Skip to main content

Full text of "Onze kunst"

See other formats


ONZE     KU  N  ST 

DEEL     XI 


Digitized  by  the  Internet  Archive 

in  2010  with  funding  from 

University  of  Toronto 


http://www.archive.org/details/onzekunst11antw 


ONZE    KUNST 

VOORTZETTING  VAN   DE  VLAAMSCHE  SCHOOL 

HOOFDREDACTEUR : 

P.     B  U  S  C  H  M  A  N  N     Jr. 


Rubriek  Ambachts-  en   Nijverheidskunst  onder  Redactie  van 

de   Nederlandsche  Vereeniging  voor  Ambachts-  en   Nijverheidskunst. 

Redactie-Commissie  :  H.  Ellens,  Jac.    Ph     Wormser, 

C.   Oosschot,  Jac.   van  den   Bosch. 


DEEL     XI 

6<^  JAARGANG   •    i'^^  HALFJAAR 
JANUARI- JUNI 


1907 


J.-E.  BUSCHMANN  •  DRUKKER-UITGEVER  •   ANTWERPEN 


L.    J.    Veen 

AMSTERDAM 


De  Nederl.  Boekhandel 
antwerpen 


0b  K/^//^'^ 

MAR    21966 

^'^JlTY  OF  TO^O^i 


10^4^*^^ 


ONZE  KUNST  1907 

TOT  INLEIDING 


WiM 


i.iF  jarcn  is  hcl  ^cleden,  dat  de  eerste  anevering  van 
Onzi;  Klnst  dc  wcreld  intrad.  Tien  deelen  getui- 
'^vn  Hums  voor  do  Icvensvalbaarheid  van  dit  tijd- 
seiiiiH. 

De  veikregen    resullalcn    i)cooideek'    men    zooals 
men  wil.  Onze  Kunst  niaakt  geen  aansj)iaak  op  eenige 
andeie  ecr,  dan   dal   zij   getionw   is  gcblevcn   aan   de 
princiepen,  die  van   den  aanvang   al'  wcrden   veikon- 
digd,  en  eerbied  beloond   beell  voor  de  taak,  die  zij  had  aanvaard. 

Het  vijijarig  beslaan  van  het  lijdschrilt  is  in  vele  opzichten  een  leerlijd 
geweest.  Uil  de  opgedane  ervaiingen —  al  waren  die  dan  soms  00k  weinig  be- 
moedigend  —  hecl't  de  nilgave  kracbt  gcput,  om  met  nieer  bewustheid  en  met 
meer  overlniging  dan  ooit  le  voren,  voort  le  gaan  op  den  ingeslagen  weg.  De 
sympalhie,  dc  loewijding  van  cen  iiilgelezen  en  steeds  aangroeiende  schaar 
medewerkers,  waaraan  zij  alles  le  danken  beel't,  slellen  baar  daartoe  in  slaat. 
Mel  haar  nieiiw  liislrnm  wil  Onzk  Kinst  ook  een  nieiiw  ieven  l)eginncn. 
Doel  en  strekking  l)lijven  onverandcrd,  niaar  zij  boopl  dil  doel  met  ruinicr 
middeien,  mel  meer  ghms  le  knnnen  nastreven,  dan  tot  nogloe  doenbaar  was. 
Door  haar  gcringen  abonnemcnispiijs  moesl  Onze  Kunst  mel  ongelijke 
wapenen  den  slrijd  om  hel  beslaan  voeren,  naast  de  chun'dcre  binnen-  en 
builenlandselie  tijdscbriflen,  weike  iaalste  l)()veiulien  op  een  veel  grooler 
debiel  kunnen  lekenen.  N'og  deidien  wij  er  niel  aan  om,  als  zoo  menig 
Duilseli,  Fianscb  oT  Engelseb  kunsllijdselniH,  een  drie-  of  viermaal  boogeren 
aboniiemeiilsprijs  le  veilangen.  Dil  zou  leii  onzenl  beelemaal  onniogelijk  zijn. 
Maar  in  een  redelijUe  ai)<)nnenienlsverhooging  iiopen  wij  de  middeien  le 
vinden,  om  tekst  en  ilbislialies  aanzienlijk  nil  le  l)ieiden,  en  bel  lijdscbiill 
tot  nienwen  l)loei  le  brengen. 

Geen  mercanliele  l)ijgcdaehlen  iiggen  hieraan  len  gronde  ;  voor  ccn 
winslbejagend  nilgever  vail  cr  al  beel  weinig  le  vangen  op  bel  leriein,  dat 
Onze  Kunst  viijwiilig  gekozen  beell.  Alle  nienwe  bnljibronnen  ziilien  aangc- 


Onzk  Kinst.  Dccl  XI.  N-  1,  .rnnu.i 


O^sZE  KUNST,  1907.   TOT  INLEIDING 

wend  worden  tot  de  verbetering  van  hct  tijdschriff,  dat  alleen  verlangt  om 
den  naam  der  kunst,  waaraan  hel  gewijd  is,  met  eere  te  niogen  dragen. 

Een  uitvoerige  uiteenzetting  van  het  programnia  schijnt  ons  hier 
overbodig.  leder  beschaafd  land  l)C'zit  thans  een  of  nieeidere  tijdschiirten, 
die  geheel  gewijd  zijn  aan  beeldende  kunst  en  waarin  de  kunst  der 
Nederlanden  —  in  historischen  zin  —  dikwijls  een  eervolle  plaats  inneemt. 
Waarom  zouden  wij,  Nederlanders  van  Noord  en  Zuid,  niet  een  eigen  kunst- 
tijdschrift  bezitten,  een  eigen  oigaan,  dat  zoowel  voor  onszelf  als  voor 
vrecniden  de  kiaclit  en  de  zeifstandiglieid  van  ons  kunstleven  l)evestigt  en 
bewijst  ? 

De  behoefle  aan  een  dergelijke  uitgave  blijft  bestaan,  ook  al  luinien 
andere  lijdschriften  soms  gaarne  een  plaats  in  aan  beeldende  kunst,  naast 
letterkunde,  naast  welenschap,  naast  geschiedenis  of  aicheologie.  Het  gebied 
dat  Onze  Kunst  gekozen  heeft,  is  duidelijk  genoeg  omscbreven ;  iiet  is  uitge- 
strekt,  want  het  omvat  het  verleden  en  het  heden  van  een  der  rijkste  en 
veelzijdigste  kunstuitingen  die  de  wereld  heeft  gekcnd,  en  die  na  mini  vijf 
eeuwen  hoogen  bloei  nog  zoo  vol  leven  en  gisting  is. 

Onze  Kunst  wil  dit  gebied  helpen  ontginnen,  het  betcr  doen  kennen  en 
waaideeren;  zij  zal,  bij  hct  veirichten  van  haar  werk,  alie  hulpniiddelen  ter 
band  nenien,  waarover  de  modeine  wetLMischap  beschikt ;  zij  wil  zich  onder- 
werpen  aan  de  wetenschappelijke  discipline  en  van  iiarc  niedewcrkers  in  de 
allereerste  plaats  degelijke  vakkennis  verlangen;  maar  zij  wil  van  de  zuiver 
historische  of  archeologische  studie  haar  hoofddoel  niet  makcn;  zij  wil  de 
kunst  bestudeeren  om  de  hooge  veiheuging,  die  het  schoone  kan  gevcn; 
het  zoeken  en  delven  in  de  donkcre  schachten  van  hct  verleden  zij  haar  een 
middel,  maar  geen  doel;  de  schattcn  die  cr  kunnen  gevondcn  worden  wil 
zij  met  vreugde  aan  het  daglicht  brcngcn  en  er  vrijelijk  van  genieten;  zij  wil 
l)ij  tijd  en  wijlc  de  koelbloedigheid  vergeten,  die  bij  de  zuiver  objectieve 
beschouwing  van  een  kunstwerk  noodig  is,  om  op  te  gaan  in  de  geestdrift, 
welke  dit  kunstwerk  opwekken  kan.  Zij  wil  lecren,  opmerken,  studeeren, 
weten,  —  maar  alleen  om  inniger  lief  te  krijgen. 

Zoo  trede  deze  zesde  jaargang  van  Onze  Kunst  met  verjongde  en  ver- 
nieuwde  levcnslust  de  wereld  in.  Naast  zijn  oude  getrouwen  hoopt  hct  tijd- 
schrift  ook  nu  weer  nieuwe  sympathieen  te  niogen  verwerven. 


OVER  PAULUS  POTTER 

NAAR   AANLEIDING  VAN  ZIJN   RUITERPORTRET  VAN 
DIRK  TULP,  GEGRAVEERD  DOOR  P.   DUPONT 


icoi.AAS  VAN  Rhkknkn,  dic  van  zijn  ouders  als  cxlra- 
kgaat  [onder  andeieii  dc  scliild(.'rijeii-verzaineliiig  van 
I'aulus  Poller,  (\vn  eerslen  man  van  zijn  nioeder, 
i^ckrcgen  liad,  o])  l)eding  die  l)ij  elkaar  le  lioiiden, 
licelt  Honl)iaktMi  onilrcnl  licni,  die  do  roeni  der  faniiiie 
was,  in  giootc  Irekkcn  Jnisl  ingeliclil.  De  verwanl- 
scliap  met  Pauiiis  Baitsius  en  daaicioor  do  alstamniing 
van  cen  dociik'r  nil  den  liiiize  van  Esmond  nio^e  een  ^laad  nader  zijn 
gevveesl  dan  hij  opgeei't.  Poller's  lierkonisl  wordl  daar  niel  gerinij|er  door. 
Paulus  Potter  voeldc  zicli  dan  ook  zeer;  in  liel  Si.  Lneasi^ild  le  Deill  liel  iiij 
zieli  als  Mons.  Poller  inselnijven.  Zoo  zijn  er  nieer  kleiiie  veri)elerinyen  en 
aanvnilingen  van  wal  wij  hij  Honhraken  vinden,  maar  j<een  l)elangrijke  nieuw 
ontdekte  feilen  le  vernielden  ('). 

Paulns  Poller  is  gehoren  November  Ki'io  le  Knkluiizen,  als  zoon  van  den 
glassehrijver,  hiler  ook  seliilder  Pieter  Poller  en  van  Aaelil  Paulusdr.  Barlsius, 
do  zuster  van  den  Alkmaarder  schilder  Willem  Harlsius.  Reeds  zeer  jong 
lieel'l  zieii  Panlus  als  kunslenaar  onlwikkeld,  en  wanneer  wij  later  in  al  zijn 
kunst  Jul  wtik  van  een  gravem-  nieenen  le  lieikeinien,  dan  zon  ik  willen 
vragen,  of  daar  voor  een  deel  niel  de  opleiding  lol  glasseinijver,  die  liij  niel 
Lueas  van  Leiden  gemeen  zon  liebhen,  de  oorzaak  van  kon  zijn. 

liel  ondsle  gemerkle  werk  is  een  leekeningelje  in  hel  Sliidelselie  Insliliuil, 
een  everjaehl  mel  pollood  op  perkamenl,  waaiop  slaan  zon  :  Panlns  Poller  F. 
onl  II  jaar  a"  1()41,  vval  evenwel  niel  nilkoml  met  zijn  werkelijken  leeltijd, 
daar  hij  reeds  in  1()-1()  14  jaar  ond  was  en  1.")  werd. 

llij  iicel'l  cersl  zeker  vce!  mel  zijn  vader  samengewerkl.  r\\  van  de  plaleii 
naar  iuni  onlweipen,  waar  niel  nildrnkkelijk  o])  slaal  ol   Pii'lei  of  Panlns  ze 


i')  T.  VAN  WKsriiMKHNK  Wz  ,  Piiuliis  PoUtT  s:i  vii"  I'l  sc's  (vuvrcs.  Ohrccn's  Archiof  I. 
p.  7;  -10,  II,  p.  139,  III,  p.  26.'J.  .Sjicclnlor  1871,  p  2M.  OiiiI-IIoIUhkI  IV,  p  270:  \l,  \y  31. 
(Bredius  over  Ficlcr  Poller). 


OVER  PAULUS  POTTER 

gemaakt  heeft,  is  dit  niet  met  zekerheid  te  zeggeii.  Ja,  het  gezicht  op  Sloter- 
dijk  met  het  vee  in  de  weiden,  dat  op  de  plaat  van  Nolpe  van  den  intocht 
van  Maria  Henriette  van  Engeland  in  1642  voorkomt,  diaagt  zoozcer  het 
kenmerk  van  Pauhis  in  zijn  hiteien  trant,  dat  men  zeker  aan  hem  zou 
denken,  wanneer  er  niet  voluit  Pieter  stond.  Een  bewijs  te  meer  dus  van  den 
invloed  van  den  vader  op  den  zoon. 

Feitehjk  maakt  Paulus  in  dezen  tijd  ook  geheel  andere  dingen.  Zijn 
EJias  met  den  Engel,  door  Nolpe  gegraveerd,  Hjkt  Vlaamsch  in  het  landschap, 
italianiseerend  in  de  figuren.  AUeen  in  de  planten  op  den  voorgrond,  herkent 
men  hem  reeds.  Kan  hier  ook  voorbijgaanden  invloed  van  Bernard  le  Petit, 
die  volgens  Hoet  (')  zijn  meester  is  geweest,  te  bespenren  zijn?  In  elk  geval, 
sprekend  is  de  overeenkomst  tusschen  een  andere  bijbelsche  voorstelling, 
Abrahams  nittocht,  een  schilderij  van  1641,  en  hetzelfde  onderwerp,  door 
Moeyaert  behandeld  (1628),  n"  81  der  veiling  Werner  Dahl.  Het  stuk  van 
Potter,  nit  de  verzamcling  Hock,  afgebeeld  in  de  Zeitschrift  fiir  'bildende 
Kiinsl  1892,  tegenover  bladzijde  272,  is  in  verscheidene  figuren  en  dieren  een 
in  het  oog  loopende  navolging  van  het  werk  van  Moeyaert.  In  het  vee  zien 
wij  toch  reeds  bij  Potter  de  belofte  die  weldra  vervuld  zal  worden.  De 
menschelijke  figuren  zijn  onbeholpen,  het  landschap  is  conventioneel,  behalve 
de  waterval.  Daarin  is  vooral  het  schuim  op  het  wegloopende  water  merk- 
waardig  juist  opgemerkt  en  weergegeven.  Hij  moet,  dunkt  mij,  eigen  studies 
naar  de  natuur  gemaakt  hebbcn,  maar  hij  behoeft,  geloof  ik,  het  land  daar- 
voor  niet  te  hebben  verlaten,  en  zelfs  zou  ik  nieenen,  dat  een  duiiibeek,  als 
die  van  Leiduin  bij  Haarlem,  of  anders  een  molenlocht,  een  voldoende  voor- 
beeld  kan  zijn  geweest. 

Pieter  Potter,  die  tijdelijk,  omstreeks  1646  te  Leiden  gewoond  had,  heeft 
zich  later  te  Amsterdam  gevestigd  en  is  daar  tot  zijn  dood  in  1652  gebleven. 
AUeen  schijnt  hij  ook  in  1647  in  den  Haag  gewerkt  te  hebben  (-). 

Zijn  zoon  had  zich  reeds  op  6  Augustus  1646  te  Delft  in  het  St.  Lucasgild 
als  meester  laten  aanteekenen,  en  op  een  schilderijtje  van  1647,  paarden  voor 
een  herbcrg,  zijn  de  torens  van  Delft  op  den  achlergrond  te  zien. 

Uit  dit  jaar  zijn  reeds  veel  schilderijen,  en  daaronder  van  zijn  beroemdste, 
als  de  slier  van  het  Mauritshuis  en  het  kleine  paneeltje  uit  de  verzameling 
Choiseuil,  thans  in  mijn  bezit.  Daartoe  behoort  ook  een  landschapje  met  vee, 
uit  de  verzameling  van  der  Linde  van  Slingelandt,  thans  het  eigendom  van 
den  Markies  van  Westminster,  waar,  volgens  oude  overlevering,  het  kasteel 
Brinkhorst,  tusschen  den  Haag  en  de  Geestbrug,  op  moet  voorkomen. 

(M  Oud-Hollanci  IX,  biz.  137. 

(')  Het  is  een  vergissiii"  van  tien  lieer  Brcduis  dat  hij  iieni  ooi<  naar  I^clt'l  laat  gaan. 
Het  register  noemt  duidelijk  Paulus. 


f^du-J\<>»%^,t 


I  .'.u..^.WM\'l 


OVEIi  I'AIIAS  POTTER 

Hij  wooiil  (l:m  eiliter  iu)<<  Ic  Delft,  waar  in  liet  ic'}iiski-  v;iii  1650  wordt 
aanf<c'tr(.keii(l  (l;il  Paiilus  Poller  naar  den  Haa<»  verlrokkeii  is.  Dal  was  gebciird 
in  1(119,  Uu'ii  hij  daar  als  Meesler-schilder  werd  inj^esclireven.  Ilij  woonde  er 


p.  Dl'PONT  :  Potloodslu.lU'  vm.r  ■!«■  fiinMirc  noru  lict  M-lliUIri  ij  viin   P   Poll.  r. 

in  een  liiiis  van  van  Gooien,  lusschen  van  (iooien  zelven,  van  wien  hij  wcinig 
geleerd  lieeft,  en  den  bouwnieesler  C.laes  Dirksz.  Balckeneynde,  niel  wiens 
oudslc"  docliloi-,  Adrinna,  hij  3  Juli  KiiiO  j<i'li()ii\vd  is. 

Balckeneynde,  die  voor  I'redeiik  Hendrd<  aan  llonsholredijk  en  iiet 
Oo-sleinde  gebouwd  had,  zai  hem  i)ij  Aniaiia  van  Solins  hehben  aanhevolen, 
voor  wie  iiij  in  1619  hel  heroenide  sink  schilderde,  dal  thans  in  de  Hermitage 
is.  Hel  werd  om  een  koe,  die  zieh  al  le  naUuMlijk  gedroeg,   geweigerd,   maar 


OVER  PAULUS  POTTER 

de  bctrekking  tot  het  hof  werd  niot  algel)roken.  Altliaiis  Graaf  .lohan  Maurits 
van  Nassau,  de  Braziliaan,  heeft  nog  later  in  betrekking  tot  Potter  geslaan. 
Graaf  Maurits  was  sedert  1047  Gouverneur  van  Kleef,  maar  was  in  1650 


en  1651  veei  in  den  Haag.  In  1650  etste  Pottei-  voor  hem  een  zeldzaani  pkiatje 
waarop  een  Braziliaansch  aapje  en  een  Braziliaansclie  plant,  de  Zabueaia,  zoo 
als  er  met  groote  letters  op  staat.  Ja,  zelfs  te  Kleef  moet  Potter  geweest  zijn, 
want  de  achtergrond  van  het  portret  van  Dirk  Tulp  is  een,  klaarhlijkelijk  naar 
de  natuur  geschilderd,  vergezicht  over  het  Kleefsche  land,  met  het  slot  dat  zich 
tegen  de  lucht  afteekent,  en  de  slad  aan  den  oever  van  den  Rijn  die  in  de 
diepte  weg  schuilt.  Zou  hij  ook  daar  niet  door  Johan  Maurits  zijn  gekomen? 
Toch  is  hij  niet  in  den  Haag  gebleven.  In  geldelijke  zaken  ging  het  hem 
daar  niet  al  te  best.  Reeds  18  Juli  1649  leende  hij  (er  staat  enkel  de  Potter, 
maar  men  neemt  aan  dat  het  Paulus  Potter  was)  van  den  advocaat  ^Yalbeek 
100  Carolusguldens  tegen  5%,  waarvoor  hij  een  schilderij  als  pand  gaf  en 
25  Mei  1651  maken  zij  voor  schepenen  een  accoord,  waarbij  binnen  drie 
maanden  kapitaal  en  interest  zal  betaald  worden,  en  hij  binnen  een  maand 
de  verschoten  onkosten  en  het  verdiend  salaris  van  zijn  geldschieter  met  een 
schilderijtje  zal  voldoen.  Of  hij  aan  deze  nieuwe  verpliehtingen  voldaan  heefl, 
en  hoe,  blijkt  niet. 


OVER  I'.MIA'S  POTTER 

Volj^c'iis  vail  Ulicciieii  zoii  liij  door  Nicolaas 'riilp  zijii  ovcrjit-liaald  naar 
Ainskidam  le  komeii.  "  \)v  liecr  Horgcnu'csler  Tiilp,  die  dikwils  in  den  Haag 


A*.4V  "**»< 


p.  DLPON'T  :  PotloniKliulic  voor  tie  Kia\  lire  iinar  lii't  schililcc  ij  van  P    Potter 

zynde,  keiinis  aan  onzcn  Paul  us  Poller  gekregen  liad,  wiens  lollijk  gedrag  en 
konst  hem  zonderling  behaagde,  zieiide  dal  liy  niet  naar  waarde  voor  de  zelve 
beloonl  wierd,  lokte  hem  lot  Aniskidani  oni  voor  hem  le  scliildereii,  met 
loezegging  van  zijii  gunst  :  gclyk  liij  zig  dan  ook  op  den  eersten  van  Hloey- 
maand  1052  t'  Amsterdam   met   'er   woon   l)egal",   en  schilderde   vcrschevden. 


OVER  PAULUS  POTTER 

zoo  groote  als  kleine  konstukjes,  voor  gemelden  Boigemeester  Tulp,  zoo  dat 
die  in  zijn  lijd  wel  't  meest  van  zijn  konst  bezat.  »  (*) 

In  1653  schilderde  hij  daar  toen  het  levensgroot  ruilerportrel  van  diens 
zoon  Dirk,  een  doek  van  3.10  m.  bij  2.74  m.,  een  oppervlak  dus  van  acht  en 


^■, 


p.  DUPONT  ;  Potloodstudie  voor  de  gravuie  naar  het  schildeiij  van  P.  Potter. 

een  halven  vierkanten  meter;   grooter  dan  zijn  stier  in  het  Maiiritshuis  en 
alleen  overtrofTen  door  zijn  berenjacht  te  Amsterdam. 

He^:  stuk  is  voluit  gemerkt  Paulus  Potter  F.  1653.  Hij  moet  echter  reeds 
in  het  vorig  jaar  met  de  voorbereiding  van  dit  werk  Ijegonnen  zijn,  want  de 
heer  Dupont  heeft  er  mij  terecht  opmerkzaam  op  gemaakt,  dat  het  mooie 
etsje  van  1652  van  het  donkere  schimmeltje,  Bartsch  10,  geheel  het  kenmerk 
draagt  van  een  voorstudie  voor  het  paard  waarop  hij  Tulp  geschilderd  heeft. 
Ik  durf  haast  nog  iets  verder  gaan  en  beweren  dat  het  ditzelfde  paard  is,  een 
jaar  jonger  en  met  nog  grijze  manen  en  staart.  AUe  schimmels  worden  zwart 
geboren  en  bij   sommigen  worden  manen  en  staart  zeer  spocdig  wit.  Op  de 


(')  Houbrakcii  II,  biz.  129. 


<)\i:n  I'AULUS  IH)TTER 

scliildi'iij  is  vv  in  dc  inancn  nog  ecn  grijzc  vlok  en  hij  zlxt  overeenkomende 
voiiiKii  lak-n  els  en  schilderij  liet  zelfde  wilte  kolletje  op  hel  voorhoofd  zien. 
Alleen  mist  in  de  scliildeiij  Iiel  paard  de  witte  sok  aan  hel  linker  aclileil)een. 
Poller  kan  tlie  hehhen  weggelaleii  oindat  een  liclile  vlek  hem  daar  niel  pasle. 
Wil  men  dat  niel  geloven  dan  zal  men  moelen  aannemen  dal  hij  voor  de  els 
ecn  paard  nit  dezelfde  stoeterij,  hefsl  van  dezelfde  onders  gel)ruikl  lieefl.  Hel 
zoii  wel  Nvonderlijk  zijn  als  liij  dil  l)ij  loeval  gevonden  had. 

I)il  prenlje  hehoorl  tol  een  serie  van  vijf  zeer  verschillende  soorlen  van 
paarden,  alle  in  1(552  gei'lst,  en  daaronder  is  er  een.  B.  11,  l)ekend  als  le 
Couvtaiid,  een  bontgevlekle  Engelsche  hit,  die  Poller  ook  reeds  in  1649 
geschilderd  had  in  een  klein  paneeltje,  Ihans  te  Seh\verin.|  Zijn  els  heefl  hij 
niel  naar  die  schilderij  geniaakl,  wanl  daarop  is  dil  hilje  nog  nauwelijks 
volwassen  en  gevuld  van  vormen  en  zijn  manen  en  staart  nog  onafgesneden, 
terwiji  het  drie  jaar  later  bijna  schonkig  is  gewordcn.  Toch  laat  de  teekening 
der  vlekken  geen  twijfel  dat  wij  hetzelfde  dier  voor  ons  hehben  en  daar  dil 
paardje  nanwlijks  Poller  naar  Amsterdam  zal  gevolgd  zijn,  meen  ik  te  mogen 
besluiten  dat  deze  ets  nog  voor  Mei  in  den  Haag  is  onlslaan.  De  paarden- 
stndies  als  voorbereiding  voor  het  riiilerporlret,  zouden  dus  reeds  in  den 
Haag  zijn  begonnen.  Geen  voorsludie  is  er  voor  de  beweging  van  het  paard, 
die  locii  misschien  niet  overl)odig  geweest  ware.  Hij  heefl  zich  gehouden  aan 
den  moeilijken  stand,  die  toen,  sederl  Leonardo  da  Vinci,  voor  riiiterpor- 
trelten  gebrnikclijk  was.  Het  is  niet  eigenlijk  een  steigerend  paard,  maar 
een  paard  dal  de  ruiler,  volgens  de  boogere  rijschooi,  op  de  achterbeenen 
laat  draaien. 

Ik  zou  geneigd  zijn  de  vraag  te  stellen  of  bet  niet  soms  Dirk  Tnlp  was  die 
Potter  nil  den  Haag  heefl  laten  overkomen.  Vroeger  heb  ik  mij  de  zaak  zoo 
voorgesteld  dat  Potter,  wegens  zijn  sleciile  gezondheid,  Nicoiaas  Tulp  zou 
geraadpieegd  hcbben  en  deze  hem  den  raad  zou  hebben  gegeven  naar  Am- 
sterdam te  komen,  oni  daar  i)eter  in  zijn  onderlioud  te  kunnen  voorzien. 
Dirk  zou  dan  zijn  vader  ler  wille  zijn  geweest  door  zulk  een  beiangrijk  werk 
te  l)estellen.  Hn  bepaald  verwerpelijk  is  deze  voorstelling  der  gebeuilenis  nu 
zeker  nog  niet.  Maar  ik  vraag  mij  loch  af,  of  van  Rheenen,  die  zooveel  later  de 
overlevering  omtrent  den  eersten  man  van  zijn  moeder  aan  Houbraken  mede- 
deelde,  hier  niet  een  vergefelijke  vergi.ssing  zou  begaan  hebben.  wanneer 
hij  den  weinig  bekenden  Dirk  Tul|)  met  zijn  beroemden  vader  zou  verwisseid 
hebben. 

Van  een  nadere  betrekking  lussclien  Panlus  Potter  en  Xicolaas  Tnlp 
blijkt  overigens  niels.  Zelfs  is  er  in  de  veizameling  seiiilderijen  van  zijn 
schoonzoon  .Ian  Six,  die  in  1702  in  veiling  kwam,  geen  enkel  sink  van  Potter, 
wat  toch  licht  hel  gcval  zou  zijn  geweest,  wanneei'  er  veel  van  zijn  kunsl  in 


OVER  PAULUS  POTTER 

den  boedel  van  zijn  schoonvadei-  geweest  ware.  Een  groote  verzanieling  kunst 
van  een  meester,  plotseling  gevormd  door  een  man  op  leeftijd  met  een  l)e- 
perkte  woning,  komt  niij  hoogst  onwaarschijnlijk  voor. 

Jachten,  honden,  paarden,  desnoods  ook  koeien,  passen  daarentegen 
uitnemend  voor  Dirk  Tulp,  die  ze  niet  slechts  in  de  stad  maar  ook  op 
Tnlp-en-Burgh  kan  geplaatst  hebben.  In  zijn  ruilerportrel  bezat  hij  in  elk 
geval  op  een  na  het  grootste  stuk  van  den  meester.  Zou  misscbien  ook  de 
wolfsbond  van  Potter  thans  te  St.  Petersburg,  ongehikkig  zonder  jaartal,  door 
Tulp  in  1648  uit  Moscou,  waarbeen  bij  zijn  laleren  scboonvader  Dr  Albert 
Coenraads  Burgb  op  diens  gezantscbap  vergezelde,  zijn  meegebraclit  ?  Zulke 
bonden  waren  zeker  toen  in  Holland  zeldzaam  genoeg. 

Mijn  vernioeden  schijnt  bevestigd  te  worden  door  een  klein  scbilderijtje 
op  de  tentoonstelling  van  Frederik  MuUer  en  C"  ter  eere  van  Rembrandt, 
n"  105a,  een  Russiscbe  wolfsbond,  minder  langharig  dan  de  Peterburgscbe  en 
misscbien  dus  niet  gebeel  zuiver  van  ras,  maar  voluit  gemerkt  Paulus  Potter 
f.  1653. 

Is  mijn  meening  jiiist,  dan  zal  Dirk  Tulp  wel  bijna  alles  bezeten  hebben 
wat  Potter  in  de  beide  laatste  jaren  van  zijn  werkzaam  leven  heeft  gescbil- 
derd,  een  niet  onbelangrijk  deel  van  zijn  levenswerk ;  maar  wanneer  die 
verzanieling,  waarvan  Houbraken  gewaagt,  verstrooid  is,  blijkt  nergens.  Een 
veilingscatalogus  waarin  vele  Potters  voorkomen,  vindt  men  bij  Hoet  niet,  en 
ook  Houbraken  kent  blijkbaar  die  verzameling  niet  meer  als  nog  in  wezen. 
Het  ligt  voor  de  band  dat  zij  bij  Tulps  dood,  toen  bij  twee  minderjarige 
dochtertjes  achterliet,  is  verkocbt." 

Het  ruiterportret  kwam  door  zijn  oudsle  docbter  Esther  Elisabeth,  die 
met  Mr.  Jan  van  den  Bembde  trouwde,  aan  baar  docbter  Anna  Elisabeth,  die 
met  Mr.  Jan  Six  in  1728  gehuwd,  het  aan  mijn  voorouders  bracht. 

Die  twee  laatste  jaren  in  Amsterdam  zijn  weer  jaren  van  groote  vrucht- 
baarbeid.  Er  zijn  wel  niet  zooveel  reusacbtige  doeken  als  in  1649,  maar 
behalve  al  de  kleinere  is  toch  van  1653  zeker  nog  een  groot  doek,  een  jonge 
bijna  levensgroote  schimmel,  het  eerst  vermeld  in  de  veiling  van  10  Mei  1756 
als  een  levensgroot  paard,  in  1768  in  de  verzameling  Winkler  te  Leipzig 
(5'5  X  6'11)  sederl  bij  den  beer  Weber  te  Hamburg  (1.55  X  1.99)  door  Zilcken 
geetsl  voor  de  Zcitxchrijt  jiir  bildende  Kunst  1892,  biz.  260.  Ook  dit  maakt 
meer  den  indruk  van  een  paardenstudie  dan  van  een  schilderij.  Behalve  aan 
Tulp  schijnt  ook  te  Amsterdam  het  verkoopen  niet  zoo  vlot  te  zijn  gegaan. 
Een  zekere  Dann^ux  kon  tenminste  in  September  1652  een  groot  stuk  van  hem 
zoo  het  schijnt  met  paarden  en  koeien,  bokken  en  schapen,  boomen  en 
planten,  van  vier  bij  dric  en  een  half  voet,  waarover  bij  zoowat  vijf  maanden 
gewerkt  zou  bel)ben,  krijgen  voor  400  francs,  omdat  hij  hoopte  daardoor  in 


10 


I'hoi.  ilcurnbach   Kiffartli  &  V.    Iti-rliin 


PAll.lS  I'Oril-.li:   i;N(il;i.S(;ill;  nil   ;   M-hildcrij.  Kil'.l. 
(Grootll.Tlonclijk  .MliMimi.  S.liwi-riii  i/Mi. 


()Vf:n  I'Al'fJ-S  POTTER 

Zwedeii  bekeiul  te  wordcii.  Tluins  koinc-ii  ilezc  matfii  in  liet  wcrk  v;m  Pollci- 
niet  nieer  voor.  De  schiUlerij  is  dus  vcrloren  geraakt  of  afgcsnedcn.  In  dit 
laalste  geval  zou  lift  j^roole  dock  in  lict  Louvre  van  Ki.Vi  niisscliien  in  aan- 
merking  komen  al  onlbifken  daar  zoowl'I  paardcn  als  bokkc-n. 

HoL'  (lit  zij  en  ol  lift  zijn  icv(.'Msomslandif»heden  zijn  <<c\vccsl  of  zijn 
gestel  dat  beni  Ion  <^iave  slccple,  iiij  slierf  le  Amslcrdam  17  .laniiaii  1651.  Zijn 
portrel,  dat  ook  dil  jaaiial  draagt,  oen  van  de  zeldzanie  diep  gevoelde  werken 
van  vander  Helsl,  laat  bem  ons  zien,  reeds  met  de  iijkkleur  op  de  inyevallen 
trekken,  die  zoo  wonderlijk  afsteken  tegen  den  weelderigen  rosscn  baaidos. 
Nog  werkend  zoolang  het  dag  is,  zit  bij  voor  den  ezel  waarop  een  ledig  doek 
staat  te  worden  aangevangen.  Het  doclilerljo  dat  bij  nabet,  overleefde  bem 
niet  lang.  Zijn  weduwe  alleen  biold  zijn  beiinnering  in  eere  en  veriiaalde  aan 
haar  zoon  uit  een  hiter  buweUjk  van  zijn  ijver  en  zijn  kortstondigen  roeni. 

En  zijn  werken  zijn  bbjven  spreken. 

Missebien  is  de  kunst  van  Potter  vroeger  oveiscbat.  Tlians  wordt  zij 
nauwlijks  bilbjk  beoordeeld.  Onze  tijd  die  in  zake  van  kunst  zoo  dweept  met 
al  wat  benadert  en  vaag  is  en  ongeveer,  mits  de  toon  goed  zij  en  de  kleur 
waarde  bebbe  en  in  dit  gestamcl  bartstocbt  te  vermoeden  zij  of  mysliek,  heeft 
daarnaast  niet  de  voile  juiste  waardeeiing  voor  de  eerlijke  oprecbtbeid,  die 
ronduil  spreekt  onidat  zij  niets  te  verbergen  beeft. 

Potter  is  een  gelijkmatige  natuur,  eerlijk  en  open,  wars  van  conventie, 
een  vriend  van  bet  licbt  dat  overal  scbijnt  :  bet  bleeke  niorgenlicbt  van  een 
helderen  voorjaarsdag,  dat  tussclien  de  blauwige  wilgen  op  bet  verscbe  gras 
speelt  of  de  zwoele  ocbtend  van  een  beeten  zomerdag,  die  de  jongens  der 
boerderij  tot  baden  lokt;  de  warme  namiddagzon  die  boomen  en  weiden  met 
licbt  overgiet,  waar  de  sloot  onder  slaapt,  landscbap  en  vee  vveerspiegelend  : 
soms  f)ok  bet  valsebe  licbt  van  sainentrekkende  onweersbuien,  dat  zijn 
paarden  of  koeien  bel  uit  laat  slaan  tegen  bet  wolkenlloers  ;  niaar  allijd  locii 
een  tinleling  van  licbt  in  zijn  hicbl  en  zijn  weiden,  op  zijn  boomen  v\\ 
zijn  vee. 

Hij  zoekt  de  natuur.  maar  bet  is  niet  de  natuur  der  naluralislen  van  die 
dagen,  Carravaggiesken  en  Rembrandlieken,  waar  het  licbt  beperkt  wordt 
door  onzicbtbare  bindernissen,  om  op  een  enkel  punt  des  te  meer  te  scbit- 
leren  ;  waar  altijd  een  slagscliaduw  klaar  ligt  om  op  den  voorgrond  te  vallen 
en  daar  een  voorwerp  of  figuur  lot  repoussoir  te  verduisteren,  terwijl  bet  iiciil 
op  spreekwoordelijke  wijze  op  de  bool'dliguur  valt. 

Wanneer  wij,  lerwijl  onze  bedendaagscbe  kunslenaars  zicb  wel  wacliten 
volgens  zulke  voorscbriften  te  werken,  in  oudore  kunst  dcze  gewilde  toeval- 
ligbcden  zonder  ergernis  zien,  dan  is  bet  omdal  een  kunstenaar  van  zoo  alles 
overbeer.scbend    stlH'|)pingsvermogen   als   Hembiandl  ons  nuesleipl  en  over- 


OVER  PAULUS  POTTER 

weldigt,  zoo  goed  als  Michel  Angelo  ons  tot  bewondering  dwingt  voor  zijn 
verwrongen  figuren  die  zelfs  nog  nawerken  l)ij  een  Millet  en  een  Thijs  Maris. 
Van  dc  tijdgenooten  staan  zeker  zij  het  hoogst  die  zich  niet  mee  hebl)en 
laten  voeren,  maar  hiin  eigen  peisoonlijkheid  hcbben  uifgcspioken  in  bun 
kunst. 

Niet  dat  Potter  geen  l)elangstelling  zou  gehad  hebben  voor  de  vraagstuk- 
kcn  die  de  schilders  van  zijn  tijd  bezig  hielden,  maar  het  zijn  weer  vraag- 
stukken  van  anderen  aard.  Een  bonl  geteekend  oppervlak,  vlak  te  houden, 
zooals  Paolo  Veronese  dat  zoekt  in  een  bont  gestreepte  nionw,  Vermeer  dat 
in  zijn  wit  en  zwart  marmeren  vioeren,  de  Hoogh  in  een  latwerk,  in  wilte  en 
donker  groene  riiiten  geschilderd,  zoo  meeslerlijk  nitvoert,  zooals  waarschijn- 
lijk  de  perspcctieven  van  Fabricins  wcl  iels  dcrgclijks  zullen  hebben  vertoond, 
zooals  Rembrandt  zelf  bet  in  zijn  geschilderden  roerdomp  en  in  zijn  geetste 
schelpje  ook  had  aangerocrd  en  Potter  het  in  zijn  koebeesten  en  zijn  hondjes, 
in  zijn  gevlekte  hit  en  zijn  appelschimmels  en  de  panthers,  die  Marc  de  Br}' 
naar  hem  etste,  al  spclend  bereikt. 

Potter  heeft  zijn  bijzonderen  aanleg,  een  schilder  met  de  ziel  van  een 
graveur,  want  dear  konil  de  opmerking  van  Fromentin  op  neer,  een  kunste- 
naar  die  in  zijn  zeer  overlegde,  wel  doordachte  gewrochten,  waarin  het 
toeval  geen  rol  speelf,  met  wiskunstige  zekcrheid  een  warncl  van  lijnen  zich 
laat  ontwikkelen  tot  een  schijnbaar  eenvoudig  en  toch  nergens  eentoonig 
geheel.  Zie  hoe  de  wrongen  zich  leekencn  in  de  vacht  van  zijn  stier.  Zie  hoe 
in  den  wolfhond  te  Petersburg  of  de  Spaansche  hondjes  der  van  Taacken 
(1652),  dank  zij  een  ministerieele  wispelturigheid  een  paar  jaar  geleden  voor 
een  prijsje  naar  Amerika  verdwenen,  het  haar  is  geschilderd.  Het  is  waar  het 
laatste  is  een  leelijk  schilderij,  zonder  samenhang  en  waar  in  den  duisteren 
achtergrond  die  groote  kater  nauwlijks  spreekt,  maar  de  keffertjes  met  hun 
zijige  witle  haar,  met  licht  bruine  vlekken,  en  hun  I'ood  en  zilveren  passe- 
mentwerken  sieraden  zijn  prachtig.  Spelend  zijn  haar  voor  haar  door  de 
witte  en  bruine  partijen  getrokken  met  een  Jobsgeduld  dat  zich  niet  opdringt 
en  een  vastheid  van  hand  die  het  een  genot  is  te  bewonderen,  een  zekerheid 
van  bouw  in  het  verloop  der  evenwijdige  en  zich  kruisende  trekken  die  men 
niet  moe  wordt  te  volgen. 

In  deze  richting  heeft  hij  niets  merkwaardigers  geleverd  dan  de  nianen, 
en  de  staart  vooral,  van  den  schimmel  van  Tulp.  Naar  het  hoogste  wat  kunst 
kan  geven  moel  men  hem  zeker  niet  vragen,  maar  zoolang  er  fijnproevers 
zijn,  zullen  zij  genieten  van  een  opzet  die  toelaat  en  een  uitvoering  die  komt 
tot  het  uiterste  van  kunstvaardigheid,  zonder  ergens  in  matheid  te  vervallen, 
van  een  strakheid  van  lijn  vol  lenighcid,  een  lijnen  gewar  zonder  verwarring. 
Is  ieder  haar  getrokken  met  de  zekerheid  van  een  wiskundige,  geteekend  met 


]2 


OVER  IWULUS  POTTER 

de  vaslheid  van  hot  giaanjzer,  hel  is  daaiom  niet  iiiiiuicr  f»emodcIlterd  in  de 
verf.  Zelfs  dt-  gmolc  vlakke  pailijen  van  deii  jfedaaltlcrdcii  schimmel  zijn  eersl 
••eleekend  met  toelsen  die  hot  haarverloop  aaiif>eveii  oiii  dan  met  eeii  breeden 
daskwasl  saamfjcdoezeld  le  worden  lot  een  j<lad  en  glanzend  en  rondend 
gchec'l.  Zoo  bouwi  hij  ook  zijn  boomen  op  nil  blaadjes  van  witte  of  licht- 
groene  verf  als  zeer  kleine  lichaampjes  geboelseerd,  waaiaan  hij  dan  de 
eenheid  van  massa  geeft  door  een  groen  glacis,  waardoor  hij,  bij  alle  uilvoe- 
righeid  toch  de  samenhang  bewaart  en  een  groen  heeft  verkregen  dat  na 
eeuwen  nog  de  frischheid  van  het  Hollandsche  kuidschap  met  zijn  lichLgroen 
loover  en  zijn  nog  groener  gras  weergeeit. 

Niemand  heeft  als  hij  de  stille  vreedzamc  poezie  der  uitgestrekte  weiden 
van  Dellland  of  Amstelland  tot  den  grondtoon  van  zijn  scheppingen  gemaakt. 
Zijn  knnst  is  niet  hoogdravend.  Waar  hij  tragisch  wil  worden  als  in  zijn 
l)erenjacht  van  l()19,  onder  invloed  van  de  wolvenjacht  van  Rui)ens  door 
W.  de  Leeuw  in  prent  gebracht,  is  hij  buiten  zijn  sfeer.  Hij  is  niel  eens  lyriseh. 
Hij  is  idyllisch,  niaar  hel  is  de  echte  onvervalschlc  landelijke  idylle  die  hij 
geeft,  onopgesmnkl  en  naluurlijk,  lietlijk  mijmerend  zonder  vreemde  droo- 
merigheid,  vredig  als  een  lenlemorgen  of  een  zomeravondslond. 

Hij  leekende  veel  naar  de  natuur,  wij  welen  het  van  zijn  vrouw,  maar 
ik  zou  geneigd  zijn  aan  te  nemen  dat  zelfs  menige  van  zijn  latere  landschap- 
pen  legenover  de  natuur  geschilderd  waren.  Zij  hebben  toch  een  eigenaardige 
llclsche  malheid,  meer  in  hel  geheel  dan  in  de  deelen,  die  vaak  eigen  is  aan 
studies  in  de  open  hicht  geschilderd  en  niel  in  hel  atelier  nog  eens  herzien. 
Hel  is  vooral  de  natuur  die  hij  zoekl.  Zoo  goed  als  Rembrandt,  zal  ook  hij 
zeker  zijn  kunsl  v  navolging  van  natuur  »  genoemd  hebben,  onbewusl  dat 
ook  hij,  zoo  goed  als  ieder  under  kunstenaar,  niel  navolgde  maar  herschiep. 
En,  zooals  Rembrandt  trouwens,  zelf  ook,  vereenvoudigt  hij  allengs  zijn 
composities.  Niels  is  daarvoor  leerrijker  dan  zijn  els  van  1643,  de  Koehcrder, 
met  zijn  knap  gebouwden  groep  van  kundig  samenstel,  die  hij  in  l(il9  afsnijdt 
en  omwerkt  lot  een  veel  eenvoudiger  voorslelling. 

Ook  in  zijn  schildeikunsl  kan  men  dezelfde  bedoeling  waarnemen.  Eersl 
de  rijkere  mel  opzettelijke  groepeering;  daarna  of  enkele  figuren  of  een  zoo- 
danig  verspreiden  van  de  belangsfelling  over  het  geheele  veld  van  zijn  werk 
als  de  onopgesmukle  natuur  dal  le  zien  geefl,  eindelijk  een  vierkanl  op  den 
voorgrond  stellen  van  een  enkel  dier,  zonder  hveede  plan,  alleen  mel  een 
verren  achlergrond.  lets  wal  ons  eigenlijk  geen  schilderij  lijkt. 

Maar  ik  vraag  mij  al  of,  wanneer  Poller  lot  zijn  zevenligsle  jaar  had 
kunnen  werken,  in  plaals  van  nog  geen  derlig  le  worden,  hij  weer  lot  rijper 
samenslelling  zou  zijn  gekomen,  zooals  hel  kleine  sluUje  van  den  Herlog  van 
Arenberg  zou   doen  vernioeden,  of  dal  wij  llians  een  ongekunstelder  schoon- 


OVER  PAULUS  POTTER 

held  zouden  kennen,   die  ons  nu  niet  is  geopenbaard  en  waarvan  wij  de 
mogelijkheid  alleen  uit  zijn  latere  werken  kunnen  gissen. 

Jammer  dat  het  ruiterportret  van  Tulp  daarvan  niet  meer  den  juisten 
indruk  geeft.  Het  heeft  veel  geleden.  Jaren  lang  opgerold  op  zolder  geborgen, 
wordt  het  doorsneden  door  verscheiden  smalle  beschadigde  strooken,  die 
met  kwistige  hand  lang  niet  voorlreffelijk  zijn  bijgeschilderd.  Zeer  zwaar  is 
de  Incht  daardoor  geworden,  vooral  de  vvolken  links  bovenaan,  zeer  is  de 
kop  gewijzigd,  waarin  nens  en  mond  geheel  misvormd  zijn,  de  omtrek  van 
den  haardos  niet  dengt  en  de  onderste  krul  zoo  zwaar  is  aangedikt,  dat  men 
den  indruk  van  een  allongepruik  krijgt.  Zeer  hinderlijk  is  van  alle  donkere 
vlekken  in  het  paard  vooral  een  bij  de  staart,  waardoor  de  inplanting  geheel 
bedorven  is.  Van  alle  andere  grootere  en  kleinere  overschilderingen  is  het 
maar  beter  te  zwijgen. 

Maar  ook  de  plaatsing  en  de  verlichting  der  schilderij  zijn  onvoldoende. 
Zij  behoorde  meer  licht  te  hebben  en  liefst  van  links,  zoo,  dat  men  het  kerk- 
torentjekon  onderscheiden  datweg  schuiit  lusschen  de  wazig  blauwe  bosschen 
en  de  jagers  met  hun  hazewinden,  die  heel  in  de  verte  naar  het  slot  terug- 
keeren;  zoo  dat  het  oog  meer  werd  geboeid  door  de  stad  met  zijn  huizen  en 
zijn  kerk,  door  de  rivier  en  door  den  ploeger  op  zijn  akker ;  zoo  dat  de 
bloemen  en  planten  op  den  voorgrond,  klissen,  weegbree,  herderstasch  en 
wat  niet  al,  met  zooveel  liefde  zoo  uitvoerig  geschilderd  beter  te  zien  waren. 
Een  verlept,  verflenst,  gatig  en  half  vei'dord  blad  onder  aan  een  klis  is  alleen 
reeds  een  meesterstukje  van  schilderkunst.  De  witte  staart  rechts,  zwakker 
verlicht,  zou  niet  alleen  spreken.  Vooral  zou  ook  het  rijke  en  fijn  gestemde 
kleurenspel  van  het  roode  zadel  op  den  grijzen  appelschimmel  en  van  de 
witte  manen  en  nog  witter  kanten  manchetten  tegen  de  gele  tinten  van  den 
lederen  kolder  en  de  gestreepte  zijden  mouwen  onder  een  helder  licht  hcerlijk 
uitkomen.  De  plaat  van  Dupont,  voor  mij  gegraveerd,  niet  in  den  handel,  (') 
hiernevens  verkleind  afgebeeld,  waar  veel  in  te  zien  is,  wat  men  in  de  schil- 
derij nauwlijks  opmerkt,  kan  uit  den  aard  der  zaak  de  pracht  van  dit  kleur- 
accoord  niet  geheel  weergeven. 

Ook  in  een  ander  opzicht  kan  de  indruk  niet  volkomen  juisl  zijn.  Ik  bedoel 
niet  dat  de  beschadigingen  zijn  hersfeld,  dat  het  wapenbord  en  opschrift  uit 
de  xvme  eeuw,  zijn  weggebleven  —  hierdoor  wordt  het  geheel  alleen  gebaat  al 
is  misschien  de  stam  van  Ijoven  wat  kaal  geworden  en  kan  het  lint  waar- 
aan  dan  een  eenvoudig  wapenschild  zou  gehangen  hebben,  zooals  Tulp  dat 
toen  voerde,  wel  oorspronkelijk  zijn  —  maar  ik  heb  het  oog  op  iets  anders. 
Die  groote  docken  van  Potter  zijn  nog  minder  dan  de  schutterstukken  voor 

(*)  Alleen  heb  ik  ileii  kunstenaar  eeiiige  exemplaien  j^egeveii  met  verlof  die  voor  zijn 
rekening  te  verkoopeii. 


14 


p.  DUI'ONT  :  I'otlootsludir  voor  <lc  giaviirt 
naar  lirl  Mhililiiij  \.\n  I'    I'olli-i-. 


13 


OVlJi  IWrUS  I'OTTEH 

gioolt'  zaien  bcsknul.  Ikl  is  iiit-l  dc  becloi-ling  ze  van  een  afstaini  le  zicn. 
Iiulien  Poller  zell  (lit  work  op  ecu  ncgendc  liad  vi'rklcind,  hij  zoii  zcker  den 
zwaic'ii  cikonsUini  door  (.en  slankcren  hci)l)cn  vervangfii  v\\  de  spaarzame 
lakki'ii  nu'l  dc  \vi'iiii}4i'  l)huitrcii,  door  meer  f^cvuUU'  lotcn  en  sclieulen.  Hij 
zoii  zflls,  wiiaistliijnlijk  dc  veilioiiding  dcr  iigiiiir  lol  iiel  geheele  veld  aiiders 
lKi)l)cii  opgeval.  Om  luin  liierin  Ic  l)eoordeelen  is  iedere  afbeelding  onbruik- 
baar  en  nioel  men,  even  goed  als  voor  de|klcur,  het  wcrk  zelf  zien.  Ziet  men 
hel  met  een  cog,  door  de  plaal  vooii)eieid  en  geopend,  dan  geloof  ik  dal  men 
ook  zonder  langdurige  slndie,  nog  beden  zicli  rekenscbap  kan  geven  welk  een 
belangrijke  plaals  in  bel  werk  van  Poller  dit  ruilerportrel  eens  moet  bebben 
ingenomen.  Niel  l)oven  zijn  jeiigdige  idyllen,  zijn  echt  HoUandsche  land- 
scliappen  zon  ik  bel  Aviilen  slellen,  maar  daar  naast  als  een  vooibode  van 
episebe  bieedvoerigbeid  aan  boogbeid  van  opvatling  gepaard,  als  een  l)elofle 
van  een  toekomst  die  niel  in  vervulling  beefl  niogen  gaan. 

WMe  zou  als  bij,  de  bisloriescbilder  van  Willem  III  bebben  knnncn  wor- 
den  en  boe  veel  belangrijker  zou  een  ruilerpoilret  van  den  Koning-sladliouder 
van  zijn  band  zijn  geweest,  dan  dal  van  Dirk  '1  ujp. 

In  bel  algemeen  beefl  Dupont  geen  nioeile  gebad  om  zieb  in  bel  werk 
\an  Poller  lluiis  le  gevoelen.  Ja,  zoovele  zijn  de  aanrakingspunten,  zelfs  in  de 
comj)osilie,  Uisseben  bem  en  den  sebiidei'  van  bet  ruilerportrel,  dal  men 
onwiliekcurig  aan  eenigen  invloed  zou  denken  van  deze  prenl  op  zijn  werk, 
wist  men  niel  dal  de  aiuiere  plalcn  vooralgingm  en  ik  daaruil  tot  deze  keus 
kwam.  Bij  beiden  zijn  groole,[  uilvcirig  bebandelde  planten  op  den  voor- 
grond,  dan  een  groot  paard  met  kruliende  wille  manen  en  staarl,  geen  tweede 
plan,  maar  een  acbtergiond  die  (  rdir  den  luik  van  bet  zware  dier  door  een 
uiterst  uilvoerig  vergezicbl  laal  zien  nut  water,  dal  bet  liebl  der  lucht  weer- 
kaalst,  een  werk  dal  dcor  zijn  lecilieid  de  niassa  van  bel  gevaarte  op  den 
voorgrond  nog  nieer  doel  uilkomen. 

En  wie  [weet  of  wij  bier  niel  een  van  die  vele,  meesl  onnaspeurlijke 
invloeden  knnnen  aanwijzen  die  de  oiilwikkeliug  van  een  kunslenaar  onbe- 
wiisl  l)ej)aien.  Dupont  berinneil  zieb  dal  ik  inderlijd  de  leerlingen  der 
Akademie  met  dit  sebilderij  voor  oogen  gewezen  beb  op  Pollers  aanleg  als 
graveur,  die  er  uil  spreekt.  Het  was  beni  bij  gebleven  juisl  omdat  iiij  toen 
nog  niel  bad  begrepen  welk  verliand  n;en  kan  zoeken  lusscben  dczen  gescbil- 
derden  staarl  en  liurijinveik.  Maar  is  bel  nu  le  gewaagd  te  veronderstcUen 
dal  de  indruk  dien  bij  loeu  van  dil  werk  beell  onlvangen,  onbewusl  beefl  nage- 
werkt  en  wij  aldus  nevens  andei  en,  onder  de  geestelijke  voorouders  van  Dupont 
ook  moeten  noemen  den  |le  jong  geslorven  scbilder,  die  dus  niel  alleen  elsle 
en    scbilderde,  maar   ook   componeerdc  als  een  graveur,  Paulus  Poller. 

Aimlerdam,  IWHi.  J.    SiX. 


DE  "ZEVEN  DEUGDEN,,  VAN 

JOHANNES  VAN  EYCK 

IN   HET  NEDERLANDSCH    MUSEUM 

TE  AMSTERDAM 

I.    DE  TOESCHRIJVING   AAN   VAN    EYCK 


N  (ie  aflevering  van  Augustus  1906  der  flazelle  des 
BcdU.v-Arts  vond  ik  de  gelegenheid  enkele  opmerkin- 
gen  te  pkial.sen  over  de  tien  geelkopereii  statuetten  in 
licf  Nederlandsch  Museum,  gewooiilijk  de  «  Graven- 
heeldjes  »  genoemd. 

Stijlkritische  redenen  brachten  iiiij  er  toe  iu  die 
tien  figuren  twee  afgeronde  groepen  te  onderscheiden ; 
een  eerste,  die  ik  de  Ini'cslitinir  betitelde  en  waarvan  ik  liet  ontwerp  aan  een 
Dijonsch  artist  toeschrecf;  een  tvveede,  waarin  ik  een  voorstelling  der  Zeven 
Deugden  zag  en  waarvan  het  ontwerp  m.  i.  noodzakelijkerwijze  incest 
worden  toegekend  aan  Johannes  van  Eyck.  Op  deze  laatste  groep,  die  voor  de 
kunstgeschiedenis  van  het  meeste  belang  is,  wilde  ik  nog  eens  uitvoeriger 
terugkomen. 

Eerstens  de  toeschrijving  aan  Jan  van  Eyck.  In  kwesties  van  slijl  vornit 
de  plooienval  een  belangrijk  gegeven.  Jan  van  Eyck's  zeer  eigenaardige 
driehoeksplooien  vinden  we  bij  de  statuetten  met  veel  nadruk  aangewend. 
Zelfs  konien  enkele  plooien-groepen  bijna  zonder  onderscheid  voor  op  enkele 
figuren  uit  zijn  schilderijen  en  op  de  statuetten  ;  men  vergelijke  Arnolfini's 
bruid,  Jeanne  de  Chenony,  met  het  beeldje  der  Castitas,  van  de  rechterzijde 
gezien.  Merkwaardig  is  ook  dat  de  Heilige  Barbara,  op  het  bekende  schilderij 
in  de  verzameling  Rotlischild  in  Parijs,  op  geheel  dezelfde  wijze  in  een  mantel 
gedrapeerd  is  als  onze  Innoceniia,  van  de  linkerzijde  gezien.  De  plooien 
komen  zeer  nauwkeurig  overeen;  men  vergelijke  de  over  den  benedenarm 
geslagen  mantelslip.  Hoewel  de  toeschrijving  van  het  laatstgenoemde  schilderij 
aan  van  Eyck  niet  algemeen  wordtaangenomen,  is  toch  de  genoemde  Barbara 


18 


I)E  "ZEVE\  DEUGDEX,,   VA\  JOHANXES   VAX  EYCK 


verrewrjj  dc  hesle  cicr  vicr  figiiron  eii  koint  licl  incest  voor  van  Eyck  in 
aannierking. 

EtMi  Iweede  bi'lanfirijk  punl  van  veif^elijkinfi  is  dc  houdinj^  dcr  ngiircn. 
Men  vcr-^clijkc  dc  Mudoiiim  in  de  kvrk  in 
Berlijn  met  onzc  slaliiclle  der  Palirntiu. 
ielwat  viin  dc  rcdilcrzijde  gczicn.  De  over- 
eenkonist  in  |)osc  is  trelVcnd.  De  liouding 
van  lict  hoot'd,  de  algenicene  lijnen  dcr 
figuur,  details  in  den  plooienval  zijn  dezcil- 
de.  Even  sterk  is  de  gelijkenis  lusschcn  ccn 
eigenaardige  vrouwenfiguur  in  dc  KiuisigiiKj 
in  Petersburg  en  onzc  Subrielas.  De  houding 
en  het  gebaar  der  Innocenlia  (volgens  dc 
gravure  van  Millin  kunnen  we  haar  afgebro- 
ken  recbtcrhand  bcrstellen)  vind  een  nauw- 
keurigc  wcdcrgadc  in  dc  Maduiunt  der  An- 
nunciatie  op  de  builenvleiigels  van  bet  Drcs- 
denscbe  altaartje.  Over  de  bonding  der 
Castilas  en  baar  gebaar  en  Jeanne  dc  Cbcnany 
beboel'ik  niel  nicer  le  sprcken.  Dc  ovcrecn- 
konislen  beslaan  vooral  in  de  fijnc  at'wissc- 
ling  dcr  boudingcn  van  bet  boold  en  in  dc 
gebaren  der  banden  die  —  cigenaardig  kcn- 
merk  voor  van  Eyck  —  overal  te  klein  zijn 
in  verhouding  tot  bet  liciiaam.  Bij  de  twee 
mannebjke  beeldjes  (Diligenlia  en  Miscri- 
cordia)  vail  de  vreenule,  bijna  onmogelijkc 
stand  der  beencn  op.  Het  voorste  been,  met 
de  naar  acbtcren  gedriikic  knie,  niaakl  ecu 
bnitcngewoon  rccbtcn,  slijven  indruk.  Men 
vergelijke  daarmee  den    Adam   in    Brnssel, 

vooral  den  .S7/j/  Joris  op  de  Madonna  van  dcr  Paele  in  Brnggc,  den  Cliris- 
toplwrns  tc  midden  dcr  Pelgrims  in  Berlijn  en  dvn  Micliai'l  op  bet  allaartje  in 
Dresden  cm  nog  andere  manstignren  van  van  Evck 

Ilelgeen  bij  dc  allrii)utic  aan  van  Eyck  den  doorslag  gccl'l,  is  de  opmer- 
king  dat  iiij  voor  dc  beeldjes  dezcH'dc  pcrsoncn  als  modcllcn  gcbruikt  bcci't, 
die  ook  oj)  zijn  scbilderijen  vooikomcn.  Zoo  lierkent  men  zondcr  mocite 
Arnolfini  in  dc  statuette  der  l)ili<irntia.  De  Innoccntia  draagt  dc  bckken  van 
bet  jongc  meisjc  dat  o.  a.  de  Maria  der  Annuneiatie  voorstelt  op  dc  buitcn- 
vlcugcls  van    bet    Drcsdcnscb  altaartje.    Dc  llnnulihis  hcli  ik.  na  voorzicbtige 


.ioii.\nm;s  van  i;vi;k  .  soin 


19 


JOHANNF.S  VAN  EYC;K  :  Sobrictas 


Rijko 


DE  "ZEVEN  DEUGDEX,, 

vergelijking,  kunnen  identificee- 
reii  met  van  Eyck's  vroiiw.  J<'a/?/je 
lie  Chenany  vinden  we  op  en  top 
teriig  in  de  statuette  der  Sobrie- 
tas  en  wellicht  ook,  maar  veel 
minder  duidelijk,  in  de  Castilas. 
Dal  we  in  de  Misericordia  Philips 
den  Goede  ontmoeten,  bewijst  de 
miniatuur  in  het  Recueil  de  Gai- 
gnieres.  Voor  de  Patientia  heb  ik 
geen  equivalent  gevonden. 

Zonder  veel  moeite  zou  men 
de  redenen,  die  tot  de  attiibutie 
aan  van  Eyck,  nopen,  kunnen 
verdubbelen.  Het  lijkt  niij  onnoo- 
dig.  De  beide  kunsthistorici  die 
voor  mij  de  staluetten  bestutieerd 
hebben,zouden  waarscliijnlijk  tot 
dezelfde  conclusie  gekomen  zijn, 
zonder  de  verkeerde  hypothese 
die  het  onlstaan  der  beeldjes  in 
1454  plaatste.  «  Quelle  finesse 
d'analyse  dans  les  tetes  ;  quelle 
juslesse  dans  les  attitudes  !  On 
serait  tente  d'y  voir  r inter ucntion 
de  qaelque  grand  maiire  ».  Aldus 
de  beer  Destree  in  de  fraaie  afle- 
vering  van  Februari  1905  van 
((  Onze  Kunst  »,  gewijd  aan  de 
Tentoonstellingen  van  Dinande- 
ries  in  Dinant  en  Middelburg. 
Laat  ik  er  nog  bijvoegen,  dat 
deze  passage  mij  eerst  onder 
oogen  kwam  na  het  publiceeren 
van  mijn  eerste  opstel  over  de 
slatuetten.  Xatuuriijkerwijze 

denkl  de  heer  Destree,  op  de 
verkeerde  dateering  afgaand,  aan 
Rogier  van  der  Weyden.  Prof. 
J.  Six,  zonder  een  anderen  kuns- 


20 


DE  ''ZEVEN  DEUGDEN,,  VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

teiiaar  tc  vermoedcn  dan  Jacques  dc  Gerines,  "(aal  loch  voider.  «  Ce  n'cst 
plus  {lucre,  a  ce  qu'il  mo  soniblo,  lo  stylo  du  milieu  du  siede,  d'un  Rooier 
de  la  Pasture,  mais  celui  des  Van  l'>ok  ».  Prol'.  Six  ver{<olijkt  do  statuelten 
met  van  Eyck's  fi- 
guren  en  lierkenl 
«  les  memes  mo- 
des, les  memes  |)o- 
ses,  le  mome  sen- 
timent »  (Gaz.  des 
Beaux-Arts,  1896, 
t.  1,  p.  388).  De 
toeschrijving  aan 
van  Eyck  heet'l  dus 
niets  ongerijmds. 
Integendeel,  zij 
drong  zich  vanzelf 
op,  toon  eenmaal 
de  drie  statuelten 
van  gelieel  afwij- 
kenden  stijl  uil  dv 
rij  verwijderd  \v;i- 
ren  en  liet  gelieel 
opnieuw  geda- 
teord.Togenspraak 
kvvam  mij  dan  ook 
zoo  good  a  Is  nioi 
tor  oore.  ViiJ  w;il 
moor  scepticisme 
ontmootte  ik  wan- 
neer  do  helileling 
dor  zevcn  statuelten  als  de  Zci'cn  Druijdcn  lo  horde  kwam. 

II.    DE  ZEVEN   DEUGDEN 

In  zijn  voortreffclijk  work,  I'Arl  religicii.r  du  XI H-  sicclc  en  I'ntncr,  heolt 
Emile  Male,  onder  don  litel  le  Miroir  Moral,  eon  hooTdstuk  gewijd  aan  dc 
iconographie  dor  Ondeugden  en  Deugden  :  de  lilleraire  geschiedenis  dier 
begrip|)on  wordt  nagegaan  van  de  vroegste  (>hristcliJko  lijden  at';  or  hlijkt 
voldoende  hoezeer  de  gewoonte  om  de  tegenstrijdigo  neigingen  dcr  ziel  le 
personifieeren,  tot  hot  wezen  zclf  van  hot  Christendom  hehoort.  De  heschou- 
wingen  van  den  heer  Male  gaan  niet  verder  dan  hoogstens  tot  hot  begin  dor 


(".oi)ii'  nam-  .lolianncs  van  Kyck.  Jp.Tiine  de  Chonany. 
(Kaiscr-l'ricdrich-Museum,  Bcrlijn). 


21 


DE  ''ZEVES  DEUGDEN,,   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

xiye  eeuw.  Ill  de  xive  en  xv^  eeuw  echter,  zooals  te  verwachten  is  van  een  tijd 
die  opging  in  allegorische  lectuur  als  de  Roman  de  la  Rose,  waren  de  voor- 
stellingen  der  Ondeugden  en  Dengden  nog  evenzeer  in  trek  en  in  't  bizonder 
aan  "t  Bouigondische  hof. 

In  1385  befaalt  Philippe  le  Hardi  600  francs  voor  een  tapisserie  van  26 
ellen  «  un  drap  de  hanteliche,  ouvre  a  or,  de  I'ystoire  des  visches  et  vertus  ». 
Een  prachlige  tapisserie  in  het  Rijksmuseum  te  Amsterdam,  in  bruikleen 
afgestaan  door  baron  van  Znylen  van  Nijevelt  van  de  Haer,  uit  de  tweede 
helfl  der  xv^  eeuw,  is  waarschijnlijk  een  zeer  nauwkeurige  herhaling  van 
hetzelfde  onderwerp.  Het  is  niet  moeilijk  in  te  zien,  dat  we  bier  een  Psycho- 
machie  voor  ons  liebben,  een  allegorisclie  strijd  der  Ondeugden  en  Deugden, 
een  gegeven  dat  bizonder  in  den  sniaak  viel  van  de  middeneeuwsche  schrij- 
vers  en  kunstenaars  en  waarvan  de  eerste  en  verreweg  de  schoonste  bewerking 
te  danken  is  aan  Aurelius  Prudentius  Clemens,  den  dicbter  der  v*  eeuw. 

Aan  den  voet  van  den  kruisiieuvel  neemt  de  zinnebeeldige  veldslag  een 
aanvang.  Een  ridder  op  een  eeniioorn,  denkelijk  de  ziel  voorstellend,  en  om- 
geven  door  zeven  maagden,  weerslaat,  aan  de  rechterzijde  van  het  kruis,  den 
aanval  van  zeven  andere  personificaties,  de  Ondeugden.  Belangrijk  is,  dat  bij 
het  grootste  aantal  der  figuren  de  naam  der  personificatie  te  lezen  is.  De 
voorstelling  wemelt  van  emblemen,  die  echter  lang  niet  alle  even  duidelijk 
zijn.  In  sommige  details  iierkent  men  nog  den  invloed  van  het  gedicht  van 
Prudentius.  Bij  de  Ondeugden  aanvangend,  lezen  we  de  namen  Superbia, 
Auaritia,  Lii.vuria,  Inoidia,  Ira,  Acidia.  De  zevende,  die  een  snoek  in  baar 
wapen  draagt,  kan  geen  andere  zijn  dan  de  Vraatzucht,.  G»/a. 

De  Ondeugden  zijn  dus  in  engeren,  bepaalden  zin  genomen  en  wel  als  de 
Zeven  Doodzonden.  De  emblemen  spreken  ever  't  algemeen  van  zelf  en  soms 
op  een  bijna  platte  wijze,  zoo  de  Ai)ariiia,  Gierigheid,  die  met  een  hark  is 
gewapend.  De  Luxnria,  Onkuischheid,  rijdt  op  een  varken  en  beziet  zich  in 
een  spiegel.  De  Hoovaardigheid,  Superbia,  voert  een  pauw  als  helmteeken. 
De  Gramschap,  Ira,  zwaait  een  bijl.  De  Traagheid,  Acidia  (akedia,  zorgeloos- 
heid,  de  oude  benaming)  rijdt  op  een  ezel,  beeft  een  das  in  baar  wapen  en 
draagt  een  gra.szode  aan.  De  Nijd,  Invidia,  nadert  op  een  draak  en  sloot  met 
een  brandendo  speer. 

De  Deugden  en  Ondeugden  worden  van  oudsher  paarsgewijze  afgebeeld, 
elke  Ondeugd  met  de  tegenovergestelde  Deugd,  hetgeen  dan  ook  op  de  tapis- 
serie bet  geval  is.  We  vinden  dan  als  tegenstelling  der  Superbia  de  Humilitas, 
tegenover  Ira  de  Patieniia,  in  een  haren  kleed  en  met  een  lelienstengel  de 
Castifas  als  tegenstelling  der  Luxuria.  Sobrietas,  een  waterflesch  dragend, 
moet  de  Vraalzncht  bestrijden.  Tegenover  Acidia  op  een  ezel,  vinden  we  de 
Devotiu  Dei  op  een    hert,  gewoonlijk  betiteld  als  Diligentia  of  Soin  et  bonne 


22 


DE  ''ZEVEN  DEUGDEX,,   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

Dilif^ence.  Op  f^ecslclijk   gel)ied   ovcifjehiaclit  wordt   Diligcnlia   «  le  zclc  de  la 

religion  »  of  Dcixtlia  Dei.  Hoewd  zondcr  bijsclirift,  kiinnen  we  de  Misericardia 

herkennen   aan   haar  gehaar;    liaar   legenstelliiig    is  de  Avaiitia.    De  groote 

figuur   op   den  voorgrond,  op  een  leeuw 

gezclen  en  nil  een  schenkkan  water  gie- 

tend,  laal  ons   in  verlegenheid.  l)e  leenw 

kan,  in    de  niiddeneenwselie    syniholiek, 

allerlei  uiteenloopende  begrippcn  veibeel- 

den.  Als   tegenstelling  der  Invidia,  waar 

zij  hij  behoort,  wordt  dikwijls  de  Carilas 

genonien,  niaar  dan  is  die  ook  hegeleid 

door  de  beide  andere  theologische  deug- 

den,  hetgeen  hier  niet  bet  geval  is.  Zooals 

ik  reeds  opmerkle  zijn   sommige  emi)le- 

nien  of  onbegrijpelijk  zooals  de  boor  die 

de  Devotia  Dei  in  banden  beeft,  (wellicht 

om  aan  tedniden  dat  bet  gebed  door  alles 

beendringt)  of  verouderd  en  tegenstrijdig 

geworden,  zooals  de  kroon  die  de  Humi- 

litas    op   baren   eenvoudigen    boofddoek 

draagt.  Andere  emblemen  laten  meerdere 

uiteenloopende  explicaties  toe;  zoo  komt 

de  ezel  niet  alleen  voor  als  bet  symbool 

der  traagbeid,  niaar  ook  als  dat  der  nia- 

tigbeid. 

Men  zal  reeds  liebben  opgemerkt  dat 
de  Zeven  Deugden  van  Jan  van  Eyck, 
zooals  ze  door  mij  zijn  opgegeven,  even- 
eens  de  tegenstellingen  vormen  der  Zeven 
Doodzonden.  Maar,  zooals  te  verwacbten 
was,  is  de  symboliek  door  van  Eyek  aan- 

gewend,  van  een  vrij  wat  sublieleren  aard  dan  die  we  op  de  tapisserie  ont- 
moelten.  Niet  alleen  door  iiouding,  gebaren,  gelaatsuitdruUking  beeft  van  Eyek 
de  abstracte  begrippen  der  Zeven  Deugden  duidelijk  tracbten  te  niaken,  bij 
beeft  ook  een  symboliek  toegepast,  die  weliswaar  weinig  opvallend  is,  maar 
daarom  niet  minder  belder  en  expressief.  Van  Eyck  beeft  de  klecderdracbt 
van  zijn  beeldjes  gekozen  in  overeenstemming  met  de  deugd  die  zij  nioeten 
voorstellcn. 

We  vinden  lets  dergelijks  lerug  in  do  lilteratuur  van  dien  tijd  aan  bet  bof 
van  Bourgondie.  Het  is  niet  zeldzaam  lilteratuur  en  kunsl  onderbevig  te  zien 


JOHANNES  VAN  EYCK  ;  Humilitas. 


23 


DE '  ZEVENDEUGDEN , 


'^^^'^Me^^^-^Jittk- 


pilot.  Gebrs  van  Rijkom,  Amsterdam. 


JOHANNES  VAN  EYCK:  Innoeentia. 


aan  dezelfde  geestesstroo- 
niingcn.  Ik  heb  een  eigen- 
aardigboekskc  op  het  oog, 
Le  Paremenl  des  Dames, 
van  den  heroenidcn  chro- 
niqueur  Olivier  do  la  Mar- 
clie. 

In  Bourgondie  gebo- 
ren,  omslreeks  1427,  reeds 
jong  als  page  in  dienst 
van  Philips,  later  diens 
veitiouweling  en  in  even 
hoogaanzien  bij  Karel  den 
Stoute,  was  Olivier  de  la 
Marcbe  getuige  van  den 
luisterrijken  bloei  en  la- 
ter van  den  plotselingen 
ranipspoed  van  het  Bour- 
gondische  rijk.  Uit  zijn 
geschriftenkunnenweeen 
zuivere  voorstelling  ver- 
werven  van  den  eigenaar- 
digen  geeslestoestand  aan 
het  hof  van  Bourgondie. 
In  zijn  Memoires,  die  van 
1435  tot  1492  loopen  konit 
onder  meer  het  bekende 
verhaal  voor  van  de  wijd- 
sche  feesten  in  1454  met 
de  «  entremets  »,  curieuse 
maskerades,  waarschijn- 
lijk  door  Olivier  de  la 
Marche  zelven  gearran- 
geerd.Hetloontde  moeite 
er  even  bij  stil  te  staan. 

De  vertooning  was  er 
op  aangelegd,  de  aanwe- 
zige  edelen  aan  te  zetten 
lot  een  kruistocht  tegen 
de     ongeloovigen.      Zoo 


24 


DE  "ZEVRy:  DEUGDEN  „   VAX  .lOIlASSES    VAX  EYCK 


k\v:im   (i;iii  Saiiitc-lij^lise  l)iniicn,  op  een  olifant  gczetcn  en  gelcid  door  een 

reus;  de  l;i  Marclie  vcrklaail  ons  de  symboliek  van  die  Ijizondtrlu'dcn.  Xadal 

de   Kerk   lu-t    l)itler    iclaas    van    liaren    gedruktcn   staal    luell    dotii    liooren, 

verscliijnl   «  Madame  (irace  de  Dicu  »  gc- 

volf>d    door   do    Tnxicilf  Deiigden,    welke 

natiuirlijk  voor  dc  gelegenheid  zijii    uit- 

gczoclit.  Hct  zijn,  helialve  dc  drie  llieolo- 

gisclie  en  vier  cardinale  Deugden,  liaison, 

Yerile,  Largesse,  Vaillance  en   Diligence. 

De  kleeding  van  Grace  de  Dieii  is  in  over- 

eenslemming  met  iiaar  karaklcr  gebracht: 

«  une    robe    mouU   simplement   faicte,    a 

guise   dc    religieusc...    et   avail   Ic  chief 

alourne   moult   simplement   d'ung   blanc 

couvre  chief,  mis  tout  ainsy  qu'a  une  chose 

saincte  et  devote  appartenoit  ».  Wat  wor- 

den  we  hierbij  herinnerd  aan  ons  beeldjc 

der   Hiimililas  !    Wat   moct  dat    «  moult 

simplement  »  geconlrasteerd  hebl)en  met 

al  de  pracht  om  haar  been. 

Elk  der  Deugden  werd  gelcid  door 
een  Bidder.  « Ensuyvent  Ics  noms  des 
chevaliers  et  des  dames  de  celle  mom- 
merie  »  zegt  de  la  Marche,  en  nu  blijkl 
dat  de  hoogstgeplaatsten  aan  bet  bof  van 
Bourgondie,  Karel  de  Stoute  induis,  bet 
niet  beneden  zicb  achtlen  in  die  maske- 
rade  te  figureeren.  Om  de  namen  var. 
enkelc  i)ekende  pcrsoonlijkbeden  te  noe- 
men,  dan  vinden  we,  behalve  Karel  de 
Stoute  :  monscigneur  de  Cleves,  monsci- 

gneur  le  bastard  de  Bourgogne,  messire  Anthoine,  bastard  de  Brabant, 
messire  Philippe  Pot.  Zoo  bchoeven  \vc  ons  ook  niet  te  verwondercn  Philips 
zelven  te  zien  posceren  voor  de  Misericordia,  in  welk  karaklcr  we  hem  aan- 
trcffen  ondcr  de  statuetten. 

Van  Olivier  de  la  Marche  beslaan  er,  nil  zijn  latere  levensjaren,  enkele 
gedichten,  le  Chevalier  Delibere  en  bet  reeds  genoemde,  Ic  Parenirnl  des 
Dames,  die  buitengewoon  in  den  smaak  van  den  tijd  vielcn.  Hct  laatste, 
waarover  we  alleen  i)eiioeven  te  sprcken,  is  ecu  dicbterlijke  beschrijving  van 
25  Deugden,   welke  elk   met   een   ondcrdeel   der  vrouwelijke  kleederdracbt 


JOHANXUS  VAN  EYCK?  Imioctiili.n. 


25 


DE  '^ZEVEM  DEUGDEN,,  VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

vergelekeii  worden.  Behalve  de  drie  theologische  en  vier  cardinale  deugden, 
vinden  we  er  benamingen  onzer  statuetten  in  terug,  met  uitzondering  der 
Innocentia    Het  moet  een  geliefkoosde  lecfuur  geweest  zijn.  Margareta  van 

Oostenrijk  bezat  er  een  manuscript  van  en 
Maria  van  Hongarije  bewaarde  het  in  haar 
wlibrairie  privee».  Het  werd  voor  het  eerst 
gedrukt  in  1510,  door  Jehan  Petit,  met  veel 
veranderingen  en  interpolaties  en  verrijkt  met 
exempels  der  verschillende  deugden,  in  proza  ; 
geschiedenissen  uit  de  Legenda  Aurea  of  Vale- 
rius Maximus.  De  zuivere  tekst  van  de  la  Marche 
bezitten  we  waarschijnlijk  in  een  verlucht  ma- 
nuscript der  Bibliotheque  Nationale  (m.  fr. 
25431j,  van  het  einde  der  xv^  eeuw. 

Dezelfde  geest,  die  uit  de  statuetten  spreekt, 
lieerscht  in  dit  gedicht,  dat  zoo  geheel  den 
gemoedstoestand  van  den  tijd  weerspiegelt.  In 
de  voorrede  wordt  opgemerkt  dat  Pauhis  de 
eersfe  was  oni  de  deugden  door  kleedingstuk- 
ken  voor  te  stellen,  zooals  dan  ook  duidehjk 
l)lijkt  uit  Eph.  VI.  14. 

De  la  Marche  liegint  met  de  Nederigheid, 
die  de  voornaamste  deugd  was,  de  speciale 
deugd  der  heilige  Maagd.  Bij  van  Eyck  is  de 
Nederigheid  niet  alleen  de  meest  bekende, 
maar  ook  de  meest  trefTende  door  expressie  en 
die  door  haar  wijd  uitslaanden  hoofddoek  het 
eerst  de  aandacht  trekt.  Ik  heb  reeds  opge- 
merkt dat  ze  als  burgervrouw  gekleed  is.  Tegen- 
overden  rijkdom  der  andere  hoofddeksels,  alien 
met  edelgesteenten  versierd,  maakt  deze  een- 
voudige  kap,  moult  simplement  faicte,  den  verlangden  en  voor  de  tijdgenooten 
een  bizonder  duidelijken  indruk.  De  weeldeder  vrouwen  uitte  zich  vooi'al  in  de 
hoofddeksels.  Zooals  Millin  meedeelt  werden  er  in  1427  in  Lille  10  sermoenen 
gehouden  «  contre  les  hennins  et  les  cornes  ».  In  andere  plaatsen  maakte  de 
populatie  met  stokken  jacht  op  die  al  te  weelderige  en  hoovaardige  tool 
of  werden  de  «  hennins  »  openlijk  verbrand.  Een  nederige  gezindheid  uit 
zich  dan  ook  vooral  in  het  hoofddeksel  :  en  simple  habit,  ung  grant  coeuvre- 
chief  sur  son  atour  pour  couvrir  la  face  ;  couvrir  son  chief  humblement,  zijn 
uitdrukkingen  die  veel  gebruikt  worden.  De  la  Marche  duidt  de  pantoffel  als 


JOHANNES  VAN  EYCK  ;  Castitas. 


26 


DE  ''ZEVES  liELdDES .. 


syinbool     dor     Nc(leiij>lK'i(l 
aan,    oindat    die    dcugd    de 
giondslag  van  alle  andcrc  is. 
Van    Eyck's    DUiyenlici. 
is,  zooals  ik  reeds    in  mijii 
eersle    artikel    bewees,     a  Is 
Jai»hc'rmccsler       (niailrc-ve- 
neiir)  fjekloed.  Men  hcefl  inij 
tegengeworpeii,  dal  de  Orde 
van    St.    Antoniiis,     die    liet 
beeldje  draagl,  noodzakelijk 
op    een    vorslelijk    persoon 
wijsl.  Als  al'doende  weerleg- 
ging  kan  ik  de  niiniatuur  uit 
hel  Breviarium  Grimani  aan- 
voeren,  die    de  feesten  van 
Januari    voorslelt.    Voor   de 
tafel  van  den  vorst  (de  Iradi- 
tioneele    plaats  der   bedien- 
den)  bevindt  zicli   de  valke- 
nier,  gebee!  in  hetzeifde  kos- 
tuiini  als  onze  Dilicjcniid.  Hij 
is  bezig,    met   een   anderen 
dienaar,  de  iionden  te  voede- 
ren.   ()|)  ziJM  horst    zien    we 
de  Orde  van  Si.  Antonius,  die 
diis  l»iijki)aar  aan  dal  iiooge 
an]i)t  veri)()nden  was.  De  at- 
gebroken  stok,  die  de  slalii- 
etle  draagt,  is  waarschijniijk 
een  jaeiitspriel,  die  we  naar 
boven  verlengd  nioeten  den- 
ken,  waardoor  de  eigenaar- 
dige  iioiKling  der  handen  ook 
verklaard    wordt.     Kven    als 
Paulusvergelijktde  laMarelie 
de   IJver  met  hel   sclioeisel. 
Van  Eyek  lieei't  zijii  figmirlje 
in  een  tamelijk  vluggen  loop 
voorgesteld. 


Phot.  Gebn  van  Kijki:: 
JOllANNKS  VAN  FVlK 


27 


DE  ''ZEVES  DEUGDEN,,   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 


De  Castitas  is,  zooals  ik  reeds   opmerkte,   de   eenigste  die  in  vorstelijk 
oewaad  gekleed   is.    Eveiizoo   kiest    De    la   Marche  een  prinselijke  kleeding, 

eeiivoudig  maar  koninklijk  tevens  : 

Uiig  cousturier  nous  coiivienl  rencontrer 

Pour  cotte  simple  tailler  ;\  ma  princesse 

Et  son  beau  corps  revestir  et  purer, 

Lon  ne  luy  peut  trop  riche  habit  donner, 

Car  elle  vault  estre  mise  eii  proesse. 

La  cotte  simple  je  la  vueil  pour  noblesse 

De  blanc  damas,  de  blancheur  nette  et  pure. 

C'esl  ung  habit  de  royale  posture.  (*) 

Afgaande  op  het  vorslelijke  gewaad  met 
de  liermelijnen  zoonien  om  de  arnieii,  zou 
liet  niet  ongerijmd  zijn  te  veroiiderslellen, 
dat  de  hertogin  voor  de  Castitas  geposeerd 
lieett,  evenals  de  herlog  voor  de  Misericordia. 
Uit  de  rekeningen  blijkl,  dat  van  Eyck  even- 
zeer  werkle  voor  «  Madame  la  Duchesse  »  als 
voor  Philips.  Ongelukkig  bezitten  we  geen 
authentiek,  ongesclionden  porlret  van  Isa- 
bella van  Portugal  ter  vergelijking.  De  over- 
eenkomst  die  ik  opmerkte  tiissclien  deze 
liguur  en  Jeanne  de  Chenany  betrof  alleen 
de  houding  en  de  expressie.  De  lijnen  van 
hel  gezicht  zijn  anders. 

Philips,  die  de  Misericordia  figureert, 
draagt  het  hofkostnum  van  zijn  tijd,  de  van 
voren  en  van  achteren  gespleten  honp- 
pelande  met  opgevulde  schouders,  mahoi- 
tres,  en  lange  uitgeschulpte  mouwen.  Dat 
twee  der  Deugden  door  mannen  zijn  voorgesteld,  kan  ons  verwonderen.  Van 
Evck  scheen  IJuer  en  Erharnxen  eigenschappen  te  vinden  die  vooral  den 
man  betamen.  We  mogen  trouwens  bij  een  kunstenaar  als  van  Eyck  heel  wat 
op  rekening  van  eigen  initiatief  zetten.  De  Ondeugden  komen  wel  als  mannen 
voor,  zoo  enkele  figuren  van  Giotto  &  Ondeugden  en  Deugden  in  Padua. 

\\'at  de  drie  overige  Deugden  betreft,  Innocentia,  Palientia  en  Sobrietas, 

haar  kostuum  is  nioeilijk  te  verklaren.  Innocentia  schijnt  in  een  gefantazeerde 

kleeding  getooid  te  zijn.  Palientia  draagt  een  hofkostnum.  We  zien  die  dracht 

enkele   malen   in   het   gevolg  van  een  koningin.  Waarschijnlijk   vervulde   de 

(*)  Volgens  het  nis.  in  de  BibliollKHiue  Nationale. 


JOH.WNES  V.\N  liYCK  ;  I>;ili. 


28 


1)H  -ZEVKS  DEUGDEN,, 


vrouw,  die  voor  dcze  zecr 
expressievi-  slatucUe  posccr- 
dc,  eeii  of  aiiderc  I'unclie  in 
dc  omgeving  der  hertogin, 
waaihij  geduld  en  lijdzaam- 
la-id  ccn  hoofdvercischtc  wa- 
icn.  Ze  heelt  zeer  pcrsoon- 
lijke  Irckken  en  is  niet  zoo 
jong  nicer.  De  bizarre  drachl 
der  Sobiiclas  heb  ik  tot  nn 
toe  niel  tbuis  kunnen  bren- 
gen ;  het  is  waarschijnlijk  een 
geeslelijk  kostunni,  in  over- 
eenslennning  niel  het  karak- 
ter  der  statuette.  Ze  waren 
denkelijk  op  het  eerste  ge- 
zicht  aan  haar  dracht  ken- 
baar, 

les  converses  et  prieuses, 
Les  abbesses  el  les  novisses, 
Damoysellcs,  devocieuses, 
Maiulicimes,  leligieiises, 

en  liel  zoii  niij  niel  verwon- 
deren  l)ij  voorlgezet  zoeken 
in  de  niinialiiren,  niijn  niee- 
ninj<  i)eve.stigd  te  zien. 

Voor  van  Kyck's  tijdge- 
nooten  en  vooral  voor  de 
omgeving  van  het  iiof  liad- 
den  dc  vcrscliillciidi'  kos- 
tuums  naluurlijU  niet  het 
niinsle  gehcini.  Aan  geen  en- 
kel  hot  in  Kuropa  was  de  cli- 
kette  zoo  nauwgezel  en  het 
cercnioniecl  zoo  ontwikkcld, 
als  aan  liel  hot  van  Honr- 
gondie.  De  Habsburgcrs  na- 
men  later  die  l)izon(lcrheid 
over.  De  verschilicnde  \va;u- 
ditihcidsljckleedeis    droenen 


Phot.  Gebn  i 
.l()ll.\NNi:S  VAN  I.VC.K  :  I'ati.Mitia. 


I  Kijkom,  Amsterdam. 


29 


DE  "  ZEVEN  DEUGDEN  „    VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

onderscheiden  kostuums  en  de  geringsle  details  waren  nauwkeurig  geregeld. 
Wellicht  droeg  Philips  het  kostuum,  waaiin  we  hem  zien,  alleen  bij  bizondere 
gelegenheden.  Het  viel  trouwens  in  den  geest  van  den  tijd,  de  standen  scherp 
te  onderscheiden. 

Eniperieres,  roynes  el  princesses, 

Femmes  serventes,  bourgoises  et  niaistresses. 

Aan  die  regels  van  de  la  Marche  wordt  men  van  zelf  herinnerd  bij  het 
zien  naar  de  zeven  statuetten.  De  nu  geheel  en  al  veidwenen  beschildering  (*) 
der  beeldjes  maakte  de  tegenstelling  der  kostnums  nog  opvallender;  de  tegen- 
woordige,  gelijkmatige  bronskleur  doet  een  gelijksoortigheid  onlstaan,  welke 
in  't  geheel  niet  bedoeld  is. 

Veel  belangrijker  dan  deze  bescheiden,  men  zou  haast  zeggen  onschul- 
dige  symboliek,  is  de  poging  van  van  Eyck  oni  door  de  bonding,  de  gebaren, 
de  gelaatsuitdrukking  van  elk  beeldje  de  abstraclie  die  voorgesteld  moet 
worden,  dnidclijk  te  doen  uitkomen.  Wat  tot  nu  toe  door  emblemen  werd 
kenbaar  gemaakt,  heeft  zich  bij  hem  belichaamd  in  het  figuurtje  zelf.  Is  het 
niet  de  eigenschap  van  iedere  groote,  vrije  kunst,  de  emblemen  te  laten  varen 
en  alles  aan  de  expressie  over  te  laten?  En  wat  winnen  de  figuurtjes  daardoor 
aan  soberheid,  aan  innerlijkheid.  Hoe  stil  en  zonder  ostentalie  dragen  ze 
elk  een  eigenschap  in  zich  ! 

Voor  wie  zich  eenigszins  heeft  ingeleefd  in  de  gebarenspi'aak  der  xye 
eeuw,  kan  het  meerendeel  der  beeldjes  geen  geheimen  hebben.  Al  drukken 
de  van  Eycken  en  bun  school  al  wat  aandoening  is,  zooveel  mogelijk  «  en 
sourdine  »  uit,  daarom  is  de  expressie  er  toch  niet  minder  zuiver  om  en  de 
aandoeningen  niet  minder  scherp  onderscheiden.  Men  zegge  vooral  niet,  dat 
ik  te  veel  zoek  achter  de  bonding  van  een  handje  of  de  neiging  van  een  boofd. 
De  kunst-tradities  der  middeleeuwen  werkten  nog  met  ongebroken  kracht  in 
op  het  oeuvre  der  van  Eycken  en  ieder  weet  hoeveel  een  gebaar  te  beduiden 
heeft,  symbolisch  als  het  is,  in  de  .sculptuur  der  middeleeuwen.  Men  denke 
ook  aan  het  macbtig  gebaar  van  Johannes  den  Dooper  op  het  Relabel  in  Gent, 
zwaar  van  beduiding,  dat  het  aardsch  bestaan  van  den  roepende  in  de 
woestijn  verklaren  moet  of,  om  ons  aan  Jan  van  Eyck  te  houden,  men  herin- 
nere  zich  het  schilderij  van  Arnolfini  en  Jeanne  de  Chenany  te  Londen,  waar 
het  gebaar,  met  bijna  ritueele  plechtstatigheid,  de  inhoud  der  voorstelling 
openbaart. 

(*)  Enkele  details  wijzen  er  oj),  dat  bij  tiet  ciseleeren  op  een  latere  beschildering  gere- 
kend  is.  In  1J58  werden  geheel  diergelijke  beeldjes  door  Rogier  van  der  Weyden  beschil- 
derd.  Ik  herinner  er  aan,  dat  Jan  van  Eyck  eveneens  zes  beelden  aan  liet  Brugsche  Raad- 
huis  kleurde  en  vergulde  (1433). 


30 


I)E  "ZEVEN  DEUGDEN,.   VAX  JOHANSES  VAX  EYCK 

De  gebaiLMi  <lcr  (jislilds  en  der  Misriicordici  zijii  mecr  dnii  diiidelijk. 
Vcrdcr  wcrkt  dc  lu)iidinf<  en  de  {^elantsiiitdnikkiiifi  mec.  t  Quelle  finesse  d'ana- 
lyse  dans  Ics  teles;  quelle  justesse  dans  les  altitudes!  »  Zoo  Met  de  heer 
Destree  zicli  uil  in  lict  reeds  genoemde  aiiikel  in  «  Ouzo  Kunst  o.  Wat  rnoet 
de  expressie  dier  lijne  kopjes  nog  duidelijker  gespioken  hebben,  toen  ze  nog 
bedekl  waren  met  van  Hvck's  overscliildering.  Xu  liindeil  bij  enkele  statuetten 
de  afwezigheid  der  oogappels  of  der  wenkbrauwen,  zooals  in  t  bizonder  bij 
de  Palienlia.  We  kunnen  ons  verzekerd  houden  dat  van  Eyck  die  details  z66 
oordeelkundig  aanbracbt,  dat  de  expressie  der  gezichten  nog  aangrijpender 
werd. 

Wat  nu  de  analyse  der  lioudingen  en  geiaatsuildrukkini^en  betrel't,  daar- 
voor  zou  ik  sleebts  in  iierhalingen  kunnen  vervalien.  In  niijn  eerste  artikel 
over  de  statuetten  he!)  ik  met  eenige  uitvoerigheid  eike  Deugd  beselireven. 
De  beeldjes  moeten  voor  zicli  zelve  spreken. 

Zoo  zuiver,  zoo  juist  zijn  de  expressics,  dat  we  zelfs  nagaan  kunnen, 
weike  of  de  nuances  zijn  der  voorgeslelde  Deugd,  die  bij  de  uitbeelding  min 
of  nicer  meegesproken  hebben.  In  de  Patieiitia  merken  we  tevens  een  zachte 
resignatie  op.  Men  zou  over  dit  figuurtjc  lang  kunnen  uitwijden  ;  het  is  een 
der  sclioonste  en  der  diepste. 

Om  de  lippen  der  Diligentia,  die,  het  liooid  als  een  ram  gebogen,  vooruit- 
snell,  ligt  een  trek  van  energie.  De  greep  waarmce  de  jachlspriet  gevat  is, 
spreekt  van  mocd,  van  onvcrschrokkenheid.  We  worden  even  herinnerd  aan 
de  \'(nll(tnce  van  zoo  even,  in  de  Twaalf  Deugden  van  de  la  Marche. 

In  de  Sobiiclas,  zonder  twijfel  de  nioeilijkst  te  beliehamen  abstractie, 
spreken  de  verwante  begrippen  Tenipcranlia  en  Continenlici  nice;  vooral  de 
laatste.  Onverwrikbaarhcid,  zclfl)elieersching,  zelfgenocgzaamheid  zijn  haar 
karakterlrekken.  Haar  hinge  mantel  sluit  als  een  schelp  om  haar  been. 
Wellicht  bevalte  de  stoolvormige  sjcrp  die  ze  draagt,  nog  een  toclichlcnd 
syniliool. 

Bij  de  Hiiiuililas,  de  klaarblijkelijkste  en  aandoenlijkste  der  statuetten, 
vail  onderworpenheid  en  gehoorzaaniheid  op  te  merken. 

Als  een  jong  meisje  van  hoogstens  veerlien  jaar,  een  glimlachend  gc- 
zichtje,  onlluikende  borslen,  zoo  is  de  Iimocenlia  voorgesteld.  Ofschoon  die 
deugd  eerst  in  latere  opsomniingen  gcnoemd  wordt,  heeft  van  Kyck  ons  toeli 
gccn  andere  keus  gelalen.  Hel  opgeheven  kopje  met  ile  zoo  onbevangen 
blik,  hel  gebaar  der  rechterhand  vooral  (die  we  volgens  de  gravure  van 
Miliin  kunnen  rostaureeren)  het  spreekt  alles  met  onverbiddelijke  duidelijk- 
heid.  Het  schijnl  een  origineele  greep  van  van  Eyck  geweest  te  zijn  de 
Onschuld  legenover  de  Invidia  te  plaatsen,  maar  daarom  niet  minder  logisch. 
Bcgccrten   of  afgunst  kan  ditjonge  meisje  niel   kennen.  We  worden  aan   den 


31 


DE  ''ZEVEN  DEUGDEN,,   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

tekst  van  Paulus  herinnerd  :  Weest  als  kinderen  tegenover  de  kwaadwillig- 
heid  (I  Kor.  14,  20).  Andere,  aan  Innocentia  verwante  begrippen  merken  we 
in  dit  beeldje  niet  op. 

De  beide  overige  Deugden  zijn  wellicht  tevens  voorgesteld  als  de  uitingen 
dier  eigenschappen ;  de  Castitas,  als  Pudor  of  Piidicitia ;  de  Misericordin  als 
Commiserafio.  We  zouden  nog  kunnen  uitwijden  over  de  onbeschrijfelijke 
zuiverheid  der  gelaatslijnen  van  de  Castilas.  Over  de  iiitdrukking  van  waarlijk 
menschelijk  nieegevoel  in  de  houding  der  Misericordia ;  de  zoo  sprekende 
bulging  van  het  bovenlijf  werd  nog  geaccentueerd  door  de  lijn  van  den  nu 
afgebroken  lamfer,  waarvan  het  benedeneinde  zich  nog  in  de  hand  van 
Philips  bevindt.  Zoo  zijn  de  statuetten  expressief  tot  in  de  plooienval  toe.  lets 
dergelijks  merken  we  op  in  de  drapeering  der  Sobrietas.  Ook  vestig  ik  de  aan- 
dacht  er  op,  hoe  zuiver  de  verschillende  leeftijden  der  voorgestelde  personen 
te  bepalen  zijn  van  de  jeugdige  Innocentia  af  tot  de  bejaarde  Palieniia  toe. 
Daaraan  alleen  herkent  men  reeds  de  groote  kunstenaar  en  tevens  weer  de 
Middeleeuwen,  waarin  de  Zeven  Lecflijden  werden  onderscheiden  en  met 
namen  genoemd. 

Later  kunnen  we  terugkomen  op  dergelijke  bijkomstigheden.  Voor  het 
oogenblik  is  het  belangrijker  te  trachlen  na  le  gaan,  waarom  de  Zcven  Deug- 
den met  drie  statuetten  van  heterogenen  oorsprong  vermengd  zijn  geworden 
en  op  welke  wijze  ze  daarna  omgedoopt  zijn  in  Graven  en  Gravinnen  van 
Holland. 

(TTor,;;  i.oor(3<.rc()-  F-    ScHMIDT-DeGENER. 


32 


EEN  WEDER  OPLEVENDE 
TECHNIEK 

HET    KUNSTNAALDWERK 

AAii  men  allerwege  stiooniingeii  ii;inlri-rt,  die  wijzcn 
luiar  een  ()pl)loei  der  versiereiule  Uunslen,  daar  zijn 
ook  hier  eii  daar  Ijewegingen  merkhaar,  die  een  beler 
lesiillaal  van  de  horduinkiiiist,  om  liieieeii  algemeeiie 
lenii  te  gei)riiikeii,  doen  verwacliten. 

Vaak  liooii  nien^liedeii  ten  dage  de  l)eiiainin<<en 
van  volkskiiiisl,  aiuhachlskiiiist  en  dergelijke,  maar 
er  ills  zeKei  geen  leelmiek  zoo  door  en  door  uit  iiel  volk  voortgekonien 
als  de  kunst  van  vcrsieren  door  niiddel  van  naaldwerk.  Imi  waar  men  am- 
bachtskunsf  over  hel  algemeen  hescliouwl  als  lot  liel  verledene  te  heliooren, 
daar  is  deze  uiting  van  volkskunst  geliikkig  nog  iiiet  gansch  en  al  dood,  al 
leeft  zij  dan  ook  verlaten  in  enkele  sireken  van  ons  land  en  in  boerenpro- 
vincies  elders,  en  denkl  men  er  zelden  aan  hiermede  aan  A(/;i.s7  te  doen,  of 
dat  hel  een  bijzondere  gave  is  kranltjes  aancen  te  rijgen  en  steekjes  bij  elkaar 
te  zetten  die  een  aardig  efTekl  geven.  Ook  dikwijls  krijgl  men  ten  antwoord 
op  een  vraag  desbetrefTende,  hoe  de  knnstenares  met  de  naald  die  versierin- 
gen  tot  stand  brengt,  dat  iiel  eigeidijk  vanzelfgaat  en  zoo  maar  als  het  een 
uit  het  ander  volgt.  Het  is  missehien  inlnilie,  die  liaar  tot  iets  goeds  vocrt, 
mogelijk  zijn  hel  oude  voorheelden,  waarvan  de  iierinnering  of  hekoring 
haar  inflneneeert,  of  traditie  die  van  moeder  op  doehter  oveigaat,  maar  een 
feit  is  het,  dat  het  gevoel  voor  iets  moois  er  bij  iuin  in  zil.  Ziet  bij  voor- 
bceld  eens  de  kieureomhinalies  aan  eehte  boerinnenpakken,  (lit  is  paars 
zoo  mooi  als  onze  dames  niet  nil  hnn  niodemagazijnen  krijgen,  en  bruin  dat 
noch  te  zwarl  noeh  te  rood  is,  en  nu'n  eveneens  bezwaarlijk  ergens  anders 
vinden  kan. 

Ik  geloof  ook  als  men  zieh  in  cultuur-hislorische  sludien  zon  verdiepen 
of  de  versierende  knnsten  bij  printitieve  volken  naging,  dat  paralel  met  het 
snijwerk  der  mannen,  men  het  weef- en  bordnurwerk  der  vrouwen  en  meisjes 
zon  aantrelVen.  Worden   er  door  de  Dajak's  en   de   meisjes  op  Timor  geen 


33 


EEN  WEDER  OPLEVENDE  TECHXIEK 

prachlige  knilenschoiijes,  gordels,  etc.  gemaakl  .'  En  weveii  de  Atjehsche 
vrouwen  geen  schooner  kleurenconibinaties  dan  ergens  in  onze  modecentra's  ? 
Maar  zoo  ver  behoeven  we  niet  eens  te  gaan;  dikwijls  als  men  ten  platten 
lande  zijn  oogen  den  kosl  geeft,  ontdekt  men  wonderlijke  herinneiingen  nil 
vervlogen  lijden,  tradities  en  gebruiken  die  stand  gelimiden  liel)ben  trots 
alle  invloeden  der  groote-steden-beschaving,  en  zoo  kan  men,  zij  het  ook 
sporadisch,  nog  hier  en  daar  proeven  vinden  van  die  echte  oiule  voikskunsl, 
van  die  aangebore  zucht  tot  versieren,  die  het  naahiwerk  [oi  knnslnaald- 
werk  verhel't. 

Wat  naalilwerk  later  geworden  is,  toen  het  opiiield  eene  simpele  uiting 
van  vrouwensmaak  te  zijn  en  het  kwam  als  nieisjesi)ezigheid  naast  teekengedoe 
en  pianogespeel,  och  laat  ons  daar  liever  over  zwijgen.  Matige  kennis  der 
techniek,  meestal,  ontbreken  van  gaven  om  een  behoorlijk  onlwerp  samen  te 
stellen,  volkomen  gemis  aan  begrip  van  de  eerste  beginselen  der  versierings- 
kunst,  en  bij  dit  alles  nog  een  zekere  pretentieom  lets  moois  te  willen  maken, 
ziedaar  eenige  der  oorzaken  die  noodwendig  tot  niets  moesten  leiden.  Trou- 
wens,  de  geheele  samenhang  van  teekening  en  hordiiursel  ging  te  loor,  zelfs 
toen  eene  heweging  naar  nieuwere  vormen  in  de  ornamentiek  zich  baan 
brak.  En  evenals  deze  ommekecr  in  den  beginne  en  zelfs  ook  nu  nog  in  de 
Duitsche  kunst  bij  voorbeeld  leidde  lot  zeer  ongecigende  vormen  voor  meu- 
belen  en  metaalwerk,  zoogafzij  ook  voorbeelden  ter  borduring,  die  helaas, 
daar  de  grootste  fournisseur  van  dameshandwerkwinkels  Duitschland  is,  zeer 
ongemotiveerd  wareu  voor  het  meerendeel. 

Slecbts  van  kunstenaars,  die  zich  volkomen  met  de  techniek  vertronwd 
hadden  gemaakt  en  een  juist  begrif)  van  versiering  bezaten,  was  verbetering 
in  deze  te  verwachten.  Noodig  was  dus,  dat  het  kunstnaaldwerk  ook  uitge- 
voerd  werd  onder  de  leiding  van  hen,  die  de  ontwerpen  hiervoor  maakten  of 
nog  beter,  dat  zij,  die  zelve  uitvoerden,  ook  de  teekeningen  voor  hunne  bor- 
duursels  maakten.  En  daarna,  met  dergelijke  goede  voorbeelden  voor  oogen, 
is  het  mogelijk  het  naaldwerk  van  dames-tijdpasseering  weer  te  verhefl'en 
tot  een  kunstlechniek.  Ook  dan  kan  men  beter  begrijpen,  dan  woorden 
vermogen  diiidelijk  te  maken,  dat  niet  ieder  gekocht  winkelpatroontje  maar 
overal  dienstbaar  voor  is,  dat  men  ook  niet  moet  beginnen  met  de  teekening, 
maar  eerst  zien,  waar  en  wat  geborduurd  moet  worden,  welk  doel  het  heeft, 
op  welke  wijze  men  het  versieren  wil  en  ten  slotte,  als  resultaat  van  al  deze 
overwegingen,  die  men  zelden  houdt  wanneer  men  een  handwerkwinkel 
binnentreedt,  het  ontwerp  maken  of  kiezen  in  verband  met  de  werkwijze. 

Waar  wij  dan  ook  in  deze  bladzijden  lets  over  het  kunstnaaldwerk  willen 
zeggen,  daar  zal  het  hoofdzakelijke  zijn:  en  het  oude  naaldwerk,  waarbij  men 
uit  zichzelf  het  predicaat  kunst  reeds  wegliet,  als   iets   heel   geks,   evenals  de 


34 


/•:/:.v  \vi:iii:i{  oplevesde  iecusiek 

sclirijiiwcrker-houlsnijdcr  oudlijds  Mcenul  opj-t-zicn  zoii  lic-l)l)en  iiidicn  men 
hem  als  kuiislbeeldhouwcr  ot  sieikuiisleiuuir  had  iiaii'^csproken,  i-ii,  liet 
kunsliiaaldwerk  zooals  het  weder  opljloeil   in   haiidcii   van    lieii,  (he  de  gave 


»-**^*'9S«p» 


R^TSA-f*  <-  X  .-  ^ 


,iGSnriSFElAlC«C 


^  >^  »L   R  WH  mB  ivv  ns  cc  hvit 


r-^'l^5»^ 


^<>AS^ 


;,o.; 


TJ.;^*'°.-«A]L-. 


Mcrklapjf  in  rooilr  Wfiner  kruissleek;  find  IX-  eeiiw.  {Kigrndoni  \:in  ilrn  Sriiiijver). 

bezitleii  iels  nioois  te  ontwcrpen  cii  mot  do  toohniok.  of  zolt.  of  van  zeor  nahij 
verhoiiwd  zijii. 

Wat  men  voidor  mot  don  naani  van  Uiuistiiaahlweik  ploogl  aan  lo  (hiidon 
kunnen  we  als  zeer  niiddohnatii^  dilletanlisnie,  zooals  we  hoven  loeds 
opmeikton,  j^ohecl  l)iiiton  l)osoli()uwin<^  lalen,  le  meer  daar  we  hieraan 
meeslal  alle  Uuiishvaardo  ziillon  nioolon  ()nl/oi<<<on.  Wo  l)oh()ovon  ons  even- 
min  l)ezig  le  honden  mot  liouciuollon  die  op  panloll'ols  <>roeien  en  niops- 
hondjcs  op  canapeekkedjes,  al  is  de  lieliling,  waarvan  deze  de  vertef»en- 
woordigslers  zijn,  nog  niel  geheel  verdwenen. 

Het  geUH  dus  oiid  en  nieiiw  kimstnaaUlwork,  maar  ondor  dit  oiulo  zou- 
den  we  graag  verstaan  niet  alleen  dal,  wat  geweest  is,  maar  vooral  wat 
nog  voorlk'elt  in  alle  slillo,  als  vergeten  door  de  wisselingen  van  mode  en 
smaak,  steunende  op  oude  tradilies.  zooals  de  onde  wagenmakor  nog  den- 
zelfden  aehterspiegel  snijdt  van  vcior  jaron  on  do  dorpsdraaier  van  grootvader 
of  vader  de  maten,  vorliondingon  on  |)r()iilooiingon  van  don  ondorwotsohen 
hooggerugden  stoel   heefl  hewaanl. 


35 


EEN  WEDER  OPLEVENDE  TECHNIEK 

AUe  aanvaiig  van  het  naaldwerk  was  veelal  de  school  of  de  bijzondere 
lessen  van  eene,  bedreven  in  deze  |vrouwelijke  techniek,  eene,  wier  naam  we 
dikwijls  tei'ug  vinden  op  de  merklappen  of  proefstukken  uit  vervlogen  lijden. 


Merklapji"  in  rood,  gioon  rn  bruin  gel)Oi'(Uinicl  ;  i-ind  IS-  ceuw. 

Die  merklappen  zijn  heerlijke  voorbeelden  van  eenvoudigen  opbouw  van 
ornament  en  compositie,  en,  treden  we  in  vergelijking  met  wat  tegenwoordig 
de  school  als  naaldwerkproeven  oplevert,  dan  staan  we  versteld  over  die 
nijvere  en  accurate  kindervingers  van  vroeger.  Immers  we  lezen  er  op  van 
meisjes  die  op  tien-  of  twaalfjarigen  leeftijd  lapjes  maakten,  waaraan  we  nu 
gerust  zeer  goede  borduursters  zouden  kunnen  zetten,  zoo  geraffineerd  is  de 
technische  bewerking  van  de  zijden  krnisjes  op  het  fijne  linnen,  van  de 
open  gaatjes  letters,  of  de  ornanientjes  in  Holbein. 

Die  merklapjes  waren  het  nitgangspunt  en  einde  tevens,  ze  bewezen  tech- 
nische vaardigheid  en  voleinding  van  het  schoolsche  onderwijs,  en  op  deze 
modellen  kon  men  in  letterlijken  zin  verder  voortbordm'en.  Men  had  bijeen 
een  serie  motieven,  letters  voor  merkteekens,  [randjes  en  ornanientjes  voor 
kieeding-  en  huisraadversiering. 

En  (hit  ze  n6g  als  zoodanig  gebruikt  worden.  bewees  ons  een  bezoek  aan 


36 


/•.7;.\  \\i:i)in  opleyesde  teciimek 


een  oiizer  eiliiiuUii  tial,  afgeslolen  vim  lieerschciule  modebeweging,  nog  oude 

volksdriK-lil  en  gt'l)ruikcn  hnndhaal't.  Waar  dc  kki'ding  hior  nu  nu'dci)rengt. 

dat  bij  dc  nu'isjes  in  Zondaj^si  li  gewaad  t-en  gc-boiilumd   IjorsUapje  nil  luni 

keiirsje   koml   kijkon,  daar  zaj; 

ik  oene  oj)  liet  eiland,  die  vaai- 

dig    niel    di-    naald    xoor    hair 

ziisleren    dezc    vooispeldeiljes 

bordunide    met   molieijes   ont- 

leend  aan  gioolmoedeis  meil<- 

lap.  En  zij   zijn  pracbtig  die  ge- 

styleerde  astertjes,  die  bloeien- 

de  boompjes,  waarin   de   geesl 

der  Peizen,  florale  ornamenlis- 

ten   i)ij  uitnemendbcid,  scbijnl 

gevaren  le  zijn.  Het  zijn  l)oom- 

pjes  met   gevederde   lakken  en 

lot  .s|)iialen  gekrnide  eindi)laad- 

jes,  waarUisscben   tot  cirkeiljes 

oT  vierkantjes geornamenteeide 

bloempjes     gegrepen     zijn    en 

streng  gestyleerde  vogeltjeszicli 

vermeien.    En    stertlgnren    zoo 

goed   van   samenstel,   dat   men 

ze    vergeel's    l)ij    bedendaagscbe    ornamenlisten    zoii    zoeUen,    zoo   juist    van 

evenwieiit,   zwaar  in    iiet    midden   en    iijn    nilloo|)ende   in  diuineie  lijnen  en 

liclitere    klenren.   Ook   de   dierenwereld,  die   of)  zoo'n   merklapje  voorkoml, 

getiiigt  meestenlijds  van  een  zeer  l)e\vnst   beginsel  van  ornamentale  samen- 

slelling ;    een    |)an\venstaart   is  dikwijis    veiworden  tot  een  eombinatie    van 

tal    van    aanbge   tiguurtjes,    een     leenw  jis     iiiti-   i;egroeid,   tot    een   sierUjk 

inotiet,  waarvan    de    groote    voile     kop    en    de    dnnne    gekionkelde     staart 

kenmeikend  zijn.  En  de  liaan  l)uven  o|)   iuiis  ol' inolen,  de  kleine  vogeltjes  ler 

weeiszijden  van  een  bloemeni'antasie,  bet  bertje  waarvan  bet  gewei  nis  streng 

ornament   over  den  rng  beenreikt,  liet  zijn  al  le  maal  vooi  i)eei(ien,  boe  juist 

men  in  deze  de  natnnr  voor  liel  bcoogde  doel   wist   te   verwerken.   ZeHs   bet 

menscbbeeld  komt  op  die  onde  seboollapjes  voor,  maar  zoo,  dat  slecbis  bet 

karakler  er  aan  lierinnert,  een  mannelje  met   korte  wijde  broek   (o,  scbande, 

als  waren  wij  alien  Markers),  een  vrouwlje   met  driekanlen  rok,  ziedaar  bet 

type,  en  zelfs  bij  de  verspieders  nil  bet  land   Kanaiin.  een  synd)olisebe  voor- 

stelling,  die  men  veelvnidig  op  merklapjes  aantrell.  ziet   men  .lozua   en  Kaleb 

als    Markers   den    zwaren    diiiiventros     Insseben    lain     in     torsen.     Letters, 


inijiiikjf.  {(thoriliiurd   in  zwiiil  op  wil. 
(EiRfiitlciin  van  den  Schiijver). 


37 


EEN  WEDEROPLEVENDE  TECHNIEK 


cijfers,  spreuken  en  jaarfallen  oiitbreken  natuurlijk  zelden,  terwijl  aardige 
randjes  liel  gelicel  dikwijls  omlijslen,  of  als  een  niotievenschat  naast  elkaar 
gerangschikl  zijn. 

Waar  deze  merklajjjes  dagteekeneii  van  midden  en  einde  der  aehttiende 

eeuw,  en  soms  liet  l)egin  der  negen- 
liende  nog  goede  voorbeelden  geeft, 
daai-  zon  dit  ons  droevig  kunnen  stem- 
men,  als  alle  ond-liandwerk  dat  slechts 
lerngwijst  naar  vervlogen  tijden.  Tij- 
deu,  welke  men  veigeel's  weeiom  zou 
wensclien,  indien  niet  de  traditie,  die 
nil  zulke  onde  merklapjes  spreekt,  nog 
voorlleetde.  Nog  wordl  op  die  wijze 
liet  naaidwerk  heoefend,  als  heerlijke 
versieringsteelmiek,  en  deeoreeren  de 
Volendamsche  moedeis,  dewiltejas- 
jes  luinner  kinderen  als  zij  ter  Com- 
munie  gaan,  met  lijen  van  zwarte  orna- 
menten  :  hloeiende  hoompjes  en  ster- 
letjes,  naameijfers  en  jaaraanduiding, 
I  ^^-_<,  aj'geslolen  door  simpele  slrakke  rand- 
jes. Men  moel  ze  gezien  heblien  die 
kleine  knaapjes,  bun  donkerblauw  vis- 
scberspak  met  roode  voering  openge- 
slagen,  bet  roomwitte  bemdje  door 
,,    ,  ,,    ,      .    ,     ,      ,  ,  ,  ,  moeder  gebordnurd,  gesloten  met  een 

rij  van  zilveren  knoopjes,  om  niet 
blijde  te  zijn,  dat  bier  nog  lets  van  dat  ecbte  knnstnaaldwerk  voortleeft. 
Ook  de  brnidszak,  belaas  verscbolen  onder  de  zware  rokkenvracbt,  zij  getuigt 
van  den  knnstzin  der  vriendinnen  van  bet  jonge  vrouwtje,  die,  bloeiende 
boom|)jes,  parende  dnifjes,  vlammende  bartjes,  naamletters  en  jaartallen, 
dikwerf  tot  eene  zoo  goede  samenstelHng  weten  te  verwerken,  dat  men  zich 
wel  eens  afvraagt  of  dit  menscben  zijn,  die  geen  teekenonderwijs  gehad 
hebben,  verstoken  zijn  van  tentoonsteUingen,  zelden  mnseums  bezoeken,  en 
geen  Stndio  of  Decoratieve  Kunst  in  bun  boekenkast  bebben  staan. 

En  steken  we  over  van  Volendam  naar  Marken,  ook  daar  leeft  nog  bet 
knnslnaaliKverk.  Dikwijls  zien  we  bet  al  op  de  acbterzijde  der  kindermutsjes, 
waar  een  klein  sterretje  de  eenige  aanwijzing  is  of  we  met  een  jongen  of 
meisje  te  doen  iiebben,  daar  de  overige  kleedij  beide  tot  bun  zesde  jaar  vol- 
slagen  eenvormig  niaakt. 


38 


/•;/«; .V  WF.DF.H  OI'I.F.YF.SItF.    TFCUSIFK 


i>rrscH»fsatBoxj'iu5> 

^ZW«RSTtCa0^2r01IbCRH0XJT 
ZIH>VRni»U3KCK 

UStIHnVC».aAATZAi.TaUTj;UW&CH 


Meer  eclilcr  dan  aaii  de   kleediiif*  Irecdl   liicr  lit-l  kiinstiiaaldwfrk   op   tot 

versiciing  van  licl  i)n)iikl)ed,  die  sicilijke  opcfiislapt-liiif;  van  kusseiis,  lakens 

en  dekcns,  slcclits  l)ij  leesle- 

lijkc    {^clegenliedt-n,     of     in 

f^iooti-  <<aslvrijhei<l  lot   lusl- 

|)laats  dienende.   Gocn  won- 
der dal  in  dil  land  van  vis- 

sciicrs    en    zeovaarders,    dc 

lieiinnerin<<  aan  iuin  hediijl 

lot  niotiet  van  versicring  ver- 

werkt    werd,    en     lui    schip 

waarop  de  man  en  vader  nit- 

zeilde,     di'    lakens    van    liet 

pronkbed  sieil.  Ook   i)loeni- 

I'estoenen  en   sieilijke  iiaan- 

tjes    vinden    we    liier    lerii<^,  M:uk.i  iioiduursoi. 

haanljes  met  staaiten,  die  aan  de  vogels  op  jjiolisclie  woelsels  herinnercn,  en 

nianden  met  l)Ioemen,  stienf<  van  samenstel;  en  waar  men  oudlijds  in  enkcl 

wit  iinnen    met  iiitiialen  en  doorwerken  van  draden   aardige  dingen  wist  te 

maken,  daar  is  ook  de/.e  teclmiek  nog  niel   geheel   nilgesforven,  waarvan   de 

siaapmutsen  der  oiideii  of  de  kindermiitsjes 
del-  jeiigd  nog  verrassende  vooil)eeIden  zijn. 
Gaan  we  van  Maiken  naar  het  vissehers- 
dorp  Hnizen  aan  de  Zniderzee,  ook  daar  Irel- 
len  we  nog  liel  kunslnaaldwerk  als  volksknnst 
aan,enweiin  de  zwart-hestikte  ondeinuitsjes, 
waarover  meestenlijds  de  kanten  liulle  gedra- 
gen  wordi.  Hel  is  jammer  dat  dit  praclitwcrk 
van  hoidnnrkunsl  op  die  wijze  zoo  weinig  tot 
liaar  reelit  koml  en  menigeen  liet  onoi)gemerkt 
voorbij  gaat,  want  het  is  praciitig  en  van  vcr- 
deeling  en  van  vcrsiering.  Zicl  iWn  bieedcn 
zwarlen  i)and  met  wit  opengelalcn  ornament, 
die  de  hnitenrand  van  de  muts  omshiit,  en 
waarl)innen  sierlijke  spiraion  en  motieven  als 
Perziselie  granaatappeis  het  mitUlenvak  vnlien, 
terwijl    kleine    hioemligiiurtjes   voor  le  groote 

wit    en    zwarl    Icgensleinng   waken. 

We  weten   dal  de  composilie   hiervan   voor  eon   giool   dee!  op  traditie 

l)ernsl,  en  de  wagenmaker  die  de  nilslagen  der  mntsjes  en  de  ontwerpen  eroj). 


Mnrkrr  lioidiuii  scl. 


39 


EEN  WEDER  OPLEVENDE   TECHNIEK 

voor  de  Huizersche  meisjes  teekent,  slechts  kleine  variaties  op  dit  zelfde 
thema  vermag  aan  tc  brengen  ;  maar  cr  heerscht  toch  gevoel  onder  dil  vis- 
schersvolk,  gevoel  voor  schooiiheid,  wat  luin  niet  doel  opzien  tegen  het  zoo 

ontzaglijk  tijdroovend  werk, 
een  heel  mutsje  op  een  der- 
gelijke  wijze  te  versieren. 
Want  er  l)elioort  meer  toe, 
zoo'n  mutsje  te  bewerken, 
dan  met  grove  wol  kiuisjes 
op  Liber ty-linnen  te  maken, 
al  kiinnen  die  wel  eens  een 
aardig  effect  geven  en  een 
goed  principe  hieri)ij  voor- 
zitten. 

Van  Huizen  zouden  we 
verder  kunnen  trekken,  bij 
voorkeur  naar  plaatsen,  die 
wat  ver  van  de  groote-steden- 
invloeden  verwijderd  zijn, 
waar  confectie  winkels  nog 
niet  hunne  depots  hebben, 
on  overal  zouden  we  nog  wel 
reniinisccnsen       van       deze 

Huizei- mutsje,  geboidiuir.l  in  /wan  op  wil  ]•.  j 

volkskunst,  van  dit  oude 
kunstnaaldwerk  tegen  komen.  Maar  al  kunnen  we  bet  dan  ook  geen  specifiek 
nationaal  karakter  toekennen,  zooals  we  spreken  mogen  van  Russisch  bor- 
duursel,  Armenisch,  Hongaarsch,  Rum  eensch,  enz.  enz.,  loch  zullen  we  het 
land  doorgaande  telkens  nog  wel  bewijzenf  kunnen  vinden,  dat  deze  uiting 
van  versieringskunst  nog  levende  is,  zij  bet  dan  ook  in  kwijncnd  bestaan. 
Laat  ons  daarom  trachten  belangstelling  te  wekken  voor  wat  nog  is,  om  te 
verhoeden  dat  met  onze  nationale  kleederdrachten,  deze  laatste  herinnering 
aan  echte  volkskunst  niet  ten  onder  ga  in  de  groote  strooming  die  deels  van 
den  fabrieksarbeid  uitgaat,  maar  niet  minder  van  hen,  die  in  zucht  naar  mo- 
derniteit,  het  oude,  als  niet  passende  meer  bij  den  mensch  van  dezen  tijd, 
verwerpen. 


Van  dit  oude  kunstnaaldwerk  overgaande  op  den  herbloei  dezer  specifiek 
vrouwelijke  techniek  is  een  zeer  groote  sprong.  We  passeeren  dan  de  periode 
waarin  technische  virtuositeit  leidde  tot  voorbijzien  van  de  grenzen  door 
het  kunstnaaldwerk  gesteld,  en  dit  deed  nadcren  tot  bet  terrein  der  picturale 


Kh^s  \vi:iii:i{  ()1>ij:m:si)I-:  tkcusikk 

scliildfikiinst.  iiumi  l)fzi<^t  (l;m  ook  wi-l  ecus  ilc  /.ecr  oiijiiislr  hfiiamiiifJ  van 

<<  scliildi'it'ii  met  dc  iiaald  »,   ecu    term  die   er  op  wijsl   lioe  liet  decoralieve 

hegrip  dat  liet  kimsliiaaldwerk  kenmerkeii  moel,  verloien  is  <^e{^aaii.  De  lijd, 

waarin     kimsliiaaldwerk     de<>ra- 

deerdc   tol  iiapriilsen  van   slechte 

voorbeelden    lot     lijdpasseerings- 

en  veivelin'>sarl)eid.  slaan  we  zoo- 

als  jjezej^d,    met   luiasli<;en   spoed 

over,  om  le  komen  aaii  de  dagen, 

waarin  er  weer  nieuw  leven   ont- 

waakle  in  deze  onderafdeeling  van 

de   groote  groep  der  versierende 

kunsten. 

Toen  l)eler  i)egrip  omtreiit  de 
eisclien  van  decoralieve  versiering 
en  ornanienliek  l)aan  brak,  sprak 
hcl  van  zell',  tiat  liet  hen,  die  zicii 
hiermede  onledig  liielden,  opviel, 
welke  zonderlinge  meeningen  er 
omlrent  kunslnaaldwerk  gangbaar 
waren,  en  hoe  dil  vak,  dal  een  der 
eerste  kon  zijn  onder  de  kunsleii, 
die  in  afscheiding  met  de  vrije 
kunslen,  zicli  in  naiiwshiilend  vcr- 
band  (door  gebriiik,  vorm  en  niateriaal  licpaahl)  met  hel  te  versieren  voor- 
werp  vereenzeivigen,  lotaai  in  miscrediet  was  geraakt. 

Hel  behoel'l  ons  chin  ook  niet  le  verwondereii,  dat  de  eeiste  pogingen,  die 
er  toe  leiddeii,  dal  men  kiinstiiaaUlwerk  iets  beter  ieerde  besehouwen,  iels 
nieer  waardeeren,  van  lien  nilgingen,  wier  streven  ais  deeoratiet"  scliilder, 
hun  reeds  als  liaanlirekers  had  doen  kennen.  Opmerkebjk  is  in  deze  dan  ook, 
dat  waar  nog  allerminsl  van  een  nationaal  karakler  in  de  decoralieve  knnst 
sprake  kan  zijn,  we  verschillende  richtingen  aanlreflen,  gebazeerd  op  kunst- 
princi|)en  nit  vroegere  lijden,  van  andere  volUen,  waarin  die  voormannen  het 
nitgaiigs|)niil  van  hnnne  stndie  voiulen.  We  zien  den  invloed  der  Golliieke 
l)or(hairsels,  die  in  kerkeiijke  knnst  nog  hmg  heett  stand  gehonden,  we  mer- 
ken  op  de  l)ekoriiig  van  liet  Japansche  naaidwerk.  de  kleurcnharmonie  van 
het  Ooslen,  de  lecliniek  der  Armenische  vronwen  eiiz.  enz.  Dnidebjk  is,  dat 
waar  ten  onzenl,  zoowel  als  in  Frankrijk,  Duilschland,  Kngeland.  ieder 
gezond  beginsel  van  versieren  verloien  gegaan  was,  men  lerng  moesl  zoeken 
naar  vervlogen  knnstperioden  of  nilingen  in  laiulen  waar  het  naaidwerk  nog 


lluizcr  iiuilNJc.  i^c'hnrduiii'il  in  zwaii  op  wit. 


41 


Oiilworp.Ti  ,-n  uilti.v.KTil  in 
door  Mevr.  W.  Dijssi'lhof-Ke 


uuisslcfk. 
eheiiiiis. 


EEN  WEDER  OPLEVENDE  TECHNIEK 

in  eere  was.  En  waar  ieder  kunstenaar  meestal  een  zekeie  voorliefde  heeft 
voor  de  opvaftingen  in  een  bepaalden  tijd,  of  van  een  bepaald  volk,  daar 
vinden  we  dit  onwillekeurig  in  hnn  werk  terug;  want  zonder  tot  navoiging  te 
vervallen,  zal  die  sympatliie   toch  duidelijk  uit  hnn  arlieid  spreken.  Zoo  is 

voor  ons  in  he*  werk  van  Der- 
kinderen  en  ook  van  Mevrouw 
Derkinderen  een  verwantschap 
met  de  middeleeuwen  merk- 
baar;  zoo  zit  in  Dijsselhof  iets 
van  de  geraffmeerdheid  der 
Japanners,  terwiji  l)ij  Hoyte- 
ma  meer  het  niterhjk  aspect 
hieraan  herinnert.UitMevronw 
Dijsselhof's  naaldwerk  spreekt 
ons  de  waardeering  die  zij  voor 
de  volksknnst  inArnienievoelt, 
en  i)ij  anderen  zullen  wij  we- 
der  aanrakingspunten  kunnen 
vinden,  die  eiders  lieenwijzen. 
Men  begrijpe  goed,  er  is  hier  geen  sprake  van  navolging  van  een  bepaalden 
stijl,  wat  men  dikwerf  voor  zeer  verdienstelijk  aanziet,  en  langen  tijd  gebrui- 
kelijk  was  toen  men  kamers  inrichtte  in  Oud-Hollandsch,  in  Gothiek,  op  zijn 
Japansch  of  Moorsch,  die  er 'ets  misschien  aan  herinnerden,  maar  de  beko- 
ring  totaal  misten,  zoowel  in  de  meubelen  als  de  entourage  ;  hel  is  hier 
slechts  een  doordringen  in  de  grondprinciepen  tot  steun  voor  ?igen  arbeid, 
gepaard  aan  een  erkenning  van  superioriteit,  die  onwillekeurig;  van  invloed  is. 
Nagaande  het  naaldwerk  d;<t  we  als  heerlijke  reactie  iegen  het  ''oorafgegane 
tijdperk  kunnen  beschouwen,  komen  we  in  de  eerste  plaatsen  aan  dat  van 
Mevrouw  Dijsselhof  en  Mevrouw  Derkinderen.  We  behoeven  het  niet  vreemd 
te  vinden  dat  bij  persoonlijkc  kwaliteiten  wij  er  iets  van  Dijsselhof  zoowel  als 
van  Derkinderen  in  terug  vinden  ;  trouwens  ondenkbaar  is,  dat  samenwer- 
kende  kunstenaars  niet  in  eenig  opzicht  elkaar  beinvloeden.  Als  ik  mij  ook 
niet  vergis  was  Mevr.  Dijsselhof  s  eerste  officieele  optreden  als  naaldkunste- 
nares  bij  het  accentueeren  der  batiks  door  Dijsselhof  voor  een  kamerver- 
versiering  gemaakt.  Het  waren  hier  de  vinnetjes  van  een  visch,  de  geledingen 
van  een  flamingopoot,  de  plooitjes  en  meeldraadjes  in  een  bloem,  ja,  waarom 
zouden  wij  het  verzwijgen,  kleine  vlindertjes  om  te  maskeeren  waar  de 
batikwas  zich  onwillig  had  betoond.  Hadden  hier  de  zijden  steekjes  al  een 
eenigszins  ondergeschikte  plaats,  tot  bloemversieringen  aan  de  gordijnen  in 
die  zelfde  kamer  verwerkt   als  rugkussen  van  een  stoel  zouden  zij  rneer  afzon- 


42 


Micldcnvnk  van  kamcrschernipje,  ontworpen  door  C.  \V.  Dijssolhof ; 
uilgevoerd  Mcvr.  W.  Dljssclhof-Keuclipnius 


43 


EEN  WEDER  OPLEVEXDE  TECHNIEK 


Tea-cosy  s,  ontworpen  en  uitgevoerd 

door  Mevr.  W.  Dijsselhof-Keuchenius 


derlijk  optredeii.  Maar  later  heeft  Mevrouw  Dijsselhof  zich  doen   kennen  als 

een  zeldzame  l)orduuis'ier  van  hloemfestoenen  en  kleine  vlinderljes,  o.  a.  op 

r  een   drieljladig  kamer- 

scherm.  op  tal  van 
waaiers  en  leeswijzers, 
en  niet  minder  als  eene, 
die  ons  iieeft  doen  zien, 
wat  er  met  kruissteek- 
jes  tot  stand  gebracht 
kan  worden.  Zoowel 
voor  patrooncombina- 
tie  als  harmonisch  sa- 
menstel  zijn  in  dit  op- 
zicht  liare  lea-cosy's  en 
kusseps  prachtige  voor- 
beelden.  Zeldzaam  fraai 
is  doorgaans  de  kleur- 
groepeering,  de  massa's 

van  l)riiinaclilig   rood  met  een  schittering  hier  en   daar  van  lets  wit,  geel  of 

zwart.  Het  zijn  meestal  bloem-  of  plantmotieven,  in  lateren  tijd  beestjes  aan 

de  snaaksche  vingeren  van  Dijsselhof  ontsnapt,  en  die  figuren  verwerkt  tot 

decoratieve  samenstellingen,  die   er  dezelfde  bekoring  aan  geven,  welke  ons 

voor  oud-bordunrwerk    in  bewondering  doet  stilstaan.  Wij  krijgen  hier  niet 

de  achtereenvolgende  indrukkcn  van  goeden  vorm,  niooi    ontwerp,   kunstig 

geborduurd;   aardig    vavi 

klenr,  neen,  het  is  bet  ge- 

heel,    dat   ons  frappeert, 

en  dit  is  voor  mij  het  be- 

wijs  dat  al   die  verschil- 

lende    eigenschappen    in 

volkomen    harmonie  sa- 

mengaan,    een  kenmerk, 

wat    veel     hedendaagsch 

borduurwerk  mist,  waar 

of  teekening  of  borduur- 

techniek    ten    koste    van 

het  algemeen  aspect   do- 

mineert. 

Als  kleine  aansluiling  met  Mevronw  Dijsselhot"s  kruissteekwerkjes  mogen 

we    zeker   wel  de  bekende   boekjes   «  Bordnurpatronen  voor  groot  en  klein 


Onlworpen  door  G.  W.  Dijsselhof;  uilgevoerd  door 
Mevr.  J.  H.  C.  de  Vries-Stoutjesdijk. 


/•;/<:.v  \vi:i)i:i{  ()I'LI-:\i:m>I:  ri:(:iiMi:i\ 


door  (i.  W.  I).  (i)sse'lli()l  j  "  hk-v  ivoii  ri-k-vt-'creii.    Tal  van   jiardi^c   landji-s   en 

^ecstij^e  dii'iljcs   zijii   daarin    voor    t  •^lijpcii,   ecu   aaiiwinsl  voor  ii-der,   die 

belaiif^  sli'll  in  et-n   wcdor  ophloci   van  ons  kunslnaaldwcik  :  alli-i-n  lijkt  ons 

0CMi<>e  vooiliclitini^  in  di'zc 

ononlhi-eilijk    ol  een   vcr- 

volg    iTO|),    dal   dnidi'lijk 

maakl,  /loc  di'/o  niolii'xcn- 

sdial  lol  ^uedc  sanicMslci- 

lingen  tu  verwerken  ;  want 

ook   (lit    is   eoniediT    noj^ 

nielf5C'f»cv(.'n,  en  we  nioj^en 

ei'  hier  we!  even  op  wij/en 

daar  reeds  nienij^e  toepas- 

sing  ons  deed    zien,     dat 

zelfs  zeei'  goede  niolieljes, 

in   vcrkeenle    lianden    tot 

iels    heel    Kelijks    knnnen 

veiworden.    ■ 

Dal  liel  nili»ani;s|)unt 
van  Mevronw  Derkiniiereii 
geheel  anders  is,  hehoett 
ons  niel  le  verwondeien, 
en  al  zoeken  wij  niet  naar 
een  hcpaalde  stijlperiode, 
tocli  tiel'l  ons  de  voorliel'de 
voor  de  middeleeuwen, 
dnidelijk  nieikbaar  in  bij- 
gaand  liandwerklaselijt 
Het  vrouwlje  in  liet  niid- 
denvak,  dal  naarslig  de 
naald   lianleert,  gedaelitij; 

aan  :  «  een  steek  op  tijd,  veel  weik  veiniiidl  ".  wekl  ons  lierinneringen  aan 
rustig-devote  Vlaamselie  borduringe.-,  zooals  ze  in  onde  kerksehatten  wel 
bewaaid  worden.  Ook  bet  gelieel  met  de  synibolische  inotieven  van  een 
s|)in,  die  de  draden  vooiiljieni^l,  de  den,  waar  de  naalden  aan  groeicn,  de 
kreel't,  die  de  sehaien  leveil  en  de  digitalis,  die  tien  vinj^erboed  verscbaft, 
bet  diaagt  en  door  kleur  en  door  bewerken  die  goede  kennierken  van  lang 
vervlogen  dagen,  maar  toili  is  liel  een  ding  nil  onzen  lijd,  van  iemand.  die 
in  den  geesl  van  bet  oude  bandwerk  doorgedrongen,  de  ^ron(ll)eginseIei. 
hiervan,  in  eigen  arl)eid  luddigl. 


W<Tkt;iM-Iijr.  ontworpen  en  iiilncvocril  tloi 
Mrvr.  J.  II    Do.kiiidi-R-n-lU-sic 


45 


EEN  WEDER  OPLEVENDE  TECHNIEK 


K]-alon  loniponsclwrnipje,  onlworjie 


uitgevoeid  door  Movr.  J    H.  Dcikindc 


Eeii  schoorsteenvalletje  in  applique  dat  de  zinrijke  sprciik  draagi  .  «  Als 
't  buiten  wocdt  is  't  binncn  zoct  »,  zouden  avc  zccr  namv  venvaiit  hieraan 
kunnen  iioenien. 

Eon  ander  karakter  vcrtoonen  een  j)aar  kralen  lanii)cnliangcifjcs,  die  we, 
al  zoii  menigccn  dil  nu  niet  jiiist  «  boidiiurwcrk  ^^  noenien,  bier  tocb  wel  een 
plaals  1)1]  bel  kunstnaaldwerk  mogen  verleenen.  Dat  kralenwerk  zoowel  door 
kleur  als  door  niateriaal,  tot  lets  moois  aanleiding  kan  geven,  we  kunnen 
bet  dagelijks  in  onze  Einogiafiscbe  nnisea  zien,  waar  we  mede  overluigd 
worden,  dat  de  meisjes  op  Timor  oi'  Sangii',  en  de  scboonen  nil  midden 
Borneo,  ons  nog  menig  lesje  zouden  kunnen  geven. 

Van  kleur  en  als  zeer  juiste  aanduiding  van  hetgebruik  door  bet  patroon, 
lijkt  ons  die  met  de  albangende  jiunten  in  okerkleur  met  zwart  en  wit  al  zeer 


y  niiUiU'i^i-ui 


Knilcn  kinii)sclipinipjr  ontworprn  in  iiiljjpvooKi  dooi-  Mcvr.  J.  H.  Derkindcren-Besic-i 


46 


-t 


■'^^s^;- 


EEN  \vi':i)i:i{()i>Li':  vh.M)!-:  tkciisikk 

geliikkif^  ;  ilc  ;iii(1(.m  i'  in  (loursfliijiundr 
kralen,  met  vliiulciniolieljcs,  lu-elt  c-c-ii  hij 
iiitslek  piiulilif^c  oiulcriand  vu  tVaiije,  dir 
iiiede  hcwijzcii,  dal  ook  dil  kuiisliiaald- 
werk  in  f>()C'(lc'  haiidcii  wcdcr  op  kaii  l)loti- 
en  en  er  vrij  wat  hctcre  diMf>cM  iiu-df  U' 
bcreiken  zijn,  dan  di'  Ijlociiipalioiu'ii,  op 
kralen  bcurszakjes. 

Van  Mevronw  Dcrkindiixn  tol  Mi- 
vrouw  V.  Hoyfema  is  de  al'slaiul  van  dc 
voor  naaldweik  gecomposecrdc  IcL-kcnin^; 
tot  dc  decoratieve  voorstellin'*  in  l)or(luui- 
sel  uilgcvoi-rd.  Hierin  scliuill  eenij>  vcr- 
schil,  al  lijkt  licl  oogenschijnlijk  hetzcll'de, 
bij  bet  work  van  Mevrouw  Derkindcren  is 
teekening  en  l)ordnnr\verk  tot  een  geheel 
geworden,  bij  Mevrouw  v.  Iloylema  is  bet 
de  tcckcning  die  in  naaldweik  gevolgd  is. 

Waar  v.  Hoylema's  dieien  in  vele  op- 
zichlen   de  lierinneiing  aan    die   van    .la- 

pansclie     virlUOSen    in    Zicb      dragen,    daar   Hnai<IsoIiprmpje,  onlwoipcmloorTh.  v.fHoylcnia: 

uilgevcK'i-il  door  Mcvr.  T.  van  Iloytcma. 

doet  bet  bordnurwerk  van  Mevr.  v.  Hoy- 

leina  ons  ook  aan  als  een  goed  .lapanseli 
kaniersebernipaneel  zonder  eebter  die  ge- 
rainneeidbeid  der  leeimiek  le  l)ezitten. 
Toeb  zijn  ze  uitncniend  in  liel  karakter, 
die  l)onle  |)apegaai  op  liel  grove  bnnen 
(icr  sloilenrng  en  de  kraag-aapjes  met 
buinie  sebilleroogjes  op  liet  haardseberni. 
Goed  is  ook  bier  iiet  verscbil  in  stof  uit- 
gedrnkt  tusseben  bet  kleurig  gevederte 
van  (k'U  vogel  ende  pbiizige  vaclilder  huig- 
slaartjcs.  Al  zoudon  wij  niogelijk  voor  een 
nadering  naar  bet  naturalisnie  kuniien 
vreezen,  v.  Iloytenia's  teekeningen  dragen 
een  le  deeonitief  karaklei"  dan  dat  \vi'  in 
(lit  o|)ziebt  bang  beboeven  le  zijn,  en  ze- 
kir  is  ook  in  deze  riebting  berleving  van 
ons  knnstnaablwerk  te  verwaeblen. 

Xoeinden    we    bier   sleebis   enkelen. 


