatfte TAFELS?
(@) 25 Lood is 0:78175
t — 0:01953 É
B o:8o128 —
ON 5 Onc. is o:625
Is Eng. — 0:00375
I5 Azen —0:00293
Mark 0: 72168
()
de (353)
4-HOOFD.
4 __22 Mud.0:8148
d 3 Sch. 0:0278
F —- 0:0023
Last 0: 8449
== :
@D Volgens de VIL, TAFEL Zyn het
4 Maand. 0:33338 zen
15 Dagen O:04167 —
0:375 van 1 Jaar. ©
(d) Volgens de VIII. TAFEL.
4 Maand. 0:30769
26 Dagen’ 0:07143 ”
““Ò:37012
(d) Volgens de IX. TAFEL 138. dagen.
130 Dag. 0: 35616
8 —- O:02I92
0:37808
6 11. Als men een voorkomende Xbr.
wil oplosfen, zoo dezelve niet juist in de
‘Tafelen ftaat, ga men volgens de fubtradie
te werk, gelyk in * vorige door additie , °
gene de volgende voorb. genoeg zullen lee-
ren: Peep N
(a) Lost dus op 0:8708 £ Vl.
6 o:8008 ®& wichts.
(c) 0:72168 Mark Gouds.
(d) 0:8449 Last. ede
(e) Volgens de 3. achterfte TAFELS 0: 3774 van r. Jaar.
KS Z | @
)
@®
(3542)
0:6708 £ 8 :o „hal
85 is 17 gö 90E
0:0208 — En
0: 8008
78195: fs 25 Lod. «
Kitt
0:01955 — 6iditoo n a)
0:72168 Mark.
625 is 5 Orie,
o: 09668 Deh
09375 - _—_—— 15 Eis. en
0: 00293
15 Agen.
0:8 o-Last.
í Brd8 is 22 Mud.
O0: 0301 wi
278 — Z „schep
’ o: Ae 5 Schep. ;
Vals vi, ET afel, naaj”
no
TA zag
ve: mijne byow 1ó Dagen. C
Volgens VIII. Tafel.
ETTEN
39769 is 4 Maand.
Oo; 06
Ge —_ 25 Dagen.
Oo: 00103 mm à Dag,
_alk AFD,
@
w C 355 )
_ 4e HOOFD,
6 ie Volgens IX, Tafel,
03774 A
416 is 130 Dag.
Pgo:oereg on pdus famen;137: Dag.: |
:OIQI8 — 7 Dag. AE
__0:00206 — 3 Dag.) head, at
$. 12. Niemand verwondere zich , dat ik
in de-2, voorg, 66 minder getal van cyfer-
letteren, gebruikt hebbe, dan in onze Ta-
fels ftaan 5 dewyldezelve tot myn oogmerk
voldoende waren. Maar als ’er zware re-
keningen van honderdduizenden of milli-
oenen Gl, Ponden , Mudden enz. woorval-
len, dient men met alle 7, letters te reke-
nen, gelyk ook de Heer EVERSDYK zyne
Jntrest-Tafelen dus ten. rechte opgefteld
heeft, fchoon hy in de uitcyfering van de
meefte Exempelen grooter naaukeurigheid
waarneemt, dan in t gemeene gebruik.noo-
dig is. Doch hiervan naderhand. … Alleen-
lyk lette men, zoo men weiniger. tallette-
ren van de Xbr. noodig heeft, dat men
(gelyk in’t /. Hoofdft. 6 6. der 1, Arn. reeds
gezegd, hebbe) de laatíte letter om r. ver-
groot, als het vervolg meer dan : d, ì. in
Xbr. meer dan 5. bedraagt. Om dit wel
te verftaan, vergelyke men flechts onze
voorb. der voorftaande 66 met de Tafelen.
52 V. HOOFD à
CHEN
je f MH, AFD,
VAN DE VERMENGING OF VERMEENI-
GING DER TIENDEBREUKEN.
CO. INuzralee de ‘Anbirio ef suB-
TRACTIO der Xbreuker géen de minfte zwa-
righefd behelst, en wy van’ beïden in
voorg. Hoofdft, voorbeelden gehad hebben ;
gaan wy dadelyk over :tot” de VERMEN:
GING , of zoogenaamde murriericario ,
der Xbreuken : waaromtrent verfcheide za:
ken inacht te nemen zyn. Want vooreerst
vermeenigt men de gegeve getallen even
eens of alles heeltallen waren, zonder on-
def dat vermeenigen op de flippen te let-
ten ‚of dezelve te fchryveh :. maar fen an«
deren moet men van de uitkomst zoo vele
talletters van achteren affnyden, als ’er in
beide getallen famen achter het heeltal of
o:geftaan hebben. Zoo het nu gebeurt,
dat de uitkoimst-uit weiniger cyfers befta,
moet men ten derden de uitkomst van vo-
ren met zoo vele nullen aanvullen. |
_(@) Vermengt 6:25 met 4:75.
(b)o:o16 met 26: 23.
“_ (©) 0:047 met 0: 037.
\ (d) o:064 met 0: 0027.
_(e).Zoor. £ VI. aangroeit tot £ 2:7:9; hoe hoog
zal 35 £ 10 { 7 4. aangroejen ? (4)
5e-HOOFD,
(357)
(a) 6:25 7 Hier moeten vier vletters inde uit”
4:75 komst afgefneden ‘worden ; om dat ’er
„achter elk heëltal 2. ftaan, ;
1e vann
4375 VIQSEES
2500
20: 6875 c
De reden is hieruit op'te maken: zoo men de gege-
vene getallen tot gemeene breuken maakt, zyn ze
s2Jen 425: welker vermengfel volgens I. AF D.7. Hoofdft.
$ 3. voortbrengt 225825, d. í. in Xbr. 29:6875, en dit
10000 9
heeft in alle de verdere vermengingen plaats.
(B). - 26:23 Hier beftaat de eene Xbr. uit 2, de
o:016, andere uit 3. letteren, famen 5. by-
gevolg als ’er 5. afgefneden worden ;
13739 18 ZEN geen, heeltal, dus in,
2623 COME ader
„ SLO WA 5, JC 1
ale AROGB Hr ab 4 A d
JJ
rn 0:647.*” Men ziet hier“dat ?er 6. letsêrs af
OO mofo te fnyden zyn, daar de uitkomst ’er
gee ‚yr \maar-4. heeft, dus onthreken ’erstwee,
© “829. behalven de'o:in plaâts van % heeltal:
Os \f4r’ “bygevolg ishet antw. 0:001739. >
4 r C1 4
im te GAD . r
lon 1e 1728 Opdgevüld tot 7. letters voor de Xbr. kome
0 oN 0; 9001728,
hadi as ) olhng IAS ens dh vl kak À | Á
‘er 43 @
en
#
(358
hade IL AFD.
ONE Jeet ET Sent
Do se IO fl O5 7 f —=0:35
7 {em 0:03017 9 $ —=0:0375
—__
35:52917 2:3875
3552917
23875
„ 177 [64585
‚ 2487 | 0419
28423 | 336
| 106587 | 51
710583 | 4 /
dn 84:8258,| 93375 Dewyl ‘er 9. letters
béven de heelrallen in de twee vermengde getallen
ftadn: en dus is het antwoord £ 84: 1656 9.
EI ETE
A
B
gs
‚_D
E
9 2. Ten wierden : dewyl men genoegfaam
in alle gevallen tot de uitkomst of antwoord
met vier letteren boven de heeltallen kan
volftaan. (alzoo, men dan 1o,ooof* gedeel.
tens heeft) blykt,-dat men by- voorb. in
het laatfte Exemp; van de eerfle rei volgens
de vertoonde. affnyding 5, letters; van de
tweede 4; van de derde 3, enz, had kunnen
misfen, Ten einde dit nu aanftonds op
eene veilige en beftendige wyze , zonder
zich met die overtollige letters te vermoei-
jen, werkftellig te maken , heeft men, vol-
gens de uitvinding van den wiskundigen
BRIGGIUS in dezer voege te handelen.
“() Men fchryve het onderfle getal ach-
terwaards; (nemende voor het bovenfle ge
AOR
(859 )
S.sHOOFD.
tl liefst dat genes: wadrin de meefte-tien-
deletters ftaan , „waarvân -de vreden ftraks
* van zelve zal blyken): en dus in het voor-
gaande Exemp. 5783:2 in plaats van
2:3875. en plaatfe de eenheden (in dit ge-
val 25) met een’ ftip daarboven, om ver-
warring voor te komen, ‘onder de zoo-
veelfte tiendeletter , als men van de uit-
komst begeert afgefneden “te hebben : ’t
geen wy by voorb. in dit geval op 4, bepa-
len. Dus komt ern dan te bana
1ovorre In rievle
10V9 tes 3552017:
) , ets 21 d 5 is 5)
eel Booten rin fnen ar el getal te
ahli van dat gene ,’t welk ’er vlak
„boven dtaat ; alleentyk in ächt meinende
rey den aanwas vit de van achter òver-
-geflagene cyffers; datis: wat men ’er zou-
„de mdeten byvoegen „ zoo men het voor-
mia of hever volgende; getal naar de
wecliterhand dmede ‘had gemultipliceerd.
_Eindelyk (») moeten alle uitkomften aan
RS rechterhand onder elkanderen gelyk
anar:
erb (Geobi in: nalezen regels inisfelileh noch
sduifter ‘mochte zyn, zal wederom ‘best ruit
deer voorbeeld: verftaan ‘worden waartoe
neon voorgaande nemen zullen 3 en
HD ZL 4 waar-
C 360 )
Ge rl — ML AFD.
waaruit te’ gelyk het BEwys van den Re-
gel van zelve zal blyken, . talob B
„ „8552917, ; …* Schoon 2 maal 1.maar2, zy fcl-
v rester! rin len wy echter in de uifkomst3.
on 20 SBRolje doom dt men „van achter óp:bè-
ov epros8gr dE ginriende, eerst zoude hebben
106589 |D -2,maal 7145 En dùs. by, het
28423 ‚C° Volg. 2 m.1==2. deze xr, mott 4
42485 | voegen: seiourteeslloev |
Ming 142/B AnoBonrreat to,
84:8259 |
Dit antwoord komt dierhalven juist over-
een met het gene in voorgaande 6 gevon-
den was volgens de gewone berekening, na
affnyding der 5, overtollige letters, Want
-dät wy daar hadden 84:8258en hier 84:8259 _
„maakt geen de. minfte verandering „ dewyl
_ op die daatfte 8. ‘wederom! volgde 933 enz.
„welke»g.-dierhalven , als. boven de» 5,-2yn-
„de, voor rogerekend mag’ worden (vol-_
„gens 66. van het: /, Hoofdft. der Li AFD.
ogevoegd-by $12. van ’t vorige Hoòfaftuk)
wanneer, het antwoord-als boven zal zyn |
84 28ösgorsin olls.nstaorm te ibu
> Zoo men nude behandeling in deze'$.
net die der z, 6 vergelykt, zal menster- |
{ond zien ;-dat- hier: even. dezelfde letters
“zyny-alsrin-het. voorgaande. na affnyding |
„der overtollige ; behalven alleen datde rei« |
jen: în eene. omgekeerde order voorkomen ,
EW Ì ë % geen |
x
| (361)
SMOOrD.
% geen uitde omkeering der letters volgens
voorgaande 6 (4; ontftaan is. Dus-komt
„Àovereen met A ; B-met B; enz. naardien
men als geen verfchil kan aanmerken, dat
hier in A:{taat 178. in 6 1. maar 177. alzoo
daarop een ‘ó.-volgt:vinsgelyks tn D, hier
106588 in Ó 1, alleen 106587 doch waarop
volgt 51. |
9 4. Schoon nu $ 2 (4) is gezegd, dat
men Liefst het getal , waarin de minfte let-
ters zyn, voor hèt ‘onderfte neme en om-
keere ; volgt „daaruit. echter- niet, datde
uitkomst iiet goed zoude zyn , indien men
dit getal „bovenzette, en het andere’ om-
keerde. Alleenlyk is dan aan-te: merken,
dat men achter het bovenfte getal zoo ve-
Je nullen moet voegen „ tót dat ‘daarin tèn
minften even zoo vele letters zyn, alsvin
het andere, He | zij
Laten wy alwederom hetzelfde voorbeeld
uit $ 1, en 63. nemen: ’t gene, zoo men,
2:3875 boven wil zetten , dus zal moeten
taan: ne og fg
mn
ek
| Us A5 2387500
N ,
rd ML. AFD.
2 2387500' In dit geval zullen van de uitkomst 5.
wr 702553 letters moeten afgefneden worden, de-
Kri de al cit merslae van ‘het orieerc 5,
UO drgosoo täal(te weten de 5, van 35.) onde e
sh Fe letter van de tiendebr. te ftaan komen:
An 1a19375 doch alzoo de laatfte letter o. is, welke
lied na 4775 in de tiendebr. van achteren niet noodig
‘_t214g Zyn, blyft het antwoord, ‘als in $ 3.
DE ennen EA
r
Ca) Vermengt 78:07635 met 49: 24I. <<
…(4):Zoo één last Rogge-kost f78: 17:85 ‘hoeveel 17.
. Last 19. Mudden 33 Schepel ? Gra
_ (© 37.Gemet 290. Roed. en g. Voet. tegen 19: 19:113
tigem@t hoeveel? “vo 2 01 Â
(d) 1402385064 met 390:6798. Welk laatfte wy ook
volgens de gewone manier zullen berekenen, om het
roof gemak van ‘den Regel in $ 2. ten klaarfte te doen
en. Dir in so MOE 6 ez? ze VT DE es
Kel 7897635, _ _ of het x. onderzèttende ln
& mn è I42O4 met obu ike In e a
TTETOOS SE dr RE 4924100, fs ot \ 4
HOtaOr8 SOMMEN «ons 5867087Vvad Erârre
7107872 Be pe bed
157953 34468700 ei
31591 3939280
790 443169
NE EEP 34469
3888:8746 2955
I48
25
3888 : 8746
(553)
U) YE: B 17 Last vem 175
iI7fl= 0:85 19 Mud, == o: 70370.
Ep. 0025 3 Schep.== 0:02777
er 3 mm O0: 006044
rat Le ME he Narg ll
17:738426
17738426
57587
12416898
1419074
141907
“sr
1399: 1184 dus f 1399:2:6 Pp. 4
(©) 37 Gem. == 37: LIP mig:
020 RH TS (0:966667. Gig 0:95 Ì
Sj rl Tm Rrrneeaor Salem 0:0458338
9. zo er. 010025 d Ge 0:003125
87599917 ‚>> 19:9999583!
BEA de Zn he waarvoor men gema Se
ships zo vien halve mag nemen
sss CEE KET 4 EV TIRDARE «CA
„us „3709167 sos raar alst
ain rn
ar Whig) od
341992, |
hi 34199 k
JAA ee 3040: ij En, . 5 heef 5 u 4
8 eh doin MBI S ross AFDE
Boter 2 rra r OER Vet vr
„rolf 1759: ps aaa 75: zöcrosd « 10) uit
x UE |
Dow an { dS
91 | } jé)
6 | \
(364 ) ara
(Dd _ 10238564 + Naar de gewone manier in $ 1.
(8976093
— 10238564
MENO TIG 4 3906798
N 921471 za
Dope, 6143 81908512
717 02147076
92 71669048
8 61431384
ke) 92147076
400 : OOOO 30715692 '
400:00001358072 ___déwyl
'er 11. letters moeten afgelneden worden: zoo dat wy
ons antwoord op de cerfte manier 7. letters bekort, en
echter niet meer dan iets boven zssfos te-weinig ge-
rekend hebben ; ’t geen niet noemens waardig is.
6 5. Ten-wyfden kan-men de muktiplica-
zie veel verlichten, door fommige Xbr. te _
verkorten , of tot eenvoudige en kleine
breuktallen te brengen ;-te. weten : |
tod, Watneer'de achterfte letters 25 ; 125; >
25 5 3125:9:175 5 2755 375 5 enz. Zyn , ger
We er zee enal ener LI jd en 7
TAFEL. EA
(2) Zoo de laatfte letters eenerlei zyn,
by voorb. rir; 222; 333; enz. gelyk in
de 4. 111. VI, en volg. TAFEL.
De Xbr. van *t eerstgem. {oort verkort
men door dezelve laatíte letters met 4, 8,
of 16. te vermeenigvuldigen, en dus tot
nullen te brengen; «waardoor men een klei
ne eigentlyke breuk verkrygt. Dan word
25=ih 12m O2; ZIS 1 5 ENZ 1
(W) 1
nd
hd
ke (365 )
5 HOOFD. |
In het andere geval is irt; 299: Óf
15 A45 555S5 667 Of 2; 77855
8805. ERE tl |
By voorb. Men hebbe (4) o:3 456 te
vermeenigen door o:03125,
Deze laatfte breuk 43535, met 8. multiplicérende, kryet
25203 143
‚ en dit wederom met 4. komt —- Dier-
Soogsg 3222
halven moet men 4£ van % gegeven getal nemen; of,
% geen het zelfde ís, dat door 32. deelen, «Dan heeft
men
men
0: 3456 8 3456 Io8-
Ne
432
— Ò
32 320000 | 40000 | TOO
Anders: z555-iS É3 dus O:03125=9:03t Wanneer de
rekening deze is 3456 —
mt
oB vri
10368
432
Io82g naaffnyding van 6, letters
o:o108gg of o:o108 als voren.
Wy hebben, om des te’ duidelyker te zyn, de Noc-
mers der Xbreuken in dit voorb. bygevoegd, ’t geen
anders onnoodig was (TI. Hoofdft. $ 2): waarom wy het
ook in de volgende zullen nalaten.
Andere Voorbeelden.
(6) Vermeenigt 0: 1236 met 37:375.
‚ (©) 7:892145 door 5:77778 d. í. 55.
_(d'o:013579 met 0:003333 d. i. O:00} of o :o0f,
_ (@) als 1. Last kost f 42:15: 4 p. wat koften 19, Last
‚Ie. Mudd. ? ®
Z
waarvan vjf letters zyn
af te {myden;
Dus op beide wyzen 831: 4931 of f831:9: I4 P. ANTW.
„dl AFD.
®, : EVA EN Nd „1236. 4: 5% RE rr l
‘ ns JURILA s
Np ij RK
€. ur _ ie - cemnf Ah pi
sn dad dns : 8652 KNS
nt Ii "O (5) acdsrB Za hecht î
; vanda Ah / Zoek of Ke
a: ISS ACTS
4: 6196
0) 1:8paus, Do r35ID oe
$ maal
Aad 39: pane 4526 waarvan ER leters (
876905 moeten afgefneden wor-
5: Od den: dus komt ’er
- 0:00004526
45: 599062
© fa =p 1g Last ig:
| I5ft,= 0:75 12 Mud 0: 444444
4P. == 0: 0125 cie
NT 19: 444444
42:7625 of 42:7t of 19%
Anders:
19444444 427625
1724 19%
8 3848625
3888889 Eed Ee
1361 142542=j off
07222 of £ 4754 8
24300et ' adh 5 je)
== 8314931 p
83149306 dei
waarvan wier letters moe-
ten afgefneden worden ;
VL. HOOFD.
had
|
p
k
|
20 (367)
_VL HOOFDSTUK.
VAN DE DEELING DER TIENDE:
_ BREUKEN, |
AT Gretyk ’er in de VERMENGING der
Xbreuken het een en ander ftond aan te
merken, zyn van gelyke omtrent de DEE-
LING of pipasiz derzelve eenige en voorna-
me zaken in acht te nemen ; zoo dat om-
trent dit Hoofdftuk vooral oplettendheid
noodig is, Vooreerst dan: zoo ‘er in het
deeltal minder letters mochten ftaan ach-
ter de Eenheden, dan in den deeler , moet
men achter het deeltal zoo vele nullen by-
voegen „ dat ’er of evenveel of liever noch
meerder letters daarin komen , dan in den
deeler: waarna men ten tweeden met de
gegeve getallen op dezelfde wys te werk
aat, als in de gewone deeling van heel-
allen ; zonder dierhalven (even gelyk án
de VERMENGING) op de flippen te letten,
Ten derden moet men van de uitkomst zoo
vele letters van achteren affnyden , als ‘er
in de Xbreuk van het deeltal meerder zyn
geweest ‚ dan in die des deelers *: in welk
ga op-
* Hieruit volgt dan: r. dat, wanneer ?er in beide
Evenveel letters flaan, de getallen in de uitkomst of
b he
4
( 368 )
U. AFD,
opzicht dierhalven geheel anders in de pre-
LING, dan in de VERMENGING der Xbreu-
ken, moetworden gehandeld; terwyl ‚ze
echter daarin wederom overeenkomen : dat
ten wierden, ingevalle: de uitkomst uit weini-
ger cyferletters beftaat, dan zoo even is
vereischt, alsdan de uitkomst van voren
met ‘zoo vele nûúllen' moet worden aange
"6e; De teden hu, waarómi ‘then in de
DEELING der Xbreuken van de “uitkomst
zoo vele létters moet affnyden’, of die tot zoo
vele letters ‘aanvullen, als ”er’in het deel
tal meerder dan in den deeler ‘zyn ($ 1. 7.
DE nrg ra oen
—… Wanner nien na gedane Deeling de urr-
KOMST of QUOTIENT wederom vermeenig-
vuldigt met deh DEELER, moet ’er, voor
witkomst het DEELTAL weder ontftaän :
gene wy, als een der eerfte proeven op al-
de Deelingen , onderftellen reeds bekend te
zyn, en dus onnoodig achten te bewyzen).
Maar wy zagen in het vorig Hoofdft. $ L
dat ‘er in de Úitkomsr Thier het EEL TAL]
| „€
’ = ’ ee dt 4 34 HIV
guotiènt heeltallen zyhs-en dus het-deeltal zoo-veelmaal
den deeler in zich bevat: doch ten 2, dat „het volftrekt
noödig Zy, om Een uitkomst te kunnen verkrygens
het -deeltal van meerder letters te maken, dan de dee-
ler heeft, wanneer het eerfte kleiner in waarde is; dan
de deeler: by voorb. wanneer men 0:378 of +45 moet
deelen door 1:234 of 1,33% :
1990
(360)
6 HOOFD. Bs,
even ZO v: el ik 4 | ettefs “voor: ‘de Xl EUR
Xbreuken der TWEE ver-
zyn, als in de À
mengde GETALLEN (hier de DEELER „en
UITKOMST óf Ja vortent] farnen. “Dierhal-.
ven ishet getal der-letters in.de. Xbreuk
van den guotient t even-groot, als dat van:
het deeltal , na aftrek van het getal der,
Jetters in de breuk des deelers ; of t gene’
hetzelfde is, in den quotient zyn even zoo
zelel de rade an fgefneden., als er in het deel
dan in den deler f án HK
56 peslig B 5. Wy zl
ol wp MOA a (a)
* Men kan die reden bok op deze» wys aantoonen.
kadet: onder de Xbreuken, zoo van den Deeler, als
van het Deeltal , derzelver Noemer word gezet „ meet
men van boven den Teller van het Deeltal door. dien …
des Deelers, en van onderen de Noemers insgelykKs di=
widéren, volgens I. AFD. 8. Hoofaft. $ 2.
Maar dewvl deze noemers altoos’ 1, ‘roo, of rooo;
enz. zyn, verricht men die deeling eenvoudig, vrl
ne den noemer des Deeltals zoo vele nullen aftefny-
als “er in dien, van den Deeler ftaan ; en dus be-
rat'ae e noemer han ‘uitkomst noodzakelyk ‘uit de Een=
tienen Zoo vele 1 úllen, als ’er me e in den Noe-
meêr van het Deel be “dan des Deelers ftonden: dierhal=
ven” moeten ’er ook juist‘even zoo vele ‘tallerters in 2,
Xbr. der uitkomst nl ie hierv. I. Hooff. $ 2.
Kane o: 98 of es ee '
ebi 10 E 75 ÌS le pel
Dito af bant hd 4 Doch SA willende dee-
Óór 0-025 r noet Û ‘ten Een hoch eene „8
deeltat voégen; :750, dan Le
EH: dag tn ps.
el e; En en Jage
Ker edraagt 71527778 ; "vrat
carsi kr te ied gab AurdSi ij:
OL IN tie Ye avs Ee nsb Mii ek ooste od
wis brngagsd 17235” Déwyl fieri den Dee”
Ep ken KE ober maat, 1‚dochin:
ob E kv Jgpgeal abs Gen oz: Boen
gory nebloedeav ergo van |
Kn) … „komst drie letters afge-
„Hest Bisa. 0 fheden worden:-zôö dat \
«ol B „het axtwoord is-17:235
Bai BIN vof 78! dl Ch SOE
goth sen b hase rv velo f sobre tav omt
it / REE E23 ni ig 1Shr 10 MBW-EPM j UIE WT ddie |
We rnalrk dh OE weer
K TA ORR 5
ner Ld et
soor kk oor „SEFgu0r: voo SRT wa ze sM
Et ) ‚} EAI á A! | Li JtAAÁ n Ld ’
| ek ersierec a nf ‘ pe zesde rsee err pr
4 dU Adel - « te di AAL Ei | “4
osb wesite 9872 Honden. _W êr
AE paepe te Pk on den otie
‘1 LL ee
Kilia 4
B
oC 371)
ie 4 die voorb. moet, men wnel het deel
mintten ééne o Bonds e eerst déze
_ADr „als i in EN gen komt dar
het antwoord in be in heeltallen… meedere wy om
eveng reden (6) de o: oin Mr niet. Dus
oid dab |
, ó9 Harsen Antw. 1 ome
hie Hohen „27497 | Bede vi
De nd ad DE
@) e rr zo: Ki Lie |
em 957 hr: on Jas vn 85
Vande mm O:125 == 0:01875
Âs ndpiof od: ij vern seert “39: 86875 |
“og dba or ni €: vri En, k Jk k Ree
alosh & 5 eso
ie vaer Lagaar vdra0s Tute trens winden, komt
32625 & _ «tot antwoord.3:66.' | 108 Xe
vene DIEMEN nad) vra UC ols ae CA
Heb O5AHOen sont :
1875
5250
< rassel e76625 cOVERSCHOT ; (waarvan brt
Alo ep IOA
(e) en wjmrmgd Aij 1587:
0:6666667 wel 0:75
wetge” 07 … 0:0291667
— mm O:OI dem 0:0020833
it ie 0:0029I67 Sarota
Deezo8re 1587:78125.
75: 8705833* hrs
eEb „mobuost
7158795833
(3729)
rakahetls ved drian. : JCO „doof
nn} 1897braooooo 20925» Kok: fist 4
£ Èh TNA AN staf ner ’ b N 3 Ad dk
to hy an n ee Al | hs zhe \
er. ob: ded rhokas 00 „1 oh rde
6829102300 want ei breuk des deells
| Te AS A BE
1517591667 RA
‚3803606333 ds.
KN „07 „8792597917 or Gt Ch
mer \ kj EN NR tie
en 1068416 Overfihot. zeis
Van-deze uitkomst jn nu-3. ‚letters worden af-
gefneden; dewyl wy by het deeltal 5. nullen hadden ge-
voegd: zoo dat deszelfs breuk uit ro.en die des deelers —
rik 7. letteren-befta. Dies is ’t antwoord» 20: 925. of
A Ot 180 bape ws bd SOR, Li
Cf) Naar de VII, rare 5 Maand. =O: 4166667
7 Dagen —=0:0194444
o: 43ÓLTI
ij
43611 ir aon merg as Na: aftrek van 2. letters -
1744 17444444 pend 75 es
ede
hl geBag7 TE oetan
Ve ROS maen ze
mrien 21805598 NÒ OIO se BES
ch ng besnaard be |
42 Overfot..
5 Wadddek men , eenig © be rd
dd hebbende, et deelen’ wil voorts |
gaan,
1e
N
| (373)
GE HOOFD.
gaan, heeft ‘men alleen“ achter het ri
overfchot zoo’ vele nullen'te “voegen „
‘men nochvletters in „de uitkomst begeert ;
en vervolgens alsvoren met/den deeler ver-
der te diwidéren, welke nieuwe uitkomst
alsdan achter de eerfte gevoegd word, -
By voorb. zoo men het Exemp, (d) in dezervoege
vervolgde, komt hetzelve dus te ftaan: «_ _ —
overfch. met 4. nullen ka
vers gcagooood oa byna, O8
65250 nr vcd
‚97875 4 |
21250 5
7 brie chen derd
y ML OD
Deze laatfte uitkomst dierhalven gevoegd zynde ach-
ter de eerst gevondene 3:66, zal de naaukeurige guotie
ent zyn 3;666092 of f 3:43: 5 penn, ruim.
__ Door deze byvoeging van nullen verricht
men dus hetzelfde, als of men die aan-
ftonds in den beginne der deeling achter
het deeltal had geplaatst, [gelyk wy boven
in voorb. (e) deden]: waarom dan iemand,
welke het vorenftaande. ten vollen begre-
en heeft, niet noodig hebbe, het over-
hot met eenige nullen op nieute fchry-
ven, (%t gene hief-duidelykhéidshalverisge-
edt;) en-dus, als ’t ware eene nieuwe
Aa 3 _ dee-
N
eaf kr: rai: od ge a 31 tj
123- 36 79393496 bynd >> id bela
oa or efeeer Ome, zt ane OON En eu
_II55 edi TP AVG saat sik a vig,”
1107 | ik
Kb Bi ole JAREE GERDA
44 TP ANA ral
369 Pr cher ens
x150 Eerfle overfhót met eene nul.
1107 p: OK
ekmeamnstnsnnsd rh ú go
369 prate
en RC
ó1o IH. beid
2200B uv ot san
kn VREDE hi ô
„180 IP, Overfch,
1107 3
adios EEN wooorwd sah 1000
Overfch, a t í É |
EL aib 1orf: he nge WIRED. CTOTEM
zondba anidoal aarts st ru ab aofk
} b s:.die |
EEE ef ern |
de’ deeling ne aac volgd, iede
te kee. ervo Bk Ks cha ep Y
Ro jan AE
565 Dewyb nu! Simin eten Cee
weten, welker tmoefness „ fhoon met l
ud | | len
ige letters
erfchot of
mt óf in
daarvoor één meer fte
men in zeer zwar
„op een Condens a
of minder gedeelte de aankomen ,
(want in lichtere En eu „kan het gee-
nerlei onderfcheid maken,-en is dus die
naaukeurigheid onnoodig je ‚deze en dier-
„gelyke breuken niet met. 1, maar met
de ware getallen moet aaien» of die by
het overfchot voegen : _wâätvan de behan-
deling genoeg uit een paar (fchoon gerin-
ger) voorbeelden zal blyken:
(@) Zoo 13. Mark 4. One. Eer wolken £ 839: 19:2
…Sawatrkost® Mhok?® „2rw eMiaxsh os sbcox 11
ACO LN eng lin Dar , wine indien
in» rrinMaande ekening)gewon-
pretig eend ze Blije usg stestot ter -
k : aad 9 B tÎ kid hOpst: Ont vlos
ke, heteen ts zei 800, 839» rx
a winre RIS aac. zijn
idle abaobro: NH He KG! 3
ref
2198 9d PP oöfis
ale rw BOORD. Shemeh Iro’
beest rt NA dof beer drov sir
e agibme) Benga …0särang ah ok:
=19vo aldi; went of, « zel fe er pa
sSeBroggale . nac, ab, oor, 4 astsl
30 100155 nn se i. dn à) IES,
Jou 139593 ps waucby nu telkens
eem
HeiSRD JO vann vissb
mala SIEWE 199% arno
- 4 Ean) ig proxigbasit fia £ (0
RICO A TEE ITD 1193be TION jo
« 5 :
32 | zie ES, 485 > A1 zi: x laik ie Sf w)
jd! ELF k ns, ' mri ST LTD OAO in) if bes 5 0
IN ON ESE ET ME EE
| | N ore ek ar je WARE
Jon man ent. iser Jolet paard sAVlo3
yd a! -gzosag deon: nsileteg New 20
Î at Î
ggn Ee ‚A1343750. ie kr zordsl1avo dert
At vo Hy goortog asilah
34102300 IES f135 bloadn OV (ar
} we as
“Die ree he op dezelfde RE verder kaan eef.
volgd: worden, deeh wy fc heidener, o om niettewyd- —
loopig te-zyn, hiermede af ; vooral daar Wy inditige-
val letters genoeg voor ’tantwoord hebben; ‘zynde hee BEK:
zelve 62: en. of £ 62: —8 fka) é eek ;
(B. gn of 25: bn zoomiën —
sti. E gee tot
vyf |
Kas
6d Ke ee Tkn nas
pn 2 edop
SE 5e
ek,
sah sb
Mared ChTer AS a 5855 go nomt”.,
Ber “Id neen
LOE akon moet Se enne
À AE its & vn ES ge
kl 3 RE dar rard of
EEN esn is $ of
gon eg UIP rol of oe
og dao ohamaasór,rronkorterft getallen, 11
dt / 1557 JW 180 ry}
e anitabitadiad “ohasont oos „vw oale
„Aston osob -guobsrsb „ogOrod n5t els
derrroA ad haag Delnk qps osvw od riad
849. Z [ r
en attowst' sb go MED JY ied heh
wen, Pd letters affnydende gekort
o: MES 7» of 12. wil Antw,
6 6. Voorts, gelyk meén in de VERMEEN!-
GING der Xbreuken een’ korteren weg
uitgevonden , kan insgelyks in zware dee-
lingen vele: moeite gefpaafd;, en de reke-
rig merk elyk verkort worden. Deze ma-
niër van bekortin Ee bebe ik reeds in de
HAARL. Verh. Il. Deel, bladz. 176. en volg.
opgegeven ‚ en komt keert hierop
vor8roe
In plaats van
5 SAE
ij
NT) &
bf LOEEL j een
4 iu
sà 1}
on: & ze
ie TCE
'
(878)
en |
letter EE maar. bn 12, tal
Iyk wy ín vorig ‘Hoofd.
‚ben gezegd ;) wat ’er, zoo men
letter medé MULTIPLICEER-
| „volgende zoude moeten ge-
rd orda Aje
Laten wy, zoo tot Baie opheldering ,
als ten betoge, dat'menvop deze gemak- —
kelyke wyze zoo welde ware uitkomst
verkrygt, dan op de gewone, volgens bei-
de ten of twee voorbeelden. berekenen. En
AiLHT Bere, Voorbeeld, toef & Ò
pet osorssonrar doorz: ikan X sohamto
«sab srgwaeti edglovernt „Asbrt rorsmiu
ohne wl EE
AV
Bf S D 6 ad il Prom Hok "ehntwaord
ah at eb ee 3d _2nidro: SC
„alo “, DELBRA AL Ae AAMAH
goral Gehaifnnipoad. 1 zeeod n9 «davagsngo
12918595 MER sdi
enoglov) 10 B a 1 édé men
‚nature efedoov 2) weerbgdatt dd |
ers: ‘vee It slash ash ai Db ni ai
«Jol ès JN Naar À
Ni ERE Denk s
SA deb arsorad
gesol sadsensw gerolt
& die sbieddvlebiuh veiek Avi
fferortelaSb asdjd) cools shvgrit mont tere
Twasdett arnparesteeb mob ner Gorsteovo Ale
Me REM ve cd 1
A, „omogghgol, malls zasttol sbar Aouk
157 900 (5) Gein, sert arie,
- sebnognoa Westmoed ak
A ex5S02314 « „ansdtotenI0v vadnab
p, El
/ e eneg. jn Zou-
25837 in 183280 Kn: gen
180860 t want 7 zis wel mar
— 40 7 m. 7,1 Cgelyk
25813 in 2420 gende getal is)
s 2325 ki
Pte Jo moet,
25 in 95
| 1
kens: wrs if OOS AEN 8
B venob nod ait oib oem gd erys zal zaan
tubiod nav eos gi Arend jad: Be to ‚ol
im , %
En
Ld
(386 )
6 7. Wanneer men dit nu:
en aan deze wy An: ed zal, ‚n
behoeven den « eel er telkens op»
verkorting van ééne letter sen hr ‚ ge-
lyk hier duidelykheidshalve gefchiedt in.
maar men fnydt alleen tn gk
elk overfchot) van den deeler"seene letter
af, om te doen zien, dat Inkel de niet
afgefnede letters alleen. deelen smoet,
Dus het Exemp. (b) uit 6 5.als een Twee-
de Voorbeeld nemende, kom hetzelve in
„dezer voege te ftaan, — ee
nl
25616161617 (aon) 32067 en in$ ss.
“sór He Nu mydë mer de 7. van den
5133
cf oom … met 6, letters; en_dus tel-
“248205 kens met ééne minder.
231000
ser evr e RA SARA V
A Betr Cai ks „15400 ak
e Anb UK IGOVTG Led
voos 1805, she
1797 ka
8 r
6 8. Daarenboven „ zoo de Xbreuken
zeer lang zyn, kan men die vân den dee-
ler, of 37 het se ‚ ja zelfs van det
Gn je letters verkorten ; mis”in’ het deel-
en minften &&he, tallerter meerder bly-
k iN ve,
deelen van
3 deeleraf „en diwideert alleen — Î
€381) He
ler: waarna mên Op Yo:
Lal hisah ie
379: 8642 1095283 moetende deelen
‘39821893 fnydt men van' het deel.
le wf achterfte letters af, en verandert
zesde òf o, in 1, “Ook van ep word
drie laatfte letters bi iven, tjed, ‚word de
tot 2 verhoogd. ds
‚Het te en 379: gt; “welke
breuk: ee adi Of: te! it Vent de
vorige verfch terwyl de deeler 78: 39822
maar iets meerder dan 5 vergroot is, „Ne
ro& opt: Mi 300
Aap. dit. U
' 4
En Thi 0 Roe LL ze
71813lol8tèied men nilal,
io cen enge
zadw iid oo 66271331 EN ‚H
£ {s wi „gebro hee „62718576 » GOD ESM
MES QED Fl et ‚
ED 0: tj) 3552755 _Nu moet de deële gêne
e 8D eri detter verkort worden ,
BOL Öt ne „dn p laats van een o; by
a 5 416826 dit rerikeiad te € voegen.
Hodr 73919 -
EO kaat
heb nf onl Birn
1326- „EERE
783 TOUT LO
fi 533 k y' Co
BE BE
ï er f 63 re rin
BRD 63 zet, (adi
\ RE OEE ENA à
Hi WT ee € s De
€882)
dar maal Ee ê hz dus
53 fa ee x, En é TE, ‚2m
‘zullen. wy} noe één voor
Regula sen dn vang EVENE wa Ee
eik. zik el
wan Drie- ien geaard tn ders. ed d
ec3pZZ00 61335 317 io in,
»/Äaren „opklimme 24
‘> hoe hoog zullen dan £ 8
s klimmen ‘in: dierizelfden: ty
» tot R 1546: 15: 10: 8 Húim,,
Het tweede en derde opgegeven getal moeten hier ver-
MEENIGD, en door het eerffe GEDEELD worden. Nu zyn
É Ee ik 1 =246 tk ie =849:
isf= 0:75
lin Gaazs
Óje 025
„jie ‚0:0020 48= 00010412
„(BC
135: 290625 246: 44375 849:776041% «
849776041666% of 6666 enz.
57344642 dus van de uitkomst zeven _
nnen rs zjn af te Gyden
1699552083333 vir:
339010416667 — +2
50086562500
3399104167 ver ke
3399TO4I7 nn wad
n Le ged: ’
949432 de NRE ht 4
he KA PM
Hod: 2094219943685 ke De-
DE 1 Jo INSREBOT : OREL
ie gov sbisdodlow «mie
En ne 25 pen:
porid guided slasd
qed kiste: iel nob mss oib
eh Be astnloto ani
zaza. ob doo: Ls nd Or D
Veri UW ARVIBEW idX sibb nav oua
sb el -eova , 00 zt D Nack gie
„nroolle ;ersadoiknss 120 ob OMODA IEMEAN,
zb brooks sao8raó77 noisnennotdkyd
doop sed els rolsab 947734%; o os ‚skiad neat
ooh ta MRT Apddiode «Ô hr cob) {st
Legorrov 3e192 Peen f m0 DE
Aas Shure 403 gls. eb, 19) giet
gniloob ob nsb ao Geggeid 2107 lhobog. ‚Aro
a „ordoirisv 2191 H oro: u 20 JI
1o0ah cer: 2 OCH “Ai gi, (u) „0700 Kf va
abad coats 9 Y Bagh rotaah zin Gro °
„5 En CS HET OA « 8 zo
d Van dezen quotient moeten v sw rdenrafge-
_ fneden voorde Xbr. zoo dat hét art oord is et
ef £ 1546: 15: 113 fobaars.
Indien in dit Vraagftuk met alle de cy-
ferletters word vti en jet
k vd » heeft men gewis viermaal zoo vele
d moei.
Pd
moeite te doen, en vordert echter daarrtt
de Hls, äârdlën alsan het, AN WOORD
is 1546: 19834071 of £ 1546:15: 1 8
an asen | hd of
een’ halven penning Verichwien, , … VV-y -Zul-
len, om bele bi laatste paren ‚ de ge-
_ heele berekening hier niet byvoegen, maar
die aan den Lezer zelve ‘ter beproevingen
: \
beoefening overlaten. — , f
$ zo. Eindelyk kan’ men ook de Dre-
LING van die Xbreuken, waarvan wy. in’
worig Hoofdft. $ 5.-fpraken , even als de
VERMEENIGING derzelve verlichten ; alleen-
tyk ten aanzien der deeling opmerkende: dat
_ men beide, zoo wel den deeler als het deel-
tal (door 4, 8, of 16. in ’t eerfte , en door
3, 6, of g. in *t tweede geval) eerst vermee-
nige, (en dus alles eerst tot vierde, achtfte
enz. gedeeltens brenge) en dan de deeling
met de uitkomende letters verrichte,
By voorb. (a) wanneer men 3: 125 door
0:675 zal deelen, mu/tiplicére men beide
met 8. komt 25: en 5:4. ee
/ Di i - : jer
-oderabre rd atol IE a sort Weaitonp KONI MBM
ed Dus 54 2500 4:03, hoor dk ob 1004 debat
‘ cin ond ad 216 ' hik kB rcr: Oper to
Wad kT: 01 OREN
„75 sb olls a dufroesrV aib ai asibek
vaihan ra bk EG SAN, brow e15 or Tat
walv oos IssÄfioiv etwog mom daad ,vraan
Jar | ®
| _ (385 )
6 HOOFD nn
(6) Deelt 12: 34 door 5:25 komt 2: 35, VI TRE,
RE) 1:25 dos "Ó: 7625 is 0: 2588. B
(d) 11:136 door 3: 2222 of 35 antw. 3:456. ’
e) 8: 7658 door 21:3333 of 214 geeft o: 4100, |
:6667 of 9} door 635:6667 of 635% ros 55 of
eid Xbr. 0: OI52.
@ rf 5: :25 in 22: :34
met 4 vermeen.
_ 2r:ggin49:36 2:35 HE re
a
63
EN | 106.
vo or -105
AC 6: 7625 in r: 73
En volste daten 0:2588
108:2293 28:00 2164
€ úk pe 5 636
Pr \ yr À À …54L \
K BRK AT U
/ ii [é WEN >
ed Ae =
KR Si ve
Woe td eN pe ad ke ad
à re ede
F 29. En
Lie
116
162
jr 145 hd !
(386) B
, _erdloard
— ‚64 p2629744 4109.
647 bord. sara VR
_—_— „B a |
„Óg vii CAD
64 LE À
K emnnnnnd
570
6353 in 9% 0E gel open
—3 toor 2999 Ó:0152
1907 29 1007 C
993
954
39
38.-
WAAR: |
be c 387 )
| es w A AR N E MI N GC
heh
eed he
dk OO VAN EEN
eren Th INDISCHEN
___ ZEEWORM.
halb ib og ro om).
MARTINUS SLABBER.
n5 fe) oabns
dd machinale minimum pertinet maxi.
ak. „a Sapientia,
D:: is een ette die in de gm
ne ‚Maatfchappy der menfchen ‘beleden
„word ;-maar vooral van zulken, id wel
ken de ‘zeden befchaafd zyn.
_ Dit Konstwerktuig, door een eeuwige
_Wysheid voortgebragt, zal aan een oplet:
tend oog ten duidelykften aantoonen niet
‚ alleen een onui nen wysheid ; maar
_teffens ook een blinkende heerlykheid.
k In de nevensgaande Afbeeldingen. Er
men dezen fchonen Worm, by Ai
in Zyn natuurlyke grootte beeld Ide
„pronkt van voren, by u. a. met dans
_ Goudene reiën Tanden, die Vierendertig in
getal „an Bs wederzyden Zewen-
j Kl 5 | tien,
=
(388 )
tien, en zich aan ‘de zyden‘birnenwaarts
inbuigen. By Fig. 2. a. a., ziet men deze
tanden van agter ‘vergroot; waar door men
|
Ll
uitrnaken. °
niet zagt „maar zêer.hardzrenthet middén-
puût: derzelver ‘word vanboven, by. Fig.
1.6; ‚met eenige weinige: lange Vezelen bes —
dekt; die zich: na-den rand en boven nà
den koprirplanten;5o:!niid noa doe eudie
„By «cc. ziet men het (Gezicht „’t geenlin
het Liguor:zeer:flaauw getrokken:is, doch:
anders zichvzeer;duidelyk vertoont: daar: °
op zietsmen ,-by-d. ‚alseen „platte uitge —
fchulpte.krans, waarachter noch. eenige: —
verhevendheden; komen. „De ep ep
s dd ie
esi
( 389 )
e \geên Schepfel zonder eenigen cieraad
4 een sheeft. , gaf “ook dt aan het
__achterfte gedeelte van den kop , bye. e: twee
_zéer cierelyke als aan ééngehechte ezel
draden, die zich” als: Franjen uitfpreiden.
Fig. 2. ziet men ze by b; b. van agter
vergroot; ende evenredigheid;, die daar in
plaats heeft is zeer aanmerkelyk. Deach-
terzyde van den kop , die men by Fig. 2.
ziet , heeft niets aanmerkelyks in zich.
_ Voorts beftaat het Lichaam uit Agtien Af
deelingen, waar van de Zeven eerfte kort
op den anderen volgen, en zich van boven
vertoonen als. twee tegen den anderen ge-
voegde Helende V lakken; van daar zyn zy
_ rond en verwyderen zich , doch loopen na
‚agter wederom kort op den anderen ; de
_ Zeventien eerfte Afdeelingen zyn aan we-
_derzyden vercierd met goudene punten, die
gelyk zyn aan een volmaakte Wigge, en
aan den glans der Tanden. pro
_ Ik nam de punt op de agtfte. Afdeeling,
_ Fig. 1. EF. weg; doch bevond dat de punt
__ nietmeer daneen derde gedeelte buiten het
k lichaam en het overige onder de huid be=
floten was : het liet: zich zeer gemakkelyk
_door middel vaneen grypertje van het lic-
chaam affcheiden; maar in, plaats van dat
| ‘deze punt zoude beftaan uit een vast lic-
__haam, zo als ik gedagt had, bevond ik,
wi Jeet b 3 ih tot
(390)
tot myne verwondering ‚ dat ‘déze:
beftond uit twaalf doorfchynende Bui |
zo tegen den anderen gevoegd lagen , dz
‚nn
DU
pen
zy t'zamen de gedaante der Wig uitmaal
ten: echter kon men alle die Buizen zee
_ gemakkelyk van den anderen fcheider
Men ziet een der Buizen by Fig. 3, in zy
_nâtuur afgebeeld, en by Fig. 4. een gehe
Pluisje of Wiggetje vergroot. Alle re
„den „Pluizen zyn, zo wel als de Tande
zeer flevig en hard. Het agtiende of laa
fte deel heeft geen gouden punt; maar da:
ziet men aan vast gehecht, by Zig- 1. g
een deel , waar van de eene zyde, die hiv
voor. geteekend is, een lankwerpige op
ning heeft; mogelyk is dit een Zleeldee:
en dan zoumen dezen Worm , volgens h
Teeldeel ,noodzakelyk onder het. Vrce
welyk geflacht moeten plaatfen. Betre
fende de kleur, men kan op verfcheide
voorwerpen, die ín vochten” overkome
weinig ftaat maken: zo als het ook met
ze gelegen is, Zy vertoond zich nu ov
het geheele Iyf aschverwig met een weit
roód getmengduii sh ov0 ef! rr
„Dit geheele ftelfel , *t geen ik nu tote
ver zo raaukeurig;, als my mogelyk «
weest is, heb: waargenomen ; is van |
Kop tot aan den Aars omkleed met e
zeer dun witachtig lies, eveneens gel
(391).
men in het Voorjaar de inlandfche Wa-
<_ter-Hagedis by herhaâlingen van zyn ge-
‚ heel lichaam ziet afwerpen ; echter in de-
_ zen Worm met dit onderfcheid , dat ‘er de
roudene punten niet: mede bedekt zyn ,
maar door het Vlies heen fteken. Een op-
_ Tettend oog zal dit Vlies by Zig 1. over
het gcheele lichaam, en Zig. 2. over het
__ gedeelte zien, door middel van de witte
naden of plooien. Hrs dn.
__ Dat deze Worm een Zeeworm is, heb
ik een klaar bewys voor: want door het
waarnemen heb ik het ongeluk gehad , van
_ hem op de dertiende Afdeeling te kwet-
zen,-zo dat ’er, nu hy aan een Paarde-
_ haïr in een flesje opgehangen is, eenige
_ kwantiteit van zand, door zyn eige zwaar-
__ te, uit die kleene opening is uitgezakt, %
_ «welk zich op den bodem van het flesje
vertoont; dit gaf een leedige tusfchenruim-
te, die doorzichtig was, van de zesde tot
‚de agtfte. Afdeeling: waar door ik gewaar
wierd, dat het Jngewand beftond uit een
zeer wyde doorgaande loopende Buis.
__… Ik beken zeer gaarne, de in Uitlandfche
voorwerpen het gisfen veeltyds doet mis-
fen; maar het is ook waar, dat wanneer
pen zaken tegen den anderen vergelykt,
men in zeker opzicht daar uit een befluit
kan opmaken. 3e voorbeeld: wanneer ik
4 5
Cen
(392 )
een Natuurlyken Paal-worm vam onze
ftranden (a) vergelyke met mv lk
venen , dan vind ik dat hy over hetgchegl
sao zeer wel gelykt na dezen Uitland+
C en. , ag Ik & eb Dik 0 er} le vi bin
_ Ik beken , dat de kop van den Paal-worm
beftaat uit twee fchulpen, die deze niet
heeft ; maar wanneer ik de beweegingen van
beide de werktuigen van de koppen der Wor-
men nagaa, dunkt my , zullen zy overeen-
komtftig zyn, mio asl deld
De fchulpen der Paal-wormen zyn kloots-
__gewys aan de kop geplaatst, zy GA
zich van onder, beweegen zich na buiten
Cirkelsgewys, en verrichten dus het zelfde
dat een boor doet. Aan onzen Worm zie
ik, datde ‘Tanden na genoeg in de on-
derzyde van de kop een halven Cirkel be- _
flaan, hy opent zich mede in de midden _
na buiten, (ik twyffele niet, of alle Leze- —
ren zullen my toeftaan deze deelen beweeg-
baar te ftellen: want anders. zou ik-met
eerbied mogen vragen , wat,nut het Dier
‘er van had?) en daar by gevoegd zynde,
zo als ik reeds gemeld beb „de and
wcd ‚… Ael
a
(a) Befchreven in o, seu Hifloria Naturalis Teredinis
Jeu Xylopbagi marini ,Tubulo-Conchoidis Peri Belgiri. Tra kl
1733. 4to. als ook, en fraay afgebeeld, door Dr. io 4
BASTER in de Philofoph. Tranfattions Nov. f739,-N ef
455, of in het Abridgement, Tom. IX. pag. 12,
/
( 398 )
der Tanden zoo komt het my voót, dat
deze Worm, volgens zyn werktuigelyk ge-
fel, dezelfderdaaden kan, uitvoeren als de
Paal-worm., ‚Bovendien: vind ‚ik ‚het -lig-
aam van, de Paal-wormen; mede in Af-
deelingen, en‚op dezelfde wys met zo een
witachtig Vlies, omkleed als mynen Oost-
Indifchen Worm, die onder myne verza-
meling is berustende, (b) > … / …
(b) Intusfchen zie ik in het werk van den Heere P.
8. PALLAS, Miscellanea Zoologica 4to,, ’t welk tans in het
Nederduitsehsgebragt word door den Heere P. roD-
DARRT , één Wormt-van de Kaap ‘befchreven en op Tab.
g. afgebeeld, die, volgens zyn befchryving, in ver-
{cheidene deelen gelyk aan den mynen is; doch zeer
merkelyk verfchilt, gelyk men in de Afbeelding zien
kan, vooral in de Vezeldraden, of Franjen, die ik by
Fig. 2. met Letteren b, b. heb aangetoond; als mede in
de Goudene Tanden , die de gemelde Heer goudgele
Palmblaadjes, en in,de Goudene punten op ieder Afdee-
‘ling, welke Hy Kafgeljkende Plaasjes noemt. … een
%
ed! 30
zel ind sie Li he ï
eds é ATEN dd Á t.
B LEN we +
{ Ô l E
WENDE CO B Kal
(394)
BERICHT
| WEGENS EEN ZONDERLING ZEE-
INSECT, GEVONDEN AAN EENI-
GE ZEEWIEREN, GEVISCHT ”
OP HET STRAND VAN
HET EILAND :
WALCHEREN
DOOR GK
LEENDERT 'BOMME.
hhhhetnaaaed
er eene groote vertekidenheid van
zonderlinge Zee- en zoetwater Infetten ,
door my ontdekt op onze Zeedftranden, —
en in de zoete wateren van dit Eiland, en
waar van ik by volledigere waarnemingen
eenig nader bericht denke medete deelen,
is my opmerkelyk voorgekomen. zeker
diertje, dat ik noeme het gekuifde , of ge-
kroonde Zee-flakje.
Dit diertje kwam my het eerst onder het
oog in de maand September laastleden „en
ik vermeinde het een ni ie aanwas te zn |
8d e
ne
rj
As CR
_b hoorende tot het Zee-plantje, waar op
‚het zat; doch’ bemerkte by vervolg van
tyd. eenige dierlyke beweging, hoewel het _
zieh“noch dicht in één gefloten hieldt’,
vastgehegt op het voornoemde takje Zee-
mos, tot ín hek begin van de maand Fe-
-bruary , wanneer het zich’ uitzettede, van
_pl ze Le, ‘en A tte
begaf, waar door ik gelegenheid kreeg o
1 ed zeer duideli am alle zyne hordin:
gen-waar te nemen.
Het zelve is een gehoornd Zee-flakje ,-
doch zonder huisje, en heeft de lengte van
8 tot; duim , zynde ‘als in de nevensge-
voegde afbeelding, op een takje zittende,
zich wat uitgeftrekt houdende , ín natuur-
lyke grootte verbeeld by Fig, 1, én, z0ó
als het zelve ‘door een redelyk fterk ver-
_ grootend Joupje zich vertoont, in denzelf-
den rustenden ftand, by Fig. 2.
‚Het onderfte van het lichaam is tamelyk
doorfchynend äls eywit, doch de rug melk:
wit; het fteekt een breed muiltje’ uit, %_
welk het fomtyds als een ruit, of opetiin
van een vierkante bonnet , ontfluit; aa
_het hoofd heeft het twee fprieten , die elk
uit een ‘ruimen koker, of mouw hêrvoort:
en; deftaart loopt fpits uit,
… Maar het fraayfte en zonderlingfte aan
_ dit diertje; zyn twee reyen van kuifjes of pi-
| iN | rh.
vl
( 396 )
ramiden, Op: deszelfs rug ftaande, ieder rey
van zes, dus-te famen als twaalf kuifjes- of
bouguetjes vormende , waar mede dit diert-
je-gekroond en verfierd is ; ieder kuifje
beftaar: uit vier reyen van. uitpuilende te-
peltjes, en eene;op-deszelfs top, welker
opperfte deelen van een. roode couleur zyn;,
terwyl het overige wit is; deze dus meer
dan twintig uitpuilingen:, op ieder der twaalf
kuifjes, geven (aan. dit diertje veen fierlyk
aanzien , zynde de rug. ook „met zulke
roade fippen:-bezêt. nos a ovioe 1H
… Wanneer het diertje in:rust zit „of voort=
kruipt, flaan deze kuifjes, naar boven „of
hangen, zyd: en achterwaards! af „ en fchy-
‚nen aan het zelve bevorderlykin-den voorte
gang , die echter traaglyk is, a,
Als het zich tot zwemmen zal begeven;
maakt het zich los vanhet takje, breidt
zyne kuifjes zydwaards. uit, en ryst dus
naar boven,tot by de oppervlakte vanhet. -
water ; zwemmende, gefchiedt zulks op den
rug, de kuifjesmederwaards hangende, sen
daar mede. als voortroeyende ; wanneer het
diertje weder naar. beneden. wil „ buigt het
zyn. lichaam: als een halven cirkel of katte-
rug „ en tuimelt dus zeer fchielyk-naar ber
neden,op een foortgelyke wyze als de-katten
wanneer zy vallen, welke {tand,van daling
vertoond werdt, mede vergroot, by Kga
ä. oo
Zoo zonderling en fraay de gedaanten
CORA. VE
dit Zee-flakje is, niet minder befchouwens:
terwyl het zich tusfchen den 4 en'5 vari
deze maand Maart daar’ van ontlastte, en
‘er-op den laastgemelden dag’ morgens
noch mede bezig fcheen te zyn, wanneer
het kort daar’ aan zich weder tot zwem-
men begaf , ‘en even tierig als’te voren ver
ie TOLO ro A ortgs, HEDL
De gemelde Zyerffok bevindt zich op een
takje Zee-mos, en wel op een byzondere
wyze daarom geflingerd en gekronkeld ‚zoo
als dezelve in zyn natuurlyke ‘grootte is-af«
gebeeld by- Fig. 4, en dooreen hand-ver-
groot-glas vergroot by Fig. 5, O3
_De gedaante van den Prdrfok is als eet
lange platachtige {trook, of een reepje pa-
ger gelykende , fMneeuw-wit van couleur;
ier en daar wat doorfchynende, waar in
men de eyers duidelyk ziet leggen, welke
ondoorzichtig wit zyn „en by een zeer fter-
ke vergrooting blyken niet volkomen rond
te- zyn, maar hoekig als de hagelfteeneri’, -
ieder noch in een byzonder’ vlies omvan-.
gen, en met vogt omgeven : "de zuivere
witheid en aardige rondomflingering: van
dit Byerflokje maken” het zelve alleraange-
_naamst en der befchouwinge overwaardig. «
| | Ik
ok
fe
(398)
leetachtige gedaante zouk
nen-h ben en-daar door gelegenheid ge
ven tot deze. gedaante, terwyl- de fteeds
emkruipende voortgang van, pk diertje om
den tak die flingerachtige. omrolling heeft
konnen. vien, SY visa oh,
“Wie moet zich. niet verwonderen!o
de fraayheid.en Bk die in vaken
klein fchepfel ontdekt worden, en secties
over de vermogens aan het zelve doorden _—
pigoren Schepper verleend, zoo tot-een —
ekwammen voortgang in Zwemmen en-da-
ling, alstot voortkruiping? Inderdaad hoe
naauwkeuriger-men de werken des Almach-
tigen nagaat, ook in deze kleine weereld
van Water-Infeêten, hoe meer men daar in
eene verwonderingswaardige fierlykheid „eri
ken.
