Full text of "Phegea"

See other formats

Afgiftekantoor  Antwerpen  X ISSN  077 1 -5277 

Redactie:  Dr.  J.-P.  Borie  (Compiègne,  France),  T.  C.  Garrevoet  (Antwerpen),  B.  Goater  (Chandlers 
Ford,  England),  Dr.  K.  Maes  (Gent),  Dr.  K.  Martens  (Brussel),  H.  van  Oorschot  (Amsterdam),  D.  van 
der  Poorten  (Antwerpen),  W.  O.  De  Prins  (Antwerpen). 

Redactie-adres:  W.  O.  De  Prins,  Diksmuidelaan  176,  B-2600  Antwerpen  (Belgium). 

e-mail:  willy.deprins@village.uunet.be. 


Jaargang  29,  nummer  1 LmaarU 

Gelechia  muscosella,  een  nieuwe  soort  voor  de 
Belgische  fauna  (Lepidoptera:  Gelechiidae)  2 5 2004 

Willy  De  Prins  '\^8f?ARIES 


Abstract.  Gelechia  muscosella,  a new  species  for  the  Belgian  fauna  (Lepidoptera: 
Gelechiidae) 

A specimen  of  Gelechia  muscosella  Zeiler,  1839  was  caught  at  Schoten,  province  of  Antwerpen, 
Belgium)  on  7 September  1991.  This  is  the  first  record  of  this  species  in  Belgium.  lts  general 
distribution  and  biology  are  briefly  discussed. 

Résumé.  Gelechia  muscosella,  une  espèce  nouvelle  pour  la  faune  beige  (Lepidoptera: 
Gelechiidae) 

Un  exemplaire  de  Gelechia  muscosella  Zeiler,  1839  a été  capturé  a Schoten  (province  d'Anvers, 
Belgique)  le  7 septembre  1991.  Cette  espèce  est  mentionnée  ici  pour  la  première  fois  de 
Belgique.  Sa  distribution  et  la  biologie  de  1'espèce  sont  brièvement  discutées. 

Key  words:  Gelechia  muscosella  - faunistics  - Belgium. 

De  Prins,  W.:  Diksmuidelaan  176,  B-2600  Antwerpen  (willy.deprins@village.uunet.be). 


Op  7 september  1991  werd  een  exemplaar  van  Gelechia  muscosella  Zeiler, 
1839  op  licht  gevangen  te  Schoten  (provincie  Antwerpen,  leg.  W.  De  Prins).  Het 
is  de  eerste  maal  dat  deze  soort  uit  België  wordt  vermeld.  Ze  hoort  in  de 
Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium  thuis  net  na  Gelechia  sororculella 
(Hübner,  [1817])  (De  Prins  1998:  77). 

Uit  Nederland  zijn  maar  drie  vondsten  bekend,  alle  uit  de  provincie  Noord- 
Brabant  (Kuchlein  1993:  272,  zie  ook  kaartje  p.  490).  De  soort  wordt  er 
beschouwd  als  een  rariteit,  wat  betekent  dat  er  sinds  1950  hoogstens  3 
vermeldingen  bekend  werden,  hoewel  het  niet  om  een  adventief  of  migrant  gaat. 
Het  eerste  Nederlandse  exemplaar  werd  pas  in  1978  te  Oisterwijk  gevangen.  De 
beide  andere  exemplaren  stammen  uit  Best  en  de  Cartierheide  (Huisman  et  al. 
1986:  147). 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  1 


Figuur  1:  Gelechia  muscosella  Zeiler,  1839,  België,  prov.  Antwerpen,  Schoten,  7.IX.1991,  leg.  W. 
De  Prins. 

In  Frankrijk  werd  de  soort  slechts  sporadisch  waargenomen.  Ze  is  er  bekend 
uit  slechts  6 departementen:  Aube,  Cher,  Gironde,  Haut-Rhin,  Saöne-et-Loire  en 
Deux-Sèvres  (Lhomme  1946-1963:  604). 

In  Duitsland  is  G.  muscosella  bekend  uit  alle  Bundeslander,  met  uitzondering 
van  Hessen.  Uit  Mecklemburg-Vorpommem  zijn  geen  gegevens  na  1980 
bekend,  maar  uit  de  overige  landsdelen  zijn  wel  recente  waarnemingen  vermeld 
(Gaedike  & Heinicke  1999:  79). 

In  Midden-Europa  is  G.  muscosella  wijd  verspreid  en  niet  zeldzaam,  in 
Noordoost-Europa  komt  de  soort  minder  gewoon  voor,  en  in  West-Europa  is  ze 
een  echte  zeldzaamheid.  G.  muscosella  heeft  een  Palaearctische  verspreiding  en 
komt  voor  tot  in  het  Verre  Oosten.  Uit  Europa  werd  de  soort  reeds  vermeld  uit 
Noorwegen,  Zweden,  Finland,  Denemarken,  Rusland,  Estland,  Letland,  Polen, 
Tsjechië,  Slowakije,  Duitsland,  Nederland,  Groot-Brittannië,  Luxemburg, 
Frankrijk,  Zwitserland,  Oostenrijk,  Hongarije  en  Roemenië  (Elsner,  Huemer  & 
Tokar  1999:  36;  Karsholt  & Riedl  1996:  1 1 1). 

De  rups  leeft  in  april  en  mei  op  populier  (Populus  sp.)  en  wilg  ( Salix  sp.,  o.a. 
S.  alba  en  S.  caprea)  (Salicaceae).  In  de  meeste  gevallen  eet  ze  van  de  katjes. 
Enkel  indien  ze  nog  niet  volgroeid  is  bij  het  afvallen  van  de  katjes  leeft  ze  in  een 
opgerold  blad  of  tussen  samengesponnen  bladeren.  Vlinders  werden 
aangetroffen  van  mei  tot  september  (Bradford  & Sokoloff  1988:  132;  Elsner, 
Huemer  & Tokar  1999:  36;  Huemer  & Karsholt  1999:  113).  De  soort  wordt 


Phegea  29  (1)  (1.III.2001):  2 


vooral  aangetroffen  in  vochtige  biotopen,  bosranden,  loofbossen  op  rivieroevers 
e.d. 


Dankwoord 

Het  exemplaar  waarvan  sprake  in  dit  artikel  werd  samen  met  een  hele  reeks 
andere  Gelechiidae  gedetermineerd  door  J.  B.  Wolschrijn  (Twello,  Nederland), 
waarvoor  mijn  hartelijke  dank. 


References 

Bradford,  E.  & Sokoloff,  P.,  1988.  Gelechiidae.  — In  Emmet,  A.  M.  (Ed.):  A field  guide  to  the 
smaller  British  Lepidoptera  (ed.  2),  London,  288  p. 

De  Prins,  W.,  1998.  Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium.  — Studiedocumenten  van  het  K.B.I.N. 
92:  1-236. 

Elsner,G.,  Huemer,  P.  & Tokar,  Z.,  1999.  Die  Palpenmotten  (Lepidoptera,  Gelechiidae) 
Mitteleuropas.  Bestimmung  - Verbreitung  - Flugstandort  - Lebensweise  der  Raupen.  — F. 
Slamka,  Bratislava,  208  p. 

Gaedike,  R.  & Heinicke,  W.,  1999.  Verzeichnis  der  Schmetterlinge  Deutschlands.  — Entomologische 
Nachrichten  und  Berichte,  Beiheft  5:  1-216. 

Huemer,  P.  & Karsholt,  O.,  1999.  Gelechiidae  I (Gelechiinae:  Teleiodini,  Gelechiini).  — In  Huemer, 
P.,  Karsholt,  O.  & Lyneborg,  L.  (eds.):  Microlepidoptera  ofEurope  3.  Apollo  Books,  Stenstrup, 
356  p. 

Huisman,  K.  J.,  Kuchlein,  J.  H.,  van  Nieukerken,  E.  J.,  van  der  Wolf,  H.  W.,  Wolschrijn,  J.  B.  & 
Gielis,  C.,  1986.  Nieuwe  en  interessante  Microlepidoptera  uit  Nederland,  voornamelijk  in  1984 
(Lepidoptera)  — Ent.Ber.,  Amst.  46:  137-156. 

Karsholt,  O.  & Riedl,  T.,  1996.  Gelechiidae  — In  Karsholt,  O.  & Razowski,  J.  (eds.):  The 
Lepidoptera  ofEurope,  A Distributional  Checklist.  — Apollo  Books,  Stenstrup,  380  p. 

Kuchlein,  J.  H.,  1993.  De  Kleine  vlinders.  Handboek  voor  de  faunistiek  van  de  Nederlandse 
Microlepidoptera.  — Pudoc,  Wageningen,  715  p. 

Lhomme,  L.,  1946-1963.  Catalogue  des  Lépidoptères  de  France  et  de  Belgique.  Volume  II.  Pars  2. 
— Le  Carriol,  par  Douelle  (Lot),  pp.  489-1253. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  3 


Boekbesprekingen 


Decleer,  K.;  Devriese,  H.;  Hofmans,  K.;  Lock,  K.;  Barenbrug,  B.  & Maes,  D.:  Voorlopige  atlas 
en  "rode  lijst"  van  de  sprinkhanen  en  krekels  van  België  (Insecta,  Orthoptera).  Rapport  I.N.  2000/10. 
21  x 29,6  cm,  75  p.,  paperback,  2000,  te  bestellen  bij  Bibliotheek  Instituut  voor  Natuurbehoud, 
Kliniekstraat  25,  1070  Brussel  (bib@instnat.be),  200  BEF  (4,95  €). 

Twaalf  jaar  na  de  eerste  voorlopige  verspreidingsatlas  verschijnt  nu  de  tweede  verspreidingsatlas 
van  de  Orthoptera  van  België.  Dankzij  de  recent  publicatie  van  enkele  moderne  en  gemakkelijk 
toegankelijke  identificatiesleutels  heeft  de  inventarisatie  van  de  Belgische  sprinkhanen  en  krekels  een 
serieuze  sprong  voorwaarts  gekend.  Deze  nieuwe  atlas  is  momenteel  reeds  gebaseerd  op  meer  dan 
20.000  waarnemingen.  Deze  gegevens  werden  samengebracht  uit  een  samenwerkingsverband  tussen 
SALTABEL  (de  sprinkhanenwerkgroep  van  de  Benelux),  het  Instituut  voor  Natuurbehoud  en  het 
Koninklijk  Belgisch  Instituut  voor  Natuurwetenschappen. 

Na  een  nieuwe  oproep  tot  medewerking  (het  werk  is  zeker  nog  niet  gedaan!),  een  lijst  van  de 
waarnemers  en  een  drietalige  soortenlijst  (wetenschappelijk,  Nederlands,  Frans)  volgt  een  bespreking 
van  de  verschillende  soorten  die  in  de  rode  lijst  opgenomen  zijn.  Hierbij  worden  een  korte 
omschrijving  van  het  habitat,  de  verspreiding  (inclusief  kaartje)  en  enkele  opmerkingen  met 
betrekking  tot  de  levenswijze  en/of  inventarisatiemethode  gegeven.  De  waarnemingen  zijn 
opgesplitst  in  vier  categorieën  (vóór  1950,  1951-1980,  1981-1990  en  1991-1999).  Als  samenvatting 
wordt  aangegeven  welke  soorten  voorkomen  in  respectievelijk  België,  Vlaanderen,  Wallonië  en  het 
Brussels  gewest.  Voor  de  gewesten  wordt  tevens  hun  status  aangegeven.  Hieruit  blijkt  dat  vijf 
soorten  recent  niet  meer  zijn  waargenomen  in  Vlaanderen,  wat  het  huidig  nog  voorkomend  aantal  op 
34  brengt.  Daarvan  staan  er  13  nog  op  de  rode  lijst  (categorieën  met  uitsterven  bedreigd  tot  en  met 
kwetsbaar),  8 zijn  zeldzaam  en  12  soorten  zijn  momenteel  (nog)  niet  bedreigd.  Tenslotte  worden 
achteraan  nog  enkele  kaarten  gegeven  waar  per  waamemingsperiode  per  5 5 km  hok  aangeduid 
wordt  welke  de  "hotspots"  en  "zwarte  gaten"  zijn  voor  sprinkhanen  in  België. 

De  nieuwe  voorlopige  atlas  met  rode  lijsten  voor  de  regio's  biedt  interessante  perspectieven  bij 
het  aanwenden  van  allerlei  toepassingen  in  het  natuurbehoud  (terreinevaluatie,  beheersplanning,  ...) 
en  zal  er  zeker  toe  bijdragen  dat  deze  groep  nog  meer  aandacht  krijgt  in  de  toekomst. 

Luc  De  Bruyn 


Decleer,  K.  & Maelfait,  J.-P.  (red.):  Instituut  voor  Natuurbehoud  Activiteitenverslag  1999. 

21  x 29  cm,  116  p.,  talrijke  tabellen  en  figuren,  te  bestellen  bij  Bibliotheek  Instituut  voor 
Natuurbehoud,  Kliniekstraat  25,  1070  Brussel  (bib@instnat.be),  paperback,  2000,  gratis. 

In  dit  activiteitenverslag  over  1999  worden  alle  activiteiten  van  het  Instituut  voor  Natuurbehoud 
op  een  rijtje  gezet,  verdeeld  over  de  6 "Cellen":  Populatie  en  verspreidingsecologie, 
Ecotooptypologie  en  Biologische  Waarderingskaart,  Ecohydrologie  en  Watersystemen, 
Landschapsecologie  en  Natuurbeheer,  Natuurontwikkeling  en  Natuurbeleid,  Natuurrapport.  Voor 
entomologen  zijn  vooral  de  volgende  onderwerpen  interessant:  Opbouw  van  gegevensbestanden 
omtrent  ongewervelde  dieren  in  Vlaanderen,  Ongewervelde  dieren  als  bio-indicatoren, 
Soortenbeschermingsplan  Gentiaanblauwtje.  Het  rapport  is  keurig  uitgegeven  met  talrijke  tabellen, 
kaartjes  en  figuren.  Wie  beweert  dat  er  in  Vlaanderen  geen  aandacht  is  voor  natuurbehoud,  moet  dit 
rapport  beslist  lezen.  En  er  zijn  geen  excuses  om  dit  niet  te  doen  omwille  van  de  prijs,  want  het  is 
volledig  gratis  te  verkrijgen. 


Willy  De  Prins 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  4 


Enolmis  acanthella , a new  species  for  Central  Europe 
(Lepidoptera:  Scythrididae) 

Marcel  Hellers 

Abstract.  Enolmis  acanthella  (Godart,  1824),  a species  known  from  SW  Europe  and  NW 
Africa,  is  spreading  its  distribution  area.  It  has  first  been  sighted  in  1988  in  France  near  Nancy. 
Since  1991  it  regularly  occurs  in  a western  suburb  of  the  city  of  Luxembourg.  In  1998,  a new 
locality  in  the  south-eastem  part  of  Luxembourg  has  been  discovered,  in  1999,  it  has  been 
collected  in  Saarland  (D),  and  in  2000  in  the  south  of  Luxembourg.  According  to  the  literature, 
the  First  instars  feed  on  lichens,  which  could  explain  such  a spreading. 