Gohorduurdo  sloolrug,  onlworpon  tloorTIi  v.  Ilr 
uilgcvocril  iloor  Mcvr.  T.  van  Iloylpnin. 


Al 


niogt'lijk.  iiianr  wel  of  (eeUonini» 


Een  weder  oplevende  Techniek 

velen  zijn  sinds  dicnop  de  aan- 
gegeven  wegen  YOortgegaan,en 
ook  het  kuiislondenvijs,  dat 
lietere  begrippen  onitrcnt  ver- 
siering  deed  ontstaan,  bracht 
eihet  hare  toe  bij.  Wei  leidde 
dit  dikwijls  tot  een  ander  uiter- 
ste.wal  nieerdan  eene  tentoon- 
stelling  bewees,  namelijk  tot 
liet  niaken  van  oiitwerpen,  zon- 
der  gcnoegzaani  rekening  te 
hoiulen  met  de  technische 
eischen  die  natuuilijk  mede  den 
vorni  moeten  bepalen.  Want 
al  is  een  goed  ontwerp  nu  al 
bcel  veel.  in  verhouding  tot  wat 
men  jaren  tcriig  zag,  voor 
kunstnaaldwerk  behoeft  men 
nicer.  Het  is  hierbij  evenmin 
illeen   de  vraag  ol  het  wel  uit- 

V...  i.i  ii..,.,  gevoerd  kan  worden,  want  dit 

is  met  ingrijpsleek  schier  altijd 

en  werkwijzen  zoo  elkaar  aanvullen   dat   ze 


Mel  gou<l(lrn:i(l  gehorduurden  liocklmnd.  Oiitworpcn  door  R.  W.  P.  de  Vries  Ji..  uilgevoerd  door 
Movr.  .1.  H.  C.  do  Vrics-StoLltjcsdijk. 


48 


EEN  WEDER  OPLEVENDE  TECHNIEK 

66n  geheel  voiiiun  on  iiiel,  dat  (Ic/i-H'de  lc'ckcnin<<  ook  vvn  {^oi-d,  inisscliieii 
beter  elTect  zoii  makcn  als  tff>(.-l-lal)k'aii,  of  docoialicr  schildi'iweik.  Ahsoliili- 
vorliouwdliL'id  en  zich  gelu-el  iiulfiikfii  in  do  werkwijze,  is  in  dt'/.e  locliiiick 
onontbeerlijk. 

Als  aardig  type  van  kunslnaaldwcrk  dat 
om  cen  oiul-boekje,  den  geest  van  een  oiid  ge- 
bordiiiird  bandje  nioest  drat,'en,  geven  vvij  liiei 
Mej.  E.  van  Kerekhoi's  bandje  om  Dafnis  en 
Chlo^,  dat  zeker  niet  bet  minste  is  wal  deze 
kunstenares,  van  wie  ook  menig  goed  floraal 
ontwerp  stanit,  maakte.  Dal  ecbtereen  ziiiver 
volgen  der  techniek  reeds  veelal  de  teekening 
bepaalt,  wordt  duidelijk  bij  bijgaand  boek- 
omslagje  door  Mevr.  J.  H.  C.  de  Vries-Stoul- 
jesdijk  met  gouddiaad  op  groen  kalfsleer  ver- 
sierd.  Het  leggen  der  gouddraad  en  het  regel- 
matig  vastgebechten  leidde  tot  spiraaltjes  en 
verbindingslijnen,  die  zonder  een  be|)aalde  ge- 
dacble  le  vormen  door  bun  berbabng,  regei- 
maat,  plaatsing  en  verdeeling  een  aardig  aspect 
geven.  Zoo  kunnen  enkele  steekjes  goed  ge- 
plaatst  in  barmonische  kleur  somtijds  meer 
doen  dan  veelbeid  van  bordiiiiisel.  In  dit  op- 
zicbt  biedt  bet  werk  van  de  dames  van  der 
Maarel  en  van  der  Weyden,  zoo  ook  bun  biei 
gereproduceerde  gordijntje  ons  sprokende 
voorbeelden. 

We  zouden  nog  kunnen  vcrmeUlen  bet 
werk  van  Mejuffrouw  Fockema,  van  Mevr.  Kromboul,  van  Mevr.  Lebeau,  of 
Mevr.  Broekman-KHnkliamcr,  de  dames  Reesema  en  Xierstrasz  en  meer  ande- 
ren,  maar  dan  zou  dit  ons  alU-ngs  te  ver  voeren,  en  mogebjk  is  er  een  volgenden 
keer  nog  vvel  eens  gelegenbeid  toe.  Tbans  was  slechts  ons  doel  te  wijzen  op 
een  wederopbloei  van  bet  kunstnaaldvverk  naast  een  nog  langzaam  voorlleven 
van  die  oude  kunst  nis  volkskunst  in  algelegen  sireken,  een  volkskunsi,  die 
onze  l)elangslening  noodig  beel't,  wil  zij  niet  als  zoovele  uitingen  van  volks- 
smaak  verloren  gaan,  en  een  beweging  ten  guiiste  van  de  borduurkunst.  om 
haar  weder  te  verbefTen  tot  een  der  eerste  onder  do  siorende  kunslt-n.  opdat 
zij  den  naam  van  A»;i.";/naabi\verk  weder  met  eere  drage. 
"""«""'"■  1^  N\'.  P.  HK  Vimks.Ih. 

Nov.  fflOfi. 


(;nr<iijnlj<'.  onl\voi|)<Mi  I'li  llilui'voord  door  ilf 
K's  M.  V.1I1  <ler  Wpvilcn  en  W.  van  dor  M.n.irol. 


•1!) 


KUNSTBERICHTEN 


(VAN  ONZE  EIGEN  CO  RR  ESPO  N  D  E  N  T  E  N) 


!«^  UIT    AMSTERDAM  ^9> 

OOH  (leze  maand  vallen  er 
ecnige  tenlooiislelliiigen 
l)ij  kunstliniidelaais  le 
noleereii. 

Hij  BuFFA  werd  uilge- 
slald  een  niet  onaaiizien- 
lijk  aantal  scliilderijen  eii  studie's  door  Evert 
Pieters.  Deze  is  een  der  meesl  oiisj'iiipatieke 
onder  de  jongere  scliilders;  een  dergcnen, 
die  met  een  ruime  dosis  zelfingenonieidieid 
hun  talent  aanwenden  tot  vervaardigiiig  van 
opzienbarende  dingcii,  met  een  begiiegelijk 
naschijnsel  uit  werken,  die  in  de  nioderne 
knnstevolutie  zelfslandig  liebben  uitgeblon- 
ken.  Graad  en  aard  van  liun  talent,  of 
talentje,  valt  moeielijk  te  bepalen,  wijl  de 
oogenbllkken,  dat  zij  zicb  met  eerlijken 
toeleg  en  ernstige  inspanning  tot  bun  werk 
gezet  hebben,  al  te  zeldzaam  zijn  oni  bun 
hoedanigbeden  naar  bun  wezenlijkc  waarde 
le  kunnen  schatten  Ze  zijn  in  hun  kunst- 
uiting  evenveel  diplomaat  en  handelsman 
als  scbilder;  ze  weten  op  snuggere  en,  dik- 
wijls  ook  bandige  wijze,  bun  slag  te  slaan 
naar  den  eisch  van  onzen  tijd  met  zijn 
geiisurpeerde  verniaardbeid  der  holland- 
sche  kunsi,  en  voorai  in  "I  geiuoet  der 
navraag  uit  Amerika.  Zij  werken  niet  om  tot 
klaarbeid  te  geraken  met  zicb  zelf  als  kuns- 
tenaar,  niaarom  gangbare  waarop  de  markt 
te  wezen.  Zoo  is  bet  werk  van  Pieters,  over 
zijn  geheel  genomen,  als  kunstuiting  van  een 
onbeduidend  gebalte  ;  hoi  van  inboud  en 
daarom  ergerlijk  door  de  koloiistiscbe  aan- 
matigingen  eener  breedgebarende  liande- 
ling.  Er  is  niets  waars  in  ;  bet  eenige  waarin 


deze  scbilder  misscbien  tusscben  vele  beni 
verwandte  scbilderijmakers  uitmunt,  is  de 
durf  waarmee  hij,  in  volkomen  onverant- 
woorde  achteloosheid  in  bet  verzorgen  van 
den  vorm  en  der  tecbniek,  er  maar  op  los- 
smeert,  jagende  naar  den  uiterlijken  schijn 
waarmee  hij  bet  scbilderij-lievend  publiek. 
met  zijn  gering  ondcrsclieidensvermogen, 
voor  zicb  kan  iiincmcn. 

c^*>  ^  S*>  S»>  iS*  ^^^^9i^^^ 

Bij  den  kunsthandelaar  Van  Gogh.  Het 
werk  van  Breitenstein,  een  scbilder  van 
heel  wat  minder  bekendbeid  op  de  scbilde- 
rijmaikt  dan  Pieters.  Intusschen  van  veel 
dcugdelijker  streven  en  tevens,  naar  mij 
voorkomt,  van  fijnei'  aangelegden  aard.  Zijn 
schildersproeven  bebben  bet  groote  nadeel, 
dat  zij  wel  wat  vreenuie  vogels  zijn  tusscben 
de  hollandsche  producten,  met  bun  eerzame 
gelijksoortigheid. 

We  meenen  zoo  bet  nionopolie  van  kleur- 
gcvoeligbeid  te  bebben,  bet  tooververmogen 
te  bezitlcn  ovei-  stemniige  tinljes  in  barmo- 
nieuse  verbinding,  dat  we  ieder,  die  zich 
verstoul  tot  een  streven  naar  sterker  lui- 
dendc  kleur-harmonieen,  aldra  voor  een 
onbekwamen  vakman  zonder  kleurgevoel 
of  voor  een  uitzinnige  bouden. 

Er  is  in  de  kranten  gezegd,  dat  Breiten- 
stein in  bet  voetspoor  van  moderne  fran- 
schen  als  Monet  e  a.,  zijn  weg  zoekt.  We 
kunnen  bet  eerste  aannemen  in  dien  ver- 
stanile,  dat  onder  vreemden  invloed  deze 
Hollander  altbans  wakker  is  geworilen  nil 
den  algemeenen  druil,  want  bij  zoekt  werke- 
lijk  zijn  weg,  eerlijk  naar  eigen  overtuiging. 
Hij  tenminste  legt  er  zich  niet  op  toe  schil- 


50 


Kl'SSTIlhlilCHriiX 


Urr  AMSTKIiDAM  —  I  IT  A.\J  WliHl'KS 


(li'iijon  li-  iiiiikcMi,  onder  lit-l  loereii  n;i;ir  (Icn 
bijviil  Villi  piiblii'k.nifl /.ijiiccMzij(li}4cbc}iri|)- 
pcii  en  bovi'iidicn  omiKiclilif^  om  vnlscli  v:iii 
c'chi  Ic  ondcrsclicidcii ;  (li'  ralsiliciilic's  in 
(Icn  hnndel  luimicn  liicivoor  ^jftuiHi'ii  .  Ilij 
li'jiclil  nil  ei^ci)  oogcn  te  zieii  cii  \v;it  liiJ 
wiianiecml  ondul)bclzimiif4  U-  iiitcii,  vci- 
stiiiidiMid  licl  j^oedkoopc  gcljruik  van  lu't 
geijklc  kleurenslcl  en  de  ge/.ochlc  rnsli^c 
loonljcs.  E\\  wal  liij  voor  zich  lol  nitdrnk- 
king  zoekl  tc  brciigen,  is  de  diildelijke  kleu- 
renscbijn  der  diiigen  in  hel  belle  vlakke 
liclit.  Zoo  Iieefl  hij  ecu  voorliefde  voor 
watergezicblen  l)ij  bclder  wccr,  waarin  de 
klare  kleuiigbeid  van  bel  blauw  in  lucbl  en 
waler  doinineerl,  steunend  bet  kleurgewicbl 
van  bont  geverfde  scbuiten  met  luin  bcuine, 
roode  en  wille  zeilen.  Ook  dicbl  l)egrocide 
hoekjcs  met  boom- en  struikge\vas,\veer  vlak 
in  'I  licbt,  met  bet  gecompliceerde  ganiiua  der 
groenen,  van  bet  blauw  iiaar  bet  gcel,  warm 
en  grijs.  Door  alwezigbeid  van  scliaduw- 
parlijcn  waarin  de  klcuren  scbuil  gaan, 
moeten  daar  de  kleurwaardcn  scberp  tegeii 
elkaar  uitgewogen  worden,  krijgt  de  klcur 
een  zelfslandigbeid,  die  zich  lot  in  de  nervcn 
laat  analyseeren.  Breilenstein  is  nog  niel 
waar  bij  zijn  kan,  en  ik  zal  me  wel  wacbleii 
zijn  uiling  al  in  eenigen  deele  groolmaebtig 
te  beelcn.  Tocli  mocbl  bij  bel  reeds  berei- 
ken  ons  te  overtuigeii  dal  zijn  werk  van  een 
becbiidcndc  belcckenis  kan  worden  in  de 
jongere  bollandscbe  kunsl,  en  is  zijii  streven 
bovendien  zeer  Ic  waardeci'cn  wijl  bel  ecu 
vleug  nieuw  leven  in  een  uitslcrven<le  na- 
bloei  aanbrcngen  vcrlooiil. 

Verder  wordl  Ibans  bij  Van  Gogb  voorbe- 
reid  een  lenloonstclling  van  elscn  van  de 
Zwarl.  Dal  kan,  mcen  ik,  Icidcn  tot  ecu 
vtiller  bcgrip  van  dezen  kunslenaar.  Hij 
beefl  daar  misscbicn  rijper  werk  voortge- 
bracbl  dan  in  zijn  scbilderijen.  Ik  zag  cr 
reeds  een  paar  mooie  en  sterk  doorgevoerde 
bladcn. 

Ken  volgenden  keer  meer  over  dezen  en 
welliebt  ook  over  ecu  lentoonslelling  van 
0  (iooiscbe  sebilders  »  die  wordl  gebouden 
in  bet  Panoramagebouw.  Men  ziel,  er  is  druk 
veilicr  in  de  kunslwcrcid  tc  Amsterdam  ! 
Ook  (Ic  scbildcrijveilingen  bij  Fred.  MuUer 
in  zijn  Iraaic   lokalcn  in  de  Doeleiistraal  en 


van  Hoos  in  de  lirakkc  Grond  wisselcn  zicb 
oMo|)li()ndelijk  at'. 

vv.  s. 

i^fb  ^  ^Jfi  --^Pi  :^9t  ■■^•i  -^  ^#5  ^,9i  i$,9i  c^*> 
^'^  UIT    ANTWERPEN  $,»i 

Ti:\i()()NSTi;LLiN(i  VAN  KHN  hi;i:ks 
s(;iiim)i:hi.ii;n  van  i:i)M()NI)  vkrsthai:. 

TKN  IN  lllvT  KUNSTVI:MIU)N1)  >  VAN  2\ 

N()vi;.Mi5i;u  TOT  3  ni:(:i:Miu:H  I'.iixi  >c^. 

I';eii  karakler,  een  temperament;  een  zienci' 
van  bet  lielilc,  zonnige  land,  dal  zicb  uil- 
strekl  aan  den  linker  oever  der  Sclielde  :  bel 
land  van  Waas,  de  vallei  der  Durme;  bet 
land  van  vrucbtbaarbeid  en  overvloed, 
dicbtbczaaid  met  groole  hofsleden,  in  alle 
ricblingen  doorkriiisl  met  lijcn  slaiike,  fijn- 
gctakle  boomcn,  die  boog  oprijzen  uit  bet 
dielile  kreupelbout,  en  de  rijkeakkers  wclig 
overscbaduwen  ... 

Ivdmoiid  Verstraelen  beet'l  de  beel  eigcn 
bekoring  van  dal  land  innig  gevoeld,  en  hij 
weet  bel  in  breede  visies  voor  ons  te  doen 
opleven.  Eerslc  Zoniwlach,  Vlaainsch  Dorp, 
zijn  mime,  welige  landscbap-interprelalies, 
die  in  opvatting  meer  vcrwanl  zijn  aan  de 
landscbappen  van  onze  groole  zevenliend' 
eeuwers,  dan  aan  de  doorgaans  meer  frag- 
menlaire  studies  van  de  niodernen. 

In  de  bebandeling  blijfl  Verstraelen  ecbler 
gebcel  van  zijn  lijd,  d.  w.  z.  bij  let  op  bet 
vlucblige  spel  van  licbl  en  nevel,  op  de 
vooildurende  wisseling  van  tonen  en  liiilen, 
die  bij,  als  discipel  onzer  groole  impression- 
iiistcn,  op  bel  dock  traebl  vast  te  bouden. 

()(d<  bier  geeft  bij  blijk  van  een  frisch  en 
eigen  lalent,  dal  we  gaarnc  waardceren. 

Wal  bem  ecbler  nog  scbijnl  te  ontbreken, 
is  (Ic  mooie  malcrie.  de  vreugde  aan  de 
bloeiende,  sappige  kleur.  Zijn  vervcn  zijn 
soms  wal  sebraal,  wal  wrang,  wat  krijlacb- 
tig.  Men  zou  nu  en  dan  een  voller,  kracbligcr 
accoord  bij  bem  willen  boorcii ;  bij  blijfl 
wat  unirorm-lucblig,  wat  speclsch,  wal 
oppervlakkig  ook.  Ev  mankeert  soms  kruim 
in  zijn  werk,  —  inlcnsileil  van  sicmniing  en 
rijkdom,  diepte  van  kleur. 

Verstraelen  scbijnt  ecbler  op  weg  le  zijn, 
om  een  en  ander  tc  verwcrven. 

X. 


51 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM 

^^^^"^^^^"^^^^^ 
^  UIT   ROTTERDAM  ^ 

KUNSTZAAL  RECKERS  ;?  TENTOON- 
STELLING  VAN  WERKEN  VAN  W.  VAN 
NIEDWENHOVEN  /!♦.  Het  debaut  van 
een  jong  Rotterdamsch  schilder,  die  aan 
het  eind  van  zijn  studietijd  staat.  Zijn 
werk  zit  dan  ook  voor  het  overgroote  ge- 
deelte  nog  warm  en  wel  in  de  academie- 
couleur,  zoodat  er  weinig  van  te  zeggen 
valt.  Slechts  dat  het  over  het  algemeen  zeer 
knap  is  en  dat  het  van  een  respeclabele 
werkkracht  getuigt.  Ik  kan  me  voorstellen, 
dat  het  voorde  academie-leeraren  een  genot 
geweest  moet  zijn,  zulk  een  begaafden  leer- 
ling  te  mogen  opleiden.  Er  zijn  teekeningen 
van  zijn  15^',  ICejaar,  die  niet  alleen  getrouw 
en  correct,  maar  zelfs  niet  zonder  zwier 
gedaan  zijn.  Zijn  schilderwijze  is  vast  en 
solied,bijnavol\vassen,hoewel  over  het  alge- 
meen nog  wat  klonterig  en  kruimelig.  Er  is 
inderdaad  lets  van  den  rasschilder  in  hem, 
wanneer  men  tenminsle  slechts  aan .  den 
zuiver-technischen  kant  van  het  metier 
denkt.  Overigens  moeten  we  nog  afwachten 
wat  dit  worden  gaat. 

Want,  gelijk  ik  reeds  zei,  zijn  kleur  is  nog 
zoo  conventioneel,  dat  er  absoluut  niets 
uit  te  maken  is.  Dat  kan  nog  den  eenen  of 
den  anderen  kant  opgaan.  Een  paar  aqua- 
rellen ;  een  paar  stillevens,  waardeerbaar- 
beslist  van  stofuitdrukking;  een  enkel  por- 
tretje,  jongmeisjes-kopje,  waarvan  de  kleur 
ook  wel  niet  sterk,  maar  ongetwijfeld  per- 
soonlijk  is.  Ziedaar  de  uitzonderingen,  die 
echter  nog  geen  gevolgtrekkingen  toclaten. 
Doch  er  is  lets  ergers  !  Zijn  sentiment  -  is 
sentinientaliteit.  Somniige  zijner  sujetten 
zijn  van  een  waarlijk-weee,  klein-burger- 
lijke  gevoelerigheid.  Goedkoope  licht-efFect- 
jes,  —  o  die  eeuwige  gezellige  lamp  en  het 
tevreden-snorrende  kacheltje  in  de  nederige 
woning  van  den  braven  werkman  1  —  ver- 
smaadt  deze  jonge  schilder  niet.  Gebrek  aan 
sentiment  nu  is  bij  een  beginnend  artist  geen 
zonde ;  hij  heeft  zich  in  de  eerste  plaals  zijn 
handwerk  eigeii  te  maken.  Maar  bedenkelijk 
word!  het,  als  hij  zich  tracht  te  redden  met 
behulp  van  valsche  gevoeligheid;  dat  is  niet 
slechts  een  vergrijp  tcgen  den  goeden  smaak, 


maar  ook  legen  de  artislieke  waarachtig- 
heid. 

De  beer  Van  Nieuwenhoven  kan  echte- 
reden  gehad  hebben,  voor  deze  zijn  eerste 
tentoonstelling  voornamelijk  verkoopbaar 
werk  te  willen  leveren.  Indien  dit  zoo  is, 
dan  kan  hij  meer  dan  tevreden  zijn  en  gerust 
voorde  loekomst,  dat  hij  daarvan  tenminste 
den  slag  bezit.  Want  er  is  verkocht!  In  dezen 
zin  is  zijn  tentoonstelling  een  beslist  succes. 
Het  is  waarlijk  troostrijk  te  weten,  dat  onze 
slad  zooveel  Maecenassen  telt.  Den  heer  Van 
Nieuwenhoven  niogehet  echter  tot  nadenken 
stemmen,  dat  zijn  beschermer  het  «  groote 
publiek »  heet.  Indien  hij  dus  in  de  gunst 
wil  blijven,  zal  hij  steeds  alien  moeten 
l)ehagen,  —  wat  volgens  klassiek  spreek- 
woord  zelfs  den  machtigste  der  goden  niet 
gegeven  was. 

Onder  de  teekeningen  trof  mij  er  een  (een 
spoelingkar  in  de  polderweij,  die  levendig 
aan  Vincent  van  Gogh  herinnerde, — Vincent 
in  het  ordentelijke.  Ook  die  begon  (van 
•I  debuteeren  »  kan  bij  hem  moeilijk  sprake 
zijnuiiet  arbeiders-en  boeren-binnenhuisjes. 
Het  contrast  met  het  « brave  »  werk,  dat 
hier  uitgestald  was,  deed  me  glimlachen. 

Maar  er  zijn  vele  wegen,  die  naar  Rome 
leiden.  We  wenschen  den  heer  Van  Nieu- 
wenhoven slechts  toe,  dat  hij  zijn  eigene 
moge  vinden. 


KUNSTZAAL  OLDENZEEL  /:♦.  Een  ten- 
toonstelling van  schilderijen  door  Fedor 
van  Kregten,  dilettantenwerk,  dat  een  be- 
denkelijke  handigheid  verraadt. 

Verder  een  kleine  uitstalling  van  koper- 
werk  uit  de  ateliers  der  flrma  G.  Dikkers 
&  Co,  te  Hengelo(0.),  ontworpen  door  mejuf- 
frouw  Van  Eybergen.  Het  doet  zoowel  de 
ontwerpster  als  den  werkman,  die  het  uit- 
voerde,  alle  eer  aan.  Onder  het  moderne 
kunsthandwerk,  dat  soms  al  te  naakt  en 
gewild-primitief  zijn  constructieve  vormen 
vertoont,  staat  het  door  zijn  levendige  orna- 
mentatie  eenigszins  apart.  De  motieven  zijn 
alle  aan  het  dieren-en  plantenrijk  ontleend: 
vlinders,  visschen,  kevers,  hagedissen, 
bloem-en  bladvormen.  Mej.  Van  Eybergen 
schijnt  len  terecht)  van  het  denkbeeld  uit  te 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM.  —  KUNSTVEIUNGEN 


}<:uin,  (1:it  allcs  in  de  nnluur  (>cschikt  is,  oin 
geslylcercl  le  wordcn;  /uivcr-f5Coiiiclrisclic 
vorincii  jic'liniikl  /.ij  iiiel.  Zoo  lieefl  zij  eeii 
riji<en  scliat  van  rcalistisclie  cii  gercduccerde 
molieveii  lol  haar  jjeschiltking,  waarinee 
zij  zecr  origiiiecle  diiigcn  bcrcikt.  van  ecn 
bijzondcre  dislinclie  H    .1. 

5»^  KU  N  ST VE I L I N  GE N 'l^ 

Vi:iLING  VAN  OUDE  SCHILDERIJKN  KN 
ANTIQUITKITF.N  BIJ  FHKOKHIK  MULI,I:H 
&   (>   TR   AMSTERDAM,    27    NOVHMIJKH- 

3  i)E(:i-:Mi5i-:H  nw. 


^■V^f^^lfKV^  KL  de  laatste  gruutc 
jmh^^^h/t  schilderiien-  en  anliek- 
l\\W*^^Kv/A  vciliiig  van  (lit  najaar, 
^^9m^^^mL\  waar  o.  a.  de  jioilrel- 
vC^fff^XwrTi  o'^l'''"'J  ''^''  f'liii'l'e  van 
y^^I^^O^I^^  Iddekinge  van  Drogen- 
liout,  de  scliilderijcn 
der  verzameling  H.  C.  I)ii  Bois  en  anliqui- 
teiten  van  die  beiden  onder  den  iianier 
kwamen.  De  l)eide  groote  zalen  en  de  hall 
waren  gevuld  met  veel  nicrkwaardigs.  Van 
de  scliilderijcn  noenien  wij  eenige  bekenden 
van  de  Haagschc  portrel-lenloonslelling  van 
1903  :  No  13  de  groote  laniiliegroep  Bulger 
van  Weert,  zijn  viouw  Maria  Beels  en  luiniie 
kinderen,  van  J.  van  l.oo  in  den  Maag  Th 
Keyset).  N"  23  J.  Az.  van  Havestein,  porlret 
van  Rybergen  en  zijn  vrouw  Sophia  van 
Persyn  en  ten  slotte,  No27,J.Cz.  Verspronck, 
de  portretten  van  Adriaan  Engelbreclit  en 
zijn  echtgenoote  Sara  Herwijnen.  -  Alle  nil 
de  collectie  v.  I.  v.  D.  Hicruit  bovendien 
nog  twee  andere  goede  Ravenslein's  iN"  22i 
Jan  van  Montl'oort  en  Bartha  van  Persyn, 
vooral  de  vrouw  aantrckkelijk  ;  en  van  Ver- 
spronck het  portrel  van  Josias  van  Her- 
wijnen. —  Dit  de  verzameling  Du  Bois  e  a. 
een  Zuiderzee  van  L.  Bakhuyzen  iNo31);  van 
A.  Cuyp  «  De  Faniilie  van  Heerljc  Jansz  »; 
Sir  Thomas  Lawrence  «  Nursery  Epic  » 
(N"  108);  een  vlotte  bruin  en  grijze  schets  ; 
van  Loo,  Damesportret  (N"  1121,  een  niooi 
salonstuk;  G.Morland,  Boerenerf,  van  goede 
tonalileil  iNo  133i;  A.  van  der  Neer,  mane- 
schijn  (N"  137)  wat  al  te  bruin  ;  een  aardige 


kleine  NVouwcrnian  (N"  203i.  —  Misschien 
wel  belangrijker  dan  de  verzameling  der 
scliilderijcn  was  die  der  antiquileiten.  Hier- 
van  beschrccl'  de  catalogus  iiicl  minder  dan 
l.')GOnuniincrs  waarondcrvooral  het  Japanscli 
en  Chinecscli  blauw  en  gekleurd  de  aan- 
ilaclit  trokkcn.  Van  het  zilvcrwerk  noemen 
wij  slechts  het  aan  den  ouden  Job.  Lutma 
loegcschreven  slel  van  vier  zoulvaten, 
bclangrijkc  specimina  uit  den  lijd  van  het 
kwab-oriiamcnt. 

Onder  dc  mcubelen  ccn  Bonlie  toilct-lafel, 
koper  en  schildpad. 

Op  de  veiling  die  vijf  dagcii  en  vijl'  avon- 
den  in  beslag  nam,  werdcn  dc  volgende 
prijzen  gegeven  :  Schilderijen  N"  13,  .1.  van 
Loo,  familiegroc)),  /  4325;  van  Ravestein, 
N'o  22,  portretten  van  een  Heer  en  van  cene 
Dame,  /  5100  ;  N"  23,  Heercn  en  Dames- 
porlretten,  /5000;  Verspronck,  N"  27,  por- 
tretten van  .\driaan  filngelbrecht  en  zijn 
vrouw  Sara  Herwynen,  /  11500;  N»  28, 
portret  van  Josias  van  Herwynen,  /2000; 
L    Bakhuyzen.  N"  31,  Zuiderzee,  /  2420. 

No  60,  \.  Cuyp,  de  Familie  van  Hecrtjc 
Jansz, /3(j00;  N"  62,  Badend  mcisje,  /2(HX); 
N"  ()8,  Kngelsche  school,  |)ortrel  van  Lady 
Maclariiuadale  of  Cairnes,  /  3(i00;  No  10«, 
Sir  Thomas  Lawrence,  «  Nursery  l-^pic  », 
/TOlH);  N"  112,  C.  van  Loo,  Damesportrel, 
/.3900;  No  137,  A.  van  der  Neer,  Maanland- 
schap,  /  6000;  N"  146,  A.  van  Ostade,  Boeren- 
binnenhuis,  /■3800;  N"  191,  C.  van  der  Voorl. 
Mans|)ortret,  /  2725  ;  No  203,  Ph.  Wouwer- 
man,  Kampscene,  /"7850. 

Anti(|uitciten  :  Zilveren  zoutvalen,  no  452. 
toegeschrevcn  aan  J.  Lutma  den  Ouden, 
/  4000.  Cbincesch  en  Japansch  porselein,  ge- 
kleurd :  No  492,  vijf  lleschjes  familie  verle', 
/  4400  ;  No  518  en  519,  twee  eierschaalkom- 
men  met  haantjesi,  /3450;  N"  493,  faniillc 
verte  jx)!,/  1300;  blauw:  No  547.  twee  poljes 
(poinle  franvaisc,  /  985;  No  .548,  paar  Rol- 
wagens,  /'450. 

Mcubelen  ;  palissander  kasten,  N'o  7.32, 
/■510;  No  740,  /950:  N°  741,  /"1070;  salijn- 
houten  schrijflafelmet  lakpancelcn  ipracblig 
pitlig  rood),  N"  781,/. 580;  Boullc  tollcl-lalcl. 
No  795,  /  1760. 

De  gehcele  veiling  bracbt  j  /330()0(lop; 
de  schilderijen  alleen  /  160000.  Bts. 


53 


BOEKEN  &  riJDSCHRIFTEN 


^^^Mf^^'^  ««^5»^  '•^'•^^  ««^<«^ 
BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 
OUD-HOLLANl)  (24'^^  jaarg.  2^  all.i. 

IVansche  kuiistgeleerde 
lie  Heer  Diiraiul-Gre- 
ville  kwam  iiu  reeds 
^eniinien    tijd    geleden 


de  afdocnde  reitelijke  bewijzen  iiiMianden 
had  voor  de  werkelijkheid  der  met  over- 
tuiging  beweerde  —  eii  met  niet  minder 
overtuigiiig  bestreden  —  afsnijding  van 
Rembrandt's  Nachtwachl.  Blijkbaar  als  een 
soort  feestgave,  bcloofde  hij  bij  Rembrandt's 
derde  eeuwfeest  die  leiten  wcreldkniidig  tc 
zullen  maken.  Het  jubileum  kwam,  maar 
niet  de  onthulling  van  de  waarheid  omtrent 
de  Nachlwacht-schennis.  De  bovengenoem- 
de  aflevering  van  Oiid-Hollaiid  bracht  ecbter 
liet  beioofde  artikel,  even  te  laat  oiii  het  nog 
als  onderdeel  van  de  Rembrandlviering  te 
kunnen  beschouwen  —  en  bovendien  niet 
gelieel  met  z66  opzienbarende  nieuwe  mede- 
(leelingen,  dal  dc  door  den  Heer  Durand- 
Greville  Ijij  mcnigeeii  gewekte  spanning 
gerechtvaarchgd  sciiijnt. 

Het  artikel  is  naliuirlijk  in  veel  opzicliten 
een  polemiek  tegen  Jan  Vetb's  scherpzinnig 
betoog,  dat  voor  menigeen  de  afsnijding 
problematisch  gemaakt  heeft. 

De  Heer  Durand-Greville  heeft  —  dat  moet 
erkend  —  zijn  taak  niet  licht  opgevat,  hij 
piiblieeert  met  pijnlijke  uitvoerigheid  gedane 
metingen.  Handig  debater  als  hij  blijkbaar 
is,  gaat  hij  Inchlig,  of  als  het  kan  stilzwij- 
gend,  laiigs  die  punten  been,  waarin  hij  zijn 
tegenstander  sterker  gevoelt.  Zoo  vonden 
wij  niet  vermeld,  het  inderdaad  toch  hoogst 
opmerkelijk  en  de  betrouwbaarheid  van 
Lundens'  bekende  kopie  ernstig  aantastend 
feit,  dat  het  nuchtere  gelaat  van  den  kapi- 
leiii  bij  Lundens,  zoo  hcelemaal  niet  op  dat 
zwierige  van  Rembrandt's  Banning  Cocq 
gelijkt,  maar  wel  l'rap|)anl  op  van  der  Heist's 
even  nuchteren  Banning  Gock  op  het  schut- 
lerstuk  van  den  Sebastiaans-doelen  (Rijks- 
fnuseum).   En   juist  ook  dat  feit  geeft  toch 


veel  grond  voor  het  doorVelh  aangewezen 
tendentieus  karakter  van  Lundens'  kopie. 

Het  werkelijk  niet  zoo  geringe,  tegen  de 
verminking  indirekt  pleitende  argument, 
dat  de  veranderingen  der  konipozitie  bij 
Lundens,  zoo  weinig  naar  Rembrandt's  kom- 
poneertranl  zijn,  gelijk  wij  die  uit  des  mees- 
ters  werken,  met  name  ult  zijn  etsen  kennen, 
—  dat  argument  besprcekt  ook  Durand- 
Greville,  maar  hij  gevoelt  er  niet  voor. 

Ten  onrechte  wil  bet  ons  schijnen.  "Want 
(le  stelling  schijnt  ons  verdedigbaar,  dat  als 
de  Nachtwacht  vroeger  werkelijk  gekompo- 
necrd  is  geweest,  zooals  Lundens'  kopie 
aangeeft,  men  het  schilderij  met  de  beweerde 
verminking  wel  ongeveer  een  dienst  heeft 
bewezen.  We  kunnen  ons  niet  voorstellen 
dat  iemand  den  Lundens  beter  gekom- 
poneerd  vinden  kan,  met  name  wat  betrefl 
de  linkerzijde  van  het  schilderij,  dan 
Remljrandt's  Nachtwacht,  zooals  wij  die 
kennen. 

J.  C.  G. 

^9t  ^^^  ^^^ft'^g,*  ^*  0^  2^*  ^9>  ^ 

ZEITSCHRIFT  FUR  BILDENDE  KUNST 
(November  1906)  /l.^ 

Een  artikel  van  A.  Neoustroicif  geeft  een 
overzicht  van  hetgeen  de  Keizerlijke  Kunsl- 
akademie  te  Petersburg  aan  Oud-HoUand- 
sche  en  Vlaamsche  Kunst  bezit.  Nederland- 
sche  kunst,  zoo  blijkl  uit  het  artikel,  heeft 
de  overhand  onder  de  ongeveer  duizend 
nummers  dezer  buiten  Rusland  minder  be- 
kende verzanieling. 

Het  oudste  aanwezige  werk  is  een  markt- 
tafereel,  dat  op  naam  van  Cornelis  van 
Haarlem  staat,  —  ten  onrechte  volgens  den 
schrijver,  die  het  aan  P.  Aertsen  toekent. 
Dan  is  er  een  P.  Brueghel  de  jonge,  een 
Aanbidding  der  Koningen,  zich  naar  Brue- 
ghel's voorkeur  afspelend  in  een  Vlaarasch 
winterlandscliap  Het  is  een  van  de  her- 
haalde  behandelingen  van  hetzeltde  onder- 
werp,  (het  Rijksmuseum  te  Amsterdam  bezit 
daarvan  een  der  meest  bekende  stalen)  en 
herinnert  aan  verwanle  werken  van  Brue- 
ghel den  oude  te  Weenen  en  aan  de  Kinder- 
moord  te  Brussel. 

Rembrandt  mist  men  in  deze  verzanieling. 


54 


BOEKEN  S:  TUDSClIlilFTKK 


Sli-clits  vindl  men  it  cen  ii:iiil:il  weikL'ii  iiil 
zijii  school.  Ken  vrouwenportrct  vnn  Nico- 
hics  Miles  is  tiit  (liens  lanlsle,  niinst  nan- 
Irekkelijkc  periode  en  veiloonl  dus  j^cens- 
zins  Heinhrandl's  invloed.  Meeruilfjesproken 
vindl  men  (lien  invloed  in  een  mnnskop  vnn 
lloogstralcn.  l-^en  hiislevan  een  jonj^en  man 
dievroe}^er  voorecn  Rembrandt  }{ol(l,  is  van 
Acrl  (leCielder.  Van  oudere  porliellen  in  de/.e 
verzamelin^  is  voornl  opmei-kelijk  een  vi  oii- 
wenporlrel  van  N.  Neuchatel  aiit  Iicl  jaar 
1561) —  met  zijn  onbcvanj^cn,  trouwhartijje 
uitbeelding,  wel  een  konlrast  met  bet  bovcn- 
{•enoemde  werk  van  Maes.  Ren  ^esigneerd 
en  f^edatccrd  werk  van  den  zeldzaam  voor- 
komenden  Micbiel  Sweeits  is  van  kunst- 
bistoriscli  bclang. 

Van  de  llollandsclic  landscbapssciiilders 
vindl  men  cr  van  Goyen  met  een  lieuvelachtit; 
landscbap  met  uitzicht  op  de  zee,  (hit  uit  de 
jaren  tusscbeii  1630  en  1640  moct  zijn.  Kr 
zijn  vijf  Jacob  Huysdael's  waarvan  de 
schrijver  er  ecbter  slechls  drie  voor  ech- 
houdl  :  een  bergachtig  landscbap  en  twee 
bleekcrijen  mel  bet  gezichl  op  Haarlem  van 
af  de  duinen  bij  Overveen.  Van  A.  van  Ever- 
dingen  is  er  een  landscbap  mel  waterval. 
Kr  zijn  voorts  werken  van  Salomon  Hnys- 
dael,  Wouwcrman,  Jan  van  de  (^apelle  leen 
zeegezichl  mel  cen  valscbe  signaluur  van 
Hembrandl  en  daarom  vroeger  aan  dezen 
loegescbreven).  Kr  zijn  verder  Iwee  A.  van 
Ostade's,  werken  van  Jan  Miense  Moleiiaer, 
Benjamin  ("uyp,  (een  groot  ruiterstuk  aan 
Aelbcrl  Cuyp  loegescbreven  is  een  oudc  ko- 
piei,  Jan  .Sleen,  (l.Terborcb,  C.  Netscher  e.  a. 
Gocd  vertcgenwoordigd  zijn  ook  de  groep 
der  Italianizeerende  Hollanders  en  die  der 
slillevenscbilders. 

De  plaatsing  in  ver  uileenliggende  lokali- 
leilen  der  Akatlemie  laat,  naardcn  schrijver 
mededeell,  le  wenscben  over, 

Hel  bovengenoemde  tijilscbril't  brengtnog 
een  geilluslreerd  0|)stel  over  Nedcrlandscb- 
Indische  Kunst  door  Anna  L.  Plehn,  en  wel 
naar  aanleiding  van  dein  October  j.  I.  gebou- 
den  tentoonslclling,  door  den  dirccleur  van 
bet  Kaiser  Wilbclm-Mnseum  te  Krefeld,  D' 
Deneken,  mel  behulp  van  een  deskiindig 
komil(^  in  zijn  museum  ingericht  en  in  Onzv 


Kiiiisl  reeds  in  korrespondentie  uit  Krefeld 
besproken. 


In  de  A'i/;i.s/(7iro;i/A'behandelde  onlangs 
Jnro  S|)ringer  de  vraag,  weike  episode  uit 
bet  Nieu  we  Testament  f)p  Hembrandl's  Hon- 
dcrdguldcnsprcnl  is  voorgestcld.  Kenige 
scbrijvers  zooals  A.  Jordan  en  Max  Schmid 
hebben  de  oudc  betileling  a  Cbrislus  de 
zieken  genezend  i>  als  onjnist  vcrwoipen. 
Zij  meenen  dat  Hembrandl  hel  vijftal  feiten 
uit  bet  19«  ka|)itlel  van  Matlbeus  beeft  willen 
afbeclden  :  de  genezing  der  zieken,  hel  tol 
zicb  roepen  dcrkinderen,  de  lerecblwijzing 
der  aposlelen,  de  vermaning  van  den  rijken 
jongeling,  bet  ijveren  der  farizeeers.  Jaro 
Springer  beloogldal  deoude  naara  o  Cbrislus 
de  zieken  genezend  »  de  juiste  is. 

In  een  later  nummer  van  hetzelfde  week- 
blad  bcslrijdt  Rudolf  Scbrey  Springer's  mee- 
ning,  die  legen  de  thans  overbeerscbende  in- 
druischend,  ecbter  volgens  Scbrey  niet  vol- 
doende  door  argumenten  wordl  gesleund.  De 
redaklic  van  de  A'n;i.s/c/)ro/i/A-konil  bij  dit  ver- 
schil  van  meening  met  een  verstandig  woord 
tusschenbeiden,  zij  vraagl :  Zou  Rembrandt 
wcrkelijk  bij  bet  schepjien  van  zijn  bijbel- 
sche  voorslcllingen  de  Heilige  Scbrift  zclvc 
ler  band  genomen  bebben.  om  dezen  of 
genen  leksl  lelterlijk  in  beeld  le  brengen  "? 
Is  niet  veeleer  aannemclijk,  dat  een  zoo 
niachlig  en  bijbclvasl  meester  dc  slof  die 
hem  vervulde,  naar  eigen  zin  vormdc. 
vereenigde,  ordende  '?  Hebben  daarom  niet 
alle  uilleggers  misschien  evenzeer  gelijk? 


Ill  bet  liembraiidthefl  van  de  Galerien 
Hiirupa's  iuitgave  Seeniann,  Leipzigi  heefl 
onlangs  Rudolf  Wuslmann  trachlen  aanne- 
melijk  le  maken,  dal  er  een  wezenlijk  ver- 
band  zou  bestaan  lusschen  de  Kunst  van 
Hembrandl  en  bet  Tooneel  van  zijn  tijd. 

Zijn  «  onldekking»  wordl  thans  door  den- 
zclfden  schrijver  in  de  Kttnslchronik  nader 
uitgcwcrkt.  Rembrandt  blijkt  daar  door 
Vondel's  Jozef-drama  s  zoo  slerk  beinvloed, 
dat  b.  V  dc  twee  scbildcrijen,  waarop  bij  dc 
geschiedenis  van  JozeTs  blocdigen  rok  beeft 
in  beeld  gebracht,  cigenlijk  niet  anders  dan 
illuslralies  zijn  van  de  betrellende  tal'ereelen 
uil  Vondel's  Jozef  in  Dolhan    Ook  Vondel's 


BOEKEN  S:  TIJDSCHRIFTEN 


Jozef  in  Egjple  heeft  Rembrandt  geinspi- 
reerd  tot  meer  dan  een  schilderij.  Jozef  door 
Polifar's  huisvrouw  bij  haar  geniaal  aange- 
klaagd,  vinden  wij  op  twee  werken  van 
Henibrandl,  te  Berlijn  en  Petersburg.  De 
sclirijver  vindt  liet  duidelijk  dat  Rembrandt 
zijn  stof  ook  daar  niel  aan  den  Bijbel  niaar 
aan  Vondel  ontlcende,  ja  zelfs  de  Peterliurg- 
sche  zoogenaanule  Danae  wordl  er  l)ijge- 
haaki.  Zelfs  de  heerlijke  Jacob's  Zcgen  tc 


Kassel  is  volgens  den  schrijver  «  wiederum 
kein  blosses  Ergebniss  von  Rembrandt's  Bi- 
bcllektiire,  sondern  die  Joseph-dramen  sind 
audi  hier  iin  Spiele  ».  Jozef  draagt  op  dat 
schilderij  zelfs  een  iTheaterprachtkostiini  ». 
Vernuftig,  inderdaad,  dit  alles  —  maar 
niet  overtuigend.  Zou  Rembrandt's  kunst 
niet  minstens  even  goed  op  de  vertooning 
van  Vondel's  drama's  invloed  kunnen  gehad 
hebben  '.' 

J.  C.  G. 


56 


BERICHT 

i:  iiitgcvers  \an  Onzk  Kunst  lK'l)l)en  het  geiioegen 
luiiiiic  lexers  nu'de  le  ilceleii,  dat  iiaast  tie  reeds  in 
lu'l  Jaiuiari-iuimmei"  aaii^ekoiidif^de  verl)elerin<>cn. 
Hums  weer  eeii  gewichligen  slap  op  dcii  weg  naar 
verdere  onlwikkeliiif*  werd  gedaan. 

I)e  «  Nedeilaiidsclie  Vereeniging  voor  Ambachts- 
eii  Xijverheidskiinsl  »  welke  in  1904  gesliclil  werd, 
en  (le  besle  Uiaelileii  op  (lit  gebied  in  een  machtig  organisme  vereenigt, 
hectl  (ie  Redaelie  der  riibriek  «  And)a('lils-  en  Nijveibeidsknnsl  »  in  dit 
lijdselirin  op  zieli  genomen. 

Door  (le  iiitgave  van  het  orgaan  I)k  Jonge  Kunst  gat'  de  Vereeniging 
reeds  blijk  van  een  hooge  opvatting  van  hare  laak  te  bezitlen;  De  Jonge 
Kunst  heeil  thans  opgehouden  te  bestaan,  of,  jnisler  ge/egd,  wordt  vereenigd 
met  Onze  Kunst,  terwijl  de  Vereenigings-mededeclingen  in  den  vorm  van 
een  l)ijblad  aan  de  leden  znllen  wordcn  gezonden. 

De  algenieene  Iciding  van  het  lijdschrii't  i)lijl'l,  als  te  voren,  in  handen 
van  de  Hoofdredaelie  van  Onze  Kunst,  welke  dan,  voor  de  rnbriek 
Anii)aebts-  en  Nijverbeidskunst,  wordt  bijgestaan  door  een  Conimissie  van  5 
leden,  door  de  Vereeniging  benoenul.  De/e  Conimissie  is  voor  dit  jaar  samen- 
geslcld  nit  de  Heeren  H.  Ellens,  Voor/iller;  Jae.  Ph.  Wormser;  C.  Oosschot; 
R.  W.  I',  dc  Vries  Jr. ;  en  Jae.  van  den  Bosch,  Secrelaris. 

Reeds  vroeger  heeft  Onze  -Kunst  gaarne  belangslclling  beloond  voor 
dc  Jonge  nijvcrbeidskunst,  welke  in  het  NederUindsche  knnstleven  een  zoo 
belangrijke  jilaals  inneemt ;  doch  nieer  dan  ooil  le  voren  zal  het  haar  Ihans 
niogelijU  zijn,  om  dit  rijke  gebied  in  zijn  gcheel  le  overzien,  om  er  in  ruimer 
kring  belangslclling  voor  le  vragen,  en  om  lot  de  heropbenring  van  de 
ambaehls-  en  nijverheidsknnsi  licl  hare  bij  le  dragen. 

De  UlTGEVERS. 


Onzr  Kunst,  Occl  XI.  N-  2,  Echniarl  11KI7 


57 


VOORWOORD 


i;i    (le  Jaiuiari-aflevering  liiidde    de  Redaclie  van  Onze 
KuNST  een  nieiiw  histruni  in. 

Oiii  de  Ijeloften,  daail)!]  voor  de  loekonisl  gedaaii, 
le  vervullen,  zochl  zij  iiaar  nieerdere  sameinverking 
met  hen,  die  in  onze  lage  landen  de  Aml)acht-  en  Nijver- 
heidskunsten  beoefenen.  Zij  vond  deze  bij  de  vele 
kunstenaais,  die  zicli  reeds  eenige  jaren  geleden  aan- 
eensloten  en  de  Nederlandsche  Veieeniging  voor  Amliaclits- en  Xijvoiheids- 
kiinst  hel)ben  gestichl. 

Deze  Vereeniging  redigeerde  een  eigen  orgaan  Ue  Jonge  Kunst  waarin 
de  leden  gelegenheid  vonden,  ofschoon  zij  geen  sclirijvers  van  professie  ^Yaren, 
van  hunne  opvaltingen  en  meeningen  te  sprekcn. 

Mocht  sonis  aan  den  vorni  al  iets  hel)ben  onll)ioken,  voel  werd  in  deze 
arlikelen  vergoed  door  den  ernst  en  de  overUiiging,  waaimede  zij  geschreven 
waren.  Meer  en  nieer  won  evenwel  de  nieening  veld,  dat  ook  bnilensfaanden 
belang  zouden  slellen  in  de  vraagstukken,  tot  nu  in  zoo  beperkten  kiing 
l)espioken,  maar  ook,  dat  het  in  "t  belang  van  den  artiest  kon  zijn,  dat  hij  zelf 
zijn  werken  en  streven  zou  kunnen  toelichten  in  een  meer  algemeen  kunsttijd- 
schrift  voor  een  grooteren  kring  van  belangstellende  lezers.  Onze  Kunst  was 
daarvoor  zeker  het  eerst  aangewezene  niaandschrift.  Van  af  heden  zal  daarom 
het  orgaan  De  Jonge  Kunst  ophouden  te  verschijnen,  maar  zal  hare  redactie 
eene  rubriek  aml)acht-  en  nijverheidsknnst  in  dit  hlad  redigecren. 

Met  nieuwen  moed,  rekenende  op  den  stenn  van  al  onze  leden  en  collega's 
aanvaarden  wij  hieibij  de  ons  opgedragen  taak. 

Wameiis  de  Rednctie-Commissie 
der  Nederlandsche  Vereeniging  voor  Ambachts-  en  Xijnerheidskunsl 
sanipoori.  H.  ELLENS,  Voorzitter. 


58 


.KIDST  VAN  Cl.HKK  I)l-;  OL'DK,  (do  .Niccsk-]-  v:ii 

i:i(;i:n  poiniurr  van  den  s(;iiii.[)p:r. 

(ViTZiiiiH-liiin  Hicliiiiil  villi  KaiirniMiui,  Bcrlijii). 


DE    OUDE    EN    DE   JONGE 
JOOST  VAN  CLEEF 

Ai!i.L  VAN  Mam)i;h  oiHk'isi'licicI  t  Iwcc  .loosloii  vail 
(".leer,  die  heide  schilders  wareii  en  l)eide  in  den 
loop  der  xvf  eeuw  le  Antweipen  liel)bcn  s»e\voond. 
Van  den  oiideren  Joosl  spreekl  hij  eehter  maar  alleen 
oin  te  vernielden  dat  hij  in  1511  als  Vrijnieesler 
wild  ingeschreven.  Maar  aan  Joosl  den  .longeren, 
den  zoogenoeniden  Zolten  van  (".lei'l,  wijdl  hij  een 
lanu'iijU    iiili^ehieide   levensl)esehrijving. 

Gaaiuleweg  beginl  liel  eeliler  over  heide  kinislenaais  te  dagen.  Hi  koml 
wal  nieer  onie  in  de  langsehikking  van  hun  werken,  die  laiig  oniiekeiid  zijn 
gehleven  en  dikwijis  met  die  van  anderen  werden  verward  en  ook  van  hun 
leven  heginnen  we  hingzainerhand  een  (hiideHjkcr  vooistelling  le  krijgen. 
Wal  hier  volgl  is  een  korl  oveizieht  van  wal  men  Ihans  met  zekcrheid  naii- 
gaande  l)eiden  weel  ('). 

JOOST  VAN  CLEEF,   DE  OUDE 

((If  Mceslrr  ixtn  dm  Duod  van  Mttrid)  gcslornen  Ir  Aiitivcriirn,  in  l.')'i(l. 

Xaar  alle  waarschijniijkheid  was  de  sehilder,  in  ieder  geval  /ijii  vooi- 
ouders,  uil  liel  Herlogdom  Cleve  alkomslig.  I)e  naani  waaronder  hij  hekend 
staal,  zon  diis  die  van  de  slad  zijner  herkomsl  of  zijn  gehoortekind  zijn. 
Volgens  van  den  Hianden  was  zijn  lamihenaam  van  der  Beken.  Van  Mander 
is  de  eenige  oiide  gesehiedsehrijver  die  iels  van  zijn  i)cslaan  schijnl  gcwclen 
le   hel)hen ;   l)ij   (luieeiardini   of  Lampsoniiis  vinden  wij  hem  niet  vermeUi  en 

(')  CieriUKlpici'f^iic  werken  :  WAAdKS,  Mmtiicl  ilc  Id  Pciiiliirc,  KSO.'i.  II,  121.  —  Homuoits 
cii  VAN  I.iiKies,  Lijif/eren,  1.S72,  I,  75  tot  129.  —  Van  iiicn  Hkanden,  (iescliiedenis  en:..  I.S.S.'}.  128. 
Hymans,  Carl  ixin  Mander,  1X8,3,  I,  243.  Fihmenicii  Ric.hahtz,  Der  .Mehler  des  Todes  .Mariae, 
sein  Name  itnd  .seine  Uerknnft.  (Zcitsciirifl  fur  l)iltlcinle  Kunst.  1894,  187).  —  {".  Jlsti,  Der 
Fall  Cleue  lJnlirl>iicli  (I.  K.  pr.  Kunslsaminluiificn  ;  1895).  —  A.  J.  WAeTEivs,  Josse  i>an 
Cleve,  le  Mailre  de  la  Mori  de  Marie  liuicp.  ticlgc,  Suppl.  Lilt.  <lcs  3  et  9  novembre  I902i.  — 
(1.  HuLiN.  Petite  remie  de  I'Art  et  de  IWrchcolof/ie  en  Flandre,  1903. 


39 


DE  OUDE  EN  DE  JONGE  JOOST  VAN  CLEEF 

van  zijn  leven  van  v66r  1511,  het  jaar  toen  hij  als  Meester  van  de  Lucas-Gilde 
te  Anlwerpen  aangenomen  werd,  is  ons  niets  bekend.  De  volgende  gegevens 
worden  ons  echler  door  de  Liggcren  en  door  de  verschillende  bescheiden  van 
den  burgelijken  stand  verstrekt  : 

In  1516  ontvangt  hij  zijn  eersten  leerling,  Nikolaas  van  Brugghe. 

In  1519  wordl  hij  tot  Deken  van  de  Gilde  gekozen. 

In  1520  wordl  hij  lid  van  de  broederschiip  van  het  Lof  van  0.  L.  Vrouw, 
huurt  een  huis,  trouwt  met  Anna  Veydt  en  wordt  vader  van  een  zoon,  die 
CorneHs  gedoopt  wordt. 

In  1522  krijgt  hij  een  dochtei'tje. 

In  1523  een  leerhng  Coppin  Tomaessone. 

In  1525  wordt  hij  op  nieuw  tot  Deken  gekozen.] 

In  1528  koopt  hij  een  huis. 

In  1535  ontvangt  hij  twee  lecrlingen  :  Frans  Dussy  en  Willekens  de 
Stomme. 

In  1536  een  derden,  Joost  Dyerichssone. 

In  1540  (den  10  Nov.)  maakt  hij  zijn  testament,  dat  door  den  stadsbouw- 
meester  Pieler  Coecke,  in  zijn  hoedanigheid  van  getuige  onderteekend  wordt. 

Tot  hiertoe  kennen  we  van  hem  geen  enkel  werk,  dat  hem  met  onbe- 
twiste  zekerheid  mag  worden  toegeschreven,  maar  men  is  het  er  legenwoor- 
dig  vrijwel  over  eens  dat  hij  moet  beschoiiwd  worden  als  de  schilder  van  de 
stukken,  van  den  kunstenaar  die  door  Waagen  den  Meester  van  den  dood  van 
Maria  is  genoemd. 

Twee  schilderijen,  gedagteekend  nil  het  begin  van  zijn  Meestertijd,  dragen 
het  monogram,  J.  v.  B.  (Joost  v.  d.  Beken)  of  J.  v.  C.  (Joost  van  Cleve);  deze 
beginletters  zijn  door  de  initialen  A — Anlwerpen  (?),  heengevlochlen.  Dil  zijn  in 
de  eersle  plaals  een  drieluik  nil  hel  Keulsche  Museum,  voorstellende  den  Dood 
van  de  Maagd,  dat  in  1515,  op  aanvraag  van  Nicasius  Hackenay,  den  zaakge- 
lasligde  van  Keizer  Maxiniiliaan  aan  hel  hof  van  Margaretha  van  Oostenrijk, 
Regenles  der  Nederlanden,  geschilderd  werd,  en  waarvan  zich  een  vergroote 
repliek  in  de  pinakotheek  te  Munchen  bevind.  Vervolgens  de  zijluiken  van 
een  gebeeldhouwd  altaarstuk  van  1516,  met  Tooneelen  uit  het  Leven  der 
Heilige  Maagd,  dat  in  de  Cathedraal  van  Dantzig  te  vinden  is.  Een  der  ie  stuk, 
een  Aanhidding  der  Herders,  in  hel  Palazzo  Balbi  Senarega  le  Genua,  zou  dan 
ongeveer  van  1517  (?)  zijn.  Een  tripliek,  met  de  Aanhidding  der  Wijzen 
(Museum  le  Napels),  met  de  blazoenen  van  Kleef  en  van  der  Marck  en  verder 
nog  een  derde  schild,  dat  moeilijk  vail  I'huis  le  brengen  Dil  is  een  bcwijs  te 
meer  voor  hel  bestaan  van  betrekkingen  lusschcn  den  schilder  en  een  der 
vorsteii  nil  licl  huis  van  Clecf-van  der  Marck. 


.loosr  \.\N  (:i.i:i.i' oi;  1)1  i)i;,uii' Ml' 
1)1-;  AAMiiDDiMi  i>i;n  koxinhicn 

(KonlRl.  (■emfiUlc-tialiMif,  Diixlcn). 


sli-i  van  Maria's  Kood], 


I)h'  OVDE  ES  DE  .lONCE  ,/OO.SV  VAX  CLEEE 

Twee  andeie  stukkeii  zijii  uit  ("leiuieesilu'  kerkeii  atkoiiistig.  l)e  Aanbid- 
diiHj  (ler  Wijzcn,  vioej^er  in  cle  Sl.-Liikas-keik  van  lji)a,  tliansin  het  Drtsdener 
Museum,  N°  1963  en  de  Krtusi<jiii(i,  de  Afdorinmi  van  lirt  Kruis  en  liel  llriliy 
Avoiulmaal,  cen  stuk  in  diie  afdeelingen,  dal  vroeger  in  Sanla  Maria  della 
Paee  geweesl  is,  en  tegenwoordig  in  den  Louvre  liangt  (N"  2738).  Ken  derde 
stuk,  de  Aanbidding  der  Wijzcn,  een  diieluik,  dal  door  een  Genueesch  Palri- 
cier,  Slcfano  Razzo  besleld  was,  wordl  nog  heden  te  Genua,  in  de  kerk  van 
San  Donalo  bewaard,  legelijk  met  een  .\(inl)iddiii<i  der  Herders  en  een  Heilige 
Familie,  Coilcctie  Balbi  Senarega  in  dezeildc  slad.  Deze  ieilen  zouden  ons 
doen  vcronderslellen  dal  .loosl  van  Cleel  te  Genua  gewoond  lieeil,  wellichl 
onder  de  l)escberming  van  zijn  iandgenool,  Philips  van  (^leel,  Heer  van 
Ravenslein,  die  lusschen  1501-1502  en  150()-1510,  gouvcrneur  van  de  slad  was. 

Onalhankelijk  van  deze  acht  l)ovengen()enule  seliilderijen,  worden  aan 
den  Meester  ixm  den  Dood  ran  Marid  nog  de  volgendc  stiiUken  toegesclireven  : 

DRIELUIKEN 

De  Heilii/e  Familie  met  Begifdijers  {Museum  te  Weenen). 

De  II.  I'amilie  met  lu>ee  vrouwelijke  hciliyen  (Weber-Colleelie,  Hamburg). 

De  Afdoeniiu/  van  hei  kruis,  met  St.- Veronica  en  Jozef  van  Arimathea  (Staedel- 

sches  Inslitul,  Frankfurt  a/M.). 
De  Aanbiddincj  der  Wi/'ze/?,  (Musea  vanPraag,  Sigmaringen,  Berlijn  en  de  Ver- 

zameling  Radzinski  te  Berlijn). 
(Uirisliis  (Kiti  he!  Kruis  met  Begil'tigers,  (Musea  van  Napels,  Brussel,  Hamburg 
en  Monaeo). 

ZIJLUIKEN  VAN    IRIPTIEKEN 

Mater  Dolorosa  en  Donalriee  (AiilwtMpsch  Museum,  N"  388  en  389). 
St,  Agnes  en  SI.  Jan,  (Verzameling  Carslanjen,  te  Berlijn). 

PANEELEX 

Aanbidding  der  Koiu'ngen,  (Musea  te  Dresden  en  Antwerpen.  N'o  UJl. 

De  II.  Maagd,  gez.  met  de  Kersen,  (CoUeetie  Weid-Blundell,  Inee  Hall). 

Christus  aan  het  Kruis,  (Coileclie  Weber  te  Hamburg). 

H.  Faniilie  (Musea  van  Brussel,  Weenen,   Modena,  St. -Petersburg,   Ejjinal; 

Academie  van  Scboone  Kunsten  te  Weenen  :  ("olleclic  Radzinski 

te  Berlijn;  Sailing,  D^  Wassermann  en  Hollorcl  te  Londen;  Sir  Fr. 

Cook,     te     Riebniond  ;     B""    Selys-Eongchamps,     te    Borgworm 

(Waremme);  Pablo  Bosch,  te  Madrid). 
RusI  op  de  VluchI  naar  Eggpte.   (Brusselsch  Museum,   n"  .310  en  Pinakotheek 

le  Munciien). 


61 


DE  OUDE  EN  DE  JONGE  JOOST  VAN  CLEEF 

St.  Jan  op  Patinos,  (Colnaghi-Colleclie,  Louden). 

DeH.  Maagd  en  het  Kind,  {Musea  te  Brussel,  Neuienberg,  Weenen,  Besancon, 
Lucca,  Staedelsches  Institul,  te  Frankfort,  CoUectie 
R.  Kann,  te  Parijs,  Mansi  te  Lucca,  Simkens  te  Ant- 
werpen). 

Lucri'cid,  (Musea  le  Weenen,  van  liet  Bargello  te  Florence,  Galerij  Colonna  te 
Rome,  Academic  van  Schoone  Kunsten  te  Weenen). 

PORTRETTEN 

Een  Mans-  en  Ynniwenportiel,    lin    Iwee   luiken,   gedateerd   van    1520,   (Uffizi, 

Florence  i. 
Een  Vrouwenportrel,  (Museum  Mayer-van  den  Bergh,  Antwerpen). 
Een  Mansportret,  (Collectie  von  Kaufmann,  Berlijn). 

»  i>  (Museum  te  Dresden). 

»  »  (Museum  te  Cassel). 

»  »  (Museum  van  Graal' Wemyss,  te  Louden). 

We  vragen  ons  af  of  er  onder  de  lange  lijst  der  vele  schilderijen,  die  aan 
den  «Meester  van  den  Mariadood  »  worden  toegeschreven,  wellicht  niet  enkele 
zijn,  die  ons  aanleiding  zouden  kunnen  geven,  om  tol  een  zekere  schifting 
over  te  gaan  en  eens  na  te  sporen  of  eenige  er  van,  niet  veeleer  aan  het  penseel 
van  den  Zotten  Joost,  dan  aan  (hit  van  den  ouderen  van  Cleef,  zijn  toe  le 
schrijven.  Er  bestaat  inderdaad  tusschen  verscheiden  dezer  stukken  een  aan- 
merkelijk  verschil  in  stijl,  factuur  en  koloriet.  Voor  de  eerste  maal  is  ons  dit 
in  het  Museum  le  Napels  opgevallen,  waar  een  tripliek,  voorstellende  een 
Christus  aan  liel  Krnis,  tusschen  twee  onhekende  hegifligers,  naast  een  Drie- 
luik  met  een  Aanbidding  der  Koninijen  hangt,  dat  de  wapenschilden  draagt 
der  Vorslen  Cleef-van  der  Marck.  Er  bestaat  inderdaad  een  soort  van  familie- 
gelijkenis  tusschen  deze  beide  werken ;  ze  zijn  ongetwijfeld  nil  hetzelfde 
midden  afkomstig,  maar  zijn  ze  ook  van  hetzelfde  penseel?  Tusschen  het 
Drieluik  met  den  Dood  van  Maria,  in  het  Museum  te  Keulen,  dat  voor  Heer 
Hackenay  werd  gemaakt  en  de  groote  Aanbidding  der  Koningen,  in  het  Dres- 
dener  Museum,  die  voor  de  kerk  van  Erba  werd  geschilderd,  bestaan  nog  zeer 
in  't  oog  loopende  verschillen  en  eindelijk  komt  het  mij  voor  dat  er  tusschen 
de  Rust  op  de  Vlucht  naar  Eggpte,  van  de  Musea  Brussel  en  Munchen,  en 
het  Drieluik  met  de  Heilige  Familie  te  Weenen,  of  de  Aanbidding  der  Wijzen 
in  het  Antwerpsch  Museum  (nt>  464),  noch  in  de  kens  der  typen,  noch  in  de 
schilderwijze,  eenige  de  minste  overeenkomst  bestaat.  Deze  bewering  wint 
overigens  aan  kracht,  wanneer  we  ons  herinneren,  dat  dit  laatste  stuk,  dat 
eerst  aan  Barend  van  Orley  gegeven  werd  en  later  als  het  werk  van  den 
Meesler  van  den  dood  van    Maria   beschouwd  is,    in    de   Kerkeboeken   der 


62 


llCOlI 


.loosr  VAN  c.i.i;!:!-  ni-:  .I()N(,i:.  (d."  Soiic  van  cu-ei): 
KKiKN  I'ouriii.r  VAN  ni-.N  schii.dkh. 

(Windsor  CnsUi-) 


i)h:  oi DE  i:x  hE  .iosi.e  .ioosi  van  cleef 

Lieve-Vroiiw  Ic  Aiilwii  pi-ii.  v;m\v;uii  I  sink  Jirk<)iiistij>  is,  aiinf^eduid  werd 
als  ffcschildcid  zijiulc  door  dcii  ZolUii  van  (".li-cr,  dal  wil  /.c'}4f<en  door  den 
Jongcren  .loosl.  (M 

Eon  aiidcrc  (|iK'slii'  zoii  ook  iioj;  ecus  nadir  'nioekii  woidcii  oiidir/otlil, 
namelijk  die  van  de  Icouograpliie  der  heide  .loosten,  van  wie  men  de 
portretlen  nieenl  te  l)ezillen,  heide  evi-nzier  j>elieel  veiseliillend  in  karaklcr, 
faelnnr  en  kleni";  liel  eeisle  als  |)ortret  alleen  Ijiliandeid,  iiel  andere  op  saam- 
gestelde  voorstellingen  aangebraelil  (Lonvre  en  Mnsiiini  le  Dresden).  De 
jonge  Vcrloofde,  die  /icli  op  liel  tweehiik  in  liel  Miisenni  le  I'loienee  den 
ring  aan  den  vinger  sleekl.  en  een  andei'  personage,  met  een  i)ioem  in  de 
hand,  in  de  Verzameling  von  Kanlman  le  Herlijn,  znowel  als  de  dienaar  der 
Aposlelcn,  die  de  gaslen  aan  liel  Heilig  Avondmaal  op  hel  henedengedeelte 
van  liel  scliilderij  in  den  Lonvre  wijn  inselienki  (N"  2738),  stellen  alle  drie 
den  onderen  Joost  van  (lleef  voor,  niaar  zijn  zij  ook  door  hem  gesehilderd? 
En  moet  men  aan  den  anderen  kanl  de  mededeeiing  van  Lampsonius  als 
onbetvvislhaar  zeker  aannemen,  waar  deze  zegl  dal  liel  portrel  le  Windsor 
den  jongeren  .ToosI   van  (".ieel'  voorslell  '.' 

JOOST  VAN  CLEEF,  DE  JONGE, 

bijgenaamd  «  de  Sotte  van  Cleef  » 

(ifsloi I'Cii   le  .\nln>cijien.   iki    /.).>'/. 

De  cerste  geschicdsehrijver,  die  liel  heslaan  van  den  «  Sotten  van  Cleef  » 
vermeldl,  was  in  l.'iGl  (iuieeiardini  ;  «  Gios  de  Cleve,  zegt  hij,  honrgeois 
d'Anvers,  maistre  Ires-rare  pour  eouleurer  el  lanl  exeellenl  en  pourtraici  au 
natural,  qu'ayanl  une  t'ois  le  Roy  Francois  jiremier  envoye  en  ees  (|uarliers  a 
postc,  pour  ramener  a  sa  cour,  (|nel(iiie  hon  niaislre,  eesluy-cy  iiil  elioisi 
enlrc  autres,  el  condnicl  jusques  en  France,  fil  la  ponrlraielure  du  Hoy  au 
naturcl,  de  la  Hoyne  el  de  plusieurs  aulies  |)rinces,  avec  grande  louange  et 
bons  loyers  ».  Ell'  jaar  laler  wordi  hij  door  l.ampsonins  in  de  volgende 
latijnsche  verzen  geprezen  : 

a  Tusschcn  dc  kuiislcnaais  van  licl  vrijc  Nctlcrland 

"  ZaI  (Ic  Miizc  (Ion  iiaani  van  .loosl  nicl  vcrzwijgen, 

n  Die  gccn  (Bering  sicraad  der  schiUlcrkunsI  was. 

a   Uwe  kunst  en  die  van  uw  zoon  zouden  u  licl  gcluk  docn  sinaken. 

«  Zoo  Hij,  liclaas,  invc  Hccslvcrniogcns  liadi  howaard  '  » 

Karel  van  Mandcr  heaaml  den  lot,  die  (Iuieeiardini  aan  den  porlrel- 
schilder   toezwaait    en    Ireedt   vervolgcns    in   een  heseliouwing   over  enkele 

(•)  Catalogue   dn  Mtisre  d'Anvers.   door  Van   Lkhics.  UilRave  187-1,  hi.  -197. 


63 


DE  OUDE  EN  DE  JONGE  JOOST  VAN  CLEEF 


JOOST  VAN  CLEEF  DE  JONGE,  fde  Sotte  van  Cleef ) : 

DE  H    DR[EVULDI'1HEID,  SI    Pietei,    St.  Pauwel  en  de  H.  Dympliiui. 

Buitenluikeii  van  het  Altaarsluk  van  \diiaan  Rockox  in  de  St    JacobskeiU  le  ViitwtrpiMi. 

(Met  de  toestemmiiis  van  den  Kerkiaart  voiir  de  eerste  niaal  Refoloniafeeidi. 

bijzonderhedeiiaangaaiide  de  beteekenis  van  Laiupsoiiiiis  laalst  gL'iiielde  vers. 
a  Nil  desea  Joos  van  Cleef  was  een  seer  coiistich  Meester,  hel)l)ende  een 
school!  manier  van  schilderen,  van  flgiieren  oft  beelden.  Hij  was  een  Meester, 
die  in  zijnen  tijdt  wel  den  besten  coloreerder  was,  zijn  dingen,  seer  aerdich 
rondende,  en  seer  vleeschachligb  schiiderende,  niet  hoogende  dan  met  de 
carnatie  selfs.  Dan  zijii  overmatighe  gmotheiligheyt  en  te  veel  latendiincken- 
heydt  hebbcn  hem  verhlint  en  l)edrogiien,  soo  dat  hij   dorht  dal  zijn  dinglien 


:64 


JOOST  VAN  CLKKK  Di:  JONr.K.  (di-  Soil.-  Min  (le.-f)  : 

H.KT  I.AATSTK  OORDKEI. 

MiiUU'iigi'ilcL'llo  van  liet  Allani'riliik  van  Adriaan  Itookox.  in  de  SI.  Jacoliski>rk  li-  AiiIW<M'|iimi. 

(Metde  toc-stciuniing  van  ili-n  Korkraad  vtior  de  <tur!>tc-  niani  Kcrulogralri'i'd). 


DK  OUDhJ  luS  I)E  .ION(,E  JOOST  VAX  CI.EEF 


.lOOSr    VAN  CI.ICKI'  ni-:  .IONC.K,  (dc  Soltc  van  Cleol)  : 

Itiitflcr  Ailriniin  Rockox  met  schutspntronn  en  met  zijne  drie  /.onen 

en  zijne  huisvronw  Cnthnrinn  Vnn  Ovcrhoir  met  pnlroncs  en  met  hare  tien  dochters 

Hinnenluikcn  vnn  licl  Altnnrstiik  in  dc  St.  Jacobskerk  te  Antwerpen 
(Met  dr  toestemminn  vnn  den  Kerkrnnd  voor  de  eerstc  mnnl  gerotografeerd  . 


l)ovcn  iiUi'ii  iiiulcr  MtcsUrs  wcrckcii  in  wccrden  mostcn  wcscn,  en  mcl  gccn 
f^liell  If  vollcn  nioclilen  Nvordcn  l)il;iill  :  dil  \v;is  wtl  (l'()()rs;i(.'ck  (l;il  hij  in  de 
dolingc  zijncr  sinncn  en  eriineliooldi^lieyl  is  j^eeonien,  j^lielijck  "lienu-enlijck 
dese  crancklieyl  der  Frenesie  eomi,  en  haerwoilelt  in  cenen  hoof^linioedif'licn 
oft  lioovecidiglien  ^liecst  «.  Kn  hij  veiicll  veider  dat  toen  liij  zich  ler  gele- 
genhcid   van   lul  Iniwelijk  van  Filips  II  nicl  Maria 'I  iidor  (2.")  .hili  IfirvH  naar 


65 


DE  OUDE  EN  DE  JONGE  JOOST  VAN  CLEEF 

Londen  had  begeven,  in  de  hoop  om  er  door  beiniddehng  van  Antonio  Moro, 
eenige  schilderijen  aan  den  lioning  te  verkoopen,  hij  zoo  leleurgeslcld  was 
dat  men  het  werk  van  andere  schilders,  vooral  dal  van  Tiliaan,  boven  het 
zijne  slelde,   dat  hij   er  het  verstand  door  verloor. 

Ten  slotte  mogen  we  uit  deze  drie  verschillende  gegevens  opniaken,  dat 
Gios,  Justus  of  Joost  van  Cleef,  gezegd  de  Zotte  van  Cleef,  een  uitslekend 
Antwerpsch  portretschilder,  voor  1547,  het  slerfjaar  van  Frans  I,  naar  Parijs 
werd  ontboden  en  dat  hij  zich  in  1554,  het  huwelijksjaar  van  Marie  Tudor,  te 
Londen  bevond.  Verder  weten  we  tot  hiertoe  aangaande  zijn  leven  volstrekt 
niets. 

Ik  vermekl  echter  met  groot  genoegen  dat  mijn  vriend  F.  Jos.  van  den 
Branden,  Archivaris  van  Antwerpen,  aan  wien  de  geschiedenis  onzer 
Vlaamsche  Kunst  reeds  zoovele  kostelijke  vondsten  te  danken  heeft,  onlangs 
zeer  belangrijke  gegevens  aangaande  den  Zotten  Joost  lieeft  ondekt,  die  hij 
spoedig  hoopt  in    t  Hcht  te  geven. 

Wat  het  werk  van  den  schilder  betreft,  kennen  we  van  hem,  dank  aan 
Wiericx,  die  't  gegraveerd  heeft,  een  Mansporlret,  waarschijnlijk  het  conter- 
feitsel  van  den  meester  zelf,  in  twee  exemplaren  voorlianden,  het  eene  bij 
Graaf  Spencer,  het  andere  te  Windsor.  Het  laatste  vormt  de  tegenhanger  van 
een  Vrouwenportret  en  vertoont  aan  de  achterzijde,  in  oud  geschrift,  de 
woorden  :  de  Solle  Cleve.  Deze  oorspronkelijke  en  volkomen  onbetwistbare 
gegevens  stelien  ons  in  staat  om  aan  denzelfden  kunstenaar  de  volgende 
stukken  toe  te  schrijven  : 

Jan  Carondelet,  Voorzitter  van  den  gelieimen  Raad  van  Keizer  Karel, 
geschiklerd  tusschen  1535-1538.  (Verzameling  Uuchatel,  Parijs).  (') 

Portret  van  een  onbekende,  gez.  «  met  de  schoone  hand  »,  Pinakotheek 
te  Munchen. 

Mansporlret  (Paleis  Pitli,  N"  233). 

»  (Museum  te  Straatsburg). 

Portret  van  een  jongen  Man,  vroeger  het  eigendom  van  Rubens  (thans  in 
het  Museum  te  Berlijn,  een  kopie  in  de  Munchener  Pinakotheek). 

Twee  Porlretten  (Verzameling  Christ-College,  Oxford). 
»  i>  (Wyndham-Collectie,  Petvorth). 

Aan  deze  lijst  zouden  wellicht  nog  toegevoegd  kunnen  worden :  een  mans-, 
en  een  vrouwenportret,  die  op  de  luiken  van  een  tripliek  zijn  geschilderd, 
waarvan  het  middenpaneel  is  verloren  gegaan  en  die  thans  in  het  Museum  te 

(')  A.  J.  Wautehs  :    Trois  Portraits  de  Jean   Carondelet  (La  Revue  de  I'Arl  Ancien  et 
Moderne.  Paris,  10  Sept.  1898,  p.  217). 


66 


•loosr  VAN  (:i.i;i;i-  DK  .IONC.I:.  kU-  Sollf  \:n\  Ck-c-l): 
MAII'Il   DOI.dltOSA 
(MlCc-mil    clrl     I    lll/i.  1-lcil.riir 


1)1-:  (HDE  ES  l)E  JONGI-:  JOOST  VAN  CLEEF 

BiiisscI    l)ewtiar(l   wordcii,    \v;kii'  zc   lim^   ^tf^oldc-n   lu'l)l)oii    ;ils    I  wri  l<    van 
Maiiiten  dc-  Vos  (N"  r)(M  i. 

Zooals  nu'ii  ziol,  wirdcn  cr  kit  liiirloc  aaii  dcii  ZolUii  .loosl  t-nUol  niaar 
portretk'ii  loegcscliitvcii.  Ik  gelool'  cdilcr  dal  lul  drii-hiik  nicl  liel  J.odlsle 
Oordrri  in  ccn  dcr  zijkapilh  n  van  do  Sl.-Jat(  l,jkiik  Ic  Anlwerpcn  cvcncens 
van  zijn  hand  is.  Dizc-  kapcl,  die  oorspionkelijk  aan  de  Hcilif^e  Dymplina 
en  I'cirus  en  Panlus  {^evvijd  was,  vverd  in  l.'ilf)  aan  Adriaan  Hockox, 
eelilfienool  van  Calliaiina  van  Ovei  licfl  afgcslaan.  Deze  lieltn  er  een  drieluik 
voor  sciiildenn,  vvaaraan  we.  afgaande  op  den  leeHijd  van  de  op  de 
hiiken  aij>el)eelde  Ikf>iitif;ers,  onf>eveer  den  datum  l.");^')  zullen  niof^en  <<evcn. 

Hel  niidden])aneel  slelt  liet  Laalslr  Oonlccl  en  de  Sclwidiiuj  lusschen 
lioozcn  en  (j"eden  voor.  Sanienslellinf^,  lioudingen,  kleiiriii  en  laeluur,  wijzen 
alle  op  Ilaliaansclie  invloedcn.  De  Ijuilenkantdei-  hiikiii  veilooni  in  een  enkcle 
coniposilie,  de  Hciiiijc  Dricoiildicjhi'id,  onigeven  door  de  IJeseiieiniheiligen 
der  kapel  :  SI.  Pietir  met  de  zinnel)eeldij^e  sleutels,  Paulus  mel  liet  zwaard, 
de  IIeili<,'e  Dymplma  }*tknield,  wijdgediai)eerd  in  den  l)reeden  val  van  liaar 
hianw  j^ewaad,  met  liaar  praeliliff  ^eleekenden,  zniver  j;ev()rmden  ijjooten  liais, 
een  lieel  eif<enaai(li<^e  verleideiijke  fignur.  ()j)  de  i)innenzij  der  Iniken  de 
portrelten  der  Ikj^i  I  lifters,  mel  Inm  dertien  kinderen.  Oj)  het  reeliterluik  : 
Riddci-  Adriaan  Roekox  (1460 y  1540)  in  wapenrustinf<,  en  van  zijn  lieili<ien 
scluitspalroon,  eveneens  van  top  lot  leen  geliarnasl,  vcrgezeld.  Aeliter  den 
vader  de  drie  zonen  :  Jan  {\')\i)[- ]')U\),  Nikolcuis  {]7)\  \  '-  ]7u7).  en  Adriaan, 
de  Jongere  (ir)2r)-ir)7()),\viens  zoon  Nikolaas,  Hiiigemeester  van  Anl\ver|)en  en 
de  vriend  van  Rni)ens  was.  De  vader  seiiijnt  liier  7")  jaar  le  zijn,  de  zoons, 
respcclievelijk  2."),  21  en  12,  wal  liet  eens  te  meer  waaiseliijnlijk  maaki  dat  hel 
.sink  in  l."),'}.")  voilooid  is. 

Op  de  tweede  luik  zien  we  Vronwe  Roekox,  <<el)oien  Callierina  van 
Overlioir,  voorgesleld  door  liaar  Palrones,  Sl.-Catharina  van  Alexandria,  met 
hel  endiieem  van  haar  marlelaarschap,  hel  zwaard,  in  de  hand.  Achlcr  haar, 
lien  doehters  :  llarbara  (loOl  ■[•  IfiTG),  weduwe  van  Fernando  Dassa  ;  Maydcdcna 
(1500  Y  l.").'}*.)),  weduwe  van  Ridder  Philij)  van  Lannoy:  Ann(t  (1510  [-  1535), 
geniahn  van  Riddt  r  Anionie  van  Wissenkereke ;  C/rirn  (1510  y  15()0) ;  Crrilia 
(?  Y  1511),  vronw  van  .loost  van  lieelveld:  Maniaifllia  (V  y  15'J0),  weduwe 
van  Ridder  (Kidhiid  van  Wasservas  ;  ('.(ilhariiia  ('.'y'.'):  Elisabeth  (1523-1582); 
Adriana  (.'j".'),  genialin  van  Ridder  Laneeloot  van  Ursele,  Ringemecsler 
van  Aniwerpen.  V.u  eindelijk  nog  een  liende  doehter,  wiens  voornaam  ons 
onhekend  gehieven  is.  —  Barbara,  de  ondsle.  .sehijnl  hier  ongeveer  35  jaar  le 
zijn,  Adriana,  de  jongsle.  liiii.  wal  ons  weer  lot  1535  terng  brengt.  hel  jaar 
van  de  uilvoering  der  pot  lielUn  op  het  tweede  hiik. 


67 


DE  OilDE  /iiV  UE  JONGE  JOOST  VAN  CLEEF 

De  groep  dezer  twaalf  vrouwenliguren  vornit  lict  merkwaardigslo  van  het 
werU.  Dc  iiioeder,  gekiiield  op  haar  hidstocl,  rijk  gedrapeerd  in  liaar  ruini, 
met  maiierltont  omzoointl  gewaad,  met  wijde  mouwen,  iseeii  I'lgiuir  van  groote 
sclioonheid.  Oiider  de  dochters,  alle  in  zwarte,  met  rood  en  gond  afgezetle 
kapmantels,  zijn  er  eveiieens  verscheiden  zeer  schoon  van  houding.  Het  stuk 
zeli  is  heel  knap  ineen  gezet  en  warm  van  klenr.  De  vieeschscliaduwen  zijn 
hier  en  daar  wat  lossig  en  zwaar,  maar  woiden  op  enkele  plaatsen  heel 
gelnkkig  o|)geluiald  door  het  malsehe  wit  van  de  nuitsen  en  dc  vierkant  op 
de  horst  uitgesneden  gewaden. 

De  rekeningen  van  het  Bestunr  der  St.-.Iacohskerk  jjewaren  liet  zwijgen 
aangaande  den  naam  van  den  schilder,  aan  wien  Adriaan  Rockox  het 
drielnik  besteld  had.  Descamps  schrijft  het  toe  aan  Jan  van  Hemessen, 
waarvoor  Th.  van  Leriiis,  in  1855  den  naam  van  Barend  van  Orley  (*)  in  de 
plaats  hceft  gevoegd.  Geen  dezer  toesehrijvingen  hondt  ook  maar  tegenover 
het  meest  oppervlakkige  onderzoek  stand.  Die  van  Descamps  is  niel  te 
verdedigen  en  aan  het  afgelcgene  der  kapel,  waar  het  sink  is  ge|)laatst,  en 
waar  het  gewoonlijk  door  inhaligc  kosters  aan  liel  oog  wordt  onttrokken,  is 
zeker  de  schaapachtige  onderwerping  toe  te  schrijvcn,  waarmee  men  sedert 
een  halve  eenw  de  niel  minder  zonderlinge  attrihntie  van  van  Lerins  aanvaard 
heeft.  Inderdaad  hestaat  er  niel  de  minsle  overeenkomst,  noch  wat  stijl,  noch 
wat  klenr,  noch  wat  t'actnur,  i'ormaat  of  type  aanhelangt,  tusschen  het  Laalste 
Oordcel  van  Rockox  en  dat  der  Aalmoezeniers  in  het  Antwerpsch  Museum  en 
de  andere  authentieke  werken  van  van  Orley,  welke  in  de  musea  van  Brussel, 
Weenen,  Glasgow,  den  Louvre,  enz.  worden  l)ewaard. 

Wie  is  dan  die  schilder,  naar  alle  waarschijnlijkheid  een  Antwerpenaar, 
geweest,  aan  wien  Bidder  Rockox,  in  1535  ongeveer,  het  schilderij  hestelde, 
dat  hestemd  was  voor  het  altaar  der  familiekapel  in  de  St.-Jacohskerk  ?  In 
1535  was  Quentin  Metsijs  al  vijfjaar  dood.  .Jan  Metsijs,  zijn  zoon,  sedert 
1531  Meester  geworden,  staat  niet  als  portretschilder  bekend,  evenmin  als 
Frans  Floris,  die  in  1516  geboren,  nog  nauwelijks  Meester  en  in  ieder  geval 
nog  niet  uit  Italic  terug  was.  Blijven  dus  over  de  beide  Joosten  van  Cleef  En 
nu  verloonen  zekere  portretten  van  den  Zotten  Joost,  hier  en  daar  groote 
overeenkomst  met  het  Drieluik  van  Bockox.  In  de  eerste  uitgaaf  van  onzen 
Catalogiis  van  het  Brusselsch  Museum,  die  in  19(H)  verschenen  is  (hi.  31),  hebben 
wij  het  sink  al  aan  een  van  Cleef  toegeschreven,  zonder  evenwel  bepaald 
onderscheid  te  maken  tusschen  den  ouderen  en  den  jongeren  Joost.  (') 

(')  Notice  des  ociwres  d'arl  a  t'eglise  Saint  Jucijiies,  a  Aiwcrs,  b).  159. 
(*)  Dank  aan  (ie  welwilleiide   tusschenkomsl  van  den  Adniinislrateur  der  Ivoninklijke 
Academic   van  Sclioone  Ivunsten,    den   heer  I^ernand   Donnet.    en    de   toesleniiniiii<   van 


JOOST  VAN  (;i.i:i:k  di:  .kinc.i:.  uiismi,-  vnn  r.u-i-i> 

MANSPOnniET.  Kfz.-.l     iii.t  >U-  mIk.oiic  lian.l  ■ 
(K|il     Aclliri'   I'iMMUothi'k.    Miiiu'lu'lli. 


/;/•:  or  1)1-:  h:\  />/•;  losai-:  loosr  i'.lv  cleki- 

I)e  Uffizien  tc  Flort'iicf  caUilof^isecren  oiuk-i-  ili-ii  luiiiin  van  •■  C.lci-I  .lush- 
uu  Juste  dp  Guild,  viuant  en  l.')I'i  »,  oen  Malcr  Dolorosa,  iiiet  witteii  sluier, 
met  schreiend  gelant  en  gevouwen  haiulen  (N"  762),  waarvaii  in  liil  Corsini- 
Museum  le  Rome  (N"  7r)9)  ecu  varianli'  hestaat,  cii  /icli  eeii  tlL-rcic  exemplaar 
hij  den  lieer  Lemonnier,  den  pasloor  van  de  Si.-I'Y'idinandskerk  le  Parijs 
hfviiull.  Dczc  stukken  lieiimicren  in  luin  koloriel  cii  de  l)ijz()iuk'r  verzorgde 
uilvoering  aan  de  niooie  }I.  Dyniplina  in  de  St.-Jacol)skerk  le  Anlwerpen  en 
worden  door  ons  toegesehieven  aan  diii  Zollen  van  Cleelen  liel  loonl  wel  de 
moeile  oni  eens  na  le  gaan  hoe  suggeslict  deze  loeschrijving  van  den  Floren- 
tijnschen  Calalogus  is.  Hel  is  zeker  dal  ze  o|)  een  ouden  invenlaiis  heruslen 
moel,  die  t  wenschelijk  zou  zijn  oni  er  eens  mee  le  vergeli-ken,  wanl  de 
gegevens  moelen  zijn  verdraaid  :  Jusliis  ol  Joosl  van  Cleel',  die  in  1511  leefde, 
heefl  niels  gemeens  met  Justus  van  (ienl,  die  in  1 174  het  Aoundmaal,  van 
Urbino,  seliilderde.  Maar  het  I'eil  alleen  (hil  de  Calalogus  der  LTfizien  den 
naam  van  .hislus  van  Cleef  noenit,  ondeisleunl  onze  loeschiijving  o|)  geiieel 
eigenaardige  wijze. 

Is  nu  hel  drieluik  met  de  Afdocuiny  van  hel  Kruis,  in  hel  Slaedelseiies 
Inslitut  te  Frankl'orl  a/M,  een  werk  van  i\i;n  ouden  Joosl,  zooals  de  Calalogus 
van  het  Museum  aangeefl,  of  van  den  jongen  ?  De  lyjjen  der  Maagd,  Magda- 
lena,  Nicodemus,  St. -Jan,  Jozef  van  Arimalhea,  wijken  geheel  af  van  die, 
welke  de oudere  Joosl  gewoonlijk  gebiuikl,  tervvijl  de  figuur  van  den  donateur, 
die  op  zulk  een  eigenaardige  en  oors|)ronkelijke  manier  in  de  middeneom- 
posilie  is  aangehraehl,  veel  |)unlen  van  overeenkomst  veiloonl  inel  zekeie 
portrelkii  van  den  Zollen  van  Cleel',  vooial  niel  dal  van  den  Man  nicl  de 
schooiw  lidnd,  in  de  Pinaeolheek  le  Munehen,  en  mel  den  Onbckcndv.  in 
het  Paleis  Pilli.  De  Iripliek  is  in  l.Vil  door  den  Raadsheer  Johann  Sehmitgen 
aan  een  kerk  te  Keulen  geschonken.  Hel  zou  dan  in  ieder  geval  een  jeugd- 
werk  van  Joosl  den  Zollen,  misschien  nog  onder  den  invloed  van  den  Ouden 
zijn. 

A.    I.   Waitkhs. 


den  Kerkrand  <lcr  St  -.lacohskcrk,  ondcr  voorziltorschap  vimi  .Senator  Lcclct',  is  lict  ons 
niOj4clijk  hicr  ecu  afl)ci'ldinH  te  jicven  van  hot  Hockoxallaar,  dat  vroi'j^cr  nooit  fjetoto- 
grafeerd  werd. 


DE  "ZEVEN  DEUGDEN,,  VAN 

JOHANNES  VAN  EYCK 

IN    HET   NEDERLANDSCH    MUSEUM 

TE  AMSTERDAM  (Slot  ') 

III.   HYPOTHESE  OMTRENT  DE  NAAMSVERANDERING 
DER  "ZEVEN   DEUGDEN,,. 

|i-:  volkomc'ii  zekere  ij|cschieileiiis  cler  l)t'cl(ljes  kan  natiiur- 
lijk  alleen  worden  vaslgesleld  door  de  vondst  van 
nieuwe  dociimenlcii.  Toch  kiinneii  we,  van  eiikele 
zckeio  Iciloii  iiilgaaiid,  lot  de  volgende  hypothese  ko- 
iiuMi,  die  ni.  i.  even  eenvoudig  als  waarscliijiilijk  is. 
De  natiuirlijke  plaals  voor  de  Zeven  Deiigiien  is 
ceil  grafteekeii.  Daarniede  stemt  de  veronderslelling 
der  heeieii  Six  en  Deslree  overeen,  namelijk  dat  de  beeldjes  oorspronkelijk 
voor  een  grafteeken  l)estemd  waren.  De  afgepIaHe  achterzijde  wijsl  er  op, 
dal  ze  niet  oj)  een  nis,  niaar  wel  op  een  platte  wand  berekend  waren. 
We  nioeten  ons  dns  een  monument  voorstellen  van  liet  type  der  tonibe, 
opgeiicht  in  1465  voor  Isabelle  de  Bourbon,  Iweede  echtgenoole  van  Karel 
de  Stoute.  (*)  Vier  der  Deugden  moesten  waarschijnlijk  de  afgeplatte  lioeken 
van  bet  voetstuk  versieren,  de  drie  overige  bet  midden  der  drie  zijvlakken 
innemen,  terwijl  bet  vierde  zijvlak  waarscbijnlijk  een  opsebrift  op  koperen 
platen  droeg.  Voor  welke  persoonHjkbeid  kan  dat  grafteeken  bestemd 
geweest  zijn?  De  datum  der  statuetten,  al'geleid  uit  den  stijl  en  de  verge- 
lijking  met  gedatecrd  werk  van  van  Eyek  en  uit  de  leeftijd  van  enkelen  der 
voorgestelden.  nioet  noodzakelijkerwijze  gezet  worden  in  1433  of  1434. 
Wanneer  we  nu  opmerken,  dat  dergeiijke  liguurljes  van  betzelfde  materiaal, 
zicb  bevonden  aan  een  tombe  vvelks  uilvoering  jaren  lang  gesleept  bad,  voor 

I'j  Zie  Onze  KcNst.  Deel  Xi  (1907,  U'  hallj.i,  tjjz.  13. 

(")  Affjelieeld  in  het  Theatre  Sucre  dii  Brabant  van  Baron  I.cioy  Veif>clijk  ook  liel  arti- 
kel  van  den  liccr  Dcstree  in  dc  Annates  d.  I.  Soc  d'Archeulogie  de  Brn.relles.  T  XIII,  1899, 
p.  ^l.'i. 


70 


.100ST  VAN  CI.EKI'  1)IC  .lONC.i:,  (cle  Soil.'  viiii  (.li.l  | : 

I'OKTRKT  VAN  JAN  C.AUONDKl.in".  Vooizilln-  v:ni  iliMi  (■.•luiiiiiii  li:i 

iVi-iviiiniliiin  Diiiliiilcl.  I'lnijM. 


m 


DH  '' ZHVES  hEUCDKS  „    VAX  lOIIWMlS    I'.l.V  EYCK 

zc  in  1 154  voltooid  winl,  dan  is  Ik'I  in  I  •<eiieel  iiiel  le  <^e\viiaj4d  aan  U- 
nonien,  dat  de  Zcucn  Deiii/den  di-oi  iiilnuiaklen  van  con  fcistc  ontwcip  voor 
dezelfde  tonibe,  d.  \v.  z  licl  f^ial'teekcii  van  Louis  dc  Male,  laalslen  }>raat'  van 
Vlaaiidcrcn. 

lU'C'ds  in  1374  wilde  Louis  do  Male  i-en  tonibc  voor  zicli  doiMi  opiichlen 
le  Koitrijk,  in  de  kapel  van  Sle-Kaliierina  in  Onze-Lieve-Viouw.  I  let  ontwerp 
weid  geleekend  door  Jan  van  Hasselt  en  zoii  worden  uitgevoerd  door  den 
beroemden  beeldbouwer  Andre  Bi'aunci'i'a.  Maar  liet  werk  bleef  steken  en 
toen  Louis  de  Male  stierf  in  1384,  liet  liij,  l)ij  testament,  de  zorg  voor  een 
tombe  over  aan  zijn  erfgenamen.  Onder  de  legeeiing  van  Piiilippe  le  Hardi 
en  Jean  sans  Peur  kwani  er  niels  lot  uitvoeiiiig.  Pbili|)s  de  Goede  ecbler 
kweet  zich  van  die  vrome  verplicliling  en  liit  in  Hijssel  een  cenotaapb  oprich- 
ten.  Onze  statuetten  zouden  dus  bebooron  tot  een  aangevangen  maar  niel 
voltooid  ontwerp  voor  dat  monument.  Het  zou,  in  dien  vorni,  een  strikt 
religieuzen,  soberen  indruk  gemaakt  bebben  evenals  de  genoemde  tombe  van 
Isabelie  de  Bourbon.  Wat  zien  we  nu  ecbter  van  het  definitieve  monument, 
zooals  het  opgericiit  werd  in  de  Pieterskerk  in  Rijssel  en  zooals  het  staan 
bleef  tot  (le  Revolutie  iiet  vernielde?  Dat  het  juist  het  tegengesteide  karakter 
vertoonde.  Met  zijn  drie  liggende  gestallen,  met  de  sloet  van  24  bourgon- 
dische  vorslen  en  vorstinnen  om  iiel  voetsluk,  vormde  het  een  luide  demon- 
stralie  van  de  erfelijke  rechten  van  Philips  op  Vlaanderen.  De  drie  liggende 
figuren  waren  Louis  de  Male,  zijn  cchtgenoote  Maif/arelha  van  Brahanl  en 
bun  dochter  Manjavelha  van  Vlaanderen,  welke  door  iiaar  huwelijk  met 
Philippe  le  Hardi,  Vlaanderen  aan  het  Hourgondische  Huis  bracht.  Het  ver- 
schil  met  de  grafmonumenten  uit  dien  tijd  is  zoo  groot,  dat  we  hier  een 
persoonlijken  wil  achler  moelen  zoeken.  Lalen  we  den  bekwamen  staatsman 
niet  vergeten,  die  in  Philips  slak.  Pieuranis  ol'  Deugden  zouden  getuigd 
hei)ben  van  diepcn  rouw  en  innige  vrooniheid;  de  24  leden  van  liel  Huis  van 
Bourgondie  om  den  cenotaapb  van  Louis  de  Male  en  Margaretha  van  Vlaan- 
deren spraken  ecbler  hiide  van  de  rechten  der  dynastic.  Waarsciiijniijk  is  het 
aan  een  dergelijke  overweging  te  danken,  dal  dc  DeiKjdrn  nici  voor  bet  gral- 
monument  gebruikt  zijn. 

Wenden  we  ons  nu  tot  dc  groep  die  ik  gcnocmd  hcb  ile  Invesliliiur.  Het 
is  voldoende  de  conclusics  van  mijn  vorig  artikcl  kort  le  herhalen.  De  beide 
beeldjes,  een  beitog  en  een  keizcr,  vormen  een  afgcrond  gcheel,  zijn  van 
Dijonschen  stijl  en  berekend  o|)  ecu  uitvoering  in  steen.  Ze  moeten  bestemd 
geweest  zijn  voor  een  publiekc  plaats,  denkclijk  aan  den  gevel  van  een 
raadiuiis,  in  grootere  uitvoering.  In  dan  hcrtog  herkennen  we  Philips  de 
Goede;  de  keizer  heeft  minder  persooidijke  Irckkcn.  Ik  beb  aangetoond,  hoc, 
met  dc   mccste  waarsciiijniijkhcid.   dcze   grocp  oorspronkchjk   i)cdocld   was. 


BE  "  ZEVEN  DEUGDEN ,.   VAN  JOHANNES   VAN  EYCK 

om  in  Amsterdam  geplaalst  le  worden,  iia  1433.  Volgens  den  stijl  zouden  we 
de  beeldjcs  liever  nog  vioeger  dan  later  plaatsen.  Dat  we  Philips  in  hertoge- 
lijke  dnichl  zien  en  niet  als  graaf,  kan  geniakkelijk  verklaard  worden  nit  zijn 
politiek  van  cenlralisatie.  Hij  hield  ervan,  overal  Hertog  le  zijn,  niet  graaf 
hier  en  niarkies  daar.  Zooals  Karel  de  Stoiite  later  naar  het  koningschap 
streefde,  zoo  zochi  Philips  waarschijnlijk  de  herlogelijke  waardigheid  over  de 
gezamelijke  gewesten.  De  keizer,  in  wien  we  Sigismund  moeten  zien,  kon 
hem  dien  litel  verleenen. 

Later  hoop  ik  nitvoeriger  op  deze  groep  terug  te  komen,  die  voor  het 
oogenblik  alleen  belang  heeit  in  verband  met  de  Zeven  Deugden.  De  hoofd- 
zaak  is  op  te  nierken  dal  de  Investiluur  in  hetzelfde  materiaal  en  hetzelfde 
forniaat  werd  uilgevoerd  als  de  Deugden,  en  dat  dit  natuurlijk  geschiedde  om 
ze  hij  die  groep  te  voegen,  Daardoor  verioren  noodzakelijker  wijze  zoowel  de 
Zeven  Deiiifdeu  als  de  Iiwestituiir  iiun  bcteekenis.  Wat  nioesten  nu  die  vier 
mannelijke  en  vijf  vronwelijke  lignnrtjes  voorsfellen  en  welke  was  hun 
besteniniing  V 

We  zijn  nu  genaderd  tot  de  tiende  overblijvende  statuette,  die  in  vele 
opzichten  merkwaardig  is.  Wat  stijl  betreft,  is  zij  ongelwijfeld  de  laatste, 
evenals  de  Investituur  de  beide  vroegsle  beeldjes  bevat.  Is  het  noodig  op  te 
merken,  dat  zij  bij  de  negen  andere  gevoegd  werd,  om  het  geheel  aan  te 
vullen,  tot  vijf  mannen  en  vijf  vrouwen  ?  De  groep  was  dus  bestemd  om 
geplaatst  te  worden  in  een  architectonisch  geheel  en  de  vijfde  mannelijke 
figuur  werd  er  aan  toegcvoegd  terwille  der  symmetrie. 

De  minderwaardiglu'id  dezer  statuette  springt  onmiddellijk  in  t  oog.  Zij 
schijnt  bijna  een  onhnndige  imitatie  in  spiegelbeeld  van  de  Misericordia,  met 
verkorting  der  lange  houppelande.  De  plombe,  kunstelooze  stand  der  beenen 
valt  op,  naast  de  zoo  heel  bizondere  en  bijna  gezochte  pose  der  Diligentia  en 
Misericordia.  Welk  een  onzekerheid  in  de  verhoudingen,  vergeleken  bij  de 
Diligentia.  In  de  grof  versierde  gordel,  de  gekartelde  lamfer  van  het  hoofd- 
deksel  en  andere  details  schuilt  een  gebrek  aan  soberheid,  aan  strakheid,  die 
opvalt  bij  vergelijking  met  de  overige  statuetten.  Het  figuurtje  is  ook  weinig 
als  beeld  gedacht,  de  vormen  bevinden  zich  als  in  een  plat  vlak.  Naast  de 
overige  beeldjes,  zoo  zuiver  van  verhoudingen,  naast  de  gracieuse  Diligentia, 
valt  niet  alleen  de  plompheid,  maar  ook  de  volslagen  afwezigheid  van  inhoud, 
het  gebrek  aan  expressie  der  tiende  statuette  op.  Aan  wien  moeten  we  het 
auteurschap  van  deze  laatste  toeschrijven  ?j 

De  eerste  gedachte  die  opkomt  is  om  den  bronsgieter,  die  de  aanvullende 
statuette  moest  leveren,  voor  dit  model  aansprakelijk  te  stellen.  Laat  ik  nog 
eens  op  den  voorgrond  plaatsen,  dat  alle  statuetten  door  denzelfden  brons- 
gieter gegolen  zijn  en  dat  het  ciseleeren  door  een  zelfde  hand  is  geschied. 


72 


I)E  -ZEVES  DEIGDEX,,   VAX  .lOHANSES   VAX  EYCK 

Mil  l)ijii;i  volkoincii  zekeilioid  kiiiiiu'ii  we  .lacqiu-s  lie  Gerines  van  Brussel  als 
del)    bioiisj'ietei-   luuiw iizeii.    dezelTde   die   l:\ter  derjjelijke   sintuetleii    leverde 


SCHODI.  VAX  UIJON  :  Di-  lllvl•^lilmll. 
(HcrloR  Philips  en  Koiicr  Sigisimind). 


voor  de  loinbe  v;iii  Louis  de  .M;de  in  Uijssel.  Wal  ligl  ineer  voor  de  hand  dan 
te  veronderslellen  dal  men  zicli  voor  de  l)enoodi<»de  aanvnllin<<sslaluelte  lot 
den  l)ions!4ieter  wendde  en  dal  die  er  een  fabrieeerde  in  den  Irani  der 
oveii}>en '?  Daardoor  zon  de  slechte  slijl  voldoende  verklaard  zijn. 

Toeh  l)eslaat  er  een  ernslige  legen\verpin<».  Toen  ik,  in  niijn  eersle 
arlikel,  oni  slijlkrilisehe  redencn  vcrkhiarde,  dal  Jacques  de  (lerines  onmo- 
.4eiijk  de  onlivciprr  kon  zijn  van  de  Inocsliluitr  en  van  de  Zeven  Deiujdm 
levens,  was  liet  niij  nog  oid)ekend  dal  de  lieer  Deslree,  langs  een  geliee! 
anderen  weg  lot  een  dergelijke  conclusie  gekonien  was,    nanielijk  dal  we   in 


I)E  •'ZhJVEN  DEUGDEN „   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 


JiicqiR's  do  (loiiiics  uitsluitend  den  broiisgiek'i-  inoeleii  zit'ii.  Dc  lieer  Deslioe 
loch  mt'i'kle  op,  dal  de  Gerines  wel  ids  <■<  copcrsliigliere  »  gcnoeiiid  word  I,  miinr 
iiooil  als  imagier  of  scidptcui".  DcrlialvL'  slaaii  wc  l)ij  de  lieiide  slaliielle  weir 
voor  ilezelfde  kwoslie  :  we  moelen  den  "  aiiclor  inlelleeliialis  «  zoeUen. 

Nemeii  we  de  plaals  in  aanmer- 
kiiig  waar  de  (leiiiies  woonde,  d.  w.  /. 
lirussel,  en  de  lijd  van  onslaan  der 
liende  slaluelle.  d.  w.  z.  in  i^eeii  ge\al 
\(')i')r  1  I,)  I,  dan  dringt  zieli  vanzelf  de 
naani  \  an  Roj^ier  van  der  Weyden  naar 
Noren,  die  zieii  lussclien  1432  en  1  l.'Jd 
in  l>rnssel  vesliiide.  Xalniirlijk  zijn  we 
eenii^szins  luiivi'rit*  oni  aan  een  zoo 
grool  knnslenaai'  als  Rogier  een  lanu'- 
iijk  niindi'iwaardig  weik  loe  le  selirij- 
ven.  Va'w  \  i-rgelijkin^  eeliler  niel  een 
dergelijk  lignnrlje  op  een  in  Rogier's 
aleiier  oiilslaan  seliilderij  niaakl  die 
loeseiniJN  inn  minder  gewaagd.  llel  is 
de  zoogt'naainde  .S7.  Jiavo  op  t'en  Aw 
l)iniien\leugeN  \an  liel  hekeiide  dric- 
Inik  in  IJrnssel.  De  lieilige  slaal  er  in 
iiel  koslnuni  der  xV  eeiiw,  een  vails  op 
de  hand  en  een  nui  herinelijn  gevot'r- 
den  nianlel  over  zijn  rijk  jagerskos- 
tnnni.  Wi'  nierken  hier  ilezellde  i)izon- 
deriu'den  op:  onzi'kere  \erhondingen. 
gehei'i  denzeli'den  plonipen,  wijdht'en- 
sehen  sland.  Xenien  we  (iaai'i)ij  nn 
nog  ill  aannierking  dat  Rogier  van  der 
\\'e\den  en  Jaccpies  de  (ierines  ook 
sanienwerklen  voor  een  gral'leeken  in 
Brussel,  dan  krijgt  de  veronderslei- 
ling  dal  llogier  hel  model  der  tiende  slaliietle  geleverd  iieell,  een  hooocn 
giaad  van   waarschijnlijkheid. 

Voor  we  onze  hypolhese  ten  einde  hrengen,  moelen  we  nog  even  slilslaan 
li)ij  hel  grafmonument  in  Rijssel,  waaivan,  volgens  de  giavnres  van  Monl- 
J'aiicon  en  Millin,  de  slahietten  zulk  een  merkwaardige  oveieenkomsl  ver- 
iloondcn  mel  onze  lien  beeldjes. 

Uil  de  rekeningen   hlijkl,   dal  in    1  ir)(S  drie   personen   aan   een    dergeliji<e 


5UK.n:it  \  AN  i)i:ii  \vi;vdi;x 

AMiivulliiii's-sliUiicUe. 


IU-:  '■/.i-:\i:s  i)i:r(,i>i:.\ .,  r.i.v  ./o//.i.va7:.s  \'.i.v  eyck 


lomhe  ill  HiiissrI  siiiiu'iij^i-weikl  lu'l)l)i'ii,  .htiijiirs  ilc  Cninrs.  .lean  Dihimii . 
sriilpleiir,  en  IhxjitT  ihiii  der  \\V(/r//';i,  siliihiiT.  (*» 

.Utcqiics  (If  (iriinrs,  nil  ecu  inoiisitii'li'i'Sf^i'shiclil  j^i'spioU'ii.  siliijiil  in  /.ijii 
viulrrstiul  Miiissfl  cen  i»i';ulili'  pcisooii- 
lijivlnid  Lit'Wi'i'sl  k'  zijii  Diil  sloeds  dv 
iKuim  v;m  dcii  l)i()iisj>i(.'k'r^(.Miofm(l  woiiK 
t'li  zt'lik'ii  (lien  v;m  dfii  ontwri  pi  r.  I<;m 
/ijii  ()()iz;iid<  CT  ill  lu'lihi-ii  d;d  men  \\v\- 
liclil  diicrt  nu-l  dc-n  Inonsgictcr  lonliac- 
li-crdi'.  wclki'  dan  /idt"  ondorhiMidriik- 
nii'l  I'cn  onlwc'i'pcr.  Dc  li(><)_i»i'  som,  die 
di'  (it'iiiU's  voor  zijn  wcik  aan  dc  liijs- 
silsche  k)nil)t.'  onlviiif^  (2()(M)  i»()udi'ii  i<i()- 
iH'ii)  scliijnl  I'f  op  k'  diiidcn,  dal  liij 
k'vcns  JR'l   niak'iiaal  _<>olc'vc'rd  had 

In  Jniii  DcUtmrr  inot'k'ii  \\i-  (k'iii<t- 
liji<  de  cisok'ur  der  afgeleviide  hionzcii 
zirn.  Hoe  anders  te  verklaien  ;  «  ...pour 
avoir  lepaie  k's  iiiiaj<es  ionrnies  par 
•laeqiies  <k'  (lerines  ».  Uepaier  kan  iiier 
niel  anders  dan  eiseleereii  l)ek'ekenen 
Hoe  zoiKk'M  andeis.  onniiddellijk  na  de 
alleverinji.  de  l)eeidje,s  reeds  lieseliadii^d 
kunnen  zijn'.'Kn  waaroni  repareerde  de 
(lerines  ze  zelf  niel  .' 

Htujicr  ixin  ilcr  Wciidcii  hi'seliilderde 
de  tins  ali^ewi'ikle  slaliielleii.  Zou  liiJ  ze 
ook  onlworpeii  liehben  ?  Kn  wellielil 
eveneons  de  stalnellen  in  Hijsse!".'  (Ik 
laal  nil  dc  diie  i^roole,  lij^i^ende  li^iireii 
i^elieel    hnileii     heseliouwiiij^    en    l)e|)erk 

niij  nitslnilend  lol  de  21  Bonrtioiidisciie  vorsleii  en  vorslinneii ).  Alle  waai- 
seliijiilijklieid  is  er  voor.  De  licer  Deslree  opperde  die  veronderslellin.n 
reeds.  Waniieer  we  nil  ile  <<ravnres  van  Millin  aandaehlig  heselioiiwen.  bemer- 
keii  we  jnisi  dezelfde  leilen  als  we  oiildekten  in  de  liende  slalnelle.  Mel  <<aal 
niel  aan,  ai  liel  i»el)rek  aan  soheilieid.  de  aiwezii^lieid  van  slijl.  di'  linkslieid 


lOll.VNNICS  VAN  KVC.K  :  Dili; 


'(  C.r.  .\i.i.\.  i'iN(  ii.MM.  ./(((•f///(S  (/(■  (iniiifs,  Hull  ilcs  idiiiiii  / ((//<//c.s-  (/'(/;•/  c/  ditrch  V  V. 
|).  I.JI 

Men  viM}<olijkc  l)ij  liel  vo()if<iiiiii(le  ;  l.oi  is  M.m;ti;hi.in(;k  /fdi/cr  vmi  ilrr  Uci/i/c/i.  .SVi;//(- 
lenr.  C.az.  <les  Henux-Arls.  1901. 


l)E  "  ZEVEX  DEUGDEN,,    VAN  JOHANNES   VAN  EYCK 


(lei-   houdiiij^ca   Ic   wijteu  allcen  aan  den   graveur.    De    graviires   van  Milliii 
zijii  Irouwoiis  te  controleeren  door  die  van  Montfaucon.  Het  is  zeer  duidelijk 

dat  deze  statuetlen  van  dezelfde  i;\valiteit 
waren  als  het  snpplementaire  beeldje  in 
Amsterdam,  hetgeen  ons  een  weinig  troost 
over  het  verdwijnen  van  het  colossale  gral- 
teeken.  Nu  wordt  ook  dnidehjk  waarom  en- 
kele  van  de  Amsterdamsche  beeldjes  over- 
eenkomst  verloonen  met  de  statnetlen  zooals 
ze  in  Rijssel  te  zien  waren.  Voor  den  ont- 
werper,  d.  w.  z.  hoogst  waarschijnHjk  Rogier 
van  der  Weyden,  moel  het  een  zeer  lastige 
opdraeht  geweest  zijn,  een  serie  van  24  sta- 
tnelten  te  scheppen  en  de  hondingen  en 
kleeding  te  varieeren.  Gretig  meet  iiij  gebniik 
gemaakt  hel)ben  van  de  modeilen,  die  zich 
denkeUjk  nog  l)ij  de  Gerines  bevonden.  Maar 
wat  is  hun  stijl  verwaterd  en  het  karakteris- 
lieke  weggewerkt  !  Is  het  niet  eigenaardig  en 
l)evesligt  het  niet  onze  hypothese,  dat  jnist 
de  tiende  statnette  de  minste  verandering 
verioont?  We  kunnen  hieraan  nog  een  op- 
nierking  vastknoopen,  weike  a  priori  reeds 
te  maken  was,  namehjk  dat  het  nieerendeel 
der  24  vorsten  en  vorslinnen  t'antasie-por- 
tietten  waren,  welke  eerst  door  de  aanheeii- 
ting  van  het  wapenseiiiki  tot  onderscheiden 
persooniijkheden  geslempeld  werden.  Daar- 
inee  vervallen  tevens  de  tot  dnsver  aangeno- 
men  identillcaties  der  tien  statuetten,  welke 
toch  reeds,  om  velerlei  redenen,  onhoudbaar 
waren. 

Wat  hei)i)en  die  lien  beeldjes  nn  voor- 
gesteld  en  waar  hel)i)en  ze  gestaan?  Evenals  voor  het  prachtvertoon  der 
Uijsselsche  lonibe,  kan  de  politiek  van  Philips  ons  aan  een  verklaring  helpen. 
Het  oogmerk  van  het  monument  voor  Louis  de  Male  ligt  open  en  bloot.  Het 
opsehiil't  iiet  tronwens  al  geen  twijfel  over  :  Hoe  monnmentnm  maiorum 
avornm  memoria'  erigi  curavit  excellenlissimns  ac  potentissimus....  Philippus. 
Later  diende  de  reeds  genoemde  tombe  in  Brussel  dezelfde  politiek. 

Wanneer  we  nu  aan  den  datum  der  tien  statuetten  denken,  d.  w.  z.  onge- 


Atelier  van  lidnin-  van  der  1 
SI.  liavo  ; 

liguur  nil  hc'l  SlVir/a-lriplicI, 
in  hoi  lirussclscli  Mciscun.. 


in:-/.i:vi:\  itiucnKS. 

veer  1  131,  eii  liiciliij  voe- 
{>L'n,  (l;it  Pliili|)  in  1  VX\ 
de  jinirrliJUi'  ii'ditcii  c-ii 
tilels  van  llollaiul  vct- 
ki-ce<<  on  dal.  volgcns  di- 
Iradilii'.  df  l)i'i'ldjcs  lu'l 
oiidi'  Anislcrdanisclu' 

Raadluiis  viTsicid  luli- 
l)en.  dan  wordt  liel  waai- 
schijnlijk  dal  /x  diviirdc 
polilii'ke  rol  W  .vrt\  ulli'ii 
hadden  in  Aniskrdam. 
als  do  stalni'llc-n  dcr  i>iat'- 
Icekens  in  I\ijsscl  v\\ 
Hi  iisscl. 

Naar  anai()i*if  nicl  dc- 
l)eeldics  in  Hijssil  konil 
natiuiiiiik  dc  vcrondn- 
stclling()|),  dal  dc  vooigc- 
stelde  persooidijkiiL'don 
vorwantcnvanlMiilipszijn 
ni  wed  Jni>>l  ditj*cno,  wel- 
ki-  JKin  vi'il)()ndfn  aan 
Ik'I  Hollandsciic  (iiaven- 
liuis.  l)c  licer  Deslrcc 
noenuie  dal  ccn  «  dt-mon- 
stratio  ad  ocnios  «  van  dc 
rcclilen  van  den  nienwen 
fjraal'.  Daar  Pliilips  Iwee- 
niaal  onder  de  slaluetUn 
voorkonil,  welen  we  niel 
naii\vkeiirif»,  welke  <iei' 
l)eide  ri<<uurljes  als  zoo- 
danij»  <<e<4()lden  luell. 
Waarschijnlijk  dioei;  dc 
Miscrirordid  dien  naani. 
onidal  daar  de  ^elijkenis 
seherper  is  I'n  onidal  dal 
l)eeldie  ook  later  zoo  j^e- 
lieeten  werd 


an  Kijkum     .Nm^ilcrttu 


.loHANNI'.S  VAN  KVCK  :  MiMTiiniiliii 


hf.  -ZFA'Ey:  DKl'CDES ..    r.LV  .lOHASSES    VAX  F.YCK 

Hoc  ajiniu'iiu'lijl;  du  vcToiKk'rsk'lliiii^  ook  lijkl,  dal  Pliilips  iloor  zijii 
veiwaiik'ii  om^cvL-n  is,  er  zijii  locli  ciiUele  l)C/.\viireii  legeii  in  k'  l)reii<>eii. 
Ki'isk'iis,  (Ic  legt'iiwoorcligheid  vim  iiel  fi<<iuiilje  <l;it  ecu  keizer  voorsk'll  Eeii 
ki'izei'  koinl  iiiel  voor  onder  de  peisoiiagos  in  Rijssel.  Waiineer  Piiili|).s  echter 
zoo'ii  aaiizifnlijk  pcrsoon  lot  zijii  verwank'H  had  i>cic'kond,  daii  zou  de  lieel- 
k'liis  zekei"  iiiel  ziJii  weiiji^elalen  aan  liel  iiioiuiiiieni  in  Hyssel.  In  (k^  twcede 
|)iaals  de  zoo  versehiUende  kostmmis  der  Zcncn  Dcuudcn. 

l)e  laalste  ()ver\vei<ini>  hrengl  ons  op  liel  juisk'  spooi-  De  vrijiieik'n  in  I 
kosluinn  waren  niel  aileeii  vei-klaarhaar  en  i^eoorloofd,  maar  zeli's  gewensclil, 
waimet'i'  liel  IiislDrisclic  persoonlijklietk'n  t*()ld  De  "  denionslralio  ad  oculos  » 
was  no}.;  veel  (hiidelijkei'  en  direelei',  wanneer  Pliilips  zich  voorslelde  als  de 
naliimlijke  opvol<*er  der  vroegere  graven  en  giavinnen  en  als  zoodanig  plaals 
in  de  rij  nam.  Daaniiede  zijn  we  weei'  aan^eland  hij  wal  de  oiule  liadilie 
heweenle,  namelijk  dal  de  lien  slaliielleii  vooislelden  de  graven  en  gravinncn 
van  Holland.  Xn  wij  eemnaal  weleii  dal  de  henaniingeii  niels  met  de  stalnel- 
ten  gemeen  liadden  dan  wellielil  alleen  liel  \va])enseliildje  aan  de  voelsUikken 
gelieelil,  nu  lalen  ons  ook  verdeie  idenliliealies  onverseliillig,  oischoon  hel 
niel  moeilijk  zoii  ziJn  passende  nanien  le  vinden  voor  den  keizer  en  den 
herlog.  De  hool'dzaak  is  dal  we  weten  hoe  er  achler  die  ^ravenheeldjes  heel 
wal  anders  sehuill  dan  algemeen  veinioed  werd. 

Valten  we  nu  lot  hesliiil  cleze  wij(llo()|)ige  hypolhese  samen  in  een  abso- 
luk'ii  voi-m,  dan  krijgen  we  hel  volgende  : 

»  Tegen  14;5.'}  vat  Philips  hel  |)lan  oj),  eindelijk  hel  graflecken  op  k- 
rielilen  voor  Louis  de  Male.  Een  eersle  onlwerp  wordi  gedeeltelijk  uilgevoerd ; 
de  ZciH'ii  Di-iujilrii,  die  tie  ])laats  der  j)kni rants  zulleii  innemen,  worden 
onlworpen  door  ./r//(  ('((;(  /:(/(•/;  en  in  hrow>  g'egoii^n  doov  Jacques  de  Gerines. 
Dan  volgen  de  |)olilieke  gebenrtenissen  van  1433.  Philips  vindt  het  geschikl, 
zieli  le  lalen  gelden  «  ad  oculos  »  in  Amsterdam.  Tevens  hesluit  hij  de  een- 
voudige  lonibe  tc  veranderen  in  een  monument  voor  zijn  dynastic.  De  Zevvn 
DciKjdci}  worden  benulligd  voor  de  demonslratie  in  Amslerdani.  Vermengd 
met  drie  andere  stalucllen  van  verschillendcn  oorsprong,  maar  door  den 
z,elt'den  hronsgieler  gcgolcn,  worden  ze,  omgedoopt  in  graven  en  gravinncn 
van  Holland,  aangehraehl  ter  versicring  van  het  Raadhuis  in  Amslerdani   » 

Onderdeclcn  dezer  hypolhese  kunnen  gewijzigd  worden  door  nieuwe 
docnment-vondsten.  Haar  algemeenc  iiihoud  echter  dringt  zich  onverbiddc- 
lijk  op,  daar  ze  at'gcleid  is  nil  onverwcrpelijke  gegevens  der  slijlcritiek. 

Hel  belangrijksle  is  o|)  deze  wijze  de  grocp  der  Zcven  Deiigdcn,  ook  in 
liaren  oorsprong,  nog  ecus  duidelijk  geisoleerd  le  licbljcn.  De  Zeven  Deiujdvn 
vormen  verreweg  het  voornaamste  bestanddeel  der  lien  beeldjes,  reeds  door 
den    nieuwen    kijk   dien  zij    geven   op  de    persoonlijkheid    van  Johannes  van 


HE  '//n/'.'.v  i)i:i(,i)h:\..  r.i.v  ./o//.i.\.\7..s  i.i.v  eyck 

V.sxk.  ill  vi'iIkiihI   mcl  di-    inyslii'k  v:m  /ijii  lijd.  \N'i-  willin  liiii   iio.i^  (cii  koi  li' 
l)fs(.-li()ii\\  inj^  ;i;m  wijdiii. 

IV.   DE  MYSTIEK  VAN  JOHANNES  VAN   EYCK. 

Met  (If  wtfhlr  vn  lul  Ijiiili'iispoiij^i'  |)i;i(lilvcrl(i()n  ii:iii  lul  I'xuii-i^oiulisihr 
Holvorml  dc  gt-csl  \;m  \v;i;ulijk  ()i)iTC-lik-  viooinlieid  dir  cr  hefisildr.  ccn 
NM-fi-nulc  tcgfiisk'llin^.  \)v  licci'  Klrii)vl<ius:.  in  zijii  lijciii-  moiioj^iidii'  omi 
Chilis  Sillier,  soml  ecu  hm^c  recks  vooiljcolden  op,  \v;i;iriiil  die  vionie  j<eziii(i- 
Jieid  hlijkl.  .lean  sans  I'eur  dioei;  l)ij  lol  de  doopsoiikosleii  voor  hekeeide 
<)iif<el()()vi<4eii.  Philips,  die  gerei^eld  vaslle,  liel  enkele  maleii  de  kerk  en  de 
lieilifie  kapel  in  Jerii/alem  op  zijn  kosteii  herslellen.  Ken  kniistoehl  le  ondi'i- 
nemen  was  zijn  opreehl  verianf^en,  eveiuils  dal  van  Kaiel  den  Sloiile;  en  zonder 
<le  on'<iinsti<'e  politieke"  loeslaiul  ware  hel  plan  welliehl  len  iiilvoer  i^ekonun 
Men  zoii  er  not*  allerlei  aaii  loe  kiinnen  v()ej<en.  Eeii  zoo  helaiif<rijke  inslcliinj> 
ills  hel  (iitldcn  Vlics  had  niel  alleen  hel  piihlieke  welzijn  len  doel,  niaar  ook 
de  verdedij^inL*  van  hel  waix'  kalholieke  j^elooi'. 

We  knnnen  vorwaehleii  die  sleinniinij;  van  hel  hof  in  l;el  werk  van  den 
liolkimslenaar  leru<{  tc  vinden.  l-^n  loeh,  zoo  dikwijis  we  ook  van  hel  lealisnie, 
van  de  onveihiddelijke  wei  ki'lijkheidslierde  van  van  l\vek  iiooreii  leppen. 
yijn  mvslieisnie  wordi  maai-  hooi;st  /eldiii  hesprokiii.  ol  lii\er.  hel  woidl 
.slilzwijgend  oiilkend. 

De  svmholiek,  die  oveial  in  zijn  eoniposilies  le  vinden  is.  had  leeds  op 
i'ln  ander  spoor  moeleii  l)reni.;eii.  Wie  heriniurl  zieli  niel.  van  di'  Madoiiini 
vim  (irr  I'urlc.  hel  heeldhonwweik,  dal  zoo  kiinstit;  de  knoppin  \aii  Miuia's 
(roon  versieil.  Hel  is  ('.<iiii  die  Ahrl  doodl  en  SiiDsim  die  den  Icciiw  <ii>ri ii'iiil. 
;ils  svniholen  vooi  de  Ziiiidcmxil  en  de  Vri lossiiifi.  Hoe  dikwijls  merkeii  wi' 
<ip,  hetzij  i^ehoiduiiid  in  .Maria's  liooidunul  of  als  dinanderie  lol  sii'iaad  van 
<len  Iroon,  de  I.eeiiw  van  .hula.  Op  hel  allaarlje  in  Dresden  ,niliiij;l  van  hel 
Ojjcr  op  (iolijotlKt  do  I'elikaan  die  zich  in  di'  hois!  pikl.  van  de  Ojisldiidiiiii  de 
]*h(i'iii\  le  iniihUn  i\iv  \lainnu'n. 

Ook  nil  /ijii  pidhine  paneeltn  spieekl  zijn  nei^inj;  lol  syinholiek  /ijn 
j^eporlrelletrdeii  looiien  sonis  eeii  i  iiii},  soins  anjelit'ren,  heli^eeii  zijn  I  ediii- 
<linj^  heell.  Wal  wil  hel  hrandende  kaarsje  z.ej<i^en  op  hel  sehildeiij  van 
.\inollini  ill  Louden?  Van  Mander  hield  hel  hoiidje  op  Iiel  zell'de  sehildeiij 
voor  eeii  svmhool  (\{:v  Ironw. 

De  le}.<enwerpiiig  die  inij  j^eiiiaakl  werd  omlrenl  de  /ri'iii  Dituidrii, 
<lal  we  ill  van  Kyek's  kiinsl  noch  syinholiek.  noeii  inysliek  hehlien  le 
/.oekeii,  slrookl  diis  niel  iiul  i\v  Icilen.  l",eii  ()nf>oiijiiuie  opineikinii  Iron- 
\\ens.  waar  hel  {\vn  kiiuslenaar  ^eldl   die   i^iroepeii  was  hel  (ieiilselu'  |{t  tahel 


l)h:  ^-ZEVES  DEUGDES,.    V.LV  ,I()HA\NES  VAX  EYCK 

le  voUooieii,  wulks  voornaamsle  pancel  hut  hoogste  katholieke  mysterie 
aaiischoiiwelijk  maakt,  tie  IranssLibslaiiliatie.  Men  heet'l  zoo  onophoudelijk 
al  de  uiteilijklietleii  van  .lairs  kiinst  ))e\vonderd,  dal  men  Ijijna  uitshiiteiul 
deii  verkapten  geiire-scliilder  in  Iiem  is  gaan  zien.  Van  dal  genre-schilderen 
nioetendan  voorai  twee  van  zijn  latere  werken  getuigenis  afleggen  ;  de  Heilkje 
Bdrlntra  van  1137  en  de  Madonwi  bij  de  fontciii  van  1439,  l)eide  in  "I  Mnseiun 
in  Autwerpen. 

Over  het  eerste  sehilderijtje  heb  ik  reeds  gesproken.  De  geheele  opvatting 
is  verbijsterend  nieuw.  Natuurlijk  beeft  de  uitbeelding  van  al  die  bedrijvig- 
beid  op  den  acbtergrond  de  lijdgenooten  geboeid;  men  denke  aan  de  Baby- 
loniscbe  Torenbonw,  cen  dergelijk  gegeven  dat  tot  aan  de  zeventiende  eeuw 
loe  in  trek  zon  blijven.  Maar  dat  is  niet  alles.  Is  de  tegenstelling  der  zoo  onge- 
stoord  in  baar  boek  bladerende  beilige  met  al  die  riistelooze  arbeid  achter 
baar,  niet  opvallend?  Wanneer  we  nn  in  aanmerking  nemen  dat  de  wijze 
Barliara  reeds  de  eonlemplatieve  zijdc  van  bet  leven  belicbaamt  en  dat  de 
\'il(i  Conlemplativa  werd  afgebceld  als  een  vrouw  die  in  een  boek  least,  dan 
wordt  bet  dnidelijk  dal  we  een  voorslelling  der  Vita  Actiua  en  Conlemplativa 
voor  ons  bebben,  en  wel  de  schoonste  en  fijnsle  die  bestaal.  Emile  Male,  in 
zijn  reeds  genoemd  werk,  wijst  op  bet  verband  dat  er  beslaal  tnsscben  hel 
voorstellen  der  Dcugdcn  en  dat  der  Vila  Acliva  en  Conlemplativa.  Aan  het 
noorderporlaal  der  kalbedraal  van  Cbarlres  verbeelden,  volgens  den  beer 
Male,  twaalf  figuiirljes  die  dubbele  opvatting  van  het  nienscbelijk  leven.  Zes 
vrouwen  zijn  cr  voorgesteld  in  hedrijvigen  arbeid,  de  een  waseht  de  wol,  de 
ander  kanit  ze  nit;  bet  vlas  wordt  door  een  derde  gebraakt  en  door  de  vol- 
gende  gehekeld;  de  vijide  spint  en  de  laatste  windt  den  draad  in  strengen  op. 
Wat  berinnert  die  werkzaambeid  aan  de  verschillende  bedrijven,  welke  van 
Eyck  om  den  toreii  groept.  De  zes  overige  figunitjes  zijn  biddend  of  niedi- 
teerend  voorgesteld  of  verdiept  in  een  boek.  Men  verwondere  zich  niet  dal 
die  begrippen  zoo'n  lang  bestaan  voeren.  Ook  de  wv  eenw  beeldde  ze  nog  af 
in  de  personen  van  Rachel  en  Lea  oLMaiiha  en  Maria.  Zelfs  Michel  Angelo  kon 
er  zich  niet  van  losmaken.  Later  boop  ik  gelegenheid  te  bebben  op  de  Heiliije 
Barbara  terng  te  komen,  ook  in  verband  met  de  litteratunr  van  dien  tijd. 

Genre-acbtig  en  ongewoon  op  bet  eerste  gezicbt  lijkt  ook  de  Madonna  bij 
de  Fonlein.  Zoo  onverwacht  is  de  geheele  opvatting  van  dit  paneeltje,  dal 
men  ter  verklaring  naar  vreemde  voorbeelden  beefl  gezocbl.  Een  miniatuur 
in  het  Breviarinm  Grimani,  die  de  Emblemen  van  Maria  voorstelt,  geefl  ons 
de  slentel  van  dil  afwijkend  seiiilderijlje.  Al  de  vergelijkingen  waarmede 
Maria  in  de  liederen  der  Kerk  beliteld  wordt,  zijn  in  een  landschap  vereenigd 
en  ten  overvloede  nog  met  bijschriften  voorzien.  Zoo  merken  we  op  o.  a.  de 
Horlus  C.onclusns,  waarin  de  Plantatio  Rosa?  en  de  Pons  Hortornm  met  vier 


!)!■:  ■■  /.EVES  DECCDES  ..    IM.V  -lOIIASSES   VAS  EYCK 

WcilcTslrnk'ii.  \i\  U;m  iiii-l  dc  iniiislc  twijlrl  ovii  hlijviii  ol  v;m  Hyck's  piiiRilljc 
l)C'\;il  (Ic'/eHdc  symholii'k.  M:uir  liorvccl  Icvciulii^i  r  is  zijii  ()|)v;illinj4  (l;in  dii- 
v;in  zijii  doirc  luivolj^cis  !  Hij  |)l;i;ilsl  di'  M;i(i()im;i  /I'lvr  in  h;iiir  lloihis 
(ioiuliisiis,  l)ij  dc  klidi'inulL'  lonkMii  en  (k-  f^ciUTnik-  lozrn.  ()m  lin;ir  vorkii 
oiilluiki'ii  niadc'lii'ljcs,  k-lit'tjfs  dcr  dak'ii  en  viooltjes:  lussehen  de  lozen 
seliiiilt  (k'  zwaardklie.  Is  lut  noodi^  op  le  nuiken,  dal  die  l)k)eniei).  die-  iiiel 
in  dezeikle  niaand  i)I()eien,  sleelils  daar  zijn  om  <k'  (iciii;(k'n  van  Maria  li' 
vicren '.'(')  Ze  r()i'|)en  in  hel  gehenj^en  ck'  leeisle  nielaplioi  in  nil  liel  anli- 
phonariuni.  Hvenzoo  de  rozenkrans  die  hel  Kind  spekMuk'iwijze  lioudt  en  ck- 
engolen  aelder  liaar  die  ons  doeii  (k-nken  aan  (k-  «  ie<^iiia  anj^ek)inni  ».  Niet 
Jilleen  koinl  dil  late  weik  van  van  ICyek  k'lk'ilijk  oveieen  niel  enkek-  dcr 
sthoonste  passages  van  St.  Ueinard.  niaar  ook  (k'zell(k'  geesi  spreekl  er  nil 
van  zoele  en  levens  IVissehe  niystiek. 

Er  sleekl  niels  in  tk'ze  eoniposilie  wal  ons  kan  noodzaken,  Kenlseiu' 
invk)eden  te  veronik'rslelk'n.  De  engek'ii,  die  hel  eerelapijl  aehler  Maria 
hoiiden  —  hij  van  Kyek  neenil  dal  (k-  plaals  der  anreool  in  —  {k)en  aan  (k- 
engelen  denken  die  de  anreool  aehler  Maria's  hoold  (hagen  in  (k'  scnIpUinr 
van  dien  lijd  en  ook  aan  den  engel  van  (k'  McidoiiiKt  Holiii,  die  een  kroon 
lorsl. 

De  vek>  herlialingen  geluigen  van  den  inchnk  die  deze  voorslelling 
niaakle.  Nog  (>j///i/(7i  .Vf//.s(7.s- l)raehl,  l)ij  zijn  prachtige  Mcidontm  in  Berhjn. 
de  Fans  Hoilontin  en  de  Ilorliis  (Jmcliisiis  in  (k-n  aehlergrond  aan.  Roijii'i's 
Madonna  nirl  Hrilicicn  slaal  l)izonder  (hiiikdijk  ondei'  i\v\\  invk)eil  van 
van  Eyek's  nienwe  opvalling.  I}ij  ixin  dcr  W'riidm  en  zijn  onigeving  konil  ik- 
syniljoheke  riehling  (kiitkdijk  en  herhaakleUjk  nil;  niaar  van  Eyek's  oid)e- 
vangeidieid  onll)reekl  er  aan  ;  men  ik'id<e  aan  (k-  Zrncn  Sncnnncnten  in 
Anlweipen. 

Het  ongewone  in  i\v  Mailnniia  hij  de  Eoiilc'tn  en  in  de  /.rrcii  DriK/dcn  is 
<lan  ook  niet  (k'  synil)()hi'k  —  in  (k'  eeuw  t\vi  niysleric-spek'n  kan  dal  nii'l 
verwonderen  —  niaar  \\i  I  de  w  ijzc  waarop  hicr  onik'  iiigrippi'n  lol  icn  geheil 
nienwe  niling  geitiaeht  zijn  ;  iiel  iiieiiwe  levin  waarniee  van  l-",yek  die  onde 
voorslellingen  l)ezield  hi  rll.  Iji  ihi  nioL^i'n  we  ook  \an  zijn   reaiisnie  spreken. 

(')  U.  DK  (ioiHMOSr  I /(•  /,((//;/  .l/;/.s//(/((c.  |):i;^.  1  III  I'lli'i'il  lii'l  Vdlni'iidf  Uorle  jii-hcil  : 

O  Hose  Ires  odorirurnnlc 
i-'.l  vnil  lys  ill-  viri^iiiile, 
VIok'llc  Iri's  llorissniilc. 
Miirf^iicrilc  (riiumilili', 
Marjohiiiu'  lie  |iiiri'lr. 
Hoiiiiirin  I1:iir:iiil  cdiniiK'  IimIiik', 
'  I':ir  l;i  ;^r;inl  elOmeiicc  cl  [lille, 

Ayi'z  pilic"  tie  nui  povrc  ;lnic. 


DE  "  ZEVEN  DEUGDEN  ,.   VAN  JOHANNES  VAN  EYCK 

Van  Eyck  bleef  niet  staan  bij  een  done  aanduiding  van  wat  hij  le  zej^gen  had. 
De  bloenien  die  in  Maria's  beslotcn  hof  bloeien  zijn  vooral  niet  minder 
schoon  om  de  wijze  waarop  ze  weergegeven  zijn,  dan  om  haar  syniboliek. 
In  de  wriemelende  arbeiders  om  Barbara's  toren  steekt  een  even  frissche 
verbeeldingskracht  als  een  scherpe  observatie  der  werkelijkheid.  Zijn  realisme 
hielp  hem  om  aan  onde  gegevens  nieuw  leven  in  te  Ijlazen.  Wat  hebben 
de  groote  meesters,  Rembrandt  vooral,  anders  gedaan?  Daaraan  hebben  de 
Zcven  Deiigden  bet  ook  te  danken,  geen  bloedelooze  ahstracties  te  zijn,  maar 
levendc  menschen  in  elk  van  wie  een  eigenschap  groot  geworden  is.  Dat 
.lan's  realisme  niet  alleen  scherp  is,  maar  ookfijn  en  doordringend,  we  wisten 
hel  reeds  uit  zijn  portretten,  die  zoo'n  nitnemend  psyeholoog  verraden. 
Spreekt  dit  ook  niet  uit  de  keuze  der  personen  die  voor  de  Zcven  Deugden 
geposeerd  hebben  ?  Dat  juist  Arnolfini  als  Diligentia  werd  afgebeeld,  kan 
ons,  naar  wat  we  van  hem  weten,  niet  verwonderen.  Er  wordt  gewag 
gemaakt  van  de  groote  aalmoezen  die  Philips  aan  de  armen  gaf ;  de  gedachte 
hem  in  t  karakter  der  Misericordia  af  te  beelden,  kon  dus  voor  de  hand 
liggen.  Ook  nioeten  we  niet  vergeten  dat  Largilas  (Largesse)  met  Misericurdid 
in  nauw  verband  staat  en  dat  van  Eyck  deze  hertogelijke  eigenschap  herhaal- 
delijk  op  prijs  heeft  kunnen  stellen. 

Psychologisch  zijn  de  Palientia  en  vooral  de  Hiiinilitas  de  schoonste  der 
zeven.  Een  subtieler  realisme  en  van  doordringender  aard  dan  in  dit  laatste 
figuurlje  is  nooit  tot  uiting  gebracht. 

De  keuze  der  Deugden  —  in  tegenstelling  l)ijvoorbeeld  met  de  Deugden 
van  Andrea  Pisano  op  de  beroemde  deur  van  het  Baplistcrium  in  Florence, 
juist  een  eeuw  vroeger  ontstaan  —  werpt  een  helder  licht  op  het  gemoed  van 
.Johannes.  Nauw  blijkt  hij  verwant  met  zijn  grooten  tijdgenoot  Thomas  a 
Kempis.  Van  diens  boekje  gaat  geheel  denzelfden  geest  uit ;  ook  daai-  vinden 
we  de  Palientia  en  vooral  de  HiuniliUDi  voorldurend  en  met  uadruk  naar 
voren  geschoven. 

Hoewel  weinig  in  de  Htteratuur  genoemd  en  ondanks  hun  tot  dusver 
onbekenden  oorsprong,  zijn  de  Amsterdamsche  beeldjes  toch  merkwaardig 
populair.  Men  trel't  ze  veelvuldig  in  afgietsels  aan  bij  menschen  van  smaak 
niet  alleen,  maar  vooral  op  de  ateliers  van  schilders.  Het  is  de  Hiimiliias  die 
verreweg  de  voorkeur  geniet.  En  dit  is  geen  gunst  van  gistei'en.  Zooals  de 
beer  Jan  Veth  eenigen  tijd  geleden  opmerkte  in  «  Onze  Kunst»,  reeds 
Rembrandt  werd  getroffen  door  de  aandoenlijke  eigenschappen  van  de 
Hnmilitas.  En  waarlijk,  er  is  geen  grooter  lof  te  bedenken  voor  deze  simpele 
statuette,  dan  de  opmerking  dat  ze  het  voorbeeld  was  voor  de  zoo  wonderlijk 
ontroerende  Asn(dh,  op  Jacob's  Zegen,  in  het  Casselsche  Museum. 