‚Ik neme deze gelegenheid waar, om;
flegs- by eene korte berichtgeving, iet, te
_ melden van den-laaften rang der dierlyke
fchepfels, de dier-planten , om hunne ver
fcheiden?: armen of voeten Polypen pn
die zich zoo: in zoet als zee water bevin-
den, en waar omtrent wy de fraaye Ver-
handelingen hebben van de Heeren TREM:
rc BAKER, LEDERMULLER, EN van À
C
de. hieerkykfte Krat Wor NUEBek zal meae |
( 399 )
anderen overde Polypen in * zoet y
_ Meest. hen Polypen ik iv die Beeren
Ô aangehaald, en. onze luchtftreek eigen zyn-
de, heb ik, ook bevonden op dit ons Ei-
_ land Walcheren, en aan het Zee-ftrand zich.
te onthouden, „zoo in, het laast verloopen
najaar , als-mede in deze: maand Maart;
_ zelfs heb ik die met zeer weinig moeite,
_binnen drie of vier vuren buiten-verblyf,
_ mogen bekomen „ dievan het najaar, ge-
__duurende den-winter;, vry lang levendig
_ konnen houden in flesfen met zoet- en zeë-
__ water gevuld; ja ook de aangroeying daar
_ jn konnen waarnemen. > …
4 Hier i in ontdekte ik vele. byzonderheden;
_ welke ik niet wete dat Elders befchreven
voorkomen.
…__Behalven dat fommige vân dezelve voor.
> Zien zyn met vele lange , zeer fpierachtige
en geknobbelde armen; om hun fpys of
_prooy op te doen , vast te ‘houden en naar
ich te trekken, vindt. men ’er ook, als
r anderen de zoet-water pluim- of weder.
Polypen, die als in eene pr colonjë
veertig tot vyiig by elkander wonen,
en
(409)
en ieder-dooreen: byzonderen’ koker
kuif of vederbos naar ‘buiten’ uitbrengen,
even als een: opengaande bloem, welke kuif
beftaatruit romtrent zestig: vezels of armen,
die ik/heb bevonden ('t gene my niet blyk
noch recht waargenomen te zyn) voorzien
terwêzen „ jeder ovezel! langs henen ‚ met
tandjes , welke in een geduurige ‘bew ging
van onder opwaards, over den top henen,
en: weder'naat beneden gaan „en daar door ,
__even-âls veen: water-fcheprad , een fterke
draaykring voortbrengen „'enalle de ron-
dom zynde-voorwerpen naarhet diertje
__toelokken tot án deszelfs maag , terwyl het
weder, uitwerpt ’-gene: niet behaagt: wel-
ke, beweging door: den Heer ‘TREMBLEY en-
kel aande zwaaijing van de vezels is toe-
gefchreven;: doch “die ik „ door het ver-
grootglas No. 1 tot 3 van curs Microscoop ,
duidelyk befpeurd heb veroorzaakt te zyn
door: bovengemelde-tandjes. …—… …—
Het zelfde heeft ook plaats-in de Zee-
Polypen, die „hoewel zeer klein ; ineen
ontallyke meenigte als pluisjes voor het oog
zich vertoonen:op meest allé zee-planten,
oefters „en andere:lichaamen „dievuit zee
worden, opgehaald; nodlors of Pis
… Deze diertjes wonen .medeinveen céllét-
je ‚ven breiden -zich naar: buitenvuit, even
&ls een;harid- met tien-armemof vingers „die
pee fh d Zy
r
RD
EA 7
k ( 401 )
aardig weten te buigen, zynde ieder ver
‘mede bezet met tandjes, ook om en
gs de vezel loopende, en daar door ge:
esdraaykring veroorzakende, ter aan-
skinge van hun voedzel.
zeer kleine klokjes-diertjes ,Trompetjes en
_{Fros-Polypen, waar van ik ’er meer dari
duizend by één aan fteeltjes ;- {legs de ruim-
_te-van een erwt uitmakende, gezien heb,
welke ook -alle „ aan den omtrek hunner
openingen of monden ‚van zulke tandjes,
_ook fomtyds van hayrtjes,; voorzien: wa=
ren, welke, in een,„cirkel-ronde beweging
zich omdraayende , eene verbaasde bewe-
_ ging in het water veroorzaakten; ter aan-
trekking van noch veel kleindere diertjes,
door het nieest vergrootend glas” en zon-
microscoop zich als ziertjes vertoonende ,
echter duidelyk met een dierlyke beweging
begaafd , en-waarfchynlyk tot fpys der eer-
{ten gefchikt. Re N
| Dus bezorgt de groote Schepper deze,
__anderzins op eene bepaalde plaats vastge-
E Ben diertjes, van fpyze en noodig voed-
Bte). |
_ ‘Tot hunne beveiliging zyn ze voarzien
„ van een koker, célletje of kelk , waar in zy
zich zeer fchielyk konnen intrekken, en
— zulks niet hebbende, trekken zy zich heel
EO ii Malie kleif:
(402)
klein in één, of zelfs omwinden zy zi
hunne armen als een bloem in zyne
den; eh zy vertoonen zich allen zeer fi
lyk-als bloemen , kuifjes, fterretjes , veert
jes en dergelyke „en evenaaren in hun voor:
komen de gedaante van het plant-ryk.
„Hoe groot zyn Gods werken! —- mag
het de aandoening ‚van verwonde
Ps
kr ‘
ndering en
eerbieding van des grooten Scheppers: Al-
vérmogen , W'ysheid en Goedheid, ook in
de-wateren ja de diepten der zee betoond;
inde befchouwers verwekken , gelyk in my
by de ontdekking van deze byzonderhe-
den, en mag het de ‚Just. ter.nafpeuringe
van de werken. des Allerhoogften gole
ken, ik zal myne ontdekking en bericht
geving gelukkig voldaan achten „ ’t welk
ook alleen myn oogmerk is-en voortaan
blijven: zaken <biyois die aksi goose
tuts:
“5 MIDDELBURG den 15. Maart 1769.
je N £
al bietk
En & 1 / x Abd bd
Le A
ME (403 )
Ö „VROEDKUNDIGE,
VERHANDELING
OVER DE WYZE OM EEN KIND
_IN-DE LYFMOEDER TE KEE-
oe REN, EN-BY DE VOETEN
eet kas AF- rijen HAALEN.’
ON EE: sake wenk er | ocht ar RAAD
D.H. GALLANDAT.
DR ne ensenstensaaed
d baro sas
[
Rs 5 1 De “dagelykfche „ondervinding
_ heeft ons geleerd. dat het met de natuur-
È kundige wetenfchappen niet gelegen. is,
_ als met de kuhften van enkel vermaak :
_Naauwlyks komen. deze te voorfchyn, of
een fchrandere Geest brengt haar veeltyds
tot den hoogften trap van volmaaktheid,
daar zy toe komen kunnen; maar de na-
_ tuurkundige, wetenfchappen ‘zyn altoos:
zeer traag in haaren. voortgang ; en fchoon
_zy dagelyks meêr en meêr toenemen , zullen
_ zy echter haar toppunt nooit bereiken. De-
_ ze opmerking moet in ons de ingefchapene
gbsenerse om alles te it geenzins re
Cc ver-
\
(424)
verflaauwen , maar veeleêr aanzetten,
altyd te zoeken, en al ons vermogen
{pannen, om, in zaken die tot het wel
zyn van den zwakken fterveling kunner
{trekken , onze voorgangeren te overtref-
fen , fchoon wy dezen , uit aänmerking van
hunnen aangewenden vlyt, altyd met eene
eerbiedige dankbaarheid moeten behande-
len, en denken dat wy ook opvolgers zul-
len hebben, welke zekerlyk boven ons
zublen, uitmaken. Arre onto shear
6 2. De hedendaagfche Vroedkundigen
p he die oppervlakkige verftanden niet
gevolgd, welke zig verbeelden, dat onze
voorouderen alles geweten hebben, en dat
de paalen van onze kundigheden ook de
eindpaalen van de kunst waren; In tegen-
deel, zy hebben , door hunnen onvermoei-
den vlyt, puikvonden ontdekt, welke zy
waereldkundig gemaakt hebben, en waar
_ door deze zoo noodzaakelyke kunst mer-
kelyk verbeterd is. De beroemdften onder:
hun, als LEVRET , SMELLIE , CAMPER , CZ.
hebben ook, door hunne geleerde ‘fchrif-
ten, veele vooroordeelen, bygeloovighe-
den, en kwaade behandelingen , waar me-
de de Vroedkunde eertyds gepaard ging ,
uit den weg geruimd, Hunne chi elin-
__ gen zyn alleen op de bekende gefteitenis
der deelen , op proefondervìndingen en ech-
Dy ee te
_
GN.
LEET
e waar van de werkingen, vo
eren wiskun-
GR
myne. vrg ge ‚om in deze Ver-
hande ing beknoptelyk voor te ftellen de
gemakkel
vanhet uiterfte gewicht, in de oefening de=
8 zer kunst; Eene zaak , welke de Vroedkun-
f digen niet naauwkeurig genoeg verhandeld.
hebben,en eene handgreep welke zeer zel-
| len der kunst begrypt; en dit is ten hoog-
_ ften noodig om de zaak wel te verftaan ;
Ook was het noodzaakelyk dat lieden , wel-
ke de Vroedkunde willen oefenen , eerst
p Eene door kunst gemaakte vrouw de
… beste handgreepen leerden verrichten, eér
… „Ge 3 Zy,
AN
r
A
(496)
zy tot de oefening op levende on
Pen OVErBMPEN,
_6 4. Door het keeren van het kind inde
Iyfmoeder verftaat men gemeenelyk eene
| pie bewerking, ai welke he tg
by de voeten , ter waereld gebracht wordt ,
Sineer het zelve zig in ER ge- «
ftalte voor de lyfmoedersmond aanbiedt.
De voornaamfte gevallen , waar in deze
kunst-bewerking vereischt wordt, zyn: »
1. Wanneer het kind dwars legt, het zy
dat het met den rug of met de borst voor-
komt. 2: Wanneer het hoofd in eene
kwaade geftalte: voorkom'. 3. Wanneer
het kind ik ander deel dan het hoofd
aanbiedt 4. In de gevallen daar de navel-
ftreng voorkomt. 5. En ook in verfchei-
‚den gevallen van zwaare vloeden. In
verrichten van deze Vroedkundige bewer-
king volgen de Vroedvrouwen in ’t algemeen
de handelwyze voorgefteld door de Vroed-
kundige fchryvers , die in ’t Nederduitsch
gefchreven hebben, of door die waar van
de werken in ’t Nederduitsch vertaald zyn;
Dierhalven zal het noodig zyn hunne by-
zondere handelwyze voor af te laaten gaan.
6 5. MAURICEAU (a), fprekende van de
» dwarfche legging van’ kind, zegt” Na de
”
Ei
> Vrouw
(a) Tractaat van de Ziektens der Swang °te Vrouwen
2, Boek, 24. Hoofddeel, p. 245.
borst des kinds daar in fteeken;
elve nae binnen dryvende „om dat vol.
” omen te doen keeren, waer nae hy fy-_
ne hand zal laaten gleyen onder den buik,
5 tot dat hy de voeten, van ’t kind heeft ge-
“5 Vonden, welke hy in den doortogt zal
brengen om het uit te haalen enz. —
1 VAN DEVENTER (b) fchryft: ” Het gee-
» ne eene Vroedvrouw te doen heeft in
» dusdanig een geval (daar het kind met
» den rug voorkomt) is dat zy moet op-
» pasfen , om op-het breeken van ’t water
de voetente gaan zoeken en het kind by
sy de voeten af te haalen , want dat is hier
_ » de naaste-weg . . . Men moet van onde-
“sp ren, agter de rugge by de buik doortas-
( rn weeten, bar arke en kind meest
__ opde rester zy geleegen leyt, en zoe-
> ken de et rigs aid Lil trekken
» die na beneeden, om het kind daar wat
> by om te draayen , en dan moet men het
… »-eene been. by het andere voegen , en haa-
“1 len ze beyde in de geboorte . Of
ie zoo men beyde de voeten boven
het hooft vind, het hooft en den aars
ï pele ep Ge 4 » Om-
id (B) Nieuw ligt voor Vroedmeefters en Vroedvrou-
ps wen 43. Cap. p. 261 en 263, hik, za
C4B)
» omtrent evên hoog, zoo mag men v
» moedig beyde de voeten vatten , deze
» boven bezyden het hooft leggen ‚„ en haa-
» len dezelve alzoo draayende na beneeden
iysstain de, geboorte: toe iest sore he
“VAN HOORN (c), handelende van de kee- —
ringe in ’t gemeen, zegt: ” Zy(de Vroed- -
5 vrouw) volgt met de hand hetlichaam -
» van ’tkind na, van dat deel af, dat het
» naaste voor de geboorte ligt, tot dat zy
aan de voeten komt, By voorbeeld, het
» kind bied den fchouder aan, zoogaatzy
» met de hand langs die zyde heen totaan
» de heup, van daar langs de dye-tot aan —
» de knie, en zoo langs het been tot aan —
» den voet, Wanneer zy den eenen voet
» heeft, zoo voelt zy op dien zelfden tyd
> in ’t rond, of zy den anderen ook ge-
»» waar word; En zoo wanneer zy den zel-
> ven gevonden heeft, zoo haalt zy dezen
» met den voorgaanden te gelyk voor, en
uit de geboorte, en alzoo keert zy het
kind,” veh a
DE NYS (d), fprekende vaneen kind te
haalen als de arm tot aan den’ fchoude
buiten is „laat er zig dus over uit: ”Men
ü ai „brengt
5 (£) Siphraen Pua, of ondêrwyzing inde Vroedkun-
dB DATE
‚ (0 Verhandeling over het ampt der Vroedmecefters
en Vroedvrouwen 33. Hoofdit. p. 457. N
sn doorgaans daar op ‚voor een groote
op gedeelte, intrekken : Dat been loslaaten-
5 de, vat men het andere, het zelve ne-
“ vens het eerfte. voegende, en brengt die
„beide naar den uitgang.” enz. |
__PLEVIER (e), fprekende van het zelfde
„geval, zegt: Men moet het uitgekome
handtje in de eene hand neemen, en de
andere wel befmeert langs het zelven in-
“voeren Onder of ter zyden het kind, al-
vp ‘waar de meefte ruimte is „na de voeten;
spleen: van dezelve of beide te gelyk vate
wsssten;-en na bwiten-brengen.” enz,
„66. Deze aanhalingen getrokken uit de
beste. Schryvers , welke in handen der
„Vroedvrouwen gevonden worden , zyn vol-
doende om een denkbeeld van hunne ge-
_brekkige behandeling aangaande deze kunst-
„bewerking te geven, SMELLIE heeft in zyn
__«gitmuntend werk (£), ’t welk onlangs in
Bt: ie rin *Ne-
: @ Gezuiverde Vroedkonst 24. Hoofdít. p. 218,
“ _ (®) Verhandeling over het befpiegelend en bewer-
kend deel der Vroedkunde, 3 Boek, 4. Hoofddeel , 4,
„Afdeeling.
/
k € 410 } ef Ltr
%* Nederduitsch vertaald is, de wyze-
een kind in de Lyfmoeder te keeren naauw-
keurig befchreven ; maar hoe weinig Vrôed- 4
vrouwen zyn ‘er, die dat werk gelezen heb- 4
ben!-En hoe vele zyn ?er: die nooit van
hunne oude kwaade gewoontens en hebbe-
Iykheden afwyken! De handelwyze , wel-
ke ik hier zal voorftellen, komt my voor «
de gee gnd veiligfte te zyn, …
fchikking van de kwaade gefta
‘knièn of de voeten aanbiedt), of wanneer
men zig eerst, door. het onderflaan , van
6 7. De Keeringe en afbaalinge-by de
voeten, zyn twee onderfcheidene zaken.
Door keeringe moet men begrypeneene ver- «
B en |,
in de lytmoeder, Deze verfchikking noemt _
de Heer LEVvRET, in zyne byzondere Les-
fen’, voorbereiding (preparation). Zy komt
te pas wanneer het kind met het hoofd in
eene kwaade geftalte voorkomt, wanneer het _
kind dwars legt, of als het den hals, den _
arm, of den-fchouder aanbiedt. - Door
afbaalinge moet men verftaan , het uithaa-
len van het'kind met eene of met beide de
voeten, het zy dat het kind zig in eene
geftalte aanbiedt daar de verfchikking ae
vereischt wordt (als wanneer het kinde
de verfchikking door-kunst verricht is.
S 8. In de gevallen, welke de verfchik-
king of voorbereiding vereisfchen , moet
de
Kik Car) or
de oef! alte vân het kind verzekeren. Ishet
vater noch niet gebroken „men zal wacht
ten tot at de Iyfmoedersmond. genoeg ges
send ís om het inbrengen van de hand
je te laaten ; En als dan , ís het noodzaa-
elyk, de vliezen te breken, en’ terftond
tot de bewerking over te gaan: want hoe
langer ’t water afgeloopen is‚hoe moeielyker
dat de verfchikking en afhealing gefchiedt,
‘uit oorzaak dat de wanden der lyfmoeder
et kind dan fterker te famen,en in elkander
drukken, t gene de moeielykheid om de
hand in te voeren „en de bewerking té doen ,
merkelyk vermeerdert. Die de verlosfinge
onderneemt, moet vooral zorge draagen-,
dat de Vrouw eene bekwaame legging
heeft, namelyk op haaren rug, en, EER,
weinig hooger met haar onder- als met haar
| boven-dyf sdat zyne handen en voorarmen
wel befimeerd zyn; En eindelyk onder de
bewerking’ acht geven, om de werkende
hand ftil te houden, wanneer de Vrouw.
weênheeft,en haar verbieden dezelve door
en pedir sorrie
vG 9. De wverfchikking of voorbereiding
wordt vereischt, wanneer het kind dwars
gelegen is, dat is te zeggen „ als het kind
_ met den rug of met den buik voor de BE
_ moedersmond legt. In dit geval vindt men
“deopening der lyfmoedersmond altyd lang-
|E | wer-
1
… benen! fomtyds beide te gelyk , kunt en |
(42)
_ werpig en dwars, en zeer hoog
Biedt zig de rug aan, men zal dew |
velbeenderen , of een gedeelte van de rib- ®
woelen : is het dat de buik voorkomt, men À
_ zal de navelftreng in zyne in lanting ont- 4
dekken. In dit laatfte geval komt de n
velftreng aleyd voor uits “RAR, /
9 ro. Ik veronderftelle: edad het irid des al
rug aanbiedt, en dat het hoofd des kinds óf
aan de rechter zyde der lyfmoeder lest. «
Om dan de verfchikking of voorbereiding «
wel te doen, brengt men de linkerhand, «
‘tusfchen de ‘vliezen en den rug van het ki,
kind, in de lyfmoeder, tot dat de palm
van de hand op het achterhoofd des kinds |
_ komt te- leggen; Als dan fchuift men het |
hoofd om gee naar den bodem der lyf-
moeder ; Men haalt vervolgens de hand
langzaam en met verdrag naar zig, totdat —
men het kind onder de oxels kan vatten,
en men voert dan de fchouders om hoog
tot op de plaats daar het hoofd lag, eêr
het zelve opgefchoven wierdt,. Daar na
zal men de zelfde handgrepen beurteling
hervatten , tot dat het hoofd en- de fchou-
ders volkomen in den bodem der Lyfr
der gebracht zyn. Vervolgens haalt men
de hand wederom zagtjes naar het Onder-
iyf van ’t kind; Men brengt den ar’ od
C zt
fehen- de billen, welke men in die zyde
kt, op de plaats daar het hoofd en de
fchouders te voren gelegen hebben. Hier _—
jr wordt het neêrzakken: van het hoofd
elet, en men verkrygt ruimte om de ans
dere hand in te brengen, met dewelke de
afhaalinge by de voeten moet gedaan wor-
den (15). Men zal licht begrypen, dat ,
| et het ren mf aan zen | dn
_kerzyde der lyfmoeder legt, men als dan
delfde harrderepen ‚ met de rechterhand ,
môebiwemrichten;19at, ben qgenrio var ua)
26 rr. “Wanneer het kind den buik aan-
edt, moet men ook genoegzaam dezelf-
le handgrepen in ’t werk ftellen. - In dit
geval, voert men de-hand (namelyk de
rechter, indien *t hoofd aan de linkerzyde,
en de linkere als *t hoofd aan de rechter
„zyde Ber lyfmoeder legt) tusfchen de vlie-
‘zen en de borst van * kind , tot dat de
palm van de hand op ’t aangezicht komt
te leggen , waar mede men het hoofd naar
den bodem der lyfmoeder opfchuift; Ver-
volgens.haalt men de hand langzaam te rug,
voorzichtig de vingers-de eene na de an-
„dere zagtjes naar zig haalende, tot dat
_ men ° kind onder de oxels kan vatten. Dit _
gedaan hebbende, fchuift men de borst
k naar boven, gelyk men met het hoofd gedaan
eeft Men herhaalt ook a ed
ie 11 , and-
|
(am)
bangempenjik ts dat het-hoofd:en.de
in, den bodem,-der hein man
leggen, verk. de. onderbuik s… kinds dae
het. hoofd: te „voren gelegen. heeft. Ver
volgens. fchikt-men het onderlyf. des kinds
zoo veel aan-die zyde als: mogelyk is, om
plaats te maaken: voor het. inbfengen. van.
de andere „hand, smet welke de afhaa-
| ge by de voeten. moet. gedaan „worden |
Ca). ADAT bord ADNR
bÓur2. ‚Indien: men a gezegde. ‘handere-
pen wel verftaat, zal men ook, gemakke-
lyk-kunnen begrypen , welke ?er/vereischt ‚|
worden ‚ wanneer, het. hoofd. zigin « |
kwaade ‘geftalte aanbiedt, of. wanneer de
| bale: > de leheorsler: jan de arm, „voorkomt : |
ak En. met de shet van wg keet ‚op:
fchuiven. naar, die ‚zyde-daar. ene |
makkelykst. kan: gebracht worden; en ver-
volgens. de fchiouders ‚of-de. ‘borst, tot dat
het kind dwars komt te leggen: „Men moet
hetzelfde doen „wanneer; de. hals of de —
houders zig. aanbieden. Wanneer de arm
uit-
(415 )
4 uit Eko oi t,‚ t zy:tot aan den elleboog of tot
vaan , den fchouder, moet men de hand langs
Siet gekomen arm inbrengen, tot aan
en itn ook den rug of de borst, ge-
„5 SR
eer he verfchikking be vòor-
ee Wa ‚gedaan is, zal de afhaalinge -
griene moei elyk zyn: 21, Om dat
de doortocht dan vry is, waar door het in-
brengen van Ee grooreljkebegunftigd
wordt, 2, „Om dat de knien „en de voe-
ten ‚door de verfchikking nader aän-den
uitgang ge bracht zyn, 3. En eindelyk, om
„dat het En, in het af haalen niet moet kee.
ren, wyl hethoofd. dan in den bodem det
Iyfmoeder gelegen is.
229: 15. In geval, 6 rr. gemeld, moet de
aalinge. by de voeten op de ‘volgende
wyze ae worden. Men brengt de reg-
terhand in de lyfmoeder , tusfchen de vlie-
zen van het kind, langs de dye en het been
tot aan den onderften of agterften. vóet.
Den zelven met de hand gevat hebbende,
„gal men. die in de fcheede brengen, zorge
‚draagende rom denzelven niet te verre uit
“te haalen wyl- men, hier door ‘het-onider
van *tkindte laag in de-lyfmoederd-
Ha zoude doen neêrzakken, % geene
derlyk zoude zyn om den angenent voet
„te
Ë hoofd , ’ welke men gm hoog fchuift, ' |
C4t6)
te gaan zoeken, en dus noodzaäken o
kind by die eene voet uit te haalen (8),
dra men dan de eene voet in de fchee
den anderen ‚opde gezegde wyze, gaan |
„616, De beide voeten tot. Ld
de gebracht hebbende, zal men bev:
dat de toonen naar. de linkerzyde, en de
hielen naar de regterzyde der moeder; ge-
„keerd zyn, + Dan zal men een warme doek
om de voeten flaän, en dezelve vervolgens
met de linkerhand vatten, in diervoegen_
dat de hielen in de palm van de hand ko-
men te leggen , en de middenfte vinger tus-
fchen de beenen, even, boven de enkelen.
Daar na haalt men de beenen ‘zagtjes uit
tot aan de dyen, die men dan met de reg-
terhand, even boven de knien, vat, haa-_
Tende vervolgens het kind, met verdragen
zonder rukking , tot dat men de navelftreng.
gewaar wordt , die men een weinig uithaalt,
(De navelftreng tusfchen de beenen van
het kind zynde, moet men die zoo: vert
uithaalen tot dat de bogt groot genoeg!
omde gebooge knie daar, door te fteken).
Dit gedaan zynde, vat men, met de lin-
kerhand, de billen-van het kind „sterwyl
en
|
D
hiddst men, |
IN df f
(&) Men begrypt licht dat de af haalinge dan moeiely-
rd
Tet INS
ANG
ve draayende in diervoegen, dat het met
_het aangezicht naar het heilig- en ftaar:been
gekeerd komt te leggen. Het kind op de
gezegde wyze tot aan den hals uitgebracht
_zynde, zal men, indien ’t hoofd niet ge-
„makkelyk volgen wil, de armen uithaalen; _ |
eerst die het meest naar onderen legt, en
daar na (zulks noodig zynde) den ande-
ren, zorge draagende dat men dezelve niet
breke. Het hoofd dan noch niet uitko-
mende, zal men de eene hand op den rug
van het kind plaatfen, en den zelven omvat-
ten, in diervoegen , dat twee vingers op de
_fchouders, en de duim en de ringvinger on- ,
„der de oxels leggen ; waar na men de twee
voorfte vingers van de andere hand in den
„mond van het kind brengt, en zoo plaatst,
dat de fpan-ader tusfchen beide legt, en
men haalt dan het hoofd, met beide de
handen te gelyk, uit de geboorte, zorge
draagende, zoo veel mogelyk is, om de
Ë fcheuring van de bilnaad voor te komen. |
„6 17. In ’t geval, daar de verfchikking
gedaan is op de wyze 6 11. gemeld, moetde -
„ afhaalinge cenigzins verfchillende zyn. Men
„moet de hand langs de onderleggende dye
die dan dwars voor de lyfmoedersmond
8 Dd legt)
(418 )
legt) in de lyfmoeder brengen ‚ doch niet |
verder als de. knie, die men omvat en in
de fcheede brengt. Deze knie inde fchee- «
de gebracht zynde, zal ontplooyen, en de
„voet zal eerst uitkomen; deze loslaatende
zal men wederom de hand in de lyfmoeder
brengen om de andere knie te gaan zoe-
ken, en insgelyks naar zigte haalen. Ver- «
volgens zal men het kind met beide de
voeten te gelyk afhaalen, als 6 16, gezegd
ÍS
redden, |
6 19. Wanneer het kind met ééne voet
voorkomt, moet men, indien deze niet te
verre uitgekomen is, de andere zoeken,
en het kind met beide de voeten te gelyk
afhaalen (16); doch wanneer het kind in
deze geftalte zoo laag gezakt is, dat het
met zyn onderlyf tot in het kleine bekken
gevorderd is; moet men het by het ééne
been, dat reeds uit is, uithaalen , tot dat
de billen in de geboorte komen : als dan
moet men een vinger in de vouw van de
liesch , van het binnen zynde been, bren-
gen, en dezelve als een haak gebruiken,
om
6 18, lemand,die het verhandelde (10-17).
wel verftaat, zal ook licht begrypen, hoe
men de kinderen in alle de kwaade leggin- —
gen die ’er kunnen voorkomen, door. de
keeringe en afbaalinge by de voeten kan
AE idni
óm de uitkomfte van het kind te bevor:
deren, tot dat men beide de voeten kan
(419 ) Pd
An ‘en vervolgens handelen, gelyk
€ 16. gezegd is. | |
6 20. Wanneer het kind met de billen «
voorkomt „moet men dezelve, met de vlak-
ke hand, een weinig opwaarts fchuiven,
om gemakkelyker met de andere hand de
beide voeten te gaan zoeken en uithaalen,
of men handelt gelyk 6 ro.aangewezen is;
doch wanneer het kind reeds met het on-
derlyf tot in het kleine bekken gezakt is,
moet men het dubbeld laaten komen, tot
dat men , wederzyds, den vinger in de
vouw van de liefchen kan brengen, om
de verdere afhaalinge te doen (16.); altyd.
achtgevende , in geval het kind met het
aangezicht naar het fchaambeen der moe-
der gekeerd is, om het zelve in het uit-
haalen te draayen, in diervoegen dat het '
met het aangezicht naar het heiligbeen ge-
keerd komt te leggen. | B
6 21. De keeringe en afhaalinge van het
kind by de voeten, volgens de handelwy-
ze doorde vroedkundigen (5) voorgefteld,
wordt fomtyds vry gemakkelyk verricht,
Wanneer het water even gebroken, * kind —
Niet groot, en ’er in de lyfmoeder ruim-
\te genoeg is; doch in deze gevallen zelfs
| zalde afhaalinge noch veel gemakkelyker en
Ei Drag Áin
‚… G4za
zekerder galihieden ‚ wanneer men de
voorbereiding of verfchikking , RS:
gelmatig heeft in *t werk gefteld ; moeder
en kind zullen dan ook minder lyden.
6 22, Wanneer het „water eenigen tyd
afgeloopen is, het kind en: zynde, en
door de lyfmoeder fterk bekneld worden-
de, zal de afhaalinge (de verfchikking voor
af niet gedaan zynde) niet alleen zeer lang-
duurig, moeylyk en pynelyk, maar ook
fomtyds op die wyze (5) onmogelyk zyn;
%*% geen de reden is , waarom fommige vroed-
kundigen (hb) zig dan verplicht vinden, een
band om de voeten, boven den enkel, te
leggen, en ’t kind met kracht te keeren en <
af te haalen. Indien men de verfchikking
voor af wel gedaan heeft (het geene my
nooit, in welk geval het ook zy, ondoene-
lyk is voorgekomen) zal men. nimmer in
die noodzaakelykheid gebracht worden „e
de afhaalinge zal dan gemakkelyker , fpoe-
diger, veiliger en met minder pyn gedaan
worden, 4 pes MS 9
$ 23. Vele voorbeelden van gevallen, uit
de vroedkundige fchryvers „ en eenige waar
van ik ooggetuige ben geweest, zoude ik
hier kunnen aanhaalen, waar uit men dui-
OER De
(h) Onder anderen var DEVENTER 6 Cap. 435 en
SMELLIE, in Zyn Vroedkundig werk; 1 Deel,3 Boek
4 Hoofddeel , 4 Afdeeling.
i
KE
“id
(421 )
delyk zoude zien, dat de verlosfing veel
En ent mijd veiliger, had kunnen ver-
ficht worden, indien zy de verfchikking of
voorbereiding vooraf regelmaatig in ’t werk
gefteld hadden : Dan ’tistmyn oogmerk niet
eweest aan tè toonen ‚ wat anderen in
Metteke gevallen moeften gedaan heb-
ben, maar alleenlyk de vereischte hand-
grepen te befchryven, waar van ik den grond
aan den Heer LEVRET verfchuldigd rekene.
.
Dd N00:
(422)
‚N40 0: DI. Gi E_
ONDERRICHTINGEN
vo 0 R DE
SLAAFHANDELAAREN
DOOR
D.H. Rd
dkallzald dh 5 alek (OND Neale dee Melt EN
’ Voorkomen van ziekten moet,
… zoo weinig als mogelyk , in ge-
wen van Geneesmiddelenbeflaan, —
maar eerder in zulke algemeene
Lesfen, als alle gemakkelyk kon-
nen betrachten. LIND
De Heidenfche W ysgeer Prins had,
myns oordeels, cen fraay denkbeeld van
het gene in deze waereld omgaat ‚ wan-
neer hy dezelve heeft vergeleken by een
jaarmarkt, waar henen zig een groot aan-
tal van menfchen uit verfcheiden pore
gid
n
ek
EN AT 3 he
1
CM
A ‘
_begeeft, fommigen uit nieuwsgierigheid om
___te zien en gezien te worden ; anderen om.
te koopen of verkoopen; doch allen tot
_ hun voordeel of vermaak.
„Myn oogmerk is geenzins om deze ge-
lykenis door “veelvuldige voorbeelden op
te helderen en te ftaven , wyl zy eene waar-
heid in zig bevat, welke aan allen, die
___ regelmatig denken en hunne gedachten over
de byzondere bedryven van den mensch.
hebben laaten gaan, niet onbekend kan
|
|
|
|
4
zyn. Alleenlyk zal ik hier aanmerken, dat
er vele bedryven plaats hebben , welke on-
geoorloofd zouden fchynen , indien ’er geen
___byzonder voordeel in te vinden was, Ge-
Ì tuige zy hier van de Slavenhandel, dien
_ men alleen door het voordeel , *t welke de-
_ zelve aan de kooplieden toebrengt, van
… _onwettigheid kan vryfpreken. Deze op-
merking moet echter geenzins ftrekken om
tegenwerpingen te ftaven, welke fommigen
tegen dezen handel inbrengen; tegenwer-
pingen , die meest alle op vooroordeelen ge-
grond zyn. |
& « „Vele menfchen zyn van gedachten, dat,
_ onder de negers, de ouders hunne kinde-
ren, de mannen hnnne vrouwen verkoo-
en ‚ en ook de eene broeder den anderen;
b8 doch dit zyn enkele verdichtfelen en ver-
Je tellingen, welke van alle waarheid ontbloot
BN il Dd 4 zyn
\
… fchiedt; en de zulken „betrapt zy nde, worden volgens
Echter worden deze zelden aan de Zwro-
(424 )
zyn (a). Men kan immers licht begrypen _
dat fteden ,. koningryken of gemeenebes-
ten , waar in foortgelyke handel plaats zou-
de hebben , onmogelyk beftaan kunnen;
doch men laat zelden zyne gedachten zoo
verre gaan; men is meer genegen om de-
ze vertellingen blindelings voor waarheid
aan te nemen, dan zig de moeite te ge-
ven, om de beftaanbaarheid daar van te
onderzoeken, Td
Ik moet bekennen, dat ik van foortge-
lyke vooroordeelen niet vry was, wanneer
ik voor de eerfte maal de Africaanfche kus-
ten bezocht ; en dat ik ten hoogften. ver-
wonderd was te zien., dat’er, onder de on-
befchaafde volkeren van dat waereld-deel ,
zeer goede wetten omtrent de flavernye
plaats hadden, B bei
By de Guineefche negeren worden de
voornaamfte misdaden met boeten geftraft ;
doch by gebrek van betalinge worden. de
misdadigers aan de fchepen tot flaven ver-
kocht, De onvermogende fchuldenaars „of
die niet betalen willen, worden ook vol
gens ‘hunne wetten tot flaven. verklaard :
€)
peanen. verkocht, zy houden ze tot hun
E: ï Bl É E€l-
(a) Indien dit al eens plaats mocht gehad hebben, is
% alteen door de list en kunftenaryen der negeren ge-
%slands wetten altoos zwaar geftraft.
B CA)
_ eigen gebruik, of worden in *t land) be-
waard op hope, dat zy door hunne vriens
den pe ‘gelost worden; Het grootíté
> aantal der negeren, welke aan de fchepen
_worden verkocht, zyn geboren {laven , of
die in den oorlog gevangen zynde, vervol
__ gens allen tot flaven gemaakt worden. Eer-
tyds waren zy gewoon een aanmerkel
ag dezer laaften te dooden; doch federt
e flavenhandel plaats heeft, is het een al-
gemeen gebruik geworden om die allen ,
zoodra mogelyk, tot voordeel te verkoopen.
Dat de gevangenen in den oorlog , van
onheugelyke tyden en genoegzaam by alle
volkeren, tot flaven wierden verkocht, is
bekend aan allen die de gewyde bladeren
en waereldlyke hiftorien gelezen hebben;
en dat dit tegen het recht der volkeren
niet {trydig is, getuigt de Apostel PETRUS
__án zynen 2, Zendbrief , 2, Hoofdftuk, y 19.
_ „Wan wien iemand overwonnen is, dien is by.
ook tot een dienstknegt gemaakt, Dat de fla-
verny met de vryheid van het Evangelie
beftaanbaar is, wordt door JACOBUS ELISA.
___JOANNES CAPITEIN klaar bewezen, in Zyn
__“Staatkundig-Godgeleerd-onderzoekfchrift over
de flaverny, als niet frydig tegen de Christee
F Ke vryheid, werdedigd onder de woorzittin-
‚ge wan den Hoogleeraar j. VAN DEN HO-
SNERT, T. H. ZOON. | ol
: hik Dd 5 In-
d
«
EGA
at = han
de
nd a DTE
(426 )
Indien men aanmerkt, dat door den fla-
venhandel een groot getal nuttige menfchen
in ’t/leven behouden worden; dat de «fla-
ven een veel beter leven in onze Ameri.
caanfche landen hebben dan in hun var
derland; dat het voordeelig isvoor de ne-
gervolkeren,dat hunne misdadigers door de-
Zen handel voor altoos weg gevoerd wor-
den; en indien men daar en boven gade
{laat de voordeelen, welke daar uit fpruí-
ten voor onze Zmericaanfche volksplan-
tingen, alwaar de negers tot den Jandbouw
veel bekwaamer zyn dan de blanken of de
Americaanen, zal men moeten bekennen,
dat het voordeel, *t welk daar uit voort-
komt zoo wel voor de negervolkeren als
voor de flaven, voor de kooplieden in ’
algemeen, en voor de volksplantingen in
byzonder, de ongevoeglykheden of alle an-
dere tégenwerpingen , welke men te berde
zoude kunnen brengen , verre te boven gaat.
„Waar uit ik befluite dat deze handel , zon-
der kwetzinge van ’t geweten, kan en mag
voortgezet worden. Ein waarom zoude men
denzelven niet voor goed keuren, zoo wel
als. andere zaken welke gene betere ver-
fchooninge hebben ? K
Onder alle de zeefteeden van ons Ne-
derland is ‘er gene waar van de kooplie-
den zig meer daar op toeleggen om fche-
| pen
Ro 427)
„pen ten flavenhandel uit te rusten dan te
_ VLISSINGEN, en ’t is zeker dat zy daarvan
_ 2 meefte voordeel geniet, „My is van goe-
der hand bericht dat ’er deze twee laatfte
jaren (1767. en 1768.) 42, fchepen naar de
kusten van Africa, onder recognitie van
de W. 1. Compagnie dezer landen , zyn
uitgevaren , namelyk van dmfterdam 4, om
__flaven; van Aotterdam 4. om {laven ; van
__ Middelburg to, om laven, en 2. om goud
en yvoir ; van VLISSINGEN 18, om flaven, en
4. om goud en yvoir, dus te zamen 42.
__fchepen. Uit deze echte lyst blykt dat ’er
alleen van VLISSINGEN. 22, fchepen op Afri-
ca varen en maar 20, van alle de andere
{teden famen, Men kan ook uit deze lyst
nagaan hoe veel flaven ‘er jaarlyks doorde
Nederlanders alleen uit Africa gevoerd wor-
den. Indien -men een reis om flaven-op
twee jaren rekent, en dat ieder fchip maar
350. flaven inkoopt , zal men bevinden dat
het getal der gekochten in * geheel op 6300.
beloopt, en door de Wlisfingers alleen op
E. 3100, it
___ „Men zegt (b) dat ’er in fommige jaren;
_ ten minften 7oooo. flaven uit Africa ge-
__ voerd zyn, welk getal misfchien wat groot
zal voorkomen; doch dit zal zoo onge-
Meen niet fchynen, indien men aanmerkt
| He (b) Hiftorifche Befchryvinge der Reizen. Vde Deel,
\
Se
as,
ne Nn
Sent
_
( 428)
dat de Guineefthe kust van Cabo Verde tot
Angola zig omtrent rooo, duitfche mylen
in de lengte uitftrekt, en dat de veelwyve-
ry op alle plaatfen veroorlofd is (c).
„Verzekerd zynde dat het goed gevolg
van den flavenhandel zeer veel afhangt van
de goede maatregelen en bekwaamheid der
heelmeefters „, heb ik dienftig. geoordeeld
om in deze verhandeling eenige korte, doch
noodzakelyke onderrichtingen nopens dit
onderwerp aan de onervarene heelmee-
fters:te geven, waar door. zy, dezelve ín
acht nemende ‚beter in {taat zullen zyn om
de plaats van Opper-heelmeefter op een
flavenfchip te bekleeden, en hier door hun
eigen voordeel en die der redery te be-
trachten. | OF SOGN
„Wanneer een fcheeps-bevelhebber met
zyn fchip op de kusten van Africa is aange-
komen om in flaven te handelen , moet hy
voor al in acht nemen, dat hy jonge ,fter-
ke; onverminkte en gezonde flaven inkoopt,
(ce) Men heeft reden omte gelooven „dat de veelwy-
very de voortteeling van het menfchelyk geflacht be-
guünftigt in die landen , alwaar meer vrouwen dan, man-
nen zyn: Endit heeft op Guinee plaats , eensdeels door
het groot getal mannen welke in den oorlog fneu- .
velen , en anderendeels om dat het getal der vrou-
wen welke uit Africa gevoerd” worden veel klein-
der is dan het getal der mannen, Maar in de landen
daar meer mannen dan vrouwen gevonden worden, zal
de veelwyvery aan de voortteeling altoos nadeelig zyn.
(429 )
en dat welsom de volgende redenen: s.
Om dat-deze de bekwaamften zyn om de
__ landen in onze Americaanfche volksplantin-
gen te bebouwen. 2. Om dat het zeer be-
zwaarlyk valt zieke flaven aan fcheepsboord
te genezen. 3. Omdat het gevaarlyk is
een beginfel van befimetting in zulk’ eene
naauwe plaats als in een flavenfchip te bren-
gen. 4. Eneindelyk , om dat ’er veel min-
der voordeel van oude, zieke of gebrekki-
ge flaven, by. de verkopinge in de West-
Indien , te halen is.
Vermits de fcheeps-bevelhebber zeer
zelden de vereischte kundigheid bezit om
te onderzoeken of een flaaf met verborgen
kwalen of eenige andere lichaams-gebreken
behebt is, wordt den Opper-heelmeefter
gelast om alle de flaven, welke. door de
negerkooplieden aangebracht worden ,
naauwkeurig te vifiteeren „ en daar van aan ,
den bevelhebber verflag te doen, voor dat
dezelven gekocht worden, op dat hy inde -
koop niet bedrogen worde. Indien dan de
heelmeefter nooit om flaven gevaren heeft,
__ zal hy in den beginne niet zelden verlegen
{taan om deze vifitatie naar behooren te
verrichten, wyl dit een onderzoek is, %
welk hy op een chirurgyns-winkel of ineen
__ hospitaal niet heeft kunnen leeren; ook
_… heeft hy by de genees- en heelkundige
fchry-
( 430 )
fchryvers niets gelezen waat door hy die —
vereischte kundigheid kan verkregen heb-
ben. ‘Is niet dan door de oefening dat
hy daar van een zekere kennis en hebbe-
lykheid kan verkrygen; dus loopt hy ge-
vaar om door de list der neger-kooplieden
bedrogen te worden , wyl deze, als fchran-
dere en- doorflepen handelaaren, alle mo-
gelyke kunftenaryen in % werk ftellen om
de gebreken der flaven te verbloemen ente
bedekken. Niets kan, myns bedunkens,
voor den heelmeefter onaangenamer zyn; …
dan in * vervolg te ontdekken dat hy zig
door de neger-kooplieden, of zyne eigene
onoplettenheid , ‘heeft laten bedriegen ; en
tgeen deze ohaangenaamheid noch meer
bezwaard, is, dat hy niet zelden de hart-
grievendfte verwytingen van de fcheeps-
officieren moet aanhooren, welke dan ook:
dikwyls een ergwaan wegens zyne verdere
kundisheid plegen op te vatten.
%t Is dierhalven ten hoogften noodig dat
de fcheeps-heelmeefters (de andere fcheeps-
officieren niet uitgezonderd , welke fom-
tyds ook verplicht zyn, by afwezenheid
van den heelmeefter, dit werk té verrich-
ten „) om de vifitatie der flaven met allé mo-
gelyke oplettenheid in *t werk teftellen en
in ftaat te zyn het vereischte rapport daar
van te doen „ op dat de kooper niet bedro
| | ee gen-
LA |
BR (481)
__gen worde, (d) ten dien einde op alle de
_ volgende zaken een byzonder acht flaan: «
_1.op den ouderdom van den flaaf, Men
4 begrypt licht dat oude flaven veel minder
‚geld in America waard zyn dan jonge, en
dus dat die door de fcheepsbevelhebbers
_ niet gekocht worden, voor al wanneer ’er
overvloed van is ; en zoo dit al eens om
reden gefchiedt, is het niet als voor een
minderen dan den vastgeftelden prys. Geen
coquette in ’ vaderland is zoo bezorgd om
zig welte kappen als de neger-kooplieden
om hunne oude flaven, wanneer zy die
‚verkoopen willen, wel op te fchikken en
een goed oog te geven. Zy worden ge-
| was-
_(d) Het eenigfte dat ik, nopehs dit onderwerp, by
_ de autheüren hebbe kunnen vinden, is by BOSMAN,
__in zyne befchryvinge van de flavekust, pag. 45. ” Zy
15 werden, zeg? hy, op het allernauwkeurigst befigtigt
| > en betast, tot het alderminfte lid dat zy aan hun lic-
‚ haam hebben , en dat moedernaakt , fo wel de vrou-
wen als mannen, fonder eenig onderfcheid, offchyn
, van de minfte fchaamte. De geene nu, die voor
goed gekeurd werden, fteld men aan een kant; En
„ de andere, aan welke men eenig mangel of gebrek
\ befpeurd, werden uitgefchooten, en onder de ge
| brekkige, of makrons, fo als wy fe hier noemen „
»s gereekend ; te weeten die boven de vyf en dertig
„5 Jaaren oud fyn, of die aen armen, beenen, handen
|» Of voeten zyn verminkt; ook die een tand quytfyn; _
> die gryfe hairen hebben, of vliefen op de oogen heb-
Cs ben; alle de geene die met venus-fiekte fyn befimet }
Cs» En veelderhande qualen meer” sons 100 4
Deze befchryvinge is voldòende voor cen koopman ,
… maar geeft zeer weinig licht aan den heelmeefter.
(432)
wasfchen „ gewreven, gefmeerd
ren ; de gryze: hairen „worden. geverfd of —
uitgetrokken , zoo wel die van den baard.
als van ’ hoofd ; zy krygen veel eten en
drinken, en, met één. woord, alle moge-
lyke middelen worden in ’t werk gefteld om
de kenmerken des ouderdoms te doen ver-
minderen, en, was ’t mogelyk, teenemaal _
te doen verduifteren , waar door het niet
zelden gebeurt, dat een onervaren heel-
meefter een flaaf van. 5o. of 6o. jaren aan-
ziet voor een die flechts den ouderdom van -
30. of 40, jaren bereikt heeft, *t geene hy
maat eenige dagen daar na ontdekt. Hy _
moet dierhalven, by de vifitatie, naauw-
keurig gade flaan of de voornoemde kunst-
middelen , door de neger-kooplieden; in’
werk gefteld zyn; hy moet, met alle mo-
elyke oplettenheid, onderzoeken , of het
Bi geverfd is, hy moet het op eenige
plaatfen afwasfchen om het bedrog te ont-
dekken, en altoos een kwaad vermoeden «
hebben „wanneer er op ’ hoofd kaale plek-
ken ontdekt worden. Voor *t overige moet
hy ook acht geven op de flapheid vande
borsten der vrouwen, op de rimpels van,
de huid, of de flaaf tanden ontbeert, enz.
om hier door ten naasten by den oude
te kunnen- ontdekken en bepalen. Deze
voorzorgen zyn onnoodig, wanneer men
5 een
ok ( 433 ) |
én jongen of onvolwasfchen flaaf vifiteert ;
wyl zulks dan met den eerften opflag vant
Hog ontdekt kan worden, Ä8
“vollop het gezicht van den flaaf. Een he-
er die eenig gebrek aan een of aan beide
‚de oogen heeft,waar door zyn gezicht wordt
“ verminderd, is zeer weinig geld waard; en
nimmer zal een fcheeps-bevelhebber een
_ blinden flaaf koopen , wyl hy denzelven , in
_ Americâ , nooit zoude kunnen verkoopen.
__De uitwendige ongemakken , als traanfistel,
_ verzwering van den bal, paarlen op dezelve,
_ de ftaar (catarala) en andere oogkwaalen ;
worden door het bezichtigen van de oogen
_ gemakkelyk ontdekt; maar de blindheid;
_ uit eehe ziekte ont{taande, welke men guita
‚ Jérena, of verftopping der gezichtzenuw
noemt, is allermoeyelykst te kennen, om
dat deze kwaal plaats kan hebben, zonder
__dat?er zig eenig gebrek vertoont in de oo-
_ Ben, die’er van aangedaan zyn. Dus moet
de heelmeefter in zyn onderzoek voorzich-
tig zyn; hy moet zig door proefnemingen
_ verzekeren , dat de flaaf uit zyne beide oo-
gen zien kan; en dit kan gemakkelykst ge-
hieden, wanneer men het één oog met de
hand toehoudt,en doet als of men met dei _
nget in het ander-oog wilfteken, dan zal.
de flaaf op het oogenblik het oog toekny-
en, t geen dan een zeker teeken ís dat
Je Ee, sthvonno hy
(434 )
hy ‘er door zien. kan. Deze proef
aan beide de oogen genomen worden,
gebrek van deze oplettenheid loopt me
gevaar om een flaaf te koopen , welke maar
door één oog zien kan (e); en dit wordt
dan maar eerst ontdekt wanneer men den
flaaf in America wil verkoopen, alwaar hy
op nieuws wordt Eene et loor eenen heel-
meefter , welke
zoo wel voor den heelmeefter als voor den
bevelhebber „, zoude zyn, indien deze het
hy |
oor de dagelykfche oeffe-
ning, aangaande dit onderzoek, meer op-
lettenheid en kundigheid heeft verkregen.
3. op de fpraak en bet gehoor van den flaaf.
Men zal licht begrypen, dat een ftomme _
of doove flaaf weinig of geen geld waardis,
„en dat het zeer onaangenaam en fchadelyk,
nie pe
ongeluk had een flaaf te koopen die beide _
{tom en doof was: *t is echter niet zonder _
voorbeeld.- De heelmeefter moet dan ook «
op deze ongemakken by de vifitatie eene -
byzondere acht geven. Hy moet noodza:
kelyk den flaaf hooren {preken, en teffens
opmerken ‚of de koopman ook verplicht is
hard te fchreeuwen, om denzelven te doen
fpreken, Ik heb ’t geval ontmoet dat ik
een ftommen flaaf, welke door een koop-
man aangebracht wierdt „ moest vifiteeren,
slan en
(@) Ik zoude hier voorbeelden kunnen byvoegen „
waar uit blyken zoude dat zulks meermalen is gefchiedt,
doch achte het onnoodig.
C435)
y’erongemeen wel uitzag, zoude
rk voor goed gekeurd heb
‚hy. dat gebrek niet gehad had-
nneer ik den koopman gebood om
den neger te-doen preken, fchreeuw-
‚de hy zoo: veel hy „kon „om hem daar toe
te noodzaken,doch te vergeefs, want de
fprak niet; waar. over.de koopman zeer
| _sverwonderd: fcheen te-zyn, betuigende dat
We Bet, maar. kos opigheid was om, datshy niet
gaarne. „blanken verkocht wilde Zyn.
Iklietn methter door. deze fchynreden niet
lriegen, Ile vernam naderhand dat die
_flaaf ir in der daad. {tom was. ‚ en dat dezelve
aaneen portugeesch-fchip , ’t welk kort daar
N „na. voorby ‘zeilde , verkocht wierdt, Ik
kwam naderhand. gevallig aan boord van het
elde fchip,wanneer de Gp „Dy verhaal.
rn eén {tommen flaaf had ingekocht,
meden welken hy zeer verlegen was. Ik
heb dit geval aangehaald „alleenlyk om aan
te toonen „hoe zeer men in dezen handel ap
j hoede-moet zyn, -
\ wer alle.de. uitwendige gebreken van den
î ws Men moet nooit een flaaf voor goed
euren, die eenige ongemakken heeft, welke
hem het werken kunnen beletten, wyl men
‚denzelven in America niet zoude kunnen ver-
4 koopen, alwaar zy allen alleenlyk tot dat
Gi: gaai: gekoeht ES Dierhalven. is
Rr Ec __noo-
, 436 )
noodig datde'heelmeefter hier opacht
Hy moet niet alleen ‘het gafitfche liehaz
ván den neger op: het allèrnaauwkeurigs
‘bezichtigen, om de gebreken „welke aan het
"oog blood gefteld- zyn, te“ontdekken , maar
hy moet hem'ook betasten’, doeh gaan, —
fpringen , devarmen en vingers bewegenen _
uitfteken ;“om ‘hier door"ten vollen verze-
kerd te zyn dat hy niet mank gaat, dathy
‘geen’ wöndens;’ breuken; {tyve leden, ‘be-
dekte kwaalen of eenige:andere ongemak- _
ken heeft, « Het-fpringen ìs-ook noodzáke-.
1yk by de vrouwen „om te ontdekken ,ofizy
geen uitzakking- der” lyfmoeder hebben’,
waar aan zy fomtyds onderhevig zyn. Voor. «
al moet men acht geven ophet getal der
vingersen toorien ; vermits-denegersaltoos
bloodsvoets gaan, zyn ze vaan vele onge-
makken bloodgefteld, waar ‘door zy» dik-
Wyls een of meer toonen komen te verlie-
zen, Ik weet verfcheiden voorbeelden; daar
de -heelmeefter een flaaf voor goed gekeurd —
had, en dat men naderhand ontdekte;dat »
dezelve een vinger of een toon verloten had,
‘en’ik fchaaft my niet te zeggen; dat hetmy
eens gebeurd is, « Ik -hoop dat myn voor-
beeld en openhartige bekentenis; zal/{trek-
ken ‘om aan anderen meer. oplettenheid-in
te boezemen. … Wanneer-men eén frisfchen
jongen flaaf vifiteert, die ‘erop: ‘teerftege=
zicht
Pe
/
a.“ Ditis |
ergeoeffendfte flaafhandelaren niet te-
_gengefprooken. zal worden, wyl het byna
ontnogelyk iss, dat zy in ’t vifiteeren der
flaven veel ondervinding verkregen hebben,
zonder eensin ’t eene of *t andere bedro-
gen te zymorl So | bs et
ee S.0p de inwendige kwaalen vanden neger.
