eri:
we,
EN gd
5 Peen
= x — E ha! %
\ 5 EN \N 2 84
s E NNS 2 E 2Â9
8 2, 5:
2 5 df 2 B 2
NI NYINOSHLINS SJIUVYAIT LIBRARIES _INST
u sE u De u
3 5 NN < 5 ze 3
JS AN r 3 5
mn ES fas) ehad nn” mmm
o N ze o 5
Ge ie el GG Ek E
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS S3H
=d Las bee on me
Ee - 5 3
5) ol 2 D 5
ee on - zit -
À 2 E > E
u
z n Z 6 -:
NI NVINOSHLINS Sa18VEAIT LIBRARIES „SMITHSONIAN INS
3 z < ee Z ed
MZ jar ik N = ze AN
RAE 5 2 5 2N
zi ek 2e ©, EE
5 2 E 2 as
> S= >
5 2 5 3 2
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHIIWS S3I
E, A en
5 E Ll s ul
AI 4 nk an ps A zn
De 2 5 E 5
5) % De ax
ED ee rr z Ht UE
SNI NVYINOSHAINS SIIHYYEI LIBRARIES SMITHSONIAN INS
re N Z [= pd ES
H 6 5 5 ze en
wo 5 lov) —- SIA lee)
DE Na 5 2 5 >
EE INE 5 5 7 Zi
An NS Dn ee IN
RN IN m
» 5 jk 5 u
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SJ!
4
SMITHSONIAN INS?
(5
UG
NYINOSHLINS
SMITHSONIAN
NYINOSHLINS
NYINOSHILINS
Ne
KS
\
81 LIBRARIES SMITHSONIAN
SNI_ NVINOSHLINS SIIUVHEIT LIBRARIES
z dl Z2 7 Z
NA pe 5 Uit A
E El SN _« — NDS À
Ja NN 2 = \ cl AAS
fe) AN Ee o o
=Á ee | Z F4
ES Be MITBSONIAN INSTITUTION NOILALILSNE NYINOSHAINS SJ
2 z
Oo Aes KHSON) fe) NE
NEE OD ADEN ZEN As er
Od
NYINOSHL
ln
NYINOSHLIWS SAIUVYUEIT LIBRARIES SMITH
SMITHSON
OD
NYINOSHLI
N
SMITHSON
NOILNLILSN!
LIBRARIES
NOILNLILSN!
S3INVHAIT LIBRARIES
LIBRARIES ORN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINO
2
e) ©) N
Nd - NS
A p &
5 Gp 5 he
Ne z
NOILNLIESNI NYINOSHLINS SJINVHAIT LIBRARIES SMITH
NYINOSHLINS SaldYHart Li
NYINOSHLINS SJIUVYVHYEIT
NE
SMITHSONIAN
SMITHSONIAN
An” 1
NVINOSHLINS
nend
ES
a L'!'BRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLIESNI NYVINC
E 5 4
5 - Ka 5 N
5 SG pe ‘
je s MD 5
©) is , ==
Pd —Ì _d
SIIHYYAIT LIBRARIES SMIT
N_ NOILNLILSNI NYINOSHIIWS
1
Nin
INSTITUTION NOILOLILSNI
INSTITUTION NOILNLILSNI
INSTITUTION
S3INYUAI
SaIJVHE
1 _ tIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINC
2 u ed u Z
z Ss 2 = ES
6 zi 6 T ee
N Nl ’ _—_
5 B EN AE 5
(7) 5 z (7) HE z (7)
v_ NOILNLILSNI NVYINOSHLINS SIIUVHAIT LIBRARIES SMITH
eed n en u ee
ee J « an « G
< je de 5 E 4
x = 5 De
a o be o a
1 LIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNE NVINC
Re 2 5 Z Pan
en AERO AEK in
ne
KE
Ai A
Jk
ki
A
VERHANDELING
TER BEANTWOORDING DER
NeR A Gs
3 or lp A
waarbij verlangd wordt:
LEENE NATUURLIJKE HISTORIE EN NATUURKUNDIGE BES
SCHRIJVING DER WALVISSCHEN ; IN DIERVOEGEN INGE-
RIGT , OM TER OPHELDERING EN AANPRIJZING TE
KUNNEN DIENEN VAN DE BESTE WIJZE, OM DE PLAAT-
ZEN , WAAR DEZE DIEREN ZICH VOORNAMELIJK TE-
GENWOORDIG OPHOUDEN „ NATESPOREN 5 ALS MEDE
VAN DE MINST OMSLAGTIGE, DE VEILIGSTE EN DE
BESTE MINNDELEN , WELKE, OF REEDS BEKEND EN IN
GEBRUIK ZIJNs- OF NOG IN PRAKTIJK ZOUDEN KUÚN-
NEN GEBRAGT WORDEN 5 OM DE ‘ WALVISSCHEN
SCHIELIJK TE DOODEN, EN ER ZICH ALZOO ; LANGS
DEN KORTSTEN EN ZEKERSTEN WEG ; MEESTER VAN TE
MAKEN ?
DookK
JAN ARNOLD BENNET,
A, L. Me PHIL, ET MED, DOCT, ENZ. TE LEIJDEN:
|
Ov : Ee, u
Aan wien de Gouden Eereprijs is toegewezen,
den 21 Meij 1808.
Kk
hese. (e a rn ele peru: zin a E
haet he: btn ait Wierda van Keo |
Ral, Ps Rt mt ak Hi Be sd
| | Eert aka! é cd
at Heee A, deer Detz aus
| pd wie ee
Brrr
ú en, AE Tin |
RE KA “0 I: zo
Dad odin: Babs A, HA zins ja. at Elit)
st. aai SHAN dra Aen vl ot Had
bij
zg
Pan EK ei ok
ae: ea, „shod zl ko, rdf A id:
geen
ONT LTA NG
W ore de kennis der Natuur. Voortbrengfelett ,
thans algemeen onder den naam van Natuur-Ge-
fchiedenis of Natuurlijke Historie bekend „ bij
een ieder bevoegd oordeelaar, met het meeste
regt voor den eenigen weren grond van die voor-
treffelijke kunst gehouden, welke met den zoo
algemeen bekenden naam van Oeconomie of
Huishoukunde, tevens ook de gedaante van een
„der voortreffelijkfte wetenfchappen heeft aange-
nomen; en is het deze zoo aangename als alge.
meen nuttige wetenfchap, welke zoo voor den
Staat, als voor iederen afzonderlijke burger eene
zoo veel te mildere bron van allerlei voordeelen en
zegeningen opent, naar gelang derzelver menig=
vuldige aderen ijverig opgezocht , verder hagê=
fpoord, en ten algemeenen nutte behoorlijk afe
geleid en gebruikt worden; het is dan ook geens-
zins te verwonderen, dat dezelve, bij de groote
vorderingen , in het vak der Natuurlijke Historie
Aa dar
ENT EEDIEN a
dagelijks gemaakt, in eene gelijke mate, en als
% ware op eenen gelijken voet, met dezelve bee
arbeid wordt, maar dat ook vooral ieder waar
en verltandig beoeffenaar der Natuurlijke Gefchiee
denis zich inzonderheid beijverd, om deze laat.
fte niet flechts tot enkel vermaak of verlustiging,
maar ook ten wezenlijken nutte der zamenleving te
doen dienen, dat is door de kennis der verfchil«
lende Natuur-voortbrengfelen op het gemeene le-
ven dadelijk toe te pasfen, en uit dezelve, zoo
wel in grootere als mindere belangrijke handelin-
gen en bedrijven, het meest mogelijke nut te
trekken,
Dit algemeen in het oog loopend, groot en
gewigtig voordeel is dan ook de vermogende
drijfveer en oorzaak geworden dat, in fchier alle
landen van het befchaafd Europa , Natuurkun.
digen, en daar onder mannen van den eerften
rang en de grootfte verdienften, zich vereenigd,
en tor Genootfchappen of Maatfchappijen ge.
vormd hebben, met hetedel en alzins loffelijk
oogmerk, om de ware kennis der Natuur-voorte
brengfelen niet alleen meer algemeen onder alle
de klasfen der burgerlijke zamenleving te verbrei-
den , maar om dezelve ook op de gewigtigfte
onderwerpen van Landbouw, Visfcherijen,
Koophandel, Ambachten , Handwerken, en Kun-
ften;
KNIL GE SL ID MN FG "og
flen, zoo veel mogelijk toe te pasfen, en deze
alle, zonder uitzondering, daar van het meeste
put te doen trekken,
Ook ons Vaderland mogt door deszelfs oudst
en aanzienelijkst wetenfchappelijk Genootfchap;
ik bedoele de voorheen genaamde Hollandfíche,
nu Koninklijke Maatfchappij der Wetenfchappen,
(welker eerfte aanleg en inrigting eigenlijk bij.
zonder de bevordering der Natuurkunde ten doel
had), als uit haaren eigen boezem zelven, eene
Huishoudelijke Maatfchappij ‘tot ftand gebragt
zien, welke, reeds bij deszelfs eérfte ftichting,
in alle mogelijke opzigten, het heil des Vader-
lands bedoelende, te grootere nuttúgheid ter
voortzetting der verfchillende takken der Huis-
houkunde beloofde, daar dezelve, en uic haren
eenigen waren grond, de Natuurkennis namelijk ,
als van zelfs was tot ftand gekomen, en hare we=
derzijd(che belangrijke bedoelingen zoo naauw aan
elkander verbonden waren,
De aanzienlijke Koninklijke Maatfchappi der
Wetenfchappen kon derhalve geen overtuigen=
der blijk van hare verknochtheid aan hare eerfte
iorigting, de bevordering namelijk der Natuure
kennis, en van hare waarlijk vaderlandlievende
oogmerken tevens aan den deg leggen, dan door
het uitfchrijven eener vrage „ welker onderwerp
A 3 uit
n
GT NLB Ll Del N-G,
uit een der belangrijkfte vakken der Natuur-ken-
pis genomen , te gelijk de bevordering van eenen
“zeer gewigtigen tak der Staats. of hoogere Huis-
houkunde onzes Vaderlands betref:, die namelijk
van de gan onze zeevaart zoo naauw verbon-
den Walvischvangst , welke onze Voorouderen
eertijds uit kleine begirfelen tot eene hoogte
mogten gebragt zien, waardoor ze wegens hare
aanzienlijke voordeelen den naijver van {chier
alle andere Noordfche Zee Mogendheden gzande
maakte „doch daarentegen ook thans , helaas! door
eenen zamenloop van rampen, tot een zoo ge.
wigtig als grievend verlies van ons Vaderland,
is in verval geraakt, dat dezelve eene billijke
aanfpraak heeft op alle de mogelijke hulp en
medewerking van iederen regtgeaarden Neder-
lander , zoo tot deszelfs dadelijke opbeuring, als
tot het uitdenken van zoodanige nieuwe bulpmide
delen, waardoor de zoo deerlijk verminderde
bloei dezer zoo voordeelige rak van ’s Lands wel,
vaart, uit deszelfs aanmerkelijk verval, het best
mogelijk zoude kunnen opg=beurd, en het daar-
door geleden verlies eenigermate vergoed worden,
Opregtelijk verbonden aan alles, het geen flechts
eenigermate op de belangens van dit land be-
trekking heeft, en overruigd van het dubbel
aanbelang der voorgeftelde vrage, welke niet
flechts
INLEIDING 7
flechts een gewigtig voorwerp der Natuur -Ges
fchiedenis en Huishoukunde te gelijker tijd bee
treft, maar die ook tevens den zoo regelregten,
als alzins voordeligen invloed der Natuur - kennis,
ook op de hoogere takken van Huishoukunde,
ten overtuigendst bevestigt „ hebben ook wij,
naar de inrigting zelve van het voorftel der
aanzienlijke Koninklijke Maatfchappij, en der-
halve met alle mogelijke bekorting willen bee
proeven, in hoe verre wij aan deszelfs inhoud
zouden kunnen voldoen,
Diensvolgens hebben wij gemeend, bij het
ontwerpen van deze onze proeve, dezelve het
gevoeglijkst in drie Afdeelingen te moeten fplit-
fen, waarvan de
EERSTE AFDEELING eene beknopte Natuurkundige
befchrijving van den hier, zoo niet alléén
zen minften voornamelijk, bedoelden eigen-
lijken Groenlandfchen Walvisch zal behooren
se bevatten, zoodanig ingerigt, dat dezelve,
zoo veel mogelijk, de beste wijze aan de
hand geve, om de plaatfen, waar deze
dieren zich voornamelijk tegenwoordig ope
houden, na te kunnen fporen3 terwijl de
TWEEDE AFDEELING inhouden zal de opgave
van die minst omflagtige, meer veilige, en
aan het daar mede bedoelde cogmerk de
A 4 hest
8
NME TDIN d
“best voldoende middelen, welke tot heden toe
hel
e-
reeds bekend, en in gebruik gebragt zijn,
om de Walvisfchen fchielijk te dooden „en’er
‚zich langs dem koriften en zekerflen weg
… meester van te maken; om eindelijk in de
‘Derpe AFDEELING, wit alle de zoo even op=
genoemde middelen en wijzen, die te verkie-
zen en op te geven, die zich niet alleen door
enkele befpiegeling boven allen anderen
aanbeveelen, maar die door eene langdue
rige en beftendig tot heden toe herhaalde
ondervinding erkend en bevestigd worden te
zijn ‚de minst omflagtige , zekerfte , veilig fte 5
‚ja de beste van alle reeds bekende ‚en in ge.
bruik gebragte middelen , om de Walvis-
fchen fchielijk te dooden „ en 'er zich alzoo
langs den koriften en zekerflen weg meester
van te maken, en welke derhalve als
zoodanig ook verdienden bij de Nederland.
fehe Walvischvangst beproefd, en in algen
meen gebruik gebragt te worden, met bij.
woeging van eenige aammerkingen en voors
dagen, welke misfchien gelegenheid zouden
kunnen geven „om het door ons aangeprezene
zog verder te verbeteren , en tot meerderg
volkomenheid te brengen, |
BER:
EERSTE -AFDEELENG.
Behelzende eene „beknopte Natuurkundige be-
fchrijving van denveigenlijken Walvisch, voor-
al ingerigt , om te kunnen dienen, tot het
opfporen der verblijfplaatfen „ waar deze dic-
ren zich voornamelijk. ophouden; en ter na-
dere bepaling van die deelen of plaatfen hun-
nes ligchaams „ welke „bij de Walvischvangst,
door den Harponier het gemaklijkst, het ze-
kerst, en tevens met den meest. gelukkigen
witflag kunnen geiroffen worden,
Onder de menigvuldige uitvindingen en verbe.
teringen , welke-den doordringenden , juist on-
derfcheidenden , en in. het zoo uitgebreide vak
der gantfche Natuurkennis fchier alles omvat-
tenden geest van-den onfterfelijken LINNZUS,
bij het ontwerpen ”zijnes Natuur-ftelzels , zoo
bijzonderlijk kenmerken , is gewis ook voor eene
der belangrijkfte te houden, de kunftige, de zoo
oordeelkundige, als alzins gegronde en zoo veel
gemakgevende afdeeling. dier. verbazende Zee- ge-
A5 droch.
Io VERHANDELING oven
drochten, welke, onder den gewonen naam van
Cete of Animalia Cetacea , en bij ons onder
den naam van MWalvisfchen algemeen bekend
zijns immers hij was het,-die, hoe weinig men
ook mer her zamenftelen de huishouding dezer
fchrikdieren toen nog bekend was alleenlijk, vic
eenige algemeene doch zekere berichten durfde
vastftellen, dat zij, in de voornaamfte verrigtin-
gen der dierlijke huishouding , van de gewone
visfchen aanmerkelijk verfchilden, en daarom
ook ten onregten door alle zijne voorgangeren
in het vak der Netuurkennis tot den rang of’
afdeeling der visfchen gerekend waren, maar dac
zij, hoe vreemd dir ook bij het eerfte opzien
moge voorkomen, zoo wegers hunnen lighaamse
bouw , als wegens den aard hunner dierlijken
verrigtingen , in de daad tot die dieren bee
hoorden , welke tot dien tijd toe gewoonlijk
viervoetige dieren genoemd werden, maar bij
de vestiging van zijn voortreflijk leerftelzel den
zoo kenmerkenden naam van zegende dieren
(Mammalia, en onder deze de zevende orde
of laatften rang verkregen hebben, met de be-
noeming van Cetacea , of (men vergunne mij
deze uitdrukking) , van Walvischaardige dice
ren, welke alle de kenmerken der zogende be-
zitten, doordien zij, even als deze, één hart,
mer
ps WALVISSCHEN m1
met twéé holligheden voorzien, en rood bloed
hebben 5 dewijl zij door ware longen ademen,
even als andere zogende dieren paren , le-
vende jongen baren , en deze met melk uit
borflen. zogen s terwijl zij voorts beweegbare
oogleden „ gehoor- werktuigen „ ais andere zoe
gende. „dieren „ en ook ware beenderen, doch
woor ’t overige niets anders met de gewone
wisfchen gemeen hebben , dan dat ook hun hes
water ten verblijve is aangewezen. Ù)
Het is tot dezen rang of orde van Waivisch-
aardige-dieren, dat de hedendaagfche Natuurken-
ners de vier volgende Dier-geflachten, name-
lijk dat der Narwals , der Walvisfchen „ der
Kazilotten, en dat der Dolphijnen gerangfchikt
hebben, van welke het tweede, of dat der Wal.
visfchen „ bij ons tegenwoordig oogmerk , niet
flechts alléén in aanmerking koomt, maar van
wiens Zes, tot heden toe bekende foorten, wij
ons voornamelijk met die ééne zullen bezig hous
den , welke wegens de velerhande en uit{tekend
gewigtige nuttigheden , die daar van getrokken
worden , niet flechts bij ons, en zoo vele an-
dere volken , het voorwerp eener belangrijke
vangst,
*
C)-C. Linnzer Systema Nature. Tome l, pe. 38.
edit, GMELLINL
I2 VERHANDELING OVER
vangst en uitgeftrekten handel, maar ook in jk
den tegenwoordigen ftaat der zamenleving, over
het geheel genomen, fchier tot eene vrij alge-
meene behoefte geworden is, en ook daarom,
als de bijzondere aandacht der aanzienlijke Haar-
lemfche Maatfchappij alzins waardig, het hoofde
voorwerp harer zoo belafigrijke vrage bij uit
zondering uitmaakt ; wij bedoelen namelijk den
_Groenlandfchen gemeenen of eigenlijk genaam-
den Walvisch, ‘die, in het Linnceaanfche leer-
ftelfel onder den- naam van Bataena Mysticetus
‘voorkomende , in het Fransch Baleine Fran-
che, in het Engelsch Whale, in het Hoogduitsch
Wallfisch, en bij de hooger gelegen Volken van
het Noorden Houal, ‘of ook Qoual genaamd,
even «als alle de vijf overige foorten , tot ge-
flachts-kenteeken heeft, hoven in de bovenkaak , in
plaats van tanden, hoornachtige bladen , door
ons Nederlanders baarden genoemd; benevens
eene lucht -fpuit , of ademhalings- buis, welke,
met twee openingen, boven op den kop uitkomt;
terwijl onze eigeolijk genaamde Walvisch, van
alle de overige vijf foorten (a) zijns geflachts ;
dk bije
C*) Tot heden toe; namelijk, zijn van het geflacht
‚der eigenlijke Walvisfchen 6foorten bekend, welke wij;
om de belangrijkheid en ter gemakketijke overzigte
van
pe WALVISSCHEN. 13
bijzonder te onderfcheiden is, door de hem als
foorts ekenteekenen alleen eigene Logtig gekromde
Jucht- of fpuit-buizen, midden op den kop, en
zijnen geheel ongevinden rug.
Daar
wan dit Dieren geflacht, alhier „achter elkanderen , als in
het voorbijgaan, zullen opgeven, met aanwijzing tevens
der voornaamfte en naäuwkeurigfte afbeeldingen , wan
alle de 5 meest bekende foorten; zijnde er, zoo veel
wij weten, tot heden toe, van de overige 6de foort,
de Balaena gibbofa of Knobhel-Walvisch namelijk, nog
gecne getrouwe afbeelding voorhanden. Zie hier dan
dezelve, zoo als zij in de laatfte uitgave van het Sy-
tema Nature van Linneus worden opgegeven. .
1. BALAENA MYSTICETUS. Kenteekenen Twee
gebogen Neus- of Blaasgaten, in het midden en voorste
gedeelte van den kop „en een ongevinde rug.
Zie Schreber Saugthieren Tab. 332. en de onze hier
achter op T. IL, welke wij, naar die van Momaunn, Scree
der en La Cepède veranderd en verbeterd hebben, vere
gelijk Hunter in Phil. Transact. Vol. 77. Part. 2. Pag.
37t Ee. en Houttuin rte Deel, 3de St. Bladz. 442.
en het is deze Groenlandfche Walvisch, welke niet al
leen als de grootfie, en daarom ook het meest winst
gevende, maar ook wegens zijne gemaklijkere en min-
der gevaarlijke vangst, tot heden, toe het voormaamfte
voorwerp der Groenlandfche Visfcherij uitmaakt, en ook
daarom door ons, in deze verhandeling, hoofdzakelijk
en fchier alléén bedoeld wordrsterwijl wij ons , hoezeer
met
14 VERHANDELING over
Daar intusfchen deze geflachts- en foorts- ken.
teekens , benevens de volgende algemeene befchrij-
ving van den Walvisch , aanmerkelijk kunnen
toegelicht worden, door eene zoo veel mogelijk
8e
met leedwezen, zoo veel te meer tot de Walvisfchen des
Noordelijken Werelddeels en derzelver vangst hebben
moeten ‘bepalen, daar de rampvolle hervatting en voort.
during des oorlogs ons fteeds van de gelegenheid be.
foofd heeft, om ook in deze onze proeve het verlangd
gebruik te mogen maken van de ons toegezegde bee
rigten eh gefchriften , zoo wel betreffende de Natuure
ge'chiedenis der Walvisfchen van het Zuider Wereld-
deel, als derzelver Visfcherij „ welke reeds federt laug
door de Engelfchen, en even voor de jongste uitbarse
ting van dezen oorlog, ook door onze Landgenooten,
aldaar is ondernomen.
2. BALAENA PHYSALUS, de Vine visch , Le Gibbar,
he Tunback Whale.
Kenteekenen. Twee blaasgaten’ in het middelfte en
woorfte gedeelte van den kop, en aan het einde van den
wug een vet- vin.
Zie Schreber Tab. 333. vergelijk J. HUNTER in Phil,
Tranfact, p. 37t © feg. LA crPEDeE Hist. Nat. des
Cetacees Flo T.f. TI. Pe Ie Et S. ED HOUTTUIN te De,
3. St. bl 477 en volg. Deze bewoont dezelfde oorden
als de vorige, vooral echter de Zuidzee,
3. BALAENA BOOPS, de Osfenoogs, of a
Wa'visch, Pubartes.
Keniekenen, Met een dubbelde buis in den fruit „en eene
heorn-
pe WAL VISSCHEN. 15
getrouwe afbeelding, zoo hebben wij bijzon.
derlijk ter nadere kennis van den Groenlandfchen
Walvisch, uit de menigvuldige afbeeldingen van
dic
koornachtige verkevenheid op den rug, Zie scurRe
BER , Tab. 334 vergelijk HUNTER | C. LA
‚ CEPEDE |. c‚ Pl, 4. p. 29, En HOUTTUIN |. c, bl.
435. Deze wordt zoo wel in de Noorder als Zuid-zeeën
gevonden.
4- BALARNA GIBBOSA of gebulte Walvisch,
Kenteekenen. De rus bulrig doch ongevind.
Volgens BRrIissoN zoude deze foort 6 buiten,
doch eene verfcheidenheid (varietas) van die foort
maar eenen enkelen bult op den ruz hebben.
Tor heden toe heeft men nog geene voldoende af.
beeldingen daar van: alleenlijk weet men, dat zij zich
veel aan de kusten van Noord-Amerika ophouden: ver-
gelijk LA CEPEDE, |, C p. III.
5. BALAENA MUSCULUSs,de breednuitige Walvisch ;
bij onze Zeelieden Breedfmnoel genaamd.
Kentekenen. Fen dubbelde buis in het voorhoofd, de
onderkaak veel breeder dan de bovenfte. Zie scurer-«
BER Taf. 335. LA CEPEDE L. C. Pl. 5, fig. I. pe 126
& noUTTUIN | Cc. bl, 497.
Deze wordt op de Schotfche kusten gevonden, is wel
78 voeten lang, en 35 in den omtrek De laatfte foort is
6. BALAENA ROSTRATA, Fabricii, of Sneb-
Walvisch.
Kenteekenen. Ben fnuitvormige bek, en een vet- vie
den rug, LA CEPEDE L, C‚ Pl. VIII. p. 134.
Zie
16 VERHANDELING over
dit dier voorhanden, bij deze Verhandeling alleen-
lijk die gevoegd, welke ons naa eene zorgvul-
dige overweging en vergelijking met de meest
naauwkeurige befchrijvingen voorgekomen is van
allen de beste te zijn, en vooral naar die van
HOMAN gevolgd iss terwijl wij voorts, ter meer
naauwkeurige kennis van den kop en der baarden
des Walvischs , den lezer verwijzen naar de zeer
belangrijke afbeelding, welke de Ridder vAn
MARUM, als van een zeer zeldzaam en leerrijk
voorwerp , met eene daar bij gevoegde befchrij:
ving, bekend gemaakt heeft, in de Natuurkun-
dige Verhandelingen der Bataaffche Maatfchap-
| Pj
Zie scureBEr Tab. 336. HUNTER Ll, c. en HOUT:
TUIN Ll, c. bl. 486.
Deze bewoont de Noorweegfche Zeeftreken, heeft veel
overeenkomst met den Osfenoogs Walvisch, en wordt tor
25 voeten lang. Daar alle deze 5 laatfte Walvisch - foor-
ten door hunoen gewonen wilden aard, hun {nel zweme
mensen het hevig flaan mer den ftaart en de vinnen „niet.
dan met zeer veel gevaar aantetasten, en m@t ‚groote
moeite te vermeesteren zijn, en hunne traan daarenbo-
ven over ’t algemeen veel minder waarde heeft dan die
van onzen gewonen -Groenlandfchen Walvisch, zijn de.
zelve inzonderheid voor onze Neerlandfche Walvisfcherij
tot nog toe geen. voorwerp van. algemeene nuzeuing
of vangst geworden, en ons daarom ook toegefchenen.
als hier flechts in ’t voorbijgaan te moeten worden kene
baar gemaakt,
be WALVISSCHEN. ij
pij der Wetenfchappen; I, D., II St, bl. 199.
terwijl wij zoo wel ter vergelijking als ter breed-
voerigere nalezing , en tot verder onderzoek
voor hun, die daar in eenig bijzonder belang
flellen, als de meest naauwkeurige. befchrijvingen
en afbeeldingen der Walvisfchen bevattende , mee.
nen te mogen opgeven en aanprijzen
J. AnpersonN, Befchrijving van ZJsland,
Groenland, en Straat- Davids ;, Am.
fterdam 1750, in 4to,
N. Horresow, Tegenwoordige Sraat van
IJsland, Amfterdam 17545 in 4to.
H, Ecepe ‚ Befchrijving van Oud Groen-
land, Delft 1746, in 4to.
C. G. ZoreDRAGER’s, Groenlandfche Vis.
fcherij, ode Druk, ’s Hage 1727;
in 40.
MARTENS, Reizen naar Spitsbergen.
Cranz, Historie van Groenland,
OrAFFENs, Handboek. |
M, pre Pacers, Voyages autour du Mende
Pendant 1767 — 1776, 2 Vol. 89,
1782.
De WarLviscHvaNesrT met vôle bijzondere
heden daar toe betrekkelijk, Amftere
dam 1784, 2 Deelen, in 4to. met
| platen. ' | |
Vs Deer. IL Srun, B Poss
B VERHANDELING over
Possert,Ueber denGroenlandfche Wallfischt.
SCHNEIDERS, Zoölogifche. abhandlünge,
DonNnporrs, Zoölogifche Beysräge.
me M. BecusTeriN, Gemeinnutzige N. G.
Deutschlands „ Leipz. 1801, 89,
d. B. Tab. f. 1, S. 1225, 4 f
J. B. J. Noër, Tableau de la Péche de la
Baleine , Paris An. VIII,
AsBiLDuNcenN der Wallfifche„bey Homans
Erben in Landcharten Format ;
Fis. 12,
J.C.D. ScureBer; Samzth. Tab. 332
doch vooral.
J. Hunrer , Olfervat. on the Struct. Oe:
con. of Whales in de Philofoph,
Transact. Vol. 77. P. 2. 1787, g.
871. fegg. — Eindelijk het afzonder-
lijk over de Walvisfchen handelende,
en in de daad Klasfifche Werk van
den Heere
DE LA Creriöpe,onder den tijtel : Histoire des
Cétacées, Paris An. ra, de la Ré-
Publique, in 4to. benevens noe
Cetologie par Mr, v'AnBté BOoNNATERRF;
dans le Tableau Encyclopédique €
Méthodique, livraifon XXXIII, Pa.
risi789g, f° a en fis. V. |
Ber.
Ber WÂLVISSCHEN. 1
/
BERNARD. DE Reste ‚ Histoire dee Péches
et des découvertes des Hollandais,
dans les mers du Nord, Paris18ors
3 Vôl 8°.
Uitwendige gedaante en Ligchaamsbouw van
den Groenlandfchen Walvisch.
Voor zoo verre de kennis der Natuur .onder-
zoekers tot heden toe reikt, is de Groenlandfche
Walvisch niet alleen hect grootfte dier van dè
overige foorten zijns geflachts, maar ook van
alle anderen tot hier toe bekende dierlijke fchep-
felen , daar deszelfs gewone lengte op 5o tot
8o voeten berekend wordt, en ’er voorheen , toen
de “Walvisch-vangst minder algemeen gedreven
werd, veelvuldige voorbeelden zijn voorhanden
geweest van zulken, die de lengte van roo,
110, ja fomtijds van nog meer voeten hadden.
De dikte of omtrek van die eener middelbare
grootte wordt, op het breedfte gedeelte van het
lijf, gemeenlijk bevonden van 35 tot 5o voeten te
belopen ; terwijl de zwaarte van het gantfche dier
(fchoon alleenlijk naar gisfing,) op 80,ooo tot
100,009 ponden gefchat wordt.
De kleur van den volwasfen gewonen Groen-
landfchen Walvisch is over het geheele bovenlijf
Ba (dat
20 VERHANDELING OVER
(dat is van den bovenfnuit of opperkaak af gere
kend) langs den geheelen rug, en het grootile
gedeelte der zijden, cot aan den buik, zwartach-
tig, of, zoo als fommige Groenlandsvaarders
zeggen, fluweelachtig zwart, nu en dan echter
wat naar het bruine hellende, en als uit geel en
wit gemengeld, terwijl de geheele onderkaak ,
benevens de plaatfen rondom de oogen, en die der
zijden, terftond achter de zwartachtige vinnen,
benevens de geheele buik witachtig, nu en dauú
ook uit het gele graauwachtige gemengeld van
kleur zijn; jong zijnde, vindt men hun meestal
blaauwachtig van kleur; de zachte boven- of op-
perhuid, uit menigvuldige dunne lagen zamenge=
fteld, heeft de dikte van zwaar {chrijfpapier of
pergament , waarop het reticulum Maipighii volgt,
het welk uit verticale vezels , ter dikte van drie,
vier of zes lijnen beftaat, een meer bewerktuigd
voorkomen heeft, dan in eenig ander dier, en
gevolgd wordt eerst door het corium , en daarna
door het gele fpek, ter dikte van 10 en meerdere
duimen, het welk eenigzins gelijkt naar dat onzer
Varkens, en waardoor het roode Walvischvleesch
of de gantfche laag der fpieren bedekt wordt, het
welk aan fommige volkeren tot-een {makelijk
voedfel dient,
De kop dezer dieren is, naar gelang hunner’
8e:
D E WALVISSCHEN. er
geheele lengte, bij uitflek groot, als wordend:
vrij algemeen gerekerid het derde gedeelte van
het geheele dier uitte maken (*). De gefloten
muil
5) Als een voor de kennis van den ligchaams-bouw
der Walvisfchen zeer belangrijk refultaat, uit eene reeks
van waarnemingen, door één der eerfte Natuur-onder-
zoekeren van onzen tijd, den beroemden Hoogleeraar
BRUGMANS namelijk, opgemaakt, meene ik hier te
moeten bijvoegen , dat, offchoon het ook Z.H. G.
fteeds voorgekomen ware, den kop der Walvisfchen, in
het algemeen , voor iets grooter dan 5 der geheele ligchaams-
grootte te moeten houden, die van den Groenlandfchen
Walvisch daarentegen aan Z.H G. evenredig grooter, en
de ftaart als korter dan die der andere Cezacea is voore
gekomen ; in welk verfchil men derhalve dan ook met
regt de reden zoeken mag, waarom de Groenlandíche
Walvisch minder fnel zwemt,dan de overigen; en het is
hier bij de aanhaling dezer waarneming van den Heer
BRUGMANS;, dat ik zoo gaarne als verpligt openlijk
aan dezen voortreffelijken man mijnen hartelijken dank
betuige. nict alléén voor den mij volvaardig aangeboden
en verleenden toegang tot zijn zoo uitftekend leerrijk
kabinet ‚ maarook voor de verfcheidere@ belangrijke waar-
nemingen, en dienstvaardige hulp, in het afmeten, ver-
gelijken en onderzoeken van verfchillende voorwerpen
ùit het geflacht der Walvisfchen, mij door Ze H.G. op
het edelmoedigst medegedeeld en bewezen.
De Balena Phyfalis L. of Vin-Vich, voor eenige ja
ren bij Wijk op Zee geftrand, en van-welken eene vrij
naauwkeurige afbeelding te dier tijd te Haarlem is uize
B 3 gen
ae VERHANDELING over
muil is ftomp, loopt rondachtig opwaarts een
verder vlak naar achteren, puilende in de trek-
king der oogen eenigzins naar achteren uit, ter
plastfing der twee fpuitbuizen , binnen eenen
weinig verheven of uitpuilenden omtrek „ welke
digt, en als het ware tegen elkander aan liggen,
flangvormig omgebogen zijn, ieder in eenen ron-
den mond, of opening van ongeveer r voet mide
dellijns uidoopen, en deze dieren als tot neusga-
ten verftrekken , ter ademhaling en lozing der
verbruikte lucht, en van het water, welk laatfte
zij met een geweldig bruifchend geluid, als
door twee fontein-buizen, tot eene aanzienlijke
hoogte, en in verfchillende rigvngen , er in-
neming van nieuwen voorraad, opfpuiten, tere
wijl de oppervlakte van den kop zich van hier
een weinig inwaarts buigt, en vervolgens woort.
loopt in den gebogen rug, om in den horizontaal
gelegen ftaart te eindigen.
De opening of gaping van den muil of bek,
die
gegeven, was 55 voeten, en het gebeente of geraamte
van den kop dezes diers (thans in het kabinet van den
Heer BRUGMANS bewaard) 9 vocten lang, zoo dat
men, hier bij de dikte der bekleedfelen voegende, voor
den kop iets minder dan £ gedeelte der geheele lengte
bekomte
Ô
ot WALVISSCHEN. 22
„diein evenredigheid van den verwonderlijk groo
ten en zwaren kop geweldig lang en breed is,
loopt, van ter zijde gezien, in de gedaante eener
S tot onder de oogen voort; de beide kaken
zijn met. korte zwarte haren bezet, die, bij het
fluiten van den muil in elkanderen vatten; de
holligheid of het verhemelte der bovenkaak wordt
door de van weerszijde zijsvormig van boven naar
beneden loopende, en even als hoornachtige bla.
den tegen elkander liggende baarden gevormd,
in de gedaante van een kluis of oven, zoo dat
de kleinfte voor en achter, de grootfte daarente.
gen (van omftreeks oo voeten langte) in het
midden van den bek ftaan3 allen loopen zij in
een fpits eind uit, het welk in de onderkaak als
in eene fleuf of fchede fluit, terwijl de baarden
van onderen en binnenwaarts met lange zachte
haren bezet zijn, waardoor de muil van alle zije
_ den met het daar in bevatte voedfel, naar wille-
keur van het dier; of vernaauwd, of geheel gee
floten kan worden; voorts liggen deze baarden
of bladen met hunne breedfte kanten buiten-
waarts , met hunne fcherpe zijde daarentegen naar
binnen gerigt, en worden aan hun begin of
grondftuk in de bovenkaaks-beenderen gevestigd;
en te zamen gehouden door eene witte kraak-
beenachtige en ligt breekbare zelfftandigheid,
B 4 Haar
24 VERHANDELING over
Haar geheel getal wordt gewoonlijk op ongevec
zoo gerekend, van welke ’er flechts 5oo, of op
zijn meest genomen 6oo tot baleinen dienen kun-
nen, Het gewigt der baarden fchat men ge-
woonlijk van zoo tot op gooa tooo ponden; bij
oude visfchen"is de kleur dezer baarden van bo:
ven wit, en overigens geelachtig bruin, bij jonge
daarentegen blaauwachtig,
De onderkaak , wier beide van 1o tot 14
voeten of daar omtrent lange kaak-beenderen van
voren, bij hunne vereeniging, eenen elliptifchen -
omtrek vormen, is even als de bovenfte, gelijk
wij ftraks zeiden , met korte zwarte haren be-
zet, en heeft op derzelver middelfte gedeelte de
grootfte breedte, loopende in eene gelijkvormige
zijdelingfche en S vormige ftreek, met de boven-
kaak, die zij geheel, en als in eene flcuve of
fchede rondsom bevat, hoog opwaarts, en
vormt van onderen eene breede kin, waardoor.
dezelve van buiten eenigermate naar de voorfte.
ven eener of wit, of graauw, of ook wel groen-
achtig geverwde zoogenaamde jol boot gelijkt,
Binnen dit geweldig ruim , en door de beiden kaken
gevormd gewelf, ligt die verwonderlijk groote,
zachte , en over het geheel genomen witachtige,
doch van achteren meer zwartgevlakte ffek-
of vleesch.klomp , welke het dier cot eene
ee! tong
pe WALVISSCHEN, ag
cong verflrekt, en van re tot 14 voeten lang,
omtrent 6 voeten breed, en 3 voeten dik is;
aan welker wortel, of achtereind, de keels -ope«
ning of het begin van den flokdarm ligt, die
bij uicftek naauw is, als hebbende niet meer
dan 5 af 6 duimen omtreks, en die in den
{Schier onberekenbaar ruimen balg uitloopt , wor-
dende voorts kort bij deszelfs oorfprong in zij-
nen loop zeer nabij vergezeld door de lucht-
buis, welke, als eene voortduring der twee
neus- of fpuir-gaten kan aangemerkt worden, en
met eene flaauwe bogt naar de longen loopt.