Samenvatting.  Enolmis  acanthella , een  nieuwe  soort  voor  Midden-Europa  (Lepidoptera: 
Scythrididae) 

Enolmis  acanthella  (Godart,  1 824),  een  gewone  soort  in  Zuidwest-Europa  en  Noordwest-Afrika, 
breidt  zijn  areaal  uit.  De  eerste  vermelding  uit  Frankrijk  vond  plaats  te  Nancy  in  1988.  Sinds 
1991  komt  deze  soort  geregeld  voor  in  een  westelijk  district  van  de  stad  Luxemburg.  In  1998 
werd  een  nieuwe  lokaliteit  ontdekt  in  het  zuidoostelijk  deel  van  Luxemburg.  In  1999  werd  de 
soort  gesignaleerd  uit  Saarland  (Duitsland)  en  in  2000  uit  het  zuiden  van  Luxemburg.  Volgens  de 
literatuur  zou  de  rups  op  korstmossen  leven,  wat  deze  uitbreiding  van  het  verspreidingsgebied 
zou  kunnen  verklaren. 

Résumé.  Enolmis  acanthella,  une  espèce  nouvelle  pour  1'Europe  centrale  (Lepidoptera: 
Scythrididae) 

Enolmis  acanthella  (Godart,  1824),  une  espèce  commune  a 1’Europe  du  sud-ouest  et  a 1’Afrique 
du  nord-est,  est  en  train  d'agrandir  son  aire  de  répartition  vers  1'Europe  centrale.  Elle  a été 
trouvée  en  France  prés  de  Nancy  en  1988.  Depuis  1991,  elle  est  observée  régulièrement  dans  un 
faubourg  de  Luxembourg- Ville.  En  1998,  une  nouvelle  localité  au  sud-est  du  Grand-Duché  est 
signalée,  en  1999  1'espèce  a été  prise  en  Sarre  (Allemagne)  et  fmalement  en  2000  au  sud  du 
Luxembourg.  D’après  la  littérature,  les  chenilles  vivent  sur  des  lichens,  ce  qui  contribuerait  a un 
agrandissement  de  son  aire  de  répartition. 

Zusammenfassung.  Enolmis  acanthella,  eine  neue  Art  für  Mitteleuropa  (Lepidoptera: 
Scythrididae) 

Enolmis  acanthella  (Godart,  1824),  eine  Art  mit  Verbreitungsgebiet  in  SW-Europa  und  NW- 
Afrika,  ist  im  Begriff,  ihr  Areal  nach  Norden  zu  erweitem.  Sie  wurde  zuerst  1988  bei  Nancy  (F) 
gefunden.  1991  tauchte  sie  im  Zentrum  Luxemburgs  auf,  wo  sie  seither  jedes  Jahr  regelmafiig 
auftritt.  1 998  wurde  sie  im  Südosten  Luxemburgs  in  einer  weiteren  Lokalitat  entdeckt,  1 999  im 
Saarland  (D),  und  schlieBlich  2000  im  Süden  Luxemburgs.  Die  Literatur  gibt  als 
Raupenfutterpflanze  Flechten  an,  was  einer  Arealerweiterung  kaum  ein  Hindernis  setzt. 

Key  words:  Enolmis  acanthella  - Luxembourg  - Germany  - distribution  - faunistics. 
Hellers,  M.:  15,  Op  der  Huuscht,  L-9395  Tandel,  GD-Luxembourg. 

Introduction 

During  the  last  years,  there  were  several  records  in  and  around  the  Grand- 
Duchy  of  Luxembourg  of  a species,  the  area  of  which  was  until  now  presumed 
to  be  restricted  to  SW  Europe  and  NW  Africa  (Bengtsson  1997:  170).  This  taxon 
is  Enolmis  acanthella  (Godart,  1824),  a conspicuously  marked  representative  of 
the  Scythrididae  with  a wingspan  varying  from  12  to  19  mm. 

Imago 

There  is  no  difference  in  the  wing  pattem  of  the  specimens  originating  from 
Central  Europe  as  compared  to  those  collected  by  the  author  in  the  Pyrenees 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  5 


(France,  Pyrénées-Orientales)  and  in  the  north  of  Spain  (León).  The  markings 
are  the  same,  but  most  of  the  Southern  European  specimens  are  larger  than  those 
from  Central  Europe.  Two  <S  specimens  were  dissected,  and  there  were  no 
relevant  differences  as  compared  to  the  figure  given  by  Bengtsson  (1997:  255). 
Bengtsson,  to  whom  the  author  sent  the  genitalia  for  confirmation, 
acknowledged  the  species  being  Enolmis  accmthella  (Godart,  1 824). 


Distribution 

E.  acanthella  occurs  in  SW  Europe  and  NW  Africa  (Spuler  1910:  441, 
Bengtsson  1997:  170).  Checking  the  collection  of  Michel  Martin  (Nancy,  F),  the 
author  discovered  2 specimens  of  E.  acanthella  from  the  same  site:  "fin  juillet 
1988,  Villers-lès-Nancy",  which  is  a suburb  of  Nancy,  Département  Meurthe-et- 
Moselle  (F). 

From  27.VL1991  onwards,  the  species  is  mentioned  from  the  Grand-Duchy 
of  Luxembourg,  from  Bertrange,  a western  suburb  of  the  city  of  Luxembourg. 
Romain  Schoos,  Bertrange  (L),  who  runs  a light  trap  in  his  garden,  confirmed  to 
the  author  having  got  E.  acanthella  in  numbers  every  year  since  its  First 
appearance.  These  observations  cover  a time-span  from  4. VI  until  5. VIII. 
Bengtsson  (1997:  170)  reports  a flight  period  from  mid-May  to  the  end  of 
September. 

On  21. VII.  1998,  Mare  Meyer  (Natural  History  Museum,  L)  got  2 specimens 
in  a light  trap  near  Erpeldange/Bous,  in  the  south-west  of  Luxembourg. 

Andreas  Wemo  (Nunkirchen,  D)  confirmed  to  the  author  the  capture  of  E. 
acanthella  on  25. IX.  1999  near  Nennig,  Saarland  (D).  This  is  the  First  record  of 
this  species  in  Germany  (Gaedike  & Heinicke  1999). 

On  17. VI. 2000,  the  author  himself  finally  discovered  the  species  near 
Dudelange  in  the  south  of  Luxembourg.  At  late  dusk,  retuming  after  a long  and 
exhausting  day  excursion,  an  adult  moth  was  observed  sitting  on  top  of  the  car. 
The  specimen,  collected  because  it  could  no  longer  be  identified  in  the  field,  was 
recognised  as  being  E.  acanthella  once  at  home. 

The  habitats  of  Enolmis  acanthella  in  Luxembourg 

E.  acanthella  is  most  common  at  Bertrange  in  the  central  part  of 
Luxembourg.  The  light  trap  which  attracted  the  species,  is  overviewing  gardens 
and,  beyond  these,  intensively  used  meadows,  which  are  irrigated  by  a small 
brook.  A railway  embankment,  along  which  hedges  grow,  lies  at  a distance  of 
1.000  m.  The  soil  consists  mainly  of  clay.  Altitude:  300  m.  The  landscape  in  the 
neighbourhood  is  without  any  rocks  or  bare  soil  surfaces.  The  climate  is  mild 
with  moderate  precipitation  (750-800  mm).  In  January,  the  average  temperature 
is  0°C  and  in  July  16,5-17°C. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  6 


Figure  1:  Enolmis  acanthella  (Godart,  1824),  Grand-Duchy  of  Luxembourg,  Dudelange,  Haardt, 
17.VI.2000,  leg.  M.  Hellere. 


The  only  area  corresponding  to  the  sites  in  Southern  Europe,  where  the 
author  also  collected  this  species,  is  the  locality  near  Dudelange.  It  is  made  up  of 
a dry  wasteground  neighbouring  a former  iron  ore  exploitation.  The  plant 
associations  and  the  microclimate  remind  the  Southern  European  localities.  All 
over  the  place,  there  are  many  bare  rocks  with  a lot  of  lichens.  Nevertheless,  E. 
acanthella  was  collected  near  the  urban  area. 

The  locality  at  Villers-lès-Nancy  is  also  situated  just  at  the  city  border  of 
Nancy,  but  those  of  Nittel  and  Erpeldange/Bous  are  lying  some  kilometres  away 
from  any  agglomeration. 


Discussion 

According  to  literature  records  (Spuler  1910:  441,  Cifuentes  1994:  236, 
Bengtsson  1997:  170),  the  Caterpillar  of  E.  acanthella  lives  on  lichens.  If  this  is 
correct,  the  species  is,  in  the  Grand-Duchy  of  Luxembourg,  obligatory  linked  to 
lichens  growing  on  walls,  roofs  and  trees,  as  there  are  no  rocks  in  the  dense 
agglomeration  of  Bertrange. 

The  author  supposes  that  the  species  may  be  living  on  another  plant  or  even  a 
garden  plant,  with  which  it  had  been  introduced  in  Central  Europe.  This  could 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  7 


explain  its  occurrence  in  or  near  human  settlements.  Further  research  should 
clarify  this  problem. 


Acknowledgments 

Many  thanks  especially  to  Romain  Schoos,  but  also  to  Michel  Martin,  Mare 
Meyer  and  Andreas  Wemo  for  transmitting  their  records,  and  to  Bengt  A. 
Bengtsson  for  checking  the  genitalia. 

References 

Bengtsson,  B.  A.,  1997.  Scythrididae.  In:  Huemer,  P.,  Karsholt,  O.  & Lyneborg,  L.:  Microlepidoptera 
ofEurope,  Vol.  2.  — Apollo  Books,  Stenstrup,  301  pp. 

Cifuentes,  J.,  1994.  Los  microlepidópteros  de  Navarra  (I).  Superfamilias  Yponomeutoidea, 
Gelechioidea,  Tortricoidea,  Sesioidea,  Alucitoidea  y Pterophoroidea  (Insecta:  Lepidoptera).  — 
Shilap,  Revista  de  lepidopterologia  22:  223-247. 

Gaedike,  R.  & Heinicke,  W.  (Eds.),  1999.  Verzeichnis  der  Schmetterlinge  Deutschlands 
(Entomofauna  Germanica  Band  3).  — Entomologische  Nachrichten  und  Berichte , Suppl.  5:  1- 
216. 

Spuler,  A.,  1910.  Die  Schmetterlinge  Europas,  Kleinschmetterlinge.  Reprint  1983.  — Verlag  Erich 
Bauer,  Keltem-Weiler,  342  pp. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  8 


Skippers,  Butterflies,  Burnets  and  Harvesters  from 
the  Greek  island  of  Li'mnos,  a Skipper  new  to  the 
Greek  island  of  Santorini  and  two  Butterflies  new  to 
the  Greek  island  of  Siros  (Lepidoptera:  Hesperioidea, 
Papilionoidea,  Zygaenidae) 

John  G.  Coutsis 

Samenvatting.  Dagvlinders  en  Zygaenidae  van  het  Griekse  eiland  Limnos,  een  nieuwe 
Hesperiidae  voor  het  Griekse  eiland  Santorini  en  twee  dagvlindersoorten  nieuw  voor  het  Griekse 
eiland  Siros  (Lepidoptera:  Hesperioidea,  Papilionoidea,  Zygaenidae) 

Een  becommentarieerde  soortenlijst  van  dagvlinders  (Hesperioidea  & Papilionoidea)  en 
Zygaenidae  van  het  Griekse  eiland  Limnos  wordt  gepresenteerd,  gebaseerd  op  persoonlijke 
waarnemingen  van  de  auteur  (oktober  1999,  april,  juni  en  september  2000),  aangevuld  met 
literatuurgegevens.  3 1 dagvlinders  en  2 Zygaenidae  worden  opgesomd:  slechts  twee  eerder  door 
Olivier  (1988)  vermelde  soorten,  alsook  twee  andere  twijfelachtige  meldingen  door  Koutsaftikis 
(1970),  werden  door  de  auteur  niet  waargenomen.  De  beperkte  soortenrijkdom  op  Limnos  wordt 
in  verband  gebracht  met  de  kleine  oppervlakte  van  het  eiland,  de  sterke  isolatie  ervan  alsook  de 
zeer  geringe  diversiteit  aan  landschapstypen,  met  bovendien  een  sterke  overbegrazing  en 
veelvuldige  branden.  De  fauna  van  het  eiland  vertoont  duidelijk  affiniteiten  met  die  van  het 
Griekse  vasteland,  en  niet  met  die  van  Klein- Azië  (cf.  Olivier  1988).  Enkele  persoonlijke 
individuele  waarnemingen  op  de  eilanden  Santorini  en  Siros  worden  eveneens  behandeld.  Hierbij 
worden  resp.  2 en  1 soort  als  nieuw  voor  deze  eilanden  vermeld. 

Résumé.  Papillons  diumes  et  Zygaenidae  de  1’ïle  grecque  de  Limnos,  un  Hespéride  nouveau 
pour  file  grecque  de  Santorini  et  deux  espèces  de  papillons  diumes  nouvelles  pour  Pïle  grecque 
de  Siros  (Lepidoptera:  Hesperioidea,  Papilionoidea,  Zygaenidae) 

Une  liste  commentée  d’espèces  de  papillons  diumes  (Hesperioidea  & Papilionoidea)  et  de 
Zygaenidae  de  file  grecque  de  Limnos  est  presentée,  basée  sur  les  observations  personnelles  de 
1’auteur  (octobre  1999,  avril,  juin  et  septembre  2000),  complétées  des  données  de  la  littérature. 
31  papillons  diumes  et  2 Zygaenidae  sont  dénombrés:  seul  deux  espèces  précédemment 
rapportées  par  Olivier  (1988),  ainsi  que  deux  autres,  mention  douteuse  par  Koutsaftikis  (1970), 
n’ont  pu  être  retrouvées  par  1’auteur.  La  diversité  restreinte  d’espèces  a Limnos  est  reliée  a la 
superficie  réduite  de  1’ile,  sa  forte  isolation,  ainsi  que  la  faible  diversité  des  habitats,  avec  de 
surcroit,  un  surpaturage  intensif  et  de  fréquents  incendies.  La  faune  de  1’ïle  a une  affmité 
marquée  avec  celle  de  la  Grèce  continentale,  et  non  pas  avec  celle  d’Asie  Mineure  (cf.  Olivier 
1988).  Quelques  observations  personnelles  individuelles  faites  aux  iles  de  Santorini  et  de  Siros 
sont  également  traitées.  Ainsi,  resp.  2 et  1 espèces  sont  mentionnées  pour  la  première  fois  comme 
présentes  en  ces  lies. 

Key  words:  butterflies  - Zygaenidae  - Limnos  - Santorini  - Siros  - faunistics. 

Coutsis,  J.  G.:  4 Glykonos  Street,  GR- 10675  Athens,  Greece  (kouts@otenet.gr). 