Men moet „zoo veel. mogelyk is, onder-
_ zoeken of de flaaf met geen inwendige ziek-
ten behebt is, als koortfen , borstkwaalen , -
geelzucht, fcheurbuik , verftoppingen in de
lever of in de milt enz. „Myn oogmerk is
geenzins om hier de kenteekenen van deze
_kwaalen op te geven, om dat iemand, die
daar van onkundig is, ook onwaardig is om
de plaats van fcheeps-heelmeefter te beklee-
_den;;-maar myn doelwit is dezelven te waar-
fehouwen om altoos op hunne hoede te zyn,
wyl de neger-kooplieden nooit zullen nala-
ten; om de ziekten van de flaven, die zy
‚verkoopen willen, te bedekken. By voor-
beeld, wanneer een flaaf aan boord gebracht
„wordt om verkocht te worden, en dat-hy_
de koorts of eenige andere inwendige kwaa-
dentheeft, zal de neger-koopman. zekerlyk
onigeftalte aande zeeziekte toefchryven,
di
À waar. aan lieden die nooit op zee zyn ge-
EO Ee 3 weest
anderen kant, gebeurt het ook wel dat z
een flaaf, Be ziek te zyn, echter me
zware benauwdheid, angst „en een verwil-
„derd gezicht is aangedaan, even als of hy
dadelyk een zware koorts had, voortko-
mende uit de verbeeldinge, dat hy door de _
blanken ter dood zal gebracht en vervol-
ne landsgenooten is. ingeboezemd. Lr
en boven is het zeker , dat de inlandíche
negers de uitheemfche flaverny boven alle
gens gegeten worden ,’t gene hem De |
dingen vreezen; en dus ís het niet te ver-_
wonderen, dat zoo een flaaf, wanneer hy
zig aan boord bevindt om verkocht te wor-
den,en het laatfte vaarwel aan zyn land te
De Birra
zeggen, fomtyds met de allerhevigfte ge-
moedsbewegingen is aangedaan. Dit heeft
echter meer plaats by de vrouwen, dan by
de mannen, om redenen aan alle genees-
en heelmeefters bekend, en dus onnoodig _
om hier te melden. 9 |
"6. Eindelyk, op de geboorteplaats van de
flaaf. De ondervinding heeft aan de Ame
ricaanfche planters geleerd, dat de {la
welke in zekere landftreken van Africa
booren en opgevoed zyn, veel bekwaa
worden dan anderen, tot het werk waar toe
zy gekocht zyn, namelyk den landbouw;
en dit is de reden waarom de Guineefche
{la-
"
C 439 )
ndere zaken gelyk ftaande) al-
duurder verkocht worden ‚dan de .
Ifche. Onder de Guineefche flaven —
n de Cormantynfche, de Fantynfche en
mjdafche de besten; de grein-kust flaven zyn
minder in achting, en die uitde bocht, als
_de Benin, de Gabon en Cummaronas, wor-
_ den in ’ algemeen voor de flechtften ge-
houden. Het is zeker dat deze laaften van
een luyen en lafhartigen aart zyn, en dat
zy nooit tot het werken zoo bekwaam woór-
den, als de kust flaven, welke doorgaans van
een kloekmoedigen aart zyn; zy zyn niet
alleen fterker en levendiger, maar ook werk-
zaamer,fchranderer en bedrevener, hebben-
de in * algemeen een levende bevatting en
(alle a
Het is niet genoeg dat men, alle de hier
__voofnoemde zaken in acht neemt, en dat
Ì men een welgeconditioneerde Armazoen
| |
il
_zónden ftaat, naar America over te voeren.
| er moet bekennen dat het zeer moeyelyk
(440)
is om daar in wel te (lagen, wyl me
gelyks onverwachte en onvermydely
righeden ontmoet , waar door het al
‚der redery in ’t grootfte gevaar wordt ge
{laven , te geven, et ve A
e meeste flaven-fchepen hebben naauw-
lyks de lengte van 80, voeten over fteven;
zoo een fchip is altoos in twee legerplaat-
fen verdeeld, 1. Het tusfchendeks , ge-
{chikt tot de legginge der mans{laven, is
een plaats welke de breedte en lengte van
24. en de diepte van 5, voeten heeft, In
deze vierkante ruimte, worden beddingen
van greine planken gemaakt, om ook tot
flaap-plaatfen te dienen, zonder de welke
het volftrekt onmogelyk zoude zyn , in zoo
een naauw vertrek goo, (laven te bergen,
Deze flaven krygen lucht, van voren door —
het voorluik „ en van achteren door het
groot luik, welke beide luiken ’s nachts altoos
met roofters overdekt zyn. 2, De fchans,
gefchikt tot de legginge der vrouwen, ís
een plaats welke gemeenelyk de lengte en
breedte van 18. en de diepte van 7, voeten
heeft. Door behulp van beddingen wordt
deze ruimte bekwaam om 150, PRnen en
Pi B Zale. I= ì
C44r)
ren te bergen, dewelke lucht HE
1 ‚ eensdeels door 4. luchtpoortjes (die
orgaans zoo klein zyn dat ’er weinig lucht
Ba akt dezelven te fluiten wanneer het
@ene tamelyke koelte waayt); en an-
rendeels door het achterluik, waar over
_ ?s nachts altoos een roofter legt. De lucht
„wordt grootelyks belet door. een vaste hou-
‚te tent, welke boven de fchans gemaakt
„wordt, fchoon ?er ook in ’t midden van de-
ze tent een luik is, *t welk recht boven dat
van ban: legt, Hij |
_ Indien men daar en boven aanmerkt, dat
de mans flaven met yzers of boeyen aan
een gekoppeld zyn; dat de flaven in ’ al-
gemeen maar tweemaal op een dag gefpyst
worden, des voormiddags met gort, en
“’snamiddags met paardeboonen, of den
eenen dag met paardeboonen en den ande-
ter te drinken krygen, zal men gemakke-
lyk kunnen begrypen , dat het zeer be-
__ goeden ftaat naar America over te voeren!
… De dagelykfche ondervindinge leert, dat
„men dikwils het geluk heeft om de flaven
neer men de noodige zorgen om ze wel te
behandelen in acht neemt ; en zy leert
| ke Kn E e 5 f 0 ok
k
t,‚ en daar en boven is men ge=
ren dag met gort, en dat zy niets dan wa-
_ zwaarlyk is, een armazoen flaven, in een.
Á
Bn IE, ' q Î
meen goeden ftaat over te brengen, wane -
/
(442)
ook dat door de onachtzaamheid vas
de voorzorgen veeltyds een groot g
zelven komt te fterven. ’t Is dan van de
uiterfte noodzakelykheid, dat, niet alleen &
de heelmeefters, maar ook de andere fcheeps _
efficieren, zig daar in *t byzonder op toe
leggen , om alle zaken te onderzoeken, en —
in acht te nemen, welke tot het welzyn der
negeren kunnen ftrekken. Menschlieven- E
heid en eigen belang moet ieder flaafhande-
laar daar toe aanzetten, vooral indien men
daar by aanmerkt „dat de middelen, welke “|
in ’t werk gefteld worden om ziekten voor “|
te komen, een vry zekerder uitwerking |
hebben , dan die, welke gebruikt worden om _
ziekten te genezen, vooral op. cen ARP: 8
nne 4 É
Dienvolgens zal het van eenig nut kunn:
zyn, indien ik, in ’t korte, de voornaam- |
fle zaken „welke men „aangaande de behan- |
delinge der flaven, in ’t algemeen behoort
in acht te nemen , hier ter neder ftelle, -
—1. De eerfte zaak , waar op men behoort
acht te geven, is, om aan de flaven zoo
weel ververfching van zuivere en gezonde
lucht te bezorgen als eenigzins mogelyk is.
Men weet door veelvuldige en echte waar-
nemingen „dat ’er voor de gezondheid niets
‚ madeeliger is dan eene kwade lucht, en wy
hebben gezien dat de legerplaatfen der fla-
ven daar door befmet moeten worden En |
kle 3 f En
(443)
dien menin aan gerking neemt het groot
| volwasfchen. menfchen ‚welke in een
Jompt vertrekt van: 24. voeten in x vier
oeten huisvesten. _ De broeying ‚ar
ntochten “en. uitwaasfemingen van zoo
“veel gezonde menfchen zyn immers alleen
in ftaat om de zuiverfte lucht te bederven,
en wat moet het dan niet zyn wanneer daar
‚zeker aantal van zieken gevonden
er.
gedeel ed ll, EERENS 1070 Es CERIRIRE
_% Is dierhalven van het uiterfte belang dat
men, om alle befmetting voor te komen ,
200 veel frisfe en gezonde lucht brengt, als
‘eenigzins doenelyk is, ‘piet alleen in de le-
_gerplaatfen der-flaven, maar ookin ’t gant-
_fche fchip. Jammer is ’ dat de werktuigen
‚gls blaasbalgen, vuurwerktuigen ‚ wind-ra-
deren en ventilators (£), welke tot dit heil-
zaam oo merk zyn uitgedacht, aan boord
vaneen flavenfchip geen plaats kunnen heb-
ben. Maar al was dat mogelyk, zouden
“de reders wel ooit tot die onkoften over-
ftappen? % is niet waarfchynelyk „ wylzy
___de onkoften niet willen‘doen om grootere
en ruimere fchepen uit te rusten, welke
veel bekwaamer tot dezen handel zouden
Zyn. Met zal zig hier over geenzins ver-
a VRA „wen
Nt” a
Î 8 \ Hd « Ì teal '
tf) Een breedvoerig bericht van. deze vernuftige uit-
À vindingen wordt.gevonden In PE werk van den Heer
DU HAMEL, Baak der gezondheid voor de zeevaarenden,
( 444 y
wonderen, indien men{lechts aanmerkt
het eenigfte doelwit der: redery inrdezenis;,
geld te winnen ; en dat is niet wel mogelyk
houden als de omftandigheden eenigzins t
laaten; door tochtgaten te maken waat
door de bedorve lucht ook een uitgang kan *
vinden; door koelzeilen te gebruiken ; door
buskruid in den brand te fteken ; door roox
kingen van wierook , jeneverbesfen, enz.
en door het befproeyen met azyn of limoen-
zap. Alle deze middelen moeten met oûf“ _
deel en alle oplettenheid in *t werk gefteld
worden, vooral wanneer het weer en de
gelegenheid toelaaten datde flaven eenigen …
tyd op ’t dek kunnen blyven, op dat zy
daar na hunne flaapplaatfen weder kunnen _
N, PED iokrents tat 5 PRIN hd ee
(9) De eenigfte reden. waarom’er eengroot getal flas —
vèn ineen klein fchip gevoerd wordt, is, om dat de
recognitie aan de W. FE. Compagnie gerekend’ word
naar de grootte en lengte van ’ fchip zoo dat derede-
ry evenveel betaalt of’er. veel of weinig. flaven in ge-
handeld worden. Het zoude ; myns oordeels, beer
zynindien de recognitie gerekend wierdt naar het gee
tal der gekochte of verkochte flaven, en niet naar de
grootte van? fchip.” Deze fchikking- zoude, niet fchae
delyk voor de Compagnie „ en: aan de redery. voordee-
lig Zyn. ren rs diek dit
MS (445) Anak
betrekken ,'om “er de verkwikking van ée
_frisfe lucht En aängenaamen”reuk te genig:
wader 0: vaarde oek ore nn
igDe tweede zaak, waar op men be:
hoortacht'te geven, is, om het fchip en
E ijver rid te houden. Wyl
__de®:morsfigheid’ verfcheiden kwaalen kan
voortbrengen sis’ van de uiterfte noodzaa-
-kelykheid , aan boord varr een flavenfchip,,
‘alwaar een groot getal morsfige menfchen
in een zeer naauw begrip by den anderen
vergaderd is; de zindelykheid te betrach-
ten. Het bovenfchip moet hoodzaakelyk
alle dag-gefchrobt en gefpoeld worden; de
legerplaatfen der flaven moeten ook älle
dag gereinigd-worden. Daar en boven moet
«het. tusfchendek en de fchans tweemaal
weeks gefchuurd en fchoon-gemaakt wor-
„dent, “Tot:dit-werk worden met voordeel
“gebruikt-de (laven, ‘welke eenige dispofitie
‘tot-het fcheurbuik hebben, die gemeenelyk
malingers gehoemd worden, wyl de bewe-
ging voor de zulken zeer nuttig is om den
voortgang’ dier: kwaale: te beletten. Men
“begint met fchoonmaken ’s morgens ten
“tien uuren ‚om ’ middags klaar te hebben,
opdat de vochtigheid voor den nacht weder
j Oom. 2 Is dan ook zeer dienftig dat men
«buskruid in brand fteekt „rookingen en bé-
Ípriengngen met azynof limoenzap in RE
| felt,
Pen
CMD
ftelt, en daar na. zoo veel frisfe lucht
fchaft als;mogelyk is „om daar door.deste
fchielyker de vochtigheid te doen vervlie-
gen. Men moet zorge dragen. dat de fla-
ven zoo weinig morsfig zyn. als doenelyk
is; men moet ze verlof geven .om-zig op
„den middag te wasfchen, ende onwilligen
daar toe dwingen; acht geven dat-hun hoofd-
hair gefchoren worde, dat zy geen vuilig-
heidom laag- doen (h), en dat de-zieken
een, afgezonderde legplaats- hebben, …_— «
…3--De derde zaak , waar op men behoort
„achtte geven „zyn de levensmiddelen. Het
is ten hoogften noodzakelyk dat een {cheeps-
„bevelhebber zig, zoo wel voorde flaven als
voor het fcheepsvolk, van verfche en wel-
geconditioneerde mondbehoeften voorziet, «
_en vervolgens. alle zorg aanwendt om de-
zelve, zoo veel mogelyk is, goed te hou-_
den, Het was te wenfchen dat men, by de
infcheping , van de uitvinding vanden Heer
HALES gebruik. maakte ;-om de fcheeps
mondbehoeften , welke gemeenelyk en voor.
al op langduurige reizen, door verfcheiden
infeéten worden aangetast, voor be: ee
2 ) „rte
thsommize fcheeps-bevelbebbers laatsn?s nachts Dali
en tusfchen-deks plaatfen , waar in de flaven hun gevoeg ,
doen. Ditisseen gewoonte die geenzinste pryZen1s,
Wyl de ftank, welk daardoor in or hip. veroorzaakt
wordt, niet dan zeer nadeelig voor de gezondheid kap,
zyn.
d
|
en EN
KL
bewaren. „Hy wilt dat men de vaten, waar
de fcheeps-viétualie wordt bewaard , wans
neer dezelve reeds gevuld zyn, met zwart
velzal berooken, zoodanig dat de inleg.
zende eetwaaren als van zwaveldamp door-
trokken zyn, waar door de infeten , als ka-
landers, kevers, fchalbyters ,-fchietwor-
_men en ander gewormte afgeweerd worden,
_ Deze berooking kan geen fchade of kwaden
Ímaak aan de fpyzen toebrengen, indien
men flechts in acht neemt „dat zy een wei-
kieren de open lucht ftaan voor dat zy
gebruikt worden. Men kan deze beroo-
king, wanneer de reis lang duurt , ten twee«
_demaal aan boord herhalen. * Is van het
_uiterfte aanbelang dat de fcheeps-officieren
_ zorge dragen, dat der flaven ketels , door
den fcheepskok, zeer zindelyk gehouden
_worden. De fpyzen moeten nooit in de
ketels gedaan worden ‚om te koken; dan
na alvorens naauwkeurig onderzocht te
hebben,of dezelve naar behooren gefchuurd
en afgedroogd zyn ;-de fpyzen moeten ook
__nooit, na dat zy gekookt zyn, in de ko=
_ pere ketels blyven ftaan. % Gevaar vande
nalatigheid dezer voorzorgen is te wel be«
kend, dan dat ik noodig zoude achten my -
___des aangaande verder uit te laaten.
Het is ook zeer nuttig, dat een bevelheb-
— ber, wanneer hy zig met een flavenfchip
E op
ie
oo CSF
öp de kusten van Africa bevihte Wor
{laven verversfing koopt , als milbio, yat
potatos, pifang, en vooral limoenen, zoo
om ze langzamerhand aan de paardeboo®
nenen fcheepsgort te doen gewennen, áls om
het fcheurbuik en andere kwaalen voor te
komen ; en inzonderheid moet-dit niet na-
gelaten worden , wanneer men genoodzaakt
is-devflaven' langen tyd “aan fcheepsboord
te houden, eer men den overtocht’ ndar
America onderneerne, sos tr Atomen
v4, De vierde zaak , waar op men behoort _
acht te geven; isop ’t water, «De -dage- —
lykfche ondervindinge leert, dat het wa- —
ter; ’t welk men uit het Vaderland mede _
voert ‚na verloop van eenige weken aan het
bederven raäkt , waar door het een zeer on-
aangenaamen reuk verkrygt. Deze kwade
hoedanigheid, welke door het verrotten
van infeêten wordt voortgebracht , blyft
niet altyd voortduuren ; ’t water wordt we-
derom goed , doch maar voor-eenigentyd; _
het raakt op nieuw aan:het {flinken doorde
verrotting van andere wormtjes; en daar
na wordt-het wederom goed, Deze veran:
dering , door fommigen ziekte wam ’twater
‘genoemd, gefchiedt fomtyds- drie‘of vier-
maalen op de reis’ doch op het laatfte blyft
het altyd zoo goed dat men ’ervop de kus-
ten van „Africa geen beter! gen
a aar
\
( 449 ) |
aär vermits het volftrekt onmogelykis,
zoo veel water uit het vaderland mede te
__voeren,als voor een gantfche reis noodig
is, moet men gebruiken *t welk men op de
« st kan bekomen , en het is veeltyds zeer
moeyelyk om ‘er goed water te krygen,
vooral in den droogen tyd. Men is niet
zelden genoodzaakt het water te halen uit
opene putten, alwaar het zelve geduurende
den droogen- tyd ftil ftaat, en aan de zon
enducht is bloot gefteld. Vermits de lucht,
in-die-gewesten’, door duizenden ongedier.
ten bezwangerd is, vallen zy in die opene
putten „ raken aan't bederven, en laten
niet na om zeer fchielyk een beginfel van
„ verrotting in ’ water voort te brengen; ’t
welk voor de gezondheid niet dan. zeer
fchadelyk kan zyn. De ondervinding heeft
moe et men ‘altoos den voorrang geven aan
zig op de gemakkeldie wyze met de zeep
‚geleerd, dat de kwade hoedanigheid van
dit water, doorgaans de oorzaak is van de
diarrhoea en Dyfenteria, aan welke ziekten
men zoo dikwils het ongeluk heeft vele fla--
ven te verliezen. - pr ri A en
“Indien men gelegenheid heeft om op de
Africaanfche Ikusten het water te kiezen,
bet helderfte ;*t welk het bleekfte van vers
weris, de minfte geuren fmaak heeft, d
minfte grondigheid nalaat, en het welk
laat
PN
8 \
(450)
Jagt. vermengen.(i). „ De boots-gaste |
zool ‚ wanneer,zy „de watervatenyna
boot + eren. zorge.dragen dat deze 7
wel g t en digt ZYN,-Op. dat, er, geen
zout water in kome ;, want men is, iel _n
| dzaakt , uit hoofde van, des-zware
rand-branding de watervaten in zee, te
geeen. om dezelve in de boot,te
Debets fi af
et. ware. te pete ve nen. al het
gehnaarjad laten koo en waar OOE
„die ’er in, zyn, zouden, ke |
en te fterven en…naar den,gro |
| Een dit is aan _boord van. rte ip
niet wel doenel. k; men heeft dikwils moey-
te genoeg om het zelve „alleenlyk voor de
zieken gekookt | te -krURelee, openoonsdl 4
„De verrotting, van het „water kan. men
voorkomen met ’er een-weinig in te gieten ,
van, den. eenen of andeten. zuuren geest,
gelyk eenige dro opeen. olie. van, vitriool , «
geest van vitriool, olie,van „zwavel. drie ,
droppen olie van zwavel opeen pint wa:
id is, volgens den Heer. „Hales-genoegs en
het wordt ’er niet alleenniet „ongezonde
door, maar veel eer, ten, minften vo
migen, heilzaamer en {maakelyk
Get: zoude niet geacaiann zyn zooveel |
dt nd C 09 RAAS de-
Te: en Ohw Tüartari per vaer wales woude’ water ge- Ô
daan, verft het zelve met een ‘melkachtige couleur.
ke C 451 )
deze olie te mengen in den dagel ykfchert
re | Gr de ondervindinge zal zn best il
… ten nleree! droppen op een legger moes
en-gegoten worden , om het oogmerkote
bereiken. Olie: van wittiool kan ook hier
toe dienen; ; maar eene drop opeen gehe:
_ Ter pint. water is overvloedig genoeg „ en:
_ doet zoo veel als drie dro ene geest van
vitriool,-of olie van zwavel. De Heer DES
LANDES; Hifloire de P.Acad, R. des feiences,
1722, we getuigt, dat hy het water zes
maanden heeft houden ; alleen door
de leggers, eer het water daar in gedaan
wierdt, met warm water uit te ien
en te luchten met zwavel ; echter pryst hef
ook den geest van vitriool aan , welk
_ del by onze Nederlanders niet geheel on-
| bekend is(k), Vermits deze middelen wei-
nig moeite en- kosten vereifchen, moesten
dezelve op onze flavenfchepen beproefd en
in t werk-gefteld worden. Het is niet on-
bekend dat het water kan verbeterd wor
den, ‘met ’er-azyn onder te mengen: Eert
_ half “pond. azym zou tot drie kannen water
3 merge ne Zyn , waardoor het niet *
BR MOenA TUohncfog ee Ôn-
RDE dr ie
eert ene
= def gezondbeid, voor de: zeewaarènden. ien eene verhan- —
hete, welke niet alleen door alte de fcheeps-bevelheb-
j TS, maar ook door alle de heelmeefters verdient met
oplettenheid gelezen te worden,
daad
Casa)
gen zyn, zal men dit niet te-gering ach-
ten, In der. daad, hoe dikwils gebeurt
het niet dat de rotten en muizen de fcheeps-
(455)
derde 4 de groote meeniete rotte
‚die hem zoodanig plaagden dat ze de
och nacht konden rusten : want zoo dra
e maats in de kooyen lagen, wierden zy
een heelen zwarm van dat ongedier-
als beftormd, die over hen heenliepen
_en hen dikwils zeer gevoelig beten ; ja vari
_ fommige maats, die door ziekte geen kracht
meer hadden om zig te verweren , wierden
de teenen van de voeten: afgegeten ; doch
niets was ysfelyker om te zien, dan hoe die
dieren de lyken fchonden , die op ’* dek la-
gen; etende de oogen uit het hoofd, en
heele ftukken uit de wangen, armen en
beenen. Meer foortgelyke voorbeelden van
de fchadelykheid van dit‘ongedierte zoude
ik hier kunnen byvoegen, doch dit geval
‘alleen is genoeg ; ‘om alle zeelieden , welke
zig op langduurige reizen begeven, van de
noodzakelykheid om katten aan fcheeps-
boord te hebben te overtuigen, en hen
‚tot deze inachtneming aan te zetten.”
6. De zesde zaak waar op men behoort
„acht te geven, is, om de flaven wel te be-
„shandelen, Deze aanmerking zoude miís-
vien onnoodig zyn, indien alle de flaaf-
| \delaaren lieden van een goed gedrag,
_-befcheiden ; mededogend, gefchikt waren,
‚ enflechts devoornaamfte Christelykedeug-
_sden“bezaten, » De ondervinding: leert: dat
£3 k „avan-
Ed
(454)
wanneer een {cheeps-bevelhebber gefcl
is, en de officieren en. matroozen met een
goed voorbeeld voorgaat , de laven binnen.
fcheeps-boord rn geregeerd. me
nen worden, Jk.ben van oordeel dat de
opftanden , welke onder de {laven zoo dik-
“wy! plaats hebben, veel eer aan het kwaad
gedrag van het fcheepsvolk moeten toege-
fchreven worden dan aan de vrees-om
door de blanken. gegeten te worden, of aan
de natuurlyke genegenheid. om hunne. vry-
heid weder te bekomen. brea Á
% Is noodzakelyk dat men aan de flaven sd
zoo dra zy gekocht zyn, te kennen geeft,
dat zy geen kwaad. te wachten: hebben;
dat de blanken geen menfchen-eeters-zyn;
dat zy, de negers koopen om dezelvennaar
een. goed land te voeren, alwaar zy veel
van „hunne landslieden zuflenis vinden,-en
peen tot den landbouw gebruikt Wor-
OG
Men moet de. desen op. een. ‘befcheiden .
wyze aanzeggen, dat zy. zig goedwillig-aan
hun noodlot moeten onderwerpen, de blan-
ken gehoorzaam zyn,-geen kwaad -doen
ef dat zy op de allerftrengfte. wyze zulle
geftrafd worden; doch dat, indien-z ‘door
de blanken, beledigd worden, zy aan de of
ficieren of aan de Bomba. moeten klaagen,
en dat zy, dan. aanftonds recht zullen ‚be- -
„komen, if % Jajf
Plas:
4
|
dig een trommel en andere fpeeltuigen aan
boord te hebben „om ze daar ‘toe aan te zet. -
ten en op ‘te wekken, wyl die lichaams-
Oeffeninge, waâr op zy zeer verzot zyn,
RE ES
laaten ; ten dien einde is het zeer dien-
hun niet alleen een byzonder vermaak ver-
_fehaft, maar ook grootelyks tot derzelver
welftand en gezondheid bevorderlyk is.
‚In ’taanleggen van deze danspartyen en
_ vreugdebedryven , moet men acht geven,
om de negers die in één land geboren zyn
by ‘den anderen te voegen, wyl flaven die -
uit een ander land zyn zelden met andere
vreemden willen te doen hebben, zoo om
dat zy elkander niet verftaan kunnen, als
… heden geftoord worden. | LN
_& », Eindelyk, de zevende en voornaam.
om dat hun muzyk en dans veel van elkan-
der verfchillen „en dat zy fomtyds vyanden
zyn. By gebrek van deze inachtneeming,
ontftaan ’er dikwils oneenigheden-, “waar
‘door deze zoo noodzakelyke vermaakelyk-
S
fte “zaak waar op de heelmeefters behooren ,
cht te geven, is, de zieke flaven wel te
# Behar delen, en alles wat met mogelykheïd
1e
binnen fcheeps-boord tot derzelver genezing
ali Ff 4 kan
(456 )
kan trekken , werkftellig te sve.
oogmerk is geenzins om de ziekten
varenden of die der flaven te verhandelen,
noch de daartoe vereischte geneesmiddelen
voor te fchryven. Verfcheiden kundige en -
ervarene genees- en heelmeefters hebben
zig federt eenige jaaren in ’t byzonder daar _
op toegelegd. De voornaamften onder hun,
welken dit onderwerp verhandeld ‚„en-daar —
in zeer gelukkig geflaagd hebben , zyn „de
Heeren TITZING, in zyne geneeskonst ten
‘dienfte der zeevarenden ; LIND, in zyne
verhandeling over de middelen. ter-gezond-
heid op ’s konings fchepen , welke verhan- —
deling met veele oordeelkundige en nuttige
aanmerkingen is verrykt, door den in de
genees- en heelkunde zeer ervarenen Heer
P, DE WIND; ROUPPE, in. zyne verhande-
ling van de ziekten der fcheepvarenden ;
en S. DE MONCHY, in zyne verhandeling
van de oorzaken, genezing en voorbehoe-
ding der gewoone ziekten van ons fcheeps-
volk, dat naar de West-Indiën vaart, wel-
ke den prys van de Hollandfche Maatíchape
pye der Wetenfchappen heeft behaald „en
in het zesde deel harer verhandelingen is
geplaatst, Jammer is’t, dat deze weldoor-
wrochte verhandeling zoo weinig door de
zeevarende heelmeefters gelezen wordt in
wier handen de werken van gemelde Maat-
"eon Gd Rt, fchap-
kr (457 )
ik dchappye zeer: zelden te vinden zyn At Het
zoude „-myns oordeels, zeer nuttig zyn;
‚dat die verhandeling afzonderlyk gedrukt
onvte-bekomen was, ten dienfte der zeeva-
rende heelmeefters, tot welker gebruik zy
„het meest gefchikt is. oe
‚In de voornoemde werken over de ziek-
ten der zeevarenden (m) zullen de heel-
meefters genoegzaam alles vinden , wat ik
hier aangaande de gewoone ziekten der fla-
ven zoude kunnen zeggen; dierhalven ach-
te ik het onnoodig om’er een uittrekzel van
te geven, Ik zal liever noch eenige andere
algemeene aanmerkingen hier byvoegen.
… De heelmeefters moeten dagelyks alle de
{laven naauwkeurig vifiteren, en een by-
zondere zorge en oplettenheid omtrent de _
zieken hebben; zy moeten er ín fommige
_OpZzichten de vaders van zyn ; zy moetenze
_zoo veel gemak verfchaffen als mogelyk is ;
Zy moeten zorge dragen dat zy uit de boey-
en gefllagen worden , niet alleen wanneer zy
ziek zyn, maar ook wanneer zy eenige dis-
_ -pofitie hebben om ziek of fcheurbuikig te.
„worden ;en wanneer zy treurig zyn , ‘tgeen
_ ‘doorgaans een aanftaande ziekte voorfpelt.
cn blote no Beesd obers
| “#(m) Men zoude noch hier by kunnen voegen de
Ln te befchryvinge en geneeswys der ziekten die veel=
“zins in de Heirlegers voorkomen „door den Baron vAN
(SWIETEN, welk insgelyks voor de zeevarende heel-
_meefters van zeer veel nut kan Zyn,
\
( 458 )
Zy moeten hunne gedachten laten gas
al ’t gene tot hunne behouderis eenigzins
kan ftrekken , en met één woord alles int
werk ftellen wat hun droevig noodlot kan
verzachten : ten dien einde moeten ook de
_ bevelhebbers, zoo veel mogelyk is ‚de ver-
__verfchingen koopen; welke de heelmeefters |
oordeelen voor de: flaven dienftig te zyn,
en vooral zorge dragen dat zy geen gebrek
aan water hebben. ’% Is fomtyds ten hooeg-
Áten noodig dat :de-fchepen „ welke vande
kust vertrekken „het eiland St. Thôme of
Annebon. aandoen , om aldaar te verver-
fchen ; dit is-het beste middel om de ziek-_
ten en de fterfte- vande flaven, en van ’
fecheepsvolk , voor te komen; ‘Men weet
dat-de- limoenen en orange-appels ‚ welke _
men op de gemelde eilanden altoos in over-
vloed, en voor een zeer geringen prys, kan
bekomen , de krachtdadigfte geneesmidde-
len zyn om het fcheurbuik „ den geesfel der
vaer tegen te gaan en te gene-
ie AD
aì 5 Bitidelyk zal il -hiet-noch by vo en;dat
een heelmeefter „ made he
vèn:te varen „ zig niet alleen van de |
böeken over de genees- en heelkunde
voorzien, maar ook van de zulken () waar
et
3 5
El) Als gosh berhfgvtds van Guizee; het A |
deel van de hiftorifthe befchryvingen der reizen, enz.
‘ /
|
d
|
|
|
ri)
ERE eh er et
mit‚hy een-behoorlyke kennis. kan verkry;
‚gen van het land. alwaar „deze „handel ge.
„dreven wordt , van deszelfs inwoonders,
van,de luchtsgefteldheid, van-de natuurly- _
ke hiftorie „van de byzondere ziekten en
„geneesmiddelen, enz, „Hy. moet zig niet
_ fchaamen hunne byzondere genezingswyze
_te-onderzoeken’ en. beproeven, en altoos
__denken,datiederland.geneesmiddelen voort: .
brengt IJ om de byzondere. landziekten te ge-
_kennis van verfcheiden uitftekende genees-
middelen. aan ongeletterde en. woefte vol-
‘keren verfchuldigd zyn, ” De-groene-kfui-
» den, zegt BOSMAN (0); ’t‚ voornaamfte
_» middel -waar-meede de negers in haar
__pfiekten fyn arbeidende, fyn van fo een
so verwonderlyke en groote-kragt, dat het
„srhooglyk te beklagen is, datgeen ‚Kuro-
»jPisch, heelmeefter fig ‚tot-nog.toe aange-
slegt heeft „om den aert en de eigenfchap-
_sypen derfelver te onderfoeken: Want ik
5 beeld my niet alleen in, maar geloof het
ss ook voor vast, dat men met defelve vry
3 gelukkiger omtrent de fiektens enù quaàa-
Ces) len fou arbeiden, als met de Europifche
4 heelmiddelen , om dat defelve, als fe
5 hier te land komen, haer grootfte kragt
al hebben verlooren , en voor *t meeren-
, À 5 deel
MO 2, deel , pag. 7.
(460)
deel bedorven zyn. En daar en boven
s ook, om dat onfe lichaamen hierteland _
» van een andere gefteldheid bevonden wor-
»’ den, waar door defelve na alle gedagten
„fig beeter na ’s landsmiddelen, als de
„ Europifche , fouden fchikken.”
_ Wat my betreft, ik durve verzekeren, dat
ik verfcheiden geneesmiddelen doot deneger
genees- en heelmeefters met een gewensch-
ten uit{lag hebbe zien in’t werk ftellen. Ik
hebze de bast van de Goeyave wortelen, de _
Cortex fimarouba, en andere fimplicia, wel-
ke op verfcheiden plaatfen van Guinee in t
wilde groeyen , met niet minder oordeel als
voordeel , in de Diarrhoea en Dyfenteria —
zien gebruiken ; ik heb ze aanmerkelyke
genezingen zien verrichten door het Zm-
phbyfema artificiale of opblazinge van ’t vet-
_ vlies (p); en ik heb ze zieken uit de kaken
des doods zien redden door vryvingen,
door {meeringen van olyphantsmerg, na- —
tuurlyke balfemen , van palm-olie en ande-
re middelen, als meede door baaden, en
de lyders eenigen tyd in * warme zand té
doen leggen. > \ zon tros
KEL eG \ MEN / Ms ER AN
(p) Zie bet 6. deels. 2, ftuk, der verhandelingen van
de Hollandfethe Maatfchappye der Wetenfchappen,; als
mêde een bericht van-het-goëd gevolg dezer operatie in
het ,8,-deels 25 ftuk. bi rrd
_VER-
(461)
Brromenp evol
ate
Bo POV B Ri ESBINGR ot, ossen,
ODD LYKE VERBETERINGE.
Re AKD
ge VAN HET”
BLIND O
B LG T s.
; en de
“JOSUA VAN IPEREN.
| Knead
ht
5 L sileon hier toe, Galama het, heeft
men nog weinig lust getoond, om zig. op
de uitvorfchinge eener bevattelyke eere
heid van de Goddelyke verbeteringe der
menfchelyke lichamen na de Opftandinge;,
„wanneer zy Hemelfche en Heerlyke lichamen
zullen worden, toe te leggen. Onder-
en weet men egter ‚dat alsdan de
ke ‚ zoo wel als nu, zig van Zintuigen
MG) r cor. XV. 40, 41.
(462)
zullén moeten bedienen: en wel ván die zelf
de Zintuigen, welke ons aan deze is a
het graf de kennisfe van de meeste uitwen-
ran okidd fen befchikken, Maar dan
behoorden die Zintuigen ook ongemeen
verbeterd, van alle- zwakheden gezuiverd
en tot den hoogften toppunt van mogelyke
volmaaktheid gebragt te worden , zullen die
verftrekken moeten ter bevorderinge van
een zalig , onbegrensd en onbelemmerd ge-
_noegen, Hoe zouden wy.daar niet hi
wätertanden, indien wy ‘et eenige duide
lyke denkbeelden van hadden! Maar zou ©
ons de Goddelyke Openbaringe daar toe
geene aanleidinge geven ? Ai lieve; wie on-_
zer®ou daar aan twyffelen? Koomt het friet
met een der voornaamfte oogmerken der
Openbaringe overeen , met dat oogmerk
namentlyk, dat de elendige ftervelingen op.
het Leven na dit leven verlieven zouden?
6 IL Eenenkel berigt, duizend beloften
dier heerlyke verbeteringe van de menfche:
lyke Zintuigen treffen zoo fterk niet, als
het verhaal, het ontwyffelbaar verhaal van
toefnemingen , welke de Goddelyke goed.
@id daaromtrent heeft gelieven te doen.
Men ontkent doorgaans wel niet, dat de
Propheten van de Goddelykheid hummer Ge-
_zigten overtuigd wierden door eene oordeel
kundige ontdekkinge van de zeldfaamheid
/ ï
Kl
Á
/
Ki,
|
B C 463)
et heerl khaid; der; sierstenen K Maat
gold t dit wel? De taal, welke de Geleen.
nisvalle eere en agtinge voor hunne fchrif-
tenen, bekwaamheden, een weinig te alge-
neen en te min-beflisfend voor. Een Dwee-
per; ja een Heidensch, of bygeloovig Chris-
ten poëet , zou’er misbruik van kunnen ma-
ken. Zou het-dus niet beter. aangaan, dat
men. myne bedenkingen over de Verbete-
ringe_ der Zintuigen te baat name,en oor-
deel! gonderzogte, of ’er. geene geval-
len. voorhanden zyn, waar, uit men die
Verbeteringe, op de „Propheten meene,
zou kunnen betogen? —
„6-1. Men heeft den tn VITRINGA B).
| edog. ten onregte. (c), befchuldigd , eik |
de. Prophetifche- Gezigten alle in de
rukkinge en dus in de inbeeldin
waor in geplaatst. zou hebben. Maar 1 had
pen gemend, „dat die beroemde Man niet -
duidelyk verklaard had , hoe de-Propheten
van,de Goddelykheid. der. ware Gezigten,
die zy met hunne levendige: oogen zagen,
„voor hun, zelven eenc vernuftige verzeke:
„tinge ontfingen, *t ‚zou niet geheel én-al
_be sien de waätheid sn 5 ad gie
> G. CARPZOv. Introd. ad Libr. Mort: Cr. $,10.
kid (5) Ne VITRING. Typ. Dor. Proph. C, m S 3. 7. &.
omtrent voeren, koomt my,behou“
€454)
in dezen is 1 „door andere vOOtg: egaan ef
nagevolgd „-welker namen en fchriften
onnoodig fchatte hier op: te tellen.” Ee-
nige,. dat men doorgaans in dezen te ber-
de brengt , zyn vooronderftellingen van een
omfehynend. ligt en van eene vertegenwoor-
diginge der Goddelyke Heerlykheid. (d)
6 IV. ’t.Koomt my meer dan. aanneme-_
lyk voor ‚-dat-de Propheten-zeer zorgvul-
„dig-moeten. geweest zyn en noit ligtvaardig
in-het-erkennen van een Goddelyk Gezig-
te Zelfs meeneik , dat het-worftelend on:
geloof der Apostelen in de Evangelien zoo
nadrukkelyk en klaar verhaald word, op
dat men begrype, dat zy zig in het toe-
ftemmmen en aannemen van ’s Heilands on- >
derwys aan geene voorbarigheid hebben
fchuldig gemaakt, Zy waren getuigen van
ontelbare teekenen: drie hunner hadden
Christus-in heerlykheid op Thabor gezien,
Evenwel wantrouwden. zy nog. Het God-.
delyk Pinxtervuur moest hen eerststreffen —
_en op een iegelyk. van hun’ zitten’ en hut
ne-vermogens-moesten -wonderdadig“vet
_beterd worden. Toen” ftondPetrus eert
op metde Elve: toen wisten zy eerstovol
uit, dat,de Geest des. Heeren” door‘hen _
Íprak. Hier toe had jrsaïas de ageerde |
on tr: ventie vond sd KOO
(Om wirz, Mise, S. 'Lib, TI, Capss&V. $.2: 34m
( 465 ) NE
ool(e) én JEREMIA de en vaft Je:
hovahs-hand (f) van nooden. « Maar ‘t ús
myn beftek niet my hief omtrend in byzons
derheden ‘uit te laten, LA hi
“GV. Alleenelyk lust het my’, tèr verheer-
1ykinge van Gods Wysheid, Goedheid en
Alvermopden , drie voorname voorbeelden
eener bovennatuurlyke Verbeteringe van
het Zintuig des Gezigts hier by te bren-
gen jen dat wel in de drie aittiekendfte en
zeldfaamfte perfoonen der Gewyde Aloud:
Heid „Abraham den Vader der- Geloovi:
gen ;Bileam den Syrifchen Waarzesger „en
Mofe;-den grootften Menfchelyken Pro-
pheet „die ‘er immer is opgeftaan. En
wanneet ik betoogd zal hebben, dat 'dus-
danige-eene wonderbare verbeterftige van
het Gezigt alle andere wonderwerken , wel.
ket Opperwezen ooit ter betoginge van de
Goddelykheid der: Prophetien _gewrogt
heeft;-zoo-niet overtreft, ten minften aan
dezelvesgelyk is, dan zal’ ook het ‘gezag
der Godfpraken onder de Belofte en onder
de Wet, sja ‘de onfeilbaarheid ‘van onzen
vernuftige ervheerlyken Godsdienst daar
door-niet weinig bevestigd worden.
6: ML’ Geval : dat ik in-de gefchiede-
nisfe van Abraham bedoele , ig eene zeld-
Kes gote! dromgodGgrotied TVA Ai ad
MEIS
8 , i ET e é
C 466 }
het de Opperfte W'ysheid kon goedkeuren.
‘Trouwens het overbrengen van het onuit
drukkelyk aantal der hemellampenop-de
“ontelbare menigte van Abraháms aanftaan-
de naneven, kon niet wel eer gefchieden ,
voor dat de Godsman ontdekt had „dathem
de gevorderde.tellinge. volftrekt ondoenlyk
was, rf aren IRE B LAN
…$ VIL Myn beftek en oogmerk laten geen-
| zints_
(8) GENES. XV. 5.
ed (467)
zintstoe , dat ik tegen RrveTus, (h) HEIDEG-
GER (i) en foortgelyke Uitleggers aantoone,
_ hoe God Abraham onmogelyk kan hebben
_gelast naar den Hemel op te zien en de fter-
ren te tellen, alleen met dat’ doelwit, om
hem een gemeen fpreekwoord , dat menige
eewen. naderhand by ovipmus, CATULLUS
em anderen. is overgenomen , levendig
te doen begrypen, In de Letterkunde
moet men de T ydrekeninge ook raadple-
gen en zien of eene zegswyze niet wel mo-
gelyk uit eene oude gebeurtenisfe of over-
everinge afdaalt. Want anders doen zul-
ke letterzifteryen en uitvlugten der Gewy-
de Hiftorie niet zelden fchande aan en wor-
den doorgaans zeer gevaarlyk in de han:
„den der ongeloovigen. De vergelykinge
by het zand der zee was eenvoudiger en al
te. verftaanbaar, dan dat ’er de Patriarch
op’ peinzen moest, gelyk op deze. By
vervolg van tyd, na dat de ontelbaarheid
der fterren plegtig was onderzogt, konden
de vergelykingen famen genomen worden ; -
gelyk federd. gefchiedde. od ER
… „6 VIII. Gaarne wil ik toegeven, dat de
«meeste menfchen, die. geene de minfte er
“„varenisfe hebben in het onderfcheiden der
_verfchillende, Hemelteekenen „ aanftonds,
BRO roeren cel rl
" _{h) Exercit. in Genef. p. 379.
ei) Hiftor, Patriarch T. II. p. 109.
Taa ee,
by-het opzien. naar den Hemel; die taak ;
wa ‚aan Abraham: wierd opgelegd ,zou-
den trägten “te ontwyken „ zeggende, dat
zy het tellen der: ftarten voor: ondoenelyie.
houden; om dat zy, by het-opvolgen-hun= «
ner, toekykinge, ftraks in eene verbyfteren-
de verwarringe geraken, niet wetende, hoe
zy dat werk aangry pen: veel minder; hoe
zy-het voltoyen zullen. Maar zoo komeen —
liefhebber der -Sterrekunde , zoo=koneen
geloovig Aartsvader niet wel handelen, A=
bram ‘ten’ minften niet, die met een oor-
deelkundig-overleg in ’ geloof , nu vooral;
er op uit-was;-om zynen Verbonds-God te
behagen. Ook vergde hem Jehova nièts; «
dat: onmogelyk was; « Eenen “aanvang te
maken! van tellen en ‚het ftuk te beproeven
kon immers ligtelyk gefchieden ? Hoewel
het blyken zou; dat het volledig flagen in
die onderneminge ’t vermogen van; een
mensch, ja. zelf het.geheiligd vermogen van
eenen hoog verligten geloovigen sverre te. …
boven ftreefde, - Trouwens de. Hebreew-
Îche Text DN “op baro Dazian op
naawkeuriglyk in zyn verband befchouwd,
leert ‘ons; dat Abraham gelast wierd zyne
pogingen in te fpannen en zyn uitterfte best
te doen; om te zien, of hy het voltellen
der fterren kon meefter worden.
dS DK
(469) |
26 IX. *t-Is"wâar, men mag’ op -PHILO3
„Op de aanhalingen van JOSEPHUS uit BERO-
sus, op de Kabbalisten , en op zulke Kerk:
vaders en latere Godgeleerde Schtryvers,
dieallerhande kunften ‘en wêténfchappen
en dus ook de W'ysgeerte en Starrekunde
ten vollen top van volmaaktheid in Abra-
ham zoeken, geenen ftaat maken (k). Maar
dat: men daarom den Vader der Geloovií-
gen van alle ervarendheid in het onderfchei-
den der Hemelteekenen en Geftarntens glad
en gaar ontbloot, en hem in dat flag van
kundigheden’ voor eenen volftrekten weet-
niet wil doen doorgaan, is dunkt my zeer
hard, onredelyk, en ployt in geenen deele
met de omftandigheden van onzen beroem:
den Geloofsheld. Hy kwam uit Ut der
Chaldeen : en by dat volk is, buiten tegen-
apr de Sterrekúnde van de vroegfte ty-
den af bekend geweest, en mogelyk vroe:
ger „ dan by hunne naburen de Asfyriers of
by de Egyptenaars, ten minften zoo veel
als tot het tellen-en fcharen der Hemeltee-
kenen van nooden was (1). Zoóö men
zoo:ftelt; is ter geene zwarigheid om in de:
Zen ’t gevoelen van EUPOLEMUS te omhel-
genen Abrahatn daaromttend’ meer’ kun-
digheid ‘te gunnen , dan’ zyhe voorzat
Kog Ge. en
pis GEE '
Ck) jac. Bruckert Hift. Crit. Philof. T.I p. 71,
{I JAC. BRUCKER Locits-p.-TOg, A75 «AOL,
(470 )
ten (m). Trouwens in Jons Boek weeteen ie-
der dat men voetftappen vind van eenemeer
dan gemeene kundigheid in het bepalensen
benoemen der Gefterntens, welke kundig-
heid niet op eenen dag geboren is (n). Daar-_
enboven had Abraham die ervarenisfe in
“de fchikkinge der Hemelftreeken „als een
tentbewonend zwerver, hooggelyk van noo:
den; enik voor my houde’t meer dan waar--
fchynelyk, dat gelyk de nooddruft en het
gemak zoo niet alle , evenwel de meefte
kunften heeft uitgevonden „ dit ook plaats
gehad heeft in de Starrekennis van Abra-
am,van zyne Voorouders en landgenooten.
9 X. Maar, al wilden wy aleens toege.
ven , dat dit tellen der Starren den, Patri-
arch vreemd geweest is, en hy zig inStar-
rekundige zaken volftrekt handeloos had
bevonden ; men zal egter, denke ik, zoo
verre niet komen, dat men hem voor der-_
maten onkundig zou willen aanzien, dat *
hy de Sterren, welke hy aan de Hsmeh
transfen met zyne bloote oogen gewoon
“was te aanfchouwen, geheel en al ontel:
baar zou geoordeeld hebben; ja zoo ontel-
baar, dat derzelver menigte met het zand _
der zee te vergelyken. ware, en overzulks
eene gefchikte vertooninge , om, van God _
| ee
(m) eusen. Praepar, Evang. L. IX, C‚ 17. p. m. 418,
uit ALEXANDER Polybiftor. d
(@) zor IX, 7—9. XXXVIIL, 3133.
Ke
(471) Ri
ebruikt te worden ter beduidinge der on« *
Cy! erbare menigte - van beloofde nakomes
lingen’ door Ismaël; Ifaak en de kinderen …
vansKetuúra: vooral wanneer men de fchas
re, die niemand tellen kan uit alle geflagten,
talen; wolken en natien (o) tot de kinderen
derbelofte , gelyk 1faak was ; uit de vrye Sa-
ra{p), tot “die nakomelingen. betrekkelyk
>6-XL De lyften van HIFPARCHUS, PTO-
LEMZEUS € ERATOSTHENBS , ja zelf die van
KEPLER ‚BAYER En naderhand van den Abt
de LA CAILLE klimmen to: zulke eene hoog-
te niet in het oprekenen (q) dat ’er eenige
evenredigheid uit ontftaan- zou met de on-
telbare-nazaten van den Vader der Geloo-
vigen. Ja zelf het voldoet niet, al wilde
men vooronderftellen , dat de Sporades de
_Nebulofe, de Melkweg en diergelyke by
den” Aartsvader , als geheele nesten van
fterren waren aangezien. Immers de tel-
linge moest , op Goddelyken last, vooraf-
gaan,-en Abrahiam was met zyne bloote
natuurlyke oogen buiten ftaat, om dusda=
_nige’ tellinge in de nevelagtige en vloeyen-
de Gefterntens te verrigten.…— 5 dee
REN PG eye Ve PR KI
N, Co OPEN». VII. 9. P 4
hd
He GALAT. IV. 25. î
of De la LANDE Aftronom. Livr. III, $ 355. & 459.
fegq. c. worru Elem, Mathefeos V. III, p. 382. Aftron.
$ 244. feqqg. |
( 472 )
‚6 XIL Om, alle welke: redenen verftan-
dige en‚onbevooroordeelde vernuften. my
el-zullen, willen toegeven, dat hier de Va:
ler. der, Geloovigen op. eene oordeelkundi
ge-wyzeis te werk gegaan, en‚niet, dan na
een naawkeurig befchouwen en-doorloopen
der gefterntens ‚die toen boven zynen Ge
zigteinder waren, met regt „tot derzelver
volftrekte ontelbaarheid. befloten heeft ; en
dat „by. gevolg; de oogen vans Manslic-
haam bovennatuurlyk - zyn- verfterkt „ge:
_ wordenen-hy-meer voorwerpen in die:zee
van waerelden heeft kunnen ontdekken; dan
wy.door-de;beste verrekykers-en telefcopen
met eenige mogelykheid ontwaar kunnen -
worden. „Hy. die.de oogen-in ons voorhoofd
geplanten denblindgeborenen’tgezigt.heeft
wedergegeven, Hy die de Inbeeldingskragt
der Propheten en Digters vop'eene verba*
zende en verrukkende wyze.zoo menigwerf —
verlevendigd heeft, zou die ook, tot „ver=
fterkinge van Abrahams gelopf dit wonder: _
{tuk , die orereaigend, bewys zyner Almag=
tige Genadekragt „ dit volledig vertoog der
onfeilbaarheid. van de aanftonds, volgende
Gadfpraak, niet. hebben kunnen ter; uits
voer brengen? Streed het tegenzyne Wys-
ai Heiligheid, of eenige andere deug-
En la ld
6 XIII, Het tweede geval, dat A
EEN A CHREN oi U È
Ged EEE
(473)
„de, is de Godfpraak van Bileam op de hoog:
te van Peor; van welke hy zyn uitzigt had
overde woeftyne. … Dus verhaalt het MOSEt
__ Balak nam den Bileam tot de boogte van Pe-
rs die: tegen de woeftyne ziet: (rt). Toen
flelde Bileam zyn aangezigte naar de woefly-
nes Als hy 2yne-oogen ophief en Israël zag,
wonende. naar -zyne flammen', zoo was de
Geest. Godes.ophem. En by hief zyne fpreuk
open zeide» Bileamn de Zoon van Beor fpreekt
ende man ‚diende oogen geopend zyn fpreekt,
die des Almagtigen gezigte ziet, die verrukt
word. en dien de oogen ontdekt worden (Ss).
Aanmerkelyk is het, dat die laatfte betui-
ginge, die des Almagtigen gezigte ziet, die
verrukt word en dien de oogen ontdekt wore
den van-Bileam, met eenen verdubbelden
ophef, herhaald zyn (t).- Ja MOSsE getuigt
van den waarzegger, dat hy van dezelfde
hoogte de leger plaatzen van de Moabitifche
hulptroepen „ de Armalekiten en Kenithen
klaarl-zk befchouwde (u). …
„6 XIV.-Elk, die oit een talryk heyr, ja
al.was het flegts een vliegend legertje heeft
zien camperen, zal ligtelyk toeftemmen ,
dat ’er niets beter is, om deszelfs ligginge
RK nee Ane} As Gg 5 REF
Ei ZEERTOf Hot 09% COKE
of) Num, XXIII. 28.
_ (S) NUM, XXIV. bat
Ï0,
MCE) NUM. ——
(U) NUM,
120, 2de
(474)
in haar geheel te ontdekken ‚dan eenehoog-
te te zoeken, van welke men een ruimuit-
zigt heeft; en derhalven. dat de Moabiti-
fche Koning en de Syrifche vereren
zegger, met dat oogmerk, eerst de hoog-
te van Pisga, en nu die van Peor verkoren
hebben. „Hier vandaan zag hyinderdaad —
de ligginge van Israëls menigte, zoo dat E
hyin opgetogenheid. van zynen digtluim
zingen kon. OQ hoe goed zyn uwe tenten o
Jacob! uwe woningen, o Israël! Gelyk de be=
ken-breiden zy baar uit, als de hoven aande _
rivieren. Jehova heeft ze- geplant, als de _—
Jandelboomen ‚alsde cederboomenaan hetwa-
ter. (v). Men zy hier niet te voorbarig in
bet zoeken van Allegorifche en Evangeli- d
fche geheimen. De voordeelige en aange-
name legeringe van dit Goddelyk volk langs
de beken en rivieren word hier gefchilderd
en als een bewys van de Goddelyke gunst
en befcherminge aangezien ; gemerkt ‘er
geene wellustiger en beterelegerplaats met _
eenige mogelykheid uitte denken was,
Want in de vlakke velden van Moab, daar
zig Israël, federt den veldflag van Edreï
had ter neêrgellagen , ftroomde de rivier
Arnon , de landpale tusfchen Moab en de A
moriten (w) en teffens de Jordaan over Je-
AKA Tie
(v) Num. XXIV. y sen 6,
Cw) NUM. XXL 13, 14.
rie
« (2
(475)
richo met. menigte „van beken en gegravene
d gragten rondom-en door de legers der Stams f
_men,zoo dat ’er allezints overvloed van-wax
__terswas. ’t Naburig gebergte veroorzaakte
watervallen en ftroomen in merkelyken ges
tale.(x) Maar zoo moest zig het leger ook
wyder uitfpreiden , dan anders-was van noo-
„den geweest. In ’twoorbygaan merke ik
hier aan, dat de Hedendaagfche Reisbe-
fchryvingen ons in foortgelyke zaken van
weinig ligt bedienen kunnen, om dat de
Goddelyke Vloekfpraak in. dat land. van
bergen en van dalen eene onverbeeldelyke
verwoeftinge door het inhouden van den
regen bedreigd heeft (y), van welker ver-
fchrikkelyke vervullinge de uitgedroogde
en byna verdwenene Arnon en de uitge-
mergelde en ondiepe Jordaan tot ontroe-
rende gedenkteekenen verftrekken (z). Et-
telyke misvattingen van den vitmuntenden
RELAND en andere deftige Aardrykbefchry-
vers ,ter ophelderinge van de aloude Hifto-
rie zeer nadeelig, zullen misfchien, door
foortgelyke bedenkingen verbeterd kunnen
worden. A ds
… 6 XV. De beroemde Heer BACHIENE;
„wiens Heilige Geographie in ieders handen
(Cx) NUM. XXII. r.
E DEUT. XI, I1—17. ijn
SALMON flaat der Volken V‚-D. bl, 529
(476 }
is, ftelt vast, dat de hoogte van a de
verhevenfte kruin des bergs Nebo geweest
zy (a). Het zelfde zou dan ook moeten
plaats hebben omtrend de hoogte van Pe
or,en deze zou, gelyk de Stella onder de
Alpen , hebben moeten uitfteken onder de
bergen dAbarim, Ik heb ’er niets tegen , in=
dien men maar de @N het hoofd, of gelyk
wy fpreken , de kruin , de uitftekende'kruin
eenes bergs; byde Latynen wertex en by
de Grieken xoov@ onderfcheid van de 23
bya de hoogten Baals ‚daar Koning Balak den
Syrifchen ziender eerstop bragt, om daar
wan daan het uütterfle des volks te zien, (b)
Want ik verftaadoor de 193 Godsdienflige
boogtens „door arbeid en kunst boven de na-
tuurlyke toppen der fteenrotzen en bergen,
zoo hoog doenelyk, opgeworpen, ge
“6 XVI Den hoogften berg in Zwitzer-
land berekeride SCHEUCHZER op 9585,
MARIOTTE OP 9441 Een CASSINI Op 12196
Paryfche voeten, gelyk wy by den Heet
LÚLOFS vinden aangeteekend, (c).. Latén
wy t gefchil deelen “tusfchen ‘de twee eerst-
genoemde en ftellen, om een rond getal
hebben , voor de grootfte hoogte 9500 voe-
ten, Nu meene ik wel uit de H, Schrift te
ee. kun-
(a) I Deel, bl. 208.