De oogen van den Walvisch, door den bes
roemden LEEUWENHOEK reeds zoo naauw=
keurig befchreven , ftaan laag , zijdelings aan den
kop, bijna aan het einde, en even boven de
kaaks-geleding, digt bij den oorfprong der vin«
nen3 zij zijn omtrent zoo groot als die van
eenen gewonen os, zwart van kring, met bee
weegbare oog -leden, borstelachtige wenkbraau-
wen,en ook zelfs met het zoogenaamde kristal,
vocht voorzien, dat zoo groot als eene erwt,
zeer helder en wit van kleur is,
In plaats van ooren heeft de Walvisch aan
weerszijde, op omtrent een voet afftands van de
oogen, en terftond onder de aldaar dunne op-
gerhuid, eene opening, welke het begin maakt
B 5 eener
26 VERHANDELING over
eener buis, die niet wijder dan de fteel eener
tabakspijp , met eenen flingerachtigen loop heen
leidt naar het binnenfte en zijdelingfche gedeelte
van den kop, tot aan het gehoor.werktuig , van
het welk de groote cAmPer zulke voortreffes
lijke afbeeldingen ‚met eene even naauwkeurige
befchrijving in het ede ftuk van het XVilde
Deel der Holl. Maatfchappij der Wetenfchappen
bl. 157 — 200 gegeven heeft,
Niet verre van onder en achter de kaaks.geleding
liggen de borstvinnen, die van 5 tot 8 voeten
lang, en iets minder breed zijn: deze beftaan uit
een wezenlijk arm-been , eenige voorhands-been-
deren, en vijf gelede vingers, welke alle met
fpieren, trekkers, en zenuwen voorzien , en met
eene dikke, fterke huid overtrokken zijn, doch
geene nagels hebben ; ‚het is het toebereid geraamte
dezer borst- vinnen, welke men eercijds wel eens
aan onkundigen of ligtgeloovigen, voor de han-
den van zoogenaamde meerminnen, als eene
groote zeldzaamheid vertoonde,
Kort achter het platter gedeelte van den kop;
en de meer verhevene plaats der lucht- of fpuite
buizen, neemt de borst en rug aan weerszijden,
met 14 ribben bezet, reeds eenen aanvang, en
loopt eerst een weinig opwaarts, doch kort
daarna langzaam glooijende af, zonder met eeni-
ge
or WALVISS CHEN. ag
“ge verhevenheid of vin bezet te zijn, overgaande
jn eenen vrij dunnen zoogenaamden fiaarc-fteel,
welke eindigt in den eigenlijken ftaart , die , horizon.
taal van ftrekking, te midden diep ingefneden of
gevorkt, en aan het uiteinde van iedere halve
maan- vormige helft of ftaart- kwabbe een weinig
opwaarts omgebogen is: het is de ftaart vooral,
waardoor de Walvisch aan zijn zoo geweldig
zwaar ligchaam die verbazende vaart al wrikken
de geeft, en waarmede bij op één zijner zijden
liggende, door het toebrengen van eenen en-
kelen flag, eene geheele boot, ja zelfs grootere
vaartuigen in eens verbreifelen kan,
Van het onderfte gedeelte der borst. vinnen af ,
loopt de kiel of buik van den Walvisch, bijna
regt door , to: voorbij de teel. deelen en den
dars , alwaar dezelve langzamerhand opklimt „den
ftaartfteel vormt, en in den eigenlijk gezegden
ftaart eindigt,
Het maakfel van de teeldeelen der Walvise
fchen is tot heden nog flechts zeer onvolko-
men bekend: alleenlijk weet men dat, bij den
mannelijken Walvisch, het teellid of de zooges
naamde kraan van 6 tot 8 voeten lang , bij
ber lijf of grondftuk 7 a 8 duim dik, aan ’
einde {pits uidoopende, als in eenen koker of
fchede verborgen, en ook zoo wel ter uitreke
EE king
28 VERHANDELING over
king van het deel zelve, als ter verwijdering of
vernaauwing van de pisbuis , met verfcheidene
fpieren voorzien is. __
Bij de Walvisfchen van het vrouwlijk geflacht
(die gezegd worden grooter te wezen, dan die
van het mannelijke) zijn de teeldeelen uiterlijk
zeer gelijkende naar die' van andere zogende
dieren ; de buitenfte opening of fleuf is bevon-
den 11 duimen lang, en de binnenfte daar rond-
om liggende deelen van zeer hard kraakbeen,
en met een fijn doch hard vleesch omgeven te
zijn 5 de e mammen of borsten liggen aan
weerskanten voor, en zijdelings van de groote
opening der fchede, hebbende iedere mam eenen
witten foms ook wel zwart en blaauw gevlekten
uijer of tepel, die, gewoonlijk opgetrokken a
of 3, doch gezogen wordende van 6 tot 8 dui.
men lang is, en eene fijne kronkelachtige melk.
buis bevat, welke in een vrij ruim bekken of
holte overgaat,
De aars is op omtrent den afftand van éénen
voet achter de teeldeelen gelegen, en drie duie
men wijd van opening; op dat men zich intus=
fchen een behoorlijk denkbeeld van de groot-
heid eenes gewonen walvischs , en deszelfs
bijzondere deelen zoude kunnen vormen, voegen
wij hier nog bij de opgave deswegens, door
OLAF
«
pe WALVISSCHEN. ' og
OLAFFEN EN SCHNEIDER, naar eene naauw-
keurige meting in ’% jaar 1763 verrigt, en
volgens welke de geheele lengte van het
dier 56, en de grootfte dikte 41 voeten en 8
duimen beliep; aan de eene zijde zaten 368
ftuks baarden, waarvan er 41 zeer groot waren5
de flokdarm was van den hals tot aan de maag
8 voeten lang en 7 duimen wijd; de lengte
der darmen van de maag tot aan den aars,
wordt voor 354 voeten, en hunne wijdte voor
6 duimen, de luchtpijp , van den hals afgere=
kend, tot aan derzelver verdere verdeeling toe,
als 3 voeten lang, en digt onder het ftrot-dek.
fel als r2 duimen wijd opgegeven.
De ruggegraads wervelen waren 63 in ge.
tal 3 van welke de 154 achterfte, zoo als ook de
3 eerften , het rugge-uicfteekfel (procesfus
dorfalis) misten: de oogholtens waren ro dui-
men lang, en 7# duim breed, Zie OLAFFENS
Jsland 1 p. 287. en vergel, j. M. BECHSTEIN,
Gemeinnutzige Gefchichte Deutscal. 1. Band
I. S- 1229. 4. f. vergel. met LA CEPÈDE,
H.N. des Cétacées, p. 1—63, waaruit wij
deze, zoo als het ons toefchijnt, zeer getrouwe
opgave hebben overgenomen.
En dit zij voor ons oogmerk genoeg om-
trent den uitwendigen ligchaams-bouw des Groen-
land.
8 VERHANDELING ovië
landfchen Walvischs; wenfchelijk in de daad
ware het, dat men geene meer billijke redenen
tot verwondering en beklag tevens hadde over
de beftendige onzekerheid, ja laten wij zeggen,
Zóo als het waarlijk is, over de volkomene ons,
kunde, waarin men ook thans (bij zulke reeds.
danmerkelijke vorderingen in de vergelijkende
ontleedkunde) hog verkeere, wegers de lige
Sing, zamerhang en het maakfel, zoo niet van
alle, ten minsten zeker van die voorname ede.
le, inwendige deelen des zoo belangrijken
Groenlandfchen Walvischs , welke inzonderheid tot
het volbrengen der voornaamste levenswerkine
gen (actiones vitales) volftrekt noodzakelijk
Zijn, zoo als bij voorbeeld tot de ademhaling,
tot deh omloop des bloeds, den loop en wer-
king der bloedvaten, enz., j1 men kan zich
waarlijk niet genoeg verwonderen over het zoo
lang en fchier geheel verwaarlozen der zoo
veelvuldige gelegenheden, welke zich fchier
ieder jaar tot dit onderzoek hebben aangebo.
den; daar het toch een ieder, als van zelfs
moet in het oog vallen, dat het voor de Wal-
vischvangeren geene onverfchillige zaak: zijn
kan, eene juiste kennis vooral van die deelen te
hebben, van welkers volkomenheid het dierlijk.
leven zoo volftrektelijk afhangt, dat, bij eené
Zwâ-
oe WALVISSCHEN, âêt
zware kwetfing of verwonding derzelven, de
dood van het dier daarop gewis, en wel bin.
nen zeer korten tijd noodzakelijk volgen moet,
opdat namelijk door eene meer zekere, en
voor het dier, zoo veel mogelijk, terftond doo.
delijke treffing, dat verlies eenigermate zonde
kunnen vergoed worden , hetwelk de Walvisch
vangst, door de fteeds vermeerderde fchaars-
heid en fchuwheid dezer dieren zoo aanmers
kelijk geleden heeft.
Zoo is men b. v. tot heden toe immers
nog fteeds geheel onkundig gebleven , omtrent
het ware maakfel, de juiste ligging, en den
naauwen zamenhang, zoo wel van het hart,
als van de longen, van de groote bloedvaten,
en het middenrif des Walvischs, om van geene
andere. belangrijke declen meer te fpreken,
waarvan de behoorlijke kennis intusfchen ons
vooral thans te meer in-ffaat zoude ftellen, tot
het fpoediger , ja dikwerf oogenblikkelijk dooden
dezer geweldig groote en fterke dieren, nu
men het middel kent, om ook zelfs op eenen
aanzienlijken afftand, op eene meer zekere
wijze met oneindig meerder gewelds , en op
meer bepaalde plaatfen , de deodelijke har-
poen dieper, dan ooit te voren, in, en dik=
werf geheel binnen het reusachtige ligchaam
des
ga VERHANDELING over
«
des Walvischs te doen doordringen , ter-
wijl wij ons intusfchen voor als nog vergenoegen
moeten met de ontleedkundige befchrijvingen
der uitwendige, en van flechts eenige zeer wei-
nige inwendige deelen des Walvischs, welker
kennis gewisfelijk (gelijk alles wat de bevorde-
ring ook der Dierenkunde bertreft} voor deze
wetenfchap in het algemeen wel zeer nuuigs
en voor de gedachtenis van mannen,als LEEUS
WENHOEKs, RUISCH; ARTEDI sy PAGES
CAMPER, HUNTER (*) , LA CEPÈDE En
| an.
C°) Deze twee laatfte boven ellen lof verhevene man-
nen, als aan welke beiden men niet flechts in de men-
fchelijke , maar ook in de vergelijkende ontleedkunde,
zoo vele belangrijke ontdekkingen omtrent het lig:
chaams-geftel der dieren verfchuldigd is, hebben boven
alle hunne voorgangeren zich ook bijzenderlijk toege-
legd, om eene zoo veel mogelijk volkomene keanis van
den ligchaams-bouw der walvischaardige dieren in het al-
gemeen, en der verfchillende eigenlijke Walvisch - foor-
ten in het bijzonder te bekomen: cAMPER toch gaf
ons, reeds in den jare 1767 , zijne voortreffelijke befchrij
vingen en afbeeldingen van het gehoors werktuig van
de Cachelot, of Pot-Walvisch, en naderhand in 1776
eene andere van het beenig gehoortuig der Walvisfchen ,
beide te vinden în het gde en i7de Deel van de Verhan=
delingen def Hollandfche Maatfchappij der Wetenfchap-
pen, terwijl de zoo beroemde Engelfche ontleder jz. HU Ne
TER geene kosten of moeiten fpaarde, om door Raduw
keutige ontledingen en waarnemingen, eene zoo veel
mu
bf WALVISSCHEN.' 3
ândere dergelijke ontleders zeer vereerende is,
fnaar welke tot heden toe tér veibetering der
Wal-
Mogelijk algemeene nadere kennis omtrent den geheien
ligchaams bouw.eu buishouding der Walvischaardige
dieren te mogen bekomen, in welk voofnemen hij dan
toch zoo verre geflaagd is, dat niemand tot heden toê»
hem daarin overtroffen heeft gelijk zulks aan een iéder
overtuigend zal kunnen blijken , bij het eerfte inzien
zelfs zijner voortreff lijke Obfervations of the Structure
and Oeconomy of Whales, te vinden in de Philofopk.
Transaci, vol. 77. P. a p. 371. tot 430. áls in welke
die beroemde ontleder verflag geeft van zijne belange
tijke waarnemingen en geheel nieuwer ontdekkingen,
door Arade van ontleding gemaakt, omtrent het za-
menftél zoo wel van den MoNoDON MONOCEROSs
den DELPHINUS PHOCENA,D. DELPHIS.D ORCA,
PHYSETER MACROCEPHALUS, als van de BALAr«
NA ROsTRATA, en ook van den B. MYSTICETUS
of Groenlandfchen Walviséh, doch omtrent welken laats
ften, wat de juiste ligging der borst ingewanden , zoo
als bij voorb, het hart, de longen, de groote bloedvaren
ênz betfe't, wij geene zoodanige meerdere kénnis ver-
kregen hebben , waardoor wij ons in flaar gefteld zien
òm de juiste plaats of plaatfen, waar boven ale ande-
ren de Walvisch, tef zijner fpoedige dooding en vere
meestering. dóor de harpoen zoude moeten getroffen
worden , met geene mindsre zekerheid te kunneu bepa en
âls de Jager , bij het eerfte opdoen van eenig wild, of
de Slagter bij het dooden van bet flagt - vee weet te be-
mikken, of uictekiezen, tot deszelfs oogenblikkelijke of
_V, Deer. L Srux. C ten
34 VERHANDELING over
Walvisch=vangst of niets, of ten minften zeer
weinig en gewisfelijk oneindig minder. belang-
rijks voortgebragt heeft, dan men met allen
grond van zulke voortreffelijke Natuur. en
Onte
ten minsten meest haastige afmaking; en door welke
juiste bepaling, het treffen en dooden van den Walvisch
zoo veel te gewisfer worden, en een nieuw voorbeeld
epleveren zoude van de grooté nuuigheid, die de gron-
dige kennis der Natuur-voortbrengfelen, ter verbetee
ring ook der, gewigtigtte vakken der Huishoukunde
kan opleveren 5 blijkende het tevens uit de hier boven-
gemelde verhandeling, hoe moeilijk, ja hoe ondoenlijk
het dikwerf zij „zelfs voor eenen zoo ijverigen re ;
men, en ter bevordering der wetenfchappen, iets te
zwaar of te kostbaar achtenden Natuur - onderzoeker,
als HUNTER was, Zijne onderzoekingen en naarvor-
fchingen, in weerwil van alie mogelijke moeiten en op-
offeringen, tot-de verlangde hoogte en volkomenheid te
mogen brengen; zoo toch ontzag deze onvermoeide
ontleder de aanzienlijke onkosten zelfs niet om, ter beko-
ming, Zoo wel van voorwerpen, als van getrouwe onte
leedkundige narichten omtrent den ligchaams- bouw der
Walvisch - aardige Dieren , eenen Heelmeester voor eigene
rekening naan Groenland te zenden , alhoewel hij het
ongeluk had daardoor, voor alle aangewende moeiten
en uitgave , zich met niets anders verrijkt te zien,
dan met een stuk Walvisch huid, waarop zich eenige
welbekende Zee-flakken, of verkeerdelijk zoogenaamde
Walvisch -luizen haddea vastgezet, Vergelijk de hovesn
gem. Oöfervations EEC: PD. 72e
pe WALVISSCHEN. 35
Ontleed-kundigen zoude hebben mogen erlangen,
indien zij de gelegenheid gehad hadden, om
hare groote bekwaamheden aan de ontleding, of
van bet geheele dier, of ten minften van de tot
de levens-werkingen , in de huishouding der Wal-
visfchen , voornaamfte en edelfte levens-deelen , zoo
ftraks opgenoemd, te mogen befteden; de ver.
gelijkende Ontleed en Natuur-kunde niet alléén,
maar ook het voor ons Vaderland gewigtig onder-
werp der hoogere Huishoukunde, de zoo voor-
deelige Walvisch-vangst namelijk, zouden. hier.
door gewisfelijk , reeds voor lang , onberekenbaar
veel gewonnen hebben; honderden van Walvis.
fchen, die, als verkeerdelijk en vergeefs ge-
troffen, nu met verloren harpoen en lijnen, al-
leenlijk tot een bedorven aas voor eenige roof-
vogels, en uitgehongerde zee-beeren, op zee
en tusfchen de ijsvelden ronddreven, zouden door
den blijden zeeman in onze havens zijn binnen
gebragt , zouden handel en kostbaren voorraad
van traan en baarden vermeerderd, Rhederijen
en zeevaart aangemoedigd , en onberekenbaar
veel algemeen voordeels aangebragt hebben, in.
dien men zich namelijk, reeds voor lang, meer
op de grondige kennis ook van het inwendig za-
menftel dier dieren had toegelegd, op wier ver-
meestering men fleeds eenen hoogen prijs ftelde,
t C 2 en
36 VERHANDELING over
en tot -bemagtiging van welken men, zonder
genoegzame gronden, fchier als in den blinden
federt bijna anderhalve eeuw , zoo vele vruch-
telooze pogingen en verkeerde middelen aan-
gewend heeft. Tot nu toe zal men zich der.
halve nog alleenlijk moeten vergenoegen met
‘de kennis van eenige weinige declen des Wals
vischs, die alléén voor den Natuurkenner nut-
tig en aangenaam is, maar uit welke de beoe-
fenaar der belangrijke Walvischvangst. voor als
nog weinig voordeels trekken kan, Deze meér
volkomen en hoogst nuttige kennis toch zal
voornamelijk, zoo niet alléén, te bekomen zijn
uit eene zo veel mogelijk naauwkeurige be-
fchouwing van die voorname inwendige deelen;
van. welke wij ftraks gefproken hebben, en
welker fpoedig herhaald en zorgvuldig} onder-
zoek wij, om de belangrijkheid der zaken,
met den meesten aandrang, aan een ieder op
het ernstigt aanbevelen, die, bij het herstel van
eene algemeen gewenschte vreede, en het daar
bij herleven der nu helaas! federt zoo vele
jaaren reeds ook uit Zee verbannen vaderland-
fche -Groenlands- vaart, zich in eenige ge-
legenheid zal mogen gefteld vinden’, om
door een of ander der daartoe meest gefchikte
fchepelingen, bij het afflenfen van iederen Wal.
visch ,
pe WALVISSCHEN 37
IJ
visch, op denzelven dat onderzoek te laten
doen, hetwelk deskundigen daartoe gaarne
zouden voorfchrijven, gelijk ook wij dan hier
onder (*) , tot dat einde, als tot een proeve,
ls eeni-
(€*) Zoo zouden de Rheeders der Groenlandfche Sche.
pen bij voorb, aan iederen Commandeur kunnen opge-
ven eenige vragen, welker zooveel mogelijk volkomene
beantwoording, met behulp van den gewoonen Scheeps -
Heelmeester , onder het afflenfen der Walvisfchen opge-
maakt, zij bij hunne termgkomst zouden moeten mede.
brengen ; zie hier eenige derzelve ten voorbeelde.
1 Welke is de gewone natuurlijke uitgebreidheid van
de borst-holte der Walvisfchen, en hoe kan men zich die
bij het uiterlijk aanzien dezer dieren het best voortftellen ?
of om nog duidelijker te zijn, waar ter plaatfe „ dar
is, bij welke ribbe (van den kop afgerekend) begint
ook uitwendig, of van buiten de eigenlijke borst- holte
van den Walvisch? waar eindigt die? en welke zijn de
beste kenmerken, om deze grensfcheiding op het eer=
fte uiterlijk aanzien dezer dieren zoo veel mogelijk zee
ker te kunnen bepalen ; ten einde het werpen of fchie-
ten der harpoenen daarna te kunnen rigten , en tevens
verzekerd te kunnen zijn, dat dezelve waarlijk de
borst-holte zullen treffen, als de zitplaats der edelfte,
en tot het leven ook des Walvischs noodzakelijkfte
dee'en?
a, Weike is de ware natuurlijke ligging van bet hare
in de borst-bolte van den Walvisch ‚ vooral ook in bee
trekking van één of meerder uitwendige zigtbarz dee-
len, inzonderheid der borstvinnen, der fpuitbuizen, bet
eog, de kaaksgeleding, erz.? ?
ie C 3 3. Wel.
58 MORA NDELING OVER
eenige vragen zullen opgeven, door welker be-
hoorlijke beantwoording, misfchien alléén. het
be-
3. Welke is de gewone ligging, grootte, gedaante,
rigting en zamenhang van het hart des Walvischs met
andere deelen der borst-holte, en hoe moet men zich
die ligging}van buiten voorftellen ? inzonderheid, is het
waar, dat men de ligging van het hart der Walvisfchen
zich zoodanig voorftellen moet, dat hetzelve juist op
de heogte, en als ’t ware tegen den oorfprong der lin-
ker borst- vin ligt 3 en dat men derhalve den visch in
eene horizontale ligging aldaar treffende, verzekerd zijn
kan, bij het genoegzaam doordringen der harpoen, het
hart te zullen treffen? en eindelijk hoeveel duimen dike
te heeft de zijde der borst aldaar wel ongeveer in de
grootfte Walvisfchen ?
4. Welke zijn de groote bloedvaten uit het hart des
Walvischs voortkomende ? en welke is hunne gewone
dikte, loop en vasthechting 2
5. Hoedanig is het maakfel, de gedaante, loop, en
vasthechting der longen ?
6, Hoedanig die van het middelrif: ?
7. Hoevele ribben behooren tot de holte der borst,
en welke is hunne geleding, betrekkelijke ligging, rig-
ting en zamenhang met andere deelen?
8. Welke is de gewone dikte van het {pek en vleesch,
dat op de borst der Walvisfchen ligt, en waar is de
plaats, daar de borst. holte het dunste, en daarom het
gemakkelijkst te doorfteken is?
9 ‘Hoedanig is het maakfcl, de ligging, grootte, en
zamenbang der maag met andere deelen van den buik
dèr Walvisfchen ?
to. Welk
pE WALVISSCHEN. 359
bedoelde oogmerk voor een goed deel zoude
kunnen bereikt worden; terwijl men, onzes be.
dunkens , van de ook zelfs gewone gefchikt.
heid van iederen Commandeur, met grond zal
verwachten mogen, dat hij, op last zijner ree-
ders, niets zoude onbeproefd laten , om, ter
bereiking van een voor ieder hunner zoo be.
langrijk, oogmerk, al het mogelijke te willen
aanwenden, niet flechts door het bevorderen
der zoo even gemelde onderrigtingen en beant-
woordingen , maar ook, door, zoo veel moge.
lijk, bij iedere gelegenheid van hunne te huise
reize naar het vaderland met zich te rug te
voeren, (zoo veel diet doenlijk ware), het zij
dan elken gantfchen kleinen jongen Walvisch
zelven, die zij konden magtig worden, of wel
het één of ander der verlangde deelen afzon-
derlijk; ten einde die namelijk zouden dienen
mogen ‚ om door kundige ontleders tot. het
bedoelde oogmerk behoorlijk onderzocht, en met
de
ro, Welk is de ftoffe, die men, kort na den dood der
Walvisfchen, in derzelver maag aantreft, en het ware
voedfel dezer-dieren uitmaakt? tor welke Klasfe, orde,
en geflachten van dieren en planten behooren deze voes
dende ftpffen? en welke foort of foorten maken zij
daarvan uit?
C 4
go VERHANDELING over
de ingekomene berigten en beantwoordingen
der voorgeftelde * vragen te kunnen vergeleken
worden. Immers ook de groote CAMPER
hield de overvoeringen van ook zelfs zeer groo-
te deelen, zoo als bij voorbeeld van een goed
gedeelte van den kop eenes Walvischs, voor
zeer gemakkelijk uitvoerbaar, en *t is derhalve
fchier onroodig hier bij te voegen, dat niet
glechts de inzouting b. v, van het hart, met
eenige der groote bloedvaten, van een gedeelte
der longen enz, maar ook het overbrengen van
eenen geheelen jongen en reeds geboren Wal-
visch , _ geene onoverkomelijke zwarigheden
ontmoeten kunnen Zie p. CAMPER over de
zicplaats van het beenig gehoorruig der Wal-
visfchen in de Holland, Maaifchappij 17 Da
2 St. bl. 161. vergeleken met HUNTER's Oh.
fervat. in de Philofoph-Transact: Vol. 77. P.
2. P. 405-416. |
Woedfel der Walvisfchen.
„Is de kennis der verfchillende voorwerpen;
welke de dieren cot voedfel verftrekken , een
gewigt ig onderwerp van navorfching , Zoo
wel voor den Natuur onderzoeker , ter volma.
king zijner kundigheden omwent de” huishou-
ding,
pe, WALVISSCHEN. “ar
ding der dierlijke fchepfelen , als voor hun,
die daaruit„ of tot eigen onderhoud, of tot an-
dere gebruiken , een. dadelijk nut trachten te
wekken ; de zekere kennis omtrent het ware
voedfel der Groenlandfche Walvisfchen is, in
de, daad, een zoo veel te belangrijker voor-
werp van onderzoek ‚ daar het eenen regelreg=
ten invloed heeft op alle die groote en kost.
bare bedrijven en bemoeijingen, welke er
aangewend worden, om deze dieren op te {po-
ren en te vermeesteren, dat is, op den Wal-
visch-vangst zelven, Lang toch heeft men ge-
twist, en nog beden durft men het niet zeker
beflisfen , welke ftoffen aan de grootfte van alie
tot heden toe bekende dieren voornamelijk ten
voedfel dienen: velen hebben gemeend, dat dit
niet alléén in velerlei zee-infecten, maar ook
inzonderheid in haringen, in eenige andere nog
kleinere visfchen, en ook tevens. in eenige
plantgewasfen beftaan zoude, tot dat men, voor-
al ook door de verzekeringen van ZORGDR A»
GER, meer en meer is overtuigd te geworden,
dat geene andere voortbrengfelen, dan alleen
die uit het dierenrijk, en dat wel waarfchijnlijk
alléén eevige infecten en wormefoorten, deze
verbazende dieren tot voedfel verftrekken. Uit
CS het
3
42 VERHANDELING over
\
het maakfel van den mond der Walvisfchen
toch, als met geene tanden voorzien, om, of
groote of harde, ligchaamen te kunnen van
één fnijden, en te kaauwen, als mede uit ha.
ren verwonderlijk naauwen flik- buis, was het
reeds van zelfs blijkbaar , dat niet anders dan
zeer weeke en tevens van omvang zeer kleine
ftoffen , hect voedfel dezer dieren konden uitma-
ken, tot dat men uit het in den muil, de keel
en de rob, of maag zelve gevondene overtuigd
is geworden, dat de natuur bun verfchiïlende
kleine zee-dieren, doch allen van een zeer
week zamenftel, zoo als Polijpen, Zee -fterren,
Medufen- hoofden , benevens eenige kleine in=
fecten, vooral zeer kleine kreeften en worme
foorten tot voedfel wijfelijk heeft aangewezen,
als zijnde door derzelver zachten en uitftekend
voedzamen aard bijzonder gefchikt, om tot
dit groote oogmerk te kunnen dienen, Ook
hier moet men zich wederom verwonderen,
omtrent de ware foorten dezer dieren nog
dermate onkundig te zijn, dat , voor zoo
verre mij bewust is, nog flechts maar zeer
weinige Natuurkenners, (gelijk b, v. s. B. j.
NOEL, die als het voornaamfte Walvisch - voed-
gel den Cancer pedatus C, oculatus, en Ar=
zon
pE WALVISSCHEN. 43
sonduta arctica opgeeft. Zie zijn Tableau de
Ja péche de ba Dalcine p. 74.) (*) iets heb.
ben durven bepalen, omtrenc- de bijzondere
foorten van infecten , wormen, enz. die den
Walvisch tot voedfel dienen; daar intusfchen
de juiste bepaling en kennis dezer voorwerpen
niet flechts een gewigtig deel van de N. H.
der Walvisfchen uitmaakt, maar ook zoo doot
de oudere als nieuwere Walvischvaarders fteeds
voor egn voornaam en vertrouwd kenmerk van de
tegenwoordigheid der Walvisfchen, in die zee-
ftreken , en als voor een beflisfend bewijs,
waar zij zich ophouden, opgegeven is, en daar
voor. nog heden gehouden wordt. Het algee
meen „ zoo wel bij iederen op Groenland va
renden matroos, als bij oudere en nieuwere
fchrijvers over den Walvischvangst, bekende
Walvisch-aas , kennen wij flechts bij naam,
of bij zeer duistere en gebrekkige oude be-
fchrijvingen, en afbeeldingen, zonder voorzeker
te kunnen vastftellen, tot welk geflacht van
flakken of wormen hetzelve behoore, of welk
foort het daarvan uitmake; zoo dât onze zoo
geleerde , en in de Natuurkennis zoo ervare
en
»
(*) Vergelijk La cerèpr He. NN, des Citactes, pe 54.
© fuiv.
44 VERHANDELING over
en ‘onvermoeid werkzame landgenoot nou rs
TUIN, in weerwil van alle zijne aangewende
moeiten, geene gelegenheid heeft mogen bee
„komen, om zich ook omtrent dit belangrijk
onderwerp te kunnen verzekeren, waartoe evene
wel niet anders dan de overbrenging van ecnie
ge dezer verfchillende dierfoorten, in. wijngeest
bewaard , zoude noodig wezen ; waarom het dan
ook te hopen is, dat, bij den tegenwoordigen
fchier algemeenen ijver tot bevordering , dnzon=
derheid der Natuurkennis, en tot het doen van
gewigtige ontdekkingen , de naauwkeurige
kennis en bepaling der verfchillende foorten
van Walvisch-aas, de oplettenheid der Natuur
onderzoekeren met den gelukkigfte uicflag ook,
ten voordeele der Walvischvaergst zal mogen
bezig houden; Wij gaan dan over tot het
Verblijf der Walvisfchen.
Waaromtrent wij vooraf in bet algemeen aans
merken, dat hoezeer ook de gedachten van.
vele Natuurkundige land- en zee-befchrijvers
omtrent de eigenlijke woonplaats der groote
Walvisfchen, en inzonderheid der zoogenaam-
de Groenlandfche, uit één loopen, zoo dat
fommige die allééa tot den Noordpool bepa.
len ,
pe WALVISSCHEN.. 4s
Fen, anderen, en „dat wel te regt, ook tot
verfcheidene gewesten der Zuid.zee, en At.
fantifchen Oceaan uitftrekken, wij, voor ons
oogmerk bijzonderlijk meenen het oog te moes
ten houden op die oorden, op welken zoowel
wegens derzelver nabijheid, als rijkheid van
Walvisfchen, onze Neerlandfche Wavischvangst
federt meer dan anderhalve eeuw, met zulk
een aanzienlijk voordeel, voor onzen Vader-
landfchen handel en zeevadrt is geoeffend ge-
worden. Wij bedoelen namelijk die van den
Noordpool, en wel bijzonderlijk die der Groens
landfche en Spitsberger zeeftreken, welke als
% ware aan dat voor de Walvische vangst meest
belangrijk foort van Walvisfchen, in ons Noor.
der half wereldrond, eigenlijk ter woonplaats
fchijnt te zijn aangewezen, en alwaar men wel
eer , bij het doen der eerfte togten in dit
wereld-oord;, vooral tusfchen de 77 en 79 grâ-
__den zulk éen groot aantal dezer dieren bij el.
.kanderen zien konde, dat het fonteins- wijze
water uitfpuiten uit hunne fpuit-buizen, door
_ de eerie ‘bezoekers dezer zeeën, vergeleken
wierd. met een groot aantal van rookende
fchoorfteenen eener geheele ftad: thans echter,
daar «deze dieren, zoo door de fterk geoeffen-
de vangst, als wegens hunne hierdoor veroor.
| zaake
46 VERHANDELING over
zaakte fchuuwheid, of in hoeveelheid, naar
gelang van vorige tijden, aanmerkelijk vermin-
derd, of wel ook gedeeltelijk naar andere ftil-
lere, en wel nog geheel onbezochte noorder
zeeftreken verhuisd, en geweken zijn, zoo is
daarvan het noodzakelijk gevolg geweest, dat
men getracht heeft om zich deze verminderde
vangst te vergoeden, deels door den Walvisch
ook op de kusten van Brafil , de Kaap de goede
Hoop; ja zelfs op die van Madagascar, van nieuw
Holland en andere oorden der Zuid-zee, op te
zoeken, deels ook door de minder gelukkig
gedreven wordende Groenlandfche Walvisch-
vangst te willen verbeteren, en grondiger te
willen gaan beoefenen , door middel van het
navorfchen en, zoo veel mogelijk, meer van
nabij kennen van de huishouding en bijzonde.
re eigenfchappen der verfchillende foorten van
Walvisfchen, en het is van dit laatfte middel
vooral ook, dat het ons uit de voorgeftelde
vrage der aanzienlijke Koninklijke Maatíchappij
toefchijnt, dat zij zich, en wel met het grootfte …
regt, zeer veel nuts belooft , zoo om daaruit
de plaatfen, waar de Walvisfchen zich voors
namelijk thans ophouden , na te fporen, als
om zich op den kortfren, veilioflen en zekers
fien weg van dezelve meester te makens dit
laat.
pe WALVISSCHEN,: 47
laatfte zal het onderwerp van onze volgende
tweede en derde afdeeling uitmaken, en het
eerfte ons nu voor het nog overige van deze
tegenswoordige bezig houden; wij merken der-
halve deswegens aan:
BEerflelijk,- dat, op algemeene toeftemming
van ieder ervaren en oordeelkundigen Groen-
landsvaarder, zoo wegens de nog overgroote
menigte van Walvisfchen (*) welke nog jaar-
lijks
(*) Immers het is waar, dat fommige Groenlandsvaar-
ders dikwerf op oorden vervallen, waar zij in eenen
geruimen tijd fchier geenen enkelen Walvisch aantref-
fen , maar waar zich deze dieren ook daarentegen fom-
tijds op een enkel oogenblik weder in zulk eene menig-
te vertoonen, dat men zich van hare troepen of gehee.
le fcholen, zonder ontzetting, geen denkbeeld maken
kan: zo zegt bij voorbeeld possererrT veher den Grün-
dandifchen Wallfischfang, bl. 11e
«> Een oud Kapitein. heeft mij verhaald , dat hij op
…; een avond het anker uitgeworpen hebbende in een
der baaijen van Groenland, die rondom met ijs bezer
was, op het oogenblik dat het volk hun werk
verrigt had, in eens zulk eene menigte van Walvis-
„> fchen van onderen het ijs zag opkomen, die in
s verfchillende groote partijen, en zoo digt bij elkan-
> deren gefchaard, den geheelen omtrek der baai vers
v> vulden, dat het water er als mede bedekt fcheen te
9» Zijn, en van welke gelegenheid hij dan ook zoo wel
»» gebruik maakte, dat hij met zijn volk, binnen weie
s nige uren, tien Walvisfchen vong.”
2)
32
2)
6=
48 VERHANDELING over
lijks in de zeeftreken van den Noordpool gês
Zien en gevangen „worden, als wegens de on-
berekenbare uitgeftrektheid der onbeèvwaarbate
ijszee, welke hun, of tot verblijf, of töc
fchuil- en voortteelings- plaatfe dient, de mit-
der dan voorheen gelukkige Walvisch vangst
niet alléén aan eene meer en meer toenemende
uitroeijing van dit dieren-foort kan; noch mâg
„Worden toegefchrevens maar dat
Ten tweeden, de oorzaak daarvan waar-
fchijnlijk te zoeken zij in de fchuwheid der
Walvisfchen * zelve, welke door de gedùrige
tegenwoordigheid en het beftendige jagen (in-
dien ik mij zoo mag uiedrukken ) van fomwije
len wel goo fchepen van verfchillende natien,
die aldaar in den geringen omtrek van 77° tot
flechts 79°, en dat wel binnen den. tijd van
twee maanden, foms e2ooo Walvisfchen van=
gen, in hare azing geftoord en genoodzaakt
worden hooger gelegene en meer met ijs bes
dekte zeeeftreken op te zoeken, en tot fchuil-
plaats te gaan betrekken; wordende wij in dit
gevoelen te meer, én, zoo wij meenen, met
grond verfterkt, door de waarneming, dac, in
den gewoonen tijd der Walvisch. vangst, velé
der wijfjes Walvisfchen als dan vergezeld zijn
door hun jong, voor hetwelk ook deze logge
| die:
br WALVIS SCHEN.: 49
dieren, door het gewoon zoo wijslijk ingeplant
inftinct, volgens de zoo oude als beftendige
waarneming van: fchier alle Groenlandsvaarders,
ook eene bijzondete zorge hebben, en tot
welks behoud zij door het gedurig nazerten
der Walvischvangers gedwongen worden hare
gewone verzameloorden te verlaten, en ande.
te gerustere fchuilplaatfen op te zoeken, zoo
dat wij
Ten derden aanmerken, dat de Groenland.
fche Walvisch , offchoon door de groote me.
nigte van fchepen, die jaarlijks, en dat wel
voor een groot gedeelte bijna in den zelfden
omtrek, ter Walvisch-vangst komen, en zich
aldaar lang achter één ophouden, fchuw ges
maakt sen gedwongen naar elders te verhuizen,
in de daad wel andere ftillere oorden gaat bee
trekken, doch dat hij ‘echter waarfchijnlijk
ftesds of meestal zulke verkiest, die tot de
Noordfche zee ffreken behooren, als welke
eveneens aan de grootte zeedieren fchief ten
beperkten verblijve fchijnen te zijn aangewezen,
als de Zuidere Wereld. gewesten, bij uitfluiting
als het ware, aan de groorfte land- dieren fchijnt
ter inwoning ‘te moeten verftrekken. Met het
grootfte regt zegt derhalve de Heer Noë
V, Deer, 1, Ster, D in
so. VERHANDELING ovrr
in zijn meergemeld werkje (*) Jndien, de
Walvisfchen fchijnen de Noorder zeeën te heb.
ben verlaten, zoo is dit niet veroorzaakt
door aandrang van hun inftinct, maar alleen
om zich te beveiligen voor den gedurigen
aanval van den mensch. Dit zelfde inftinct
toch zal hen, door den tijd , derwaarts te
rug voeren; dewijl de diepe baaijen fleeds die
plaatfen zijn, welke deze dieren het meest
fchijnen ten verblijve te verkiezen: maar ook
daar en boven het werktuiglijk geftel, de ge-
woonten en cigenfchappen der ontzettende wal-
vischaardige zee.dieren, ftrekken ook hun ten
wet, zoo dat niet alle foorten evemeens tot
een zwervend leven, en het doen van groote
togten fchijnen gefchikt te zijn; daar toch uit
gemaakte waarnemingen blijkt, dat misfchien
de Kazilotten alléén groote tochten doen, en
dat het tot de vaste gewoonten der eigenlijk
genaamde Walvisfchen behoort, in bepaalde
zee-ftreken, één gevestigd verblijf te houden.
