Skip to main content

Full text of "Verhandeling ter beantwoording der vraag : waarbij verlangd wordt: eene natuurlijke historie en natuurkundige beschrijving der walvisschen, : in diervoegen ingerigt, om ter opheldering en aanprijzing te kunnen dienen van de beste wijze, om de plaatzen, waar deze dieren zich voornamelijk tegenwoordig ophouden, natesporen; als mede van de minst omslagtige, de veiligste, en de beste middelen, welke, of reeds bekend en in gebruick zijn, of nog in praktijk zouden kunnen gebragt worden, om de walvisschen schielijk te dooden, en er zich alzoo, langs den kortsten en zekersten weg, meester van te maken?"

See other formats


eri: 


we, 


EN gd 
5 Peen 


= x — E ha! % 
\ 5 EN \N 2 84 
s E NNS 2 E 2Â9 

8 2, 5: 

2 5 df 2 B 2 
NI NYINOSHLINS SJIUVYAIT LIBRARIES _INST 

u sE u De u 

3 5 NN < 5 ze 3 

JS AN r 3 5 

mn ES fas) ehad nn” mmm 

o N ze o 5 

Ge ie el GG Ek E 
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS S3H 

=d Las bee on me 

Ee - 5 3 

5) ol 2 D 5 

ee on - zit - 

À 2 E > E 

u 

z n Z 6 -: 
NI NVINOSHLINS Sa18VEAIT LIBRARIES „SMITHSONIAN INS 
3 z < ee Z ed 
MZ jar ik N = ze AN 
RAE 5 2 5 2N 

zi ek 2e ©, EE 

5 2 E 2 as 

> S= > 
5 2 5 3 2 


ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHIIWS S3I 


E, A en 
5 E Ll s ul 
AI 4 nk an ps A zn 
De 2 5 E 5 
5) % De ax 
ED ee rr z Ht UE 
SNI NVYINOSHAINS SIIHYYEI LIBRARIES SMITHSONIAN INS 
re N Z [= pd ES 
H 6 5 5 ze en 
wo 5 lov) —- SIA lee) 
DE Na 5 2 5 > 
EE INE 5 5 7 Zi 
An NS Dn ee IN 
RN IN m 
» 5 jk 5 u 


ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SJ! 
4 


SMITHSONIAN INS? 


(5 


UG 
NYINOSHLINS 


SMITHSONIAN 
NYINOSHLINS 


NYINOSHILINS 
Ne 
KS 
\ 


81 LIBRARIES SMITHSONIAN 


SNI_ NVINOSHLINS  SIIUVHEIT LIBRARIES 


z dl Z2 7 Z 
NA pe 5 Uit A 
E El SN _« — NDS À 
Ja NN 2 = \ cl AAS 
fe) AN Ee o o 
=Á ee | Z F4 
ES Be MITBSONIAN INSTITUTION NOILALILSNE NYINOSHAINS SJ 
2 z 
Oo Aes KHSON) fe) NE 
NEE OD ADEN ZEN As er 


Od 
NYINOSHL 


ln 


NYINOSHLIWS SAIUVYUEIT LIBRARIES SMITH 


SMITHSON 
OD 
NYINOSHLI 
N 
SMITHSON 


NOILNLILSN! 


LIBRARIES 


NOILNLILSN! 


S3INVHAIT LIBRARIES 


LIBRARIES ORN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINO 
2 

e) ©) N 

Nd - NS 

A p & 

5 Gp 5 he 
Ne z 

NOILNLIESNI NYINOSHLINS SJINVHAIT LIBRARIES SMITH 


NYINOSHLINS SaldYHart Li 
NYINOSHLINS SJIUVYVHYEIT 


NE 
SMITHSONIAN 


SMITHSONIAN 
An” 1 


NVINOSHLINS 


nend 


ES 


a L'!'BRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLIESNI NYVINC 


E 5 4 
5 - Ka 5 N 
5 SG pe ‘ 
je s MD 5 
©) is , == 
Pd —Ì _d 

SIIHYYAIT LIBRARIES SMIT 


N_ NOILNLILSNI  NYINOSHIIWS 


1 


Nin 


INSTITUTION NOILOLILSNI 
INSTITUTION NOILNLILSNI 


INSTITUTION 


S3INYUAI 


SaIJVHE 


1 _ tIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI  NYINC 


2 u ed u Z 
z Ss 2 = ES 
6 zi 6 T ee 

N Nl ’ _—_ 
5 B EN AE 5 
(7) 5 z (7) HE z (7) 