(b) Num. XXII. 4r. rk
(c) Befchouw, des Aardkl, bl. 202. »
led
(477 )
kûhnen aanwyzen, dat ’er in Edom en Mot
ab. bergen van eene fchromelyke hoogte
geweest zyn; op welke JEREMIA en OBAD--
_ jAsdoelen , als zy gewagen van een arends< —
zesttusfchen de flerren (d). Maar laten wy
_ flegts ftellen , dat de hoogten van Baal onge-
vaar 5ooo Paryfíche voeten verheven waren,
_en-dus een weinig meer dan de helft der al-
_ lerverhevenfte Alpen. Stellen wy nu, dat
het. uitterst einde van Israëls leger aan ee-
ne-rivier of beek floot, die beneden den
teen van Peor langs kabbelde, op eenen
_afftand der loodlyn van Bileams ftandplaats
gerekend tot zooo Zbifes of 6ooo Konings
voeten: * geen zekerlyk niet te ruim geno-
__ men is, als men in aanmerkinge neemt de
veiligheid, op welke men by het affteken
_ des Israëlitifchen legers zien moest, mits-
__gaders de heuvelen, die doorgaans onder
__ aan de afhellingen der bergen voorkomen „
_ en zonder welke Balak en Bileam met de
__Moabitifche Grooten zoo hoog niet hadden
__ behoeven te klimmen, om de legginge der
… vyanden te befpieden. Derhalven zal de
| régte lyn, uit het oog van Bileam op hef
naastbygelegen heir der Israëliten ten min-
_ ften komen op omtreht 47816 Rhynland-
_ fche Roeden, of iets meer als twintig mi-
_ nuten gaans. Op dien afftand kon de Too-
mrX ver
(A) Terem. XLIX, 16. OBADJAH 4 +
\
«
k
|
|J
ik
( 478 )
venaar. zeer gevoeggelyk de tenten wan Ja:
cob en de- woningen van. Israël onderfchei-
dentlyk ontdekken ; de gemeene tenten;te
_ weten; en die-der hoofden en veldheeren:.
“6 XVII, Koning Balak dit bemerkende
bragt den Propheet naar, het weld Zophim;,
opde hoogte van Pisga (e). Toen zei Ba-
lak tot. hem. -_Koom tog met my op eene ande-
re plaatze, van waar gy-bem zult zien; gy
zult niet als zyn einde zien. Vervloekt. bem
any van daar, …Bileam zou. dus van. Pisga’s
bergkruin het gansch leger niet kunnen o-
verzien, NIM N2 bor, maar flegts zyn ein- —
de \n8p DAN, dat gedeelte, ’twelk naast by
lag, en wel alleen deszelfs uitterfte buiten-
posten. Het afgelegeníte van Israëls ten-
ten te zien was onmogelyk, want dat volk
bedekte volgens Balaks getuigenisfe, het ge-
heel gezigt des lands (£) YANG PR DX. Men
moet ook Balaks zeggen zoo niet opvatten,
als of ‘er een gedeelte van ’ leger door tus-
fchen liggende heuvelen en. bergen bedekt
ware geweest : want dan had men Bileam op
geenen top van het gebergtemoeten brengen:
ehalven dat dan ook de vloekfpraak, welke
de Moabiten vorderden, dus, volgens hun
begrip, flegts op het zigtbaar gedeelte zou _
8e
Ee) NUM. XXIII. Tj
(f) NUM, XXII; 5s IEe
(479)
gevallen zyn: ’t geen aan het oogmerk niet
Ko ween voldaan. ‘*t Ziet erheen op
den verderen afftand, door welke Bileam-
_ alleen het naastbygelegen. gedeelte met
moeite „zou kunnen ontdekken ; fchoon de
hoogte van Pisga egter zoo verheven was,
dat die de geheele legerplaats vlak bragt
onder ’t bereik zyns-gezigts, na dat jhet
„wonderdadig verbeterd was geworden. … -
5 XVII Derhalven bereikte de Koning
zyn oogmerk. nog op die wyze niet;-en «
hierom bragt hy ten laatften den Propheet
op de hoogte van Peor , die tegen de woefty-
\__ne zag (g) , buiten twyffel in zulken verven
afftand, dat nu niemand. genoegzaam iets
meer van de vyandelyke tenten ontdekkken
… ‚kon. Trouwens eene woeftyne lag ’er tus-
{chen beiden , gelyk daar uit is af te nemen,
___dat Bileam zyn aangezigte ftelde naar de
__woeftyne, toen hy van daar Zsraë/ zag wo-
_ nende naûr. zyne Stammen (h). Volgens
____HIERONYMUS was de afftand tusfchen Liví-
as en Peor fes. Romeinfche Mylen, dat is
twee uren gaans van hetOosten W estwaards
__ naar den Jordaan gerekend „en volgens , eu-
___SEBIUS,-twee uren en:twintig minuten, of
—_ “zeven Romeinfche mylen (. Voegt en
ik rt)! ‚ F4 l } B) Ys
_ (8) NuM. XXIIL 28,
_ ……(h) NuM. XXIV. a,
___(D Zie Chr. cerL art Geogr. Antiq. T. II pag. 404.
CN ADR, RELANDI Palaeftina pag. 497.
{-480 )
by; dat volgens de Zuftlen van PTOLEMA- —
us Livias-nog wel:drie uren gaans’ van den
Jordaan afgelegen "was; én-dus volgens-de
_ fandgefteldheid ten tyde van Mofe, tusfchen
de vlakke velden van Moab ;-zoo verre de
beken er rivieren:het land-doorfneden, en
tusfchen de woeftyne, By gevolg heeft Bi-
deam-de vlakte der: woeftyne moeten over:
zien seer hy metzyn gezien de naaste or-
deningen van Israëls leger: befpeurde : en
dus was het hem, zonder: eene bovenna-
tuurlyke verligtinge zyner oogen , volftrekt
onmogelyk een duidelyk gezigt tehebben
van Jacobs tenten „ gelyk dat volk-toen
woonde aan de’ rivieren naar den rang der
fkatrinten: 0093 sÂvis TVD MBV Teas
„6-XIX.-By de niewe tellinge vah Mofes
en Eleazar (k) ‘bleek het; dat ’er;'behal-
vende Leviten „, 601730 weerbare. mannen
van twintig jaren en daar boven in de vlak-
ke velden Moabs toen ter tyd gelegerd.wa-
ren „waar by: men nog veilig: omtrend _
‘1200000 zielen van: vrouwerr, kinderen en
{laven- voegen mag, en dus: iedere: Stam
ongevaar berekenen op: honderd ven 1wyf
tig. duizend koppen,” ‚Nu moesten rde
twaalf ftammen ‘opreenen merkelykenvaf-
ftand blyven van het middenleger der Prie-
fteren en van den Tabernakel; gelyk ie
Ck) NUM, XXV Lon aiq Gaf tonie derlans
(481)
_de ‘printverbeeldinge, by ruNpius (‚af
Med Welk een veld derhahen
moeten de Israëliten niet beflagen hebben?
_en wat fcherp gezigt zou, volgens den loop
der natuur, dat hebben kunnen overzien?
Want kon Bileam van Baals hoogte zien
het uitterfle des volks BY np (m),dat is
vry gemakkelyk, en van Pisga 1W3p Dar
_ ter naawernood en anders niet (n) dan de
uitterften of verdeelingen des legers;wat kon
hy dan van twee uren verder , over de
woeftyne henen ontwaar worden ? niet an-
ders dan eenen enkelen ftip en dit nog in
een duifter en beneveld verfchiet. i
6 XX. Edog ’t geen de Natuur niet vers
mogt, wrogt hier het Alvermogen van den
_ Schepper, aan wiens verftand geene door-
: grondinge is. Bileam roemt daarom hoog:
_ gelyk'op eene byzondere en wonderdadige
_ verligtinge zyner oogen, door welke hy
_ alles, dat hem voorkwam, hoe afgelegen
_ ook, als van naby aanfchouwde: en dit
_ was hem een onfeilbaar bewys voor de on-
feilbaarheid zyner Godfpraken (o). Hy-
ziet de Israëlitifche legerplaats als of die
kort by hem lag: Ù er de gedaante
Ue 20: Nader”
Boh j
(Dy. LuNprvs Joodfthe Heiligd. 1 Deel bl, 332,
sr(m)eNuMm. XXIL 4r.
(mn) Num. XXIIL 13, 14.
__ (o) NUM. XXIV. 3, 4.
(482)
der tenten; de ftoffe en vorm, leggingeen
ordeninge , langs den kronkelenden uitloop
der verfchillende beken van den Arnomen
den ‘Jordaan, tusfchen den lommer zelve
van: het fchaduwryk geboomte, dat de gan-
{che legerplaats tot eenen lusthof en eene
vergaderinge van aangename moestuinen,
boomgaarden. en bloemperken. maakte,
Daarenboven zag hy ook Amalek ín de
Woeltyne zig uitbreidende en de Kenithen,
die in het antr en op de fteenrotzen ge-
legerd waren (p).. Bileam merkt dit alles _
te regt aan als een onderpand zyner God-
delyke bewerkinge, over welke hy-zig.dap- —
perlyk, beroemde; zeggende ten tweeden —
male: Bileam de Zoon van Beor fpreekt en
die man, dien de oogen geopend.zyn,fpreekt. —
De hoorder der edere Spreekt en die —
de wetenfchap des Allerboogfken weet: diedes _
Almagtigen gezigte ziet, die verrukt worden —
dien de oogen ontdekt worden (q). —— —
6 XXL Indien evenwel dit alles „dat wy
van Abraham en Bileam hebben aange
voerd „nog niet genoegzaam gefchat word;
om de wonderdadige verbeteringe van het
-_ Zintuig des Gezigts in de Propheten voor
eene wyze van Goddelyke Openbaringeaan _
| te
(Pp) # 20,21. Zie ook myne HiftoriaCritiea Edomaorum —
$ CXVII. pag. 156.
(q) NUM. XXIV. 15, 16.
tezien ; 208 denke ik egter ; dat het bit
tengemeen ver gezigt van Mofe, dat hem,
‚kort voor zynen dood, op den berg Nebo
vergund wierd , ons gevoelen ten eenemaal
woldingen zal. %t Was geef gezigt eener
_efrükkende verbeeldinge ; ‘want tegen zul-
___kén vermioeden ftryd het bevel, t geen Je-
__hovah eenigen tyd te voren aan den Israë-
_ Mitifchen Veldheer gegeven had. Trouwens
dees had verzogt, den Jordaan fé mogen
‘óvertrekken eh het goed land te bezien, dat
…_ aan gene zyde dier riviere was, dat goed ge-
“bergte'en den Libanon (r). Dit verzoek was
hem glad äfgeflagen en hy daarentegen ge-
last, te inamen op de hoogte van Pisga en
ik
N zpne oògen opte heffen naar ’% wisten en naaf —
__% noorden en naar ’ zuiden en naar °00s-
_ gen, en met zhe oogen voe te zien (8). JO-
UA of iemand ánders , die het laatst hoofd:
{tuk of aanhangzel vari Deuteronoimidin ge-
Tchreven heeft, verhaalt ons ook; dat het
werkelyk zo gebeurd is; met byvoeginge,
_ dat hém Jehova zelf de byzondere liggingé
“der landfchappen op dert berg van ftuk tot
_fkuk heeft aangewezen + het gansch Beloofd
_ Land; te weten” Gilead tok Dani roe ‘en bet
Á
if
hasfe en het ganschland van Juda totaan
ke eK bn :
(©) prut. III, 27 et df
dy Beurs VLS al, onhe Pond
$ ii Näpbtati en hét Jand van Bpbraimen.
“
Be
( 484)
a Ee
da en-de overige: ftammen uitgedeeld. ge- —
worden (u). … Maar Jofua en Eleazar zyn, —
volgens-JosePnUs (v), zoo lang by Mofe
gebleven , tot.dat-hy- naar het dal wierd _
afgevoerd : welk verhaal van den Joodfchen
Gefchiedfchryver tegen de Gewyde Hifto-
_ rie geenzints aanloopt, maar liever uit alle
de omftandigheden in dezelve vermeld zeer
waarfchynelyk word. Byhet opklimmen —
‚van Nebo of Abarim nam hy affcheid van
_ den: Raad der LXX Ovudften, die hem tot
hier toe uitgelei deden. Jofua en Eleaza:
bleven hem nog by en waren dus oog- en
oorgetuigen van het voorgevallene, Jo z
EN ed de ANP RUS
(t) peur. XXXIV. 1—3.
(u) jos. XIV. r. fqq. IT, D
(V) FLAv. JOSEPH, Antiq. Judaic, L, IVs ad calcem,
kunnen overzien. “Todro d” Voyady zegt hy —
En e Ns PA) iN: ES PS U Tek |. je ° , 4 5 7 sl k Pra te
Pi’ 4 : Ei) , 3
HEN TUV YAVAVUON zal mdelenv maes yov
k 4 N NE re inbe, 8 Te TEN L N d /
k zals em’ durë ndonìsveiy, Zoo kon Mofe ook
Kf
4
Ki
4
Ae
A
KEN
van daar metde oogen zyns lichaams toe
zien op de byzondere gewesten , welke hem
de Heer onderfcheidentlyk aanwees. Dus
kon- hier -geen. Gezigte’ van Inbeeldinge
plaats hebben , maar een ‘eigentlyk afzien
der gefteldheid van de aangewezene land-
fchappen. Á
OTE vernrel\ zou) Mote dien wer:
beurt viel. Volgens de naawkeurige kaar-
ten der, Heeren RELAND (w) En BACHIENE,
(x)-zal Dan ten minften van Nebo te bere-
kenen zyn-op eenen regtlinifchen afftand
van. 34 tot 35 uren gaans. Derlanden van -
Ephraim, Manasfe en Juda tot aan de Ag-
<terfte Zee, die zig in ’t gezigt van Mofe ,
vagter dat bergland, aanftonds opdeed , zul-
f Jen wy in de. fchuynte opwaards naar Ga-
IK 255b Hh 3 li
EE
__(w) Paleftin. ad pag. 423.
_(x) Heil, Geograph. IL, Deel, by bl. 55,
(436 )
lila en, Ptolemaïs ook al op 30, urer
ger naar Joppe. op. 20. uren, rekenen moc-
ten, en zoo wyders ten Zuiden. tot aan Zo-
ar, wederom op eenen afftand, van weinig
waardig is het, dat het Zffen Veld de
_deye wan. Jericho met opzet genoemd. word ;
buiten twyffel, om dat het hooger Zuide-
lyk Gebergte van Juda en Simeon naar Seir
en de Groote woeftyne henen, niet kon
overkeken worden, — — — no
6 XXIV. De beroemde Heer LULOFS
(y) ftelt de hoogte der Piek van Teneriffa
op. drie vierendeelen van een Hollands uur;
en dan zal hare top niet verder uit zee ge-
zien worden dan: 2 Graden en-5 Minuten,
of ongevaar 42 uren, Zulken hoogen berg
vinden de reizigers thans niet op de plaats,
daar Nebo. moet gelegen hebben, Maar
op eene door kunst gemaakte hoogte van —
Pisga, gelyk wy boven aanmerkten, o
de kruin van Nebo opgerigt, kan nieman
nenda,
r, dan 30 uren gaans, „amen 4
er val- K
ir en dns
ftaat maken, om. dat die ligtelykis kunnen -
zelf mogelyk door. aardbevingen merkely
ke veranderingen heeft ondergaan, De be-
tekeninge van VARENS daaromtrend is
wel een weinig anders (2) Maar De het
à Ei | _aaar
Cy) Befchouw. der Aardkl, bl. 200. PRET
(2) Geograph, Gener. T, L pag. Öl,
epen: worden; gelyk ook de. berg.
x che uren. onder zyn gezigte
_ pun jn. Die hoogte en de plaats-
_gelegenheid-dier hoogte is van Jehovah wys=
tverkoren geworden „om van daaf
aan zynen getrouwen dienaar het geheel
_Beloofd Land en deszelfs verfchillende ge-
_ tegenheden en ‘byzonderheden aan te wy-
ko ZEN. STG £ ) ‘ }
6 XXV. De voornaamfte voorwerpen ,
die zig in de befchouwinge: van een land-
fchap , in het verfchiet van de hoogte te
_ Zien, opdoen; zyn bergen, bosfchen, dâ-
_ len, rivieren , koornvelden en inzonder-
heid fteden: en dorpen. En, wie twyfielt
ser aan „ Mofe zal eeneonderfcheidene ver-
tooninge dier voorwerpen gegeven zyn ‚en
nogtans het een duidelyker, dan het ander,
_ paar mate van deszelfs minderen of meer-
deren afftand , mindere of meerdere belem: _
_meringe; gelyk dit in het verfchiet door-
gaans vóorvalt en uit de teekeningen van
— fandgezigten bekend is, Ook ae ik vry
_ vooronderftellen , dat de lugtsgef eldheid.
helder en veerkragtig geweest is, en dus
Ai, kre dna nn fterk, toer de
ERAAN AES (7 4 eid
ï Gods.
(438 )
Godsman Paleftina van verfe befchouv
zoo dat alle de opgenoemde voorwerpen _
zig merkelyk. hoog erì verheven opdeden.
Maar wat zal dit alles te wege brengen of
eenen afftand van 20 tòt 30 uren? ve/ ”
„6 XXVL Laten wy eens tellen, datop «
het Loo, * vermaard Prinfelyk Lusthofin _
Gelderland , een berg als Nebo, enopden- _
zelven een hoogte „als die van Pisga, gelegen
‘was, zou men van daar „met bloote oogen,de
uitterfte grenzen van Friesland en -Gro-
ningen, de Noordzee buiten:Scheveningen —
en vervolgens Zeeland en Staats Vlaande-
ren , dat iste zeggen, de voornaamtfteftroo-
men fteden en dorpen , immers eenige der- —
zelve met hunne gelegendheden kunnen
ontdekken? In ons land hebben wy genoeg-
zaam eene-doorgaande vlakte, zoo dat ’er
dan ook geene gezigtbrekende voorwerpen
în den weg zyn, gelyk. de bergen van Ju- —
„da, Ephraim, Manasfe en Naphtali voor _
Mofe waren. ’tGezigt draagt al vry. wel,
zoo men op den afftand-van 8 tot g uren
eenen zwaren dogen wibra
ten „ daar de. Zon op fchynt en. die dusee-
nen glans van zig. geeft ontdekken kan.
En dan befpeurt men ’er nog geen befcheid,
van, dat overeenftemmen zou met de -aan-
wyzinge , welke Jehova God aan-Mofe gaf
van voorwerpen, die driemaal verder afge-
legen, waren. Gie serrD X
oof
ve ven Kee ydg EmiX Sour
ooo Hdvry yéver’OETATO
__word by ORPHEUS , APOLLONIUS En VA-
__LERIUS FLACCUS opgegeven voor eenen man,
… die tot inden hemel en in de helle toe al-
| Jes -duidelyk-kon ontdekken en door alles
hebbe kunnen doorzien. Dan dit zal, ge-
lyk hetook priNws (c) en HOFMAN (d) be-
… grepen hebben, eene digtkundige befchry-
‚ vinge zyn geweest van de fchranderheid en
doordringende kennisfe der Natuurkunde
én des {tarrenloops, welke Lynceus bezat;
Zoo dat het fny zelf verwondert, dat pio*
pn
5
ri EN
Pen
4 K+
_ _ (@) Prim. Hitt, Nat, L. VII. C, ot. ws
vs (B) Nem: Od! Xu jf 116. k.
‚(c) Nat. Hift. EEE C.I7. D. Ir
_(d) Lexic, Uziw.. T.I. p. 958.
GENES LAERTIUS ‚STANLEY en andere;ms
vooral de. beroemde Heer BRUKKER Op hem -
en foortgelyke in hunne Philofophifche Hi.
{torien,niet fchynen gedagt te hebbe n. Voors
eelden van menfchen „ die, gelyk Keizer
‘Tiberius (e), in donkere nagten lezen kun- —
nen, zyn ’er menige in de Natuurlyke Hi
_ftorie voor handen (f). Maar de Zahuris
eene foort van lieden in Spanje „die voor-
geve, kn ‚der daad, overal door heen te
kunnen zien , en de vertellingen, welke men
daar van geeft, verdienen luttel geloofs (9).
9 XXVIIL * Geen egter cicero by-
brengt, als eene, te zyner tyd algemeen
aangenomene en vastgaande overleveringe
van iemand, die 18ooftadien verre de voor- …
werpen had kunnen ontdekken (h), verbys- _
tert my. PLINIUS maakt ‘er, ten minften
volgens de uitgave van Dalecampius (1),
r35ooo fchreden van, zeggende, volgens
de getuigenisfe ‘van VARRO, dat die fnel-
ziender. Strabo geheeten was; als mede,
Art f je REN A ATO CHO om
Ce) Puin. ib. L. XL C. 37.p. 276. SUETON: in vital
LXV II, Edit. Prriscr T.I, p. 500. RN
(É) GER. JO. voss, de Orig. &” Prog, Idololatr… pe 954e
ALB. HALLER àd H. BOERHAVE Prekef, Acad, T., IV. p.
280; fuq. rieten: za ARE
Cg) Zie BAYLE En CHAUFEPIE Di. Hift, Crit. in Za-
gris „en volgens derzelver opgave den Heer NIEUWLAND
Letterk. Verlust. I. Deel. 'bl437.…! 54/1 „MAER MERE! £
Ca Acad, Quzft. L. IV. C. 26, :Oppe-Philof, T. Lp.
(i) Nat. Hift. L. VIL-C, er. p. 148.
"En
‚ van a ed in: Ke E3 EE Een
f et zelfde. ftaven. VALERIUS-MAXIMUS (k),
_AELIANUS(]) , set m)en andere. By
ee JERO vermoede ik, dat ’er,eene fchryf
_feil zal schamen, Zyn, ens dat ’er gelezen
/ moet worden anille €” quingenta in plaats
van mille €” ollingenta, omdat STRABO de
Aardryksbefchryver, dien afftand ‘opgeeft
_(m)s wanneer evenwel, no ET PLINIUS. zal
Ki moeten. gelezen. worden. CXV, M, Pasfu-
um, voor, CXXXV, M., zal. de rekeninge
van CICERO, welken PriNmus moet hebben
ingezien „ met de zyne. overeenftemmen:
de „gemeene. ftadie gerekend op honderd
__pasfen, „Maar dit zou nog beloopen een
__ver gezigt van omtrend so.Hollandíche u-
_ren en dus, veel verder, dan. Mofes. uitzigt
over het, Beloofd. Land... „POLYBIUS bere-
___kent-het op zooo ftadien van het een-vaor-
‚gebergte op het. ander (o), dat is 33; us
: zen „komende, ee nâ magt kennen qe
» :
eN CD gek: dn E C. Vil, Sip m. 113. hed TOR
Ji S0 ‘var Hito Li C5 13 ilona: Ps 653
5 de ) Polyhift. Lib. VL
Kn Re Geoerspn: L. Vk P. AN EL De nd Edit:
_ ALMEI( rog
: (o) Ei, B edp 4 1 br bte rn Pen
phare van POEYBIUS fchikt in” dan on
Ae wel met de beste Kaart der Midde-
che Zee van den Heer p? ANVILLE (p), \
er trouwens ophet Reisboek van AN-
“FONINUs en de ‘Tafelen van PTOLEMZUS'
bettekkelyk op de afltanden ter zee, wei
Ei taat te maken, - Ah.
„6 XXIX. De Brakele, weg is;
CICERO en PLINIUS hier van ligtgeloovigheid
te befchuldigen; gelyk men omtrend foort-
gelyke berigten, zonder behoorlyk onder-
zoek, door rt gewoon is: maar die hand: _
gieep kan by onveroordeelde vernuften al-
tyd zoo gemakkelyk niet door‘ den beugel.
Is onmogelyk te bepalen, hoe fyn de veze-
ler van het Gezigtnet (Retina) door eenen
__Almagtigen werkmeefter hebben kunnen ge-
naakt worden ,en-dus is het meer dan onze-
ker,of zig die fynheid. niet verder zou kun- _
hen uitftrekken als tot het + deel eener li-
nie,gelyk PORTERFIELDS en andere berekend
hebben: en dus ook of het Gezigtpunt niet
kleinder zou kunnen vallen, als HOOKE vCT-
moed (q). *t Zweemt eenigzints naar ligt-
ern en RN te hi ne
en
(P eea Staat van ri Afrika) nevens el 69.
‚_ _€Q) HALLER |. Cc, p, 288.
(493)
_ken en ook {tryd het tegen die naar ori be:
grip oneindige deelbaarheid. der geringfte
uitgeftrektheden(r). Meer zouikterderhalk
_ven voor overhellen , omde. Confpicilia,
daar PANCIROLLUS uit. Plautus van gewaagt
{S), hier ter hulpe te roepen, te meer, der
_WylsALMUTH eene plaats aanvoert uit: de
Magia Naturalisvan A PORTA ; in dewelke
_aan Ptolemeus een Specillum geeigend word,
“door ’t welk hy 6ooooo fchreden wyd fche-
pen in zee zou hebben kunnen onderfchet-
den, Dusdanig werktuig. zou men moeten
gelyk ftellen met den Brandfpiegel van. Ar-
_chimedes ‚over wiens beftanelykheid-A POR-
TA „ CARDANUS-;en KIRCHERUS, dapper ge-
zintwist,hebben.:gelyk menin het kort,
by CASPARUS SCHOTTUS lezen kan (t). En
__waarlyk de verbazende kunstwerktuigén
_der Aloudheid „ van welke wy zekere. be-
k
k
in
f
ie
°
)
Eh
+ SS) Noùs Repert, Lo II. T. KV. p. 635. fog: 10194
1E), Mag. Univ. T.L p. 380. fqq. vergel. Tegezw, Eed
, el
Bld LEN br ALE ed mp Tete nde.
lie IL, Deel bl. 607. NoLLer Nat, Lesf, IV.
enepvingen „en -geloofwaerdige berigten
hebben , leeren ten overvloede, dat wy
ons niets groots en_verhevens genoeg van
de. kunften der Ouden. verbeelden. kunnen.
„6: XXX. By,‚den Heer DE LA LANDE (u)
„Vinden wy eenebefchryvinge vande wyze,op
BEN term Ao0t0w ot J0cagts: … We
lr C) C. WOLF Natuurk. $.3. MUSSCHENBROEK Natuurk,
& $ 26. NOLLET Natuurk. Lesf. 1. Deel bl. To—56.
BI 486—492. |
_ (u) Affron. Liv. XUL $ 1936, fqq.-
\
404%
ge-der voorwerpen door middel der Tel
nen. Verrekykers bereketid hebben :
eene vergrootinge, die wel torop 226 mä.
den-beloopt’en nog merkelyk vernieerderd
et verbeterd zal kunnen; worden. *t Zou
derhalven genmakkelyk hebber aangegaan,
oft zoo wel met den Verrekyker van Huv-_
GHENS, als-met den Telefcoop van HAL-
rey het Beloofd Land van Pisga’s ig 3 |
te kunnen overzien en vry duidelyk: de
fteden „bergen „ bosfchen ; wateren’ “én
foortgelyke voorwerpen: te onderfcheiden:
imfners ‘zoo daidelyk , als vänooden- was,
om Mofes éen genoegzaam defikbeeld: van
„de gefteldheden-en eigenfchäppen dier land-
flrieken te verpunren, vonse Guangan dre 4
6 XXXLPEr zyn inedef daad voorbeel
den van menfchen; welker oogen’ éen Ver.
gein: ha vermogen hadden, et! KEPLER
verhaalt. van ‘eenen geeftelyken, die in %
wapenfchild vat Orion 46 ftetren “by hel.
dre nagten’ ontdekte (v); “De blindenian
te, Bethfaïda kreeg vooraf eene. befteldhe
in. zyne oógerr,' door welles"de” Woorwer-
„per fchenen vergroot te worden; want hy
Zag de menfchen als boomen wandelen} en die
vergrootinge was , gelyk; door flegteverre-
‘kykers, met eenige verd,
| 50 1 OREN
Pee Ì
Cv) C. worrs Nätuutk. d. Det $ 188. 7
|
(495 >
d Bi in plaats van dat gebrek; kreeg hip
eel mog pe OM 77) werre en Klaar,
ge zien (w); Voormaals waren ‘er reeds -
ewyzen Phn” Gods. wonderkragt bekend
eweest, betrekkelyk “tot het Zintuig des
zigts. « Gehazi den knegt van Elifa wier.
den te Dothan de'oogen geopend, zoo dat
hy op eene naastbygelegen zen re eure
„ paerden’en wagenen zag: terwy
tusfchen de Syriers met verblindheden defi
en “wierden ke) En dus befluite ik ten
atften , dat de mogelykheid zoo wel als
de waarfchynelykheid. aah myú begrip în
dezen niet ‘ongunftig zyn, dat ‘er rratent-
lyk eene buitengewone en wondetdadige
verbeteringe ‘van het Zintuig der Gêzigts
__aan Mofe vergunt wierd, om ì Palzeftind
_ kunnen overzien.
| „9 XXXL Ik wil wel Bekken? dathét
À blinkend aangezigt van Mofes my tot hier
toe voorgekomen is als tiet verftaanbaat
ed, ‘befchreven ; en dit, meene ik,
ewone vertalinge. van het’ woo
‚Ny in BW WY door vel, wel des aangé
k ú "due 7 Të 5 ggdjerzos zä meo ontftaan zyn
bh N. Kon men. ®9 van WY in plaats van! Nap
ú | | ak
EK MARC. vir ze) ai \ rite
Ln G) Hxon. VI: 17,
(Y) EXOD. XXXIV: 1 303 35: u Corin 7.
(u
€496) |
afleiden ; *t geval. zou eene-garischua
zedaante krygen ; en mogelyk zou danook
de Griekfche overzettinge en de aanhalin-
Che:
ge van PAULUS meer. nadruk erlangen, en
ons op het wakende, driftige, levendigeen
vurige, des uitzigts doen denken. _De oo-
en
en van Keizer Augustus warenfchi:teren.
de, gelyk, ons, SUETONIS „(z),en vooral
AURELIUS VICTOR, vertellen; vergelykende _
de laatstgenoemde die fchitteringe, by den
glans, der, fterren en ‚den luifter van het
weerligt: zoo, dat het my verwondert dat —
de doorgeleerdé Heer NIEU wLANDde plaats _
van, VICTOR den voorrangniet gegeven heeft, _
gelyk eiriscus die aanhaalt op SUETONIUS _
(a), en dat Zyn Eerw.’er ook het aange-
zigte van Mofes niet heeft gelieven,door op
te luisteren zoo als hy ‘er ettelyke Schrift.
plaatzen door.opheldert, „AULUS GELLIUS
maakt ook gewag van zekere Illyriers (b),
En. PLINIUS uit „de, aanteekeningen van een _
oud Schryver „ISIGONUs genoemd, van _
Triballiers die hunne vyanden, door een —
kdornig. uitzigt dooden konden (c). Mofes
had buiten twyffel ook zoo een doordrin-
gend en onverdraagelyk fcherp toez ige d
hóoù é
(z) In Aug. C. 79. p. m. 330. T, I, Edit, PITISCI.
a) NIEUWL. l. c. bl. 278. 55 EVER M
(b) No. Att. L. IX. C. 45 p. ms aid. vo |
(c) Nat, Hift. L. VIE Cura. ps 138. A4
C 497 )
fehoon men-hem ook daar benevens hoor:
nen van ligt of een glanzig vel aan voor.
hoofd en wangen, ja zelf aan den baard ei-
PE Te
gene; dat my voor tegenwoordig om ’% e=
ven is (d): fchoon ik ‘er aan twyffele.
„6 XXXIII. Eindelyk verdient het ook
onze, opmerkinge, dat de oogen van Mofe,
niet tegenftaande zynen ouderdom van hon-
derd en twintig jaren, niet donker geworden
waren, en dus dat hy geen verflaawd of
verouderd gezigt had, maar in tegendeel al-
les wat demilde Natuur vergunnen kon,om
verre van zig af te zien. Edog dat deze
volmaaktheid van ’s Mans gezigt nog by uit-
tek verbeterd wierd, zal ons de Gewyde
Text overvloediglyk leeren; en dat wel door
twee fpreekmanieren : NIN Jehova deed hem.
zien (e) en TVA PINT ik heb u met uwe
„oogen doen zien (f). Jehova, zien wy, wil
het zig zelven hebben dank geweten, dat
Mofes ’t beloofd Land met zyne eigene oo-
en kon overzien. Dus moet hy ’er ook
door de Godheid bepaaldelyk toe zyn in
ftaat gefteld, om iets te zien, dat hy an-
ders onmogelyk ee zyn gezigt be |
B 4 ì ke É on,
\_ (d) Zie porus en AINSWORTH over Exod. XXXIV. .
@N ELSNER Obf, S, ad II, Cor, III. 7. 1. VENEMA Disf,
Ä de Gloriofa Mofis facie $ XII
MCE) Deur. XXXIV.r, 7.
k4
nd (£ ) DEUT.
(498 )
kon, Derhalven is de vergrootende kragt
van eenen verrekyker aan het Zintuig des
Gezigts van Mofes op Nebo medegedeeld
En dit was het, dat wy poogden aan te
toonen, Pd ; \
5 7 He) 4
„6 XXXIV, Uit Bileams roemende be-
tuigingen , op dat ik ook dit hier niet ver-_
gete, fchynt te volgen , dat zulke eene Ver:
beteringe van het Zintuig des Gezigts niet _
voor eenen korten tyd legts vergund werd, _
maar in tegendeel, dat dit wonderdadig ge-
fchenk bleef volduren. Maareven daarom,
hoe ongemeen en bykans ongelooffelykde
beloften waren, welke de GoddelykeGoed- —
heid hun geliefde mede te deelen, zy kon- —
den uit deze proeve zeer wel befluiten, dat —
Gode niets onmogelyk was „ en dat ookal- —
le die Godfpraken {tonden bewaarheid te
worden, welker Goddelykheid en onfeil-
baarheid door zulk een vefheven en aange-
naam wonderwerk bevestigd was, Balak
en de Moabitifche Grooten wierden ‘er,
tot hun leedwezen, ook van overreedt, D,
blydfchap en ’t-geloof van Abraham wierd
er door bekragtigd en opgewekt ; en hy in
{taat gefteld, om Engelen en Goddelyke
vertooningen te zien, welke andere niet ont-
dekken konden. Mofe , die eerlang fter-
ven moest, kon ‘er uit opmaken, hoe veel
aangenamer hem eerlang *t gezigt van pee |
/
<Ee
C499 }
‘henielsch Paleftina vallen zou, en hoe
_ helderder by zyne: opftandinge , die, we
plens müietlang verfchoven bleef, >
i ogen ‘worden „zouden ‚ om de ges
„der heerlykheid, het paradys der
testen. > inalle deszelfs verrukkende ver-
rg en eewige fchoonheten te aanfchou-
is. XXXV. De henkie groote velden ; $
wolkes ‘EZECHIEL , DANIEL; ‘'ZACHARIAS en
JOANNES hebben moeten vafzien, kunnen
andekleehdreikk van een gewoon Gezigt niet
vallen. Zy zagen menigwerf hemel en aar-
de tegelyk, jade ftreken der vier winden
en; op. eenen verbazenden afftand, byzon-
derheden, dieniet groot van geftalte waren
_ emdus niet wel onder een behoorlyk gezigt-
t vallen konden, Indien men ftelt, dat
_ die vertooningen waarlyk in de lugt en el-
__ders gemaakt wierden, zal men ’er by moe-
terbtoeftemmen, dat ook dier Zienders oo*
‚gen.„bovennatuurlyk en wonderdadiglyk
verbeterd wierden;-en dat hun dus uit dien
_hoofderde eertitel van Zienders (og) bepaal-
_delyk toekwam.» Stemt men dit toe, dari
k zal men ook aanftonds merken, op walker
_grond zy vande Goddelykheid dier vertoo:
ningen verzekerd wierden en van de on-
B Rb are WEES der gebeurtenisfen,
ú K- ee REE wel-
Oss IX, g+ Vd aesen
(soo )
welke door de Gezigten waren afgefchilderd
en voorbeeld geworden, el
‚6 AXXVI. De Verzoeker , lezen N
bragt den Heere Jefus op eenen zeer hoogen
berg en toonde bern van daar alle de koning-_
vyken der waerelden hunne heerlykheid. Zoo
vertoonde dan de Satan meer aan Christus, _
als God aan Mofes op Nebo. ’t Was den-
kelyk eene vertooninge in de lugt boven de
kimmen; maar evenwel het veld was zoo
ruim, dat ’er een wonderdadig ver gezigt
toe vereischt wierd, Zouden den Heere
Jefus de Viervorftendommen niet vertoond
zyn (Ì), op welke hy, alsde Koningder «
Joden , volgens het gemeen gevoelen, eisch
had? Indien men het dus opvat, was het
een eigentlyk ver gezigt , dat men aan den
fchoonften en volmaakften der menfchen
kinderen niet wel weigeren kan. ; Ee
6 XXXVIL Nathanaël fchynt ook uit <
het ver gezigt van Jefus, die hem kende, _
toen hy nog onder den vygenboom was, _
te befluiten, dat hy de Zoon van God ende
Koning Israëls wezen moest, … Waarlyk het
word als iets zeldfaams en wonderdadigs
by Nathanaël aangezien, en het was ook
zoo, De opregte Ísraëlyt wierd CNE
N ‚he
\Ch) maTrE. IV.8. | ;
(D Conf. NoLpn Hift. Idùmeae pag. 247. EL JAC, ELS=
NERI Comm, in hl, T, IL, pag, 107 Ì
( sor )
__ het eerbiedig befluit zyns verheven geloofs.
_ genadiglyk beloond met eene zeldfame en
aanhoudende begaafdheid, om de Engelen
Gods te zien opklimmenen nederdalen op den
Zoon. des Menfeben (k). Op dit wonder
„hebben de Uitleggers niet gelet, gelyk het
behoorde (1). plies tn scent eh de
6 XXXVIIL In de Parabel van Laza-
rus en den Ryken Man vinden wy de moge:
Iykheid vooronderfteld van uit de. helle ie-
mand in den fchoot van Abraham te kun-
“nen zien , niet tegenftaande de groote klo-
ve tusfchen de gewesten der eewige Ramp-
zaligheid en der altoos toenemende verma-
kelykheden (m). ’t Schynt, dat ook daar
eene zonderlinge verbeteringe van het Zie”
nend Zintuig vooronderfteld word, *tGe- _
_ zigt zeker van der uitverkorenen welvaart
_ zal de wanhoop der doemelingen vermeer-
„deren en de wroeginge vermenigvuldigen,
6 XXXIX. Op hoe grooten afftand de
Leerlingen hunnen Hemelfchen Meefter,
by zyne opvaart van den Olyfberg, heb-
_ ben kunnen náaroogen, valt bezwaarlyk te
‚ ‚gisfen. -LucAsverhaalt, dat zy die opvaart
__‚duidelyk gezien hebben en dat wel zoo lan-
At WP Ï 1 3 ge
As
BRE Ls
hak 4 E £ v
- hed
EE &) JOAN. I. 49-50.
_ (D wrrz. Melétem. p. 290. fqd. LAMPE Comm, T, LL
| 6, 478. fqq. rUD. PETRI Evang. Arend, bl, 471, enz.
PCM) Tuc. XVI. 24020.” en
nr ne tear
—
BOKS dl 2
ge, tot dat ’ér eene wolke- vari'hefw: 4
tusfthen beiden fehoot envúréxager wdoròs
dnò Tin dGSarutv durûv ; hem , die nos in
de oogen der Apostelen bleef, ‘van derzel
ver toezigt ontfchaakte en wegnam (n) -
Deze verklaringe behaagt my beter, als _
de gemeene (o): om dat ik weet, hoe de _
flegts eene geringe hoogte befeiken _
(p)en ik gâarne zag, dat de ooggetuigen —
der Hemelvaart zekerheid: voor hun zel- —
ven gehad hadden, zonder’ zig alleen op /
het berigt der Engelen te moeten verlaten.
…$-XL, Gansch anders ging het siet den —
doorlugtigen Diaken en'eerften Chriften- _
martelaar STEPHANUS. Deés', vol zynde des —
Heiligen Geestes en de oogen houdende naar _
den hemel, zag de heerlykheid Gods en Fefus —
flaande ter regterband Gods (q). Alle wol-
ken en verduifteringen waren weggenomên _
en de hemelen openden zig, zoo dat hy
in een heerlyk chasma', gelyk men *t in de
Natuurkunde noemt (r), ftarlings in zag.
In zulken helderen gloed nog de Heerlyk-
heid Gods, dat is de Vuurkolom, te kun-
nen onderfcheiden enter regterzyde van’
Genadetroon den Zoon des menfchen als —
fes: | PELOO- MN
(n) HAND. I. 9.
(o) Zie c. worLr Curae Philol. ad h, 1, en P., HOFSTE= _
DE Byzonderh. L., Deel, bl. 180.
(P) MUSSCHENBROEK Natuurk, $ 886.
(q) HAND. VIL. 55. f
(Lr) VERDRIES Phyf. p. 44I. MUSSCHENB. $ 970.
#
_derftelt een buitengemeen gezigt , niet flegts
| (58)
„Hoogenpriefter te aanfchouweni; voóton:
om in eenen verren afftand ; maar ook om,
inveenen gloed, als. die der Zonne, gelyk —
de Brachmannen te kunnen inkyken (s)_
6 XLI, Nu doe ik eenen ftap verder en
zie voor uit op de Eewigheid, Van het
_lichamelyk deel, dat onmiddelyk na den
dood; by-de- ziele en met dezelve veree:
nigd, overfchieten zou, naar ’ gevoelen
van eenige oude. Wysgeeren en Christen-
leeraars „ willen wy ‘thans niet {preken, wy-
zende denbezer naar den beroemden Cup-
WORTH ; by wien hy een omftandig bericht
van dit begrip vinden zal (t). Dit koomt my
ontwyffelbaar voor , dat ‘er ten. minften ten
jongften dage eene verbazende verfterkingé
des Gezigts van nooden zal zyn; wanneer
_alleooge den. Zoon des Menfchen zal zien ko:
_ „mende op de wolken; ook der gene ‚die hem door:
|
|
k
'
8
ki
fleken hebben (u). Immers wanneer alle de
volkeren en alle de doode, Klein en groot ;
voor hem vergaderen zullen, ftel dit zoo
famengedrongen, als ’t u belieft, de plaats -
zal egter grooter moeten zyn dan het „Dal
van Jofaphath, en dus de afftand van de -
_Menfchélyke Lichaamsvertooninge onzes
li 4 | … … Hee:
©) HALLER Í, c‚ p. 240, _ di von OÙ
CE) Sylt. Intellet, C. v. Set. Ti $ 33. f. i055-fqd.
—_ (U) MATTE, XXIV, 30, XXVE 64: OPENB:'E 7;
(504)
Heeren grooter , dan dat hem een iegelyk
met. zyne gewone oogen zal kunnen zien.
‚$ XLIL De Heer ken onder-anderen
bewyst ‚ter ophelderinge van Paulushoog= |
dravende beloften wegens de „Aanfchouwin-
ge der, Gelukzaligen hier namaâls, dat’er
in de Schriften der Joodfche Meefters drie _
trappen bekend zyn van het Zien der Heer- _
1ykheid Gods ‚te weten,(1) met gedekt aange —
zigt. (2) met ongedekt. aangezigt in eenen. 9}
Spiegel. en (3) van aangezigt. tot -aange- —
zigt (Vv). DAVID (w), weten wy, JOANNES.
(G) en zelf MAHOMET (y) fprekên van het
Aanfchouwen van Gods Aangezigt „ als van
het «hoogst toppunt. des eewigen- geluks.
En nogtans niemand heeft oit- God gezien
(2), niemand zal hem immer kunnen zien,
om dat hy eene. onftoffelyke en_allerzui-
verfte Geest is, Maar wat zegt Jefus? die
my gezien heeft „heeft den Vader.gezien (a). —
% Zigtbaar deel van Immanuel , is het zigt- |
baar beeld van de Godheid. Eidog om dien
Godmensch in het Paradys te kunnen aan
fchouwen en met zyn beeld verzadigd te wor=
den, dat is, tot vol genoegen zyne beken
(W) Disf. KKVI. S 15. pag. 564, faq. COR. xe,
IL. cor. II, 18.
(w) es. XVII 15.
(x) I.JOAN. III. 2.
(y) Pocock Porta Mofis p. 304.
{z) 1 TIM. VI. 16,
(a) JOAN. XIL. 45. XIV.9.
Bs (505)
1 Iykheden en aanminnige trekken te beglu
ren, daar toe zal gewisfelyk eene verheer-
Iykinge wan ons best en vermakelykst Zin«
tuig van nooden zyn. Wy zullen ten min--
f ften-arendsoogen moeten hebben, om in
eenen onmeetelyken afftand. kleine voor-
werpen te befchouwen , ende allerglanzig-
fte gloren van oogen, als fakkelen en vlam.
men vuurs ftarlings aan te zien (b). à
6 XLIII. De lydzame jon veragt alle zy-.
ne-tegenfpoeden ‚ nu hem de hope opbeurt
van zynen Verlosfer met zyne eigene oogen
te zullen aanfchouwen (c), nu hem het
ra daan dit onuitfprekelyk vermaak
vleugelen van blydfchap en verrukkinge
byzet. Waarom zou men dien geloofs--
roem-niet eigentlyk mogen opvatten? Leert
het de aard der zake zelve niet, dat de
_ Lichamen der Gelukzalige by den Dood
in zwakheid gezayd, in kragt zullen worden
opgewekt (d), en het beeld des Hemelfchen
Mensch zullen. dragen (e)? ‘ 1
6 XLIV. Indien JoB zoo dagt „ dan is de
_ Verbeteringe der Zintuigen hier namaals
_ by de Aloudheid ilena geweest. Wy
het Dt drdotnint ro PIO Mere
(b) BocHART Hieroz. P. He L. II.C. 2,.C. 174. PLINs-
INaE. Eilt. LX CO | | a
Ë …{C) jos XIX. 25-07: A. SCHULTENS ad hl. T.L p.
495
EN (d) rcor. XV. 43. wWINDET de Vita funétorum ftatu
— Set. VII. CrEN, Fasc, T. IV. p. 119. rl
_ (€) PriLIeP, III, 21, ERA
|
506)
dat wy ons: niet genoegtde:leggen op. de
titvorfchirige der wysgeerige en godgeleer-
de denkbeelden , die toerv in-zwang waren
wanneer zy ptopheteerden; Ligt ’er in dit:
zeggen van Jehova by Mofe „Jk bende God:
Abrahams, de God lfaaks-en.de God Jacobs
(£): zoo veel-kragts ‚ dat ”er zig de Heere:
Christus: by voorkeure ; var bedienen kon
tegen de-Sadduceen, om: de onfterfelyk-
heid der zielér ende aanftaande! verryzes
nisfe der-lichamen te betogen(g) + wie kar
hiet. my-dan kwalyk nemen; dat ik: inhet
Prophetisch woord. meer beloften” zoeke ;
betrekkelyk op het beven na dit leven „dan _
ET GROTIUS „ COCCEJUS, VITRINGÂ envan-
dere uitmuntende mannervin: gevonden heb- |
ben? Zooik hier en-daar mistafte, zoo zal
het fy, over het algemeèen,-dit voordeel
toebrengen; dat ik het vuur der Propheti-
fche Redeneringen en den aandrang der
toezeggingen , ten behoeveder Tydgenoo-
ten; voor welke die Godfpraken gefchied-
den ‚. volgens «die vooronderftellinge, als
men ze zoo heeten wil, nädrukkelyker bes
grypen en verklaren kan, Edog hier van
by eene andere gelegenheid nader,
„V. De vermaarde vrrmngA erkent \
' HL at m
wf ezon. TI, GQ1T VLT ATR
(8) MATTE, XXII. 32. rs TN
C5er)
“dat’al brengt mende toezegginge vj —
daanworden(h), op ’s Heilands wonderwete
kende genezinge des Gezigts, die dan even
wel. nog maar voor eene zinneprent- van
verhevener zaken is aan te zien (i). „ Zoo
Christus eerfte koomfte daar: aan „gekend
wierd, dat de blinde ziende. wierden (k),
Zou ook zyne tweede koomfte daar door
niet verhieerlykt moeten worden 2. Kunnen
de Geregtvaerdigde en vrygefprokene, zon-
der dit-hulpmiddel, wel eene genoegzaam -
uitgebreide kundigheid der Goddelyke
Wenen en Schoonheden erlangen 2
Moet de Dag zonder Avond niet komen?
Moet de eerlykheid van God het Niew Je-
_rufalem niet. verligten?. Is ’t niet flaaw en
je neig gewrongen , als men zulke be-
h
loften op: den {taat der ftrydende Kerk toe-
past ? Want: wil men de uitgezette zeilen
der beteekenkragt flegts naar welgevallen
b\
_ reven en derzelver Re sorvartded nadruk,
he ed Ee
Een
om dat men ’er niet wel anders raad: mede
weet,beknibbelen, waarom zou men dan ôok
aan de Gedrorsken van. Delphos.en Dodo-
ne niet wel eene draagelyke beteekenisfe
eigenen, dewelke die ook ten laacen vage
fen’, Pi ofl- -
he ef
Ch) jes. XXXV. 6. rid AS
Dc. vrrrinG. Comm. in Jef, T. II, p. 255.
di (k) Luc. VII. 22.
(508)
onfeilbaar zou kunnen doen doorgaan?
„69 XLVI. De fnelziende oogen der gene
die zien, zullen niet te rugge Zien, ze Ee
SAÏAs (1) op eene andere plaats, DJVWD ND
VITRINGA zet het over door werdonkerd wor-
den, volgens de kragt van den Chaldeew- —
fchen wortel vw, Maar dit ís mis: want —
onze waereldberoemde SCHULTENS toont, ®
dat APW te kennen geeft het matigen eener
flerke flarling fche aankykinge met fcherpe en
BEN B begluringe (im). De Prooheet E
belooft dan ‚ dat de uitverkorene alle Zien-
ders zullen worden, gelyk Mofes en Bile- —
am,en dat zy, op het fterk aanzien der <
aangename voorwerpen, nimmer eenige
fchemeringe, vermoeyinge of verflappinge
in. hunne oogen ontwaren zullen. ä
6 XLVIL O! wat heeft men niet door
‘het Vergrootglas en den Verrekyker, fe- …
dert derzelver uitvindinge, menige niewe
waerelden van wonderen ontdekt, duizen-
den tafereelen, in welke de Goddelyke
Heerlykheid word opgeluifterd ! Welke
aangenaamheden hebben ons.de Kuen
zen niet aangebragt! Wat hebben wy dan
niet te wagten by de volledige verbeterin-
ge onzer zintuigen? Onze oogen zullen den
0
rom, Se EIL 345,
Pate
B APR
Koning zien in zyne fchoonheid en wy zullén,
als Mofe, een vergelegen land zien (n). Wy
zullen ’er in overgebragt worden, om ‘er
al het merkwaerdige (en wat is ‘er niet
merkwaerdig in het paleis van onzen He.
melfchen Vader ?)eewiglyk te aanfchouwen
en ’er ons in te verlustigen, Het Ligt is
woor den regtvaerdigen gezayd en vroolykheid
woor de opregte van herten (o).
@ Tes. XXXIIL 17. 5 |
o) Ps. XCVIL, 11. cicero, Tusc. Quzft, Lib. IL. C,
20,21. 4
PA
O
asl
Lr)
(510)
KORT, VERTO
as
OVER DE
ONsTOFLYKEEID
'ONSTERFLYKHEID
A POEDERS "DN ik
RG. J. NAHUIS,
bedient le MIDDELBURG.
Beel eee |
Ne gd nimis! %
A
6 1. Da er oneindig veel i is,’twelk
wy niet en kennèn; dat wy wegens de en-
ge palen van ons verftand zeer weinig din-
‚_gen, die wy meenen te kennen , in haar ei-
gen aard grondig weten ; dater alzoo over _
alle wetenfchappen nog groote duifterheid
verfpreidis, is by eeniegelyk, die een wei- _
Ee, oven het gemeen ervarenis, eene uit- —
iep 5 ge —
(sur)
maakte zaak; veel meer--dan. by de
ke „die „tot „een? aanmerkelyken trap An
wetenfchappen gevorderd. zyn,
EE |
‚Men dient trouwens tot-een tamelyke
h, 00% te geklommen: te zyn, om ondervin-
delyk te zien hoe weinig. men weet „ en hoe
veel ’er is, dat wy niet en kepnen: Men
dient het veld: van alle onze kundighedén
“en begrippen geheel overgezien, afgelopen
en doorkruist te hebben, om tot de ware
eindpalen van ons vernuft te komen , en
dezelve behoorlyk op te merken,
… Hoe verder derhalven iemand in wysheid,
kundigheid „ ondervinding, gevorderd is „
zoo veel meer zal hy bekwaam zyn omzyr
ne en aller menfchen kleinwetendheid op te
‚ merken, Ware geleerdheid maakt nedrig
en fchroomagtig om ligtelyk dingen te bee —
oordeelen en beflisfend te bepalen, of in
__de bepalingen en woorden van anderen -ge-
reedelyk te zweeren ; daar in tegendeel een
mensch van oppervlakkige en overgenome-
ne kundigheden waant veel te weten , zig
verbeeldt de -wysheid in erf-pagt te bezät-
_ ten, en uit dien hoofde niet fchroomt alles
__ {tout te bepalen, of *t bepaalde na zyne
s ginnelykheid over te nemen , en daar na al-
Jes op eenen meefterlyken toon. te beflisfen.
ij -tulg Ì. Dat dit plaats heeft wel in alleowe-
_stenfchappen , maar boven al in die welke
Ee” Vel
(512 )
verkeert omtrent de Wezens der dingen,
en van daar (Ontologie) Wezenkunde ge-
noemd wordt, zal ligtelyk by elk opmer-
kenden toeftemming vinden. Dan , hoe.
zeer dit onlogenbaar is, dient men egter
tegen ’t misbruik dezer opmerking op zy-
ne hoede te zyn.” Zoo dwaas het ligtveer-
dig geloof en vast {tellen van zaken, die
men niet grondig weet, te houden is; zoo *
gevaarlyk is ter andere zyde het Scepticis-
mus, Beide deze uiterftens zyn altyd te
regt aangemerkt als klippen, tusfchen wel-
ke de ftreek der waarheid midden door-
loopt. ’t Gebeurt anderfins niet zelden ,_
dat men de dwaasheid van *t een uiterfte
opmerkende, door het zelve al te ver te
willen vermyden, eer men ’t gewaar wordt, —
op het tegenoverftaande zig te barften ftoot.
*% Zal voor de eerfte maal niet zyn, dat
—_ werftanden , die het ligt-geloof hevig be-
{treden en afkeerig ontvloden, helaasineen
draaikolk van twyfeling ter haven kwamen,
en te gronde gingen. Gelukkig hy dan, …
die weet midden door te zeilen, en noch
ligtgelovig, noch ongelovig, zynen kout
inrigt na het juist Compas der waarheid!
Schoon wy dan het bovengeftelde geree-
delyk toeftaan, en gaarne erkennen, dat
vooral over da, Wezenkunde groote dui- —
ftlerheid voor ons verfpreid is; zoo zouden —
hd Wy
N
(513)
wy: égter. meerien. billyk te: mögen: twyfe-
| Ten’, of, dezelve niet,te verre uitgemetenen
vergroot is-door zekeren Schryver (a) in
zyn anders. geleerd en vetnuftig Vertoo,
ANO Merels ‚inzonderheid met hj,
zigt tot het wezen en‚de onfterflykheid der
Ziele : en *t zal mogelyk in ° vervolg bly-
ken, dat wy-niet ligtveerdig oordeelen (in-
dien ’t.ons geoorlofd is over eenen Schry-
eg
eine
je Tek
kb vd e
Ke Ef % E a
Vil Pr Mengelw, bl, 235sena,
ver „ wiens kundigheden en geest boven ge-
meene verftanden „onweerfprekelyk verhe-
ven is, een oordeelte vellen) wanneer wy
zeggen, dat hem hier in gebeurd is „het geen
‘t bekende-fpreekwoord zegt; incidit in fcyl-
lam cupiens witaré charybdin.
> 6-1II-De-zaak; op welke ik. byzonder
_het oog hebbe, is: deze, volgende redeka-
‚veling van voornoemden: Schryver.
De Baron, {prekende van den Heer Loc:
__Ae,‚-als die ’tgewaagd had om zedig deze
ftelling opste geven ; Wy; zullen mogeljk
nooit vin fraat zjn omte weten „ of ten enkel
floflyk. wezen denkt, dan-niët ; vervolgt ‚ na
eenige aanmerkingen over de beweging die
deze ftelling: onder de‘Godgeleerden in En-
geland verwekte, in dier voege: |
Indien ik naden witmuntenden Locke
» het durve ondernemen, om over” eêne
MB vet tert hk ordes mop orecrssn GD,
) De Baron de Bielfeld; ziet N. Vader, Letserof ID.
vate ber
CER
ZOO dente te fprekeny L
; de menfchen kien reeds deet
tyd over de Natuur en de
» eid der Ziele, ’t Is onmogelyk diete
betoogen, dewyl men ‘tnog niet eens is
3 over de Natuur, en % volftrekt vereischt
» wordt den aard van een gefchapen We-
» zen door en door te kennen, om te be-
» flisfen of t onfterftyk is, dan niet.” enz.
Het is myn oogmerk niet dit ftuk vande
onftoflykheid en onfterflykheid der- ziele
van den grond op te halen, van alle. kan-
ten te betoogen, en alles te berde te bren-
gen, wat ’er van kan gezegd worden,en
door anderen gezegd is (b). Ik ben ook: Zoo
hoog gevoelend van my zelven niet „dat ik
wanen zou over dit gewigtig onderwerp een
meerder licht te zullen verfpreiden, dan tot
hier toe reeds door verfcheidene verlichte
verftanden gefchied is, welker verhan-
delingen den voornoemden wysgeeren of —
niet onder * oog geweesd, of niet on ï
zydig genoeg door hen overwogen zyn.
Dan, 1 de wyze, op welke die feak 3
van den adelyken Wysgeer aangevallen.