F.    SCHMmT-DEGENER. 


82 


HOL  rSNI.nVKIlK  NAAR  ONTWEIIP  VAN  A.  \V.  KORT. 


TOEGEPASTE  KUNST  IN 
GRONINGEN 

I.I  fc'iiiyc  rcpiodiitlirs  van  tblo's  naar  wal  door  somniigc, 
in  Groningcn  wcrkcndc,  sicrkiinslcnaars  word  {(cniaakl 
—  ontworpen  -  vocgik  gaarne  cen  woinig  inlichting  en 
c-en  paai-  opniiikingen.  Diibbel  gaarne  omdat  zoo 
ij;eniakkelijk  over  liet  hoofd  gezien  wordi,  hoe  ook  liier 
lu't  goede  en  eerlijke  hedoelen  van  onze  Xederlandsehe 
kunslnijveraars  een  vveerklank  gevonden  hcefl,  hoe  ook 
hiei  niel  goeik-n  wille  en  slevige  kraclit  woidt  gcarbeid  in  vasle  riehfing. 
I)e  hieren  Anion  .1.  Sanders,  A.  W.  Korl  en  F.  H.  Bach,  van  wier  werk 
hier  nola  zal  worden  genonien,  zijn  overlnigden  en  hehben  do  daarnit- 
voorlkomende  lietde.  Die  liel'de  konden  ze  door  hunne  gaven  en  ernstige 
sludien  gestennd,  laten  inwerken  op  wal  ze  maaklen.  Klk  zoehl  op  eigen 
lerrein,  in  veil)and  met  beroep  en  aanU'g.  I)e  lieer  Sanders  is  arehitecl,  de 
heeien  liaeh  en  Koii  zijn  sierkunstenaars.  elk  eehler  op  andere  manier.  Ze 
kwainen  dan  ook  niel  lol  iTnzell'de  resullaat  en  t  gaat  dan  ook  sleehl  oni  ze 
alseen  (liienianseiiap  hij  elkaar  le  noenien. 

Van  hel  werk  der  lieeren  Sanders  en  Koil  is,  stel  ik  luij  voor,  Iieel 
wat  l)ekend  geraakl.  De  vele  tenloonslellingen  waarop  de  firma  Hnizinga, 
de  nienlteHalirikant  alhier,  zijn  prodiiklcn  lie!  zien  onivallen  in  hoofdzaak 
werk  van  i)eide  heeren.  De  heer  Kort,  die  vasi  aan  de  rai)riek  ,,  Ncdeiland 
van  l)e(loehie  lirnia  verhonden  is,  heell  nileraard  een  l)ehingrijk  aandeel  in 
alk's  wal  die  I'ahriek  e\|)oseerl.  Van  hel  (U'coralieve  werk  van  den  heer  Haeh, 
dal  hij  in  giooteii  krin<;  heel  weinig  liel  zien,  zai  men  huikn  de  onigeving. 
waaiiii  hij  werkl  wel  niel  veel  welen.  Ook  zijne  werkwijze  en  de  aard  van 
wal  iiij  doet  (veelal  in  kerkelijke  riehling)  niaken  eene  aparle  i)esehonwing 
noodig. 

De  preslalies  van  hcide  nndeien  zijn   nadei-  aan  elkaar  verwani  :   meei- 


AMBACHTS-  /:  V  A7./  VliRHEIDSKl'XST 


malt'ii   wcrUton  Sanders  m  Korl  aaii  ecu  iiilciieiir.  Hel  gcti  in  merle  was  Jan 
van  den  eersle  en  de  versieide  slollen,  de  ^ordijnen,  't  Initikwerk  waren  van 

den  laatste  ;  wederzijds  was  dan  met 
Will  de  andere  ontwierp  rekening  le 
honden.  In  lateie  lijd  iiiaakte  de  heer 

/eld 


3    iS^52^^^!-     I'^"i'    uitsla|)jes  naar  een   ruimer  v 
^^.  SJSSa555S''r     ^-i"  iiibeid,  hii    Ijepaalde  zieh  niet 


tot 

\ersierende  dingen  niaar  kwam  er  ook 
loe  nieid)els  le  ontwerjien.  Opvalleiid 
is  liel,  dal  liij  ook  liierin  vei'sierder 
gel)leven  is.  De  at'i)eeldingen  van  zijn 
weik  lalen  (lit  dnidelijk  zien.  Bij  veel 
liooi'dzakelijke  overeensleniniing  in  o])- 
valling  is  Sanders'  werk  steeds  gel)le- 
ven  een  iiilvloeisel  van  de  honwknnde, 
(iaaniiede  in  nanw  \erl)and.  Sanders 
tienki  oni  zoo  le  zeggen  eonslriiclie- 
i^ewijs,  iieetl  een  liel'de  voor  de  sterkle 
van  eonstrnelie.  Korl  houdl  van  't 
niooie  \an  versiering,  denkt  zich  l)ij 
liet  ontwerpen  al  lerslond  het  versierde 
voorweip,  ziel  reeds  voor  zich  de  ver- 
sieiingen.  Ik  wil  hiermede  niel  zeg- 
gen, dal  i)ii  de  eene  eonslruelie  of  bij 
de  andere  versiering  als  hijzakelijk  be- 
seliouwd  wordl  —  alleen  bedoel  ik  de 
nadruk  le  leggen  op  hcl  verschil  in 
i)eider  iiitgangspnnl. 

Oni   nn   naasl  hen  den  heer  Bach 
ANT.  J.  SANDERS :  iNT.ANG  vii.i.A  TKVKENDAM       ceo  plaals  le  gcvcn,    nicrk   ik  op  dat 

ook  hij  niel  eenzijdig  bij  hel  enkele 
versiereu  is  l)lijven  slaan  en  dal  hij  niel  geschroomd  heeit  bij  tijd  en  wijle 
zijn  gewoon  terrein  le  verlalen. 

Behalve  zijne  slndien  in  verband  niel  zijne  jjclrekking  lol  de  Academic 
Minerva,  waar  hij  de  lessen  voor  vlakversiering  leidl,  welke  slndien  bepaal- 
delijk  een  slempel  op  zijn  werk  hebben  gedrukt  zooals  ook  hij  wederkeerig 
van  slcrken  invloed  is  op  de  ornamenl-o|)vatling  aan  l)cdoeIde  inrichting  van 
onderwijs,  heefl  de  heer  Bach  vrij  wat  nicer  doorgeniaakl.  Ook  nog  builen 
zijn  zoeken  als  vrije  kuiislenaar,  waardoor  somniige  zeer  verdienslelijke 
schilderijcn  onlslonden,  kwam  liij  er  loe  plamien  le  maken  voor  onderwerpcii 


81 


wiiiACiirs-  i:.\  .\i.ivi:i{iii:ii>sKi  .\s/ 


(Mr  (Ic  boiiwkimsl  r;iUcii.  I'li  \v:i;irvim  iiitl)liiikl  lict  in  itm  |)riisvi:i:i- lirkiooiidc 
SiluK'pinanii-moiumuMil  t-ii  :ils  coiucplit-  I'li  ;ils  (Ici^ilijkc  sliidir  v:m  hoiiw- 
kiiiuli<<i'  s;umMislflliiii>. 

Ill  (k'zi'  koilf  iuiiuliiidiiif*  i^;il 
ik  k'lloops  iKiii  ;  di."  hctrckkiiij^ 
v;in  l)t-d()el(k'  liccrt'ii  lol  de  vci- 
sii  riiiiiskiiiisl  vour  ik  ium  wi'ik 
i^;i  hcspiekc'ii,  omdiil  ikimi-  il^ 
iiueii  diKuin  (.'(.'lu-  vcrkliiiiiii^  \v 
\iiKk>ii  is  voor  dc  wij/.c"  \v;i;ii()|) 
d;il  wcrk  ontslaiil  tii  voor  (k' 
wijze  waaroj)  ik  lirii  [w  spralsc 
hicng. 

l)v  liecr  Sniuk'is  l)oii\V(k' 
in  (k'  sUid  en  (k'  ()iiinu'lan(k'n 
vt'isclK"i(k'n  Iniizi-n,  dir  in  j^nu- 
sli^L'M  /.in  ))ii  hnnni'  oni^fxini; 
al'sk-kcn.  Ze  valk-n  nirl  op  door 
al)noriiiak'  Ijiiilcnsporiglu'don 
in  vorni  en  kleur,  maar  ziin  vv 
zoo  bedaard  niogdijk  nil  en 
kijna  zou  ik  er  toe  konicn,  zi- 
I  rn  \vcinif<  k'  l)odaard  U-  vinik'n. 
wanneer  ik  niel  van  k'  vorcn 
wist  te  mock-n  locj^cNcn.  dal 
lii't  f<eval  er  noudzakelijk  loc 
k'idde.  IU'kciiinj>  dienl  ijrlion- 
(k'n  te  worden  nu'l  (k'  oninc- 
viuf*.  Niel  genoeg  kan  ik'  lut'r- 
seliende  opinie,  aksol  liel  biii- 
tensporige  in  de    hedoeling  der 

nienwere  zoekers  zou  liggen,  jjeslreden  woick'n.  Di'j^i'lijki'  werkers  konien 
ei-  (km  toe  hang  te  wonk-n,  dingen  toe  le  passen,  die  zoo  ^emakkelijk 
extravagances  lijken.  De  vek-  gewroclilen  onder  invk)ed  van  ,,  de  nienwe 
slijl  "  ook  liier  neer>;ei)lakt  lussehen  (k'  van  ondslier  zoo  geliekk-  tinnner- 
mans-archileeliiur  zijii  iinnicrs  sledils  in  staat  oni  achting  aan  te  kweeken 
voor  wat  zij  vervingen,  en  le  iielniiren  wal  werd  gesk)opt  oin  liini  een 
|)laals  le  geven.  Zoo  is  (l;;n  iiij  t\i'i\  iieei-  Sanik'rs  (k'  liedaardlieid  in  zijn 
werk  een  der  kennierken  van    /ijne    iinid  nnenlcele   (lei;eli|klieid     li;    aehl   lie! 


AM'  .1  sANDi.ns.  i!or\v\n:Ksri:n.TK  (aioMXiiEX. 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHE1DSKUNS7 


iiiel  op  mijn  weg  gelegen  liier  over  zijiic  l)ou\vkiinstige  werkzaanihedLMi  nil 
te  weiden  —  nniar  't  schijnt  niij  noodig  op  dnt  kenmerkend  bedaarde  If 
wijzeii  daar  er  cene  vcrkhuing  i„  ligt  voor  /.ijn  interieiir-werk,  waarbij  ook 
de  rustige  kalmlc  opvall. 

Ken  tweelal  huis-in- 
gangen  wil  ik  echtcr  in 
reproductie  opnemen.  De 
eene  is  de  ingang  van  een 
villa  te  Veendam,  de  an- 
dcie  van  een  bankgel)ou\v 
te  Groningen.  Ze  schijnen 
niij  geslaagd;  bet  verscbil 
in  dicnstvanbeidcspreekt 
nit  de  verdeeUng  en  de 
plaatsing  der  onderdee- 
len,  de  rangscbikking  van 
licbt-  en  deurkozijnen. 
Ook  de  verbindnig  der 
ijzeren  bangkapjes  met  de 
natnnrsteen-omlijsling  is 
geiukkig.Hetgehcelmaakt 
een  bescbaafden  indink; 
de  minder  fraaie  lijn  van 
%j  de  letters  in  bet  opscbrit'l 
)oven  de  eene  en  de  niel 
jelieel  gemoliveerde  at- 
V-  \?wi^  ^^''J'^'"S  ^'^n  tic  loodlijn  in 
."^^^^^^^     '"^'f    bovenlicbtraam    \an 


Nil, I. A  I1-:  \  i:i-.M>A.M.  ,\n:nii:i.-()xr\vEUP  a\\\  .j. 


,|,j,  de  andere  ingang  zoii  men 

aiulers  wensclien.  \vi- 
dienstelijk  is  bet  bceldbonwwerk  van  de  band  van  den  beeldbouwer  van 
der  Lee  te  Groningen.  Op  de  afdeeling  van  de  villa-ingang  is  nog  even  voor 
bet  raam  een  vitrage  te  zien  :  volgcns  onhverp-Koil.  zooals  ze  veel  bier 
gebrnikt  worden. 

De  beer  Sanders  brengi  geen  sterk  voorspringcnde  lijslen,  berekeiul  op 
groole  efTekten,  aan.  De  bedaarde  bescbaafdbeid  zon  dat  niet  gedoogen  ;  de 
goede  verbonding,  de  flinke  lijn  met  een  weinig  klenr  als  toevoegsel  geven 
voor  bet  lolaal-aspeel  den  doorslag. 

luMie  albeelding  van  een  kamergedeelle  met  kast  en  fantenil,  die  bierbij 
gaal,  illnslreeil  mijne  opmerking,  dat  de  beer  Sanders  ook  bij  zijne  meubel- 


.S() 


.»  MliACin  S-  l-:.\  MIVIiHIIKIDSKlXSr 

oiitwcrpeii  aiTliilect  1)11)11.  l)c  ri;i;iilic'i(i  van  (II-  kast  is  luicikl  dooi  ik- 
ronstriKlic  zclt,  huiloii  do  vcisic-rinj^/)!!!.  Dc  lijke;  vc'islciiiij>  door  ink'^werk 
van  cl)i)enhoul  staat  wcl  inel  de  coiislriiclie  in  vcrkaiid  cii  k-j^l  vv  dv  nadruk 
op,  is  echter  niet  anders  dan  ecu  toevocf'sei.'^Ook  zoiKk-r  liel  iiik^wii  k  zoii 
de  kasf  een  aangeiiame  iiidriik  makfii.  i)c  vcrsieriiif;  a  pail  zcl;!  iiiils  I)i 
afbeelding  van  de  kasl  van  Koil  laal 
juisl  hot  It'genovfigc'sk'klc  zicn. 

Ik  wijs  ook  als  voorbL'old  op  (k' 
|)laatsingdcivo()inilstekendi.'k'gj<ertjL's. 
(Ik-  de  dckplaal  iiioetcn  dragen  en  op 
tie  Nvijze,  waaiop  door  de  vrijslaande 
zuilljes  als  verlengdeii  van  de  hoekslij- 
len  de  voorspiong  van  liel  hovent^t- 
deelte  zichlbaar  gesteiuul  wordt.  De 
l)e(locling,  le  lalen  zien  hoe  sU'ik  de 
kasl  wel  gemaakt  Is,  spieekl  leislond. 
De  onlwerper  wil  de  kasl  de  indriik 
lalen  geven  van  verzoigde  eonsliiielie 
en  dat  niet  door  de  eonslriiclie  iiit- 
gangspiinl  van  de  versiering  le  doen 
zijn,  de  wijze  van  samenstellini*  zcll 
inoet  nilkomen. 

Hijna  even  slerk  sjjreekl  deze  ge- 
daehle  l)ij  de  I'anleuil  hoewel  geleniperd 
door  gebrniksvoorwaarden,  die  iniineis 
hij  sloelen  dwingender  zijn  dan  l)ij  kasten.  De  hij  sloelen  vereisehle  lielil- 
heid,  waardoor  men  ze  besehonwl  als  geniakkelijk  verplaalshaar,  konil  in 
legenstelJing  niel   liel   slahiele  der  kast  sleik   nil. 

Hel  ameuhlenient  is  geplaalsl  in  een  kanier,  ivenaU  liel  luiis  door  den 
heer  Sanders  ontworpen. 

Oin  niel  le  veel  plaatsrninite  in  le  neinen  nioel  ik  er  van  al'zien  ook  een 
eelkanier  in  reproductie  le  doen  o|)neinen.  Van  een  kntlel,  dal  eveneens 
lypiseli  de  eigenschappen  veiloonl  van  Sanders'  werk.  wordt  hieibij  eene 
allieelding  gegeven.  De  versiering  is  sober  gebonden,  de  bedoeling  valt  even 
(hiidelijk  op  als  bij  de  rijk  ingelegde  kast,  hel  aanlrekkelijke  zit  slechts  in  dr 
(hiidelijk  aangegeven  samenvoeging  dei-  deelen. 

Van  hel  werk  van  den  heer  Korl  vindt  men  bierbij  algebeekl  een  geba- 
likl  kussen  en  een  bovenregel  van  een  spiegel ;  hel  kussen  omdal  ik  meen 
dat  bet  noodig  is  ook  iels  van  het  sierweik  op  le  nemen  van  dezen  knnsl- 
nijvere,  die  van  origine  versierder  is. 


ONIW    .\N|-.  J   SANDEBS. 


.  1 MBACH TS-  E.\  XU VEIIHKI DSKUXS T 

l)e  gconic'tiischc  oniaiiK'iilce-iiiiii;  DiUlccnl  luire  waarde  aan  het  de  aan- 
<l;Rhl  vL'sligcn  op  dc  s;niK'iiv()i'<»ing  volgcns  de  iiaainaad.  De  versiering  dndct 
van  lul  midden  n;r,n  den  land  gaaiide  een  sterker  wordeii  uit  en  bereikt 
liaar  t^roolsle  vasllieid  waar  de  l)eide  zijden  aan  elkaar  vastgenaaid  zijn,  op 
tie  plaats  dns  waar  men  die  slerUle  liel   liei'sle  ziel. 

De  geheeldlioiiwde  spiegeliegel  geel't  een  aardigen  kijk  op  de  hedoeliiig 
van  den  lieer  Koit.  Allereersl  al  onidal  liet  niogelijk  l)lijkl  dil  Iragmenl 
alzondeilijU  le  liouden.  v.aaiiiil  men  /iet  dal  voor  hem  de  versiering  iels 
anders  is  als  voor  i\v\\  lieii  Sanders,  van  wiens  weik  een  a  part  versierings- 
onderdeel  lieil  wiinii^  zoii  zegi^en.  Maar  ook  laal  liel  fragment  de  golvende 
en  toeii  slrakke  lijn  zii'n  waaiin  Ivoil,  en  nieeslal  met  goed  siicees,  strengheid 
en  eleganee  le  vereenigen  zoekl. 
11- „ .„.,,„./ 1  D-  i>K  Vhii:s-Lam. 


NAAI.nWICISK 


ONI  Wr.nP  A.  \V   KOItT. 


88 


KKTKAMl.i.  1 


. iioL  I'  I.N  i,i;r.i-.N 


\  AN   I'l  N    l;usi.M 


EETKAMER-AMEUBLEMENT  TENTOONGESTELD  OP 
DE  25-JARIGE  FEEST-TENTOONSTELLING  VAN  DE 
RIJKS-NORMAAL-  EN  DE  KUNSTNIJ VERHEIDSSCHOOL 

^^—j-^,^^^^,^^  J  I.  ari)ec'l(liiii^cn  i^i'vcn  UijUJcs  in  vvnv  ci'tkiinu'i-,  onl- 
^■U<^<t^^Ki^J  woipt'ii  (looi-  .lac.  I\  van  den  Bosch  cii  iiilj<cv()cicl  in 
(k-  w  cikplaals  van  «  liet  Hinnenluiis  »  le  Anistcrtlani. 
I  Id  I)iil1el,  van  eikcnlioul,  met  cl)l)enhoiit  veisierd 
liicdl  (l()()i-  (Ic  indccling  f»roolc  l)ergruinile.  Allc  daarin 
i)c\vaar(lc  ccl-  en  drinkbenoodigdiieden  zijn  gevrij- 
waaid  voor  iu-l  dagelijks  in  oik  verlick  diijvend  slot'. 
Door  eene  gelukkigc  ()])lossing  en  verdeeling  van  dc  uilwendi-'e  vlakken,  is 
't  onsmakelijkc,  lict  nieul)cl  eene  le  gioolc  kisl  te  doen  scliijnen,  veinieden. 
Ook  (le  talV!  is  door  liaar  geniakkclijk  vergroolen  van  liel  i)la(!  zeer  ten 
gerieve  van  den  gel)riiiker.  I)e  lanii)riseering  is  ecn  eikenlioiileii  raainwerk,  de 
pancelvlakken  l)esj)annen  met  goudokerkieurige  stol'.  de  \van(ii)ekleeding 
daarboven  van  cen  speciaal  voor  genoenide  inricliling  geweven  Uaineli  (')  slof 
van  crcnie  klenr  met  geel  palroon. 

Ook  liet  l;i|)ijl,  stoelen,  llieelarel  en  veel  van  de  verdcre  retpiesiten  is  naar 
onlwerpen  van  van  den  iioscli  vervaardigd.  Met  gelieei  tiroeg  liel  intieme 
karakter  van  eene  gezellige  iuiiskamer,  niellegenslaande  iiel  lentoongeslcld 
was  in  een  miiseumzaal,  en  we!  doordal  <le  onlwerpei-  door  eene  looze  nninr. 
waarin  een  Iraai  liclitraani  de  groolle  der  kamer  en  liel  liciilvallen  naar  zi Jne 
wil   geseiiikt   had,   iels   wat   zeker  navolging  verdienl.    Miisenm/.alen  wordeii 

l')  Hniiu-li  of  Unmic  vczol  ( Holiiiiciiiij.  [Hi;i).i. 


89 


.  I  MBA  CI  1 7  .S-  EX  M.I  1 1£HHEI  I  >SK  I  XS  T 


Ei:TKAMi:ii-AMi;inr.KMF.NT 


JAC     \  AN   DIN    liOSC.II, 


niel  i<el)()u\v(l  om  eriii  k-  liui/cii.  "l  (iczcllii^L'  i^aiil  door  lo  i^rooLc  ;il'nu'liiii*cii 
en  lo  ovcrvloodig  liclil  verloreii. 

I);il  iilk's  \v;is  oiKkTscliej)!  iloor  (k^  l)elfiX'  inriclilini^  v;m  dil  MTlick  in 
ocne  ziuil  \an  hcl  (K'nu'cnlenuiseuni  te  Amsterdam. 

I);u'ir  was,  k'r  t;i'k'i>t'nlu'id  van  hoi  25  jarii*  jidjiknini  van  ilc  KiJUs-Xor- 
niaalschool  on  (k-  Hijkssoliool  vooc  Kunslnijvorhoid  liel  work  \an  ond-k^Mlin- 
i»on  dioi'  inriolilinocMi  lonloonj^osk'ki.  Van  do  Rijkssoliool  voor  Kunslnijvoilieid 
is  (\v  onlworpor  dozor  kainer  k'oiling  i^owoosl.  Zijno  konnis  in  iiol  nionholvak 
<k'od  iiij  daar  oolilor  niol  op;  ovonniin  andoro  ond-loorlingen,  dio  zicli  ilo 
wonini^-inriohling  lot  arl)oidsvo!d  l<o/.on.  Toon  liij  or  iooilin<<  was,  word  liol 
vak  \an  nionholonlwoi  por  sliolinoodoilijk  l)edookl.  Eon  k'oiaar,  (k)or  't  Rijk 
aant^osloid  oni  Ixjuwlcundo  lo  ondorwijzon,  riohtlo  als  loogiil  (k'  loorlingen  af, 
wior  dool  licl  was,  nioiil)oln)akoi'  lo  worden.  Wol  gal' do  soliool  lion  do  bogin- 
solon  dor  vorsioringskiinsi,  niaar  van  oono  bepaaldo  vakstndio,  gaande  langs 
oono  door  i\v  praklijk    aangowozon  wog    was  goon  s|)rako.   Do   looriing  wist  l)ii 


90 


AMiiAcirrs-  i:s  \i.i\i:iiiii:ii>sKi  ssr 


'I    vi'iliikii    till     school    \cil,    /.III'    Mil,    /(.'Us    •>c'l)()<)iU'    rn    sliTJIi'    (l:il:i    v.m 

hiroc'iiiili'  iiH'iii)t'imiil<i'is,   imiar  v;in   t  nuileriaal,  wiuii'iii   liij   werkt-n  moi-st, 

van lU"  roiislriictie  daai- 

vaii    iiad    liij    nooil    j>t'- 

liooiil.    Wi'l    kciuk-    hij 

M'rsifiiiii;i'n.    Iioutsiiij- 

wcrk,  iiilcgwi'ik,  iii  wal 

nu'Ci'   aan    eon    nifiil)i'l 

loi'fjepasl    Uaii    wordin 

inaar  iioo  wil  liij  dir  lii- 

j^rijpiMi,     als     'I    l)iL;ri|) 

iiaar  dc  fcnvoii(li<*r  sa- 

mi'iisti'lliiii*  oiilhii'fUl  '.' 

I)r     wi-rUplaalsi'ii     /ijn 

coniini'rcii'olf     rn    niil 

|)ai'daj;o<^isilu'      inriili- 

lingen.   Ik'l  volgiii  van 

eon    gord    doordachli'ii 

leorganj;     is    daar     nici 

inoj<t'lijk.  Dal   nioi-l    v\\ 

kan  t'lMH'  siliool  j*t'\i'n. 

Ik'l  wiiki'lijk  piat- 
tiscli   onik'iwijzin    van 

di-  llieoiii'  van  lii'l  nieuki'lvaU  hrliooil  aan  di'  Uijkssiliool  voor  KunslniJM'i- 
lirid  lluiis.  Ik'l  vak  helioorl  ondrr  dr  vooinaanisir  diT  anikailiU'n  rn  is  als 
k)l  knnshnnharhl  aan^i'we/cn.  l-^n  daar  di'  loi'slandcn  liiriin  noi;  /ijn  als  in 
(le  k'crtijd  van  i\v\\  onlwcrpiT  df/iT  kaniiT.  inai>  aanvnllini;  van  lii'l  k-spio- 
i^iani  in  dt'/i'    nii-t   k)l  dc    vionic    wcnsclicn  lilijvcii  kcliooicn. 

M()i»c  dc/c  jni)ilcnnik'nk)ons(cllini<  dc  aandaclil  van  ankirilcik-n  ^cvcsli^d 
liclibcn  op  (k'/c  Ic  kcticnrcn  Iccnilc.  Dan  kan  dc  sciiool,  voof  2.')  Jaicn 
j^csliclil,  nu'dc  hijdra^cn  k)l  dc  M'icdclini>  \an  licl  /oo  scliaaiscli  bcdccidc 
vak  van  den  mc'iil)cl()nl\vcri)ci-. 

V.   1. 


mil  IT  IN  KIKKN  1;N  KBBKNHOl  T 


J\(.    \  AN    in  \    IIOSI  II 


EENVOIIMGH  KOPEREN  OEBRUIKSVOORWERPEN  VAN  JAN  EISENLOEFFEI. 

NAALDWERK  -  CREFELD 

.1  is  iH'ii  janr  ol  iliio  gelcHlcii,  dal  wij  in  (".lef'eld  waren 
lijdeiis  ecu  li'iiloonstellino  van  Icunsl-naahlwerU  in  dc 
K6nit<liciio  (ie\vel)c-Sanimlung. 

Hi.ii>een  wij  loen  zagen,  was  ver  \an  iels,  wat 
l<nnsl  lieeten  mag,  en  nil  or  wedei'  cen  (entoonstelling 
aangekondigd  werd,  inleresseerde  hot  ons,  oni  er  even 
luen  tc  gaan,  Iv  nicer  daar  er  weik  was  van  de  Dres- 
dener  lentoonsleiling  v\\  nil  Weeiien.  Al  dadelijk  trof  hel  ons,  dat  er  een 
groot  verschil  was  liissclien  iiel  werk  van  loen  en  nil.  Men  kon  duidelijk 
merken,  dal  de  aUjemccnc  geesl  in  Dnilscliiand  onder  den  invloed  was  geko- 
men  van  hel  slreven  der  nijverheids-kunslenaars.  Over  het  geheel  een  een- 
voudiger  zin  —  maar  loch,  er  ontl)rak  nog  veel,  zoowel  wal  kleur  als  begrip 
v(tii  ornament  aangaat.  Er  was  wel  een  slreven,  maar  hel  leek  nog  vast  te  zitten 
in  eigeii  onbegrepen  ideeen.  De  techniek  was  meeslai  uilslekend,  en  soms 
zelfs  aardig  bedaehl.  Het  l)esle  werk  was  dan  ook  we!  dal,  wal  door  de 
techniek  gehonden  was  —  o.  a  weefwerk  volgens  PZgyptische  of  Yslandsche 
werkwijze.  Hier  waren  de  patroncn  al  nil  den  aard  der  zaak  iieter  terwijl  de 
kicnren  een  mecr  haiiiioniscli  <<eheei  voiniden. 


92 


1  Mil. I  CUTS-  i:.\  Ml \  i:niii-:i i >si< i  ss r 


Uit  Weenen  was  o.  a.  wei-lwi-i  k  nil  VL-isrliillfiul  soorl  Itand.  vriwnkl 
tot  eeii  stof  voor  heercnvcslcn.  I)i/.f  op^aaf  was  natiiiiilijk  zci-r  slieii}>  l)i- 
'M'ensd,  want    j^ccn    iiuiii    in   wt'sklijl^    ICiiiopa   zai    zitli   k'ciu'ii    tol     t  <liaj<i-M 


EEWOUDir.E  KOPERKN  (WCBHL  IKSVOOHWKIIPKN  VAN  JAN  ElSKNr.OKI-I-KL. 


De  voorwerpcn  jijn  zoo  onlworpcn  (l;il  zc  gchccl  ilo 
rood  koper. 


zijii.  Il< 


{jjecl  ol 


van  l)iiilL'miissioe  patroiK'ii  ol  kk'nrc'ii.  Ilcl  1 1.  siillaal  was  tiaaidoor  zutT  gocd 
—  iiiaar  dezclt'de  werkwijzf,  locj^i-pasl  viijelijk  op  t'vn  kiisscn,  was  weor  liooji-st 
onbevrcdigend  door  dc  volstrcktr  al'wezi<>lu'id  van  rriii^  (kiikljceld,  in  dc 
eersle  plaats  aaii  wclkc  fisclioii  ccii  kiissfii  mod  voldoon  (.'ii  ccisl  in  ilc 
Iwccdc  plaats,  hoe  't  oinanicnl  zicli  daariiaaf  Ir  voegcn  lifcll. 

No^  niaar  al  te  vcl'1  was  drze  nu'i.'iiiii<»  de  lieersclundc.  dat  cin  voorwcrp 
bestaat,  oni  vcrsicrd  k'  wordcn  en  nicl,  dat  I  oinainent  dienl  oni  de  selioon- 
licid  van  'I  vooiwerp  sk-eiits  le  \eilu)oj^en. 

Docli  desniellef^enslaande  voell  men,  dal  er  in  Dnilsehland  veel  en 
ernstig  {^cworkt  wordt.  De  vooiuitgany  in  die  drie  jaren  is  zeker  niet  gering. 

Van  de  Gewel)e-scluile  koniend,  l)raeliten  wij  pog  een  l)ezoek  aan  I  Kaiser 
Willielm  Mnsenni.  Toevallig  werd  daar  een  kleine  lentoonstelling  in  ortle 
gemaakt  van  werk  van  (liislav  I'ariz,  icn  Joiil;  kunsk'iiaar.  die  voor  den 
eersten  kecr  exposcerde. 


93 


.  1  MB.  1  ^.7/V.S-  E.\  M.I  VEHHEIDSK I  SST 

Al  (lack'lijk  l)ij  l  biniieiilrcdeii  wcrden  wij  gelrofTen  door  ceii  zeUrr  ids, 
dill  wij  in  (!(.■  (ie\voi)e-solnile  over"!  gelieel  gemist  hadden. 

Aiin  (Itii  wand  hingen  eenigc  serieiise  leeken-sludies  van  l)loemen  en 
planU'ii,  ().  a.  vvn  goede  teekening  van  eeii  schei'ml)loeni,  bekeken  volgens 
"t  plan  van  liaar  giotMvvijze  —  iiitslralend  in  cen  grooten  cirkel  —  de  bloempjes 
zflvc  ook  woc'i-  in  cirkels.  De'rgelijkc  teckeningcn  verscliaf'tf  den  jongen 
kunsU-naar  de  molieven  om  de  ontwerpen  le  maken  voor  de  koperen 
en  eeraniische  voorwerpen,  \()()r  Ijordum-  en  l)atik\verken.  welke  hier 
uitgestald  waren. 

Wij  vroegen  eenige  inlielilingen  aan  een  jongen  man,  diedaar  liezig  was 
en  de/.e  hleek  zell'  de  ontwerper  le  zijn.  Hij  veilelde  ons  mel  Irots  dat  hij  een 
ieeiling  was  van  J.  Lauweriks,  onzen  iandgenoot.  nu  werkend  in  Dusseidorf. 

Zie,  dal  was  aaidig,  hiei'  de  invlocd  le  zien  van  den  geesi  van  een  der 
onzen.  lui  lioe '.'  iiier  was,  hoewei  no.i>  Jong  en  onrij|).  een  opgewekl 
Icix-n  :  iiier  vonden  wij  een  juisl  l)egiip,  ei'n  warnie  liefde  en  helangslelling 
voor  voorwerp  en  versiering.  Xergens  oppeiviakkig  geknulsel.  Janinier  alleen, 
dal.  hchalve  1  l)alik\veik,  niels  door  i\v\\  onlwerper  zelf  uilgevoerd  was,  maar 
vervaardigd  in  verseliillende  l)ekende  wcrkplaalsen.  I  Is  nioeielijk  instruclies 
zoo  le  geven,  dal  ze  volkonien  l)egiepen  worden.  Men  kan  zieli  in  een  vak 
niel  heler  inweiken,  dan  wanncer  men  l  zell'  Ijcoelent  —  en  daar  hel  niel 
mogelijk  is,  alle  vakken  le  gelijk  le  omvallen.  zal  ook  hier  alleen  beperking 
kunnen  voeien  lol  grooler  onlwikkeling. 

Inlusselien  alien  lof  aan  onzen  landgenool,  die  zoo  zijn  ideeen  weet  le 
planlen,  dal  er  vol  en  Jong  leven  aan  ontsprnilen  kan. 

E.  S.  v.w  Rkeskm.x  en  Xiekstrasz. 


.i.\N  i;isi;Ni.()i:ri'i;i. 


94 


KUNSTBERICHTEN 


(VAN   ONZE   EIGEN   CORRESPONDENTEN 


UIT  AMSTERDAM   i  ^ 

I.  N  r  ()  ()  \  s  T  I-;  L- 

I.  I  N  (.  I-:  N  yL.^  llil 
ilswcik  Villi  (If  Zwiii'l. 
ihil  ii;i<icnoc}{  vollcdifi 
hij  van  (lonh  Wfrd  It'll. 
IcMHi  {^csleld.  was  bijnn 
ci'ii  (i|)cni)ariiii^ :  in  ieik-i- 
j^eval  Inaclit  liel  vcriu'hk'i'inj'  in  do  ap- 
jirecialif  van  dczcn  stliildci-  —  /.ijii  (.'iycii- 
NcluippcMi  wareii  er  /uivcrdcr  in  oiilwikkeld 
<lan  ill  ecu  fjroot  dcci  van  /ijn  scliildci  \\  t-rk. 
I)c  kiaclildadiglieid  van  hand  beUiondf  ci- 
zicli  in  sirakker  cnergic.  in  voldoiif^iMici 
slelligheid.  Daarliij  wenl  lu-l  duidclijk.  dat 
<le  Zwnrt's  lioedanighedi'ii  /.icli  uilncniind 
kuniicii  riclilcii  lot  bcoori-ninf?  van  dc  cls- 
kuiisl.  Ilij  lieefl  wcikolijk  vi'isclieidcnc' 
ciscn  ({eiiiaaki,  die  als  {^ezond  en  karakler- 
vol  werk,  tol  iiet  liesle  knniien  tieickend 
worticii,  wal  Icgenwooidi";  daarin  wordi 
voorlj^ehi  aehl.  I)e  kraclil  van  iiildi'nkkin<{, 
<le  klciiii};e  ed'celen,  die  liij  dikwijU  kan 
lierciken,  zijn  niel  van  de  orde  dier  wrakke 
:iaiilokkelijklieden.  weike  door  de  noed}4uii- 
stigc  werkinj;  van  liel  slerkwaler  zoo  •{oed- 
koop  vcikrijgbaar  /ijn.  <)i>k  kwaiii.  iloor 
liet  {^ewiclil  van  de  /.elfslandij^e,  bepalende 
lijii,  ge^jrifl  in  hel  kopcr,  bier  nil  de  Zwarl's 
y.iii  voor  de  plasliek  der  dinyen,  en  zijn 
vaste  band  van  leckcncii.  \'.r  was  bijv.  ecu 
plant  met  bondensliidie's,  en  xe  wareii  van 
ecu  verrassende  lypeerinj.{  met  rake,  klare 
tcekcnin<<.  Onder  de  landscbappeii  wnreii 
tT  velc  trellcnd  oni  de  kloeke  <{rcep  en  de 
kraclili<^  aan<{ebuuden  nitvuerijjbeid.  Van 
iiianierisiiie  bleven  ze  vrij.  boe  iianwlellend 


de  idiseivatie  bij  liel  detail  veiwijide.  Mr 
waieii  editor  ook  platen  van  lecrder  be- 
weikiiit;,  waar  de  naald  lucblif^cr  over  bet 
kiiper  scliecrde,  niaar  daar  ook  bebieid  de 
teekeiiiii-^  kanlijilieid.  vergiii-icn  de  lljiie 
lonen  niet  in  ijl  t>ewaas.  Waar  de  /.wall's 
veiilienslen  lijjficn,  koiiil  welliebl  in  zijn 
elseii  bet  diiidelijkste  nil,  en  me  dnnkt  dat 
bij  niel  /.onder  siicees  de  bedendaajiselie 
poj;iny  van  klenr-elsen  zon  kunneii  oiider- 
neiiien. 

■:^^Pi  ^^'^^^-J^^  •f.ti  ^^  '$1H  ^9i  ^9i  sg,f> 
IIaui  NiiMiitKi  e\p(pseei<le,  met  cen  kloiii 
aaiilal  sebilderijen,  de  lesnllaten  van  eeii 
sUidielocbl  door  Diiilsebland.  bij  Hulla. 
Oin  dt  ^rondbarli^lieid  van  meeiiiiijj  en  liet 
reclilsebapeii.  vidhardende  sireveii  iiaar 
een  welbewnsi  doe),  fs  bij  een  der  mecst 
synipalbieke  onder  de  joiifjere  sebilders. 
haarom  wil  men  altijd  een  uil}>roei  bij  hem 
blijveii  verwaeblen,  die  zoiider  voorbehoud 
beviediKen  kan.  Wat  bij  Iraelit  le  bereikcn, 
is  wcl  zeer  keiinelijk  als  mooie  bedoeliii<<. 
doeli  noH  slcebls  broks<;ewijze  kan  bij  bet  in 
zijn  (I'livre  Iriomraiitelijk  aanwijzen.  Mr  wa- 
reii op  deze  exposilie  enkcle  werkeii  die 
bloeieinler  •^eUiif^enis  gaveii  van  zijn  deujjile- 
lljke  iiispaniiin;<.  dan  in  zoo  nieni^  aiider. 
waarde  seiisalie  van  den  schoniibeidszocker 
te  zeer  wcrd  arge|>lat  door  de  stelselmalige 
jiraklijk  van  den  schilder.  hoe  beniiiselvasl 
die  oidv  zijn  mogc.  Nibbrig  heefl  in  zijn  V(d- 
hardeiid  tracbteii  naar  iiildrnkkin^  van  hel 
klare  bnilenliebl,  waarin  bij  de  kleureii 
snietleloos  van  verf  wil.  (een  Iraehleii  abso- 
luiit  van  on/.eii  lijdook  de  doellreireiidheid 
van  zijn  zeer  beweikelijke  nulliode  iiagewo- 


KUNSTBERICHTEX 


geii  — zijn  poinlilleeien  is  in  dc  nicestc  dezer 

schiklerijcii   gcwijzigcl.    De   toepnssiiig   dor 

wet   van    de    onderlinge    tegenslelling   der 

zelfslandige    kleureii,    vooitljrengeiide    de 

natuurlijke   samensmelting   lot    den    kleur- 

schijii    der    dingeii,   zooals    die    ontstoken 

Nvordt  door  de  aanrakiiig  van  hel  lichl,  ge- 

schiedt  bij  hem  wel  eens  op  le  zeer  nieet- 

kundig  rangscliikkendc  wijze.   De  rede  en 

het  bewuste  leiden  dei-  handeling,  moeten 

allijd  ter  gelegener  tijd  kuiinen  wijken  oni 

den  drang  der  natiuirlijk  wellende  gewaar- 

wordingen   in    een   inslinctniatige   daad    tc 

doen  beslissen.  Wat  meer  warinte  kon  ondcr 

de  beraden  bedoelingcn  van  dezen  rechtzin- 

nigen  zoeker  uitgloeien  Zooals  ik  zei.  waren 

hier  toch  soniniige  werken  waarin  werke- 

lijk  fonkeling  van  tastbarc,  liclitende  kleu- 

riglioid  viel  waar  te  nenien.  Dit,  wat   den 

iiieei-  niaterieelen  kant  van  Nibbrig's  kunst 

beoefening  betreft.  Want,  er  valt  nog  op  le 

nierken,   dat   van    deze   uitheemsche  land- 

schappen  met    hun    grootsche    proportie  s 

niet   dien  indruk  van  hun   karakter,  in  liet 

ontzaggehjke,  uilging,   hoe   nauwgezet  aile 

cigenaai-digheden     der  plaatselijkhcid   zijn 

waargenomen,  en   getrouwelijk   afgebeehl. 

Het  kijken  had  zich  wel  is  waar  verdiept 

in  studie,  niaar  van   visie  weinig  blijk.   Er 

werd  geniist  de  beheerschende  niacht  over 

de   groole    lijnzwenkingen,    die    de    hoog- 

golvende  heuvelvlakten  grenzen  zetlen  zal, 

de   breede   samenvatting  der   verscheiden- 

heden  van  kleur  naar  de  voorwaarden  eener 

luchtperspectief,  waar  de  horizon   onniete 


UJT  AMSTERDAM  —  UlT  BRUSSEL 

cft»i  ^  a^c^  ^  ^  ^  a^  ^ft  ^^  ^ 
ODD   UIT   BRUSSEL  n  n   n 


\  1)E\  KUNSTKRING  Jt 
J  EXTOONSTELLING 
VAX  WERKEX  VAX  WIJ- 
L1-:X     LEON    ABRY     EN 

VAX  eik;ar  farasijn 

<♦  Van  den  betreurden 
Leon  Abry  valt  er  weinig 
meer  te  zeggen.  Wij  kennen  alien  hel  talent 
van  dezen  aardigen  verteller  van  het  solda- 
icideven  in  een  onzijdig  land  en  schatten 
het  op  de  juiste  waarde.  Leon  Abry  heeft  uit 
dit  leven,  leuke,  pikanle,  goed  geobser- 
veerde  tooneeltjes  welen  te  halen,  die  hij 
met  een  zekere  koketterie  geschilderd  heeft. 
Edgar  Farasijn  kwam  met  een  geheel 
niciuve  en  rijke  expositie  voor  den  dag. 
Deze  begaafde  schilder  is  er  merkwaardig 
op  vooruit  gegaan.  Hij  was  begonnen  met 
wel  lievc,  wel  aantrekkelijke  stukjes,  die 
Liilsluilcnd  met  t  oog  op  den  vlollen  ver- 
koop  waren  gemaakt  (zooals  't  geval  is  met 
zoovecl  kunsl  te  Antwerpen  en  in  andere 
zee-  en  koopvaardij  havens).  Maar  al  spoe- 
<lig  ging  liij  zelf  tegen  deze  al  te  groote 
koopmansneigingen  in,  en  slap  voor  slap, 
met  lelkeiis  hernieuwde  inspanning,  verhief 
hij  zich  langzanierhand  tot  ware,  groote, 
zuivere  kunsl.  In  den  laatsten  tijd  imponeert 
zijn  persoonlijkheid.  Hij  is  nu  bepaald  een 
van  onze  heel  goede  zeeschilders  en  behoort 
tot  onze  beste  beschrijvers  van  hel  nederige 


lijk  verglijdl  van  plan  lot  plan.  Dit  is,  geloof      ^'^'^•even  en  dat  der  armen  op  het  land.  Hij 


ik,  niet  in  Nibbrig's  vermogen,  wiens  aard 
meer  naar  het  inlieme  neigl  van  holland- 
sche  dreven  met  korenvelden,  gelijkvloers 
in  bescheidener  proportie's,  vredig  be- 
glansd  door  het  heldere  lichl  van  een 
zomermiddag.  Ook  danr  is  een  plechlig- 
heid.  \V.  S. 


beschikt  over  emotie  en  kraclil.  Hij  is  een 
kolorist  en  een  dichter.  Hij  ziet  juist  en 
voelt  heel  diep  wat  hij  ziet,  en  zijn  slukken 
deelen  ons  lets  van  dien  gezonden  vrijen 
indruk  mede,  die  de  schilder  zelf  bij  't  zien 
der  naluur  heeft  gevoeld.  In  den  Kunstkring 
waren  er  uitstekende  dingen  van  hem,  een 
landelijk  tooneel,  in  de  nabijheid  van  Eind- 
hoven, in  de  Kempen,genomen  :  twee  boeren 
die  hun  koeien,  die  aangespannen  zijn  v66r 
den  ploeg,  meevoeren  naar  de  purperen 
heide,  die  onder  den  zilvergrijzcn  avond- 
hemel  ligl.  Dil  is  inderdaad  een  meeslerstuk. 
t  Zelfde  kan  gczegd  worden  van  zijn  Schel- 
peiwisxcliers    en     twee    slukken    die    beide 


96 


K[:xsri;i':iii(:nii:.\ 


III  lUUSSEL 


hcl/.i-Uik'  plckjc  vooislcllcii.  cciimM;!!  in  den 
novel  cii  cfiimnnl  l)ij  dalcndi-  /.on.  l  l-k'isle 
is  in  licorlljk  oranjc  loon,  ci-n  diT  licvclinHs 
IvlfurxMi  Villi  di-n  mceslfi-,  \v;i:iivaii  liij  altijd 
ecu  vooiilccli"  f^ebrnik  wi'cl  tc  niakcii.  Vci- 
ineldeii  we  vcrdcr  witg  /.ijn  W'rak,  dal  we 
a!  op  (if  lcnU)onsleliin}4  li'  (lent  j^czicii  liad- 
(Icn,  (ic  lianU  met  de  oiule  Visschers.  t\v 
Teruykeer  tier  Sloepeit.  ccn  Urani-i  Xiilic- 
[ituird,  dt'  lleddiiujbotti,  Xcllenhoetslers  en. 
in  ecu  {^elieel  aiuicr  •'annua  j^elioudcii,  ecn 
lieeiiijke  Xachtimpressie,  met  eon  llikke- 
rend  liclil,  de  eeiii{4e  kiaarlc  die  in  de 
scliadnw  waakl.  Over  'I  ■^clieel  >^enonieii 
een  exposilie,  die  nicl  in  ■>ei)reke  zai  l)lijven 
oiii  wijdiiifi  Ic  geven  aaii  den  rdcp,  die  llians 
reeds  van  de/.en  eerliiken,  opreclilen  kiin- 
stcnaai'  nilfiaal. 

IIKT  SAI.ON  DEH  AQLAHKI.i.lSTi:N  > 
/O^  De  47'ak\varellenlcnlo()nslellin}^  lieel't 
ons  in  de  gele}>enlieid  i4esleld  om  naasl  ecn 
j^roole  verselieidenlicid  in  onder\vcr|)  en 
procede,  van  vcle  eerlijkc,  middclnialij^e  wel 
aar(lij;e  slukkcn,  cnkele  andcre  le  hcwon- 
dcreii,  die  indcrdaad  f^rool  van  allure  waren, 
waarvan  de  slijl  ons  Irol"  en  diede  diiif^cn 
op  ecu  iiicuwe  en  eij>eiiaai'di^e  inanier 
voorslclden. 

De  ordc  volneiui  van  den  kalaiooj",  noeni 
ik  in  de  eersle  |)laals  den  Kn<;elscliniaii 
Maiilell,  die  er  looncclljes  en  lypcn  had.  die 
liij  nil  hicla}>ne  had  nice}<ehrachl  en  mel  een 
vasllu'id  en  een  syiiipalic  had  wecif^Cf^eveii. 
<lie  {^ewooniijk  vicemd  hiijven  aan  den  cen- 
voudif'  nien\vs}<ieiij;eii  toerisl.  IJaseleei'.  dc 
Aniwei  psche  kuiislenaar,  idijll  allijd  Iroiiw 
aan  zijn  droevij'-f^roolsclic  .Schelde,  waar  liij 
nieer  en  nicer  in  opgaiil.  Dc  Iloliandei'  Hreil 
iier  was  cr  met  een  van  zijn  Werk-  ol'licver 
Hard  /(i/»o((;- paarden,  die  noedc.  f^ednldiiie 
veel  }<eplaaf;de  diereii,  die  nieinand  biiilen 
C.onslanlin  Meimier  mel  zijn  Mijiiiiiiaril,  zoo 
henrepeii  en  met  zoovccl  j^oediieid  \veer)4e- 
geven  heen.VcrdcrDelaiinois,  ecu  hieraliscli 
dicliler.  die  allijd  in  ile  huiirl  van  Henijn- 
lioven  en  sc-hcnier-donkcre  kerkcn  lond- 
zwerl'l  en  Mevrouw  (iilsoni,  die  veel  lioudi 
van  hloenieii  en  van  slillc  lioekjcs  —  van 
aardi"e  Ijinnenhnisies  cii  dc  Ixmlc  flora  van 


lict  schooiie  Vlaamschc  land.  Maurice  llagc- 
iiians,  die  door  dric  heel  levcndc.  heel  suf"- 
f^eslievc  dockcn  vcrlcKcnwooriliijd  was, 
Ciaslon  l.aloiichc,  (Icorf^c  I.eiiiDicn,  allijd 
ecu  hcetje  ecn  precious,  maar  cerlijk  mees- 
Icr,  .\niedce  Lynen,  een  arcliaiscli  realisl. 
die  allijd  inlcrcssani  blijl'l  en  allijd  op  nictiw 
aardif^c,  niciuvc  din(<cn  wcel  le  viiiden. 
Alex.  Marcelle,  die  zijn  akwarolleii  wasclil 
nu'l  dozeU'de  aulorilcil,  waarvan  hij  zoo 
vaak  in  zijn  olicvervcn  hiijk  licen  gcf^evcn. 
Karel  Merlcns,  <lie  con  prachli<4  Ilollandscli 
/'<«(/■  tcnioon  had  gosleld,  ecn  dcrhesle  din- 
gen  van  doze  exposilie;  Slaccjuol  lovcrledein. 
Louis  Tilz,  L'yllcrscluuil,  Zilckeii,  enz.  cnz. 

We  nicrklcn  ecliler,  oiii  alleeii  maar  den 
naain  van  I'rans  van  l.oeinpullcn  le  noenicn. 
dc  alwczighcid  van  cnkele  onzcr  licsic  wa- 
lei  vci'l'scliilders  op. 

Daaicniegcn  ligurcerde  .lacol)  .Sniils.  die 
in  den  kalaloog  vergclcn  was,  er  nicl  een 
niagistraal,  ik  diirf  wel  zeggen  ecu  inccslcr- 
wcrk  :  llel  I'orlret  luin  een  Join/eii  num.  zoo 
ai  islocratisch,  zuo  goed  van  uildrukking  en 
hij  zijn  landclijke  ccnvond  zoo  juisi  verlichl, 
dal  we   I  nicl  lichl  zullcn  vergclcn. 

^,9i  i^»i  ':$,9i  ^Pi  -:^f5  -^Vi  ^9i  ^:^»>  ^9i  ijz.fj  ^^9i 

ri:NT()ONSri:Ll,lNC.  van  DKN  SlLLON'r. 
/.^  Dcze  exposilie  licell  ons  cigeiilijk  niels 
iiicuws  gchraclil.  Wel  is  1  waar  dal  we  ons 
in  dezcn  lijd  van  iiiipressionisiiio  on  l  zicli 
Icvrcdcn  slcllen  mel  den  schijii,  zonder  hcl 
wczen  del'  kunsl,  van  liel'dc  voor  de  vick 
en  den  loon,  om  den  Uxni  en  de  vlck  zclvc. 
zonder  eenigc  cdcle  ol  hoogc  weergave  van 
wal  hoog  en  cdcl  is.  .  maar  nicl  al  Ic  vccl- 
cisclicnd  moclcii  looncii. 

Uiiissel  kriocll  legeiiwoordig  van  goctic 
schildcrs  zonder  nicer,  van  scliilders  die 
naiiwelijks  kunslcnaars,  licclciiiaal  gecn 
diclilcrs  en  nog  vcci  minder  dciikcrs  zijn 
en  die  allc  mogclijkc  gevoelighcid  misscii. 
hchalve  die  van  hcl  oog.  l-!ii  dc  bcsic  van 
doze  virluoscn,  dc  sloulsle  en  krachligslc. 
verccnigcn  zicli  in  dc  grocp  van  den  Sitlon. 
NVc  onliiiocleii  zc  or  allc  jaren,  zonder  dal 
ze  ooil  iels  vorlorcn  hchhcii  van  die  uil- 
hundige  en  overvlocdigc  slollel'jke  kwa- 
lilcilcn.  waarchior  ze,  van  den  aanvaiig 
al.   dc  aandachl    del-   krilick  op  /.ich  gcves- 


KUNSTBERICHTEN  -  UIT  BRUSSEL 


ligd  hebbeii,  maar  waardoor  ze  tevens, 
volgeiis  de  uitdrukking  van  eeii  huniier  leer- 
meesters,  altijd  de  (csuperbes  brules  »  ge- 
bleveii  zijii,  met  vvellustige  oogen  en  met  een 
lenige  gesi)ierdheid  en  handigheid  van  pool. 
Hoewel  we  bet  blijven  betreuren,  dat  ze 
bun  groole  gaven  niet  voor  werk  van  een 
beetje  minder  positief  allooi  hebben  be- 
vvaard,  nioeten  we  dan  maar  besluiten  om 
op  hunne  wijs  te  genieten  en  ons  alleen  ver- 
lustigen  in  bun  kern-sappige  pate  en  mooie 
kleurenmenging.  Onder  de  hoofdmannen 
van  den  Sillon  gaat  Frans  Snieers  steeds 
voort  met  bet  met  kvvistige  band  om  zicb 
been  strooien  van  zijne,  uit  een  scbilders 
oogpunt  vobiiaakte  werken.  We  noemen 
o.  a  zijn  Zomer,  en  zijn  Figiiiirlje  in  7  Rose, 
zijn  Peche,  allemaal  dingen,  die  verbazend 
zijn  van  facluur,  bewonderenswaardig  als 
scbilderoefeningen,  bravonrstukken  en  even 
zoovele  bewijsstuliken  van  zijn  vobiiaakt 
meesterseliap  over  den  vorm. 

Maurice  Wagemans  neemt  de  tweede 
plaals  in  onder  de  meesters  van  den  Sillon. 
Van  zijn  band  is  de  liranige  afficbe  van  de 
tentoonslelling  van  dit  jaar,  een  niooi 
Slraiici  bij  bewolkle  lucht  en  twee  ten  voeten 
uit  geborstelde  porlretten.  Blijven  er  nog 
over  te  vermelden  de  heel  goede  dingen 
van  Swyncop,  en  een  Meisje  in  'I  blaiiiv  van 
Albert  Pinot.  De  rest  marcbeert  langs  t 
zelfde  paadje  of  liever  sukkelt  in  t  voel- 
spoor  van  deze  meesters  voort. 

Wanneer  zullen  we  eens  een  van  Dyck 
zien  opslaan  onder  deze  talrijke,  al  te  gelij- 
kelijk  weelderige  en  van  levenskracht  over- 
borrelendc  acbterneven  van  Jordaens? 

G.  i:. 

TENTOONSTELLING  VAN  ETSKN  DER 
VEREENIGING  «  LES  PEINTRES-GHA- 
VEURS.>,  VAN  DEN  24'-tL"  DECEMBER  1906 
TOT  DEN  6'i'"  JANUARl  1907  >o».  Dit  is 
een  heel  belangrijke  lentoonstelling  geweesl. 
We  hadden  in  lang  niet  zoo'n  volledige  en 
in  zijn  volledigbeid  verscbeiden  verzameling 
gezien  van  de  vele  meesters,  die  Bclgie  in 
dit  lang  verwaarloosd  en  aan  mindere 
belangen  opgeod'crd  genre  bezit.  Bij  deze 
inbeemscbe  etsers  bad  zicb  nog  een  Scandi- 


naaf,  Anders  Zorn,  aangeslolen,  van  wieneen 
heel  belangrijke  inzending  van  niet  minder 
dan  50  nummers  aanwezig  was.  Zorn  behan- 
delt  vooral  bet  figuur  en  daaronder  bij 
voorkeur  bet  porlret ;  er  waren  er  uitste- 
kende  onder,  vooral  van  bekende  personen  : 
Rodin,  Renan,  Roosevelt,  Verlaine,  Analole 
France,  die  alle  blijk  gaven  van  diep  gaande 
psycbologiscbe  studie,  gepaard  aan  een 
beetje  zenuwacbtige,  maar  l)evallig  gespier- 
de  vastheid  van  band. 

Onder  de  Belgen  noem  ik  Albrecbt  Baert- 
soen,  die  evenzeer  uitmunt  als  etser  en  als 
schilder  en  allijd  blijft  de  ongeevenaarde 
vei'tolker  van  oude,  krottige  buisjes,  ge- 
strande  booten,  oude  gracbtjes  en  stil- 
staande,  groen  bekroosde  slootjes.  James 
Ensor,  die  bij  bet  tot  in  t  peuterige  verzor- 
gen  van  zijn  details,  toch  nooit  lets  van  zijn 
vurigheid  iiiboet,  werkt  ieder  onderdeel  uit 
zonder  aan  den  indruk  van  bet  gebeel  le 
schaden.  Hij  is  een  artist  met  een  tegelijk 
grappige  en  satirieke  verbeelding,  waar 
Hogarth,  de  bitter-verdrielige  moralist  van 
t  land  zijner  geboorte  en  Breughel,  de  sap- 
pige  humorist  van  t  vaderland  zijner  kcus, 
als  goede  buren  naast  elkander  slaaii.  Hij 
beel't  ons,  o.  a.  in  zijn  Triomplie  Romuin, 
bewcgende  en  bewegelijke  volksmassas 
gegeven,  die  waardig  zouden  wezen  om 
door  Luyten  of  Gustaaf  Dore  onderteekend 
te  zijn.  Verder  allerlei  zotle  kwaslerijen  als 
die  van  een  gemoderniseerde  Jeroen  Boscb, 
uitstekende  landschappen  en  een  prachtig 
portret  van  Ernest  Rousseau  —  in  't  kort 
een  heele  verzameling  van  even  belangrijke 
als  eigenaardige  platen.  Verder  bad  Eugeen 
Laermans  een  aanzienlijke  inzending  ge- 
daan,  in  hoofdzaak  saamgesteld  naar  zijn 
scbilderijen.  Frans  Marechal,  een  Luiksche 
meester,  was  voortretTelijk,  bet  kon  haast 
niet  beter,  door  verschillende  serien  gere- 
|)iesenleerd  :  Oude  wegen,  Kaden,  Slraal- 
hiiilaarns,  Mallemolens,  Leieii,  Yoorsleden  en 
Glide  hoekjes  in  Luik.  Heel  kracbtige,  heel 
gevoelde  weergaven  van  zijn  eigen  land, 
waaronder  ik  vooral  zijn  Oiiviiere,  bij  val- 
avond,  heb  bewonderd,  en  een  jonge  werk- 
nian,  die  terugkeert  van  zijn  werk,  genomeii 
naar  een  heel  sympalhiek  model  waarvan  de 
kunstenaar  meesterlijk  i)arlij  hecft  welen  te 


KVNSTliERICHTEJS:  —  LIT  liHVSSEL  —  IIT  DES  UAAU 


Irckkcn.  \\';iiil  wi-  IkuIiIcm  dcii  lanlslcii  (ijd 
wcl  (Ion  iiulriik  f^i-krc^cn,  diil  hcl  meercii- 
(Icel  onzcr  schildcis  I'f  nl  liiiii  laleiil  nan  Ion 
koslc  Icf^dcii  oni  oris  ondcr  voorwcndscl 
van  slijlvollc  karaklerkuppeii  alli-rloi  pcr- 
soiiiia^es  van  afschrikwckkciidc  Icclijkheid 
voor  de  oogen  Ic  vocrcn  en  ondcr  'I  zoo- 
gciiocrndc  vulk  nict  andcrs  dan  ccn  collectie 
lainnien  en  krcupclcn  te  vcrstaan.  .k-iigd  en 
schoonhcid  liadden  voor  pensecl,  Icckenpen 
of  gravc'crslil't  van  dczulken  iiiel  laiiger 
ecnigc  bekoorlijkhcid.  Marcclial  vornit  ccn 
zccr  ■'unsligc  uil/.ondcring  ondcr  deze  nie- 
nigte  van  karaklcrscliilders,  die  eigenlijk 
zoovclc  karikalnrislen  zijn.  Mel  zelfde  mag 
tereclit  wordcn  bcweerd  van  zijn  stadgenool 
Arniand  Hasscnfossc,  die  hehalvc  zijn  zeer 
geslaagdc  illustraties  van  les  Fleiirs  dii  Mai 
en  Le  lUdeau  cramoisi  eenige  heel  nobcic, 
inderdaad  heel  mooie  Luikcrinnetjcs  had 
tenloongeslcld.  Adriaan  dcWille,  een  derde 
Luikenaar,  toondc  ons  zijn  licel  decoralieve 
en  sdiilderachligc  tiolleresses. 

De  inzcndingen  van  Karel  Merlens  en 
Frans  Hens,  Iwec  Antwerpschc  nieeslers, 
hebben  niel  minder  de  aandachl  der  bczoe- 
kers  gclrokkcn  door  de  kraclit  en  vastlieid 
van  hull  haii<l  en  door  dc  gelukkige  keuzc 
huiincr  sujellen,  die  zich  zoo  wel  aanpas- 
sen  l)ij  hull  tcchniok. 

G.  K. 

^ «'$  ^'$  ^  V'$^'$^%  ^ ^%>^ ^ 

o    G    UIT    DEN    HAAG   d    c 


•^^T^^Wt  AA(.SC.1IK    KUNSTKHlNd 

fjl^^TQjlP     >     I.KDHN-TKNTOON- 

^■J^^^l    STKLI.ING/:^.  Uil  dcze 

jlivLwJIn    ''""*-''^''t^.  ''it'  schiUlerijen, 

IBBi^itflBy    ;i(piarclleii.     tcckciiingen 

S^^^'^jr^^^    I'n   l)eehlhou\v\vcrk    van 

werkendc    Icden  tc   zicn 

gccfl,  vallen  v.  n.  twee  inzcndingen   Ic  vcr- 

meUlon,  die   van    den   onhings   midden    uit 

zijn  arbeid  gcruklen  Do  Jossclin  dc  Jong,  en 

een  daniesporliet  van  (iralama. 

De  (ijden  schijnen  voorbij  dal  men  op 
exposilies  als  deze  vooral  composilionecl 
wcrk  inzond  dat  clkcn  scliiidcr  in  dc  op- 
stuwing  van  zijn  bcsic  on  dicpsic  krachlcn 
vcrlcgcnwoordigiU'.      Ilcl     voorlicchi     van 


Weisseiilirucii  on  Dc  Mock  <hc  hiin  ondcr- 
werpcn  soms  builcn  schildcrden  om  ze 
allocn  lluiis  nog  wal  Ic  aclievcercn,  scliijnt 
vclen  van  de  wijs  gcbraclil  Ic  hebben,  die 
zich  —  en  deze  opmerking  gcUlt  iiici  den 
siiids  de  hialslc  2  jaren  nicuw  opmonlcren- 
dcn  Kring  allccn,  doch  in  t  algemcen  — 
aciilcr  de  lichtvaarcHgc  iiilspraak  verschui- 
len,  met  datzclfde  sludieachligc,  nog  te 
sclielsmalige  en  nicl  in  alios  doorschilderde 
work  ids  tc  levcrcii  dal  met  de  intenlies 
der  jongcre  Kransche  ini])ressionnislen  ge- 
nieenschappclijks  lieeft.  Ev  is,  dunkt  mij, 
een  gaiisch  verschil  met  (lit  bun  work  en 
dat  hijvoorbeeld  van  Isaac  Israels  bij  wien 
b.  V.  die  architectonische  doorvoerdheid 
wclke  men  bij  Jacob  Maris  zoo  sterk  vindt. 
een  conlradictie  zou  zijn.  Bij  velen  is  (lit 
vaak  viotle  en  vaardigc  work  te  zeer  het 
oinddoel  wat  bij  de  Marissen  en  bentge- 
noolon  hct  tijdverdrijf  van  spcelsche  uren, 
gecstige  viiigeroefening  of  werkluslige  stu- 
diclijd  builcn  was.  Hcl  was  hun  ecu  aan- 
leiding  tot  royaler  uilingcn  waarin  alle 
innerlijkc  en  uiterlijke  harmoiiicn  samcn- 
stemdon  lot  sj'mphonicn  van  weidscher  en 
grootscher  praal. 

Ilct  damesportrel  van  Ciialama  niaakt 
hierop  hct  nicest  beslisl  een  uilzondering. 
Ik  zic  daarin  wol  dcgolijk  con  vage  invloed 
der  priniilievcn.  der  oud-Duilsche  school. 
Maar  (lit  is  niel  cnkd  eon  wederopvalten 
van  dal  aloudc  tlienia,  hot  slaal  bij  con 
modernor  onlwikkclingsphasc  al  gcheel  in 
hot  loekcn  van  onzcii  tijd.  Ilct  hcefl  lets  van 
die  (lude  stronge  lijiiensclioonhoid,  die  iet- 
wal  strakkc  gestijloordo  conlourcn  in  de 
liguur,  maar  hct  colorici  is  bruyanlcr,  en 
daarbij  vcrraadt  do,  bij  eon  zclfdc  gecmpa- 
Icordheid  minder  in  con  strak  samcnslel 
gcgolen  facluur,  het  intuitievc  klcurgevool 
van  onzc  dagon.  Hot  hcefl  ids  van  do  dd- 
tighcid  van  eon  oud-llollandsdi  portrcl. 
Rembrandt's  lecrling  Van  (ioldcr  kon  ook 
zoo'ii  gamma  van  gorooslcndo  rosscn  en 
groonon  bcminncn.  Iioowcl  zijn  gocsl  andcrs 
was  en  op  soms  dramalisdior  fanlasicn 
brocide.  Hier  blocit  dc  slillc  rusligc  ernst 
van  con  ziel  naar  buiton,  on  onlpluoil  liaar 
innerlijkc  Icvcnspraal  gchcimvol  als  ceii 
bloom    Ik  zou  do  ladunr  smdldoozcr  won- 


KVNSTBEIUCUTEN  —  I  IT  DEN  HA  AG 


sclieii  en  de  stijl  godeciiicerder,  inaar  hot 
wei-k  verdieiU  een  niel  al  le  ingeliouden  lot' 
—  waarom'?  —  om  den  bescheiden  ernst  van 
liel  streven  waarmee  het  zicli  onderscheidt, 
in  een  riclUing  door  Veth,  Haverman  en 
Toorop  liicr  hel  eerst  aangegeveii. 

De  coUectie  van  de  Josselin  de  Jong  kaii 
niet  representalief  bedoeld  zijn.  Met  dien 
in  bions  gegoten  jongenskop,  in  allcs  lu-t 
werk  van  een  vaardig,  plasliscii  liegaald  be- 
ginner, niede  le  exposeeien  duidde  men  zijn 
veelzijdighcid  nieer  qiianlilief  dan  kwalila- 
tief  aan.  De  drinkende  paarden,  een  Iceke- 
ning  liier  on  daar  aangeloelsl  met  kleui-, 
gat"  zijn  nieer  expansieven,  lonianlisciien 
kanl.  Voider  het  portret  van  Jozet'  Israels. 

.la  dat  is  wel  Jozef  Israels,  de  uitcilijko 
vorscliijning,  hoevvel  men  den  kop  intellek- 
Inecler,  meerzaclilbeid  en  meergeest  nitstra- 
Icnd  zou  wensclien  ;  Israels  den  elegisolien 
verlolker  van  hot  levcnsmysterie,  van  wio 
men  vooral  hot  mijmerende  gelaal  on  i.\c 
werkzame.  nerveusehandenziet;  lumden  zoo 
karakterisliek,  zulke  spiritueele  leiders  van 
gevoel  als  men  ze  zeklen  vindt.  Dal  is  wel 
de  verdieiisle  van  dil  habiel  in  aclie,  in 
atmosl'eer  en  in  jiervigen  Irani  gcscliilderde 
porlrel,  waar  de  schilder  die  karakleiislieke 
psyclio-physische     eigenaardiglieden     in     l 

hlijvond  becld  fixeerdc. 

II.  DE  Hoiiii. 


HAAGSCHK  KUiNSTKHINC  >c».  Hot  is  een 
ongemeen  inleressante  reeks  Japansche 
houtdrukken  —  de  kern  vormendo  van  eon 
particuliere  verzameling  —  welke  hier  voor 
den  kortcn  duur  van  een  14  dagen  te  zien 
was.  Hel  zijn  meeslal  prenlen  uit  de  xvii'^ 
en  xvui''  eeiiw.  Do  xv^'  eeiiw  is  in  dezc 
verzameling  door  eon  soherni  uit  de  Tosa 
school  verlegenwoordigd. 

Hel  is  eigenaardig  e.i  loonend  tevens  ver- 
gelijkingen  lusschen  de  ontwikkeling  van 
de  Japansche  en  de  Weslersche  kunslen  le 
makon.  Beiden  hebben  in  den  aanvang  een 
religious  hieratisch  karakler,  eene  nieer  vol- 
strekle  vormvoleindiging.  Zooals  de  Wesler- 
sche kunst  zich  uit  het  symbolische,  hel 
archileclurale  —  de  Egyptische  kunst  — 
over  hel  star  monumentale  naar  de  schoone 


oonhoid  van  inhoud  en  vorm  —  het  klassieke 
lijdpork  —  vervolgens  naar  het  steeds 
moor  de  mythe  ovcrheeischend  maatschap- 
pelijkc  der  Renaissance  zou  ontwikkelen, 
lot  dat  eindelijk  hel  demolische  element 
steeds  meer  op  den  voorgrond  treedl,  zoo 
is  1  ook  ongeveer  de  Japansche  kunst 
gegaan.  Ik  teeken  hier  meer  de  ideeele  dan 
dehislorischeonlwikkelingslijn.De  bonding, 
hot  wezen  der  kunslen  is  ook  een  geheel 
verscheidenc  De  Japansche  heefl  allijd  een 
meer  decoratiel' dienend  karakler  bewaard 
tegen  het  volstiekte  karakler  der  Wesler- 
sche die  over  l  algemeen  meer  het  doel  in 
zich  zell'had.  Hot  is  zelfs  een  weinig  leeke- 
nend  hier  de  meening  van  een  modern 
Japanner  Okakura-Yoshisaburo  le  vermel- 
ilcn,  die  als  ik  me  wel  hei-inner  de  ori^ina- 
liloil  van  den  Japanschen  geest  niel  «  loi- 
doiid  t<.  maar  begeleidend  vond  in  iiet 
weroldorkosl.  Doel  inderdaad  de  Japansche 
kunst  in  haar  verloop  niet  donken  aan  een 
schooiio  reeks  iccitatieven  >  Terwijl  die  van 
luiropa,  van  liembrandl  vooral,  hcrschep- 
pend  is. 

Langs  lion  weg  diis  van  liel  syniljool.  over 
hel  typo  en  later  hel  karakler,  koml  de 
Japansche  kunsl  in  Hokusai  lot  hel  uil- 
jjoolden  van  het  individu,  verkrijgt  zij  het 
demolische  karakler,  dat  de  Kuiopeesche 
hot  eerst  met  de  Breughel's  begon  le  ver- 
krijgon.  Hel  is  Hokusai  die  in  Japan  de 
realileit  veroverd  en  —  N"  154  is  er  een 
IrelTend,  prinselijk  voornaam  voorbeeld  van 
—  in  de  gewone  levensverschijning  het 
myslischo  element  onlwaart.  Japan-  is  nu 
jiereed  —  in  hem  allhans  —  om  met  Kuropa 
te  golijk  op  te  gaan.  Dat  is  de  merkwaardige 
conclusie  welke  men  op  deze  tentoonstelling 
heeft  kuniion  trekken. 

In  plaals  van  het  starreligieuse,  docoratieve 
coloriet  en  primitiel-sulmitane  der  ouden, 
in  plaats  van  hel  conlemplatieve,  sertene 
(Harunobu;  zie  de  neigende  vrouw  voor 
hot  lentelijk  groeni,het  spirilucel-sensitivis- 
lische  van  den  lonalist  Ulomaro,  stelde 
Hokusai  het  ini|)iessionistisch  gemouvenien- 
toorde,  tcgenover  do  rogeering  der  osten- 
tatiel'  gebarende  eenheden,  die  der  veelheid. 
De  figuren  hebben  hun  elementaire  groot- 
heid    verloren,    maar    hel    zijn    menschen 


100 


KUNSTiii:ia(:im:.\  —  /  //  />/:.v  ii.\.\<,     in  iuyni:ni).\M 


fiowordcii  (lie  adeineii  en  li'ven  ;ils  wij.  Ilccl 
tic  wiTcld  <lcr  vcrscliijiisflc-n  Ixieit  dczcii 
oii-icloovclijk  vlotlcn  ti-ekcMiaur  cii  onver- 
inoeihnar  speurciideii  •■c'C'sl.  Ilij  is  wel  iiiel 
tie  groolsle,  dicpzimiif^sle,  vournaanistc, 
iiini(;sti>  van  heel  die  subiicme  reeks  van 
teekenaars  wier  evolnlioiieerd  sireven  liij 
zoo  niarkant  liclpt  al'sluilcn,  niaar  liij  is  iiel 
veelzijilit^slc  iiluslralieve  tjenie  dal  in  Japan 
heell  jjeiccrd  en,  lalcn  \vc  'I  volniondij" 
erkennen,  dc  werchi  iieel'i  f^ekcnd. 

Van  laleren  lijd,  lioewel  <ic  luiasl  eeuw- 
oiide  llokusai  !)  jaar  voor  liein  sliei-f,  is 
llirosliige,  de  nieesler  van  liel  nioderne 
landsciinp.  Tot  hel  nieesl  hoeiende  beiiooii 
zljn  XachliH'rgaderin;/  luin  I'usscn  in  de  moc- 
nisxij/e  vliikle  bij  Yedo.  Welk  een  snblieni 
fanlasi  en  innig  realist  loont  deze  nieesler 
zicli  liier.  Door  liel  slaketsel  van  een  hooni- 
kruin  waaronder  de  vossen  vergaderen 
pinken  de  slerriMi  en  in  de  inocrassige 
laagle  ziet  men  met  irrei-elen  Inislcr  de 
phosphorescente  scliijn  van  dwaalticliljes, 
volgens  de  legende  tic  sjirekcntle  stemmeii 
tier  vossen,  wcmelen. 

Welk  een  diviene  vrijiiciil  tie  luiiDpeeselic 
nieeslers,  ook  in  maalsclia|)pelijken  zin 
genolen,  bewijzen  wel  tie  gcboekslaal'tle 
leiten  dat  llokusai  bij  kcizerlijk  gcbod  liel 
levercn  van  leekeningcn  van  ert)lischen  aarti 
naar  l-jigclantl  en  Holland  moesl  lalen  varen, 
lerwiji  Sliarakn  van  wie  liier  een  loonecl- 
spelersliguur  van  een  wel  krasse  belang- 
wekkcmllieitl  is,  om  zijn  le  realisliselie  uil- 
beeliling  geiiootlzaakl  was  liel  pcnscel  necr 
le  leggen.  —  Men  kan  nil  dil  laalslc  Iceren 
<lal  arlicslen  lain  lijd  vaak  bclcr  begrijpen 
tian  zij  tlie  hcl  maalseliap|)elijk  roer  lit)uilen. 
Kr  gaal  aan  den  cigenlijken  ealalogns  een 
woortl  voorat",  waarmee  tie  verzamelaar, 
lalen  we  hcl  mecr\vijsgeei-ige  eleiiienl  bnilcn 
sprake,  herhaaltlelijk  loonl  een  (ljngevt>elig 
en  inzielitsvol  begiijpcr  van  tieze  knnst  le 
zijn.  Ten  opziehle  van  tie  Iltdlantlsche 
kunsl,  inaakt  hij  een,  voor  een  volsliekl 
bewonileraar  van  tIeze  kunslcn  bijna  vei- 
klaarbarc  vcrgissing,  dooi-  zc  in  legenslelling 
mel  de  Japanselie  (in  tie  legenslelling  van 
vilalileil  en  realileil)slor-naht)olscntl  le  noc- 
nien,  lerwiji  llollanilsclie  kniisl,  zooals  wc 
rcetis    aangavcn,    lii'i-selicppenil     is    in    tic 


verlaslharing  van  liel  itieeeic  en  ile  vcrgccs- 
lelijking  van  tie  icalileil.  In  Itembrantli  s 
kunsl  vintlen  wij  hemel  en  aartle  beitle,  en 
lie  rcalileilder  llollandsche  kunsl, tial  wclen 
wij  inimers  al  lang,  is  niel  tic  gewoiie  icali- 
leil, noch  lie  scliijn  ilaarvan,  tloch  tie  exprcs- 
sicve  versfhijningsvorm  tier  Itlee. 

Hchouilcns  tiezc  klcinc  reserve,  aan  ileii 
snuiakvollcii  verzamelaar  van  zooved  nioois 

gaarnc  niijn  respecl. 

II.   Die  H(>i:ii. 

:i^9i^9i  {^9i  ^9i  i{Z,f5  $,•>  ^-Pi  ^9i  :$,9i  ^9i  $,»i 

n   u    UIT    ROTTERDAM    □   d 

INSl/.AAI.  ()1J)I-:N- 
/.  i:i;i.  >  IKNTOON- 
STKI.I.INd    VAN    WKIl- 

ki:n   dooh  .1.  w.  c. 

COSSAAI!  I:NC..  .I.TIII.I- 

si;n  (8-;n  di-.c./c^.  he 

jmige  schiltler  Cossaar 
c\i)osecr(lc  liool'dzakelijk  ontlerwerpen  nil 
Lontlcn  en  I'arijs.  Sloere  Londensclie  brug- 
gen  in  allcrlei  stemming  en  liclil,  gezichlcn 
op  tie  Thccms  met  tiruk  gcvaar  van  scliuilen 
en  sloomboolen,  interieurs  van  kallietlralcn 
alsSl.  Paulsen  Weslminsler-abilij ,  leekenin- 
gcn van  I'arijsehe  boulcvarii-gevallcn  en 
verlorcn  lioekjes  in  Monlmarlre.  Zijn  werk 
niaakleen  aangenamen.bcschaafden  intlruk, 
al  blijkl  hcl  bij  natleic  beschonwing  nog  wal 
zwak.  liel  wil  mecr  zijn  tIan  hcl  is.  Deze 
opmerking  hetloell  geeii  blaaiii ;  ik  meeii 
liicrniee  veeleer.  dal  tie  heer  C.ossaar  zicli- 
zcir  zware  problciiicn  slell  en  tial  liij  bij 
voorlgezellc  sluilie  nog  heel  wal  le  bcrciken 

I  ICC  II 

\V:il  vooial  Ircll.  is  tic  Irisschc,  oilbc- 
vangcn  kijk,  tlicn  dc  schiltler  op  tie  tliiigcii 
lieefl.  liij  ziel  I.tintlcn  als  een  vrecnitleling, 
voor  wieii  alles  ecu  eigenaarilige  bclaiig- 
rijklieiil  lieefl,  antlers  ilaii  voor  ileti  inwo- 
iicr.  tlie.  samengegrocitl  iiicl  zijn  omgeving, 
zijn  slatl  tlotir-en-door  keiil,  iiiaar  wicn  ler- 
nauwcrnootl  ids  meer  iiicuw  kan  zijn.  Als 
hij  ecu  nieiisch  is  mel  ecu  schiltlersnaluur, 
zai  hij  naltiurlijk  ook  wel  schoonheitl  zieii, 
maar  van  anderen  anrti  tlan  ieniaml,  die 
leilclijk  bnilen  hel  leven  van  een  slatl  slaat 
Zoo  antlers  ziel  nu,  naar  ik  iiieeii,  tie  heer 
C.ossaai-.    Dal    hij.    wic    wed    hoc    lang,    in 


101 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM 


Louden  vertoeld  heel't,  doel  niets  terzake; 
eerste  indrukkeii  werken  laiig  na.  Ik  had  ten 
minste  lusschen  zijn  schilderijen  lierhaal- 
delijk  liet  gevoel  op  een  eersten  zwerftoclil 
in  de  reuzenslad  te  zijn. 

De  stadsatniosfeer  (de  Londensclie  vooralj 
slelt  den  schilder  voor  eigenaardige  bezwa- 
ren.  Ze  is  dik,  van  een  zwaardere  substanlie, 
oni  zoo  te  zeggen,  dan  de  atmosfeer  van  het 
land.  En  toch  nioet  ze  limpide,  doorschij- 
nend  blijven.  Cossaar  lieeft  dit  vraagstuk  in 
versclieidene  van  zijn  Tlieenisgezichten 
gelukkig  opgelost ;  te  prijzen  valt  vooral 
zijn  weergave  van  de  dagkanlen  van  sterk- 
veiiiclite  liuizen  en  daken  aan  den  verren 
overkanl.  Die  komen  vaali  dioomerig  door 
denrookerigen  nevel  opsehemeren  en  sugge- 
reeren  een  fantastischen  opbonw  van 
sprooivjesachtige  arcliitectuur.  Maar  het  kan 
nog  heel  wat  nieci-  worden  dan  het  is. 

Zijn  kathedraal-inlerieurs  zijn  van  wel- 
begrepen  teekening,  wat  te  nieer  te  waar- 
deeren  valt,  waar  in  snjetten  alsSt.Panls  en 
Westminster  de  diUke,  onisloten  atmosfeer, 
van  zon  doorlichf,  lict  lijnenspel  verdoezelt. 
Ook  de  bijna-wcemoedige  bekoringvan  een 
geschilderd  glas  in  de  sonibere  schemering 
eener  diepe  kapel  weel  de  schilder  juist  te 
treffen.  Maar  met  de  zware,  chocolade- 
achtige  algemeene  klciir  van  zijn  beide 
groote  interienrs  kan  ik  het  in  l  geheel  niet 
vinden  !  Ik  zon  den  heer  Cossaar  wel  in 
overweging  willen  gcven,  als  hij  weer  eens 
exposeert,  beide  werken  in  donkere  houten 
lijslen  te  zetten.  Ze  zouden  dan  om  te 
beginnen  wat  blanker  worden. 

Ken  paar  gevallen  van  vaderlandschen 
l)odem  (nit  Amsterdam  en  Den  Haag)dienen 
ooU  nog  vermeld  te  worden.  Ken  teekening 
van  een  groote  schuit,  sterk  in  het  verkort, 
met  zijn  plonipen  opstand  van  den  geslreken 
mast  en  allerlei  rommel  aan  tiek,  trot' door 
de  conscientieusebehandeling  van  de  details, 
bij  een  forsche  opvatting  van  het  geheel. 
Wat  een  stoer  en  krachlig  ding  is  dal 
geworden  I 

Niet  het  aanlrekkclijksl  op  bet  cerslc 
gezicht,  maar  misschien  het  degelijkst  van 
alles  leek  nic  een  Auondgezichl  in  de  Groote 
Kerk  van  Den  Haag.  De  opzet  is  bijna 
nuchter,  naar  fraaie  composilie  is  hier  niet 


gestreefd.  Aan  een  gothieke  kerk  denkt  men 
ternauwernood ;  het  is  het  echte  kale, 
kalken  |)reeklokaal.  Een  hooge,  smakelooze 
galerij  op  den  voorgrond  werkt  door  zijn 
onniogelijk  perspectief  bijna  storend ;  de 
zware  kalken  kolommen  staan  er  kil  en 
lomp  bij  en  de  doorkijk  wordt  door  zeurige 
groene  gordijntjes  afgesloten.  Doch  daar  is 
stemming  :  de  lichten  schijnen  zwaarmoedig 
nit  en  vuUen  de  ruimte  met  weifelenden 
gelen  schijn,  de  koperen  belegsels  van  de 
orgelpijpen  in  de  diepte  vangen  gouden 
glimpjes  en  de  zijbeuk  blijft  in  koelegeheim- 
zinnige  schemering,  als  een  vreemde  kelder- 
achtige  ruimte,  die  gemist  kan  worden  en 
loch  telkens  de  oogen  trekt.  Hoe  zonderling 
heeft  zich  de  nieiiwe  godsdienst  met  schotjes 
en  gordijntjes  een  kerkje  in  het  oude  gebouw 
afgeschoten  ! 

Ik  meen,  dat  dit  eigenaardig  schilderij 
(men  zei  me,  dat  het  zijn  laatste  was)  een 
verandering,  in  de  kunst  van  den  heer 
Cossaar  beduidt. 

■^-y  De  heer  C.  J.  Thijsen  is  geen  cosmo- 
poliet.  Hij  blijft  dicht  bij  honk  en  schildert 
binnenhuisjes  met  een  man,  een  vrouw,  een 
man  en  een  vrouw,  met  of  zonder  groen- 
doorschijnend  venster,  met  of  zonder  breede; 
huiselijke  schouvv,  —  al  naar  het  uitkomt. 
Dit  alles  in  den  trant  en  de  kleur  van  Israels, 
Blommers,  Neuhuys  c.  a. 

Men  kan  niet  zeggen,  dat  dit  werk  niet 
oprecht  bedoeld  of  niet  serieus  gedaan  is; 
dat  de  heer  Thijsen  geen  schilderijen- 
fabrikant  is,  ziet  men  terstond.  Hij  niaakt 
geen  iniitatie,  maar  volgt  na.  Doch  lioe  uit 
te  maken,  of  dit  en  dgl.  schoolwerk  eenige 
winst  voor  onze  kunst  oplevert '?  Heeft  het 
ten  slotte  nog  fijne  nuances,  die  latere 
geslachten  bekoren  zullen  en  het  beeld  van 
het  tijdvak  helpen  voltooien  ?  In  elk  geval 
is  het  voor  den  tijdgenoot  niet  gemakkelijk 
er  de  noodige  belangstelling  voor  te  toonen 
en  om  legenover  een  eerlijk  streven  niet 
onbillijk  te  worden,  is  het  misschien  maar 
het  best,  kort  te  zijn.  Wellicht  ook  distil- 
Icert  de  heer  Thijsen  uit  veler  anderer 
nianieren  ten  laatste  nog  zijn  eigene. 


102 


KrNSTliliRICIITKS       III   HOTTIJiDAM       Kl  .\SrVi:n.L\(,E.\ 


^'^  ^  ««^  '•^'^^^^'•'^  ««^'  <«^'^'^'^' 

a(:ai)i:mii-:  ^  ti-:ntoonstklmn(;  van 
kunstnijvkhhkii)  en  kunst,  oudl-: 

KN  NIlX'Wi:,  25-31  DIXKMUKH  yC^  Ken 
groole  grief  tegcn  de  yewoonlijk  /.oo  inle- 
ressaiilc  kerslexposilies  van  de  Academic 
is  haar  koric  diiiir  :  sleclits  enkelc  liciil- 
looze  winlerdaf^cii.  Ik  kon  cr  nict  nicer 
dan  cen  vluclilit;  bezock  i)ren{4cn  en  in 
een  paar  uur  was  lict  niel  nio^elijk  /.icli 
een  voldoenden  indruk  le  versclialTen  van 
liel  vele  cii  velerlei,  dat  liier  le  kijk  was 
gesteld.  Zilverwerk,  anliek  en  modern, 
niiddeleeuwsclie  en  zevenliend'eeuwsciie 
schiiderijen,  houlsnijwerk,  porsclein  en 
aardewerk,  oude  en  hcdendaaf^sciic  nieiibc- 
len,  gedreven  kopcr  en  allerlei  raritcilcn 
«  ler  opluistering  «.  Ecu  niin  of  meer  liele- 
rogenc  ver/.ameling,  die  locli  geen  onliar- 
tnonischen  indruk  maakle,  cer  dicn  van  ecu 
kulluiir-hislorisch  museum  in  duodecimo. 
Men  kon  er  filosofeeren  over  de  voorlrcfl'c- 
lijkheid  van  hel  Louis  XVI  hoven  dc  Haiok 
in  liet  ziiversniidsvak,  over  de  coquelle 
degelijkiieid  van  lict  Direcloire  in  de  mcu- 
bclmakcrskunst,  over  liel  techniscii-be- 
wondcreiiswaardige  maar  inlrinsick-oni)c- 
langrijke  van  het  modern-gotbieke  drijf- 
werk  en  over  de  superiorileil  van  Japanscbc 
kunsl  boven  alles.  Ook  over  de  gcringc 
kansen  van  bel  moderne  kunsliiandwcrk, 
zelfs  mel  bet  opzichzelf  zoo  vooi  Ireffelijk 
wcrk  van  Zwoilo  voor  oogeii. 

Langer  slond  ik  slil  bij  de  scbildci'ijcn  : 
een  Vlaamsciie  Nouil  Gods,  een  Doop  luiii 
(^hrisliis,  locgcscbreven  aan  Joaciiini  de 
Patenier,  maar  ongetwijfeld  veel  te  onbc- 
bolpcn  voor  hem,  een  groole,  i)rccde  episcbe 
voorslelling  van  een  slag  van  otd)ekcndc 
band  (op  icdcr)  l)il  laalste,  belioorciiile  aan 
den  beer  Ary  Frins,  den  scbrijvei'  van  slcik- 
gcstyleerde  miildeleeuwscbe  verbalen,  was 
al  zeei-  fascincercnd.  Want, niel  allecn,  dal  de 
sciiildci-  of  bcvcr  de  maker  (de  ligurcn  zijn 
gedeellclijk  gcscliiiderd,  gcdcellclijk  in  liel 
leer  geciseleeidi  onbekcnd  is,  zelfs  dc  lijd 
en  de  plaats  van  bcrkomsl  zijn  niel  bij 
benadering  le  gisscn.  Uil  dc  vcrlc  deed  bet 
mel  zijn  door  den  lijd  dof-geworden  verguld 
aan  Oostcrsclie  kunsl    dcnkcn.   I'jgcnaardig 


»M^ 


is  bel,  cen  dcrgelijk  bijna-vei  lialend  sink 
wcrk  in  bel  bczil  van  cen  scbrijvcr  als  den 
beer  Prins  le  welen. 

Verder  ccnigc  zevenliend'eeuwsciie  kunsl: 
een  lijn  gcnre-slukje  locgcscbreven  aan  Urc- 
kelcnkamp,  een  pracblig  viscli-slillevcn  van 
Abraham  van  Ucyeren  en  een  van  ecu  zijiier 
Icerlingen,  cen  paar  laiidschappcn  van  Van 
("loyen  en  Philips  dc  Koninck  en  ecnige 
porlreltcn,  waarondcr  vooral  twee  Van 
Havestcyns  opmcrkclijk  waren.  Alles  le 
zamen  cen  zcei'  bczicnswaardigc  wand. 

H    .1. 

^  '5>*i  '$,^  C^*i  '^•S  ^•i  ^  ^^^  ^^  ^^  ^^ 

c    KUNSTVEILINGEN    n 
■iLiNi.    \AN    ni:i)i-;h- 

I.AN'DSC.lll-:      ZWAHTK 

kunstphi:ntk\  kn 
van  nkdkhlandschk 
(;i:ti:i:ki;ni)k  kn  c.i:- 
c.uavkkhdkstads-kn 

i)()hi'sc.kzh;hti;n,    platti:(;iu)ni)i;n. 

KAAirn:N,  isokkkn  kn  pamkli:ttkn  > 

H1.I  FUKDKHIK  MUl.l.KH  &  C-  TK  AMSTKH- 
DAM,  lO-U  DI-.CI'.MUKH  l!tl)l)  A*. 

Twee  bclangiijke  vcilingen.  —  Voor  de 
llollandscbc  niezzoliiilcn  (dc  calalogiis  lelde 
ISO  numiiiei-si  werden  o.  a.  door  eenige  der 
groole  Duitsche  koojicrs  eiikele  builenge- 
woon  liooge  prijzen  betaald  De  rijk  geillus- 
Ireerdc  en  van  cen  nuttig  register  voorzicne 
calalogus  der  lopograpbiscbc  veiling  be- 
scbrcef  ovci'  dc  2()IK)  nummcis.  llcl  is  cen 
vcrlilijdcnd  Icekcn  le  acblcn  dat  ook  door 
kleineic  plaalscn  voor  bun  vcrleden  bclang- 
rijke  slukken  werden  aangekocbl.  Mag  men 
daaruil  besluilen  lot  ecu  groolcr  wordendc 
lokalc  belangslelling  die  ecu  goedc  zorg 
voor  de  gemeentelijke  merkwaardigbcden 
zal  ten  gevolge  bebben  '.' 

Dc  volgcndc  booge  prijzen  werden  lie- 
stced  : 

XiiHiilr  liiiiislrn.  I'icler  van  Uleeck,  N"  \'2. 
Nell  (Iwynn,  /  KiO  ;  N"  l,"},  «  Phebe  ■>,  porlrel 
van  Margaret  Woflinglon,  /  250  ;  A.  Hloole- 
ling,  N"  10,  Michicl  Az.  de  Huylcr,  naar  .1 
I.ievens,  /  205 ;  ('..  Dusarl,  N"  SO,  Fcbruari 
lot   ncccmhcr,    uil   dc  recks    der   12   maan- 


IIW 


KUNSTHERICHTEN  —  A  MB  AC  J  ITS-  EN  NIJVERllEIDSKUNST 


ilcn,/;a5;  ClKiilcs  llowiird  Hodges,  N'o  loG. 
porlrcl  villi  keizei'  Napoleon,  /  /(iO ;  J.  E. 
I.iolanl.  N"  2(m,  Zfirporlrel,  /  890  :  Liuiwig 
von  Siegcii,  ii"  255,  keizer  l-'eriliiKind  III 
(eersle  slaati,  /  420  ;  .Ian  van  Soiiicr,  ii"  258, 
])orlrel  van  Mifhiel  Az.  de  Hnylei-,  /  2110; 
,hin  Slolkei,  X"  289,  Doklcr  in  zijn  sludeer- 
verlrek,  I'r.  200;  (lerai-d  Valck,  poilrclleii 
van  Willeni  III  en  Maria,/  175. 

'ropogicipliie.  Amslerdani  :  N"  4G,  gcziilil 
op  (Ic  Hozeiit;iachl  en  Weslerkerk,  leeke- 
niiif^  door.l.  de  IJeyer,  /  200  ;  N"  48,  «'l  Slagt- 
lniys)>,  door  denzell'do,  /250;  No.52. «  Gezif^lit 
van  den  opj>aiig  dci'  Ciroole  Hems  le  Amster- 
dam ».   d ■  Ii    Viiikeles./  125;   \o  54,    «  De 

Leydselie  poorl  )■,  door  denzell'de.  /125; 
N»  (iO,  ..  (iezigl  door  de  Wyde  Capellsleej" 
naar  de  (>apell,  de  Kalverslraal  eii  liel  liiir- 
j^erweesluiys  le  Amsterdam  >>,  door  .1.  Cats, 
/  215;  N'o  ()5,  «  l)c  onde  Hlocmmarkt  cii  Pij- 
penniai  kl,  /  205  ;  N"  (17,  «  De  •<rootc  Scliouw- 
1)1111^  hy  de  l.eydsehe  I'oorl  »,  teekening 
door  11.  Schouleii.  /215;  Ariiheiii,  N'o  090, 
c(  De  MarUl  lot  Ariiliem  ■•.  door  ,1.  deJ5eyer, 
/  i:{2;  Brnssel,  No  922.  «  Inluildigiiig  van 
Willem  1    in  1815  ...  /  105. 

<«^ ^^^^ ^"^  ^.  ^"^  5«^  ^4'^ ^  i*^^  -^ 

VHILING  VAN  iiands(;iii!1fti-:n  i:n  Boi:- 

KKN  >BI.I  R.W.  p.  DK  VHIKS.  TK  AM.Sll-.P,- 
DAM,  8-20  DHC.liMMKR  1900. 

De  goed  gedriikte  en  geilluslieerde  eala- 
ol;iis  van  lieze  laalste  veilini*  in  liel  jaar 
besclireel'  1270  luimmers,  waarondcr  onde 
liandschririeii.  di  iikkcn  van  de  15'  eeuw  al, 
hoekbanden,  euz.  Wij  geveii  sleelils  enkelc 
liooge  prijzen  : 

Ilundsclirillcii.  ^•-'  2,  I'sallerinm.  K!'  eenw. 
/  230 ;  N'o  4,  Brcviarinm  Bomannm,  2'- Iielll 
der  14^'  eeuw,  /  400  ;  No  7,  Liber  sextiis 
Decrelalium  Domini  Bonit'acii  VIII,  H^ecuw, 
/  .525  ;  N"  11,  Aiili|)honariiim,  2''  liell't  der  15' 
eeuw,/  1400;  N"  15,  Gebedenbock,  15'' eeuw, 
met  minialuren,  /1500;  N'o  17,  (iel)eden- 
bock,  2'  liell't  15'-  eenw,  met  minialuren, 
/  KiOO  ;  No  18,  C.ebedcnbock,  -r  MGO,  met 
miniatureii,  /  800. 

Dnikken.  No  98,  Gebedenboek  met  Galen- 
<ler  voor  1518-1521,  met  minialuren,  /OOO; 
N"lll.  .lordaiius  Nemorarius,  .Vrilhmctica 
el  alii   Iraclalus.  1490,  /  220.  Brs. 


^  ^•^  ^*  S^  ^*  ^  ^  S* 'J^ 'S*  ^ 

DDnnnnnn  AMBACHTS- 
EN  NIJVERHEIDSKUNST  d 


NIKUWK  MUNT 
Door  de  annnemint>  van 
liel  gewijzigd  ontwerp 
van    wet    belreU'eiide    de 


]]\\wJ     nuiiitsooiten  zal,  ter  vcr 
^SJq?     vanging  van  hct  bestaaiu 


I 

zilveren  5cenlstukje,  eeii 
nikkelen  stuiver  van  grooler  afmeting  wor- 
deningevoerd.  Mijn  eerste  gedachte  was,  dat 
on;je  Vereeniging  een  adres  aan  den  Minister 
zou  zcndeii  betreU'ende  de  wenschelijkheid 
van  een  goed  en  schooii  ontwerp  voor  deze 
nieuwe  muni.  Bij  nadere  informatie  bleek 
eclitcr  de  vorm  van  de  munt  bij  bedoeld 
gewijzigd  ontwerp  tegelijk  vastgesleld  le 
ziju,  lerwiji  ecu  proef  van  die  nieuwe  stui- 
ver ter  beziclitiging  op  de  lafel  van  den 
Minister  lag  lijdens  de  besprekingen.  Word! 
deze  wijziging  dus  goedgekeurd  door  de 
Kcrsle  Kamer,  zoo  zeide  men  mij,  zou  de 
aaiimnnling  wel  spoedig  daarna  gescliieden. 
Hr  is  dus  op  l  moment  weinig  aan  le  ver- 
anderen.  De  omscbrijving  van  de  nieuwe 
pasmuut  luidt  als  volgt  :  «  Op  de  voorzijde 
de  koiiinklijke  kroon,  boven  het  woord 
•' Nederland  ,,  op  een  lint  lusscben  eiken- 
lakken,  waaronder  licl  jaartal.  Op  de  keer- 
zijde:  de  waardeaanduiding  5  eents  lusschen 
twee  oranjetakken  ». 

Deze  ouscluildig  uitziendc  omschrijviiig  is 
al  voldocude  om  een  Nijverlieidskunslenaar 
een  nachtmerrie  le  bezorgcn  en  de  vrees  is 
niaar  al  te  zeer  gcwettigd  tiat  dit  nieuwe 
sluiverslukje  voor  zijn  broerljes  niel  in 
leelijklicid  en  slijlloosheid  zal  ondeidoeii. 
Ilel  eenige  wal  lui  overblijft  is  een  ernstige 
kriliek  op  dil  voortbrengsel  van  Rijks- 
Nijveilieidskunst,  zoodra  bet  verscbijnt.  Is 
er  iemand  van  oiize  leden,  die  van  plan  is 
dal  varkenlje  le  wasscben,  dan  zou  het 
dunkl  mij  aanbeveling  verdienen  eens  le 
onderzoeken  in  boever  en  waar  iut  Buiten- 
land  voor  dergelijke  gevallen  prijsvragen 
onder  kunslenaars  worden  uitgescbreven. 

In  elk  geval  wordt  bet  tijd  om  met  de 
noodige  nadruk  aan  de  Regeering  duidelijk 


i<iL\sriii:i{i(:iiih:.\  —  amuaciiis-  i:.\  .\i.i\  i:iaii:ii)s/<r.\si 

U'  iiKikcii.  (I;il  lu'l  zi'i-i  /c'Uci  iiici  in  I  lu'hiMH  \v:i:i|-  <lil  zilvr  :ils  |ii'ii(luc-('iil  \;iii  kiiiisl- 
viindc  oiil\vikkcliiiK<lt'i  kiinsU'ii  l»ij  dc  iikismi  iiijvfi  liei(Kv()(»i\vc'r|U'M  (i|)lri'C(ll.  (If  sirens- 
is,  (lal  ollioic'cl  ziilkc  at-^i  ijsclijkc  (liiitifii  sli-  ciMlicMi  sU-ll  l)clrclIc'H(k'  nocdc  versic 
}>cinniikt  on  vcisprcid  wordcn.  Waar  di-  Kc-  rin}4  fii  schoonc  vornificvin};.  en  iiifl  van 
f^ceiin}4  loi-li  dooi- hare  zoi}"  voor  lu'l  kiinsi-  die  nionslerlijklieden  voorlbrentji,  weike 
nijvcrheiiisondci  wijs  en  de  kunslandiat-hl-  volkonien  In  sirijil  zijn  niel  <le  eleineidalre 
scholen  op  prljzeriswaai-dlHe  vvljz.e  Iraelil  l)e<iinselen  van  ("oede  sierkunsl.  zooals  die 
niede  te  werkcn  lot  de  onlwikkelin}^  van  de  lliaiis  op  de  door  liel  Hijk  "leslichle  of  (>esnlj- 
Hollandsche  knnslnijveriield,  ll^l  liel  ••elieel  sidiccrdc  scholen  worden  ncdoeecrd. 
in  de  lijn  van  dczc  henKieliM^eii  als  hel  nijk.  \V.   P 


i(i:> 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


DK  KUNSTXIJVKHHK11)>HAM)-1-:N  stu- 

i)iei?()kk.i1-:  tkvhns  vademecum  vooh 
i5Ezoi-:keus  van  musea  en  textoon- 

STELEIXdEX  yC-».  Xaar  1>  Bruno  Buchor's 
■I  Kiiiisl  ini  Haiidwcrk  »  met  eeii  inleiileiid 
woord  van  .1.  H.  de  KriiyfT,  oud-directeiir 
der  Hijksschool  voor  Kunstnijverhoid  le 
Amsterdam.  Derdc  her/.iene  druk,  gelicel 
gewijzigd,  iiilgebreid,  en  van  talrijkc  illiis- 
tratien  vooiv-ien  door  J.  \V.  H.  Berden, 
directeur  der  Hijksschool  voor  Kunstnijver- 
lieid  te  Amsterdam.  Haarlem,  H.  D.  Tjeenk 
Williid<  &  ZOOM,    190.-,. 

verschijnen  van  dil 
oekje  komt  in  dozon 
lijd  nil  de  scliarc  van 
lion,  die  belang  stellcn  in 
knnstnijverheid,  grooler 
wordi,  zecr  zeker  gele- 
;;t'n.  en  wij  wenschen 
liet  in  veler  liandcn.  waar  het  ongetwijt'eld 
door  zijne  beknople,  maar  meestal  juiste  en 
eenvoudige  besclirijvingen  der  verschillcnde 
stijlen  en  Icciinieken,  verdnidelijkt  door 
eeiiige  al'beeldingen,  Uan  medehelpen  om 
menig  verkeerd  begrip  door  beter  te  doen 
vervangen.  Want  alles  wal  de  nioderne 
kunstnijverbeid  aaiibelaiigt,  lieeft  zich  in 
dezen  tijd  niet  te  beklagen  over  gebrek  aaii 
belangstelling  bij  het  pnbliek,  maar  het 
is  dikwijls  niets  meer  dan  belangstelling 
vail  cell  lierhebberig-oppervlakkigen  aard, 
slechts  voortkomeiide  uit  een  modieuzen 
ziii  voor  het  «moderne».  Vooropgesteld  een 
goeden  smaak  en  een  logischen  kijk  op  de 
dingen,  is  voor  een  juiste  beoordeeling 
van  kunstnijverheidsvoortbrengselen  eenige 
keiinis  der  gebruikte  technieken  en  stijlen 
een  eerste  vereiscbte,  en  zal  allicht  daar- 
door    meer    waaj-deering    worden    gewekt 


voor  hel  werU  van  hen  die  nog  dikwijls 
incl  a!  Ic  vecl  nioeite,  zoowel  moreel  als 
linancieel  liebben  te  kampen,  om  de  ge- 
bruikskunsten  tot  nieuwen  bloei  te  brengen. 

Bi]  de  uitgebreide  stof,  die  in  dit  boekje 
le  behaiideleii  viel,  is  het  mogelijk  dat  er 
wel  eons  kleine  onjuistheden  voorkomeii, 
die  wij  liopeii  ilat  spoedig  kunnen  worden 
liersleld  bij  eenen  eventucelen  vierden 
druk. 

Zoo  wijzcii  we  b.  v.  op  de  op  pag.  121 
aaiivangende  beschrijving  van  de  techniek 
der  lithographie,  waar  van  het  drukklaar 
makeii  van  den  steen  een  beslist  onjuiste 
voorstelling  wordt  gegeven.  Handelde  de 
drukker  als  daar  aangegeven,  erzou  van  de 
sleenteekening  weinig  overblijven.  Voor  dat 
men  met  water  op  den  steen  mag  komen, 
nioet  deze  zoogenaamd  «  geprepareerd  » 
worden,  dat  is,  bedekt  mel  een  mengsel  van 
arabische  gom,  water  en  salpelerzuur ; 
eerst  dan  is  het  proces  voltrokken,  en 
neemt  de  schoongelaten  sleen  liet  water 
aan  en  de  daarop  met  vettige  inkt  of  krijt 
gemaakte  teekening  ;i/e/.  waardoor  op  deze 
teekening  de  vettige  vert'  zich   hechten  kan. 

lets  verder  wordt  de  lithografie  een  hoog- 
drnk  [irocede  genoemd.  Dit  is  niet  juist, 
wijl  de  teekening  niet  merkbaar  verhcven 
is  o|)  den  sleen,  en  de  druk  mogelijk  wordt 
gemaakt  door  eene  sclieikundige  bewerking. 
Daaroni  wordt  de  steendruk  in  tegenstelling 
met  boekdruk  (hoogdrnk)  en  koper-  of  staal- 
gravure  (diepdrnk)  juist  vUikdruk  genoemd, 
uitgezoiiderd  enkele  gevallen  wanneer  door 
berhaaldelijk  etsen  de  teekening  verhoogd 
wordt.  Nog  eenige  kleinere  onjuistheden 
over  den  steendruk  gaan  we  voorbij,  wijl 
deze  slechts  voor  verder  doorgevoerde  tech- 
iiiesche  behandeling  van  belang  zouden 
kunnen  zijn. 


liOEKES  A  lunsciiHiirKS 


Uij  (li'/.c  ;i;iiinicrl<iri}>(.'ii  op  drii  li-ksl.  wil 
ik  het  liier  lalen,  omdal  ik  lict  vooral  wil 
hebbcn  over  de  lypografisclic  vcr/oij^iii-^ 
van  ilil  luillige  boekje,  die  loch  als  iiict 
j«erin><e  bijzaak  ma^  besciiouwd  wordcii. 
■  Hel  j^aat  loch  iiicl  aan,  dal  ecu  dcMni'lijk 
bockjc  over  kuiislnijveriieid  in  veleiloi  op- 
zicht,  eeii  zoo  slechl  specimen  is  van  l)uek- 
druk,  (ook  voif^eiis  den  iicer  Harden  lol  dc 
kniislnijvcrheid  belioorcndel  en  zekcr  niel, 
waar  de  bcwerker,  de  lieer  H.  de  directeiii' 
is  van  on/e  eersle  en  officieele  kuiislnijvei- 
lieidschool  hier  te  lande,  en  het  toch  bij 
}»oed  inzicht  en  door  zijne  benioeiini;  met 
de  uitvoering  in  zijn  machl  was  {•eweest, 
(door  een  juistc  keuze  en  plaatsin}>  van  het 
drukmaleriaal)  van  dil  boekje  een  voor- 
beeld  le  maken  van  wal  met  eenvoudige 
iniddelen  (zelfs  zonder  expresselijk  gelee- 
kcnde  versieringeni  op  het  gebied  van  boek- 
drukkunsl  bereikt  kan  worden. 

I)e  omslag,  een  modern  onrustig  papiertje, 
is  be(h-ui<l  met  weigeleld  negen  veischil- 
lende  lettersoorten  en  groolten  Men  zou 
<ian  ook,  hierop  afgaande  cerdei'  dcnkcn 
de  eersle,  in  IS77  verschenen  uitgave,  dan 
de  derde  van  11)05  voor  zich  tc  liebben. 
Toen  immers  gebruikle  men  zoowat  voor 
iederen  regcl  een  anderc  —  hetzij  in  groolte 
of  vorm  verscbillend  —  letterlyi)e,  een 
gewoonle  die  wij  gelukkig  zoowal  als 
afgedaan  kunnen  beschonwen  dank  zij 
den  invloed  van  niannen  als  Morris  en 
de  na  hen  koniendc  bockversierders,  en 
vooruilstrcvende  l)oek(irukkcrs,  al  zijn  dezc 
laalsle  scliaars  te  vinden  Ook  het  plaatsen 
van  den  biaiispiegel  op  de  biadzijile  is  in 
strijd  met  hel  meer  en  meer  geappiecieerdc 
beginsci,  (hit  op  dc  twee  tcgenover  eikaai- 
slaande  en  bij  elkaar  belioorende  paginas 
het  gezamcniijke  wit  aan  de  binnenkanl 
niel  twcemaal  zoo  breed  mag  zijr.  als  dal 
aan  den  buitenkanl  dcr  |)aginas,  opdal 
zij  niel  den  indruk  maken  van  niteen  le 
vallen.  Dil  wordl  vooral  geeischt  bij  een 
ongebonden  exemplaar,  waar  rekcniiig 
nioel  worden  gehoudcn  met  de  bij  bet  in- 
binden  noodzakelijke  afsnijding  der  builen- 
niarge.  Zooals  in  dil  boek  de  builenlekst- 
illustralien  zijn  geplaalsl,  zou  hel  bij  t 
binden  zelfs  noodig  zijn.  dal  deze  uilni'licbl 


on  aan  de  rngkani  afgesneden  werden 
\'<)()r  de  opscbriften  van  de  hoofdslnkken 
en  bun  onderverdcelingen  zijn  gebriiiki 
cenige,  van  hel  loch  al  niel  fraaie  letter- 
type  der  U'kst  afwijkcnde  lettersoorten. 
wal  niel  bevorderlijk  is  aan  <le  eenhcid  van 
zoo  n  pagina  Te  meer  nog  misscn  wij  die 
zoo  zeer  gewenscble  eenheid,  waar  hel  wil 
boven  dc  hoofdstukkcn  telkens  verschill  in 
groolte,  en  zelfs  eenmaal  een  illuslralic 
als  kopvigncl  is  gebiHiikt,  hoewel  (lit  op  zich 
zelfnu  niel  zoo  afkeurenswaardig  is. 

In  hel  voorbericht  voor  den  3'"  drnk  zcgl 
de  beer  B.,  dal  met  het  verloopen  van  hel 
getij  de  bakens  verzel  dienen  le  worden. 
L'it  een  en  ander  moge  blijken,  dal  wal  de 
lypogralische  uitvoering  van  dil  boekje  bc- 
treft,  de  beer  H.  dcze  goede  raad  zcif  niel 
in  praktijk  beeft  gebrachl. 

Kimnnmiic  I'JOC.  S.  II.  1)1-.  MoOS. 

%ti  ^*t^^9i^9i^9t S*  &9t  ^9t  ^9i ^ 
V.VKONDKRWIJ.S    IN    lii:T    BUITKNLANl) 

IN  vF=:RH.\N'n  mi-:t  iikt  vakondkrwus 
IN  ni;i)i;h[..\ni).  dooh  h.  .i.  di:  c.hoot. 

INSPHCTKUH  V.\N  MIIT  MII)l)i:i.|{.\.\H 
ONDKinVLIS  >  S.  I.  V.\N  I.OOV.  .\M- 
STHRI).\M  yC*. 

Dil  boekje  is  feilelijk  ecu  uilgebreid  zake- 
lijk  rapport,  onitrciil  hel  buitcniandsch  vak- 
onderwijs.  uilgebrachi  aan  Zijn  Kx.  den 
Minislei'  van  Himienlandsche  Zaken,  maar 
waaraan  ecbler  vaslgeknoopl  zijn,  een  aan- 
lal  denkbeelden  en  bescbouwingen  omireiit 
eene  niogelijke  regeling  bier  te  lande. 

Iloe  interessanl  de  mededeclingen  omtrcnl 
dc  l)uilenlandscbe  scholen  ook  zijn  en  er 
gccn  twijfel  beslaal  aan  de  geloolwaardig- 
heid  van  den  Inspectcur,  wil  men  loch 
veelal  met  eigen  oogen  zicn,  oni  oveituigd 
le  worden.  Voor  ons  blijven  evenwel  de 
hier  le  lande  bcstaande  loeslanden  le  con- 
troleeren  en  in  verband  daarmedc  kunnen 
de  maalregelen  wortlen  bcscbouwd,  welkc 
door  den  Ins|)ecteur  worden  aanbcvolen 
om  lot  verbeteringen  le  komen. 

Wij  slellen  voorop.  dal  een  good  ambachts- 
onderwijs.  t  zij  hel  in  de  school  of  werk- 
plaals  woi'dt  gegcven,  een  kracbtigcn  steun 
vormt  om  lol  hernieuwden  bloei  der  .\m- 
bachls-cn  Nijvcrbci<lsknnsl  le  Uonien.lioodc 


BOEKEN  &  TlJDSCimiFTEN 

begrippcn  onilrenl  materiaal,  consliuclic  cii 
/.uivere  tccliiiiek  zijii  een  nooii/.akclijke 
vereischle  in  den  ontwikkeliiigs^ang  van 
iiil\  oerder  en  onlweipei.  In  eenige  liool'd- 
sUikken  worden  denkbcclden  gegeven  oni- 
lrenl liel  Icerlingwczen,  sclioolon<ler\vijs, 
Ijevocgdlieden,  cursusscn,  enz  ,  en  der  niid- 
delen  waardoor  liel  algemeen  jieil  dei-  onl- 
wikkeling  van  onze  werklieden  in  llieoie- 
reliscluMi  en  praktisclien  zin  kan  woidcn 
verhoogd,  Hij  dringl  aan  op  wellelijkc  lege- 
ling  van  liel  lecrlingwezen  in  verband  niel 
de  financiecle  verhoudingen  der  particulierc 
inslellingen  van  ons  vakonderwijs.  Zijn 
vooislellen  oni  lol  eenen  gcordenden  toe- 
sland  Ic  komen  hebbenonze  voile  syinpalliie. 

II.  i:. 

^^^'^^'^^'^^^'^^^^'^  '•'S 
LES  AHTS,  liel  door  <le  lirnia  Manzi  .loyanl 
ivoorlieen  (ioupiii  in  groot  rorniaat  uilge- 
gevcn  kunsllijdseliiiri  nuint  wel  eens  nicer 
door  royalc  en  Iraaie  reprodnklies  dan  door 
degelijklieid  vanden  IcksUiil.Zooookdilniaal 
(Dec.  1906'  waar  bel  een  besclirijving  brengl 
van  de  beroenide  kiinslveizanieling  van  den 
Karl  Spencer  op  Allliorp  House.  De  reprodnk- 
lies zijn  lalrijk.  f'raai  en  van  grooler  al'nie- 
ting,  dan  den  nieeslcn  anderen  periodieken 
mogelijk  is.  Hel  artikel  van  Rene  Pierre 
Marcel  leest  men  echler  niel  zondcr  bedeii- 
kingen.  H.  v.  waar  de  autenr  een  be- 
schrijving  geel'l  van  een  scliilderij.  dal  liij 
voor  wel  hel  nieesterwei'k  der  verzanieling 
lioudl,  cell  porlrel  van  Renibrandrs  nioe- 
der  door  Rembrandl  zelf,  —  ecu  beschiij- 
ving,  die  bij  al  de  sclioonliedcn  welkc  de 
schrijver  in  hel  wcrk  nieenl  le  onldekken. 
ook  den  lezer  meer  zou  kunnen  ontroercn, 
als  hij  in  de  reproduklie  allhans  ids  van 
al  de  gerocnide  fraaiiglieid  lerug  vond.  Ilel 
minder  aanlrckkelijk  scliijnend  portiel  lijkl 
cclilei  niel  veel  op  Renibrandrs  nioeder. 
iioch  on  een  werk  van  Piembrnndl  —  en  zoo 


liel  dil  al  wel  iiiochl  zijn,  kan  men  liet  loch 
bezwaarlijk  een  nieeslerwerk  achten. 

Dal  de  schrijver  Renibrandl's  heerlijke 
jongeiisporlrel,  dal  men  eerder  gcneigd  is 
voor  een  parel  dczer  kolleklie  aan  le  zien, 
bezoekcrs  van  de  Amsterdainsclic  of  Lon- 
<leiisclie  Rembraiidl-lenloonslellingen  heb- 
ben  de  onvcrgelijkelijke  bekoring  van  dil 
porli-elje  kunnen  genielen)  nog  belitelt  als 
ceil  koiilerfeilsel  van  Prins  Willeni  van 
Oraiije  ilaler  Willeni  III.  volgl  er  lioogsl 
geweleiisvol)  is  loch  ook  wel  een  weinig 
achlerlijk.  Vroeger  mag  men  hel  zoo  ge- 
noeiiid  liebben.  Ihans  is  er  echler  behalve 
deze  schrijver  wel  sinds  jaren  iiieniand 
meer,  die  aan  deze  identilikalie  vaslhoudl. 

Ook  hel  ovcrige  arlikel  is  van  ecu  gladde 
oppervlakkigheid,  die  de  eigenscliap  is  van 
hel  iiiinsi  deugdelijke,  dat  in  Frankrijk  over 
kunsi  geschreven  wordl. 

THI-:  liUKLIN'(;TON  MAGAZINE  iDecembcr 
190(i)  beval  o.  a.  een  opslel  van  Dr.  W. 
.Marlin.  dal  een  inzichl  wil  geven  in  de 
wijze  van  onlslaan  van  een  zeveiilieiid" 
eeuwsch  HoUandsch  schilderij.  Keiinis  van 
de  scbilderlcchniek  oiizer  voorouders  kan 
men  o.  a.  oiilleenen  aan  onvollooid  geble- 
ven  schilderijcn.  De  schrijver  bespreekt  er 
verscliillende  en  inaakl  daaruil  zijn  gevolg- 
Irokking  onilrenl  hel  besproken  onderwerp. 
Ook  de  zicblbare  repentirs  op  sommige 
sehilderijen,  waarvan  Dr.  Marlin  een  aanlal 
markaiile  voorbcelden  iioeinl,  doen  een 
oogenblik  iiiel  hel  onlslaan  van  hel  kuiisl- 
wei  k  niceleven,  geven  ecu  blik  in  zijn  voor- 
bereiding  en  onlwikkeling.  En  in  de  werk- 
plaals  zeir  krijgt  men  een  kijkje,  door  som- 
mige nfbeeldingen  van  schilders-aleliers, 
welkc  van  de  werkwijze  van  zevenliend' 
eeuwsche  schilders  een  denkbeeld  geven. 
De  schrijver  zal  zijn  ojistcl  in  een  volgende 
allevering  vooiizclleil. 

C   G 


108 


DIRICK  JACOBSZ.  VELLERT 

SCHILDER  VAN  ANT^A^ERPEN  (") 

II 

HOUTSNEDEN 

ET  dovios  van  lict  Si,  Liicasgild  is  een  uitslckeiid  voor- 
beeld  van  de  vindinf^rijklieid,  waarmce  Velleii  Ila- 
liaansche  modellen  in  loepassing  bracht.  Het  sciiijnl 
niij  niet  twijrehu-litig.  dal  liij  eenige  dier  spiegcls  waar- 
aan  loik'l-i)en()()(lij>(ilu'den  hevestigd  wcrden  (reslelli) 
heefl  gezicn  die  vooral  in  Venclic  de  wanden  sicrden. 
Do  rijUe  ramcn  dier  spiegels  zullen  hem  voor  een  oni- 
lijslinj^  del-  eniblenien  van  zijn  gild  bijzonder  geseiiikt  zijn  voorgekonien. 
Een  vergelijking  niel  de  reprodnclie  van  bet  restello  der  colleetie  Guggenbcim 
(Venelie)  dal  wij  aan  de  /oo  nicrkwaardige  sludie  van  (inslav  Liidwig  over 
Venetiaanscb  buisiaad  (^)  onlleenden,  is,  dunkl  niij.  volkonien  oveituigend. 
Hel  phialsen  der  kokimmeljes  voor  de  pilasters  met  vercUeple  velden  (ordon- 
nanlie  die  we  ook  op  den  Si.  Lucas  bei)ben  kunnen  opnieikent,  de  boekvul- 
lingen  noodig  geworden  lusselien  (\i'U  l)()veid)()n\v  en  den  i)ieedercn  basis, 
bicden  ook  l)ij  nauwkenrige  i)eseiiou\ving,  IreU'ende  punlen  van  overeenkomst. 
We  zijn  i)ijna  verwonderd,  aan  den  l)asis  van  Velleits  devies  niel  de  pennen 
te  zien  die  bet  lot  een  ecbt  restello  zouden  maken.  De  paardeslaart  waar  de 
kamnietjes  in  steken  en  inee  worden  scboongemaakt,  de  waaiervormige 
borslel,  bet  i)onlje  liat  de  dames  «  in  de  hand  bouden  »  of  over  den  bb)oten 
sebouder  leggen,  ze  zonden,  met  nog  andere  loilel-ulensihen,  er  eigenbjk 
moelen  at'bangen.  (^)  Maar  ook  hel  ijik'l  spiegelghis  verdween  om  i)hiats  le 
maken   voor  de   violieren    en    het   gevleiigeble    dier   van   St.  Lucas. 

Aan  bet  houli)h)k  waar   iiel   devies  van  liet  Antwer|)scb  St.   Lucasgiki  op 
gesneden  slond  moel  een  iangdurige  werkzaamheid  te  l)eurtzijn  gevaikMi.  Heeds 


'')  Zic  Onze  IvuNST,  Dec!  X,  bl/.  11>7.  .  Dcc-cnibor  li)OG). 
(*)  Ilalienische  Forschiinyeit,  liiiiid  I,  p.  2(M) 
(»)  T.  z.  p.  pa«.  263-268. 


Onzk  Kt'xsT.  Del  XI.  N-:!.  Mmiil  I'.KIT 


109 


DIRICK  JACOBSZ.   VELLERT 

Gliick  veroiulersleldc,  zich  liieil)ij  annsliiileiul  ;iaii  Cfinipl)ell  Dodgson,  dat  het 
door  hem  gerepiodiiceerdc  Oxfordstlie  cxeniplaar  en  een  ander  van  hot  Lon- 


denschePrenlenkabinel,waar2mni.l)cned(,n  het onderstepuntdelettersH.D.N. 
met  het  jaartal  1626  te  lezen  staan,  heide  kite  driikken  waren.  Ook  de  Amster- 
damsche  prent,  die  op  1  Vi  mm.  beneden  het  zelfde  punt  is  afgesneden,  kan 
een  dergehjken  laten  datum  hebl)en  gediagen.  De  wormgaten  die  men  hier  en 
daar  in  de  prent  opmerkt  shiiten  de  niogehjkheid  van  een  druk  van  1526  uit, 
hoewel  de  omstandigheid  dat  ze  niet  gedicht  zijn  waar  dit  op  het  Oxforder 
exemplaar  wel  het  geval  is  (reehts  van  het  St.  Lucasschildje  ;  links  van  het 
rechter  kolommetje)  het  vermoeden  wettigt,  dat  van  die  beiden  de  Amster- 
damsche  druk  vroeger  is.  Het  Parijssche  Prentenkabinet  bezit  van  deze  prent 
twee  gelijkelijk  slechte  exemplaren,  beide  van  het  zeer  gesleten  blok  —  een 
stuk  van  de  hnker  S-spiraal  is  weggevallen  —  gedrukt,  dat  toen  waarschijnlijk 


no 


1)1  HICK  .lAconsz.  vklleht 


DIIUCK  Vi;r.r.l.ltT:  H, •^i■■^,l,•l■  lliil.iijkeiskain..  <l,-  [..lif  ^nn  Dies!. 


ill  lul  hczil  was  van  dcii  AiilwLrpstlu'ii  iiil<<i'V(.T  |-"iaiis  van  \Vvnj»acrclcn.  Op 
liL'l  iiiet  arjJesiiecU'ii  rxi'inplaar  loch  /ijii,  l)ijiia  .'i  inrn.  oiultr  lu-t  dcvies,  de 
lellcrsF.V.W.  en  licljaailal  1(>I;{  j-odnikt. 

Hel  dcvies  van  liel  Aiilwci  pstlK-  St.  Lucas^ild  is,  iiaar  ik  slellif,'  mrhii,  nicl 
hel  eenigc  sink  van  ilicn  aard  door  Vciii'il  voor  c-t-n  kunstlii-vcndc  vncHiii- 
giiif^   onlwoipcMi    cMi   j^esiu'di'ii. 


DIRICK  JACOBSZ.    VELLERT 

Het  was  bij  een  bezoek  tuiii  het  Biiisselsche  Pienlenkabinel  dat  de 
Directeur,  de  beer  van  Bastelaer,  mij  mededeelde  dat  in  bet  begin  der  xvf  eeiiw 
vele  rederijkerskaniers  dergelijke  deviezen  rijk  waren  en  die  waarscbijnlijk 
bij  feestebjke  gelegenbeden,  als  het  Landjiiweel,  vcrspreidden.  Tot  staving 
zijner  nieening  verloonde  bij  mij  bet  allermerkwaardigsle  bandschrif't  dat  in 
zijn  kabinet  wordt  bewaard  en  dat  docunienten  betreiTende  het  te  Antwerpen 
in  1561  gegeven  Landjnweel  bevat  (').  In  dil  liandschrifl  toch  zijn  29  blazoenen, 
op  twee  na  alle  houtsneden,  van  rederijkerskameis  die  aan  ilal  Landjnweel 
deebiamen,  verzanield.  Het  viel  mij  lerstond  op,  boe  bijna  alien  de  opbouw 
enornamentatie  van  Vellert's  devies  tot  voorl)eeld  hadden  gediend.  Bij  nader 
onderzoek  werd  ik  echler  bovendien  vernisl  door  een  l)lazoen  dat  in  bouw, 
motievenvoorraad  en  snede  zoo  geiieel  met  hel  devies  van  1526  overeenkomt, 
dat  ik  niet  aarzel  er  een  nog  onbescbreven  eigenhandige  ])rent  van  Vellert  in 
te  zien.  Een  vergeHjking  van  bijgaande  reprodiictie  (-)  met  die  van  het  devies 
van  1526  maakt  een  nitwijding  over  de  pnnlen  van  overeenkomst  onnoodig('). 
Tevens  zal  het  duideiijk  zijn,  dat  dit  prentje  waarsehijnbjk  ook  in  bet  eind 
der  twintiger  jaren  moet  gedateerd  worden  en  dus  lang  voor  hel  Landjuweel 
van  1561  voor  de  rederijkerskamer  de  Lebe,  van  Diest,  moet  zijn  gemaakt. 
Hierop  wijzen  ten  overvloede  het  wapen  van  Rene  van  Chalon,  beer  van  Diest, 
die  reeds  in  1544  stierf  en  bet  wegsnijden  van  het  jaarlai. 

Ik  hoop  elders  op  het  handschrift  lerug  te  komen  en  te  wijzen  op  den 
grooten  invloed  die  Vellert's  twee  i)lazoenen  op  die  voortbrengselen  der  hout- 
snede  hadden.  Tevens  zal  iXim  mijn  twijfel  of  ik  ook  het  devies  van  den 
Olijftak  van  Antwerpen  {*)  —  een  Restello  in  tre  campi  !  —  met  het  jaartal 
1556  cro/!(/prgedrnkt,  voor  een  later  werk  van  Vellert  mag  houden,  misscbien 
zijn  opgelost. 

Mel  grootere  beslistheid  zon  ik  hem  een  andere  houtsnede  (een  vrij 
grool  ornamentblad,  boog  15,  breed  28cm.)  die  ik  in  bet  Londensche  Prenlen- 
kabinet  vond  {'")  durven  toeschrijven.  De  groot  gesneden  breedtevulling 
(waarvan  men   den  onderrand   vergelijke  met   het  acanthns-versierd  profiel 

(*)  Het  lis.  werd  in  1861  uitgegeveii  door  Ed.  van  Even,  Hel  Luiuljiiweel  win  Antwerpen 
in  1561,  met  platen  van  L.  van  Petegheni. 

(')  De  fotografie  hel)  ik  aan  de  groole  hulpvaardigheid  van  den  Heer  van  Bastelaer 
te  danken. 

(')  Zie  nog  voorde  besclirijving  van  dezeprent  van  Even  t.  a.  p  pag.  62.  Opde  plaat  van 
van  Petegheni  (pi.  XX)  is  het  jaartal  1561  ingevoegd  en  het  opschrift  aangevuld.  De  repro- 
ducties  vertoonen  nieer  veranderingen  van  data  of  opschriften.  Ze  zijn  daaroni  niet  dan 
met  voorziclitigheid  te  gebruiken.  De  Heer  van  Bastelaer  vermoedt  dat  van  Even,  aan  wien 
het  handschrift  toebehoorde,  nog  andere  slaten  dezer  blazoenen  bezat  of  kende  zoodat  die 
veranderingen  niet  o])  louter  willekenr  zouden  berusten. 

(*)  v.  Even,  pi.  XIII. 

1^)  E.  8,  172  (portefeuille  8  der  ornanientprenten). 


112 


^-^m^^^m 


DIHICK  VELLEUT  :  ORNAMKNT-FRIES 


DIRICK  VELLERTC'i  :  MERK  VAN  DEN  DRLKKER 
MICHIEL  HILI.EN. 

(Ill  rtot-lissinii  uiri  Juannis  Murmellil  Rurenmndensis 
I'apa  putrorum,  una  cum  ctrlhiimis  Sijniaieos 
prceteptonibus,  Antwcrpeii,  1537,  in-l-). 


1)1  KICK  .IMOnsZ    VIJJAiKI 

;i;m  di'  coiisoli-  \;m  lul  DiisUr  hlii/ocii)  dii'  i-rii  ;iaii\vij/iiij;  U-  iiu'i'i' voor  di- 
idriililc'it  van  Vi-lk-rl  im-l  (i.  I.  moil  Ik-i-Icii,  is  waaiscliijidijk  ht-slc-iiid  oiii 
f^i'l)iuiUl  tc  woiilt'ii  ill  Ik'I  aU'lit-r  van  den  j^iasstliilder.  Door  /idk  i-rii  |)iTnlji' 
()|)  lu'l  ^las  ovrr  k'  IroUUiMi  mofk'ii  de-  ^czi'lli-ii  in  koilcii  lijd  vvu  linrizoiilak'ii 
hand  noirod  lu'l)i)t'n  kimiu'n  krij^cn. 

Hot  Ainsk-rdanisc'lif  I'rcnk'nkaliini'l  luzil  onck'r  (k'n  naani  van  .lacoi) 
Cornclisz.  noj^  twee  kleinc  oniaiiienlak'  iionlsneden.  die  iioewei  nu'ii  ze  wat 
hull  inolieven  (')  i)etrert  wel  met  deze  pienl  kan  vergciijken,  loeli  veel  niiiuk'r 
viol  fjesnc'den  zijn  dan  dat  ze  dezellde  iiand  zoudeii  veiradeii. 

Vim  du  tweede  iiekenck'  lioutsnetk'  van  onzen  meesk'r,  liel  aai(ii}<e  en 
iiit  ecn  ciilUiiiiliisk)riscli  oof^pmit  zoo  l)elan<<iijke  jonfiens-en-meisjes- 
sclioollje,  ^at  (iUiek  eene  goeck'  re|)i(){iiictie  naai'  hel  eenij,'  i)eken(k"  (iiiel  al 
tc  t'laaie)  Londensclie  exemplaar.  Metis  niel  noodig  daail)ij  nog  stil  te  staan. 
Het  is  lodi  mijn  i)e(k)eling  niel  zoozeer,  Velleii's  a'uvie  reeds  lui  opnieuw  k' 
bcsclirijven,  als  we!  wal  Ik  aan  nieiiws  over  (k'n  meester  vond  saani  te  vatlen. 
Sleclits  wil  ik,  liierin  van  (iliUk  afwijkend,  er  nog  op  wijzen  iioe  Velk'it  ook 
liier  aan  zijn  voinientaal  van  de  twintiger  jaren  is  troiiw  gehieven.  Houdiiig 
en  l)e\veging  van  liet  iiieisje  dat  zicli  iioven  ietwat  angstig  naar  den  meester 
sleej)!,  van  (k-  twee  moeik'itjes  die  l>ene(k'ii  links-voor  zijn  gezelen  (men  vei- 
gelijke  iiet  aeiiterste  vroiiwtje  met  <k'  Elisai)etli  op  liet  prentje  van  ir)21,  ii  1(1) 
hel)i)en  volkomen  Vellerl's  kaiakter. 

Xog  twee  groote  hoiitsneden  zijn  we!  voor  werk  van  Velieit  dooigegaan. 
R.  Weigel  (*)  liescliiijl'l  een  pieni  nit  twee  stukken  l)estaan(k>,  de  Rijke  man 
en  Lazarus  en  een  aiuiere,  twee  mannen  en  een  vroiiw  aan  een  speellafel. 
Ik  ken  alleen  (k'  rechterhell't  der  eerste  preiit,  die  zieii  in  lul  Amslerdamsclie 
Prentenkaliinet  lievindl  en  ik  lien  er  van  oveitnigd  dat  we  liiei'  niel  met  VeMeit, 
maar  met  een  werk  van  den  waarscliijniijk  ook  oiider  invloed  van  onzen 
meester  slaanden  .Ian  Swart  te  doeii  hehhcn  dat  ik  cidirs  hoop  le  his|)reken. 

Ken  aiidere  groote  houlsnede  daarentegen,  dooi-  Dodgson  om  uiterlijke 
hoewel  vrij  sprekende  redenen  aan  Jan  Swart  toegeschreveii  ('),  zou  ik 
geneigd  zijn  meer  naar  Vellert's  steer  te  verplaatsen.  Ik  liedoel  die  prenl  in  de 
breedte  waar  episcxien  nil  de  geschiedeiiis  van  Johannes  den  Dooper  worden 
gegeven.  De  sieilijke  krijgsnian  links,  de  man  wiens  scliuin  ophlikkend  liookl 

('i  Molieven  (iit-  .lacol)  (Cornells/.,  i^cliccl  vii-i'iiui  /ijii. /ell's  zijn  miTkw;i;ii  difji-  sluk  v;iii 
1512  (dus  iiiisschieii  in  Aiilwi'ipcii  ontslnan)  wanrvan  l)fill)crg  in  zijn  l-'vithholtdndev  in 
Ilalien  zoo  {4ocilc  arbccldiiificn  i^al",  tooiil  de  (rolliisccrcndc  vcrwildcrinfi  van  iict  Honais- 
sancc-ornamcnl,  wcllvc  dczen  niccstcr  l<fnmcrkl. 

(')  Ktinsllager-Calalon,  XXVIII,  N'o  2l.')lf).  517.  Ovi'i  ^-cnonu-n  door  Nailer,  Monofirani- 
mislen,  II,  /WW.  Weigel  vornioedl  reeds  dat  Diik  van  Slarde/elfde  is  als  die  Meisler  DieUicli 
de  (>lasschilder,  <loor  Diirer  in  zijn  daKverliaal  ^enoenid. 

('i  liepeiiorhim  /iir  Kniislii'issenscluill.  XXI.  paj^.  'JHO. 


113 


/  UlilCK  J  A  COnsZ.    1  ElJJUi  T 

hoven  Ir'I  niulitoriiiin  van  Jolinniics  iiilsteekt  on  vooral  hot  profiel  van  dezen 
laalsle  dal  men  mt'l  hot  Clnislnslype  van  Vellert's  prenten  vergelijke,  doen 
aan  onzLMi  nieesler  dcnkcn.  I)e  ^eheele  van  terzijde  geziene  Johannesfigunr, 
de  stand  der  beencn,  dc  diapeciing,  veiioonen  tronwens  groote  overeen- 
komsten  met  een  rnilje  in  de  Heiligl)loedskapel  le  Brugge  dat  ik  aan  Vellert 
toeschrijf.  Mochlen  wij  hier  ecliler  me!  een  eigenhandig  werk  van  den 
nieesler  te  doen  liehhen,  dan  zoiiden  wij  liel  om  de  stroefheid  waarmee  vooral 
de  aehtergrondfigmeti  gesneden  zijn,  een  van  zijn  vroegste  proevcn  op  iiet 
gel)ied  der  xylograpliie,  een  werk  van  +  1520,  moeten  achten  ('). 

De  Antwerpsclie  iioulsnede  Itiedl  nog  een  rnim  veld  voor  onderzoekingen. 
Het  is  niet  onwaarsehijnlijk,  dai  Vellert  bij  dal  onderzoek  eenige  vaste  punten 
zon  kuiineii  hieden.  Bij  het  doorzien  van  Antwerpsclie  dridvken  tussehen  de 
jaren  152(1  en  1550  zouden  vernioedelijk  wel  Iionlsneden  welke  Vellert's  hand 
of  zijn  invloed  veri'aden,  gevonden  worden.  Ik  althans  meen,  hoewel  ik 
mijn  oordeel,  sleehls  op  kennis  van  reproduclies  gegrond,  niet  dan  aarze- 
lend  wil  geven,  dat  tiie  hand  ol' die  invloed  zich  verraadl  in  een  drietal  gefi- 
gureerde  Antwerpsche  boekdrnkkersnierken  die  ik  bij  van  Havre  at'gebeeld 
zag.  O  Vooral  die  grimmig  bewogenTijd(Salnrnus)met  zijn  fantastisch  schild, 
die  hier  nevens  gaat,  inaarook  de  andere  Tempns,  eveneens  een  merk  van 
Michiel  Hillen  ol  van  Hoogslraelen,  die  met  zijn  sikkel  zoo  goedzich  heel't  weten 
te  stellen  in  de  postuur  van  den  Adam  op  Diners  gravnre  (B.  1)  en  die  rijk- 
getooide  Fides  onder  een  boog  vvaar  gi'oote  acantluis-s-spiralen  de  hoeken 
vullen  (merk  van  Jan  Roelants,  maar  blijkbaar  een  late  druki  ze  deden  mij 
bij  den  eersten  hlik  aan  Dirick  Vellert  denken. 

Nog  een  andere,  i)elangrijker  houtsnede  van  +  1530,  de  Triomf  van 
den  Antwerpschen  medicus  Jacobus  Castricns,  welke  von  Loga  in  een  artikel 
dat  vergezeld  ging  van  een  uitstekende  reproductie  op  de  ware  grootte  (^) 
besprak  en  hoewel  aarzelend  aan  Hans  Holbein  toeschreef,  zouden  wij  ons 
zeer  goed  kunnen  voorstellen  als  in  Antwerpen  onder  Vellert's  onniiddel- 
lijken  invloed  ontstaan.  Het  vrouwelijke  gezichtstype  verbiedl  ons  voorloopig 
aan  Vellert  zelf  te  denken,  en  ook  wanneer  wij  wilden  aannemen,  dat  hij  de 
teekenaar  was,  zoiulen  wij  veel  op  rekening  van  den  tussciienpersoon  moeten 
stellen  (*).   Maar  het  eehl  Italiaansche,  aan   Pelrarca    ontleende  gegeven  der 

(')  Met  (Iczf  ZDU  (l:iii  misschien  wecr  die  lioiilsiieile  die  wel  ;i;m  Hieroiiyimis  Boscli 
toegesclireveii  woiill,  </<'  \'ci:oekiii(/  iHin  Antoniiis,  van  1522,  Ic  vergelijken  zijn.  Men  Ictle 
op  de  l)eliiindclini<  v;in  dcii  iiooni  en  zijn  gel)laderle  op  den  vooi'grond. 

(■-)  Mnrqius  Tijimgrajihiques  dcs  Impriinenrs  el  Libvaires  Aiwersois,  I,  |).  216-2I<S.  II,  p  217. 

( ')  .Jahrlnich  der  Konii/lich  Pieussischen  Kiinstsanimliiiigen,  189't,  pag  58,  59. 1)e  kennisvan 
dil  arlikcl  dank  ik  (Campbell  Dodgson  die  mij  levens  niededeelde  dal  andere  exeniplnren 
(iezer  prent  zicli  in  Karlsrulie  en  Dresden  bevinden. 

(*)  Helzelfde  zou  het  geval  zijn  met  het  door  Kiisteller  aan  den  xylograaf  der  Triomf 
toegeschreven  merk  van  Jan  drapiiens  nfgebeeld  bij  van  Ilavic,  t.  a    p    I,  p.   189. 


.114 


i)Hiii:h  lAcons/.  vEi.LEur 


Iliad    llollx'in    in 


Tiiomli'ii  —  Iiet  l)ij  Gliick  argcl)ecl(le  riiiljc  ( lirussfl,  (ioldsclimidl)  lawijsl  Jul  — 
was  Velk'il  iiii-l  viccmd.  en  ecu  f<ro()ti'  leckciiiiiji  in  Dirsden  die  lu-m  loff^i- 
schrcvi'ii  wi-rd  v\\  dir  iU  hdc-r  liifi  liooj)  ;d  k-  hi-i'ldrii,  ^t-ftt  wi-l  piinlon 
van  VL'if<elijkii)|4. 

