ONZE KU N ST
DEEL XI
Digitized by the Internet Archive
in 2010 with funding from
University of Toronto
http://www.archive.org/details/onzekunst11antw
ONZE KUNST
VOORTZETTING VAN DE VLAAMSCHE SCHOOL
HOOFDREDACTEUR :
P. B U S C H M A N N Jr.
Rubriek Ambachts- en Nijverheidskunst onder Redactie van
de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst.
Redactie-Commissie : H. Ellens, Jac. Ph Wormser,
C. Oosschot, Jac. van den Bosch.
DEEL XI
6<^ JAARGANG • i'^^ HALFJAAR
JANUARI- JUNI
1907
J.-E. BUSCHMANN • DRUKKER-UITGEVER • ANTWERPEN
L. J. Veen
AMSTERDAM
De Nederl. Boekhandel
antwerpen
0b K/^//^'^
MAR 21966
^'^JlTY OF TO^O^i
10^4^*^^
ONZE KUNST 1907
TOT INLEIDING
WiM
i.iF jarcn is hcl ^cleden, dat de eerste anevering van
Onzi; Klnst dc wcreld intrad. Tien deelen getui-
'^vn Hums voor do Icvensvalbaarheid van dit tijd-
seiiiiH.
De veikregen resullalcn i)cooideek' men zooals
men wil. Onze Kunst niaakt geen aansj)iaak op eenige
andeie ecr, dan dal zij getionw is gcblevcn aan de
princiepen, die van den aanvang al' wcrden veikon-
digd, en eerbied beloond beell voor de taak, die zij had aanvaard.
Het vijijarig beslaan van het lijdschrilt is in vele opzichten een leerlijd
geweest. Uil de opgedane ervaiingen — al waren die dan soms 00k weinig be-
moedigend — hecl't de nilgave kracbt gcput, om met nieer bewustheid en met
meer overlniging dan ooit le voren, voort le gaan op den ingeslagen weg. De
sympalhie, dc loewijding van cen iiilgelezen en steeds aangroeiende schaar
medewerkers, waaraan zij alles le danken beel't, slellen baar daartoe in slaat.
Mel haar nieiiw liislrnm wil Onzk Kinst ook een nieiiw ieven l)eginncn.
Doel en strekking l)lijven onverandcrd, niaar zij boopl dil doel met ruinicr
middeien, mel meer ghms le knnnen nastreven, dan tot nogloe doenbaar was.
Door haar gcringen abonnemcnispiijs moesl Onze Kunst mel ongelijke
wapenen den slrijd om hel beslaan voeren, naast de chun'dcre binnen- en
builenlandselie tijdscbriflen, weike iaalste l)()veiulien op een veel grooler
debiel kunnen lekenen. N'og deidien wij er niel aan om, als zoo menig
Duilseli, Fianscb oT Engelseb kunsllijdselniH, een drie- of viermaal boogeren
aboniiemeiilsprijs le veilangen. Dil zou leii onzenl beelemaal onniogelijk zijn.
Maar in een redelijUe ai)<)nnenienlsverhooging iiopen wij de middeien le
vinden, om tekst en ilbislialies aanzienlijk nil le l)ieiden, en bel lijdscbiill
tot nienwen l)loei le brengen.
Geen mercanliele l)ijgcdaehlen iiggen hieraan len gronde ; voor ccn
winslbejagend nilgever vail cr al beel weinig le vangen op bel leriein, dat
Onze Kunst viijwiilig gekozen beell. Alle nienwe bnljibronnen ziilien aangc-
Onzk Kinst. Dccl XI. N- 1, .rnnu.i
O^sZE KUNST, 1907. TOT INLEIDING
wend worden tot de verbetering van hct tijdschriff, dat alleen verlangt om
den naam der kunst, waaraan hel gewijd is, met eere te niogen dragen.
Een uitvoerige uiteenzetting van het programnia schijnt ons hier
overbodig. leder beschaafd land l)C'zit thans een of nieeidere tijdschiirten,
die geheel gewijd zijn aan beeldende kunst en waarin de kunst der
Nederlanden — in historischen zin — dikwijls een eervolle plaats inneemt.
Waarom zouden wij, Nederlanders van Noord en Zuid, niet een eigen kunst-
tijdschrift bezitten, een eigen oigaan, dat zoowel voor onszelf als voor
vrecniden de kiaclit en de zeifstandiglieid van ons kunstleven l)evestigt en
bewijst ?
De behoefle aan een dergelijke uitgave blijft bestaan, ook al luinien
andere lijdschriften soms gaarne een plaats in aan beeldende kunst, naast
letterkunde, naast welenschap, naast geschiedenis of aicheologie. Het gebied
dat Onze Kunst gekozen heeft, is duidelijk genoeg omscbreven ; iiet is uitge-
strekt, want het omvat het verleden en het heden van een der rijkste en
veelzijdigste kunstuitingen die de wereld heeft gekcnd, en die na mini vijf
eeuwen hoogen bloei nog zoo vol leven en gisting is.
Onze Kunst wil dit gebied helpen ontginnen, het betcr doen kennen en
waaideeren; zij zal, bij hct veirichten van haar werk, alie hulpniiddelen ter
band nenien, waarover de modeine wetLMischap beschikt ; zij wil zich onder-
werpen aan de wetenschappelijke discipline en van iiarc niedewcrkers in de
allereerste plaats degelijke vakkennis verlangen; maar zij wil van de zuiver
historische of archeologische studie haar hoofddoel niet makcn; zij wil de
kunst bestudeeren om de hooge veiheuging, die het schoone kan gevcn;
het zoeken en delven in de donkcre schachten van hct verleden zij haar een
middel, maar geen doel; de schattcn die cr kunnen gevondcn worden wil
zij met vreugde aan het daglicht brcngcn en er vrijelijk van genieten; zij wil
l)ij tijd en wijlc de koelbloedigheid vergeten, die bij de zuiver objectieve
beschouwing van een kunstwerk noodig is, om op te gaan in de geestdrift,
welke dit kunstwerk opwekken kan. Zij wil lecren, opmerken, studeeren,
weten, — maar alleen om inniger lief te krijgen.
Zoo trede deze zesde jaargang van Onze Kunst met verjongde en ver-
nieuwde levcnslust de wereld in. Naast zijn oude getrouwen hoopt hct tijd-
schrift ook nu weer nieuwe sympathieen te niogen verwerven.
OVER PAULUS POTTER
NAAR AANLEIDING VAN ZIJN RUITERPORTRET VAN
DIRK TULP, GEGRAVEERD DOOR P. DUPONT
icoi.AAS VAN Rhkknkn, dic van zijn ouders als cxlra-
kgaat [onder andeieii dc scliild(.'rijeii-verzaineliiig van
I'aulus Poller, (\vn eerslen man van zijn nioeder,
i^ckrcgen liad, o]) l)eding die l)ij elkaar le lioiiden,
licelt Honl)iaktMi onilrcnl licni, die do roeni der faniiiie
was, in giootc Irekkcn Jnisl ingeliclil. De verwanl-
scliap met Pauiiis Baitsius en daaicioor do alstamniing
van cen dociik'r nil den liiiize van Esmond nio^e een ^laad nader zijn
gevveesl dan hij opgeei't. Poller's lierkonisl wordl daar niel gerinij|er door.
Paulus Potter voeldc zicli dan ook zeer; in liel Si. Lneasi^ild le Deill liel iiij
zieli als Mons. Poller inselnijven. Zoo zijn er nieer kleiiie veri)elerinyen en
aanvnilingen van wal wij hij Honhraken vinden, maar j<een l)elangrijke nieuw
ontdekte feilen le vernielden (').
Paulns Poller is gehoren November Ki'io le Knkluiizen, als zoon van den
glassehrijver, hiler ook seliilder Pieter Poller en van Aaelil Paulusdr. Barlsius,
do zuster van den Alkmaarder schilder Willem Harlsius. Reeds zeer jong
lieel'l zieii Panlus als kunslenaar onlwikkeld, en wanneer wij later in al zijn
kunst Jul wtik van een gravem- nieenen le lieikeinien, dan zon ik willen
vragen, of daar voor een deel niel de opleiding lol glasseinijver, die liij niel
Lueas van Leiden gemeen zon liebhen, de oorzaak van kon zijn.
liel ondsle gemerkle werk is een leekeningelje in hel Sliidelselie Insliliuil,
een everjaehl mel pollood op perkamenl, waaiop slaan zon : Panlns Poller F.
onl II jaar a" 1()41, vval evenwel niel nilkoml met zijn werkelijken leeltijd,
daar hij reeds in 1()-1() 14 jaar ond was en 1.") werd.
llij iicel'l cersl zeker vce! mel zijn vader samengewerkl. r\\ van de plaleii
naar iuni onlweipen, waar niel nildrnkkelijk o]) slaal ol Pii'lei of Panlns ze
i') T. VAN WKsriiMKHNK Wz , Piiuliis PoUtT s:i vii" I'l sc's (vuvrcs. Ohrccn's Archiof I.
p. 7; -10, II, p. 139, III, p. 26.'J. .Sjicclnlor 1871, p 2M. OiiiI-IIoIUhkI IV, p 270: \l, \y 31.
(Bredius over Ficlcr Poller).
OVER PAULUS POTTER
gemaakt heeft, is dit niet met zekerheid te zeggeii. Ja, het gezicht op Sloter-
dijk met het vee in de weiden, dat op de plaat van Nolpe van den intocht
van Maria Henriette van Engeland in 1642 voorkomt, diaagt zoozcer het
kenmerk van Pauhis in zijn hiteien trant, dat men zeker aan hem zou
denken, wanneer er niet voluit Pieter stond. Een bewijs te meer dus van den
invloed van den vader op den zoon.
Feitehjk maakt Paulus in dezen tijd ook geheel andere dingen. Zijn
EJias met den Engel, door Nolpe gegraveerd, Hjkt Vlaamsch in het landschap,
italianiseerend in de figuren. AUeen in de planten op den voorgrond, herkent
men hem reeds. Kan hier ook voorbijgaanden invloed van Bernard le Petit,
die volgens Hoet (') zijn meester is geweest, te bespenren zijn? In elk geval,
sprekend is de overeenkomst tusschen een andere bijbelsche voorstelling,
Abrahams nittocht, een schilderij van 1641, en hetzelfde onderwerp, door
Moeyaert behandeld (1628), n" 81 der veiling Werner Dahl. Het stuk van
Potter, nit de verzamcling Hock, afgebeeld in de Zeitschrift fiir 'bildende
Kiinsl 1892, tegenover bladzijde 272, is in verscheidene figuren en dieren een
in het oog loopende navolging van het werk van Moeyaert. In het vee zien
wij toch reeds bij Potter de belofte die weldra vervuld zal worden. De
menschelijke figuren zijn onbeholpen, het landschap is conventioneel, behalve
de waterval. Daarin is vooral het schuim op het wegloopende water merk-
waardig juist opgemerkt en weergegeven. Hij moet, dunkt mij, eigen studies
naar de natuur gemaakt hebbcn, maar hij behoeft, geloof ik, het land daar-
voor niet te hebben verlaten, en zelfs zou ik nieenen, dat een duiiibeek, als
die van Leiduin bij Haarlem, of anders een molenlocht, een voldoende voor-
beeld kan zijn geweest.
Pieter Potter, die tijdelijk, omstreeks 1646 te Leiden gewoond had, heeft
zich later te Amsterdam gevestigd en is daar tot zijn dood in 1652 gebleven.
AUeen schijnt hij ook in 1647 in den Haag gewerkt te hebben (-).
Zijn zoon had zich reeds op 6 Augustus 1646 te Delft in het St. Lucasgild
als meester laten aanteekenen, en op een schilderijtje van 1647, paarden voor
een herbcrg, zijn de torens van Delft op den achlergrond te zien.
Uit dit jaar zijn reeds veel schilderijen, en daaronder van zijn beroemdste,
als de slier van het Mauritshuis en het kleine paneeltje uit de verzameling
Choiseuil, thans in mijn bezit. Daartoe behoort ook een landschapje met vee,
uit de verzameling van der Linde van Slingelandt, thans het eigendom van
den Markies van Westminster, waar, volgens oude overlevering, het kasteel
Brinkhorst, tusschen den Haag en de Geestbrug, op moet voorkomen.
(M Oud-Hollanci IX, biz. 137.
(') Het is een vergissiii" van tien lieer Brcduis dat hij iieni ooi< naar I^clt'l laat gaan.
Het register noemt duidelijk Paulus.
f^du-J\<>»%^,t
I .'.u..^.WM\'l
OVEIi I'AIIAS POTTER
Hij wooiil (l:m eiliter iu)<< Ic Delft, waar in liet ic'}iiski- v;iii 1650 wordt
aanf<c'tr(.keii(l (l;il Paiilus Poller naar den Haa<» verlrokkeii is. Dal was gebciird
in 1(119, Uu'ii hij daar als Meesler-schilder werd inj^esclireven. Ilij woonde er
p. Dl'PONT : Potloodslu.lU' vm.r ■!«■ fiinMirc noru lict M-lliUIri ij viin P Poll. r.
in een liiiis van van Gooien, lusschen van (iooien zelven, van wien hij wcinig
geleerd lieeft, en den bouwnieesler C.laes Dirksz. Balckeneynde, niel wiens
oudslc" docliloi-, Adrinna, hij 3 Juli KiiiO j<i'li()ii\vd is.
Balckeneynde, die voor I'redeiik Hendrd< aan llonsholredijk en iiet
Oo-sleinde gebouwd had, zai hem i)ij Aniaiia van Solins hehben aanhevolen,
voor wie iiij in 1619 hel heroenide sink schilderde, dal thans in de Hermitage
is. Hel werd om een koe, die zieh al le naUuMlijk gedroeg, geweigerd, maar
OVER PAULUS POTTER
de bctrekking tot het hof werd niot algel)roken. Altliaiis Graaf .lohan Maurits
van Nassau, de Braziliaan, heeft nog later in betrekking tot Potter geslaan.
Graaf Maurits was sedert 1047 Gouverneur van Kleef, maar was in 1650
en 1651 veei in den Haag. In 1650 etste Pottei- voor hem een zeldzaani pkiatje
waarop een Braziliaansch aapje en een Braziliaansclie plant, de Zabueaia, zoo
als er met groote letters op staat. Ja, zelfs te Kleef moet Potter geweest zijn,
want de achtergrond van het portret van Dirk Tulp is een, klaarhlijkelijk naar
de natuur geschilderd, vergezicht over het Kleefsche land, met het slot dat zich
tegen de lucht afteekent, en de slad aan den oever van den Rijn die in de
diepte weg schuilt. Zou hij ook daar niet door Johan Maurits zijn gekomen?
Toch is hij niet in den Haag gebleven. In geldelijke zaken ging het hem
daar niet al te best. Reeds 18 Juli 1649 leende hij (er staat enkel de Potter,
maar men neemt aan dat het Paulus Potter was) van den advocaat ^Yalbeek
100 Carolusguldens tegen 5%, waarvoor hij een schilderij als pand gaf en
25 Mei 1651 maken zij voor schepenen een accoord, waarbij binnen drie
maanden kapitaal en interest zal betaald worden, en hij binnen een maand
de verschoten onkosten en het verdiend salaris van zijn geldschieter met een
schilderijtje zal voldoen. Of hij aan deze nieuwe verpliehtingen voldaan heefl,
en hoe, blijkt niet.
OVER I'.MIA'S POTTER
Volj^c'iis vail Ulicciieii zoii liij door Nicolaas 'riilp zijii ovcrjit-liaald naar
Ainskidam le komeii. " \)v liecr Horgcnu'csler Tiilp, die dikwils in den Haag
A*.4V "**»<
p. DLPON'T : PotloniKliulic voor tie Kia\ lire iinar lii't schililcc ij van P Potter
zynde, keiinis aan onzcn Paul us Poller gekregen liad, wiens lollijk gedrag en
konst hem zonderling behaagde, zieiide dal liy niet naar waarde voor de zelve
beloonl wierd, lokte hem lot Aniskidani oni voor hem le scliildereii, met
loezegging van zijii gunst : gclyk liij zig dan ook op den eersten van Hloey-
maand 1052 t' Amsterdam met 'er woon l)egal", en schilderde vcrschevden.
OVER PAULUS POTTER
zoo groote als kleine konstukjes, voor gemelden Boigemeester Tulp, zoo dat
die in zijn lijd wel 't meest van zijn konst bezat. » (*)
In 1653 schilderde hij daar toen het levensgroot ruilerportrel van diens
zoon Dirk, een doek van 3.10 m. bij 2.74 m., een oppervlak dus van acht en
^■,
p. DUPONT ; Potloodstudie voor de gravuie naar het schildeiij van P. Potter.
een halven vierkanten meter; grooter dan zijn stier in het Maiiritshuis en
alleen overtrofTen door zijn berenjacht te Amsterdam.
He^: stuk is voluit gemerkt Paulus Potter F. 1653. Hij moet echter reeds
in het vorig jaar met de voorbereiding van dit werk Ijegonnen zijn, want de
heer Dupont heeft er mij terecht opmerkzaam op gemaakt, dat het mooie
etsje van 1652 van het donkere schimmeltje, Bartsch 10, geheel het kenmerk
draagt van een voorstudie voor het paard waarop hij Tulp geschilderd heeft.
Ik durf haast nog iets verder gaan en beweren dat het ditzelfde paard is, een
jaar jonger en met nog grijze manen en staart. AUe schimmels worden zwart
geboren en bij sommigen worden manen en staart zeer spocdig wit. Op de
(') Houbrakcii II, biz. 129.
<)\i:n I'AULUS IH)TTER
scliildi'iij is vv in dc inancn nog ecn grijzc vlok en hij zlxt overeenkomende
voiiiKii lak-n els en schilderij liet zelfde wilte kolletje op hel voorhoofd zien.
Alleen mist in de scliildeiij Iiel paard de witte sok aan hel linker aclileil)een.
Poller kan tlie hehhen weggelaleii oindat een liclile vlek hem daar niel pasle.
Wil men dat niel geloven dan zal men moelen aannemen dal hij voor de els
ecn paard nit dezelfde stoeterij, hefsl van dezelfde onders gel)ruikl lieefl. Hel
zoii wel Nvonderlijk zijn als liij dil l)ij loeval gevonden had.
I)il prenlje hehoorl tol een serie van vijf zeer verschillende soorlen van
paarden, alle in 1(552 gei'lst, en daaronder is er een. B. 11, l)ekend als le
Couvtaiid, een bontgevlekle Engelsche hit, die Poller ook reeds in 1649
geschilderd had in een klein paneeltje, Ihans te Seh\verin.| Zijn els heefl hij
niel naar die schilderij geniaakl, wanl daarop is dil hilje nog nauwelijks
volwassen en gevuld van vormen en zijn manen en staart nog onafgesneden,
terwiji het drie jaar later bijna schonkig is gewordcn. Toch laat de teekening
der vlekken geen twijfel dat wij hetzelfde dier voor ons hehben en daar dil
paardje nanwlijks Poller naar Amsterdam zal gevolgd zijn, meen ik te mogen
besluiten dat deze ets nog voor Mei in den Haag is onlslaan. De paarden-
stndies als voorbereiding voor het riiilerporlret, zouden dus reeds in den
Haag zijn begonnen. Geen voorsludie is er voor de beweging van het paard,
die locii misschien niet overl)odig geweest ware. Hij heefl zich gehouden aan
den moeilijken stand, die toen, sederl Leonardo da Vinci, voor riiiterpor-
trelten gebrnikclijk was. Het is niet eigenlijk een steigerend paard, maar
een paard dal de ruiler, volgens de boogere rijschooi, op de achterbeenen
laat draaien.
Ik zou geneigd zijn de vraag te stellen of bet niet soms Dirk Tnlp was die
Potter nil den Haag heefl laten overkomen. Vroeger heb ik mij de zaak zoo
voorgesteld dat Potter, wegens zijn sleciile gezondheid, Nicoiaas Tulp zou
geraadpieegd hcbben en deze hem den raad zou hebben gegeven naar Am-
sterdam te komen, oni daar i)eter in zijn onderlioud te kunnen voorzien.
Dirk zou dan zijn vader ler wille zijn geweest door zulk een beiangrijk werk
te l)estellen. Hn bepaald verwerpelijk is deze voorstelling der gebeuilenis nu
zeker nog niet. Maar ik vraag mij loch af, of van Rheenen, die zooveel later de
overlevering omtrent den eersten man van zijn moeder aan Houbraken mede-
deelde, hier niet een vergefelijke vergi.ssing zou begaan hebben. wanneer
hij den weinig bekenden Dirk Tul|) met zijn beroemden vader zou verwisseid
hebben.
Van een nadere betrekking lussclien Panlus Potter en Xicolaas Tnlp
blijkt overigens niels. Zelfs is er in de veizameling seiiilderijen van zijn
schoonzoon .Ian Six, die in 1702 in veiling kwam, geen enkel sink van Potter,
wat toch licht hel gcval zou zijn geweest, wanneei' er veel van zijn kunsl in
OVER PAULUS POTTER
den boedel van zijn schoonvadei- geweest ware. Een groote verzanieling kunst
van een meester, plotseling gevormd door een man op leeftijd met een l)e-
perkte woning, komt niij hoogst onwaarschijnlijk voor.
Jachten, honden, paarden, desnoods ook koeien, passen daarentegen
uitnemend voor Dirk Tulp, die ze niet slechts in de stad maar ook op
Tnlp-en-Burgh kan geplaatst hebben. In zijn ruilerportrel bezat hij in elk
geval op een na het grootste stuk van den meester. Zou misscbien ook de
wolfsbond van Potter thans te St. Petersburg, ongehikkig zonder jaartal, door
Tulp in 1648 uit Moscou, waarbeen bij zijn laleren scboonvader Dr Albert
Coenraads Burgb op diens gezantscbap vergezelde, zijn meegebraclit ? Zulke
bonden waren zeker toen in Holland zeldzaam genoeg.
Mijn vernioeden schijnt bevestigd te worden door een klein scbilderijtje
op de tentoonstelling van Frederik MuUer en C" ter eere van Rembrandt,
n" 105a, een Russiscbe wolfsbond, minder langharig dan de Peterburgscbe en
misscbien dus niet gebeel zuiver van ras, maar voluit gemerkt Paulus Potter
f. 1653.
Is mijn meening jiiist, dan zal Dirk Tulp wel bijna alles bezeten hebben
wat Potter in de beide laatste jaren van zijn werkzaam leven heeft gescbil-
derd, een niet onbelangrijk deel van zijn levenswerk ; maar wanneer die
verzanieling, waarvan Houbraken gewaagt, verstrooid is, blijkt nergens. Een
veilingscatalogus waarin vele Potters voorkomen, vindt men bij Hoet niet, en
ook Houbraken kent blijkbaar die verzameling niet meer als nog in wezen.
Het ligt voor de band dat zij bij Tulps dood, toen bij twee minderjarige
dochtertjes achterliet, is verkocbt."
Het ruiterportret kwam door zijn oudsle docbter Esther Elisabeth, die
met Mr. Jan van den Bembde trouwde, aan baar docbter Anna Elisabeth, die
met Mr. Jan Six in 1728 gehuwd, het aan mijn voorouders bracht.
Die twee laatste jaren in Amsterdam zijn weer jaren van groote vrucht-
baarbeid. Er zijn wel niet zooveel reusacbtige doeken als in 1649, maar
behalve al de kleinere is toch van 1653 zeker nog een groot doek, een jonge
bijna levensgroote schimmel, het eerst vermeld in de veiling van 10 Mei 1756
als een levensgroot paard, in 1768 in de verzameling Winkler te Leipzig
(5'5 X 6'11) sederl bij den beer Weber te Hamburg (1.55 X 1.99) door Zilcken
geetsl voor de Zcitxchrijt jiir bildende Kunst 1892, biz. 260. Ook dit maakt
meer den indruk van een paardenstudie dan van een schilderij. Behalve aan
Tulp schijnt ook te Amsterdam het verkoopen niet zoo vlot te zijn gegaan.
Een zekere Dann^ux kon tenminste in September 1652 een groot stuk van hem
zoo het schijnt met paarden en koeien, bokken en schapen, boomen en
planten, van vier bij dric en een half voet, waarover bij zoowat vijf maanden
gewerkt zou bel)ben, krijgen voor 400 francs, omdat hij hoopte daardoor in
10
I'hoi. ilcurnbach Kiffartli & V. Iti-rliin
PAll.lS I'Oril-.li: i;N(il;i.S(;ill; nil ; M-hildcrij. Kil'.l.
(Grootll.Tlonclijk .MliMimi. S.liwi-riii i/Mi.
()Vf:n I'Al'fJ-S POTTER
Zwedeii bekeiul te wordcii. Tluins koinc-ii ilezc matfii in liet wcrk v;m Pollci-
niet nieer voor. De schiUlerij is dus vcrloren geraakt of afgcsnedcn. In dit
laalste geval zou lift j^roole dock in lict Louvre van Ki.Vi niisscliien in aan-
merking komen al onlbifken daar zoowl'I paardcn als bokkc-n.
HoL' (lit zij en ol lift zijn icv(.'Msomslandif»heden zijn <<c\vccsl of zijn
gestel dat beni Ion <^iave slccple, iiij slierf le Amslcrdam 17 .laniiaii 1651. Zijn
portrel, dat ook dil jaaiial draagt, oen van de zeldzanie diep gevoelde werken
van vander Helsl, laat bem ons zien, reeds met de iijkkleur op de inyevallen
trekken, die zoo wonderlijk afsteken tegen den weelderigen rosscn baaidos.
Nog werkend zoolang het dag is, zit bij voor den ezel waarop een ledig doek
staat te worden aangevangen. Het doclilerljo dat bij nabet, overleefde bem
niet lang. Zijn weduwe alleen biold zijn beiinnering in eere en veriiaalde aan
haar zoon uit een hiter buweUjk van zijn ijver en zijn kortstondigen roeni.
En zijn werken zijn bbjven spreken.
Missebien is de kunst van Potter vroeger oveiscbat. Tlians wordt zij
nauwlijks bilbjk beoordeeld. Onze tijd die in zake van kunst zoo dweept met
al wat benadert en vaag is en ongeveer, mits de toon goed zij en de kleur
waarde bebbe en in dit gestamcl bartstocbt te vermoeden zij of mysliek, heeft
daarnaast niet de voile juiste waardeeiing voor de eerlijke oprecbtbeid, die
ronduil spreekt onidat zij niets te verbergen beeft.
Potter is een gelijkmatige natuur, eerlijk en open, wars van conventie,
een vriend van bet licbt dat overal scbijnt : bet bleeke niorgenlicbt van een
helderen voorjaarsdag, dat tussclien de blauwige wilgen op bet verscbe gras
speelt of de zwoele ocbtend van een beeten zomerdag, die de jongens der
boerderij tot baden lokt; de warme namiddagzon die boomen en weiden met
licbt overgiet, waar de sloot onder slaapt, landscbap en vee vveerspiegelend :
soms f)ok bet valsebe licbt van sainentrekkende onweersbuien, dat zijn
paarden of koeien bel uit laat slaan tegen bet wolkenlloers ; niaar allijd locii
een tinleling van licbt in zijn hicbl en zijn weiden, op zijn boomen v\\
zijn vee.
Hij zoekt de natuur. maar bet is niet de natuur der naluralislen van die
dagen, Carravaggiesken en Rembrandlieken, waar het licbt beperkt wordt
door onzicbtbare bindernissen, om op een enkel punt des te meer te scbit-
leren ; waar altijd een slagscliaduw klaar ligt om op den voorgrond te vallen
en daar een voorwerp of figuur lot repoussoir te verduisteren, terwijl bet iiciil
op spreekwoordelijke wijze op de bool'dliguur valt.
Wanneer wij, lerwijl onze bedendaagscbe kunslenaars zicb wel wacliten
volgens zulke voorscbriften te werken, in oudore kunst dcze gewilde toeval-
ligbcden zonder ergernis zien, dan is bet omdal een kunstenaar van zoo alles
overbeer.scbend stlH'|)pingsvermogen als Hembiandl ons nuesleipl en over-
OVER PAULUS POTTER
weldigt, zoo goed als Michel Angelo ons tot bewondering dwingt voor zijn
verwrongen figuren die zelfs nog nawerken l)ij een Millet en een Thijs Maris.
Van dc tijdgenooten staan zeker zij het hoogst die zich niet mee hebl)en
laten voeren, maar hiin eigen peisoonlijkheid hcbben uifgcspioken in bun
kunst.
Niet dat Potter geen l)elangstelling zou gehad hebben voor de vraagstuk-
kcn die de schilders van zijn tijd bezig hielden, maar het zijn weer vraag-
stukken van anderen aard. Een bonl geteekend oppervlak, vlak te houden,
zooals Paolo Veronese dat zoekt in een bont gestreepte nionw, Vermeer dat
in zijn wit en zwart marmeren vioeren, de Hoogh in een latwerk, in wilte en
donker groene riiiten geschilderd, zoo meeslerlijk nitvoert, zooals waarschijn-
lijk de perspcctieven van Fabricins wcl iels dcrgclijks zullen hebben vertoond,
zooals Rembrandt zelf bet in zijn geschilderden roerdomp en in zijn geetste
schelpje ook had aangerocrd en Potter het in zijn koebeesten en zijn hondjes,
in zijn gevlekte hit en zijn appelschimmels en de panthers, die Marc de Br}'
naar hem etste, al spclend bereikt.
Potter heeft zijn bijzonderen aanleg, een schilder met de ziel van een
graveur, want dear konil de opmerking van Fromentin op neer, een kunste-
naar die in zijn zeer overlegde, wel doordachte gewrochten, waarin het
toeval geen rol speelf, met wiskunstige zekcrheid een warncl van lijnen zich
laat ontwikkelen tot een schijnbaar eenvoudig en toch nergens eentoonig
geheel. Zie hoe de wrongen zich leekencn in de vacht van zijn stier. Zie hoe
in den wolfhond te Petersburg of de Spaansche hondjes der van Taacken
(1652), dank zij een ministerieele wispelturigheid een paar jaar geleden voor
een prijsje naar Amerika verdwenen, het haar is geschilderd. Het is waar het
laatste is een leelijk schilderij, zonder samenhang en waar in den duisteren
achtergrond die groote kater nauwlijks spreekt, maar de keffertjes met hun
zijige witle haar, met licht bruine vlekken, en hun I'ood en zilveren passe-
mentwerken sieraden zijn prachtig. Spelend zijn haar voor haar door de
witte en bruine partijen getrokken met een Jobsgeduld dat zich niet opdringt
en een vastheid van hand die het een genot is te bewonderen, een zekerheid
van bouw in het verloop der evenwijdige en zich kruisende trekken die men
niet moe wordt te volgen.
In deze richting heeft hij niets merkwaardigers geleverd dan de nianen,
en de staart vooral, van den schimmel van Tulp. Naar het hoogste wat kunst
kan geven moel men hem zeker niet vragen, maar zoolang er fijnproevers
zijn, zullen zij genieten van een opzet die toelaat en een uitvoering die komt
tot het uiterste van kunstvaardigheid, zonder ergens in matheid te vervallen,
van een strakheid van lijn vol lenighcid, een lijnen gewar zonder verwarring.
Is ieder haar getrokken met de zekerheid van een wiskundige, geteekend met
]2
OVER IWULUS POTTER
de vaslheid van hot giaanjzer, hel is daaiom niet iiiiiuicr f»emodcIlterd in de
verf. Zelfs dt- gmolc vlakke pailijen van deii jfedaaltlcrdcii schimmel zijn eersl
••eleekend met toelsen die hot haarverloop aaiif>eveii oiii dan met eeii breeden
daskwasl saamfjcdoezeld le worden lot een j<lad en glanzend en rondend
gchec'l. Zoo bouwi hij ook zijn boomen op nil blaadjes van witte of licht-
groene verf als zeer kleine lichaampjes geboelseerd, waaiaan hij dan de
eenheid van massa geeft door een groen glacis, waardoor hij, bij alle uilvoe-
righeid toch de samenhang bewaart en een groen heeft verkregen dat na
eeuwen nog de frischheid van het Hollandsche kuidschap met zijn lichLgroen
loover en zijn nog groener gras weergeeit.
Niemand heeft als hij de stille vreedzamc poezie der uitgestrekte weiden
van Dellland of Amstelland tot den grondtoon van zijn scheppingen gemaakt.
Zijn knnst is niet hoogdravend. Waar hij tragisch wil worden als in zijn
l)erenjacht van l()19, onder invloed van de wolvenjacht van Rui)ens door
W. de Leeuw in prent gebracht, is hij buiten zijn sfeer. Hij is niel eens lyriseh.
Hij is idyllisch, niaar hel is de echte onvervalschlc landelijke idylle die hij
geeft, onopgesmnkl en naluurlijk, lietlijk mijmerend zonder vreemde droo-
merigheid, vredig als een lenlemorgen of een zomeravondslond.
Hij leekende veel naar de natuur, wij welen het van zijn vrouw, maar
ik zou geneigd zijn aan te nemen dat zelfs menige van zijn latere landschap-
pen legenover de natuur geschilderd waren. Zij hebben toch een eigenaardige
llclsche malheid, meer in hel geheel dan in de deelen, die vaak eigen is aan
studies in de open hicht geschilderd en niel in hel atelier nog eens herzien.
Hel is vooral de natuur die hij zoekl. Zoo goed als Rembrandt, zal ook hij
zeker zijn kunsl v navolging van natuur » genoemd hebben, onbewusl dat
ook hij, zoo goed als ieder under kunstenaar, niel navolgde maar herschiep.
En, zooals Rembrandt trouwens, zelf ook, vereenvoudigt hij allengs zijn
composities. Niels is daarvoor leerrijker dan zijn els van 1643, de Koehcrder,
met zijn knap gebouwden groep van kundig samenstel, die hij in l(il9 afsnijdt
en omwerkt lot een veel eenvoudiger voorslelling.
Ook in zijn schildeikunsl kan men dezelfde bedoeling waarnemen. Eersl
de rijkere mel opzettelijke groepeering; daarna of enkele figuren of een zoo-
danig verspreiden van de belangsfelling over het geheele veld van zijn werk
als de onopgesmukle natuur dal le zien geefl, eindelijk een vierkanl op den
voorgrond stellen van een enkel dier, zonder hveede plan, alleen mel een
verren achlergrond. lets wal ons eigenlijk geen schilderij lijkt.
Maar ik vraag mij al of, wanneer Poller lot zijn zevenligsle jaar had
kunnen werken, in plaals van nog geen derlig le worden, hij weer lot rijper
samenslelling zou zijn gekomen, zooals hel kleine sluUje van den Herlog van
Arenberg zou doen vernioeden, of dal wij llians een ongekunstelder schoon-
OVER PAULUS POTTER
held zouden kennen, die ons nu niet is geopenbaard en waarvan wij de
mogelijkheid alleen uit zijn latere werken kunnen gissen.
Jammer dat het ruiterportret van Tulp daarvan niet meer den juisten
indruk geeft. Het heeft veel geleden. Jaren lang opgerold op zolder geborgen,
wordt het doorsneden door verscheiden smalle beschadigde strooken, die
met kwistige hand lang niet voorlreffelijk zijn bijgeschilderd. Zeer zwaar is
de Incht daardoor geworden, vooral de vvolken links bovenaan, zeer is de
kop gewijzigd, waarin nens en mond geheel misvormd zijn, de omtrek van
den haardos niet dengt en de onderste krul zoo zwaar is aangedikt, dat men
den indruk van een allongepruik krijgt. Zeer hinderlijk is van alle donkere
vlekken in het paard vooral een bij de staart, waardoor de inplanting geheel
bedorven is. Van alle andere grootere en kleinere overschilderingen is het
maar beter te zwijgen.
Maar ook de plaatsing en de verlichting der schilderij zijn onvoldoende.
Zij behoorde meer licht te hebben en liefst van links, zoo, dat men het kerk-
torentjekon onderscheiden datweg schuiit lusschen de wazig blauwe bosschen
en de jagers met hun hazewinden, die heel in de verte naar het slot terug-
keeren; zoo dat het oog meer werd geboeid door de stad met zijn huizen en
zijn kerk, door de rivier en door den ploeger op zijn akker ; zoo dat de
bloemen en planten op den voorgrond, klissen, weegbree, herderstasch en
wat niet al, met zooveel liefde zoo uitvoerig geschilderd beter te zien waren.
Een verlept, verflenst, gatig en half vei'dord blad onder aan een klis is alleen
reeds een meesterstukje van schilderkunst. De witte staart rechts, zwakker
verlicht, zou niet alleen spreken. Vooral zou ook het rijke en fijn gestemde
kleurenspel van het roode zadel op den grijzen appelschimmel en van de
witte manen en nog witter kanten manchetten tegen de gele tinten van den
lederen kolder en de gestreepte zijden mouwen onder een helder licht hcerlijk
uitkomen. De plaat van Dupont, voor mij gegraveerd, niet in den handel, (')
hiernevens verkleind afgebeeld, waar veel in te zien is, wat men in de schil-
derij nauwlijks opmerkt, kan uit den aard der zaak de pracht van dit kleur-
accoord niet geheel weergeven.
Ook in een ander opzicht kan de indruk niet volkomen juisl zijn. Ik bedoel
niet dat de beschadigingen zijn hersfeld, dat het wapenbord en opschrift uit
de xvme eeuw, zijn weggebleven — hierdoor wordt het geheel alleen gebaat al
is misschien de stam van Ijoven wat kaal geworden en kan het lint waar-
aan dan een eenvoudig wapenschild zou gehangen hebben, zooals Tulp dat
toen voerde, wel oorspronkelijk zijn — maar ik heb het oog op iets anders.
Die groote docken van Potter zijn nog minder dan de schutterstukken voor
(*) Alleen heb ik ileii kunstenaar eeiiige exemplaien j^egeveii met verlof die voor zijn
rekening te verkoopeii.
14
p. DUI'ONT : I'otlootsludir voor <lc giaviirt
naar lirl Mhililiiij \.\n I' I'olli-i-.
13
OVlJi IWrUS I'OTTEH
gioolt' zaien bcsknul. Ikl is iiit-l dc becloi-ling ze van een afstaini le zicn.
Iiulien Poller zell (lit work op ecu ncgendc liad vi'rklcind, hij zoii zcker den
zwaic'ii cikonsUini door (.en slankcren hci)l)cn vervangfii v\\ de spaarzame
lakki'ii nu'l dc \vi'iiii}4i' l)huitrcii, door meer f^cvuUU' lotcn en sclieulen. Hij
zoii zflls, wiiaistliijnlijk dc veilioiiding dcr iigiiiir lol iiel geheele veld aiiders
lKi)l)cii opgeval. Om luin liierin Ic l)eoordeelen is iedere afbeelding onbruik-
baar en nioel men, even goed als voor de|klcur, het wcrk zelf zien. Ziet men
hel met een cog, door de plaal vooii)eieid en geopend, dan geloof ik dal men
ook zonder langdurige slndie, nog beden zicli rekenscbap kan geven welk een
belangrijke plaals in bel werk van Poller dit ruilerportrel eens moet bebben
ingenomen. Niel l)oven zijn jeiigdige idyllen, zijn echt HoUandsche land-
scliappen zon ik bel Aviilen slellen, maar daar naast als een vooibode van
episebe bieedvoerigbeid aan boogbeid van opvatling gepaard, als een l)elofle
van een toekomst die niel in vervulling beefl niogen gaan.
WMe zou als bij, de bisloriescbilder van Willem III bebben knnncn wor-
den en boe veel belangrijker zou een ruilerpoilret van den Koning-sladliouder
van zijn band zijn geweest, dan dal van Dirk '1 ujp.
In bel algemeen beefl Dupont geen nioeile gebad om zieb in bel werk
\an Poller lluiis le gevoelen. Ja, zoovele zijn de aanrakingspunten, zelfs in de
comj)osilie, Uisseben bem en den sebiidei' van bet ruilerportrel, dal men
onwiliekcurig aan eenigen invloed zou denken van deze prenl op zijn werk,
wist men niel dal de aiuiere plalcn vooralgingm en ik daaruil tot deze keus
kwam. Bij beiden zijn groole,[ uilvcirig bebandelde planten op den voor-
grond, dan een groot paard met kruliende wille manen en staarl, geen tweede
plan, maar een acbtergiond die ( rdir den luik van bet zware dier door een
uiterst uilvoerig vergezicbl laal zien nut water, dal bet liebl der lucht weer-
kaalst, een werk dal dcor zijn lecilieid de niassa van bel gevaarte op den
voorgrond nog nieer doel uilkomen.
En wie [weet of wij bier niel een van die vele, meesl onnaspeurlijke
invloeden knnnen aanwijzen die de oiilwikkeliug van een kunslenaar onbe-
wiisl l)ej)aien. Dupont berinneil zieb dal ik inderlijd de leerlingen der
Akademie met dit sebilderij voor oogen gewezen beb op Pollers aanleg als
graveur, die er uil spreekt. Het was beni bij gebleven juisl omdat iiij toen
nog niel bad begrepen welk verliand n;en kan zoeken lusscben dczen gescbil-
derden staarl en liurijinveik. Maar is bel nu le gewaagd te veronderstcUen
dal de indruk dien bij loeu van dil werk beell onlvangen, onbewusl beefl nage-
werkt en wij aldus nevens andei en, onder de geestelijke voorouders van Dupont
ook moeten noemen den |le jong geslorven scbilder, die dus niel alleen elsle
en scbilderde, maar ook componeerdc als een graveur, Paulus Poller.
Aimlerdam, IWHi. J. SiX.
DE "ZEVEN DEUGDEN,, VAN
JOHANNES VAN EYCK
IN HET NEDERLANDSCH MUSEUM
TE AMSTERDAM
I. DE TOESCHRIJVING AAN VAN EYCK
N (ie aflevering van Augustus 1906 der flazelle des
BcdU.v-Arts vond ik de gelegenheid enkele opmerkin-
gen te pkial.sen over de tien geelkopereii statuetten in
licf Nederlandsch Museum, gewooiilijk de « Graven-
heeldjes » genoemd.
Stijlkritische redenen brachten iiiij er toe iu die
tien figuren twee afgeronde groepen te onderscheiden ;
een eerste, die ik de Ini'cslitinir betitelde en waarvan ik liet ontwerp aan een
Dijonsch artist toeschrecf; een tvveede, waarin ik een voorstelling der Zeven
Deugden zag en waarvan het ontwerp m. i. noodzakelijkerwijze incest
worden toegekend aan Johannes van Eyck. Op deze laatste groep, die voor de
kunstgeschiedenis van het meeste belang is, wilde ik nog eens uitvoeriger
terugkomen.
Eerstens de toeschrijving aan Jan van Eyck. In kwesties van slijl vornit
de plooienval een belangrijk gegeven. Jan van Eyck's zeer eigenaardige
driehoeksplooien vinden we bij de statuetten met veel nadruk aangewend.
Zelfs konien enkele plooien-groepen bijna zonder onderscheid voor op enkele
figuren uit zijn schilderijen en op de statuetten ; men vergelijke Arnolfini's
bruid, Jeanne de Chenony, met het beeldje der Castitas, van de rechterzijde
gezien. Merkwaardig is ook dat de Heilige Barbara, op het bekende schilderij
in de verzameling Rotlischild in Parijs, op geheel dezelfde wijze in een mantel
gedrapeerd is als onze Innoceniia, van de linkerzijde gezien. De plooien
komen zeer nauwkeurig overeen; men vergelijke de over den benedenarm
geslagen mantelslip. Hoewel de toeschrijving van het laatstgenoemde schilderij
aan van Eyck niet algemeen wordtaangenomen, is toch de genoemde Barbara
18
I)E "ZEVE\ DEUGDEX,, VA\ JOHANXES VAX EYCK
verrewrjj dc hesle cicr vicr figiiron eii koint licl incest voor van Eyck in
aannierking.
EtMi Iweede bi'lanfirijk punl van veif^elijkinfi is dc houdinj^ dcr ngiircn.
Men vcr-^clijkc dc Mudoiiim in de kvrk in
Berlijn met onzc slaliiclle der Palirntiu.
ielwat viin dc rcdilcrzijde gczicn. De over-
eenkonist in |)osc is trelVcnd. De liouding
van lict hoot'd, de algenicene lijnen dcr
figuur, details in den plooienval zijn dezcil-
de. Even sterk is de gelijkenis lusschcn ccn
eigenaardige vrouwenfiguur in dc KiuisigiiKj
in Petersburg en onzc Subrielas. De houding
en het gebaar der Innocenlia (volgens dc
gravure van Millin kunnen we haar afgebro-
ken recbtcrhand bcrstellen) vind een nauw-
keurigc wcdcrgadc in dc Maduiunt der An-
nunciatie op de builenvleiigels van bet Drcs-
denscbe altaartje. Over de bonding der
Castilas en baar gebaar en Jeanne dc Cbcnany
beboel'ik niel nicer le sprcken. Dc ovcrecn-
konislen beslaan vooral in de fijnc at'wissc-
ling dcr boudingcn van bet boold en in dc
gebaren der banden die — cigenaardig kcn-
merk voor van Eyck — overal te klein zijn
in verhouding tot bet liciiaam. Bij de twee
mannebjke beeldjes (Diligenlia en Miscri-
cordia) vail de vreenule, bijna onmogelijkc
stand der beencn op. Het voorste been, met
de naar acbtcren gedriikic knie, niaakl ecu
bnitcngewoon rccbtcn, slijven indruk. Men
vergelijke daarmee den Adam in Brnssel,
vooral den .S7/j/ Joris op de Madonna van dcr Paele in Brnggc, den Cliris-
toplwrns tc midden dcr Pelgrims in Berlijn en dvn Micliai'l op bet allaartje in
Dresden cm nog andere manstignren van van Evck
Ilelgeen bij dc allrii)utic aan van Eyck den doorslag gccl'l, is de opmer-
king dat iiij voor dc beeldjes dezcH'dc pcrsoncn als modcllcn gcbruikt bcci't,
die ook oj) zijn scbilderijen vooikomcn. Zoo lierkent men zondcr mocite
Arnolfini in dc statuette der l)ili<irntia. De Innoccntia draagt dc bckken van
bet jongc meisjc dat o. a. de Maria der Annuneiatie voorstelt op dc buitcn-
vlcugcls van bet Drcsdcnscb altaartje. Dc llnnulihis hcli ik. na voorzicbtige
.ioii.\nm;s van i;vi;k . soin
19
JOHANNF.S VAN EYC;K : Sobrictas
Rijko
DE "ZEVEN DEUGDEX,,
vergelijking, kunnen identificee-
reii met van Eyck's vroiiw. J<'a/?/je
lie Chenany vinden we op en top
teriig in de statuette der Sobrie-
tas en wellicht ook, maar veel
minder duidelijk, in de Castilas.
Dal we in de Misericordia Philips
den Goede ontmoeten, bewijst de
miniatuur in het Recueil de Gai-
gnieres. Voor de Patientia heb ik
geen equivalent gevonden.
Zonder veel moeite zou men
de redenen, die tot de attiibutie
aan van Eyck, nopen, kunnen
verdubbelen. Het lijkt niij onnoo-
dig. De beide kunsthistorici die
voor mij de staluetten bestutieerd
hebben,zouden waarscliijnlijk tot
dezelfde conclusie gekomen zijn,
zonder de verkeerde hypothese
die het onlstaan der beeldjes in
1454 plaatste. « Quelle finesse
d'analyse dans les tetes ; quelle
juslesse dans les attitudes ! On
serait tente d'y voir r inter ucntion
de qaelque grand maiire ». Aldus
de beer Destree in de fraaie afle-
vering van Februari 1905 van
(( Onze Kunst », gewijd aan de
Tentoonstellingen van Dinande-
ries in Dinant en Middelburg.
Laat ik er nog bijvoegen, dat
deze passage mij eerst onder
oogen kwam na het publiceeren
van mijn eerste opstel over de
slatuetten. Xatuuriijkerwijze
denkl de heer Destree, op de
verkeerde dateering afgaand, aan
Rogier van der Weyden. Prof.
J. Six, zonder een anderen kuns-
20
DE ''ZEVEN DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
teiiaar tc vermoedcn dan Jacques dc Gerines, "(aal loch voider. « Ce n'cst
plus {lucre, a ce qu'il mo soniblo, lo stylo du milieu du siede, d'un Rooier
de la Pasture, mais celui des Van l'>ok ». Prol'. Six ver{<olijkt do statuelten
met van Eyck's fi-
guren en lierkenl
« les memes mo-
des, les memes |)o-
ses, le mome sen-
timent » (Gaz. des
Beaux-Arts, 1896,
t. 1, p. 388). De
toeschrijving aan
van Eyck heet'l dus
niets ongerijmds.
Integendeel, zij
drong zich vanzelf
op, toon eenmaal
de drie statuelten
van gelieel afwij-
kenden stijl uil dv
rij verwijderd \v;i-
ren en liet gelieel
opnieuw geda-
teord.Togenspraak
kvvam mij dan ook
zoo good a Is nioi
tor oore. ViiJ w;il
moor scepticisme
ontmootte ik wan-
neer do helileling
dor zevcn statuelten als de Zci'cn Druijdcn lo horde kwam.
II. DE ZEVEN DEUGDEN
In zijn voortreffclijk work, I'Arl religicii.r du XI H- sicclc en I'ntncr, heolt
Emile Male, onder don litel le Miroir Moral, eon hooTdstuk gewijd aan dc
iconographie dor Ondeugden en Deugden : de lilleraire geschiedenis dier
begrip|)on wordt nagegaan van de vroegste (>hristcliJko lijden at'; or hlijkt
voldoende hoezeer de gewoonte om de tegenstrijdigo neigingen dcr ziel le
personifieeren, tot hot wezen zclf van hot Christendom hehoort. De heschou-
wingen van den heer Male gaan niet verder dan hoogstens tot hot begin dor
(".oi)ii' nam- .lolianncs van Kyck. Jp.Tiine de Chonany.
(Kaiscr-l'ricdrich-Museum, Bcrlijn).
21
DE ''ZEVES DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
xiye eeuw. Ill de xive en xv^ eeuw echter, zooals te verwachten is van een tijd
die opging in allegorische lectuur als de Roman de la Rose, waren de voor-
stellingen der Ondeugden en Dengden nog evenzeer in trek en in 't bizonder
aan "t Bouigondische hof.
In 1385 befaalt Philippe le Hardi 600 francs voor een tapisserie van 26
ellen « un drap de hanteliche, ouvre a or, de I'ystoire des visches et vertus ».
Een prachlige tapisserie in het Rijksmuseum te Amsterdam, in bruikleen
afgestaan door baron van Znylen van Nijevelt van de Haer, uit de tweede
helfl der xv^ eeuw, is waarschijnlijk een zeer nauwkeurige herhaling van
hetzelfde onderwerp. Het is niet moeilijk in te zien, dat we bier een Psycho-
machie voor ons liebben, een allegorisclie strijd der Ondeugden en Deugden,
een gegeven dat bizonder in den sniaak viel van de middeneeuwsche schrij-
vers en kunstenaars en waarvan de eerste en verreweg de schoonste bewerking
te danken is aan Aurelius Prudentius Clemens, den dicbter der v* eeuw.
Aan den voet van den kruisiieuvel neemt de zinnebeeldige veldslag een
aanvang. Een ridder op een eeniioorn, denkelijk de ziel voorstellend, en om-
geven door zeven maagden, weerslaat, aan de rechterzijde van het kruis, den
aanval van zeven andere personificaties, de Ondeugden. Belangrijk is, dat bij
het grootste aantal der figuren de naam der personificatie te lezen is. De
voorstelling wemelt van emblemen, die echter lang niet alle even duidelijk
zijn. In sommige details iierkent men nog den invloed van het gedicht van
Prudentius. Bij de Ondeugden aanvangend, lezen we de namen Superbia,
Auaritia, Lii.vuria, Inoidia, Ira, Acidia. De zevende, die een snoek in baar
wapen draagt, kan geen andere zijn dan de Vraatzucht,. G»/a.
De Ondeugden zijn dus in engeren, bepaalden zin genomen en wel als de
Zeven Doodzonden. De emblemen spreken ever 't algemeen van zelf en soms
op een bijna platte wijze, zoo de Ai)ariiia, Gierigheid, die met een hark is
gewapend. De Luxnria, Onkuischheid, rijdt op een varken en beziet zich in
een spiegel. De Hoovaardigheid, Superbia, voert een pauw als helmteeken.
De Gramschap, Ira, zwaait een bijl. De Traagheid, Acidia (akedia, zorgeloos-
heid, de oude benaming) rijdt op een ezel, beeft een das in baar wapen en
draagt een gra.szode aan. De Nijd, Invidia, nadert op een draak en sloot met
een brandendo speer.
De Deugden en Ondeugden worden van oudsher paarsgewijze afgebeeld,
elke Ondeugd met de tegenovergestelde Deugd, hetgeen dan ook op de tapis-
serie bet geval is. We vinden dan als tegenstelling der Superbia de Humilitas,
tegenover Ira de Patieniia, in een haren kleed en met een lelienstengel de
Castifas als tegenstelling der Luxuria. Sobrietas, een waterflesch dragend,
moet de Vraalzncht bestrijden. Tegenover Acidia op een ezel, vinden we de
Devotiu Dei op een hert, gewoonlijk betiteld als Diligentia of Soin et bonne
22
DE ''ZEVEN DEUGDEX,, VAN JOHANNES VAN EYCK
Dilif^ence. Op f^ecslclijk gel)ied ovcifjehiaclit wordt Diligcnlia « le zclc de la
religion » of Dcixtlia Dei. Hoewd zondcr bijsclirift, kiinnen we de Misericardia
herkennen aan haar gehaar; liaar legenstelliiig is de Avaiitia. De groote
figuur op den voorgrond, op een leeuw
gezclen en nil een schenkkan water gie-
tend, laal ons in verlegenheid. l)e leenw
kan, in de niiddeneenwselie syniholiek,
allerlei uiteenloopende begrippcn veibeel-
den. Als tegenstelling der Invidia, waar
zij hij behoort, wordt dikwijls de Carilas
genonien, niaar dan is die ook hegeleid
door de beide andere theologische deug-
den, hetgeen hier niet bet geval is. Zooals
ik reeds opmerkle zijn sommige emi)le-
nien of onbegrijpelijk zooals de boor die
de Devotia Dei in banden beeft, (wellicht
om aan tedniden dat bet gebed door alles
beendringt) of verouderd en tegenstrijdig
geworden, zooals de kroon die de Humi-
litas op baren eenvoudigen boofddoek
draagt. Andere emblemen laten meerdere
uiteenloopende explicaties toe; zoo komt
de ezel niet alleen voor als bet symbool
der traagbeid, niaar ook als dat der nia-
tigbeid.
Men zal reeds liebben opgemerkt dat
de Zeven Deugden van Jan van Eyck,
zooals ze door mij zijn opgegeven, even-
eens de tegenstellingen vormen der Zeven
Doodzonden. Maar, zooals te verwacbten
was, is de symboliek door van Eyek aan-
gewend, van een vrij wat sublieleren aard dan die we op de tapisserie ont-
moelten. Niet alleen door iiouding, gebaren, gelaatsuitdruUking beeft van Eyek
de abstracte begrippen der Zeven Deugden duidelijk tracbten te niaken, bij
beeft ook een symboliek toegepast, die weliswaar weinig opvallend is, maar
daarom niet minder belder en expressief. Van Eyck beeft de klecderdracbt
van zijn beeldjes gekozen in overeenstemming met de deugd die zij nioeten
voorstellcn.
We vinden lets dergelijks lerug in do lilteratuur van dien tijd aan bet bof
van Bourgondie. Het is niet zeldzaam lilteratuur en kunsl onderbevig te zien
JOHANNES VAN EYCK ; Humilitas.
23
DE ' ZEVENDEUGDEN ,
'^^^'^Me^^^-^Jittk-
pilot. Gebrs van Rijkom, Amsterdam.
JOHANNES VAN EYCK: Innoeentia.
aan dezelfde geestesstroo-
niingcn. Ik heb een eigen-
aardigboekskc op het oog,
Le Paremenl des Dames,
van den heroenidcn chro-
niqueur Olivier do la Mar-
clie.
In Bourgondie gebo-
ren, omslreeks 1427, reeds
jong als page in dienst
van Philips, later diens
veitiouweling en in even
hoogaanzien bij Karel den
Stoute, was Olivier de la
Marcbe getuige van den
luisterrijken bloei en la-
ter van den plotselingen
ranipspoed van het Bour-
gondische rijk. Uit zijn
geschriftenkunnenweeen
zuivere voorstelling ver-
werven van den eigenaar-
digen geeslestoestand aan
het hof van Bourgondie.
In zijn Memoires, die van
1435 tot 1492 loopen konit
onder meer het bekende
verhaal voor van de wijd-
sche feesten in 1454 met
de « entremets », curieuse
maskerades, waarschijn-
lijk door Olivier de la
Marche zelven gearran-
geerd.Hetloontde moeite
er even bij stil te staan.
De vertooning was er
op aangelegd, de aanwe-
zige edelen aan te zetten
lot een kruistocht tegen
de ongeloovigen. Zoo
24
DE "ZEVRy: DEUGDEN „ VAX .lOIlASSES VAX EYCK
k\v:im (i;iii Saiiitc-lij^lise l)iniicn, op een olifant gczetcn en gelcid door een
reus; de l;i Marclie vcrklaail ons de symboliek van die Ijizondtrlu'dcn. Xadal
de Kerk lu-t l)itler iclaas van liaren gedruktcn staal luell dotii liooren,
verscliijnl « Madame (irace de Dicu » gc-
volf>d door do Tnxicilf Deiigden, welke
natiuirlijk voor dc gelegenheid zijii uit-
gczoclit. Hct zijn, helialve dc drie llieolo-
gisclie en vier cardinale Deugden, liaison,
Yerile, Largesse, Vaillance en Diligence.
De kleeding van Grace de Dieii is in over-
eenslemming met iiaar karaklcr gebracht:
« une robe mouU simplement faicte, a
guise dc religieusc... et avail Ic chief
alourne moult simplement d'ung blanc
couvre chief, mis tout ainsy qu'a une chose
saincte et devote appartenoit ». Wat wor-
den we hierbij herinnerd aan ons beeldjc
der Hiimililas ! Wat moct dat « moult
simplement » geconlrasteerd hebl)en met
al de pracht om haar been.
Elk der Deugden werd gelcid door
een Bidder. « Ensuyvent Ics noms des
chevaliers et des dames de celle mom-
merie » zegt de la Marche, en nu blijkl
dat de hoogstgeplaatsten aan bet bof van
Bourgondie, Karel de Stoute induis, bet
niet beneden zicb achtlen in die maske-
rade te figureeren. Om de namen var.
enkelc i)ekende pcrsoonlijkbeden te noe-
men, dan vinden we, behalve Karel de
Stoute : monscigneur de Cleves, monsci-
gneur le bastard de Bourgogne, messire Anthoine, bastard de Brabant,
messire Philippe Pot. Zoo bchoeven \vc ons ook niet te verwondercn Philips
zelven te zien posceren voor de Misericordia, in welk karaklcr we hem aan-
trcffen ondcr de statuetten.
Van Olivier de la Marche beslaan er, nil zijn latere levensjaren, enkele
gedichten, le Chevalier Delibere en bet reeds genoemde, Ic Parenirnl des
Dames, die buitengewoon in den smaak van den tijd vielcn. Hct laatste,
waarover we alleen i)eiioeven te sprcken, is ecu dicbterlijke beschrijving van
25 Deugden, welke elk met een ondcrdeel der vrouwelijke kleederdracbt
JOHANXUS VAN EYCK? Imioctiili.n.
25
DE '^ZEVEM DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
vergelekeii worden. Behalve de drie theologische en vier cardinale deugden,
vinden we er benamingen onzer statuetten in terug, met uitzondering der
Innocentia Het moet een geliefkoosde lecfuur geweest zijn. Margareta van
Oostenrijk bezat er een manuscript van en
Maria van Hongarije bewaarde het in haar
wlibrairie privee». Het werd voor het eerst
gedrukt in 1510, door Jehan Petit, met veel
veranderingen en interpolaties en verrijkt met
exempels der verschillende deugden, in proza ;
geschiedenissen uit de Legenda Aurea of Vale-
rius Maximus. De zuivere tekst van de la Marche
bezitten we waarschijnlijk in een verlucht ma-
nuscript der Bibliotheque Nationale (m. fr.
25431j, van het einde der xv^ eeuw.
Dezelfde geest, die uit de statuetten spreekt,
lieerscht in dit gedicht, dat zoo geheel den
gemoedstoestand van den tijd weerspiegelt. In
de voorrede wordt opgemerkt dat Pauhis de
eersfe was oni de deugden door kleedingstuk-
ken voor te stellen, zooals dan ook duidehjk
l)lijkt uit Eph. VI. 14.
De la Marche liegint met de Nederigheid,
die de voornaamste deugd was, de speciale
deugd der heilige Maagd. Bij van Eyck is de
Nederigheid niet alleen de meest bekende,
maar ook de meest trefTende door expressie en
die door haar wijd uitslaanden hoofddoek het
eerst de aandacht trekt. Ik heb reeds opge-
merkt dat ze als burgervrouw gekleed is. Tegen-
overden rijkdom der andere hoofddeksels, alien
met edelgesteenten versierd, maakt deze een-
voudige kap, moult simplement faicte, den verlangden en voor de tijdgenooten
een bizonder duidelijken indruk. De weeldeder vrouwen uitte zich vooi'al in de
hoofddeksels. Zooals Millin meedeelt werden er in 1427 in Lille 10 sermoenen
gehouden « contre les hennins et les cornes ». In andere plaatsen maakte de
populatie met stokken jacht op die al te weelderige en hoovaardige tool
of werden de « hennins » openlijk verbrand. Een nederige gezindheid uit
zich dan ook vooral in het hoofddeksel : en simple habit, ung grant coeuvre-
chief sur son atour pour couvrir la face ; couvrir son chief humblement, zijn
uitdrukkingen die veel gebruikt worden. De la Marche duidt de pantoffel als
JOHANNES VAN EYCK ; Castitas.
26
DE ''ZEVES liELdDES ..
syinbool dor Nc(leiij>lK'i(l
aan, oindat die dcugd de
giondslag van alle andcrc is.
Van Eyck's DUiyenlici.
is, zooals ik reeds in mijii
eersle artikel bewees, a Is
Jai»hc'rmccsler (niailrc-ve-
neiir) fjekloed. Men hcefl inij
tegengeworpeii, dal de Orde
van St. Antoniiis, die liet
beeldje draagl, noodzakelijk
op een vorslelijk persoon
wijsl. Als al'doende weerleg-
ging kan ik de niiniatuur uit
hel Breviarium Grimani aan-
voeren, die de feesten van
Januari voorslelt. Voor de
tafel van den vorst (de Iradi-
tioneele plaats der bedien-
den) bevindt zicli de valke-
nier, gebee! in hetzeifde kos-
tuiini als onze Dilicjcniid. Hij
is bezig, met een anderen
dienaar, de iionden te voede-
ren. ()|) ziJM horst zien we
de Orde van Si. Antonius, die
diis l»iijki)aar aan dal iiooge
an]i)t veri)()nden was. De at-
gebroken stok, die de slalii-
etle draagt, is waarschijniijk
een jaeiitspriel, die we naar
boven verlengd nioeten den-
ken, waardoor de eigenaar-
dige iioiKling der handen ook
verklaard wordt. Kven als
Paulusvergelijktde laMarelie
de IJver met hel sclioeisel.
Van Eyek lieei't zijii figmirlje
in een tamelijk vluggen loop
voorgesteld.
Phot. Gebn van Kijki::
JOllANNKS VAN FVlK
27
DE ''ZEVES DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
De Castitas is, zooals ik reeds opmerkte, de eenigste die in vorstelijk
oewaad gekleed is. Eveiizoo kiest De la Marche een prinselijke kleeding,
eeiivoudig maar koninklijk tevens :
Uiig cousturier nous coiivienl rencontrer
Pour cotte simple tailler ;\ ma princesse
Et son beau corps revestir et purer,
Lon ne luy peut trop riche habit donner,
Car elle vault estre mise eii proesse.
La cotte simple je la vueil pour noblesse
De blanc damas, de blancheur nette et pure.
C'esl ung habit de royale posture. (*)
Afgaande op het vorslelijke gewaad met
de liermelijnen zoonien om de arnieii, zou
liet niet ongerijmd zijn te veroiiderslellen,
dat de hertogin voor de Castitas geposeerd
lieett, evenals de herlog voor de Misericordia.
Uit de rekeningen blijkl, dat van Eyck even-
zeer werkle voor « Madame la Duchesse » als
voor Philips. Ongelukkig bezitten we geen
authentiek, ongesclionden porlret van Isa-
bella van Portugal ter vergelijking. De over-
eenkomst die ik opmerkte tiissclien deze
liguur en Jeanne de Chenany betrof alleen
de houding en de expressie. De lijnen van
hel gezicht zijn anders.
Philips, die de Misericordia figureert,
draagt het hofkostnum van zijn tijd, de van
voren en van achteren gespleten honp-
pelande met opgevulde schouders, mahoi-
tres, en lange uitgeschulpte mouwen. Dat
twee der Deugden door mannen zijn voorgesteld, kan ons verwonderen. Van
Evck scheen IJuer en Erharnxen eigenschappen te vinden die vooral den
man betamen. We mogen trouwens bij een kunstenaar als van Eyck heel wat
op rekening van eigen initiatief zetten. De Ondeugden komen wel als mannen
voor, zoo enkele figuren van Giotto & Ondeugden en Deugden in Padua.
\\'at de drie overige Deugden betreft, Innocentia, Palientia en Sobrietas,
haar kostuum is nioeilijk te verklaren. Innocentia schijnt in een gefantazeerde
kleeding getooid te zijn. Palientia draagt een hofkostnum. We zien die dracht
enkele malen in het gevolg van een koningin. Waarschijnlijk vervulde de
(*) Volgens het nis. in de BibliollKHiue Nationale.
JOH.WNES V.\N liYCK ; I>;ili.
28
1)H -ZEVKS DEUGDEN,,
vrouw, die voor dcze zecr
expressievi- slatucUe posccr-
dc, eeii of aiiderc I'unclie in
dc omgeving der hertogin,
waaihij geduld en lijdzaam-
la-id ccn hoofdvercischtc wa-
icn. Ze heelt zeer pcrsoon-
lijke Irckken en is niet zoo
jong nicer. De bizarre drachl
der Sobiiclas heb ik tot nn
toe niel tbuis kunnen bren-
gen ; het is waarschijnlijk een
geeslelijk kostunni, in over-
eenslennning niel het karak-
ter der statuette. Ze waren
denkelijk op het eerste ge-
zicht aan haar dracht ken-
baar,
les converses et prieuses,
Les abbesses el les novisses,
Damoysellcs, devocieuses,
Maiulicimes, leligieiises,
en liel zoii niij niel verwon-
deren l)ij voorlgezet zoeken
in de niinialiiren, niijn niee-
ninj< i)eve.stigd te zien.
Voor van Kyck's tijdge-
nooten en vooral voor de
omgeving van het iiof liad-
den dc vcrscliillciidi' kos-
tuums naluurlijU niet het
niinsle gehcini. Aan geen en-
kel hot in Kuropa was de cli-
kette zoo nauwgezel en het
cercnioniecl zoo ontwikkcld,
als aan liel hot van Honr-
gondie. De Habsburgcrs na-
men later die l)izon(lcrheid
over. De verschilicnde \va;u-
ditihcidsljckleedeis droenen
Phot. Gebn i
.l()ll.\NNi:S VAN I.VC.K : I'ati.Mitia.
I Kijkom, Amsterdam.
29
DE " ZEVEN DEUGDEN „ VAN JOHANNES VAN EYCK
onderscheiden kostuums en de geringsle details waren nauwkeurig geregeld.
Wellicht droeg Philips het kostuum, waaiin we hem zien, alleen bij bizondere
gelegenheden. Het viel trouwens in den geest van den tijd, de standen scherp
te onderscheiden.
Eniperieres, roynes el princesses,
Femmes serventes, bourgoises et niaistresses.
Aan die regels van de la Marche wordt men van zelf herinnerd bij het
zien naar de zeven statuetten. De nu geheel en al veidwenen beschildering (*)
der beeldjes maakte de tegenstelling der kostnums nog opvallender; de tegen-
woordige, gelijkmatige bronskleur doet een gelijksoortigheid onlstaan, welke
in 't geheel niet bedoeld is.
Veel belangrijker dan deze bescheiden, men zou haast zeggen onschul-
dige symboliek, is de poging van van Eyck oni door de bonding, de gebaren,
de gelaatsuitdrukking van elk beeldje de abstraclie die voorgesteld moet
worden, dnidclijk te doen uitkomen. Wat tot nu toe door emblemen werd
kenbaar gemaakt, heeft zich bij hem belichaamd in het figuurtje zelf. Is het
niet de eigenschap van iedere groote, vrije kunst, de emblemen te laten varen
en alles aan de expressie over te laten? En wat winnen de figuurtjes daardoor
aan soberheid, aan innerlijkheid. Hoe stil en zonder ostentalie dragen ze
elk een eigenschap in zich !
Voor wie zich eenigszins heeft ingeleefd in de gebarenspi'aak der xye
eeuw, kan het meerendeel der beeldjes geen geheimen hebben. Al drukken
de van Eycken en bun school al wat aandoening is, zooveel mogelijk « en
sourdine » uit, daarom is de expressie er toch niet minder zuiver om en de
aandoeningen niet minder scherp onderscheiden. Men zegge vooral niet, dat
ik te veel zoek achter de bonding van een handje of de neiging van een boofd.
De kunst-tradities der middeleeuwen werkten nog met ongebroken kracht in
op het oeuvre der van Eycken en ieder weet hoeveel een gebaar te beduiden
heeft, symbolisch als het is, in de .sculptuur der middeleeuwen. Men denke
ook aan het macbtig gebaar van Johannes den Dooper op het Relabel in Gent,
zwaar van beduiding, dat het aardsch bestaan van den roepende in de
woestijn verklaren moet of, om ons aan Jan van Eyck te houden, men herin-
nere zich het schilderij van Arnolfini en Jeanne de Chenany te Londen, waar
het gebaar, met bijna ritueele plechtstatigheid, de inhoud der voorstelling
openbaart.
(*) Enkele details wijzen er oj), dat bij tiet ciseleeren op een latere beschildering gere-
kend is. In 1J58 werden geheel diergelijke beeldjes door Rogier van der Weyden beschil-
derd. Ik herinner er aan, dat Jan van Eyck eveneens zes beelden aan liet Brugsche Raad-
huis kleurde en vergulde (1433).
30
I)E "ZEVEN DEUGDEN,. VAX JOHANSES VAX EYCK
De gebaiLMi <lcr (jislilds en der Misriicordici zijii mecr dnii diiidelijk.
Vcrdcr wcrkt dc lu)iidinf< en de {^elantsiiitdnikkiiifi mec. t Quelle finesse d'ana-
lyse dans Ics teles; quelle justesse dans les altitudes! » Zoo Met de heer
Destree zicli uil in lict reeds genoemde aiiikel in « Ouzo Kunst o. Wat rnoet
de expressie dier lijne kopjes nog duidelijker gespioken hebben, toen ze nog
bedekl waren met van Hvck's overscliildering. Xu liindeil bij enkele statuetten
de afwezigheid der oogappels of der wenkbrauwen, zooals in t bizonder bij
de Palienlia. We kunnen ons verzekerd houden dat van Eyck die details z66
oordeelkundig aanbracbt, dat de expressie der gezichten nog aangrijpender
werd.
Wat nu de analyse der lioudingen en geiaatsuildrukkini^en betrel't, daar-
voor zou ik sleebts in iierhalingen kunnen vervalien. In niijn eerste artikel
over de statuetten he!) ik met eenige uitvoerigheid eike Deugd beselireven.
De beeldjes moeten voor zicli zelve spreken.
Zoo zuiver, zoo juist zijn de expressics, dat we zelfs nagaan kunnen,
weike of de nuances zijn der voorgeslelde Deugd, die bij de uitbeelding min
of nicer meegesproken hebben. In de Patieiitia merken we tevens een zachte
resignatie op. Men zou over dit figuurtjc lang kunnen uitwijden ; het is een
der sclioonste en der diepste.
Om de lippen der Diligentia, die, het liooid als een ram gebogen, vooruit-
snell, ligt een trek van energie. De greep waarmce de jachlspriet gevat is,
spreekt van mocd, van onvcrschrokkenheid. We worden even herinnerd aan
de \'(nll(tnce van zoo even, in de Twaalf Deugden van de la Marche.
In de Sobiiclas, zonder twijfel de nioeilijkst te beliehamen abstractie,
spreken de verwante begrippen Tenipcranlia en Continenlici nice; vooral de
laatste. Onverwrikbaarhcid, zclfl)elieersching, zelfgenocgzaamheid zijn haar
karakterlrekken. Haar hinge mantel sluit als een schelp om haar been.
Wellicht bevalte de stoolvormige sjcrp die ze draagt, nog een toclichlcnd
syniliool.
Bij de Hiiiuililas, de klaarblijkelijkste en aandoenlijkste der statuetten,
vail onderworpenheid en gehoorzaaniheid op te merken.
Als een jong meisje van hoogstens veerlien jaar, een glimlachend gc-
zichtje, onlluikende borslen, zoo is de Iimocenlia voorgesteld. Ofschoon die
deugd eerst in latere opsomniingen gcnoemd wordt, heeft van Kyck ons toeli
gccn andere keus gelalen. Hel opgeheven kopje met ile zoo onbevangen
blik, hel gebaar der rechterhand vooral (die we volgens de gravure van
Miliin kunnen rostaureeren) het spreekt alles met onverbiddelijke duidelijk-
heid. Het schijnl een origineele greep van van Eyck geweest te zijn de
Onschuld legenover de Invidia te plaatsen, maar daarom niet minder logisch.
Bcgccrten of afgunst kan ditjonge meisje niel kennen. We worden aan den
31
DE ''ZEVEN DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
tekst van Paulus herinnerd : Weest als kinderen tegenover de kwaadwillig-
heid (I Kor. 14, 20). Andere, aan Innocentia verwante begrippen merken we
in dit beeldje niet op.
De beide overige Deugden zijn wellicht tevens voorgesteld als de uitingen
dier eigenschappen ; de Castitas, als Pudor of Piidicitia ; de Misericordin als
Commiserafio. We zouden nog kunnen uitwijden over de onbeschrijfelijke
zuiverheid der gelaatslijnen van de Castilas. Over de iiitdrukking van waarlijk
menschelijk nieegevoel in de houding der Misericordia ; de zoo sprekende
bulging van het bovenlijf werd nog geaccentueerd door de lijn van den nu
afgebroken lamfer, waarvan het benedeneinde zich nog in de hand van
Philips bevindt. Zoo zijn de statuetten expressief tot in de plooienval toe. lets
dergelijks merken we op in de drapeering der Sobrietas. Ook vestig ik de aan-
dacht er op, hoe zuiver de verschillende leeftijden der voorgestelde personen
te bepalen zijn van de jeugdige Innocentia af tot de bejaarde Palieniia toe.
Daaraan alleen herkent men reeds de groote kunstenaar en tevens weer de
Middeleeuwen, waarin de Zeven Lecflijden werden onderscheiden en met
namen genoemd.
Later kunnen we terugkomen op dergelijke bijkomstigheden. Voor het
oogenblik is het belangrijker te trachlen na le gaan, waarom de Zcven Deug-
den met drie statuetten van heterogenen oorsprong vermengd zijn geworden
en op welke wijze ze daarna omgedoopt zijn in Graven en Gravinnen van
Holland.
(TTor,;; i.oor(3<.rc()- F- ScHMIDT-DeGENER.
32
EEN WEDER OPLEVENDE
TECHNIEK
HET KUNSTNAALDWERK
AAii men allerwege stiooniingeii ii;inlri-rt, die wijzcn
luiar een ()pl)loei der versiereiule Uunslen, daar zijn
ook hier eii daar Ijewegingen merkhaar, die een beler
lesiillaal van de horduinkiiiist, om liieieeii algemeeiie
lenii te gei)riiikeii, doen verwacliten.
Vaak liooii nien^liedeii ten dage de l)eiiainin<<en
van volkskiiiisl, aiuhachlskiiiist en dergelijke, maar
er ills zeKei geen leelmiek zoo door en door uit iiel volk voortgekonien
als de kunst van vcrsieren door niiddel van naaldwerk. Imi waar men am-
bachtskunsf over hel algemeen hescliouwl als lot liel verledene te heliooren,
daar is deze uiting van volkskunst geliikkig nog iiiet gansch en al dood, al
leeft zij dan ook verlaten in enkele sireken van ons land en in boerenpro-
vincies elders, en denkl men er zelden aan hiermede aan A(/;i.s7 te doen, of
dat hel een bijzondere gave is kranltjes aancen te rijgen en steekjes bij elkaar
te zetten die een aardig efTekl geven. Ook dikwijls krijgl men ten antwoord
op een vraag desbetrefTende, hoe de knnstenares met de naald die versierin-
gen tot stand brengt, dat iiel eigeidijk vanzelfgaat en zoo maar als het een
uit het ander volgt. Het is missehien inlnilie, die liaar tot iets goeds vocrt,
mogelijk zijn hel oude voorheelden, waarvan de iierinnering of hekoring
haar inflneneeert, of traditie die van moeder op doehter oveigaat, maar een
feit is het, dat het gevoel voor iets moois er bij iuin in zil. Ziet bij voor-
bceld eens de kieureomhinalies aan eehte boerinnenpakken, (lit is paars
zoo mooi als onze dames niet nil hnn niodemagazijnen krijgen, en bruin dat
noch te zwarl noeh te rood is, en nu'n eveneens bezwaarlijk ergens anders
vinden kan.
Ik geloof ook als men zieh in cultuur-hislorische sludien zon verdiepen
of de versierende knnsten bij printitieve volken naging, dat paralel met het
snijwerk der mannen, men het weef- en bordnurwerk der vrouwen en meisjes
zon aantrelVen. Worden er door de Dajak's en de meisjes op Timor geen
33
EEN WEDER OPLEVENDE TECHXIEK
prachlige knilenschoiijes, gordels, etc. gemaakl .' En weveii de Atjehsche
vrouwen geen schooner kleurenconibinaties dan ergens in onze modecentra's ?
Maar zoo ver behoeven we niet eens te gaan; dikwijls als men ten platten
lande zijn oogen den kosl geeft, ontdekt men wonderlijke herinneiingen nil
vervlogen lijden, tradities en gebruiken die stand gelimiden liel)ben trots
alle invloeden der groote-steden-beschaving, en zoo kan men, zij het ook
sporadisch, nog hier en daar proeven vinden van die echte oiule voikskunsl,
van die aangebore zucht tot versieren, die het naahiwerk [oi knnslnaald-
werk verhel't.
Wat naalilwerk later geworden is, toen het opiiield eene simpele uiting
van vrouwensmaak te zijn en het kwam als nieisjesi)ezigheid naast teekengedoe
en pianogespeel, och laat ons daar liever over zwijgen. Matige kennis der
techniek, meestal, ontbreken van gaven om een behoorlijk onlwerp samen te
stellen, volkomen gemis aan begrip van de eerste beginselen der versierings-
kunst, en bij dit alles nog een zekere pretentieom lets moois te willen maken,
ziedaar eenige der oorzaken die noodwendig tot niets moesten leiden. Trou-
wens, de geheele samenhang van teekening en hordiiursel ging te loor, zelfs
toen eene heweging naar nieuwere vormen in de ornamentiek zich baan
brak. En evenals deze ommekecr in den beginne en zelfs ook nu nog in de
Duitsche kunst bij voorbeeld leidde lot zeer ongecigende vormen voor meu-
belen en metaalwerk, zoogafzij ook voorbeelden ter borduring, die helaas,
daar de grootste fournisseur van dameshandwerkwinkels Duitschland is, zeer
ongemotiveerd wareu voor het meerendeel.
Slecbts van kunstenaars, die zich volkomen met de techniek vertronwd
hadden gemaakt en een juist begrif) van versiering bezaten, was verbetering
in deze te verwachten. Noodig was dus, dat het kunstnaaldwerk ook uitge-
voerd werd onder de leiding van hen, die de ontwerpen hiervoor maakten of
nog beter, dat zij, die zelve uitvoerden, ook de teekeningen voor hunne bor-
duursels maakten. En daarna, met dergelijke goede voorbeelden voor oogen,
is het mogelijk het naaldwerk van dames-tijdpasseering weer te verhefl'en
tot een kunstlechniek. Ook dan kan men beter begrijpen, dan woorden
vermogen diiidelijk te maken, dat niet ieder gekocht winkelpatroontje maar
overal dienstbaar voor is, dat men ook niet moet beginnen met de teekening,
maar eerst zien, waar en wat geborduurd moet worden, welk doel het heeft,
op welke wijze men het versieren wil en ten slotte, als resultaat van al deze
overwegingen, die men zelden houdt wanneer men een handwerkwinkel
binnentreedt, het ontwerp maken of kiezen in verband met de werkwijze.
Waar wij dan ook in deze bladzijden lets over het kunstnaaldwerk willen
zeggen, daar zal het hoofdzakelijke zijn: en het oude naaldwerk, waarbij men
uit zichzelf het predicaat kunst reeds wegliet, als iets heel geks, evenals de
34
/•:/:.v \vi:iii:i{ oplevesde iecusiek
sclirijiiwcrker-houlsnijdcr oudlijds Mcenul opj-t-zicn zoii lic-l)l)en iiidicn men
hem als kuiislbeeldhouwcr ot sieikuiisleiuuir had iiaii'^csproken, i-ii, liet
kunsliiaaldwerk zooals het weder opljloeil in haiidcii van lieii, (he de gave
»-**^*'9S«p»
R^TSA-f* <- X .- ^
,iGSnriSFElAlC«C
^ >^ »L R WH mB ivv ns cc hvit
r-^'l^5»^
^<>AS^
;,o.;
TJ.;^*'°.-«A]L-.
Mcrklapjf in rooilr Wfiner kruissleek; find IX- eeiiw. {Kigrndoni \:in ilrn Sriiiijver).
bezitleii iels nioois te ontwcrpen cii mot do toohniok. of zolt. of van zeor nahij
verhoiiwd zijii.
Wat men voidor mot don naani van Uiuistiiaahlweik ploogl aan lo (hiidon
kunnen we als zeer niiddohnatii^ dilletanlisnie, zooals we hoven loeds
opmeikton, j^ohecl l)iiiton l)osoli()uwin<^ lalen, le meer daar we hieraan
meeslal alle Uuiishvaardo ziillon nioolon ()nl/oi<<<on. Wo l)oh()ovon ons even-
min l)ezig le honden mot liouciuollon die op panloll'ols <>roeien en niops-
hondjcs op canapeekkedjes, al is de lieliling, waarvan deze de vertef»en-
woordigslers zijn, nog niel geheel verdwenen.
Het geUH dus oiid en nieiiw kimstnaaUlwork, maar ondor dit oiulo zou-
den we graag verstaan niet alleen dal, wat geweest is, maar vooral wat
nog voorlk'elt in alle slillo, als vergeten door de wisselingen van mode en
smaak, steunende op oude tradilies. zooals de onde wagenmakor nog den-
zelfden aehterspiegel snijdt van vcior jaron on do dorpsdraaier van grootvader
of vader de maten, vorliondingon on |)r()iilooiingon van don ondorwotsohen
hooggerugden stoel heefl hewaanl.
35
EEN WEDER OPLEVENDE TECHNIEK
AUe aanvaiig van het naaldwerk was veelal de school of de bijzondere
lessen van eene, bedreven in deze |vrouwelijke techniek, eene, wier naam we
dikwijls tei'ug vinden op de merklappen of proefstukken uit vervlogen lijden.
Merklapji" in rood, gioon rn bruin gel)Oi'(Uinicl ; i-ind IS- ceuw.
Die merklappen zijn heerlijke voorbeelden van eenvoudigen opbouw van
ornament en compositie, en, treden we in vergelijking met wat tegenwoordig
de school als naaldwerkproeven oplevert, dan staan we versteld over die
nijvere en accurate kindervingers van vroeger. Immers we lezen er op van
meisjes die op tien- of twaalfjarigen leeftijd lapjes maakten, waaraan we nu
gerust zeer goede borduursters zouden kunnen zetten, zoo geraffineerd is de
technische bewerking van de zijden krnisjes op het fijne linnen, van de
open gaatjes letters, of de ornanientjes in Holbein.
Die merklapjes waren het nitgangspunt en einde tevens, ze bewezen tech-
nische vaardigheid en voleinding van het schoolsche onderwijs, en op deze
modellen kon men in letterlijken zin verder voortbordm'en. Men had bijeen
een serie motieven, letters voor merkteekens, [randjes en ornanientjes voor
kieeding- en huisraadversiering.
En (hit ze n6g als zoodanig gebruikt worden. bewees ons een bezoek aan
36
/•.7;.\ \\i:i)in opleyesde teciimek
een oiizer eiliiiuUii tial, afgeslolen vim lieerschciule modebeweging, nog oude
volksdriK-lil en gt'l)ruikcn hnndhaal't. Waar dc kki'ding hior nu nu'dci)rengt.
dat bij dc nu'isjes in Zondaj^si li gewaad t-en gc-boiilumd IjorsUapje nil luni
keiirsje koml kijkon, daar zaj;
ik oene oj) liet eiland, die vaai-
dig niel di- naald xoor hair
ziisleren dezc vooispeldeiljes
bordunide met molieijes ont-
leend aan gioolmoedeis meil<-
lap. En zij zijn pracbtig die ge-
styleerde astertjes, die bloeien-
de boompjes, waarin de geesl
der Peizen, florale ornamenlis-
ten i)ij uitnemendbcid, scbijnl
gevaren le zijn. Het zijn l)oom-
pjes met gevederde lakken en
lot .s|)iialen gekrnide eindi)laad-
jes, waarUisscben tot cirkeiljes
oT vierkantjes geornamenteeide
bloempjes gegrepen zijn en
streng gestyleerde vogeltjeszicli
vermeien. En stertlgnren zoo
goed van samenstel, dat men
ze vergeel's l)ij bedendaagscbe ornamenlisten zoii zoeUen, zoo juist van
evenwieiit, zwaar in iiet midden en iijn nilloo|)ende in diuineie lijnen en
liclitere klenren. Ook de dierenwereld, die of) zoo'n merklapje voorkoml,
getiiigt meestenlijds van een zeer l)e\vnst beginsel van ornamentale samen-
slelling ; een |)an\venstaart is dikwijis veiworden tot een eombinatie van
tal van aanbge tiguurtjes, een leenw jis iiiti- i;egroeid, tot een sierUjk
inotiet, waarvan de groote voile kop en de dnnne gekionkelde staart
kenmeikend zijn. En de liaan l)uven o|) iuiis ol' inolen, de kleine vogeltjes ler
weeiszijden van een bloemeni'antasie, bet bertje waarvan bet gewei nis streng
ornament over den rng beenreikt, liet zijn al le maal vooi i)eei(ien, boe juist
men in deze de natnnr voor liel bcoogde doel wist te verwerken. ZeHs bet
menscbbeeld komt op die onde seboollapjes voor, maar zoo, dat slecbis bet
karakler er aan lierinnert, een mannelje met korte wijde broek (o, scbande,
als waren wij alien Markers), een vrouwlje met driekanlen rok, ziedaar bet
type, en zelfs bij de verspieders nil bet land Kanaiin. een synd)olisebe voor-
stelling, die men veelvnidig op merklapjes aantrell. ziet men .lozua en Kaleb
als Markers den zwaren diiiiventros Insseben lain in torsen. Letters,
inijiiikjf. {(thoriliiurd in zwiiil op wil.
(EiRfiitlciin van den Schiijver).
37
EEN WEDEROPLEVENDE TECHNIEK
cijfers, spreuken en jaarfallen oiitbreken natuurlijk zelden, terwijl aardige
randjes liel gelicel dikwijls omlijslen, of als een niotievenschat naast elkaar
gerangschikl zijn.
Waar deze merklajjjes dagteekeneii van midden en einde der aehttiende
eeuw, en soms liet l)egin der negen-
liende nog goede voorbeelden geeft,
daai- zon dit ons droevig kunnen stem-
men, als alle ond-liandwerk dat slechts
lerngwijst naar vervlogen tijden. Tij-
deu, welke men veigeel's weeiom zou
wensclien, indien niet de traditie, die
nil zulke onde merklapjes spreekt, nog
voorlleetde. Nog wordl op die wijze
liet naaidwerk heoefend, als heerlijke
versieringsteelmiek, en deeoreeren de
Volendamsche moedeis, dewiltejas-
jes luinner kinderen als zij ter Com-
munie gaan, met lijen van zwarte orna-
menten : hloeiende hoompjes en ster-
letjes, naameijfers en jaaraanduiding,
I ^^-_<, aj'geslolen door simpele slrakke rand-
jes. Men moel ze gezien heblien die
kleine knaapjes, bun donkerblauw vis-
scberspak met roode voering openge-
slagen, bet roomwitte bemdje door
,, , ,, , . , , , , , , moeder gebordnurd, gesloten met een
rij van zilveren knoopjes, om niet
blijde te zijn, dat bier nog lets van dat ecbte knnstnaaldwerk voortleeft.
Ook de brnidszak, belaas verscbolen onder de zware rokkenvracbt, zij getuigt
van den knnstzin der vriendinnen van bet jonge vrouwtje, die, bloeiende
boom|)jes, parende dnifjes, vlammende bartjes, naamletters en jaartallen,
dikwerf tot eene zoo goede samenstelHng weten te verwerken, dat men zich
wel eens afvraagt of dit menscben zijn, die geen teekenonderwijs gehad
hebben, verstoken zijn van tentoonsteUingen, zelden mnseums bezoeken, en
geen Stndio of Decoratieve Kunst in bun boekenkast bebben staan.
En steken we over van Volendam naar Marken, ook daar leeft nog bet
knnslnaaliKverk. Dikwijls zien we bet al op de acbterzijde der kindermutsjes,
waar een klein sterretje de eenige aanwijzing is of we met een jongen of
meisje te doen iiebben, daar de overige kleedij beide tot bun zesde jaar vol-
slagen eenvormig niaakt.
38
/•;/«; .V WF.DF.H OI'I.F.YF.SItF. TFCUSIFK
i>rrscH»fsatBoxj'iu5>
^ZW«RSTtCa0^2r01IbCRH0XJT
ZIH>VRni»U3KCK
UStIHnVC».aAATZAi.TaUTj;UW&CH
Meer eclilcr dan aaii de kleediiif* Irecdl liicr lit-l kiinstiiaaldwfrk op tot
versiciing van licl i)n)iikl)ed, die sicilijke opcfiislapt-liiif; van kusseiis, lakens
en dekcns, slcclits l)ij leesle-
lijkc {^clegenliedt-n, of in
f^iooti- <<aslvrijhei<l lot lusl-
|)laats dienende. Gocn won-
der dal in dil land van vis-
sciicrs en zeovaarders, dc
lieiinnerin<< aan iuin hediijl
lot niotiet van versicring ver-
werkt werd, en lui schip
waarop de man en vader nit-
zeilde, di' lakens van liet
pronkbed sieil. Ook i)loeni-
I'estoenen en sieilijke iiaan-
tjes vinden we liier lerii<^, M:uk.i iioiduursoi.
haanljes met staaiten, die aan de vogels op jjiolisclie woelsels herinnercn, en
nianden met l)Ioemen, stienf< van samenstel; en waar men oudlijds in enkcl
wit iinnen met iiitiialen en doorwerken van draden aardige dingen wist te
maken, daar is ook de/.e teclmiek nog niel geheel nilgesforven, waarvan de
siaapmutsen der oiideii of de kindermiitsjes
del- jeiigd nog verrassende vooil)eeIden zijn.
Gaan we van Maiken naar het vissehers-
dorp Hnizen aan de Zniderzee, ook daar Irel-
len we nog liel kunslnaaldwerk als volksknnst
aan,enweiin de zwart-hestikte ondeinuitsjes,
waarover meestenlijds de kanten liulle gedra-
gen wordi. Hel is jammer dat dit praclitwcrk
van hoidnnrkunsl op die wijze zoo weinig tot
liaar reelit koml en menigeen liet onoi)gemerkt
voorbij gaat, want het is praciitig en van vcr-
deeling en van vcrsiering. Zicl iWn bieedcn
zwarlen i)and met wit opengelalcn ornament,
die de hnitenrand van de muts omshiit, en
waarl)innen sierlijke spiraion en motieven als
Perziselie granaatappeis het mitUlenvak vnlien,
terwijl kleine hioemligiiurtjes voor le groote
wit en zwarl Icgensleinng waken.
We weten dal de composilie hiervan voor eon giool dee! op traditie
l)ernsl, en de wagenmaker die de nilslagen der mntsjes en de ontwerpen eroj).
Mnrkrr lioidiuii scl.
39
EEN WEDER OPLEVENDE TECHNIEK
voor de Huizersche meisjes teekent, slechts kleine variaties op dit zelfde
thema vermag aan tc brengen ; maar cr heerscht toch gevoel onder dil vis-
schersvolk, gevoel voor schooiiheid, wat luin niet doel opzien tegen het zoo
ontzaglijk tijdroovend werk,
een heel mutsje op een der-
gelijke wijze te versieren.
Want er l)elioort meer toe,
zoo'n mutsje te bewerken,
dan met grove wol kiuisjes
op Liber ty-linnen te maken,
al kiinnen die wel eens een
aardig effect geven en een
goed principe hieri)ij voor-
zitten.
Van Huizen zouden we
verder kunnen trekken, bij
voorkeur naar plaatsen, die
wat ver van de groote-steden-
invloeden verwijderd zijn,
waar confectie winkels nog
niet hunne depots hebben,
on overal zouden we nog wel
reniinisccnsen van deze
Huizei- mutsje, geboidiuir.l in /wan op wil ]•. j
volkskunst, van dit oude
kunstnaaldwerk tegen komen. Maar al kunnen we bet dan ook geen specifiek
nationaal karakter toekennen, zooals we spreken mogen van Russisch bor-
duursel, Armenisch, Hongaarsch, Rum eensch, enz. enz., loch zullen we het
land doorgaande telkens nog wel bewijzenf kunnen vinden, dat deze uiting
van versieringskunst nog levende is, zij bet dan ook in kwijncnd bestaan.
Laat ons daarom trachten belangstelling te wekken voor wat nog is, om te
verhoeden dat met onze nationale kleederdrachten, deze laatste herinnering
aan echte volkskunst niet ten onder ga in de groote strooming die deels van
den fabrieksarbeid uitgaat, maar niet minder van hen, die in zucht naar mo-
derniteit, het oude, als niet passende meer bij den mensch van dezen tijd,
verwerpen.
Van dit oude kunstnaaldwerk overgaande op den herbloei dezer specifiek
vrouwelijke techniek is een zeer groote sprong. We passeeren dan de periode
waarin technische virtuositeit leidde tot voorbijzien van de grenzen door
het kunstnaaldwerk gesteld, en dit deed nadcren tot bet terrein der picturale
Kh^s \vi:iii:i{ ()1>ij:m:si)I-: tkcusikk
scliildfikiinst. iiumi l)fzi<^t (l;m ook wi-l ecus ilc /.ecr oiijiiislr hfiiamiiifJ van
<< scliildi'it'ii met dc iiaald », ecu term die er op wijsl lioe liet decoralieve
hegrip dat liet kimsliiaaldwerk kenmerkeii moel, verloien is <^e{^aaii. De lijd,
waarin kimsliiaaldwerk de<>ra-
deerdc tol iiapriilsen van slechte
voorbeelden lot lijdpasseerings-
en veivelin'>sarl)eid. slaan we zoo-
als jjezej^d, met luiasli<;en spoed
over, om le komen aaii de dagen,
waarin er weer nieuw leven ont-
waakle in deze onderafdeeling van
de groote groep der versierende
kunsten.
Toen l)eler i)egrip omtreiit de
eisclien van decoralieve versiering
en ornanienliek l)aan brak, sprak
hcl van zell', tiat liet hen, die zicii
hiermede onledig liielden, opviel,
welke zonderlinge meeningen er
omlrent kunslnaaldwerk gangbaar
waren, en hoe dil vak, dal een der
eerste kon zijn onder de kunsleii,
die in afscheiding met de vrije
kunslen, zicli in naiiwshiilend vcr-
band (door gebriiik, vorm en niateriaal licpaahl) met hel te versieren voor-
werp vereenzeivigen, lotaai in miscrediet was geraakt.
Hel behoel'l ons chin ook niet le verwondereii, dat de eeiste pogingen, die
er toe leiddeii, dal men kiinstiiaaUlwerk iets beter ieerde besehouwen, iels
nieer waardeeren, van lien nilgingen, wier streven ais deeoratiet" scliilder,
hun reeds als liaanlirekers had doen kennen. Opmerkebjk is in deze dan ook,
dat waar nog allerminsl van een nationaal karakler in de decoralieve knnst
sprake kan zijn, we verschillende richtingen aanlreflen, gebazeerd op kunst-
princi|)en nit vroegere lijden, van andere volUen, waarin die voormannen het
nitgaiigs|)niil van hnnne stndie voiulen. We zien den invloed der Golliieke
l)or(hairsels, die in kerkeiijke knnst nog hmg heett stand gehonden, we mer-
ken op de l)ekoriiig van liet Japansche naaidwerk. de kleurcnharmonie van
het Ooslen, de lecliniek der Armenische vronwen eiiz. enz. Dnidebjk is, dat
waar ten onzenl, zoowel als in Frankrijk, Duilschland, Kngeland. ieder
gezond beginsel van versieren verloien gegaan was, men lerng moesl zoeken
naar vervlogen knnstperioden of nilingen in laiulen waar het naaidwerk nog
lluizcr iiuilNJc. i^c'hnrduiii'il in zwaii op wit.
41
Oiilworp.Ti ,-n uilti.v.KTil in
door Mevr. W. Dijssi'lhof-Ke
uuisslcfk.
eheiiiiis.
EEN WEDER OPLEVENDE TECHNIEK
in eere was. En waar ieder kunstenaar meestal een zekeie voorliefde heeft
voor de opvaftingen in een bepaalden tijd, of van een bepaald volk, daar
vinden we dit onwillekeurig in hnn werk terug; want zonder tot navoiging te
vervallen, zal die sympatliie toch duidelijk uit hnn arlieid spreken. Zoo is
voor ons in he* werk van Der-
kinderen en ook van Mevrouw
Derkinderen een verwantschap
met de middeleeuwen merk-
baar; zoo zit in Dijsselhof iets
van de geraffmeerdheid der
Japanners, terwiji l)ij Hoyte-
ma meer het niterhjk aspect
hieraan herinnert.UitMevronw
Dijsselhof's naaldwerk spreekt
ons de waardeering die zij voor
de volksknnst inArnienievoelt,
en i)ij anderen zullen wij we-
der aanrakingspunten kunnen
vinden, die eiders lieenwijzen.
Men begrijpe goed, er is hier geen sprake van navolging van een bepaalden
stijl, wat men dikwerf voor zeer verdienstelijk aanziet, en langen tijd gebrui-
kelijk was toen men kamers inrichtte in Oud-Hollandsch, in Gothiek, op zijn
Japansch of Moorsch, die er 'ets misschien aan herinnerden, maar de beko-
ring totaal misten, zoowel in de meubelen als de entourage ; hel is hier
slechts een doordringen in de grondprinciepen tot steun voor ?igen arbeid,
gepaard aan een erkenning van superioriteit, die onwillekeurig; van invloed is.
Nagaande het naaldwerk d;<t we als heerlijke reactie iegen het ''oorafgegane
tijdperk kunnen beschouwen, komen we in de eerste plaatsen aan dat van
Mevrouw Dijsselhof en Mevrouw Derkinderen. We behoeven het niet vreemd
te vinden dat bij persoonlijkc kwaliteiten wij er iets van Dijsselhof zoowel als
van Derkinderen in terug vinden ; trouwens ondenkbaar is, dat samenwer-
kende kunstenaars niet in eenig opzicht elkaar beinvloeden. Als ik mij ook
niet vergis was Mevr. Dijsselhof s eerste officieele optreden als naaldkunste-
nares bij het accentueeren der batiks door Dijsselhof voor een kamerver-
versiering gemaakt. Het waren hier de vinnetjes van een visch, de geledingen
van een flamingopoot, de plooitjes en meeldraadjes in een bloem, ja, waarom
zouden wij het verzwijgen, kleine vlindertjes om te maskeeren waar de
batikwas zich onwillig had betoond. Hadden hier de zijden steekjes al een
eenigszins ondergeschikte plaats, tot bloemversieringen aan de gordijnen in
die zelfde kamer verwerkt als rugkussen van een stoel zouden zij rneer afzon-
42
Micldcnvnk van kamcrschernipje, ontworpen door C. \V. Dijssolhof ;
uilgevoerd Mcvr. W. Dljssclhof-Keuclipnius
43
EEN WEDER OPLEVEXDE TECHNIEK
Tea-cosy s, ontworpen en uitgevoerd
door Mevr. W. Dijsselhof-Keuchenius
derlijk optredeii. Maar later heeft Mevrouw Dijsselhof zich doen kennen als
een zeldzame l)orduuis'ier van hloemfestoenen en kleine vlinderljes, o. a. op
r een drieljladig kamer-
scherm. op tal van
waaiers en leeswijzers,
en niet minder als eene,
die ons iieeft doen zien,
wat er met kruissteek-
jes tot stand gebracht
kan worden. Zoowel
voor patrooncombina-
tie als harmonisch sa-
menstel zijn in dit op-
zicht liare lea-cosy's en
kusseps prachtige voor-
beelden. Zeldzaam fraai
is doorgaans de kleur-
groepeering, de massa's
van l)riiinaclilig rood met een schittering hier en daar van lets wit, geel of
zwart. Het zijn meestal bloem- of plantmotieven, in lateren tijd beestjes aan
de snaaksche vingeren van Dijsselhof ontsnapt, en die figuren verwerkt tot
decoratieve samenstellingen, die er dezelfde bekoring aan geven, welke ons
voor oud-bordunrwerk in bewondering doet stilstaan. Wij krijgen hier niet
de achtereenvolgende indrukkcn van goeden vorm, niooi ontwerp, kunstig
geborduurd; aardig vavi
klenr, neen, het is bet ge-
heel, dat ons frappeert,
en dit is voor mij het be-
wijs dat al die verschil-
lende eigenschappen in
volkomen harmonie sa-
mengaan, een kenmerk,
wat veel hedendaagsch
borduurwerk mist, waar
of teekening of borduur-
techniek ten koste van
het algemeen aspect do-
mineert.
Als kleine aansluiling met Mevronw Dijsselhot"s kruissteekwerkjes mogen
we zeker wel de bekende boekjes « Bordnurpatronen voor groot en klein
Onlworpen door G. W. Dijsselhof; uilgevoerd door
Mevr. J. H. C. de Vries-Stoutjesdijk.
/•;/<:.v \vi:i)i:i{ ()I'LI-:\i:m>I: ri:(:iiMi:i\
door (i. W. I). (i)sse'lli()l j " hk-v ivoii ri-k-vt-'creii. Tal van jiardi^c landji-s en
^ecstij^e dii'iljcs zijii daarin voor t •^lijpcii, ecu aaiiwinsl voor ii-der, die
belaiif^ sli'll in et-n wcdor ophloci van ons kunslnaaldwcik : alli-i-n lijkt ons
0CMi<>e vooiliclitini^ in di'zc
ononlhi-eilijk ol een vcr-
volg iTO|), dal dnidi'lijk
maakl, /loc di'/o niolii'xcn-
sdial lol ^uedc sanicMslci-
lingen tu verwerken ; want
ook (lit is eoniediT noj^
nielf5C'f»cv(.'n, en we nioj^en
ei' hier we! even op wij/en
daar reeds nienij^e toepas-
sing ons deed zien, dat
zelfs zeei' goede niolieljes,
in vcrkeenle lianden tot
iels heel Kelijks knnnen
veiworden. ■
Dal liel nili»ani;s|)unt
van Mevronw Derkiniiereii
geheel anders is, hehoett
ons niel le verwondeien,
en al zoeken wij niet naar
een hcpaalde stijlperiode,
tocli tiel'l ons de voorliel'de
voor de middeleeuwen,
dnidelijk nieikbaar in bij-
gaand liandwerklaselijt
Het vrouwlje in liet niid-
denvak, dal naarslig de
naald lianleert, gedaelitij;
aan : « een steek op tijd, veel weik veiniiidl ". wekl ons lierinneringen aan
rustig-devote Vlaamselie borduringe.-, zooals ze in onde kerksehatten wel
bewaaid worden. Ook bet gelieel met de synibolische inotieven van een
s|)in, die de draden vooiiljieni^l, de den, waar de naalden aan groeicn, de
kreel't, die de sehaien leveil en de digitalis, die tien vinj^erboed verscbaft,
bet diaagt en door kleur en door bewerken die goede kennierken van lang
vervlogen dagen, maar toili is liel een ding nil onzen lijd, van iemand. die
in den geesl van bet oude bandwerk doorgedrongen, de ^ron(ll)eginseIei.
hiervan, in eigen arl)eid luddigl.
W<Tkt;iM-Iijr. ontworpen en iiilncvocril tloi
Mrvr. J. II Do.kiiidi-R-n-lU-sic
45
EEN WEDER OPLEVENDE TECHNIEK
K]-alon loniponsclwrnipje, onlworjie
uitgevoeid door Movr. J H. Dcikindc
Eeii schoorsteenvalletje in applique dat de zinrijke sprciik draagi . « Als
't buiten wocdt is 't binncn zoct », zouden avc zccr namv venvaiit hieraan
kunnen iioenien.
Eon ander karakter vcrtoonen een j)aar kralen lanii)cnliangcifjcs, die we,
al zoii menigccn dil nu niet jiiist « boidiiurwcrk ^^ noenien, bier tocb wel een
plaals 1)1] bel kunstnaaldwerk mogen verleenen. Dat kralenwerk zoowel door
kleur als door niateriaal, tot lets moois aanleiding kan geven, we kunnen
bet dagelijks in onze Einogiafiscbe nnisea zien, waar we mede overluigd
worden, dat de meisjes op Timor oi' Sangii', en de scboonen nil midden
Borneo, ons nog menig lesje zouden kunnen geven.
Van kleur en als zeer juiste aanduiding van hetgebruik door bet patroon,
lijkt ons die met de albangende jiunten in okerkleur met zwart en wit al zeer
y niiUiU'i^i-ui
Knilcn kinii)sclipinipjr ontworprn in iiiljjpvooKi dooi- Mcvr. J. H. Derkindcren-Besic-i
46
-t
■'^^s^;-
EEN \vi':i)i:i{()i>Li': vh.M)!-: tkciisikk
geliikkif^ ; ilc ;iii(1(.m i' in (loursfliijiundr
kralen, met vliiulciniolieljcs, lu-elt c-c-ii hij
iiitslek piiulilif^c oiulcriand vu tVaiije, dir
iiiede hcwijzcii, dal ook dil kuiisliiaald-
werk in f>()C'(lc' haiidcii wcdcr op kaii l)loti-
en en er vrij wat hctcre diMf>cM iiu-df U'
bcreiken zijn, dan di' Ijlociiipalioiu'ii, op
kralen bcurszakjes.
Van Mevronw Dcrkindiixn tol Mi-
vrouw V. Hoyfema is de al'slaiul van dc
voor naaldweik gecomposecrdc IcL-kcnin^;
tot dc decoratieve voorstellin'* in l)or(luui-
sel uilgcvoi-rd. Hierin scliuill eenij> vcr-
schil, al lijkt licl oogenschijnlijk hetzcll'de,
bij bet work van Mevrouw Derkindcren is
teekening en l)ordnnr\verk tot een geheel
geworden, bij Mevrouw v. Iloylema is bet
de tcckcning die in naaldweik gevolgd is.
Waar v. Hoylema's dieien in vele op-
zichlen de lierinneiing aan die van .la-
pansclie virlUOSen in Zicb dragen, daar Hnai<IsoIiprmpje, onlwoipcmloorTh. v.fHoylcnia:
uilgevcK'i-il door Mcvr. T. van Iloytcma.
doet bet bordnurwerk van Mevr. v. Hoy-
leina ons ook aan als een goed .lapanseli
kaniersebernipaneel zonder eebter die ge-
rainneeidbeid der leeimiek le l)ezitten.
Toeb zijn ze uitncniend in liel karakter,
die l)onle |)apegaai op liel grove bnnen
(icr sloilenrng en de kraag-aapjes met
buinie sebilleroogjes op liet haardseberni.
Goed is ook bier iiet verscbil in stof uit-
gedrnkt tusseben bet kleurig gevederte
van (k'U vogel ende pbiizige vaclilder huig-
slaartjcs. Al zoudon wij niogelijk voor een
nadering naar bet naturalisnie kuniien
vreezen, v. Iloytenia's teekeningen dragen
een le deeonitief karaklei" dan dat \vi' in
(lit o|)ziebt bang beboeven le zijn, en ze-
kir is ook in deze riebting berleving van
ons knnstnaablwerk te verwaeblen.
Xoeinden we bier sleebis enkelen.
Gohorduurdo sloolrug, onlworpon tloorTIi v. Ilr
uilgcvocril iloor Mcvr. T. van Iloylpnin.
Al
niogt'lijk. iiianr wel of (eeUonini»
Een weder oplevende Techniek
velen zijn sinds dicnop de aan-
gegeven wegen YOortgegaan,en
ook het kuiislondenvijs, dat
lietere begrippen onitrcnt ver-
siering deed ontstaan, bracht
eihet hare toe bij. Wei leidde
dit dikwijls tot een ander uiter-
ste.wal nieerdan eene tentoon-
stelling bewees, namelijk tot
liet niaken van oiitwerpen, zon-
der gcnoegzaani rekening te
hoiulen met de technische
eischen die natuuilijk mede den
vorni moeten bepalen. Want
al is een goed ontwerp nu al
bcel veel. in verhouding tot wat
men jaren tcriig zag, voor
kunstnaaldwerk behoeft men
nicer. Het is hierbij evenmin
illeen de vraag ol het wel uit-
V... i.i ii..,., gevoerd kan worden, want dit
is met ingrijpsleek schier altijd
en werkwijzen zoo elkaar aanvullen dat ze
Mel gou<l(lrn:i(l gehorduurden liocklmnd. Oiitworpcn door R. W. P. de Vries Ji.. uilgevoerd door
Movr. .1. H. C. do Vrics-StoLltjcsdijk.
48
EEN WEDER OPLEVENDE TECHNIEK
66n geheel voiiiun on iiiel, dat (Ic/i-H'de lc'ckcnin<< ook vvn {^oi-d, inisscliieii
beter elTect zoii makcn als tff>(.-l-lal)k'aii, of docoialicr schildi'iweik. Ahsoliili-
vorliouwdliL'id en zich gelu-el iiulfiikfii in do werkwijze, is in dt'/.e locliiiick
onontbeerlijk.