1.  Li'mnos 
Introduction 

The  Greek  island  of  Limnos  (also  known  as  Lemnos)  lies  in  the  northem  part 
of  the  Aegean  sea,  at  a latitude  of  approximately  40°N  and  a longitude  of 
approximately  25°E,  and  its  area  is  about  470km2.  The  geological  origin  of  the 
island  is  volcanic,  probably  dating  as  far  back  as  the  Oligocene  period.  At 
present  it  consists  of  a series  of  rounded  hills  (highest  point:  374m),  the  majority 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1):  9 


of  which  occur  in  its  western  part,  as  well  as  of  a number  of  plains  that  extend 
mostly  over  its  central,  Southern  and  eastem  part. 

The  island  is  relatively  dry,  having  few  and  sparsely  situated  streams.  Trees 
are  to  be  met  with  only  near  these  streams,  in  gullies,  in  gardens  and  in  some 
cultivated  areas,  while  the  major  part  of  the  island  supports  a low  vegetation, 
consisting  of  a mixture  of  shrubs  and  grasses  in  hilly  terrain  and  mostly  of  cereal 
cultivations  and  vineyards  in  the  plains.  Level  areas  where  cultivations  have 
been  temporarily  suspended  are  as  a rule  transformed  into  flowery  meadows,  but 
these  areas  are  few  and  usually  short-lived. 

Limnos  island  also  supports  a large  population  of  cattle  and  is  being 
constantly  heavily  overgrazed.  This  condition  together  with  frequent  fires, 
suggests  that  a severe  degradation  of  its  original  flora  and  fauna  may  have  taken 
place  over  time. 

Collecting  history 

The  first  published  accounts  on  the  lepidoptera  of  Limnos  are  by  Mathew 
(1898),  who  personally  collected  there,  and  by  Rebel  (1934,  1937),  who  based 
his  accounts  on  the  material  collected  by  the  herpetologist  Franz  Wemer.  The 
first  systematic  survey  of  the  butterflies  of  the  island  is  by  Koutsaftikis  (1970), 
who  apparently  collected  the  material  himself.  The  most  recent  and  complete 
overview  of  the  butterflies  of  Limnos  is  by  Olivier  (1988),  who  presents  his  own 
collecting  records,  together  with  an  account  of  all  the  records  previously 
published  by  others. 

Further  to  this  there  are  works  by  Bemardi  (1961,  1971),  by  Koutsaftikis 
(1973a,  1973b,  1974a,  1974b),  by  Tauber  & Tauber  (1968)  and  by  Olivier 
(1993)  that  basically  constitute  compilations  of  previously  published  records  on 
the  skippers  and  butterflies  of  Limnos. 

List  of  recorded  species 

The  list  of  species  now  being  presented  is  derived  from  personal  collecting 
experiences  carried  out  on  16-18  October  1999,  20-24  April  2000,  1-4  June 
2000  and  6-9  September  2000: 


Hesperiidae 

1 Thymelicus  sylvestris  (Poda,  1761).  Common  throughout  the  island, 
primarily  in  fields  and  meadows,  in  June.  Previously  recorded  by  Rebel  (1934) 
and  Olivier  (1988). 

2.  Thymelicus  acteon  (Rottemburg,  1775).  Common  throughout  the  island, 
primarily  in  fields  and  meadows,  but  also  in  more  xeric  situations,  in  June. 
Previously  recorded  by  Olivier  (1988). 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  10 


3.  Gegenes  nostrodamus  (Fabricius,  1793).  Two  males  captured  by  the  sea, 
near  Evreókastro,  in  September.  Identification  confirmed  by  the  genitalia.  A 

first  record  for  Li'mnos. 

4.  Carcharodus  a/ceae  (Esper,  1 1780]).  In  fair  numbers  locally,  especially  at 
edges  of  fields  and  meadows  and  at  the  bottom  of  gullies. 

Collected  in  April,  June,  September  and  October.  Collecting  sites:  halfway 
along  the  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  Agios  Athanasios;  near  Sardés; 
near  Agios  Dimitrios;  near  Diapóri.  Previously  recorded  by  Koutsaftikis  (1970) 
and  by  Olivier  (1988). 

5.  Carcharodus  orientalis  Reverdin,  1913.  In  small  numbers,  particularly 
near  streams,  at  edges  of  fields  and  meadows  and  at  the  bottom  of  gullies. 
Collected  in  April,  June  and  October.  Collecting  sites:  halfway  along  road 
between  Mirina  and  Kaspakas;  near  Sardés;  near  Agios  Dimitrios;  Agios 
Ioannis;  halfway  along  road  between  Sardés  and  Dafni;  halfway  along  road 
between  Thanos  and  Kondias.  Identification  confirmed  by  the  genitalia. 
Previously  recorded  by  Olivier  (1988). 

6.  Spialia  orbifer  (Hübner,  [1823]).  Few  specimens  recorded,  all  at  the 
bottom  of  gullies,  in  garrigue  situations.  Found  in  April  and  June.  Collecting 
sites:  halfway  along  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  near  Sardés;  halfway 
along  road  between  Sardés  and  Dafni;  near  Diapóri.  Previously  recorded  by 
Olivier  (1988). 


Papilionidae 

7.  Papilio  machaon  Linnaeus,  1758.  Found  in  small  numbers  over  the 
whole  of  the  island,  being  a strong  flyer  and  wanderer.  Recorded  in  April,  June 
and  September.  Previously  also  recorded  by  Mathew  (1898)  and  Koutsaftikis 
(1970). 


Pieridae 

8.  Colias  crocea  (Fourcroy,  1785).  Found  in  fair  numbers  everywhere. 
Recorded  in  April,  June  and  October.  Previously  recorded  by  Mathew  (1898), 
Koutsaftikis  (1970)  and  Olivier  (1988). 

9.  Euchloe  ausonia  (Hübner,  [1804]).  Recorded  as  common  in  April  (first 
brood)  and  in  small  numbers  in  June  (second  brood),  mostly  in  fields,  flowery 
meadows  and  waste  places.  Collecting  sites:  halfway  along  road  between  Mirina 
and  Kaspakas;  Agios  Athanasios;  near  Sardés;  near  Agios  Dimitrios.  Previously 
recorded  by  Olivier  (1988)  as  E.  simplonia  (Freyer,  1829)  [sic!]. 

10.  Aporia  crataegi  (Linnaeus,  1758).  Wom  specimens  recorded  in  small 
numbers  in  June,  especially  over  fields  and  meadows  as  well  as  in  orchards. 
Collecting  sites:  near  Agios  Dimitrios;  near  Katalakos.  Previously  also  recorded 
by  Olivier  (1988). 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  11 


Figure  1:  Situation  of  the  island  of  Limnos  in  the  Aegean  Sea. 


11.  Pontia  edusa  (Fabricius,  1777).  Recorded  as  fairly  common  in  April, 
June,  September  and  October,  especially  in  fields,  meadows  and  waste  places. 
Collecting  sites:  Stavrós,  S of  Diapóri;  near  Agios  Dimitrios.  Previously  also 
recorded  by  Koutsaftikis  (1970)  and  by  Olivier  (1988),  in  both  cases  as  P. 
daplidice  (Linnaeus,  1758)  [sic!]. 

12.  Pieris  brassicae  (Linnaeus,  1758).  Recorded  commonly  throughout  the 
island  in  April,  June,  September  and  October,  especially  in  orchards,  gardens, 
fields  and  meadows.  Previously  also  recorded  by  Koutsaftikis  (1970)  and  by 
Olivier  (1988). 

13.  Pieris  rapae  (Linnaeus,  1758).  Recorded  in  April,  June,  September  and 
October,  primarily  in  orchards,  gardens,  fields  and  meadows,  but  nowhere  as 
common  as  brassicae.  Collecting  sites:  halfway  along  road  between  Mirina  and 
Kaspakas;  near  Agios  Dimitrios.  Previously  also  recorded  by  Koutsaftikis 
(1970)  and  by  Olivier  (1988). 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  12 


Evreókastro 


Agios  Ioajinis 
Kaspakasj-0 

Agios  Athanasios 

Minna 


Limnos 


10 


20km 


Figure  2:  The  island  of  Limnos  with  collecting  sites. 


Lycaenidae 

14.  Lycaena  phlaeas  (Linnaeus,  1761).  Recorded  in  very  large  numbers  in 
April  and  June  and  in  small  to  fair  numbers  in  September  and  October.  Found 
mostly  at  edges  of  fields,  in  flowery  meadows  and  at  the  bottom  of  gullies. 
Collecting  sites:  halfway  along  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  near  Agios 
Dimitrios;  Agios  Athanasios;  near  Sardés.  Previously  also  recorded  by  Mathew 
(1898),  Rebel  (1937),  Koutsaftikis  (1970)  and  Olivier  (1988). 

15.  Satyrium  ilicis  (Esper,  [1779]).  Found  to  be  locally  fairly  abundant  in 
June  in  an  area  supporting  bushes  of  Quercus  ilex , near  Agios  Dimitrios. 
Previously  also  recorded  by  Olivier  (1988). 

16.  Leptotes  pirithous  (Linnaeus,  1767).  Recorded  in  small  numbers  in 
September  and  in  very  large  numbers  in  October,  especially  near  Coastal  areas. 
Collecting  sites:  Mirina;  halfway  along  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  near 
Katalakos.  A first  record  for  Limnos. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  13 


17.  Celastrina  argiolus  (Linnaeus,  1758).  Found  singly  in  April  and  in  fair 
numbers  in  September,  in  both  cases  fresh.  Recorded  in  the  vicinity  of  streams 
with  dense  vegetation.  Collecting  sites:  near  Agios  Dimitrios;  near  Katalakos.  A 

flrst  record  for  Li'mnos. 

18.  Pseudophilotes  vicrama  (Moore,  1865).  Recorded  in  June  in  small 
numbers,  nearly  always  in  the  vicinity  of  Thymus  bushes.  Collecting  sites:  Agios 
Ioannis;  near  Agios  Dimitrios.  Previously  also  recorded  by  Rebel  (1934)  and  by 
Olivier  (1988). 

19.  Glaucopsyche  alexis  (Poda,  1761).  Only  three  specimens  recorded  in 
April  at  a wet  spot,  near  Katalakos.  Previously  also  recorded  by  Olivier  (1988). 

20.  Aricia  agestis  ([Denis  & Schiffermüller],  1775).  Recorded  in  fair 
numbers  in  April,  June  and  October.  Found  primarily  at  edges  of  fields,  in 
flowery  meadows  and  at  the  bottom  of  gullies.  Collecting  sites:  near  Agios 
Dimitrios;  near  Thanos;  halfway  along  road  between  Mirina  and  Kaspakas; 
Agios  Athanasios;  Agios  Ioannis;  near  Sardés;  near  Katalakos.  Previously  also 
recorded  by  Koutsaftikis  (1973b)  and  by  Olivier  (1988). 

21.  Polyommatus  icarus  (Rottemburg,  1775).  Recorded  in  April,  June, 
September  and  October,  always  abundant.  Found  primarily  in  fields  and  flowery 
meadows,  at  road  edges  and  at  the  bottom  of  gullies.  Collecting  sites:  halfway 
along  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  near  Agios  Dimitrios;  near  Katalakos; 
near  Thanos;  halfway  along  road  between  Thanos  and  Kondias;  near  Sardés; 
halfway  along  road  between  Sardés  and  Dafni;  Agios  Ioannis;  Agios  Athanasios. 
Previously  also  recorded  by  Mathew  (1898),  Rebel  (1937)  and  Olivier  (1988). 

Nymphalidae 

22.  Lasiommata  megera  (Linnaeus,  1767).  Recorded  in  April,  June, 
September  and  October.  Found  to  be  locally  fairly  abundant,  especially  at  edges 
of  fields,  roadsides,  hillsides  and  the  bottom  of  gullies.  Collecting  sites:  near 
Agios  Dimitrios;  halfway  along  road  between  Mirina  and  Kaspakas;  Agios 
Athanasios;  near  Katalakos;  near  Sardés;  halfway  along  road  between  Sardés 
and  Dafni;  near  Thanos.  Individuals  of  spring  brood  quite  dark  on  upperside  and 
relatively  large,  reminiscent  in  flight  of  L.  maera  (Linnaeus,  1758).  A flrst 
record  for  Limnos. 

23.  Maniola  jurtina  (Linnaeus,  1758).  Found  practically  everywhere  in  June 
and  in  some  places  (bushy  roadsides,  gullies  with  lush  vegetation  and  flowery 
meadows)  the  numbers  were  astronomical.  A few,  especially  females,  still  flying 
in  wom  condition  in  September.  Identification  confirmed  by  the  genitalia. 
Previously  also  recorded  by  Rebel  (1934),  Tauber  & Tauber  (1968),  Koutsaftikis 
(1970)  and  Olivier  (1988). 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  14 


24.  Melanargia  larissa  (Geyer,  [1828]).  Found  everywhere  in  large  numbers 
in  June.  Previously  also  recorded  by  Rebel  (1934)  and  Olivier  (1988). 

25.  Hipparchia  fatua  Freyer,  1843.  Few  individuals  observed  and  only  two 
wom  females  captured  in  September,  suggesting  the  butterfly  was  well  on  its 
way  out.  Collecting  sites:  near  Agios  Dimitrios;  near  Katalakos.  Previously  also 
recorded  by  Koutsaftikis  (1970). 

26.  Limenitis  reducta  Staudinger,  1901.  A single  specimen  recorded  in  June 
at  a wet  spot,  by  a stream,  about  8km  NE  of  Mirina  and  near  Agios  Dimitrios. 
Previously  also  recorded  by  Olivier  (1988). 

27.  Vanessa  atalanta  (Linnaeus,  1758).  Recorded  in  small  numbers  in  June 
and  October,  predominantly  in  gardens  and  areas  with  large  bushes  and  trees, 
mostly  in  the  vicinity  of  Mirina  and  Agios  Dimitrios.  Previously  also  recorded 
by  Olivier  (1988). 

28.  Vanessa  cardui  (Linnaeus,  1758).  Recorded  in  small  numbers  almost 
everywhere  in  June,  September  and  October.  Previously  also  recorded  by 
Mathew  (1898)  and  by  Olivier  (1988). 

29.  Polygonia  egea  (Cramer,  [1775]).  Recorded  in  small  numbers  in 
September  and  October.  Collecting  sites:  halfway  along  road  between  Mirina 
and  Kaspakas;  near  Katalakos.  Previously  also  recorded  by  Koutsaftikis  (1970). 

30.  Melitaea  didyma  (Esper,  [1778]).  A few  recorded  in  June  in  a flowery 
meadow,  8km  NE  of  Mirina  and  near  Agios  Dimitrios;  one  female  observed  near 
Kótsinas.  Previously  also  recorded  by  Olivier  (1988). 

31.  Argynnis  pandora  ([Denis  & Schiffermüller],  1775).  Recorded  as  fresh 
and  quite  numerous  in  June  and  as  wom  and  less  numerous  in  September, 
always  in  the  vicinity  of  trees  and,  as  a mie,  near  streams.  Collecting  sites:  near 
Agios  Dimitrios;  near  Katalakos.  Previously  also  recorded  by  Olivier  (1988). 

Zygaenidae 

32.  Jordanita  graeca  (Jordan,  1907).  A few,  male  and  female,  recorded  in 
June  in  a flowery  meadow,  8km  NE  of  Mirina  and  near  Agios  Dimitrios. 
Identification  established  on  the  basis  of  the  genitalia.  A first  record  for 
Lrninos. 