Dc  fc'iiif^c  rt'dt'ii  die  von  Ln^a  cr  Uu-  liiarlil,  voor  dit 
.\iit\vt'i|)fii  ()|)  tf  lioiuk'ii,  dc  iiu'l  dc 
gerinj^t'  waardo  dcr  Anlwcipstlic 
houtsnede  van  dien  lijd  nict  ovi'ictii 
te  brengcii  voortren'clijklH'dcii  tki 
Tiinnif,  iu'cfl  voor  oiis  gcen  kkni. 
Kami  hlad  als  Wdk-it's  Llicasdevies 
van  ir)2()  iiiaakl  l-lmi  vooiarji;aande  en 
volgcndi'  ontwikkflinj*  in  Antwcrpcn 
ook  van  dc/.t'  tak  diMhc'cldcndc  kiinst, 
zoor  waarscliijnlijk. 

KOPERPRENTEN 

'li'n  alien  lijde  iiel  niccsl  hekond 
/ijn  nil  i.\v\\  aard  (k'r  zaak  Velk'il  s 
in  vek'  exemplarcn  gediuklc,  van  zi jn 
nionof^ram  voorzifiii-  kopoif^iavmcn 
en  ctson  gewecsl.  Ik'l  is  dan  ook  dil 
(puvre  niel  uilzondeiing  van  dc  ir)44 
gedak'erdo  zondvk)ed  hiiincn  licl 
lijdperk    1522-152G  li}<f^cnd,    dal   op 

Dirick  Vcllcii  eon  al  te  eenzijdi<4  liclil  iieetl  f>e\voipen  en  zijn  bovendien  nof< 
(k)or  een  zeer  l)ijzondeze  k-elmiek  l)cpaa]den  stijl  van  ecu  vijllal  jaien  Iieell 
doen  aanzicn  vooi'  lict  onvciandeilijkc  wezen  \an  /ijii  knnsl. 

lui  loeli  is  liel,  niccn  ik,  nicer  dan  waarscliijnlijk.  dal  icn  kmistenaar  dii' 
reeds  in  1511  viijmeester  wcrd,  in  l.")2()  Diner's  hezoek  aan  Anlwerpcn 
heleekk'  en  nog  in  l.lli*)  werkzaani  was,  en  die  bovendien  zoo  opensk)nd  voor 
nieuwe  invloedcn,  zieb  wel  aan  dc  Vlaaniseli-irv  eeuwsehc  tradilies,  eerst 
niiseliien  ondei'  invlocd  van  dc  Leidscbe  school,  laler,  onder  dien  van 
Diirer  zai  bebben  nioek-n  onlworstelen,  oni  zieb  (en  slolle,  ook  dit  aks 
logisclie  eonseqiienlie  van  zijn  reeds  vroeg  biijkenck-  llaliaanselic  voorlieklen, 
aan  te  sluiten  bij  de  Ralaellesken. 

Voor  Vellert's  vroegen  stijl  nil  kunnen  zijn  prcnlen  ons  niets  ieeren. 
Daarentegen  beel't  dc  l)ij  (iliick  praelitig  gereprodueeerck'  groote  zondvk)e{l 
door  zijn  (hilnm  Ifvl  I  tot  bewijs  gediend  dat  bij,  terwijl  in  (Hen  tijd  l)ijna  al 
zijn  landgenootcn  ollcrden  aan   de   goden   der   Italiaanscbc   Hcnaissancc  — 


OlliK.K  \i;i.l.i:nr  :  si.  Chrislomi. 
(Pnss.  III.  p.  21. 


115 


1)1  RICK  JACOBSZ.   VELLERT 


Rafaels  tapijtcartons  waren  reeds  +  1517  in  Briissel  venverkt  —  tusschen 
1526  en  1544  een  groote  mate  van  nationale  onal'hankelijkheid  bewaaide. 
Ik  aclit  dit  hewijs  niet  afdoende.  Toegegeven  moot  worden,  dal,  al  draagt  de 
zware  nuisciilatiuir  der  naaktcn  dc  ()nmiskenl)are  teekenen  van  Italiaanschen 

invloed,  een  groote  gelijkmatiglieid  van 
Icchniek  tusschen  deze  prent  en  het  gia- 
|)hiselie  werk  der  twintiger  jaren  bestaat. 
Wamieer  ik  echler  aan  de  hiervoor  ge- 
sclietste  ontwikkeling,  mij  steunend  op 
l)iiiten  Vellert's  graphische  werk  liggende 
gegevens,  wilde  vasthouden,  zouden  voor 
deze  gelijkmatiglieid  wel  verklaringen  te 
vindeii  zijn.  Het  zou  kunnen  zijn,  dat  de 
ontwikkeling  van  Vellert's  graveerkunst 
niet  met  die  zijner  teekenkunst  gelijken 
tred  liiekl.  Bovendien  ware  het  niet  onmo- 
gelijk,  dat  de  nn  hekende  exemplaren, 
evenalsdat  hetgeval  was  met  hetSt.Lucas- 
gild-devies,  alle  gedrukt  zijn  van  een  in 
de  twintiger  jaren  ontstane  nuiar  opgesneden  en  van  het  jaartal  1544  voorziene 
koperplaat.  Wel  moel  het  vvegslijpen  van  het  oude  jaartal  —  indien  dat  noodig 
was  —  met  groote  handigheid  zijn  geschied,  maargeheel  onmogelijk  lijktmij 
zoo'n  hewerking  niet.  In  de  goede  Londensehe  drnk  is  de  steen  met  jaartal  en 
monogram  donkeriler  getint  dan  haar  omgeving  (').  Wij  mogen  ons  dus  niet, 
wanneer  wij  meenen  hij  Vellert  ook  na  het  jaar  152(i  een  verandering  van  stiji 
te  kunnen  aanwijzen,  alleen  door  de  1544  gedateerde  zondvloed  daarvan  terug 
laten  houden. 

Bartsch  beschrijlt  van  Dirk  van  Star  19  prenten.  Passavant  (III,  p.  24) 
kent  er  geen  andere  «  si  ce  nest  un  St.  Christophe  qu'Otlley  a  Londres  doit 
avoir  possede,  mais  a  propos  duquel  des  notices   precises  nous  manquent  ». 


DIRICK  VELLKHl': 

.Mnii  mcl  Waiu-nscliiki.  (li.  IS) 


(*)  JouBEHT  (Manuel  de  I'Amateiir  d'Eslumpes,  III,  Appendice  p.  279)  iioemt,  helaas 
zonder  oiusclirijviiig,  een  eerste  staat  van  liel  blad  in  de  veiliiiji  Duraiid  (1821).  —  Bij  Huber 
en  RosT  (Manuel  lies  Amateurs  de  I'Art,  deel  V,  ]).  CGl  wordl  van  de  Zondvloed  gezegd,  dat 
ze  geleekend  is  :  D.  van  Stern  fee.  (sic)  1523. 

In  het  exenii)laar  van  Gliick's  artikel  dat  aan  den  overteden  Oud-Directeur  van  het 
Anisterdanische  l^rentenkabinet,  den  Heer  J.  Ph.  van  der  Kellen  behoorde  vond  ik  uit  den 
Catalogus  der  veiling  Marshall,  30Junil864,  onder  N0414  aangehaald  :  The  Deluge.  First 
stale  before  the  coarse  stippled  work  over  the  figures,  hitherto  undescribed  and  perhaps 
unique;  from  the  De  I'ries  collection. 

Deze  wat  uitvoerige  mededeelingen.  in  de  hoop  dat  de  «  eerste  staat  »  nog  eens  aan 
het  lichl  moge  konien.  Wij  zullen  zien  dat  van  der  Kellen  van  nog  andere  prenten  ver- 
schillende  slaten  beschreven  vond  of  kende. 


116 


1)1  HICK  .lAcoiis/.  \  i:lli:ht 

Ik  was  /.()()    j^fliikki};   ilil   priiiljo  in  lul  Loiuliiisilu'  kiihinrl  ;i;iii  [v  trt'lloii  en 
geef  cr  liier  dc  ropioiliiclif  op  wait-  f^rootlo  van. 

Hocwel  lu'l  nionof^iani  ontljicekt  —  hot  t-xcinplaar  is,  nucn  ik,  van 
ondoren  nicl  zoovii-l  alj^fsnt'drii.  dal  Ir-I  daarhij  verdwcntn  kan  /ijn  —  moet 
dit  aardif^i'  prenlje,  waar  vooral  licl  j^eziciil  van  den  dDodvernioiiden  (^hri- 
slollel  zoo  expressiel  is,  zonder  aarzeiinj>  aan  Vellert  gcfjevcn  worden.  Het  zai 
wel  cen  van  zijn  allereeisle  pienljes  zijn.  Daarop 
wijzen,  helialve  lut  onthieken  van  niono<<iam  en 
jaarlal  (*),  liet  lanulijk  kieine  Ibrinaal  en  de  nog 
vrij  somniaiie  l)ehandelin<>  van  liel  landseliap.  Van 
Diirer's  veiseliillende  C.liiislopliorus-voorslellingen 
diende  niisstliicii  de  liewogen  lioulsnede  van  onge- 
veer  ir)()U  (B.  10 1 )  lot  vrij  gevolgd  voorbeeld,  terwijl 
bij  de  techniselie  l)eliandeling  van  den  boomslronk 
en  bel  er  omheen  groeiende  gras  een  andere  vioege 
gravuie  van  Diner,  de  Vaandrig(B.  <S7).  welker  in- 
vloed  ik  ook  in  den  aelilergiond  van  den  .Man  met 
den  doliijn  nieen  te  bes|)einen,  aan  den  beginner 
een  k()stl)aar  iioiivasl  zal  bebben  gegeven. 

Van    Velierl's  zeldzanie  overige  kieine  prenljes, 
meesl  l.Vi'i  gechdeerd,  gaan    bieri)ij  verscheidene  afbeeldingen.  De   zoo   jiiist 
genoeinde  Man  met  ilen  doHijn  vindl  men  in  niijn  ecrste  arlikel. 

De  merkwaardige  op  zijn  rug  geziene  krijgsknecht  die  met  zijn  rcchter 
hand  op  eoquette  wijze  een  doodsl)een  hontll  en  met  zijn  linker  het  raadsel- 
achtig  wapensebildje,  dat  ons  met  dal  door- de  Naakte  vrouw  gehouden  (B.  19; 
l)ij  (iliiek  algebeeld)  niissebien  eens  de  viji'-stralige  ster  in  Vellerls  monogram 
zal  lielpen  verklaren  (^),  is  van  die  vroege  prentjes  wel  een  van  de  sierlijkste. 
Het  geetste  goudsniidje,  St.  l-".ligins  V,  (B.  II)  is  ook  daaroni  van  belang 
omdat  bet  Rembrandt  waarsebijnlijk  zal  geinspirccrd  bebi)en  bij  bet  elsen 
van  hetzeltde  onderwerp.  (^)  Wel  nierkwaardig,  dal  het  aanbeeld  op  Bem- 
brandt'.s  prentje  de  C-spiraal  vertoont  :  men  zon  er  nit  willen  alleiden  dal  de 
Hollandsehe  zeventiende-eeiiwer  nog  ander  werk  van  onzen  Aidwerpe- 
naar  kende.   Overigens  zal  ik  nog  gelegenheid  bebben  er  op  le  wijzen,  dat 

;*)  Ik  rcproduccerde  vnii  (1.  I's  groteslce  dcii  ccrslen  slnal  v66r  liel  ju:irtal  1522  Van 
Maria  en  Anna  met  licl  Cliristnsl^ind  iH.  7'  wordt  in  R.  Weigel's  Kunslauellon  van  10  Juni 
1861  een  slaal  voor  lict  jnarlnl  ir)22  en  v66r"3l  Dec.  »  besclireven.  i.\anU'el<eiiiiii4  van  der 
Kellen). 

C)  Aan  de  duidelijl<  veiseliillende  arceering  in  laalslgenoenid  preiiljo  scliijiil  men 
echler  in  de  16''  eeuw  nog  geen  lieialdisehc  belcekenis  le  niogen  heclileii. 

('i  Haktscii,  12.'{.  Met  was  Jlir.  II.  'IVding  van  Herklioul,  Omlerdireetciir  van  's  Hijks 
Frcnleiikahinel  te  Anislerdani,  die,  loeii  Ik  hem  Vellerls  prciit  wees,  onmiddellijk  aan  liel 
elsje  van  Hembramit  daclil. 


DlliU.lv . 

('■otidsmidje,  (B.  14). 


117 


DIRICK  JACOBSZ.   VELLERT 

Velleii  qiialiteilen  bezat  die  hem  eerder  tot  een  voorloojier  van  Rubens   dan 
van  den  Hollander  stempelen. 

,     Eenige  van  Vellert's  vroege  prentjes  vertoonen   reeds   den   invloed  van 
Italiaansche  gravuren.  Ik  plaats  liier  de  Maria  en  Anna  met  het  Kind   (B.  7) 


DIRICK  VELLERT: 
Mari.i.  Anna  en  het  Kind,  {B.  7). 


van  1522  naast  een  prentje  van  Marcanloon  (B.  172)  waaraan  het  door  compositie 
en  afmetingen  (ze  zijn  bijna  precies  even  breed)  na  verwant  is.  Te  opvallender 
is  daardoor  het  verschil  in  karakter  van  het  droog-architecturale  Italiaansche 
en  het  intiemere  Nederlandsche  prentje.  Een  vergelijking  is  voor  ons  van 
waarde,  onidat  ze  weer  toont  hoe  Vellert  een  Italiaansch  gegeven  verwerkte. 
AUaert  Claesz.  die  ook  veel  ornamentmotieven  bij  Yellert  zal  hebben  gehaald, 
gebruikte  dit  prentje  op  een  dolkschede  (Bartsch  13). 

Van  Marcantoon  afgekeken  zal  verder  wel  zijn  de  uitvoerige  dateering 
(met  jaar  en  dag)  van  de  meeste  van  Vellert's  prenlen.  Ook  de  eigenaardige 
door  onregelmatige  horizontale  arceering  en  uitsparing  der  witte  wolken 
verkregen  luchten  vinden  wij  op  prenten  nit  Raimondis  kring,  bv.  van  Marco 
Dente,  terug.  Leerzaam  is  een  vergelijking  van  Vellert's  Venus  (B.  11), 
reeds  van  1524  wel  is  waar,  met  Marco  Dente's  op  een  schelp  staande  Venus 
(B.  323)  voor  de  behandeling  van  water,  land  en  lucht,  en  met  die  andere 
mooie  prent  van  Marco  Dente  waar  Venus  zich  een  doom  uit  den  voet  trekt 
(B.  321),  voor   de  behandeling  der  hurkendc   naaktllguren.   Het  zij   mij  nog 


118 


DIRICK  VlCr.LEUT  :  l)K  WONDKBUtAUl-.  \  ISl.HVANC.ST,  ;B.  :i). 


119 


UimCK  VELLEHT  :  PI/niLS  OP  HKT  WATEH.  iH.  4,. 


120 


niKICK  .IM.OHSZ.    VKI.LEHT 


vfioniloold,    lu-l  Villi  vori'ii  ^I'zic'iU'  oiv.ic-lil  vjiii  Vrllcit's  Venus    Ic  vcii^rlijkiMi 

mil  (l;il  (icr  Siruiu'  v;in  (i.  Is  }>i'ote.sko  v;m  l.'i'J'i. 
Ill  l.')2;5  hc'fiiiU  Vollcrl  tiitii  voor  zijii  picii- 

lon,  mcl  iiitzoiuienii<{  v;m  /.ijii  ilsjis  van  \7)1',\ 

I'M  ir)2.")(').  Villi  zijn  Veiuis  cii  viiii  liot   in  vei- 

h;iiul    mot    hot    Schoollje    besprokcii   en    liier 

{<eiej)rotlucoc"i(li'  piciitje  vnn  ir)24,  de  S'  l^lisn- 

helli  mcl   (icn    hcdrhuir.   ecu   i»r<)()U'r  foi  iiiiiiil 

:i;iii  U'  iK'Hic'ii.  Zijn  liiiilon^cwoon  oiilw  ikkeld 

^cvoel  voor  iu'l  hiiuiscluip   kiiji^l    mi    ni'loncn- 

heid  zich  k-  uileii. 

In   C.hrisliis"  onlniot'liiij^   nu'l  dc   Snniari- 

laansclie  (U.  (i),  wii-r   vooioveihnijfcnde  lion- 
ding  tMi   hcwoj^eii   linkcrliand   ons   bovcndit  ii 

slijlkoniiu'iki'ii  van  gioote  waarde  hieden,  in 

di  ■^^'()ll(i^■l•l)a^c'  N'isc'livaiiffsi  (H.  ;5)  vooi'al  ('), 

in  (k'li  doorkijk  op  (k'li  S'  Ik'inard,  kriji»t'ii  \\r 

dan   die  lijne  vooiziclilig  i»c'lipk'  slukjes  land 

waar  ecn  paar  luiisjos,  wier  ei  I  wordi  arf<c'slo- 

len  door  eon  liok,  liissolion   lioomon  soluiilon  on  waar  eon  hooggewclfd  hrug- 

.i4olje  liel  sniallo  water  voor  de  liaastig  hewe- 
gende  kleine  fignurljes  overs])aiil,lerwiJI  grillig 
gevoiindo  gevaarlen  —  zo  lijkon  krijlrolsen  — 
don  liori/onl  hegrenzen.  Waarlijk  —  de  hostn- 
doi'iiiig  van  Volloir.s  loi'koningon  zai  ons  nog 
ill  die  meening  slorken  —  iiiol  alloen  Palenier 
il  .loos  van  Cleol'  zijn  in  slaal  gowoesl  land- 
siliap|)eii  lo  ooncipieeron  zooals  men  or  luin 
-cmoenlijk  looselirijl'l. 

Van  do  pronlen  dio  moeslal  voor  Vellerl's 
lioordliladon  doorgaan,  don  Hornard  on  don 
l.iioas  (B.  8,  '.))  gal'  ik  di'  roproduolii'  in  niijii 
oersle  artikel. 

()|)  den  van  torzijdo  gozionen  S'  Hornard 
/:\\  ik,  wannoerliij  do  hesproking  van  Vellerl's 

i.iiu..Kv,,,.,Mn    v,„n     i:  u  M' I , i  1, lor k  11  iisl  ^v   sohildor.lukkoi,   dor   zooge- 


^IS  Z  Z  \D  ■yk:5^;S£PIt^I4?j 


DimC.K  VKI.I.KKT 
I'Miin  oi>  ceil  Wijnvat.  at.  VI 


JS- ,''-^  1^-^wg 

^L-       '^^KSi 

wtJEjf^^^ 

BKr|:  -^. 

S^^?  1 -''  ■:- 

^7-\  /ill 

(')  (H.  i:>,  17,  I(i  Vmm  di'  hi'idf  l;i:ilslt.  j^ccH  ()|(lc>y  in  /ijn  l";icsimilcs  i  !().'>,  UKJi  /.ciT 
}{oedc  rci)r<)<liu'lii's 

(-1  l)c  CliiisUis  scliijiil  Ml  li()U(liii<4,  Kclaatslrokki'ii  on  f^elinar  hum  kwaariliKiTwij/c  wi-l 
verwaiit  aaii  dicii  van  .Inn  .lodsl  s  Opwi-kkiuii  vim  I.iiziiriis  van  lu-l  allaar  ti-  Calcai'. 


121 


DIRICK  JACOBSZ.   VELLEUr 


naaniile  Blesgioep   en   van   den   Meesler   der   I'ticcliter   Adoralie   hchandt'ld 
worden,    nog  niocten    terugkonien. 

Over  den  voor  de  schildenjen-kunde  (')  helangrijken  Lucas  die  met  zoo 
gespannen  aandacht  de  Maagd  conterfijl,  terwijl,  in  het  kamertje  acliler,  een 
gezel    verf  staat  te   wrijven,  zal   ik   bij   de  toe.sclirijving   van   een    lietzelfde 

onderwerp  hehandelende  teekening  aan  ons 
lid  van  liet  Antwerpsche  Lucasgild  nog  liet 
een  en  ander  knnnen  opmerken. 

Het  spreekt  wel  vanzelf,  dat  wat  ik  in  mijn 
eerste  artikel  over  de  ornementaal-teclmische 
ontwikkeling  van  den  nog  wat  klein  beverigen 
S'  Bernard  (1524)  tot  den  grooter  en  strakker 
heliandelden  S'  Lucas  (1526)  opmerkte,  ook 
als  een  algenieener  waarheid  kan  worden  ge- 
zegd.  Bij  een  nadere  bescbouwing  van  Vellert's 
in  zoo  kort  tijdverloop  gesigneerde  prenten  valt 
liet  op,  boe  zijn  eerst  bijna  angstig  bewegend 
i)urijn  ten  slotte  met  ietwat  drogen  maar  zeer 
vasten  zwier  het  koper  snijdt.  Behalve  aan  de 
prentjes  van  G.  I.  en  den  S'  Lucas  van  1526  is 
die  veranderde  tecbniek  zeer  goed  waarneem- 
baar  aan  den  i)ijna  forscb  gesneden  zinkenden 
Pelrus  (B.  4)  van  December  1525.  Het  verscbil  met  den  S'  Bernard  en  zeifs 
met  den  Clnistus  door  Satan  verzocbt  (B.  5)  (-)  van  April  1525  is  opvallend. 
Bijgaande  reproductie  geeft  van  de  twee  exemplaren  die  bet  Amsterdamscbe 
Prentenkabinet  bezil,  den  lateren  staat,  waar  de  te  hooge  rug  van  den  Cbristus, 
zonder  dat  de  oorspronkelijke  omtrekslijn  werd  weggeslepen,  zooveel  moge- 
lijk  is  gecorrigeerd  (^).  Een  zeer  merkwaardige  vlot  gedane  licbt-en-donker- 
sludie  voor  deze  prent  die  zich  in  bet  Amsterdamscbe  Prentenkabinet  bevindt, 
wordt  in  mijn  volgend  artikel,  dat  over  Vellert's  teekeningen  zal  bandelen, 
gepubliceerd. 

{Wordt  voorlgezetl.  N.    BeKTS. 


DIRIf.K  VKLI.KMT:  St    Elisali.lli,    I!     Ill 


;'i  Als  wij  zoo  (le  door  Frinimel  met  liet  woord  .  Gemalilekuncle  »  aangeduidc  liiilp- 
welenschap  mogeii  noenien. 

(-)  Eeii  vroege  slant  o  Before  the  worli  on  tiie  frouiid  of  llie  Devils  ornaiiieiited  legging 
and  the  broad  shadow  under  the  knee  »  wordt  beschreven  in  den  vroeger  genoeniden 
Catalogus  Marshall  onder  N"  417  Aaiiteckeniiig  van  der  Kellem. 

('}  Aanteekening  van  der  Kelien. 


122 


EEN   REMBRANDTIANUM 


WiM 


\\:\a:  wiux'ii  dc  vcrnissiiij^i'ii,  diu  dc  Roinliiaiulllilcrnliiur 
in  I'.KU)  l)nichl,  doch  tUuiroiider  geene,  die  op  voldoeiulc 
111  al'doLMide  wijze  dc  sirijdvraaf*  over  de  bfiianiing  en 
dr  vc'iniiiiking  dcr  Xaclilwailil  veniioilil  oj)  k-  losscii. 
Kwam  dil  door  oi'ii  Ickort  in  l)eijirii|)i'ii,  ol' was  liol  ecu 
lt'i.'iiilc  in  VGL-k'ii,  die  den  doorsla'*  iiicl  wisl  te  geveii  ? 


A  priori  is  ecu  sirijd  ow-r  de  l)eiiamini^  oiiiiootii_<»  en  overliodig.  De  tilel 
<c  Naelilwaclil  <>  \s  ixilLoiucn  jiiisl,  waul  zooals  in  iedere  overlevering  een  grond 
van  liisloiische  waarlieid  sehuilt  ol  ailermiiisl  een  aanwij/ing  daarloe,  zoo 
is  ook  deze  naani  voor  liet  eersl  genoenid  in  geseliiirien  der  IS''  ceuw. 
niel  nil  de  luclii  gegrepen,  nocli  opdal  oogenblik  onlslaan,  niaar  de  beiUvini; 
der  oors|)ionkelijke  volkshenaniing,  die  seiuijl'terni  weid,  waar-  ze  vroegei 
slechls  de  gewonc  vnlgaire  l)elileling  was  geweesl. 

Het  volk  noenide  liet  korpoiaalseliap,  dat  's  middags  legen  1  nnr  opirok 
om  de  waelil  voor  de  iiaelil  le  heliekken.  eenvondig  weg  :  naelilwaeiil  ('). 
volgens  de  geljriiikelijke  wijze  diT  s|)rieklaal,  die  i\v\\  oniselnijvenden  hijziii 
als  adjcetieT  voor  hel  zell'standig  naainwoord  plaalsl  —  een  zeer  gewoon  en 
Iierliaaldelijk  voorkomend  verseliijnsel  der  gesproken  (aal,  die  o|)  dnsdanige 
wijze  saniengestclde  woordeii  \iHinl,  welki'  als  van  zellgroeien  en  l)egii)pcliil< 
zijn  voor  iedereen. 

Als  voorl)eekl  van  een  zelt'de  vorniing  uioge  dienen  liel  woord  :  \  nilnisinan, 
waarvan  eenieder  de  i)eleekenis  kenl  en  weel,  dat  iiel  woord  de  sanienliek- 
king  is  der  onKsehrijving  :  de  man  die  liet  vnil  opiiaall,  zoodal  een  andere  nilleg- 
ging  niel  niogelijk  is.    Deze  kan  eersl  onlslaan  als  de  grondgedaelile,  die  liel 

(M  l^cn  fji'WooiiU',  lot  no;;  voor  korti'ii  lijd  l)('sl;i;in«io.  Do  ili-or  A.  Prcyor,  kuiislli;iii(li"- 
laar  tc  's  (ir:\VL'iili;ij4c  en  Ainstenlannncr  vnn  t^cboorlc,  vcrlcll  hoe  liij  :ilsjon;{cii  mcl  liel 
volk  en  <ic  op  sh-nal  spclemle  jeu^^d  tiitliep  oni  n:i:)r  liel  uptrckkcii  van  <le  waclil  Ic  kijkeii  — 
precies  /.ooals  dal  In  Henibranilt's  lijd  ook  ^^ebeurde. 


12.< 


HEX  REMBBANDTIAMM 

woord  nitKikfe,  is  veiloien  gegann  en  licl  oiiderling  veil);md  niel  iiieer 
algemeen  hekend  is. 

Dan  ^v()ldl  lui  onlbrekcn  van  liet  werkwoord  een  leenile,  die  op  allerlei 
wijzen  kan  woiden  aangeviild  en  ligt  hel  voor  de  hand,  dat  het  adjeclief 
wordl  beschouwd  als  het  integreerend  deel  van  het  zelfstandig  naaniwoord. 
Op  deze  wijze  zon  de  vuiinisman  wordcn  de  man  «  zoo  uiiil  als  vniinis  >>  — 
op   dczelfde  wijze  werd  de  nachtwaeht  :  de  wacht,  zoo  donker  als  de  nacht. 

Het  toeval  wilde,  dat  een  dergelijke  uitlegging  den  schijn  van  waarsehijn- 
lijkhcid  kreeg  door  uiterlijkheden,  die  in  den  grond  niels  met  de  zaak  te 
maken  hadden  :  het  schildeiij,  tlat  de  18'  eenw  Nachtwaeht  noemde,  was 
donker  en  zwarl,  al  was  het  dan  ook  niet  zoo  donker  als  de  nachl. 

Het  had  door  den  loop  der  tijden  en  der  omslandigheden  dnsdanig 
geleden,  dat  de  sehaduwen  donkerder  waren  geworden  dan  ze  oorspronkelijk 
al  waren  en  de  iichldeelen  in  tegenstelling  hiermede  nog  eigenaardiger,  want 
—  en  dit  is  natnnrlijk  de  grondoorzaak  der  onbegrepenheid  —  het  schilderij 
was  dadelijk  van  den  beginne  at'  in  een  toon  geschikkrd,  zoo  verschillend 
van  dien  van  alle  andere  sclnitlerstnkken,  dat  hij  aan  een  tijdgenoot  (') 
gewoon  aan  kicnr,  open  en  glad  als  een  spiegel,  de  verznchling  ontlokte, 
dat  Rembrandt  loch  nicer  licht  in  deze  zaak  mochi  onlsloken  heJiben. 

Dit  oordcel,  nilgelegd  volgens  den  locsland  van  hel  dock  in  de  18"^  eeuw, 
maakte  dat  het  schilderij  als  MachliiHichl  de  beteekenis  kreeg  van  het  oplrekken 
in  de  nacht.  Onder  welke  verlicliting  dit  geschiedde,  vanwaar  ze  kwam  — 
daar  gafnien  zich  verder  geen  rekenschap  van,  totdat  eiiulelijk  werd  onldekt, 
dat  het  lichl,  geborgen  in  de  donkere  sehaduwen,  een  lichtstraal  was  zoo 
warm,  zoo  goud  en  lichtend  als  slechts  een  zonnestraal  kan  zijn. 

Niet  bij  nacht,  trek  het  korporaalschap  dus  op,  maar  bij  dag,  bij  helderen 
dag.  Zoo  bleek  de  benaming  font,  maar  aan  een  poging  om  haar  le  veran- 
deren  kon  niet  gedacht  worden.  Ze  was  dermate  vastgeworteld  in  het  gebruik, 
en  algcmeen  verspreid,  dat  ze  muesi  blijven  beslaan  en  ze  bleef.  (-) 

En  naluurlijkerwijze  bleef  ze,  niel  door  uiterlijke  verspreidbeid  alleen, 
maar  voornamelijk  omdat  ze  logisch  en  volgens  den  gang  der  dingen  was  ge- 
groeid  en  niet  willekeurig  en  oogenblikkelijk  was  gemaakt. 

Jnist  het  daglichf  —  oogenschijnlijk  in  de  grootste  tegenspraak  met  i\L'u 

{')  Samuel  van  Hoogstrateii.  Inleijdiug  tot  dc  Hooge  Schoolc  lier  Schilderkonsl.  Rotter- 
dam, 1G78.  Boek  V.  Cap.  I  p    176. 

(-1  't  Is  opmerkclijk,  dat  de  benaming  liet  eerst  in  Franschen  vorm  voorkwam.  Het  was 
de  tijd,  waarin  alles  wat  eenige  beteekenis  had  of  wilde  Iiebben  fransch  moest  zijn  ;  zoo 
werd  de  hollandsclie  uitdrukking  in  een  fransclie  onigezet,  die  al  heel  weinig  edit  klinkt, 
maar  des  te  duidelijker  haar  woorderlijke  vertaling  verraadt. 

Niet  nil  het  Fransch  vertaalden  de  Hollanders,  zooals  Vosniaer  in  zijn  Rembrandt  US77i 
veronderstelt,  maar  in  het  Fransch  en  vice  versa. 


124 


EEN  li  KMIiH.  \  SI)  7  7. 1 A  (  M 

lUKim  «  Niic'hlwnilit  »  is  do  cfnij^t'  ri'tlilviuirdigiii'^  en  jiiisic  liillijkiiio.  W'jnii 
(lil  (l;if^lic'lit  is  iiiol  lu'l  wijdc  open  iiclil  van  de  oclilcnd-zon,  nocli  licl  volk- 
nili^c'gok-nc'  van  den  niiddaj<,  inaar  iu-l  die])C',  f^econcoiilrierde  Iiclil  van  den 
laten  namiddaf*,  als  ck-  zon  ijcojui  ic  dak-n  vn  (k'  slrak'ii  laaj^  vallfn  in  iioff 
sicchls  l)randen  op  vvn  I'nkel  punl. 

Het  is  ht'l  iiclil  van  ecu  f»oudcii  nii(kiag  in  Scjilcniijcr,  waaioj)  Ic^cn  licl 
uur  van  vicicn  aik's  liaadt  in  Uialslen  j^nkien  t>i()L'd,  in  een  schitlciinf»  zoo 
inlens  en  slcik  als  allcen  in  dezc  niaand  van  diep  liclit  niogclijU  is. 

Hcl  liilil,  waaroiidiM-  Hcnihrandl  dc  waciit  voor  dc  naclil  sciiiidcrdo,  is 
lu't  Iiclil,  waaroiidcr  liij  liaar  zaj"  o|)lrc'kkcn,  allerniinsl  eon  wildc  I'anlasic  of 
een  opzeUelijk  gezoclil  elVekl,  niaar  de  volkonien  werkelijklieid  en  dil  in  zulk 
een  slerke  male,  dal  zells  licden  len  dage  het  scliikleiij,  zoo  men  liel  eeni<4s- 
zins  fjocd  wil  zien,  door  liel  late  zonliclil  moet  beschenen  worden. 

Renihrandt  wilde  voor  alles  de  waarlieid.  De  gioole  slrijd,  dien  liiJ  in  zijii 
opdraclil  aaiilioiid,  was  jiiist  die  Icgen  de  manier  en  convenlic.  Zijn  scliut- 
leistuk  moesi  leven,  nioesl  ademen,  liel  moest  de  menschen  geven,  zooals  ze 
zicii  in  lut  weikelijke  leven  l)ewoj<en. 

Zooals  liij  de  scluiUeis  onder  aanvoeiing  van  Banning  Cocq  zag  opruk- 
keii  —  zoo  scliilderde  liij  ze,  in  liclit,  in  kleur,  in  atmosfeer,  in  alles.  Zc 
waren  en  werdeii  de  waclil  voor  de  naclil  en  kuiiiien  ook  iiooit  aiiders 
geheeten  worden  als;  de  Naclilwaclil. 

Van  veel  groolcr  belang  is  de  strijdvraag  over  de  verminking,  die  niet 
sleclits  de  uilerlijkheid  raakt  van  eenige  millimeters  bcschilderd  dock  meer 
ol  minder,  maar  grijpt  in  het  innigst  wezen  van  Rembrandt's  kunst,  en  reiki 
lot  het  groole  begri])  van  individneele  sche])pingskracht. 

De  strijtl  oiilsloiid  dooidal  er  gegeveiis  waren,  die  diiidden  op  een 
alsnijiling,  leiwiji  aaii  den  anderen  kanl  deze  voor  waardeloos  werden  ge- 
houden.  Hel  zij  dus  zaak  naiiwkenrig  na  le  gaan,  in  hoeverre  ze  werkclijke 
waarde  hebben  voor  de  veronderslelling  der  verminking  of  wel  in  hoeverre 
zij  de  niogelijUlieid  in  zicli  shiilen  tot  een  liypolliese  in  tegenoverge- 
slelden  zin. 

Ze  zijn  tvveeerlei  aard.  De  eene  categoric  vormcn  de  overleveringen,  dc 
gclnigen  in  gcscliririen  en  aicliivalia  —  de  andere  de  realia,  in  vorm  van 
co|)ien  nil  dvn  eigen  tijd. 

Daar  allecn  de  lanlsle  licl  laslbaar  bewijs  van  een  al'sMijding  knnnen 
geven  door  aaii  Ic  looncn  dalgcnc  wal  argesneden  is,  zal  ik  iiiij  lot  lu'ii  allcen 
be])alcn  ('). 

(<]  Voor  (ie  i-ersle    vciwijs  ik  n;i:ir   iicl  iiilslekend  >^c(loi-iimciitcoi(l  sink  vnn  0'  Jolr 
Dyscriiick,  in  de  (ii<h  van  Noveiiii)<.'r  l.S'.K). 


125 


EE\  REMBRAXDTIAXUM 

Hct  zijn  :  liet  schilderij  in  klein  t'oniiaal  van  Gerrit  Liindens,  gemaakt 
+  1660,  tegeinvooidig  in  de  National  Gallery  in  Londen,  en  de  teekening  in 
het  lainiliealbnni  van  Banning  Cocq,  al'geslolen  in  het  jaar  1655,  Ihans  helioo- 
rende  aan  de  breeders  Jh""  de  Graeff  to  's  Gravenhage. 

Van  deze  beide  is  natuurlijk  de  teekening  het  meest  onmiddellijk  gegeven. 
Ze  werd  gemaakt  voor  Frans  Banning  Cocq  zelf,  als  boekstaving  van  het 
t'eit,  dat  hij  zich  op  dnsdanige  wijzc  met  zijn  korporaalschap  had  doen 
schildoren. 

Door  hare  aanwezigheid  in  het  herinneringsalbum  der  familie  werd  zij 
deel  van  het  I'amiliearchief  en  is  dns  haar  juisthcid  even  hecht  gewaarborgd 
als  die  der  lamiliewapenen. 

De  copie,  gelijk  elk  albumwerk,  is  qua  uitvoering  en  gelijkenis  een  groot 
prill,  gemaakt  door  wie  weet  welken  teekenmeester  of  amateur-schilder,  maar 
als  gegeven  is  zij  van  de  grootste  positieve  waarde  door  juistheid  in  vermelding 
der  feiten,  en  in  weergave  van  het  aantal  en  de  opstelling  der  personen. 

En  zoo  zien  we,  belialve  een  nitbreiding  naar  alle  kanlen,  dat  voorna- 
melijkrec'hts(*)er  twee  personen,  het  hooid  van  een  kind,  een  stuk  van  een  briig, 
een  arm  etc.  meer  zijn  dan  op  de  Nachtwacht,  zooals  we  haar  nu  kennen.  Het 
overig  gedeelte  is  hetzelfde ;  het  te-veel  in  de  copie  is  bijgevolg  een  tekort  in 
het  tegenwoordige  stuk. 

Hetzelfde  geldt  van  het  schilderij  van  Lundens.  Behalve  zijn  eigen  copie- 
eigenaardigheden,  natuurlijk  afwijkend  van  die  van  de  teekening,  toont  het 
een  zeli'de  opstelling,  een  zelfde  quantum  van  massa's  (in  den  groep  van  de 
twee  figuren  rechts  is  het  hoofd  van  het  kind  minder  goed  te  onderscheiden) 
en  bewijzen  dus,  onafhankelijk  van  elkaar  en  teekening  en  schilderij,  dat  aan 
de  Nachtwacht  een  deel  compositie  is  ontnomen. 

Is  dit  deel  echter  van  zulk  een  ingrijpende  beteekenis,  dat  men  het  rechl 
heeft  van  verminking  te  spreken'? 

Meermalen  is  beweerd.  dat  de  Nachtwacht  overhaast  zou  geschilderdzijn, 
zonder  eigenlijke  voorstudie,  voor  de  vuist  weg,  met  alle  onregelmatigheden 
aan  een  impulsie  eigen. 

Deze  meening  is  alleen  al  daarom  onhoudbaar,  omdal  ze  technisch  onmo- 
gelijkis.  Hoe  zou  Rembrandt,  die  nooit  tevoren  een  schilderij  van  zuike  afme- 
tingen  had  geschilderd,  zich  zoo  maar,  op  goed  geluk  op  een  dergelijke 
wijdle  van  doek  wagen?  Gewoon  aan  klein,  beknopt  formaat,  begon  hij 
natuurlijk  met  zijn  compositie  in  het  klein  op  te  zetten  om  ze  later  in  het 
groot  over  te  brengen.  Hij  maakte  eerst  een  voorstudie,  het  «  egte  »  model,  dat 

fM  Op  het  scliikierij ;  links  van  den  toescliouwer. 


126 


/';/;.V  HEMIiH.  1  SI) 7  /.  I  .\7  .1/ 

hilcr  in  l)ezil  kwani  van  den  lu'cr  Hociuleini.-iker  en  lioogslwaaiseliijnlijk  van 
lu'lzelfde  t'onnaal  was  als  het  sehiI(l(Mij  van  Liindens,  die  zeer  zekei-  niel  de 
<<r()()te  conipositie  vt'iUlfindf,  niaar  iiaar  een  heslaande  kleine  sludie  copieerde. 

Niel  alleen.  dal  nialeiieei  een  voorsludie  sliikt  noodzakelijk  was,  niaar 
nioreel  i)ijna  noj>  nieer.  Hel  doelenstnk,  dal  de  leactie  nioest  zijn  leyen  alle 
bes(aande  schulleislnkken,  dal  het  «  nieuwe  «  moesl  brenf>en.  vooral  door 
zijn  opzel,  door  de  verl)reking  der  onhewccglijke  porlretlenrijen,  door  Iiel 
scbilderachlig-nalniirlijke  —  dal  sliM<  van  nitdaging  zou  niel  overdachl, 
heslndeerd  en  nog  eens  overdaclit  zijn? 

Het  leit  alleen,  dat  de  Xaelilwaclit  door  tijdgenoolen  ook  werkelijk  weid 
begre|)en  als  l)renger  van  iiet  nieuwe,  als  drager  van  eigenscliappen,  die  aan 
de  vooraigaande  offieieele  knnst  ontl)rakcn.  dal  ze  was  schUdenuhliij  ixiii 
ijeihtchlc.  zti'ierifi  ran  sproiifj,  volgens  van  Hoogstraeten,  i)ewijsl  hoe  lieni- 
brandt  er  met  heel  zijn  geest  aan  gewerkt  had,  hoe  "  doordaehlig  »  < ')  hij 
gesehilderd  had. 

De  Naehtwaeid  was  volgens  een  vaslen  opzel  opgesleld  en  nilgevoerd  : 
aehler  hare  hannonie  van  schijnhaar  willekcurige  lijnen  seluiilt  een  heehte 
synimelrie. 

Wei  nioge  hel  niiddelpunt  van  onderwerp  zijn,  de  groole  liginn-  van 
Frans  Banning  Cocq  :  hel  eigenlijk  niiddelpunt  van  eomposilie  vornil  de 
poorl.  Zij  is  de  ruggesleun,  waar  iiel  overige  zieh  aan  vast  houdl  en  vanwaar 
hel  uilgaal. 

ledere  niassa  aan  den  eenen  kant  wordl  gesleund  door  een  gelijk  quantum 
aan  den  anderen  kant  —  hel  vaandel  en  schild;  (')  het  eene  lichtpunl  wordl 
overgenomen  door  hel  andere  —  mcisjes  en  luilenanl:  de  eene  middelpunl- 
vliedende  kraehl  door  de  andere  —  Jongen  en  hond  ;  (h' zij-slulten  aan  de 
eene  zijde  door  die  aan  de  andere  —  loesehouwers  en  tamhoer,  heiden  zieh 
bewegend  naar  hel  niiddelpunt  toe. 

De  ()|)slelling  is  die  van  een  driehoek  met  gelijke  zijden,  van  een  wig, 
met  lot  eind|)unl  de  figuur  van  Banning  (^oetf. 

Op  de  vasle  iiasis  van  regelniaal,  hel  overblijlsel  der  vroegere  kunsi, 
bouwde  Remlirandl  het  nieuwe,  door  deze  basis  onzichlhaar  le  maken.  met 
gelijkdragende  figinen  aan  weerszijden.  De  wijze  waarop  Iiij  het  dwd,  is 
bet   sehilderaehtige   der   gedaehte.     De    seluilters    alleen    wareii     voldoende 

,'*)  Uitilrukkitiij  v;iii  vnii  lioiii)r:iki'n. 

(')  Dit  schild,  dat  1)'  Dyscrinck  voor  nlcl-Reiiii)i:indlick  lioiult  is  wel  dctjeliik  van 
Rcmbrnndl  zelf.  IIcl  is  de  (|uil:inlic  van  het  schiidcrij,  drajjend  de  nanieii  der  I(i  helalende 
schutters  en  de  reslanl  der  Iradilioiiecle  kuiisl,  die  een  derKclijk  eti(|iicl  verlanjjde  mien 
denke  aan  het  papier  met  de  iiamen  op  de  Analoniische  I.es).  Als  deel  der  conipositie  werd 
het  niet  henrepcii  ;  vandaar  dat  het  niet  op  de  copieii  voorkoml.  oindal  in  zoo  kleine  afnie- 
ling  de  namen  loch  niet  leeshnar  vvaren. 


127 


EKN  REMBRANDTIANUM 

gewcest.  m;uir  ter  wille  van  waarheid  en  iialuuiiijkheid,  die  hij  wilde  bcreikeii, 
nam  hij  Uiiuleren,  een  liond,  toeschouwers  in  zijn  voorstelling  mee,  zooals  dit 
ook  in  liel  gewone  leven  voorkonit. 

leder  deel  kreeg  zijn  eigen  draagkrachl,  iedere  figniir  behoorde  tot  het 
geheel.  De  totale  opzet  werd  daardoor  zoo  vast  in  elkaar  geschroefd,  dat  ze 
ondanks  alle  schijnbare  beweging,  alle  verwarring  van  loopende  beenen, 
uitgestrekte  lianden,  gevelde  speren,  volkomen  onbewegelijk  is.  De  figuren 
komen  geen  stap  van  hun  plaats,  ze  gaan  nict  vooruit. 

Natnurlijk  dat  in  znlk  een  vaste  constructie  elk  ontbrekend  deel  de 
eenheid  der  opstelling  verstoort  en  een  ongelijke  afneming  van  af  het  middel- 
punt  een  volslagen  verminking  beteekent. 

De  at'snijding  van  het  rechterdeel  ontzenuwt  de  kracht  van  opzet  en 
verbreekt  het  evenwicht.  Het  schilderij  wordt  topzwaar,  dc  figuur  van  Banning 
Cocq  valt  buiten  de  lijst,  dit  des  te  meer,  omdat  ze  een  voortschiijdende 
beweging  heeft  en  een  stuk  van  den  voorgrond  is  weggenomen.  Door  het 
verlies  der  toeschouwers  is  dus  het  geheel  uit  zijn  verband  gerukt. 

Dat,  ondanks  het  gebrek  aan  evenwiclit,  ondanks  liet  top-zwaar  zijn,  de 
Nachtwacht  door  het  groote  publiek  tocli  wordt  gehouden  voor  een  onge- 
schondcn  gelieel,  is  zeer  begrijpelijk.  Het  pnbliek  heeft  geen  pnnten  van  ver- 
gelijking  en  is  dadelijk  in  beslag  genomen  door  de  figunr  van  Banning  Cocq; 
verder  reikt  noch  het  oog,  noch  de  geest.  Maar  dat  een  knnstenaar  en  boven- 
dien  kunstkenner  de  Nachtwacht  voor  onafgesneden  verklaart,  is  een  meer 
dan  verrassend  feit. 

Jan  Veth,  schilder  en  doctor  h.  v..  heeft  luide  de  meening  verkondigd 
dat  het  schilderij  zooals  het  nu  is,  edit  remi)randtiek  is  en  daarom  van  een 
verminking  geen  sprake  kan  zijn. 

Zijn  meening  heeft  hij  tot  een  stelling  in  de  kunstgeschiedenis  gemaakt, 
die  wel  van  alle  kanten  heftig  aangevallen,  toch  nooit  in  zijn  geheel  is 
vernietigd.  Men  zou  dit  aan  haar  werkelijke  sterkte  moeten  toeschrijven, 
ware  het  niet  dat  de  schuld  aan  den  kant  der  aanvallers  lag 

Voor  de  knnstgeschiedenis  kan  er  nanwelijks  belangrijker  onderwerp 
bestaan  dan  de  verdediging  der  individneele  knnstschepping  tegenover  critiek 
en  wetenscliap,  alleen  steunend  op  het  heilig  recht  der  kunst  zelve. 

Dat  Jan  Veth,  Reml)randt  voelend  in  de  Nachtwacht  zooals  ze  nu  is, 
het  stnk  als  kunslenaarssciiepping  wilde  verdedigen  in  tegenspraak  met 
erkende  feiten  en  bestaande  werkelijkheden  is  een  zaak  den  echten  knnstenaar 
waardig,  die  gestennd  en  gestuwd  door  eigen  overtuiging,  alle  weten  omver 
gooit.  Geen  pleidooi,  dat  men  zich  schillerentler  kan  denken  —en  geen  dat  op 


(i^xaii 


/•;/:.\  mjUiit.WD'iiAM)! 

armzaligci-  wij/.i'  wi  id  <>tv()(.r(l.  \V;iiil  hni  Villi  l)krl<  iiii-l  li-  zijii  dc  kiinsle- 
naar  van  (iods  "{(.■iukIc,  m;iiir  dc  kiiiislj4tk(.rck',  die  wrU'nsilKippelijk  doel 
en  ill  /ijn  {•ek-erdiu-id  iirt  iiriii'i  iirlil  dcr  kiiiisl  verkraciil. 

AKs  criticiis  voikk'  liiii  Velh,  d;il  ;iik'iTiisl  ik-  ifaii;i  onscMuKk'lijk  •^cmaakl 
moesk'ii  wonitii,  wiidf  hij  iris  iiu'l  dc  Xaciilwadit  kiiiiiicii  aaiivaiificn,  /i-H's 
al  was /A'  ill  zijii  ooi^i-'ii  iio^ /oo  rcininMiidliok. 

De  teckeiiiii^  in  iiet  ianiiiicallmm  cii  iiet  schiklfiij  van  Liindcns  inoesten 
als    copien    van  tit-   baaii    gesciioven  voorwaar  j^eeii   geniakkfiijkf  laak, 

niaar  it  wt'rd  mccr  kiom  gepiaal  wal  rttlil  was  en  zoo  ook  liier. 

Zijn  keele  pk-idooi  gaat  nil  van  IkI  kewijs  nil  liel  ongerijmde  :  gosleld 
de  Xachlwaclit  ware  argcsneden,  dan  zonden  dize  en  gene  figiiren  niel  tie 
specillek  lemhrandlieke  hek-ekenis  hei)l)en,  die  ze  voor  niij,  Jan  Villi, 
hel)l)i'n  ;  (lit  kan  niel  ;  de  Xachlwaclit  is  dus  nicl  al'gesneden. 

De  vei-dediging  van  deze  eigenaardige  stelling  nioet  noodzakeiijkii  wijze 
tot  even  eigenaarilige  en  ingewikkelde  redeneeringen  leiden. 

Xn  lu't  bestaaii  van  Iwee  copieen,  onal'iiankelijk  van  elkaar.onniogelijk  was, 
werdeii  de  Iwee  zellslandiglieden  tot  een  geiednceerd  en  wel  op  deze  zeer  een- 
vondige  wijze  dal  de  teekening  weid  verklaard  lot  de  scliets  van  liel  schilderij. 

Voorts  was  liel  schilderij  geen  copie,  maar  fanlasie,  eigen  maaksel,  gelieel 
voor  rekening  van  Lundens  den  lantast. 

Deze,  die  op  zeer  inliemen  voet  met  Hanning  (".oeci  selieeii  le  verkeeren 
kreeg  le  hooren.  dal  er  in  liel  schilderij  van  Uem!»raiidl  diiigen  waren  die 
den  kapitein  niel  kondeii  hevallen  en  die  hij  iiioesl  zieii  te  verheleren, 
waartoe  hem  het  ramiliealhuin  als  schetshoek  ter  beschikking  werd  gesteld. 

Lundens  kweet  zicli  zoo  goed  van  zijn  laak,  dal  liij  naar  de  leekening 
een  schilderij  inoelil  maki'ii  :  de  kimdeiis-C.oeii  lanlasie.  Want  den  kapitein 
ten  belie\e.  dii'  vooral  de  hehoeile  silieeii  le  xoelen  oni  de  plaals  van  liande- 
ling  diiidelijk  voor  oogen  te  hebbeii,  iiiaakle  liij  I'eii  giooU'  ii'ep.  reehls  aaii 
bet  schilderij  van  lU-nibrandl  bij. 

«  Door  liel  aanbreiii^eii  \aii  een  sink,  waariiiee  liij  ( 1, lindens  i  de  lie/waien 
tegen  bet  kra|)  algesneden  zijn  van  den  ziltenden  sergeant  mel  den  hellebaard 
teveiis  glansiijk  overwon,  kreeg  hij  aan  dien  recblerkant  van  bet  sebilderij 
de  gelegenheid  een  ai  eliileelonisclie  eoniinenlaar  o|)  heel  de  plaatselijke  ge- 
steldheid  te  geven.  De  jongen  met  den  kruithoorn  bad  fciiixitKliy  (*)  een  sink 
le  rijzen  en  kenixelijk  de  lenning  le  pakken  en  de  schilder  kon  dan.  door  hel 
daarnaast  verjiassen  van  een  brng  nuuirtje,  waar  nog  een  toogje  onder  kwani 
le  zien,  eens  en  vooral  dnidelijk  maken,  dal  men  met  een  sladspoorl.  waar  een 
graclit  en  een  king  bij  le  pas  kwameii.  te  doen  bad  ".  —  zoo  sehiijll  .Ian  Veth. 

(')  Ik  cursivciT. 


129 


EEN  REMBRANDTIANUM 

Het  door  en  door  valsche  dezer  redeneeriiig  voelt  een  ieder  dadclijk 
instinclniatig,  zonder  daarom  nog  te  kunnen  zeggen,  waariii  het  onware 
precies  schuill.  Geen  wonder  dus,  dal  de  aanvallers  van  Jan  Veth,  niet 
wetendeaan  welken  kant  de  stelling  omver  te  gooien,  hun  krachten  verspilden 
aan  allerlei  kleinigheden  en  aan  bijkonistigheden  bleven  hangen. 

Want  het  I'eit  dcr  al'snijding  l)erust  niet  op  (hit  waf  Durand-Greville,  de 
hardnekkige  tegenslander  van  Jan  Veth  als  slotvvoord  in  het  hiatsle  nunimer 
van  Oiid-Holland  (*)  aanvoert  —  op  het  al  of  niet  ziciithaai-  zijn  van  verniinking 
aan  de  randen  of  van  gaten  van  spijkers,  noch  op  de  lantasie  van  den  teno- 
menalen  Linidens,  die  een  trede  niet  of  wel  liorizontaal  neemt.  een  gezicht  of 
pupil  te  hoog  of  te  laag  aanbrengt,  een  venster  verduistert  of  een  baan  aan  een 
vlag  bijniaakt  —  maar  enkel  en  alleen  op  de  wet  der  individueele  scheppings- 
kracht. 

Er  is  geen  knnslenaar  die  het  werk  van  een  ander  kan  voitooien  of  aan- 
vullen  op  zulk  een  nianier,  dat  dit  volkonien  logisch  en  als  gegioeid  lijkt 
nit  den  geest  van  den  maker  zelf,  en  het  ontstane  als  geheel  niet  anders 
denkbaar  is. 

Geen  schilder,  geen  Lundens  of  wie  ook,  kan  aan  den  wegloopenden 
jongen  van  Rembrandt  den  greep  van  den  arm  geven  dien  hij  heeft,  de 
spontaneiteit  van  bevveging  die  sj)ringt  nit  het  lichaam  zelf. 

En  dit  niet  omdat  de  jongen  een  iigunr  van  Rembrandt  is  den  grootsten 
meester,  of  Lundens  een  eopist  is  van  den  deiden  rang,  maar  omdat  zulks 
menschelijk  onmogelijk  is. 

Gesteld,  dat  van  de  jongens-figuur  niet  anders  bekend  ware  als  het  stuk 
dat  men  op  de  Nachtwacht  ziet  en  er  werd  gevraagd  het  ontbrekende  gedeelte 
aan  te  vullen,  hoeveel  aangezette  armen  zou  men  te  zien  krijgen,  hoeveel 
bewegingen,  behalve  die  van  het  vaslgrijpen  van  een  leuning,  van  wier 
bestaan  niemand  weet  ? 

Men  denke  slechts  aan  de  voorbeelden  der  plastische  knnst,  waar  de 
beweging  door  de  ligging  en  blootlegging  der  spieren  zooveel  gemakkelijker 
is  na  te  gaan  dan  in  de  sehilderkunst. 

Hoeveel  restauratie's  van  de  Venus  van  Milo  heeft  men  niet  gezien,  hoe- 
veel houdingen  en  bewegingen,  behalve  de  ware.  Deze  bleken  naderhand 
zoo  eenvoudig,  zoo  natuurlijk  dat  een  ieder  ze  als  van  zelf  sprekend  vond.  En 
toch  waren  ze  niet  gevonden,  ondanks  het  feit  dat  in  de  okselholte  de  aan- 
hechting  der  armen  aangegeven  was. 

Hetzelfde  met  den  Laokoon  —  een  figuui'  in  heftige  beweging,  waar- 
door  de  spieren  tot  het  uiterste  gespannen  zijn.   Over  geen  figunr  is  grooter 

(')  Tweeile  nfleverinf;.  Vicr-cn-twiiiligslejnnrgnng,  puji,.  77 


130 


/•.•/•;.v  HEMiiHA  M)rr\  st;M 

sliijd  van  slijl  ^rvocnl,  van  j^ccii  lif>iuir  wcrd  du  liorslc'lliiij^  ziilk  cen  oiidri- 
WL-rp  van  kriliik  —  i-n  l)ij  ^ecn  lij^iiiir  was  de  vondsl  van  lu-l  onlbrekrnde  zoo 
vt'il)liill'en(l  doof  liaai'  iialum  lijkliL'id  un  ccnvond.  I)f  vcrlorfii  aim  sleinuk" 
hot  smailc'liik  acliUiovcr  ^rwoipcn  liool'd  in  plaals  dal  liij  di'ii  slanj}  vasl- 
f^iTcp  —  zoo  I'cnnoiKliti  en  IxcniiclijL'  nioj^c'lijk,  en  locli  niet  j<ov()ndi'n. 

Dal  de  wegloopende  jon^en  op  liel  scliilderij  van  Lnndens  en  eveneens 
o|)  de  leekening  van  liel  raniilie:dl)Min  init  den  reclileiarm  de  leuninj<  ^lijpt, 
IcrwijI  liij  onikijkende  in  voile  vaail  wegrenl,  (.s  licl  ceniffe  en  eerslc  Ix-irijs.  dat 
die  zeli'de  jonj^en  in  zell'de  lioiidin}<  en  l)cweginy  op  liet  doek  van  Heml)iandt 
vooikwam,  ergo  dat  de  XachtiiHichl  is  (ifyesnedeii. 

Dil  leeit  de  wel  dcr  individneele  sclieppingskraelil  en  wie  deze  verloo- 
elieiil,  verkraelil  iiel  lieiligst  reelil  der  kunst.  Juisl  in  liel  al-zijn  der  l)e\veging, 
ligt  de  eclillieid  der  eo|)ieen  als  copieen.  Dil  t'eil  is  hel  eenigsle  nilgangs- 
pnnl  en  alle  overige  l)e\vijzen,  als  ovcrlevering-areliivalia  etc.,  knnnen  sleehts 
aanviillcn  en  verslerken. 

De  pogingen  oni  deze  laatsle  categoric  van  nnl  en  gccnerlei  waarde  le 
doen  scliijnen,  haten  Jan  Velli  niet,  zelfs  al  zon  D'  Hotslede  de  (irool  uit 
louter  behnlpzaanilieid  een  valsche  oorkonde  lahricecren,  want  de  eerste 
categoric,  die  der  seliepping,  laat  zicli  niet  vernieligen. 

Dal  Jan  Velh,  zelf  ktinstenaar  en  dns  nicer  dan  een  ander  voelend,  wal 
liel  lieteekenl  ecu  iignnr  zelf  of  een  begonnen  schels  door  een  ander  te  lalen 
voltooien,  in  Renii)randts  werk  hel  reclil  van  den  knnstcnaar  nicl  erkenl, 
maar  dil  kunstwelenscliappelijk  over  lui  liool'd  ziel.  is  een  bedeiikelijk 
leektn. 

Wat  ervan  le  denken,  als  liij  de  \eiiiiinkle  lignreii  der  N'aelilwaelit  als 
s|H'ciliek  renihrandtiek  kensclietst  en  tot  slaving  voorheclden  nil  ander  werk 
aanliaalr?  Welke  gevolgtrekking  mod  men  maken  over  zijn  l)cgrij|)cn  van 
Henihraiidt  s  kiinsl,  alsliij,  die  de  Iignnr  van  Lnndens  van  den  wegloo|)endcn 
jongen  veroordeell.  onidat  ze  in  ecu  pnl  lerechl  koml,  lijdelijk  loeziet.  dal 
deze  lignur  o|)  de  Xaclitwacht,  zooals  ze  nn  hangl,  valt  in  liet  gat  van  een 
denr  —  als  liij,  die  lieweerl  dal  de  weinige  voorgrond  en  hel  onmiddcllijk 
staan  aan  den  rand  van  de  Iignnr  van  Hanning  Cocq  edit  rcmhrandtiek  is, 
gocdvindt  dat  deze  lignur  gezel  wordt  voor  liet  hreede  vlak  van  een  vloci'.' 

Ten  slotle  vraagl  men  zicli  af  ot"  het  wel  de  moeite  waard  is  na  le  gaan, 
wanneer  en  hoe  de  vcrminking  heeft  plaats  gchad,  nu  men  ecu  Iwccdc  kent, 
waarvan  lijdslip  en  wijze  voJkomcn  nanwkeurig  hekend  zijn".' 

In  Jnli  I'.IOC)  wcrd  de  N'aehtwachl  van  Hemhrandt.  reeds  vroeger  alge- 
sneden,  hinnen  de  spanning  van  een  veignlden  hies  in  een  nuiurvlak  vast- 
gcs|)ijker(l,   staande    op  den  gi'ond,    hrekende  door  een  laniliri/i'ering  lieen. 


131 


EEN  REMBRANDTIANUM 

Het  scliiklerij  word  bc've.sliiL>d  in  ecu  vlak  lusscheii  eeii  geopende  deiir  links 
en  een  porle-brisec  lechts,  deze  geslolcn  door  ecn  hel  groen  gordijn. 

Hel  VL'rIrc'k,  cxpresselijk  bestemd  voor  de  opberging  en  gebeelen 
Nacbtwacbt-Zaal,  is  verlicht  door  een  geperl'oreerde  niuur  en  gestoffeerd 
met  groen  geblocmd  behang,  met  een  plafond  met  rood-gele  cassetten,  een 
vloer  met  parkel  en  meubels,  zooals  men  die  in  wacbtkamers  van  stations  ziet. 

Deze  tweede  verminking  geschiedde  evenals  de  eerste  uit  een  zuiver 
praktiscb  oogpunt.  Was  het  de  eerste  maal,  omdal  voor  het  schilderij  geen 
munrvlak  groot  genoeg  was,  en  dit  dns  ingekorl  moest  worden,  hetgeen 
gebenrde  op  -bevel  van  een  commissie  van  regecringsmannen  (')  —  ditmaal 
vreesde  men  voor  iiibraak  en  vervalsching  en  werd  bet  doek  daarom  vastge- 
spijkerd,  dooh  dit  keer  nict  door  manncn  van  wet,  maar  door  vereerders 
van  knnsl. 

, .  ^ „, .JOHANNA  (loEKOOP-DE   JoN'GH. 


Fragment  uit  Luntlens'  copie  ^■an  de  Nachtwacht. 

(')  Zelier  op  de  incest  natuurlijke  nianier.  Eerst  sloeg  men  het  doek  cm  zooveel 
als  hel  voor  het  munrvlak  te  groot  was  en  dit  z66,  dat  de  schu Iters,  oni  wie  het  te 
doen  was,  er  alien  opbleveii.  Daarna  in  den  loop  der  tijden,  toen  hel  doek  aan  de  randen 
geheel  doorgeslcten  was,  werd  het  er  afgesiieden  en  als  oude  rommel  verbrand. 


132 


TOEGEPASTE  KUNST  IN 


GRONINGEN 


;Verv(,lg)  ' 


"^^R^^^^ISPRL   in  vrijwcl  ec'iider  pojfcii  valt  ook  op  l)ij,   en    is  kemiKT- 

'IBBMyr     \-.TI»         Uc'iul  voor  de    versieriiif*  v;iii    liet    anKnil)k'nu'n(-K()rt, 

S^K^^T^^^^V^     (lal  voor  een   salon  l)edoel(l  is.   ZcUcrc  zwicr  valt  aaii 

n^VA  jHW^  J   IL      di(.'  meiil)ek'ii   nifl  Ic  niisi<emH'ii,  z()ii(i(.'r  dal  \aii  pioii- 

J ^1  ntC L.i^S(^^     kciif^licid  ook  niaar  le  sprekcn  is.    Dc   doUc   kiciir  van 

p^KL^^^^^^Y      niahonioiiout  in  de  was,  yevarieerd  doorde  scliaduwijes 

Ilt  l)LC'ldliouw-veisiering,  is  zeer  aan<>on.'ani.    Prellig 

wordl    dc    kyLiisklling   met    de   goidijntjes    en    kamersclierni-hespanniiigen 

door  de  dezen  gegeven  helder-l)hui\ve  lolaalkleur.  Het  hlanw  van  het  gordijn 

in  de  kasl  woidf  door  wit   <)|)gelleni(i,  dat  van  het  sciierni  door  wit  en  nogal 

heel  wat  l)ruin.  In  de  henedenvakken  van  dil   niooie  seheini,   dal  zeer  zuiver 

beweikt  werd,  is  iu-t  l)lan\v  hooi'dkk'ur  en  het  l)inin  niet  nieer  dan  toevoegsel; 

de  hovenvakken  met  de  |)an\vmotieven  zijn  voor  een  grool  (k'e!  hruin. 

Het  koele  lielit,  voor  eene  behoorlijke  t'olografische  oj)nanie  noodig,  doet 
de  ineuhelljes  wel  wat  kaal  hjken,  wal  nuchter  —  eene  aandaelilige  hesehoii- 
wing  hrengl  echler  stellig  tol  (k-  overliiiging  datdit  ameul)k'nienl  in  een  goede 
kamertoon  l)izonder  i'raai  nioet  wezen.  Zonder  dat  op  do  eonstructie  de 
nadrnk  gek'gd  werd,  iiierkt  men  tocii  gaiiw  de  eenvoiidige  en  ilinke  sanien- 
voeging  dor  oiuk'rdeek'n.  Hier  en  daar  ziet  men  in  kk'inigheden,  (hit  de  ont- 
werper  aan  die  eonsliiictii'  ook  al  N\eer  \eel  waarck'  loekent  :  zoo  bijvooi'beeld 
in  het  niet  an(k'is  dan  (k)or  een  slaande  roetle  verdeek'n  van  het  glasiaam 
der  zijwanden  van  de  kast;  de  voorramen,  die  draail)aar  zijn,  moeten  heeliler 
dan  tk'  vaste  wezen. 

Uc  royaal  aangehrachle  versiering  is  nergens  overhideii  en  elk  der  orna- 
menten  is  een  genoegen  voor  het  oog.  De  onderdeelen  zijn  met  voorliekle 
voor  versieren  doorgewerkt;  hier  spieekt  zieh  geen  arehileel  uit  niaai'  een 
ornamentist. 

Het  i)evreemdt  dan  ook  niet  dat  als  pimt  van  iiitgang  bij  het  ontwer|)en 
het    kamerscluit,  diis  een  iiijna   alleen   deeoraliel'-werkend  stuk,  aangenonun 

f'i  Zic  Onzi.  Ki  nst.  Dccl  XI,  biz.  83  (Fcbruari  1907). 


133 


AMBACHTS-  EN  MJVERHEIDSKUNST 


A.  \V.  KORT. 


ti-:a-('.osy-batik. 


A.  w.  Koirr. 


werd.  De  heer  Koii  begon  niet  met  de  lafel,  een  stoel  of  met  eenig  ander  voor 
een  kamer  strikt  iioodig  meiibel;  neen  —  begonnen  werd  met  bet  meest 
versierend  onderdeel.  En  toen  dit  scherm  klnar  was  werd  de  boogle-verdee- 
ling  van  de  kast  strookend  gemaakt  met  die  van  bet  eerste.  Nog  later  werden 
tafels  en  stoelen  bijgemaakt  :  een  juist  omgekeerde  manier  van  werken  dus 
als  voor  de  band  Hggend  lijkt. 

Dit  ameublemenf  werd  in  de  werkplaatsen  van  den  beer  Huizinga  ge- 
maakt. In  de  modelzalen  van  dien  beer  is  bet  opgesteld.  Ue  beeldbouwer 
W.  Haver  beeft  goed  werk  geleverd  ;  de  beide  versierings-tVagmenten  laten 
de  zorg  zien  waarniede  bij  ze  maakte. 

De  reprodiictie  van  de  wandbescbildering  maakt  duideUjk,  dat  de  beer 
Bach,  die  deze  versiering  ontwierp,  van  gebeel  andere  «  ricbting  »  is. 

De  afbeelding  stelt  voor  de  bescbilderde  shiitmuur  aan  de  absiszijde  van 
een  klein  Roomscbkatboliek  kerkje  te  Martensboek  bij  Hoogezand.  De  beer 
Bach  voerde  de  bescbildering  zelf  een  jaar  of  wat  geledon  in  olieverf  nit. 
De  grootste    breedte  is  om  en  bij    11    meter. 

De  waterpasse  verdee- 

Hng  houdt  rekening  met  de 

domineerende  lijnen  van  bet 

aansluitend  houten    gewelf. 

De  fondkleur  is  steeds  blauw, 

echter  voor  de  benedenvak- 

ken  donker-  voor  de  boven- 

vakken  Ucbtblauw.   De  figu- 

ren  komen   duideUjk  tegen 

dezen    wat    dof   gebouden 
ontw.  A.  w.  KoiiT.  acbtergrond   nit.   De  teeke-  a.  w.  kort. 


134 


135 


AMBACHTS-  ES  M.I  VEHHEIDSKLXST 


y 


>-^. 


Il(IUTSNIJWi;iiK. 


UOl  ISMIWI  l.k 


ning  is  zeer  vast.  De  godsdieiislige  stemming,  die 
van  de/.e  scliilderiiig  uilgaat  en  die  in  de  hand 
geweikt  wordt  door  de  syml)0()I-l)edoelingen  i)ij 
dergelijk  weriv  als  voorgeschreven,  is  liekorend. 

De  CInislus-figuur  is  in  de  bovenste  afdeeling 
omgeven  door  de  evangelisten,  van  den  rechferkant 
naar  links  gaand  :  Marcns,  Matthcus,  Joliannes  en 
Lneas,  in  de  daar  l)eneden  liggende  rnimte  door 
4  kerkvaders,  ook  van  rechls  af  :  Hieronymus, 
Ami)rosiLis,  Augnstinns  en  Gregorins  de  Groote. 

Deze  groep  is  door  wolkenmotieven  boven  een 
sprekende  band,  een  kanteellijst  die  met  bet  begin 
()M\\  \  \\  KOI  I  overeenkoml  van  liel  gewelf  der  kerk,  afgescbeiden 
van  de  laagste  velden.  Op  deze  velden  zijn  gebemtenissen  voorgesteld  uit  bet 
leven  van  den  Heilige,  St.  ^b1rtinus,  aan  wien  de  kerk  gewijd  werd,  en  die  de 
beschermer  is  van  de  parochie.  Het  rechtsciie  l)rengt  in  l)eeld  de  geloofsver- 
kondiging  van  Sint  Maarlen.  Een  der  bedienaren  van  den  Heilige,  voor  bet 
altaar,  geei't  het  porlret  van  den  pastoor  onder  wiens  pastoraat  de  parociiie 
gesticbt,  de  kerk  gebouwd  en  later  de  muur  beschilderd  werd.  Op  het  andere 
veld  is  uitgebeeld  de  naastenliefde  van  St.  Marlinns.  De  absis  is  versierd 
buiten  medewerking  van  den  hear  Bach  ;  ook  de  beschildering  der  slnitmnur 
lager  dan  de  geboorten  der  beide  booglijnen  zijn 
niet  van  zijne  hand. 

De  tweede  reprodnctie  van  Bach's  werk  is  de 
eerste  der  14  statien,  die  hem  te  schilderen  werden 
opgedragen  voorde  Paterskerk  te  Groningen.  Het  is 
niet  de  eerste  serie  sta- 
tien door  den  beer  Bach 
onder  handengenonicn. 
Eene  voor  de  zooeven 
genoemde  St.  Martiniis-  ,   ,,    khit 

A.    W.   KIIH  I  .  "  >.    <•  .   niMii. 

kerk  teMartenshoek  be- 
doelde  opeenvolging  van  episoden  van  Christus'  iijdcnswegis  nog  in  bewerking. 
De  hierbij  gereproduceerde  static  stelt  vooi- :    Chrislus  voor  Pilatiis,  de 


136 


-"vi;'    ■= 


AMU  A  CH  TS-  EN  SI.I  VERHEIDSK  UNS  T 

veioordeeling  dus  voor  den  Romeinschen  hindvoogd,  de  handenwassching. 
Zwaar  is  de  achtergrond  om  de  figuren  in  de  vvat  donUere  kerk  goed  te  laten 
uitkomen.  In  dit  werk  van  den  allerlaatslen  tijd  heefl  de  vschilder  een  mooi 


C.HRISTIS  VOOR  PILATVS. 

Muurschildi'ring,  Paterskerk  to  (i 


F.  H.  BACH. 


contrast  beieikt  door  het  gebriiiken    van  weeke  klenren  voor  de  lioogwaar- 
digheidsbekleeders  en  daarentegen  strenge  tonen  voor  den  Clirislus. 

Onder  de  verschillende  andere  decoratieve  werken  van  den  heer  Bach 
komen  nog  op  den  voorgrond  :  eenige  figurale  wandbeschilderingen  van  hei- 
ligen  in  de  Palerskerk  alhier,  waaronder  die  van  Petrus  Canisiiis  wel  de  beste 
schijnt  :  een  schoorsteenboezem-sciiiidering  in  bet  R.  K.  Ziekenbuis  ;  een 
aantal  l)laden  in  gedenkalbunis  en  verder  een  geheelc  reeks  van  kieinere 
werkstukken. 

Hierniede  lieb  ik  een  overzieiit  wilien  geven  van  wat  door  Groninger 
knnstnijveren  geniaakt  werd  ;  ailieht  kan  ik  een  volgende  niaai  wal  mede- 
deeien   over  wat  niet-Groningers  bier  op  dit  gebied  presteerden. 

D.  DE  Vhies-Lam. 


t38 


It   N   11(11. wn  iiDi.s 

Viin  licl  (..-iHiin 
tc  Ariisli'i'ihini 


l-raRiii.Ml  xnii  ,!.• 


liiMr 
KoIk 


V.-iu:,,!.., /:,:,! 


Ii-n    AlKollUTiK-n    N.ilc-rhindM-liiMi    ni.iiii.inll.c«  fi  k.rsl.r 


mi 


DDDDDDGc  DE  M U U RSCHILDERI N GEN  VAN 
R.  N.  ROLAND  HOLST  IN  DE  VERGADERZAAL 
VAN  HET  GEBGUV/'  VAN  DEN  ALGEMEENEN 
NEDERLANDSCHEN  DIAMANTBEWERKERS- 
BOND  TE  AMSTERDAM   cG^GCGGL.a>u(^D 

\  dv  iiiaaiul  April  /al   ler  golei<enheid  van  de  jaarvcif>a- 

'Jl    cic'iiii<<  van  dcii  Raad  van  den  Algeiiienii'ii  Nedeiland- 

sclun  I)iainaii(l)o\vorkcrs  Bond  dc  ^loote   vergaderzaal 

in  lul  Gel)ou\v  van  den  Bond  nadal  zij  thans    ifclicfl 

voilooid  is,  weder  in  gebruik  worden  gcnoincn. 

De  niuurschilderingen  door  H.  N.  Roland  Hoist  in 
doze  zaal  aangebracht,  znllen  dan  na  een  aiheid  van 
twee  en  een  half  Jaar  voUooid  zijn,  en  ecrsl  voor  ile  Bondsleden  niaar  daarna 
ook  voor  iiel  |)ni)liek  ter  bezichtiging  worden  gesteld. 

Wij  knnnen  thans  onze  lexers  een  reprodnctie  naar  een  onderdeel  dezer 
muurschilderingen  aanbieden. 

Hel  hierbij  gereprodnceerdc  onderdeel  konit  voor  op  den  langen  niuiir  van 
de  zes  meter  breede  nis,  waarin  de  tai'cl  voor  liet  Bestunr  zal  komen  te  staan. 
In  't  midden  vandezen  mnnr  is  het  monogram  van  den  Bond  aangebracht, 
en  ter  rechter  en  linker  zijde  daarvan  naasl  breede  banden  ornament  zijn 
twee  figuratieve  versieringen,  voorslellende  de  twee  hoofddeugden  der  arbei- 
ders  in  tijde  van  cconomischen  strijd,  rechls  de  standvastigheid  derarbeiders 
tegcn  geldelijke  veileiding,  links  (het  bier  gereproihiceerde)  de  standvas- 
tigheid der  aibeidersvroiiwen  tegen  de  drcigende  vervolging  der  arnioede. 

Het  gehecl  der  scliilderingen  beval  It  liginatieve  versieringen,  op  een 
muurvlakte  van  ruim  80  m',  die  als  een  fries  van  2  meter  lioogte  boven  de 
manshooge  gegiacnurd  steenen  lambrizeering  rond  de  geheele  zaal  loopt. 
Dc  schilderingen  zijn  iiitgevoerd  in  watercasein  op  de  wilte  kalk. 
Zoodra  deze  versicrde  zaal  ler  bezichtiging  gesteld  zal  zijn,  znllen  wij  dit 
belangrijke  dekoratieve  werk  van  Boland  Hoist  in  i  Onze  Kunst  »  nader 
bespreken. 


Bki). 


IV/oi 


139 


KUNSTNIJVERHEIDSONDERWIJS 


^KSSS^K^^ml  "1-^   kunst   en    anibacht    zoolang  van  elkaar  vervreemd 

jJW#|^WkQVc     warcn  gewecst,  dat  /.ells   het    hesel'   dat    bet    amhachl 

f|4/^lnl^BPlrit     kn"^'    kail    zijii,    was    veiloren    gegaaii    en    deze    nog 

SC-i^^ ^B 1  QlPi^iy     ^^leehls    weicl     gezoclit    in  wat     men    de     <<  Schoone  » 

^I^U^IlGC'^I     l^iiii^len     pleegde     te    noeinen,     kwani,      als     in     den 

ro_'S~j|f^BJP^I^     iiilerslen    nood,    de     lierinnering    boven    aan    andere 

J  ^/S^^^fcJy^O    tijden,  waarin    iiel    ondeiscbeid    Insscben    bet    nnttige 

en    bet    scboone    niel    in    znlke    sterke    mate    beslond     en     de    dagelijksebe 

omgeving  der  mensehen   nog  genoegelijk  was  om   te  aanscbouwen,  door  den 

geknisebten  smaak  die  emit  spiak  en  de  lusl  en  de  overeenkomst  die  er  was 

in  de  vele  voorwer})en  van  zoo  niteenloopeiule  bestenniiing  als  eeiie  woning 

kan  bevatten. 

Hoe  bet  zoo  <;ebeel  andeis  bad  ]<iinneii  worden  ?  Een  der  redenen  is 
reeds  genoemd  in  bet  eenzijdig  vereeren  van  de  « Scboone »  Kunsten, 
de  vrije  sebilder-,  teeken-  en  ])eeldbouwkunst.  Eenmaal  een  onvervreemd- 
baar  deel  van  bet  groote  kunstambacbtsgebied,  bebben  deze  zicb  als 
zelfstandige  leden  at'gezonderd  en  in  zicbzelve  kracbt  en  ontwikkeling 
gezoebt.  Op  bet  goed  recbf  van  deze  zelfstandige  positie  zal  niets  worden 
afgedongen,  maar  te  betieuien  is  liet,  dat  zulk  eene  afscbeiding  nioest  sanien- 
gaan  met  bet  langzaam  maar  zeker  verval  van  bet  anibaebt,  dat  ten  slotte 
als  minderwaardig  in  den  lioek  werd  gezet  en  zoo  laag  kon  zinken,  dat  zelfs 
de  naam  «  ambaebt  »  eene  beteekenis  verkreeg  die  wees  op  een  arbeid  van 
minder  gebalte,  die  met  knnst  in  geen  geval  lets  uitstaande  had.  Maar  ook 
de  ontwikkeling  van  de  macbinale  nijverbeid  kan  baar  aandeel  in  bet  verval 
van  het  kiinstambacbt  bel)ben  gehad.  Het  is  alsof  de  mensch  zooveel  van 
zijn  kracbt  aan  technische  ontwikkeling  heett  al'gegeven,  dat  het  gevoel  voor 
het  schoone  eronder  is  gaan  lijden,  tot  bet  zoover  was  gekomen  dat  hij  met 
scbrik  ontwaarde,  dat  het  hoi  en  leeg  om  hem  was  geworden  en  er  lets 
ontbrak,  wat  wist  hij  niet,  maar  lets  dat  rnst  en  genoegen  geeft  na  inspan- 
nenden  geestelijken  arbeid  en  dat  in  booge  mate  aanwezig  was  in  de 
woningen  van  vroeger  eenwen,  zelfs  nog  in  die  van  eigen  overgrootouders. 


HO 


.  I  MiiA  ( :ii  rs-  i:x  \u  i  ehueidsk u.\s t 

Ev  zijii  t-r,  (lit-  l)C'\vi'it'ii  (l;il  wij  Hums  st;i;in  voor  t'ciic  lu'iloviiii"  v;m  liel 
kunst;iml);ichl  on  liel  is  zekcr  to  Iiopen  dat  zij,  die  akius  spiekcii,  cciimaal  in 
lu'l  f^elijk  /ullfii  worden  f^esldd.  Ilel  is  iiiel  le  onlkcniieii,  dat  cr  in  oiizeii 
tijd  kimstnijvercii  worden  gevondcn  die  in  luin  arbeid  eene  ziiiveiheid  van 
opvattiu},'  foonen,  waaraan  wij  ontweiui  zijn  geiaakt.  Maar  dat  die  ziiivere 
arl)eid  er  is,  mag  niet  als  voldoeiuie  gerekend  worden;  liij  nioct,  oni  eeii- 
niaal  lot  den  wederophloei  van  het  kunstanibaclit  le  kunnen  leiden,  genieen- 
zaani  zijn  geworden  aan  alle  kunslnijveren  en  erkend  door  iiet  puhliek,  dat. 
opgevoed  in  niodegedoe  en  niinwaardigen  ojischik,  voorioopig  vreenid  staal 
legenover  dien  zuiveren  ari)eid,  die  zoozeer  alwijkt  van  den  i)estaaiulen  dat 
aan  een  vergelijk  nioeielijk  kan  worden  gedacht.  Hoe  dil  dan  te  l)ereiken  is? 
Een  niiddel  om  betere  inzieblen  onitrent  hel  kunstanibaebt  te  vcrl)reidcn 
is  zcker  le  vindcn  in  de  stiehting  van  kunstnijverbeids-nnisca,  waar  scboone 
gel)rniksvoorwcrpen  nil  vroeger  dagen  op  oordeelkundige  wijze  onder  de 
oogen  van  velen  worden  gebraehl.  Hierdoor  kan  bel  niogelijk  zijn  in  een 
lijd,  waarin  geene  traditie  nieer  i)estaal,  nienwe  aanknoopingsjjnnten  le  vinden 
en,  stndeerende  op  iiel  oiide,  lut  nienwe  teontdekken.  Tocb  beel't  deze  stndie 
van  iu't  onde  niaaral  le  lang  iiaar  doe)  geniist.  Waar  bet  zooveel  geniakke- 
bjkei'  is  zieb  met  uiternjke  vormen  tevreden  le  stellen,  dan  te  zoeken  naar  de 
grondslagen  die  aan  deze  vormen  iuinne  waarde  verleenen  en  deze  aan  le 
passen  aan  de  l)ebocften  van  eigen  lijd,  beefl  de  hisloriscbc  slijlenstndie 
niaar  al  le  lang  geleid  tot  een  geestdoodend  navolgen  van  wal  eenmaal  sclioon 
en  zinvol  was  en  voor  gernimen  lijd  aan  nieer  ernsligen,  maar  wellicht 
minder  innemenden,  arl)eid  den  weg  al'gesneden.  Voor  bet  kunslami)aciil 
is  bel  een  gehik,  dat  er  werkers  zijn  gevonden  die  zieb  aan  dezen  zoelen 
arl)ei(l  bel)ben  ontworsleld  entioorden  uiteriijken  vorni  been  bel)ben  traeliten 
te  zien  naar  den  aard  der  dingen.  Aldns  van-meet-af-aan  beginnende,  Iraebten 
zij  Inin  knnsland)a(  lit  le  reeonstrneeien  en  in  bnnne  verder  strekkende 
wenseben.  lan_L;s  welomlijiuie  wegen,  liet  knnstnijverbeidsgel)icd  o])nieiiw  te 
bevestigen. 

(ulijk  de  knnslnijverbeidsinnsea  iiel  oude  ten  voorbeeld  kunnen  slellen 
aan  nienwen  ari)eid,  kan  liet  knnslnijverlieidsonderwijs  de  rcgclen  leeren 
die  aan  dezen  arbeid  ten  grondshig  liggen  en  voor  gedacblcnloos  volgen 
en  persoonbjke  willekeur  een  vast  gegeven  in  de  phials  slellen,  dal,  eener- 
zijds  genoeg  omlijnd  om  voor  uilspaltingen  le  belioeden,  locb  anderzijds 
ruimle  hiat  voor  velerlei  groei.  Daarnaasl  kan  bet  de  iieteekenis  van  den 
iiedendaagseben  zuiveren  arbeid  in  bet  licbt  stillen  en  bet  |)nblieU  belpeii 
o])vocden  in  waardccring  voor  lut  besle  wirk  van  on/en  tijd.  Aldus 
iteseboiiwd  beel't  bet  kunstnijvei  beidsonderwijs  een  tweeledig  doe!  :  een  nienw 
geslacbl  kunslnijveren  belpen  opvoeden,  die  in  woord  en  daad  eenmaal  bun 


141 


AMBACHTS-  /i.V  MJVERHEIDSKrXST 

kmistambacht  als  goedc  giklohrneders  zullen  hel)ben  te  dienen  en  de  grond- 
slagen  waarop  de  kiiiistaml)athten  l)erusten  verbreiden  en  popiilariseeren, 
om  ill  vcle  kiingen  de  waarde  van  schooneii  en  nuttigen  arbeid  in  bet  licbt  le 
slellen  en  de  lielangstelling  voor  bet  berlevende  Uunslami)acbt  op  le  wekken. 

Hoewel  bet  woord  kunstnijverlieid  misscbien  niet  al  te  geiukkig  is  ge- 
kozen  geeft  bet  tocii  de  bedoeling,  die  men  erniede  in  bet  Hcbt  wil  stellen, 
vrij  goed  weer.  Verstaat  men  onder  kniist,  in  de  beeldende  kunsten,  den  zich  in 
licwnste  seboonbeid  uitenden  weerklank  van  bet  reeele  tegen  bet  menschelijk 
sentiment  en  onder  nijveibeid  bet  lecbniscb  liedrijf,  dat  eene  goede  iiitvoering 
liezorgl  aaii  den  doeUrell'enden  vorm,  dan  znllen  in  de  knnstnijverbeid 
l)e\viiste  seiioonbeid,  doeltreftendbeid  en  goede  nitvoering  een  rol  vervullen 
en  zal  iiel  kiinstnijverbeidsonderwijs,  iiaasl  die  paedagogiscbe  eiscben  welke 
aan  alle  ondeiwijs  ten  grondsiag  Hggen,  met  deze  faetoren  rekening  bebben 
te  boiiden. 

IJewnsle  seboonlieid  isgenoenul  als  de  weerklank  van  bet  reeele  tegen  bet 
niensebelijk  sentimenl.  Er  wordl  dns  verondersteld  dat  er  sentiment  is  en 
waar  dit  niet  bet  geval  mocbt  zijn  zal  de  scboonbeidsfactor  niel  voldoende 
naar  voreii  knniien  komen.  Onder  bel  reeele  wordt  alles  verstaan  wat  als 
voriii  ot  verseiiijnsel  waargenomen  kan  worden,  ook  wat  zicb  als  vaststaanden 
vorm  kan  worden  gedaebl.  Plant,  dier  en  menscb,  sneeuwvlok  en  kristal,  bet 
zonnespeetriim  en  bet  palel  van  den  berfst,  bet  spel  der  golven  en  bet  bnigen 
der  korenaren,  steen,  ijzer  en  bout,  regelmatige  vlakken  en  slereomelriscbe 
licbamen  worden  dus  als  reeel  bescbouwd.  Of  ze  sclioon  zijn  is  moeilijk  te 
zeggen,  maar  de  meiiseb,  als  gevoelsmenscb,  aanscbouwt  ze  en  ziet  er 
seboonbeid  in  Ze  niaken  op  bem  een  indrnk,  soms  gebeel  versebillend  van 
luiii  niterlijken  vorm,  ze  klinken  na  op  zijn  gevoel  en  wie  de  gave  beeft  van 
<lezeii  naklank  draagt  in  meerdere  of  mindere  mate  een  kunslenaarsziel  in 
zieli.  Maar  liij,  ilie  knnst  zal  bebben  le  geven,  gaat  verder.  Hij  beei'l  niel 
alleen  de  gave  van  den  weerklank,  maar  ook  die  om  dezen  weerklank  le 
berleiden  tol  beeldeii  van  eigen  scbepping,  lieelden  van  organiscbe  eenbeid, 
die  bij  op  eonerete  wijze  tot  nitdrnkking  kan  brengen.  Wat  onbewnst 
aanwezig  was,  komt  in  den  knnslenaar  lol  liewnstbeid  en  zal,  omgezet 
in  seboonbeidsvorni,  bij  den  bescbouw^er,  die  ontvankelijk  is  voor  de 
kunsl  van  den  ontwerper,  gewaarwordingen  oproepen  welke  overeenslem- 
ming  verloonen  met  die,  welke  de  knnstenaar  ontving  toen  zijn  sentimenl 
werd   bewogen. 

Toeli  is  er  verseiiil  in  de  wijze  waarop  de  seboonbeid  tot  nitdrnkking 
kan  worden  gebracbt.  In  bet  beste  geval  zal  de  uitdrnkkingswijze  van  den 
knnslenaar  bet  algemeen  menscbelijke  inbonden  en  zijne  knnst  zal  dan 
onaanlastbaar  zijn,  tiaar  er  dalgene   in    nalrill    wat   alien   voelen  en    denkeii, 


. 1 .1//;. I ^7/v.s-  i:.\  \uvi-:i{iii:ii)SK i  xsr 

iiKinr  hull,  oiilu'wiisl  als  zij  lict  in  zicli  lul)l)i'ii,  door  lu-in  lot  kliuiiliL-id 
wonll  i<rlti;iflil  :  dil  is  di-  kimsl  van  ;dlo  tijdiii  cii  alK'  hmdi-n.  Dan  volf^l 
(\\v  iiil(liiiUUinf<s\vijze  welke  /icli  annsliiit  aaii  dc  sln)oiniiij<  van  diMi  lijd  en 
(lie  ceil  kaiaUleiistiek  l)ecl(l  van  dien  lijd  sclie])!  :  dil  is  de  slijl  van  liel  kunsl- 
lijd|)eik,  de  liisloiisclie  slijl.  Daarop  laal  zieli  eeiie  iiildriikkin<^s\vijze  denken 
van  een  bepaalde  groep  kunslenaais  die,  in  eeii  lijd  zonder  welonilijnde 
kiinsll)ef^iipi)eii,  loeli  in  eenzelfde  lijii  voeleii  en  denken  en  aldiis  werkeii 
vooill)rengen  die  naar  eene  zell'de  gi()ndf<edaelile  lieenwijzen  .  een  loesland,  die 
vvellielil  eenij^e  overeenkonisl  veiioonl  met  dien,  waaiin  onze  kunslnijveiheid 
zicli  heviiidl.  Ten  slolle  konil  de  zielizelxen  o|)  den  vooij^roiul  slellende 
kunslenaar,  die  iiiel  zijii  weik  j^eell  oni  zijii  werk,  niaar  oiii  zijn  |)ers()()ii, 
dien  liij  niel  liiiulerlijkc  aaiiniali{<ing  naasl  en  hoven  zijn  arl)eid  uilseliiiin. 

Er  is  diis  eene  nicer  al<^enieene  en  eene  nieer  l)izondeie  schoonheid  in  de 
knnslnijveiheid  en  hel  kiinslnijverlieidsondeiwijs  zal  zicli  zooveei  niof^elijk 
aan  de  eeisle  lielihen  le  lioiiden.  Waar  ecliter  de  seliooiilieid  verhaiid  hoiidl 
niel  liel  menselielijk  <(evoel  en  lict  gevoel  eene  gave  is,  zal  hel  onderwijs  zieli 
liel)l)en  le  bepeiken  lol  hel  zoo  mogelijk  onlwikkelen  van  deze  gave,  lot  liet 
wijzeii  der  wegen  waaihings  zij  in  keniiis  kan  konien  met  hel  leeele  en 
lol  hel  proelbndervindelijk  loonen  van  de  gevolgen,  die  nil  een  contact  van 
beide  kunnen  onlslaan.  Zoo  zal,  oni  een  vooihecld  le  noemen,  het  knnstnij- 
verheidsonderwijs  kunnen  wijzen  op  de  wegen  waarlangs  zicli  een  |)lat  vlak 
systemalisch  laal  indeelen,  of  een  lichaam  laal  opbonwen;  hel  zal  de  aandachl 
kunnen  vesligen  op  de  middelen  die  ter  versiering  van  dil  vlak  ot dil  lichaam 
aanwezig  zijn  ;  het  zal  in  loepassingen  de  resullalen  kunnen  laleii  zien  van 
znlk  eene  weldoonlachle  veisieide  samenslelliiig;  nuiar  de  gave,  oni  zich 
een  eigen  indeeling,  ophouw  ol'  versiering  le  deiikin,  kan  hel  ondeiwijs 
niel  geven.  W'ie  deze  gave  bezit,  kan  hel  onderwijs  helpen  haar  le  onl- 
wikkelen, wie  ze  niel  lieefl,  kan  liet  belioeden  voor  ongepaslbeden,  maar 
een  kunslenaar  vormen  gaal  boveii  zijn  maclil  en  hel  mai;  levieden  zijn 
wanneer  hel  aan  deze  vorniing  zijn  aandeel  heell  geliad  —  de  kunslenaar  tocli 
wordt  geboren. 

Wanneer  het  knnstnijverheidsonderwijs  zich  echter  alleeii  had  op  le 
liouden  met  geboren  kunslenaais,  zou  haar  leeilingenlal  zeker  al  heel  gering 
zijn.  lie!  is  daarom  gehikkij;  dal  de  kunslnijverheid,  naasl  de  zeer  eiikele 
iiitverkorenen,  behoel'le  hcet't  aan  een  aantal  kunslvaardige  werkers,  die  in 
bet  gevolg  van  de  meeslers  bun  kunslvak  zullen  beoerenen,  steunende  op  de 
beginselen  die  hel  oiKhrwijs  bun  kan  verslrekken  en  leerende  van  i\vn 
arbeid  der  nicer  begenadigden.  Deze  kuiistnijveren  van  di'  Iweede  soort  zijn 
dus  volgelingen,  maar  volgelingeii  van  vvn  goed  gebalte.  Cuin  in  den  zin 
van   pialle   iiamakers.  dii'  zonder  cigcii   sliidic   de  gedacbU'ii   van    andi'ien    lot 


143 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

hun  voordeel  exploiteeren,  maar  denkende  werkers,  die  goeden  arbeid  kuniien 
levereii.  Gelijk  de  geboren  kunslenaars  zich  pas  dan  in  hunne  voile  waarde 
ziillen  toonen  wanneer  ze  de  schoolsche  regelen  hebben  atgescbud  en  in  het 
algemeen  menschelijke  zichzelve  hebben  gevonden,  zuUen  de  volgelingen 
zich  met  meer  kracht  aan  deze  regelen  biijven  vasthouden  en  daardoor  voor 
afdwalingen  worden  behoed.  Daarom  brengt  de  ontwikkeling  van  het  schoon- 
heidsgevoel  in  het  kunstnijverheidsonderwijs  zulk  eene  groote  verantwoor- 
delijkheid  met  zich  en  is  het  zoo  gevaarlijk  niet  genoegzaam  gefundamenteerde 
opvattingen  op  le  dringen.  Het  onderwijs  zal  zich  hebben  te  beperken  tot  het 
bekendniaken  van  die  algemeene  wetten,  welke  aan  de  ontwikkeling  van  het 
schoonheidsgevoel,  in  velerlei  zin,  bevordeilijk  kunnen  zijn  en  het  kan  zijne 
leerlingen  in  de  gelegenheid  stellen  zicii  l)innen  de  grenzen  dezer  wetten  uit 
te  spreken,  om  hare  beperkende  v^'aarde  in  het  licht  te  stellen  en  te  wijzen 
op  de  ruimte  die  ze  toch  laten  aan  de  individueele  vrijheid. 

Naast  de  be  waste  schoonheid  staat  de  goede  uitvoering.  Ze  is  zoo  innig 
met  de  eerste  verbonden,  dat  het  meermalen  moeielijk  valt  te  zeggen  waar  de 
bekoring,  die  van  de  schoonheid  uilgaat,  ophoudt  en  die  van  de  goede  uit- 
voering begint.  Toch  zal  de  laatste  niet  de  baanbrekende  factor  voor  de 
kunslnijverheid  kunnen  zijn,  hoe  belangrijk  ook  haar  aandeel  is  en  hoe 
zeer  haar  gemis  wordt  gevoeld.  De  goede  uitvoering  is  meer  de  leidster, 
die  het  ontwerp  houdt  binnen  de  grenzen  van  het  mogelijke  en  betamelijke 
en,  waar  de  kunstnijverheid  zich  voor  een  goed  deel  bezighoudt  met  het  tot 
stand  brengen  van  gebruiksvoorwerpen,  is  zij  tevens  de  factor  welke  dit 
gebruik  voor  een  goed  deel  mogelijk  maakt,  terwijl  zij  een  gevoel  van 
welbehagen  en  tevredenheid  bij  dit  gebruik  opwekt,  dat  van  veel  invloed  is 
op  het  genoegen  dat  het  kunstnijverheidsvoorlbrengsel  kan  verschaffen, 
ook  op  de  materieele  waarde  die  het  vertegenwoordigl.  Waar  de  goede  uit- 
voering zulk  een  rol  van  beteekenis  in  de  kunstnijverheid  speelt  een  rol  die 
bij  de  meer  decoratieve  kunstambachten,  waar  ontwerp  en  uitvoering  in  een 
hand  zijn,  nog  grooter  is,  zoodat  eene  tekortkoming  dezerzijds  zich  hier 
direct  op  de  schoonheid  zal  wreken  is  de  vraag  geweftigd  in  hoeverre  het 
kunstnijverheidsonderwijs  met  deze  goede  uitvoering,  dus  met  de  practijk  der 
kunstambachten,  rekening  heeft  te  houdcn. 

Zonder  lets  af  te  dingen  op  de  waarde  van  het  teekenen,  is  het  toch 
niet  te  ontkennen  dat,  vooral  in  het  kunstnijverheidsonderwijs,  het  tee- 
kenen de  vakbeoefening  te  veel  op  zijde  heeft  gedrongen.  Zondert  men  die 
kunstambachten  uit,  bij  welke  het  zijn  direct  aandeel  heeft  in  de  uitvoering, 
gelijk  dit  bij  de  grafische  kunsten  het  geval  is,  i)ij  de  decoratieve  teeken-  en 
schilderkunsl,  dan  is  het  teekenen  de  schakel  die  de  gedachte  aan  de  uitvoe- 
ring bindt,  het  middel  om  van  het  eerste  tot  het  tweede  te  geraken.   Het  ligt 


. I MiiA curs-  i-:.\  si.i i  i:nni:ii)SKrssT 

(Ian  uuk  iiiul  in  do  lijii  van  Ik'I  Ic'ekriien  om  ecu  iialiniij^cliouw  l)C'fl(l  van  di- 
{^cdadile  op  |)a|)ier  le  breiigeii,  wel  om  in  cen  overecnf^ckomcn  laal  van 
lijnen  en  klcnron  al  datjiene  a.'in  to  <>evcn,  wal  leiden  kan  lot  i-one  nilvoeiinf^ 
die  nut  dc  i)edoelin{^en  van  den  ontwerpcr  overeenstenil.  Hij  die  kunstam- 
badilcn  wi'lke  zich  op  ccn  plat  vlak  ai'spelen  of  wclkei'  vooilhifn^sclcn 
zich  naj<onoL'<^  in  een  |)lat  vlak  bewe^'cn,  is  zt-ker  eenige  ovcic'enstoniniinf" 
tiisscluMi  IcL'kcMiing  en  voorwcrp  Ic  verkrijjfcn  ;  niaar  tocli  slcciils  van  verre, 
want  geen  tcfkeninj^  vetinag  de  \vcrkin<<  van  liet  natmirniateiiaal  wcer 
to  gc'ven  en  kan  de  onistandiglieden  in  liel  spel  bienj>en,  waaronder  lict  voor- 
weip  ziili,  na  zijne  i)estemming  bereikt  tc  be))ben,  zal  veiioonen.  In  veel 
slerker  male  wijkt  de  leekening  at"  van  dc  werkelijkbeid  waar  de  kiinsfnij- 
veiluid  hit  gebied  der  i  iiiniteknnst  betreedt.  Het  veii)and  is  bier  niaar 
zeer  los  en  men  l)eboel't  waailijk  niet  ver  te  zoeken,  om  zicb  bet  gioot 
vertronwen  in  de  teekening  op  de  uitvoeiing  le  zien  wrekcn.  Al  wordt 
er  misseliien  niet  te  veel  geleekend,  dan  loeli  woidt  er  op  de  teekening, 
als  leekening,  te  veel  veiirouwd.  Men  is  baar  gaan  bescbouwen  als  docl. 
waar  ze  sleeiits  middel  mocbl  zijn  en  daardoor  bebben  we  voor  een  goed 
deel  verleerd  door  de  leekening  been  te  zien  en,  al  teekenende,  steeds  de  wer- 
kelijkbeid voor  oogcn  le  bebben.  llet  is  aan  te  nemen  dat  dit  laatste,  in  alle 
consequenties  doorgevoerd,  een  eiseb  is  die  boven  bet  niensebelijk  knnnen 
uilgaat  :  maar  dit  neemt  niet  weg  dat  ernaar  getraebl  kan  worden  en  dat  bel 
goed  geloot'  in  de  leekening  plaats  kan  maken  voor  de  kennis  van  datgene 
waarom  bet  gaat.  Daarloe  is  noodig  verbeeldingskraebl  en,  waar  ook  deze  te 
korl  seliiel,  de  bid|)  van  pers|)eetier  en  model  ;  maar  de  meeste  waarde  zal 
tocb  de  iiilvoering  bebben,  daar  zij  i)ijna  alle  omslandigbeden  in  zieb  i)eval 
die  bet  onlwerp  doen  zien  in  zijne  werkelijke  waarde.  Hel  is  dan  ook  zeker 
niet  overdreven  de  nilvoering  aan  bet  knnstnijverbeidsonderwijs  te  veri)inden. 
in  zooveire  de  inogelijkbeid  bieiloe  beslaal  en  de  doellrell'endbeid  ervan 
mag  worden  aangenomen. 

'I'oeb  is  bel  wensebelijU  er  op  te  wijzen,  dat  de  beboelle  aan  de  nilvoeiing 
in  liet  knnstnijverbeidsonderwijs  \an  tweeerlei  aard  kan  zijn.  Zij,  die  de 
nieer  deeoralieve  knnslambaebten  beoelenen,  vereenigen  gewoonlijk  onlwer- 
per  en  nitvoerder  in  zicb  en  znllen  de  teebniek  in  alle  deelen  bebben  te 
bebeerseben.  Ue  beoelenaars  van  de  meei-  teebnisebe  kunslambaeblen  zijn  in 
weinig  gevallen  en  onlwerper  en  iiitvoeidei-,  daar  bel  zuiver  leclmiseb  weik 
van  den  uitvoerendi'ii  arbeid  aan  de  banden  van  speiiale  nil\(H'rdeis  kan 
worden  loevertrouwtl.  Deze  nijverbeidsknnslenaars  zidlen,  evenals  de  onl- 
werpers-uilvoerders.  de  teebniek  van  bnn  knnstambaebl  bebben  te  kennen. 
ook  aan  di'  nitxoering  iu'bbiii  dt'el  te  nenii'n,  maar  reiU-n  om  ei'ii  onevenri'din 
grool    (h'el    van    hnn    sindielijd    aan    deze    nilvoering    te    wijdi-n    bi'slaal    nii'l. 


145 


AMBACIITS-  i:X  M.IVERHKIDSKUNST 

Dnnroni  lieel't  hot  Uiinstnijverheidsoiulorwijs  l)elioelte  aaii  de  vciUctiige  kiinsl- 
wcrkplaats  voor  de  ontwerpers-uilvoerdcrs  in  de  nieer  decoralieve  en  aaii  de 
proc-fworkplaafs  voor  de  ont\ver|)er.s-teekenaars  in  de  meer  technisclie  kunst- 
ainl)aclik'n.  In  dil  hiatste  geva!  is  de  nilvoering  eenerzijds  het  controle-niiddel 
op  de  leekening  en  licht  deze  in  veleiiei  opzicht  toe,  anderzijds  brengt  ze  den 
teekenaar  in  onmiddellijke  verbinding  met  de  lechniek,  zoo  wat  het  materiaal 
l)etret'l  als  de  werkwijzen,  waartoe  dit  nialeriaai  zich  leenf. 

In  direcl  verl)and  met  de  iiitvoeiing  kan  het  modehiiaken  genoenui  woi- 
den.  Het  zien  in  de  luinile  toch  eischt  jarenhmge  oefening,  zeifs  l)ij  hen  die 
met  de  gave  ervan  geljoren  zijn  en  dat  deze  oetening  niet  ongestial'd  verwaai- 
h)osd  kan  worden,  bewijsl  de  fonlieve  riiimleweriving  van  zooveie  ontwerpen 
die  wel  op  papier,  mnar  niet  in  weikelijkheid  gedaeht  zijn  geworden.  Voor 
dergelijke  onlgooehelingen  kan  iiel  modeimaken  voor  een  deel  i)ehoeden  en 
daarom  is  iiel  wenseiielijk  (hit  vaardiglieid  in  iiandenari)eid,  i)oelseeren, 
hout-  en  gijjssnijdeii  ook  wordt  verkregen  door  vele  aanslaande  nijverheids- 
knnstenaars,  die,  zonder  jnist  lot  de  l)eeidlu)u\vers  le  behooren.  met  rnimte- 
lamsl  iets  nilslaande  hel)l)en.  Wanneer  iiel  kunstnijverlieidsonderwijs  hen  in 
de  gelegeniieid  stelt  zich  te  oelenen  in  iiet  schetsmatig  weergeven,  in  tasti)aren 
vorm,  van  wat  zich  op  liel  papier  niet  volkonien  voor  hnn  voorsteliingsver- 
mogen  laal  onlwikkeien,  dan  zai  Inin  teekenarbeid  op  lieciiter  grondshig 
rusten  en  znllen  ze  de  tekorlkomingen  in  dien  ari)eid  aan  liet  model  knnnen 
toetsen. 

De  doelireU'endheid  houdt  zoowel  met  de  liewuste  schoonheid  als  met 
de  goede  uitvoeiing  verl)and.  Men  kan  zich  moeielijk  een  gebrniksvoorwerp 
voorstellen,  dal  schoon  is  zonder  daarbij  doellreiVend  te  wezen.  Omgekeerd 
kiinnen  voorvveipen,  die  het  toppnnl  van  doellretlendheid  hebben  bereikt, 
somtijds  een  indrnk  maken  die  aan  bewuste  schoonheid  nanw  verwant  is.  Men 
behoeft  zicii  slechls  die  zoo  doeltretlende  werkluigen  van  landboiiw  en  scheep- 
vaart,  die  wajjens  en  gereedschappen  vooi'  den  geest  (e  halen,  welke  door 
een  zeer  lang  gebruik  Inin  juisten  vorm  hebben  gevonden,  om  de  schijnbare 
overeenkomst  liisschen  bewuste  schoonheid  en  doellretrendheid  le  ervaren. 
Het  is  met  die  vornien  als  met  de  naluiuvoorlbrengselen,  die  zijn  zooals  ze 
wezen  moeten,  omdat  eene  eeuwenlange  conslructie  ze  heet'l  opgebouwd  en 
vervormd  tot  ze  geheel  aan  hun  doel  konden  beantwoorden.  Het  zal  dan  ook 
zeker  in  bet  belang  van  het  kunstnijverlieidsonderwijs  zijn  om,  naast  deze 
natuuivoortbrengselen,  op  doeltreft'ende  werktuigen  en  gereedschappen  de 
aandacht  te  vestigen,  ten  einde  de  groote  waarde  van  een  lang  en  gestadig 
onlwikkeien  van  eene  conslructieve  grondgedachle  in  hel  licht  te  stellen. 

Het  in  de  hoogsle  male  voldoen  aan  de  eischen  van  het  gebruik  brengt 
met  zich   eene  overeenstemming  tusschen   vorm  en  inhoud  en  het  mag  der 


M6 


. \  MliA CUTS-  KS  Sll  I  EliUr.lhSK I  .V.S  /' 

inodeine  kuiislniJvi-rlK'id  als  {>oe(ie  eij<enscli;i|)  woi  dc-n  iiaiij^ci  ekriid,  dal  zij 
crnaiir  sliTcft  dc  hetcckciiis  vfiii  dcii  vorm  in  den  vorm  lot  iiildiukkiiij^  tc 
hreiif^t'ii.  Ill  hoc vr III'  liaai"  slioviii  in  di'/.i'  Uaii  j>aaii  is  cclilor  ccik'  viaaj"  die 
voor  vcMscliilU'iidiii  nitlc'ti  valbaar  is.  De  ht-tcekcnis  van  den  vonn  torli  kan 
nu-n  ill  (k'  kunslnijvi'ilu'id  op  Iwcci-rli'l  wijzf  oinatlcn.  Mi-n  kan  zcj^jjrii 
dal  di'  vol  111  (If  iiiaU'iic'C'k'  consti-iuiio  lu'cll  [v  onistjiiiivin  ni  I'lkni  xoiin. 
die  (lit  iiit'l  ()|)  dirrcli'  \vij/e  docl,  verweipen.  Maar  iiien  kan  ook  vcihaiui 
zoekeii  tiissc'lR'ii  den  \oiiii  en  (k'li  Ljeesleiijkeii  ojihoiiw  en  liaiiileii  in  (k-n 
vorm  dezen  in  liet  liclit  ie  stelleii.  In  liet  laalste  f>eval  zal  liel  nieeiniak-n  vooi- 
komcn  dal  liet  koek'  verstand  niet  l)evredij*d  is,  in  (k-  eersle  dat  hel  schoon- 
heidsf»evoel  met  dc  oiivaltiiij*  in  stiijd  konit.  Waar  liier  de  waailu'id  li<;l, 
is  moeielijk  le  heslisseii  en  hel  karakler  van  (k'n  knnslnijveie  zai  in  ik-ze  het 
laatsle  woord  helilien  le  spreken.  Is  hij  nicer  f»evoelsiiienseh,  dan  zaI  hij 
zeker  in  zijiie  voniieii  eeii  taal  spreken.  waarin  liij  zijii  <;e\()i'l  tot  iiil(hiil<- 
kiiif^  Iraehl  tc  l)iciif"cii  en  alsj^ocd  iiiiverheidskimslenaar  zal  liiJ  zieh  daaihij 
iiicl  l)czoiidij»cii  aaii  nialeriaalvcrkraelitiiif^  en  sledile  wcikwijzen  ot  de  prac- 
lischc  lirnikhaaihcid  niel  voeteii  treden  Is  hij  nicer  vcrslaiidsiiienseli,  dan 
zal  hij  aaii  di'  iiialcriecle  eoiisli  luiit'  den  \oonaiif*  gevcii  Is  hij  lieide.  (hin 
zal  hij  de  ware  nij\erlieidsl<imstenaar  zijn.  die  reeds  in  den  t)ors|)i()ii^  zijner 
{>edaeliteii  het  ontwerp  aan  de  maleiie  hiiidt  en  in  den  iJecstelijken  ophouw 
CM  hel  iiialeriaal  en  de  "jjocdc  wcikwijzen  hlijH  heheerschen.  Het  kiinstnij- 
vcrheidsonderwijs  zal  de  doeltrell'eiidheid  in  vcelzijdij<en  zin  lieiihen  tc 
Icercn  en  in  de  hislorisehe  slijlen  zeker  de  iioodige  aanknoopiii<>spuiileii 
vindcii,  oiii  na  te  gaaii  hoevei  het  nicnsehelijk  vcniiogen  hel  in  het  veree- 
nijjeii  vail  }<cvocl  en  verstand  lieetl  knniien  hrengcii. 

De  kiiiislnijverheid  iiecl't  dus  datj^ene  voort  tc  i)reii<>en  wat  selioon,  doel- 
IrclVend  en  j<oi(i  is.  Met  knnslnijverlieidsonderw  ijs  zal  met  deze  I'aeloreii 
rekeninjf  hehheii  te  hoiidcn  door  <*cvoel,  verstand  en  haiidvaar(lij>lieid  le 
onlwikkelcn.  Met  zal  dit  niet  allccii  liehhen  te  doeii  ten  opzielite  van  lien  die 
als  lid  van  lii'l  i^ikk'  eeninaal  de  kiiiislnij\  eriieid  /nik'n  dieiuii.  maar  ook 
\an  die  ^roote  seliare  helan^sti'lleiuk'ii  wi'lki'  i^ehrnik  kiiniu'ii  en  ziilleii 
maken  van  hare  voorlhren^seleii.  W'aar  waardeerim;  oiitbreckt.  wordl 
zniverc  arheid  op  i\rn  diinr  oniiiof^clijk  en  waar  hel  piihliik,  vooral  hel 
koopkraelili<<e,  kond  hlijll  voor  de  hcrlcvende  kiinslamhachteii.  wordt  de 
ziiivere  wi-rkcr  lan^zaam  maar  zeker  nioreel  en  mak'rieel  vei  iiietij;d.  liet  zoii 
daarom  le  wcnscheii  zijn  dal  velcii  liiinnc  opvoediii<^  niel  vollooid  aehlleii 
alvoreiis,  naasl  liuiine  ^eestelijke  educalic,  ook  den  siiiaak  voor  de  dinjicii 
Inimur  da^eli|kselie  omj^evin^  tot  ontwikkelin^  te  liehhen  j^ehraehl  en  lii't  is 
vooral  de  vroiiw,  als  heslinirslir  en  onderhoiidsler  der  woniiii;.  die  liierin 
on  den    voorjirond   kan    Ircden.   Niel    le   onlkciinen    is   hel  dal   hit   inodii  ne 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

meisje  zoogenaamd  veel  aan  kunst  doet,  maar  het  lerrein  is  beperkl  Muziek 
viiidt  algemeenc  beoefening,  wellichl  meer  dan  noodig  is  en  oorbaar,  de  vrije 
teeken-  en  schilderknnst  zijn  zeer  gezocht.  Toch  vraagt  men  zich  met  verwon- 
dering  af,  hoe  de  zin  voor  de  eene  kunstiiiting  kan  samengaan  met  algeheele 
afwezigheid  van  waardeering  voor  de  andere.  De  groote  meesters  der  toon- 
knnst  worden  vereerd  in  eene  omgeving,  die  meermalen  met  elk  begrip  van 
schoonhcid  en  goeden  smaak  in  strijd  is.  Schilderijen  worden  al  te  dikwijls 
opgehangen  in  vertrekken.  waar  alle  gevoel  voor  verhouding,  vorm  en  kleur 
ontbreekt.  Vanwaar  dat  gebrek  aan  zin  voor  het  eenvoudige,  dat  ontkennen 
van  de  waarde  der  dingen  onzer  dageHjksche  omgeving,  bij  zooveel  geestelijke 
ontwikkeHng  en  kunstapprcciatie  ?  Het  antwoord  op  deze  vraag  Hgt  mischien 
opgesloten  in  het  feit,  dat  de  knnstnijverheid  geen  traditie  meer  heeft,  dat  de 
mensch  jarcn  lang  in  kunstwaardeering  moet  worden  opgevoed  om  zich 
van  zijn  gevoel  bewust  te  worden.  De  knnstnijverheid  is  niet  meer  de 
volgende  schakel  van  een  weigesioten  geheel  en  hare  taak  is  daardoor  eene 
moeielijke.  Noch  de  navolging  van  een  uiterlijken  vorniendienst  nit  de 
historische  stijlenreeks,  noch  de  wisselvalligheden  van  den  op  den  voorgrond 
geschoven  persoonlijken  smaak  knnnen  bevrediging  sehenken  en  de  erkende 
grondslagen  voor  eene  eigen  knnst  ontbreken  vooralsnog.  Wei  zijn  er  enkele 
hoogstaande  nijverheidskunstenaars,  die  diep  gevoelen  wat  er  aan  hapert  en 
misschien  in  hun  arbeid  reeds  den  weg  laten  doorschemeren  waarlangs  de 
knnst  weer  kan  komen  in  het  ambacht  onzer  dagen,  maar  jaren  znllen  nog 
moeten  verloopen  aleer  hnn  streven  lot  eene  gemeenschapsniting  is  aan- 
gegroeid. 

Daarbij  is  voor  het  kunstnijverheidsonderwijs  eene  schoone  taak  wegge- 
legd.  Naarmate  de  denkbeelden  groeien  zal  het  op  hechter  grondslagen  gaan 
rusten  en,  wanneer  het  zich  niet  met  zichzelf  afzondert,  maar  met  de  noodige 
omzichtigheid  deel  neemt  aan  de  wassende  beweging,  w'anneer  het  onderzoekt 
wat  zniver  is  en  levensvatbaar  in  den  arbeid  der  leidende  kunstenaars,  dan 
zal  het  zijn  deel  kunnen  hebben  aan  de  vorming  van  een  nieuw  geslacht 
knnstnijveren  en  in  steeds  wijder  kring  belangstelling  voor  hun  arbeid  knnnen 
wekken.  Eene  nieuwe  knnstnijverheid  op  te  bouwen  is  de  taak  van  de  besten 
onder  de  uitvoerenden,  het  verbreiden  en  populariseeren  van  hare  grondslagen 
behoort  tot  de  taak  van  het  kunstnijverheidsonderwijs. 

C.  W.  XlJHOFF. 


1-18 


HASGI.AMI'KN. 


II.  P.  ItKllLAGE  Nz. 


111.  \NK   I.I  SMI  I  II   I.I/I  KIN    II  \  M 


149 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN   ONZE   EIGEN  CO  RR  ES  PO  N  D  E  NTEN) 


DD  UIT  AMSTERDAM  03 

:  /.;ilcii  van  Arti  bodeii  ceii 
(iiiiiewoiien  nanblik  nicl 
I'l'ii  tentooiislelling  van 
wcrkeii  vervaardigd  door 
Miuicliener  kuiistenaars, 
at'komstig  uit  de  gallerij 
van  ecu  Muinlu'uer  verzainelaar.  't  Is  duide- 
lijk,  dal  men  hieiniec  kwalijk  zich  eeii  voile- 
dig  denkbeeld  kaii  vornien  van  den  staat 
der  Duilsciie  knnst  Toch  was  de  onder- 
sclieidenheid  in  vertegenwoordiging  zoo 
ruim,  dal  de  tentoonslelling  wel  gelegenlieid 
bood  tot  het  herkennen  van  het  algenieen 
karakter  der  tegenwoordige  kunstbeoefe- 
ning  bij  onze  Ooslelijke  naburen.  De  aan- 
legger  dezer  verzamclaar  blijkt  een  man  te 
wezen  van  veelzijdigen  kunslzin.  Men  zag  er 
werk  van  den  anccdolen-verzinnenden 
Defregger,  metzijn  gemoedelijk  streven  naar 
natuurgetrouwe  voorslelling,  van  Gabriel 
Max  mel  zijn  gekuiistelde  veredeling  der 
vorni  en  bloedeloos  idealisme,  verschillende 
hunioreske  typeeringen,  of  wel  palhetiscli 
bedoelde  grimeeringen  van  het  niensch- 
gelaat,  romantische  landschappen,  soms 
gestoffeerd  tot  dramatische  open-lucht-tafe- 
reelen,  —  niaar  ook  werken,  die  in  de  duit- 
sche  schilderknnst,  als  elders,  op  een  keer- 
punt  kunnen  wijzen,  producten  van  impres- 
sionnislisch  of  realistisch  gezinde  schilders, 
die  liebben  gebroken  met  de  vertroelelde 
Iradilie's  van  verbeeldingsvolle,  verhevene 
of  strekking.sknnsl,  die  zonder  bekomniering 
overgedaclileofonderwerp  in  een  schilderij, 
op  de  naUuir  onmiddellijk  willen  ingaan, 
daar  de  levenwekkcnde  kracht  zoeken  van 
aiie  kunsl  Zelfsgcrafniieerde  vooruilslrevcrs 
waren  er  verlegenwoordigd  als  Franz  Sliick. 


mel  zijn  bizarre  verbeeldingen  en  coloris- 
lisclie  exenli'iciteilen.  Maar,  waarlijk,  naar 
liel  uitzien  nioge  het  wezen  der  duilsche 
kniisl  veranderd  zijn,  naar  den  geest  minder 
dan  liet  scjiijnt.  De  vrijere  daad  der  moder- 
ncn  vocglzich  weer  naarschoolsche  regelen, 
de  onafhankelijken  van  heden  hebhen  hun 
ondcrling  verdrag  als  de  Academic!  van 
voorheen.  Het  kunstenaarschap  heeft  heel 
slerk  nog  het  karakter  van  een  ambl,  dat 
nieer  dan  eenig  ander  met  eere  kan  bekleed 
worden,  mils  de  plichlen  van  dien  staat 
met  crnst  worden  opgevat  en  gelrouwelijk 
nagekomen  —  'k  bedoel.datde  Duilsche tucht 
erookbet  kunstleven  aanzienlijkbeheerscht. 
De  knapiieid  van  de  duilsche  schilders 
wordt  wel  eens  lot  toonbeeld  gesleld,  maar 
de  kwalileilen,  diezijontwikkelen  van  kunde 
en  lechnische  bedrevenheid.  kunnen  wel 
achtbaar  geheeten  worden,  maar  zelden 
vercerenswaardig.  De  kwalificalie  «Duilschi> 
bij  schilderijen  beduidt  veelal  het  legen- 
overgestekle  van  een  lofspraak.  Het  is  om- 
dal  achter  hun  kreukelooze  uitvoering  en 
hun  schoolsch-voorbeeldige  leekening  den 
kouden  zin  zich  onldekken  laat  van  zinnende 
loeleg  en  doode  stelselmaligheid.  De  duil- 
sche geest  uit  den  tijd  van  Diirer  en  Holbein, 
mel  liun  slraffe  verdieptheid  in  leekenen, 
van  Baldung  en  Griinewald,  met  hun  bijna 
arclia'islische  verbeeldingsmacht,  is  bij  de 
nakomelingen  sinds  eeuwen  ontaard  in  me- 
Ihode  en  tooneelmatigheid.  Van  dc  aanwe- 
zigen  op  deze  tenloonslelling  zij  voor  dit 
berichl  alleen  genoemd  von  Lenbach.  Er 
waren  meerdere  portrelten  van  hem.  Ook 
achler  de  uiling  van  dezen  onmiskenbaar 
zcer  begaafden  portrelschilder,  laat  de  in- 
lentie  zich  niel  volkomen  zuiver  herken- 
nen, Het   is  bekcnd,  (hU  hij  zich  uilsluitend 


150 


KUSSTni:in(:irii:\  -  i  it  amsii-udam  -  A\r\vi:iu'i:.\     jnu  ssel 


Hcsclioold  liccft  iiiinrlicl  vooibci-ld  (IfrVenc- 
tiaaiischc  f;rooliiieeslers.  en  mij  duiikl  in 
'I  l)ij/.oii(lcr  naar  Tinlorctio  cii  (■iiorf4()iic. 
Tocli  is  cr  ecu  maclit  adilcr  dil  lalcnt,  die 
hem  l)cliocddc' van  oiivrnchlljarc  navol^in}{. 
Zijn  mansportrcUcn  zijn  vooi-ai  van  }^c\vic-ii- 
lige  i)clcekcnis  door  dc  conccptie.  I)i'  uil- 
l)ccl(lin(4  ^cscliicdl  met  ccn  liij/ondcr  phis- 
tiscii  vcrniofjen  en  een  sciierpe  karaklcri- 
scerinfj  dcr  eij^enaardif^lieden  van  een  ^e- 
laalswc/.en,  zoowel  in  lijn  als  in  klenr. 

'I  Iscchler  cerderhel  uilerlijk  vooikonieii 
tier  per.sonen  die  voor  hem  poseerden,  dat 
grool  {^e/.ien,  ecni-^szins  styleerend  {jety- 
peerd  wcrd,  dan  licl  individueeie  Icven  dat 
door  lict  diepei'spciireu  acliler  een  vornien- 
stel,  f<et5even  werd.  I*"en  }4c\vic'lili}>e  nv\c{ 
blijfl  inlussclicu  lef^en  I.eni)acli  beslaan.door 
zijn  al  le  kunslnialij;  {^ecnltiveerde  leciiniek. 
Ken  ernsiif^e  sludie  over  hem  zou  daar  een 
zeer  iiinderiijk  shnikfli)lok  vinden  voor 
onverdceldc  hewonderin}^    van   dil    lalcnt. 

\V.  S. 

^^  ^'i$  ^'^  ^"5?  ^'^'  ^'^  ^'S'^^'S:  ^  v"'  ^"3"'  ^^ 

nc;     UIT   ANTWERPEN    ua 

.  1  NTOONSTKLLING  HEN- 
DIUK  LUYTKN  >  ZAAL 
lOliST  >  VAN  7  TOT 
•JO  I-KURUAHI  1907  ./C^. 
Wecreen  lu'lanj^rijkelcn- 
lonloonstcllin}'  van  Liiy- 
k'n  I  —  Ken  deel  dcr 
}>roole  veerti}{  liier  vcizamclde  werken 
vvaren  vrocf^er  reeds  elders  j{ezien,  maar 
toch  was  liicr  nof^  nicnwsf^cnocf^,  om  ons  tc 
boeieti.  Vooral  een  levensnioot,  eij^cnaardij^ 
dock  Irok  dc  aandaclit  :  ()e.ilcr:elslfisi  .  con 
Iroejijc  Zecuwsche  vissclicrsvrouwcn  iiicl 
lull)  mnlsjes  kcereii  Ieruj4  van  den  rand  dcr 
zee;  zc  komen  vlak  op  ii  at',  I'd  van  lerzij 
door  do  lai^c  zon  bcsclicncn  ;  zc  drajjen  lioof^ 
opfjcslrooptc  manshroeken,  die  dc  slcvij^c 
bceiien  bloot  lalcn  ;  een  heeft  cnoi-me  water- 
laarzen  aan.  —  Dit  is  wear  ecus  een  Luyteii 
van  hct  cchic  soorl  :  forscli,  t;czond,  bij  t 
brulale  al,  met  ecu  likjc  scnsnalilcil,  en  van 
een  vcibazend  violte  schildcrin^. 

N'oj4  mcnif>ai)der  knap  sink  wcrk  vici  liicr 
tc  waardccrcn  ;  ik  iiocni  sicclits  Oklolxr. 
MitldiKj,    :\iii(liii)i>vlrnrii(iiislri\    .Sc/icZ/x/iii/.s- 


schiT,  stiikkcn  die  bcwijzcn  dal  l.iiy  leii  zich- 
zclf  f^ehccl  lieell  wccrfjcvonilcn,  cii  in  voile 
bewustheid  van  eif^cii  kracht  en  tempera- 
ment riislif^  zijn  we^  H'>^»i 

ri:Ni()()NSTi:i.i,iN('.  kdc.  van  havmckm 
^  ZAAi,  i)i:n  mi-;ti{()I'()i,k  >  van  i  tot 

IS  FHBHUAIU  1i)07  /L.^  Ken  jonscre  van 
onf^cwonen  aanlc}^,  die  bier,  mccn  ik,  voor 
I  ecrst  cxposccit. 

Ilij  schildcrt  f^cziclilcn  in  kcrkcn.  kloos- 
ters  van  ver  afgelcf^cn  dorpjcs  ;  ook  cidvcle 
riguui--stu(lies  en  poilrettcn. 

Zijn  kracht  ligt,  duiikt  ons,  vooral  in  liel 
weer-jcven  van  stillc,  klcnri-jc  hoekjcs,  met 
een  zachtc  spclin}*  van  zonnclichl,  of  een 
doorscbijnend  bairdnislcr.  Hij  weet  zoo'n 
hockjc  in  zijn  stcinmin<jen  zijn  atmosfcerle 
houden,  schildcit  bet  in  brcede  loelsen,  uit 
de  voile,  sappifjc  klcur,  een  bcelje  somniair 
misschien,  maar  loch  op  een  manier  die  den 
geboren  scbildcr  vcrraadl. 

Minder  gclukki-}  scliijnt  bij  ons  in  zijn 
al'zondcrlijk  bcbandcldc  li^nren,  waarin  bij 
soms  wat  sentimcnicci  wordt  en  waarin 
men  ccn  minder  vlucbtigc  bcliandeling  zou 
vcrlangen.  Toch  is  b.  v.  ccn  brok  als  bet 
blonde  mcisjc  met  rood  jurk  lang  niet  alle- 
daagscb. 

Zcker  is  van  Bavegcm  ccn  scbildcr.  waar- 
van  nog  icts  tc  verwachten  is.  X. 

^ft^ti  ^tS  $,#>  Jg,»i  {g,^  ^9i  ^9i  $,f5  2^»>  ^ft 

□  no   UIT   BRUSSEL  d  d   a 
;  \iii    ti:n'I"oon.stkl- 

I.IN(i  VAN  «  POL'  H 
I.  AIJTr.  jtJlMANUAIU- 
I'.i  I-KHHIAHI  jc^  Vijl'- 


van  ccn  knnstkiing  !  Hoc- 
vccl  stcrven  cr  nici  cer  zc  dicn  Iccflijd  hcb- 
bcn  bercikl  en,  zoo  zc  zicli  al  bardnekkig 
aan  't  Icven  blijven  vaslklampcn,  is  t  als  uit 
gewoonle,  machinaal,  door  tclkcns  in  ber- 
balingcn  tc  valleii,  cnkcl  nog  maar  huii 
bcslaaii  rekkend  voor  dcii  vorrn,  zondcrccn 
cnkcl  bewijs  van  ccbic  vilalilcit  Ic  gcvcii. 
Ovciigcns  bebben  gcniccidijk  die  samen- 
scbolin;'cn   van   artislcii,   ondcr   dc  ccn   ol' 


151 


KUNSTBEHICHTEN  —  UIT  BRUSSKL 


andere  zinrijke  kenspreuk  vergaard,  enkel 
niaar  in  zoover  reclit  van  bestaan,  dat  ze 
eerste  beginners  in  de  gelegenheid  stellen 
om  hun  gaven  te  Inchlen.  Die  kleine  broe- 
derscliapjes  iiouden  een  heilzauien  naijver 
onder  de  niedeleden  gaande,  die  zoodoende, 
door  liun  solidariteits-gevoel  en  mannetjc 
aan  mannelje  naasl  elkaar  staand,  meer  kans 
ziillen  hebben  «  om  er  le  konien  »  ;  in  ieder 
geval  die  enkelen  oiidcr  lien,  die  inderdaad 
lalent  lieziUen  en  de  aandaclit  van  kritiek 
en  i)ubliek  dwingen  oni  zicli  met  lien  bezig 
le  houden. 

Dit  is  eclilcr  met  dczen  Ivnnslkring,  waar 
we  't  nu  over  hebben,  niet  't  geval.  Uit  een 
chronologisch  oogpunt  beschouwd  is  bet 
niet  nieer  een  jengdig  gezelschap  en  tocli 
zit  liij  nog  slevig  in  elkaar  en  geeft  lilijk  van 
jong  en  krachtig  leven.  Hij  telt  verscbeiden 
kunstenaars  onder  zijne  leden,  die  zicb  een 
wel  verdienden  naani  verworven  hebben  en 
enkele  zelfs  van  allereerslen  rang.  En  deze 
tenloonstelling  van  dit  jaar  zal  zeker  niee- 
tellen  in  de  annalen  van  «  Voor  de  Kunsl.  » 
Ze  bestond  geheel  uit  goed,  cerlijk  werk, 
dat  op  de  aantrekkelijksle  wijze  nilgeslald 
was.  Enkele  der  inzendingen  hebben  zelfs 
opzien  verwekt,  in  de  eerste  plaats  die  van 
Victor  Rousseau,  welke  niet  minder  dan 
zeslien  nuiiimers  telde  en  die,  afgezien  de 
waarde  van  elk  stuk  op  zich  zelf  de  groote 
aanlrekkelijkheid  vornide  van  de  lieele  tijde- 
lijke  collectie.  Men  had  er  onder  van  aller- 
hande  soort,  van  af  zijn  Koning  Lear  op  de 
heide,  die  de  elemenlen  verwenscht  en 
tracht  le  breidelen,  tot  aan  allerhande  zoete 
en  kalnie  figuurtjes  van  ingemis  en  inyeiuies 
—  van  af  allerhande  grootsche  composities, 
zooals  zijn  Onlwerp  vour  een  Fonlein  tot  aan 
zijn  Jonge  Mannengroep  en  0/ferande  en  zijn 
allerliefste  kleine  figuurtjes  in  brons  en 
ivoor,  waarvan  ieder  voorwerp  en  voor- 
werpje  zich  door  de  opperste  dislinctie  en 
altijd  gezonde,  zuivere  teekening,  aan  onze 
aandacht  opdringl.  Bij  de  reeds  gemelde 
sujetlen,  voegen  we  nog  een  klein  niarmer, 
getiteld  Jeugd,  lUil  wel  totdeaantrekkelijkste 
sclieppingen  van  den  ineester  behoort. 

Vervolgens  waren  er  zeven  schildcrijen 
van  luigeen  Laermans,  allc  belangrijk,  alle 
zicb ondeischeidend  van  alle mogelijke  ander 
werk    door   luin   cigenaardig    aparteii    slijl 


maar  bovenal  door  hun  prachtig-lragischen 
loon,  een  koloriel  dat  als  't  ware  concen- 
Ireerl  in  bijlend-metaalachtige  tonen  en  ver- 
bindingen  van  lonen,  al  wat  de  ziel  der 
ruwe  landbouwers  en  schamele  bewoners 
der  voorstad  aan  smart  en  passie  onder 
baarhardnekkigzwijgen  verbergl.  ZijnS//'//d 
vooral  is  heel  jni.sl  van  opvatting,  vooral 
liet  gevecht  tusschen  de  ruziemakers  en  de 
schreeuwers  is  er  op  voortrefl'elijke  wijze 
weergegeven.  En  daarnaast  lieefl  Laermans 
met  een  zekere  bchaagzucht  een  naakt  vrou- 
wenlijf  gegeven,  waarvan  de  teekening,  de 
beliandeling  van  <ie  huid,  z6o  geheel  nor- 
niaal,  zoo  bijna  academisch  is,  dal  het 
vleesch  als  met  liefkozingen  van  palet  en 
penseel  behandeld  schijnl  le  zijn.  Maar  het 
allermooisle  werk  van  heel  deze  serie  was 
zonder  eenigen  Iwijfel,  de  Lamine  en  de 
Blinde,  met  als  decor  een  van  die  landschap- 
perspeclieven,  waarvan  Laermans  met  zoo- 
vecl  inniglieid  de  melancholie-  de  ingehouden 
dreiging  weet  weer  te  geven.  En  deze  achter- 
groiid  is  geheel  de  (iguren  waard.  De  kleur 
der  bladeren  is  onvergelijkelijk  weelderig 
van  loon.  Een  blije  zonnestraal  verlichl  den 
weg,  vlak  achler  de  schreden  van  de  ariiie 
dromniels.  Is  die  van  lerzij  invallende  ver- 
lichling  daar  opzettelijk  zoo  aangebracht  ? 
In  ieder  geval  voegt  ze  een  biltere  ironieloe 
aan  den  indruk  van  het  geheele  tooneel. 
Wat  de  twee  hoofdpersonen  belrefl,  — 
Laermans  beefl  ze  zonder  eenige  overdrij- 
ving  van  hun  gebrekkiglieid  weergegeven. 
Ze  hebben  niels  grimasachlig-huilerigs  of 
gewild-pitloresks.  Die  schoolers  worden 
door  al  de  waardigheid  van  het  symbool  oni- 
slraald  en  verbroederen  zich  voorlrefl'elijk 
met  de  Blinden  van  Breughel,  diegene  onder 
de  groote  Vlaamsche  meesters  van  weleer 
aan  v^ie  Laermans  het  naasl  verwant  is.  Hel 
gezicbl  van  den  blinde  heefl  een  expressie 
van  een  sereene  schoonheid  en  gelatenhcid 
bereikl,  die  een  indruk  op  ons  maakt  als 
de  Breugheliaansche  fysionomieen  op  het 
beroemde  Louvre-stuk.  De  uitdrukking  er- 
van  roert  ons  meer,  ze  is  zelfs  verheven, 
onidal  het  lijden  er  niet  als  een  melodra- 
matiscb  element  op  i\en  voorgrond  treedl. 
Het  groote  decoralieve  paneel  van  Eniiel 
Eabry,  met  de  edele,  elegante  harnionicus 
gegroepc'crde    ligurcn,    lieeft    niet    minder 


152 


KUSsrnEnicuTES  —  uir  nnrssEL  —  iir  iu>rTt-:i!h.\]i 


algemccn  hcwoixlcriii^  jicvoiKlc'ii  en  liet- 
zelfdc  mag  {jeze^d  wordcii  van  tic  dric  paiiee- 
Icii  van  Mcvrouw  Helena  de  Rudder,  die  voor 
dc  Irouwzaal  in  liel  stadhuis  te  Sint-dilles 
/ijn  i)cslcind  Alle  drie  zijn  zeer  {jeinkkif^  cii 
oorspionkelijk,  zoowel  van  opvaltin^  als 
i-oniposilie.  Vooral  beviel  me  op  'I  voorplan 
van  Ju'l  iiooTdpaneel  die  rondedans  van 
kinderljes  in  liet  gi'as,  lusschen  den  opbluei 
van  wide  lelien  en  dat  andere  paneel,  Het 
Iliiisiiezin,  xoo  sober,  bijiia  •j;o(isdienslif<  van 
bcwef^in}^.  dat  bcl  volmaakt  met  deop|)erste 
distiiielie  overeenstenit. 

Dil  was  wal  ik  als  indcnlaad  Iniilenge- 
woon  mooi  heb  onderscheidcn  in  «  Vooi'  de 
Kunst.  » 

Bij  lict  tlooibladcren  van  den  kataloog, 
beritiner  ik  me  veidei'  nog  met  groot  genoe- 
gen,  dc  zeer  degelijke  iiizcnding  van  Fiimin 
Haes,  cen  Amstcidaniscli  Stadsgezicbt  van 
Omer  Coppens,  de  Slroom  van  Fi-ans  de 
Hastre,  een  mcdaillc  en  een  hali'veiiieven 
werk  van  Isidoor  de  Rudder,  Otide  Tiiin  van 
Georges  Fichefel,  de  heel  gespicrde  en 
indrukwekkonde  Stiidie  naar  een  Leeiiwiii 
van  Jean  (laspar,  een  bccldhouwer,  die 
scderl  lang  geen  levensleeken  nieer  bad 
gegeven,  maai-  wiens  tcrugkeer  algemeen  in 
't  oog  is  gevalleii  en  met  blijdschap  begroet, 
de  geeslig-inlieme  leekcningen  van  Aniedee 
Lijncn,  eenigszins  fronimelig  en  verward  in 
de  oiiilerdeelen,  waardoor  ecliter  aan  den 
vaslen,  lermen  indruk  van  het  gclieel,  zooals 
bijvoorbeeld  van  zijn  Riisldan  niet  wordt 
gcseliaad, het  r(';7(iA-/('A'(i/;i<vsc.'i/// van  Charles 
Michel,  de  gczamenlijke  inzcnding  van 
Isidoor  Opsomer,  de  heel  pcrsooiiJijkc  en 
aantrekkelijkedingen,dicllen<lrik()ttevaere 
nit  Vlaandcren  en  Zeeland  bccfl  meege- 
bracht,  de  Binnenluiisjcs  van  Alfred  Ver- 
liaeren,  die  allijd  even  mooi  blijven,  altijd 
gescbilderd  op  ilitii  topazen,  robijnen  en 
smaragden  ondergrond;  andere,  heel  mooic 
ook,  van  Vianiiier  vooi-al  die  Iriptiek  van 
de  Sarl-ka|)el,  Courl-Sainle-Ktienne,  en  de 
kcik  Ic  Villers,  de  niet  minder  pri)zens- 
waaidige  van  Vierin,  de  heel  aantrekke- 
lijke  serie  slukken  van  Mevrouw  C.lemcnce 
Lacroix,  de  niel  minder  belangrijke  van  Rene 
Jansscns,  de  mylologlsche  composilics  van 
Cnlniant,  eindelijk  een  heel  kleinodien- 
sehrijntjc  vol    seboone  wondeien    van   den 


meester  juwelier-eiseleur  l-"ill|)  NVolfers,  o.  a. 
Ilel  eersle  Kleiiiood.  cenliguurtje  in  ivoor  en 
een  heel  oorspronkelijke  koorlezenaar,\vaar- 
van  cen  vogel  met  uilgebreide  vicugclen 
de  hool'dliguur  vornil 

De  kataloog,  groot  formaat  en  ongcwoon 
weelderig  van  uitvoei-ing,  is  met  prachlige, 
fotogralici'ti,  volgcns  cliches  van  PaulRecker 
geillustreerd. 

PRKNTIvN  IN  II1:T.\II;L\VK  MUSIX.M  >c-». 
Deze  expositie  was  uit  velcrlei  oogpunt  vcel 
belangiijker  dan  dc  onlangs  geboudcn  etscn 
tenloonstelling  in  den  Kunstkring.  I)e  vrcem- 
de  meestcrs  vooral  niaakten  er  cen  goed 
figuur.  Ik  zag  ero.  a.  platen  van  Storm  van 
s  Gravczande,  Rranwyn  en  Vallotton,  waar- 
van  de  inzendingen,  van  den  laatsle  vooral, 
zeer  bewonderd  werdcn. 

Van  Helgiscbe  zijde  merkten  we  op  August 
Dansc,  den  Meester-graveur,  die  hoe  cer- 
bicdwaardig  bij  ook  is,  toch  allijd  jong 
blijft,  en  die  o.  a  cen  ])rachlige  gravurc 
naar  de  Koniiuj  drinkt  van  Jordaens  en 
een  andere,  niet  minder  mooi,  de  Hoiid  met 
den  Spiegel,  naar  Jozef  Stevens  gecxposeerd 
bad,  gezwegen  nog  van  zijn  cigcn  oorspron- 
kclijk  werk.  Noemcn  we  vervolgens  nog  de 
beercn  Henri  Meunier,  Delaunois,  Mevrouw 
Louise  Oaiise,  Mej.  Letnomiicren  de  hecren 
Rassenfosse  en  Frans  Marcchal.  Van  den 
laalste  bewonderdcn  we  vooral  zijn  ///<■/- 
cheuse,  (Juinlenrs  d'l-!sctirhilles  en  Kuden. 