Als aardig type van kunslnaaldwcrk dat
om cen oiul-boekje, den geest van een oiid ge-
bordiiiird bandje nioest drat,'en, geven vvij liiei
Mej. E. van Kerekhoi's bandje om Dafnis en
Chlo^, dat zeker niet bet minste is wal deze
kunstenares, van wie ook menig goed floraal
ontwerp stanit, maakte. Dal ecbtereen ziiiver
volgen der techniek reeds veelal de teekening
bepaalt, wordt duidelijk bij bijgaand boek-
omslagje door Mevr. J. H. C. de Vries-Stoul-
jesdijk met gouddiaad op groen kalfsleer ver-
sierd. Het leggen der gouddraad en het regel-
matig vastgebechten leidde tot spiraaltjes en
verbindingslijnen, die zonder een be|)aalde ge-
dacble le vormen door bun berbabng, regei-
maat, plaatsing en verdeeling een aardig aspect
geven. Zoo kunnen enkele steekjes goed ge-
plaatst in barmonische kleur somtijds meer
doen dan veelbeid van bordiiiiisel. In dit op-
zicbt biedt bet werk van de dames van der
Maarel en van der Weyden, zoo ook bun biei
gereproduceerde gordijntje ons sprokende
voorbeelden.
We zouden nog kunnen vcrmeUlen bet
werk van Mejuffrouw Fockema, van Mevr. Kromboul, van Mevr. Lebeau, of
Mevr. Broekman-KHnkliamcr, de dames Reesema en Xierstrasz en meer ande-
ren, maar dan zou dit ons alU-ngs te ver voeren, en mogebjk is er een volgenden
keer nog vvel eens gelegenbeid toe. Tbans was slechts ons doel te wijzen op
een wederopbloei van bet kunstnaaldvverk naast een nog langzaam voorlleven
van die oude kunst nis volkskunst in algelegen sireken, een volkskunsi, die
onze l)elangslening noodig beel't, wil zij niet als zoovele uitingen van volks-
smaak verloren gaan, en een beweging ten guiiste van de borduurkunst. om
haar weder te verbefTen tot een der eerste onder do siorende kunslt-n. opdat
zij den naam van A»;i.";/naabi\verk weder met eere drage.
"""«""'"■ 1^ N\'. P. HK Vimks.Ih.
Nov. fflOfi.
(;nr<iijnlj<'. onl\voi|)<Mi I'li llilui'voord door ilf
K's M. V.1I1 <ler Wpvilcn en W. van dor M.n.irol.
•1!)
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E N T E N)
!«^ UIT AMSTERDAM ^9>
OOH (leze maand vallen er
ecnige tenlooiislelliiigen
l)ij kunstliniidelaais le
noleereii.
Hij BuFFA werd uilge-
slald een niet onaaiizien-
lijk aantal scliilderijen eii studie's door Evert
Pieters. Deze is een der meesl oiisj'iiipatieke
onder de jongere scliilders; een dergcnen,
die met een ruime dosis zelfingenonieidieid
hun talent aanwenden tot vervaardigiiig van
opzienbarende dingcii, met een begiiegelijk
naschijnsel uit werken, die in de nioderne
knnstevolutie zelfslandig liebben uitgeblon-
ken. Graad en aard van liun talent, of
talentje, valt moeielijk te bepalen, wijl de
oogenbllkken, dat zij zicb met eerlijken
toeleg en ernstige inspanning tot bun werk
gezet hebben, al te zeldzaam zijn oni bun
hoedanigbeden naar bun wezenlijkc waarde
le kunnen schatten Ze zijn in hun kunst-
uiting evenveel diplomaat en handelsman
als scbilder; ze weten op snuggere en, dik-
wijls ook bandige wijze, bun slag te slaan
naar den eisch van onzen tijd met zijn
geiisurpeerde verniaardbeid der holland-
sche kunsi, en voorai in "I geiuoet der
navraag uit Amerika. Zij werken niet om tot
klaarbeid te geraken met zicb zelf als kuns-
tenaar, niaarom gangbare waarop de markt
te wezen. Zoo is bet werk van Pieters, over
zijn geheel genomen, als kunstuiting van een
onbeduidend gebalte ; hoi van inboud en
daarom ergerlijk door de koloiistiscbe aan-
matigingen eener breedgebarende liande-
ling. Er is niets waars in ; bet eenige waarin
deze scbilder misscbien tusscben vele beni
verwandte scbilderijmakers uitmunt, is de
durf waarmee hij, in volkomen onverant-
woorde achteloosheid in bet verzorgen van
den vorm en der tecbniek, er maar op los-
smeert, jagende naar den uiterlijken schijn
waarmee hij bet scbilderij-lievend publiek.
met zijn gering ondcrsclieidensvermogen,
voor zicb kan iiincmcn.
c^*> ^ S*> S»> iS* ^^^^9i^^^
Bij den kunsthandelaar Van Gogh. Het
werk van Breitenstein, een scbilder van
heel wat minder bekendbeid op de scbilde-
rijmaikt dan Pieters. Intusschen van veel
dcugdelijker streven en tevens, naar mij
voorkomt, van fijnei' aangelegden aard. Zijn
schildersproeven bebben bet groote nadeel,
dat zij wel wat vreenuie vogels zijn tusscben
de hollandsche producten, met bun eerzame
gelijksoortigheid.
We meenen zoo bet nionopolie van kleur-
gcvoeligbeid te bebben, bet tooververmogen
te bezitlcn ovei- stemniige tinljes in barmo-
nieuse verbinding, dat we ieder, die zich
verstoul tot een streven naar sterker lui-
dendc kleur-harmonieen, aldra voor een
onbekwamen vakman zonder kleurgevoel
of voor een uitzinnige bouden.
Er is in de kranten gezegd, dat Breiten-
stein in bet voetspoor van moderne fran-
schen als Monet e a., zijn weg zoekt. We
kunnen bet eerste aannemen in dien ver-
stanile, dat onder vreemden invloed deze
Hollander altbans wakker is geworilen nil
den algemeenen druil, want bij zoekt werke-
lijk zijn weg, eerlijk naar eigen overtuiging.
Hij tenminste legt er zich niet op toe schil-
50
Kl'SSTIlhlilCHriiX
Urr AMSTKIiDAM — I IT A.\J WliHl'KS
(li'iijon li- iiiiikcMi, onder lit-l loereii n;i;ir (Icn
bijviil Villi piiblii'k.nifl /.ijiiccMzij(li}4cbc}iri|)-
pcii en bovi'iidicn omiKiclilif^ om vnlscli v:iii
c'chi Ic ondcrsclicidcii ; (li' ralsiliciilic's in
(Icn hnndel luimicn liicivoor ^jftuiHi'ii . Ilij
li'jiclil nil ei^ci) oogcn te zieii cii \v;it liiJ
wiianiecml ondul)bclzimiif4 U- iiitcii, vci-
stiiiidiMid licl j^oedkoopc gcljruik van lu't
geijklc kleurenslcl en de ge/.ochlc rnsli^c
loonljcs. E\\ wal liij voor zich lol nitdrnk-
king zoekl tc brciigen, is de diildelijke kleu-
renscbijn der diiigen in hel belle vlakke
liclit. Zoo Iieefl hij ecu voorliefde voor
watergezicblen l)ij bclder wccr, waarin de
klare kleuiigbeid van bel blauw in lucbl en
waler doinineerl, steunend bet kleurgewicbl
van bont geverfde scbuiten met luin bcuine,
roode en wille zeilen. Ook dicbl l)egrocide
hoekjcs met boom- en struikge\vas,\veer vlak
in 'I licbt, met bet gecompliceerde ganiiua der
groenen, van bet blauw iiaar bet gcel, warm
en grijs. Door alwezigbeid van scliaduw-
parlijcn waarin de klcuren scbuil gaan,
moeten daar de kleurwaardcn scberp tegeii
elkaar uitgewogen worden, krijgt de klcur
een zelfslandigbeid, die zich lot in de nervcn
laat analyseeren. Breilenstein is nog niel
waar bij zijn kan, en ik zal me wel wacbleii
zijn uiling al in eenigen deele groolmaebtig
te beelcn. Tocli mocbl bij bel reeds berei-
ken ons te overtuigeii dal zijn werk van een
becbiidcndc belcckenis kan worden in de
jongere bollandscbe kunsl, en is zijii streven
bovendien zeer Ic waardeci'cn wijl bel ecu
vleug nieuw leven in een uitslcrven<le na-
bloei aanbrcngen vcrlooiil.
Verder wordl Ibans bij Van Gogb voorbe-
reid een lenloonstclling van elscn van de
Zwarl. Dal kan, mcen ik, Icidcn tot ecu
vtiller bcgrip van dezen kunslenaar. Hij
beefl daar misscbicn rijper werk voortge-
bracbl dan in zijn scbilderijen. Ik zag cr
reeds een paar mooie en sterk doorgevoerde
bladcn.
Ken volgenden keer meer over dezen en
welliebt ook over ecu lentoonslelling van
0 (iooiscbe sebilders » die wordl gebouden
in bet Panoramagebouw. Men ziel, er is druk
veilicr in de kunslwcrcid tc Amsterdam !
Ook (Ic scbildcrijveilingen bij Fred. MuUer
in zijn Iraaic lokalcn in de Doeleiistraal en
van Hoos in de lirakkc Grond wisselcn zicb
oMo|)li()ndelijk at'.
vv. s.
i^fb ^ ^Jfi --^Pi :^9t ■■^•i -^ ^#5 ^,9i i$,9i c^*>
^'^ UIT ANTWERPEN $,»i
Ti:\i()()NSTi;LLiN(i VAN KHN hi;i:ks
s(;iiim)i:hi.ii;n van i:i)M()NI) vkrsthai:.
TKN IN lllvT KUNSTVI:MIU)N1) > VAN 2\
N()vi;.Mi5i;u TOT 3 ni:(:i:Miu:H I'.iixi >c^.
I';eii karakler, een temperament; een zienci'
van bet lielilc, zonnige land, dal zicb uil-
strekl aan den linker oever der Sclielde : bel
land van Waas, de vallei der Durme; bet
land van vrucbtbaarbeid en overvloed,
dicbtbczaaid met groole hofsleden, in alle
ricblingen doorkriiisl met lijcn slaiike, fijn-
gctakle boomcn, die boog oprijzen uit bet
dielile kreupelbout, en de rijkeakkers wclig
overscbaduwen ...
Ivdmoiid Verstraelen beet'l de beel eigcn
bekoring van dal land innig gevoeld, en hij
weet bel in breede visies voor ons te doen
opleven. Eerslc Zoniwlach, Vlaainsch Dorp,
zijn mime, welige landscbap-interprelalies,
die in opvatting meer vcrwanl zijn aan de
landscbappen van onze groole zevenliend'
eeuwers, dan aan de doorgaans meer frag-
menlaire studies van de niodernen.
In de bebandeling blijfl Verstraelen ecbler
gebcel van zijn lijd, d. w. z. bij let op bet
vlucblige spel van licbl en nevel, op de
vooildurende wisseling van tonen en liiilen,
die bij, als discipel onzer groole impression-
iiistcn, op bel dock traebl vast te bouden.
()(d< bier geeft bij blijk van een frisch en
eigen lalent, dal we gaarnc waardceren.
Wal bem ecbler nog scbijnl te ontbreken,
is (Ic mooie malcrie. de vreugde aan de
bloeiende, sappige kleur. Zijn vervcn zijn
soms wal sebraal, wal wrang, wat krijlacb-
tig. Men zou nu en dan een voller, kracbligcr
accoord bij bem willen boorcii ; bij blijfl
wat unirorm-lucblig, wat speclsch, wal
oppervlakkig ook. Ev mankeert soms kruim
in zijn werk, — inlcnsileil van sicmniing en
rijkdom, diepte van kleur.
Verstraelen scbijnt ecbler op weg le zijn,
om een en ander tc verwcrven.
X.
51
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM
^^^^"^^^^"^^^^^
^ UIT ROTTERDAM ^
KUNSTZAAL RECKERS ;? TENTOON-
STELLING VAN WERKEN VAN W. VAN
NIEDWENHOVEN /!♦. Het debaut van
een jong Rotterdamsch schilder, die aan
het eind van zijn studietijd staat. Zijn
werk zit dan ook voor het overgroote ge-
deelte nog warm en wel in de academie-
couleur, zoodat er weinig van te zeggen
valt. Slechts dat het over het algemeen zeer
knap is en dat het van een respeclabele
werkkracht getuigt. Ik kan me voorstellen,
dat het voorde academie-leeraren een genot
geweest moet zijn, zulk een begaafden leer-
ling te mogen opleiden. Er zijn teekeningen
van zijn 15^', ICejaar, die niet alleen getrouw
en correct, maar zelfs niet zonder zwier
gedaan zijn. Zijn schilderwijze is vast en
solied,bijnavol\vassen,hoewel over het alge-
meen nog wat klonterig en kruimelig. Er is
inderdaad lets van den rasschilder in hem,
wanneer men tenminsle slechts aan . den
zuiver-technischen kant van het metier
denkt. Overigens moeten we nog afwachten
wat dit worden gaat.
Want, gelijk ik reeds zei, zijn kleur is nog
zoo conventioneel, dat er absoluut niets
uit te maken is. Dat kan nog den eenen of
den anderen kant opgaan. Een paar aqua-
rellen ; een paar stillevens, waardeerbaar-
beslist van stofuitdrukking; een enkel por-
tretje, jongmeisjes-kopje, waarvan de kleur
ook wel niet sterk, maar ongetwijfeld per-
soonlijk is. Ziedaar de uitzonderingen, die
echter nog geen gevolgtrekkingen toclaten.
Doch er is lets ergers ! Zijn sentiment - is
sentinientaliteit. Somniige zijner sujetten
zijn van een waarlijk-weee, klein-burger-
lijke gevoelerigheid. Goedkoope licht-efFect-
jes, — o die eeuwige gezellige lamp en het
tevreden-snorrende kacheltje in de nederige
woning van den braven werkman 1 — ver-
smaadt deze jonge schilder niet. Gebrek aan
sentiment nu is bij een beginnend artist geen
zonde ; hij heeft zich in de eerste plaals zijn
handwerk eigeii te maken. Maar bedenkelijk
word! het, als hij zich tracht te redden met
behulp van valsche gevoeligheid; dat is niet
slechts een vergrijp tcgen den goeden smaak,
maar ook legen de artislieke waarachtig-
heid.
De beer Van Nieuwenhoven kan echte-
reden gehad hebben, voor deze zijn eerste
tentoonstelling voornamelijk verkoopbaar
werk te willen leveren. Indien dit zoo is,
dan kan hij meer dan tevreden zijn en gerust
voorde loekomst, dat hij daarvan tenminste
den slag bezit. Want er is verkocht! In dezen
zin is zijn tentoonstelling een beslist succes.
Het is waarlijk troostrijk te weten, dat onze
slad zooveel Maecenassen telt. Den heer Van
Nieuwenhoven niogehet echter tot nadenken
stemmen, dat zijn beschermer het « groote
publiek » heet. Indien hij dus in de gunst
wil blijven, zal hij steeds alien moeten
l)ehagen, — wat volgens klassiek spreek-
woord zelfs den machtigste der goden niet
gegeven was.
Onder de teekeningen trof mij er een (een
spoelingkar in de polderweij, die levendig
aan Vincent van Gogh herinnerde, — Vincent
in het ordentelijke. Ook die begon (van
•I debuteeren » kan bij hem moeilijk sprake
zijnuiiet arbeiders-en boeren-binnenhuisjes.
Het contrast met het « brave » werk, dat
hier uitgestald was, deed me glimlachen.
Maar er zijn vele wegen, die naar Rome
leiden. We wenschen den heer Van Nieu-
wenhoven slechts toe, dat hij zijn eigene
moge vinden.
KUNSTZAAL OLDENZEEL /:♦. Een ten-
toonstelling van schilderijen door Fedor
van Kregten, dilettantenwerk, dat een be-
denkelijke handigheid verraadt.
Verder een kleine uitstalling van koper-
werk uit de ateliers der flrma G. Dikkers
& Co, te Hengelo(0.), ontworpen door mejuf-
frouw Van Eybergen. Het doet zoowel de
ontwerpster als den werkman, die het uit-
voerde, alle eer aan. Onder het moderne
kunsthandwerk, dat soms al te naakt en
gewild-primitief zijn constructieve vormen
vertoont, staat het door zijn levendige orna-
mentatie eenigszins apart. De motieven zijn
alle aan het dieren-en plantenrijk ontleend:
vlinders, visschen, kevers, hagedissen,
bloem-en bladvormen. Mej. Van Eybergen
schijnt len terecht) van het denkbeeld uit te
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM. — KUNSTVEIUNGEN
}<:uin, (1:it allcs in de nnluur (>cschikt is, oin
geslylcercl le wordcn; /uivcr-f5Coiiiclrisclic
vorincii jic'liniikl /.ij iiiel. Zoo lieefl zij eeii
riji<en scliat van rcalistisclie cii gercduccerde
molieveii lol haar jjeschiltking, waarinee
zij zecr origiiiecle diiigcn bcrcikt. van ecn
bijzondcre dislinclie H .1.
5»^ KU N ST VE I L I N GE N 'l^
Vi:iLING VAN OUDE SCHILDERIJKN KN
ANTIQUITKITF.N BIJ FHKOKHIK MULI,I:H
& (> TR AMSTERDAM, 27 NOVHMIJKH-
3 i)E(:i-:Mi5i-:H nw.
^■V^f^^lfKV^ KL de laatste gruutc
jmh^^^h/t schilderiien- en anliek-
l\\W*^^Kv/A vciliiig van (lit najaar,
^^9m^^^mL\ waar o. a. de jioilrel-
vC^fff^XwrTi o'^l'''"'J ''^'' f'liii'l'e van
y^^I^^O^I^^ Iddekinge van Drogen-
liout, de scliilderijcn
der verzameling H. C. I)ii Bois en anliqui-
teiten van die beiden onder den iianier
kwamen. De l)eide groote zalen en de hall
waren gevuld met veel nicrkwaardigs. Van
de scliilderijcn noenien wij eenige bekenden
van de Haagschc portrel-lenloonslelling van
1903 : No 13 de groote laniiliegroep Bulger
van Weert, zijn viouw Maria Beels en luiniie
kinderen, van J. van l.oo in den Maag Th
Keyset). N" 23 J. Az. van Havestein, porlret
van Rybergen en zijn vrouw Sophia van
Persyn en ten slotte, No27,J.Cz. Verspronck,
de portretten van Adriaan Engelbreclit en
zijn echtgenoote Sara Herwijnen. - Alle nil
de collectie v. I. v. D. Hicruit bovendien
nog twee andere goede Ravenslein's iN" 22i
Jan van Montl'oort en Bartha van Persyn,
vooral de vrouw aantrckkelijk ; en van Ver-
spronck het portrel van Josias van Her-
wijnen. — Dit de verzameling Du Bois e a.
een Zuiderzee van L. Bakhuyzen iNo31); van
A. Cuyp « De Faniilie van Heerljc Jansz »;
Sir Thomas Lawrence « Nursery Epic »
(N" 108); een vlotte bruin en grijze schets ;
van Loo, Damesportret (N" 1121, een niooi
salonstuk; G.Morland, Boerenerf, van goede
tonalileil iNo 133i; A. van der Neer, mane-
schijn (N" 137) wat al te bruin ; een aardige
kleine NVouwcrnian (N" 203i. — Misschien
wel belangrijker dan de verzameling der
scliilderijcn was die der antiquileiten. Hier-
van beschrccl' de catalogus iiicl minder dan
l.')GOnuniincrs waarondcrvooral het Japanscli
en Chinecscli blauw en gekleurd de aan-
ilaclit trokkcn. Van het zilvcrwerk noemen
wij slechts het aan den ouden Job. Lutma
loegcschreven slel van vier zoulvaten,
bclangrijkc specimina uit den lijd van het
kwab-oriiamcnt.
Onder dc mcubelen ccn Bonlie toilct-lafel,
koper en schildpad.
Op de veiling die vijf dagcii en vijl' avon-
den in beslag nam, werdcn dc volgende
prijzen gegeven : Schilderijen N" 13, .1. van
Loo, familiegroc)), / 4325; van Ravestein,
N'o 22, portretten van een Heer en van cene
Dame, / 5100 ; N" 23, Heercn en Dames-
porlretten, /5000; Verspronck, N" 27, por-
tretten van .\driaan filngelbrecht en zijn
vrouw Sara Herwynen, / 11500; N» 28,
portret van Josias van Herwynen, /2000;
L Bakhuyzen. N" 31, Zuiderzee, / 2420.
No 60, \. Cuyp, de Familie van Hecrtjc
Jansz, /3(j00; N" 62, Badend mcisje, /2(HX);
N" ()8, Kngelsche school, |)ortrel van Lady
Maclariiuadale of Cairnes, / 3(i00; No 10«,
Sir Thomas Lawrence, « Nursery l-^pic »,
/TOlH); N" 112, C. van Loo, Damesportrel,
/.3900; No 137, A. van der Neer, Maanland-
schap, / 6000; N" 146, A. van Ostade, Boeren-
binnenhuis, /■3800; N" 191, C. van der Voorl.
Mans|)ortret, / 2725 ; No 203, Ph. Wouwer-
man, Kampscene, /"7850.
Anti(|uitciten : Zilveren zoutvalen, no 452.
toegeschrevcn aan J. Lutma den Ouden,
/ 4000. Cbincesch en Japansch porselein, ge-
kleurd : No 492, vijf lleschjes familie verle',
/ 4400 ; No 518 en 519, twee eierschaalkom-
men met haantjesi, /3450; N" 493, faniillc
verte jx)!,/ 1300; blauw: No 547. twee poljes
(poinle franvaisc, / 985; No .548, paar Rol-
wagens, /'450.
Mcubelen ; palissander kasten, N'o 7.32,
/■510; No 740, /950: N° 741, /"1070; salijn-
houten schrijflafelmet lakpancelcn ipracblig
pitlig rood), N" 781,/. 580; Boullc tollcl-lalcl.
No 795, / 1760.
De gehcele veiling bracbt j /330()0(lop;
de schilderijen alleen / 160000. Bts.
53
BOEKEN & riJDSCHRIFTEN
^^^Mf^^'^ ««^5»^ '•^'•^^ ««^<«^
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
OUD-HOLLANl) (24'^^ jaarg. 2^ all.i.
IVansche kuiistgeleerde
lie Heer Diiraiul-Gre-
ville kwam iiu reeds
^eniinien tijd geleden
de afdocnde reitelijke bewijzen iiiMianden
had voor de werkelijkheid der met over-
tuiging beweerde — eii met niet minder
overtuigiiig bestreden — afsnijding van
Rembrandt's Nachtwachl. Blijkbaar als een
soort feestgave, bcloofde hij bij Rembrandt's
derde eeuwfeest die leiten wcreldkniidig tc
zullen maken. Het jubileum kwam, maar
niet de onthulling van de waarheid omtrent
de Nachlwacht-schennis. De bovengenoem-
de aflevering van Oiid-Hollaiid bracht ecbter
liet beioofde artikel, even te laat oiii het nog
als onderdeel van de Rembrandlviering te
kunnen beschouwen — en bovendien niet
gelieel met z66 opzienbarende nieuwe mede-
(leelingen, dal dc door den Heer Durand-
Greville Ijij mcnigeeii gewekte spanning
gerechtvaarchgd sciiijnt.
Het artikel is naliuirlijk in veel opzicliten
een polemiek tegen Jan Vetb's scherpzinnig
betoog, dat voor menigeen de afsnijding
problematisch gemaakt heeft.
De Heer Durand-Greville heeft — dat moet
erkend — zijn taak niet licht opgevat, hij
piiblieeert met pijnlijke uitvoerigheid gedane
metingen. Handig debater als hij blijkbaar
is, gaat hij Inchlig, of als het kan stilzwij-
gend, laiigs die punten been, waarin hij zijn
tegenstander sterker gevoelt. Zoo vonden
wij niet vermeld, het inderdaad toch hoogst
opmerkelijk en de betrouwbaarheid van
Lundens' bekende kopie ernstig aantastend
feit, dat het nuchtere gelaat van den kapi-
leiii bij Lundens, zoo hcelemaal niet op dat
zwierige van Rembrandt's Banning Cocq
gelijkt, maar wel l'rap|)anl op van der Heist's
even nuchteren Banning Gock op het schut-
lerstuk van den Sebastiaans-doelen (Rijks-
fnuseum). En juist ook dat feit geeft toch
veel grond voor het doorVelh aangewezen
tendentieus karakter van Lundens' kopie.
Het werkelijk niet zoo geringe, tegen de
verminking indirekt pleitende argument,
dat de veranderingen der konipozitie bij
Lundens, zoo weinig naar Rembrandt's kom-
poneertranl zijn, gelijk wij die uit des mees-
ters werken, met name ult zijn etsen kennen,
— dat argument besprcekt ook Durand-
Greville, maar hij gevoelt er niet voor.
Ten onrechte wil bet ons schijnen. "Want
(le stelling schijnt ons verdedigbaar, dat als
de Nachtwacht vroeger werkelijk gekompo-
necrd is geweest, zooals Lundens' kopie
aangeeft, men het schilderij met de beweerde
verminking wel ongeveer een dienst heeft
bewezen. We kunnen ons niet voorstellen
dat iemand den Lundens beter gekom-
poneerd vinden kan, met name wat betrefl
de linkerzijde van het schilderij, dan
Remljrandt's Nachtwacht, zooals wij die
kennen.
J. C. G.
^9t ^^^ ^^^ft'^g,* ^* 0^ 2^* ^9> ^
ZEITSCHRIFT FUR BILDENDE KUNST
(November 1906) /l.^
Een artikel van A. Neoustroicif geeft een
overzicht van hetgeen de Keizerlijke Kunsl-
akademie te Petersburg aan Oud-HoUand-
sche en Vlaamsche Kunst bezit. Nederland-
sche kunst, zoo blijkl uit het artikel, heeft
de overhand onder de ongeveer duizend
nummers dezer buiten Rusland minder be-
kende verzanieling.
Het oudste aanwezige werk is een markt-
tafereel, dat op naam van Cornelis van
Haarlem staat, — ten onrechte volgens den
schrijver, die het aan P. Aertsen toekent.
Dan is er een P. Brueghel de jonge, een
Aanbidding der Koningen, zich naar Brue-
ghel's voorkeur afspelend in een Vlaarasch
winterlandscliap Het is een van de her-
haalde behandelingen van hetzeltde onder-
werp, (het Rijksmuseum te Amsterdam bezit
daarvan een der meest bekende stalen) en
herinnert aan verwanle werken van Brue-
ghel den oude te Weenen en aan de Kinder-
moord te Brussel.
Rembrandt mist men in deze verzanieling.
54
BOEKEN S: TUDSClIlilFTKK
Sli-clits vindl men it cen ii:iiil:il weikL'ii iiil
zijii school. Ken vrouwenportrct vnn Nico-
hics Miles is tiit (liens lanlsle, niinst nan-
Irekkelijkc periode en veiloonl dus j^cens-
zins Heinhrandl's invloed. Meeruilfjesproken
vindl men (lien invloed in een mnnskop vnn
lloogstralcn. l-^en hiislevan een jonj^en man
dievroe}^er voorecn Rembrandt }{ol(l, is van
Acrl (leCielder. Van oudere porliellen in de/.e
verzamelin^ is voornl opmei-kelijk een vi oii-
wenporlrel van N. Neuchatel aiit Iicl jaar
1561) — met zijn onbcvanj^cn, trouwhartijje
uitbeelding, wel een konlrast met bet bovcn-
{•enoemde werk van Maes. Ren ^esigneerd
en f^edatccrd werk van den zeldzaam voor-
komenden Micbiel Sweeits is van kunst-
bistoriscli bclang.
Van de llollandsclic landscbapssciiilders
vindl men cr van Goyen met een lieuvelachtit;
landscbap met uitzicht op de zee, (hit uit de
jaren tusscbeii 1630 en 1640 moct zijn. Kr
zijn vijf Jacob Huysdael's waarvan de
schrijver er ecbter slechls drie voor ech-
houdl : een bergachtig landscbap en twee
bleekcrijen mel bet gezichl op Haarlem van
af de duinen bij Overveen. Van A. van Ever-
dingen is er een landscbap mel waterval.
Kr zijn voorts werken van Salomon Hnys-
dael, Wouwcrman, Jan van de (^apelle leen
zeegezichl mel cen valscbe signaluur van
Hembrandl en daarom vroeger aan dezen
loegescbreven). Kr zijn verder Iwee A. van
Ostade's, werken van Jan Miense Moleiiaer,
Benjamin ("uyp, (een groot ruiterstuk aan
Aelbcrl Cuyp loegescbreven is een oudc ko-
piei, Jan .Sleen, (l.Terborcb, C. Netscher e. a.
Gocd vertcgenwoordigd zijn ook de groep
der Italianizeerende Hollanders en die der
slillevenscbilders.
De plaatsing in ver uileenliggende lokali-
leilen der Akatlemie laat, naardcn schrijver
mededeell, le wenscben over,
Hel bovengenoemde tijilscbril't brengtnog
een geilluslreerd 0|)stel over Nedcrlandscb-
Indische Kunst door Anna L. Plehn, en wel
naar aanleiding van dein October j. I. gebou-
den tentoonslclling, door den dirccleur van
bet Kaiser Wilbclm-Mnseum te Krefeld, D'
Deneken, mel behulp van een deskiindig
komil(^ in zijn museum ingericht en in Onzv
Kiiiisl reeds in korrespondentie uit Krefeld
besproken.
In de A'i/;i.s/(7iro;i/A'behandelde onlangs
Jnro S|)ringer de vraag, weike episode uit
bet Nieu we Testament f)p Hembrandl's Hon-
dcrdguldcnsprcnl is voorgestcld. Kenige
scbrijvers zooals A. Jordan en Max Schmid
hebben de oudc betileling a Cbrislus de
zieken genezend i> als onjnist vcrwoipen.
Zij meenen dat Hembrandl hel vijftal feiten
uit bet 19« ka|)itlel van Matlbeus beeft willen
afbeclden : de genezing der zieken, hel tol
zicb roepen dcrkinderen, de lerecblwijzing
der aposlelen, de vermaning van den rijken
jongeling, bet ijveren der farizeeers. Jaro
Springer beloogldal deoude naara o Cbrislus
de zieken genezend » de juiste is.
In een later nummer van hetzelfde week-
blad bcslrijdt Rudolf Scbrey Springer's mee-
ning, die legen de thans overbeerscbende in-
druischend, ecbter volgens Scbrey niet vol-
doende door argumenten wordl gesleund. De
redaklic van de A'n;i.s/c/)ro/i/A-konil bij dit ver-
schil van meening met een verstandig woord
tusschenbeiden, zij vraagl : Zou Rembrandt
wcrkelijk bij bet schepjien van zijn bijbel-
sche voorslcllingen de Heilige Scbrift zclvc
ler band genomen bebben. om dezen of
genen leksl lelterlijk in beeld le brengen "?
Is niet veeleer aannemclijk, dat een zoo
niachlig en bijbclvasl meester dc slof die
hem vervulde, naar eigen zin vormdc.
vereenigde, ordende '? Hebben daarom niet
alle uilleggers misschien evenzeer gelijk?
Ill bet liembraiidthefl van de Galerien
Hiirupa's iuitgave Seeniann, Leipzigi heefl
onlangs Rudolf Wuslmann trachlen aanne-
melijk le maken, dal er een wezenlijk ver-
band zou bestaan lusschen de Kunst van
Hembrandl en bet Tooneel van zijn tijd.
Zijn « onldekking» wordl thans door den-
zclfden schrijver in de Kttnslchronik nader
uitgcwcrkt. Rembrandt blijkt daar door
Vondel's Jozef-drama s zoo slerk beinvloed,
dat b. V dc twee scbildcrijen, waarop bij dc
geschiedenis van JozeTs blocdigen rok beeft
in beeld gebracht, cigenlijk niet anders dan
illuslralies zijn van de betrellende tal'ereelen
uil Vondel's Jozef in Dolhan Ook Vondel's
BOEKEN S: TIJDSCHRIFTEN
Jozef in Egjple heeft Rembrandt geinspi-
reerd tot meer dan een schilderij. Jozef door
Polifar's huisvrouw bij haar geniaal aange-
klaagd, vinden wij op twee werken van
Henibrandl, te Berlijn en Petersburg. De
sclirijver vindt liet duidelijk dat Rembrandt
zijn stof ook daar niel aan den Bijbel niaar
aan Vondel ontlcende, ja zelfs de Peterliurg-
sche zoogenaanule Danae wordl er l)ijge-
haaki. Zelfs de heerlijke Jacob's Zcgen tc
Kassel is volgens den schrijver « wiederum
kein blosses Ergebniss von Rembrandt's Bi-
bcllektiire, sondern die Joseph-dramen sind
audi hier iin Spiele ». Jozef draagt op dat
schilderij zelfs een iTheaterprachtkostiini ».
Vernuftig, inderdaad, dit alles — maar
niet overtuigend. Zou Rembrandt's kunst
niet minstens even goed op de vertooning
van Vondel's drama's invloed kunnen gehad
hebben '.'
J. C. G.
56
BERICHT
i: iiitgcvers \an Onzk Kunst lK'l)l)en het geiioegen
luiiiiic lexers nu'de le ilceleii, dat iiaast tie reeds in
lu'l Jaiuiari-iuimmei" aaii^ekoiidif^de verl)elerin<>cn.
Hums weer eeii gewichligen slap op dcii weg naar
verdere onlwikkeliiif* werd gedaan.
I)e « Nedeilaiidsclie Vereeniging voor Ambachts-
eii Xijverheidskiinsl » welke in 1904 gesliclil werd,
en (le besle Uiaelileii op (lit gebied in een machtig organisme vereenigt,
hectl (ie Redaelie der riibriek « And)a('lils- en Nijveibeidsknnsl » in dit
lijdselirin op zieli genomen.
Door (le iiitgave van het orgaan I)k Jonge Kunst gat' de Vereeniging
reeds blijk van een hooge opvatting van hare laak te bezitlen; De Jonge
Kunst heeil thans opgehouden te bestaan, of, jnisler ge/egd, wordt vereenigd
met Onze Kunst, terwijl de Vereenigings-mededeclingen in den vorm van
een l)ijblad aan de leden znllen wordcn gezonden.
De algenieene Iciding van het lijdschrii't i)lijl'l, als te voren, in handen
van de Hoofdredaelie van Onze Kunst, welke dan, voor de rnbriek
Anii)aebts- en Nijverbeidskunst, wordt bijgestaan door een Conimissie van 5
leden, door de Vereeniging benoenul. De/e Conimissie is voor dit jaar samen-
geslcld nit de Heeren H. Ellens, Voor/iller; Jae. Ph. Wormser; C. Oosschot;
R. W. I', dc Vries Jr. ; en Jae. van den Bosch, Secrelaris.
Reeds vroeger heeft Onze -Kunst gaarne belangslclling beloond voor
dc Jonge nijvcrbeidskunst, welke in het NederUindsche knnstleven een zoo
belangrijke jilaals inneemt ; doch nieer dan ooil le voren zal het haar Ihans
niogelijU zijn, om dit rijke gebied in zijn gcheel le overzien, om er in ruimer
kring belangslclling voor le vragen, en om lot de heropbenring van de
ambaehls- en nijverheidsknnsi licl hare bij le dragen.
De UlTGEVERS.
Onzr Kunst, Occl XI. N- 2, Echniarl 11KI7
57
VOORWOORD
i;i (le Jaiuiari-aflevering liiidde de Redaclie van Onze
KuNST een nieiiw histruni in.
Oiii de Ijeloften, daail)!] voor de loekonisl gedaaii,
le vervullen, zochl zij iiaar nieerdere sameinverking
met hen, die in onze lage landen de Aml)acht- en Nijver-
heidskunsten beoefenen. Zij vond deze bij de vele
kunstenaais, die zicli reeds eenige jaren geleden aan-
eensloten en de Nederlandsche Veieeniging voor Amliaclits- en Xijvoiheids-
kiinst hel)ben gestichl.
Deze Vereeniging redigeerde een eigen orgaan Ue Jonge Kunst waarin
de leden gelegenheid vonden, ofschoon zij geen sclirijvers van professie ^Yaren,
van hunne opvaltingen en meeningen te sprekcn.
Mocht sonis aan den vorni al iets hel)ben onll)ioken, voel werd in deze
arlikelen vergoed door den ernst en de overUiiging, waaimede zij geschreven
waren. Meer en nieer won evenwel de nieening veld, dat ook bnilensfaanden
belang zouden slellen in de vraagstukken, tot nu in zoo beperkten kiing
l)espioken, maar ook, dat het in "t belang van den artiest kon zijn, dat hij zelf
zijn werken en streven zou kunnen toelichten in een meer algemeen kunsttijd-
schrift voor een grooteren kring van belangstellende lezers. Onze Kunst was
daarvoor zeker het eerst aangewezene niaandschrift. Van af heden zal daarom
het orgaan De Jonge Kunst ophouden te verschijnen, maar zal hare redactie
eene rubriek aml)acht- en nijverheidsknnst in dit hlad redigecren.
Met nieuwen moed, rekenende op den stenn van al onze leden en collega's
aanvaarden wij hieibij de ons opgedragen taak.
Wameiis de Rednctie-Commissie
der Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Xijnerheidskunsl
sanipoori. H. ELLENS, Voorzitter.
58
.KIDST VAN Cl.HKK I)l-; OL'DK, (do .Niccsk-]- v:ii
i:i(;i:n poiniurr van den s(;iiii.[)p:r.
(ViTZiiiiH-liiin Hicliiiiil villi KaiirniMiui, Bcrlijii).
DE OUDE EN DE JONGE
JOOST VAN CLEEF
Ai!i.L VAN Mam)i;h oiHk'isi'licicI t Iwcc .loosloii vail
(".leer, die heide schilders wareii en l)eide in den
loop der xvf eeuw le Antweipen liel)bcn s»e\voond.
Van den oiideren Joosl spreekl hij eehter maar alleen
oin te vernielden dat hij in 1511 als Vrijnieesler
wild ingeschreven. Maar aan Joosl den .longeren,
den zoogenoeniden Zolten van (".lei'l, wijdl hij een
lanu'iijU iiili^ehieide levensl)esehrijving.
Gaaiuleweg beginl liel eeliler over heide kinislenaais te dagen. Hi koml
wal nieer onie in de langsehikking van hun werken, die laiig oniiekeiid zijn
gehleven en dikwijis met die van anderen werden verward en ook van hun
leven heginnen we hingzainerhand een (hiideHjkcr vooistelling le krijgen.
Wal hier volgl is een korl oveizieht van wal men Ihans met zekcrheid naii-
gaande l)eiden weel (').
JOOST VAN CLEEF, DE OUDE
((If Mceslrr ixtn dm Duod van Mttrid) gcslornen Ir Aiitivcriirn, in l.')'i(l.
Xaar alle waarschijniijkheid was de sehilder, in ieder geval /ijii vooi-
ouders, uil liel Herlogdom Cleve alkomslig. I)e naani waaronder hij hekend
staal, zon diis die van de slad zijner herkomsl of zijn gehoortekind zijn.
Volgens van den Hianden was zijn lamihenaam van der Beken. Van Mander
is de eenige oiide gesehiedsehrijver die iels van zijn i)cslaan schijnl gcwclen
le hel)hen ; l)ij (luieeiardini of Lampsoniiis vinden wij hem niet vermeUi en
(') CieriUKlpici'f^iic werken : WAAdKS, Mmtiicl ilc Id Pciiiliirc, KSO.'i. II, 121. — Homuoits
cii VAN I.iiKies, Lijif/eren, 1.S72, I, 75 tot 129. — Van iiicn Hkanden, (iescliiedenis en:.. I.S.S.'}. 128.
Hymans, Carl ixin Mander, 1X8,3, I, 243. Fihmenicii Ric.hahtz, Der .Mehler des Todes .Mariae,
sein Name itnd .seine Uerknnft. (Zcitsciirifl fur l)iltlcinle Kunst. 1894, 187). — {". Jlsti, Der
Fall Cleue lJnlirl>iicli (I. K. pr. Kunslsaminluiificn ; 1895). — A. J. WAeTEivs, Josse i>an
Cleve, le Mailre de la Mori de Marie liuicp. ticlgc, Suppl. Lilt. <lcs 3 et 9 novembre I902i. —
(1. HuLiN. Petite remie de I'Art et de IWrchcolof/ie en Flandre, 1903.
39
DE OUDE EN DE JONGE JOOST VAN CLEEF
van zijn leven van v66r 1511, het jaar toen hij als Meester van de Lucas-Gilde
te Anlwerpen aangenomen werd, is ons niets bekend. De volgende gegevens
worden ons echler door de Liggcren en door de verschillende bescheiden van
den burgelijken stand verstrekt :
In 1516 ontvangt hij zijn eersten leerling, Nikolaas van Brugghe.
In 1519 wordl hij tot Deken van de Gilde gekozen.
In 1520 wordl hij lid van de broederschiip van het Lof van 0. L. Vrouw,
huurt een huis, trouwt met Anna Veydt en wordt vader van een zoon, die
CorneHs gedoopt wordt.
In 1522 krijgt hij een dochtei'tje.
In 1523 een leerhng Coppin Tomaessone.
In 1525 wordt hij op nieuw tot Deken gekozen.]
In 1528 koopt hij een huis.
In 1535 ontvangt hij twee lecrlingen : Frans Dussy en Willekens de
Stomme.
In 1536 een derden, Joost Dyerichssone.
In 1540 (den 10 Nov.) maakt hij zijn testament, dat door den stadsbouw-
meester Pieler Coecke, in zijn hoedanigheid van getuige onderteekend wordt.
Tot hiertoe kennen we van hem geen enkel werk, dat hem met onbe-
twiste zekerheid mag worden toegeschreven, maar men is het er legenwoor-
dig vrijwel over eens dat hij moet beschoiiwd worden als de schilder van de
stukken, van den kunstenaar die door Waagen den Meester van den dood van
Maria is genoemd.
Twee schilderijen, gedagteekend nil het begin van zijn Meestertijd, dragen
het monogram, J. v. B. (Joost v. d. Beken) of J. v. C. (Joost van Cleve); deze
beginletters zijn door de initialen A — Anlwerpen (?), heengevlochlen. Dil zijn in
de eersle plaals een drieluik nil hel Keulsche Museum, voorstellende den Dood
van de Maagd, dat in 1515, op aanvraag van Nicasius Hackenay, den zaakge-
lasligde van Keizer Maxiniiliaan aan hel hof van Margaretha van Oostenrijk,
Regenles der Nederlanden, geschilderd werd, en waarvan zich een vergroote
repliek in de pinakotheek te Munchen bevind. Vervolgens de zijluiken van
een gebeeldhouwd altaarstuk van 1516, met Tooneelen uit het Leven der
Heilige Maagd, dat in de Cathedraal van Dantzig te vinden is. Een der ie stuk,
een Aanhidding der Herders, in hel Palazzo Balbi Senarega le Genua, zou dan
ongeveer van 1517 (?) zijn. Een tripliek, met de Aanhidding der Wijzen
(Museum le Napels), met de blazoenen van Kleef en van der Marck en verder
nog een derde schild, dat moeilijk vail I'huis le brengen Dil is een bcwijs te
meer voor hel bestaan van betrekkingen lusschcn den schilder en een der
vorsteii nil licl huis van Clecf-van der Marck.
.loosr \.\N (:i.i:i.i' oi; 1)1 i)i;,uii' Ml'
1)1-; AAMiiDDiMi i>i;n koxinhicn
(KonlRl. (■emfiUlc-tialiMif, Diixlcn).
sli-i van Maria's Kood],
I)h' OVDE ES DE .lONCE ,/OO.SV VAX CLEEE
Twee andeie stukkeii zijii uit ("leiuieesilu' kerkeii atkoiiistig. l)e Aanbid-
diiHj (ler Wijzcn, vioej^er in cle Sl.-Liikas-keik van lji)a, tliansin het Drtsdener
Museum, N° 1963 en de Krtusi<jiii(i, de Afdorinmi van lirt Kruis en liel llriliy
Avoiulmaal, cen stuk in diie afdeelingen, dal vroeger in Sanla Maria della
Paee geweesl is, en tegenwoordig in den Louvre liangt (N" 2738). Ken derde
stuk, de Aanbidding der Wijzcn, een diieluik, dal door een Genueesch Palri-
cier, Slcfano Razzo besleld was, wordl nog heden te Genua, in de kerk van
San Donalo bewaard, legelijk met een .\(inl)iddiii<i der Herders en een Heilige
Familie, Coilcctie Balbi Senarega in dezeildc slad. Deze ieilen zouden ons
doen vcronderslellen dal .loosl van Cleel te Genua gewoond lieeil, wellichl
onder de l)escberming van zijn iandgenool, Philips van (^leel, Heer van
Ravenslein, die lusschen 1501-1502 en 150()-1510, gouvcrneur van de slad was.
Onalhankelijk van deze acht l)ovengen()enule seliilderijen, worden aan
den Meester ixm den Dood ran Marid nog de volgendc stiiUken toegesclireven :
DRIELUIKEN
De Heilii/e Familie met Begifdijers {Museum te Weenen).
De II. I'amilie met lu>ee vrouwelijke hciliyen (Weber-Colleelie, Hamburg).
De Afdoeniiu/ van hei kruis, met St.- Veronica en Jozef van Arimathea (Staedel-
sches Inslitul, Frankfurt a/M.).
De Aanbiddincj der Wi/'ze/?, (Musea vanPraag, Sigmaringen, Berlijn en de Ver-
zameling Radzinski te Berlijn).
(Uirisliis (Kiti he! Kruis met Begil'tigers, (Musea van Napels, Brussel, Hamburg
en Monaeo).
ZIJLUIKEN VAN IRIPTIEKEN
Mater Dolorosa en Donalriee (AiilwtMpsch Museum, N" 388 en 389).
St, Agnes en SI. Jan, (Verzameling Carslanjen, te Berlijn).
PANEELEX
Aanbidding der Koiu'ngen, (Musea te Dresden en Antwerpen. N'o UJl.
De II. Maagd, gez. met de Kersen, (CoUeetie Weid-Blundell, Inee Hall).
Christus aan het Kruis, (Coileclie Weber te Hamburg).
H. Faniilie (Musea van Brussel, Weenen, Modena, St. -Petersburg, Ejjinal;
Academie van Scboone Kunsten te Weenen : ("olleclic Radzinski
te Berlijn; Sailing, D^ Wassermann en Hollorcl te Londen; Sir Fr.
Cook, te Riebniond ; B"" Selys-Eongchamps, te Borgworm
(Waremme); Pablo Bosch, te Madrid).
RusI op de VluchI naar Eggpte. (Brusselsch Museum, n" .310 en Pinakotheek
le Munciien).
61
DE OUDE EN DE JONGE JOOST VAN CLEEF
St. Jan op Patinos, (Colnaghi-Colleclie, Louden).
DeH. Maagd en het Kind, {Musea te Brussel, Neuienberg, Weenen, Besancon,
Lucca, Staedelsches Institul, te Frankfort, CoUectie
R. Kann, te Parijs, Mansi te Lucca, Simkens te Ant-
werpen).
Lucri'cid, (Musea le Weenen, van liet Bargello te Florence, Galerij Colonna te
Rome, Academic van Schoone Kunsten te Weenen).
PORTRETTEN
Een Mans- en Ynniwenportiel, lin Iwee luiken, gedateerd van 1520, (Uffizi,
Florence i.
Een Vrouwenportrel, (Museum Mayer-van den Bergh, Antwerpen).
Een Mansportret, (Collectie von Kaufmann, Berlijn).
» i> (Museum te Dresden).
» » (Museum te Cassel).
» » (Museum van Graal' Wemyss, te Louden).
We vragen ons af of er onder de lange lijst der vele schilderijen, die aan
den «Meester van den Mariadood » worden toegeschreven, wellicht niet enkele
zijn, die ons aanleiding zouden kunnen geven, om tol een zekere schifting
over te gaan en eens na te sporen of eenige er van, niet veeleer aan het penseel
van den Zotten Joost, dan aan (hit van den ouderen van Cleef, zijn toe le
schrijven. Er bestaat inderdaad tusschen verscheiden dezer stukken een aan-
merkelijk verschil in stijl, factuur en koloriet. Voor de eerste maal is ons dit
in het Museum le Napels opgevallen, waar een tripliek, voorstellende een
Christus aan liel Krnis, tusschen twee onhekende hegifligers, naast een Drie-
luik met een Aanbidding der Koninijen hangt, dat de wapenschilden draagt
der Vorslen Cleef-van der Marck. Er bestaat inderdaad een soort van familie-
gelijkenis tusschen deze beide werken ; ze zijn ongetwijfeld nil hetzelfde
midden afkomstig, maar zijn ze ook van hetzelfde penseel? Tusschen het
Drieluik met den Dood van Maria, in het Museum te Keulen, dat voor Heer
Hackenay werd gemaakt en de groote Aanbidding der Koningen, in het Dres-
dener Museum, die voor de kerk van Erba werd geschilderd, bestaan nog zeer
in 't oog loopende verschillen en eindelijk komt het mij voor dat er tusschen
de Rust op de Vlucht naar Eggpte, van de Musea Brussel en Munchen, en
het Drieluik met de Heilige Familie te Weenen, of de Aanbidding der Wijzen
in het Antwerpsch Museum (nt> 464), noch in de kens der typen, noch in de
schilderwijze, eenige de minste overeenkomst bestaat. Deze bewering wint
overigens aan kracht, wanneer we ons herinneren, dat dit laatste stuk, dat
eerst aan Barend van Orley gegeven werd en later als het werk van den
Meesler van den dood van Maria beschouwd is, in de Kerkeboeken der
62
llCOlI
.loosr VAN c.i.i;!:!- ni-: .I()N(,i:. (d." Soiic van cu-ei):
KKiKN I'ouriii.r VAN ni-.N schii.dkh.
(Windsor CnsUi-)
i)h: oi DE i:x hE .iosi.e .ioosi van cleef
Lieve-Vroiiw Ic Aiilwii pi-ii. v;m\v;uii I sink Jirk<)iiistij> is, aiinf^eduid werd
als ffcschildcid zijiulc door dcii ZolUii van (".li-cr, dal wil /.c'}4f<en door den
Jongcren .loosl. (M
Eon aiidcrc (|iK'slii' zoii ook iioj; ecus nadir 'nioekii woidcii oiidir/otlil,
namelijk die van de Icouograpliie der heide .loosten, van wie men de
portretlen nieenl te l)ezillen, heide evi-nzier j>elieel veiseliillend in karaklcr,
faelnnr en kleni"; liel eeisle als |)ortret alleen Ijiliandeid, iiel andere op saam-
gestelde voorstellingen aangebraelil (Lonvre en Mnsiiini le Dresden). De
jonge Vcrloofde, die /icli op liel tweehiik in liel Miisenni le I'loienee den
ring aan den vinger sleekl. en een andei' personage, met een i)ioem in de
hand, in de Verzameling von Kanlman le Herlijn, znowel als de dienaar der
Aposlelcn, die de gaslen aan liel Heilig Avondmaal op hel henedengedeelte
van liel scliilderij in den Lonvre wijn inselienki (N" 2738), stellen alle drie
den onderen Joost van (lleef voor, niaar zijn zij ook door hem gesehilderd?
En moet men aan den anderen kanl de mededeeiing van Lampsonius als
onbetvvislhaar zeker aannemen, waar deze zegl dal liel portrel le Windsor
den jongeren .ToosI van (".ieel' voorslell '.'
JOOST VAN CLEEF, DE JONGE,
bijgenaamd « de Sotte van Cleef »
(ifsloi I'Cii le .\nln>cijien. iki /.).>'/.
De cerste geschicdsehrijver, die liel heslaan van den « Sotten van Cleef »
vermeldl, was in l.'iGl (iuieeiardini ; « Gios de Cleve, zegt hij, honrgeois
d'Anvers, maistre Ires-rare pour eouleurer el lanl exeellenl en pourtraici au
natural, qu'ayanl une t'ois le Roy Francois jiremier envoye en ees (|uarliers a
postc, pour ramener a sa cour, (|nel(iiie hon niaislre, eesluy-cy iiil elioisi
enlrc autres, el condnicl jusques en France, fil la ponrlraielure du Hoy au
naturcl, de la Hoyne el de plusieurs aulies |)rinces, avec grande louange et
bons loyers ». Ell' jaar laler wordi hij door l.ampsonins in de volgende
latijnsche verzen geprezen :
a Tusschcn dc kuiislcnaais van licl vrijc Nctlcrland
" ZaI (Ic Miizc (Ion iiaani van .loosl nicl vcrzwijgen,
n Die gccn (Bering sicraad der schiUlcrkunsI was.
a Uwe kunst en die van uw zoon zouden u licl gcluk docn sinaken.
« Zoo Hij, liclaas, invc Hccslvcrniogcns liadi howaard ' »
Karel van Mandcr heaaml den lot, die (Iuieeiardini aan den porlrel-
schilder toezwaait en Ireedt vervolgcns in een heseliouwing over enkele
(•) Catalogue dn Mtisre d'Anvers. door Van Lkhics. UilRave 187-1, hi. -197.
63
DE OUDE EN DE JONGE JOOST VAN CLEEF
JOOST VAN CLEEF DE JONGE, fde Sotte van Cleef ) :
DE H DR[EVULDI'1HEID, SI Pietei, St. Pauwel en de H. Dympliiui.
Buitenluikeii van het Altaarsluk van \diiaan Rockox in de St JacobskeiU le ViitwtrpiMi.
(Met de toestemmiiis van den Kerkiaart voiir de eerste niaal Refoloniafeeidi.
bijzonderhedeiiaangaaiide de beteekenis van Laiupsoiiiiis laalst gL'iiielde vers.
a Nil desea Joos van Cleef was een seer coiistich Meester, hel)l)ende een
school! manier van schilderen, van flgiieren oft beelden. Hij was een Meester,
die in zijnen tijdt wel den besten coloreerder was, zijn dingen, seer aerdich
rondende, en seer vleeschachligb schiiderende, niet hoogende dan met de
carnatie selfs. Dan zijii overmatighe gmotheiligheyt en te veel latendiincken-
heydt hebbcn hem verhlint en l)edrogiien, soo dat hij dorht dal zijn dinglien
:64
JOOST VAN CLKKK Di: JONr.K. (di- Soil.- Min (le.-f) :
H.KT I.AATSTK OORDKEI.
MiiUU'iigi'ilcL'llo van liet Allani'riliik van Adriaan Itookox. in de SI. Jacoliski>rk li- AiiIW<M'|iimi.
(Metde toc-stciuniing van ili-n Korkraad vtior de <tur!>tc- niani Kcrulogralri'i'd).
DK OUDhJ luS I)E .ION(,E JOOST VAX CI.EEF
.lOOSr VAN CI.ICKI' ni-: .IONC.K, (dc Soltc van Cleol) :
Itiitflcr Ailriniin Rockox met schutspntronn en met zijne drie /.onen
en zijne huisvronw Cnthnrinn Vnn Ovcrhoir met pnlroncs en met hare tien dochters
Hinnenluikcn vnn licl Altnnrstiik in dc St. Jacobskerk te Antwerpen
(Met dr toestemminn vnn den Kerkrnnd voor de eerstc mnnl gerotografeerd .
l)ovcn iiUi'ii iiiulcr MtcsUrs wcrckcii in wccrden mostcn wcscn, en mcl gccn
f^liell If vollcn nioclilen Nvordcn l)il;iill : dil \v;is wtl (l'()()rs;i(.'ck (l;il hij in de
dolingc zijncr sinncn en eriineliooldi^lieyl is j^eeonien, j^lielijck "lienu-enlijck
dese crancklieyl der Frenesie eomi, en haerwoilelt in cenen hoof^linioedif'licn
oft lioovecidiglien ^liecst «. Kn hij veiicll veider dat toen liij zich ler gele-
genhcid van lul Iniwelijk van Filips II nicl Maria 'I iidor (2.") .hili IfirvH naar
65
DE OUDE EN DE JONGE JOOST VAN CLEEF
Londen had begeven, in de hoop om er door beiniddehng van Antonio Moro,
eenige schilderijen aan den lioning te verkoopen, hij zoo leleurgeslcld was
dat men het werk van andere schilders, vooral dal van Tiliaan, boven het
zijne slelde, dat hij er het verstand door verloor.
Ten slotte mogen we uit deze drie verschillende gegevens opniaken, dat
Gios, Justus of Joost van Cleef, gezegd de Zotte van Cleef, een uitslekend
Antwerpsch portretschilder, voor 1547, het slerfjaar van Frans I, naar Parijs
werd ontboden en dat hij zich in 1554, het huwelijksjaar van Marie Tudor, te
Londen bevond. Verder weten we tot hiertoe aangaande zijn leven volstrekt
niets.
Ik vermekl echter met groot genoegen dat mijn vriend F. Jos. van den
Branden, Archivaris van Antwerpen, aan wien de geschiedenis onzer
Vlaamsche Kunst reeds zoovele kostelijke vondsten te danken heeft, onlangs
zeer belangrijke gegevens aangaande den Zotten Joost lieeft ondekt, die hij
spoedig hoopt in t Hcht te geven.
Wat het werk van den schilder betreft, kennen we van hem, dank aan
Wiericx, die 't gegraveerd heeft, een Mansporlret, waarschijnlijk het conter-
feitsel van den meester zelf, in twee exemplaren voorlianden, het eene bij
Graaf Spencer, het andere te Windsor. Het laatste vormt de tegenhanger van
een Vrouwenportret en vertoont aan de achterzijde, in oud geschrift, de
woorden : de Solle Cleve. Deze oorspronkelijke en volkomen onbetwistbare
gegevens stelien ons in staat om aan denzelfden kunstenaar de volgende
stukken toe te schrijven :
Jan Carondelet, Voorzitter van den gelieimen Raad van Keizer Karel,
geschiklerd tusschen 1535-1538. (Verzameling Uuchatel, Parijs). (')
Portret van een onbekende, gez. « met de schoone hand », Pinakotheek
te Munchen.
Mansporlret (Paleis Pitli, N" 233).
» (Museum te Straatsburg).
Portret van een jongen Man, vroeger het eigendom van Rubens (thans in
het Museum te Berlijn, een kopie in de Munchener Pinakotheek).
Twee Porlretten (Verzameling Christ-College, Oxford).
» i> (Wyndham-Collectie, Petvorth).
Aan deze lijst zouden wellicht nog toegevoegd kunnen worden : een mans-,
en een vrouwenportret, die op de luiken van een tripliek zijn geschilderd,
waarvan het middenpaneel is verloren gegaan en die thans in het Museum te
(') A. J. Wautehs : Trois Portraits de Jean Carondelet (La Revue de I'Arl Ancien et
Moderne. Paris, 10 Sept. 1898, p. 217).
66
•loosr VAN (:i.i;i;i- DK .IONC.I:. kU- Sollf \:n\ Ck-c-l):
MAII'Il DOI.dltOSA
(MlCc-mil clrl I lll/i. 1-lcil.riir
1)1-: (HDE ES l)E JONGI-: JOOST VAN CLEEF
BiiisscI l)ewtiar(l wordcii, \v;kii' zc lim^ ^tf^oldc-n lu'l)l)oii ;ils I wri l< van
Maiiiten dc- Vos (N" r)(M i.
Zooals nu'ii ziol, wirdcn cr kit liiirloc aaii dcii ZolUii .loosl t-nUol niaar
portretk'ii loegcscliitvcii. Ik gelool' cdilcr dal lul drii-hiik nicl liel J.odlsle
Oordrri in ccn dcr zijkapilh n van do Sl.-Jat( l,jkiik Ic Anlwerpcn cvcncens
van zijn hand is. Dizc- kapcl, die oorspionkelijk aan de Hcilif^e Dymplina
en I'cirus en Panlus {^evvijd was, vverd in l.'ilf) aan Adriaan Hockox,
eelilfienool van Calliaiina van Ovei licfl afgcslaan. Deze lieltn er een drieluik
voor sciiildenn, vvaaraan we. afgaande op den leeHijd van de op de
hiiken aij>el)eelde Ikf>iitif;ers, onf>eveer den datum l.");^') zullen niof^en <<evcn.
Hel niidden])aneel slelt liet Laalslr Oonlccl en de Sclwidiiuj lusschen
lioozcn en (j"eden voor. Sanienslellinf^, lioudingen, kleiiriii en laeluur, wijzen
alle op Ilaliaansclie invloedcn. De Ijuilenkantdei- hiikiii veilooni in een enkcle
coniposilie, de Hciiiijc Dricoiildicjhi'id, onigeven door de IJeseiieiniheiligen
der kapel : SI. Pietir met de zinnel)eeldij^e sleutels, Paulus mel liet zwaard,
de IIeili<,'e Dymplma }*tknield, wijdgediai)eerd in den l)reeden val van liaar
hianw j^ewaad, met liaar praeliliff ^eleekenden, zniver j;ev()rmden ijjooten liais,
een lieel eif<enaai(li<^e verleideiijke fignur. ()j) de i)innenzij der Iniken de
portrelten der Ikj^i I lifters, mel Inm dertien kinderen. Oj) het reeliterluik :
Riddci- Adriaan Roekox (1460 y 1540) in wapenrustinf<, en van zijn lieili<ien
scluitspalroon, eveneens van top lot leen geliarnasl, vcrgezeld. Aeliter den
vader de drie zonen : Jan {\')\i)[- ]')U\), Nikolcuis {]7)\ \ '- ]7u7). en Adriaan,
de Jongere (ir)2r)-ir)7()),\viens zoon Nikolaas, Hiiigemeester van Anl\ver|)en en
de vriend van Rni)ens was. De vader seiiijnt liier 7") jaar le zijn, de zoons,
respcclievelijk 2."), 21 en 12, wal liet eens te meer waaiseliijnlijk maaki dat hel
.sink in l."),'}.") voilooid is.
Op de tweede luik zien we Vronwe Roekox, <<el)oien Callierina van
Overlioir, voorgesleld door liaar Palrones, Sl.-Catharina van Alexandria, met
hel endiieem van haar marlelaarschap, hel zwaard, in de hand. Achlcr haar,
lien doehters : llarbara (loOl ■[• IfiTG), weduwe van Fernando Dassa ; Maydcdcna
(1500 Y l.").'}*.)), weduwe van Ridder Philij) van Lannoy: Ann(t (1510 [- 1535),
geniahn van Riddt r Anionie van Wissenkereke ; C/rirn (1510 y 15()0) ; Crrilia
(? Y 1511), vronw van .loost van lieelveld: Maniaifllia (V y 15'J0), weduwe
van Ridder (Kidhiid van Wasservas ; ('.(ilhariiia ('.'y'.'): Elisabeth (1523-1582);
Adriana (.'j".'), genialin van Ridder Laneeloot van Ursele, Ringemecsler
van Aniwerpen. V.u eindelijk nog een liende doehter, wiens voornaam ons
onhekend gehieven is. — Barbara, de ondsle. .sehijnl hier ongeveer 35 jaar le
zijn, Adriana, de jongsle. liiii. wal ons weer lot 1535 terng brengt. hel jaar
van de uilvoering der pot lielUn op het tweede hiik.
67
DE OilDE /iiV UE JONGE JOOST VAN CLEEF
De groep dezer twaalf vrouwenliguren vornit lict merkwaardigslo van het
werU. Dc iiioeder, gekiiield op haar hidstocl, rijk gedrapeerd in liaar ruini,
met maiierltont omzoointl gewaad, met wijde mouwen, iseeii I'lgiuir van groote
sclioonheid. Oiider de dochters, alle in zwarte, met rood en gond afgezetle
kapmantels, zijn er eveiieens verscheiden zeer schoon van houding. Het stuk
zeli is heel knap ineen gezet en warm van klenr. De vieeschscliaduwen zijn
hier en daar wat lossig en zwaar, maar woiden op enkele plaatsen heel
gelnkkig o|)geluiald door het malsehe wit van de nuitsen en dc vierkant op
de horst uitgesneden gewaden.
De rekeningen van het Bestunr der St.-.Iacohskerk jjewaren liet zwijgen
aangaande den naam van den schilder, aan wien Adriaan Rockox het
drielnik besteld had. Descamps schrijft het toe aan Jan van Hemessen,
waarvoor Th. van Leriiis, in 1855 den naam van Barend van Orley (*) in de
plaats hceft gevoegd. Geen dezer toesehrijvingen hondt ook maar tegenover
het meest oppervlakkige onderzoek stand. Die van Descamps is niel te
verdedigen en aan het afgelcgene der kapel, waar het sink is ge|)laatst, en
waar het gewoonlijk door inhaligc kosters aan liel oog wordt onttrokken, is
zeker de schaapachtige onderwerping toe te schrijvcn, waarmee men sedert
een halve eenw de niel minder zonderlinge attrihntie van van Lerins aanvaard
heeft. Inderdaad hestaat er niel de minsle overeenkomst, noch wat stijl, noch
wat klenr, noch wat t'actnur, i'ormaat of type aanhelangt, tusschen het Laalste
Oordcel van Rockox en dat der Aalmoezeniers in het Antwerpsch Museum en
de andere authentieke werken van van Orley, welke in de musea van Brussel,
Weenen, Glasgow, den Louvre, enz. worden l)ewaard.
Wie is dan die schilder, naar alle waarschijnlijkheid een Antwerpenaar,
geweest, aan wien Bidder Rockox, in 1535 ongeveer, het schilderij hestelde,
dat hestemd was voor het altaar der familiekapel in de St.-Jacohskerk ? In
1535 was Quentin Metsijs al vijfjaar dood. .Jan Metsijs, zijn zoon, sedert
1531 Meester geworden, staat niet als portretschilder bekend, evenmin als
Frans Floris, die in 1516 geboren, nog nauwelijks Meester en in ieder geval
nog niet uit Italic terug was. Blijven dus over de beide Joosten van Cleef En
nu verloonen zekere portretten van den Zotten Joost, hier en daar groote
overeenkomst met het Drieluik van Bockox. In de eerste uitgaaf van onzen
Catalogiis van het Brusselsch Museum, die in 19(H) verschenen is (hi. 31), hebben
wij het sink al aan een van Cleef toegeschreven, zonder evenwel bepaald
onderscheid te maken tusschen den ouderen en den jongeren Joost. (')
(') Notice des ociwres d'arl a t'eglise Saint Jucijiies, a Aiwcrs, b). 159.
(*) Dank aan (ie welwilleiide tusschenkomsl van den Adniinislrateur der Ivoninklijke
Academic van Sclioone Ivunsten, den heer I^ernand Donnet. en de toesleniiniiii< van
JOOST VAN (;i.i:i:k di: .kinc.i:. uiismi,- vnn r.u-i-i>
MANSPOnniET. Kfz.-.l iii.t >U- mIk.oiic lian.l ■
(K|il Aclliri' I'iMMUothi'k. Miiiu'lu'lli.
/;/•: or 1)1-: h:\ />/•; losai-: loosr i'.lv cleki-
I)e Uffizien tc Flort'iicf caUilof^isecren oiuk-i- ili-ii luiiiin van •■ C.lci-I .lush-
uu Juste dp Guild, viuant en l.')I'i », oen Malcr Dolorosa, iiiet witteii sluier,
met schreiend gelant en gevouwen haiulen (N" 762), waarvaii in liil Corsini-
Museum le Rome (N" 7r)9) ecu varianli' hestaat, cii /icli eeii tlL-rcic exemplaar
hij den lieer Lemonnier, den pasloor van de Si.-I'Y'idinandskerk le Parijs
hfviiull. Dczc stukken lieiimicren in luin koloriel cii de l)ijz()iuk'r verzorgde
uilvoering aan de niooie }I. Dyniplina in de St.-Jacol)skerk le Anlwerpen en
worden door ons toegesehieven aan diii Zollen van Cleelen liel loonl wel de
moeile oni eens na le gaan hoe suggeslict deze loeschrijving van den Floren-
tijnschen Calalogus is. Hel is zeker dal ze o|) een ouden invenlaiis heruslen
moel, die t wenschelijk zou zijn oni er eens mee le vergeli-ken, wanl de
gegevens moelen zijn verdraaid : Jusliis ol Joosl van Cleel', die in 1511 leefde,
heefl niels gemeens met Justus van (ienl, die in 1 174 het Aoundmaal, van
Urbino, seliilderde. Maar het I'eil alleen (hil de Calalogus der LTfizien den
naam van .hislus van Cleef noenit, ondeisleunl onze loeschiijving o|) geiieel
eigenaardige wijze.
Is nu hel drieluik met de Afdocuiny van hel Kruis, in hel Slaedelseiies
Inslitut te Frankl'orl a/M, een werk van i\i;n ouden Joosl, zooals de Calalogus
van het Museum aangeefl, of van den jongen ? De lyjjen der Maagd, Magda-
lena, Nicodemus, St. -Jan, Jozef van Arimalhea, wijken geheel af van die,
welke de oudere Joosl gewoonlijk gebiuikl, tervvijl de figuur van den donateur,
die op zulk een eigenaardige en oors|)ronkelijke manier in de middeneom-
posilie is aangehraehl, veel |)unlen van overeenkomst veiloonl inel zekeie
portrelkii van den Zollen van Cleel', vooial niel dal van den Man nicl de
schooiw lidnd, in de Pinaeolheek le Munehen, en mel den Onbckcndv. in
het Paleis Pilli. De Iripliek is in l.Vil door den Raadsheer Johann Sehmitgen
aan een kerk te Keulen geschonken. Hel zou dan in ieder geval een jeugd-
werk van Joosl den Zollen, misschien nog onder den invloed van den Ouden
zijn.
A. I. Waitkhs.
den Kerkrand <lcr St -.lacohskcrk, ondcr voorziltorschap vimi .Senator Lcclct', is lict ons
niOj4clijk hicr ecu afl)ci'ldinH te jicven van hot Hockoxallaar, dat vroi'j^cr nooit fjetoto-
grafeerd werd.
DE "ZEVEN DEUGDEN,, VAN
JOHANNES VAN EYCK
IN HET NEDERLANDSCH MUSEUM
TE AMSTERDAM (Slot ')
III. HYPOTHESE OMTRENT DE NAAMSVERANDERING
DER "ZEVEN DEUGDEN,,.
|i-: volkomc'ii zekere ij|cschieileiiis cler l)t'cl(ljes kan natiiur-
lijk alleen worden vaslgesleld door de vondst van
nieuwe dociimenlcii. Toch kiinneii we, van eiikele
zckeio Iciloii iiilgaaiid, lot de volgende hypothese ko-
iiuMi, die ni. i. even eenvoudig als waarscliijiilijk is.
De natiuirlijke plaals voor de Zeven Deiigiien is
ceil grafteekeii. Daarniede stemt de veronderslelling
der heeieii Six en Deslree overeen, namelijk dat de beeldjes oorspronkelijk
voor een grafteeken l)estemd waren. De afgepIaHe achterzijde wijsl er op,
dal ze niet oj) een nis, niaar wel op een platte wand berekend waren.
We nioeten ons dns een monument voorstellen van liet type der tonibe,
opgeiicht in 1465 voor Isabelle de Bourbon, Iweede echtgenoole van Karel
de Stoute. (*) Vier der Deugden moesten waarschijnlijk de afgeplatte lioeken
van bet voetstuk versieren, de drie overige bet midden der drie zijvlakken
innemen, terwijl bet vierde zijvlak waarscbijnlijk een opsebrift op koperen
platen droeg. Voor welke persoonHjkbeid kan dat grafteeken bestemd
geweest zijn? De datum der statuetten, al'geleid uit den stijl en de verge-
lijking met gedatecrd werk van van Eyek en uit de leeftijd van enkelen der
voorgestelden. nioet noodzakelijkerwijze gezet worden in 1433 of 1434.
Wanneer we nu opmerken, dat dergeiijke liguurljes van betzelfde materiaal,
zicb bevonden aan een tombe vvelks uilvoering jaren lang gesleept bad, voor
I'j Zie Onze KcNst. Deel Xi (1907, U' hallj.i, tjjz. 13.
(") Affjelieeld in het Theatre Sucre dii Brabant van Baron I.cioy Veif>clijk ook liel arti-
kel van den liccr Dcstree in dc Annates d. I. Soc d'Archeulogie de Brn.relles. T XIII, 1899,
p. ^l.'i.
70
.100ST VAN CI.EKI' 1)IC .lONC.i:, (cle Soil.' viiii (.li.l | :
I'OKTRKT VAN JAN C.AUONDKl.in". Vooizilln- v:ni iliMi (■.•luiiiiiii li:i
iVi-iviiiniliiin Diiiliiilcl. I'lnijM.
m
DH '' ZHVES hEUCDKS „ VAX lOIIWMlS I'.l.V EYCK
zc in 1 154 voltooid winl, dan is Ik'I in I •<eiieel iiiel le <^e\viiaj4d aan U-
nonien, dat de Zcucn Deiii/den di-oi iiilnuiaklen van con fcistc ontwcip voor
dezelfde tonibe, d. \v. z licl f^ial'teekcii van Louis dc Male, laalslen }>raat' van
Vlaaiidcrcn.
lU'C'ds in 1374 wilde Louis do Male i-en tonibc voor zicli doiMi opiichlen
le Koitrijk, in de kapel van Sle-Kaliierina in Onze-Lieve-Viouw. I let ontwerp
weid geleekend door Jan van Hasselt en zoii worden uitgevoerd door den
beroemden beeldbouwer Andre Bi'aunci'i'a. Maar liet werk bleef steken en
toen Louis de Male stierf in 1384, liet liij, l)ij testament, de zorg voor een
tombe over aan zijn erfgenamen. Onder de legeeiing van Piiilippe le Hardi
en Jean sans Peur kwani er niels lot uitvoeiiiig. Pbili|)s de Goede ecbler
kweet zich van die vrome verplicliling en liit in Hijssel een cenotaapb oprich-
ten. Onze statuetten zouden dus bebooron tot een aangevangen maar niel
voltooid ontwerp voor dat monument. Het zou, in dien vorni, een strikt
religieuzen, soberen indruk gemaakt bebben evenals de genoemde tombe van
Isabelie de Bourbon. Wat zien we nu ecbter van het definitieve monument,
zooals het opgericiit werd in de Pieterskerk in Rijssel en zooals het staan
bleef tot (le Revolutie iiet vernielde? Dat het juist het tegengesteide karakter
vertoonde. Met zijn drie liggende gestallen, met de sloet van 24 bourgon-
dische vorslen en vorstinnen om iiel voetsluk, vormde het een luide demon-
stralie van de erfelijke rechten van Philips op Vlaanderen. De drie liggende
figuren waren Louis de Male, zijn cchtgenoote Maif/arelha van Brahanl en
bun dochter Manjavelha van Vlaanderen, welke door iiaar huwelijk met
Philippe le Hardi, Vlaanderen aan het Hourgondische Huis bracht. Het ver-
schil met de grafmonumenten uit dien tijd is zoo groot, dat we hier een
persoonlijken wil achler moelen zoeken. Lalen we den bekwamen staatsman
niet vergeten, die in Philips slak. Pieuranis ol' Deugden zouden getuigd
hei)ben van diepcn rouw en innige vrooniheid; de 24 leden van liel Huis van
Bourgondie om den cenotaapb van Louis de Male en Margaretha van Vlaan-
deren spraken ecbler hiide van de rechten der dynastic. Waarsciiijniijk is het
aan een dergelijke overweging te danken, dal dc DeiKjdrn nici voor bet gral-
monument gebruikt zijn.
Wenden we ons nu tot dc groep die ik gcnocmd hcb ile Invesliliiur. Het
is voldoende de conclusics van mijn vorig artikcl kort le herhalen. De beide
beeldjes, een beitog en een keizcr, vormen een afgcrond gcheel, zijn van
Dijonschen stijl en berekend o|) ecu uitvoering in steen. Ze moeten bestemd
geweest zijn voor een publiekc plaats, denkclijk aan den gevel van een
raadiuiis, in grootere uitvoering. In dan hcrtog herkennen we Philips de
Goede; de keizer heeft minder persooidijke Irckkcn. Ik beb aangetoond, hoc,
met dc mccste waarsciiijniijkhcid. dcze grocp oorspronkchjk i)cdocld was.
BE " ZEVEN DEUGDEN ,. VAN JOHANNES VAN EYCK
om in Amsterdam geplaalst le worden, iia 1433. Volgens den stijl zouden we
de beeldjcs liever nog vioeger dan later plaatsen. Dat we Philips in hertoge-
lijke dnichl zien en niet als graaf, kan geniakkelijk verklaard worden nit zijn
politiek van cenlralisatie. Hij hield ervan, overal Hertog le zijn, niet graaf
hier en niarkies daar. Zooals Karel de Stoiite later naar het koningschap
streefde, zoo zochi Philips waarschijnlijk de herlogelijke waardigheid over de
gezamelijke gewesten. De keizer, in wien we Sigismund moeten zien, kon
hem dien litel verleenen.
Later hoop ik nitvoeriger op deze groep terug te komen, die voor het
oogenblik alleen belang heeit in verband met de Zeven Deugden. De hoofd-
zaak is op te nierken dal de Investiluur in hetzelfde materiaal en hetzelfde
forniaat werd uilgevoerd als de Deugden, en dat dit natuurlijk geschiedde om
ze hij die groep te voegen, Daardoor verioren noodzakelijker wijze zoowel de
Zeven Deiiifdeu als de Iiwestituiir iiun bcteekenis. Wat nioesten nu die vier
mannelijke en vijf vronwelijke lignnrtjes voorsfellen en welke was hun
besteniniing V
We zijn nu genaderd tot de tiende overblijvende statuette, die in vele
opzichten merkwaardig is. Wat stijl betreft, is zij ongelwijfeld de laatste,
evenals de Investituur de beide vroegsle beeldjes bevat. Is het noodig op te
merken, dat zij bij de negen andere gevoegd werd, om het geheel aan te
vullen, tot vijf mannen en vijf vrouwen ? De groep was dus bestemd om
geplaatst te worden in een architectonisch geheel en de vijfde mannelijke
figuur werd er aan toegcvoegd terwille der symmetrie.
De minderwaardiglu'id dezer statuette springt onmiddellijk in t oog. Zij
schijnt bijna een onhnndige imitatie in spiegelbeeld van de Misericordia, met
verkorting der lange houppelande. De plombe, kunstelooze stand der beenen
valt op, naast de zoo heel bizondere en bijna gezochte pose der Diligentia en
Misericordia. Welk een onzekerheid in de verhoudingen, vergeleken bij de
Diligentia. In de grof versierde gordel, de gekartelde lamfer van het hoofd-
deksel en andere details schuilt een gebrek aan soberheid, aan strakheid, die
opvalt bij vergelijking met de overige statuetten. Het figuurtje is ook weinig
als beeld gedacht, de vormen bevinden zich als in een plat vlak. Naast de
overige beeldjes, zoo zuiver van verhoudingen, naast de gracieuse Diligentia,
valt niet alleen de plompheid, maar ook de volslagen afwezigheid van inhoud,
het gebrek aan expressie der tiende statuette op. Aan wien moeten we het
auteurschap van deze laatste toeschrijven ?j
De eerste gedachte die opkomt is om den bronsgieter, die de aanvullende
statuette moest leveren, voor dit model aansprakelijk te stellen. Laat ik nog
eens op den voorgrond plaatsen, dat alle statuetten door denzelfden brons-
gieter gegolen zijn en dat het ciseleeren door een zelfde hand is geschied.
72
I)E -ZEVES DEIGDEX,, VAX .lOHANSES VAX EYCK
Mil l)ijii;i volkoincii zekeilioid kiiiiiu'ii we .lacqiu-s lie Gerines van Brussel als
del) bioiisj'ietei- luuiw iizeii. dezelTde die l:\ter derjjelijke sintuetleii leverde
SCHODI. VAX UIJON : Di- lllvl•^lilmll.
(HcrloR Philips en Koiicr Sigisimind).
voor de loinbe v;iii Louis de .M;de in Uijssel. Wal ligl ineer voor de hand dan
te veronderslellen dal men zicli voor de l)enoodi<»de aanvnllin<<sslaluelte lot
den l)ions!4ieter wendde en dal die er een fabrieeerde in den Irani der
oveii}>en '? Daardoor zon de slechte slijl voldoende verklaard zijn.
Toeh l)eslaat er een ernslige legen\verpin<». Toen ik, in niijn eersle
arlikel, oni slijlkrilisehe redencn vcrkhiarde, dal Jacques de (lerines onmo-
.4eiijk de onlivciprr kon zijn van de Inocsliluitr en van de Zeven Deiujdm
levens, was liet niij nog oid)ekend dal de lieer Deslree, langs een geliee!
anderen weg lot een dergelijke conclusie gekonien was, nanielijk dal we in
I)E •'ZhJVEN DEUGDEN „ VAN JOHANNES VAN EYCK
JiicqiR's do (loiiiics uitsluitend den broiisgiek'i- inoeleii zit'ii. Dc lieer Deslioe
loch mt'i'kle op, dal de Gerines wel ids <■< copcrsliigliere » gcnoeiiid word I, miinr
iiooil als imagier of scidptcui". DcrlialvL' slaaii wc l)ij de lieiide slaliielle weir
voor ilezelfde kwoslie : we moelen den " aiiclor inlelleeliialis « zoeUen.
Nemeii we de plaals in aanmer-
kiiig waar de (leiiiies woonde, d. w. /.
lirussel, en de lijd van onslaan der
liende slaluelle. d. w. z. in i^eeii ge\al
\(')i')r 1 I,) I, dan dringt zieli vanzelf de
naani \ an Roj^ier van der Weyden naar
Noren, die zieii lussclien 1432 en 1 l.'Jd
in l>rnssel vesliiide. Xalniirlijk zijn we
eenii^szins luiivi'rit* oni aan een zoo
grool knnslenaai' als Rogier een lanu'-
iijk niindi'iwaardig weik loe le selirij-
ven. Va'w \ i-rgelijkin^ eeliler niel een
dergelijk lignnrlje op een in Rogier's
aleiier oiilslaan seliilderij niaakl die
loeseiniJN inn minder gewaagd. llel is
de zoogt'naainde .S7. Jiavo op t'en Aw
l)iniien\leugeN \an liel hekeiide dric-
Inik in IJrnssel. De lieilige slaal er in
iiel koslnuni der xV eeiiw, een vails op
de hand en een nui herinelijn gevot'r-
den nianlel over zijn rijk jagerskos-
tnnni. Wi' nierken hier ilezellde i)izon-
deriu'den op: onzi'kere \erhondingen.
gehei'i denzeli'den plonipen, wijdht'en-
sehen sland. Xenien we (iaai'i)ij nn
nog ill aannierking dat Rogier van der
\\'e\den en Jaccpies de (ierines ook
sanienwerklen voor een gral'leeken in
Brussel, dan krijgt de veronderslei-
ling dal llogier hel model der tiende slaliietle geleverd iieell, een hooocn
giaad van waarschijnlijkheid.
Voor we onze hypolhese ten einde hrengen, moelen we nog even slilslaan
li)ij hel grafmonument in Rijssel, waaivan, volgens de giavnres van Monl-
J'aiicon en Millin, de slahietten zulk een merkwaardige oveieenkomsl ver-
iloondcn mel onze lien beeldjes.
Uil de rekeningen hlijkl, dal in 1 ir)(S drie personen aan een dergeliji<e
5UK.n:it \ AN i)i:ii \vi;vdi;x
AMiivulliiii's-sliUiicUe.
IU-: '■/.i-:\i:s i)i:r(,i>i:.\ ., r.i.v ./o//.i.va7:.s \'.i.v eyck
lomhe ill HiiissrI siiiiu'iij^i-weikl lu'l)l)i'ii, .htiijiirs ilc Cninrs. .lean Dihimii .
sriilpleiir, en IhxjitT ihiii der \\V(/r//';i, siliihiiT. (*»
.Utcqiics (If (iriinrs, nil ecu inoiisitii'li'i'Sf^i'shiclil j^i'spioU'ii. siliijiil in /.ijii
viulrrstiul Miiissfl cen i»i';ulili' pcisooii-
lijivlnid Lit'Wi'i'sl k' zijii Diil sloeds dv
iKuim v;m dcii l)i()iisj>i(.'k'r^(.Miofm(l woiiK
t'li zt'lik'ii (lien v;m dfii ontwri pi r. I<;m
/ijii ()()iz;iid< CT ill lu'lihi-ii d;d men \\v\-
liclil diicrt nu-l dc-n Inonsgictcr lonliac-
li-crdi'. wclki' dan /idt" ondorhiMidriik-
nii'l I'cn onlwc'i'pcr. Dc li(><)_i»i' som, die
di' (it'iiiU's voor zijn wcik aan dc liijs-
silsche k)nil)t.' onlviiif^ (2()(M) i»()udi'ii i<i()-
iH'ii) scliijnl I'f op k' diiidcn, dal liij
k'vcns JR'l niak'iiaal _<>olc'vc'rd had
In Jniii DcUtmrr inot'k'ii \\i- (k'iii<t-
liji< de cisok'ur der afgeleviide hionzcii
zirn. Hoe anders te verklaien ; « ...pour
avoir lepaie k's iiiiaj<es ionrnies par
•laeqiies <k' (lerines ». Uepaier kan iiier
niel anders dan eiseleereii l)ek'ekenen
Hoe zoiKk'M andeis. onniiddellijk na de
alleverinji. de l)eeidje,s reeds lieseliadii^d
kunnen zijn'.'Kn waaroni repareerde de
(lerines ze zelf niel .'
Htujicr ixin ilcr Wciidcii hi'seliilderde
de tins ali^ewi'ikle slaliielleii. Zou liiJ ze
ook onlworpeii liehben ? Kn wellielil
eveneons de stalnellen in Hijsse!".' (Ik
laal nil dc diie i^roole, lij^i^ende li^iireii
i^elieel hnileii heseliouwiiij^ en l)e|)erk
niij nitslnilend lol de 21 Bonrtioiidisciie vorsleii en vorslinneii ). Alle waai-
seliijiilijklieid is er voor. De licer Deslree opperde die veronderslellin.n
reeds. Waniieer we nil ile <<ravnres van Millin aandaehlig heselioiiwen. bemer-
keii we jnisi dezelfde leilen als we oiildekten in de liende slalnelle. Mel <<aal
niel aan, ai liel i»el)rek aan soheilieid. de aiwezii^lieid van slijl. di' linkslieid
lOll.VNNICS VAN KVC.K : Dili;
'( C.r. .\i.i.\. i'iN( ii.MM. ./(((•f///(S (/(■ (iniiifs, Hull ilcs idiiiiii / ((//<//c.s- (/'(/;•/ c/ ditrch V V.
|). I.JI
Men viM}<olijkc l)ij liel vo()if<iiiiii(le ; l.oi is M.m;ti;hi.in(;k /fdi/cr vmi ilrr Uci/i/c/i. .SVi;//(-
lenr. C.az. <les Henux-Arls. 1901.
l)E " ZEVEX DEUGDEN,, VAN JOHANNES VAN EYCK
(lei- houdiiij^ca Ic wijteu allcen aan den graveur. De graviires van Milliii
zijii Irouwoiis te controleeren door die van Montfaucon. Het is zeer duidelijk
dat deze statuetlen van dezelfde i;\valiteit
waren als het snpplementaire beeldje in
Amsterdam, hetgeen ons een weinig troost
over het verdwijnen van het colossale gral-
teeken. Nu wordt ook dnidehjk waarom en-
kele van de Amsterdamsche beeldjes over-
eenkomst verloonen met de statnetlen zooals
ze in Rijssel te zien waren. Voor den ont-
werper, d. w. z. hoogst waarschijnHjk Rogier
van der Weyden, moel het een zeer lastige
opdraeht geweest zijn, een serie van 24 sta-
tnelten te scheppen en de hondingen en
kleeding te varieeren. Gretig meet iiij gebniik
gemaakt hel)ben van de modeilen, die zich
denkeUjk nog l)ij de Gerines bevonden. Maar
wat is hun stijl verwaterd en het karakteris-
lieke weggewerkt ! Is het niet eigenaardig en
l)evesligt het niet onze hypothese, dat jnist
de tiende statnette de minste verandering
verioont? We kunnen hieraan nog een op-
nierking vastknoopen, weike a priori reeds
te maken was, namehjk dat het nieerendeel
der 24 vorsten en vorslinnen t'antasie-por-
tietten waren, welke eerst door de aanheeii-
ting van het wapenseiiiki tot onderscheiden
persooniijkheden geslempeld werden. Daar-
inee vervallen tevens de tot dnsver aangeno-
men identillcaties der tien statuetten, welke
toch reeds, om velerlei redenen, onhoudbaar
waren.
Wat hei)i)en die lien beeldjes nn voor-
gesteld en waar hel)i)en ze gestaan? Evenals voor het prachtvertoon der
Uijsselsche lonibe, kan de politiek van Philips ons aan een verklaring helpen.
Het oogmerk van het monument voor Louis de Male ligt open en bloot. Het
opsehiil't iiet tronwens al geen twijfel over : Hoe monnmentnm maiorum
avornm memoria' erigi curavit excellenlissimns ac potentissimus.... Philippus.
Later diende de reeds genoemde tombe in Brussel dezelfde politiek.
Wanneer we nu aan den datum der tien statuetten denken, d. w. z. onge-
Atelier van lidnin- van der 1
SI. liavo ;
liguur nil hc'l SlVir/a-lriplicI,
in hoi lirussclscli Mciscun..
in:-/.i:vi:\ itiucnKS.
veer 1 131, eii liiciliij voe-
{>L'n, (l;it Pliili|) in 1 VX\
de jinirrliJUi' ii'ditcii c-ii
tilels van llollaiul vct-
ki-ce<< on dal. volgcns di-
Iradilii'. df l)i'i'ldjcs lu'l
oiidi' Anislcrdanisclu'
Raadluiis viTsicid luli-
l)en. dan wordt liel waai-
schijnlijk dal /x diviirdc
polilii'ke rol W .vrt\ ulli'ii
hadden in Aniskrdam.
als do stalni'llc-n dcr i>iat'-
Icekens in I\ijsscl v\\
Hi iisscl.
Naar anai()i*if nicl dc-
l)eeldics in Hijssil konil
natiuiiiiik dc vcrondn-
stclling()|), dal dc vooigc-
stelde persooidijkiiL'don
vorwantcnvanlMiilipszijn
ni wed Jni>>l ditj*cno, wel-
ki- JKin vi'il)()ndfn aan
Ik'I Hollandsciic (iiaven-
liuis. l)c licer Deslrcc
noenuie dal ccn « dt-mon-
stratio ad ocnios « van dc
rcclilen van den nienwen
fjraal'. Daar Pliilips Iwee-
niaal onder de slaluetUn
voorkonil, welen we niel
naii\vkeiirif», welke <iei'
l)eide ri<<uurljes als zoo-
danij» <<e<4()lden luell.
Waarschijnlijk dioei; dc
Miscrirordid dien naani.
onidal daar de ^elijkenis
seherper is I'n onidal dal
l)eeldie ook later zoo j^e-
lieeten werd
an Kijkum .Nm^ilcrttu
.loHANNI'.S VAN KVCK : MiMTiiniiliii
hf. -ZFA'Ey: DKl'CDES .. r.LV .lOHASSES VAX F.YCK
Hoc ajiniu'iiu'lijl; du vcToiKk'rsk'lliiii^ ook lijkl, dal Pliilips iloor zijii
veiwaiik'ii om^cvL-n is, er zijii locli ciiUele l)C/.\viireii legeii in k' l)reii<>eii.
Ki'isk'iis, (Ic legt'iiwoorcligheid vim iiel fi<<iuiilje <l;it ecu keizer voorsk'll Eeii
ki'izei' koinl iiiel voor onder de peisoiiagos in Rijssel. Waiineer Piiili|).s echter
zoo'ii aaiizifnlijk pcrsoon lot zijii verwank'H had i>cic'kond, daii zou de lieel-
k'liis zekei" iiiel ziJii weiiji^elalen aan liel iiioiuiiiieni in Hyssel. In (k^ twcede
|)iaals de zoo versehiUende kostmmis der Zcncn Dcuudcn.
l)e laalste ()ver\vei<ini> hrengl ons op liel juisk' spooi- De vrijiieik'n in I
kosluinn waren niel aileeii vei-klaarhaar en i^eoorloofd, maar zeli's gewensclil,
waimet'i' liel IiislDrisclic persoonlijklietk'n t*()ld De " denionslralio ad oculos »
was no}.; veel (hiidelijkei' en direelei', wanneer Pliilips zich voorslelde als de
naliimlijke opvol<*er der vroegere graven en giavinnen en als zoodanig plaals
in de rij nam. Daaniiede zijn we weei' aan^eland hij wal de oiule liadilie
heweenle, namelijk dal de lien slaliielleii vooislelden de graven en gravinncn
van Holland. Xn wij eemnaal weleii dal de henaniingeii niels met de stalnel-
ten gemeen liadden dan wellielil alleen liel \va])enseliildje aan de voelsUikken
gelieelil, nu lalen ons ook verdeie idenliliealies onverseliillig, oischoon hel
niel moeilijk zoii ziJn passende nanien le vinden voor den keizer en den
herlog. De hool'dzaak is dal we weten hoe er achler die ^ravenheeldjes heel
wal anders sehuill dan algemeen veinioed werd.
Valten we nu lot hesliiil cleze wij(llo()|)ige hypolhese samen in een abso-
luk'ii voi-m, dan krijgen we hel volgende :
» Tegen 14;5.'} vat Philips hel |)lan oj), eindelijk hel graflecken op k-
rielilen voor Louis de Male. Een eersle onlwerp wordi gedeeltelijk uilgevoerd ;
de ZciH'ii Di-iujilrii, die tie ])laats der j)kni rants zulleii innemen, worden
onlworpen door ./r//( ('((;( /:(/(•/; en in hrow> g'egoii^n doov Jacques de Gerines.
Dan volgen de |)olilieke gebenrtenissen van 1433. Philips vindt het geschikl,
zieli le lalen gelden « ad oculos » in Amsterdam. Tevens hesluit hij de een-
voudige lonibe tc veranderen in een monument voor zijn dynastic. De Zevvn
DciKjdci} worden benulligd voor de demonslratie in Amslerdani. Vermengd
met drie andere stalucllen van verschillendcn oorsprong, maar door den
z,elt'den hronsgieler gcgolcn, worden ze, omgedoopt in graven en gravinncn
van Holland, aangehraehl ter versicring van het Raadhuis in Amslerdani »
Onderdeclcn dezer hypolhese kunnen gewijzigd worden door nieuwe
docnment-vondsten. Haar algemeenc iiihoud echter dringt zich onverbiddc-
lijk op, daar ze at'gcleid is nil onverwcrpelijke gegevens der slijlcritiek.
Hel belangrijksle is o|) deze wijze de grocp der Zcven Deiigdcn, ook in
liaren oorsprong, nog ecus duidelijk geisoleerd le licbljcn. De Zeven Deiujdvn
vormen verreweg het voornaamste bestanddeel der lien beeldjes, reeds door
den nieuwen kijk dien zij geven op de persoonlijkheid van Johannes van
HE '//n/'.'.v i)i:i(,i)h:\.. r.i.v ./o//.i.\.\7..s i.i.v eyck
V.sxk. ill vi'iIkiihI mcl di- inyslii'k v:m /ijii lijd. \N'i- willin liiii iio.i^ (cii koi li'
l)fs(.-li()ii\\ inj^ ;i;m wijdiii.
IV. DE MYSTIEK VAN JOHANNES VAN EYCK.
Met (If wtfhlr vn lul Ijiiili'iispoiij^i' |)i;i(lilvcrl(i()n ii:iii lul I'xuii-i^oiulisihr
Holvorml dc gt-csl \;m \v;i;ulijk ()i)iTC-lik- viooinlieid dir cr hefisildr. ccn
NM-fi-nulc tcgfiisk'llin^. \)v licci' Klrii)vl<ius:. in zijii lijciii- moiioj^iidii' omi
Chilis Sillier, soml ecu hm^c recks vooiljcolden op, \v;i;iriiil die vionie j<eziii(i-
Jieid hlijkl. .lean sans I'eur dioei; l)ij lol de doopsoiikosleii voor hekeeide
<)iif<el()()vi<4eii. Philips, die gerei^eld vaslle, liel enkele maleii de kerk en de
lieilifie kapel in Jerii/alem op zijn kosteii herslellen. Ken kniistoehl le ondi'i-
nemen was zijn opreehl verianf^en, eveiuils dal van Kaiel den Sloiile; en zonder
<le on'<iinsti<'e politieke" loeslaiul ware hel plan welliehl len iiilvoer i^ekonun
Men zoii er not* allerlei aaii loe kiinnen v()ej<en. Eeii zoo helaiif<rijke inslcliinj>
ills hel (iitldcn Vlics had niel alleen hel piihlieke welzijn len doel, niaar ook
de verdedij^inL* van hel waix' kalholieke j^elooi'.
We knnnen vorwaehleii die sleinniinij; van hel hof in l;el werk van den
liolkimslenaar leru<{ tc vinden. l-^n loeh, zoo dikwijis we ook van hel lealisnie,
van de onveihiddelijke wei ki'lijkheidslierde van van l\vek iiooreii leppen.
yijn mvslieisnie wordi maai- hooi;st /eldiii hesprokiii. ol lii\er. hel woidl
.slilzwijgend oiilkend.
De svmholiek, die oveial in zijn eoniposilies le vinden is. had leeds op
i'ln ander spoor moeleii l)reni.;eii. Wie heriniurl zieli niel. van di' Madoiiini
vim (irr I'urlc. hel heeldhonwweik, dal zoo kiinstit; de knoppin \aii Miuia's
(roon versieil. Hel is ('.<iiii die Ahrl doodl en SiiDsim die den Icciiw <ii>ri ii'iiil.
;ils svniholen vooi de Ziiiidcmxil en de Vri lossiiifi. Hoe dikwijls merkeii wi'
<ip, hetzij i^ehoiduiiid in .Maria's liooidunul of als dinanderie lol sii'iaad van
<len Iroon, de I.eeiiw van .hula. Op hel allaarlje in Dresden ,niliiij;l van hel
Ojjcr op (iolijotlKt do I'elikaan die zich in di' hois! pikl. van de Ojisldiidiiiii de
]*h(i'iii\ le iniihUn i\iv \lainnu'n.
Ook nil /ijii pidhine paneeltn spieekl zijn nei^inj; lol syinholiek /ijn
j^eporlrelletrdeii looiien sonis eeii i iiii}, soins anjelit'ren, heli^eeii zijn I ediii-
<linj^ heell. Wal wil hel hrandende kaarsje z.ej<i^en op hel sehildeiij van
.\inollini ill Louden? Van Mander hield hel hoiidje op Iiel zell'de sehildeiij
voor eeii svmhool (\{:v Ironw.
De le}.<enwerpiiig die inij j^eiiiaakl werd omlrenl de /ri'iii Dituidrii,
<lal we ill van Kyek's kiinsl noch syinholiek. noeii inysliek hehlien le
/.oekeii, slrookl diis niel iiul i\v Icilen. l",eii ()nf>oiijiiuie opineikinii Iron-
\\ens. waar hel {\vn kiiuslenaar ^eldl die i^iroepeii was hel (ieiilselu' |{t tahel
l)h: ^-ZEVES DEUGDES,. V.LV ,I()HA\NES VAX EYCK
le voUooieii, wulks voornaamsle pancel hut hoogste katholieke mysterie
aaiischoiiwelijk maakt, tie IranssLibslaiiliatie. Men heet'l zoo onophoudelijk
al de uiteilijklietleii van .lairs kiinst ))e\vonderd, dal men Ijijna uitshiiteiul
deii verkapten geiire-scliilder in Iiem is gaan zien. Van dal genre-schilderen
nioetendan voorai twee van zijn latere werken getuigenis afleggen ; de Heilkje
Bdrlntra van 1137 en de Madonwi bij de fontciii van 1439, l)eide in "I Mnseiun
in Autwerpen.
Over het eerste sehilderijtje heb ik reeds gesproken. De geheele opvatting
is verbijsterend nieuw. Natuurlijk beeft de uitbeelding van al die bedrijvig-
beid op den acbtergrond de lijdgenooten geboeid; men denke aan de Baby-
loniscbe Torenbonw, cen dergelijk gegeven dat tot aan de zeventiende eeuw
loe in trek zon blijven. Maar dat is niet alles. Is de tegenstelling der zoo onge-
stoord in baar boek bladerende beilige met al die riistelooze arbeid achter
baar, niet opvallend? Wanneer we nn in aanmerking nemen dat de wijze
Barliara reeds de eonlemplatieve zijdc van bet leven belicbaamt en dat de
\'il(i Conlemplativa werd afgebceld als een vrouw die in een boek least, dan
wordt bet dnidelijk dal we een voorslelling der Vita Actiua en Conlemplativa
voor ons bebben, en wel de schoonste en fijnsle die bestaal. Emile Male, in
zijn reeds genoemd werk, wijst op bet verband dat er beslaal tnsscben hel
voorstellen der Dcugdcn en dat der Vila Acliva en Conlemplativa. Aan het
noorderporlaal der kalbedraal van Cbarlres verbeelden, volgens den beer
Male, twaalf figuiirljes die dubbele opvatting van het nienscbelijk leven. Zes
vrouwen zijn cr voorgesteld in hedrijvigen arbeid, de een waseht de wol, de
ander kanit ze nit; bet vlas wordt door een derde gebraakt en door de vol-
gende gehekeld; de vijide spint en de laatste windt den draad in strengen op.
Wat berinnert die werkzaambeid aan de verschillende bedrijven, welke van
Eyck om den toreii groept. De zes overige figunitjes zijn biddend of niedi-
teerend voorgesteld of verdiept in een boek. Men verwondere zich niet dal
die begrippen zoo'n lang bestaan voeren. Ook de wv eenw beeldde ze nog af
in de personen van Rachel en Lea oLMaiiha en Maria. Zelfs Michel Angelo kon
er zich niet van losmaken. Later boop ik gelegenheid te bebben op de Heiliije
Barbara terng te komen, ook in verband met de litteratunr van dien tijd.
Genre-acbtig en ongewoon op bet eerste gezicbt lijkt ook de Madonna bij
de Fonlein. Zoo onverwacht is de geheele opvatting van dit paneeltje, dal
men ter verklaring naar vreemde voorbeelden beefl gezocbl. Een miniatuur
in het Breviarinm Grimani, die de Emblemen van Maria voorstelt, geefl ons
de slentel van dil afwijkend seiiilderijlje. Al de vergelijkingen waarmede
Maria in de liederen der Kerk beliteld wordt, zijn in een landschap vereenigd
en ten overvloede nog met bijschriften voorzien. Zoo merken we op o. a. de
Horlus C.onclusns, waarin de Plantatio Rosa? en de Pons Hortornm met vier
!)!■: ■■ /.EVES DECCDES .. IM.V -lOIIASSES VAS EYCK
WcilcTslrnk'ii. \i\ U;m iiii-l dc iniiislc twijlrl ovii hlijviii ol v;m Hyck's piiiRilljc
l)C'\;il (Ic'/eHdc symholii'k. M:uir liorvccl Icvciulii^i r is zijii ()|)v;illinj4 (l;in dii-
v;in zijii doirc luivolj^cis ! Hij |)l;i;ilsl di' M;i(i()im;i /I'lvr in h;iiir lloihis
(ioiuliisiis, l)ij dc klidi'inulL' lonkMii en (k- f^ciUTnik- lozrn. ()m lin;ir vorkii
oiilluiki'ii niadc'lii'ljcs, k-lit'tjfs dcr dak'ii en viooltjes: lussehen de lozen
seliiiilt (k' zwaardklie. Is lut noodi^ op le nuiken, dal die l)k)eniei). die- iiiel
in dezeikle niaand i)I()eien, sleelils daar zijn om <k' (iciii;(k'n van Maria li'
vicren '.'(') Ze r()i'|)en in hel gehenj^en ck' leeisle nielaplioi in nil liel anli-
phonariuni. Hvenzoo de rozenkrans die hel Kind spekMuk'iwijze lioudt en ck-
engolen aelder liaar die ons doeii (k-nken aan (k- « ie<^iiia anj^ek)inni ». Niet
Jilleen koinl dil late weik van van ICyek k'lk'ilijk oveieen niel enkek- dcr
sthoonste passages van St. Ueinard. niaar ook (k'zell(k' geesi spreekl er nil
van zoele en levens IVissehe niystiek.
Er sleekl niels in tk'ze eoniposilie wal ons kan noodzaken, Kenlseiu'
invk)eden te veronik'rslelk'n. De engek'ii, die hel eerelapijl aehler Maria
hoiiden — hij van Kyek neenil dal (k- plaals der anreool in — {k)en aan (k-
engelen denken die de anreool aehler Maria's hoold (hagen in (k' scnIpUinr
van dien lijd en ook aan den engel van (k' McidoiiiKt Holiii, die een kroon
lorsl.
De vek> herlialingen geluigen van den inchnk die deze voorslelling
niaakle. Nog (>j///i/(7i .Vf//.s(7.s- l)raehl, l)ij zijn prachtige Mcidontm in Berhjn.
de Fans Hoilontin en de Ilorliis (Jmcliisiis in (k-n aehlergrond aan. Roijii'i's
Madonna nirl Hrilicicn slaal l)izonder (hiiikdijk ondei' i\v\\ invk)eil van
van Eyek's nienwe opvalling. I}ij ixin dcr W'riidm en zijn onigeving konil ik-
syniljoheke riehling (kiitkdijk en herhaakleUjk nil; niaar van Eyek's oid)e-
vangeidieid onll)reekl er aan ; men ik'id<e aan (k- Zrncn Sncnnncnten in
Anlweipen.
Het ongewone in i\v Mailnniia hij de Eoiilc'tn en in de /.rrcii DriK/dcn is
<lan ook niet (k' synil)()hi'k — in (k' eeuw t\vi niysleric-spek'n kan dal nii'l
verwonderen — niaar \\i I de w ijzc waarop hicr onik' iiigrippi'n lol icn geheil
nienwe niling geitiaeht zijn ; iiel iiieiiwe levin waarniee van l-",yek die onde
voorslellingen l)ezield hi rll. Iji ihi nioL^i'n we ook \an zijn reaiisnie spreken.
(') U. DK (ioiHMOSr I /(• /,((//;/ .l/;/.s//(/((c. |):i;^. 1 III I'lli'i'il lii'l Vdlni'iidf Uorle jii-hcil :
O Hose Ires odorirurnnlc
i-'.l vnil lys ill- viri^iiiile,
VIok'llc Iri's llorissniilc.
Miirf^iicrilc (riiumilili',
Marjohiiiu' lie |iiiri'lr.
Hoiiiiirin I1:iir:iiil cdiniiK' IimIiik',
' I':ir l;i ;^r;inl elOmeiicc cl [lille,
Ayi'z pilic" tie nui povrc ;lnic.
DE " ZEVEN DEUGDEN ,. VAN JOHANNES VAN EYCK
Van Eyck bleef niet staan bij een done aanduiding van wat hij le zej^gen had.
De bloenien die in Maria's beslotcn hof bloeien zijn vooral niet minder
schoon om de wijze waarop ze weergegeven zijn, dan om haar syniboliek.
In de wriemelende arbeiders om Barbara's toren steekt een even frissche
verbeeldingskracht als een scherpe observatie der werkelijkheid. Zijn realisme
hielp hem om aan onde gegevens nieuw leven in te Ijlazen. Wat hebben
de groote meesters, Rembrandt vooral, anders gedaan? Daaraan hebben de
Zcven Deiigden bet ook te danken, geen bloedelooze ahstracties te zijn, maar
levendc menschen in elk van wie een eigenschap groot geworden is. Dat
.lan's realisme niet alleen scherp is, maar ookfijn en doordringend, we wisten
hel reeds uit zijn portretten, die zoo'n nitnemend psyeholoog verraden.
Spreekt dit ook niet uit de keuze der personen die voor de Zcven Deugden
geposeerd hebben ? Dat juist Arnolfini als Diligentia werd afgebeeld, kan
ons, naar wat we van hem weten, niet verwonderen. Er wordt gewag
gemaakt van de groote aalmoezen die Philips aan de armen gaf ; de gedachte
hem in t karakter der Misericordia af te beelden, kon dus voor de hand
liggen. Ook nioeten we niet vergeten dat Largilas (Largesse) met Misericurdid
in nauw verband staat en dat van Eyck deze hertogelijke eigenschap herhaal-
delijk op prijs heeft kunnen stellen.
Psychologisch zijn de Palientia en vooral de Hiiinilitas de schoonste der
zeven. Een subtieler realisme en van doordringender aard dan in dit laatste
figuurlje is nooit tot uiting gebracht.
De keuze der Deugden — in tegenstelling l)ijvoorbeeld met de Deugden
van Andrea Pisano op de beroemde deur van het Baplistcrium in Florence,
juist een eeuw vroeger ontstaan — werpt een helder licht op het gemoed van
.Johannes. Nauw blijkt hij verwant met zijn grooten tijdgenoot Thomas a
Kempis. Van diens boekje gaat geheel denzelfden geest uit ; ook daai- vinden
we de Palientia en vooral de HiuniliUDi voorldurend en met uadruk naar
voren geschoven.
Hoewel weinig in de Htteratuur genoemd en ondanks hun tot dusver
onbekenden oorsprong, zijn de Amsterdamsche beeldjes toch merkwaardig
populair. Men trel't ze veelvuldig in afgietsels aan bij menschen van smaak
niet alleen, maar vooral op de ateliers van schilders. Het is de Hiimiliias die
verreweg de voorkeur geniet. En dit is geen gunst van gistei'en. Zooals de
beer Jan Veth eenigen tijd geleden opmerkte in « Onze Kunst», reeds
Rembrandt werd getroffen door de aandoenlijke eigenschappen van de
Hnmilitas. En waarlijk, er is geen grooter lof te bedenken voor deze simpele
statuette, dan de opmerking dat ze het voorbeeld was voor de zoo wonderlijk
ontroerende Asn(dh, op Jacob's Zegen, in het Casselsche Museum.
F. SCHMmT-DEGENER.
82
HOL rSNI.nVKIlK NAAR ONTWEIIP VAN A. \V. KORT.
TOEGEPASTE KUNST IN
GRONINGEN
I.I fc'iiiyc rcpiodiitlirs van tblo's naar wal door somniigc,
in Groningcn wcrkcndc, sicrkiinslcnaars word {(cniaakl
— ontworpen - vocgik gaarne cen woinig inlichting en
c-en paai- opniiikingen. Diibbel gaarne omdat zoo
ij;eniakkelijk over liet hoofd gezien wordi, hoe ook liier
lu't goede en eerlijke hedoelen van onze Xederlandsehe
kunslnijveraars een vveerklank gevonden hcefl, hoe ook
hiei niel goeik-n wille en slevige kraclit woidt gcarbeid in vasle riehfing.