0) Men zie wordetmniieren het kortdochib ondig be
toog-van den Wel Eerw. Heer D. Klemau over dit
derwerp; gefteld agter Zyne eerfte waarheden de
kunde als mede den Phedor van Mofes Mendels Zoon en in-
zonderheid de fraje verhandeling van den Dronthein-
fchen Bisfchop F.E. Guznerus, te vinden in der baj
theimifchen Gefellfchaft-Schriften bl; 153.
(sis)
én heïmelyk òndermeind is , eenigfins niet;
en deszelfs redekavelingen dootgaands van
_fcherpzinnigheid niet ontbloot zyn; oor: -
deelde ik geen geheel nuttelóoze zaak te .
doen, in eene Verhandeling, welke ik den
Genootfchappe thands fchuldig was, my
tot deze ftof te bepalen, en myne aanmer-
kingen over ’t voornoemd Vertoog (zoo
veel dit wd betreft) voor te dragen; ten
_mfinften áanleiding te geven tot eenige nas
dere beproeving , en overweging van dit
one Wel te renans arlats Fit
“ Ikzaldaneerst eenige aanmerkingen mâkeft
overde redeneering van voornoemdenSchrys
ver ; dan; het ftuk zelf wat riader bezien;
6 IV; Ik houde my niet op met de on:
iniddelyk voorafgaandefchimpende aanmer:
_ king van onzen BEkryver » over de Godge-
Teerden in Kun oordeel van *t gewigt van
Ee ‚ en deszelfs invloed op den
Godsdienst: want na gemeld te hebben p
s dat over de voorn, ftelling van den Ge-
» leerden Locke in Engeland veel gerugts.
> perrons dat men riep, Locke zogtden
EC odsdienst het onderstboven te keeren i
s daar dit ftuk nä de gedagte vän onzen
» Schfyver den Godsdienst in het fninfte
tiet betrof „maar een bloot Philofoophsch.
_» Vraagftuk was, gansch afgefcheiden van
# Geloof en. de Openbaring; — Zoo
ij Kk 2 vers
€ 516 ) | E
vervolgt-hy op deze-wyzes-.Doch.de God.
geleerden zyn zeer. gereed, met te zeggensdat.
God onteerd wordt, wanneer men hunne, ges
woelens niet toeflemt ; zy hebben(vervolgt hy).
veel gelykheid met de prulle Digters „die voor- —
gaven dat Despreaux kwaad van den, ‘koning —
Jprak, dewyl. by.hen op hun zéér getasthad.
oli Hoe verze git-op dnumige Goddaer:
den alof niet toepasfelykzy , lust my thands
niet te onderzoeken : Dit alleen mag, ik
vryelyk zeggen, dat deze, uit{praak ste al. —
gemeen is, en regt geäöarde Godgeleerden
zig-daar vry van kennen, Men bevreem-
de zig egter hier over niet ; zoodanige trek-
ken zyn niet vreemd by Schryvers van dien.
{tempel , die de losheid van denken fterk
voorftaan en zelven ’er toe overhellen : „uit
wat grond ? en met welke oogmerken ? laten
wy thands aan zyn plaats. ’ Is genoeg tot
ons oogmerk hier {legts op te merken, dat. _
dergelyke fchertfen doorgaands meer aardig,
dan bondig, meer beledigend dan overtui _
gend zyn, althands dit (wat ’er van zy) geeft
of ontneemt niets aan de waarheid: L |
we ‘er dan van afftappen, en'tot zyne Re-
denering zelve voordgaan, …_» a
_6 V. Onze Schryver voegt hier twee din-
ge tzamen , die zeker zeer naaw verbon- —
len zyn. ” De menfchen (zegt hy) twis-
» ten reeds t’zedert langen tyd over de Va-
tuur —
Nie NK
(5E)
tua en devil tbein det Ziele. Het
_ een hangt zeker aan het ander ; het laatfte’
vloeit uit heteerfte, Welis waar, dat uit.
de ‘onfloflykheid niet terftond tot de onfterf=
Jykbeid, of liever tot de niet vernietiging by
wyze van cen volftrekt noodzakelyk gevolg
onmiddelyk kan befloten worden; maar dit
is zeker, dat de floflykheid de flerflybheid me-
debrengt. Is derhalven onze Ziel een flof-
Ik wezen; of wel; is ons denken eene hoe-
danigheid van ‘ons ftoflyk wezen , of werk-
_tuiglyk Lighaam, zoo is ontegenzeglyk on:
ze Ziel, (dat is ‘ons denkvermogen) ook
Jlerflyk En niet alleen flerflyk, maar, dat
meer is, Onze Ziel flerft dan metter daad,
wanneer ons Lighaam flerft, Want, ir:
dien ons denkvermogen een hoedanigheid.
_of eigenfchap van ons Lighaam was, en
nogthands met den dood van het Lighaam
niet ftierf, moest noodwendig een van bei-
de plaats hebben; of dat het ftof, waar in
__ons Lighaam' door den Dood ontbonden
wordt; bleef denken, en dus zoo veel ftof-
jes, vezels, beenderen enz. voo veel den-
‚ kende wezens bleven. Of, zoo men zulks
miet wil, dât dan het Denk-vermogen
afgetrokken van: het ftoflyk Lighaam in
__den ftaat des Doods op zig zelf beftond,
dat is”, dat een’ eigenfchap of hoeda-
Righeid zonder onderwerp (gqualitas fine -
1
(518).
Jubjeto) beltaan kon, ’ geen de hoogte
ongereimdheid is, ee eh
…Ìs derhalven onze Ziel , of Denkyermo-
gen, een eigeníchap van het Lighaam, zoo
is ze fterflyk en fterft in der daad, ……
__ Wanneer men nu dit bedaardoverweegt,
moet men zig dan niet billyk verwonderen,
dat onze Schryver in t {lot (c) dezer Verhan-
eling zegt ; ” wat raakt het u, of de Ziel
» Één dier onbegrypelyke wezens is, wel.
» ke wy Stof heeten? dan één dier onbe-
» grypelyke wezens, welke wy Geest noe-
»» men? Hoe? kan God, de Schepper van
» alles, uwe Ziel, van welk eene zelfftan- Á
» beid ze ook zyn moge, na zyn welge:
ë vallen niet vereewigen of verniëtigen? Ik
eken, men verflyt dikwyls te veel tyd, —
en maakt wel eens een’ onnodigen. toeftel _
over de naawkeurige bepalingen van dingen
aan welke ons weinig gelegen ligt; het kan
veelfins nuttig zyn, en veel twisten affnyden,
wanneer men zig vergenoegt met Hoofd. —
waarheden, aan welke ons ° meest gelegen
arin-
is, vast te houden, en_daar op aan te
gen, terwyl men vele byzonderheden, by
welker {telling of ontkenning de hoofdzaal
weinig of niets wint of lydt, aan haar pla
kan laten. Maar men zie toe dat men hi
in tot geene uiterftens vervalle, bne:
4
hier
(@) Zie ter boven aangehaalde plaats bl, 239.
{519 )
de gedaante vah eene verftandige twyfeling
_ de gronden niet ondermyne, of geheel weg-
neme, op welke de erkentenis der hoofd.
waarheid grootlyks gegrond is, En zoo is.
“hier met deze zaak gelegen. Ik {ta toe,
„dat het in zeker opzigt voor ons onverfchil-
dig zou kunnen gerekend worden, van wat
zelfftandigheid onze Ziel wezen mogt, in-
dien ’t vooraf vast ftond, en zeker betoogd
kon worden, dat ze onfterflyk is, en niet
zal vernietigd worden ; maar hoe weet ik,
buiten eene Openbaring , dat God zulks
doen zal;indien dit uit de Natuur der Ziel
zelve niet is af te leiden? Ik fta toe, God
kan de Ziel, van wat zelfftandigheid ze
ook zyn moge, na zyn welgevallen veree-
„wigen, zoo wel als de Lighamen, maar
„wat zekerheid hebben wy daar voor, dat
dit zyn zal? moet ik niet veel eer uit de
ondervinding befluiten, datde Ziel, ftoflyk
| “zynde, zoo wel fterft als het Lighaam? op
zy hoogst genomen, zal dit Leerftuk in
den: Natuurlyken Godsdienst niet zekerder
nog bekender zyn, dan dat van de Op-
— «ftanding der Lighamen ; en zelfs nog veel
„minder, nadien het laatfte (zoo verre het
„uit de Rede waarfchynelyk'te betoogen is)
„uit het eerfte een fterk bewys ontleent.
„Maar hoe kan dan onze Wysgeer zeo-
„gen; gelyk hy ie voren „doet , ” dat
ek 4 | » dit
( 520 )
„dit fluk van de ftoftykheid , en) onftof
‚‚ heid „der denkende wezens den: Gods- ®
» dienst in” het minfte niet-betreft, maar
» een enkel Philofoophschvraagftuk: is?
ten. minften heeft! -dit'{tuk een allerwezen-
lykften invloed op den Natuurlyken Gods-
dienst, die uit geenen anderen: bron,sdan _
deze „de onfterflykheid: der Ziele-afleiden
kan. Waar blyven wy dan metde «Nàá-
tuurlyke zedekunde, die: voornamelyk’ uit
den: toekomenden ftaat envverwagting ha- —
té drangredenen moetrontleenen 2 Wie ziet
dan niet dat deze twyfeling ten: onverfchil- <
ligheid opdit fluk vande Natuur der Ziele:,
den natuerlyken-Godsdienst den bodem in-
flaat? Hoe kan zigronze toegevende Philo-
_fooph een weinig lager zoó ùitdrukken?”Het
» algemeene: welzyn. der ' menfchelyke
» Maatfchappye eischt de orfterfiykheid der
» Ziele! teserkenhen:;’tGeloof vordert dit
»» van ons df; Doch % is in dier voege niet
», gefteld met de.Natuur der Ziele: zelve;
» den Godsdienst ligt ‘er weinig of. niets
» aan gelegen van welk eene zelflandigheid
de Ziel zy , wanneer ze maar deugdzaafn
is, Daar -het (uit het ene
ftaat, dat het een aan het anderzeernaaw
verbonden-is:; psi tot (05 MAS
_ In der daad, als we dit bedaardsoverwe-
gen, moeten wy dan niet vde aanmerking
ss NAA 7 NAR
a N°
ne
(521)
van den boven rdeds aangehaalden Schity-
„wer (d) billyken (fchaon wy van ’t oogmerk
„vanronzen <W ysgeer zoo ‘erg niet kunnen
denken ; noch dezelve in al haar kragt op
hem toepasfen willen) daâr-hy ‚ na de nood-
zakelykheid vande kennisfe van onze Ziel
aangedrongen:te: hebben, als van welke zeer
veel afhangt „en welker gezonde bevatting
veen aanmerkelyken invloed: heeft: op het
ware -denkbeeld-der deugd , Godsdienst en
veleandérewetenfchappen; aldus vervolgt:
„5, Was) het! oòitnodig;het ris in dezen
» onzen leeftyd, daar men arbeidt opaller-
»5/lye wyzen om: het. mênschdom diets te
5 maken, dat tusfchen Lighaam'en Ziel,
25” Mensch-én Beest ,‘eigenlyk;geen onder-
» feheid is „-dan in den Naam, en in ons
Ss vooroordeel;>met geen: ander-oogmerk:,
_ssräls. om van die zyder,. daar het mensch-
5.dom het zwakfte tegenwoordig is, zoo
„yveel te gelukkiger de deugd en Gods-
dienst te beftryden ; “wat wonder, dat
1 zulke fchriften —>zooveel veld wintien ,
_“prdaar het-den meeften aan eene gezonde
13 bevattingsswat zyne Ziel is, geheel ont-
_sbreekt, en!zülk fenyn ;-dat noodwendig
5 het verderf der Zeden „ en de omkeering
_speder Godsdienst na zig flepen moet ,-zó0
° -sj-zagt wordt.ingezoogen;”s von > noe
attow. wok | d 6 VI.
Cd) Den Eerw, Heer Kleman, in zyne voorr. voor
2% aangehaald werkje, bl, X en XI,
«
/
|
(522)
„$ VI, Daaris,zoo veelik zien kan;maar
eene zaak, of Ark ‚ die tegen het tot
hier toe beredeneerde kan worden aange-
wend, Ze is deze ; dat meh onderftelle:,
dat het denken wel niet aan ons grof entast.
baar Lighaam,-maar aan een fyner foort
van ftof eigen is ‚waar: mede. ons grove
Lighaam als bezield geagt zou kunnen wor-_
deh ; en: dat deze fyne denkende ftof niet
fterft, maar in den. Dood afgezonderd wordt,
en afzonderlyk beftaat , even gelyk. wy het -
begrypen van een? onftoflyken Geest. Op
__„deZen voet zou men een denkend wezen, —
Íchoon zelf {toflyk, egter van ons eigenlyk
gezegd Lighaam: waarlyk. onderfcheiden,
zig kunnen voorftellen; welk denkend,
fchoon ftoflyk wezen dan tevens onfterflyk
zou kunnen zyn; onaangezien den Dood
des Lighaams; datis, omt met zyneigen —
naam te noemen, een Lighaam in een Lig- —
_-haam, een fyn,‚dun, denkend „ineen grof, _
‘zigbaar, tastbaar, werktuiglyk Lighaam.
Ik wil wel bekennen, dat tndien ment
zoo begreep, of kon begrypen, als dan 2
„gefchil ‘in betrekking tot den Godsdienst
zeer weinig doenzou. ‘Zal ‘er dat weinig
opaan komen,of men deZiel vooreenftoflyk,
‚dan onftoflyk wezen houdt , zoometrhaar _
toch erkent vooreen wezen vanohs Lig- _
haam waarlyk onderfcheiden , en ’ we
PN hg oden, het
( d DN
(523 )
Wysgeer beandwoorden ; want, dan moet
men toch de wezens , of onderfcheidene
infels vermenigvuldigen ; en dit is even
het zelfde, ’ geen onze Schryver moet
vermyden, wil hy zig niet met zyn eigen
zwaard gedood zien; -want ziet daar de
kragt zyner Redeneering (e): ” Jk heb een
sed gaan en ik denk, meer weet ik niet,
65) In
ien ik nu met het geringe licht my
» gefchonken te rade ga, zal ik dan aan
» eene onbekende: oorzaak „toeeigenen ’t
__p geen ik zoo gereed kan toefchryven aan
» ééne enkele tweede oorzaak waar. van ik
‚Zoo nu deze Redekaveling iets zal zeg-
„gen, moet het dit zyn, dat ons denkver-
mogen eenvoudig eenveigenfchap of werk-
zaamheid van ons ftoflyk Lighaam is, zon-
der noodzaak. om een ander, ‘tzy ftoflyk,
%* zy onftoflyk beginfel , te onderftellen. Is
__dit nu zoo, dan blyft onze voorgaande re-
Bn
,
‚
_deneering „en % befluit daar uit getrokken,
in volle kragt. Want, is de Ziel, of %
denkvermogen, een. eigen{chap van wf
Baier VOL MI ) 4 é
Pk: „{e) Bladz, 238.
{524 )
Problematisch-vraagftuk wordt opgegeven,
het zelve dan alleen maar als een’louter
Philofoophschr ftuk- moet’ befchouwd-wor-
denjrafgefcheiden. van. geloof «en Openba-
ring» ‘of „‚-datshet venkel zoo bedenkelyk _
voorkomt, wanneer men het blootelyk uit
Philofoophfche5'dat is natuurlyke gronden)
mmaet betoogen „vof fchoon dan, wanneer
men hetals eer punét vanden geopenbaarde
Godsdienst befchóuwt, alle twyfelingmo
ophouden, om dat het in dezelve aar ’ge-
noeg-sgeopenbaard. is, Dat fichynit onze —
Schryver zelf te willen zeggen met die voc
SER SDE en »
(525 )
$ den ;- die eefì weinig lager ter laatst dänges
_haalder, plaatfe: vol te >De menfchelyke
soredeis, op Zig zelve gelaten „zoo weinig
sinftaat, om de onfterflykheïd der Zielete
sebewyzen, dat de-Godsdienst ons ditftuk
heeft moeten openbaren” «voo
ooHet zy eens zoo ; maar men kan dan niet
zeggen „ dat-dit {tuk den. Godsdienst in het
minst niet betreft,: Evenwel zal onze Schry-
ver ook moeite-hebben, ons te doen ge-
loven, dat de zwakheid. der rede op: dit
ftak-zoo' groot. is, als hy voorgeeft; Wy
ftaan. wel gereedlyk toe, dat de Openba-
ring over dit fluk van de-onftoflykheid en
_onfterflykheid der Ziele; veel „meer licht
verfpreidt, en. alle bedenkingen of twyfe-
Ô igeredoch ophouden „die by iemand „
welke niet anders-dan licht der rede heeft ,
__ konden ryzen, en by de Heidenfche W'ys-
__geeren daar. over dadelyk plaats hadden.
Maar of daar uit nu volgt ‚ dat dit ftuk daar-
om voor de rede geheel onbetoogbaar is;
_ en als een bloot Philofoophsch {tuk be-
_ fehouwd, zoo onzeker, dat:men mogelyk
nooit in flaat zal. zyn om te weten, of eenen=
— kel floflyk. wezen. denkt of niet ‚kunnen wy.
_ nog niet toeftemmen. … Hoe vele,waarhes
1 zyn ’er,, die by het bloot ‚Natuurlicht
in dezen ftaat aan. vele twyfelingen-onder-
__hevig waren, maar die nu „na Gahan
45 EEA er
€526)
der Openbating onze Rede beftraalder
stoogd aen ‚ gelyk by voorb;de &
enheid wan ’ Opperwezen, de Schepping
der wereld uit niet enze Schoon wy dan
gereed toeftaan , dat de Openbaring dit {tuk
voor ons in °t volle licht gefteld heft, 200
volgt daar uit geenfins, dat het zelvevoor de _
Rede t'eenemaal onzeker is, vooral fiet voor -
een Christen Philofooph , wiens Rede door -
de. Openbaring verhoogd is. ___
6 VIIL Nogthands,zegt on#e W ysgéer,
is onmogelyk dit te betoogen} en waarom?
ziet daar zyn bewys: ” dewyl men *t nog
s niet eens is over de Natuur; en *t vol:
5 ftrekt vereischt wordt den âard van een _
gefchapen wezen doof en door te ken
nen, om te beflisfen, of het fterflyk is, _
sy dan niet” reld ONE Te
Ik moet bekennen inderdaad dit béwys —
ef niet te verftaan, of te gevoelen, dät on-
ze Wysgeer zig zeer vergist, Wie ziet —
niet met my, dat, zoo dit bewys doorgaat, —
EE 4
nerlyk wezen der ftof, kehnen wy wel door El
wy dan byna niets bewyzen of betlisfen kün-_
hen. De ongereimdheid dezer Redekave-
want, kennen wy wel door en door het in-
en door het dierlyk Lighaam ; maar kunnen
wy daarom hiet genoeg beflisfen , dat on
ie zel-
| (527)
er deden 2 men zal hier tegen » ia
dat ‚men evenwel in zoo ver, en int
ie opzigten den-áard van een Lighaam ge«
eg kent, dat men ’er de deelbaarheid;,
yde daar aan verknogte fterflykheid in
zien kan. Zy zoo , maar wy kennen even-
wel'den aard der ftoflyke- wezens niet
door en door , en dus blykt de valschheid
van dien regêl, dat het wolfbrekt vereischt
wordt den aard van een gefthapen wezen door
en door te-kennen , om te beflisfen of’ onfterf-
Iykis ‚dan niet. Men moet immers toeftaan,
dat, al blyft- het innerlyk wezen der din-
gen van vôren en onmiddelyk voor ons
verborgen, men egter van agteren uit de
ondervinding ‚ uit werkzaamheden en beken-
de aan ik zeer wel en op goede gron-
„den kan befluiten tot de Natuur van zulk
een wezen, en deszelfs fterflykheid of on«
… Wel is waar, dat wy geen onmiddelyke
kennis of denkbeelden van het wezen on-
zer Ziel hebben; maar men wagte zig voor
misbruik van deze erkentenis, door gevol-
gen, die ons tot ongereimmde uiterftens bren-
gen zouden, daar uit af te-leiden, Of zou
willen {tellen , om dat wy van onze
Ziel,in vergelyking onzer kennis van vele «
andere dingen, weinig kennen ,-dat wy ‘er
daarom niets van weten? ‘Weten-wy alhet
U wa-
\
{528 )
ware, wezen.onzer Ziele: niet Wolkomen; _
kennen we daarom geene van hare wezenly-
ke eigenfchtppen?: is ?er-ons ‚niet-zooweel «
van:bekend;, dat wy vele van hare aandoe-
ningen';teù,derzelver onderfcheid. var an= —
dere, van ftoflyke wezens, daaruit kunnen
opmaken ? onderyinden-wy dan-nietsin ons, —
waar, uit wy: tot den aard of ’tinnerlyk we- —
zen: onzer Ziele eenig wettig belluit kunnen
trekken 2-Dit brengt my ongemerkt tot het
Átuk zelve, dat ‘wy nader te onderzoeken
hebben. EFO 39 NE Aters’, ARN
Laten „wedan na: deze: aanmerkingen
overde, Rederieerwyze vanden Heer de
Bielfeld.‚-nu voordgaan, en flegts in een
kleine proeve-zien;-of niet de Rede en On-
dervinding. ons, hier. zoo: veel aàn. de hand
geeft, waar uit-wy met genoegzame over-
reding een befluit kunnen: opmaken.
6 IX. De groote vraag is hier, ‘wat is
Stof? wat is (Geest? geen van beide kennen
wy in haar innerlyk wezen; maart-wy zien,
‚we- ondervinden, inde „Natuur stwee-erlye
uitwerkfels, die ons overtuigen; dàt ze miet
van eene en dezelfde oorzaak kunnen voord-
komen, maar een „onderfcheiden;beginfel
hebben-moeten,, Het zyn: verfkaidige, en
werkiuiglyke, waarrtoevalle,de-werkingen iu
de ganfche Natuur gebragt kunneri'worden;
deze vinden, wervereenigd-in def: mensch,
ie en
ev
vezen „ daar van onderfcheiden, * welk
wy onfloflyk, ’t welk wy Geest noemen.
__ «Laten we zien, of die gedagte genoeg-
zaam gegrond is. |
__—… 6 X, Het eerfte, dat ons daar toe op-
_ leidt, is de geheele ongelykvormigheid de-
zer werkzaamheden, die met elkander ver-
geleken zynde, geene de minfte overeen-
komst hebben. De werktuiglyke werkin-
___gen, die wy weten, dat van het ftof voord-
___komen, gefchieden door aanraking en be-
_ weging ; van daar, dat de ftof niet kan
_ werken in eenigen afftand , zonder tusfchen
| ‘komende middel oorzaken. Maar de ver-
___flandige werkzaamheden zyn van een’ ge-
_ heel anderen aard. De Ziel verftaat „denkt,
wilt, en beoordeelt ook zelfs afwezige za-
ken. Dus moeten de verftandige werkzaam-
heden van een andere oorzaak voordko-
„gen de werkende oorzaak is van haar wil,
verbeelding en gedagten; daar de ftof. in
tegendeel, uit aanmerking van ’t zoo even
__ gezegde, noodwendig altyd lydelyk en af-
— hanglyk is, waeren werkingen ‚ van ha-
Met Te
_ men; van eene oorzaak , die door haar zel-
„ve werkt; die door een ingefchapen vermo- _
!
( 530 ) |
re aanrakende en bewegende” Ô
Ook dan, wanneer ze werkzaam. issdoor
beweging , is ze. nogthands lydelyk; want
na mate een” Lighaam deszelfs beweging
aan een ander mededeelt, verliest het het
zyne, dat niet gebeuren kon, wanneer het _
zyne beweging uit een inwendig zelfswer-
kend beginfel had, Men -nême flegts dit —
volgend geval-tot een voorbeeld, …— …
… Laat men iemand fil in *t oor luifteren;,
of in gefchrift te lezen geven, dat zyn vy=
and en vervolger hem op. de hielen zit „dat
hy gevaar loopt van zoo zoo, by verzuim
van een fpoedige vlugt, in de handen van _
moordenaars te vervallen ; wat zal de aan-
doening, welk het gevolg van deze mede-
deeling van gedagte zyn? De ftof werkt
door aanraking en beweging „en ’% gevolg,
of de-uitwerking is altyd evenredig aan-de
kragt der bewegende oorzaak, maar wat
gebeurt hier? hoe ziet: gy dezen mensch
op ’t ogenblik met fnellen vlugt zig henen
fpoeden! van waar dit? Welke is hier de
oorzaak van die vlugtende beweging 2 inz
dien ze ftoflyk is, moet de fnelle vlugt verz
oorzaakt worden door aanraking „ botfing,
en daar uit-geborene beweging. Maar is
dan *t gewrogt grooter dan de. oorzaak? dit
zou hier moeten volgen, indien de werking
werktuiglyk ware; maar men. ziet ras de
vt on-
ik 6
_ongereimdheid ‘hier van. De beweging in
een voordgeftotenLighaam kan nooit groos
_ ter zyn dan de’kragt van de bewegende of.
__voordftotende: oorzaak. « Maar'in dit geval
zou de aanftotende en bewegende oorzask
zyn-die zagteinluiftering van eenige ftille
klanken; of % ziet van eenige:kleine teekens
_ofletters ; maar wat evenredigheid is ’er tus-
_ fehen dat ven die fnelle loop, van den ag-
tervolgden? men verklare dit eens uit de
wêtten der ‘beweging, volgends welke wy
zeker weten dat dlwavttolivk is werkt.
Zou niet moeilyk vallen foortgelyke voor-
beelden ‘hier op te-hoopen. Laat ik alleen
nog maar vragen; hoe komt het, dat een
zeker getal letteren, tot fpreuken gevormd,
_ en onderling tot redenen, bewyzen enz.
_ Pzamen gevoegd „ dikwyls meer op den
— mensch. vermogen‘ dan vuur en zwaard vân
_ vervolgingen? watis dan hier toch het be-
ginfel der denking? Zoo de ftof? hoe wordt
dieniet dooreen veel fterker ftoflyke aandoe-
ning, den indruk van vuur en zwaard „ over-
wonnen? Hiermroet dan iets meer ‚dan alleen
El die vuiterlyke gewaarwording bykoomen ;
_ hier moet een inwendig zelfwerkend begin«
fe zyn, dat alleen ter gelégenheid van die
_ gewaarwording opgewekt, en ‘uit zig zelf
(OE
_ werkzaam wordt,”
__s*Men erkenne-dan, dat deze werking ge-
il Ll 2 heel
(
(532)
heel van een’ anderen aard is, dan alle
werktuiglyke, die wy weten, dat van
ftof voordkomt, en na de wetten der ftof-
lyke beweging werkt. Dat meer is, men.
erkenne dat deze werking met de ftoflyke.
of werktuiglyke werkingen niets overeen-
komftigs heeft, maar gansch verfchillend en-
tegengefteld is : terwyl alle ftoflyke wer-
kingen evenredig zyn aan de bewegende of
werkende oorzaak buiten haar, daar deze
verftandige werkingen in tegendeel, de uit- _
wendige of ftoflyke oorzaken, of aanlei- _
dingen , dikwyls verre te boven gaan, ten
onwraakbaren bewyze, dat dezelve uiteen
inwendig zelfwerkend beginfel noodwendig:
moeten voordkotnên.. paorimtal Ietenta dn
6 XL Een tweede redeneering , die ons.
tot eene onftoflyke oorzaak der verftandige
werkzaamheden doet opklimmen , is deze:
Indien de ftof kan denken , moet dit of aan
de fhof zelve eigen zyn, of aan de byzon-
dere fchikking van derzelver deelen „ by
voorb, aan het zintuig/yk geftel onzer Lig-
hamen. Indien het eerfte waar is, dat het
denken tot het wezen der ftof behoort, dan
is ’er geen ftof zonder denking, dan moet
ieder deeltje, tot het allergeringfte {tof-ve-
zeltje toe „het denkvermogen hebben. Maar
wat zal nu hier uit volgen? dit zeker , dat
het denk-vermogenineenig onderwerp even-
5: re-
Ni ftofte, even gelyk de zwaarte; dan zou der:
en beenen kan verliezen , zonder hier door
_ in ’t minfte aan de kragtvan denken fchade
_ telyden? Moest niet noodwendig het denk-
_ vermogen van zoodanigen mensch vermin-
_deren in evenredigheid tot die verminking?
… moest niet het afgezette deel na mate van
__deszelfs grootte eene hoeveelheid van den-
ken behouden en met zig nemen, indien
het denken een wezenlyke eigenfchap der
ftof was , of, (t geen op één uitkomt) tot het
wezen der ftof behoorde 2 dina
__… “En niet alleen zou dit moeten plaats heb-
ben omtrent menfchelyke, maar ook om
trent alle Lighamen ; dan moeten alle ftof-
‚_ Iyke wezens denken, en wel na evenredig-
| heid van hunne” zwaarte, 149 WO NOM
ER be | {A 3 De
(534)
De ongereimdheid hier van di
niet eigenaardiger vertoonen-dan,m
Digt-penfeel vande beroemde Mcjuf
Neufille bl, Tg ep Bn if sh
\
vase «t Bir: ee
Wss eat het u, laat ons dan eindlyk overwegen SHI terr
„» Of denking in de Stof natuurlyk is gelegen, ide vk ä
„st Zy dat ze in wezen van al ’t ftoflyk is gelegd
» Of flegts aan eenig deel toevallig is'gehegt.
» Maar, als wy ?t wezen van de Stof bewustheid fchenken ,
„Dan doen wy de Aarde, ’t Vuur, de Lugt en “ Water denken.
» Weet gy, wat de Afgrond, die de zuivere Ertfen voedt, %
»» Gevoelt, als Goudzugt in zyne ingewanden wroet?
»» Hebt gy een Maatftok, om de {mert der Lugt te meten?
s» Zal, als zy door het Vuur des Blikfems wordt gereten PN nij
‚ Het klatrend regen vogt haar jammertranen zyn? 4
„ 't Gezweef der vlammen, zyn dat wringingen van pynt_ \
;, Druist, loeit de Zee van fmert, als haar de Orkanen drukken s
» Ten Hemel jagen. en van daar naar de afgrond rukken?
s Wien? ’t Zeekafteel ? of zyn geleiders? valt het bangst EE
„‚ Te deelen in het fot van naren Schipbreuks angst? b
st Laat ude deernis toe éen fchoone bloem te ‘plukken?
's, Moord-dadig ’t lagchend ooft den ‘koeftertak te ontrukken? ,
s, Ja klaagt ook, de Eccho om der bergen tegenfpoed,
»» Als gy hun brokken tot uw bouwkunst vormen doet?
»> Sta toe dat ik, ten zy gy dit gevoel doet klemmen,
ad Dat denken *» wezen van de std is „af blyf ftemmen. sf
_6 XIL Dan, ik twyfel ze zeer, of deze ol
dagte, dat het denken aan het wezen-der
Stof op zig zelf eigen is, wel vele voorftan-
ders zal aantreffen, of i immer. ter. goeder
trouw gehad heeft. Maar, men, zal veel
eer het tweede aangrypen, ‘dat het Denk-
hk uit een geleg konftige haine
| }
Bk
1 N
CBS)
der ftofdeelen voordvloeit; sen een eigen
_fchap alleen van t Zintuiglyk Lighaam is
Dit althandszou eenigfins met meer fchyn
kunnen worden voorgewend „- doch kan
even weinig als het vorige den toets der on-
dervinding en- gezonde Rede,doorftaan.
Ammers, wat leert ons de ervarenis ge-
_ meenzamer „dan dat niet de Zintuigen
_ denken, maar.een ander beginfel, van de
Zintuigen wezenlyk onderfcheiden „een be-
ginfel, dat alleen kan aangemerkt worden
het Zintuiglyk Lighaam te bezielen.
Een bewys hier voor is op te maken uit
gevallen van menfchen , wier Zintuigen ge-
krenkt worden, zonder daarom van hun?
__ Rede of Denkvermogen iets te misfchen. -
_ Of, zou. men by voorb. zyn denkenskragt
_ verliezen met het gemis van Reuk of Smaak,
‚wordt niet het Gevoel door den flaap ver-
_ loren, of ten minften buiten werking ge-_
_ {teld , zonder dat daarom het Denk-vermo-
gen ophoudt? het Droomen is daar een
bewys van, Ja neemt iemand die zelf de .
_ aller edelfte Zintuigen, het Gezigt en Ge-
_ hoor verliest ,’en dus zoo wel van alle aän-
Ni Goesak ‚als ftoflyke befchouwing ontzet
fris ; hy zal nogthands alle teekenen vertoonen
Jar Deikide ‚van Verftand, Wil, Bewust-
—_ heid, en wat daar toe meer behoort. La-
sten we hier op andermaal de Beroemde
wikis Ll 4 tn Dig-
C 536)
Digteresfe: hooren „ die ter zangelaalder
plaatfe aldus vervolgt: it ed, me
„> Maar, daar gy Stof gevormd tot Zinnetuigen ziet, D
PER (Werpt gy my tegen) daar ontbreekt de Denking niet.
_s, Dus rust zy in dien Vorm. Want ylings, als onze RN
» Verderven , misfchen we ook het zienelyk vermogen. VA
ss ’tIs waar, Stof-Leeraar! dat de Godheid”nooit iets sel:
„> Waar-by haar wysheid fchyn van onvolmaaktheid-leed.
„> Dus, daar zy ’t Zintuig vormt, betaamt het Haar daar neven
‚> Aan ’t anders roodloos werk de denkings kragt te geven.
5 Doch dat de Ziel alleen , en niet het Lighaam denkt,
„ Blykt, sis een Zintuig in zyn werking wordt gekrenkt.
s, Want , wie zoude uof my de Denkings kragt betwiften,
” Schoon onze Reuk en Smaak den geur der Spyzen miften?
„ Wie wanen, dat’, terwyl een Lighaam door de kragt
pe Des flaaps vesktere: en als in ketenen gebragt,
‚ Daar magtloos nederzygt , van ’t rut Gevoel verfteken,
», Dat daarom ook de Ziel in kragten waar bezweken?
‚ Daar *tdroomen aanduidt, dat, fchoon ’tzinlyk niets bemerkt»
‚ De Ziel nogthands door haar begrip en driften werkt. —
„, Noem edeler Zinnen! (zegt ge) of gy betoogt niets zekers,
zj, 'tGevoel, de Smaak , de Reuk zyn kleine kennis-kweekert,
», Maar, Wysgeer! ’t opzigt van gebrek is hier gemeen;
„, Dus voigt in allen ’t geen ik u vertoonde in één.
„s Want zie dees Stervling;in zyn oog en oor bedorven „
„, Zie van vyf Zinnen hem twee Zinnen indat
„Waar door hy als een doode, in ’t heuglyk zien belet,
„‚ Cok van. alle Aanfpraak, Troost en Omgang is ontzet;
„‚ Daar ondanks dit gebrek zyn Ziel blyft teekens geven
„, Van Wil en Denking ; » van twee Zinnen te overleven; - vaóer
do Daar is ’t betooglyk , dat de Ziel het gansch getal
„, Der Zinnen (’sLighaams Dood) mede overleven zals ii
», Ja als de Diamant, ontwreven aan zyn windfels, ik
s Te fterker gloejen, na ontbloot van: aardfche bindfels.
‚Want noch door driften, noch belangen aangefpoord ,
» Is ’% zeker, dat ze alleen de ftem der Waarhelk hoort.
„ Zoud
(537 )
4s-Zöud gy dan nes my met ernst betwisten Willen, … ist
„Da Stof en Denking van elkaar geheel verfchillen ‚
3 In eigenfchâppen , die elkandren tegengaan ,
__» Daar denking na” verlies der Zinnen blyft beftaan?
ris WAR: ; 1: E
„6 XIII. Laten we tot volkomene weder-
legging dier gedagte als een onweerleglyk
-bewys hier nog by voegen, dat het Denk-
vermogen werkzaam is omtrent zulke din-
gen, die op de Zintuigen geen den min-
{ten invloed of betrekking hebben „ daar
geen Zintuigen in te pas komen kunnen,
gelyk daar zyn de voorwerpen van zuiver
vernuft, onftoflyke Denied: by voorb.
van digemeenbeden „ Betrekkingen, Overeen-
komften , Pligt , Eer orde en dergelyken, die
niet gezien , niet geproefd, gehoord , gero-
ken of gevoeld, maar alleen door een in-
… wendig vermogen befeft, begrepen, over-
mlest, verllaan worden; „serf >
A
El
vlakte, of vloer , van vierkantige fteenen „ik
bereeken het getal uit de lengte en breedte,
miet elkander vermenigvuldigd ; wat doet
nu hier myn Zintuig? het flaat alleen gade
_ getal der uiterfte reien ; niet het oog,
_ maar het vernuft vindt het getal van % ge:
_ heel. Op gelyke wyze verkrygen wy ftof-
jd dyk door onze Zintuigen: denkbeelden van
_ Gedaante , Zwaarte ‚Stand, Verwen; maar
_de denkbeelden. nn ‚Garfprong, Einde of
ie Sen
k
7 en Oog-
_
Kg \
oee
_Ik zie „sby voorb. eene groote vierkante
/
klimmen. Ik zie-de Wereld, ik-{luit-my:
doel hadden uit velen. eenige weinige re-
(538)
Oogmerk , Orde," Verband enz. is louter
werk van vernuft; Dit komt dn
buiten aan door Zintuigen ‚ maar ’t is een.
inwendig door zig zelf werkend en van on-
zei Zintuigen gansch onderfcheiden begin-
fel, dat ons tot die kundigheden doet op-
ne oogen en klimme op door afgetrokkene
overdenkingen tot derzelver begin. Ik maak
een befluit tot haar oorzaak ;-en-wotderge-
waar, dat die een wys, eewig, almagtig;
goedertiern Wezen zyn moet; maar van
waar deze denkbeelden ? deze onftoflyke
denkbeelden ? deze kunnen immers door
geenftoflykeZintuigen veroorzaakt worden? _
Wederom „niet zoo zeer ons oog, maar ons
oordeel is * „dat ons doet ontdekken „dat de-
ze platfchynende aarde een kloot is. — Een
afftandig Lighaam vertoont zig van verre
klein, maar ons oordeel doet-ons uit aan-
rherking der afftanden denkbeelden: vor- —
men van derzelver-ware grootte, vo
s-$- XIV. Uit dit alles, dat wy doorseen
aantal van andere redenen nog verrykenen
verfterken zouden, indien wy niet maarten
denen „en onder die alleen zulken , die zon-
dér diepzinnige! redekaveling uit de Onder-
winding zig opdoen; flegtstot een proef aan …
te voeren, meenen.wy gronds-genoeg te ke #
1 en;
„6
€
529) |
pen, om insweerwil vande “fcherpzinnig
stwryfelingen van. onzen, W ysgeer op teema-
„dat het'Denk-vermogen met de bekende
jerkingen ‘der floflyke wezens niets gemeen.
heeft,maarwel hettegengefteldegen overzulks —
aan” de. Stof niet kan-eigen’ zyn. De Ziel
werkt niet op een wyzeaan ’:Stof eigen; —
GX, noch het Stof op-de-wyze der Gees-
ten; 6, XL. We befluiten- derhalven , dat ons
Denk-vermogen noch uit-de-sror van-ons
_Ligbaam, ‚noch uit deszelfs Zintuiglyk-of
Organisch tzamenftel;mmaar uit een gansch
ander beginfel voordvloeit,-dat geheel van
het floflyke onderfcheiden is ; en met de ftof-
lyke eigenfchappen niets gemeen heeft ; dat
daarom-een Onftoflyk Wezen, of Geest ge-
\ sboemd-wrordt(P), 117 9 7u torn e evo
— #8 XV. Ik-houde my nuniet op met de
_ gitvlugtstot Gods Almagt, ’% komt ‘er hier
_-op:aansof’tsin den aard der Scoffe moge-
dyk-zy te denken? Zoo lang die mogelyk-
eid niet kan getoond worden ,is deze uit-
vlugt -ydel;»want God wil, of doet niets te-
genden aard,der dingen ftrydig, — pre
AEEA ES HELEN ON UIEN RK „doet
f 4
af  Bore
il -
_ geef) Men. ziets, dát #le-my alleen, bedienesvan weinige, -
T @n zeer eenvoudige Bewyzen. „Dit gefchiedt;met ojk tE)
Bit'in/deze' proef te toonen, dât de Waarheid in dit ge-
_vabrwaarlyk in zulkveen’ diepen“put niet verhölenligt,
alsyfommigen roepen, Een diepzinniger Betoog ‚zou
“het oogmerk dezer Verhandeling min begun{tigd , en
my’ geheel buiten myn beftek gevoerd hebben. '
OS dd ee
doet het niets ter zake, dat wy geer
lig denkbeeld van een onftoflyk wezen |
‘ben; hoe veel is ‘er in de Natuur „ ve
welks aanwezigheid en eigenfchappen wy.
EE, Zyn, zonder dat wy ‘er een
ove
indi wit van kunnen vormen ?2—
Ay
_Eindelyk wil took weinig zeggen *t geen
„onze Wysgeer voordbrengt, dat wy maar
“zeer. weinig van de Stof weten, en maar
zeer onvolkomen eenige der hoedanighe
den kennen , aan dezelve eigen; en der- _
halven niet genoegzaam, ja geheel niet in
ftaat zouden zyn te bepalen, ofhet Denk- _
vermogen met die hoedanigheden der Stof _
niet wel kan vereenigd worden: want we _
hebben die bedenking in % voorbygaan _
reeds afgefneden; 6 VIII, We hebben toch
tot zulk eene bepaling geen wolmaakte ken-
nis der ftof nodig ; wy worden niet genood-
zaakt die bepaling van voren te maken; de
ondervinding is de Bron, uit welke wy langs
den weg van gezonde Redeneerkunde onze
redenen en bewyzen ontleenen, en deze
geeft ons genoeg aan de hand; om een be-
{uit op te maken ; gelyk wy meenen hoofd-
zakelyk betoogd te hebben. De aanmer-
king derhalven , welke de W'ysgeer hier op
maakt, komt weinig te ftade, als hy dus
voordvaart: ” De Heer Loeke zou eenvou-
» dig tot die Heeren gezegd hebben. Be-
| | kent
kent ten minften, dat gy zoo onkundig
_» zyt, als ik: Uwe verbeelding, noch de
„ myne kan bevatten, hoe een Lighaam
denkbeelden heeft, en kunt gy beter be-
„grypen hoe eene zelfftandigheid , welke
die ‘ook moge wezen , denkbeelden heb-
be? Gy weet niet wat ftof „gy weet niet
wat Geest is,‚-hoe kunt gy ’er dan iets
ftelligs van bepalen 2 Hy
Het is hier-de vraag niet, of wy ’er denk-
beelden van hebben, en de wyze hoe zy ge-
vormd worden begrypen? niet, of onze
verbeelding dit kan bevatten?-maar of ’er
grond is uit de ondervinding en werkingen,
die-wy in ons gewaar worden , desaangaan-
de iets met zekerheid te befluiten? en hier
toe meenen wy, dat de gemelde redenen
genoegzaam zyn; en voldingen , dat onze
_ werktuiglyke en verftandige werkingen niet
_één-en het zelfde, maar twee onderfchei-
dene Beginfels, tot haar oorzaak hebben,
6 XVI, Dus meenen wy’t voornametftuk;,
de onfloflykheid der Ziele, betoogd, of al-
thands eenige gronden van zekerheid daar
toe aangewezen te hebben. : A,
_— Hier na zal ’t nu voords niet moeilyk val-
Car Vi,
of fchoon ons kighaam -dén Dood onde
gaat 5-want;: ftaat dit vast „dat de; Lieke
onftoflyk wezens, een wezen van ons!
haanvonderfcheiden; cenwezeri „dat afge-
tròkken van het: Liohaam werken kan; zoo
kdn-dan ook de Ziel zonderdhet Lighaam
op-haar zelve. beftaan, eni naden Dood aân-
wezig -blyvers” Dus! blykt dat-de Dood
van’ Lighaam den Dood of óphoudin der
Ziele geenfinsnoodzakelyk medebrengt.
„Maar we-befluiten ’er-ten anderen uit>
datde Ziel niet kan fterven, dat is, ont:
borden: worden, en-tot haatseerfte &
felenswederkeeren , gelyk in den: Dood» van
’eLighaam plaats: heeft ‚want, isdeGeest :
een‘onftoflyk wezen , zoo is ze tevenseeri:
voudig, eh kan niet in deelen “ontbonden
worden „ dat is’; si fterven.. apr: ler dan, ;
fkerferniet.! row on: seek: 5
…2Er blyft dus niets andel over; „ee dat
ze eenvoudig zou kunnen ophouden, „dat is;
wernietigd worden; „ Maar dit: is ten hoog-
ften onwaarfchynelyk; want God (g)vernie-
tigt niets van -Zyne Schepfelen zelfs niet
de rr 5 die ten wel oncbonden;
1e Î mna
“de
ke 8 Rn,
Ns eng é E } ‘ N 8 pe ij il
dites ef stocki eaot abos
Pe ,
vn
tg) De vernieiging zöóù of: Natûürlyk moë ee
phiedpn u t‚den, aid der, Ziele, of; a: se lef
od; heteer ie is volftrekt onmogelyk aatiteten
hoogften onwaarfchynelyk : ERE alt D be j
oogd i in den aangehaalden Phedou 1. zamenfpr, bl, 81-104.
C543)
aar. niet verniëtigd ; zelfs.niet het mitift
je. Maar wat waarfchynelykheid is”
dan „dat God zulk een. voornaam deel zya
ACLI
hepping, ‘het fietaad zyner Schepfe:
ens vernietigen/zou?… zi
… Doch we kunnen verder gaan ; % is niet
leen niet waarfchynelyk’, maar het tegen-
„geftelde. is-bewysbaar „en genoegzaan: on:
weerfprekelyk,. Het blyke daar uit, dat de
befeffens der …eewigbeid inde: Ziel. gelegd
zyn. … Onze Geest is vatbaar voor , en:teik-
halzend naar een eindelooze duurzaamheid:
Ze heeft :er befeffens van in *tverftand, en
eert uitgeftrekte en duurzame heiging toe
in de Wil; Daar is niets, dan ’t geen eewig
is, datde Ziel volledig kan vergenoegen’:
Dit nu moet zyn oogmerkehebben : God
legt geene vatbaarheden in ‘Zyne Schepfe-
den, die Hy niet-voornèmens is te’ver-
vullen; … Dus moet de. Ziel;: om dat°ze
vatbaar is-voor de onfterflykheid „ook;daar
toe gefchikt'en opgeleid zyn; «> vo
„sEen-tweedesbewys levert ons op de be-
_fchouwing-van onzen zedelyken ftaat en be-
trekking tot de Regtvaerdigheid van God.
% Is zeker, dat het hier-de ftaat niet is van
ve rgelding ; nogthands Gods Regtvaerdig- *_
eid vordert noodzakelyk vergelding: °Er
moet dan een ander ftaat komen , waarinwy
vergelding vatbaar zyn zullen, Maar’
so Kan,
JOE
-% dis
h) )
(544)
kan niet zyn, zoo de Zielen nietvoverbly
ven na den dood, ; De Ziel. moet dan ge-
wis gefchikt zyn voor een nog volgende
duurzaamheid, en kan-derhalven met den
Dood van ’t Lighaam niet vernietigd wor-
den , maar blyft onfterflyks… ov
Eindelyk kunnen we dit zelfde befluit ook:
opmaken uit de befchouwing van onze ze-,
delyke betrekking tot Gods heiligheid,
Want de Ziel heeft het Beeld van God ,of
ze is Hem ongelykvormig ; in *t eeríte ge-
val kan ’ niet zyn, dat God zulk een -we-.
zen, dat Hem lief heeft en dient, zou ver-
nietigen ; Gods Heiligheid brengt mede,
dat Hy zulk een Ziel beminne, en zyn
welgevallen aan zulk een voorwerp betoo-_
ne. … Maar is de Ziel Gode ongelykvormig
geworden en gebleven door tzedelyk kwaad; #
is ze Hem ongehoorzaam, heeft ze zyne
Heiligheid veragt „ zyne allervolmaakfte #
wet vertreden „ hetkan dan niet anders zyn
of God moet volgends zyne Heiligheid aan
haar blyken toonen van zyn ongenoegen
en’ afkeer van het kwaad,
Op „deze gronden -blykt. dan onweer-
íprekelyk, dat met den Dood van % Lig-
…_haam de Ziel niet kan fterven ‚maar on-
ftoflyk zynde.na den dood. overig-blyft.
En zoo hoop:ik hier mede aan-myn op:
genomen, taak ditmaal voldaan te hebben;
Miz: OD
‘opgenomen, niet om een ftof van die fy
Ps!
at gewigt volledig afte handelen,
door het trekken van eenige lynen
sen vlakken grond te teekenen, waar
% gebouw zeer gemaklyk verder kan
worden. opgetrokken,
rake
die ee
d A4 14 ed met É
enk Á. Br
; k }
» Nd
ven 4de
+
ni
Ì
e
)
k ’
t È 1
»
)
_ opheldering der Heilige Aasdsykskunde, by eene ane
VERHANDELI
„nok ale ros lov 10
x Lats
Wi YEs ‚OVER.
AIT ROT EAT AAN
MAT IN ho MAN. ABN 5 AN
id d D o:0 Rien: IOO 4
JUSTUS TIEENK.
er
WV anneer ik „van tydtot tyd, in de ver-
gadering vant Zeeuwsch Genootfchap my-
neBydragentot deHeilige Aardrykskundevoor-
las ‚en myne aannierkingen over het woord
VON , in den zin vankwilenen holenderaarde
in de H, Schrift meermalen gebezigd ‚aan ’t
zelve voordroeg (a), kreeg ik gelegenheid
om myne gedachten nader te bepalen op
die duiftere woorden van jJESAIA- Kap.
XXIX, W 4, Dan zult gy vernederd wor-
den, gy zult uit de aarde fprêken, en uwe
Jpraak zal uit het flof zachtkens voortkomen:
en uwe flem zal uit de aarde als enes toovee
raars zyn,en uwe fpraak zal uit het flof pie-
Pen.
(a) Deze myne Bydragen en Aanmerkingen zal ik, tot
lere gelgenheid mededelen,’
€547)
ht verftand- van deze. pla
angt meeftendeels af van de wwaare mees —
ing der fpreekwyze: uwe flem zal zyn uit
aarde als enes tooveraars,’of,'zoo als
men ’% beter zou vertalen , uwe ffem zal zyn,
ws dievan ooBH, uit de aarde, vana nRT —
Tûdien de zin van deze uitdrukking wel ge-
tfoffen wordt, zal zich niet alleen een
groot licht verfpreiden over de voorgaande
verfen ,-mäat men zal daarenboven het on-
derling verband en derzelver óvereenftem-
ming duidelyker kunnen aanwyzen. /
„Dat vo aarde hier voor een groeve of
kuil in de aarde moet genomen worden is
genoegzaam blykbaar , bm dat 2, wat
men’er ook door verftaan mag, niet vit de
hoogte, maar uit de diepte fprak, en met
zyne ftemme’ uit het ftof der aarde piepte.
_ „De Godfpraken by- de verblinde Heide-
nen gefchiedden doorgaans in naâre en
donkere holen , in duiftere fpelonken , omzet?
met lommerryke boomen; of geboord met
zwarte, en ‚en wyd uitgefpreide eiken.
Men bediende zich wán akelige walleyen ,
_afzichtelyke gaten in-’ gebergte, die naar
beneden onder de aarde zich uitftrekten ,
waar uit veeltyds een dikke, ftinkende, en,
Beestberoerende damp opfteeg , welke niet
_ alleen die kuilen ontreinigde en affchuwe-
Byk maakte, maar ook de raadplegende
NEER Oven ‚meer
… | Ep dd _ ns
„ &
(548) {soi
meehigte ;. vooral de priefterinnen
Loxias, aan het hollen-hielp , ja
woede en dolheid vervoerde, + 5 ver
„Men verkoos afgryfelyke-holen , waar ix:
een. diep-flilzwygen’en een eeuwige nacht
heerschte , bewoondvan: zulken ; die-.de-
duifternis liever hadden dan;het licht (b).
„En,hoewel het fomtyds, niet‚op-bepaal-
de tyden, maar by toeval gebeurde ; dat
?er. uit de heiligdommen. van /pol/o een lief-
lyke reuk te voorfchyn kwam; die naar.
de (c) aanteekening van. /PLUTARCHUS-
in geur en kracht de kostbaarfte en treffe-
lykite Zalf-oly evenaarde, zoo was het ‘er
verre van daan dat die. uitwaasfeming der.
aarde enen lieflyken reuk des levens ten leven
zoude werfpreiden (d), enen reuk van gezon-
de en heilige kennisfe. Die, verborgenhe-
den der ongerechtigheid, die onderaardfche
Geest, verbyfterden de zinnen „en verfpreid-
den enen reuk des doods, benamen den mensch
het recht gebruik van zyne.Ziels- en Lic-
haamsvermogens, en deden hem. veeltyds
razen en uitzinnig zyn. | roM
ANN Oobh en IN Zrets worden hier faamge:
fik
Zi
AE er HS | voegd:
(b) A. C. ESCHENBACH Disfert. Acad. III. pag. 133—
rh erin REE
(c) PruT. de Ome. defetu p.-437- PINDARUS Ol.
ade VII. Té: úêv d geurondjuets
-Euwòdsos && döúrou. vaûw,
AIONTE. Tleemy, 1 441. TIvÔävog Gudev zédovr ;
‚ (d) 2 Cor..IL, 14—r6,f
tad tv eN à
(549 )
we Er #
want piepende ftem van Oolb |
uit de aarde, De verleidende Geest
fprak in ’t verborgene , en uit donkere
__plaatfen der aarde. De oude flange die op
het fhof Lu ‚en in de holen der aarde
fchuilt, zocht van daar , zoo door haare
FP fisfende, fchuiffelende en onverftaanbare
| antwoorden , haare aanbidders te’ mislei-
P „den, als door ene ydele vertooning van
_fchimmen en fchaduwen hunne zinnen te
PB beguichelen.
S ____Pythias (e) eerbiedigde de aarde als de
_eerfte waarzegfter der Goden, en zy werdt
gehouden voor dé eerfte en oudfte bezit-
{ter der Godfpraken ; aan welke noch van
_ PAUSANIAS (£) Neptuun tot een: medgezel
wordt bygevoegd. Zy bleef in dit bezit,
_ tot dat zy haar recht aan Phoebe afftond,
die het eindelyk aan Apollo, den vierden
‚ Profeet van zynen Vader Jupiter , Loxias
bygenaamd ; in vollen eigendom overgaf.
… Oobh Gm in zyne eigentlyke beteeke.
nisfe, waarin het maar eenmaal voorkomt,
_ Fob KXXII, 19, zegt enen lederen zak of
wlesfche van onderen. meteen’ ronden vof
S wyden buik, en haar bóven met een naau-
In iet of engen hals toeloópende :hoedanige
A Bt Hij M m. 3 van
| > 1 u
« sd Á
EE Kl TR : € NG DE D D
2e) zscurLusy Eumen. w 1. feqg. Prom, Vinâ.y.
ue
mr BIO. ONO Gal 3 &£
(£) PaUsanIas L. X, 5. p. Sogsties de: #
\
\ \
sd MON
van vellen der bokken, geïten , of an
dieren gemaakt, de vaten waren, ín welke
de Oofterlingen wyn, water, oly; melk „of
eenig ander vocht bewaarden: die opge
blazen dienden ‘onder de, vlotten op den
Kupbrates, om de menfchen en koopgoe-
deren te onderfteunen, en boven te hou- 4
den in *t afzakken dier machtige riviere,en
die. een hulpmiddel waren om de ftroomen.
over te zwemmien; waarin ook, Zoo zy
door den wind fterk zyn opgefpannen, de —
boomvrugten „ vleesch, en andere foortge-
_Iyke dingen, volgens de opmerking van
ARISTOTELES, langer kunnen goed blyven(g):
maar die vooral dienden ter bewaring van
den wyn, welke nieuw en in zyne werking
zynde , die ledere zakken ongemeen ‚en
tot berftens toe konde uit, zetten. Matth,
LX. 17. Marc. II. 22. Lucs V.37. 38. «
… De reden waarom deze. waarzeggende
Geest Oobh genaamd is, zal, (behoudens
een beter oordeel) moeten toegekend. wor-
den aan de uiterlyke gedaante. waarin hy
altemet aan zyne. aanbidderen verfchenen
is, en aan de beroerende uitwerking zyner
helfche aanblazing, die de Priefterinnen van
_ Apollo tot berftens toe opfpande,-en, es
: Ul-
(8) Problem. Set. XXII.-4. Set. XXV. 17. OPPLANI
de piscat. L. V. w 177. egg. Utres inflati objiciebántur
quoque belluis marinis, cum quibus depugnando fatie
gate in altum fubvehantur,s: » X … on: r {
„De Overfle der macht des tuchts Epbeí. IT,
„g.weet zich in allerhande vertooningen en
___ gelykenisfen te veranderen, en het gelust
hem fomtyds, zegt (hb) eserrus, de ge-
’j an van enen lederen zak aan ‘te nemen.