v_ NOILNLILSNI NVYINOSHLINS SIIUVHAIT LIBRARIES SMITH 
eed n en u ee 
ee J « an « G 
< je de 5 E 4 
x = 5 De 
a o be o a 

1 LIBRARIES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNE NVINC 
Re 2 5 Z Pan 
en AERO AEK in 


ne 
KE 


Ai A 


Jk 
ki 
A 


VERHANDELING 
TER BEANTWOORDING DER 


NeR A Gs 
3 or lp A 


waarbij verlangd wordt: 


LEENE NATUURLIJKE HISTORIE EN NATUURKUNDIGE BES 
SCHRIJVING DER WALVISSCHEN ; IN DIERVOEGEN INGE- 
RIGT , OM TER OPHELDERING EN AANPRIJZING TE 
KUNNEN DIENEN VAN DE BESTE WIJZE, OM DE PLAAT- 
ZEN , WAAR DEZE DIEREN ZICH VOORNAMELIJK TE- 
GENWOORDIG OPHOUDEN „ NATESPOREN 5 ALS MEDE 


VAN DE MINST OMSLAGTIGE, DE VEILIGSTE EN DE 
BESTE MINNDELEN , WELKE, OF REEDS BEKEND EN IN 
GEBRUIK ZIJNs- OF NOG IN PRAKTIJK ZOUDEN KUÚN- 


NEN GEBRAGT WORDEN 5 OM DE ‘ WALVISSCHEN 
SCHIELIJK TE DOODEN, EN ER ZICH ALZOO ; LANGS 
DEN KORTSTEN EN ZEKERSTEN WEG ; MEESTER VAN TE 
MAKEN ? 


DookK 


JAN ARNOLD BENNET, 


A, L. Me PHIL, ET MED, DOCT, ENZ. TE LEIJDEN: 


| 


Ov : Ee, u 
Aan wien de Gouden Eereprijs is toegewezen, 
den 21 Meij 1808. 


Kk 


hese. (e a rn ele peru: zin a E 
haet he: btn ait Wierda van Keo | 
Ral, Ps Rt mt ak Hi Be sd 


| | Eert aka! é cd 
at Heee A, deer Detz aus 

| pd wie ee 

Brrr 
ú en, AE Tin | 
RE KA “0 I: zo 

Dad odin: Babs A, HA zins ja. at Elit) 
st. aai SHAN dra Aen vl ot Had 


bij 


zg 


Pan EK ei ok 


ae: ea, „shod zl ko, rdf A id: 


geen 


ONT LTA NG 


W ore de kennis der Natuur. Voortbrengfelett , 
thans algemeen onder den naam van Natuur-Ge- 
fchiedenis of Natuurlijke Historie bekend „ bij 
een ieder bevoegd oordeelaar, met het meeste 
regt voor den eenigen weren grond van die voor- 
treffelijke kunst gehouden, welke met den zoo 
algemeen bekenden naam van Oeconomie of 
Huishoukunde, tevens ook de gedaante van een 
„der voortreffelijkfte wetenfchappen heeft aange- 
nomen; en is het deze zoo aangename als alge. 
meen nuttige wetenfchap, welke zoo voor den 
Staat, als voor iederen afzonderlijke burger eene 
zoo veel te mildere bron van allerlei voordeelen en 
zegeningen opent, naar gelang derzelver menig= 
vuldige aderen ijverig opgezocht , verder hagê= 
fpoord, en ten algemeenen nutte behoorlijk afe 
geleid en gebruikt worden; het is dan ook geens- 
zins te verwonderen, dat dezelve, bij de groote 
vorderingen , in het vak der Natuurlijke Historie 