I)e hieren Anion .1. Sanders, A. W. Korl en F. H. Bach, van wier werk
hier nola zal worden genonien, zijn overlnigden en hehben do daarnit-
voorlkomende lietde. Die liel'de konden ze door hunne gaven en ernstige
sludien gestennd, laten inwerken op wal ze maaklen. Klk zoehl op eigen
lerrein, in veil)and met beroep en aanU'g. I)e lieer Sanders is arehitecl, de
heeien liaeh en Koii zijn sierkunstenaars. elk eehler op andere manier. Ze
kwainen dan ook niel lol iTnzell'de resullaat en t gaat dan ook sleehl oni ze
alseen (liienianseiiap hij elkaar le noenien.
Van hel werk der lieeren Sanders en Koil is, stel ik luij voor, Iieel
wat l)ekend geraakl. De vele tenloonslellingen waarop de firma Hnizinga,
de nienlteHalirikant alhier, zijn prodiiklcn lie! zien onivallen in hoofdzaak
werk van i)eide heeren. De heer Kort, die vasi aan de rai)riek ,, Ncdeiland
van l)e(loehie lirnia verhonden is, heell nileraard een l)ehingrijk aandeel in
alk's wal die I'ahriek e\|)oseerl. Van hel (U'coralieve werk van den heer Haeh,
dal hij in giooteii krin<; heel weinig liel zien, zai men huikn de onigeving.
waaiiii hij werkl wel niel veel welen. Ook zijne werkwijze en de aard van
wal iiij doet (veelal in kerkelijke riehling) niaken eene aparle i)esehonwing
noodig.
De preslalies van hcide nndeien zijn nadei- aan elkaar verwani : meei-
AMBACHTS- /: V A7./ VliRHEIDSKl'XST
malt'ii wcrUton Sanders m Korl aaii ecu iiilciieiir. Hel gcti in merle was Jan
van den eersle en de versieide slollen, de ^ordijnen, 't Initikwerk waren van
den laatste ; wederzijds was dan met
Will de andere ontwierp rekening le
honden. In lateie lijd iiiaakte de heer
/eld
3 iS^52^^^!- I'^"i' uitsla|)jes naar een ruimer v
^^. SJSSa555S''r ^-i" iiibeid, hii Ijepaalde zieh niet
tot
\ersierende dingen niaar kwam er ook
loe nieid)els le ontwerjien. Opvalleiid
is liel, dal liij ook liierin vei'sierder
gel)leven is. De at'i)eeldingen van zijn
weik lalen (lit dnidelijk zien. Bij veel
liooi'dzakelijke overeensleniniing in o])-
valling is Sanders' werk steeds gel)le-
ven een iiilvloeisel van de honwknnde,
(iaaniiede in nanw \erl)and. Sanders
tienki oni zoo le zeggen eonslriiclie-
i^ewijs, iieetl een liel'de voor de sterkle
van eonstrnelie. Korl houdl van 't
niooie \an versiering, denkt zich l)ij
liet ontwerpen al lerslond het versierde
voorweip, ziel reeds voor zich de ver-
sieiingen. Ik wil hiermede niel zeg-
gen, dal i)ii de eene eonslruelie of bij
de andere versiering als hijzakelijk be-
seliouwd wordl — alleen bedoel ik de
nadruk le leggen op hcl verschil in
i)eider iiitgangspnnl.
Oni nn naasl hen den heer Bach
ANT. J. SANDERS : iNT.ANG vii.i.A TKVKENDAM ceo plaals le gcvcn, nicrk ik op dat
ook hij niel eenzijdig bij hel enkele
versiereu is l)lijven slaan en dal hij niel geschroomd heeit bij tijd en wijle
zijn gewoon terrein le verlalen.
Behalve zijne slndien in verband niel zijne jjclrekking lol de Academic
Minerva, waar hij de lessen voor vlakversiering leidl, welke slndien bepaal-
delijk een slempel op zijn werk hebben gedrukt zooals ook hij wederkeerig
van slcrken invloed is op de ornamenl-o|)vatling aan l)cdoeIde inrichting van
onderwijs, heefl de heer Bach vrij wat nicer doorgeniaakl. Ook nog builen
zijn zoeken als vrije kuiislenaar, waardoor somniige zeer verdienslelijke
schilderijcn onlslonden, kwam liij er loe plamien le maken voor onderwerpcii
81
wiiiACiirs- i:.\ .\i.ivi:i{iii:ii>sKi .\s/
(Mr (Ic boiiwkimsl r;iUcii. I'li \v:i;irvim iiitl)liiikl lict in itm |)riisvi:i:i- lirkiooiidc
SiluK'pinanii-moiumuMil t-ii :ils coiucplit- I'li ;ils (Ici^ilijkc sliidir v:m hoiiw-
kiiiuli<<i' s;umMislflliiii>.
Ill (k'zi' koilf iuiiuliiidiiif* i^;il
ik k'lloops iKiii ; di." hctrckkiiij^
v;in l)t-d()el(k' liccrt'ii lol de vci-
sii riiiiiskiiiisl vour ik ium wi'ik
i^;i hcspiekc'ii, omdiil ikimi- il^
iiueii diKuin (.'(.'lu- vcrkliiiiiii^ \v
\iiKk>ii is voor dc wij/.c" \v;i;ii()|)
d;il wcrk ontslaiil tii voor (k'
wijze waaroj) ik lirii [w spralsc
hicng.
l)v liecr Sniuk'is l)oii\V(k'
in (k' sUid en (k' ()iiinu'lan(k'n
vt'isclK"i(k'n Iniizi-n, dir in j^nu-
sli^L'M /.in ))ii hnnni' oni^fxini;
al'sk-kcn. Ze valk-n nirl op door
al)noriiiak' Ijiiilcnsporiglu'don
in vorni en kleur, maar ziin vv
zoo bedaard niogdijk nil en
kijna zou ik er toe konicn, zi-
I rn \vcinif< k' l)odaard U- vinik'n.
wanneer ik niel van k' vorcn
wist te mock-n locj^cNcn. dal
lii't f<eval er noudzakelijk loc
k'idde. IU'kciiinj> dienl ijrlion-
(k'n te worden nu'l (k' oninc-
viuf*. Niel genoeg kan ik' lut'r-
seliende opinie, aksol liel biii-
tensporige in de hedoeling der
nienwere zoekers zou liggen, jjeslreden woick'n. Di'j^i'lijki' werkers konien
ei- (km toe hang te wonk-n, dingen toe le passen, die zoo ^emakkelijk
extravagances lijken. De vek- gewroclilen onder invk)ed van ,, de nienwe
slijl " ook liier neer>;ei)lakt lussehen (k' van ondslier zoo geliekk- tinnner-
mans-archileeliiur zijii iinnicrs sledils in staat oni achting aan te kweeken
voor wat zij vervingen, en le iielniiren wal werd gesk)opt oin liini een
|)laals le geven. Zoo is (l;;n iiij t\i'i\ iieei- Sanik'rs (k' liedaardlieid in zijn
werk een der kennierken van /ijne iinid nnenlcele (lei;eli|klieid li; aehl lie!
AM' .1 sANDi.ns. i!or\v\n:Ksri:n.TK (aioMXiiEX.
AMBACHTS- EN NIJVERHE1DSKUNS7
iiiel op mijn weg gelegen liier over zijiic l)ou\vkiinstige werkzaanihedLMi nil
te weiden — nniar 't schijnt niij noodig op dnt kenmerkend bedaarde If
wijzeii daar er cene vcrkhuing i„ ligt voor /.ijn interieiir-werk, waarbij ook
de rustige kalmlc opvall.
Ken tweelal huis-in-
gangen wil ik echtcr in
reproductie opnemen. De
eene is de ingang van een
villa te Veendam, de an-
dcie van een bankgel)ou\v
te Groningen. Ze schijnen
niij geslaagd; bet verscbil
in dicnstvanbeidcspreekt
nit de verdeeUng en de
plaatsing der onderdee-
len, de rangscbikking van
licbt- en deurkozijnen.
Ook de verbindnig der
ijzeren bangkapjes met de
natnnrsteen-omlijsling is
geiukkig.Hetgehcelmaakt
een bescbaafden indink;
de minder fraaie lijn van
%j de letters in bet opscbrit'l
)oven de eene en de niel
jelieel gemoliveerde at-
V- \?wi^ ^^''J'^'"S ^'^n tic loodlijn in
."^^^^^^^ '"^'f bovenlicbtraam \an
Nil, I. A I1-: \ i:i-.M>A.M. ,\n:nii:i.-()xr\vEUP a\\\ .j.
,|,j, de andere ingang zoii men
aiulers wensclien. \vi-
dienstelijk is bet bceldbonwwerk van de band van den beeldbouwer van
der Lee te Groningen. Op de afdeeling van de villa-ingang is nog even voor
bet raam een vitrage te zien : volgcns onhverp-Koil. zooals ze veel bier
gebrnikt worden.
De beer Sanders brengi geen sterk voorspringcnde lijslen, berekeiul op
groole efTekten, aan. De bedaarde bescbaafdbeid zon dat niet gedoogen ; de
goede verbonding, de flinke lijn met een weinig klenr als toevoegsel geven
voor bet lolaal-aspeel den doorslag.
luMie albeelding van een kamergedeelle met kast en fantenil, die bierbij
gaal, illnslreeil mijne opmerking, dat de beer Sanders ook bij zijne meubel-
.S()
.» MliACin S- l-:.\ MIVIiHIIKIDSKlXSr
oiitwcrpeii aiTliilect 1)11)11. l)c ri;i;iilic'i(i van (II- kast is luicikl dooi ik-
ronstriKlic zclt, huiloii do vcisic-rinj^/)!!!. Dc lijke; vc'islciiiij> door ink'^werk
van cl)i)enhoul staat wcl inel de coiislriiclie in vcrkaiid cii k-j^l vv dv nadruk
op, is echter niet anders dan ecu toevocf'sei.'^Ook zoiKk-r liel iiik^wii k zoii
de kasf een aangeiiame iiidriik makfii. i)c vcrsieriiif; a pail zcl;! iiiils I)i
afbeelding van de kasl van Koil laal
juisl hot It'genovfigc'sk'klc zicn.
Ik wijs ook als voorbL'old op (k'
|)laatsingdcivo()inilstekendi.'k'gj<ertjL's.
(Ik- de dckplaal iiioetcn dragen en op
tie Nvijze, waaiop door de vrijslaande
zuilljes als verlengdeii van de hoekslij-
len de voorspiong van liel hovent^t-
deelte zichlbaar gesteiuul wordt. De
l)e(locling, le lalen zien hoe sU'ik de
kasl wel gemaakt Is, spieekl leislond.
De onlwerper wil de kasl de indriik
lalen geven van verzoigde eonsliiielie
en dat niet door de eonslriiclie iiit-
gangspiinl van de versiering le doen
zijn, de wijze van samenstellini* zcll
inoet nilkomen.
Hijna even slerk sjjreekl deze ge-
daehle l)ij de I'anleuil hoewel geleniperd
door gebrniksvoorwaarden, die iniineis
hij sloelen dwingender zijn dan l)ij kasten. De hij sloelen vereisehle lielil-
heid, waardoor men ze besehonwl als geniakkelijk verplaalshaar, konil in
legenstelJing niel liel slahiele der kast sleik nil.
Hel ameuhlenient is geplaalsl in een kanier, ivenaU liel luiis door den
heer Sanders ontworpen.
Oin niel le veel plaatsrninite in le neinen nioel ik er van al'zien ook een
eelkanier in reproductie le doen o|)neinen. Van een kntlel, dal eveneens
lypiseli de eigenschappen veiloonl van Sanders' werk. wordt hieibij eene
allieelding gegeven. De versiering is sober gebonden, de bedoeling valt even
(hiidelijk op als bij de rijk ingelegde kast, hel aanlrekkelijke zit slechts in dr
(hiidelijk aangegeven samenvoeging dei- deelen.
Van hel werk van den heer Korl vindt men bierbij algebeekl een geba-
likl kussen en een bovenregel van een spiegel ; hel kussen omdal ik meen
dat bet noodig is ook iels van het sierweik op le nemen van dezen knnsl-
nijvere, die van origine versierder is.
ONIW .\N|-. J SANDEBS.
. 1 MBACH TS- E.\ XU VEIIHKI DSKUXS T
l)e gconic'tiischc oniaiiK'iilce-iiiiii; DiUlccnl luire waarde aan het de aan-
<l;Rhl vL'sligcn op dc s;niK'iiv()i'<»ing volgcns de iiaainaad. De versiering dndct
van lul midden n;r,n den land gaaiide een sterker wordeii uit en bereikt
liaar t^roolsle vasllieid waar de l)eide zijden aan elkaar vastgenaaid zijn, op
tie plaats dns waar men die slerUle liel liei'sle ziel.
De geheeldlioiiwde spiegeliegel geel't een aardigen kijk op de hedoeliiig
van den lieer Koit. Allereersl al onidal liet niogelijk l)lijkl dil Iragmenl
alzondeilijU le liouden. v.aaiiiil men /iet dal voor hem de versiering iels
anders is als voor i\v\\ lieii Sanders, van wiens weik een a part versierings-
onderdeel lieil wiinii^ zoii zegi^en. Maar ook laal liel fragment de golvende
en toeii slrakke lijn zii'n waaiin Ivoil, en nieeslal met goed siicees, strengheid
en eleganee le vereenigen zoekl.
11- „ .„.,,„./ 1 D- i>K Vhii:s-Lam.
NAAI.nWICISK
ONI Wr.nP A. \V KOItT.
88
KKTKAMl.i. 1
. iioL I' I.N i,i;r.i-.N
\ AN I'l N l;usi.M
EETKAMER-AMEUBLEMENT TENTOONGESTELD OP
DE 25-JARIGE FEEST-TENTOONSTELLING VAN DE
RIJKS-NORMAAL- EN DE KUNSTNIJ VERHEIDSSCHOOL
^^—j-^,^^^^,^^ J I. ari)ec'l(liiii^cn i^i'vcn UijUJcs in vvnv ci'tkiinu'i-, onl-
^■U<^<t^^Ki^J woipt'ii (looi- .lac. I\ van den Bosch cii iiilj<cv()cicl in
(k- w cikplaals van « liet Hinnenluiis » le Anistcrtlani.
I Id I)iil1el, van eikcnlioul, met cl)l)enhoiit veisierd
liicdl (l()()i- (Ic indccling f»roolc l)ergruinile. Allc daarin
i)c\vaar(lc ccl- en drinkbenoodigdiieden zijn gevrij-
waaid voor iu-l dagelijks in oik verlick diijvend slot'.
Door eene gelukkigc ()])lossing en verdeeling van dc uilwendi-'e vlakken, is
't onsmakelijkc, lict nieul)cl eene le gioolc kisl te doen scliijnen, veinieden.
Ook (le talV! is door liaar geniakkclijk vergroolen van liel i)la(! zeer ten
gerieve van den gel)riiiker. I)e lanii)riseering is ecn eikenlioiileii raainwerk, de
pancelvlakken l)esj)annen met goudokerkieurige stol'. de \van(ii)ekleeding
daarboven van cen speciaal voor genoenide inricliling geweven Uaineli (') slof
van crcnie klenr met geel palroon.
Ook liet l;i|)ijl, stoelen, llieelarel en veel van de verdcre retpiesiten is naar
onlwerpen van van den iioscli vervaardigd. Met gelieei tiroeg liel intieme
karakter van eene gezellige iuiiskamer, niellegenslaande iiel lentoongeslcld
was in een miiseumzaal, en we! doordal <le onlwerpei- door eene looze nninr.
waarin een Iraai liclitraani de groolle der kamer en liel liciilvallen naar zi Jne
wil geseiiikt had, iels wat zeker navolging verdienl. Miisenm/.alen wordeii
l') Hniiu-li of Unmic vczol ( Holiiiiciiiij. [Hi;i).i.
89
. I MBA CI 1 7 .S- EX M.I 1 1£HHEI I >SK I XS T
Ei:TKAMi:ii-AMi;inr.KMF.NT
JAC \ AN DIN liOSC.II,
niel i<el)()u\v(l om eriii k- liui/cii. "l (iczcllii^L' i^aiil door lo i^rooLc ;il'nu'liiii*cii
en lo ovcrvloodig liclil verloreii.
I);il iilk's \v;is oiKkTscliej)! iloor (k^ l)elfiX' inriclilini^ v;m dil MTlick in
ocne ziuil \an hcl (K'nu'cnlenuiseuni te Amsterdam.
I);u'ir was, k'r t;i'k'i>t'nlu'id van hoi 25 jarii* jidjiknini van ilc KiJUs-Xor-
niaalschool on (k- Hijkssoliool vooc Kunslnijvorhoid liel work \an ond-k^Mlin-
i»on dioi' inriolilinocMi lonloonj^osk'ki. Van do Rijkssoliool voor Kunslnijvoilieid
is (\v onlworpor dozor kainer k'oiling i^owoosl. Zijno konnis in iiol nionholvak
<k'od iiij daar oolilor niol op; ovonniin andoro ond-loorlingen, dio zicli ilo
wonini^-inriohling lot arl)oidsvo!d l<o/.on. Toon liij or iooilin<< was, word liol
vak \an nionholonlwoi por sliolinoodoilijk l)edookl. Eon k'oiaar, (k)or 't Rijk
aant^osloid oni Ixjuwlcundo lo ondorwijzon, riohtlo als loogiil (k' loorlingen af,
wior dool licl was, nioiil)oln)akoi' lo worden. Wol gal' do soliool lion do bogin-
solon dor vorsioringskiinsi, niaar van oono bepaaldo vakstndio, gaande langs
oono door i\v praklijk aangowozon wog was goon s|)rako. Do looriing wist l)ii
90
AMiiAcirrs- i:s \i.i\i:iiiii:ii>sKi ssr
'I vi'iliikii till school \cil, /.III' Mil, /(.'Us •>c'l)()<)iU' rn sliTJIi' (l:il:i v.m
hiroc'iiiili' iiH'iii)t'imiil<i'is, imiar v;in t nuileriaal, wiuii'iii liij werkt-n moi-st,
van lU" roiislriictie daai-
vaii iiad liij nooil j>t'-
liooiil. Wi'l kciuk- hij
M'rsifiiiii;i'n. Iioutsiiij-
wcrk, iiilcgwi'ik, iii wal
nu'Ci' aan eon nifiil)i'l
loi'fjepasl Uaii wordin
inaar iioo wil liij dir lii-
j^rijpiMi, als 'I l)iL;ri|)
iiaar dc fcnvoii(li<*r sa-
mi'iisti'lliiii* oiilhii'fUl '.'
I)r wi-rUplaalsi'ii /ijn
coniini'rcii'olf rn niil
|)ai'daj;o<^isilu' inriili-
lingen. Ik'l volgiii van
eon gord doordachli'ii
leorganj; is daar nici
inoj<t'lijk. Dal nioi-l v\\
kan t'lMH' siliool j*t'\i'n.
Ik'l wiiki'lijk piat-
tiscli onik'iwijzin van
di- llieoiii' van lii'l nieuki'lvaU hrliooil aan di' Uijkssiliool voor KunslniJM'i-
lirid lluiis. Ik'l vak helioorl ondrr dr vooinaanisir diT anikailiU'n rn is als
k)l knnshnnharhl aan^i'we/cn. l-^n daar di' loi'slandcn liiriin noi; /ijn als in
(le k'crtijd van i\v\\ onlwcrpiT df/iT kaniiT. inai> aanvnllini; van lii'l k-spio-
i^iani in dt'/i' nii-t k)l dc vionic wcnsclicn lilijvcii kcliooicn.
M()i»c dc/c jni)ilcnnik'nk)ons(cllini< dc aandaclil van ankirilcik-n ^cvcsli^d
liclibcn op (k'/c Ic kcticnrcn Iccnilc. Dan kan dc sciiool, voof 2.') Jaicn
j^csliclil, nu'dc hijdra^cn k)l dc M'icdclini> \an licl /oo scliaaiscli bcdccidc
vak van den mc'iil)cl()nl\vcri)ci-.
V. 1.
mil IT IN KIKKN 1;N KBBKNHOl T
J\(. \ AN in \ IIOSI II
EENVOIIMGH KOPEREN OEBRUIKSVOORWERPEN VAN JAN EISENLOEFFEI.
NAALDWERK - CREFELD
.1 is iH'ii janr ol iliio gelcHlcii, dal wij in (".lef'eld waren
lijdeiis ecu li'iiloonstellino van Icunsl-naahlwerU in dc
K6nit<liciio (ie\vel)c-Sanimlung.
Hi.ii>een wij loen zagen, was ver \an iels, wat
l<nnsl lieeten mag, en nil or wedei' cen (entoonstelling
aangekondigd werd, inleresseerde hot ons, oni er even
luen tc gaan, Iv nicer daar er weik was van de Dres-
dener lentoonsleiling v\\ nil Weeiien. Al dadelijk trof hel ons, dat er een
groot verschil was liissclien iiel werk van loen en nil. Men kon duidelijk
merken, dal de aUjemccnc geesl in Dnilscliiand onder den invloed was geko-
men van hel slreven der nijverheids-kunslenaars. Over het geheel een een-
voudiger zin — maar loch, er ontl)rak nog veel, zoowel wal kleur als begrip
v(tii ornament aangaat. Er was wel een slreven, maar hel leek nog vast te zitten
in eigeii onbegrepen ideeen. De techniek was meeslai uilslekend, en soms
zelfs aardig bedaehl. Het l)esle werk was dan ook we! dal, wal door de
techniek gehonden was — o. a weefwerk volgens PZgyptische of Yslandsche
werkwijze. Hier waren de patroncn al nil den aard der zaak iieter terwijl de
kicnren een mecr haiiiioniscli <<eheei voiniden.
92
1 Mil. I CUTS- i:.\ Ml \ i:niii-:i i >si< i ss r
Uit Weenen was o. a. wei-lwi-i k nil VL-isrliillfiul soorl Itand. vriwnkl
tot eeii stof voor heercnvcslcn. I)i/.f op^aaf was natiiiiilijk zci-r slieii}> l)i-
'M'ensd, want j^ccn iiuiii in wt'sklijl^ ICiiiopa zai zitli k'ciu'ii tol t <liaj<i-M
EEWOUDir.E KOPERKN (WCBHL IKSVOOHWKIIPKN VAN JAN ElSKNr.OKI-I-KL.
De voorwerpcn jijn zoo onlworpcn (l;il zc gchccl ilo
rood koper.
zijii. Il<
{jjecl ol
van l)iiilL'miissioe patroiK'ii ol kk'nrc'ii. Ilcl 1 1. siillaal was tiaaidoor zutT gocd
— iiiaar dezclt'de werkwijzf, locj^i-pasl viijelijk op t'vn kiisscn, was weor liooji-st
onbevrcdigend door dc volstrcktr al'wezi<>lu'id van rriii^ (kiikljceld, in dc
eersle plaats aaii wclkc fisclioii ccii kiissfii mod voldoon (.'ii ccisl in ilc
Iwccdc plaats, hoe 't oinanicnl zicli daariiaaf Ir voegcn lifcll.
No^ niaar al te vcl'1 was drze nu'i.'iiiii<» de lieersclundc. dat cin voorwcrp
bestaat, oni vcrsicrd k' wordcn en nicl, dat I oinainent dienl oni de selioon-
licid van 'I vooiwerp sk-eiits le \eilu)oj^en.
Docli desniellef^enslaande voell men, dal er in Dnilsehland veel en
ernstig {^cworkt wordt. De vooiuitgany in die drie jaren is zeker niet gering.
Van de Gewel)e-scluile koniend, l)raeliten wij pog een l)ezoek aan I Kaiser
Willielm Mnsenni. Toevallig werd daar een kleine lentoonstelling in ortle
gemaakt van werk van (liislav I'ariz, icn Joiil; kunsk'iiaar. die voor den
eersten kecr exposcerde.
93
. 1 MB. 1 ^.7/V.S- E.\ M.I VEHHEIDSK I SST
Al (lack'lijk l)ij l biniieiilrcdeii wcrden wij gelrofTen door ceii zeUrr ids,
dill wij in (!(.■ (ie\voi)e-solnile over"! gelieel gemist hadden.
Aiin (Itii wand hingen eenigc serieiise leeken-sludies van l)loemen en
planU'ii, (). a. vvn goede teekening van eeii schei'ml)loeni, bekeken volgens
"t plan van liaar giotMvvijze — iiitslralend in cen grooten cirkel — de bloempjes
zflvc ook woc'i- in cirkels. De'rgelijkc teckeningcn verscliaf'tf den jongen
kunsU-naar de molieven om de ontwerpen le maken voor de koperen
en eeraniische voorwerpen, \()()r Ijordum- en l)atik\verken. welke hier
uitgestald waren.
Wij vroegen eenige inlielilingen aan een jongen man, diedaar liezig was
en de/.e hleek zell' de ontwerper le zijn. Hij veilelde ons mel Irots dat hij een
ieeiling was van J. Lauweriks, onzen iandgenoot. nu werkend in Dusseidorf.
Zie, dal was aaidig, hiei' de invlocd le zien van den geesi van een der
onzen. lui lioe '.' iiier was, hoewei no.i> Jong en onrij|). een opgewekl
Icix-n : iiier vonden wij een juisl l)egiip, ei'n warnie liefde en helangslelling
voor voorwerp en versiering. Xergens oppeiviakkig geknulsel. Janinier alleen,
dal. hchalve 1 l)alik\veik, niels door i\v\\ onlwerper zelf uilgevoerd was, maar
vervaardigd in verseliillende l)ekende wcrkplaalsen. I Is nioeielijk instruclies
zoo le geven, dal ze volkonien l)egiepen worden. Men kan zieli in een vak
niel heler inweiken, dan wanncer men l zell' Ijcoelent — en daar hel niel
mogelijk is, alle vakken le gelijk le omvallen. zal ook hier alleen beperking
kunnen voeien lol grooler onlwikkeling.
Inlusselien alien lof aan onzen landgenool, die zoo zijn ideeen weet le
planlen, dal er vol en Jong leven aan ontsprnilen kan.
E. S. v.w Rkeskm.x en Xiekstrasz.
.i.\N i;isi;Ni.()i:ri'i;i.
94
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CORRESPONDENTEN
UIT AMSTERDAM i ^
I. N r () () \ s T I-; L-
I. I N (. I-: N yL.^ llil
ilswcik Villi (If Zwiii'l.
ihil ii;i<icnoc}{ vollcdifi
hij van (lonh Wfrd It'll.
IcMHi {^csleld. was bijnn
ci'ii (i|)cni)ariiii^ : in ieik-i-
j^eval Inaclit liel vcriu'hk'i'inj' in do ap-
jirecialif van dczcn stliildci- — /.ijii (.'iycii-
NcluippcMi wareii er /uivcrdcr in oiilwikkeld
<lan ill ecu fjroot dcci van /ijn scliildci \\ t-rk.
I)c kiaclildadiglieid van hand beUiondf ci-
zicli in sirakker cnergic. in voldoiif^iMici
slelligheid. Daarliij wenl lu-l duidclijk. dat
<le Zwnrt's lioedanighedi'ii /.icli uilncniind
kuniicii riclilcii lot bcoori-ninf? van dc cls-
kuiisl. Ilij lieefl wcikolijk vi'isclieidcnc'
ciscn ({eiiiaaki, die als {^ezond en karakler-
vol werk, tol iiet liesle knniien tieickend
worticii, wal Icgenwooidi"; daarin wordi
voorlj^ehi aehl. I)e kraclil van iiildi'nkkin<{,
<le klciiii};e ed'celen, die liij dikwijU kan
lierciken, zijn niel van de orde dier wrakke
:iaiilokkelijklieden. weike door de noed}4uii-
stigc werkinj; van liel slerkwaler zoo •{oed-
koop vcikrijgbaar /ijn. <)i>k kwaiii. iloor
liet {^ewiclil van de /.elfslandij^e, bepalende
lijii, ge^jrifl in hel kopcr, bier nil de Zwarl's
y.iii voor de plasliek der dinyen, en zijn
vaste band van leckcncii. \'.r was bijv. ecu
plant met bondensliidie's, en xe wareii van
ecu verrassende lypeerinj.{ met rake, klare
tcekcnin<<. Onder de landscbappeii wnreii
tT velc trellcnd oni de kloeke <{rcep en de
kraclili<^ aan<{ebuuden nitvuerijjbeid. Van
iiianierisiiie bleven ze vrij. boe iianwlellend
de idiseivatie bij liel detail veiwijide. Mr
waieii editor ook platen van lecrder be-
weikiiit;, waar de naald lucblif^cr over bet
kiiper scliecrde, niaar daar ook bebieid de
teekeiiiii-^ kanlijilieid. vergiii-icn de lljiie
lonen niet in ijl t>ewaas. Waar de /.wall's
veiilienslen lijjficn, koiiil welliebl in zijn
elseii bet diiidelijkste nil, en me dnnkt dat
bij niel /.onder siicees de bedendaajiselie
poj;iny van klenr-elsen zon kunneii oiider-
neiiien.
■:^^Pi ^^'^^^-J^^ •f.ti ^^ '$1H ^9i ^9i sg,f>
IIaui NiiMiitKi e\p(pseei<le, met cen kloiii
aaiilal sebilderijen, de lesnllaten van eeii
sUidielocbl door Diiilsebland. bij Hulla.
Oin dt ^rondbarli^lieid van meeiiiiijj en liet
reclilsebapeii. vidhardende sireveii iiaar
een welbewnsi doe), fs bij een der mecst
synipalbieke onder de joiifjere sebilders.
haarom wil men altijd een uil}>roei bij hem
blijveii verwaeblen, die zoiider voorbehoud
beviediKen kan. Wat bij Iraelit le bereikcn,
is wcl zeer keiinelijk als mooie bedoeliii<<.
doeli noH slcebls broks<;ewijze kan bij bet in
zijn (I'livre Iriomraiitelijk aanwijzen. Mr wa-
reii op deze exposilie enkcle werkeii die
bloeieinler •^eUiif^enis gaveii van zijn deujjile-
lljke iiispaniiin;<. dan in zoo nieni^ aiider.
waarde seiisalie van den schoniibeidszocker
te zeer wcrd arge|>lat door de stelselmalige
jiraklijk van den schilder. hoe beniiiselvasl
die oidv zijn mogc. Nibbrig heefl in zijn V(d-
hardeiid tracbteii naar iiildrnkkin^ van hel
klare bnilenliebl, waarin bij de kleureii
snietleloos van verf wil. (een Iraehleii abso-
luiit van on/.eii lijdook de doellreireiidheid
van zijn zeer beweikelijke nulliode iiagewo-
KUNSTBERICHTEX
geii — zijn poinlilleeien is in dc nicestc dezer
schiklerijcii gcwijzigcl. De toepnssiiig dor
wet van de onderlinge tegenslelling der
zelfslandige kleureii, vooitljrengeiide de
natuurlijke samensmelting lot den kleur-
schijii der dingeii, zooals die ontstoken
Nvordt door de aanrakiiig van hel lichl, ge-
schiedt bij hem wel eens op le zeer nieet-
kundig rangscliikkendc wijze. De rede en
het bewuste leiden dei- handeling, moeten
allijd ter gelegener tijd kuiinen wijken oni
den drang der natiuirlijk wellende gewaar-
wordingen in een inslinctniatige daad tc
doen beslissen. Wat meer warinte kon ondcr
de beraden bedoelingcn van dezen rechtzin-
nigen zoeker uitgloeien Zooals ik zei. waren
hier toch soniniige werken waarin werke-
lijk fonkeling van tastbarc, liclitende kleu-
riglioid viel waar te nenien. Dit, wat den
iiieei- niaterieelen kant van Nibbrig's kunst
beoefening betreft. Want, er valt nog op le
nierken, dat van deze uitheemsche land-
schappen met hun grootsche proportie s
niet dien indruk van hun karakter, in liet
ontzaggehjke, uilging, hoe nauwgezet aile
cigenaai-digheden der plaatselijkhcid zijn
waargenomen, en getrouwelijk afgebeehl.
Het kijken had zich wel is waar verdiept
in studie, niaar van visie weinig blijk. Er
werd geniist de beheerschende niacht over
de groole lijnzwenkingen, die de hoog-
golvende heuvelvlakten grenzen zetlen zal,
de breede samenvatting der verscheiden-
heden van kleur naar de voorwaarden eener
luchtperspectief, waar de horizon onniete
UJT AMSTERDAM — UlT BRUSSEL
cft»i ^ a^c^ ^ ^ ^ a^ ^ft ^^ ^
ODD UIT BRUSSEL n n n
\ 1)E\ KUNSTKRING Jt
J EXTOONSTELLING
VAX WERKEX VAX WIJ-
L1-:X LEON ABRY EN
VAX eik;ar farasijn
<♦ Van den betreurden
Leon Abry valt er weinig
meer te zeggen. Wij kennen alien hel talent
van dezen aardigen verteller van het solda-
icideven in een onzijdig land en schatten
het op de juiste waarde. Leon Abry heeft uit
dit leven, leuke, pikanle, goed geobser-
veerde tooneeltjes welen te halen, die hij
met een zekere koketterie geschilderd heeft.
Edgar Farasijn kwam met een geheel
niciuve en rijke expositie voor den dag.
Deze begaafde schilder is er merkwaardig
op vooruit gegaan. Hij was begonnen met
wel lievc, wel aantrekkelijke stukjes, die
Liilsluilcnd met t oog op den vlollen ver-
koop waren gemaakt (zooals 't geval is met
zoovecl kunsl te Antwerpen en in andere
zee- en koopvaardij havens). Maar al spoe-
<lig ging liij zelf tegen deze al te groote
koopmansneigingen in, en slap voor slap,
met lelkeiis hernieuwde inspanning, verhief
hij zich langzanierhand tot ware, groote,
zuivere kunsl. In den laatsten tijd imponeert
zijn persoonlijkheid. Hij is nu bepaald een
van onze heel goede zeeschilders en behoort
tot onze beste beschrijvers van hel nederige
lijk verglijdl van plan lot plan. Dit is, geloof ^'^'^•even en dat der armen op het land. Hij
ik, niet in Nibbrig's vermogen, wiens aard
meer naar het inlieme neigl van holland-
sche dreven met korenvelden, gelijkvloers
in bescheidener proportie's, vredig be-
glansd door het heldere lichl van een
zomermiddag. Ook danr is een plechlig-
heid. \V. S.
beschikt over emotie en kraclil. Hij is een
kolorist en een dichter. Hij ziet juist en
voelt heel diep wat hij ziet, en zijn slukken
deelen ons lets van dien gezonden vrijen
indruk mede, die de schilder zelf bij 't zien
der naluur heeft gevoeld. In den Kunstkring
waren er uitstekende dingen van hem, een
landelijk tooneel, in de nabijheid van Eind-
hoven, in de Kempen,genomen : twee boeren
die hun koeien, die aangespannen zijn v66r
den ploeg, meevoeren naar de purperen
heide, die onder den zilvergrijzcn avond-
hemel ligl. Dil is inderdaad een meeslerstuk.
t Zelfde kan gczegd worden van zijn Schel-
peiwisxcliers en twee slukken die beide
96
K[:xsri;i':iii(:nii:.\
III lUUSSEL
hcl/.i-Uik' plckjc vooislcllcii. cciimM;!! in den
novel cii cfiimnnl l)ij dalcndi- /.on. l l-k'isle
is in licorlljk oranjc loon, ci-n diT licvclinHs
IvlfurxMi Villi di-n mceslfi-, \v;i:iivaii liij altijd
ecu vooiilccli" f^ebrnik wi'cl tc niakcii. Vci-
ineldeii we vcrdcr witg /.ijn W'rak, dal we
a! op (if lcnU)onsleliin}4 li' (lent j^czicii liad-
(Icn, (ic lianU met de oiule Visschers. t\v
Teruykeer tier Sloepeit. ccn Urani-i Xiilic-
[ituird, dt' lleddiiujbotti, Xcllenhoetslers en.
in ecu {^elieel aiuicr •'annua j^elioudcii, ecn
lieeiiijke Xachtimpressie, met eon llikke-
rend liclil, de eeiii{4e kiaarlc die in de
scliadnw waakl. Over 'I ■^clieel >^enonieii
een exposilie, die nicl in ■>ei)reke zai l)lijven
oiii wijdiiifi Ic geven aaii den rdcp, die llians
reeds van de/.en eerliiken, opreclilen kiin-
stcnaai' nilfiaal.
IIKT SAI.ON DEH AQLAHKI.i.lSTi:N >
/O^ De 47'ak\varellenlcnlo()nslellin}^ lieel't
ons in de gele}>enlieid i4esleld om naasl ecn
j^roole verselieidenlicid in onder\vcr|) en
procede, van vcle eerlijkc, middclnialij^e wel
aar(lij;e slukkcn, cnkele andcre le hcwon-
dcreii, die indcrdaad f^rool van allure waren,
waarvan de slijl ons Irol" en diede diiif^cn
op ecu iiicuwe en eij>eiiaai'di^e inanier
voorslclden.
De ordc volneiui van den kalaiooj", noeni
ik in de eersle |)laals den Kn<;elscliniaii
Maiilell, die er looncclljes en lypcn had. die
liij nil hicla}>ne had nice}<ehrachl en mel een
vasllu'id en een syiiipalic had wecif^Cf^eveii.
<lie {^ewooniijk vicemd hiijven aan den cen-
voudif' nien\vs}<ieiij;eii toerisl. IJaseleei'. dc
Aniwei psche kuiislenaar, idijll allijd Iroiiw
aan zijn droevij'-f^roolsclic .Schelde, waar liij
nieer en nicer in opgaiil. Dc Iloliandei' Hreil
iier was cr met een van zijn Werk- ol'licver
Hard /(i/»o((;- paarden, die noedc. f^ednldiiie
veel }<eplaaf;de diereii, die nieinand biiilen
C.onslanlin Meimier mel zijn Mijiiiiiiaril, zoo
henrepeii en met zoovccl j^oediieid \veer)4e-
geven heen.VcrdcrDelaiinois, ecu hieraliscli
dicliler. die allijd in ile huiirl van Henijn-
lioven en sc-hcnier-donkcre kerkcn lond-
zwerl'l en Mevrouw (iilsoni, die veel lioudi
van hloenieii en van slillc lioekjcs — van
aardi"e Ijinnenhnisies cii dc Ixmlc flora van
lict schooiie Vlaamschc land. Maurice llagc-
iiians, die door dric heel levcndc. heel suf"-
f^eslievc dockcn vcrlcKcnwooriliijd was,
Ciaslon l.aloiichc, (Icorf^c I.eiiiDicn, allijd
ecu hcetje ecn precious, maar cerlijk mees-
Icr, .\niedce Lynen, een arcliaiscli realisl.
die allijd inlcrcssani blijl'l en allijd op nictiw
aardif^c, niciuvc din(<cn wcel le viiiden.
Alex. Marcelle, die zijn akwarolleii wasclil
nu'l dozeU'de aulorilcil, waarvan hij zoo
vaak in zijn olicvervcn hiijk licen gcf^evcn.
Karel Merlcns, <lie con prachli<4 Ilollandscli
/'<«(/■ tcnioon had gosleld, ecn dcrhesle din-
gen van doze exposilie; Slaccjuol lovcrledein.
Louis Tilz, L'yllcrscluuil, Zilckeii, enz. cnz.
We nicrklcn ecliler, oiii alleeii maar den
naain van I'rans van l.oeinpullcn le noenicn.
dc alwczighcid van cnkele onzcr licsic wa-
lei vci'l'scliilders op.
Daaicniegcn ligurcerde .lacol) .Sniils. die
in den kalaloog vergclcn was, er nicl een
niagistraal, ik diirf wel zeggen ecu inccslcr-
wcrk : llel I'orlret luin een Join/eii num. zoo
ai islocratisch, zuo goed van uildrukking en
hij zijn landclijke ccnvond zoo juisi verlichl,
dal we I nicl lichl zullcn vergclcn.
^,9i i^»i ':$,9i ^Pi -:^f5 -^Vi ^9i ^:^»> ^9i ijz.fj ^^9i
ri:NT()ONSri:Ll,lNC. van DKN SlLLON'r.
/.^ Dcze exposilie licell ons cigeiilijk niels
iiicuws gchraclil. Wel is 1 waar dal we ons
in dezcn lijd van iiiipressionisiiio on l zicli
Icvrcdcn slcllen mel den schijii, zonder hcl
wczen del' kunsl, van liel'dc voor de vick
en den loon, om den Uxni en de vlck zclvc.
zonder eenigc cdcle ol hoogc weergave van
wal hoog en cdcl is. . maar nicl al Ic vccl-
cisclicnd moclcii looncii.
Uiiissel kriocll legeiiwoordig van goctic
schildcrs zonder nicer, van scliilders die
naiiwelijks kunslcnaars, licclciiiaal gecn
diclilcrs en nog vcci minder dciikcrs zijn
en die allc mogclijkc gevoelighcid misscii.
hchalve die van hcl oog. l-!ii dc bcsic van
doze virluoscn, dc sloulsle en krachligslc.
verccnigcn zicli in dc grocp van den Sitlon.
NVc onliiiocleii zc or allc jaren, zonder dal
ze ooil iels vorlorcn hchhcii van die uil-
hundige en overvlocdigc slollel'jke kwa-
lilcilcn. waarchior ze, van den aanvaiig
al. dc aandachl del- krilick op /.ich gcves-
KUNSTBERICHTEN - UIT BRUSSEL
ligd hebbeii, maar waardoor ze tevens,
volgeiis de uitdrukking van eeii huniier leer-
meesters, altijd de (csuperbes brules » ge-
bleveii zijii, met vvellustige oogen en met een
lenige gesi)ierdheid en handigheid van pool.
Hoewel we bet blijven betreuren, dat ze
bun groole gaven niet voor werk van een
beetje minder positief allooi hebben be-
vvaard, nioeten we dan maar besluiten om
op hunne wijs te genieten en ons alleen ver-
lustigen in bun kern-sappige pate en mooie
kleurenmenging. Onder de hoofdmannen
van den Sillon gaat Frans Snieers steeds
voort met bet met kvvistige band om zicb
been strooien van zijne, uit een scbilders
oogpunt vobiiaakte werken. We noemen
o. a zijn Zomer, en zijn Figiiiirlje in 7 Rose,
zijn Peche, allemaal dingen, die verbazend
zijn van facluur, bewonderenswaardig als
scbilderoefeningen, bravonrstukken en even
zoovele bewijsstuliken van zijn vobiiaakt
meesterseliap over den vorm.
Maurice Wagemans neemt de tweede
plaals in onder de meesters van den Sillon.
Van zijn band is de liranige afficbe van de
tentoonslelling van dit jaar, een niooi
Slraiici bij bewolkle lucht en twee ten voeten
uit geborstelde porlretten. Blijven er nog
over te vermelden de heel goede dingen
van Swyncop, en een Meisje in 'I blaiiiv van
Albert Pinot. De rest marcbeert langs t
zelfde paadje of liever sukkelt in t voel-
spoor van deze meesters voort.
Wanneer zullen we eens een van Dyck
zien opslaan onder deze talrijke, al te gelij-
kelijk weelderige en van levenskracht over-
borrelendc acbterneven van Jordaens?
G. i:.
TENTOONSTELLING VAN ETSKN DER
VEREENIGING « LES PEINTRES-GHA-
VEURS.>, VAN DEN 24'-tL" DECEMBER 1906
TOT DEN 6'i'" JANUARl 1907 >o». Dit is
een heel belangrijke lentoonstelling geweesl.
We hadden in lang niet zoo'n volledige en
in zijn volledigbeid verscbeiden verzameling
gezien van de vele meesters, die Bclgie in
dit lang verwaarloosd en aan mindere
belangen opgeod'crd genre bezit. Bij deze
inbeemscbe etsers bad zicb nog een Scandi-
naaf, Anders Zorn, aangeslolen, van wieneen
heel belangrijke inzending van niet minder
dan 50 nummers aanwezig was. Zorn behan-
delt vooral bet figuur en daaronder bij
voorkeur bet porlret ; er waren er uitste-
kende onder, vooral van bekende personen :
Rodin, Renan, Roosevelt, Verlaine, Analole
France, die alle blijk gaven van diep gaande
psycbologiscbe studie, gepaard aan een
beetje zenuwacbtige, maar l)evallig gespier-
de vastheid van band.
Onder de Belgen noem ik Albrecbt Baert-
soen, die evenzeer uitmunt als etser en als
schilder en allijd blijft de ongeevenaarde
vei'tolker van oude, krottige buisjes, ge-
strande booten, oude gracbtjes en stil-
staande, groen bekroosde slootjes. James
Ensor, die bij bet tot in t peuterige verzor-
gen van zijn details, toch nooit lets van zijn
vurigheid iiiboet, werkt ieder onderdeel uit
zonder aan den indruk van bet gebeel le
schaden. Hij is een artist met een tegelijk
grappige en satirieke verbeelding, waar
Hogarth, de bitter-verdrielige moralist van
t land zijner geboorte en Breughel, de sap-
pige humorist van t vaderland zijner kcus,
als goede buren naast elkander slaaii. Hij
beel't ons, o. a. in zijn Triomplie Romuin,
bewcgende en bewegelijke volksmassas
gegeven, die waardig zouden wezen om
door Luyten of Gustaaf Dore onderteekend
te zijn. Verder allerlei zotle kwaslerijen als
die van een gemoderniseerde Jeroen Boscb,
uitstekende landschappen en een prachtig
portret van Ernest Rousseau — in 't kort
een heele verzameling van even belangrijke
als eigenaardige platen. Verder bad Eugeen
Laermans een aanzienlijke inzending ge-
daan, in hoofdzaak saamgesteld naar zijn
scbilderijen. Frans Marechal, een Luiksche
meester, was voortretTelijk, bet kon haast
niet beter, door verschillende serien gere-
|)iesenleerd : Oude wegen, Kaden, Slraal-
hiiilaarns, Mallemolens, Leieii, Yoorsleden en
Glide hoekjes in Luik. Heel kracbtige, heel
gevoelde weergaven van zijn eigen land,
waaronder ik vooral zijn Oiiviiere, bij val-
avond, heb bewonderd, en een jonge werk-
nian, die terugkeert van zijn werk, genomeii
naar een heel sympalhiek model waarvan de
kunstenaar meesterlijk i)arlij hecft welen te
KVNSTliERICHTEJS: — LIT liHVSSEL — IIT DES UAAU
Irckkcn. \\';iiil wi- IkuIiIcm dcii lanlslcii (ijd
wcl (Ion iiulriik f^i-krc^cn, diil hcl meercii-
(Icel onzcr schildcis I'f nl liiiii laleiil nan Ion
koslc Icf^dcii oni oris ondcr voorwcndscl
van slijlvollc karaklerkuppeii alli-rloi pcr-
soiiiia^es van afschrikwckkciidc Icclijkheid
voor de oogen Ic vocrcn en ondcr 'I zoo-
gciiocrndc vulk nict andcrs dan ccn collectie
lainnien en krcupclcn te vcrstaan. .k-iigd en
schoonhcid liadden voor pensecl, Icckenpen
of gravc'crslil't van dczulken iiiel laiiger
ecnigc bekoorlijkhcid. Marcclial vornit ccn
zccr ■'unsligc uil/.ondcring ondcr deze nie-
nigte van karaklcrscliilders, die eigenlijk
zoovclc karikalnrislen zijn. Mel zelfde mag
tereclit wordcn bcweerd van zijn stadgenool
Arniand Hasscnfossc, die hehalvc zijn zeer
geslaagdc illustraties van les Fleiirs dii Mai
en Le lUdeau cramoisi eenige heel nobcic,
inderdaad heel mooie Luikcrinnetjcs had
tenloongeslcld. Adriaan dcWille, een derde
Luikenaar, toondc ons zijn licel decoralieve
en sdiilderachligc tiolleresses.
De inzcndingen van Karel Merlens en
Frans Hens, Iwec Antwerpschc nieeslers,
hebben niel minder de aandachl der bczoe-
kers gclrokkcn door de kraclit en vastlieid
van hull haii<l en door dc gelukkige keuzc
huiincr sujellen, die zich zoo wel aanpas-
sen l)ij hull tcchniok.
G. K.
^ «'$ ^'$ ^ V'$^'$^% ^ ^%>^ ^
o G UIT DEN HAAG d c
•^^T^^Wt AA(.SC.1IK KUNSTKHlNd
fjl^^TQjlP > I.KDHN-TKNTOON-
^■J^^^l STKLI.ING/:^. Uil dcze
jlivLwJIn ''""*-''^''t^. ''it' schiUlerijen,
IBBi^itflBy ;i(piarclleii. tcckciiingen
S^^^'^jr^^^ I'n l)eehlhou\v\vcrk van
werkendc Icden tc zicn
gccfl, vallen v. n. twee inzcndingen Ic vcr-
meUlon, die van den onhings midden uit
zijn arbeid gcruklen Do Jossclin dc Jong, en
een daniesporliet van (iralama.
De (ijden schijnen voorbij dal men op
exposilies als deze vooral composilionecl
wcrk inzond dat clkcn scliiidcr in dc op-
stuwing van zijn bcsic on dicpsic krachlcn
vcrlcgcnwoordigiU'. Ilcl voorlicchi van
Weisseiilirucii on Dc Mock <hc hiin ondcr-
werpcn soms builcn schildcrden om ze
allocn lluiis nog wal Ic aclievcercn, scliijnt
vclen van de wijs gcbraclil Ic hebben, die
zich — en deze opmerking gcUlt iiici den
siiids de hialslc 2 jaren nicuw opmonlcren-
dcn Kring allccn, doch in t algemcen —
aciilcr de lichtvaarcHgc iiilspraak verschui-
len, met datzclfde sludieachligc, nog te
sclielsmalige en nicl in alios doorschilderde
work ids tc levcrcii dal met de intenlies
der jongcre Kransche ini])ressionnislen ge-
nieenschappclijks lieeft. Ev is, dunkt mij,
een gaiisch verschil met (lit bun work en
dat hijvoorbeeld van Isaac Israels bij wien
b. V. die architectonische doorvoerdheid
wclke men bij Jacob Maris zoo sterk vindt.
een conlradictie zou zijn. Bij velen is (lit
vaak viotle en vaardigc work te zeer het
oinddoel wat bij de Marissen en bentge-
noolon hct tijdverdrijf van spcelsche uren,
gecstige viiigeroefening of werkluslige stu-
diclijd builcn was. Hcl was hun ecu aan-
leiding tot royaler uilingcn waarin alle
innerlijkc en uiterlijke harmoiiicn samcn-
stemdon lot sj'mphonicn van weidscher en
grootscher praal.
Ilct damesportrel van Ciialama niaakt
hierop hct nicest beslisl een uilzondering.
Ik zic daarin wol dcgolijk con vage invloed
der priniilievcn. der oud-Duilsche school.
Maar (lit is niel cnkd eon wederopvalten
van dal aloudc tlienia, hot slaal bij con
modernor onlwikkclingsphasc al gcheel in
hot loekcn van onzcii tijd. Ilct hcefl lets van
die (lude stronge lijiiensclioonhoid, die iet-
wal strakkc gestijloordo conlourcn in de
liguur, maar hct colorici is bruyanlcr, en
daarbij vcrraadt do, bij eon zclfdc gecmpa-
Icordheid minder in con strak samcnslel
gcgolen facluur, het intuitievc klcurgevool
van onzc dagon. Hot hcefl ids van do dd-
tighcid van eon oud-llollandsdi portrcl.
Rembrandt's lecrling Van (ioldcr kon ook
zoo'ii gamma van gorooslcndo rosscn en
groonon bcminncn. Iioowcl zijn gocsl andcrs
was en op soms dramalisdior fanlasicn
brocide. Hier blocit dc slillc rusligc ernst
van con ziel naar buiton, on onlpluoil liaar
innerlijkc Icvcnspraal gchcimvol als ceii
bloom Ik zou do ladunr smdldoozcr won-
KVNSTBEIUCUTEN — I IT DEN HA AG
sclieii en de stijl godeciiicerder, inaar hot
wei-k verdieiU een niel al le ingeliouden lot'
— waarom'? — om den bescheiden ernst van
liel streven waarmee het zicli onderscheidt,
in een riclUing door Veth, Haverman en
Toorop liicr hel eerst aangegeveii.
De coUectie van de Josselin de Jong kaii
niet representalief bedoeld zijn. Met dien
in bions gegoten jongenskop, in allcs lu-t
werk van een vaardig, plasliscii liegaald be-
ginner, niede le exposeeien duidde men zijn
veelzijdighcid nieer qiianlilief dan kwalila-
tief aan. De drinkende paarden, een Iceke-
ning liier on daar aangeloelsl met kleui-,
gat" zijn nieer expansieven, lonianlisciien
kanl. Voider het portret van Jozet' Israels.
.la dat is wel Jozef Israels, de uitcilijko
vorscliijning, hoevvel men den kop intellek-
Inecler, meerzaclilbeid en meergeest nitstra-
Icnd zou wensclien ; Israels den elegisolien
verlolker van hot levcnsmysterie, van wio
men vooral hot mijmerende gelaal on i.\c
werkzame. nerveusehandenziet; lumden zoo
karakterisliek, zulke spiritueele leiders van
gevoel als men ze zeklen vindt. Dal is wel
de verdieiisle van dil habiel in aclie, in
atmosl'eer en in jiervigen Irani gcscliilderde
porlrel, waar de schilder die karakleiislieke
psyclio-physische eigenaardiglieden in l
hlijvond becld fixeerdc.
II. DE Hoiiii.
HAAGSCHK KUiNSTKHINC >c». Hot is een
ongemeen inleressante reeks Japansche
houtdrukken — de kern vormendo van eon
particuliere verzameling — welke hier voor
den kortcn duur van een 14 dagen te zien
was. Hel zijn meeslal prenlen uit de xvii'^
en xvui'' eeiiw. Do xv^' eeiiw is in dezc
verzameling door eon soherni uit de Tosa
school verlegenwoordigd.
Hel is eigenaardig e.i loonend tevens ver-
gelijkingen lusschen de ontwikkeling van
de Japansche en de Weslersche kunslen le
makon. Beiden hebben in den aanvang een
religious hieratisch karakler, eene nieer vol-
strekle vormvoleindiging. Zooals de Wesler-
sche kunst zich uit het symbolische, hel
archileclurale — de Egyptische kunst —
over hel star monumentale naar de schoone
oonhoid van inhoud en vorm — het klassieke
lijdpork — vervolgens naar het steeds
moor de mythe ovcrheeischend maatschap-
pelijkc der Renaissance zou ontwikkelen,
lot dat eindelijk hel demolische element
steeds meer op den voorgrond treedl, zoo
is 1 ook ongeveer de Japansche kunst
gegaan. Ik teeken hier meer de ideeele dan
dehislorischeonlwikkelingslijn.De bonding,
hot wezen der kunslen is ook een geheel
verscheidenc De Japansche heefl allijd een
meer decoratiel' dienend karakler bewaard
tegen het volstiekte karakler der Wesler-
sche die over l algemeen meer het doel in
zich zell'had. Hot is zelfs een weinig leeke-
nend hier de meening van een modern
Japanner Okakura-Yoshisaburo le vermel-
ilcn, die als ik me wel hei-inner de ori^ina-
liloil van den Japanschen geest niel « loi-
doiid t<. maar begeleidend vond in iiet
weroldorkosl. Doel inderdaad de Japansche
kunst in haar verloop niet donken aan een
schooiio reeks iccitatieven > Terwijl die van
luiropa, van liembrandl vooral, hcrschep-
pend is.
Langs lion weg diis van liel syniljool. over
hel typo en later hel karakler, koml de
Japansche kunsl in Hokusai lot hel uil-
jjoolden van het individu, verkrijgt zij het
demolische karakler, dat de Kuiopeesche
hot eerst met de Breughel's begon le ver-
krijgon. Hel is Hokusai die in Japan de
realileit veroverd en — N" 154 is er een
IrelTend, prinselijk voornaam voorbeeld van
— in de gewone levensverschijning het
myslischo element onlwaart. Japan- is nu
jiereed — in hem allhans — om met Kuropa
te golijk op te gaan. Dat is de merkwaardige
conclusie welke men op deze tentoonstelling
heeft kuniion trekken.
In plaals van het starreligieuse, docoratieve
coloriet en primitiel-sulmitane der ouden,
in plaats van hel conlemplatieve, sertene
(Harunobu; zie de neigende vrouw voor
hot lentelijk groeni,het spirilucel-sensitivis-
lische van den lonalist Ulomaro, stelde
Hokusai het ini|)iessionistisch gemouvenien-
toorde, tcgenover do rogeering der osten-
tatiel' gebarende eenheden, die der veelheid.
De figuren hebben hun elementaire groot-
heid verloren, maar hel zijn menschen
100
KUNSTiii:ia(:im:.\ — / // />/:.v ii.\.\<, in iuyni:ni).\M
fiowordcii (lie adeineii en li'ven ;ils wij. Ilccl
tic wiTcld <lcr vcrscliijiisflc-n Ixieit dczcii
oii-icloovclijk vlotlcn ti-ekcMiaur cii onver-
inoeihnar speurciideii •■c'C'sl. Ilij is wel iiiel
tie groolsle, dicpzimiif^sle, vournaanistc,
iiini(;sti> van heel die subiicme reeks van
teekenaars wier evolnlioiieerd sireven liij
zoo niarkant liclpt al'sluilcn, niaar liij is iiel
veelzijilit^slc iiluslralieve tjenie dal in Japan
heell jjeiccrd en, lalcn \vc 'I volniondij"
erkennen, dc werchi iieel'i f^ekcnd.
Van laleren lijd, lioewel <ic luiasl eeuw-
oiide llokusai !) jaar voor liein sliei-f, is
llirosliige, de nieesler van liel nioderne
landsciinp. Tot hel nieesl hoeiende beiiooii
zljn XachliH'rgaderin;/ luin I'usscn in de moc-
nisxij/e vliikle bij Yedo. Welk een snblieni
fanlasi en innig realist loont deze nieesler
zicli liier. Door liel slaketsel van een hooni-
kruin waaronder de vossen vergaderen
pinken de slerriMi en in de inocrassige
laagle ziet men met irrei-elen Inislcr de
phosphorescente scliijn van dwaalticliljes,
volgens de legende tic sjirekcntle stemmeii
tier vossen, wcmelen.
Welk een diviene vrijiiciil tie luiiDpeeselic
nieeslers, ook in maalsclia|)pelijken zin
genolen, bewijzen wel tie gcboekslaal'tle
leiten dat llokusai bij kcizerlijk gcbod liel
levercn van leekeningcn van ert)lischen aarti
naar l-jigclantl en Holland moesl lalen varen,
lerwiji Sliarakn van wie liier een loonecl-
spelersliguur van een wel krasse belang-
wekkcmllieitl is, om zijn le realisliselie uil-
beeliling geiiootlzaakl was liel pcnscel necr
le leggen. — Men kan nil dil laalslc Iceren
<lal arlicslen lain lijd vaak bclcr begrijpen
tian zij tlie hcl maalseliap|)elijk roer lit)uilen.
Kr gaal aan den cigenlijken ealalogns een
woortl voorat", waarmee tie verzamelaar,
lalen we hcl mecr\vijsgeei-ige eleiiienl bnilcn
sprake, herhaaltlelijk loonl een (ljngevt>elig
en inzielitsvol begiijpcr van tieze knnst le
zijn. Ten opziehle van tie Iltdlantlsche
kunsl, inaakt hij een, voor een volsliekl
bewonileraar van tIeze kunslcn bijna vei-
klaarbarc vcrgissing, dooi- zc in legenslelling
mel de Japanselie (in tie legenslelling van
vilalileil en realileil)slor-naht)olscntl le noc-
nien, lerwiji llollanilsclie kniisl, zooals wc
rcetis aangavcn, lii'i-selicppenil is in tic
verlaslharing van liel itieeeic en ile vcrgccs-
lelijking van tie icalileil. In Itembrantli s
kunsl vintlen wij hemel en aartle beitle, en
lie rcalileilder llollandsche kunsl, tial wclen
wij inimers al lang, is niel tic gewoiie icali-
leil, noch lie scliijn ilaarvan, tloch tie exprcs-
sicve versfhijningsvorm tier Itlee.
Hchouilcns tiezc klcinc reserve, aan ileii
snuiakvollcii verzamelaar van zooved nioois
gaarnc niijn respecl.
II. Die H(>i:ii.
:i^9i^9i {^9i ^9i i{Z,f5 $,•> ^-Pi ^9i :$,9i ^9i $,»i
n u UIT ROTTERDAM □ d
INSl/.AAI. ()1J)I-:N-
/. i:i;i. > IKNTOON-
STKI.I.INd VAN WKIl-
ki:n dooh .1. w. c.
COSSAAI! I:NC.. .I.TIII.I-
si;n (8-;n di-.c./c^. he
jmige schiltler Cossaar
c\i)osecr(lc liool'dzakelijk ontlerwerpen nil
Lontlcn en I'arijs. Sloere Londensclie brug-
gen in allcrlei stemming en liclil, gezichlcn
op tie Thccms met tiruk gcvaar van scliuilen
en sloomboolen, interieurs van kallietlralcn
alsSl. Paulsen Weslminsler-abilij , leekenin-
gcn van I'arijsehe boulcvarii-gevallcn en
verlorcn lioekjes in Monlmarlre. Zijn werk
niaakleen aangenamen.bcschaafden intlruk,
al blijkl hcl bij natleic beschonwing nog wal
zwak. liel wil mecr zijn tIan hcl is. Deze
opmerking hetloell geeii blaaiii ; ik meeii
liicrniee veeleer. dal tie heer C.ossaar zicli-
zcir zware problciiicn slell en tial liij bij
voorlgezellc sluilie nog heel wal le bcrciken
I ICC II
\V:il vooial Ircll. is tic Irisschc, oilbc-
vangcn kijk, tlicn dc schiltler op tie tliiigcii
lieefl. liij ziel I.tintlcn als een vrecnitleling,
voor wieii alles ecu eigenaarilige bclaiig-
rijklieiil lieefl, antlers ilaii voor ileti inwo-
iicr. tlie. samengegrocitl iiicl zijn omgeving,
zijn slatl tlotir-en-door keiil, iiiaar wicn ler-
nauwcrnootl ids meer iiicuw kan zijn. Als
hij ecu nieiisch is mel ecu schiltlersnaluur,
zai hij naltiurlijk ook wel schoonheitl zieii,
maar van anderen anrti tlan ieniaml, die
leilclijk bnilen hel leven van een slatl slaat
Zoo antlers ziel nu, naar ik iiieeii, tie heer
C.ossaai-. Dal hij. wic wed hoc lang, in
101
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM
Louden vertoeld heel't, doel niets terzake;
eerste indrukkeii werken laiig na. Ik had ten
minste lusschen zijn schilderijen lierhaal-
delijk liet gevoel op een eersten zwerftoclil
in de reuzenslad te zijn.
De stadsatniosfeer (de Londensclie vooralj
slelt den schilder voor eigenaardige bezwa-
ren. Ze is dik, van een zwaardere substanlie,
oni zoo te zeggen, dan de atmosfeer van het
land. En toch nioet ze limpide, doorschij-
nend blijven. Cossaar lieeft dit vraagstuk in
versclieidene van zijn Tlieenisgezichten
gelukkig opgelost ; te prijzen valt vooral
zijn weergave van de dagkanlen van sterk-
veiiiclite liuizen en daken aan den verren
overkanl. Die komen vaali dioomerig door
denrookerigen nevel opsehemeren en sugge-
reeren een fantastischen opbonw van
sprooivjesachtige arcliitectuur. Maar het kan
nog heel wat nieci- worden dan het is.
Zijn kathedraal-inlerieurs zijn van wel-
begrepen teekening, wat te nieer te waar-
deeren valt, waar in snjetten alsSt.Panls en
Westminster de diUke, onisloten atmosfeer,
van zon doorlichf, lict lijnenspel verdoezelt.
Ook de bijna-wcemoedige bekoringvan een
geschilderd glas in de sonibere schemering
eener diepe kapel weel de schilder juist te
treffen. Maar met de zware, chocolade-
achtige algemeene klciir van zijn beide
groote interienrs kan ik het in l geheel niet
vinden ! Ik zon den heer Cossaar wel in
overweging willen gcven, als hij weer eens
exposeert, beide werken in donkere houten
lijslen te zetten. Ze zouden dan om te
beginnen wat blanker worden.
Ken paar gevallen van vaderlandschen
l)odem (nit Amsterdam en Den Haag)dienen
ooU nog vermeld te worden. Ken teekening
van een groote schuit, sterk in het verkort,
met zijn plonipen opstand van den geslreken
mast en allerlei rommel aan tiek, trot' door
de conscientieusebehandeling van de details,
bij een forsche opvatting van het geheel.
Wat een stoer en krachlig ding is dal
geworden I
Niet het aanlrekkclijksl op bet cerslc
gezicht, maar misschien het degelijkst van
alles leek nic een Auondgezichl in de Groote
Kerk van Den Haag. De opzet is bijna
nuchter, naar fraaie composilie is hier niet
gestreefd. Aan een gothieke kerk denkt men
ternauwernood ; het is het echte kale,
kalken |)reeklokaal. Een hooge, smakelooze
galerij op den voorgrond werkt door zijn
onniogelijk perspectief bijna storend ; de
zware kalken kolommen staan er kil en
lomp bij en de doorkijk wordt door zeurige
groene gordijntjes afgesloten. Doch daar is
stemming : de lichten schijnen zwaarmoedig
nit en vuUen de ruimte met weifelenden
gelen schijn, de koperen belegsels van de
orgelpijpen in de diepte vangen gouden
glimpjes en de zijbeuk blijft in koelegeheim-
zinnige schemering, als een vreemde kelder-
achtige ruimte, die gemist kan worden en
loch telkens de oogen trekt. Hoe zonderling
heeft zich de nieiiwe godsdienst met schotjes
en gordijntjes een kerkje in het oude gebouw
afgeschoten !
Ik meen, dat dit eigenaardig schilderij
(men zei me, dat het zijn laatste was) een
verandering, in de kunst van den heer
Cossaar beduidt.
■^-y De heer C. J. Thijsen is geen cosmo-
poliet. Hij blijft dicht bij honk en schildert
binnenhuisjes met een man, een vrouw, een
man en een vrouw, met of zonder groen-
doorschijnend venster, met of zonder breede;
huiselijke schouvv, — al naar het uitkomt.
Dit alles in den trant en de kleur van Israels,
Blommers, Neuhuys c. a.
Men kan niet zeggen, dat dit werk niet
oprecht bedoeld of niet serieus gedaan is;
dat de heer Thijsen geen schilderijen-
fabrikant is, ziet men terstond. Hij niaakt
geen iniitatie, maar volgt na. Doch lioe uit
te maken, of dit en dgl. schoolwerk eenige
winst voor onze kunst oplevert '? Heeft het
ten slotte nog fijne nuances, die latere
geslachten bekoren zullen en het beeld van
het tijdvak helpen voltooien ? In elk geval
is het voor den tijdgenoot niet gemakkelijk
er de noodige belangstelling voor te toonen
en om legenover een eerlijk streven niet
onbillijk te worden, is het misschien maar
het best, kort te zijn. Wellicht ook distil-
Icert de heer Thijsen uit veler anderer
nianieren ten laatste nog zijn eigene.
102
KrNSTliliRICIITKS III HOTTIJiDAM Kl .\SrVi:n.L\(,E.\
^'^ ^ ««^ '•^'^^^^'•'^ ««^' <«^'^'^'^'
a(:ai)i:mii-: ^ ti-:ntoonstklmn(; van
kunstnijvkhhkii) en kunst, oudl-:
KN NIlX'Wi:, 25-31 DIXKMUKH yC^ Ken
groole grief tegcn de yewoonlijk /.oo inle-
ressaiilc kerslexposilies van de Academic
is haar koric diiiir : sleclits enkelc liciil-
looze winlerdaf^cii. Ik kon cr nict nicer
dan cen vluclilit; bezock i)ren{4cn en in
een paar uur was lict niel nio^elijk /.icli
een voldoenden indruk le versclialTen van
liel vele cii velerlei, dat liier le kijk was
gesteld. Zilverwerk, anliek en modern,
niiddeleeuwsclie en zevenliend'eeuwsciie
schiiderijen, houlsnijwerk, porsclein en
aardewerk, oude en hcdendaaf^sciic nieiibc-
len, gedreven kopcr en allerlei raritcilcn
« ler opluistering «. Ecu niin of meer liele-
rogenc ver/.ameling, die locli geen onliar-
tnonischen indruk maakle, cer dicn van ecu
kulluiir-hislorisch museum in duodecimo.
Men kon er filosofeeren over de voorlrcfl'c-
lijkheid van hel Louis XVI hoven dc Haiok
in liet ziiversniidsvak, over de coquelle
degelijkiieid van lict Direcloire in de mcu-
bclmakcrskunst, over liel techniscii-be-
wondcreiiswaardige maar inlrinsick-oni)c-
langrijke van het modern-gotbieke drijf-
werk en over de superiorileil van Japanscbc
kunsl boven alles. Ook over de gcringc
kansen van bel moderne kunsliiandwcrk,
zelfs mel bet opzichzelf zoo vooi Ireffelijk
wcrk van Zwoilo voor oogeii.
Langer slond ik slil bij de scbildci'ijcn :
een Vlaamsciie Nouil Gods, een Doop luiii
(^hrisliis, locgcscbreven aan Joaciiini de
Patenier, maar ongetwijfeld veel te onbc-
bolpcn voor hem, een groole, i)rccde episcbe
voorslelling van een slag van otd)ekcndc
band (op icdcr) l)il laalste, belioorciiile aan
den beer Ary Frins, den scbrijvei' van slcik-
gcstyleerde miildeleeuwscbe verbalen, was
al zeei- fascincercnd. Want, niel allecn, dal de
sciiildci- of bcvcr de maker (de ligurcn zijn
gedeellclijk gcscliiiderd, gcdcellclijk in liel
leer geciseleeidi onbekcnd is, zelfs dc lijd
en de plaats van bcrkomsl zijn niel bij
benadering le gisscn. Uil dc vcrlc deed bet
mel zijn door den lijd dof-geworden verguld
aan Oostcrsclie kunsl dcnkcn. I'jgcnaardig
»M^
is bel, cen dcrgelijk bijna-vei lialend sink
wcrk in bel bczil van cen scbrijvcr als den
beer Prins le welen.
Verder ccnigc zevenliend'eeuwsciie kunsl:
een lijn gcnre-slukje locgcscbreven aan Urc-
kelcnkamp, een pracblig viscli-slillevcn van
Abraham van Ucyeren en een van ecu zijiier
Icerlingen, cen paar laiidschappcn van Van
("loyen en Philips dc Koninck en ecnige
porlreltcn, waarondcr vooral twee Van
Havestcyns opmcrkclijk waren. Alles le
zamen cen zcei' bczicnswaardigc wand.
H .1.
^ '5>*i '$,^ C^*i '^•S ^•i ^ ^^^ ^^ ^^ ^^
c KUNSTVEILINGEN n
■iLiNi. \AN ni:i)i-;h-
I.AN'DSC.lll-: ZWAHTK
kunstphi:ntk\ kn
van nkdkhlandschk
(;i:ti:i:ki;ni)k kn c.i:-
c.uavkkhdkstads-kn
i)()hi'sc.kzh;hti;n, platti:(;iu)ni)i;n.
KAAirn:N, isokkkn kn pamkli:ttkn >
H1.I FUKDKHIK MUl.l.KH & C- TK AMSTKH-
DAM, lO-U DI-.CI'.MUKH l!tl)l) A*.
Twee bclangiijke vcilingen. — Voor de
llollandscbc niezzoliiilcn (dc calalogiis lelde
ISO numiiiei-si werden o. a. door eenige der
groole Duitsche koojicrs eiikele builenge-
woon liooge prijzen betaald De rijk geillus-
Ireerdc en van cen nuttig register voorzicne
calalogus der lopograpbiscbc veiling be-
scbrcef ovci' dc 2()IK) nummcis. llcl is cen
vcrlilijdcnd Icekcn le acblcn dat ook door
kleineic plaalscn voor bun vcrleden bclang-
rijke slukken werden aangekocbl. Mag men
daaruil besluilen lot ecu groolcr wordendc
lokalc belangslelling die ecu goedc zorg
voor de gemeentelijke merkwaardigbcden
zal ten gevolge bebben '.'
Dc volgcndc booge prijzen werden lie-
stced :
XiiHiilr liiiiislrn. I'icler van Uleeck, N" \'2.
Nell (Iwynn, / KiO ; N" l,"}, « Phebe ■>, porlrel
van Margaret Woflinglon, / 250 ; A. Hloole-
ling, N" 10, Michicl Az. de Huylcr, naar .1
I.ievens, / 205 ; ('.. Dusarl, N" SO, Fcbruari
lot ncccmhcr, uil dc recks der 12 maan-
IIW
KUNSTHERICHTEN — A MB AC J ITS- EN NIJVERllEIDSKUNST
ilcn,/;a5; ClKiilcs llowiird Hodges, N'o loG.
porlrcl villi keizei' Napoleon, / /(iO ; J. E.
I.iolanl. N" 2(m, Zfirporlrel, / 890 : Liuiwig
von Siegcii, ii" 255, keizer l-'eriliiKind III
(eersle slaati, / 420 ; .Ian van Soiiicr, ii" 258,
])orlrel van Mifhiel Az. de Hnylei-, / 2110;
,hin Slolkei, X" 289, Doklcr in zijn sludeer-
verlrek, I'r. 200; (lerai-d Valck, poilrclleii
van Willeni III en Maria,/ 175.
'ropogicipliie. Amslerdani : N" 4G, gcziilil
op (Ic Hozeiit;iachl en Weslerkerk, leeke-
niiif^ door.l. de IJeyer, / 200 ; N" 48, «'l Slagt-
lniys)>, door denzell'do, /250; No.52. « Gezif^lit
van den opj>aiig dci' Ciroole Hems le Amster-
dam ». d ■ Ii Viiikeles./ 125; \o 54, « De
Leydselie poorl )■, door denzell'de. /125;
N» (iO, .. (iezigl door de Wyde Capellsleej"
naar de (>apell, de Kalverslraal eii liel liiir-
j^erweesluiys le Amsterdam >>, door .1. Cats,
/ 215; N'o ()5, « l)c onde Hlocmmarkt cii Pij-
penniai kl, / 205 ; N" (17, « De •<rootc Scliouw-
1)1111^ hy de l.eydsehe I'oorl », teekening
door 11. Schouleii. /215; Ariiheiii, N'o 090,
c( De MarUl lot Ariiliem ■•. door ,1. deJ5eyer,
/ i:{2; Brnssel, No 922. « Inluildigiiig van
Willem 1 in 1815 ... / 105.
<«^ ^^^^ ^"^ ^. ^"^ 5«^ ^4'^ ^ i*^^ -^
VHILING VAN iiands(;iii!1fti-:n i:n Boi:-
KKN >BI.I R.W. p. DK VHIKS. TK AM.Sll-.P,-
DAM, 8-20 DHC.liMMKR 1900.
De goed gedriikte en geilluslieerde eala-
ol;iis van lieze laalste veilini* in liel jaar
besclireel' 1270 luimmers, waarondcr onde
liandschririeii. di iikkcn van de 15' eeuw al,
hoekbanden, euz. Wij geveii sleelils enkelc
liooge prijzen :
Ilundsclirillcii. ^•-' 2, I'sallerinm. K!' eenw.
/ 230 ; N'o 4, Brcviarinm Bomannm, 2'- Iielll
der 14^' eeuw, / 400 ; No 7, Liber sextiis
Decrelalium Domini Bonit'acii VIII, H^ecuw,
/ .525 ; N" 11, Aiili|)honariiim, 2'' liell't der 15'
eeuw,/ 1400; N" 15, Gebedenbock, 15'' eeuw,
met minialuren, /1500; N'o 17, (iel)eden-
bock, 2' liell't 15'- eenw, met minialuren,
/ KiOO ; No 18, C.ebedcnbock, -r MGO, met
miniatureii, / 800.
Dnikken. No 98, Gebedenboek met Galen-
<ler voor 1518-1521, met minialuren, /OOO;
N"lll. .lordaiius Nemorarius, .Vrilhmctica
el alii Iraclalus. 1490, / 220. Brs.
^ ^•^ ^* S^ ^* ^ ^ S* 'J^ 'S* ^
DDnnnnnn AMBACHTS-
EN NIJVERHEIDSKUNST d
NIKUWK MUNT
Door de annnemint> van
liel gewijzigd ontwerp
van wet belreU'eiide de
]]\\wJ nuiiitsooiten zal, ter vcr
^SJq? vanging van hct bestaaiu
I
zilveren 5cenlstukje, eeii
nikkelen stuiver van grooler afmeting wor-
deningevoerd. Mijn eerste gedachte was, dat
on;je Vereeniging een adres aan den Minister
zou zcndeii betreU'ende de wenschelijkheid
van een goed en schooii ontwerp voor deze
nieuwe muni. Bij nadere informatie bleek
eclitcr de vorm van de munt bij bedoeld
gewijzigd ontwerp tegelijk vastgesleld le
ziju, lerwiji ecu proef van die nieuwe stui-
ver ter beziclitiging op de lafel van den
Minister lag lijdens de besprekingen. Word!
deze wijziging dus goedgekeurd door de
Kcrsle Kamer, zoo zeide men mij, zou de
aaiimnnling wel spoedig daarna gescliieden.
Hr is dus op l moment weinig aan le ver-
anderen. De omscbrijving van de nieuwe
pasmuut luidt als volgt : « Op de voorzijde
de koiiinklijke kroon, boven het woord
•' Nederland ,, op een lint lusscben eiken-
lakken, waaronder licl jaartal. Op de keer-
zijde: de waardeaanduiding 5 eents lusschen
twee oranjetakken ».
Deze ouscluildig uitziendc omschrijviiig is
al voldocude om een Nijverlieidskunslenaar
een nachtmerrie le bezorgcn en de vrees is
niaar al te zeer gcwettigd tiat dit nieuwe
sluiverslukje voor zijn broerljes niel in
leelijklicid en slijlloosheid zal ondeidoeii.
Ilel eenige wal lui overblijft is een ernstige
kriliek op dil voortbrengsel van Rijks-
Nijveilieidskunst, zoodra bet verscbijnt. Is
er iemand van oiize leden, die van plan is
dal varkenlje le wasscben, dan zou het
dunkl mij aanbeveling verdienen eens le
onderzoeken in boever en waar iut Buiten-
land voor dergelijke gevallen prijsvragen
onder kunslenaars worden uitgescbreven.
In elk geval wordt bet tijd om met de
noodige nadruk aan de Regeering duidelijk
i<iL\sriii:i{i(:iiih:.\ — amuaciiis- i:.\ .\i.i\ i:iaii:ii)s/<r.\si
U' iiKikcii. (I;il lu'l zi'i-i /c'Uci iiici in I lu'hiMH \v:i:i|- <lil zilvr :ils |ii'ii(luc-('iil \;iii kiiiisl-
viindc oiil\vikkcliiiK<lt'i kiinsU'ii l»ij dc iikismi iiijvfi liei(Kv()(»i\vc'r|U'M (i|)lri'C(ll. (If sirens-
is, (lal ollioic'cl ziilkc at-^i ijsclijkc (liiitifii sli- ciMlicMi sU-ll l)clrclIc'H(k' nocdc versic
}>cinniikt on vcisprcid wordcn. Waar di- Kc- rin}4 fii schoonc vornificvin};. en iiifl van
f^ceiin}4 loi-li dooi- hare zoi}" voor lu'l kiinsi- die nionslerlijklieden voorlbrentji, weike
nijvcrheiiisondci wijs en de kunslandiat-hl- volkonien In sirijil zijn niel <le eleineidalre
scholen op prljzeriswaai-dlHe vvljz.e Iraelil l)e<iinselen van ("oede sierkunsl. zooals die
niede te werkcn lot de onlwikkelin}^ van de lliaiis op de door liel Hijk "leslichle of (>esnlj-
Hollandsche knnslnijveriield, ll^l liel ••elieel sidiccrdc scholen worden ncdoeecrd.
in de lijn van dczc henKieliM^eii als hel nijk. \V. P
i(i:>
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
DK KUNSTXIJVKHHK11)>HAM)-1-:N stu-
i)iei?()kk.i1-: tkvhns vademecum vooh
i5Ezoi-:keus van musea en textoon-
STELEIXdEX yC-». Xaar 1> Bruno Buchor's
■I Kiiiisl ini Haiidwcrk » met eeii inleiileiid
woord van .1. H. de KriiyfT, oud-directeiir
der Hijksschool voor Kunstnijverhoid le
Amsterdam. Derdc her/.iene druk, gelicel
gewijzigd, iiilgebreid, en van talrijkc illiis-
tratien vooiv-ien door J. \V. H. Berden,
directeur der Hijksschool voor Kunstnijver-
lieid te Amsterdam. Haarlem, H. D. Tjeenk
Williid< & ZOOM, 190.-,.
verschijnen van dil
oekje komt in dozon
lijd nil de scliarc van
lion, die belang stellcn in
knnstnijverheid, grooler
wordi, zecr zeker gele-
;;t'n. en wij wenschen
liet in veler liandcn. waar het ongetwijt'eld
door zijne beknople, maar meestal juiste en
eenvoudige besclirijvingen der verschillcnde
stijlen en Icciinieken, verdnidelijkt door
eeiiige al'beeldingen, Uan medehelpen om
menig verkeerd begrip door beter te doen
vervangen. Want alles wal de nioderne
kunstnijverbeid aaiibelaiigt, lieeft zich in
dezen tijd niet te beklagen over gebrek aaii
belangstelling bij het pnbliek, maar het
is dikwijls niets meer dan belangstelling
vail cell lierhebberig-oppervlakkigen aard,
slechts voortkomeiide uit een modieuzen
ziii voor het «moderne». Vooropgesteld een
goeden smaak en een logischen kijk op de
dingen, is voor een juiste beoordeeling
van kunstnijverheidsvoortbrengselen eenige
keiinis der gebruikte technieken en stijlen
een eerste vereiscbte, en zal allicht daar-
door meer waaj-deering worden gewekt
voor hel werU van hen die nog dikwijls
incl a! Ic vecl nioeite, zoowel moreel als
linancieel liebben te kampen, om de ge-
bruikskunsten tot nieuwen bloei te brengen.
Bi] de uitgebreide stof, die in dit boekje
le behaiideleii viel, is het mogelijk dat er
wel eons kleine onjuistheden voorkomeii,
die wij liopeii ilat spoedig kunnen worden
liersleld bij eenen eventucelen vierden
druk.
Zoo wijzcii we b. v. op de op pag. 121
aaiivangende beschrijving van de techniek
der lithographie, waar van het drukklaar
makeii van den steen een beslist onjuiste
voorstelling wordt gegeven. Handelde de
drukker als daar aangegeven, erzou van de
sleenteekening weinig overblijven. Voor dat
men met water op den steen mag komen,
nioet deze zoogenaamd « geprepareerd »
worden, dat is, bedekt mel een mengsel van
arabische gom, water en salpelerzuur ;
eerst dan is het proces voltrokken, en
neemt de schoongelaten sleen liet water
aan en de daarop met vettige inkt of krijt
gemaakte teekening ;i/e/. waardoor op deze
teekening de vettige vert' zich hechten kan.
lets verder wordt de lithografie een hoog-
drnk [irocede genoemd. Dit is niet juist,
wijl de teekening niet merkbaar verhcven
is o|) den sleen, en de druk mogelijk wordt
gemaakt door eene sclieikundige bewerking.
Daaroni wordt de steendruk in tegenstelling
met boekdruk (hoogdrnk) en koper- of staal-
gravure (diepdrnk) juist vUikdruk genoemd,
uitgezoiiderd enkele gevallen wanneer door
berhaaldelijk etsen de teekening verhoogd
wordt. Nog eenige kleinere onjuistheden
over den steendruk gaan we voorbij, wijl
deze slechts voor verder doorgevoerde tech-
iiiesche behandeling van belang zouden
kunnen zijn.
liOEKES A lunsciiHiirKS
Uij (li'/.c ;i;iiinicrl<iri}>(.'ii op drii li-ksl. wil
ik het liier lalen, omdal ik lict vooral wil
hebbcn over de lypografisclic vcr/oij^iii-^
van ilil luillige boekje, die loch als iiict
j«erin><e bijzaak ma^ besciiouwd wordcii.
■ Hel j^aat loch iiicl aan, dal ecu dcMni'lijk
bockjc over kuiislnijveriieid in veleiloi op-
zicht, eeii zoo slechl specimen is van l)uek-
druk, (ook voif^eiis den iicer Harden lol dc
kniislnijvcrheid belioorcndel en zekcr niel,
waar de bcwerker, de lieer H. de directeiii'
is van on/e eersle en officieele kuiislnijvei-
lieidschool hier te lande, en het toch bij
}»oed inzicht en door zijne benioeiini; met
de uitvoering in zijn machl was {•eweest,
(door een juistc keuze en plaatsin}> van het
drukmaleriaal) van dil boekje een voor-
beeld le maken van wal met eenvoudige
iniddelen (zelfs zonder expresselijk gelee-
kcnde versieringeni op het gebied van boek-
drukkunsl bereikt kan worden.
I)e omslag, een modern onrustig papiertje,
is be(h-ui<l met weigeleld negen veischil-
lende lettersoorten en groolten Men zou
<ian ook, hierop afgaande cerdei' dcnkcn
de eersle, in IS77 verschenen uitgave, dan
de derde van 11)05 voor zich tc liebben.
Toen immers gebruikle men zoowat voor
iederen regcl een anderc — hetzij in groolte
of vorm verscbillend — letterlyi)e, een
gewoonle die wij gelukkig zoowal als
afgedaan kunnen beschonwen dank zij
den invloed van niannen als Morris en
de na hen koniendc bockversierders, en
vooruilstrcvende l)oek(irukkcrs, al zijn dezc
laalsle scliaars te vinden Ook het plaatsen
van den biaiispiegel op de biadzijile is in
strijd met hel meer en meer geappiecieerdc
beginsci, (hit op dc twee tcgenover eikaai-
slaande en bij elkaar belioorende paginas
het gezamcniijke wit aan de binnenkanl
niel twcemaal zoo breed mag zijr. als dal
aan den buitenkanl dcr |)aginas, opdal
zij niel den indruk maken van niteen le
vallen. Dil wordl vooral geeischt bij een
ongebonden exemplaar, waar rekcniiig
nioel worden gehoudcn met de bij bet in-
binden noodzakelijke afsnijding der builen-
niarge. Zooals in dil boek de builenlekst-
illustralien zijn geplaalsl, zou hel bij t
binden zelfs noodig zijn. dal deze uilni'licbl
on aan de rngkani afgesneden werden
\'<)()r de opscbriften van de hoofdslnkken
en bun onderverdcelingen zijn gebriiiki
cenige, van hel loch al niel fraaie letter-
type der U'kst afwijkcnde lettersoorten.
wal niel bevorderlijk is aan <le eenhcid van
zoo n pagina Te meer nog misscn wij die
zoo zeer gewenscble eenheid, waar hel wil
boven dc hoofdstukkcn telkens verschill in
groolte, en zelfs eenmaal een illuslralic
als kopvigncl is gebiHiikt, hoewel (lit op zich
zelfnu niel zoo afkeurenswaardig is.
In hel voorbericht voor den 3'" drnk zcgl
de beer B., dal met het verloopen van hel
getij de bakens verzel dienen le worden.
L'it een en ander moge blijken, dal wal de
lypogralische uitvoering van dil boekje bc-
treft, de beer H. dcze goede raad zcif niel
in praktijk beeft gebrachl.
Kimnnmiic I'JOC. S. II. 1)1-. MoOS.
%ti ^*t^^9i^9i^9t S* &9t ^9t ^9i ^
V.VKONDKRWIJ.S IN lii:T BUITKNLANl)
IN vF=:RH.\N'n mi-:t iikt vakondkrwus
IN ni;i)i;h[..\ni). dooh h. .i. di: c.hoot.
INSPHCTKUH V.\N MIIT MII)l)i:i.|{.\.\H
ONDKinVLIS > S. I. V.\N I.OOV. .\M-
STHRI).\M yC*.
Dil boekje is feilelijk ecu uilgebreid zake-
lijk rapport, onitrciil hel buitcniandsch vak-
onderwijs. uilgebrachi aan Zijn Kx. den
Minislei' van Himienlandsche Zaken, maar
waaraan ecbler vaslgeknoopl zijn, een aan-
lal denkbeelden en bescbouwingen omireiit
eene niogelijke regeling bier te lande.
Iloe interessanl de mededeclingen omtrcnl
dc l)uilenlandscbe scholen ook zijn en er
gccn twijfel beslaal aan de geloolwaardig-
heid van den Inspectcur, wil men loch
veelal met eigen oogen zicn, oni oveituigd
le worden. Voor ons blijven evenwel de
hier le lande bcstaande loeslanden le con-
troleeren en in verband daarmedc kunnen
de maalregelen wortlen bcscbouwd, welkc
door den Ins|)ecteur worden aanbcvolen
om lot verbeteringen le komen.
Wij slellen voorop. dal een good ambachts-
onderwijs. t zij hel in de school of werk-
plaals woi'dt gegcven, een kracbtigcn steun
vormt om lol hernieuwden bloei der .\m-
bachls-cn Nijvcrbci<lsknnsl le Uonien.lioodc
BOEKEN & TlJDSCimiFTEN
begrippcn onilrenl materiaal, consliuclic cii
/.uivere tccliiiiek zijii een nooii/.akclijke
vereischle in den ontwikkeliiigs^ang van
iiil\ oerder en onlweipei. In eenige liool'd-
sUikken worden denkbcclden gegeven oni-
lrenl liel Icerlingwczen, sclioolon<ler\vijs,
Ijevocgdlieden, cursusscn, enz , en der niid-
delen waardoor liel algemeen jieil dei- onl-
wikkeling van onze werklieden in llieoie-
reliscluMi en praktisclien zin kan woidcn
verhoogd, Hij dringl aan op wellelijkc lege-
ling van liel lecrlingwezen in verband niel
de financiecle verhoudingen der particulierc
inslellingen van ons vakonderwijs. Zijn
vooislellen oni lol eenen gcordenden toe-
sland Ic komen hebbenonze voile syinpalliie.
II. i:.
^^^'^^'^^'^^^'^^^^'^ '•'S
LES AHTS, liel door <le lirnia Manzi .loyanl
ivoorlieen (ioupiii in groot rorniaat uilge-
gevcn kunsllijdseliiiri nuint wel eens nicer
door royalc en Iraaie reprodnklies dan door
degelijklieid vanden IcksUiil.Zooookdilniaal
(Dec. 1906' waar bel een besclirijving brengl
van de beroenide kiinslveizanieling van den
Karl Spencer op Allliorp House. De reprodnk-
lies zijn lalrijk. f'raai en van grooler al'nie-
ting, dan den nieeslcn anderen periodieken
mogelijk is. Hel artikel van Rene Pierre
Marcel leest men echler niel zondcr bedeii-
kingen. H. v. waar de autenr een be-
schrijving geel'l van een scliilderij. dal liij
voor wel hel nieesterwei'k der verzanieling
lioudl, cell porlrel van Renibrandrs nioe-
der door Rembrandl zelf, — ecu beschiij-
ving, die bij al de sclioonliedcn welkc de
schrijver in hel wcrk nieenl le onldekken.
ook den lezer meer zou kunnen ontroercn,
als hij in de reproduklie allhans ids van
al de gerocnide fraaiiglieid lerug vond. Ilel
minder aanlrckkelijk scliijnend portiel lijkl
cclilei niel veel op Renibrandrs nioeder.
iioch on een werk van Piembrnndl — en zoo
liel dil al wel iiiochl zijn, kan men liet loch
bezwaarlijk een nieeslerwerk achten.
Dal de schrijver Renibrandl's heerlijke
jongeiisporlrel, dal men eerder gcneigd is
voor een parel dczer kolleklie aan le zien,
bezoekcrs van de Amsterdainsclic of Lon-
<leiisclie Rembraiidl-lenloonslellingen heb-
ben de onvcrgelijkelijke bekoring van dil
porli-elje kunnen genielen) nog belitelt als
ceil koiilerfeilsel van Prins Willeni van
Oraiije ilaler Willeni III. volgl er lioogsl
geweleiisvol) is loch ook wel een weinig
achlerlijk. Vroeger mag men hel zoo ge-
noeiiid liebben. Ihans is er echler behalve
deze schrijver wel sinds jaren iiieniand
meer, die aan deze identilikalie vaslhoudl.
Ook hel ovcrige arlikel is van ecu gladde
oppervlakkigheid, die de eigenscliap is van
hel iiiinsi deugdelijke, dat in Frankrijk over
kunsi geschreven wordl.
THI-: liUKLIN'(;TON MAGAZINE iDecembcr
190(i) beval o. a. een opslel van Dr. W.
.Marlin. dal een inzichl wil geven in de
wijze van onlslaan van een zeveiilieiid"
eeuwsch HoUandsch schilderij. Keiinis van
de scbilderlcchniek oiizer voorouders kan
men o. a. oiilleenen aan onvollooid geble-
ven schilderijcn. De schrijver bespreekt er
verscliillende en inaakl daaruil zijn gevolg-
Irokking onilrenl hel besproken onderwerp.
Ook de zicblbare repentirs op sommige
sehilderijen, waarvan Dr. Marlin een aanlal
markaiile voorbcelden iioeinl, doen een
oogenblik iiiel hel onlslaan van hel kuiisl-
wei k niceleven, geven ecu blik in zijn voor-
bereiding en onlwikkeling. En in de werk-
plaals zeir krijgt men een kijkje, door som-
mige nfbeeldingen van schilders-aleliers,
welkc van de werkwijze van zevenliend'
eeuwsche schilders een denkbeeld geven.
De schrijver zal zijn ojistcl in een volgende
allevering vooiizclleil.
C G
108
DIRICK JACOBSZ. VELLERT
SCHILDER VAN ANT^A^ERPEN (")
II
HOUTSNEDEN
ET dovios van lict Si, Liicasgild is een uitslckeiid voor-
beeld van de vindinf^rijklieid, waarmce Velleii Ila-
liaansche modellen in loepassing bracht. Het sciiijnl
niij niet twijrehu-litig. dal liij eenige dier spiegcls waar-
aan loik'l-i)en()()(lij>(ilu'den hevestigd wcrden (reslelli)
heefl gezicn die vooral in Venclic de wanden sicrden.
Do rijUe ramcn dier spiegels zullen hem voor een oni-
lijslinj^ del- eniblenien van zijn gild bijzonder geseiiikt zijn voorgekonien.
Een vergelijking niel de reprodnclie van bet restello der colleetie Guggenbcim
(Venelie) dal wij aan de /oo nicrkwaardige sludie van (inslav Liidwig over
Venetiaanscb buisiaad (^) onlleenden, is, dunkl niij. volkonien oveituigend.
Hel phialsen der kokimmeljes voor de pilasters met vercUeple velden (ordon-
nanlie die we ook op den Si. Lucas bei)ben kunnen opnieikent, de boekvul-
lingen noodig geworden lusselien (\i'U l)()veid)()n\v en den i)ieedercn basis,
bicden ook l)ij nauwkenrige i)eseiiou\ving, IreU'ende punlen van overeenkomst.
We zijn i)ijna verwonderd, aan den l)asis van Velleits devies niel de pennen
te zien die bet lot een ecbt restello zouden maken. De paardeslaart waar de
kamnietjes in steken en inee worden scboongemaakt, de waaiervormige
borslel, bet i)onlje liat de dames « in de hand bouden » of over den bb)oten
sebouder leggen, ze zonden, met nog andere loilel-ulensihen, er eigenbjk
moelen at'bangen. (^) Maar ook hel ijik'l spiegelghis verdween om i)hiats le
maken voor de violieren en het gevleiigeble dier van St. Lucas.
Aan bet houli)h)k waar iiel devies van liet Antwer|)scb St. Lucasgiki op
gesneden slond moel een iangdurige werkzaamheid te l)eurtzijn gevaikMi. Heeds
'') Zic Onze IvuNST, Dec! X, bl/. 11>7. . Dcc-cnibor li)OG).
(*) Ilalienische Forschiinyeit, liiiiid I, p. 2(M)
(») T. z. p. pa«. 263-268.
Onzk Kt'xsT. Del XI. N-:!. Mmiil I'.KIT
109
DIRICK JACOBSZ. VELLERT
Gliick veroiulersleldc, zich liieil)ij annsliiileiul ;iaii Cfinipl)ell Dodgson, dat het
door hem gerepiodiiceerdc Oxfordstlie cxeniplaar en een ander van hot Lon-
denschePrenlenkabinel,waar2mni.l)cned(,n het onderstepuntdelettersH.D.N.
met het jaartal 1626 te lezen staan, heide kite driikken waren. Ook de Amster-
damsche prent, die op 1 Vi mm. beneden het zelfde punt is afgesneden, kan
een dergehjken laten datum hebl)en gediagen. De wormgaten die men hier en
daar in de prent opmerkt shiiten de niogehjkheid van een druk van 1526 uit,
hoewel de omstandigheid dat ze niet gedicht zijn waar dit op het Oxforder
exemplaar wel het geval is (reehts van het St. Lucasschildje ; links van het
rechter kolommetje) het vermoeden wettigt, dat van die beiden de Amster-
damsche druk vroeger is. Het Parijssche Prentenkabinet bezit van deze prent
twee gelijkelijk slechte exemplaren, beide van het zeer gesleten blok — een
stuk van de hnker S-spiraal is weggevallen — gedrukt, dat toen waarschijnlijk
no
1)1 HICK .lAconsz. vklleht
DIIUCK Vi;r.r.l.ltT: H, •^i■■^,l,•l■ lliil.iijkeiskain.. <l,- [..lif ^nn Dies!.
ill lul hczil was van dcii AiilwLrpstlu'ii iiil<<i'V(.T |-"iaiis van \Vvnj»acrclcn. Op
liL'l iiiet arjJesiiecU'ii rxi'inplaar loch /ijii, l)ijiia .'i inrn. oiultr lu-t dcvies, de
lellcrsF.V.W. en licljaailal 1(>I;{ j-odnikt.
Hel dcvies van liel Aiilwci pstlK- St. Lucas^ild is, iiaar ik slellif,' mrhii, nicl
hel eenigc sink van ilicn aard door Vciii'il voor c-t-n kunstlii-vcndc vncHiii-
giiif^ onlwoipcMi cMi j^esiu'di'ii.
DIRICK JACOBSZ. VELLERT
Het was bij een bezoek tuiii het Biiisselsche Pienlenkabinel dat de
Directeur, de beer van Bastelaer, mij mededeelde dat in bet begin der xvf eeiiw
vele rederijkerskaniers dergelijke deviezen rijk waren en die waarscbijnlijk
bij feestebjke gelegenbeden, als het Landjiiweel, vcrspreidden. Tot staving
zijner nieening verloonde bij mij bet allermerkwaardigsle bandschrif't dat in
zijn kabinet wordt bewaard en dat docunienten betreiTende het te Antwerpen
in 1561 gegeven Landjnweel bevat ('). In dil liandschrifl toch zijn 29 blazoenen,
op twee na alle houtsneden, van rederijkerskameis die aan ilal Landjnweel
deebiamen, verzanield. Het viel mij lerstond op, boe bijna alien de opbouw
enornamentatie van Vellert's devies tot voorl)eeld hadden gediend. Bij nader
onderzoek werd ik echler bovendien vernisl door een l)lazoen dat in bouw,
motievenvoorraad en snede zoo geiieel met hel devies van 1526 overeenkomt,
dat ik niet aarzel er een nog onbescbreven eigenhandige ])rent van Vellert in
te zien. Een vergeHjking van bijgaande reprodiictie (-) met die van het devies
van 1526 maakt een nitwijding over de pnnlen van overeenkomst onnoodig(').
Tevens zal het duideiijk zijn, dat dit prentje waarsehijnbjk ook in bet eind
der twintiger jaren moet gedateerd worden en dus lang voor hel Landjuweel
van 1561 voor de rederijkerskamer de Lebe, van Diest, moet zijn gemaakt.
Hierop wijzen ten overvloede het wapen van Rene van Chalon, beer van Diest,
die reeds in 1544 stierf en bet wegsnijden van het jaarlai.
Ik hoop elders op het handschrift lerug te komen en te wijzen op den
grooten invloed die Vellert's twee i)lazoenen op die voortbrengselen der hout-
snede hadden. Tevens zal iXim mijn twijfel of ik ook het devies van den
Olijftak van Antwerpen {*) — een Restello in tre campi ! — met het jaartal
1556 cro/!(/prgedrnkt, voor een later werk van Vellert mag houden, misscbien
zijn opgelost.
Mel grootere beslistheid zon ik hem een andere houtsnede (een vrij
grool ornamentblad, boog 15, breed 28cm.) die ik in bet Londensche Prenlen-
kabinet vond {'") durven toeschrijven. De groot gesneden breedtevulling
(waarvan men den onderrand vergelijke met het acanthns-versierd profiel
(*) Het lis. werd in 1861 uitgegeveii door Ed. van Even, Hel Luiuljiiweel win Antwerpen
in 1561, met platen van L. van Petegheni.
(') De fotografie hel) ik aan de groole hulpvaardigheid van den Heer van Bastelaer
te danken.
(') Zie nog voorde besclirijving van dezeprent van Even t. a. p pag. 62. Opde plaat van
van Petegheni (pi. XX) is het jaartal 1561 ingevoegd en het opschrift aangevuld. De repro-
ducties vertoonen nieer veranderingen van data of opschriften. Ze zijn daaroni niet dan
met voorziclitigheid te gebruiken. De Heer van Bastelaer vermoedt dat van Even, aan wien
het handschrift toebehoorde, nog andere slaten dezer blazoenen bezat of kende zoodat die
veranderingen niet o]) louter willekenr zouden berusten.
(*) v. Even, pi. XIII.
1^) E. 8, 172 (portefeuille 8 der ornanientprenten).
112
^-^m^^^m
DIHICK VELLEUT : ORNAMKNT-FRIES
DIRICK VELLERTC'i : MERK VAN DEN DRLKKER
MICHIEL HILI.EN.
(Ill rtot-lissinii uiri Juannis Murmellil Rurenmndensis
I'apa putrorum, una cum ctrlhiimis Sijniaieos
prceteptonibus, Antwcrpeii, 1537, in-l-).
1)1 KICK .IMOnsZ VIJJAiKI
;i;m di' coiisoli- \;m lul DiisUr hlii/ocii) dii' i-rii ;iaii\vij/iiij; U- iiu'i'i' voor di-
idriililc'it van Vi-lk-rl im-l (i. I. moil Ik-i-Icii, is waaiscliijidijk ht-slc-iiid oiii
f^i'l)iuiUl tc woiilt'ii ill Ik'I aU'lit-r van den j^iasstliilder. Door /idk i-rii |)iTnlji'
()|) lu'l ^las ovrr k' IroUUiMi mofk'ii de- ^czi'lli-ii in koilcii lijd vvu linrizoiilak'ii
hand noirod lu'l)i)t'n kimiu'n krij^cn.
Hot Ainsk-rdanisc'lif I'rcnk'nkaliini'l luzil onck'r (k'n naani van .lacoi)
Cornclisz. noj^ twee kleinc oniaiiienlak' iionlsneden. die iioewei nu'ii ze wat
hull inolieven (') i)etrert wel met deze pienl kan vergciijken, loeli veel niiiuk'r
viol fjesnc'den zijn dan dat ze dezellde iiand zoudeii veiradeii.
Vim du tweede iiekenck' lioutsnetk' van onzen meesk'r, liel aai(ii}<e en
iiit ecn ciilUiiiiliisk)riscli oof^pmit zoo l)elan<<iijke jonfiens-en-meisjes-
sclioollje, ^at (iUiek eene goeck' re|)i(){iiictie naai' hel eenij,' i)eken(k" (iiiel al
tc t'laaie) Londensclie exemplaar. Metis niel noodig daail)ij nog stil te staan.
Het is lodi mijn i)e(k)eling niel zoozeer, Velleii's a'uvie reeds lui opnieuw k'
bcsclirijven, als we! wal Ik aan nieiiws over (k'n meester vond saani te vatlen.
Sleclits wil ik, liierin van (iliUk afwijkend, er nog op wijzen iioe Velk'it ook
liier aan zijn voinientaal van de twintiger jaren is troiiw gehieven. Houdiiig
en l)e\veging van liet iiieisje dat zicli iioven ietwat angstig naar den meester
sleej)!, van (k- twee moeik'itjes die l>ene(k'ii links-voor zijn gezelen (men vei-
gelijke iiet aeiiterste vroiiwtje met <k' Elisai)etli op liet prentje van ir)21, ii 1(1)
hel)i)en volkomen Vellerl's kaiakter.
Xog twee groote hoiitsneden zijn we! voor werk van Velieit dooigegaan.
R. Weigel (*) liescliiijl'l een pieni nit twee stukken l)estaan(k>, de Rijke man
en Lazarus en een aiuiere, twee mannen en een vroiiw aan een speellafel.
Ik ken alleen (k' rechterhell't der eerste preiit, die zieii in lul Amslerdamsclie
Prentenkaliinet lievindl en ik lien er van oveitnigd dat we liiei' niel met VeMeit,
maar met een werk van den waarscliijniijk ook oiider invloed van onzen
meester slaanden .Ian Swart te doeii hehhcn dat ik cidirs hoop le his|)reken.
Ken aiidere groote houlsnede daarentegen, dooi- Dodgson om uiterlijke
hoewel vrij sprekende redenen aan Jan Swart toegeschreveii ('), zou ik
geneigd zijn meer naar Vellert's steer te verplaatsen. Ik liedoel die prenl in de
breedte waar episcxien nil de geschiedeiiis van Johannes den Dooper worden
gegeven. De sieilijke krijgsnian links, de man wiens scliuin ophlikkend liookl
('i Molieven (iit- .lacol) (Cornells/., i^cliccl vii-i'iiui /ijii. /ell's zijn miTkw;i;ii difji- sluk v;iii
1512 (dus iiiisschieii in Aiilwi'ipcii ontslnan) wanrvan l)fill)crg in zijn l-'vithholtdndev in
Ilalien zoo {4ocilc arbccldiiificn i^al", tooiil de (rolliisccrcndc vcrwildcrinfi van iict Honais-
sancc-ornamcnl, wcllvc dczen niccstcr l<fnmcrkl.
(') Ktinsllager-Calalon, XXVIII, N'o 2l.')lf). 517. Ovi'i ^-cnonu-n door Nailer, Monofirani-
mislen, II, /WW. Weigel vornioedl reeds dat Diik van Slarde/elfde is als die Meisler DieUicli
de (>lasschilder, <loor Diirer in zijn daKverliaal ^enoenid.
('i liepeiiorhim /iir Kniislii'issenscluill. XXI. paj^. 'JHO.
113
/ UlilCK J A COnsZ. 1 ElJJUi T
hoven Ir'I niulitoriiiin van Jolinniics iiilsteekt on vooral hot profiel van dezen
laalsle dal men mt'l hot Clnislnslype van Vellert's prenten vergelijke, doen
aan onzLMi nieesler dcnkcn. I)e ^eheele van terzijde geziene Johannesfigunr,
de stand der beencn, dc diapeciing, veiioonen tronwens groote overeen-
komsten met een rnilje in de Heiligl)loedskapel le Brugge dat ik aan Vellert
toeschrijf. Mochlen wij hier ecliler me! een eigenhandig werk van den
nieesler te doen liehhen, dan zoiiden wij liel om de stroefheid waarmee vooral
de aehtergrondfigmeti gesneden zijn, een van zijn vroegste proevcn op iiet
gel)ied der xylograpliie, een werk van + 1520, moeten achten (').
De Antwerpsclie iioulsnede Itiedl nog een rnim veld voor onderzoekingen.
Het is niet onwaarsehijnlijk, dai Vellert bij dal onderzoek eenige vaste punten
zon kuiineii hieden. Bij het doorzien van Antwerpsclie dridvken tussehen de
jaren 152(1 en 1550 zouden vernioedelijk wel Iionlsneden welke Vellert's hand
of zijn invloed veri'aden, gevonden worden. Ik althans meen, hoewel ik
mijn oordeel, sleehls op kennis van reproduclies gegrond, niet dan aarze-
lend wil geven, dat tiie hand ol' die invloed zich verraadl in een drietal gefi-
gureerde Antwerpsche boekdrnkkersnierken die ik bij van Havre at'gebeeld
zag. O Vooral die grimmig bewogenTijd(Salnrnus)met zijn fantastisch schild,
die hier nevens gaat, inaarook de andere Tempns, eveneens een merk van
Michiel Hillen ol van Hoogslraelen, die met zijn sikkel zoo goedzich heel't weten
te stellen in de postuur van den Adam op Diners gravnre (B. 1) en die rijk-
getooide Fides onder een boog vvaar gi'oote acantluis-s-spiralen de hoeken
vullen (merk van Jan Roelants, maar blijkbaar een late druki ze deden mij
bij den eersten hlik aan Dirick Vellert denken.
Nog een andere, i)elangrijker houtsnede van + 1530, de Triomf van
den Antwerpschen medicus Jacobus Castricns, welke von Loga in een artikel
dat vergezeld ging van een uitstekende reproductie op de ware grootte (^)
besprak en hoewel aarzelend aan Hans Holbein toeschreef, zouden wij ons
zeer goed kunnen voorstellen als in Antwerpen onder Vellert's onniiddel-
lijken invloed ontstaan. Het vrouwelijke gezichtstype verbiedl ons voorloopig
aan Vellert zelf te denken, en ook wanneer wij wilden aannemen, dat hij de
teekenaar was, zoiulen wij veel op rekening van den tussciienpersoon moeten
stellen (*). Maar het eehl Italiaansche, aan Pelrarca ontleende gegeven der
(') Met (Iczf ZDU (l:iii misschien wecr die lioiilsiieile die wel ;i;m Hieroiiyimis Boscli
toegesclireveii woiill, </<' \'ci:oekiii(/ iHin Antoniiis, van 1522, Ic vergelijken zijn. Men Ictle
op de l)eliiindclini< v;in dcii iiooni en zijn gel)laderle op den vooi'grond.
(■-) Mnrqius Tijimgrajihiques dcs Impriinenrs el Libvaires Aiwersois, I, |). 216-2I<S. II, p 217.
( ') .Jahrlnich der Konii/lich Pieussischen Kiinstsanimliiiigen, 189't, pag 58, 59. 1)e kennisvan
dil arlikcl dank ik (Campbell Dodgson die mij levens niededeelde dal andere exeniplnren
(iezer prent zicli in Karlsrulie en Dresden bevinden.
(*) Helzelfde zou het geval zijn met het door Kiisteller aan den xylograaf der Triomf
toegeschreven merk van Jan drapiiens nfgebeeld bij van Ilavic, t. a p I, p. 189.