Hy fchryft ook de (i) Demons een fluifte-
rende en piepende ftemme ‘toe ; en allen die
_van Oobb ‚by de, Grieken bekend. onder
‚___den naam ‚van Apollo Pythius, gewagen,
vergeten niet het piepend en aamechtig ge-
‚luid, met welken Zy en zyne Dienaresfen
_fpraken, Van dit woord ohh hebben taal-
____kenners anderen afgeleid (k), die daar mede
of ene vermaagfchapte beteekenisfe hebben,
of alleen aan de voorwerpen, gegeven zyn
wegens hunne gelykenis en zweming naar
enen opgefpannen lederen zak. . Eneom dat
Zy ook ‘épparòs (MNável) daarvan hebben
EK TOIT ebi and Mm 4 afs
B |
ik
Ch) ENEPT. AAIM. p. 77. né. abt nde Sóby, meds dou
Ä WETATITTEL CHAK U
(D Ib. p. 48. feqq. 68. 84. 47. 55. 56. /
_____(k) voss. Etym, HOEFMAN, Lex, univ. SALMAS, ad
_____Solinum: in uBuv zeolicè opBwv Latine umbo , Zui „am-
____bus lapideus fuggeftus rotundus adinftar turris, ampul=
Jk la, duPy divina vox, Kc.
de met den wind van ene valfche verleide
fteekt, of dat van binnen uitgehold met een
afgebragt , en dit woord gebruikt wordt (
van de gavrela „uyonmavriia ,, de holen er |
kuilen waar uit Apollo {prak , die hy verv A “
de,en geenzins, als zyne (m) dienaarsvoor- <
gaven, een vaste en onbedrieglyke: God-
fprake , waarin de fchimmen der overlede-
nen verfchenen, en uit het ftof met piepen-
de ftemmen. fpraken, zoo ben ik aan die
gedachte gekomen, dat door Ooh in de.
tweede plaats, en door overneming (n);,
die-bolen en kuilen in de aarde te verftaan
zyn, waaruit Oobh of de Geest van Pysbon
met ene fluifterende en piepende temme zich
deed hooren. wealth
’OuZaxès beteekent niet alleen den buik
van een vat, vlesfche enz. maar wordt ook
veelmalen gefiomen voor het midden ener
zake, en wel zulk een midden, dat als een
ronden uitpuilenden buik of hoogte vooruit
| Wy
(1) zscryL. Septem contra Thebas. PIODOR, SICULe _
L. XVI. 26. PLuT. in confol, ad Apollon. GRE:
(mm) PINDARUS Pyth. od. XI. “O@Deu Oépuv iepàv Tlubü-
vá Te vàr Ögdodinav
yäs.òuDukov weradiTs
ESCHYL. Eumen. y ó18. & choeph. # 557.
mdvrig Ò wv où \beloouu &
PINDAR. Ol, od. VL. A dd
mna mev Puvòr dnderw k fol
nbeudicr dyvucrov, STC,
(n) Cum posfesfor fumitur pro re posfesfa,
_
mm,
Ber (553)
d ruiwdwöbetgaat en naar heli! ti
Ek in de die 5d uittrekt , en dus enen kuik
_m kt, van alle kanten met ene rondgaan= —
de f hoogte omringd (o), in welken zin vw
Epe
by. de Hebreen , en Urmbilicus navel by de
Latynen voorkomt (p).
„De reden, waarom de holen van waar-
zegginge AN en émZadd: (d) genaamd zyn,
is te zoeken in derzelver uiterlyke gedaan-
te en gelykenisfe naar opgefpannen lederen
zakken, het zy dezelve van nature zoda:
nig waren, of door de vlyt ener bedrogene
meenigte naar die gelykenisfe werden ge-
boord en uitgehold. Van zulk een gelaat
was de beruchte (f) opening onder den be-
Mm 5 _— fneeuw-
DIODOR, SICUL, L. V. 3.
Pp) WW Umbilieus: pro meditullio, et ed Vabdifogue re-
cesfiu Sc. Sie Latinis & Grecis Umbilieus conteritur. ei
TENS in Prov. p. 18.
(q) EsCHYL. Septem contra Thebas. W 751. #4.
“ArónAuvos eÜze Adios.
Bia, reis éuróvrog év
ì Meos Oros mubrnoïk
\ Keneruelos &c.
Îdem en y 40. ‘Oe d'er’ óuDarts paèy ddeu Beopuo Ge.
/ 4: xonD. y_ 1036.
E: suum, orefte „ W 333- iu bern Gaan Aéyovrat
NE UX 7
Á ad ie Schohiafis, ‘Op Daos Néyerws ú Tubò, „maù zò Tàs
DE : óp.Däs. ràc àmò beë xonsTupratopévas Aéyev so ú zand
zò elvuu év méoup Ts Omguueune. is
id PINDAR. Pyth. od. VI ‘Ou@ghdv épiBpóguou Bovòs. …
id, Pyth. od. IV, XI.
jd (1) HOMER, H, in Ap. } 284. srRA3O L. IX. p. m. 419,
we
ki
$
e
À
ke
ble lkaf A0, hl Mgt” APE POTTEN
/
(554)
fneeuwden Parnas, het Tropbonisch hol,
én de-cellen daarin gehakt, van PAUSANL
zelver bezocht en. nauwkeurig befcht ey €
(9); De lerden der Lubeefthe (t) fleenro
zfe
was: fpelonkswyze. geheel. diep -uitgehou-
wen: men ging ’er in door honderd breede
‘ingangen , door honderd opene deuren ,
waaruit de Sibylle met honderd galmende
ftemmen,antwoordde : waarby men zou- «
de-kunnen voegen een meenigte van groe-
«vensen kloven in. de bergen, aan het Zee- —
{trand en in het midden des Lands : woo-
_ningen van „Nymphen en onderaardfíche
Geesten (u). al |
„Oboth, by ProreMEDs Zhod , lag, in %
fleenachtig Arabiez of de rede dier bena-
naminge moet worden toegefchreven aan
ene Godfprake van Oobh „of aan waterbak-
ken naar de gelykenisfe van Oobh of lederen
zakken gemaakt, weet ik niet te beflisfen:
want daar waren vele holen en groeven in
die ftreken , en om dat de rotfen uit een
witten en kleiachtigen fteen beftonden, die -
“(S) Boserie p. 313. "Eer: 3è 7ò pavreiov' Úmèp mò 4A00g éd
m8 opsc. npumic wêv Ev nÚnhn mepBEBhuTar NOB Aeuwd TE
meBórg Ò uròc pdonz ys ‘Ecru En durdëTovg NÀ cUv
zén nà äpmovia mpds To ÄvpiBigrurov wuodouypêvov Tè dE
__Ömodopsuaros TTS TÒ ovïjza Buucres apBde Scholiaft. ad
„ARISTOPHANIS Nubes w 508. ane e 1 Aalen
len VIRG. Zin VL 42E 02e N gann
(u) zscrrL, Eumen. y 22. fegg. W 60. 805.
KD
“zich gemakkelyk lieten bewetken , zoo häd-
den de Nabatheen daarin vele #ys/iia Wi
_ fervaten gemaakt, die van boven enen en-
gen hals, maar naar beneden een ronden
en ruimen buik kregen, welken zy met re-
EE |
_genwater opvulden, en dan de monden
daar van dicht en met den grond gelyk maak-
ten, op dat zy voor den vyand zouden ver-
_… holen blyven (v). |
Het is uit de gefchiedenisfen gewis en ze-
ker, dat het waarzeggen door Oobh al vroeg
in zwang ging, en uit het oosten naar de
andere landen is overgewaaid. In (w) Zgyp-
ten, de moeder van toovery en waarzeg-
ging, waren vele wichel-holen (x) met hei-
liedommen daar by gefticht, tot welken
het volk als hunne kerfpelkerken. toe vloei-
de; en met offerhanden en aanbiddingen
de duivelen vereerde, Dat de obe der
Spartanen het zelfde waren met de curie der
Romeinen, kerfpels en fmaldeelen van een
wyk, zo geheten naar 21 Oobb of Python,
heeft een treflyk uiclegger van oude gedenk-
ftukken vry. overtuigend aangetoond. en
daar door de rechte lezing van. ene plaats
if
SE
Var
Ti
; " ach NS ar zoe
(v) propor, sicur, L IT. 48. XIX, 94. „Art
fw) HERODOT, Lo. 58. > zacht
_‚ … )- Antri queedam fpecies erant intra templa fatidiea.
Hine HESXCHIUS ‘ddurov oyAgIV „ú rò dmónpuDov wip
T8 SENS" « VSK ODDENOREL "VU Derks ard |
n
1
Ì 6, \ n Í ss ®
in PLUTARCHUS (Edit. Francof. p. 4
eld Cy) alens richt eN he,
Ne NOT AF „JAT
_(y) Alerias Symmachus MA7ocuUS in Regi Hercula-
nenfis Mufei zeneas tabulas Heracleenfes Commentariis
P..148. 149. En verba PLUTARCHIt @uxàs Ourdkuure,
nde dBâs bBdkevra mpiduovre, yepgoiev cuw\ dpgeyéruig na
TacTúoauTe , dpas é& pur dmerhdbeur Ee, zò de dmerrdbem
inquit Cheronenfis, eft êuzavoidgew h,e. populum in
concionem advocare: cujus verbi etymologiam ad Apol-
linem refert , quippe quem Hebraica a Lbs Pillel origo
Jäteret, Interim vero allud dpas é£ àpas tranfiliit, quod
crucem figit. Namquodinterpres appofuit, prout tems
porum articulì poftulabunt, id quo patto ex Rhetra extun=
datur, alii viderint. Deinde quid. fibivult, ‘apas dmer-
AdLew ? mila
…_ Quis tempora ad concionem cogi, fando unquâm audivit?
„Atqui vel ex eo quod de pes nihil Plutarchus monuit ,
manifestum eft non pas fed dôàs (aut potius dpa)
ab eo feriptum, illas nempe obas triginta, in quas multi-
tudo diftribui jusfa fuerat. Verte igitur: Ubi populum in
tribus & obas triginta diftribueris „.. obas ; uzam poft. aliam , in
comitium citato,, Sed & obas fuisfe Spartanis easdem, que
Curie Romanis, fuadere illud potest, quod ficuti Ro-
mane Curie facrorum. caufà inftitutae fuerunt [ita uc
vel fana esfent „vel adjunétis. delubris non carerent]
tantundem de obis fateri vis vocabuli fuadet: porro Ly-
curgüsinftituta {ua-omnia âd Pychium auêtorem referre
fatagebat. Atqui rogo; quid magis Pythium quam obe
vocabulum, fi hoc ex ‘Hebreo arcesfas ?, nec enim Ly
curgi tempora,nifi in regum Hebraeorùm flórehtem etatem
incidunt; qua zotäte Hebricis- 9 Oobbfpiritum Pythonis,
ipfumque Deum Pythium notabat, Pythia vero facerdos
Baalath-ob [quafidixeris Ob: compotem,aut ab Obo pos fes fam | di-
cebatur. Non est igitur dubitandum ,quina Lycurgo in-
ftitutis curijs obe nomen a.Deo abo-h, e‚ Pythio indi-
tum fuerit. Addit Pythium fub ferpentis fymbolo cul-
tum fuisfe, quodab,eo profeétum eruditi putant „ quod
qui, orientalibus ob, is [media in aspiratam converfäl
$@is Grece dicebatur. Hucusque MA ZOCHIUS,
Ä
den, waaruit ‚de Godfpraken met ene _
je mompelende. {ftemme vernomen wer=
den: en al vroeg wiste hy: zich meefter te
maken van zulke gaten en monden in ’ ge-
‘ber. te, waaruit een bange lucht opwalmde
om,onder de (z) mede werkinge van, een
zin verbyfterenden Geest, zyne Priefterin:
nen met waarzeggery en ongeregtigheid op
te. proppen, en door leugens en_dubbel«
_ Zinnigheden een dwaas en onzinnig volk te
verfchalken. Hy gaf uit den hemel geene
Godlyke antwoorden, noch fprak de waarheid
op de aarde Hebr. X11. 25, maar, als ene
arglistige flange, floop hy weg in duiftere
fchuilhoeken om in ’ verborgene te fpre-
ken, ofte liever uit het ftot der aarde te
Re piepen. s Tw.
__ ‚De Egyptenaars, by wien het voorzeg:
gen door Qobh zoo algemeen in gebruik was,
sera ggte aj Ps oriss …__noem-
CZ) LUCAN. HV. 32, 05 kt \
Ut Vidit Pian Vaftos telluris hiatus
Divinam fpirare fidem, ventosque loquaces
Exhalâre fonum, facris fe condidit antris,
Incubuitque adyto, vates ibi faétus „Apollo. *
kip: Quislatet hic fperûm ? quod numenab zthere
a presfnm L uk
we 4 Dignatur eecas inclufum habitare cavernas?
SS ESCHYL gond Pr 954. Sos. ib. Eumen. y Óo, HORAT.
_earm. L. 1. XVI, 5. eLur. de orac, def. “Arrórhn Puydòn
är’ oùpmvoù Oeòv al ve OIB, Man Cr
Nl à “fe dol k
s + ’
En, 558) |
noemden ene {lange Hopb, waatva is
fchynlyk de Grieken hun woord 41: „dz
het zelfde beteekent , hebben bei
want 4 in ógig is maar een Griekfc
gâng;Van'die gedachten wasde Abt BARTHE- —
Tent (a), en voor hem nocHArr (b) en.
anderen, Ook dient het (c) ter zake het
ee heeft aangeteekend,
dat namelyk het waarzeggen van de Hebre-
| lig uitgedrukt door wmì en van de
zrieken door BwoviCecdu , beide afkomftig (d)
van een woord dat flange beteekent, en‚dat _
„Apollo Pythius zelf die onreine Geest. was. _
Oobh bediende zich van die duiftere holen
tot werkplaatfen zyner bedekte handelin- «
gen „en vervulde die kuilen en rots-breuken
| — met
_(@) Acad. Royal. des infcript. & belles lettres Tom,
XXIL p. 229. '
(B) BOCHART Oper. Tom. I. p. 22. SIN 2gyptiis ho-
die ferpentcm fonat … . Horus Apollo fCribit 5Bäov Hier
rog]. L, IL. Nempe Diabolus eâ forma maxime colui vo»
fuit, qua feduxit primos homines, ib, Vatum antiquis-
fimus Ophior diëtus. he
Cc) H. Oorfpr. bl, 429. 430. - Be
d) w. KOOLHAAS obf, Philolog.: Exeg. p. 52. fega-
wrd fignificat „ iz rem futuram aut incognitam fatto augurio
inquivere, Etenim verbum @m} quod certo venit à Tug
ferpen-
a,
jerpexs , hinc proprie & fpeciatim. fignificabit , ex
zibus augurinm capere „qualis preefagiendi vel omina captandi
ars proprie Grecis dicitur ó@opevréi,dre, Generalius hoc
verbum dicitur de illicita illa ac nefandaarte idolatrica, qua
ex guacungue ferere-omina captantur ‚five de futuro verum ever
auw five etiam de te jam exiftente aut praterita, at que inab=
_ fiuwo ant incerto adbuc later ve, Ae kca
À
{
— Gesao Dt Bee.
len: en helfchen: wind, 00. |
afwezen wel (e) zwegen , maar o
_werpèn daaromftreeks „wâarop die onreine
damp zich hegte, en door dien onzuiveren
_ Geest werden aangedaan en befmet, een
_flem gaven, en onaangenaam klonken (£).
Waaruit ás\op te maken dit de. beruchte
__Godfpraken van den Driewoet niet onmid»
_delyk aan dat, werktuig ‚maar aan de aan:
doening vanden onderaardfchen Geest war
woet-de fpreker (Cob) uit de aarde, was,
maar-de Geest; welke op den Drievoet;,
‚_en werking ocffende, ” Want men vindt
4 zekerlyk veel menfchen (zegt LONGINUS)
die door eens anders Geest buiten hen
__ zelven gerukt worden „ gelvk, naar men
zegt, ene heilige drift de Priefterin van
P 35 ie bevangr op den Godsgewyden
2”
eri
k d
Ì oer À : a AN
1 Kr TAL 1 AO
»ach-
apert Ae
ley bruin de oiae. def: p. 431. Tevòp, AOiorapêvan vr
se dmoherbozor rz, xonsripet TV Ozrpudwaa omen Ôpyeva Ten
| SO) PLuT. de Orac. def. p. 4355 h Yap J
CC Göifreu To iepziov, Avrepú mupêou “rou P évgoiacuóv, Het
Ken drabuse: 7 bug ónórs , & # Tobe paóuov » ärà wav rë
_mugévros ävwrau obpuaros oen eùndeg éoe TÔ mig yowound aps Ta
pwaurene gprisder, Ce: RADA
4
KS
tegenwoordigheid een fchoren fcherp
id maakten : zelfs; zoodat de voor,
_ vlrgv doyà vas vaude nerds egdiv ET pa kn var …
ävabuntucig vv ze
ren toe te fehryven ‚en dat‚niet de Drie-
en die zich-daarop gezet hadt, zyne kracht _ |
rieftal,, Want men houdt voor waar:
‘
(560)
5 achtig dat ’er ene opening in de aar
» daar een_geblaas, en gantsch hemelfc
5 damp uitkomt, die haar Godfpraken doe
ss voortbrengen”, Ook was het waarzeg-
en door. Onbh al lang in trein voor hetge-
bruik van den Drievoet, die alleen was be: -
dacht, eh boven den mond van ’t holste
Delphos geplaatst om de uitwerkinge van
den, onderaardfchen wind te leenigen, en
draaglyk te maken; ten einde de bezoe-
kers van:dit (g) Heiligdom, eer noch ene
maagd ten-dienfte van Python wasingewyd, _
zich niet mogten verroekeloozen, en ‚door _
den. opftygenden dwalm fpoorbyfter ge-
raakt, in die opening mogten infpringen en
omkomen, het geen al meer dan eens ge-
beurd was. Dus het ftryden zoude met het
oogmerk van de verzinneren: des Driewoets
ene opening in deszelfs bodem met den (h)
Heer. HARENBERG te onderftellen, op dat
Pythia dien waasfem daar door mogt ont-
vangen. «Want zulk een gat zoude meer
gediend hebben om de kracht van die uit-
waasfeming te ftyven, dan om. die te ma-
tigen en te verzachten. Ook diende men
daarenboven dan noch ene openinge te ftel-
len in *t blad of de tafel, waarmede de
Drievoet bedekt , en waarop Pythia als ha-
ye gn Rnd ide TEN
“-(8) propor. stcur. L. XVI. 26. Read |
€h) J. Chr, FARENBERGIUS de Pythonisfa Endorea:
CEN
fen throon nederzat, Daar bleef ee |
den Driewoet ruimte genoeg over voor dert
onderaardfchien wind om op te vliegens
hoewel ik niet wil loochenen dat latere
Schryvers, wier gezag in dezen zoo veel
niet mag gélden als het getuigenis van pt-
ODOOR DEN SICILIAAN , ene opening, het
Zy in den buik des Drievoets of deszelfs
dekfel, hebben onderfteld, waar door d’on=
deraardfche damp tot de Priefterin kon op-
flygen: en het was noodwendig in den bo=
dem van dien grooten pot of ketel niet al-
leen, maar ook in desfelfs dekfel , ene ope-
ning te erkennen, by aldien het waar wäs
_… dat die onderaardfche wind op geene ande-
) rewyze, dan door die vermeinde opening,
_ tot Pythia konde opklimmen; Ook hebbe
_ikop eenigeafgedrukte penningen het maak:
_ fel van den Driewoet gezien, maar in geen
_ _derzelven konde ik zulk ene voorgewende
opening befpeuren; Aangezien nu de Dek
phifche van enen gewoonen Driewoet , waat
__ in vleesch enz, gekookt werdt, niet vers
…_fchilde dan in grootte en Godsdienftige be:
_ ftemming; zoo: zoude het {tryden met de …
__eigenfchap en volmaaktheid van een pot of
__ ketel den bodem doorboofd te hebbén, en
noch minder zoude zulks den Driewoet te
_ Delphos voegen als die gefchikt was om de
_krächt van den opryzenden dwalm te ma-
je DEN tla
\
(562)
tigen , wiens uitwerking op de hardfíte voor-
ene bepaalde opening tot Pythia opgeleid
niet zoude verminderen maar veel eer na-
deeliger. en ondraaglyker. worden. Ook
bleef de voorzegging uit de aardedoor Oobh,
nadat de Drievoet. al op-de baan geko-
men. was, ftand grypen, en werdt zonder
behulp van-dit werktuig uitgerigt. Men
„kan niet befpeuren dat de. Prophetesfe te
Endor daar van gebruik maakte in Samuel
op te roepen „of dat hy eenigen dienst deedt
in de neogayoyaîs Goenaderingen)der Egyp-
tenaren 1): En daar het waarzeggen door
Oobh ook beftond in de fchimmen der o-
waren fomtyds geweldig was, endiedoor —
verledenen uit hunne graven uit te lokken,
om uit hun het toekomende te vernemen,
zoo werdt deze ongeoorloofde kunst, zon-
der behulp van den Drievoet , im ’t werk
gefteld van zulken , die den levenden-verlie-
ten , om metde dooden raad te leven, Jef.
LAÄV.3.4., die de afgronden beroerden,
omdat zy den hemel niet wisten te bewe-
gen : waarzegfters, die by nacht, de een-
zame plaatfen en kerkhoven bezochten, die
ân de hoven; welke oudtyds tot bege
Ee de | | ns „nisten
>(Ì) reroDor; LIL 58. Conf. PseLLus-de Operat. De-
monum. p. 85: Ägrep: naì map Aryumriois. Tàs mposelirsis
Aryurrieis Eroiro Ouväug: Ubi interpres, cliciebantur ut
äppropinquarent „ SE in Simulacrà fibi dicata ingrederen.
t 6d
(563 )
fen verftrekten, de machten der duiftertus:
fe offerden , rookten op tichelfleenen , vers
nachttenin de graven , onder de overledenen,
hier in hunne kuilen als in bunne kerkers bes
waard ,;en zochten door hare offerhanden
(k) en tovergebeden en vele belachlyke
„gebaaren de bleeke fchimmen op te dries-
fchen om het geen nakende was te ontdek-
ken. Horatius (1) klaagde zeer wegens den
overlast welken hy van díe tooveresfen leedt,
en het geene hy dien aangaande heeft be-
fpied kan zeer dienen , om het welk van Oobh
en desfelfs piepende ftemme gezegd is, na-
der op te helderen, Dus fchryft hy ?er van:
5) Nu kan men de Esquilien veilig bewo-
‘nen, en zich op den luftigen heuvel ver-
___ luchtigen daar onlangs de grond, met
5 witte doodsbeenderen bezaaid, een on-
+» dangenaam gezicht veroorzaakte.” Even-
ss wel doen my de dieven en de vogelen;
___» gewoon deze plaats te ontrusten, minder
» moeite en arbeid aan, dan de fnoode too«
sveresfen, die door hare gezangen en ve-
» nynen de gemoederen der menfchen we-
„ ten te regeren. Deze kan ík op geener-
( EE) LUCAN: Le VL Y six. „ … Defertaque bufta
a Fncolie, & tumulos expulfis obtinet umbris,
ER Wi Grata Deis Erebi. Coetus audire filentum ,
un
Nosfe domos ftygias , arcanaque Ditis operti
“dh Non Superi, non vita vetat. zi
(1) Eerfte Boek, Sfte Hekeldicht.
C 564 )
» ley wyze beletten „, zoo. ras de onge-
-ftadige maan haar minnelyk wezen ver-
„toont, doodsbeendeten en vergiftige krui-
» den by één:te zamelen. Ik zelf heb Cani-
5 dia, haren zwarten fluier dicht in een ge-
» wonden hebbende, blootsvoets, en met
losfe hairen , verzeld van de oudfte Sa-
ss gana, hier zien zweven, en een ysfelyk
ss getier hooren maken : hare bleke tronten
‚waren affchuwelyk om aan te fchouwen.
Zy krabbelden met hare nagels in den
» grond; en fcheurden een zwart lam met
> hare tanden vaneen. Zy goten het bloed
» in enen kuil (m), om daar door de Gees-
„ten, Zielen, die heur antwoord zouden
geven , voor den dag te doen komen.
» Daar ftonden twee beelden, het een
> van wol, het ander van wasch : dat van.
» wol was het grootfte, als moetende het
» mindere ftraffen , en in toom houden.
» Dat van wasch ftond in ene fmeekende
geftalte, en als iemand , die gereed is,
om op ene fmaadelyke wyze ter dood te.
gaan. De ene roept Hecaté, de andere
» de wreede Zifiphone aan. Daar zoudtge de
» flangen en helfche honden door elkande-
» ren hebben zien krielen, en de maan,die
> van fchaamte rood wordt, zich , om dit
Ji _ fchouw-
(mm) Vid. eseLLus de Operat. Demonump. 55. HOMER.
Od, «: 517. Ar 25. feqg. boite vl
C'565)
5 fchouwfpel niet te zien, achter een hoö:
> graf verbergen. Maar wat ís ’t nood
_ alles te verhalen? hoe de Geesten, een
„heesch en droevig geluid flaande, mèt Sa-
_ gana over en weder fpraken ? hoe zy
_j fteelswyze den baard van een wolf, en _
„jede'tanden van een gefpikkelde flang,on-
der de aarde begroeven? hoe het wâs-
__ fehen beeld van zelfsin den brand vloog?
„ en welk een tegenzin ik in de prevelin-
„gen en *t bedryf dier twee tooverkollen
„had, en ze niet ongewroken aanfchouw-
„de? enz. ' vida lede
Nu zoude het tyd worden om het geene
van Oobh en zyne a ftemme was by-
gebragt , als mede het geene wy nopens
zyn verblyf in de kuilen der aarde hebben
aangemerkt, op Jeru/alem over te brengen.
___Dan alvorens wy daar toe komen zal het
ons niet kwalyk genomen worden, zoo wy
noch eenige weinige dingen reppen van Zy-
_ne Priefterinnen over de (uavreia , Wuyomar
zeìa) Godfpraken en Wichel-holen gefteld,
zonder echter te blyven ftaan by bekende
_ zaken, en die ten overvloede van anderen
voor ons zyn aangehaald : om dat deze
| _ ‚waarzegfters‚van den onderaardfchen Geest
_ bezield, ook op dezelfde wyze als haar
‘meefter fpraken, en het geene van haar ge-
_ ‘zegd wordt, ook kan dienen om duidely-
A VEND 3 ie ker
EROP Vi
ker bevatting van Oobh en zyne ftemme tc
maken , en «ene genoegzame kennisfe, tc
bekomen van alle die plaatfen in de H,
Schrift, daar Hy of zyne Dienaresfen ge-
meld ftaan. pl Se
Zy; in wien de Geest van AN Oobh was
Levis. XX. 27 , worden MAW Obooth. ge-
naamd, of die den geest van Pytho hadden
Hand. XVI. 16. Een Geest die haar geheel
innam „ (n) op ene vuile en onreine wyze
zich met haar vereenigde , haar met-zyne
aanblazinge als lederen zakken uitrekte; zoo
dat zy vol van Oosten wind Jef. II. 6, (o) ‚en
ZN b, „door
… (m) zscurr. Eumen. w 69. egg. vLUT. de Orac, def.
P. 4375 438. Aid
(o) Dip bet’ Oosten wordt (myns.bedunkens) in de
aangehaalde plaats beter vertaald door den Wind welke
uit die ftreeke waait, en wyst ons op de leugens en
PND en
ger ván moeite, en wier buik bedrog aantechtede Pf, VIT. 15.
__ De Ooste - wind is, in Kanaan er aangrenzende Lan=
den, dikwyls geweldig, doordringend, opgeblazen ,
dik in een gepakt, heet , opdroogend, verftikkend,
brengt de reizende gezelfchappen in. groot gevaar door
hunne lederen zakken te fcheuren en hun zelfs t@ ver-
fchroeyen en hunne ledematen door ene zengende hitte
te doen zwellen,” Hy is vant begin van Mey tot aan
het einde van September te Aleppo zoo heet en brandend „
als of hy uit een gloeijenden oven waaide, en veftent
Zyne kracht op de metalen binnen ’shuis, en de yze-
A ren
K
hen
(567 )
door het vuuf van de helle ontftoken , wee
gens angst en benaauwdheid om maar lucht
te krygen, piepten en knerften , en onder
ee wfingingen en draaijingen: van
hare lichamen , aamechtig én dubbelzinnig
uitbragten wat in noodlot befchoren was,
VIRGIL Ius heeft ‘dit eigenaartig uitgedrukt
in ’ verkeer van Eneas met de Kumaanfcha
Sibylle: >de waarzeggerin (p), fchrikkelyk
»» van Apollo bezeten , en hare voorfpelling
» noch niet kunnende uitbrengen, loopt
» tazende in de fpelonk om en wederom ,
» en gaatvast in arbeid, om haren krop uit
» te fchudden: midlerwylbetemt Febus haar
» wreed gemoed, en razenden mond des
__» te meer, en betoomt hare torig met zy-
_ 5 nen breidek#zy fpelt hem fchrikkelyke
nde
ren fluitingen van. deuren en venfters ‘als of zy voor
‚de Zonneftraalen waren, bloot gefteld; en fchoon hy
niet doodt als de Sumyel in de Woeftyne, (hoewel daar
mede veel overeenkomst hebbende), veroorzaakt hy
echter loomhêid en ene moeijelyke ademhalinge in -de
meeste menfchen. (Rusfel a defcription of Aleppo &c.
p. 14.15.) Vergelyk daar mede Musfchenbroek beginfels
der Natuurkunde bl. zoe , hoe met een droogen Oosten
… wind ook hier te Lande de legvaten met wyn voller
fchynen, ja overloopen: enz: Dingen die zich gemak-
__ kelyk laten overbrengen op de geweldige aandoenin-
gen „benaauwdheid, opfpanningen, onftuimige hittevan
Appolloos Priefterinnen, als zy vol waren van dien Geest
van, Pytho., die haar zoo geweldig prangde en perfte,
at Zy in gevaar waren van te berften. HoRAT. L, IL,
\Sat. 98, Crescentem tumidis infla fermonibus utrem.
A. @®) En. L. VI, vrij 9e
(568
5 dubbelzinnigheden uit haar kappelle, en
» loeijende uit de fpelonk, mengelt klare
en duiftere waarheid onder een. Apollo
» noopt aldus haar gemoed met fpooren,en
»y, breidelt hare razerny, Zoo dra de dol-
» heid over is, en haar fchuimbekkende
»„mond ophoudt van razen , begint de held
» Lneas: o maagd, enz. eerie dept r1î
… Zy waren in grooten angst en vreeze „en
konden van beklemtheid. naauwlyks {pre-
ken „wen de onderaardfche Geest haar aan-
greep en fcheurde, De aannadering van
hem was ondraaglyk; en het opdagen der
bleeke fchimmen ging met zulke omftan-
digheden verzeld, die den. ftouthartigften
vreeze aanjaagden: De aarde begon te fchud-
densen te beven (q), de bergen te daveren,
de ‘heuvels en bosfchen te loeijen en de
grond fcheurde van een (r), waaruit de
verfchynfelen met zulk een Zwakke, pie-
pende en fluifterende ftemme fpraken als
den Geeften wordt toegekend, ob IV. 12.
16 (S). A
_(Q) Zn. IL oo. egg. En. VL 256. Dein
(1) SENEC, in Troade de Achille post mortem appa-
rente w 176.
zld Tune Scisfa tellus aperit immenfos fpecus,
jn Et hiatus Erebi, pervium ad Superositer
Tellure fraêta praebet, ac tumulum levât.
Emicuit ingens umbfa Thesfalì dugis.…
(s) De mauium exili tenuique voce Vid, MILLE
Dis!de AN Se, P. 404. fegq. VIRG, LED. VL 492. X,
056. 17. ESCHYL, Prom, Vind. # 577. Ws
PN
569)
„Met wat-ene vrees en-bevinge- wasyde
„waarzegfter te Endor en de Koning 5
bevangen op de verfchyning van den /ge-
waanden Samuel. 1 Sam XXIII 13. 20,
Jk zie Goden uitde aarde opkomen. En Saul
wiel. haaftelyk ter aarde zoo Jang als hy. was
RAAR: (Oor roo dol) ezafrnos 0138
„Hoe verbaast -was de Sibylle te Kume,
hoe ontzet. Eneas op de toenadering dier
Goden, die zy meenden over de zielen en
_ftomme fchimmen het gebod te hebben.
» Zie daar is God,(u) daar is hy. Zy kreeg
» haaftig dene kleur op de andere in haar
» aangezicht: heur hair {tond te berg: zy
»hygde naar heuren adem, werdt fel. van
» razernye bereden, zwol om (v) het hoofd,
» fcheen grooter, en hare fpraak luidde
‘niet menfchelyk, wanneer ze nu vande
„s Godheid. gepropt zynde „ riep: Zneas
5 houd gy op? Trojanen.houdt gy op van
<a) beloven. en bidden? De groote deuren
5» van het verbaasde huis zullen toch niet
„eer opgaan : en hier mede zweeg ze, De
» Trojanen fchrikten , dat hun het hart in
0e tienNn Jes pio »tlyÊ
BC) vre ibu VEL4Gofpagere dk abos orc rar nd
_ u) Idem ib. escryn. Prom, Vin&t. w 57o.feqg. -_
__k(v) Dit kan mede ophelderen het geen over Jef. HI.
was opgemerkt, waar by noch komt:het woord mn
lef.-XXVIL. 8. om het geweldig bruisfen en hygen van
Oosten wind niet alleen, maar ook de blakende
‚hitte & benaauwende aandoeningen der bwikefpreekflers
gan te duiden enz,
(570 )
5 tIyf en de beenen trilden, en de Koning
ss badt uit al zyn‘harte: enz, —
„Mol te zy van dien onderaardfchen witid
diende niet om in ruimte en blydfchap té
wandelen , of met een verwyderd harte
klaaren verftaanbaar te fpreken, maar veel
eer oin de waarzegfters (Oobooth) te worgen-
… en te verftikkem, De inwooning van den
'onteitien Geest veroorzaakte in de bezete-
nen zulk ene fmoorende benaauwdheid „en
vervaarlyke {tuiptrekkingen , als die veel
overeenkomst hadden met de beklaaglyke
toevallen ener vallende ziekte, zoo dat zy,
in ftede ener behoorlyke uitfprake , veeleer
gilden en fchreeuwden. En dit, meene ik,
is dereden waarom de Geest, die den on- _
gelukkigen jongeling van zyne kindsheid af
geplaagd hadt, ftom geheten werdt; niet
als of hy ter. wereld geen geluid floeg, in
tegendeel hy'ging uit met een geroep, en de
jongeling van hem aangegrepen, fchuimde en
Rnerfle met zyne tanden, en wallende op de
aarde wentelde hy zich al fchuimende, en bet
‘kind werdt ‘als dood, alzoo dat velen zeiden,
dat het geflorven was. Marc, AX. 17—2g.
Maar hy werdt {tom genaamd om dat hy
niet duidelyk en onderfcheiden (articulatim)
(w) fprak, en even als-de Oobb en de Oboorh
Cw) erur, de Placitis Philofoph. p. 902. Kupius dé
Duuk ú Evapdpós Eeuws hs Pwrilgoa TÔ voajkevor
(571)
piepte en mompelde, Ter nadere. uitleg:
ging kan dienen een geval uit PLUTARCHUS-
_(%) dat vry veel overeenkomst met dat van
den flommen- jongeling heeft; hoewel py-
THIA , waarinPYTHO zoo ongeregelden ope
roerig werkte, het met den dood moefte be-
koopen, en geene der by de hand zynde
Priefteren in{taat waren de verhuizende ziel
in * lichaam te houden, of den onreïnen
Geest uit-die onzuivere-wooning uit te van
Ge illans Priefterin van eenige Vreemde:
lingen aangezogt om voor hun de Godheid
raad te vragen , vondt zich niet zeer gene-
n en bereidwillig om het wichel-hol inte
gaan, waarin zy ook niet lang toefde, maat
al ras naar deszelfs opening wederkeerde,-
en aan hare fcherpe en harde flemme;, als
_ die van een fchip door den wind voortge:
dreven, was aanftonds te befpeuren dat zy
Í
_ dat niet alleen: de genen die gekomen wa
V
hit
de kracht van dien Geest niet konde uit-
ftaan, en-dat zy met een flommen en (y) boo:
zen Geest vervuld was;van welken zy dermate
beroerd en gefcheurd werdt; dat zy’ met
een vervaarlyken fchreeuw zich buiten-den
„mond des hols ter aarde nederwierp ; zoo
Ten om zich met „Apollo te beraden, maar
ERM ee ook
___(x) De Orac. Def. p. 438.
DN
Cy) Ib, dAdrov val nand myévmaros ouon BAAS
(572)
ook zelfs. de waarzegger Nicander, en an-
dere, Priefters „heiligen genaamd, de vlugt
namen, doch echter kort daar aan weder
keerden, om haar, nu buiten verftand en
reden;‚van den ‚grond op te nemen ; ge-
Iyk zy ook maar weinige dagen na dit over-
val beleefde,» …— « vig tr opteer cn
‚Uit dit alles is op te maken dat de Ba-
alatb-Oobh. 1 Sam. XXVIII. 7.of de vrouw
die over (z) het wichel-hol (Neecyomantium)
gefteld was, met Oobh gemeenfchap had; -
ongemeen van dien Geest wierdt geprangd,
en als ene lederen vlesfche opgefpannen :
want zulk ene opzwelling en opgefpannen- _
heid legt in (a) 592 (Baal) opgefloten ;en —
wordt bevestigd door de eenftemmige ge- -
_tuigenisfen van onwraakbare. Schryveren,
die vele dingen , nopens de waarzeggende
vrouwen, van hun Buik-Spreekflers genaamd,
hebben te boek geflagen. Bx
Werden deze waarzeoftersQbooth genaamd
wegens hare zuigende en piepende ftemme,
even als het geluid van den nieuwen wyn;,
die. door zyne werking de lederen zakken
uitrekt, en tracht opening te krygen, zoo
kan het ook dienen «om ene plaats in HE-
RODOTUS (b) verftaanbaar. te maken arn
re Bite ch eni dr Eide
Cz), rrrRoDor. L. V. 92. d
\
7 | 8
“ (@) YA propriè Turft: turgente fucco uberavit.
SCHULTENS, |
(b) zERopaT. Le IL, 55. f211. POCHART Oper. in |
(573)
de men ‚ die den Geest van wgn
hadden, van de Dodoniers , duiven zullen gee
heten zyn, om dat zy in * uitbrengen hun-
ae eraken met een Kirrende , klagen
de of duiven-flerme zullen gefproken heb-
ben. Immers zegt (c) de grondbeteekenis
van ’ woord 147 ene onftuimige blakende
en opbruisfchende hitte: het wordt geno-
men voor het dof en murmerend geluid van
enen Leeuw over zynen bejaagden roof ;,
vooral voor de klagende en flenende flemnme
der duiven Jef. XKXI.'4. LIX. 11. en
wordt gebezigd om den jammer-toon van de
_kirrende en ffenende waarzeggeren en duivels
_ konftenaren te befchryven, die daar piepen
en binnens monds mompelen Jef. VL. 19.
Nu fchiet ’er niets overig dan aan te too-
nen wanneer de Stad, waarin David gele-
_gerd heeft, by een Oobh mogt vergeleken
worden, en in wat tyd de ftem van de in-
woonderen dier Stad fachtkens voortkwam
en piepte als die van Oobh uit de aarde.
_… Het was in die kwade en rampzalige da:
gen toen Jerufalem in ene naauwe belege-
ring kwam, en door Zitus den Zoon van
_ Vefpafianus gantfchelyk werdt verdorven en_
ONE ve om
Tp. zo. 13. OPPIANI de venat, LI. yr 116... .
_ Bepú@boyyos re mékeru. bej)
(€) HAT: SCHULTENS in Prov. p. 321, EscHYL. Agam
“M 1265. Cafandra Vates muzaï oloy rò rp Erépgerai Emos
Coll, sENec. Agam, W 716, fegq zOCHART Tom, Ip. 731.
-
( 574)
omgekeerd, „Toen werdt Ariel (dyyfchoon
_op ene hoogte gelegen, zeer vernederd en
‘tot den grond.toe nedergetrokken.Jerufa- 4
lem werdt een Oobb, het geen uit de ma- |
nier: van belegeren voor de uitvinding van |
*% buskrutd te verftaan is, en waar over men
degenen, die het krygswezen der ouden
befchreven hebben; kan: inzien. «
„De oudíte en eenvoudigfte wyze was te-
gende belegerde fteden aardene wallen op
te werpen, daar. mede de muurente nade-
ren „ en_ze hooger of ten minften zoohoog
alsde vestingen der belegerden te maken,
(d) over Ariel Zie BACHIENE H, Geogr. ade deel bl
28.79. DNI Ariel CX IN 8 ON compofitum propriè est Leo
Dei, id est, Leo magnus. Nomen Dei additum per compo-
fltionem, vel conffruêtionem fuperlativum format, SCHULTENS
Inftit. ad fund. Ling. Hebr. p. 183. <<
… PHILOSTRATUS de Vita Apollonii 1. 22, ibique OLE-
ARIUS , Leeenam ter parerefcribit, & prima vice tres ca-
tulos , fecunda duos, tertia uxwm eximium &* natura fero-
ciorem Tpíre à àmrouévaring wovipn cxÓpvov droriaren „éyuv,
oîwes, vn deypuórrenov * MÚoeus: OPPLANUS Lib, III, Venat.
Y 56. feqqg. Qùinquies autem faemina partuum folvitZo=
nam. Quinquê fert primum; tum deinde quätuor catu-
los parit. … Et deinceps uno minus ex utero tertio tres
prodeunt. „At è quarta gemini catuli, Poftremo mn
num parit mater utero, foecundo, satlyeun vegen leonèr.
ef
Bid
zúwarov d éva yéwaro wiTyp
Tusrpòs äpiororóyoio nhuròv Beria AE0vTe,
CUR PIUS (Li, VIIEC.I. )-Lyfimachum in SyriaLeonem,
occidisfe eximia magnitudinis refert & Adriänum Im-
peratorem Leonem itmmanem & procerum if Lybia
proftravisfe legitur apud- ATHENEUM Lib. XV, Coní
2. Sam. XXI. 2022, TCHRON. XI, 2224,
LIES
C575)_
van daar de muuren afte brekenen om tettek-
ken, tot dat de Stad. onderging Deut, X:
ao enflortie in den kuil des verderfs. 2 Samm,
OR EEK | an:
„Het leedt niet lang of de kunst werdt tot
een hooger trap van volmaaktheid gebragt,
„door allerhande werktuigen van geweld te
bedenken ,dieop die aardene dyken of wal-
len werden geplaatst, waar mede de fterke
tens werden gebeukt, de bezetting van de
muuren verdreven , en het beleg fpoediger
ten einde gebragt. Onze Zaligmaker had
ook alle die onheilen en oorlogsverrichtin-
gen Jerufalem voorfpeld, Luc. XIX. 43.
44. Daar zullen dagen over u komen, dat
uwe vyanden. ene. begraving rontom u zullen
opwerpen (e), en zullen u omfingelen, ende
_wvan alleszyden benaauwen, … Ende zullen u
bot den. grond nederwerpen, ende uwe kinde-
_reninus ende zy en zullen inu den (enen) ffeen
op’ den -anderen fleen niet laten: daarom dat
gy den tyd, uwer bezoekinge niet bekend en
Á If, npe OEP if ef } | p y
_ De letterlyke vervulling vandeze onheil
fpellende Godfprake heeft rravmws Jose-
PHUS in. gefchrifte gefteld „én uitvoerig ge-
_ meld „hoe de Aomeinen. door hunne hooge
ik CLAN
(€) zscryL. Septem contra Thebaf. y 351.
Ne MO Ar
# daa?
(576 )
wallen en fterke verfchansfingen enz, dië
Stad van alle kanten dermate hebben be-
naauwd, dat, naar de eigene bekentenisfe
der oproermakers, voor hun geene adem-
halinge was (f).. De Romeinen , na dat zy
den tweeden muut hadden doorgebroken ;
en meer tegenftand bejegenden , dan zy wel.
in den beginne vermoedet hadden, vonden
zich bedremmeld hoe verder het aangevan-
gene beleg met eer en roem voort te zetten.
De driftigen waren voor enen algemeenen
{torm, de voorzichtigen om de uitgangen
der Stad te bezetten, en allen invoer tee:
nemaal af te fnyden. Somtmigen waren voor …
het opwerpen van nieuwe wallen ; hetgeen —
zich. gemakkelyker liet zeggen dan in het
werk {tellen : gemerkt de aarde rontom Jee
rufalem tot op den afftand van go Stadien
(g) reeds aan de voorgaanden was verbruikt,
Titus floeg voor ,de Stad met een muur
gantsch en gaar te omringen, en de wallen
te verbeteren , waar door de belegerden tot
het uiterfte gebragt, of de Stad zouden over-
geven, of wegens honger en: gebrek niet
danger in ftaat blyven van het beleg uit
te harden. En hoe bezwaarlyk het ook we-
zen mocht rontom ene Stad;waar de grond-
{lag zoo ongelyk , en door hoogten en dier-
ten
(f) De Bello jud. L. V. 12. «
(8) Ib. L. V.z2.$ 4, Vor. $ ze
(577)
ten was afgebroken, een muur te trekker
(h), zoo werdt nochtans dit voorftel niet als
Îeen goedgekeurd, maar als of het van ene
Godlyke ingevinge was, met zulk enen y=
wer , lust en voortvarentheid van de belege-
raars uitgevoerd, dat deze muur, in el
omtrek van 39 Stadien, en gefterkt door
13 Kafleelen, daar hy eenige maanden ver-
&ischt had, echter binnen drie dagen. werdt
voltooid, Hier door werden de fooden zoo
_beangftigd, en in de laagte gebragt, en de
Romeinen zoo zeer verhoogd, dat zy op
hunne hoofden traden, en die {terkten in-
kregen , waarop de Jooden vertrouwden , en
die hielden voor hoogtens om lucht en adem
te fcheppen (i), Nu kreeg de Dochter Tfions
een engen band om hare lendenen, werdt
_befloten door enen wal van bange zorgen
_(k), en hartknagende treurigheid „ en hare
‚ heerlykheid daalde in % ftof.
_Nu was zy vernederd, en fprak uit de
aarde: want door den muur en wallen der
vyanden ingefloten , konde het jammer-ge-
fchrei van die Stad zich niet ter zyden vers
_{preiden, maar ging naâr boven , en maak:
‚te een dommelend nederig geluid „een
_ treurgalm van gewonden , hongerigen, ker:
B Oo men
_(h) RAPHELI Annotat. in Luc. XIX. 43.
4 (i)joseruus de B.J. L, VL. 1. $ 5 Gon
…_ (k) viro. En, XI. 382. Agger moerorum , nec inun:
dant fanguine fosfie,
Pd
thenden en ftervenden. Zy wasi
vreeze aante jagen. Jerufalem (n)wascen
de Zorgen hun verblyf hadden; gelyk aan
niets troostryks te vinden is.
aarde fprak ‘die bloedftád als Ooh: want
Kn b
(578)
ve des verderfs, zwemende naar die kk
welke Zimarchus (m) onder Zich zag
hol van 7ropbonius,hebbende de gelykent
van enen grooten Gitretiondenstese, vol
van dikke duifternisfe , onrust en beroerin= 8
ge; waar uit naar boven op ene doffe én 4
Onduidelyke wyze gehoord werdt hetgebrul 8
en gefteen van dieren, het gefchrei van kler 4
ne kinderen, het gehuil van mannen en &
vrouwen , vreemde klanken om fchrik én_
afsrond van elende, waar rouw en knagen- «
de vuile en donkere holen van Apollo, waâr
Cruit 3
__ Hier woonden bleeke ziekten , droevige #
ouderdom , vrees, honger, een boos zat. Ì
man, fchandelyke armoede, de dood, en
arbeid, alle fchrikkelyk aan te zien, de
blydfchap fpruitende uiteen boos geweten ,
en de moorddadige kryg op den drempel ;
daár lagen de yzeren bulfters der razer-
niyen ; en men zag ’er de zinnelooze twee-
dragt, die heur flangen hair met bloedig
hairfnoer opkhoopt. Uit dezen buik der
de
(D) vre. En.XL. 388. Inclufus murtis „ hoftilique ag-
gere feptus. ESCHYL. Septem contra Thebas. w 253.
Zréver mólgpkt Oder, de uunAgmévavr ï
(im) PLUTARCH. de Socr. genio p‚ 590.
(n) vIRG, Zn, VI. 274. fegg.
C 579)
de; onbefchryflyke- honger had de ingezer
tenen zoodanig verzwakt en uitgeteerd , kN Ni
zy hiet, overluid (o) konden fchreeuwen
f- kermen, maar wegens fchaarsheid van.
levensmiddelen ‚en. worftelende met den
dood „gaven zy ‚onder wonderlyke trekken
van het wezen: al zieltogende „een afgebro-
ken; -murmurend ‚en piepend geluid, Zy
piepten uit het flof des doods even als de (p)
Schimmen; zy-piepten uit hunne graven Fer
rufälem was-nu. het kerkhof voor: ’t volk
eworden;diesvan alle kanten op het Paasch-
feest hier verzameld „ door de Romeinfche
Heirmachten- waren ingefloten.. De hon,
gers ontftond fchielyk door zulk ene toege-
vloeide meenigte,-en noch meer door eis
gen fchuld van-de yveraars en oproetmasr
_kers,-als die vele. huizen vol van koren had
den vernielden verftrooid, „Zy fpraken uit
_devaarde ‚ en-hunne-ftem was, fachtkens uit
het {tof ; gemerkt. velen , die-noch overig
bleven, en-te zwak om anderen ter-aarde
te beftellen ; zich by tyds in-de graven ne-
derleidden „en: hunne--zielen „onder. vele
verzuchtingen; uitbliezen.. Een diepe ftil
te: en nacht van doodsfchaduwen had, de
“Stad bezet „een afgryslyke flank, erger
“Nan van eenig hol waarin Pytho zich opfloot,
Ô iss nk EO OD RA | ging
iN
Kn
k CO). zosrPeus de BT. TV. 12. 3 dt
Ep. EL. Vo re3 Viso: f 8: 41900 TAARGOE
Nn ES
(580 y
ging vän de doode lyken op, en fchr: ‚k enì
vrees was van wöntom ri EEDE TU
… Die noch hun bitter leven in veel verdri
en kommer verlengden, werden dagelyks ®
gekweld ‚om (r) dat zy uit bangheid en vrees
ze niet overluid durfden {tenen en kermen, 4
en loosden in ’t verborgene eenige zwakke 4
zuchtingen , en geleken meer naar derydele 4
fchimmen, die door Oobb' uit de graven 4
worden uitgelokt , dan naar menfchen. 4
Want de honger had hen t'eenemaal uitge. 4
mergeld , en zulk ene zonderlinge uitwer-
king op de kinderen en jongelingen gemaakt,
dat zy als de Obooih sereen „en als de
waterzuchtigen gezwollen en opgefpannen
(s), gelyk bleeke fchimmen over de-markt 5
omdwaalden. Die noch het geluk hadden
vän uit de Stad te vlugten „en by den vyand
lyfsgenade te verwerven, berfteden, wen zy
hunnen hollenenledigen buiktefchielykmet _
‘het fterk begeerde voedfel kwamente vullen. —
Het gebrul van een hongerigen Leeuw, —
anders’zoo vervaarlyk, was nu verkeerd in
een zacht gemurmer. De Leeuw, die zy-
nen moed niet ed dan wen hy ten vol-
Ten verzadigd is, had (t)-nu zyne geaard-
heid verloren „en Ariel (d, is Gods Leeuw)
LOE vere NU
. en) ge dh L.V, 12. S 1. 2. 3. 4
Cs) Ib.L. V. 13. $ 4. WEN
(t) socnarT Oper, Tom, L. p. 725, 726. Dr. SHAW'S _
travels p. 235 , 172 dl
CED
nu uitgehongerd behieldt nietsvandiedap. —
perheid, welke den nuchteren Leeuwen
‘zooveigen is Jef. KAKI. 4. Mich. V. 7.
Pf.CIV. 21; maar geleek meer naar Saul,
die op de verfchyning van Samuel zeer ver«
baasd , en van wegen deszelfs woorden zeer
bevreesd werdt, zoo dat ’er geen krachtin
hem was, want-hy hadde den geheelen dag
en de geheele nacht geen brood gegeten. E
Sam, XXVIII. 20. Bkr 1d
_ Ariels vrees nam hand over hand toe;
naar mate de Aomeinen met hunne werken
de Stad Davids naderden , en hunnen kring
al naauwer en naauwer maakten: vooral,
toen de Tempel , de Burgt Antonia,en de
naby gelegene gebouwen in brand geraak-
ten, en den fchrik alomme verfpreidden;
even als de (u) Arabiers de Leeuwen met
„vuur vervaaren en hen by nachte van hun-
ne kudden affchrikken, Zy waren nu in den
ftrik en’t net geraakt (v) ‚en hoe zeer zy ook
poogden door te breken, zy werden tef-
fens met verlies naar binnen gedreven, De
Romeinen vervolgden hen op ene wyze,als
Buse A) de
…(U) SHAW p. 172,
(Vv) ESCHYLUS Agam, wy 363,
a» ce Beoikeù suei vòE Diks, drs,
ANKEYZAwv HOSLUV HTELTEIDK ,
Hr èrì Tpolus zúpyous EBakes
Breyavòv ÒinTuov ts HATE wEYaV,
Múz' oüv veapöv Tuv Òrepreréous Î
Méye Bourefes Î dine ien
Kayyagov, rus mavahhrs: &c, Conf, Prom, Vinét,j 1077
Ld
(582)
de Arabiers gewoon zyn de jaot op
ning der viervoetige dieren aan te {k
‚Zy roepen een groote meenigte volks zoo
„te voet als te (w) paard by een, omen
‘ene ruimte van drie, vier of vyfmylen naar
?% getal van-’t opontbodene volk „en de
gefteltenis van de ftreek , die wordt opge- |
floten: zy. naderen allenskens , werengen }
hunnen kring, vervaren hem door allerhan-
de geraas en gefchreeuw, tot dat eindelyk
dit edelmoedig dier ‚met meer anderen in
dien kring omvangen, ten prooije zyner
‘hittige jageren valt (x). «De Romeinen
verengden hunne jachtgarens van tyd tot
<tyd,hun geroep was als dat van fterke hel
den (y) en zegepraalende overwinnaars,
maar de ftem van de belegerden was dof „
piepte uit bet flof‚en was nederig uit de aarde.
„De Foodenftonden ftyf vanfchrik, en wegens
wverflagenheid des Geestes hand- en radeloos,
Zy meenden al den vyand te zien, eer hy
noch werkelyk over den muur gefprongen
„was (z), en verlieten door verbaastheid en.
óntíteltenisfe die torens, welke ‚volgens de
eigen bekentenisfe der Romeinen , onwinbaar
waren, en alle de ftooten hunner {torm.-
rammen zouden. uitgeftaan hebben. Nx
(w) OPPIANI de Venat. L. IV, W 130, fegas í
(x) Dr. sEAw’S travels. Ps B4S WE p
Cy) roserHus-de B.J. L. VE 5.S TI, tr:
vr Eb. Eer VL 405,50 Vo 9e S Ho ee
(583 )
jas het i in vollen nadruk, Wee Ariel Ari-
el, B4GE Sta id rarr). David (a) gelegerd ik
éen we door de. Profeeten neten
door wo ondertekenen in den hemel en op
de aarde gefpeld, en vier jaaren, voor dat
de oorlog 'ontftond, zoo naar en aanhou«
dend uitgeroepen s van Jefus den Zoon van
„Ananus ‚een gemeen Landman, die, noch
door lagen , noch bedreigingen daar van
was af te brengen, tot dat ten laatften een
fteen „uit de blyde der Romeinen gewor-
pên, hem met de ftemme te gelyk het le-
ven benam (b).
|___De Burgt Zfion of Davids Stad (Cc), de
| voornaamfte vastigheid van Jerufalem, kon-
de, met alle hare holen en onderaardfche
gangen, den moed der zeloten en helden
‚des volks niet ophouden ‚ noch hen befchut-
Ek en bedekken tegen de nafpeuring der
omeinen. God was tegen hen, en wie konde
E de voor Bun zyn. Alle hunne fierheid en on-
erfchrokkenheid, die, in den aanvang en
voorgeg: des belegs, de Eet addar en on-
_ vers
@ An is van zaet onzen wel eed en leert ons
‚_hoe David, alvorens hem zee Cederen huis gebouwd
was 2 Sam. )p. 1. 2. Chron. IL. 3:.op den burgt Zfion, naar -
im Davids Stad genaamd , in tenten gewoond „en zich
r met zyne helden heeft nedergeflagen.
b) josePnus de B. J. L. VL 5. $ 3.
Non Athenarum tantum acropolis, fed aldi
Etiäm urbium arces nonnunquam zóheis vocantur , VALC-
ne ad Herodot, Ed, kkn Len Vik 27. 0. 99.
(584)
verzaagtheid van Gods Leeuwen evenaarde,
begon ten laaften hun te ontzinken en tot ene
tegenovergeftelde bloohartigheid (defi laag-
heid van Geest te vervallen. Zy konden
int {tof en in de holen van Zfions geberg-
te niet lang fchuilen, maar kwamen,naeen «
korten tyd, als magere fchimmen uit die
fchuilhoeken te voorfchyn , maakten wel
veel {meekingen, doch vonden geen heul , en
werden (e) voor de zegepraal van Titusen de
daar op volgende ftrafgerichten bewaard.