33.  Zygaena  punctum  Ochsenheimer,  1808.  Recorded  in  small  numbers  in 
June,  in  a flowery  meadow,  8km  NE  of  Mirina  and  near  Agios  Dimitrios. 
Previously  recorded  by  Olivier  in  1987  from  Mirina,  but  the  record  was  never 
published.  A first  published  record  for  Limnos. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  15 


Discussion 

The  number  of  taxa  reported  here  is  relatively  small  when  compared  to  that 
of  the  Greek  mainland  and  this  should  be  attributed  to  the  island’s  small  land 
mass,  its  geographic  isolation,  its  lack  of  habitat  diversity,  its  poor  flora  and  its 
biotope  destruction  through  overgrazing  and  frequent  fires.  It  is  of  interest  to 
note  that  all  resident  taxa  are  to  be  found  also  on  the  Greek  mainland  and  that  no 
single  one  of  them  is  exclusively  of  Asia  Minor  origin.  Species  having  a vast 
distribution  on  the  other  islands  of  the  Aegean,  such  as  Iphiclides  podalirius 
(Linnaeus,  1758),  Gonepteryx  cleopatra  (Linnaeus,  1767)  and  Hipparchia 
senthes  (Fruhstorfer,  1908),  were  found  to  be  totally  absent  from  Limnos. 

Taxa  not  noticed  by  the  present  author,  but  recorded  previously  by  others 
include  the  following: 

Lycaenidae:  Callophrys  rubi  (Linnaeus,  1758)  and  Cupido  osiris  (Meigen, 
1829),  both  recorded  by  Olivier  (1988). 

Nymphalidae:  Coenonympha  pamphilus  (Linnaeus,  1758)  and  Lasiommata 
maera  (Linnaeus,  1758),  both  recorded  by  Koutsaftikis  (1970). 

The  presence  of  C.  pamphilus  on  Limnos  island  is  seriously  doubted  both  by 
Olivier  (1988)  and  the  present  author,  as,  despite  extensive  search  for  it  at 
various  times  of  the  warm  season,  the  butterfly  was  nowhere  to  be  found.  The 
same  also  applies  to  maera , but  in  this  particular  instance  the  dark  spring  form  of 
the  closely  related  and  relatively  abundant  megera  may  have  been  mistaken  for  it 
on  the  wing  by  Koutsaftikis. 

2.  Santorini 

During  a recent  visit  to  this  island  between  1 and  4 September  2000,  two 
specimens  (a  male  and  a female),  of  a Gegenes  species  were  captured  while 
feeding  on  the  flowers  of  Lantana  bushes  in  the  town  of  Fira,  at  an  altitude  of 
about  300m.  These  were  eventually  dissected  and  their  genitalia  showed  them  to 
be  Gegenes  pumilio  (Hoffmansegg,  1804),  a First  record  of  this  taxon  for 
Santorini  island  (cf.  Coutsis  1992,  1994,  1996). 

3.  Siros 

This  island  was  visited  between  28  September  and  2 October  2000  and 
despite  the  almost  total  absence  of  butterflies  there,  two  species,  Lampides 
boeticus  (Linnaeus,  1767)  and  Leptotes  pirithous , both  constituting  new 
additions  to  the  island’s  fauna  (cf.  Coutsis  1994,  1996),  were  recorded  in  very 
limited  numbers  near  Posidonia. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  16 


References 

Bemardi,  G.,  1961.  Biogéographie  et  spéciation  des  Lépidoptères  des  iles  méditerranéennes.  — 
Colloques  int.Cent.natn.Rech.scient.  94:  181-215,  5 figs.  (cartes). 

Bemardi,  G.,  1971.  Biogéographie  des  Lépidoptères  Rhopalocères  des  ïles  égéennes.  — 
C.r.somm.Séanc.Soc.Biogéogr.  1971:  21-32,  3 cartes. 

Coutsis,  J.  C.,  1992.  Butterflies  on  the  Greek  island  of  Santorini  (Thera),  end  August  1991 
(Lepidoptera:  Hesperioidea  & Papilionoidea).  — Phegea  20(2):  79-80. 

Coutsis,  J.  C.,  1994.  Butterflies  from  the  Greek  islands  of  Siros,  Naxos  and  Santorini  (Lepidoptera: 
Hesperioidea  & Papilionoidea).  — Phegea  22(4):  157-160,  1 fig. 

Coutsis,  J.  C.,  1996.  Additional  butterfly  records  from  the  Greek  islands  of  Santorini  and  Siros 
(Lepidoptera:  Papilionoidea).  — Phegea  24(1):  13-16,  2 pis.,  6 figs. 

Koutsaftikis,  A.,  1970.  Vergleichend  zoogeographische  Untersuchung  über  die  Lepidopterenfaunen 
der  Nordagaischen  Insein  Thassos,  Samothraki  und  Limnos.  — Diss.Math.Natw.Fak.Univ. 
Saarlandes,  134  S.  5 Tab.,  23  Abb.  (unpublished  PhD  thesis). 

Koutsaftikis,  A.,  1973a.  Die  Papilioniden  Griechenlands.  — Annls.Mus.Goulandris  1:  239-244,  Taf. 
XXXIII-XXXIV. 

Koutsaftikis,  A.,  1973b.  Ökologische  und  zoogeographische  Untersuchungen  der  Lycaenidae 
Griechenlands  (Lepidoptera).  — Biol.Gallo-Hellen.  5:  167-179. 

Koutsaftikis,  A.,  1974a.  Ökologische  und  zoogeographische  Beitrage  zur  Kenntnis  der  Pieridae 
Griechenlands  (Lepidoptera).  — Ber.ArbGem.Ökol.Graz.  4:  1-5. 

Koutsaftikis,  A.,  1974b.  Zur  Ökologie  und  Chorologie  der  Satyriden  - Fauna  Griechenlands 
(Lepidoptera:  Satyridae). — Z.ArbGem.öst.Ent.  25(1973):  120-128. 

Mathew,  G.  F.,  1898.  Notes  on  Lepidoptera  from  the  Mediterranean.  — Entomologist  31:  77-84, 
108-116. 

Olivier,  A.,  1988.  The  butterflies  of  the  Greek  island  of  Limnos  (Lepidoptera:  Hesperioidea  & 
Papilionoidea).  — Phegea  16(2):  33-42,  1 tab.,  1 fig.,  2 maps. 

Olivier,  A.,  1993.  The  butterflies  of  the  Greek  island  of  Ródos:  taxonomy,  faunistics,  ecology  and 
phenology  with  a tentative  synthesis  on  the  biogeography  of  the  butterflies  of  Kriti  (Crete), 
Karpathos,  Ródos,  the  Eastern  Aegean  islands  and  Kipros  (Cyprus)  (Lepidoptera:  Hesperioidea 
& Papilionoidea).  — Vlaamse  Vereniging  voor  Entomologie,  Antwerpen,  250  pp.,  17  tabs.,  6 
pis.  (2  in  col.)  (incl.  46  figs.),  21  text  figs. 

Rebel,  H.,  1934.  Griechische  Lepidopteren  III.  — Z.öst.EntVer.  19:  55-56,  63-66. 

Rebel,  H.,  1937.  Griechische  Lepidopteren  IV.  — Z.öst.EntVer.  22:  63-67. 

Tauber,  A.  F.  & Tauber,  W.,  1968.  Die  Gattung  Maniola  (Lep.  Satyridae)  in  der  Agais.  — 
Ent.NachBl,  Wien  15:  78-86. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  17 


Boekbesprekingen 


Hellmann,  F.,  Brockmann,  E.  & Kristall,  Ph.  M.:  I Macrolepidotteri  della  Valle  d’Aosta. 

17,5  x 24,5  cm,  284  p.,  1 kleurenplaat,  2 kaarten,  gebonden  1999,  Museo  Regionale  di  Scienze 
Naturali,  1-1 1010  Saint-Pierre  (Aosta),  Italy. 

In  dit  werk  worden  de  onderzoeken  naar  de  Macrolepidoptera  van  de  Aosta-vallei  samengevat,  welke 
door  verscheidene  lepidopterologen  gedurende  de  laatste  50  jaar  werden  uitgevoerd.  In  het  totaal 
werden  voor  deze  Noord-Italiaanse  vallei  niet  minder  dan  1141  verschillende  soorten 
Macrolepidoptera  vastgesteld.  Dit  is  gedeeltelijk  te  danken  aan  de  grote  verscheidenheid  aan 
biotopen  welke  gelegen  zijn  van  315  tot  4807  m hoogte.  De  gemiddelde  hoogte  van  het  gebied 
bedraagt  2106  m en  de  totale  oppervlakte  3262  km2. 

De  inleiding  bevat  gegevens  over  de  geologie,  het  klimaat  en  de  vegetatie  van  de  Aosta-vallei. 
Daarna  volgt  een  lijstje  met  vermeldenswaardige  soorten,  vooreerst  4 endemische  soorten  (alle  in 
kleur  afgebeeld),  dan  6 soorten  die  nieuw  voor  de  Italiaanse  fauna  worden  vermeld,  en  verder  soorten 
die  erg  zeldzaam  zijn  in  de  zuidelijke  Alpen.  Tenslotte  volgen  een  ecologische  en  chorologische 
analyse  en  een  verklaring  van  de  gebruikte  materialen  en  methoden  voor  het  onderzoek. 

Het  grootste  deel  van  het  boek  bestaat  uit  een  systematische  lijst  van  de  vastgestelde  soorten  met 
gegevens  over  het  voorkomen  in  de  Aosta-vallei,  de  algemene  verspreiding  en  een  lijstje  van  de 
vindplaatsen  in  de  Aosta-vallei.  Het  boek  eindigt  met  een  literatuurlijst  en  een  alfabetische  index.  Het 
is  keurig  uitgegeven  en  past  in  de  bibliotheek  van  iedereen  die  geïnteresseerd  is  in  de  faunistiek  van 
de  Europese  Lepidoptera. 


W.  De  Prins 


Lanza,  B.:  I parassiti  dei  pipistrelli  (Mammalid,  Chiroptera)  della  fauna  italiana. 

17,5  x 24,5  cm,  318  p.,  32  tekstfiguren,  Monografia  30  van  het  Museo  Regionale  di  Scienze  Naturali, 
Via  Giolitti  36, 1-10123  Torino,  Italië,  gebonden  met  stofomslag,  2000,  ITL  70.000  (ISBN  88-86041- 
25-X). 


In  deze  publicatie  worden  de  756  parasitaire  organismen  (exclusief  virussen)  behandeld  die  op 
vleermuizen  voorkomen.  De  soortenlijst  gaat  van  prokaryoten  (o.a.  Bacillus  spp.)  over  protisten  (o.a. 
Trypanosoma  spp.),  tot  de  “echte”  dieren  en  hierbij  gaat  het  over  wormen  uit  de  stammen 
Plathelminthes,  Nemathelmintia  (met  o.a.  Nematoda  spp.)  en  Acanthocephala,  maar  vooral  over  de 
stam  Arthropoda,  waarvan  vooral  de  klasse  Arachnida  talrijke  parasieten  van  vleermuizen  bevat,  alle 
behorend  tot  de  klasse  Acari  (324  soorten).  Bij  de  klasse  ïnsecta  behoren  enkele  Coleoptera 
(Dermestidae),  Diptera  (65  soorten  uit  de  families  Calliphoridae,  Nycteribiidae  en  Streblidae), 
Heteroptera  (Cimicidae,  Polyctenidae),  Mallophaga,  Anoplura  en  vele  Siphonaptera  (64  soorten  uit 
de  families  Ceratophyllidae,  Hystrichopsyllidae,  Ischnopsyllidae,  Leptopsyllidae  en  Pulicidae)  tot  de 
parasieten  van  vleermuizen.  Naast  de  gegevens  uit  eigen  studie  van  de  auteur,  bevat  de  opsomming 
tal  van  gegevens  van  andere  onderzoekers.  De  literatuurlijst  achteraan  bevat  meer  dan  1100 
referenties! 

Na  de  systematische  lijst  volgt  nog  een  overzicht  van  alle  parasitaire  taxa,  gerangschikt  per 
vleermuissoort.  Daarbij  wordt  aangegeven  of  de  betreffende  soort  parasiet  al  in  Italië  werd 
waargenomen  of  niet.  Het  boek  sluit  af  met  een  alfabetische  index.  De  afbeeldingen  bevatten 
pentekeningen  van  adulte  parasieten  en  zijn  eerder  als  opsmuk  bedoeld,  want  deze  publicatie 
pretendeert  helemaal  niet  een  determineerwerk  te  zijn.  Zoals  gebruikelijk  in  deze  reeks  van 
monografieën  werd  veel  zorg  besteed  aan  de  lay-out  en  de  kwaliteit  van  druk,  papier  en  inbinden.  Het 
boek  is  een  uitstekend  referentiewerk  voor  al  wie  zich  met  parasitologie  bezighoudt. 


W.  De  Prins 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  18 


Interessante  waarnemingen  van  Lepidoptera  in 
Griekenland 


Maurits  De  Vrieze 

Résumé:  Observations  intéressantes  de  lépidoptères  en  Grèce 
Entre  le  28  mai  et  le  9 juin  2000  des  lépidoptères  nocturnes  furent  observés  dans  diverses 
localités  en  Grèce  a 1’aide  de  lumière.  Les  lampes  furent  utilisées  a Dodoni  (Ioanina),  dans  la 
région  des  Meteora  (Trikala),  a Litohóri  et  Leptokaria  au  pied  du  Mont  Olympe  (Pieria)  et  au  col 
du  Katara  (Ioanina).  Une  liste  des  espèces  observées  est  présentée. 

Abstract:  Interesting  observations  of  Lepidoptera  in  Greece 
In  the  period  of  28  May  to  9 June  2000  moths  were  observed  in  several  Greek  localities  with 
artificial  light.  Localities  visited  are  Dodoni  (Ioanina),  the  region  of  Meteora  (Trikala),  Litohóri 
and  Leptokaria  near  Mt.  Olympos  (Pieria)  and  the  Katara  Pass  (Ioanina).  A list  of  the  observed 
species  is  presented. 

Key  words:  Faunistics  - Greece. 

De  Vrieze,  M.:  Potaarde  43,  B-9190  Stekene. 

Van  28  mei  2000  tot  en  met  9 juni  2000  reed  ik  samen  met  M.  Faquaet  naar 
Griekenland,  met  het  doel  er  met  een  lichtval  vooral  Pyralidae,  Geometridae  en 
Noctuidae  waar  te  nemen.  Van  de  overige  Lepidoptera-families  werden  ook 
exemplaren  meegenomen.  Ik  gebruikte  een  lichttoren  met  twee  blacklight-TL- 
lampen  van  25 W en  één  werklamp  van  25W.  Marcel  maakte  gebruik  van  een 
kwikdamplamp  van  125W.  Bovendien  hadden  we  beiden  een  lichtvalletje  op 
batterij,  dat  de  hele  nacht  bleef  staan.  De  eerste  waarnemingen  gebeurden  te 
Dodoni.  Van  daaruit  ging  het  naar  het  Meteora-gebied.  Hier  werden  drie 
avonden  waarnemingen  gedaan.  Na  de  Meteoren  was  de  kuststreek  aan  de  beurt: 
Leptokaria  en  Litohóri  aan  de  voet  van  de  Olympos.  Tenslotte  werden  door  mij 
ook  nog  twee  waarnemingen  gedaan  op  de  Katara-pas.  Marcel  bleef  in  de  streek 
van  Dodoni,  Litohóri  en  Leptokaria,  terwijl  ik  de  Meteoren  en  de  Katara-pas 
verkende.  Er  werden  in  totaal  82  soorten  Noctuidae  waargenomen. 