Aa dar 


ENT EEDIEN a 


dagelijks gemaakt, in eene gelijke mate, en als 
% ware op eenen gelijken voet, met dezelve bee 
arbeid wordt, maar dat ook vooral ieder waar 
en verltandig beoeffenaar der Natuurlijke Gefchiee 
denis zich inzonderheid beijverd, om deze laat. 
fte niet flechts tot enkel vermaak of verlustiging, 
maar ook ten wezenlijken nutte der zamenleving te 
doen dienen, dat is door de kennis der verfchil« 
lende Natuur-voortbrengfelen op het gemeene le- 
ven dadelijk toe te pasfen, en uit dezelve, zoo 
wel in grootere als mindere belangrijke handelin- 
gen en bedrijven, het meest mogelijke nut te 
trekken, 

Dit algemeen in het oog loopend, groot en 
gewigtig voordeel is dan ook de vermogende 
drijfveer en oorzaak geworden dat, in fchier alle 
landen van het befchaafd Europa , Natuurkun. 
digen, en daar onder mannen van den eerften 
rang en de grootfte verdienften, zich vereenigd, 
en tor Genootfchappen of Maatfchappijen ge. 
vormd hebben, met hetedel en alzins loffelijk 
oogmerk, om de ware kennis der Natuur-voorte 
brengfelen niet alleen meer algemeen onder alle 
de klasfen der burgerlijke zamenleving te verbrei- 
den , maar om dezelve ook op de gewigtigfte 
onderwerpen van Landbouw, Visfcherijen, 
Koophandel, Ambachten , Handwerken, en Kun- 
ften; 


KNIL GE SL ID MN FG "og 


flen, zoo veel mogelijk toe te pasfen, en deze 
alle, zonder uitzondering, daar van het meeste 
put te doen trekken, 

Ook ons Vaderland mogt door deszelfs oudst 
en aanzienelijkst wetenfchappelijk Genootfchap; 
ik bedoele de voorheen genaamde Hollandfíche, 
nu Koninklijke Maatfchappij der Wetenfchappen, 
(welker eerfte aanleg en inrigting eigenlijk bij. 
zonder de bevordering der Natuurkunde ten doel 
had), als uit haaren eigen boezem zelven, eene 
Huishoudelijke Maatfchappij ‘tot ftand gebragt 
zien, welke, reeds bij deszelfs eérfte ftichting, 
in alle mogelijke opzigten, het heil des Vader- 
lands bedoelende, te grootere nuttúgheid ter 
voortzetting der verfchillende takken der Huis- 
houkunde beloofde, daar dezelve, en uic haren 
eenigen waren grond, de Natuurkennis namelijk , 
als van zelfs was tot ftand gekomen, en hare we= 
derzijd(che belangrijke bedoelingen zoo naauw aan 
elkander verbonden waren, 

De aanzienlijke Koninklijke Maatfchappi der 
Wetenfchappen kon derhalve geen overtuigen= 
der blijk van hare verknochtheid aan hare eerfte 
iorigting, de bevordering namelijk der Natuure 
kennis, en van hare waarlijk vaderlandlievende 
oogmerken tevens aan den deg leggen, dan door 
het uitfchrijven eener vrage „ welker onderwerp 

A 3 uit 


n 


GT NLB Ll Del N-G, 


uit een der belangrijkfte vakken der Natuur-ken- 
pis genomen , te gelijk de bevordering van eenen 
“zeer gewigtigen tak der Staats. of hoogere Huis- 
houkunde onzes Vaderlands betref:, die namelijk 
van de gan onze zeevaart zoo naauw verbon- 
den Walvischvangst , welke onze Voorouderen 
eertijds uit kleine begirfelen tot eene hoogte 
mogten gebragt zien, waardoor ze wegens hare 
aanzienlijke voordeelen den naijver van {chier 
alle andere Noordfche Zee Mogendheden gzande 
maakte „doch daarentegen ook thans , helaas! door 
eenen zamenloop van rampen, tot een zoo ge. 
wigtig als grievend verlies van ons Vaderland, 
is in verval geraakt, dat dezelve eene billijke 
aanfpraak heeft op alle de mogelijke hulp en 
medewerking van iederen regtgeaarden Neder- 
lander , zoo tot deszelfs dadelijke opbeuring, als 
tot het uitdenken van zoodanige nieuwe bulpmide 
delen, waardoor de zoo deerlijk verminderde 
bloei dezer zoo voordeelige rak van ’s Lands wel, 
vaart, uit deszelfs aanmerkelijk verval, het best 
mogelijk zoude kunnen opg=beurd, en het daar- 
door geleden verlies eenigermate vergoed worden, 
Opregtelijk verbonden aan alles, het geen flechts 
eenigermate op de belangens van dit land be- 
trekking heeft, en overruigd van het dubbel 
aanbelang der voorgeftelde vrage, welke niet 