.114
i)Hiii:h lAcons/. vEi.LEur
Iliad llollx'in in
Tiiomli'ii — Iiet l)ij Gliick argcl)ecl(le riiiljc ( lirussfl, (ioldsclimidl) lawijsl Jul —
was Velk'il iiii-l viccmd. en ecu f<ro()ti' leckciiiiiji in Dirsden die lu-m loff^i-
schrcvi'ii wi-rd v\\ dir iU hdc-r liifi liooj) ;d k- hi-i'ldrii, ^t-ftt wi-l piinlon
van VL'if<elijkii)|4.
Dc fc'iiif^c rt'dt'ii die von Ln^a cr Uu- liiarlil, voor dit
.\iit\vt'i|)fii ()|) tf lioiuk'ii, dc iiu'l dc
gerinj^t' waardo dcr Anlwcipstlic
houtsnede van dien lijd nict ovi'ictii
te brengcii voortren'clijklH'dcii tki
Tiinnif, iu'cfl voor oiis gcen kkni.
Kami hlad als Wdk-it's Llicasdevies
van ir)2() iiiaakl l-lmi vooiarji;aande en
volgcndi' ontwikkflinj* in Antwcrpcn
ook van dc/.t' tak diMhc'cldcndc kiinst,
zoor waarscliijnlijk.
KOPERPRENTEN
'li'n alien lijde iiel niccsl hekond
/ijn nil i.\v\\ aard (k'r zaak Velk'il s
in vek' exemplarcn gediuklc, van zi jn
nionof^ram voorzifiii- kopoif^iavmcn
en ctson gewecsl. Ik'l is dan ook dil
(puvre niel uilzondeiing van dc ir)44
gedak'erdo zondvk)ed hiiincn licl
lijdperk 1522-152G li}<f^cnd, dal op
Dirick Vcllcii eon al te eenzijdi<4 liclil iieetl f>e\voipen en zijn bovendien nof<
(k)or een zeer l)ijzondeze k-elmiek l)cpaa]den stijl van ecu vijllal jaien Iieell
doen aanzicn vooi' lict onvciandeilijkc wezen \an /ijii knnsl.
lui loeli is liel, niccn ik, nicer dan waarscliijnlijk. dal icn kmistenaar dii'
reeds in 1511 viijmeester wcrd, in l.")2() Diner's hezoek aan Anlwerpcn
heleekk' en nog in l.lli*) werkzaani was, en die bovendien zoo opensk)nd voor
nieuwe invloedcn, zieb wel aan dc Vlaaniseli-irv eeuwsehc tradilies, eerst
niiseliien ondei' invlocd van dc Leidscbe school, laler, onder dien van
Diirer zai bebben nioek-n onlworstelen, oni zieb (en slolle, ook dit aks
logisclie eonseqiienlie van zijn reeds vroeg biijkenck- llaliaanselic voorlieklen,
aan te sluiten bij de Ralaellesken.
Voor Vellert's vroegen stijl nil kunnen zijn prcnlen ons niets ieeren.
Daarentegen beel't dc l)ij (iliick praelitig gereprodueeerck' groote zondvk)e{l
door zijn (hilnm Ifvl I tot bewijs gediend dat bij, terwijl in (Hen tijd l)ijna al
zijn landgenootcn ollcrden aan de goden der Italiaanscbc Hcnaissancc —
OlliK.K \i;i.l.i:nr : si. Chrislomi.
(Pnss. III. p. 21.
115
1)1 RICK JACOBSZ. VELLERT
Rafaels tapijtcartons waren reeds + 1517 in Briissel venverkt — tusschen
1526 en 1544 een groote mate van nationale onal'hankelijkheid bewaaide.
Ik aclit dit hewijs niet afdoende. Toegegeven moot worden, dal, al draagt de
zware nuisciilatiuir der naaktcn dc ()nmiskenl)are teekenen van Italiaanschen
invloed, een groote gelijkmatiglieid van
Icchniek tusschen deze prent en het gia-
|)hiselie werk der twintiger jaren bestaat.
Wamieer ik echler aan de hiervoor ge-
sclietste ontwikkeling, mij steunend op
l)iiiten Vellert's graphische werk liggende
gegevens, wilde vasthouden, zouden voor
deze gelijkmatiglieid wel verklaringen te
vindeii zijn. Het zou kunnen zijn, dat de
ontwikkeling van Vellert's graveerkunst
niet met die zijner teekenkunst gelijken
tred liiekl. Bovendien ware het niet onmo-
gelijk, dat de nn hekende exemplaren,
evenalsdat hetgeval was met hetSt.Lucas-
gild-devies, alle gedrukt zijn van een in
de twintiger jaren ontstane nuiar opgesneden en van het jaartal 1544 voorziene
koperplaat. Wel moel het vvegslijpen van het oude jaartal — indien dat noodig
was — met groote handigheid zijn geschied, maargeheel onmogelijk lijktmij
zoo'n hewerking niet. In de goede Londensehe drnk is de steen met jaartal en
monogram donkeriler getint dan haar omgeving ('). Wij mogen ons dus niet,
wanneer wij meenen hij Vellert ook na het jaar 152(i een verandering van stiji
te kunnen aanwijzen, alleen door de 1544 gedateerde zondvloed daarvan terug
laten houden.
Bartsch beschrijlt van Dirk van Star 19 prenten. Passavant (III, p. 24)
kent er geen andere « si ce nest un St. Christophe qu'Otlley a Londres doit
avoir possede, mais a propos duquel des notices precises nous manquent ».
DIRICK VELLKHl':
.Mnii mcl Waiu-nscliiki. (li. IS)
(*) JouBEHT (Manuel de I'Amateiir d'Eslumpes, III, Appendice p. 279) iioemt, helaas
zonder oiusclirijviiig, een eerste staat van liel blad in de veiliiiji Duraiid (1821). — Bij Huber
en RosT (Manuel lies Amateurs de I'Art, deel V, ]). CGl wordl van de Zondvloed gezegd, dat
ze geleekend is : D. van Stern fee. (sic) 1523.
In het exenii)laar van Gliick's artikel dat aan den overteden Oud-Directeur van het
Anisterdanische l^rentenkabinet, den Heer J. Ph. van der Kellen behoorde vond ik uit den
Catalogus der veiling Marshall, 30Junil864, onder N0414 aangehaald : The Deluge. First
stale before the coarse stippled work over the figures, hitherto undescribed and perhaps
unique; from the De I'ries collection.
Deze wat uitvoerige mededeelingen. in de hoop dat de « eerste staat » nog eens aan
het lichl moge konien. Wij zullen zien dat van der Kellen van nog andere prenten ver-
schillende slaten beschreven vond of kende.
116
1)1 HICK .lAcoiis/. \ i:lli:ht
Ik was /.()() j^fliikki}; ilil priiiljo in lul Loiuliiisilu' kiihinrl ;i;iii [v trt'lloii en
geef cr liier dc ropioiliiclif op wait- f^rootlo van.
Hocwel lu'l nionof^iani ontljicekt — hot t-xcinplaar is, nucn ik, van
ondoren nicl zoovii-l alj^fsnt'drii. dal Ir-I daarhij verdwcntn kan /ijn — moet
dit aardif^i' prenlje, waar vooral licl j^eziciil van den dDodvernioiiden (^hri-
slollel zoo expressiel is, zonder aarzeiinj> aan Vellert gcfjevcn worden. Het zai
wel cen van zijn allereeisle pienljes zijn. Daarop
wijzen, helialve lut onthieken van niono<<iam en
jaarlal (*), liet lanulijk kieine Ibrinaal en de nog
vrij somniaiie l)ehandelin<> van liel landseliap. Van
Diirer's veiseliillende C.liiislopliorus-voorslellingen
diende niisstliicii de liewogen lioulsnede van onge-
veer ir)()U (B. 10 1 ) lot vrij gevolgd voorbeeld, terwijl
bij de techniselie l)eliandeling van den boomslronk
en bel er omheen groeiende gras een andere vioege
gravuie van Diner, de Vaandrig(B. <S7). welker in-
vloed ik ook in den aelilergiond van den .Man met
den doliijn nieen te bes|)einen, aan den beginner
een k()stl)aar iioiivasl zal bebben gegeven.
Van Velierl's zeldzanie overige kieine prenljes,
meesl l.Vi'i gechdeerd, gaan bieri)ij verscheidene afbeeldingen. De zoo jiiist
genoeinde Man met ilen doHijn vindl men in niijn ecrste arlikel.
De merkwaardige op zijn rug geziene krijgsknecht die met zijn rcchter
hand op eoquette wijze een doodsl)een hontll en met zijn linker het raadsel-
achtig wapensebildje, dat ons met dal door- de Naakte vrouw gehouden (B. 19;
l)ij (iliiek algebeeld) niissebien eens de viji'-stralige ster in Vellerls monogram
zal lielpen verklaren (^), is van die vroege prentjes wel een van de sierlijkste.
Het geetste goudsniidje, St. l-".ligins V, (B. II) is ook daaroni van belang
omdat bet Rembrandt waarsebijnlijk zal geinspirccrd bebi)en bij bet elsen
van hetzeltde onderwerp. (^) Wel nierkwaardig, dal het aanbeeld op Bem-
brandt'.s prentje de C-spiraal vertoont : men zon er nit willen alleiden dal de
Hollandsehe zeventiende-eeiiwer nog ander werk van onzen Aidwerpe-
naar kende. Overigens zal ik nog gelegenheid bebben er op le wijzen, dat
;*) Ik rcproduccerde vnii (1. I's groteslce dcii ccrslen slnal v66r liel ju:irtal 1522 Van
Maria en Anna met licl Cliristnsl^ind iH. 7' wordt in R. Weigel's Kunslauellon van 10 Juni
1861 een slaal voor lict jnarlnl ir)22 en v66r"3l Dec. » besclireven. i.\anU'el<eiiiiii4 van der
Kellen).
C) Aan de duidelijl< veiseliillende arceering in laalslgenoenid preiiljo scliijiil men
echler in de 16'' eeuw nog geen lieialdisehc belcekenis le niogen heclileii.
('i Haktscii, 12.'{. Met was Jlir. II. 'IVding van Herklioul, Omlerdireetciir van 's Hijks
Frcnleiikahinel te Anislerdani, die, loeii Ik hem Vellerls prciit wees, onmiddellijk aan liel
elsje van Hembramit daclil.
DlliU.lv .
('■otidsmidje, (B. 14).
117
DIRICK JACOBSZ. VELLERT
Velleii qiialiteilen bezat die hem eerder tot een voorloojier van Rubens dan
van den Hollander stempelen.
, Eenige van Vellert's vroege prentjes vertoonen reeds den invloed van
Italiaansche gravuren. Ik plaats liier de Maria en Anna met het Kind (B. 7)
DIRICK VELLERT:
Mari.i. Anna en het Kind, {B. 7).
van 1522 naast een prentje van Marcanloon (B. 172) waaraan het door compositie
en afmetingen (ze zijn bijna precies even breed) na verwant is. Te opvallender
is daardoor het verschil in karakter van het droog-architecturale Italiaansche
en het intiemere Nederlandsche prentje. Een vergelijking is voor ons van
waarde, onidat ze weer toont hoe Vellert een Italiaansch gegeven verwerkte.
AUaert Claesz. die ook veel ornamentmotieven bij Yellert zal hebben gehaald,
gebruikte dit prentje op een dolkschede (Bartsch 13).
Van Marcantoon afgekeken zal verder wel zijn de uitvoerige dateering
(met jaar en dag) van de meeste van Vellert's prenlen. Ook de eigenaardige
door onregelmatige horizontale arceering en uitsparing der witte wolken
verkregen luchten vinden wij op prenten nit Raimondis kring, bv. van Marco
Dente, terug. Leerzaam is een vergelijking van Vellert's Venus (B. 11),
reeds van 1524 wel is waar, met Marco Dente's op een schelp staande Venus
(B. 323) voor de behandeling van water, land en lucht, en met die andere
mooie prent van Marco Dente waar Venus zich een doom uit den voet trekt
(B. 321), voor de behandeling der hurkendc naaktllguren. Het zij mij nog
118
DIRICK VlCr.LEUT : l)K WONDKBUtAUl-. \ ISl.HVANC.ST, ;B. :i).
119
UimCK VELLEHT : PI/niLS OP HKT WATEH. iH. 4,.
120
niKICK .IM.OHSZ. VKI.LEHT
vfioniloold, lu-l Villi vori'ii ^I'zic'iU' oiv.ic-lil vjiii Vrllcit's Venus Ic vcii^rlijkiMi
mil (l;il (icr Siruiu' v;in (i. Is }>i'ote.sko v;m l.'i'J'i.
Ill l.')2;5 hc'fiiiU Vollcrl tiitii voor zijii picii-
lon, mcl iiitzoiuienii<{ v;m /.ijii ilsjis van \7)1',\
I'M ir)2.")('). Villi zijn Veiuis cii viiii liot in vei-
h;iiul mot hot Schoollje besprokcii en liier
{<eiej)rotlucoc"i(li' piciitje vnn ir)24, de S' l^lisn-
helli mcl (icn hcdrhuir. ecu i»r<)()U'r foi iiiiiiil
:i;iii U' iK'Hic'ii. Zijn liiiilon^cwoon oiilw ikkeld
^cvoel voor iu'l hiiuiscluip kiiji^l mi ni'loncn-
heid zich k- uileii.
In C.hrisliis" onlniot'liiij^ nu'l dc Snniari-
laansclie (U. (i), wii-r vooioveihnijfcnde lion-
ding tMi hcwoj^eii linkcrliand ons bovcndit ii
slijlkoniiu'iki'ii van gioote waarde hieden, in
di ■^^'()ll(i^■l•l)a^c' N'isc'livaiiffsi (H. ;5) vooi'al ('),
in (k'li doorkijk op (k'li S' Ik'inard, kriji»t'ii \\r
dan die lijne vooiziclilig i»c'lipk' slukjes land
waar ecn paar luiisjos, wier ei I wordi arf<c'slo-
len door eon liok, liissolion lioomon soluiilon on waar eon hooggewclfd hrug-
.i4olje liel sniallo water voor de liaastig hewe-
gende kleine fignurljes overs])aiil,lerwiJI grillig
gevoiindo gevaarlen — zo lijkon krijlrolsen —
don liori/onl hegrenzen. Waarlijk — de hostn-
doi'iiiig van Volloir.s loi'koningon zai ons nog
ill die meening slorken — iiiol alloen Palenier
il .loos van Cleol' zijn in slaal gowoesl land-
siliap|)eii lo ooncipieeron zooals men or luin
-cmoenlijk looselirijl'l.
Van do pronlen dio moeslal voor Vellerl's
lioordliladon doorgaan, don Hornard on don
l.iioas (B. 8, '.)) gal' ik di' roproduolii' in niijii
oersle artikel.
()|) den van torzijdo gozionen S' Hornard
/:\\ ik, wannoerliij do hesproking van Vellerl's
i.iiu..Kv,,,.,Mn v,„n i: u M' I , i 1, lor k 11 iisl ^v sohildor.lukkoi, dor zooge-
^IS Z Z \D ■yk:5^;S£PIt^I4?j
DimC.K VKI.I.KKT
I'Miin oi> ceil Wijnvat. at. VI
JS- ,''-^ 1^-^wg
^L- '^^KSi
wtJEjf^^^
BKr|: -^.
S^^? 1 -'' ■:-
^7-\ /ill
(') (H. i:>, 17, I(i Vmm di' hi'idf l;i:ilslt. j^ccH ()|(lc>y in /ijn l";icsimilcs i !().'>, UKJi /.ciT
}{oedc rci)r<)<liu'lii's
(-1 l)c CliiisUis scliijiil Ml li()U(liii<4, Kclaatslrokki'ii on f^elinar hum kwaariliKiTwij/c wi-l
verwaiit aaii dicii van .Inn .lodsl s Opwi-kkiuii vim I.iiziiriis van lu-l allaar ti- Calcai'.
121
DIRICK JACOBSZ. VELLEUr
naaniile Blesgioep en van den Meesler der I'ticcliter Adoralie hchandt'ld
worden, nog niocten terugkonien.
Over den voor de schildenjen-kunde (') helangrijken Lucas die met zoo
gespannen aandacht de Maagd conterfijl, terwijl, in het kamertje acliler, een
gezel verf staat te wrijven, zal ik bij de toe.sclirijving van een lietzelfde
onderwerp hehandelende teekening aan ons
lid van liet Antwerpsche Lucasgild nog liet
een en ander knnnen opmerken.
Het spreekt wel vanzelf, dat wat ik in mijn
eerste artikel over de ornementaal-teclmische
ontwikkeling van den nog wat klein beverigen
S' Bernard (1524) tot den grooter en strakker
heliandelden S' Lucas (1526) opmerkte, ook
als een algenieener waarheid kan worden ge-
zegd. Bij een nadere bescbouwing van Vellert's
in zoo kort tijdverloop gesigneerde prenten valt
liet op, boe zijn eerst bijna angstig bewegend
i)urijn ten slotte met ietwat drogen maar zeer
vasten zwier het koper snijdt. Behalve aan de
prentjes van G. I. en den S' Lucas van 1526 is
die veranderde tecbniek zeer goed waarneem-
baar aan den i)ijna forscb gesneden zinkenden
Pelrus (B. 4) van December 1525. Het verscbil met den S' Bernard en zeifs
met den Clnistus door Satan verzocbt (B. 5) (-) van April 1525 is opvallend.
Bijgaande reproductie geeft van de twee exemplaren die bet Amsterdamscbe
Prentenkabinet bezil, den lateren staat, waar de te hooge rug van den Cbristus,
zonder dat de oorspronkelijke omtrekslijn werd weggeslepen, zooveel moge-
lijk is gecorrigeerd (^). Een zeer merkwaardige vlot gedane licbt-en-donker-
sludie voor deze prent die zich in bet Amsterdamscbe Prentenkabinet bevindt,
wordt in mijn volgend artikel, dat over Vellert's teekeningen zal bandelen,
gepubliceerd.
{Wordt voorlgezetl. N. BeKTS.
DIRIf.K VKLI.KMT: St Elisali.lli, I! Ill
;'i Als wij zoo (le door Frinimel met liet woord . Gemalilekuncle » aangeduidc liiilp-
welenschap mogeii noenien.
(-) Eeii vroege slant o Before the worli on tiie frouiid of llie Devils ornaiiieiited legging
and the broad shadow under the knee » wordt beschreven in den vroeger genoeniden
Catalogus Marshall onder N" 417 Aaiiteckeniiig van der Kellem.
('} Aanteekening van der Kelien.
122
EEN REMBRANDTIANUM
WiM
\\:\a: wiux'ii dc vcrnissiiij^i'ii, diu dc Roinliiaiulllilcrnliiur
in I'.KU) l)nichl, doch tUuiroiider geene, die op voldoeiulc
111 al'doLMide wijze dc sirijdvraaf* over de bfiianiing en
dr vc'iniiiiking dcr Xaclilwailil veniioilil oj) k- losscii.
Kwam dil door oi'ii Ickort in l)eijirii|)i'ii, ol' was liol ecu
lt'i.'iiilc in VGL-k'ii, die den doorsla'* iiicl wisl te geveii ?
A priori is ecu sirijd ow-r de l)eiiamini^ oiiiiootii_<» en overliodig. De tilel
<c Naelilwaclil <> \s ixilLoiucn jiiisl, waul zooals in iedere overlevering een grond
van liisloiische waarlieid sehuilt ol ailermiiisl een aanwij/ing daarloe, zoo
is ook deze naani voor liet eersl genoenid in geseliiirien der IS'' ceuw.
niel nil de luclii gegrepen, nocli opdal oogenblik onlslaan, niaar de beiUvini;
der oors|)ionkelijke volkshenaniing, die seiuijl'terni weid, waar- ze vroegei
slechls de gewonc vnlgaire l)elileling was geweesl.
Het volk noenide liet korpoiaalseliap, dat 's middags legen 1 nnr opirok
om de waelil voor de iiaelil le heliekken. eenvondig weg : naelilwaeiil (').
volgens de geljriiikelijke wijze diT s|)rieklaal, die i\v\\ oniselnijvenden hijziii
als adjcetieT voor hel zell'standig naainwoord plaalsl — een zeer gewoon en
Iierliaaldelijk voorkomend verseliijnsel der gesproken (aal, die o|) dnsdanige
wijze saniengestclde woordeii \iHinl, welki' als van zellgroeien en l)egii)pcliil<
zijn voor iedereen.
Als voorl)eekl van een zelt'de vorniing uioge dienen liel woord : \ nilnisinan,
waarvan eenieder de i)eleekenis kenl en weel, dat iiel woord de sanienliek-
king is der onKsehrijving : de man die liet vnil opiiaall, zoodal een andere nilleg-
ging niel niogelijk is. Deze kan eersl onlslaan als de grondgedaelile, die liel
(M l^cn fji'WooiiU', lot no;; voor korti'ii lijd l)('sl;i;in«io. Do ili-or A. Prcyor, kuiislli;iii(li"-
laar tc 's (ir:\VL'iili;ij4c en Ainstenlannncr vnn t^cboorlc, vcrlcll hoe liij :ilsjon;{cii mcl liel
volk en <ic op sh-nal spclemle jeu^^d tiitliep oni n:i:)r liel uptrckkcii van <le waclil Ic kijkeii —
precies /.ooals dal In Henibranilt's lijd ook ^^ebeurde.
12.<
HEX REMBBANDTIAMM
woord nitKikfe, is veiloien gegann en licl oiiderling veil);md niel iiieer
algemeen hekend is.
Dan ^v()ldl lui onlbrekcn van liet werkwoord een leenile, die op allerlei
wijzen kan woiden aangeviild en ligt hel voor de hand, dat het adjeclief
wordl beschouwd als het integreerend deel van het zelfstandig naaniwoord.
Op deze wijze zon de vuiinisman wordcn de man « zoo uiiil als vniinis >> —
op dczelfde wijze werd de nachtwaeht : de wacht, zoo donker als de nacht.
Het toeval wilde, dat een dergelijke uitlegging den schijn van waarsehijn-
lijkhcid kreeg door uiterlijkheden, die in den grond niels met de zaak te
maken hadden : het schildeiij, tlat de 18' eenw Nachtwaeht noemde, was
donker en zwarl, al was het dan ook niet zoo donker als de nachl.
Het had door den loop der tijden en der omslandigheden dnsdanig
geleden, dat de sehaduwen donkerder waren geworden dan ze oorspronkelijk
al waren en de iichldeelen in tegenstelling hiermede nog eigenaardiger, want
— en dit is natnnrlijk de grondoorzaak der onbegrepenheid — het schilderij
was dadelijk van den beginne at' in een toon geschikkrd, zoo verschillend
van dien van alle andere sclnitlerstnkken, dat hij aan een tijdgenoot (')
gewoon aan kicnr, open en glad als een spiegel, de verznchling ontlokte,
dat Rembrandt loch nicer licht in deze zaak mochi onlsloken heJiben.
Dit oordcel, nilgelegd volgens den locsland van hel dock in de 18"^ eeuw,
maakte dat het schilderij als MachliiHichl de beteekenis kreeg van het oplrekken
in de nacht. Onder welke verlicliting dit geschiedde, vanwaar ze kwam —
daar gafnien zich verder geen rekenschap van, totdat eiiulelijk werd onldekt,
dat het lichl, geborgen in de donkere sehaduwen, een lichtstraal was zoo
warm, zoo goud en lichtend als slechts een zonnestraal kan zijn.
Niet bij nacht, trek het korporaalschap dus op, maar bij dag, bij helderen
dag. Zoo bleek de benaming font, maar aan een poging om haar le veran-
deren kon niet gedacht worden. Ze was dermate vastgeworteld in het gebruik,
en algcmeen verspreid, dat ze muesi blijven beslaan en ze bleef. (-)
En naluurlijkerwijze bleef ze, niel door uiterlijke verspreidbeid alleen,
maar voornamelijk omdat ze logisch en volgens den gang der dingen was ge-
groeid en niet willekeurig en oogenblikkelijk was gemaakt.
Jnist het daglichf — oogenschijnlijk in de grootste tegenspraak met i\L'u
{') Samuel van Hoogstrateii. Inleijdiug tot dc Hooge Schoolc lier Schilderkonsl. Rotter-
dam, 1G78. Boek V. Cap. I p 176.
(-1 't Is opmerkclijk, dat de benaming liet eerst in Franschen vorm voorkwam. Het was
de tijd, waarin alles wat eenige beteekenis had of wilde Iiebben fransch moest zijn ; zoo
werd de hollandsclie uitdrukking in een fransclie onigezet, die al heel weinig edit klinkt,
maar des te duidelijker haar woorderlijke vertaling verraadt.
Niet nil het Fransch vertaalden de Hollanders, zooals Vosniaer in zijn Rembrandt US77i
veronderstelt, maar in het Fransch en vice versa.
124
EEN li KMIiH. \ SI) 7 7. 1 A ( M
lUKim « Niic'hlwnilit » is do cfnij^t' ri'tlilviuirdigiii'^ en jiiisic liillijkiiio. W'jnii
(lil (l;if^lic'lit is iiiol lu'l wijdc open iiclil van de oclilcnd-zon, nocli licl volk-
nili^c'gok-nc' van den niiddaj<, inaar iu-l die])C', f^econcoiilrierde Iiclil van den
laten namiddaf*, als ck- zon ijcojui ic dak-n vn (k' slrak'ii laaj^ vallfn in iioff
sicchls l)randen op vvn I'nkel punl.
Het is ht'l iiclil van ecu f»oudcii nii(kiag in Scjilcniijcr, waaioj) Ic^cn licl
uur van vicicn aik's liaadt in Uialslen j^nkien t>i()L'd, in een schitlciinf» zoo
inlens en slcik als allcen in dezc niaand van diep liclit niogclijU is.
Hcl liilil, waaroiidiM- Hcnihrandl dc waciit voor dc naclil sciiiidcrdo, is
lu't Iiclil, waaroiidcr liij liaar zaj" o|)lrc'kkcn, allerniinsl eon wildc I'anlasic of
een opzeUelijk gezoclil elVekl, niaar de volkonien werkelijklieid en dil in zulk
een slerke male, dal zells licden len dage het scliikleiij, zoo men liel eeni<4s-
zins fjocd wil zien, door liel late zonliclil moet beschenen worden.
Renihrandt wilde voor alles de waarlieid. De gioole slrijd, dien liiJ in zijii
opdraclil aaiilioiid, was jiiist die Icgen de manier en convenlic. Zijn scliut-
leistuk moesi leven, nioesl ademen, liel moest de menschen geven, zooals ze
zicii in lut weikelijke leven l)ewoj<en.
Zooals liij de scluiUeis onder aanvoeiing van Banning Cocq zag opruk-
keii — zoo scliilderde liij ze, in liclit, in kleur, in atmosfeer, in alles. Zc
waren en werdeii de waclil voor de naclil en kuiiiien ook iiooit aiiders
geheeten worden als; de Naclilwaclil.
Van veel groolcr belang is de strijdvraag over de verminking, die niet
sleclits de uilerlijkheid raakt van eenige millimeters bcschilderd dock meer
ol minder, maar grijpt in het innigst wezen van Rembrandt's kunst, en reiki
lot het groole begri]) van individneele sche])pingskracht.
De strijtl oiilsloiid dooidal er gegeveiis waren, die diiidden op een
alsnijiling, leiwiji aaii den anderen kanl deze voor waardeloos werden ge-
houden. Hel zij dus zaak naiiwkenrig na le gaan, in hoeverre ze werkclijke
waarde hebben voor de veronderslelling der verminking of wel in hoeverre
zij de niogelijUlieid in zicli shiilen tot een liypolliese in tegenoverge-
slelden zin.
Ze zijn tvveeerlei aard. De eene categoric vormcn de overleveringen, dc
gclnigen in gcscliririen en aicliivalia — de andere de realia, in vorm van
co|)ien nil dvn eigen tijd.
Daar allecn de lanlsle licl laslbaar bewijs van een al'sMijding knnnen
geven door aaii Ic looncn dalgcnc wal argesneden is, zal ik iiiij lot lu'ii allcen
be])alcn (').
(<] Voor (ie i-ersle vciwijs ik n;i:ir iicl iiilslekend >^c(loi-iimciitcoi(l sink vnn 0' Jolr
Dyscriiick, in de (ii<h van Noveiiii)<.'r l.S'.K).
125
EE\ REMBRAXDTIAXUM
Hct zijn : liet schilderij in klein t'oniiaal van Gerrit Liindens, gemaakt
+ 1660, tegeinvooidig in de National Gallery in Londen, en de teekening in
het lainiliealbnni van Banning Cocq, al'geslolen in het jaar 1655, Ihans helioo-
rende aan de breeders Jh"" de Graeff to 's Gravenhage.
Van deze beide is natuurlijk de teekening het meest onmiddellijk gegeven.
Ze werd gemaakt voor Frans Banning Cocq zelf, als boekstaving van het
t'eit, dat hij zich op dnsdanige wijzc met zijn korporaalschap had doen
schildoren.
Door hare aanwezigheid in het herinneringsalbum der familie werd zij
deel van het I'amiliearchief en is dns haar juisthcid even hecht gewaarborgd
als die der lamiliewapenen.
De copie, gelijk elk albumwerk, is qua uitvoering en gelijkenis een groot
prill, gemaakt door wie weet welken teekenmeester of amateur-schilder, maar
als gegeven is zij van de grootste positieve waarde door juistheid in vermelding
der feiten, en in weergave van het aantal en de opstelling der personen.
En zoo zien we, belialve een nitbreiding naar alle kanlen, dat voorna-
melijkrec'hts(*)er twee personen, het hooid van een kind, een stuk van een briig,
een arm etc. meer zijn dan op de Nachtwacht, zooals we haar nu kennen. Het
overig gedeelte is hetzelfde ; het te-veel in de copie is bijgevolg een tekort in
het tegenwoordige stuk.
Hetzelfde geldt van het schilderij van Lundens. Behalve zijn eigen copie-
eigenaardigheden, natuurlijk afwijkend van die van de teekening, toont het
een zeli'de opstelling, een zelfde quantum van massa's (in den groep van de
twee figuren rechts is het hoofd van het kind minder goed te onderscheiden)
en bewijzen dus, onafhankelijk van elkaar en teekening en schilderij, dat aan
de Nachtwacht een deel compositie is ontnomen.
Is dit deel echter van zulk een ingrijpende beteekenis, dat men het rechl
heeft van verminking te spreken'?
Meermalen is beweerd. dat de Nachtwacht overhaast zou geschilderdzijn,
zonder eigenlijke voorstudie, voor de vuist weg, met alle onregelmatigheden
aan een impulsie eigen.
Deze meening is alleen al daarom onhoudbaar, omdal ze technisch onmo-
gelijkis. Hoe zou Rembrandt, die nooit tevoren een schilderij van zuike afme-
tingen had geschilderd, zich zoo maar, op goed geluk op een dergelijke
wijdle van doek wagen? Gewoon aan klein, beknopt formaat, begon hij
natuurlijk met zijn compositie in het klein op te zetten om ze later in het
groot over te brengen. Hij maakte eerst een voorstudie, het « egte » model, dat
fM Op het scliikierij ; links van den toescliouwer.
126
/';/;.V HEMIiH. 1 SI) 7 /. I .\7 .1/
hilcr in l)ezil kwani van den lu'cr Hociuleini.-iker en lioogslwaaiseliijnlijk van
lu'lzelfde t'onnaal was als het sehiI(l(Mij van Liindens, die zeer zekei- niel de
<<r()()te conipositie vt'iUlfindf, niaar iiaar een heslaande kleine sludie copieerde.
Niel alleen. dal nialeiieei een voorsludie sliikt noodzakelijk was, niaar
nioreel i)ijna noj> nieer. Hel doelenstnk, dal de leactie nioest zijn leyen alle
bes(aande schulleislnkken, dal het « nieuwe « moesl brenf>en. vooral door
zijn opzel, door de verl)reking der onhewccglijke porlretlenrijen, door Iiel
scbilderachlig-nalniirlijke — dal sliM< van nitdaging zou niel overdachl,
heslndeerd en nog eens overdaclit zijn?
Het leit alleen, dat de Xaelilwaclit door tijdgenoolen ook werkelijk weid
begre|)en als l)renger van iiet nieuwe, als drager van eigenscliappen, die aan
de vooraigaande offieieele knnst ontl)rakcn. dal ze was schUdenuhliij ixiii
ijeihtchlc. zti'ierifi ran sproiifj, volgens van Hoogstraeten, i)ewijsl hoe lieni-
brandt er met heel zijn geest aan gewerkt had, hoe " doordaehlig » < ') hij
gesehilderd had.
De Naehtwaeid was volgens een vaslen opzel opgesleld en nilgevoerd :
aehler hare hannonie van schijnhaar willekcurige lijnen seluiilt een heehte
synimelrie.
Wei nioge hel niiddelpunt van onderwerp zijn, de groole liginn- van
Frans Banning Cocq : hel eigenlijk niiddelpunt van eomposilie vornil de
poorl. Zij is de ruggesleun, waar iiel overige zieh aan vast houdl en vanwaar
hel uilgaal.
ledere niassa aan den eenen kant wordl gesleund door een gelijk quantum
aan den anderen kant — hel vaandel en schild; (') het eene lichtpunl wordl
overgenomen door hel andere — mcisjes en luilenanl: de eene middelpunl-
vliedende kraehl door de andere — Jongen en hond ; (h' zij-slulten aan de
eene zijde door die aan de andere — loesehouwers en tamhoer, heiden zieh
bewegend naar hel niiddelpunt toe.
De ()|)slelling is die van een driehoek met gelijke zijden, van een wig,
met lot eind|)unl de figuur van Banning (^oetf.
Op de vasle iiasis van regelniaal, hel overblijlsel der vroegere kunsi,
bouwde Remlirandl het nieuwe, door deze basis onzichlhaar le maken. met
gelijkdragende figinen aan weerszijden. De wijze waarop Iiij het dwd, is
bet sehilderaehtige der gedaehte. De seluilters alleen wareii voldoende
,'*) Uitilrukkitiij v;iii vnii lioiii)r:iki'n.
(') Dit schild, dat 1)' Dyscrinck voor nlcl-Reiiii)i:indlick lioiult is wel dctjeliik van
Rcmbrnndl zelf. IIcl is de (|uil:inlic van het schiidcrij, drajjend de nanieii der I(i helalende
schutters en de reslanl der Iradilioiiecle kuiisl, die een derKclijk eti(|iicl verlanjjde mien
denke aan het papier met de iiamen op de Analoniische I.es). Als deel der conipositie werd
het niet henrepcii ; vandaar dat het niet op de copieii voorkoml. oindal in zoo kleine afnie-
ling de namen loch niet leeshnar vvaren.
127
EKN REMBRANDTIANUM
gewcest. m;uir ter wille van waarheid en iialuuiiijkheid, die hij wilde bcreikeii,
nam hij Uiiuleren, een liond, toeschouwers in zijn voorstelling mee, zooals dit
ook in liel gewone leven voorkonit.
leder deel kreeg zijn eigen draagkrachl, iedere figniir behoorde tot het
geheel. De totale opzet werd daardoor zoo vast in elkaar geschroefd, dat ze
ondanks alle schijnbare beweging, alle verwarring van loopende beenen,
uitgestrekte lianden, gevelde speren, volkomen onbewegelijk is. De figuren
komen geen stap van hun plaats, ze gaan nict vooruit.
Natnurlijk dat in znlk een vaste constructie elk ontbrekend deel de
eenheid der opstelling verstoort en een ongelijke afneming van af het middel-
punt een volslagen verminking beteekent.
De at'snijding van het rechterdeel ontzenuwt de kracht van opzet en
verbreekt het evenwicht. Het schilderij wordt topzwaar, dc figuur van Banning
Cocq valt buiten de lijst, dit des te meer, omdat ze een voortschiijdende
beweging heeft en een stuk van den voorgrond is weggenomen. Door het
verlies der toeschouwers is dus het geheel uit zijn verband gerukt.
Dat, ondanks het gebrek aan evenwiclit, ondanks liet top-zwaar zijn, de
Nachtwacht door het groote publiek tocli wordt gehouden voor een onge-
schondcn gelieel, is zeer begrijpelijk. Het pnbliek heeft geen pnnten van ver-
gelijking en is dadelijk in beslag genomen door de figunr van Banning Cocq;
verder reikt noch het oog, noch de geest. Maar dat een knnstenaar en boven-
dien kunstkenner de Nachtwacht voor onafgesneden verklaart, is een meer
dan verrassend feit.
Jan Veth, schilder en doctor h. v.. heeft luide de meening verkondigd
dat het schilderij zooals het nu is, edit remi)randtiek is en daarom van een
verminking geen sprake kan zijn.
Zijn meening heeft hij tot een stelling in de kunstgeschiedenis gemaakt,
die wel van alle kanten heftig aangevallen, toch nooit in zijn geheel is
vernietigd. Men zou dit aan haar werkelijke sterkte moeten toeschrijven,
ware het niet dat de schuld aan den kant der aanvallers lag
Voor de knnstgeschiedenis kan er nanwelijks belangrijker onderwerp
bestaan dan de verdediging der individneele knnstschepping tegenover critiek
en wetenscliap, alleen steunend op het heilig recht der kunst zelve.
Dat Jan Veth, Reml)randt voelend in de Nachtwacht zooals ze nu is,
het stnk als kunslenaarssciiepping wilde verdedigen in tegenspraak met
erkende feiten en bestaande werkelijkheden is een zaak den echten knnstenaar
waardig, die gestennd en gestuwd door eigen overtuiging, alle weten omver
gooit. Geen pleidooi, dat men zich schillerentler kan denken —en geen dat op
(i^xaii
/•;/:.\ mjUiit.WD'iiAM)!
armzaligci- wij/.i' wi id <>tv()(.r(l. \V;iiil hni Villi l)krl< iiii-l li- zijii dc kiinsle-
naar van (iods "{(.■iukIc, m;iiir dc kiiiislj4tk(.rck', die wrU'nsilKippelijk doel
en ill /ijn {•ek-erdiu-id iirt iiriii'i iirlil dcr kiiiisl verkraciil.
AKs criticiis voikk' liiii Velh, d;il ;iik'iTiisl ik- ifaii;i onscMuKk'lijk •^cmaakl
moesk'ii wonitii, wiidf hij iris iiu'l dc Xaciilwadit kiiiiiicii aaiivaiificn, /i-H's
al was /A' ill zijii ooi^i-'ii iio^ /oo rcininMiidliok.
De teckeiiiii^ in iiet ianiiiicallmm cii iiet schiklfiij van Liindcns inoesten
als copien van tit- baaii gesciioven voorwaar j^eeii geniakkfiijkf laak,
niaar it wt'rd mccr kiom gepiaal wal rttlil was en zoo ook liier.
Zijn keele pk-idooi gaat nil van IkI kewijs nil liel ongerijmde : gosleld
de Xachlwaclit ware argcsneden, dan zonden dize en gene figiiren niel tie
specillek lemhrandlieke hek-ekenis hei)l)en, die ze voor niij, Jan Villi,
hel)l)i'n ; (lit kan niel ; de Xachlwaclit is dus nicl al'gesneden.
De vei-dediging van deze eigenaardige stelling nioet noodzakeiijkii wijze
tot even eigenaarilige en ingewikkelde redeneeringen leiden.
Xn lu't bestaaii van Iwee copieen, onal'iiankelijk van elkaar.onniogelijk was,
werdeii de Iwee zellslandiglieden tot een geiednceerd en wel op deze zeer een-
vondige wijze dal de teekening weid verklaard lot de scliets van liel schilderij.
Voorts was liel schilderij geen copie, maar fanlasie, eigen maaksel, gelieel
voor rekening van Lundens den lantast.
Deze, die op zeer inliemen voet met Hanning (".oeci selieeii le verkeeren
kreeg le hooren. dal er in liel schilderij van Uem!»raiidl diiigen waren die
den kapitein niel kondeii hevallen en die hij iiioesl zieii te verheleren,
waartoe hem het ramiliealhuin als schetshoek ter beschikking werd gesteld.
Lundens kweet zicli zoo goed van zijn laak, dal liij naar de leekening
een schilderij inoelil maki'ii : de kimdeiis-C.oeii lanlasie. Want den kapitein
ten belie\e. dii' vooral de hehoeile silieeii le xoelen oni de plaals van liande-
ling diiidelijk voor oogen te hebbeii, iiiaakle liij I'eii giooU' ii'ep. reehls aaii
bet schilderij van lU-nibrandl bij.
« Door liel aanbreiii^eii \aii een sink, waariiiee liij ( 1, lindens i de lie/waien
tegen bet kra|) algesneden zijn van den ziltenden sergeant mel den hellebaard
teveiis glansiijk overwon, kreeg hij aan dien recblerkant van bet sebilderij
de gelegenheid een ai eliileelonisclie eoniinenlaar o|) heel de plaatselijke ge-
steldheid te geven. De jongen met den kruithoorn bad fciiixitKliy (*) een sink
le rijzen en kenixelijk de lenning le pakken en de schilder kon dan. door hel
daarnaast verjiassen van een brng nuuirtje, waar nog een toogje onder kwani
le zien, eens en vooral dnidelijk maken, dal men met een sladspoorl. waar een
graclit en een king bij le pas kwameii. te doen bad ". — zoo sehiijll .Ian Veth.
(') Ik cursivciT.
129
EEN REMBRANDTIANUM
Het door en door valsche dezer redeneeriiig voelt een ieder dadclijk
instinclniatig, zonder daarom nog te kunnen zeggen, waariii het onware
precies schuill. Geen wonder dus, dal de aanvallers van Jan Veth, niet
wetendeaan welken kant de stelling omver te gooien, hun krachten verspilden
aan allerlei kleinigheden en aan bijkonistigheden bleven hangen.
Want het I'eit dcr al'snijding l)erust niet op (hit waf Durand-Greville, de
hardnekkige tegenslander van Jan Veth als slotvvoord in het hiatsle nunimer
van Oiid-Holland (*) aanvoert — op het al of niet ziciithaai- zijn van verniinking
aan de randen of van gaten van spijkers, noch op de lantasie van den teno-
menalen Linidens, die een trede niet of wel liorizontaal neemt. een gezicht of
pupil te hoog of te laag aanbrengt, een venster verduistert of een baan aan een
vlag bijniaakt — maar enkel en alleen op de wet der individueele scheppings-
kracht.
Er is geen knnslenaar die het werk van een ander kan voitooien of aan-
vullen op zulk een nianier, dat dit volkonien logisch en als gegioeid lijkt
nit den geest van den maker zelf, en het ontstane als geheel niet anders
denkbaar is.
Geen schilder, geen Lundens of wie ook, kan aan den wegloopenden
jongen van Rembrandt den greep van den arm geven dien hij heeft, de
spontaneiteit van bevveging die sj)ringt nit het lichaam zelf.
En dit niet omdat de jongen een iigunr van Rembrandt is den grootsten
meester, of Lundens een eopist is van den deiden rang, maar omdat zulks
menschelijk onmogelijk is.
Gesteld, dat van de jongens-figuur niet anders bekend ware als het stuk
dat men op de Nachtwacht ziet en er werd gevraagd het ontbrekende gedeelte
aan te vullen, hoeveel aangezette armen zou men te zien krijgen, hoeveel
bewegingen, behalve die van het vaslgrijpen van een leuning, van wier
bestaan niemand weet ?
Men denke slechts aan de voorbeelden der plastische knnst, waar de
beweging door de ligging en blootlegging der spieren zooveel gemakkelijker
is na te gaan dan in de sehilderkunst.
Hoeveel restauratie's van de Venus van Milo heeft men niet gezien, hoe-
veel houdingen en bewegingen, behalve de ware. Deze bleken naderhand
zoo eenvoudig, zoo natuurlijk dat een ieder ze als van zelf sprekend vond. En
toch waren ze niet gevonden, ondanks het feit dat in de okselholte de aan-
hechting der armen aangegeven was.
Hetzelfde met den Laokoon — een figuui' in heftige beweging, waar-
door de spieren tot het uiterste gespannen zijn. Over geen figunr is grooter
(') Tweeile nfleverinf;. Vicr-cn-twiiiligslejnnrgnng, puji,. 77
130
/•.•/•;.v HEMiiHA M)rr\ st;M
sliijd van slijl ^rvocnl, van j^ccii lif>iuir wcrd du liorslc'lliiij^ ziilk cen oiidri-
WL-rp van kriliik — i-n l)ij ^ecn lij^iiiir was de vondsl van lu-l onlbrekrnde zoo
vt'il)liill'en(l doof liaai' iialum lijkliL'id un ccnvond. I)f vcrlorfii aim sleinuk"
hot smailc'liik acliUiovcr ^rwoipcn liool'd in plaals dal liij di'ii slanj} vasl-
f^iTcp — zoo I'cnnoiKliti en IxcniiclijL' nioj^c'lijk, en locli niet j<ov()ndi'n.
Dal de wegloopende jon^en op liel scliilderij van Lnndens en eveneens
o|) de leekening van liel raniilie:dl)Min init den reclileiarm de leuninj< ^lijpt,
IcrwijI liij onikijkende in voile vaail wegrenl, (.s licl ceniffe en eerslc Ix-irijs. dat
die zeli'de jonj^en in zell'de lioiidin}< en l)cweginy op liet doek van Heml)iandt
vooikwam, ergo dat de XachtiiHichl is (ifyesnedeii.
Dil leeit de wel dcr individneele sclieppingskraelil en wie deze verloo-
elieiil, verkraelil iiel lieiligst reelil der kunst. Juisl in liel al-zijn der l)e\veging,
ligt de eclillieid der eo|)ieen als copieen. Dil t'eil is hel eenigsle nilgangs-
pnnl en alle overige l)e\vijzen, als ovcrlevering-areliivalia etc., knnnen sleehts
aanviillcn en verslerken.
De pogingen oni deze laatsle categoric van nnl en gccnerlei waarde le
doen scliijnen, haten Jan Velli niet, zelfs al zon D' Hotslede de (irool uit
louter behnlpzaanilieid een valsche oorkonde lahricecren, want de eerste
categoric, die der seliepping, laat zicli niet vernieligen.
Dal Jan Velh, zelf ktinstenaar en dns nicer dan een ander voelend, wal
liel lieteekenl ecu iignnr zelf of een begonnen schels door een ander te lalen
voltooien, in Renii)randts werk hel reclil van den knnstcnaar nicl erkenl,
maar dil kunstwelenscliappelijk over lui liool'd ziel. is een bedeiikelijk
leektn.
Wat ervan le denken, als liij de \eiiiiinkle lignreii der N'aelilwaelit als
s|H'ciliek renihrandtiek kensclietst en tot slaving voorheclden nil ander werk
aanliaalr? Welke gevolgtrekking mod men maken over zijn l)cgrij|)cn van
Henihraiidt s kiinsl, alsliij, die de Iignnr van Lnndens van den wegloo|)endcn
jongen veroordeell. onidat ze in ecu pnl lerechl koml, lijdelijk loeziet. dal
deze lignur o|) de Xaclitwacht, zooals ze nn hangl, valt in liet gat van een
denr — als liij, die lieweerl dal de weinige voorgrond en hel onmiddcllijk
staan aan den rand van de Iignnr van Hanning Cocq edit rcmhrandtiek is,
gocdvindt dat deze lignur gezel wordt voor liet hreede vlak van een vloci'.'
Ten slotle vraagl men zicli af ot" het wel de moeite waard is na le gaan,
wanneer en hoe de vcrminking heeft plaats gchad, nu men ecu Iwccdc kent,
waarvan lijdslip en wijze voJkomcn nanwkeurig hekend zijn".'
In Jnli I'.IOC) wcrd de N'aehtwachl van Hemhrandt. reeds vroeger alge-
sneden, hinnen de spanning van een veignlden hies in een nuiurvlak vast-
gcs|)ijker(l, staande op den gi'ond, hrekende door een laniliri/i'ering lieen.
131
EEN REMBRANDTIANUM
Het scliiklerij word bc've.sliiL>d in ecu vlak lusscheii eeii geopende deiir links
en een porle-brisec lechts, deze geslolcn door ecn hel groen gordijn.
Hel VL'rIrc'k, cxpresselijk bestemd voor de opberging en gebeelen
Nacbtwacbt-Zaal, is verlicht door een geperl'oreerde niuur en gestoffeerd
met groen geblocmd behang, met een plafond met rood-gele cassetten, een
vloer met parkel en meubels, zooals men die in wacbtkamers van stations ziet.
Deze tweede verminking geschiedde evenals de eerste uit een zuiver
praktiscb oogpunt. Was het de eerste maal, omdal voor het schilderij geen
munrvlak groot genoeg was, en dit dns ingekorl moest worden, hetgeen
gebenrde op -bevel van een commissie van regecringsmannen (') — ditmaal
vreesde men voor iiibraak en vervalsching en werd bet doek daarom vastge-
spijkerd, dooh dit keer nict door manncn van wet, maar door vereerders
van knnsl.
, . ^ „, .JOHANNA (loEKOOP-DE JoN'GH.
Fragment uit Luntlens' copie ^■an de Nachtwacht.
(') Zelier op de incest natuurlijke nianier. Eerst sloeg men het doek cm zooveel
als hel voor het munrvlak te groot was en dit z66, dat de schu Iters, oni wie het te
doen was, er alien opbleveii. Daarna in den loop der tijden, toen hel doek aan de randen
geheel doorgeslcten was, werd het er afgesiieden en als oude rommel verbrand.
132
TOEGEPASTE KUNST IN
GRONINGEN
;Verv(,lg) '
"^^R^^^^ISPRL in vrijwcl ec'iider pojfcii valt ook op l)ij, en is kemiKT-
'IBBMyr \-.TI» Uc'iul voor de versieriiif* v;iii liet anKnil)k'nu'n(-K()rt,
S^K^^T^^^^V^ (lal voor een salon l)edoel(l is. ZcUcrc zwicr valt aaii
n^VA jHW^ J IL di(.' meiil)ek'ii nifl Ic niisi<emH'ii, z()ii(i(.'r dal \aii pioii-
J ^1 ntC L.i^S(^^ kciif^licid ook niaar le sprekcn is. Dc doUc kiciir van
p^KL^^^^^^Y niahonioiiout in de was, yevarieerd doorde scliaduwijes
Ilt l)LC'ldliouw-veisiering, is zeer aan<>on.'ani. Prellig
wordl dc kyLiisklling met de goidijntjes en kamersclierni-hespanniiigen
door de dezen gegeven helder-l)hui\ve lolaalkleur. Het hlanw van het gordijn
in de kasl woidf door wit <)|)gelleni(i, dat van het sciierni door wit en nogal
heel wat l)ruin. In de henedenvakken van dil niooie seheini, dal zeer zuiver
beweikt werd, is iu-t l)lan\v hooi'dkk'ur en het l)inin niet nieer dan toevoegsel;
de hovenvakken met de |)an\vmotieven zijn voor een grool (k'e! hruin.
Het koele lielit, voor eene behoorlijke t'olografische oj)nanie noodig, doet
de ineuhelljes wel wat kaal hjken, wal nuchter — eene aandaelilige hesehoii-
wing hrengl echler stellig tol (k- overliiiging datdit ameul)k'nienl in een goede
kamertoon l)izonder i'raai nioet wezen. Zonder dat op do eonstructie de
nadrnk gek'gd werd, iiierkt men tocii gaiiw de eenvoiidige en ilinke sanien-
voeging dor oiuk'rdeek'n. Hier en daar ziet men in kk'inigheden, (hit de ont-
werper aan die eonsliiictii' ook al N\eer \eel waarck' loekent : zoo bijvooi'beeld
in het niet an(k'is dan (k)or een slaande roetle verdeek'n van het glasiaam
der zijwanden van de kast; de voorramen, die draail)aar zijn, moeten heeliler
dan tk' vaste wezen.
Uc royaal aangehrachle versiering is nergens overhideii en elk der orna-
menten is een genoegen voor het oog. De onderdeelen zijn met voorliekle
voor versieren doorgewerkt; hier spieekt zieh geen arehileel uit niaai' een
ornamentist.
Het i)evreemdt dan ook niet dat als pimt van iiitgang bij het ontwer|)en
het kamerscluit, diis een iiijna alleen deeoraliel'-werkend stuk, aangenonun
f'i Zic Onzi. Ki nst. Dccl XI, biz. 83 (Fcbruari 1907).
133
AMBACHTS- EN MJVERHEIDSKUNST
A. \V. KORT.
ti-:a-('.osy-batik.
A. w. Koirr.
werd. De heer Koii begon niet met de lafel, een stoel of met eenig ander voor
een kamer strikt iioodig meiibel; neen — begonnen werd met bet meest
versierend onderdeel. En toen dit scherm klnar was werd de boogle-verdee-
ling van de kast strookend gemaakt met die van bet eerste. Nog later werden
tafels en stoelen bijgemaakt : een juist omgekeerde manier van werken dus
als voor de band Hggend lijkt.
Dit ameublemenf werd in de werkplaatsen van den beer Huizinga ge-
maakt. In de modelzalen van dien beer is bet opgesteld. Ue beeldbouwer
W. Haver beeft goed werk geleverd ; de beide versierings-tVagmenten laten
de zorg zien waarniede bij ze maakte.
De reprodiictie van de wandbescbildering maakt duideUjk, dat de beer
Bach, die deze versiering ontwierp, van gebeel andere « ricbting » is.
De afbeelding stelt voor de bescbilderde shiitmuur aan de absiszijde van
een klein Roomscbkatboliek kerkje te Martensboek bij Hoogezand. De beer
Bach voerde de bescbildering zelf een jaar of wat geledon in olieverf nit.
De grootste breedte is om en bij 11 meter.
De waterpasse verdee-
Hng houdt rekening met de
domineerende lijnen van bet
aansluitend houten gewelf.
De fondkleur is steeds blauw,
echter voor de benedenvak-
ken donker- voor de boven-
vakken Ucbtblauw. De figu-
ren komen duideUjk tegen
dezen wat dof gebouden
ontw. A. w. KoiiT. acbtergrond nit. De teeke- a. w. kort.
134
135
AMBACHTS- ES M.I VEHHEIDSKLXST
y
>-^.
Il(IUTSNIJWi;iiK.
UOl ISMIWI l.k
ning is zeer vast. De godsdieiislige stemming, die
van de/.e scliilderiiig uilgaat en die in de hand
geweikt wordt door de syml)0()I-l)edoelingen i)ij
dergelijk weriv als voorgeschreven, is liekorend.
De CInislus-figuur is in de bovenste afdeeling
omgeven door de evangelisten, van den rechferkant
naar links gaand : Marcns, Matthcus, Joliannes en
Lneas, in de daar l)eneden liggende rnimte door
4 kerkvaders, ook van rechls af : Hieronymus,
Ami)rosiLis, Augnstinns en Gregorins de Groote.
Deze groep is door wolkenmotieven boven een
sprekende band, een kanteellijst die met bet begin
()M\\ \ \\ KOI I overeenkoml van liel gewelf der kerk, afgescbeiden
van de laagste velden. Op deze velden zijn gebemtenissen voorgesteld uit bet
leven van den Heilige, St. ^b1rtinus, aan wien de kerk gewijd werd, en die de
beschermer is van de parochie. Het rechtsciie l)rengt in l)eeld de geloofsver-
kondiging van Sint Maarlen. Een der bedienaren van den Heilige, voor bet
altaar, geei't het porlret van den pastoor onder wiens pastoraat de parociiie
gesticbt, de kerk gebouwd en later de muur beschilderd werd. Op het andere
veld is uitgebeeld de naastenliefde van St. Marlinns. De absis is versierd
buiten medewerking van den hear Bach ; ook de beschildering der slnitmnur
lager dan de geboorten der beide booglijnen zijn
niet van zijne hand.
De tweede reprodnctie van Bach's werk is de
eerste der 14 statien, die hem te schilderen werden
opgedragen voorde Paterskerk te Groningen. Het is
niet de eerste serie sta-
tien door den beer Bach
onder handengenonicn.
Eene voor de zooeven
genoemde St. Martiniis- , ,, khit
A. W. KIIH I . " >. <• . niMii.
kerk teMartenshoek be-
doelde opeenvolging van episoden van Christus' iijdcnswegis nog in bewerking.
De hierbij gereproduceerde static stelt vooi- : Chrislus voor Pilatiis, de
136
-"vi;' ■=
AMU A CH TS- EN SI.I VERHEIDSK UNS T
veioordeeling dus voor den Romeinschen hindvoogd, de handenwassching.
Zwaar is de achtergrond om de figuren in de vvat donUere kerk goed te laten
uitkomen. In dit werk van den allerlaatslen tijd heefl de vschilder een mooi
C.HRISTIS VOOR PILATVS.
Muurschildi'ring, Paterskerk to (i
F. H. BACH.
contrast beieikt door het gebriiiken van weeke klenren voor de lioogwaar-
digheidsbekleeders en daarentegen strenge tonen voor den Clirislus.
Onder de verschillende andere decoratieve werken van den heer Bach
komen nog op den voorgrond : eenige figurale wandbeschilderingen van hei-
ligen in de Palerskerk alhier, waaronder die van Petrus Canisiiis wel de beste
schijnt : een schoorsteenboezem-sciiiidering in bet R. K. Ziekenbuis ; een
aantal l)laden in gedenkalbunis en verder een geheelc reeks van kieinere
werkstukken.
Hierniede lieb ik een overzieiit wilien geven van wat door Groninger
knnstnijveren geniaakt werd ; ailieht kan ik een volgende niaai wal mede-
deeien over wat niet-Groningers bier op dit gebied presteerden.
D. DE Vhies-Lam.
t38
It N 11(11. wn iiDi.s
Viin licl (..-iHiin
tc Ariisli'i'ihini
l-raRiii.Ml xnii ,!.•
liiMr
KoIk
V.-iu:,,!.., /:,:,!
Ii-n AlKollUTiK-n N.ilc-rhindM-liiMi ni.iiii.inll.c« fi k.rsl.r
mi
DDDDDDGc DE M U U RSCHILDERI N GEN VAN
R. N. ROLAND HOLST IN DE VERGADERZAAL
VAN HET GEBGUV/' VAN DEN ALGEMEENEN
NEDERLANDSCHEN DIAMANTBEWERKERS-
BOND TE AMSTERDAM cG^GCGGL.a>u(^D
\ dv iiiaaiul April /al ler golei<enheid van de jaarvcif>a-
'Jl cic'iiii<< van dcii Raad van den Algeiiienii'ii Nedeiland-
sclun I)iainaii(l)o\vorkcrs Bond dc ^loote vergaderzaal
in lul Gel)ou\v van den Bond nadal zij thans ifclicfl
voilooid is, weder in gebruik worden gcnoincn.
De niuurschilderingen door H. N. Roland Hoist in
doze zaal aangebracht, znllen dan na een aiheid van
twee en een half Jaar voUooid zijn, en ecrsl voor ile Bondsleden niaar daarna
ook voor iiel |)ni)liek ter bezichtiging worden gesteld.
Wij knnnen thans onze lexers een reprodnctie naar een onderdeel dezer
muurschilderingen aanbieden.
Hel hierbij gereprodnceerdc onderdeel konit voor op den langen niuiir van
de zes meter breede nis, waarin de tai'cl voor liet Bestunr zal komen te staan.
In 't midden vandezen mnnr is het monogram van den Bond aangebracht,
en ter rechter en linker zijde daarvan naasl breede banden ornament zijn
twee figuratieve versieringen, voorslellende de twee hoofddeugden der arbei-
ders in tijde van cconomischen strijd, rechls de standvastigheid derarbeiders
tegcn geldelijke veileiding, links (het bier gereproihiceerde) de standvas-
tigheid der aibeidersvroiiwen tegen de drcigende vervolging der arnioede.
Het gehecl der scliilderingen beval It liginatieve versieringen, op een
muurvlakte van ruim 80 m', die als een fries van 2 meter lioogte boven de
manshooge gegiacnurd steenen lambrizeering rond de geheele zaal loopt.
Dc schilderingen zijn iiitgevoerd in watercasein op de wilte kalk.
Zoodra deze versicrde zaal ler bezichtiging gesteld zal zijn, znllen wij dit
belangrijke dekoratieve werk van Boland Hoist in i Onze Kunst » nader
bespreken.
Bki).
IV/oi
139
KUNSTNIJVERHEIDSONDERWIJS
^KSSS^K^^ml "1-^ kunst en anibacht zoolang van elkaar vervreemd
jJW#|^WkQVc warcn gewecst, dat /.ells het hesel' dat bet amhachl
f|4/^lnl^BPlrit kn"^' kail zijii, was veiloren gegaaii en deze nog
SC-i^^ ^B 1 QlPi^iy ^^leehls weicl gezoclit in wat men de << Schoone »
^I^U^IlGC'^I l^iiii^len pleegde te noeinen, kwani, als in den
ro_'S~j|f^BJP^I^ iiilerslen nood, de lierinnering boven aan andere
J ^/S^^^fcJy^O tijden, waarin iiel ondeiscbeid Insscben bet nnttige
en bet scboone niel in znlke sterke mate beslond en de dagelijksebe
omgeving der mensehen nog genoegelijk was om te aanscbouwen, door den
geknisebten smaak die emit spiak en de lusl en de overeenkomst die er was
in de vele voorwer})en van zoo niteenloopeiule bestenniiing als eeiie woning
kan bevatten.
Hoe bet zoo <;ebeel andeis bad ]<iinneii worden ? Een der redenen is
reeds genoemd in bet eenzijdig vereeren van de « Scboone » Kunsten,
de vrije sebilder-, teeken- en ])eeldbouwkunst. Eenmaal een onvervreemd-
baar deel van bet groote kunstambacbtsgebied, bebben deze zicb als
zelfstandige leden at'gezonderd en in zicbzelve kracbt en ontwikkeling
gezoebt. Op bet goed recbf van deze zelfstandige positie zal niets worden
afgedongen, maar te betieuien is liet, dat zulk eene afscbeiding nioest sanien-
gaan met bet langzaam maar zeker verval van bet anibaebt, dat ten slotte
als minderwaardig in den lioek werd gezet en zoo laag kon zinken, dat zelfs
de naam « ambaebt » eene beteekenis verkreeg die wees op een arbeid van
minder gebalte, die met knnst in geen geval lets uitstaande had. Maar ook
de ontwikkeling van de macbinale nijverbeid kan baar aandeel in bet verval
van het kiinstambacbt bel)ben gehad. Het is alsof de mensch zooveel van
zijn kracbt aan technische ontwikkeling heett al'gegeven, dat het gevoel voor
het schoone eronder is gaan lijden, tot bet zoover was gekomen dat hij met
scbrik ontwaarde, dat het hoi en leeg om hem was geworden en er lets
ontbrak, wat wist hij niet, maar lets dat rnst en genoegen geeft na inspan-
nenden geestelijken arbeid en dat in booge mate aanwezig was in de
woningen van vroeger eenwen, zelfs nog in die van eigen overgrootouders.
HO
. I MiiA ( :ii rs- i:x \u i ehueidsk u.\s t
Ev zijii t-r, (lit- l)C'\vi'it'ii (l;il wij Hums st;i;in voor t'ciic lu'iloviiii" v;m liel
kunst;iml);ichl on liel is zekcr to Iiopen dat zij, die akius spiekcii, cciimaal in
lu'l f^elijk /ullfii worden f^esldd. Ilel is iiiel le onlkcniieii, dat cr in oiizeii
tijd kimstnijvercii worden gevondcn die in luin arbeid eene ziiiveiheid van
opvattiu},' foonen, waaraan wij ontweiui zijn geiaakt. Maar dat die ziiivere
arl)eid er is, mag niet als voldoeiuie gerekend worden; liij nioct, oni eeii-
niaal lot den wederophloei van het kunstanibaclit le kunnen leiden, genieen-
zaani zijn geworden aan alle kunslnijveren en erkend door iiet puhliek, dat.
opgevoed in niodegedoe en niinwaardigen ojischik, voorioopig vreenid staal
legenover dien zuiveren ari)eid, die zoozeer alwijkt van den i)estaaiulen dat
aan een vergelijk nioeielijk kan worden gedacht. Hoe dil dan te l)ereiken is?
Een niiddel om betere inzieblen onitrent hel kunstanibaebt te vcrl)reidcn
is zcker le vindcn in de stiehting van kunstnijverbeids-nnisca, waar scboone
gel)rniksvoorwcrpen nil vroeger dagen op oordeelkundige wijze onder de
oogen van velen worden gebraehl. Hierdoor kan bel niogelijk zijn in een
lijd, waarin geene traditie nieer i)estaal, nienwe aanknoopingsjjnnten le vinden
en, stndeerende op iiel oiide, lut nienwe teontdekken. Tocb beel't deze stndie
van iu't onde niaaral le lang iiaar doe) geniist. Waar bet zooveel geniakke-
bjkei' is zieb met uiternjke vormen tevreden le stellen, dan te zoeken naar de
grondslagen die aan deze vormen iuinne waarde verleenen en deze aan le
passen aan de l)ebocften van eigen lijd, beefl de hisloriscbc slijlenstndie
niaar al le lang geleid tot een geestdoodend navolgen van wal eenmaal sclioon
en zinvol was en voor gernimen lijd aan nieer ernsligen, maar wellicht
minder innemenden, arl)eid den weg al'gesneden. Voor bet kunslami)aciil
is bel een gehik, dat er werkers zijn gevonden die zieb aan dezen zoelen
arl)ei(l bel)ben ontworsleld entioorden uiteriijken vorni been bel)ben traeliten
te zien naar den aard der dingen. Aldns van-meet-af-aan beginnende, Iraebten
zij Inin knnsland)a( lit le reeonstrneeien en in bnnne verder strekkende
wenseben. lan_L;s welomlijiuie wegen, liet knnstnijverbeidsgel)icd o])nieiiw te
bevestigen.
(ulijk de knnslnijverbeidsinnsea iiel oude ten voorbeeld kunnen slellen
aan nienwen ari)eid, kan liet knnslnijverlieidsonderwijs de rcgclen leeren
die aan dezen arbeid ten grondshig liggen en voor gedacblcnloos volgen
en persoonbjke willekeur een vast gegeven in de phials slellen, dal, eener-
zijds genoeg omlijnd om voor uilspaltingen le belioeden, locb anderzijds
ruimle hiat voor velerlei groei. Daarnaasl kan bet de iieteekenis van den
iiedendaagseben zuiveren arbeid in bet licbt stillen en bet |)nblieU belpeii
o])vocden in waardccring voor lut besle wirk van on/en tijd. Aldus
iteseboiiwd beel't bet kunstnijvei beidsonderwijs een tweeledig doe! : een nienw
geslacbl kunslnijveren belpen opvoeden, die in woord en daad eenmaal bun
141
AMBACHTS- /i.V MJVERHEIDSKrXST
kmistambacht als goedc giklohrneders zullen hel)ben te dienen en de grond-
slagen waarop de kiiiistaml)athten l)erusten verbreiden en popiilariseeren,
om ill vcle kiingen de waarde van schooneii en nuttigen arbeid in bet licbt le
slellen en de lielangstelling voor bet berlevende Uunslami)acbt op le wekken.
Hoewel bet woord kunstnijverlieid misscbien niet al te geiukkig is ge-
kozen geeft bet tocii de bedoeling, die men erniede in bet Hcbt wil stellen,
vrij goed weer. Verstaat men onder kniist, in de beeldende kunsten, den zich in
licwnste seboonbeid uitenden weerklank van bet reeele tegen bet menschelijk
sentiment en onder nijveibeid bet lecbniscb liedrijf, dat eene goede iiitvoering
liezorgl aaii den doeUrell'enden vorm, dan znllen in de knnstnijverbeid
l)e\viiste seiioonbeid, doeltreftendbeid en goede nitvoering een rol vervullen
en zal iiel kiinstnijverbeidsonderwijs, iiaasl die paedagogiscbe eiscben welke
aan alle ondeiwijs ten grondsiag Hggen, met deze faetoren rekening bebben
te boiiden.
IJewnsle seboonlieid isgenoenul als de weerklank van bet reeele tegen bet
niensebelijk sentimenl. Er wordl dns verondersteld dat er sentiment is en
waar dit niet bet geval mocbt zijn zal de scboonbeidsfactor niel voldoende
naar voreii knniien komen. Onder bel reeele wordt alles verstaan wat als
voriii ot verseiiijnsel waargenomen kan worden, ook wat zicb als vaststaanden
vorm kan worden gedaebl. Plant, dier en menscb, sneeuwvlok en kristal, bet
zonnespeetriim en bet palel van den berfst, bet spel der golven en bet bnigen
der korenaren, steen, ijzer en bout, regelmatige vlakken en slereomelriscbe
licbamen worden dus als reeel bescbouwd. Of ze sclioon zijn is moeilijk te
zeggen, maar de meiiseb, als gevoelsmenscb, aanscbouwt ze en ziet er
seboonbeid in Ze niaken op bem een indrnk, soms gebeel versebillend van
luiii niterlijken vorm, ze klinken na op zijn gevoel en wie de gave beeft van
<lezeii naklank draagt in meerdere of mindere mate een kunslenaarsziel in
zieli. Maar liij, ilie knnst zal bebben le geven, gaat verder. Hij beei'l niel
alleen de gave van den weerklank, maar ook die om dezen weerklank le
berleiden tol beeldeii van eigen scbepping, lieelden van organiscbe eenbeid,
die bij op eonerete wijze tot nitdrnkking kan brengen. Wat onbewnst
aanwezig was, komt in den knnslenaar lol liewnstbeid en zal, omgezet
in seboonbeidsvorni, bij den bescbouw^er, die ontvankelijk is voor de
kunsl van den ontwerper, gewaarwordingen oproepen welke overeenslem-
ming verloonen met die, welke de knnstenaar ontving toen zijn sentimenl
werd bewogen.
Toeli is er verseiiil in de wijze waarop de seboonbeid tot nitdrnkking
kan worden gebracbt. In bet beste geval zal de uitdrnkkingswijze van den
knnslenaar bet algemeen menscbelijke inbonden en zijne knnst zal dan
onaanlastbaar zijn, tiaar er dalgene in nalrill wat alien voelen en denkeii,
. 1 .1//;. I ^7/v.s- i:.\ \uvi-:i{iii:ii)SK i xsr
iiKinr hull, oiilu'wiisl als zij lict in zicli lul)l)i'ii, door lu-in lot kliuiiliL-id
wonll i<rlti;iflil : dil is di- kimsl van ;dlo tijdiii cii alK' hmdi-n. Dan volf^l
(\\v iiil(liiiUUinf<s\vijze welke /icli annsliiit aaii dc sln)oiniiij< van diMi lijd en
(lie ceil kaiaUleiistiek l)ecl(l van dien lijd sclie])! : dil is de slijl van liel kunsl-
lijd|)eik, de liisloiisclie slijl. Daarop laal zieli eeiie iiildriikkin<^s\vijze denken
van een bepaalde groep kunslenaais die, in eeii lijd zonder welonilijnde
kiinsll)ef^iipi)eii, loeli in eenzelfde lijii voeleii en denken en aldiis werkeii
vooill)rengen die naar eene zell'de gi()ndf<edaelile lieenwijzen . een loesland, die
vvellielil eenij^e overeenkonisl veiioonl met dien, waaiin onze kunslnijveiheid
zicli heviiidl. Ten slolle konil de zielizelxen o|) den vooij^roiul slellende
kunslenaar, die iiiel zijii weik j^eell oni zijii werk, niaar oiii zijn |)ers()()ii,
dien liij niel liiiulerlijkc aaiiniali{<ing naasl en hoven zijn arl)eid uilseliiiin.
Er is diis eene nicer al<^enieene en eene nieer l)izondeie schoonheid in de
knnslnijveiheid en hel kiinslnijverlieidsondeiwijs zal zicli zooveei niof^elijk
aan de eeisle lielihen le lioiiden. Waar ecliter de seliooiilieid verhaiid hoiidl
niel liel menselielijk <(evoel en lict gevoel eene gave is, zal hel onderwijs zieli
liel)l)en le bepeiken lol hel zoo mogelijk onlwikkelen van deze gave, lot liet
wijzeii der wegen waaihings zij in keniiis kan konien met hel leeele en
lol hel proelbndervindelijk loonen van de gevolgen, die nil een contact van
beide kunnen onlslaan. Zoo zal, oni een vooihecld le noemen, het knnstnij-
verheidsonderwijs kunnen wijzen op de wegen waarlangs zicli een |)lat vlak
systemalisch laal indeelen, of een lichaam laal opbonwen; hel zal de aandachl
kunnen vesligen op de middelen die ter versiering van dil vlak ot dil lichaam
aanwezig zijn ; het zal in loepassingen de resullalen kunnen laleii zien van
znlk eene weldoonlachle veisieide samenslelliiig; nuiar de gave, oni zich
een eigen indeeling, ophouw ol' versiering le deiikin, kan hel ondeiwijs
niel geven. W'ie deze gave bezit, kan hel onderwijs helpen haar le onl-
wikkelen, wie ze niel lieefl, kan liet belioeden voor ongepaslbeden, maar
een kunslenaar vormen gaal boveii zijn maclil en hel mai; levieden zijn
wanneer hel aan deze vorniing zijn aandeel heell geliad — de kunslenaar tocli
wordt geboren.
Wanneer het knnstnijverheidsonderwijs zich echter alleeii had op le
liouden met geboren kunslenaais, zou haar leeilingenlal zeker al heel gering
zijn. lie! is daarom gehikkij; dal de kunslnijverheid, naasl de zeer eiikele
iiitverkorenen, behoel'le hcet't aan een aantal kunslvaardige werkers, die in
bet gevolg van de meeslers bun kunslvak zullen beoerenen, steunende op de
beginselen die hel oiKhrwijs bun kan verslrekken en leerende van i\vn
arbeid der nicer begenadigden. Deze kuiistnijveren van di' Iweede soort zijn
dus volgelingen, maar volgelingeii van vvn goed gebalte. Cuin in den zin
van pialle iiamakers. dii' zonder cigcii sliidic de gedacbU'ii van andi'ien lot
143
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
hun voordeel exploiteeren, maar denkende werkers, die goeden arbeid kuniien
levereii. Gelijk de geboren kunslenaars zich pas dan in hunne voile waarde
ziillen toonen wanneer ze de schoolsche regelen hebben atgescbud en in het
algemeen menschelijke zichzelve hebben gevonden, zuUen de volgelingen
zich met meer kracht aan deze regelen biijven vasthouden en daardoor voor
afdwalingen worden behoed. Daarom brengt de ontwikkeling van het schoon-
heidsgevoel in het kunstnijverheidsonderwijs zulk eene groote verantwoor-
delijkheid met zich en is het zoo gevaarlijk niet genoegzaam gefundamenteerde
opvattingen op le dringen. Het onderwijs zal zich hebben te beperken tot het
bekendniaken van die algemeene wetten, welke aan de ontwikkeling van het
schoonheidsgevoel, in velerlei zin, bevordeilijk kunnen zijn en het kan zijne
leerlingen in de gelegenheid stellen zicii l)innen de grenzen dezer wetten uit
te spreken, om hare beperkende v^'aarde in het licht te stellen en te wijzen
op de ruimte die ze toch laten aan de individueele vrijheid.
Naast de be waste schoonheid staat de goede uitvoering. Ze is zoo innig
met de eerste verbonden, dat het meermalen moeielijk valt te zeggen waar de
bekoring, die van de schoonheid uilgaat, ophoudt en die van de goede uit-
voering begint. Toch zal de laatste niet de baanbrekende factor voor de
kunslnijverheid kunnen zijn, hoe belangrijk ook haar aandeel is en hoe
zeer haar gemis wordt gevoeld. De goede uitvoering is meer de leidster,
die het ontwerp houdt binnen de grenzen van het mogelijke en betamelijke
en, waar de kunstnijverheid zich voor een goed deel bezighoudt met het tot
stand brengen van gebruiksvoorwerpen, is zij tevens de factor welke dit
gebruik voor een goed deel mogelijk maakt, terwijl zij een gevoel van
welbehagen en tevredenheid bij dit gebruik opwekt, dat van veel invloed is
op het genoegen dat het kunstnijverheidsvoorlbrengsel kan verschaffen,
ook op de materieele waarde die het vertegenwoordigl. Waar de goede uit-
voering zulk een rol van beteekenis in de kunstnijverheid speelt een rol die
bij de meer decoratieve kunstambachten, waar ontwerp en uitvoering in een
hand zijn, nog grooter is, zoodat eene tekortkoming dezerzijds zich hier
direct op de schoonheid zal wreken is de vraag geweftigd in hoeverre het
kunstnijverheidsonderwijs met deze goede uitvoering, dus met de practijk der
kunstambachten, rekening heeft te houdcn.
Zonder lets af te dingen op de waarde van het teekenen, is het toch
niet te ontkennen dat, vooral in het kunstnijverheidsonderwijs, het tee-
kenen de vakbeoefening te veel op zijde heeft gedrongen. Zondert men die
kunstambachten uit, bij welke het zijn direct aandeel heeft in de uitvoering,
gelijk dit bij de grafische kunsten het geval is, i)ij de decoratieve teeken- en
schilderkunsl, dan is het teekenen de schakel die de gedachte aan de uitvoe-
ring bindt, het middel om van het eerste tot het tweede te geraken. Het ligt
. I MiiA curs- i-:.\ si.i i i:nni:ii)SKrssT
(Ian uuk iiiul in do lijii van Ik'I Ic'ekriien om ecu iialiniij^cliouw l)C'fl(l van di-
{^cdadile op |)a|)ier le breiigeii, wel om in cen overecnf^ckomcn laal van
lijnen en klcnron al datjiene a.'in to <>evcn, wal leiden kan lot i-one nilvoeiinf^
die nut dc i)edoelin{^en van den ontwerpcr overeenstenil. Hij die kunstam-
badilcn wi'lke zich op ccn plat vlak ai'spelen of wclkei' vooilhifn^sclcn
zich naj<onoL'<^ in een |)lat vlak bewe^'cn, is zt-ker eenige ovcic'enstoniniinf"
tiisscluMi IcL'kcMiing en voorwcrp Ic verkrijjfcn ; niaar tocli slcciils van verre,
want geen tcfkeninj^ vetinag de \vcrkin<< van liet natmirniateiiaal wcer
to gc'ven en kan de onistandiglieden in liel spel bienj>en, waaronder lict voor-
weip ziili, na zijne i)estemming bereikt tc be))ben, zal veiioonen. In veel
slerker male wijkt de leekening at" van dc werkelijkbeid waar de kiinsfnij-
veiluid hit gebied der i iiiniteknnst betreedt. Het veii)and is bier niaar
zeer los en men l)eboel't waailijk niet ver te zoeken, om zicb bet gioot
vertronwen in de teekening op de uitvoeiing le zien wrekcn. Al wordt
er misseliien niet te veel geleekend, dan loeli woidt er op de teekening,
als leekening, te veel veiirouwd. Men is baar gaan bescbouwen als docl.
waar ze sleeiits middel mocbl zijn en daardoor bebben we voor een goed
deel verleerd door de leekening been te zien en, al teekenende, steeds de wer-
kelijkbeid voor oogcn le bebben. llet is aan te nemen dat dit laatste, in alle
consequenties doorgevoerd, een eiseb is die boven bet niensebelijk knnnen
uilgaat : maar dit neemt niet weg dat ernaar getraebl kan worden en dat bel
goed geloot' in de leekening plaats kan maken voor de kennis van datgene
waarom bet gaat. Daarloe is noodig verbeeldingskraebl en, waar ook deze te
korl seliiel, de bid|) van pers|)eetier en model ; maar de meeste waarde zal
tocb de iiilvoering bebben, daar zij i)ijna alle omslandigbeden in zieb i)eval
die bet onlwerp doen zien in zijne werkelijke waarde. Hel is dan ook zeker
niet overdreven de nilvoering aan bet knnstnijverbeidsonderwijs te veri)inden.
in zooveire de inogelijkbeid bieiloe beslaal en de doellrell'endbeid ervan
mag worden aangenomen.
'I'oeb is bel wensebelijU er op te wijzen, dat de beboelle aan de nilvoeiing
in liet knnstnijverbeidsonderwijs \an tweeerlei aard kan zijn. Zij, die de
nieer deeoralieve knnslambaebten beoelenen, vereenigen gewoonlijk onlwer-
per en nitvoerder in zicb en znllen de teebniek in alle deelen bebben te
bebeerseben. Ue beoelenaars van de meei- teebnisebe kunslambaeblen zijn in
weinig gevallen en onlwerper en iiitvoeidei-, daar bel zuiver leclmiseb weik
van den uitvoerendi'ii arbeid aan de banden van speiiale nil\(H'rdeis kan
worden loevertrouwtl. Deze nijverbeidsknnslenaars zidlen, evenals de onl-
werpers-uilvoerders. de teebniek van bnn knnstambaebl bebben te kennen.
ook aan di' nitxoering iu'bbiii dt'el te nenii'n, maar reiU-n om ei'ii onevenri'din
grool (h'el van hnn sindielijd aan deze nilvoering te wijdi-n bi'slaal nii'l.
145
AMBACIITS- i:X M.IVERHKIDSKUNST
Dnnroni lieel't hot Uiinstnijverheidsoiulorwijs l)elioelte aaii de vciUctiige kiinsl-
wcrkplaats voor de ontwerpers-uilvoerdcrs in de nieer decoralieve en aaii de
proc-fworkplaafs voor de ont\ver|)er.s-teekenaars in de meer technisclie kunst-
ainl)aclik'n. In dil hiatste geva! is de nilvoering eenerzijds het controle-niiddel
op de leekening en licht deze in veleiiei opzicht toe, anderzijds brengt ze den
teekenaar in onmiddellijke verbinding met de lechniek, zoo wat het materiaal
l)etret'l als de werkwijzen, waartoe dit nialeriaai zich leenf.
In direcl verl)and met de iiitvoeiing kan het modehiiaken genoenui woi-
den. Het zien in de luinile toch eischt jarenhmge oefening, zeifs l)ij hen die
met de gave ervan geljoren zijn en dat deze oetening niet ongestial'd verwaai-
h)osd kan worden, bewijsl de fonlieve riiimleweriving van zooveie ontwerpen
die wel op papier, mnar niet in weikelijkheid gedaeht zijn geworden. Voor
dergelijke onlgooehelingen kan iiel modeimaken voor een deel i)ehoeden en
daarom is iiel wenseiielijk (hit vaardiglieid in iiandenari)eid, i)oelseeren,
hout- en gijjssnijdeii ook wordt verkregen door vele aanslaande nijverheids-
knnstenaars, die, zonder jnist lot de l)eeidlu)u\vers le behooren. met rnimte-
lamsl iets nilslaande hel)l)en. Wanneer iiel kunstnijverlieidsonderwijs hen in
de gelegeniieid stelt zich te oelenen in iiet schetsmatig weergeven, in tasti)aren
vorm, van wat zich op liel papier niet volkonien voor hnn voorsteliingsver-
mogen laal onlwikkeien, dan zai Inin teekenarbeid op lieciiter grondshig
rusten en znllen ze de tekorlkomingen in dien ari)eid aan liet model knnnen
toetsen.
De doelireU'endheid houdt zoowel met de liewuste schoonheid als met
de goede uitvoeiing verl)and. Men kan zich moeielijk een gebrniksvoorwerp
voorstellen, dal schoon is zonder daarbij doellreiVend te wezen. Omgekeerd
kiinnen voorvveipen, die het toppnnl van doellretlendheid hebben bereikt,
somtijds een indrnk maken die aan bewuste schoonheid nanw verwant is. Men
behoeft zicii slechls die zoo doeltretlende werkluigen van landboiiw en scheep-
vaart, die wajjens en gereedschappen vooi' den geest (e halen, welke door
een zeer lang gebruik Inin juisten vorm hebben gevonden, om de schijnbare
overeenkomst liisschen bewuste schoonheid en doellretrendheid le ervaren.
Het is met die vornien als met de naluiuvoorlbrengselen, die zijn zooals ze
wezen moeten, omdat eene eeuwenlange conslructie ze heet'l opgebouwd en
vervormd tot ze geheel aan hun doel konden beantwoorden. Het zal dan ook
zeker in bet belang van het kunstnijverlieidsonderwijs zijn om, naast deze
natuuivoortbrengselen, op doeltreft'ende werktuigen en gereedschappen de
aandacht te vestigen, ten einde de groote waarde van een lang en gestadig
onlwikkeien van eene conslructieve grondgedachle in hel licht te stellen.
Het in de hoogsle male voldoen aan de eischen van het gebruik brengt
met zich eene overeenstemming tusschen vorm en inhoud en het mag der
M6
. \ MliA CUTS- KS Sll I EliUr.lhSK I .V.S /'
inodeine kuiislniJvi-rlK'id als {>oe(ie eij<enscli;i|) woi dc-n iiaiij^ci ekriid, dal zij
crnaiir sliTcft dc hetcckciiis vfiii dcii vorm in den vorm lot iiildiukkiiij^ tc
hreiif^t'ii. Ill hoc vr III' liaai" slioviii in di'/.i' Uaii j>aaii is cclilor ccik' viaaj" die
voor vcMscliilU'iidiii nitlc'ti valbaar is. De ht-tcekcnis van den vonn torli kan
nu-n ill (k' kunslnijvi'ilu'id op Iwcci-rli'l wijzf oinatlcn. Mi-n kan zcj^jjrii
dal di' vol 111 (If iiiaU'iic'C'k' consti-iuiio lu'cll [v onistjiiiivin ni I'lkni xoiin.
die (lit iiit'l ()|) dirrcli' \vij/e docl, verweipen. Maar iiien kan ook vcihaiui
zoekeii tiissc'lR'ii den \oiiii en (k'li Ljeesleiijkeii ojihoiiw en liaiiileii in (k-n
vorm dezen in liet liclit ie stelleii. In liet laalste f>eval zal liel nieeiniak-n vooi-
komcn dal liet koek' verstand niet l)evredij*d is, in (k- eersle dat hel schoon-
heidsf»evoel met dc oiivaltiiij* in stiijd konit. Waar liier de waailu'id li<;l,
is moeielijk le heslisseii en hel karakler van (k'n knnslnijveie zai in ik-ze het
laatsle woord helilien le spreken. Is hij nicer f»evoelsiiienseh, dan zaI hij
zeker in zijiie voniieii eeii taal spreken. waarin liij zijii <;e\()i'l tot iiil(hiil<-
kiiif^ Iraehl tc l)iciif"cii en alsj^ocd iiiiverheidskimslenaar zal liiJ zieh daaihij
iiicl l)czoiidij»cii aaii nialeriaalvcrkraelitiiif^ en sledile wcikwijzen ot de prac-
lischc lirnikhaaihcid niel voeteii treden Is hij nicer vcrslaiidsiiienseli, dan
zal hij aaii di' iiialcriecle eoiisli luiit' den \oonaiif* gevcii Is hij lieide. (hin
zal hij de ware nij\erlieidsl<imstenaar zijn. die reeds in den t)ors|)i()ii^ zijner
{>edaeliteii het ontwerp aan de maleiie hiiidt en in den iJecstelijken ophouw
CM hel iiialeriaal en de "jjocdc wcikwijzen hlijH heheerschen. Het kiinstnij-
vcrheidsonderwijs zal de doeltrell'eiidheid in vcelzijdij<en zin lieiihen tc
Icercn en in de hislorisehe slijlen zeker de iioodige aanknoopiii<>spuiileii
vindcii, oiii na te gaaii hoevei het nicnsehelijk vcniiogen hel in het veree-
nijjeii vail }<cvocl en verstand lieetl knniien hrengcii.
De kiiiislnijverheid iiecl't dus datj^ene voort tc i)reii<>en wat selioon, doel-
IrclVend en j<oi(i is. Met knnslnijverlieidsonderw ijs zal met deze I'aeloreii
rekeninjf hehheii te hoiidcn door <*cvoel, verstand en haiidvaar(lij>lieid le
onlwikkelcn. Met zal dit niet allccii liehhen te doeii ten opzielite van lien die
als lid van lii'l i^ikk' eeninaal de kiiiislnij\ eriieid /nik'n dieiuii. maar ook
\an die ^roote seliare helan^sti'lleiuk'ii wi'lki' i^ehrnik kiiniu'ii en ziilleii
maken van hare voorlhren^seleii. W'aar waardeerim; oiitbreckt. wordl
zniverc arheid op i\rn diinr oniiiof^clijk en waar hel piihliik, vooral hel
koopkraelili<<e, kond hlijll voor de hcrlcvende kiinslamhachteii. wordt de
ziiivere wi-rkcr lan^zaam maar zeker nioreel en mak'rieel vei iiietij;d. liet zoii
daarom le wcnscheii zijn dal velcii liiinnc opvoediii<^ niel vollooid aehlleii
alvoreiis, naasl liuiine ^eestelijke educalic, ook den siiiaak voor de dinjicii
Inimur da^eli|kselie omj^evin^ tot ontwikkelin^ te liehhen j^ehraehl en lii't is
vooral de vroiiw, als heslinirslir en onderhoiidsler der woniiii;. die liierin
on den voorjirond kan Ircden. Niel le onlkciinen is hel dal hit inodii ne
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
meisje zoogenaamd veel aan kunst doet, maar het lerrein is beperkl Muziek
viiidt algemeenc beoefening, wellichl meer dan noodig is en oorbaar, de vrije
teeken- en schilderknnst zijn zeer gezocht. Toch vraagt men zich met verwon-
dering af, hoe de zin voor de eene kunstiiiting kan samengaan met algeheele
afwezigheid van waardeering voor de andere. De groote meesters der toon-
knnst worden vereerd in eene omgeving, die meermalen met elk begrip van
schoonhcid en goeden smaak in strijd is. Schilderijen worden al te dikwijls
opgehangen in vertrekken. waar alle gevoel voor verhouding, vorm en kleur
ontbreekt. Vanwaar dat gebrek aan zin voor het eenvoudige, dat ontkennen
van de waarde der dingen onzer dageHjksche omgeving, bij zooveel geestelijke
ontwikkeHng en kunstapprcciatie ? Het antwoord op deze vraag Hgt mischien
opgesloten in het feit, dat de knnstnijverheid geen traditie meer heeft, dat de
mensch jarcn lang in kunstwaardeering moet worden opgevoed om zich
van zijn gevoel bewust te worden. De knnstnijverheid is niet meer de
volgende schakel van een weigesioten geheel en hare taak is daardoor eene
moeielijke. Noch de navolging van een uiterlijken vorniendienst nit de
historische stijlenreeks, noch de wisselvalligheden van den op den voorgrond
geschoven persoonlijken smaak knnnen bevrediging sehenken en de erkende
grondslagen voor eene eigen knnst ontbreken vooralsnog. Wei zijn er enkele
hoogstaande nijverheidskunstenaars, die diep gevoelen wat er aan hapert en
misschien in hun arbeid reeds den weg laten doorschemeren waarlangs de
knnst weer kan komen in het ambacht onzer dagen, maar jaren znllen nog
moeten verloopen aleer hnn streven lot eene gemeenschapsniting is aan-
gegroeid.
Daarbij is voor het kunstnijverheidsonderwijs eene schoone taak wegge-
legd. Naarmate de denkbeelden groeien zal het op hechter grondslagen gaan
rusten en, wanneer het zich niet met zichzelf afzondert, maar met de noodige
omzichtigheid deel neemt aan de wassende beweging, w'anneer het onderzoekt
wat zniver is en levensvatbaar in den arbeid der leidende kunstenaars, dan
zal het zijn deel kunnen hebben aan de vorming van een nieuw geslacht
knnstnijveren en in steeds wijder kring belangstelling voor hun arbeid knnnen
wekken. Eene nieuwe knnstnijverheid op te bouwen is de taak van de besten
onder de uitvoerenden, het verbreiden en populariseeren van hare grondslagen
behoort tot de taak van het kunstnijverheidsonderwijs.
C. W. XlJHOFF.
1-18
HASGI.AMI'KN.
II. P. ItKllLAGE Nz.
111. \NK I.I SMI I II I.I/I KIN II \ M
149
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ES PO N D E NTEN)
DD UIT AMSTERDAM 03
: /.;ilcii van Arti bodeii ceii
(iiiiiewoiien nanblik nicl
I'l'ii tentooiislelling van
wcrkeii vervaardigd door
Miuicliener kuiistenaars,
at'komstig uit de gallerij
van ecu Muinlu'uer verzainelaar. 't Is duide-
lijk, dal men hieiniec kwalijk zich eeii voile-
dig denkbeeld kaii vornien van den staat
der Duilsciie knnst Toch was de onder-
sclieidenheid in vertegenwoordiging zoo
ruim, dal de tentoonslelling wel gelegenlieid
bood tot het herkennen van het algenieen
karakter der tegenwoordige kunstbeoefe-
ning bij onze Ooslelijke naburen. De aan-
legger dezer verzamclaar blijkt een man te
wezen van veelzijdigen kunslzin. Men zag er
werk van den anccdolen-verzinnenden
Defregger, metzijn gemoedelijk streven naar
natuurgetrouwe voorslelling, van Gabriel
Max mel zijn gekuiistelde veredeling der
vorni en bloedeloos idealisme, verschillende
hunioreske typeeringen, of wel palhetiscli
bedoelde grimeeringen van het niensch-
gelaat, romantische landschappen, soms
gestoffeerd tot dramatische open-lucht-tafe-
reelen, — niaar ook werken, die in de duit-
sche schilderknnst, als elders, op een keer-
punt kunnen wijzen, producten van impres-
sionnislisch of realistisch gezinde schilders,
die liebben gebroken met de vertroelelde
Iradilie's van verbeeldingsvolle, verhevene
of strekking.sknnsl, die zonder bekomniering
overgedaclileofonderwerp in een schilderij,
op de naUuir onmiddellijk willen ingaan,
daar de levenwekkcnde kracht zoeken van
aiie kunsl Zelfsgcrafniieerde vooruilslrevcrs
waren er verlegenwoordigd als Franz Sliick.
mel zijn bizarre verbeeldingen en coloris-
lisclie exenli'iciteilen. Maar, waarlijk, naar
liel uitzien nioge het wezen der duilsche
kniisl veranderd zijn, naar den geest minder
dan liet scjiijnt. De vrijere daad der moder-
ncn vocglzich weer naarschoolsche regelen,
de onafhankelijken van heden hebhen hun
ondcrling verdrag als de Academic! van
voorheen. Het kunstenaarschap heeft heel
slerk nog het karakter van een ambl, dat
nieer dan eenig ander met eere kan bekleed
worden, mils de plichlen van dien staat
met crnst worden opgevat en gelrouwelijk
nagekomen — 'k bedoel.datde Duilsche tucht
erookbet kunstleven aanzienlijkbeheerscht.
De knapiieid van de duilsche schilders
wordt wel eens lot toonbeeld gesleld, maar
de kwalileilen, diezijontwikkelen van kunde
en lechnische bedrevenheid. kunnen wel
achtbaar geheeten worden, maar zelden
vercerenswaardig. De kwalificalie «Duilschi>
bij schilderijen beduidt veelal het legen-
overgestekle van een lofspraak. Het is om-
dal achter hun kreukelooze uitvoering en
hun schoolsch-voorbeeldige leekening den
kouden zin zich onldekken laat van zinnende
loeleg en doode stelselmaligheid. De duil-
sche geest uit den tijd van Diirer en Holbein,
mel liun slraffe verdieptheid in leekenen,
van Baldung en Griinewald, met hun bijna
arclia'islische verbeeldingsmacht, is bij de
nakomelingen sinds eeuwen ontaard in me-
Ihode en tooneelmatigheid. Van dc aanwe-
zigen op deze tenloonslelling zij voor dit
berichl alleen genoemd von Lenbach. Er
waren meerdere portrelten van hem. Ook
achler de uiling van dezen onmiskenbaar
zcer begaafden portrelschilder, laat de in-
lentie zich niel volkomen zuiver herken-
nen, Het is bekcnd, (hU hij zich uilsluitend
150
KUSSTni:in(:irii:\ - i it amsii-udam - A\r\vi:iu'i:.\ jnu ssel
Hcsclioold liccft iiiinrlicl vooibci-ld (IfrVenc-
tiaaiischc f;rooliiieeslers. en mij duiikl in
'I l)ij/.oii(lcr naar Tinlorctio cii (■iiorf4()iic.
Tocli is cr ecu maclit adilcr dil lalcnt, die
hem l)cliocddc' van oiivrnchlljarc navol^in}{.
Zijn mansportrcUcn zijn vooi-ai van }^c\vic-ii-
lige i)clcekcnis door dc conccptie. I)i' uil-
l)ccl(lin(4 ^cscliicdl met ccn liij/ondcr phis-
tiscii vcrniofjen en een sciierpe karaklcri-
scerinfj dcr eij^enaardif^lieden van een ^e-
laalswc/.en, zoowel in lijn als in klenr.
'I Iscchler cerderhel uilerlijk vooikonieii
tier per.sonen die voor hem poseerden, dat
grool {^e/.ien, ecni-^szins styleerend {jety-
peerd wcrd, dan licl individueeie Icven dat
door lict diepei'spciireu acliler een vornien-
stel, f<et5even werd. I*"en }4c\vic'lili}>e nv\c{
blijfl inlussclicu lef^en I.eni)acli beslaan.door
zijn al le kunslnialij; {^ecnltiveerde leciiniek.
Ken ernsiif^e sludie over hem zou daar een
zeer iiinderiijk shnikfli)lok vinden voor
onverdceldc hewonderin}^ van dil lalcnt.
\V. S.
^^ ^'i$ ^'^ ^"5? ^'^' ^'^ ^'S'^^'S: ^ v"' ^"3"' ^^
nc; UIT ANTWERPEN ua
. 1 NTOONSTKLLING HEN-
DIUK LUYTKN > ZAAL
lOliST > VAN 7 TOT
•JO I-KURUAHI 1907 ./C^.
Wecreen lu'lanj^rijkelcn-
lonloonstcllin}' van Liiy-
k'n I — Ken deel dcr
}>roole veerti}{ liier vcizamclde werken
vvaren vrocf^er reeds elders j{ezien, maar
toch was liicr nof^ nicnwsf^cnocf^, om ons tc
boeieti. Vooral een levensnioot, eij^cnaardij^
dock Irok dc aandaclit : ()e.ilcr:elslfisi . con
Iroejijc Zecuwsche vissclicrsvrouwcn iiicl
lull) mnlsjes kcereii Ieruj4 van den rand dcr
zee; zc komen vlak op ii at', I'd van lerzij
door do lai^c zon bcsclicncn ; zc drajjen lioof^
opfjcslrooptc manshroeken, die dc slcvij^c
bceiien bloot lalcn ; een heeft cnoi-me water-
laarzen aan. — Dit is wear ecus een Luyteii
van hct cchic soorl : forscli, t;czond, bij t
brulale al, met ecu likjc scnsnalilcil, en van
een vcibazend violte schildcrin^.
N'oj4 mcnif>ai)der knap sink wcrk vici liicr
tc waardccrcn ; ik iiocni sicclits Oklolxr.
MitldiKj, :\iii(liii)i>vlrnrii(iiislri\ .Sc/icZ/x/iii/.s-
schiT, stiikkcn die bcwijzcn dal l.iiy leii zich-
zclf f^ehccl lieell wccrfjcvonilcn, cii in voile
bewustheid van eif^cii kracht en tempera-
ment riislif^ zijn we^ H'>^»i
ri:Ni()()NSTi:i.i,iN('. kdc. van havmckm
^ ZAAi, i)i:n mi-;ti{()I'()i,k > van i tot
IS FHBHUAIU 1i)07 /L.^ Ken jonscre van
onf^cwonen aanlc}^, die bier, mccn ik, voor
I ecrst cxposccit.
Ilij schildcrt f^cziclilcn in kcrkcn. kloos-
ters van ver afgelcf^cn dorpjcs ; ook cidvcle
riguui--stu(lies en poilrettcn.
Zijn kracht ligt, duiikt ons, vooral in liel
weer-jcven van stillc, klcnri-jc hoekjcs, met
een zachtc spclin}* van zonnclichl, of een
doorscbijnend bairdnislcr. Hij weet zoo'n
hockjc in zijn stcinmin<jen zijn atmosfcerle
houden, schildcit bet in brcede loelsen, uit
de voile, sappifjc klcur, een bcelje somniair
misschien, maar loch op een manier die den
geboren scbildcr vcrraadl.
Minder gclukki-} scliijnt bij ons in zijn
al'zondcrlijk bcbandcldc li^nren, waarin bij
soms wat sentimcnicci wordt en waarin
men ccn minder vlucbtigc bcliandeling zou
vcrlangen. Toch is b. v. ccn brok als bet
blonde mcisjc met rood jurk lang niet alle-
daagscb.
Zcker is van Bavegcm ccn scbildcr. waar-
van nog icts tc verwachten is. X.
^ft^ti ^tS $,#> Jg,»i {g,^ ^9i ^9i $,f5 2^»> ^ft
□ no UIT BRUSSEL d d a
; \iii ti:n'I"oon.stkl-
I.IN(i VAN « POL' H
I. AIJTr. jtJlMANUAIU-
I'.i I-KHHIAHI jc^ Vijl'-
van ccn knnstkiing ! Hoc-
vccl stcrven cr nici cer zc dicn Iccflijd hcb-
bcn bercikl en, zoo zc zicli al bardnekkig
aan 't Icven blijven vaslklampcn, is t als uit
gewoonle, machinaal, door tclkcns in ber-
balingcn tc valleii, cnkcl nog maar huii
bcslaaii rekkend voor dcii vorrn, zondcrccn
cnkcl bewijs van ccbic vilalilcit Ic gcvcii.
Ovciigcns bebben gcniccidijk die samen-
scbolin;'cn van artislcii, ondcr dc ccn ol'
151
KUNSTBEHICHTEN — UIT BRUSSKL
andere zinrijke kenspreuk vergaard, enkel
niaar in zoover reclit van bestaan, dat ze
eerste beginners in de gelegenheid stellen
om hun gaven te Inchlen. Die kleine broe-
derscliapjes iiouden een heilzauien naijver
onder de niedeleden gaande, die zoodoende,
door liun solidariteits-gevoel en mannetjc
aan mannelje naasl elkaar staand, meer kans
ziillen hebben « om er le konien » ; in ieder
geval die enkelen oiidcr lien, die inderdaad
lalent lieziUen en de aandaclit van kritiek
en i)ubliek dwingen oni zicli met lien bezig
le houden.
Dit is eclilcr met dczen Ivnnslkring, waar
we 't nu over hebben, niet 't geval. Uit een
chronologisch oogpunt beschouwd is bet
niet nieer een jengdig gezelschap en tocli
zit liij nog slevig in elkaar en geeft lilijk van
jong en krachtig leven. Hij telt verscbeiden
kunstenaars onder zijne leden, die zicb een
wel verdienden naani verworven hebben en
enkele zelfs van allereerslen rang. En deze
tenloonstelling van dit jaar zal zeker niee-
tellen in de annalen van « Voor de Kunsl. »
Ze bestond geheel uit goed, cerlijk werk,
dat op de aantrekkelijksle wijze nilgeslald
was. Enkele der inzendingen hebben zelfs
opzien verwekt, in de eerste plaats die van
Victor Rousseau, welke niet minder dan
zeslien nuiiimers telde en die, afgezien de
waarde van elk stuk op zich zelf de groote
aanlrekkelijkheid vornide van de lieele tijde-
lijke collectie. Men had er onder van aller-
hande soort, van af zijn Koning Lear op de
heide, die de elemenlen verwenscht en
tracht le breidelen, tot aan allerhande zoete
en kalnie figuurtjes van ingemis en inyeiuies
— van af allerhande grootsche composities,
zooals zijn Onlwerp vour een Fonlein tot aan
zijn Jonge Mannengroep en 0/ferande en zijn
allerliefste kleine figuurtjes in brons en
ivoor, waarvan ieder voorwerp en voor-
werpje zich door de opperste dislinctie en
altijd gezonde, zuivere teekening, aan onze
aandacht opdringl. Bij de reeds gemelde
sujetlen, voegen we nog een klein niarmer,
getiteld Jeugd, lUil wel totdeaantrekkelijkste
sclieppingen van den ineester behoort.
Vervolgens waren er zeven schildcrijen
van luigeen Laermans, allc belangrijk, alle
zicb ondeischeidend van alle mogelijke ander
werk door luin cigenaardig aparteii slijl
maar bovenal door hun prachtig-lragischen
loon, een koloriel dat als 't ware concen-
Ireerl in bijlend-metaalachtige tonen en ver-
bindingen van lonen, al wat de ziel der
ruwe landbouwers en schamele bewoners
der voorstad aan smart en passie onder
baarhardnekkigzwijgen verbergl. ZijnS//'//d
vooral is heel jni.sl van opvatting, vooral
liet gevecht tusschen de ruziemakers en de
schreeuwers is er op voortrefl'elijke wijze
weergegeven. En daarnaast lieefl Laermans
met een zekere bchaagzucht een naakt vrou-
wenlijf gegeven, waarvan de teekening, de
beliandeling van <ie huid, z6o geheel nor-
niaal, zoo bijna academisch is, dal het
vleesch als met liefkozingen van palet en
penseel behandeld schijnl le zijn. Maar het
allermooisle werk van heel deze serie was
zonder eenigen Iwijfel, de Lamine en de
Blinde, met als decor een van die landschap-
perspeclieven, waarvan Laermans met zoo-
vecl inniglieid de melancholie- de ingehouden
dreiging weet weer te geven. En deze achter-
groiid is geheel de (iguren waard. De kleur
der bladeren is onvergelijkelijk weelderig
van loon. Een blije zonnestraal verlichl den
weg, vlak achler de schreden van de ariiie
dromniels. Is die van lerzij invallende ver-
lichling daar opzettelijk zoo aangebracht ?
In ieder geval voegt ze een biltere ironieloe
aan den indruk van het geheele tooneel.
Wat de twee hoofdpersonen belrefl, —
Laermans beefl ze zonder eenige overdrij-
ving van hun gebrekkiglieid weergegeven.
Ze hebben niels grimasachlig-huilerigs of
gewild-pitloresks. Die schoolers worden
door al de waardigheid van het symbool oni-
slraald en verbroederen zich voorlrefl'elijk
met de Blinden van Breughel, diegene onder
de groote Vlaamsche meesters van weleer
aan v^ie Laermans het naasl verwant is. Hel
gezicbl van den blinde heefl een expressie
van een sereene schoonheid en gelatenhcid
bereikl, die een indruk op ons maakt als
de Breugheliaansche fysionomieen op het
beroemde Louvre-stuk. De uitdrukking er-
van roert ons meer, ze is zelfs verheven,
onidal het lijden er niet als een melodra-
matiscb element op i\en voorgrond treedl.
Het groote decoralieve paneel van Eniiel
Eabry, met de edele, elegante harnionicus
gegroepc'crde ligurcn, lieeft niet minder
152
KUSsrnEnicuTES — uir nnrssEL — iir iu>rTt-:i!h.\]i
algemccn hcwoixlcriii^ jicvoiKlc'ii en liet-
zelfdc mag {jeze^d wordcii van tic dric paiiee-
Icii van Mcvrouw Helena de Rudder, die voor
dc Irouwzaal in liel stadhuis te Sint-dilles
/ijn i)cslcind Alle drie zijn zeer {jeinkkif^ cii
oorspionkelijk, zoowel van opvaltin^ als
i-oniposilie. Vooral beviel me op 'I voorplan
van Ju'l iiooTdpaneel die rondedans van
kinderljes in liet gi'as, lusschen den opbluei
van wide lelien en dat andere paneel, Het
Iliiisiiezin, xoo sober, bijiia •j;o(isdienslif< van
bcwef^in}^. dat bcl volmaakt met deop|)erste
distiiielie overeenstenit.
Dil was wal ik als indcnlaad Iniilenge-
woon mooi heb onderscheidcn in « Vooi' de
Kunst. »
Bij lict tlooibladcren van den kataloog,
beritiner ik me veidei' nog met groot genoe-
gen, dc zeer degelijke iiizcnding van Fiimin
Haes, cen Amstcidaniscli Stadsgezicbt van
Omer Coppens, de Slroom van Fi-ans de
Hastre, een mcdaillc en een hali'veiiieven
werk van Isidoor de Rudder, Otide Tiiin van
Georges Fichefel, de heel gespicrde en
indrukwekkonde Stiidie naar een Leeiiwiii
van Jean (laspar, een bccldhouwer, die
scderl lang geen levensleeken nieer bad
gegeven, maai- wiens tcrugkeer algemeen in
't oog is gevalleii en met blijdschap begroet,
de geeslig-inlieme leekcningen van Aniedee
Lijncn, eenigszins fronimelig en verward in
de oiiilerdeelen, waardoor ecliter aan den
vaslen, lermen indruk van het gclieel, zooals
bijvoorbeeld van zijn Riisldan niet wordt
gcseliaad, het r(';7(iA-/('A'(i/;i<vsc.'i/// van Charles
Michel, de gczamenlijke inzcnding van
Isidoor Opsomer, de heel pcrsooiiJijkc en
aantrekkelijkedingen,dicllen<lrik()ttevaere
nit Vlaandcren en Zeeland bccfl meege-
bracht, de Binnenluiisjcs van Alfred Ver-
liaeren, die allijd even mooi blijven, altijd
gescbilderd op ilitii topazen, robijnen en
smaragden ondergrond; andere, heel mooic
ook, van Vianiiier vooi-al die Iriptiek van
de Sarl-ka|)el, Courl-Sainle-Ktienne, en de
kcik Ic Villers, de niet minder pri)zens-
waaidige van Vierin, de heel aantrekke-
lijke serie slukken van Mevrouw C.lemcnce
Lacroix, de niel minder belangrijke van Rene
Jansscns, de mylologlsche composilics van
Cnlniant, eindelijk een heel kleinodien-
sehrijntjc vol seboone wondeien van den
meester juwelier-eiseleur l-"ill|) NVolfers, o. a.
Ilel eersle Kleiiiood. cenliguurtje in ivoor en
een heel oorspronkelijke koorlezenaar,\vaar-
van cen vogel met uilgebreide vicugclen
de hool'dliguur vornil
De kataloog, groot formaat en ongcwoon
weelderig van uitvoei-ing, is met prachlige,
fotogralici'ti, volgcns cliches van PaulRecker
geillustreerd.
PRKNTIvN IN II1:T.\II;L\VK MUSIX.M >c-».
Deze expositie was uit velcrlei oogpunt vcel
belangiijker dan dc onlangs geboudcn etscn
tenloonstelling in den Kunstkring. I)e vrcem-
de meestcrs vooral niaakten er cen goed
figuur. Ik zag ero. a. platen van Storm van
s Gravczande, Rranwyn en Vallotton, waar-
van de inzendingen, van den laatsle vooral,
zeer bewonderd werdcn.