De visfchers immers, voegt hij er bij, die
zeker wel geen Natuurkundigen zijn, maar
„die echter verdienen, dat men hen omtrent
hunne waarnemingen en gevoelens dikwerf
‚6
C°) Tableau Historique, etc. pe 72.
pe WALVISSCHEN. st
ondervr age, en dat wel te meer, dewijl zij
meestal vrij zijn van vooringenomenheid voor
het een of ander leer frelfel, weten zeer wel
drie verfchillende foorten van Noord- kapers
ie onderfcheiden, en dat wel alleenlijk naar
de verfchillende zeeën, waar deze dieren hun
verblijf houden, en naar het maakfel dat aan
ieder hunner eigen is. Men is ook algemeen
van gevoelen, dat de Bermudifche Walvisfchen
lans ger zijn. dan die van Groenland, van
Caijenne, Chili, China, enz. ; en dit verfchil
of. onderfcheid kan derhalve met enkel toe.
vallig, maar wel het gevolg zijn van het
verfchil van water, voedfel, levenswijze, en
eigenfchappen aan ieder foort eigen: hetzelfde
zoude men ook kunnen zeggen van de Kazia
lotten; daar het zeker is, dat die van de
Amerikaanfche kusten eenen geheel anderen
muil hebben, dan die der Noord- zee.” einde-
lijk merken wij nog aan
Ten vierden , dar, gelijk de weldadige Schep-
per. voor ieder dier het juist daarvoor gefchike
voedfel ‚op ieder oord en iedere plaats van deszelfs
eigen verblijf, verordend en verzorgd heeft, en
men derhalve uit de aanwezenheid van dit
voedfeì tot het verblijf en de woonplaats van
die dieren befluiten mag, door welke uit eene
Ds dän=
EN
52 VERHANDELING over
aanhoudende ondervinding gebleken is, dat die
voedzelftoffen fchicr alléén, en als bij uitzon-
dering genoten worden, men dienvolgens ook
met den meesten grond, uit „de algemeene ver.
fpreiding en verbazende meni,te van het hier
voren vermelde Walvisch-aas, in fchier alle
de baaïjen van Groenland, Spitsbergen, en
andere oorden der uitgeftrekte zee - gewesten van
den Noord.pool, met geene geringe waare
fchijnlijkheid mag opmaken, dat ook, naar
gelang die oorden met dit zoogenaamd aas of
voedfel voorzien zijn, dezelve ook Walvisfchen
of dadelijk bezitten of bevatten kunnen; terwijl
deze aamerking, fchoon alléén uit de befchou-
wing der dierlijke huishouding genomen, door
de ondervinding der meest oplettende en naauw-
keurigst waarnemende Groenlands - vaarders, reeds
van ZORGDRAGERS tijden af (zoo al zelfs
niet vroeger) tot den huidigen dag fteeds ís
bevestigd geworden,
En het zijn deze algemeene aanmerkingen,
welke wij hier hebben willen vooraf laten
gaan, om daaruit de volgende gevolg -trekkin-
gen te mogen afleiden, als de opgave in zich
zullende bevatten van de beste wijze, om de
plaatfen na te fporen, waar de Walvisfchen
zich voornamelijk tegenwoordig ophouden en wel
Voor
#5
ve WALVISSCHEN. 53
Woor eerst, daar de ondervinding beftendig
geleerd heeft, dat de Walvisfchen, door de
fterk gedrevene vangst van zoo vele fchepen
in eenen korten omtrek van plaats, fchuw ge-
maakt, én als het ware genoodzaakt geworden
zijn naar elders te wijken, zoo zullen de
Commandeurs der op Groenland varende {che-
pen eene zoo veel- mogelijk naauwkeurige
aanteekening houden der fireken en plaatfen
waar, en van den landaard door wien dezelve
ieder jaar gevischt wordt,ten einde ‚alles gelijk
ftaande, het volgende jaar of visch-faifoen niet
dezelfde, maar eene andere plaats of baai ter
vischvangst te beftemmen, ij
Ten tweeden, ‚daar het vroegtijdig aankomen
ter Walvisch- vangst, in de Groenlandfche en
daaraan grenzende wateren, een der groote
middelen uitmaakt, om gelukkig ter vischvangst
te zijn, zoo zal eene vroegere uirzeiling onzer
Hollandfche Walvisch-vloot niet flechts nood.
zakelijk worden, maar zij zoude zelfs, van
wegen het Gouvernement, kunnen worden
‘verordend , en de tijd des vertreks uit
oaze havens kunnen worden voorgefchre-
ven , ten einde namelijk zoo vroeg
mogelijk , op de beftemde en nog ge-
D 3 heel
54 VERHAN NDELING oven
el vrije « visch- Den aan te komen (*).
| Ten derden, mogen wij inzonderheid het
zoogenaa amde _Walvisch-aas of voornaamfte
oedfel der Walvisfchen voor een der zekerfte
ten ter nafporing van de verblijf. plaatfen
dezer dieren houden, en uit her geen daarom-
trent hier boven gezegd is, en tot den huidi-
gen dag door de aanhoudende waarnemingen
bevestigd wordt, befluiten, dat, waar ter plaat-
fe dit aas of voedfel in diepe én ruime baaijen
menigvuldig gevonden wordt, daar ook met
„grond tot het waarfchijalijk verblijf des Wal.
visch kan befloten worden.
Ten vierden, merken wij aan, dat diënsvol-
gens voor één der eerfle middelen ter opfpo-
ring
(*) De Reeders der Engelfche Waivisch - vaarders
zijn door de ondervinding dermate overtuigd van het
aanbelang eener vroege aankomst, op de plaatfen hun-
ner beftemming ter Walvisch-vangst, dat zij onlangs
weder eén ontwerp gemaakt hebben, om zich op de
Orcadifche Eilanden eene haven toetebereiden, en op
de kusten van Groenland de vorige vaste traankoke.
rijen te ‘herftellen; als algemeen verzekerd zijnde van
den alzins gegronden flelregel, dat de Walvjsfchen,
door de eerfte visfchers fchuw geworden, voor de na-
komende, of nk niet, of ten minsten zeer moeilijk,
te genaken zijn. ne de
Les
PEW ANL NASIS:CH EN. 55
zing en ontdekking der Walvisfchen te houden
zij, het vooraf zoo veel mogelijk aanhoudend
en vaauwkeurig peilen der gronden, ter bevis-
fing beftemd, ten einde zeker te wezen om.
trent het aanwezen van het aas, als zijnde dic,
voor zoo verre men tot heden toe weet, het
voorname zoo niet het eenige voedfel , waar’
door de Walvisfchen- in hunne verblijven of
togten gelokt of gedreven worden,
Ten. vijfden , dat zulke baaijen derhalve,
zoo wel bij redenering, als bij eene fteeds door
de uitkomst bevestigde ondervinding, reeds
vooraf als zeer waarfchijnlijk voor de vischrijke
fte te houden zijn, die eene in zich uitloopende
rivier ontvangen; als door welker afwatering „
in het voorjaar , het aldaar fterk aangegroeide
en vermenigvuldigde Walvisch.aas (waarvan het
water, als ’ ware, dan fchijnt te weme-
len) (*) binnen, en door den mond der
baai zelve, naar zee wordt gedreven, en de
Walvisch derhalve derwaarts gelokt wordt;
gelijk. zulks, onder anderen, uit de voorheen
zoo bij uitftek voordeelige Walvisch vangst ,
aan het Zuid-einde van Spitsbergen en elders
18
(*) Zie ZORGDRAGER ble 247e
D 4
5ó VERHANDELING OVER
is gebleken, en ook nu nog door de ondere
_ vinding bewaarheid wordt.
» Ten zesden, daar de Walvisch flechts gedu- ij
fende eenen geringen tijd zonder genot der
gewone dampkrings-lucht leven, en zich on-
der het ijs ophouden kan, het fteeds geraden
zijn zal, in het vroege voorjaar, dezelve in de
baaijen , en digter aan land, maar in verder
gevorderd faifoen- daarentegen, aan de kanten
of zomen der vaste ijsvelden op te zoeken;
‘alwaar zij zich als dan het meest fchijnen op
te houden, deels ter bekoming van het aas,
deels, gelijk in het laafte geval, ter fchuiling
onder de ijsvelden; vergelijk, als hiermede over
eenftemmende, ZORGDRAGER, bl, 250. |
Ten zevenden, dewijl eene van ouds beften-
dige waarneming (dat namelijk de gewone
loop of trekking der Walvisfchen, aan den
Noord-pool, fteeds van het Zuid-westen naar
het Noord-oosten gerigt is) juist overeene
ftemt met de uitlegging, waarom men in het
vroege visch-faifoen veel Walvisfchen op lager
gronden vindt, doch dezelve allengskens, bij
vorderend jaargetij, naar hoogere zee-ftreken
verhuizen zier, zoo volgt daaruit, dat de Wal-
visch-vangst fteeds op lager gronden moet be.
gonnen, en, zoo noodig, opklimmender wijze
Ao ART TES 2 CPN VOB
pe WALVISSCHEN, 57
voortgezet worden, zijnde voorts deze aanmer.
king , naar ons inzien, te gewigtiger, daar
federt verfcheidene jaren de Walvisch- vangst
der Engelfchen, op deze wijze gedreven, met
zulk eenen bijzonder gelukkigen uitflag achter.
volgd is, dat verfcheidene fchepen , reeds in het
begin des visch-tijds, eenen bij uitftek woordee.
ligen vangst gedaan, en door het daarop vere
zeilen naar hoogere oorden, niet minder geluk-
kig achtereenvolgend voortgezet hebben.
Ten achiften, bij de hier voren reeds ge-
maakte aanmerking , omtrent de noodzakelijk-
heid eener vroege aankomst der “Walvisch.
vaarders in de zeeën der Noord . pool , moeten
wij, ter meerderen aandrang daarvan, hier nog
voegen de op eene vrij beftendige ondervin=
ding rustende waarneming , dart, vooral na eenen
zachten en vochtigen winter hier in ons Va
derland, de ijsvelden der Noord-pools zeeën,
in hect daar op volgende voorjaar, zich ook
vroeger en volkomener van één fcheuren. De
vóór dien tijd derhalve aldaar aangekomene
fchepen vinden de ijsvelden nog in haar ge.
‘heel, en hebben daardoor eene zoo veel te
gunftigere gelegenheid ter vangst der hier onder
fchuilende Walvisfchen, die, ter onontbeerlijke
rien. van nieuwe lucht, genoodzaakt zijn
Dsg zich
58 VERHANDELING óver
zich telkens buiten deze ijsvelden te begeven;
behalve nog, dat de fchepen, bij eene latere
‘aankomst in deze ftreken, door de dan reeds
van één gefcheidene drijvende ijsvelden, groote
en zelfs dikwerf zeer gevaarlijke ja onoverko=
melijke hinderpalen in hunnen togt aantreffen,
Ten negenden, men zoude ook, raar ons
inzien , misfchien zeer veel nuts ten voordeele
„der Walvischvangst kunnen trekken, door op
den duur naauwkeurig op te letten en waar te
nemen , op welke hoogten en in welke ftre-
ken, boven de 62 en 63° men, of zuidelijk,
of wel meer noordwaarts , de eene of andere
foort van Walvisfchen meerder vond dan de
andere; daar het toch eene op ondervinding
fteunende ftelregel is, dat alle de foorten dee
zer dieren zich niet in dezelfde ftreken ophou*
den; zoo houdt men immers als beftendig
waargenomen „ dat de Varwal het meest in
de Straat-Davids, en wel bijzonderlijk in Di.
co's baai, doch zelden zuidelijker, ja bijna
nooit op diepe gronden, en de Groenlandfche
Walvisch fchier nimmer onder de 660 aange.
troffen wordt, terwijl de B. Fubartis of zogen
naamde Jupitersvisch (Balaena Boops L.) van
den Ór tot 65°®,vooral op de bij de Groenlan.
ders bekende Parniut- en Pisfukbit „gronden,
de
pr OWALWISSCHEN. zp
de Snuic-walvisch (B. Rostrata) daar tegen
het meest in de Groenlandfche bazijen, en tus
fchen de rotfen, en eindelijk de groote Kazi
lotten zelden in ondiepe ffreken gevonden
worden3z nog meenen wij hier te moeren aans
merken
Ten tienden, dat, bij het betendig waaijen
van zuidelijke winden in het voorjaar aan den
Noordpool, en her daardoor bijzonder lang vast
blijven der ijsvelden, de Walvisch= vangst fteeds
minder gelukkig is uitgevallen; deels wegens
gebrek aan gelegenheid, om als dan goede in-
hammen te vinden, ter afwagting der Walvis-
{chen , deels ‚ dewijl het groote ijs in die ftre-
ken, nimmer waargenomen wordt te fcheuren
en geheel los tegaan, dan met N. O., N, W‚
en eindelijk geheel Noordelijk waaijende win.
den, waardoor de daar ouder fchuilende Wal-
visfchen alsdan ook tevens voor den dag ko-
men, en meer opene plaatfen tot hun verblijf
verkiezen, eindelijk
Ten elfden, voegen wij hier nog bij, dat
fomzijds het groene, onklare , of drabbige
water, als door de groote menigte van Wal-
visch-aas veroorzaakt, fomtijds tot één aanwij-
zend reeken eenes waarfchijnlijken verblijfs van
Walvisfchen kan gehouden worden; vooräl
RE | _ wan
6o VERHANDELING over
wanneer dit in opene en diepe baaijen, gelijk
wij hier voren gezegd hebben, wordt aange.
troffen , die de pas uit het ijs geraakte visch:
dan bij voorkeur fchijnt ten verblijf te verkies
zen.
Ten twaalfden, dat, daar toch het verfchije
nen der Narwals of Eenhoorn-visfchen, door
vele Groenlands.vaarders , voor een blijk van
aanwezende Walvisfchen gehouden wordt, zoo
dat de ondervinding beftendig zoude geleerd
hebben, dat daar, waar zich de eerfte laten
zien, de anderen ook ter zelfder tijd, en dat
wel niet verre van daar, altoos worden gee
vonden, deze waarneming alzins de verdere
aandacht en opmerking der Groenlands- vaare
ders verdient, als behoorende tot die kenteeken
nen, “welke men, indien ze door eene aanhou.
dende waarneming bevestigd worden, te regt,
onder de meest zekere, ter aanwijzing van het
verblijf der Walvisfchen zouden mogen. reke.
nen. (*) Dan ook
Ten dertienden, meenen wij onder de mide
delen “ ter nafporing der Walvisfchen te moeten
range
(*) De Heer ANDERSON geeft ook het verfchijnen
der Narwals in de zeeën des Noord- pools, voor een
door de Ondervinding bevestigd teeken op, van het nabij
zijn
|
|
t
pe WALVISSCHEN. é1
tangíchikken, het zoo veel mogelijk waarne.
men van ffilte en het vermijden van alle on.
noodige beweging, in het water ‘of op deszelfs
oppervlakte, vooral bij het eerst aankomen ter
visfcherij, en het ontdekken van den Walvisch,
die, fchuw. geworden , niet flechts door de
jaarlijkfche jagt, welke gedurende eenen zoo
geruimen tijd op hem gemaakt wordt, maar
ook door de luidruchtigheid en misfchien wel
vooral door de groote beweging van booten en
riemen, in en op het water zelve daar mede
gepaard, zich niet meer zoo digt dan wel voore
heen laat naderen , en door het gewoon ge=
tucht en de beweging der floeproeijers enz,
vooral bij het bovenkomen, nog meer fchich-
tig gemaakt wordende, zich vaar meer flille
en afgelegene oorden begeeft, terwijl de &e.
groudheid dezer aanmerking buiten allen twijfel
gefteld wordt, zoo door de nog beftendige on-
dervinding van ook onze Groenlands. vaarders,
als coor het herhaald verhaal omtrent de meer
en meer toegenomene fchuwheid en bijzondere
loos-
zijn der Walwisfchen5 lijdende zuiks af, van het ge!iijk-
foortige voedfel, dat de Varwal met den Walvisch ge-
meen heeft. Zie zijne Befchrijv. van Groenland, enz.
el. Erde Dd
Î
ó2 VERHANDELING over
loosheid der Walvisfchen, - reeds . voor bijpe
anderhalve eeuw geleden, waargenomen, en bij
de meeste fchrijvers over de Groenlandfche
Walvisch- visferijen als eene voorname oorzaak
van verminderde en moeilijker gewordene vangst
pgegeven; gelijk men zulks b, v, ont maat
eenen enkelen der voornaamfte te noemen),
breedvoerig en-herhaald aantreffen kan, in c Ge
ZORGDRAGER's dMloude en hedendaagfche
Groenlandfche wisfcherij, vooral bl, 286. 258
en volg. | |
En het is hier dat wij nu zouden moeten
overgaan tot de opgave der beste middelen,
om zich langs den korten, zekerften, en veie
ligften weg, van den Walvisch meester te ma-
ken, ware het niet, dat wij het vooraf noodig
en met den leidraad onzes vertoogs overeen.
komstig, oordeelden, als een gevolg uit al hee
voorgaande, dat tot hiertoe over den ligchaams.
bouw der Walvisfchen gezegd is, onzen lezeren
nog zoo kort mogelijk te moeten opgeven en
voorteftellen eene
Bec
or WALVISSCHEN. 63
Bepaling der plaatfen, op welke aan het
ligchaam van den Walvisch, plotfelijk,
doodelijke wonden kunnen worden
toegebragt.
Ter bepaling der juiste plaatfen, waar den
Walvisfchen zoodanige wonden kunnen toege-
bragt worden, welke deze dieren plotfelijk
dooden, zal het er op aan komen zoo naauw-
keurig mogelijk de plaats te beftemmen en
aan te wijzen, waar de levens. werktuigen lige
gen, en tevens waar ter plaatfe, en op welke
wijze, dezelve het zekerst en gemaklijkst door
den harpoen kunnen getroffen worden.
De levens-organen of levens- werktuigen ,
die hier in aanmerking kunnen komen, zijn in
de eerfte plaats de groote en kleine hersfenen,
benevens het hart, met de groote bloedvaten:
geene andere verdienen, onzes bedunkens, hier
eenigen aandacht, doordien, offchoon de kwet.
fing van fommigen voor de dierlijke huishouding
zeer belangrijke werktuigen mede volftrekt do=
delijk zijn kan, de dood echter te langzaam op
de kwetfing volgt, of ook, dewijl de ligging
der deelen zoodanig is, dat de harponiers dee
zelve. niet behoorlijk bedoelen of bemikken
kunnen, om dezelve zeker te treffen,
Plaats:
\
64 _ VERHANDELING over
Plaatsbepaling der hersfènen,
Alhoewel de kop der Walvisfchen, gelijk wij
hier voren zagen, eén zoo groot gedeelte van
het ganfche. dier uitmaakt, is echter de hollig-
heid ter berging der hersfenen gefchikt zeer
klein; doordien het grootfte gedeelte van den
kop ingenomen wordt door de opper-kaakbeen-
deren, welke voorwaarts zeer dun uitloopen;,
en van boven met eenên verbazend - dikken
fpekklomp overdekt zijn, gelijk dit alles blij-
ken kan, uit het enkel inzien van Tab, IT, al- -
waar de waarfchijnlijke ligging der beenderen van
den kop, bij V T en W, binnen den uïterlijken
omtrek LK. D. Q.N., nadr onze gisfing ter
behoorlijke plaatfe is afgeteekend , terwijl wij ter
vermijding van alle mogelijke twijfeling, om-
trent de gronden onzer berekening, en de ge.
volgen daaruit afteleiden, hier nu nog laten
volgen de onderfcheiden naauwkeurige afmetin-
gen van de geraamten der voornaamfte cera-
CEA, en daar onder vooral ook van den
Groenlandfchen Walvisch, zoo als die door de
verpligtende goedwilligheid van den Heer Pro-
fesfor BRUGMANS, naar de Rhijnlandfche
maat , op de voorwerpen zelve uit zijne rijke
verzameling genomen, en aan ons medege-
deeld zijn,
Aloe
pe WAL/VISS CHEN. 6
/ Lengte vanf Lengte van) Lengte van| Hoogte van
dengebeelen{de _ opper-|het hersfen-{het hersfen-
Schedel van |kaaks- been-Ihol, hol.
de punt derfderen,van de)
kaak tot aanfpunc van de
de knokkelsjkaak, tot aan
van het ach-|hec beeinvan
terhoofds- jhect hersfen-
been. hol,
MonodonNarwal,
zonder tanden. | or dm} r15dm) 6 dm 64 dm.
Narwal,
met één’ tand, °
lang 7 vee 3dm.) 22 — | 154 — | 64 — | 72
Balaena Mystice-
ASIN NGA e 58 — | so —
8
Boöps, [108 — | O4 3 |Ó —
Kleine Delphinus
Phocana « 8 — | ad | 3
Zeer oude Phoce-
na, lang 9 voet
gduim 20 | IE 6 — | 4E —
Delphinus delphin| 165 — |rt l4 —l4 —
Hier uit blijkt het derhalve, dat in den
Groeulandfchen Walvisch de kaak-beenderen bee
allerlangfte, en daardoor in evenredigheid der
lengte van het hersfenhol de kleinfte zijn, als
makende flechts één zevende gedeelte der leng.
te van den kop uits ook is de hoogte der
V. Deen. L. Srux. E hers.
66 VERHANDELING over
hersfenen flechts de helft van derzelver lengte,
zoo dat in evenredigheid de Balgena Mysticetus
de kleinfte hersfenen heeft van alle de Certacea,
door den Heer BRUGMANS gezien of onder-
zocht. |
Dan, om nu uitwendig of van buiten het
hersfenhol met zekerheid te kunnen bepalen,
trekke men van achter de fpuitgaten regt ne-
derwaarts ééne lijn, tot voor het midden des
oogbols, waardoor men kan verzekerd wezen,
dat al wat voorwaarts deze lijn valt, gewis
behoort tot de kaakbeenderen en zintuigen,
terwijl hee achterfte gedeelte de hersfenen bee
vat. Daar echter de Cetacea geen nek hebben,
kan men diensvolgens het achterfte gedeelte van
den kop in een geheel dier niet zoo gereede=
lijk bepaalen, als wel in andere dieren; men
zal zich intusfchen niet vergisfen, indien men
aanneemt, dat de lijn, uit de fpuitgaten naar
het middelpunt van den wortel of inplanting der
borst-vin getrokken, genoegzaam in dier voc-
ge langs het achterhoofd heen ftrijkt, dat zij
over het midden van het hersfen-hol heen
loopt.
Men ftelle zich derhalve den Walvisch met
gefloten muil voor, men trekke één lijn van
achter de fpuitgaten, tot door het oog beneden-
waarts «
pe WALVISSCHEN. 67
waarts, en eene andere mede van de fpuirga-
ten tor naar het midden der borstvin, en men
kan als dan aannemen,. dat genoegzaam alle
hersfenen gelegen zijn in den driehoek door
deze twee lijnen boven het ooghol gevormd.
Het is derhalve op dezen driehoek, dat de
harponier moet mikken, wil hij langs den
kortften en zekerften weg den harpoen in de
hersfenen drijven, en alzoo het dier plotfelijk
dooden: dit kan op twee wijzen gefchieden,
of van achteren, of zijdelings.
Wordt de harpoen van achteren naar de gee
noemde plaats (het best op de middenhoogte
tusfchen het oog en de fpuitgaten) gedreven ;
dan behoeft dezelve, na door huid, fpek, en
{pieren (alle weeke deelen) als doorgegleden
te zijn, flechts het achterhoofdsbeen te door-
boren, om in de hersfenholte te geraken, het
welk toch als van zelfs volgen moet, daar dit
been ter dier plaatfe zoo bijzonder dun is, dat
de dikte van den fchedel eenes Walvischs, die
58 voeten lang was, naauwlijks 1 duim halen
kan,
Wat de tweede wijze van kwetfing der herse
fenholte bij den Walvisch aangaat, hieromtrent
blijke het nu ook als van zelfs, dat, indien
de harpoen ter gezegde plaatfe, zijdelings boe
E a ven
68 VERHANDELING over
‚ven het oog worde ingedreven, dezelve alsdan
ook zeer gemakkelijk de hersfenen bereiken
zal, doordien toch, na het doorboren der zache
te deelen, terftond het been volgt, het welk van
deze zijde het hersfenhol fluit, en niet flechts
dun, maar tevens zeer voosch of ijl is; zoo
dat ook hier een harpoen, zelfs met middelmee
tige kracht voortgeworpen, tot in de zelfftan.
digheid der hersfenen zeer gemakkelijk zal kun-
nen geraken, terwijl voorts hect wonden der
overige deelen van den kop der Walvisfchen,
“door middel van eenen gewonen harpoen, dee
zelve weinig zullen kunnen fchaden.
Plaats -bepaling der ligging van het
hart, en der groote bloedvaten
in den Walvisch.
De tweede plaats, op welke in het ligchaam
der . Walvisfchen plotfelijk doodende wonden
kunnen worden toegebragt, is de borst holte:
deze is in alle Walvisfchen zeer groot, en al.
hoewel dezelve uitwendig minder gemakkelijk in
deze dieren te kennen zij, dan wel in andere
zogende, zoo is evenwel derzelver juiste be:
paling niet. moeilijk, Immers zoo wel uit de
befchouwing der voorhanden zijade geraamten;,
als
pe WALNISSCHEN. oy
als uit -de overeenkomst, die er tusfchen atle
Walvischfoorten plaats heeft, gelijk ook einde-
lijk uit de vergelijking der afbeeldingen van
den Groenlandfchen Walvisch, mer het geen
verfchillende befchrijvingen dezer dieren leeren,
heeft men grond om te kunnen vastftellen, dac
de borstholte genoegzaam op de, helft der
‚lengte van den visch eindigt; dat is, dat de
kop en borst te zamen de halve lengte van
het dier uitmaken,
Men ftelle derhalve , dat de kop 3 of wel
£ der geheele lengte uicmake, dan zal de leng.
te der borst gelijk zijn aan $ van het gantfche
ligchaam, of van de helft van den kop, en het
is hier mede, dat onder anderen overeenkomt,
het geen (zoo als wij hier boven gezegd heb-
ben) Olaffen omtrent de verfchillende maten
van den Groenlandfchen Walvisch heeft opge-
geven, zeggende, dat de kop $ der geheele
lengte uitmaakt, en dat de lengte van den
flokdarm van de keel tot aan de maag , in een
visch van 56 voeten lengtte, 8 voeten iss nu
komt de lengte van den flokdarm genoegzaam
met die der borstholte overeen, en indien men
bij 3 van 56 voeten, zijnde ruim 18 voeten,
de lengte der keel, en voorts nog ‘de lengte
van den flokdarm van 8 voeten voegt, dan
E 3 krijgt
zo VERHANDELING over
krijgt men, volgens onze opgave, genoegzaam
de halve lengte van den visch.
Dit nu zoo zijnde, toont de Analogie of
overéénkomst van het maakf:l der Dolphijnen met
dat van den Groenlandfchen Walvisch, dat het
hart gelegen zal zijn genoegzaam op de hoog:
te, alwaar de borst.vinnen, buiten de B> te
voorfchija komen.
Ten einde nu den harpoen in de borst-holte
te drijven, zoo dat bij of omtrent het hart,
aan de groote bloedvaten of longen; eene doo-
delijke wonde worde veroorzaakt, moet de
harpoen, achter de borstvinnen, bij of omtrent
op de zijdelingfche helft van het dier fchuins
voorwaarts gedreven worden: Dit toch gefchie.
dende, vooral met den harpoen; met beweeg-
lijke of uitfpringende mesfen, van welke wij
ia het vervolg zullen fpreken, kan het naauw.
lijks misfen, of eene plotfelijk doodende bloed.
torting zal op de verwonding volgen.
TWEEs
DE WALVISSCHEN, 7t
TWEEDE. AFDEELING.
Inhoudende eene beknopte opgave der minst
omflagtige en veiligfle. middelen, welke
reeds bekend en în gebruik zijn, om de
Walvisfchen fchielijk te dooden en
er zich alzoo langs den kortften
weg meester van te maken.
Paren ons op te houden met een gefchied-
kundig verhaal omtgent de verfchillende wij-
zen, welke verfcheidene reis-befchrijvers, met
meer of minder grond opgeven, dat door ver-
fchillende verafgelegene en nog onbefchaafde
volkeren, ter vermeestering en dooding van alle
onderfcheidene. foorten van. Walvisfchen , en
andere Walvischaardige dieren, gebezigd zijn
en nog gebezigd worden, zoo als bij voors
beeld die der Zuid. Amerikanen bij de Falk-
lands. eilanden, der Eloutranen, op de kusten
van Kamfchatka, en anderen meer (*), mee-
nen
C*) Zoo ais bij voorbeeld die der Zuid- Amerikanen
bij de Falklands- Eilanden, of der Eloutranen, op de
kust van Kamfchatka, enz. Zie over de verfchillende
wijzen, tot het vangen der Walvisfchen door verfchil-
lende volken aangewend, gelijk over alles wat het ge=
uE 4 flacht
7e VERHANDELING over
nen wij hier alléénlijk hect oog te moeten ves.
tigen, op die algemeene wijze van vangst en
vermeestering des waren of door ons bedoelden
Walvisch, welke waarfchijnlijk rseds in de Xe,
eeuw is uitgeoefend, en tot heden toe, hoe
verfchillend ook gewijeigd, verkunsteld , en tot
het algemeene oogmerk meer en meer veran-
derd en gefchikt gemaakt , (wat het eigenlijke
werktuig zelf betreft, dat daar toe dienen
„moet) fleeds nog hoofdzakelijk het zelfde ge.
bleven is. ‘Wij meenen den zoogenaamden
harpoen, zijnde een ijzerea, en van vooren drie-
hoekig fcherp gepunte lans of pijl, die ge-
woonlijk 33 duimen tang, aan eenen houten
ftok van 7 tot 8 voeten gehecht, en door
middel van dezen vastgemaakt wordt aan eene
uit de fijnfte en zachtfte hennip geflagen, en
(op dat die zeer buigzaam zijn zoude) geheel
ongeteerde lijn, van zes of zeven vademen
Cvoorganger gewoonlijk genaamd}; aan welke _
dan de overige lijnen, ter lengte van go of
nch
fiacht der Walvisfchen betreft, onzen voortreffelijken
Landgenoot nouTTUIN in zijne N, H. Ï, D, 3 St. ble
44! en volg. benevens sTELLER Kamfchatka bl. 98
tot to4 en C. w_J. GATTERER, Nuizen (5 Schadeu
der Thiere, enz. a St. S, 427 ù. f.
ve WALVISSCHEN. 7e
roo vademen, worden vastgemaakt, en welke
gezamentlijk dienen, om, wanneer de boven-
gemelde harpoen of pijl, met alle mogelijke
kracht, en op den kortften afftand (de grootfte
op 40 tot 45 voeten berekend), in het lijf van
den Walvisch geworpen is, het gekwerfte en
verfchrikte dier daar mede zoo lang te laten
voortzwemmen, tot dat hetzelve, of door de
bekomene wond, zijne hevige beweging, en
het daardoor veroorzaakt verlies van bloed al-
‘léén, of door nieuwe kwerzingen van harpoe-
nen en lans afgemat, eens of meermalen boven
koomt, fterft, en tot eenen voordeeligen buit
Zijner vervolgens op de oppervlakte der zee
liggen blijft.
Het is de enkele harpoen-fteek derhalve, die,
fchoon zij niet dan zeer zeldzaam alléén den
Walvisch doodt, echter op zich zelven genomen
de eerfte gelegenheid tor het vangen van den-
zelven geeft, als wordende het dier, daardoor,
piet flechts in zijne gewone vrijheid geftoord
en beperkt, maar ook door de hevige bewe:
gingen en tobbingen, terffond na de bekomen
kwetfing , onder een gedurig verlies van bloed,
dermate van krachten uitgeput, dat hij aan de
gevolgen dezer anders geringe wond fter.
ven moet, — Dikwerf echter is de kwetfing,
E 5 door
\
A VERHANDELING over
door den harpoen veroorzrakt, deels wegens
den grooten afftänd: waar op ‘hij geworpen
wordt, en dé geringhéid der kracht, waarmede
hij den visch trêft, dêels ook’ wegens de ofte
gewisheid van de juiste treffing der gewigtigfte
deelen van het dier, zóo gêring, dat de Wal-
visch dezelve tiet alleen Zonder éenig aan.
merkelijk hinder verdurên, tndar mét den?elven,
fchoon diep in het fpek vàn dên rug doorge-
drongen, veffcheïdere jaren voortleven kan (*).
Moed, vaardigheid, kracht, en kennis van de’
gewoonten dés Waälvischs, zijn daarom wel de
voorname bekwaamheden, die gewoonlijk en
te regt, in éen goed kärponier gevorderd
worden: dan ook in weerwil van deze gebeutt
het dikwerf, dat dezelvé, offchoon ook allé te
Zärmen in werking gebragt, daù het verlangde
(*) Gelijk dit uit hee lichaams-geftel van den Wale
visch op zich zelven alléén reeds genoeg’ kan opge-
maakt wordeny zóo blijkt zuiks óok uit de hethaaldé
voorbeelden van Walvisfchen, bij welker vangst; men’
harpoenen in den dikken rug als ingegroeid heeft gez
vonden, door welke het dier, lang te voren, was ge-
kwetst geworden, zoo als men zoodanig een bijzonder
voorval reeds aängetéëkend vindt, in ZOR CDRAGERS.
meefmalen reêds aangehaald, werk, bladzs 265 en v,
WALEN TSSCHEN. 275
oogmerk niet, voldoen kunnen; wanneer name-
lijk de van zich zelven reeds fchuwe Walvisch,
zich fteeds, bij het bovenkomen op de opper-
vlakte der zee, buiten het bereik houdt, ook
zelfs van den bekwaamften harponic,, wiens
grootfte vermogen in het wel treffen. van den
Walvisch, gewoonlijk op 40, of ten: uiterften
op 45 voeten afftands berekend wordt; ter-
wijl bij deze gewigtige zwarigheden, aan het
gebruik van den gewonen hand=harpoen ei
gen, nog die van het. beftendig gevaar des
harponiers en, de groote ongewisheid der wer-
ping komen; het is ook daarom, dat men,
{choon overtuigd van de uitftekende gefchikte
heid des harpoens-ijzers op zich zelven, ge-
tracht heeft hetzelve de bovengemelde zwarig.
heden te ontnemen, door deszelfs gebruik op
verfchillende andere wijzen in te rigten , zoo
met den harpoen door middel eenes hand.boog,
en andere nog meer zamengeftelde werktuigen,
of eindelijk door de fchier alles overtreffende
kracht van het buskruid op eenen aanzienlijken,
en buiten het bereik van alle menfchelijke
werpkracht gelegen afftand, niet alleen met
groot geweld te kunnen voortfchieten, maar
aan den harpoen ook tevens eene zoo veel
mogelijk juiste rigting, ter zekere en bepaalde
tref-
1
76 _ VERHANDELING over
treffing der tederfte en tot het leven noodzake.
lijkfte deelen van het bedoelde voorwerp te kun.
nen geven. | | f |
De proeven ter -bereiking. van dit oogmerk
met den hand-boog, omftreeks het midden der
laatstverlopene eeuw genomen, hebben echter
overtuigende bewijzen gegeven, dat dit werke
tuig, hoe kunftig ook gemaakt. en: hoe ook in
kracht verfterkt, daartoe te kort fchoot, en hoe
eenvoudig ook van maakfel, echter. tot. het
voorgefteld gebruik nog veel te omflagtig
was. Men meende derhalve een meer zeker,
en veel. vermogender middel ter trefing des
Walvisehs met den harpoen te hebben uitgevon-
den, in eene foort van Bulista of zoodanig
werktuig, het welk ontleend was van het
bekende flinger gevaarte, onder dien naam bij
de ouden bekend, waarvan men in het XIIIde
Hoofdftuk van Por ijBrus (*) eene zeer naauw-
keurige befchrijving vindt, en. waardoor zelfs
pijlen van 6o- ponden gewigts met zeer groo.
te kracht, en -opveenen aanzienlijken afitand het
bedoelde voorweip treffen konden; Het was de
Heer
C*) Zn het XIII Hoofdft. van poLijBius, enz. voor
al in de franfche uitgave van den Heer FOLARD.
HE WAL VISSCHEN. 77
Heer BoNp in Engeland, die het eerst op het
denkbeeld kwam om deze Balista, door het
maken van eenige veranderingen, tot den Wal.
visch-vangst te gebruiken, en wan dezen zijs
nen nieuwen voorflag en uitvinding, niet alleen
eene befchrijving aan de Koningl. Maatfchappij
der Wetenfchappen te Londen gaf, (zie Par-
LOSOPH. TRANS, vol. 47. 175I. P. 429)
maar ook aan derzelver verzameling van werks
tuigen een naauwkeurig model zijner Balista
aanbood, het welk aldaar nog bewaard wordt,
maar waarvan de toepasfing ter Walvisch. vangst
zelve, voor zoo verre wij weten, nimmer is
tot (land gekomen, als zijnde door de omflag-
tige inrigting van deszelfs zamenftel, en het
moeilijke, zoo niet het geheel onmogelijke van
deszelfs dadelijke in werking - brenging ter
Walvisch. vangst, door des kundigen geheel
onbruikbaar geoordeeld, kunnende men voorrs,
ter nadere overtuiging hier van, zoo wel de
befchrijving als beoordeeling dezer Balista, in
het Nederduitsch vertaald , verder nazien in het
ode Deel-der Uitgezogte Verhandelingen, bl,
TI. joi IO.
Men is er derhalve naderhand op uit ge-
weest, om een minder omflagtie, gemakkelijker,
en veel vermegender middel toc het treffen van
3,
een
25 — VERHANDELING oven
den Walvisch te vinden, door namelijk de beken»
de kracht van het bus-pulver te beproeven,
tot het drijven van den harpoen in het ligchaam
van den Walvisch, niet alléén met grootere
kracht, en derhalve ook daarom op grooteren
afltand, maar ook met meerdere gewisheid, en
vrijere keuze der tederfte plaatfen, waar deze
dieren met gegrond uitzigt op het meest gee
lukkigst gevolg, te kwetzen zijn.
Meermalen had men hier toe verfchillende
voorflagen gedaan, welke echter door de ftren-
ge gehechtheid aan het gebruik der oude hand.
of werp-harpoen, en het mislukken van alle
ander wan tijd tot tijd ter Walvisch . vangst
voorgefteld kunste tuig, bijna zoodra vergeten
werden, als zij waren aangekondigd; tot dat
eindelijk in 1773 de Engelfche yzer-fmit A,
STAGHOLD te London daartoe een foort van
gefchut van 15 duim kaliber voorfloeg, en ver.
vaardigde, waarmede de gewone Walvisch.
harpoen, als uit eene fchiet. bus, met een ge.
woon fnaphaans-flot voorzien, even gelijk een
pijl, doch met eene alle andere overtreffende
kracht, op den verften afftand, en met de
meest mogelijke gewisheid, en derhalve met
het verlangde gunftig gevolg, op den Walvisch
zoude gefchoten worden, en wel tot bin-
ren
4
pairWALNVISSCHEN. 75
nen de meest teedere plaat{en dezer dieren zou-
de kunnen doordringen. Dit werktuig trok niet
alléén, meer dan eenig der voorheen gedane
uitvindingen, den aandacht van. vele, bij de
engel{che Walvisch. vangst belang hebbenden,
maar werd ook bij de eerst volgende Groen-
lands - vaart, door verfcheidene Engelfche Com.
mandeurs, dadelijk met zulk eenen gelukkigen
uitflag beproefd, dat niet. alléén verfcheidene
Walvisfchen dâar mede getroften, en binnen
korten tijd gedood werden, maar dat de En.
gelfche Groenlands-vaarders zelven gezamenlijk
getuigden, uit de door hun genomene proe-
ven dermate van de nuttigheid dezer harpoen-
bus, ten zekere, veilige, en fpoedigere vangst;
en afmaking der Walvisfchen overtuigd te zijn,
dat zij meenden te-mogen vastftellen, dat door
het gebruik dezer nieuwe uitvinding van de vijf Wal-
visfchen, en dat wel op den afftand van 15 va-
demen of go voeten, niet één enkele hun ont-
komen zoude, daar men als toen, op den af.