flechts 


INLEIDING 7 


flechts een gewigtig voorwerp der Natuur -Ges 
fchiedenis en Huishoukunde te gelijker tijd bee 
treft, maar die ook tevens den zoo regelregten, 
als alzins voordeligen invloed der Natuur - kennis, 
ook op de hoogere takken van Huishoukunde, 
ten overtuigendst bevestigt „ hebben ook wij, 
naar de inrigting zelve van het voorftel der 
aanzienlijke Koninklijke Maatfchappij, en der- 
halve met alle mogelijke bekorting willen bee 
proeven, in hoe verre wij aan deszelfs inhoud 
zouden kunnen voldoen, 

Diensvolgens hebben wij gemeend, bij het 
ontwerpen van deze onze proeve, dezelve het 
gevoeglijkst in drie Afdeelingen te moeten fplit- 
fen, waarvan de 
EERSTE AFDEELING eene beknopte Natuurkundige 

befchrijving van den hier, zoo niet alléén 
zen minften voornamelijk, bedoelden eigen- 
lijken Groenlandfchen Walvisch zal behooren 
se bevatten, zoodanig ingerigt, dat dezelve, 
zoo veel mogelijk, de beste wijze aan de 
hand geve, om de plaatfen, waar deze 
dieren zich voornamelijk tegenwoordig ope 

houden, na te kunnen fporen3 terwijl de 
TWEEDE AFDEELING inhouden zal de opgave 
van die minst omflagtige, meer veilige, en 
aan het daar mede bedoelde cogmerk de 
A 4 hest 


8 


NME TDIN d 


“best voldoende middelen, welke tot heden toe 


hel 


e- 


reeds bekend, en in gebruik gebragt zijn, 


om de Walvisfchen fchielijk te dooden „en’er 
‚zich langs dem koriften en zekerflen weg 
… meester van te maken; om eindelijk in de 


‘Derpe AFDEELING, wit alle de zoo even op= 


genoemde middelen en wijzen, die te verkie- 
zen en op te geven, die zich niet alleen door 
enkele befpiegeling boven allen anderen 
aanbeveelen, maar die door eene langdue 
rige en beftendig tot heden toe herhaalde 
ondervinding erkend en bevestigd worden te 
zijn ‚de minst omflagtige , zekerfte , veilig fte 5 


‚ja de beste van alle reeds bekende ‚en in ge. 


bruik gebragte middelen , om de Walvis- 
fchen fchielijk te dooden „ en 'er zich alzoo 
langs den koriften en zekerflen weg meester 
van te maken, en welke derhalve als 


zoodanig ook verdienden bij de Nederland. 
fehe Walvischvangst beproefd, en in algen 


meen gebruik gebragt te worden, met bij. 
woeging van eenige aammerkingen en voors 
dagen, welke misfchien gelegenheid zouden 
kunnen geven „om het door ons aangeprezene 
zog verder te verbeteren , en tot meerderg 
volkomenheid te brengen, | 


BER: 


EERSTE -AFDEELENG. 