Van Helgiscbe zijde merkten we op August
Dansc, den Meester-graveur, die hoe cer-
bicdwaardig bij ook is, toch allijd jong
blijft, en die o. a cen ])rachlige gravurc
naar de Koniiuj drinkt van Jordaens en
een andere, niet minder mooi, de Hoiid met
den Spiegel, naar Jozef Stevens gecxposeerd
bad, gezwegen nog van zijn cigcn oorspron-
kclijk werk. Noemcn we vervolgens nog de
beercn Henri Meunier, Delaunois, Mevrouw
Louise Oaiise, Mej. Letnomiicren de hecren
Rassenfosse en Frans Marcchal. Van den
laalste bewonderdcn we vooral zijn ///<■/-
cheuse, (Juinlenrs d'l-!sctirhilles en Kuden.
G. K.
D D UIT ROTTERDAM Q d
() I TI-: li DA MS CII K
kinstkiung - tkn-
toonstki.i.ing van
\vi;hki:nd()()R.ioiian
dflh^i^^S^ THORN PKIKKI'IR FN
fai^as\\wf^ VAN KINSTSMKFD-
\vi;hk Dooiu.rsiAV mofri, krkffld)
VAN 2J l)i;C.-2().IAN. /i^- I/et wor.lt slil
om Thorn Prikker : zijn naam is niel langer
een soort van slrijdkreel en zijn tenloon-
stelling trekl slechls wcinig kijkers. I^r wordt
ternauwcrnood nicer om gclachcn of op
gescholden. Dat is falaal voor werk als dil I
In cen iciwal zwoele atmosfeer koml het
eeist lot zijn rechl.
153
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM
Het is uilgeschakeld uil de levende bewe-
giiig onzer schilderkunst, voor zoover die
nog leel't ; het is eeii liistorisclie nierliwaar-
(ligheid geworden. Of liet later nog eeiis
lierleven zal en in hot licht van verder ge-
beuren een nieiiwe belangrijltlieid liiljgen V
Of liet tocli nog liienien bevat voor de toe-
lionisf? Wie zal het zcggen ? In elk geval
kan deze mogelijkheid ons thans koud lalcn.
Het is slechts de vraag, wat het op het
oogenblik voor ons is... En dan zoii ik zeg-
gen, niet veel ! Met een voorbehoud, waar-
over ten slotle.
We slaan hier voor een vrij iiilgebreid
oeuvre, datoverjaren loopt. Van de nieeste
zijner symbolieke schilderijen {Le Maine
saiiiHuje, Le Forgeron, La Fin d'uneErc) wordt
reeds in zijn brieven van 1895 gewaagd en
zeer na'ieve dingen, iiiteen paar elenientaire
niolievcn saanigesleld, als Bloesen)s en Ocli-
tendschemerin;;, van welk genre hijzelfkwaad
gesproken heeft, dagleekenen waarschijnlijk
nog wel van vroeger tijd. Ken niet zoo heel
vruchli)aar schilderlcven lenslolle; men kan
hetgevoel niet van zich nizelten, ilat Thorn
Prikkerhcel wal nicer beweerd dan gedann
heeft.
Het is liclitelijk koniiek dezeji artist in
zijn brieven zijn veiliouding tegenover de
« natunr » te hooren uiteenzetten, hem tot
de ontd( kking te zien konien, « dat de heele
syniboliek niaar larie » Is, « omdat het een
brntale kwajongensslrcek is, ojiulat de
niooie vornien, die de natnur ons aanbieill
genoeg zijn. » Dat kunnen de synii)ollstcn
zich door een der bunnen voor gezegd hou-
den ! Rn hem niettegenstaande dit allcs op
bet symbolieke weggetje te zien voort-
(liaven, met de daarna |)otsierlijk klinkende
bewering, dat « alles geornai^ienteerd moet
zijn, en dan niet dc schaduw zelf, maar een
oiiianient, dat dc scliaduw uitdrukt » Kn
dat Icrwiji te vorcii oni zoo tc zeggcn dc
scliim van .Ian van l\yck opbezwoicn is !
Maar minder komick is liet, Thorn I'riUkcr
lijn en sclici'p te zien tccUcnen mctlicl gc-
duld cii dc nnchtci'licid van een realist, ja
van een anatooni — cii zijn werk niettemin
tc zien vci'loopcn in licnzclachtig en onvast
symlioliek gepeuler. Hoe heeft die man zich
in zichzeU vergist : liij is geen visioniiair ;
zijn vaaglicid suggci-cert geen dioomen,
doch wekt hoogslens ergernis ! Wie ter
wereld zal zich de nioeite geven dingen uit
te pluizen, waarbij men een handleiding
noodig heeft, om lets ervan te begrijpenV
Wie het gediild hebben, zich door de vville-
keurigheden van deze eigengereide « gevoels-
symboliek » te laten ringelooren? Wat wer-
ken als Lci Fin dune Ere en Maine sauvage
een zekere bekoring geeft, — de zonderlinge
verstorven kleur als van een verblcckte
wandscbildering, waarvan de conlonren
met een krijtstreep opgehaald zijn, — dat is
toch allerminst « de ziel, de essence van de
dingen, » altijd volgens den beer Prikker
zelf in zijn nieergemelde brieven. Ik bedoel
n. 1. sleclits de kleur als niterlijk schijntje,
als « loevalligheid » en niet als synibool.
Als colorist is Thorn Prikker met al zijn
gezwier van papegaai-bonle lijnen weinig
meerdan oppervlakkig. Zijn kleuren blijven
vaag en dun ; zij zijn niet onharmonisch,
maar ze staan niet tegen elkander, hebben
geen verband. Het blijven kleurtjes, die men
wegblazen kan. Als liij nicer dan behaaglijk
wil zijn, wordt liij overdreven en rheto-
riscli, om het maar zacht uit te drukken.
Zijn groote decoratieve leekeningen van
vogels, visschen. insecten zijn smaakvol en
serieus, maar zonder eenige artistieke aan-
doening. Om niet onbillijk le worden, moet
men aan Japanscbe kunstliever niet denken.
Thorn Prikker als craftsman,... er was op
deze tentoonstelling te weinig, om zich een
meening te kunnen vornien, al ontbrak het
aan versclieidenheid niet. Een bronzenplaat,
een kamcrscliul, een vvieg, een kraagje,
zijdeii lapjcs, een wandkleed, — men ver-
wonderl zich in elk geval over de veelzij-
diglieid van den artist en tracht zich weer te
doordringcn van de waarheid van het oude
maxinie, dat over den smaak niet valt te
twistcn.
f"n toch, het komt nie vooi', dat deze zon-
derlinge, zoekende artist — ongeequili-
breerd, omdat liij zich als een edit anarchist
uit den bodeni zijner cultuurlosgeiukl heeft,
omdat liij zijn arlistiek voorgeslacht heeft
verloochend en daardoor van de simpelste
waarhcden vervreemd is gciaakt, — lets,
misschien veel had kunnen worden, als de
omstandighecien hem gunstig waren ge-
wcesl, als liij elders en in een andcren tijd
154
KUNSTin:iii(:iiri-:.\
riT i{()Tn:i',i>.\M
(Ini) oiizeii ultra-individiialislisclicii ffclcefd
had. Ik bedocl als waiidscliildcr.
V.r warcn liicr dric oiitwerpt'ii voor imim-
scliilderin;;, waai'van cr Iwcc iiicl l)ij7.()ii(lcr
warcn. Maar dal xoor SI.. I iilicn rHospildlii-r!
Met is iiaar liel laalslc hool'dsluk van
Fhui bell's sclioonc conle. I)c fi}4urcn van
dt'n hcili}<e i wal al te {^eoulrcertl in liuudin<;
en inusctilaUnir) en van den bleeken seliiin-
aciiti}4cn C.liristus in liel booljc /ijn /.iiiver-
deeoratief gezicn IcKcii ilen aclilcrf^roiid.
Maai- bet zijn minder dc figiiren, die liet
d()en,dan wel de aciilei};ion(i zell': een wijde
donkcr-rollcnde zee, sleik-i^cslylcerd ; {^loo-
le rugj^cn van soiniicr-violel en j^rijs en
groen, tegen den duisleren heniel niel een
vreeind, sinister liclit aan den higen liori-
zont, lei van lra<iick. I)e onilijsliii}^ {}>olvcn-
molieri wal smakcioos.in huissciiildcrslranl;
dal is 'I'liorn I'rikkers slerke zijde niel. Maar
in de sch'iiderin}} zelvc is iels van den groo-
len slijl en al bondl de iiitinj^/.icb areliaisee-
renderwij/.e aan de overf^cleverde vornien,
ze is van persoonlijk f<cvoel vervuld. I'Ji als
bel platle vlak u ten laalslc aanduet als
ruinilc, als de rylbniiscbc lijncn bewc}<inf;
vooi' II {■•-■warden zijn, bewe}<in{<, die dni-
zcndsleinnii{> op n aaiircill, dan bet^iijpl nc,
wal Tborn Prikker allijd voortjcstaan bcel'l ;
wal bet ei{<enlijk is, dal bcenklinki dour
zijn onbebolpen {{clilosol'eer over iialuur en
knnsl, rcaliteil en abslraclie, door al dal
jon^^cnsafbli-^ };esc-bellcr van zijn te kwader
lire nilj^ef^even brieven : een siiiarlkreel van
verlan;{en naar nionunicnlalc knnsluiling.
Dan {^evoelt }^e iels als decrnis met den
artist, die met ziilke aspiraties wel in {jeen
rainpzali<;cr land en ()n{{nnsli{<er lijd had
knnnen jjcboren worden.
■^-y liel smeedwerk van (liistav .Mori : een
niuurhu'hlcr, kandelaars, deurkloppcrs,
<lciiibesla}4, — alles in ijzer op ecu bronzen
voorwerp na. (Icbruiksvoorwerpen, die uit
hct {jcbrnik i-akcn ; {^ebrniksvoorwcrpcn,
waar bel liixc-karakter dik bovenop ligl
Dal nio}<en de kuiislhan<lwei'kcrs wel eens
bedenkcn, aleer zij zicb illnsies sebeppen
over de loekonist van lain sircvcn. Want (lit
is (^ecn uitzondei'in;<.
Af(4ezien nu daarvan : bet werk van Mini
niaakl een waarlijU ^;e(llslinfieei<len, delti^en
indrnk ; bet herinncrl aan den jioeden tijd
van bet bandwerk, dc latere inidilelccu wen
en de vroej^c Henaissanee. De voriiicii zijn
zonder preleiilie, maar lijnj;cvocld van lijn ;
bet ornamenl is nicer aangegeven dan uitge-
wcikl, zooals men liel in dil stoerc maleriaal
licl liefst zou wenseben. De onvrncblbaar-
bciil van dil kunstmalin-berleefde bandwerk
voor onzc bedciidaaf;sclic eulluiir erken-
neiide, kan men ten sloltc zijn bewoiiderinn
er niel aan ontboudcn.
$,tb -^^ ^ '^9i ^9i ^9i ^9i :^9i :^9i {^fi -^iti
KUNSTZA.\L OLDKNZKHL >o». Van A lot
25 Jaiuiari een teiitoonstellint; van buileii-
landscbe kunst. Scbilderijcn van den Parij-
zenaar Kugciic Hocb, lamelijk kakclbontc
dingeii, die, och ja, sonis wel licbl nitdrnk-
kcn. Ze waren bovendicn kersvcrscb en dns
meerendccls ••cduclil ingcscbolen, bier en
daarzoo bol en droo}< alsccn f^cverfde plank.
Dal scbijiil er legenwoordi}^ bij bet expo-
seeren niel nicer oj) aan te komen ! Maar
zelfs ill behoorlijken slaal gcloof ik niel, dal
dil werk ecu veel verkwikkclijker iiidruk
■>einaakl zou bebbeii.
I5elani>rijker was ecu colleclic orij^ineele
teekenint'en en aquarcllcii voor bet .Mfin-
clieiier lijdscbril'l Jngeud, ecu pendant van
bet werk der Simplicissimiis-lcekenaars, dal
voor ceil paar maanden bij Heekers uil}>c-
slald is {^cweest. Men kan niel nalalen ver-
{{elijkiii'^cn te niakcn, die niel in bel voor-
dcel der Jnnend-leekcnaars iiilvallcii Iluii
werk is minder bomoHcen : wal de in artis-
liek opziclit zeer uiteeiiloo|)endc Simplicis-
simiis-teckeningen bij clkaar boudt is ilc
scliamperc, bcwnsl-saliricke gecst waarvan
alles niliiaal. Ik zonder den aaii{>enamcii,
maar {iladdcn artist van ■jalanle •^cvallcii,
Hcznicek. naluiirlijk nil.
Dczc deiij4d misl men bij de.luf^cnd-teekc-
iiaars }<ebecl.Hij ben isfjeeii sprake van parti
pris: met al bun wjeuf^dific onbesuisdbcid <•
vermijden zij bet wel zeer zor^jvuldi}} aiili-
bouif^eois te zijn. Ovcrifjeiis zijn ze alles wat
{je wilt ; zoetelijk, seiilimenleel, bizar, faii-
lastiscb, ikomisclii,... zooals bet jjoede mo-
derne reporters bctaaml. Soms zeer knap.
Maar nooil cliie. Dal is een ciHciisebap in bet
Isar-,\llien al even (nibekcnd als in deliooi'd-
stad aan de Spree. lu-n uit tieii vreemde
l.V>
KUNSTBEIUCHTEN - UIT ROTTEIWAM
overgewaiiid vleugje telt nietl Dat verraadt
zich lioogslciis in den jongensachligen lusl,
oni naar vcelbewonderd Fransch voorbeeld
deflige Schminknimlen le leekenen.
Doch het is voor een Hollander gemakke-
lijk met een spotachtig glinilaclije aan dit
alles v< orbij te gaan en erzicli uit de lioogte
aan le ergeien, dat het zoo «Duilsch» is;
de gemoedelijklieid, de ronde vroolijkheid,
de wat grove, maar vaak IrelFende karakte-
ristiek o\erliel hoofd te zien voor scheriier
eigenschappen, die men vergeefs zoekl. Met
al onze superioriteit, — ons sociaal leven
schijnt ten slotte te bekionipen, te arnibloe-
dig, omien dergelijke arlistieke reportage
te kunnen voortbrengeii Beginnen we dus
eerst met le erkcnnen, dat wij zooiets niet
bebbcn en dat zelfs de Duitschers bij onze
« lourtleur » altijd nog luchtig zijn. En als
men van dit werk verder niet verlangt, dat
het lets meer zal zijn, dan als wat het zich
komt aanmelden, dan zal men, zonder zich
aan het minderwaardige te zeer te ergeren,
zijn vermaak vinden aan de rake uitbeel-
ding van nienig anecdolisch geval.
KUNSTZAAL RKCKKRS. TENTOOXSTEL-
LING VAX WEHKEX VAX W. DE ZWART
yC^ Een dertigtal schilderijcn en teeke-
ningen ; onder de teekeningen verscheiden
Fransche sujetten. — Het is raak, maar
zwaar, onaangenaam zwaar. Zijn harmo-
nieen zijn beslist, maar allicht cru en wreed,
als hij op dreef is. Vooral zijn ordinaire
paars is al zeer onverkwikkelijk. En dan —
men kan nooit nalaten bij hem aan verf en
schilderen te denken. Het is wat anders, dan
het gewone « niet uit de verf zijn». Dat is
een onbeholpenheid van het metier; bij De
Zwart zit het dieper, schijnt het een gebrek
aan innigheid. En toch kan men nietzeggen,
dat hij geen stemming heeft. Maar zijn werk
is niet teer, het voelt niet zacht aan; er is
altijd iels rauws in. Een relle, winderige dag
met fellen zonneschijn, dat gelukt hem
eigenlijk het best. Een ding als de groote,
krachtige aquarel de Biggeiimarkl b. v.
Maar laal het een stiller moment zijn, als
die late grijze dag ; een vaart met roeibooten
aan den kant en een mooi witlandhuis in de
verle in fijnen toon. Het was voortrefTelijk
en lorsch geschilderd, met vaste groole
vlakken scherp tegen elkander gezet. Te
scherp : men miste de zachte weemoedige
droonierigheid van dat intieme moment, in
de algemeene almosfeer, in de schemerende
massaderachterelkaar gerijde lanenboomen
vooral; het leek aangezien als een op le les-
sen vraagstuk, zonder liel'de of loewijdiiig.
Zeker, er viel veel knaps te bewonderen ;
de HoUandsche dege degelijkheid verloo-
chent zich bij hem niet ; men voelt bij het
zieii van dit werk zijn respect weer slijgen
voor het hooge peil, waarop het metier bij
deze generatie staat of liever stond, want
daar is ongetwijfeld bij de tegenwoordige
achteruitgang waar te nemen. Maar het blijft
bij koele waardeering, op een afstand... Sym-
pathie, de niijne ten minste, blijft ver. Er wa-
ren sujetten die aan De Bock deden denken
En dan verkies ik dezen boven De Zwarl.
VOOR DE IvUXST /-♦■ De RoUerdamschc
Verceniging « Voor de Kunst » opende den
20' II .lanuari haar nieuwe expositiezaaltje
met een tentoonstelling van studies, schetsen
en krabbels van Anton Mauve, welwillend
door de familie vaii den groolen kunstenaar
uitsluitend voor de leden der vereeniging
ter bezichliging gesteld. — Wat bij De Zwart
onlbrak, was op deze kleine tentoonstelling
in ruime mate aanwezig : teerheid, intimi-
teit. Het was inderdaad « Mauve inlime. »
Volslagen schilderijen waren er slechts
een paar : menige sludic echter was zoo vol
en rijp van kleur, dat ze de waarde had van
een doorwrocht werk. Verrassend voor wie
Mauve niet van zoo nabij kende, was de
verscheidenheid van toon en gamma ; hoe
kon het trouwens anders bij een artist, zoo
open voor de wisselende momenten der
natuur?
Maar het kostelijkst waren wel al die
kleine teekeningetjes, soms met een weinig
blauw en wit verlevendigd, — vluchtige
maar steeds bijna weemoedig-bekoorlijke
notities van wat hij op zijn wandelingen
zag : een boomgroepje, een hek, een sloot-
kantje, een niets... Dat was, om telkens weer
naar te kijken en telkens een nieuwe kantje
van het geval te zien.
Wat zulk een intieme tentoonstelling leer-
zaam is ! Het ware le wenschen, dat er meer
zoo gehouden konden worden. R. J.
156
OPMERKINGEN OVER ENKELE
SCHILDERIJEN VAN REMBRANDT
M)i;n (If ii'L'ks scliildt'rijfii v;m. IU'inl)r;m(lt, div in lii-l
;itj<t'l()()|)en jaar aan liel liclil kwamfii, of van cij^eiiaar
wissoldc'ii, zijii cnkc'k' \va aroint rent de iiu'cningeii
nift ovcreenstemnuii en andeiT die lot lu'din in de
liti'iatiuir iiof^ niel Wfrdon vciiueld.
Nict al<<enieen erkciid isde I'rofrcl liilcdin (All). 2).
\n Ik'I l)c'zil van den lieer von Hosehek Praag,
icii sriiiiiK rij svaaiop liiedius 't eerst voor Renil)iandt aanspraak maakte.
Wat vooi de eelUlieid spreekl lieeft Bode nileengezet ('). Tot lieden kenl men
l)niten Ueinhiandt geen enkelen kunstenaar. die een werk dat zoo kraelitig
van iiitdiukking is, in den zell'den lijd dal dit onlslond, had knnnen
sc'iu'|)|)i'ii. De vereeniging van harlstoeliteiijk willeii en kiiuleilijke onlielioi-
penlieid. diiidi op een jeugdigen niaar genialen kunstenaar. Lastnian, aan
wien men weliielit zon kunnen denkeii, mist l)ij grooter vaardiglieitl in de
teekening, golieel dit intense in de karakteiistiek en de knnde om lielil- en
seliadn\v<Jeelen van de e«)mpositie in gioote vlakken i)ijeen te liouden. I)c
kleuien zijn weliswaaf nog niel gelieel in de manier van den lateren Rem-
liiandt, liclit en l)ont, waarin vooral vleeseliklenr en lila den hoventoon voe-
len, zoodat het mij waarseliijnlijker voorkonil dat liel ongeveer in 1()'2() en
niet, zooals anderen aaniieinen, in Ki'il) is ontstaan. Want in de sedeil Ki'J?
gedateerde stiikken l)lijlt van Lastman's koloiiet hijna niets meer over.
Voor de snperienre eigensehappen van dit werk spreekl een vergelijking met
een coniposilii' van (ierrit lileecker in Rotterdam (Afl). 1), waarvoor waar-
seliijnlijk wel geUrnik zai zijn gemaakt van Rcml)randt's stnk. Bleecker was
evenals Reml)randt hij Lastman in de leer en weliielit, aangezien de eerste
beiieliten aangaande luin als zellstandig seliilder van t jaar KVi.'i stammen,
terzellder tijd als liij. Zoo laat zieli licht dit hekend zijn met Hend)randl's
Rileani veiklaren De nog wal kunstmatige opimuw van iiet voori)eel(i vinden
we l)ij Mleeeker verheteril weer met rijker lielitniianeeering. terwijl de gelijk-
I'l /.citschrill /lir nihientic Kiiiisl, 19'.).')
OsiK KissT. ni-i'l XI. N- I, April UNIT
OPMEHKlNdEN OVEIi ENKKLE SCHIEDEIUJEN VAN HEMBHANDT
matig van links iiaar reclits loopende sl()ffai>e van {\vn achlergiond de ruimte
duidelijIuM' vcidirpi en allt's lu'tlcr en zor^Nuldi^cr in dc nilvoeiing is, — niaar
Al h. 1 — C.EUIilT BLEKCKKU : <le Profect liilrani
(MiiM'iMii noynmns, Roltcrdain).
loch komt deze kunsl ons ziolloos voor naasi dc teni|)eianien(\olle ailing van
don groolen beginner.
In de ooikonden nil "l jaar 1640 vinden we een Profeet Bileain van Retn-
l)randl vermeld, zooals Dr. Hoistede de Groot, waar liij zich legen de echtheid
van l sink uilspreekt, zelf mededeelt. (') Houdl men liel weergevonden sluk
voor colli, dan ligt hel voor de hand oni liet hierniee lo idenliliocren. De zaak-
golastigde van den koning van Frankrijk, Lopez, had hel van Rembrandl
gckochl, door hemiddeling van denzellden kunsliiandehiar, die ticn Casli-
glione van Rafael op dc vcrkooping Ic Amsterdam, waar Rembrandl een
schets naar hel sink maakle, in zijn bczil kreeg. In Parijs vverd loen later,
in 1641, de Rileam op ccn groole anelie verkochl. Ons mag hel misschien
verwondercn dal hel daar, zooals ons in een biiel van een ooggetiiige
verleld wordl, Icgelijk met een zoo door en door lijp work als de Arioslo van
'liliaan hewonderd werd. Maar men moet bedcnken dal in dien tijd de
jengdweiken van Hembiandl een gebcurlenis waieii, — een weerglans van
(') Zock (iciaakte Hcinbntndts in lit'l l.cidsch .huubockjc, I'JOO.
158
<)i>M[:iii<i\(u:s ()\'i:i! eskei.e sciiii.dkiu.ies i .i.v iiE.Mnn.wDr
.\ri> -2 - lllCMIiKANDT: .1.- I'mfi-.'! Hil.Miii.
liKi'lKlniii ^Hll <l.'l> llri'l' vein llosclli'k. |-in:l|!)
den iiulriiU (lien zij iiia;ikleii, wi-iTspic^tll zicli in liol l)ai<l)oeU van Conslanlijn
Ihiy^cns, con I'vi-n j^roolo ^cljcniiiMiis als Ihans voor ons dr wi-rkon van zijn
ondci'doin /.ijn.
Ili'lvan 1()2<S ^fdali'i'i'dr srldldi'iii : dr (inuuKii'iiinmir luui SimsainXW). h,
is oidanf>s van viTi)lijt'|)laats voiwisscld i-ii nil lu'l pali-is van di-n DniKclii-n
kiizir naar "I Kaisci-KriediicliMnscnni viiiiuisd Ik-I is, wal koloriid vn
inlioud beticlt, veiiTweg lu-l aanliekkilijkstc ondi-r do viorj^wfrkcn
159
OPMKIiKI\(;f:X OVEli ENKELE SCHILDEIUJEN VAX l{EMLinA^^DT
u\ liet Belli jiische Museum, wiit veibrokkeld in de slrucluur en in de
liewegingeu. niaar duideiiji< in den sanienliang der figuren, die in een
halven cirkel. \an voren iiaai' achferen gesleld zijn, en met hunne
gel)aren tcgelijk de ruimte dieper en den gang der handeling duideiijker
maken. Aangezien het sink
veinioedelijk doorde erfe-
nis van de Oranje's, in 't
Ijezit van den keizer is ge-
raakt, is t mogelijk dat het,
samen met de, ongeveer
gelijklijdig ontstane Soli-
man van Lievens (Galerie
in Sanssouci), reeds in
1628 door Piins frederik
Hendiik. door bemiddc-
ling van Constantijn Huy-
gens werd gekoelit en zoo
in Sanssouci kwam. Wel-
lielit is liet geen toeval dat
Remi)randt eenige jarcn
laterzijngroo ten Maecenas
Huygens, aaii wien hij zijn vroegen roem ten deele dankte, een machligere
variante van lietzelt'de molief « Het Blindmaken van Simson i' dat nu in
Frankfort is, ten gesclienke heeft gegeven.
Als studie voor het stuk in t Kaiser-Friedrich-Museum, kan de pen-
teekening in het Leidsche Prentenkabinet beschouwd worden, die dan
daardoor een der vroegst bewaarde teekeningen van Rembiandt vvordl. Als
echtc vroege teekeningen worden gewoonlijk alleen de studies in rood krijt
naar de oude mannen aangemerkt, die nog wat academisch zijn en aan
Lastman hei inneren. Veel nieer in den geest van den lateren kunstenaar zijn
de vroege coniposilie-onlvverpen, die met de pen zijn uitgevoerd en in de
breede, eenigs/.ins plonipe streken, evenais in de meestal kleine verhoudingen
der figuren aan de teekeningen van Elsheimcr doeii denken. Enkele dezer
kleine blaadjes voeg ik bier bijeen :
1. //('/ Eiiundiis-iiKKil. studie voor bet sink i)ij Andre. Ibans in bet bezit
van W. Bode te Beilijn, (veigel. Bode, Liidsch Jdoiboekje. 1^06).
2. Zellde onder\vei|). Christus staande. Kabinet te Berlijn, (Ver-
zameling von Ijeckeratht.
'^. C.lirisliis Ic Eiunu'nis. laatslelijk in bet i)ezil van den lieer Lebeau.
kunstiiandebiar le lleidelbeiii.
AM). 3. - UI'.MHIiANDT ; Sliidie vooide (-.(
iPifiili-nUaliiiul, I.eideni.
160
()I>.]ii:i:kl\(u:\ or/;/; kskei.e scnn.DEni.iKS r.i.v i:i-:mhi!.\M)i
All'. I. KIMISl; AND'I' : Dc IW'Viiiip'iinnnM' v:in Siiiisiiii.
K:liMr-l-ii<ilii.li-M..s.tllll. Ilcrlijil).
I. Dtivid sprrll raur Saul, in lul l- r;iiikr<)ik'r k;il»iiu'l. nil (k'n/cirdiii lijd
als lirt Fnmrork'i- sink (iili^th. Id |{()(k-V;iiiiiliiui- liinihiiiiull in liild mid
Wall, l)lz. .S<.)).
."). Opmckkiixj luiii Lukhiis. H()ym;ms-Miist.iini, liotk-idiim Wrllichl
c'LMi vooistiidie voor I sink in t Wiilkuc-Muscnni, omsliitks HVMl
(). Lol en zijii ilotlilcis, (iocllu'-liiins, Wcinmr. v:in Kl.'UI onm'M'i'c, (;iti;i'l).
ill Heinbnmdl in liild iin<l Wml, Id/. IHi.
7. Sliitlie I'oor ilr l'(iriscirrs.;\:[t\ \\\v .hnhis (k' /ilvcrlini^iii kin^lni'iij^l (.'),
161
OPMERKISCliX OVER ESKELE SCIIILDERIJEX VAX liEMnRANDT
oj) (le nc-litcTzijde olmi roiKikiijt-sliulii.'. in "I l)ezU v;in Dr. Hofstecle de (irool
<S. Sliidic poor hrl srhililcrij mcl dczv zelj'de vourslellimj, in een particu-
lieiv vcr/aiiK'ling Ic Parijs. Mimclien, van 1(>29 ongtveer, Iwijlelaclitii;.
9. Bij iiitzoiuiering lieelt de kunslcnaar ook een compositie-ontweip in
rood krijl nilgevoerd : dr (iiaflcijcjiiKj, in iiiilisli Museum, van 1()30. (*)
Men null* niel eenige zekeilieid aannenien dal Renil)randt een portret van
Con.stanlijn Huygens, met wien liij tot onistieeks de Jaren 1(54.>5(I in vei-l)inding
stond, ifeseliildcrd heeft. Xu l)estaal er in Hamburg een autlientiek portret
van Maurils Hiiygens van Kio'i liode en Hofstede de Groot plaatsen in den-
zelldcn lijd liel eenvuiidig gesehildei de, aantrekkelijke portret van een jongen
Man in Duiwieii-C.ollege (All). 7^. Ku ongetwijfeld terecht, aange/ien het in de
groote parlijen en de bonding dcr liguren de tegenbanger is van bet Hambur-
ger stuk. Met wien anders liad zieb Maurits Huygens, bij bet welbekende
I'amilie-zwak der Hollanders vooral, anders samen kunnen laten scbilderen
dan met zijn bioeder? Maurits was de eenige die in aanmerking komt en zijn
leeflijd (geboren in 1596) stemt zeer goed met bet uiterlijk van den voor-
gestelde overeen. Kr bestaan enkele met voile zekerbeid bekende portretten
van Constantijn Huygens, o. a. van .\. Hanneman (den Haag), Netscber,
W. Vailhinl ii)eide door .\. IJlooteling gegraveerd) en van Cornelis Visscber,
waarvan de meesten bem ouder vooistellen en die alle een versebillende
gescbapenbeid der trekken verloonen. Het vroegsle, ongeveer gelijktijdig met
Hembrandls sink, ontslontl bet porlret in de leonograpbie van Van Dijck.
Wanneer men deze beide portretten met elkaar vergelijkt, dan is de gelijkenis
wel-is-waar niet gebeel overtuigend en vooral sebijnt bet voorboot'd op bet
stuk van Van Dijck iiooger, ook wanneer men de plat neergekamde haren
wegdenkl. Aangezien bet onderdeel der geziebten ecbter veel overeensteni-
niing met elkaar beeft. sebijnt niij. in aanmerking genomen de versebillende
individualiteit der ondeiscbeiden kunstenaars, de identiteit der voorgestelde
personen wel waarscbijnlijk. Daar Maurits en Constantijn zieb zeker in den
Haag, waar zij woonden. welliebl o]) de lluizinge Hoofwyck te Voorburg,
(' 1-AMi .\voniliiuiiils\o()istelling in lu'l Museum I-\)(l or tc .\nisterilam, tlie aldaar aan
Remljraiull woiill toei>esclire\ en en die mij vioegcr oolv voorkwam edit te zijn (ongeveer
van 1630 vcr.^el Remhrandl iiiui seine Umgehmtii van sclirijver liezes, 1905, lilz 76)
belioorl l)ij lie volgendc leekeningen, die er, wat slijl belreft, gelieel mee overeenkoinen :
Dresden, Opwelclcing van Lazarus, in Ivjogle-forniaat idoor Braun als van Remliraiidt
gel'otogral'eerd ; Berlijn, von Heckeralh : Clnistus met de overspelige Vroiuv, tereciit
aan Pliilips Koninck loegesclireven ; .\ll)erlina ; Gevangenname van Cliristus, Iwee bladen
gepuiiliceerd als beliooiende tol t^cnibiandt's scliool ; en welliebl British Museum :
Prediking van Johannes den Deeper iKleinmann. I. 00. Zij zijn van de hand van
Philips IvonincU iliet Dresdener blad is zoo geteekend en zijn gedureiule den leertijti van
den laatsle, ongeveer 16.35 onlstaan, zooals de oveiecnUoiust in siijekl en opvalting
met Rembrandt's werk uit dien tijd bewijst.
162
(>i>mi:i:ki\(,i:.\ over i:ske!.e sciiildehi.ies r.i.v i:E.\fi:i:.\.\i)T
Aril. ... — IIKMIilt.Wl) I : \l:illsl'nilrcl (CollslMlllijIl ltll^K<'l1^ .'I
\'('i /siiiicliii^ van Dulwioli r.nno};r)
cii iiiil iv Anistt'idiiMi liclilxii l;ili'ii conloi IVili'ii, mkiji; nun. Iiiluihr ilt'
vrocf{i're l)ez()i'kfn \;in Leiden nit iKi;if den IIjkii^, \\;i;n\.iii I Imihrjikeii
'I l)i'riclit f>crrt, ook iiii Uoil opoiilhoiul v;in IU'iiil)i;iii(ll in \(V.\'2 v;in .\nisU'|--
(liiin nil, fiiiiHU'inen.
l*'.n l-jj<on Porlrel, (l;il op j^elu'c! j^elijke wij/.e in ile lijst is j^e/i'l ;ils lirl
andi'ic in Dnlwicli-C.olU'i^e en d;il in i jiini' le voren onlslond. is onlnnj^s weiT
in den I-',ni;i'lsi-lien knnsllKindel (ip^iddken i.\ll). <i)I5ij den xcrwjinrlixisden
toesland. \\;i;iiin liil /ieli eeisl hexond, Helen de sliji. de k;M;d<leiislii'kc
163
OPMERKINGEX OVEIt ESKELE SCJll Ll)ERUE\ VAS HEMBHANirr
All), i; - I!|;MBRAN[)T ; KiKi-M I'dili-.'l v:iil l(i:il.
(Eiigclsclu' Kimslli.iniiel).
kenleekens van den kiinslenaar zich naiiwelijks onderscheiden. Na verwijde-
rinf* van dc oude vernislaag kwani editor hot ])orlret. als ecn l)uiten<<ewoon
wel l)e\vaard werk voor den daii. l)e voornaanisle schoonlicid er van ligt in
de, voor liet onlslaan-Jaar l)nitenge\voon lichte en vlotle wijze van scliilderen,
daarenl)oven in de klenr, in liel kersrood van den l)arok opgetooniden hoed,
die voorlieil'elijk in sleniniinL; is met iiet i^rijs van i\l'\\ striiisveer en den
lichten i^rond en l)oven(iien in de onljewusle nitdiidd<int< van liet liaif Ijoos,
164
OPMEliKISGES OVER ENKELE SCIUI.DERIJES VAN liEMIiUAShT
Afb. 7. — HEMBRANDT : I)c Scliiil|u-nniiig.
Vci/;uncliiig()llo Itvit. I.oiulcn).
half vriciuli'lijk kijkeiide {<eziclil, dat ons, een l)ccljc nail-<>rol' van voim.
aaiikijkl. Wal do k-chiiick hi'lrcl'l is hel zeer na aan hot Kifjcii Porlrel Ic
Bruiiswijk vcrwant, dal in dm kalalooj* iio{» ten oniechti' aks IwiJIVIachtig
staal aangcgeven. Daaniaar mod dan lu-t Hrnnswijksclie PoiliTt ccr in 1631,
dan, zooals door Bode aangenonien woidt, in 10.5;? onlslaan /ijn.
I)e vroegwerkcn van den knnsU-naar, voond die, waaiop nieerdere
figmen worden vooigesteld, /ijn vuor aiies van l)iogialisclie waarde, onidal ze
alseen voorijeicidinj; zijn voor de vele plannen die Reniinandt later nitvoerde.
De eerste seliakel in een leeks tooneeien met veel kieine liguien, die zicii
vooral in liooggeweli'de keikruimten al'spelen, vinden we in den Sclmtpenniiig
165
Afl) S. - HKMHUANnT ; I)E OPDRACHT IN DEN TEMPEL, (gewasschen penteekeningl.
(Veizani.'IiiiK ll.M-Hiiic. I.ondcni.
riiot. Hanfslacngl. llunchen.
Atl). 9. - KEMIUIANDT: MMKON IN DKN TKMPKI,.
iM.iiirilshiiis. dm Ilniig).
()i'Mi:i{i<i\(ii-:\ ovKH i-:\Ki<:i.i-: scim.hEni.iES v.\s UEMiiHASin
Villi Ki'iM (Al 1). 7), (lie dv LoikIcdscIk' vi'i-/.:iiiu'l;i:ir. Allied Hcil, iioj^ koii vooi-
zijn (lood, door ln'iiiiddc-liiig van liodt- in zijn l)C'/il kiccf^. llct is di-
voorl)()di.' van den Simeon in den Trntpcl van 1().'{1 in "I Mam ilslmis (All). '.)i,
evt'iials (lit \vn!< wt'drr dc vooiloopcr is van di' Oncispi'liiir Vionn' \aii Kill
ti' Londi'ii (Alli. 1(1). Als over^anj; Uissilien iict Haausciu- rii lu-t I.oiidriisclic-
sink, slaal ciii tei'Ut'ninj> in di- Veizamclinf> HeselUnr ti- Loiidrn (All). Xi,
(lit- wal inliond helrcfl nadir hij l eerslc en wal loiinaal aan<<aal, dic-lik-r
l)ij licl twc'C'do (k'ZfP scliildoiijon staal. Verf^clijkl nu-n de Sclialpt'iininfi
inc'l di'M Sinu'on in di'ii Tcinpc'l, dan is (U' \vt'ikinf> der vroef<ere voor-
slellin<i \vc'l-is-\vaar nog lonip en plonip, en de op den rng geziene sil-
honellen van de diie merkwaardige dicht-op-een-slaande fariseeers, hezit-
len nog niet de kracht en vollieid van die liecilijke gedrapeerde fignnr \an
den Hoogei)riesler oj) liet Haagsciie sink. I)e groep van Maria en van
Simeon vornil een, nil ecu plaslisch oogpnnt rijkere afslnilino van dvn
halven cirkel, dan de bijna niets zeggende gestalle van den (!liiislns op
de andere eoniposilie. De liool'dfigiiien zijn i)ij gene in den zin van
een duidelijker s|)iekende riiinilevorniing verder naar adileren, de op
den ing geziene ligiiur is verder naar voren en reelits ineei' naar de lijst
toe geseiioveii. Ook de areiiiteelnnr is niooier in den aeiilergrond naar de
dieplc heen geweli'd. In ieder o|)ziclil is eehler de Overspelige Vrouw, le
Londen, nog vcel onlwikkelder. De riiinitc is in korler al'gehroken at'deelingen
verdeeld, de voorgrond is minder opzellelijk geniarkeeicl. Hovenal doet hel
liclil de omtrekken der ligmen minder opvailend naar den voorgrond Ireden
en vloeit meer loevallig over de verseiiiilende groejjen heen. Veigelijkl men
het werk in de National Gallery met den Schatpenning, dan ziet men eerst
hoevecl scliilderachtigcr Heml)randts knnst hinnen een tijdsverloop van
15 jaar geworden is, hoezeer ze in hel begin nog hinnen de lineaire slijl van
hel l)egin der xvn'' eeuw gevangen zai. Zooals l licht op t sink hij Beit heen-
gevoerd wordt langs de |)looien van het gewaad van den (".iiristns, herinnert
nog aan Italiaansche knnsi, zij l dan ook aaii de nieesl eoloristiseiie riehting
der llialianen — aan de Venetianen, aan Hassani welliehl. — Maar ook
deze lineaire o|)vatting hij de iiehtvoering is niet zondereen zekere hekoring,
die later eehter, ten guiisle van zekere optiselie werkingen, verdwijnen zal.
De krachtige eonloeren der gehonwen en van de lignrcn, die klaar en helder
over l heele sink zijn heengelrokken, zetlen grootlieid hij aan de lignur en
geven hel gevoel van een wijde rnimie, de eiikele klenrvlakken van helder
groen, geei, lilagrijs, zooals ze klaar en scheip Ugen elkaar gezel zijn, wekken
een gevoel op van frischheid, van zniverheid in hel werk.
Ook wal iniioiul i)etiert is de ('.ijnsjwnninti een voorheieiding voor lateren
arhcid, vooral in de werking der eonliaslen. Tegenover de liewegelijke, iosse
167
OPMERKfNGEN OVER ENKELE SCHILDERfJEN VAN REMBRANDT
figiuir van den Cliristus, staan de zware gesloten massa's der Fariseeers ; het
temperameutvolle van den Prediker contrasteert met de indolentie en den trots
van den Rabbijn, die van boven voor aan de wand-opening staat. Zoo ziet ook
de Leviet onverschillig van nit het venster toe, hoe de gewonde door den barm-
hartigen Suniritaan onder dak wordt geliraclit. (Ets van 1632). Zoo verheft
de pompoiise ceremonie van den niis-lezenden priester op den Simeon, in
den Haag, op de Verdrijoing iiit den Teinpel (Ets van 1636), op de Ooerspelige
Vroaw in Londen den indruk van het diep-inneriijk gebeuren, dat op den
voorgrond de harten en zinnen der menschen beweegt.
(Wordt I'oorl.jezed. \V. R. VaLENTINKR.
1C8
f 1 ■•■' '"'''^i^.^
I'lioi lluiiltt;ii.-nk'l. MuiicIk
Alli. lU, - HKMHHANDT : I)K OVKHSI'IXIUK VllOl \V.
iNatioiml Ualluiy, Loiulciij.
ENKELE LUIKSCHE KUNSTENAARS
(Dcnic (irliLi'l) '
FRANCOIS MARECHAL
EN naiiin, dio tcekt'iicnd is voor den heelen m;iii. I-^eii
edit Waalschc naam, die zoo krijgshaflig in de
^^ Waalsclie ooren klinkt. Een mooie naam, van werk-
E^V/ ^nl^ 7 ]L nianso()rs|)iong die de adelskwailieren van een lange
^■Nfr/^Jr^^ leeks van werklieden-vooroudeis onivat. Ik i)ed()ol
^Ky^^^^i^^Ay <.\^'n adeldoni van den aibeid.
Fian(,'ois Marechal is ziiiver aiilochtoon. Hij is een
voorlbrcn^sel van den Luiksclien i)odem — van dezen grond en van geen
andeien. Hij is als een plantgegroeid in een vouw van de heuvelen, die zachtjes
neeiglooien naar de Maas, aan den zoom van een ouden sfraal\vei>. waar de
werklui langs nioeten als ze naar de laiiriek gaan, in de hnurt van een
kolenpnt. Waar l talent van Aiinand Hassenfosse in een atmosleei' van inlel-
leetnaliteit onllook en zieii eersl iangzaam onlwikkelde, hloesenuie en
ontspiong dal van Mareehal van aft eersle morgengloeien van zijn jonge leven.
Bij hem is de kunstuiling gelieel s|)onlaan. Voor hij er nog iets van had
geleerd, maakte ze al deel nil van zijn iu-ele zijn. De natunr is lieel viijgevig
voor hem geweest. Hij is van een krachtig tem|)eranient.
Den 7'!'" Januari 18G1 te Housse. in de i)nnrt van Lnik gei)()ren. Iiad de
jonge Marechal, die geenszins voor een pennelikker was heslenxl. al den tijd
cm langs de liagen en livicrtjes le lanleil'anlen, door de velden, met hooge
po])iilieren omzoomd. Hij zwieil ovei- de zellde wegen, waarlangs de mijn-
werkers naar de mijnen gaan. Hij volgde hen en hoorde ze praten. Hij stelde
evcnvcel helang in de grillige lijnen vande ophaahnaehienen diezieh legen de
zwarle roellucht alleekenden, als in den pnrper-gonden vlinder. fladderend in
den zonneschijn die over de velden stroomt ; inaar onidal di' kleine jongen
heel slim en handig was, leerde hij nieltegenstaande veie slippers, iieel
gauw al wal de lageie school in 't koppeken van een kind kan samenpakken.
{') Zic ONZt KessT, DccI .\, h\/.. ."> i i-ii 1)1/. l.")l ScplfinluT en Di-ei'iiihoi liltHi,.
169
ENKELE LVIKSCHE KUNSTENAARS
En 'I open veld leerde hem de rest. Hij heeft in gezelschap van den kleinen
koewachter zeker vaak fliiiljes van lindenhout gemaakt en spiiitjes uit een
vliertak gesnedeii, met den schaapsherder ging liij zeker voor zijn plezierdik-
wijls wortels zoeken van den kornoeljeboom om er koppen voor wandelstokken
F. MARECHAI. !)<■ Mnasvallei, ikiijlsludiej
van le siiijden, lerwijl de sclia])en tiissclien de weggegoeide sintels het niagere
gras aiknaagden Hij was ook groote vrienden met den hoefsmid en vond "t
heerlijk om er naar le gaan kijken als die cycloop 't mode ijzer smeedde en de
vonken om zich been deed spatten, eii als er een paard de smidse werd
hinnengehracht kwam liij aangeloopen en snoof met genot de luclit op van de
gehrande linef. De timmerman vereerde hij ook vaak met een hezoek en het
zou mij vei'woiukren als hij hem niet vaak, als er haast hij was, met zijn
werk had geholpen. En als hij niets beters le doen had, ging Marechal, zooals
de andere jongens in t dorp, zeker dikwijls voor de winkelkast van den
horlogiemaker staan Uijken, om naar de draaiende wijzers en 't bewegen
van de slingers te zien.
Kan men zieh een betei' opvoeding voor een kunstenaar denken ? Van
heel klein kind at' was zijn geesl met allerhande levende beelden gevuld. Zijn
eerste indrukken putte wij nit t leven zeli, in plaals van ze in de boeken te
zoeken of in de lessen van den een ot'aiuieren hooggeleerde. Zijn geboorte-
grond, die hem aan t hart was gegroeid, onlhiddehem een voor een al haar
geheimen. Het volk — hij leefde er midden in ; hij kende er van den hard-
170
K. MAIIKC.IEAI, : DlC OlDE WIU.KN. iiiir Uiillic ilOr, U- l.iiiki hU.
m
ESKKLK U'IKSCIIh: KUNSTENAAIiS
lU'kkif^cn slrijd, <U' <)iuv:nil<rll);iri' liooj). dtii ()iivfrs;Ki<>(lt,ii inocd en di- naicve
l<iiidt'i/i(l.
Zijii oiidi'is waic'ii wcrklicdi'ii. ^I'lMi wcikliodi'ii dir in sl;ivi'ii;iil)C'i(l
oiuliT};;!;!!), in;i;ii' die dfii diuk dor fllriide iiicl kcmieii, iiik-llif^eiil ^eiioij^
om naar kemiis li- stiovi'ii, di' kcmiis, die van vooioordcek-ii heviijdl,
den iiu'iisrli viijiT rii K'nif<cr maakt cii zijii l)estaaii rdoliT en mooiiT. /.c
liooidc'ii iiic't lol lu'l plrhs. Ilet was j^con menscliclijk voc, waarop l-cii oiioiil-
kuml)aai' iioodlol diid<t, dii' dc joii^oii alli- daj^L'ii oiidtT dc oof^eii krecf^: licl
was ceil volk, dat hard wcrklo, iiiaar dat l)e\viisl was van zijii kraclit cii zijn
rocliteii, en zijn vrijlieid waard was.
In de laniilie Mareilial waren ze wapensinid van ouder lol ouder. I)il hij
uilslek Luikscli lieroej) is, door de tot in l uitersle d()or<»evoerde speeialisalie
der moderne industrie, n(){< niet j^eiieel veniieti^d. ^Men ziet nil iio<>allijd door
de stiaten van Liiik, werklieden loopen met een biissel geweren op den iii^,
die ze t'luiis gaaii bewerken of naar de fabriek teiiig moelen brengen Ze zijn
volstrekt niet gehaast, want ze werken alleen als ze er Insl in hebl)en. Hel is
geen zwaar i)eroe|). Ze zijn vrij, zezijn vroolijk en op alle hoeken van straten,
waar ze een keniiis (egenkoinen, lioorl men bun stemmen met dat eigen-
aardig zingende I.iiikseiie geliiid.
De jonge I'laiii^ois leerde zijn aml)aebt bij zijn vader. Met bun beiden
gingen ze eenmaal in de week naar Luik, om het werk dat khiar was af te
leveren. Daariia moclil de jongen gaan wandelen langs de gracbten en door
de straatjes die er in iiith)open, en als een nieuwsgierige vogel keek bij
oveial rond.
Op een van die zwerlloeblen kwam bet kleine i)oerlje van Hoiisse, eens
een decoratieseiiilder tegeii, voor wie iiij een vriendscbap opvalle. Nbirecbal
ging zijn nieuwen kameraad zien weiUen en was verbaasd en verrukl over
wat bij zoo maar onder jieiiseel en tem])crmes nil niets zag onlstaan. Kii
omdal liij graag overal met zijn Iianden aanzat, won Iiij 't ook eens probecren
en toeii eens U' nuer werdcn de woorden van Eugene DcUicroix, waar zoo
vaak om gelaeben is, iiewaarlieid : On sail son metier toiil do siiilc on on nc
le sdil jamais. Hier onder naliiurlijU le verstaan. dat door die naief-primitieve
sebetsjes, door al <lie onbandiglieden van een eersten beginner been, een eebt
artiesten-lemperanient voor den dag kwam : want groote seliilders beiilieii
ons (lit geleerd ; bet lenipeianu'nl van den kiiiislenaar, die inderdaad iets le
zeggeii beet'l, voerl bem mee en noodzaakl hem om snel, soms i)ijiia oiuhinks
zieb zcli, bet mitbiel le vinden om te zeggen, waarloe de imperieiise beboelte
hem (hingl. We /ijn j^eliei'l van l gevoelen van J. A. I^dl'aeb ; wanneer
men zegl : die kiinsli'iiaar heel'l een gevoeiige ziel m.iar misl teehniek en
kail zieii daarom niet nilsprekeii, hch'ekeiil (lit ei'iivoiidig dal hij een gevoebge
ENKELE LUIKSCHE KUXSTENAABS
ziel heeft, maar vaag en zoiider bepaalcl verlangen. Want anders had die
kunstenaar stcllig hot niiddol ocvonden om zich te iiiteii. Et-n kuiistcnaarsziel
wordt gemaiteld, zoolang
zczich nictuitgestorl heeft.
Al do dingen, die hij
als kind luul gezien, waren
Marc'chal in de oogcn blij-
veii hangcii : hij schilderde
vHiidcrs, bloenieii en koei-
en, die groote, l)e\veegHjke
Ijloemen onzer weideii,
katten en weet ik wat al
nieer.
Zijn vriend zag het
dadelijk. Hij erkende on-
midiielHjiv den loon van
een eclite roeping, het
merkleeken van een onbe-
t\vistl)aar talent dat nog
al de bekoiing van on-
schuld, vanjeugdig-naieve
frischheid had. Hij ver-
horg t niet voor den klei-
nen Francois en daar kreeg
me die dromnielsche jon-
gen op eens in zijn hoofd
oni schilder te worden! Ze
zijn niet zoo goed of ze moeten hem zijn zin geven en zoodra hij t'huis komt,
spreekt hij er zijn vader over aan. Vader Marechal was geen bangelijke
bnrgerman. Hij had zijn jongen niet in de watlen groot gebracht, en hij heeft
nooit gedacht dal hij t lot van zijn kind vooruit kon regelen en hem een
loopbaan met een « ne varietur » op kon dringen, waarmee de rijken de
pi'etentie hebben oni de rol der voorzienigheid te vervullen.
Het vooruitzicht der vaders gaat tegenwoordig zoo ver, dat ze bij hun
kinderen bijna alle persoonlijk gevoel vernietigen. Bij het volk gaat 't nog
niet zoo toe. De man uit het volk heeft nog vertrouwen in 't leven : geeft 't
kind blijk van eenige voorkeur, des te beter, dat is een bewijs dat hij lets
heiligs in zich draagt : het verstand dat kiest. en de wil, die uitvoert.
— « Wil je naar de akademie, beste jongen, ga je gang » zei de vader,
« we zullen dat dan wel zien te schikken ».
I'. MAIlLl.liAl, . 1.^
172
KSKEI.E LVIKSCIIK K['XSTh:\.\.\llS
r M \Hi:C.HAr, : Oml diiirljo. (Pts).
Kii zoiuItT (InilcMi tiok dv r;imilii' M;urcli;il ii;i;ir Liiik, iiaar dcu Mont-
Sainl-Maiiin, iiaar dat oudc, schildcrachligc stads<icdeoltc, dat nog gcheel
doorlrokkcii is van den waalschen gecst en vol hislorisclie herinneringen. En
Franc^ois zag zijn droom vcrwezenlijkt. Hij kon de cnrsnssen van de akademie
volgcn !
Ik zal nicl l)e\vccrcn dal hij cr veel hecit gclcerd. Hij had Ic vcci tempe-
173
ENKELE LUIKSCHE KUNSTENAARS
rament om cen ijverig leerling te wezen. De beste leerlingen aan de
akademie, net als de prijzen van Rome, blijven gewoonlijk maar breke-
beenen hun leven lang. De geest van aanpassen, van naboolsen, van handig-
heid, neemt gewoonlijk al hun oorspronkelijkheid weg. Zoolang ze aangepord
worden door den professor, gaat 't goed, maar zoodra ze aan zich zelf zijn
overgelaten, merkt men dat hun mooie I'aciHteit op niets uitloopt, omdat ze
niets uit zich zelf en niets //; zich hadden. En integendeel schijnt de ander,
die indcrdaad is aangeblazen door de heilige vlam, links en onhandig zoolang
hij tusschen schoolsche formulen zit ingeklenid. Francois Marechal schilderde
al niet slechter, maar ook niet veel beter dan zijn medediscipelen, de groote
historische composities, die hij opkreeg. De Zegepraal van Jozcf hezorgde hem
echter een eerslen prijs, die hij met August Donnay moest deelen. Zelf hechtte
hij er geen groole waarde aan, omdat zijn Waalsch gezond verstand zich
bij hem nooit, als bij zooveel anderen, heefl verloochend en hem belette om
zich illusies te maken over wat er niet in hem stak.
En aan den anderen kant hield de werkelijkheid hem vast en trok hem
in haar richting been.
En hoewel hij zijn eigen neiging volgen mocht, wou hij zijn ouders toch
niet tot last wezen en wanneer, na afloop van de cursussen van den dag, zijn
medeleerlingen I'huis gingen werken of langs de Maas slenteren of een
«peket)) in een der oude herbergen drinken, trok Francois Marechal een
witte kiel aan, roerde een pot verf met zijn verfkwast om en klom op een
ladder om een gevel te verwen. Hij schilderde ook uithangborden, nmnnerde
de wanden van gang, en ... in een woord, voegde zich naar al de eischen van
bet vak — een prettig vak, te oordeelen naar de vroolijkheid en 't voortdu-
rend gezang van hen die "t uitoefenen. De heel aantrekkelijke schilder
Hippolyte Boulenger, een andere Waal, is ook, zooals ze te Brussel zeggen,
een « klaschfa^ade )> geweest. Dil wekle zelfs zeer de verbazing op van Caniille
Lemonnier. Onze groote schrijver was toen negentien jaar en had pas zijn
eerste werk uitgegeven. Het was een studie over de « driejaarlijksche i> van
1863. Op den omslag stond tamelijk naief vermeld : « En vente chez I'auteur,
(Ihaussee d'lxelles ». Onder anderen werd daarin ook over Boulenger
gesproken, die nog maar heel aan 't begin van zijn loopbaan stond, maar
de criticus had met zoo'n machlige bewondering over hem gesproken, dat
hij de aandacht van het publiek had afgedwongen. Aan den Steenweg van
Elseue stonden dan op een schoonen dag de schilders op een stellage te
werken en streken een gevel wit, en toen zag Lemonnier er een van naar
beneden klauteren, van den hals tot aan de voeten in een langen, witten kiel,
maar verder eigenaardiger wijs uifgedost met verlakte schoenen. Hij stak de
straat over, belde bij den jeugdigen criticus aan en werd dadelijk bij hem
174
ENKELE LUIKSCllE KUNSTENAARS
1'. MAIUCCHAI. : « Li- C.li.-iiiin dii I'.ry ., (els).
binnen gclatcn. Dat was Boiilenger. Hij liad zijn ecrste schildcrij vcikochl en
het cersle plezier, dat hij zicli had geguiul, was <>cwcest om /.ich cen paar
verlakle laarzon te koopen, waar hij al laiijj bcgocrig de oogen op gevcstigd
had. En hij was er zoo in zijn schik mcc, met die niciiwc schocnon. dat hij
ze alle dagcn droeg.
Marcchal hracht nil d-it hcrocp, dat liein aan ecu hcilzamc tudil gtwcnde,
hem i)uigzaain en lenig maakte, een gelijke zicIe-IVischlieid nice.
175
ENKELE LUIKSCHE KVSSJENAARS
Want in hem beeft en siddert het leven. De edit Waalsclie blijgecstigheid
trilt op zijne lippen. Alles aan hem is spontaan; de duistere theorieen, waarin
de meeste Luikenaars zich bij voorkeur verdiepen, laten hem totaal koud. Hij
houdt geen laiige beschouwingen over zijne artistieke bedoelingen, niaar hij
doet wat ... Hij brengt voort en werkt of hij een minnehedje zong.
Toen Francois Marechal van de Akademie kwam, teekende hij en schil-
derde met olieverf. Hij moest toen zich zelf nog eerst zoeken. Van dien tijd
dagteekent zijn kennismaking met Adrien de Witte, van wie we al gespioken
hebben en die bepaald de goede engel van alie jeugdige Luiksche kunstenaars
schijnt le zijn geweest. Het mooie kunstgevoel van de Witte was Marechal
behulpzaam bij het onbolsteren van zijn eigen persoonHjkheid. Zoo werd hij
cok de kunstkameraad van Armand Rassenfosse, de groote alchemist der
etskunst en van het vernis moii, die over alle mogelijke finesses der graveer-
kunst beschikt. De verluchter der Fleurs dii Mai, die de hulpvaardigste aller
menschen en de fideelsle aller kunstbroeders is, maakte Marechal gaarne
deelgenoot van al zijn geheimen. En met hun beiden manoeuvreerden ze met
de pers, nadat ze eerst de platen met allerhande vernuftig bedachte
mengseltjes bewerkt hadden.
Van dal oogenblik af liad Mareclial zich zelf gevonden en sprong zijn
originaleit op eens naar voren. Van af dat tijdstip draagt zijn werk den stempel
van een krachtige persoonHjkheid, die zijn platen onder duizenden doet
herkennen.
Dat was in 1888. En van af dien tijd, etste de kunstenaar niet minder dan
drie-honderd-vijftig platen ! « Pendant la periode 1888 a 1901 » zegt een van
van zijn levenbeschrijvers, Albert Neuville, in het tijdschrift Wallonia, « saufun
court sejour en Algerie, Marechal habita I'antique cite du Perron, en changeant
souvent de denieure, mais en choisissant chaque fois un endroit propre a
I'inspirer dans son travail, an Mont-Sainl-Martin d'oii il dominait la ville, au
Fond-Pirette, non loin des sentiers fauljouriens, au quai des Pecheurs on au
quai de Maestricht d'oii il contemplait la Meuse aux eaux rapides. II parcourut
la ville dans tons les sens, s'effor^ant de la rendre sous tons ses aspects,
gracieux et tragiques. Pour garder ses sensations dans toute leur fraicheur, il
gravait directement sur le cuivre. Son atelier c'etait le plein air : on le voyait
tantot sous I'arche d'un pont, tantol surle versant d'un cotcau ; et sa passion
de sincerite allail si loin quil lui arrivait parfois de dessiner le soir dans
quelque chemin creux, a la lueur tremblotante d'unreverbere. »
De straatlanlarens ! Daarvan heeft niemand wel zoo goed de innige
weemoed verstaan als Franyois Marechal — de straatlantarens van de
voorstad.
In de Chimeres van Jules Deslree. evenals J. K. Huvsmans een uiterst
176
I-. MAItKCllAI, ; l)i; KADKN IK LLIK. (c-ls).
ESKELI-: U IKSCIII-: Kl \S'li:.\.\MlS
siil)(icl kimskiiliciis die op zijii vii.i.'iiul-;i;mlrekkelijl<e niaiiicr in la liirt'ic
die eigriiaaidige Irciirij^lu'dcii onzcr vooislcdtn lieclt iiilycdriitcl, voiul ik ills
ecu paralVasi- van eon straallaiilaiTii van Maitchal : « El loi, pauvre ol Irusle
reverlxi'iL' des oampagncs el dts l)aiilieiic's, plus nH'laiKoli((ue eiuorc ! A pciiu-
equarii, seulc vc-gi'laliou dc ris parajiji's niorius, lii portcs la j>rossit'ie
lanleriie loiniiR' mu' tiic enorme el i idiridc Mir im coips j^rOle ; el la silliouelle
niai'>re, i)izarre, mais si alliranle par sa nindeniile proloiule et sa parfaile
correspoiidaiH'o aiix desolations des banlieues conleniporaiiies, esl cliere an
reveiir (|ii'e!le Tail etiaiigenient, doidoiueiisenieiil rever. Impassible tenioiii
d'inepaiablcs Irislesses, des niiseiables aiix melieis douleux, des beles siii-
meiiees, des ehiens enaiils el ianieliqiies, dii vieiix cheval blaiie qui nicuii
sous le I'ouel brutal et les charges ecrasantes, avec Ics riies insultants des
enfants haves et vicieux, des aibres peles et roussatres, des habitations
sordides echouees conime des cpavcs anx confins de la ville, de lelendue
sans joie et de la tene niaiade, silencieux revelalcur de ces dctrcsses lentes
d lionmus, d aniniaux, de leuillcs et de picries, reverbere des banlieues,
revcibeie niclancoIi(|Uc ! »
De straatlantarcns en de oude, arj^eliapte wcgen ver\oli>en als cen spook-
bceld den gccsl van den artiest, de oude wegen langs de veionfaaide hagen,
de grillige silhouet van cen dooden boom, eenige oude, smartelijk verdiaaide
stammcn, de lanlarcn, die cf uitziel oi ze een gemeene straaljongenspet op
't hooid hecil, en liccl in tic vcrle cen schcet bangend hck. Zie zijn UV</ lumr
7 (ji(tf. waar de ncvclcn nauwclijks door l gicrige lantarenlicht op den
landwcg wordcn opgeklaard, ze werpen cen bckicmnicnde schaduw o|) den
oiidcn iniiur. \vaari)oven skcictlcn van oude taUkcn, die men in den Iragisciicn
naciil nauwclijks onderscbcidt. bun knocsligc arnien onihoog sicken. Zie zijn
Chcmin du I'rry, allecn niaar vaag verbcldcrd door'liicbl van cen pcliolcum-
lanipje en at'ge|)aald door groolc, bcvnulc schaduwai men die in I |)iacbtig
diep-warmc lliiwcel van den naclil bijna gchcel vcrdwijncn.
Xiemand voor Maiccliai liccll ooit Z(')0 de poezic van ilczc ooiden van
desolalie wecrgegeven of er oils in zoo lioogc male de sinarlvoilc inniglicid
van doen vcislaan.
Die Iwce platen zijn zoo \eiiasstnd, dal men cr op "I ecisle gi'ziclit,
in icder gcval in den opzct, ecu sooit van romanlisme zou mceiicn
le ontdekken. Maar bczieii we ze wal dichlcr bij, dan znllen we cr
gecn enkcl detail in vindeii. dal nici di' iiildriikking van ecu weikclijk-
heid is.
De kimstcnaar lu'clt zicli Id! de niiiisk lanlaisic onlzcgd. llij liicil iiiels
samengellanst, nicts gctruk'-eitl. llct zou me niel verwondcren als bet
landsebap zelfs iiiet minulieus nauwkeurig volgens de wcrkclijkbeid was.
ENKELE EUIKSCHE KUNSTENAA IIS
hoewel de volniaakle teekeniii" wel die van een iiikMsl siibtieleii meester is,
van een verl)azenden toovenaar met wil en zwart. Het realisnie er van is
integraal, iiiaar aangrijpend. Hij Iransfigureert de dingcn ; zoo dan enkele van
Marecliai's werken ronian-
liseli schijnen, konitditalleen
wiJI liet romantisme, ten
niinste het romantisme dat
niel door formnles in verval
is <*el)raclit, aitijd weer op-
nienw in groole zielen om-
lioog zai stijgen en de hooge
werken der nieiiwe wereld
i)ezieien. En dit is des te
meer waar, omdat dit roman-
tisme l)ij Mareelial geheel on-
gezoeht is, dat hij nergens
heeft toegegeven aan huma-
nitaire l)ijgedaciiten. En nog
minder heet't hij zich ooit
la ten meeslepcn door litera-
tniir Niemand lieeft meer
ihin hij een soort van schrik
voor literaire inspiratie, die
aitijd enkel maar uitloopt op
het verval der plaslische
kunsl. Deontroering die zijn
zielvervult,doethij ons alleen
gevoelen door de volstrekte
opreehlheid van zijn werk, gegrond op strenge natnnr-observalie.
Mareelial heei'l ons inderdaad vertolkt, in iederen toon tussehen wit en
zwart, de poezic van onze oude wegen, waar kinderen hehhen gespeeld,
waar jonge paartjes zijn langs gewandeld met de armen op elkaars middel
heen, waar volgens de kraciitige uitdiiikking van Emiel Verhaeren vele
menschen zijn kings gegaan
(|iii Irinibaleiit de la iiiisere
iioM loin des plaiiics de la lerre.
Hij brengt ons in de voorslad waar de smoor als dichte haarbossen
eindeloos uit hooge sehoorsteenen omhoog walmt. Hij toont ons het nijver-
heidsdal in al zijn tragische en desolate sehoonheid, een verschrikkelijk
F. MARIX.IIAI. Stiiflii
178
i-:\Ki:i.h: lviksciii-: ki sstknaahs
v. MAKI.CIIAI.: <l.' Olijl I I iM>li. ..'Is .
gelieiiiui, \v;iai- lul weikiiKuispU'hs hiull liissclu-n do liiji<(.'iuk' miicliiiu-s, nu-l
hc'l (IrnuuMi van i\c stoomliaiiiors. lid iiolluil di'i- locomolicvni tii lirl {•el<risj)cl
van liet siiu'lk'iuk' ij/.oi' in dr liooi^ovciis ni pk'liiioli'iis. waarovi-r als ecu
braiuleiuk', giltij't.' adein walml.
Die visioeiK'ii van I'^iaiuois Marcclial, — (k- i^i ooti' Coiistaiiliii Mcimioi' /on
zc nict 1h'I)1)(.'Ii vcTsniaad I l-^vi-nals ^k■lmi^■|■ lutll >kiiiilial ik' Ltioollirid van
179
ENKELE LUIKSCHE KUNSTEXAAJiS
een nijveiheidsgebied begrepen. En toch heeft de graveur met den beeldhouwer
niets andeis gemeen dan dit gevoel van broederschap voor zijn breeder den
werknian. Toen Marechal debuteerde, was Meunier zell' nog niaar nauwelijks
begonnen, om in de klei de onsterfelijkc vormen van zijn moderne arbeiders
te kneden. De jongere is nooit door den ouderen beinvloed geweest. Deze
werden gelijkelijk, op dezelfde wijze, door hiin eigen instinct geleid.
Meunier zelf heel'l van die inwoners van bet Pays Noir gezegd : « lis me
sont chers. J'ai vecu dans leur entourage et ce que j'ai vu et entendu deux a
depose dans mon coeur un fond de compassion, de confiance et d'admiration.
En eux est mon esperance parce que depuis longtemps je suis fatigue et
ennuye de votre vieille civilisation, pareille a un mecanisme complique d'bor-
logerie qui s'arretera bientot avec ses engrenages uses ! »
En Marechal voelt voor hen, voor hen die ook de zijne zijn, een gelijke
liet'de. Zooals we gezegd hebben, hij behoort lot het volk, hij heeft geleefd
onder 't volk, hij heeft hun magere vreugden gedceld en bun vele lijden. De
werkers, de onterfden, de uitgestootenen uit de maatschappij ... hij heeft er
sciiouder aan schouder mee gestaan, samen met hen mee heeft hij door de
voorstad en langs de oude wegen gezworven, hij heeft hun doleanties gehoord,
hen op marsch-pas hun langc mclopeeen hooren zingen, langs de wegen been,
waar de lantarens hun bleek kwijnend lichtje overwerpen. Hij is doorge-
drongen in hun droeve zielen en in de bitlerheid van hun verzet tegen tleed.
Zoo hebben ze op geiieel natuurlijke wijze zijn zachte gevoeligheid gevormd.
En om hen te toonen zooals ze zijn, heeft hij niet noodig gehad om zich te
verwarren in wijsgeerige of sociale theorieen. Hoewel zijn werk zoo vol
uitdrukking is, is hij toch aan de moraliseerende bijgedachten ontloopen,
die zoo noodlottig zijn voor alle kunst. Hij staat even ver als Meunier van
den conventioneclen werkman, zooals men die tot hiertoe had afgebeeld : een
knappe jongen met koket opgestroopte mouwen, w^aaronder een paar armen
van akademisch krachtige muskulatuur te voorschijn komen, zooals we die
zien poseeren op de gedenkteekens voor uitvinders, of op de eerediploma's
van een wereldtentoonstelling.
Meunier zocht, door het naluurlijk realisme been — het eenvoudig-gran-
diose. Hij was van meening, evenals Millet, dat de menschen-schoonheid niet
afhangt van de lijnenvan het gelaat, maar van het gansche lijf, in harmonie
met zijn arbeid. Om het type vooral was t hem te doen. Wat hij wou weer-
geven was niet die of die man, maar de mijnwerker, de pudler, de steen-
bakker, de glasblazer, de sjouwer. En Marechal toont ons den man uit 't
volk in zijn eigen milieu, in zijn eigen atmosfeer en meer bepaaldelijk die
van de omstreken van Luik. Hij is in zijn kunst intiemer. Ze is meer samenge-
steld uit details. Ze is ook gezonder — minder smartelijk. Z'n helden worden
i«o
EXKELE lAlKSCHH Kl'NSrENAAHS
minder vei|)lcllcril oiuler licl j^cwiclil v;in lu't VL-rsclirikkelijk Anaiikt', dal
het kolciigas vaak in vlammendi- Icllers op den hodem van de j^ioeve scliiijll.
Hel zijn zelfs vaak f'ruiideiirs, zooal?* de Luikenaars in den tijd van de j<oeie
gilden die dc witte kaproe-
nen deden rooslcien op den
Sinle-Marlen, en men zoii
/ef^fijen dat ze graag de Mar-
seillaise zongen.
Maar latenwe nude elsen
van den kunslenaar eeiis
doorbladeren.
Dit is 't Luiksche volks-
kwarlier, dat zijn de bruggen
over de livier, die heenioll
tnsschen hooge heuvelen, dal
zijn de trappensleegjes tegeii
den berg aan, van waar men
beneden de slad mel liaai-
dicht opeengedrongen luiizen
ziet liggen, het slib dal door
den vloed der eeuwen is aan-
gebracht, mel haar leien da-
ken in de grijze of zilvcren
liiclil, met haar lorens en
haar klokken, haar schoor-
sleenen in een gordel van
bosschen en groene hergen.
Datzijndeiionten paard-
jes van den mallemoien, die in dvn lalen avond r()nii(haaien op de lonen
van een gillend orciieslrion, hij den glans van l klateigoud en ile bonle
geslepen slukjes glas, onder de groole kinderaehlige pret van liel volk
op de herfslfoor. Ze doen me denken. zooais Villorio Pica lang geleden al
in hel lijdschrlfl Empoiuim Meell opi^enui kl, aan de heroemde verzen van
I'aul Verlaine :
Touriicz, tomnc/.. Ixmis i-licv:iiix tic hois,
Touriiez ceiil toin-s, louriuv. luillo lours,
Touriiez sou veil I cl lounicz loiijoins !
Touniez, lourncz :iux sons du hautbois.
(Vesl nivissani coiiiine \\> vous saoulc,
D'aller ainsi dans ec cirque l)cle,
Hicn (laiis lo veulrc cl lual dans la U'lc,
Du nial I'u masse cl du l)icn en Iniile !
1 MAIUU.HAI. : Mijnw.rkster. (cts).
181
ENKELE LUIKSCHE KUNSTENAARS
Tournez, touriiez, sans qu'il soil besoiii
D'user jamais de nuls eperons,
Pour commander k vos galops ronds,
Tournez, tournez sans espoir de foin.
Daar hebben we 't meisje, dat langs de paden dwaalt « quereiis quern
devoret,)) ann,armzalig schepsel, ellendigwrak, datnietmeerdeminstebegeerte
verniag op te wekken en waarvan de gestreepte sjaal niet anders dan lang
vergane charmes bedekt, terwijl daar ginds, over de leuning, de Maas in
brand staat onder de refleksie van de nachtvuren, van de fonkelende vitrines
en van de booglampen op de brug.
En zie daar gaat een andere langs den helverlichten boulevard
voorbij, geheimzinnig, als een nachtuil; t gaat op 't eind van den winter, de
lente konit.
Maar soms ook glimlacht de teekening van Marechal en de idylle volgt op
't drama. Maar t'is de idylle van de voorstad, die geen affectatie kent en zich
geeft zooals ze is. Op zijn Proposition staat de lummelige straatjongen met de
sigaret in den snavel en de handen in de zakken en dat meisje met dat
gemeen bakkes, het haar diep in de oogen gekamd, samen te praten, niet
zooals een Herder en een Herderinnetje van Florian, maar zoo aangrijpend
van realiteit dat Steinlen alleen ze met gelijke levendigheid weer had kunnen
geven.
En zie daar verder, tegen dien achtergrond van fabrieken, van hopen
uitgebrande sintels, van eindeloos maar rookende schoorsteenen het Eerste
Rendez-vous, de jeugdige « galant » en zijn « crapaude » die gearmd voort-
wandelen. Dat is een stukje vol naieve en bekoorlijke teederheid. Marechal
heeft zelf daar ook zoo met een vriendinnetje rondgescharreld en hij herinnert
het zich met een tikje weemoed.
Maar weldra vat het tragische hem weer aan. Daar staat bij voorbeeld
die jongen, die de stad beziet met booze oogen ; hij peinst over de eene of
andere kwade streek en zoekt zijn prooi. Zie daar, na de werkstaking dien
overwonnen werknian, die van den top van een heuvel de wijde uitgestrekt-
heid van 't nijverheidslandschap overziet, waar de reuzenkraclit hijgt van heel
een volk, — en hij droomt van komende weerwraak !
En al is zijn kunst ook vol van de woede en opstand van zijn helden, in
't genre of 't hiimanitarisme zien we Marechal toch nooit vervallen. Alle
convenlie is uit zijn werk verbannen. Daarvoor bewaart hem zijn krachlig
en gezond talent.
Nadat Francois Marechal de studie-beurs Darchy had behaald, is hij lang in
Italie gebleven. En nadat hij eerst de steden als kunstnieuwsgierige had bezocht,
vestigde hij zich om te werken in de Romeinsche Campagna. Daar open-
182
ENKEI.E IJIKSCIIh: KUNSTENAARS
baardc hij al dc leni{<lu'i(I van zijn tak'iil. Hij ma;iktL' niel mecr op niciiw
wat aiulcren al vckir licin <«t'maakt luidden. Hij aa|)tL' nicmand iia, hij l)Ic't'f
zic'li zcif — gravcerdf cr zijn wijdc huuiscliap|)t n van iiir^cn en olijvcn niel
f>cleistcrde, luniullnrusc takken.
En indicn die platen ons niiniler ontroeien dan die van Lnik, waarin
hot modernisme nicer l)ijtend op den voorgrond Ireedt, zijn ze tocli ook
evenzeer van een groote bekoring oni him juiste wijze van zien en volkomen
harmonie. En ze maken van Marechal een van onze groole landschapdichters.
Zoo is 't werk van dezcn jongen Liiikschen mecster, die, samen met James
Ensor en Armand Rassenlbsse, heel hoog den loem van onze oorspronkelijkc
graveerkunst in den vieemde draagt.
Mairick des Omhiaux.
183
OVER KLEEDING
>2^KM«i^gCl^^ h: tijden zijn reeds veric van ons, waarin ieder volk door
QHM«<r^^^DilA het kleed, waarin het zich stak, van het andere was te
onderscheiden. Het nieer of minder eigenaardige der
kleeding van land en provincie verdween, naarmate het
moderne leven doordrong langs de banen van het
wereldverkeer en de mode met hare trawanten de eerste
reisgenooten waren naar de in exploilatie gebrachte
streken. De centrnms der beschaving stortten hnn voorraad van smake-
looze, goedkoope en prnllige waar over het braakliggende land uit, dat zich,
onbewust van dewaarde dervaderen erfenis, opschikte met den tooi, voorzien
van het etiket « mode de Paris » of « fashion of England «. Het moderne
vernnft heeft ontegenzeggelijk de kleedij eenvoudiger gemaakt en door den
vooruitgang der hygienische begrippen veel verbeterd; maar de schade welke
in andere opzichten werd berokkend was van meer ingrijpender aard, dan
wel werd vermoed.
Hoevele uitingen van volksknnst, gingen door haar ten onder tengevolge
van de alles gelijkmakende mode. Het kleed komt thans voltooid uit de
handen van indnstrieel of modiste en het persoonlijke wat handenarbeid,
gepaard met liefdevolle en zoi-gzame I)ewerking soms tot kunstuiting deed
worden, is nog sporadisch te vinden. Toch is er herademing. Door de herleving
van de gebruikskunsten kwam ook de naaldtechniek tot nieuwe ontwikkeling
en ontstond er wederom waardcering voor alles, waaraan zij in vervlogen
tijden haar aandacht had gewijd.
Het kleed kreeg in eens elken vorni en voor ieder doel zijn deel, van af het
doopkleed van den zuigeling tot het hemd, waarin het laatste overschot ten
grave daalde. Ofschoon er veel is verloren gegaan, doet het overblijvende ons
met beschaamde kaken nog staan.
Daarom heeft het kleedingvraagstuk en de oplossing er van voor velen
die belangstellen in den voortgang en groei der hedendaagsche beweging op
het gebied der toegepaste kunsfen, grootc beteekenis. Het staat in nauwe
relaties met zoovele anderen ; het heeft er een groot aantal punten van over-
eenkomst mede, terwijl het door zijn belangrijkheid voor de vrouwen in 't
184
AMBACHTS- ES NUVEHIIKIDSKUS'ST
algemeen, de oplossing der ovcrige in de liand kan wfiken en in ieder opzicht
er onnfschcidclijk nice is verbondcn.
nij lu'l zoc'kcn en onhverpon
eener beleio acslctisciic kk'c'dinf>.
vindcn wij het zellde teriig, dal dc
goede liedendaagsche ontwerpen
van gebruikskiinst ondcischcidl
van die van cen voorai'gaaiid tijd-
vak. Voor alles tracht men eene
goede sanienstelling te verl)inden
met vormen en versieringcn hier-
uit gegroeid. Men wil geen rede-
looze namaak mecr, en als men
het oude bestudeert, dat andere
kunsltijdperkcn bcbbcn voortge-
bracbt, zal nimmernieer bet co-
pieeren daar van doel zijn, maar
wel oni van meer schoonheid be-
wusl, vormen fe zoeken, vvaarin
onze idcalcn van schoonbeid zicb
kunnen uilsjneken. Aan drie vooi-
waarden, welke beurtelings oni
den voonang strijdcn nioet bij de
kleeding wordcn voldaan, waar
een van ben ()ntl)rc'C'kt, niissen wij
de eeidicid, de barnionie.
Uit iiygienisclie grondstofTen
vervaardigd moet de sanienstel-
ling in overecnstemming zijn met
de functies en bouw van bet
licbaam, dat zij l)ekleeden zal, ge-
heel overeenkomstig de loestand en de werkzaaniluMleii \vaari)ii zij zal war-
den gedragen, terwijl kleur, vorm en versiering dit lot iiil(liui<king nioeten
brengen.
Iloewel nn de l)eide eersle vooiwaarden voor ieder even belangrijk zijn
als de laatst omscbrevene, zal deze ons toch onwillekeurig bet meest interes-
seeren, daar zij zich bet eerst aan ons voordoet en de anderen meer naden-
ken en kennis vereiscben, om ze fe kunnen waardeeren. De scboonbeid der
kleeding is steeds ten onrecbte ver boven de andere eisciien ge|)laalst : dik-
wijls becft deze vooikeur de keuze der grondstofTen en der constructie gebeel
Kig. 1.
SDI'HOKLI.N. 1
li «,ik uiKir 2- hoin (I.T
IV ecitw voor Christus.
(Museum van het L.Ttcraan. Rome).
185
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
op zijde gesteld en hunne beleekenis genegeerd. De waarheid en goedheid
verdwijnen dan uit de kleeding en de eeuwen door vinden wij perioden
waarin de vormen zinloos en irrationeel worden, niaar dan ook een juist
beeld geven van de zeden en begrippen der tijden, waarin zij heerschend
waren en waarin dikwijls de zuivere en goede levensbegrippen op den
achtergrond zijn geraakt. Deze dwaze costuunis waren het spiegelbeeld van
het niaatschappelijk leven.
Het kleedingvraagstuk zullen wij niet ter zijde knnnen stellen, maar,
daar het deel uitmaakt van ons leven, er onze aandacht aan wijden.
Volkomen verklaarbaar is het, dat bij den drang naar betere tijden en de
herziening van ons niaatschappelijk leven ook de behoefte aan eene betere
kleeding wordt gevoeld Het lichaam met zijne eischen wordt te vaak uit het
oog verloren om daarvoor een kern te geven geheel afwijkend van het
schoone nienschenlichaam met zijn bewegingen en proporties. In wat al
dwaze creaturen heeft men het veranderd, er aan toegevoegd en geboetseerd
om het in overeenstemming te brengen met het heerschende sehoonheids-
idiaal, dat zoo dikwijls in allerlei oorzaken zijn ontstaan vond. Men zou hier-
over bladzijden kunnen vuUen en het is genoegzaam bekend, hoe gebreken
van toonaangevende vorsten en personen dikwijls daarop van invloed zijn
geweest.
Het lichaam is naar verschillende beginselen le lickleeden, maar ze kun-
nen in hooldzaak tot twee worden teruggebracht ; men erkent het lichaam
in zijn natuurlijke vormen en tracht door de kleeding de schoonheid er van
te demonstreeren en te behouden — of men schept zich een vorm, voegt
daarna aan het nienschenfiguur toe, wat ontbreken mocht of probeert het
minder gewilde zooveel mogelijk te verbergen, om over dit alles het bedek-
kende kleed te brengen. Het behoeft nu niet nader te worden aangeloond,
welke van deze twee opvattingen de meest juiste is. Van de eerste vinden wij
vooral bij de oude volkeren schoone voorbeelden : De Assyriers en Baby-
loniers hebben een wikkelkleed ; zij slaan een lange reep stof eenige maleu
op een bepaalde wijze om het lichaam ; dc onderste langzijde is met pracht-
volle geweven banden en fraaie franjes afgezet waardoor het geheel de
vormenschoonheid doet spreken en een versiering geeft, waaruit de samen-
slelling van dit eenvoudige kleed blijkt. Bij de Grieken wordt het kleedings-
vraagsluk lot een hooger plan opgevoerd ; het lichaam werd gedrapeerd met
verschillende stukken stof, de snit bepaald met de wijze van ophangen, het
vormen der plooien, en altijd zijn deze zoo gekozen, dat zij veel details in het
midden kunnen lalen, maar daarentegen bij iedere beweging de schoonheid
van het lichaam in maat en proportie doet uitkomen, en daaiop berust toch
in hooldzaak de schoonheid van bet lichaam.
18()
AMB. 1 cirrs- Ks s'rivi:iHn:ii)SK rss r
Fif>. 1. <<ceri et'iH' al'beelding te zien van lu-l 1)0(.'1(I, Sophocles den Irenr-
s|)eldiclilei- voorstellend.
I)e liiniation, de (irieksche mantel, kan zeker hier als eeii vr)()rl)eeld
I'ig. :;. — CHiusi Ls Mi-.r d. i.. v. i-.n si , maiu.i s.
(Mozaick uit de x' ecuw, in de St. Marcus-kerk te Venelie).
dicnen, hoe met eene enkele lap stof eene schoonhcid in di' kleedinj" is
verkiTf>en die zeker nimmer is overtroflen.
De versiering van deze costunnis zijn eene veiklnrini^ van hnnne sanien-
stelliiif^; vol{<en wij de zoomen, de omtrekken van iedere diaperie, dan
vinden wij ze gemarkeerd door een land ol' versiering, "t zij het een eenvou-
dige lijn, meander of gebordnurd randje is. Ot'schoon eenvoudig, hrengen zij
door herhaling op het licht en in de scliadnw der plooiinj» <«roolen rijkdom
en decoratieve werking voort.
Het heginsel om ieder kleedingstuk door omranding of omzooniing af te
werken, blijft lot op onzen tijd bestaan, ook bij vele nationale drachten is
van dit versieringsbeginsel veeivuldig gebruik geniaakt.
Ten alle tijde was de kciize der grondstoil'en afliankelijk van de eeono-
mische ontwikkeling, waarin een volk verkeerde niaar ook de geeslelijke
kennis, de godsdienst, was daarop van grooten invloed. Het naakl der
(irieken, ompiooid door de soepele wollen stolTen of lijne linnen weefsels vond
187
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
bij de Romeinen navolging, terwijl hieraan werden loegevoegd de heel en
half zijden weefsels, die door het verkeer met de Oostersche wingewesten en
navolging van de daar heerschende, prachtlievende gewoonten meer ingang
vonden. De tiadities van het groote
Romeinsche rijiv werden in het
Oostersch Keizerrijk voortgezet en
van daar in alle landeii, waarmee
hel in betrekking stond. Op de mu-
ren der St-Sophia te Konstantino-
pel, der St-Vitale te Ravenna, der
San-Marco (fig. 2) te Venetie, vin-
den wij de goddelijke personen en
heiligen, de vorsten en de vorstin-
nen met tairijk gevolgin mozaiken
afgebeeld, alien dragendedezachte
wollen- of de statige, streng ge-
plooide mantels van brocaat en
zijde vervaardigd. Deze mantels
vervangen de sierlijke himation
der Grieksche figuren en de voile
rijke togas der Romeinen, die, het
geljaar aanvullend en ondersteu-
nend, in rijke plooien het lichaam
omhulden. Ze waren met prach-
tige gestyleerde patronen versierd,
die door den breeden plooienval
in bun geheel zichtbaar bleven
en zich dns voor deze drachl bijzonder eigenden. Yoegen we aan den mantel
de tunica en de nit het Oosten afkomstige broek toe, dan hebben we in dit
drietal kleedingstukken de grondvormen voor al de in het Westen en Noor-
den gedragen kleedij. De beschouwing over enkele dezer kleedingstukken
had dan ook in hoofdzaak ten doel, aan te toonen, dat de schoonheid der
kleeding niel in het aantal schuilt, maar in den eenvoud en juistheid der
vormen.
Klimaat en zeden van onze landen verschillen veel met die van het Zuiden
en zij dwingen ons tot geheel andere sanienstellingen, maar de mode kleedij
kan tot rationeele oplossingen worden teruggebracht, terwijl de schoonheid
der oude kleeding daarvoor een leerschool kan wezen. De oude volken achten
vorm en kleur van de grootste beteekenis en brachten de kleeding altijd in
overeenstemming met hunne omgeving en den toestand waarin zij gedragen
MANCHETEN KBAAG.
Ontw. KRUYMEL & MERCKENS, Haark-
188
AMBAcirrs- h:\ nuvehheidskunst
werdeii. Vorm en kleur bepalen, met de vcrsieriii}^, de decoralieve waarde van
het kleed ; de eerste onafschcidelijk v;in de praklijk en liet leven ; de Iwecde en
derde onderstcuncn de persooiilijkluid, de iiidividiieele eif^enscliappen en
brengen haar in overeensteniniini^
met de onigevin{», waarin zij zicli
beweegt. Blijft de sanuiisUllin^
van het kleedinf^stuk ten acliter
l)ij de omgeviiig, blijit men zicli
onl)e\viist van de wissehverking,
welke tusschen beiden moet l)e-
slaan, dan zal nimmer dat intie-
me wordcn verkregen, dat ons
soms in de omgeving van fijn voe-
lende menselien lielt, waardooi
wij ons in bet geheele iiileiieiii
zoo wel en goed knnnen gevoelen.
()|) (le eeisle |)Iaats konU ilus
naast de levenseiseben, de deeo-
ralieve beleekenis naar voien, he I
meest zich in de kleur kenmer-
kende. Dit werd ook in de oiide
lijden zoo begrepen. De peisonen,
die een hoof'diol speelden in de
een of andere gei)eiirtenis, werden
door een klenr aangeduid, waar-
door reeds onniiddeilijk de aandaeht op lien werd gevestigd. Daaigelalen dat
deze klenr met iiedoeiing werd gekozen en aan haar evenals aan vorm en
samenstelling van liel kleed een symholische beteckenis kon worden gelieeht,
toeh is dit een reden te nieer voor iiet betoog. hoe er ver\Vini(seha|) beston d
tusseluMi (kii loesland en de klenr v;ni liel eostniun. Ook wij heehlen hetzij
dan nit eonventie nog beleekenis aan de klenr. .lengd en l)lijheid gaan nog
in liebte kleeding, onsebnld en reinheid in liet blaidve wit, terwiji de onder-
doni liet luslige, steniniige, liet hezoiiken leven nitdrnkt in kalin geklenrde
kleedij.
Het strenge C.alvinisnie diiikle den slinipel op den voriii en klenr tier
kleeding barer volgelingen, de Puritijiien en Ihigenooten waren er eveneens
aan te herkennen te midden der praebtlievende lijden, waarin zij leel'den. De
statige raadsheeren, de dcftige vroedschajipen in liuiine donkere gewaden. de
godgeleerden en advocaten in hunne toga's, zij alien vonden daarin een
hulpmiddel om luinne persoon meer beleekenis te geven. Bij ongelnk en
■1
■
^^^^^^^■^~^\> ' i /jP
^^H
^K^-'jj^Bm
jg^^Ji
^M
Jm
^43
m^
^H
^^pR^^^
^Pl
1
^^^^y^'^^^^^^
1
H^: .
. v.^^d
^H
^^^K^. !'
■J^
^^
^^^^^^^^^^^^-'-.r ,
^
1
lig. I. MANCIMCT KN KIlAAIi.
Atelier KRIYMEI. * MKMC.KESS.
189
AMBACHTS- EN NJJVERBEIDSKVNST
tegenspoed kreeg hel kleed daarvan zijn deel, en al naar het wit ofzwart
niocht zijn, dat de rouw en smart moest uitdrukken, de bedoeling bleef
dezelfde.
Al het voorgaande bewijst voldoende hoe
het uiterlijke, de handehng kan ondersteunen
en het kleed, ook in het interieur gedi'agen, wel
(loordacht en overwogen moet zijn. De kleur-
keuze is daarhij een der voornaamste en over-
lieerschende, De kleuren brengen gevoelstril-
iingen vooit, ze leiden ons van de uiterlijke
naar de innerlijke beschouwing, zij brengen
stemming le weeg en doen ons met een hande-
iing en gebenrtenis meeleven.
Naast de kleur komt de versiering en altijd
zal zij als zoodanig hierin worden opgenomen
en met haar vereenigd door klenr en stof steeds
tot samenwerking zijn bestenid. Voorop stel-
iende dat techniek en karakter der versiering
geheel in overeenstemming moeten zijn met de
grondstof waarop en waarin zij zijn uitgevoerd,
zal toch, het hoe en waarom zij aangebrachl
worden, overdacht dienen te zijn. Als naad en
zoomversiering verduidelijken zij bv. de samen-
slelling van het kleed, maar kunnen tevens
daardoor de figuur begrenzen en de afsluiting
der verschillende deelen vormen waaraan de
mouw en halsversiering, de manchet en kraag
bun ontstaan danken. De hals- en mouwope-
ningen zullen door de versiering beter kunnen aansluiten bij de huid en aan
heiden is dan ook altijd groote zorg besteed. Het hoofd, als het meest
kenmerkende deel der persoonlijkheid, vraagt dan ook de meeste aandacht,
en hoe eenvoudig het kleed ook is gemaakt, toch blijkt steeds weer de groote
zorg om het goed met de kleeding te doen overeenstemmen. 't Zij de aanslui-
ting wordt verkregen door een parelsnoer of kanten halskraag, door een ver-
sierde omslag of opstaande rand, altijd is zij zoo gekozen, dat zij tegen de
huid goed doet en op de ondcrliggendc stof past.
Bij de hier afgebeelde kragen en inanchetten (Fig. 3-4) nit het atelier
voor decoralieve kunst van Kruymel en Merckens, te Haarlem, is weer van
be! zelfde beginsel uitgegaan. Van af de halsomsluitingen wordt door de
nitstralende vcrsieringen het eindigen dezer omslagen uilgedrukt dat vooral
a
■
^KfW
\M
i j
^1
m
Pi^ ^
t_,.,. .
^.^^, 1
HIH
I'iS. ... - MEISJES JURKJE.
Onlwei]) KRl'YMEL& MERCKENS
190
amuaciits- i:.\ si.ivekiif.idskusst
in Ki,i>. .'{ c't'iie zctT {<oc(le opiossing voud. Ook lict mcisjesklcedjc is v;in
(li'zolfdc woiki'is iirkomsliff (Fig. 5). V;m olijl'groeiie stof vorv;i;ii(lig(i zijii
laiigs dc zoomen, moiiwt'ii en lials oraiijckk'mi<^c zijdcii hMiidcn :i;mgfl)r:ulil.
I)e wcinige versieringen welke gc-
bordiiiird zijii o]) de middenstc
dor haiulfii rn op lift l)orslsliikjc'
nemcn de al Ic gioote straklu'id
weg, wclkc aiuk-rs dil nicisjos-
jiirkje spoedig eigen zou zijn.
Het avondkleed, onlworpcn
door schriJvcT dtzes. is van mal-
hlauwf voile slot' gemaakt: de
banden om de bovennioiiw, de
kraag en borsl zijn van blauwe
zijde, gebordiuird met versierin-
gen van oranjc zijde. De omlrek-
ken zijn afgewerkt met smal zijden
lint waardoor de plooien iiistig en
strak in bun val blijven.
Een mooi veld van werkzaani-
beid ligt nog biaak en waebt sleebl
o|) bet initiatiel' van enkelen. Vele
vroinven zien veilangend nil naar
de ludp en voorliebting welke bun
in vele zaken, vorm, kleur en vei-
siering van bet kleed belieiVend.
zoii kunnen worden gegeven.
I-j'genselKi|)peii van bet kiei'd
del' [oekoinsl op le noenien zoii
zeker voorbarig en onvoldoendi"
te motiveeren zijn
De kleeding van oiizen lijd lypeeit zieli in t algemeen door volslagen
gebrek aan karakter. I'it de veelal slordige en haaslige afwerking proefl men
bet ellendig bestaan barei" vervaardigers. Slaven der maeiiine, zijn ze niet
in slaat tlatgene te benutten. dat zou kunnen voortkomen uit bet goede
gebi iiik dezer werktuigen. De seboonbeid der inaebinale vervaardiging zou
kunnen uitkomen door zuiverbeid van alwerking, gelijkmatigbeid en slrak-
beid der steken en omtrekken, klonk niet altijd weer de zweepslag der oon-
eurentie voort. . voort....
Aan de konuMide liideii zai liel iiegeven zijn vornien te vinden.
)ln-;il.-IUr C.UlillES. lliiiiii.
Fit?
oniw H. ki.i.i:ns
tOl
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
waarin de zoo slraks herhaaldelijk opgesonide eigeiischappen der kleeding
zuUen spreken, waaibij de harmonische verbinding tusschen machine- en
handwerk tot stand zal komen en gebruik is gemaakt van voorschriften door
hygienisten en niedici te geven omtrenl grondstoffcn en constiuctie.
Algemeene ontwikkeling, ontworsteiing en vrijniaking van conventie en
slenr, niaar tevens inmenging van al degenen, die door positie en capaciteit
daarvoor zijn aangewezen, zullen verbetering kunnen brengen.
SiiiiliMiurl.
H. Ellens.
192
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ES PO N D E NTEN)
UIT AMSTERDAM ^:
.i;NT()()NSTi:LLIN(i HAS-
I'KliT MIJ VAN (;()(■ 1 1
/-^ Deccnliiig-tiMitooii-
slelliii^^en vermenit;viil-
<li}4C'n zich. Hcl blijkt
ci-litcr (le vraiifi of'zij lict
wc'ik van een {{Ctjeven
scliildc'i l)c'U'i- <)|) zijn werkelijkc waaide
kuiincMi (locn scliallcn. Kr is voor en lct>cn.
V66r, oni<lal dc aandnclit zicli in volkonicnc
afgelrokkenlieid aan cen l)e|)aal(lc kiinsl-
uitin<5 kan }^evcn ; tej^en, wijl een onijieviiif^
van ondcrsc'lieideniieid don kijk op de kwa-
liteiten door voorldui'iMidc vert;elijkin}4 aan-
sclierpt. Toch kan dit be/.waar liel voordcel
van ceil rusli<<e onal'j^eli'ide l)eschou\vin<4
niel ovcriieeisciicn, f^eloofik; en /cker /.ijn
ilcze ecnlin}5-tenloonslellin<^en l)cliaj,'eiijker
oni le zicn dan die nicl een overnialifi hont-
klcuri^ alierliandcn.
Uuilcn alle zienswijzen oni. over do be-
leckenis van Haslert in iicl {{evol>< der voor-
niannen van liel inipressionnisnie, kan jjezej^d
\voi-(ien dat /.ijn \vei-k zeer syni|)alliiek is.
Ilieruit vail reeds le i)esluilen dal iiel een he-
dnidende kanl iieet't. liel lieefl de aanlrekke-
lijklieid van allesponlane daad, met kisl on-
dernonien en in cen reclilslreeksehc hewc-
fjinU van dranji volvoerd. Wat liij hecfl
voorlfjcbraclil vornil wcl niel cen hool'dbe-
slanddeel van hot nioniinicnl, dal uil de
kiinslbcwcuint^in de Iweede lieltl der I!)'ccu\v
voor liel na^eslai'bl /.al blijven, niaar zijn
werk zai er locli cen passend versicrsci van
blijken. Ilij liooil lol de klciiiseliilders van
den benl, die reeds als roenirijk in de kunsl-
Kcschiedcnis slaat op{<csclircven, Ki'''j'* ""^
I'ofiyenbeck, mcl wien liij naar l uitcrlijk
inerkbare Irckken van ■jelijkenis hecft. Tocli
is de geaardlieid van beide landseiiaiiscliil-
ders verscliillend ^ennancccrd. Haslert's kijk
op de veleiiei schilderaelili>4lie<len der hol-
landscbeslreken liecl'l niecrliel onbcvaiigcnc
van harlelijke gesteindlicid, zijn uiling is
ook f^ullcr. Hij is ineer de builennian met
liel inipressionnabele geniocd van een
schildcr ; Poggcnbcek bcloont zich meer
de schildcr, die zijn inipressic's wcet le
verweiken in kunslige nilbeelding.
Wanl, 't nioet gczegd, hcl wcik van
dezen is verder, gekuisclilcr van vorm, ook
gedistingeerder van bonding. Uij desliidic's,
die zij gczanienllijk in licl builenland scliil-
derden, is er niisscbien nog bet nicesl tocna-
dering van geest. — als Iwee landgenoolcii.
die bij ecu onlinoeling. In den vrcenide.
Ac\\ nanwer aaneenshiilcn. Uasterl licert uil
Vcnelie (dit, van leekeniiig sclierp gernar-
keerd en van klcui- zeer kracbtig-beldcr, als
in wcdijver met (^analelloj Ciueines. Inns-
briick, Vetbucil, sludic's en schilderijljes
meegebraeht, die alszoovclc lijne, pelillantc
slukjcs van Poggenbcek. jiiltig van cxpressic,
zuivci- en gaal' van volvocring zijn. Ze zijn
kcnnelijk van ecu bollandscben schildcr, en
toch, naast zijn bollandsche landschap|)en
vanarwijkenden kleuraard.ln liaslei Is lalerc
werken is er Irachlen naar verlljning le
bespeuicn ; hIj zockl in de composilie der
landscbappen groolscher lijnenslel. in de
kleur vercdeling. I Slaat le bezien of dit
keerpuiil in zijn onlwikkeling werkelijkcn
voornitgaiig zal bcteekcnen. Dit wel niel
maclitig, iiiaar zeer rcchtgeainil schiiders-
talcnl zal in verbreeding van beweging, loch
bebben le onderhouden wat zijn voorname
KUNSTBERICHTEN
UIT A MSI HR DAM
drijfUracht uitiiiankl : wariiUe van opvat-
ting, oiibevaiigeiilieid van uitiiig.
TENTOONSTKLLIXG THOLEX BIJ VOS-
KUYL A^^ Hel is jammer dat Tholen hier
geen enkel zijiier |)ortretten haii. t Had van
den tegenwoordigenstaalzijnerontwikkeling
meer in ganschen omvang getuigenis gege-
ven. Tholen is een zeei kundig sctiilder ; dil
lijkt me in koite woorden nog de beste
kwalificalie. Zijn werk is teclinisch van uit-
nemende correclheid. Hij lieeft, zooals men
dat vroeger noemde, zijn palet onder de
knie. Het is scliilderen op een vast bestuurde
maat, met alge|)aste toelsen die alien hun
bestemming raken. Maar de uilvoerende
hand, zoo, zeker gericht, is toch lenig van
beweging geeft een vloeieiiden gang aan de
geordendc t'actuur. Daar is de hand van een
schilder, onmiskenbaar, maar het streven
naar behecrsching bij dezen uit de school
van het impressionnisme, is tc beslist in het
spoor geleid van stelselmaligheid. Het is te
zeer taktiek die op de zijde ligt van overwo-
genheid. Achter deze welbewnstheid van
praktijk is er geen geest die zicli uitzel, niel
de drang van schoonlieidszin, die allijd
nieuwe verzadiging zoekt. Dan zoii de haiid-
beweging niet zijn, zonder ooit een tastend
gebaar. I^e klaarheid van kleur doet gewaar-
worden de smeurlooslieid der gebezigde
verwen, aangebracht op een ongeschonden
doek. De kleur heeft weinig lichaam, een
bezwaar dat ook tegen vroeger werk van
Tholen is aan te brengen. Het is wel waar
dat dit expositiezaaltje aan de werkingvan
scliiidcrijen niet zeer gunstig is. Maar toch,
mochten sommige van deze 32 werken in be-
ter licht, voordeeliger doen, over het gelieel,
geloof ik wel, dat ik de hiervoorgaande
bemerkingen zon blijven handhaven.
5^ «^^ 5«^ 5^ ««^ 5^ >«^ ^ 5«^ ?«^
TKNTOOXSTHLLING MEVR. THERESK
VAX DUYL-SCHWARTZE BIJ BUFFA /C».
De tentoonstelling van een nog al luim
aantal werken dezer gevierde schilderes
was ons zeer welkom, wijl daardoor de nog
al dobberende meeningenoverhaar elegante
kunst zich tot een vaster dclinilie konden
zeltcn. Ik zei elders, dal hier de waarde
zicli bcpaalt tot voldoening van den kunst-
sniaak in een locaal kunstkringetje, maar
zal vergaan met den Tijd. Er valt ontegen-
zeggelijk bij deze portretten te wijzen op
kwaliteiten van vaardigheid die wel zoo
weiiug algemeen zijn, dat Therese Schwarize
een niel te negeeren verschijning uit het
tegenwoordige geslacht is. Maar dan dienl
met nadruk gezegd, dat die kwalileilen aan
<le oppervlakle gelegen zijn, minder het
werkelijk wezen, dan de beoefening van
kunst raken. Ze vertoonen hel gracieuse spel
van een niet alledaagsche virtuosileit waar-
bij echleralle doorwiochtlieid van zin verre
is. Xiemand zal loch, hij moge dan onder
bekoring zijn van deze levendige, klaie
voordrachl, bcweren dat in de portretten
van Therese Schwartze ernstig s|)rake knn
wezen van kaiakleronlleding, of dat de stijl
waarin bonding der persoons-beeltenisscn
i)innen een afgesloten kader, zijn opgeval,
veel meer anders is dan eene smaakvolle
mise-en-scene. Therese Schwartze als por-
Irelschilderes, geeft alleen van den uiterlijk
wnarneembaren kant, de ondersclieiden
varianten van het nienscbengelaat uit zoo-
vcle typen die voor haar poseerden, en zij
doscht de herkenbaarheid op zijn behage-
lijkst uit. en werkelijk niet onbekwaam. Ze
beschikl daartoe over een vlottende pittig
vecrende schildermanier, eigen aan tee-
dere vrouwenvingers, die nog "t voordee-
ligsl zicli roeren in de behandeling van het
coquelte, luchlige paslel-procede en het
weelderigsl resullaat bereiken in kinder-
portrellen — jongejufrrou\ven,joiigeheeren,
wel te verstaan. Haar techniek heeft beko-
ringen ; zij vleit de kleuren smakelijk, sonis
sentimenleel-leeder aaneen, streelt met nial-
sche toetsjes, de overgaugen tot een aan-
lokkend modele, maart is in zoover slechls
uitdrukking van realiteit, dat de vleesch-
subslantie allijd zweemt naar de kneedbaie
stoffelijkheid van was of zeep. Onder het
behagelijke oppervlak is geen slrucluur; de
welvingen van hel vleesch, de gespannen-
heid der huid laten niet naar een beenderen-
stel daaronder raden; ook hij de klecren,
hoe sierlijk en warmkleurig verschillende
stoll'en al eens geschilderd werden, is slechls
gering de omhulling van een lichaam le
194
Ki'xsriiEHicHrKX — rir amsthhdam — rn .wTWKiiruN
hekriiiuMi. Op viillcnd is uok l>ij idle pur-
Irellcii. I zij van ecu man of cen vrouw,
con volwasseiic of eon kind, de ovcrecn-
koinsl in bchandolin^ on in kloiirwe/.en. Do
uitbool(lin(< liccfl jjcon eif<onscliappon van
plastiok, nocli (Iraagl do lypooriii}4 hij de
iiniividuoolc <)n<icrsciioidcnlioid coni{{ psy-
;4oloHiscli konnierk. Hot talent van Thorose
Sclnvartzo steekt in do vaardi^lieid oni eon
portretsluk sniakolijk op to tooien, \vcl<^c-
vallif^ aaii eon wcioldscheii kunstzin; niaar
doze kwalilciten kunnen loch niet bevrcdi-
Hinn geven aan wie in eon kunstuitin^ dc
oritnujotinij zoekl van wal haai- alloen van
diirendo beteokcnis kan doon zijn. \V S.
^ «^ ^ ^ «'$«^«%' «•'$ ^"^^ ^
DD UIT ANTWERPEN a
TKNTOONSTKLLINC. HICflAHl) HASi:-
I.KKM >/.A.\l. FOIiST >VAN 24 Ki:UHUAIU
lOT I MAAHT 11107
t ^■^^^^^B I'li'^xo 'i'l^Ldoer hail lot
9 ^U^^TlJ^R "^' '"*^ '^'J'^ onderwi r-
^R^^I^^^r '"''" ^'""i°<'' $4ozocht aan
? H^^WW'^ <'^' lii-iiedon-Scholde ;
9|W^^|^1^ hij was, oni zoo te
^^^^llg^il ze^<>en, de eerslo in
(inzo schildcrswcrold, die de schoonheid
van die wijde vlakle « onldekl » lieeli, die
de poczie {jevoold hoeft van don inaohtig
breeden slrooni, ilic in onlzaf^lijko bochton
zijn trocbolo waleron voorlstuwl van Aiil-
werpen tot aan de zee...
Trooslelooze ccnzaandioid luorscht oni
zijn lage, verdcr- on vordoi- uilwijkondo
oevers; te naiiwor nood ziot men hior on
daar no}^ hot work van nienschonliandon :
een rood dakjo, tiitstokond bovcn eon dijk,
of eon visschersloop die over t water zcill.
l-ln weldra ziot nion niols moor als water cii
liicht en een stroopjo land in do verlo, on do
oinnotolijko zandpiaton, dio als j<rilligo
land-lornialios uit hot ebbendo water le
voorsohijn konien. Men lecft hier alloen met
zichzelfcii met een natnur, die ons in haar
groolschen ecnvoud aan oertijdon doel
denken. Z66 moot do woreld cr hobben nit-
}{czien, toon do watorcn van den Zondvlood
wcKlrokkon, on eon niouw levon bo'jon le
onlkiemon....
n Dankbaro " ondoiworpon vindt men hier
zokor niet ; — eon horizontstreep fseeft soms
de heolo teekonin{{ van een sehilderij : al de
rest is kleni-, toon, tint, in tcedeie, soms
omiaspeurbare nuanceering, die alleen een
f^eocfcnd oof^ weet to valteri, on eon •>coe-
I'ondo hand wool vast te houden.
Maar ook dal is niet {^enoej;. Want oen
subliolc en j4ctrouwo afbeelding van zoo'n
desolate watcrvlakte, of zoo'n schaarsch
begroeid ooverstrand, zou ons nog niet veel
zcggen. wannecr de schilder daarbij niet
icla (ji'i'oekl had — wanneer er geen emotie
golecfd had in zijn hart, wanneer er gcon
weemocd of vreugde gestraald had in zijn
oog....
In zijn inipiessies van de Monoden-Schelde
lioofi Haseloer gotoond te zijn een schilder
en eon dichler tevens — goddank niet een
schilder mot litoraire pi-etontios, — maar
eon schilder die uoelt, zooals iedcr waar-
aclitig kunstenaar voelen moot, onverschil-
lig of zijn knnst in woorden en klankon, of
in klonron lot ons spreokt. .
In don laatsten tijd is hij nu ook elders
aan 1 work geweest ; vooroorsl in Nieuw-
jjoort, en vervolgens to KalwijkaZ. Zijn
talent evolueerl; van de nog wat onzekere,
fragmentaire studies van do Schcldoboorden
is hij gokomon lot com|)leoler on meer vol-
diagon schcppingen. De oertijds schaarschc
liguren nomen allengs een belaiigrijkor
plaats in ; zijn conipositie wordl vaster,
solicder in de lijst gezol; met meer bewust-
heid, met een zekerdor doel voor oogen,
zookt hij zijn ondorwerpon, er niet meer
zoozocr' op uit zijndo om i. documonten » te
vcrzamelon, dan oni zich to hovi^ii in dotini-
tiovor work.
Hij (le verandering van milieu heefl hij
niots van zijn norspronkelijkheid verloroii.
Tooh lag daarin een gevaar: wij zijn erg
gewoon geraakt om het Ilollandsche strand
te zien met hot oog van llaagsche schilders.
die Basoleer trouwens good kont en waar-
deei-t. Maar li'ols doze invloeden is hij zicli-
zelf gebleven, goluige o. a. liet Katwijksche
SIrtiml. voor ons hot aanlrekkolijksto sluk
van doze tentoouslolling. Haseloer lioofl zich
pas na ernstige voorberciding op vroemd
gebicd gewaagd. Hij schijnt ons thuns toegc-
195
KUNSTBERICHTEN — UIT ANTWERPEN — UIT BRUSSEL
rustoin tot voUedige uilheeldiiig te breiigen,
wal nog onuilgesproken in hem Icet't.