(d) Ditlegt (myns oordeels) opgefloten in ’ flot van
W 2. En die zal my gelyk Ariel zyn: Stad, door inlaschin
den text gevlyd, kan, zonder tautologie, niet toegela-
ten worden. Wat zin zoude het geven: Ariel zal my
zyn gelyk Ariel en dat Arielby zich zelven zou vergeleken
worden ?. Maar het ziet op ’t geen onmiddelyk voorgaat :
$reuring en droefheid, Davids Stad, wegens hare natuurly=
ke flerkte Eer Gods-Leeuw, maakte het volk gerust, en
verwekte in de opperhoofden ene redenlooze gerust-
heid, en fchandelvke zorgeloosheid, als of hen nie-
‚mand konde deeren.” Zy verlieten den Rotsfteen huns
heils, fteunden op eigene krachten en vierden hunne
vleeschlyke vermakingen den losfen teugel. Een volk,
dat als die van Lais (Leeuw) gerust en zeker woonde,
den ‘boozen dag verre telde , en geen acht gaf op
eenig wee tegen hen uitgefproken , Amos VI.’ Boek der
wyshbeid Hoofdft. II, 1—12. maarde dag hunner bezoeking
zoude. niet achterblyven, hunne uitgelatene vreugde
en wellust, hunne kommer- en bangeloosheid in ene
bittere droefheid , vreeze en neerflagtigheid verkeeren.
En was hunne moedigheid en vertrouwen by enen
Gods-leeuw vergeleken, die zelfde trap van vergely=
king zoude ook in ene tegenovergeftelde fchrik en
kleinhartigheid „ in traoftelooze droefheid en bittere
treuring , ftand grypen, en het woord Ariel de groot»
beid daarvan aanwyzen. obees
(€) Josermus de B.J, L, VL.9.S4. — BE-
í 2 bi : ì
AE 0 „tn , ’ :
Li Pd A ad ne,
ike
dl À
BERICHTEN
TOEGEZONDEN
a AAN HET
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP,
ep hp DER
WETENSCHAPPEN
TE
VLISSINGEN.
DN MED 1 k ee,
EN nek 4 PER 4
de f
\ /
4 (Ny ”
„ Ë ' ad NP:
Wat ;
hb, Hiep ig ARS
f sd { ps
3 il 9 Zl vn
\
N
}
À- \ Y
VROUWLYKE BORST»
( 587 )
GEEN WARERACHTIG GEZ NR
MS»
IN EEN A
B GE NEE SEN
EAN Door
“PAULUS pe WIND.
dd B deelde N/Z sk U ND ARE lW od
ME 4 lizaberh Roelofz., Oud 27 jaaren, dienste
B ', maegd van Mevrouw de Weduwe Meine
ders , te Middelburg , lang en mager van gettalte,
vertoonde. ‚my, den 28ften April 1766, haaren
Rechter Borst, die my verbaafend groot voor=
kwam, terwylde Linker niet grooter dan die van
een magere jonge meid was. _
_ De dikte begon boven aan het fleutelbeen ;
vulde den Rechter Oxel, zoodat zy den arm niet
behoorlyk roeren konde, en ftrekte zig ach-
_terwaards tot byna aan ’* fchouwderblad van die
ie
Abe hing voorts naar beneden, veel verder dan
Linker Borst ; waar door zy geen ryflyf kon
draagen, alleenlyk een Corchet, en dus een wan=
ftallige gedaante maakte,
De Borst was echter niet pynlyk, natuurlyk
‘van coleur, t'eenenmaale glad en effen ; maar
wanneer men daar,met twee handen te ‘gelyks
op drukte, voelde men duidlyk een golvende
_beweeging, van eenig vocht, inzonderheid van
_ het fleutelbeen af tot aan den tepel. _
Die zwelling was, volgens haar bericht „ fe=
À al vier jaaren, allengskens toegenomen, na dat
is
N74
met een kind op den arm, van de in
was gevallen.
(588 )
De maandelykfche ontlasting kwam op haaren
tyd, en was zy , voor ’t overige , gezond.
Om, zonder gevaar , en met zekerheid, te
weeten de hoedanigheid van het vocht dat zig
door ’t gevoel liet gewaar worden, bracht ik een
Trocar in , tusfchen den tepel en oxel; de Naald.
uitgetrokken, en een fpoelkom onder het pyp-
tje gebracht hebbende, kreeg ik dien terftond vol,
van een vocht, zoo dun, en helder als fontein
water; en, dewyl de ftraal van vocht nog even
groot bleev, hield ik ’er vervolgens een tinnen
Waterpot onder, die nog byna vol geraakte.
Naar maate het water uitliep, verminderde de
zwelling van achteren aan ’t fchouwderblad, on=
der den Oxel, en van boven, van het fleutelbeen
tot aan den tepel, en begon men een fcheiding te
zien tusfchen het gezwelen den fchyv der Borst,
dien ik nu niet grooter vond dan dien van d'an-
dere zyde; en merkte nu dat ik wat te laag had
eftooken, om het pyptje, van binnen, naar al-_
e kanten te konnen roeren ; waarom ’er ook nog
eenig water in ’t gezwel bleev, na dat ik het
Pyptje had uitgetrokken.
_ Dewyl ik niet twyffelde of dit water was in
een vlies beflooten geweest, en had het zelve,
als een blaas, onder de algemeene bekleedfelen ,
opgefpannen, was het noodig, om Haar in den
„grond te geneefen, die bekleedfelen te openen „_
en het Vliesuit te pellen ; dog waren wy genood-
Zaakt zulks nog eenigen tyd uitte ftellen om dat
Haare Mevrouw, thans bezoek van buitenland-
fche Vrienden hebbende , haaren dienst te meer
noodig had. ‚
Zy kwam dan eerst , den tweeden Junii, we-
derom aan myn huis; de Rechterborst was nu
„uiet veel grooter dan de andere; maar werd ik,
tus=
em
Ae C 589 )
tusfehen het fleutelbeen en den tepel, nog ok
ge fchommeling van water gewaar ; waar op iks
met de Biffourie, een opening, meer naar boven,
‘dan de vorige reis, maakte, ter lengte van an-
derhalven duim, door de algemeene bekleedfe=
ten, en het Vlies vond dat ik gewacht had, dog
het geene zoo flap was, door de voorafgegaane
„ontlasting van ’% water, dat ik 'er de Biftourie
niet kon doorftooten, voor dat ik het met duim
en vinger had gegrepen ; door welke gemaakte
opening nu het overgebleevene water uitliep; en
haalde ik ook het gantfche Vlies, of hollen zak,
met de vingers door de wond uit. Het was zoo
dun, glad, en blinkend als Satyn; en bewaar ik
het zelve nog in Liguor.
De wond voorts verbonden zynde met een
platte wiek en plaafter, ging alles wel tot den
fesden of fevenden dag, wanneer die ganfche
Borst, door de Roos’, werd opgezet , die moog-
Iyk door vettigheid van de Zalf en Plaafter was
„veroorzaakt; dog, na weinige dagen, den huid
van de Borst verveld, en de wond genezen zyn=
de , kroop echter de Roos, niet zonder koorts,
over den rechter fchouwder, naar de linkerzy-
de van den hals , en, vandaar , boven over ’ gee
heele hoofd, zoo dat ’er wel vier weeken ver=
liepen eer zy van de Roos bevryd, en in ftaat
was om haar werkte doen ; -wanneer het gezwel
ten vollen genezen, ende Rechter Borst niet
grooter dan de andere was. vi
_ Wanneer ik alle de omftandigheden van dit.
‘geval overweeg , kan ik niet anders befluiten als
À Ala: dit gezwel een merkelyke Hydatis of uitzet-
ting van een watervat is geweest, waar van ’er
_ takken, ter wederzyden van de Borften komen-
7 de »fchuins opwaards naar elken Oxelloopen, om
BL, zig
ed
}
(590 )
zig te ontlasten in den tronk van het Par, Lyme
phaticum, of watervat, dat aan den binnenkant -
van elken arm, tusfchen de tronken der bloed-
vaten opklimmende „door den Oxel heen gaats
om zig, ter“ wederzyden „te ontlasten in. dien
grooten bloed-ader , die de Pena Subclavia of on
derfleutelbeens-ader genaamd word, zoo. aande
linker als rechter zyde. Ik heb nog een aantei-
kening , dat ik over 36 jaaren,; Student zyndete
Leiden, met mynen Vriend , (den thans beroem-
den Doktor Hovius te Amfterdam;) een ‘hond
oöpende, óp ’t oogenblik dat. wy hem levendig
geworgd hadden; in wiens linker Oxel. wy een
watervat ontdekten, dat de wydte had van den
fteel eener Tabakspyp ‚ maar doorfchynend-was.
„En is de eerfte oorzaak van deze, Hydatis „ Her-
nia Aguofa, of waterfpat, hier geweest, een al
te fchielyke en bovenmaatige uitrekking enkneu- _
zing van een watervat, wanneer zy; onder het …
vallen van de trappen, het kind wilde befchere
men dat zy op den arm hield; gelyk ik uit der-
gelyke oorzaak aanmerkelyke WVarices en Aneu-
rysmata of ader en flagader fpatten heb zien voort-
komen. Gelyk er dus watergezwellen, onder den
Oxel, fomtyds ontftaan , door. uitzetting der wa-
tervaten , zoo heb ik reeds twee maalen koude
gezwellen aan de liesfchen , en het dik vanhet been
ondervonden, een, in een dienstmaagd, dat zig
nederftrekte, langs den. binnenkant, tot op den
helft der Dye, en de grootte van een-mans hoofc
had , die het niet wilde door-my laaten oopene
maar-naar. Gorcum vertrok „ alwaar zy elendig is
geftorven. «Een ander-in een Heer, van ‚Goes, «
die het wel fes jaaren gedragen had, maar dat
kleinderen als in tween verdeeld was,enaan den
‘binnen en bovenkant der Dye zat; het geene deer
de en
(59E)
den zeer kundigen Chirurgyn #Zuitman op mynen
ne aldaar isgeopend, waar uit brokken kwamen,
als End verdikte Lympha; welke‘opening td
* eerst Fiftuleus werd, maar nä verloop van ec=
nigen tyd gelukkig door zyn Ed, is. genefen.
De watervaten, die van het been opwaards
klimmen , leggen, aan den binnenkant der Dye,
onder het vet, alwaâr ook de loop is van de Ve-
na Saphena, of die ader, welke ‘geen flagader
nevens zig hebbende, het bloed van den huid ,
en uitwendige deelen der voet te rug brengd , en
die zoo dikwyls, vooral in zwangere Vrouwen,
fpatten aan den binnenkant-van ’ been en de
Dye maakt. De tronk van deze watervaten, in
de liesfchen , tusfchen de Liefchenklieren door;
loopende , gaat, met de Vena Cruralis, naar bin-
nen ‚en loopt vervolgens, ter wederzyden , langs
de Vena lliace externe ‚en de groote Holle ader,
achter het buikvlies, naar den Duétus. Thoracicus
__of zoogenaamde Chylbuis , die niet andêrs is a
de tronk of verzameling van alle de watervaten die
de Eympha of het water van älle de benedenfte
gen van het lichaam van den buik en borstvan —
innen te rug brengd, en het mede ontlast in den
ader of aders, achter-’t fleutelbeen „gelegen.
_ Wanneer door aanmerklyke verzweeringen.,
of dwarfche. infnydingen. in de liesfchen, de
tronk van ’t watervat aldaar geopend word, heb
ik in een Vrouw van West Cappel gezien, dat ’er
__vierdubbele fervietten, om te drukken daar, op
_ gelegd, daaglyks van doornat waren; dat doo
_ de zwaare lekking het mensch oogenfchynlyk
A verzwakte , uitteerde en eindelyk ftierv.
We luke AM ARL \. a À ENE
MM DE EI U af
En WAAR-
net
4 mi
C 592 Dj
WAARNEMING «
HON IE SO dTet Sikb
Omtrend een eerstgebooren Kind, waar wan
de Ingewanden (de Nieren, Pisleiders,
en Waterblaas uitgezondert) zig
di buiten den buik bevonden;
bej on gn ED Oe
SAMUEL pe WIND,
“Medicine Dogor, Stads Steenfnyder, en
_ Wroedmeefter te Middelburg in
#5 oe cedeeland. |
ttr
IJ Nen 29 Oktober 1768 wierd ik , s’Avonds om.
ó uuren, verzogt te komen by A. S. bui-
ten de Noordpoort dezer Stad, om deszelfs
Vrouw, die 32 jaaren oud was, te verlosfchen
van haar eerfte kind; ’tgeen , volgens opgaaf vari
de Vroedvrouw „een arm voorbragt, waarby een
zägt en ongewoon gezwel, ’t welk haar deed af-
zien om de verlosfchiing op de gewoone wys te
verrichten.
Terwyl ik, op dien tyd, om dergelyke om-
ftandigheid van, huis was, ging myn Vader in
nyn plaats, welken ik op het eerfte berigt ten
fpoedigften volgde. Hd de
__ Wy vonden de Vrouw op’t zoogenaamde kor-
te bed , waarop zy t'zedert 12 uuren (na het
breeken der Vliezenen afloopen van ’t water ge-
komen was); het Kind prefenteerde ‘den reg-
ter arm , waarby een gedeelte van de Navelftreng;
% geene verzeld was van een zagt gezwel, en
lag meest overdwars in ’t bekken, en wyl ’er
wi een
|
(593 )
een genoegzâame ontfluiting , en ’er geene de
minfte tegennatuurlyke geftaltenis in ’c bekken
‘plaats had; hadden wy het genoegen haar in kots
ten tyd van een Dochter te verlosfchen , ‘die iets
minder dan voldraagen fcheen, en waar aan wy
de volgende zeldzaame omftandigheden gewaar
werden.
Wy zaagen namentlyk een Vliesagtige Zak op
voofzeide Kinds buik hangen, begin neemende
van den Navel (die op eene aanmerkelyke wy-
ze naar de regterzyde verplaatst was); de Zak
was uitwendig Vliesagtig en ten eenemale door
het peritonaeum of Buikvlies geformeerd, en
bleek by de opening gevuld te zyn , met de Le-
ver, Maag, het Maagbed, voorts de Milt, alle
‚de dunne, en het grootfte gedeelte van de dik-
ke darmen. dk
De Navelftreng eindigde op den rand van de
gemelde Zak, tegens de verplaatfte opening
welke de Navel uitmaakte, wiens middellyn
paauwlyks een halven duitn meer bereikte; uit af
het welk genoegzaam bleek, dat gemelde Zven-
‚t#âtie, of uitfluiting der ingewanden, voor een waa-
re Exomphalos of Navelbreuk konde gehouden
worden, waar door in de eerfte tyden , niet al-
leen de dunne, maar ook vervolgens de dikke
darmen en overige ingewanden warên uitgelloo-
pen, waarvan de opening vervolgens, haar maate
de vrugt meerder kragten hadde gekreegen,allengs-
| et om de uitgefchootene deelên waâs töcpieeton.
ken. |
De Buik, of. liever de bekleedfelen, waren
geheel ingezonken , en tegens de ruggegraat ge-_
plaatst. — Terwyl wy dit naauwkeurig onder=
zochten, viel ons oog op het Borstbeen, waar
| den in het Epigaffrium, ter rechterzyde van
lee in Pp de
( 594 )
de Cartilage enfìformis , wy wel haast een aan- df
houdende beweging van het hart ontdekten, doch
egter haalde het Kind in ’t geheel geen adem ‚
_ moch gaf ook teffens eenig ander blyk van leven,
waar uit genoegzaam eene byzondere Circalatie df
of omloop van ’t bloed, alleenlyk door het fora-
_meén ovale, het hart,en de canalis arteriofus. was
op te maaken.
Om te zien “wat uitwerking de opblaazing der
„Longen zou te weeg brengen, blies ik (de Neus
van ’t Kind weltoegehouden hebbende) een mee-
pige lugts in den mond, doeh tot verwondering
ging 'er weinig of piets. van in de. Longen ,maar
wiefd de Maag, en Ingewanden, op ’t zelve oo-
genblik „ op ecne verbaazende wyze- met lugt-
Opgezet, ’t geen my ten eerften van her inbla- —
zen deed afzien.
‚Het hart bewoog zich ondertusfthen by aanhou-
denheid, welke beweging, ruim een, half uur,
zonder de minfte vertraging {tand hieldt , waar naa
dezelve al; engskens verminderde: terwyl het Kind
_ voor ’t overige alle teekenen behield van dood
te zyn, geevende geen het minfte geluid of ver-
deren blyk van leven.
Wy hadden zeer gaarne gewenscht , dit voor-
werp te mogen openen, doch. wat moeite wy ook —
aanwendeden om de Ouders hiertoe te bewe-
gen, was zulks vruchteloos; waarom wy ons ge-
noodzaakt vonden , by de uitwendiag befchour
wing te berusten, gr
/ N
mic
zl
u worden; als wanneer men den darm kan inbren=_
€595)
E WAARNEMING
f Page een Lieschbreuk, door middelvan ij
_ Breukfnede gelukkig Beren ch
ed DOOR i
MF. EL G R A M.
_Heel- en 4 roedmeefler te ROTTERDAM,
\
ee dtp Wedel NN Sn
A lhoewel ’er geen bewerking in de Heelkun-
de zy, welke tot zoo een grooten trap van
volmaaktheid gebragt is, als die der breukfnede ;
ontmoet men echter daaglyks in de PraCtyk ge-
vallen ‚ waarin men hier of daar van de gemeene
regelen: kan afwyken „en de behandeling na om-
ftandigheden van zaken inrichten. . Men ftelt by
voorbeeld , dat wanneer de darm , welke de
Breuk formeert, in een hoogen trap van ont-
fteking is, zoo dat men voor verfterving te vree«
zen. heeft, of wanneer dezelve wezentlyk ver-
ftorven is, men den darm moet buiten laten, en
liever een anus artificialis maken, dan den Ly-
der aan een. gewisfen dood overgeven. In dif
geval echter kan men een uitzondering maken,
namentlyk wanneer de verfterving zeer gering
is, en ’er maar een kleine efchara gangraenofa
plaats heeft „zoo dat dezelve door de sicatrizee-
ring van de uiterlyke wonde kan toegeflooten
Konst, kan ter uitvoer brengen. e volgen=
waarneming kan tot een bewys jk van vere
_ftrekken. ê es
he Pp z | Sgr
E: en afwagten wat de natuur, gepaard met
we
ke
Z
(596 )
Sarel de Bruyn, een Sjouwer op ’s Lands Werf
alhier, oud vyf-en twintig jaren, van een tenger
en mager geftel , kreeg op den sden Juny 1764,
’s namiddags ten twee uren , van een ftelling af-
fpringende, hevige pynen in den buik, welke hand
over hand toenamen, en met walging gepaard
gingen ; ondanks deze ongemakken , bleef hy noch
tot vier uren aan ’t werk, zynde de gewoone
fchoov-tyd. ’t Huis gekomen, verergerden de
pynen en walging; waar by op het laafte fterke
brakingen kwamen. Men riep myn Vader te
hulp, welke’s Lyders gewoone Heelmeefter was.
Deze, na dat hy het bovenftaande verhaal van
den Lyder gehoord had, onderzocht hem met
alle moogelyke naauwkeurigheid, en ontdekte ,
in de Rechter zyde vande Liesch , een volkomen
Lieschbreuk , waar van echter de Lyder noch
niets wist. Myn Vader beproefde of iaeNt. Î
zn dl
|
pen
Breuk, door middel van de Zaxis, kond
brengen ; dan alle de poogingen „ welke hy hi
toe aanwendde „ waren vruchteloos. Hy liet hem
daar op terftond een ruime aderlating doen, en
dezelve ’savonds andermaal herhalen; niet al-
leen om daar door de ontfteeking voor te komen
“en te verminderen, maar ook om te zien „of hier -
door de inbrenging gemakkelyker zoude kunnen
gefchieden (a); doch zulks andermaal Bijen
Es
(a) De Heer Martin brengt in het Journal de Med, Chis
zarg. et Pharm: Tom, XXVIII. Mai 1768, pag. 464. vers
fcheiden gevallen by, in welke hetaderlaten, tot flauw
worden toe in ’t werk gefteld, van de grootfte uit-
werking geweest is; en met waarfchynlykheid, om
dat ten tyde van het flauw worden, de zaamtrekking
der Spieren’ minder zynde, ’er een ontfpanning ge-
fchied van alle de Spieren van den Buik, en gemeen
© {ele} e
_
( 507 )
de, liet hy hem Cataplasmata uit de Species emol
lientes over de Breuk leggen, als mede eenla-
venrent zetten ‚ welke telkens herhaald werden.
Op deze wyze hield men aan tot den 7den, zon-
der dat de Lyder eenige verlichtinge befpeurde.
Door myne afweezenheid zag ik den Lyder niet
voor den óden Juny , wanneer ik ’savonds laat
in de Stad kwam. Na dat ik alles naauwkeurig
onderzocht had, vondik den Buik noch zeer zacht,
en in geenen deele opgezet, echter klaagde de
Lyder over heftige pynen in den zelven, voor-
naamlyk omtrent den Navel ; deze pynen ftrek-
ten zich uit cot in de Breuk, en lieten zich beur-
Ba Pp 3 j te-
ook van die der Veezelen van den Liesch-ring , waâr .
„door dan de inbrenging van de Breuk gemakkelyker
word. Edoch hier omerent heb ik op te merken „dat
zoo men dit wil beproeven men zulks niet dan in ’t be=
gin mo@t doen; wyl men anderzins door het verzwak-
„ken van den Lyder gevaar loopt, dat de in de Breuk-
zak gehoudene deelen fchiclyker tot verfterving zullen
overgaan. : fi
Even eens is het gelegen met het. aanwenden van
koud water op de Breuken, ’t welk door verfcheiden
aangeraaden word; want, niet tegenftaande men veele
voorbeelden by de Schryveren aangeteekend vindt, in
welken zulks gelukt zy, heeft men wederom ande-
ren, alwaar de Lyders het droevige flachtofter eener zoo
vermeetele handelwyze geweest zyn; by aldien men
evenwel het aanwenden van koud water wil beproe-
„ven, ik raade het zelve nooit anders in ’t werk te ftel-
„len als onmiddelyk nade formeering van een Breuk, en
wel meteen bepaalden vast voorneemen, om, wanneer.
ma deszelfs aanwending de inbrenging der Breuk niet
gelukt, onmiddelyk tot de Breukfnede over te gaan,
om dat dikwerf, door de daadelyke koude, een fchie-
elyke op één pakking der vochten gefchied, waar door
de gehoudene deelen in de Breukzak fchielyk in ver=
efter ving vervallen.
(598)
felings, nu op deeze, dan op geene plaats, met
meer heevigheid gevoelen ; daar en boven-was
de Liyder zeer onrustig, hy had een fterke koorts,
en was zeer dorftig; al wat hy gebruikte, gaf hy
terftond weder over; ook befpeurde ik, dat hy
nu en dan fterk oprispte , welke oprispingen (ge-
‚ Ayk hy my zeide) zeer ftinkende waren. Ik keur-
de de tot hiertoe aangewende behandeling goed,
als zynde volgens de regelen der Konst in werk
gefteld , en raädde met de Clysmata en cataplas- _
mata emollientia voort te gaan ‚en noch een foort-
gelyke ftooving over den buik te leggen, voe-
rendede nacht, niet verminderden , men genood-
zaakt zoude zyn tot de Breukfnede over te gaan, «
als het eenigfte middel om het leven van den on-
gelukkigen Lyder te behouden; en met reden;
want het zoude in dit geval niet alleen onvoor-
zichtig maar zelfs onverfchoonlyk zyn geweest
de Breukfnede langer uiste ftellen ; wel is waar,
in een verouderde Breuk , alwaar de darm gemak-
kelyk langen tyd in en uitgegaan is, kan men,
avanneer ‘er naderhand verftropping voorvalt , «
deze bewerking eenigen tyd uitftellen, en be-
proeven wat de natuur, gepaard met een goede
behandeling der Konst, kan te weeg brengen ;-
maar in een verfche Breuk als deze , welke daar- _
enboven door aangebragt geweld fchielyk voort=
„gebragt was, zoude het onverantwoordelyk zya
“de operatie lang uit te ftellen, om dat de ont-
fteeking der verftopte deelen in dit geval zeer
fchielyk door verfterving eindigt. Enin de daad,
ondanks alle de aangewende heilzatne middelen,
namen nietalleen de reeds gemelde toevallen hand _
„over hand toe, maar ’er kwam noch de hik by,
“gn de buik begon zich op te zetten,
Den
gende ’erechter by, dat zoo de toevallen, geduu* _
d
Ä
NW,
il
d
Wv:
Bj ( 599 )
“Den 4den ’s morgens den Liyder bezoekende,
vond-ik hem inbovengemelden ítaat : na alles ry=»
pelyk overwoogen te hebben , ftslde ik hem de.
Breukfnede voor als het eenigfte middel om hem
teredden; hoe ongaarn ook , en ’t geen men, he-
1äas \ niet dan te veel ondervindt, en waar door
vele Lyders weggerukt worden, die misfchien
anders noch in het land der levenden en als ’t
ware uit de kaken des doods zouden gered zyn,
gaf hy daar aan zyne toeftemming ; en ik verricht-
te, ’s Morgens ten elf uren, de: Breukfhede in %
byzyn’ van mynen Broeder y. c. GRAM, des Ly=
ders gewdonen Geneesheer, ‘en verfcheiden an-=
dere Genees- en Heelkundigen. |
_Na dat ik de Breukzak op de gewoone wyze
ek en ‘den ring der Buik-{pieren met de
Zerniotomus van den Heer te pRAN verwyderd
had , vertoonde hét omentum zich verftorvens
„ weshalven ik het verftorvene'gedeelte aanftonds
wegnam ,fpreidende het overige noch gezond ge=
deelte boven ‘de wonde over de gemeene be-
kleedzelen van den Buik. uit; hier door ver-
fchafte ik my een genoegzaame ruimte om den
waaren {taat van den darm te ontdekken. Ik vond
denzelven ‘in een allerhoogften trap van ontftee-
king, en aan deszelfs voorfte gedeelte een ver-
ftorven korst ter grootte van een duit. Ik{tond
nu een weinig verlegen, en in twyffel hoe my
in deze omftandigheid te gedragen ; want dacht ik
by my zelven, brenge ik den darm binnen, dan
_ heb ik te vreezen, dat, na de affcheiding van de
__verftorven korst, de drekftoffenin de hoiligheid
‚Van den Buik zich zullen ontlasten ; en, laat ik
Hem buiten, dan ftelle ik den Lyder onvermy-
_ delyk bloot aan het ongemak van een anus arti
_flcialis. Hoe zeer ik dit alles wikte en weegde,
MEN Pp 4 ik
(600 )
/
ik kon tot geen van beide deze uiterften over-
gaan, en befloot daarom den midden-weg, als
den veiligften, te verkiezen, naamlyk om den eo
in te brengen, en denzelven zodanig te plaat-
zen, dat het kleine verftorven gedeelte zich recht
‚tegen over de opening van den ring bevond, in
hoope dat de darm eenige vasthegting aan den
ring zoude verkrygen; en in de daad, gelukte
my deze vasthechting , dan kon ik den Lyder zon-
der anus artificialis genezen ; in tegendeel mis-
lukte my dezelve , zoo bleef ik altoos noch mees-
ter om den darm uit te haalen, en de drekftof=
fen , wanneer zy in de holligheid van den Buik
mogten uitgeftort zyn, te doen, ontlasten, tgeen
egter moeyelyker gaat als men veeltyds zich ver-
beeld, wyl deze, volgens de, geftelde. natuur=
wet, zich altoos na die plaats begeven alwaar
zy den minften tegenftand ontmoeten , en-deze is
de opening van den ring ; wordende dezelve.daar» —
enboven.hier toe noch meer aangezet door de wer»
king van het middenrif, en die der Buikfpieren,
welke de darmen, die de geheele holligheid van
den onderbuik vervullen, drukken , en dus de-
ze uitdryving bevorderen. EE
__ Deze bedenkingen deelde ik den omftanderen
mede, welke met my van het zelfde gevoelen
waren, als zynde de beste weg „ welken men in
een diergelyke omftandigheid konde inflaan.. Ils
bragt dan den darm in, en plaatfte de verftorvén
korst zodanig , dat zyrechttegen over de opening
van den ring kwam, beveelende den, Lyder
vervolgens zich zeer flil te houden, op, datde
gemelde plaatzing van den darm niet „konde
veranderen, en ik dus doende in myn oogmerk
te leur gefteld worden. Verders leide ik het ge-
woone verband aan , beftaande in eenige drooge
| ___wie-
(Cor )
wieken,en driehoekige drukdoeken,verzeekerende
alles door de Spica Inguinaliss een half uur na
de Operatie liet-ik hem een verzachtend laves
ment zetten, „De Lyder bevond zich na de
‚ Operatie vedelyk „wel ; de toevallen van de pyn
in den buik, walging , braking, oprisping, hik;
enz. hielden op, en hy bracht de nacht taamlyk
gerust door ‚doch. had noch geen ontlasting gehad.
„Den 8ften ’s morgens het verband losmakende
vertoonden de lippen der -wonden , en deszelfs
grond zich redelyk wel ,en de wieken waren ee=
nigzins vochtig. Het was my moeilyk te onder
feheiden , of dit vocht zich ontlaste uit de hollig-
heid van den Buik , of wel uit de afgefnedene
einden der vaten ; dan het zy hier mede hoe ’
Zy» ik vleidde my met dit goede voorteeken ee-
ner beginnende verettering. De Lyder hadeen
weinig koorts; en wyl hy nog geen ontlasting
‚gehad had, liet ik hem andermaal een lavement
zetten, en drie uren daarna het zelve , om even
gemelde reden, herhaalen; ’t geen ook van die uit=
werking was, dat de Lyder hier door eenige ont=
lasting kreeg.
„Den gden bevond hy zich redelyk wel , hebs
bende de nacht gerust doorgebragt; by het weg-
neemen van het verband verheugde ik my de
ftofe, welke zich uit de wonde ontlastte, ee=
nigzìns flymiger en in een grooter hoeveelheid
te. vinden. De Lyder had dien ganfchen dag;
_ fehoon men met de lavementen aanhield , geen
_ ontlasting. gehad. \
_ „Den roden vond ik hem koortzig; en bemerke
B een lichte verettering aan de randen der won=
, dens ook fcheen ’er zich een dunne ftinkende
_ dchoreufe ftoffe door den ring te ontlaften. Voor
% overige had hy dien dag geen afgang , en bragt
oi Pp 5 mee=-
( 6o2 y
mede -de volgende nacht zeer onrustig door.
Den 1iden ’s morgens ‚vond ik den Lyder een
weinig beter; ook. zeide hy my dat hy veel
verlichting gevoelde. Het verband zullende af=
nemen’ vernam ik een drekreuk , waarom ik hem
vroeg of hy afgang gehad , en zich bevuild had,
tgeen hy my, met neen te zeggen, beantwoor-
de. Dan het verband geheel afgeligt hebbende,
ontdekte ik wel haast, dat de geheele wonde
met drekftoffen bevuild was. Dit ftrekte my tot
een blvk , dat debovengemelde verftorven korst
nu afgefcheiden was 5 ik waschte de wonde met
laauw water uit, en bedekte dezelve met eenige
wieken, ae met het volgende dracht-mid=
ng
z Therebinth. venet. unc. ij
Vitelli ovi Na: —
pulv. myrrhee dragm.kì
voor ’t overige verbond ik de wonde zeer los, _
verzekerende het verband alleenlyk door den ge-
woonen “T' band, uit vreeze dat. de drekftoffen
zich zomtyds in de holligheid van den Buik zou-
den ontlasten, en dus door het aanhouden van
de Spica inguinalis belet worden uitgang: door
den ring te krygen. Ik gebood, den Liyder zich
zeer: ftil te houden, en fchreef hem en ftrenge
en- weekmakende levensregel: voor. Myn Broe-
der; diehem tot hier toe op een verkoelendeen
verzagtende manier behandeld had, liet hemriu, na;
dit. verfchynzel, de „koortsbast gebruiken: sa
vonds het verband afnemende, vond ik weder=
om de-wonde met drekftoffen: bedekt ‚ welke ik ,
na-ze gezuivert te hebben, op dezelfde wyze
als voren verbond. De volgende na bragt
de Lyder zeer gerust door.
sybden r2den ’smorgens was de wonde even ge-
lyk
7
( 603 ) B,
/
Iyk daags te vooren met drekftoffen bedekt,
waarom ik dezelve weder op bovengemelde wys
ze verbond. De Lyder kreeg dien ‘dag een weis
nig” ontlasting door den natuurlyken weg; dit
deed-my de lavementen, welke men tot hier toe
nimmer had nagelaaten , verdubbelen; om daar
door de natuur, als ’t waare in hare 'heilzaame
pogingen te hulp te komen, en de drekftoffen
van de wonde af te leiden.
Den 13, 14,-15 en 16den enz. bevond. pred
de‘ Lyder zeer wel; en ik ondervond, dat naar -
mate de Liyder meerder ontlasting kreeg door den
natuurlyken weg, ’er minder ftoffen door de wòn-
de te voorfchyn kwamen.
De volgende dagen bevond zich de Liyder md
en de wonde-begon te genezen;
„Den 23ften bemerkte ik. dat de doorgeboor-
de darm zich rondom den ring vast gehegt had,
Jen dat de wonden van den-darm eenigzints zaam-
getrokken waren; om welke reeden ook de ontlas-
ting der drekftoffen door de wonden zeer gering.
was. Ik veranderde nu van Zudicatie ; want;
|
„daar ik te voren, om gemelde reden , alle druke
king zorgvuldig vermeeden , en de wonde, zeer
dos verbonden had door middel van de gewoone
_/T'band, ftelde ik nu in deszelfs plaats de-Spica
‘Znguinalis; een verband, ’t welke voornaamlyk
in een geval als dit was te pas komt; want. door
‚de overkruisfingen , welke het zelve op de won-
de maakt, word ’er een fteunpunt van drukking
„geformeerd, ’t welke men. kan vermeerderen of …
verminderen door tusfchenkomst van drukdoë-
“ken , welke men ’er onder legt. „ Gemelde druk-
Wer was’ eensdeels noodzaaklyk om de ontlas-
sting der drekftoffen te beletten, anderdeels- om
„de genezing van den darm en deszelfs vastheg-.
hen ting
C 604 )
ting met den ring te bevorderen; zonder deeze
twee vereischtens ware het my onmooglyk ge-
weest om ín myn voornemen te flagen: naam-
lyk om een anus artificialis voor te komen, ende
wondente genezen. En gelukkig heeft de uitkomst
aan deze myne inzichten beantwoord; want daar
de drekftoffen, voor de aanlegging van de Spica
inguinalis , by aanhoudenheid door de wonde zich
ontlaftten, verminderdendezelve nu van dag tot
dag; de opening in den darm werd kleiner ; en bin-.
nen den tyd van eene maand , was dezelve geheel
gefloten , en de Lyder volkomen genezen.
„Uit voorzorge echter liet ik hem, tot onder-
fteuning van het nieuw gevormde lidteken, een
bommezynen Breukband draagen , en de Lyder
bleef zeer welvarende. Edoch veertien dagen
na deszelfs genezing, zond hy andermaal om my,
klagende over heftige pynen ter plaatfe van de
wonde. By het onderzoeken vandezelve, vond
ilkdat de wonde ter grootte van een dubbeltje
opengebrooken was, en een dunne ftoffe ontlast-
te, welke van dezelve koleur en reuk was als die
der drekftoffen. Zouden nude beweeging en
wryving van de aangelegde Breukband deeze we-
der opberfting veroorzaakt hebben ? alhoewel
dit waar kan zyn, is het echter niet onwaarfchyn-
Iyk, dat dit toeval mede veroorzaakt is, door dat ,
de Liyder in het eeten van allerlei, en mogelyk
harde fpyzen, zich heeft te buiten gegaan. Dit
zelfde heb ik zien gebeuren by een man, op
welken ik in de maand December 1765 de Breuk-
fnede met het grootfte goed gevolg heb in het
werk gefteld, en daar het lidteeken van de won-
de om evengemelde reden naderhand ‚ter grootte
van een Ryxdaalder , opengebroken , doch in
korten tyd weder genezen is. Ik floeg in dit …
Á À ge
( 6o5 )
geval den zelven weg in, en de wonde werd
andermaal door behulp van een opdroogende
zalf en het aanleggen van de Spica Inguinalis bin=
nen weinige dagen genezen. Na dezen tyd is
_deLyder geen ’t minfte ongemak aan dezelve meer.
gewaar geworden. Naderhand heeft hy my ge-
zegd, dat hy, gemeenlyk by ieder ftoelgang , de
drekftoffen voor by de plaats der gewezene won=
de voelde voorby gaan ; dit zelfde had ook plaats
wanneer hy een wind loosde. Myn affcheid van
hem nemende , verbood ik hem het veel eten
en vooral van grove fpyzen. Tegenwoordig is
hy zeer gezond, en neemt, daar hy te voren zeer
tenger en mager was ‚merkelyk in dikte toe.
WAARNEMING
Van een werftropping van het Net rondom den
Darm, ontdekt na den dood van een
‚ Lyder, op welken men de Breuk-
Jneede had verrigt.
' DOOR }
GYSBERT ps WITT;
Á Heel. en Vroedmeefter. |
eroberne
OHAN JURJEN WACHER, geboortig uit het ftift —
__Quern in het Furftendom Minden , van een
ee en fterk geftel, een opperman van zyn
Bn
C
dwerk , kreeg (zo hy zeide) des morgens den
twine
\
\
( 666
twintigften „Mei 1768, onder hethouthakken hes
vige brakingen met zwaare pyn in den buik, bly-_
venderin dien fteat tot ’s namiddags omtrent wyf
suuren, wanneer ik by hem.geroepen werd. Hy
zeide zwaare kolykpynen te hebben, vergezeld
„met benauwdheeden;’tzweetberftede hem vanalle
kanten uit; ik vond zyn pols zeer zamengetrokken.
Ikondervroeg hem of hy-ook ergens een breuk had;
hy. zeide my daar nooit van geweeten te hebben,
maar dat heteen koude was, welke hy gevat had;
äk verzogt zyn buik te onderzoeken , tgeen hy my
toeftond; ik vond in de regter liesch-een volko-
„me lieschbreuk , die groot was en zeer geklemd
zat; hier, van ‘Onderrigtede ik. den Lyder, die
zulks niet wilde gelooven, en dus niet dan na
veel moeite toeliet het noodige aan te wenden;
altoos zeggende zulks een koude te zyn, welke
hy aan d'andere liesch wel meer gehad had,
en die van zelfs verdweenen was. Ik liet ‘er aan-
ftonds, na vrugtelooze poogingen te hebben aan-
gewend om denzelven in te brengen, een pap uit
de verzagtende kruiden opleggen ‚deed hem ader-
laaten, en liet hem een lavement zetten. Twee #
of drie uuren- daarna vond ik den Lyder in den #
zelfden ftaat; ik trachtede op nieuws de breuk
„in te brengen, edog vrugteloos ; de aderlating
liet ik tent tweedemaale herhdalen. 2
Den eenentwintigften ’s morgens, verzogt ik
mynen medebroeder den Heer Fr. H. GRAM met
my-mede te. gaan, wy vonden den Lyder ie 4
zelfden ftaat, naamlyk met pynen, brakingen, #
benauwdheeden, geduurige oprispingen, de pols 4
zeer zamengetrokken , blyvende de buik zeer
‘zagt , en in geenen deele opgezet ; de breuk zat
_-noch even geklemd alsvooren. Wy vonden goed
noch een /avemnent te laaten zetten, doch dit was
Pie Wi NET vrug=
7
\
IN
(c6a)- -
vrugteloos. „„Eindelyk. wy kwaamen met élkane
der overéén, op dezen Liyder , zo fpoedig als mo»
‚gelyk was, de operatie te verrigten ; niet alleen
om de-hevigheid der toevallen , maar vooral we=
gens het flerk en. gezond geftel van den Lyder.,
„waaromte vreezen was, dat’er:zeer fchielyk ver=
Ectloe in de uitgezakte deelen. konde ontftaan,
Wy ftelden derhalven den Lyder dezelve voor,
als het eenigfte middel tot zyn behoud , die daar
van zeer afkeerig-was , verzoekende hem teffens
zich van een Geneesheer te voorzien om hem hee
noodige toe te dienen; de keure viel op den
Heere A. LENTFRINCK , weshalven ik dezen ver-
zogt des. namiddags ‚ten drie uuren aan het huis
vanden Lyder te komen, ’t geen gefchiedde, en
alzo wy den Lyder noch in den zelfden ftaat be-
vonden , beflooten wy ‚na alles onderzogt, ‘en
rypelyk overwoogen te hebben, met volkome toe-
_ftemming van den Liyder , de breukfneede des
avonds om agt uuren aan hem te verrigten.
_ Des avonds , na alvoorens alles in gereed-
heid gebragt te hebben, wat tot de operatie ver-
eischt wierd , verrigtte ik dezelve in tegenwoor-
digheid van den Geneesheer A: LENTFRINCK ‚ En
myne medebroeders de Heeren r. H. GRAM En N.
“MARI en eenige andere omftanders. Na de be-
kleedzelen en breukzak volgens gewoonte met
de vereischte voorzorge geopend te hebben ,
vond ik den geheelen. middenlyn van den darm
buiten den ring geheel en al zwart en verftor=
„ ven, als mede een gedeelte van ’t net. Ik ver-
_ewyderde den ring met de herniotomne van LE DRAN 5;
_äk trachtte vervolgens een gedeelte van den darm
Wit den buik te trekken, dog dit was my onmoo- -
_ gelyk uit hoofde van een verborge zaamgroeing,
„Welke wy niet konden ontdekken. Goede raad
Mo * was
( 608 )
was duur; evenwel ha my verzeekerd te hebben
als mede de omftanders door het inbrengen van
den vinger , dat de ring genoegzaam verwyderd
was, beflooten wy de uitgezakte deelen buiten den
buik te laaten, en de fcheiding van het verftor-
vene af te wagten, te meer,daar het ons op het
uiterlyke toefcheen , dat de ingewanden in den
buik gezond waaren, om dat de buik geheel
zagt, en in ’t minst niet opgezet was, en dusdat 4
de verfterving maar alleen bepaald was aan dat ge-
deelte van den darm , ’ geen buiten deu ring was ,
gelyk ook bleek toen ik den darm trachtte buiten-
waards te haalen, want men zag in de diepte zeer
klaar de natuurlyke koleur van den darm, ende ‘|
affcheiding van het verftorve gedeelte; Ik leide}
dan maar alleen eenige wieken van droog pluk-
zel over de gemaakte wonde, en de uitgezakte
deelen, eenige driehoekige drukdoeken, en de \f
gewoone 'T' band , om dat hier de geringfte druk-
king niet gefchieden konde (a), er bevogtigde
al-
(a) Dedrukking op de gemaäkte wonde úa de breuk= _
fneede, is in alle andere. gevallen „ alwaar de uitgezak=
te deelen gezond, en ingebragt zyn; ook vrugteloos;
want wanneer men de plaatfing, waar in de Iyder
zich na de operatie houd, wel overweegt, zullen de
ingebragte deelen niet wederom uitzakken; en gefteld
zulks was al eens mogelyk , wat nadeel zoude daarop
volgen? immers niets, dewyl de veritropping van Ge
ring door deszelfs verwyding geheel‘“weggenomett is.
De T band is dan voldoenende om de aangelegde wie=«
ken en drukdoekenop de wonde te houden. De Hee
Louzs in zyne Reflexions fur l'operation dela hernie in het
4de deel van de Memoires de Pacademie Royale de Chirurgie
geeft de volgende bedenkingen op tegen de band, /pi=
ea ingwinalis Senaamd, welken men gewoonlijk na de
operatie aanlegt. 1.) Dat deszelfs aanlegging niet alleen
voor
be 6D)
allés met den lauwgemaakten. olie van roozet
waar mede ik ook embrocatien over den gehe
hage en. granen tere oro rt deuren
« 1 . e ; herr ' 8
voor den Heelmeester, maar ook voor den lyder lastig
is.-2.) Dat de overkruisfingen van de zwagtel, die ei=
gentlyk de picae formeeren , niet op de gemaakte
wonde kunnen draagen alwaar het inzigt van drukking
is. 3,) Dat de drukdoek of flanelle lap, waar mede de
embrocatien over den buik gedaan worden, beter door een
bandage de corps gehouden word als door eenige omflagen
meteen zwagtel. 4.) Dat men met meerder zinlykheid en;
gemak, de. triangularis. inguinalis woor de. dyebreuken „
en de T band voor de lieschbreuken kan aanleggen „
als de gewoone pica. Hieruit volgt, dat de T band de
voorkeuze boven de fpica inguinalis verdiend. Indien ik
echter myne gedagten mag uiten omtrent de tweede
opgegeeve bedenking van den Heer rouIs, zo dunkt
my; datde drukking van de pica door middel van druk=
doeken „ „welke, men. ’er onderlegt„ op’ de gemaakte
wonde zeer-wel gefchieden kan;,ik heb ten minsten
dezelve in zommige gevallen , alwaar de drukking na
de Ee noodzakelyk was met een goed gevolg zien
aanleggen, gelyk by voorbeeld wanneer een kleine
flagader , wélke zomtyds over den breukzak heen
laopt, en die gemeenlyk een takje van de arteria pu-
denda externa ìs „ onder de operatie doorfneeden word;
of wanneer op den uitgezakten darmeen kleine eschara
gangraenofa gevonden “word, in welk geval men ge=
meenlyk den darminbrengt „laatende de eschare regt te=
gen over de opening van den ring.om de uitftorting
der drekftoffe in de holligheid van den buik na deszelfs
_ kam na de-affcheiding van de korst , onder voorwaarden
_ groot nut zyn, om te beletten dat de drekftoffen zich.
_ miet door de wonde ontlasten „ maargenoodzaakt wors
den om hunnen weg door hetdarmkanaalte: vervolgen,
nds eerder gelegenheid verfchaft: tot devfluiving van
de wonde in den darm, RT GENE 3
ot mue z is de drukking tegen den-riag van zeer
len buik deed, Om half elf uuren des. avonds
affcheiding voor tekomen; In zodanig geval, zeg ik,
echter, dat de darm aan den omtrek van den ring
P)
h ED
_Ewam men my fchielyk roepen, zeggende dat _
de Lyder fterk bloedde; ik vervoegde my der-
waards en vond daar reeds den Heer r. H. GRÁM,
_ welken men om de nabyheid ook geroepen had,
„Wy vonden wel is waar het geheele verband
met bloed doordrongen, en zelfs eenige ftukken
geftold bloed in het bed, dog zo aanmerkelyk
niet, dat ’er een groote bloedftorting te vreezen
was, wy namen het verband geheel af, maar al-
zo de bloeding reeds geftild was, konden wy de
plaats niet ontdekken waar dezelve van daan -
kwam; edog vermoedelyk was dezelve veroor=
zaakt door de aflnyding van een takje van de ar=
zeria pudenda externa. By deze gelegenheid kwa-
men wy overéén om een gedeelte van den ver-
ftorven darm weg te neemen (b), tgeen ge=
fchiedde met een ontlasting van een ftinkende „
- zwarte, dunne ftoffe , welke in dit gedeelte van —
den darm behouden was; door. de twee overbly-
vende afgefneede eindens bragten wy een chyfleer —
in, uitlauwe melk en waater, om waare het mo-
gelyk de ontlasting der drekftoffen te bevorde- «|
ren; dan ’er ontlaste zich niets ; ik leide verders _
' à k het ö
Cb) Dit deed ik om de drekftoffen zo veel te fchie-
lyker te doen ontlasten, want ik herinnerde my, dat
wanneer ik op den eden Mei 1767 de zelfde operatie op —
een boer te Langerak over de rivier de Lek verrigte,
zo dra ik de breukzak geopend had; de drekftoften
met zo een hevig geweld door-den doorboorden ver=
ftorven darmaan alle kanten uitftortten, dat alle de om-
ftanders ‚zoowel als ik, er deerlyk door afgeregt wer=
den.. Aan welke {chielyke ontlasting ik het behoud
van den lyder toefchreef, welke in een byna hoope=
loozen ftaat was; hy is geneezen , echter met het on.
gemak van een anus artifcialis, want ’er was wel een
gedeelte darms van 7 a 8 duimen lengte veritorven.
Ede
A
k
ke
Ä
(6ar)
het reeds gemelde verband aan , zorgvuldiglyk
alle drukking vermydende , dog bevogtigde. het
_ zelve niet met den olie van roozen om de doors
fiepering van het bloed te beletten, maar deed
an. de embrocatien met dezen. olie over den
buik, Ik wierd om twee uuren in de nagt we-
der geroepen wegens de bloeding, doch aldaar
ekomen zynde vond ik dezelve niet aanmer-
Kelyk genoeg om het verband los te maaken, ik
liet echter uit voorzorge een helper by den Ly-
der; hy fliep ook het overige van. de nagt vry
wel „…en’er vertoonde zich verder geen bloeding
meer... 3
… Den twee en twintigften 's morgens vond ik den
_Lydervniet beeter , de brakingen waren wel is
Pan
waar zo fterk niet ‚ evenwel de geduurige opris-
pingen bleeven, hy klaagde over pyn in. den
buik omtrent de navel; de buik bleef echter zagt
op het aanraaken , en was in ’t geheel niet opge=
zet; hy had een zeer fterke koorts. By het af«
neemen van het verband bevonden wy , dat hy
„nóch in ’t geheel geene drekftoffe door de wonde
ontlast had, dit deed ons wederom befluiten om
even als ’s avonds te vooren een chyffeer van melk
en waater door de afgefneede eindens van den.
darm in te brengen , ’t geen met het grootfte ge
mak gefchiedde. Er volgden geene ontlastingen.
Ik verbond de wonde met een digeftif, zaamge-
fteld uit den balfam. arcaei , een doyer van een
ey, en een weinig myrrhe tot. poeder gewree-
“ven; hier mede werden de wieken beftreeken
— omde affcheiding te bevorderen, en verders het.
«viger, Des avonds by-het afneemen van het ver-
eeds gemelde verband aangelegt. « Dezen gehee=
n dag had de Lyder koorts en was zeer dof=
; tegen den âvond. werden de brakingeh he-
A Ô
dlg! «374
Qi 5 band
C6r)
band vonden wy nog woaidhar shakti af. >
felden nu niiet meer of ’er: was een hinderpaal „die
de onclasting ‘der drekftoffen verhinderde, %
zulks eer’ zaamgroeing van den ‘darm"aan het ee
Ófander deel was, die ‘deszelfs middenlyn’ ver- 4
riauwde, of wel d'een of andere verftropping; of
dat de worms-wyze beweeging der Guine lee
veel wêritinderd was ; wy bevonden den ring
der buikfpieren by het inbrengen der vingeren
wyd ‘genoeg, -weshalven het fnoeielyk “was óm
de’ oorzaak van deze belette ‘Ontlasting re otit=
dekken: ‘Wy vonden ook niët goed metdeschpss
mata aante houden ,want vermits de buik begofi op
ke zetten ‘en “de toevallen vermeerderden’, vrees.
den wy’; dat’ de darm mogt doorboord zyri;"en
dus het vogt in de mengen van dan ape uit:
geftort 4 on ht
EEG
…
van den buik had plaats gehad, het zelve zich door 5
opening der wonde zoude hebben. moeten ontlasten,
volgens de geftelde theorie van den Heer PETIT -dén
“zoon, in zyn fuite de VEsfay für les epanchemens in de me=
zavires de Pacademie Royale de: Chirurgie: Tona. welke „zegt
zn kan-de-werking van-het middenrif, die der buik-
ern en de opgezette darmen, als zoo veele ian d
nd biedende kragten aanmerken, welke. bel ette
dat de uitgeftorte ftoffen doot haar cige zwaarte zic die
tusfclien: de circosvolwtien der darmen’ kûnnen eije
maâr dat zy veel eer door deze werkende kragten j ù
die: plaats alwaar zy derminste tegenftand vinden „1
weten na de wonde moesten gedreeven worden. Dan
in ons geval zoude de uitftorting hebben kunnen ge-
fchieden zonder. zich evenwel doorde wonde te ont
lasten; want een verftropping van het net rondom den
_ darm ‘zoude dit verhinderd hebben; om dat ín ‘een
diergelyk geval; de darm met het, met als % waare 5
Cie
a Men’ Round: A penn fe Mme ae in
dien er een. uitftorting „van, dit. vogt.in de. holligheid e
ke,
en
„dat hy een zeer kwade nagt gehad had; en
4 (613)
«Den drie en twintigften ’s,morgens verna
d.de brakingen. waren zeer hevig, de op»
pingen geduurig, nu‚en dan gepaard met den
hik ‚de buik zeer opgezet en pynlyk, de be-
uwdheid zeer groot, de pols zeer ongeregeld,
de verftorve uitgezakte deelen zeer ftinkende en
verrot „kortom alles, was in een hoopeloozen
toeftand, „Ik {need om de verrotting eenigzints
te verminderen een gedeelte van het verrotte net _
„|
weg;,hy bleef vervolgens den geheelen dag in
denzelfden ftaat. _
… Den vier en twintigften waaren behalven de
| ringritdinade die veel heviger waaren , de
hik geduurig,«en hy. braakte drekftoffen uit. Ik
onderzogt door.den vinger in den ring te brengen ,
of ik ook de verftropping of zamengroeing , die
wy vermoedden, konde ontdekken , met voornee-.
men om als dan, ’ zy met een biftouri op het
geleide van myn vinger dezelve los te maaken
of, indien zulks niet gefchieden konde, de ge-
maakte wonde na boven door een infnyding tot
inden buik te verlengen, om dezelve zo veel
te beter te kunnen ontwikkelen en losmaaken ;
doch wy vonden niets. L
GHemvyt en twintigften woedden gemelde toe-
vallen, veel heviger, en de buik was tot berften
toe gefpannen ; in. dezen {taat bleef hy tot den
„zeven en twintigiten, wanneer hy kort na het ge=.
woone verband ’s morgens zeer fchielyk overleed.