Behelzende eene „beknopte Natuurkundige be- 
fchrijving van denveigenlijken Walvisch, voor- 
al ingerigt , om te kunnen dienen, tot het 
opfporen der verblijfplaatfen „ waar deze dic- 
ren zich voornamelijk. ophouden; en ter na- 
dere bepaling van die deelen of plaatfen hun- 
nes ligchaams „ welke „bij de Walvischvangst, 
door den Harponier het gemaklijkst, het ze- 
kerst, en tevens met den meest. gelukkigen 
witflag kunnen geiroffen worden, 


Onder de menigvuldige uitvindingen en verbe. 
teringen , welke-den doordringenden , juist on- 
derfcheidenden , en in. het zoo uitgebreide vak 
der gantfche Natuurkennis fchier alles omvat- 
tenden geest van-den onfterfelijken LINNZUS, 
bij het ontwerpen ”zijnes Natuur-ftelzels , zoo 
bijzonderlijk kenmerken , is gewis ook voor eene 
der belangrijkfte te houden, de kunftige, de zoo 
oordeelkundige, als alzins gegronde en zoo veel 
gemakgevende afdeeling. dier. verbazende Zee- ge- 

A5 droch. 


Io VERHANDELING oven 


drochten, welke, onder den gewonen naam van 
Cete of Animalia Cetacea , en bij ons onder 
den naam van MWalvisfchen algemeen bekend 
zijns immers hij was het,-die, hoe weinig men 
ook mer her zamenftelen de huishouding dezer 
fchrikdieren toen nog bekend was alleenlijk, vic 
eenige algemeene doch zekere berichten durfde 
vastftellen, dat zij, in de voornaamfte verrigtin- 
gen der dierlijke huishouding , van de gewone 
visfchen aanmerkelijk verfchilden, en daarom 
ook ten onregten door alle zijne voorgangeren 
in het vak der Netuurkennis tot den rang of’ 
afdeeling der visfchen gerekend waren, maar dac 
zij, hoe vreemd dir ook bij het eerfte opzien 
moge voorkomen, zoo wegers hunnen lighaamse 
bouw , als wegens den aard hunner dierlijken 
verrigtingen , in de daad tot die dieren bee 
hoorden , welke tot dien tijd toe gewoonlijk 
viervoetige dieren genoemd werden, maar bij 
de vestiging van zijn voortreflijk leerftelzel den 
zoo kenmerkenden naam van zegende dieren 
(Mammalia, en onder deze de zevende orde 
of laatften rang verkregen hebben, met de be- 
noeming van Cetacea , of (men vergunne mij 
deze uitdrukking) , van Walvischaardige dice 
ren, welke alle de kenmerken der zogende be- 
zitten, doordien zij, even als deze, één hart, 

mer 


ps WALVISSCHEN m1 


met twéé holligheden voorzien, en rood bloed 
hebben 5 dewijl zij door ware longen ademen, 
even als andere zogende dieren paren , le- 
vende jongen baren , en deze met melk uit 
borflen. zogen s terwijl zij voorts beweegbare 
oogleden „ gehoor- werktuigen „ ais andere zoe 
gende. „dieren „ en ook ware beenderen, doch 
woor ’t overige niets anders met de gewone 
wisfchen gemeen hebben , dan dat ook hun hes 
water ten verblijve is aangewezen. Ù) 

Het is tot dezen rang of orde van Waivisch- 
aardige-dieren, dat de hedendaagfche Natuurken- 
ners de vier volgende Dier-geflachten, name- 
lijk dat der Narwals , der Walvisfchen „ der 
Kazilotten, en dat der Dolphijnen gerangfchikt 
hebben, van welke het tweede, of dat der Wal. 
visfchen „ bij ons tegenwoordig oogmerk , niet 
flechts alléén in aanmerking koomt, maar van 
wiens Zes, tot heden toe bekende foorten, wij 
ons voornamelijk met die ééne zullen bezig hous 
den , welke wegens de velerhande en uit{tekend 
gewigtige nuttigheden , die daar van getrokken 
worden , niet flechts bij ons, en zoo vele an- 
dere volken , het voorwerp eener belangrijke 