{tand van zelfs maar vier vademen of 24 voe.
ten, met, den gewonen werpsharpoen, uit go
visfchen, naauwelijks op den vangst van éénen
enkelen kon ftaat maken, Dit zoo bijzonder
gunftig getuigenis, omtrent de groote nutig-
heid dezer nieuwe uitvinding voor de Wal
visch.
So VERHANDELING over
visch-vangst, trok dan ook terftond den aan-
dacht van allen daar in belang hebbende, en
werd door een aanzienlijk gefchenk, waarmede
de Londonfche Society for the encouragemeut
of Arts, manufactures, and Commerce, zoo
wel den eerften beproever, als den uitvinder
der gefchuts-harpoen (gun-harpoon) beloon.
den gevolgd, en voorts, ten nutte van het
algemeen , door befchrijvingen en afbeeldingen
openlijk bekend gemaakt, in te advancemcnt
of Arts etc. vol. ÌÌ. bij A. MABIJN BAILREY)
te Londen 1779 uitgegeven; terwijl dezelve;,
federt dien tijd, zoo verre wij hebben kunnen
te weten komen, of alléén, of ten minften
voornamelijk bij de Engelfche Walvisch - vangst ,
onder een beftendig voordeelig gevolg, is in
gebruik gebleven, en dat wel in weerwil zelfs
van een gewigtig gebrek, het welk men, door
eene herhaalde ondervinding, aan het anders
Zoo nuttig werktuig van sTAGHorLD waarge.
nomen had, en het welk voornamelijk hier in
beftond, dat, zoo wel door het flaander golven
tegens den floep, op welks voorfteven het
werktuig. geplaatst wordt, als door het vallen
van regen en fneeuw, hetflot en zZoogenaamd
pan-kruid nat geworden zijnde, het afgaan van
fchot en harpoen belet, en daardoor derhalve
cok
sE WALVISSCHEN. &i
bok het treffen van menigen Walvisch gemist
werd; intusfchen trachtten vele Engelfché
Commandeurs dit gebrek der harpoen-bus, op
verfchillende wijzen, te verminderen, door eene
van zijldoek, of gewascht linnen, gemaakte luie
fel of overdek uit te denken, en boven het
flot vast te maken, waar door hetzelve met het
pan-kruid voor nat worden wel bewaard
werd, maar waârdoor weder éene andere zwae
tigheid ontftond, dat namelijk, bij het ontbrane
den van het kruid, dit overdekfel, door de
ùitzetting der daar in bevatte lucht, dikwijls
met zeer veel geweld weggeflagen, de affchie=
ter of harponier, zoo al niet gekwetst, ten
íminften in zijn werk geftoord, en de visch gee
mist werd, Ook dit wel minder, doch echter
gewigtig gebrek, moest derhalve ook nog
worden weggenomen, om STAGHOLD's uit«
vinding een der belangrijkfte ontdekkingen te
doen worden, die er, naar -de mening der En.
gelfchemn immer ten nutte der Walvisfcherij
gedaan waren; deze verlangde verbetering werd
derhalve weldra het voorwerp van de ijverige
bezorging der bovengemelde Londenfche Maat-
fchappij, door de uïtloving van eenen nieu,
wen prijs aan den genen, die de gewone tot
huú toe in gebrfik zijnde harpoen.bus nog het
F mees”
82 VERHANDELING: ovrr
meest verbeteren, en tot verdere volkomenheid
brengen zoude; aan welk verlangen zij dan ook
naar hun oogmerk, door den beroemden ge-
weermaker cH‚ MOORE te Londen, zoo vol.
komen mogt voldaan zien, dat zij hem, in den
jare 179o, voor deze nieuwe uitvinding niet
alléén haren uitgeloofden prijs fchonk, maar
ook belooningen uitloofde aan een ieder,
die, door proeven, bij het fchicten van Wal
visfchen gedaan, de verbetering van MOORE
ontwijfelbaar bevestigen zoude; gelijk zij dan
ook weldra tot het uirdeelen van verfcheidene
dezer belooningen aan verfchillende t’ huis komen-
de Groenlands-vaarders fchier van allentwegen
de aangename gelegenheid bekwam, door den
ontvangst der voordeeligfte getuigenisfen, om=
trent de groote verbetering aan de harpoen-bus,
door cm. MoORE's nieuwe uitvinding toege.
bragt, als zijnde door dezelve het hier boven
vermeld gebrek geheel weggenomen, en deze bus
tot het best, en in alle opzigten aan deszelfs oog-
merk meest voldoend werkstuig gemaakt, zoo
als zij dan ook hiervan, in het 1Xee Deel
harer handelingen (Zranfactians) voorn. bl, 1x,
openbare kennis gaf, en voorts ter. verdere
aanmoediging, tot het algemeen gebruik dezer
nu meer volmaakte harpoen -lus, eene reeks
der
De WALVISSCHEN, 83
der voordeeligfte getuigenisfen bekend maakte,
die hun van verfchillende, zoo. harponiers, als
Commandeurs en reeders van Groenlands - vaar.
ders werden toegezonden, en die in het zoo
éven gemelde IXde Deel, onder anderen op
bladz, 160, 161, 163 en. 167 te vinden zijn,
ên door ons, in het vervolg, om de belangrijk.
heid der zaak, woordelijk zullen medegedeeld
worden.
Wij gaan dan nu deze verbeterde= gun. har.
goen of harpoen.bus, als het tot heden toe
meest voldoende werktuig ter fpoedige, zeke.
re, en veilige overmeestering en dooding der
Walvisfchen , zoo kort mogelijk befchrijven,
naar de fraaije afbeelding daar van in het IXte
Deel bl, 168 der Zranfact. of the Society for en-
couragement of Arts , etc. voorhanden, en van
welke wij, tot duidelijker begrip van derzelver
maakfel en werking , hier achter op Pl, IL
eene naauwkeurige afteekening gegeven hebben,
op dat onze lezer zich zoo veel te gemakkeiij-
ker een” duidelijk ‘denkbeeld van dit nieuw en
belangrijk werktuig zoude kunnen maken,
Men ftelle zich dan voor, eene uit ijzer wel.
gegotene cijlinder-vormige fchiet. bus (*) D van
8
(*) Zie de hier bijgevoegde afbeelding PL, Ih
F a
84 VERHANDELING over
3 voeten lang, en van 1} duim gewoon ge.
fchuts-kaliber, liggende in eene naar „gelang
van deszelfs omtrek en zwaarte ronde, houtene
lade, en voorzien van een goed werkend gee
weer- of fnaphaan-flot, waar van de haan en
pan niet zijdelings, maar bovenwaarts gefteld
Zijn, ten einde het pan-kruid, op het achter-
waartsliggend zoogenaamd fink. of lont- gat,
(even als bij de engelfche korte faaphanen of
pistolen, ja, zelfs bij de zwaare gefchuts- bus-
fen, en zoogenaamde caronnades plaats heeft)
zoude kunnen ontvlammen, en de bus daar door
afgefchoten worden. Dit flot wordt derhalve
als door de kolf der harpoen-bus diep om-
var, en volgens de gewigtige verbetering van
CH: MOORE, door een rond, gewelfvormig dek-
ftuk overdekt, ten einde het flot, en ; vooral
ook het pankruid, niet alleen voor nat worden
te bewaren, en het zoogenaamd ‘ketfen of niet
afgaan van het fchot te voorkomen, maar om
ook tevens aan de verijlde lucht, bij de onte
vlamming van het pan-kruid, eene vrije, ge.
lijktijdige ontlasting te geven, en daardoor alle
de aanmerkelijke hindernisfen in ééns weg te
nemen, die het bedekken van het vuurflot
voorheen vergezelden; wordende deze opening
of wegfchuiving van dit flot-dekfel bewerkt,
door
pr WALVISSCHEN. 85
door de 2 klaauwen GG, welke aan den
ftaaf van den Trek-ring A vast zijn, en die het
gemelde dekftuk juist dzz met zich naar achte-
ren nemen, en verfchuiven, wanneer namelijk
door het trekken aan den trek.ring A, de trek-
itaaf, en ook te gelijk de (napper of aftrekker
K achter uitgetrokken, en hier door tevens de
harpoen -bus, ter trefing van den Walvisch af.
gefchoten wordt; zijnde voorts de ftaaf van
den trek-ring A met eene fleuf of keep T
voorzien, waarin de klink B van binnen in de
kolf der bus zoodanig gevat wordt, dat het
flot daar door vast ftaat, en het onvoorzien af:
gaan van het fchot voorgekomen wordt; als
kunnende de overgehaalde haan H van het flot,
met den fnapper K, door middel van het treke
ken aan den trekering A, niet overgetrokken,
of , zoo als men zegt, afgehaald worden, zon.
der dat door het gelijktijdig drukken aan het
knopje > van de klink B, deze laatfte de fleuf
of keep T verlaat, en daar door tevens gele-
genheid tot het achterwaarts trekken van den
fnapper K, het overhalen van den haan H, en
het afgaan van het fchot geven moet. De hare
poen, die omtrent vier voeten lang, met breede ©
fcherp beweerhaakte zijdelingfche punten, en
boven met een zeer fpits eind voorzien is,
F 3 heeft
86 VERHANDELING over
heeft tot ligchaam één uit dun ijzer plate roe=
de, welke, ter vermindering van weerftand, aan
de kanten fcherp, en in deszelfs midden uitgee
hold, of met eene fleuf voorzien is, welke,
door middel van eenen ftevigen ring, de ges
meenfchap met den zoogenaamden voorganger,
en daardoor met de lijn uicmaakt; hebbende:
voorts aan deszelfs ander uiteinde eenen hou.
ten, cijlindervormigen ftaart, welke juist in den
loop der busfe past, en op de lading der ka=
mer OQ rust, ten einde daar door eene meer
zekere rigting, en grootere vaart, bij het af=
fchieten te bekomen; voorts ligt- het geheele
werktuig in eenen mikbeugel door eene {pil E,
voor de loodregte of verticale, en door de cij
linder-vormige {pil F van dien. zelfden beus
gel, voor de vlakke of Zorifontale, rigting en
mikking volkomen vrij en beweegbaar, om,
naar go@dvinden, het bedgelde voorwerp te
kunnen bemikken, in zijne bewegingen te vol
gen, en op het juiste tijdftip, door het losla
ten en het tevens aftrekken van ‚den haan,
naar welgevallen, even zoo zeker, als zulks bij
alle andere voorwerpen. , door. verfchillende
foorten van gefchuts of fchiet-geweer plaa
beeft, te kunnen treffen,
Uit deze algemeene befchrijving der harpoens
bus.
-
e pr WAEVISSCHEN. 6
bus, meeren wij, dat deszelfs gebruik door
een ieder zeer gemakkelijk zal kunnen opge-
_maâkt worden, díe flechts eenige oppervlakkige
kennis der zamenftellingen en werking van een
gemeen fchiet-geweer, en van het gebruik van
den gewonen harpoen ter Walvisch - vangst
heeft; waarom wij alleenlijk, ter nadere op-
heldering, als een beknopt onderrigt omtrent
de wijze, waarop deze verbeterde harpoen =bus
dadelijk ter Walvisch- vangst gebruikt wordt,
hier nog het volgende meenen te moeten bij.
voegen; dat, wanneer de harpoen-bus, op
derzelver maat geladen, (zie Taf. III.) en met
derzelver mikbeugel EF op de voorfteven der
boot of chatoup behoorlijk gefteld, en het vuur-
flot doór het dekftuk ter wering van nat wor.
den overdekt is, men ter afvuring of affchieting
piet anders te doen hebbe, dan, na voldoende
mikking- met de linkerhand, aan den knop &
van de klink B te drukken, en even daarna
“met de regtêrhand den ring A achterwaarts
naar ‘zich te trekken, als waar door de ftaart -
‚der klink, B uit de fleuf of keep T van de trek-
“ftang worde-opgeligt „en vrijheid bekomt -or.,
met“her aftrekken van den (wapper K, den-haan
Re: over te halen, het pan-kruid te optvlam-
men, en den harpoen op het bedoelde voor.
k Fa werp
83 VERHANDELING over
werp af te fchieten; terwijl door de nieuwe, en
zoo bijzonder eenvoudige als kunftige uitvinding
van MOORE, het dekftuk C door middel der
_klaauwen GG, aan den trekftang van A vaste
zittende „ reeds bij, of wel even voor het
overgaan van den haan H, mede naar achte-
ren getrokken wordt, en de verijlde lucht
en damp, bij het ontbranden van het pan-
kruid, door de alsdan gemaakte opening, eenen
voldoenden uitgang en weg ter ontlasting bee
komt; en het is hier mede, dat wij deze onze
opgave der voornaamfte, meest bekende, minst
omflagtige (*) en veiligfte middelen ter dooding
en
C°) Wij zeggen minst omflagtige: anders zouden
wij hier ook moeten befchrijven, de nieuwe voorfla-
gen en zoogenaamde verbeterde harpoen bus door den
Heer J. BELL ingerigt, en aan de meergemelde Lon.
denfehe Maatfchappij aangeboden; dan daar de om.
flagtige zamenftelling van dit werktuig (hoe kunftig
ook uitgedagt) onzes bedunkens, in het dadelijk gebruik,
tor heden toe nog voor de meer eenvoudige en ge-
makkelijk werkende, verbeterde harpoen-bus van cu.
MOORE moet onderdoen, en deszelfs uitvinder, zoo
verre ik weet, op verre na geene zoo overtuigende
en herhaalde bewijzen, van gelijke, ik laat flaan van
meerdere verdienften dezes fchiet-gevaarten heeft aan-
gevoerd, hebbe ik gemeend eene bredeere vermelding
de-
pr WALVISSCHEN. 89
en vermeestering der Walvisfchen befluiten$
om, volgens ons hieryoren bl. 7. gemaakt
beftek , nu eindelijk over te gaan tot onze
laatfte of
dezer uitvinding, voor den lezer fchadeloos te kunnen
achterlaten, en denzelven te mogen verwijzen, tot het
XIde Deel van de meergemelde Londenfche Maatfchap-
pij, alwaar deze nieuwe voorgeflagen verbetering der
harpoen-bus op Pl, V‚ afgebeeld, en bl, 185197
befchreven iso —
Ps DER:
ge _ VERHANDELING oven
DERDE AFDEELING.
In welke ieder der hier voren befchreven
hoofd - werktuigen , welke tot heden toe voor-
namelijk ter Walvisch-vangst gebruikt zijn,
onzijdig. worden beoordeeld, en uit dee
zelves op gronden van redenering en
ondervinding de voorkeur. Ban: dat gege
ven words, ‘het: welk van-allen het bes-
te fchijnt te zijn, om de Walvisfchen
Jchielijk te dooden, en er zich langs
den kortften, zekerften en veiligflen weg
meester van te maken, —
Deden wij naar den leidraad hier voren ter
bewerking van ons onderwerp aangenomen, in
de voorgaande tweede afdeeling, eene opgave
der voornaamfte middelen en wijzen, welke er
tot het vangen en dooden der Walvisfchen, of
aangeprezen, of dadelijk in het werk gefteld
zijn, en gaven wij daar bij tevens eene alge.
meene befchrijving der eerfte hoofd. werktui-
gen en der wijzen, op welke die daartoe ge-
bruikt
Ee WALVIS SC HEN. ot
bruike-zijn geworden, het zal er dan nu op
sankomen, «om uit deze allen die wijze van
vermeestering en -dooding der Walvisfchen te
verkiezen, welke op gronden zoo wel van
éne. beredeneerde befchouwing, als inzonders
heid opdie eener beftendige en onweder.
fpreekbare, ondervinding, den toetst eener vol.
komene, onpartijdige beoordeeling zal kunnen
doorftaan, en in welke beoordeeling wij ons,
als tor keurfteen en maatftaf, die vereischten
hebben, voorgefteld, welke de aanzienlijke Ko-
ninglijke. Maacfchappije in hare vrage zelve op.
geeft, en in het verlangde middel en de wij.
ze om de Walvisfchen te vangen en te dooden
vordert; dat is, dat het zoo wel de korsfle
of minst omflagtige, als. de zekerffe en vei-
bofte zij; Laten wij derhalve nu zien, welk der
voorgeftelde middelen en wijzen op alle deze
eigenfchappen ontwijfelbaar het meeste aans
fpraak hebbe, en dat wel in de eerfte plaats
omtrent | ‚
De gewone hand. of werp- harpoen, van
welke wij hier boven (bladz, 72.) eene korte,
doch wegens derzelver algemeene bekendheid,
eene, zoo wij meenden, tot ons oogmerk ge-
noeg voldoende befchrijving gaven; het is dic
werktuig in de daad, dat niec alléén, zoo we.
gens
gr VERHANDELING OVER
geos deszelfs weinige kostbaarheid, en gemak-
lijke aanwending ter Walvisch-vangst alhier
het eerst in aanmerking komt, maar daarene
boven ook dit bijzondere heeft, dat dezelve
aan bijna alle andere meer zamengeftelde mide
delen en wijzen, naderhand ter vermeestering
en dooding der Walvisfchen voorgeflagen, ten
eenigen grondflage dient; als zijnde die alle
(over het geheel genomen) eigenlijk niet an-
ders dan verfchillende wijzingen, en meer of
minder zamengeftelde kunstbewerkingen om den
eigenlijken harpoen, als toch het hoofd- bee
flanddeel , of hoofd werktuig van allen uitmas
kende, op eene meer krachtige, meer zekere en
tevens kortere of haastigere wijze ter kwerzing
en dooding des Walvischs te doen werken. —
Het is de “eenvoudige hand of _ werp -erpoen
derhalve, die reeds federt verfcheidene eeu-
wen, en ook ten huidigen dage, zoo wel door
de ruwfte als door de befchaafdfte volkeren,
tet het dooden van den Walvisch alléén ge-
bruikt wordt, en die (om alleen van de
Walvisch. vangst aan den Noord-Pool te fprea
ken). fleeds met zulk eene verbazende uitwere
king, in het menigvuldig dooden dezer fchrik-
dieren gebruikt is, dat men zich niet genoeg
verwonderen kan, dat door zulke aanhoudende
en
‘pr WALVISSCHEN. 93
en moorddadige flagtingen, het geflacht des ei-
genlijk genaamden Groenlandfchen Walvischs
niet nog veel meer is verminderd of afgenomen.
Er is dus geen twijfel, of de gewone’ hand- of
werp-harpoen, zoo als dezelve ook door on-
ze Nederlandfche harponiers, tot nog toe alléén
gebruikt wordt, is een vermogend middel tot
het dooden van den Walvisch: dan, het komt
er voor ons hier voornamelijk op aan te on-
derzoeken, of aan dit werktuig, en de gewone
wijze, om hetzelve door werping van een fterk
man, op meerderen of minderen afítand, aan
één of ander deel des Walvischs vast te hech-,
ten, met grond alle die vereischten kunnen
worden toegefchreven, welke wij gezien heb.
ben dat gevorderd worden, om als de beste
van alle middelen en wijzen, tot het fpoedig
en zeker dooden der Walvisfchen te mogen
worden aangemerkt, en wel ten
zfte. Het fchieten of treffen van den Wals
visch met den gewonen hand- of werp- harpoen
is, offchoon van alle wijzen de eenvoudigfte,
(als vorderende, over het algemeen genomen,
bijna niet anders dan moed, kracht, vaardige
heid, en een juist oog van den Harponier),
op verre na echter niet eene voldoende, veel
minder de kortffe wijze om den Walvisch te
doo-
94 VERHANDELING over
dooden, deels doordien, bij de thans zoo toe-
genomene fchuwheid dezer dieren, het zeer na.
bij naderen der booten of floepen moeilijk
wordende, de treffing van den visch op eenen
verderen afftand dan van 40 of 45 voeten on-
mogelijk zij, en deels doordien op eenen veel
minderen, ja zelfs op eenen zeer geringen, afitand
ook de fterkfte en geoefendfte barponier zoo ooit
ten minften zeer zelden den visch zoodanig treft,
dat hij aan de hier door bekomene wonde fpoe-
dig fterft, daar toch de harpoen zelf niet tot
dooden , maar tot vasthechten en vangen gefchike
is; en de ondervinding nog ieder jaar, en\ook
thans nog, na zoo vele oefening en groote vorde.
ringen, ten fpijt der beste harponiers, leert dat zelfs
de, naar hunne meening, best getroffen visch, na
menige lijn te hebben uicgeloopen, nog ontfnapt;,
en met het verlies van tijd, en moeite, ook dat
van harpoen en lijnen veroorzaakt; als hangen-
de dit alleenlijk af, of van het minder door-
dringen der toegebragte wonden, of van het
niet kwetfen dier inwendige edele deelen des,
Walvischs , welker verwonding eenen fpoedigen
en zekeren dood moet ten gevolge hebben.
Een ander gewigtig gebrek, aan het gewone
gebruik des harpoens eigen, is, naar ons inzien
daarenbovca gelegen in de weinige gefchiktheid
van
PE WAL VISSCHEN. 95
van deszelfs voornaamfte gedeelte, het witeinde
of de pijl van den harpoen zelve namelijk, tot
het toebrengen van doodelijke kwetfingen; im.
mers zonder ons hier te willen ophouden, met
een wiskundig onderzoek, welke de eigenlijke
rigting des punt- of fnij-hoeks en der vleugels van
dit gedeelte van den harpoen zijn moet, om door
werping het diepst in het ligchaam der Walvis-
fchen door te dringen, blijkt het echter fchier
van zelfs, dat de gewone harpoen , alhoewel aan
deszelfs uiteinde wel fnijdende, en mer drie
fcherpe punten voorzien, de rigtüng der, zij-
den van den eigenlijken pijl of lans echter niet
zoo glooijende, en zoo lang of breed uicftaan-
de hebbe, als dezelve wezen konde, en waar-
lijk wezen moest, om de meest vermogende en
doodelijkfte uitwerking te kunnen te weeg bren.
gen, vooral dan, wanneer dezelve tot bij de
levensdeelen van het dier doordringen mag;
en dit wel te meer, daar de harpoen, bij het
“vwoortloopen van den visch, hoe behoorlijk de
lijn ook uit de boot moge gevierd worden,
‘echter bijna altoos te rugge wijkt, en, als te
weinig tegenftands ontmoetende, dikwerf gee
heel uitglipt en den visch los laat; ook ten
dezen opzigte derhalve is de gewone werp=
of hand-harpoea een minder villedig en min.
der
66 VERHANDELING over
der zeker aan deszelfs oogmerk vwoldóend
„werktuig, dan het wezen konde, en bet nae
„derhand ook, gelijk wij ftraks breeder zien zul.
len, ten dezen opzigte geworden is, zoodat
men zich waarlijk met grond verwonderen moet
‘hoe ook, reeds ‘voor verfcheidene eeuwen,
iet zulke en zelfs minder gefchikte werktui-
gen, zoodanige geweldig groote dieren heb-
ben kunnen vermeesterd worden (*).
Dan ook de wijze, om zich van den Wal-
visch door middel van den gewonen hand- of
werp- harpoen meester te maken en te doo
den, is ten
ade, Viet de zekerfle: immers daar, gelijk
wij zoo even zeiden, de Groenlandfche Wal.
visfchen, door de, alte jaren meer en meer uit.
ge-
@) Wij voor ons hòuden de oorzaak hier van gele-
gen te zijn, deels in de gemakkelijke gelegenheid, om
deze dieren voorheen (als nog minder fchuw zijnde);
zeer nabij te kunnen komen, en daar door zekerder
en dieper te kunnen treffen; deels ook in de geweldis
ge beweging die de getroffen visch terftond na de
bekomene wonden maakt en waar door, bij de zoo he-
vig vermeerderde werking der bloedvaten, en het
daar door groot verlies van bloed, het dier eindelijk
geheel afgemai, krachteloos, en tot buit zijner vervol-
gers wordt.
DE WALVISSCHEN, 97
gebreide en voortgezette visfcherij, thans der-
mate fchenen fchuw geworden te zijn, dat zij
zich of geheel niet, of ten minften veel zeld-
zamer van zoo nabij, door de harponiers- {floe.
pen laten naderen, als voorheen, toen onze
Groenlands-=vaarders onverfchrokken de voorftes
ven hunner floepen fomwijlen op den rug de:
zer zee- monfters dorften laten afftuiten, {preekt
het als van zelve, dat de treffing dezer dieren
moeijelijker, door den grooten afftind minder
juist op de edelfte deelen gerigt en (al
ware dit ook nog al doenlijk), door de fteeds
verminderende kracht der werping, niet dan op-
pervlakkig of ten minften weinig diep door=
dringende zijn kan, terwijl deze onzekerheid
in «het treffen nog aanzienlijk vermeerderd
wordt, door den onvasten en fteeds veranderen-
den ftand der harponiers, die, op het voorite
en meest door de golven beweegbare gedeelte
der floep of boot geplaatst, in weerwil ook
der grootfte kracht en verdere bekwaamheid,
den visch door eene onvoorziene dijnfing, of
wel ook, *t zij door het haperen, ’t zij door
het niet volgen van den voorganger, mist, ge-
lijk zulks uitde dagverhalen van ZORGDR A»
GER, ANDERSON, en anderen (ook zelfs
ten tijde, toen men de Walvisfchen nog zoo
V. Deer. IL, Stuk. G ná.
98 _ VERHANDELING over
nabij konde als op het lijf loopen). blijke,
niet zelden het geval geweest te zijn; worden-
de deze ongewisheid in het treffen van den
visch, ook. thans reeds {edert zoo vele jaren,
voor eene der voornaamfte oorzaken, ván de
minder gelukkige Walvischevangst gehouden;
daar, door ééne der hier in meest. geoefende
natiën, (wij bedoelen de Engelfchen), uit eene
beftendige ondervinding, de kans der misfing,
bij de Walvisch- vangst door middel der ge.
wone werp» of hand-harpoenen , zoodanig is op-
gemaakt, dat, men, ook zelfs op 4 vademen
of 24 voeten afftands, van ego Walvisfchen
maar, éénen enkelen kan voor gevangen reke-
nen5 terwijl voorts de grootere onzekerheid
van het gebruik der gewone hand. harpoen,
in eens, boven allen twijfel gebragt wordt,
“wanneer men door deze, uit aanhoudende waar-
nemingen, opgemaakte berekening, en derhal-
ve door de ondervinding zelve, daarentegen
verzekerd ziet, dat door het aanwenden en ge-
‘bruiken van een ander middel tér Walvisch-
vangst (waarover wij ftraks handelen” zullen)
ook zelfs op den afltand van 15 vademen, of
ga voeten, uit 5 Walvisfehen. ziet één enke.
le gemist wordt, Ter bevestiging en aanwij-
zing dezer niet uicenkele befpiegeling, maar al-
leen-
AREA NISISC HIE N. op
leenlijk uie-ondervinding opgemaakte bereke-
ning, verwijzen wij onze lezers, naar het zoo
voortreffelijk, als hier te lande te weinig beken-
de werk, van A, MABIJN BAILEY, êhe ad.
vancement of Arts, Manufactures, G Com.
merce, etc, vols IÌ. p. 61.
Is dan het gebruik van den gewonen hand-
of werp=-harpoen niet de zekerfte wijze om
den Walvisch re treffen, weel „minder te doo-
den, het is dan ook niet ten
de. De veiligfte, deels wegens de gevaren;
waarvoor zoo wel de harponier in het bijzonder,
door het buiten boord vallen, of door het haperen
en mederukken van den voorganger, bloot
{taats deels wegens het onheil, dat de- geheele
manfchap; der harpoeneer.boot niet zelden
“treft, bij ket noodzakelijk geworden digt nae
deren van den visch; van welke noodlottige
voorvallen toch de dagverhalen, zoo van oude;
als van latere of hedendaagfche Groenlands-
vaarders, rog telkens maar al te veelvuldige
voorbeelden oplevéren, terwijl intusfchen aan
een ander en ftraks voor te ftellen middel en
wijze van Walvisch- vangst, alle deze gevaren,
of geheel niet, of ten minften in eenen aan-
merkelijk minderen graad kunnen en moeten
te beurt vallen; — maar ook ten
G 2 4îe
roo VERHANDELING over
de, De Walvisch- vangst, door middel van
den hand- of werp-harpoen geoefend, is niet
de woordeeligfte, daar uit de zoo even nog aan-
gehaalde ‘berekening blijkt, dat door dezelve
gewoonlijk , uit een aantal van ao Walvisfchen,
nog naauwlijks één enkele gevangen wordt,
en er eene andere wijze gevonden is, welke
ook ten dezen opzigte, in den ruimften zin;
en wel voor zoo verre de voorkeuze verdient;
dat, bij eene beftendige voortzetting daarvan,
de Walvisch-vangst onmisbaar tot een der
meest gewin gevende takken van visfcherij zal
kunnen gerekend worden,
Daar het derhalve, om deze hier boven
opgegeven voorname redenen, zoo wij meenen,
overtuigend blijke, dat het gebruik des gewo-
nen hand* of werp harpoens, hoe zeer ook door.
ons Nederlanders met voordeel ter Walvisch=
vangst aangewend, op verre na niet voor alle.
zins gemakkelijk, of weinig omflastig „ voor
zeker , veilig en voordeelig , veel minder,
voor de van alle andere winst omflagtige „ zee
kerfte, veiligfte en meest voordeelige kan ge,
houden worden, zoo laten wij nu zien, of ook
foms het gebruik van eenig boog - tuig, of wel
van de daartoe ingerigte en aangeprezene Da.
fista der ouden (zie hier voren bl, 76) met
eenig
Ip WALVISSCHEN. tor
eenig meerder regt gezegd kan worden, de
voorkeuze te moeten verdienen, waar omtrent
wij derhalve aanmerken, ten
zfte, Dat het aanwenden van deze en alle
dergelijke werktuigen ter Walvisch= vangst, als
over het algemeen, zoo niet alléén, ten minften
voornamelijk op befpiegeling of theoretifche
ontwerpen en berekeningen rustende, bij het
dadelijk coepasfen of in werking brengen, on-
voldoende bevonden zijn; deels door hunne
omflagtige iorigtiog of zamenftelling, deels
door hunnen grooten omvang en ruimte, die zij
vereisfchen om in werking gebragt te worden,
De eenvoudige hand-boog immers (die, zou.
de hij nog eenige aanzienlijke kracht kunnen
uitoeffenen, toch op het minst genomen, de
lengte van 8 of ro voeten hebben moest)
zoude niet flechts eene groote ruimte op de
voorfteven der harponiers. {loep beflaan, maâr
zoude ook tevens, hoe veerkrachtig zelfs van
maakfel en hoe fterk ook gefpannen, geenen
tot het diep treffen van eenen Walvisch .ge«
fchikten harpoen of pijl, op eenigen aanmerke-
lijken afftand, kunnen voortdrijven, maar gewis
nog veel minder in ftaat zijn ook zelfs maar
een klein gedeelte van den voorganger met
zich te voeren, zonder nu nog de verdere cnover.
G 3 ko.
zoe VERHANDELING OvER
komelijke zwarigheden en al het wisfelvallige
aan te voeren, en in het breede uit te meten,
waar aan alle dergelijke werktuigen, door den
invloed van het weder, als regen, fheeuw,
„harde vorst, en dergelijken ‚ onderhevig
zijn, en waardoor zij in eens of, geheel onc-
ftemd en onbruikbaar, of ten minfte in hare
werking zoo verzwakt worden, dat zij alle te
voren gemaakte berekeningen en befpiegelingen
(de zinrijkfte en meest belovende zelfs niet uit-
gezonderd) bij de dadelijke toepasfing, als. op
eens in duigen werpen en in rook doen ver-
dwijnen; wij zelven durven dit met te meer
gronds verzekeren, als zijnde hier van door:
velerlei proeven met het fterkst werkend foort
van fchieteboog (fchoon tot een ander oog-
merk ingerigt) herhaald genomen, volkomen
overtuigd, en wij durven ook daarom te gerus.
ter, en zonder eenige vooringenomenheid, het
zelfde oordeel vellen omtrent alle dergelijke
zamengeftelde, en door fnaren of koorden ge-
drevene werktuigen, vooral echter omtrent het
gebruik der Balista door den Heer BoND
(zie hier voren bl, 77.) ter Walvisch. vangst
aangeprezen: daar dezelve niet flechts re groot,
en, te omflagtig van maakfel, maar ook tevens.
geheel onvermogend is, om ter juiste mikking,
of
5
pe WALVISSCHEN, 103
cf „doeling te kunrven gebruikt worden 3 te meer
daar toch eigenlijk dit en alle foortgelijke werk.
tuigen, alléén op den vasten grond, tat het
treffen meestal van onbeweegbare voorwerpen
zijn gebezigd geworden; terwijl eindelijk,
het geen alhier toch alles afdoet, jgeene vole
doende voorbeelden, voor zoo verre ik wete;
immer bijgebragt. zijn, welke ook flechts met
het geringfte regt of aan den hand.boog of
aan de veranderde Batista van den Heer
BOND; of eindelijk aan eenig ander dergelijk
door koorden of fnaren gedreven werktuig,
eenige aanfpraak geven; om als een herhaald
beproefd, veel minder als het minst omflag-
tige, meest zekerst, en ‘voordeeligfte middel
ter Walvisch - - vangst in eenige ernftige aanmer-
king te kunnen komen, bij iederen bevoegden,
en ook zelf flechts oppervlakkig in wis- of nas
tuurkunde bedrevenen beoordeelaar ; waarom
wij dan ook van dit foort van middelen en
wijzen ter verbetering der Walvisch-vangst,
hier zuilen aftappen, om tot een ander van
oneindig. meer aanbelang „ de Aarpoenbus
namelijk „over te gaan, van het welk wij hier
boven (bl. 78.e. v.) met opzet, zulk eene
breedvoerige befchrijving gegeven hebben,
op dat wij «ops hier aanmerkelijk. in des.
zelfs. beöordeeling zouden kunnen bekorten,
G 4 en
104 VERHANDELING over
en als nu volkomen bekend met deszelfs maak-
fel en gebruik, regelregt zouden mogen over-
gaan ter toetfing van deszelfs eigenfchappen
aân de vereischten, die dezelve hebben moet,
om met regt als voor het inst omflagtige,
als het zekerfle, het veilisffe, en, gelijk wij
er bijvoegen, als het woordeeligfte van alle tot
heden toe bekende en in gebruik zijnde mid-
delen en wijzen ter Walvisch . vangst gehouden;
en als zoodanig aangeprezen te worden.
… Wart dan het eerfle betreft, de Aarpoen- bus,
Cwij bedoelen die, door cu. MOORE verbeterd,
en door ons hier achter op Pl. IL, afgebeeld) is
vooreerst het minst omflagtige middel, om op
de kortfte wijze de Walvisfchen te vermeeste-
ren en te dooden; immers behoorlijk gebruikt,
hecht het nietalleen fchier onmisbaar de lijn aan
den Walvisch vast, maar wondt tevens doode.
lijk, en vereenigt derhalve den dienst. van
den Aarpoen en Jens in eens op het volko-
menfte; het neemt geene meerdere plaats, dan
eene gewone donder-busfe, wordt op de
voorfteven der floep, in zijnen naar alle kanten
beweegbaren beugel gevestigd, wordt door eenen,
daar achter, in de meeste veiligheid nedergeze.
ten perfoon beftuurd, en op één enkel oogen-
blik in werking gebragt, zonder dat daartoe
| eeni.
pe WALVISSCHEN. ros
eenige bijzondere kundigheid, kracht, moed,
vaardigheid, of langdurige oefening, maar al.
léén een juist oog gevorderd wordt, terwijl te.
vens deszelfs uitwerking fchier als die van den
blixem zelven, niet flechts, zoo als men zegt,
oogenblikkelijk, maar ook tevens zoo gewel.
dig is, dar geen ander werktuig hoe ook ge-
naamd, en waar, of door, wien , immer tot het
zelfde oogmerk voorgefteld, daarmede in eent.
ge vergelijking kan gebragt worden, en ook
zelfs zonder dat het (voor zoo verre wij men-
fchen vooruitzien kunnen) waarfchijalijk zij,
dat welligt immer grootere kracht zal kunnen
worden uitgeoefend, dan die, welke het bus-
pulver ook hier veroorzaakt, als zijnde hetzele
ve, zoo het fchijnt, het uiterfte vermogen ,
hetwelk den mensch tot heden is toever.
trouwd, Doer dit geweldig werkend mid-
del dan, wordt de anders zoo dikwerf voor
het leven” van den zoogenaamden koning
„der zeedieren onfchadelijke harpoen een ge=
ducht en, wel gefchoten zijnde, een fchier
oogenbliklijk doodend werktuig; immers op
den affland, (wij {preken flechts van hetgeen
de ondervinding dagelijks leert), ja op den af-
ftand van meer dan zoo voeten, dringt dezel-
ve tot 8, 1o en 12 voeten en nog meêr, bin-
Gs nen
106 VERHANDELING over
nen het reusachtige ligchaam van den Wal-
visch, kwertst en verfcheurt (wel gefchoten
zijnde} de voor alle zoogende dieren tederfte,
ên tot het leven volftrekt onontbeerlijke edel.
fte levens-deelen, en veroorzaakt eindelijk (fom-
tijds zelfs binnen flechts weinige minuten),
éénen zoo gewisfen als fpoedigen dood, Ook ’
eene enkele zelfs oppervlakkige kwerfing van
het achterhoofd des Walvischs, door eenen uit
de harpoen-bus te hoog, en derhalve on-
voordeelig gefchotenen harpoen, bedwelmt door
deszelfs bijster groote vaart, en dat wel op
eenen aanzienlijken afftand, eenen buitrengemeen-
grooten Walvisch zoodanig, dat hij in één en.
kel oogenblik als onbewegelijk op de oppere
vlakte der zee gevoelloos en al trillende blijft
liggen, en hier door aan zijne vervolgers de
ware en eenige gelegenheid tot zijne vangst
geeft; of ook de enkele treffing wan den ftaart
of rug des Walvischs, (hoe zeer anders op
zich zelven weinig beduidende kwetfingen),
wordt door middel van den gefchuts- of bus-
harpoen de oorzaak der vangst van één der
zwaarfte Walvisfchen, die men in lang ontmoet
had; en eindelijk (meer zullen wij uit den
grooten voorraad. van waarnemingen en voor-.
. beel.