G.  K. 

D  D   UIT    ROTTERDAM   Q   d 

()  I  TI-:  li  DA  MS  CII  K 

kinstkiung  -  tkn- 
toonstki.i.ing  van 
\vi;hki:nd()()R.ioiian 

dflh^i^^S^  THORN  PKIKKI'IR  FN 
fai^as\\wf^     VAN        KINSTSMKFD- 

\vi;hk  Dooiu.rsiAV  mofri,  krkffld) 

VAN  2J  l)i;C.-2().IAN.  /i^-  I/et  wor.lt  slil 
om  Thorn  Prikker  :  zijn  naam  is  niel  langer 
een  soort  van  slrijdkreel  en  zijn  tenloon- 
stelling trekl  slechls  wcinig  kijkers.  I^r  wordt 
ternauwcrnood  nicer  om  gclachcn  of  op 
gescholden.  Dat  is  falaal  voor  werk  als  dil  I 
In  cen  iciwal  zwoele  atmosfeer  koml  het 
eeist  lot  zijn  rechl. 


153 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM 


Het  is  uilgeschakeld  uil  de  levende  bewe- 
giiig  onzer  schilderkunst,  voor  zoover  die 
nog  leel't ;  het  is  eeii  liistorisclie  nierliwaar- 
(ligheid  geworden.  Of  liet  later  nog  eeiis 
lierleven  zal  en  in  hot  licht  van  verder  ge- 
beuren  een  nieiiwe  belangrijltlieid  liiljgen  V 
Of  liet  tocli  nog  liienien  bevat  voor  de  toe- 
lionisf?  Wie  zal  het  zcggen  ?  In  elk  geval 
kan  deze  mogelijkheid  ons  thans  koud  lalcn. 
Het  is  slechts  de  vraag,  wat  het  op  het 
oogenblik  voor  ons  is...  En  dan  zoii  ik  zeg- 
gen,  niet  veel !  Met  een  voorbehoud,  waar- 
over  ten  slotle. 

We  slaan  hier  voor  een  vrij  iiilgebreid 
oeuvre,  datoverjaren  loopt.  Van  de  nieeste 
zijner  symbolieke  schilderijen  {Le  Maine 
saiiiHuje,  Le  Forgeron,  La  Fin  d'uneErc)  wordt 
reeds  in  zijn  brieven  van  1895  gewaagd  en 
zeer  na'ieve  dingen,  iiiteen  paar  elenientaire 
niolievcn  saanigesleld,  als  Bloesen)s  en  Ocli- 
tendschemerin;;,  van  welk genre hijzelfkwaad 
gesproken  heeft,  dagleekenen  waarschijnlijk 
nog  wel  van  vroeger  tijd.  Ken  niet  zoo  heel 
vruchli)aar  schilderlcven  lenslolle;  men  kan 
hetgevoel  niet  van  zich  nizelten,  ilat  Thorn 
Prikkerhcel  wal  nicer  beweerd  dan  gedann 
heeft. 

Het  is  liclitelijk  koniiek  dezeji  artist  in 
zijn  brieven  zijn  veiliouding  tegenover  de 
«  natunr  »  te  hooren  uiteenzetten,  hem  tot 
de  ontd(  kking  te  zien  konien,  «  dat  de  heele 
syniboliek  niaar  larie  »  Is,  «  omdat  het  een 
brntale  kwajongensslrcek  is,  ojiulat  de 
niooie  vornien,  die  de  natnur  ons  aanbieill 
genoeg  zijn.  »  Dat  kunnen  de  synii)ollstcn 
zich  door  een  der  bunnen  voor  gezegd  hou- 
den  !  Rn  hem  niettegenstaande  dit  allcs  op 
bet  symbolieke  weggetje  te  zien  voort- 
(liaven,  met  de  daarna  |)otsierlijk  klinkende 
bewering,  dat  «  alles  geornai^ienteerd  moet 
zijn,  en  dan  niet  dc  schaduw  zelf,  maar  een 
oiiianient,  dat  dc  scliaduw  uitdrukt  »  Kn 
dat  Icrwiji  te  vorcii  oni  zoo  tc  zeggcn  dc 
scliim  van  .Ian  van  l\yck  opbezwoicn  is  ! 

Maar  minder  komick  is  liet, Thorn  I'riUkcr 
lijn  en  sclici'p  te  zien  tccUcnen  mctlicl  gc- 
duld  cii  dc  nnchtci'licid  van  een  realist,  ja 
van  een  anatooni  —  cii  zijn  werk  niettemin 
tc  zien  vci'loopcn  in  licnzclachtig  en  onvast 
symlioliek  gepeuler.  Hoe  heeft  die  man  zich 
in  zichzeU  vergist  :  liij  is  geen  visioniiair  ; 
zijn    vaaglicid    suggci-cert     geen    dioomen, 


doch  wekt  hoogslens  ergernis  !  Wie  ter 
wereld  zal  zich  de  nioeite  geven  dingen  uit 
te  pluizen,  waarbij  men  een  handleiding 
noodig  heeft,  om  lets  ervan  te  begrijpenV 
Wie  het  gediild  hebben,  zich  door  de  vville- 
keurigheden  van  deze  eigengereide  « gevoels- 
symboliek  »  te  laten  ringelooren?  Wat  wer- 
ken  als  Lci  Fin  dune  Ere  en  Maine  sauvage 
een  zekere  bekoring  geeft,  —  de  zonderlinge 
verstorven  kleur  als  van  een  verblcckte 
wandscbildering,  waarvan  de  conlonren 
met  een  krijtstreep  opgehaald  zijn,  —  dat  is 
toch  allerminst  «  de  ziel,  de  essence  van  de 
dingen,  »  altijd  volgens  den  beer  Prikker 
zelf  in  zijn  nieergemelde  brieven.  Ik  bedoel 
n.  1.  sleclits  de  kleur  als  niterlijk  schijntje, 
als  «  loevalligheid  »  en  niet  als  synibool. 

Als  colorist  is  Thorn  Prikker  met  al  zijn 
gezwier  van  papegaai-bonle  lijnen  weinig 
meerdan  oppervlakkig.  Zijn  kleuren  blijven 
vaag  en  dun  ;  zij  zijn  niet  onharmonisch, 
maar  ze  staan  niet  tegen  elkander,  hebben 
geen  verband.  Het  blijven  kleurtjes,  die  men 
wegblazen  kan.  Als  liij  nicer  dan  behaaglijk 
wil  zijn,  wordt  liij  overdreven  en  rheto- 
riscli,  om  het  maar  zacht  uit  te  drukken. 
Zijn  groote  decoratieve  leekeningen  van 
vogels,  visschen.  insecten  zijn  smaakvol  en 
serieus,  maar  zonder  eenige  artistieke  aan- 
doening.  Om  niet  onbillijk  le  worden,  moet 
men  aan  Japanscbe  kunstliever  niet  denken. 

Thorn  Prikker  als  craftsman,...  er  was  op 
deze  tentoonstelling  te  weinig,  om  zich  een 
meening  te  kunnen  vornien,  al  ontbrak  het 
aan  versclieidenheid  niet.  Een  bronzenplaat, 
een  kamcrscliul,  een  vvieg,  een  kraagje, 
zijdeii  lapjcs,  een  wandkleed,  —  men  ver- 
wonderl  zich  in  elk  geval  over  de  veelzij- 
diglieid  van  den  artist  en  tracht  zich  weer  te 
doordringcn  van  de  waarheid  van  het  oude 
maxinie,  dat  over  den  smaak  niet  valt  te 
twistcn. 

f"n  toch,  het  komt  nie  vooi',  dat  deze  zon- 
derlinge, zoekende  artist  —  ongeequili- 
breerd,  omdat  liij  zich  als  een  edit  anarchist 
uit  den  bodeni  zijner  cultuurlosgeiukl  heeft, 
omdat  liij  zijn  arlistiek  voorgeslacht  heeft 
verloochend  en  daardoor  van  de  simpelste 
waarhcden  vervreemd  is  gciaakt,  —  lets, 
misschien  veel  had  kunnen  worden,  als  de 
omstandighecien  hem  gunstig  waren  ge- 
wcesl,  als  liij  elders  en   in  een  andcren  tijd 


154 


KUNSTin:iii(:iiri-:.\ 


riT  i{()Tn:i',i>.\M 


(Ini)  oiizeii  ultra-individiialislisclicii  ffclcefd 
had.  Ik  bedocl  als  waiidscliildcr. 

V.r  warcn  liicr  dric  oiitwerpt'ii  voor  imim- 
scliilderin;;,  waai'van  cr  Iwcc  iiicl  l)ij7.()ii(lcr 
warcn.  Maar  dal  xoor SI.. I iilicn  rHospildlii-r! 

Met  is  iiaar  liel  laalslc  hool'dsluk  van 
Fhui bell's  sclioonc  conle.  I)c  fi}4urcn  van 
dt'n  hcili}<e  i  wal  al  te  {^eoulrcertl  in  liuudin<; 
en  inusctilaUnir)  en  van  den  bleeken  seliiin- 
aciiti}4cn  C.liristus  in  liel  booljc  /ijn  /.iiiver- 
deeoratief  gezicn  IcKcii  ilen  aclilcrf^roiid. 
Maai-  bet  zijn  minder  dc  figiiren,  die  liet 
d()en,dan  wel  de  aciilei};ion(i  zell':  een  wijde 
donkcr-rollcnde  zee,  sleik-i^cslylcerd  ;  {^loo- 
le  rugj^cn  van  soiniicr-violel  en  j^rijs  en 
groen,  tegen  den  duisleren  heniel  niel  een 
vreeind,  sinister  liclit  aan  den  higen  liori- 
zont,  lei  van  lra<iick.  I)e  onilijsliii}^  {}>olvcn- 
molieri  wal  smakcioos.in  huissciiildcrslranl; 
dal  is  'I'liorn  I'rikkers  slerke  zijde  niel.  Maar 
in  de  sch'iiderin}}  zelvc  is  iels  van  den  groo- 
len  slijl  en  al  bondl  de  iiitinj^/.icb  areliaisee- 
renderwij/.e  aan  de  overf^cleverde  vornien, 
ze  is  van  persoonlijk  f<cvoel  vervuld.  I'Ji  als 
bel  platle  vlak  u  ten  laalslc  aanduet  als 
ruinilc,  als  de  rylbniiscbc  lijncn  bewc}<inf; 
vooi'  II  {■•-■warden  zijn,  bewe}<in{<,  die  dni- 
zcndsleinnii{>  op  n  aaiircill,  dan  bet^iijpl  nc, 
wal  Tborn  Prikker  allijd  voortjcstaan  bcel'l ; 
wal  bet  ei{<enlijk  is,  dal  bcenklinki  dour 
zijn  onbebolpen  {{clilosol'eer  over  iialuur  en 
knnsl,  rcaliteil  en  abslraclie,  door  al  dal 
jon^^cnsafbli-^  };esc-bellcr  van  zijn  te  kwader 
lire  nilj^ef^even  brieven  :  een  siiiarlkreel  van 
verlan;{en  naar  nionunicnlalc  knnsluiling. 
Dan  {^evoelt  }^e  iels  als  decrnis  met  den 
artist,  die  met  ziilke  aspiraties  wel  in  {jeen 
rainpzali<;cr  land  en  ()n{{nnsli{<er  lijd  had 
knnnen  jjcboren  worden. 

■^-y  liel  smeedwerk  van  (liistav  .Mori  :  een 
niuurhu'hlcr,  kandelaars,  deurkloppcrs, 
<lciiibesla}4,  —  alles  in  ijzer  op  ecu  bronzen 
voorwerp  na.  (Icbruiksvoorwerpen,  die  uit 
hct  {jcbrnik  i-akcn  ;  {^ebrniksvoorwcrpcn, 
waar  bel  liixc-karakter  dik  bovenop  ligl 
Dal  nio}<en  de  kuiislhan<lwei'kcrs  wel  eens 
bedenkcn,  aleer  zij  zicb  illnsies  sebeppen 
over  de  loekonist  van  lain  sircvcn.  Want  (lit 
is  (^ecn  uitzondei'in;<. 

Af(4ezien  nu  daarvan  :  bet  werk  van  Mini 
niaakl  een  waarlijU  ^;e(llslinfieei<len,  delti^en 


indrnk  ;  bet  herinncrl  aan  den  jioeden  tijd 
van  bet  bandwerk,  dc  latere  inidilelccu wen 
en  de  vroej^c  Henaissanee.  De  voriiicii  zijn 
zonder  preleiilie,  maar  lijnj;cvocld  van  lijn  ; 
bet  ornamenl  is  nicer  aangegeven  dan  uitge- 
wcikl,  zooals  men  liel  in  dil  stoerc  maleriaal 
licl  liefst  zou  wenseben.  De  onvrncblbaar- 
bciil  van  dil  kunstmalin-berleefde  bandwerk 
voor  onzc  bedciidaaf;sclic  eulluiir  erken- 
neiide,  kan  men  ten  sloltc  zijn  bewoiiderinn 
er  niel  aan  ontboudcn. 

$,tb  -^^  ^  '^9i  ^9i  ^9i  ^9i  :^9i  :^9i  {^fi  -^iti 

KUNSTZA.\L  OLDKNZKHL  >o».  Van  A  lot 
25  Jaiuiari  een  teiitoonstellint;  van  buileii- 
landscbe  kunst.  Scbilderijcn  van  den  Parij- 
zenaar  Kugciic  Hocb,  lamelijk  kakclbontc 
dingeii,  die,  och  ja,  sonis  wel  licbl  nitdrnk- 
kcn.  Ze  waren  bovendicn  kersvcrscb  en  dns 
meerendccls  ••cduclil  ingcscbolen,  bier  en 
daarzoo  bol  en  droo}<  alsccn  f^cverfde  plank. 
Dal  scbijiil  er  legenwoordi}^  bij  bet  expo- 
seeren  niel  nicer  oj)  aan  te  komen  !  Maar 
zelfs  ill  behoorlijken  slaal  gcloof  ik  niel,  dal 
dil  werk  ecu  veel  verkwikkclijker  iiidruk 
■>einaakl  zou  bebbeii. 

I5elani>rijker  was  ecu  colleclic  orij^ineele 
teekenint'en  en  aquarcllcii  voor  bet  .Mfin- 
clieiier  lijdscbril'l  Jngeud,  ecu  pendant  van 
bet  werk  der  Simplicissimiis-lcekenaars,  dal 
voor  ceil  paar  maanden  bij  Heekers  uil}>c- 
slald  is  {^cweest.  Men  kan  niel  nalalen  ver- 
{{elijkiii'^cn  te  niakcn,  die  niel  in  bel  voor- 
dcel  der  Jnnend-leekcnaars  iiilvallcii  Iluii 
werk  is  minder  bomoHcen  :  wal  de  in  artis- 
liek  opziclit  zeer  uiteeiiloo|)endc  Simplicis- 
simiis-teckeningen  bij  clkaar  boudt  is  ilc 
scliamperc,  bcwnsl-saliricke  gecst  waarvan 
alles  niliiaal.  Ik  zonder  den  aaii{>enamcii, 
maar  {iladdcn  artist  van  ■jalanle  •^cvallcii, 
Hcznicek.  naluiirlijk  nil. 

Dczc  deiij4d  misl  men  bij  de.luf^cnd-teekc- 
iiaars  }<ebecl.Hij  ben  isfjeeii  sprake  van  parti 
pris:  met  al  bun  wjeuf^dific  onbesuisdbcid  <• 
vermijden  zij  bet  wel  zeer  zor^jvuldi}}  aiili- 
bouif^eois  te  zijn.  Ovcrifjeiis  zijn  ze  alles  wat 
{je  wilt  ;  zoetelijk,  seiilimenleel,  bizar,  faii- 
lastiscb,  ikomisclii,...  zooals  bet  jjoede  mo- 
derne  reporters  bctaaml.  Soms  zeer  knap. 
Maar  nooil  cliie.  Dal  is  een  ciHciisebap  in  bet 
Isar-,\llien  al  even  (nibekcnd  als  in  deliooi'd- 
stad    aan   de    Spree.    lu-n    uit   tieii   vreemde 


l.V> 


KUNSTBEIUCHTEN  -   UIT  ROTTEIWAM 


overgewaiiid  vleugje  telt  nietl  Dat  verraadt 
zich  lioogslciis  in  den  jongensachligen  lusl, 
oni  naar  vcelbewonderd  Fransch  voorbeeld 
deflige  Schminknimlen  le  leekenen. 

Doch  het  is  voor  een  Hollander  gemakke- 
lijk  met  een  spotachtig  glinilaclije  aan  dit 
alles  v<  orbij  te  gaan  en  erzicli  uit  de  lioogte 
aan  le  ergeien,  dat  het  zoo  «Duilsch»  is; 
de  gemoedelijklieid,  de  ronde  vroolijkheid, 
de  wat  grove,  maar  vaak  IrelFende  karakte- 
ristiek  o\erliel  hoofd  te  zien  voor  scheriier 
eigenschappen,  die  men  vergeefs  zoekl.  Met 
al  onze  superioriteit,  —  ons  sociaal  leven 
schijnt  ten  slotte  te  bekionipen,  te  arnibloe- 
dig,  omien  dergelijke  arlistieke  reportage 
te  kunnen  voortbrengeii  Beginnen  we  dus 
eerst  met  le  erkcnnen,  dat  wij  zooiets  niet 
bebbcn  en  dat  zelfs  de  Duitschers  bij  onze 
«  lourtleur  »  altijd  nog  luchtig  zijn.  En  als 
men  van  dit  werk  verder  niet  verlangt,  dat 
het  lets  meer  zal  zijn,  dan  als  wat  het  zich 
komt  aanmelden,  dan  zal  men,  zonder  zich 
aan  het  minderwaardige  te  zeer  te  ergeren, 
zijn  vermaak  vinden  aan  de  rake  uitbeel- 
ding  van  nienig  anecdolisch  geval. 

KUNSTZAAL  RKCKKRS.  TENTOOXSTEL- 
LING  VAX  WEHKEX  VAX  W.  DE  ZWART 
yC^  Een  dertigtal  schilderijcn  en  teeke- 
ningen  ;  onder  de  teekeningen  verscheiden 
Fransche  sujetten.  —  Het  is  raak,  maar 
zwaar,  onaangenaam  zwaar.  Zijn  harmo- 
nieen  zijn  beslist,  maar  allicht  cru  en  wreed, 
als  hij  op  dreef  is.  Vooral  zijn  ordinaire 
paars  is  al  zeer  onverkwikkelijk.  En  dan  — 
men  kan  nooit  nalaten  bij  hem  aan  verf  en 
schilderen  te  denken.  Het  is  wat  anders,  dan 
het  gewone  «  niet  uit  de  verf  zijn».  Dat  is 
een  onbeholpenheid  van  het  metier;  bij  De 
Zwart  zit  het  dieper,  schijnt  het  een  gebrek 
aan  innigheid.  En  toch  kan  men  nietzeggen, 
dat  hij  geen  stemming  heeft.  Maar  zijn  werk 
is  niet  teer,  het  voelt  niet  zacht  aan;  er  is 
altijd  iels  rauws  in.  Een  relle,  winderige  dag 
met  fellen  zonneschijn,  dat  gelukt  hem 
eigenlijk  het  best.  Een  ding  als  de  groote, 
krachtige  aquarel  de  Biggeiimarkl  b.  v. 

Maar  laal  het  een  stiller  moment  zijn,  als 
die  late  grijze  dag  ;  een  vaart  met  roeibooten 
aan  den  kant  en  een  mooi  witlandhuis  in  de 
verle  in  fijnen  toon.  Het  was  voortrefTelijk 
en    lorsch    geschilderd,    met    vaste   groole 


vlakken  scherp  tegen  elkander  gezet.  Te 
scherp  :  men  miste  de  zachte  weemoedige 
droonierigheid  van  dat  intieme  moment,  in 
de  algemeene  almosfeer,  in  de  schemerende 
massaderachterelkaar  gerijde  lanenboomen 
vooral;  het  leek  aangezien  als  een  op  le  les- 
sen vraagstuk,  zonder  liel'de  of  loewijdiiig. 
Zeker,  er  viel  veel  knaps  te  bewonderen  ; 
de  HoUandsche  dege  degelijkheid  verloo- 
chent  zich  bij  hem  niet ;  men  voelt  bij  het 
zieii  van  dit  werk  zijn  respect  weer  slijgen 
voor  het  hooge  peil,  waarop  het  metier  bij 
deze  generatie  staat  of  liever  stond,  want 
daar  is  ongetwijfeld  bij  de  tegenwoordige 
achteruitgang  waar  te  nemen.  Maar  het  blijft 
bij  koele  waardeering,  op  een  afstand...  Sym- 
pathie,  de  niijne  ten  minste,  blijft  ver.  Er  wa- 
ren  sujetten  die  aan  De  Bock  deden  denken 
En  dan  verkies  ik  dezen  boven  De  Zwarl. 

VOOR  DE  IvUXST  /-♦■  De  RoUerdamschc 
Verceniging  «  Voor  de  Kunst  »  opende  den 
20' II  .lanuari  haar  nieuwe  expositiezaaltje 
met  een  tentoonstelling  van  studies,  schetsen 
en  krabbels  van  Anton  Mauve,  welwillend 
door  de  familie  vaii  den  groolen  kunstenaar 
uitsluitend  voor  de  leden  der  vereeniging 
ter  bezichliging  gesteld.  —  Wat  bij  De  Zwart 
onlbrak,  was  op  deze  kleine  tentoonstelling 
in  ruime  mate  aanwezig  :  teerheid,  intimi- 
teit.  Het  was  inderdaad  «  Mauve  inlime.  » 

Volslagen  schilderijen  waren  er  slechts 
een  paar  :  menige  sludic  echter  was  zoo  vol 
en  rijp  van  kleur,  dat  ze  de  waarde  had  van 
een  doorwrocht  werk.  Verrassend  voor  wie 
Mauve  niet  van  zoo  nabij  kende,  was  de 
verscheidenheid  van  toon  en  gamma  ;  hoe 
kon  het  trouwens  anders  bij  een  artist,  zoo 
open  voor  de  wisselende  momenten  der 
natuur? 

Maar  het  kostelijkst  waren  wel  al  die 
kleine  teekeningetjes,  soms  met  een  weinig 
blauw  en  wit  verlevendigd,  —  vluchtige 
maar  steeds  bijna  weemoedig-bekoorlijke 
notities  van  wat  hij  op  zijn  wandelingen 
zag  :  een  boomgroepje,  een  hek,  een  sloot- 
kantje,  een  niets...  Dat  was,  om  telkens  weer 
naar  te  kijken  en  telkens  een  nieuwe  kantje 
van  het  geval  te  zien. 

Wat  zulk  een  intieme  tentoonstelling  leer- 
zaam  is  !  Het  ware  le  wenschen,  dat  er  meer 
zoo  gehouden  konden  worden.  R.  J. 


156 


OPMERKINGEN     OVER     ENKELE 
SCHILDERIJEN  VAN    REMBRANDT 

M)i;n  (If  ii'L'ks  scliildt'rijfii  v;m.  IU'inl)r;m(lt,  div  in  lii-l 
;itj<t'l()()|)en  jaar  aan  liel  liclil  kwamfii,  of  van  cij^eiiaar 
wissoldc'ii,  zijii  cnkc'k'  \va  aroint  rent  de  iiu'cningeii 
nift  ovcreenstemnuii  en  andeiT  die  lot  lu'din  in  de 
liti'iatiuir  iiof^  niel  Wfrdon  vciiueld. 

Nict  al<<enieen  erkciid  isde  I'rofrcl  liilcdin  (All).  2). 
\n  Ik'I  l)c'zil  van  den  lieer  von  Hosehek  Praag, 
icii  sriiiiiK  rij  svaaiop  liiedius  't  eerst  voor  Renil)iandt  aanspraak  maakte. 
Wat  vooi  de  eelUlieid  spreekl  lieeft  Bode  nileengezet  (').  Tot  lieden  kenl  men 
l)niten  Ueinhiandt  geen  enkelen  kunstenaar.  die  een  werk  dat  zoo  kraelitig 
van  iiitdiukking  is,  in  den  zell'den  lijd  dal  dit  onlslond,  had  knnnen 
sc'iu'|)|)i'ii.  De  vereeniging  van  harlstoeliteiijk  willeii  en  kiiuleilijke  onlielioi- 
penlieid.  diiidi  op  een  jeugdigen  niaar  genialen  kunstenaar.  Lastnian,  aan 
wien  men  weliielit  zon  kunnen  denkeii,  mist  l)ij  grooter  vaardiglieitl  in  de 
teekening,  golieel  dit  intense  in  de  karakteiistiek  en  de  knnde  om  lielil-  en 
seliadn\v<Jeelen  van  de  e«)mpositie  in  gioote  vlakken  i)ijeen  te  liouden.  I)c 
kleuien  zijn  weliswaaf  nog  niel  gelieel  in  de  manier  van  den  lateren  Rem- 
liiandt,  liclit  en  l)ont,  waarin  vooral  vleeseliklenr  en  lila  den  hoventoon  voe- 
len,  zoodat  het  mij  waarseliijnlijker  voorkonil  dat  liel  ongeveer  in  1()'2()  en 
niet,  zooals  anderen  aaniieinen,  in  Ki'il)  is  ontstaan.  Want  in  de  sedeil  Ki'J? 
gedateerde  stiikken  l)lijlt  van  Lastman's  koloiiet  hijna  niets  meer  over. 
Voor  de  snperienre  eigensehappen  van  dit  werk  spreekl  een  vergelijking  met 
een  coniposilii'  van  (ierrit  lileecker  in  Rotterdam  (Afl).  1),  waarvoor  waar- 
seliijnlijk  wel  geUrnik  zai  zijn  gemaakt  van  Rcml)randt's  stnk.  Bleecker  was 
evenals  Reml)randt  hij  Lastman  in  de  leer  en  weliielit,  aangezien  de  eerste 
beiieliten  aangaande  luin  als  zellstandig  seliilder  van  t  jaar  KVi.'i  stammen, 
terzellder  tijd  als  liij.  Zoo  laat  zieli  licht  dit  hekend  zijn  met  Hend)randl's 
Rileani  veiklaren  De  nog  wal  kunstmatige  opimuw  van  iiet  voori)eel(i  vinden 
we  l)ij  Mleeeker  verheteril  weer  met  rijker  lielitniianeeering.  terwijl  de   gelijk- 

I'l    /.citschrill /lir  nihientic  Kiiiisl,    19'.).') 


OsiK  KissT.  ni-i'l  XI.  N-  I,  April   UNIT 


OPMEHKlNdEN  OVEIi  ENKKLE  SCHIEDEIUJEN  VAN  HEMBHANDT 

matig  van  links  iiaar  reclits  loopende  sl()ffai>e  van  {\vn  achlergiond  de  ruimte 
duidelijIuM' vcidirpi  en  allt's  lu'tlcr  en  zor^Nuldi^cr  in  dc  nilvoeiing  is, —  niaar 


Al  h.  1    —  C.EUIilT  BLEKCKKU  :  <le  Profect  liilrani 
(MiiM'iMii  noynmns,  Roltcrdain). 


loch  komt  deze  kunsl  ons  ziolloos  voor  naasi  dc  teni|)eianien(\olle  ailing  van 
don  groolen  beginner. 

In  de  ooikonden  nil  "l  jaar  1640  vinden  we  een  Profeet  Bileain  van  Retn- 
l)randl  vermeld,  zooals  Dr.  Hoistede  de  Groot,  waar  liij  zich  legen  de  echtheid 
van  l  sink  uilspreekt,  zelf  mededeelt.  (')  Houdl  men  liel  weergevonden  sluk 
voor  colli,  dan  ligt  hel  voor  de  hand  oni  liet  hierniee  lo  idenliliocren.  De  zaak- 
golastigde  van  den  koning  van  Frankrijk,  Lopez,  had  hel  van  Rembrandl 
gckochl,  door  hemiddeling  van  denzellden  kunsliiandehiar,  die  ticn  Casli- 
glione  van  Rafael  op  dc  vcrkooping  Ic  Amsterdam,  waar  Rembrandl  een 
schets  naar  hel  sink  maakle,  in  zijn  bczil  kreeg.  In  Parijs  vverd  loen  later, 
in  1641,  de  Rileam  op  ccn  groole  anelie  verkochl.  Ons  mag  hel  misschien 
verwondercn  dal  hel  daar,  zooals  ons  in  een  biiel  van  een  ooggetiiige 
verleld  wordl,  Icgelijk  met  een  zoo  door  en  door  lijp  work  als  de  Arioslo  van 
'liliaan  hewonderd  werd.  Maar  men  moet  bedcnken  dal  in  dien  tijd  de 
jengdweiken    van    Hembiandl   een    gebcurlenis  waieii, —  een  weerglans  van 

(')  Zock  (iciaakte  Hcinbntndts  in  lit'l  l.cidsch  .huubockjc,  I'JOO. 


158 


<)i>M[:iii<i\(u:s  ()\'i:i!  eskei.e  sciiii.dkiu.ies  i  .i.v  iiE.Mnn.wDr 


.\ri>   -2    -  lllCMIiKANDT:  .1.- I'mfi-.'!  Hil.Miii. 
liKi'lKlniii  ^Hll  <l.'l>  llri'l'  vein  llosclli'k.   |-in:l|!) 


den  iiulriiU  (lien  zij  iiia;ikleii,  wi-iTspic^tll  zicli  in  liol  l)ai<l)oeU  van  Conslanlijn 
Ihiy^cns,  con  I'vi-n  j^roolo  ^cljcniiiMiis  als  Ihans  voor  ons  dr  wi-rkon  van  zijn 
ondci'doin  /.ijn. 

Ili'lvan  1()2<S  ^fdali'i'i'dr  srldldi'iii  :  dr  (inuuKii'iiinmir  luui  SimsainXW).  h, 
is  oidanf>s  van  viTi)lijt'|)laats  voiwisscld  i-ii  nil  lu'l  pali-is  van  di-n  DniKclii-n 
kiizir  naar  "I  Kaisci-KriediicliMnscnni  viiiiuisd  Ik-I  is,  wal  koloriid  vn 
inlioud     beticlt,     veiiTweg     lu-l     aanliekkilijkstc     ondi-r    do     viorj^wfrkcn 


159 


OPMKIiKI\(;f:X  OVEli  ENKELE  SCHILDEIUJEN  VAX  l{EMLinA^^DT 
u\    liet    Belli jiische   Museum,    wiit    veibrokkeld   in   de   slrucluur     en    in    de 
liewegingeu.    niaar    duideiiji<    in    den    sanienliang    der    figuren,    die    in   een 
halven     cirkel.     \an     voren    iiaai'    achferen     gesleld     zijn,     en    met     hunne 
gel)aren    tcgelijk   de   ruimte  dieper  en  den   gang  der   handeling   duideiijker 

maken.  Aangezien  het  sink 
veinioedelijk  doorde  erfe- 
nis  van  de  Oranje's,  in  't 
Ijezit  van  den  keizer  is  ge- 
raakt,  is  t  mogelijk  dat  het, 
samen  met  de,  ongeveer 
gelijklijdig  ontstane  Soli- 
man  van  Lievens  (Galerie 
in  Sanssouci),  reeds  in 
1628  door  Piins  frederik 
Hendiik.  door  bemiddc- 
ling  van  Constantijn  Huy- 
gens  werd  gekoelit  en  zoo 
in  Sanssouci  kwam.  Wel- 
lielit  is  liet  geen  toeval  dat 
Remi)randt  eenige  jarcn 
laterzijngroo ten  Maecenas 
Huygens,  aaii  wien  hij  zijn  vroegen  roem  ten  deele  dankte,  een  machligere 
variante  van  lietzelt'de  molief  «  Het  Blindmaken  van  Simson  i'  dat  nu  in 
Frankfort  is,  ten  gesclienke  heeft  gegeven. 

Als  studie  voor  het  stuk  in  t  Kaiser-Friedrich-Museum,  kan  de  pen- 
teekening  in  het  Leidsche  Prentenkabinet  beschouwd  worden,  die  dan 
daardoor  een  der  vroegst  bewaarde  teekeningen  van  Rembiandt  vvordl.  Als 
echtc  vroege  teekeningen  worden  gewoonlijk  alleen  de  studies  in  rood  krijt 
naar  de  oude  mannen  aangemerkt,  die  nog  wat  academisch  zijn  en  aan 
Lastman  hei  inneren.  Veel  nieer  in  den  geest  van  den  lateren  kunstenaar  zijn 
de  vroege  coniposilie-onlvverpen,  die  met  de  pen  zijn  uitgevoerd  en  in  de 
breede,  eenigs/.ins  plonipe  streken,  evenais  in  de  meestal  kleine  verhoudingen 
der  figuren  aan  de  teekeningen  van  Elsheimcr  doeii  denken.  Enkele  dezer 
kleine  blaadjes  voeg  ik  bier  bijeen  : 

1.  //('/  Eiiundiis-iiKKil.  studie  voor  bet  sink  i)ij  Andre.  Ibans  in  bet  bezit 
van  W.  Bode  te  Beilijn,  (veigel.  Bode,  Liidsch  Jdoiboekje.  1^06). 

2.  Zellde  onder\vei|).  Christus  staande.  Kabinet  te  Berlijn,  (Ver- 
zameling  von   Ijeckeratht. 

'^.  C.lirisliis  Ic  Eiunu'nis.  laatslelijk  in  bet  i)ezil  van  den  lieer  Lebeau. 
kunstiiandebiar  le  lleidelbeiii. 


AM).  3.    -    UI'.MHIiANDT  ;  Sliidie  vooide  (-.( 
iPifiili-nUaliiiul,  I.eideni. 


160 


()I>.]ii:i:kl\(u:\  or/;/;  kskei.e  scnn.DEni.iKS  r.i.v  i:i-:mhi!.\M)i 


All'.  I.         KIMISl; AND'I' :   Dc  IW'Viiiip'iinnnM'  v:in  Siiiisiiii. 
K:liMr-l-ii<ilii.li-M..s.tllll.  Ilcrlijil). 

I.  Dtivid  sprrll  raur  Saul,  in  lul  l- r;iiikr<)ik'r  k;il»iiu'l.  nil  (k'n/cirdiii  lijd 
als  lirt  Fnmrork'i-  sink  (iili^th.  Id  |{()(k-V;iiiiiliiui-  liinihiiiiull  in  liild  mid 
Wall,  l)lz.  .S<.)). 

.").  Opmckkiixj  luiii  Lukhiis.  H()ym;ms-Miist.iini,  liotk-idiim  Wrllichl 
c'LMi  vooistiidie  voor  I  sink  in   t  Wiilkuc-Muscnni,  omsliitks  HVMl 

().  Lol  en  zijii  ilotlilcis,  (iocllu'-liiins,  Wcinmr.  v:in  Kl.'UI  onm'M'i'c,  (;iti;i'l). 
ill  Heinbnmdl  in  liild  iin<l  Wml,  Id/.  IHi. 

7.   Sliitlie  I'oor  ilr  l'(iriscirrs.;\:[t\  \\\v  .hnhis  (k'  /ilvcrlini^iii  kin^lni'iij^l  (.'), 


161 


OPMERKISCliX  OVER  ESKELE  SCIIILDERIJEX  VAX  liEMnRANDT 

oj)  (le  nc-litcTzijde  olmi  roiKikiijt-sliulii.'.  in   "I  l)ezU  v;in  Dr.  Hofstecle  de  (irool 
<S.  Sliidic  poor  hrl  srhililcrij   mcl  dczv  zelj'de  vourslellimj,  in  een  particu- 
lieiv  vcr/aiiK'ling  Ic  Parijs.  Mimclien,  van  1(>29  ongtveer,  Iwijlelaclitii;. 

9.  Bij  iiitzoiuiering  lieelt  de  kunslcnaar  ook  een  compositie-ontweip  in 
rood  krijl  nilgevoerd  :  dr  (iiaflcijcjiiKj,  in  iiiilisli  Museum,  van  1()30.  (*) 

Men  null*  niel  eenige  zekeilieid  aannenien  dal  Renil)randt  een  portret  van 
Con.stanlijn  Huygens,  met  wien  liij  tot  onistieeks  de  Jaren  1(54.>5(I  in  vei-l)inding 
stond,  ifeseliildcrd  heeft.  Xu  l)estaal  er  in  Hamburg  een  autlientiek  portret 
van  Maurils  Hiiygens  van  Kio'i  liode  en  Hofstede  de  Groot  plaatsen  in  den- 
zelldcn  lijd  liel  eenvuiidig  gesehildei de,  aantrekkelijke  portret  van  een  jongen 
Man  in  Duiwieii-C.ollege  (All).  7^.  Ku  ongetwijfeld  terecht,  aange/ien  het  in  de 
groote  parlijen  en  de  bonding  dcr  liguren  de  tegenbanger  is  van  bet  Hambur- 
ger stuk.  Met  wien  anders  liad  zieb  Maurits  Huygens,  bij  bet  welbekende 
I'amilie-zwak  der  Hollanders  vooral,  anders  samen  kunnen  laten  scbilderen 
dan  met  zijn  bioeder?  Maurits  was  de  eenige  die  in  aanmerking  komt  en  zijn 
leeflijd  (geboren  in  1596)  stemt  zeer  goed  met  bet  uiterlijk  van  den  voor- 
gestelde  overeen.  Kr  bestaan  enkele  met  voile  zekerbeid  bekende  portretten 
van  Constantijn  Huygens,  o.  a.  van  .\.  Hanneman  (den  Haag),  Netscber, 
W.  Vailhinl  ii)eide  door  .\.  IJlooteling  gegraveerd)  en  van  Cornelis  Visscber, 
waarvan  de  meesten  bem  ouder  vooistellen  en  die  alle  een  versebillende 
gescbapenbeid  der  trekken  verloonen.  Het  vroegsle,  ongeveer  gelijktijdig  met 
Hembrandls  sink,  ontslontl  bet  porlret  in  de  leonograpbie  van  Van  Dijck. 
Wanneer  men  deze  beide  portretten  met  elkaar  vergelijkt,  dan  is  de  gelijkenis 
wel-is-waar  niet  gebeel  overtuigend  en  vooral  sebijnt  bet  voorboot'd  op  bet 
stuk  van  Van  Dijck  iiooger,  ook  wanneer  men  de  plat  neergekamde  haren 
wegdenkl.  Aangezien  bet  onderdeel  der  geziebten  ecbter  veel  overeensteni- 
niing  met  elkaar  beeft.  sebijnt  niij.  in  aanmerking  genomen  de  versebillende 
individualiteit  der  ondeiscbeiden  kunstenaars,  de  identiteit  der  voorgestelde 
personen  wel  waarscbijnlijk.  Daar  Maurits  en  Constantijn  zieb  zeker  in  den 
Haag,  waar  zij  woonden.    welliebl   o])   de   lluizinge   Hoofwyck    te   Voorburg, 

('  1-AMi  .\voniliiuiiils\o()istelling  in  lu'l  Museum  I-\)(l or  tc  .\nisterilam,  tlie  aldaar  aan 
Remljraiull  woiill  toei>esclire\  en  en  die  mij  vioegcr  oolv  voorkwam  edit  te  zijn  (ongeveer 
van  1630  vcr.^el  Remhrandl  iiiui  seine  Umgehmtii  van  sclirijver  liezes,  1905,  lilz  76) 
belioorl  l)ij  lie  volgendc  leekeningen,  die  er,  wat  slijl  belreft,  gelieel  mee  overeenkoinen  : 
Dresden,  Opwelclcing  van  Lazarus,  in  Ivjogle-forniaat  idoor  Braun  als  van  Remliraiidt 
gel'otogral'eerd  ;  Berlijn,  von  Heckeralh  :  Clnistus  met  de  overspelige  Vroiuv,  tereciit 
aan  Pliilips  Koninck  loegesclireven ;  .\ll)erlina  ;  Gevangenname  van  Cliristus,  Iwee  bladen 
gepuiiliceerd  als  beliooiende  tol  t^cnibiandt's  scliool ;  en  welliebl  British  Museum  : 
Prediking  van  Johannes  den  Deeper  iKleinmann.  I.  00.  Zij  zijn  van  de  hand  van 
Philips  IvonincU  iliet  Dresdener  blad  is  zoo  geteekend  en  zijn  gedureiule  den  leertijti  van 
den  laatsle,  ongeveer  16.35  onlstaan,  zooals  de  oveiecnUoiust  in  siijekl  en  opvalting 
met  Rembrandt's  werk  uit  dien  tijd  bewijst. 


162 


(>i>mi:i:ki\(,i:.\  over  i:ske!.e  sciiildehi.ies  r.i.v  i:E.\fi:i:.\.\i)T 


Aril.  ...  —  IIKMIilt.Wl)  I    :    \l:illsl'nilrcl  (CollslMlllijIl   ltll^K<'l1^  .'I 

\'('i /siiiicliii^  van  Dulwioli  r.nno};r) 

cii  iiiil  iv  Anistt'idiiMi  liclilxii  l;ili'ii  conloi  IVili'ii,  mkiji;  nun.  Iiiluihr  ilt' 
vrocf{i're  l)ez()i'kfn  \;in  Leiden  nit  iKi;if  den  IIjkii^,  \\;i;n\.iii  I  Imihrjikeii 
'I  l)i'riclit  f>crrt,  ook  iiii  Uoil  opoiilhoiul  v;in  IU'iiil)i;iii(ll  in  \(V.\'2  v;in  .\nisU'|-- 
(liiin  nil,  fiiiiHU'inen. 

l*'.n  l-jj<on  Porlrel,  (l;il  op  j^elu'c!  j^elijke  wij/.e  in  ile  lijst  is  j^e/i'l  ;ils  lirl 
andi'ic  in  Dnlwicli-C.olU'i^e  en  d;il  in  i  jiini'  le  voren  onlslond.  is  onlnnj^s  weiT 
in  den  I-',ni;i'lsi-lien  knnsllKindel  (ip^iddken  i.\ll).  <i)I5ij  den  xcrwjinrlixisden 
toesland.    \\;i;iiin     liil    /ieli    eeisl    hexond,    Helen    de    sliji.    de    k;M;d<leiislii'kc 


163 


OPMERKINGEX  OVEIt  ESKELE  SCJll Ll)ERUE\  VAS  HEMBHANirr 


All),  i;    -  I!|;MBRAN[)T  ;   KiKi-M  I'dili-.'l  v:iil  l(i:il. 
(Eiigclsclu'  Kimslli.iniiel). 

kenleekens  van  den  kiinslenaar  zich  naiiwelijks  onderscheiden.  Na  verwijde- 
rinf*  van  dc  oude  vernislaag  kwani  editor  hot  ])orlret.  als  ecn  l)uiten<<ewoon 
wel  l)e\vaard  werk  voor  den  daii.  l)e  voornaanisle  schoonlicid  er  van  ligt  in 
de,  voor  liet  onlslaan-Jaar  l)nitenge\voon  lichte  en  vlotle  wijze  van  scliilderen, 
daarenl)oven  in  de  klenr,  in  liel  kersrood  van  den  l)arok  opgetooniden  hoed, 
die  voorlieil'elijk  in  sleniniinL;  is  met  iiet  i^rijs  van  i\l'\\  striiisveer  en  den 
lichten   i^rond  en    l)oven(iien  in  de  onljewusle  nitdiidd<int<  van   liet  liaif  Ijoos, 


164 


OPMEliKISGES  OVER  ENKELE  SCIUI.DERIJES  VAN  liEMIiUAShT 


Afb.  7.  —  HEMBRANDT  :  I)c  Scliiil|u-nniiig. 
Vci/;uncliiig()llo  Itvit.  I.oiulcn). 

half  vriciuli'lijk  kijkeiide  {<eziclil,  dat  ons,  een  l)ccljc  nail-<>rol'  van  voim. 
aaiikijkl.  Wal  do  k-chiiick  hi'lrcl'l  is  hel  zeer  na  aan  hot  Kifjcii  Porlrel  Ic 
Bruiiswijk  vcrwant,  dal  in  dm  kalalooj*  iio{»  ten  oniechti'  aks  IwiJIVIachtig 
staal  aangcgeven.  Daaniaar  mod  dan  lu-t  Hrnnswijksclie  PoiliTt  ccr  in  1631, 
dan,  zooals  door  Bode  aangenonien  woidt,  in  10.5;?  onlslaan  /ijn. 

I)e  vroegwerkcn  van  den  knnsU-naar,  voond  die,  waaiop  nieerdere 
figmen  worden  vooigesteld,  /ijn  vuor  aiies  van  l)iogialisclie  waarde,  onidal  ze 
alseen  voorijeicidinj;  zijn  voor  de  vele  plannen  die  Reniinandt  later  nitvoerde. 
De  eerste  seliakel  in  een  leeks  tooneeien  met  veel  kieine  liguien,  die  zicii 
vooral  in  liooggeweli'de  keikruimten  al'spelen,  vinden  we  in  den  Sclmtpenniiig 


165 


Afl)  S.  -  HKMHUANnT  ;  I)E  OPDRACHT  IN  DEN  TEMPEL,  (gewasschen  penteekeningl. 
(Veizani.'IiiiK  ll.M-Hiiic.  I.ondcni. 


riiot.  Hanfslacngl.  llunchen. 


Atl).  9.  -  KEMIUIANDT:  MMKON  IN  DKN  TKMPKI,. 

iM.iiirilshiiis.  dm  Ilniig). 


()i'Mi:i{i<i\(ii-:\  ovKH  i-:\Ki<:i.i-:  scim.hEni.iES  v.\s  UEMiiHASin 

Villi  Ki'iM  (Al  1).  7),  (lie  dv  LoikIcdscIk' vi'i-/.:iiiu'l;i:ir.  Allied  Hcil,  iioj^  koii  vooi- 
zijn  (lood,  door  ln'iiiiddc-liiig  van  liodt-  in  zijn  l)C'/il  kiccf^.  llct  is  di- 
voorl)()di.'  van  den  Simeon  in  den  Trntpcl  van  1().'{1  in  "I  Mam  ilslmis  (All).  '.)i, 
evt'iials  (lit  \vn!<  wt'drr  dc  vooiloopcr  is  van  di'  Oncispi'liiir  Vionn'  \aii  Kill 
ti'  Londi'ii  (Alli.  1(1).  Als  over^anj;  Uissilien  iict  Haausciu- rii  lu-t  I.oiidriisclic- 
sink,  slaal  ciii  tei'Ut'ninj>  in  di-  Veizamclinf>  HeselUnr  ti-  Loiidrn  (All).  Xi, 
(lit-  wal  inliond  helrcfl  nadir  hij  l  eerslc  en  wal  loiinaal  aan<<aal,  dic-lik-r 
l)ij  licl  twc'C'do  (k'ZfP  scliildoiijon  staal.  Verf^clijkl  nu-n  de  Sclialpt'iininfi 
inc'l  di'M  Sinu'on  in  di'ii  Tcinpc'l,  dan  is  (U'  \vt'ikinf>  der  vroef<ere  voor- 
slellin<i  \vc'l-is-\vaar  nog  lonip  en  plonip,  en  de  op  den  rng  geziene  sil- 
honellen  van  de  diie  merkwaardige  dicht-op-een-slaande  fariseeers,  hezit- 
len  nog  niet  de  kracht  en  vollieid  van  die  liecilijke  gedrapeerde  fignnr  \an 
den  Hoogei)riesler  oj)  liet  Haagsciie  sink.  I)e  groep  van  Maria  en  van 
Simeon  vornil  een,  nil  ecu  plaslisch  oogpnnt  rijkere  afslnilino  van  dvn 
halven  cirkel,  dan  de  bijna  niets  zeggende  gestalle  van  den  (!liiislns  op 
de  andere  eoniposilie.  De  liool'dfigiiien  zijn  i)ij  gene  in  den  zin  van 
een  duidelijker  s|)iekende  riiinilevorniing  verder  naar  adileren,  de  op 
den  ing  geziene  ligiiur  is  verder  naar  voren  en  reelits  ineei'  naar  de  lijst 
toe  geseiioveii.  Ook  de  areiiiteelnnr  is  niooier  in  den  aeiilergrond  naar  de 
dieplc  heen  geweli'd.  In  ieder  o|)ziclil  is  eehler  de  Overspelige  Vrouw,  le 
Londen,  nog  vcel  onlwikkelder.  De  riiinitc  is  in  korler  al'gehroken  at'deelingen 
verdeeld,  de  voorgrond  is  minder  opzellelijk  geniarkeeicl.  Hovenal  doet  hel 
liclil  de  omtrekken  der  ligmen  minder  opvailend  naar  den  voorgrond  Ireden 
en  vloeit  meer  loevallig  over  de  verseiiiilende  groejjen  heen.  Veigelijkl  men 
het  werk  in  de  National  Gallery  met  den  Schatpenning,  dan  ziet  men  eerst 
hoevecl  scliilderachtigcr  Heml)randts  knnst  hinnen  een  tijdsverloop  van 
15  jaar  geworden  is,  hoezeer  ze  in  hel  begin  nog  hinnen  de  lineaire  slijl  van 
hel  l)egin  der  xvn''  eeuw  gevangen  zai.  Zooals  l  licht  op  t  sink  hij  Beit  heen- 
gevoerd  wordt  langs  de  |)looien  van  het  gewaad  van  den  (".iiristns,  herinnert 
nog  aan  Italiaansche  knnsi,  zij  l  dan  ook  aaii  de  nieesl  eoloristiseiie  riehting 
der  llialianen  —  aan  de  Venetianen,  aan  Hassani  welliehl.  —  Maar  ook 
deze  lineaire  o|)vatting  hij  de  iiehtvoering  is  niet  zondereen  zekere  hekoring, 
die  later  eehter,  ten  guiisle  van  zekere  optiselie  werkingen,  verdwijnen  zal. 
De  krachtige  eonloeren  der  gehonwen  en  van  de  lignrcn,  die  klaar  en  helder 
over  l  heele  sink  zijn  heengelrokken,  zetlen  grootlieid  hij  aan  de  lignur  en 
geven  hel  gevoel  van  een  wijde  rnimie,  de  eiikele  klenrvlakken  van  helder 
groen,  geei,  lilagrijs,  zooals  ze  klaar  en  scheip  Ugen  elkaar  gezel  zijn,  wekken 
een  gevoel  op  van  frischheid,  van  zniverheid  in  hel  werk. 

Ook  wal  iniioiul  i)etiert  is  de  ('.ijnsjwnninti  een  voorheieiding  voor  lateren 
arhcid,  vooral  in  de  werking  der  eonliaslen.  Tegenover  de  liewegelijke,  iosse 


167 


OPMERKfNGEN  OVER  ENKELE  SCHILDERfJEN  VAN  REMBRANDT 

figiuir  van  den  Cliristus,  staan  de  zware  gesloten  massa's  der  Fariseeers  ;  het 
temperameutvolle  van  den  Prediker  contrasteert  met  de  indolentie  en  den  trots 
van  den  Rabbijn,  die  van  boven  voor  aan  de  wand-opening  staat.  Zoo  ziet  ook 
de  Leviet  onverschillig  van  nit  het  venster  toe,  hoe  de  gewonde  door  den  barm- 
hartigen  Suniritaan  onder  dak  wordt  geliraclit.  (Ets  van  1632).  Zoo  verheft 
de  pompoiise  ceremonie  van  den  niis-lezenden  priester  op  den  Simeon,  in 
den  Haag,  op  de  Verdrijoing  iiit  den  Teinpel  (Ets  van  1636),  op  de  Ooerspelige 
Vroaw  in  Londen  den  indruk  van  het  diep-inneriijk  gebeuren,  dat  op  den 
voorgrond   de   harten   en   zinnen  der  menschen  beweegt. 

(Wordt  I'oorl.jezed.  \V.   R.   VaLENTINKR. 


1C8 


f        1       ■•■'  '"'''^i^.^ 

I'lioi     lluiiltt;ii.-nk'l.   MuiicIk 


Alli.  lU,  -  HKMHHANDT  :  I)K  OVKHSI'IXIUK  VllOl  \V. 
iNatioiml  Ualluiy,  Loiulciij. 


ENKELE  LUIKSCHE   KUNSTENAARS 

(Dcnic  (irliLi'l)  ' 
FRANCOIS  MARECHAL 

EN  naiiin,  dio  tcekt'iicnd  is  voor  den  heelen  m;iii.   I-^eii 

edit    Waalschc     naam,     die     zoo    krijgshaflig    in    de 

^^  Waalsclie  ooren  klinkt.   Een  mooie  naam,  van  werk- 

E^V/  ^nl^  7  ]L  nianso()rs|)iong  die  de  adelskwailieren  van  een  lange 
^■Nfr/^Jr^^  leeks  van  werklieden-vooroudeis  onivat.  Ik  i)ed()ol 
^Ky^^^^i^^Ay     <.\^'n  adeldoni  van  den  aibeid. 

Fian(,'ois  Marechal  is  ziiiver  aiilochtoon.  Hij  is  een 
voorlbrcn^sel  van  den  Luiksclien  i)odem  —  van  dezen  grond  en  van  geen 
andeien.  Hij  is  als  een  plantgegroeid  in  een  vouw  van  de  heuvelen,  die  zachtjes 
neeiglooien  naar  de  Maas,  aan  den  zoom  van  een  ouden  sfraal\vei>.  waar  de 
werklui  langs  nioeten  als  ze  naar  de  laiiriek  gaan,  in  de  hnurt  van  een 
kolenpnt.  Waar  l  talent  van  Aiinand  Hassenfosse  in  een  atmosleei'  van  inlel- 
leetnaliteit  onllook  en  zieii  eersl  iangzaam  onlwikkelde,  hloesenuie  en 
ontspiong  dal  van  Mareehal  van  aft  eersle  morgengloeien  van  zijn  jonge  leven. 
Bij  hem  is  de  kunstuiling  gelieel  s|)onlaan.  Voor  hij  er  nog  iets  van  had 
geleerd,  maakte  ze  al  deel  nil  van  zijn  iu-ele  zijn.  De  natunr  is  lieel  viijgevig 
voor  hem  geweest.  Hij  is  van  een  krachtig  tem|)eranient. 

Den  7'!'"  Januari  18G1  te  Housse.  in  de  i)nnrt  van  Lnik  gei)()ren.  Iiad  de 
jonge  Marechal,  die  geenszins  voor  een  pennelikker  was  heslenxl.  al  den  tijd 
cm  langs  de  liagen  en  livicrtjes  le  lanleil'anlen,  door  de  velden,  met  hooge 
po])iilieren  omzoomd.  Hij  zwieil  ovei-  de  zellde  wegen,  waarlangs  de  mijn- 
werkers  naar  de  mijnen  gaan.  Hij  volgde  hen  en  hoorde  ze  praten.  Hij  stelde 
evcnvcel  helang  in  de  grillige  lijnen  vande  ophaahnaehienen  diezieh  legen  de 
zwarle  roellucht  alleekenden,  als  in  den  pnrper-gonden  vlinder.  fladderend  in 
den  zonneschijn  die  over  de  velden  stroomt  ;  inaar  onidal  di'  kleine  jongen 
heel  slim  en  handig  was,  leerde  hij  nieltegenstaande  veie  slippers,  iieel 
gauw  al  wal  de  lageie  school  in  't  koppeken  van  een  kind  kan  samenpakken. 

{')  Zic  ONZt  KessT,  DccI  .\,  h\/..  .">  i  i-ii  1)1/.    l.")l   ScplfinluT  en  Di-ei'iiihoi   liltHi,. 


169 


ENKELE  LVIKSCHE  KUNSTENAARS 

En  'I  open  veld  leerde  hem  de  rest.  Hij  heeft  in  gezelschap  van  den  kleinen 
koewachter  zeker  vaak  fliiiljes  van  lindenhout  gemaakt  en  spiiitjes  uit  een 
vliertak  gesnedeii,  met  den  schaapsherder  ging  liij  zeker  voor  zijn  plezierdik- 
wijls  wortels  zoeken  van  den  kornoeljeboom  om  er  koppen  voor  wandelstokken 


F.  MARECHAI.     !)<■  Mnasvallei,  ikiijlsludiej 

van  le  siiijden,  lerwijl  de  sclia])en  tiissclien  de  weggegoeide  sintels  het  niagere 
gras  aiknaagden  Hij  was  ook  groote  vrienden  met  den  hoefsmid  en  vond  "t 
heerlijk  om  er  naar  le  gaan  kijken  als  die  cycloop  't  mode  ijzer  smeedde  en  de 
vonken  om  zich  been  deed  spatten,  eii  als  er  een  paard  de  smidse  werd 
hinnengehracht  kwam  liij  aangeloopen  en  snoof  met  genot  de  luclit  op  van  de 
gehrande  linef.  De  timmerman  vereerde  hij  ook  vaak  met  een  hezoek  en  het 
zou  mij  vei'woiukren  als  hij  hem  niet  vaak,  als  er  haast  hij  was,  met  zijn 
werk  had  geholpen.  En  als  hij  niets  beters  le  doen  had,  ging  Marechal,  zooals 
de  andere  jongens  in  t  dorp,  zeker  dikwijls  voor  de  winkelkast  van  den 
horlogiemaker  staan  Uijken,  om  naar  de  draaiende  wijzers  en  't  bewegen 
van  de  slingers  te  zien. 

Kan  men  zieh  een  betei'  opvoeding  voor  een  kunstenaar  denken  ?  Van 
heel  klein  kind  at' was  zijn  geesl  met  allerhande  levende  beelden  gevuld.  Zijn 
eerste  indrukken  putte  wij  nit  t  leven  zeli,  in  plaals  van  ze  in  de  boeken  te 
zoeken  of  in  de  lessen  van  den  een  ot'aiuieren  hooggeleerde.  Zijn  geboorte- 
grond,  die  hem  aan  t  hart  was  gegroeid,  onlhiddehem  een  voor  een  al  haar 
geheimen.  Het  volk  —  hij  leefde  er  midden  in  ;   hij  kende  er  van  den  hard- 


170 


K.  MAIIKC.IEAI, :  DlC  OlDE  WIU.KN.  iiiir  Uiillic  ilOr,  U-  l.iiiki  hU. 


m 


ESKKLK  U'IKSCIIh:  KUNSTENAAIiS 

lU'kkif^cn  slrijd,  <U' <)iuv:nil<rll);iri'  liooj).  dtii  ()iivfrs;Ki<>(lt,ii  inocd  en  di-  naicve 
l<iiidt'i/i(l. 

Zijii  oiidi'is  waic'ii  wcrklicdi'ii.  ^I'lMi  wcikliodi'ii  dir  in  sl;ivi'ii;iil)C'i(l 
oiuliT};;!;!!),  in;i;ii'  die  dfii  diuk  dor  fllriide  iiicl  kcmieii,  iiik-llif^eiil  ^eiioij^ 
om  naar  kemiis  li-  stiovi'ii,  di'  kcmiis,  die  van  vooioordcek-ii  heviijdl, 
den  iiu'iisrli  viijiT  rii  K'nif<cr  maakt  cii  zijii  l)estaaii  rdoliT  en  mooiiT.  /.c 
liooidc'ii  iiic't  lol  lu'l  plrhs.  Ilet  was  j^con  menscliclijk  voc,  waarop  l-cii  oiioiil- 
kuml)aai'  iioodlol  diid<t,  dii'  dc  joii^oii  alli-  daj^L'ii  oiidtT  dc  oof^eii  krecf^:  licl 
was  ceil  volk,  dat  hard  wcrklo,  iiiaar  dat  l)e\viisl  was  van  zijii  kraclit  cii  zijn 
rocliteii,  en  zijn  vrijlieid  waard  was. 

In  de  laniilie  Mareilial  waren  ze  wapensinid  van  ouder  lol  ouder.  I)il  hij 
uilslek  Luikscli  lieroej)  is,  door  de  tot  in  l  uitersle  d()or<»evoerde  speeialisalie 
der  moderne  industrie,  n(){<  niet  j^eiieel  veniieti^d.  ^Men  ziet  nil  iio<>allijd  door 
de  stiaten  van  Liiik,  werklieden  loopen  met  een  biissel  geweren  op  den  iii^, 
die  ze  t'luiis  gaaii  bewerken  of  naar  de  fabriek  teiiig  moelen  brengen  Ze  zijn 
volstrekt  niet  gehaast,  want  ze  werken  alleen  als  ze  er  Insl  in  hebl)en.  Hel  is 
geen  zwaar  i)eroe|).  Ze  zijn  vrij,  zezijn  vroolijk  en  op  alle  hoeken  van  straten, 
waar  ze  een  keniiis  (egenkoinen,  lioorl  men  bun  stemmen  met  dat  eigen- 
aardig  zingende  I.iiikseiie  geliiid. 

De  jonge  I'laiii^ois  leerde  zijn  aml)aebt  bij  zijn  vader.  Met  bun  beiden 
gingen  ze  eenmaal  in  de  week  naar  Luik,  om  het  werk  dat  khiar  was  af  te 
leveren.  Daariia  moclil  de  jongen  gaan  wandelen  langs  de  gracbten  en  door 
de  straatjes  die  er  in  iiith)open,  en  als  een  nieuwsgierige  vogel  keek  bij 
oveial  rond. 

Op  een  van  die  zwerlloeblen  kwam  bet  kleine  i)oerlje  van  Hoiisse,  eens 
een  decoratieseiiilder  tegeii,  voor  wie  iiij  een  vriendscbap  opvalle.  Nbirecbal 
ging  zijn  nieuwen  kameraad  zien  weiUen  en  was  verbaasd  en  verrukl  over 
wat  bij  zoo  maar  onder  jieiiseel  en  tem])crmes  nil  niets  zag  onlstaan.  Kii 
omdal  liij  graag  overal  met  zijn  Iianden  aanzat,  won  Iiij  't  ook  eens  probecren 
en  toeii  eens  U'  nuer  werdcn  de  woorden  van  Eugene  DcUicroix,  waar  zoo 
vaak  om  gelaeben  is,  iiewaarlieid  :  On  sail  son  metier  toiil  do  siiilc  on  on  nc 
le  sdil  jamais.  Hier  onder  naliiurlijU  le  verstaan.  dat  door  die  naief-primitieve 
sebetsjes,  door  al  <lie  onbandiglieden  van  een  eersten  beginner  been,  een  eebt 
artiesten-lemperanient  voor  den  dag  kwam  :  want  groote  seliilders  beiilieii 
ons  (lit  geleerd  ;  bet  lenipeianu'nl  van  den  kiiiislenaar,  die  inderdaad  iets  le 
zeggeii  beet'l,  voerl  bem  mee  en  noodzaakl  hem  om  snel,  soms  i)ijiia  oiuhinks 
zieb  zcli,  bet  mitbiel  le  vinden  om  te  zeggen,  waarloe  de  imperieiise  beboelte 
hem  (hingl.  We  /ijn  j^eliei'l  van  l  gevoelen  van  J.  A.  I^dl'aeb  ;  wanneer 
men  zegl  :  die  kiinsli'iiaar  heel'l  een  gevoeiige  ziel  m.iar  misl  teehniek  en 
kail  zieii  daarom  niet  nilsprekeii,  hch'ekeiil  (lit  ei'iivoiidig  dal  hij  een  gevoebge 


ENKELE  LUIKSCHE  KUXSTENAABS 


ziel   heeft,  maar  vaag  en  zoiider  bepaalcl    verlangen.    Want   anders  had  die 
kunstenaar  stcllig  hot  niiddol  ocvonden  om  zich  te  iiiteii.  Et-n  kuiistcnaarsziel 

wordt  gemaiteld,  zoolang 
zczich  nictuitgestorl  heeft. 
Al  do  dingen,  die  hij 
als  kind  luul  gezien,  waren 
Marc'chal  in  de  oogcn  blij- 
veii  hangcii  :  hij  schilderde 
vHiidcrs,  bloenieii  en  koei- 
en,  die  groote,  l)e\veegHjke 
Ijloemen  onzer  weideii, 
katten  en  weet  ik  wat  al 
nieer. 

Zijn  vriend  zag  het 
dadelijk.  Hij  erkende  on- 
midiielHjiv  den  loon  van 
een  eclite  roeping,  het 
merkleeken  van  een  onbe- 
t\vistl)aar  talent  dat  nog 
al  de  bekoiing  van  on- 
schuld,  vanjeugdig-naieve 
frischheid  had.  Hij  ver- 
horg  t  niet  voor  den  klei- 
nen  Francois  en  daar  kreeg 
me  die  dromnielsche  jon- 
gen  op  eens  in  zijn  hoofd 
oni  schilder  te  worden!  Ze 
zijn  niet  zoo  goed  of  ze  moeten  hem  zijn  zin  geven  en  zoodra  hij  t'huis  komt, 
spreekt  hij  er  zijn  vader  over  aan.  Vader  Marechal  was  geen  bangelijke 
bnrgerman.  Hij  had  zijn  jongen  niet  in  de  watlen  groot  gebracht,  en  hij  heeft 
nooit  gedacht  dal  hij  t  lot  van  zijn  kind  vooruit  kon  regelen  en  hem  een 
loopbaan  met  een  «  ne  varietur  »  op  kon  dringen,  waarmee  de  rijken  de 
pi'etentie  hebben  oni  de  rol  der  voorzienigheid  te  vervullen. 

Het  vooruitzicht  der  vaders  gaat  tegenwoordig  zoo  ver,  dat  ze  bij  hun 
kinderen  bijna  alle  persoonlijk  gevoel  vernietigen.  Bij  het  volk  gaat  't  nog 
niet  zoo  toe.  De  man  uit  het  volk  heeft  nog  vertrouwen  in  't  leven  :  geeft  't 
kind  blijk  van  eenige  voorkeur,  des  te  beter,  dat  is  een  bewijs  dat  hij  lets 
heiligs  in  zich  draagt  :  het  verstand  dat  kiest.  en  de  wil,  die  uitvoert. 

—  «  Wil  je  naar  de  akademie,  beste  jongen,  ga  je  gang  »  zei  de  vader, 
«  we  zullen  dat  dan  wel  zien  te  schikken  ». 


I'.  MAIlLl.liAl,  .  1.^ 


172 


KSKEI.E  LVIKSCIIK  K['XSTh:\.\.\llS 


r  M  \Hi:C.HAr, :  Oml  diiirljo.  (Pts). 

Kii  zoiuItT  (InilcMi  tiok  dv  r;imilii'  M;urcli;il  ii;i;ir  Liiik,  iiaar  dcu  Mont- 
Sainl-Maiiin,  iiaar  dat  oudc,  schildcrachligc  stads<icdeoltc,  dat  nog  gcheel 
doorlrokkcii  is  van  den  waalschen  gecst  en  vol  hislorisclie  herinneringen.  En 
Franc^ois  zag  zijn  droom  vcrwezenlijkt.  Hij  kon  de  cnrsnssen  van  de  akademie 
volgcn  ! 

Ik  zal  nicl  l)e\vccrcn  dal  hij  cr  veel  hecit  gclcerd.  Hij  had  Ic  vcci  tempe- 


173 


ENKELE  LUIKSCHE  KUNSTENAARS 

rament  om  cen  ijverig  leerling  te  wezen.  De  beste  leerlingen  aan  de 
akademie,  net  als  de  prijzen  van  Rome,  blijven  gewoonlijk  maar  breke- 
beenen  hun  leven  lang.  De  geest  van  aanpassen,  van  naboolsen,  van  handig- 
heid,  neemt  gewoonlijk  al  hun  oorspronkelijkheid  weg.  Zoolang  ze  aangepord 
worden  door  den  professor,  gaat  't  goed,  maar  zoodra  ze  aan  zich  zelf  zijn 
overgelaten,  merkt  men  dat  hun  mooie  I'aciHteit  op  niets  uitloopt,  omdat  ze 
niets  uit  zich  zelf  en  niets  //;  zich  hadden.  En  integendeel  schijnt  de  ander, 
die  indcrdaad  is  aangeblazen  door  de  heilige  vlam,  links  en  onhandig  zoolang 
hij  tusschen  schoolsche  formulen  zit  ingeklenid.  Francois  Marechal  schilderde 
al  niet  slechter,  maar  ook  niet  veel  beter  dan  zijn  medediscipelen,  de  groote 
historische  composities,  die  hij  opkreeg.  De  Zegepraal  van  Jozcf  hezorgde  hem 
echter  een  eerslen  prijs,  die  hij  met  August  Donnay  moest  deelen.  Zelf  hechtte 
hij  er  geen  groole  waarde  aan,  omdat  zijn  Waalsch  gezond  verstand  zich 
bij  hem  nooit,  als  bij  zooveel  anderen,  heefl  verloochend  en  hem  belette  om 
zich  illusies  te  maken  over  wat  er  niet  in  hem  stak. 

En  aan  den  anderen  kant  hield  de  werkelijkheid  hem  vast  en  trok  hem 
in  haar  richting  been. 

En  hoewel  hij  zijn  eigen  neiging  volgen  mocht,  wou  hij  zijn  ouders  toch 
niet  tot  last  wezen  en  wanneer,  na  afloop  van  de  cursussen  van  den  dag,  zijn 
medeleerlingen  I'huis  gingen  werken  of  langs  de  Maas  slenteren  of  een 
«peket))  in  een  der  oude  herbergen  drinken,  trok  Francois  Marechal  een 
witte  kiel  aan,  roerde  een  pot  verf  met  zijn  verfkwast  om  en  klom  op  een 
ladder  om  een  gevel  te  verwen.  Hij  schilderde  ook  uithangborden,  nmnnerde 
de  wanden  van  gang,  en  ...  in  een  woord,  voegde  zich  naar  al  de  eischen  van 
bet  vak  —  een  prettig  vak,  te  oordeelen  naar  de  vroolijkheid  en  't  voortdu- 
rend  gezang  van  hen  die  "t  uitoefenen.  De  heel  aantrekkelijke  schilder 
Hippolyte  Boulenger,  een  andere  Waal,  is  ook,  zooals  ze  te  Brussel  zeggen, 
een  «  klaschfa^ade  )>  geweest.  Dil  wekle  zelfs  zeer  de  verbazing  op  van  Caniille 
Lemonnier.  Onze  groote  schrijver  was  toen  negentien  jaar  en  had  pas  zijn 
eerste  werk  uitgegeven.  Het  was  een  studie  over  de  «  driejaarlijksche  i>  van 
1863.  Op  den  omslag  stond  tamelijk  naief  vermeld  :  «  En  vente  chez  I'auteur, 
(Ihaussee  d'lxelles  ».  Onder  anderen  werd  daarin  ook  over  Boulenger 
gesproken,  die  nog  maar  heel  aan  't  begin  van  zijn  loopbaan  stond,  maar 
de  criticus  had  met  zoo'n  machlige  bewondering  over  hem  gesproken,  dat 
hij  de  aandacht  van  het  publiek  had  afgedwongen.  Aan  den  Steenweg  van 
Elseue  stonden  dan  op  een  schoonen  dag  de  schilders  op  een  stellage  te 
werken  en  streken  een  gevel  wit,  en  toen  zag  Lemonnier  er  een  van  naar 
beneden  klauteren,  van  den  hals  tot  aan  de  voeten  in  een  langen,  witten  kiel, 
maar  verder  eigenaardiger  wijs  uifgedost  met  verlakte  schoenen.  Hij  stak  de 
straat  over,  belde  bij  den  jeugdigen  criticus  aan  en  werd  dadelijk  bij  hem 


174 


ENKELE  LUIKSCllE  KUNSTENAARS 


1'.  MAIUCCHAI.  :  «  Li-  C.li.-iiiin  dii  I'.ry  .,  (els). 

binnen  gclatcn.  Dat  was  Boiilenger.  Hij  liad  zijn  ecrste  schildcrij  vcikochl  en 
het  cersle  plezier,  dat  hij  zicli  had  geguiul,  was  <>cwcest  om  /.ich  cen  paar 
verlakle  laarzon  te  koopen,  waar  hij  al  laiijj  bcgocrig  de  oogen  op  gevcstigd 
had.  En  hij  was  er  zoo  in  zijn  schik  mcc,  met  die  niciiwc  schocnon.  dat  hij 
ze  alle  dagcn  droeg. 

Marcchal  hracht  nil  d-it  hcrocp,  dat  liein  aan  ecu  hcilzamc  tudil  gtwcnde, 
hem  i)uigzaain  en  lenig  maakte,  een  gelijke  zicIe-IVischlieid  nice. 


175 


ENKELE  LUIKSCHE  KVSSJENAARS 

Want  in  hem  beeft  en  siddert  het  leven.  De  edit  Waalsclie  blijgecstigheid 
trilt  op  zijne  lippen.  Alles  aan  hem  is  spontaan;  de  duistere  theorieen,  waarin 
de  meeste  Luikenaars  zich  bij  voorkeur  verdiepen,  laten  hem  totaal  koud.  Hij 
houdt  geen  laiige  beschouwingen  over  zijne  artistieke  bedoelingen,  niaar  hij 
doet  wat  ...  Hij  brengt  voort  en  werkt  of  hij  een  minnehedje  zong. 

Toen  Francois  Marechal  van  de  Akademie  kwam,  teekende  hij  en  schil- 
derde  met  olieverf.  Hij  moest  toen  zich  zelf  nog  eerst  zoeken.  Van  dien  tijd 
dagteekent  zijn  kennismaking  met  Adrien  de  Witte,  van  wie  we  al  gespioken 
hebben  en  die  bepaald  de  goede  engel  van  alie  jeugdige  Luiksche  kunstenaars 
schijnt  le  zijn  geweest.  Het  mooie  kunstgevoel  van  de  Witte  was  Marechal 
behulpzaam  bij  het  onbolsteren  van  zijn  eigen  persoonHjkheid.  Zoo  werd  hij 
cok  de  kunstkameraad  van  Armand  Rassenfosse,  de  groote  alchemist  der 
etskunst  en  van  het  vernis  moii,  die  over  alle  mogelijke  finesses  der  graveer- 
kunst  beschikt.  De  verluchter  der  Fleurs  dii  Mai,  die  de  hulpvaardigste  aller 
menschen  en  de  fideelsle  aller  kunstbroeders  is,  maakte  Marechal  gaarne 
deelgenoot  van  al  zijn  geheimen.  En  met  hun  beiden  manoeuvreerden  ze  met 
de  pers,  nadat  ze  eerst  de  platen  met  allerhande  vernuftig  bedachte 
mengseltjes  bewerkt  hadden. 

Van  dal  oogenblik  af  liad  Mareclial  zich  zelf  gevonden  en  sprong  zijn 
originaleit  op  eens  naar  voren.  Van  af  dat  tijdstip  draagt  zijn  werk  den  stempel 
van  een  krachtige  persoonHjkheid,  die  zijn  platen  onder  duizenden  doet 
herkennen. 

Dat  was  in  1888.  En  van  af  dien  tijd,  etste  de  kunstenaar  niet  minder  dan 
drie-honderd-vijftig  platen  !  «  Pendant  la  periode  1888  a  1901  »  zegt  een  van 
van  zijn  levenbeschrijvers,  Albert  Neuville,  in  het  tijdschrift  Wallonia,  «  saufun 
court  sejour  en  Algerie,  Marechal  habita  I'antique  cite  du  Perron,  en  changeant 
souvent  de  denieure,  mais  en  choisissant  chaque  fois  un  endroit  propre  a 
I'inspirer  dans  son  travail,  an  Mont-Sainl-Martin  d'oii  il  dominait  la  ville,  au 
Fond-Pirette,  non  loin  des  sentiers  fauljouriens,  au  quai  des  Pecheurs  on  au 
quai  de  Maestricht  d'oii  il  contemplait  la  Meuse  aux  eaux  rapides.  II  parcourut 
la  ville  dans  tons  les  sens,  s'effor^ant  de  la  rendre  sous  tons  ses  aspects, 
gracieux  et  tragiques.  Pour  garder  ses  sensations  dans  toute  leur  fraicheur,  il 
gravait  directement  sur  le  cuivre.  Son  atelier  c'etait  le  plein  air  :  on  le  voyait 
tantot  sous  I'arche  d'un  pont,  tantol  surle  versant  d'un  cotcau ;  et  sa  passion 
de  sincerite  allail  si  loin  quil  lui  arrivait  parfois  de  dessiner  le  soir  dans 
quelque  chemin  creux,  a  la  lueur  tremblotante  d'unreverbere.  » 

De  straatlanlarens !  Daarvan  heeft  niemand  wel  zoo  goed  de  innige 
weemoed  verstaan  als  Franyois  Marechal  —  de  straatlantarens  van  de 
voorstad. 

In  de  Chimeres  van  Jules   Deslree.   evenals  J.  K.   Huvsmans  een  uiterst 


176 


I-.  MAItKCllAI,  ;  l)i;  KADKN    IK  LLIK.  (c-ls). 


ESKELI-:  U  IKSCIII-:  Kl  \S'li:.\.\MlS 

siil)(icl  kimskiiliciis  die  op  zijii  vii.i.'iiul-;i;mlrekkelijl<e  niaiiicr  in  la  liirt'ic 
die  eigriiaaidige  Irciirij^lu'dcii  onzcr  vooislcdtn  lieclt  iiilycdriitcl,  voiul  ik  ills 
ecu  paralVasi-  van  eon  straallaiilaiTii  van  Maitchal  :  «  El  loi,  pauvre  ol  Irusle 
reverlxi'iL'  des  oampagncs  el  dts  l)aiilieiic's,  plus  nH'laiKoli((ue  eiuorc  !  A  pciiu- 
equarii,  seulc  vc-gi'laliou  dc  ris  parajiji's  niorius,  lii  portcs  la  j>rossit'ie 
lanleriie  loiniiR'  mu'  tiic  enorme  el  i  idiridc  Mir  im  coips  j^rOle ;  el  la  silliouelle 
niai'>re,  i)izarre,  mais  si  alliranle  par  sa  nindeniile  proloiule  et  sa  parfaile 
correspoiidaiH'o  aiix  desolations  des  banlieues  conleniporaiiies,  esl  cliere  an 
reveiir  (|ii'e!le  Tail  etiaiigenient,  doidoiueiisenieiil  rever.  Impassible  tenioiii 
d'inepaiablcs  Irislesses,  des  niiseiables  aiix  melieis  douleux,  des  beles  siii- 
meiiees,  des  ehiens  enaiils  el  ianieliqiies,  dii  vieiix  cheval  blaiie  qui  nicuii 
sous  le  I'ouel  brutal  et  les  charges  ecrasantes,  avec  Ics  riies  insultants  des 
enfants  haves  et  vicieux,  des  aibres  peles  et  roussatres,  des  habitations 
sordides  echouees  conime  des  cpavcs  anx  confins  de  la  ville,  de  lelendue 
sans  joie  et  de  la  tene  niaiade,  silencieux  revelalcur  de  ces  dctrcsses  lentes 
d  lionmus,  d  aniniaux,  de  leuillcs  et  de  picries,  reverbere  des  banlieues, 
revcibeie  niclancoIi(|Uc  !  » 

De  straatlantarcns  en  de  oude,  arj^eliapte  wcgen  ver\oli>en  als  cen  spook- 
bceld  den  gccsl  van  den  artiest,  de  oude  wegen  langs  de  veionfaaide  hagen, 
de  grillige  silhouet  van  cen  dooden  boom,  eenige  oude,  smartelijk  verdiaaide 
stammcn,  de  lanlarcn,  die  cf  uitziel  oi  ze  een  gemeene  straaljongenspet  op 
't  hooid  hecil,  en  liccl  in  tic  vcrle  cen  schcet  bangend  hck.  Zie  zijn  UV</  lumr 
7  (ji(tf.  waar  de  ncvclcn  nauwclijks  door  l  gicrige  lantarenlicht  op  den 
landwcg  wordcn  opgeklaard,  ze  werpen  cen  bckicmnicnde  schaduw  o|)  den 
oiidcn  iniiur.  \vaari)oven  skcictlcn  van  oude  taUkcn,  die  men  in  den  Iragisciicn 
naciil  nauwclijks  onderscbcidt.  bun  knocsligc  arnien  onihoog  sicken.  Zie  zijn 
Chcmin  du  I'rry,  allecn  niaar  vaag  verbcldcrd  door'liicbl  van  cen  pcliolcum- 
lanipje  en  at'ge|)aald  door  groolc,  bcvnulc  schaduwai men  die  in  I  |)iacbtig 
diep-warmc  lliiwcel  van  den  naclil  bijna  gchcel  vcrdwijncn. 

Xiemand  voor  Maiccliai  liccll  ooit  Z(')0  de  poezic  van  ilczc  ooiden  van 
desolalie  wecrgegeven  of  er  oils  in  zoo  lioogc  male  de  sinarlvoilc  inniglicid 
van  doen  vcislaan. 

Die  Iwce  platen  zijn  zoo  \eiiasstnd,  dal  men  cr  op  "I  ecisle  gi'ziclit, 
in  icder  gcval  in  den  opzct,  ecu  sooit  van  romanlisme  zou  mceiicn 
le  ontdekken.  Maar  bczieii  we  ze  wal  dichlcr  bij,  dan  znllen  we  cr 
gecn  enkcl  detail  in  vindeii.  dal  nici  di'  iiildriikking  van  ecu  weikclijk- 
heid  is. 

De  kimstcnaar  lu'clt  zicli  Id!  de  niiiisk  lanlaisic  onlzcgd.  llij  liicil  iiiels 
samengellanst,  nicts  gctruk'-eitl.  llct  zou  me  niel  verwondcren  als  bet 
landsebap  zelfs  iiiet   minulieus   nauwkeurig  volgens  de   wcrkclijkbeid   was. 


ENKELE  EUIKSCHE  KUNSTENAA  IIS 

hoewel  de  volniaakle  teekeniii"  wel  die  van  een  iiikMsl  siibtieleii  meester  is, 
van  een  verl)azenden  toovenaar  met  wil  en  zwart.  Het  realisnie  er  van  is 
integraal,  iiiaar  aangrijpend.  Hij  Iransfigureert  de  dingcn  ;  zoo  dan  enkele  van 

Marecliai's  werken  ronian- 
liseli  schijnen,  konitditalleen 
wiJI  liet  romantisme,  ten 
niinste  het  romantisme  dat 
niel  door  formnles  in  verval 
is  <*el)raclit,  aitijd  weer  op- 
nienw  in  groole  zielen  om- 
lioog  zai  stijgen  en  de  hooge 
werken  der  nieiiwe  wereld 
i)ezieien.  En  dit  is  des  te 
meer  waar,  omdat  dit  roman- 
tisme l)ij  Mareelial  geheel  on- 
gezoeht  is,  dat  hij  nergens 
heeft  toegegeven  aan  huma- 
nitaire  l)ijgedaciiten.  En  nog 
minder  heet't  hij  zich  ooit 
la  ten  meeslepcn  door  litera- 
tniir  Niemand  lieeft  meer 
ihin  hij  een  soort  van  schrik 
voor  literaire  inspiratie,  die 
aitijd  enkel  maar  uitloopt  op 
het  verval  der  plaslische 
kunsl.  Deontroering  die  zijn 
zielvervult,doethij  ons  alleen 
gevoelen  door  de  volstrekte 
opreehlheid  van  zijn  werk,  gegrond  op  strenge  natnnr-observalie. 

Mareelial  heei'l  ons  inderdaad  vertolkt,  in  iederen  toon  tussehen  wit  en 
zwart,  de  poezic  van  onze  oude  wegen,  waar  kinderen  hehhen  gespeeld, 
waar  jonge  paartjes  zijn  langs  gewandeld  met  de  armen  op  elkaars  middel 
heen,  waar  volgens  de  kraciitige  uitdiiikking  van  Emiel  Verhaeren  vele 
menschen  zijn  kings  gegaan 

(|iii  Irinibaleiit  de  la  iiiisere 
iioM  loin  des  plaiiics  de  la  lerre. 

Hij  brengt  ons  in  de  voorslad  waar  de  smoor  als  dichte  haarbossen 
eindeloos  uit  hooge  sehoorsteenen  omhoog  walmt.  Hij  toont  ons  het  nijver- 
heidsdal    in   al    zijn    tragische   en   desolate  sehoonheid,   een   verschrikkelijk 


F.  MARIX.IIAI.    Stiiflii 


178 


i-:\Ki:i.h:  lviksciii-:  ki  sstknaahs 


v.  MAKI.CIIAI.:  <l.'  Olijl  I I  iM>li.  ..'Is  . 

gelieiiiui,  \v;iai-  lul  weikiiKuispU'hs  hiull  liissclu-n  do  liiji<(.'iuk'  miicliiiu-s,  nu-l 
hc'l  (IrnuuMi  van  i\c  stoomliaiiiors.  lid  iiolluil  di'i-  locomolicvni  tii  lirl  {•el<risj)cl 
van  liet  siiu'lk'iuk'  ij/.oi'  in  dr  liooi^ovciis  ni  pk'liiioli'iis.  waarovi-r  als  ecu 
braiuleiuk',  giltij't.'  adein  walml. 

Die  visioeiK'ii  van  I'^iaiuois  Marcclial,  —  (k-  i^i ooti'  Coiistaiiliii  Mcimioi'  /on 
zc  nict  1h'I)1)(.'Ii  vcTsniaad  I  l-^vi-nals  ^k■lmi^■|■  lutll   >kiiiilial  ik'  Ltioollirid   van 


179 


ENKELE  LUIKSCHE  KUNSTEXAAJiS 

een  nijveiheidsgebied  begrepen.  En  toch  heeft  de  graveur  met  den  beeldhouwer 
niets  andeis  gemeen  dan  dit  gevoel  van  broederschap  voor  zijn  breeder  den 
werknian.  Toen  Marechal  debuteerde,  was  Meunier  zell'  nog  niaar  nauwelijks 
begonnen,  om  in  de  klei  de  onsterfelijkc  vormen  van  zijn  moderne  arbeiders 
te  kneden.  De  jongere  is  nooit  door  den  ouderen  beinvloed  geweest.  Deze 
werden  gelijkelijk,  op  dezelfde  wijze,  door  hiin  eigen  instinct  geleid. 

Meunier  zelf  heel'l  van  die  inwoners  van  bet  Pays  Noir  gezegd  :  «  lis  me 
sont  chers.  J'ai  vecu  dans  leur  entourage  et  ce  que  j'ai  vu  et  entendu  deux  a 
depose  dans  mon  coeur  un  fond  de  compassion,  de  confiance  et  d'admiration. 
En  eux  est  mon  esperance  parce  que  depuis  longtemps  je  suis  fatigue  et 
ennuye  de  votre  vieille  civilisation,  pareille  a  un  mecanisme  complique  d'bor- 
logerie  qui  s'arretera  bientot  avec  ses  engrenages  uses  !  » 

En  Marechal  voelt  voor  hen,  voor  hen  die  ook  de  zijne  zijn,  een  gelijke 
liet'de.  Zooals  we  gezegd  hebben,  hij  behoort  lot  het  volk,  hij  heeft  geleefd 
onder  't  volk,  hij  heeft  hun  magere  vreugden  gedceld  en  bun  vele  lijden.  De 
werkers,  de  onterfden,  de  uitgestootenen  uit  de  maatschappij  ...  hij  heeft  er 
sciiouder  aan  schouder  mee  gestaan,  samen  met  hen  mee  heeft  hij  door  de 
voorstad  en  langs  de  oude  wegen  gezworven,  hij  heeft  hun  doleanties  gehoord, 
hen  op  marsch-pas  hun  langc  mclopeeen  hooren  zingen,  langs  de  wegen  been, 
waar  de  lantarens  hun  bleek  kwijnend  lichtje  overwerpen.  Hij  is  doorge- 
drongen  in  hun  droeve  zielen  en  in  de  bitlerheid  van  hun  verzet  tegen  tleed. 
Zoo  hebben  ze  op  geiieel  natuurlijke  wijze  zijn  zachte  gevoeligheid  gevormd. 
En  om  hen  te  toonen  zooals  ze  zijn,  heeft  hij  niet  noodig  gehad  om  zich  te 
verwarren  in  wijsgeerige  of  sociale  theorieen.  Hoewel  zijn  werk  zoo  vol 
uitdrukking  is,  is  hij  toch  aan  de  moraliseerende  bijgedachten  ontloopen, 
die  zoo  noodlottig  zijn  voor  alle  kunst.  Hij  staat  even  ver  als  Meunier  van 
den  conventioneclen  werkman,  zooals  men  die  tot  hiertoe  had  afgebeeld  :  een 
knappe  jongen  met  koket  opgestroopte  mouwen,  w^aaronder  een  paar  armen 
van  akademisch  krachtige  muskulatuur  te  voorschijn  komen,  zooals  we  die 
zien  poseeren  op  de  gedenkteekens  voor  uitvinders,  of  op  de  eerediploma's 
van  een  wereldtentoonstelling. 

Meunier  zocht,  door  het  naluurlijk  realisme  been  —  het  eenvoudig-gran- 
diose.  Hij  was  van  meening,  evenals  Millet,  dat  de  menschen-schoonheid  niet 
afhangt  van  de  lijnenvan  het  gelaat,  maar  van  het  gansche  lijf,  in  harmonie 
met  zijn  arbeid.  Om  het  type  vooral  was  t  hem  te  doen.  Wat  hij  wou  weer- 
geven  was  niet  die  of  die  man,  maar  de  mijnwerker,  de  pudler,  de  steen- 
bakker,  de  glasblazer,  de  sjouwer.  En  Marechal  toont  ons  den  man  uit  't 
volk  in  zijn  eigen  milieu,  in  zijn  eigen  atmosfeer  en  meer  bepaaldelijk  die 
van  de  omstreken  van  Luik.  Hij  is  in  zijn  kunst  intiemer.  Ze  is  meer  samenge- 
steld  uit  details.  Ze  is  ook  gezonder  —  minder  smartelijk.  Z'n  helden  worden 


i«o 


EXKELE  lAlKSCHH  Kl'NSrENAAHS 

minder  vei|)lcllcril  oiuler  licl  j^cwiclil  v;in  lu't  VL-rsclirikkelijk  Anaiikt',  dal 
het  kolciigas  vaak  in  vlammendi-  Icllers  op  den  hodem  van  de  j^ioeve  scliiijll. 
Hel  zijn  zelfs  vaak  f'ruiideiirs,  zooal?*  de  Luikenaars  in  den  tijd  van  de  j<oeie 
gilden  die  dc  witte  kaproe- 
nen  deden  rooslcien  op  den 
Sinle-Marlen,  en  men  zoii 
/ef^fijen  dat  ze  graag  de  Mar- 
seillaise zongen. 

Maar  latenwe  nude  elsen 
van  den  kunslenaar  eeiis 
doorbladeren. 

Dit  is  't  Luiksche  volks- 
kwarlier,  dat  zijn  de  bruggen 
over  de  livier,  die  heenioll 
tnsschen  hooge  heuvelen,  dal 
zijn  de  trappensleegjes  tegeii 
den  berg  aan,  van  waar  men 
beneden  de  slad  mel  liaai- 
dicht  opeengedrongen  luiizen 
ziet  liggen,  het  slib  dal  door 
den  vloed  der  eeuwen  is  aan- 
gebracht,  mel  haar  leien  da- 
ken  in  de  grijze  of  zilvcren 
liiclil,  met  haar  lorens  en 
haar  klokken,  haar  schoor- 
sleenen  in  een  gordel  van 
bosschen  en  groene  hergen. 
Datzijndeiionten  paard- 
jes  van  den  mallemoien,  die  in  dvn  lalen  avond  r()nii(haaien  op  de  lonen 
van  een  gillend  orciieslrion,  hij  den  glans  van  l  klateigoud  en  ile  bonle 
geslepen  slukjes  glas,  onder  de  groole  kinderaehlige  pret  van  liel  volk 
op  de  herfslfoor.  Ze  doen  me  denken.  zooais  Villorio  Pica  lang  geleden  al 
in  hel  lijdschrlfl  Empoiuim  Meell  opi^enui  kl,  aan  de  heroemde  verzen  van 
I'aul  Verlaine  : 

Touriicz,  tomnc/..   Ixmis  i-licv:iiix  tic  hois, 

Touriiez  ceiil  toin-s,  louriuv.  luillo  lours, 

Touriiez  sou  veil  I  cl  lounicz  loiijoins  ! 

Touniez,  lourncz  :iux  sons  du  hautbois. 

(Vesl  nivissani  coiiiine  \\>  vous  saoulc, 

D'aller  ainsi  dans  ec  cirque  l)cle, 

Hicn  (laiis  lo  veulrc  cl  lual  dans  la  U'lc, 

Du  nial  I'u  masse  cl  du  l)icn  en  Iniile  ! 


1     MAIUU.HAI.  :  Mijnw.rkster.  (cts). 


181 


ENKELE  LUIKSCHE  KUNSTENAARS 

Tournez,  touriiez,  sans  qu'il  soil  besoiii 
D'user  jamais  de  nuls  eperons, 
Pour  commander  k  vos  galops  ronds, 
Tournez,  tournez  sans  espoir  de  foin. 

Daar  hebben  we  't  meisje,  dat  langs  de  paden  dwaalt  «  quereiis  quern 
devoret,))  ann,armzalig  schepsel,  ellendigwrak,  datnietmeerdeminstebegeerte 
verniag  op  te  wekken  en  waarvan  de  gestreepte  sjaal  niet  anders  dan  lang 
vergane  charmes  bedekt,  terwijl  daar  ginds,  over  de  leuning,  de  Maas  in 
brand  staat  onder  de  refleksie  van  de  nachtvuren,  van  de  fonkelende  vitrines 
en  van  de  booglampen  op  de  brug. 

En  zie  daar  gaat  een  andere  langs  den  helverlichten  boulevard 
voorbij,  geheimzinnig,  als  een  nachtuil;  t  gaat  op  't  eind  van  den  winter,  de 
lente  konit. 

Maar  soms  ook  glimlacht  de  teekening  van  Marechal  en  de  idylle  volgt  op 
't  drama.  Maar  t'is  de  idylle  van  de  voorstad,  die  geen  affectatie  kent  en  zich 
geeft  zooals  ze  is.  Op  zijn  Proposition  staat  de  lummelige  straatjongen  met  de 
sigaret  in  den  snavel  en  de  handen  in  de  zakken  en  dat  meisje  met  dat 
gemeen  bakkes,  het  haar  diep  in  de  oogen  gekamd,  samen  te  praten,  niet 
zooals  een  Herder  en  een  Herderinnetje  van  Florian,  maar  zoo  aangrijpend 
van  realiteit  dat  Steinlen  alleen  ze  met  gelijke  levendigheid  weer  had  kunnen 
geven. 

En  zie  daar  verder,  tegen  dien  achtergrond  van  fabrieken,  van  hopen 
uitgebrande  sintels,  van  eindeloos  maar  rookende  schoorsteenen  het  Eerste 
Rendez-vous,  de  jeugdige  «  galant  »  en  zijn  «  crapaude  »  die  gearmd  voort- 
wandelen.  Dat  is  een  stukje  vol  naieve  en  bekoorlijke  teederheid.  Marechal 
heeft  zelf  daar  ook  zoo  met  een  vriendinnetje  rondgescharreld  en  hij  herinnert 
het  zich  met  een  tikje  weemoed. 

Maar  weldra  vat  het  tragische  hem  weer  aan.  Daar  staat  bij  voorbeeld 
die  jongen,  die  de  stad  beziet  met  booze  oogen  ;  hij  peinst  over  de  eene  of 
andere  kwade  streek  en  zoekt  zijn  prooi.  Zie  daar,  na  de  werkstaking  dien 
overwonnen  werknian,  die  van  den  top  van  een  heuvel  de  wijde  uitgestrekt- 
heid  van  't  nijverheidslandschap  overziet,  waar  de  reuzenkraclit  hijgt  van  heel 
een  volk,  —  en  hij  droomt  van  komende  weerwraak  ! 

En  al  is  zijn  kunst  ook  vol  van  de  woede  en  opstand  van  zijn  helden,  in 
't  genre  of  't  hiimanitarisme  zien  we  Marechal  toch  nooit  vervallen.  Alle 
convenlie  is  uit  zijn  werk  verbannen.  Daarvoor  bewaart  hem  zijn  krachlig 
en  gezond  talent. 

Nadat  Francois  Marechal  de  studie-beurs  Darchy  had  behaald,  is  hij  lang  in 
Italie  gebleven.  En  nadat  hij  eerst  de  steden  als  kunstnieuwsgierige  had  bezocht, 
vestigde  hij  zich   om  te  werken  in   de  Romeinsche  Campagna.  Daar  open- 


182 


ENKEI.E  IJIKSCIIh:  KUNSTENAARS 

baardc  hij  al  dc  leni{<lu'i(I  van  zijn  tak'iil.  Hij  ma;iktL'  niel  mecr  op  niciiw 
wat  aiulcren  al  vckir  licin  <«t'maakt  luidden.  Hij  aa|)tL'  nicmand  iia,  hij  l)Ic't'f 
zic'li  zcif  —  gravcerdf  cr  zijn  wijdc  huuiscliap|)t n  van  iiir^cn  en  olijvcn  niel 
f>cleistcrde,  luniullnrusc  takken. 

En  indicn  die  platen  ons  niiniler  ontroeien  dan  die  van  Lnik,  waarin 
hot  modernisme  nicer  l)ijtend  op  den  voorgrond  Ireedt,  zijn  ze  tocli  ook 
evenzeer  van  een  groote  bekoring  oni  him  juiste  wijze  van  zien  en  volkomen 
harmonie.  En  ze  maken  van  Marechal  een  van  onze  groole  landschapdichters. 

Zoo  is  't  werk  van  dezcn  jongen  Liiikschen  mecster,  die,  samen  met  James 
Ensor  en  Armand  Rassenlbsse,  heel  hoog  den  loem  van  onze  oorspronkelijkc 
graveerkunst  in  den  vieemde  draagt. 

Mairick  des  Omhiaux. 


183 


OVER  KLEEDING 

>2^KM«i^gCl^^ h:  tijden  zijn  reeds  veric  van  ons,  waarin  ieder  volk  door 
QHM«<r^^^DilA  het  kleed,  waarin  het  zich  stak,  van  het  andere  was  te 
onderscheiden.  Het  nieer  of  minder  eigenaardige  der 
kleeding  van  land  en  provincie  verdween,  naarmate  het 
moderne  leven  doordrong  langs  de  banen  van  het 
wereldverkeer  en  de  mode  met  hare  trawanten  de  eerste 
reisgenooten  waren  naar  de  in  exploilatie  gebrachte 
streken.  De  centrnms  der  beschaving  stortten  hnn  voorraad  van  smake- 
looze,  goedkoope  en  prnllige  waar  over  het  braakliggende  land  uit,  dat  zich, 
onbewust  van  dewaarde  dervaderen  erfenis,  opschikte  met  den  tooi,  voorzien 
van  het  etiket  «  mode  de  Paris  »  of  «  fashion  of  England  «.  Het  moderne 
vernnft  heeft  ontegenzeggelijk  de  kleedij  eenvoudiger  gemaakt  en  door  den 
vooruitgang  der  hygienische  begrippen  veel  verbeterd;  maar  de  schade  welke 
in  andere  opzichten  werd  berokkend  was  van  meer  ingrijpender  aard,  dan 
wel  werd  vermoed. 

Hoevele  uitingen  van  volksknnst,  gingen  door  haar  ten  onder  tengevolge 
van  de  alles  gelijkmakende  mode.  Het  kleed  komt  thans  voltooid  uit  de 
handen  van  indnstrieel  of  modiste  en  het  persoonlijke  wat  handenarbeid, 
gepaard  met  liefdevolle  en  zoi-gzame  I)ewerking  soms  tot  kunstuiting  deed 
worden,  is  nog  sporadisch  te  vinden.  Toch  is  er  herademing.  Door  de  herleving 
van  de  gebruikskunsten  kwam  ook  de  naaldtechniek  tot  nieuwe  ontwikkeling 
en  ontstond  er  wederom  waardcering  voor  alles,  waaraan  zij  in  vervlogen 
tijden  haar  aandacht  had  gewijd. 

Het  kleed  kreeg  in  eens  elken  vorni  en  voor  ieder  doel  zijn  deel,  van  af  het 
doopkleed  van  den  zuigeling  tot  het  hemd,  waarin  het  laatste  overschot  ten 
grave  daalde.  Ofschoon  er  veel  is  verloren  gegaan,  doet  het  overblijvende  ons 
met  beschaamde  kaken  nog  staan. 

Daarom  heeft  het  kleedingvraagstuk  en  de  oplossing  er  van  voor  velen 
die  belangstellen  in  den  voortgang  en  groei  der  hedendaagsche  beweging  op 
het  gebied  der  toegepaste  kunsfen,  grootc  beteekenis.  Het  staat  in  nauwe 
relaties  met  zoovele  anderen ;  het  heeft  er  een  groot  aantal  punten  van  over- 
eenkomst  mede,  terwijl  het  door  zijn  belangrijkheid  voor  de  vrouwen  in  't 


184 


AMBACHTS-  ES  NUVEHIIKIDSKUS'ST 


algemeen,  de  oplossing  der  ovcrige  in  de  liand  kan  wfiken  en  in  ieder  opzicht 
er  onnfschcidclijk  nice  is  verbondcn. 

nij  lu'l  zoc'kcn  en  onhverpon 
eener  beleio  acslctisciic  kk'c'dinf>. 
vindcn  wij  het  zellde  teriig,  dal  dc 
goede  liedendaagsche  ontwerpen 
van  gebruikskiinst  ondcischcidl 
van  die  van  cen  voorai'gaaiid  tijd- 
vak.  Voor  alles  tracht  men  eene 
goede  sanienstelling  te  verl)inden 
met  vormen  en  versieringcn  hier- 
uit  gegroeid.  Men  wil  geen  rede- 
looze  namaak  mecr,  en  als  men 
het  oude  bestudeert,  dat  andere 
kunsltijdperkcn  bcbbcn  voortge- 
bracbt,  zal  nimmernieer  bet  co- 
pieeren  daar  van  doel  zijn,  maar 
wel  oni  van  meer  schoonheid  be- 
wusl,  vormen  fe  zoeken,  vvaarin 
onze  idcalcn  van  schoonbeid  zicb 
kunnen  uilsjneken.  Aan  drie  vooi- 
waarden,  welke  beurtelings  oni 
den  voonang  strijdcn  nioet  bij  de 
kleeding  wordcn  voldaan,  waar 
een  van  ben  ()ntl)rc'C'kt,  niissen  wij 
de  eeidicid,  de  barnionie. 

Uit  iiygienisclie  grondstofTen 
vervaardigd  moet  de  sanienstel- 
ling in  overecnstemming  zijn  met 
de  functies  en  bouw  van  bet 
licbaam,  dat  zij  l)ekleeden  zal,  ge- 

heel  overeenkomstig  de  loestand  en  de  werkzaaniluMleii  \vaari)ii  zij  zal  war- 
den gedragen,  terwijl  kleur,  vorm  en  versiering  dit  lot  iiil(liui<king  nioeten 
brengen. 

Iloewel  nn  de  l)eide  eersle  vooiwaarden  voor  ieder  even  belangrijk  zijn 
als  de  laatst  omscbrevene,  zal  deze  ons  toch  onwillekeurig  bet  meest  interes- 
seeren,  daar  zij  zich  bet  eerst  aan  ons  voordoet  en  de  anderen  meer  naden- 
ken  en  kennis  vereiscben,  om  ze  fe  kunnen  waardeeren.  De  scboonbeid  der 
kleeding  is  steeds  ten  onrecbte  ver  boven  de  andere  eisciien  ge|)laalst  :  dik- 
wijls  becft  deze  vooikeur  de  keuze  der  grondstofTen  en  der  constructie  gebeel 


Kig.  1. 


SDI'HOKLI.N.    1 


li  «,ik  uiKir  2- hoin  (I.T 
IV  ecitw  voor  Christus. 
(Museum  van  het  L.Ttcraan.  Rome). 


185 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

op  zijde  gesteld  en  hunne  beleekenis  genegeerd.  De  waarheid  en  goedheid 
verdwijnen  dan  uit  de  kleeding  en  de  eeuwen  door  vinden  wij  perioden 
waarin  de  vormen  zinloos  en  irrationeel  worden,  niaar  dan  ook  een  juist 
beeld  geven  van  de  zeden  en  begrippen  der  tijden,  waarin  zij  heerschend 
waren  en  waarin  dikwijls  de  zuivere  en  goede  levensbegrippen  op  den 
achtergrond  zijn  geraakt.  Deze  dwaze  costuunis  waren  het  spiegelbeeld  van 
het  niaatschappelijk  leven. 

Het  kleedingvraagstuk  zullen  wij  niet  ter  zijde  knnnen  stellen,  maar, 
daar  het  deel  uitmaakt  van  ons  leven,  er  onze  aandacht  aan  wijden. 
Volkomen  verklaarbaar  is  het,  dat  bij  den  drang  naar  betere  tijden  en  de 
herziening  van  ons  niaatschappelijk  leven  ook  de  behoefte  aan  eene  betere 
kleeding  wordt  gevoeld  Het  lichaam  met  zijne  eischen  wordt  te  vaak  uit  het 
oog  verloren  om  daarvoor  een  kern  te  geven  geheel  afwijkend  van  het 
schoone  nienschenlichaam  met  zijn  bewegingen  en  proporties.  In  wat  al 
dwaze  creaturen  heeft  men  het  veranderd,  er  aan  toegevoegd  en  geboetseerd 
om  het  in  overeenstemming  te  brengen  met  het  heerschende  sehoonheids- 
idiaal,  dat  zoo  dikwijls  in  allerlei  oorzaken  zijn  ontstaan  vond.  Men  zou  hier- 
over  bladzijden  kunnen  vuUen  en  het  is  genoegzaam  bekend,  hoe  gebreken 
van  toonaangevende  vorsten  en  personen  dikwijls  daarop  van  invloed  zijn 
geweest. 

Het  lichaam  is  naar  verschillende  beginselen  le  lickleeden,  maar  ze  kun- 
nen in  hooldzaak  tot  twee  worden  teruggebracht  ;  men  erkent  het  lichaam 
in  zijn  natuurlijke  vormen  en  tracht  door  de  kleeding  de  schoonheid  er  van 
te  demonstreeren  en  te  behouden  —  of  men  schept  zich  een  vorm,  voegt 
daarna  aan  het  nienschenfiguur  toe,  wat  ontbreken  mocht  of  probeert  het 
minder  gewilde  zooveel  mogelijk  te  verbergen,  om  over  dit  alles  het  bedek- 
kende  kleed  te  brengen.  Het  behoeft  nu  niet  nader  te  worden  aangeloond, 
welke  van  deze  twee  opvattingen  de  meest  juiste  is.  Van  de  eerste  vinden  wij 
vooral  bij  de  oude  volkeren  schoone  voorbeelden  :  De  Assyriers  en  Baby- 
loniers  hebben  een  wikkelkleed  ;  zij  slaan  een  lange  reep  stof  eenige  maleu 
op  een  bepaalde  wijze  om  het  lichaam  ;  dc  onderste  langzijde  is  met  pracht- 
volle  geweven  banden  en  fraaie  franjes  afgezet  waardoor  het  geheel  de 
vormenschoonheid  doet  spreken  en  een  versiering  geeft,  waaruit  de  samen- 
slelling  van  dit  eenvoudige  kleed  blijkt.  Bij  de  Grieken  wordt  het  kleedings- 
vraagsluk  lot  een  hooger  plan  opgevoerd  ;  het  lichaam  werd  gedrapeerd  met 
verschillende  stukken  stof,  de  snit  bepaald  met  de  wijze  van  ophangen,  het 
vormen  der  plooien,  en  altijd  zijn  deze  zoo  gekozen,  dat  zij  veel  details  in  het 
midden  kunnen  lalen,  maar  daarentegen  bij  iedere  beweging  de  schoonheid 
van  het  lichaam  in  maat  en  proportie  doet  uitkomen,  en  daaiop  berust  toch 
in  hooldzaak  de  schoonheid  van  bet  lichaam. 


18() 


AMB.  1  cirrs-  Ks  s'rivi:iHn:ii)SK  rss  r 

Fif>.  1.  <<ceri  et'iH'  al'beelding  te  zien  van  lu-l  1)0(.'1(I,  Sophocles  den   Irenr- 
s|)eldiclilei-  voorstellend. 

I)e   liiniation,    de  (irieksche   mantel,   kan    zeker  hier  als  eeii  vr)()rl)eeld 


I'ig. :;.  —  CHiusi  Ls  Mi-.r  d.  i..  v.  i-.n  si  ,  maiu.i  s. 
(Mozaick  uit  de  x'  ecuw,  in  de  St.  Marcus-kerk  te  Venelie). 

dicnen,  hoe  met  eene  enkele  lap  stof  eene  schoonhcid  in  di'  kleedinj"  is 
verkiTf>en  die  zeker  nimmer  is  overtroflen. 

De  versiering  van  deze  costunnis  zijn  eene  veiklnrini^  van  hnnne  sanien- 
stelliiif^;  vol{<en  wij  de  zoomen,  de  omtrekken  van  iedere  diaperie,  dan 
vinden  wij  ze  gemarkeerd  door  een  land  ol' versiering,  "t  zij  het  een  eenvou- 
dige  lijn,  meander  of  gebordnurd  randje  is.  Ot'schoon  eenvoudig,  hrengen  zij 
door  herhaling  op  het  licht  en  in  de  scliadnw  der  plooiinj»  <«roolen  rijkdom 
en  decoratieve  werking  voort. 

Het  heginsel  om  ieder  kleedingstuk  door  omranding  of  omzooniing  af  te 
werken,  blijft  lot  op  onzen  tijd  bestaan,  ook  bij  vele  nationale  drachten  is 
van  dit  versieringsbeginsel  veeivuldig  gebruik  geniaakt. 

Ten  alle  tijde  was  de  kciize  der  grondstoil'en  afliankelijk  van  de  eeono- 
mische  ontwikkeling,  waarin  een  volk  verkeerde  niaar  ook  de  geeslelijke 
kennis,  de  godsdienst,  was  daarop  van  grooten  invloed.  Het  naakl  der 
(irieken,  ompiooid  door  de  soepele  wollen  stolTen  of  lijne  linnen  weefsels  vond 


187 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

bij  de  Romeinen  navolging,  terwijl  hieraan  werden  loegevoegd  de  heel  en 
half  zijden  weefsels,  die  door  het  verkeer  met  de  Oostersche  wingewesten  en 
navolging  van  de  daar  heerschende,  prachtlievende  gewoonten   meer  ingang 

vonden.  De  tiadities  van  het  groote 
Romeinsche  rijiv  werden  in  het 
Oostersch  Keizerrijk  voortgezet  en 
van  daar  in  alle  landeii,  waarmee 
hel  in  betrekking  stond.  Op  de  mu- 
ren  der  St-Sophia  te  Konstantino- 
pel,  der  St-Vitale  te  Ravenna,  der 
San-Marco  (fig.  2)  te  Venetie,  vin- 
den  wij  de  goddelijke  personen  en 
heiligen,  de  vorsten  en  de  vorstin- 
nen  met  tairijk  gevolgin  mozaiken 
afgebeeld,  alien  dragendedezachte 
wollen-  of  de  statige,  streng  ge- 
plooide  mantels  van  brocaat  en 
zijde  vervaardigd.  Deze  mantels 
vervangen  de  sierlijke  himation 
der  Grieksche  figuren  en  de  voile 
rijke  togas  der  Romeinen,  die,  het 
geljaar  aanvullend  en  ondersteu- 
nend,  in  rijke  plooien  het  lichaam 
omhulden.  Ze  waren  met  prach- 
tige  gestyleerde  patronen  versierd, 
die  door  den  breeden  plooienval 
in  bun  geheel  zichtbaar  bleven 
en  zich  dns  voor  deze  drachl  bijzonder  eigenden.  Yoegen  we  aan  den  mantel 
de  tunica  en  de  nit  het  Oosten  afkomstige  broek  toe,  dan  hebben  we  in  dit 
drietal  kleedingstukken  de  grondvormen  voor  al  de  in  het  Westen  en  Noor- 
den  gedragen  kleedij.  De  beschouwing  over  enkele  dezer  kleedingstukken 
had  dan  ook  in  hoofdzaak  ten  doel,  aan  te  toonen,  dat  de  schoonheid  der 
kleeding  niel  in  het  aantal  schuilt,  maar  in  den  eenvoud  en  juistheid  der 
vormen. 

Klimaat  en  zeden  van  onze  landen  verschillen  veel  met  die  van  het  Zuiden 
en  zij  dwingen  ons  tot  geheel  andere  sanienstellingen,  maar  de  mode  kleedij 
kan  tot  rationeele  oplossingen  worden  teruggebracht,  terwijl  de  schoonheid 
der  oude  kleeding  daarvoor  een  leerschool  kan  wezen.  De  oude  volken  achten 
vorm  en  kleur  van  de  grootste  beteekenis  en  brachten  de  kleeding  altijd  in 
overeenstemming  met  hunne  omgeving  en  den  toestand  waarin  zij  gedragen 


MANCHETEN  KBAAG. 

Ontw.  KRUYMEL  &  MERCKENS,  Haark- 


188 


AMBAcirrs-  h:\  nuvehheidskunst 


werdeii.  Vorm  en  kleur  bepalen,  met  de  vcrsieriii}^,  de  decoralieve  waarde  van 

het  kleed  ;  de  eerste  onafschcidelijk  v;in  de  praklijk  en  liet  leven  ;  de  Iwecde  en 

derde  onderstcuncn   de  persooiilijkluid,    de  iiidividiieele   eif^enscliappen    en 

brengen  haar  in  overeensteniniini^ 

met  de  onigevin{»,  waarin  zij  zicli 

beweegt.    Blijft    de   sanuiisUllin^ 

van  het   kleedinf^stuk   ten    acliter 

l)ij  de  omgeviiig,  blijit    men  zicli 

onl)e\viist    van  de  wissehverking, 

welke   tusschen  beiden  moet  l)e- 

slaan,  dan  zal  nimmer  dat  intie- 

me  wordcn   verkregen,    dat    ons 

soms  in  de  omgeving  van  fijn  voe- 

lende   menselien    lielt,    waardooi 

wij    ons  in  bet  geheele    iiileiieiii 

zoo  wel  en  goed  knnnen  gevoelen. 

()|)  (le  eeisle  |)Iaats  konU  ilus 
naast  de  levenseiseben,  de  deeo- 
ralieve  beleekenis  naar  voien,  he  I 
meest  zich  in  de  kleur  kenmer- 
kende.  Dit  werd  ook  in  de  oiide 
lijden  zoo  begrepen.  De  peisonen, 
die  een  hoof'diol  speelden  in  de 
een  of  andere  gei)eiirtenis,  werden 
door  een  klenr  aangeduid,   waar- 

door  reeds  onniiddeilijk  de  aandaeht  op  lien  werd  gevestigd.  Daaigelalen  dat 
deze  klenr  met  iiedoeiing  werd  gekozen  en  aan  haar  evenals  aan  vorm  en 
samenstelling  van  liel  kleed  een  symholische  beteckenis  kon  worden  gelieeht, 
toeh  is  dit  een  reden  te  nieer  voor  iiet  betoog.  hoe  er  ver\Vini(seha|)  beston  d 
tusseluMi  (kii  loesland  en  de  klenr  v;ni  liel  eostniun.  Ook  wij  heehlen  hetzij 
dan  nit  eonventie  nog  beleekenis  aan  de  klenr.  .lengd  en  l)lijheid  gaan  nog 
in  liebte  kleeding,  onsebnld  en  reinheid  in  liet  blaidve  wit,  terwiji  de  onder- 
doni  liet  luslige,  steniniige,  liet  hezoiiken  leven  nitdrnkt  in  kalin  geklenrde 
kleedij. 

Het  strenge  C.alvinisnie  diiikle  den  slinipel  op  den  voriii  en  klenr  tier 
kleeding  barer  volgelingen,  de  Puritijiien  en  Ihigenooten  waren  er  eveneens 
aan  te  herkennen  te  midden  der  praebtlievende  lijden,  waarin  zij  leel'den.  De 
statige  raadsheeren,  de  dcftige  vroedschajipen  in  liuiine  donkere  gewaden.  de 
godgeleerden  en  advocaten  in  hunne  toga's,  zij  alien  vonden  daarin  een 
hulpmiddel   om  luinne  persoon  meer  beleekenis  te  geven.   Bij  ongelnk  en 


■1 

■ 

^^^^^^^■^~^\> ' i  /jP 

^^H 

^K^-'jj^Bm 

jg^^Ji 

^M 

Jm 

^43 

m^ 

^H 

^^pR^^^ 

^Pl 

1 

^^^^y^'^^^^^^ 

1 

H^:    . 

.  v.^^d 

^H 

^^^K^.  !' 

■J^ 

^^ 

^^^^^^^^^^^^-'-.r , 

^ 

1 

lig.  I.       MANCIMCT  KN  KIlAAIi. 
Atelier  KRIYMEI.  *  MKMC.KESS. 


189 


AMBACHTS-  EN  NJJVERBEIDSKVNST 

tegenspoed  kreeg  hel  kleed  daarvan  zijn  deel,  en  al  naar  het  wit  ofzwart 
niocht  zijn,  dat  de  rouw  en  smart  moest  uitdrukken,  de  bedoeling  bleef 
dezelfde. 

Al  het  voorgaande  bewijst  voldoende  hoe 
het  uiterlijke,  de  handehng  kan  ondersteunen 
en  het  kleed,  ook  in  het  interieur  gedi'agen,  wel 
(loordacht  en  overwogen  moet  zijn.  De  kleur- 
keuze  is  daarhij  een  der  voornaamste  en  over- 
lieerschende,  De  kleuren  brengen  gevoelstril- 
iingen  vooit,  ze  leiden  ons  van  de  uiterlijke 
naar  de  innerlijke  beschouwing,  zij  brengen 
stemming  le  weeg  en  doen  ons  met  een  hande- 
iing  en  gebenrtenis  meeleven. 

Naast  de  kleur  komt  de  versiering  en  altijd 
zal  zij  als  zoodanig  hierin  worden  opgenomen 
en  met  haar  vereenigd  door  klenr  en  stof  steeds 
tot  samenwerking  zijn  bestenid.  Voorop  stel- 
iende  dat  techniek  en  karakter  der  versiering 
geheel  in  overeenstemming  moeten  zijn  met  de 
grondstof  waarop  en  waarin  zij  zijn  uitgevoerd, 
zal  toch,  het  hoe  en  waarom  zij  aangebrachl 
worden,  overdacht  dienen  te  zijn.  Als  naad  en 
zoomversiering  verduidelijken  zij  bv.  de  samen- 
slelling  van  het  kleed,  maar  kunnen  tevens 
daardoor  de  figuur  begrenzen  en  de  afsluiting 
der  verschillende  deelen  vormen  waaraan  de 
mouw  en  halsversiering,  de  manchet  en  kraag 
bun  ontstaan  danken.  De  hals-  en  mouwope- 
ningen  zullen  door  de  versiering  beter  kunnen  aansluiten  bij  de  huid  en  aan 
heiden  is  dan  ook  altijd  groote  zorg  besteed.  Het  hoofd,  als  het  meest 
kenmerkende  deel  der  persoonlijkheid,  vraagt  dan  ook  de  meeste  aandacht, 
en  hoe  eenvoudig  het  kleed  ook  is  gemaakt,  toch  blijkt  steeds  weer  de  groote 
zorg  om  het  goed  met  de  kleeding  te  doen  overeenstemmen.  't  Zij  de  aanslui- 
ting  wordt  verkregen  door  een  parelsnoer  of  kanten  halskraag,  door  een  ver- 
sierde  omslag  of  opstaande  rand,  altijd  is  zij  zoo  gekozen,  dat  zij  tegen  de 
huid  goed  doet  en  op  de  ondcrliggendc  stof  past. 

Bij  de  hier  afgebeelde  kragen  en  inanchetten  (Fig.  3-4)  nit  het  atelier 
voor  decoralieve  kunst  van  Kruymel  en  Merckens,  te  Haarlem,  is  weer  van 
be!  zelfde  beginsel  uitgegaan.  Van  af  de  halsomsluitingen  wordt  door  de 
nitstralende  vcrsieringen  het  eindigen  dezer  omslagen  uilgedrukt   dat  vooral 


a 

■ 

^KfW 

\M 

i  j 

^1 

m 

Pi^  ^ 

t_,.,.  . 

^.^^,    1 

HIH 

I'iS.  ...    -  MEISJES  JURKJE. 

Onlwei])  KRl'YMEL&  MERCKENS 


190 


amuaciits-  i:.\  si.ivekiif.idskusst 

in  Ki,i>.  .'{  c't'iie  zctT  {<oc(le  opiossing  voud.  Ook  lict  mcisjesklcedjc  is  v;in 
(li'zolfdc  woiki'is  iirkomsliff  (Fig.  5).  V;m  olijl'groeiie  stof  vorv;i;ii(lig(i  zijii 
laiigs  dc  zoomen,  moiiwt'ii  en  lials  oraiijckk'mi<^c  zijdcii  hMiidcn  :i;mgfl)r:ulil. 
I)e  wcinige  versieringen  welke  gc- 
bordiiiird  zijii  o])  de  middenstc 
dor  haiulfii  rn  op  lift  l)orslsliikjc' 
nemcn  de  al  Ic  gioote  straklu'id 
weg,  wclkc  aiuk-rs  dil  nicisjos- 
jiirkje  spoedig  eigen  zou  zijn. 

Het  avondkleed,  onlworpcn 
door  schriJvcT  dtzes.  is  van  mal- 
hlauwf  voile  slot'  gemaakt:  de 
banden  om  de  bovennioiiw,  de 
kraag  en  borsl  zijn  van  blauwe 
zijde,  gebordiuird  met  versierin- 
gen  van  oranjc  zijde.  De  omlrek- 
ken  zijn  afgewerkt  met  smal  zijden 
lint  waardoor  de  plooien  iiistig  en 
strak  in  bun  val  blijven. 

Een  mooi  veld  van  werkzaani- 
beid  ligt  nog  biaak  en  waebt  sleebl 
o|)  bet  initiatiel' van  enkelen.  Vele 
vroinven  zien  veilangend  nil  naar 
de  ludp  en  voorliebting  welke  bun 
in  vele  zaken,  vorm,  kleur  en  vei- 
siering  van  bet  kleed  belieiVend. 
zoii  kunnen  worden  gegeven. 

I-j'genselKi|)peii  van  bet  kiei'd 
del'  [oekoinsl  op  le  noenien  zoii 
zeker  voorbarig  en  onvoldoendi" 
te  motiveeren  zijn 

De  kleeding  van  oiizen  lijd  lypeeit  zieli  in  t  algemeen  door  volslagen 
gebrek  aan  karakter.  I'it  de  veelal  slordige  en  haaslige  afwerking  proefl  men 
bet  ellendig  bestaan  barei"  vervaardigers.  Slaven  der  maeiiine,  zijn  ze  niet 
in  slaat  tlatgene  te  benutten.  dat  zou  kunnen  voortkomen  uit  bet  goede 
gebi  iiik  dezer  werktuigen.  De  seboonbeid  der  inaebinale  vervaardiging  zou 
kunnen  uitkomen  door  zuiverbeid  van  alwerking,  gelijkmatigbeid  en  slrak- 
beid  der  steken  en  omtrekken,  klonk  niet  altijd  weer  de  zweepslag  der  oon- 
eurentie  voort.  .  voort.... 

Aan     de     konuMide     liideii    zai      liel   iiegeven     zijn     vornien    te    vinden. 


)ln-;il.-IUr  C.UlillES.  lliiiiii. 


Fit? 


oniw  H.  ki.i.i:ns 


tOl 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

waarin  de  zoo  slraks  herhaaldelijk  opgesonide  eigeiischappen  der  kleeding 
zuUen  spreken,  waaibij  de  harmonische  verbinding  tusschen  machine- en 
handwerk  tot  stand  zal  komen  en  gebruik  is  gemaakt  van  voorschriften  door 
hygienisten  en  niedici  te  geven  omtrenl  grondstoffcn  en  constiuctie. 

Algemeene  ontwikkeling,  ontworsteiing  en  vrijniaking  van  conventie  en 
slenr,  niaar  tevens  inmenging  van  al  degenen,  die  door  positie  en  capaciteit 
daarvoor  zijn  aangewezen,  zullen  verbetering  kunnen  brengen. 


SiiiiliMiurl. 


H.  Ellens. 


192 


KUNSTBERICHTEN 


(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RR  ES  PO  N  D  E  NTEN) 


UIT   AMSTERDAM   ^: 

.i;NT()()NSTi:LLIN(i  HAS- 
I'KliT  MIJ  VAN  (;()(■  1 1 
/-^  Deccnliiig-tiMitooii- 
slelliii^^en  vermenit;viil- 
<li}4C'n  zich.  Hcl  blijkt 
ci-litcr  (le  vraiifi  of'zij  lict 
wc'ik  van  een  {{Ctjeven 
scliildc'i  l)c'U'i-  <)|)  zijn  werkelijkc  waaide 
kuiincMi  (locn  scliallcn.  Kr  is  voor  en  lct>cn. 
V66r,  oni<lal  dc  aandnclit  zicli  in  volkonicnc 
afgelrokkenlieid  aan  cen  l)e|)aal(lc  kiinsl- 
uitin<5  kan  }^evcn  ;  tej^en,  wijl  een  onijieviiif^ 
van  ondcrsc'lieideniieid  don  kijk  op  de  kwa- 
liteiten  door  voorldui'iMidc  vert;elijkin}4  aan- 
sclierpt.  Toch  kan  dit  be/.waar  liel  voordcel 
van  ceil  rusli<<e  onal'j^eli'ide  l)eschou\vin<4 
niel  ovcriieeisciicn,  f^eloofik;  en  /cker  /.ijn 
ilcze  ecnlin}5-tenloonslellin<^en  l)cliaj,'eiijker 
oni  le  zicn  dan  die  nicl  een  overnialifi  hont- 
klcuri^  alierliandcn. 

Uuilcn  alle  zienswijzen  oni.  over  do  be- 
leckenis  van  Haslert  in  iicl  {{evol><  der  voor- 
niannen  van  liel  inipressionnisnie,  kan  jjezej^d 
\voi-(ien  dat  /.ijn  \vei-k  zeer  syni|)alliiek  is. 
Ilieruit  vail  reeds  le  i)esluilen  dal  iiel  een  he- 
dnidende  kanl  iieet't.  liel  lieefl  de  aanlrekke- 
lijklieid  van  allesponlane  daad,  met  kisl  on- 
dernonien  en  in  cen  reclilslreeksehc  hewc- 
fjinU  van  dranji  volvoerd.  Wat  liij  hecfl 
voorlfjcbraclil  vornil  wcl  niel  cen  hool'dbe- 
slanddeel  van  hot  nioniinicnl,  dal  uil  de 
kiinslbcwcuint^in  de  Iweede  lieltl  der  I!)'ccu\v 
voor  liel  na^eslai'bl  /.al  blijven,  niaar  zijn 
werk  zai  er  locli  cen  passend  versicrsci  van 
blijken.  Ilij  liooil  lol  de  klciiiseliilders  van 
den  benl,  die  reeds  als  roenirijk  in  de  kunsl- 
Kcschiedcnis  slaat  op{<csclircven,  Ki'''j'*  ""^ 


I'ofiyenbeck,  mcl  wien  liij  naar  l  uitcrlijk 
inerkbare  Irckken  van  ■jelijkenis  hecft.  Tocli 
is  de  geaardlieid  van  beide  landseiiaiiscliil- 
ders  verscliillend  ^ennancccrd.  Haslert's  kijk 
op  de  veleiiei  schilderaelili>4lie<len  der  hol- 
landscbeslreken  liecl'l  niecrliel  onbcvaiigcnc 
van  harlelijke  gesteindlicid,  zijn  uiling  is 
ook  f^ullcr.  Hij  is  ineer  de  builennian  met 
liel  inipressionnabele  geniocd  van  een 
schildcr  ;  Poggcnbcek  bcloont  zich  meer 
de  schildcr,  die  zijn  inipressic's  wcet  le 
verweiken  in  kunslige  nilbeelding. 

Wanl,  't  nioet  gczegd,  hcl  wcik  van 
dezen  is  verder,  gekuisclilcr  van  vorm,  ook 
gedistingeerder  van  bonding.  Uij  desliidic's, 
die  zij  gczanienllijk  in  licl  builenland  scliil- 
derden,  is  er  niisscbien  nog  bet  nicesl  tocna- 
dering  van  geest.  —  als  Iwee  landgenoolcii. 
die  bij  ecu  onlinoeling.  In  den  vrcenide. 
Ac\\  nanwer  aaneenshiilcn.  Uasterl  licert  uil 
Vcnelie  (dit,  van  leekeniiig  sclierp  gernar- 
keerd  en  van  klcui- zeer  kracbtig-beldcr,  als 
in  wcdijver  met  (^analelloj  Ciueines.  Inns- 
briick,  Vetbucil,  sludic's  en  schilderijljes 
meegebraeht,  die  alszoovclc  lijne,  pelillantc 
slukjcs  van  Poggenbcek.  jiiltig  van  cxpressic, 
zuivci-  en  gaal'  van  volvocring  zijn.  Ze  zijn 
kcnnelijk  van  ecu  bollandscben  schildcr,  en 
toch,  naast  zijn  bollandsche  landschap|)en 
vanarwijkenden  kleuraard.ln  liaslei  Is  lalerc 
werken  is  er  Irachlen  naar  verlljning  le 
bespeuicn  ;  hIj  zockl  in  de  composilie  der 
landscbappen  groolscher  lijnenslel.  in  de 
kleur  vercdeling.  I  Slaat  le  bezien  of  dit 
keerpuiil  in  zijn  onlwikkeling  werkelijkcn 
voornitgaiig  zal  bcteekcnen.  Dit  wel  niel 
maclitig,  iiiaar  zeer  rcchtgeainil  schiiders- 
talcnl  zal  in  verbreeding  van  beweging,  loch 
bebben  le  onderhouden  wat  zijn  voorname 


KUNSTBERICHTEN 


UIT  A  MSI  HR  DAM 


drijfUracht  uitiiiankl  :  wariiUe  van  opvat- 
ting,  oiibevaiigeiilieid  van  uitiiig. 

TENTOONSTKLLIXG  THOLEX  BIJ  VOS- 
KUYL  A^^  Hel  is  jammer  dat  Tholen  hier 
geen  enkel  zijiier  |)ortretten  haii.  t  Had  van 
den  tegenwoordigenstaalzijnerontwikkeling 
meer  in  ganschen  omvang  getuigenis  gege- 
ven.  Tholen  is  een  zeei  kundig  sctiilder  ;  dil 
lijkt  me  in  koite  woorden  nog  de  beste 
kwalificalie.  Zijn  werk  is  teclinisch  van  uit- 
nemende  correclheid.  Hij  lieeft,  zooals  men 
dat  vroeger  noemde,  zijn  palet  onder  de 
knie.  Het  is  scliilderen  op  een  vast  bestuurde 
maat,  met  alge|)aste  toelsen  die  alien  hun 
bestemming  raken.  Maar  de  uilvoerende 
hand,  zoo,  zeker  gericht,  is  toch  lenig  van 
beweging  geeft  een  vloeieiiden  gang  aan  de 
geordendc  t'actuur.  Daar  is  de  hand  van  een 
schilder,  onmiskenbaar,  maar  het  streven 
naar  behecrsching  bij  dezen  uit  de  school 
van  het  impressionnisme,  is  tc  beslist  in  het 
spoor  geleid  van  stelselmaligheid.  Het  is  te 
zeer  taktiek  die  op  de  zijde  ligt  van  overwo- 
genheid.  Achter  deze  welbewnstheid  van 
praktijk  is  er  geen  geest  die  zicli  uitzel,  niel 
de  drang  van  schoonlieidszin,  die  allijd 
nieuwe  verzadiging  zoekt.  Dan  zoii  de  haiid- 
beweging  niet  zijn,  zonder  ooit  een  tastend 
gebaar.  I^e  klaarheid  van  kleur  doet  gewaar- 
worden  de  smeurlooslieid  der  gebezigde 
verwen,  aangebracht  op  een  ongeschonden 
doek.  De  kleur  heeft  weinig  lichaam,  een 
bezwaar  dat  ook  tegen  vroeger  werk  van 
Tholen  is  aan  te  brengen.  Het  is  wel  waar 
dat  dit  expositiezaaltje  aan  de  werkingvan 
scliiidcrijen  niet  zeer  gunstig  is.  Maar  toch, 
mochten  sommige  van  deze  32  werken  in  be- 
ter  licht,  voordeeliger  doen,  over  het  gelieel, 
geloof  ik  wel,  dat  ik  de  hiervoorgaande 
bemerkingen  zon  blijven  handhaven. 

5^ «^^ 5«^  5^  ««^  5^  >«^ ^  5«^  ?«^ 
TKNTOOXSTHLLING  MEVR.  THERESK 
VAX  DUYL-SCHWARTZE  BIJ  BUFFA  /C». 
De  tentoonstelling  van  een  nog  al  luim 
aantal  werken  dezer  gevierde  schilderes 
was  ons  zeer  welkom,  wijl  daardoor  de  nog 
al  dobberende  meeningenoverhaar  elegante 
kunst  zich  tot  een  vaster  dclinilie  konden 
zeltcn.  Ik  zei    elders,  dal  hier  de    waarde 


zicli  bcpaalt  tot  voldoening  van  den  kunst- 
sniaak  in  een  locaal  kunstkringetje,  maar 
zal  vergaan  met  den  Tijd.  Er  valt  ontegen- 
zeggelijk  bij  deze  portretten  te  wijzen  op 
kwaliteiten  van  vaardigheid  die  wel  zoo 
weiiug  algemeen  zijn,  dat  Therese  Schwarize 
een  niel  te  negeeren  verschijning  uit  het 
tegenwoordige  geslacht  is.  Maar  dan  dienl 
met  nadruk  gezegd,  dat  die  kwalileilen  aan 
<le  oppervlakle  gelegen  zijn,  minder  het 
werkelijk  wezen,  dan  de  beoefening  van 
kunst  raken.  Ze  vertoonen  hel  gracieuse  spel 
van  een  niet  alledaagsche  virtuosileit  waar- 
bij  echleralle  doorwiochtlieid  van  zin  verre 
is.  Xiemand  zal  loch,  hij  moge  dan  onder 
bekoring  zijn  van  deze  levendige,  klaie 
voordrachl,  bcweren  dat  in  de  portretten 
van  Therese  Schwartze  ernstig  s|)rake  knn 
wezen  van  kaiakleronlleding,  of  dat  de  stijl 
waarin  bonding  der  persoons-beeltenisscn 
i)innen  een  afgesloten  kader,  zijn  opgeval, 
veel  meer  anders  is  dan  eene  smaakvolle 
mise-en-scene.  Therese  Schwartze  als  por- 
Irelschilderes,  geeft  alleen  van  den  uiterlijk 
wnarneembaren  kant,  de  ondersclieiden 
varianten  van  het  nienscbengelaat  uit  zoo- 
vcle  typen  die  voor  haar  poseerden,  en  zij 
doscht  de  herkenbaarheid  op  zijn  behage- 
lijkst  uit.  en  werkelijk  niet  onbekwaam.  Ze 
beschikl  daartoe  over  een  vlottende  pittig 
vecrende  schildermanier,  eigen  aan  tee- 
dere  vrouwenvingers,  die  nog  "t  voordee- 
ligsl  zicli  roeren  in  de  behandeling  van  het 
coquelte,  luchlige  paslel-procede  en  het 
weelderigsl  resullaat  bereiken  in  kinder- 
portrellen  —  jongejufrrou\ven,joiigeheeren, 
wel  te  verstaan.  Haar  techniek  heeft  beko- 
ringen  ;  zij  vleit  de  kleuren  smakelijk,  sonis 
sentimenleel-leeder  aaneen,  streelt  met  nial- 
sche  toetsjes,  de  overgaugen  tot  een  aan- 
lokkend  modele,  maart  is  in  zoover  slechls 
uitdrukking  van  realiteit,  dat  de  vleesch- 
subslantie  allijd  zweemt  naar  de  kneedbaie 
stoffelijkheid  van  was  of  zeep.  Onder  het 
behagelijke  oppervlak  is  geen  slrucluur;  de 
welvingen  van  hel  vleesch,  de  gespannen- 
heid  der  huid  laten  niet  naar  een  beenderen- 
stel  daaronder  raden;  ook  hij  de  klecren, 
hoe  sierlijk  en  warmkleurig  verschillende 
stoll'en  al  eens  geschilderd  werden,  is  slechls 
gering  de   omhulling   van   een    lichaam    le 


194 


Ki'xsriiEHicHrKX  —  rir  amsthhdam  —  rn  .wTWKiiruN 


hekriiiuMi.  Op  viillcnd  is  uok  l>ij  idle  pur- 
Irellcii.  I  zij  van  ecu  man  of  cen  vrouw, 
con  volwasseiic  of  eon  kind,  de  ovcrecn- 
koinsl  in  bchandolin^  on  in  kloiirwe/.en.  Do 
uitbool(lin(<  liccfl  jjcon  eif<onscliappon  van 
plastiok,  nocli  (Iraagl  do  lypooriii}4  hij  de 
iiniividuoolc  <)n<icrsciioidcnlioid  coni{{  psy- 
;4oloHiscli  konnierk.  Hot  talent  van  Thorose 
Sclnvartzo  steekt  in  do  vaardi^lieid  oni  eon 
portretsluk  sniakolijk  op  to  tooien,  \vcl<^c- 
vallif^  aaii  eon  wcioldscheii  kunstzin;  niaar 
doze  kwalilciten  kunnen  loch  niet  bevrcdi- 
Hinn  geven  aan  wie  in  eon  kunstuitin^  dc 
oritnujotinij  zoekl  van  wal  haai-  alloen  van 
diirendo  beteokcnis  kan  doon  zijn.         \V   S. 

^ «^  ^  ^  «'$«^«%'  «•'$ ^"^^  ^ 

DD    UIT  ANTWERPEN      a 

TKNTOONSTKLLINC.  HICflAHl)  HASi:- 
I.KKM  >/.A.\l.  FOIiST  >VAN  24  Ki:UHUAIU 
lOT  I  MAAHT  11107 


t  ^■^^^^^B      I'li'^xo 'i'l^Ldoer  hail  lot 

9  ^U^^TlJ^R        "^'  '"*^  '^'J'^  onderwi  r- 

^R^^I^^^r        '"''"  ^'""i°<''  $4ozocht  aan 

?  H^^WW'^       <'^'     lii-iiedon-Scholde  ; 

9|W^^|^1^       hij    was,    oni     zoo    te 

^^^^llg^il      ze^<>en,    de    eerslo    in 

(inzo    schildcrswcrold,    die   de   schoonheid 

van  die  wijde  vlakle  «  onldekl  »   lieeli,   die 

de  poczie  {jevoold   hoeft    van   don   inaohtig 

breeden  slrooni,  ilic  in  onlzaf^lijko  bochton 

zijn  trocbolo  waleron  voorlstuwl  van  Aiil- 

werpen  tot  aan  de  zee... 

Trooslelooze  ccnzaandioid  luorscht  oni 
zijn  lage,  verdcr-  on  vordoi-  uilwijkondo 
oevers;  te  naiiwor  nood  ziot  men  hior  on 
daar  no}^  hot  work  van  nienschonliandon  : 
een  rood  dakjo,  tiitstokond  bovcn  eon  dijk, 
of  eon  visschersloop  die  over  t  water  zcill. 
l-ln  weldra  ziot  nion  niols  moor  als  water  cii 
liicht  en  een  stroopjo  land  in  do  verlo,  on  do 
oinnotolijko  zandpiaton,  dio  als  j<rilligo 
land-lornialios  uit  hot  ebbendo  water  le 
voorsohijn  konien.  Men  lecft  hier  alloen  met 
zichzelfcii  met  een  natnur,  die  ons  in  haar 
groolschen  ecnvoud  aan  oertijdon  doel 
denken.  Z66  moot  do  woreld  cr  hobben  nit- 
}{czien,  toon  do  watorcn  van  den  Zondvlood 
wcKlrokkon,  on  eon  niouw  levon  bo'jon  le 
onlkiemon.... 


n  Dankbaro  "  ondoiworpon  vindt  men  hier 
zokor  niet  ;  —  eon  horizontstreep  fseeft  soms 
de  heolo  teekonin{{  van  een  sehilderij  :  al  de 
rest  is  kleni-,  toon,  tint,  in  tcedeie,  soms 
omiaspeurbare  nuanceering,  die  alleen  een 
f^eocfcnd  oof^  weet  to  valteri,  on  eon  •>coe- 
I'ondo  hand  wool  vast  te  houden. 

Maar  ook  dal  is  niet  {^enoej;.  Want  oen 
subliolc  en  j4ctrouwo  afbeelding  van  zoo'n 
desolate  watcrvlakte,  of  zoo'n  schaarsch 
begroeid  ooverstrand,  zou  ons  nog  niet  veel 
zcggen.  wannecr  de  schilder  daarbij  niet 
icla  (ji'i'oekl  had  —  wanneer  er  geen  emotie 
golecfd  had  in  zijn  hart,  wanneer  er  gcon 
weemocd  of  vreugde  gestraald  had  in  zijn 
oog.... 

In  zijn  inipiessies  van  de  Monoden-Schelde 
lioofi  Haseloer  gotoond  te  zijn  een  schilder 
en  eon  dichler  tevens  —  goddank  niet  een 
schilder  mot  litoraire  pi-etontios,  —  maar 
eon  schilder  die  uoelt,  zooals  iedcr  waar- 
aclitig  kunstenaar  voelen  moot,  onverschil- 
lig  of  zijn  knnst  in  woorden  en  klankon,  of 
in  klonron  lot  ons  spreokt.  . 

In  don  laatsten  tijd  is  hij  nu  ook  elders 
aan  1  work  geweest ;  vooroorsl  in  Nieuw- 
jjoort,  en  vervolgens  to  KalwijkaZ.  Zijn 
talent  evolueerl;  van  de  nog  wat  onzekere, 
fragmentaire studies  van  do  Schcldoboorden 
is  hij  gokomon  lot  com|)leoler  on  meer  vol- 
diagon  schcppingen.  De  oertijds  schaarschc 
liguren  nomen  allengs  een  belaiigrijkor 
plaats  in  ;  zijn  conipositie  wordl  vaster, 
solicder  in  de  lijst  gezol;  met  meer  bewust- 
heid,  met  een  zekerdor  doel  voor  oogen, 
zookt  hij  zijn  ondorwerpon,  er  niet  meer 
zoozocr'  op  uit  zijndo  om  i.  documonten  »  te 
vcrzamelon,  dan  oni  zich  to  hovi^ii  in  dotini- 
tiovor  work. 

Hij  (le  verandering  van  milieu  heefl  hij 
niots  van  zijn  norspronkelijkheid  verloroii. 
Tooh  lag  daarin  een  gevaar:  wij  zijn  erg 
gewoon  geraakt  om  het  Ilollandsche  strand 
te  zien  met  hot  oog  van  llaagsche  schilders. 
die  Basoleer  trouwens  good  kont  en  waar- 
deei-t.  Maar  li'ols  doze  invloeden  is  hij  zicli- 
zelf  gebleven,  goluige  o.  a.  liet  Katwijksche 
SIrtiml.  voor  ons  hot  aanlrekkolijksto  sluk 
van  doze  tentoouslolling.  Haseloer  lioofl  zich 
pas  na  ernstige  voorberciding  op  vroemd 
gebicd  gewaagd.  Hij  schijnt  ons  thuns  toegc- 


195 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ANTWERPEN  —  UIT  BRUSSEL 


rustoin  tot  voUedige  uilheeldiiig  te  breiigen, 
wal  nog  onuilgesproken  in  hem  Icet't. 