U.
^•5 ^ ^9i ^ S^S ^9i ^9i ^. ^,»b ^9i ^
a a a UIT BRUSSEL nan
N DKN KUNSTKRING >
TKNTOONSTKLLING
VAN LUCIEN WOLLES
HN EMIEL CHARLET
yC^ In den Kunslkriiig is
ilcn licelcn winter lang
een onafgebroicen denie
van sciiilderstulsken en teekeningeii voorbij
onze oogen liecngelrokken. Alle zeer onder-
scheidcii werken en ook wat hun verdicnste
i)etreft /eer ongeiijk. Ondei- al die klcine
salonnctjes waren er ecliler maar weinig
van biiilengewoon belang. De productie
geschiedl al te haaslig en dc reclaniekooiis
woedt eiger dan ooit.
Onder dien toevloed van nienschen van
bekwaamheid en menschen van talent, maar
een talent, .dat als een liedjeszanger langs
de straat loopt te bedelen, vornil Lncien
WoUes een waardige uitzondering.
Na zich een langen tijd te bebben geiso-
leerd, zoo lang dat we hem bijna hadden
vergeten, treedt hij op nieiiw voor 't licbt
om zich ditmaal als een groot potrettist te
openbaren en dat wel in bet ondankbare
genre, dat vrijwel nil de mode geraakt
scbeen : bet ])astcl. En werkelijk in dezen
lijd van impressionisme en It'ichisme, onder
dezen overslelpenden overvloed, dezen
iiacbtmerriestroom van landscbappen, is t
een groote verrassing en een groot geluk om
eenseen knnsteiiaar tegen te komen die zelfs
"t menschen beeld v^'eet te bebandelen en
zelfs t |)orlret, die, zich niet levreden
stellend met een oppervlakkige observa-
tic, te welen een sappige en pikante
uilvoering van zijn sujekl, zich eveneens
weet in te denken in 't karakter van de
personen die hij beschrijl't, die liun geeste-
lijk deel op den voorgrond weet te doen
treden en zich aan een inderdaad pic-
lurale zielestudie wijdt. De pastelportrellen
van Lucien Wolles bebben dan ook lerecbt
sensatic gemaakt en de uilspraak van Mau-
rice Sulzberger is alleszins te rechtvaardi-
gen dat we, sederl den lijd van den grooten
de Winne, in ons land niet zoo n portretlist
bebben gehad. De uilslekende kritikus van
de Eloile bad bier vooral een prachtig doek
op t oog, een werk zoo vol kinderliefde als
er ooit gewcest is, een portrel, in olieverf,
ditmaal, naar den vader van den artist.
Maar naar mijn bescbeiden oordcel waren
zijn paslels nog verrassender bijna, door
hun psychologischc intensiteit, zooals men
nauwlijks bestaanbaar zon bebben geacht
bij een procede dat scbeen te zijn bestemd
om als in een droom, teere, uiterst verfijnde
en aantrekkelijke silhouettcn weertegeven.
Die vrouwenkopjes, zooals die door Wolles
werden vcrtolkt, bebben bovendien, buiten
bun schoonheid en gratie nog elk bun
eigenaardig cachet — hun eigen persoonlijk-
heid — dat wal Taine heeft genoemd hun
caraclere essenliel. Maar 't is vooral in de
porlrelten van enkele onzer schrijvers, dat
Wolles de vaslheid en zekerheid van zijn
lechniek, gepaard aan de uitersle scherplc
van zijn visie heeft getoond. Zelden maar
zal men de kunst van leekenen en schilde-
ren met zulk een booge mate van gedach-
Icn le:en gepaard bebben zien gaan. De
zoo even aangehaalde criticus heeft o. a.
van deze porlrelten gezegd : a On ne fixera
pas avec une plus significative perspi-
cacilele masque visionnaire du poete Ver-
haeren, I'etonnanle ressemblance de Caniille
Lemonnier, le sourire ainiablement mephis-
lophelique de M. Theo Hannon, la tele de
M. Albert Giraud, toute pcnelree de luniiere
el d'intelleclualile, le trois-quarts si caracte-
rislique de M. Georges Eekboud, un dessin
qui synthelise toute I'acre eloquence de ce
livre extraordinaire : I'Aiilre Viic » Zooveel
porlrelten, zooveel verschillende wijzen van
bebandeling ! Wolles heeft voor elk zijner
modellen een schilderwijze gevonden, die
bij 't karakter past. Dit gezicbt, dit masker
liever, is doorgravcn en doorwoeld, als had
de kunslenaar Lavaler concurrentie willen
aandoen en terwijl hij zich van potlood en
krijt als van een ontleedmes bedienl, spanl
bij zich in om tot in de innigste liersenge-
heimen van zijn sujekt, ik had bijna gezegd
van zijn patient door le dringen. Bij anderen,
bij Verhaeren en Hannon bijv. : heeft hij
196
KUNSTBERICHTEN — UIT BRUSSEL
Me interest in den blik {{ec-oncenlrcerd en
onwiilekcurit; (le sciicrpc kraclit der IrckkiMi
\v;il vi'izaclit. Dil is iiiderduad groolc kunsi,
die Wolli's met een slag aan dc spils oii/.er
porlrclscliiidcrs ge/et iieefl.
Tegclijkcriieid cxposeerde Eniicl (^liailel,
in een andcrc /.aal, een respt-ktahcl contin-
gent ziclilenen tooiicelen, die liij nil Zeelaiid
en Gelderlajid had nieegebraclit. Alle van
een uilerst aantrekkelijk en aangenaani
luniinisnie, waarondcr cnkele l)oven dc
waarde van eenvouilige en ctlinogiafischc
dokuinentengaan.Zoo l)ijv. zijn Oude Zvcinan
die liij in een heel niooi, iieel breed geschil-
derd landscliap iieeft ge/et. Als gcheel l)e-
scliouwd, vertoont t veel /a/re en lenigc
knapheid. Wellicht spelen de kleeren of laal
ik liever zeggen het accoutrement een al te
grootc rol in deze stukken. 1-j- is hier een
/cker luisbruik niaken van het scliilderach-
tige, dc (iguren hebben nieer van nianne-
kijncn dan van echte nienschen; met andcrc
woorden, de heer Charlel beschrijl't ons l
landscliap, maar zegt ons weinig van de
ziel en 't hart van de slreek, die liij bezocht.
Ilij loont ons nict voldoende de menschen
onder bun kleeren en bijv. op zijn lieynije-
nix in (ielderlaiid trekt l hoofddckscl in
kacbelpijp-vorm van deze goeie laridbewo-
ners zoozecr ons oog, dal men alle nieelij-
dend-meegevocl met den rouw dczer biaven
verliest. Voeg hier nog bij dal deze toonee-
len, hun allerccnvoudigstc portee in aannier-
king genonien, vaak al te grool van rormaal
bciiandeld zijn. Om kort te gaan, ik zie cr
volstrckl geen kwaad in dat men ons natio-
nale kleederdrachtcii toont, maar op voor-
waaide dat deze klccderdracliten deel uit
maken met de vooi-gesteldc persoon, in zulk
een mate dat ze als aan dc huid zijn vastge-
groeid, zooals t vel aan een wild dier of de
vachtaan de llanken van een paard. Natio-
nale kleederdrachtcii, zoo bizar en grotesk
als men wil, maar <laji met de inboorlingen
des lands een integrecrend deel uitmakcnd,
zooals bijv. t geval is met die altijd aan-
trekkelijke en soms tot in 't pathetische
oiitroereiide akwarellen, waarin Xavier
Melleiy ons de eilanders van Markcn heefl
voorgesteld. Maar tot geen prijs mag plaat-
selijke kleur gaan voor algemeen men-
schcnbclang, zonder welke noch schilder-,
nocli Ictlcrkunsl dcnkbaar zijn.
C. H.
107
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
GERARD DAVID UND SEINE SCHULE
VON EBERHARD FREIHERR VON BODEN-
HADSEN JS* MUNCHEN 1905 y^ VERLAGS-
ANSTALT F. BRUCKMANN A -G. > xii +^
238 biz. in 4° met platen in eii buiteii den
tekst. Prijs : 40 Mk
1 1 voEBiGE, voUedige mo-
nografieen over priini-
lieve Vlaamsche nices-
ters zijn zeldzaam, of
juisler gezegd : ze ont-
breken lot nog toe ge-
heel. Want al werd er nu en dan eens een
deeltje van een monografieen-reeks gewijd
aan Memlinc, aan Van Ex'ck — of al scliar-
relde de een of andere uitgever, afgaande
op verouderde attributies, wel eens wat
prentjes bijeen, die dan onder een klinken-
den naam de wereld werden ingezonden, —
zoekt men nog steeds te vergeefs een boek,
waarin een onzer oude Vlamingen op waar-
lijk «ersch6pfende» wijze behandeld wordt.
En hiervoor bestaat meer dan een reden.
Andere meesters, andere tijdvakken werden
sedert lang met voorliefde bestudeerd ;
talrijke documenten stonden den kunsthis-
toricus daarbij ten dienste. Met onze vroege
Nedeiiandsche kunst was het helaas heel
anders gesleld ; naast een bijna volslagen
gebrek aan betroiiwbare bronnen, legde
men ,tot voor een goede vijf-en-twintig jaren,
een vrij algemeene verachting voor hunne
werken aan den dag. Met een half dozijn
namen bestempelde men een beetje op goed
geluk alle « gotliieke)> schilderijen. En eerst
in de allerlaatste jaren lieeft de kunstge-
schiedenis op dit gebied eenige jiositieve
resultaten verkregen....
Pas nu bcgint liet niogelijk te wordeii. om
de artistiekc pei-soonlijkheid van soinniige
Nederlandsche <■ Primitieven » met eenige
zekerheid te omschrijven — hoe talrijk de
gapingen in onze kennis nog steeds moeten
blijven — en het is wel eigenaardig dat
Geeraard David, wiens naam voor veertig
jaar nog volkomen onbekend was, juist de
ineester is, aan wien het eerste monumen-
tale boek werd gewijd.
Want monumentaal is deze uilgave in
ieder opzicht, zoowel door haar onbekrom-
pen uitvoering : royaal formaat, overvloe-
dige en goed verzorgde illuslratic, als door
haar uitgebreiden, veelonivattenden tekst.
Aan ons Vlamingen, Nederlanders, komt
een deel toe van de eer, aan onzen land-
genoot door dit prachtwerk bewezen. Wij
mogen het dankbaar aanvaarden, als een
hulde aan een onzer groote kunstenaars
gebracht. En het is geen toeval dat het uil
Duitschland komt_ Meer dan eenige andere
natie hebben de Duitschers er toe bijge-
dragen, om licht te verspreiden op onze
kunstgeschiedenis der xv« en xvi« eeuw,
aan hun scherpzinnigheid, hun onvermoei-
bare vlijt is het voor een groot deel te
danken, dat een boek als het voorliggende
tlians kon geschreven worden.
Freiherr von Bodenhausen heeft zijn
oiulerwerp zeer breed opgevat ,• hij heeft
het van alle zijden, onder alle opzichten
beschouwd, en niet enkel den meester op
zich zelf behandeld, maar ook zijn omge-
ving, zijn voorgangers, zijn tijdgenooten,
zijn navolgers. Hij heeft ons een brok
kunstgeschiedenis gegeven, dat ver heen-
reikt over de grenzen van een gewone
levensbeschrijving, en dat een waar hand-
l)oek voor de kennis van het Nederlandsche
kunslleven in Geeraard David's tijd zal
blijven.
In twee hoolddeeleii is het work gcsplitst ;
liOEKEX ct TUDSCHIilFTEN
liet cerslo liaiidi-lt over dcii inccslcr en xijii
kuiist, en oinvat /cs liuuldstukken : Leven
rii Onujeoimi. Oiilivikki'liiii/ der Kuiistciutiirs-
licrsmtnUjkheid. (If ijefslelijke inhund der
I'oorslclliiiiini. dv Teckeinmj, de Kletir, hel
Lichl. Ilcl Iwfcde {icdeelte is een berede-
ncerdc cataloj^us der werken, vooreersl van
den niceslcr zelf, en vervolgens van zijnc
navolf^crs. Dil Iweede {^edeelte is naliuirlijU
van liel ineest directe, i)raelisclie l)clany;
de vernielding en fjroepeerinf^ der werken
is lie spil, waaroni icdere kiinstenaarsniono-
gralie draait. Zil daaraan iels niet in den
liaak, dan loopt ook al het overige gevaar
om te veront'elukken. Bodenliausen gecft
ons hier dadclijk hot gevocl, van /.ijn stof
volkonien le belieersclien, van le bescliikken
over een zckere, veelomvallende kennis,
een {jeocfend, schcrp/.iend oog en niet falend
oordcel. Ik geloof nicl dat er veel aan de
door iieni aangenonicn attribnties, aan zijn
ran<;scliikkinf5 der vermelde werken, zal le
torneii valien. Fmi al spreekl bel vanzelfdal
nieuwc onderzoekinj^en, nieuwe studies zijn
werk gaandeweg zullen coin|)letecren, zal
het nicttcmin een vaslen grondslag, een
betrouwbaren leiddraad blijven, voor al wie
zich verder met de studie van Geeraard
David en zijn school wil bezig houdcn.
Het eerste geilcelte van het boek beval
zooals we hooger zeiden, een biogralie en
algenieene bescbouwingen over den mecsler
en zijn kunsl. l-^n dit is wel het nieesl eigen-
aardige gedeelte van het boek, dal den
hoogsten dunk geet't van den sniaak, liel
critisch vcrniogen, de zeggingskrai-ht van
den sclirijver.
Missehicn niogen ons, positieve N'eder-
landers, deze bescbouwingen sonis wat hoog
van vlucht schijnen. ICen Diiitscher is van
nature ineer fylosotisch aangelegd; hij houdl
van bespiegclingen. vergelijkingen, uitwij-
dingen in bet rijk van 't bovenzinnelijke.
Wij zien iedcr ding nieer op zichzelt, niet bet
nuchtere oog der werkelijkhcid, en het kan
onsccnige niocite kosten om onzen gcest tot
ecu hooger plan op to voeren, vanwaar we
do dingen in bun oiiderling verband, in hun
relatieve beteekenis aanscbouwen.
Maar juist onidat Uodenbausen zijn oiider-
werp ook van de « goestclijke » zijde becll
aangevat, is zijn werk vollcdiger geworden,
en geel't in dien zin ook nuttigc wenken voor
hen, die zich aan de grondige behandeling
van een Ncdeiiandsch meester zoudeii willeii
wagen. In menig ojizicht tronwens kan (ht
werk tot standaard dienen voor een vollc-
dige studie over een kunstenaar.
De plaatsruimtc laat ons niet toe om in
ecu verdcre analyse van dit boek le tre<len.
of om de resultalen te ver-melden, die dc
sclirijver verkregen heelt.
Hij den overvlocd der stof ware dit trou-
wens een onbegonnen werk, en wij kunncn
niet beter doen dan onze Iczers hel boek
met aandrang aan le bevclen.
Wij zullen er alleen nog oj) wijzen, dat de
figuur van (lecraard David er ontegenspre-
kelijk door gegroeid is. De scbrijver houdl
zich ver van blinde opbemelarij; maar idler
waarachlig kunstenaar gaat men hooger
scbalten naarmate men hem beter leert
kennen en diepcr doordringl lot zijn innigstc
wezen.
De boogere waardeering die a onzen »
Geeraard David van nu al'zeker zal genieten,
bebben wij aan Freiherr von Bodenliausen
te danken.
^9i%9>^^ ^9i ^9i^9i^^9i cg,fb ^#i i^
KUXSTLKXIKON > KIN IIANDULCII 1-LH
kunsti.i:k UNI) kl:nsti-iu;lndi-; y von
WILHKLM SPKMANN > HKULIN A: STUTT-
GART > VHMLAG VON \V. Sl'KMANN Jt
1905 > 1054 biz. kl. in-8", geillustr. Mk. 12.50.
Kew practisch handboek. dat vlugen zaak-
rijk antwooi-d geefl op de duizend vragen,
wclke zich ieder oogenblik voordoen aan
ieder, die zich met kuiistgeschiedenis bc-
zighoudt. Meer uitgebreide Icxika of spe-
ciale werken heelt men niet steeds bij
de hand en ze geven soms ook nicer dan
men zoo lerloops noodig lieeft; lieele blad-
zijden heefl men dan te lezen, eci' men de
datum, de naani, de aanwijzing gevondcn
lieeft, die men zocht.... Spemann s Kimsl-
lexikon geelt steeds dadelijk bet gewcnschte
antwoord, nilvoeriger beban<leling aan
anderen overlalend.
De gegcven anlwoor<len zijn in den regel
(Ian ook betrouwbaar. Ken aantal deskun-
digcn, die aan de uitgavc bebben mede-
199
BOEKEN cfc TLJDSCHRIFTEN
gcwerkt, zijn er borg voor. Toch staal hel
handboek niel in alle ondenleelen op dc-
zelfde hoogte.
Zoo is hel ons h. v. iiicl duidelijk, naar
welk plan de modern Belgische kunstenaars
warden behandcld. Nanien als Ferd. de
Braekeleer, Evcnepoel, van Hove, Khnopff,
Laermans, Leempoels, G. Minne, Henry
van de Velde (deze laatsle zelfs tweeniaal,
eens onder Va;i en eens ondev Velde), vinden
we er vermeld. Uitslekend ! Maar waarom
onlbreken dan namen als van Aise, Artan,
Baron, van Beers, Boulengcr, Hendrik de
Braekeleer, Fourmois, de Lalaing, Foelaerl,
Rosseels, Struys, Th. Verstraete, Verwee,
de Vigne, deWinne, van Ysendyck, enz.?En
wat dan over de vcrmclde artiesten gezegd
wordt, is sonis nogal kras. Ziehier b. v. bet
heele artikel over Leys (7 regels; Khnopll'
krijgt er 14 1) : « belg, Genremaler und
» Radierer, geb. 1815 in Anlwerpen, gesl.
» daselbsl 1869, Scbiiler von Braekeleer und
» Wappers; im Slil zeilwcis von den alien
» Niederlandern, zeitweis von den franz.
» Romantikern und der dculscben Geiire-
» nialcrei beeinllussl. " ! !
Als een werk van Lambeaux « niclil Lam-
beau » (waarom die terecblwijzing ?) wordt
o. a. vermeld : f< der Ricse lirabo in Anlwer-
pen (Ralhaus) »....
De naam van der Goes moet men zoeken
tusschen Gorlilz en Goslai\ zoodat de schrij-
ver van dit arlikellje den naam blijkbaar
van derGos uitspreekt. Namen met van staan
nu eens onder mm, dan weer onder de
beginlelter van 't hool'dwoord, zonder dat
hierin een vaste regel werd gevolgd.
Wij vergenoegen ons met deze enkele aan-
merkingen ; zij bewijzen genoegzaam hoe
dringend een grondige bcrziening van het
Lexikon, in sommige opzichten ten miiiste,
noodzakelijk is.
Deze verbelering wenschen wij de ove-
rigcns keurig gedrukte en met talrijke pla-
ten opgeluisterde uitgave, van harte toe.
B.
FOTOGRAVURES NAAR WERKEN VAN
MODERNE HOLLANDSCHE SCHILDERS
> UITGEGEVEN DOOR DE PHOTOGRA-
PHISCHE GESELLSCHAFT TE BERLIJN
iStechbabn, 11 /:^^
De te dczer plaatse bcsproken Amsler-
damsche tentoonstelling van moderne Hol-
landscheschilders,gedurende(lcRembrandt-
feesten gehouden i') gaf de Pholographische
Gesellxclui/l gelegenheid tot het verrijken
van hare uilgelezen verzameling fotogra-
vures. Een hoogst welkom « blijvend ge-
deelte » van deze feestviering !
Gekozen werden 9 schilderijen : twee van
Israels, drie van Mauve en vier van Jacob
Maris. De Iwee Israelsen en een Mauve
werden gereproduceerd op 65 X 50, de
overige slukken op 84 X 65 cm. (met rand).
Deze afbeeldingen behooren zonder twij-
I'el tot bet meest volmaakte, dat de moderne
tecbniek vermag te bereiken. En hier wordt
nogmaals de voortrelTelijkheid der foto-
gravure l)oven de besle kool-folografie
schitterend bevestigd. Waar deze allijd
eenigszins sausig-bruin, glimniend en glad
blijft, wordt met den vetten inktder als een
els of kopersnede gedrukte fotogravure
een oneindig dieperen, dofTeren toon ver-
kregen, die de bekoring van het origineel
met veel grooler krachl en fijnbeid vermag
weer te geven.
Heusch, bij het beschouwen van deze zoo
volmaakte prenlen, moet men bekennen dat
den kunstminnaar van onze dagen, die zelf
geen schilderijen kan koopen, loch een zeer
ruime vergoeding door dergelijke afbeel-
dingen geboden wordt, en geen gevoelig
meiisch meer beboeft verstoken te blijven
van het genol, om zich met kunstwerkeii
le omringen.
c^ S»5 S's 2^ c^*5 S* 5;.* ^S* -^ ^•^ ^
SPANIEN UND PORTUGAL > HANDBUCH
FUR REISENDE VON KARL BAEDEKER
MIT 9 KARTEN, 41 PLANEN und 15 GRUN-
DRISSEN > DRITTE AUFLAGE ^ LEIPZIG,
VERLAG VON KARL BAEDEKER, 1906 y.
PREIS : Mk. 16.— yC*-
Misschien zijn de historische herinnerin-
(1) Zie Onze Kunst, Deel X, biz. 77 (1906, afl. il).
200
liOEKES iV.- ri.lDSCimfl-lES
gen, die ons aan Spaiijc verl)in<lcn, nicl van
aarcl.om oiis met ccn wchvillcndc symi)atliic
voor (lit land tc licziclen. — Maar wic zicli
plaatsl op ccn wat minder sui)jccticf stand-
punt, zal tc nauwcr nood cen land viiuicn,
waarvan dc f<cschiedenis — en vooial de
kunslKCscliicdcnis — zoo vecl belanj^ voor
ons oplevcrt, en ccn zoo iiiim veld voor
vruchlhare studic bicdl.
Men denkc slcchts aaii de ccuwcnlMnjjc
betrckkinf^en met bet scbicrciland die reeds
dalecren uit den tijd der Hoergondiscbe
Hertofjcn : de tocbl van Jan van Kyck, de
invloed die zijn werk uilocfendc op S|)aan-
sche scbildcrs als Luis de Dalmau in Barce-
lona, Juan Sancbez dc ("astro in Sevilla ;
en later bet 24jari{5 vcrblijl' van I'iclcr de
KenipcnecriPedro (lampanaiin Andaloesie;
de rol van Jan Vermcycn in dicnst van
Keizer Karel ; de invloed van Antoon Moor
op scbildcrs als Aloiiso Sancbez C-ocUo ; de
liefbebberij van Filips II voor oude Neder-
landscbe meesters, vooral voor Hoscb en
Bruegel; de ge\vicbti}<e diplomatiscbe en
...artislicke l)ctrekkinf<cn van Rubens met
bet Spaanscbe liof.... (ieen land buiten de
Nedcrlandcn bezit ookeen zoo onuitputtclij-
kenscbal kunstwerken van Nederlanders of
onder Ncdcrlandscbcn invloed onlstaan,
als Spanje en Portugal, om le beginnen de
verzanieling Vlaamscbe taiiijlwcrkcn te
Madrid, die allecn reeds allcs oveitrcl't, wat
cr op (lit gebicd in dc bcde wcrcld bestaat.
Spcurlustige kunstbistorici vindcn bier
n(jg vecl te doen, juisl omdat Ibciic tot nu
toe vrijwel buiten den klassieken reisweg
lag. Kv is dan ook, eerlijk gczcgd, nog \ec\
in (lit land, dat den op modern comfort
gestelden toei'ist nioet afscbrikken, vooral
wanneer men zicb buiten de groote centra
wil wagcn.
Tocb mag men clen locbt gerust ondcrnc-
mcn, zonder vcel gevaar voor onaangename
avonturen, wanneer men ccn zoo voor-
trcfTclijk bandboek als Hacdeker's gids tot
rcisgczcl kiesl. Ik bcbdit pcrsoonlijk mogen
ondervinden, en ben Hacdeker dankbaar,
niel enkcl oni zijn practiscbc raadgcvingcn,
maar ook en vooral om zijn zcer belrouw-
bare kunstbistoriscbe en arcbcologiscbe
inlicblingen. \•,v\^ inlciding van .")() biz. over
de Spaanscbe kunslgescbiedcnis, door den
meesi bevocgden specialist : (^arl Justi, gaat
bet reisboek vooraf. De verdere inboud van
bet bock beantwoordt aan dit scbitlerende
begin; geen gebouw, geen museum, geen
kunstwerk van eenige beteekenis, of ci-
wordt in wcinigc woorden van gezcgd wat
de doortrckkende reiziger noodig beel't om
zicb te oriented en. Zelfs bij de atlribulic
der op Spaanscben bodem zoo talrijke
werken van Nedcrlandscbc « piimilieven »
werd met zorg gclet op de resullaten der
nieuwsle opsporingcn, — ecu iiiet genoeg te
waardeeren poging in een land, waar men
zicb blijkbaar niet scbaamt over de nicest
verregaande onkunde op dit gebicd...
Ivens te nicer blijkt Baedeker bier cen niet
le versmaden bulpbron voor den kunsl-
bistoricus te zijn.
B.
S* '^*i ^*> 'S* S*> '^^ ^ S* ^ ^* ^
IK C.KSKI.LSCllAFT FCH
vi:hvii:i,f.\ltic.i-:ndk
KLXST zendt ons bare
jnarlljkscbe nieuwjaars-
gift, eene altijd even afge-
wisseld en even rijke
bijdragc tot den scbat der graveerkunst.
Ditmaal bestaat zij uit de-Jeen laatste afleve-
ring van den 29" jaai-gang van bet tijdscbrift
Die (jrapliischeii Kiiiisle en uit de eerste
atlevering van den 3(>" jaargang. Wij begroe-
ten met crkcnlclijkbcid dit aanbrckcn van
bet dcrtigste jaar van bet bcstaan van bel
roemrljk gezclscbap, altijd nog zoo kracbtig,
zoo Icvcnslustig. De eerste der twee allevc-
ringen bevat een artikel aan Hcmbrandt
gewijd ter gelcgcnbcid der 300'- verjaring
van zijn geboortedag doorde zeer bekwame
hand van Gustav ('duck. Hel is niel dc
eenige en voornaamste bulde dezeii groolen
meesler-scbilder en elscr door bel gezcl-
scbap gebracbt.
Daarbij komt eene sludie over J. F.
Ralfaclli als etser, voornamelijk als kleuren-
etser en eene anderc over Ciustave Leheutre,
den oncindig zacbten, lluwccligcn en loch
kleurigcn clser. De twecde allcvering is ge-
becl gewijd aan de Teekeningen op dc Duil-
scbe lu'uwicnioonstclling, uilmnnlendedoor
201
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN - AMBACHTS- & MJVERHEIDSKUNST
zooveel werken van meeslers uil deii tijd
(ier romaiitieken, die zoo erbarmelijU schil-
(Icrden en zoo prachtig teekenden. De .1/(7-
teiliingeii brengeii ons eeiie belaiigrijke bij-
drage over de gescliiedeiiis van de Vene-
tiaansche kopersnede door Paul Krisleller.
De Jahresinappe bostaat uit zes oorspronke-
lijke platen. Deze alle zijn meldcnswaaiilig
en uitmuntende door eigenaardige verdien-
slen : Le Caiutl d'Eii van Leheulre, zoo
grootscli in zijn eenvoud, zoo krachlig in
zijn donzigheid ; Le Poiil Sainl Louis door
Hug. Bejot, veel harder en knokiger, maar
nierkwaardig door zijn glanzende ste-
vigheid ; Felsschliicht door Rudolf Jehnan,
nialsch en breed bewerkl ; Murienlunn en
Krakati door Jos. van Rapacki, Ziegelufen
hei Heiliyensladl door Jozef Damlowat en
Arbeilerfrau door Ivatte Kollwetz, drie kleu-
ren-lithographies, de eerste vol zaclite
neveliglieid, detweedevol blijdezonnigheid,
dederdeniet krachlvol liclUeffect. Eindelijk
kiest het gezelschap als premie aan hare
iiischrijvers een levensgroote ets van Reni-
brandts « Iiigenporhet zonder handen » uit
het Keizerlijk Museum te Weeiien door
professor Willem Unger, den waardigsten
meester in de etskunst cm den aarlsmeesler
in zijn jubeljaar hulde te brengeii, en een
waar mecslersluk van den nu wereldbe-
roemden levende aan den onsterfelijken
voorganger.
M. K.
c n D D D D D AMBACHTS-
EN NIJVERHEIDSKUNST d
rS^Vj^lXKV^AX ONZKX TUl) > Joseph
A* jl^^^yKT^Wpa (^uypers : Van hedeii-
'jVV^^^^Wr^ daagsche l)ou\vkunsl in
talgenieen en kathedraal
van Sint Bavo in t bij-
zonder (met 5 platen i.
De Ik'crcn Joseph C.uypeis en Jan
Stuyt, ijubliceerden verledcn jaar in Archi-
lecliira eenc afbeelding van Inin bouw-
werk : het nieuwe raadhuis le Heemstede.
en gaven daarbij eenige toelichtingen te
lezen.
De lezers, die vroeger het tijdsfhril't de
W'^M
Joiifie Kunst ontvingen, zullen zich herinne-
ren dat bedoelde afbeelding en toelichling
eveneens in dal lijdschrift werden opgeno-
men, tegelijk met enkele opmerkingen van
mij.
Genoemde Heeren schrcven loen : « Om-
trent het aesthetische karakter, waarnaar
wordt gestreefd, mogen ook eenige opmer-
kingen bier wellicht eene plaals vinden,
terwijl voor eene breede uiteenzetting van
bedoeld standpunt moet worden verwezen
naar beschouwingen, die binnen kort zullen
worden opgenonien in het maandschrift
Van Onzen Tijd, orgaan van den kunstkring
B De Yiolier ».
Verder breng ik uit dat bijschrift in herin-
nering :
V Naar mate het karakter eener slichting
(kerk — raadhuis — landhuis , meer wortelt in
het verleden, naar die mate zal ook de her-
leving van oude vornitj'pen zijn aange-
wezen, een analytische opbouw is hier aan
le prijzen.
» Heeft echter de slichling een nieuw tot nu
ongekend karakter i station, gasfabriek, blok
arbeiderswoningen, warenhuis, magazijni
dan zal naar die mate ook een meer moderne
conslructie-wijze op den voorgrond Ireden,
een zuiverder synthetische vormenspraak
zal zich als van zelf uiten.
u De bouwmeesler, mede levende in de
maatschappij, niet alleen persoonlijk maar
ook door zijn werk, zoo moet dat werk de
afspiegeling zijn van de goede elementen —
oude en nieuwe — in die maatschappij ».
Ik wees toen op dit eigenaardig standpunt,
waaruil men zal moeten opmaken dat de
bouwmeesler, dan eens in deze dan eens in
die stijl gebouwen moet ontwerpen en doen
optrekken. Voorwaar een zeer veel omvat-
tend artiest, doch dan loch meer een copieist
of samensteller van anderes denkbeelden,
dan wel een zelf denkende en voelende.
In het eerste nuinnier van de zevende jaar-
gang — Van Onzen Tijd, konit nu de toen
beloofde en breede uiteenzetting van den
beer Joseph Cuypers voor.
In dit sink veronderstelt hij dal zijn lezers
«be\vuslof onbewust, loch onder den indruk
zijn gekomen van het zuiveringsproces.
202
AMBACHTS- EX SUVERHEIDSKUNST
waarnaii de kunstopvalliiigcn en West F-ai-
ropa sedcrt ecu halve ecuw door dc nicest
uilniuntciule kunslcnanrs en crilici zijii
onderwoipcn. »
Vender nieeiit hij, dal « wij moderne dc
zeer uitgebreide boedel on/.er vooroudcrs
n. m. van af 'I jaar 1200 hehbeii te aanvaar-
dcn, maar dal ondcr benefice van inven-
laris. » Welke invenlaiis wij door onzen
slads- en bullcnhuizcn hebben Ic ordcnen
en le vcrdeelen. Oat zal wel als bccldspraak
bcdoeld zijii, want iedcr is niet in liet }<cluk-
kig bczil van aniikiteilen en noch minder
van slads-, laat staan l)uilcii huizcn, dal wij
de archeoiogisciie kcnnis dicr i)ocdel o|)
goede wijzc geordcnd in ons iioofd iiebben,
daar is niels Icgen, en zal ieder t wci met
de Heer Cuypers over eens zijn.
« Wij blijven, zelfs onbewusl » zcgt hij « de
noodzakchjkc opvolgcrs en voorlzettcrs van
den gcesl, hel karakter onzer vooroudeis. »
Dal kan wel zoo zijn, doch daaroni bchoelt
men toch nog niel Hiedermeyer slyl of
Barok le copicercn, zoo als men cr op hel
oogenblik in Duitschland en in Xedcrland
neiging toe vertooiit. Als men aanknooping
daarmede wil ; nil ecn ieder zijn sniaak —
maar dan loch een slap verder en ccn aan-
passen aaii onzen tijd.
De heer (".uypers aclit die aanknooping
beter, — althans voigciis hct slukje in .\rchi-
leclura cti gaal door hlijkbaarmcthetontwer-
pen van het Hnadhuis tc lleemstedc zoozeer
in op dal ereeiie herhalingdcr Barok slyl van
groeide — dan voorl le gaan op den wcg van
0 VioUet-ie-Duc, Semper, en Morris, die
nicer dc niodcrnc analylische critiek uilge-
ocfcnd hcblien, op hel wczen dcr Kiinstcn,
en die lot principiclcn grondslagcn, waarop
zij dc beeldendc kunslen gcgrond wildcn
zien. »
De heer (luypers nieenl dat dc moderneii
van oordecl zijn dat kcnnis van dc liisto-
rische slylcn ovcrbodig is; en dal naar aan-
leiding van een uilspraak van DrMulhcsius.
Hij zou volkoni gelijk hebben con dcrgclijkc
opvatting tc taken, indien dat werkclijk hel
standpiint is voor I)r Mnlhcsnis, wat ik niet
kan gelovcn.
Als l)r Muthesuis dan ook zegl, tc willcn,
dat de kunstenaars van onzen lijd een on-
afiiankclijk slandpunl zullcn innemen.
diencn wij dil op tc vatten : als dat de kunstc-
naar zijn kunslstuiling zoo ziiiver mogelijk
naar cigeii voclcn en denkcn en volkomen
in luirmoiiie met den lij<l nioet voorlbrcjigen.
In (lien gcesl is dan ook hct sland|)unt van
Otto Wagner, de aanvoerder <lcr Weener
Sccessionislcn, volkomen le rechlvaardigcii
n. m. dat hij geen anderen lot zijn leerlingen
wil rckenen dan die de gehcclc knnslge-
schicdenis van Kuropa in hoofdtrckkcn heb-
ben doorwerkt. Wij zonden hicrop kunnen
latcn volgcii : zijn er in onzen lijd nog wel
arcliiteclen (leerlingen) te denkcn, die deze
oiilwikkeling niel doormaken of doormaak-
tcn. Op iedcre inrichtiiig van knnslonder-
wijs, staal loch op hct program : Kunst-cn
stijl gcschicdenis. Hoc dc heer (Inypci's cr
toe konit om Ic zeggcn, dat er groepen nio-
dcrnen zijn, die dczc kcnnis nil <len booze
achlcn, is nilj dan ook onverklaarbaar, en
dunkt mij op een misverstand le nioeten bc-
ruslcn.
In verband met hct in Archilecliiru bc-
wecrdc, doet hct ons genoegcn dc vcrklaring
in dc nu vcrschenen, " brcede uilecnzelliiig !•
te Iczen.
« Hiermcdc hcb ik dus gezcgd : ccnerzijds,
dal naar niijn oordecl eenc arclicologische
zttii'eiT herlct'ing van geen cnkel vroeijvr
tijdperk in 't algeniecn leven zal hotideii ;
nndcrzijds, dal cciie absoluul nicuwe plol-
selings i)|)komendc vormenspraak, vrij van
allc aicheologische heriiineringen, in onze
F^uropccsche maalschappij even mill aaii-
ncmclijk is ». Waaruil wij niogen opmakeii.
dal de Heer Cuypers ;en Jan Sluyli niel
weder ccn Barok gebouw zullcn bouwcn als
hel Haadhuis te lleemstedc.
Wat hct laalsle gcdeelle belrell, dal « een
absoluul nicuwe plolselingsopkomcndc vor-
menspraak eiiz. n bclrcfl, kunnen wij hel
wel eens zijn. .\1 zou men nog zoo graag,
gelicci onafhankclijk van al hct voorgnandc
willcn wcrken, afgeschcidcn of dal gocd zou
zijn of niel, dat is cenvoudig niet mogelijk
Het zou gelijk staan. met ons nicnsch zijn Ic
willcn ncgeercn.
Wel kunnen en mogen wij eischen. dal
geen conventionecle vornicn van andere
lijdeii, levenloos in een lijd worden voorl-
203
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
j^csleepl (lie dczen conveiitioneelcii vorm
niet scliiep.
Hel « Tol besluil » van tlen Hecr Cuypers
aaii het eiiide van zijn beschouwing wil ik
liier al'sclirijveii :
(I Ik hoop van haile, dat het aan hen, die
naar niijne persoonlijkeopvattingde waardc
— en (le niogelijkheid van hel :ichzel/-:ijii,
zoozeer overschatlen en aan de andeien die
mijne schalling van hel iiieiiw kiinnen onzer
dageii le beperkl achleii, dat liel hun gege-
ven nioge worden, vele en belangrijke wer-
ken, zoowel bouwkundige als decoratievc,
te scliejipcn, welke de tijdgeiioot tol vicugdc
znllen sliekken, in voiin en kleur harmo-
nisch i)a.ssen(i bij ons niooi, oprechl en
eerlijk liolhnidsch leven. Dal die wcrken aan
7 iHineslaclil nog zullen verhalen, hoe de
geest der knnslenaars in den aanvang der
xx^''^ eeuw niel shipend was, niaar, (hit hun
ontwerp en nilvoering slondcn op de hoogle
der eischen van 'I |)rograninia, op de iioogte
der eischen van een degelijke lechniek en
dal zij aan de eischen van de moderne
jjescliaving miiislens evengoed, ik zeg nog
niet beler, voldeden, als de werken die voor
onzen lijd zijn tol stand gebrachl ■•.
Ik wil hier graag aan toe voegen, dal ik
dan ook van harte hoop dat de Heer Cuypers
nog dikwijls « moderne « bouwwerken mag
slichlen als zijn prachl-bouwwerk : De
kalhedraal van Sinl Bavo — en zooveel
mogelijk in die richling ons zal blijven ver-
iK'ugen met zijn (hunne) lalentien;.
Jac. van den Bosch.
Voor du iiiU't'ii/.eUing van mijn staiidpunl verwijs ik
naar een artikel in (lit lijclschrift, getiteld « Van Onzen
'J'ijd ». dat door plaatsgebreli, in het Meinunimer zal
wordiMi op^eiioincn.
^•'^ ^^ >«^ ««^ ^^ ■^^'&^^~&^^ ^
HEIMKUNST ye* Wij onlvingen N'^ 4, 5, 6
en 7 van « Heimkunsl, Mitleilungen des
Kunslgewerbenmseums der Sladt Zurich,
herausgegeben von Direclor Professor De
Praelcre, Zurich. »
Is de inhoud beperkl, wal den oinvang
belreft, (de vier n'^ bevatlen 27 pag. geill.
leksl) de veelsoorligheid en degelijke be-
handeling der daarin besproken oiiderwer-
pen weegl hiertegen op. — Genoemde n'*
bevatlen de volgende arlikelen :
luiglische Kunstglasinduslrie. Rillmeyer,
eine neue Anslalt fiir Geisleskranke. Larius,
Kiinstler-Steindruck. Seidler, aus Topfer
briefen. Sinits, Slenipelkunst. (Reeds ver-
schenen iti u De Jonge Kuiisl ■>) Cobden-
Saiiderson, Gewerbliche Ideale. Berlage,
Eiiiige Kritische Bemerkungen iiber alle
Ban- und Kleinkunst. Schweizer, Kunsl-
induslrie und Kunsthandwerk. Ziircher Ge-
vverbekunsl.
llieruit blijkl, dat Frol'. de Praetere zich
van de medewerking van eersle krachlen
verzekerd heefl en zal daardoor deze uil-
gaaf ongelwijfeld aan de Kuiislnijverheid
len goede konien.
De vorm, hel uilerlijk van hel blad is min
der gelukkig. Hel best is de versierde om-
slag, uilgevoerd in zinkdruk. De leksl is
daarop goed geplaalsl, de indeeling prak-
liscli en aangenaam, de lijn overal kloek, de
verdeeling van licht en zwarl speelsch en
locli ruslig. Toch bevat de compositie groole
zwakhedcn, o. a. een bloeinenmand met
piojectievische verkortingen, — en voorts
verschillende ongerechtigheden op plaatsen
waar de ontwerper iHoyerj met zijn lijnen-
spel geen weg wist.
0|)eiien wij hel blad, dan vail helslappe,
ik mag wel zeggeii : karakterlooze uiterlijk
der glanzende, wijd bedrukle, met autoty-
piei'n ge'illuslreerde pagina's nog iels meer
legen. De illuslralies zijn in hun soorl uil-
nemend uilgevoerd, doch dil kan ze hoog-
slens tol hel peil van lechnisch volmaakte
smakeloosheden breiigen. Zoo iels lijkl dus
in Zwitserland al evenmin le vermijden als
hier. leder wect, welk een kort bestaan het
uilgaatje in vierkanl formaat van « Het liuis,
oud en nieuw », van Ed. Cuypers gehad
heefl. Dat was inderdaad « een groole slap
in de goede richling. n
Dat het aesthelisch karakler van dil lijd-
schriflje bijiia geheel moesl (?) worden opge-
ollerd, blijkl uil den vorm waarin hellegen-
woordig verschijnl.
Hopen wij op beler tijden voor Zwitser-
land en vooi- lloUaiul ! H. H.
204
REMBRANDTIANA
VI
ANALOGIEEN VOOR DE KOPIE VAN LUNDENS
NAAR DE NACHTWACHT
(iren vmjel vlnogh oyl soo lioofih. o/ hij moat
sijn kosi op il'aerJe soecken. Vader Cats
|Oli'r v(')6r Iic't vcrschijncn dcr M;i;ir(-;ilk'vniiiH v;iii
Oiizc Kiiiisl, zoikI dc rednktLiir niij uen jjioi-l v;iii lul
Rcnibiandlinmini » door Mvw. Goekoop-do .loii^li,
inij d;uiil)ij dt- t>t'It'j^cnlK'i(l •-c'vend oiii, ;ds ik dit
(ii(.nstii» moclil iiclik-ii, inijne repliek luiast dat aitikcl
Ic pul)lic{.'t'rc'ii.
Van dil wclwilk'iid aanhod heb ik <<(_'n)cc'iul gecii
j;rl)iiiik If nioiUii makrii. llil kwaiii mij i^fwensclil voor de sclnijl'ster alk'eii
aaii liel woord le lak'ii. Tlians (.cliki-, mi dc iiagalin van liaar klankrijk
^ekiid iclwal ^cdooRl is, l)cslaal tr hij mij i^crii hczwaar nicer oni eenigc
opnieikingen in lul miiidin Ic i)icnf^cn, nici Icii cin(k' hij deze gelegcnheid op
(k' al'snijdin^skwcslic vcci vcrdcr in tc gaan, maar l)iool om dicn onstuimi_<<cn
uilvai in zijn wcrkciijkc waartk- Ic docn kcnncn.
NVaimcci- men icniands llicze wil gaan wcci leggen, schrijlt dc rcdclijkhcid,
(k' (hiiiklijklicid of zcli's al (k- ••cwone gocck- loon voor, dal men die Iheze
zelf vcrmchll. .Nk'vrouw (iockoop daarenlegcn gccit naar cij<en Irani ii;i;ir
overzieht van (k' kwcslie, zontk-r mijn stelling (c vcrmcidcn, zoiuk-r zells in
cen barer nolen naar niijne arlikeien le verwijzen.
Met konil mij voor dat zij bet daiirom in aUc opreeblbeid onnoodig vindl,
de meening van iiaren Icgcnstander zniver tc docn kcnncn, oindat zij bnjkl)aar
l)ij v<)orl)aal overtuigd is, (bit gccii enkel argument, van wicn ook, zcH's van
bare mc(kslanders, (') ecnige waarde kan i)eb()ii(U'n, vergek-ken l)ij (He van
baar eigen, alk-s en alk-n ovei winnend gevoebn \\ amieer zij iiarc voornaamste
opmerking iiectl gedepoiiccrd, zegl zij roiidiiil, dal daarin, » licl cciiiiie vn
i') Zie Oiizv Kiiiisl. M:i:iil. 1)1. \2S. !!■ icf{cl v. o. en 1)1. IliO, It' ifgcl v I), i-n \ i"rvol^>.
Dci-I XI. NVi. Mci iwc.
205
REMBRAXDTIAXA
eerste bewijs » voor de vermeende afsnijding geleverd is. « Alle overige
» hewijzcii, als overlevering-archivalia etc. kunneii sleclits aanvullen en ver-
t> sterUen. » Het l)ehoeft wel geen l)ctong dal deze juist niet zedige wijze
van polemizeeren meer gemakkelijk dan vi iulitl)aai- en afdoende is.
Mijne door D"^ Goekoop niet aangehaalde these onitrent het bewijs-
materiaal voor die afsnijding was kortelijk gerezumeerd (') de volgende :
u 1. De beide oude afbeeldingcn van het schilderij, die tot liet vermoeden
» der verminking aanleiding hebben gegeven, toonen bij nader onderzoek
» een gemeenschappelijke neiging tot een voorbedachte, ook in de loege-
» voegde gedeelten doorgevoerde verandering van liet origineel. Daar echter
» waar het op een pozitieve aanwijzing onitrent de afsnijding zon aan-
» konien, spreken deze bewijsstnkken elkander l)cslist legen. Hnn waarde als
» authentieke kopien is daardoor onlzcniiwd.
» 2. De Xachlwacht zelve toont, als men hare konipozitie aan Rembrandt's
» duidelijk nawijsbare, persoonlijke opvatting loetsl, niets, wat op een
» verminking wijsl. Zelfs vcrliezen ecnige op het schilderij voorkomende zeer
» karakleristieke liguren hare beteekenis, wanneer men zich deze, zooals in
» de kopien, in een andere verhouding lot hel geheel denkt ».
Nu hel) ik, de zaak zooveel mogelijk van aile kanten bekijkend, deze
stelling op een uitgebreid materiaal van feilen en waarnemingen gebazeerd.
Toch is door mij nooit in bet minsl van ieniand verlangd, dal hij het daarom
met mijn gedachtengang in dezen geheel eens zou zijn. Alleen mag dan wel
gevergd worden dat men haar niet verwerpe, alvorens er eerst eenige kalme
aandacht aan geschonken te hebben.
Over gebrek aan anderer kalme aandacht heb ik mij intusschen niet te
beklagen. Toen ik acht jaar geleden mijn nitvoerig pleidooi opstelde en het
le Amsterdam in Arti voorlas, w'as het mij, zooals ik vroeger reeds bekende, (-)
een verrassing, van verscheidene vakgeleerden onder mijn Amslerdamsche
hoorders dadelijk de algeheele instemming te verwerven. In het volgende jaar
legde ik mijn overwegingen voor aan de leden van de Kunstgeschichtliche
Gesellschaft te Berlijn, in de hoop daar een tot nader onderzoek aansporende
tegenspraak te mogen erlangen. Geen enkele intnsschen van de daar aanwezige
kunslbislorici vond tegen mijn pleidooi iels in le brengen, en algemeen
achlle men mijn argiimenlatie legen de afsnijding ten zeerste aannemelijk.
In de ver.slagen van hel Berlijnsche Genoolscbap werd mijn voordraehl toen
gerefereerd, en hel was op dit korle vershig dal D' Bode afging, toen bij,
(') Jdlirhiirli der K. Pr. Kimslsamniliingen, l'J02, Heft II.
f-') Tweemaaiulelijk.sch Tijilschrift, Mei 1899, biz. 486.
200
l{liMllli.\M)TI.\\.\
in licl spocdij^ (la:iro|) vcrscluMii-n docl v;iii zijii slaiKhiiirdwerkovcr Ikinhnindl,
vcMl<l;i;ii(lr, door niijn ri'dciu-i'iinj^ nict ovc'rtiiif>d Ic zijii.
\:idiil il< lu'iii itliltr hik'i in /.ijii sliidfi-rkanu'r inijii pU'idooi zfll 11014 t-ciis
had vooij>tlc'Z(.ii, f<al' liij ziili voor iiiijiu- aif^imieiitcii hcwomiicii. Dl- }>i()oU-
kiinstliisloi iius, van wii-ii wcl c-ciis j<c-mec'ii(l wordt, dat liij ecu oeiiniaal
aanvaardf o|)vatlinj; nioeiclijk prijsi^ti'ri, was zell's zoo loyaal in licI
door hem mode geiedioeerdc Jttliiiuitli dcr K. I'r. luiiislsdinntliiiujrii, inijne
(loen wat nader iv^vn I'rol". NLMimaiin f«es|)il.sU) arf^iimenlatie noj< i-tiis in
haar geheel le doeii ardiiikkfii. I^ii persoonlijk voegde Bode daaraan iiof?
deze iioot toe: « Die ausridiiliche lie{<iiindiing, die Heir Vclh in ol)i»^eni
Aufsalz seiner Ansieiit iJiiei)!, hal inieh, sovveil dies oinie Naehpriifiinj> vor
deni Hihle nio^lieh isl, (hivon iil)erzeii^l, dasz iij^end einc nennenswerle
Verkleinerung der Naelilwaehe nieht wahrseheinlieh isl. » Zeer kort daaiop
kwnni Prol'. Six in liet IhiUclin intii den XrdcrUtndsclirn Ondhcidkundiiji-n
Blind (Maart l'.t()2) zieii hij niijn inziehlen in zake de Xaciilwaehlkweslie in
hoofdzaak aanslnilen.
Van verderc vcrzekeringen van inslemniing wil ik er nog slechls cene
noenien. De hoogsl kundige, omzielitige en lieseheiden Prof. Ad. Goldschmidl,
van wiens lessen le Herlijn Mevr. Goekoop, zijne leerlinge, nog niel in alio
opziehlen genoegzaam sehijnt le Iiel)l)cn geprohleei'd, verklaardc niij enkele
jaren geleden, na een door hem geniaakle reis naar Londen, hoe hij, vooi-
i\vn Liindens slaande, beslisl gevoehl iiad, dal l{t'ini)randl s kompozitie niel
zoo geweest kon zijn, en hij lot de overtniging was gekomcn (hit ik jnisi
gezien had. Hij maeliligde mij onhuigs dil gelnigenis le doen drnkken
Dil alks slaall nalniMliJk cMinnin dat ik in deze dingen gelijk lich, als
de parlicek' weerii'ggingi'n van 1). ('.. .Nk'ver, I'rol. Nenmann en Dnrand-
(ireville inijn ongehjk l)ewezen. Maar hel gi'i'l't mij missehicn Jul leeiil,
mij legenover een aanval aks van Meviouw (ioekoop (die mijn l)eloog rond-
weg aks armzalig, krompralende wat reeiil is, l)niten (iods genade geU'gen,
het heilii^ icchl dei' knnsi verkraelilend en dooi- en (k)<)r valseli van redenee-
ring, signaleeit) indien dil nog noodig moehl zijn, wel een weinig gernggc-
steund te voelen.
Wij willen nn niel dezell'de font i)egaan als onze bcstrijdster, en liever de
opmerkingen ztlve, die Mevronw (ioekoop legen mijne, door haar niel
gerel'ereerde slellingen aanvoerl, helder onder de oogen zien.
In de eersle phials wordl ons aan de weel gel)raelil, dat Uemhrandl
zonik'i- Iwijfei eersl een voorsliidie van (k- Xaehtwaeht hiil't gesehilderd.
Mevronw (ioekoop vindl (hit iiij liier malerieel en moreel toe verpheht
was, — ergo iieefl l\emhrandl dit ookgethian. De sehilderij-liersleiler .Ian van
207
REMBRANDTIANA
Dyk. sprak ook immers in 1758 van « het egte Model, thans in handen van
den beer Bocndennaker. » Deze voorstudie van Renihiandt's eigen hand was
« hoogstwaarschijnlijk van helzell'de I'orniaat als iicl scliilderij van Lnndens,
» die zeer zeker niet de groole konipozitie veikleinde. » Hel is alsof de
schrijfster erbij gestaan had toen dit alles gebeurde, zoo pozitief wordt het
ons verzekerd. Maar er hapert ecn kleinigheid. Het door van Dyk bij Boender-
maker geziene stuk was, naar algcmeen op lameUjk soHcde liistorischc gege-
vens wordt aangcnomen, niets anders dan de kopie van Lnndens zelve, zooals
wij ze nog kennen. Dit weet eenieder, die zich met de kwestie beeft bezig-
gehonden, en in « het uitstekend gedokunienteerd sink van D^ Joh^ Dyserinck
van November 1890)) waarnaar de schrijfster zelve vcrwijst, had zij dit
gemakkelijk kiinnen vinden. Het komt wel eens tot eigen schatie nit, wannecr
men met exakt weten zoo weinig opbeeft.
Mevronw Goekoop's te losse bewering, dat Rembrandt een voorstudie
van de Nachtwacht zou hebben geschilderd, wordt alleen aangevoerd als
argument voor de hechtheid der konipozitie van het schilderij. Ons dunki,
ook zonder deze historische I'anlazie zou men bierin nog wel gelooven.
Doch nu beschrijft onze voorlichtster nader, waarin zij die hechtheid
ziet. Deze ligt volgens baar in de poorl op den achtergrond als eigenlijk
middelpunt der konipozitie. « De opstelling is die van een driehoek met
gelijke zijden, van een wig, met tot eindpunt de figuur van Banning Cocq. » (*)
Wij krijgen dan verder een ietwal zonderlinge uiteenzelting van dit drieboeks-
princiep in het samenslel, dat intusschen nieer bij het I'ormale van een koni-
pozitie als de door Wolfllin in dergelijken zin toegelichle Madonna Sistina,
dan l)ij een massale toon-konipozitie zooals Rembrandt die geeft, zou passen.
Maar bovendien is Mevrouw G"s redeneering bier van weinig kracht, omdal
die poort, die volgens baar het middelpunt behoorde te zijn, zelfs op den
Lnndens, waarin zij ilan bet onbedorven sanienstel wil herkennen, een ilink
eind buiten hel centrum slaat, — en omdaf, wanneer men het zoo mooi
vindt Banning Cocq in de vooruitgeschoven wig van een op den platten grond
getrokken driehoek le beschouwen, zeer zeker de schrijlings o]) het muurlje
zittende helleliardier de linksche afsluiling van dien driehoek zou uitmaken,
en de twee toeschouwers op zij bij Lnndens, juist ook diis gezicn, geheel tot
een hors doeuvre worden.
Doch niijn geachte controversiste heeft een met meer nadruk te berde
gel)racht argument tegen mijnc opvalting. Dit is bierin gelegen, dat de weg-
loopende jongen op de kopie van Lundens zoo « volkomen logiescb en als
gegroeid uit den geest van den maker zelf » met zijn recbterhand de leuning
(*) Onze KiinsI, Maarl, biz. 127.
208
WM
w^
^^^^BBBjB^^Bhf*^^ i
Q^^2
L— — 1*5* •■•^*^^
^^H^^S^fl 9 !■ ;...j|
— SI
HEMIiliANDTfASW
<>iij|)t, dill iiic'iiKiiul, wit' ook, die aklii- zoo zou kuniicn iumviilliMi, rii zij
(Ins door Romhiaiidl zelvcii lueds <^ei<t'V(.'ii iiioet zijn. Zooicts knii o|) lu-l cerste
gezic'hl nil iiitt onanidi'jr opmcikiiii' lijkeii, en iiic'lli'f^oiisl;i;mde de viiii zclf-
l)clia{>i'ii l)l:iktii(lL' wijzc waarop zij wordl vo()if<i'diajicn, is zij iiiisscliien dc
niocilc van lui \vi'i>i'n en overwe^en waard.
[,aal ons i-ciilir di- iix I naar weike, volj^ens I)' (ioikoop, die aanvnllint<
door eeii vreenidt' ondenki»aar zon zijn, eens nader nio^en i)esclion\vi'n I
Men konUindei'rl, als ik liel wel iicl), lol een wel, wannei'r men in een
serie vei'seiiijnsi'len een \aslen refuel weel aan to wijzeii, wilki' rei^il in iiel
al<<enieen, biiinen le omscliiijven voorwaarden l)lijri j<elden.
Is nn iu't leit dal ■' ^een knnsliMiaar liel wcrk van een antler kan
» voltooien ol aanvnllen oj) znlk een nianier, dat dil volkonien ioi^iescli lijkt «
o]) deze wijze denj>delijk <iekonstaleei(i ■'
Dat geen enkel knnstenaar persoonlijk iets kan vo()rll)ren<^en i^eiieel en
al {^elijk een ander knnstenaar dil /.on !iel)l)en gedaan, necnit men vanzelt'
gaarne aan. Maar liel j^aat met Mevronw (l()ekooj)'s « wet van tie indixidneeie
sche|)|)ingskraelil » natuurlijk niet iiieroni.
I)e wet van Mevrouw Goekoop wil, hlijkens liare nadeie lormideering,
en liet verband waarin zij liaar aanvoerl, de vraag raken ol de aanvnlling van
een kunstwerk door een vreemde liand, op zulke wijze dat die aanvulling
geiieel logieseli seliijnl,als mogtiijk ol onmortelijk moot woiden hesclioiiwd.
Kn dan dient te worden gekonslatcerd, dat van een overgroole reeks van
waarnemingen, die de onmogelijklieid liiervan zonden aantoonen, niets
i)eken(i is.
De voorl)eeiden die D' Goekoop zelve voor iiare stelling aanvoerl.
doen eigenlijk. al prineipieel, niets ler zake. Die voorbeeiden loeh, wilien
bewijzeii, dat de aanvnllingen, weike aan bekende, gemiilileertle knnstwerken
lieproeld zijn, naderliand na liel leiiigvinden der verloi'en gedeellen, niel
bleken te klopi)en met de inlenlie van de oorspronkeli ]!<(• makers zelvc.
Doeh deze voorbeeiden zonden in easn alleen iets slaven, wanneer
stellig was aangetoond, dat de bedoeldc aanvnllingen op ziehzell" altoos
onwaarseliijniijk of onlogieseli waien gebleven, en elke aaniiemelijke o|)lt)s-
sing (Ins klaarblijkelijk onbereikbaar was, — lietgeen niet bet geval is.
Mevr. (i()ek()0])'s vergelijking overigens met bet ber.slellen van anticke
beeldwcrkcn zou ook om andere redenen mel omziebligbeid moelen worden
aanvaard.
Ten eersle zijn bare voorlieclden a priori niel gelnkkit;. liel aani^evoerde
aignment der onlbrekeiide armen van de Venus van Milo, waarxan de
werkelijke boudingen op de vele reslanralies nooit gevonden werden, toldal
deze bondingen u(t(lrrh<iiu{ toeb bleken zoo eenvondig, zoo natnnrlijk te
209
REMBRASDTIAXA
zijn, (lilt ecu icder zc v;in zcll' spicki'iid iKniiulc, is ooU ;il op zich zelf
genomeii, niet heel kleninieiul. \V:mt ol'sehoon wij welen (hit Mevroinv
Goekooj) in de wereld der iiifi^iavende arclieologen zcer goede relaties
heeft, en het diis begrijpelijk is, dal zij op liel punt van nieuwe ontdekkingen
over snellere l)eiichlen heschikt dan de minder ingewijden, zoo gaat het
toeh nict aan, reeds veistiekkende gevolglrekkingen te niakcn nit vondstcn,
waarvan in ininier publick nog niets bckend nioeht worden. (')
Hetzelfde met den Laokoon. « De vondsl van het ont])rekende, zoo ver-
blnfl'end door haar natnnrlijklieid en eenvoud » is evenmin in lireeder kring
lickend gewoiden. Men nam tot nog toe aan, tlat de ontbrekende reeliterarm
waarsehijidijk aan het lioold heeft geraakt. Van een daarop stciincn zon dan,
bij bet juist naar de anderc zijde overhellen van ilat iiooi'd moeielijk sprake
kunnen zijn Toeh is dat stennen, volgens Mevrouw Goekoop, n 7.00 cenvoudig
en kennelijk mogehjk « gebleken. Deze verzekering nu, kan ons wcl verlangend
maken de werkelijke bonding van den weergevonden arm te leeren kennen,
doch mag nog niet als argument gebruikl worden, zoolang deze verrassende
vondst, door de areheologen die haar aan Mevr. Goekoop zuUen hebben
meegedeelil, veriler zoo zorgvuldig geheim gehouden werd.
Maar 00k in bet algemeen is de vergelijking met restauraties van licelden
uit de oudbeid in deze zaak niel doeltreffend.
Wanneer men aan een beeldbouw-werk iets wil aanvullen, staat men voor
een oplossing, die met de drie afmetingen in de rninite rekening moet bouden,
lerwijl men bij bet aainulkn van een schilderij sleebts met de veel eenvoudiger
opgaat'der twee afmetingen van het platte vlak heeft te doen. En de moderne
berstellingen van antieke ])eelden lioden 00k nog het overgroote l)ezwaar van
het zieli moeielijk lanmen indenki'n in de vormentaal eener king voorbije
knituur, welk bezwaar zieh niet voordoet bij het kompleteeren van een
geseliilderde tignur door iemand nil denzelfden lijd en dezelfde steer (-)
Wij mogen dus [o[ zuivere toelsing der wet van I)' Goekoop alleen
voorbeelden aanbalen van schilderijeii die werden aangevuld.En dan kunnen,
terwijl van eenig pozitief bcwijs voor deze wet, geen sprake is. integendeel
ziilke voorbeelden bepaald het /j/VZ-bestaan er van bcwijzen, waarbij uitkomt
dat de aanvuUingen door vreemde hand aan die scbilderijen gedaan, altoos
(*) III de Reiuie Archeolociiqitc van cimlc 1906 komt een arlikcl van Reiiiacli voor,
waarin no}; van liet ontliieken der Venus-arnien gcwag geniaakt wordl. Op 10 April 1907
was zelfs l)ij dc dircktic van liet Louvre nos^ niels van een dergelijke vondsl l)ekcnd.
(* Van lienilirandt en Lundens zou men knnnen zeggen wal Slielley ergens. natuurlijk
in een ander vcrband sclircef : « Tlieie were ]>erliaps low oHicr points of resemblance
between those two men than thai which the universal and inevitable influence of their
age produced. And this is an influence which neither the meanest scribbler nor the
snblimesl ger.ius of an era can escape... » 1 The Rcroll 0/ Islaiii, Preface).
210
HEMniiAMyn.WA
als gclieel plaiizilx.'! jii-iikccptccid wjiifii, toldjil zij lalei- loevoegsels van
vifemdcn blckeii Iv zijii.
Ilirivaii nil zijn indi-idaad ttii aaiital i^tvalli-n l)ekciid, dorli wij willcii
cr slt'chts drie sprekeiule aanvotiTii.
Ten ecisle licl hoo<>c raam op de leekeniii<> van Cats naar den Sclnillcrs-
niaalli jd. i)il wcrd allijd voor evidcnl {>t'lu)uden en zclfs wd als iels fiaais f>epre-
zen, loldat later — vooral door hel maten-bewijs van t Hoofl (') — afdoende
hleek, dat zulk een hoog raam op lict origineel nooit kaii hebben gestaan.
Nog trefTender is bet vooibeeld van de beide vleugels voor Diircr's Paiim-
gartner-altaarstidv in de Miinciiener Pinakotiieek. Naar bet beginsel waarniee
een zeker l\veede-ranf*s-insliid<t i)lijkiiaarde gekoncentrecrdbeid van nieester-
werkeii wil verniinien, waren aaii drie kanten beelerepen aandeze stukken aan-
gezel. Van de kajijes op de boolclen bad men zeer plauzibele belmen gemaakf.
De vaandragcrs waren speerdragers geworden. Het gebaar waarniee Lukas
Pnumgartner den draak naast bem aanraakt, was, zonder de band te veran-
deren, in bet vasliiouden van een scbild gcmelamorl'ozeerd. Kn in de zwarte
acblergronden waren groole paarden en ingewikkelde landscbappen gescbil-
deril, die aai\ de oorspionkeiijke ligiiren een weidscbe omgeving versebaften.
Al deze veranderingen kwanieii nog niel lang geleden aan den dag, toen
men. voornamelijk door l)ewijzen van i)nitenal, op bet s|)oor van belangrijke
oversebilderingen was gekoinen, en men deze eindeiijk radikaal wegnam.
Toeb was een zoo grondig Uiirer-kenner als Tbausing nog niet op bet denk-
l)eeld van zulk een travesli gekomen, en beelt Miitber in die rijk iiitgedostc
scbilderijen nog lets speeifiek-Diireriaanscb aangewezen. Kn toen de zeven-
tiende-eeuwsebe oversebildering voor een jaar oi'vijt" was weggenomeii, en
de loegevoegde repen waren verwijderd, was bet voor velen alsol men aan de
beroemde sebilderijen iets van des meesters eigen band bad ontvreemd.
Met gold bier diis een zeer welgeslaagde en volkomen plauzibele aanvul-
ling, niet eens nil denzellden tijd als bet origineel, en ilie beel wal meei' om
bet lijlbad dan bet toevoegen van een enkeleii onderarm.
Het derde voorbeeld biedl ecliter nog de sterkste analogie met de Nacbt-
waeblkwestie. Van de beroemde Madonna van Bnrgemeesler Mever door
Holbein, in Jul Slot le DaiinsladI, bislaal len beibaiing in bet Museum te
Dresden, die aan elken kant, — van boven bet meest — een toevoegsel vertoont.
Deze toevoegsels zijn zoo gebeel en al logieseb, dat men lot voor veertig jaar
bet Dresdenselie sebilderij voor volkomen eebt bield, en zeer velen bet Darin-
sladtselie ixemplaar voor een kopie aanzagen. Kerst na een builengewoon
bardiiekkigen slrijd is o|) pozitieve grondeii vastgestebl, dat bet Dresdenselie
('/ l)c Aiiislfiiliiminri . \Vi'i-klil;i.l v.mr Nc<ki I;iimI, .I:iiiii:iii l.S'.IT. N- KIIS.
211
REMBRANDTIANA
stiik een zeer fraaie kopie is van het Darmstadtsche origineel, welke kopie in
de zeventicnde eeuw, waarschijnlijk in Holland werd vervaardigd.
Een vergelijking der twee scliilderijcn is daarom voor het geval dat ons
bezighoudt van zooveel belang, omdat de Diesdensche kopie van onderen en
op/.ij toegevoegde repen, en van hoven een syslematische ui trekking van het
origineel vertoont, — en de kopie dns in hare kompozitie-afwijkingen tot
het origineel staat, bijna juist zooals de Lundens-kopie tot Rembrandt's
Nachtwachl.
De met znik een dringend gebaar van bewijskracht aangedragen wet van
Di Goekooi)-de Jongh, is dns door de I'antazie-rijke sehrijfster, lichtvaardig-
weg, tegen duidelijk sprekende en algemeen bekende verschijnselen in, loiiter
ponr Ic l)esoin de la cause idt(jevonden.
In zooverre men nu — ook nadat het l)leek, hoe hare wcl als volstrekt onge-
grond lerzijde nioest worden geschoven — aan de opmerking van Mevrouw
Goekoop toeh nog cenige beteckcnis mocht willen toekennen, dienl te worden
vastgesteld, dat deze opmerking geenszins (zooals men dat van iemand die
aan een L'niverziteit in de kiuisthistorie studeerde, misschien zou verwaciilen)
van pozitief-kunstwetensehappelijken, doch bloot van subjeklief-artistieken
aard kan zijn. Van poziliel-kunstwetenschappelijken aard zou zij kunnen zijn,
wanneer wij ivistcn dal de jongen l)ij Lundens authentiek is, en het vanzelf
sprekende der aUtie dan aan dicn echten jongen gedemonstreerd werd. Van
louter sul)jektiei'-artislieken aard hlijl'l het argument, wanneer omgekeerd de
persoonlijke mccning, dat die aktie zoo onwecrlegbaar logiesch zou zijn, dienst
doet oni de belwisle aulhenticiteit van den Lundens-jongen te bewijzen.
Mevr. G. persoonlijk vindt de greep van die hand zoo opvallend door
natuurlijkheid en eenvoud, dat zij alleen gegroeid kan zijn uit den geest van
den oorsi)ronkelijken schepper van de figuur zelf. De jongen bij Lundens,
met andere woorden, zou als totaal-aktie op de meest onai'wijsbare manier
karakleristiek voor Rembrandt zijn.
Dit laatste nu behoeft, wil er overtuigende krachl van uitgaan, meer dan
een apodiktische verzekering, door kursiveeringen aangedikt. Het zou ook
noodig hebben door duidelijke analogieen uit Rembrandt's werk gesteund te
worden. En voor louter een verzekering op gevoels-gezag zou de sehrijfster
wel iets meer ingewijdheid in Rembrandt's kunst behoeven, dan zij tot nu toe
heeft getoond. Het eenige artikel rakende die dingen, wat mij voor dezen
van de geachfe sehrijfster bekend werd, is niet gesehikt om aan hare
autoriteit in het begrijpen van Rembrandt's innigsl wezen legenover die van
anderen eenige waarde te doen toekennen.
Het was in de Augustus-atlevering van dit lijdschiitt, dal door Mevr. G
212
Phot. Hunlstaeiii;!, iii.ncl.f
HANS lIDI.niilN DE JONGE: UE MADONNA VAN liUHdEMEESTEH MEYEH.
(GiooUifilogclijk Slot te Darmstadt).
KOI'IK NAAll IIOI.BKINS MADONNA VAN 1)1 lUiK.MKESTICH MKYEH
(wiinrM'liijiiliJk in ilr xvii* I'uiiw in Ilollaiul niM'liildrnl).
iKiiiiIkI. Gi-inriliU'Kiilcrii-. Dri'Mlnil.
/;/•; .u/;/M . \ />'//. I. v.i
een eenigszins op/.iciiharciul arlikcltjc {^twijcl werd aaii liel prenlje,(lat in din
oiiden calalogus van lUnil)raiidt's etscii door Hartsch ondcr n" I5IU) bcschrcvcn
staat.
Di' hc'dnclilzaiiH' W. von Seidlitz zegl van (lit picntjc : « Siclil von
RemhvamU. Audi voii Bode uiid Strater (hrictl. Milteil.) vcrworreii. I'i'ir
Hcmhraiull vicl zii schlechl gczeichnel. »
Er is in deze els met liaar schemeraciitig elTekt iets dal men, vooral cm
het turen van de oogen, bij een welwillende gezindlieid op het eersle gcziclit
fijn zou Uunnen noemen. Maar bij nader toezien blijkt het samenstel al te
zwak. Vooral de buitenlijn van de kiespijn-achtige kaak en de ingeseheurde
mondlioek zijn tegclijk rauw en weil'elend, en de hoed, evenals het door de
schriji'ster gcheel voorbijgeziene haar, zijn zoo weinig besUssend aangediiid,
de verdere kiiel)elde-kiab is zoo willekeuiig, dat men in het gehcel meer aan
het jjiobeeren van een wel wat aardigs voelend dilettant dan aan een croquis
van een groot meestergaat denken.
Mevr. Gockooj) is niet van zulke nieening. Zij citecit de aanleekening van
von Seidlitz oin er dadelijk aan toe te voegen : « Hiermce wordt feitelijk niets
)> anders opgemeikt (sie), dan dat het portret met zijn vicemd aanzien niet
» uit Rembrandt's tijd is ; sleeht geteekcnd is de kop alles behalve ; hij zit
» praehtig in elkaar; alleen hij is niet 17-eeu\vseh, hoewel toch door
I) Rembrandt geetst. »
De sehrijfster maakt eehter niet alleen bet algemeen verworpen ctsje
met een slag authentiek, zij weet er allerlei bizonders in op te merken, om
den lezcr dan met groote radheid van konkluzics-trekken duidelijk te maken,
dat het prentje door Rembrandt vervaardigd werd naar een onde tronie uit
zijn kunstverzameling, die in zijn l)oedelinvcntaris als van Van Eyek wordt
i)eseiireven. In het voorl)ijgaan vertelt Mevr. Goekoop ons dan ook nog, dat
l)ij Van Eyek de iianden alleen als dragers van lut athibuut dicnden. en
gewaagt zij verder van « onpersoonlijke, slechl gemodeieeide handen ais van
Jan Van Eyek ».
De handen van Jodocus Vydt en zijn vrouw, evenals die van de Londen-
sehe Arnolfini's en den praehligen donateur op het altaarstuk in de Brugsehe
Akademie, had nun lot nu toe voor wonderwerken gehouden. Mevrouw
Goekoo|) brengt ze met een pennestreek tot den graad van mindeiwaardig-
heid lerug.
Dit alles nu mag van \velenseba])pelijke fantazie getuigen en volkomen
van goeder Irouw willen zijn, het is en lilijit. wat nun nu eenmaal overeen-
gekomen is, wild te noenu-n.
En niet anders nu dan buitengewoon wild ook is heel Mevrouw (loekoop's
argunu-nl van den greep bij den jongen op Eundens' Naehtwaeht. Met denzelf-
213
REMBRAXDTIAXA
den overmoed en dezelfde verviildheid van eigcMi inziclit, die haar de gemelde
lieschonwing over het al te zwakke etsje deden schrijven, pousseeii Mevr. G.
haar inval over dien jongensarm. « Gesteld », zoo schrijft niijn bestrijdster,
ft dat van de jongens-figuur niels anders hekend ware als het sluk, dat men op
» de Nachtwacht ziet, en er werd gevraagd het onlbrekende aan te vuUen, hoe-
» veel aangezette arnien zou men te zien krijgen, hoeveel bewegingen, behalve
)) die van het vastgrijpen van een Icnning, van wier l)estaan niemand weet ? »
Het zwaarlepunl nn, is hier weder een bewering die uit wilde fantazie geboren
werd. « Een lenning van wier bestaan niemand weet ». Niemand? Mij dnnkt
alleen Mevronw Goekoop niet ! Want op de Nachtwacht zooals wij die kennen,
is in den hoek onderaan wel degcHjk en zeer duidehjk een lenning aange-
geven, die alleen bij Lnndens een jnist niet zeer Reml)randtieke hoofdrol komt
te vervullen. De bovenste balie is vastgehecht tegcn het nuuulje waarop de
hellebaardier zit. Ylak daarbij is er (zooals zich onder de tegenwoordige nit-
neniende verlichting zeer goed laat zien) blijkbaar een gat in het schilderij
geweest, dat al veel vroeger hersteld werd. Maar de hersteller wist toen
kennelijk met dat stuk kromme ijzeren staaf geen raad, en vnlde het aan tot
een ijzeren ring. De repeinte is zonder moeite zichtbaar, maar moet al vrij
oud zijn, want op de bekende teekening van Cats vindt men dien ring ook al
aanwezig. De tweede balie is op de Nachtwacht evenzeer duidelijk te zien en
loopt van boven des jongens rechterknie schnins naar lieneden in de lijst.
Dat nn een kopiist, die om welke reden dan ook, het schilderij naar
dien kant wenschte uit te breiden, op het idee moest komen, die aangegeven
lenning voort te zetten en 's jongens rechterarm er mee in verband te
brengen, het zou werkelijk nooit door iemand, die zelf wel eens een figuurtje
geteekend heeft, voor iets bizonders, laat staan voor ondenkbaar, worden
gehouden.
Men zou evengoed het ver naar links in de leegte doen uitwapperen van
de pluim op den helm van den hellebardier tot iets onnavolgbaars kunnen
nitroepen.
Alleen dan ook uit de minder bedaarde overwegingen van Mevrouw
Goekoop, die zich blijkbaar geen tijd heeft gegund het schilderij waartoe zij
nader wilde brengen eens nauwkeurig te bekijken, — alleen uit zekere eigen-
aardige onbedachtzaamheid dezer schrijfster kon een inzicht voortkomen, dat
aan een in hare basis geheel ongekontroleerde opmerking, in verband met
een wet welke tegen algemeen bekende feiten in werd gedekreteerd, eenige
bewijskracht voor de afsnijding van de Nachtwacht toekende.
Ik moet overigens — al zal dit voor Mevr. G. allicht te zeer op subtiel
aanschouwen gegrond zijn — opmerken, dat wat de kopie van Lundens als
214
HEMIiliASnn.WA
.Kiiiviillinj^ v;m di-ii joii{<en gecft, nict ziiivcr scliijiit a:in If sluiteii bij wal wij
er o|) cl(.' Xaclitwiiclil van licl)bcn. Prccics zooals l)ij Luiulens kan dc jon{»tMi,
bchalvc noj{ (iat liij op zijii kopie zoovccl liooger is gczel clan op bet oiiginccl,
diinkl mij nooil {^eweest zijn, omtlal zijn reclilcrscboudcr t'n iiitgesUekle
bovenarm daar ten opziclile van zijn koj) wal lager reiken dan op de
Nacbtwacbl zclvc. Ja men vindl op Jul oiigineel bij aandacbtigo bescbouwing
(met op iiet doek scbijnend zonliebt) nauwelijks speling voor den aanzet van
zulk een uilgesloken onderarni. Kn bel is dan ook geenszins onniogebjk dat
de jongen zijn rechter-elleboog opzel en de band in de zijde sleunt, of deze
evenals de Hnkerband aan den kriiilboorn doel raken. Bij een bard loopenden
knaap zou dit nog al zoo l)egiijpebjk zijn als bet zicb vastbouden. Scberp
gedefinieerd is de partij ecbler in geen geval, gebjk zicb dat bij liet scbilderen
van een boek zeer goed laat verstaan. En beel steik krijgt men, niet alleen
van den jongen zeli', maar van den jongen met zijn tonige omgeving, den
intbnk van een cMer dot" gesmooide partijen, zooals Rembrandt die in de
bocken van zijn kompozilies zoo gaarne aanbrengt, en die geen rol in de
bandeling spelen maar alleen een steunsel aanbrengen in den niassalen bouw.
Dat die jongen, dien Mevr. Goekoop bij den door anderen zeer onrem-
brandtiek geaelilen Lundens zoo mooi vindt, juist in den vorm zooals wij
hem op de Nnchluxicht zelve kennen, een motief uitmaakt. gebeel in den stiji
van Rembrandls werk, — ja dat zulk een boek-repoussoir met bijna precies
dezelfde kontoer in des meesters etsen herhaaldelijk voorkoml, (bet duidelijkst
op bet elsje B. 51) niocbt ik vroeger op zakelijke wijze aantoonen. En daar-
mede beb ik, al zon ik den prctentieuzen term niet voor mijn rekening willen
nenien, mij meer naar een wezenlijke a wet der individueele schcppings-
kracbt » geriebt, dan mijne bestrijdsler bet in bare alleen aan cigen invallen
getoetste beweringen deed.
Het was mij onaangenaam, eenmaal door een vrouw dermate uitdagend
in het strijdperk geroepen, haar aanval te moeten refuteeren met een beslist-
bcid, die minder plaals liet voor voile boflelijkheid dan mij lief ware. Maar
ik bekcn mij in deze een overtuigd voorslander van de recblen der vrouwcn.
Zij hebben reebl op besclierming, recbt op voile vrijbeid, maar ook als bet
eropaankomt recbt oni de ronde waarbeid te booren. Ik wil deze aan 1)^
Gockoop-de.Iongb niet nil misplaalslen mannelijken scbroom ontbouden.
De neiging vooral van deze kunstbistorica, om buiten verboiiding lot
liaar knnnen lets bizonders te presteeren, liceft baar verleid tot bet samen-
stellen van een artikel, waarin zij in plaals van ernsligc sludic te vcel ophef,
en in slede van verdicplbeid in een groole kunsl, de gebarcnrijke zelfgenoeg-
zaambeid van groole woorden geell.
215
REMBRANDTIANA
En in elk geval heeft zij thans in zake Rembrandt-onderzoek, tot tvvee-
maal toe bewezen, dat haar eigenaardig temperament meer geschiktbeid
biedt voor den gedurfden draf, om niet te zeggen bet doordiaven van apodik-
tiescb verkondigen, dan voor den rustigen en geduldigen tred van een klaar
en vriicbtbaar betoog.
En locb komt bet mij voor dat de nadruk, waarmee Mevrouw Goekoop
nog eens de aandacbt op dien wegloopenden jongen beeft willen vestigen,
voor een nog nadere bescbouwing van de kwestie indirekt wel vrucbten zou
knnnen dragen. Een materieel bewijs voor bet niet-afgesnedcn zijn is uit den
aard der zaak oneindig moeilijker te leveren, dan dit eventueel een afdoend
bewijs voor een afsnijding zou wezen. En bet vruchtbaarste werk wat in deze
gedaan kan worden, blijft een nauwlettend kritizeeren van wat men, ware bet
een recbtzaak, bet voornaamste bewijsstuk a cbarge zou noemen.
Reeds vroeger beb ik in dat bewijsstuk, de kopie van Lundens, boogst
bedenkelijke dingen kunnen aantoonen. De slrook die er, als men op den
Lundens vertrouwde, van boven aan de Nacbtwacbt zou bel)ben gezeten,
kan inderdaad nooit zoo geweest zijn, want dan kon, bij z66veel boogte die
er afgesneden zou zijn, liet raam recbts bovenaan niet juist zoo op bet
gemutileerde origineel voorkomen.
Ook de smallere strook onderaan bij Lundens, kan op bet origineel, gelijk
ik vroeger reeds deed uitkomen, moeielijk zoo zijn geweest. Dit wordt nog
versterkt door bet feit dat, een klein jaar geleden, toen de Nacbtwacbt uit
de lijst stond en verscb geregenereerd was. Prof. Six, Prof. Allebe, Jbr van
Riemsdyk, C. G. t Hooft en scbrijver dezes, in den vloer, onder aan den
rand van de verf, in de oude klcur, duidelijk een forscbe borizontale streep
van de kwast zagen, die niet anders dan van Rembrandt zelf kan zijn, en
waarmee kennelijk door den meesler daar ter plaatse de oorspronkelijke
begrenzing van zijn tafereel werd aangegeven.
Aan twee kanten is dus de autbenticiteit van de kopie door Lundens
tamelijk stellig gerefuteerd.
En indien men tbans, wat bij de tegenwoordige plaatsing, nu bet zonlicht
ongebroken op dit deel van bet scbilderij kan worden toegelaten, de altijd
eenigszins wegdommelende figuur van den jongen eens nauwkeurig zou
mogen vergelijken met den Lundens zelf, die tocb werkelijk best eens uit
Louden overgestuurd kon worden, (') dan zou eenig pozitief resultaat van die
vergelijking niet onmogelijk zijn.
Mocbt bet, wat ik op grond van mijn voorloopige opmerkingen, zonder
(*) Het stuk hangt in den laatsteii tijd niet meer op de in liet oog vallende plaats in de
National Gallery, en zijn afwezigheid zou Ihans nauwelijks worden opgemerkt.
216
HEMliRANDI' ; DE WEC.LOOl'ICNDK .lONdEN VAN DE NACHTWACHT.
REMBRANDT : DE STEI NH.1N(. VAX ST. STEI ANUS.
(Ets; Bailschll;).
Voorheeld van ccn kciniposilic dnoi- li.nilii miuU, wolk.- links (iniU-iaan
(■(Ml inkdinplclc- liHiuir Ic zicn Kccll, (lie aK licckiciuiussoir analoog is
aan die van dm .ionncii (ip dc- NaclilwaLlil.
"^^^m
i*-i^r-
HK.MIiHANOT: DE C.HOOTE LKEUWENJACHT, (els: narlscli 111).
Voorbceld nls vorcn.
Itl.MltU.wnr : SIMEON in den TEMPEI,. (els; IIihImIi .M).
Vn(irl>fi-l<l nls \ ori-ii
iii:MniiAM)Ti.\s.\
den Liindcns er hij <<cniankl, iiict voor waaiscliijiilijk lioiid, hlijktii. dal (k-
jongcii op (Ir k()i)ie in liooliizaak lodi wc-l jjasl aaii dcii oursproiikflijkcn van
Renil)randt, dan zoii tlaanncc iio^ in lu'l niiiist iiIlIs poziliffs Ijcwezcn zijn.
Want dc grootf kaiis van ccn aanzclscl, zooals Lundt-ns d'lv van I)()vcn en
van onderaan inellerdaad niaakle, bleef dan noj^ j^elieel open.
Maar indien ziilk een onderzoek zoii aanlooncn, dat die jonyen, blijkens
zijn liguur op liel ori<>ineel, iiiel in zijn {<elieel zoo geweesl kan zijn als
de kopie hem te zien gveW, dan zou dil een kraclilig aif<nment hieden tegen do
aullienlieiteil dicr kopie, ook aan deze, de gewichtigste zijde. Hn daarniede
zou men dan in dil komplex werkelijk een nieuw en doorslaand bewijs
hebben gevonden voor iets, wal altoos en oveial erkend is als bet allcr-
moeielijkst te l)e\vijzen : een negatie.
Overigcns past niij persoonlijk, of zulks hare bedoeUng nu ware of niel,
tegenover Mevrouw Gockoop enkcl dankbaarheid. Zij heeft niij door hel
onliesuisd poneeren van hare denkbecldige wet een welkome gelegenheid
gel)oden oni nog eens sprekende blijken bij te brengen aangaande bet
bedrieglijk-ecbl herscheppcn van meeslerwerken. Vroeger bad ik alleen
Steiierwald en (lats aangehaald om slaalljes te doen kennen van zekere
zonderlinge geziniibeid lot lict veranderen en tevens quasi-verbeleren van
sebilderijen. En van deze twee gaf alleen Cats met zijn leekening naar den
Schuttersmaallijd werkelijk een proeve van ccn geforceerde kopie, die men
niettemin voor aiilhenlieker dan hel origineel heeft gehouden. Thans mocht
ik, geholpen door den onvriendelijken aandrang mijner legenparlij, twee
scblagende nieuwe voorbeeldcn aanvoeren van sebilderijen, die op bet
origineel of in kopie, zclfs langen tijd na bun onlstaan, lendentiens veranderd
waren op zoo plauzibele manier, dat men de gewijzigde uilgaven als de echte
was gaan beschouwen.
Hel feit nu, dat die in Steuerwald als belicliaanide neiging dns allerminst
alleen staat, veeleer periodiek lerugkeerl, maakt bet altijd vreemd-lijkende
verschijnsel van dc Lundens-kopic veel begrijpelijker, — en de Irooslrijke
kans, dal wij in Hembrandt's Xaeblwaeht, evenals in de Miuichener Diners
en den Darmsladlcr Holbein, een onverminkl meesterwerk bezillen, deze toeh
al aanzienlijke kans is dus, na bet neerdalen der, door Mevr. tioekoops
hoogvliegende l)eweringen opgejaagde slofwolken, nog slechls vcrheldcrd te
voorscbijn gelreden.
*prii 1907. Jan \mH.
217
ALFRED STEVENS
Alfred Stevens
Alfred Stevens :
Alfred Stevens :
Alfred Stevens :
Alfred Stevens
Alfred Stevens
On n est nil grand ])cintrc ([u;! la condition
d'etre un niaitre ouvrier.
iAlfki;d Stevens).
M.i.oozE artikelen, monografieen en nolas, verkondigden
der wereld in alle mogelijke dagbladen en tijdschriften,
<iat Alfred Stevens den 2"|sicn Aiii^tislns 1906 gestorven
was.
Dc sclirijvers van dit vele prosa meenden gewoon-
lijk door een ondertitel de ludde van bewondering, die
ze den doode braehten. nader le moeten aanduiden :
Een Schilder van de Vronw (met hoofdletters).
Een Intimist der xix'' eeuw,
Een Schilder van het Moderne Leven,
Een groote « Kleinmeester, »
De Schilder vandeParisienne onder het tweede K'^'-^rrijk.
De Schilder der vronwelijke bevalligheid, enz. enz.
Deze etiketten verkleinen den Meester en zijn kunsf.
Ik acht 't nieer overecnkomstig de waarheid cm le zeggen dat Stevens
boven en voor alles Een Schilder was. Maar dat dan ook in de meest volstrekte
beteekenis van 't woord. Een schilder, meer schilder dan eenig ander. De
vleeschgeworden schilderkunst of de schilderkunst, die een mensch was
gewordcn ! Een oog en een hand. Een oog, waarvan de gevoeligheid en de
wellust van "t zien als een wonder waren, maar toch niet meer verwonderlijk
en overbhiffend dan dc bekwaamheid en de technische vaardigheid van zijn
hand.
Voor alle andt gaven onderscheid ik echter bij Alfred Stevens de kunst
van 't altijd Wv^'cr nienw vinden van kleuren en klenr-harnionieen. We moeten
vooral op deze gaaf de aandacht vestigen, die wel de meest eigenaardige was
van zijn temperament. Het gevoel, dat hij voor compositie had, niet in den
pedanten, academischen zin van het woord, maar opgevat volgens de betee-
kenis van een compositie, die verwezenlijkt wordt in klenr, door 't bijeen-
218
ALFRED STEVKNS : - LK BILLKT I)E FAIRE PART,
(Verzameling van den H.'er Albert Sareiis, Biiissel)
M.I hi: I) .s//;\7-;.v.s
vocgen van tiiik'ii cii Iri-doi -Inn iiioiii.sclR' toiu'ii, iik'I rni ivliniscli imizii-kaal
gevoel voor IfgeiisUllingcii cii i^iliidclijkr ()vt'rgaiij<cn in di-n l<laiik, is verha-
zcnd. Dil vooml is ccn kciisclu'Kciidc ii!^ciiscli:i|) \;im AMicd Stevens. Uil is
AIJ'UI'.l) SIKVK.SS in IKioulB'-"!- '-i-n loioniiilii-;.
wal hij nieiiw in dc kunst lieel'l iji'ijiaclil i-ii oiilwikkidd, vcr i)ovcn vclc
aiidercn, die voor hem dil enkel niaar vaag iiadden voorgevoeld.
Andcien voiiden lain composilie in de arahesk der iijn, in liel evenwichl
der niassas. Zonder deze niiddelen van iiildinkking le versniaden, sciiiej)
Stevens zijn weikon in gekleurde akkoorden.
Reeds heel vioeg had liij zieli een ongeloofcHjke virtn.)>iliit in de lechni-
sche uitvoering van zijii weik veiworven. Van den aanvang al wisi hij het
gegeven tol aan hel uilerste door le voeicn en uil le diukken met die geniak-
keUjklieid van loets, die Ireflendc jiiislheid van eflekl, die schoonheid en
verscheidenheid van de gekozen slol, in eon woord niel ihil snhtiele inslinkl
219
ALFRED STF.VENS
voor het volmaakte werk, dat aaii al zijn sappige, jiiisf waargenomen stiikken,
die nooit oiirustig, droog of eng zijn, die oiiljeschiijtelijke aantrekkelijkheid
verleenen.
ALFRED STEVHNS : Alle gcluk.
(Kon. Musoa voor Schilder- en IUh-UIIuuiw kunst. Biiissel).
Niemaiul lieeit l heter dan hij vcrstaan oin de substantie der diiigen te
schilderen. De heer Veilaiit, l)csUiiiider dor Sclioone Kunsten van Belgie,
vestigde daar lerecht de aandaclit op in een welsprckende rede, die hij
uitsprak, staande voor de baar. Daardoor schijnt hij de mogelijkheden van zijn
vak te bebben uitgebreid. Nooit voor hem had de zaclile matheid van een
vrouwenhuid, gcgloeid met zoo tcedere en toch scliillerende glanzen. Het
glinsteren der oogen, bet dons der zaclile wangeii, de frambozen-sappigheid
van de even door bet leven aangczwoilen Hppen, vindt men stralend op al
zijn stukken, bijna als een wonder van waarbeid weer. Het baar bcgint te
220
ALl'KEK STEVENS: PALJIENZONDAU
(VfizaiMflini,' X.).
ALFIUil) STICVHXS
golven en le ghmzon, kleinooilieon schittcrcii en op dc kleercn, oj) den
aclilc'if^rond, nceinl iederc louts, die iieer wordl {^ezel, dadelijk 't eij4enaaidig
karaUtei' van de eeii ol aiidere slot" aaii : lulle, lliiweel, salijii, boni of pliii-
men ; veilakl, zilver, krislal, hois dcs iles ol l)loenien-l)laien.
Na vele <<eslachten van schilders gekonien, l)leer Alfred Stevens — en dat
geheel sponlaan — in zijn kleurverbindingen altijd nieuw, onveiwaclit en
aanlrekkelijk. Onovertiofl'en verl'nienger, kundig eniaillenr, verrijkle liij al
dc technische hnlphronnen der scliildcrknnsl met nieijwe vondslen, welke
heel de crvaring der voorbijgegane eeiiwen niet te zijner hesciiikking liadden
gesteld. Dit is zijn eigenaardige verdicnste en de reclitvaardiging van zijn
persoonlijken roeni. llij miintte evenzeer iiit door de lijniieid en bekoorlijk-
hcid van zijn kleuien, als door een groole geniakkelijklieid en vaardigheid in
de bebandcling van zijn sujekt, — bnitengewone verdiensten in een geheel
van plastische kwaliteiten, die hem een allereeiste plaals verzekeren ondcr
de Meeslers der schildcrkunst van de xi.v'^ cenw.
En huilen dal alles was iiij dan nog al wat men zoo fijnljes bij iieni
heefl waargenomen. Maar dal was dan bij wijze van loegil'l, en bet is literaluur.
Dat Stevens, de schilder van bet inoiuhiine leven, ingeburgerd le Parijs,
door zijn gevoel en liefde voor de klenr een Vlaming is gebleven, — een zeer
verfijnde Vlaming als men wil, maar een Vlaming, — wordl wel door
niemand meer betwisl. Nooit heefl hij afsland van zijn gaven als noordelijk
schilder gedaan : bnitengewone gevoeligheid van visie, volmaakle juislheid
der verschillende kleuraccoorden, van de sloutste lot de meest samenge-
slelde toe.
Men heefl op den stamboom zijner eslhetische afstannning vele andere
nanien geent : Vermeer van Deltt, Ter Burg en Metsn, Chardin en ook
Watleau. Bovendien zijn er nog andere aan wie hij ons soms, als bij loeval
denken doet. Hij is aan al de meesters verwanl, die in hel lechnisch deel
van hun werk naar de alleruitersle volmaaklheid slreefden. Hij behoorl niet
tot deznlken, die met bet punfje van hun penseel een hoofdlijn schelsen,
waarmee ze zich, overigens met volkomen rechl, tevreden stellen.
Deze geheel versciiiliende manier is ongelwijfeld de uilslag van langdu-
rige studie, van volkomen rijpheid — van volmaakle handigheid geweest.
Stevens wilde de zicblbare waarheid der dingen zoo diclit mogelijk nabij
komen. Hij vrecsde nicl zijn geesldrifl le zien verstijven of bekoelen, of bet
brio van zijn loels le verzwaren, door zijn werk lot aan de alleruitersle gren-
zen der mogelijkheid door te voeren. Hij was niet bang voor le veel details. Hij
nam ze waar, gaf er de lijn van aan en liel zc op bun i)lan, zooals hij ze in
de naluur gezien had, in de lichlende almosfeer die ze omringl.
221
ALFRED STEVENS
Daarom wordt echter zijn manier niet minder breed en uitdrukkingsvol.
AUrcd Stevens heeft niets van de eentonigheid der Hollandsche kleinmeesters,
die er niaar al te zeer toe neigden om dezelfde schilderijtjes, naar dezelfde
modellen, telkens tot in 't oneindige te herhalen, vooral met het oog op
den verkoop.
Integendeel, liij heeft zicli zelf voorldnrend liernienwd, door de verschei-
denlieid van zijn zoeken, door zijn bezorgdlieid om l)evalliglieid, kleuren-
weelde, eigenaardige schikking, zijn uilerst scherpe opmerkingsgave voor
het leven van zijn dagen, waarop hij den stenipel zijner individnaliteit heeft
gedrukt.
Men kan zich geruimen tijd verdiepen in de stille heschonwing van zijn
palet, de overbluffende verscheidenheid van de bronnen, waaruit hij zijn
inspiratie heeft geput, het losse en vrije van zijn modulaties, iiet oneindig
stoule van zijn harmonieen.
De opeenvolging van zijn verschillende stnkken, de geleidelijke ontwik-
keling van zijn kunst, zijn als zoovele mijlpalen in het leven van den kunste-
naar en doen het ons beter verstaan dan alle mogelijke biografische notas.
Want wat komt het er eigenlijk op aan dat hij in 1823 te Brussel is
geboren, dal hij eerst in Belgie, en later te Parijs gcschilderd heeft, dat hij de
bedwelming gekend heeft van t sncces — de wijding en de belooning voor
zijn talent heeft ontvangen? Hij is dood en al de pracht en tegenspoed
van zijn leven is weggevaagd. Maar bij honderden lachen en glanzen zijn
schilderijen ! En zij zijn 't, die ons zullen verhalen van 't mystcrie van zijn
genie, die ons eerbied voor zijn ontzagwekkende werkkracht znllen inboe-
zemen.
iWordI voortgezet], PaUL LaMBOTTE.
N. B. Eeti tentoonstelliiig van een hoiuierdtal werken van Alfred Stevens wordt
gehouden te Brussel, van half April tot half Mei, en te Antwerpen van half Mei tot in Juni,
— door de zorgen van de « Kon. Mij. voor Schoone Kunsten » te Brussel, en de Vereeniging
« Kunst van Heden » te Antwerpen.
222
W. PENAAT
S lu't v()()i- ;ilk- lijdt'ii wjuir, (iai over de smaak niel vail
* Ic twislcii, loch zijn or periodcn van kimslbloei waaiin
ti' ceil norm is voor lainst, vvaar l)cnedL'n allcen ligl al
(latgene wal niel valt binnen hel l)cschouwingsteiTein
dcr t'sthcliek. Als vaslstaand mag nu wel vvorden aan-
^I'nomen, vooral te dozer plaalse, dat zulk con norm
lluins zoei' zokor niel l)oslaal. Er is goon onkoio maat-
slat' waaiiuKii- wij, lonminsle, leklonischo kiinsl kunncn ai'moton. Wij staan
voor 1 mallo vcrschijnsel dat or Iwooorloi vormgoving is : oen lot do knnsl
bohoorond, eon l)uitcn alio kunsl slaand. (Dat wil zoggon, wo moolon maar
aannemen dat alios wal onder do eorsto rubriok wil gorangsohikt wordon,
inderdaad lot do kimst boliooil.) Wij liobbon eon Ai/m/nijverheid en eon
nijverbeid zoiulor moor. Waar do grons is, woton wij alwecr niel ; iedereen
heeft volkomon licl rochl gowono nijvorhoidsprodukton als kunsl te l)eschou-
wen en al wal hij wil dor kiinslnijvorhoid bij de nijverbeid z. m. onder to
brengen, en in beide rlchtingen gebeurl dit dan ook dagolijks. Geoft dil
een aardige illustralie der zooeven gonoonulo malle onderscbeiding in kunst-
nijvorboid en nijverbeid z. m., bet bowijst jiiist daardoor bol voorop gostoldc
dal or goon norm is waarnaar toktonisclio kunsl kau booordoeld wordon.
Wij staan dus, zoodra wij, wal wij dan aoliton kunstnijvorhoid to zijn,
willon booordoeleu, voor oen rooks van niooilijUbeilen. Wij niooton boginnen
een maatslai' te bepalen, een norm, waarnaar bet work moot afgomolen wor-
den en wij moelen daarbij aanloonen dal bonedon die maalslat" geen kunst
meer ligl, dat die maalslaf dus eon niet te booge is. En juist voor ons, en in
onzen tijd is dal zoo moeilijk omdal wij een maalslaf m6elen aannemen
waarboven eon gobool systoom van vormgoving ligl dat inderdaad niel als
kunsl mag besoiiouwd wordon, lorwijl tocb de kouzo van die maalslaf te
vordedigon en de eonig juisle is.
Hot zij mij vergoven dat ik tor loelicbling van mijne bedooling nog wcer
eens enkele oude koeien van waarbedon uit do sloot barer ovorbokondboid
baal ; leu eorsto dat ten Ujdo van kraobtigen stijlbloei alio vormgoving aan
dien slijl beanlwoordl, dal in eon lijd waarin do kunst leofl, doze ook is in
223
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
alles wat gemaakt wordt, en, ten tweede dat van stijlbloei of van levende
kunst thans geen sprake is. Verder dat elke kunslperiode het peil van het
algemeen geestelijk leven op den voet volgt of daarmee gelijken tred houdt,
dat dus bij verhcffing hiervan de knnst zal bloeien, bij inzinking daarentegen
kwijnen. Onze grootvaders, vaders en wij zelf bebben geleefd in een kiilluiir-
loozen tijd, d. w. z. in een tijd dat ergeen ferugstraling was van een algemeene
wereldidee, van een krachtige gecstesricbting op de knnst, dat die terugstra-
ling er niet kon zijn omdat zooicts als een wereldidee nief bestond. Een
bloeiende kunst was ten eenenmale onmogebjk omdat er geen bazis was
waarop zij zou kunnen steunen, geen algemeene geestesrichting die haar
het leven kon geven. En n6g leven wij in zoo'n tijd scboon er vele teekenen
zijn die wijzen op verandering, die boop geven op betere tijden. Ontstaan
er eenerzijds in de algemeene levensbeschouwing stroomingen, en steeds
kracbtiger wordende stroomingen, die een gebeel nieuwen, nog nimmer
gevolgden weg op wijzen, anderzijds zien wij als direkte weerslag daarop een
gebeel nieuwe vormgeving ontstaan als bet begin van een nieuwen stijl, be-
antwoordend aan en opgewekt en mogelijk gemaakt door de nieuwe, groote
wereldidee waarop de opkomende stroomingen wijzen. Ik doel bier niet in
de eerste plaats op de wederopleving der tektoniscbe kunsten, die met wat
zij lot nog toe in "t algemeen bebben gepresteerd, niet in de eerste plaats
van belang zijn voor een komenden, voor te bereiden stijl. Meer de belang-
stelling waard zijn vooral bet macbinalisme en de daardoor mogelijk gewor-
den en daaruit ontstane nieuwe tecbnieken. Hier zij even opgemerkt dat ik
het macbinalisme dat zich uitsluilend toelegt op de reproductie van oude
stijlvormen, ter vervanging van bet bandwerk, als gebeel onzuiver, buiten
bescbouwing laat ; wij mogen in dit verband geen aandacht schenken dan
aan die vormgeving, die mogelijk gemaakt is door het macbinalisme, die
daarvan een gevolg is, die daarzondcr niet zou kunnen bestaan. Hel eerst-
genoemde beboort bij bet oude stijllooze tijdperk van scbijnkunst en leugen,
— de laatste is in wezen lets gebeel anders, zij luidt-in het begin van een
nieuwen stijl ; wij mogen baar inderdaad bescbouwen als lets gebeel zuivers,
als een krachtige reactie op de zooeven genoemde scbijnkunst. De vormen
ontstaan hierbij gebeel natuurlijk, volkomen en alleen geregeerd door de
wetten van materiaal, vormgevingswijze en bestemming. Zoolang wij een
spoorwagen zagen als imitatie van een diligence, of een ijzeren brug als
imitatie van een steenen, zoolang voelden wij vrevel, ja afkeer, maar zoodra
die oude vorm, die niet in het wezen van bet ding lag, was opgegeven, zoodra
de nieuwe, gecigende, door de tecbniek gedicteerde vorm was gevonden, was
onze vrevel, onze afkeer verdwenen, voelden wij zelfs waardeering, ja be-
wondering. Wij beseften dat wij niet te doen badden met een gradueel ver-
224
A MiiAciiTs- i-:\ M.i\i:iiiii:ii>sKr\sr
schil, iiKKir mot ceii vt-rscliil in wtv.cMi, WiJ bi-i^ropcn di- hi-lolk- tlii- liicr
gcf^fven word, onulnt wij hier wel iiulL'rdaad voeldcii ii'ls waailijU iiiciiws,
iels dnl een oinwcnU'-
w
ling voorspcldc in dc
gehccle vornigcviiii^, l)c-
anlwoordcnd aan dc
konieiule omwcntcliiig
in het alf^emcciii.' gecs-
telijke Irvcii. Moclcn
wij diis die nieuwe ])i()-
dnkten.alsvoorsprllcis,
als cersle verscliijnscls
van een nieuwe vonii-
geving, zeer zeker opne-
nicn binnen het l)e-
schouwingsgebied der
estlietiek, toch niogen
wij ze geen kiinst noe-
nien onidat bij de schep-
ping ervan een element
ontbroken heell, liet
element dat kunsl jnist
kunsl docl zijn, de |)ei-
soonlijkheid van dvn
maker, het kunstenaar-
sehap. Dat wil zeggen
dat de vormen dier
nieuwe piodukten, ont-
staan zijn iiilxliiilcnd als gevolg der eisehen van materiaal, vormgevingswijzc
en bestemming, dat zij om zoo te zeggen zichzelt" gemaakt hebben ; lerwiji een
kunslvorm ontslaat, zeker zonder verwaarloozing van genoemde drie eisehen,
maar bovendien als produkt van den persoonlijken geest des knnstenaars. Wij
komen dus lot de konklusie dat het machinalisnie en wat daaibij belioort
alleen niel zal vermogen tot een nieuwe, groole vormgevingspeiiode, tot een
nieuwen stijl le komen, zoolang dus de kunsinijveren hunne beweging nog
blijven beschouwen als een opposite tegen de maeliinaiislisehe. zoolang zij
niet integendeel gaan zoeken naar den weg, die uilloopt op helzelfde |)nnt
waarop ook het maehinalisme moet uitloopen en dat zal zijn het bloeilijd-
perk van een nieuwen groo'.en stijl
Ja, dit moet wel het standpunt zijn waarop de nijverheidskunst zieh le
W I'l N \Ar.
225
AMBACHTS- EX MJVERHEIDSKUXSJ
stellen hceft, dnt haar doel is hel vinclcn dcr eenheid van kunst en nijver-
heid, opdal in de loekonisl de ingenicnr knnslenaar zij, opdat een onder-
scheiding van knnslnijvcrheid en nijverlieid z. m. nict meer bestaat en niet
nieer bestaanbaar is, — Avat wil zcggcn dat er een stijl zij. En dat is wel de
maatstaf die wij nioeten stellen bij dc bcoordeeling van werk dat zicli als
serieuze nijvcrheidskunst aanbicdt, dat er in nitgedrukt zij bet zoeken naar
die eenheid, bet sireven naar den stijl.
Vooial daaroni is voor niij een bespreking van Penaat's werk zoo'n lust
omdat daarbij als bazis van beoordeeling de in bet bovenslaande ontwikkelde
maatstaf waarlijk zeer hoog mag gesteld worden. Hier is 't niet noodig lets door
de vingers te zien, lets toe te geven, we mogen een hoogen norm aannemen en
die bandbavcn. Hiermede is niet gezcgd dat Penaat reeds welbi'iinist bezig is de
eenheid, de saniensmelting der beide bovenonischreven elenicnten te bewerk-
stelligen. Ook hij is nog maar een zoekende, ook bij weel nog niet welUe de
weg is die naar dat j)unt van samenkonist leidt. Maar hij geeft onmiskenbaar
blijk van te bcseil'en hel beslaan van dien weg; hij is telkens wat de verstop-
pertje-spelende jongens noemen « warm »; en hij geeft de belofte van (als ons
geslacht tenminste zoover reeds zal komen), de eerste te zuUen zijn die den weg
opgaat, die ons ten slotle de juiste.zal blijken. Dit zit geheel in Penaats aanleg,
die hem in staat sfelt duidelijk en met een zeker zienerschap te doorgronden
de beleekenis onzer hnidige beweging, bier en in bet buitenland, waar-
door hij zich rekenschap kan geven van bet verband dat bestaat (en dat
juist thans door de allerwege heerscbende verwarring zoo moeielijk is vast
te stellen^ lusschen onze beweging en andere, maatschappelijke, ckono-
mische zoowel als geestelijke bewegingen, waardoor bij, voor zoover dat
mogelijk is, zich kan verdiepen in de evolutie die onze beweging zal door-
maken, waardoor hij beredeneerd, met overleg kan trachten te vinden den
meest juisten, den naar bet doel nieest zekeren weg. Ja, ik ken wel geen
ander, die zoo in zich vereenigt alle fakloren oni thans, onder de bestaande
omstandigheden, goede nijverheitlsUunsl te maken als Penaat. Hij staat
niet, afgestooten door bet vele leelijke en hinderlijke en kleine, kwasi
buiten de samenleving, buiten de maalschappij ; hij laat zich niet, in een
begeerte « geacht en wereldsch » te worden, meeslepen door die samenleving
naar een plan waarop hij zou staan als een zijner meubels in een « salon »
van 10 jaar geleden, — hij tracbt door te dringen door al 't oppervlakkige be-
weeg tot de kern, om daar te zoeken welke de eigenlijke groote beweging is en
zich daarnaar te richten. Het is dan ook geen loeval dat hij, die ik den eersten
kunslnijvere vind van Holland, dat bij socialist is, — 't een is oorzaak en
gevolg van 't ander. Want bij zou niet begrijpen de strekking, de beteekenis
van onze artisticke beweging zooals hij in zijn werk blijk geeft, die te begrij-
226
. I MliA CI I rs- i:.\ M.I \ EHIIEIDSK I A.S T
pen, zoiuler socialist te zijii en iiij is socialist omdat zijn groote iiefde voor
zijii work, zijn heldcr inzidil in de tank die de kiinslnijverheid tc vcrvullen
heeft en zijn kiinslenaarscli;i|) hem zoo klaar doen inzien, welk iiet verband
is tiissclien kmisl en
samenleving in lui ;il-
genieen, eti welk liat
veihand llians in 't hi-
zonder is, en onidal
deze hem daardooi'
doen voelen, doen he-
grijpen dat « the only
hope, alike lor ail as
for humanity, lies in
socialism. » (Crane.) Ci
Soms zou men er
bijna toe komen hel te
bctreiiren, dat Penaal
menhel maker is gewoi-
den. Hout is een stiij;
mateiiaal. de hewei-
kinj<sm(){^eli jkheden
zijn maar i)epeikt, te
beperkt haast voor den
vormenrijkdom van
Penaat. Men zou wen-
schen dat hij melaal-
heweiker ware, onulat
melaal welhaasl alle
vormen kan aannemen zonder zijn aard te verloochenen. Men krijgt wel eens
den indruk dat Penaat in een voorldnrcnden strijd is met zijn materiaal. Hij
heell het in t alj^emeen niet volkomen in zijn maelit ; hij elk ontwerp moet
hij opnieuw weer vechten om zijn vorm te dwingen naar de eischen van het
materiaal. Inlussciien is zijn krachtig principe, zijn afkcer van concessies
wel in staat iieni lelkens telaten overwinncn, zij t ook een enkele maal net op
het kantje af. Penaat voelt wel dat dc vormgeving der toekomst een geheel
andere zal zijn dan eenige tot nog toe gekeiide ; hij vermoedt dat het matc-
\V !■! N \.\l .
lUtl.KKNK.VST.