‘
BE AWAL VISS CHEN zoz
beelden hier niet bijbrengen), zoodanig groot
is de kracht’ van dit werktuig, dat de hare
poen niet. flechts diep in het lijf van den
visch „doordringt, maar dat hij zelfs (op klei-
neren afftand uit Moore's bus gefchoten
zijude)) eenige vosten der lijn zelve met zich
naar binnen seemt, en daardoor het losfchieten
van den harpoen fchier zoo onmogelijk, als
de toegebragte wond dubbel gevaarlijk maakte
Dan, ten tweede, er is ook nog een noodzakes
lijk wereischte, dat gevorderd wordt, namelijk
dat de gefchuts.harpoen van alle andere ide
delen en wijzen om den Walvisch te vangen
en te dooden de zekerfte zij; en welk redelijk en
bevoegd oordeelaar zal een oogenblik aarfelen,
om dit, ook uit het reeds vermelde, niet ge-
reedelijk toeteftemmen? Immers is de werking
van een gewoon fchietgeweer met een welge.
maakt flot voorzien, wegens deszelfs eenvoudi=
ge inrigting , onder de zekerfte, die. kunnen
worden uitgedacht, vooral, wanneer dat voore
name belecfel geheel en al is uit den weg ge-
nomen, hetwelk door een afzonderlijk toeval,
het nat worden van het pan-kruid namelijk;
de sffchieting der harpoen-bus foms onmoges
lijk maakte; dan ook dit immers is door de
br | laat.
103 VERHANDELING ovrr
laatfte fraaïje verbetering van MOORE, bijna eene
onmoogelijkheid geworden; terwijl de uitfte-
kend belangrijke berekening, omtrent de voor.
deelige kans des gefchuts-harpoens , boven
alle andere middelen, “door ons meermalen aan«
gehaald, ook daarom vooral de meest mogelij-
ke zekerheid in het zreffen onwederfprekelijk
bewijst, daar deze berekening alléénlijk gegrond
is geweest op die proeven en waarnemingen,
welke met de harpoen=bus van sTAGHOLT,
en derhalve lang nog vóór de belangrijke ver-
betering van moore, genomen zijn, en welke
berekening derhalve door deze laatfte uitvin-
ding nog aanmerkelijk meer ten zijnen voordee.
le moet gewonnen hebben; dan ook daarenbo-
ven, de zekerheid der treffing door middel van
den gefchuts- harpoen, boven alle anderen, ter
Walvisch-vangst uitgedachte werktuigen, wordt
ontwijfelbaar uit de vastheid der plaatfing, zoo
van de harpoen.bus, als van den fchutter of
harponier zelven; een voorregt voorwaar,
hetwelk geene andere wijze van harponeren
hebben mag, en hetwelk de deinzing der floep
zonder hinder verduren kan, en ons regt
geeft, om op de gewisheid der trefliing bijna
even zeker te kunnen rekenen, als op die van
elken jager, die, bij het in eenen haak of mik-
ftok
1‘
ne WALVISSCHEN. 109
ftok liggen van zijn roer of fchiet-bus, het
dan nog misfen van zijn doel , zoo al niet voor
eene volkomene onmogelijkheid, ten minften tot
eene groote zeldzaamheid en cen aanmerkelijk
ongeluk rekenen zoude.
Ten derden, het middel en de wijze, ter
berere Walvisch. vangst, door de Maatfchappij
gevorderd, moet van alle het veiligfte zijn; en
ook dit, meenen wij, kan aan de harpoen-bus
op geenerlei wijze ontzegd worden. Bij het
harponeren met dem gewonen hand. of werp-har-
poen toch heeft de ondervinding maar al te
dikwerf geleerd, dat, gelijk wij hier voren
zeiden, de harponier, of door de holheid der
zee, of door het uitglippen van den voet, of
door het ftooten tegen ijs-{chotzen, of wel te.
gen den Walvisch zelven, van zijne gewoon-
lijk zoo gevaarlijke plaats in zee viel, verdronk,
‚of wel op nog veel jammerlijker wijze om
het leven geraakte, door in den zoogenaamden
voorganger en de lijnen, bij het uicwerpen
der harpoen, verward, op de deerlijkfte wijze
gekneld, en als verworgd, met den Walvisch
naar den afgrond der zee re worden medege-
fleept; al het welk, door de lage plaatfing van
den beftuurder van moor e’s harpoen*buss
aimmer kan plaats hebben, deelende voorts ook
in
110 VERHANDELING OVER
in deze veiligheid de overige booisgezellens
daar zij, behalve eene volkomene veiligheid
voor het verlies van den harponier, tevens in
zekerheid zijn voor de geduchre en dikwerf
doodelijke lagen, die de digt-genaderde Watl-
visch, met zijnen vreeslijken ftaart, zoo. menigen
booten met verlies van de gehele, of cen goed
gedeelte der manfchap toebrengt5 met moos
RE’s harpoen-bus voorzien, behoeven zij zich
nimmer onder het bereik van den visch te be-
geven, daar zij. verzekerd zijn + hem, in weer-
wil van zeer. aanzienlijke en buiten alle ander
bereik gelegen afftanden, gewis en voldoende
te. zullen treffens. dan wij willen, om het be.
lang der zake, ten dezen opzigte meer doen,
dan de aanzienlijke Maatfchappij zelve vorderr,
en wij meenen dan ook alle regt te hebben,
om te mogen ftaande houden, dat het gebruik
der karpoen-bus, ook
Ten vierden, van alle andere middelen ter
Walvisch. vangst, de voordeeligfte zijz en dit
immers bewijst niet flechts het groote gewin,
door de meer. aanzienlijke vangst, maar volgt
ook als van zelfs, zoo uit het minder gevaar
van volk en fcheepsbooten, als uit de mindere
gelegenheid tot het verliezen en wergeefsch uit.
werpen van menigen harpoen en vele kost
ba-
*
DEWAELE NVISSCHEN.: on
bare lijnen, terwijl door eene fpoedige vangst
ook nog daarenboven de reizen verkort, of tot
nog andere ondernemingen verder, en met
vermeerderd voordeel van reeders en. fcheeps-
equipagien ‚ kunnen uitgebreid worden.
Misfchien echter zoude iemand onzer leze-
ren, ons van eene partijdige beoordeeling,
en eene al te groote vooringenomenheid ten
voordeele van dit nieuwe werktuig, en deszelfs
gebruik ter „Walvisch.vangst befchuldigen „ in-
dien wij hier geene „melding maakten van; of
onderzoek. deden. naar de gebréken en zwa-
righeden, die of aan hect werktuig zelven ei-
gen. zijn, of ten minften tegen «de wijze van
deszelfs gebruik, tot het vangen der Walvis*
fchen met grond zouden kunnen aangevoerd
worden; dan wij zijn niet alleen te zeer over=
tuigd: van. de plige van onpartijdigheid, waars
mede ieder waar-lief hebber der. Natuur= kennis
zijoe voorflagen aandringet, en nieuwe ontdek-
kingen beoordeelen. moet, maâr zijn ook te.
vens op. de orfeilbare gronden eener langduri-
ge ondervinding zoo geheel van de voortreffe:
lijkheid der ‘herpoen-bus (©) boven alle an-
de-
(*) Om de Koninglijke Maatfchappij gelegenheid te
geven de harpoen.bus door de Autopfie of hetzelf
zies
IIe VERHANDELING OVER
dere tot heden ter Walvisch- vangst voorgee
flagene werktuigen verzekerd, dat wij niet alleen
dit onderzoek niet fchroomen, maar zgo veel te
veiliger hier durven laten volgen, als wij ons’
verzekerd houden mogen, dat ook de uitflag van’
dit onderzoek, boven alle andere ter Walvisch.
vangst uitgedachte of voorgeflagene middelen -
den voorrang aan den harpoen-bus door sTAG.
HOLT uitgevonden, en door Moore verbe-
terd, zal doen verblijven; dan om ter zake te
koméên, voor zoo verre onze berichten luiden,
of wij ons zelven, na eene rijpe overweging „
kunnen voorftellen, bepalen die zwarigheden
tegen het gebruik der harpoen-bus, of zooge=
naame
zien behoorlijk te kunnen beöordeelen, en alle daar te-
gen gemaakte zwarigheden hierdoor op het voldoendst
in eens te kunnen wegnemen, Zijn wij voornemens ge-
weest, haar dit werktuig zelve, bij dit ons gefchrijf
tevens aan te bieden, waartoe wij bij den maker te
Londen reeds hadden beftelling gemaakt, doch ín wel-
ke hoop wij door de zoo ongelukkige hervatting
des Oorlogs zijn te leur gefteld geworden; dienende
voorts ten narichte, dat de verbeterde harpoen-bus van
MOORE, met 3 harpoenen, te Londen voor 5s pon-
den fterling te verkrijgen is.
be WÁLVISSCHEN. ii3
haamde fchiet. harpoen, zich voornamelijk
tot de twee volgende aanmerkingen C°) als
_ Vooreerst, dat de harpoen, door middel der
harpoen bus op den Waülvisch gefchoten, den-
zelven alléénlijk zijdelings treffen konde, en der-
halve niet zoo vast in den visch zoude indrin-
gen, âls de gewone werp- of hand.-harpoen,
die, van boven nadar beneden, in bene lood-
regie rigting geworpen, daardoor in het
dikfie gedeelte van den visch diep doordringt,
zoodat derhalve het gebruik der eerfle wije
ze ook meerder gelegsmheid geven moet tor
het
(*9 Deze zwarigheden of tegenwerpingen verwon-
deren wij ons alleen gemaakt te vinden, in ‘het
meergemelde Tableau Historique de la Péche de la Ba-
leine van den Heer s. B.J Noët, pag. 80 et 81, voor-
al, daar wij in dit werkje zelven voldoende Helden
meenen te hebben gevonden, om té moeten gelooven dat ;
deze geleerde, en in het gefchiedkundige vak der vis-
fenerijen werkzame fchrijver, en_ dit werktuig zelf;
én deszelfs befchrijving en werking, gelijk ook de
_ menigvuldige proeven daarmede genomen, en in het zoo
belangrijk werk der beroemde Londonfche Society of
Arts, & Manufactures, federt zoo vele jaren aanhou-
dend vermeld, even min gekend hebbe, als de ver:
fchillende uitvindingen zelve, ter verbetering der Wal-
visch „vangst van tijd tot tijd voorgeflagen en in $e-
bruik gebragt. /
V. Dien. STUR H
ii4 VERHANDELING over
het zoogenaamd. flippen of loslaten, en dien.
volgens tot het verliezen van den visch, dan
wel het gebruik van het gewoon, en tot
neden toe ook bij ons Nederlanders ter Wal-
visch - vangst aangewend, eenvoudig werk.
tuig; — terwijl men voorts
Ten tweede, aan het gebruik der harpoen-bus
tegenwerpt, dar, door den flag, of het zwaar
geluid bij het afgaan der harpoen-bus, de
reeds zoo fchuw gewordene Walvisfchen nog
meer verfchrikt, verjaagd, en als ’t ware ge.
noodzaakt worden zich naar andere veraf-
gelegene of geheel ongenaakbare zee-flreken
der Noord. Pool te begeven, ten eindelijken
volkomen bederf en geheel verloop der Wal.
vischvangst.
Dan, wij voeren in weerwil onzer hoogach.
ting voor de letterkundige verdienften van de.
ze geleerden, ter wederlegging van het eer-
ften aan,
Vooreerst, dat deze aanmerking ons geheel
ongegrond, (ja laten wij het zeggen, zoo als wij .
her meenen), ons zelfs toefchijnt voortgefproten”
te zijn uit eene niet genoegzame kennis, zoo
van het ligchaamsgeftel des Walvischs, als van
de werking der harpoen-bus zelve; immers,
daar het doel van den harponier fteeds zijn
moet,
De WALVISSCHEN. 115
inoet den Walvisch daar ter plaatfe te treffen,
waar hij het tederst en zwakst is, dat is waar
hiet alléén de edelfte, en tot het teven riood-
zakelijkfte deelen gelegen zijn, maaf ook têr
dier plaat(e; waar de harpoen deze deelen
het fpoedigst en zekerst bereiken, en dè-
zelve doodelijk wonden kan; zoo blijkt hec
van zelfs, dat, bij de boogvormige werpirtg
van den gewonen harpoen, de visch flechts het
meest kan en moet getroffen worden în den
tug, alwaar, gelijk een ìeder weet, deze dieren
het dikfte fpek hebben, de harpoen derhalve juist
daar uie- het ligtst kan losfcheuren, én alwaar
voorts geene deelen liggen, welker kwerfing
gewoonlijk eenen fchielijkern dood ten gevol
gen heefts terwijl integendeel de voorborste
zijde van den Walvisch hiet alléén tot de dun.
fte, en daardoor ook gemakkelijkst te doörborené
plaatfen zijns ligchaams behoort, maar inzons
derheid tegen de alleredelfte et tot het leven
allereerst noodzdkelijkfte ingewanden aânligts
zoo dat jüist die zelfde meerdere gelegens
heid ter Zijdelingfche trefing var den Wals
visch (door fommigen als een bezwaar der har.
poen-bùs opgegeven) bij iederen onbevoor:
oordeelden zaakkundigen voor een zonderling,
en dat wel voof een Zoodanig allergewigtigs: -
| Hs _voor-
116 VERHANDELING over
voorregt moet worden aangemerkt, als van
den gewonen hand- of werp - harpoen nim
mer kan verwacht worden; en dit te meer;
“daar, gelijk wij zoo even zeiden, voor
de zekerfte en fpocdigst doodelijk worden-
de kwetfingen des Walvischs, wel degelijk die
der borst-zijden moeten worden gehouden, en
deze op eenen kleinen afftand met de gewone
hand-harpoen in eene loodlijne rigting, ook
daarom, noch met zoo veel gewelds en diep
treffende, noch zoo zeker ter bedoelde plaat-
fe kunnen toegebragt worden: dewijl het
eene algemeen aangenomene gewoonte, ja eene
wet der harponiers is, den Walvisch met hun-
ne booten niet zijdelings van voren en zoo
nabij te naderen, dat zij gevaar loopen zouden
kunnen, om onder het bereik der vinnen van
den visch te geraken, welker flagen, wegens
derzelver gewone noodlottige gevolgen, onder -
de geducht{te onheilen worden gerekend , die de
harponiers - floepen kunnen te beurt vallen,
Dan, om ons te bekorten, en alle verdere
bewijzen als overbodig achter te laten, welke
wij ter wederlegging der zoo geheel ongegron-
de, en flechts door zeer weinigen , tegen de
harpoen.bus geopperde bezwaren nog zouden
kunnen aanvoeren „ zoo behoeven wij ‚ om
al.
pE WALVISSCHEN, za7
alles in eens af te deen, ons flechts te be.
roepen
Ten tweede, op de ondervinding, welke in
zoodanige onderwerpen het meest beflisfen en
overtuigen moet, en die het door ons daar even
aangevoerd bewijs zoo volkomen bevestigt, als
daar tegen geheel ftrijdig is het ingebragt
bezwaar, Immers het is deze aanhoudende on-
dervinding, gelijk wij reeds meermalen gezegd
hebben, die fteeds, en wel bij vermeerdering
leert, dat van 5 Walvisfchen, en dat wel op
15 vademen afltands, niet ééne enkele door de
harpoen -bus gemist wordt, terwijl daarentegen
die) zelfde ondervinding ook nog ten huidigen da,
ge doet zien, dat, bij het gebruik des ge-
wonen hand. of werp-harpoens, niet van 5, maar
van 20 Walvisfchen (en het geen vooral dient
opgemerkt te worden), fchoon flechts op den
geringen afftand van 4 vademen geworpen,
naauwelijks één enkele getroffen wordt, van
het welk het omgekeerde echter juist zoude
moeten waargenomen worden, indien de aane
gevoerde eerfte tegenwerping eenigen grond
had; terwijl, wat het
Tweede. bezwaar betreft, tegen het gebruik
der harpoen-bus ingebragt, dat namelijk, door
éen He of het losgaan van het fchot, de reeds
H 3 zoo
118 VERHANDELING oven
zoo fchuw gewordene Walvisfthen nog meer ver-
fchrikt , verjaagd, en als 't ware daar door
genoodzaakt zouden worden zich naar ande
re verafgelegene, of geheel ongenaakbare zee-
flreken der Noordpool te begeven, en de
Walvisch vangst daar door derhalve einde:
lijk met een geheel verloop, en volkomen bee
derf zoude bedreigd worden; wij ter oplos=
fing en wegneming van deze tegenwerping,
aanmerken TA
Vooreerst, dat dezelve (ook bij enkele be-
fchouwing gefproken) ongegrond is, dewijl de
flag bij het afgaan der harpoen. bus, als zijnde
die van een enkel oogenblik, geheel onfchul-
dig zijn moet aan de fchuwmaking der Walvis-
fchen, indien men dit flechts vergelijke met het
gewoon , onftuimig , luidruchtig en beftendig al-
gemeen gejuich, het welk, zoo door het fcheeps-
volk in het algemeen, als door de manfchap der
harponiers. booten in ‘ct bijzonder, niet flechts
bij het ontdekken, maar ook gedurende hee
vervolgen der Walvisfchen gemaakt wordt, en
fteeds, fchoon waarfchijnlijk ten onregte, is in
gebruik gebleven, en door welks dagelijkfche
beftendige herhaling alle de Walvisfchen ge,
wis in die oorden of ftreken vooral zouden
moeten verjaagd worden, waar zich eene me
a nig
BEW ALVISSCHEN ro
nigte Groenlandfche fchepen, tot het zelfde
oogmerk, digt bij elkander bevinden, indien
namelijk de op den diepen grond der zee zich
onthoudende Walvisfchen daardoor zeer vere
fchrikt, of fchuw gemaakt wierdens dan
Ten tweede, Het geluid door her afgaan der
harpoenbus moet gewisfelijk niet zoo fchrikver.
wekkend voor den Walvisch zijn, daar zelfs een
veel ‘Zwaarder en ontzettender, dat namelijk van
eenen of meer kanon-fchoten, niet belet, dat
de Walvisfchen dikwerf boven komen, en zich
zien laten kort na het fchot, en dat wel zelfs
op eenen flechts zeer geringen afftand dier fchee
pen, van welker boord deze fchoten gedaan wor=
den, gelijk zulks niet alleen in de gewone ver-
blijfplaatfen der Walvisfchen , maar ook elders,
waar men deze dieren vindt, zoo menigmalen
wordt waargenomen;
Ten derde, Het geluid bij het affchieten der
harpoen - bus kan ook , naar alle waarfchijnlijkheid,
den Walvisch niet fchuw maken, daar in des-
zelfs gewoon en meest geliefd verblijf, onder
de ijsvelden namelijk, een naar het op één.
maal, of ‘kort achter éénvolgend afgaan van vee-
le kanon-fchoten tevens gelijkend, doch echter
onéindig zwaarder, en als dat van eenen ge-
weldigen donder, meer fchrik verwekkend ge.
4 luid,
ete,
ro VERHANDELING oven
kend
luid, fchief ijder oogenblik in die ffreken
plaats heeft en waargenomen wordt; dat name-
lijk, hetwelk door het berg- en tooren- vormig
op één kruijen niet alléén, maar ook door het
berften en van éénfcheuren van geheele ijs-
velden, ijsfchotfen en fneeuwvelden veroorzaak:
wordt, en het welk in die oorden zoo beftendig
wordt waargenomen; dan ook eindelijk
Ten wierdé, deze tegenwerping tegen het ge=
bruik der harpoen-bus ftrijdt met, en wordt
ook op het volkomenst wederlegd door de on-
dervinding, gelijk ook door die zelfde bereke-
ning op aanhoudende waarnemingen gegrond 3
welke wij daar flraks in de laatfte plaats, tot
een fchier alles afdoend bewijs ter wedere
legging der eerfte tegenwerping hebben aange:
voerd; als gevende de groote menigte van proe-
ven en waarnemingen met de harpoen. bus ge-
nomen, die nog fteeds meer en meer geluk-
kig voortgezet worden, de zoo belangrijke
als overtuigende, en alles afdoende uitkomst,
dat men namelijk bij het gebruik van dit werk.
tuig, ook zelfs volgens de eigene opgave van
eenen van deszelfs ten minften voormalige be-
ftrijders, als eene vaste rekening aannemen kan,
dat namelijk op den afftand van 1oo en meer-
der voeten, en uit een aantal van 5 Walvis-
fchen ,
{chen , bij het gebruiken der harpoenebus,
niet ook zelfs één enkele ontfnapt is, terwijl
daarentegen die zelfde ondervinding ook onze
‘Nederland{che Gronlandsvaarders, helaas ! nog bea
ftendig noodzaakt tot het afleggen der erken-
tenis, dat, bij het gebruik des gewonen hand-
of werp-harpoens, van go Walvisfchen, en dat
wel (het geen eene bijzondere opmerking vere
dient) op den afftand van flechts 24 #0 30
voeten, door hun naauwelijks op de zekere
vangst van flechts éézen visch kan gerekend
worden; zijnde voorts dit bewijs van te meer.
der krachts, daar deze berekening alleenlijk nog
gemaakt is bij het eerst begonnen gebruik der
nog onvolkomene harpoen-bus, door A, STA Ge
noLD in het jaar 1771 uitgevonden en voore
gefteld; als wanneer namelijk , door het nat
worden van het zoogenaamd pan-kruid, de
harpoen-bus, bij het aftrekken, nog dikwerf
ketfte of weigerde aftegaan, en daar door me«
nige Walvisch gemist werd en ont{napte;
zoo dat men met volkomen regt thans vast,
fiellen mag , dat de boven gemelde zoo
overtuigende, en zoo aanmerkelijk voor de
grootere voordeelen van het gebruik der har
poen-bus pleitende berekening, noch aanmerke- _
lij veel in kracht moet hebben toegenomen,
H 5 | fe.
0E VERMANDELIJNG Sven
federt de eenvoudige doch voortreflijke uitvins
ding van cu, MOORE (zie hier boven bl. 81 —82.)
het ftraks aangehaalde gewigtig gebrek der
STAGHOLDSCHE harpoen.bus geheel wegge.
_ nomen, en tot een aan deszelfs oogmerk volko-
komen voldoend, ja tot een zoo volmaakt
werktuig gemaakt heeft, dat een ieder daaf mee
de, even als met eene gewone fchiet-bus, op
eenen veel aanzienlijkeren afftand, met oneindig
meerdere zekerheid, en onder het bemikken
der meest tedere ligchaams deelen, verre boven
alle kracht, bereik en gewisheid van de gewo-
ne hand of werp- harpoen, den Walvisch tref=
fen, en daar mede derhalve, als langs den
kortften weg, vermeesteren kan. En het is uit
deze ondervinding derhalve dan ook, dat de
tegenwerping, of, laten wij liever zeggen, het
vooroordeel onzer Nederlandfche Groenlands
vaarders, tegen het gebruik der Engelfche ge,
fchuts-harpoen, op het woldoendst wordt op-
gelost en weggenomen, als of namelijk, federt
de aanwending van dit werktuig, de Walvis.
fchen in de Groenlandfche zee-ftreken waren
fchuw geworden, en de Walvisch. vangst al-
daar aanmerkelijk ware, verminderd, daar toch
integendeel de Walvischvangst der Engelfchen ,
federt het in gebruik geraken der gefchuts-har-
poen
pe WALVISSCHEN, 123
>
poen in 1772 (zie ons hier agrer gevoegd aan-
hangfel van voorbeelden) niet flechts voor da,
land fteeds bijzonder is voordeelig geweest,
maar ook volgens het eigen getuigenis van den
Heer de Noër (eenen voorwaar zoo bijzonder
naijverigen beftrijder van al wat maar Engelsch
kan geheten worden), nog pas onlangs in de
jaren 1798 en 1799, en dus reeds na een
gebruik van ruim 26 a 27 jaren, zoo bij uit-
ftek gunftig was, dat de gemelde fchrijver grond
gehad heeft. om te kunnen zeggen, dat, in
weerwil van. den oorlog, de meest voordeelige
Walvisch-vangst, en dat wel der beste of
grootfte Walvisfchen, ook in den jaren 17983
en 1799 aan de Engelfchen alleenlijk is re
beurt gevallen; (zie zijn Zubleau Historique de
la Péche de ba Baleine p. 77.) welke zoo bij
uitftek voordeelige Walvisch. vangst derhalve
niet zoude kunnen plaats gehad hebben, indien
de meening of befchuldiging der Nederlandfche
Walvisch- vangers gegrond ware ;. ook meenen
wij hier niet ongepast te mogen aanhalen de
volgende waarneming, dat namelijk de Bruin.
visfchen (een dier-geflacht, niet flechts zoo
naauw aan dat des. Walvischs verwand, maar -
tevens zoo bijzonder fchuw en wild van aard)
ook zelfs in onze groote binnen-wateren, bij
het
124. VERHANDELING over
het lang aanhoudend en geweldig kanonneren ;
zoo als, bij voorbeeld, bij het beleg der Wit.
lemftad, de verdediging van het Hollandsch
diep in 1793 enz,-uit hun gewoon verblijf ,
ook zelfs in die wateren, niet zijn verjaagd gee
worden, maar zich even als altoos in die oor-
den, en rondom de. aldaar liggende fchepen
bleven vertoonen, gelijk zij aldaar ook nog ten
huidigen dage beftendig worden aangetroffer.
En dit zij genoeg ter aanprijzing der voor
den Walvsich vangst zoo onberekenbaar voors
deelige uitvinding der harpoen-bus, voor zoo
verre hare groote voordeelen hoofdzakelijk „
ook zelfs door enkel redeneren of. bij befpieges
ling «uit haar zamenftel, inrichting, en voor-
gefchrevene wijze van gebruik gemakkelijk kunnen
worden afgeleid; wij moeten dan nu.ter naar
ons inzien onwederfpreekbare bevestiging van
alle die uiftekende voorregten der harpoen-
bus, boven alle andere middelen en wijzen ter
verbetering der Walvisch- vangst voorgefteld,
ook nu zulke voldoende en beflisfende be.
wijzen voor onze zaak kunnen aanvoeren, die
niet flechts de waarheid van het hier voren
meestal befchouwender wijze - omtrent. de har-
poen-bus verhandelde ftaven en verzekeren kune
nen, „maar die ook tevens een wel beknopt,
doch
pe WALVISSCHEN. iss
doch volledig overzigt over deze verbeterde
wijze van Walvisch.vangst, en hier door aan
iederen oplettenden en zaakkundigen lezer de
volledigfte overtuiging geven zullen, dat het
gebruik der harpoen-bus, door ons befchreven
en aangeprezen, niet alléén voor het minst
_omflagtige, het veiligfte, ja, maar sok voor
het beste van alle die middelen en wijzen moet
worden gehouden, welke of reeds bekend, en
in gebruik zijn, of (voor zoo verre onze be-
perkte vermogens toelaten, en zulks met waar.
Schijnlijkheid te voorzien zij) nog in praktijk
zouden kunnen gebragt worden, om de Wal-
visfchen fchielijk te dooden, en er zich alzoo,
langs den koriften en zekerften weg, meester
van te maken; en het zijn zulke onweder-
fpreekbare bewijzen, die ons door de zoo aan-
zienlijke, en ten algemeene nutte zoo onbere-
kenbaar veel goeds ftichtende Londonfche Maat.
fchappij ter aangoediging van kunften, hand.
werken en koophandel , als eene nieuwe beloo=
ning voor zoo vele edele en nuttige pogingen in
hare uitgegeve verhandelingen (7 razsactions) wor.
den aangeboden, en uit welke ik, ter bevestiging
mijner befchrijving , aanprijzing en bepleiting , ten
voordeele der door hun tor ftand en in gebruik
gebragte harpoen.bus, als de onwederfpreek,
baar
ie6 VERHANDELING ev fl
baarfté bewijzen, en van het beste gezag, het
meest belangrijke en overtuigende heb zamen ge-
trokken, en ter vrije beoordeling aan een ieder
redelijk en onpartijdig vriend van waarheid en
van nieuwe en nuttige ontdekkingen aanbiede, en
ter lezing op het ernftigst aanbevele, als een
AANHANGSEL;
Of verzameling van plechtig afgelegde, en door
de vereischte getuigen bekrachtigde verklarine
gen, omtrent eenige der menigvuldige gee
lukkige en belangrijke proeven, door Engel-
fche Walvisch-harponiers, met den nieuw
uijgevonden of verbeterden bus- of gefchuts-
harpoen genomen, en door de Koninglijke
Maat/chappij van Koophandel, kunften en
Handwerken te Londen, met prijzen be-
boond, zoo als die, door haar, în derzelver
uitgegevene verhandelingen algemeen zijn bes
kend gemaakt.
‚ EERSTE VERKLARINGe
I ondergeteekende siNCLEAR HALCROUW;
harponier van het fchip de vrouwe Mariane,
Capt. WILLIAM BROWN) Erkenne den 28
Ha:
pr WAL VISSCHEN. ta7
Janij Ll. op 79° N. breedte ontdekt te heb
ben eenen Walvisch, naar gisfing. goo yards
(een engelfche yard wordt gewoonlijk op 3
voeten gerekend) van de boot, waarin ik mij
bevond, en met welke wij denzelven terftond
volgden,
De visch zwom naar gisfing omtrent 5oo
yards voort, en was ons bijna ontfnapt door
zich fteeds zoo onder water te houden, dat
flechts de kop nu en dan omftreeks ter hoogte
van 4 voeten zigtbaar was, wanneer ik einde-
lijk, van de boeg der floep, uit de Aarpoens
bus eenen harpoen fchoot, die den visch trof in
het achterhoofds- been „ ter diepte van omftreeks.
4 duimen; de visch fcheen door dezen fchok
geheel bedwelmd te zijn, en bleef gedurende
bijna ééne minuut onbeweeglijk, even onder de
oppervlakte van het water liggen, wanneer hij
zich eensklaps geheel herftelde , de diepte koos,
en 6 lijnen uitliep ieder ruim 140 vademen
lang: binnen omtrent 4 uurs kwam hij echter
weder boven , maar flechts op den afftand van
ongeveer 7oo fchreden van de booten, welke
bij het naderen van den visch zoo flecht door
hem ontvangen werden, dat de kiel van een
derzelve, door eenen enkelen flag van den ftaart,
aan ftakken werd geflagen, de beot térftond
met
123 VERHANDELING OVER
met water gevuld en het volk door de andere
booten moest gered; en op een ijs-fchol ge-
borgen worden.
Hierop dook de vísch weder in de diepte;
doch bleef flechts korten tijd onder water,
fchijnende bij het bovenkomen, door het ges
ftadig flaan al reeds met de dood te worftes
len, waar door het dan ook ten uiterfte ge.
waarlijk werd hem te naderen; als rakende hij
eindelijk, ten tweede male, eene onzer andere
booten zonder dezelve echter geheel onbruikbaar
te maken.
De Harponier van deze boot wierp intuss
fchen bij deze gelegenheid een hand-harpoen
uit, die in den visch vast bleef zitten, wor.
dende nùü ook voorts overvloedig bijgeftaan
door hulp van de fchepen Achilles en Indusa
{ry mede «an onze reeders toebehorende, zoo
dat hij nog 3 andere harpoenen, en verfcheidene
fanfen in den visch deed vatten, waar door wij
in ftaat gefteld werden den visch eindelijk te
dooden, bijna 4 uren nadat hij het eerst ge.
troffen was.
Bij het het meten van dezen wia be-
vonden wij hem van den neus af tot aan dè
ftaart, bijna 7o voeten lang te zijn; zijne ka.
ken, die nu nog in Groenlands Dock liggen;
wele
pE WALVISSCHEN. zaò
hadden de lengte van 27 voeten, en wij vul-
den van dezelven 6o vaten met fpek; zijne
groote baarden waren 12} voeten lang, en wo-
gen 2600 ®,
Het zoude volftrekt onmogelijk geweest zijn
dezen vich te hebben kunnen magtig worden,
zonder behulp dezer harpoen-bus, en in.
dien wij er nog één in ééne der andere boten
gehad hadden, zoo zoude de visch, binen het
vierde gedeelte van den nu befteden tijd, door
ons kunnen gedood zijn geworden, en dat wel
zonder eenig gevaar voor het leven van één
enkel man.
Het bovenftaande verklaar ik, tot in alle
bijzonderheden, met de waarheid in den volften
zin overeenkomttig te zijn.
Lower Schadwell, |
den 17 December, CWas geteekènd
1793.
SiNCLAER Harcrouw.
Aämmerking van den Schrijver,
Wij geven aan het verhaal van dic geval hier
vooral de eérfte plaats, als bewijzende hetzelve
naar ons inzien, hoe niet allzen op eenen aan-
zienlijken aflland, door middel van de gefchurs-
V. Deen. [. Stu, l hare
130 VERHANDELING over
harpoen, de Walvisch kan getroffen worden;
en men daar door gelegenheid verkrijgen kan
om hem weder te doen boven komen, en als dan
verder äf te maken, maar ook tevens om ter
verdere overtuiging te doen zien, welke gee
weldige kracht dit werktuig kan uitoefenen,
zoo dat zelfs door het enkel treffen van den
harpoen in het achterhoofds-been van den
Walvisch, en de daar door waarfchijklijk vere
oorzaakte dreuning der herfenen, het dier be.
dwelmd, en door de bekome kwetfing genood-
zaakt wierd weder boven te komen, terwijl
door het bedwelmd ftil leggen van den visch,
als een oogenblikkelijk gevolg der treffing,
aan de boten de gunftigfte gelegenheid tot na.
dering en verdere afmaking van het dier gege.
ven wierd; zoodat men derhalven veilig bes
fluiten mag, dat alhier de eerfte aanleiding ter
bemagtiging van zulk eenen aanzienlijken bui, als
buiten het bereik van den gewonen hand of
werp-harpoen, door dit nieuw kunst.tuig ge-
geven is; terwijl dic geval ons tevens recht
geeft om te vragen, indien de enkele opper-
vlakkige hechting der bus-harpoen op het zoo
geweldig diep gelegen en met eene zoo verba
zend dikke fpek- klomp omgeven achterhoofdse
been, van één der zwaarfte Walvisfchen, zulk
eene
Br WÁLVISS CHEN. it
gene uitwerking hebben kan, welk eene onge.
lijk grootere moet dezelve dan ter (poedige af.
making dezer dieren niet geven kunnen, wan-
neer de harpoen ook hog op minderen afítand,
de zagtere en edelfte deelen, zoo als b. v. het
hart, longen, groote bloedvaten of zenuwen enz,
treffen, en derzelver tot het leven onontbeerlij-
ke werking oogenblikkelijk of ftoren of geheel
en al fluiten zal? Wij voegen hier alléénlijk
nog bij, dat ook wegens het gewigt der voor-
gaande getuigenis; (ten overtuigende bewijze
der onwederfprekelijk grotere nuttigheid van
den nieuw uitgevonden bus- of gefchurs-harpoens
boven den gewonen) door de hier vooren ges
melde Koninglijke Maatfchappij aan den harponier
HALCROW 2 guinies zijn ter hand gefteld, ter
beloning, voor het treffen van dien Walvisch 3
door middel van den gefchuts-harpoen. Zie
Transactions of the Society inftituded at Lon:
don for the encourasement of Arts, Manufaca
zures and Commerce vol, II p. 155 — 1573
als waar uit dit en de volgende getuigenisfen
(zoo als hier boven gezegd is) hoofdzakelijk
en met de meest mogelijke bekorting overge:
gomen zijn,
le TWEEe
142 VERHANDELING oven
TWEEDE EN DERDE VERKLARING.
Aan de meergemelde Koninglijke Maatfchappij
te Londen toegezonden, door JAMES WHEAT-
LEIJ, Bevelhebber van hect Engelsch {chip
de Koningin Charlotte, bij zijne terugkomst te
Londen van de Walvisch=vangst, vervat in
den volgenden brief
MIJNE HEEREN!
Onlangs bericht bekomen hebbende van ul.
verlangen, om het voordeelig gebruik van den bus-
of gefchuts- harpoen ter Walvische vangst aan te
moedigen, zoo hebbe ik gemeend aan ul. over-
weging te moeten aanbieden, twéé gevallen,
welke daarvan in het laatfte visch-faifoen heb-
ben plaats gehad, aan boord van het door mij
gecommandeerde fchip de Queen Charlotte van
Londen, naar de Straat Davids gedestineerd 5
zie hier dezelve.
Den 11 Junij Ll, trof de harponier ruo-
MAS STINTON eenen Walvisch op den af=
fand van 72 voeten of daaromtrent; zijnde
er gene mogelijkheid hoe ook genaamd, om
denzelven met den gewonen hand- of werp - har=
poen te kunnen bereiken: hij liep 34 lijn uit, .
en. was binnen twéé uren in ons bezits wij
had.
pr WALVISSCHEN. 133
„hadden bij deze gelegenheid de lijn aan den har-
poen door middel van eenen ftrop-ring uit kon
perdraad vastgemaakt.
Den 25 Junij, heeft ook de harponier ja<
MES BROWN, op den afftand van 80 voeten
of daar omtrent, met den gefchuts- harpoen
eenen anderen Walvisch getroffen , juist toen
hij gereed was om naar den grond te gaans
zijnde er geen het minfte uitzicht, om denzele
ven met den gewonen hand-harpoen te kunnen .
taken, hij liep uit 94 lijn en wierd binnen 14
uur door ons gedood, enz; waar mede ik de
eer hebbe te zijn. e”. . «
JAMES WHEATLEIJ.
Aanmerking.
_ Deze beide gevallen brengen wij hier bij, tert
einde daaruit blijke, hoe op den aanzienlijken
afftand van 7e en zelfs van 80 voeten, de hare
poen door middel van dien harpoen -bus, met
het beste gevolg, in den visch kan geworpen wore
den; daar men intusfchen, voorheen het fteeds
voor een meesterftuk, ten minften voor iets zeer
bijzonder hield, wanneer onze neerlandfche en der.
halven de’ meest bedrevene harponiers, ook met
den rasfchen gang , waarin hunne floepen kunnen
Is wor
134 VERHANDELING over
worden voortgeroeid, de harpoen met genoeg.
zame kracht flechts 45 voeten ver zoodanig
konden uitwerpen, dat dezelven aan. de visch
bleef vast zitten. Voorts laten wij hier, van
denzelfden wakkeren Capt. j, WHEATLEIJg
de hoofdzakelijke inhoud volgen eenes tweeden
ten uiterst -belangrijken briefs, aan dezelfde
Mlaatfchappij toegezonden, in welken hij vere
flag doet van nog 8 gevallen, waarin de visch
_ alleenlijk. door middel der fchiet- of gefchutse
harpoen, als ver buiten alle bereik zijnde voor
den gewonen hand.harpoen, is kunnen gee
vangen worden, zie hier denzelven: —
MIJNE HEEREN!
3) Onlangs op nieuw bericht bekomen heb.
Ee bende van UEd. beftendige aanmoediging ,
ss door beloningen gegeven, voor het gebruik
s, der fchiet- of bus-harpoen ter Walvischevangst,
„‚ neeme ik andermaal de. vrijheid UEd, te
z doen geworden het verflag der volgende
» gevallen, waarin deze werktuigen den ge.