U. 

^•5  ^  ^9i  ^  S^S  ^9i  ^9i  ^.  ^,»b  ^9i  ^ 

a  a  a   UIT    BRUSSEL   nan 

N  DKN  KUNSTKRING  > 
TKNTOONSTKLLING 
VAN  LUCIEN  WOLLES 
HN  EMIEL  CHARLET 
yC^  In  den  Kunslkriiig  is 
ilcn  licelcn  winter  lang 
een  onafgebroicen  denie 
van  sciiilderstulsken  en  teekeningeii  voorbij 
onze  oogen  liecngelrokken.  Alle  zeer  onder- 
scheidcii  werken  en  ook  wat  hun  verdicnste 
i)etreft  /eer  ongeiijk.  Ondei-  al  die  klcine 
salonnctjes  waren  er  ecliler  maar  weinig 
van  biiilengewoon  belang.  De  productie 
geschiedl  al  te  haaslig  en  dc  reclaniekooiis 
woedt  eiger  dan  ooit. 

Onder  dien  toevloed  van  nienschen  van 
bekwaamheid  en  menschen  van  talent,  maar 
een  talent,  .dat  als  een  liedjeszanger  langs 
de  straat  loopt  te  bedelen,  vornil  Lncien 
WoUes  een  waardige  uitzondering. 

Na  zich  een  langen  tijd  te  bebben  geiso- 
leerd,  zoo  lang  dat  we  hem  bijna  hadden 
vergeten,  treedt  hij  op  nieiiw  voor  't  licbt 
om  zich  ditmaal  als  een  groot  potrettist  te 
openbaren  en  dat  wel  in  bet  ondankbare 
genre,  dat  vrijwel  nil  de  mode  geraakt 
scbeen  :  bet  ])astcl.  En  werkelijk  in  dezen 
lijd  van  impressionisme  en  It'ichisme,  onder 
dezen  overslelpenden  overvloed,  dezen 
iiacbtmerriestroom  van  landscbappen,  is  t 
een  groote  verrassing  en  een  groot  geluk  om 
eenseen  knnsteiiaar  tegen  te  komen  die  zelfs 
"t  menschen  beeld  v^'eet  te  bebandelen  en 
zelfs  t  |)orlret,  die,  zich  niet  levreden 
stellend  met  een  oppervlakkige  observa- 
tic,  te  welen  een  sappige  en  pikante 
uilvoering  van  zijn  sujekl,  zich  eveneens 
weet  in  te  denken  in  't  karakter  van  de 
personen  die  hij  beschrijl't,  die  liun  geeste- 
lijk  deel  op  den  voorgrond  weet  te  doen 
treden  en  zich  aan  een  inderdaad  pic- 
lurale  zielestudie  wijdt.  De  pastelportrellen 
van  Lucien  Wolles  bebben  dan  ook  lerecbt 
sensatic  gemaakt  en  de  uilspraak  van  Mau- 
rice Sulzberger  is  alleszins  te  rechtvaardi- 


gen  dat  we,  sederl  den  lijd  van  den  grooten 
de  Winne,  in  ons  land  niet  zoo  n  portretlist 
bebben  gehad.  De  uilslekende  kritikus  van 
de  Eloile  bad  bier  vooral  een  prachtig  doek 
op  t  oog,  een  werk  zoo  vol  kinderliefde  als 
er  ooit  gewcest  is,  een  portrel,  in  olieverf, 
ditmaal,  naar  den  vader  van  den  artist. 

Maar  naar  mijn  bescbeiden  oordcel  waren 
zijn  paslels  nog  verrassender  bijna,  door 
hun  psychologischc  intensiteit,  zooals  men 
nauwlijks  bestaanbaar  zon  bebben  geacht 
bij  een  procede  dat  scbeen  te  zijn  bestemd 
om  als  in  een  droom,  teere,  uiterst  verfijnde 
en  aantrekkelijke  silhouettcn  weertegeven. 
Die  vrouwenkopjes,  zooals  die  door  Wolles 
werden  vcrtolkt,  bebben  bovendien,  buiten 
bun  schoonheid  en  gratie  nog  elk  bun 
eigenaardig  cachet  —  hun  eigen  persoonlijk- 
heid  —  dat  wal  Taine  heeft  genoemd  hun 
caraclere  essenliel.  Maar  't  is  vooral  in  de 
porlrelten  van  enkele  onzer  schrijvers,  dat 
Wolles  de  vaslheid  en  zekerheid  van  zijn 
lechniek,  gepaard  aan  de  uitersle  scherplc 
van  zijn  visie  heeft  getoond.  Zelden  maar 
zal  men  de  kunst  van  leekenen  en  schilde- 
ren  met  zulk  een  booge  mate  van  gedach- 
Icn  le:en  gepaard  bebben  zien  gaan.  De 
zoo  even  aangehaalde  criticus  heeft  o.  a. 
van  deze  porlrelten  gezegd  :  a  On  ne  fixera 
pas  avec  une  plus  significative  perspi- 
cacilele  masque  visionnaire  du  poete  Ver- 
haeren,  I'etonnanle  ressemblance  de  Caniille 
Lemonnier,  le  sourire  ainiablement  mephis- 
lophelique  de  M.  Theo  Hannon,  la  tele  de 
M.  Albert  Giraud,  toute  pcnelree  de  luniiere 
el  d'intelleclualile,  le  trois-quarts  si  caracte- 
rislique  de  M.  Georges  Eekboud,  un  dessin 
qui  synthelise  toute  I'acre  eloquence  de  ce 
livre  extraordinaire  :  I'Aiilre  Viic  »  Zooveel 
porlrelten, zooveel  verschillende  wijzen  van 
bebandeling  !  Wolles  heeft  voor  elk  zijner 
modellen  een  schilderwijze  gevonden,  die 
bij  't  karakter  past.  Dit  gezicbt,  dit  masker 
liever,  is  doorgravcn  en  doorwoeld,  als  had 
de  kunslenaar  Lavaler  concurrentie  willen 
aandoen  en  terwijl  hij  zich  van  potlood  en 
krijt  als  van  een  ontleedmes  bedienl,  spanl 
bij  zich  in  om  tot  in  de  innigste  liersenge- 
heimen  van  zijn  sujekt,  ik  had  bijna  gezegd 
van  zijn  patient  door  le  dringen.  Bij  anderen, 
bij   Verhaeren   en   Hannon  bijv.  :  heeft  hij 


196 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  BRUSSEL 


Me  interest  in  den  blik  {{ec-oncenlrcerd  en 
onwiilekcurit;  (le  sciicrpc  kraclit  der  IrckkiMi 
\v;il  vi'izaclit.  Dil  is  iiiderduad  groolc  kunsi, 
die  Wolli's  met  een  slag  aan  dc  spils  oii/.er 
porlrclscliiidcrs  ge/et  iieefl. 

Tegclijkcriieid  cxposeerde  Eniicl  (^liailel, 
in  een  andcrc  /.aal,  een  respt-ktahcl  contin- 
gent ziclilenen  tooiicelen,  die  liij  nil  Zeelaiid 
en  Gelderlajid  had  nieegebraclit.  Alle  van 
een  uilerst  aantrekkelijk  en  aangenaani 
luniinisnie,  waarondcr  cnkele  l)oven  dc 
waarde  van  eenvouilige  en  ctlinogiafischc 
dokuinentengaan.Zoo  l)ijv.  zijn  Oude Zvcinan 
die  liij  in  een  heel  niooi,  iieel  breed  geschil- 
derd  landscliap  iieeft  ge/et.  Als  gcheel  l)e- 
scliouwd,  vertoont  t  veel  /a/re  en  lenigc 
knapheid.  Wellicht  spelen  de  kleeren  of  laal 
ik  liever  zeggen  het  accoutrement  een  al  te 
grootc  rol  in  deze  stukken.  1-j-  is  hier  een 
/cker  luisbruik  niaken  van  het  scliilderach- 
tige,  dc  (iguren  hebben  nieer  van  nianne- 
kijncn  dan  van  echte  nienschen;  met  andcrc 
woorden,  de  heer  Charlel  beschrijl't  ons  l 
landscliap,  maar  zegt  ons  weinig  van  de 
ziel  en  't  hart  van  de  slreek,  die  liij  bezocht. 
Ilij  loont  ons  nict  voldoende  de  menschen 
onder  bun  kleeren  en  bijv.  op  zijn  lieynije- 


nix  in  (ielderlaiid  trekt  l  hoofddckscl  in 
kacbelpijp-vorm  van  deze  goeie  laridbewo- 
ners  zoozecr  ons  oog,  dal  men  alle  nieelij- 
dend-meegevocl  met  den  rouw  dczer  biaven 
verliest.  Voeg  hier  nog  bij  dal  deze  toonee- 
len,  hun  allerccnvoudigstc  portee  in  aannier- 
king  genonien,  vaak  al  te  grool  van  rormaal 
bciiandeld  zijn.  Om  kort  te  gaan,  ik  zie  cr 
volstrckl  geen  kwaad  in  dat  men  ons  natio- 
nale  kleederdrachtcii  toont,  maar  op  voor- 
waaide  dat  deze  klccderdracliten  deel  uit 
maken  met  de  vooi-gesteldc  persoon,  in  zulk 
een  mate  dat  ze  als  aan  dc  huid  zijn  vastge- 
groeid,  zooals  t  vel  aan  een  wild  dier  of  de 
vachtaan  de  llanken  van  een  paard.  Natio- 
nale  kleederdrachtcii,  zoo  bizar  en  grotesk 
als  men  wil,  maar  <laji  met  de  inboorlingen 
des  lands  een  integrecrend  deel  uitmakcnd, 
zooals  bijv.  t  geval  is  met  die  altijd  aan- 
trekkelijke  en  soms  tot  in  't  pathetische 
oiitroereiide  akwarellen,  waarin  Xavier 
Melleiy  ons  de  eilanders  van  Markcn  heefl 
voorgesteld.  Maar  tot  geen  prijs  mag  plaat- 
selijke  kleur  gaan  voor  algemeen  men- 
schcnbclang,  zonder  welke  noch  schilder-, 
nocli  Ictlcrkunsl  dcnkbaar  zijn. 

C.   H. 


107 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


GERARD  DAVID  UND  SEINE  SCHULE 
VON  EBERHARD  FREIHERR  VON  BODEN- 
HADSEN  JS*  MUNCHEN  1905  y^  VERLAGS- 
ANSTALT  F.  BRUCKMANN  A  -G.  >  xii  +^ 
238  biz.  in  4°  met  platen  in  eii  buiteii  den 
tekst.  Prijs  :  40  Mk 


1 1  voEBiGE,  voUedige  mo- 
nografieen  over  priini- 
lieve  Vlaamsche  nices- 
ters  zijn  zeldzaam,  of 
juisler  gezegd  :  ze  ont- 
breken  lot  nog  toe  ge- 
heel.  Want  al  werd  er  nu  en  dan  eens  een 
deeltje  van  een  monografieen-reeks  gewijd 
aan  Memlinc,  aan  Van  Ex'ck  —  of  al  scliar- 
relde  de  een  of  andere  uitgever,  afgaande 
op  verouderde  attributies,  wel  eens  wat 
prentjes  bijeen,  die  dan  onder  een  klinken- 
den  naam  de  wereld  werden  ingezonden, — 
zoekt  men  nog  steeds  te  vergeefs  een  boek, 
waarin  een  onzer  oude  Vlamingen  op  waar- 
lijk  «ersch6pfende»  wijze  behandeld  wordt. 
En  hiervoor  bestaat  meer  dan  een  reden. 
Andere  meesters,  andere  tijdvakken  werden 
sedert  lang  met  voorliefde  bestudeerd  ; 
talrijke  documenten  stonden  den  kunsthis- 
toricus  daarbij  ten  dienste.  Met  onze  vroege 
Nedeiiandsche  kunst  was  het  helaas  heel 
anders  gesleld ;  naast  een  bijna  volslagen 
gebrek  aan  betroiiwbare  bronnen,  legde 
men  ,tot  voor  een  goede  vijf-en-twintig  jaren, 
een  vrij  algemeene  verachting  voor  hunne 
werken  aan  den  dag.  Met  een  half  dozijn 
namen  bestempelde  men  een  beetje  op  goed 
geluk  alle  «  gotliieke)>  schilderijen.  En  eerst 
in  de  allerlaatste  jaren  lieeft  de  kunstge- 
schiedenis  op  dit  gebied  eenige  jiositieve 
resultaten  verkregen.... 

Pas  nu  bcgint  liet  niogelijk  te  wordeii.  om 
de  artistiekc   pei-soonlijkheid   van  soinniige 


Nederlandsche  <■  Primitieven »  met  eenige 
zekerheid  te  omschrijven  —  hoe  talrijk  de 
gapingen  in  onze  kennis  nog  steeds  moeten 
blijven  —  en  het  is  wel  eigenaardig  dat 
Geeraard  David,  wiens  naam  voor  veertig 
jaar  nog  volkomen  onbekend  was,  juist  de 
ineester  is,  aan  wien  het  eerste  monumen- 
tale  boek  werd  gewijd. 

Want  monumentaal  is  deze  uilgave  in 
ieder  opzicht,  zoowel  door  haar  onbekrom- 
pen  uitvoering  :  royaal  formaat,  overvloe- 
dige  en  goed  verzorgde  illuslratic,  als  door 
haar  uitgebreiden,   veelonivattenden   tekst. 

Aan  ons  Vlamingen,  Nederlanders,  komt 
een  deel  toe  van  de  eer,  aan  onzen  land- 
genoot  door  dit  prachtwerk  bewezen.  Wij 
mogen  het  dankbaar  aanvaarden,  als  een 
hulde  aan  een  onzer  groote  kunstenaars 
gebracht.  En  het  is  geen  toeval  dat  het  uil 
Duitschland  komt_  Meer  dan  eenige  andere 
natie  hebben  de  Duitschers  er  toe  bijge- 
dragen,  om  licht  te  verspreiden  op  onze 
kunstgeschiedenis  der  xv«  en  xvi«  eeuw, 
aan  hun  scherpzinnigheid,  hun  onvermoei- 
bare  vlijt  is  het  voor  een  groot  deel  te 
danken,  dat  een  boek  als  het  voorliggende 
tlians  kon  geschreven  worden. 

Freiherr  von  Bodenhausen  heeft  zijn 
oiulerwerp  zeer  breed  opgevat  ,•  hij  heeft 
het  van  alle  zijden,  onder  alle  opzichten 
beschouwd,  en  niet  enkel  den  meester  op 
zich  zelf  behandeld,  maar  ook  zijn  omge- 
ving,  zijn  voorgangers,  zijn  tijdgenooten, 
zijn  navolgers.  Hij  heeft  ons  een  brok 
kunstgeschiedenis  gegeven,  dat  ver  heen- 
reikt  over  de  grenzen  van  een  gewone 
levensbeschrijving,  en  dat  een  waar  hand- 
l)oek  voor  de  kennis  van  het  Nederlandsche 
kunslleven  in  Geeraard  David's  tijd  zal 
blijven. 

In  twee  hoolddeeleii  is  het  work  gcsplitst ; 


liOEKEX  ct  TUDSCHIilFTEN 


liet  cerslo  liaiidi-lt  over  dcii  inccslcr  en  xijii 
kuiist,  en  oinvat  /cs  liuuldstukken  :  Leven 
rii  Onujeoimi.  Oiilivikki'liiii/  der  Kuiistciutiirs- 
licrsmtnUjkheid.  (If  ijefslelijke  inhund  der 
I'oorslclliiiiini.  dv  Teckeinmj,  de  Kletir,  hel 
Lichl.  Ilcl  Iwfcde  {icdeelte  is  een  berede- 
ncerdc  cataloj^us  der  werken,  vooreersl  van 
den  niceslcr  zelf,  en  vervolgens  van  zijnc 
navolf^crs.  Dil  Iweede  {^edeelte  is  naliuirlijU 
van  liel  ineest  directe,  i)raelisclie  l)clany; 
de  vernielding  en  fjroepeerinf^  der  werken 
is  lie  spil,  waaroni  icdere  kiinstenaarsniono- 
gralie  draait.  Zil  daaraan  iels  niet  in  den 
liaak,  dan  loopt  ook  al  het  overige  gevaar 
om  te  veront'elukken.  Bodenliausen  gecft 
ons  hier  dadclijk  hot  gevocl,  van  /.ijn  stof 
volkonien  le  belieersclien,  van  le  bescliikken 
over  een  zckere,  veelomvallende  kennis, 
een  {jeocfend,  schcrp/.iend  oog  en  niet  falend 
oordcel.  Ik  geloof  nicl  dat  er  veel  aan  de 
door  iieni  aangenonicn  attribnties,  aan  zijn 
ran<;scliikkinf5  der  vermelde  werken,  zal  le 
torneii  valien.  Fmi  al  spreekl  bel  vanzelfdal 
nieuwc  onderzoekinj^en,  nieuwe  studies  zijn 
werk  gaandeweg  zullen  coin|)letecren,  zal 
het  nicttcmin  een  vaslen  grondslag,  een 
betrouwbaren  leiddraad  blijven,  voor  al  wie 
zich  verder  met  de  studie  van  Geeraard 
David  en  zijn  school  wil  bezig  houdcn. 

Het  eerste  geilcelte  van  het  boek  beval 
zooals  we  hooger  zeiden,  een  biogralie  en 
algenieene  bescbouwingen  over  den  mecsler 
en  zijn  kunsl.  l-^n  dit  is  wel  het  nieesl  eigen- 
aardige  gedeelte  van  het  boek,  dal  den 
hoogsten  dunk  geet't  van  den  sniaak,  liel 
critisch  vcrniogen,  de  zeggingskrai-ht  van 
den  sclirijver. 

Missehicn  niogen  ons,  positieve  N'eder- 
landers,  deze  bescbouwingen  sonis  wat  hoog 
van  vlucht  schijnen.  ICen  Diiitscher  is  van 
nature  ineer  fylosotisch  aangelegd;  hij  houdl 
van  bespiegclingen.  vergelijkingen,  uitwij- 
dingen  in  bet  rijk  van  't  bovenzinnelijke. 
Wij  zien  iedcr  ding  nieer  op  zichzelt,  niet  bet 
nuchtere  oog  der  werkelijkhcid,  en  het  kan 
onsccnige  niocite  kosten  om  onzen  gcest  tot 
ecu  hooger  plan  op  to  voeren,  vanwaar  we 
do  dingen  in  bun  oiiderling  verband,  in  hun 
relatieve  beteekenis  aanscbouwen. 

Maar  juist  onidat  Uodenbausen  zijn  oiider- 
werp  ook  van  de  «  goestclijke  »  zijde  becll 


aangevat,  is  zijn  werk  vollcdiger  geworden, 
en  geel't  in  dien  zin  ook  nuttigc  wenken  voor 
hen,  die  zich  aan  de  grondige  behandeling 
van  een  Ncdeiiandsch  meester  zoudeii  willeii 
wagen.  In  menig  ojizicht  tronwens  kan  (ht 
werk  tot  standaard  dienen  voor  een  vollc- 
dige  studie  over  een  kunstenaar. 

De  plaatsruimtc  laat  ons  niet  toe  om  in 
ecu  verdcre  analyse  van  dit  boek  le  tre<len. 
of  om  de  resultalen  te  ver-melden,  die  dc 
sclirijver  verkregen  heelt. 

Hij  den  overvlocd  der  stof  ware  dit  trou- 
wens  een  onbegonnen  werk,  en  wij  kunncn 
niet  beter  doen  dan  onze  Iczers  hel  boek 
met  aandrang  aan  le  bevclen. 

Wij  zullen  er  alleen  nog  oj)  wijzen,  dat  de 
figuur  van  (lecraard  David  er  ontegenspre- 
kelijk  door  gegroeid  is.  De  scbrijver  houdl 
zich  ver  van  blinde  opbemelarij;  maar  idler 
waarachlig  kunstenaar  gaat  men  hooger 
scbalten  naarmate  men  hem  beter  leert 
kennen  en  diepcr  doordringl  lot  zijn  innigstc 
wezen. 

De  boogere  waardeering  die  a  onzen  » 
Geeraard  David  van  nu  al'zeker  zal  genieten, 
bebben  wij  aan  Freiherr  von  Bodenliausen 
te  danken. 

^9i%9>^^  ^9i  ^9i^9i^^9i  cg,fb  ^#i  i^ 

KUXSTLKXIKON  >  KIN  IIANDULCII  1-LH 

kunsti.i:k  UNI) kl:nsti-iu;lndi-;  y  von 

WILHKLM  SPKMANN  >  HKULIN  A:  STUTT- 
GART >  VHMLAG  VON  \V.  Sl'KMANN  Jt 
1905  >  1054  biz.  kl.  in-8",  geillustr.  Mk.  12.50. 

Kew  practisch  handboek.  dat  vlugen  zaak- 
rijk  antwooi-d  geefl  op  de  duizend  vragen, 
wclke  zich  ieder  oogenblik  voordoen  aan 
ieder,  die  zich  met  kuiistgeschiedenis  bc- 
zighoudt.  Meer  uitgebreide  Icxika  of  spe- 
ciale  werken  heelt  men  niet  steeds  bij 
de  hand  en  ze  geven  soms  ook  nicer  dan 
men  zoo  lerloops  noodig  lieeft;  lieele  blad- 
zijden  heefl  men  dan  te  lezen,  eci'  men  de 
datum,  de  naani,  de  aanwijzing  gevondcn 
lieeft,  die  men  zocht....  Spemann  s  Kimsl- 
lexikon  geelt  steeds  dadelijk  bet  gewcnschte 
antwoord,  nilvoeriger  beban<leling  aan 
anderen  overlalend. 

De  gegcven  anlwoor<len  zijn  in  den  regel 
(Ian  ook  betrouwbaar.  Ken  aantal  deskun- 
digcn,    die    aan  de    uitgavc    bebben    mede- 


199 


BOEKEN  cfc  TLJDSCHRIFTEN 

gcwerkt,  zijn  er  borg  voor.  Toch  staal  hel 
handboek  niel  in  alle  ondenleelen  op  dc- 
zelfde  hoogte. 

Zoo  is  hel  ons  h.  v.    iiicl  duidelijk,   naar 
welk  plan  de  modern  Belgische  kunstenaars 
warden    behandcld.    Nanien     als   Ferd.  de 
Braekeleer,  Evcnepoel,  van  Hove,  Khnopff, 
Laermans,    Leempoels,     G.    Minne,    Henry 
van  de  Velde  (deze  laatsle  zelfs  tweeniaal, 
eens  onder  Va;i  en  eens  ondev  Velde),  vinden 
we  er  vermeld.   Uitslekend  !  Maar  waarom 
onlbreken  dan   namen  als  van  Aise,  Artan, 
Baron,  van   Beers,  Boulengcr,  Hendrik  de 
Braekeleer,  Fourmois,  de  Lalaing,  Foelaerl, 
Rosseels,   Struys,  Th.  Verstraete,  Verwee, 
de  Vigne,  deWinne,  van  Ysendyck,  enz.?En 
wat  dan  over  de  vcrmclde  artiesten  gezegd 
wordt,  is  sonis  nogal  kras.  Ziehier  b.  v.  bet 
heele  artikel   over  Leys  (7  regels;   Khnopll' 
krijgt    er    14 1)    :    «  belg,    Genremaler   und 
»  Radierer,  geb.    1815  in  Anlwerpen,  gesl. 
»  daselbsl  1869,  Scbiiler  von  Braekeleer  und 
»  Wappers;   im  Slil  zeilwcis  von  den  alien 
»  Niederlandern,  zeitweis    von    den    franz. 
»  Romantikern   und  der   dculscben  Geiire- 
»  nialcrei  beeinllussl.  "  !  ! 

Als  een  werk  van  Lambeaux  «  niclil  Lam- 
beau  »  (waarom  die  terecblwijzing  ?)  wordt 
o.  a.  vermeld  :  f<  der  Ricse  lirabo  in  Anlwer- 
pen (Ralhaus)  ».... 

De  naam  van  der  Goes  moet  men  zoeken 
tusschen  Gorlilz  en  Goslai\  zoodat  de  schrij- 
ver  van  dit  arlikellje  den  naam  blijkbaar 
van  derGos  uitspreekt.  Namen  met  van  staan 
nu  eens  onder  mm,  dan  weer  onder  de 
beginlelter  van  't  hool'dwoord,  zonder  dat 
hierin  een  vaste  regel  werd  gevolgd. 

Wij  vergenoegen  ons  met  deze  enkele  aan- 
merkingen  ;  zij  bewijzen  genoegzaam  hoe 
dringend  een  grondige  bcrziening  van  het 
Lexikon,  in  sommige  opzichten  ten  miiiste, 
noodzakelijk  is. 

Deze  verbelering  wenschen  wij  de  ove- 
rigcns  keurig  gedrukte  en  met  talrijke  pla- 
ten opgeluisterde  uitgave,  van  harte  toe. 

B. 


FOTOGRAVURES  NAAR  WERKEN  VAN 
MODERNE  HOLLANDSCHE  SCHILDERS 
>  UITGEGEVEN  DOOR  DE  PHOTOGRA- 
PHISCHE  GESELLSCHAFT  TE  BERLIJN 
iStechbabn,  11  /:^^ 

De  te  dczer  plaatse  bcsproken  Amsler- 
damsche  tentoonstelling  van  moderne  Hol- 
landscheschilders,gedurende(lcRembrandt- 
feesten  gehouden  i')  gaf  de  Pholographische 
Gesellxclui/l  gelegenheid  tot  het  verrijken 
van  hare  uilgelezen  verzameling  fotogra- 
vures.  Een  hoogst  welkom  «  blijvend  ge- 
deelte  »  van  deze  feestviering  ! 

Gekozen  werden  9  schilderijen  :  twee  van 
Israels,  drie  van  Mauve  en  vier  van  Jacob 
Maris.  De  Iwee  Israelsen  en  een  Mauve 
werden  gereproduceerd  op  65  X  50,  de 
overige  slukken  op  84  X  65  cm.  (met  rand). 
Deze  afbeeldingen  behooren  zonder  twij- 
I'el  tot  bet  meest  volmaakte,  dat  de  moderne 
tecbniek  vermag  te  bereiken.  En  hier  wordt 
nogmaals  de  voortrelTelijkheid  der  foto- 
gravure  l)oven  de  besle  kool-folografie 
schitterend  bevestigd.  Waar  deze  allijd 
eenigszins  sausig-bruin,  glimniend  en  glad 
blijft,  wordt  met  den  vetten  inktder  als  een 
els  of  kopersnede  gedrukte  fotogravure 
een  oneindig  dieperen,  dofTeren  toon  ver- 
kregen,  die  de  bekoring  van  het  origineel 
met  veel  grooler  krachl  en  fijnbeid  vermag 
weer  te  geven. 

Heusch,  bij  het  beschouwen  van  deze  zoo 
volmaakte  prenlen,  moet  men  bekennen  dat 
den  kunstminnaar  van  onze  dagen,  die  zelf 
geen  schilderijen  kan  koopen,  loch  een  zeer 
ruime  vergoeding  door  dergelijke  afbeel- 
dingen geboden  wordt,  en  geen  gevoelig 
meiisch  meer  beboeft  verstoken  te  blijven 
van  het  genol,  om  zich  met  kunstwerkeii 
le  omringen. 

c^  S»5  S's  2^  c^*5  S*  5;.*  ^S* -^  ^•^  ^ 

SPANIEN  UND  PORTUGAL  >  HANDBUCH 
FUR  REISENDE  VON  KARL  BAEDEKER 
MIT  9  KARTEN,  41  PLANEN  und  15  GRUN- 
DRISSEN  >  DRITTE  AUFLAGE  ^  LEIPZIG, 
VERLAG  VON  KARL  BAEDEKER,  1906  y. 
PREIS  :  Mk.  16.—  yC*- 
Misschien  zijn  de  historische  herinnerin- 

(1)  Zie  Onze  Kunst,  Deel  X,  biz.  77  (1906,  afl.  il). 


200 


liOEKES  iV.-  ri.lDSCimfl-lES 


gen,  die  ons  aan  Spaiijc  verl)in<lcn,  nicl  van 
aarcl.om  oiis  met  ccn  wchvillcndc  symi)atliic 
voor  (lit  land  tc  licziclen.  —  Maar  wic  zicli 
plaatsl  op  ccn  wat  minder  sui)jccticf  stand- 
punt,  zal  tc  nauwcr  nood  cen  land  viiuicn, 
waarvan  dc  f<cschiedenis  —  en  vooial  de 
kunslKCscliicdcnis  —  zoo  vecl  belanj^  voor 
ons  oplevcrt,  en  ccn  zoo  iiiim  veld  voor 
vruchlhare  studic  bicdl. 

Men  denkc  slcchts  aaii  de  ccuwcnlMnjjc 
betrckkinf^en  met  bet  scbicrciland  die  reeds 
dalecren  uit  den  tijd  der  Hoergondiscbe 
Hertofjcn  :  de  tocbl  van  Jan  van  Kyck,  de 
invloed  die  zijn  werk  uilocfendc  op  S|)aan- 
sche  scbildcrs  als  Luis  de  Dalmau  in  Barce- 
lona, Juan  Sancbez  dc  ("astro  in  Sevilla  ; 
en  later  bet  24jari{5  vcrblijl'  van  I'iclcr  de 
KenipcnecriPedro  (lampanaiin  Andaloesie; 
de  rol  van  Jan  Vermcycn  in  dicnst  van 
Keizer  Karel ;  de  invloed  van  Antoon  Moor 
op  scbildcrs  als  Aloiiso  Sancbez  C-ocUo  ;  de 
liefbebberij  van  Filips  II  voor  oude  Neder- 
landscbe  meesters,  vooral  voor  Hoscb  en 
Bruegel;  de  ge\vicbti}<e  diplomatiscbe  en 
...artislicke  l)ctrekkinf<cn  van  Rubens  met 
bet  Spaanscbe  liof....  (ieen  land  buiten  de 
Nedcrlandcn  bezit  ookeen  zoo  onuitputtclij- 
kenscbal  kunstwerken  van  Nederlanders  of 
onder  Ncdcrlandscbcn  invloed  onlstaan, 
als  Spanje  en  Portugal,  om  le  beginnen  de 
verzanieling  Vlaamscbe  taiiijlwcrkcn  te 
Madrid,  die  allecn  reeds  allcs  oveitrcl't,  wat 
cr  op  (lit  gebicd  in  dc  bcde  wcrcld  bestaat. 
Spcurlustige  kunstbistorici  vindcn  bier 
n(jg  vecl  te  doen,  juisl  omdat  Ibciic  tot  nu 
toe  vrijwel  buiten  den  klassieken  reisweg 
lag.  Kv  is  dan  ook,  eerlijk  gczcgd,  nog  \ec\ 
in  (lit  land,  dat  den  op  modern  comfort 
gestelden  toei'ist  nioet  afscbrikken,  vooral 
wanneer  men  zicb  buiten  de  groote  centra 
wil  wagcn. 

Tocb  mag  men  clen  locbt  gerust  ondcrnc- 
mcn,  zonder  vcel  gevaar  voor  onaangename 
avonturen,  wanneer  men  ccn  zoo  voor- 
trcfTclijk  bandboek  als  Hacdeker's  gids  tot 
rcisgczcl  kiesl.  Ik  bcbdit  pcrsoonlijk  mogen 
ondervinden,  en  ben  Hacdeker  dankbaar, 
niel  enkcl  oni  zijn  practiscbc  raadgcvingcn, 
maar  ook  en  vooral  om  zijn  zcer  belrouw- 
bare  kunstbistoriscbe  en  arcbcologiscbe 
inlicblingen.  \•,v\^  inlciding  van  .")()  biz.  over 


de  Spaanscbe  kunslgescbiedcnis,  door  den 
meesi  bevocgden  specialist :  (^arl  Justi,  gaat 
bet  reisboek  vooraf.  De  verdere  inboud  van 
bet  bock  beantwoordt  aan  dit  scbitlerende 
begin;  geen  gebouw,  geen  museum,  geen 
kunstwerk  van  eenige  beteekenis,  of  ci- 
wordt  in  wcinigc  woorden  van  gezcgd  wat 
de  doortrckkende  reiziger  noodig  beel't  om 
zicb  te  oriented  en.  Zelfs  bij  de  atlribulic 
der  op  Spaanscben  bodem  zoo  talrijke 
werken  van  Nedcrlandscbc  «  piimilieven  » 
werd  met  zorg  gclet  op  de  resullaten  der 
nieuwsle  opsporingcn,  —  ecu  iiiet  genoeg  te 
waardeeren  poging  in  een  land,  waar  men 
zicb  blijkbaar  niet  scbaamt  over  de  nicest 
verregaande  onkunde  op  dit  gebicd... 

Ivens  te  nicer  blijkt  Baedeker  bier  cen  niet 
le  versmaden  bulpbron  voor  den  kunsl- 
bistoricus  te  zijn. 

B. 

S*  '^*i  ^*>  'S*  S*>  '^^  ^  S*  ^  ^*  ^ 
IK  C.KSKI.LSCllAFT  FCH 

vi:hvii:i,f.\ltic.i-:ndk 

KLXST  zendt  ons  bare 
jnarlljkscbe  nieuwjaars- 
gift,  eene  altijd  even  afge- 
wisseld  en  even  rijke 
bijdragc  tot  den  scbat  der  graveerkunst. 
Ditmaal  bestaat  zij  uit  de-Jeen  laatste  afleve- 
ring  van  den  29"  jaai-gang  van  bet  tijdscbrift 
Die  (jrapliischeii  Kiiiisle  en  uit  de  eerste 
atlevering  van  den  3(>"  jaargang.  Wij  begroe- 
ten  met  crkcnlclijkbcid  dit  aanbrckcn  van 
bet  dcrtigste  jaar  van  bet  bcstaan  van  bel 
roemrljk  gezclscbap,  altijd  nog  zoo  kracbtig, 
zoo  Icvcnslustig.  De  eerste  der  twee  allevc- 
ringen  bevat  een  artikel  aan  Hcmbrandt 
gewijd  ter  gelcgcnbcid  der  300'-  verjaring 
van  zijn  geboortedag  doorde  zeer  bekwame 
hand  van  Gustav  ('duck.  Hel  is  niel  dc 
eenige  en  voornaamste  bulde  dezeii  groolen 
meesler-scbilder  en  elscr  door  bel  gezcl- 
scbap gebracbt. 

Daarbij  komt  eene  sludie  over  J.  F. 
Ralfaclli  als  etser,  voornamelijk  als  kleuren- 
etser  en  eene  anderc  over  Ciustave  Leheutre, 
den  oncindig  zacbten,  lluwccligcn  en  loch 
kleurigcn  clser.  De  twecde  allcvering  is  ge- 
becl  gewijd  aan  de  Teekeningen  op  dc  Duil- 
scbe  lu'uwicnioonstclling,  uilmnnlendedoor 


201 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN  -  AMBACHTS-  &  MJVERHEIDSKUNST 


zooveel  werken  van  meeslers  uil  deii  tijd 
(ier  romaiitieken,  die  zoo  erbarmelijU  schil- 
(Icrden  en  zoo  prachtig  teekenden.  De  .1/(7- 
teiliingeii  brengeii  ons  eeiie  belaiigrijke  bij- 
drage  over  de  gescliiedeiiis  van  de  Vene- 
tiaansche  kopersnede  door  Paul  Krisleller. 
De  Jahresinappe  bostaat  uit  zes  oorspronke- 
lijke  platen.  Deze  alle  zijn  meldcnswaaiilig 
en  uitmuntende  door  eigenaardige  verdien- 
slen  :  Le  Caiutl  d'Eii  van  Leheulre,  zoo 
grootscli  in  zijn  eenvoud,  zoo  krachlig  in 
zijn  donzigheid  ;  Le  Poiil  Sainl  Louis  door 
Hug.  Bejot,  veel  harder  en  knokiger,  maar 
nierkwaardig  door  zijn  glanzende  ste- 
vigheid  ;  Felsschliicht  door  Rudolf  Jehnan, 
nialsch  en  breed  bewerkl ;  Murienlunn  en 
Krakati  door  Jos.  van  Rapacki,  Ziegelufen 
hei  Heiliyensladl  door  Jozef  Damlowat  en 
Arbeilerfrau  door  Ivatte  Kollwetz,  drie  kleu- 
ren-lithographies,  de  eerste  vol  zaclite 
neveliglieid,  detweedevol  blijdezonnigheid, 
dederdeniet  krachlvol  liclUeffect.  Eindelijk 
kiest  het  gezelschap  als  premie  aan  hare 
iiischrijvers  een  levensgroote  ets  van  Reni- 
brandts  «  Iiigenporhet  zonder  handen  »  uit 
het  Keizerlijk  Museum  te  Weeiien  door 
professor  Willem  Unger,  den  waardigsten 
meester  in  de  etskunst  cm  den  aarlsmeesler 
in  zijn  jubeljaar  hulde  te  brengeii,  en  een 
waar  mecslersluk  van  den  nu  wereldbe- 
roemden  levende  aan  den  onsterfelijken 
voorganger. 

M.  K. 

c  n  D  D  D  D  D  AMBACHTS- 
EN  NIJVERHEIDSKUNST  d 

rS^Vj^lXKV^AX  ONZKX  TUl)  >  Joseph 
A* jl^^^yKT^Wpa  (^uypers  :  Van  hedeii- 
'jVV^^^^Wr^  daagsche  l)ou\vkunsl  in 
talgenieen  en  kathedraal 
van  Sint  Bavo  in  t  bij- 
zonder  (met  5  platen i. 
De  Ik'crcn  Joseph  C.uypeis  en  Jan 
Stuyt,  ijubliceerden  verledcn  jaar  in  Archi- 
lecliira  eenc  afbeelding  van  Inin  bouw- 
werk  :  het  nieuwe  raadhuis  le  Heemstede. 
en  gaven  daarbij  eenige  toelichtingen  te 
lezen. 

De  lezers,  die  vroeger  het  tijdsfhril't  de 


W'^M 


Joiifie  Kunst  ontvingen,  zullen  zich  herinne- 
ren  dat  bedoelde  afbeelding  en  toelichling 
eveneens  in  dal  lijdschrift  werden  opgeno- 
men,  tegelijk  met  enkele  opmerkingen  van 
mij. 

Genoemde  Heeren  schrcven  loen  :  «  Om- 
trent  het  aesthetische  karakter,  waarnaar 
wordt  gestreefd,  mogen  ook  eenige  opmer- 
kingen bier  wellicht  eene  plaals  vinden, 
terwijl  voor  eene  breede  uiteenzetting  van 
bedoeld  standpunt  moet  worden  verwezen 
naar  beschouwingen,  die  binnen  kort  zullen 
worden  opgenonien  in  het  maandschrift 
Van  Onzen  Tijd,  orgaan  van  den  kunstkring 
B  De  Yiolier  ». 

Verder  breng  ik  uit  dat  bijschrift  in  herin- 
nering  : 

V  Naar  mate  het  karakter  eener  slichting 
(kerk — raadhuis — landhuis  ,  meer  wortelt  in 
het  verleden,  naar  die  mate  zal  ook  de  her- 
leving  van  oude  vornitj'pen  zijn  aange- 
wezen,  een  analytische  opbouw  is  hier  aan 
le  prijzen. 

»  Heeft  echter  de  slichling  een  nieuw  tot  nu 
ongekend  karakter  i  station,  gasfabriek,  blok 
arbeiderswoningen,  warenhuis,  magazijni 
dan  zal  naar  die  mate  ook  een  meer  moderne 
conslructie-wijze  op  den  voorgrond  Ireden, 
een  zuiverder  synthetische  vormenspraak 
zal  zich  als  van  zelf  uiten. 

u  De  bouwmeesler,  mede  levende  in  de 
maatschappij,  niet  alleen  persoonlijk  maar 
ook  door  zijn  werk,  zoo  moet  dat  werk  de 
afspiegeling  zijn  van  de  goede  elementen  — 
oude  en  nieuwe  —  in  die  maatschappij  ». 

Ik  wees  toen  op  dit  eigenaardig  standpunt, 
waaruil  men  zal  moeten  opmaken  dat  de 
bouwmeesler,  dan  eens  in  deze  dan  eens  in 
die  stijl  gebouwen  moet  ontwerpen  en  doen 
optrekken.  Voorwaar  een  zeer  veel  omvat- 
tend  artiest,  doch  dan  loch  meer  een  copieist 
of  samensteller  van  anderes  denkbeelden, 
dan  wel  een  zelf  denkende  en  voelende. 

In  het  eerste  nuinnier  van  de  zevende  jaar- 
gang  —  Van  Onzen  Tijd,  konit  nu  de  toen 
beloofde  en  breede  uiteenzetting  van  den 
beer  Joseph  Cuypers  voor. 

In  dit  sink  veronderstelt  hij  dal  zijn  lezers 
«be\vuslof  onbewust,  loch  onder  den  indruk 
zijn    gekomen    van    het    zuiveringsproces. 


202 


AMBACHTS-  EX  SUVERHEIDSKUNST 


waarnaii  de  kunstopvalliiigcn  en  West  F-ai- 
ropa  sedcrt  ecu  halve  ecuw  door  dc  nicest 
uilniuntciule  kunslcnanrs  en  crilici  zijii 
onderwoipcn.  » 

Vender  nieeiit  hij,  dal  «  wij  moderne  dc 
zeer  uitgebreide  boedel  on/.er  vooroudcrs 
n.  m.  van  af  'I  jaar  1200  hehbeii  te  aanvaar- 
dcn,  maar  dal  ondcr  benefice  van  inven- 
laris.  »  Welke  invenlaiis  wij  door  onzen 
slads-  en  bullcnhuizcn  hebben  Ic  ordcnen 
en  le  vcrdeelen.  Oat  zal  wel  als  bccldspraak 
bcdoeld  zijii,  want  iedcr  is  niet  in  liet  }<cluk- 
kig  bczil  van  aniikiteilen  en  noch  minder 
van  slads-,  laat  staan  l)uilcii  huizcn,  dal  wij 
de  archeoiogisciie  kcnnis  dicr  i)ocdel  o|) 
goede  wijzc  geordcnd  in  ons  iioofd  iiebben, 
daar  is  niels  Icgen,  en  zal  ieder  t  wci  met 
de  Heer  Cuypers  over  eens  zijn. 

«  Wij  blijven,  zelfs  onbewusl  »  zcgt  hij  «  de 
noodzakchjkc  opvolgcrs  en  voorlzettcrs  van 
den  gcesl,  hel  karakter  onzer  vooroudeis.  » 
Dal  kan  wel  zoo  zijn,  doch  daaroni  bchoelt 
men  toch  nog  niel  Hiedermeyer  slyl  of 
Barok  le  copicercn,  zoo  als  men  cr  op  hel 
oogenblik  in  Duitschland  en  in  Xedcrland 
neiging  toe  vertooiit.  Als  men  aanknooping 
daarmede  wil  ;  nil  ecn  ieder  zijn  sniaak  — 
maar  dan  loch  een  slap  verder  en  ccn  aan- 
passen  aaii  onzen  tijd. 

De  heer  (".uypers  aclit  die  aanknooping 
beter,  —  althans  voigciis  hct  slukje  in  .\rchi- 
leclura  cti  gaal  door  hlijkbaarmcthetontwer- 
pen  van  het  Hnadhuis  tc  lleemstedc  zoozeer 
in  op  dal  ereeiie  herhalingdcr  Barok  slyl  van 
groeide  —  dan  voorl  le  gaan  op  den  wcg  van 
0  VioUet-ie-Duc,  Semper,  en  Morris,  die 
nicer  dc  niodcrnc  analylische  critiek  uilge- 
ocfcnd  hcblien,  op  hel  wczen  dcr  Kiinstcn, 
en  die  lot  principiclcn  grondslagcn,  waarop 
zij  dc  beeldendc  kunslen  gcgrond  wildcn 
zien.  » 

De  heer  (luypers  nieenl  dat  dc  moderneii 
van  oordecl  zijn  dat  kcnnis  van  dc  liisto- 
rische  slylcn  ovcrbodig  is;  en  dal  naar  aan- 
leiding  van  een  uilspraak  van  DrMulhcsius. 
Hij  zou  volkoni  gelijk  hebben  con  dcrgclijkc 
opvatting  tc  taken,  indien  dat  werkclijk  hel 
standpiint  is  voor  I)r  Mnlhcsnis,  wat  ik  niet 
kan  gelovcn. 

Als  l)r  Muthesuis  dan  ook  zegl,  tc  willcn, 
dat  de  kunstenaars  van  onzen  lijd  een  on- 


afiiankclijk  slandpunl  zullcn  innemen. 
diencn  wij  dil  op  tc  vatten  :  als  dat  de  kunstc- 
naar  zijn  kunslstuiling  zoo  ziiiver  mogelijk 
naar  cigeii  voclcn  en  denkcn  en  volkomen 
in  luirmoiiie  met  den  lij<l  nioet  voorlbrcjigen. 
In  (lien  gcesl  is  dan  ook  hct  sland|)unt  van 
Otto  Wagner,  de  aanvoerder  <lcr  Weener 
Sccessionislcn,  volkomen  le  rechlvaardigcii 
n.  m.  dat  hij  geen  anderen  lot  zijn  leerlingen 
wil  rckenen  dan  die  de  gehcclc  knnslge- 
schicdenis  van  Kuropa  in  hoofdtrckkcn  heb- 
ben doorwerkt.  Wij  zonden  hicrop  kunnen 
latcn  volgcii  :  zijn  er  in  onzen  lijd  nog  wel 
arcliiteclen  (leerlingen)  te  denkcn,  die  deze 
oiilwikkeling  niel  doormaken  of  doormaak- 
tcn.  Op  iedcre  inrichtiiig  van  knnslonder- 
wijs,  staal  loch  op  hct  program  :  Kunst-cn 
stijl  gcschicdenis.  Hoc  dc  heer  (Inypci's  cr 
toe  konit  om  Ic  zeggcn,  dat  er  groepen  nio- 
dcrnen  zijn,  die  dczc  kcnnis  nil  <len  booze 
achlcn,  is  nilj  dan  ook  onverklaarbaar,  en 
dunkt  mij  op  een  misverstand  le  nioeten  bc- 
ruslcn. 

In  verband  met  hct  in  Archilecliiru  bc- 
wecrdc,  doet  hct  ons  genoegcn  dc  vcrklaring 
in  dc  nu  vcrschenen,  "  brcede  uilecnzelliiig  !• 
te  Iczen. 

«  Hiermcdc  hcb  ik  dus  gezcgd  :  ccnerzijds, 
dal  naar  niijn  oordecl  eenc  arclicologische 
zttii'eiT  herlct'ing  van  geen  cnkel  vroeijvr 
tijdperk  in  't  algeniecn  leven  zal  hotideii  ; 
nndcrzijds,  dal  cciie  absoluul  nicuwe  plol- 
selings  i)|)komendc  vormenspraak,  vrij  van 
allc  aicheologische  heriiineringen,  in  onze 
F^uropccsche  maalschappij  even  mill  aaii- 
ncmclijk  is  ».  Waaruil  wij  niogen  opmakeii. 
dal  de  Heer  Cuypers  ;en  Jan  Sluyli  niel 
weder  ccn  Barok  gebouw  zullcn  bouwcn  als 
hel  Haadhuis  te  lleemstedc. 

Wat  hct  laalsle  gcdeelle  belrell,  dal  «  een 
absoluul  nicuwe  plolselingsopkomcndc  vor- 
menspraak eiiz.  n  bclrcfl,  kunnen  wij  hel 
wel  eens  zijn.  .\1  zou  men  nog  zoo  graag, 
gelicci  onafhankclijk  van  al  hct  voorgnandc 
willcn  wcrken,  afgeschcidcn  of  dal  gocd  zou 
zijn  of  niel,  dat  is  cenvoudig  niet  mogelijk 
Het  zou  gelijk  staan.  met  ons  nicnsch  zijn  Ic 
willcn  ncgeercn. 

Wel  kunnen  en  mogen  wij  eischen.  dal 
geen  conventionecle  vornicn  van  andere 
lijdeii,  levenloos  in  een  lijd  worden  voorl- 


203 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 


j^csleepl  (lie  dczen  conveiitioneelcii  vorm 
niet  scliiep. 

Hel  «  Tol  besluil  »  van  tlen  Hecr  Cuypers 
aaii  het  eiiide  van  zijn  beschouwing  wil  ik 
liier  al'sclirijveii  : 

(I  Ik  hoop  van  haile,  dat  het  aan  hen,  die 
naar  niijne  persoonlijkeopvattingde  waardc 
—  en  (le  niogelijkheid  van  hel  :ichzel/-:ijii, 
zoozeer  overschatlen  en  aan  de  andeien  die 
mijne  schalling  van  hel  iiieiiw  kiinnen  onzer 
dageii  le  beperkl  achleii,  dat  liel  hun  gege- 
ven  nioge  worden,  vele  en  belangrijke  wer- 
ken,  zoowel  bouwkundige  als  decoratievc, 
te  scliejipcn,  welke  de  tijdgeiioot  tol  vicugdc 
znllen  sliekken,  in  voiin  en  kleur  harmo- 
nisch  i)a.ssen(i  bij  ons  niooi,  oprechl  en 
eerlijk  liolhnidsch  leven.  Dal  die  wcrken  aan 
7  iHineslaclil  nog  zullen  verhalen,  hoe  de 
geest  der  knnslenaars  in  den  aanvang  der 
xx^''^  eeuw  niel  shipend  was,  niaar,  (hit  hun 
ontwerp  en  nilvoering  slondcn  op  de  hoogle 
der  eischen  van  'I  |)rograninia,  op  de  iioogte 
der  eischen  van  een  degelijke  lechniek  en 
dal  zij  aan  de  eischen  van  de  moderne 
jjescliaving  miiislens  evengoed,  ik  zeg  nog 
niet  beler,  voldeden,  als  de  werken  die  voor 
onzen  lijd  zijn  tol  stand  gebrachl  ■•. 

Ik  wil  hier  graag  aan  toe  voegen,  dal  ik 
dan  ook  van  harte  hoop  dat  de  Heer  Cuypers 
nog  dikwijls  «  moderne  «  bouwwerken  mag 
slichlen  als  zijn  prachl-bouwwerk  :  De 
kalhedraal  van  Sinl  Bavo  —  en  zooveel 
mogelijk  in  die  richling  ons  zal  blijven  ver- 
iK'ugen  met  zijn  (hunne)  lalentien;. 

Jac.  van  den  Bosch. 

Voor  du  iiiU't'ii/.eUing  van  mijn  staiidpunl  verwijs  ik 
naar  een  artikel  in  (lit  lijclschrift,  getiteld  «  Van  Onzen 
'J'ijd  ».  dat  door  plaatsgebreli,  in  het  Meinunimer  zal 
wordiMi  op^eiioincn. 

^•'^  ^^  >«^  ««^  ^^  ■^^'&^^~&^^  ^ 

HEIMKUNST  ye*  Wij  onlvingen  N'^  4,  5,  6 
en  7  van  «  Heimkunsl,  Mitleilungen  des 
Kunslgewerbenmseums  der  Sladt  Zurich, 
herausgegeben  von  Direclor  Professor  De 
Praelcre,  Zurich.  » 

Is  de  inhoud  beperkl,  wal  den  oinvang 
belreft,  (de  vier  n'^  bevatlen  27  pag.  geill. 
leksl)  de  veelsoorligheid  en  degelijke  be- 
handeling  der  daarin  besproken  oiiderwer- 


pen  weegl  hiertegen  op.  —  Genoemde   n'* 
bevatlen  de  volgende  arlikelen  : 

luiglische  Kunstglasinduslrie.  Rillmeyer, 
eine  neue  Anslalt  fiir  Geisleskranke.  Larius, 
Kiinstler-Steindruck.  Seidler,  aus  Topfer 
briefen.  Sinits,  Slenipelkunst.  (Reeds  ver- 
schenen  iti  u  De  Jonge  Kuiisl  ■>)  Cobden- 
Saiiderson,  Gewerbliche  Ideale.  Berlage, 
Eiiiige  Kritische  Bemerkungen  iiber  alle 
Ban-  und  Kleinkunst.  Schweizer,  Kunsl- 
induslrie  und  Kunsthandwerk.  Ziircher  Ge- 
vverbekunsl. 

llieruit  blijkl,  dat  Frol'.  de  Praetere  zich 
van  de  medewerking  van  eersle  krachlen 
verzekerd  heefl  en  zal  daardoor  deze  uil- 
gaaf  ongelwijfeld  aan  de  Kuiislnijverheid 
len  goede  konien. 

De  vorm,  hel  uilerlijk  van  hel  blad  is  min 
der  gelukkig.  Hel  best  is  de  versierde  om- 
slag,  uilgevoerd  in  zinkdruk.  De  leksl  is 
daarop  goed  geplaalsl,  de  indeeling  prak- 
liscli  en  aangenaam,  de  lijn  overal  kloek,  de 
verdeeling  van  licht  en  zwarl  speelsch  en 
locli  ruslig.  Toch  bevat  de  compositie  groole 
zwakhedcn,  o.  a.  een  bloeinenmand  met 
piojectievische  verkortingen,  —  en  voorts 
verschillende  ongerechtigheden  op  plaatsen 
waar  de  ontwerper  iHoyerj  met  zijn  lijnen- 
spel  geen  weg  wist. 

0|)eiien  wij  hel  blad,  dan  vail  helslappe, 
ik  mag  wel  zeggeii  :  karakterlooze  uiterlijk 
der  glanzende,  wijd  bedrukle,  met  autoty- 
piei'n  ge'illuslreerde  pagina's  nog  iels  meer 
legen.  De  illuslralies  zijn  in  hun  soorl  uil- 
nemend  uilgevoerd,  doch  dil  kan  ze  hoog- 
slens  tol  hel  peil  van  lechnisch  volmaakte 
smakeloosheden  breiigen.  Zoo  iels  lijkl  dus 
in  Zwitserland  al  evenmin  le  vermijden  als 
hier.  leder  wect,  welk  een  kort  bestaan  het 
uilgaatje  in  vierkanl  formaat  van  «  Het  liuis, 
oud  en  nieuw  »,  van  Ed.  Cuypers  gehad 
heefl.  Dat  was  inderdaad  «  een  groole  slap 
in  de  goede  richling.  n 

Dat  het  aesthelisch  karakler  van  dil  lijd- 
schriflje  bijiia  geheel  moesl  (?)  worden  opge- 
ollerd,  blijkl  uil  den  vorm  waarin  hellegen- 
woordig  verschijnl. 

Hopen  wij  op  beler  tijden  voor  Zwitser- 
land en  vooi-  lloUaiul  !  H.  H. 


204 


REMBRANDTIANA 


VI 

ANALOGIEEN   VOOR   DE   KOPIE    VAN    LUNDENS 
NAAR    DE    NACHTWACHT 

(iren  vmjel  vlnogh  oyl  soo  lioofih.  o/  hij  moat 
sijn  kosi  op  il'aerJe  soecken.  Vader  Cats 

|Oli'r  v(')6r  Iic't  vcrschijncn  dcr  M;i;ir(-;ilk'vniiiH  v;iii 
Oiizc  Kiiiisl,  zoikI  dc  rednktLiir  niij  uen  jjioi-l  v;iii  lul 
Rcnibiandlinmini  »  door  Mvw.  Goekoop-do  .loii^li, 
inij  d;uiil)ij  dt-  t>t'It'j^cnlK'i(l  •-c'vend  oiii,  ;ds  ik  dit 
(ii(.nstii»  moclil  iiclik-ii,  inijne  repliek  luiast  dat  aitikcl 
Ic  pul)lic{.'t'rc'ii. 

Van  dil  wclwilk'iid  aanhod  heb  ik  <<(_'n)cc'iul  gecii 
j;rl)iiiik  If  nioiUii  makrii.  llil  kwaiii  mij  i^fwensclil  voor  de  sclnijl'ster  alk'eii 
aaii  liel  woord  le  lak'ii.  Tlians  (.cliki-,  mi  dc  iiagalin  van  liaar  klankrijk 
^ekiid  iclwal  ^cdooRl  is,  l)cslaal  tr  hij  mij  i^crii  hczwaar  nicer  oni  eenigc 
opnieikingen  in  lul  miiidin  Ic  i)icnf^cn,  nici  Icii  cin(k'  hij  deze  gelegcnheid  op 
(k'  al'snijdin^skwcslic  vcci  vcrdcr  in  tc  gaan,  maar  l)iool  om  dicn  onstuimi_<<cn 
uilvai  in  zijn  wcrkciijkc  waartk-  Ic  docn  kcnncn. 


NVaimcci-  men  icniands  llicze  wil  gaan  wcci  leggen,  schrijlt  dc  rcdclijkhcid, 
(k'  (hiiiklijklicid  of  zcli's  al  (k-  ••cwone  gocck-  loon  voor,  dal  men  die  Iheze 
zelf  vcrmchll.  .Nk'vrouw  (iockoop  daarenlegcn  gccit  naar  cij<en  Irani  ii;i;ir 
overzieht  van  (k'  kwcslie,  zontk-r  mijn  stelling  (c  vcrmcidcn,  zoiuk-r  zells  in 
cen  barer  nolen  naar  niijne  arlikeien  le  verwijzen. 

Met  konil  mij  voor  dat  zij  bet  daiirom  in  aUc  opreeblbeid  onnoodig  vindl, 
de  meening  van  iiaren  Icgcnstander  zniver  tc  docn  kcnncn,  oindat  zij  bnjkl)aar 
l)ij  v<)orl)aal  overtuigd  is,  (bit  gccii  enkel  argument,  van  wicn  ook,  zcH's  van 
bare  mc(kslanders,  (')  ecnige  waarde  kan  i)eb()ii(U'n,  vergek-ken  l)ij  (He  van 
baar  eigen,  alk-s  en  alk-n  ovei  winnend  gevoebn  \\  amieer  zij  iiarc  voornaamste 
opmerking  iiectl  gedepoiiccrd,  zegl  zij  roiidiiil,  dal  daarin,  »  licl  cciiiiie  vn 
i')  Zie  Oiizv  Kiiiisl.  M:i:iil.  1)1.  \2S.  !!■  icf{cl  v.  o.  en  1)1.  IliO,  It'  ifgcl  v    I),  i-n  \  i"rvol^>. 


Dci-I  XI.  NVi.  Mci  iwc. 


205 


REMBRAXDTIAXA 

eerste  bewijs  »  voor  de  vermeende  afsnijding  geleverd  is.  «  Alle  overige 
»  hewijzcii,  als  overlevering-archivalia  etc.  kunneii  sleclits  aanvullen  en  ver- 
t>  sterUen.  »  Het  l)ehoeft  wel  geen  l)ctong  dal  deze  juist  niet  zedige  wijze 
van  polemizeeren  meer  gemakkelijk  dan  vi  iulitl)aai-  en  afdoende  is. 

Mijne  door  D"^  Goekoop  niet  aangehaalde  these  onitrent  het  bewijs- 
materiaal  voor  die  afsnijding  was  kortelijk  gerezumeerd  (')  de  volgende  : 

u  1.  De  beide  oude  afbeeldingcn  van  het  schilderij,  die  tot  liet  vermoeden 
»  der  verminking  aanleiding  hebben  gegeven,  toonen  bij  nader  onderzoek 
»  een  gemeenschappelijke  neiging  tot  een  voorbedachte,  ook  in  de  loege- 
»  voegde  gedeelten  doorgevoerde  verandering  van  liet  origineel.  Daar  echter 
»  waar  het  op  een  pozitieve  aanwijzing  onitrent  de  afsnijding  zon  aan- 
»  konien,  spreken  deze  bewijsstnkken  elkander  l)cslist  legen.  Hnn  waarde  als 
»  authentieke  kopien  is  daardoor  onlzcniiwd. 

»  2.  De  Xachlwacht  zelve  toont,  als  men  hare  konipozitie  aan  Rembrandt's 
»  duidelijk  nawijsbare,  persoonlijke  opvatting  loetsl,  niets,  wat  op  een 
»  verminking  wijsl.  Zelfs  vcrliezen  ecnige  op  het  schilderij  voorkomende  zeer 
»  karakleristieke  liguren  hare  beteekenis,  wanneer  men  zich  deze,  zooals  in 
»  de  kopien,  in  een  andere  verhouding  lot  hel  geheel  denkt  ». 

Nu  hel)  ik,  de  zaak  zooveel  mogelijk  van  aile  kanten  bekijkend,  deze 
stelling  op  een  uitgebreid  materiaal  van  feilen  en  waarnemingen  gebazeerd. 
Toch  is  door  mij  nooit  in  bet  minsl  van  ieniand  verlangd,  dal  hij  het  daarom 
met  mijn  gedachtengang  in  dezen  geheel  eens  zou  zijn.  Alleen  mag  dan  wel 
gevergd  worden  dat  men  haar  niet  verwerpe,  alvorens  er  eerst  eenige  kalme 
aandacht  aan  geschonken  te  hebben. 

Over  gebrek  aan  anderer  kalme  aandacht  heb  ik  mij  intusschen  niet  te 
beklagen.  Toen  ik  acht  jaar  geleden  mijn  nitvoerig  pleidooi  opstelde  en  het 
le  Amsterdam  in  Arti  voorlas,  w'as  het  mij,  zooals  ik  vroeger  reeds  bekende,  (-) 
een  verrassing,  van  verscheidene  vakgeleerden  onder  mijn  Amslerdamsche 
hoorders  dadelijk  de  algeheele  instemming  te  verwerven.  In  het  volgende  jaar 
legde  ik  mijn  overwegingen  voor  aan  de  leden  van  de  Kunstgeschichtliche 
Gesellschaft  te  Berlijn,  in  de  hoop  daar  een  tot  nader  onderzoek  aansporende 
tegenspraak  te  mogen  erlangen.  Geen  enkele  intnsschen  van  de  daar  aanwezige 
kunslbislorici  vond  tegen  mijn  pleidooi  iels  in  le  brengen,  en  algemeen 
achlle  men  mijn  argiimenlatie  legen  de  afsnijding  ten  zeerste  aannemelijk. 
In  de  ver.slagen  van  hel  Berlijnsche  Genoolscbap  werd  mijn  voordraehl  toen 
gerefereerd,  en   hel  was  op   dit  korle   vershig  dal  D'    Bode  afging,   toen    bij, 

(')  Jdlirhiirli  der  K.  Pr.  Kimslsamniliingen,  l'J02,  Heft  II. 
f-')  Tweemaaiulelijk.sch  Tijilschrift,  Mei  1899,  biz.  486. 


200 


l{liMllli.\M)TI.\\.\ 

in  licl  spocdij^  (la:iro|)  vcrscluMii-n  docl  v;iii  zijii  slaiKhiiirdwerkovcr  Ikinhnindl, 
vcMl<l;i;ii(lr,  door  niijn  ri'dciu-i'iinj^  nict  ovc'rtiiif>d  Ic  zijii. 

\:idiil  il<  lu'iii  itliltr  hik'i  in  /.ijii  sliidfi-rkanu'r  inijii  pU'idooi  zfll  11014  t-ciis 
had  vooij>tlc'Z(.ii,  f<al'  liij  ziili  voor  iiiijiu-  aif^imieiitcii  hcwomiicii.  Dl-  }>i()oU- 
kiinstliisloi  iius,  van  wii-ii  wcl  c-ciis  j<c-mec'ii(l  wordt,  dat  liij  ecu  oeiiniaal 
aanvaardf  o|)vatlinj;  nioeiclijk  prijsi^ti'ri,  was  zell's  zoo  loyaal  in  licI 
door  hem  mode  geiedioeerdc  Jttliiiuitli  dcr  K.  I'r.  luiiislsdinntliiiujrii,  inijne 
(loen  wat  nader  iv^vn  I'rol".  NLMimaiin  f«es|)il.sU)  arf^iimenlatie  noj<  i-tiis  in 
haar  geheel  le  doeii  ardiiikkfii.  I^ii  persoonlijk  voegde  Bode  daaraan  iiof? 
deze  iioot  toe:  «  Die  ausridiiliche  lie{<iiindiing,  die  Heir  Vclh  in  ol)i»^eni 
Aufsalz  seiner  Ansieiit  iJiiei)!,  hal  inieh,  sovveil  dies  oinie  Naehpriifiinj>  vor 
deni  Hihle  nio^lieh  isl,  (hivon  iil)erzeii^l,  dasz  iij^end  einc  nennenswerle 
Verkleinerung  der  Naelilwaehe  nieht  wahrseheinlieh  isl.  »  Zeer  kort  daaiop 
kwnni  Prol'.  Six  in  liet  IhiUclin  intii  den  XrdcrUtndsclirn  Ondhcidkundiiji-n 
Blind  (Maart  l'.t()2)  zieii  hij  niijn  inziehlen  in  zake  de  Xaciilwaehlkweslie  in 
hoofdzaak  aanslnilen. 

Van  verderc  vcrzekeringen  van  inslemniing  wil  ik  er  nog  slechls  cene 
noenien.  De  hoogsl  kundige,  omzielitige  en  lieseheiden  Prof.  Ad.  Goldschmidl, 
van  wiens  lessen  le  Herlijn  Mevr.  Goekoop,  zijne  leerlinge,  nog  niel  in  alio 
opziehlen  genoegzaam  sehijnt  le  Iiel)l)cn  geprohleei'd,  verklaardc  niij  enkele 
jaren  geleden,  na  een  door  hem  geniaakle  reis  naar  Londen,  hoe  hij,  vooi- 
i\vn  Liindens  slaande,  beslisl  gevoehl  iiad,  dal  l{t'ini)randl  s  kompozitie  niel 
zoo  geweest  kon  zijn,  en  hij  lot  de  overtniging  was  gekomcn  (hit  ik  jnisi 
gezien  had.  Hij  maeliligde  mij  onhuigs  dil  gelnigenis  le  doen  drnkken 

Dil  alks  slaall  nalniMliJk  cMinnin  dat  ik  in  deze  dingen  gelijk  lich,  als 
de  parlicek'  weerii'ggingi'n  van  1).  ('..  .Nk'ver,  I'rol.  Nenmann  en  Dnrand- 
(ireville  inijn  ongehjk  l)ewezen.  Maar  hel  gi'i'l't  mij  missehicn  Jul  leeiil, 
mij  legenover  een  aanval  aks  van  Meviouw  (ioekoop  (die  mijn  l)eloog  rond- 
weg  aks  armzalig,  krompralende  wat  reeiil  is,  l)niten  (iods  genade  geU'gen, 
het  heilii^  icchl  dei'  knnsi  verkraelilend  en  dooi-  en  (k)<)r  valseli  van  redenee- 
ring,  signaleeit)  indien  dil  nog  noodig  moehl  zijn,  wel  een  weinig  gernggc- 
steund  te  voelen. 

Wij  willen  nn  niel  dezell'de  font  i)egaan  als  onze  bcstrijdster,  en  liever  de 
opmerkingen  ztlve,  die  Mevronw  (ioekoop  legen  mijne,  door  haar  niel 
gerel'ereerde  slellingen   aanvoerl,   helder  onder  de  oogen  zien. 

In  de  eersle  phials  wordl  ons  aan  de  weel  gel)raelil,  dat  Uemhrandl 
zonik'i-  Iwijfei  eersl  een   voorsliidie  van  (k-  Xaehtwaeht  hiil't  gesehilderd. 

Mevronw  (ioekoop  vindl  (hit  iiij  liier  malerieel  en  moreel  toe  verpheht 
was,  —  ergo  iieefl  l\emhrandl  dit  ookgethian.  De  sehilderij-liersleiler  .Ian  van 


207 


REMBRANDTIANA 

Dyk.  sprak  ook  immers  in  1758  van  «  het  egte  Model,  thans  in  handen  van 
den  beer  Bocndennaker.  »  Deze  voorstudie  van  Renihiandt's  eigen  hand  was 
«  hoogstwaarschijnlijk  van  helzell'de  I'orniaat  als  iicl  scliilderij  van  Lnndens, 
»  die  zeer  zeker  niet  de  groole  konipozitie  veikleinde.  »  Hel  is  alsof  de 
schrijfster  erbij  gestaan  had  toen  dit  alles  gebeurde,  zoo  pozitief  wordt  het 
ons  verzekerd.  Maar  er  hapert  ecn  kleinigheid.  Het  door  van  Dyk  bij  Boender- 
maker  geziene  stuk  was,  naar  algcmeen  op  lameUjk  soHcde  liistorischc  gege- 
vens  wordt  aangcnomen,  niets  anders  dan  de  kopie  van  Lnndens  zelve,  zooals 
wij  ze  nog  kennen.  Dit  weet  eenieder,  die  zich  met  de  kwestie  beeft  bezig- 
gehonden,  en  in  «  het  uitstekend  gedokunienteerd  sink  van  D^  Joh^  Dyserinck 
van  November  1890))  waarnaar  de  schrijfster  zelve  vcrwijst,  had  zij  dit 
gemakkelijk  kiinnen  vinden.  Het  komt  wel  eens  tot  eigen  schatie  nit,  wannecr 
men  met  exakt  weten  zoo  weinig  opbeeft. 

Mevronw  Goekoop's  te  losse  bewering,  dat  Rembrandt  een  voorstudie 
van  de  Nachtwacht  zou  hebben  geschilderd,  wordt  alleen  aangevoerd  als 
argument  voor  de  hechtheid  der  konipozitie  van  het  schilderij.  Ons  dunki, 
ook  zonder  deze  historische  I'anlazie  zou  men  bierin  nog  wel  gelooven. 
Doch  nu  beschrijft  onze  voorlichtster  nader,  waarin  zij  die  hechtheid 
ziet.  Deze  ligt  volgens  baar  in  de  poorl  op  den  achtergrond  als  eigenlijk 
middelpunt  der  konipozitie.  «  De  opstelling  is  die  van  een  driehoek  met 
gelijke  zijden,  van  een  wig,  met  tot  eindpunt  de  figuur  van  Banning  Cocq.  »  (*) 
Wij  krijgen  dan  verder  een  ietwal  zonderlinge  uiteenzelting  van  dit  drieboeks- 
princiep  in  het  samenslel,  dat  intusschen  nieer  bij  het  I'ormale  van  een  koni- 
pozitie als  de  door  Wolfllin  in  dergelijken  zin  toegelichle  Madonna  Sistina, 
dan  l)ij  een  massale  toon-konipozitie  zooals  Rembrandt  die  geeft,  zou  passen. 
Maar  bovendien  is  Mevrouw  G"s  redeneering  bier  van  weinig  kracht,  omdal 
die  poort,  die  volgens  baar  het  middelpunt  behoorde  te  zijn,  zelfs  op  den 
Lnndens,  waarin  zij  ilan  bet  onbedorven  sanienstel  wil  herkennen,  een  ilink 
eind  buiten  hel  centrum  slaat,  —  en  omdaf,  wanneer  men  het  zoo  mooi 
vindt  Banning  Cocq  in  de  vooruitgeschoven  wig  van  een  op  den  platten  grond 
getrokken  driehoek  le  beschouwen,  zeer  zeker  de  schrijlings  o])  het  muurlje 
zittende  helleliardier  de  linksche  afsluiling  van  dien  driehoek  zou  uitmaken, 
en  de  twee  toeschouwers  op  zij  bij  Lnndens,  juist  ook  diis  gezicn,  geheel  tot 
een  hors  doeuvre  worden. 

Doch  niijn  geachte  controversiste  heeft  een  met  meer  nadruk  te  berde 
gel)racht  argument  tegen  mijnc  opvalting.  Dit  is  bierin  gelegen,  dat  de  weg- 
loopende  jongen  op  de  kopie  van  Lundens  zoo  «  volkomen  logiescb  en  als 
gegroeid  uit  den  geest  van   den  maker  zelf »   met  zijn  recbterhand  de  leuning 

(*)  Onze  KiinsI,  Maarl,  biz.  127. 


208 


WM 

w^ 

^^^^BBBjB^^Bhf*^^  i 

Q^^2 

L— — 1*5*  •■•^*^^ 

^^H^^S^fl            9  !■       ;...j| 

—         SI 


HEMIiliANDTfASW 

<>iij|)t,  dill  iiic'iiKiiul,  wit'  ook,  die  aklii-  zoo  zou  kuniicn  iumviilliMi,  rii  zij 
(Ins  door  Romhiaiidl  zelvcii  lueds  <^ei<t'V(.'ii  iiioet  zijn.  Zooicts  knii  o|)  lu-l  cerste 
gezic'hl  nil  iiitt  onanidi'jr  opmcikiiii'  lijkeii,  en  iiic'lli'f^oiisl;i;mde  de  viiii  zclf- 
l)clia{>i'ii  l)l:iktii(lL'  wijzc  waarop  zij  wordl  vo()if<i'diajicn,  is  zij  iiiisscliien  dc 
niocilc  van  lui  \vi'i>i'n  en  overwe^en  waard. 

[,aal  ons  i-ciilir  di-  iix  I  naar  weike,  volj^ens  I)'  (ioikoop,  die  aanvnllint< 
door  eeii  vreenidt'  ondenki»aar  zon  zijn,  eens  nader  nio^en  i)esclion\vi'n  I 

Men  konUindei'rl,  als  ik  liel  wel  iicl),  lol  een  wel,  wannei'r  men  in  een 
serie  vei'seiiijnsi'len  een  \aslen  refuel  weel  aan  to  wijzeii,  wilki'  rei^il  in  iiel 
al<<enieen,  biiinen  le  omscliiijven  voorwaarden  l)lijri  j<elden. 

Is  nn  iu't  leit  dal  ■'  ^een  knnsliMiaar  liel  wcrk  van  een  antler  kan 
»  voltooien  ol  aanvnllen  oj)  znlk  een  nianier,  dat  dil  volkonien  ioi^iescli  lijkt  « 
o])  deze  wijze  denj>delijk  <iekonstaleei(i  ■' 

Dat  geen  enkel  knnstenaar  persoonlijk  iets  kan  vo()rll)ren<^en  i^eiieel  en 
al  {^elijk  een  ander  knnstenaar  dil  /.on  !iel)l)en  gedaan,  necnit  men  vanzelt' 
gaarne  aan.  Maar  liel  j^aat  met  Mevronw  (l()ekooj)'s  «  wet  van  tie  indixidneeie 
sche|)|)ingskraelil  »  natuurlijk  niet  iiieroni. 

I)e  wet  van  Mevrouw  Goekoop  wil,  hlijkens  liare  nadeie  lormideering, 
en  liet  verband  waarin  zij  liaar  aanvoerl,  de  vraag  raken  ol de  aanvnlling  van 
een  kunstwerk  door  een  vreemde  liand,  op  zulke  wijze  dat  die  aanvulling 
geiieel  logieseli  seliijnl,als  mogtiijk  ol  onmortelijk  moot  woiden  hesclioiiwd. 

Kn  dan  dient  te  worden  gekonslatcerd,  dat  van  een  overgroole  reeks  van 
waarnemingen,  die  de  onmogelijklieid  liiervan  zonden  aantoonen,  niets 
i)eken(i   is. 

De  voorl)eeiden  die  D'  Goekoop  zelve  voor  iiare  stelling  aanvoerl. 
doen  eigenlijk.  al  prineipieel,  niets  ler  zake.  Die  voorbeeiden  loeh,  wilien 
bewijzeii,  dat  de  aanvnllingen,  weike  aan  bekende,  gemiilileertle  knnstwerken 
lieproeld  zijn,  naderliand  na  liel  leiiigvinden  der  verloi'en  gedeellen,  niel 
bleken  te  klopi)en  met  de  inlenlie  van  de  oorspronkeli ]!<(•  makers  zelvc. 

Doeh  deze  voorbeeiden  zonden  in  easn  alleen  iets  slaven,  wanneer 
stellig  was  aangetoond,  dat  de  bedoeldc  aanvnllingen  op  ziehzell"  altoos 
onwaarseliijniijk  of  onlogieseli  waien  gebleven,  en  elke  aaniiemelijke  o|)lt)s- 
sing  (Ins  klaarblijkelijk  onbereikbaar  was,  —  lietgeen  niet  bet  geval  is. 

Mevr.  (i()ek()0])'s  vergelijking  overigens  met  bet  ber.slellen  van  anticke 
beeldwcrkcn  zou  ook  om  andere  redenen  mel  omziebligbeid  moelen  worden 
aanvaard. 

Ten  eersle  zijn  bare  voorlieclden  a  priori  niel  gelnkkit;.  liel  aani^evoerde 
aignment  der  onlbrekeiide  armen  van  de  Venus  van  Milo,  waarxan  de 
werkelijke  boudingen  op  de  vele  reslanralies  nooit  gevonden  werden,  toldal 
deze    bondingen   u(t(lrrh<iiu{    toeb   bleken    zoo    eenvondig,   zoo    natnnrlijk    te 


209 


REMBRASDTIAXA 

zijn,  (lilt  ecu  icder  zc  v;in  zcll'  spicki'iid  iKniiulc,  is  ooU  ;il  op  zich  zelf 
genomeii,  niet  heel  kleninieiul.  \V:mt  ol'sehoon  wij  welen  (hit  Mevroinv 
Goekooj)  in  de  wereld  der  iiifi^iavende  arclieologen  zcer  goede  relaties 
heeft,  en  het  diis  begrijpelijk  is,  dal  zij  op  liel  punt  van  nieuwe  ontdekkingen 
over  snellere  l)eiichlen  heschikt  dan  de  minder  ingewijden,  zoo  gaat  het 
toeh  nict  aan,  reeds  veistiekkende  gevolglrekkingen  te  niakcn  nit  vondstcn, 
waarvan   in    ininier   publick    nog   niets  bckend    nioeht  worden.   (') 

Hetzelfde  met  den  Laokoon.  «  De  vondsl  van  het  ont])rekende,  zoo  ver- 
blnfl'end  door  haar  natnnrlijklieid  en  eenvoud  »  is  evenmin  in  lireeder  kring 
lickend  gewoiden.  Men  nam  tot  nog  toe  aan,  tlat  de  ontbrekende  reeliterarm 
waarsehijidijk  aan  het  lioold  heeft  geraakt.  Van  een  daarop  stciincn  zon  dan, 
bij  bet  juist  naar  de  anderc  zijde  overhellen  van  ilat  iiooi'd  moeielijk  sprake 
kunnen  zijn  Toeh  is  dat  stennen,  volgens  Mevrouw  Goekoop,  n  7.00  cenvoudig 
en  kennelijk  mogehjk  «  gebleken.  Deze  verzekering  nu,  kan  ons  wcl  verlangend 
maken  de  werkelijke  bonding  van  den  weergevonden  arm  te  leeren  kennen, 
doch  mag  nog  niet  als  argument  gebruikl  worden,  zoolang  deze  verrassende 
vondst,  door  de  areheologen  die  haar  aan  Mevr.  Goekoop  zuUen  hebben 
meegedeelil,  veriler  zoo  zorgvuldig  geheim  gehouden  werd. 

Maar  00k  in  bet  algemeen  is  de  vergelijking  met  restauraties  van  licelden 
uit  de  oudbeid  in  deze  zaak  niel  doeltreffend. 

Wanneer  men  aan  een  beeldbouw-werk  iets  wil  aanvullen,  staat  men  voor 
een  oplossing,  die  met  de  drie  afmetingen  in  de  rninite  rekening  moet  bouden, 
lerwijl  men  bij  bet  aainulkn  van  een  schilderij  sleebts  met  de  veel  eenvoudiger 
opgaat'der  twee  afmetingen  van  het  platte  vlak  heeft  te  doen.  En  de  moderne 
berstellingen  van  antieke  ])eelden  lioden  00k  nog  het  overgroote  l)ezwaar  van 
het  zieli  moeielijk  lanmen  indenki'n  in  de  vormentaal  eener  king  voorbije 
knituur,  welk  bezwaar  zieh  niet  voordoet  bij  het  kompleteeren  van  een 
geseliilderde  tignur  door  iemand  nil  denzelfden  lijd  en  dezelfde  steer    (-) 

Wij  mogen  dus  [o[  zuivere  toelsing  der  wet  van  I)'  Goekoop  alleen 
voorbeelden  aanbalen  van  schilderijeii  die  werden  aangevuld.En  dan  kunnen, 
terwijl  van  eenig  pozitief  bcwijs  voor  deze  wet,  geen  sprake  is.  integendeel 
ziilke  voorbeelden  bepaald  het  /j/VZ-bestaan  er  van  bcwijzen,  waarbij  uitkomt 
dat  de  aanvuUingen  door  vreemde  hand  aan   die  scbilderijen  gedaan,  altoos 

(*)  III  de  Reiuie  Archeolociiqitc  van  cimlc  1906  komt  een  arlikcl  van  Reiiiacli  voor, 
waarin  no};  van  liet  ontliieken  der  Venus-arnien  gcwag  geniaakt  wordl.  Op  10  April  1907 
was  zelfs  l)ij  dc  dircktic  van  liet  Louvre  nos^  niels  van  een  dergelijke  vondsl  l)ekcnd. 

(*  Van  lienilirandt  en  Lundens  zou  men  knnnen  zeggen  wal  Slielley  ergens.  natuurlijk 
in  een  ander  vcrband  sclircef  :  «  Tlieie  were  ]>erliaps  low  oHicr  points  of  resemblance 
between  those  two  men  than  thai  which  the  universal  and  inevitable  influence  of  their 
age  produced.  And  this  is  an  influence  which  neither  the  meanest  scribbler  nor  the 
snblimesl  ger.ius  of  an  era  can  escape...  »  1  The  Rcroll  0/  Islaiii,  Preface). 


210 


HEMniiAMyn.WA 

als  gclieel  plaiizilx.'!  jii-iikccptccid  wjiifii,  toldjil  zij  lalei-  loevoegsels  van 
vifemdcn  blckeii  Iv  zijii. 

Ilirivaii  nil  zijn  indi-idaad  ttii  aaiital  i^tvalli-n  l)ekciid,  dorli  wij  willcii 
cr  slt'chts  drie  sprekeiule  aanvotiTii. 

Ten  ecisle  licl  hoo<>c  raam  op  de  leekeniii<>  van  Cats  naar  den  Sclnillcrs- 
niaalli jd.  i)il  wcrd  allijd  voor  evidcnl  {>t'lu)uden  en  zclfs  wd  als  iels  fiaais  f>epre- 
zen,  loldat  later  —  vooral  door  hel  maten-bewijs  van  t  Hoofl  (')  —  afdoende 
hleek,  dat  zulk   een  hoog  raam  op  lict   origineel   nooit  kaii  hebben  gestaan. 

Nog  trefTender  is  bet  vooibeeld  van  de  beide  vleugels  voor  Diircr's  Paiim- 
gartner-altaarstidv  in  de  Miinciiener  Pinakotiieek.  Naar  bet  beginsel  waarniee 
een  zeker  l\veede-ranf*s-insliid<t  i)lijkiiaarde  gekoncentrecrdbeid  van  nieester- 
werkeii  wil  verniinien,  waren  aaii  drie  kanten  beelerepen  aandeze  stukken  aan- 
gezel.  Van  de  kajijes  op  de  boolclen  bad  men  zeer  plauzibele  belmen  gemaakf. 
De  vaandragcrs  waren  speerdragers  geworden.  Het  gebaar  waarniee  Lukas 
Pnumgartner  den  draak  naast  bem  aanraakt,  was,  zonder  de  band  te  veran- 
deren,  in  bet  vasliiouden  van  een  scbild  gcmelamorl'ozeerd.  Kn  in  de  zwarte 
acblergronden  waren  groole  paarden  en  ingewikkelde  landscbappen  gescbil- 
deril,  die  aai\  de  oorspionkeiijke  ligiiren  een  weidscbe  omgeving  versebaften. 

Al  deze  veranderingen  kwanieii  nog  niel  lang  geleden  aan  den  dag,  toen 
men.  voornamelijk  door  l)ewijzen  van  i)nitenal,  op  bet  s|)oor  van  belangrijke 
oversebilderingen  was  gekoinen,  en  men  deze  eindeiijk  radikaal  wegnam. 
Toeb  was  een  zoo  grondig  Uiirer-kenner  als  Tbausing  nog  niet  op  bet  denk- 
l)eeld  van  zulk  een  travesli  gekomen,  en  beelt  Miitber  in  die  rijk  iiitgedostc 
scbilderijen  nog  lets  speeifiek-Diireriaanscb  aangewezen.  Kn  toen  de  zeven- 
tiende-eeuwsebe  oversebildering  voor  een  jaar  oi'vijt"  was  weggenomeii,  en 
de  loegevoegde  repen  waren  verwijderd,  was  bet  voor  velen  alsol  men  aan  de 
beroemde  sebilderijen  iets  van  des  meesters  eigen  band  bad  ontvreemd. 

Met  gold  bier  diis  een  zeer  welgeslaagde  en  volkomen  plauzibele  aanvul- 
ling,  niet  eens  nil  denzellden  tijd  als  bet  origineel,  en  ilie  beel  wal  meei'  om 
bet  lijlbad  dan  bet  toevoegen  van  een  enkeleii  onderarm. 

Het  derde  voorbeeld  biedl  ecliter  nog  de  sterkste  analogie  met  de  Nacbt- 
waeblkwestie.  Van  de  beroemde  Madonna  van  Bnrgemeesler  Mever  door 
Holbein,  in  Jul  Slot  le  DaiinsladI,  bislaal  len  beibaiing  in  bet  Museum  te 
Dresden,  die  aan  elken  kant,  —  van  boven  bet  meest  —  een  toevoegsel  vertoont. 
Deze  toevoegsels  zijn  zoo  gebeel  en  al  logieseb,  dat  men  lot  voor  veertig  jaar 
bet  Dresdenselie  sebilderij  voor  volkomen  eebt  bield,  en  zeer  velen  bet  Darin- 
sladtselie  ixemplaar  voor  een  kopie  aanzagen.  Kerst  na  een  builengewoon 
bardiiekkigen  slrijd  is  o|)  pozitieve  grondeii  vastgestebl,  dat  bet  Dresdenselie 

('/  l)c  Aiiislfiiliiminri .  \Vi'i-klil;i.l  v.mr  Nc<ki  I;iimI,  .I:iiiii:iii  l.S'.IT.  N-  KIIS. 


211 


REMBRANDTIANA 

stiik  een  zeer  fraaie  kopie  is  van  het  Darmstadtsche  origineel,  welke  kopie  in 
de  zeventicnde  eeuw,  waarschijnlijk  in  Holland  werd  vervaardigd. 

Een  vergelijking  der  twee  scliilderijcn  is  daarom  voor  het  geval  dat  ons 
bezighoudt  van  zooveel  belang,  omdat  de  Diesdensche  kopie  van  onderen  en 
op/.ij  toegevoegde  repen,  en  van  hoven  een  syslematische  ui trekking  van  het 
origineel  vertoont,  —  en  de  kopie  dns  in  hare  kompozitie-afwijkingen  tot 
het  origineel  staat,  bijna  juist  zooals  de  Lundens-kopie  tot  Rembrandt's 
Nachtwachl. 

De  met  znik  een  dringend  gebaar  van  bewijskracht  aangedragen  wet  van 
Di  Goekooi)-de  Jongh,  is  dns  door  de  I'antazie-rijke  sehrijfster,  lichtvaardig- 
weg,  tegen  duidelijk  sprekende  en  algemeen  bekende  verschijnselen  in,  loiiter 
ponr  Ic  l)esoin  de  la  cause  idt(jevonden. 

In  zooverre  men  nu  —  ook  nadat  het  l)leek,  hoe  hare  wcl  als  volstrekt  onge- 
grond  lerzijde  nioest  worden  geschoven  —  aan  de  opmerking  van  Mevrouw 
Goekoop  toeh  nog  cenige  beteckcnis  mocht  willen  toekennen,  dienl  te  worden 
vastgesteld,  dat  deze  opmerking  geenszins  (zooals  men  dat  van  iemand  die 
aan  een  L'niverziteit  in  de  kiuisthistorie  studeerde,  misschien  zou  verwaciilen) 
van  pozitief-kunstwetensehappelijken,  doch  bloot  van  subjeklief-artistieken 
aard  kan  zijn.  Van  poziliel-kunstwetenschappelijken  aard  zou  zij  kunnen  zijn, 
wanneer  wij  ivistcn  dal  de  jongen  l)ij  Lundens  authentiek  is,  en  het  vanzelf 
sprekende  der  aUtie  dan  aan  dicn  echten  jongen  gedemonstreerd  werd.  Van 
louter  sul)jektiei'-artislieken  aard  hlijl'l  het  argument,  wanneer  omgekeerd  de 
persoonlijke  mccning,  dat  die  aktie  zoo  onwecrlegbaar  logiesch  zou  zijn,  dienst 
doet  oni  de  belwisle  aulhenticiteit  van  den  Lundens-jongen  te  bewijzen. 

Mevr.  G.  persoonlijk  vindt  de  greep  van  die  hand  zoo  opvallend  door 
natuurlijkheid  en  eenvoud,  dat  zij  alleen  gegroeid  kan  zijn  uit  den  geest  van 
den  oorsi)ronkelijken  schepper  van  de  figuur  zelf.  De  jongen  bij  Lundens, 
met  andere  woorden,  zou  als  totaal-aktie  op  de  meest  onai'wijsbare  manier 
karakleristiek  voor  Rembrandt  zijn. 

Dit  laatste  nu  behoeft,  wil  er  overtuigende  krachl  van  uitgaan,  meer  dan 
een  apodiktische  verzekering,  door  kursiveeringen  aangedikt.  Het  zou  ook 
noodig  hebben  door  duidelijke  analogieen  uit  Rembrandt's  werk  gesteund  te 
worden.  En  voor  louter  een  verzekering  op  gevoels-gezag  zou  de  sehrijfster 
wel  iets  meer  ingewijdheid  in  Rembrandt's  kunst  behoeven,  dan  zij  tot  nu  toe 
heeft  getoond.  Het  eenige  artikel  rakende  die  dingen,  wat  mij  voor  dezen 
van  de  geachfe  sehrijfster  bekend  werd,  is  niet  gesehikt  om  aan  hare 
autoriteit  in  het  begrijpen  van  Rembrandt's  innigsl  wezen  legenover  die  van 
anderen  eenige  waarde  te  doen  toekennen. 

Het  was  in  de  Augustus-atlevering  van  dit  lijdschiitt,  dal  door  Mevr.  G 


212 


Phot.  Hunlstaeiii;!,  iii.ncl.f 


HANS  lIDI.niilN  DE  JONGE:  UE  MADONNA  VAN  liUHdEMEESTEH  MEYEH. 
(GiooUifilogclijk  Slot  te  Darmstadt). 


KOI'IK  NAAll  IIOI.BKINS  MADONNA  VAN  1)1  lUiK.MKESTICH  MKYEH 

(wiinrM'liijiiliJk  in  ilr  xvii*  I'uiiw  in  Ilollaiul  niM'liildrnl). 
iKiiiiIkI.  Gi-inriliU'Kiilcrii-.  Dri'Mlnil. 


/;/•;  .u/;/M . \ />'//.  I. v.i 

een  eenigszins  op/.iciiharciul  arlikcltjc  {^twijcl  werd  aaii  liel  prenlje,(lat  in  din 
oiiden  calalogus  van  lUnil)raiidt's  etscii  door  Hartsch  ondcr  n"  I5IU)  bcschrcvcn 
staat. 

Di'  hc'dnclilzaiiH'  W.  von  Seidlitz  zegl  van  (lit  picntjc  :  «  Siclil  von 
RemhvamU.  Audi  voii  Bode  uiid  Strater  (hrictl.  Milteil.)  vcrworreii.  I'i'ir 
Hcmhraiull  vicl  zii  schlechl  gczeichnel.  » 

Er  is  in  deze  els  met  liaar  schemeraciitig  elTekt  iets  dal  men,  vooral  cm 
het  turen  van  de  oogen,  bij  een  welwillende  gezindlieid  op  het  eersle  gcziclit 
fijn  zou  Uunnen  noemen.  Maar  bij  nader  toezien  blijkt  het  samenstel  al  te 
zwak.  Vooral  de  buitenlijn  van  de  kiespijn-achtige  kaak  en  de  ingeseheurde 
mondlioek  zijn  tegclijk  rauw  en  weil'elend,  en  de  hoed,  evenals  het  door  de 
schriji'ster  gcheel  voorbijgeziene  haar,  zijn  zoo  weinig  besUssend  aangediiid, 
de  verdere  kiiel)elde-kiab  is  zoo  willekeuiig,  dat  men  in  het  gehcel  meer  aan 
het  jjiobeeren  van  een  wel  wat  aardigs  voelend  dilettant  dan  aan  een  croquis 
van  een  groot  meestergaat  denken. 

Mevr.  Gockooj)  is  niet  van  zulke  nieening.  Zij  citecit  de  aanleekening  van 
von  Seidlitz  oin  er  dadelijk  aan  toe  te  voegen  :  «  Hiermce  wordt  feitelijk  niets 
)>  anders  opgemeikt  (sie),  dan  dat  het  portret  met  zijn  vicemd  aanzien  niet 
»  uit  Rembrandt's  tijd  is  ;  sleeht  geteekcnd  is  de  kop  alles  behalve  ;  hij  zit 
»  praehtig  in  elkaar;  alleen  hij  is  niet  17-eeu\vseh,  hoewel  toch  door 
I)  Rembrandt  geetst.  » 

De  sehrijfster  maakt  eehter  niet  alleen  bet  algemeen  verworpen  ctsje 
met  een  slag  authentiek,  zij  weet  er  allerlei  bizonders  in  op  te  merken,  om 
den  lezcr  dan  met  groote  radheid  van  konkluzics-trekken  duidelijk  te  maken, 
dat  het  prentje  door  Rembrandt  vervaardigd  werd  naar  een  onde  tronie  uit 
zijn  kunstverzameling,  die  in  zijn  l)oedelinvcntaris  als  van  Van  Eyek  wordt 
i)eseiireven.  In  het  voorl)ijgaan  vertelt  Mevr.  Goekoop  ons  dan  ook  nog,  dat 
l)ij  Van  Eyek  de  iianden  alleen  als  dragers  van  lut  athibuut  dicnden.  en 
gewaagt  zij  verder  van  «  onpersoonlijke,  slechl  gemodeieeide  handen  ais  van 
Jan  Van  Eyek  ». 

De  handen  van  Jodocus  Vydt  en  zijn  vrouw,  evenals  die  van  de  Londen- 
sehe  Arnolfini's  en  den  praehligen  donateur  op  het  altaarstuk  in  de  Brugsehe 
Akademie,  had  nun  lot  nu  toe  voor  wonderwerken  gehouden.  Mevrouw 
Goekoo|)  brengt  ze  met  een  pennestreek  tot  den  graad  van  mindeiwaardig- 
heid  lerug. 

Dit  alles  nu  mag  van  \velenseba])pelijke  fantazie  getuigen  en  volkomen 
van  goeder  Irouw  willen  zijn,  het  is  en  lilijit.  wat  nun  nu  eenmaal  overeen- 
gekomen  is,  wild  te  noenu-n. 

En  niet  anders  nu  dan  buitengewoon  wild  ook  is  heel  Mevrouw  (loekoop's 
argunu-nl  van  den  greep  bij  den  jongen  op  Eundens'  Naehtwaeht.  Met  denzelf- 


213 


REMBRAXDTIAXA 

den  overmoed  en  dezelfde  verviildheid  van  eigcMi  inziclit,  die  haar  de  gemelde 
lieschonwing  over  het  al  te  zwakke  etsje  deden  schrijven,  pousseeii  Mevr.  G. 
haar  inval  over  dien  jongensarm.  «  Gesteld  »,  zoo  schrijft  niijn  bestrijdster, 
ft  dat  van  de  jongens-figuur  niels  anders  hekend  ware  als  het  sluk,  dat  men  op 
»  de  Nachtwacht  ziet,  en  er  werd  gevraagd  het  onlbrekende  aan  te  vuUen,  hoe- 
»  veel  aangezette  arnien  zou  men  te  zien  krijgen,  hoeveel  bewegingen,  behalve 
))  die  van  het  vastgrijpen  van  een  Icnning,  van  wier  l)estaan  niemand  weet  ?  » 
Het  zwaarlepunl  nn,  is  hier  weder  een  bewering  die  uit  wilde  fantazie  geboren 
werd.  «  Een  lenning  van  wier  bestaan  niemand  weet  ».  Niemand?  Mij  dnnkt 
alleen  Mevronw  Goekoop  niet !  Want  op  de  Nachtwacht  zooals  wij  die  kennen, 
is  in  den  hoek  onderaan  wel  degcHjk  en  zeer  duidehjk  een  lenning  aange- 
geven,  die  alleen  bij  Lnndens  een  jnist  niet  zeer  Reml)randtieke  hoofdrol  komt 
te  vervullen.  De  bovenste  balie  is  vastgehecht  tegcn  het  nuuulje  waarop  de 
hellebaardier  zit.  Ylak  daarbij  is  er  (zooals  zich  onder  de  tegenwoordige  nit- 
neniende  verlichting  zeer  goed  laat  zien)  blijkbaar  een  gat  in  het  schilderij 
geweest,  dat  al  veel  vroeger  hersteld  werd.  Maar  de  hersteller  wist  toen 
kennelijk  met  dat  stuk  kromme  ijzeren  staaf  geen  raad,  en  vnlde  het  aan  tot 
een  ijzeren  ring.  De  repeinte  is  zonder  moeite  zichtbaar,  maar  moet  al  vrij 
oud  zijn,  want  op  de  bekende  teekening  van  Cats  vindt  men  dien  ring  ook  al 
aanwezig.  De  tweede  balie  is  op  de  Nachtwacht  evenzeer  duidelijk  te  zien  en 
loopt  van  boven  des  jongens  rechterknie  schnins  naar  lieneden  in  de  lijst. 

Dat  nn  een  kopiist,  die  om  welke  reden  dan  ook,  het  schilderij  naar 
dien  kant  wenschte  uit  te  breiden,  op  het  idee  moest  komen,  die  aangegeven 
lenning  voort  te  zetten  en  's  jongens  rechterarm  er  mee  in  verband  te 
brengen,  het  zou  werkelijk  nooit  door  iemand,  die  zelf  wel  eens  een  figuurtje 
geteekend  heeft,  voor  iets  bizonders,  laat  staan  voor  ondenkbaar,  worden 
gehouden. 

Men  zou  evengoed  het  ver  naar  links  in  de  leegte  doen  uitwapperen  van 
de  pluim  op  den  helm  van  den  hellebardier  tot  iets  onnavolgbaars  kunnen 
nitroepen. 

Alleen  dan  ook  uit  de  minder  bedaarde  overwegingen  van  Mevrouw 
Goekoop,  die  zich  blijkbaar  geen  tijd  heeft  gegund  het  schilderij  waartoe  zij 
nader  wilde  brengen  eens  nauwkeurig  te  bekijken,  —  alleen  uit  zekere  eigen- 
aardige  onbedachtzaamheid  dezer  schrijfster  kon  een  inzicht  voortkomen,  dat 
aan  een  in  hare  basis  geheel  ongekontroleerde  opmerking,  in  verband  met 
een  wet  welke  tegen  algemeen  bekende  feiten  in  werd  gedekreteerd,  eenige 
bewijskracht  voor  de  afsnijding  van  de  Nachtwacht  toekende. 

Ik  moet  overigens  —  al  zal  dit  voor  Mevr.  G.  allicht  te  zeer  op  subtiel 
aanschouwen  gegrond  zijn  —  opmerken,  dat  wat  de  kopie  van  Lundens  als 


214 


HEMIiliASnn.WA 

.Kiiiviillinj^  v;m  di-ii  joii{<en  gecft,  nict  ziiivcr  scliijiit  a:in  If  sluiteii  bij  wal  wij 
er  o|)  cl(.'  Xaclitwiiclil  van  licl)bcn.  Prccics  zooals  l)ij  Luiulens  kan  dc  jon{»tMi, 
bchalvc  noj{  (iat  liij  op  zijii  kopie  zoovccl  liooger  is  gczel  clan  op  bet  oiiginccl, 
diinkl  mij  nooil  {^eweest  zijn,  omtlal  zijn  reclilcrscboudcr  t'n  iiitgesUekle 
bovenarm  daar  ten  opziclile  van  zijn  koj)  wal  lager  reiken  dan  op  de 
Nacbtwacbl  zclvc.  Ja  men  vindl  op  Jul  oiigineel  bij  aandacbtigo  bescbouwing 
(met  op  iiet  doek  scbijnend  zonliebt)  nauwelijks  speling  voor  den  aanzet  van 
zulk  een  uilgesloken  onderarni.  Kn  bel  is  dan  ook  geenszins  onniogebjk  dat 
de  jongen  zijn  rechter-elleboog  opzel  en  de  band  in  de  zijde  sleunt,  of  deze 
evenals  de  Hnkerband  aan  den  kriiilboorn  doel  raken.  Bij  een  bard  loopenden 
knaap  zou  dit  nog  al  zoo  l)egiijpebjk  zijn  als  bet  zicb  vastbouden.  Scberp 
gedefinieerd  is  de  partij  ecbler  in  geen  geval,  gebjk  zicb  dat  bij  liet  scbilderen 
van  een  boek  zeer  goed  laat  verstaan.  En  beel  steik  krijgt  men,  niet  alleen 
van  den  jongen  zeli',  maar  van  den  jongen  met  zijn  tonige  omgeving,  den 
intbnk  van  een  cMer  dot"  gesmooide  partijen,  zooals  Rembrandt  die  in  de 
bocken  van  zijn  kompozilies  zoo  gaarne  aanbrengt,  en  die  geen  rol  in  de 
bandeling  spelen  maar  alleen  een  steunsel  aanbrengen  in  den  niassalen  bouw. 
Dat  die  jongen,  dien  Mevr.  Goekoop  bij  den  door  anderen  zeer  onrem- 
brandtiek  geaelilen  Lundens  zoo  mooi  vindt,  juist  in  den  vorm  zooals  wij 
hem  op  de  Nnchluxicht  zelve  kennen,  een  motief  uitmaakt.  gebeel  in  den  stiji 
van  Rembrandls  werk,  —  ja  dat  zulk  een  boek-repoussoir  met  bijna  precies 
dezelfde  kontoer  in  des  meesters  etsen  herhaaldelijk  voorkoml,  (bet  duidelijkst 
op  bet  elsje  B.  51)  niocbt  ik  vroeger  op  zakelijke  wijze  aantoonen.  En  daar- 
mede  beb  ik,  al  zon  ik  den  prctentieuzen  term  niet  voor  mijn  rekening  willen 
nenien,  mij  meer  naar  een  wezenlijke  a  wet  der  individueele  schcppings- 
kracbt  »  geriebt,  dan  mijne  bestrijdsler  bet  in  bare  alleen  aan  cigen  invallen 
getoetste  beweringen  deed. 

Het  was  mij  onaangenaam,  eenmaal  door  een  vrouw  dermate  uitdagend 
in  het  strijdperk  geroepen,  haar  aanval  te  moeten  refuteeren  met  een  beslist- 
bcid,  die  minder  plaals  liet  voor  voile  boflelijkheid  dan  mij  lief  ware.  Maar 
ik  bekcn  mij  in  deze  een  overtuigd  voorslander  van  de  recblen  der  vrouwcn. 
Zij  hebben  reebl  op  besclierming,  recbt  op  voile  vrijbeid,  maar  ook  als  bet 
eropaankomt  recbt  oni  de  ronde  waarbeid  te  booren.  Ik  wil  deze  aan  1)^ 
Gockoop-de.Iongb  niet  nil  misplaalslen  mannelijken  scbroom  ontbouden. 

De  neiging  vooral  van  deze  kunstbistorica,  om  buiten  verboiiding  lot 
liaar  knnnen  lets  bizonders  te  presteeren,  liceft  baar  verleid  tot  bet  samen- 
stellen  van  een  artikel,  waarin  zij  in  plaals  van  ernsligc  sludic  te  vcel  ophef, 
en  in  slede  van  verdicplbeid  in  een  groole  kunsl,  de  gebarcnrijke  zelfgenoeg- 
zaambeid  van  groole  woorden  geell. 


215 


REMBRANDTIANA 

En  in  elk  geval  heeft  zij  thans  in  zake  Rembrandt-onderzoek,  tot  tvvee- 
maal  toe  bewezen,  dat  haar  eigenaardig  temperament  meer  geschiktbeid 
biedt  voor  den  gedurfden  draf,  om  niet  te  zeggen  bet  doordiaven  van  apodik- 
tiescb  verkondigen,  dan  voor  den  rustigen  en  geduldigen  tred  van  een  klaar 
en  vriicbtbaar  betoog. 

En  locb  komt  bet  mij  voor  dat  de  nadruk,  waarmee  Mevrouw  Goekoop 
nog  eens  de  aandacbt  op  dien  wegloopenden  jongen  beeft  willen  vestigen, 
voor  een  nog  nadere  bescbouwing  van  de  kwestie  indirekt  wel  vrucbten  zou 
knnnen  dragen.  Een  materieel  bewijs  voor  bet  niet-afgesnedcn  zijn  is  uit  den 
aard  der  zaak  oneindig  moeilijker  te  leveren,  dan  dit  eventueel  een  afdoend 
bewijs  voor  een  afsnijding  zou  wezen.  En  bet  vruchtbaarste  werk  wat  in  deze 
gedaan  kan  worden,  blijft  een  nauwlettend  kritizeeren  van  wat  men,  ware  bet 
een  recbtzaak,  bet  voornaamste  bewijsstuk  a  cbarge  zou  noemen. 

Reeds  vroeger  beb  ik  in  dat  bewijsstuk,  de  kopie  van  Lundens,  boogst 
bedenkelijke  dingen  kunnen  aantoonen.  De  slrook  die  er,  als  men  op  den 
Lundens  vertrouwde,  van  boven  aan  de  Nacbtwacbt  zou  bel)ben  gezeten, 
kan  inderdaad  nooit  zoo  geweest  zijn,  want  dan  kon,  bij  z66veel  boogte  die 
er  afgesneden  zou  zijn,  liet  raam  recbts  bovenaan  niet  juist  zoo  op  bet 
gemutileerde  origineel  voorkomen. 

Ook  de  smallere  strook  onderaan  bij  Lundens,  kan  op  bet  origineel,  gelijk 
ik  vroeger  reeds  deed  uitkomen,  moeielijk  zoo  zijn  geweest.  Dit  wordt  nog 
versterkt  door  bet  feit  dat,  een  klein  jaar  geleden,  toen  de  Nacbtwacbt  uit 
de  lijst  stond  en  verscb  geregenereerd  was.  Prof.  Six,  Prof.  Allebe,  Jbr  van 
Riemsdyk,  C.  G.  t  Hooft  en  scbrijver  dezes,  in  den  vloer,  onder  aan  den 
rand  van  de  verf,  in  de  oude  klcur,  duidelijk  een  forscbe  borizontale  streep 
van  de  kwast  zagen,  die  niet  anders  dan  van  Rembrandt  zelf  kan  zijn,  en 
waarmee  kennelijk  door  den  meesler  daar  ter  plaatse  de  oorspronkelijke 
begrenzing  van  zijn  tafereel  werd  aangegeven. 

Aan  twee  kanten  is  dus  de  autbenticiteit  van  de  kopie  door  Lundens 
tamelijk  stellig  gerefuteerd. 

En  indien  men  tbans,  wat  bij  de  tegenwoordige  plaatsing,  nu  bet  zonlicht 
ongebroken  op  dit  deel  van  bet  scbilderij  kan  worden  toegelaten,  de  altijd 
eenigszins  wegdommelende  figuur  van  den  jongen  eens  nauwkeurig  zou 
mogen  vergelijken  met  den  Lundens  zelf,  die  tocb  werkelijk  best  eens  uit 
Louden  overgestuurd  kon  worden,  (')  dan  zou  eenig  pozitief  resultaat  van  die 
vergelijking  niet  onmogelijk  zijn. 

Mocbt  bet,  wat  ik  op  grond  van  mijn   voorloopige  opmerkingen,  zonder 

(*)  Het  stuk  hangt  in  den  laatsteii  tijd  niet  meer  op  de  in  liet  oog  vallende  plaats  in  de 
National  Gallery,  en  zijn  afwezigheid  zou  Ihans  nauwelijks  worden  opgemerkt. 


216 


HEMliRANDI'  ;  DE  WEC.LOOl'ICNDK  .lONdEN  VAN  DE  NACHTWACHT. 


REMBRANDT  :  DE  STEI  NH.1N(.  VAX  ST.  STEI  ANUS. 
(Ets;  Bailschll;). 

Voorheeld  van  ccn  kciniposilic  dnoi-  li.nilii  miuU,  wolk.-  links  (iniU-iaan 
(■(Ml  inkdinplclc-  liHiuir  Ic  zicn  Kccll,  (lie  aK  licckiciuiussoir  analoog  is 
aan  die  van  dm  .ionncii  (ip  dc-  NaclilwaLlil. 


"^^^m 


i*-i^r- 


HK.MIiHANOT:  DE  C.HOOTE  LKEUWENJACHT,  (els:  narlscli  111). 
Voorbceld  nls  vorcn. 


Itl.MltU.wnr  :  SIMEON  in  den  TEMPEI,.  (els;  IIihImIi  .M). 
Vn(irl>fi-l<l  nls  \  ori-ii 


iii:MniiAM)Ti.\s.\ 

den  Liindcns  er  hij  <<cniankl,  iiict  voor  waaiscliijiilijk  lioiid,  hlijktii.  dal  (k- 
jongcii  op  (Ir  k()i)ie  in  liooliizaak  lodi  wc-l  jjasl  aaii  dcii  oursproiikflijkcn  van 
Renil)randt,  dan  zoii  tlaanncc  iio^  in  lu'l  niiiist  iiIlIs  poziliffs  Ijcwezcn  zijn. 
Want  dc  grootf  kaiis  van  ccn  aanzclscl,  zooals  Lundt-ns  d'lv  van  I)()vcn  en 
van  onderaan  inellerdaad  niaakle,  bleef  dan  noj^  j^elieel  open. 

Maar  indien  ziilk  een  onderzoek  zoii  aanlooncn,  dat  die  jonyen,  blijkens 
zijn  liguur  op  liel  ori<>ineel,  iiiel  in  zijn  {<elieel  zoo  geweesl  kan  zijn  als 
de  kopie  hem  te  zien  gveW,  dan  zou  dil  een  kraclilig  aif<nment  hieden  tegen  do 
aullienlieiteil  dicr  kopie,  ook  aan  deze,  de  gewichtigste  zijde.  Hn  daarniede 
zou  men  dan  in  dil  komplex  werkelijk  een  nieuw  en  doorslaand  bewijs 
hebben  gevonden  voor  iets,  wal  altoos  en  oveial  erkend  is  als  bet  allcr- 
moeielijkst  te  l)e\vijzen  :  een  negatie. 

Overigcns  past  niij  persoonlijk,  of  zulks  hare  bedoeUng  nu  ware  of  niel, 
tegenover  Mevrouw  Gockoop  enkcl  dankbaarheid.  Zij  heeft  niij  door  hel 
onliesuisd  poneeren  van  hare  denkbecldige  wet  een  welkome  gelegenheid 
gel)oden  oni  nog  eens  sprekende  blijken  bij  te  brengen  aangaande  bet 
bedrieglijk-ecbl  herscheppcn  van  meeslerwerken.  Vroeger  bad  ik  alleen 
Steiierwald  en  (lats  aangehaald  om  slaalljes  te  doen  kennen  van  zekere 
zonderlinge  geziniibeid  lot  lict  veranderen  en  tevens  quasi-verbeleren  van 
sebilderijen.  En  van  deze  twee  gaf  alleen  Cats  met  zijn  leekening  naar  den 
Schuttersmaallijd  werkelijk  een  proeve  van  ccn  geforceerde  kopie,  die  men 
niettemin  voor  aiilhenlieker  dan  hel  origineel  heeft  gehouden.  Thans  mocht 
ik,  geholpen  door  den  onvriendelijken  aandrang  mijner  legenparlij,  twee 
scblagende  nieuwe  voorbeeldcn  aanvoeren  van  sebilderijen,  die  op  bet 
origineel  of  in  kopie,  zclfs  langen  tijd  na  bun  onlstaan,  lendentiens  veranderd 
waren  op  zoo  plauzibele  manier,  dat  men  de  gewijzigde  uilgaven  als  de  echte 
was  gaan  beschouwen. 

Hel  feit  nu,  dat  die  in  Steuerwald  als  belicliaanide  neiging  dns  allerminst 
alleen  staat,  veeleer  periodiek  lerugkeerl,  maakt  bet  altijd  vreemd-lijkende 
verschijnsel  van  dc  Lundens-kopic  veel  begrijpelijker,  —  en  de  Irooslrijke 
kans,  dal  wij  in  Hembrandt's  Xaeblwaeht,  evenals  in  de  Miuichener  Diners 
en  den  Darmsladlcr  Holbein,  een  onverminkl  meesterwerk  bezillen,  deze  toeh 
al  aanzienlijke  kans  is  dus,  na  bet  neerdalen  der,  door  Mevr.  tioekoops 
hoogvliegende  l)eweringen  opgejaagde  slofwolken,  nog  slechls  vcrheldcrd  te 
voorscbijn  gelreden. 
*prii  1907.  Jan  \mH. 


217 


ALFRED    STEVENS 


Alfred  Stevens 
Alfred  Stevens  : 
Alfred  Stevens  : 
Alfred  Stevens  : 
Alfred  Stevens 
Alfred  Stevens 


On  n  est  nil  grand  ])cintrc  ([u;!  la  condition 
d'etre  un  niaitre  ouvrier. 

iAlfki;d  Stevens). 

M.i.oozE  artikelen,  monografieen  en  nolas,  verkondigden 
der  wereld  in  alle  mogelijke  dagbladen  en  tijdschriften, 
<iat  Alfred  Stevens  den  2"|sicn  Aiii^tislns  1906  gestorven 
was. 

Dc  sclirijvers  van  dit  vele  prosa  meenden  gewoon- 
lijk  door  een  ondertitel  de  ludde  van  bewondering,  die 
ze  den  doode   braehten.   nader  le  moeten  aanduiden  : 

Een  Schilder  van  de  Vronw  (met  hoofdletters). 

Een  Intimist  der  xix''  eeuw, 

Een  Schilder  van  het  Moderne  Leven, 

Een  groote  «  Kleinmeester,  » 

De  Schilder  vandeParisienne  onder  het  tweede  K'^'-^rrijk. 

De  Schilder  der  vronwelijke  bevalligheid,  enz.  enz. 


Deze  etiketten  verkleinen  den  Meester  en  zijn  kunsf. 

Ik  acht  't  nieer  overecnkomstig  de  waarheid  cm  le  zeggen  dat  Stevens 
boven  en  voor  alles  Een  Schilder  was.  Maar  dat  dan  ook  in  de  meest  volstrekte 
beteekenis  van  't  woord.  Een  schilder,  meer  schilder  dan  eenig  ander.  De 
vleeschgeworden  schilderkunst  of  de  schilderkunst,  die  een  mensch  was 
gewordcn  !  Een  oog  en  een  hand.  Een  oog,  waarvan  de  gevoeligheid  en  de 
wellust  van  "t  zien  als  een  wonder  waren,  maar  toch  niet  meer  verwonderlijk 
en  overbhiffend  dan  dc  bekwaamheid  en  de  technische  vaardigheid  van  zijn 
hand. 

Voor  alle  andt  gaven  onderscheid  ik  echter  bij  Alfred  Stevens  de  kunst 
van  't  altijd  Wv^'cr  nienw  vinden  van  kleuren  en  klenr-harnionieen.  We  moeten 
vooral  op  deze  gaaf  de  aandacht  vestigen,  die  wel  de  meest  eigenaardige  was 
van  zijn  temperament.  Het  gevoel,  dat  hij  voor  compositie  had,  niet  in  den 
pedanten,  academischen  zin  van  het  woord,  maar  opgevat  volgens  de  betee- 
kenis van  een   compositie,  die   verwezenlijkt  wordt  in   klenr,  door  't  bijeen- 


218 


ALFRED  STEVKNS  :  -  LK  BILLKT  I)E  FAIRE  PART, 
(Verzameling  van  den  H.'er  Albert  Sareiis,  Biiissel) 


M.I  hi: I)  .s//;\7-;.v.s 

vocgen  van  tiiik'ii  cii  Iri-doi -Inn  iiioiii.sclR'  toiu'ii,  iik'I  rni  ivliniscli  imizii-kaal 
gevoel  voor  IfgeiisUllingcii  cii  i^iliidclijkr  ()vt'rgaiij<cn  in  di-n  l<laiik,  is  verha- 
zcnd.  Dil    vooml  is  ccn   kciisclu'Kciidc  ii!^ciiscli:i|)  \;im  AMicd  Stevens.   Uil  is 


AIJ'UI'.l)  SIKVK.SS  in  IKioulB'-"!-  '-i-n  loioniiilii-;. 

wal  hij  nieiiw  in  dc  kunst  lieel'l  iji'ijiaclil  i-ii  oiilwikkidd,  vcr  i)ovcn  vclc 
aiidercn,  die  voor  hem  dil  enkel  niaar  vaag  iiadden  voorgevoeld. 

Andcien  voiiden  lain  composilie  in  de  arahesk  der  iijn,  in  liel  evenwichl 
der  niassas.  Zonder  deze  niiddelen  van  iiildinkking  le  versniaden,  sciiiej) 
Stevens  zijn  weikon  in  gekleurde  akkoorden. 

Reeds  heel  vioeg  had  liij  zieli  een  ongeloofcHjke  virtn.)>iliit  in  de  lechni- 
sche  uitvoering  van  zijii  weik  veiworven.  Van  den  aanvang  al  wisi  hij  het 
gegeven  tol  aan  hel  uilerste  door  le  voeicn  en  uil  le  diukken  met  die  geniak- 
keUjklieid  van  loets,  die  Ireflendc  jiiislheid  van  eflekl,  die  schoonheid  en 
verscheidenheid    van  de  gekozen  slol,  in  eon  woord  niel  ihil  snhtiele  inslinkl 


219 


ALFRED  STF.VENS 

voor  het  volmaakte  werk,  dat  aaii  al  zijn  sappige,  jiiisf  waargenomen  stiikken, 
die  nooit  oiirustig,  droog  of  eng  zijn,  die  oiiljeschiijtelijke  aantrekkelijkheid 
verleenen. 


ALFRED  STEVHNS  :  Alle  gcluk. 

(Kon.  Musoa  voor  Schilder-  en  IUh-UIIuuiw  kunst.  Biiissel). 

Niemaiul  lieeit  l  heter  dan  hij  vcrstaan  oin  de  substantie  der  diiigen  te 
schilderen.  De  heer  Veilaiit,  l)csUiiiider  dor  Sclioone  Kunsten  van  Belgie, 
vestigde  daar  lerecht  de  aandaclit  op  in  een  welsprckende  rede,  die  hij 
uitsprak,  staande  voor  de  baar.  Daardoor  schijnt  hij  de  mogelijkheden  van  zijn 
vak  te  bebben  uitgebreid.  Nooit  voor  hem  had  de  zaclile  matheid  van  een 
vrouwenhuid,  gcgloeid  met  zoo  tcedere  en  toch  scliillerende  glanzen.  Het 
glinsteren  der  oogen,  bet  dons  der  zaclile  wangeii,  de  frambozen-sappigheid 
van  de  even  door  bet  leven  aangczwoilen  Hppen,  vindt  men  stralend  op  al 
zijn  stukken,   bijna  als  een  wonder  van  waarbeid  weer.  Het  baar  bcgint  te 


220 


ALl'KEK  STEVENS:  PALJIENZONDAU 

(VfizaiMflini,'  X.). 


ALFIUil)  STICVHXS 

golven  en  le  ghmzon,  kleinooilieon  schittcrcii  en  op  dc  kleercn,  oj)  den 
aclilc'if^rond,  nceinl  iederc  louts,  die  iieer  wordl  {^ezel,  dadelijk  't  eij4enaaidig 
karaUtei'  van  de  eeii  ol  aiidere  slot"  aaii  :  lulle,  lliiweel,  salijii,  boni  of  pliii- 
men ;  veilakl,  zilver,  krislal,  hois  dcs  iles  ol  l)loenien-l)laien. 

Na  vele  <<eslachten  van  schilders  gekonien,  l)leer  Alfred  Stevens  —  en  dat 
geheel  sponlaan  —  in  zijn  kleurverbindingen  altijd  nieuw,  onveiwaclit  en 
aanlrekkelijk.  Onovertiofl'en  verl'nienger,  kundig  eniaillenr,  verrijkle  liij  al 
dc  technische  hnlphronnen  der  scliildcrknnsl  met  nieijwe  vondslen,  welke 
heel  de  crvaring  der  voorbijgegane  eeiiwen  niet  te  zijner  hesciiikking  liadden 
gesteld.  Dit  is  zijn  eigenaardige  verdicnste  en  de  reclitvaardiging  van  zijn 
persoonlijken  roeni.  llij  miintte  evenzeer  iiit  door  de  lijniieid  en  bekoorlijk- 
hcid  van  zijn  kleuien,  als  door  een  groole  geniakkelijklieid  en  vaardigheid  in 
de  bebandcling  van  zijn  sujekt,  —  bnitengewone  verdiensten  in  een  geheel 
van  plastische  kwaliteiten,  die  hem  een  allereeiste  plaals  verzekeren  ondcr 
de  Meeslers  der  schildcrkunst  van  de  xi.v'^  cenw. 

En  huilen  dal  alles  was  iiij  dan  nog  al  wat  men  zoo  fijnljes  bij  iieni 
heefl  waargenomen.  Maar  dal  was  dan  bij  wijze  van  loegil'l,  en  bet  is  literaluur. 

Dat  Stevens,  de  schilder  van  bet  inoiuhiine  leven,  ingeburgerd  le  Parijs, 
door  zijn  gevoel  en  liefde  voor  de  klenr  een  Vlaming  is  gebleven,  —  een  zeer 
verfijnde  Vlaming  als  men  wil,  maar  een  Vlaming,  —  wordl  wel  door 
niemand  meer  betwisl.  Nooit  heefl  hij  afsland  van  zijn  gaven  als  noordelijk 
schilder  gedaan  :  bnitengewone  gevoeligheid  van  visie,  volmaakle  juislheid 
der  verschillende  kleuraccoorden,  van  de  sloutste  lot  de  meest  samenge- 
slelde  toe. 

Men  heefl  op  den  stamboom  zijner  eslhetische  afstannning  vele  andere 
nanien  geent  :  Vermeer  van  Deltt,  Ter  Burg  en  Metsn,  Chardin  en  ook 
Watleau.  Bovendien  zijn  er  nog  andere  aan  wie  hij  ons  soms,  als  bij  loeval 
denken  doet.  Hij  is  aan  al  de  meesters  verwanl,  die  in  hel  lechnisch  deel 
van  hun  werk  naar  de  alleruitersle  volmaaklheid  slreefden.  Hij  behoorl  niet 
tot  deznlken,  die  met  bet  punfje  van  hun  penseel  een  hoofdlijn  schelsen, 
waarmee  ze  zich,  overigens  met  volkomen  rechl,  tevreden  stellen. 

Deze  geheel  versciiiliende  manier  is  ongelwijfeld  de  uilslag  van  langdu- 
rige  studie,  van  volkomen  rijpheid  —  van  volmaakle  handigheid  geweest. 
Stevens  wilde  de  zicblbare  waarheid  der  dingen  zoo  diclit  mogelijk  nabij 
komen.  Hij  vrecsde  nicl  zijn  geesldrifl  le  zien  verstijven  of  bekoelen,  of  bet 
brio  van  zijn  loels  le  verzwaren,  door  zijn  werk  lot  aan  de  alleruitersle  gren- 
zen  der  mogelijkheid  door  te  voeren.  Hij  was  niet  bang  voor  le  veel  details.  Hij 
nam  ze  waar,  gaf  er  de  lijn  van  aan  en  liel  zc  op  bun  i)lan,  zooals  hij  ze  in 
de  naluur  gezien  had,  in  de  lichlende  almosfeer  die  ze  omringl. 


221 


ALFRED  STEVENS 

Daarom  wordt  echter  zijn  manier  niet  minder  breed  en  uitdrukkingsvol. 
AUrcd  Stevens  heeft  niets  van  de  eentonigheid  der  Hollandsche  kleinmeesters, 
die  er  niaar  al  te  zeer  toe  neigden  om  dezelfde  schilderijtjes,  naar  dezelfde 
modellen,  telkens  tot  in  't  oneindige  te  herhalen,  vooral  met  het  oog  op 
den  verkoop. 

Integendeel,  liij  heeft  zicli  zelf  voorldnrend  liernienwd,  door  de  verschei- 
denlieid  van  zijn  zoeken,  door  zijn  bezorgdlieid  om  l)evalliglieid,  kleuren- 
weelde,  eigenaardige  schikking,  zijn  uilerst  scherpe  opmerkingsgave  voor 
het  leven  van  zijn  dagen,  waarop  hij  den  stenipel  zijner  individnaliteit  heeft 
gedrukt. 

Men  kan  zich  geruimen  tijd  verdiepen  in  de  stille  heschonwing  van  zijn 
palet,  de  overbluffende  verscheidenheid  van  de  bronnen,  waaruit  hij  zijn 
inspiratie  heeft  geput,  het  losse  en  vrije  van  zijn  modulaties,  iiet  oneindig 
stoule  van  zijn  harmonieen. 

De  opeenvolging  van  zijn  verschillende  stnkken,  de  geleidelijke  ontwik- 
keling  van  zijn  kunst,  zijn  als  zoovele  mijlpalen  in  het  leven  van  den  kunste- 
naar  en  doen  het  ons  beter  verstaan  dan  alle  mogelijke  biografische  notas. 

Want  wat  komt  het  er  eigenlijk  op  aan  dat  hij  in  1823  te  Brussel  is 
geboren,  dal  hij  eerst  in  Belgie,  en  later  te  Parijs  gcschilderd  heeft,  dat  hij  de 
bedwelming  gekend  heeft  van  t  sncces  —  de  wijding  en  de  belooning  voor 
zijn  talent  heeft  ontvangen?  Hij  is  dood  en  al  de  pracht  en  tegenspoed 
van  zijn  leven  is  weggevaagd.  Maar  bij  honderden  lachen  en  glanzen  zijn 
schilderijen !  En  zij  zijn  't,  die  ons  zullen  verhalen  van  't  mystcrie  van  zijn 
genie,  die  ons  eerbied  voor  zijn  ontzagwekkende  werkkracht  znllen  inboe- 
zemen. 

iWordI  voortgezet],  PaUL  LaMBOTTE. 


N.  B.  Eeti  tentoonstelliiig  van  een  hoiuierdtal  werken  van  Alfred  Stevens  wordt 
gehouden  te  Brussel,  van  half  April  tot  half  Mei,  en  te  Antwerpen  van  half  Mei  tot  in  Juni, 
—  door  de  zorgen  van  de  «  Kon.  Mij.  voor  Schoone  Kunsten  »  te  Brussel,  en  de  Vereeniging 
«  Kunst  van  Heden  »  te  Antwerpen. 


222 


W.  PENAAT 

S  lu't  v()()i-  ;ilk-  lijdt'ii  wjuir,  (iai  over  de  smaak  niel  vail 
*  Ic  twislcii,  loch  zijn  or  periodcn  van  kimslbloei  waaiin 
ti'  ceil  norm  is  voor  lainst,  vvaar  l)cnedL'n  allcen  ligl  al 
(latgene  wal  niel  valt  binnen  hel  l)cschouwingsteiTein 
dcr  t'sthcliek.  Als  vaslstaand  mag  nu  wel  vvorden  aan- 
^I'nomen,  vooral  te  dozer  plaalse,  dat  zulk  con  norm 
lluins  zoei'  zokor  niel  l)oslaal.  Er  is  goon  onkoio  maat- 
slat'  waaiiuKii-  wij,  lonminsle,  leklonischo  kiinsl  kunncn  ai'moton.  Wij  staan 
voor  1  mallo  vcrschijnsel  dat  or  Iwooorloi  vormgoving  is  :  oen  lot  do  knnsl 
bohoorond,  eon  l)uitcn  alio  kunsl  slaand.  (Dat  wil  zoggon,  wo  moolon  maar 
aannemen  dat  alios  wal  onder  do  eorsto  rubriok  wil  gorangsohikt  wordon, 
inderdaad  lot  do  kimst  boliooil.)  Wij  liobbon  eon  Ai/m/nijverheid  en  eon 
nijverbeid  zoiulor  moor.  Waar  do  grons  is,  woton  wij  alwecr  niel  ;  iedereen 
heeft  volkomon  licl  rochl  gowono  nijvorhoidsprodukton  als  kunsl  te  l)eschou- 
wen  en  al  wal  hij  wil  dor  kiinslnijvorhoid  bij  de  nijverbeid  z.  m.  onder  to 
brengen,  en  in  beide  rlchtingen  gebeurl  dit  dan  ook  dagolijks.  Geoft  dil 
een  aardige  illustralie  der  zooeven  gonoonulo  malle  onderscbeiding  in  kunst- 
nijvorboid  en  nijverbeid  z.  m.,  bet  bowijst  jiiist  daardoor  bol  voorop  gostoldc 
dal  or  goon  norm  is  waarnaar  toktonisclio  kunsl  kau  booordoeld  wordon. 

Wij  staan  dus,  zoodra  wij,  wal  wij  dan  aoliton  kunstnijvorhoid  to  zijn, 
willon  booordoeleu,  voor  oen  rooks  van  niooilijUbeilen.  Wij  niooton  boginnen 
een  maatslai'  te  bepalen,  een  norm,  waarnaar  bet  work  moot  afgomolen  wor- 
den  en  wij  moelen  daarbij  aanloonen  dal  bonedon  die  maalslat"  geen  kunst 
meer  ligl,  dat  die  maalslaf  dus  eon  niet  te  booge  is.  En  juist  voor  ons,  en  in 
onzen  tijd  is  dal  zoo  moeilijk  omdal  wij  een  maalslaf  m6elen  aannemen 
waarboven  eon  gobool  systoom  van  vormgoving  ligl  dat  inderdaad  niel  als 
kunsl  mag  besoiiouwd  wordon,  lorwijl  tocb  de  kouzo  van  die  maalslaf  te 
vordedigon  en  de  eonig  juisle  is. 

Hot  zij  mij  vergoven  dat  ik  tor  loelicbling  van  mijne  bedooling  nog  wcer 
eens  enkele  oude  koeien  van  waarbedon  uit  do  sloot  barer  ovorbokondboid 
baal  ;  leu  eorsto  dat  ten  Ujdo  van  kraobtigen  stijlbloei  alio  vormgoving  aan 
dien   slijl  beanlwoordl,  dal  in  eon  lijd  waarin  do  kunst  leofl,  doze  ook  is  in 


223 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

alles  wat  gemaakt  wordt,  en,  ten  tweede  dat  van  stijlbloei  of  van  levende 
kunst  thans  geen  sprake  is.  Verder  dat  elke  kunslperiode  het  peil  van  het 
algemeen  geestelijk  leven  op  den  voet  volgt  of  daarmee  gelijken  tred  houdt, 
dat  dus  bij  verhcffing  hiervan  de  knnst  zal  bloeien,  bij  inzinking  daarentegen 
kwijnen.  Onze  grootvaders,  vaders  en  wij  zelf  bebben  geleefd  in  een  kiilluiir- 
loozen  tijd,  d.  w.  z.  in  een  tijd  dat  ergeen  ferugstraling  was  van  een  algemeene 
wereldidee,  van  een  krachtige  gecstesricbting  op  de  knnst,  dat  die  terugstra- 
ling  er  niet  kon  zijn  omdat  zooicts  als  een  wereldidee  nief  bestond.  Een 
bloeiende  kunst  was  ten  eenenmale  onmogebjk  omdat  er  geen  bazis  was 
waarop  zij  zou  kunnen  steunen,  geen  algemeene  geestesrichting  die  haar 
het  leven  kon  geven.  En  n6g  leven  wij  in  zoo'n  tijd  scboon  er  vele  teekenen 
zijn  die  wijzen  op  verandering,  die  boop  geven  op  betere  tijden.  Ontstaan 
er  eenerzijds  in  de  algemeene  levensbeschouwing  stroomingen,  en  steeds 
kracbtiger  wordende  stroomingen,  die  een  gebeel  nieuwen,  nog  nimmer 
gevolgden  weg  op  wijzen,  anderzijds  zien  wij  als  direkte  weerslag  daarop  een 
gebeel  nieuwe  vormgeving  ontstaan  als  bet  begin  van  een  nieuwen  stijl,  be- 
antwoordend  aan  en  opgewekt  en  mogelijk  gemaakt  door  de  nieuwe,  groote 
wereldidee  waarop  de  opkomende  stroomingen  wijzen.  Ik  doel  bier  niet  in 
de  eerste  plaats  op  de  wederopleving  der  tektoniscbe  kunsten,  die  met  wat 
zij  lot  nog  toe  in  "t  algemeen  bebben  gepresteerd,  niet  in  de  eerste  plaats 
van  belang  zijn  voor  een  komenden,  voor  te  bereiden  stijl.  Meer  de  belang- 
stelling  waard  zijn  vooral  bet  macbinalisme  en  de  daardoor  mogelijk  gewor- 
den  en  daaruit  ontstane  nieuwe  tecbnieken.  Hier  zij  even  opgemerkt  dat  ik 
het  macbinalisme  dat  zich  uitsluilend  toelegt  op  de  reproductie  van  oude 
stijlvormen,  ter  vervanging  van  bet  bandwerk,  als  gebeel  onzuiver,  buiten 
bescbouwing  laat ;  wij  mogen  in  dit  verband  geen  aandacht  schenken  dan 
aan  die  vormgeving,  die  mogelijk  gemaakt  is  door  het  macbinalisme,  die 
daarvan  een  gevolg  is,  die  daarzondcr  niet  zou  kunnen  bestaan.  Hel  eerst- 
genoemde  beboort  bij  bet  oude  stijllooze  tijdperk  van  scbijnkunst  en  leugen, 
—  de  laatste  is  in  wezen  lets  gebeel  anders,  zij  luidt-in  het  begin  van  een 
nieuwen  stijl  ;  wij  mogen  baar  inderdaad  bescbouwen  als  lets  gebeel  zuivers, 
als  een  krachtige  reactie  op  de  zooeven  genoemde  scbijnkunst.  De  vormen 
ontstaan  hierbij  gebeel  natuurlijk,  volkomen  en  alleen  geregeerd  door  de 
wetten  van  materiaal,  vormgevingswijze  en  bestemming.  Zoolang  wij  een 
spoorwagen  zagen  als  imitatie  van  een  diligence,  of  een  ijzeren  brug  als 
imitatie  van  een  steenen,  zoolang  voelden  wij  vrevel,  ja  afkeer,  maar  zoodra 
die  oude  vorm,  die  niet  in  het  wezen  van  bet  ding  lag,  was  opgegeven,  zoodra 
de  nieuwe,  gecigende,  door  de  tecbniek  gedicteerde  vorm  was  gevonden,  was 
onze  vrevel,  onze  afkeer  verdwenen,  voelden  wij  zelfs  waardeering,  ja  be- 
wondering.  Wij  beseften  dat  wij  niet  te  doen  badden  met  een  gradueel  ver- 


224 


A MiiAciiTs-  i-:\  M.i\i:iiiii:ii>sKr\sr 

schil,  iiKKir  mot  ceii  vt-rscliil  in  wtv.cMi,  WiJ  bi-i^ropcn  di-  hi-lolk-  tlii-  liicr 
gcf^fven  word,  onulnt  wij  hier  wel  iiulL'rdaad  voeldcii  ii'ls  waailijU  iiiciiws, 
iels  dnl   een  oinwcnU'- 

w 

ling  voorspcldc    in    dc 

gehccle  vornigcviiii^,  l)c- 

anlwoordcnd     aan     dc 

konieiule   omwcntcliiig 

in   het  alf^emcciii.'  gecs- 

telijke     Irvcii.     Moclcn 

wij  diis  die  nieuwe  ])i()- 

dnkten.alsvoorsprllcis, 

als  cersle   verscliijnscls 

van  een   nieuwe  vonii- 

geving,  zeer  zeker  opne- 

nicn    binnen     het     l)e- 

schouwingsgebied     der 

estlietiek,    toch    niogen 

wij  ze  geen  kiinst  noe- 

nien  onidat  bij  de  schep- 

ping  ervan  een  element 

ontbroken     heell,      liet 

element  dat  kunsl  jnist 

kunsl  docl  zijn,  de  |)ei- 

soonlijkheid    van     dvn 

maker,  het  kunstenaar- 

sehap.    Dat   wil   zeggen 

dat     de    vormen    dier 

nieuwe  piodukten,  ont- 

staan  zijn  iiilxliiilcnd  als  gevolg  der  eisehen  van  materiaal,  vormgevingswijzc 

en  bestemming,  dat  zij  om  zoo  te  zeggen  zichzelt"  gemaakt  hebben  ;  lerwiji  een 

kunslvorm  ontslaat,  zeker  zonder  verwaarloozing  van  genoemde  drie  eisehen, 

maar  bovendien  als  produkt  van  den  persoonlijken  geest  des  knnstenaars.  Wij 

komen   dus   lot  de  konklusie  dat  het  machinalisnie  en  wat  daaibij    belioort 

alleen  niel  zal  vermogen  tot  een   nieuwe,  groole  vormgevingspeiiode,  tot  een 

nieuwen  stijl  le  komen,  zoolang  dus  de   kunsinijveren  hunne  beweging  nog 

blijven   beschouwen  als  een  opposite   tegen  de  maeliinaiislisehe.  zoolang  zij 

niet   integendeel   gaan   zoeken   naar  den  weg,  die  uilloopt  op  helzelfde   |)nnt 

waarop  ook  het   maehinalisme  moet  uitloopen  en  dat  zal  zijn  het   bloeilijd- 

perk  van  een  nieuwen  groo'.en  stijl 

Ja,  dit  moet  wel  het  standpunt   zijn  waarop  de  nijverheidskunst  zieh   le 


W     I'l  N  \Ar. 


225 


AMBACHTS-  EX  MJVERHEIDSKUXSJ 

stellen  hceft,  dnt  haar  doel  is  hel  vinclcn  dcr  eenheid  van  kunst  en  nijver- 
heid,  opdal  in  de  loekonisl  de  ingenicnr  knnslenaar  zij,  opdat  een  onder- 
scheiding  van  knnslnijvcrheid  en  nijverlieid  z.  m.  nict  meer  bestaat  en  niet 
nieer  bestaanbaar  is,  —  Avat  wil  zcggcn  dat  er  een  stijl  zij.  En  dat  is  wel  de 
maatstaf  die  wij  nioeten  stellen  bij  dc  bcoordeeling  van  werk  dat  zicli  als 
serieuze  nijvcrheidskunst  aanbicdt,  dat  er  in  nitgedrukt  zij  bet  zoeken  naar 
die   eenheid,  bet  sireven  naar  den  stijl. 

Vooial  daaroni  is  voor  niij  een  bespreking  van  Penaat's  werk  zoo'n  lust 
omdat  daarbij  als  bazis  van  beoordeeling  de  in  bet  bovenslaande  ontwikkelde 
maatstaf  waarlijk  zeer  hoog  mag  gesteld  worden.  Hier  is  't  niet  noodig  lets  door 
de  vingers  te  zien,  lets  toe  te  geven,  we  mogen  een  hoogen  norm  aannemen  en 
die  bandbavcn.  Hiermede  is  niet  gezcgd  dat  Penaat  reeds  welbi'iinist  bezig  is  de 
eenheid,  de  saniensmelting  der  beide  bovenonischreven  elenicnten  te  bewerk- 
stelligen.  Ook  hij  is  nog  maar  een  zoekende,  ook  bij  weel  nog  niet  welUe  de 
weg  is  die  naar  dat  j)unt  van  samenkonist  leidt.  Maar  hij  geeft  onmiskenbaar 
blijk  van  te  bcseil'en  hel  beslaan  van  dien  weg;  hij  is  telkens  wat  de  verstop- 
pertje-spelende  jongens  noemen  «  warm  »;  en  hij  geeft  de  belofte  van  (als  ons 
geslacht  tenminste  zoover  reeds  zal  komen),  de  eerste  te  zuUen  zijn  die  den  weg 
opgaat,  die  ons  ten  slotle  de  juiste.zal  blijken.  Dit  zit  geheel  in  Penaats  aanleg, 
die  hem  in  staat  sfelt  duidelijk  en  met  een  zeker  zienerschap  te  doorgronden 
de  beleekenis  onzer  hnidige  beweging,  bier  en  in  bet  buitenland,  waar- 
door  hij  zich  rekenschap  kan  geven  van  bet  verband  dat  bestaat  (en  dat 
juist  thans  door  de  allerwege  heerscbende  verwarring  zoo  moeielijk  is  vast 
te  stellen^  lusschen  onze  beweging  en  andere,  maatschappelijke,  ckono- 
mische  zoowel  als  geestelijke  bewegingen,  waardoor  bij,  voor  zoover  dat 
mogelijk  is,  zich  kan  verdiepen  in  de  evolutie  die  onze  beweging  zal  door- 
maken,  waardoor  hij  beredeneerd,  met  overleg  kan  trachten  te  vinden  den 
meest  juisten,  den  naar  bet  doel  nieest  zekeren  weg.  Ja,  ik  ken  wel  geen 
ander,  die  zoo  in  zich  vereenigt  alle  fakloren  oni  thans,  onder  de  bestaande 
omstandigheden,  goede  nijverheitlsUunsl  te  maken  als  Penaat.  Hij  staat 
niet,  afgestooten  door  bet  vele  leelijke  en  hinderlijke  en  kleine,  kwasi 
buiten  de  samenleving,  buiten  de  maalschappij  ;  hij  laat  zich  niet,  in  een 
begeerte  «  geacht  en  wereldsch  »  te  worden,  meeslepen  door  die  samenleving 
naar  een  plan  waarop  hij  zou  staan  als  een  zijner  meubels  in  een  «  salon  » 
van  10  jaar  geleden,  —  hij  tracbt  door  te  dringen  door  al  't  oppervlakkige  be- 
weeg  tot  de  kern,  om  daar  te  zoeken  welke  de  eigenlijke  groote  beweging  is  en 
zich  daarnaar  te  richten.  Het  is  dan  ook  geen  loeval  dat  hij,  die  ik  den  eersten 
kunslnijvere  vind  van  Holland,  dat  bij  socialist  is,  —  't  een  is  oorzaak  en 
gevolg  van  't  ander.  Want  bij  zou  niet  begrijpen  de  strekking,  de  beteekenis 
van  onze  artisticke   beweging  zooals  hij  in  zijn  werk  blijk  geeft,  die  te  begrij- 


226 


.  I  MliA  CI  I  rs-  i:.\  M.I  \  EHIIEIDSK I  A.S  T 


pen,  zoiuler  socialist  te  zijii  en  iiij  is  socialist  omdat  zijn  groote  iiefde  voor 

zijii  work,  zijn  heldcr  inzidil   in  de  tank  die  de  kiinslnijverheid  tc  vcrvullen 

heeft  en  zijn  kiinslenaarscli;i|)  hem  zoo  klaar  doen  inzien,  welk  iiet  verband 

is    tiissclien    kmisl    en 

samenleving  in  lui  ;il- 

genieen,    eti    welk    liat 

veihand  llians  in  't  hi- 

zonder    is,    en    onidal 

deze      hem      daardooi' 

doen  voelen,  doen  he- 

grijpen  dat   «  the  only 

hope,  alike   lor  ail   as 

for    humanity,    lies  in 

socialism. »  (Crane.)  Ci 


Soms  zou  men  er 
bijna  toe  komen  hel  te 
bctreiiren,  dat  Penaal 
menhel maker  is  gewoi- 
den.  Hout  is  een  stiij; 
mateiiaal.  de  hewei- 
kinj<sm(){^eli  jkheden 
zijn  maar  i)epeikt,  te 
beperkt  haast  voor den 
vormenrijkdom  van 
Penaat.  Men  zou  wen- 
schen  dat  hij  melaal- 
heweiker  ware,  onulat 
melaal     welhaasl    alle 

vormen  kan  aannemen  zonder  zijn  aard  te  verloochenen.  Men  krijgt  wel  eens 
den  indruk  dat  Penaat  in  een  voorldnrcnden  strijd  is  met  zijn  materiaal.  Hij 
heell  het  in  t  alj^emeen  niet  volkomen  in  zijn  maelit  ;  hij  elk  ontwerp  moet 
hij  opnieuw  weer  vechten  om  zijn  vorm  te  dwingen  naar  de  eischen  van  het 
materiaal.  Inlussciien  is  zijn  krachtig  principe,  zijn  afkcer  van  concessies 
wel  in  staat  iieni  lelkens  telaten  overwinncn,  zij  t  ook  een  enkele  maal  net  op 
het  kantje  af.  Penaat  voelt  wel  dat  dc  vormgeving  der  toekomst  een  geheel 
andere  zal  zijn  dan  eenige  tot  nog  toe  gekeiide  ;   hij  vermoedt  dat  het  matc- 


\V     !■!  N  \.\l  . 


lUtl.KKNK.VST. 