(') Dcze nicciiingcn l)lijv(Mi voor rckciiiiij; vnn don sclirijvcr.
lloornKKi).
AMBACHTS- HS NIJVERHEIDSKUNST
riaal in hoofdzaak een zal zijn dat in vroegere perioden of gcen of een onder-
geschikte plaats iniiam, dat het vooral zal zijn een materiaal dal aan alle
bewerkings- aan alle vormingsmogelijkheden voldoet, en zijn innerlijke be-
geerle naar die nieuwe vormgeving zou hem soms willen doen grijpen naar
dat nienwe materiaal, dat hij nog niet eens weet welk het zijn zal, oni daaraan
zijn vormingsdrift onbeperkt te voldoen.
Temeer is dit bij hem zoo sterk omdal juist die vormingsdrift, het vorm-
gevende element in zijn werk geheel op den voorgrond staat. Hij is niet in de
eerstc plaats meubelmaker. Zijn meubelmakerschap is aangeleerd; hij mist
het menbelmakersinstinkt zooals bijv. de Bazel dat heeft, die wel het type is
onder de knnstnijveren van den geraffineerden menbelmaker. Hierdoor is hij
er wel toe gekonien fouten te maken tegen de meest elementaire wetten der
teehniek. Zoo heeit hij een boekenkastje gemaakt ('t is gelukkig al lang
geleden), bestaande nit een vrij diep onderkastje en een minder diep boven-
kastje, waarvan de van onder- en bovenkast doorloopende zijden eenvoudig
een vlak sink zijn van aan elkaer gestreken deeltjes (dus niet raamwerk met
paneelen) Dit voorbeeld is waarlijk illustratief. Zooiets doet geen menbel-
maker. Dat doen duitsche schilders die « Gewerbekunst » gaan maken. (Hoe ze
den boel in mekaer houden, mag Joost weten). Een middelmatig Hollandsche
knnstnijvere doet dat niet en Penaat doet het gelukkig ook niet meer. Boven-
bedoeld kastje was niet een uitzondering, om b. v. een of and^ren intimus een
aardig kastje voor weinig geld te bezorgen; er zijn verscheidene exemplaren
van gemaakt, 't heeft zelfs afgebeeld gestaan in een Duitsch tijdschrift. Het
blijkt dus dat Penaat hierin geen foul zag, dat hij eerst moest ondervinden,
moest leeren dat het een font was. Nu werkt hij al lang genoeg om niet meer
deze of dergelijke grove font te maken, maar toch doet hij nog dingen die
zonder bepaald fouten te zijn, toch zijn gebrek aan menbelmakersinstinkt
bewijzcn. Hij niaakt bijv. bij al zijn kasten en buffelten enz. een soort van
kaplijstje uit de dikte van het kapdek zelf. Het kapdek moet bijv. worden
een duim(2yj cM.) dik, dan neemt hij daartoe bout ter dikte van 1 '/» of 2
duim dat tot op 1 duim wordt afgeschaafd; de meerdere dikte is noodig om
te blijven staan waar het dek op stijlen en regelwerk rust, opdat het met een
zoet hoi daarin kan overgaan. (Zie de afbeeldingen 1 en 2). Bij zijn buffetten
doet hij 't zelfde ook bij het dek van de onderkast waar hierop de stijlen van
den opzet staan. Inderdaad is het hierdoor verkregen efTekt zeerfraai; maar
de wijze waarop het wordt verkregen is er eene, die door geen echten meubel-
maker wordt toegepast. Men moet meubelmaker zijn met den echten eerbied
voor elken duim bout, om te voelen dat deze oplossing waarbij zooveel bout
wordt « vermorst » wraakbaar is. Het zij intusschen berbaald dat zij geen
foutieve is; zij is alleen on-mcubelmakersch. Het zou niet moeilijk vallen
228
AMiiAcirrs- i:x mjU'Rih-idskcxst
nieerderc (Icrjiclijke ei{>en;i;irdif>lieclen aan te wijzcn; maar cr is dan ook
waarschijidijk iiiel ecu meiibelniaker die zoo'n veelheid hecfl van om vasl-
Icgging vrafjeiide vormcn. En bovendien mogen wij iiiet vergeten dal, zoo
wij al die eii<(.'naardi<^iu'den hij elkaar zoekcn, wij tocli nog maar cnkeif
biijkcii liei)i)tMi van dvn sliijd tiis-
schen vorm I'li li-chiiirU. Ilocvclo
nialeii is die stiijd gcsticdt'ii zoiidt'i-
dal wij er ids van nierkten? Waiil
toch weel Penaat, nieltegenstaandc
zijn gcweldigen inncrlijkon rijkeii
vormingsdiaiig, met dalzclfde stiiggc
malcriaal eeii ziiivcrlicid en ecu fijn-
hcid tc bcreiken.diegt'en Iweedf lieni
kan nadoen. Kn liij wet't zoo jnisl
alle eigcMstliapiHii van maleiiaal on
allt' cistlien dor bt'slcniming oj) zoo
eenvoiidige wijze uit le (hukkin (hi I
bet gewoonste ding waarlijk tot een
meesterwerk wordt. Een mooi voor-
beeld hieivan isde liicibij al'gebeelde
stoel (ati). 15), omdat die in een klein
besiek I'enaats groote verdienslen in
zieb veieenigt. Het veiloop der aeli-
leislijl is pieeies zooals het wezen
moet. Waar de zijregel erin vergaard
is, is zij zwaar omdat juist van die vcrgaring de giootste sterkle geeiseht
wordt. Bovendien woidl, door de stijl daar zwaar te maken, de doorgezaagde
lioulnerf lang gelionden, zoodat liet gevaar van schcuren op zoo'n I)elangrijk
dragend piinl welhaast tolaal is opgeheven. Naar onderen zoomin als naar
boven koinen nog noodzakelijk sterke vergaringen voor en kan dus de stijl
naar l)eide einden dun nitloopen. Vooral aan de top waar nog maar zeer weinig
draelit geeiseiit wordt, is zeer geringe diktc veroorlooi'd. Nu kan iedere
een wel doze zeli'de overwegingen liondcn en die i)ij I onlwei|)en van iiet
aciiterpand van cencn stoel toepassen, maar ik zet iiet eenieder daarniee te
bereiken wat Penaat iiier aan zniverhcid en sierlijkheid bereikte. Van bet
voorpand valt iietzeli'de te zeggen. En bovendien vinden we die kostelijke
verbindingen van vooi-- en aeblerpanden met de zijregcls en armleggers, met
bun zuivere, zaelilroiidc overgang daarin, die nog verboogen de eliarme
waardoor Iiet geheel « de lu'l)zueiit tergl. » Toeh is aan dienzellden sloel geen
enkele versiering te vinden. Met eenige wat misscliien versiering zou nu)gen
All..;i - W. PlCNAAl .
229
AMBACHTS- ES XUVERHEIDSKIXST
heeten zijn de overgangen van de regels en armleggers in de stijlen ; maar
inderdaad is dit geen veisiering; het zijn julst trekjes van Penaats oorspron-
kelijkheid, d. \v. z. van zijn voorgevoel van een nieiiwe vormgeving die hem
de verbindingen zoo deed maken. Hij maakte die maar niet toevallig zoo, hij
moest ze zoo maken. Hetzelfde spreekt
ook uit de boven besproken kaplijst.
Het is niet mogebjk uiteen te zetten
waarom deze dingen geen toevaliigheden
zijn, waarom zij inderdaad zijn sympto-
men die wijzen op een nieuwe vorm-
gevingsperiode.Hetiseenvoudigeenkwes-
tie van gevoel dal wij hier te doen heb-
ben met iets oorspronkelijks. Schoon aan
dezenstoelwaarschijnlijkgeen machine is
te pas gekomen, is zij toch verwant aan
een locomotief en aan een stoomschip en
dergelijke. Men voelt dat of men voelt 't
niet. Te bewijzen is het niet. En of men
nu al zegt dat dergelijke vormen ook te
zien zijn bij oude dingen, dat doet ter
zake niets af. Het komt aan op de toepas-
sing, op het verband waarin zij gebruikt
zijn. En juist daardoor komt Penaat tot
zoo zuivere, zoo veelbelovende oorspron-
kelijkheid. Men meene ook niet dat het
er om gaat vormen te vinden die met
de machine gemaakt kunnen worden. Dit is ongeveer hetzelfde oppervlakkige
standpunt als waarop iemand zich stelt die van het socialisme verwacht dat
het alle bezit gelijkelijk onder alle menschen zal verdeelen. Zeer zeker kan de
machine ook in de kunstnijverheid een veel belangrijker faktor worden dan zij
tot nog toe is, maar direkt hebben wij daarmee weinig te maken. Wat wij te
doen hebben is zoeken, niet in de eerste plaals met ons verstand, maar met
ons talent, met onze liefde, met ons hart, vormen die een inleiding zijn tot het
vormenstelsel van den tijd als het machinalisnie een geheel andei'e rol zal ver-
vuUen dan het nu doct. Hoe wij moeten zoeken is niet te zeggen, omdat men
het kunstenaarschap nu eenmaal niet kan aanleeren. Wie niet in zich zelf iets
vindt, hij zoeke niet verder want hij zal niets vinden dan desillusie. Laten
dus de zwakken, de nakomers zich maar tevreden stellen met de eeuwige
kunstnijverheid-school-systemen van een blaadje en een bloemetje en een
vlindertje. Laten zij maar voortgaan deze in altijd weer « nieuwe » afwisse-
W. PENAAT. HOITEN KLOK MET KOPEREN'
PI.AAT.
230
AMBACUTS- i:X SUVEIiHEIDSKUSST
liiij^ nil to biiitcn tol op lu-t mer«. Het is lieusch voordeclifj want gekocht
wortll l. Ell als dc j^roole tijd komt, is al die rommel wel gauw yenoeg ver-
geten. Maar laten zij dan ook slil zijn en kalm in een hoekje zitlen luisteren,
vol eerbicd voor wat zoo onl)eieikl)aar hooii boven hen is, als er sprake is
van een ander soort, van de voorloopers, van dc voorspeliers van een nieu-
wen lijd, \an de inodeiiien.
Want waaiaelilii;, al dat « aiiistieke » gedoe, 't is toch eigenlijk maar
nianieiisme, 'I is locli eigeidijk maar een duf geknoei en een aanslellerig
gepeuter van menschen die mekaer zoo'n beelje nadoen. En de heele kunst-
nijverlieid, zoo « herlevend » als zij daar is, zou de moeile van er naar om
te kijken niet waard zijn als er niet waren enkele (heusch nog maar heel
enkele) waarlijk modernen, die door hnn wcrk weten te geven gelooi' in een
nienwe schoonheid en hoo|) op eene nieuwe knnst ; als er niet waren enkele
van het slag van Penaal.
{Wortll vervoUjd.) '■ LaNDHK.
231
^«^^, ^w
QJ^^P
^R
I^S
^
K^^^
^o^
^m
aw
1
VAN ONZEN TIJD
M bet oiiuitsprekelijke iiit te driikken, heef'l len alien
lijde de kunst in vorni en kleur, in klank en maat
oediend. Slechts bij benadering kan gezegd worden,
wanroni bel zich zoo als knnst in vorm en kleur of
klank en maat aan ons openbaart en niet anders. Het
woord als middel om de scboonbeidsaandoeningen te
VL-rklaren, kan slcciits zeer onvolkomen na stamelen,
wat in dc kunsi, met blijden jubel of ernstige gedragenbeid klaar wordt
uitgedrukl, en waardoor de ziel van den mensch in dien zaligen intransen toe-
stand konil, die wij genieten noemen ; genieten in de boogste, reinste betee-
kenis ; een genieten dal deugd is. Alleen bet woord, door den dicbter in
poesie of klankrijk proza gebruikl, kan door klank en rvtbme vereenigd met
de uitbceldingdoor bet woord, de scboonbeidsaandoening van knnst wekken.
Het booren van eene sympbonie van Beelboven of een goed uitgesproken
gedicbt kan gevoelens bij ons opwckken, die men onmogelijk in woorden
zou kunnen kenbaar maken. Onze ziel wordt dan bewogen door bet onzeg-
bare, bet allerdiepste gevoel ; bet beweeg onzer ziel is voor ons zelve slecbts
gewaarwording en brengt ons nader tot de allerboogste schoonbeid. \Yij
blikken in een wereld buiten de onze; latente kracbten worden uit sluimering
gewekt. Wij zien de nog gesluierde Isis in stralende scboonbeid en wachten
met onnitsprekelijk verlangen naar de aanscbouwing van baar wezen, bopen
begenadigd te worden, slecbts iets te welcn, iets te begrijpen van bet voor
ons verborgene.
Kunslenaars, die deze gevoelens door bunne werken bij groote groepen
van ontwikkelde menscben kunnen wekken, bescbikken over een vorm van
uitdrukking voor deze groepen verstaanbaar.
Eene ware kunstuiting zal ten alien tijde bij de fijnst ontwikkelden de
gewaarwording, die wij het bewegen van ziel tot ziel noemen, bet allereerste
treffen.
In tijden van bloei als b. v. de middeleeuwen, de Griekscbe enz., mogen
wij aannemen, was dat medevoelen met den kunstenaar, dat genieten daar-
door bij de aanscbouwing of de aanbooring van bet onzegbare, door bunne
232
.1 Mn. I cu IS- i:s .\ /,/ \ ehiieidsk i .v.s t
wcikt'ii, (lilt l)cvi()L'cif Villi I't'ii Ih)()j> idfiKil lovni in j^ioolr f^fmct'iiscliap, in
j>i()()k' f>roc'|)rn ;i;iii\Vf/.ij<
Kr itxts fcMi <>ciiu'(.Mistli;i|)i)clijk idi-aal.
I)e kuiistt'iuiars te dim lijde beki'iul met dit rtemeeiisdiappelijk iileaal
haddcn daardoor ook ecu f<c'meonsclui|)|)c'lijkc'n vorin, om dal ()MZc/4l)arL' in
hunne kuiisl lot iiiting le l)ioiiyen.
Wij, die luiniie weiken aanscliouwen, sprekcn van stiji nit dezen of dien
tijd. Wij zien den conventioneelen voi in en l)edoelen die daaniiede. Men zou
da;irvaii kuiinen zej>i<en. te dieii tijde was een f>roole ziel bij een heel volk.
Onze lijd kennierkt zicli door de niecsl uileenloopende idealen. Meer
dan ooil liggeii de fi;roepen nil elkaar en zoekt ieder op zijn j^eliied iiaar j^roei
en volmakiii". Er is geen conventie in den vorm van kunslniting, dan die
welke verouderd is, en niels is erger dan dat de conventioneele vormen-
sprauk van andere tijden, levenloos wordt voortgesleept door een tijd, welke
die conventie niel schiep.
Vrij moeten wij konien, vrij van tlie eonventies, waardoor wij liet ei^en
zien, hel eigen voelen vcrdooven en noodeloos nan i)anden leggen. Kennis
niogen wij iieinen van alle hekende waaiiieden ; al zoekendc, en kennis
nemende zullen wij tot een nieuwe conventie konien, eii de algemeene waar-
heden erkennen als eeuwig blijvende en de zellde. De zlel inoet vrij l)lijven,
zondcr druk van verouderde eonventies.
Hier en daar wellen bronnen op. en vornien ieder. door liet met iiiiider-
nissen versperde terrein luin i)eekje, seluiimende eii biiiisende nog onzeker
van gang, ini door deze dan door gene hindernis van riehtiiig veranderende.
Opspattende tegen al te groote blokken, er over been, onder door of" er om
been gaande, den door niels meer le sluiten gang vervolgende, zieb vereeni-
gende met andere bronnen stroompjes; weer kraebliger geworden zal bet
andere bindernissen eindelijk kunnen vernietigen tot eindelijk alle vereenigd
zijn, en als een geweldige stroom een weg zal zoeken naar de gemeenscbap-
pelijke vereeniging met andere geweldige stroomen in de gelijkbeid der zee.
Ieder naar zijn persoonlijken aaiileg, en ook al naar zijn omgeving, zoekt
den nitgang. Onmiskenbaar voell bijna ictler dat de conventioneele vormen
hebben iiilgeleet'd. Hel waarbeen is voor velen nog onduidelijk. Daardoor zijn
ze gelijk aan bet zicb voorlslnwende slroompje, den gang dan naar dezen. dan
naar genen kant vervolgende. Docb ondaiiks alles, eemnaal uitgebroken,
meet bet voornit.
Onze tijdgeest is een die zoekt naar vereeniging tot een beter leven ;
niet alleen materieel, docb ook geestelijk. Het eene als gevolg van bet andere.
In onzen tijd is een gemeen.scbappelijk ideaal zicb laiigzaam aiiii bet
onlwikkelen.
2.3.3
AMBACHTS- EX XUVERHEIDSKUXST
Nog ligl de vrucht ruslig in den school, slechts af en toe beweegt ze zich,
en is alleen voor de draagster haar aanwezigheid merkljaar ; dal ze leeft daar
is ze zeiier van. Na behoedzame verzorging zal eens de glorievoUe dag der
baring aanbreiien en het jonge leven zich in alle stralende reinheid openharen.
Wij leven in den tijd der dracht.
De Grieken en de Gothieken hadden voor de bouwkunst en de onder-
hoorige amhachts- en nijveriieidskunsten een algemeene vormenspraak, die
in nauw verband stond met hunne levensbeschouwing en levensstandaard.
Door hnn gemeenschappehjk ideaal, was die vormenspraak geheel eigen en
niet ontleend aan andere tijden ; de convenlioneele vorm was er een geheel
passende voor de tijdgenooten. Met den groei van die volkeren, had een voort-
durendeverandering ook in de vormenspraak plaats Die veranderingen gingen,
hoe gering die betrekkelijker wijs gesproken, voor ons ook mogen schijnen,
tocii gewoonlijk met strijd gepaard. Elke nieuwigheid werd door de achter-
blijvenden, zich aan de oude conventioneele vormen houdenden, bemoeilijkt.
Herinneren wij ons bij voorbeeld hoe de Ilalianen, alies wat leelijk en
grot was met den spotnaam Gothiek noemden.
Hoe de Gothiek in de xn« eeuw in Noord-Frankrijk ontstond en hoe
van hiernit langzaam doch zeker de Roniaansche stijl verdrongen werd en
weer in de xv^ en xvi^- eeuw allengs voor de Renaissance plaats moest maken.
En om nog verder te gaan : hoe de ontwikkeling der Grieksche stijlen met
nioeile en langzame opeenvolging van vormenspraak zich eindelijk ontwik-
kelt tot de prachtbloemen, waarvan het Parthenon van Ictenos en Calicratus
met de praciitige beeldversieringen van den allergrootsten der beeldhouwers,
Phidias, onder de gouden regeering van Perikles een der heerlijkste is. Met
welke moeilijkheden de nieuwe leer der wijsgeeren, als Anaxagoras en
Socrates, om slechts enkele te noemen, te kanipen hadden tegen de verouderde
opvattingen.
leder die zoekt naar nieuwe conventies, d. w. z. die tracht een vormen-
spraak eigen aan zijn tijd te ontwikkelen, ondervindt bemoeilijking van de
oude conventie-aanhangers ; lang duurt het sonis voor het bun duidelijk
wordt, dal ze doode vormen voortslcepen.
Dan eerst als het algemeen begrip, als de algemeene denkwijze veranderd
is; als de gemeenschap zich een nieuw ideaal voor oogen gesteld heeft,
ontstaat weder een nieuwen conventioneelen vorm voor alien begrijpeli|k.
Elke tijd van overgang tot een nieuw ideaal ondervindt weer dien zelfden
ouden strijd.
Het is echter onredelijk om plotseling een geheel nieuwe algemeene
234
. 1 MH. \ cii IS- f<:.\ M.I \ EiiHEinsK i \s r
vormeiispiiUiU U- (.-istlK'n, in vvn tijd diil I'lii iiiL-uw i(k;i;il ii()<« iiict lol de
genic'eiisclui|) l)ilio()i(.
l)e oiilwikkrliiig iIlt kimsleii van Kiiropii Ui-iiinrrUt /icli lut iiRcst door
betrekkelijk snel opvolgende pcrioden, wcl te vcislicm in veiliouding lol de
Oosterschc landon. De groole veninderingeii in vorniens|)raak mel liel Chris-
tendom i)egoniien en tol nog toe vooiigezel is mel de liistorische onlwikke-
ling der landen van Enropa len nanwsle verbonden. Die perioden, welke
wij slijlen noemen, sluilen onmiddellijk aan met de verwording der
gescliiedenis.
Landen waar het religieuze geloof eenwen na eenwen lietzelfde is
geblevcn, lalen dan ook niel die enorme verschillen in hiin kunsliiilingen
zien. Slechls hier en daar ontmoet men vreemden invloed en loonen de kunst-
voortbrengselen de atspiegeling daarvan. Doordal er zoolang hetzelfde ideaal
bleef, verouderde de vormenspraak alleen naar lijd, naar evohitie. Lelten wij
maar op landen als China, Japan, enz.
Het hunianisme als welenschappelijke richting traclilte de Grieksch-
Romeinsche lijd en bcscliaving vveer nieuw leven in le blazen. Tegelijk
daarmede werd de eenheid van godsdiensl aangelasl, hel was als iiet ware
een voorbereiding der lalere relormatie, lioewel ook die wegen weder niteen
liepen. De geesl van verdeeidheid was er echler, en drong meer en meer
door ; twijfel aan de bestaande ordc van znkcn deed een ieder zockcn,
en zich in groepen |)laalsen.
Wat al slrijd, hoeveel opotlering, heelt men zich al niel getroosll Hoevele
marlelaren lielen zich marlelen voor Iiiin nieuw ideaal. En iioewcl verleederd
en misschien minder gewelddadig word! die slrijd loen begonnen, feilelijk
niet nog voorlgezet ?
Hel is een gestadige groei, van eeuwen, niel te keeren.
VVel beschouwd is de geheele Renaissance een zoeken geweest naar een
nieuwe vormenspraak. Doch waarom hel grijpen naar de reeds zoo lang
verouderde convenlioneele vormenspraak der Romeinen ? Hoe ook aangepast,
en er gelracht werd nieuw leven in le blazen, toch is ze nooil zoo eigen
aan den lijd geworden als dat met de (lotiiiek het geval was.
De reden hiervan moelen wij dan ook dieper zoeken. liulerdaad lag
reeds in deze « herboring » een begin van verval, door het verdwijnen van
^en algemeen ideaal.
De verschillende Lodewijk-slijien, hoewel over alle huukn van Enropa
van invloed, zijn loch zoovele taslingen naar die eenheid.
Ook in Xederland werden gedurende de achltiende eeuw de Fransciie
slijlen als voorbeeld gekozen. Merkwaardige voorbeelden kunnen wij nog
dagelijks, langs onze mooie Amslerdamsche grachtcn gaande, daarvan
235
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
zien. Hoewel erkend moet worden, dat van slaafsche navolging niet gesproken
mag worden, een eigen Hollandsch karakter kenmerken deze kunsluitingen
ongetwijfeld, en is kenmerkend voor onzen landaard. Later zien wij weer de
gebogen vormen in de nieiibels uit den tijd van Lodewijk XIV en XV vervan-
gen worden door de na 1770 nieer strenge vormen der Lodewijk XVI-periode
welke weder haar voedsel zocht en zich ontwikkelde uit de nntieke. Een zucht
en zoeken naar andere vormen, toen de gebogen vorm had uitgeleefd.
De vormenspraak voldeed niet meer aan de meer strengere eischen en de
meer ernstige levensbeschouwingen welke al groeiende waren. De opgraviiigen
van Herculaneum en Pompei van 174U en onder Murat in 1808 krachtdadig
voortgezet, vvaarbij belangrijke opgravingen gedaan werden en meer en meer
de overblijfselen van bouw- en anibachtskunslen uit dien tijd onder de aan-
dacht begonnen te vallen, werden door velen als een gretig voedsel gegrepen,
en dacht men een nieuw leven daarmede te kunnen beginnen.
Ongetwijfeld hebhen wij aan de arcbitecten Charles Percier, en Pieri'e
Fontaine, zeer veel te danken, en zijn zij bet die het « debacle » waarvoor
de kunst toen stond, verhocdden, althans opscborsfen.
Deze arcbitecten, die te Herculaneum en Pompei allerlei serieuze opme-
tingen der ontdekte bouwwerkcn en ambacbtskunst-voortbrengselen deden
en in teekening bracbten, kwamen met bun rijken schat weer naar Parijs,
en sticbtten door bun werken naar de opgedane gegevens, niet zonder groote
moeite en strijd, den z. g. Empire-stijl. Welke pracbtige gebouwen, meubels
en allerlei sieraden en buisraden zij in bun eigen karakter, gebazeerd op de
gegevens der Antieke, ook maakten, hoe groot bun invloed ook geweest is,
tocb bleef deze een van zeer persoonlijken aard.
Wij kunnen niet zeggen, dat bet een vormenspraak zoo eigen aan bunnen
tijd is geweest als noodig voor een gestadige ontwikkeling in die lijn. Wij
kunnen niet den levenden conventioneclen vorm daarin berkennen die een
gestadigen groei mogelijk maakte.
In vergelijk met de ontwikkeling en den duur der Gotbiek is de levensduur
der Empire-periode een zeer korte te noemen. Wij kunnen, zooals ik
reeds zcide, de reden hiervan zoeken in bet feit dat het gemeenschappelijk
ideaal ontbrak.
Met dit korte overzicht kunnen wij, dunkt mij, volstaan, om als toelich-
tingen te dienen voor betgeen ik wilde zeggen, n.m. waarom wij nog zoo
zoekende naar een vaste vormenspraak zijn.
Er is echter een nieuv\' ideaal groeiende, een verwording van maatschap-
pelijke toestanden, die ontegezeggelijk van invloed op de kunsten is. Hier en
daar zien wij ideen groeiende, kunstenaars, die trachten er een richting aan te
geven, bezield als ze zijn door dat nieuwe ideaal.
236
A MliA CH TS- i:\ MJ \ 'EliHEIDSK UXS T
Giool oil sponlaan heloveii dc koineiuic lijdcii te zijn. Reclilvaai(li{< en
cerlijk, zoekeiidi- naar \\aardii;er iiiensch zijn, slreefl oii/.e lijd tot oen
algemeen ecoiiomiscli oiiwikkelingsideaal. Hervormcistheorieii onzer maat-
schappclijke verlioudin<> iK-bben ons een blik doen slaan, op oeii toekomst
die ons hoop sclienkt op een zuiverder Icven : een leven met de waarheid
als hoogsle en oudsle {^eloof. Ken leven waaiin een geineenscliappelijk
ideaal zal zijn.
Dil is de j^iondslag waaiop een nienwe knnsl peiiode zieli zal knnnen en
nioelen ontwikkelen.
Mel liel eeuwig nienwe, liel eeuwig blijvende : schoon, goed en waar,
dat is schoon, goed en waar voor oogen, en met deze principen als richt-
snoer en daarmede de kunst toetsende, zal als van zelf een stijl groeien, mits
wij die onde waarheden met cigen vormenspiaak uitzeggen, en geen vormen
vreemd aan onzen eigen tijd, vreenid aan onze levensverhouding, Iraehten
leven in te blazen.Want nogmaals, niets is erger dan een levenloozen conven-
tioneelen vorm in een tijd voortsleepen, die dezen conventioneelen vorni niet
schiep.
Met liet belraehlen der waarheid, waarin het schoone en gocdc omsloten
is, kan dan ook onmogelijk een voortsleepen van dezen dooden vorm gerecht-
vaardigd worden.
Jac. Van den Bosch.
237
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RRESPO N DE NTEN)
D D D UIT BRUSSEL n c n
denken aan
viiicie, (lie
i:XTOONSTELLING IN
DE LIBRE ESTHETI-
QUE/C-^DeheerOclave
Maus, de onderiieniende
en intelligeiile bestuur-
der der Libre Esthelique,
(loet niij allijd een beetje
oiize niodisles uit de pro-
bij het naderen der leiite
ieder jaar de reis niaken naar Parijs om de
nieuwste modes van daar niee te biengen.
Bij hun terugkeer verzenden zij dan vele
circulaires aan hun « geachle clientele n en
noodigen u uit tot een bezoek aan hun nia-
gazijnen om kennis te nemen van hun ruime
keuze in hoeden, die geroepen zijn om de
wet te stellen aan den smaak van alle dames
welke aanspraak maken op elegantie, en hun
kleedsel te regelen gedurende gansch een
seizoen. Onder poene van nietlanger mee te
tellen in dewereld van den fashion, is men ze-
delijk verplicht om deze creaties te aanvaar-
den,mogenzeook evenzeer bij uwsoort van
schoonlieid passen, als (men vergeve niij de
vergelijking, ze is van Victor Hugo en ge
vindt haar in ziju Notre-Danie de Paris) als
een pluim op een varkens-staarl. Het
spreekt van zelf dat men onze goede
faiseuses, onze scheidsrechtsters in zake het
toilet, niet verantwoordelijk mag stellen
voor de schoonlieid of leelijkheid hunner
modellen en patronen die der behaagzucht
onzer mondaines aangeboden vvordt. Parijs
heeft het eenmaal uitgesproken : " Voila ce
qu'on demandera, voila ce qu'on portera
cet etc. >> En daarmee is alles gezegd. Even-
min k;ui de liccr Maus 't helpcii. als wij bij l
uilpakken der schildcrijen, waarmee hij
zich rap, rap, bij de Parijsche intransigean-
ten en revolutionairen van den allerlaatsten
tijd heeft voorzien, slechls een zeer matige
bewondering voelen, en ze ons alleen
enkele momenten van stillen lachlust ver-
mogen te bezorgen. Dikwijls echter, laten
we zeggen heel dikwijls, heeft de beer Maus
het goed getrotfen en vergden zijn nou-
veautes, mochten ze ook al geen louler
meesterslukken vertegenwoordigen, ten
niinste onze aandacht door de een of andere
eigenaardigheid. Gedurende dit laalste
seizoen echter nioet zijn salon, of liever de
" sensalie »-afdeeling er van, onzenjeugdigen
schilders niets nieuws hebben geleerd dan
wat de dronken Heloot eenmaal aan de jeu-
dige Spartanen te zien gaf. Nooit of nimmer
is er zulk bandeloos geklad, nooit zijn er
zulke enorme parodieen en charges, on<)er
de benaming van nieuwe kunst, tentoon-
gesteld geweest.
De bewerkers dezer l)uilensporigheden
zijn niet uitsluitend vogels van Fransche
pluimagie. Hij heeft er ook nog veel uit
andere hemelstreken bijeen vergaderd en
we zouden zelfs geneigd zijn om te zeggen dat
deze Vastenavond-schildering even interna-
tionaal dreigt te worden als het Karnaval,
waaruit ze schijnl te zijn voortgesproten.
Gelukkig voor degenen die in dit salon
lets anders zochten dan een gelegenheid
om zich te vergapen, konden ze bun heulen
lioost zoeken bij enkele inzendingcn van
Belgische kunstenaars, van den kring LichI
en Leven. We bewonderen er vooral het
werk van onbetwislbare meesters als Hey-
nuins, Emiel Glaus, Anna Boch, Georges
Lciiimen en ook van enkelen jongeren, maar
238
Kr.\sTin:i{i(:iiri:\
nr liHissEi.
Ill H()Tii:iii).\.\i
reeds zeer pcrsounlijkc iirlicsleii als (ieor^es
MoiTcii, nicl zijii Zoiiwr en Joiii/e Meisjes
A'o/y'c en v;mi enkele nieuw aan!4eko-
nuMH'ii. nieuw :iun^ekoinen ten niinslc te
Hrussel, waarvan we alleen <le lieer Aloysius
He I-ael willcn noenieii, ilie ei' vertcgen-
woordigd was inel cenigc bewoiiiierens-
waai(ii}4 niooie, van Icven overvloeiende
boscligeziehten.
Maar lietf^een vuoral een belaiigiijke
esthetische waarde veizekerde aan deze even
rijk hezelle als bonte exposilie, was de ver-
zanielinj4 van dertig scliilderijen en zes
lithogialieen van wijicn Hut>ene Carriere.
Niettegenslaande liel eenigszins monotone
en gewilde van het procedc, bewonderen
we hel innige senlinient, de eerlijkhcid, de
onlroering in al dit wcrk. Sederl Rafael,
Bellini en onzen van Dijck, lieeft men niel
met zulk een krachl en innighcid verniogen
uil le drukken de eenvoudig-roerende
schoonheid van de moeder met liaar kind !
Hoezeer ondersclieiden zicli deze dicpge-
voelde, van ceuwige nienschelijkheid door-
trokken werken van de griniassen makende
ijdele, kwakzaherskunslen van hel meeren-
deel onzcr lijdgenoolen, zelfs van lien
die onmiskcnbaar lak-nl bezitten. Welk
een les voor onze luministen en overdrijvers
van de kleur ! Ziehier een procede, dat wel
geheel een tegenvoetcr is van het bnnne !
Uoekenen teckeningcn, die gescliilderdscliij-
nen le zijn als met roel, personnagcs gezien
als door een wolk van rook op mat glas,
silliouetten. diemet moeile scliijnen te voor-
scliijn te konien uit een vuile, Londensche
mist, een druilige, groezelige bijna bcgrafe-
nisaclilig dolle manier van werken.... lin
niettegenslaande deze dompige, overdreven
gedoezelde dingen, laat bet geheel een
imprcssic van schoonheid aebler, van adel-
dom, van leine vreiigd, van volmaaki gcluk,
een inderdaad siralciide impressie, die al
de nicest bonte, in licht en kleur gedrcnkte
stukken dcr neo-impressionisten oiis niel
verniogen te gevcn !
iT^^a^ggyy^
iS>* Cftft ^9> '^fi ^^pi -J^Pi lft,»5 '5,* ■J.ti If!,* '5,*
D G UIT ROTTERDAM a a
1 Nsi/..\.\i.(»i.i)i:N/,ia-:L
>ti;nt<)(>.\sti;i.ling
v.\N tki;ki:ningkn
DOOH DIHK NI.ILANI)
27 JAN.-:^« FKH.i yC*.
Met is eenigszins ver-
woink-i iijk, (l;il geen onder de moderne
schilders van ons scbilderiijk vaderland tot
heden op het denkbeeld gekomen is, de
breede armen van onze benedenrivieren
en het lage land daarneven lot veld van
sludie le kiezen. De niachtige nitgeslrekl-
heid van deze waterruggen onder den veran-
derlijkcM, walerrijken liemel, de oneindige
vei-sflici(lenheid van die vcrgezichlen, die
ecu en al toon en stemming zijn : van den
blankblauwen, zon-vergulden morgen, als
het licht feeslelijk-spar.elend en vonkend
spilt in hel vlakke water, tot den ruigen,
grauwen, loensch-doorlichten slornidag, —
al wat daartusschen ligl, al die wisselende
momenlen bovcn de giimmigc verlatenheid
van de Oudc Maas ofde bedrijvige bevaren-
heid van deNieuwe; — we moelen lot Van
Goyen leruggaan. om die eigenaardige
streek (of een dergelijkei, waar bet land
slechls schijnt te dieneii, om bet water te
begrenzen, grondig en opzeltelijk behandeld
le zien. Want Voerman, al kicst hij soms
overeenkomstige sujellen, bedoelt loch
wezenlijk lets anders. Ook is de belrekke-
lijk smalle IJselmond de Maasmond niel;
bovendien lioudt deze schilder zicli liefsl
aan een bepaald moment.
Daarom is het een geiiocgen den jongen
arlisl Dirk Nijiand van uit hel karakleris-
tieke dorp Rlioon met zijn in zwaar gcboom-
te verscholen Maelerlinck-kastcellje, zijn
tochten te zien ondernemen langs hooi'darni
en kreken, hem de oevers te zien aljagen
naai wijde waterkijken met bakens en rijs-
bekrammingen als slolfage van het eerste
plan, met smalle hori/.onlen van miniatnnr-
schijnende boom|>jes, die het water afslniten.
Dat water soms verlaten le zien, bewegend
in Irage loonie rimpeliiigcn mcl een eeii-
zamenvogelerboven.wiens vluclit deruimle
lecgcrmaakl; dan wecr ruw-gekruifd niel
239
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM
korte golven, waar de kleine dappcre zei-
lertjes onruslig op hobbelen. Of de uit-
gangen van de kreken met den toren van
een der Maasstadjes aan den anderen oever
en den hoogen zwarten romp van een zee-
boot, die in ballast uitgaat ; ecu kijkje uit de
waterwildeniis op de baan van bet groole
wereldverkeer.
Nijlaiid niaakt daar frissche, decoratieve
sepia-leekeningen van, soms zooals in een
kijkje op de baven van Pernis en in bet
gezicbt op Rboon met wat rood verleven-
digd. Maar dit aangename werk is niet
geheel van oppervlakkigbeid vrij : de stille
momenlen zijn nog niet innig genoeg en
waar bet forsch moet zijn, vv'ordt bet licht
ietwat ruw en onrustig. Zijn vv'oebg water
b. v. raakt nog al eens uit bet vlak. Ook den
karakteristieken vorm van bet stoomscbip
is Nijland nog niet volkomen meester.
Ongetwijfeld liet best waren een paar stil-
levens van oude panlofFels en laarzen (iiaar
bet illusler voorbeeld van Vincent) ; een
vrouwenboofd van acbter gezi^n, met fraai-
gewrongen baar en een boerenscbuur van
binnen, waarin een suggestief kijkje naar
buiten door een balf-openslaand luik. Kalk,
waiid, plavuizen en venster goed gezien en
van stofiiitdrukking opmerkelijk.
Summa izooals Van Mander zou zeggeni
een belaiigwekkende tentoonstelling, waar-
mee de firma Oldenzeel succes gebad beeft.
We liopen Dirk Nijland nog eens weer te
zien met niet minder friscb, maar bezon-
kencr werk.
^^^"^^^^^-^^^^
TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN
EN AQUARELLEN DOOR EDO. FARASIJN
(10 MAART-4 APRIL) >c-».
Deze Antwerpscbe scbilder bad boofd-
zakelijk onderwerpen van bet Hollandscbe
strand gecxposeerd : visscbersmannen en
vrouwen, paarden die pinkeii op bet strand
balen, in bet water ploeterende kinderen,
dorpkijkjes, enz. Het is Farasijns scbuld
niet, dat wij in dit genre verwend zijn door
Israels, Blonnncrs, Jacob Maris e. a., dal wij
met de herinnering aan Blommers' Slrand
b. V. in bet Boymans-museum vooi- den geest
in zijn Hmigschool maar een zeer matig
belang konden stellen. Tocb is deze Vlaming
in bet minstgeen navolgervandeHollaiulers;
hij gaat b. v. meer op licbttegenstelling dan
op toon uit. Zoo beboefde er van geene ver-
gelijkiiig sprake le zijn,... als daar niet
bepaalde opvattingen van zekere sujetlen
door de leidende meesters » massgebend »
werden gemaakt.
Overigens : de gustibus....
ROTTHRDAMSCHE KUNSTKRlNCi > TEN-
TOONSTELLING VAN DAMASTEN TAFEL-
GOED VAN CH. LEBEAU, VAN MEUBELEN
VAN J. C. ALTORFF EN VAN EEN AANTAL
ORIGINEELE KLECRETSEN /:♦.
Over de kleuretsen een enkel woord. Er
waren eenige oude bekenden bij, die ik
reeds eenige jaren geleden op een tentoon-
stelling in bet Bucbgewerbemuseum te
Leipzig gezien bad. Het is kostelijk werk:
betzij de plaat gebeel met kleur bewerkt is,
zoodat de ets een aquarel lijkt, betzij een
enkel kleurlje maar bier en daar aangeduid
wordt, — er is altijd een friscbbeid, een
limpiditeit in de verf, die den kleurenzin
verbeugl. Het is een procede van oiibe-
grensde mogelijkbeden : bet loopt van de
even met kleur geillustreerde prenten van
Steinlen eii Villon tot volslagen schilderijen
als van Fritz Tbaulow en Baertsoen. Soms
lijken bet iniitaties van oude Engelscbe
kleurdrukken met slilleouderwetscbetinten,
als De Lalenay's Bassin de nuirbre en Trois
cygnes, dan IrefTeii de brutaler conlrasten
van het impressionisme, als in RafTaelli's
Noire Dame de Paris, met zijn gele en bruine
boomen en bet in het blauwe gebaalde dak.
Deze uitstekende Parijsche virtuoos bad
verreweg de scboonste cnllectie : in zijn
werk (en in dat van Steinlen) was bet ets-
karakter bet zorgvuldigsl bewaard.
Verder dienen de nanien van Edg. Chabine,
Gb. Collet, Osterlind en M. Robbe genoemd.
De voortrcll'elijk-getypeerde Parisiennes van
den laatsle, met haarzwaren rosscn chignon
en pervers-gesnoerde laille, beboorden zoo
niet lot bet meesl aantrekkelijke dan toch
tot bel meesl suggeslieve werk van deze
tenloonslelling.
R. J.
240
KUNSTVEILISCEX
»M^"
D KUNSTVEILINGEN a
i: HZ A mi: I, INC. cold-
SC. IIMIDT /C,^ DiMi
10" M;i;iit 11., h:i(! l)ij
I'ricdricli Scliwiuv. tc
\\ ci'iirn (le verkoop
phiats Villi cell (ler bcsle
kleincio Mijiisclic scliildcrijeii-vcrziimc-
lin^en, van dcii onlanf^s ovcrloden Salo-
mon Hcnedikt Cioldscliiiiidt te Kranklorl
a/Mniii. We iiuM-ktcii daarbij op dat Wccnen
als kunstniarkl voor oudc scliildcrijcn nicer
en nicer op den voori^rond bef^inl le Ireden.
Dc bcliaaldc prijzeii kwaiiicn ongcveer ovcr-
ecii nicl die. wclkc onlangs op de veiling
K6nif>s\varlcr te Hcrlijii bcreikt werden. De
familic ("loldscbiiiidl bezat ecu rijke vcrza-
meliiif? }<ocd-fiecoiiscrvccnle stiikkcn der
Nedcrlniidsflic school en vooral dc afdceling
landsi'liaiijicri was uitstekciid vcitct^ciuvoor-
digd.
Ten bewijze liiervan vermeld ik enkele
prijzcn : Petek de Hloot, de Veerpoiil, ccn
sink dat vooral door l)iiitenge\vooii fijn ge-
voerde luchltoncn uitniuntte, 3000 Kronen.
(Museum Troppau); Qliuyn Hhekelenkam,
Schoeiimakcrsiiierkptaiils, ecu mooi, lioewel
niet oiihcrispelijk geconservcerd sink, .3000
Kronen; maiiicr van Hkocwek, interessaiit,
hocwcl cenigszins moeilijk I'hiiis le brengen,
5000 Kronen; .1. Hkl'K(iiiei. de Oude en II.
VAN Hai.en, (/(■ //(•/•/is/, ecu voortreirdijk, als
karakterstndie opgeval werk dczcr bcide
meeslers, o2<X) Kioiicn ; Haktiiki. Bhuyn,
Portret van Agrippa von Ncttcslicim, een
hool'dwerk van den nieestcr, 3'J.'200 kronen;
Geuhuandt VAN di:n I-jxkhoudt, Wuchlhiiisje,
een fraai werk. zccr na vcrwant aan Simon
Rock, liocweldeecblhcid der onderleekening
niel bovcn alien Iwijfel verheven is, 4100
Kronen ; Jan van (Iovkn, f;<':/c/i/ <>/> Dordrecht,
14.200 Kronen en llollaitdsch lAtmhcluip met
een KhiukiI, WidO Kronen, bcide in voorliclle-
lijken staat; Kahei, nu Jaudin, Op de Weide,
een zeer mooi, leer bebandeld sink, 2000
Kronen; (iotti-hied Knei.i.ek, Mansporlrrt,
erg zoelelijk, hoewel smaakvol van behan-
(Icling, 13.(')00 Kronen (!i; nianicr van van
DER Neer, Citsldiuulf Ilnind, g()c<l en eclil.
5600 Kronen; Antoms I'alamkdesz, Mtizielc-
gezelscluip, een zccr goed, lieldcr, van 1634
gedaleerd sink, !)4(K) kronen (llormuseum
Weenen ; Ivhasmis Ql'ki.i.ims. Trioiuf van
Venus, een zeer karaklerisliek werk, 7200
kronen; Jacoh van Rl'ysdaei., Open ptel; in
7 lioscli, vroeg werk van groole aantrekke-
lijkbcid, 8600 kronen ; Salomon van Hfvs-
DAEL, GeziclU op Diirdrecid, uilslekend werk,
waarschijiilijk nil de laatste levensjaren van
den knnstcnaar, 16.000 kronen; Jan Steen,
Vroolijk (iezelxcliap, vooitreirelijk als com-
positic, ongcwoon scliildcracblig en van
groole bekoring, 2<S.800 kronen ; (".ohnelis
Tkoost, Familiestuk, zeer inleressanl en
goed geschilderd, 11.400 kronen ; Otto van
Veen, Portret eener otide \'rouu>, een builen-
gewoon aantrekkelijk werk van een Vlaam-
schen schilder nil dc Iweede hell'l der I6<'
eeuw, 16.400 kronen ; Adriaen Van deVelde,
Mercnriiis en Argus, een verdienslelijk,
niaar overigens weinig bclangrijk stuk,
7200 kronen ; een fijn geschilderd slukje,
aan Aart van der Neer verwanl, 5100
Kronen; Philips Woiwekman, Winterland-
schap, uitersl bekoorlijk en vol stemming,
9400 kronen.
K.
VEILING VAN MODKHNK SC.lllLDKHIJKN
HIJ FHKDKHIK MLLLHH &CoTK A.MSTKR-
DAM > l'J-20 .MAAHT 1SK)7 /:,». Hen veiling
met ecnige gocdc dingcii. Daaronder zal
men moeilijk kiinnen rekenen de zoo duur
belaalde Bakker Koi-U'eii : gcnrcslukken van
ecu soms wel fijngecsligc voordracht, wier
vele « mooic » klcurljes echler lelkens weer
falcn schoonheid van kleur le geven.
Wij noemcii de volgcnde prijzcn :
Hakkcr KorIT no 1 La prise de Saraqosse,
/6200; n" 2 De verjaardag. / 272.) ; n" 3 De
lanles gaan op reis. / 2100 — Perrault, n" 5
L'Anwnr recalcitrant, / LOOO. Th. de Hock,
11" v.) Zomerai'nnd-i>al. / .tOIX); no 21 Winter,
/ 2900. ("i. H. Hreilner, n" 2i)' Anislerdanische
graclit. / 4800. Ch. Daubigny, n" 33 Zonson-
dergang, / 1725. J. Maris, »" W llaliiuinscfie,
/46,'JO. A. Neuhuys, no 70 Vaderlijkc zorgen,
/SOOO; 11" 71 De kirinr Iwishondster. f 5'iOQ.
241
KUNSrVEILINGEN - BOEKEN S: TUDSCHRIETEN
Van tie mooie aquarellen van Bauer, gingen
no 184 voor/ 925 en no 185 voor/ 675 en van
die van Breitner n" 194/ 1450; u° 195/ 20G0;
n° 197/ 27S0; no 198/910.
Bts.
VERZAMELING VAN WIJLEN ADOLPHE
HUYBRECHTS > VERKOOPING IN DE
ZAAL FORST, ANTWERPEN ^ MAANDAG 8
EN DINSDAG 9 APRIL 1907 ^ EXPERTEN :
EM. CLAREMBEAUX, BRUSSEL, en LOUIS
DELEHAYE, ANTWERPEN /C^.
De verzameling Adolphe Huybrechts had
haar oorsproiig in de verzameling van
Pieter-Jan Huybrechts, oom van Edmond
en Adolphe Huybrechts, die in 1878 stierlen
zijn verzameling aanzijn beide neven nalicl.
Edmond Huybrechls, zelf een hartstoch-
telijke verzamelaar, breidde het hem gelega-
teerde gedeelle aanzienlijk nit. Na zijn dood
kwam zijne verzameling in 1902 onder den
hamer, en bracht bijna een millioeu op ('J.
Ileden was het minder belangrijke ge-
deelle van den eveneens overleden Adolf
Huybrechts aan de beurt, dal grootendeels
uit moderne werken bestond ; de verkooping
bereikle een totaal van frs. 222.818.
Ziehier een overzicht van de meestal be-
trekkelijk hooge prijzen :
Ommeganck, Terugkeer iiaar den stal,
fr. 4000.— ; Jean Bapt. Madou, De Kuitstlief-
hebbers, fr. 7500 — igekocht door de MaaU
scbappij A;-/i6((sPa/r/(c voor het Antwerpsche
Museum); id. de Aristocraat, fr. 4000 — ;
Eugeen Verbocckboven, Ezel en Schapen
fr. 5000 — ; Hendrik Leys, de Muziekles,
fr 5000. — ; Leys en de Noler, Toebereidselen
tot het feeslmaal, fr. 4000.— ; Jos. Lies, de
Kinderen van den Pachter, fr. 7500 ; Florent
Willems, de Stolurouiu, fr. 3500.— ; id., het
Nieuive liedje, tr. 5500. — ; id., de Boodxchap,
fr. 3500 — ; Alfred Stevens, La Parisienne
Japonaisc, fr. 15000.— (gekocht door de
Regeering, voor bet Museum van Luik:;
Hendrikde Braekeleer, deNacdster, fr.5000. — ;
Albr. de Vrieiidl, de Morgend der Strafuilvoe-
ring van Maria Stuart, fr. 4500 — ; Th. Ver-
straete, Zeeuwsche boerinnetjes, fr. 7000. —
(gekocht door den Heer Maquinay, Antwer-
(1; Zie ONZii KuNST, 1902, !• halQ, biz. 149.
pen); id., Vorschenpoel, fr. 3O0O.— ; Ferd.
Roybet, Edellieden in een kerk, fr. 12.000.— ;
Onbekende Vlaanische Meester XVi-' eeuw,
belangwekkend stukje, met fr. 4000.— niet
duur betaald ; toegeschr. aan fluweelen
Brueghel en Rottenhanier, Water en tiicht,
fr. 4500.— ; Nic. Berchem, Landschap,
fr. 5500.
^■^ C^ C^ C^ C^ ^* C^ Cft^ S^ Cfi* ^
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
BL.\TTER FUR GEMALDERUNDE VON
D' THEODOR V. FRIM.MEL
ET is nu bijna drie jaren
geleden, dat bovenge-
noenide publikatie voor
het eerst in Ue wereld
trad, een ge'illustreerd,
op ongeregelde lijden
verschijnend blaadje, dat
door den redakteur geheel alleen wordt
gevuld.
Frimmel heelt indertijd in zijn inleidiiig
duidelijk trachten te zeggen, wat hij met
zijn uitgave beoogt. Hij wil de kennis van
oude en nieuwe schilderijen op wetenschap-
pelijke wijze bevorderen. Onder weten-
schappelijk hier te verstaan : het bestu-
deeren van kunsthistorische, kunsllilozo-
fische, kultuurhistorische en technische
vragen omtrenl schilderijen. Zijn weten-
schap noemt hij Gemdldekiinde, een woord
echter dat hij ruiiii opvat, want hij sluit
daarniee blijkbaar wandschilderingen, boek-
versiering, portretminiaturen, wandtapijten,
glasschilderkunst niet buiten den kring
zijner belangslelling, ja zelfs vermijdl hij
niet slelselmatig, als dat pas geeft, zelfs over
zulke kunst te spreken, die met den besten
wil niet meer onder het begrip schilderen
te brengen is.
In de drie jaren van zijn bestaan heeft het
blad heel wat aardige of belangrijke dingen
verteld. Het gaat niet hier thans op vroeger
verschenen nummers terug te ktunen, echter
zuUen wij wel eens aanleiding vinden
hier verslag te doen, van wat Dr Frimmel
in zijn blaadje op het gebied van « onze
kunst B noj
meedeelen.
wetenswaardigs zal niogen
242
BOEKEX &. Tl.lDSCIIlillTES
Ecu dcr laalslvcrschcnen nunimcrs brachl
o. a. lets over con scliildcr, dicn Friiiimcl
« cine incrkwur<li(<c Krscl)eiiuiM{> in dcf
Geschiciile der hollrindischeii Malerei »
noeinl : (ierard \Vit;in:ina, niiii of nicer spol-
lend wel eens de Friesrhe Rafael {"cnoenid.
Hct gciioolsciiap Kiinsllivfdc Ic I'lreclil
bezll ceil werlt van (iezeti scliildcr. Dr Frini-
niel vraaj^l inlicliliiif^cn, zoo ieiiKind lot
hcdeti onljckcnd weik van Wiynian:) wcel
aaii tc wijzcn. Hij opjiert de verondcrslel-
ling, dal veel van dicns scliiidcrijcn op
naam van anderen, o. a. op iiaain van
Willeni van Mieris slaan. Zijii persoonlijke
mecning over Wlgniana is, dat dezc scliilder
eigeniijk minder over iict lioofd gczicn, dan
wel niiskcnd wordl.
In de laatst-vcrsclicnen allevcring (Fe-
briiai i-MaarIi gaf de redakleur bijscliriflen
bij al'l)cci<lin{4cn van ecn jongcnsportrcl
door I'ictcr de (irebl)er en van ecu avoiid-
laiidsciia|) door (i. (laniphnyscn, bcide uit
een iiarlikiiiicrc vcrzanieling te Weencn.
^m^'^ ^'^ «^««%^^«'^^«*^ ^'^
Het lijdscbrifl de XX'' lieiiw van Maart
bevatte o. a. ecn belaii};rijkc bcsprcking
door Jan Velli van MejuU'rouw Marius vccls-
zins vcrdicnslelijk werk over de Ilolland-
scbe scliiiderkunst in de ncgeiilicndc ctuw.
Een waarlijk opbonwende krilick. Want de
beoordeclaar volslaat niet met liet aan-
vvijzcn van de iiidcrdaad nici scliaarsciic
onvolkoniciilieden in MejuU'rouw Marius'
werk — waartcgenovcr hij met iiiinslcns
gclijkcn nadruk de ook niet geringe deugdcii
van liet liock sicll, maar bij vnlt zcif in
zijn arlikel etikele iecmlen met zoo wclcns-
waardigc mededeelingen aaii, dat dczc kri-
lick ten dceic als een aanvuiliiig van lict
besprokcn iioek mag gcldcn.
Vclb's bier licdoeldc medcdcciingen bc-
Irciren twee lloliandscbc scliildcrs, die lang
in bcl builcnlaiid gezworven bcblicn :
Aicxandci' Wiisl en Hicbard Hurnicr. Mcjiif-
frouw Marius bad ben niet bcliandebl. Wat
Vctli sciirijl'l konil ccnigszins bicrop lu'ct :
Alexander VViist in 1K'!7 tc Dordrccbl gebo-
rcn, bccfl ecu veclbewogcn Icvcn gcliad.
Nog slecbis een knaap, vcrbuisde hij met
zijn vader naar Amerika. llij vestigde zicb
in 1862 weder in hct vaderland en ging in
den llaag woiicn. Vandaar vcrlrok bij in
18GI naar Ant wcrpcii. Hij reisde vccl.maakle
verscbillcndc studicrcisjcs, o. a. naar Noor-
wcgcn. Amerika bczocbt liij van Antwcrpen
uit nog driemaal. In lX7(i reeds ovcrlccd bij.
Over zijn kunst schrijft Vctli :
'( Wfist bcminde vooral die woestere
iiatuur, gelijk zlj hem in Canada. Noorwcgen
en Zwitserland zoozeer bad getrolTcn. Hij
voeldc zicb aangetrokken lot het groolscbe,
bet overweldigende, en in de weergave
daarvan strccfde hij er vooral naar, de
groote parlijcn le doen spreken op een
wijze, die sonitijdsaaii de sloutc teekciiingcn
van Dore doct dciiken. In zijn gevoel voor
de Iiatuur was ids dal men bcurlelings
beel'l kunneii vcrgclijkeii met de bcschiij-
viiigen van den auleur van « De laalsle der
Moliikancn ■•, en met die van Chateaubriand,
waar deze de maagdelijke bosscben van
N. -Amerika sebildert. In bet f'orsche van
Wi'ist's bchandcling was ecn glimp van
Daubigny s franke voordracht, al misle hij
(liens verfijndc rijpbcid. Hct Dordtscb mu-
seum bewaarl ecu bizonder landschap van
zijn band, met mooic bccstciistoll'age door
Willem Maris, en waariii. nictlegcnslaandc
bet Noorsclic niolicf, dc Ilolhmdsfbe loiia-
lisl loch doorklinkt «.
Van nog nicer betcckenis, zcgt Vctli, was
Hicbaid Burnier, die in IJi^S le 's Ciraven-
liagc uit bet huwelijk van ecu Hollandschcn
vader cii ecu iMigclschc niocdcr gcborcn
wcrd.
Hij bczochl dc Akadcniic Ic Anislcrdam,
ging later in (icidcrlaiid builcii stuticeren en
steldc reeds in 184'.) o|) dc llaagschc Slede-
lijkc (.en landschap met (ignrcn Icnloon, dat
al dadclijk dc aandacbl Irok. Kort daarop
ging bij naar Dullscbland, waar bij onder
Schirmcr en Achenbach werklc. In 18,">.t was
bij te I'arijs oni er de groote Fraiischen en
vooral TroytM) le bcsludccrcn. Van I8.">() af
scbilderde bij veel in Helgic, bcuilelings
woondc hij Ic Hrussel en tc Lnik. In 18(>4
kccrde bij weer naar Holland lerug, eersl
naar Amsterdam, daania naar den Haag,
waar hij niel de Marissen, Mauve en \Vcis-
scnbrucb omging, om zicb in 18()8 le Dusscl-
243
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
dorf te vcstigen, warn- hij tot zijn dood in
1884 bleef werken.
Vetli beschrijft eenige van Burnier's wer-
ken, hij herinnert er aan dat in een Iceur-
zaal op de Deutsche Kunstausstellung van
verleden jaar in Keulen een lilein schililerij
van Burnier's hand was gehangen, dat toen
aan den kunstkooper PafTrathte Diisseldorf
behoorde en dat hij ten zeerste waard zou
achten in een Hollandsch museum opge-
nomen le worden. Het was een heel mooi
en elegantschilderij,metopvallendegedurfd-
heden, en dat aan een ietwat verduitschten
Corot deed denken. Ook viel er een ver-
wijderde verwantschap met de ongeveer
gchjklijdige Veerponl van Jacob Maris op
te mci'ken.
In de musea te Hamburg, Miinciien,
Dresden, Brussel, Gent, Luik en Boston
(wij meenen ook in dat te Diisseldort) vindt
men, evenals in verschillende privaatkollek-
lies in de Rijnlanden, Burnier's werk ver-
tegenwoordigd.
5^ *^ «^ ^ ««^«^^ ^ ««^^ '•^
THE BURLINGTON MAGAZINE van Maart
gaf o. a. een opslel van C. J. Holmes over
Matthys Maris' landschappen. De schrijver
begint met een paralel te trekken tusschen
de Hollandsche kunstenaars van de zeven-
tiende eeuw en die van heden, met name de
groote Hagenaars. Beide groepen liebben.
zegt hij, den slag er van te zeggen, wat de
gemi(hielde man gaarne vande natuurhoort,
beide zien de naluur gewelensvol, uiaar een
weinig bekrompen aan. Al zondert de
schrijver wijselijk Rembrandt uit, zulk een
bewering zal men toch te algemeen mogen
achten en meer toepasselijk op de goede
tweede-rangs Hollandsche kunst dan juist
op de beste. Tocli meent de schrijver zelfs
bij Jacob Maris van een <• small, honest
vision » te mogen spreken.
Van Matthys Maris geeft de schrijver een
juislcr waardeering. Hij bespreekt bijna
uilsiuitcnd de landschappen uit den Parij-
schen tijd, uit de jaren na het beleg. In een
noot geeft hij enkele biografische notities,
omdat deze, zooals hij beweert niet alge-
meen bekend en nergens anders juist mede-
gcdceld zijn. Daar moeten wij den schrijver
weer tegenspreken. Men weet er bij ons
zelfs meer van dan hij, blijkens zijn vrij
karige gegevens.
De reprodukties bij het artikel zijn deels
fraai, met name de fotogravure naar het
schilderij » De wallen van een stad », in het
bezit van minister Campbell Bannerman.
In hetzelfde nummer zet Dr Martin zijn
interessante en vindingrijk geillustreerde
beschrijving van het leven van een Hol-
landsch schilder in de zeventiende eeuw
voort.
J. C. G.
N. B. Ovcrvlocd van stof noodzaakt ons talrijke bijdragen voor deze rubiiek lot het volgend nuninier
te veischuiveii. Rkd.
OPMERKINGEN
OVER ENKELE SCHILDERIJEN
VAN REMBRANDT (slot) '
1^ wi'iidi'ii oils mi v;iii <le vroc<»\vt'rl<fn lol cnkele
;m(l(.Ti' scliihleiije'ii, liio tiisschen lOa.") vu KiliO ()iij«e-
vc'iT zijn onlslniin.
Door eon ovcrciieven slrevcn na;ir clmi iiuliuU-
wckkci.dL' li()iulin<^, ami groole oppervlakkij^licid in
(If iiildiiikkiiij^ <4C'|)aai(l, valt oiis oiuler dc <>o(.'do
iiianiu'lijl<t' bc'L'IdteiiissL'ii hel i)oiii(.'t op, dal (lians in
lu'l i)r/.il is van iiaion liollisriiild, tc FLTriercs (Bode-Horstc'dt' de (Iroot VI,
nr. 468). I)e Iwijt'el of hel wel een cigenliandig werk van RiMuhiandl zelf is,
die reeds door de iiilffevers van hel Ueml)randlhoek (Inleidin<< lot deel VI),
werd |ieopperd, wordl door een onop<<enierkle gravuie van ,1. F. de Frey
van l jaar 171H) ondersleund (veini. door Nagler). De gravenr, die naar eehle
werken van Heniiiiaiidl en Don heefl gearbeid en loeh stellii* nioet geachl
worden eenigeiniale nui de/i'ii kiinslenaars veitiouwd le /.ijn geweesl, heetl
hel i)iad op de volgende wij/.e onderleekend : Drost ])in.iit Hi')'i. liij de jiiisle
lijdsopgavc, die ook nicl den stiji overeenkonil, is hel wel niogelijk dal er in
zijn lijd nog de ondeileekening van den knnslenaar op liel sink stond en liel
van Henibrandl's leeiling, W. Drosl, afkomstig is, van wien lol hieiioe enkel
een els, vooislellende een schilder, een porlrel en een hijbclsche voorslelling
(XoH nie langere in Cassel) hekend zijn. (*)
Dp Samarilddnschf \'rouii> hij de Cut, in Harrogate (All). 11), die onlangs
le voorschijn is gekonien (') en den datum van hel volgende jaar draagl, legt
een des le helrouwhaarder getuigenis at voor de groolheid en eenvond van
Remljrandl's stijl in die jaren. De knnslenaar heefl binnen bet tijdpcrk
(•) Zic Onzc Kiiiist, Dei-I Xi, I)!/.. I.')7 /.\|)iil l'.H)7 .
I'l V)^!. {;. Ilofslcdc (Ic ("irool : \. Il()ul)r:iki-n uiid seine a Cirootc Sclioiilxiruli ", bl. II.i,
en Die Urkiiiidcn iihcr liembrandt, 1)1. 190. liel Cnsselsclie schildcrij is oiilsUinn onder den
invloed vnn liel Noli mv laiu/vie van Keiiil)r:indt in Urunswijk (U)")! .
('t \'n\. de karal{teristiel< van Jan Velti, Onze Ktiiisl, Deel X, biz. 81 ^Octobc^ 1906).
Onzr KlNsT, Urol XI. N- C, Jiiri
245
OPMERKINGEN OVER ENKELE SCHILDERIJEX VAX REMBRAMJT
165.V58, (Hi bijbelsch verhaal dikwijls wecr behandeld, nadat liij er zich
20 jaar lan<» nict nicer niee luul \)e/.ig gehoudcn. De oorzaak hiervan is
vvellichl eiiKc-1 maar uitcrlijk geweest ; l)ij den verUonp van zijn inventaris
Afb. 12. — REMIiRANDT : Christus en <ie Sanuirila
(Verz. R. Kann, Parijs).
moest Iiij scheiden van 't schilderij dat aan Giorgione werd toegeschreven en
dat hij in 1634 al eensvoor een ets had gelnuikt (*). Toen heeft liij het wellicht
nog eens met zoo groole liefde bezien, dal liet hem aanleiding tot latere schep-
pingen gaf, die zich voor ecu deel in de conipositie, voor een deel
in de kienrcnnienging liij het Itaiiaansche werk aanpassen. Gaandeweg
(') Vf{l. I\cnil'r<i;ull unci seine rmgebnnc/ vnti sclirijvcr dezcs, 1905. biz. 80.
34(>
Afh. II. - HKMHUANDT : (IIUISTIS MKT l)K S AMAItriAANSI.EIi: VIlOlW.
(EiRi'iul.im \;m Hiv. SluijisliiiMUs. Ilnnn^nli-. KiiKnliiiuli.
()PMEHKIS(,i:S OVER ESKELE SClllLhEHI.IES \.\ V REMnii.WDI
vervoniil liij liel voorljocld nu-ir en iiKar, tol liij lul over zijii ci>;en ()i)v;ittiiig
met zicli /elf is eeiis f^csvordiii. Dc volmiulc bewerkinj^en v;iii de Siunari-
Idditsilir \'r<>iiii' hij dc I'ltl zijii luMkomsli;^ iiit drzi-n lijd :
All., i:i. - I1I,MI'.I1AM;| : ( Inisl
Scliildriij : 1. Van KiSo, hij R. Kami, le Parijs (All). 12).
2. Van KJ.lu, l)ij Mr Slieepslianks, Harrogalc (All). 11).
'.\. Van KifjiS, in dc I-^iniilai^e le Si. l'eteisi)in<<.
Els: (15. 70) van Ifi.'iS.
Tei'keniiujrn : 1. In Oxford, Veizanieliui* der L'niveisiteil (.\fl). K5). (C.nUd.
Hofslede (le Gioot li:52).
2. Budapest. (Afi). in Dutnil, Rrmbntiull, Deel III ; Hofslede
de (iroot 11^72).
3. In de Albeilina le Weenen (Afi). 14i. (Ilofsledede ("iiool, 1 120).
1. In Slockholni. (Afi). in Michel, licmbrandl, 185)3, hiz. 4^2;
Hofslede de Grool l.").')3).
D.iarhij hehooil wclliciit cen in Iwee slnkken <>esncden i)l;i(i le Si. I'l'ler.s-
i)uri^, dat Ik niel vciniaj^ le heoordceien. V()l<^ens de licsclirijviiij; van Hofslede
de (iiool (1522 en l.")23), is de opvallinj; er van iiislii( : Cinisliis en dc Sania-
rilaansche vrouw zitlcn naasl elkaar. Waar.scJjijniijk slanil ze ook nil
dcnzclfden lijd.
Wal dc |)erio(le van linn onlslaan lielrcfl, hehooien dc leekeninj» in
Biidapesl, in de .Vlherlina en Jul seliililerij in Engcland dichl liij elkaar. De
247
OPMERKISGEN OVER ENKELE SCHILDERIJEN VAX REMBRANDT
schetsen kunnen als een soort voorstudie voor hot laatste beschouwd worden.
Op alle zit Chrislus aan den eenen kant van den put, de Samaiitaansche aan
den anderen ; beide figuien zijn van het hoofd tot de voeten zichtbaar. De com-
posilie behoudt
'■^i^r^r^
ahijd nog eenige
overeenkomst met
die welke naar
Giorgioiie is geno-
nien, die te Buda-
pest staat er het
diciilsle i)ij. Bij
den Christ us op het
Engelsche stuk en
op de Albeitina-
teekening, wordt
men onniiddellijk
lierinnerd aan Ita-
liaansche kunst, al
is 't dan ook niet
aan het bewuste
^' e n e t i a a n s c h e
scliilderij. Het ge-
waad legt zich in
mooi vlottende plooien om de gestaUe, die in een gemakkeUjke bonding is
neergezeten en waaivan al de verschillende lichaanisdeelen duidelijk zicht-
l)aar zijn; de Venetiaansche invloed is bovendien eenigszins nierkbaar in den
kop. Daarbij valt t bier al dadelijk op dat bet Rembrandt heelemaal geen
moeite kostte om de compositie, als zij hem zoo beter scbeen, van de tegen-
overgestelde zijde te teekenen. Op het stuk te Harrogate staan de figuren
tegenover die op de teekening te Budapest. We leggen bier vooral nadruk
op, omdat HAY. Singer in zijn misluUt boek over de etsen van Rembrandt op
een gelijk geval wijst. (') Uit den etsentijd : Chrislus in Geihsenuine (B. 75),
bestaat er een teekening met dezelfde voorstelliug, die in tegenovergestelde
richting van de ets ontworpen is en omdat deze omkeering Rembrandt
moeite zou gekost hebben meent bij deze ets, een der aangrijpendste, die
Rembrandt ooit maakte, voor twijlelachtig te mogen verklaren !
Ook de teekening te Stockholm staat zeer dicht, wat voorstelliug be-
Ireit, bij boveugemelden groep. Chrislus zit bier lager op den vlakken grond,
(<) Klussiker der Kiiiisl, 190(5, bl/. 275.
Alli. II. — REMHRANDT
(AlljtMlin.n, Weenun).
248
OPMl-HKIXdEX OYER EXKEfJ-: SCIIILDEHI.IES VAMiEMHnASDr
/(loilat (ie iilsliiiul tussclaii /.ijii lioold iii (J:il dti' Saiiuii ihuiiisclu', voor lirf
wcl versliuin van wal liij lej>eii luiar zc^t, Ijijiui Ir ^loot scliijiit. I)il is waai-
scliijiilijk (if cerste der coiiiposilies liissclieii do jarcii IG."),") cii IWiO. Op de
;iM(lcir wiiUcii laal HcMiil)randt den Cluisliis ci-ii l)c'C'ljc liooj^ /iltcn, of liij
l)iii<>l zic'li t-enigsziiis lot dc Sainaiilaaiistlio voorovi-r-, — zooals op do scliil-
doiij ill Harrogate en op lu't Italiaansclie sink. Allijd ccIiUt l)lijri cv liissclu-n
het vcMschillc'iide lioof^lcpiinl di-r koppcn noj* ceiiiij oiulcrsclu'id l)i'slaan, want
l)ij Hcnihrandl's zrcr gcnialij<dc' opvattin" f^cdiirende dv/.v ])iriodc', paslr hot
niet laiifjer oin Jezii* zoo voor Ic sk-lk'n als op do ols dio in l(),')l is "iniaakt,
waar liij mot opf»c\vondon, lovoiuli^^o ^I'liaion op don rand van don pul is qaan
zilton.
Mot hoi stuk l)ij Kann oolilor. dal in liotzolfdo jaar, doch waarsohijniijk
later dan dal hij Shooiislianks onlslaan is, j^aal do knnslonaar lot eon andore
soliikkin}^ over, waar liij van dan a! hij hlijll. Dozo niouwo wijzo \an >.ioo-
l)eeren is volslrekt on-Italiaansoh. De wen.sch oni het tooneel innij^ en onlroe-
rend le niaken f<aal don knnslonaar hovon de onlplooinji van fiouiirlijke
sohoonhoid. Chrislns on do Saniarilaansohe slaan aohlor don pnt. /oodal hot
249
OPMERKINGEN OVER EXKELE SCHILDERIJEN VAA' REMBRANDT
onderdeel van het lichaam geheel bedekl is. Vooraan zijn donkere kale
miircii, scliadinvmassas om het licht, dat van jachteien invall, le veisterken.
Alleen die deelen, die het zieleleven moeten nitdrnkken, hoofd en handen,
zijn zichlbaar gebleven en op
gehjke hoogte, dicht naast elkaar
gezet. Christus treedt van terzijde
uit een nis, op de ets van 1658
buigt hij zich zelfs van boven af
over de l)orslwenng, waartegen hij
aangeieund staat, naar de vrouw ;
zoo, enkel al door die houding,
wordt te kennen gegeven dat hij
op overtuigende wijze tegen haar
spreekt. En hoewel hij bescheiden
terzij is getreden, neemt hij het
geestelijk middenpunt in.
Wat den lijd betrelt, het
Slockhohnsche blad meet op de
leekening te Oxford volgen, die
een voorstudie voor iiet schilderij
hij Kann is. Op liet Oxfordsche
blad worden ook al halffignren
opgegeven, niaar Christus zit nog
meer naar aehteren toe dan op
het Parijsche stuk. Op dit weik
volgt dan, drie jaar later, het
schilderij in de Ermilage, waarop,
evenals op t vorige, een kind 't
hoofd tusschen Jezus en de Vrouw
doorsteekt. En ten slotte volgt het
etshlad.
Het Chrisluslype op deze voorstellingen hangt samen met de bekende
reeks studiekoppen voor den verrezen en lijdenden Heiland, die tusschen
1655 en 1661 zijn ontstaan. Deze studies vormen den overgang tot een
schilderij, waarover men t nog niet eens is oft in 1658 of 1668 is ontstaan, (')
namelijk tot de Geeseling van Christus, in Darmstadt. Want voor den Christus
Cj Brcdius en Michel lezen 1658 (vgl. Zeilschrifl /tir hildende KiinsI, X, biz. 162 en 298;,
Bode en Hofslcde de Grool 1668 ; in den geest van Bredius liebben zich Back, Diiecteur van
hel Museum le DnrnistadI, en Rosenberg (Klassikcr dcr Kunst, II, 2'- uilg., biz. 404)
uitgesproken.
Afb.lG. — REMHHAMU
Christus : j^t-wa
(Louviv. Parijs).
250
()l'Mi:i{l<l\(ii:\ OVER ESKEIJ: SCIIII.DEIil.lES IM.V llEMIlEASDI
op dil sink zijii (lezelldc sluclieko|)|)fii fidnuikt. Andeic waiuiiu-rken (luicli-ii
aim (lal IUmiiI)i:iii(II /.ich in 1655 oiigcvccr, met dezc, of een aan de
Gt'i-seliiif^ viiwimlc
coiiiposilirinoc'tlii'l)!)!'!!
bezif" j<i'lu)ii(li'ii.
Ill lU'inhraiHll's in-
veiilaris van Kuf), vin-
deii we ceil vooistelling
van dezen inhoiul ver-
iiH'Id, welke schijiil vei-|.
loren le zijn gegaan.
Dat ze kort to voren
nioetzijiioulslaan.schij-
nende k'C'kt'iiiiif>t'ii aan
te Nvijzeii, die in dezeii
lijd valleii eii een voor-
bereiding seliijnen te
zijn voor liel seliildeiij.
I)e eersle is ecu
peiileekening Ic Dres-
den (All). 15), die, le
oordeelen naar de ;ii-
cliilecUiur en naar den
rnstigen, reehlen stand
der in kleiiie, jiedion-
gen verliondiii^eii j^e-
leekende figureii, liis-
sehen l()5l-55 nioelzijii
geniaakt (uit den tijd
van de CiraHegging, li.
(S(), en de teekening met
Iielzellde ()iider\vei|) te
Haarlem en in den I.ou-
vie). Ze geell den opzet
voor den aanleg der ge-
lieele com|)()sitie aan. Vervolgens Iieel'l Titus model gezeten voor de leekcnin-
gen van den lijdenden Chrisliis, in den I.onvre (Afl). 1()> en te Sfockliolm,**) en
(') Op (le IcckcniiiH van dcii l.oiivre sti'iiil iiu-it het boveiilijf, op dc Sloi-kliolmsclic
leciiciiinn nicer licl oiiderlijl" met den Clirisliis van liel scliildcrij Ic Dannsladl uverecn. I)c
tcclteniiig vnii <len Louvre wordi ook diiot- liredins als sliidie voor bcl scliildcrij verincid ;
lli;MllllANl>r: SUi.li
• voor ct*ni' Got'M'liin; vim Chri^tus ;
gpwiissclieii pfntt'pkrnfng.
. Dr. IlnM.'d.' <!.' (iiool. <l.ii Ha»K;.
251
0/M//:/,'A7A7;/:A' over HXKELK SCHILDEHUEX van REMBRANDT
tevens voor den beulsknecht die ;ian het
toiiw trekt, de teekening in het bezit van
Dr. Holstede de Groot. De laatsfgenoemde
stiidie vooial is zeer decoratief van werking,
praclitig breed gewasschen, zoodat men, de
sloute volheid der techniek in aanmerking
genonien, wel aannemen mag dat het van
1(3()0 ongeveer dateert. Maar het profiel is,
zonder eenigen Iwijfel dal van Tilns, die
daar nlet veel ouder dan vijftien jaar kan
zijn. Dat de vereenvondiging in zijn tech-
niek, niet altijd beshssend voor de datee-
ring der teeiicningen zijn i^an, hiiji<t nil de
door D' C G. t' Hoot'l gevonden sciiets in
het Berlijnseh i<abinet, die bij liet pas ont-
dekt groot geschiedl<nndig tafereel in "t
l)ezit van Mr Newgass boiioorl, een schets
die, zoo we nooit van dit stuU van 1653
hadden gehoord, steUig ongeveer in de jaren
lC()()-6t) zon zijn gezet.Waarschijnhjk wordt
deze daleering van de teekening in 't l)ezit van Hofstede de Groot ook
door de i)ijbehoorende slndien in
de Louvre en te Stockliolni, die veel
duidehjker het karakter der bladen
van ongeveer 1655 dragen. Einde-
lijk is ook de obeverfschels uit de
verzameling Caislanjen te Berhjn
(Afb. 18) niede een der ontwerpen
voor deze verloren gegane compo-
sitie, aangezien ze eveneens een
studie naar Titus is (ongeveer van
1655) en niet zooals door Bode aan-
genomen wordt naar het model van
den jongeling op de etsen, die on-
geveer in 1646 zijn gemaakt. Dit
wordt overigens bevestigd door een
Afb. IS. — KEMIiK.WDT: (Hi.-.
cene Gocseling.
(Veiz. von Carslanjeii, Berlijn'.
dnarbij veniieldt liij en Hofslede tie (iioot
(Cal. 540J een scliels in het I'Casleel te ^ni. ii>
Weimar, welkc niij niet (luiiklijk nicer
voor den gecsl sUiat.
SCHOOL VAN lil;MI'.l;.\M(r : l)v (^ic-^.ling;
gewasschen pen teekening.
:Prentenkal)inct, Reiiijn'.
OPMERKIXGEN OVER EXKELE SCHILDERIJEX VAN REMBRANDT
teekcniiif^, dii' v;m niel vl-cI later clan ongeveer 1660 kaii zijii, van eeii leerling
van Rt'mhraiult, (M (Ik-ilijii, All), lit), wt'lUt- dv/.v naaktsludic van den meester
Al h. 2(1. - IU;MHIl.\M)r : I)<- Cccscling.
I'.nis>lur/<)nl. G.nuildcgahiif. naim>la(lt(.
van den anderen kant hccft •'enomen en daaruil ecn coniposilie saniensteldc
welke met het sink in Darmstadt vecl gemecn lieei't.
Bij gevolg beslond cr diis al in KmC) ecn Geeseling van Chiislus van
Rembrandt, welke zeer gioote overeenkomst met het stnk in Darmstadt had,
want al de/.e omstreeks 16.").") gemaakte stndies zien er nit, alsof het schetsen
(*) In liet Ucrlijnsclic Prciileiical)incl wordl zij ami S- van Hoogstraaten locgesclireven;
zij sleml ccliter met (liens zckcrc tcckcninj^cii nicl licclemaal overccn ; van dcze zijn er
b.v. 2 ill Bcrlijn : Etiezar en Rebecca (tan de I'ontcin en dc Aanbiddiny der Konin(jcn : '2 in Dres-
den : Kruisa/doeniny en liesuijdcnis.
253
OPMERKINGEN OVER ENKEIE SCHILDERfJEX IAN REMBRANDT
voor het schilderij te Darmstadt waren. Ze is, t zij verloren gegaan, 't zij in
dal andere stuk bewaard gebleven, waar de kunstenaar dan in 1668 nog weer
eens op nienw oveiheen is gegaan en dat hij toen met een anderen datum
voorzien heeft. (') Want, in het jaartal op het stuk te Darmstadt moet, te
oordeelen naar het oorspronUelijke werk en een vergroote fotografie, m. 1.
het derde cijfer als een 6 en niet als een 5 gelezen worden.
Wn,HELM H. Valentinkr.
(•) In dieii geest spreekt ook Michel.
254
ALFRED STEVENS
C VvvvoUj ' *
I.I HKi) Stkvens' eorsle werk wekt uog lu'rimu'riiigeii op
;ian zijn meesters eii den geest des tijds. Navez, een
uilslckfiid Iccrling v;in David, schildcide koiid-histo-
riscli-rcligieuse composities naar zijn verbeelding, en
lit'i'I opreclile, levende, weldoordachti' poilictk'n naar
(Ic nalnur.
Ilijwas (le ecrsle leernieestcr, die Slcvcns in dc
gelicinicn van t vak lu'ilt ingewijd. IliJ hccft hem de bcginsclen van zijn
knnsl ondeiwezen. IliJ ieerdc hem de natuur gade shian. In navolging van
zijn lecraar slreefde de beginner van den aanvang al'naar een znivere teelmiek,
die bij de ghidde, volgehouden weergave der vhikken paste.
Maar nanwhjks had deze l)eminnaar van het elegante zijn eerste succes
behaahl, of hij i)egreep dat liet hnisbakken leven van t Brussei van die dagen,
dat toen niet veel meer dan een werkzaam, zuinig i)rovineiestadje was, hem
nooil de modeUcn voor zijn werk zon kunnen leveren, die liij vocUie, dat hij
ekiers wel vinden zon Zijn ondere, IMorent Willems, was naar Parijs getrok-
ken en had daar succes geiiad met een mondaine sehildermanier, die de
arislocratische zeden van een vroe^i ii' maalsehappij oj) vrooHjke slukjes, met
warm-ghnslerende stoflen i\vv(\ lierlevcn Willems was o. a. om zijn wit-
satijnen kleedjes beroemd. Kn, meegelioond door Xeslor Roqueplan, ver-
voegde Alfred Stevens zieli bij den meester, die hem op de vriendelijkste
wijze ontving.
Gaandeweg begon hij ook heler I'luiis le raken in zijn eigen kunst. Hij
had "t in alle richtingen beproeld en meende nn zijn nitgangspnnl gevonden
te hebben. Xn eens schildert hij zijn Viouii>rni)iofirl (in de Verzanieling de
la Hault) een sink, waaruil zijn stndie naar Rembrandt dnidelijk sjjreekt, dan
eens de .hitjris van Vinrcnnc.s (Verz. Leroy), of de Hcrslrllrndr (Verzanieling
van den Nest), of stukjes met aardige onderwerpen, ais Ir (iiiilillioninn'
(<) Zic Uiizv Kiinsl, Decl \1, 1)1/. 2\H, (Mci 1907i.
255
ALFRED STEVENS
r2;<iii31SCCr>i
Louis XIII (Veiz. Ran), of de Miiziekles, (Verz. Potter), of Le Giierrier Maure,
regrellanl sa Palrie. (Verz. Verhaeren), waaruit duidelijk blijkt dat zijn eigen
individiuiliteit nog tusschen verscliillende invloeden wankelde, eer ze een
_^ vast punt vond, meer
persoonlijk word en
minder onrustig in alle
riclitingen rondzocht.
Nu werd hij heele-
niaal door de scherpe
waarneming der werke-
lijkheid ingenomen en
kwam gehcel onder liaar
i)et()overenden invloed.
Zijn eigen, aangeboren
aard trok hem been naar
de weelde van mooi-
gekleurde stoffen en,
Viaming als van Eyck,
als Mefsys. als van Dyck
waren geweesl, koos hij
zich als meesl gelief-
koosd iniddenpunt voor
zijn studie de Vroiiiv
iHin :ijn tijd, in haar
altijd wisselend aspect,
in de intimiteit van
haar liuis, tusschen haar
meubels, prutsjes, vodjes en bibelotjes. Doch enkel de jeugdige, elegant
gekleede vrouw, de vrouw getooid voor de vreugde der oogen, met de bij-
gedachte, misschien aan liefde en lust.
En toen hij eindelijk zoo zichzelf gevondeii had, drukte hij in zijn schil-
derstukken nit heel de vreugd zijncr oogen, die bevangen waren door de
eeuwige wisseling en weerkaatsing van kleur.
Verliefd op bet leven, uiterst gevoelig voor de weelde van een keurig
decor, altijd met de grootste aandacht verdiept in de oneindige verschei-
denheid der tonen, bet voorbij trek ken van de subtiele verandering der
kleuren, van af den helderen glans tot aan de schaduw, begon hij de sensaties,
die zijn visie hem gaf, als groote schatlen te vergaderen en, zooals hij 't zelf
beeft uilgedrukt « (i traimiUcr constamincnl ineme en dehors de son atelier. »
En terwijl hij ons eenvoudig-weg en zonder gezvvollen weisprekendheid,
ALFRED STEVENS: H.t B.zuek.
(Verz. van Mevr. Cardon, Brussel).
256
AI.KKKI) STKVKNS VV. HAMK IN llKl liOSK.
(Klin. MusH.1 viior Sihilili ■■ .n H.-ililli...i«kiiiisl. Hrii»Brl).
.\Ll HEI) SI i:\ESS
zijii omf^eviii}^ hrsclirijlt, wordt liij /x-U dr Kronirkschrijorr ixin zijii lijd. Hij
was mi op (lien lecllijd {^ekomen : « uii Ion compii-nd enfin son (ill el oil le
cerveaii du pcinlir, /idclemcnl servi par la main, n'csl pas encore doniine par so
dexlerite. »
I)e inl)ui<>eiiiif? van Alfred Stevens le Parijs, is een herhaling.onder lieden-
daa^selie vormen, van de loophaan van Anioon van Dyck in Engeland.
Beidcn warcn ridilerlijke fignicn. Beiden liadden luin gehoorlej^rontl vrijwillig
veilalen en danklen bijna evenvecl aan hun aangeboicn uls aan luin aange-
noincn vaderland. Als parvenus van hel genie verwierven ze weidra een
stoulmoedigcn en onfeilharen smaak, waarniee zij de voorliciilers werden
van een schitterende, gekunslelde niaatschappij die, in een pronkend parade-
kringelje, om lien been draaide. Door andere kunstenaars werden ze
nagebootst, door crilici werden ze geprezen. Evenwel is 't wel gescbikt om
ons een weinig in de war te brengen, dal Stevens zelf in zijn nola's over
scliilderkunst gezcgd beeft, dat een scbilder t land van zijn geboorte, waar
bij zijn jeugd beelt doorgebracbt, nooit verlaten moet. Want is zijn eigen
voorbeeld niet een bewijs van bet tegendeel'?
Stevens' werU nil die ecrste Parijscbe periode, weerkaalsl die eenvoudige
vrengd in bet leven van een kracbtigen, gezonden, licbaanisscboonen man,
die door dat leven is verwend en bedorven. t Is bet werk van een o Iwmnw a
sncces », die een wit voetje bij de dames had, die op alle vrouwen verliefd
was en die er maar zelden onvennurwbare ontmoette. Hij keek nienwsgierig
om zieb been, — afen toe liebtjes ontroerd, docb maar zelden bartstocbtelijk
bewogen en gal" weer — met tot in 't nitersle verfijnde zorg. de buitenzij van
bet mondaine leven, — dal zijn eigen leven was.
Zijn scbiiderijen hel)i)eM denzell'ilen sappigen glans en dezelfde scboon-
beid van slot' als die veii)azende slillevens, die door oiize onde Vlaamscbe
meesters gescbilderd zijn, enkel ter lielde van de mooie kleur, van de
pracbtig-glanzende pate.
Tocb is bet volstrekt geen oppervlakkige sebildering, omdat ze altijd
eerlijk bliji't en met veel toegewijde zorg uitgevoerd is; maar men zal moeten
loegeven dal ze, builen de later verkregen bisloriscbe waarde, niet van
groote intelleelueelc beleekenis is. De kiinstenaar was nog te onlx'zorgd en te
jong om zijn werk met gedacblen-zware ideei-n te vuller,. Met was nog niet
anders dan de knap gesebilderde impressie van den oogenlusl. Niellegen-
staande bet verseliil lusseben de bebandelde onderwerpen, onlmocten wij er
Stevens als de voorlzetUr van zijn voorouders naar den geest, de schoone
Vlaamscbe en llollandsclie scbilders, die slillevens samenslelden met pracblige
257
ALFRED SIEVEXS
accessoires en niet meer bedoelden dan het weergeven van kleur en stof.
De vroegste werken van Alfred Stevens hebl)en dan ook als uitgangspunt
een klenrenakkoord. Het onderwerp is bijzaak. Jonge viouwen, wier japon-
nen, hoeden en sjaals in het oog van den knnstenaar van grooter belang dan
hun jonge passibele gezichtjes waren, en die, al zijn ze in welgevonden,
bevallige houdiiigen vastgehouden, er nn juisi niet overloopend geestig
uitzien !
jSIaar in dien tijd, ook al schilderdc Stevens l)ijna uilsluitend vrouwen,
kon hij toch nog niet genoemd worden de scliilder van De Vroiiiv.
Het zijn allerliefste, wereldsche poppetjes, onder t spiedend oog van den
schilder daar zoo neergezet, maar ver verwijderd van eenige daad, van lief-
hebben, haten, triomfeeren, zich wijden, zich prostitneeren, ot zelfs
van nadenken en spotten... Hebben ze hartstochten — ondeugden, we weten
't niet, ze poseerenl 't Zijn beniinnelijke ledepoppen. De kunstenaar beeft
alleen gelet op baar zachte hnid, op haar kleed, op het spel van licht en kleur,
den weerschijn dcr zwevende schaduwen. Buiten, boven en verder dan dat,
ziet hij niets. Maar wat hij heeft gezien en de vreugd om wat hij zag, beeft
hij op bewonderenswaardige wijze weergegeven.
Hij volgde de naluur, zooals Seghers en Weenix werkten naar hun
levenloozen modellen : vale pelzen van het wild, vogels met bun glanzende
veeren, vruchten met fluweelig dons, bloemen met hun mollige blaren,
paarlmoeren schelpen, zilveren visschen, 't glazuur van porcelein.
Maar voor den gewonen burgerman, die geen vrede heeft met niets-
zeggende titels, bedacht Stevens achteraf dan een of ander ondeugend ver-
haaltje en vond voor ieder doek een mooien of leuken naam. Een stukje, dat
absoluut eigenlijk niets anders voorstelde dan een dame in 't zwart, een dame
in "t geel, een dame 't rose, een die 't een of ander uitheemsch of buitenissig
costuum aantrekt, een vrouw die gaat wandelen, een vrouw in haar eigen
huis, een vrouw, wier handengebaar door 't een of ander detail ondersteund
werd, een moeder met haar kind, een groe])je jonge vrouwen, kreeg den
mooien naam van Palmenzondag, Alle Gclnk, Nieiiwe Liefde, Teriig van
't Bed, Hartslochislied, Geen Wedinve meer. Indie te Parijs, het Morgenbezoek,
de Japansche Parisienne, de Verrassing, Herfstbloemen, Het kopje thee, een
Morgen buiten, de Jaargetijden, de onlbladerde Ruiker of Mijn lief gaat voorbij.
En dat is amusant en ouderwetsig als de oude kleeren uit denzelfden tijd.
Alleen bij uifzondering gebeurt het dat de schilder door 't pijnlijk samen-
trekken van een jong, bleek gezichtje, door een moedelooze bonding, uitdruk-
king tracbt te geven aan ontroering of smart. Maar daar, waar hij zich vol
mededoogen been buigt over een teleurgestclde liefde, of over een verlatene,
een bedrogene, oft voor goed verbreken van den band, schijnt hij zich zelf
258
A 1. 1- hi: I) sri:\i-:\s
te ovcilrcnen en scliept Iiij stukkeii, die imlcrclaad iiu't'sUrslukkL-ii /ijn.
Zoo oiuli-r aiulcii.'. zijn \\'(itili<t})i(ic (Museum le Anl\ver|)eii), Diocve ZcLcrhrid
(I'rinses (1. I^orj^lu'sel eii lu'lzcllde ()iulei'\vc'r|) (Vcrz. Aiiloiii lUxix).
\
f
ALI-KED STEVENS. 0|> lu-zoek.
(Verz. Tim <li-n Ilrer Delimit, t<- Bergen (Uenegouwen).
Dc iiieestc eclitcr van de/.e licnr oiuleiweipeii spcleii zicli in liiiiljes weer-
gcfjeven kamerlioekjes al'. Als Ijiunciihuissiliildcr iiniiitle Slovens nil en als
instinctinalij^ venuiiiide liij het }<enie.
Landsehapseliilders keiiiuii liil uilstekend elleet van oiize vvijde ver-
schielcn, die lueld ltienj<en in lain seliilderij. Ilel uilspansel eu, nieer no^, alles
wal op water lijkl, livieien, nieren, vijvers, mocnisscn, naasl selier|) ondijnde
259
ALFRED STEVES S
vaste dingen, open terreinen, rotsen, boomen, gebouwen, — brengen er lets
vaags, iets omwezenlijks, droomachtigs in. De heldere weerkaatsing van
een vloeiend, spiegelend vlak, geeft ons, meer nog dan de nevelen en dampen
van een bewogen bemel, telkens een anderen kijk op de dingen en opent
allerlei aantrekkelijke mogelijkbeden voor onze verbeelding. Als Alfred
Stevens jonge vronwen in de intimiteit van bun l)oudoir voor nioest stellen,
verving hij dcze kleine waterpartijen in bet decor, door allerlei soorl spiegels
en ghinzend weerkaatsende voorwerpen, waardoor wij — in een teeder vaag
verscbiet — vormen en kleuren kunnen onderscbeiden, die anders geen deel
zouden uitmaken van de schilderij.
Nu eens is bet de spiegel van een zoogenaamde Psycbe, van een kaptafel of
van een Bonheiir dii Jour, dan een band- of toiletspiegel, of een van een
die ronde, verzilverde bollen, tuinspiegels, die de menscben vroeger midden in
bun bloemperken zetten; dan weer de glimmende paneelen van verlakte
meubels, de vergulde bladen van een kamerscbut, de gepolijste bulk van een
bloemenvaas — tot aan den glanzend geboenden parketvloer toe, waarin
ondersle boven den weerscbijn ineenloopt van wezens en dingen.
Ill die beele, geestig gescbilderde « ouwe rommel w, weet Stevens altijd
't al te beschrijvend gedeelte te vermijden; bij wordt niet te uitvoerig, niaar
elk detail, waarmee bij met een zeker welbebagen 't gebeel voltooit, beboudt
altijd een zekere pikante belangrijkheid. Hij markeert, zonder dat bet den
scbijn beeft of bij er ook maar aan raakt, den juisten snit, de substanlie der
verkreukelde stoffen, volgens de grilligste mode gegarneerd — waarover een
damcs-kleermaker zijn tevredenbeid zou betuigen. Mel zijn vliig en altjd
uiterst nauwkeurig penseel, copieert bij kleinoodien en ornamenten en beeft
er een soort bebagen in om ze op de juiste plaats aan te brengen, zonder den
scbijn aan te nemen als becbtte bij er te groote waarde aan, — een bloem,
een bibelot, een afgevallen rozeblaadje, een stompje cigaret, een weggegooide
lucifer — tot een beetje sigarenasch toe, zooals o. a. op de Psyche van graaf
R. de Montesquiou, boewel geen dezer maar even aangeduide dingen ooit
onbescbeiden wordt, of de aandacbt op onaangename wijze trekt.
Zooals ik zei, alles staat jiiist op zijn plaats en dat is de zeer groote
bekoring van dergelijk werk, dat ons anders licbt zou vermoeien.
Alfred Stevens beeft zien geboren worden en van den aanvang af meege-
maakt, de mode van bet bibelot en van alles wat vreemd is en exolisch.
De rage voor alles wat uit Japan komt, dagteekent van zijn tijd. Ze deed
bem allerlei aardige bijzaken aan de band, om zijn stukken mee te comple-
teeren, maar vooral om zijn palet rijker te maken met allerlei onverwacbte.
260
AI.FKKl) STKVENS: II AKTSTUlllTSLIED
fMuHi'c ilii Liixi'iiilioui'g. Pni-y!!).
Ai.FKi:!) s'ii:vi:\s
IVisclR', lu'ldcii- kk'iirscliakoeiiiij^fii, dir dc lu-ol aaiitrckkclijki' kuiisl v:m lu-t
vfiTi' Ooslc'ii oiidrr de j^ol)lasL'crdc' ooj^cii dt-r luiropoaiieii liad j^el)raclil.
W'aid, zooals liij zoll' in zijii iiota's Ik-cH j^fzcf^d, doct de modr liaar
grilli'ii lot op kim.s|nL'l)iL'd ijc'voi'k'ii cii zoUcic klouieii en scliakeerinj^en van
kleiiren, zijn in de mode oi ze zijn 'I niet.
Stevens heefl enkele van deze modes in de mode ^ehiaelit. Andeien
liebhen hem nagevolj^d, maar liij is gehleven de onnavolf<l)are viiluoos van
zekere uiteist teei-veilijnde nuances, die iiij tot in 'I oneindige gewijzigd
heelt. IliJ iieel'l l)lond-f<rijze lonen, die liem uitsliiitend toebehooren, grijs,
gaande van zandkleur, door alle mojtelijke tinten van beige, door de
rossige tinten van ilierenhiiiden been, naar een zeker heel liebt, rosaciitig
blond, van daar door asch en wolkengrauw, naar 't gebroken grijs of geel van
harskleur, van Zweedsch leder, van l)iseuit, naar 't teedere rose-geel van
t vleescb van bananen, tot aan zekere bleek-warme, even rozig of zilverig
aangeduide tinten, die hij op waarUjk verwonderlijke manier wist te verbin-
den of te vermengen. Hij was 't, die wist te vereenigen dat streelende geel,
die parelaehtige rooskleur, dat geschakeerde wit, een stralend, weerkaatsend
wit met glanzen als van pareien, al de lieldere, vhicbtige klenren, van een
korte bui of van den dageraatl.
Stevens gebriiikle ecbter minder, — dat was al weer een modekweslie, —
bet vaag-onbestemde blauw, violetacbtig bhuiw, met bloemennamen, blauw
van viooltjes, seringen, maluwe, heliotrope, lavendel, die anderen ons sedert-
<lien hel)i)en doen Iiefliei)ben. Dan, bet vergeten blauw van Nattier, 'I verre,
zeldzame blauw van Gainsborough — de groenige bleekheid van turkooizen,
die Guslave Moreau in zijn koslbare mosaieken heeft gevat.
Hel blauw, bruin, violet van bet Iweede keizerrijk, was maar al te vaak
hard, afstootend, ondoorziehtig. Met i)lauw was te hevig, te fel, burger-
manaciitig luide, zonder weersehijn. llet violet sclieen onafscheidelijk aan
den ouderdom verbonden, bet i)ruin was een soorl van bout of moslerd-
bruin, havanna-bruin, waarin alle teere fijne lonen ontbraken.
Toen hij begon bad Stevens de kraehtige, hooggestemdc gamma aan-
genomen, waarvan de zoogenoemde caebemiren sjaals of ((ivhriui re de I'liidc
hem den toonladder aan de band liadden gi'daan, want dil weefsel verlangde
voor haar i)ari)aarseh-b()nte patronen, den steun van een stevigen toon, waar
pit inzal en een rijke kleur. (Zie Alle O'c/z/A- (Museum te Hrussel), Lc Uillel de
faircpdii (Verz. Sarens), Iitdic in Parijs (Schlcisinger).
Wat heefl hij ze vroeger niet zorgvuldig gesebilderd, die beroemde sjaals,
die « cloisoniu's de Unnv n zooals Robert de Monles([uiou ze genoemd heefl —
met welk een eerbied bijna en welk een vuur! Die caebemiren sjaals, een
beetje al te hevig en hoog geklcurd, die ons, en Stevens, sederldien minder
261
ALFRED STEVENS
bekoorden, voerden den boventoon in de kleur-harmonieen van zijn heel
goede dingen, die hij in 't begin heeft gemaakt. Xaast een sjaal met rooden
grond, warrig dooreengewerkt met palmen, arabesken en veelkleurige slingers,
waarop bet geheele gamma van Oostersche kleuren opjuicht onderonze Noor-
derhicht, had iiij machtige, gcdragen, voile tonen noodig. Daaivoor gebriiikte
hij een overvloed van fluweel, van de klenr van done blaren of « Z?(s/?!a/TA- e/i
colere « of Salin Canuque of Caruiibier en o-heiligschennis ! hemelsch-blanwe
zijde, indigo-blauw van Afrikaansche luchten, dat men reeds op verren afsland
raadt en biljart of laurier-groene Poults de Snie.
Maar al spoedig, nadat hij ze eerst zeer aandachtig had gecopieerd, in
luin ()nl)e\vegelijke starheid van klassieke gelegenheidsgewaden, den roem en
den trots der burgermans nitzetlen, onverslijtelijke, deugdelijke « stukken voor
t leven » zonder welke men zich geen behoorlijken bruidskorf denken kon, —
begon hij zich eenige vrijheden te veroorloven legenover die beroemde cache-
miren sjaals van vijfduizend frank 't sluk. Hij waagde ze in plooien te kreuke-
len en te vouwen! Ze waren ini niet langer bet omhulsel waarmee al onze
vronwen er uitzagen of ze een soort van uniform aan hadden. Op de meest
oneerbiedige wijze drapeerde hij ze tot een sortie-de-bal, toonde er niet meer
van dan een neerhangenden slip, maakte er van, zonder eenige deferentie, 't
een of andcr volkomen onbelangrijk accessoire, waarin hij uilstekend wist
weer te geven 't bonte patroon, met al zijn grillige blaren en bloemen.
Maar wat een eenbeid, wal een geleidelijke opeenvolging in al die tinten en
overgangen van tinten, zoo volkomen juist in de teekening waargenomen,
als de stof is gevouwen of in plooien neerhangt. Zoo lets bangt aaneen even-
goed als de met blaren bedekte herfstbodem van een woud, evengoed als
de mooiste Perzische kleeden, die een beelje dof zijn geworden door tijd en
gebruik.
Stevens zelf heeft een cachemire met gelen grond ontdekt, van een
tot hiertoe geheel onbekend geel — diep en zacht, waar de arabesken en
palmen zich tot elkaar verhouden in een heel diskreet en bescheiden geheel.
Dat stuk is een van zijn triomfen geweesl. Hij copieerde ook nog een andere
sjaal, met witlcn grond, die heel typisch is, maar de gele sjaal wint bet van al
de andere, vooral als ze samen gaaf met een zekere gele, gazen japon, waar-
van de schilder heel veel hield en die, eerst met een booge mate van distinctie
gedragen door een jonge vrouw, die t'huis koml van een bal (Douloiireiise
cerliliide) eindigt met zich een beetje in de haast te drapeeren om een
boezem en een paar heupen, waar ze eigenlijk niet om past.
Dit is ook bet geval met een robe van wiltc moesselien, op een onder-
kleed van rose taf, waarmee de Dame in 't rose in bet Museum te Brussel is
bekleed. Dal kleedje, alle vronwen zullon "t dienaangaande eens zijn, is een
2C2
ALKREU STEVtXS.- IXDit TE I'AKlJs.
[Verz van den Ueer Scbleisinger, Brussel).
A 1. 1 RED STEVESS
mecslfrsUik v;iii liniuiiiKKiisliTs- cii l)()i(luiiikuiisl, van ci-n zcit f^ccompli-
ceerde, iiiUrsl dclikalo l)t'\voiUiii<,', mel Uk-iru', lijiie, hijiia oiiziclill)arr slfokjcs,
als door rc't'cii-viii>4eilje.s geiiaaid. Ilcl is L-en soorl van ovcrklecd over een
ondeijapon — wi-lliclil de uiUislc vnlijninj* van wtildi", waaraan door de
eli'ganljcs van ow/.v daj^cn zolt's no^ nitl wordi i^tdatlil, niaar die door luin
{•roolnioc'ders, dc scliitkrcndc cunxlfllcs van vr()C'<,'L'r, uvrd }<edra^t'n. Dil
kleedjc, dal exqnis is in zijn dooiscliijiundf inclilij<lieid. zaclil en s()e|)(.'l. a jour
hewiikl vn _iici)()r(iuin(i, natiwiijks i)C'(l()eld oin to wordon j<c'draj^L'n, wordl
noj< niooicr door vvn ,i^oii(iv(.'rsi(.'rinf^, die o|)zette]ijk, oin liet te coinpleteereii,
\verd hesleld. 'I Is een sanienslel van i)linkend j»eslepen plaaljes, nietalliek
l)lank lef»en iiel sneciiwige wit van de stof, alleen van l)oven oni de inonwen,
cm het middel en om de polsen. Deze versiering heeft liij laler nooit weer
voor een ander toilet gei)ruikt. Kn ze niaakt wel eenigszins een vreemd, stijf-
sciiitterend eil'ecl op dil kleedje van i)loenienl)laren van de kleur der roos, die
men Soiircnir di' hi Mdliiidisdii lieel't genoemd — van een hleek, vleesclikleurig
wit, met gel)i()keii itlleksen.
Letten we ook o|) het kapsei van de dame... Wat is ze er, zells nu nog,
mooi en aantrekkelijk mee, heelemaal niel achter de mode in onze oogeii, die
nu toch aan die hoog opgegollde coill'uren van tegenwoordig zijn gewend. —
met haar l)l()nde liaisvieelit, die door een zwarl elienille netje wordl opgehou-
den en overal met kleine zilveren loovertjes is versierd.
Een vennkkeiijk vol en diej) akkoord van zilverzwart en jjlond, waar-
tegen zoo aaidig al'steken liet teedeie rozenrood van het kleed en iiet geziehtjc,
terwiji een zwart veilaki kal)inetjt' van C.oroniandt'I, iii^elegd met veelkit'niige
l)onte dieien, een kraehliger, stouter toets geei't aan 't geheei.
En dan verder nog dat kleedje van met goud en zilver doorwerkt gaze
de Chamhei y, ook wil, ovei- een eng aansluitend onderkleed van geic zijde,
dat de modcnie Ophelia van dvn OiilhUtdrrdcn liiiiLrr in het Museum le
Brussel oinkleeiil Sti'vens' jon^e sehoonzuster luilt voor (lit liguinlie gezeten
en men vindt het nog eons weer, gedrageii door een ander, rosharig meisje
op zijn Srlnldcrs-(drlici\ dat stralende sehilderij. een meestersluk, dat een
der gloiieen van het Miiscuni le Hrnsscl is l-.n noi; eens weer veischijnt ze op
licI MudcU dat een lenvoudige vaiiante van het /eli'di' sehilderij is (Verz.
Marlier).
Die niooie kleed jes sehijnen eigeidijk niel veel aniiers le zijn geweest dan
een voorwendsel oni ze te seliildcren ! Want de modellen, die ze hekleeden,
zien er laniclijk wonderlijk loi'gelakeld mei' nil. Niels zit hun eigenlijk goed
vast aan I lijl. Nooit zijn ze eens heel extia in de |)untjes. Stevens seliildert
niel het eoi leete heeld van de Modedame van zijn lijd. Hij seliildert niels dan
een harmonic van klenren — een glimp van t geheei van een aardige I'anlaisie,
203
ALFRED STEVHXS
ALFRED STEVENS: Een pijnlijke zekeiheiii.
(Verz. van de Prinses G. liorghese, geb. CaramariChimay. Parijsi.
waarvoor de naltiui- hem alleen de loonvcrhiiuiingen lecnde. Een document
voor de Uennis van liet cosluum moet men er niet in zoekcn I
Het meest volmaakte type in deze manier is zeker het prachfige sluk,
dat iiij het IJevevrouwenbccsljc heeft genoemd (Museum te Brussel). Een jonge
vrouw, |)roriel gezeten, met de haren los over de schoudcrs en een klein
264
ALFKKK MKVKXS WAXllUOl'.
(MiiHciiiu. Anlwi'i'peiii,
ALFRKl) STEVESS
nioskleiirif^ capoljc iiiel keclliaiulcii op, tic l)iistt' eng f<c-t{()Un in t-eii zcer
goklcfdde, m;i;ir ecu hcelje {ic-riinecrdc', iiicl didit gekiioopte corsage van 't rood
van slervende rozcn, liandschot-ncn met kappcn on eon lak genuuikte irissen
in de hand. Acliter haar, l)ij wijze van atliteigrond, cen wijd uitgeplooide
Oostersclie slof.
Ziedaar de seliikking van een {leiniproviseerd atelier van de meesi ver-
fijiide smaak. Hel lieeft den kunslenaar een werk ingegeven, dat onvergeiijke-
lijk, verbluffcnd word uitgevoerd. Nooit te voren is 7.60 een jong geziclilje,
bipia doorschijnend als paarlemocr, opgel)loeid tusselien een geheel van
liel<lere, rijke, onverwaclile kleuren. Dil werk is het onniiddellijk vervolg —
't geleidelijk voorlgaan langs den lot lieden al'gelegden weg, een vervolg op zijn
falsoenlijke hnrgerdametjes met crinolines, eaeliemiren sjaals en lioeden,
Pamelas, die we met lieni veiiassen, in liun boudoir of bij bun toilet. De
liefbebbers van verbaaltjes gaan ecbter voort met deze vroegere boven bun
jeugdiger, meer fantasliscbe zusteren te verkiezen.
<Hord/i>oor/9«eO. PaUL LaMBOTTE.