Korte  beschrijving  van  de  bezochte  biotopen 

1.  Dodoni  (Ioanina):  een  dal  in  het  Tomaros-gebergte  met  vooral  lage 
begroeiing  en  heesters.  De  waarnemingen  begonnen  's  avonds  bij  een 
temperatuur  van  22°C;  rond  middernacht  was  het  nog  12°C. 

2.  Meteora-gebied  (Trikala):  overdag  heet  met  temperaturen  tot  boven  de 
30°C,  's  nachts  bleef  de  temperatuur  rond  de  20°C.  Vooral  rotsen  en  kleine 
bosjes  met  immergroene  eikensoorten  ( Quercus ). 

3.  Litohóri  en  Leptokaria,  Olympos-gebergte  (Pieria):  van  zeeniveau  tot 
ongeveer  1100  m hoogte  op  de  Noordoostelijke  en  Zuidoostelijke  hellingen 
van  de  Olympos.  Vooral  de  Zuidoostelijke  weg  naar  Leptokaria  loopt  op 
1000  m en  hoger  door  prachtige  stukken  met  naaldbomen  en  eikensoorten  en 
veel  bloemen  en  lage  begroeiing. 

4.  Katara-pas  (Ioanina):  een  pas  op  1690  m begroeid  met  coniferen  en 
heesters,  o.a.  bloeiende  meidoorn  ( Crataegus ).  's  Avonds  daalde  de 
temperatuur  tot  ongeveer  15°C. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  19 


Plate  1 


1.  Apamea  illyria  - 2.  Atypha  pulmonaris  - 3.  Sesamia  cretica  - 4.  Eublemma  rosea  - 5. 
Sphargacucullia  blattariae  - 6.  Cosmia  confinis  - 7.  Zethes  insularis  - 8.  Hypena  munitalis  - 9. 
Aetheria  cappa  - 10.  Zebeeba  falsalis  -11.  Omphalophana  anatolica  - 12.  Cryphia  maeonis  - 13. 
Catocala  eutychea  - 14.  Ozarba  moldavicola  - 15.  Agrotis  cinerea  - 16.  Platyperigea  kadenii  - 17. 
Lamprosticta  culta  - 18.  Euchalcia  chlorocharis  - 19.  Pyrois  effusa  - 20.  Catocala  conversa. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  20 


Figuur  1:  Griekenland,  Ioanina,  Dodoni,  630  m,  28. V. 2000,  biotoop  met  o.a.  Omphalophana 
anatolica  en  Paradrymonia  vittata. 


Figuur  2:  Griekenland,  Ioanina,  Katara-Pas,  1690  m,  5. VI. 2000,  biotoop  met  o.a.  Sphargacuculiia 
blattariae  en  Agrotis  cinerea. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  21 


Enkele  notities  over  de  meest  interessante  waargenomen 

soorten 

Voor  systematiek  en  nomenclatuur  werd  Karsholt  & Razowski  (1996) 
gevolgd. 

Paradrymonia  vittata  (Staudinger,  1892):  Volgens  Rougeot  & Viette  (1978) 
gaat  het  hier  om  een  zeer  lokale  soort,  die  in  gebieden  met  Quercus  pubescens 
leeft.  We  hebben  de  soort  enkel  te  Dodoni  gezien. 

Cryphia  maeonis  (Lederer,  1865):  Volgens  Hacker  (1989),  behoort  deze 
soort  tot  de  zeldzaamste  Noctuidae-soorten  die  de  Griekse  fauna  herbergt!  Ze 
werd  door  mij  alleen  in  het  Meteoragebied  gezien  in  slechts  één  exemplaar.  Het 
is  natuurlijk  een  zeer  klein  vlindertje,  dat  misschien  wel  eens  over  het  hoofd 
gezien  wordt.  De  soort  is  zeer  variabel  en  past  zich  aan  aan  de  plaatselijke 
achtergrond:  in  de  Meteorastreek  zijn  de  rotsen  eenvormig  grijs  en  is  de  vlinder 
grijs  zonder  tekening.  In  Turkije  daarentegen  zijn  er  geelwitte  vlinders  in 
Göreme  waar  de  achtergrond  uit  geelwitte  rotsen  bestaat. 

Catocala  eutychea  (Treitschke,  1835):  een  zeer  veel  voorkomende  soort: 
massaal  in  eikenbossen. 

Grammodes  bifasciata  (Petagna,  1787):  volgens  Hacker  (1989)  vooral 
beperkt  tot  de  kustgebieden:  één  exemplaar  in  Leptokaria. 

Zethes  insularis  Rambur,  1833:  volgens  Hacker  (1989)  is  de  vlinder 
algemeen  verspreid,  hoewel  ik  slechts  één  exemplaar  gevangen  heb. 

Hypena  munitalis  Mann,  1861:  slechts  op  enkele  plaatsen  in  Griekenland. 
Wij  zagen  enkele  exemplaren  van  deze  soort  te  Dodoni  en  in  het  Olympus- 
gebied.  De  rups  zou  op  Vinetoxicum  tmoleum  leven. 

Zebeeba  falsalis  (Herrich-Schaffer,  1839):  alleen  te  Dodoni  waargenomen. 

Euchalcia  chlorocharis  (Dufay,  1961):  volgens  Hacker  (1989)  werd  deze 
interessante  soort,  alleen  bekend  uit  Griekenland  en  Joegoslavië,  slechts  in  het 
Olympus-,  Pamassus-  en  Chelmosgebied  waargenomen.  Ik  ving  één  exemplaar 
in  het  Meteora-gebied.  De  rups  leeft  op  verschillende  soorten  Boraginaceae , 
vooral  Alkanna-sooïten. 

Ozarba  moldavicola  (Herrich-Schaffer,  1851):  Zuidoost-Europa  en  Voor- 
Azië.  Nog  slechts  weinig  gekend  over  de  eerste  stadia.  Enkele  exemplaren. 

Eublemma  rosea  (Hübner,  1790):  één  van  de  zeldzaamste  Eublemma- 
soorten:  slechts  één  exemplaar  te  Leptokaria.  Forster  & Wohlfahrt  (1989:  252) 
beschrijft  de  soort  ook  als  “steeds  erg  lokaal  en  zeldzaam”. 

Shargacucullia  blattariae  (Esper,  1790):  in  Griekenland  de  meest 
voorkomende  Shargacucullia- soort.  De  rups  leeft  op  Scrophularia- soorten, 
vooral  S.  canina  (Ronkay  & Ronkay  1994). 

Omphalophana  anatolica  (Lederer,  1857):  dit  zou  één  van  de  gewonere 
soorten  moeten  zijn.  We  hebben  ze  echter  alleen  te  Dodoni  gezien  in  slechts 
twee  exemplaren. 

Copiphana  lunaki  Boursin,  1940:  slechts  één  exemplaar  te  Leptokaria  op 
1 100  meter  hoogte  en  een  tweede  exemplaar  te  Kilada-Kozani.  De  vlinder  vloog 
in  de  voormiddag  op  de  bloempjes  van  schermbloemigen. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  22 


Atypha  pulmonaris  (Esper,  1790):  nogal  gewoon,  vooral  in  eikenbossen  en 
gemengde  loofbossen. 

Oria  musculosa  (Hübner,  [1808]):  slechts  één  exemplaar,  overdag  gevangen 
op  een  grasstengel  te  Dodoni. 

Aetheria  cappa  (Hübner,  [1809]):  één  exemplaar  op  1100  m hoogte  te 
Leptokaria.  De  vlinder  is  volgens  de  meeste  auteurs  zeer  lokaal  en  zeldzaam 
(Hacker  1989:  105). 

Agrotis  cinerea  ([Denis  & Schiffermüller],  1775):  talrijk  op  de  Katarapas  en 
één  exemplaar  aan  de  Stavroshut.  De  vlinders  hebben  dikwijls  een  rodere 
grondkleur  dan  de  exemplaren  in  de  rest  van  Europa. 


Tabel  1:  Lijst  van  de  waargenomen  soorten 
D = Dodoni  (Ioanina),  630  m,  28.V.2000 
M = Meteora-gebied  (Trikala),  500  m,  29. V,  3. VI  en  6. VI. 2000 
Lil  = Litohóri,  Olympos-gebied  (Pieria),  940  m,  30. V.  en  9. VI. 2000 
Li2  = Litohóri,  Olympos-gebied  (Pieria),  200  m,  30.V.2000 
Lel  = Leptokaria,  Olympos-gebied  (Pieria),  1 100  m,  31.V  en  8.VI.2000 
Le2  = Leptokaria,  Olympos-gebied  (Pieria),  20  m,  1-2. VI. 2000 
K = Katara-pas  (Ioanina),  950  m,  5.VI.2000 

Appreciatie:  z.g.  = zeer  gewoon,  g.  = gewoon  (g.1.  = lokaal  gewoon),  sp.  = af  en  toe,  z.  = zeldzaam, 
z.z.  = zeer  zeldzaam 


D M Lil  Li2  Lel  Le2  K Appr. 

Gelechiidae 

Mesophleps  silacella  (Hübner,  1796)  * g. 

Zygaenidae 

Zygaena  brizae  (Esper,  1800)  x z. 

Zygaena  minos  ([Denis  & Schiffermüller],  1775)  x z. 


Cossidae 

Dyspessa  ulula  (Borkhausen,  1790)  x sp. 


Tortricidae 

Aleimma  loeflingiana  (Linnaeus,  17 58)  x g. 

Acleris  variegcma  ([Denis  & Schiffermüller],  1775)  x g. 

Archips  xylosteana  (Linnaeus,  1758)  x g. 

Choristoneura  hebenstreitella  (Müller,  17 64)  x sp. 

Pterophoridae 

Pterophorus pentadactyla  ( Linnaeus,  1758)  x g. 

Pyralidae 

Synaphe  moldavica  (Esper,  1794)  x g.1. 

Pyralis  regalis  ([Denis  & Schiffermüller],  1775)  x x x x g. 

Orthopygia  glaucinalis  ( Linnaeus,  1758)  x x x g. 

Pempeliella  ornatella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775)  x x sp. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  23 


Pempeliella  dilutella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Etiella  zinckenella  (Treitschke,  1832) 

Oncocera  semirubella  (Scopoli,  1763) 

Pempelia  palumbella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Oxybia  transversella  (Duponchel,  1836) 

Acrobasis  glaucela  Staudinger,  1859 
Acrobasis  obtusella  (Hübner,  1796) 

Bradyrrhoa  gilveolella  (Treitschke,  1832) 
Spermatophthora  hornigi  (Lederer,  1852) 
Euzopherodes  lutisignella  (Mann,  1857) 

Ancylosis  cinnamomella  (Duponchel,  1836) 

Ancylosis  sareptella  (Herrich-Schaffer,  1861) 
Homoeosoma  sinuella  (Fabricius,  1794) 

Ephestia  parasitella  Staudinger,  1 859 
Ematheudes punctella  ( Treitschke,  1833) 

Scoparia pyralella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Eudonia  delunella  (Stainton,  1 849) 

Catoptria  pinella  (Linnaeus,  1758) 

Xanthocrambus  saxonellus  (Zincken,  1821) 

Evergestis  sophialis  (Fabricius,  1787) 

Evergestis  aenealis  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Achyra  nudalis  ( Hübner,  1796) 

Ecpyrrhorrhoe  rubiginalis  (Hübner,  1796) 

Pyrausta  virginalis  Duponchel,  1832 
Pyrausta  sanguinalis  (Linnaeus,  1767) 

Pyrausta  castalis  Treitschke,  1829 
Paratalanta  pandalis  (Hübner,  1825) 

Lasiocampidae 

Dendrolimus  pini  (Linnaeus,  1758) 

Phyllodesma  tremulifolia  (Hübner,  1810) 

Odonestis  pruni  ( Linnaeus,  1758) 

Sphingidae 

Marumba  quercus  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Hyles  euphorbiae  (Linnaeus,  1758) 

Hesperiidae 

Pyrgus  serratulae  (Rambur,  1 839) 

Thymelicus  sylvestris  (Poda,  1761) 

Libytheidae 

Libythea  celtis  (Laicharting,  1782) 

Nymphalidae 

Argynnis pandora  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  24 


Melitaea  trivia  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Hipparchia  senthes  (Fruhstorfer,  1908) 

Pseudochazara  anthelea  (Hübner,  1824) 

Geometridae 

Nychiodes  dalmatina  Wagner,  1909 
Peribatodes  umbraria  (Hübner,  1 809) 

Ascotis  selenaria  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Pungeleria  capreolaria  ([Denis  & Schift],  1775) 
Gnophos  sartata  (Treitschke,  1827) 

Charissa  variegata  (Duponchel,  1 830) 

Orthostixis  cribraria  (Hübner,  1799) 

Aplasta  ononaria  (Fuessly,  1783) 

Comibaena  bajularia  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Comibaena  neriaria  (Herrich-Schaffer,  1852) 
Antonechloris  smaragdaria  (Fabricius,  1787) 

Chlorissa  viridata  (Linnaeus,  1758) 

Microlaxia  herbaria  (Hübner,  1813) 

Hemistola  chrysoprasaria  (Esper,  1795) 

Eucrostes  indigenata  (Villers,  1789) 

Cyclophora  pupillaria  (Hübner,  1799) 

Scopula  ornata  (Scopoli,  1763) 

Scopula  submutata  (Treitschke,  1828) 

Scopula  decorata  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Scopula  rubiginata  (Hufnagel,  1767) 

Scopula  marginepunctata  (Goeze,  1781) 

Scopula  imitaria  (Hübner,  1799) 

Idaea  ochrata  (Scopoli,  1763) 

Idaea  rusticata  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

Idaea  filicata  (Hübner,  1799) 

Idaea  biselata  (Hufnagel,  1767) 

Idaea  camparia  (Herrich-Schaffer,  1852) 

Idaea  ostrinaria  (Hübner,  [1813]) 

Idaea  degeneraria  (Hübner,  1799) 

Idaea  deversaria  (Herrich-Schaffer,  1 847) 
Rhodostrophia  calabra  (Petagna,  1786) 

Catarhoe  putridaria  (Herrich-Schaffer,  1852) 
Costaconvexa  polygrammata  (Borkhausen,  1794) 
Perizoma  blandiata  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Eupithecia  breviculata  (Donzei,  1837) 

Aplocera  plagiata  (Linnaeus,  1758) 

Notodontidae 

Paradrymonia  vittata  (Staudinger,  1892) 


Noctuidae 

Acronicta  tridens  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Acronicta  psi  (Linnaeus,  1758) 