(')  Dcze  nicciiingcn  l)lijv(Mi  voor  rckciiiiij;  vnn  don  sclirijvcr. 


lloornKKi). 


AMBACHTS-  HS  NIJVERHEIDSKUNST 

riaal  in  hoofdzaak  een  zal  zijn  dat  in  vroegere  perioden  of  gcen  of  een  onder- 
geschikte  plaats  iniiam,  dat  het  vooral  zal  zijn  een  materiaal  dal  aan  alle 
bewerkings-  aan  alle  vormingsmogelijkheden  voldoet,  en  zijn  innerlijke  be- 
geerle  naar  die  nieuwe  vormgeving  zou  hem  soms  willen  doen  grijpen  naar 
dat  nienwe  materiaal,  dat  hij  nog  niet  eens  weet  welk  het  zijn  zal,  oni  daaraan 
zijn  vormingsdrift  onbeperkt  te  voldoen. 

Temeer  is  dit  bij  hem  zoo  sterk  omdal  juist  die  vormingsdrift,  het  vorm- 
gevende  element  in  zijn  werk  geheel  op  den  voorgrond  staat.  Hij  is  niet  in  de 
eerstc  plaats  meubelmaker.  Zijn  meubelmakerschap  is  aangeleerd;  hij  mist 
het  menbelmakersinstinkt  zooals  bijv.  de  Bazel  dat  heeft,  die  wel  het  type  is 
onder  de  knnstnijveren  van  den  geraffineerden  menbelmaker.  Hierdoor  is  hij 
er  wel  toe  gekonien  fouten  te  maken  tegen  de  meest  elementaire  wetten  der 
teehniek.  Zoo  heeit  hij  een  boekenkastje  gemaakt  ('t  is  gelukkig  al  lang 
geleden),  bestaande  nit  een  vrij  diep  onderkastje  en  een  minder  diep  boven- 
kastje,  waarvan  de  van  onder-  en  bovenkast  doorloopende  zijden  eenvoudig 
een  vlak  sink  zijn  van  aan  elkaer  gestreken  deeltjes  (dus  niet  raamwerk  met 
paneelen)  Dit  voorbeeld  is  waarlijk  illustratief.  Zooiets  doet  geen  menbel- 
maker. Dat  doen  duitsche  schilders  die  «  Gewerbekunst  »  gaan  maken.  (Hoe  ze 
den  boel  in  mekaer  houden,  mag  Joost  weten).  Een  middelmatig  Hollandsche 
knnstnijvere  doet  dat  niet  en  Penaat  doet  het  gelukkig  ook  niet  meer.  Boven- 
bedoeld  kastje  was  niet  een  uitzondering,  om  b.  v.  een  of  and^ren  intimus  een 
aardig  kastje  voor  weinig  geld  te  bezorgen;  er  zijn  verscheidene  exemplaren 
van  gemaakt,  't  heeft  zelfs  afgebeeld  gestaan  in  een  Duitsch  tijdschrift.  Het 
blijkt  dus  dat  Penaat  hierin  geen  foul  zag,  dat  hij  eerst  moest  ondervinden, 
moest  leeren  dat  het  een  font  was.  Nu  werkt  hij  al  lang  genoeg  om  niet  meer 
deze  of  dergelijke  grove  font  te  maken,  maar  toch  doet  hij  nog  dingen  die 
zonder  bepaald  fouten  te  zijn,  toch  zijn  gebrek  aan  menbelmakersinstinkt 
bewijzcn.  Hij  niaakt  bijv.  bij  al  zijn  kasten  en  buffelten  enz.  een  soort  van 
kaplijstje  uit  de  dikte  van  het  kapdek  zelf.  Het  kapdek  moet  bijv.  worden 
een  duim(2yj  cM.)  dik,  dan  neemt  hij  daartoe  bout  ter  dikte  van  1 '/»  of  2 
duim  dat  tot  op  1  duim  wordt  afgeschaafd;  de  meerdere  dikte  is  noodig  om 
te  blijven  staan  waar  het  dek  op  stijlen  en  regelwerk  rust,  opdat  het  met  een 
zoet  hoi  daarin  kan  overgaan.  (Zie  de  afbeeldingen  1  en  2).  Bij  zijn  buffetten 
doet  hij  't  zelfde  ook  bij  het  dek  van  de  onderkast  waar  hierop  de  stijlen  van 
den  opzet  staan.  Inderdaad  is  het  hierdoor  verkregen  efTekt  zeerfraai;  maar 
de  wijze  waarop  het  wordt  verkregen  is  er  eene,  die  door  geen  echten  meubel- 
maker wordt  toegepast.  Men  moet  meubelmaker  zijn  met  den  echten  eerbied 
voor  elken  duim  bout,  om  te  voelen  dat  deze  oplossing  waarbij  zooveel  bout 
wordt  «  vermorst  »  wraakbaar  is.  Het  zij  intusschen  berbaald  dat  zij  geen 
foutieve   is;  zij    is  alleen  on-mcubelmakersch.  Het  zou  niet  moeilijk  vallen 


228 


AMiiAcirrs-  i:x  mjU'Rih-idskcxst 

nieerderc  (Icrjiclijke  ei{>en;i;irdif>lieclen  aan   te   wijzcn;   maar  cr  is   dan  ook 

waarschijidijk  iiiel  ecu   meiibelniaker  die  zoo'n   veelheid   hecfl  van  om  vasl- 

Icgging  vrafjeiide  vormcn.  En  bovendien  mogen  wij  iiiet  vergeten  dal,  zoo 

wij   al   die   eii<(.'naardi<^iu'den    hij   elkaar  zoekcn,   wij   tocli   nog  maar  cnkeif 

biijkcii    liei)i)tMi    van   dvn    sliijd    tiis- 

schen    vorm    I'li    li-chiiirU.    Ilocvclo 

nialeii  is  die  stiijd  gcsticdt'ii  zoiidt'i- 

dal  wij   er   ids  van  nierkten?  Waiil 

toch  weel  Penaat,   nieltegenstaandc 

zijn    gcweldigen    inncrlijkon    rijkeii 

vormingsdiaiig,  met  dalzclfde  stiiggc 

malcriaal  eeii  ziiivcrlicid  en  ecu  fijn- 

hcid  tc  bcreiken.diegt'en  Iweedf  lieni 

kan   nadoen.   Kn    liij    wet't   zoo  jnisl 

alle  eigcMstliapiHii  van  maleiiaal  on 

allt'  cistlien  dor  bt'slcniming  oj)  zoo 

eenvoiidige  wijze  uit  le  (hukkin  (hi I 

bet  gewoonste  ding  waarlijk  tot  een 

meesterwerk  wordt.  Een  mooi  voor- 

beeld  hieivan  isde  liicibij  al'gebeelde 

stoel  (ati).  15),  omdat  die  in  een  klein 

besiek  I'enaats  groote  verdienslen  in 

zieb  veieenigt.  Het  veiloop  der  aeli- 

leislijl    is  pieeies  zooals   het  wezen 

moet.  Waar  de  zijregel  erin  vergaard 

is,    is  zij   zwaar  omdat  juist  van  die   vcrgaring   de   giootste  sterkle  geeiseht 

wordt.  Bovendien  woidl,  door  de  stijl  daar  zwaar  te  maken,  de  doorgezaagde 

lioulnerf  lang  gelionden,  zoodat  liet  gevaar  van  schcuren  op  zoo'n  I)elangrijk 

dragend  piinl  welhaast  tolaal  is  opgeheven.   Naar   onderen   zoomin  als   naar 

boven  koinen  nog  noodzakelijk  sterke  vergaringen   voor  en  kan  dus  de   stijl 

naar  l)eide  einden  dun  nitloopen.  Vooral  aan  de  top  waar  nog  maar  zeer  weinig 

draelit    geeiseiit    wordt,    is  zeer  geringe    diktc  veroorlooi'd.    Nu   kan    iedere 

een  wel  doze  zeli'de  overwegingen  liondcn   en  die    i)ij    I  onlwei|)en   van   iiet 

aciiterpand  van  cencn  stoel  toepassen,  maar  ik  zet   iiet   eenieder    daarniee   te 

bereiken  wat    Penaat   iiier   aan   zniverhcid   en  sierlijkheid  bereikte.  Van  bet 

voorpand   valt  iietzeli'de  te  zeggen.   En   bovendien   vinden  we   die  kostelijke 

verbindingen  van  vooi--  en  aeblerpanden  met  de  zijregcls  en  armleggers,  met 

bun   zuivere,   zaelilroiidc    overgang    daarin,    die    nog   verboogen    de   eliarme 

waardoor  Iiet  geheel  «  de  lu'l)zueiit  tergl.  »  Toeh  is  aan  dienzellden  sloel  geen 

enkele  versiering  te  vinden.  Met  eenige  wat  misscliien  versiering  zou  nu)gen 


All..;i    -   W.  PlCNAAl  . 


229 


AMBACHTS-  ES  XUVERHEIDSKIXST 


heeten  zijn  de  overgangen  van  de  regels  en  armleggers  in  de  stijlen ;  maar 
inderdaad  is  dit  geen  veisiering;  het  zijn  julst  trekjes  van  Penaats  oorspron- 
kelijkheid,  d.  \v.  z.  van  zijn  voorgevoel  van  een  nieiiwe  vormgeving  die  hem 
de  verbindingen  zoo  deed  maken.  Hij  maakte  die  maar  niet  toevallig  zoo,  hij 

moest  ze  zoo  maken.  Hetzelfde  spreekt 
ook  uit  de  boven  besproken  kaplijst. 

Het  is  niet  mogebjk  uiteen  te  zetten 
waarom  deze  dingen  geen  toevaliigheden 
zijn,  waarom  zij  inderdaad  zijn  sympto- 
men  die  wijzen  op  een  nieuwe  vorm- 
gevingsperiode.Hetiseenvoudigeenkwes- 
tie  van  gevoel  dal  wij  hier  te  doen  heb- 
ben  met  iets  oorspronkelijks.  Schoon  aan 
dezenstoelwaarschijnlijkgeen  machine  is 
te  pas  gekomen,  is  zij  toch  verwant  aan 
een  locomotief  en  aan  een  stoomschip  en 
dergelijke.  Men  voelt  dat  of  men  voelt  't 
niet.  Te  bewijzen  is  het  niet.  En  of  men 
nu  al  zegt  dat  dergelijke  vormen  ook  te 
zien  zijn  bij  oude  dingen,  dat  doet  ter 
zake  niets  af.  Het  komt  aan  op  de  toepas- 
sing,  op  het  verband  waarin  zij  gebruikt 
zijn.  En  juist  daardoor  komt  Penaat  tot 
zoo  zuivere,  zoo  veelbelovende  oorspron- 
kelijkheid.  Men  meene  ook  niet  dat  het 
er  om  gaat  vormen  te  vinden  die  met 
de  machine  gemaakt  kunnen  worden.  Dit  is  ongeveer  hetzelfde  oppervlakkige 
standpunt  als  waarop  iemand  zich  stelt  die  van  het  socialisme  verwacht  dat 
het  alle  bezit  gelijkelijk  onder  alle  menschen  zal  verdeelen.  Zeer  zeker  kan  de 
machine  ook  in  de  kunstnijverheid  een  veel  belangrijker  faktor  worden  dan  zij 
tot  nog  toe  is,  maar  direkt  hebben  wij  daarmee  weinig  te  maken.  Wat  wij  te 
doen  hebben  is  zoeken,  niet  in  de  eerste  plaals  met  ons  verstand,  maar  met 
ons  talent,  met  onze  liefde,  met  ons  hart,  vormen  die  een  inleiding  zijn  tot  het 
vormenstelsel  van  den  tijd  als  het  machinalisnie  een  geheel  andei'e  rol  zal  ver- 
vuUen  dan  het  nu  doct.  Hoe  wij  moeten  zoeken  is  niet  te  zeggen,  omdat  men 
het  kunstenaarschap  nu  eenmaal  niet  kan  aanleeren.  Wie  niet  in  zich  zelf  iets 
vindt,  hij  zoeke  niet  verder  want  hij  zal  niets  vinden  dan  desillusie.  Laten 
dus  de  zwakken,  de  nakomers  zich  maar  tevreden  stellen  met  de  eeuwige 
kunstnijverheid-school-systemen  van  een  blaadje  en  een  bloemetje  en  een 
vlindertje.  Laten  zij  maar  voortgaan  deze  in  altijd  weer  «  nieuwe  »   afwisse- 


W.  PENAAT.   HOITEN  KLOK  MET  KOPEREN' 
PI.AAT. 


230 


AMBACUTS-  i:X  SUVEIiHEIDSKUSST 

liiij^  nil  to  biiitcn  tol  op  lu-t  mer«.  Het  is  lieusch  voordeclifj  want  gekocht 
wortll  l.  Ell  als  dc  j^roole  tijd  komt,  is  al  die  rommel  wel  gauw  yenoeg  ver- 
geten.  Maar  laten  zij  dan  ook  slil  zijn  en  kalm  in  een  hoekje  zitlen  luisteren, 
vol  eerbicd  voor  wat  zoo  onl)eieikl)aar  hooii  boven  hen  is,  als  er  sprake  is 
van  een  ander  soort,  van  de  voorloopers,  van  dc  voorspeliers  van  een  nieu- 
wen  lijd,  \an  de  inodeiiien. 

Want  waaiaelilii;,  al  dat  «  aiiistieke  »  gedoe,  't  is  toch  eigenlijk  maar 
nianieiisme,  'I  is  locli  eigeidijk  maar  een  duf  geknoei  en  een  aanslellerig 
gepeuter  van  menschen  die  mekaer  zoo'n  beelje  nadoen.  En  de  heele  kunst- 
nijverlieid,  zoo  «  herlevend  »  als  zij  daar  is,  zou  de  moeile  van  er  naar  om 
te  kijken  niet  waard  zijn  als  er  niet  waren  enkele  (heusch  nog  maar  heel 
enkele)  waarlijk  modernen,  die  door  hnn  wcrk  weten  te  geven  gelooi'  in  een 
nienwe  schoonheid  en  hoo|)  op  eene  nieuwe  knnst ;  als  er  niet  waren  enkele 
van  het  slag  van  Penaal. 

{Wortll  vervoUjd.)  '■   LaNDHK. 


231 


^«^^,  ^w 

QJ^^P 

^R 

I^S 

^ 

K^^^ 

^o^ 

^m 

aw 

1 

VAN  ONZEN  TIJD 


M  bet  oiiuitsprekelijke  iiit  te  driikken,  heef'l  len  alien 
lijde  de  kunst  in  vorni  en  kleur,  in  klank  en  maat 
oediend.  Slechts  bij  benadering  kan  gezegd  worden, 
wanroni  bel  zich  zoo  als  knnst  in  vorm  en  kleur  of 
klank  en  maat  aan  ons  openbaart  en  niet  anders.  Het 
woord  als  middel  om  de  scboonbeidsaandoeningen  te 
VL-rklaren,  kan  slcciits  zeer  onvolkomen  na  stamelen, 
wat  in  dc  kunsi,  met  blijden  jubel  of  ernstige  gedragenbeid  klaar  wordt 
uitgedrukl,  en  waardoor  de  ziel  van  den  mensch  in  dien  zaligen  intransen  toe- 
stand  konil,  die  wij  genieten  noemen  ;  genieten  in  de  boogste,  reinste  betee- 
kenis  ;  een  genieten  dal  deugd  is.  Alleen  bet  woord,  door  den  dicbter  in 
poesie  of  klankrijk  proza  gebruikl,  kan  door  klank  en  rvtbme  vereenigd  met 
de  uitbceldingdoor  bet  woord,  de  scboonbeidsaandoening  van  knnst  wekken. 
Het  booren  van  eene  sympbonie  van  Beelboven  of  een  goed  uitgesproken 
gedicbt  kan  gevoelens  bij  ons  opwckken,  die  men  onmogelijk  in  woorden 
zou  kunnen  kenbaar  maken.  Onze  ziel  wordt  dan  bewogen  door  bet  onzeg- 
bare,  bet  allerdiepste  gevoel ;  bet  beweeg  onzer  ziel  is  voor  ons  zelve  slecbts 
gewaarwording  en  brengt  ons  nader  tot  de  allerboogste  schoonbeid.  \Yij 
blikken  in  een  wereld  buiten  de  onze;  latente  kracbten  worden  uit  sluimering 
gewekt.  Wij  zien  de  nog  gesluierde  Isis  in  stralende  scboonbeid  en  wachten 
met  onnitsprekelijk  verlangen  naar  de  aanscbouwing  van  baar  wezen,  bopen 
begenadigd  te  worden,  slecbts  iets  te  welcn,  iets  te  begrijpen  van  bet  voor 
ons  verborgene. 

Kunslenaars,  die  deze  gevoelens  door  bunne  werken  bij  groote  groepen 
van  ontwikkelde  menscben  kunnen  wekken,  bescbikken  over  een  vorm  van 
uitdrukking  voor  deze  groepen  verstaanbaar. 

Eene  ware  kunstuiting  zal  ten  alien  tijde  bij  de  fijnst  ontwikkelden  de 
gewaarwording,  die  wij  het  bewegen  van  ziel  tot  ziel  noemen,  bet  allereerste 
treffen. 

In  tijden  van  bloei  als  b.  v.  de  middeleeuwen,  de  Griekscbe  enz.,  mogen 
wij  aannemen,  was  dat  medevoelen  met  den  kunstenaar,  dat  genieten  daar- 
door  bij  de  aanscbouwing  of  de  aanbooring  van  bet  onzegbare,  door  bunne 


232 


.1  Mn. I cu IS-  i:s  .\ /,/ \ ehiieidsk i  .v.s t 

wcikt'ii,  (lilt  l)cvi()L'cif  Villi  I't'ii   Ih)()j>  idfiKil  lovni   in  j^ioolr  f^fmct'iiscliap,   in 
j>i()()k'  f>roc'|)rn  ;i;iii\Vf/.ij< 

Kr  itxts  fcMi  <>ciiu'(.Mistli;i|)i)clijk  idi-aal. 

I)e  kuiistt'iuiars  te  dim  lijde  beki'iul  met  dit  rtemeeiisdiappelijk  iileaal 
haddcn  daardoor  ook  ecu  f<c'meonsclui|)|)c'lijkc'n  vorin,  om  dal  ()MZc/4l)arL'  in 
hunne  kuiisl  lot  iiiting  le  l)ioiiyen. 

Wij,  die  luiniie  weiken  aanscliouwen,  sprekcn  van  stiji  nit  dezen  of  dien 
tijd.  Wij  zien  den  conventioneelen  voi  in  en  l)edoelen  die  daaniiede.  Men  zou 
da;irvaii   kuiinen  zej>i<en.  te  dieii  tijde  was  een    f>roole  ziel    bij  een  heel  volk. 

Onze  lijd  kennierkt  zicli  door  de  niecsl  uileenloopende  idealen.  Meer 
dan  ooil  liggeii  de  fi;roepen  nil  elkaar  en  zoekt  ieder  op  zijn  j^eliied  iiaar  j^roei 
en  volmakiii".  Er  is  geen  conventie  in  den  vorm  van  kunslniting,  dan  die 
welke  verouderd  is,  en  niels  is  erger  dan  dat  de  conventioneele  vormen- 
sprauk  van  andere  tijden,  levenloos  wordt  voortgesleept  door  een  tijd,  welke 
die  conventie  niel  schiep. 

Vrij  moeten  wij  konien,  vrij  van  tlie  eonventies,  waardoor  wij  liet  ei^en 
zien,  hel  eigen  voelen  vcrdooven  en  noodeloos  nan  i)anden  leggen.  Kennis 
niogen  wij  iieinen  van  alle  hekende  waaiiieden  ;  al  zoekendc,  en  kennis 
nemende  zullen  wij  tot  een  nieuwe  conventie  konien,  eii  de  algemeene  waar- 
heden  erkennen  als  eeuwig  blijvende  en  de  zellde.  De  zlel  inoet  vrij  l)lijven, 
zondcr  druk  van  verouderde  eonventies. 

Hier  en  daar  wellen  bronnen  op.  en  vornien  ieder.  door  liet  met  iiiiider- 
nissen  versperde  terrein  luin  i)eekje,  seluiimende  eii  biiiisende  nog  onzeker 
van  gang,  ini  door  deze  dan  door  gene  hindernis  van  riehtiiig  veranderende. 
Opspattende  tegen  al  te  groote  blokken,  er  over  been,  onder  door  of"  er  om 
been  gaande,  den  door  niels  meer  le  sluiten  gang  vervolgende,  zieb  vereeni- 
gende  met  andere  bronnen  stroompjes;  weer  kraebliger  geworden  zal  bet 
andere  bindernissen  eindelijk  kunnen  vernietigen  tot  eindelijk  alle  vereenigd 
zijn,  en  als  een  geweldige  stroom  een  weg  zal  zoeken  naar  de  gemeenscbap- 
pelijke  vereeniging  met  andere  geweldige  stroomen  in  de  gelijkbeid  der  zee. 

Ieder  naar  zijn  persoonlijken  aaiileg,  en  ook  al  naar  zijn  omgeving,  zoekt 
den  nitgang.  Onmiskenbaar  voell  bijna  ictler  dat  de  conventioneele  vormen 
hebben  iiilgeleet'd.  Hel  waarbeen  is  voor  velen  nog  onduidelijk.  Daardoor  zijn 
ze  gelijk  aan  bet  zicb  voorlslnwende  slroompje,  den  gang  dan  naar  dezen.  dan 
naar  genen  kant  vervolgende.  Docb  ondaiiks  alles,  eemnaal  uitgebroken, 
meet  bet  voornit. 

Onze  tijdgeest  is  een  die  zoekt  naar  vereeniging  tot  een  beter  leven  ; 
niet  alleen  materieel,  docb  ook  geestelijk.  Het  eene  als  gevolg  van  bet  andere. 

In  onzen  tijd  is  een  gemeen.scbappelijk  ideaal  zicb  laiigzaam  aiiii  bet 
onlwikkelen. 


2.3.3 


AMBACHTS-  EX  XUVERHEIDSKUXST 

Nog  ligl  de  vrucht  ruslig  in  den  school,  slechts  af  en  toe  beweegt  ze  zich, 
en  is  alleen  voor  de  draagster  haar  aanwezigheid  merkljaar  ;  dal  ze  leeft  daar 
is  ze  zeiier  van.  Na  behoedzame  verzorging  zal  eens  de  glorievoUe  dag  der 
baring  aanbreiien  en  het  jonge  leven  zich  in  alle  stralende  reinheid  openharen. 

Wij  leven  in  den  tijd  der  dracht. 

De  Grieken  en  de  Gothieken  hadden  voor  de  bouwkunst  en  de  onder- 
hoorige  amhachts-  en  nijveriieidskunsten  een  algemeene  vormenspraak,  die 
in  nauw  verband  stond  met  hunne  levensbeschouwing  en  levensstandaard. 
Door  hnn  gemeenschappehjk  ideaal,  was  die  vormenspraak  geheel  eigen  en 
niet  ontleend  aan  andere  tijden  ;  de  convenlioneele  vorm  was  er  een  geheel 
passende  voor  de  tijdgenooten.  Met  den  groei  van  die  volkeren,  had  een  voort- 
durendeverandering  ook  in  de  vormenspraak  plaats  Die  veranderingen  gingen, 
hoe  gering  die  betrekkelijker  wijs  gesproken,  voor  ons  ook  mogen  schijnen, 
tocii  gewoonlijk  met  strijd  gepaard.  Elke  nieuwigheid  werd  door  de  achter- 
blijvenden,  zich  aan  de  oude  conventioneele  vormen  houdenden,  bemoeilijkt. 

Herinneren  wij  ons  bij  voorbeeld  hoe  de  Ilalianen,  alies  wat  leelijk  en 
grot  was  met  den  spotnaam  Gothiek  noemden. 

Hoe  de  Gothiek  in  de  xn«  eeuw  in  Noord-Frankrijk  ontstond  en  hoe 
van  hiernit  langzaam  doch  zeker  de  Roniaansche  stijl  verdrongen  werd  en 
weer  in  de  xv^  en  xvi^-  eeuw  allengs  voor  de  Renaissance  plaats  moest  maken. 

En  om  nog  verder  te  gaan  :  hoe  de  ontwikkeling  der  Grieksche  stijlen  met 
nioeile  en  langzame  opeenvolging  van  vormenspraak  zich  eindelijk  ontwik- 
kelt  tot  de  prachtbloemen,  waarvan  het  Parthenon  van  Ictenos  en  Calicratus 
met  de  praciitige  beeldversieringen  van  den  allergrootsten  der  beeldhouwers, 
Phidias,  onder  de  gouden  regeering  van  Perikles  een  der  heerlijkste  is.  Met 
welke  moeilijkheden  de  nieuwe  leer  der  wijsgeeren,  als  Anaxagoras  en 
Socrates,  om  slechts  enkele  te  noemen,  te  kanipen  hadden  tegen  de  verouderde 
opvattingen. 

leder  die  zoekt  naar  nieuwe  conventies,  d.  w.  z.  die  tracht  een  vormen- 
spraak eigen  aan  zijn  tijd  te  ontwikkelen,  ondervindt  bemoeilijking  van  de 
oude  conventie-aanhangers  ;  lang  duurt  het  sonis  voor  het  bun  duidelijk 
wordt,  dal  ze  doode  vormen  voortslcepen. 

Dan  eerst  als  het  algemeen  begrip,  als  de  algemeene  denkwijze  veranderd 
is;  als  de  gemeenschap  zich  een  nieuw  ideaal  voor  oogen  gesteld  heeft, 
ontstaat  weder  een  nieuwen  conventioneelen  vorm  voor  alien  begrijpeli|k. 

Elke  tijd  van  overgang  tot  een  nieuw  ideaal  ondervindt  weer  dien  zelfden 
ouden  strijd. 

Het   is   echter   onredelijk    om   plotseling   een   geheel   nieuwe  algemeene 


234 


.  1 MH. \ cii IS-  f<:.\  M.I \  EiiHEinsK i  \s r 

vormeiispiiUiU    U-  (.-istlK'n,  in  vvn  tijd    diil   I'lii    iiiL-uw   i(k;i;il   ii()<«   iiict  lol  de 
genic'eiisclui|)  l)ilio()i(. 

l)e  oiilwikkrliiig  iIlt  kimsleii  van  Kiiropii  Ui-iiinrrUt  /icli  lut  iiRcst  door 
betrekkelijk  snel  opvolgende  pcrioden,  wcl  te  vcislicm  in  veiliouding  lol  de 
Oosterschc  landon.  De  groole  veninderingeii  in  vorniens|)raak  mel  liel  Chris- 
tendom i)egoniien  en  tol  nog  toe  vooiigezel  is  mel  de  liistorische  onlwikke- 
ling  der  landen  van  Enropa  len  nanwsle  verbonden.  Die  perioden,  welke 
wij  slijlen  noemen,  sluilen  onmiddellijk  aan  met  de  verwording  der 
gescliiedenis. 

Landen  waar  het  religieuze  geloof  eenwen  na  eenwen  lietzelfde  is 
geblevcn,  lalen  dan  ook  niel  die  enorme  verschillen  in  hiin  kunsliiilingen 
zien.  Slechls  hier  en  daar  ontmoet  men  vreemden  invloed  en  loonen  de  kunst- 
voortbrengselen  de  atspiegeling  daarvan.  Doordal  er  zoolang  hetzelfde  ideaal 
bleef,  verouderde  de  vormenspraak  alleen  naar  lijd,  naar  evohitie.  Lelten  wij 
maar  op  landen  als  China,  Japan,  enz. 

Het  hunianisme  als  welenschappelijke  richting  traclilte  de  Grieksch- 
Romeinsche  lijd  en  bcscliaving  vveer  nieuw  leven  in  le  blazen.  Tegelijk 
daarmede  werd  de  eenheid  van  godsdiensl  aangelasl,  hel  was  als  iiet  ware 
een  voorbereiding  der  lalere  relormatie,  lioewel  ook  die  wegen  weder  niteen 
liepen.  De  geesl  van  verdeeidheid  was  er  echler,  en  drong  meer  en  meer 
door ;  twijfel  aan  de  bestaande  ordc  van  znkcn  deed  een  ieder  zockcn, 
en  zich  in  groepen  |)laalsen. 

Wat  al  slrijd,  hoeveel  opotlering,  heelt  men  zich  al  niel  getroosll  Hoevele 
marlelaren  lielen  zich  marlelen  voor  Iiiin  nieuw  ideaal.  En  iioewcl  verleederd 
en  misschien  minder  gewelddadig  word!  die  slrijd  loen  begonnen,  feilelijk 
niet  nog  voorlgezet  ? 

Hel  is  een  gestadige  groei,  van  eeuwen,  niel  te  keeren. 

VVel  beschouwd  is  de  geheele  Renaissance  een  zoeken  geweest  naar  een 
nieuwe  vormenspraak.  Doch  waarom  hel  grijpen  naar  de  reeds  zoo  lang 
verouderde  convenlioneele  vormenspraak  der  Romeinen  ?  Hoe  ook  aangepast, 
en  er  gelracht  werd  nieuw  leven  in  le  blazen,  toch  is  ze  nooil  zoo  eigen 
aan  den  lijd  geworden  als  dat  met  de  (lotiiiek  het  geval  was. 

De  reden  hiervan  moelen  wij  dan  ook  dieper  zoeken.  liulerdaad  lag 
reeds  in  deze  «  herboring  »  een  begin  van  verval,  door  het  verdwijnen  van 
^en  algemeen  ideaal. 

De  verschillende  Lodewijk-slijien,  hoewel  over  alle  huukn  van  Enropa 
van  invloed,  zijn  loch  zoovele  taslingen  naar  die  eenheid. 

Ook  in  Xederland  werden  gedurende  de  achltiende  eeuw  de  Fransciie 
slijlen  als  voorbeeld  gekozen.  Merkwaardige  voorbeelden  kunnen  wij  nog 
dagelijks,    langs    onze    mooie    Amslerdamsche    grachtcn    gaande,    daarvan 


235 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 

zien.  Hoewel  erkend  moet  worden,  dat  van  slaafsche  navolging  niet  gesproken 
mag  worden,  een  eigen  Hollandsch  karakter  kenmerken  deze  kunsluitingen 
ongetwijfeld,  en  is  kenmerkend  voor  onzen  landaard.  Later  zien  wij  weer  de 
gebogen  vormen  in  de  nieiibels  uit  den  tijd  van  Lodewijk  XIV  en  XV  vervan- 
gen  worden  door  de  na  1770  nieer  strenge  vormen  der  Lodewijk  XVI-periode 
welke  weder  haar  voedsel  zocht  en  zich  ontwikkelde  uit  de  nntieke.  Een  zucht 
en  zoeken  naar  andere  vormen,  toen  de  gebogen  vorm  had  uitgeleefd. 

De  vormenspraak  voldeed  niet  meer  aan  de  meer  strengere  eischen  en  de 
meer  ernstige  levensbeschouwingen  welke  al  groeiende  waren.  De  opgraviiigen 
van  Herculaneum  en  Pompei  van  174U  en  onder  Murat  in  1808  krachtdadig 
voortgezet,  vvaarbij  belangrijke  opgravingen  gedaan  werden  en  meer  en  meer 
de  overblijfselen  van  bouw-  en  anibachtskunslen  uit  dien  tijd  onder  de  aan- 
dacht  begonnen  te  vallen,  werden  door  velen  als  een  gretig  voedsel  gegrepen, 
en  dacht  men  een  nieuw  leven  daarmede  te  kunnen  beginnen. 

Ongetwijfeld  hebhen  wij  aan  de  arcbitecten  Charles  Percier,  en  Pieri'e 
Fontaine,  zeer  veel  te  danken,  en  zijn  zij  bet  die  het  «  debacle  »  waarvoor 
de  kunst  toen  stond,  verhocdden,  althans  opscborsfen. 

Deze  arcbitecten,  die  te  Herculaneum  en  Pompei  allerlei  serieuze  opme- 
tingen  der  ontdekte  bouwwerkcn  en  ambacbtskunst-voortbrengselen  deden 
en  in  teekening  bracbten,  kwamen  met  bun  rijken  schat  weer  naar  Parijs, 
en  sticbtten  door  bun  werken  naar  de  opgedane  gegevens,  niet  zonder  groote 
moeite  en  strijd,  den  z.  g.  Empire-stijl.  Welke  pracbtige  gebouwen,  meubels 
en  allerlei  sieraden  en  buisraden  zij  in  bun  eigen  karakter,  gebazeerd  op  de 
gegevens  der  Antieke,  ook  maakten,  hoe  groot  bun  invloed  ook  geweest  is, 
tocb  bleef  deze  een  van  zeer  persoonlijken  aard. 

Wij  kunnen  niet  zeggen,  dat  bet  een  vormenspraak  zoo  eigen  aan  bunnen 
tijd  is  geweest  als  noodig  voor  een  gestadige  ontwikkeling  in  die  lijn.  Wij 
kunnen  niet  den  levenden  conventioneclen  vorm  daarin  berkennen  die  een 
gestadigen  groei  mogelijk  maakte. 

In  vergelijk  met  de  ontwikkeling  en  den  duur  der  Gotbiek  is  de  levensduur 
der  Empire-periode  een  zeer  korte  te  noemen.  Wij  kunnen,  zooals  ik 
reeds  zcide,  de  reden  hiervan  zoeken  in  bet  feit  dat  het  gemeenschappelijk 
ideaal  ontbrak. 

Met  dit  korte  overzicht  kunnen  wij,  dunkt  mij,  volstaan,  om  als  toelich- 
tingen  te  dienen  voor  betgeen  ik  wilde  zeggen,  n.m.  waarom  wij  nog  zoo 
zoekende  naar  een  vaste  vormenspraak  zijn. 

Er  is  echter  een  nieuv\'  ideaal  groeiende,  een  verwording  van  maatschap- 
pelijke  toestanden,  die  ontegezeggelijk  van  invloed  op  de  kunsten  is.  Hier  en 
daar  zien  wij  ideen  groeiende,  kunstenaars,  die  trachten  er  een  richting  aan  te 
geven,  bezield  als  ze  zijn  door  dat  nieuwe  ideaal. 


236 


A  MliA  CH  TS-  i:\  MJ  \  'EliHEIDSK  UXS  T 

Giool  oil  sponlaan  heloveii  dc  koineiuic  lijdcii  te  zijn.  Reclilvaai(li{<  en 
cerlijk,  zoekeiidi-  naar  \\aardii;er  iiiensch  zijn,  slreefl  oii/.e  lijd  tot  oen 
algemeen  ecoiiomiscli  oiiwikkelingsideaal.  Hervormcistheorieii  onzer  maat- 
schappclijke  verlioudin<>  iK-bben  ons  een  blik  doen  slaan,  op  oeii  toekomst 
die  ons  hoop  sclienkt  op  een  zuiverder  Icven  :  een  leven  met  de  waarheid 
als  hoogsle  en  oudsle  {^eloof.  Ken  leven  waaiin  een  geineenscliappelijk 
ideaal  zal  zijn. 

Dil  is  de  j^iondslag  waaiop  een  nienwe  knnsl  peiiode  zieli  zal  knnnen  en 
nioelen  ontwikkelen. 

Mel  liel  eeuwig  nienwe,  liel  eeuwig  blijvende  :  schoon,  goed  en  waar, 
dat  is  schoon,  goed  en  waar  voor  oogen,  en  met  deze  principen  als  richt- 
snoer  en  daarmede  de  kunst  toetsende,  zal  als  van  zelf  een  stijl  groeien,  mits 
wij  die  onde  waarheden  met  cigen  vormenspiaak  uitzeggen,  en  geen  vormen 
vreemd  aan  onzen  eigen  tijd,  vreenid  aan  onze  levensverhouding,  Iraehten 
leven  in  te  blazen.Want  nogmaals,  niets  is  erger  dan  een  levenloozen  conven- 
tioneelen  vorm  in  een  tijd  voortsleepen,  die  dezen  conventioneelen  vorni  niet 
schiep. 

Met  liet  belraehlen  der  waarheid,  waarin  het  schoone  en  gocdc  omsloten 
is,  kan  dan  ook  onmogelijk  een  voortsleepen  van  dezen  dooden  vorm  gerecht- 
vaardigd  worden. 

Jac.  Van  den  Bosch. 


237 


KUNSTBERICHTEN 

(VAN  ONZE   EIGEN  CO  RRESPO  N  DE  NTEN) 
D  D  D   UIT   BRUSSEL   n  c   n 


denken   aan 
viiicie,     (lie 


i:XTOONSTELLING  IN 
DE  LIBRE  ESTHETI- 
QUE/C-^DeheerOclave 
Maus,  de  onderiieniende 
en  intelligeiile  bestuur- 
der  der  Libre  Esthelique, 
(loet  niij  allijd  een  beetje 
oiize  niodisles  uit  de  pro- 
bij  het  naderen  der  leiite 
ieder  jaar  de  reis  niaken  naar  Parijs  om  de 
nieuwste  modes  van  daar  niee  te  biengen. 
Bij  hun  terugkeer  verzenden  zij  dan  vele 
circulaires  aan  hun  «  geachle  clientele  n  en 
noodigen  u  uit  tot  een  bezoek  aan  hun  nia- 
gazijnen  om  kennis  te  nemen  van  hun  ruime 
keuze  in  hoeden,  die  geroepen  zijn  om  de 
wet  te  stellen  aan  den  smaak  van  alle  dames 
welke  aanspraak  maken  op  elegantie,  en  hun 
kleedsel  te  regelen  gedurende  gansch  een 
seizoen.  Onder  poene  van  nietlanger  mee  te 
tellen  in  dewereld  van  den  fashion,  is  men  ze- 
delijk  verplicht  om  deze  creaties  te  aanvaar- 
den,mogenzeook  evenzeer  bij  uwsoort  van 
schoonlieid  passen,  als  (men  vergeve  niij  de 
vergelijking,  ze  is  van  Victor  Hugo  en  ge 
vindt  haar  in  ziju  Notre-Danie  de  Paris)  als 
een  pluim  op  een  varkens-staarl.  Het 
spreekt  van  zelf  dat  men  onze  goede 
faiseuses,  onze  scheidsrechtsters  in  zake  het 
toilet,  niet  verantwoordelijk  mag  stellen 
voor  de  schoonlieid  of  leelijkheid  hunner 
modellen  en  patronen  die  der  behaagzucht 
onzer  mondaines  aangeboden  vvordt.  Parijs 
heeft  het  eenmaal  uitgesproken  :  "  Voila  ce 
qu'on  demandera,  voila  ce  qu'on  portera 
cet  etc.  >>  En  daarmee  is  alles  gezegd.  Even- 
min  k;ui  de  liccr  Maus 't  helpcii.  als  wij  bij    l 


uilpakken  der  schildcrijen,  waarmee  hij 
zich  rap,  rap,  bij  de  Parijsche  intransigean- 
ten  en  revolutionairen  van  den  allerlaatsten 
tijd  heeft  voorzien,  slechls  een  zeer  matige 
bewondering  voelen,  en  ze  ons  alleen 
enkele  momenten  van  stillen  lachlust  ver- 
mogen  te  bezorgen.  Dikwijls  echter,  laten 
we  zeggen  heel  dikwijls,  heeft  de  beer  Maus 
het  goed  getrotfen  en  vergden  zijn  nou- 
veautes,  mochten  ze  ook  al  geen  louler 
meesterslukken  vertegenwoordigen,  ten 
niinste  onze  aandacht  door  de  een  of  andere 
eigenaardigheid.  Gedurende  dit  laalste 
seizoen  echter  nioet  zijn  salon,  of  liever  de 
"  sensalie  »-afdeeling  er  van,  onzenjeugdigen 
schilders  niets  nieuws  hebben  geleerd  dan 
wat  de  dronken  Heloot  eenmaal  aan  de  jeu- 
dige  Spartanen  te  zien  gaf.  Nooit  of  nimmer 
is  er  zulk  bandeloos  geklad,  nooit  zijn  er 
zulke  enorme  parodieen  en  charges,  on<)er 
de  benaming  van  nieuwe  kunst,  tentoon- 
gesteld  geweest. 

De  bewerkers  dezer  l)uilensporigheden 
zijn  niet  uitsluitend  vogels  van  Fransche 
pluimagie.  Hij  heeft  er  ook  nog  veel  uit 
andere  hemelstreken  bijeen  vergaderd  en 
we  zouden  zelfs  geneigd  zijn  om  te  zeggen  dat 
deze  Vastenavond-schildering  even  interna- 
tionaal  dreigt  te  worden  als  het  Karnaval, 
waaruit  ze  schijnl  te  zijn  voortgesproten. 

Gelukkig  voor  degenen  die  in  dit  salon 
lets  anders  zochten  dan  een  gelegenheid 
om  zich  te  vergapen,  konden  ze  bun  heulen 
lioost  zoeken  bij  enkele  inzendingcn  van 
Belgische  kunstenaars,  van  den  kring  LichI 
en  Leven.  We  bewonderen  er  vooral  het 
werk  van  onbetwislbare  meesters  als  Hey- 
nuins,  Emiel  Glaus,  Anna  Boch,  Georges 
Lciiimen  en  ook  van  enkelen  jongeren,  maar 


238 


Kr.\sTin:i{i(:iiri:\ 


nr  liHissEi. 


Ill  H()Tii:iii).\.\i 


reeds  zeer  pcrsounlijkc  iirlicsleii  als  (ieor^es 
MoiTcii,  nicl  zijii  Zoiiwr  en  Joiii/e  Meisjes 
A'o/y'c  en  v;mi  enkele  nieuw  aan!4eko- 
nuMH'ii.  nieuw  :iun^ekoinen  ten  niinslc  te 
Hrussel,  waarvan  we  alleen  <le  lieer  Aloysius 
He  I-ael  willcn  noenieii,  ilie  ei'  vertcgen- 
woordigd  was  inel  cenigc  bewoiiiierens- 
waai(ii}4  niooie,  van  Icven  overvloeiende 
boscligeziehten. 

Maar     lietf^een    vuoral     een     belaiigiijke 
esthetische  waarde  veizekerde  aan  deze  even 
rijk  hezelle  als  bonte  exposilie,  was  de  ver- 
zanielinj4    van    dertig    scliilderijen   en   zes 
lithogialieen   van   wijicn    Hut>ene   Carriere. 
Niettegenslaande   liel  eenigszins  monotone 
en  gewilde  van   het    procedc,   bewonderen 
we  hel  innige  senlinient,  de  eerlijkhcid,  de 
onlroering   in   al   dit    wcrk.  Sederl   Rafael, 
Bellini  en  onzen  van  Dijck,  lieeft  men   niel 
met  zulk  een  krachl  en  innighcid  verniogen 
uil     le     drukken     de     eenvoudig-roerende 
schoonheid   van  de  moeder  met  liaar  kind  ! 
Hoezeer  ondersclieiden  zicli    deze   dicpge- 
voelde,  van  ceuwige  nienschelijkheid  door- 
trokken  werken  van  de  griniassen  makende 
ijdele,  kwakzaherskunslen  van  hel  meeren- 
deel     onzcr    lijdgenoolen,    zelfs    van    lien 
die    onmiskcnbaar     lak-nl     bezitten.    Welk 
een  les  voor  onze  luministen  en  overdrijvers 
van  de  kleur  !  Ziehier  een  procede,   dat  wel 
geheel  een  tegenvoetcr  is  van  het  bnnne  ! 
Uoekenen  teckeningcn,  die  gescliilderdscliij- 
nen  le  zijn  als  met  roel,  personnagcs  gezien 
als  door  een   wolk   van   rook  op  mat  glas, 
silliouetten.  diemet  moeile  scliijnen  te  voor- 
scliijn  te  konien  uit  een  vuile,  Londensche 
mist,  een  druilige,  groezelige  bijna  bcgrafe- 
nisaclilig  dolle   manier  van    werken....  lin 
niettegenslaande  deze  dompige,  overdreven 
gedoezelde    dingen,    laat    bet     geheel    een 
imprcssic  van  schoonheid  aebler,  van  adel- 
dom,  van  leine  vreiigd,  van  volmaaki  gcluk, 
een   inderdaad  siralciide   impressie,  die  al 
de   nicest  bonte,  in  licht  en  kleur  gedrcnkte 
stukken   dcr    neo-impressionisten   oiis   niel 
verniogen  te  gevcn  ! 


iT^^a^ggyy^ 


iS>*  Cftft  ^9>  '^fi  ^^pi  -J^Pi  lft,»5  '5,*  ■J.ti  If!,*  '5,* 

D  G  UIT  ROTTERDAM  a  a 

1  Nsi/..\.\i.(»i.i)i:N/,ia-:L 
>ti;nt<)(>.\sti;i.ling 
v.\N  tki;ki:ningkn 

DOOH  DIHK  NI.ILANI) 
27  JAN.-:^«  FKH.i  yC*. 
Met  is  eenigszins  ver- 
woink-i  iijk,  (l;il  geen  onder  de  moderne 
schilders  van  ons  scbilderiijk  vaderland  tot 
heden  op  het  denkbeeld  gekomen  is,  de 
breede  armen  van  onze  benedenrivieren 
en  het  lage  land  daarneven  lot  veld  van 
sludie  le  kiezen.  De  niachtige  nitgeslrekl- 
heid  van  deze  waterruggen  onder  den  veran- 
derlijkcM,  walerrijken  liemel,  de  oneindige 
vei-sflici(lenheid  van  die  vcrgezichlen,  die 
ecu  en  al  toon  en  stemming  zijn  :  van  den 
blankblauwen,  zon-vergulden  morgen,  als 
het  licht  feeslelijk-spar.elend  en  vonkend 
spilt  in  hel  vlakke  water,  tot  den  ruigen, 
grauwen,  loensch-doorlichten  slornidag,  — 
al  wat  daartusschen  ligl,  al  die  wisselende 
momenlen  bovcn  de  giimmigc  verlatenheid 
van  de  Oudc  Maas  ofde  bedrijvige  bevaren- 
heid  van  deNieuwe;  —  we  moelen  lot  Van 
Goyen  leruggaan.  om  die  eigenaardige 
streek  (of  een  dergelijkei,  waar  bet  land 
slechls  schijnt  te  dieneii,  om  bet  water  te 
begrenzen,  grondig  en  opzeltelijk  behandeld 
le  zien.  Want  Voerman,  al  kicst  hij  soms 
overeenkomstige  sujellen,  bedoelt  loch 
wezenlijk  lets  anders.  Ook  is  de  belrekke- 
lijk  smalle  IJselmond  de  Maasmond  niel; 
bovendien  lioudt  deze  schilder  zicli  liefsl 
aan  een  bepaald  moment. 

Daarom  is  het  een  geiiocgen  den  jongen 
arlisl  Dirk  Nijiand  van  uit  hel  karakleris- 
tieke  dorp  Rlioon  met  zijn  in  zwaar  gcboom- 
te  verscholen  Maelerlinck-kastcellje,  zijn 
tochten  te  zien  ondernemen  langs  hooi'darni 
en  kreken,  hem  de  oevers  te  zien  aljagen 
naai  wijde  waterkijken  met  bakens  en  rijs- 
bekrammingen  als  slolfage  van  het  eerste 
plan,  met  smalle  hori/.onlen  van  miniatnnr- 
schijnende  boom|>jes,  die  het  water  afslniten. 
Dat  water  soms  verlaten  le  zien,  bewegend 
in  Irage  loonie  rimpeliiigcn  mcl  een  eeii- 
zamenvogelerboven.wiens  vluclit  deruimle 
lecgcrmaakl;  dan  wecr  ruw-gekruifd  niel 


239 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM 


korte  golven,  waar  de  kleine  dappcre  zei- 
lertjes  onruslig  op  hobbelen.  Of  de  uit- 
gangen  van  de  kreken  met  den  toren  van 
een  der  Maasstadjes  aan  den  anderen  oever 
en  den  hoogen  zwarten  romp  van  een  zee- 
boot,  die  in  ballast  uitgaat ;  ecu  kijkje  uit  de 
waterwildeniis  op  de  baan  van  bet  groole 
wereldverkeer. 

Nijlaiid  niaakt  daar  frissche,  decoratieve 
sepia-leekeningen  van,  soms  zooals  in  een 
kijkje  op  de  baven  van  Pernis  en  in  bet 
gezicbt  op  Rboon  met  wat  rood  verleven- 
digd.  Maar  dit  aangename  werk  is  niet 
geheel  van  oppervlakkigbeid  vrij  :  de  stille 
momenlen  zijn  nog  niet  innig  genoeg  en 
waar  bet  forsch  moet  zijn,  vv'ordt  bet  licht 
ietwat  ruw  en  onrustig.  Zijn  vv'oebg  water 
b.  v.  raakt  nog  al  eens  uit  bet  vlak.  Ook  den 
karakteristieken  vorm  van  bet  stoomscbip 
is  Nijland  nog  niet  volkomen  meester. 

Ongetwijfeld  liet  best  waren  een  paar  stil- 
levens  van  oude  panlofFels  en  laarzen  (iiaar 
bet  illusler  voorbeeld  van  Vincent) ;  een 
vrouwenboofd  van  acbter  gezi^n,  met  fraai- 
gewrongen  baar  en  een  boerenscbuur  van 
binnen,  waarin  een  suggestief  kijkje  naar 
buiten  door  een  balf-openslaand  luik.  Kalk, 
waiid,  plavuizen  en  venster  goed  gezien  en 
van  stofiiitdrukking  opmerkelijk. 

Summa  izooals  Van  Mander  zou  zeggeni 
een  belaiigwekkende  tentoonstelling,  waar- 
mee  de  firma  Oldenzeel  succes  gebad  beeft. 
We  liopen  Dirk  Nijland  nog  eens  weer  te 
zien  met  niet  minder  friscb,  maar  bezon- 
kencr  werk. 

^^^"^^^^^-^^^^ 

TENTOONSTELLING  VAN  SCHILDERIJEN 
EN  AQUARELLEN  DOOR  EDO.  FARASIJN 
(10  MAART-4  APRIL)  >c-». 

Deze  Antwerpscbe  scbilder  bad  boofd- 
zakelijk  onderwerpen  van  bet  Hollandscbe 
strand  gecxposeerd  :  visscbersmannen  en 
vrouwen,  paarden  die  pinkeii  op  bet  strand 
balen,  in  bet  water  ploeterende  kinderen, 
dorpkijkjes,  enz.  Het  is  Farasijns  scbuld 
niet,  dat  wij  in  dit  genre  verwend  zijn  door 
Israels,  Blonnncrs,  Jacob  Maris  e.  a.,  dal  wij 
met  de  herinnering  aan  Blommers'  Slrand 
b.  V.  in  bet  Boymans-museum  vooi-  den  geest 
in   zijn   Hmigschool  maar   een    zeer   matig 


belang  konden  stellen.  Tocb  is  deze  Vlaming 
in  bet  minstgeen  navolgervandeHollaiulers; 
hij  gaat  b.  v.  meer  op  licbttegenstelling  dan 
op  toon  uit.  Zoo  beboefde  er  van  geene  ver- 
gelijkiiig  sprake  le  zijn,...  als  daar  niet 
bepaalde  opvattingen  van  zekere  sujetlen 
door  de  leidende  meesters  »  massgebend  » 
werden  gemaakt. 
Overigens  :  de  gustibus.... 

ROTTHRDAMSCHE  KUNSTKRlNCi  >  TEN- 
TOONSTELLING VAN  DAMASTEN  TAFEL- 
GOED  VAN  CH.  LEBEAU,  VAN  MEUBELEN 
VAN  J.  C.  ALTORFF  EN  VAN  EEN  AANTAL 
ORIGINEELE  KLECRETSEN  /:♦. 

Over  de  kleuretsen  een  enkel  woord.  Er 
waren  eenige  oude  bekenden  bij,  die  ik 
reeds  eenige  jaren  geleden  op  een  tentoon- 
stelling in  bet  Bucbgewerbemuseum  te 
Leipzig  gezien  bad.  Het  is  kostelijk  werk: 
betzij  de  plaat  gebeel  met  kleur  bewerkt  is, 
zoodat  de  ets  een  aquarel  lijkt,  betzij  een 
enkel  kleurlje  maar  bier  en  daar  aangeduid 
wordt,  —  er  is  altijd  een  friscbbeid,  een 
limpiditeit  in  de  verf,  die  den  kleurenzin 
verbeugl.  Het  is  een  procede  van  oiibe- 
grensde  mogelijkbeden  :  bet  loopt  van  de 
even  met  kleur  geillustreerde  prenten  van 
Steinlen  eii  Villon  tot  volslagen  schilderijen 
als  van  Fritz  Tbaulow  en  Baertsoen.  Soms 
lijken  bet  iniitaties  van  oude  Engelscbe 
kleurdrukken  met  slilleouderwetscbetinten, 
als  De  Lalenay's  Bassin  de  nuirbre  en  Trois 
cygnes,  dan  IrefTeii  de  brutaler  conlrasten 
van  het  impressionisme,  als  in  RafTaelli's 
Noire  Dame  de  Paris,  met  zijn  gele  en  bruine 
boomen  en  bet  in  het  blauwe  gebaalde  dak. 
Deze  uitstekende  Parijsche  virtuoos  bad 
verreweg  de  scboonste  cnllectie  :  in  zijn 
werk  (en  in  dat  van  Steinlen)  was  bet  ets- 
karakter  bet  zorgvuldigsl  bewaard. 

Verder  dienen  de  nanien  van  Edg.  Chabine, 
Gb.  Collet,  Osterlind  en  M.  Robbe  genoemd. 
De  voortrcll'elijk-getypeerde  Parisiennes  van 
den  laatsle,  met  haarzwaren  rosscn  chignon 
en  pervers-gesnoerde  laille,  beboorden  zoo 
niet  lot  bet  meesl  aantrekkelijke  dan  toch 
tot  bel  meesl  suggeslieve  werk  van  deze 
tenloonslelling. 

R.  J. 


240 


KUNSTVEILISCEX 


»M^" 


D    KUNSTVEILINGEN    a 
i:  HZ  A  mi:  I,  INC.  cold- 

SC.  IIMIDT  /C,^  DiMi 
10"  M;i;iit  11.,  h:i(!  l)ij 
I'ricdricli  Scliwiuv.  tc 
\\  ci'iirn  (le  verkoop 
phiats  Villi  cell  (ler  bcsle 
kleincio  Mijiisclic  scliildcrijeii-vcrziimc- 
lin^en,  van  dcii  onlanf^s  ovcrloden  Salo- 
mon Hcnedikt  Cioldscliiiiidt  te  Kranklorl 
a/Mniii.  We  iiuM-ktcii  daarbij  op  dat  Wccnen 
als  kunstniarkl  voor  oudc  scliildcrijcn  nicer 
en  nicer  op  den  voori^rond  bef^inl  le  Ireden. 
Dc  bcliaaldc  prijzeii  kwaiiicn  ongcveer  ovcr- 
ecii  nicl  die.  wclkc  onlangs  op  de  veiling 
K6nif>s\varlcr  te  Hcrlijii  bcreikt  werden.  De 
familic  ("loldscbiiiidl  bezat  ecu  rijke  vcrza- 
meliiif?  }<ocd-fiecoiiscrvccnle  stiikkcn  der 
Nedcrlniidsflic  school  en  vooral  dc  afdceling 
landsi'liaiijicri  was  uitstekciid  vcitct^ciuvoor- 
digd. 

Ten  bewijze  liiervan  vermeld  ik  enkele 
prijzcn  :  Petek  de  Hloot,  de  Veerpoiil,  ccn 
sink  dat  vooral  door  l)iiitenge\vooii  fijn  ge- 
voerde  luchltoncn  uitniuntte,  3000  Kronen. 
(Museum  Troppau);  Qliuyn  Hhekelenkam, 
Schoeiimakcrsiiierkptaiils,  ecu  mooi,  lioewel 
niet  oiihcrispelijk  geconservcerd  sink,  .3000 
Kronen;  maiiicr  van  Hkocwek,  interessaiit, 
hocwcl  cenigszins  moeilijk  I'hiiis  le  brengen, 
5000  Kronen;  .1.  Hkl'K(iiiei.  de  Oude  en  II. 
VAN  Hai.en,  (/(■  //(•/•/is/,  ecu  voortreirdijk,  als 
karakterstndie  opgeval  werk  dczcr  bcide 
meeslers,  o2<X)  Kioiicn  ;  Haktiiki.  Bhuyn, 
Portret  van  Agrippa  von  Ncttcslicim,  een 
hool'dwerk  van  den  nieestcr,  3'J.'200  kronen; 
Geuhuandt  VAN  di:n  I-jxkhoudt,  Wuchlhiiisje, 
een  fraai  werk.  zccr  na  vcrwant  aan  Simon 
Rock,  liocweldeecblhcid  der  onderleekening 
niel  bovcn  alien  Iwijfel  verheven  is,  4100 
Kronen  ;  Jan  van  (Iovkn,  f;<':/c/i/  <>/>  Dordrecht, 
14.200  Kronen  en  llollaitdsch  lAtmhcluip  met 
een  KhiukiI,  WidO  Kronen,  bcide  in  voorliclle- 
lijken  staat;  Kahei,  nu  Jaudin,  Op  de  Weide, 
een  zeer  mooi,  leer  bebandeld  sink,  2000 
Kronen;  (iotti-hied  Knei.i.ek,  Mansporlrrt, 
erg  zoelelijk,  hoewel  smaakvol  van  behan- 
(Icling,    13.(')00   Kronen  (!i;    nianicr  van  van 


DER  Neer,  Citsldiuulf  Ilnind,  g()c<l  en  eclil. 
5600  Kronen;  Antoms  I'alamkdesz,  Mtizielc- 
gezelscluip,  een  zccr  goed,  lieldcr,  van  1634 
gedaleerd  sink,  !)4(K)  kronen  (llormuseum 
Weenen  ;  Ivhasmis  Ql'ki.i.ims.  Trioiuf  van 
Venus,  een  zeer  karaklerisliek  werk,  7200 
kronen;  Jacoh  van  Rl'ysdaei.,  Open  ptel;  in 
7  lioscli,  vroeg  werk  van  groole  aantrekke- 
lijkbcid,  8600  kronen  ;  Salomon  van  Hfvs- 
DAEL,  GeziclU  op  Diirdrecid,  uilslekend  werk, 
waarschijiilijk  nil  de  laatste  levensjaren  van 
den  knnstcnaar,  16.000  kronen;  Jan  Steen, 
Vroolijk  (iezelxcliap,  vooitreirelijk  als  com- 
positic,  ongcwoon  scliildcracblig  en  van 
groole  bekoring,  2<S.800  kronen  ;  (".ohnelis 
Tkoost,  Familiestuk,  zeer  inleressanl  en 
goed  geschilderd,  11.400  kronen  ;  Otto  van 
Veen,  Portret  eener  otide  \'rouu>,  een  builen- 
gewoon  aantrekkelijk  werk  van  een  Vlaam- 
schen  schilder  nil  dc  Iweede  hell'l  der  I6<' 
eeuw,  16.400  kronen ;  Adriaen  Van  deVelde, 
Mercnriiis  en  Argus,  een  verdienslelijk, 
niaar  overigens  weinig  bclangrijk  stuk, 
7200  kronen  ;  een  fijn  geschilderd  slukje, 
aan  Aart  van  der  Neer  verwanl,  5100 
Kronen;  Philips  Woiwekman,  Winterland- 
schap,  uitersl  bekoorlijk  en  vol  stemming, 
9400  kronen. 

K. 

VEILING  VAN  MODKHNK  SC.lllLDKHIJKN 
HIJ  FHKDKHIK  MLLLHH  &CoTK  A.MSTKR- 
DAM  >  l'J-20  .MAAHT  1SK)7  /:,».  Hen  veiling 
met  ecnige  gocdc  dingcii.  Daaronder  zal 
men  moeilijk  kiinnen  rekenen  de  zoo  duur 
belaalde  Bakker  Koi-U'eii  :  gcnrcslukken  van 
ecu  soms  wel  fijngecsligc  voordracht,  wier 
vele  «  mooic  »  klcurljes  echler  lelkens  weer 
falcn  schoonheid  van  kleur  le  geven. 
Wij  noemcii  de  volgcnde  prijzcn  : 
Hakkcr  KorIT  no  1  La  prise  de  Saraqosse, 
/6200;  n"  2  De  verjaardag.  /  272.) ;  n"  3  De 
lanles  gaan  op  reis.  /  2100  —  Perrault,  n"  5 
L'Anwnr  recalcitrant,  /  LOOO.  Th.  de  Hock, 
11"  v.)  Zomerai'nnd-i>al.  /  .tOIX);  no  21  Winter, 
/  2900.  ("i.  H.  Hreilner,  n"  2i)'  Anislerdanische 
graclit.  /  4800.  Ch.  Daubigny,  n"  33  Zonson- 
dergang,  /  1725.  J.  Maris,  »"  W  llaliiuinscfie, 
/46,'JO.  A.  Neuhuys,  no  70  Vaderlijkc  zorgen, 
/SOOO;  11"  71   De  kirinr  Iwishondster.  f  5'iOQ. 


241 


KUNSrVEILINGEN  -  BOEKEN  S:  TUDSCHRIETEN 


Van  tie  mooie  aquarellen  van  Bauer,  gingen 

no  184  voor/  925  en  no  185  voor/  675  en  van 

die  van  Breitner  n"  194/  1450;   u°  195/  20G0; 

n°  197/  27S0;  no  198/910. 

Bts. 

VERZAMELING  VAN  WIJLEN  ADOLPHE 
HUYBRECHTS  >  VERKOOPING  IN  DE 
ZAAL  FORST,  ANTWERPEN  ^  MAANDAG  8 
EN  DINSDAG  9  APRIL  1907  ^  EXPERTEN  : 
EM.  CLAREMBEAUX,  BRUSSEL,  en  LOUIS 
DELEHAYE,  ANTWERPEN  /C^. 

De  verzameling  Adolphe  Huybrechts  had 
haar  oorsproiig  in  de  verzameling  van 
Pieter-Jan  Huybrechts,  oom  van  Edmond 
en  Adolphe  Huybrechts,  die  in  1878  stierlen 
zijn  verzameling  aanzijn  beide  neven  nalicl. 

Edmond  Huybrechls,  zelf  een  hartstoch- 
telijke  verzamelaar,  breidde  het  hem  gelega- 
teerde  gedeelle  aanzienlijk  nit.  Na  zijn  dood 
kwam  zijne  verzameling  in  1902  onder  den 
hamer,  en  bracht  bijna  een  millioeu  op  ('J. 

Ileden  was  het  minder  belangrijke  ge- 
deelle van  den  eveneens  overleden  Adolf 
Huybrechts  aan  de  beurt,  dal  grootendeels 
uit  moderne  werken  bestond  ;  de  verkooping 
bereikle  een  totaal  van  frs.  222.818. 

Ziehier  een  overzicht  van  de  meestal  be- 
trekkelijk  hooge  prijzen  : 

Ommeganck,  Terugkeer  iiaar  den  stal, 
fr.  4000.—  ;  Jean  Bapt.  Madou,  De  Kuitstlief- 
hebbers,  fr.  7500  —  igekocht  door  de  MaaU 
scbappij  A;-/i6((sPa/r/(c  voor  het  Antwerpsche 
Museum);  id.  de  Aristocraat,  fr.  4000  — ; 
Eugeen  Verbocckboven,  Ezel  en  Schapen 
fr.  5000  —  ;  Hendrik  Leys,  de  Muziekles, 
fr  5000. — ;  Leys  en  de  Noler,  Toebereidselen 
tot  het  feeslmaal,  fr.  4000.—  ;  Jos.  Lies,  de 
Kinderen  van  den  Pachter,  fr.  7500 ;  Florent 
Willems,  de  Stolurouiu,  fr.  3500.— ;  id.,  het 
Nieuive  liedje,  tr.  5500.  —  ;  id.,  de  Boodxchap, 
fr.  3500  —  ;  Alfred  Stevens,  La  Parisienne 
Japonaisc,  fr.  15000.—  (gekocht  door  de 
Regeering,  voor  bet  Museum  van  Luik:; 
Hendrikde  Braekeleer,  deNacdster,  fr.5000.  — ; 
Albr.  de  Vrieiidl,  de  Morgend der  Strafuilvoe- 
ring  van  Maria  Stuart,  fr.  4500  —  ;  Th.  Ver- 
straete,  Zeeuwsche  boerinnetjes,  fr.  7000. — 
(gekocht  door  den  Heer  Maquinay,  Antwer- 

(1;  Zie  ONZii  KuNST,  1902,  !•  halQ,  biz.  149. 


pen);  id.,  Vorschenpoel,  fr.  3O0O.— ;  Ferd. 
Roybet,  Edellieden  in  een  kerk,  fr.  12.000.—  ; 
Onbekende  Vlaanische  Meester  XVi-'  eeuw, 
belangwekkend  stukje,  met  fr.  4000.—  niet 
duur  betaald ;  toegeschr.  aan  fluweelen 
Brueghel  en  Rottenhanier,  Water  en  tiicht, 
fr.  4500.—  ;  Nic.  Berchem,  Landschap, 
fr.  5500. 

^■^  C^  C^  C^  C^  ^*  C^  Cft^  S^  Cfi*  ^ 

BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 
BL.\TTER  FUR  GEMALDERUNDE  VON 
D'   THEODOR  V.  FRIM.MEL 


ET  is  nu  bijna  drie  jaren 
geleden,  dat  bovenge- 
noenide  publikatie  voor 
het  eerst  in  Ue  wereld 
trad,  een  ge'illustreerd, 
op  ongeregelde  lijden 
verschijnend  blaadje,  dat 
door  den  redakteur  geheel  alleen  wordt 
gevuld. 

Frimmel  heelt  indertijd  in  zijn  inleidiiig 
duidelijk  trachten  te  zeggen,  wat  hij  met 
zijn  uitgave  beoogt.  Hij  wil  de  kennis  van 
oude  en  nieuwe  schilderijen  op  wetenschap- 
pelijke  wijze  bevorderen.  Onder  weten- 
schappelijk  hier  te  verstaan  :  het  bestu- 
deeren  van  kunsthistorische,  kunsllilozo- 
fische,  kultuurhistorische  en  technische 
vragen  omtrenl  schilderijen.  Zijn  weten- 
schap  noemt  hij  Gemdldekiinde,  een  woord 
echter  dat  hij  ruiiii  opvat,  want  hij  sluit 
daarniee  blijkbaar  wandschilderingen,  boek- 
versiering,  portretminiaturen,  wandtapijten, 
glasschilderkunst  niet  buiten  den  kring 
zijner  belangslelling,  ja  zelfs  vermijdl  hij 
niet  slelselmatig,  als  dat  pas  geeft,  zelfs  over 
zulke  kunst  te  spreken,  die  met  den  besten 
wil  niet  meer  onder  het  begrip  schilderen 
te  brengen  is. 

In  de  drie  jaren  van  zijn  bestaan  heeft  het 
blad  heel  wat  aardige  of  belangrijke  dingen 
verteld.  Het  gaat  niet  hier  thans  op  vroeger 
verschenen  nummers  terug  te  ktunen,  echter 
zuUen  wij  wel  eens  aanleiding  vinden 
hier  verslag  te  doen,  van  wat  Dr  Frimmel 
in  zijn  blaadje  op  het  gebied  van  «  onze 
kunst  B  noj 
meedeelen. 


wetenswaardigs    zal    niogen 


242 


BOEKEX  &.  Tl.lDSCIIlillTES 


Ecu  dcr  laalslvcrschcnen  nunimcrs  brachl 
o.  a.  lets  over  con  scliildcr,  dicn  Friiiimcl 
«  cine  incrkwur<li(<c  Krscl)eiiuiM{>  in  dcf 
Geschiciile  der  hollrindischeii  Malerei  » 
noeinl  :  (ierard  \Vit;in:ina,  niiii  of  nicer  spol- 
lend  wel  eens  de  Friesrhe  Rafael  {"cnoenid. 
Hct  gciioolsciiap  Kiinsllivfdc  Ic  I'lreclil 
bezll  ceil  werlt  van  (iezeti  scliildcr.  Dr  Frini- 
niel  vraaj^l  inlicliliiif^cn,  zoo  ieiiKind  lot 
hcdeti  onljckcnd  weik  van  Wiynian:)  wcel 
aaii  tc  wijzcn.  Hij  opjiert  de  verondcrslel- 
ling,  dal  veel  van  dicns  scliiidcrijcn  op 
naam  van  anderen,  o.  a.  op  iiaain  van 
Willeni  van  Mieris  slaan.  Zijii  persoonlijke 
mecning  over  Wlgniana  is,  dat  dezc  scliilder 
eigeniijk  minder  over  iict  lioofd  gczicn,  dan 
wel  niiskcnd  wordl. 

In  de  laatst-vcrsclicnen  allevcring  (Fe- 
briiai  i-MaarIi  gaf  de  redakleur  bijscliriflen 
bij  al'l)cci<lin{4cn  van  ecn  jongcnsportrcl 
door  I'ictcr  de  (irebl)er  en  van  ecu  avoiid- 
laiidsciia|)  door  (i.  (laniphnyscn,  bcide  uit 
een  iiarlikiiiicrc  vcrzanieling  te  Weencn. 

^m^'^ ^'^ «^««%^^«'^^«*^  ^'^ 

Het  lijdscbrifl  de  XX''  lieiiw  van  Maart 
bevatte  o.  a.  ecn  belaii};rijkc  bcsprcking 
door  Jan  Velli  van  MejuU'rouw  Marius  vccls- 
zins  vcrdicnslelijk  werk  over  de  Ilolland- 
scbe  scliiiderkunst  in  de  ncgeiilicndc  ctuw. 
Een  waarlijk  opbonwende  krilick.  Want  de 
beoordeclaar  volslaat  niet  met  liet  aan- 
vvijzcn  van  de  iiidcrdaad  nici  scliaarsciic 
onvolkoniciilieden  in  MejuU'rouw  Marius' 
werk  —  waartcgenovcr  hij  met  iiiinslcns 
gclijkcn  nadruk  de  ook  niet  geringe  deugdcii 
van  liet  liock  sicll,  maar  bij  vnlt  zcif  in 
zijn  arlikel  etikele  iecmlen  met  zoo  wclcns- 
waardigc  mededeelingen  aaii,  dat  dczc  kri- 
lick ten  dceic  als  een  aanvuiliiig  van  lict 
besprokcn  iioek  mag  gcldcn. 

Vclb's  bier  licdoeldc  medcdcciingen  bc- 
Irciren  twee  lloliandscbc  scliildcrs,  die  lang 
in  bcl  builcnlaiid  gezworven  bcblicn  : 
Aicxandci'  Wiisl  en  Hicbard  Hurnicr.  Mcjiif- 
frouw  Marius  bad  ben  niet  bcliandebl.  Wat 
Vctli  sciirijl'l  konil  ccnigszins  bicrop  lu'ct  : 
Alexander  VViist  in  1K'!7  tc  Dordrccbl  gebo- 
rcn,  bccfl  ecu  veclbewogcn  Icvcn  gcliad. 
Nog  slecbis  een   knaap,   vcrbuisde  hij  met 


zijn  vader  naar  Amerika.  llij  vestigde  zicb 
in  1862  weder  in  hct  vaderland  en  ging  in 
den  llaag  woiicn.  Vandaar  vcrlrok  bij  in 
18GI  naar  Ant  wcrpcii.  Hij  reisde  vccl.maakle 
verscbillcndc  studicrcisjcs,  o.  a.  naar  Noor- 
wcgcn.  Amerika  bczocbt  liij  van  Antwcrpen 
uit  nog  driemaal.  In  lX7(i  reeds  ovcrlccd  bij. 

Over  zijn  kunst  schrijft  Vctli  : 

'(  Wfist  bcminde  vooral  die  woestere 
iiatuur,  gelijk  zlj  hem  in  Canada.  Noorwcgen 
en  Zwitserland  zoozeer  bad  getrolTcn.  Hij 
voeldc  zicb  aangetrokken  lot  het  groolscbe, 
bet  overweldigende,  en  in  de  weergave 
daarvan  strccfde  hij  er  vooral  naar,  de 
groote  parlijcn  le  doen  spreken  op  een 
wijze,  die  sonitijdsaaii  de  sloutc  teekciiingcn 
van  Dore  doct  dciiken.  In  zijn  gevoel  voor 
de  Iiatuur  was  ids  dal  men  bcurlelings 
beel'l  kunneii  vcrgclijkeii  met  de  bcschiij- 
viiigen  van  den  auleur  van  «  De  laalsle  der 
Moliikancn  ■•,  en  met  die  van  Chateaubriand, 
waar  deze  de  maagdelijke  bosscben  van 
N. -Amerika  sebildert.  In  bet  f'orsche  van 
Wi'ist's  bchandcling  was  ecn  glimp  van 
Daubigny  s  franke  voordracht,  al  misle  hij 
(liens  verfijndc  rijpbcid.  Hct  Dordtscb  mu- 
seum bewaarl  ecu  bizonder  landschap  van 
zijn  band,  met  mooic  bccstciistoll'age  door 
Willem  Maris,  en  waariii.  nictlegcnslaandc 
bet  Noorsclic  niolicf,  dc  Ilolhmdsfbe  loiia- 
lisl  loch  doorklinkt  «. 

Van  nog  nicer  betcckenis,  zcgt  Vctli,  was 
Hicbaid  Burnier,  die  in  IJi^S  le  's  Ciraven- 
liagc  uit  bet  huwelijk  van  ecu  Hollandschcn 
vader  cii  ecu  iMigclschc  niocdcr  gcborcn 
wcrd. 

Hij  bczochl  dc  Akadcniic  Ic  Anislcrdam, 
ging  later  in  (icidcrlaiid  builcii  stuticeren  en 
steldc  reeds  in  184'.)  o|)  dc  llaagschc  Slede- 
lijkc  (.en  landschap  met  (ignrcn  Icnloon,  dat 
al  dadclijk  dc  aandacbl  Irok.  Kort  daarop 
ging  bij  naar  Dullscbland,  waar  bij  onder 
Schirmcr  en  Achenbach  werklc.  In  18,">.t  was 
bij  te  I'arijs  oni  er  de  groote  Fraiischen  en 
vooral  TroytM)  le  bcsludccrcn.  Van  I8.">()  af 
scbilderde  bij  veel  in  Helgic,  bcuilelings 
woondc  hij  Ic  Hrussel  en  tc  Lnik.  In  18(>4 
kccrde  bij  weer  naar  Holland  lerug,  eersl 
naar  Amsterdam,  daania  naar  den  Haag, 
waar  hij  niel  de  Marissen,  Mauve  en  \Vcis- 
scnbrucb  omging,  om  zicb  in  18()8  le  Dusscl- 


243 


BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 


dorf  te  vcstigen,  warn-  hij  tot  zijn  dood  in 
1884  bleef  werken. 

Vetli  beschrijft  eenige  van  Burnier's  wer- 
ken, hij  herinnert  er  aan  dat  in  een  Iceur- 
zaal  op  de  Deutsche  Kunstausstellung  van 
verleden  jaar  in  Keulen  een  lilein  schililerij 
van  Burnier's  hand  was  gehangen,  dat  toen 
aan  den  kunstkooper  PafTrathte  Diisseldorf 
behoorde  en  dat  hij  ten  zeerste  waard  zou 
achten  in  een  Hollandsch  museum  opge- 
nomen  le  worden.  Het  was  een  heel  mooi 
en  elegantschilderij,metopvallendegedurfd- 
heden,  en  dat  aan  een  ietwat  verduitschten 
Corot  deed  denken.  Ook  viel  er  een  ver- 
wijderde  verwantschap  met  de  ongeveer 
gchjklijdige  Veerponl  van  Jacob  Maris  op 
te  mci'ken. 

In  de  musea  te  Hamburg,  Miinciien, 
Dresden,  Brussel,  Gent,  Luik  en  Boston 
(wij  meenen  ook  in  dat  te  Diisseldort)  vindt 
men,  evenals  in  verschillende  privaatkollek- 
lies  in  de  Rijnlanden,  Burnier's  werk  ver- 
tegenwoordigd. 

5^ *^  «^  ^  ««^«^^  ^ ««^^ '•^ 

THE  BURLINGTON  MAGAZINE  van  Maart 
gaf  o.  a.  een  opslel  van  C.  J.  Holmes  over 
Matthys  Maris'  landschappen.  De  schrijver 
begint  met  een  paralel  te  trekken  tusschen 
de  Hollandsche  kunstenaars  van  de  zeven- 
tiende  eeuw  en  die  van  heden,  met  name  de 
groote  Hagenaars.   Beide   groepen   liebben. 


zegt  hij,  den  slag  er  van  te  zeggen,  wat  de 
gemi(hielde  man  gaarne  vande  natuurhoort, 
beide  zien  de  naluur  gewelensvol,  uiaar  een 
weinig  bekrompen  aan.  Al  zondert  de 
schrijver  wijselijk  Rembrandt  uit,  zulk  een 
bewering  zal  men  toch  te  algemeen  mogen 
achten  en  meer  toepasselijk  op  de  goede 
tweede-rangs  Hollandsche  kunst  dan  juist 
op  de  beste.  Tocli  meent  de  schrijver  zelfs 
bij  Jacob  Maris  van  een  <•  small,  honest 
vision  »  te  mogen  spreken. 

Van  Matthys  Maris  geeft  de  schrijver  een 
juislcr  waardeering.  Hij  bespreekt  bijna 
uilsiuitcnd  de  landschappen  uit  den  Parij- 
schen  tijd,  uit  de  jaren  na  het  beleg.  In  een 
noot  geeft  hij  enkele  biografische  notities, 
omdat  deze,  zooals  hij  beweert  niet  alge- 
meen bekend  en  nergens  anders  juist  mede- 
gcdceld  zijn.  Daar  moeten  wij  den  schrijver 
weer  tegenspreken.  Men  weet  er  bij  ons 
zelfs  meer  van  dan  hij,  blijkens  zijn  vrij 
karige  gegevens. 

De  reprodukties  bij  het  artikel  zijn  deels 
fraai,  met  name  de  fotogravure  naar  het 
schilderij  »  De  wallen  van  een  stad  »,  in  het 
bezit  van  minister  Campbell  Bannerman. 

In  hetzelfde  nummer  zet  Dr  Martin  zijn 
interessante  en  vindingrijk  geillustreerde 
beschrijving  van  het  leven  van  een  Hol- 
landsch schilder  in  de  zeventiende  eeuw 
voort. 

J.  C.  G. 


N.  B.    Ovcrvlocd  van  stof  noodzaakt  ons    talrijke  bijdragen  voor  deze  rubiiek  lot  het  volgend  nuninier 
te  veischuiveii.  Rkd. 


OPMERKINGEN 

OVER   ENKELE   SCHILDERIJEN 

VAN    REMBRANDT   (slot)  ' 

1^  wi'iidi'ii  oils  mi  v;iii  <le  vroc<»\vt'rl<fn  lol  cnkele 
;m(l(.Ti'  scliihleiije'ii,  liio  tiisschen  lOa.")  vu  KiliO  ()iij«e- 
vc'iT  zijn  onlslniin. 

Door  eon  ovcrciieven  slrevcn  na;ir  clmi  iiuliuU- 
wckkci.dL'  li()iulin<^,  ami  groole  oppervlakkij^licid  in 
(If  iiildiiikkiiij^  <4C'|)aai(l,  valt  oiis  oiuler  dc  <>o(.'do 
iiianiu'lijl<t'  bc'L'IdteiiissL'ii  hel  i)oiii(.'t  op,  dal  (lians  in 
lu'l  i)r/.il  is  van  iiaion  liollisriiild,  tc  FLTriercs  (Bode-Horstc'dt'  de  (Iroot  VI, 
nr.  468).  I)e  Iwijt'el  of  hel  wel  een  cigenliandig  werk  van  RiMuhiandl  zelf  is, 
die  reeds  door  de  iiilffevers  van  hel  Ueml)randlhoek  (Inleidin<<  lot  deel  VI), 
werd  |ieopperd,  wordl  door  een  onop<<enierkle  gravuie  van  ,1.  F.  de  Frey 
van  l  jaar  171H)  ondersleund  (veini.  door  Nagler).  De  gravenr,  die  naar  eehle 
werken  van  Heniiiiaiidl  en  Don  heefl  gearbeid  en  loeh  stellii*  nioet  geachl 
worden  eenigeiniale  nui  de/i'ii  kiinslenaars  veitiouwd  le  /.ijn  geweesl,  heetl 
hel  i)iad  op  de  volgende  wij/.e  onderleekend  :  Drost  ])in.iit  Hi')'i.  liij  de  jiiisle 
lijdsopgavc,  die  ook  nicl  den  stiji  overeenkonil,  is  hel  wel  niogelijk  dal  er  in 
zijn  lijd  nog  de  ondeileekening  van  den  knnslenaar  op  liel  sink  stond  en  liel 
van  Henibrandl's  leeiling,  W.  Drosl,  afkomstig  is,  van  wien  lol  hieiioe  enkel 
een  els,  vooislellende  een  schilder,  een  porlrel  en  een  hijbclsche  voorslelling 
(XoH  nie  langere  in  Cassel)  hekend  zijn.  (*) 

Dp  Samarilddnschf  \'rouii>  hij  de  Cut,  in  Harrogate  (All).  11),  die  onlangs 
le  voorschijn  is  gekonien  (')  en  den  datum  van  hel  volgende  jaar  draagl,  legt 
een  des  le  helrouwhaarder  getuigenis  at  voor  de  groolheid  en  eenvond  van 
Remljrandl's    stijl    in    die  jaren.    De  knnslenaar   heefl   binnen   bet    tijdpcrk 


(•)  Zic  Onzc  Kiiiist,  Dei-I  Xi,  I)!/..  I.')7  /.\|)iil  l'.H)7  . 

I'l  V)^!.  {;.  Ilofslcdc  (Ic  ("irool  :  \.  Il()ul)r:iki-n  uiid  seine  a  Cirootc  Sclioiilxiruli  ",  bl.  II.i, 
en  Die  Urkiiiidcn  iihcr  liembrandt,  1)1.  190.  liel  Cnsselsclie  schildcrij  is  oiilsUinn  onder  den 
invloed  vnn  liel  Noli  mv  laiu/vie  van  Keiiil)r:indt  in  Urunswijk  (U)")!  . 

('t  \'n\.  de  karal{teristiel<  van  Jan  Velti,  Onze  Ktiiisl,  Deel  X,  biz.  81  ^Octobc^  1906). 


Onzr  KlNsT,  Urol   XI.  N- C,  Jiiri 


245 


OPMERKINGEN  OVER  ENKELE  SCHILDERIJEX  VAX  REMBRAMJT 

165.V58,  (Hi  bijbelsch  verhaal  dikwijls  wecr  behandeld,  nadat  liij  er  zich 
20  jaar  lan<»  nict  nicer  niee  luul  \)e/.ig  gehoudcn.  De  oorzaak  hiervan  is 
vvellichl  eiiKc-1  maar  uitcrlijk    geweest ;   l)ij    den   verUonp  van   zijn   inventaris 


Afb.  12.  —  REMIiRANDT  :  Christus  en  <ie  Sanuirila 
(Verz.  R.  Kann,  Parijs). 


moest  Iiij  scheiden  van  't  schilderij  dat  aan  Giorgione  werd  toegeschreven  en 
dat  hij  in  1634  al  eensvoor  een  ets  had  gelnuikt  (*).  Toen  heeft  liij  het  wellicht 
nog  eens  met  zoo  groole  liefde  bezien,  dal  liet  hem  aanleiding  tot  latere  schep- 
pingen  gaf,  die  zich  voor  ecu  deel  in  de  conipositie,  voor  een  deel 
in    de   kienrcnnienging   liij    het    Itaiiaansche    werk    aanpassen.    Gaandeweg 

(')  Vf{l.  I\cnil'r<i;ull  unci  seine  rmgebnnc/  vnti  sclirijvcr  dezcs,  1905.  biz.  80. 


34(> 


Afh.  II.  -  HKMHUANDT  :  (IIUISTIS  MKT  l)K  S  AMAItriAANSI.EIi:  VIlOlW. 
(EiRi'iul.im  \;m  Hiv.  SluijisliiiMUs.  Ilnnn^nli-.  KiiKnliiiuli. 


()PMEHKIS(,i:S  OVER  ESKELE  SClllLhEHI.IES  \.\  V  REMnii.WDI 

vervoniil  liij  liel  voorljocld  nu-ir  en  iiKar,  tol  liij  lul  over  zijii  ci>;en  ()i)v;ittiiig 
met  zicli  /elf  is  eeiis  f^csvordiii.  Dc  volmiulc  bewerkinj^en  v;iii  de  Siunari- 
Idditsilir   \'r<>iiii'  hij  dc  I'ltl  zijii  luMkomsli;^  iiit  drzi-n  lijd  : 


All.,  i:i.  -   I1I,MI'.I1AM;|   :  (  Inisl 


Scliildriij  :   1.  Van  KiSo,  hij  R.  Kami,  le  Parijs  (All).  12). 

2.  Van  KJ.lu,  l)ij  Mr  Slieepslianks,  Harrogalc  (All).  11). 

'.\.  Van  KifjiS,  in  dc  I-^iniilai^e  le  Si.  l'eteisi)in<<. 
Els:  (15.  70)  van  Ifi.'iS. 

Tei'keniiujrn  :  1.  In  Oxford,    Veizanieliui*  der  L'niveisiteil  (.\fl).    K5).    (C.nUd. 
Hofslede  (le  Gioot  li:52). 

2.  Budapest.  (Afi).    in  Dutnil,  Rrmbntiull,  Deel   III  ;   Hofslede 
de  (iroot  11^72). 

3.  In  de  Albeilina  le  Weenen  (Afi).  14i.  (Ilofsledede  ("iiool,  1 120). 
1.  In  Slockholni.  (Afi).  in  Michel,  licmbrandl,  185)3,  hiz.  4^2; 

Hofslede  de  Grool  l.").')3). 

D.iarhij  hehooil  wclliciit  cen  in  Iwee  slnkken  <>esncden  i)l;i(i  le  Si.  I'l'ler.s- 
i)uri^,  dat  Ik  niel  vciniaj^  le  heoordceien.  V()l<^ens  de  licsclirijviiij;  van  Hofslede 
de  (iiool  (1522  en  l.")23),  is  de  opvallinj;  er  van  iiislii(  :  Cinisliis  en  dc  Sania- 
rilaansche  vrouw  zitlcn  naasl  elkaar.  Waar.scJjijniijk  slanil  ze  ook  nil 
dcnzclfden  lijd. 

Wal  dc  |)erio(le  van  linn  onlslaan  lielrcfl,  hehooien  dc  leekeninj»  in 
Biidapesl,  in  de  .Vlherlina  en  Jul  seliililerij  in  Engcland   dichl  liij  elkaar.   De 


247 


OPMERKISGEN  OVER  ENKELE  SCHILDERIJEN  VAX  REMBRANDT 

schetsen  kunnen  als  een  soort  voorstudie  voor  hot  laatste  beschouwd  worden. 
Op  alle  zit  Chrislus  aan  den  eenen  kant  van  den  put,  de  Samaiitaansche  aan 
den  anderen  ;  beide  figuien  zijn  van  het  hoofd  tot  de  voeten  zichtbaar.  De  com- 

posilie       behoudt 


'■^i^r^r^ 

ahijd  nog  eenige 
overeenkomst  met 
die  welke  naar 
Giorgioiie  is  geno- 
nien,  die  te  Buda- 
pest staat  er  het 
diciilsle  i)ij.  Bij 
den  Christ  us  op  het 
Engelsche  stuk  en 
op  de  Albeitina- 
teekening,  wordt 
men  onniiddellijk 
lierinnerd  aan  Ita- 
liaansche  kunst,  al 
is  't  dan  ook  niet 
aan  het  bewuste 
^'  e  n  e  t  i  a  a  n  s  c  h  e 
scliilderij.  Het  ge- 
waad  legt  zich  in 
mooi  vlottende  plooien  om  de  gestaUe,  die  in  een  gemakkeUjke  bonding  is 
neergezeten  en  waaivan  al  de  verschillende  lichaanisdeelen  duidelijk  zicht- 
l)aar  zijn;  de  Venetiaansche  invloed  is  bovendien  eenigszins  nierkbaar  in  den 
kop.  Daarbij  valt  t  bier  al  dadelijk  op  dat  bet  Rembrandt  heelemaal  geen 
moeite  kostte  om  de  compositie,  als  zij  hem  zoo  beter  scbeen,  van  de  tegen- 
overgestelde  zijde  te  teekenen.  Op  het  stuk  te  Harrogate  staan  de  figuren 
tegenover  die  op  de  teekening  te  Budapest.  We  leggen  bier  vooral  nadruk 
op,  omdat  HAY.  Singer  in  zijn  misluUt  boek  over  de  etsen  van  Rembrandt  op 
een  gelijk  geval  wijst.  (')  Uit  den  etsentijd  :  Chrislus  in  Geihsenuine  (B.  75), 
bestaat  er  een  teekening  met  dezelfde  voorstelliug,  die  in  tegenovergestelde 
richting  van  de  ets  ontworpen  is  en  omdat  deze  omkeering  Rembrandt 
moeite  zou  gekost  hebben  meent  bij  deze  ets,  een  der  aangrijpendste,  die 
Rembrandt   ooit   maakte,  voor   twijlelachtig  te  mogen  verklaren  ! 

Ook   de  teekening  te   Stockholm   staat  zeer  dicht,  wat  voorstelliug  be- 
Ireit,  bij  boveugemelden  groep.  Chrislus  zit  bier  lager  op  den  vlakken  grond, 

(<)  Klussiker  der  Kiiiisl,  190(5,  bl/.  275. 


Alli.  II.  —  REMHRANDT 
(AlljtMlin.n,  Weenun). 


248 


OPMl-HKIXdEX  OYER  EXKEfJ-:  SCIIILDEHI.IES  VAMiEMHnASDr 

/(loilat  (ie  iilsliiiul  tussclaii  /.ijii  lioold  iii  (J:il  dti'  Saiiuii  ihuiiisclu',  voor  lirf 
wcl  versliuin  van  wal  liij  lej>eii  luiar  zc^t,  Ijijiui  Ir  ^loot  scliijiit.  I)il  is  waai- 
scliijiilijk  (if  cerste  der  coiiiposilies  liissclieii  do  jarcii  IG."),")  cii  IWiO.  Op  de 
;iM(lcir    wiiUcii    laal    HcMiil)randt  den  Cluisliis  ci-ii    l)c'C'ljc   liooj^ /iltcn,  of  liij 


l)iii<>l  zic'li  t-enigsziiis  lot  dc  Sainaiilaaiistlio  voorovi-r-,  —  zooals  op  do  scliil- 
doiij  ill  Harrogate  en  op  lu't  Italiaansclie  sink.  Allijd  ccIiUt  l)lijri  cv  liissclu-n 
het  vcMschillc'iide  lioof^lcpiinl  di-r  koppcn  noj*  ceiiiij  oiulcrsclu'id  l)i'slaan,  want 
l)ij  Hcnihrandl's  zrcr  gcnialij<dc'  opvattin"  f^cdiirende  dv/.v  ])iriodc',  paslr  hot 
niet  laiifjer  oin  Jezii*  zoo  voor  Ic  sk-lk'n  als  op  do  ols  dio  in  l(),')l  is  "iniaakt, 
waar  liij  mot  opf»c\vondon,  lovoiuli^^o  ^I'liaion  op  don  rand  van  don  pul  is  qaan 
zilton. 

Mot  hoi  stuk  l)ij  Kann  oolilor.  dal  in  liotzolfdo  jaar,  doch  waarsohijniijk 
later  dan  dal  hij  Shooiislianks  onlslaan  is,  j^aal  do  knnslonaar  lot  eon  andore 
soliikkin}^  over,  waar  liij  van  dan  a!  hij  hlijll.  Dozo  niouwo  wijzo  \an  >.ioo- 
l)eeren  is  volslrekt  on-Italiaansoh.  De  wen.sch  oni  het  tooneel  innij^  en  onlroe- 
rend  le  niaken  f<aal  don  knnslonaar  hovon  de  onlplooinji  van  fiouiirlijke 
sohoonhoid.  Chrislns  on  do   Saniarilaansohe  slaan  aohlor  don  pnt.  /oodal  hot 


249 


OPMERKINGEN  OVER  EXKELE  SCHILDERIJEN  VAA'  REMBRANDT 

onderdeel  van  het  lichaam  geheel  bedekl  is.  Vooraan  zijn  donkere  kale 
miircii,  scliadinvmassas  om  het  licht,  dat  van  jachteien  invall,  le  veisterken. 
Alleen  die  deelen,  die  het   zieleleven   moeten   nitdrnkken,  hoofd  en   handen, 

zijn  zichlbaar  gebleven  en  op 
gehjke  hoogte,  dicht  naast  elkaar 
gezet.  Christus  treedt  van  terzijde 
uit  een  nis,  op  de  ets  van  1658 
buigt  hij  zich  zelfs  van  boven  af 
over  de  l)orslwenng,  waartegen  hij 
aangeieund  staat,  naar  de  vrouw  ; 
zoo,  enkel  al  door  die  houding, 
wordt  te  kennen  gegeven  dat  hij 
op  overtuigende  wijze  tegen  haar 
spreekt.  En  hoewel  hij  bescheiden 
terzij  is  getreden,  neemt  hij  het 
geestelijk  middenpunt  in. 

Wat  den  lijd  betrelt,  het 
Slockhohnsche  blad  meet  op  de 
leekening  te  Oxford  volgen,  die 
een  voorstudie  voor  iiet  schilderij 
hij  Kann  is.  Op  liet  Oxfordsche 
blad  worden  ook  al  halffignren 
opgegeven,  niaar  Christus  zit  nog 
meer  naar  aehteren  toe  dan  op 
het  Parijsche  stuk.  Op  dit  weik 
volgt  dan,  drie  jaar  later,  het 
schilderij  in  de  Ermilage,  waarop, 
evenals  op  t  vorige,  een  kind  't 
hoofd  tusschen  Jezus  en  de  Vrouw 
doorsteekt.  En  ten  slotte  volgt  het 
etshlad. 

Het  Chrisluslype  op  deze  voorstellingen  hangt  samen  met  de  bekende 
reeks  studiekoppen  voor  den  verrezen  en  lijdenden  Heiland,  die  tusschen 
1655  en  1661  zijn  ontstaan.  Deze  studies  vormen  den  overgang  tot  een 
schilderij,  waarover  men  t  nog  niet  eens  is  oft  in  1658  of  1668  is  ontstaan,  (') 
namelijk  tot  de  Geeseling  van  Christus,  in  Darmstadt.  Want  voor  den  Christus 

Cj  Brcdius  en  Michel  lezen  1658  (vgl.  Zeilschrifl  /tir  hildende  KiinsI,  X,  biz.  162  en  298;, 
Bode  en  Hofslcde  de  Grool  1668 ;  in  den  geest  van  Bredius  liebben  zich  Back,  Diiecteur  van 
hel  Museum  le  DnrnistadI,  en  Rosenberg  (Klassikcr  dcr  Kunst,  II,  2'-  uilg.,  biz.  404) 
uitgesproken. 


Afb.lG.  —  REMHHAMU 

Christus :  j^t-wa 
(Louviv.  Parijs). 


250 


()l'Mi:i{l<l\(ii:\  OVER  ESKEIJ:  SCIIII.DEIil.lES  IM.V  llEMIlEASDI 

op  dil  sink  zijii  (lezelldc  sluclieko|)|)fii  fidnuikt.  Andeic  waiuiiu-rken  (luicli-ii 
aim  (lal  IUmiiI)i:iii(II  /.ich  in  1655  oiigcvccr,  met  dezc,  of  een  aan  de 
Gt'i-seliiif^  viiwimlc 

coiiiposilirinoc'tlii'l)!)!'!! 
bezif"  j<i'lu)ii(li'ii. 

Ill  lU'inhraiHll's  in- 
veiilaris  van  Kuf),  vin- 
deii  we  ceil  vooistelling 
van  dezen  inhoiul  ver- 
iiH'Id,  welke  schijiil  vei-|. 
loren  le  zijn  gegaan. 
Dat  ze  kort  to  voren 
nioetzijiioulslaan.schij- 
nende  k'C'kt'iiiiif>t'ii  aan 
te  Nvijzeii,  die  in  dezeii 
lijd  valleii  eii  een  voor- 
bereiding  seliijnen  te 
zijn  voor  liel  seliildeiij. 

I)e  eersle  is  ecu 
peiileekening  Ic  Dres- 
den (All).  15),  die,  le 
oordeelen  naar  de  ;ii- 
cliilecUiur  en  naar  den 
rnstigen,  reehlen  stand 
der  in  kleiiie,  jiedion- 
gen  verliondiii^eii  j^e- 
leekende  figureii,  liis- 
sehen  l()5l-55  nioelzijii 
geniaakt  (uit  den  tijd 
van  de  CiraHegging,  li. 
(S(),  en  de  teekening  met 
Iielzellde  ()iider\vei|)  te 
Haarlem  en  in  den  I.ou- 
vie).  Ze  geell  den  opzet 
voor  den  aanleg  der  ge- 

lieele  com|)()sitie  aan.  Vervolgens  Iieel'l  Titus  model  gezeten  voor  de  leekcnin- 
gen  van  den  lijdenden  Chrisliis,  in  den  I.onvre  (Afl).  1()>  en  te  Sfockliolm,**)  en 

(')  Op  (le  IcckcniiiH  van  dcii  l.oiivre  sti'iiil  iiu-it  het  boveiilijf,  op  dc  Sloi-kliolmsclic 
leciiciiinn  nicer  licl  oiiderlijl"  met  den  Clirisliis  van  liel  scliildcrij  Ic  Dannsladl  uverecn.  I)c 
tcclteniiig  vnii  <len  Louvre  wordi  ook  diiot-  liredins  als  sliidie  voor  bcl  scliildcrij  verincid  ; 


lli;MllllANl>r:  SUi.li 


•  voor  ct*ni'  Got'M'liin;  vim  Chri^tus  ; 

gpwiissclieii  pfntt'pkrnfng. 

.  Dr.  IlnM.'d.'  <!.'  (iiool.  <l.ii  Ha»K;. 


251 


0/M//:/,'A7A7;/:A'  over  HXKELK  SCHILDEHUEX  van  REMBRANDT 

tevens  voor  den  beulsknecht  die  ;ian  het 
toiiw  trekt,  de  teekening  in  het  bezit  van 
Dr.  Holstede  de  Groot.  De  laatsfgenoemde 
stiidie  vooial  is  zeer  decoratief  van  werking, 
praclitig  breed  gewasschen,  zoodat  men,  de 
sloute  volheid  der  techniek  in  aanmerking 
genonien,  wel  aannemen  mag  dat  het  van 
1(3()0  ongeveer  dateert.  Maar  het  profiel  is, 
zonder  eenigen  Iwijfel  dal  van  Tilns,  die 
daar  nlet  veel  ouder  dan  vijftien  jaar  kan 
zijn.  Dat  de  vereenvondiging  in  zijn  tech- 
niek, niet  altijd  beshssend  voor  de  datee- 
ring  der  teeiicningen  zijn  i^an,  hiiji<t  nil  de 
door  D'  C  G.  t'  Hoot'l  gevonden  sciiets  in 
het  Berlijnseh  i<abinet,  die  bij  liet  pas  ont- 
dekt  groot  geschiedl<nndig  tafereel  in  "t 
l)ezit  van  Mr  Newgass  boiioorl,  een  schets 
die,  zoo  we  nooit  van  dit  stuU  van  1653 
hadden  gehoord,  steUig  ongeveer  in  de  jaren 
lC()()-6t)  zon  zijn  gezet.Waarschijnhjk  wordt 

deze    daleering    van    de  teekening   in   't    l)ezit   van    Hofstede  de  Groot    ook 

door  de  i)ijbehoorende   slndien   in 

de  Louvre  en  te  Stockliolni,  die  veel 

duidehjker  het  karakter  der  bladen 

van   ongeveer  1655  dragen.   Einde- 

lijk  is  ook  de  obeverfschels  uit  de 

verzameling   Caislanjen    te   Berhjn 

(Afb.  18)  niede  een   der   ontwerpen 

voor  deze  verloren  gegane   compo- 

sitie,    aangezien    ze    eveneens    een 

studie  naar  Titus  is  (ongeveer  van 

1655)  en  niet  zooals  door  Bode  aan- 

genomen  wordt  naar  het  model  van 

den  jongeling  op  de  etsen,  die  on- 
geveer  in    1646   zijn   gemaakt.    Dit 

wordt  overigens  bevestigd  door  een 


Afb.  IS.  —  KEMIiK.WDT:  (Hi.-. 

cene  Gocseling. 
(Veiz.  von  Carslanjeii,  Berlijn'. 


dnarbij  veniieldt  liij  en  Hofslede  tie  (iioot 
(Cal.   540J  een   scliels   in    het   I'Casleel   te     ^ni.  ii> 
Weimar,   welkc   niij   niet   (luiiklijk  nicer 
voor  den  gecsl  sUiat. 


SCHOOL  VAN  lil;MI'.l;.\M(r  :  l)v  (^ic-^.ling; 
gewasschen  pen  teekening. 
:Prentenkal)inct,  Reiiijn'. 


OPMERKIXGEN  OVER  EXKELE  SCHILDERIJEX  VAN  REMBRANDT 

teekcniiif^,  dii'  v;m  niel  vl-cI  later  clan  ongeveer  1660  kaii  zijii,  van  eeii  leerling 
van  Rt'mhraiult,  (M  (Ik-ilijii,  All),  lit),  wt'lUt-  dv/.v  naaktsludic  van  den  meester 


Al  h.  2(1.  -  IU;MHIl.\M)r  :  I)<-  Cccscling. 
I'.nis>lur/<)nl.  G.nuildcgahiif.  naim>la(lt(. 

van  den  anderen  kant  hccft  •'enomen  en  daaruil  ecn  coniposilie  saniensteldc 
welke  met  het  sink  in  Darmstadt  vecl  gemecn  lieei't. 

Bij  gevolg  beslond  cr  diis  al  in  KmC)  ecn  Geeseling  van  Chiislus  van 
Rembrandt,  welke  zeer  gioote  overeenkomst  met  het  stnk  in  Darmstadt  had, 
want  al  de/.e  omstreeks  16.").")  gemaakte  stndies  zien  er  nit,  alsof  het  schetsen 

(*)  In  liet  Ucrlijnsclic  Prciileiical)incl  wordl  zij  ami  S- van  Hoogstraaten  locgesclireven; 
zij  sleml  ccliter  met  (liens  zckcrc  tcckcninj^cii  nicl  licclemaal  overccn  ;  van  dcze  zijn  er 
b.v.  2  ill  Bcrlijn  :  Etiezar  en  Rebecca  (tan  de  I'ontcin  en  dc  Aanbiddiny  der  Konin(jcn :  '2  in  Dres- 
den :  Kruisa/doeniny  en  liesuijdcnis. 


253 


OPMERKINGEN  OVER  ENKEIE  SCHILDERfJEX  IAN  REMBRANDT 

voor  het  schilderij  te  Darmstadt  waren.  Ze  is,  t  zij  verloren  gegaan,  't  zij  in 
dal  andere  stuk  bewaard  gebleven,  waar  de  kunstenaar  dan  in  1668  nog  weer 
eens  op  nienw  oveiheen  is  gegaan  en  dat  hij  toen  met  een  anderen  datum 
voorzien  heeft.  (')  Want,  in  het  jaartal  op  het  stuk  te  Darmstadt  moet,  te 
oordeelen  naar  het  oorspronUelijke  werk  en  een  vergroote  fotografie,  m.  1. 
het  derde  cijfer  als  een  6  en  niet  als  een  5  gelezen  worden. 

Wn,HELM  H.  Valentinkr. 


(•)  In  dieii  geest  spreekt  ook  Michel. 


254 


ALFRED    STEVENS 

C  VvvvoUj '  * 


I.I  HKi)  Stkvens'  eorsle  werk  wekt  uog  lu'rimu'riiigeii  op 
;ian  zijn  meesters  eii  den  geest  des  tijds.  Navez,  een 
uilslckfiid  Iccrling  v;in  David,  schildcide  koiid-histo- 
riscli-rcligieuse  composities  naar  zijn  verbeelding,  en 
lit'i'I  opreclile,  levende,  weldoordachti'  poilictk'n  naar 
(Ic  nalnur. 

Ilijwas  (le  ecrsle  leernieestcr,  die  Slcvcns  in  dc 
gelicinicn  van  t  vak  lu'ilt  ingewijd.  IliJ  hccft  hem  de  bcginsclen  van  zijn 
knnsl  ondeiwezen.  IliJ  ieerdc  hem  de  natuur  gade  shian.  In  navolging  van 
zijn  lecraar  slreefde  de  beginner  van  den  aanvang  al'naar  een  znivere  teelmiek, 
die  bij  de  ghidde,  volgehouden  weergave  der  vhikken  paste. 

Maar  nanwhjks  had  deze  l)eminnaar  van  het  elegante  zijn  eerste  succes 
behaahl,  of  hij  i)egreep  dat  liet  hnisbakken  leven  van  t  Brussei  van  die  dagen, 
dat  toen  niet  veel  meer  dan  een  werkzaam,  zuinig  i)rovineiestadje  was,  hem 
nooil  de  modeUcn  voor  zijn  werk  zon  kunnen  leveren,  die  liij  vocUie,  dat  hij 
ekiers  wel  vinden  zon  Zijn  ondere,  IMorent  Willems,  was  naar  Parijs  getrok- 
ken  en  had  daar  succes  geiiad  met  een  mondaine  sehildermanier,  die  de 
arislocratische  zeden  van  een  vroe^i  ii'  maalsehappij  oj)  vrooHjke  slukjes,  met 
warm-ghnslerende  stoflen  i\vv(\  lierlevcn  Willems  was  o.  a.  om  zijn  wit- 
satijnen  kleedjes  beroemd.  Kn,  meegelioond  door  Xeslor  Roqueplan,  ver- 
voegde  Alfred  Stevens  zieli  bij  den  meester,  die  hem  op  de  vriendelijkste 
wijze  ontving. 

Gaandeweg  begon  hij  ook  heler  I'luiis  le  raken  in  zijn  eigen  kunst.  Hij 
had  "t  in  alle  richtingen  beproeld  en  meende  nn  zijn  nitgangspnnl  gevonden 
te  hebben.  Xn  eens  schildert  hij  zijn  Viouii>rni)iofirl  (in  de  Verzanieling  de 
la  Hault)  een  sink,  waaruil  zijn  stndie  naar  Rembrandt  dnidelijk  sjjreekt,  dan 
eens  de  .hitjris  van  Vinrcnnc.s  (Verz.  Leroy),  of  de  Hcrslrllrndr  (Verzanieling 
van    den    Nest),    of  stukjes    met  aardige    onderwerpen,    ais   Ir    (iiiilillioninn' 


(<)  Zic  Uiizv  Kiinsl,  Decl  \1,  1)1/.  2\H,  (Mci  1907i. 


255 


ALFRED  STEVENS 


r2;<iii31SCCr>i 


Louis  XIII  (Veiz.  Ran),  of  de  Miiziekles,  (Verz.  Potter),  of  Le  Giierrier  Maure, 
regrellanl  sa  Palrie.  (Verz.  Verhaeren),  waaruit  duidelijk  blijkt  dat  zijn  eigen 
individiuiliteit  nog  tusschen  verscliillende   invloeden   wankelde,    eer  ze   een 

_^ vast   punt   vond,   meer 

persoonlijk  word  en 
minder  onrustig  in  alle 
riclitingen  rondzocht. 

Nu  werd  hij  heele- 
niaal  door  de  scherpe 
waarneming  der  werke- 
lijkheid  ingenomen  en 
kwam  gehcel  onder  liaar 
i)et()overenden  invloed. 
Zijn  eigen,  aangeboren 
aard  trok  hem  been  naar 
de  weelde  van  mooi- 
gekleurde  stoffen  en, 
Viaming  als  van  Eyck, 
als  Mefsys.  als  van  Dyck 
waren  geweesl,  koos  hij 
zich  als  meesl  gelief- 
koosd  iniddenpunt  voor 
zijn  studie  de  Vroiiiv 
iHin  :ijn  tijd,  in  haar 
altijd  wisselend  aspect, 
in  de  intimiteit  van 
haar  liuis,  tusschen  haar 
meubels,  prutsjes,  vodjes  en  bibelotjes.  Doch  enkel  de  jeugdige,  elegant 
gekleede  vrouw,  de  vrouw  getooid  voor  de  vreugde  der  oogen,  met  de  bij- 
gedachte,  misschien  aan  liefde  en  lust. 

En  toen  hij  eindelijk  zoo  zichzelf  gevondeii  had,  drukte  hij  in  zijn  schil- 
derstukken  nit  heel  de  vreugd  zijncr  oogen,  die  bevangen  waren  door  de 
eeuwige  wisseling  en  weerkaatsing  van  kleur. 

Verliefd  op  bet  leven,  uiterst  gevoelig  voor  de  weelde  van  een  keurig 
decor,  altijd  met  de  grootste  aandacht  verdiept  in  de  oneindige  verschei- 
denheid  der  tonen,  bet  voorbij  trek  ken  van  de  subtiele  verandering  der 
kleuren,  van  af  den  helderen  glans  tot  aan  de  schaduw,  begon  hij  de  sensaties, 
die  zijn  visie  hem  gaf,  als  groote  schatlen  te  vergaderen  en,  zooals  hij  't  zelf 
beeft  uilgedrukt  «  (i  traimiUcr  constamincnl  ineme  en  dehors  de  son  atelier.  » 
En    terwijl   hij    ons  eenvoudig-weg  en  zonder    gezvvollen    weisprekendheid, 


ALFRED  STEVENS:  H.t  B.zuek. 
(Verz.   van  Mevr.  Cardon,  Brussel). 


256 


AI.KKKI)  STKVKNS     VV.  HAMK  IN   llKl    liOSK. 

(Klin.  MusH.1  viior  Sihilili  ■■  .n  H.-ililli...i«kiiiisl.  Hrii»Brl). 


.\Ll  HEI)  SI  i:\ESS 

zijii  omf^eviii}^  hrsclirijlt,  wordt  liij  /x-U  dr  Kronirkschrijorr  ixin  zijii  lijd.  Hij 
was  mi  op  (lien  lecllijd  {^ekomen  :  «  uii  Ion  compii-nd  enfin  son  (ill  el  oil  le 
cerveaii  du  pcinlir,  /idclemcnl  servi  par  la  main,  n'csl  pas  encore  doniine  par  so 
dexlerite. » 

I)e  inl)ui<>eiiiif?  van  Alfred  Stevens  le  Parijs,  is  een  herhaling.onder  lieden- 
daa^selie  vormen,  van  de  loophaan  van  Anioon  van  Dyck  in  Engeland. 
Beidcn  warcn  ridilerlijke  fignicn.  Beiden  liadden  luin  gehoorlej^rontl  vrijwillig 
veilalen  en  danklen  bijna  evenvecl  aan  hun  aangeboicn  uls  aan  luin  aange- 
noincn  vaderland.  Als  parvenus  van  hel  genie  verwierven  ze  weidra  een 
stoulmoedigcn  en  onfeilharen  smaak,  waarniee  zij  de  voorliciilers  werden 
van  een  schitterende,  gekunslelde  niaatschappij  die,  in  een  pronkend  parade- 
kringelje,  om  lien  been  draaide.  Door  andere  kunstenaars  werden  ze 
nagebootst,  door  crilici  werden  ze  geprezen.  Evenwel  is  't  wel  gescbikt  om 
ons  een  weinig  in  de  war  te  brengen,  dal  Stevens  zelf  in  zijn  nola's  over 
scliilderkunst  gezcgd  beeft,  dat  een  scbilder  t  land  van  zijn  geboorte,  waar 
bij  zijn  jeugd  beelt  doorgebracbt,  nooit  verlaten  moet.  Want  is  zijn  eigen 
voorbeeld  niet  een  bewijs  van  bet  tegendeel'? 


Stevens'  werU  nil  die  ecrste  Parijscbe  periode,  weerkaalsl  die  eenvoudige 
vrengd  in  bet  leven  van  een  kracbtigen,  gezonden,  licbaanisscboonen  man, 
die  door  dat  leven  is  verwend  en  bedorven.  t  Is  bet  werk  van  een  o  Iwmnw  a 
sncces  »,  die  een  wit  voetje  bij  de  dames  had,  die  op  alle  vrouwen  verliefd 
was  en  die  er  maar  zelden  onvennurwbare  ontmoette.  Hij  keek  nienwsgierig 
om  zieb  been,  —  afen  toe  liebtjes  ontroerd,  docb  maar  zelden  bartstocbtelijk 
bewogen  en  gal"  weer  —  met  tot  in  't  nitersle  verfijnde  zorg.  de  buitenzij  van 
bet  mondaine  leven,  —  dal  zijn  eigen  leven  was. 

Zijn  scbiiderijen  hel)i)eM  denzell'ilen  sappigen  glans  en  dezelfde  scboon- 
beid  van  slot'  als  die  veii)azende  slillevens,  die  door  oiize  onde  Vlaamscbe 
meesters  gescbilderd  zijn,  enkel  ter  lielde  van  de  mooie  kleur,  van  de 
pracbtig-glanzende  pate. 

Tocb  is  bet  volstrekt  geen  oppervlakkige  sebildering,  omdat  ze  altijd 
eerlijk  bliji't  en  met  veel  toegewijde  zorg  uitgevoerd  is;  maar  men  zal  moeten 
loegeven  dal  ze,  builen  de  later  verkregen  bisloriscbe  waarde,  niet  van 
groote  intelleelueelc  beleekenis  is.  De  kiinstenaar  was  nog  te  onlx'zorgd  en  te 
jong  om  zijn  werk  met  gedacblen-zware  ideei-n  te  vuller,.  Met  was  nog  niet 
anders  dan  de  knap  gesebilderde  impressie  van  den  oogenlusl.  Niellegen- 
staande  bet  verseliil  lusseben  de  bebandelde  onderwerpen,  onlmocten  wij  er 
Stevens  als  de  voorlzetUr  van  zijn  voorouders  naar  den  geest,  de  schoone 
Vlaamscbe  en  llollandsclie  scbilders,  die  slillevens  samenslelden  met  pracblige 


257 


ALFRED  SIEVEXS 

accessoires  en  niet  meer  bedoelden  dan  het  weergeven  van  kleur  en  stof. 

De  vroegste  werken  van  Alfred  Stevens  hebl)en  dan  ook  als  uitgangspunt 
een  klenrenakkoord.  Het  onderwerp  is  bijzaak.  Jonge  viouwen,  wier  japon- 
nen,  hoeden  en  sjaals  in  het  oog  van  den  knnstenaar  van  grooter  belang  dan 
hun  jonge  passibele  gezichtjes  waren,  en  die,  al  zijn  ze  in  welgevonden, 
bevallige  houdiiigen  vastgehouden,  er  nn  juisi  niet  overloopend  geestig 
uitzien  ! 

jSIaar  in  dien  tijd,  ook  al  schilderdc  Stevens  l)ijna  uilsluitend  vrouwen, 
kon  hij  toch  nog  niet  genoemd  worden  de  scliilder  van  De  Vroiiiv. 

Het  zijn  allerliefste,  wereldsche  poppetjes,  onder  t  spiedend  oog  van  den 
schilder  daar  zoo  neergezet,  maar  ver  verwijderd  van  eenige  daad,  van  lief- 
hebben,  haten,  triomfeeren,  zich  wijden,  zich  prostitneeren,  ot  zelfs 
van  nadenken  en  spotten...  Hebben  ze  hartstochten  —  ondeugden,  we  weten 
't  niet,  ze  poseerenl  't  Zijn  beniinnelijke  ledepoppen.  De  kunstenaar  beeft 
alleen  gelet  op  baar  zachte  hnid,  op  haar  kleed,  op  het  spel  van  licht  en  kleur, 
den  weerschijn  dcr  zwevende  schaduwen.  Buiten,  boven  en  verder  dan  dat, 
ziet  hij  niets.  Maar  wat  hij  heeft  gezien  en  de  vreugd  om  wat  hij  zag,  beeft 
hij  op  bewonderenswaardige  wijze  weergegeven. 

Hij  volgde  de  naluur,  zooals  Seghers  en  Weenix  werkten  naar  hun 
levenloozen  modellen  :  vale  pelzen  van  het  wild,  vogels  met  bun  glanzende 
veeren,  vruchten  met  fluweelig  dons,  bloemen  met  hun  mollige  blaren, 
paarlmoeren  schelpen,  zilveren  visschen,  't  glazuur  van  porcelein. 

Maar  voor  den  gewonen  burgerman,  die  geen  vrede  heeft  met  niets- 
zeggende  titels,  bedacht  Stevens  achteraf  dan  een  of  ander  ondeugend  ver- 
haaltje  en  vond  voor  ieder  doek  een  mooien  of  leuken  naam.  Een  stukje,  dat 
absoluut  eigenlijk  niets  anders  voorstelde  dan  een  dame  in  't  zwart,  een  dame 
in  "t  geel,  een  dame  't  rose,  een  die  't  een  of  ander  uitheemsch  of  buitenissig 
costuum  aantrekt,  een  vrouw  die  gaat  wandelen,  een  vrouw  in  haar  eigen 
huis,  een  vrouw,  wier  handengebaar  door  't  een  of  ander  detail  ondersteund 
werd,  een  moeder  met  haar  kind,  een  groe])je  jonge  vrouwen,  kreeg  den 
mooien  naam  van  Palmenzondag,  Alle  Gclnk,  Nieiiwe  Liefde,  Teriig  van 
't  Bed,  Hartslochislied,  Geen  Wedinve  meer.  Indie  te  Parijs,  het  Morgenbezoek, 
de  Japansche  Parisienne,  de  Verrassing,  Herfstbloemen,  Het  kopje  thee,  een 
Morgen  buiten,  de  Jaargetijden,  de  onlbladerde  Ruiker  of  Mijn  lief  gaat  voorbij. 

En  dat  is  amusant  en  ouderwetsig  als  de  oude  kleeren  uit  denzelfden  tijd. 

Alleen  bij  uifzondering  gebeurt  het  dat  de  schilder  door 't  pijnlijk  samen- 
trekken  van  een  jong,  bleek  gezichtje,  door  een  moedelooze  bonding,  uitdruk- 
king  tracbt  te  geven  aan  ontroering  of  smart.  Maar  daar,  waar  hij  zich  vol 
mededoogen  been  buigt  over  een  teleurgestclde  liefde,  of  over  een  verlatene, 
een  bedrogene,  oft  voor  goed  verbreken  van  den   band,  schijnt  hij  zich  zelf 


258 


A  1. 1- hi:  I)  sri:\i-:\s 

te  ovcilrcnen  en  scliept  Iiij  stukkeii,  die  imlcrclaad  iiu't'sUrslukkL-ii  /ijn. 
Zoo  oiuli-r  aiulcii.'.  zijn  \\'(itili<t})i(ic  (Museum  le  Anl\ver|)eii),  Diocve  ZcLcrhrid 
(I'rinses  (1.  I^orj^lu'sel  eii  lu'lzcllde  ()iulei'\vc'r|)  (Vcrz.  Aiiloiii  lUxix). 


\ 


f 


ALI-KED  STEVENS.  0|>  lu-zoek. 
(Verz.  Tim  <li-n  Ilrer  Delimit,  t<-  Bergen  (Uenegouwen). 

Dc  iiieestc  eclitcr  van  de/.e  licnr  oiuleiweipeii  spcleii  zicli  in  liiiiljes  weer- 
gcfjeven  kamerlioekjes  al'.  Als  Ijiunciihuissiliildcr  iiniiitle  Slovens  nil  en  als 
instinctinalij^  venuiiiide  liij  het  }<enie. 

Landsehapseliilders  keiiiuii  liil  uilstekend  elleet  van  oiize  vvijde  ver- 
schielcn,  die  lueld  ltienj<en  in  lain  seliilderij.  Ilel  uilspansel  eu,  nieer  no^,  alles 
wal  op  water  lijkl,  livieien,  nieren,  vijvers,  mocnisscn,  naasl  selier|)  ondijnde 


259 


ALFRED  STEVES S 

vaste  dingen,  open  terreinen,  rotsen,  boomen,  gebouwen,  —  brengen  er  lets 
vaags,  iets  omwezenlijks,  droomachtigs  in.  De  heldere  weerkaatsing  van 
een  vloeiend,  spiegelend  vlak,  geeft  ons,  meer  nog  dan  de  nevelen  en  dampen 
van  een  bewogen  bemel,  telkens  een  anderen  kijk  op  de  dingen  en  opent 
allerlei  aantrekkelijke  mogelijkbeden  voor  onze  verbeelding.  Als  Alfred 
Stevens  jonge  vronwen  in  de  intimiteit  van  bun  l)oudoir  voor  nioest  stellen, 
verving  hij  dcze  kleine  waterpartijen  in  bet  decor,  door  allerlei  soorl  spiegels 
en  ghinzend  weerkaatsende  voorwerpen,  waardoor  wij  —  in  een  teeder  vaag 
verscbiet  —  vormen  en  kleuren  kunnen  onderscbeiden,  die  anders  geen  deel 
zouden  uitmaken  van  de  schilderij. 

Nu  eens  is  bet  de  spiegel  van  een  zoogenaamde  Psycbe,  van  een  kaptafel  of 
van  een  Bonheiir  dii  Jour,  dan  een  band-  of  toiletspiegel,  of  een  van  een 
die  ronde,  verzilverde  bollen,  tuinspiegels,  die  de  menscben  vroeger  midden  in 
bun  bloemperken  zetten;  dan  weer  de  glimmende  paneelen  van  verlakte 
meubels,  de  vergulde  bladen  van  een  kamerscbut,  de  gepolijste  bulk  van  een 
bloemenvaas  —  tot  aan  den  glanzend  geboenden  parketvloer  toe,  waarin 
ondersle  boven  den  weerscbijn  ineenloopt  van  wezens  en  dingen. 

Ill  die  beele,  geestig  gescbilderde  «  ouwe  rommel  w,  weet  Stevens  altijd 
't  al  te  beschrijvend  gedeelte  te  vermijden;  bij  wordt  niet  te  uitvoerig,  niaar 
elk  detail,  waarmee  bij  met  een  zeker  welbebagen  't  gebeel  voltooit,  beboudt 
altijd  een  zekere  pikante  belangrijkheid.  Hij  markeert,  zonder  dat  bet  den 
scbijn  beeft  of  bij  er  ook  maar  aan  raakt,  den  juisten  snit,  de  substanlie  der 
verkreukelde  stoffen,  volgens  de  grilligste  mode  gegarneerd  —  waarover  een 
damcs-kleermaker  zijn  tevredenbeid  zou  betuigen.  Mel  zijn  vliig  en  altjd 
uiterst  nauwkeurig  penseel,  copieert  bij  kleinoodien  en  ornamenten  en  beeft 
er  een  soort  bebagen  in  om  ze  op  de  juiste  plaats  aan  te  brengen,  zonder  den 
scbijn  aan  te  nemen  als  becbtte  bij  er  te  groote  waarde  aan,  —  een  bloem, 
een  bibelot,  een  afgevallen  rozeblaadje,  een  stompje  cigaret,  een  weggegooide 
lucifer  —  tot  een  beetje  sigarenasch  toe,  zooals  o.  a.  op  de  Psyche  van  graaf 
R.  de  Montesquiou,  boewel  geen  dezer  maar  even  aangeduide  dingen  ooit 
onbescbeiden  wordt,  of  de  aandacbt  op  onaangename  wijze  trekt. 

Zooals  ik  zei,  alles  staat  jiiist  op  zijn  plaats  en  dat  is  de  zeer  groote 
bekoring  van  dergelijk  werk,  dat  ons  anders  licbt  zou  vermoeien. 


Alfred  Stevens  beeft  zien  geboren  worden  en  van  den  aanvang  af  meege- 
maakt,  de  mode  van  bet  bibelot  en  van  alles  wat  vreemd  is  en  exolisch. 
De  rage  voor  alles  wat  uit  Japan  komt,  dagteekent  van  zijn  tijd.  Ze  deed 
bem  allerlei  aardige  bijzaken  aan  de  band,  om  zijn  stukken  mee  te  comple- 
teeren,  maar  vooral  om  zijn  palet  rijker  te  maken  met  allerlei  onverwacbte. 


260 


AI.FKKl)  STKVENS:  II AKTSTUlllTSLIED 
fMuHi'c  ilii  Liixi'iiilioui'g.  Pni-y!!). 


Ai.FKi:!)  s'ii:vi:\s 

IVisclR',  lu'ldcii-  kk'iirscliakoeiiiij^fii,  dir  dc  lu-ol  aaiitrckkclijki'  kuiisl  v:m  lu-t 
vfiTi'  Ooslc'ii  oiidrr  de  j^ol)lasL'crdc'  ooj^cii  dt-r  luiropoaiieii  liad  j^el)raclil. 

W'aid,  zooals  liij  zoll'  in  zijii  iiota's  Ik-cH  j^fzcf^d,  doct  de  modr  liaar 
grilli'ii  lot  op  kim.s|nL'l)iL'd  ijc'voi'k'ii  cii  zoUcic  klouieii  en  scliakeerinj^en  van 
kleiiren,  zijn  in  de  mode  oi  ze  zijn  'I  niet. 

Stevens  heefl  enkele  van  deze  modes  in  de  mode  ^ehiaelit.  Andeien 
liebhen  hem  nagevolj^d,  maar  liij  is  gehleven  de  onnavolf<l)are  viiluoos  van 
zekere  uiteist  teei-veilijnde  nuances,  die  iiij  tot  in  'I  oneindige  gewijzigd 
heelt.  IliJ  iieel'l  l)lond-f<rijze  lonen,  die  liem  uitsliiitend  toebehooren,  grijs, 
gaande  van  zandkleur,  door  alle  mojtelijke  tinten  van  beige,  door  de 
rossige  tinten  van  ilierenhiiiden  been,  naar  een  zeker  heel  liebt,  rosaciitig 
blond,  van  daar  door  asch  en  wolkengrauw,  naar  't  gebroken  grijs  of  geel  van 
harskleur,  van  Zweedsch  leder,  van  l)iseuit,  naar  't  teedere  rose-geel  van 
t  vleescb  van  bananen,  tot  aan  zekere  bleek-warme,  even  rozig  of  zilverig 
aangeduide  tinten,  die  hij  op  waarUjk  verwonderlijke  manier  wist  te  verbin- 
den  of  te  vermengen.  Hij  was  't,  die  wist  te  vereenigen  dat  streelende  geel, 
die  parelaehtige  rooskleur,  dat  geschakeerde  wit,  een  stralend,  weerkaatsend 
wit  met  glanzen  als  van  pareien,  al  de  lieldere,  vhicbtige  klenren,  van  een 
korte  bui  of  van  den  dageraatl. 

Stevens  gebriiikle  ecbter  minder,  —  dat  was  al  weer  een  modekweslie,  — 
bet  vaag-onbestemde  blauw,  violetacbtig  bhuiw,  met  bloemennamen,  blauw 
van  viooltjes,  seringen,  maluwe,  heliotrope,  lavendel,  die  anderen  ons  sedert- 
<lien  hel)i)en  doen  Iiefliei)ben.  Dan,  bet  vergeten  blauw  van  Nattier,  'I  verre, 
zeldzame  blauw  van  Gainsborough  —  de  groenige  bleekheid  van  turkooizen, 
die  Guslave  Moreau  in  zijn  koslbare  mosaieken  heeft  gevat. 

Hel  blauw,  bruin,  violet  van  bet  Iweede  keizerrijk,  was  maar  al  te  vaak 
hard,  afstootend,  ondoorziehtig.  Met  i)lauw  was  te  hevig,  te  fel,  burger- 
manaciitig  luide,  zonder  weersehijn.  llet  violet  sclieen  onafscheidelijk  aan 
den  ouderdom  verbonden,  bet  i)ruin  was  een  soorl  van  bout  of  moslerd- 
bruin,  havanna-bruin,  waarin  alle  teere  fijne  lonen  ontbraken. 

Toen  hij  begon  bad  Stevens  de  kraehtige,  hooggestemdc  gamma  aan- 
genomen,  waarvan  de  zoogenoemde  caebemiren  sjaals  of  ((ivhriui re  de  I'liidc 
hem  den  toonladder  aan  de  band  liadden  gi'daan,  want  dil  weefsel  verlangde 
voor  haar  i)ari)aarseh-b()nte  patronen,  den  steun  van  een  stevigen  toon,  waar 
pit  inzal  en  een  rijke  kleur.  (Zie  Alle  O'c/z/A- (Museum  te  Hrussel),  Lc  Uillel  de 
faircpdii  (Verz.  Sarens),  Iitdic  in  Parijs  (Schlcisinger). 

Wat  heefl  hij  ze  vroeger  niet  zorgvuldig  gesebilderd,  die  beroemde  sjaals, 
die  «  cloisoniu's  de  Unnv  n  zooals  Robert  de  Monles([uiou  ze  genoemd  heefl  — 
met  welk  een  eerbied  bijna  en  welk  een  vuur!  Die  caebemiren  sjaals,  een 
beetje  al   te   hevig  en    hoog  geklcurd,  die  ons,  en  Stevens,  sederldien  minder 


261 


ALFRED  STEVENS 

bekoorden,  voerden  den  boventoon  in  de  kleur-harmonieen  van  zijn  heel 
goede  dingen,  die  hij  in  't  begin  heeft  gemaakt.  Xaast  een  sjaal  met  rooden 
grond,  warrig  dooreengewerkt  met  palmen,  arabesken  en  veelkleurige  slingers, 
waarop  bet  geheele  gamma  van  Oostersche  kleuren  opjuicht  onderonze  Noor- 
derhicht,  had  iiij  machtige,  gcdragen,  voile  tonen  noodig.  Daaivoor  gebriiikte 
hij  een  overvloed  van  fluweel,  van  de  klenr  van  done  blaren  of  «  Z?(s/?!a/TA- e/i 
colere  «  of  Salin  Canuque  of  Caruiibier  en  o-heiligschennis  !  hemelsch-blanwe 
zijde,  indigo-blauw  van  Afrikaansche  luchten,  dat  men  reeds  op  verren  afsland 
raadt  en  biljart  of  laurier-groene  Poults  de  Snie. 

Maar  al  spoedig,  nadat  hij  ze  eerst  zeer  aandachtig  had  gecopieerd,  in 
luin  ()nl)e\vegelijke  starheid  van  klassieke  gelegenheidsgewaden,  den  roem  en 
den  trots  der  burgermans  nitzetlen,  onverslijtelijke,  deugdelijke  «  stukken  voor 
t  leven  »  zonder  welke  men  zich  geen  behoorlijken  bruidskorf  denken  kon,  — 
begon  hij  zich  eenige  vrijheden  te  veroorloven  legenover  die  beroemde  cache- 
miren  sjaals  van  vijfduizend  frank  't  sluk.  Hij  waagde  ze  in  plooien  te  kreuke- 
len  en  te  vouwen!  Ze  waren  ini  niet  langer  bet  omhulsel  waarmee  al  onze 
vronwen  er  uitzagen  of  ze  een  soort  van  uniform  aan  hadden.  Op  de  meest 
oneerbiedige  wijze  drapeerde  hij  ze  tot  een  sortie-de-bal,  toonde  er  niet  meer 
van  dan  een  neerhangenden  slip,  maakte  er  van,  zonder  eenige  deferentie,  't 
een  of  andcr  volkomen  onbelangrijk  accessoire,  waarin  hij  uilstekend  wist 
weer  te  geven  't  bonte  patroon,  met  al  zijn  grillige  blaren  en  bloemen. 
Maar  wat  een  eenbeid,  wal  een  geleidelijke  opeenvolging  in  al  die  tinten  en 
overgangen  van  tinten,  zoo  volkomen  juist  in  de  teekening  waargenomen, 
als  de  stof  is  gevouwen  of  in  plooien  neerhangt.  Zoo  lets  bangt  aaneen  even- 
goed  als  de  met  blaren  bedekte  herfstbodem  van  een  woud,  evengoed  als 
de  mooiste  Perzische  kleeden,  die  een  beelje  dof  zijn  geworden  door  tijd  en 
gebruik. 

Stevens  zelf  heeft  een  cachemire  met  gelen  grond  ontdekt,  van  een 
tot  hiertoe  geheel  onbekend  geel  —  diep  en  zacht,  waar  de  arabesken  en 
palmen  zich  tot  elkaar  verhouden  in  een  heel  diskreet  en  bescheiden  geheel. 
Dat  stuk  is  een  van  zijn  triomfen  geweesl.  Hij  copieerde  ook  nog  een  andere 
sjaal,  met  witlcn  grond,  die  heel  typisch  is,  maar  de  gele  sjaal  wint  bet  van  al 
de  andere,  vooral  als  ze  samen  gaaf  met  een  zekere  gele,  gazen  japon,  waar- 
van  de  schilder  heel  veel  hield  en  die,  eerst  met  een  booge  mate  van  distinctie 
gedragen  door  een  jonge  vrouw,  die  t'huis  koml  van  een  bal  (Douloiireiise 
cerliliide)  eindigt  met  zich  een  beetje  in  de  haast  te  drapeeren  om  een 
boezem  en  een  paar  heupen,  waar  ze  eigenlijk  niet  om  past. 

Dit  is  ook  bet  geval  met  een  robe  van  wiltc  moesselien,  op  een  onder- 
kleed  van  rose  taf,  waarmee  de  Dame  in  't  rose  in  bet  Museum  te  Brussel  is 
bekleed.    Dal  kleedje,  alle  vronwen  zullon  "t  dienaangaande  eens  zijn,   is  een 


2C2 


ALKREU  STEVtXS.-  IXDit  TE  I'AKlJs. 
[Verz    van  den  Ueer  Scbleisinger,  Brussel). 


A  1. 1  RED  STEVESS 

mecslfrsUik  v;iii  liniuiiiKKiisliTs-  cii  l)()i(luiiikuiisl,  van  ci-n  zcit  f^ccompli- 
ceerde,  iiiUrsl  dclikalo  l)t'\voiUiii<,',  mel  Uk-iru',  lijiie,  hijiia  oiiziclill)arr  slfokjcs, 
als  door  rc't'cii-viii>4eilje.s  geiiaaid.  Ilcl  is  L-en  soorl  van  ovcrklecd  over  een 
ondeijapon  —  wi-lliclil  de  uiUislc  vnlijninj*  van  wtildi",  waaraan  door  de 
eli'ganljcs  van  ow/.v  daj^cn  zolt's  no^  nitl  wordi  i^tdatlil,  niaar  die  door  luin 
{•roolnioc'ders,  dc  scliitkrcndc  cunxlfllcs  van  vr()C'<,'L'r,  uvrd  }<edra^t'n.  Dil 
kleedjc,  dal  exqnis  is  in  zijn  dooiscliijiundf  inclilij<lieid.  zaclil  en  s()e|)(.'l.  a  jour 
hewiikl  vn  _iici)()r(iuin(i,  natiwiijks  i)C'(l()eld  oin  to  wordon  j<c'draj^L'n,  wordl 
noj<  niooicr  door  vvn  ,i^oii(iv(.'rsi(.'rinf^,  die  o|)zette]ijk,  oin  liet  te  coinpleteereii, 
\verd  hesleld.  'I  Is  een  sanienslel  van  i)linkend  j»eslepen  plaaljes,  nietalliek 
l)lank  lef»en  iiel  sneciiwige  wit  van  de  stof,  alleen  van  l)oven  oni  de  inonwen, 
cm  het  middel  en  om  de  polsen.  Deze  versiering  heeft  liij  laler  nooit  weer 
voor  een  ander  toilet  gei)ruikt.  Kn  ze  niaakt  wel  eenigszins  een  vreemd,  stijf- 
sciiitterend  eil'ecl  op  dil  kleedje  van  i)loenienl)laren  van  de  kleur  der  roos,  die 
men  Soiircnir  di'  hi  Mdliiidisdii  lieel't  genoemd  —  van  een  hleek,  vleesclikleurig 
wit,  met  gel)i()keii  itlleksen. 

Letten  we  ook  o|)  het  kapsei  van  de  dame...  Wat  is  ze  er,  zells  nu  nog, 
mooi  en  aantrekkelijk  mee,  heelemaal  niel  achter  de  mode  in  onze  oogeii,  die 
nu  toch  aan  die  hoog  opgegollde  coill'uren  van  tegenwoordig  zijn  gewend.  — 
met  haar  l)l()nde  liaisvieelit,  die  door  een  zwarl  elienille  netje  wordl  opgehou- 
den  en  overal  met  kleine  zilveren  loovertjes  is  versierd. 

Een  vennkkeiijk  vol  en  diej)  akkoord  van  zilverzwart  en  jjlond,  waar- 
tegen  zoo  aaidig  al'steken  liet  teedeie  rozenrood  van  het  kleed  en  iiet  geziehtjc, 
terwiji  een  zwart  veilaki  kal)inetjt'  van  C.oroniandt'I,  iii^elegd  met  veelkit'niige 
l)onte  dieien,  een  kraehliger,  stouter  toets  geei't  aan  't  geheei. 

En  dan  verder  nog  dat  kleedje  van  met  goud  en  zilver  doorwerkt  gaze 
de  Chamhei y,  ook  wil,  ovei- een  eng  aansluitend  onderkleed  van  geic  zijde, 
dat  de  modcnie  Ophelia  van  dvn  OiilhUtdrrdcn  liiiiLrr  in  het  Museum  le 
Brussel  oinkleeiil  Sti'vens'  jon^e  sehoonzuster  luilt  voor  (lit  liguinlie  gezeten 
en  men  vindt  het  nog  eons  weer,  gedrageii  door  een  ander,  rosharig  meisje 
op  zijn  Srlnldcrs-(drlici\  dat  stralende  sehilderij.  een  meestersluk,  dat  een 
der  gloiieen  van  het  Miiscuni  le  Hrnsscl  is  l-.n  noi;  eens  weer  veischijnt  ze  op 
licI  MudcU  dat  een  lenvoudige  vaiiante  van  het  /eli'di'  sehilderij  is  (Verz. 
Marlier). 

Die  niooie  kleed jes  sehijnen  eigeidijk  niel  veel  aniiers  le  zijn  geweest  dan 
een  voorwendsel  oni  ze  te  seliildcren  !  Want  de  modellen,  die  ze  hekleeden, 
zien  er  laniclijk  wonderlijk  loi'gelakeld  mei'  nil.  Niels  zit  hun  eigenlijk  goed 
vast  aan  I  lijl.  Nooit  zijn  ze  eens  heel  extia  in  de  |)untjes.  Stevens  seliildert 
niel  het  eoi  leete  heeld  van  de  Modedame  van  zijn  lijd.  Hij  seliildert  niels  dan 
een  harmonic  van  klenren  —  een  glimp  van   t  geheei  van  een  aardige  I'anlaisie, 


203 


ALFRED  STEVHXS 


ALFRED  STEVENS:  Een  pijnlijke  zekeiheiii. 

(Verz.  van  de  Prinses  G.  liorghese,  geb.  CaramariChimay.  Parijsi. 

waarvoor  de  naltiui-  hem  alleen  de  loonvcrhiiuiingen  lecnde.   Een  document 
voor  de  Uennis  van  liet  cosluum  moet  men  er  niet  in  zoekcn  I 

Het  meest  volmaakte  type  in  deze  manier  is  zeker  het  prachfige  sluk, 
dat  iiij  het  IJevevrouwenbccsljc  heeft  genoemd  (Museum  te  Brussel).  Een  jonge 
vrouw,    |)roriel    gezeten,   met   de   haren  los  over  de  schoudcrs  en  een  klein 


264 


ALFKKK  MKVKXS     WAXllUOl'. 
(MiiHciiiu.  Anlwi'i'peiii, 


ALFRKl)  STEVESS 

nioskleiirif^  capoljc  iiiel  keclliaiulcii  op,  tic  l)iistt'  eng  f<c-t{()Un  in  t-eii  zcer 
goklcfdde,  m;i;ir  ecu  hcelje  {ic-riinecrdc',  iiicl  didit  gekiioopte  corsage  van  't  rood 
van  slervende  rozcn,  liandschot-ncn  met  kappcn  on  eon  lak  genuuikte  irissen 
in  de  hand.  Acliter  haar,  l)ij  wijze  van  atliteigrond,  cen  wijd  uitgeplooide 
Oostersclie  slof. 

Ziedaar  de  seliikking  van  een  {leiniproviseerd  atelier  van  de  meesi  ver- 
fijiide  smaak.  Hel  lieeft  den  kunslenaar  een  werk  ingegeven,  dat  onvergeiijke- 
lijk,  verbluffcnd  word  uitgevoerd.  Nooit  te  voren  is  7.60  een  jong  geziclilje, 
bipia  doorschijnend  als  paarlemocr,  opgel)loeid  tusselien  een  geheel  van 
liel<lere,  rijke,  onverwaclile  kleuren.  Dil  werk  is  het  onniiddellijk  vervolg  — 
't  geleidelijk  voorlgaan  langs  den  lot  lieden  al'gelegden  weg,  een  vervolg  op  zijn 
falsoenlijke  hnrgerdametjes  met  crinolines,  eaeliemiren  sjaals  en  lioeden, 
Pamelas,  die  we  met  lieni  veiiassen,  in  liun  boudoir  of  bij  bun  toilet.  De 
liefbebbers  van  verbaaltjes  gaan  ecbter  voort  met  deze  vroegere  boven  bun 
jeugdiger,  meer  fantasliscbe  zusteren  te  verkiezen. 