> wenschten dienst verricht hebben, ten voor.
se deele van het door mij gecommandeerde {chip
… Brittannia, toebehorende den HE y. TRoMmp«
Bs SON te Londen, op mijne drie laatfte toch«
» ten in de Straat Davids gedaan; gedurende
wel-
23
pe WALVISSCHEN. 135
welke wij 14 groote Walvisfchen gevangen
hebben, en bij alle welke gelegenheden de
bus- of fchiet-harpoenen de voornaamfte
werktuigen geweest zijn, waarmede wij dee
zelve hebben vermeesterd: agt dezer visfchen
wierden het allereerst door den bus-harpoen,
en de anderen, zoo al niet het eerst, ten
minften naderhand door denzelven getroffen;
terwijl dit zelfde werktuig dikwerf, wanneer
een boot met een flechts gewone harpoen
voorzien, den visch wegens zijn geweldig
flaan met ftaart en vinnen niet durfde naden
ren, op eenen veiligen af{tand van 8, 12 of
15 vademen denzelven nog doodelijke won=
den heeft toegebracht: beide deze gefchuts.
harpoen-busfen zijn gemaakt door sTAG=
noLp. De nuttigheid dezer werktuigen is
bij uitftek groot; doordien de Walvisch, fchoon _
waarlijk een vreesachtig dier, evenwel dik-
werf eene boot tot op 20, 15 en fomwijlen
zelfs op ro vademen em nog minder van
zich laat naderen, voor dat hij de diepte
kiest5" alle welke afltanden wel binnen het
bereik der gefchuts-, doch gene derzelven
binnen dien van den gewonen hand - harpoen
vallen.”
la dan.
_
136 VERHANDELING oven
Aarmerking,
Nu volgen de 8 gevallen van welke Capte
WHEATLEIJ in zijnen brief melding maakt,
aan ieder van wien wij nu een bijzonder num-
mer geven zullen, ten einde dezelve geregeld
agter de vorigen te kunnen rangfchikken, en
van dezelve tot ons oogmerk genaklijker ge
bruik te mogen maken,
VIERDE VERKLARINGe
Den 9 Julij 1785 fchoot GEORGE LESLIE
op den afftand van omtrent ro vademen met
de bus- harpoen eenen Walvisch van omtrent
1o voets baarden. De harpoen nam vier voeten
van de lijn, met zich binnen het lijf van den
visch, waarop het dier gedurende omtrent 15
minuten onder bleef, toch toen boven komene
de, uit zijne neusgaten bloed opfpoot, en one
saiddelijk dood was. kh
VIJFDE VERKLARING»
Den ro Julij, 1785 fchoot HENRIJ ALLIs«
sON bij kalm weder , en op den afftand van
15 vademen, met de gefchuts- harpoen eenen
Wal.
Kd
pe WALVISSCHEN, 137
Walvisch, wiens baarden naderhand bevonden
wierden z1 voeten lang te zijn, en die na
flechts gedurende zeer korten tijd de diepte
gekozen te hebben, aan de bekome wonde
ftierf,
ZESDE VERKLARING.
Den re Julij deszelfden jaars, fchoot dezelfe
de HENRIJ ALLISON, op den afftand van
flechts vier vademen eenen anderen zwaren
Walvisch , wiens baarden 13 voeten te dui-
men lang zijn bevonden; het dier bleef op
dit bekomen fchot gedurende eenige miruren
ftil, en zoo als het fcheen bijkans levenloos,
en in denzelfden (tand liggen, waar in het de
Schoot bekwam, doch herleefde als het ware in
eens, na nog vier gewone harpoenen in lijf
gekregen. te hebben , met welke hij 6 lijnen uits
liep ; en order water ftierf,
ZEVENDE VERKLARING,
Den 6 Mai 1786 fchoot JAMES HAGAN
(federt overleden) op den afftand van 14 vade.
men eenen Walvisch, van zo voets baarden;
de visch liep 3 lijnen uit, en wiefd door ons,
5 bin-
138 VERHANDELING over
binnen den tijd van één half uur gedood: Het
weer was kalm, doch des niet tegenftaande,
was er geen kans om den visch te treffen,
dan door middel van den harpoen bus.
AGTSTE VERKLARING.
Op denzelfden dag 6 Maij 1786 fchoot ce-
ORGE LESLIE, op den afltand van 6 vade-
men, eenen Walvisch van rr voets baarden,
en dat wel juist door den ftaart van den visch,
zoo dat-gene onzer boten hem nader bij dorst
komen: wegens het geweldig flaan met den
ftaart, wierd de lijn door denzelven (naar gis)
wel 5 vademen heen getrokken, ende har-
poen zelve, juist in de fleuf gebroken 5 de visch
woelde en wentelde zich intusfchen zonder op-
houden, zoo dat hij de lijn even als een koord
daar rondom heen draaide Hij liep echter.kort
daarop, Ó lijnen uit, doch wierd ons niet ten
buit, dan, na det wij 8 uren waren bezig ge=
weest met hem aftemaken. « Dit is het eenige
geval voor zoo verre mij bewust is, waarin
een “Walvisch door het enkel treffen van den
ftaarc is kunnen gevangen worden.
NE-
pe WALVISSCHEN. 139
e
NEGENDE VERKLARING,
Den 22 Maid. j. trof BENJAMIN BROWN;
digt na bij de boot eenen Walvisch, zoodanig
met eene bus-harpoen, dat deze wel 6 voe.
ten der lijn, met zich binnen in het lijf trok,
waarop het dier als geheele ftromen bloeds
uitblaasdde en binnen zo minuten reeds dood
was,
TIENDE VERKLARING,
Den 22 Mai d. j, fchoot HENRIJ ALLie
SON; eenen Walvisch van 12 voets baarden,
op den afftand van ro vademen; de visch koos
de diepte, en liep vier lijnen uit, en ftierf
binnen één uur,
ELFDE VERKLARING,
Den 28° April 1787 fchoot MICHAËL
MATTHEWS,; op--den afftand van omtrent I2
vademen, met de harpoen- bus eenen, visch, die
terftond de diepte koos, en binnen één uurs
door ons overmeesterd. werd, nadat een andere
fcheeps- boot ‚ fchoon 2 vademen digter den
visch hebbende kunnen naderen, te vergeefs
ge-
Rd,
“40 VERHANDELING over
getracht had hem met de - gewone hand .hars
poen te treffen,
En ‘t is hier mede (vervolgt de bovengemels
de Captein), dat ik de eer hebbe, te zijn
UEd, zeer gehoorz. Dienaar
Shakefpear- Walk,
den 1 Febr. 1788.
JOHN WHEATLIJ
dAanmerking.
Deze agt laatfte gevallen twijfelen wij niet ,
of zullen een ieder zoo belangrijk voorkomen,
dat men, ook door het inzien en overwegen van
deze alléén, niet flechts van het groot vermo.
gen des gefchuts-harpoens, maar ook van
den bij uiftek grooten voorrang, die -dezelve.
verdient boven alle anderen tot heden toe voor-
geflagen werktuigen ter Walvisch.vangst, zal
moeten overtuigd worden; immers zien wij
daaruit, dat men ook door dit toen nog min.
‘der tot volkomenheid gebracht werktuig: den
fchuwen Walvisch niet alleen op 15 vademen
of go voeten, en derhalven op meer dan ééns
zoo veel afftands, dan met de gewone werp_
harpoen bereiken mag, een doodelijke fchoot
of kwetfing kan toebrengen, maar, dat dezelve
p ook
DE WALVISSCHEN. rát
ook zelfs bij het kwetzen van minder edele
deelen, door het enkel afmatten van den visch;,
gelegenheid tot deszelfs onmiddelijke overmees-
tering kan geven; terwijl bij bec treffen. van
edeler deelen de dood voor het dier bin-
nen eenen zeer korten tijd gevolgd is, gelijk
ook, dat in gevalle van het zeer nabij tref«
fen, en het daardoor geheel en al doordringen des
gefchuts- harpoens binnen hetlijf van den Wals
visch, en de kwertfing te gevaarlijker, en het
uitfchieten of loslaten van den harpoen volftreke
onmogelijk wordt: alle welke voorrechten alleen»
lijk aan den gefchuts=harpoen toekomen, en of
geheel niet, of ten minften zeer ongewis en niet
in die mate van de gewone hand.harpoen kun-
nen worden verwagt. Wij zouden derhalven
deze gevallen voor voldoende kunnen houden
ter bevestiging der groote voordeelen, wel-
ke aan dit werktuig ten nutte der Engelfche
Walvisch vangst toekomen; dan daar men bij
het aanbevelen van nieuwe ontdekkingen of uit-
vindingen bijkans nimmer te veel proeven en
getuigen kan bijbrengen, om het gewoon voor-
oordeel tegen nieuwe voorflagen , in langdurig
gevestigde bedrijven en handelingen, te overwin-
nen, en om de halftarrig bij het oude blijven.
de als ’ ware van zelfs te nopen aan waar-
lijk
‘
142 VERHANDELING over
lijk nuttige verbeteringen recht te doen, en die
te gebruiken, zoo, willen wij nu nog eenige
andere veel afdoende getuigenisten, van het one
dervonde nuttig gebruik des gefchurs -harpoens;
ter onwederfpreekbare voldinging onzer zake,
uit denzelfden rijken voorraad van boven allen
zweem zelfs van verdenking verhevene getuigen
laten volgen, en wel terftond een brief van Capt.
MITCALF, aan de meergemelde Londenfche
Maatfchappij gericht, in de volgende bewoor-
dingen:
MIJNE HEEREN!
», Kennis bekomen hebbende van UL, uitge-
; loofde beloning, ter aanmoediging van het
j gebruik des harpoen-bus, ten nue der Wal-
visch-vangt, zoo verzoeke ik de vrijheid,
‚ ul, van het onderftaande geval of voorbeeld
te mogen bericht geven, hetwelk gedurende
de în dienst-ftelling van mijn {chip Blenheim
te Londen thuis horende, bij de laast voot.’
ss lede visfcherij heeft plaats gehad, en derhalve
» zoo wel dient ten behoeve van dén harponier,
9, Als ter aanmoediging voor anderen om dit
„> voorbeeld te volgen; zie hier hetzelve,
wt:
TWAALF
pe WALVISSCHE N°“ 143
TWAALFDE VERKLARING,
De harponier FRANCIS MÌTCALF , dienen-
de op het fchip Blenheim, ontdekte den r4
Junij ll. op den afftand van g of to vademen
eenen Walvisch, en trof denzelven bij het naar
beneden gaan met de gefchuts- harpoen (doot
Mr. mooRzE gemaakt) zoodanig, dat hij nog
geen ao vaÂm had uitgeiopen, toen hij dour
het volk der overige booten wierd aïgemaakt,;
Dit bovenftaande getuige ik, door mijne eie
‚ge handtekening,
Londen den 22
December 1788,
JOHN MITCALFe
Bij welk voordeelig getuigenis wij nog voe-
gen dat door Capt. R. GORDON gegeven, in
zijnen volgenden brief
MIJNE HEEREN!
Vernomen hebbende Ul, aanmoediging tot
het gebruik des gefchuts-harpoens enz, zoo bie.
de ik UEd, het volgend waar en getrouw bes
richt aans
CHARLES FOX, len op het fchip
Simond, op den afftand van naar gisfing 1o of
I%
144 VERHANDELING over
12 vaam eenen Walvisch gewaar wordende, op
het ogenblik dat hij meende denzelven te zien
náar beneden duiken, fchoot de harpoen- bus
door Mr. mooRr gemaakt daarop df, van
ftuurboords zijde, En bragt daar door den
harpoen aan den visch vast, waarmede de-
zelve omftreeks a} lijn uitliep, wanneer nog
twéé hand harpoenen den visch troffen; waar-
op de eetfte (de gefchuts- harpoen namelijk),
paar buiten kwam, als zijnde gebroken door
het aan ftukken fchieten van eene der ribben,
welk laatfte de voorname oorzaak dan ook was;
dat dezelve zoo fpoedig gedood wierd,
Dit getuige ik door de onderteekening van
Mijnen naam;
Londen den RoBERT GORDON.
ag December 1788.
Aanmerking:
Op deze verfchillende zoo gunftige geruigee
nisfen omtrent het fteeds en beftendig meer en
meer voordeelig aanwenden der harpoen- bus,
zouden wij nu op nieuw kunnen läten volgen
de berichten, door den Ergelfche Commân-
deûrs JAMES TRAJER; WILLIAM BROWN
En JOHN WHEATELIJ, aan dè meergemelde
Lon-
'
pr WALVISSCHEN. 145
Londenfche Maatfchappij medegedeeld, wegens
het vangen van piet minder dan dertien Walvis.
fchen, door middel des gefchuts«harpoens, dan
daar dezelve hoofdzakelijk geene bijzondere om-
ftandigheden bevatten, of meer belangrijk zijn
dan de voorgaande, als alleenlijk het beftendig
gebruik der harpoen-bus bevestigende, zoo
hebben wij gemeend dit, ter verkorting dezer
reeds zoo zeer vermenigvuldigde verhalen ,
als onnoodig te moeten achterlaten, en onzen
lezer te mogen verwijzen naar het VIIL Deel
der Verhandelingen van gemelde Londenfche
Maaifchappij zelve, waarin de bovengemelde
dertien, met behoorlijke getuigen bevestigde ,
nieuwe gevallen van bladz, 181—187, met
een kort doch belangrijk voorbericht vaan de
Beftuurderen dezer Maatfchappij aan het hoofd;
gevonden worden, en welk voorberigt ons
zoo gunftig en alles afdoenend ter aanbevee.
ling der harpoen-bus is voorgekomen; dat wij -
ons om het belang der zaak verpligt gerekend
hebben, hetzelve hier ter verdere verfterking —
der reeds aangevoerde drangredenen te moeten
inlasfen; zijnde hetzelve van den volgenden in-
houd.
„> Hetis, (zeggen de Beftuurders dier loffed
‚ lijke Maatfchappij) met eene bijzondere vol.
V. Deer. 1, Stuk. K ‚s does
146 VERHANDELING over
doening, dat wij ons van de aanhoudende
vorderingen mogen verzekerd zien, welke er
met de Aarpoen=bus of fchiet.harpoen ‚ ten
voordeele van den Walvisch - vangst, gemaakt
worden, en die, gelijk het gebruik van. dit
werktuig door ons het allereerst is ondere
‚ fteund en aangemoedigd, ook fteeds een
voorwerp blijven zal van ons beftendig toe.
verzigt, en die ons nu de hoop geven, om
dit werktuig jaarlijks meer en meer te mo»
gen zien in algemeen gebruik geraken; zullen-
de de volgende weder ingekomene vijftien ge-
tuigenisfen de nuttigheid dezer nieuwe uit-
vinding verder bevestigen; daar toch de in
deze gevallen vermelde Walvisfchen gefcho-
ten zijn op afftanden, op welke het volftreke
onmogelijk zoude zijn geweest dezelve door
middel van den hand=harpoen magtig te wor-
den, en iedere visch , op deze wijze gevangen,
derhaive mag worden aangemerkt als eene
zuivere winst voor het vaderland,”
dAanmerking.
Behalve alle ‘deze belangrijke gevallen 5
welke zulke allezins voldoende en uitftekend-
gunftige getuigenisfen opleveren van het voor-
dee-
pe WALVISSCHEN, 147
deelig gebruik der harpoen-bus, door de En.
gelfche Groenlands. vaarders, bij hunne, fints
eenigen tijd, zoo buitengemeen voordeelige
Walvisch-vangst , beftendig ondervonden, zule
len wij nu nog alleenlijk ter vermijding van
alle overtollige wijdloopigheid, uit de groote
menigte der nog voorhanden zijnde, flechts
gewag maken van 15 anderen, van welke door
de commandeurs T‚, GULLOCK, J. STAVERS;
ROBERT GORDON, J BAILLIEEN J, WHE A*
“THELIJ, aan meergemelde Londenfche Maate
fchappy, het gewone en met behoorlijke ge=
tuigen bevestigd veiflag is gedaan, met dat
gevolg, dat door dezelve ook terftond, voor
iederen met de harpoen-bus gefchoten en gee
vangen Walvisch, de vermeê@rderde prijs van
drie in plaats van twéé guinies betaald is ge.
worden, en dat wel voornamelijk daarom, dee
wijl tot het fchieten dier Walvisfchen gebruik
gemaakt was van die harpoen-busfen , welke
door den beroemden Geweermaker cH ARLES
MOORE tot dit oogmerk verbeterd en vef-
vaardigd waren ; en voor welke nieuw uitge.
vondene verbetering , de meergem. Maatfchappij
dien kunftenaar met een gefchenk van to gui-
nies vereerden befchonken had; en het is ook
om die zelfde rede vooral, dat wij als tot
K 3 fot
148 VERHANDELING over
flot dezer verzameling van gevallen of voor-
beelden , en ter bevestiging des zekeren, nuttigen
en beftendig meer en meer toenemenden gee
bruiks der harpoen-bus bij de Engelfche Wale
visch-vangst, van deze 15 nieuwe voorbeels
den hier nog gewag maken; ten einde een
ieder onpartijdig beoordelaar niet alléén door
de bovengemelde, op zoo vele proeven berus-
tende, goedkeuring en belooning der Koninklijke
Maatfchappij te mogen overtuigen, van de
waarde der aanmerkelijke verbetering doot,
MOORE’s nieuwe uitvinding aan de gefchuts-
harpoen-bus toegebragt, maar ook ,om als een
dadelijk en onwederfprekelijk bewijs van de
voortreffelijkheid dezer nieuw uitgevondefie vere
betering te mogen berigten, dat, in drie der
gemelden 15 gevallen, één Walvisch op den
afftand van re vademen door den harponier
W. WILSON, Een andere op die van 14 door
J. BROWN, de derde door j. Frox op dien
van 17 vademen of 1o2 voeten, dat is op
eenen veel verderen afftand, dan men immer
voorheen bereiken kon, met den besten uicflag
is getroffen geworden; zoo alsdan ook dit
verbeterd werktuig, door deszelfs uitmuntende
uitwerking, vele der bekwaamfte Commandeurs
van Engelfche Groenlands-vaarders bij herhaal
de
pE WALVISSCHEN. 149
de proefnemingen van deszelfs nurtigheid zooda-
nig overtuigd heeft, dat niet alleen één der.
zelven (de door zijne bijzondere talenten zoo
zeer bekende Capte j. WHEATELIj namelijk „)
bij zijne terugkomst in Engeland uit Groen.
land Calwaâr hij door middel van den verbeterden.
fchiet-harpoen van MOORE binnen den tijd
van flechts drie weken, vijf bij uitltek groote
Walvisfchen gevangen had) zich zegt verpligt
gevonden te hebben, om de Londenfche Maar-
fchappij ook zijnen openlijken dank fchriftelijk
te betuigen, voor de voortreffelijke verbetering
van MooReE’s harpoen-bus, door hunnen ijver
en aanmoediging tot fland gebragt 5 als gaar-
ne erkennende al den bijzonderen voorfpoed
op zijnen laa:ften Groenlandfchen toet genos
ten, naast den Goddelijken zegen, grootendeels
aan het gebruik der verbeterde harpoene
bus verfchuldigd te zijn. Zie Transactions of
the Society, inflituted at London for the en-
couragement of Arts, Manufactures Come
merce Vol. IX pag. 158166. Waar bij wij
eindelijk, op dat er niets onaangeroerd over-
blijve, dat tor verdere volkomene bevestiging
der voortreffelijkheid, vooral van de door moo-
RE verbeterde harpoen-bus, of nog zoude mo-
gen gevorderd worden, of daartoe met grond
Reem Zou.
15o VERHANDELING oven
zoude dienen kunnen, nu als ten befluite nog
voegen, en hier volgen laten, de woordelijke
inhoud der afkondiging, door beftuurders der
meergemelde Maatfchappij in het zelfde IX
deel bladz. 167 harer handelingen geplaatst,
als voorafgaande het belangrijk cerrificaat van
nog 4 bekende Groenlandíche Commandeurs,
hetwelk daar op volgt, en dus luidt: |
> De Maatfchappij enz. de volgende vere
» klaring ontvangen hebbende, zoo heeft de-
s Zelve den prijs van so guinies toegelegd,
‚» AAN CHARLES MOORE, Geweermaker al-
s hier in Londen, en wonende in East- Smithe
s» field, voor zijne gemaakte verbetering der
s, herpoen-bus, ten nutte der Walvische
ks vangst.” j |
De verklaring zelve is als volgt.
Wij ondergefchrevene verklaren door deze,
dat de harpoen - bus, uitgevonden en gemaakt
door CHARLES MOORE, Kier te Londen in
East Smithfield woonachtig, het best berekend
is, en door de ondervinding dadelijk bewezen
heeft, tot het fchieten van Walvisfchen, bo.
ven alle anderen tot: heden toe bekende werk”
_ 8uigen van het grooifie mut te zijn geweest:
als hebbende dae harpoen-bus voorheen dik-
werf
or WAL VISSCHEN z5r
werf gefeild, vooral daar er in die zee-ftreken
zware golven, gaan, en het flot en kruid door
het water dikwijls nat en onbruikbaar wier.
den, al het welk door de uitgevondene verbeà
tering van den Heer moorr belet of voorge.
komen iss ten blijke der waarheid, van al
het welke, wij dit ondertekend hebben met on-
ze namen
THeOPHILUS PRITZLER, Eigenaar van
het fchip the Lijon,
WILLIAM BROWN, Commandeur van het
fchip zhe Butherworth, ’
WILLIAM STAVERS, Commandeur van
het fchip de Leviathan,
SINCLAIR HALCROW, Commandeur van
het féhip the Lijon,
alle Groenlandsvaarders.
*
En het is hier, dat wij de door ons opge-=
nomene taak voor voltooid zouden kunnen hou-
den, ware het niet, dat wij er volgens onze
toezegging nog eenige aanmerkingen en voor.
flagen wilden bijvoegen, welke misfchien ges
legenheid zouden kunnen geven, om de wer.
king der harpoen-bus nog vermogender, en
tot het fpoedig dooden des Walvischs nog
meer gefchikt te maken, waartoe wij gemeend
K 4 heb.
152 VERHANDELING oven
. hebben, dat de volgende verbetering van den
fchiet-harpoen zoude kunnen dienen, welke wij
derhalven naar de hier bijgevoegde af beelding op
Pl, III. kortelijk befchrijven zullen, en ter
overweging aan onze Lezers aanbieden, of dezelve
bij her gebruik der nu boven allen mogelijken
twijfel aangeprezene harpoen.bus dienen kon-
de, ter nog fpoedigere dooding des Walvischs,
en. daardoor ter bevordering der, voor het va-
derland, zoo nuttige Walvisch. vangst.
„Daar dan het oogmerk dezer onzer verbete-
ring alleenlijk is, om bij het treffen van den
Walvisch, door middel van de harpoen=bus;,
de harpoen zelve zoo toeteftellen, dat dezelve,
wanneer hij de borst van het dier reeds is ine
gedrongen, met deszelfs punt of wonder uit-
einde nog verder reiken, en de in den omtrek
liggende zachte deelen nog meer, gevaarlijke
kwetzingen zoude toebrengen kunnen, zoo ftel.
le men zich derhalve voor, dat de voorheen
befchreven harpoen van MOORE, wat deszelfs
gedaante, lengte, en overig maakfel betreft,
hoofdzakelijk dezelfde blijve, doch, dat aan de
pijl of-punt. A van-den harpoen, bij ii aan weerse
zijde een beweegbaar fcherp fnijdend mes D
en E vastzitte, welke, wanneer het werktuig in
rust zij, dezelfde rigting hebben als de bei
de
pr WALVISSCHEN, 133
DN
de pijls zijden B, ea C,‚ doch beiden door
een als ’ ware los fcharnier van de koperen
ftrook EF, welke onder aan den beweegbaren
band RR vast is, uit hare werkeloze ligging
gebragt, en buiten het gewoon bereik der hars
poen-pijl rondom fnijdende worden, zoodra
‘de ring of hoepel H, waar aan de voorlooper
V vast is, bij het affchieten der bus tegen
den verfchuifbaren band RR met zoo veel
krachts zal drukken, dat RR met de geheele
pitgeholde ftrook PF naar beneden tot op KK
zal getrokken worden, blijvende voors de
geheele overige toeftel der harpoen-bus zelve
volkomen dezelfde, mmm De werking der-
‘halve van dezen zoodanig veranderde harpoen
zal dan, zoodra dezelve uit de harpoen. bus
afgefchoten, en tot in de binnenfte deelen van
‚ den visch doorgedrongen zij, deze wezen: dat als
dan de ring of hoepel H gedrukt worde tegen
den verfchuifbaren band RR, en, bij her naar
beneden voordoopen van den visch, dezen band
RR zal brengen op deszelfs rustplaats KK, of
hect grondftuk van den harpoen, doch welke ver-
fchuiviag niet zal gefchieden kunnen, zonder
dat de ffaaf of ftrook F, als welke aan den
band R R vast zit, tevens benedenwaarts , en
de tot nu toe in rust geblevene of verborgene
K 5 mese
154 VERHANDELING over
mesfen D en E in werking gebragt worden,
alle zachte deelen in den omtrek van den harpoen-
pijl gelegen, affnijden, en- de kwetfing des har.
poens nog aanmerkelijker vermeerderen zullen3
terwijl de vastere hechting van den harpoen zel-
ven in het lijf van den visch, hier door, zoo
wel als de fpoedigere afmaking van het dier
ten hoogften bevorderd wordt; vooral, indien
men zich voortaan Chetgeen wij veilig ondere
ftellen mogen} toeleggen zal, om den Walvisch
op de tederfte plaats van zijn ligchaam te tref.
fen, dat is namelijk in de borst, en dan wel in-
zonderheid daar, waar men zoo veel mogelijk
gisfen kan, dat het hart, de longen en groote
bloed: vaten liggen, Immers dringt onze hier
voorgeflagene harpoen daar. ter plaatfe door,
dan kan het niet anders zijn, of dit op zich
zelven reeds vermogend werktuig moet, door
deszelfs vermeerderde doodelijke uitwerking,
de edelfte, en voor het leven van den Walvisch
meest noodzakelijke deelen als ’t ware in eens
verwoesten, en den dood van het dier zoo al
niet oogenbliklijk veroorzaken , ten minften groo-
telijks verhaasten, Intusfchen meenen wij ter af:
wering der tegenwerping, die men misfchien te.
gen deze onze voorgeflagene verbetering van den
fchiet-
pe WALVISSCHE N. a35
fchiet-harpoen maken zoude kunnen, als of de
band RR door den tegenfland, zoo van de
huid als van hee fpek enz. des Walvisch,
niet gemakkelijk zoude kunnen naar achreren tot
aan KK gedrukt, en het oogmerk met de
voorflagene verbetering bezwaarlijk of geheel
niet kunnen bereikt worden, te mogen aane
merken, dat déze zwarigheid, als ons bij het
ontwerpen der verbetering zijnde voor den
geest gekomen, geheel’ en al wordt weggeno.
men, deels door de berekening der groote
vaart en kracht, waarmede de harpoen uic
de harpoen-bus wordt afgefchoten , en door
welke de tegenftand der ftroeve beweging van
den band RR zeer gemakkelijk overwonnen
wordt, deels door de trekking van den ring H,
op den band RR, zoodra de harpoen in den
visch vast zit, en deze gelijk men zegt,
aan het loopen is; terwijl deze drukking van
den band RR tegen KK, en daardoor tevens
de werking der mesfen D en E te grooter
en te zekerder wordt, naar gelang de getrof.
fen Walvisch meer en meer uitloopen zal;
zonder dat het vergrooten der wonde het lige
uitglippen van den harpoen bevorderen kan , als
wordende door den ftand der mesfen deze uit-
glipping , offchoon reeds op zich zelven niet
te
156 VERHANDELING over
vreezen , daardoor nog te moeijelijker, ja intee
gendeel het vasthouden zelfs van den harpoen te
gewisfer gemaakt; terwijl eindelijk het overwine
nen van den tegenftand.des ftroef beweegbaren
bands RR, en diensvolgens de werking onzer
voorgeflagene verbeterde inrigting, buiten allen
twijfel gefteld wordt door de ondervinding
zelve, als blijkende immers uit de berigten
wegens het zoo nuttig gebruik van den fchiet hare
poen van MOORE hief voren opgegeven, dat
dezelve niet flechts tot diep in het lijf van den
Walvisch doordringt, maar zeifs geheel en al
tot binnen in het lijf zoodanig kan worden
voortgefchoten, dat en de ring H en ook
zelfs de voorloper V, ter lengte van eenige
voeten, mede worden naar binnen getrokken,
al het welk gewis niet gefchieden kan, zonder
dat de meergemelde tegenftand- van “den band’
RR geheel, en wel juist ten dien tijde, wor
de overwonnen, wanneer de werking van on.’
zen voorgeflagen harpoen van het meeste belang
zijn kan,
En dit zij genoeg ter voldoening aan onze
toezegging in het begin der Ille Afdeeling gee
daan, om namelijk eenen voorflag te willen.
wagen, omtrent eene nog nadere verbetering.
van gen fchiet= harpoen , latende wij deszelfs vere
de.
BEEWALNV ISS CHEN, %5
dere beoordeeling aan de beftuurderen der Ko.
ninglijke Maatfchappij gereedelijk over; ten be-
fluice hier alleenlijk nog bijvoegende de vol.
gende vragen, als eenige wenken, welke ons,
ten gevolge dezer onzer opgenomene taak, zeer
belangrijk zijn voorgekomen, en die wij daar-
om, ter verdere overweging en beflisfing van
een ieder deskundigen, ons verpligt gerekend
bebben, hier ten flotte , nog te mocten bijvoegen,
Vooreerst of men , daar, de_ Nederlandfche
Walvisch-vangst om den wilden aard, het
geweldig flaan met den flaart, en het niet
dan ten hoogften gevaarlijk nabijkomen dere
halve der andere foorten van Walvisfchen,
zich voor als nog meestal bepaalt tot het
vangen van den gewonen grooten Walvisch,
Balaena mysticetus L., dan ofmen, zegge ik,
door het in gebruik brengen van den gefchuts.
harpoen , denzelven met geen uitftekend voordeel
ook zoude kunnen aanwenden, ter vermeeste.
ring der andere Walvisch-foorten, hier boven
befchreven; en welker vermeestering en doo-=
ding, fchoon door den minder goeden aard
hunner traan en het bijna algemeen gemis van
baarden, niet zoo voordeelig als die des ei.
genlijken Walvischs, echter bij het in aanral
verminderen van dezen laatften, en de groote
m-
158 VERHANDELING over
menigte der eerfte, van een groot belang zoude
kunnen worden; en, als ’t waare eenen nieu
wen täk van visfchery, handel en winst zoude
kunnen opleveren (*): daar toch deze zoo
wilde, en om voorgemelde redenen zoo gevaar-
lijk te vaderen zijnde dierén, door behulp van
den gefchurs-harpoen , buiten alle gevaar, op ee-
nen aanzienlijken afftand kunnen gefchoten, en
doodelijk gekwest worden , gelijk zulks uit denu
en dan toevallige vangst van verfchillende Wal.
visch=foorten door middel alleen des gewoonen
hand- of werp-harpoeris ten hoogten waare
fchijnlijk, zoo niet zeker wordt. Dan nog
Ten tweeden, vragen wij: zouden de, om diee
zelfde zoo even aangehaalde redenen, Zoo moeie
lijk te raderen en te dooden zijnde Dolphij.
nen, of zoogenaamde Bruinvisfchen; Delphinus
Phoe
(*) Van hoe veel belang deze zoude kunnen zijd,
getuigt niet flechts de hedendaagfche fchaarsheid, en
duurte, zelfs der gemeenfte trzan , maar bevestigen ook
de aanzienlijke winften, welke het toevallig vangen of
ftranden van eenige Vinvisfchen, Kazilotten, en andere
foorten van bet Walvisfchen-geflacht, ook op onze
Nederlandfche kusten aan derzelver vinders hebben op-
geleverd, ook zelfs ter dief tijd, toen de fchaarsheid
en duurre van den traan nog op verrê na giet tot de
tegenwoordige hoogte gerezen was.
DEWALUVISSCHEN., 159
Phocena, D. Delphis, D. Orca, en andere
dergelijke zee-dieren, niet door middel van den
gefchuts-harpoen kunnen gevangen en gedood
worden? daar dezelve, fchoon eene minder
goede traan dan de gewone Walvisch ople
verende, echter niet alleen eene zeer belang.
rijke winst aan onze zoo dikwerf werkeloze
en, gelijk thans helaas! geheel tot armoede vere
vallende visfchers zouden kunnen verfchaffen;,
maar deze voorflag ons ook te belangrijker is
voorgekomen, daar een of meer foorten van
dit zoo even gemelde vischgeflacht, zoo op
onze groote binnen=wateren, gelijk b, v. op
het hollandfche-diep , het breede der Maas, de
zeeuwfche ftroomen, zuider- zee, als ook op on=
ze zee-kusten, en noordelijk gelegene Eilanden,
dikwerf in groote menigte voorkomen, en ook
door ons meermalen, als 't ware, bij geheele
fcholen, en dat wel zeer digt bij het vaartuig
waarop wij ons bevonden, gezien zijn; terwijl
deze voorflag van nog meerder belang wordt,
indien hec waar wezen mogt, dat men aan het
aanmerkelijk toenemen dezer groote visch-foore
ten misfchien ook wel gedeelcelijk het gewel.
dig afnemen onzer voorheen zoo bloeijende
en voordeelige Zalm-visfcherijen zoude moe-
cen toefchrijven, als zijnde men hier en daar
van
6o VERHANDELING overi
van gevoelen, dat de meergemelde visch. foor
ten ook op de kuit der Zalmen azen zou-
“den, en daar door, ook hoe langer hoe meer,
naar onze grootere binnenwateren gelokt , en in
dezelve meer en meer opgeklommen zijn: wij
voor ons durven hierin niet beflisfen, doch de
zaak zelve verdient ten minfte onderzocht te
worden , als vorderende, bij de opmerkzaamheid
van ‘sLaands-beftuur zelve; ook het ijvetig on-
derzoek van ieder welmenenden vriend zijnes
vaderlands ; terwijl ook dit op nieuw een over-
tuigend blijk oplevert, niet flechts van den
grooten invloed, die de ware gróndige Natuur-
kennis op de algemeene en bijzondere huis-
houdkunde heeft, maar ook van het in de daad
onvergeeflijk verzuim, waaraan een ieder zich
fchuldig maakt, die, door het verwaarlozen de.
zer beide zoo onberekenbaar nuttige weten.
{chappen ‚ en het algemeen, en zich zelven
tevens moedwillig alle de voordeelen ont-
zegt, die „dezelve zoo rijkelijk, en als bij
vermeerdering kunnen opleveren: — Eindelijk
vragen wij, ten
Derde: zoude ook de fchiec. harpoen dienen
en zangewend worden kunnen, ter vangst en
dooding van de ook, op onze banken, dikwerf zoo
menigvuldig voorkomende Robben of Zee hon.
den
or WALVISSCHEN, 16
den(PHOCAE VITULINAE L.) welker vangst,
behalve het voordeel van den traan, die uit
dezelve kan getrokken worden, ook daarom
mis{chien belangrijk zijn konde, dewijl dezelve
door fomtmigen onder de zeer fchadelijke die
ten voor de vischvangst, op de zoogenaamde
groote binnen-wateren gerekend worden.
Dan, dit zij genoeg ten dezen opzigte: wij
laten hier nu nog alleenlijk volgen de opgave
van eenige zulke vragen, van welke wij hier
boven hebben melding gemaakt, en welke het
te wenfchen ware, dat aan ieder commandeur
van elken Groenlands.vaarder, of Walvisch=”
vanger , op hunne togten wierden medegege-
veri, om de beantwoording derzelve, zoo veel
mogelijk, bij hunne terugkomst, zoo wel ten
rutte der Natuur-kennis , als der Walvisch-
vangst te kunnen mede terug brengen $ zie
hier dezelve. | |
1e, Op welken afftand der floep is ieder Wal:
visch door den harpoen getroffen, het zij dan
dat dezelve geworpen of wel door de hafpoene
bus hie zij? |
. Waar ter plaatfe van hee lijf des Wal-
vic is_ de harpoen ingegaan? in welke rig-
ting, en «tot hoe verre is dezelve doorges
drongen ? |
V. Dees, L Srux. L Hes
4
iés’ VER HANDE LING over
NB. Het eerfte gedeelte dezer vrage verdient
däarom eene zoo veel mogelijk naauwkeurige
beantwoording, ten einde daaruit voor altoos
zoude kunnen vastgefteld worden, op welke: uits”
wendige plaats van het lijf der Walvisfchen, de
harponier fteeds trachten moet deze dieren met den-
harpoen t@ raken, op dát dezelve het diepst
dbordringe „en de teederfte of edelfte, inwendige,
deelen , vooral der borst, dermate kweften-
moge, dat de vangst en dooding dezer dieren:
daardoor ket fpoedigst en-zekerst volge,
3°. Welke, zoo uit- als inwendige deelen’ van’
dén Walvisch, heeft men, bij het afflenfen van
denzelven , gekwetst gevonden?
‚4°, Hoedanig was deze kwetfing , en welke
de (laat dêzer “deelen?
5e, Hoe veel lijns of wel, hoe veel lijnen heeft
de Walvisch uitgeloopen? en hoe lang heeft hij
nog geleefd, na door den eerften harpoen ge-
kwetst geweest te zijn?
6. Zoo er meer harpoenen dan één op dert
Walvisch “zijn geworpen , of gefchoten; hoe
kort op elkanderen? en waar ter plaatfe heba
ben dezelve getroffen?
7°. Welke is de uitwendige: juiste plâats aan
de beide zijden van de borst der Walvisfchen’,
die, Cin cene regte horizontale lijn gerekend),
se
\
be WALVISSCHEN 16
gelijk met het hart dezer dieren ligt, zoo dar
dezelve aan de harponiers tot een vast en ges
wis doel in het werpen of fchieten der har.
poen kan verftrekken?
ge, Welke verfchijnfelen hebben zich, zoo
wel terftond bij het eerfte treffen van den hare
poen, als bij het laatfte bovenkomen, of fterven
van den getroffen Walvisch vertoond?
Mogen met deze vragen, ook dië omtrent
de voornaamfte ingewanden, en eenige andere
deelen der Walvisfchen, hier voren, opgegeven;
met medewerking, en onder het toezigt van een
flechts gewoon kundig fcheeps heelmeester zooe
danig beantwoord worden, dat men, omtrent de
warê juiste ligging en werking dezer deelen;
eene behoorlijk naauwkeurige , ontleedkundige
kennis verkrijgen kan, dan is er gewis allé
grond, om van dezelve het fpoedigst en uitgee
breidfte nut te kuanen verwachten; ter meer
dan ooit voordeelige voortzetting, verdere uits
breiding , en meest mogelijke volmaking der,
oók voor ons Nederlanders, zoo algemeen
nutuige , als bijzonder woordeelige Walvischr.
vangst. #
Dat nu derhalve , (en hier-mede willen wij
eindigen); ieder bevoegd en onpartijdig oordee-
laar; uit al het hier ter nedergeftelde, vrijelijk
Ls bes
164 VERHANDELING Enz
beflisfe, wat er, ter verbetering onzer nederland.
fche Walvischvangst, nor te verrigten overig
blijve ‚en in hoe verre vooral het zijn pligt
zij, door alle mogelijke middelen, de aan het
lieve vaderland weleer zoo uirttekend voordee-
lige Walvisch vargst, bij de zoo vuriglijk ge.
wenschte, fpoedige, en zegenrijke wederkeering
van eenen beftendigen vrede, zoo al riet door
het in algemeen gebruik brengen, ten minften
dan toch door het beproeven van de bij ons
geheel miskende harpoen-bus te verbeteren, en
ware het mogelijk tot den vorigen bloei terug
te brengen: wat ons aangaat, wij zouden onze
moeite aan deze voor de belangens van het vaderland
met hartelijken ijver nedergefchreven proeve wel bee
fteed , en ons zelven zeer gelukkig achten „iets ter
bevordering van dat gewigtig onderwerp der ho-
gere of algemeene flaats-huishoukunde voorgetfteld.
en -bijgebragt te hebben , welks opbeuring en
verbetering ieder daartoe iets vermogende Neder:
Jander het zich tot genen minderen pligt moet
rekenen, als het de Haarlemfche Maatfchappij der
wetenfchappen tot eene nieuwe en bijzondere
eere verftrekt, den aandacht harer landgenooten ,
omtrent een zoo’ gewigúg onderwerp, op de
veréerendfte wijze te hebben opgewekt en gaan _
de gemaakt.