•JG5
W. PEN A AT (Venolg) '
E in hel Inalste kwail der vorigc eeuvv allcrwege ontslane
l)e\veginj< in de teclmische kunsfen, al droeg zij ook in
zich de kicnien van oene nieiiwe kunst, was op zich zelf
niet andcrs dan ecn laatsle opleving eener oude, voor-
l)ijgegane kulluur, en als zoodanig ook maar van betrek-
kelijk helang. Xiet dan sporadisch en vooral zeer diep
onder de oppervlakte zagen wij iets datwerkelijk nieuw
mocht heeten, dat wees op eeiien nienwen tijd; feitelijk zagen wij niet anders
dan een onvolkonien coniprinie, in een klein tlesclije geperst, van alle vorm-
geving sedert het begin der Gotliiek, met een paar droppeltjes uit voor-
Gothische tijden. Dat, vooral in Engeland en Holland, de dozis Gothiek in
dit mengsel wel de grootste was, laat zich verklaren. In de eerste plaats
beantwoordde de Gothiek zeer zuiver aan het nienwe rationalisme. En dan
nioest in Engeland, dat geen diep doordringende renaissance had gekend,
dat door al zijne stijlen, met Chippendale, Sheraton en Hepplewhite incluis,
tronw was gebleven aan de Gothiek, een reaktie op de burgerlijke stijlloos-
heid wel terng grijpen naar dien zelfden stijl, die welhaast met land en volk
vergroeid was. En ook in Holland, dat nog pas de Viollet-le-duc-sche neo-
gothische school had zien bloeien in P. J. H. Cuypers, dat bovendien aanvan-
kelijk vooral te leer ging bij Engeland, moest de beweging wel even onder
een krachtigen gothischen invloed komen.
Inderdaad zien wij in het Hollandsche werk uit den eersten tijd der
beweging in hoofdzaak allerlei gothische elementen. Eerst langzamerhand
komt er een uithreiding over andere stijlen, en eerst in den laatsten tijd
komen duidelijk aan den dag, zooals gezegd, nieuwe elementen die inderdaad
nieuw zijn, die niet achteruit wijzen, maar vooruit.
Ook Penaat heeft die verschillende fasen doorgemaakt. Afheelding I ver-
toont een kaslje dat en in zijn bouw en in zijn details volkomen gothisch is.
Zell's zijn met versmading van alle na-gothische technieken de vergaringen
bevestigd met opsluitpennen, en de 'H'liarnii'rcn en slciitelplalrii oY)geiuu]eld.
('1 Zie Onzc Kunst. Dcel XI, biz. 223 (.Mei 1907).
266
.1 MliA (.11 7.S- /:.V M.I \ EHIIEinSK I .V.S T
Toc-li zijii IT ill al /ijiio onlwLMpcii reeds van liel begin alaaii eliineiileii te
viiiden die wij/.eii op een iiaar iiHiii^ zoeUcnde persoonlijklieid, en op ceii
zuiverc modeinileit. Vooial ko-
men dcze liekken nil in de niteisl
fijne ver hondinf<en en in de zeer
bizondeie conihinatie van een
strenge soheilieid met een aan}<e-
nanie detlif^heid en lijkdom, en al
heel spoe<iig ook in soinniijie op-
lossingen van delails. Diezellde
persoonlijklieid en niocU'initeil lie-
werkten tevens dal I'enaat niet
lang zich kon hlijven levreden
slellen inel onde gegevens, al \va-
ren die ook eenigszins verwerkt.
Al spoedig zag liij in, dal de weg
naar een znivere vornigeving lag,
niet over elenienten nit vroegere
stijlen, niaar over nieuwe leclinie-
ken en de door die leclinicken ge-
schapen niogelijkheden. HiJ he-
greep dal hel ralionalisnie der beweging de bedoeling had niriiwc hjpcii te
vinden, beanlwoordend aan eenen nienwen tijd, dat hel daaroni ook inder-
daad ralionalisnie inoesl zijn en dus vooral moesl verniijden liet gebrnik
van bijkonistige eleinenlen die door een verleitlelijUe dekoiatieve werking
een van den jiiislen weg adokkende verwarring te weeg brengen.
Albeelding II laat zien een groole kasl met
betiekkelijk zware deuren. De zwaarle dezcr deu-
ren zon hel gebrnik van o|)gelegde scharnieren
als die van Alb. I aannemelijk geniaakt hebi)en;
zeli's zondeii dergelijke scharnieren aan hel ge-
lieel in niet geringe male iets expressicfs hebben
gegeven. Al was hel dns pijniijk ze niet le gehrni-
ken, loch was hot noodzakelijk en JnisI en good.
Wei zien wij bij deze kasl de vergaringen nog
bevesligd door opsin! ling, zells met ijzeren nagels,
niaar alle verbeleringen knnnen ook niet in eens
bereiki wordiMi, en bovendien vindi-n wij in de
ongeveer gelijke kasl op albeelding 111. deze
onjnisllieid reeds vernieden.
W. I'KNAAT.
267
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNST
W. PENAAT.
De vergelijkiiig der mcnil)els van afb. II en
III, geeft ons ook langs andercn weg een aardige
kijk op de onlwikkeling van Penaat's rationa-
lisnie. Ik zeide het reeds dat het rationalisme
iler nieiiwe beweging de l)edoeling had nieuwe
vormentypen le vinden. En nu is het eigenaar-
dig dat l)ijna over het algenieen die bedoeling
wei schijnt vergeten. Inderdaad is in den be-
giiine dat rationalisme over de geheele linie
streng doorgevoerd, maar al heel spoedig be-
kleed met een verzaclitend, een slnierend man-
teltje van « Sierkunst » die waarlijk geheel te
onpas kwam, omdat zij reeds ging voltooien,
ging afwerken, en dns een volgend, een ver-
deriiggend doel nastreven, terwijl de oorspron-
kcMjke bedoeling, het vinden van nienwe typen,
nog in het minst niet bereikt was. Door bet inhalen van « Unzeitgemasze »
elenienten is er een ontijdige kentering gekomen in bet rationalisme, die
nn maai- algenieen als jnist wordt aangenomen zonder ook maar eenigen
schijn van jnistbeid te bebben. Dat zellde
rationalisme dat met gejuicb en entbon-
siasnie werd begroet bij zijn komst, krijgl
nu al bet beilige kruis na. Waarlijk le
vroeg en te onpas I En ten slotte ook
maar sehijn. Want, wie nog maar eenigs-
zins zicb bewnst is dat bet doel van onzen
tijd moet zijn zuiverbeid en ecbtbeid te
zoeken, bij kan dat rationalisme nog niet
prijsgeven. Wie dat wel doet bereikt
alleen een schoone schijn, die, weggeno-
men, niets overlaat dan een grot", ruw
karkas, dan de zeer onvolkomen, plompe
vorm van het primitieve rationalisme uit
den eersten tijd der beweging. Dit alles
vindt zijn oorzaak daarin dat bet ratio-
nalisme van bet begin af aan niet juist is
begre[)en, dat de bedoeling ervan niet op
den duur is vastgehouden. Men wilde
terug naar den « oervorm », limmerde
daartoe eenige niet of wel doorgezaayde
W. PENAAT.
268
\V. I'l NAAT.
AMnAciiTs- i:s M.i\i:i{iu:ii)si<r\sT
boomslamnieii, niinslciis Incli l)iilktii in tlU;i;'ir, i-ii loin 111011 icis IkkI clat
naar een vorm leek, dac'lil nun it Ic zijii, fii ojno voisicifii. Dal ziilU ecu
wijze van werkrii oeii riiiu'sir iinioi'd inocsl lulilim op lic lnwi'i^iiin. li^l voor
de hand, en Unn-
ncMi wij tlianszien.
Teiii<<k()nK'nd
lot Penaat, moj<cMi
wij zeggen da I hi)
gehikkig een juis-
terinzichl heeft ge-
toond. Wij zien
hem zoeken in de
eerste plaals naar
eengoede voiin in
zijii ontwerp als
geheel, d. \v. z.
naar ziiivere vei-
hoiidiiigen en
fraaie iiuieehng.
Heefl iiij dit he-
reikl, dan gaal hij niet versieringen op hel geraamie phikken, niaar hij
gaat, zuiver ralioneel, Iraclilen vornien te vinden voor de oiuierdeelen, hij
zoekt naar opiossingen in de details, De vergelijking der alb. I, II en III
doct ons dit diiidelijk zien. Al de onderdeelen van het kastje op alheel-
ding I zijn riiw, onhewerkt, vorniloos. Hot dck is hot op de stijlen gelegd,
alleen (dit was hem loch hMjkhaar te machtig) is er een schuine kant aan
gescliaafd. De ingclegde versieringen der paneelcn klkn niel nice ; zij
zijn gelijkwaardig aan scliarniercn, slentelplalen en oi)sliiil|)eiinen. De kast
van afb. II is al verder. Kr is een liegiii van vorni in de paneelen, in elk geval
een zoeken ernaar, en er is een kap waai in eenige vorm te vinden is. Niimnicr
drie hrengt ineens een heel eind verder. Het zoeken van vorm in de paneelen
is belangrijk gcvorderd (de kraalljes hebben bier niel de waarde van versie-
ring, zij zijn niet aiuiers dan vormgeving); de kap krijgt veel meer een znivere
vorm, en, wat vooral belangrijk is, er koml vorm in de stijlen. Hovendien
wordt de vorm van het geheel liier nailer gepresiceerd, door de kaslbodeni
aan den biiitenkaiit ziehlhaar le iiiaken, zoodat hel meiibel geseheiden wordt
in een (hageiiden voet, en de daarop iiisli'iide UasI, een helangrijke aanwinst!
Ik wijs er op dat waar de vormgeving voornilgaal, de versiering in gelijke
verhoiiding alneemt, een steeds znivenler wordend lalioiialisme. Want inder-
<laail is lie heteekenis van sebarnieien, slentelplalen en opsluilpemu'ii ;)(V/
2G9
AMBACHTS- EN NlJVERHEIDSKUNSr
constructie, maar versiering, en die van scluiine bossingen en kralen niet
versiering, maar vorm.
Nil is liiermede niet gezegd dat de verkiegen vornien reeds vollajnien
goed zouden zijn. Integendeel is b. v. de wijze waarop (zie afb. Ill) aan den
slijl een voetis gemaaivt foutief. In plaats dat deze voet door meerdere zwaarte
uitdriikiving geeft aan de belangrijke, dragende I'nnctie die hij heetf, is hij
juist door de twee kralen die er in zijn gesneden, dnnner, schraler, zwakker
geworden, niet alleen feitelijk maar ook voor bet oog. Maar de verdienste zit
daarin, dat geen genoegeu werd genonien met den van onnntte aanbangsels
ontdanen zuiveren boofdvorm, maar dat er naar gcstreel'd werd, ook in de
onderdeelen vorm te brengen, waardoor alleen een stelsel van vormen zou
kunnen ontstaan. Dat intnsscben die eerste oplossingen niet de juiste waren,
voelde Penaat zelf ook en hij tracbtte dan ook andere, betere te vinden. Als
wij bij bet aangehaalde voorbeeld van den voet blijven, dan zien wij boe
aanvankelijk nog getracbt werd een i)eteren pool uit de dikle van den stijl te
vornien. At'beelding IV geeft nog eens dezell'de kast, verder gewijzigd en
verbeterd. Hier is de poot reeds veel beter, boewel bij feitelijk nog bet zelfde
gebrek beett als die van afb. III. Er zal dus niets anders op dan een poot le
maken, zwaarder dan bet bout van den stijl. Dat bierin niet al dadelijk de
oplossing is gezocbt, is waarscbijnlijk bieraan te wijten dat daardoor zoo
licbt zou ontslaan een navolging van den ouden vorm (balpoot, enz.) uit de
Renaissance. Is inderdaad deze of dergelijke overweging gebouden, dan
steunde die op een zekere zwakbeid die te boven gekomen nioest worden,
en ook inderdaad te boven gekomen is. Afb. V tocb doet ons zien een meubel
waarvan de pooten veel zwaarder zijn genomen dan de dikte der stijlen,
terwijl zij, heel oppervlakkig misscbien aan een ouden vorm berinnerend,
tocb gebeel nieuw en zuiver modern zijn.
Een dergelijke ontwikkeling als ik bier naging in den vorm der pooten,
vinden wij ook in vele andere onderdeelen. Zoo zal de bescbouwing van
Afb. IV ons weer een belangrijken vooruitgang laten zien, vergeleken bij
Afb. III. De paneelen zijn veel fijner van vorm, de kap komt tot een zuivere
oplossing. Afb. V brengt alweer een heel eind verder. Hier is aan alle onder-
deelen, aan de stijlen boven den voet, aan slaglijsten, aan regelwerk en laden
en aan bet dek een vorm gegeven, terwijl de vorm der paneelen is gewijzigd.
Bovendien geeft de vorm van bet gebeele meubel een nieuw type le zien dat
nog niet bestond. Natuurlijk volgt in tijdsorde afb. V niet direkt op afb. IV.
Maar voor wie Penaat's werk kent, is daarin gemakkclijk de ontwikkeling le
vinden tot bet meubel van Afb. V, en wat den boofdvorm, en wat den vorm
der details betreft. Intusschen brengt Atb. V ons iiieens op gebeel nieuw
terrein ; wat Penaat aangaat, zou ik baast zeggen op gevaarlijk terrein.
270
A MBA CUTS- EX .V/./ \ EIUIKIDSK ( A'S T
\V;mt /iij^i'ti wij l)ij dv pooli'ii (l;il de/e /iiivcr IjIcvcm v;m ck-nuMitfii nil
oiide stijlen, hij aiideix' details nu'eii ik in dc voinu)nl\vil<kfliii}< hedeiike-
lijko nt'i{^inj>i'n Ic zieii iiaar oiidc slijlcn Ik-dc'iikclijU, niil oiiidal allc oiidc
voiim-n mi niaar a tort cl
a travels j^eweerd moeteii
worden, maar oiiuial zoo-
als Penaal hen tocpast,
daannee afgewcken word I
van liet goede beginsel van
rationalisme, dat als liet
thans reeds werd losgela-
ten, waarlijk te vroeg zou
worden prijs gegeven.
Want al zegt Penaal lui
zelf, nietzonder eenzekere
voldoening, dat « dat ratio-
nalisme reeds begint tot
bezinning te komen », hij
weet ook wel dat (ht eigeii-
Ujk nianr geklieid is. Want
in dit « tot l)eziiining » ko-
men bedoelt iiij in goed
Hollandsch dat bet beelt
afgedaan. En bet mag nog
niet atgedaan bebl)eii.\Ve
zijn waarlijk nog te veel
aan bet begin, we bebben
beuscii nog zoo weinig ge-
vonden, dat van belang kan zijn voor een nienwen lijd ! I.aten we nn
maar kalm voortwerken, beel voorzicblig^jes aan, zonder baast. zonder
ijdelbcid op wat wij alleniaal wel kunnen, zonder scbuine oogjes vooral
naar onze Dnitsebe vrienden, die zulk rijk en kostbaar werk mogen maken
en daardoor nu zoo erg «mondain» worden. Kom Penaat, gij weet dat
tocb ook wel allemaal, van dat maebinalisme en zoo, en van dat nienwe
vormenslelsel dat daarmee in verband staat, gij weet dat allemaal nog
veel beter dan ik. en daarom was tial " tot bezinning komen van be!
lationalisme > eigenlijk maar een grajije van U. Cioed, laat bet tot bezinning
komen, maar laat bet nog niet algedaan bebben ; waarlijk, wij verwaebten
nog zooveel van I', wij bopen zoo erg dat jnisi gij ons een beel eiiui op den
goeden weg zull lielpen, en daarom doci lui ons een beelji' veidiiel als gij
w. im;naat.
371
AMBACHTS- EN NIJVERHEIDSKUNSr
van die dingeii doet die doen deiiken dat liel « rationalisme tot bezinning
komt I). Toeii ik uvve meubelen zag op de teiitoonsteiling van « Architectuia »
in 1905, loen ik die goed aan alia kanten l)ekeken iiad, en nog eens, en nog
eens, toen zei ik tegen mezell : « Ik won dat ik dat kon maken, en wat l)en ik
blij dat ik het niet geniaakt lieb ». Want i)ekijk nu zelf nog eens de afbeelding
van de least die liier is algediukt (VI), en hondt dan vol dat die kast ziiiver is,
geheel en volkomen zuiver zooals gij uw werk zuivcr wilt hebben. Dat kunt
ge niet. Ge kunt wel zooiets pniten van dat oude vornien toch niet gebeel
verwoipen belioeven te worden, niaar gij kunt niet verdedigen de zuiverheid
van de om de stijlen rondioopende piinl, en van de cannellures in de stijlen
en slaglijslcn, en van de gegrondc, met zwarte plaat ingelegde stijlen, en van
de verdikkingen in de stijlen op de plaatsen der vergaringen, en van, ten
slotte, de geheele behandeling van het nieuliel. Dat kunt ge niet, onidat gij,
gelukkig zelf wel beter weet.
iSlul nolijll. T. L AN ORE.
272
KUNSTBERICHTEN
(VAN ONZE EIGEN CO RR ESPO N D E NT E N)
DD UIT AMSTERDAM
TIlNTOONS'll.l.I.IXi; ST. I.L'CAS
I i.Ki;\ /.ill lu'l lii'i'l'l, (lilt
ill Aiiislcrdiim naast Arli
ceil under kuiisl;{eiiool-
scli:\|) j:i:ii'lijks cen tcn-
loonslclliiif' vnii schildc-
1 ijeii c'li leekeiiin<4eii op-
ilischl, zal wcl iiicnuind
rcclit duidelijk zijn, die iiiel he-'liit met de
znnk :i:in den prakliscliet) kunl te bekijkcn
en overwecj^l. dal lien wandcn ineer riiiinlc
tot uitslnllin<> van schiiderijen bieden dan
vijf. Die veiklarin{4 Iij4t no^ {jerecdelijker
voor de hand als in auiinierking wordt
genomen. lial er j^aaiidewcg vernieiij^inS van
Arli en I.iicas-leden plaals vindt, znodat de
een voor een fdiaai der aiidere vennoolschap
knn worden {<eiiMuden en er aldus een
dubhele kans is wal van den overvlocdif^en
kiiiislvuorraad aan den man te bren^^en.
Want waai'lijk, al.s men van Arti naar Lucas
gaal en keerl, nioet dc bevindin<4 van iiet
{•ebaile der geexposeenie werken zicii uit-
spi-ckcn als van een dergelijke soorl ; allcen
vait bij Lucas een minder nauwe keurin}>
der inzendin^en waar le nemen, alliciit
umdaterin'l Stedciijk Museum meerruimie
is ! Van eeni){ principicei verscbil der kunst-
soorl, ecbtcr nceu spoor. Si. Lucas was
voorheen, jaren Hcleden, iiiet aiiders dan
een f^clci^enlieic! lot samenkomen van aca-
deniieleerUnnen, die wal vertier zoclilcii in
kaineraadscliappelijk verkeer; aan liuii ver-
eeiiinin;^ wildeii zij ook een cachel van dcne-
hjklu'id ncveii en ze meenden bun inlellec-
lueele oiilwikkehn^ le kumien dienen, duor
beiirt om Ih-uiI over ecu kuiistaan^eie^en-
lu'id wal le Iczcn of voor te drauen Het was
aldus cen sympalbieke onlspannin<> in bel
vrijc van bet dagcHjkscii vcrblijlin iledulFe
pleister- en gewichligc sciiil<lerklas. en die
vail (lien kiiiig dcel^enoot waren, zullcn nog
aangeiiaiiR'jeundberiiiiieriiigendaarvan iieb-
l)cii, en lenig('ciiken aan gcanimcerde <lis-
couisen bij iaiige pijpen en |)ollcn bier. Hoe
do ...onlaarding is gekomen weel ik niet
nice le dcelcii; de kriiig van slamgaslen
l)rciddc zicli daar nil waarscliijiilijk, loename
van kunsllievcndc ledcii. aai)l)lijvcn van hen,
die van acadcmielcerliiig « gevesligd « sciiii-
der werdcn. Ik vermoeil, dat vooral door
dezeii, in liet besef luinner volwassciiheid,
den doorslag werd gegcven aan de vcrande-
ring van het oorspronkelijk karakter der
Lucas-vcrecniging, die zicii nu aan dc wereld
ging vcrlooncn als cen beuscii kunstgenoot-
schap, dal op denzcli'dcn voel en van gelijk
gchallc on}>cvccr als .\i-li, jaarlijks mel ecu
schildci'ijlciituonslelling kan uilkninen.
Nu de zaak echter lot dczen l)l()ci is geko-
men, mocbl ik wel wenscbcii dat de
icdcn gingen inzien de overinatigc kwislig-
beid van bet aaid)od buiiiicr pioducten.
Zoo'n iiitpakking van bondcrden schiiderijen
is nicl le zicn met s|)oradiscbc merk-
waardighcden door de overgroole meerder-
beid wcinig zcggciidc middelmaligheilcn.
De verceiiiging heel't iinmers, nicer dan Arti,
nogcen huisboudclijk karakter'.' .Ms dan voor
bet exposcercii cen aiidcr siclsel gevonden
werd Niet meer zoo'n plotsclingc storlvloed
van zoogenoemde kunslwerken. maai- bet
organisccreii van |)erniancntc tciitooiistcl-
liiigcn van wclgckozeii gi-ocpeii nil bcl ledcn-
lal, waaroiider cr loch meerdercn zijn die
voor waardccring of allhans vooi' sdicrjicr
273
KUNSTBERICHTEN — UIT AMSTERDAM
beoordeelen in aaiimerkiiig kuiinen konien.
Zoo zou tie vereeniging eenige belangstel-
ling voor haar werkzaamheiil kunneii ver-
werven en ook bereiken dat, wat verscliil-
lende leden presteeren, nadrukkelijker
werd aangewezen.
TENTOONSTELLING IX ARTI yO». Deze
tentoonstelling had op die van Lncas al vast
dit voor, dat er minder overdaad van
« kunstwerken » was. Ook waren hierenkelc
krachten opgekonien die de verschijning
van een tentoonstelling heeten te kunnen
opfleuren. Maar ook dit viel niet mee dezen
keer. Breilner was er met een vrij groot
schilderij : Schuiten in hel dok\ gczien tegen
den avond ; een belangwekkende composilie
en klaarblijkelijk ook grootscli van opzet,
maar met ongenoegzame maclit doorge-
voerd. Van Bauer een teekening ombestemd
en mat en van Mesdag een zeestuk, als een-
ieder het al droomen kan. Dysselhofl" zond
een nieuw exemplaar voor zijn serie aqua-
rium-schilderijen, uiterst bekwaam geschil-
derd, zonder nieer echter, en Karssen twee
steniming-schilderijijes, waarin de hem
eigene stamelende uitzegging van een emotie
nu overgingin een gemelijke voordracht, en
de schildering erger dan onbeholpen, knut-
selend was. Dan was er van Bastert een
schilderij, niet van zijn syrapathieksle uilin-
gen, maar Dupont vertoonde een gewichtige
proeve van zijn geestkrachtige beoefening
der graveerkunst, met de bekende reproduc-
tie van Potters' schilderij Dit en een stilleven
van Versler waren in hun technische betee-
kenis de achtbaarste werken der tentoon-
stelling. Het stilleven van Verster was weder
van die simpele samenstelling, Waarmee hij
zich in de laatste tijden vergenoegt, om een
nieuw schilderij op le zetten; t zijn wat
eieren in een zinken of houien bak, geplaatst
op een met zink beslagen tafel en dan tegen
een efren gepleislerde willen muur. Dezelfde
sinipelheid ook in de belichling, die steeds
vlak en zeer gelijkraalig is. Er is niels dat
werken moet naareenig elTect; alleser in, tot
aan de miuutieus waargenomen spijkertjes
in liet zink, moet zijn eigene waarde krijgen.
Ik wcet onder de moderncn wcinig voor-
beelden van hoogen ernst als l)ij dezen
scliilder, die het vermogen heeft de span-
kraclil uit zijn vrocgere uilingen van een
gepassionneerden kleurzoeker, te onder-
houden in zijn tegenwoordige werk van
geheel legenovergestelden aard, dat volko-
nien vrij van onstuimige bewegingen, uit
bczonneiiheid en ingehouden kracht geleid
wordt Zijn kunstheeft bij deze inkeering aan
intensitcit er bij gewoniien, zooais een reflex
dieper van kleur is dan een fel uitschijnend
hooglicht. Het zal blijken hoe belangrijk
Versler's streven is als kenteekening van het
verloop in een kunstbeweging.
Het is niet verwonderlijk dat veel tentoon-
stellingbezoekcrsdit voorlbrengsel van vaste
overtuiging en sterken wil voorbijzien, om
de aloude rede, dat het onderwerp er zoo
onbcduidend is. Voor een behendig opge-
smukt schilderij, doortrokken van conventie,
Slapedoe — dat wil zeggen een jongeschoone
vrouw met een kind op school — van Simon
Maris, verwijlen zij in verrukking. Een der
belangrijkste schilderijen verder, op Arti,
was een landschap van A. R. Mauve : een
gezicht over wat, even welvende, akkers
begrensd door krcupelhout De lucht was er
niet gelukkig bij, maar dit was eens een
landschap met kwaliteiten buiten de lijn
dergelijktonige verdienstelijkbeden van een
heel leger beschaafde schilders uit onzen
tijd. E'>n figuursluk van Hart Nibbrig trok
aan door een aardig geslaagde tj-peering, het
idealistisch opgezetle landschap van Moulijn
en ook die van Wiggers worden al te bleek-
zuchtig. Een Stilleven van Van der Valk, te
rauw en met oppervlakkige gemakkelijkheid
geschilderd ; Briet daarentegen, die zijn
schilderijen zoo deugdelijk doorwerkt, raakt
te vast op honk met hel genre : binnenhuis.
Een bosch met sneeuw, van Van Soest,
hoewel van zuiveren aanslag, was mij te
veel bij den aanhef gebleven.Monniekendam
gaf zoowel in Lucas als in Arti bewijzen,
dat zijn kleurrijkheid te zwaar opgeladen
en zijn doortaslende schilderwijze te bruut
van beweging is. Er konden nu nog wel ver-
schillcnde werken als liet betere dcel van
deze tenloonslelling genoenid worden, maar
de on<ierscheidcnheid van gehalte of de
verhoudiiigen in de Ic waardceren vcrdien-
274
Krxsriu-.iiiciiTF.s — irr astwehpkn
sd'ii, /.ijii Ic Mil)ln'l oiii /.u iilzoiKliTlijIi :iMii
Ic (liiidcii.
\V. S.
DG UIT ANTWERPEN j
TENTOONSTi;i,LIN(i FHA'NS I1I:NS ^
KUNSTZAAL FOHST > VAN 2 TOT V> Mi;i
1007 /C».
iiiN/ijii (lt'i'liiciiiin^< :i;iti
iiiUfle {•roole tentooiislcl-
linm'ii, lia<i Fians Hens in
licMi laalsle jaren iiiet
■1 iiic'CT vail zicli (locn
lien uij^cii luiit<)(iiislcllin{5 van ceii vijlli^-
tal groolt'iideels nicuwc werkcn, was dan
ook een niel allc(laa{4sclie Uunslj;cl)eiirlenis.
Men vonil er de jjelegenheid oni de zcer
bijzondcrc vcrdiensten van dc/cn schilder
weer eens len voile Ic waardeercn.
Ilcns is voor alius een gevoelig kolorist.
Hij weel niet t-nkcl kleur le zieii — niaar liij
weet haar ook tc kii'/eii, d. \v. k. ieder sluk
gccfl l)ij hem een volniaakl kleuraccoord,
een klemensteniniing waai-in eeti loon over-
lieerschl, gesleund en gedragen door de
nicest vcrsclicidcii nuanccn. Ilij belioort
niel tol dc/ulkc, die niaar hot ceisle 'I beste
landsc-hap of zcesluk nascliilderen, zich
weinig bekrennend oni den zin, den geest
van licl ondfiwerp. liens voell ids eer liij
nan 'I scliilderen gaal, en dal is reeds zeer
veel; liij voell liel niooie en bijzondere
van een kleurscliakeering, die in de naluur
niisscliien niaar een niiiuiut aanliondl, oni
dan te vervagcn, te verbleckcn als een
regenbooH. Maar jnist dal vlucliligc inonienl
weel Ilij le kiezeii in zijii mcesl iiilcnse
praclit. oni lict vasl le liouden niel een
forsclie, gcspierdc hand, die den ook Iccli-
niscli volniaakleii schilder verraadl.
Men kail niel zcggcii, dal hij daarbij slerk
dianialisccii, dal hij in de iiaUinr ecu over-
vloeicnd zicleleveii uitslorl, dal hij haar een
laaiende passicof ccngrenzeloozen weenioed
verlolkeii docl. Maar dal is ook niel noodig.
Hoeveel hoogcr bevrcdigiiig gccTt ons dil
klare, eerlijkc werk, waariii eiikcl de slillc
vreiigde icel'l van een fijii l)evveikliiig<l
nu'ii-icli, — dan hel niaclilelooze geworslcl
vail soniiiiigen, die niisscliien dicpe onlroc-
riiig keiincn, niaar ons die niel vvelcii Ic
o|)enl)areii.
Wal hij t hiiinenlicden van deze exposilie
al (ladelijk Irel'l, is de groole vcrsclieiden-
licid der klcnrsleininingeii. Verre van allcs
mcl een zclhleii loon le overgielen, zooals
zcUcre schildeis die de naluur slceds door
een gekleurden hril schijnen le bekijkeii, is
ieder dock hij Ilcns weer een nicuwc ver-
rassing, een iiieuwe voiidsl. Hel wije, vrije
waail er u nil Icgeii, als nil ecu open raani,
de IVissehe Scheldchries vooral, waariii
reeds ids van de pckcligc zceluchl prikkell.
Want liens is vooral do schilder van de
Sclu'Ide, oiii en hij Aiilwerpcn. Als gcen
auder lied'l hij haar gezien, gevoeld, bcgrc-
pen, in haarslrakkc klaarheid, haar fclhcid
van kleur, haar scherpte van lichl. Hd
jachlende. zwalpende water, dal langs de
breed kronkelcnde ocvers schuurl, of in
scliuiiiikoppeii opspal tcgeii de belle vis-
sclicrslocpeii wed hij in zijii soejiele leven-
dighcid weer le geveii. Kn ook dc luchlcn,
de fantaslischc windluchtcn. die lui eens als
een dreigeiid oiiheil boven de wcreld lian-
gcii — en dan weer versiiiellen nid bet
spiegelvlak van 'I waler lot een parelnioerig
waas, waardoor de zoii even ceii zachte
irisccring heenblozcn laal.
Zoo wij den schilder ecu verwijl wildcii
iiiakcn, zou hel zijn dal hij in zijn gewelens-
volle iiaUiurobscrvalic soms wal zwaar
wordt. ZeUerc kijkjcs aan 'I • Vlaanische
Iloof'd », aan lUirchI, zitleii wal al le log in
de kleur. V.n zijn wolkcii zijn soms le
niassiel", le laslbaar. Ik zeg nid, dal die
diiigeii er op een gegeven oogenhlik nid zoo
lu'hhen uilgezicn — maar dan waren ze
zeker niet iiiooi, en dan was dal oogcnblik
o(dv niel gelukkig gekozeii. Men viiidl bij
Anlwcrpeii van die hoekjes mcl roode
daken, gele waiiden, groeiie boomen, blauwc
luchl, die de zoii door een vochlige aliiios-
fecr bcschijnt en de kleuien in scluille, vcr-
hlindendc conlrastcn <loel sprcken — en die
men kwalijk ecu dankbarc slolkaii noemcn.
Overigcns voell liens zich pas op 'I ilei-
nciide waler in zijn ware elemciil. Hij hcel'l
hel geheel in zijn mailil, hij lu'ell hel door-
275
KUSSTBEIUCHTES — UIT AXTWERPEN
voeld CM (ioorleefii, en de oiieiiidi^ verscliei-
(len indruUktn die liij cr opdecii in kleiiren-
rijke scliilderijen voor ons jjewaard.
;^ ^"^ ^ ^. ^. ^ ^ ^ti ^ *^ ^^
VIEHDK TENTOONSTHLLING DHR SC.HIL-
DERS HTSF.HS > KUNSTZAAL FORST >
VAN U TOT 26 MEI 1907
l'>n vooriiaam en slenimi^ zaalljc, waar
eiikel de dolle tonen der ingelijste « prenten »
fluislereiid spreken....
Een keur van degelijk werk, waaronder
reeds veel van ouds bekeiid was, maar liier
in liel ensemble tocli vveer gaarne werd
tcruggezien.
Hier zijn de knappe elsen en een groote
akwalint van Baeilsoen, stedelioekjes uit
Brugge, uit Zeeland, uit Amsterdam en
eldeis, — onovertrolTen in hun aard, en die
men enkel wat minder eenvormig, wat
minder eenlonig van behandelingzou willen
zien. Baertsoen systematiseert zijn kijkjes
uit de meest verscbillende streken op een
wijze, die ze alien aan elkaar doet gelijken.
Dat spreekt nu wel voor de slerke persoon-
lijkheid van den kunstenaardie overal zich-
zelf blijl't, - maar loch zou wat meer ver-
scheidenheid hier zeker niet schaden.
Daarnaasl zien we de fijntjes geteekcnde
figuren van Armand Rassenfosse, die in
dit lijdschrift onlangs uitvoerig behandeld
werd. Uit de in verscbillende linlen en op
verscbillende manieren getrokken afdruk-
ken van eenzelfde plaat, blijkt de bezorgd-
heid van dezen volblocd etser voor de
lechniek van zijn kunst; men ziet dat bij
haar volkomen meesteris, en kan bet alleen
betreuren dat bij altijd maar met studies
ofenkele figuurljes, nooit eens met com-
pleter en meer voldragen werk voor den
dag konit.
Eugeen Laermaiis Inat zicb aan de lech-
niek minder gelegen liggen; bet is cr hem
meer om te doen een indruk vast le bouden,
een boerentype te scbetsen. Hij doet bet
zeer bandig, met zijn bekende neiging tot
bet karikalurale. De eenigszins gewijzigde
opvatling, die we tot ons genoegen in zijn
jongste scbilderijen bespeurden, vonden we
in de meeste van deze etsen nog niet weer.
Consciencicus en nauwkeurig blijft steeds
Charles Mertens. Deze zeer talentvolle
scbilder schijnl bet maar niet met zicbzelf
eens te kuiincn worden Van Jongs af tot
fijnscbildercn gencigd, begaal'd met bet oog
cii de hand van een Gothiek. beeft bij zich
lalcn ovcrbalcn om zijn Irani geheel te
wijzigen, om liel preciese van zijn teekening
te vervagen en om zijn scherpziende bilk
niocdwillig met een waas te verdooven.
Naluurlijk beeft bij ook in die manier uit-
stekend werk geleverd, daar hij nu eenmaal
kunstenaar was bij Gods genade ; maar ...
chassez le naliirel .... En wij ap|)recieeren
Merlens steeds bet meest, wanncer hij ge-
heel zicbzelf is, d. w. z. wanneer hij een
fyziononiie, een (iguur — zooals bier in tal
van elscn — met bezonnen uitvoerigheid
nalcckcnl.
Van heel andcr temperament is de tweede
Antwerpenaar van de bent, Frans Hens —
66k een door en door beslagen etser, die er
echter lieel wat forscher op loskrabbell. Bij
voorkeurwerkt bij in « vernis-mou» dat zich
tot vrijer bebandeling leenl. Magistraal is
lie hierbij afgebeelde prent naar zijn eigen
scbilderij hel Wrak.
Voor de zooveelste maal krcgcn wij hier
de elsen van James Ensor weer eens onder
de oogen ; terwijl men enkele dingen, als
bet kijkje op Mariakerke, en de Kalhedraal
gaarne lerugziet, kunnen ons op den duur
zijn akelige kwasterijen toch niet be-
vredigen. Die dingen zijn boogstens goed
genoeg om ons eens aan 't lachen te makeu
— en daarna wordt men ze van harte beu.
Met ingenomenheid vermelden we ecbter
bet werk van een nieuweling: J. de Bruycker,
uit Gent. Volkstypen, drukbewogen markt-
pleinen, krommcGcntscbe straatjes, geeftbij
ons te zien. Ook hij neigt wat al te zeer tot
de charge, maar loch nog binnen de grenzen
van bet genielbare. Het schijnl ons dat van
dezen jongen kunstenaar veel te verwachten
is, wanneer hij zicb door zijn neiging lot
grappenmaken niet al le zeer van den weg
hiat brengen.
Ten slolle een woord over den « genoo-
digde » van dit salonnelje : den Franschman
Felix Bracquemond, een celebriteit, die ons
ecbter, buiten een paar studies van een
oudcn haan, niet erg is meegevallen. Het is
276
KUNSTDERiaiTEN — I'lT BlilSSEL
braaf, acadcmisch work, \v:i:iriii iiio'l vccl
a pool » cii licclcmaal gccii « zicl » /.il.
B.
^' ^. ^'& ^'^' ^'& ^'^ ^'& ^'^ ^'^ ^"^ '•^
d:d [ UIT BRUSSEL odd
i;nto{)N'sti:i,mn'Gi-:n IN
DKN KUNSTKIUNU;
yC^ I)e Salonncljcs en
tt'iitooiislellinkjcs blij-
vcii elkaar opvolgeii,
bijna met de snellieid
van een cinenialofjraaf...
Nauwlijks lieel'l dc cene scliilder zijn doeken
aan den wand {^cliangcn in een der beide
zalen die de Cercle ter i)escliikkint5 zijncr
kiinslenaars-leden heel'l gcsleld, of de tweede
wacht reeds ongednldig oj) iiet ooi^enblik
dal hij de zijne mag onlpakkcn. Wal zeg ik '.'
I' is iiiel alleeii de cene scliilder, die den
ander cr uitdringi, zooals de s|)ijker in hot
spreekwoord. Tegenwoordig volgcn ze el-
kander op bij ko|)pcls, er wordt in dezc,
onze dagcn bijna altijd door twee te gelijk
geexposccrd en vaak zelfs komcn zc met
liun drieen. Wal een gedrang en geduw en
wal een vinnigc concurrenlie ! Ik weet
tegenwoordig bijna gecn enkel beroep,
waar ilic laalsle zoo koorlsaclilig is... Maar
dal van den ranipzaligen kiitikus is waarlijk
ook niet tc benijden ! Ilij wordt in waaiiieid
overstel|)t — ovcislroomd door dien over-
loevloed van scliilderwerk;... bij smecktoni
genade, bij raakt er mee in de war en vliegt
als een lialvc gck van dc cene e.\posilic naar
cle andere — liel kan niet anders of eerlang
zullen zijn oogen, zijn liersciien zclfs er
onder lijdcn ! Naiiwclijks licel'l bij den tijd
om eens lot zicli zelf in Ic kecren, om de
slof le verwerken en aan al die ver-
schillende produclies dc aandacbl le wij-
den, die ze verdienen of waarop ze in
ieder geval aanspraak mcencn tc mogen
niakcn. Noodgcdrongen moct men kiev.eii
— een zekcre scbifting bewerkstflligcn,
zicb lot een zekere keurkeuze bepalcn. Hij
'I naslaan van mijn nota-boekje onldek ik
o. a. enkele aanleekcningcn aangaande .1. 1'.
Taelcinans, die een gocic niaand gelcden in
den Knnstkring geexposccrd b;id, legelijk
met F. (i. Lcmnicn en Frans (iaillard. Heeds
dikwijis bcb ik dc lezcrs van dit tijdscbrifl
niogen wijzen op 'I eerlijke, gcwelensvolle,
solido talent van den beer Taelemans, op
zijn giool doorzettings-verniogen, zijn enor-
nic werkkracbt, zijn kcnnis van zijn cigen
kujnicn, de vele bnlpmiddclcn, die bem ten
diensle slaan, zijn gelronwiieid aan bel cen-
maal voor oogen geslelde doel. De afwisse-
leiide grillen dor mode licbben op bem niet
den minslen vat. Ilij beefl nooit in bet zog
van bet voor bem nit stevenende scbipge-
varen ! Ilij boiidt zicb aan de goede, oude,
gczonde tradilie en laat zicb niet overduve-
lendoordenbluf, diein onzescliilderskringen
nicer en meer den bovcnloon beginl te
voeren. Zijn wcrk vcrraadl niet de minste
weifcling of zwakbeid. De facluur cr van is
stevig en consislcni. In den afgcloopcn
winter liccft hij ons enkele lioekjcs nil de
Hrussclschc voorslad geloond — die voor-
stad, die bij bovcn alles op prijsslclt en met
eclit vaderlandslievende warmle kocstert en
verzorgl. O. a. cxposeerdc bij zijn VUiamscli
Dorp, Zondagmor(/cn en Vesperliiiden, dric
liecrlijke stnkjcs, vol innigbeid en eniotie
onder linn kracblige en velte pale. Deze
wijze van scbilderen is een met 'I eclile,
gezondc, Hrabantscbc leven. Zij bezit cr
vail een sloere bartelijkbcid die vrij is van
alle ondeugd of mocdwilligbcid. Met niet
geringcr mecslcrscbap bebandell Taelemans
de inlienic lioekjcs van onze goede slad. liij
scbelsl er ons de gelieele fjsionomic van,
met de lot in de kleinstc kleiniglicden afda-
lende zorgen van den porlreltisl. Zijn
/:;i/;(7«i/,zijn de linimkcre-pk'in in den Mor-
tjen, zijn Winlerniiddtiti zijn even zoovcle
brokjes werkelijkbeid, waainaar men nicl
niocdc wordt le kijken onidal zc ons niet
cnkcl verlellcM bet nilcrlijk, maar van I
intieme ziclclcvcn onzcr slad.
Frans (iaillard daarenlcgcn bczil niet de
serenileil, de kalnile, dc ruslige kraclil van
den beer Taelemans. Ilij scbijnt lot liedcn
zicb zclf nog tc zocken, maar dal laslcii in
t onzekcre is tocb dal van den ccblcn artist
en men vindt geeii cnkcl onder zijn doeken
dal onze aandacbl en zclls aan onze syni-
palbic nicl verdicni. Ilij Irilt van barls-
locblclijkc Insl om le levcn. Dikwijis ook
277
KUNSTBERICHTEN — IIT BRUSSEL
komt hij met een volkomen geslaagd werk
voor (ieii dag, zooals bijv.: 't geval is met zijn
triomfboog, die door Sander Pierron, de
kritikus der Independance tereclil met de
Ijeroemde Maiineren Pooii van Tliaiilow in
verband gebraclit is. Ken iiitslekend dock in
een ander genre draagt den tilel Midi en
toonl ons de werkers in de open lucht l)ij
hun middagslaapje.Deze compositie verdient
inderdaad alien lof; de bonding der brave
lieden is natuinlijk, naar 't leven genomen
en met al de scrupuleuse zorgvuldigheid van
een vriend der nederigen en der moeite-
volle tobbers op 't doek gebracbt. Uit zijn
Las d'aller, Claquc-deiits, Roidolles, ademt
een beel nobele, heel diepe sympathie voor al
wat ellendig is en lijdl, en wat t eigenlijk
ambachtclijk kunnen betreft, maakt de beer
Gaillard voor deze aangrijpende looneelen
reeds een zeer handig gebrnik van de im-
pi-essionistische precedes, vooral van die
van Tbeo van Rijsselberghe.
Op deze zelfde exposilie bad Lemnien
enkele zeer oorspronkelijk gcteekendc, ge-
spierde portretten, die ecbter niet erg aan-
Irokken door bun kleur.
Daarna beefl een ander scliilders-trio de
zalen van den Kunslkring in beslag geno-
men, te welen de beeren Marcctle, Melsen
en Merckaerl. Marcette is een zeescbilder
van allereersten rang. Sedert Artan beeft
er geen met zooveel nauwkeurigbeid en
devotie, bet spel van 't lichl, de grillen der
kleur, de subliele scbakeeringen en onein-
dige gradaties van de Noordzee met haar
eeuwig-wisselende borizonten bespied en
als een wellust voor onze oogen getoo-
verd. In een wonderbaar mooie reeks
akwarcllen, een gebeel, zooals we maar
zelden te zien bebben gekregen, beefl bij de
wolken en golven bezongen met de geesl-
dril't van een dicbter, met de virtuositeit
van een technicus, die al de geheimen van
zijn vak doorgrond beeft. Wat een weelde-
rige en teedere harmonieen, wat een ver-
scheidenheid en tocb welk een bomoge-
nileit in dat gedicbt, dat even suggcslief
is en ballucinant, als 't scbouwspel zelf, dat
't ons voor oogen loovert. Men zou uren
voor die scbilderijen kunnen staan, waarin
dc sebilder geslaagd is om iels te leggen van
de vreemde, alles overbeerscbende beko-
ring, die op ons arnie stervelingen wordt
uitgeoefend door den Oceaan en die aanlei-
ding gaf tot de legende der Sirenen. In dit
opzicbl is Marcette's Noordzee, bijna als
een illustratie op de Nordsec van Heinrich
Heine. Evenalsdestof in dilgeweldiglyricscb
gedicbt, bebl)en deze stukken al de wijde
breedbeid der drijvende wolken, Marcette's
penseel regelt zijn rytmus naar dat der
golven ; zijn palet geeft op verwonderlijk
seboone wijze weer dc opaalkleurige scbaap-
jcs, de pracbtig hoog opgetooide wolkge-
vaarten, bet lluweelige van de deinende
branding, die een zilveren franje langs onze
knslen borduurt, beel den oneindig ver-
scbeiden aanblik van bemel en water, bij
kalni weder en in den storm.
Maarten Melsen is de sebilder van de
Polderboeren aan de Schelde, ten Noorden
van Antwerpen. Hij vertell ons, met eenige
karil<aturale neigingen wellicbt, van bun
werk en bun vreugde, van bun bijeenkoms-
tcn en vergaderingen, van berberglooneelen,
van de wake aan den buisclijken liaard, bun
processies en bun kermissen. Die stukken,
geborsteld in de voile pate, borrelen en
zieden net als 't leven zelf van die groote
zware menscben, bezitlers van dien vettig-
klciigen, aangeslibten grond. Er is lets van
den bodem en ook lets van 't vleescb van al
dat sappige en al dat vrucbtbare, over-
gegaan op 't moUig palet van den sebilder;
zijn kleurvlekken liggen er dik op gesmeten
en zijn penseel beeft de brutale exuberan-
lic, bet kernacbtige, een beetje gewrongene
en gedrongene, van die looze en oolijke
kerels. Wellicbt zouden we ecbter van hem
ook een weinig meer vast ineengedrongen,
geserreerde teekening mogen verlangen.
Melsen's landelijke tafreelen komen onsvaak
als zoovele pikante en bumorisliscbe scbet-
sen voor, klucbtig maar uitstekend gedocu-
nienteerd, met 't oog op later saam te stellen
en te voltooien scbilderijn. Men beeft dik-
wijls en m. i. terecbt Melsen met Laermans
vergeleken, onder dien verstande dat de
een Jan die lacht is en de ander Jan die
scbrcit. Ueide neigen ze, door dat op zoek
gaan naar 't karakteristieke, wat een kenmer-
kende eigenscbap van al onze liguurscbilders
278
i<[\siiii:iu(:irii:\ — in imrssi-j.
is,naiir(iiczckcrcovcr(lrijvin^<lcilcelijklipi(l
liuiiiicr modcllcn, zoodnl zc ons iiiel vccl
nndcrs (l:iii vcrdrniiidc nionstcis dncn zicii.
In dil opziclil nci><cn zc bcidc nnar Hreiii^licl
en luiarTcnicrs. lu-n vrccnidelhif^ die Ik-I^ii-
allccn uit 't vverk onzcr scliildcis kciidc, zou
zicli allidil kuiuuMi vcrhci'ldcii dnl oii/.c
landslrt'kcn uilsluitcnd lit-volkl warcn door
bullit^i', l)()clili}^c mannckes en kroninio, vcr-
draaide ouwe nioedciljcs .. een i-flilf Colli-
des Minivivs, van lict lilanke ras ! Op eidu-le,
lieel zeldzanie uilzonderinf^en na, scliildcrcii
(inzc knnslenaars inaar naar 'I cerslc lieslc
model en als zc al ecns ecn kens doen, zullen
ze eer 'I volniaakl leolijke dan t volniaakl
schoone kiezen !
Onderdc ()csl-}4cslaa}idc van dczc looncel-
(jes van Mclsen nocm ik zijn lioercnbinnen-
liiiis. dat niet enkel onze aandaclil vcrdicnt
door dc piltij^e Ijeliandclin-^, niaar vooral
dooi- licl Ircfl'cnd natnuilijkc t\t'v houdin<{en.
Die van den kwajonf^en l)i.jv. die Ini in ecn
stocliif^l, isccn ware vondst.Zijn Bocrvnijcziir.
heslaandc nit vadcr en mocder niel Imn ell
kindcren, zou een fjocic parodie kunnen zijn
op dc alicf^oric der vrnchtlj.iarlicid van
Jordacns. In dil sink zijn de iicliaanisye-
woonlcn, die zekei-c <lraai en zwaai, dal wal
de scliildcrs in Iiuii dicvenlaal la dvtuiine dcs
riislirx noenien, vooral uilslekend weerfje-
gevcn. De kindcren zijn naar 't ieveii {^e-
snapl. 'I Zclfdc kan j^ezegd worden van de
jongeljes op de Proecssic van SI. Anibrosins.
VarA'c/ix cii in den Slid. opcid)aicn in Mclsen
een diercnschildcr die {^crocpcn schijid le
zijn oni in dil {^eiue, op vooiwaarde dal liij
cr zijn voile kiaclil aan wijdl, de tradilic
van Vei-wee en Slobbaerls voorl lezellen.
In 'I koii, \vc slaan bier Icf^enover een
lempcranient van crkende kraelil, van een
oo}?, ecu pool, een nieesleepende }^ee^ld^i^l,
die inderdaad {Jcbccl en eebl Vlaaniseh zijn,
niaar waaraan men niels poeliseli, elcj'ants
of pallieliscb viaj^en mod
Merckacrl };aal mel rcuzcnscbreden vooi-
iiil. Sederl enkele jaien al scliildei-dc liij
goeie scliildeiijen, niaar zijn laalsle zijn
bijna volniaakl. liij mnni vooral nil in I
wcei'neven van verar}4elci4en slads^edcellen,
van de bairiere, van de iiilcrsl );cli-okken
i^renzcn liLsschen slad en land, van de
bnilcnwijken, waar de werklui woncn, lol
aan liel plekjc builen den oudcn wal waar
een liekvaarl in liaar drabbi;; waler de
veiwaarloosde oude krollen van de voor-
slad wccrspiesell, die locli niel zonder
een zekcrc cificnaardi}^ wilde bekorinn zijn.
OoU dc lu'cr Merckacrl is van Icmperamenl
en van ras ecn {^eboren scliildcr. In te;<cn-
slcllinj4 niel Mclsen assimileerl liij zicli niel
cnkcl aan liel scliilderaelili^e van ecu oppcr-
vlakkij; {>ezicn decor, niaar verl(dkl liij ook
dc droomcri-jc droerf4eesli;4licid, dc Ht'bcime
{^edacble, bel myslcriense, dal ondcr dc
oppcrvlakic der din}<en lifjl. De zid die dc
een bijna aan zijn boeren onlzcf^l, licell de
andcr lol in zijn oude, armclijke liiiisjes
gelegd, — zijn vcrlalcn kadcn, zijn vervallen
stccgjcs, en bij Merckacrl wordl de zeer
begaafde scliildcr noj; verdnbbdd en aange-
vuld door den diclilcr-knnslcnaar.
a^*i &^ ^•i ^^ ^^ ^•i 2?.»5 tg,»i ^^ '^*i ^•i
IN DI'N KUNSTKIUNG, JAN VAN DKN
I.I.CKIIOLDT KN OMKR COl'PKNS /:.♦.
I'ilstckcnd, in allc opziclilcn merkwaardig,
die poiircUen van Jan van den l'>ckIioudl.
Dczc sdiilder val, bcf;rijpl en assimileerl
zidi geheel aan de iiiciisdidijke naliiur.
Ilij lied'l de gave der sympalic; liij bezil die
objeclivileil, die nicer en nicer zddzaam
wordl ondcr onze arlieslen, waarvan de
nicesle lol aan nevrosc loe, subjeelicf zijn
en zonder wclkc er gcen ware kiinsl bcslaal.
Jan van den Ivcckhondl ediler dringl binnen
in zijn nuxicl, weike dc Iceflijd crook van
moj^c wezcn. liij noleerl en verrasl cven-
gocd <lc aanbidddijke onsduild van lid
kind, dc kokctlcric van dc vroiiw, als de
ernsl van den giijzaard. Vooral liebben we
bcwonderd ecu bnilcngcwoon mooi porlrcl
van Mevrouw Conslanlin Meiinicr, de edil-
genoole van den groolcn bccldlionwer, die
haar man (nilangs in lid gral'is gevolgd.
OmerC.oppens nuinl nil in lid opruepcn van
pilloreske sladsliockjes, op die uren die
bij lieflieefl oiii zekcrc nidaalaeblige
loncn, die niel vrij van zekcrc liardlicid zijn.
Ill dczen loonaard liebben we vooral o|ige-
mcrkl : Anislerduni, In een Vlaunisehe slnd.
(hid llnisje, W'iideriii lioekje le liiuiiije, ler-
wijl bij zicli in zijn Vesiier en Derolie bovcn
279
KUNSTBERICHTEN — UIT BRUSSEL - UIT PARIJS
het eenvoudig pittoreske verheft en bereikt
liel dichterlijke — het ontroerende...
^ ^ ^ ^ ^"^ ■^'^ ^"^ '•'^ ^'^ «^5«'S
IN DE GALERIE ROYAEE A*. Ecu Kunsl-
kring, die betrekkelijk korl geleden, eerst
voor zes jareii, is gesticlit en die den nnani
van den Klimop (Le Lierre) draagl, vertoonde
ons niet minder dan 116 nuniiuers. Al te veel
scliilderijljes. Helzelfdc oordeel zou van
algemeene toepassing zijn op al onze kunst-
kringen : een al te koorlsachtig-liaastige pio-
ductie, het angstig onikijken naar den
buurman, behoefte aan reclame, vulgarileit
der sujekten, brutaliteit in de facluur en
over 't geheel weinig oorspronkelijklicid !
Maar heel weinig leuke, gezonde, vroolijke
kerels, wiens werk u beet pakt, die u dwin-
gen er voor stil te blijven staan en waarvan
men zich gedwongeii voelt te zeggen : « Dat
is er ten minste eens een, die ons lets voorzet
van zijn eigen gewas ! » In het algemeen
zouden de meesten wellicht meer geschit-
terd hebben in 't beroep van metselaar of
laarzenmaker ! Wat al onnoodigs, overbo-
digs en telkens weer op nieuw gezegds !
Onder die heele rommelzoo merkten we
op de inzendingen van Bastien, hoewel zijn
Pachlhoeven te Bezievs nn]msi niet meetel-
den onder de beste stukken van dezen
krachtigen en oprechten meester en vooral
ook de amusante zedetooneelen nit het
Brusselsche stadsleven van de Bussehere.
G. E.
DDD UIT PARIJS DDD
■: NIEDWE REMBRANDT-
ZAAL IN DEN LOUVRE
>c-^ De Louvre heeft
nil eindelijk zijn Rem-
l)randt-zaal ! De stuk-
ken van den Meester, die
eerst ovcral hingcn verspreiden vervolgens
over de drie kleine, aan Hollandsche kunst
gewijde kabinetjes verdeeld waren, waar ze
op geen heel goed liclit hingen, zijn nu alle
aan een en dezelfde wand, aan 't eind der
groote galerij opgehangen, waarvan men het
uiterste uiteinde ai'geschoten heeft. Ze
krijgen nu alle hun licht van boven en hoe-
wel ze nog niet alle op manshoogte zijn
gehangen, is de uitstalling er van toch zoo
goed en voldoende als men in het oude
lokaal verwachlen mag. dat eerst later voor
zijn tegenwoordig gebruik jiasklaar gemaakt
is. maar dat niet geschikt zal zijn om al de
rijkdommen die 't bevat aan 't licht te bren-
gen, zoolang het nog gcdecllehjk door de
burcelen van het minislerie wordt inge-
nonieii.
Men kan nu zien dal Rembrandt niet min-
der goed is vertegenwoordigd dan het mee-
rendeel der andere groot-nieesters in dit
Museum, dat het voorrecht heeft om prach-
tige specimens van bijna alle scliolen te
bezitten : er zijn bier niet minder dan 23
stukken van denschilderbijccn ! Metinbegrip
van een tweede lezing der Emmausgangers,
waarvan de authenlicileit mij eenigszins
twijfelaclitig voorkomt, van een portret van
Rembrandt's broeder, dat sterk gelijkt op
een ander in den Haag en dat door graaf
Potocki geleend is, vindt men verder nog
werken uit zijn jeugd, nit zijn rijpe mannen-
leeftijd en het eind van zijn aardschen loop.
De realislische en visionaire zijde van zijn
talent treden er gelijk berecbtigd op den
voorgrond.
Onder het werk van voor zijn dertigsle
jaar, zijn de twee kleine slukjes « peinzende
Wijsgeer •> vooral en terecht beroemd : er
bestaan er maar weinige die zoo duidelijk
de beleekenis openbaren ilie Rembrandt aan
t licht heeft verleend. Voor hem is het licht
niet maar een eenvoudig piltoresk element,
hij slreeft niet enkel naar de weergave der
natnurlijkeschoonheidzijnerefTekten,zooals
de overige Hollandsche meesters hebben
gedaan, maar het dient hem vooral om uit-
drukking te geven aan de ziel zijner perso-
nen, het is te gelijk reeel en onstofTelijk. Zie
zijn twee filosofen ! De plaatsder handeling
is in alle onderdeelen dezelfde : een grijsaard
naast een venster, waar een zacht daglicht
binnen dringt. Het boek, dat hij las en over-
peinsde heeft hij laten liggen, over hem aan
den tegenovergestelden kant, is een groote
wenteltrap. De figuur is klein, de uitdruk-
king wordt vooral door de liouding aange-
gevenen en die houding is de banale der
280
KUNSTBEiii(:nTi':\ — rri i'ahi.is
overpcinzint;. Wanrom voclcn we, /.oodalcr
geei) twijlel niosclijk is, op hcl cciic sliikjc
dal (lie ovcrpcin/iii}^ kalm is en screen, op
hel aiulere dal zij is somber en zorgvol? Dat
is ciikel omdat de verhou(iin}< tusschen
schaduw en lidit {^cwij/.ifid is : daar een
/onncslraal, <iie door dc kieine ruiljes lieen-
dringl, dc klaaihcid door dc ruinilc sprcidt
en sleclils ecu cnfic scliaduwlijsl ovcrlaal, die
haar onisluil, terwiji ze Icf^clijk liet liclit uit
duel konien, iiier dc scliadiiw die }<rooteris
geworden, die de luclitplek naar den acliler-
groiid leruf^jjcdrongen lieefl; dc spiraal van
de (rap is lui bijna in '( midden van de
composilie gekomen en zc opcnl van boven
in een zwart, gelieimzinnii^ angsl-vcrwek-
kend gal. Op licl voorplan dan dc gloed van
een haard, die door een vrouw wordl aan-
geslookl, en een vage wecrscliijii in den sch(!-
merslrooit. Voor Rembrandl was 'I genoeg
om de vcrlichling van hel looneel anders te
maken en zoo ook dc belcckcnis cr van le
veranderen en nicninnd is er als die won(]er-
doener in geslaagd om 'Izuiver ideale zieiil-
baar le maken.
Van 16:57 is hel kieine scliildciijijc, met
den engel Halacl die Toi)ias vcrlaal. Ilcl
stukjc is zoo savanl gecomi)oneerd dal iicl
niellegenslaandc hel fanlaslisci) karakter
van hel ondcrwerp ons een gcvocl van
onmiddcllijke wcrkelijkiieid wecl le gcvcn.
Van lOlSdaleeren zijn Ivmmaiis-gangcrs, een
werk le algemeen bckeiul en berocnul om er
liier nog iclsnaderovcrtczeggen en de goede
.Samarilaan, cer) composilie, lieel ccnvoudig
van gegeven, waaraan een vrecmd liclil, dat
als door ccn rooden misl iiccnvall iels gc-
hcim/innigs vcrlccnl. Dc IJalliscba in 1 bail,
do groolsic maar niel de besle der I.ouvre-
Renil)randts werd gcschilderd in Kl.'i'J. Hcl
portrcl in i)iisle van IIcndiil<jc SloH'cis. die
klaarl)lijkelijk ook voor deze Hathseba liccl'l
gcposecrd, is ongeveer van helzelfdc tijd-
perk. Van dc jaren 1C57 en 1()58 zijn Iwce
mansporlrettcn (Nrs 2551 en 2515) heel breed
van tactuur en inlens van leven. I'jndelijk
koml dan de Maltlicns van lOGI, een Ira-
gischc iiguur, waarin men de krachlsinspan-
ning lecsl van een gcwelen dat hcl verledcn
Iraclil le docn herlevcn ; dc evangelist luis-
Icrl naar dc slcni, die in hem sprcckt, niel
nanr die van bnilen lot hem koml zuoals
de gelicel convcntionccic cngelen-liguur die
gecenseerd wordl licni Ic beziclen, ons
zoii docn vermoeden.
Verder zijn er niel minder dan vier van
Rembrandt's eigen porlrellen, twee crvan
zijn van 1633 gcdalcerd en in l)cide loonl de
kunslcnaar ccn zekere kokcllcric, niel enkel
in zijn elegante kleediiig, maar ook in dc
wijzc waarop hij is gekapl en de bonding
van 'I hoofd ; oj) een derdc portret van 1637,
is hij al ccnvoudiger geworden, naluurlijker
ook en meer klaar bewust van zijn cigen
persoonlijkheid. Hcl laalsle is van 1660, een
der mecsl ])cwonderenswaardige afbcehiin-
gcn van den ouden mceslcr ; ontdaan van
alle behaagzuchi, doorhel publiek verlalen,
geruineerd, maar nicer dan ooil bewust
van cigen kraehl, forsch en maclilig, met een
zckerc vriendelijke goedheid in die ruw
geliouwen Irekken.
De Rembrandls beslaan ccn liecle mnnr-
vlaklc van de zaal; op die daar Icgcnover
heeft men al de werken vereenigd,(lic van ver
of iiabij ecnigszins met den mceslcr in ver-
band ol bclrckking slaan. Ken Pilatus die
zich de handen wasclil van Honthorsl is niet
anders dan een licht endonkercircct.I.ievens,
die te gelijk met den jengdigen Rcnd)randt
een zckeren lijd de gnnsl van hcl publiek
gedccid lieefl, word! door ccn Visilatie vertc-
genwoordigd, die nict dc gewonc kcnleeke-
neii vcrloonl van Ilullandselic kunsl en erg
na dc acadamie riekt. (Icrard Dou, die zijn
leerlijd bij Rembrandt doorbracht, is daar
met ecu zijner best bekende en bewerkle
sUikken de Waterzuchluje Vrouw, maar lioc-
zccr koml deze verzorg<le, gelikic, kouilc
sehilderiiig ons liier voor zonder geest en
leven, niellegenslaandc de nauwkcuiigheid
in hcl detail ! Ovcrigensstaan al de Icerlingcn
van Rembrandt zoo ver van hem af dat ze
zich in een anderc wereld schijnen le be-
wegen. De meesl beroemde hunner, Bol,
loonl ons een tilosooTin mcdilalie die niet
vcel anders is dan ccn slilleven, indeuit-
voeriiig maar mid<lclmalig en ontdaan van
alien diepercn zin. Flinck gecl'l maar ecu
zeer niiddelmaligc weergave van ccn van
zijns meeslcrs supcrbe etsen : Dc Verkoiuii-
ijing (uin de Herders. Van den Keekhoudt
281
KUNSTBERICHTEN - UIT PARIJS — UIT ROTTERDAM
met zijn il/j/u;, die hacir zoon cian den Ileer
opdmagi, nadert iels (Uchler bij Rembrandt
wiens hcl-donker hij zich tracht eigen te
maken, maar slaagt er alleen in om aaii zijn
werk eeii schijntje van gebeimzinnigbeid le
geven. Alle willen ze dc dienende gecsten
dcs meeslers dwingen om ook hen te dienen
maar tevergeefs, want iiij, en hij alleen, kcnt
het tooverwoord dal hen tol gehoorzamen
dwingt.
Bij het binnenkomen van de zaal bclielzen
beweegliarekaders nitstekende reproducties
naar schilderijen van Rembrandt, naar
chronologische rangorde geschikt, dc meeste
naar folograficcn van Rraun en andere out
leend aan het mooie werk van Bode.
Jacques Mesnil.
D D UIT ROTTERDAM a a
() T T i: R 0 A M S C H E
K U N S T K R I N G >
KHUZE-TENTOON-
STELLING VAN NE-
^Hhij^S^ DERLANDSCIIE POR"
LAATSTI-: vi.iftk; jari:\ ik; maabt-
IJ APRIL) yC».
Dit was ccn mooie tentoonstelling en leer-
rijk in iiooge mate. Men kan zeggen, dal het
noodzakelijk was, dat wat de Haagsche
Kunstkring cenige jaren geleden voor het
zeventiend'eeuwsche poi-tiet gedaan liceft,
nu ook eens voor het moderne gcbeurde.
Een uitteraard veel minder-gemakkehjkc
taak, waarvaii ecliter het bestuur van den
Rotterdamsciien Ivunstkriiig, dank zij ook
de welwillende medcwerking der bezilters
van artislieke [)orlrclslukkcn, zicli met eere
gekwelen hcef't.
Het was noodig, dat dit eens gebenrde.
Want veronderslel, dat een vrcemdehng n
vraagt, welke in ons land <ic poilret-
schilders zijn, d. w. z. zij die hoofdzakclijk
dit vak beoefcncn en als zoodanig oflicieel
bekend slaan, dan is het antwoord niet
moeiHjk. Dan noemt ge Ilaverman, de Jos-
sclin de Jong, Kamerlingh Onnes, Thcrese
Schwarlzc, Toorop, Jan Vcth, Jozel' Israels
desnoods en enkele aiideren, onpartijdig en
in alpliabetische volgorde en laat het den
vrager over, volgens smaak of inzicht, deze
namen naar welgevallen te scliikken. Maar
als u gevraagd wordi, of er in Holland een
porlretkunstbestaatjd.i. een samenliangende
kunst met eigenaardig nationaal karakter,
die zich b.v.ccnigszinsaansluit aan de groote
tradilic dcr zeventiende eeuw, zooals dat bij
het landschap het gcval is, dan is het ant-
woord minder gemakkelijk, al mag men, in
aanmerking genomcn de raseigcnschappen
onzer schilders, ccn in technisch opzichl
betrekkelijk hooge niiddclmaat aannemen.
A priori zou men gcneigd zijn le nieenen,
dat aarzelen in dit geval een « neen » be-
dnidt. Maar men lieeft toch niet het recht,
dit beslist uit te spreken, alvorens men lot
oordcelen in slaat gesteld is. En wie weet ?
Wie kan gissen, wclke gcmeenschappelijke
karakterlrekken nog aan het liclit zonden
komen, als men eens een goede hoeveclhcid
goed werk bij clkander zag. Portrelten
komen heel wat minder voor den dag dan
landschappen, die men op iedcre algemeene
en op honderdcneen afzonderlijke tentoon-
stellingen «in Hulle und Fiille » genieten
kan En een vergelijking uit herinnering van
wat men zoo nu en tian in gehccl vcrschil-
lend inlerieur te zicn krijgt, is allcsbehalve
bclrouwbaar.
Hicr kon men vergelijkcn ! Ik begon met
tc zeggen, dat het een mooie tentoonstelling
was. Een groep van zeven portrelten van
Jan Velh,zes van Haverman, drie vanToorop
(want de Gezuslers Hall en het kamerin-
tericurmet Mevroiiw Toorop tellen als por-
tretlen niet mee), vier van Vincent, waaron-
der twee zeHporlrelten, drie van Kamerlingh
Onnes, een geheele groep van Maris-prin-
cesjes in conterfeilsel, drie oude portretlen
van Tliijs Maris, bcnevens zijn fascinecrend
zelfporlrct, zelfporlrcllcn van Breilner,
Tholcn en tie Zwarl, kostelijke kindertjes
van Blommers, het binlengewone vrouwen-
jiorlrclje van Meiners, stoer, karaktervol
weik van Neuhuj's, om maar eens een greep
uit licl veic te doen. Of er een portrelkuust
in Holland bestaat '? Wordt het antwoord
niet gcgeven door de bijna negentig nuni-
mers van den calalogus, waarondcr zooveel
voortreflelijks? En dan slechts schilderijen
282
KUNSTRERICHTEX - IHT HOTTEHDAM
en aquarellcn. Occn Icckciiingcii, iiocli van
Vclli.iioch van Toorop, iiocli van llavcrnian.
V.w TluTi'sc ScliNvaiize, ol" men t-i- van hondl
ofnicl, niaar niali}} verlC'5cn\v()or(li<>(l I
Maar — na dc eeislc oniwandflin}', waai-
bij men vecl Ic bcwondercn en weini}^ le
vcrwci i)cn vindl, als men dc ondt'rsclK'iiliMi
indiukkcn tracht le scliil'tcn en van lut
individucele tot hcl alf^eniecnc Ic komen,
(Ian vcrdringen zicli de tjcdenkinyen. Hoe
t;roepeert zicli dal alles nu; waar is de
ecnlieid, die liel sanicnlioudt, waar is de
Iradilic, <lc school '.' Zoii men de mcesle van
dezc Ilollandsclie porlrellen midden in een
collcclic builcniandsclie even onlcilbaar
eruit lialen, als men hel een liollandsch
landscliap doct .'
Om de waariieid le zeg-jen, dc « iiivloedcn-
jagers ■• konden hier in ^rasduinen gaan.
Wat invloeden, wal reniinisccnscn al niet !
Middelecuwsclie en zevcnticnd'eeuwsclie
(Ilollandsclie niet alleeiil tot Japansclic loc.
Kn dal is het eigenaardif'sle nog nici, maar
de lietero<<cnc opvallingcn ! Men poiiret moel
in hel niterlijk hel innerlijk wczen van den
menscli aan den dag brengen. Als men van
een bepaalde porlrclkuiisl in een zekere
periodc spreekl, vcrondeislelt <lal ccnheid
van principe, van opvalting; een visie,
uppervlakkig oT clie)>, al naar den aanleg
vandcn \vaariiemer,maai- ecu bij alien gelijk-
soorlige. l-ji in onzc hcdendaagschc poilrcl-
kunst'.' Ongedwongcn eenvoud naasl geraf-
rineci'dc berekening, burgerlijke geliktc
gladheid en clii(|uc bravonr naasl hel'tig
anarchisinc, « physiologisch » en « psycliolo-
gisch» inipressionismc, zoiider en mclcolo-
ristische " Hcstrebungcn ». Ken vcrgedrcven
ccleclisme, <lal ids Duilsch zoti liebbcn, als
hel niet stiller, ingelogcner, voornamcr was.
Is (lit nu een algemcen verschijnsel in dc
geheele modcrne poilielkunsl ? Zou in de
Kngclsche b. y. de tradilic van de groole
school der late acliltiende ccnw niet nicer
waar le nemcn zijn '.' Wal ons aan rcpro-
ductics van l-jigelscli werk ondci- de oogen
koml, doel beslisl hcl legended vcrnioedcn.
Het mngc vcrslapt en \crwatci-(l zijn (daar-
oni gaat hcl hicr nidi, maar daai- is, duiikl
mij, principe; ecu iniddiniccrb.iar ids, dal
de Engclsche |)ortretteii onder hundcrden
doet herkennen. Het is waar, dal volks- en
klassc-lype in dil geval mcdc van gewichl
zijn.
Was cr dan van ids Iradilionccls nicls
nicer Ic bcs|iciiicn, was dal al verdwcncn
voi'ir de periodc der laalslc viji'lig jaar, die
liicT gcrcpresenlccid was '.' Indcrdaad ricen :
ill lie oudcrc porlrellen, in dc burgerlijke
salon-ovaailjes van Jacob Maris (o. a. het
liorlrct van Mevrouw J. M), van Albert
N'euhuys, van .Sadc-e, van Mcincrs, in dc
drie vroegc Israclscn, in het groole dames-
porlrct van Fridolin Becker, — daar Iceft
het nog onmiskcnbaar. Nu denke men niet
aan de zeventiende eeuw; in gcen van dezc
contcrfeitsels misscliicn is ids groolsch,
maar in alle is ids uan-zelf-sprekciids ! G ;en
van dezc scliilders hceft naar zijn point de
vuegczochl. Demcnschcn zijn nicI gcdraaid
engekcerd, van links naar rcclils, voordatde
porlrctlisi levredenwas. I)c mecstcn hebben
geen « houding », zal men zeggcn. Mogclijk
niet, maar luiii is Iciiminslc gcen houding
opgedrongcii. V.w in de purlrctkunst is
« gewoonhcid n een hoogc dcugd.
Dezeeenvoudigc, klcin-buigcrlijkc Iraditic
gaat door lot o|) den huidigcn dag in bijna
alle huisdijke portrctlcn, door schilders
buiten hcl eigenlijk vak avoorcigcn gcbruiko
vcrvaardigd. Maar legenovcr dil huisclijk
porlrel uil gcncgcnhcid slaat hcl maalschap-
pclijk porlrct op bcsldling gcschildcrd.Daar
,cn dal loch allecn iseigcniijkc porlrdlagc)
niels dan opzdlclijkhcid, bcrckcndhcid.
Ilicrmce wil van dc kwalilcil van hel werk
nictsgczcgd zijn; dc slrall'e karaklcrisliek
van Tooiop, dc dic|>c psychologic van Yeth,
lid fijne kicurgevoel van llavcrnian is daar
iiids minder om... Ook is hcl wel duidelijk,
dal hicr maatschappelijke oorzakcn, gcheel
builcn (le artisten om, hcl versterven der
traditie bewerkt hebben. Kr is in ons land
gcen klasse van mciischen nicer, die aaii
gescliildcrdc conleiTcilsds bchocfle hceft.
Hel rologralic-tocstel hceft den soliilder ver-
vangcn. Cicschildcrdc poiirdlcii blijven uit-
zondcring en luxe. Dal dil hcl werk aan te
zien is, is waarlijk nicl te verwondereii.
Vcdccr, dat afgczicn van dil alios, hcl
mcesle zulke voorlrdlclijkc kwalilcilcn ver-
loonl.
KUNSTBERICHTEN — UIT ROTTERDAM — KUNSTVEILINGEN
■ In (Ic tweede lielft der maaiid April had
dc firma Wed. C. G. Kleykamp een verkoop-
tentooiistclling gcorganiseerd van Japansche
en Chiiieesche kunstvoorwerpen. De cata-
logus lievalte een aardige beknopte inleidiiig
over Japansche kunst van J. A LoebcrJr.
^^^^^'^^^^^^'^^
ROTTERDAMSCIIE VEREENIGING « VOOR
DE KUNST » ^ TENTOONSTELLING VAN
SCHILDERIJEN, AQUARELLEN, WAS-
KRIJTTEEKENINGEN VAN VINCENT VAN
GOGH EN FLORIS VERSTER EN BRONZEN
VAN CHARLES VAN WIJK (30 MAART-
7 APRIL) /0».
Van Vincent derlien werken uit zijn Bra-
banlschen, Haagschen en Franschen tijd,
die hem zeer voldocnde karakteriseerden ;
alsof in plaals van het toeval, de bedoeling
van zijn wcrk een overzicht le geven, dc
slukken had bijeengebracht. Een paar stil-
leveiis {de Ratlcn en de schitterende Groene
Papeyaai) geven wel het hoogste te zieii,
waartoe hij op dit gebied in staat is ; de
groole Wever van den Heer Gieseler is mis-
schien de rijpste, de bezadigste-van-voor-
dracht, dien liij ooit geschilderd heeft, de in
goud-bronzen toon gehouden Laaii was een
goed specimen van zijn Brabantsclie land-
schappen, terwiji deeenvoudige, open Jttrdin
des Fleiirs en de gecompliceerder, groen-
gouden Soleil dii Midi waardig de Fransche
vertegenwoordigden. En de5/er;-e;i,hoe men
daarovcr ook moge denken, — ze getuigen
in elk geval van zijn hemelbestormend ver-
langen naar het onbereikbare... Behalve
dat de Fransche werken geen dislantie
genoeg hadden, kwam alles in het mooie,
warmblanke licht van hetzaaltje uitstekend
tot zijn recht.
Vincent van Gogh en Floris Versler zijn
onvergelijkbaar. Verster, hoe voortrefTelijk
schildcr ook, beweegt zich op een geheel
ander, laat ons maar zeggen lager plan dan
Vincent. Waar de een ophoudt, beginl de
ander pas. Zij raken elkander niet. Daar elk
bovendien een eigen wand in beslag nam,
behoefde het eene wcrk het andere niet te
hinderen.
De dertien Versters gaven geen overzicht
van het oeuvre van den schilder. Van de
bonte groote bloemslukken, waar in joligen
overmoed de felste kleuren tegen elkaar
gezet zijn, was er jammer genoeg geen een.
Maar zes stukken van jongen datnm uit zijn
atelier deden zien, waarmee hij zich nu
bczig houdt en aardig was het op te merken,
hoe naast zijn zorgvukiige,haast-angstvallige
(I japaniscerende » manier, zijn oude, impres-
sionistische werkwijze zich ruslig blijft
voorlbewegen. Naast de geduldig en zorg-
vuldig geconterfeite Eieren met hun nauwe-
lijks waarneembare kleurnuancen de breed-
geborslelde sneeuwsludie, waarin de kleur-
tegenslellingen op het feist legen elkander
uitgehaaldzijn! Dit is trouwens niets nieuws.
Het zijn nog altijd de twee antipodische
neigingen, die hem van den beginne af nil
den eenen dan den anderen kant opgetrok-
ken hebljcn.
W^iM
Bij dc firma Oldenzeel exposcerden in
de maand April A. Coert schilderijcn (oude
stadshoekjes, tuintjesen dgl.) en Aug. Falise
bronzen, boetseerwerk, medailles en pla-
quelten. R.J.
a^ ^^* ^ s^a^^ ^' ^ ^* ^
D KUNSTVEILINGEN a
EILING VAN OUDE
SCHILDERIJEN UIT DE
VERZAMELINGEN JOS.
MONCHEN IN DEN
HAAG, Vie DE RUFFO
BONNEVAL TE BRUS-
SEL E. A. BIJ FREDERIK MULLER & C<> TE
AMSTERDAM 30 APRIL — 2 MEI 1907 /.^».
P>n belangrijke veiling van over de 500
stiikkenwaaronderverscheidengoedezeven-
tiend'ceuwsche en enkele belangrijke zes-
tiend'eeuwsche.
Onder de laalste trok op de kijkdagen
wel het nicest de aandacht het kicine
panceltje van den ouden Brueghel : de door
Vorsterman gegraveerde en door Brueghels
jongsteii biograaf, Romdahl, verloren ge-
waandcgapende boer. Onder de primitieven
de namen van Lancelot Blondeel, Cornelis
Engebrechlsz (een leelijke Beweening, zeker
niet van dien meesler maar veel punten van
overeenkomst vertoonend met de Beweening
284
KrssTvi:iiJS(u:\ — boekks S: TUDsrjiuirn-x
die in Kiirlsnilie omicr n" 130 als Kculscli
beschreven wordt) en Gossaert. Aan den
laalste was ecu inooic Maria niel het kind
dat in dc op^elievcn iiand ecn appel hield,
loef^eschrcvcii. Jacob (^ornelisz. van Oosl-
zanen liad wcl nuuit ids Ic niaken met Iict
sierlijke,vcclccr Anlwcrpsche slukjc : Maria
rael iicl kind liisschen (^alliariiia en Marj^a-
relba. Aan ecn Fransch vroCf4 inecsler werd
hel {joede poiiret van ecn {{i-ijsaard locgc-
schrevcn dal op dc lenloonsleliinj; van
Franscbe priniilieven zich bevond en wcl
aan Nicolas Fronicnl gcf^cven wordl.
Van de zevcnliend'eenwers noemen we
nog slechls de ••oedc slukken van van Goyen
(no 82', Havcslcyn (n" 155\ Verspronck
(n" 180) en J. Victors (n" 183>, oni weder le
eindigen met ecnige der lioogsle prijzcn.
Lancelot Hlondcd, ii" '2. Ilciliyc Familie en
//eiViyc;!,/ 287J; C.ornclis Kngebrcclitsz, n" 8,
Retoeeiiimi,/ '.V.bO; Fransch priniilicf(Nicolas
Fromont •.'; n"21, Maiispoiirct, flGOO; Jacob
Cornelisz van Ooslzanien, n" 28, Marin mel
Kind tiisschen Iwec Sanlinncn, f 2100; J. dc
Baen, n* 42, porlrellen van ecn lieer en een
dame, /i925; n" 43, porlrellen van Alberl
Nicolaas van Scheyen en Anna van Sclieijen,
/"3225; P. Frandioys, n" 78, Mansporlrel,
/3300; Jan van Goyen, no 82, Gezicht op
Dordreclil, I SlOO; U. van der Heist, n" 92,
porlrel eener onde (/((//if, / 4450; M. Hobbcina,
95'''», de bonwvuUen van hel lluis Koslvcrloren
bij Amslerdani, / 18.900, no 66, llollandsch
lundseliap,/ am): M. Dllondccocter, n" 98,
vogel-lwisl, / 2900 ; E. H. van der Necr, n" 130,
een parlij kaarl, / 3500; A. van Oslade,
no 135, //i/c>/>(//-, /2550; no 136, hel belang-
tuekkend verbaal, / 27M; J. A. Havcsteyn,
no 155, damesporlrel, fiOOO; S. Rnysdael,
no 157, hel 6>/a/;ic, / 3100; 1). Teniers dc
Jongc, n" 170, ite Zamjer, f WOO; K. van do
Veldc, 11" 173, llollandsch landschap, f 2250;
J. A. Verspronck, no 180, mansporlrel,
/ 18.200; J. Victors, no 183, mansporlrel.
f 4100. I>e mccste der hicr gcnoemde niim-
mers zijn in de zeer fraai uilgegevcn cata-
logus gerepi-odncccrd.
S* '^* ^* ^fi ^P"- ^,*> -S,** '5,*> $,* ^J^ ^
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
M'^ WILLHM I51I.1)|;|{1)1JK > L iniKGKVHN
OP MAc.MTiGiNt; i)i:n iiii,i)i:iu)iJK gom-
MISSIK A. 1). .MC.MVI > hOHKIlANDFL v ii
iidvi;Ki:H & \v()mmsi:m, phktohia-
AMSTi;UI)AM-l'()r(;ili;FSTH()OM
Hts.
^"*3^jj^S^
IT Icr gelegenbcid der
hcrdcnking van Bilder-
ilijks liondcrdvijl'ligsten
gcboorlcdag uitgegeven
f^cdenkboek, konit ons
tcr bespreking der uit-
vociiiil; hdaiitiiijk genocg voor.
Hel is met dc, alreeds bekcnd geworden,
van Amerika afkonisligc « Cheltenham »
letter gcdrukt, dour de knnslzinnigc Anisler-
danisclie firnia Ipenbunr & van .Seldani.
Dit reeds zou aanlciding zijn, ids goeds te
verwaclilen, temeer waar de Heer J. W.
I-nschcde, bekcnd door zijn typografische
studies, de leiding van liet typografische
gcdeelte op zicli nam.
De Heer Rnschede deed een goed werk,
de consequcnlics die hem bij dc verzorging
van (lit boek Icidden tc |nibliceeren, omdat
deze ook bij andere iiitgavcn van nut kunnen
zijn, maar toch hopen we, dat nict bij
voortduring het [)ublick ecn dergelijke toe-
lichling zal bdioevcn. .\aii het slot van zijn
typogralisclie toclidiling, in lict aanhangsel
van dit boek zegl de heer Fnschedc o. ni. :
« Dat dit boek lypogralisch als kunsluiling
voor de praklijk in elk opzichl geslaagd is,
worde nict nicer bcweerd. Fr is gewerkt
nioetcn worden iiid spocd, mel liaasl en bij
gevolg nicl iiiimer nauwkcurig en consc-
(lucnt. Dc tijd drong, waardoor zeldcn gclc-
genheid was mel de auleui-s in overlcg le
treden. » Kn ids verder : « Veel is er over-
Icgd en gcraadplecgd oin aan tlit bock con
nilwendigen voriii le geven, die, zonder
scliade Ic docii aan de iiradisdie waarde
als Iccsboek en daarbij blijveiide binncii de
cisdicn, die de ('.heltenham slell, overeen-
komstig de iiioderne opvallingcn van typo-
gralisclie ordonnanlic zou zijn. »
Dat het bij ecn boek nicl opstdlcn van
verschilleude aulcurs lang nicl geniakkdijk
285
BOEKEN ct TIJDSCHRIFTEN
was eenheid le breiigen, ligt voor lie hand
en hcl is daaraan zelier ool{ te wijten dat cic
o|)lainstdrulq)apiergeiiruiiteilliislralies, Diet
acliter in liet Ijoeii Ijij cllvaar geplaatst zijn,
wal mijns inziens verkieslijlicr geweest
ware, te nieer waar ze nu tocli evenmin te
vindeii zijn l)ij de bijbelioorende telcst.
lie aclit het te ver gedreven, waarscliijnlijli
uitsluilend uit optisclic overwegingen, steeds
een lioofdsluk te doen begiiinen op 'n rccht-
scbe pagina; zoodoende liomt er noodeloos
een onbedrukte bladzijde, wanneer het
vorige hoofdstulv op "n lechtsche pagina
einiligt.
De Heer Wormser had de lang niet lichle
taali de versieringen, (titelomraming, liop-
vignctten.sluitlijnen, enz.) te teelienen waar-
van het totaal aspect diende te zijn over-
eenlcouislig dat van het zetsel. Hij is liierin
zoover niogelijli, goed geslaagd, en de oni de
oi)schriften fijn geteelcende bloemniolicrjes,
hebben ook dit voor, dat zij dezelfde
sclicrptebezitten, alsdeonberispelijkzuivere
drnkletter, en zoodoende de eenheid van
schril'l en versiering bevorderen.
De opschiiften van de verschillende hoofd-
sliikken zijn bhjkbaar eeist gezet en daar-
oniheen de versieringen aangebracht wat,
hoewel deze manier van doen overigens
zeer goed kan zijn, hier niisschien aanleiding
heel't gegeven tot de minder organisclie ont-
wikkeling van sommige motieven, die daar-
door wel eens wat te veel met cirkeltjes
aangevuld moesten worden, cm een gesloten
aspect te geven. Sommige kopvignelten zijn
liijzonder geslaagd en ook de titel, die omdat
de letters van een grooter soort genomen
konden worden, een marquanler ornamcn-
tatie mogelijk maakle.
De Ileer Enschede heeft in zijn bovenge-
iioemde typografische toelichling aangege-
ven dat de marge-verdeeling der bladzijden
respectievelijk van rug, boven, buiten en
onder is als 2, 3, 4 en 5. Dat is een zeer goede
verdeeling van het wit om de bladspiegel,
niaar deze verhouding is ook op de band-
versiering doorgevoerd, een overdreven
conseqnentie, wijl de redenen waarom die
verhouding vereischt wordt op de bedrukte
pagiiia's, n. 1. om deze tot elkaar te doen
nadcren, voor den band niet gelden. De band
verkrijgt hierdoor met zijn in den linker
bovenhoek gerukt middenvlak, en dit wcder
onigeveii door telkens van breeiile verschil-
lende banden een minder schoon aanzicn.
Ongeacht deze aanmerkingen aarzel ik
niet, dit boek in velerlei opzichten lypogra-
fisch goed geslaagd te noemen, waartoe
zeker de welbegrepen sameinverking van
verzorger, teekenaar en drukker niet weinig
heel't bijgedragen en niet minder het letter-
type, dat ik in een volgend arlikel uitvoerig
hoop te behandelen.
Krommenie'O:. S. II. DE RoOS.
REMBRANDT-PREXTENBOEKEN
REMBRANDT ^DES MEISTKHS GEMALDE
IN 565 ABBIL1)UNG1:N > MIT EINER HIO-
GRAFISCHKN EINLEITUNG VON ADOLF
ROSENBERG ^ ZWEITE AUFLAGE >
STUTTGART UND LEIPZIG, DEL'TSGIIE
VERLAGS-ANSTALT. 1900 >C^.
Overvloedige illustralie wordt in onzen
tijd voor iedere uitgave over kunst meer en
nicer een vereischle. Het publiek leest toch
geen beschouwingen over kunst, zeggen de
uitgevers, en dan worden boeken en lijd-
schriften maar met platen volgejiropt, en
allicht wordt er dan een auteur gevonden,
die daar, voor den vorni, cnkele bladzijden
bij schrijven wil... Op die wijze toch wor-
den lieden ten dage een grool aantal tijii-
schriften en « prachtwerken » samengesteld,
en het publiek koopt, koopt, ... als het maar
veel prentjes te zien krijgt
Maar wanneer die prentjes dan met zorg
gekozen, behoorlijk gerangschikt, goed uit-
gevoerd en tot billijken prijs verkrijgbaar
zijn, kan een dergelijke uitgave ook aan
vaklieden groote diensten bewijzen. Dit is
het geval met hooger gemeld boek, dat in
handig formaat en vrij scherpe autotypieen,
de groote meerderheid van Rembrandt's
schilderijen afbeeldt.
Niet steeds zijn wij het eens met de keuze
der gereproducecrde werken, en ook niet
met de voorkeur die aan sommige stukken,
door grootere afmeting der plaat. gegeven
wordl. Maar... dit wordt naluurlijk een
kwestie van persoonlijken smaak, waarover
bezwaarlijk valt te redetwisten.
286
iu)i:ki:\ .^ lUDscuitii ri-s
Ovor 'I ;ilj;tMiiceii lici-lcii wij ilc uit-^iive
uitsU-kciiil }>csl;i;i;^(l, fii wciisilicii wij linnr
ecu ruiiiie vcisprcidiii'^ loe.
^'^ ««'zJi ^'^ ^'^ >«^; ^'& ^t: >«^-'i«'^ ^•^•'•^
hi:mi5Ran'I)T VAN lUJN >i2(i ti:i:ki:nin-
C.KN, IN TWKK I'OHTKFiail.I.KSi MAHTI-
NUS NIJIIOIF > S GHAVKNllAC.I.yC^
Ilel is oils iiift zcer duidolijk wal ilc liniia
Nijiioirmel <le uilfiavc van dczc Iwec rock-
scii leckciiiiif>cii bedocll, Iciizij hel cr allccn
om Ic (loc'ii was ciikclc plalcii nil liaar
bekciuie, kostbaic Icckcnin^en-iiilt'avc in
hel bercik van licl groolc |)iil)liek Ic brcii-
gcn, nil dc alj;cniccnc bclan-jstellinj^ voor
den nieeslcr door dc Hcnibraiidl-feeslcn
weer ecus werd opf^ewarmd....
I)e kwalitcil van dc hier t<ebodcn rci)io-
ductics is voorlrcll'clijk. Hct uit/jclil, dc
klcur der oiij;iiicclrn wordl met dc grootsle
naiiwkcnriglicid wcergegevcn, en nicnig
blad zou lol wandvcrsicring kuiinen dicncn.
Maar men vraagl zicli le vcigccfs af, op
welkcii grond jiiisl deze platen en geeiie
andere liier verccnigd werden, door wie en
met welk docl deze keuze werd gedaan;
opvallend is ook het onll)rcken van iedcre
aandiiidiiig onilreiil dc voorgcslelde onder-
werpcii, de lijd van bun onlstaaii, de plauts
waar dc oiigiiicelcn zlcli bcvindcn, enz. Dc
(irnia Nijbod', die loch geiioeg coiiiiexies
inel uilslckendc Renibraiidl-kenners lieefl,
had cr o. i. iiioetcii voor zorgcn, dat hare
uilgavc nicl zoiider criliscbe toclichting in
dc wcrehl trad.
^"S *^' ^'5; *'^ ^"5 ^'S *'■£ '"^'S *^ ^"S ^'S
Till-: inCIIINdS OF Hi:MUHANi)T BY P.
G. HAMi:in()N > WITH IMITY FACSIMI-
LKS IN IMIOTOC.HAVUHK AND AN AN-
NOTATi;!) CATALOGLH OF ALL KKM-
HHANDTS inCIIINGS HI.I (;AMI'in:LL
DODC.SON jy LONDON, Plin,ISIIi:i) iil.I
ski;li;y & c" ltd, 38 ghi-:at hlssi;ll
STHKET, I'.lOo >o».
Fen slalige, koslbarc uilgavc, waarvau de
pracliligc, op de groollc der origincclcn, in
fologravurc iiilgevoerdc plalen, lol dc l)cslc
reproductics iicbooreii, die oiis van 's niccs-
lers werk bekciid zijii. V.v is waarlijk ecu
geocfend oog loe iiuodig, oni deze op zwaar
van Gclder gclrokkcn ari>eeldingen van de
oorsproiikciijkcafdrukkeiileoiidcrsclieiden;
lie 100 gulden prcnl i». v. (iiaar 'I cxeniplaar
van hct Brilisli Museum, Iweede slaal) is
verbazend. Bovendien is dil nicl ecu zoo
iiiaar op gocd geluk saamgcraaplc veizame-
ling; ceil uilgei)iei<lcsludic over Hcni bra nill's
clscn door P G. Ilamcrlon gaal dc pialcii
vooraf, IcrwijI hel bock bcslolcn wordl door
den wclensciiapiielijken (;alalogus der clscn
van (".am[)beil Dodgson. Fen in alleopzichtcn
bruikbarc uilgavc dus, ecu waardigc ver-
sdiljning in dc Hcmbrandl-lileraluur der
laalsle jarcii. B.
&* ^ S.*5 ^ ^^ ^^^^^ ^^ ^*
DK KUNSTCHRONIK van IJ Mci brachl
cen nicl alledaagsche iiiedcdecliiig. I)r Bre-
dius, die met ecu ongewoon gclukkigc hand
al zoo menig werk der oudekunst uil de ver-
borgenheid aan hel liciit iiccft gei)rafbt,
lieefl wcder cen hoogsl bclangrijke onldek-
kiiig gedaan, waarvan hij zclf in bovengc-
noenid weekblad verslag doet. Hij hecft
nanielijk nicl minder dan ecu onbekeiid
schilderij ;hct 36') van den Dcl/tschcn Vermeer
opgespoord — oflieverliet is hem op ver-
rassende wijze locvallig ondcr de oogen
gekomen.
Onlangs, zoo oiigcvcer schrijll hij, brachl
hij ceil korl bczock aan Brussel. Fen vricn-
delijk landgenool alilaar woonachlig had
1)1' Brcdius gcschrevcn, of hij gcen lust had
zijn verzamcling tcckeniiigen van Henibrandt
ecus le komcn zicii.
In lie woning van den gcliikkigcn bezilter
eeiier bclangrijke veizanieling outl-Ilolland-
schc leekingcn, werd D' Brcdius', aandaclil
gelrokken door ecu reeks goeile ouilc schil-
derijen, ccnigc porlrclleii van den Miildel-
burgschcn schildcr Simon Mesdach, ecu
Brckclenkam enz , tocn plotseling zijn oog
vicl op ecu klcin, lioog hangcnd seliilderijljc.
Hij vroeg of hij hel ecus mochl al'ncmcn,
daar hel hem zeer fraai sclieen. \'.t) liet bleck
inderdaad buitcngewoon fraai.
Men behoefdc hier nicl lang le Iwijfclen.
De dame van den Bocdapcslcr Vermeer had
ook hiervoor gczclcn. Zij zil op Vermeer's
slocl met de Iccuwcnkoppen en groolc
koperen spijkers. Zij draagl ecu zondcrling
pyraniide-vormig hoofddeksel, van grijs vilt
287
BOEKEN & riJDSCHRIFTE^
met bniiiic slrepen, op het eenigsziiis naar
rechts gcweiui hoofil. De jonge vrouw Is
gekleeci in ceii geiiciiipt blauw-groen gewnad
met groote maiichellen van wit tjont en
breede zoomcn van bont op de borst Haar
beide lianden rusteii op een balustrade of
tafel. In de liand houdt zij een licht-bruine
fluit. Het jakje is aan den hals eenigszins
uitgesncden, een wilte doek, die in breede
vouwen oni den bals is geplooid, konit cr
uit te voorscbijn.
Een gol)elin met grocne en gele vage
bladeren-ornamcnlntic, van andere Ver-
meer's bekend, vornit den achtergrond. De
eene wang en liet voorboofd zijn in schaduw
gehouden, Vermeer's teere, doorzichlige
schaduw, terwijl de linkerwang door het
licht wordt beschencn. Ook de roode lippen
van den half geopenden mond zijn sterk
verlicht.
Vermeer's helder lichtspel is hier wonder-
lijk mooi. llel maakl (lit kleinc scliildcrij lot
een groot kunslwcrk Ook de pcinzendc
plaals-nitdrukking van het kojije hccfl veel
bekoring. Het iiekende poinlille onlbreekt
hier ook niet. Het schilderij is even groot
oiigeveer als de Kantwerkster in het Louvre.
Maar terwijl deze zcer licht van toonaardis,
is de nieuw-ontdektc Vermeer krachliger en
dieper. Het schilderij is in uitmuntenden
toestaiid,(le vernis bchoeft slechts geregene-
rcerd te worden. Zoodra deze operatic iieeft
|)laals gehad, zal de eigenaar wel goedvin-
den dat het werk wordt gereproduceerd om
zoo den roem van Vermeer ook door dit
werk te hel|)cn verbreiden^
Gedurende den zonier zal liet Manritshuis
den nieuwen Vermeer van den eigenaar in
bruikleen onlvangen. 1)' Bredius' verras-
sende vondst zal daar ongelwijfeld groote
belangslelling vinden.
J. C. G.
288
INHOUD VAN DEEL XI
(ZESDE JAARGANG — EERSTE HALFJAAR — 1907)
111/.
Tot InlfidiiH] 1
lierichl en Voorwoord 7>~-7'>S
Bkets (Mr. N.) : Diiick .hicohsz. Vclk'il : IIoiilsiK'dt'ii I'li KopiM-
picntc'ii 10'.)
Bosr.ii (.lac. van doinVan oiizoii Tijd : 'I.'kI
Ki.i.KNsiH.) Ovi'i- Klic'(liiif> 1X1
GoKKOOP-ni; JoNGii (Dr. .loliaiina) ; lu'n Ut'nil)iaiuiliaiuim 112.'»
I. (V.) Eotl<aiiuM-.\nu'iil)Ii'nKiil <S1)
L.VMBOTTK (Paul) : AHVi'd Sicveiis 218-2r)r>
L.WDKK (T.) : \V. I'oiiaal 22:5-2()f)
NunoFF ((;. W.) Kiinslnijvt'ilieidsondcrwijs 1 10
Ombi.m'x (Maurice des) : Enkele LuiUsclie Kunslenaars: FraiH'ois Mart-dial !()*.(
Hkd. Dc Muur.scliildeiiii<>cn van R. X. Roland Hoist . i;?9
I^KKSKM.A (K. S. van) en Nikrstr.vsz : Naaldwerk-Crcleld 92
Sciimiut-DegenerCF.): De « Zeven I)eu"<dc'n » van Johannes van Eyek in
liel Xederlandseli Museum le Anislerdani . l.S-70
Six (.Ilir. Dr. J.) : Over Paulus Poller — naar aanleiding van /.ijn
ruileiportrel van Dirk Tulp, gegraveerd door
P. Dnpoiit 3
V.M.ENriNKR (Dr. W. H.) : ()pnierkini>en ovei- enkele seliildiiiji'n van
Renihiandt \7^~-'2\7^
Veth (Dr. Jan) : Renihrandliaiia VI (.Xnalojjiieen vooi- de Kopie van
Lundens naar de Xaelilwaehl) 20.")
VRn:s.lr.(R.\V P.dejlun wederoplevende Teehnielv ; llel Knnslnaald-
werk ;5;?
Vriks-E,\m (D. de) : Toej^epaste Kunsl in Cironinijen S.J-i;;:}
Walters (A. J.) De oude en de joni^e Joosl van Cleel" .')•»
KUNSTBERICHTEN
UlTAMSTi;i(r).\M : Hij IUill:i — Vnii ("iO}>li (W.S.I .W
ik- Zwnrl — Ilarl N'ii)l)rig <\V. S I H.'>
Iti.\rli (W.S.I 1.50
l5;iskTl — Tli()lon — Mcvr Tilt-rise vail niivl-Siiiwarl/.c iW. S.) tO.J
Si l.iuas — .\rli "..... (W.S.i 27:{
UiT.\NT\vi:ni'i;N : lidiiioiid Vcrslraok-ii X' .')1
II. I.iiytcii — I-;, van liavi-nlu-m (Xi l.")!
Hiiliard Hasclt-t-r (H 1'.).')
F. Mens — Sfliil(lcrs-I-;tscrs iHi 27.'>
LitHhussel: L. .\I)iv t-ii I-: Farasijii - llol salon <li-r A(|uarel-
lislcn — Silloii — « I.es pi'iiilrcs niaveursK . . . (Ci. I-M %
« Pour 1 .\rt » I'rciileii in liet Nicuwc .Museum. . (G. K.) l.')l
2X9
UiT Brussel : Lucieii Wolles en Emiel Chnrlcl (G. E.) 196
Libre Eslliclique 238
Kunslkrint< — J. van den EecklioudI en O. Copiicns
— Gnlerie Royale (('■. E) 277
UiT DEN Haag : Haaffschc Kuiistkring ill. do i5ocr) 99
UiT Parijs : De Nienwe Uonibiandlzaal in den Louvre (Jacques Mesiul) 280
UiT Rotterdam : W. van Nleuwenhovcn — Kunslzaal Oldenzeel . . (H.J.) 52
J. W. C. Cossaar en C. J. Tliijsen — Academic . . (U.J.I 101
Kunstkring — Oldenzeel— W. de Zwart — Voor dc
Kiinst (H. J.) 153
Dirk Nylnnil — E. Farasijn — Kunstkring .... (R.J.) 239
Kunstkiiiig — « Voor de Kunst » (R.J.) 284
KuNSTVElLlNGEN : (Blsi 53-103-24 1-284 — I K) 241 — (B) 242
Ambachts- EN NiJVERHEiDSKiNST ; Do Nieuwe Mniit (W. P.) J04
Van onzen Tijd (Jac. van den Bosch) 202
BOEKEN & TIJDSCHRIFTEN
Baedekei^ (K.) : Spanien und I'ortLigal, Handi)ucli liir Heiseiide . . . (B.l 200
Berden (J.W. H.): De Kuiisliiijvcrlicid — Hand- cii Sliidicboekje ;S. HdeRoos) 106
BoDENHAusEN (Ebcrhafd Freiherr von) : Gerard David nnd seine Scluile . . . (B.) 198
Fologravures naar werken van niodernc Hollandschc scliilders iB.) iOO
Groot (H. J. DE) : Vakonderwijs in hel Builenland in verband met liet Vak-
onderwijs in Nederland 107
Heimkunsl: iH.H.i 204
Spemanx (W.) : Kunstlexikon. Fin Handlnicli liir Kunsllcr nnd KunstlVeunde 199
M' Willem Bildcrdijk ^S. H. dcRoos) 285
Gesellschaft fiir veiviellaltigende Kunst (M. R.) 201
Overzicbl van Tijschiiften (J. C. G.) 54-108-242-287
Rembrandt-Prentenboekcn (B.) 286
PLATEN
N. B. De cijl'crs niel • yeiiicrkt geveil de hliuUijilen aan leseiiovii- deweike dc platen buiU-il tek-,1 nioclen
tusscliengevoegd worden. ,
TekstversieiiiKj in lumt (/csnedcn clour Kd. Pelleiis.
Omslaij in liont gesncdcn door G. W. Dijsselho/J.
Bach (F. H.) : Muurschildeiing, Roomsch Katliolieke Kerk le Marlenshoek 137
Christus voor Pilalus 138
Berlage Nz. (II. P.; : Hanglampen en blank gesmeed ijzcien Ilaard 149
Bleecker (Gerrili De Prol'cet Bileani 158
Bosch (Jac. van den) : Eetkamer-anieublement 89-90-91
Cleef DE JONGE (Joost van) : Eigen portret van den Scliililer *63
Dell, brievuldigheid 64
Het laalste oordeel *64
De familie Rockox 65
Mater Dolorosa *66
Mansportret *6S
Porlret van Jan Carondelet "70
Cleef de Oude Joost van) Eigen portret van den scliilder *59
De Aanbidding der Koningen "^tJO
De H. Familie met Begiftigers *62
Derkinderen-Besieu (Mevr. J. H ) : Werktascbje en Lanipenschermpjes 45-46
Dupont (P.) : 5 Potlood- en krijtstudies voor de gravure naar Potter, 5, 6, 7, 8, 15
DiiRER (Albrecht) : Vleugels van het Paumgartner-Altaarsluk .... *208 en **208
DiJSSELHOF (G. W.) : Ontwerp bordunrwerk 44
Dijsselhof-Keuchenius (Mevr. W.) : Ontwerpen en borduurwerk 42-43-44
Eisenloeffel (Janj : 5 reproducties naar koperen gebruiksvoorwerpen .... 92-94
Ellens (H.) : Ontwerp van een kleedingstuk 191
Eyck (Johannes van) : Sobrietas, Humilitas, Innocentia, Castitas, Patienlia,
19, 20, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29
Diligentia, Misericordia 75,77
Portret van Jeanne de Chenany (copie) 21
290
Hi-NS (F.) : Ih'l WiMk *->-G
Hoi.liEiN DK .loN(ii-; ilhiiisi : Dc Mndoiiiia viiii liui}^eiiu't'sler Meyer *>\2
lloi.ST(H. N. Holaiid) ; Miilirschildcriji^ in licl ^i'l)nii\v van den Al;;. Neil Dianiaiil-
licwerkershond *i;{8
IloYTEMAiMevr.T. van) : llaardselieitiipje en Cichoidntirde sloelru;" 4~
KkmckhofMcj. liin.van): Vooiplat van een buekliand 4S
KoiiT (A.W.) Iloulsnijwerk Kt
Nnaldwerk HH
Vier Haliks en liorduursels i;5l
Menlu'leii eu liatikweik l.'J.")
Vijl'stuks Ili)ulsnij\verk l.'JG
Kiuv.Mici. & Mi;iu;ki;ns : Mancliel en Kiaat; — Meisjes-.Iuikje 188-189-190
I.UNDKSS ((ierrili : Copie naar Henil)randl's Naclilwaeht **r*8
Fra<<menl nil de copie van dc N'aclilwachl 132
Maukciiai. iKraiivoisi : De Maasvallei 170
De oiide wejjen v . *1"0
I-A'ii wrak 172
Olid deuilje )73
« Lc C.heniin dii I'ery » 175
De Kaden te I.iiik *176
Studies 17S
De Olijl'ljouni 179
Mijnwerksler ISl
.Mi;ni)i;s da Costa i.I.) : Hion/.en f^edeidi-piaat *jS,s
I'icNAAT ;W.) : Bullet 225
Hoekenkast 227
l'>lkanicr-Anieui)lenienl *228
Arnisloel 229
Iloutcn klok niel koperen plaal 2.'!0
Zes albeeldiiigeii van Meubels • 2(17-272
l^etkainer-Anieublenienl *2G8
PorriiU I'auius : lUuteiiJorliet van Dirk Tuli) ; Hi.').'} (lichldiuki *4
Scliininiel *(i
l-ji^eiselie Mil *j{
luit^elsche Hit *10
Woll'shond *12
RAiMOXi)i(Marcanlonio): Maria, Anna en liel Kind jifj
Rembkandt: De Xaelilwaclit . *i2}i
Dc piolecl Hilcani ]5;)
Sludie voor dc ^evan-'cnnanic van Sinison ](n)
De t;evanj4ennanic van Sinison KJl
Manspoiliel (C.onslanlijn liuvf^ens'.') ](j;j
lOifjen porlret j(j.|
Dc Selialpenning 1^5
Dc opdraelit in den Teinpel 1(5(5
Simeon in den Tetiipel *1(5(5
De <)verspeli^;e vrouw *\^
De wcf^loopende jon^ien van dc Naeiilwaciil *21(;
De Slcenii;iiif4 van SI. Slel'anus *2I6
Dc "iroote Leeuwenjaehl **216
Simeon in den Tempel **216
Oiii'islus en de Saniarilaan.seiie Vrouw 2-IG
" » » *24(>
» " >' *2-17
" " » 248
De (ieeselinj4 2-19
Studies voor cenc Ciccselinj^ 2r)0-251-252
Dc ("iceseliiif^ 253
SANDEiisiAnt. J.): Villa le Veendam di
Hankfichoiivv j{-,
Meiil)cl-onl\ver|) ^^^\
Hiillct 87
Stevens (Alfred I: . I.e billet de laire i)arl » . . . . . *21S
Alle {{cluk ' 220
291
Stevens (Alfred): Pnlmenzondag *220
Het Bezoek * 256
De Dame in hel Rose *2r)6
Op Bczoek 258
Harlstoclitslied *260
Iiuiic Ic Piirijs *262
Eeii pijiilijke zekerlieid 264
Wanhoop *264
Veli.ekt iDii'ick) : Devies der HederijkersUamer de Leiie van Dicst 1)1
OriiaiiK'nl-liies *H2
Mcrk van den drukkcr Mieliitl llilleii *ir2
St. r.liiislollcl 115
Man met Wapenscliild 116
Goudsmidje 117
Maiia, Anna en hel lund 118
De wonderbare visclivangsl 119
Petius op het water 120
Faun op een wijnvat 121
Venus 121
SI. Elisabeth 122
Vries Jr. (R. W. P. de) : Ontwerp boekband 48
Weyden (Mevr. M. van derj en van dcr .Maarel (Mevr.W.i : Ciordijntje 49
Weyoen iRt'oi'^'" van der) : Aanvullingsslaluette 74
(Atelier van) : S' Bavo 76
ONCENOKMni-: OF ().\hi;ki:ni)e meesters :
^ Strijd der deugden en ondeugden, Vlaanisch tapijlwerk . . ■*22
Merkhipje 35-36
Volendanisch aanneenijurkje 37
Marker Borduursels 38-39
Huizer niulsjc, geliorduurd in zwarl op wil 40-41
School van Dijon : de Investituur 73
Reslcllo der verzanicling Guggenheim te Venetie 110
Sophokles, Grieksch werk uit de 2'^ helft der iv ceuw v. C. 185
Ghristus met O. L. V. en S' Marcus 187
Copie naar Holbein's Madonna van Burgemecster Meyer . . **212
Fotografisch porlret van Alfred Stevens 219
AL WAT BSE EOSCMIHAK PLJ\NT
^^V
(EEOIJE. V®(BIS.MET LAND.i^
Gedrukt door
J.-E. HUSCHMANN
TE AnTWEHI'EN.
292
N Onze kianst
5
07
deel 11
PLEASE DO NOT REMOVE
CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET
UNIVERSITY OF TORONTO LIBRARY