vangst, 
* 
C)-C. Linnzer Systema Nature. Tome l, pe. 38. 
edit, GMELLINL 


I2 VERHANDELING OVER 


vangst en uitgeftrekten handel, maar ook in jk 
den tegenwoordigen ftaat der zamenleving, over 
het geheel genomen, fchier tot eene vrij alge- 
meene behoefte geworden is, en ook daarom, 
als de bijzondere aandacht der aanzienlijke Haar- 
lemfche Maatfchappij alzins waardig, het hoofde 
voorwerp harer zoo belafigrijke vrage bij uit 
zondering uitmaakt ; wij bedoelen namelijk den 
_Groenlandfchen gemeenen of eigenlijk genaam- 
den Walvisch, ‘die, in het Linnceaanfche leer- 
ftelfel onder den- naam van Bataena Mysticetus 
‘voorkomende , in het Fransch Baleine Fran- 
che, in het Engelsch Whale, in het Hoogduitsch 
Wallfisch, en bij de hooger gelegen Volken van 
het Noorden Houal, ‘of ook Qoual genaamd, 
even «als alle de vijf overige foorten , tot ge- 
flachts-kenteeken heeft, hoven in de bovenkaak , in 
plaats van tanden, hoornachtige bladen , door 
ons Nederlanders baarden genoemd; benevens 
eene lucht -fpuit , of ademhalings- buis, welke, 
met twee openingen, boven op den kop uitkomt; 
terwijl onze eigeolijk genaamde Walvisch, van 
alle de overige vijf foorten (a) zijns geflachts ; 

dk bije 


C*) Tot heden toe; namelijk, zijn van het geflacht 
‚der eigenlijke Walvisfchen 6foorten bekend, welke wij; 
om de belangrijkheid en ter gemakketijke overzigte 

van 


pe WALVISSCHEN. 13 


bijzonder te onderfcheiden is, door de hem als 
foorts ekenteekenen alleen eigene Logtig gekromde 
Jucht- of fpuit-buizen, midden op den kop, en 
zijnen geheel ongevinden rug. 


Daar 


wan dit Dieren geflacht, alhier „achter elkanderen , als in 
het voorbijgaan, zullen opgeven, met aanwijzing tevens 
der voornaamfte en naäuwkeurigfte afbeeldingen , wan 
alle de 5 meest bekende foorten; zijnde er, zoo veel 
wij weten, tot heden toe, van de overige 6de foort, 
de Balaena gibbofa of Knobhel-Walvisch namelijk, nog 
gecne getrouwe afbeelding voorhanden. Zie hier dan 
dezelve, zoo als zij in de laatfte uitgave van het Sy- 
tema Nature van Linneus worden opgegeven. . 

1. BALAENA MYSTICETUS. Kenteekenen Twee 
gebogen Neus- of Blaasgaten, in het midden en voorste 
gedeelte van den kop „en een ongevinde rug. 

Zie Schreber Saugthieren Tab. 332. en de onze hier 
achter op T. IL, welke wij, naar die van Momaunn, Scree 
der en La Cepède veranderd en verbeterd hebben, vere 
gelijk Hunter in Phil. Transact. Vol. 77. Part. 2. Pag. 
37t Ee. en Houttuin rte Deel, 3de St. Bladz. 442. 
en het is deze Groenlandfche Walvisch, welke niet al 
leen als de grootfie, en daarom ook het meest winst 
gevende, maar ook wegens zijne gemaklijkere en min- 
der gevaarlijke vangst, tot heden, toe het voormaamfte 
voorwerp der Groenlandfche Visfcherij uitmaakt, en ook 
daarom door ons, in deze verhandeling, hoofdzakelijk 
en fchier alléén bedoeld wordrsterwijl wij ons , hoezeer 

met 


14 VERHANDELING over 


Daar intusfchen deze geflachts- en foorts- ken. 
teekens , benevens de volgende algemeene befchrij- 
ving van den Walvisch , aanmerkelijk kunnen 
toegelicht worden, door eene zoo veel mogelijk 

8e 


met leedwezen, zoo veel te meer tot de Walvisfchen des 
Noordelijken Werelddeels en derzelver vangst hebben 
moeten ‘bepalen, daar de rampvolle hervatting en voort. 
during des oorlogs ons fteeds van de gelegenheid be. 
foofd heeft, om ook in deze onze proeve het verlangd 
gebruik te mogen maken van de ons toegezegde bee 
rigten eh gefchriften , zoo wel betreffende de Natuure 
ge'chiedenis der Walvisfchen van het Zuider Wereld- 
deel, als derzelver Visfcherij „ welke reeds federt laug 
door de Engelfchen, en even voor de jongste uitbarse 
ting van dezen oorlog, ook door onze Landgenooten, 
aldaar is ondernomen. 