Acronicta  aceris  (Linnaeus,  1758) 

Acronicta  euphorbiae  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Cryphia  maeonis  ( Lederer,  1865) 

Cryphia  algae  (Fabricius,  1775) 

Idia  calvaria  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Pechipogo  plumigeralis  (Hübner,  1825) 

Catocala  conversa  (Esper,  1783) 

Catocala  nymphagoga  (Esper,  1787) 

Catocala  nymphaea  (Esper,  1787) 

Catocala  eutychea  (Treitschke,  1835) 

Ophiusa  tirhaca  (Cramer,  1773) 

Dysgonia  algira  (Linnaeus,  1767) 

Grammodes  bifasciata  (Petagna,  1787) 

Protodis  stolida  (Fabricius,  1775) 

Lygephila  craccae  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Autophila  dilucida  (Hübner,  1808) 

Aidia  leucomelas  (Linnaeus,  1758) 

Tyta  luctuosa  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Callistegge  mi  (Clerck,  1759) 

Zethes  insularis  Rambur,  1833 
Hypena  munitalis  Mann,  1861 
Raparna  conicephala  (Staudinger,  1870) 

Zebeeba  falsalis  (Herrich-Schaffer,  1839) 

Eutelia  adulatrix  (Hübner,  1813) 

Euchalcia  chlorocharis  (Dufay,  1961) 

Acontia  lucida  (Hufnagel,  1766) 

Ozarba  moldavicola  (Herrich-Schaffer,  1851) 

Odice  suava  (Hübner,  1813) 

Eub lemma  parva  ( Hübner,  1808) 

Eublemma  rosea  (Hübner,  1790) 

Glossodice  polygramma  (Duponchel,  1 842) 
Shargacucullia  blattariae  (Esper,  1790) 

Omphalophana  anatolica  (Lederer,  1857) 

Copiphana  olivina  (Herrich-Schaffer,  1852) 
Copiphana  lunaki  Boursin,  1940 
Pyrois  effusa  (Boisduval,  1828) 

Lamprosticta  culta  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Heliothis peltigera  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Caradrina  morpheus  (Hufnagel,  1766) 

Platyperigea  kadenii  (Freyer,  1836) 

Platyperigea  aspersa  (Rambur,  1834) 

Paradrina  selini  (Boisduval,  1840) 


D M Lil  Li2  Lel  Le2  K Appr. 


g 

g 

g 

sp 

z.z 

sp 

z 

z 

sp 

g 

g 

z-g 

z 

g 

z.z 

g 

g 

z.z 

g 

z.g 

g 

z.z 

sp 

z 

z 

z 

z.z 

Z-g 

z 

z 

sp 

z.z 

sp 

z 

z 

g 

z.z 

g 

z 


X X 


X 

XXX 


X X 

X X 

X 


X X 


g 

g 

sp 

sp 

g 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  26 


Hoplodrina  ambigua  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Hoplodrina  respersa  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Charanica  trigrammica  (Hufnagel,  1766) 

Atypha  pulmonaris  (Esper,  1790) 

Sesamia  cretica  Lederer,  1857 
Proxenes  hospes  (Freyer,  1831) 

Polyphaenis  sericata  (Esper,  1787) 

Trachea  atriplicis  (Linnaeus,  1758) 

Chloantha  hyperici  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Callopistria juventina  (Stoll,  1782) 

Methorasa  latreillei  (Duponchel,  1827) 

Parastichtis  suspecta  (Hübner,  1817) 

Dicycla  oo  (Linnaeus,  1758) 

Cosmia  confinis  Herrich-Schaffer,  1 849 
Apamea  illyria  Freyer,  1846 
Oligia  strigilis  (Linnaeus,  1758) 

Oligia  latruncula  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Oria  musculosa  (Hübner,  1808) 

Discestra  trifolii  (Hufnagel,  1766) 

Aetheria  cappa  (Hübner,  1809) 

Hadena  luteago  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Hadena  albimacula  (Borkhausen,  1792) 

Heliophobus  reticulata  (Goeze,  1781) 

Mythimna  vitellina  (Hübner,  1 808) 

Mythimna  congrua  (Hübner,  1817) 

Mythimna  sicula  (Treitschke,  1835) 

Mythimna  scirpi  (Duponchel,  1836) 

Mythimna  riparia  (Rambur,  1 829) 

Ochropleura  leucogaster  { Freyer,  1831) 

Ochropleura  plecta  (Linnaeus,  1761) 

Noctua  pronuba  Linnaeus,  1758 
Noctua  comes  Hübner,  1813 
Noctua  fimbriata  (Schreber,  1759) 

Noctua  janthina  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 
Noctua  interjecta  Hübner,  1803 
Peridromia  saucia  (Hübner,  1 808) 

Agrotis  exclamationis  (Linnaeus,  1758) 

Agrotis  ipsilon  (Hufnagel,  1766) 

Agrotis  cinerea  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 


D 

x 


X 


X 


X 


X 


X 


X 

X 

X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 

X 

X 


X 


M 

X 

X 

X 

X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 


X 

X 

X 

X 


X 


X 


X 


Lil  Li2  Lel  Le2  K Appr 


X 


X 


X 


X 

X 

X 


X X 

X 

X 

XXX 


X 


X 


X 


X 


X 

X 

X 

X 

X 


X 


X 


X 


X 


X 

X 


X 


g 

sp 

g 

sp 

z 

Zg 

sp 

g 

g 

g.1 

g 

g 

z 

z 

z 

g 

g 

z 

g 

z.z 

g 

sp 

sp 

g 

g-1 

g 

g 

g 

z 

g 

zg 

z.g 

g 

g 

g 

g 

Z-g 

zg 

g 


Lymantriidae 

Parocneria  terebinthi  (Freyer,  1835) 


x 


sp 


Nolidae 

Nola  chlamitulalis  (Hübner,  [1813])  * z 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  27 


Arctiidae 

Eilema  caniola  (Hübner,  [1808]) 
Dysauxes  ancilla  (Linnaeus,  1767) 


D M Lil  Li2  Lel  Le2  K Appr. 


x 


X 

X 


X 


Z.g. 

g- 


Dankwoord 

Eerst  en  vooral  aan  mijn  reisgenoot  Marcel  Faquaet,  die  samen  met  mij  de 
inventarisatie  deed  van  de  geziene  soorten.  Dank  ook  aan  onze  echtgenoten,  die 
sommige  avonden  meegingen  op  vlindervangst,  ondanks  hun  angst  voor  de 
alomtegenwoordige  Griekse  zwerfhonden!  Ook  mijn  hartelijke  dank  aan  Willy 
De  Prins  voor  de  determinatie  van  de  meeste  Pyralidae  en  voor  zijn  vele 
raadgevingen,  ook  aan  J.  E.  F.  Asselbergs  voor  het  determineren  van  vele 
moeilijkere  Phycitinae-soorten,  tenslotte  aan  Michael  Fibiger  en  Herman  Hacker 
voor  de  determinatie  van  een  paar  moeilijkere  soorten  en  voor  de  vele 
raadgevingen  en  informatie. 


Literatuur 

Forster,  W.  & Wohlfahrt,  Th.  A.,  1980.  Die  Schmetterlinge  Mitteleuropas.  Band  5 Eulen  (Noctuidae). 

— Franckh'sche  Verlagshandlung,  Stuttgart,  329  p.,  32  kleurenplaten. 

Hacker,  H.,  1989.  Die  Noctuiden  Griechenlands  (Lepidoptera,  Noctuidae).  — Herbipoliana  2:  1-589, 
I-XII. 

Karsholt,  O.  & Razowski,  J.  (eds.),  1996.  The  Lepidoptera  of  Europa.  A distributional  Checklist.  — 
Apollo  Books,  Stenstrup. 

Ronkay,  G.  & Ronkay,  L.,  1994.  Cuculliinae  I.  — In:  Fibiger,  M.  (ed.).  Noctuidae  Europaeae  Vol.  6. 
Entomological  Press,  Soro,  282  p. 

Rougeot,  P.-C.  & Viette,  P.,  1978.  Guide  des  Papillons  Nocturnes  d'Europe  et  d'Afrique  du  Nord 
Hétérocères  (Partim).  — Delachaux  et  Niestlé,  Neuchatel,  Paris,  228  p. 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  28 


Interessante  waarnemingen  van  Lepidoptera  in  België 
in  2000  (Lepidoptera) 

Willy  De  Prins 


Abstract.  Interesting  records  of  Lepidoptera  in  Belgium  in  2000  (Lepidoptera) 

Four  new  Lepidoptera  species  are  recorded  for  Belgium:  Monochroa  palustrella  (Douglas, 
1850),  Synanthedon  flaviventris  (Staudinger,  1883),  Actenia  brunnealis  (Treitschke,  1829)  and 
Lithophane  leautieri  (Boisduval,  1829).  Furthermore,  several  new  province  records  are 
mentioned. 

Résumé.  Observations  intéressantes  de  Lépidoptères  en  Belgique  en  2000  (Lepidoptera) 
Quatre  nouvelles  espèces  de  Lépidoptères  ont  été  observées  en  Belgique:  Monochroa  palustrella 
(Douglas,  1850),  Synanthedon  flaviventris  (Staudinger,  1883),  Actenia  brunnealis  (Treitschke, 
1829)  et  Lithophane  leautieri  (Boisduval,  1829).  Plusieurs  données  faunistiques  nouvelles  par 
province  sont  également  mentionnées. 

Key  words:  Lepidoptera  - Monochroa  palustrella  - Synanthedon  flaviventris  - Actenia 
brunnealis  - Lithophane  leautieri  - faunistics  - first  record  for  Belgium. 

De  Prins,  W.:  Diksmuidelaan  176,  B-2600  Antwerpen  (willy.deprins@village.uunet.be). 

Elachistidae 

Elachista  bisulcella  (Duponchel,  [1843]):  een  exemplaar  werd  verzameld  te 
Antwerpen-Linkeroever  op  21. VIII.  1984  (det.  V.  Sruoga).  Nieuw  voor  de 
provincie  Antwerpen. 


Gracillariidae 

Cameraria  ohridella  Deschka  & Dimic,  1986:  de  soort  komt  nu  in  alle 
Vlaamse  provincies  voor,  bovendien  is  ze  met  zekerheid  vastgesteld  in 
Henegouwen  en  Luik. 


Momphidae 

Mompha  locupletella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775):  een  exemplaar  werd 
waargenomen  te  Mortroux  op  18.V.1999  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Mompha  conturbatella  (Hübner,  [1819]):  waargenomen  te  Oostham  op 
10.VI.1982  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Mompha  sturnipennella  (Treitschke,  1833):  waargenomen  te  Maaseik  op 
26.VI.1993  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Mompha  epilobiella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775):  waargenomen  te 
Lanaye,  einde  juni  1998,  te  Haccourt  in  juni  1998,  te  Hermalle-sour-Argenteau 
in  augustus  1998  en  te  Mortroux  in  augustus  1998,  verder  te  Diepenbeek  in 
augustus  1998  (alle  leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Limburg  en  Luik. 

Gelechiidae 

Monochroa  palustrella  (Douglas,  1850):  vermeld  als  nieuw  voor  de 
Belgische  fauna  uit  "De  Oude  Landen"  te  Ekeren,  waar  op  20.VIII.1997  een 
exemplaar  werd  verzameld  (leg.  G.  De  Prins).  Nieuw  voor  België  en  Antwerpen 
(zie  De  Prins  2000:  81). 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  29 


Parachronistis  albiceps  (Zeiler,  1839):  waargenomen  te  Opoeteren  op 
14.VL1989  en  te  Rotem  op  13.VI.1992  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Scrobipalpa  costella  (Humphreys  & Westwood,  1845):  één  exemplaar  te 
Zwijndrecht  op  18.VIII.1977.  Nieuw  voor  België  en  Oost- Vlaanderen  (zie  De 
Prins  2000:  125). 

Sesiidae 

Synanthedon  flaviventris  (Staudinger,  1883):  in  een  feromoonval 

waargenomen  te  Meix-devant-Virton  en  te  Ethe  in  juli  1999  (leg.  T.  & W. 
Garrevoet).  Nieuw  voor  België  en  Luxemburg  (zie  Garrevoet  & Garrevoet  2000: 
153). 

Tortricidae 

Cochylimorpha  straminea  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Visé  in 
augustus  1996  en  te  Haccourt  in  juni  1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Diceratura  ostrinana  (Guenée,  1845):  waargenomen  te  Battice  op  5.V.1998 
(leg.  A.  Georis).  Nieuw  voor  Luik. 

Cochylis  nana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Haccourt  op  30. V. 1997,  te 
Lanaye  op  4.VI.1997  en  te  Eben-Emael  op  2.VI.1999  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw 
voor  Luik. 

Isotrias  rectifasciana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Haccourt  in  mei- 
juni  1997  en  1999  en  te  Eben-Emael  in  juni  1999  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor 
Luik. 

Endothenia  gentianaeana  (Hübner,  [1799]):  waargenomen  te  Visé  in  juni 
1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Endothenia  marginana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Lanaye  einde 
april,  begin  mei  1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Endothenia  nigricostana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Argenteau 
begin  juni  1998  en  1999  en  te  Haccourt  op  9.VI.2000  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw 
voor  Luik. 

Apotomis  betuletana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Warsage  in  juli 

1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Celypha  aurofasciana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Eben-Emael  in 
juni  1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Epinotia  tenerana  ([Denis  & Schiffermüller],  1775):  waargenomen  te 
Haccourt  in  juni  1999  en  te  Visé  in  juni  2000  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor 
Luik. 

Epiblema  costipunctana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Haccourt  op 
10.VI.1998  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Epiblema  turbidana  (Treitschke,  1835):  waargenomen  te  Argenteau  in  juni 
1997,  1998,  1999  en  2000  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Blastesthia  posticana  (Zetterstedt,  [1839]):  waargenomen  te  Visé  in  mei 

1998  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Clavigesta  purdeyi  (Durrant,  1911):  waargenomen  te  Haaltert  op 

23.VII.1994  (leg.  B.  Vanholder).  Nieuw  voor  Oost-Vlaanderen. 


Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  30 


Enarmonia  formosana  (Scopoli,  1763):  waargenomen  te  Maaseik  op 
2.VII.1994  (leg.  B.  Vanholder).  Nieuw  voor  Limburg. 

Ancylis  ohtusana  (Haworth,  1811):  waargenomen  te  Haccourt  op  31.V.1999 
leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Cydia  gemmiferana  (Treitschke,  1835):  waargenomen  te  Haccourt  in  juni 
1996,  1997,  1998  en  1999,  en  te  Lanaye  in  juni  1999  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw 
voor  Luik. 

Cydia  strobilella  (Linnaeus,  1758):  waargenomen  te  Haaltert  op  7. V.  1994 
(leg.  B.  Vanholder).  Nieuw  voor  Oost-Vlaanderen. 

Pammene  regiana  (Zeiler,  1849):  waargenomen  op  de  Lozerheide  te  Bocholt 
op  10.VII.1999  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Dichrorampha  gueneeana  Obraztsov,  1959:  waargenomen  te  Argenteau  in 
juni  1997  (leg.  R.  Spronck).  Nieuw  voor  Luik. 