BIj.
BIJVOEGSEL
Voor en gedurendé de bewerking dezer hier
voorftaande verhandeling , vele moeite te ver.
geefs aangewend hebbende, tot het bekomen
van een ook zelfs maar ongeboren jong eens
Walvisch, ten einde mijne zoo wel uit de bes,
te befcheiden en afbeeldigen , als uit de mone
delinge berigten van geloofwaardige groenlandse
vaarders opgemaakte befchrijving des groen-
landfchen Walvisch , door eigen ontleedkuncig
onderzoek, te mogen bevestigen of wel te ver-
beteren , en zoo veel mogelijk tot volkomen-
heid te brengen , had ik de hoop. om aan
dit verlangen te mogen voldoen reeds geheel
opgegeven , toen de voorkomende goedwillig-
heid van mijnen vriend, den Hoogleeraar BRUG-
MANS, mij ook hierin op nieuw verpligte,
door mij de aangename gelegenheid ‚aante-
bieden , om met zijn hooggeleerde tor het be-
doelde onderzoek gebruik te maken , van den
manlijken foetus eens groenlandfchen Walvisch,
Lg wel-
166 BIJVOEGSEL:
welke onder de Natuug* voortbrengfelen in het
Kabinet der Leidfche Akademie bewaard wordte
Offchoon dit voorwerp „ als flechts got Rhiin-
landfche duimen lang , derhalve nog zeer jong
en daarenboven door ons van de meesten
van deszelfs ingewanden beroofd!, dicnsvol.
gens ook tot het onderzoek der inwendige,
voor ons oogmerk belangrijkfte, deelen fiet ger
heel voldoende bevonden werd , hebben wij
echter gemeend zoo veel te meer eene, offchoon
dan ook flechts in enkele omrrekkea , maar
evenwel zeer naauwkeurig gevolgde afbeelding
van dit toch op zichzelven reeds belangrijk
voorwerp hier te moeten bijvoegen, daar het-
zelve ons niet alléén eene zeer aangename en
voldoende gelegenheid verfchaft heeft, om “des
zelfs algemeene gedaante en uitwendige deelen,
met de hier voren befchrevene van volwasfen
Walvisfchen „ te vergelijken , en naar gelang van
het verfchil der grootte over het algemeen zeer
overeenkomende te mogen vinden: maar vooral
ook, dewijl dit onderzoek bij de naauwkeurige
befchouwing der borst. holte, en de weinige
daarin nog overgeblevene afgefcheurde deelen,
ous op gronden van vergelijkende Ontleedkun-
de voldoende heeft bevestigd, zoo in onze mee-
ning omsrenr de ligging, van het hart en longen
hier
_
BIJ VOEG SEL, 167
hier boven bladz. 38 N°9. 3, bladz, 68, 69 en
zo onzer verhandeling flechts als een gisfing
opgegeven , als omtrent de op bladz, 63—70
voorgeftelde bepaling der plaatfen, waar de
Walvisch het veiligfte getroffen, en waar de-
zelven thans vooral de fpoedigst en zekerst
dodende kwetfingen zouden kunnen toegebragt
worden, nu men een middel fchijùt gevonden
te hebben , om deze levensdeelen ook zelfs op
eenen groteren afltand dan gewoonlijk, en te-
vens op eene meer zekere en veilige wijze ZOO»
danig te kunnen treffen , dat de dood van het
getroffen dier hierop, zoo al niet plotfeling, ten
minften zeker in weinige oogenbiikken, volgen
moet, en ender welke bijzonder ter behoorlijke
trefing gelegene plaatfen, wij dan ook thans,
boven alle anderen, die namelijk voor den har-
ponier als de verkiesbaarfte durven bepalen, al-
waar, of bij en omtrent welke de beide vin.
nen (*), haren oorfprong nemen, als’ kunnen.
de het, onzes bedunkens, niet misfen, of de hars
poen van de eene zijde bij den oorfprong van
‚een
C*) Dit is derhalve, zoo wel aan de regter- als linker-
zijde , zijnde het ens uit den loop en rigting van dat
gedeelte der groote flagader (arteria aorta), het welk
wij in de borstholte van dit voorwerp nog overgeble-
L 4 ven
68 BIJVOEGSEL:
een der vinnen, * zij van voren naar achteren,
‘t zij van achteren naar voren, doch vooral in
of omtrent het midden van de inplanting der
vinnen , binnen de borst «holte gefchoten, moet
of de longen of het hart, en wel waarfchijnlijk
beiden te gelijk treffen, en het dier eene bin-
nen weinige oogenblikken dodelijk wordende
kwetfing toebrengen. Wij vleijen ons derhal.
ve, door dit ontleedkundig onderzoek, op goe-
de gronden eenige dier vragen tot het bedoelde
oogmerk , offchoon op verre na niet voldoenend
beantwoord , echter aanmerkelijk toegelicht te
hebben , die wij hier voren op bladz. 37 en 38
dezer onze verhandeling voor zeer belangrijk,
doch nog onbeflist hebben voorgefteld,
Wij meenen eindelijk den waren liefhebber
der vergelijkende Ontleedkunde geenen ondienst
te zullen doen , met ten flotte alhier te laten
volgen de afmetingen van eenige der voornaamfte
delen ‘der gemelden, op plaat II afgebeelden
jongen Walvisch, door den Heer BRUGMANS
en
wen vonden, gebleken, dat het hart zelf zich tot verre
ever de regterziide der ruggenwervelen moet uitftrek-
ken, en dat diensvolgens eene diep doordringende won-
de van den harpoen, ook van deze zijde, niet flechts
de longen, maar ook het hart zelf zal moeten kwetrfen,
BÚVOEGSEL 18
en mij naar Rhijnlandfche voetmaat, zeer naauw.
keurig genomen, en volgens welke
Rhijnlandfeche duimen,
BD of de geheele lengte was rs a
GH als zijnde de grootfte breedte, of
het begin der borstholte GH . . at
IN afftand van het oog , cot achter het
hoogfte gedeelte van den kop 6 … zi
OD afftand der kaaks-vereeniging
tot aan het uiterfte der. bovenkaak …Óir
PQ hoogte van de onderkaak >, 1â———
KD afftand van de uitwendige fpuit-
buizen-opening tot aan het fpits of
einde der bovenkaâk .„ . .. ee ir
_KM, lijn uit de opening der fpuics
gaten K, langs den oog-bol, door de
middellijn L der vin tot aan derzelver
einde M getrokken (*) & « e « Si
LM
(*) *t Is door het trekken dezer lijn KLM , uit de
fpuitgaten K, langs het oog N,en door het midden der
vinnen L van den Walvisch , dat naar ons inzien eeu
ieder terftond, bij het bovenkomen en voortzwemmen
van den visch, de allerteederfte en voor het leven dezer
dieren gevaarlijkfte plaats, die namelijk, waar de vinnen
ontftaan „of haren oorfprong nemen , het zekerst bepalen
kan; zoo dat wij gerustelijk durven onderftellen , dat
door ket trekken van eenen cirkel met de helft van de
Tg 5 fpil,
ge BIJVOEGSEL
Rhijnlandfche duimene ik
LM middellijn der vin. , … e
EF begin, wortel of fteel van den
aar: . áls p ee TI mmm
AC breedte van den flaart . 5 Zn
RB begin of wortel van den flaart ,
tot aan deszelfs uiteinde , « … 2 mma
fpiìl, of het grondftuk der vinnen (bij voorbeeld) LX of
IX, ja zelfs der geheele vinfpil of lijn YX, als radius,
die plaats zeker zal worden befchreven en aangeduid,
welke (vooral aan de linkerzijde van den Walvisch )
boven alle anderen moet gehoudea worden, in allen
opZigten, de beste te zijn, om den Walvisch de fpoee
digstr doodende wonden toetebrengen, en waar uit der
halve volgt, dat de centra of middelpunten van beide
deze cirkels voortaan als de beste doel- of mik-pun-
ten, door iederen goeden harponier, zullen dienen te
worden aangemerkt, binnes welke alle, tot in de borsta
holte naar fchier alle rigtingen diep doordringende, kwet-
ingen, inzonderheid door den gefchuts- harpoen toege-
bragt , zeker oogenblikkelijk doodende zijn, blijvende
jumiddels de centra. of middellijnen L en Y van de
cirkels LXWYW,en YXZ, de groote, ware doel-
of mik-puncten, die de harpoeniers bemikken moes
ten, als waarfchijnlijk vaa alle mogelijke de voordte-
ligfte zijnde, die de harpoê@nier verkiezen kan, om den
Walvisch plotfelijk te dooden , vooral wanneer die rig-
ting zoo gefchiedt, dat de harpoenier den harpoen als
% ware van het eene middelpunt der eene zijde, tot in
dat van de andere, en dus dwars door het midden der
borst-holte zal trachten te fchieten.
: *
DE
DE WARE LIGGING) VAN DE BORST- EN
BUIKS-INGEWANDEN, IN EENEN ONe
GEBOREN WALVISCH, NADER
ONDERZOCHT EN BEPAALD,
/
N a het zamenftellen van het hier voorftaande
bijvoegfel , tot mijne Verhandeling over de nieue
we vangst der Walvisfchen, mij toevallig bij mijs
nen waardigen vriend, den Heere Mm. VAN MA-
RUM, beklagende, over de mislukking van alle
mijne aangewende pogingen, ter bekoming van
eene ongefchonden Walvisch jong, en bij die
gelegenheid , mijnen wensch uitende, om, in
een zoodanig volkomen ongefchonden voorwerp,
als in het Naturaliën- Kabinet der Koninglijke
Maatfchappij bewaard werd, eenmaal de juiste
ligging en zamenhang der ingewanden „ vooral
van die der borst-holte te mogen nagaan , die
onwederfpreekbaar te kunnen bepalen, ea daare
door de gedeeltelijke teleurftelling te mogen
vergoeden , welke den Hoogleeraar BRUG-
MANs en mij, bij het onderzoek van dea
jon-
372 LIGGING per INGEWANDEN
jongen, doch van alle deszelfs ingewanden reeds
beroofden Walvisch -foetus der Univerficeits ver-
zameling te Leijden ie te beurt viel, deed dit
“den Heer vAN MARUM, als Directeur van
het Naturaliën -Kabinet der Maatfchappij , naar
zijnen gewonen ijver ter bevordering der we.
tenfchappen , bedacht zijn, of het niet mogelijk
zijn zoude, dit onderzoek, in den jongen Wal.
visch der. Maatfchoppij , zoodanig te verrigten,
dat bet voorwerp zich evenwel voor de uit-
wendige befchouwing ongefchonden vertonen
zoude, en, hier op een gefchikt middel gevon-
den hebbende , ftelde hij in eene vergadering
van Directeuren der Maatfchappij zijn ont-
werp voor, om dit zeldzaam voorwerp;
op deze wijze ter bevordering der kennis van
het inwendig maakfel dezer belangrijke dieren,
te doen dienen, het welk door dezelve gerede.
lijk werd goedgekeurd. Met veel genoegen
vernam ik zulks van mijnen vriend. Wij be-
floten eenftemmig , den, in. de vergelijkende
ontdeedkunde , zoo te regt beroemden Hoog.
leeraar BRUGCMANSs als onzen gemeenfchape
pelijken vriend , niet flechts ter bijwoning van
‚dit voorgenomen enderzoek te noodigen , maar
zijn Hoozgeleerde, om zijne veelvuldige onder.
vinding en bijzondere bedrevenheid in het ont-
le.
ÍN bin WALVISCE 173
leden van wolvischaardige dieren ; ook tevens
te verzoeken de ontleding zelfs te willen op
zich nemen; terwijl wij alsdan de aanteekening
houden zouden van ál hetgene er gedurende
de ontleding belangrijk zoude worden waarge-
nomen. Na wederkeerige affpraak en vriend-
fchappelijke goedkeuring wan dit ontwerp, «des
den wij deze ontleding den 3 Júnij 1809 „ bij
het Naturaliën- Kabinet der Maatfchappij , in
het bijwezen en met dienstvaardige medehulp
van den Heer Gc. BAKKER; ftads Lector def
Ontleed- Heel- en Verloskunde, eni der An4toa
mia comparata aan Zeijlers {tichting te
Haarlem „ wordende het verflag dezer ontlee
ding door den Heer vaN MARUM, aan mij
overgelaten, hetwelk ik dan ook nu, zoo bee
knopt het mij mogelijk was opgemaakt, hier
volgen laat, hebbende daar bij voornamelijk
getracht „ éerflelijk : eene korte befchrij-.
ving te geven van de ligging der belangrijkfte
deelen, die zich bij het openen der borste en
buiks. holte vertoonden 3 om daaruit ten tweeden:
als op onwederfpreekbare gronden, die gevol-
gen en regelen afteleiden, door , en volgens
welke men nu voortaan. die plaatfen met ge
wisheid beftemmen ‘zal. kunnen , alwaar den
Walvisfchen de zekerfte en fpoedigst doode-
lije
i74 LIGGING sea INGEWANDEN
lijke kwetfngen zallen kunnen toegebragt
_ werden, |
Alvorens echter tot het eerfte over te gaan,
vertrouwen wij van ieder redelijk hefhebber
der Natuurkennis,; wien dit ons onderzoek zal
onder *t oog komen ; dat men van ons alhier
niet verwachten zal eene volledige en tot alle
kleine bijzonderheden zich uitftrekkende ont
leedkurrdige befchrijving van alle de ingewan:
den, veel minder van alle de verdere voornamé
deelen des jonggeboren Walvisch, alszijnde
zulks niet alleen door de verandering, die de
langdurige bewaring des voorwerps vooral. op
de inwendige zachte deelen gemaakt had, maar
ook door. de billijke op ons liggende verplig»
‚ting, om het voorwerp zelf zoo veel mogelijk
hog ter verdere ten toonftelling in het Kabinet
der Maatfchappij te befparen, volftrekt ondoens
lijk, ons daarom ook vleijende , dat men zich
wel vergenoegen zal, met hier aantetreffen eene
korte, algemeene en oppervlakkige , doch even.
wel geheel en alleen naar de dadelijke bevin-
ding opgemaakte, en derhalve getrouwe be.
fchrijving , van de juiste ligging der borst. en
buiks-ingewanden , welke wij bij de ontle.
ding van dit ongeboren dier hebben waargenc-
men;
CAN pen WÄLVISCH. »e
mei, en wel vooral van die deelen in % bij.
zonder, welker kwetfing bij de verbeterde Wal.
vischvangst, boven die van alle anderen „ zoo
niet alleen , ten minfte voornamelijk moet be.
doeld worden3 vertrouwende wij voorts van. de
billijkheid, en het doorzigt onzer lezeren „voors
al in den tegenwoordigen ftaat der Ontleedkun«
“de ‚ hier geene redenen te behoeven aantevoeren
ten betoge , dat van ons bevinden in dit door
ons ontleed , ongeboren , doch volkomen ges
vormd voorwerp, (wat de ligging vooral;der
edelfte borst - ingewanden betreft, )) eene allezins
en volkomen gegronde: toepasfing en. gevolg.
trekking tot eenen gelijken ftaat en ligging. dier
deelen’, ook in andere. en volwasfene Walvise
fchen, veilig mag gemaakt worden. …—
Dan, om ter zake en derhalve ter ontleding
zelve over te gaan: na det het voorwerp onzes
voorgenomen onderzoeks, ’c welk geheel onge-
fchonde , zwartachtig, van kleur „en ruim or
Rhijnlandfche duimen. lang. werd bevonden ,
vic den wijn-geest, in ’ welk het bewaard
werd , opgenomen, op-den rug gelegd, en
door eene kruisfnede van boven, op de hoogte
des flrotten-hoafds tot onderen , naar bij, den
aars geopend was, vertoonde zich ineens alle
de borst. en buiksingewanden in hare- gewone
na-
iv LIGGING ver INGEWANDEN
natuurlijke ligging; en voor zoo vetre,dezelve 5
gamêlijk door de zich terftond aanbiedende bijs-
ter groote lever; de darmen, nieren, enz, niet
bedekt waren. Wij floegen terftond het 00g op ,
de aanzienelijke ruimte der borst-holte; welke
van vooren plaat IV, bij ZZZ, door het mids,
denrif op de hoogte der 8fte en ode ribben, en
van daar benedenwaards aftopende tot op, en
zijdelings beneden de lendenen - wervelen ges
vormd wierd. In deze ruime holte der borst
fprak' het van zelfs, dat wij, voor alle verplaars
fing of van éénfcheiding der daarin bevace lee
vens- werktuigen, het allereerst een naanwkeue,
rig onderzoek deden naar de ware ligging van.
het hart én de longen, als beiden, doch vooral
het eerfte, in betrekking brengende mer de lig=
ging der beide vinnen , tegeà welke wij fteeds
op goede gronden gegist hadden, dat het hart
van weerszijden met tusfchenkomst alleen der
longen en borst-ingewanden zoodanig moest
gelegen zijn , dat alle diepe in de borst- holte
doorgaande kwetfingen , niet flechts van her
midden der inplantings- of fpil-lijn van de vins
nen, maar zelfs van deszelfs geheele beloop er
omtrek (plaat II, Y‚,X, W‚2Z,) ja ook nog
verder, zoo wel de longen als kee hart zelt
onmisbaar treffen moeten; en wij mogten des.
hal,
_i
BODEN ANC SEN IS ELL ‚AZ?
halve deze onze gisfing tot onze bijzondere
voldoening, dan ook alhier door eene wel een-
voudige, doch alles afdoende proeve zoo vol-
komen bevestigd vinden , dat wij, nu alle de
delen nog zorgvuldig in hare natuurlijke ligging
bewaard waren , bij ket doorfteken , met eene
lange naalde , niet flechts der geheele lengte
van de lijn of vìn-fpil, plaat II, XY, maar
zelfs van de geheele cirkel-ruimtee XWZX,
daarmede getrokken, nergens daar ter plaatfe de
zijden der borst hebben kunnen doorboren, zoris
der de longen, (offchoon in een ongeboren
voorwerp , als dit, nog nimmer uitgezet zijnde
geweest) , Een met deze ook tevens het hart
getroffen te hebben; een naar ons inzien on-,
wederfpreekbaar bewijs voorwaar, dat dit voor.
name levens werktuig bij meer volwasfen Wal«
visfchen, door de longen als * ware geheel om=
geven, aan beide de zijden der borst, juist te-
gen de inplanting der vinnen aanligt, en dat de
plaats dezer inplanting met deszelfs grooten oms
trek , ontegenzeggelijk aan de harpoeniers, als
van alle de beste moet worden aangeprezen,
om den Walvisch bet zekerst, veiligst en fpoee
digst te doden.
Na deze voorlopige en zeer eêënvoudige;
doch voor ons oogmerk hoogst belangrijke
V. Deer, 1. Stur, M proef
178 LIGGING per INGEWANDEN
proef, met den verwachten uitflag genomen, en
daardoer aan het eigentlijk hoofd-oogmerk des
_ zes optleedkundigen onderzoeks voldaan te heb.
ben, oordeelden wij het echter zoo wel aan de
Koninglijke Haarlemfche Maatfchappij, van wels
ken wij allen de eer hadden leden te zijn , als
aan de werenfchappen zelven , die zij voorftaat
en bevordert, verfchuldigd te wezen , hier bij
niet te mogen berusten, maar van de fchoone
gelegenheid tot verdere ontleedkundige befchou-
„wing van een zoo zeldzaam voorwerp, al het
overigens nog mogelijke voordeel ter kennisfe des
inwendigen maakfels der Waâlvisfchen te moeten
wekken: en wij befloten diensvolgens, in weer-
wil van de brosheid der zoo lang bewaarde
delen, en behoudens onze verpligting ter befpa-
ring van het voorwerp, ten einde hetzelve voor
eene toebereiding ter uitwendige befchouwing
piet geheel onbruikbaar te maken, de nu in
hare natuurlijke ligging befchouwde ingewan-
den der borste en buiks holten, van het ftrotten-
hoofdaf tot den endeldarm toe „los te fnijden , uit
den jongen Walvisch in eens op te nemen, en
daar door derzelver onderzoek, zonder verdere
fchending van het te bewaren voorwerp, meer
gemakkelijk te maken, De geoefende hand van
den Heer BRUG MANS flaagdde dan hier ín
_ ook
iN DEN WALVISCH, 179
ook zoo volkomen, dat, met het doo fnijden
van het fterke, lijvige tongbeen (zie plaat IV
en V, A) beginnende , het ftrottenhoofd, de
luchtpijp, flokdarm en. zoo vervolgens alle de
voornaamfte borst- en buiks.ingewanden van
hect ligchaam zelf afgefcheiden wierden, doch
alle echter zoodanig aan elkander verbonden en
in hunne “gewoone betrekkelijke houding en
ligginge bewaard bleven, dat ieder hunner af.
zonderlijk, en alle in derzelver gehelen zamen
hang met andere delen, zoo {naauwkeurig kon.
den worden befchouwd; dat wij daarna de. vol-
gende befckrijving hebben mogen opmaken, en
de naauwkeurige afbeeldingen onder: ons”op-
zicht hebben kunnen laten vervaardigen „ die
wij hier nevens den liefhebberen der natuur- én
vergelijkende. ontleed. kunde jmet te groter ges
noegen aanbieden, daar wij verzekeren mogen,
dat dezelve, offchoon de aerfte, zoo verre wij
weten , die’ immer over dit onderwerp. wierden
uitgegeven , met de meeste getrouwbeid naar
de voorwerpen zelven vervaardigd zijn, maar
vooral , dewijl wij ons vleijen durven, dat dezelve
hier door ook tot het daarmede bedoelde oog-
merk genoegzaam zullen voldoen, om namelijk
onze ‘befchrijving der -belangrijkfte delen. be-
hoorlijk toe te lichten, en de gevolgen , daaruit
| M 2 voor
ed
180 LIGGING prr INGEWANDEN
voor ons oogmerk af te leiden, er door op te
helderen, |
Dan, om tot onze begonne ontleding terug
ste keren: terftond onder het afgefneden tong-
been, vonden wij de hoekige cartilago. thyreo-
êdea (plaat IV en V. B.) van voren met beiden
-deszelfs fpieren bedekt, terwijl eene zware bed-
ding fterke fpier-vezelen, van het onderfte ge-
„deelte der gemelde cartilago haren. oorfprong
nemende, zich over het ringvormig kraakbeen
heen, tot op de verdeling der Jucht-pijp (zie
plaat Vs; Z. C.) uitftrekte, en welke zware bed-
ding van fpieren den Walvisch fchijnt te die-
nen; om, wanneer bij de uitademing het ge-
«heele ftrottenhoofd naar boven rijst, het alsdan
binnen den /aceus gularis ingenomen water,
“door middel der ingeademde lucht, langs de
fpuit-buifen, met al de daartoe nodige kracht,
naar buiten te werpen, |
De aspera arteria of lucht. pijp zelve had,
even als zulks bij de meeste, zoo, niet bij alle
“zoogende dieren , wordt waargenomen, kraak-
beenige ringen, en verdeelde zich, bij het nade-
ren der longen , in twee aanzienlijke Zronchie
(zie plaat V.D. D.), welke, ieder aan zijne zij.
„de, overgingen ia de van weerszijden in «twee
kwabben gedeelde longen, (plaat IV O O en
goo plaat
IN DEN WALVISCi. 18:
plaat V. EE), van welke de voorfte de kleinfte
was, en welke longen , daar zij nog nimmer met
lucht waren gevuld geweest, in de agterzijde
der borstholten als nog in één gevouwen zich
voordeden, doch ook daardoor overtuigend lie
ten zien , dat zij bij de inademing de borste
holte helpen uitzetten, en als dan ook tevens
het hart bedekken moeten, welk zich ru bij
het openen der borst terftond voordeed, heb-=
bende wij den hart-zak of het pericardiuns:
zoodanig verteerd of opgelost gevonden, dat het
alle zamenhang verloren had, en zich daardoor
aan ons onderzoek en befchrijving onttrok,
Het Aart zelf intusfchen (plaat IV. en Ve»
H. H.), dat zich daarentegen door deszelfs uite
gebreidheid (als vullende een groot deel der.
geheele borst-holte) , aan ons- onderzoek op
het gunftigst aanbood , vonden wij juist in het
midden der borst gelegen, naar gelang van het
ongeboren dier, en de ruimte van den #%orax
zelve zeer groot „ doch , even als dat van den
Dolphijn,van den Zeehond en den Lamantin,
veel breder, dan lang, en van onderen, even als
bij de zoo evengenoemde dieren niet gepunt,
maar een weinig boogswijze ingefneden ; wij.
ders van voren bol, van agteren uitgehold,
Czie plaat VL, f z.). De beïde wensricula, getijk
BR 08 ook
182. LIGGING per INGEWANDEN
ook de auricule {chenen, op het uitetlijk aan-
zien , in grootte weinig van elkanderen onder-
fclieiden te zijn, Uit ber regter hart ont{prong,
zoo als bij de meeste zoogende dieren, de ar-
teria pulmonalis of long-flagäder (plaat „IV
V…M1.), welke door hare bijzondere dikke rok-
ken, weinig minder vast van maakfel was dan
de worta of groote flazader zelve, zoo als de
beroemde cuv1eR(a) dit in den Do!phijn enden
Bruinvisch heeft waargenomen ,„ met bijvoeging
zijner (door ons-nu bevestigd gevonden: ) gise
fing, dat namentlijk zulks ook eveneens bij de
Walvisfchen zoude plâats hebben; de richting
der long-flagader. was voorts fchuins en zijde-
lings opwaards., langs de aorta naar de linker
long „ aan welke zij nog eene andere aans
zienelijke rakverdeling gaf, terwijl zij een
dergelijke. ter regterzijde maakt , alvorens in
de regter long over te gaan, zoo als men zulks
op plaat VI, (alwaar hect hart van den Wal-
visch -fetus van agteren is voorgefteld) , getracht
heeft te doen zien, bij C,C,C,C
„De vena cava fuperior of bovenfte holle ader,
Cplaat IV en V‚,L. L.) firekte zich zijdelings:
‚| | langs
Ca) Legons d' Anatomie Comparte, Tom. ÍV. pag. 223
iN DEN WAL VISCH; 183
langs en benedenwaards de arteria innoming.
14, vaar, de agter. en, holle „zijde van het hart,
terwijl de. weel wijdere vena cava inferior,
Cplaat VI, fig. 1. £) van onderen tweeakkig op-
rees , en na alvorens nog een zeer aan werkelijke
cakverdeling gemaake te hebben , zich verbreed
met .deseerfte in den regter. boefem van hect
hart verloor. |
Uit de linker hartsholte (plaat IV, D, en
plaat V‚, D) kwam de ook alhier weder, naar
evenredigheid van, het voorwerp, uit verbazend
dikke rokken zamengeftelde, groote flagader ara
teria aorta „voort „ en wel in dier voege, dat
men bij het eerfte opzien zeggen zoude „dat
dezelve alhier wif het regter ‘hart ontt(t: ‚ad. Bij
eene nadere befchouwing bieek echter, overiuie
gend „ dat dezelve ook in dit dier, even als
gewonelijk bij alle de zoogenden , uit het line
ker hart, en wel uit deszelfs boven en. agter.
zijde voortfproot ; makende voorts. een weinig,
nederwaards de groote bogt over het regter
hart heen, en klimmende vervolgens fchuins
opwaards, vaar ons alvorens echter de gelegen-
heid tot het, doen der bijzondere waarneming
gegeven;te hebben, dat namelijk dit geweldig
groot, vast, en_ kegelvormig opwaards (tijgend
bloedvat, bchalven achrerwaartg de arterie co-
ML af a 5 rg.
184 LIGGING per INGEWANDEN
ronarie ‘aan het hart, ook fchier terftond bij
deszelfs .ontftaan uit de linker harts- holte de
arteria innominata, ter vorming der arteria ca.
Fotis en arteria fubclavia dextra van zich gaf,
om vervolgens bovenwaards, en wel voor des-
zelfs kromming, de arteria carotis finistra en
tevens de /ubclavia, even als de arteria inno-
minata, uit éénen ftam ontfpruitende, voor de
linkerzijde af te geven.
De vene pulmonales of long -aders waren
zeer dun, flap van wanden , en wijd van ope-
ning „ gaande uit beide de longen wederzijds
met twee takken, in den linker hart- boezem
over , zijnde die der regterzijde (op plaat VI,
fig. r bij GG verbeeld ) voor derzelver takvere
deeling afgefneden geworden , en daar door
voorgefteld als maar ééne GER ia te
hebben,
Na derhalven alle de voornaamfte ingewanden.
der borst, (hebbende wij geene glandula thyè
mus gevonden), voor zop verre de verandering
die zij ondergaan hadden toeliet, onderzogt tê
hebben , gingen wij over tot de befchouwing
der buiks-ingewanden, en wel in de eerfte
plaats tot die van de lever, (plaat IV, P.)
die wij ook kier, (DAUBENTON Zegt dat
zulks: bij alle andere embryons waargenomen
wordt
ij er
IN DEN WALVISCH. 185
wordt (@))) „ zoo geweldig groot aantroffen,
dat dezelve zich over het geheele maag -geftel,
een goed deel der“darmen, en het grootst ge.
deelte van de bij uitftek lange en breede nie.
ren, ja, van den geheelen onderbuik , tot bijna:
op de hoogte van de pisblaas (plaat IV. Y,) uits
ftrekte , en die van buiten zeer bol, binnen-
waards zeer hol of gewelfd, in twee zwaare’
doch puntige kwabben eindigde, tusfchen wets
ke de navelvaren heen. liepen, zijnde er voorts’
geene galblaas te vinden. « Na datde lever en
het overfchot van het middenrif wûren wegge-
nomen, vertoonde zich niet flechts dat gedeelte:
der aorta descendens (plaat V , O-) et ook?
dat van den oefophagus of flokdarm (plaat V,
P.), welke beide ‘tot hiertoe , deels door hee
middenrif , deels ‚en vooral door’ de groote
lever bedekt geweest waren; maar ook deed
zich, daar wij geen omentum of net vönden,
terftond voor «ons ‘óp het geheele ‘beloop -der-
verfchillende- magen (plaat V, Q;R+S,T;)
en verdere ingewanden, in En eerfte wij zeer
kennelijk (plaat V, bij Q,) de eigenlijke rob.
met eene daar aan’ ait klier, hier wel-
ligt
Ca) Zie BUFFON, Histoire Naturelle , Tom, XIII,
Pp. 42.8 ed. in 4to.
M 5
186 LIGGING per INGEWANDEN
ligt de. plaats van het pancreas vervullende
(zie plaat V,U „ev plaat VI, fig. 2, ks voorts
bij-R.de tweede, en bij $ de darmvormige
overgang, van deze laatfte- naar de derde maag
T--konden onderfcheiden; en, welk geheele
maag- geftel, (indren wij ons zoo mogen uite
drukken) „ van. deszelfs „begin , dat is, van. het
kronkelachtig: cinde van den achter-en benevens
de aspera arteria;tot hier, toe regt nederda-
lenden, (plaat VI, fig. 2, As) „oefophagus. af,
tot bij het eindeewan de derde maag, in eene
fchuinfche rigting , en derhalve, van,de Inksre
naar deregterzijde; tot‚op de-hoogte der, rege
ter nier, (plaat VP) aflopende, „cradelijk
met eene ‚kleine vouw. of. kronkel (p'ax, Vl.
fig. 2, F,)- overging ia den flechts. weinig ger
bogen „ doch bijna „rechuftandig.-naar. beneden »
lopenden eczften darm, (plaat VL, fig 2,F ‚G.)
welk wij met „het„gewone, duodenum. of den
ewaalfvingerigen dara „vergelijken, „en _die_ dere.
halve het:begin van shet. gedarmte. uitmaakt „ in
het. welke „ even gelijk zalks.bijvolwasfen Walvise
fchen is opgemerkt , (maauwlijks, eenig zigcbaar
onderfcheid van middellijn werd waargenomen 3
terwijl wij voorts alle de werktuigen, tot fpijs=
vertering dienende, geheel ledig, en veel min-
der ontwikkeld vonden , dan de overige inge-
wan=
IN DEN WAL VISE H, 187
wanden „ waarfchijnlijk „… dewijl dezelve in den
Poetus het mivst van alien werkzaam zijn,
Aan weerzijde der ledize en zamengetrokkene
darmen, vertoonde. zich de zieren, van welke.
de regter cen weinig lager ,, can de. linker. gee
legen was; beiden waren zij, even-als bij. den
Lamentin, zeer groot „eirond van omtrek, en
hare zelfltandigheid beftond -uit een zamenweef.
fel van, ontelbare kleine , ronde „ korrel- ‚en
klier achtige ligchaamtjens ‚ welke. trosgewijze:
even als kleine druifjens aan elkanderen ver-
bonden waren ‚-fchier op dezelfde wijze als
zulks bij den Zee.Rob, den Beer, en eenige
andere dieren plaats. heeft: , Aan -derzelver. one
derfte gedeelte troffen wij de ureteres aan, die,
beide op gelijke hoogte , niet verre van „den,
onderrand der nieren ;’ vrij breed van omtrek
haren oorfpronk namen, en toen lafigzaam van
ruimte verminderende , zich in een fchuinfche
rigting aan het voorfte en onderfte gedeelte der
Pisblaas inhechtte. Deze, welke op plaat IV „
bij /, in hare natuurlijke ligging , en derhalve
van voren, doch op plaat V, bij Z, voorovers,
gebogen, en derhalve van achteren afgebeeld
js, ten einde ook de daer onder liggende dee,
len te doen zien, vonden wij juist in het mids
den ‚ tusfchen het onderfte gedeelte der nieren
ge-
188 LIGGING pir INGEWANDEN
gelegen; dezelve wâs, naar gelang van: ’ voor-
werp groot en fterk, en voor een goed gedeelte -
aan’ derzelver zijden met een vasten, fterken band
als omzoomd, die van weerskanten eene aan-
zienlijke arteria uwbilicalis (plaat IV W. en
plaat V. W.W.) bevatte; welke tot aan het
bovenfte deel der blaas voortlopende, zich in
derzelver rokken fcheenen te verliezen eeN
welke bloedvaten wij ons verzekerd hou
den, na.de geboorte van het dier, in zeer vaste
peesachtige banden, ieder bijna een pink dik,
over te gäan , gelijk ons dit door de vergelij
king der pisblaas van eenen ‘reeds lang geboren
Walvisch, welke den Heer BRUG MANS in zij-°
ne meergemelde voortreffelijke verzameling be=
waart, op % overruïgendse ‘gêbleken” is “terwijl
de grethra (plaat IV, Y‚)'van den hals der
blaas bijna regt tot het einde der kr be
roede uitloopt. |
Eindelijk, na de blaas ter befchouwiag der
daar ‘ondef! gelegene deelen, uit hare nacuürlijke
ligging, zoodanig voor Over gekeerd te hebben,
als dezelve op plaat V, bij Z, is woorgefteld,
vertoonde zich behalve het onderte gedeelte der :
aorta descendens'- A, en van het ‘úntestönum
rectum pop plaat V , tevens de beide langwerpige, '
en zich zijdelings wijd uicftrekkende zesticu/i of
zaad
ZIN BEN WALVISCH, «> 189
zaad. ballen plaat IV enV „bij. f.7, en #t;) „met
de aan..deszelfs- uiteinde . gelegen „ driehoekige
epididymedes (plaat IV, U. U. en plaat. V‚/.7.
gelijk ook nog de twee vafa, deferentia: (plaat
IV , XX, en plaat V‚r,7.), voor alle, welke
deelen de trekkerachtige band (plaat V,) fchijac
gefchikt te zijn, om dezelve met elkanderen te
veresnigen, in hare natuurlijke ligging te gu
gen en daarin te behouden. …
En ’% is hiermede, dat wij dit haer tend
doch getrouw verllag van het ontleedkundig onder. _
zoek omcrent de ligging der voornaamfte borst- en
buiksingewanden van den Walvisch moeten be.
fluicen daar de gefteldheld dezer deelen ons
verbood , ook omtrent het inwendig zamenftel
verder onderzoek te doen 5 wij zullen derhalve
nu, overgaan, om, ingevolge ons hier boven
bladz, 5, gemaakt ontwerp,
In de tweede plaats, uit de nu zekere kene
nis van de ligging der borst- en buiks-ingewan-
den, als toch van alle de tederfte en diensvole
gens veor. de fpoedigst dodelijke kwetfingen
meest vatbare ligchaamsdeelen der Walvisfchen,
eenige op onwederfpreekbaar zekere gronden
fleunende gevolgen. en regelen af te leiden,
door en naar welke men nu voortaan die lig-
chaamsplaatfen met volle gewisheid befteumnen
zal
199 LIGGING per INGEWANDEN
zal kunnen, alwaar den Walvisch de zekerfte
en fpoedigst bodelijke kweifs ingen kunnen mid
brast worden.
Heeft nu derhalven het hier boven gegeven
ontleedkundig onderzoek, onder anderen, de
beide eerfte van die vragen ten bedoelde ooge
merken voldoende beantvoord, welke wij in
onze “hier voorftaande verhandeling bladz 37
als voor de Walvischvangst hoogst belangrijk
hebben voorgefteld, door ons ontegenzeggelijk
te leeren.