<Hord/i>oor/9«eO.  PaUL  LaMBOTTE. 


•JG5 


W.    PEN  A  AT   (Venolg)  ' 


E  in  hel  Inalste  kwail  der  vorigc  eeuvv  allcrwege  ontslane 
l)e\veginj<  in  de  teclmische  kunsfen,  al  droeg  zij  ook  in 
zich  de  kicnien  van  oene  nieiiwe  kunst,  was  op  zich  zelf 
niet  andcrs  dan  ecn  laatsle  opleving  eener  oude,  voor- 
l)ijgegane  kulluur,  en  als  zoodanig  ook  maar  van  betrek- 
kelijk  helang.  Xiet  dan  sporadisch  en  vooral  zeer  diep 
onder  de  oppervlakte  zagen  wij  iets  datwerkelijk  nieuw 
mocht  heeten,  dat  wees  op  eeiien  nienwen  tijd;  feitelijk  zagen  wij  niet  anders 
dan  een  onvolkonien  coniprinie,  in  een  klein  tlesclije  geperst,  van  alle  vorm- 
geving  sedert  het  begin  der  Gotliiek,  met  een  paar  droppeltjes  uit  voor- 
Gothische  tijden.  Dat,  vooral  in  Engeland  en  Holland,  de  dozis  Gothiek  in 
dit  mengsel  wel  de  grootste  was,  laat  zich  verklaren.  In  de  eerste  plaats 
beantwoordde  de  Gothiek  zeer  zuiver  aan  het  nienwe  rationalisme.  En  dan 
nioest  in  Engeland,  dat  geen  diep  doordringende  renaissance  had  gekend, 
dat  door  al  zijne  stijlen,  met  Chippendale,  Sheraton  en  Hepplewhite  incluis, 
tronw  was  gebleven  aan  de  Gothiek,  een  reaktie  op  de  burgerlijke  stijlloos- 
heid  wel  terng  grijpen  naar  dien  zelfden  stijl,  die  welhaast  met  land  en  volk 
vergroeid  was.  En  ook  in  Holland,  dat  nog  pas  de  Viollet-le-duc-sche  neo- 
gothische  school  had  zien  bloeien  in  P.  J.  H.  Cuypers,  dat  bovendien  aanvan- 
kelijk  vooral  te  leer  ging  bij  Engeland,  moest  de  beweging  wel  even  onder 
een  krachtigen  gothischen  invloed  komen. 

Inderdaad  zien  wij  in  het  Hollandsche  werk  uit  den  eersten  tijd  der 
beweging  in  hoofdzaak  allerlei  gothische  elementen.  Eerst  langzamerhand 
komt  er  een  uithreiding  over  andere  stijlen,  en  eerst  in  den  laatsten  tijd 
komen  duidelijk  aan  den  dag,  zooals  gezegd,  nieuwe  elementen  die  inderdaad 
nieuw  zijn,  die  niet  achteruit  wijzen,  maar  vooruit. 

Ook  Penaat  heeft  die  verschillende  fasen  doorgemaakt.  Afheelding  I  ver- 
toont  een  kaslje  dat  en  in  zijn  bouw  en  in  zijn  details  volkomen  gothisch  is. 
Zell's  zijn  met  versmading  van  alle  na-gothische  technieken  de  vergaringen 
bevestigd  met  opsluitpennen,   en   de  'H'liarnii'rcn  en  slciitelplalrii  oY)geiuu]eld. 


('1  Zie  Onzc  Kunst.  Dcel  XI,  biz.  223  (.Mei  1907). 


266 


.1  MliA (.11 7.S-  /:.V  M.I \  EHIIEinSK I  .V.S T 

Toc-li   zijii   IT  ill  al  /ijiio  onlwLMpcii   reeds   van  liel  begin  alaaii  eliineiileii    te 

viiiden  die  wij/.eii  op  een  iiaar  iiHiii^   zoeUcnde   persoonlijklieid,    en    op  ceii 

zuiverc   modeinileit.    Vooial    ko- 

men  dcze  liekken  nil  in  de  niteisl 

fijne  ver  hondinf<en  en  in  de  zeer 

bizondeie     conihinatie     van     een 

strenge  soheilieid  met  een  aan}<e- 

nanie  detlif^heid  en  lijkdom,  en  al 

heel  spoe<iig  ook   in  soinniijie  op- 

lossingen    van     delails.    Diezellde 

persoonlijklieid  en  niocU'initeil  lie- 

werkten    tevens    dal    I'enaat  niet 

lang    zich    kon    hlijven    levreden 

slellen  inel  onde  gegevens,  al  \va- 

ren  die  ook   eenigszins  verwerkt. 

Al  spoedig  zag  liij  in,  dal  de  weg 

naar  een  znivere  vornigeving  lag, 

niet  over  elenienten   nit  vroegere 

stijlen,  niaar  over  nieuwe  leclinie- 

ken  en  de  door  die  leclinicken  ge- 

schapen    niogelijkheden.    HiJ    he- 

greep  dal  hel  ralionalisnie  der  beweging  de  bedoeling  had  niriiwc  hjpcii   te 

vinden,    beanlwoordend  aan   eenen  nienwen  tijd,  dat  hel  daaroni  ook  inder- 

daad  ralionalisnie   inoesl   zijn   en  dus  vooral    moesl  verniijden   liet   gebrnik 

van    bijkonistige   eleinenlen   die   door   een  verleitlelijUe   dekoiatieve   werking 

een  van  den  jiiislen  weg  adokkende  verwarring  te  weeg  brengen. 

Albeelding  II  laat  zien  een  groole  kasl  met 
betiekkelijk  zware  deuren.  De  zwaarle  dezcr  deu- 
ren  zon  hel  gebrnik  van  o|)gelegde  scharnieren 
als  die  van  Alb.  I  aannemelijk  geniaakt  hebi)en; 
zeli's  zondeii  dergelijke  scharnieren  aan  hel  ge- 
lieel  in  niet  geringe  male  iets  expressicfs  hebben 
gegeven.  Al  was  hel  dns  pijniijk  ze  niet  le  gehrni- 
ken,  loch  was  hot  noodzakelijk  en  JnisI  en  good. 
Wei  zien  wij  bij  deze  kasl  de  vergaringen  nog 
bevesligd  door  opsin! ling,  zells  met  ijzeren  nagels, 
niaar  alle  verbeleringen  knnnen  ook  niet  in  eens 
bereiki  wordiMi,  en  bovendien  vindi-n  wij  in  de 
ongeveer  gelijke  kasl  op  albeelding  111.  deze 
onjnisllieid  reeds  vernieden. 


W.  I'KNAAT. 


267 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNST 


W.  PENAAT. 


De  vergelijkiiig  der  mcnil)els  van  afb.  II  en 
III,  geeft  ons  ook  langs  andercn  weg  een  aardige 
kijk  op  de  onlwikkeling  van  Penaat's  rationa- 
lisnie.  Ik  zeide  het  reeds  dat  het  rationalisme 
iler  nieiiwe  beweging  de  l)edoeling  had  nieuwe 
vormentypen  le  vinden.  En  nu  is  het  eigenaar- 
dig  dat  l)ijna  over  het  algenieen  die  bedoeling 
wei  schijnt  vergeten.  Inderdaad  is  in  den  be- 
giiine  dat  rationalisme  over  de  geheele  linie 
streng  doorgevoerd,  maar  al  heel  spoedig  be- 
kleed  met  een  verzaclitend,  een  slnierend  man- 
teltje  van  «  Sierkunst  »  die  waarlijk  geheel  te 
onpas  kwam,  omdat  zij  reeds  ging  voltooien, 
ging  afwerken,  en  dns  een  volgend,  een  ver- 
deriiggend  doel  nastreven,  terwijl  de  oorspron- 
kcMjke  bedoeling,  het  vinden  van  nienwe  typen, 

nog  in  het   minst  niet  bereikt  was.    Door  bet  inhalen   van   «  Unzeitgemasze  » 

elenienten   is  er  een   ontijdige   kentering   gekomen  in   bet  rationalisme,  die 

nn  maai-  algenieen   als    jnist   wordt   aangenomen  zonder  ook  maar  eenigen 

schijn  van  jnistbeid  te  bebben.  Dat  zellde 

rationalisme  dat   met  gejuicb  en  entbon- 

siasnie  werd  begroet  bij  zijn  komst,  krijgl 

nu  al  bet    beilige   kruis  na.   Waarlijk   le 

vroeg  en   te  onpas  I    En    ten    slotte   ook 

maar  sehijn.  Want,  wie  nog  maar  eenigs- 

zins  zicb  bewnst  is  dat  bet  doel  van  onzen 

tijd  moet  zijn  zuiverbeid  en    ecbtbeid   te 

zoeken,  bij  kan  dat  rationalisme  nog  niet 

prijsgeven.    Wie    dat    wel    doet    bereikt 

alleen  een  schoone  schijn,  die,  weggeno- 

men,  niets  overlaat   dan   een   grot",    ruw 

karkas,  dan  de  zeer  onvolkomen,  plompe 

vorm  van  het  primitieve  rationalisme  uit 

den  eersten  tijd   der  beweging.  Dit  alles 

vindt  zijn  oorzaak  daarin  dat  bet  ratio- 
nalisme van  bet  begin  af  aan  niet  juist  is 

begre[)en,  dat  de  bedoeling  ervan  niet  op 

den  duur  is   vastgehouden.    Men   wilde 

terug   naar  den   «  oervorm  »,    limmerde 

daartoe  eenige  niet  of  wel  doorgezaayde 


W.  PENAAT. 


268 


\V.  I'l  NAAT. 


AMnAciiTs-  i:s  M.i\i:i{iu:ii)si<r\sT 

boomslamnieii,  niinslciis  Incli  l)iilktii  in  tlU;i;'ir,  i-ii  loin  111011  icis  IkkI  clat 
naar  een  vorm  leek,  dac'lil  nun  it  Ic  zijii,  fii  ojno  voisicifii.  Dal  ziilU  ecu 
wijze  van  werkrii  oeii  riiiu'sir  iinioi'd  inocsl  lulilim  op  lic  lnwi'i^iiin.  li^l  voor 
de  hand,  en  Unn- 
ncMi  wij  tlianszien. 
Teiii<<k()nK'nd 
lot  Penaat,  moj<cMi 
wij  zeggen  da  I  hi) 
gehikkig  een  juis- 
terinzichl  heeft  ge- 
toond.  Wij  zien 
hem  zoeken  in  de 
eerste  plaals  naar 
eengoede  voiin  in 
zijii  ontwerp  als 
geheel,  d.  \v.  z. 
naar  ziiivere  vei- 
hoiidiiigen  en 

fraaie      iiuieehng. 
Heefl    iiij    dit    he- 

reikl,  dan  gaal  hij  niet  versieringen  op  hel  geraamie  phikken,  niaar  hij 
gaat,  zuiver  ralioneel,  Iraclilen  vornien  te  vinden  voor  de  oiuierdeelen,  hij 
zoekt  naar  opiossingen  in  de  details,  De  vergelijking  der  alb.  I,  II  en  III 
doct  ons  dit  diiidelijk  zien.  Al  de  onderdeelen  van  het  kastje  op  alheel- 
ding  I  zijn  riiw,  onhewerkt,  vorniloos.  Hot  dck  is  hot  op  de  stijlen  gelegd, 
alleen  (dit  was  hem  loch  hMjkhaar  te  machtig)  is  er  een  schuine  kant  aan 
gescliaafd.  De  ingclegde  versieringen  der  paneelcn  klkn  niel  nice  ;  zij 
zijn  gelijkwaardig  aan  scliarniercn,  slentelplalen  en  oi)sliiil|)eiinen.  De  kast 
van  afb.  II  is  al  verder.  Kr  is  een  liegiii  van  vorni  in  de  paneelen,  in  elk  geval 
een  zoeken  ernaar,  en  er  is  een  kap  waai  in  eenige  vorm  te  vinden  is.  Niimnicr 
drie  hrengt  ineens  een  heel  eind  verder.  Het  zoeken  van  vorm  in  de  paneelen 
is  belangrijk  gcvorderd  (de  kraalljes  hebben  bier  niel  de  waarde  van  versie- 
ring,  zij  zijn  niet  aiuiers  dan  vormgeving);  de  kap  krijgt  veel  meer  een  znivere 
vorm,  en,  wat  vooral  belangrijk  is,  er  koml  vorm  in  de  stijlen.  Hovendien 
wordt  de  vorm  van  het  geheel  liier  nailer  gepresiceerd,  door  de  kaslbodeni 
aan  den  biiitenkaiit  ziehlhaar  le  iiiaken,  zoodat  hel  meiibel  geseheiden  wordt 
in  een  (hageiiden  voet,  en  de  daarop  iiisli'iide  UasI,  een  helangrijke  aanwinst! 
Ik  wijs  er  op  dat  waar  de  vormgeving  voornilgaal,  de  versiering  in  gelijke 
verhoiiding  alneemt,  een  steeds  znivenler  wordend  lalioiialisme.  Want  inder- 
<laail  is  lie   heteekenis   van   sebarnieien,    slentelplalen   en   opsluilpemu'ii  ;)(V/ 


2G9 


AMBACHTS-  EN  NlJVERHEIDSKUNSr 

constructie,  maar  versiering,  en  die  van  scluiine  bossingen  en  kralen  niet 
versiering,  maar  vorm. 

Nil  is  liiermede  niet  gezegd  dat  de  verkiegen  vornien  reeds  vollajnien 
goed  zouden  zijn.  Integendeel  is  b.  v.  de  wijze  waarop  (zie  afb.  Ill)  aan  den 
slijl  een  voetis  gemaaivt  foutief.  In  plaats  dat  deze  voet  door  meerdere  zwaarte 
uitdriikiving  geeft  aan  de  belangrijke,  dragende  I'nnctie  die  hij  heetf,  is  hij 
juist  door  de  twee  kralen  die  er  in  zijn  gesneden,  dnnner,  schraler,  zwakker 
geworden,  niet  alleen  feitelijk  maar  ook  voor  bet  oog.  Maar  de  verdienste  zit 
daarin,  dat  geen  genoegeu  werd  genonien  met  den  van  onnntte  aanbangsels 
ontdanen  zuiveren  boofdvorm,  maar  dat  er  naar  gcstreel'd  werd,  ook  in  de 
onderdeelen  vorm  te  brengen,  waardoor  alleen  een  stelsel  van  vormen  zou 
kunnen  ontstaan.  Dat  intnsscben  die  eerste  oplossingen  niet  de  juiste  waren, 
voelde  Penaat  zelf  ook  en  hij  tracbtte  dan  ook  andere,  betere  te  vinden.  Als 
wij  bij  bet  aangehaalde  voorbeeld  van  den  voet  blijven,  dan  zien  wij  boe 
aanvankelijk  nog  getracbt  werd  een  i)eteren  pool  uit  de  dikle  van  den  stijl  te 
vornien.  At'beelding  IV  geeft  nog  eens  dezell'de  kast,  verder  gewijzigd  en 
verbeterd.  Hier  is  de  poot  reeds  veel  beter,  boewel  bij  feitelijk  nog  bet  zelfde 
gebrek  beett  als  die  van  afb.  III.  Er  zal  dus  niets  anders  op  dan  een  poot  le 
maken,  zwaarder  dan  bet  bout  van  den  stijl.  Dat  bierin  niet  al  dadelijk  de 
oplossing  is  gezocbt,  is  waarscbijnlijk  bieraan  te  wijten  dat  daardoor  zoo 
licbt  zou  ontslaan  een  navolging  van  den  ouden  vorm  (balpoot,  enz.)  uit  de 
Renaissance.  Is  inderdaad  deze  of  dergelijke  overweging  gebouden,  dan 
steunde  die  op  een  zekere  zwakbeid  die  te  boven  gekomen  nioest  worden, 
en  ook  inderdaad  te  boven  gekomen  is.  Afb.  V  tocb  doet  ons  zien  een  meubel 
waarvan  de  pooten  veel  zwaarder  zijn  genomen  dan  de  dikte  der  stijlen, 
terwijl  zij,  heel  oppervlakkig  misscbien  aan  een  ouden  vorm  berinnerend, 
tocb  gebeel  nieuw  en  zuiver  modern  zijn. 

Een  dergelijke  ontwikkeling  als  ik  bier  naging  in  den  vorm  der  pooten, 
vinden  wij  ook  in  vele  andere  onderdeelen.  Zoo  zal  de  bescbouwing  van 
Afb.  IV  ons  weer  een  belangrijken  vooruitgang  laten  zien,  vergeleken  bij 
Afb.  III.  De  paneelen  zijn  veel  fijner  van  vorm,  de  kap  komt  tot  een  zuivere 
oplossing.  Afb.  V  brengt  alweer  een  heel  eind  verder.  Hier  is  aan  alle  onder- 
deelen, aan  de  stijlen  boven  den  voet,  aan  slaglijsten,  aan  regelwerk  en  laden 
en  aan  bet  dek  een  vorm  gegeven,  terwijl  de  vorm  der  paneelen  is  gewijzigd. 
Bovendien  geeft  de  vorm  van  bet  gebeele  meubel  een  nieuw  type  le  zien  dat 
nog  niet  bestond.  Natuurlijk  volgt  in  tijdsorde  afb.  V  niet  direkt  op  afb.  IV. 
Maar  voor  wie  Penaat's  werk  kent,  is  daarin  gemakkclijk  de  ontwikkeling  le 
vinden  tot  bet  meubel  van  Afb.  V,  en  wat  den  boofdvorm,  en  wat  den  vorm 
der  details  betreft.  Intusschen  brengt  Atb.  V  ons  iiieens  op  gebeel  nieuw 
terrein ;    wat    Penaat  aangaat,    zou    ik  baast    zeggen    op    gevaarlijk    terrein. 

270 


A  MBA  CUTS-  EX  .V/./  \  EIUIKIDSK  (  A'S  T 

\V;mt  /iij^i'ti  wij  l)ij  dv  pooli'ii  (l;il  de/e  /iiivcr  IjIcvcm  v;m  ck-nuMitfii  nil 
oiide  stijlen,  hij  aiideix'  details  nu'eii  ik  in  dc  voinu)nl\vil<kfliii}<  hedeiike- 
lijko  nt'i{^inj>i'n  Ic  zieii  iiaar  oiidc  slijlcn  Ik-dc'iikclijU,  niil  oiiidal  allc  oiidc 
voiim-n  mi  niaar  a  tort  cl 
a  travels  j^eweerd  moeteii 
worden,  maar  oiiuial  zoo- 
als  Penaal  hen  tocpast, 
daannee  afgewcken  word  I 
van  liet  goede  beginsel  van 
rationalisme,  dat  als  liet 
thans  reeds  werd  losgela- 
ten,  waarlijk  te  vroeg  zou 
worden  prijs  gegeven. 
Want  al  zegt  Penaal  lui 
zelf,  nietzonder  eenzekere 
voldoening,  dat «  dat  ratio- 
nalisme reeds  begint  tot 
bezinning  te  komen  »,  hij 
weet  ook  wel  dat  (ht  eigeii- 
Ujk  nianr  geklieid  is.  Want 
in  dit  «  tot  l)eziiining  »  ko- 
men bedoelt  iiij  in  goed 
Hollandsch  dat  bet  beelt 
afgedaan.  En  bet  mag  nog 
niet  atgedaan  bebl)eii.\Ve 
zijn  waarlijk  nog  te  veel 
aan  bet  begin,  we  bebben 
beuscii  nog  zoo  weinig  ge- 
vonden,  dat  van  belang  kan  zijn  voor  een  nienwen  lijd  !  I.aten  we  nn 
maar  kalm  voortwerken,  beel  voorzicblig^jes  aan,  zonder  baast.  zonder 
ijdelbcid  op  wat  wij  alleniaal  wel  kunnen,  zonder  scbuine  oogjes  vooral 
naar  onze  Dnitsebe  vrienden,  die  zulk  rijk  en  kostbaar  werk  mogen  maken 
en  daardoor  nu  zoo  erg  «mondain»  worden.  Kom  Penaat,  gij  weet  dat 
tocb  ook  wel  allemaal,  van  dat  maebinalisme  en  zoo,  en  van  dat  nienwe 
vormenslelsel  dat  daarmee  in  verband  staat,  gij  weet  dat  allemaal  nog 
veel  beter  dan  ik.  en  daarom  was  tial  "  tot  bezinning  komen  van  be! 
lationalisme  >  eigenlijk  maar  een  grajije  van  U.  Cioed,  laat  bet  tot  bezinning 
komen,  maar  laat  bet  nog  niet  algedaan  bebben  ;  waarlijk,  wij  verwaebten 
nog  zooveel  van  I',  wij  bopen  zoo  erg  dat  jnisi  gij  ons  een  beel  eiiui  op  den 
goeden  weg  zull  lielpen,  en  daarom  doci  lui    ons  een    beelji'   veidiiel   als  gij 


w.  im;naat. 


371 


AMBACHTS-  EN  NIJVERHEIDSKUNSr 

van  die  dingeii  doet  die  doen  deiiken  dat  liel  «  rationalisme  tot  bezinning 
komt  I).  Toeii  ik  uvve  meubelen  zag  op  de  teiitoonsteiling  van  «  Architectuia  » 
in  1905,  loen  ik  die  goed  aan  alia  kanten  l)ekeken  iiad,  en  nog  eens,  en  nog 
eens,  toen  zei  ik  tegen  mezell  :  «  Ik  won  dat  ik  dat  kon  maken,  en  wat  l)en  ik 
blij  dat  ik  het  niet  geniaakt  lieb  ».  Want  i)ekijk  nu  zelf  nog  eens  de  afbeelding 
van  de  least  die  liier  is  algediukt  (VI),  en  hondt  dan  vol  dat  die  kast  ziiiver  is, 
geheel  en  volkomen  zuiver  zooals  gij  uw  werk  zuivcr  wilt  hebben.  Dat  kunt 
ge  niet.  Ge  kunt  wel  zooiets  pniten  van  dat  oude  vornien  toch  niet  gebeel 
verwoipen  belioeven  te  worden,  niaar  gij  kunt  niet  verdedigen  de  zuiverheid 
van  de  om  de  stijlen  rondioopende  piinl,  en  van  de  cannellures  in  de  stijlen 
en  slaglijslcn,  en  van  de  gegrondc,  met  zwarte  plaat  ingelegde  stijlen,  en  van 
de  verdikkingen  in  de  stijlen  op  de  plaatsen  der  vergaringen,  en  van,  ten 
slotte,  de  geheele  behandeling  van  het  nieuliel.  Dat  kunt  ge  niet,  onidat  gij, 
gelukkig  zelf  wel  beter  weet. 

iSlul  nolijll.  T.    L  AN  ORE. 


272 


KUNSTBERICHTEN 


(VAN   ONZE   EIGEN   CO  RR  ESPO  N  D  E  NT  E  N) 


DD   UIT    AMSTERDAM 

TIlNTOONS'll.l.I.IXi;     ST.     I.L'CAS 

I  i.Ki;\  /.ill  lu'l  lii'i'l'l,  (lilt 
ill  Aiiislcrdiim  naast  Arli 
ceil  under  kuiisl;{eiiool- 
scli:\|)  j:i:ii'lijks  cen  tcn- 
loonslclliiif'  vnii  schildc- 
1  ijeii  c'li  leekeiiin<4eii  op- 
ilischl,  zal  wcl  iiicnuind 
rcclit  duidelijk  zijn,  die  iiiel  he-'liit  met  de 
znnk  :i:in  den  prakliscliet)  kunl  te  bekijkcn 
en  overwecj^l.  dal  lien  wandcn  ineer  riiiinlc 
tot  uitslnllin<>  van  schiiderijen  bieden  dan 
vijf.  Die  veiklarin{4  Iij4t  no^  {jerecdelijker 
voor  de  hand  als  in  auiinierking  wordt 
genomen.  lial  er  j^aaiidewcg  vernieiij^inS  van 
Arli  en  I.iicas-leden  plaals  vindt,  znodat  de 
een  voor  een  fdiaai  der  aiidere  vennoolschap 
knn  worden  {<eiiMuden  en  er  aldus  een 
dubhele  kans  is  wal  van  den  overvlocdif^en 
kiiiislvuorraad  aan  den  man  te  bren^^en. 
Want  waai'lijk,  al.s  men  van  Arti  naar  Lucas 
gaal  en  keerl,  nioet  dc  bevindin<4  van  iiet 
{•ebaile  der  geexposeenie  werken  zicii  uit- 
spi-ckcn  als  van  een  dergelijke  soorl ;  allcen 
vait  bij  Lucas  een  minder  nauwe  keurin}> 
der  inzendin^en  waar  le  nemen,  alliciit 
umdaterin'l  Stedciijk  Museum  meerruimie 
is  !  Van  eeni){  principicei  verscbil  der  kunst- 
soorl,  ecbtcr  nceu  spoor.  Si.  Lucas  was 
voorheen,  jaren  Hcleden,  iiiet  aiiders  dan 
een  f^clci^enlieic!  lot  samenkomen  van  aca- 
deniieleerUnnen,  die  wal  vertier  zoclilcii  in 
kaineraadscliappelijk  verkeer;  aan  liuii  ver- 
eeiiinin;^  wildeii  zij  ook  een  cachel  van  dcne- 
hjklu'id  ncveii  en  ze  meenden  bun  inlellec- 
lueele  oiilwikkehn^  le  kumien  dienen,  duor 
beiirt  om   Ih-uiI   over  ecu   kuiistaan^eie^en- 


lu'id  wal  le  Iczcn  of  voor  te  drauen  Het  was 
aldus  cen  sympalbieke  onlspannin<>  in  bel 
vrijc  van  bet  dagcHjkscii  vcrblijlin  iledulFe 
pleister-  en  gewichligc  sciiil<lerklas.  en  die 
vail  (lien  kiiiig  dcel^enoot  waren,  zullcn  nog 
aangeiiaiiR'jeundberiiiiieriiigendaarvan  iieb- 
l)cii,  en  lenig('ciiken  aan  gcanimcerde  <lis- 
couisen  bij  iaiige  pijpen  en  |)ollcn  bier.  Hoe 
do  ...onlaarding  is  gekomen  weel  ik  niet 
nice  le  dcelcii;  de  kriiig  van  slamgaslen 
l)rciddc  zicli  daar  nil  waarscliijiilijk,  loename 
van  kunsllievcndc  ledcii.  aai)l)lijvcn  van  hen, 
die  van  acadcmielcerliiig  «  gevesligd  «  sciiii- 
der  werdcn.  Ik  vermoeil,  dat  vooral  door 
dezeii,  in  liet  besef  luinner  volwassciiheid, 
den  doorslag  werd  gegcven  aan  de  vcrande- 
ring  van  het  oorspronkelijk  karakter  der 
Lucas-vcrecniging,  die  zicii  nu  aan  dc  wereld 
ging  vcrlooncn  als  cen  beuscii  kunstgenoot- 
schap,  dal  op  denzcli'dcn  voel  en  van  gelijk 
gchallc  on}>cvccr  als  .\i-li,  jaarlijks  mel  ecu 
schildci'ijlciituonslelling  kan  uilkninen. 

Nu  de  zaak  echter  lot  dczen  l)l()ci  is  geko- 
men, mocbl  ik  wel  wenscbcii  dat  de 
icdcn  gingen  inzien  de  overinatigc  kwislig- 
beid  van  bet  aaid)od  buiiiicr  pioducten. 
Zoo'n  iiitpakking  van  bondcrden  schiiderijen 
is  nicl  le  zicn  met  s|)oradiscbc  merk- 
waardighcden  door  de  overgroole  meerder- 
beid  wcinig  zcggciidc  middelmaligheilcn. 
De  verceiiiging  heel't  iinmers,  nicer  dan  Arti, 
nogcen  huisboudclijk  karakter'.' .Ms  dan  voor 
bet  exposcercii  cen  aiidcr  siclsel  gevonden 
werd  Niet  meer  zoo'n  plotsclingc  storlvloed 
van  zoogenoemde  kunslwerken.  maai-  bet 
organisccreii  van  |)erniancntc  tciitooiistcl- 
liiigcn  van  wclgckozeii  gi-ocpeii  nil  bcl  ledcn- 
lal,  waaroiider  cr  loch  meerdercn  zijn  die 
voor  waardccring  of  allhans  vooi'  sdicrjicr 


273 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  AMSTERDAM 


beoordeelen  in  aaiimerkiiig  kuiinen  konien. 
Zoo  zou  tie  vereeniging  eenige  belangstel- 
ling  voor  haar  werkzaamheiil  kunneii  ver- 
werven  en  ook  bereiken  dat,  wat  verscliil- 
lende  leden  presteeren,  nadrukkelijker 
werd  aangewezen. 


TENTOONSTELLING  IX  ARTI  yO».  Deze 
tentoonstelling  had  op  die  van  Lncas  al  vast 
dit  voor,  dat  er  minder  overdaad  van 
«  kunstwerken  »  was.  Ook  waren  hierenkelc 
krachten  opgekonien  die  de  verschijning 
van  een  tentoonstelling  heeten  te  kunnen 
opfleuren.  Maar  ook  dit  viel  niet  mee  dezen 
keer.  Breilner  was  er  met  een  vrij  groot 
schilderij  :  Schuiten  in  hel  dok\  gczien  tegen 
den  avond  ;  een  belangwekkende  composilie 
en  klaarblijkelijk  ook  grootscli  van  opzet, 
maar  met  ongenoegzame  maclit  doorge- 
voerd.  Van  Bauer  een  teekening  ombestemd 
en  mat  en  van  Mesdag  een  zeestuk,  als  een- 
ieder  het  al  droomen  kan.  Dysselhofl"  zond 
een  nieuw  exemplaar  voor  zijn  serie  aqua- 
rium-schilderijen,  uiterst  bekwaam  geschil- 
derd,  zonder  nieer  echter,  en  Karssen  twee 
steniming-schilderijijes,  waarin  de  hem 
eigene  stamelende  uitzegging  van  een  emotie 
nu  overgingin  een  gemelijke  voordracht,  en 
de  schildering  erger  dan  onbeholpen,  knut- 
selend  was.  Dan  was  er  van  Bastert  een 
schilderij,  niet  van  zijn  syrapathieksle  uilin- 
gen,  maar  Dupont  vertoonde  een  gewichtige 
proeve  van  zijn  geestkrachtige  beoefening 
der  graveerkunst,  met  de  bekende  reproduc- 
tie  van  Potters'  schilderij  Dit  en  een  stilleven 
van  Versler  waren  in  hun  technische  betee- 
kenis  de  achtbaarste  werken  der  tentoon- 
stelling. Het  stilleven  van  Verster  was  weder 
van  die  simpele  samenstelling,  Waarmee  hij 
zich  in  de  laatste  tijden  vergenoegt,  om  een 
nieuw  schilderij  op  le  zetten;  t  zijn  wat 
eieren  in  een  zinken  of  houien  bak,  geplaatst 
op  een  met  zink  beslagen  tafel  en  dan  tegen 
een  efren  gepleislerde  willen  muur.  Dezelfde 
sinipelheid  ook  in  de  belichling,  die  steeds 
vlak  en  zeer  gelijkraalig  is.  Er  is  niels  dat 
werken  moet  naareenig  elTect;  alleser  in,  tot 
aan  de  miuutieus  waargenomen  spijkertjes 
in  liet  zink,  moet  zijn  eigene  waarde  krijgen. 
Ik   wcet   onder  de  moderncn  wcinig  voor- 


beelden  van  hoogen  ernst  als  l)ij  dezen 
scliilder,  die  het  vermogen  heeft  de  span- 
kraclil  uit  zijn  vrocgere  uilingen  van  een 
gepassionneerden  kleurzoeker,  te  onder- 
houden  in  zijn  tegenwoordige  werk  van 
geheel  legenovergestelden  aard,  dat  volko- 
nien  vrij  van  onstuimige  bewegingen,  uit 
bczonneiiheid  en  ingehouden  kracht  geleid 
wordt  Zijn  kunstheeft  bij  deze  inkeering  aan 
intensitcit  er  bij  gewoniien,  zooais  een  reflex 
dieper  van  kleur  is  dan  een  fel  uitschijnend 
hooglicht.  Het  zal  blijken  hoe  belangrijk 
Versler's  streven  is  als  kenteekening  van  het 
verloop  in  een  kunstbeweging. 

Het  is  niet  verwonderlijk  dat  veel  tentoon- 
stellingbezoekcrsdit  voorlbrengsel  van  vaste 
overtuiging  en  sterken  wil  voorbijzien,  om 
de  aloude  rede,  dat  het  onderwerp  er  zoo 
onbcduidend  is.  Voor  een  behendig  opge- 
smukt  schilderij,  doortrokken  van  conventie, 
Slapedoe  —  dat  wil  zeggen  een  jongeschoone 
vrouw  met  een  kind  op  school  —  van  Simon 
Maris,  verwijlen  zij  in  verrukking.  Een  der 
belangrijkste  schilderijen  verder,  op  Arti, 
was  een  landschap  van  A.  R.  Mauve  :  een 
gezicht  over  wat,  even  welvende,  akkers 
begrensd  door  krcupelhout  De  lucht  was  er 
niet  gelukkig  bij,  maar  dit  was  eens  een 
landschap  met  kwaliteiten  buiten  de  lijn 
dergelijktonige  verdienstelijkbeden  van  een 
heel  leger  beschaafde  schilders  uit  onzen 
tijd.  E'>n  figuursluk  van  Hart  Nibbrig  trok 
aan  door  een  aardig  geslaagde  tj-peering,  het 
idealistisch  opgezetle  landschap  van  Moulijn 
en  ook  die  van  Wiggers  worden  al  te  bleek- 
zuchtig.  Een  Stilleven  van  Van  der  Valk,  te 
rauw  en  met  oppervlakkige  gemakkelijkheid 
geschilderd  ;  Briet  daarentegen,  die  zijn 
schilderijen  zoo  deugdelijk  doorwerkt,  raakt 
te  vast  op  honk  met  hel  genre  :  binnenhuis. 
Een  bosch  met  sneeuw,  van  Van  Soest, 
hoewel  van  zuiveren  aanslag,  was  mij  te 
veel  bij  den  aanhef  gebleven.Monniekendam 
gaf  zoowel  in  Lucas  als  in  Arti  bewijzen, 
dat  zijn  kleurrijkheid  te  zwaar  opgeladen 
en  zijn  doortaslende  schilderwijze  te  bruut 
van  beweging  is.  Er  konden  nu  nog  wel  ver- 
schillcnde  werken  als  liet  betere  dcel  van 
deze  tenloonslelling  genoenid  worden,  maar 
de  on<ierscheidcnheid  van  gehalte  of  de 
verhoudiiigen  in  de  Ic  waardceren  vcrdien- 


274 


Krxsriu-.iiiciiTF.s  —  irr  astwehpkn 


sd'ii,  /.ijii  Ic  Mil)ln'l  oiii  /.u  iilzoiKliTlijIi  :iMii 
Ic  (liiidcii. 

\V.   S. 

DG    UIT  ANTWERPEN       j 

TENTOONSTi;i,LIN(i  FHA'NS  I1I:NS  ^ 
KUNSTZAAL  FOHST  >  VAN  2  TOT  V>  Mi;i 
1007  /C». 


iiiN/ijii  (lt'i'liiciiiin^<  :i;iti 

iiiUfle  {•roole  tentooiislcl- 

linm'ii,  lia<i  Fians  Hens  in 

licMi  laalsle  jaren  iiiet 

■1  iiic'CT  vail  zicli  (locn 


lien  uij^cii  luiit<)(iiislcllin{5  van  ceii  vijlli^- 
tal  groolt'iideels  nicuwc  werkcn,  was  dan 
ook  een  niel  allc(laa{4sclie  Uunslj;cl)eiirlenis. 
Men  vonil  er  de  jjelegenheid  oni  de  zcer 
bijzondcrc  vcrdiensten  van  dc/cn  schilder 
weer  eens  len  voile  Ic  waardeercn. 

Ilcns  is  voor  alius  een  gevoelig  kolorist. 
Hij  weel  niet  t-nkcl  kleur  le  zieii  —  niaar  liij 
weet  haar  ook  tc  kii'/eii,  d.  \v.  k.  ieder  sluk 
gccfl  l)ij  hem  een  volniaakl  kleuraccoord, 
een  klemensteniniing  waai-in  eeti  loon  over- 
lieerschl,  gesleund  en  gedragen  door  de 
nicest  vcrsclicidcii  nuanccn.  Ilij  belioort 
niel  tol  dc/ulkc,  die  niaar  hot  ceisle  'I  beste 
landsc-hap  of  zcesluk  nascliilderen,  zich 
weinig  bekrennend  oni  den  zin,  den  geest 
van  licl  ondfiwerp.  liens  voell  ids  eer  liij 
nan  'I  scliilderen  gaal,  en  dal  is  reeds  zeer 
veel;  liij  voell  liel  niooie  en  bijzondere 
van  een  kleurscliakeering,  die  in  de  naluur 
niisscliien  niaar  een  niiiuiut  aanliondl,  oni 
dan  te  vervagcn,  te  verbleckcn  als  een 
regenbooH.  Maar  jnist  dal  vlucliligc  inonienl 
weel  Ilij  le  kiezeii  in  zijii  mcesl  iiilcnse 
praclit.  oni  lict  vasl  le  liouden  niel  een 
forsclie,  gcspierdc  hand,  die  den  ook  Iccli- 
niscli  volniaakleii  schilder  verraadl. 

Men  kail  niel  zcggcii,  dal  hij  daarbij  slerk 
dianialisccii,  dal  hij  in  de  iiaUinr  ecu  over- 
vloeicnd  zicleleveii  uitslorl,  dal  hij  haar  een 
laaiende  passicof  ccngrenzeloozen  weenioed 
verlolkeii  docl.  Maar  dal  is  ook  niel  noodig. 
Hoeveel  hoogcr  bevrcdigiiig  gccTt  ons  dil 
klare,  eerlijkc  werk,  waariii  eiikcl  de  slillc 
vreiigde    icel'l    van    een    fijii    l)evveikliiig<l 


nu'ii-icli,  —  dan  hel  niaclilelooze  geworslcl 
vail  soniiiiigen,  die  niisscliien  dicpe  onlroc- 
riiig  keiincn,  niaar  ons  die  niel  vvelcii  Ic 
o|)enl)areii. 

Wal  hij  t  hiiinenlicden  van  deze  exposilie 
al  (ladelijk  Irel'l,  is  de  groole  vcrsclieiden- 
licid  der  klcnrsleininingeii.  Verre  van  allcs 
mcl  een  zclhleii  loon  le  overgielen,  zooals 
zcUcre  schildeis  die  de  naluur  slceds  door 
een  gekleurden  hril  schijnen  le  bekijkeii,  is 
ieder  dock  hij  Ilcns  weer  een  nicuwc  ver- 
rassing,  een  iiieuwe  voiidsl.  Hel  wije,  vrije 
waail  er  u  nil  Icgeii,  als  nil  ecu  open  raani, 
de  IVissehe  Scheldchries  vooral,  waariii 
reeds  ids  van  de  pckcligc  zceluchl  prikkell. 
Want  liens  is  vooral  do  schilder  van  de 
Sclu'Ide,  oiii  en  hij  Aiilwerpcn.  Als  gcen 
auder  lied'l  hij  haar  gezien,  gevoeld,  bcgrc- 
pen,  in  haarslrakkc  klaarheid,  haar  fclhcid 
van  kleur,  haar  scherpte  van  lichl.  Hd 
jachlende.  zwalpende  water,  dal  langs  de 
breed  kronkelcnde  ocvers  schuurl,  of  in 
scliuiiiikoppeii  opspal  tcgeii  de  belle  vis- 
sclicrslocpeii  wed  hij  in  zijii  soejiele  leven- 
dighcid  weer  le  geveii.  Kn  ook  dc  luchlcn, 
de  fantaslischc  windluchtcn.  die  lui  eens  als 
een  dreigeiid  oiiheil  boven  de  wcreld  lian- 
gcii  —  en  dan  weer  versiiiellen  nid  bet 
spiegelvlak  van  'I  waler  lot  een  parelnioerig 
waas,  waardoor  de  zoii  even  ceii  zachte 
irisccring  heenblozcn  laal. 

Zoo  wij  den  schilder  ecu  verwijl  wildcii 
iiiakcn,  zou  hel  zijn  dal  hij  in  zijn  gewelens- 
volle  iiaUiurobscrvalic  soms  wal  zwaar 
wordt.  ZeUerc  kijkjcs  aan  'I  •  Vlaanische 
Iloof'd  »,  aan  lUirchI,  zitleii  wal  al  le  log  in 
de  kleur.  V.n  zijn  wolkcii  zijn  soms  le 
niassiel",  le  laslbaar.  Ik  zeg  nid,  dal  die 
diiigeii  er  op  een  gegeven  oogenhlik  nid  zoo 
lu'hhen  uilgezicn  —  maar  dan  waren  ze 
zeker  niet  iiiooi,  en  dan  was  dal  oogcnblik 
o(dv  niel  gelukkig  gekozeii.  Men  viiidl  bij 
Anlwcrpeii  van  die  hoekjes  mcl  roode 
daken,  gele  waiiden,  groeiie  boomen,  blauwc 
luchl,  die  de  zoii  door  een  vochlige  aliiios- 
fecr  bcschijnt  en  de  kleuien  in  scluille,  vcr- 
hlindendc  conlrastcn  <loel  sprcken  —  en  die 
men  kwalijk  ecu  dankbarc  slolkaii  noemcn. 

Overigcns  voell  liens  zich  pas  op  'I  ilei- 
nciide  waler  in  zijn  ware  elemciil.  Hij  hcel'l 
hel  geheel  in  zijn    mailil,  hij  lu'ell  hel  door- 


275 


KUSSTBEIUCHTES  —  UIT  AXTWERPEN 


voeld  CM  (ioorleefii,  en  de  oiieiiidi^  verscliei- 
(len  indruUktn  die  liij  cr  opdecii  in  kleiiren- 
rijke  scliilderijen  voor  ons  jjewaard. 

;^  ^"^  ^  ^.  ^.  ^  ^  ^ti  ^  *^  ^^ 

VIEHDK  TENTOONSTHLLING  DHR  SC.HIL- 
DERS  HTSF.HS  >  KUNSTZAAL  FORST  > 
VAN  U  TOT  26  MEI  1907 


l'>n  vooriiaam  en  slenimi^  zaalljc,  waar 
eiikel  de  dolle  tonen  der  ingelijste  «  prenten  » 
fluislereiid  spreken.... 

Een  keur  van  degelijk  werk,  waaronder 
reeds  veel  van  ouds  bekeiid  was,  maar  liier 
in  liel  ensemble  tocli  vveer  gaarne  werd 
tcruggezien. 

Hier  zijn  de  knappe  elsen  en  een  groote 
akwalint  van  Baeilsoen,  stedelioekjes  uit 
Brugge,  uit  Zeeland,  uit  Amsterdam  en 
eldeis,  —  onovertrolTen  in  hun  aard,  en  die 
men  enkel  wat  minder  eenvormig,  wat 
minder  eenlonig  van  behandelingzou  willen 
zien.  Baertsoen  systematiseert  zijn  kijkjes 
uit  de  meest  verscbillende  streken  op  een 
wijze,  die  ze  alien  aan  elkaar  doet  gelijken. 
Dat  spreekt  nu  wel  voor  de  slerke  persoon- 
lijkheid  van  den  kunstenaardie  overal  zich- 
zelf  blijl't,  -  maar  loch  zou  wat  meer  ver- 
scheidenheid  hier  zeker  niet  schaden. 

Daarnaasl  zien  we  de  fijntjes  geteekcnde 
figuren  van  Armand  Rassenfosse,  die  in 
dit  lijdschrift  onlangs  uitvoerig  behandeld 
werd.  Uit  de  in  verscbillende  linlen  en  op 
verscbillende  manieren  getrokken  afdruk- 
ken  van  eenzelfde  plaat,  blijkt  de  bezorgd- 
heid  van  dezen  volblocd  etser  voor  de 
lechniek  van  zijn  kunst;  men  ziet  dat  bij 
haar  volkomen  meesteris,  en  kan  bet  alleen 
betreuren  dat  bij  altijd  maar  met  studies 
ofenkele  figuurljes,  nooit  eens  met  com- 
pleter en  meer  voldragen  werk  voor  den 
dag  konit. 

Eugeen  Laermaiis  Inat  zicb  aan  de  lech- 
niek minder  gelegen  liggen;  bet  is  cr  hem 
meer  om  te  doen  een  indruk  vast  le  bouden, 
een  boerentype  te  scbetsen.  Hij  doet  bet 
zeer  bandig,  met  zijn  bekende  neiging  tot 
bet  karikalurale.  De  eenigszins  gewijzigde 
opvatling,  die  we  tot  ons  genoegen  in  zijn 
jongste  scbilderijen  bespeurden,  vonden  we 
in  de  meeste  van  deze  etsen  nog  niet  weer. 
Consciencicus  en  nauwkeurig  blijft  steeds 


Charles  Mertens.  Deze  zeer  talentvolle 
scbilder  schijnl  bet  maar  niet  met  zicbzelf 
eens  te  kuiincn  worden  Van  Jongs  af  tot 
fijnscbildercn  gencigd,  begaal'd  met  bet  oog 
cii  de  hand  van  een  Gothiek.  beeft  bij  zich 
lalcn  ovcrbalcn  om  zijn  Irani  geheel  te 
wijzigen,  om  liel  preciese  van  zijn  teekening 
te  vervagen  en  om  zijn  scherpziende  bilk 
niocdwillig  met  een  waas  te  verdooven. 
Naluurlijk  beeft  bij  ook  in  die  manier  uit- 
stekend  werk  geleverd,  daar  hij  nu  eenmaal 
kunstenaar  was  bij  Gods  genade  ;  maar  ... 
chassez  le  naliirel  ....  En  wij  ap|)recieeren 
Merlens  steeds  bet  meest,  wanncer  hij  ge- 
heel zicbzelf  is,  d.  w.  z.  wanneer  hij  een 
fyziononiie,  een  (iguur  —  zooals  bier  in  tal 
van  elscn  —  met  bezonnen  uitvoerigheid 
nalcckcnl. 

Van  heel  andcr  temperament  is  de  tweede 
Antwerpenaar  van  de  bent,  Frans  Hens  — 
66k  een  door  en  door  beslagen  etser,  die  er 
echter  lieel  wat  forscher  op  loskrabbell.  Bij 
voorkeurwerkt  bij  in  «  vernis-mou»  dat  zich 
tot  vrijer  bebandeling  leenl.  Magistraal  is 
lie  hierbij  afgebeelde  prent  naar  zijn  eigen 
scbilderij  hel  Wrak. 

Voor  de  zooveelste  maal  krcgcn  wij  hier 
de  elsen  van  James  Ensor  weer  eens  onder 
de  oogen ;  terwijl  men  enkele  dingen,  als 
bet  kijkje  op  Mariakerke,  en  de  Kalhedraal 
gaarne  lerugziet,  kunnen  ons  op  den  duur 
zijn  akelige  kwasterijen  toch  niet  be- 
vredigen.  Die  dingen  zijn  boogstens  goed 
genoeg  om  ons  eens  aan  't  lachen  te  makeu 
—  en  daarna  wordt  men  ze  van   harte  beu. 

Met  ingenomenheid  vermelden  we  ecbter 
bet  werk  van  een  nieuweling:  J.  de  Bruycker, 
uit  Gent.  Volkstypen,  drukbewogen  markt- 
pleinen,  krommcGcntscbe  straatjes,  geeftbij 
ons  te  zien.  Ook  hij  neigt  wat  al  te  zeer  tot 
de  charge,  maar  loch  nog  binnen  de  grenzen 
van  bet  genielbare.  Het  schijnl  ons  dat  van 
dezen  jongen  kunstenaar  veel  te  verwachten 
is,  wanneer  hij  zicb  door  zijn  neiging  lot 
grappenmaken  niet  al  le  zeer  van  den  weg 
hiat  brengen. 

Ten  slolle  een  woord  over  den  «  genoo- 
digde  »  van  dit  salonnelje  :  den  Franschman 
Felix  Bracquemond,  een  celebriteit,  die  ons 
ecbter,  buiten  een  paar  studies  van  een 
oudcn  haan,  niet  erg  is  meegevallen.  Het  is 


276 


KUNSTDERiaiTEN  —  I'lT  BlilSSEL 


braaf,  acadcmisch  work,  \v:i:iriii   iiio'l  vccl 
a  pool »  cii  licclcmaal  gccii  «  zicl  »  /.il. 

B. 

^'  ^.  ^'&  ^'^'  ^'&  ^'^  ^'&  ^'^  ^'^  ^"^  '•^ 

d:d  [     UIT   BRUSSEL  odd 
i;nto{)N'sti:i,mn'Gi-:n  IN 

DKN  KUNSTKIUNU; 
yC^  I)e  Salonncljcs  en 
tt'iitooiislellinkjcs  blij- 
vcii  elkaar  opvolgeii, 
bijna  met  de  snellieid 
van  een  cinenialofjraaf... 
Nauwlijks  lieel'l  dc  cene  scliilder  zijn  doeken 
aan  den  wand  {^cliangcn  in  een  der  beide 
zalen  die  de  Cercle  ter  i)escliikkint5  zijncr 
kiinslenaars-leden  heel'l  gcsleld,  of  de  tweede 
wacht  reeds  ongednldig  oj)  iiet  ooi^enblik 
dal  hij  de  zijne  mag  onlpakkcn.  Wal  zeg  ik  '.' 
I' is  iiiel  alleeii  de  cene  scliilder,  die  den 
ander  cr  uitdringi,  zooals  de  s|)ijker  in  hot 
spreekwoord.  Tegenwoordig  volgcn  ze  el- 
kander  op  bij  ko|)pcls,  er  wordt  in  dezc, 
onze  dagcn  bijna  altijd  door  twee  te  gelijk 
geexposccrd  en  vaak  zelfs  komcn  zc  met 
liun  drieen.  Wal  een  gedrang  en  geduw  en 
wal  een  vinnigc  concurrenlie  !  Ik  weet 
tegenwoordig  bijna  gecn  enkel  beroep, 
waar  ilic  laalsle  zoo  koorlsaclilig  is...  Maar 
dal  van  den  ranipzaligen  kiitikus  is  waarlijk 
ook  niet  tc  benijden  !  Ilij  wordt  in  waaiiieid 
overstel|)t  —  ovcislroomd  door  dien  over- 
loevloed  van  scliilderwerk;...  bij  smecktoni 
genade,  bij  raakt  er  mee  in  de  war  en  vliegt 
als  een  lialvc  gck  van  dc  cene  e.\posilic  naar 
cle  andere  —  liel  kan  niet  anders  of  eerlang 
zullen  zijn  oogen,  zijn  liersciien  zclfs  er 
onder  lijdcn  !  Naiiwclijks  licel'l  bij  den  tijd 
om  eens  lot  zicli  zelf  in  Ic  kecren,  om  de 
slof  le  verwerken  en  aan  al  die  ver- 
schillende  produclies  dc  aandacbl  le  wij- 
den,  die  ze  verdienen  of  waarop  ze  in 
ieder  geval  aanspraak  mcencn  tc  mogen 
niakcn.  Noodgcdrongen  moct  men  kiev.eii 
—  een  zekcre  scbifting  bewerkstflligcn, 
zicb  lot  een  zekere  keurkeuze  bepalcn.  Hij 
'I  naslaan  van  mijn  nota-boekje  onldek  ik 
o.  a.  enkele  aanleekcningcn  aangaande  .1.  1'. 
Taelcinans,  die  een  gocic  niaand  gelcden  in 
den    Knnstkring   geexposccrd   b;id,   legelijk 


met  F.  (i.  Lcmnicn  en  Frans  (iaillard.  Heeds 
dikwijis  bcb  ik  dc  lezcrs  van  dit  tijdscbrifl 
niogen  wijzen  op  'I  eerlijke,  gcwelensvolle, 
solido  talent  van  den  beer  Taelemans,  op 
zijn  giool  doorzettings-verniogen,  zijn  enor- 
nic  werkkracbt,  zijn  kcnnis  van  zijn  cigen 
kujnicn,  de  vele  bnlpmiddclcn,  die  bem  ten 
diensle  slaan,  zijn  gelronwiieid  aan  bel  cen- 
maal  voor  oogen  geslelde  doel.  De  afwisse- 
leiide  grillen  dor  mode  licbben  op  bem  niet 
den  minslen  vat.  Ilij  beefl  nooit  in  bet  zog 
van  bet  voor  bem  nit  stevenende  scbipge- 
varen  !  Ilij  boiidt  zicb  aan  de  goede,  oude, 
gczonde  tradilie  en  laat  zicb  niet  overduve- 
lendoordenbluf,  diein  onzescliilderskringen 
nicer  en  meer  den  bovcnloon  beginl  te 
voeren.  Zijn  wcrk  vcrraadl  niet  de  minste 
weifcling  of  zwakbeid.  De  facluur  cr  van  is 
stevig  en  consislcni.  In  den  afgcloopcn 
winter  liccft  hij  ons  enkele  lioekjcs  nil  de 
Hrussclschc  voorslad  geloond  —  die  voor- 
stad,  die  bij  bovcn  alles  op  prijsslclt  en  met 
eclit  vaderlandslievende  warmle  kocstert  en 
verzorgl.  O.  a.  cxposeerdc  bij  zijn  VUiamscli 
Dorp,  Zondagmor(/cn  en  Vesperliiiden,  dric 
liecrlijke  stnkjcs,  vol  innigbeid  en  eniotie 
onder  linn  kracblige  en  velte  pale.  Deze 
wijze  van  scbilderen  is  een  met  'I  eclile, 
gezondc,  Hrabantscbc  leven.  Zij  bezit  cr 
vail  een  sloere  bartelijkbcid  die  vrij  is  van 
alle  ondeugd  of  mocdwilligbcid.  Met  niet 
geringcr  mecslcrscbap  bebandell  Taelemans 
de  inlienic  lioekjcs  van  onze  goede  slad.  liij 
scbelsl  er  ons  de  gelieele  fjsionomic  van, 
met  de  lot  in  de  kleinstc  kleiniglicden  afda- 
lende  zorgen  van  den  porlreltisl.  Zijn 
/:;i/;(7«i/,zijn  de  linimkcre-pk'in  in  den  Mor- 
tjen,  zijn  Winlerniiddtiti  zijn  even  zoovcle 
brokjes  werkelijkbeid,  waainaar  men  nicl 
niocdc  wordt  le  kijken  onidal  zc  ons  niet 
cnkcl  verlellcM  bet  nilcrlijk,  maar  van  I 
intieme  ziclclcvcn  onzcr  slad. 

Frans  (iaillard  daarenlcgcn  bczil  niet  de 
serenileil,  de  kalnile,  dc  ruslige  kraclil  van 
den  beer  Taelemans.  Ilij  scbijnt  lot  liedcn 
zicb  zclf  nog  tc  zocken,  maar  dal  laslcii  in 
t  onzekcre  is  tocb  dal  van  den  ccblcn  artist 
en  men  vindt  geeii  cnkcl  onder  zijn  doeken 
dal  onze  aandacbl  en  zclls  aan  onze  syni- 
palbic  nicl  verdicni.  Ilij  Irilt  van  barls- 
locblclijkc    Insl   om    le  levcn.  Dikwijis  ook 


277 


KUNSTBERICHTEN  —  IIT  BRUSSEL 


komt  hij  met  een  volkomen  geslaagd  werk 
voor  (ieii  dag,  zooals  bijv.:  't  geval  is  met  zijn 
triomfboog,  die  door  Sander  Pierron,  de 
kritikus  der  Independance  tereclil  met  de 
Ijeroemde  Maiineren  Pooii  van  Tliaiilow  in 
verband  gebraclit  is.  Ken  iiitslekend  dock  in 
een  ander  genre  draagt  den  tilel  Midi  en 
toonl  ons  de  werkers  in  de  open  lucht  l)ij 
hun  middagslaapje.Deze  compositie  verdient 
inderdaad  alien  lof;  de  bonding  der  brave 
lieden  is  natuinlijk,  naar  't  leven  genomen 
en  met  al  de  scrupuleuse  zorgvuldigheid  van 
een  vriend  der  nederigen  en  der  moeite- 
volle  tobbers  op  't  doek  gebracbt.  Uit  zijn 
Las  d'aller,  Claquc-deiits,  Roidolles,  ademt 
een  beel  nobele,  heel  diepe  sympathie  voor  al 
wat  ellendig  is  en  lijdl,  en  wat  t  eigenlijk 
ambachtclijk  kunnen  betreft,  maakt  de  beer 
Gaillard  voor  deze  aangrijpende  looneelen 
reeds  een  zeer  handig  gebrnik  van  de  im- 
pi-essionistische  precedes,  vooral  van  die 
van  Tbeo  van  Rijsselberghe. 

Op  deze  zelfde  exposilie  bad  Lemnien 
enkele  zeer  oorspronkelijk  gcteekendc,  ge- 
spierde  portretten,  die  ecbter  niet  erg  aan- 
Irokken  door  bun  kleur. 

Daarna  beefl  een  ander  scliilders-trio  de 
zalen  van  den  Kunslkring  in  beslag  geno- 
men, te  welen  de  beeren  Marcctle,  Melsen 
en  Merckaerl.  Marcette  is  een  zeescbilder 
van  allereersten  rang.  Sedert  Artan  beeft 
er  geen  met  zooveel  nauwkeurigbeid  en 
devotie,  bet  spel  van  't  lichl,  de  grillen  der 
kleur,  de  subliele  scbakeeringen  en  onein- 
dige  gradaties  van  de  Noordzee  met  haar 
eeuwig-wisselende  borizonten  bespied  en 
als  een  wellust  voor  onze  oogen  getoo- 
verd.  In  een  wonderbaar  mooie  reeks 
akwarcllen,  een  gebeel,  zooals  we  maar 
zelden  te  zien  bebben  gekregen,  beefl  bij  de 
wolken  en  golven  bezongen  met  de  geesl- 
dril't  van  een  dicbter,  met  de  virtuositeit 
van  een  technicus,  die  al  de  geheimen  van 
zijn  vak  doorgrond  beeft.  Wat  een  weelde- 
rige  en  teedere  harmonieen,  wat  een  ver- 
scheidenheid  en  tocb  welk  een  bomoge- 
nileit  in  dat  gedicbt,  dat  even  suggcslief 
is  en  ballucinant,  als  't  scbouwspel  zelf,  dat 
't  ons  voor  oogen  loovert.  Men  zou  uren 
voor  die  scbilderijen  kunnen  staan,  waarin 
dc  sebilder  geslaagd  is  om  iels  te  leggen  van 


de  vreemde,  alles  overbeerscbende  beko- 
ring,  die  op  ons  arnie  stervelingen  wordt 
uitgeoefend  door  den  Oceaan  en  die  aanlei- 
ding  gaf  tot  de  legende  der  Sirenen.  In  dit 
opzicbl  is  Marcette's  Noordzee,  bijna  als 
een  illustratie  op  de  Nordsec  van  Heinrich 
Heine.  Evenalsdestof  in  dilgeweldiglyricscb 
gedicbt,  bebl)en  deze  stukken  al  de  wijde 
breedbeid  der  drijvende  wolken,  Marcette's 
penseel  regelt  zijn  rytmus  naar  dat  der 
golven  ;  zijn  palet  geeft  op  verwonderlijk 
seboone  wijze  weer  dc  opaalkleurige  scbaap- 
jcs,  de  pracbtig  hoog  opgetooide  wolkge- 
vaarten,  bet  lluweelige  van  de  deinende 
branding,  die  een  zilveren  franje  langs  onze 
knslen  borduurt,  beel  den  oneindig  ver- 
scbeiden  aanblik  van  bemel  en  water,  bij 
kalni  weder  en  in  den  storm. 

Maarten  Melsen  is  de  sebilder  van  de 
Polderboeren  aan  de  Schelde,  ten  Noorden 
van  Antwerpen.  Hij  vertell  ons,  met  eenige 
karil<aturale  neigingen  wellicbt,  van  bun 
werk  en  bun  vreugde,  van  bun  bijeenkoms- 
tcn  en  vergaderingen,  van  berberglooneelen, 
van  de  wake  aan  den  buisclijken  liaard,  bun 
processies  en  bun  kermissen.  Die  stukken, 
geborsteld  in  de  voile  pate,  borrelen  en 
zieden  net  als  't  leven  zelf  van  die  groote 
zware  menscben,  bezitlers  van  dien  vettig- 
klciigen,  aangeslibten  grond.  Er  is  lets  van 
den  bodem  en  ook  lets  van  't  vleescb  van  al 
dat  sappige  en  al  dat  vrucbtbare,  over- 
gegaan  op  't  moUig  palet  van  den  sebilder; 
zijn  kleurvlekken  liggen  er  dik  op  gesmeten 
en  zijn  penseel  beeft  de  brutale  exuberan- 
lic,  bet  kernacbtige,  een  beetje  gewrongene 
en  gedrongene,  van  die  looze  en  oolijke 
kerels.  Wellicbt  zouden  we  ecbter  van  hem 
ook  een  weinig  meer  vast  ineengedrongen, 
geserreerde  teekening  mogen  verlangen. 
Melsen's  landelijke  tafreelen  komen  onsvaak 
als  zoovele  pikante  en  bumorisliscbe  scbet- 
sen  voor,  klucbtig  maar  uitstekend  gedocu- 
nienteerd,  met 't  oog  op  later  saam  te  stellen 
en  te  voltooien  scbilderijn.  Men  beeft  dik- 
wijls  en  m.  i.  terecbt  Melsen  met  Laermans 
vergeleken,  onder  dien  verstande  dat  de 
een  Jan  die  lacht  is  en  de  ander  Jan  die 
scbrcit.  Ueide  neigen  ze,  door  dat  op  zoek 
gaan  naar  't  karakteristieke,  wat  een  kenmer- 
kende  eigenscbap  van  al  onze  liguurscbilders 


278 


i<[\siiii:iu(:irii:\  —  in  imrssi-j. 


is,naiir(iiczckcrcovcr(lrijvin^<lcilcelijklipi(l 
liuiiiicr  modcllcn,  zoodnl  zc  ons  iiiel  vccl 
nndcrs  (l:iii  vcrdrniiidc  nionstcis  dncn  zicii. 
In  dil  opziclil  nci><cn  zc  bcidc  nnar  Hreiii^licl 
en  luiarTcnicrs.  lu-n  vrccnidelhif^  die  Ik-I^ii- 
allccn  uit  't  vverk  onzcr  scliildcis  kciidc,  zou 
zicli  allidil  kuiuuMi  vcrhci'ldcii  dnl  oii/.c 
landslrt'kcn  uilsluitcnd  lit-volkl  warcn  door 
bullit^i',  l)()clili}^c  mannckes  en  kroninio,  vcr- 
draaide  ouwe  nioedciljcs  ..  een  i-flilf  Colli- 
des Minivivs,  van  lict  lilanke  ras  !  Op  eidu-le, 
lieel  zeldzanie  uilzonderinf^en  na,  scliildcrcii 
(inzc  knnslenaars  inaar  naar 'I  cerslc  lieslc 
model  en  als  zc  al  ecns  ecn  kens  doen,  zullen 
ze  eer  'I  volniaakl  leolijke  dan  t  volniaakl 
schoone  kiezen  ! 

Onderdc  ()csl-}4cslaa}idc  van  dczc  looncel- 
(jes  van  Mclsen  nocm  ik  zijn  lioercnbinnen- 
liiiis.  dat  niet  enkel  onze  aandaclil  vcrdicnt 
door  dc  piltij^e  Ijeliandclin-^,  niaar  vooral 
dooi-  licl  Ircfl'cnd  natnuilijkc  t\t'v  houdin<{en. 
Die  van  den  kwajonf^en  l)i.jv.  die  Ini  in  ecn 
stocliif^l,  isccn  ware  vondst.Zijn  Bocrvnijcziir. 
heslaandc  nit  vadcr  en  mocder  niel  Imn  ell 
kindcren,  zou  een  fjocic  parodie  kunnen  zijn 
op  dc  alicf^oric  der  vrnchtlj.iarlicid  van 
Jordacns.  In  dil  sink  zijn  de  iicliaanisye- 
woonlcn,  die  zekei-c  <lraai  en  zwaai,  dal  wal 
de  scliildcrs  in  Iiuii  dicvenlaal  la  dvtuiine  dcs 
riislirx  noenien,  vooral  uilslekend  weerfje- 
gevcn.  De  kindcren  zijn  naar  't  ieveii  {^e- 
snapl.  'I  Zclfdc  kan  j^ezegd  worden  van  de 
jongeljes  op  de  Proecssic  van  SI.  Anibrosins. 
VarA'c/ix  cii  in  den  Slid.  opcid)aicn  in  Mclsen 
een  diercnschildcr  die  {^crocpcn  schijid  le 
zijn  oni  in  dil  {^eiue,  op  vooiwaarde  dal  liij 
cr  zijn  voile  kiaclil  aan  wijdl,  de  tradilic 
van  Vei-wee  en  Slobbaerls  voorl  lezellen. 
In  'I  koii,  \vc  slaan  bier  Icf^enover  een 
lempcranient  van  crkende  kraelil,  van  een 
oo}?,  ecu  pool,  een  nieesleepende  }^ee^ld^i^l, 
die  inderdaad  {Jcbccl  en  eebl  Vlaaniseh  zijn, 
niaar  waaraan  men  niels  poeliseli,  elcj'ants 
of  pallieliscb  viaj^en  mod 

Merckacrl  };aal  mel  rcuzcnscbreden  vooi- 
iiil.  Sederl  enkele  jaien  al  scliildei-dc  liij 
goeie  scliildeiijen,  niaar  zijn  laalsle  zijn 
bijna  volniaakl.  liij  mnni  vooral  nil  in  I 
wcei'neven  van  verar}4elci4en  slads^edcellen, 
van  de  bairiere,  van  de  iiilcrsl  );cli-okken 
i^renzcn    liLsschen    slad    en    land,    van    de 


bnilcnwijken,  waar  de  werklui  woncn,  lol 
aan  liel  plekjc  builen  den  oudcn  wal  waar 
een  liekvaarl  in  liaar  drabbi;;  waler  de 
veiwaarloosde  oude  krollen  van  de  voor- 
slad  wccrspiesell,  die  locli  niel  zonder 
een  zekcrc  cificnaardi}^  wilde  bekorinn  zijn. 
OoU  dc  lu'cr  Merckacrl  is  van  Icmperamenl 
en  van  ras  ecn  {^eboren  scliildcr.  In  te;<cn- 
slcllinj4  niel  Mclsen  assimileerl  liij  zicli  niel 
cnkcl  aan  liel  scliilderaelili^e  van  ecu  oppcr- 
vlakkij;  {>ezicn  decor,  niaar  verl(dkl  liij  ook 
dc  droomcri-jc  droerf4eesli;4licid,  dc  Ht'bcime 
{^edacble,  bel  myslcriense,  dal  ondcr  dc 
oppcrvlakic  der  din}<en  lifjl.  De  zid  die  dc 
een  bijna  aan  zijn  boeren  onlzcf^l,  licell  de 
andcr  lol  in  zijn  oude,  armclijke  liiiisjes 
gelegd,  —  zijn  vcrlalcn  kadcn,  zijn  vervallen 
stccgjcs,  en  bij  Merckacrl  wordl  de  zeer 
begaafde  scliildcr  noj;  verdnbbdd  en  aange- 
vuld  door  den  diclilcr-knnslcnaar. 

a^*i  &^  ^•i  ^^  ^^  ^•i  2?.»5  tg,»i  ^^  '^*i  ^•i 

IN  DI'N  KUNSTKIUNG,  JAN  VAN  DKN 
I.I.CKIIOLDT  KN  OMKR  COl'PKNS  /:.♦. 
I'ilstckcnd,  in  allc  opziclilcn  merkwaardig, 
die  poiircUen  van  Jan  van  den  l'>ckIioudl. 
Dczc  sdiilder  val,  bcf;rijpl  en  assimileerl 
zidi  geheel  aan  de  iiiciisdidijke  naliiur. 
Ilij  lied'l  de  gave  der  sympalic;  liij  bezil  die 
objeclivileil,  die  nicer  en  nicer  zddzaam 
wordl  ondcr  onze  arlieslen,  waarvan  de 
nicesle  lol  aan  nevrosc  loe,  subjeelicf  zijn 
en  zonder  wclkc  er  gcen  ware  kiinsl  bcslaal. 
Jan  van  den  Ivcckhondl  ediler  dringl  binnen 
in  zijn  nuxicl,  weike  dc  Iceflijd  crook  van 
moj^c  wezcn.  liij  noleerl  en  verrasl  cven- 
gocd  <lc  aanbidddijke  onsduild  van  lid 
kind,  dc  kokctlcric  van  dc  vroiiw,  als  de 
ernsl  van  den  giijzaard.  Vooral  liebben  we 
bcwonderd  ecu  bnilcngcwoon  mooi  porlrcl 
van  Mevrouw  Conslanlin  Meiinicr,  de  edil- 
genoole  van  den  groolcn  bccldlionwer,  die 
haar  man  (nilangs  in  lid  gral'is  gevolgd. 

OmerC.oppens  nuinl  nil  in  lid  opruepcn  van 
pilloreske  sladsliockjes,  op  die  uren  die 
bij  lieflieefl  oiii  zekcrc  nidaalaeblige 
loncn,  die  niel  vrij  van  zekcrc  liardlicid  zijn. 
Ill  dczen  loonaard  liebben  we  vooral  o|ige- 
mcrkl  :  Anislerduni,  In  een  Vlaunisehe  slnd. 
(hid  llnisje,  W'iideriii  lioekje  le  liiuiiije,  ler- 
wijl  bij  zicli  in  zijn  Vesiier  en  Derolie  bovcn 


279 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  BRUSSEL  -  UIT  PARIJS 


het  eenvoudig  pittoreske  verheft  en  bereikt 
liel  dichterlijke  —  het  ontroerende... 

^  ^  ^  ^  ^"^  ■^'^  ^"^  '•'^  ^'^  «^5«'S 


IN  DE  GALERIE  ROYAEE  A*.  Ecu  Kunsl- 
kring,  die  betrekkelijk  korl  geleden,  eerst 
voor  zes  jareii,  is  gesticlit  en  die  den  nnani 
van  den  Klimop  (Le  Lierre)  draagl,  vertoonde 
ons  niet  minder  dan  116  nuniiuers.  Al  te  veel 
scliilderijljes.  Helzelfdc  oordeel  zou  van 
algemeene  toepassing  zijn  op  al  onze  kunst- 
kringen  :  een  al  te  koorlsachtig-liaastige  pio- 
ductie,  het  angstig  onikijken  naar  den 
buurman,  behoefte  aan  reclame,  vulgarileit 
der  sujekten,  brutaliteit  in  de  facluur  en 
over  't  geheel  weinig  oorspronkelijklicid  ! 
Maar  heel  weinig  leuke,  gezonde,  vroolijke 
kerels,  wiens  werk  u  beet  pakt,  die  u  dwin- 
gen  er  voor  stil  te  blijven  staan  en  waarvan 
men  zich  gedwongeii  voelt  te  zeggen  :  «  Dat 
is  er  ten  minste  eens  een,  die  ons  lets  voorzet 
van  zijn  eigen  gewas  !  »  In  het  algemeen 
zouden  de  meesten  wellicht  meer  geschit- 
terd  hebben  in  't  beroep  van  metselaar  of 
laarzenmaker  !  Wat  al  onnoodigs,  overbo- 
digs  en  telkens  weer  op  nieuw  gezegds ! 
Onder  die  heele  rommelzoo  merkten  we 
op  de  inzendingen  van  Bastien,  hoewel  zijn 
Pachlhoeven  te  Bezievs  nn]msi  niet  meetel- 
den  onder  de  beste  stukken  van  dezen 
krachtigen  en  oprechten  meester  en  vooral 
ook  de  amusante  zedetooneelen  nit  het 
Brusselsche  stadsleven  van  de  Bussehere. 

G.  E. 

DDD     UIT     PARIJS     DDD 

■:  NIEDWE  REMBRANDT- 
ZAAL  IN  DEN  LOUVRE 
>c-^  De  Louvre  heeft 
nil  eindelijk  zijn  Rem- 
l)randt-zaal  !  De  stuk- 
ken van  den  Meester,  die 
eerst  ovcral  hingcn  verspreiden  vervolgens 
over  de  drie  kleine,  aan  Hollandsche  kunst 
gewijde  kabinetjes  verdeeld  waren,  waar  ze 
op  geen  heel  goed  liclit  hingen,  zijn  nu  alle 
aan  een  en  dezelfde  wand,  aan  't  eind  der 
groote  galerij  opgehangen,  waarvan  men  het 
uiterste     uiteinde     ai'geschoten    heeft.     Ze 


krijgen  nu  alle  hun  licht  van  boven  en  hoe- 
wel ze  nog  niet  alle  op  manshoogte  zijn 
gehangen,  is  de  uitstalling  er  van  toch  zoo 
goed  en  voldoende  als  men  in  het  oude 
lokaal  verwachlen  mag.  dat  eerst  later  voor 
zijn  tegenwoordig  gebruik  jiasklaar  gemaakt 
is.  maar  dat  niet  geschikt  zal  zijn  om  al  de 
rijkdommen  die  't  bevat  aan  't  licht  te  bren- 
gen,  zoolang  het  nog  gcdecllehjk  door  de 
burcelen  van  het  minislerie  wordt  inge- 
nonieii. 

Men  kan  nu  zien  dal  Rembrandt  niet  min- 
der goed  is  vertegenwoordigd  dan  het  mee- 
rendeel  der  andere  groot-nieesters  in  dit 
Museum,  dat  het  voorrecht  heeft  om  prach- 
tige  specimens  van  bijna  alle  scliolen  te 
bezitten  :  er  zijn  bier  niet  minder  dan  23 
stukken  van  denschilderbijccn  !  Metinbegrip 
van  een  tweede  lezing  der  Emmausgangers, 
waarvan  de  authenlicileit  mij  eenigszins 
twijfelaclitig  voorkomt,  van  een  portret  van 
Rembrandt's  broeder,  dat  sterk  gelijkt  op 
een  ander  in  den  Haag  en  dat  door  graaf 
Potocki  geleend  is,  vindt  men  verder  nog 
werken  uit  zijn  jeugd,  nit  zijn  rijpe  mannen- 
leeftijd  en  het  eind  van  zijn  aardschen  loop. 
De  realislische  en  visionaire  zijde  van  zijn 
talent  treden  er  gelijk  berecbtigd  op  den 
voorgrond. 

Onder  het  werk  van  voor  zijn  dertigsle 
jaar,  zijn  de  twee  kleine  slukjes  «  peinzende 
Wijsgeer  •>  vooral  en  terecht  beroemd  :  er 
bestaan  er  maar  weinige  die  zoo  duidelijk 
de  beleekenis  openbaren  ilie  Rembrandt  aan 
t  licht  heeft  verleend.  Voor  hem  is  het  licht 
niet  maar  een  eenvoudig  piltoresk  element, 
hij  slreeft  niet  enkel  naar  de  weergave  der 
natnurlijkeschoonheidzijnerefTekten,zooals 
de  overige  Hollandsche  meesters  hebben 
gedaan,  maar  het  dient  hem  vooral  om  uit- 
drukking  te  geven  aan  de  ziel  zijner  perso- 
nen,  het  is  te  gelijk  reeel  en  onstofTelijk.  Zie 
zijn  twee  filosofen  !  De  plaatsder  handeling 
is  in  alle  onderdeelen  dezelfde  :  een  grijsaard 
naast  een  venster,  waar  een  zacht  daglicht 
binnen  dringt.  Het  boek,  dat  hij  las  en  over- 
peinsde  heeft  hij  laten  liggen,  over  hem  aan 
den  tegenovergestelden  kant,  is  een  groote 
wenteltrap.  De  figuur  is  klein,  de  uitdruk- 
king  wordt  vooral  door  de  liouding  aange- 
gevenen  en  die  houding   is   de   banale  der 


280 


KUNSTBEiii(:nTi':\  —  rri  i'ahi.is 


overpcinzint;.  Wanrom  voclcn  we,  /.oodalcr 
geei)  twijlel  niosclijk  is,  op  hcl  cciic  sliikjc 
dal  (lie  ovcrpcin/iii}^  kalm  is  en  screen,  op 
hel  aiulere  dal  zij  is  somber  en  zorgvol?  Dat 
is  ciikel  omdat  de  verhou(iin}<  tusschen 
schaduw  en  lidit  {^cwij/.ifid  is  :  daar  een 
/onncslraal,  <iie  door  dc  kieine  ruiljes  lieen- 
dringl,  dc  klaaihcid  door  dc  ruinilc  sprcidt 
en  sleclils  ecu  cnfic  scliaduwlijsl  ovcrlaal,  die 
haar  onisluil,  terwiji  ze  Icf^clijk  liet  liclit  uit 
duel  konien,  iiier  dc  scliadiiw  die  }<rooteris 
geworden,  die  de  luclitplek  naar  den  acliler- 
groiid  leruf^jjcdrongen  lieefl;  dc  spiraal  van 
de  (rap  is  lui  bijna  in  '(  midden  van  de 
composilie  gekomen  en  zc  opcnl  van  boven 
in  een  zwart,  gelieimzinnii^  angsl-vcrwek- 
kend  gal.  Op  licl  voorplan  dan  dc  gloed  van 
een  haard,  die  door  een  vrouw  wordl  aan- 
geslookl,  en  een  vage  wecrscliijii  in  den  sch(!- 
merslrooit.  Voor  Rembrandl  was  'I  genoeg 
om  de  vcrlichling  van  hel  looneel  anders  te 
maken  en  zoo  ook  dc  belcckcnis  cr  van  le 
veranderen  en  nicninnd  is  er  als  die  won(]er- 
doener  in  geslaagd  om  'Izuiver  ideale  zieiil- 
baar  le  maken. 

Van  16:57  is  hel  kieine  scliildciijijc,  met 
den  engel  Halacl  die  Toi)ias  vcrlaal.  Ilcl 
stukjc  is  zoo  savanl  gecomi)oneerd  dal  iicl 
niellegenslaandc  hel  fanlaslisci)  karakter 
van  hel  ondcrwerp  ons  een  gcvocl  van 
onmiddcllijke  wcrkelijkiieid  wecl  le  gcvcn. 
Van  lOlSdaleeren  zijn  Ivmmaiis-gangcrs,  een 
werk  le  algemeen  bckeiul  en  berocnul  om  er 
liier  nog  iclsnaderovcrtczeggen  en  de  goede 
.Samarilaan,  cer)  composilie,  lieel  ccnvoudig 
van  gegeven,  waaraan  een  vrecmd  liclil,  dat 
als  door  ccn  rooden  misl  iiccnvall  iels  gc- 
hcim/innigs  vcrlccnl.  Dc  IJalliscba  in  1  bail, 
do  groolsic  maar  niel  de  besle  der  I.ouvre- 
Renil)randts  werd  gcschilderd  in  Kl.'i'J.  Hcl 
portrcl  in  i)iisle  van  IIcndiil<jc  SloH'cis.  die 
klaarl)lijkelijk  ook  voor  deze  Hathseba  liccl'l 
gcposecrd,  is  ongeveer  van  helzelfdc  tijd- 
perk.  Van  dc  jaren  1C57  en  1()58  zijn  Iwce 
mansporlrettcn  (Nrs  2551  en  2515)  heel  breed 
van  tactuur  en  inlens  van  leven.  I'jndelijk 
koml  dan  de  Maltlicns  van  lOGI,  een  Ira- 
gischc  iiguur,  waarin  men  de  krachlsinspan- 
ning  lecsl  van  een  gcwelen  dat  hcl  verledcn 
Iraclil  le  docn  herlevcn  ;  dc  evangelist  luis- 
Icrl  naar  dc  slcni,  die  in  hem  sprcckt,  niel 


nanr  die  van  bnilen  lot  hem  koml  zuoals 
de  gelicel  convcntionccic  cngelen-liguur  die 
gecenseerd  wordl  licni  Ic  beziclen,  ons 
zoii  docn  vermoeden. 

Verder  zijn  er  niel  minder  dan  vier  van 
Rembrandt's  eigen  porlrellen,  twee  crvan 
zijn  van  1633  gcdalcerd  en  in  l)cide  loonl  de 
kunslcnaar  ccn  zekere  kokcllcric,  niel  enkel 
in  zijn  elegante  kleediiig,  maar  ook  in  dc 
wijzc  waarop  hij  is  gekapl  en  de  bonding 
van  'I  hoofd ;  oj)  een  derdc  portret  van  1637, 
is  hij  al  ccnvoudiger  geworden,  naluurlijker 
ook  en  meer  klaar  bewust  van  zijn  cigen 
persoonlijkheid.  Hcl  laalsle  is  van  1660,  een 
der  mecsl  ])cwonderenswaardige  afbcehiin- 
gcn  van  den  ouden  mceslcr  ;  ontdaan  van 
alle  behaagzuchi,  doorhel  publiek  verlalen, 
geruineerd,  maar  nicer  dan  ooil  bewust 
van  cigen  kraehl,  forsch  en  maclilig,  met  een 
zckerc  vriendelijke  goedheid  in  die  ruw 
geliouwen  Irekken. 

De  Rembrandls  beslaan  ccn  liecle  mnnr- 
vlaklc  van  de  zaal;  op  die  daar  Icgcnover 
heeft  men  al  de  werken  vereenigd,(lic  van  ver 
of  iiabij  ecnigszins  met  den  mceslcr  in  ver- 
band  ol  bclrckking  slaan.  Ken  Pilatus  die 
zich  de  handen  wasclil  van  Honthorsl  is  niet 
anders  dan  een  licht  endonkercircct.I.ievens, 
die  te  gelijk  met  den  jengdigen  Rcnd)randt 
een  zckeren  lijd  de  gnnsl  van  hcl  publiek 
gedccid  lieefl,  word!  door  ccn  Visilatie  vertc- 
genwoordigd,  die  nict  dc  gewonc  kcnleeke- 
neii  vcrloonl  van  Ilullandselic  kunsl  en  erg 
na  dc  acadamie  riekt.  (Icrard  Dou,  die  zijn 
leerlijd  bij  Rembrandt  doorbracht,  is  daar 
met  ecu  zijner  best  bekende  en  bewerkle 
sUikken  de  Waterzuchluje  Vrouw,  maar  lioc- 
zccr  koml  deze  verzorg<le,  gelikic,  kouilc 
sehilderiiig  ons  liier  voor  zonder  geest  en 
leven,  niellegenslaandc  de  nauwkcuiigheid 
in  hcl  detail !  Ovcrigensstaan  al  de  Icerlingcn 
van  Rembrandt  zoo  ver  van  hem  af  dat  ze 
zich  in  een  anderc  wereld  schijnen  le  be- 
wegen.  De  meesl  beroemde  hunner,  Bol, 
loonl  ons  een  tilosooTin  mcdilalie  die  niet 
vcel  anders  is  dan  ccn  slilleven,  indeuit- 
voeriiig  maar  mid<lclmalig  en  ontdaan  van 
alien  diepercn  zin.  Flinck  gecl'l  maar  ecu 
zeer  niiddelmaligc  weergave  van  ccn  van 
zijns  meeslcrs  supcrbe  etsen  :  Dc  Verkoiuii- 
ijing  (uin  de  Herders.  Van  den    Keekhoudt 


281 


KUNSTBERICHTEN  -  UIT  PARIJS  —  UIT  ROTTERDAM 


met  zijn  il/j/u;,  die  hacir  zoon  cian  den  Ileer 
opdmagi,  nadert  iels  (Uchler  bij  Rembrandt 
wiens  hcl-donker  hij  zich  tracht  eigen  te 
maken,  maar  slaagt  er  alleen  in  om  aaii  zijn 
werk  eeii  schijntje  van  gebeimzinnigbeid  le 
geven.  Alle  willen  ze  dc  dienende  gecsten 
dcs  meeslers  dwingen  om  ook  hen  te  dienen 
maar  tevergeefs,  want  iiij,  en  hij  alleen,  kcnt 
het  tooverwoord  dal  hen  tol  gehoorzamen 
dwingt. 

Bij  het  binnenkomen  van  de  zaal  bclielzen 
beweegliarekaders  nitstekende  reproducties 
naar  schilderijen  van  Rembrandt,  naar 
chronologische  rangorde  geschikt,  dc  meeste 
naar  folograficcn  van  Rraun  en  andere  out 
leend  aan  het  mooie  werk  van  Bode. 

Jacques  Mesnil. 

D  D  UIT  ROTTERDAM  a  a 

()  T  T  i:  R  0  A  M  S  C  H  E 

K  U  N  S  T  K  R  I  N  G      > 

KHUZE-TENTOON- 

STELLING  VAN  NE- 

^Hhij^S^       DERLANDSCIIE  POR" 

LAATSTI-:  vi.iftk;   jari:\   ik;  maabt- 

IJ  APRIL)  yC». 

Dit  was  ccn  mooie  tentoonstelling  en  leer- 
rijk  in  iiooge  mate.  Men  kan  zeggen,  dal  het 
noodzakelijk  was,  dat  wat  de  Haagsche 
Kunstkring  cenige  jaren  geleden  voor  het 
zeventiend'eeuwsche  poi-tiet  gedaan  liceft, 
nu  ook  eens  voor  het  moderne  gcbeurde. 
Een  uitteraard  veel  minder-gemakkehjkc 
taak,  waarvaii  ecliter  het  bestuur  van  den 
Rotterdamsciien  Ivunstkriiig,  dank  zij  ook 
de  welwillende  medcwerking  der  bezilters 
van  artislieke  [)orlrclslukkcn,  zicli  met  eere 
gekwelen  hcef't. 

Het  was  noodig,  dat  dit  eens  gebenrde. 
Want  veronderslel,  dat  een  vrcemdehng  n 
vraagt,  welke  in  ons  land  <ic  poilret- 
schilders  zijn,  d.  w.  z.  zij  die  hoofdzakclijk 
dit  vak  beoefcncn  en  als  zoodanig  oflicieel 
bekend  slaan,  dan  is  het  antwoord  niet 
moeiHjk.  Dan  noemt  ge  Ilaverman,  de  Jos- 
sclin  de  Jong,  Kamerlingh  Onnes,  Thcrese 
Schwarlzc,  Toorop,  Jan  Vcth,  Jozel' Israels 
desnoods  en  enkele  aiideren,  onpartijdig  en 


in  alpliabetische  volgorde  en  laat  het  den 
vrager  over,  volgens  smaak  of  inzicht,  deze 
namen  naar  welgevallen  te  scliikken.  Maar 
als  u  gevraagd  wordi,  of  er  in  Holland  een 
porlretkunstbestaatjd.i.  een  samenliangende 
kunst  met  eigenaardig  nationaal  karakter, 
die  zich  b.v.ccnigszinsaansluit  aan  de  groote 
tradilic  dcr  zeventiende  eeuw,  zooals  dat  bij 
het  landschap  het  gcval  is,  dan  is  het  ant- 
woord minder  gemakkelijk,  al  mag  men,  in 
aanmerking  genomcn  de  raseigcnschappen 
onzer  schilders,  ccn  in  technisch  opzichl 
betrekkelijk  hooge  niiddclmaat  aannemen. 
A  priori  zou  men  gcneigd  zijn  le  nieenen, 
dat  aarzelen  in  dit  geval  een  «  neen »  be- 
dnidt.  Maar  men  lieeft  toch  niet  het  recht, 
dit  beslist  uit  te  spreken,  alvorens  men  lot 
oordcelen  in  slaat  gesteld  is.  En  wie  weet  ? 
Wie  kan  gissen,  wclke  gcmeenschappelijke 
karakterlrekken  nog  aan  het  liclit  zonden 
komen,  als  men  eens  een  goede  hoeveclhcid 
goed  werk  bij  clkander  zag.  Portrelten 
komen  heel  wat  minder  voor  den  dag  dan 
landschappen,  die  men  op  iedcre  algemeene 
en  op  honderdcneen  afzonderlijke  tentoon- 
stellingen  «in  Hulle  und  Fiille  »  genieten 
kan  En  een  vergelijking  uit  herinnering  van 
wat  men  zoo  nu  en  tian  in  gehccl  vcrschil- 
lend  inlerieur  te  zicn  krijgt,  is  allcsbehalve 
bclrouwbaar. 

Hicr  kon  men  vergelijkcn  !  Ik  begon  met 
tc  zeggen,  dat  het  een  mooie  tentoonstelling 
was.  Een  groep  van  zeven  portrelten  van 
Jan  Velh,zes  van  Haverman,  drie  vanToorop 
(want  de  Gezuslers  Hall  en  het  kamerin- 
tericurmet  Mevroiiw  Toorop  tellen  als  por- 
tretlen  niet  mee),  vier  van  Vincent,  waaron- 
der  twee  zeHporlrelten,  drie  van  Kamerlingh 
Onnes,  een  geheele  groep  van  Maris-prin- 
cesjes  in  conterfeilsel,  drie  oude  portretlen 
van  Tliijs  Maris,  bcnevens  zijn  fascinecrend 
zelfporlrct,  zelfporlrcllcn  van  Breilner, 
Tholcn  en  tie  Zwarl,  kostelijke  kindertjes 
van  Blommers,  het  binlengewone  vrouwen- 
jiorlrclje  van  Meiners,  stoer,  karaktervol 
weik  van  Neuhuj's,  om  maar  eens  een  greep 
uit  licl  veic  te  doen.  Of  er  een  portrelkuust 
in  Holland  bestaat '?  Wordt  het  antwoord 
niet  gcgeven  door  de  bijna  negentig  nuni- 
mers  van  den  calalogus,  waarondcr  zooveel 
voortreflelijks?  En  dan   slechts  schilderijen 


282 


KUNSTRERICHTEX  -  IHT  HOTTEHDAM 


en  aquarellcn.  Occn  Icckciiingcii,  iiocli  van 
Vclli.iioch  van  Toorop,  iiocli  van  llavcrnian. 
V.w  TluTi'sc  ScliNvaiize,  ol"  men  t-i-  van  hondl 
ofnicl,  niaar  niali}}  verlC'5cn\v()or(li<>(l  I 

Maar  —  na  dc  eeislc  oniwandflin}',  waai- 
bij  men  vecl  Ic  bcwondercn  en  weini}^  le 
vcrwci  i)cn  vindl,  als  men  dc  ondt'rsclK'iiliMi 
indiukkcn  tracht  le  scliil'tcn  en  van  lut 
individucele  tot  hcl  alf^eniecnc  Ic  komen, 
(Ian  vcrdringen  zicli  de  tjcdenkinyen.  Hoe 
t;roepeert  zicli  dal  alles  nu;  waar  is  de 
ecnlieid,  die  liel  sanicnlioudt,  waar  is  de 
Iradilic,  <lc  school  '.'  Zoii  men  de  mcesle  van 
dezc  Ilollandsclie  porlrellen  midden  in  een 
collcclic  builcniandsclie  even  onlcilbaar 
eruit  lialen,  als  men  hel  een  liollandsch 
landscliap  doct  .' 

Om  de  waariieid  le  zeg-jen,  dc  «  iiivloedcn- 
jagers  ■•  konden  hier  in  ^rasduinen  gaan. 
Wat  invloeden,  wal  reniinisccnscn  al  niet  ! 
Middelecuwsclie  en  zevcnticnd'eeuwsclie 
(Ilollandsclie  niet  alleeiil  tot  Japansclic  loc. 
Kn  dal  is  het  eigenaardif'sle  nog  nici,  maar 
de  lietero<<cnc  opvallingcn  !  Men  poiiret  moel 
in  hel  niterlijk  hel  innerlijk  wczen  van  den 
menscli  aan  den  dag  brengen.  Als  men  van 
een  bepaalde  porlrclkuiisl  in  een  zekere 
periodc  spreekl,  vcrondeislelt  <lal  ccnheid 
van  principe,  van  opvalting;  een  visie, 
uppervlakkig  oT  clie)>,  al  naar  den  aanleg 
vandcn  \vaariiemer,maai- ecu  bij  alien  gelijk- 
soorlige.  l-ji  in  onzc  hcdendaagschc  poilrcl- 
kunst'.'  Ongedwongcn  eenvoud  naasl  geraf- 
rineci'dc  berekening,  burgerlijke  geliktc 
gladheid  en  clii(|uc  bravonr  naasl  hel'tig 
anarchisinc,  «  physiologisch  »  en  «  psycliolo- 
gisch»  inipressionismc,  zoiider  en  mclcolo- 
ristische  "  Hcstrebungcn  ».  Ken  vcrgedrcven 
ccleclisme,  <lal  ids  Duilsch  zoti  liebbcn,  als 
hel  niet  stiller,  ingelogcner,  voornamcr  was. 

Is  (lit  nu  een  algemcen  verschijnsel  in  dc 
geheele  modcrne  poilielkunsl  ?  Zou  in  de 
Kngclsche  b.  y.  de  tradilic  van  de  groole 
school  der  late  acliltiende  ccnw  niet  nicer 
waar  le  nemcn  zijn '.'  Wal  ons  aan  rcpro- 
ductics  van  l-jigelscli  werk  ondci-  de  oogen 
koml,  doel  beslisl  hcl  legended  vcrnioedcn. 
Het  mngc  vcrslapt  en  \crwatci-(l  zijn  (daar- 
oni  gaat  hcl  hicr  nidi,  maar  daai-  is,  duiikl 
mij,  principe;  ecu  iniddiniccrb.iar  ids,  dal 
de  Engclsche  |)ortretteii  onder  hundcrden 


doet  herkennen.  Het  is  waar,  dal  volks-  en 
klassc-lype  in  dil  geval  mcdc  van  gewichl 
zijn. 

Was  cr  dan  van  ids  Iradilionccls  nicls 
nicer  Ic  bcs|iciiicn,  was  dal  al  verdwcncn 
voi'ir  de  periodc  der  laalslc  viji'lig  jaar,  die 
liicT  gcrcpresenlccid  was '.' Indcrdaad  ricen  : 
ill  lie  oudcrc  porlrellen,  in  dc  burgerlijke 
salon-ovaailjes  van  Jacob  Maris  (o.  a.  het 
liorlrct  van  Mevrouw  J.  M),  van  Albert 
N'euhuys,  van  .Sadc-e,  van  Mcincrs,  in  dc 
drie  vroegc  Israclscn,  in  het  groole  dames- 
porlrct  van  Fridolin  Becker,  —  daar  Iceft 
het  nog  onmiskcnbaar.  Nu  denke  men  niet 
aan  de  zeventiende  eeuw;  in  gcen  van  dezc 
contcrfeitsels  misscliicn  is  ids  groolsch, 
maar  in  alle  is  ids  uan-zelf-sprekciids  !  G  ;en 
van  dezc  scliilders  hceft  naar  zijn  point  de 
vuegczochl.  Demcnschcn  zijn  nicI  gcdraaid 
engekcerd,  van  links  naar  rcclils,  voordatde 
porlrctlisi  levredenwas.  I)c  mecstcn  hebben 
geen  «  houding  »,  zal  men  zeggcn.  Mogclijk 
niet,  maar  luiii  is  Iciiminslc  gcen  houding 
opgedrongcii.  V.w  in  de  purlrctkunst  is 
«  gewoonhcid  n  een  hoogc  dcugd. 

Dezeeenvoudigc,  klcin-buigcrlijkc  Iraditic 
gaat  door  lot  o|)  den  huidigcn  dag  in  bijna 
alle  huisdijke  portrctlcn,  door  schilders 
buiten  hcl  eigenlijk  vak  avoorcigcn  gcbruiko 
vcrvaardigd.  Maar  legenovcr  dil  huisclijk 
porlrel  uil  gcncgcnhcid  slaat  hcl  maalschap- 
pclijk  porlrct  op  bcsldling  gcschildcrd.Daar 
,cn  dal  loch  allecn  iseigcniijkc  porlrdlagc) 
niels  dan  opzdlclijkhcid,  bcrckcndhcid. 
Ilicrmce  wil  van  dc  kwalilcil  van  hel  werk 
nictsgczcgd  zijn;  dc  slrall'e  karaklcrisliek 
van  Tooiop,  dc  dic|>c  psychologic  van  Yeth, 
lid  fijne  kicurgevoel  van  llavcrnian  is  daar 
iiids  minder  om...  Ook  is  hcl  wel  duidelijk, 
dal  hicr  maatschappelijke  oorzakcn,  gcheel 
builcn  (le  artisten  om,  hcl  versterven  der 
traditie  bewerkt  hebben.  Kr  is  in  ons  land 
gcen  klasse  van  mciischen  nicer,  die  aaii 
gescliildcrdc  conleiTcilsds  bchocfle  hceft. 
Hel  rologralic-tocstel  hceft  den  soliilder  ver- 
vangcn.  Cicschildcrdc  poiirdlcii  blijven  uit- 
zondcring  en  luxe.  Dal  dil  hcl  werk  aan  te 
zien  is,  is  waarlijk  nicl  te  verwondereii. 
Vcdccr,  dat  afgczicn  van  dil  alios,  hcl 
mcesle  zulke  voorlrdlclijkc  kwalilcilcn  ver- 
loonl. 


KUNSTBERICHTEN  —  UIT  ROTTERDAM  —  KUNSTVEILINGEN 


■  In  (Ic  tweede  lielft  der  maaiid  April  had 
dc  firma  Wed.  C.  G.  Kleykamp  een  verkoop- 
tentooiistclling  gcorganiseerd  van  Japansche 
en  Chiiieesche  kunstvoorwerpen.  De  cata- 
logus  lievalte  een  aardige  beknopte  inleidiiig 
over Japansche  kunst  van  J.  A   LoebcrJr. 

^^^^^'^^^^^^'^^ 
ROTTERDAMSCIIE  VEREENIGING  «  VOOR 
DE  KUNST  »  ^  TENTOONSTELLING  VAN 
SCHILDERIJEN,  AQUARELLEN,  WAS- 
KRIJTTEEKENINGEN  VAN  VINCENT  VAN 
GOGH  EN  FLORIS  VERSTER  EN  BRONZEN 
VAN  CHARLES  VAN  WIJK  (30  MAART- 
7  APRIL)  /0». 

Van  Vincent  derlien  werken  uit  zijn  Bra- 
banlschen,  Haagschen  en  Franschen  tijd, 
die  hem  zeer  voldocnde  karakteriseerden  ; 
alsof  in  plaals  van  het  toeval,  de  bedoeling 
van  zijn  wcrk  een  overzicht  le  geven,  dc 
slukken  had  bijeengebracht.  Een  paar  stil- 
leveiis  {de  Ratlcn  en  de  schitterende  Groene 
Papeyaai)  geven  wel  het  hoogste  te  zieii, 
waartoe  hij  op  dit  gebied  in  staat  is  ;  de 
groole  Wever  van  den  Heer  Gieseler  is  mis- 
schien  de  rijpste,  de  bezadigste-van-voor- 
dracht,  dien  liij  ooit  geschilderd  heeft,  de  in 
goud-bronzen  toon  gehouden  Laaii  was  een 
goed  specimen  van  zijn  Brabantsclie  land- 
schappen,  terwiji  deeenvoudige,  open  Jttrdin 
des  Fleiirs  en  de  gecompliceerder,  groen- 
gouden  Soleil  dii  Midi  waardig  de  Fransche 
vertegenwoordigden.  En  de5/er;-e;i,hoe  men 
daarovcr  ook  moge  denken,  —  ze  getuigen 
in  elk  geval  van  zijn  hemelbestormend  ver- 
langen  naar  het  onbereikbare...  Behalve 
dat  de  Fransche  werken  geen  dislantie 
genoeg  hadden,  kwam  alles  in  het  mooie, 
warmblanke  licht  van  hetzaaltje  uitstekend 
tot  zijn  recht. 

Vincent  van  Gogh  en  Floris  Versler  zijn 
onvergelijkbaar.  Verster,  hoe  voortrefTelijk 
schildcr  ook,  beweegt  zich  op  een  geheel 
ander,  laat  ons  maar  zeggen  lager  plan  dan 
Vincent.  Waar  de  een  ophoudt,  beginl  de 
ander  pas.  Zij  raken  elkander  niet.  Daar  elk 
bovendien  een  eigen  wand  in  beslag  nam, 
behoefde  het  eene  wcrk  het  andere  niet  te 
hinderen. 

De  dertien  Versters  gaven  geen  overzicht 
van  het  oeuvre  van  den   schilder.  Van  de 


bonte  groote  bloemslukken,  waar  in  joligen 
overmoed  de  felste  kleuren  tegen  elkaar 
gezet  zijn,  was  er  jammer  genoeg  geen  een. 
Maar  zes  stukken  van  jongen  datnm  uit  zijn 
atelier  deden  zien,  waarmee  hij  zich  nu 
bczig  houdt  en  aardig  was  het  op  te  merken, 
hoe  naast  zijn  zorgvukiige,haast-angstvallige 
(I  japaniscerende  »  manier,  zijn  oude,  impres- 
sionistische  werkwijze  zich  ruslig  blijft 
voorlbewegen.  Naast  de  geduldig  en  zorg- 
vuldig  geconterfeite  Eieren  met  hun  nauwe- 
lijks  waarneembare  kleurnuancen  de  breed- 
geborslelde  sneeuwsludie,  waarin  de  kleur- 
tegenslellingen  op  het  feist  legen  elkander 
uitgehaaldzijn!  Dit  is  trouwens  niets  nieuws. 
Het  zijn  nog  altijd  de  twee  antipodische 
neigingen,  die  hem  van  den  beginne  af  nil 
den  eenen  dan  den  anderen  kant  opgetrok- 
ken  hebljcn. 


W^iM 


Bij  dc  firma  Oldenzeel  exposcerden  in 
de  maand  April  A.  Coert  schilderijcn  (oude 
stadshoekjes,  tuintjesen  dgl.)  en  Aug.  Falise 
bronzen,  boetseerwerk,  medailles  en  pla- 
quelten.  R.J. 

a^  ^^* ^  s^a^^  ^'  ^  ^* ^ 
D    KUNSTVEILINGEN    a 

EILING  VAN  OUDE 
SCHILDERIJEN  UIT  DE 
VERZAMELINGEN  JOS. 
MONCHEN  IN  DEN 
HAAG,  Vie  DE  RUFFO 
BONNEVAL  TE  BRUS- 
SEL  E.  A.  BIJ  FREDERIK  MULLER  &  C<>  TE 
AMSTERDAM  30  APRIL  — 2  MEI  1907 /.^». 
P>n  belangrijke  veiling  van  over  de  500 
stiikkenwaaronderverscheidengoedezeven- 
tiend'ceuwsche  en  enkele  belangrijke  zes- 
tiend'eeuwsche. 

Onder  de  laalste  trok  op  de  kijkdagen 
wel  het  nicest  de  aandacht  het  kicine 
panceltje  van  den  ouden  Brueghel  :  de  door 
Vorsterman  gegraveerde  en  door  Brueghels 
jongsteii  biograaf,  Romdahl,  verloren  ge- 
waandcgapende  boer.  Onder  de  primitieven 
de  namen  van  Lancelot  Blondeel,  Cornelis 
Engebrechlsz  (een  leelijke  Beweening,  zeker 
niet  van  dien  meesler  maar  veel  punten  van 
overeenkomst  vertoonend  met  de  Beweening 


284 


KrssTvi:iiJS(u:\  —  boekks S:  TUDsrjiuirn-x 


die  in  Kiirlsnilie  omicr  n"  130  als  Kculscli 
beschreven  wordt)  en  Gossaert.  Aan  den 
laalste  was  ecu  inooic  Maria  niel  het  kind 
dat  in  dc  op^elievcn  iiand  ecn  appel  hield, 
loef^eschrcvcii.  Jacob  (^ornelisz.  van  Oosl- 
zanen  liad  wcl  nuuit  ids  Ic  niaken  met  Iict 
sierlijke,vcclccr  Anlwcrpsche  slukjc  :  Maria 
rael  iicl  kind  liisschen  (^alliariiia  en  Marj^a- 
relba.  Aan  ecn  Fransch  vroCf4  inecsler  werd 
hel  {joede  poiiret  van  ecn  {{i-ijsaard  locgc- 
schrevcn  dal  op  dc  lenloonsleliinj;  van 
Franscbe  priniilieven  zich  bevond  en  wcl 
aan  Nicolas  Fronicnl  gcf^cven  wordl. 

Van  de  zevcnliend'eenwers  noemen  we 
nog  slechls  de  ••oedc  slukken  van  van  Goyen 
(no  82',  Havcslcyn  (n"  155\  Verspronck 
(n"  180)  en  J.  Victors  (n"  183>,  oni  weder  le 
eindigen  met  ecnige  der  lioogsle  prijzcn. 

Lancelot  Hlondcd,  ii"  '2.  Ilciliyc  Familie  en 
//eiViyc;!,/ 287J;  C.ornclis  Kngebrcclitsz,  n"  8, 
Retoeeiiimi,/  '.V.bO;  Fransch  priniilicf(Nicolas 
Fromont  •.';  n"21,  Maiispoiirct,  flGOO;  Jacob 
Cornelisz  van  Ooslzanien,  n"  28,  Marin  mel 
Kind  tiisschen  Iwec  Sanlinncn,  f  2100;  J.  dc 
Baen,  n*  42,  porlrellen  van  ecn  lieer  en  een 
dame,  /i925;  n"  43,  porlrellen  van  Alberl 
Nicolaas  van  Scheyen  en  Anna  van  Sclieijen, 
/"3225;  P.  Frandioys,  n"  78,  Mansporlrel, 
/3300;  Jan  van  Goyen,  no  82,  Gezicht  op 
Dordreclil,  I  SlOO;  U.  van  der  Heist,  n"  92, 
porlrel  eener  onde  (/((//if,  /  4450;  M.  Hobbcina, 
95'''»,  de  bonwvuUen  van  hel  lluis  Koslvcrloren 
bij  Amslerdani,  /  18.900,  no  66,  llollandsch 
lundseliap,/  am):  M.  Dllondccocter,  n"  98, 
vogel-lwisl,  /  2900 ;  E.  H.  van  der  Necr,  n"  130, 
een  parlij  kaarl,  /  3500;  A.  van  Oslade, 
no  135, //i/c>/>(//-, /2550;  no  136,  hel  belang- 
tuekkend  verbaal,  /  27M;  J.  A.  Havcsteyn, 
no  155,  damesporlrel,  fiOOO;  S.  Rnysdael, 
no  157,  hel  6>/a/;ic,  /  3100;  1).  Teniers  dc 
Jongc,  n"  170,  ite  Zamjer,  f  WOO;  K.  van  do 
Veldc,  11"  173,  llollandsch  landschap,  f  2250; 
J.  A.  Verspronck,  no  180,  mansporlrel, 
/  18.200;  J.  Victors,  no  183,  mansporlrel. 
f  4100.  I>e  mccste  der  hicr  gcnoemde  niim- 
mers  zijn  in  de  zeer  fraai  uilgegevcn  cata- 
logus  gerepi-odncccrd. 


S*  '^*  ^*  ^fi  ^P"-  ^,*>  -S,**  '5,*>  $,*  ^J^  ^ 
BOEKEN  &  TIJDSCHRIFTEN 
M'^  WILLHM  I51I.1)|;|{1)1JK  >  L  iniKGKVHN 

OP  MAc.MTiGiNt;  i)i:n  iiii,i)i:iu)iJK  gom- 

MISSIK  A.  1).  .MC.MVI  >  hOHKIlANDFL  v  ii 

iidvi;Ki:H    &    \v()mmsi:m,    phktohia- 

AMSTi;UI)AM-l'()r(;ili;FSTH()OM 


Hts. 


^"*3^jj^S^ 


IT  Icr  gelegenbcid  der 
hcrdcnking  van  Bilder- 
ilijks  liondcrdvijl'ligsten 
gcboorlcdag  uitgegeven 
f^cdenkboek,  konit  ons 
tcr  bespreking  der  uit- 
vociiiil;  hdaiitiiijk  genocg  voor. 

Hel  is  met  dc,  alreeds  bekcnd  geworden, 
van  Amerika  afkonisligc  «  Cheltenham  » 
letter  gcdrukt,  dour  de  knnslzinnigc  Anisler- 
danisclie  firnia  Ipenbunr  &  van  .Seldani. 
Dit  reeds  zou  aanlciding  zijn,  ids  goeds  te 
verwaclilen,  temeer  waar  de  Heer  J.  W. 
I-nschcde,  bekcnd  door  zijn  typografische 
studies,  de  leiding  van  liet  typografische 
gcdeelte  op  zicli  nam. 

De  Heer  Rnschede  deed  een  goed  werk, 
de  consequcnlics  die  hem  bij  dc  verzorging 
van  (lit  boek  Icidden  tc  |nibliceeren,  omdat 
deze  ook  bij  andere  iiitgavcn  van  nut  kunnen 
zijn,  maar  toch  hopen  we,  dat  nict  bij 
voortduring  het  [)ublick  ecn  dergelijke  toe- 
lichling  zal  bdioevcn.  .\aii  het  slot  van  zijn 
typogralisclie  toclidiling,  in  lict  aanhangsel 
van  dit  boek  zegl  de  heer  Fnschedc  o.  ni. : 
«  Dat  dit  boek  lypogralisch  als  kunsluiling 
voor  de  praklijk  in  elk  opzichl  geslaagd  is, 
worde  nict  nicer  bcweerd.  Fr  is  gewerkt 
nioetcn  worden  iiid  spocd,  mel  liaasl  en  bij 
gevolg  nicl  iiiimer  nauwkcurig  en  consc- 
(lucnt.  Dc  tijd  drong,  waardoor  zeldcn  gclc- 
genheid  was  mel  de  auleui-s  in  overlcg  le 
treden.  »  Kn  ids  verder :  «  Veel  is  er  over- 
Icgd  en  gcraadplecgd  oin  aan  tlit  bock  con 
nilwendigen  voriii  le  geven,  die,  zonder 
scliade  Ic  docii  aan  de  iiradisdie  waarde 
als  Iccsboek  en  daarbij  blijveiide  binncii  de 
cisdicn,  die  de  ('.heltenham  slell,  overeen- 
komstig  de  iiioderne  opvallingcn  van  typo- 
gralisclie ordonnanlic  zou  zijn.  » 

Dat  het  bij  ecn  boek  nicl  opstdlcn  van 
verschilleude  aulcurs  lang  nicl  geniakkdijk 


285 


BOEKEN  ct  TIJDSCHRIFTEN 


was  eenheid  le  breiigen,  ligt  voor  lie  hand 
en  hcl  is  daaraan  zelier  ool{  te  wijten  dat  cic 
o|)lainstdrulq)apiergeiiruiiteilliislralies,  Diet 
acliter  in  liet  Ijoeii  Ijij  cllvaar  geplaatst  zijn, 
wal  mijns  inziens  verkieslijlicr  geweest 
ware,  te  nieer  waar  ze  nu  tocli  evenmin  te 
vindeii  zijn  l)ij   de  bijbelioorende  telcst. 

lie  aclit  het  te  ver  gedreven,  waarscliijnlijli 
uitsluilend  uit  optisclic  overwegingen,  steeds 
een  lioofdsluk  te  doen  begiiinen  op  'n  rccht- 
scbe  pagina;  zoodoende  liomt  er  noodeloos 
een  onbedrukte  bladzijde,  wanneer  het 
vorige  hoofdstulv  op  "n  lechtsche  pagina 
einiligt. 

De  Heer  Wormser  had  de  lang  niet  lichle 
taali  de  versieringen,  (titelomraming,  liop- 
vignctten.sluitlijnen,  enz.)  te  teelienen  waar- 
van  het  totaal  aspect  diende  te  zijn  over- 
eenlcouislig  dat  van  het  zetsel.  Hij  is  liierin 
zoover  niogelijli,  goed  geslaagd,  en  de  oni  de 
oi)schriften  fijn  geteelcende  bloemniolicrjes, 
hebben  ook  dit  voor,  dat  zij  dezelfde 
sclicrptebezitten,  alsdeonberispelijkzuivere 
drnkletter,  en  zoodoende  de  eenheid  van 
schril'l  en  versiering  bevorderen. 

De  opschiiften  van  de  verschillende  hoofd- 
sliikken  zijn  bhjkbaar  eeist  gezet  en  daar- 
oniheen  de  versieringen  aangebracht  wat, 
hoewel  deze  manier  van  doen  overigens 
zeer  goed  kan  zijn,  hier  niisschien  aanleiding 
heel't  gegeven  tot  de  minder  organisclie  ont- 
wikkeling  van  sommige  motieven,  die  daar- 
door  wel  eens  wat  te  veel  met  cirkeltjes 
aangevuld  moesten  worden,  cm  een  gesloten 
aspect  te  geven.  Sommige  kopvignelten  zijn 
liijzonder  geslaagd  en  ook  de  titel,  die  omdat 
de  letters  van  een  grooter  soort  genomen 
konden  worden,  een  marquanler  ornamcn- 
tatie  mogelijk  maakle. 

De  Ileer  Enschede  heeft  in  zijn  bovenge- 
iioemde  typografische  toelichling  aangege- 
ven  dat  de  marge-verdeeling  der  bladzijden 
respectievelijk  van  rug,  boven,  buiten  en 
onder  is  als  2,  3,  4  en  5.  Dat  is  een  zeer  goede 
verdeeling  van  het  wit  om  de  bladspiegel, 
niaar  deze  verhouding  is  ook  op  de  band- 
versiering  doorgevoerd,  een  overdreven 
conseqnentie,  wijl  de  redenen  waarom  die 
verhouding  vereischt  wordt  op  de  bedrukte 
pagiiia's,  n.  1.  om  deze  tot  elkaar  te  doen 
nadcren,  voor  den  band  niet  gelden.  De  band 


verkrijgt  hierdoor  met  zijn  in  den  linker 
bovenhoek  gerukt  middenvlak,  en  dit  wcder 
onigeveii  door  telkens  van  breeiile  verschil- 
lende banden  een  minder  schoon  aanzicn. 

Ongeacht  deze  aanmerkingen  aarzel  ik 
niet,  dit  boek  in  velerlei  opzichten  lypogra- 
fisch  goed  geslaagd  te  noemen,  waartoe 
zeker  de  welbegrepen  sameinverking  van 
verzorger,  teekenaar  en  drukker  niet  weinig 
heel't  bijgedragen  en  niet  minder  het  letter- 
type,  dat  ik  in  een  volgend  arlikel  uitvoerig 
hoop  te  behandelen. 

Krommenie'O:.  S.  II.  DE  RoOS. 

REMBRANDT-PREXTENBOEKEN 

REMBRANDT  ^DES  MEISTKHS  GEMALDE 
IN  565  ABBIL1)UNG1:N  >  MIT  EINER  HIO- 
GRAFISCHKN  EINLEITUNG  VON  ADOLF 
ROSENBERG  ^  ZWEITE  AUFLAGE  > 
STUTTGART  UND  LEIPZIG,  DEL'TSGIIE 
VERLAGS-ANSTALT.  1900  >C^. 

Overvloedige  illustralie  wordt  in  onzen 
tijd  voor  iedere  uitgave  over  kunst  meer  en 
nicer  een  vereischle.  Het  publiek  leest  toch 
geen  beschouwingen  over  kunst,  zeggen  de 
uitgevers,  en  dan  worden  boeken  en  lijd- 
schriften  maar  met  platen  volgejiropt,  en 
allicht  wordt  er  dan  een  auteur  gevonden, 
die  daar,  voor  den  vorni,  cnkele  bladzijden 
bij  schrijven  wil...  Op  die  wijze  toch  wor- 
den lieden  ten  dage  een  grool  aantal  tijii- 
schriften  en  «  prachtwerken  »  samengesteld, 
en  het  publiek  koopt,  koopt,  ...  als  het  maar 
veel  prentjes  te  zien  krijgt 

Maar  wanneer  die  prentjes  dan  met  zorg 
gekozen,  behoorlijk  gerangschikt,  goed  uit- 
gevoerd  en  tot  billijken  prijs  verkrijgbaar 
zijn,  kan  een  dergelijke  uitgave  ook  aan 
vaklieden  groote  diensten  bewijzen.  Dit  is 
het  geval  met  hooger  gemeld  boek,  dat  in 
handig  formaat  en  vrij  scherpe  autotypieen, 
de  groote  meerderheid  van  Rembrandt's 
schilderijen  afbeeldt. 

Niet  steeds  zijn  wij  het  eens  met  de  keuze 
der  gereproducecrde  werken,  en  ook  niet 
met  de  voorkeur  die  aan  sommige  stukken, 
door  grootere  afmeting  der  plaat.  gegeven 
wordl.  Maar...  dit  wordt  naluurlijk  een 
kwestie  van  persoonlijken  smaak,  waarover 
bezwaarlijk  valt  te  redetwisten. 


286 


iu)i:ki:\  .^  lUDscuitii  ri-s 


Ovor  'I  ;ilj;tMiiceii  lici-lcii  wij  ilc  uit-^iive 
uitsU-kciiil  }>csl;i;i;^(l,  fii  wciisilicii  wij  linnr 
ecu  ruiiiie  vcisprcidiii'^  loe. 

^'^  ««'zJi  ^'^  ^'^  >«^;  ^'&  ^t:  >«^-'i«'^  ^•^•'•^ 
hi:mi5Ran'I)T  VAN  lUJN  >i2(i  ti:i:ki:nin- 

C.KN,  IN  TWKK  I'OHTKFiail.I.KSi  MAHTI- 
NUS  NIJIIOIF  >  S  GHAVKNllAC.I.yC^ 

Ilel  is  oils  iiift  zcer  duidolijk  wal  ilc  liniia 
Nijiioirmel  <le  uilfiavc  van  dczc  Iwec  rock- 
scii  leckciiiiif>cii  bedocll,  Iciizij  hel  cr  allccn 
om  Ic  (loc'ii  was  ciikclc  plalcii  nil  liaar 
bekciuie,  kostbaic  Icckcnin^en-iiilt'avc  in 
hel  bercik  van  licl  groolc  |)iil)liek  Ic  brcii- 
gcn,  nil  dc  alj;cniccnc  bclan-jstellinj^  voor 
den  nieeslcr  door  dc  Hcnibraiidl-feeslcn 
weer  ecus  werd  opf^ewarmd.... 

I)e  kwalitcil  van  dc  hier  t<ebodcn  rci)io- 
ductics  is  voorlrcll'clijk.  Hct  uit/jclil,  dc 
klcur  der  oiij;iiicclrn  wordl  met  dc  grootsle 
naiiwkcnriglicid  wcergegevcn,  en  nicnig 
blad  zou  lol  wandvcrsicring  kuiinen  dicncn. 
Maar  men  vraagl  zicli  le  vcigccfs  af,  op 
welkcii  grond  jiiisl  deze  platen  en  geeiie 
andere  liier  verccnigd  werden,  door  wie  en 
met  welk  docl  deze  keuze  werd  gedaan; 
opvallend  is  ook  het  onll)rcken  van  iedcre 
aandiiidiiig  onilreiil  dc  voorgcslelde  onder- 
werpcii,  de  lijd  van  bun  onlstaaii,  de  plauts 
waar  dc  oiigiiicelcn  zlcli  bcvindcn,  enz.  Dc 
(irnia  Nijbod',  die  loch  geiioeg  coiiiiexies 
inel  uilslckendc  Renibraiidl-kenners  lieefl, 
had  cr  o.  i.  iiioetcii  voor  zorgcn,  dat  hare 
uilgavc  nicl  zoiider  criliscbe  toclichting  in 
dc  wcrehl  trad. 

^"S  *^'  ^'5;  *'^  ^"5  ^'S  *'■£  '"^'S  *^  ^"S  ^'S 

Till-:  inCIIINdS  OF  Hi:MUHANi)T  BY  P. 
G.  HAMi:in()N  >  WITH  IMITY  FACSIMI- 
LKS  IN  IMIOTOC.HAVUHK  AND  AN  AN- 
NOTATi;!)  CATALOGLH  OF  ALL  KKM- 
HHANDTS  inCIIINGS  HI.I  (;AMI'in:LL 
DODC.SON   jy  LONDON,    Plin,ISIIi:i)    iil.I 

ski;li;y  &  c"  ltd,  38  ghi-:at  hlssi;ll 

STHKET,  I'.lOo  >o». 

Fen  slalige,  koslbarc  uilgavc,  waarvau  de 
pracliligc,  op  de  groollc  der  origincclcn,  in 
fologravurc  iiilgevoerdc  plalen,  lol  dc  l)cslc 
reproductics  iicbooreii,  die  oiis  van  's  niccs- 
lers  werk  bekciid  zijii.  V.v  is  waarlijk  ecu 
geocfend  oog  loe  iiuodig,  oni  deze  op  zwaar 
van  Gclder  gclrokkcn  ari>eeldingen  van  de 


oorsproiikciijkcafdrukkeiileoiidcrsclieiden; 
lie  100  gulden  prcnl  i».  v.  (iiaar  'I  cxeniplaar 
van  hct  Brilisli  Museum,  Iweede  slaal)  is 
verbazend.  Bovendien  is  dil  nicl  ecu  zoo 
iiiaar  op  gocd  geluk  saamgcraaplc  veizame- 
ling;  ceil  uilgei)iei<lcsludic  over  Hcni  bra  nill's 
clscn  door  P  G.  Ilamcrlon  gaal  dc  pialcii 
vooraf,  IcrwijI  hel  bock  bcslolcn  wordl  door 
den  wclensciiapiielijken  (;alalogus  der  clscn 
van  (".am[)beil  Dodgson.  Fen  in  alleopzichtcn 
bruikbarc  uilgavc  dus,  ecu  waardigc  ver- 
sdiljning  in  dc  Hcmbrandl-lileraluur  der 
laalsle  jarcii.  B. 

&*  ^  S.*5  ^  ^^  ^^^^^  ^^  ^* 

DK  KUNSTCHRONIK  van  IJ  Mci  brachl 
cen  nicl  alledaagsche  iiiedcdecliiig.  I)r  Bre- 
dius,  die  met  ecu  ongewoon  gclukkigc  hand 
al  zoo  menig  werk  der  oudekunst  uil  de  ver- 
borgenheid  aan  hel  liciit  iiccft  gei)rafbt, 
lieefl  wcder  cen  hoogsl  bclangrijke  onldek- 
kiiig  gedaan,  waarvan  hij  zclf  in  bovengc- 
noenid  weekblad  verslag  doet.  Hij  hecft 
nanielijk  nicl  minder  dan  ecu  onbekeiid 
schilderij  ;hct  36')  van  den  Dcl/tschcn  Vermeer 
opgespoord — oflieverliet  is  hem  op  ver- 
rassende  wijze  locvallig  ondcr  de  oogen 
gekomen. 

Onlangs,  zoo  oiigcvcer  schrijll  hij,  brachl 
hij  ceil  korl  bczock  aan  Brussel.  Fen  vricn- 
delijk  landgenool  alilaar  woonachlig  had 
1)1'  Brcdius  gcschrevcn,  of  hij  gcen  lust  had 
zijn  verzamcling  tcckeniiigen  van  Henibrandt 
ecus  le  komcn  zicii. 

In  lie  woning  van  den  gcliikkigcn  bezilter 
eeiier  bclangrijke  veizanieling  outl-Ilolland- 
schc  leekingcn,  werd  D'  Brcdius',  aandaclil 
gelrokken  door  ecu  reeks  goeile  ouilc  schil- 
derijen,  ccnigc  porlrclleii  van  den  Miildel- 
burgschcn  schildcr  Simon  Mesdach,  ecu 
Brckclenkam  enz  ,  tocn  plotseling  zijn  oog 
vicl  op  ecu  klcin,  lioog  hangcnd  seliilderijljc. 
Hij  vroeg  of  hij  hel  ecus  mochl  al'ncmcn, 
daar  hel  hem  zeer  fraai  sclieen.  \'.t)  liet  bleck 
inderdaad  buitcngewoon  fraai. 

Men  behoefdc  hier  nicl  lang  le  Iwijfclen. 
De  dame  van  den  Bocdapcslcr  Vermeer  had 
ook  hiervoor  gczclcn.  Zij  zil  op  Vermeer's 
slocl  met  de  Iccuwcnkoppen  en  groolc 
koperen  spijkers.  Zij  draagl  ecu  zondcrling 
pyraniide-vormig  hoofddeksel,  van  grijs  vilt 


287 


BOEKEN  &  riJDSCHRIFTE^ 

met  bniiiic  slrepen,  op  het  eenigsziiis  naar 
rechts  gcweiui  hoofil.  De  jonge  vrouw  Is 
gekleeci  in  ceii  geiiciiipt  blauw-groen  gewnad 
met  groote  maiichellen  van  wit  tjont  en 
breede  zoomcn  van  bont  op  de  borst  Haar 
beide  lianden  rusteii  op  een  balustrade  of 
tafel.  In  de  liand  houdt  zij  een  licht-bruine 
fluit.  Het  jakje  is  aan  den  hals  eenigszins 
uitgesncden,  een  wilte  doek,  die  in  breede 
vouwen  oni  den  bals  is  geplooid,  konit  cr 
uit  te  voorscbijn. 

Een  gol)elin  met  grocne  en  gele  vage 
bladeren-ornamcnlntic,  van  andere  Ver- 
meer's  bekend,  vornit  den  achtergrond.  De 
eene  wang  en  liet  voorboofd  zijn  in  schaduw 
gehouden,  Vermeer's  teere,  doorzichlige 
schaduw,  terwijl  de  linkerwang  door  het 
licht  wordt  beschencn.  Ook  de  roode  lippen 
van  den  half  geopenden  mond  zijn  sterk 
verlicht. 

Vermeer's  helder  lichtspel  is  hier  wonder- 


lijk  mooi.  llel  maakl  (lit  kleinc  scliildcrij  lot 
een  groot  kunslwcrk  Ook  de  pcinzendc 
plaals-nitdrukking  van  het  kojije  hccfl  veel 
bekoring.  Het  iiekende  poinlille  onlbreekt 
hier  ook  niet.  Het  schilderij  is  even  groot 
oiigeveer  als  de  Kantwerkster  in  het  Louvre. 
Maar  terwijl  deze  zcer  licht  van  toonaardis, 
is  de  nieuw-ontdektc  Vermeer  krachliger  en 
dieper.  Het  schilderij  is  in  uitmuntenden 
toestaiid,(le  vernis  bchoeft  slechts  geregene- 
rcerd  te  worden.  Zoodra  deze  operatic  iieeft 
|)laals  gehad,  zal  de  eigenaar  wel  goedvin- 
den  dat  het  werk  wordt  gereproduceerd  om 
zoo  den  roem  van  Vermeer  ook  door  dit 
werk  te  hel|)cn  verbreiden^ 

Gedurende  den  zonier  zal  liet  Manritshuis 
den  nieuwen  Vermeer  van  den  eigenaar  in 
bruikleen  onlvangen.  1)'  Bredius'  verras- 
sende  vondst  zal  daar  ongelwijfeld  groote 
belangslelling  vinden. 

J.  C.  G. 


288 


INHOUD    VAN    DEEL   XI 

(ZESDE    JAARGANG    —    EERSTE    HALFJAAR    —    1907) 

111/. 

Tot  InlfidiiH] 1 

lierichl  en   Voorwoord 7>~-7'>S 

Bkets  (Mr.  N.)  :  Diiick    .hicohsz.   Vclk'il  :  IIoiilsiK'dt'ii    I'li    KopiM- 

picntc'ii 10'.) 

Bosr.ii  (.lac.  van  doinVan  oiizoii  Tijd       : 'I.'kI 

Ki.i.KNsiH.)  Ovi'i- Klic'(liiif> 1X1 

GoKKOOP-ni;  JoNGii  (Dr.  .loliaiina)  ;  lu'n  Ut'nil)iaiuiliaiuim 112.'» 

I.  (V.)  Eotl<aiiuM-.\nu'iil)Ii'nKiil <S1) 

L.VMBOTTK  (Paul)  :        AHVi'd  Sicveiis 218-2r)r> 

L.WDKK  (T.)  :  \V.  I'oiiaal 22:5-2()f) 

NunoFF  ((;.  W.)  Kiinslnijvt'ilieidsondcrwijs 1  10 

Ombi.m'x  (Maurice  des)  :  Enkele  LuiUsclie  Kunslenaars:  FraiH'ois  Mart-dial     !()*.( 
Hkd.  Dc   Muur.scliildeiiii<>cn   van  R.  X.  Roland  Hoist     .     i;?9 

I^KKSKM.A  (K.  S.  van)  en  Nikrstr.vsz  :  Naaldwerk-Crcleld 92 

Sciimiut-DegenerCF.):  De  «  Zeven  I)eu"<dc'n  »  van  Johannes  van  Eyek  in 

liel  Xederlandseli  Museum  le  Anislerdani  .  l.S-70 

Six  (.Ilir.  Dr.  J.) :  Over   Paulus   Poller  —  naar   aanleiding   van   /.ijn 

ruileiportrel    van     Dirk     Tulp,     gegraveerd     door 

P.  Dnpoiit 3 

V.M.ENriNKR  (Dr.  W.  H.)  :    ()pnierkini>en  ovei-    enkele    seliildiiiji'n     van 

Renihiandt \7^~-'2\7^ 

Veth  (Dr.  Jan)  :  Renihrandliaiia  VI  (.Xnalojjiieen  vooi-  de  Kopie  van 

Lundens  naar  de  Xaelilwaehl) 20.") 

VRn:s.lr.(R.\V  P.dejlun    wederoplevende    Teehnielv  ;    llel  Knnslnaald- 

werk ;5;? 

Vriks-E,\m  (D.  de)  :      Toej^epaste  Kunsl  in  Cironinijen S.J-i;;:} 

Walters  (A.  J.)  De  oude  en  de  joni^e  Joosl  van  Cleel" .')•» 

KUNSTBERICHTEN 

UlTAMSTi;i(r).\M  :                 Hij  IUill:i  —  Vnii  ("iO}>li (W.S.I  .W 

ik- Zwnrl  —  Ilarl  N'ii)l)rig <\V.  S  I  H.'> 

Iti.\rli (W.S.I  1.50 

l5;iskTl  —  Tli()lon  —  Mcvr  Tilt-rise  vail  niivl-Siiiwarl/.c  iW.  S.)  tO.J 

Si  l.iuas  —  .\rli ".....     (W.S.i  27:{ 

UiT.\NT\vi:ni'i;N  :               lidiiioiid  Vcrslraok-ii X'  .')1 

II.  I.iiytcii  —  I-;,  van  liavi-nlu-m (Xi  l.")! 

Hiiliard  Hasclt-t-r (H  1'.).') 

F.  Mens  —  Sfliil(lcrs-I-;tscrs iHi  27.'> 

LitHhussel:  L.  .\I)iv  t-ii   I-:    Farasijii    -    llol  salon  <li-r  A(|uarel- 

lislcn  —  Silloii  —  «  I.es  pi'iiilrcs  niaveursK       .     .     .     (Ci.  I-M  % 

«  Pour  1  .\rt  »       I'rciileii  in  liet  Nicuwc  .Museum.     .    (G.  K.)  l.')l 


2X9 


UiT  Brussel  :                    Lucieii  Wolles  en  Emiel  Chnrlcl (G.  E.)  196 

Libre  Eslliclique 238 

Kunslkrint<  —  J.  van  den  EecklioudI  en  O.  Copiicns 

—  Gnlerie  Royale (('■.  E)  277 

UiT  DEN  Haag  :                   Haaffschc  Kuiistkring ill.  do  i5ocr)  99 

UiT  Parijs  :                       De  Nienwe  Uonibiandlzaal  in  den  Louvre    (Jacques  Mesiul)  280 

UiT  Rotterdam  :                W.  van  Nleuwenhovcn  —  Kunslzaal  Oldenzeel    .     .    (H.J.)  52 

J.  W.  C.  Cossaar  en  C.  J.  Tliijsen  —  Academic       .     .    (U.J.I  101 
Kunstkring  —  Oldenzeel—  W.  de  Zwart  —  Voor  dc 

Kiinst (H.  J.)  153 

Dirk  Nylnnil  —  E.  Farasijn  —  Kunstkring    ....    (R.J.)  239 

Kunstkiiiig —  «  Voor  de  Kunst  » (R.J.)  284 

KuNSTVElLlNGEN  :               (Blsi  53-103-24 1-284  —  I K)  241  —  (B)  242 

Ambachts- EN  NiJVERHEiDSKiNST  ;  Do  Nieuwe  Mniit (W.  P.)  J04 

Van  onzen  Tijd         (Jac.  van  den  Bosch)  202 

BOEKEN    &    TIJDSCHRIFTEN 

Baedekei^  (K.)  :                 Spanien  und  I'ortLigal,  Handi)ucli  liir  Heiseiide     .     .     .     (B.l  200 

Berden  (J.W.  H.):           De  Kuiisliiijvcrlicid  —  Hand- cii  Sliidicboekje   ;S.  HdeRoos)  106 

BoDENHAusEN  (Ebcrhafd  Freiherr  von)  :  Gerard  David  nnd  seine  Scluile  .     .     .     (B.)  198 

Fologravures  naar  werken  van  niodernc  Hollandschc  scliilders iB.)  iOO 

Groot  (H.  J.  DE)  :  Vakonderwijs  in  hel    Builenland  in    verband  met  liet  Vak- 

onderwijs  in  Nederland 107 

Heimkunsl:                        iH.H.i  204 

Spemanx  (W.)  :                  Kunstlexikon.  Fin  Handlnicli  liir  Kunsllcr  nnd  KunstlVeunde  199 

M'  Willem  Bildcrdijk       ^S.  H.  dcRoos)  285 

Gesellschaft  fiir  veiviellaltigende  Kunst (M.  R.)  201 

Overzicbl  van  Tijschiiften (J.  C.  G.)  54-108-242-287 

Rembrandt-Prentenboekcn (B.)  286 

PLATEN 

N.  B.     De  cijl'crs  niel  •  yeiiicrkt  geveil  de   hliuUijilen    aan   leseiiovii-   deweike   dc   platen   buiU-il  tek-,1    nioclen 
tusscliengevoegd  worden.  , 

TekstversieiiiKj  in  lumt  (/csnedcn  clour  Kd.  Pelleiis. 
Omslaij  in  liont  gesncdcn  door  G.   W.  Dijsselho/J. 

Bach  (F.  H.)  :  Muurschildeiing,  Roomsch  Katliolieke  Kerk  le  Marlenshoek       137 

Christus  voor  Pilalus 138 

Berlage  Nz.  (II.  P.;  :      Hanglampen  en  blank  gesmeed  ijzcien  Ilaard 149 

Bleecker  (Gerrili  De  Prol'cet  Bileani 158 

Bosch  (Jac.  van  den)  :     Eetkamer-anieublement 89-90-91 

Cleef  DE  JONGE  (Joost  van)  :  Eigen  portret  van  den  Scliililer *63 

Dell,  brievuldigheid 64 

Het  laalste  oordeel *64 

De  familie  Rockox 65 

Mater  Dolorosa *66 

Mansportret *6S 

Porlret  van  Jan  Carondelet "70 

Cleef  de  Oude  Joost  van)  Eigen  portret  van  den  scliilder *59 

De  Aanbidding  der  Koningen "^tJO 

De  H.  Familie  met  Begiftigers *62 

Derkinderen-Besieu  (Mevr.  J.  H  ) :  Werktascbje  en  Lanipenschermpjes 45-46 

Dupont  (P.)  :  5  Potlood-  en  krijtstudies  voor  de  gravure  naar  Potter,  5,  6,  7,  8,  15 

DiiRER  (Albrecht)  :  Vleugels  van  het  Paumgartner-Altaarsluk     ....     *208  en  **208 

DiJSSELHOF  (G.  W.)  :        Ontwerp  bordunrwerk 44 

Dijsselhof-Keuchenius  (Mevr.  W.) :  Ontwerpen  en  borduurwerk 42-43-44 

Eisenloeffel  (Janj  :        5  reproducties  naar  koperen  gebruiksvoorwerpen    ....   92-94 

Ellens  (H.)  :  Ontwerp  van  een  kleedingstuk 191 

Eyck  (Johannes  van)  :      Sobrietas,  Humilitas,  Innocentia,  Castitas,  Patienlia, 

19,  20,  23,  24,  25,  26,  27,  28,  29 

Diligentia,  Misericordia 75,77 

Portret  van  Jeanne  de  Chenany  (copie) 21 


290 


Hi-NS  (F.)  :                          Ih'l  WiMk *->-G 

Hoi.liEiN  DK  .loN(ii-;  ilhiiisi  :   Dc  Mndoiiiia  viiii  liui}^eiiu't'sler  Meyer *>\2 

lloi.ST(H.  N.  Holaiid)  ;     Miilirschildcriji^  in  licl  ^i'l)nii\v  van  den  Al;;.  Neil    Dianiaiil- 

licwerkershond *i;{8 

IloYTEMAiMevr.T.  van) :  llaardselieitiipje  en  Cichoidntirde  sloelru;"          4~ 

KkmckhofMcj.  liin.van):  Vooiplat  van  een  buekliand 4S 

KoiiT  (A.W.)                       Iloulsnijwerk Kt 

Nnaldwerk HH 

Vier  Haliks  en  liorduursels i;5l 

Menlu'leii  eu  liatikweik l.'J.") 

Vijl'stuks  Ili)ulsnij\verk l.'JG 

Kiuv.Mici.  &  Mi;iu;ki;ns  :    Mancliel  en  Kiaat;  —  Meisjes-.Iuikje 188-189-190 

I.UNDKSS  ((ierrili :             Copie  naar  Henil)randl's  Naclilwaeht **r*8 

Fra<<menl  nil  de  copie  van  dc  N'aclilwachl 132 

Maukciiai.  iKraiivoisi  :     De  Maasvallei 170 

De  oiide  wejjen v     .  *1"0 

I-A'ii  wrak 172 

Olid  deuilje )73 

«  Lc  C.heniin  dii  I'ery  » 175 

De  Kaden  te  I.iiik *176 

Studies 17S 

De  Olijl'ljouni 179 

Mijnwerksler ISl 

.Mi;ni)i;s  da  Costa  i.I.)  :    Hion/.en  f^edeidi-piaat *jS,s 

I'icNAAT  ;W.)  :                     Bullet 225 

Hoekenkast 227 

l'>lkanicr-Anieui)lenienl *228 

Arnisloel 229 

Iloutcn  klok  niel  koperen  plaal 2.'!0 

Zes  albeeldiiigeii  van  Meubels • 2(17-272 

l^etkainer-Anieublenienl *2G8 

PorriiU  I'auius  :              lUuteiiJorliet  van  Dirk  Tuli)  ;  Hi.').'}  (lichldiuki *4 

Scliininiel *(i 

l-ji^eiselie  Mil *j{ 

luit^elsche  Hit *10 

Woll'shond *12 

RAiMOXi)i(Marcanlonio):  Maria,  Anna  en  liel  Kind jifj 

Rembkandt:                       De  Xaelilwaclit .  *i2}i 

Dc  piolecl  Hilcani ]5;) 

Sludie  voor  dc  ^evan-'cnnanic  van  Sinison ](n) 

De  t;evanj4ennanic  van  Sinison KJl 

Manspoiliel  (C.onslanlijn  liuvf^ens'.') ](j;j 

lOifjen  porlret j(j.| 

Dc  Selialpenning 1^5 

Dc  opdraelit  in  den  Teinpel 1(5(5 

Simeon  in  den  Tetiipel *1(5(5 

De  <)verspeli^;e  vrouw *\^ 

De  wcf^loopende  jon^ien  van  dc  Naeiilwaciil *21(; 

De  Slcenii;iiif4  van  SI.  Slel'anus *2I6 

Dc  "iroote  Leeuwenjaehl **216 

Simeon  in  den  Tempel **216 

Oiii'islus  en  de  Saniarilaan.seiie  Vrouw 2-IG 

"                              »                       »           *24(> 

»                              "                       >'           *2-17 

"                              "                       »           248 

De  (ieeselinj4 2-19 

Studies  voor  cenc  Ciccselinj^ 2r)0-251-252 

Dc  ("iceseliiif^ 253 

SANDEiisiAnt.  J.):             Villa  le  Veendam di 

Hankfichoiivv j{-, 

Meiil)cl-onl\ver|) ^^^\ 

Hiillct 87 

Stevens  (Alfred  I:              .  I.e  billet  de  laire  i)arl  » .     .     .     .     .  *21S 

Alle  {{cluk '  220 


291 


Stevens  (Alfred):              Pnlmenzondag *220 

Het  Bezoek * 256 

De  Dame  in  hel  Rose *2r)6 

Op  Bczoek 258 

Harlstoclitslied *260 

Iiuiic  Ic  Piirijs *262 

Eeii  pijiilijke  zekerlieid 264 

Wanhoop *264 

Veli.ekt  iDii'ick)  :             Devies  der  HederijkersUamer  de  Leiie  van  Dicst 1)1 

OriiaiiK'nl-liies *H2 

Mcrk  van  den  drukkcr  Mieliitl  llilleii *ir2 

St.  r.liiislollcl 115 

Man  met  Wapenscliild 116 

Goudsmidje 117 

Maiia,  Anna  en  hel  lund 118 

De  wonderbare  visclivangsl 119 

Petius  op  het  water 120 

Faun  op  een  wijnvat 121 

Venus 121 

SI.  Elisabeth 122 

Vries  Jr.  (R.  W.  P.  de)  :  Ontwerp  boekband 48 

Weyden  (Mevr.  M.  van  derj  en  van  dcr  .Maarel  (Mevr.W.i :  Ciordijntje 49 

Weyoen  iRt'oi'^'"  van  der) :  Aanvullingsslaluette 74 

(Atelier  van)  :  S'  Bavo 76 

ONCENOKMni-:  OF  ().\hi;ki:ni)e  meesters  : 

^                                        Strijd  der  deugden  en  ondeugden,  Vlaanisch  tapijlwerk  .     .  ■*22 

Merkhipje 35-36 

Volendanisch  aanneenijurkje 37 

Marker  Borduursels 38-39 

Huizer  niulsjc,  geliorduurd  in  zwarl  op  wil 40-41 

School  van  Dijon  :  de  Investituur 73 

Reslcllo  der  verzanicling  Guggenheim  te  Venetie 110 

Sophokles,  Grieksch  werk  uit  de  2'^  helft  der  iv  ceuw  v.  C.  185 

Ghristus  met  O.  L.  V.  en  S'  Marcus 187 

Copie  naar  Holbein's  Madonna  van  Burgemecster  Meyer  .     .  **212 

Fotografisch  porlret  van  Alfred  Stevens 219 


AL  WAT  BSE  EOSCMIHAK  PLJ\NT 

^^V 

(EEOIJE.  V®(BIS.MET  LAND.i^ 

Gedrukt  door 
J.-E.  HUSCHMANN 

TE  AnTWEHI'EN. 


292 


N  Onze  kianst 

5 

07 

deel  11 


PLEASE  DO  NOT  REMOVE 
CARDS  OR  SLIPS  FROM  THIS  POCKET 

UNIVERSITY  OF  TORONTO  LIBRARY