_ ‚ Jk verzogt het lyk te mogen openen, % geen
der gewikkeld zyn; en daar door de vrye doot-
gang door de wonde belet word; deze: beredeheering
gepaard met het, vermeerderen der toevallên., welke
„men-by den lyder ontdekte, verfchaften-my geen regt
om met de chsmata aan te houden,
C 614)
my toegeftaan werd, en verrigte het zelve des
avondsin tegenwoordigheid van de reeds gemel-
de Heeren. Ik fneed de gemeene bekleedzelen
‚van den buik tot op de fpieren door, ter lengte
van eeri fpan, beginnende op de plaats van den
ring, rigtende myne fneede regt opwaards na de
regter bovenbuikszyde ; daarna doorfneed ik de
buikfpieren tot op het buikvlies in dezelfde rig-
ting, en na dezelve een weinig van het buikvlies
afgefcheiden te hebben , opende ik dezen met
een fchaar tot op dezelve lengte; dit verfchafte
my een ruime opening genoeg om de verborge
oorzaak van des Lyders dood te kunnen ontdek-
ken. Hier vondik een gedeelte van het inteftinum
ileum door het net even als in een fcheede omvat,
en aan dezelve vastgegroeid; ik zegge, even als
in een fcheede , om dat het darmfcheil, waar
door de darm bepaald word, belette dat het net
niet rondom den darm gaan konde, maar de zaam-
groeing van het net rondom de buitenfte opper-
vlakte vanden darm , en aan het darmfcheil, ver- >
fchafte aan den darm een fcheede, waar in de- …
zelve omvat wierd; men vond drie of vier dui-
men boven de verftropping, die door den ring
voor de operatie plaats gehad had, dezen darm /
__ voor de tweedemaal door het net toegefnoerd ,
en het net verders aan het buikvlies boven den
ring na de zyde van ’t pubes zaamgegroeid. Voor
*t overige waren de darmen verftorven, echter
‘was de verfterving onder de toefnoering van het
net veel aanmerkelyker. Ik was begeerig te zi
of de clysmata , welke ik op den eerften en tw
den dag van de operatie in de afgefneede eind
van den darm ingefpooten had, niet door d'eene _
of d'andere opening ín de holligheid van den buik
_ gitgeftort waren, om dat het my verwonderlyk
voors
er
SN
'
Pd
(615 )
voorkwam deze verftropping te vinden bhi
ter de clysmata zonder de geringfte tegenftand te -
ontmoeten waren ingefpooten ; dan ik vond nieten
integendeel de gemelde verftropping weggefnee-_
den zyndeliep de drekftoffe uit den darm, zynde
noch geverwd door de koleur van de melk. Jam-
„mer is het, dat ik niet een gedeelte van den ver-
_ftropten darm met het net en deszelfs vasthegting
aan het buikvlies uit het ligchaam heb kunnen
neemen ‘om hier van een afteekening te geven ,
maar hier ín werd ik door de vrienden van den
overledenen, die ’er tegenwoordig waren , ver-
hinderd. 3 |
„Deze waarneeming, fchoon zeldzaam, is ech-
ter de eenigfte: niet in zyn foort. Men vind
meer voorbeelden van verftroppingen van den
darm door het net. De Heer DE LA PEYRONIE
en anderen hebben dit reeds waargenomen. Ja
ik herinnere my ook, in ‘t jaar 1759 in’t Gasthuis
der barmhertigheid te Parys, debreukfneedeby=
gewoond te hebben, waarin de Heer rours , die
dezelve. verrigtede, ook een diergelyken ftrop
van het net rondom den uitgezakten darm ont-
dekte; hy haalde den darm met het net door den
verwyderden ring der buikfpieren uit , en vond
den ftrop, die het net om den ‘darm maakte , ge=
heel hard en als byna kraakbeenig , zo dat toen
hy denzelven met een fchaar doorfneed, de kra-
king door alle de omftanders gehoord werd;
de ontfteeking der darmen was boven de ver«=
_ftropping reeds zo groot, dat de Lyder eenige
puren na de operatieftierf. __ 5
g-In ons geval was de zaamgroeing van het net
aan het buikvlies, zo als wy na de dood vonden,
„ de oorzaak waarom men deze verftropping niet
„konde ontdekken, en ik te vergeefs getragt heb-
REN 7 Qaq 4 be
<
\
(ó16 )
be den darm na my-toe te haalen, anders zoude
__ik mogelyk,door op dezelfde wyze gelykde Heer
Louis deed, naamlyk met de verftropping door
te fnyden, den Lyder gered hebben ; vooral in-
‚ dien dic in den beginne had kunnen gefchieden,
„om dar (zo als ik gezegd heb) de buik tot op den
volgenden dag na de operatie geheel zagt bleef,
€n in ’tminst niet opgezet was, ook omdat de ver-
fterving maar alleen bepaald was buiten den ring,
gelyk bleek na deszelfs verwyding toen ik in de dl
diepte de natuurlyke koleur van den darm ont-_
dekte; ik ga zelfs verder; had men kunnen ver-
moeden , dat deze verftropping zo digt by den
ring der buikfpieren was , gelyk na-de dood ge-
bleeken is , zoude ik met de gemaakte wonde
tot in den buik te verlengen, en de verftrop-
ping los te maaken, den Lyder by het leven heb-
ben kunnen behouden. Doch. wie heeft ditalles
kunnen vermoeden’, daar ik tot tweemaalen toe
een clysma in de afgefneede eindens van den darm _
zonder de geringfte tegenftand te ontmoeten in-
gebragt heb, en hetzelve ingebleeven is, en ook _
daar mede zoude aangehouden hebben, indien
ik door de toeneeming der toevallen voor geene
doorbooring van den darm,'en by gevolg voor
de uitftorting van dit vogt inde holligheid. van «
den buik gevreest had ? Uit dit alles zoude men
byna moeten opmaaken, dat ’er tot ’sanderen- _
daags na de operatie, geene verftropping vanden
darm moet geweest zyn, ten minften niet aan-
merkelyk genoeg om den doorgang van de inge-
fpoote melk en water te beletten (d), en dat zy
‚tt Á Al „van \
(A) Men zoude my hier wederom kunnen vraagen’,
Waarom was deeze verltropping „zo zy niet aanmerke»
lyk genoeg was om,den ingang van Ss tragr in het
3 \ | ' arm=
\
ak be en GAD)
„wan dien: tydaf eerst toegenomen heeft om het
naal van den darm geheel toe te fluiten. … «*
_ „Uit de’ Ontleedkundige befchouwing,. na, den
dood, blykt dan dat deze verftropping zoude kun»
„men weggenomen zyn , indien men daarvan was
„verzekerd geweest, want dezelve was niet ver
Ad
boven den ring, en-men had maar aileen de ge-
maakte wonde «een duim breedte behoeven te
verlengen, om dezelve te ontdekken; dan de
„vasthegting, die 'tnet aan ’t buikvlies verkreegen
had, deed den verftropten darm een kromme lyn
befehryven , waar door de ftrop veel digter by
den ring was als zy anders zoude geweest zyn;
door dien (gelyk ik, reeds gezegd heb) de vers
ftropping door het net drie à vier duimen hooger
was als de vorige verftropping door dén ring,
dat is te zeggen, dar het gedeelte van den darm
hvr. olst triton Q qe S rio tus-
darm-kanaal te beletten , dan fterk genoeg om de. voort=
dryving en de ontlasting van dit vogt tegen te hou-
den? Dan het vogt dat ingefpooten was , was vloei-
}__baar genoeg om door een eng kanaal te kunnen door-
_ gaan, daarenboven wierd het zelve door een fpuit aan=
gezet, en dus met-een zekere kragt voortgedreevens
zo het nu zich had wilien ontlasten, zoude dezelfde
kragt noodig geweest zyn om door dezen engen weg
uitgedreeven te worden ; de worms-wyze beweging der
darmen nu zoude in den natuurlyken ftaat voldoenen-
de genoeg zyn om ‘tzelve uit te dryven, maar deze
beweging moet men veronderftellen in dit geval ver=
zwakt geweest te. zyn, ja zels een tegengeftelde-rige
ting aangenomen te hebben, zo dat deze op dit vogt
… niet heeft kunnen werken om het wederom, uit te áry=
Kir en; hier by komt noch dät dit vogt zoo vloeibaar niet
Re beren is, “als toen het ingefpooten wierd, dewyl
het zich met de drek{toffe vermengd heeft, Dan het
Zy hoe het wil, dit vogt is in den darm ingefpooten;
ister‚in gebleeven ; en‚niet wederom. ontlast, hebbens
“de men ’t zelve na den dood in den darm gevonden.
(618)
tusfchen de beide verftroppingen een lengte van
drie of vier duimen had.’ De kromme lyn, wel-
ken de darm formeerde, was ook oorzaak, dat
de ftrop na de zyde van ’t pubes, alwaar de vast-
hegting was, gekeerd was, en dus dat ik op den
derden dag na de operatie, toen ik gereed ftond
om de wonde te verwyden, de verftropping
door den vinger in den ring te brengen niet kon-
de ontdekken. ) br) an Ln
Hier uit nu kan men de volgende. praktikale
les trekken , dat wanneer ’er na de operatie geen
ontlasting volgd, en de toevallen vermeerderen ,
_ er zekerlyk een hinderpaal is, die de ontlasting
der-drekftoffen belet: Dan hoe zal men deze hin-
derpaal ontdekken? Alle fchryveren nu raaden
in een diergelyk geval aan, de ingebragte deelen
wederom uit te haalen; zulks doende zal men aan-
_ftonds de oorzaak van de toeneeming der toeval-
len ontdekken. Maar gebeurd het, dat-men den
darm in geenen deele uit den buik haalen kan, 4}
en men door het onderzoek met de vingersver- 4}
zekerd is, dat de ring genoeg verwydt, en de
darm niet aan dezelve vast gegroeid is, kan men
evenwel verzekerd zyn, dat de vasthegting niet
ver van den ring afgelegen is. Zodanige vast-
hegting nu kan eenigzints tot een teken verftrek-
ken, dat de verftropping van den darm door het
net niet ver van den ring afgelegen is. In dit ge-
val is’er nietsanders overig als de gemaakte won- _
de door een infnyding tot in den buik te verlen- R
gen, om hier door de verborge vasthegting Ef |
ontdekken ; deze losgemaakt zynde kan men al-
toos de verftropping ‚zo ’er een is, door de uit-
haaling der darmen vinden , al was zy zelfs niet
digt by den ring gelegen. ie
De voorgeftelde inf{nyding is dan in een RIED, Ô
Bas ‚NA Kek
(619 ) k
Iyke omftandigheid het eenigfte middel eek
‘houd van den Lyder. Wat zwarigheid behoeft
men dan te maaken om zulks niet te béwerkftel-
ligen? De Lyder in'zo een ftaat zynde zal, ja,
noet omkomen ; moet men hem dan aan zyn on-
lukkig nootlot overlaaten? Het is immers beter
een twyffelagtig middel dan geen in ’t werk te fleb«
den. Men heeft eertyds de gaftrotomia in de vol-
wulus inteftinorum aangeraaden, een gebrek waar
van men zich niet kan verzekeren; en veronder-
fteld, men was van deszelfsaanweezen overtuigd,
kan men echter de plaats waar dezelve is niet be-
_paalen (e). Waarom zoude men dan in dit ge-
val, waar in men byna verzekerd is de verftrop-
ping,‚ten minften de vasthegting ‚te zullen vinden,
de gemelde infnyding niet bewerkftelligen? pr-
GRAEUS heeft wel voorgefteld , dat wanneer men
de breukfneede wilde verrigten, men de infny-
ding in den onderbuik moest doen, en dan de
uitgezakte deelen na zich toe haalen. De Heer
CHESELDEN heeft zelfs deze manier met een goed
gevolg in het Hospitaal St. Thomas bewerkftel-
ligd. Schoon deze zo van ons verfchillende ma-
nier zeer veele nadeelen heeft, welke door den
‚ Heer rours in zyne Reflexions fur Voperation de
la hernie (f) worden opgegeeven , toond echter
dezelve , dat men zo zeer niet behoeft te vree-
zen, van in zo een netelige omftandigheid als in °
ons geval plaats had, de infnyding boven den _
ring in den onderbuik te vervolgen om dus doen- -
__de de plaats def vasthegting te ontdekken. Het
ar ee
te De.
(Ce) Zie Recherches Historigues fur la gastrotomie, ou l'ou-
wwerture du bas ventre dans le cas de volvulus , ou de Vimtusfusr
cebtion d'un intestin , par Mr, Hevin, In de memoires de l'a-
__ademie Royale de Chirurgie. Tom. lW.
\* (B) Memoires de lacademie Royale de Chirurgie, Tom. IV.
Ge Ad (620 )
eenigfte gevaar dat ’er by deze infnyding,is, is
de affnyding van, een tak van de arteria. epigaftri-
ca, waar toe men middelen genoeg heeft om des-
zelfs bloeding te ftillen ; en gefteld het gebeurde
al eens, dat men door. deze infnyding de ver-
ftropping nog niet konde ontdekken, zo. heeft
men ten minften reden om vergenoegd te zyn van
ailes te hebben aangewend, wat de kunst, ge-
paard met een ftoute hand , vermag. …… ke
WAARNEEMINGEN
kn OMTRENT DB vere
LUCHTS-GESTELDHEID ‚ WEDER , EN WIND»
\ MITSGADERS A ere
_… AANTEEKENINGEN DER ZIEKTEN, IN YDERE «
MAAND. VOORGEVALLEN,
re VLISSINGEN IN DEN jAARE 1768.
| DOOR re |
> 108, TME DL: BREE
smsen
9 rá oe noodzakelyk de Lucht tot het leve van
| alle Dieren is, zonder welke zy niet
|
éen oogenblik beftaan kunnen, leeren ons de
ptoefnemingen van geleerde manrien. En nadien
inden Dampkring, voornamentlyk in deze Oor-
den, zeer menigvuldige en verfchillende veran-
deringen befpeurt worden, en de oorzaken van _
byna de meeste in het algemeen in’ zwang ee Ni
ne ER LIED
É 7 rs oe
KT
%
did ran RET,
pre ij et _
er dd
(621)
e“ziekten aan de quade gefteldheid van die zyn
oe te fchryven ; (met regt kan men hier byvoes
de Ziekten die befmetlyk genoemd worden.
elykfe ondervinding leerende , dat derzel-
groeien aanhoudentheid hier voor al van
fhangen.”” nippocrares zelfs zondert hier niet
ban uit buiten en behalven de voorgenoemde)
Ziekten de Temperamenten en Zeden der mens
shen:) “Zo volgt, datde waarneemingen der by=
„ondere luchtsgefteltheden, voor al den Genêes-
eren , nuttig „en noodzakelyk zyn. Myn beftek
Iyd niet. my: hier breeder in te laten ; ik zal ‘ook
niet optellen de veelvuldige -nuttigheden in het
ftuk der natuurkunde; maar alleen tot eenige on-
Iderrigtingen’ en bepalingen dit’ weinige 'er by=
voegen, op dat die aanteekeningen met andere
zouden kunnen vergeleken ‘worden. vont”
| VLISSINGEN is gelegen op 51 gr. 29 min. Noor=
\derbreedte „en op de lengte van 19 gr. 52 mins
lgan den mond van de’Schelde, die aan de linker-
zyde ten westen in de Noordzee valt. ei
| De Barometer ‚tot de waarneemingen gebruikt „
isdie'van den vermaarden konstenaar FAHRENHEIT ;
| waar van defchaalis 3 engelfche ‘duimen , in lynen
verdeeld;van o (of veranderlyk) na boven tot 16,en
| nabeneden tot zo ‚t'zamen 36 lynen. Om reeden,
| dat ditin het aanteekenen moeyelykte verftaan is,
| hebúk naast deze met zeer groote zorgvuldig-
heid een andere fchaal latén vervaardigen, gelyk
| aandie; alleen met dit onderfcheid , dat yder duim
in twaalflynen verdeeld is; zo äls men in'de Fis
guur kan nazien’, ‘volgens welke myne waarnée-
| mingen ‘gedaan zyn: hangende in een galery bes
hoorlyk verzorgd, omtrent’ vier ‚Rhyndlandfche
| voeten boven ’tgemiddelde waterpas” van “de
Noordzee, 193, eaogrofn cab 4osab
Ti Dg
… (622 )
‚De Thermometers ,‚ met quik gevuld; zyn mee
de van den Heer FAHRENHEIT. ulist een:
„Die in de opene lucht hangt, is-aan-een muur
vastgemaakt, en geftelt tegen *t Noordwesten. «_
„De andere binnen’s huis, aan: een muur; “in
een: houte kasje, tegen het Zuid-oosten. De
fchaal teekent 32 graden, als ’tin de lucht begint
‘te vriezen ; 64 en 65 gr. der ziekenkamer ; en 96
gr. op de warmte van ’tbloed in een gezonden,
aat. hd: ROOT
_ Achter de Colom der WWindftreeken ‚ volgt die
der Gefteldheden van het weder; waar in geftelt
Wolkig, … als ‘er meer wolken, dan. hel-
UG dere plaatfen zyn.
Betrokken , wanneer de lucht overal graauw
en bewolkt is. _ oi
Omtrent helder, de lucht met weinig wolken be-
\ . Zet: ,
Helder, vals „men in ’t geheel „geen
wiejzia wolken , of graauwe …plaat{en
, ziet. - $ di Ì
Duister, “Een zeer verdikte lucht.
Dyzig, „zekere … hoedanigheid. van de
lucht, welke de voorwerpen
op eenigen afftand dof en ver=
„ward doet zien ;- zoals men me-
nigmalen in zoel weder ontdekt,
alfchoon de lucht zonder wol-…
ken of graauwe plaatfen is. 4
De overige gefteldheden van ’tweder zyn ge=
makkelyk te verftaan. …: … …- … vi Hest
Wanneer men een, ffreep in een der Colom-
men. ontmoet, geeft-even ’tzelve,--zo-ver het:
onderftreept is , als‚”tbovenftaande te. kennen.
… De Waarneemingen zyn tweemaal’s daags ge-
daan; des morgens ten 8, des namiddags ten z
Waren, pe.
Es
( 623)
“Achter ydere maand volgen de Ziekten, wels
_ kers omftandigheden, oorzaken, genezing enze
à (zoo veel my de gelegentheid heeft toegelaten)
___äk in ’tkort heb aangeteekent, in hoop en ver- —
_ _wagting, dat myne geringe pogingen , hier in te
„werk geftelt, den lust van anderen zullen mogen
„… entvonkt hebben „ tot verdere naarfporingen ,
— paauwkeuriger ontdekkingen, en verbeteringen
van dit myn onderwerp. ONE AL
EK | TA
EE | SA
(624)
ye
Fmorg.l’smidd.} Gefleltbeid
34 ZO | ZO [Wolkig.
35| ZW | W _|\Dyz, Betr.
WtZ|Reg. Wolk.
ZW |Betrokken.
41} OtZ| O {S. Mist, Hel
Hoogfte Barometer d. 30, 25
Kaagfte Barometer d. 29. 4 L Middelb, d, 29. 9%
Hoogfte Therm. bin, gr. 44 4 r
_« Laagfte Therm. bin, gr. 17 } Middelb. gr. 30f
„À oogfte Therm. buit. gr. 48 k d Á
Wiloog Therm, buit.gr 9 k Middelb, gr. 28
ee
( 625 )
ZIEK TE N.
De meeste Ziekten waren op ’teìnd van voor=
___ teder jaar afgaande Koortfen. Na heete zomers
„a die menigvuldiger; en nemen haar oorzaak,
voor al'uit'een verdorvene, gärstige ftof (ranoî-
da*materies) die zig, in den aârivang , opheud in
de ‘Maag, vervolgens door den Portier van de
Maag in den twaalfvingerigen darm gebragt, de
Gal aandoet €n bederft; enz. Die Galachtige
koortfen genaamd worden: Welke ftof men aan-
ftonds ontlasten tnoet ,« wördende ‘anderzins
door vertoeving nadeliger. Uit zulke koortfen
kömen zeer dikwils. derderidaagfe® By zommige
jyderen egter, houden die op, en gaan gehee-
af; By anderen blyven die in tegendeel ‘aan-
houden, zoo als ik in deze, maand by velen heb
nomen. „Zemmige wierden, reeds; zeer
„geworden zynde, na ingenomen. braak-
BE ven het gebruik Knef
n anderen, dig, geen braakmiddelen inge-
pe pe rds herfteld.* wird
Veele bejaarde Lieden zyn aan Beroertens ge-
ftorven. Die herftelden, behielden een Lam-
migheid aan .d'eene of d'andere zyde. De voor-
naamfte Ziekten zyn geweest, Zinkingen, moey-
lyk Hoesten, Ontfteking van het Ribbenvlies en.
Longe.—= ’tHoesten ontftond voor al uit kou-
de, belette doorwazeming, en fcherpe zinking-
ftof : By de meeste was ’er Koorts mede verzeld. In
’reerfte geval waren verzagtende middelen enz.
van veel uitwerking. In ’ttweede om groote ont-
fteking te verhoeden , moest men de Liyders rui-
me aderlatingen doen. By anderen, die ontfte-
__king in de Long hadden, verminderden de toe-
_ vallen niet, alfchoon in den beginne twee of drie
eel 1 Rr ader-
/
(626 )
Ze MErKs Tt EN *
aderlatingen verrigt, en fpaanfche Vliegen gelegt
waren; nog wierden gerefolveerd door afgan=
gen, zweeten enz. maar de Liyyders hadden een
aanhoudende Koorts, moeilyk Hoesten ,- Be-
nauwdheden, en Opftygingen: Op den twaalf-
den of dertienden dag ontdekte men Sprouw,
die langzaam afnam, en d'ontfteking ‚van de
Long. veranderde zig in een Verzweering. . Het
meeste wierd deze Ziekte door hoesten en-uit-
werping van fluimen genezen. In dit geval heb
ik zeer goede uitwerking gezien van het kermes
mineralis; dien ik zeer aanprys, zo men wegens
deszelfs goede bereiding verzekert kan zyn. An=
derzins kan men zig bedienen van het Oxymel-
Scilliticum. | ds ra
‚NB. De Heelmeesters getuigden, zo veelvuldíi- _
“ge Aderlatingen verrigt te hebben, dat onder
hen, reeds bejaarde mannen, niet heugden in
veele jaren, in zo korten tyd, gedaan te zyn.
AK /
FEBRUARY 1768.
Windftreek. Weder,
8 }
| | (627)
D
% mog. %s midd. mo,| mi. \mo.lmi.| ’smorg, | 2 midd. Gefteltheid.
ee ee
129. IT [29.11 Bn G | O IS. Mist. Dyz,
end enman manders ZI Helder, «
— mk zi) zele "40 an
4 —— — | 34INW t W |W _N W Duifter.
(5130. 2.130. 3 37 NtQ | NtO , Held.
es. 42 NO [| ONO Mistig.
8l29.12 |29. ZW |\WZW Betrokken.
Q— IOË— 4o| WZW |ZWtZ Reg. Wolk,
Pasi 48) ZW ZWtW__— Win.
ral ard 53 WtZ —_—__——_——— Win. B.
— 7 sIZWtZ| W_ {Wolk.R.S.W.
re 46 tZ —__—_— Win. Held.
4 II | 47) ZW | ZOtZ Dyzig.
5— 10 [— ZO ZO [Wolkig.
endiaau me —| OZ >
— Ii gol ZO —— Held, Win,
830. Of |— 33} OZO |—_—__—
O|29. IO |— ZtO | ZW Regen.
Dj 12 [30. 4ijNW t_N |W N W \Dyzig.
— gig 4 471ZWtW| WtZ |Reg. Win.
2— IO |— 49) W ZW tWiBetr. Reg.
mhd ond soj—_——_—| W Z W |S. Mist. —
ae an 47 NW |Wind.
an Uk OR sol WtZ (ZW t WiBuyig.
6— 11 ij 46) NW INW tN Helder.
B ÍT 49| W {WZW Betr. S. Win.
B— 12 |30. I —l WtN NW |Wolkig.
9 roîf2g. 10 L 53i=
WtZ |Reg. Win,
Hoogfte Barometer d. 20. ;
Laaste Baromeeer d Dn 4 b Middelb d. eg. 10}
oogite Therm. bin. gr ;
Bte den bii Bn Middelb. gr. 40%
oogtte Therm.buit.gr. 53° : pi
Laagfte Therm.buit, gr. 22 Middelb gr. 37%
Ree Het -
4 La Cr rs
( 628 }
ZZ 1 E KT ExN.
„Het getal der Zieken, in vergelyking der vo-
rige, is deze maand op verre na zo groot niet
geweest. De Ziekten voorgevallen, waren ook
minder quaad-aardig: Derdendaagfche Koortfen
heb ik: by zommige Lyderen waargenomen, die
by eenige niet alleen afnamen ‚ maar volkomen.
| ophielden, :
De voornaamfte Ziekten zyn geweest, voor
al in het begin van. de maand, Zinkingen, daar
wel meest bejaarde, Lieden aan onderhevig wa-
…ren';Hoesten, dat by velekinderen fterk in zwang
„göng; fleepte velen ten grave. Welkers prik- x
kelende oorzaak in de maag gelegen was; men —
vorderde in dit geval meer door zagte brakin- …
“gen, dan ftroopjes en gewone borstmiddelen;
‚die ik,oordeel, in- dit zoort van hoest, eerder
fehadel;k dan nuttig te zyn.
… NDeagfche Koortfen. By velen waren ontfte-
— kingen verzelt, waar van zommige ha een ge+
dane ‘aderlatinge enz. herftelden; anderen gingen
„over.ín ontftekinge van. het Ribbenvlies enz.
‘Zommige Lyderew hadden hevige, Hoofdpy=
nen,’ uit «de. maag ontftâande, en wierden door
brdakmiddelen ten volle gewezen. k|
‘Hier uic’blykt de (a) Medelydenheid der deelen
van het menfchelyk Lighaam, die, wel waarge- …
nomen, zynde, in het behanüdlen, van Ziekten,
„zeer veel nug; toebrengt, | "d Loden
(@),Z.de Geleerde: Verhandelin?e' vän ‘H.- J. Re
M.D. af isde partiui Human Corpor: Haarleini 2 Ln 65.
ls N
h sig Ashlididid ; ward enaar DE Ë
hj MEN
ek ein IDDM Ss
(629)
„MAART 177 6 8x
SRE Therm.
RORE
Bian. zee
| V. WEN (olis.
[th NNS ‚zig.
43 NNW {NN Wij
DEMEN END Regen.
4
4sp- Wees Held.Reg. W,
dal | _W etr,
kn Nt W Sterke Wind,
olkig,
W…tN ‚Nt0 [Held. _Bétr.
ERA 4
‘af WtZ
4 W {WZW Duif. Wind.
go} NW N _ |Reg. W: Hag.
2óf 0. ‚NO, [Helder
_ Hoogfte Barometer d. 30. $
Laagite Barometer d. 29, $b Midd. d. 29. 12
Hooefte Therm. bin. gr.
Laaste 7 gen). bin. gr, 81 Middelb. gr.” 42
‚Hoeefte“ Therm. buit. gr d
Laaste Therm, buit. gr. is MUDREN BE 39% ie
Rr 3 Zina
( 630 )
ZIEK TT EN.
Zinkingen, Hoesten, zyn in deze’ maand zeer
algemeen geweest; zo by oude Menfchen als
Kinderen : Als ook Long, Ribbe-vlies ontftekin-
gen, en Pleuro-peripneumonie;, waar aan vele
bejaarde lieden zyn geftorven. Uit aanhoudende
koude, en droogte, die wy gehad hebben, waar
uit eene verftoppinge der uitwafeminge voor-
‚komt, fchynen voor al deze Ziekten haar oor-
fprong te hebben. # |
_{b) Hrrrocrares heeft reeds aangemerkt , dat,
„wanneer de Noordelyke Winden zeer veele zyn,
bovengemelde ziekten fterk in zwang gaan. By
deze gelegenheid heb ik waargenomen, hoe kou- _
‚der en droger het weder, des te minder d’ uit-
werping van fluimen, en de Borstziekten moey--
Iyker te behandelen zyn. ;
BacLIvrus pryst met regt in dit geval, het ge-
bruik van heete dranken enz. Heen ‚
Beroertens heeft men by eenige waargenomen.
In het eind van de maand heb ik Lyderen ge-
had met anderendaagfche Koortfen met den aan-
val van welken, zy van zware hoofdpyn klaag-
den, en hadden. eenige neiging tot braken. De
eerfte wegen gezuiverd zynde, ook weleenader
__ geopend; bleven dikwils na de derde of vyfde
aanval de Koortfen agter. | ‚48
(B) Aphorism, V. Set, 3.
Arif APRIL
(631 )
APRIL 1768.
Barometer. Therm. Windftreek. Weder,
LOOR MES {Bin Buit. Ji,
0} ani, |mo.|mi. | ’smorg. | ’smidd. | Gefteldheid;
0 ZO Helder. _
nakend ike. ‘Win.
„00 | ZO
ZO |_N HEL
W- |- W__|[Mist. Held,
_O NO (Betr. ==
ll O0 [Wolk Wins
ONO
ONO | OZO [Helder,
ZZO ZO
Zt0-| ZOtZ |—
ZW 2 Duifter:
/ Z
53 S6Z WtW W
SON Hd Rr IE
T=lWZW IZWtw Buyig.
W …W Win: Betr,
53 WZW —=[Reg. Win.
W olkig.
beesie. tka
53 WtZ |——__—_—_—|Wind.
54| W z W | WZW [Betrokken. !
sij W W __[Held. Win,
— WN W [NW t W|Wolkig.
soiNNW | WtN
ZO W
Hoogfte Barometer d. 30. 2
Laagite Barometer d. 29. } Middelb. d. 20. 8
Hoogfte Therm. bin. er. 57
ha Therm. bin. gr Ig, Middelb. gr. 48:
„ Hoogfte Therm. buit. gr. ór
„Laagfte Therm. buit, gr. Ee Middelb. gr. 46 zi
(632 )
ZEP E KT EN.
Ribbenvlies , en Longonftekingen , alfchoon
„minder in getal;dan in de vorige maanden, zyn
—_— waargenomen. De taayheid der vogten, en
_moeylyk uitwerpen van fluimen ‘waren oorzaak,
“liNdat deze ziekte by eenige Liyderen niet zonder
gevaar was; in bebendeel de uitwerping van flui-
‚men gemaklyk , en‚met eenig bloed vermengd …
_ zynde, verminderde de ziekte ras. By anderen
svchad men op den tweeden of derden dag, door
fterk-zweeten , een volkome Refolutio. A
“Eenige Kinderen , die aanhoudende en verpo-
zende Koortfen' hadden, hoesteden fterk , klaag-…
den van hoofdpyn, ftekingen in de. zyde enz. na
„ontlasting van een groote menigte-wormen (Lum-
u brici tereteshielden gemelde:toevallen op,en zy.
wierden gezond. -Ik heb hier dooreen Kind van
“omtrent vyf jaren, twee dagen zonder de mins-’
“te. blyk van kennis gezien. …— … ht EN
…_Anderendaagfe Koortfen en.Recidivae heeft men
or gezien; aan de laaste waren ‚de Soldaten, alhier
…ân Guatnizoen, ’tmeest onderhevig. rides
er
„tt
on 7
0e)
ALU 4 Á
Ì Ik
bi Ì aat!
at Ì \; Ì ad |
ARO { wk E |
XK j ' 4 [ren
b Mt jad $ Ì
« X dj } - 1-0 we
Kk, Ì |
5 f i cs naat!
& hk an ien
eee add -
ereid | } 41 vand hi ver
"
LITE Ei
1007
aop
br GAEZRE
SIKU!
- ii.
(633 )
MM BY yr 168 |
| Baroineter, anne |. Windftreek. | Weder,
|+ cepebeid.
ie | Dd
midd: mo, |-mai, | mio} mi, | rz.
eh pen Br En vs ij sters
| 7
8
9
__Hoogfte Barometer d. 30. 1% 14: BA
Laagite Barometer dà. 1E middelb, d, 2p. 64
Hoogtte Therm, bin. gr. 68 :
pg Laagite A Br. 49 b Middelb. gr. 58
__ Hoogfte Therin. buit. gr. 73 ‘Adelh o
yipelie Therin, buit. gr gk Middelb. gr. _5p
MER Ss
Le Ver.
E6B4)
ZI WE K?ZTIEN.
___ Verkoudheden, en Hoesten, inde vorige maan- -
den zeer algemeen, worden niet meer waargee, í
„nomen; máar Tusfchenpozende Koortfen blyven
“tog aanhouden; die by zommige veranderden in —
_ Ziekten met ontftekingen, namentlyk die van de
ETON VAE EREN EDE in de PM
In het begin van de maand klaagden zeer veele
_menfchen over zwaarheiddes lighaams, afgemat- -
„rte leden, traagheidvenz. De Lucht was zeer -
warm, Eenige lyders hadden een uitflag op het
—_— tighaam en ledematen; verzeld met moeyelyke >
ra rdeukteienge” … stak ved ND ge
____… Buykzuiverende middelen en aderlatingen. wa-
“ieren van groot-nuts … 2 Jp | rr elk
FMS AR ere en "Ek | N Ied be ke b
AI OV TEEGEE AEL do GA ze EEN ae Gen REK U
io Pt ' ï 4 é Pd LD > En: manen P i O1
8 Ì ZAAN VE ee Ì Kad „4
a : Yi A : | de
\ i LI ER Al ie "kn 4e $ _ E4 eN ë K al
an st wee EN Y- A ia , DE
. 325 RET ak | dE A - hed | p SE out x
\ egte ) E fj Es d a je, Î , EOL US |
. B re ice Iep GN
At ze Á le eg
an Ae hd ,. #. kN Mis es u \
8 } ' 7 ef, or eN ,
el : 4 ' Í f K EN {/
" E ‘ he
À ij CIE je, Ì Ì Ea
e EH 4 me Ì
Ta | Jt) | RS Hd VET =
Ì | | de hee a HD
te jd | val | Ss '4' E] er Y IC
‚8 jk AA Li eh, Oel
ee Î Pi it ” ne RER int
he rekt ES, se fj, LES SE OSP
Urd, ' $ ra | We ed
' } : ’ ) < OI
kl
tnert ke ' wt z HK “ SI el
” Î Ì N
ii x a, bd te OL di
i% E = 4
St HH rd id U IS Ô Ì ._ É Ù ben
lj ËS ï Ë
en 8 8 0 Dome a
rf Es
‘ , hs Ì pen, CE
Ê WS AN 3
| t et ij e
ka ttr A TORD 104 ET oHRoelt
ï p J EET a ia T
le Á 4, Las d
/ eso!
kêe dt , re ade
ki kot 14 AIN
”
perd A Eer U NK
'smorg, |: idd, hd Wedard
da
?
_… Hoogfte Barometer d. 30. 1
En de eije d, 29.5
Hooegfte Therm. bin, gr. Ó9 EET ik
angle Therm. bin, d 56 F Middelb. gr. O3
__Hoogtte Therm.buit.gr. 77 ; …e
… Kaagfte Therm, buit, Br, EE Middelb gr. 66
s S *
| (635 )
de HUN. Yr rp 618.
| Barometer, ‚„Windftreek, „Weder.
‚sm Gefleldbeid.
fa
DP OA \Ó
ga |
edel
ZW |
wzw| W _ |[Wolk. Reg.
fie oz
VAA W wt
WtN | WtN |Wolk. Held,
WtZ | Z4W |Betrokken.
_W Sterke Wind.
baal
e}
|©
77 OZO ZZO [Betr. R. Don.
21 63) WZW {WZW |Reg. Wind.
66 ——=|Z W t Z |Wolk, Reg. —
} Miadelb d.29. 9
2 De
{636 )
ZIEK TVE N
“De Koortfen zyn deze maand niet zo inflam- |
v…matoir geweest; maar waren. by zommige. Ly-
— „deren verzeld met ongeregeltheden vande Maag, «_
„Darmen, zwaare Hoofdpynen ‚ en hadden meest
‘geneigtheid tot remitterén. << |
‚De vogtige,en te gelyk warme lucht (vooral
de laaste gefteltheid) gelyk wy in het begin van |
de maand. ondervonden hebben, fcheen hier van …
De
Vioigde'eöfzaak. : | Do de Il
- Uit dusdanige ‘gefteldheid des luchts, nemen
—__de zo genaamde Galziekten, in onze laage ‚en aan
de zee gelegen gewesten, haar oorfprong; waar —
van wy thans vroeger dan in vorige jaren by
‘weinige Liyderen. blyken hebben. Dewelke,
„pa de eerfte wegen gezuiverd zynde, (*)
an (#) Het Satmirabile Glauberi heb ik in deeze gevallen —
„met zeer goede uitwerking gebruikt, dat ik zeer aan-
pryze; alfehoon ik niet ontkenne „ dat het zelve veelon-
dienst kan toebrengen ,zo aan Zieken , als aan Genees-
‘heeren, wanneer het door d’ Apotheekaars niet in be-
hoorelyke zuiverheid geleevert word; zo zyn dezel-
ve echter. eenigzints vry te fpreeken , door dien
‘er niet een eenig, dispenfatorium ofte pharmacopoea is
„(voor zoo verre my bekend) waarin de juiste en egte
_ praparatie van dit zout klaar en, duidelyk befchreeven.
‚Îtaat:- waar by komt, dat men het zelve gewoonelyk …
uithet refidanm van den Spir, Sal, Glaub. vervaardige, —
‚en vermits deeze zo zeer, en in za grooten hoeveel- …
„heid in de Apotheeken , en de Pra&tyk niet te paskomt, —
als wel tegenswóordig het fal mirabile, d’ Apotheekaars
dierhalven niet weetende ; hoe het per fe kunne gemaakt
werden, zig dus genoodzaakt vinden ‚om hunne pro-
vilie van de Drogisten te neemen, en-door deeze zo -
-hier in, als in andere chimicalia, gelyk genoeg be-
kent is, droevig bedrogen werden;.en, zo niet de
5 > ’ we
- C 637 )
f IM IEETKSTEE: NM
piet alleen verminderden „maar «ook ras na. eeni-
ene, pen Shielden des
Hounirsn Ss wi hehieta 0. Ver
Jebauk, ghówE nk fears rood gat
werf gebeurt , « dat “dé kpas dfareriboven uit
_ôù ùünde , vóor’de goedheid van zodanig een zout dur=
ven inftaan;” Hierom is het; dat ík de manier van het
zelve te ‘bereiden (Opgeeve. - Weshalven de deftillatie ;
___die moeyzamer en-kostelyker „is, nagelaten kan wor
| le » en, op, ‚de volgende wyze, geprocedeert
| „Commun. puri, non decrepitati libr. ut.
ve ei “in “eucgrbitam amplisfimam „ ore multum
| Oee +, patulo , immisfis affundeaquer puraetri lum
ü3 org in balneo arene ; câlore moderato folve:
brie folutis affunde paullatim, dum calent, Aci-
erkader „di Vierioli vulgo venalis -optimi excolo-
hifi „ris-Unc XXXVII,
„dein leni-ebullitione fac ut ad ficcitatem, e-
“‚ vaporent, Materiem. ficcam in pulverem
„Tedaétam-projice cochleatim in crucibulum
eetvorr Jewiterscandens „… ficque calcinatam porro
CANS e aqua, pura folve ; filtra et evaporando. ad
ie Grystallifandum dispone &c,
del tk aen im-acht,te-neemen, ‚dat by de jaatfte erys-
iá allifatie gelet-werde, of ’er ook, nevens de doorzig-
tige-erystallen; andere:, die: wit; en-ondoorzigtig, van
eene cubique forme aangefchooten zyn, welke de na-
tuure van. het-fal. comm. nog- hebben, In. welk geval
hee resteerendlixivium moet weggegooten werden , of,
EE
ge van nog meer. Acid. Vitrioli in fal mirabil. verande-
___den-geheelen proces: waaromme- best is , het lixivium
_ refiduum te.bewaaren , tot men, in vervolg wederom
dit werk onder handen. neemt.
‚Ten bewyze, dat het /al imirab. wel is itecralen,
word vereischt „ dat het nog zuur , nog zout, nog
Heet, maar zagt en verkoelend bitter is; op ’t apt als
‘aluin
Ed
zo. men -het:ten nutte wil brengen. door byvoegin=
ren, „Doch-zulks vereyscht-dan de herhaalinge van
| (638 }
KIJETKSTSELN:
Veele onder de Landlieden-wierden aangetast, …
door deze en geene ontftekende: Ziekte ; nament-
Iyk’ Colyken , Ribbenvlies-Ontftekingen enz.
Deeze, alfchoon niet algemeen in zwang gaande
Ziekten, ont{taan meest, vooral, zo wy -des
zomers veel ongeftadig weeder hebben ; daar …
en boven halen veele der Arbeidslieden hun deze
onheilen op den hals; door het drinken van
koud water, alsze-warm zyn, ook dikwils zeer
heet zynde in koele of vogtige plaatfen zig te fla-
pen leggen. Deeze maand „hebben wy echter
heel weinig Zieken gehad, daar. onze Godshui-
zen getuigenis van zouden kunnen geven.
£ ij
aluin ligt vloeijen, kooken, fchuimen en ten minsten
de helft verlooren hebbende „in eene witte drooge ftof=
fe overgaan; geheel en al in warm water zig oplosfen ,
zonder eenig zinkzel; en eindelyk in gedistilleert wa-
ter opgelost, de vermenginge met een allerzuiverst
Loogzout ondergaan, zonder de minfte verdonkering
van zyne helderheid; Dog dit laatfte vind men weinig ,
en kan men verfchoonen in de Medicyne, alsde melk-
agtige troebelheid niet-groot is: in welk geval dezelve
alleen’ toé te fchryven is aan d'onzuiverheid van het
ter preparatie aangewende zee-zout: Dog , zo de pre-
cipitatie zwaar is, dan kan het geen (al mirab. genaamt
werden, en is-doorgaans maar het fal. Ebsbamenfe , het
welke in zo verre van het eerfte verfchilt, dat, daar
het mirabile famengeftelt is van het vitrioolzuuren na-
turelyke Loogzout , het /al Ebshamenf? wel ook uit vi=
trioolzuur beftaat, dog het welke niet met Loogzout,
maar met eene kalkaartige ftoffe vereenigr is, dewelke
dierhalverì door het Loogzout daar uit geworpen word »
en daar de zogenaamde Magnesia alba geeft.
U
KA
EEND
JULY
| Ì ' ib
AN (€639 )
UN 1708
| Barometer. jl Therm. Aj “Windftreek. Weder.
Binn. Buit. À
Ys midd.pao: [mi j | Gefteldheid.
mm | mn nn am mmm
k nr ON
Wolk. S. W.
Regen.
NNO NO eZ
NO! ANW!
Hoogfte Barometer d. 29. 12
rr reage d. 29, 3
oogfte Therm. bin, gr. 7 3
; Laaglte jen. bin. gr EF Middelb. gr. 68
oogfte Therm. buit. gf. 79 ;
E aaplte Therm. buit. gr. ° ie Middelb. gr. 69
D (#) Den 25 ’savonds ten 7 uuren uit het Zuiden , enhet Westen Donder en
EWeerligt, gevolgt door Hagel en Regen.
a 39 ’snagts ten 13 BUIEN, Donder, en aanhoudende Weerligt mec
„Regen, . N Tuse
_{(649)
Pal k “3 e Re u dh
_Fusfchenpozetide Koortfen; âlfchoon van id |
_geregelden aart , waten zeer algemeen: Ande- —
… « rendaagfche waren meest Arbeidslieden onderhe- —
Vig, De Toevallen by zommige, hevige pynen
‚inhet hoofd, lendenen en beenen „ vooral. met
den aanval van-de-Koorts.= Anderen klaagden —
over groote dorst; de tong droog én bellagen;
„ „veeltyds met verftoppinge van afgang verzeld.
_ Die zwaare hoofdwee hadden, bevonden zig
„…-beeter na eene verrigte aderlatinge. Hetgeron- …
—— me deel- van -het-bloed- was-vast; zwaar, zonk.»
inde Wei, en-toonde by eenigen in de opper=
‚Vlakte groote teekens van ontftekingen.— By an=
> deren, namen die,toevallen ngen af, door |
„buykzuiverende middelen’, „en-overvloedig drin
von — ken van verkoelende dranken. --» Podo
_— Colyken en Büyklopen menigvuldig.— Deeze
<_” ‘Ontftonden uit eene taaije en flymige ftoffe, door
___verteering fcherp' en, verdorven geworden; ‘heb= _
“bende insgelyks „eenerlei oorzaken, zo als men“
in de. Galkoortfen, handen waarneemt, …
1 namentlyk -warmte; . vogtigheid ; waar door. «
‚onze vogten, vóoral de. gal tot min of meerder «
tT ed
ten zig gemaklyk door : bequäme hulpmiddele
| Relese. ús Ohe A fen ! mi me
„…n Jeder een/byna klaagd, over, vermoeitheid en;
traagheid, wegens de groote hitee.! > — 2 rr
|
|
Y
E
[al
r p\ mnl a en
‚h1o3orriored-oflaoof
B 19temroird diege
pen er on ” ri N ; ed
tud „IG t MAROON
er etel ereros rl 4 a id r
4 „nidra Toth:
p)
Ee rel DN fe Al 4 pn E & E
rciud „rset ofte00l
d „error Torne
) Û ne nat (3
> i sy vieiinerW
Tet PACK
- ADs
Ei]
€641)
MUGUST US 1768.
Barometer. Therm. Windftreek, Weder.
je, soin Bait. nt
Î % midd, Geffeltheid.
Bad Wolk, Reg.
‚_N | Betr.
We Reg.
kJ
mensen
Wi ie,
—__—_ Volkig,
NO fWolk. Heid.
W !Betr. Reg.
Hoogfte Barometer d. 2Q. II}
ea wate d. 29. o1,p Middelb. d. 29. 9
Hoogtíte Therm.bin. gr. 7o \
BE peak ii, er. 59 Is Middelb. gr. 64
Hoogfte Therm. buit. gr. ZL ;
„Laagtte Therm. buit. gr. 56 Middelb. gr. ós
el Ks Tt Dot
© Den 17 'smorgenstens uuren., Donder, Weerligt, en geer veel Regen.
(-642 )
ZIEK TEN.
___Door ontftekingen van de Long en Ribbens,
vlies, wierden in den aanvang van de maand ee- _
nige Lyderen aangetast. Na voorafgaande koude
„en huivering, ontftonden by somige. OAEUigE |
Koortfen , die in een overvloedig zweet eindig-
den; en te gelyk door eene ontlasting van zeer
veele fchuimige en taaije fluimen gevolgd wier- _
den: Zulks niet alleen een goed teeken zynde;
maar deze Ziekte wierd hier door gemaklyk her-
teld. Ten aanzien van het bloed, wierd men
op deszelfs oppervlakte een taaije huid, nevens
andere kenmerken van ontftekinge , gewaar.
‚ Verpozende, anderendaagfche, en dubbele an-
derendaagfche Koortfen zeer veele, dog alle
meest van een galachtigen aard. hin
„Veele menfchen waren onderhevig aan Buik-.
“lopen en Bord, welke toevallen gemeenlyk-van
zelfs ophielden, klagende te voren over zwaar-
te in den onderbuik, verlooren.eetlust en hoofd=
wee enz. waar van volkomen bevryd wierden.
Het Roodvonk heeft men by eenige kinderen
waargenomen. ken in
4t
od be ‘ sotd
_ “Hoogfte Therm. bin.gr. 64},
(643 )
SEPTEMBER! 17 68:
‚Thera Windftreek, + … „Weder.
IES NEE Fn khad El HAM
ng. vii... hl ’smórg, midd. Geflelthéid,
) NO. Regen: EN N
; rd „fWolkig,:
HN Rec AchN ek
2 Ol eel Ó le mm ï
Hoogfte Barometer d. 30. 2
aagfte Barometer d. 28, 12
È Middelb. d, 29.” 7
EL 2 7
Bede Therm, bin.gr. st Middel. gr, 574
_Hoogfíte Therm. buit. gr. J ID
Laagfte Therm. buit.gr. 47 Middelb, gr. 575 )
Tta2 Zin«
Ì
( 644 )
ZI EK T EUN.
“Zifiking-koortfen,„ (febres Cätharrater) en ver:
‚ koudheden, voor aan in de eed r alger EE
_ waar aan, kinderen, zo wel als beja De
te vonderhevig “Verzagtende en; Zivodarggende. 1 rj
middelen ‘enz. wierden met een gewenfte uitwer-— ! ls) |
king! Kf velen gebruikt; daar anderen:door Spään- zh Ô
Sche vliegplaafters alleenlyk herfteld wierden.® ie
Ni gefteldheid des.weders ‘ís omtrent dezelfde — 8: 4
“met die van de vorige maand, dus Wear Ziek- |
ten, waar van gewag gemaakt is: Als daagfche, hi
anderendaagfche | „ en’ dubbele ‘anderendaagfche — >
koortfen enz, die meést uit eene verdorvene ftof-- “5
fe in de eerfte « ‘wegen haar ‘oorfprong namen.
“De tong zeer,beflagen, de mond met een taay \
Pen, bezet „ook zomwylen heel „droog; zommi-. ud
‚ge hadde rheumatìke pynen „ verloren, eetlust, — co
en waren doorgaans. hartlyvig ;- met den aanval —…
van-de-koorts veeltyds benauwd, ‘waar © pdik- Ll
„wils ‘bräkingen volgden ; ik, heb Iyderen delig ze:
die dus eenige, wormen quyt à el KL , gelyk ook —
„mét den afgang; hier kwamby, wertagede
hoeldpyn, diesik met gevolg van. n. el a Raaskoorts le
„phrenitis) heb waargenomen. k zr he
„By eenige, die anderendaagfche keortfen- kd-— sis.
“den, ontftonden na vier, of vyf paroxysmi, jor A
de. neus; lippen, en mond, kleine zweertjes ;,de _ E
’ koorts verdween zomwylen hier op, by zeerive-. En
len in tegendeel {bleven die aanhouden :- Dit tee=.o«
«ken fchynt-derhalven in de herfst-koortfen zeer on=—
zeker te zyn. Het water (urina) dat zulke Ly-
ders-maakten.;-hadreen rood couleur: °°
De Recidive waren. weeltyds zeer quaadaarc
en ‘mioeyelyk“ te - génezen. Hier Onder REE —
derdendaag{che ie rde Re,
„ind os 9
He
me
CHFORB IT
MOCTOBER 1768.
; 10} 10 Windttreek, + js Weder.
2e wittig.
Bef: Reg.
| ki b Smeg EN 5 ab pfd he ar > umokait
P40) Fik Ö kl ed sk tig alig
„Hoogfte Barometer d, 30 dip elb.ode 29e 078
in aagfte ‘Barometer - d20. 34 Midst hs 2908
253 Hoogfte Therm, bin. gr. es Middelb. er. 53
Laagite Therm, bin gr. 45 | EN
fiangte therm. Duit. 87093 bomtiadelb, gn Ssi
| Laägtte The rm. bpit, 6, 5 a
ZIE K TEN.
vo “Galziekten zyn minder in getal, dan in de voor. …
„stedene maand. Derdendaagfche koortfen, hier,
onder zeer veele Recidivae zyn waargenomen; van
„de laafte verhaalden my de Veld-Chirurgyns , dat. _
hun alhier in Guarnizoen leggende Bataillon voor
al ondervinding had: Het geen zy inzonderheid, Ki
“en met regt daar aar toefchreven , dat de Solda-
ten, zo dra zy uit hunne zieke kameren komen,
vaan de wagten bepaald , door het vogtig en kout.
weder, vooral des nagts, op nieuw met koort-/_
„fen wierden aangetast: Aanmerkelyk is, dat by
se !zommigen der Soldaten, die aan Rotkoortfen on= £
“derhevig ftierven, was een ftinkend zweet enz,
van een Cadavereuft reuk, kenmerk van een na-
„derende dood, en in het geheel niet verfchillen- —
__de van die, welke‘in de Hospitaal, en_Gevan- «
‘genhuis ‘koortfen worden waargenomen (d) *
Hoesten, Verkoudheden, en Tandpyn zeer al. ©
gemeen : als ook Zinkingen van fcherpe ftoffen >
„op de Oogen, Keel enz. dit laaste toeval maakte, …
„zomwylen de flikking moeyelyk. Kinderen, hier «/
_ mede bezet, waren-’t meest ‚die. de Engelfche «…
‚Ziekte hadden: hier onder weinige Jongetjes met «|
koude gézwellen ín den hals enz. die dikwilsbin= ®
men korten tyd na het balzakje verplaast wierden ; ©
„waar, door zeer opgezet: deeze zwelling vers
_…dwynt langzaam in. zomimigen door verwarmende …—
ftovingen. De natte en koude lugt zeer-fchades »
“Iykvoor de zulken, en ware oorzaak zynde: van -
“daar vind men hier meer van deeze ongelukkige
kinderen, als mede in de laage , moed en
*vogtige oorden, dan aan andere plaatfën= Eeni-
Lip it SO Be
7d) Zie J- PRINGLE over de Legerziekten, Pag, 372,
‘ (646 ) RA t
N
t
ZIEK TEN.
ge Kraamvrouwen zyn overleden: Die; 20 my
| berigt is, een. weinig tyds na de verlosfing toe-
vallen hadden, niet ongelyk aan een Anflamma-
Bio wierd,
|
kf
|
\
An De
re
:
\
Î
Í
Î 8
3 |
/
ze
’ al
AE Ms 7
HK
Clt
Ld
(648) ©
NOWEMBER r7 68.5
… Weder,
„ Gefteltheid. —
Dyz. Wolk. —
id
481 Z
49\ WtZ {WZ4W,
gof— IIi} II
Hoogfte Barometer d, 30. EL ;
\ Laagfte Barometer d. 28. 4% Middelb. d. 29. 4
Hoogfte Therm, bin, gr. 49 ce
Baele Dhr. bin. gr, od Middelb. gr. _ 44
Hoogtte Therm.buit.gr. 52% 4:
_Laagite Therm.buit, gr. 34 Middelb. gr. 43
de Dd
(649)
ZIEK T EN,
Het begin vari deze maand bragt by, zeer vees
le Colyken, Afgangen , Amboritigheid „ en aan-
„houdende Zinking-koortfen met verkoudheid, en
_ dikwils met ontftekinge van de keel verzeld ; hier
aan waren zo wel bejaarde menfchen als kinde:
ren onderhevig. ES
„ Het weder was zeer ongeftadig met tegen; ha<
gelen wind. _ |
_De meeste Koortfen zyn geweest daagfche ;
waar van niet weinige verknogt met Rheumatike
en Pleuritike pynen. Die van heevige hoofdpyn
klaagden, en uit de neùüs bloeden , hadden zeer gro=
_ te verligting; edoch eenige aderlatingen wier-
den doorgaans vereischt. Het bloed was van hoe-
danigheid; als in de Ziekten met ontftekingen. —
By zommigen hebik gezien , die eenigen tyd aan
de derdendaagfche Koorts geweest waren; en de
Koortsbast ingenomen hadden; dat die zig veran-
derde in een anderendaagfche , en na weinige aan=
__vallen van zelfs agterbleef,
Ik heb ook eenige aangetroffen met het Troii-
melzugt. Zo ’ fchynt, door ’t vroegtydig gé«
bruik van de Cortex peruwvianus, en verwaarloo-
zing van de eigene, en noodzakelyke ontlastin-
gen veroorzaakt. Purgeermiddelen deeden groot
voordeel.
„ De Galziekten fchynen in het midden van de
__‚ maand een einde genomen te hebben.
Opftygingen waren onder de Vrouwen en Vry-
{ters zeer algemeen; en hadden fterk de Maand:
__ftonden; |
Op het eind van de maand wierden’er ontftekin-
gen van de Long en Ribbenvlies waargenomen;
waar aan eenige geftorven zyn.
Vv … DE-
«
é
(650)
DECEMBER t 76t
Barometer.” Therm. >} Windftreek, …f … Weder,
Binn. Buit v
D,: s marg. } 2 midd, mo,|mi, [mo mi.| ’smorg, | ’smidd. | Gefteltheid. —
“128. 11 29. 24} 4 46 Wez
229. EN a 31 45 Zew yen Wolk. Ki
3— 43 zew ZtO [Betr. Reg.
451 ZZW | ZZW [Mis. Betr.
44l ZW | ZW. |Woik.
EN SEERIET
46 mn ed
30} OtZ O Helder,
41 O0.
3 Held.
32 —_—_—_—__— Omtr. Heid.
31 —__—__—[Betr. Wolk.
3 - olk.
2 |___—_——Sneeuw.
—f ONO |f’ NO [Held. Wolk.
ol NO [|——_—_—_—_=lWolkig,
—| OtN EEEN):
gil Z4W [ZWtZ Mis. Duift. —
46 WtZ Wz w 0. H. Wolk.
45 ZW ZW {Wolk. Reg.
ZOEST 0, H. Wolk,
41 ZtO Z _{Wolk.
30 2 ZW (Helder.
44 ZW f Wt24 Wolk. Betr.
45 WtZ |————_—jReg. Wolk.
2 NW WFH on
Je ZW | ZW _[Betrokken.
452 WtW Reg.
42 Z Zt W Wolk
zij 81 46) ZtW Z {Wolk.
Hoogte Barometer d. 30. 5% ’
oog e Therm. ‘bin. r
kate Therm. bin. Be id Middelb. gr. 37
fte Therm. buit. gr. 4
ei te Therm, buit. Er. 5t Middelb. gr. 35
„
FARK WERK 7
Met Roós waren veele onder de Vrouwen voor.
aan in de maand, in ’t algemeen met Koorts ver-
zeld, zynde het aangezigt ’t meest hier mede be-
zet; ’t minst deledematen. Scorbutikelichamen
_fchenen ’t grootfte getal hier van uit te maken.
Zweetdryvende middelen houd men ten regte in
… deze gevallen voor de bekwaamfte. rf
Ik heb Lyders gehad, die na weinige uuren
door het aanval van een Zethargus overleden.
De Ziekten zyn geweest ontftekingen van de …
Long, en Ribbenvlies enz. Die Recidivae had-: -
___den, waren doorgaans derdendaagfche Koortfen,
_ Deafgangen by zommigen waargenomen, ont-
‚„ftaan vooral, als in de Koortfen x zweeten ver
hindert word ; of wanneer de Zieken hun te vroeg
aan de koude Lucht bloot ftellen , hier door
worden de fcherpe Koorts-ftoffen aan ’t dwalen
‚gebragt, en vallen dus op de darmen.
… Zeer veele kinderen zyn geftorven. |
Het weêr was ongeftadig, met Sneeuw, Re-
gen , en fterke wind,
DRUK-FEILEN.
| In de Hiftorie,
Bladz. VI. reg. 3 by te voegen MULLER.
_— X. — 2 ffaat Onl lees On=
al I5 nt
en XLI. en EL —— Evertfen — EVERTSEN Sis f
LB / |
_—__—XLVL — 33 —— Heerkens _— HEERKENS …
vere Ánide -Verhändelingens, … +
Bladz. 144 teg. 5 ffaataanftuykende … dees aanftuytende _—
— 157 — 7 vande Franfche Verhand. ffaat til; en lees t’il en
|
163 — 5 ffaat des ancien lees des anciens
a 165 8 quelle est été — qu'elle ait écé
173 — Ie —— ——— accompagnées — accompagnée
_—_ 176 — Ie ebauche … —- ebauché
a 18 — 10 —— avec laquelle il — avec laquelleil
a II Je réel des chofes — reel; wen, de
é niger eat ate ef Pe choft
—_—= 100 — 5 une desordre — un désordre
II — 8 feéne de vanité —fcéne de vanité
—_— 192 — 4 Chofe facheux — chofe facheufe
193 — JJ ait fait — a fait
== 197 Zn fanffle de homme —- fouffle; etÙ
Se 8 qu'il veut —- que Salomea ven
a Ne leurs vies __—-leur vie —
_— 199 8 fervit — feroit
== 200 6 — fujets — fujettes
nn ee II avertis __ —— avertie
a 20I — II —— —- —— indispenfable —- ingvitables
== 205 JT trouvé —- trouvés
207 — I—-—— —- nousconduire— nous y conduir
—_— 208 — GQ ——-toutautre —- toute autre
—_— 233 14 —— PLATHI —- PLETHI
237 13, —_— JAHOJAKIM —- JEKOTAKIM
— 249 inde Aant. — Mifchr. __— _—- MMischna
— 279 — II —— vrymachtig —- vry machtig
_— 396 3 —- vormende, —- vormende ,
— 468 — 24 ANN —- DIR
_—_ 471 18 — — Sporades — Sporades 5
_—_ 485 6 — FAÉiGhU — FAEIGHY
a dew Od
—_ S= II — overneining —- overnaming
— _—= not. (n) moet zz: Cum ponitur continens pro content
am 587 reg. 13 „_—ryflyf « —- rygly
De overige druk-feilen gelieve de goedgunftige Lezer te ve
fchoonen en zelf te verbeteren. E
EEEN … Volt-Z74
í DE * An lat
St 2 Gie rf
Es \ LALA ‚
Nn ES ‚Ss Aat4;
Na wiz : ke
.
ij me ij
ed « {
/ \
ij v
d Fe! md '
» :
Lj
‘ ij
á 8
\
ze
}
1
5
\
IN
‘
\ {
L
{
ij
+ .
h
Â