Woor eerst, dat de borst- holte der Walvis-
fchen, in welke wij zagen, dat de edelfte en
tederite deelen gelegen zijn, terftond agter den
kop eenen aanvang neemt, en zich van daár
agterwaards tot op de helft van den 'ge-
heelen visch uitftrekt, dan is het gewis voor
iederen harpoenier, ja ook zelfs voor den on.
kundigften , zeer gemakkelijk deze zoo ruime
borst-holte op ‘het uiterlijk aanzien, bij het
boven komen en voortzwemmen dezer verba«
zende groote dieren, te bepalen, en naar deze
bepaling de plaaxs te beftemmen , waar hij,
(vooral met de gefchutsharpoen van MOORE),
«den Walvisch zal moeten treffen, als verzekerd
‘zijnde dat, wanneer de harpoen flechts binnen
dat gedeelte van den visch doordringt, hetwelk
‚Se
SCN DEN WALVISCH. * zor
gelegen is tusfchen de inplanting der vinnen
en de plaacs die’ een ieder, ook op het bloote
oog, voor de helft van het geheele dier, zeer
gemakkelijk zal weten te bepalen, het als dan
ook niet misfen kan, of dit zoo geweldig
kwerfend werktuig zal binnen de borst.holte
doordringen, en aldaar de tederfte ligchaamse
deelen van het dier dodelijk treffen moeten,
„ Ten tweede, gaf dit zelfde ontleedkundig on-
derzoek een volledig antwoord op de vrage,
in meergemelde verhandeling bladz. 37, en 38,
No. 2, 3, 4 en 5. opgegeven, en leerden wij
derhalve daaruit, mer volle zekerheid, de ware
ligging en zamenhang van de longen, het hart
en derzelver groote bloedvaten, als die boven
alle anderen in de borst. holte der Walvisfchen
beflotene zoo bijzonder tedere deelen, dat eene
enkele aanmerkelijke kwetfing aan dezelve toe.
gebragt, zoo al niet oogenblikkelijk, ten min.
fte binnen zeer korten tijd, de dood van het
gekwerfte dier volftrektelijk moet ten gevolge
hebben, dan mag noch kan het voortaan iedee
ren redelijken en voor overtuiging vatbaren har.
poenier nu niet meer onverfchillig wezen , waar
ter plaatfe hij den Walvisch treffe ; maar hij
zal nu, zoo uit de kennis van de flrekking en
grenzen der borst. holte, als uit die der «bijster
gr00e
492 LIGGING per INGE WANDEN
groote longen, maar vooral van het bijzonder
lange „ doch nog meer breede, en juist in her
midden der borst, tegen de beide vinnen
als aangelegen Walvisch- hart volkomen over-
taigd zijn, dat de hiervoren flegts gisfender
wijze. gemaakte bepaling der plaatfen, waar
de Walvisch waarfchijnlijk het voordeeligst zou-
de kunnen getroffen worden, (de inplantings-
plaats namelijk der beide vinnen en derzelver
omtrek), nu in allen opzichte waar en zeker
is, als alleen en geheel gegrond op de ligging
der ook bij deze dieren tederfte deelen, welke
nu, bij het verrichtte onderzoek waarlijk zoo-
danig bevonden is, als wij ons die voorheen,
ofichoon op goede gronden van vergelijkende
ontleedkunde , maar evenwel alleen bij gis-
fing, en gevolgelijk nog altoos als quzeker had.
den voorgefteld,
Eindelijk ten derde mogt het nu volbragte
ontleedkundig onderzoek van den jongen Wal.
visch.foetus ons ook nog geven, niet alleen
een algemeen denkbeeld en oppervlakkige ken-
nisfe van de ligging, loop en zamenhang der
buiks.ingewanden dezer belangrijke dieren,
maar werfchafte het ons ook, bij het zorgvuldig
„betrachten der verwonderingswaardige werktuigen
der fpijsvertering in dezelve, de toevallige gele.
gen”
CEN Den WÄLVISCH,?: ros
&enhheid, toc het van nabij kennen, befchrijver;
afbeelden, én daafdoor tor het älgemeen bes.
kend maken aan onze landgenoten, van het zoo
lag door duistere opgaven en onzekere bes
tichten, onbekend gebleven Walvisch „aas, (2)
als
(@ Bij gelegenheid machi eener nadere befchouwing
van hee maag- en darm-geftel van dit/voorwerp „met den
Heer Profesfor BRUGMANS over het voedfel der Wal-
vìsfchen of het zoogenaamde Walvisch-aas (Clio bore-
âlts L.) fprekende, en door zijn Hooggeleerde verrast
wordende met de vertoning van dit zeldzaam … en door,
mij nimmer te voren gezien Worm-foort , onder ter.
flond gereed vriendelijk aanbod, om van heizelve een
afbeelding te doen vervaardigen , en die bij deze zeer
gefchikre gelegenheid ook aan onze landgenoteú alge-
meen bekend te makên , nam ik dit zoo verpligtend
aanbod dankbaar dan; blijkens de getrouwe afbeeldin-
gen, zoo der voor- als achter= zijde van dezen zonder-
lingen worm , op plaat Vl fig. 3. bij C en D voor:
komende, te gelijk met die, door den beroemden eu-
VIER „ op. plaat XVII van het Ile Deel der dAnnaz
les du Mufeum d’ Histoire Naturelle voorweffelijk gege
ven en aldaar breedvoerig befchreven , van bl. 242-250,
ten eiride het verfchil van den mond „ vooral tusfchen
deze en die uit de verzameling van den Heer BRUG-
MANS blijken zoude ‚ komende ‘dit laatfte, wijders
volkomen overeen miet dat door den beroëmden P Az-
Las befchieven en afgebeeld , in zijne Miftell, Zool.
Fascic. X. ps 28, Tab. 1, fig. 18 en 19 , tot welke beide
Schrijvers wij die onzer lezeren wijzen, die eene zeer
V. Deers, bk Srux, IN 4 naauw=-
194 LIGGING per INGEWANDEN
als het voornaamfte voedfel dezer dieren , dan
zal. eene oppervlakkige befchouwing zelf , der
| in-
paauwkeurige befchrijving van dezen worm verlangen,
moetende wij ons alhier bepalen , tot er het volgende
Zoo kort mogelijk van op te geven, 5
“ De curo borealis, de noóörder- Vlerk- worm, of het
zoogenaamd Walvisch-aas , door den fcheeps-heel-
meester FREDRIK MARTENS het “eerst, (naar:den
taat der Natuurkennis van dien tijd), (a) befchreven
en ook afgebeeld, is een weeke, witte, met eene half«
doorfchijnende huid bekleedde worm; van boven onder
den kop, bij het lijf, breed beginnende, doch van daar
kegelvormig in eene puntig einde uitlopende, en ge-
woonlijk ongeveer één Rhijnland, duim lang en 3 breed.
„De kop van dit dier is rondvormig als in twee aans
eengehechte bolletjens verdeeld, die ieder eene zeer
kleine opening cc hebben, in welke een zeer teder voel-
lertje (äentaculum)) verborgen ligt, gaande voorts zone
der tusfchenkomst van hals, terftond in het blaasach=
tig bol, opgezet, maar als dan punúg uitlopend lijf
over. Terftond zijdwaards onder den kop, en dernal-
ve bij het begin van 't lijf, entfpruit van weerszijden
een bol , driehoekig , vlerkvormig ligchaamje, het welk
wegens deszelfs fijn vaatachtig ‘zamenftel het diertje
zoo wel tot longen als tevens tot vinnen fchijnt te dic-
nen; tusfchen deze en derhalve terftond onder de in
tweeën gedeelde bolvormigen kop, is de mond a ge-
lesen, die, wegens de vleesachtige heuveltjes, waare
mede de eigenlijke monds-opening omzet is; (om de
alänts juiste uitdrukking des Heeren CUVIER te ge-
dn bruie
_(@) Zie Reisbefchtijving vaar Spitsbergen, of Noordfche We-
teld bl. 330. en volg, en fig. P. bij £. f, fe
IN DEN WALVISCH 105
ingewanden van den buik, een ieder, die den
Walvisch-vangst dadelijk beoeffent , of daare
bij een regelrecht belang heeft, ten volle
overreden kunnen , dat de buiksholte der
Walvisfchen, zoo om de ligging dezer dieren
bij
bruiken.) de gedaante van eene wonde heeft, door eene
driekantige kling veroorzaakt.
Overigens is het lijf op den rug 5. 4. D. B. rondach-
tÚg, uitpuilend bol, en tot daar, met ingewanden, doch
verder zoo ’t fchijnt tot aan ‘het einde, met een dun
vocht gevuld, gelijk in de bovengemelde voortreffelijke
afbeelding en naauwkeurige befchrijving des Heeren cu-=
VIER, door eene aanzienlijke vergrooting van het ge-
heele dier en deszelfs ingewanden , allerduidelijkst is
voorgefteld.
’T is deze kleine, doch in de daad zeer belangrijke
worm, van wien fchier alle befchrijvers, zoo van Groen-
land en Spitsbergen in het algemeen » als van den Wal-
visch-vangst in ’t bijzonder , gewagen , en die thans
voor het voorhaamfte voedfel der Walvisfchen gehou-
den wordt, komende voorts in die zeeftreken dermate
menigvuldig voor, dat erde zee als van fchijnt te wees
melen „ waarom wij ons dan ook vleijen durven den
Nederlandfchen Natuurkenner , en een ieder die in de
Walvisch - vangst eenig belang ftelt, met deze korte
oppervlakkige befchrijving, en zeer getrouwe afbeelding
naar het voorwerp zelve vervaardigd, geenen ondienst
te hebben gedaan, terwijl wij „voor het zoo edelmoedig
geven der gelegenheid daar toe , den Heer Profesfor
BRUGMANS ook hier openlijk onzen verfchuldigden
dank betuigen.
N 2
4
‚
195, LIGGING per INGEWANDEN
bij hun bovenkomen op de oppervlakte der-zeë,
als wegens den weerftand huoner wijd uitge-
ftrekte magen en darmen , gelijk ook eindelijk
wegens het minder belang der meeste „ook zelfs
der zwaarfte, door den werpherpoen aan de
„ buiks-ingeweanden toe te -brengene kwetfingen,
nimmer het doel van den gewoone werp harpoe-
nier wezen moet; zijnde het alleen hun, die de
gefchurs. harpoen gebruiken, en dan nog maar
in zeer weinige gevailen, of bij bijzondere om-
standigheden mogelijk, den Walvisch in dit
gedeelte zijns reusachtigen ligchaams zulke
plotfelijk dodende kwerfingen te kunnen toe-
brengen, als waarvoor de borst-ingewanden
zijn _bloortgefteld;s terwijl eindelijk ook nog
de kennis van het zoo even vermelde waré
Walvisch-aas, den Groenlands=vaarder in het
onderkennen en opfporen der zee-ftreken , waar
de Walvisfchen zich ophouden , niet dan ten
hoogfte puttig zijn kan, gelijk wij hiervoren
bladz. 43 reeds toonden, en daarom ook
omtrent dit laatst belangrijk onderwerp , op
bladz, 89, de zo° vraag ter beantwoording
voorftelden, aan welke door dit onderzoek dan:
ook mede hoofdzakelijk is voldaan 5 blijvende
het des niet te min iederen beoefenaar der Na-
tuurkunde, en bevorderaar der Walvisch vangst
ten
IN DEN WALVISCH. 197
ten fterkfte aanbevolen, zich alle mogelijke gee
legenheden ten nutte te maken , dergelijke ont
leedkundige onderzoekingen niet alleen in on.
geborene „ maar vooral ook in meer volwasfen
Walvisfchen te herhalen , met de door ons hier
bekend gemaakte te vergelijken, die te verbe-
teren, té volmaken, en de ontleedkundige ken.
nis van den ligehaams-bouw der Walvisfchen ,
ten voordeele der belangrijke vangst dezer die-
ren; daar ‘door zoo veel mógelijk tot volko-
menheid te bre ngen,
Ons blijft dan nu alleenlijk ten flotte van dit
ons gefchrijf nog over, uit de door het ont.
leedkundig onderzoek bekomene meerdere ken.
pis, omtrent de ingewanden der Walvisfchen
in % algemeen, en van die der borst in ’% bije
zonder, voor de harponiers, (de eerfte of voor-
naamst werkende perfonen toch bij den Wal.
vischvangst ), inzonderheid echter voor die gee-
nen, die cen fchiet- harpoen gebruiken, de vol.
gende wenken als regelen voorteftellen , door
welke op te volgen wij ons verzekeren durven,
dat zij op de veiligfte , zekerfte en fpoedigfte
wijze, den Walvisch zullen kunnen doden; zie
hier dezelve,
Eerftelijk, ieder harpoenier bepale, en hou-
de fteeds tot eene wet of vasten regel, boven
N 3 | al-
X
198 LIGGING per INGEWANDEN
alle andere deelen, de borst-holte van den
Walvisch bij voorkeur te moeten bemikken,en
met den gefchuts-harpoen te treffen, als die
edele deelen bevattende, van welke zoodanige
aanmerkelijke kwetfingen, gelijk door dit werke
tuig meestal worden toegebragt, oogenbliklijk
dodende zijn moeten.
Ten tweeden, om zeker te zijn den harpoen
in de borste en niet in de buiks- holte of in
nog minder teedere oorden van den Walvisch
te fchieten, verdeele men terftond, bij het boe
venkomen, in zijne gedachten, den geheele visch
in tweeën, en houde als dan die tusfchen-ruimte
van ‘het onderlijf , dat is , van het onderlte en
voorfte gedeelte van den visch, tot aan het ge.
gist midden van het geheele lijf, voor de plaats
binnen welke de harpoen moet gefchoten wor.
den , dan |
Ten derden, ter nog nadere bepaling van de
boven alle andere meest verkiesbare plaats der
borstholte, waar den Walvisch plotfeling dode-
lijke kwetfingen kunnen toegebragt worden, be-
_doele voortaan iedere harpoenier den omtrek,
alwaar de vinnen als ’t ware uit het ligchaam
van den visch voortkomen , en dat wel in het
midden hunner inplanting, gelijk wij reeds hier
voren gegist, en in het hier voorgaand bijvoeg.
fel
IN DEN WALVISCH. 199
fel bladz, 169 , voorgeflagen. hebben, met in
achtneming voorts van dien regel, welken
wij tot her gemakkelijk en zeker bepalen van
dit midderpunt der vinseinplanting, naar aan-
wijzing van plaat Il hebben opgegeven, en daars
om hier niet herhalen mogen, terwijl echter
Ten vierden, de harponier zich: verzekerd
houden kan, ook in alle andere rigtingen de
levensdeelen binnen de borstholte vervat. zeker
te zuilen treffen, indien hij den harpoen flechts
binnen den ruimen omtrek van de inplanting der
vinven , dat is , even boven of onder, doch
vooral achter dezelve naar binnen. fchieten zal ;
van alle welke rigtingen die echter de voors
deeligfte zal wezen ; wanneer men in het ver-
volgen of naarzetten van den visch, den har.
poen achter , en als ’t ware van onderen de
vin, en dat wel fchuins door het midden, naar
de overzijde der borst- holte zal mogen infchie-
ten, kunnende ket als dan uit hoofde der nu
nader bekomene kennis van de ligging der lon-
gen, het hart, en zijne verbazend groote bloed-
vaten, niet misfen, of dezelve moeten , zoo al
niet allen in eens, ten minfte de longen en te-
vens het hart plotfeling dodelijk worden ge-
woffen ; terwijl deze voorflag ons te meer ge-
grond en belangrijk toefchijnt, deels doordien
N 4 de
geo LIGGING per INGEWANDEN
de gelegenheid tot het treffen van den visch ,
in deze laatfte rigting, het meest bij den Wal-
visch- vangst voorkoomt, deels ook, dewijl in
deze de ribben van den Walvisch zich fchuins,
_… €n derhalve in hare minfte oppervlakte woors
doen , en diensvolgens aan den harpoen den
minften weerftand bieden , en de gunftigfte gee
legenheid geven, om, in deze fchuinfche rig-
ting, zonder eenigen aanmerkelijken tegenftand,
mét al ’*t verbazend geweld den gefchuts- gen
poen alitén eigen , tusfchen de ribben, tot bin=
nen de borst- holte door te dringen.
Eindelijk zen wijfden, moeten wij alle bij
den Walvisch- vangst; belang hebbende , inzons
derheid echter hun , die dezelve in de zeeftre«
ken van Groenland en Spitsbergen, (in welke
betrekking het dan ook zijn moge), dadelijk
drijven, nu nog ten fterkften aanmoedigen, om,
na de-nu verkregene meer zekere kennis van het
hier voren kortelijk befchreven, ‘en afgebeeld
Walvisch -aas, omtrent dit voor den Walvisch
zoo het fchijnt voornaam en onontbeerlijk voed-
fel, alle mogelijke navorfchingen en waarhe-
mingen te doen, zoo omtrent deszelfs huis.
houding, voortplanting en verblijf, als omtrent
het gebruik of de azing zelve der Walvisfchen
op dit worm-foort, van al % welk toch de
| ze-
IN DEN WALVISCH. ear
zekere. berigten , en daaruit te verkrijgene ken.
nis voor de Walvisch vangst , zeer ligtelijk
hoogst belangrijke uitkomften en gevolgtrekkin,
gen zoude kunnen opleveren,
„En hier mede eindige ik die verflag der ont.
leding van een dier, welks geheel geflacht, niet
alleen voor den Natuurkenner, maar ook voor
den handelaar, den zeeman, den kunftenaar en
handwerkman hier te lande , in zoo vele op-
zigten hoogst belangrijk is, |
N 5 ct REDT
hl
UITLEGGING
DER
AFBEELDINGEN.
,
Pa: I flelt voor den van bladz, 1940,
dezer verhandeling befchreven Groenlandfchen
Walvisch (Balena Myfticetus L.), van terzijde
gezien , zoo als wij dien ter meer duidelijke
voorftelling van het dier, en ter opheldering
tevens van verfcheide onderwerpen , in deze
verhandeling vervat , naar de meest naauwkeu-
rige befchrijvingen en narigten , inzonderheid
naar de afbeelding van noMmAN gevolg hebben,
Piaat II, verbeeldt den omtrek van eenen
ongeboren mannelijken Walvisch , naauwkeurig
genomen naar het voorwerp, in het Natura-
lien- Kabinet der Leidfche Univerfiteit bewaard
wordende, en binnen welken omtrek men, naar
de zoo bijzonder belangrijke afbeelding van den
Heer vAN MARUM, (hier boven bladz, 18,
ver.
UITLEGGING ann 2
vermeld.) bij W TV den fchedel of het been.
dergeftel van den ganfchen kop des Walvischs
zoodanig met ftippen aangeduid heeft, als men
met regt meent, dat dezelve in den verbazend
groten fpek-klomp dezer dieren moet gelegen
zijn , en waar in bij N het oog geplaatst is,
duidende voorts O den hoek van den muil, of
de vereeniging der beide kaken aan.
K, de plaats of opening der twee fpuit- bui.
fen , boven op den kop of neus, en welker
openingen zich hier flechts ftreepvormig , zonder
eenige uitwendige merkbare uitpuiling voorde.
den, De lijn K L Mis getrokken uit de fpuit-gaten ,
langs de achterkant der oogholte, en door het
midden L tot ‘aan het einde M der vin, als
ter zekere aanwijzing kunnende dienen der plaat-
fe, waar den Walvisch de fpoedigst en meest
zeker dodelijke wonden , vooral door middel
van den -gefchuts-harpoen, zal kunnen worden
toegebragt.
L, hec middenpunt van de zoogenaamde fpil
der vin, tegen welke het hart van den Wal.
visch gelegen is , en welk punt derhalve voor
den harpoenier als het voorname doel- of mik-
punt moet worden aangemerkt, om den Wal-
visch plotfelings of oogenblikkelijk dodende
wonden te kunnen toebrengen, en uit welk
mid.
Ì
24 UITLEGGING
middenpunt L, mer de lijn ‘LX of LY als ras
dius, de cirkel LXWY W getrokken is, ter
aanwijzing van den omtrek, binnen welke de
‚zijden der Walvisch niet zullen kunnen worden
‘ doorfchoten, zonder te gelijk het hart en de
longen te treffen. _
V het middenpunt, uit t welk, met de lijn
“ V Xals radius, de cirkel Y XZ X getrokken is,
ter aanduidinge van den nog groteren omtrek,
binnen welken: de harpoenier zelfs nog verzes
kerd kan zijn, bij. het diep doordringen des
harpoens in de borst „holte van den Walvisch,
indien piet alle, ten mimfte eenige der voor-
naamfte en edelfte ingewanden der borst te zul.
len treffen; vooral indien hij daartoe , door mid=
del van moore'’s harpoen-bus, de harpoen
met de uitfpringende mesfen „ hier voren. bladz,
151—156. aangeprezen en op. ien HL. lig. 4e
afgebeeld, gebruiken zal,
U, het mapnelijk teellid of totaee
kraan van den Walvisch, zoo. als het zich, bui-
ten deszelfs koker uithangende , vertoonde,
EF, het begin of de wortel van den ftaart,
A, de regrer-, C„ de linker ftaart-vin of -
ftaart - vleugel, beide horifontaal of hade in bad .
water liggende,
B, De Bakr nt infijdies van den flaart.
Plaat
pik AFBEELDINGEN. gòs
Plaat IL fig. te verbeeld de door. sTAc-
nOLD voorgeftelde, en door moore verbee
terde harpoen- bus, Op-derzelver mike of fteuns
beugel geplaatst, en geladen met de fchiete
harpoen, aan welken de voorganger door “mid-
del van deszelfs ring is vastgehecht ; vergelijk
bl, 33-89:
_D, de ijzeren cilindervormige fchietbus, ter
lengte van drie voeten en van 1 duïm gewoon
gefchuts „calibers liggende in derzelver hotiten
lade, en bij E door eene fpil vastgehecht op
den mik-beugel F , waardoor dezelve derhalver.
op de floep geplaast zijnde, naar welgevalle
zoowel hoon als 5 Aebh and kan noe
wórden,
O, de kamer der harpoen- bus.
“L, de fchier-harpoen Aan den voorganger
verbonden, en in de loop D, en op de kamer
O van den harpoen - bus geplaatst. |
C‚ het dekftuk door MooRE od
waardoor het flot der fchietbus overdekt, en_
het nat worden van het flot en vooral van het
pankruid voorgekomen ‘wordt. id
A, trekker van de flaaf, door welke de
agp gsf van het flot afge trokken en de fchiet.
bus
206 UITLEGGING,
bus afgefchoten wordt, wanneer men namelijk
het knopjen 4 van de klink B gelijktijdig in.
drukt, vergelijk bl, 85—88,
Fig. 2e
O, de kamer der fchiete of harpoen.bus; I
de pan van het flot; H, de haan.
GG, de twee klaauwen van den trek «ftang
of ftaaf, door welken het dekftuk C, [zie
fig. 1-} bij het affchieten der harpoen-bus tes
gelijk naar agteren getrokken, en daardoor aan
den damp van het ontvlamde pankruid vrije
uitgang gegeven wordt,
A, ring van de trekftaaf of ftang, waaraan
bij K de fnapper verbonden is,
T, keep of fleuf, in welke de kling B ee
fige 1.) fluit.
Fig. 3.
De trekftang of trekftaaf afzonderlijk, waar
in door
GG aangeduid worden, de twee klaauwen
van het floc-dekfel , en
T, de keep of fleuf, ter bevatting van de
klink B (zie fig. 1.) |
Fig.
per AFBEELDINGEN. 207
Fig. 4«
Al verbeeld de fchietharpoen van MOORE,
met eeeige daaraan ‘bijgebragte verbeteringen,
door den fchrijver der voorftaande verhandeling
voorgeflagen,
…_ D,E, twéé bij i beweegbare mesfen , welke,
in rust zijnde, denzelfden loop hebben, als de
zijden of vleugels van den harpoen, en agter
deze als 't ware verborgen liggen,
F, platte, koperen ftaaf of ftrook, die, van
boven in eene keep der mesfen, als in een
fcharnier zoodanig influit , dat wanneer deze
ftaaf paar beneden getrokken wordt, deze beide
mesfen zijdelings en ook bovenwaards fhijden,
en in dien fland geraken, waarin dat bij D is
afgebeeld; voorts is deze platte |ftaaf doorven-
fterd, zoo dat de ring H met den voorloper
V daar langs zoude kunnen afglijden tot
RR, zijnde een ijzeren band, met welke de
ftaaf | van onderen vereenigd is, en die bij
het flerk drukken of trekken van den ring H,
voor deze drukking moetende wijken, derhal-
ven verfchuifbaar is tot KK, bij welke vere
fchuiving, of drukking naar beneden, dan ook
de twee mesfen D en E uit haren werkelozen
ftaat naar buiten getrokken en in werking ge-
bragt worden, zoo dat zij alsdan de kwetfing,
door
63 UITLEGGING B:
“door den harpoen toegebragt, nog zeer aanmer=
kelijk vergrobdten moetens als fnijdende in eéns
alle de zagte delen door, welke in den ome
ttek van den pijl of lans van deens harpoen’ gele=
gen zijne
I, het onderfte einde wan den fchiet. harpoen,
waarmede dezelve op de lading, of het fchot
der harpoen-bus rust.
Plaat IV verbeeldt het ftrottenhoofd „ de
ftrot en de ingewanden van de borst en buik,
gelijk die zich vertoonen na het wegnemen der
algemeene bekleedftlen , der tibbeh en Het
_Hartzakjen.
A, het Tongbeen.
B, het fchildvormig li ie mèt pieren
“bedekt.
C, het begin van de zt arterid,
OO, de rechter en linker longen.
H, het hart in deszelfs natuurlijke ligging,
juist in het midden der borst- holte,
ZZZ, de plaats waar het diaphrag gimd is
weggefneden. TO
D, de ventriculus cordis finister,
E, de auricula finistra.
F, de ventriculus cordis dexter,
G, de auricula dextra.
N el
A
j
E
|
per AFBEELDINGEN. aop
TI, de groote bogt van de arteria aorta,
K, de afgefnede arteria innominata , uit
welke de regter- hals- en flcutelbeens- -lagader
ontftond,
L, de vena cava fuperior.
M, de arteria pulmonalis.
_N, de fubclovia finistra,
P, de Lever.
Q; een gedeelte der darmen,
R, de nieren, door hare vliezen bedekt,
SS, de ureteres.
ET, de testiculi met de epididymes U U,
V, de Pisblaas.
WW, de twee arterie umbilicales, ter we-
derzijde van de blaas opwaards lopende naar
deszelver bodem,
NB, Uit de vergelijking van dit voorwerp
met de blaas- van een grooter Walvisch is ge.
bleken, dat deze bloedvaten naderhand in zeer
fterke banden overgaan.
XX; de vafa deferentia,
Y, de urethra afgefneden,
Plaat V, verbeeldt de ingewanden gelijk de
vorige, doch het hart is zoodanig vooroverge.
bogen, cat de groote verdeeling der aspera
Ve Deer. jh STUKe 6) är
he
dio UITLEGGING.
arteria kan gezien worden, de lever en de be-
kleedfelen der nieren zijn weggenomen en de
blaas is voor overgeflagen.
A, het tongbeen.
B, het ftrottenhoofd,
C , de bedding van fpiervezelen over de as
pera arteria heenlopende. eek
__ DD, de verdeling van de aspera arteria in
twéé bronchie, | | Ak
EE, de longen ter wederzijde in twee
kwabben F en G gedeeld, al
H, het hart als voren.
I, de arcus of groote bogt der groote tg:
ader,
_K, de arteria innóminata.
L, de vena cava fuperior.
M, de arteria pulmonales.
N, de vene pulmonalis gedeeltelijk,
O, de nederdalende aorta.
P, de efophagus of flokdarm.
Q, de eerfte maag
R, de tweede maag,
S, de dermvormige overgang van de tweede,
naar de derde maag.
T, de derde maag,
U, eene kleine klier aan de cerfte maag ge-
hecht, welligt met het pancreas te vergelijken.
| 1 VVV,
Der AFBEELDINGEN. ark
„VVV, de lange gekronkelde darmbuis,
Pp, de endel. of regte darm.
WW, de nieren van derzelver buitenfte rok
ontbloot, op dat haar korrelig , trosvormig
maakfel eenigermatig blijken zoude,
‚. XX, de wreteres of pisleiders zich ia de
blaas inhechtende,
zt, de zerticuli, met de epididymedes vv.
rr, een trekkerachtige band, alle deze dees
len met elkanderen verbindende. |
Y , de krop en hals der blaas.
WW, de twee navel- flagaders, aan de buiten-
zijde der blaas gelegen, en naderhand in ban:
den, overgaande,
Z; de voorover gekeerde ledige blaas, var
welke nu de agterzijde zichtbaar is.
Neten nternet sl
Plaat vl fig. Te. Hee hare van agreren er
van boven gezien, om den oorfprong der gro-
te bloedvaten te toonen,
A, de arteria aorta of groote flag- ader.
B, de arteria innominata,
CCCC, de takverdeling der arteria B
nalis.
D, de vena cava fuperior.
E en F, de twee takken der vena cava (7
ferior. Oez GGG;
ats UITLEGGING
GGG, de tak.verdeling der vene pulimoe
_ gnales.
Fig. 2.
De magen afzonderlijk voorgefteld, van wel.
ke men in den foetus flechts de gedeeltens. &
ziet, welke naderhand tor geheel Bingen
zakken overgaan.
A, de Oefophagus of flokdarm, voor des-
zelfs kronkeling en overgang in de eerfte maag.
B, de eerfte maag, benevens de daar onder
liggende klier, welligt te vergelijken met het
Zancreas.
C, de tweede of fpierachtige maag.
D, de darmvormige overgang naar de derde
maag, doch welke bij den foetus in middellijn
van die maäg siet verfchiln,
E, de derde maag.
F, de overgang der derde maag in den eer.
ften darm, gewoonlijk het duodenum genaamd?
G, de overgang van den eerllen darm in hee
overig gedarmte H.
Fig. 3.
A, de Noordfche vlerkworm (Clio borealis
LE), gewoonlijk bet Walvisch. aas genaamd,
van agteren of op den rug gezien, naar de af-
beelding van den Heer cUVIER.
B, hec zelfde dier van woren. of op den
buik gezien, » C
nn enheid
per AFBEELDINGEN. org
C en D, de Clio borealis „ afgebeeld naar
het voorwerp uit de verzameling van den Heer
Profesfor BRUGMANS; in alle welke figuren
woorgefteld wordt bij
a, Het lijf of de buik.
‚tb, De plaats, alwaar de ingewanden door
de bekleedfelen heen gezien worden,
‚ecccy De kop als in twee aan elkander ge«
hechte bolletjes verdeeld, met de kleine ope
ningen der voelertjens. /
dddd, De vlerkvormige longen, die tevens
tot vinnen dienen. bn
me, In fig. D, de mond, met deszelfs driee
kantigen vleesachtigen rand,
hj
VERHANDELING
#
INLEIDING, vak
jn verbänd tusfchen de Natuur- Gefchiedee
nis en Huishoukunde, en nuttigheid van bef-
dene . . nn . ‚ _Bladz, 3- ‚
Afdeeling der voorgeftelde vrage , in drie deelen, … 7
ZEERSTE OE EA DRE
Behelzende eene algemeene befchrijving en ver-
deeling der Walvischaartige dieren. …. … — 9-13
Opgave der verfchillende foorten, van hêt gee
flacht der Walvisfchen. pg . 5 13-úy
Opgave „der voornaamfte befchrijvingen en af-
beeld! agen vari dezelve, . 5 « 17-19
Uitwendige gedaamte ‘en algemeene ligchaams-
bouw, kleur, gfootte, enz. van den Groen-
landfchen Walvisch, : > 19-,
Befchrijving van den kop , fpuit- buifen, ief Shan 20-24
— van de oogen, gehoorwerktuig en
vinnen. - Ed . Ld . 25 E] 26
—— den flaart, buik , teeldee.
‚len, enz. . e ° dits 27,28
Algemeene afmeting van eenen Walvisch. 29 vergel. bl, 65
Gebrekkige kennis der belangrijkfte inwendige :
deelen van den Walvisch, en aanbelang van dit
‚gemis, ten nadeele ook der Walvisch-vangste 30-35
Middelen om dit gemiste vervullen. … … … 36-40 -
Voedfel der Walvisfchen of Walvisch - aas. 4o
Onzekerheid waar in dit beftaat. ol led 42
Belang van en aanmoediging tot de kennis der
middelen ter naauwkeurige kennis van het Wal.
visch-aas, . . . . ‘42-44
Verblijf der Walvisfchen en middelen tot derzel.
ver nafporing. | é é « 44-62
Be-
k
ern ned
Erato edes ls AAN kr Da rn ;
aa de Tees TEL ARE Le GR iet
UN. HO U B,
Bepalitg der plaatfen,op welke aan het ligchaam
“der Walvisfchen. plotfelijk dodende wonder
kunnen worden toegebragt, se + __ Blad. 63
Plaatsbepaling der ligging van het hart , de lon-
_gen,en der groote bloedvaten in de Walvisfchen. 68- -78
T WEEDE Nr Dr rio
Opgave der minst omflachtige en veiligfte in gee
bruik zijnde middelen tot het doden der Wat=
visfchen. . ° , . . 7
Befchrijving, gebruik en beoordeeling van den
gewonen werp-of hand- harpoen. ble: 72-76
Gebruik en beoordeeling van den hand-boog tot
het voortfchieten’ van den harpoen. ee mew Á
Gebruik en beoordeeling van een flincer «gevaar. °
“ te of Balista ter fchieting van den harpoen. 76,77
- Harpoen - bus doorsracmHoLT uitgevonden, 27
Dit werktuig heeft groote voordeelen, door de Fy
ondervinding bevestigd. UU HEt Bo
Doch heeft daarentegen‘ook een groot g:brek. _ 80-81
Welk gebrek volkomen weggenomen wordt inde
+»
verbeterde harpoen-bus, deor C: H. MOORE
uitgevonden. A Te . e . 81-83
Befchrijving en gebruik van MOO RE) s Gefchuts-
harpoen of harpoen - bus. et he Á 83-89
DERDE AFDEELING,
Onderzoek in hoe verre de hier boven voorgeftas
gene middelen en wijzen ter Walvisch. vangst,
de vereïschten hebben, ‚ door de Maatfchappij
gevörderd. __ . . en ; go
En wel in de eerfte plaats, de gewoone werp: of.
hand. harpoen etste Rd or
De gewoone werp- of hand - harpoen mist de ge-
_ vorderde vereischtense . e e QI -190
Noch ook ‘het gebruik van fchietbogen of andere
f dere
/ md wet
% Kh lade,
EN HOUD
dergelijke door koorden gedrevene werktuigen;
kunnen ter behoorlijke harpveuering van den
Walvisch gebruikt worden. zt Biadz,. Ea 103
Van alle voorgellagene of aangewende middelen
„en wijzen tor het vermeesteren en doden der
Walvisfchen, ‘chijnt de harpoen-bus , en wel
inzonderheid die door cn. MOORE verbeterd
den voorrang te verdienen. EN EED Pe 0%
gls zijnde deze van alle de voorgeflagene midde-
delen niecaileen hetkortfte of minstemflachtige _ re4
Maar ook het zekerfke _. … . vod IbP
veiligfte En « e - ° 109
nenten
Gebrek van en zwarigheden tegenher gebruikder —_
harpoen bus, geopperd, overwogen en opge.
lost. . . e . o . . 1IO- 126.
Alle de hier boven opgegevene voordeelen der
harpoen- bus, worden door eene reeks van on.
docherbare voorbeelden, en diensvolgens door
de ondervinding bevestigd, inhet AANHANGs
er
SEL. il - - e e na 126 =S
Noorftel van den Schrijver dezer verhandeling ter
nog verdere verbetering en volmaking des hare; … …
poens in het algemeen, en van dien, van.sTaGe _ «
HOLD en MOORE in het bijzonder, «181-158
Befchrijving der afbeelding van dit verbeterd
werktuig ° . e . .® 152-556
Verdere aanmerkingen en voorflagen ter bevorde-
ring, verbe:ering en uitbreiding der Walvisch-
vangst, en der verdere nuttige aanwending van
„den zoo even befchrevenenen verbeterden har=
poen, tot het vermeesteren van andere Zeediee
ren, welker vangst met voordeel zouden kunnen
gedreven worden. . . e ° 156-163
»
„Befluit. ° e è e « pt, wie 863-164
voordeeligfte . s es Io.
4
IJ
f “
ir
‘
ee
=
wan Beer
AL
©
Pr.
AL van Be fe.
m_ Je, Ei
AGS
5 ie 7
EARN KAAS an a io
Plum
he
Á ek
Pp;
ni
art vt
* ê
Á
i
-
US
var Beed: jo.
Als
ALven Bee Ze / 4
Er
ed
end
nl
et
be a ie
ki
Plvr.
AL ran Baie
TS pe
5 WAS
NS
Vo RE Ld vd à Ul Pommer
bios Ee SINDS
N INSTITUTION NOILLILSNI NVINOSHLINS SalyVyaI
Ee
SE
A 2 3 Ee
S Ei Z en
SNN O LE
2 8 8
SNE s 5
EE z (7) z
S SJIUVUAIN LIBRARI ES _SMITHSONIAN INSTITUTION
2 , ee
uJ Zo
d a Dis 5
par << Pf RT
== BAN
5 AAL a
@) a Le)
Ee zl pd
N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SAIUVUAI
SAIUYYEIT LIBRARIES SMITHSONIAN
INSTITUTION
INSTITUTION
S S3IYVYUAIT LIBRARIES
24
N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIWS
SMITHSONIAN INSTITUTION
ad
%
1
NVINOSHLINS S31SVU8I
SMITHSONIAN
SMITHSONIAN
VS
NYVINOSHLINS
SJIUVYE
NOIENLILSN!
LIBRARIES
S_SIIËVYAIT LIBRARIES
INSTITUTION NOILNLILSNI
u
Le
a 4
«
Le af
Ls 0)
er
Z me We
o jn w
nd
zo |
= > k >
E o es
g m m
== u ui
N INSTITUTION NOIENLILSNI NYINOSHLINS SJIYVHgIT
2 2 Le) Z \4) eee
<< Ss pi Ee
Ee N | - —
e) E HEN T
(9) 7) Sn (9)
sE ne) EE e)
es 2, Ee 2
pe PD = Dee
u Z F7) z
B _LIBRARI ES _SMITHSONIAN _1NSTITUTION
2 5 u 7
Le ef ee @ 3 zi
lan | 4
LE E 5 5
@ ee a. —
u k < mmm ah mn <=
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN
n ee es % u EE
2 < = #7 ea
=| ee BN ee OP z
5 5 NE NS
NO 2 as ME
BZ KS Re =
A En 3
NI NVINOSHLINS SAIUVYEIT LIBRARIES
ik “ 5 u
5 E 8 6
ze [a af en, «
c _& jes «
Z [a ef 5 Me
je) N 5 o ad
2 ai 2 B
ES __ SMITHSONIAN, INSTITUTION _NOILOLILSNI NVINOSHLIN
o Ker fe) EE NS
Es E ES AN
Af ze | & Sa
EA 3 E 3 has
ee Gi ee nn 5
SNI NVINOSHLIWS S3INVBAIN LIBRARIES SMITHSONIA
ES 5 2 & 5
EZ A ZE eN A 5
4 5 PP Ni &
E Oo Gif 5 KN le)
E sp EE NN 2
= > = >
5 pi 5 tE
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN
ld = a z SNN
us ie u. rn u S AN
VN E SN
JM 8 : AN
5 es Lg
Va 5 o = \N
B a z 5 z 2
SNI_NYINOSHLINS SIIUYYAIT LIBRARIES SMITHSON
Kea ve S dk 2
CS: = » = fp,
5 Na 5 à Mh
> BN N bed Gd kijf
ONE EIA
— SN SN ps ad vas A IT
m SN a nn dav Er
ak ih z
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIU
4 ze u ze
= < = 5
> 5 : 5
\ 2 5 & 5
NN B E We) LE
ES ES 2, 5
ne En N > =
7) ge 2 pj
BNI NYINOSHLINS SJIUVYHAI LIBRARIES SMITHSONIA
dh u z Me)
u u PA us
Nn A ge ol —
el d et 3 5
JS a er «
ze hj ed > Ei