Epermeniidae 

Phaulernis  fulviguttella  (Zeiler,  1839):  waargenomen  te  Beverlo  op 
23.VII.1981  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Pyralidae 

Actenia  brunnealis  (Treitschke,  1829):  deze  soort  werd  voor  het  eerst  uit  ons 
land  vermeld  door  De  Selys-Longchamps  ( 1 844),  maar  nadien,  en  op  diens  eigen 
verzoek,  weer  ingetrokken  door  De  Fré  (1858).  Ze  werd  daarom  niet  vermeld  in 
de  "Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium"  (De  Prins  1998).  Op  9.VIII.1999 
ving  J.  Hecq  een  exemplaar  op  licht  te  Mont-sur-Marchienne  (Spronck  2000: 
210).  Het  gaat  dus  nu  wél  om  een  zekere  observatie  uit  ons  land.  Nieuw  voor 
België  en  voor  de  provincie  Henegouwen.  Deze  soort  dient  in  de  " Catalogue  of 
the  Lepidoptera  of  Belgium " ingevoegd  te  worden  net  na  Aglossa  pinguinalis 
(Linnaeus,  1758),  p.  111. 

Sciota  adelphella  (Fischer  von  Röslerstamm,  1836):  waargenomen  in  de 
Demerbroeken  te  Zichem  op  20.VI.1998  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Brabant. 

Acrobasis  consociella  (Hübner,  [1813]):  waargenomen  op  de  Lozerheide  te 
Bocholt  op  10.VII.1999  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Catoptria  verellus  (Zincken,  1817):  waargenomen  in  het  Walenbos  te  Winge 
op  18.VII.1998  (leg.  G.  Ariën).  De  soort  komt  dus  met  zekerheid  in  Brabant 
voor. 

Pyrausta  despicata  (Scopoli,  1763):  waargenomen  te  Stokkem-Kerkeweert 
op  7. VIII.  1 999  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Geometridae 

Idaea  subsericeata  (Haworth,  1809):  waargenomen  te  Stokkem-Kerkeweert 
op  7. VIII.  1999  (leg.  G.  Ariën).  Nieuw  voor  Limburg. 

Noctuidae 

Lithophane  leautieri  (Boisduval,  1829):  2 exemplaren  op  3.X.  1999,  1 ex.  op 
20.X.  1999  telkens  te  Westende  (leg.  F.  Bolland).  Nieuw  voor  West- Vlaanderen 
en  België  (zie  Vanholder  2000:  53,  Vanholder  & Bolland  2000).  De  soort  dient 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  31 


in  the  "Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium"  te  worden  ingevoegd  na 
Lithophane  lamda  (Fabricius,  1787),  p.  171. 

Dankwoord 

Mijn  dank  gaat  uit  naar  de  verschillende  mensen  die  mij  hun  gegevens  ter 
beschikking  stelden:  Dr.  Ugo  Dall'Asta,  T.  C.  Garrevoet,  R.  Spronck,  B. 
Vanholder.  Verder  dank  ik  Dr.  V.  Sruoga  voor  het  determineren  van  enkele 
Elachistidae. 


Bibliografie 

De  Fré,  Ch.,  1858.  Catalogue  des  Microlépidoptères  de  la  Belgique.  — Annales  de  la  Société 
entomologique  beige  2:  45-162. 

De  Prins,  W.,  1998.  Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium.  — Studiedocumenten  van  het  K.B.I.N. 
92:  1-236. 

De  Prins,  W.,  2000a.  Monochroa  palustrella,  een  nieuwe  soort  voor  de  Belgische  fauna 
(Lepidoptera:  Gelechiidae).  — Phegea  28(3):  81-82. 

De  Prins,  W.,  2000b.  Scrobipalpa  costella,  een  nieuwe  soort  voor  de  Belgische  fauna  (Lepidoptera: 
Gelechiidae).  — Phegea  28(4):  125-126. 

De  Sélys-Longchamps,  E.,  1844.  Enumération  des  insectes  Lépidoptères  de  la  Belgique.  — 
Mémoires  de  la  Société  royale  des  Sciences  de  Liège  2:  1-35. 

Garrevoet,  T.  & Garrevoet,  W.,  2000.  Synanthedon  flaviventris , een  nieuwe  soort  voor  de  Belgische 
fauna  (Lepidoptera:  Sesiidae).  — Phegea  28(4):  153-154. 

Spronck,  R.,  2000.  Actenia  brunnealis  (Treitschke,  1829),  une  nouvelle  espèce  pour  la  faune  beige 
(Lepidoptera,  Pyralidae,  Pyralinae).  — Lambillionea  100:  210. 

Vanholder,  B.,  2000.  Trekvlinders  in  1999,  zestiende  jaarverslag  (Lepidoptera).  — Phegea  28(2): 
37-56. 

Vanholder,  B.  & Bolland,  F.,  2000.  Lithophane  leautieri,  een  nieuwe  soort  voor  de  Belgische  fauna 
(Lepidoptera:  Noctuidae,  Cuculliinae).  — Phegea  28(3):  1 19-122. 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  32 


A gynandromorph  of  Hyponephele  narica 
(Lepidoptera:  Nymphalidae,  Satyrinae) 

Povilas  Ivinskis  & Aidas  Saldaitis 

Abstract.  A gynandromorph  of  Hyponephele  narica  (Hübner,  [1813])  from  Kazakhstan  is 
described.  The  right  forewing  has  a broad  band  of  androconial  scales  characteristic  for  the  male 
and  the  left  forewing  possesses  a large  apical  spot  which  is  characteristic  for  the  female. 

Samenvatting.  Een  gynandromorf  van  Hyponephele  narica  (Lepidoptera:  Nymphalidae, 
Satyrinae) 

Een  gynandromorf  van  Hyponephele  narica  (Hübner,  [1813])  uit  Kazakhstan  wordt  beschreven. 
De  rechter  voorvleugel  toont  de  karakteristieke  zwarte  androconiënvlek  van  het  mannetje  en  de 
linker  voorvleugel  bezit  een  grote  apicale  vlek  welke  typisch  is  voor  het  wijije. 

Résumé.  Un  gynandromorphe  de  Hyponephele  narica  (Lepidoptera:  Nymphalidae, 
Satyrinae) 

Un  exemplaire  gynandromorphe  de  Hyponephele  narica  (Hübner,  [1813])  du  Kazakhstan  est 
décrit.  L'aile  antérieure  droite  possède  une  tache  noire  d'androconies  typique  pour  le  male  et  1'aile 
antérieure  gauche  possède  une  grande  tache  apicale  qui  est  caractéristique  pour  la  femelle. 

Key  words:  Hyponephele  narica  - gynandromorph  - Kazakhstan. 

Ivinskis,  P.:  Institute  of  Ecology,  Akademijos  2,  LT-2600  Vilnius,  Lithuania  (entlab@centras.lt). 
Saldaitis,  A.:  Vaikq  23-13,  Salininkai,  LT-4004  Vilnius,  Lithuania  (saldrasa@takas.lt). 


Several  specimens  of  Hyponephele  narica  (Hübner,  [1813])  were  collected  in 
West  Kazakhstan,  50  km  E of  Zhanaozen  Sands,  8 km  E of  Senek  village,  19- 
20.V.2000,  leg.  V.  Karalius  & J.  Miatleuski.  One  of  these  specimens  showed 
both  male  and  female  features. 

A perfectly  preserved  gynandromorphous  specimen  is  compared  with  the 
other  butterflies  caught  at  the  same  time  in  the  same  locality  (see  plate  1).  The 
right  side  of  the  gynandromorph  (forewing  length  1 7 mm)  has  features 
characteristic  for  a male,  i.e.  a wide  basal  black  band  of  androconial  scales  and  a 
black  apical  dot,  which  is  a little  larger  than  in  normal  male  specimens,  but 
slightly  smaller  than  the  similar  dot  on  the  left  forewing.  The  lower  part  of  the 
wing  is  a little  less  contrasting  than  in  normal  specimens.  The  left  forewing 
(length  19  mm)  has  features  that  are  characteristic  for  the  female.  The  apical  dot 
is  a little  larger  than  in  normal  females.  In  the  lower  wing  corner,  there  are 
several  black  scales.  The  lower  part  of  the  wing  is  identical  to  the  wing  of  a 
normal  female.  However,  the  marginal  broken  black  line  is  much  more  distinct. 

While  comparing  various  specimens  of  Hyponephele  narica , it  became 
obvious  that  the  only  permanent  feature  characteristic  for  the  male  is  a large 
band  of  androconial  black  scales,  while  the  size  of  the  apical  dot  in  the  male  is 
very  variable.  Out  of  10  individuals  2 had  an  apical  dot  which  is  twice  as  small 
as  in  most  specimens. 

In  the  lower  wing  corner,  only  1 male  out  of  10  possessed  a distinct  dotted 
spot.  This  spot  is  more  peculiar  to  females.  The  specimens  (male  and  female) 
figured  by  Tuzov  et  al.  (1997:  pl.  59)  lack  this  spot  in  the  lower  corner  of  the 
forewings.  The  female  specimen  figured  by  Samodurov  et  al.  (2000)  possesses 


Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  33 


that  spot  (compare  with  figure  3 of  the  present  publication).  This  indicates  thai 
this  spot  is  not  characteristic  at  all  to  this  species. 


Figures  1-4  : Hyponephele  narica.  West  Kazakhstan,  50  km  E of  Zhanaozen  Sands,  8 km  E of  Senek 
village,  19-20.V.2000,  leg.  V.  Karalius  & J.  Miatleuski ; 1-  Normal  male.,  2 - Gynandromorph,  3- 
Normal  female,  4.-  Normal  male. 


References 

Samodurov,  G.  D.,  Korolev,  W.  A.  & Tschikolowetz,  W.  W.,  2000.  Eine  Übersicht  über  die  Satyriden 
der  Gattung  Hyponephele  Muschamp,  1915.  VI.  Die  Hyponephele  capella  (Christoph,  1877),  H. 
narica  (Hübner,  [1808-1813]),  H.  naricina  (Staudinger,  1870),  H.  fusca  (Stshetkin,  1960)  und  H. 
naricoides  Gross,  1977)  — Atalanta,  (Würzburg)  31(1/2)  135-170. 

Tuzov,  V.  K.,  Bogdanov,  P.  V.,  Devyatkin,  A.  L.,  Kaabak,  L.  V.,  Korolev,  V.  A.,  Murzin,  V.  S., 
Samodurov,  G.  D.  & Tarasov,  E.  A.,  1997.  Guide  to  the  butterflies  of  Russia  and  adjacent 
territories  (Lepidoptera,  Rhopalocera)  Volume  1.  Hesperiidae,  Papilionidae,  Pieridae, 
Satyridae.  — Pensoft,  Sofia,  Moscow,  480  pp.,  79  colour  plates. 


Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  34 


Hétérocères  du  Brabant.  Deuxième  contribution  a la 
liste  des  Lépidoptères  de  cette  province  (Lepidoptera) 

R.  H.  Nyst 


Samenvatting.  Heterocera  van  Brabant.  Tweede  bijdrage  tot  de  lijst  van  Lepidoptera  van 
deze  provincie  (Lepidoptera) 

In  dit  artikel  worden  een  hele  reeks  soorten  Lepidoptera  vermeld  die  in  de  provincie  Brabant 
werden  waargenomen,  meer  bepaald  te  Ottignies. 

Abstract.  Heterocera  of  Brabant.  Second  contribution  to  the  Lepidoptera  list  of  this 
province  (Lepidoptera) 

In  this  paper,  many  Lepidoptera  species  are  mentioned  which  were  observed  in  the  province  of 
Brabant,  more  precisely  at  Ottignies. 

Key  words:  Belgium  - Brabant  - Lepidoptera  - faunistics. 

Nyst,  R.  H.:  Bd.  de  Dixmude,  B-1000  Bruxelles. 

La  présente  liste  ne  se  limite  plus  aux  macrohétérocères  comme  celle  qui  fut 
publiée  en  1993  (Nyst  1993).  Dans  le  biotope  d'Ottignies,  oü  je  suis  contraint  de 
limiter  mes  recherches,  les  nouveautés  s'épuisent  en  ce  qui  conceme  ce  groupe. 
Par  contre  les  microlépidoptères  sont  extrèmement  nombreux. 

Au  moment  oü  je  commengais  a prendre  plaisir  a étendre  mes  captures  dans 
cette  nouvelle  direction  notre  collègue  W.  De  Prins  travaillait  a son  considérable 
ouvrage,  et  publiait  son  remarquable  catalogue  (De  Prins  1998),  oü  sont  traitées 
toutes  les  families  de  Lépidoptères  représentées  en  Belgique. 

Je  voudrais  expliquer  la  présentation  hétérogène  de  ma  présente  liste.  Les 
macrohétérocères  y gardent  la  numérotation  de  la  liste  Leraut  (Leraut  1980)  pour 
rester  en  conformité  avec  ma  liste  de  1993. 

Pour  la  totalité  des  espèces,  j'ai  accompagné  leur  nom  d'un  cercle  noir  et  du 
numéro  de  page  du  catalogue  De  Prins,  chaque  fois  que  1'espèce  peut  être 
nouvellement  signalée  comme  étant  de  capture  postérieure  a 1980,  dans  la 
colonne  Brabant.  Toutes  mes  captures  sont  d'ailleurs  postérieures  a 1986. 

Tableau  1 . Espèces  de  Lépidoptères  observées  en  Brabant: 

K&R  = numéro  dans  Karsholt  & Razowski  (1996) 

L = numéro  dans  Leraut  ( 1 980) 

• = observation  postérieure  a 1980  et  ne  figurant  pas  dans  ma  liste  de  1993  (Nyst  1993) 


K&R 

L 

Espèce 

Remarques 

Adelidae 

346 

- 

Nemcphora  metallica  (Poda,  1761) 

365 

- 

Adela  reaumurella  (Linnaeus,  1758) 

Yponomeutidae 

1347 

- 

Yponomeuta  evonymella  (Linnaeus,  1758) 

1350 

- 

Yponomeuta  cagnagella  (Hübner,  [1813]) 

1424 

- 

Prays  fraxinella  (Bjerkander,  1784) 

1454 

- 

Argyresthia  goedartella  (Linnaeus,  1758) 

1466 

- 

Argyresthia  pruniella  (Clerck,  1759) 

Phegea  29  (1)  ( 1 .111.200 1 ):  35 


Ypsolophidae 

1482 

- 

Ypsolopha  dentella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

1486 

- 

Ypsolopha  scabrella  (Linnaeus,  1761) 

1495 

- 

Ypsolopha  sequella  (Clerck,  1759) 

De  Prins  p.  46  • 

Plutellidae 

1525 

- 

Plutella  xylostella  (Linnaeus,  1758) 

Ethmiidae 

1644 

- 

Ethmia  quadrillella  (Goeze,  1783) 

Depressariidae 

1719 

- 

Agonopterix  arenella  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

Oecophoridae 

- 

Hofmannophila  pseudospretella  (Stainton,  1 849) 

2326 

- 

Harpellaforficella{ Scopoli,  1763) 

2328 

- 

Carcina  quercana  (Fabricius,  1775) 

Coleophoridae 

2499 

- 

Coleophora  frischella  (Linnaeus,  1758) 

- 

Coleophora  mayrella  (Hübner,  [1813]) 

Gelechiidae 

3805 

- 

Anacampsis  blattariella  (Hübner,  1 796) 

Tortricidae 

4268 

- 

Agapeta  hamana  (Linnaeus,  1758) 

4309 

- 

Aethes  smeathmanniana  (Fabricius,  1781) 

4351 

- 

Cochylis  hybridella  (Hübner,  [1813]) 

De  Prins  p.  87  • 

4353 

- 

Cochylis  dubitana  (Hübner,  [1799]) 

4355 

- 

Cochylis  atricapitana  (Stephens,  1 852) 

De  Prins  p.  87  • 

4370 

- 

Tortrix  viridana  Linnaeus,  1758 

4372 

- 

Aleimma  loeflingiana  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  88  • 

4374 

- 

Acleris  holmiana  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  88  • 

4375 

- 

Acleris  forsskaleana  (Linnaeus,  1758) 

4390 

- 

Acleris  variegana  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

- 

Acleris  hastiana  (Linnaeus,  1758) 

4403 

- 

Acleris  notana  (Donovan,  1806) 

De  Prins  p.  89  • 

4477 

- 

Cnephasia  asseclana  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

4557 

- 

Archips  podana  (Scopoli,  1763) 

- 

Archips  xylosteana  (Linnaeus,  1758) 

4564 

- 

Choristoneura  hebenstreitella  (Müller,  1764) 

De  Prins  p.  91  • 

4606 

- 

Dichelia  histrionana  (Frölich,  1828) 

4618 

- 

Clepsis  rurinana  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  92  • 

4623 

- 

Clepsis  spectrana  (Treitschke,  1830) 

4635 

- 

Lozotaeniodes  formosana  (Geyer,  [1830]) 

4637 

- 

Adoxophyes  orana  (Fischer  von  Röslerstamm,  1834) 

4701 

- 

Apotomis  betuletana  (Haworth,  1811) 

De  Prins  p.  93  • 

Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  36 


4714 

- 

Hedya  nubiferana  (Haworth,  1811) 

De  Prins  p.  93  • 

4715 

- 

Hedya  pruniana  (Hübner,  [1799]) 

De  Prins  p.  93  • 

4722 

- 

Celypha  striana  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

De  Prins  p.  94  • 

4731 

- 

Celypha  lacunana  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

4842 

- 

Epinotia  brunnichana  (Linnaeus,  1767) 

4932 

- 

Eucosma  cana  (Haworth,  1811) 

4998 

- 

Epiblema  foenella  (Linnaeus,  1758) 

5021 

- 

Notocelia  uddmanniana  (Linnaeus,  1758) 

5044 

Rhyacionia  buoliana  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

De  Prins  p.  98  • 

5144 

- 

Cydia pomonella  (Linnaeus,  1758) 

5152 

- 

Cydia  splendana  (Hübner,  [1799]) 

5249 

- 

Dichrorampha  petiverella  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  101  • 

Alucitidae 

5323 

- 

Alucita  hexadactyla  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  106  • 

Pterophoridae 

5370 

- 

Platyptilia  nemoralis  (Zeiler,  1841) 

De  Prins  p.  107  • 

5378 

- 

Gillmeria  tetradactyla  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  107  • 

5485 

- 

Pterophorus pentadactyla  (Linnaeus,  1758) 

5552 

- 

Emmelina  monodactyla  (Linnaeus,  1758) 

Pyralidae 

5569 

- 

Aphomia  sociella  (Linnaeus,  1758) 

5620 

- 

Synaphe  punctalis  (Fabricius,  1775) 

De  Prins  p.  1 1 1 • 

5627 

- 

Pyralis  farinalis  Linnaeus,  1758 

5632 

- 

Aglossa  caprealis  (Hübner,  [ 1 809]) 

5652 

- 

Hypsopygia  costalis  (Fabricius,  1775) 

5658 

- 

Orthopygia  glaucinalis  (Linnaeus,  1758) 

5661 

- 

Endothcha  flammealis  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

5766 

- 

Pempelia  formosa  (Haworth,  1811) 

De  Prins  p.  1 13  • 

5784 

- 

Dioryctria  abietella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

5796 

- 

Phycita  roborella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

5856 

- 

Trachycera  advenella  (Zincken,  1818) 

5993 

- 

Euzophera  pinguis  (Haworth,  1811) 

6102 

- 

Plodia  interpunctella  (Hübner,  [1813]) 

6166 

- 

Scoparia  basistrigalis  Knaggs,  1 866 

De  Prins  p.  1 15  • 

6168 

- 

Scoparia  ambigualis  (Treitschke,  1829) 

6172 

- 

Scoparia pyralella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

6180 

- 

Dipleurina  lacustrata  (Panzer,  1 804) 

De  Prins  p.  115® 

6235 

- 

Calamotropha paludella  (Hübner,  [1824]) 

De  Prins  p.  116® 

6241 

. 

Chrysoteuchia  culmella  (Linnaeus,  1758) 

6250 

- 

Crambus  pratella  (Linaeus,  1758) 

6253 

- 

Crambus perlella  (Scopoli,  1763) 

6258 

- 

Agriphila  tristella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  37 


6260 

- 

Agriphila  inquinatella  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

6275 

- 

Agriphila  geniculea  (Haworth,  1811) 

6301 

- 

Catoptria  pinella  (Linnaeus,  1758) 

6314 

- 

Catoptria  falsella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

6421 

- 

Acentria  ephemerella  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

6423 

- 

Cataclysta  lemnata  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  117  • 

6425 

- 

Parapoynx  stratiotata  (Linnaeus,  1758) 

6497 

- 

Evergestis  forficalis  (Linnaeus,  1758) 

6500 

- 

Evergestis  limbata  (Linnaeus,  1767) 

6557 

- 

Udea  olivalis  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

6604 

- 

Pyrausta  aurata  (Scopoli,  1763) 

6605 

- 

Pyrausta  purpuralis  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  119  • 

6629 

- 

Perinephela  lancealis  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

6631 

- 

Phlyctaenia  coronata  (Hufnagel,  1767) 

6633 

- 

Phlyctaenia  perlucidalis  (Hübner,  [ 1 809]) 

De  Prins  p.  1 1 9 • 

6649 

- 

Ostrinia  nubilalis  (Hübner,  1796) 

6655 

- 

Anania  verbascalis  ([Denis  & Sdchiffermüller], 
1775) 

6658 

- 

Eurrhypara  hortulata  (Linnaeus,  1758) 

6667 

- 

Pleuroptya  ruralis  (Scopoli,  1763) 

6719 

- 

Nomophila  noctuella  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

Saturniidae 

6794 

3173 

Saturnia  pavonia  (Linnaeus,  1758) 

Sphingidae 

6819 

3796 

Mimas  tiliae  (Linnaeus,  1758) 

6862 

3810 

Deilephila  elpenor  (Linnaeus,  1758) 

Geometridae 

7641 

3662 

Selenia  dentaria  (Fabricius,  1775) 

7643 

3664 

Selenia  tetralunaria  (Hufnagel,  1767) 

7663 

3670 

Colotois  pennaria  (Linnaeus,  1761) 

7783 

3717 

Hypomecis  roboraria  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

7980 

3208 

Hemithea  aestivaria  (Hübner,  [1789]) 

8104 

3271 

Idaea  muricata  (Hufnagel,  1767) 

De  Prins  p.  148  • 

8362 

3415 

Thera  juniperata  (Linnaeus,  1758) 

8414 

3444 

Pareulype  berberata  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

De  Prins  p.  153  • 

8436 

3457 

Euphyia  unangulata  (Haworth,  1809) 

De  Prins  p.  153  • 

8443 

3461 

Epirrita  christyi  (Allen,  1906) 

De  Prins  p.  153  • 

8448 

3464 

Operophtera  fagata  (Scharfenberg,  1805) 

De  Prins  p.  153  • 

Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  38 


8495 

3501 

Eupithecia  pygmaeata  (Hübner,  [1799]) 

8527 

3525 

Eupithecia  absinthiata  (Clerck,  1759) 

8534 

3528 

Eupithecia  vulgata  (Haworth,  1 809) 

8681 

3607 

Acasis  viretata  (Hübner,  [1799]) 

Notodontidae 

8700 

3845 

Clostera  anachoreta  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

De  Prins  p.  159  • 

Noctuidae 

8818 

4366 

Cryphia  muralis  { Forster,  1771) 

De  Prins  p.  163  • 

8932 

4633 

Lygephila  pastinum  (Treitschke,  1826) 

9059 

4591 

Autographa  pulchrina  (Haworth,  1809) 

9118 

4555 

Deltote  bankiana  (Fabricius,  1775) 

9183 

4183 

Cucullia  absinthii  (Linnaeus,  1761) 

9199 

4196 

Cucullia  umbratica  (Linnaeus,  1758) 

9433 

4504 

Caradrina  clavipalpis  (Scopoli,  1763) 

9456 

4480 

Charanyca  trigrammica  (Hufnagel,  1766) 

9496 

4381 

Thalpophila  matura  (Hufnagel,  1766) 

9527 

4392 

Ipimorpha  retusa  (Linnaeus,  1761) 

De  Prins  p.  169  • 

9569 

4307 

Agrochola  lota  (Clerck,  1759) 

9593 

4321 

Spudaea  ruticilla  (Esper,  1791) 

De  Prins  p.  170  • 

9642 

4223 

Brachylomia  viminalis  (Fabricius,  1776) 

9814 

4472 

Rhizedra  lutosa  (Hübner,  [1803]) 

9834 

4456 

Hydraecia  micacea  (Esper,  1789) 

9955 

4121 

Hadena  rivularis  (Fabricius,  1775) 

De  Prins  p.  175  • 

10002 

4161 

Mythimna  albipuncta  ([Denis  & Schiffermüller], 
1775) 

10052 

4144 

Panolis  flammea  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

De  Prins  p.  176  • 

10224 

4077 

Cerastis  rubricosa  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

De  Prins  p.  178  • 

10228 

4074 

Naenia  typica  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  178  • 

10280 

3958 

Euxoa  tritici  (Linnaeus,  1761) 

De  Prins  p.  179  • 

10347 

3982 

Agrotis  trux  (Hübner,  [1824]) 

10350 

3980 

Agrotis  clavis  (Hufnagel,  1766) 

De  Prins  p.  179  • 

Lymantriidae 

10375 

3869 

Lymantria  monacha  (Linnaeus,  1758) 

Nolidae 

10425 

3943 

Meganola  albula  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

De  Prins  p.  183  • 

10427 

3944 

Nola  cuculatella  (Linnaeus,  1758) 

Arctiidae 

10483 

3881 

Atolmis  rubricollis  (Linnaeus,  1758) 

10499 

3885 

Eilema  sororcula  (Hufnagel,  1766) 

De  Prins  p.  185  • 

10603 

3930 

Euplagia  quadripunctaria  (Poda,  1761) 

De  Prins  p.  186  • 

Phegea  29  (1)  (1. III. 2001):  39 


SMITHSONIAN  INSTITUTION  LIBRARIES 


3 9088  01269  3156 


Par  suite  d'un  malentendu,  quelques  espèces  figurant  sur  ma  première  liste  (Nyst 
1993)  n'ont  pas  été  reprise  pour  le  Brabant  dans  le  catalogue  des  lépidoptères  de 
Belgique  (De  Prins  1998).  Je  signale  a nouveau  ces  espèces  pour  que  les 
collègues  intéressés  puissent  les  doter  du  rond  noir  dans  la  colonne  BR  de  ce 
catalogue. 


3907 

257 

Apoda  limacodes  (Hufnagel,  1766) 

De  Prins  p.  81  • 

3912 

259 

Heterogenea  asella  ([Denis  & Schiffermüller],  1775) 

De  Prins  p.  81  • 

7633 

3657 

Ennomos  quercinaria  (Hufnagel,  1767) 

De  Prins  p.  143  • 

8277 

3369 

Epirrhoe  rivata  (Hübner,  [1813]) 

De  Prins  p.  150  • 

8358 

3412 

Thera  britannica  (Turner,  1925) 

De  Prins  p.  152  • 

9002 

4667 

Hypena  crassalis  (Fabricius,  1787) 

De  Prins  p.  164  • 

9233 

4207 

Shargacucullia  verbasci  (Linnaeus,  1758) 

De  Prins  p.  166  • 

Bibliographie 

De  Prins,  W.,  1998.  Catalogue  of  the  Lepidoptera  of  Belgium.  — Studiedocumenten  van  het  K.B.I.N. 
92:  1-236. 

Karsholt,  O.  & Razowski,  J.  (Eds.),  1996.  The  Lepidoptera  ofEurope.  A Distributional  Checklist.  — 
Apollo  Books,  Stenstrup,  380  p. 

Leraut,  P.,  1980.  Liste  systêmatique  et  synonymique  des  Lépidoptères  de  France,  Belgique  et  Corse. 

— Supplément  a Alexanor  et  Buil. Soc. ent. Fr.,  334  p. 

Nyst,  R.  H.,  1993.  Hétérocères  du  Brabant  Wallon.  — Bull.Cercle  Lép. Belg.  22(6):  132-146. 


Inhoud: 

Coutsis,  J.  G.:  Skippers,  Butterflies,  Bumets  and  Harvesters  from  the  Greek 
island  of  Limnos,  a Skipper  new  to  the  Greek  island  of  Santorini  and  two 
Butterflies  new  to  the  Greek  island  of  Siros  (Lepidoptera:  Hesperioidea, 

Papilionoidea,  Zygaenidae) 9 

De  Prins,  W.:  Gelechia  muscosella,  een  nieuwe  soort  voor  de  Belgische  fauna 

(Lepidoptera:  Gelechiidae) 1 

De  Prins,  W.:  Interessante  waarnemingen  van  Lepidoptera  in  België  in  2000 

(Lepidoptera) 29 

De  Vrieze,  M.:  Interessante  waarnemingen  van  Lepidoptera  in  Griekenland..;.  19 
Hellers,  M.:  Enolmis  acanthella,  a new  species  for  Central  Europe  (Lepidoptera: 

Scythrididae) 5 

Ivinskis,  P.  & Saldaitis,  A.:  A gynandromorph  of  Hyponephele  narica 

(Lepidoptera:  Nymphalidae,  Satyrinae) 33 

Nyst,  R.  H.:  Hétérocères  du  Brabant.  Deuxième  contribution  a la  liste  des 

Lépidoptères  de  cette  province  (Lepidoptera) 35 

Boekbesprekingen 4,  18 


verantw.  uitg.:  W.  De  Prins,  Diksmuidelaan  176,  B-2600  Antwerpen  (Belgium)  - Tel:  +32-3-322.02.35 

Phegea  29  (1)  (1 .111.2001):  40
Internet Archive Audio

Featured

Top

Images

Featured

Top

Software

Featured

Top

Books

Featured

Top

Video

Featured

Top

Mobile Apps

Browser Extensions

Archive-It Subscription

Save Page Now

Full text of "Phegea"

See other formats