2. BALAENA PHYSALUS, de Vine visch , Le Gibbar, 
he Tunback Whale. 

Kenteekenen. Twee blaasgaten’ in het middelfte en 
woorfte gedeelte van den kop, en aan het einde van den 
wug een vet- vin. 

Zie Schreber Tab. 333. vergelijk J. HUNTER in Phil, 
Tranfact, p. 37t © feg. LA crPEDeE Hist. Nat. des 
Cetacees Flo T.f. TI. Pe Ie Et S. ED HOUTTUIN te De, 
3. St. bl 477 en volg. Deze bewoont dezelfde oorden 
als de vorige, vooral echter de Zuidzee, 

3. BALAENA BOOPS, de Osfenoogs, of a 
Wa'visch, Pubartes. 


Keniekenen, Met een dubbelde buis in den fruit „en eene 
heorn- 


pe WAL VISSCHEN. 15 


getrouwe afbeelding, zoo hebben wij bijzon. 
derlijk ter nadere kennis van den Groenlandfchen 
Walvisch, uit de menigvuldige afbeeldingen van 

dic 


koornachtige verkevenheid op den rug, Zie scurRe 
BER , Tab. 334 vergelijk HUNTER | C. LA 
‚ CEPEDE |. c‚ Pl, 4. p. 29, En HOUTTUIN |. c, bl. 
435. Deze wordt zoo wel in de Noorder als Zuid-zeeën 
gevonden. 

4- BALARNA GIBBOSA of gebulte Walvisch, 

Kenteekenen. De rus bulrig doch ongevind. 

Volgens BRrIissoN zoude deze foort 6 buiten, 
doch eene verfcheidenheid (varietas) van die foort 
maar eenen enkelen bult op den ruz hebben. 

Tor heden toe heeft men nog geene voldoende af. 
beeldingen daar van: alleenlijk weet men, dat zij zich 
veel aan de kusten van Noord-Amerika ophouden: ver- 
gelijk LA CEPEDE, |, C p. III. 

5. BALAENA MUSCULUSs,de breednuitige Walvisch ; 
bij onze Zeelieden Breedfmnoel genaamd. 

Kentekenen. Fen dubbelde buis in het voorhoofd, de 
onderkaak veel breeder dan de bovenfte. Zie scurer-« 
BER Taf. 335. LA CEPEDE L. C. Pl. 5, fig. I. pe 126 
& noUTTUIN | Cc. bl, 497. 

Deze wordt op de Schotfche kusten gevonden, is wel 
78 voeten lang, en 35 in den omtrek De laatfte foort is 

6. BALAENA ROSTRATA, Fabricii, of Sneb- 
Walvisch. 

Kenteekenen. Ben fnuitvormige bek, en een vet- vie 
den rug, LA CEPEDE L, C‚ Pl. VIII. p. 134. 

Zie 


16 VERHANDELING over 


dit dier voorhanden, bij deze Verhandeling alleen- 
lijk die gevoegd, welke ons naa eene zorgvul- 
dige overweging en vergelijking met de meest 
naauwkeurige befchrijvingen voorgekomen is van 
allen de beste te zijn, en vooral naar die van 
HOMAN gevolgd iss terwijl wij voorts, ter meer 
naauwkeurige kennis van den kop en der baarden 
des Walvischs , den lezer verwijzen naar de zeer 
belangrijke afbeelding, welke de Ridder vAn 
MARUM, als van een zeer zeldzaam en leerrijk 
voorwerp , met eene daar bij gevoegde befchrij: 
ving, bekend gemaakt heeft, in de Natuurkun- 
dige Verhandelingen der Bataaffche Maatfchap- 

| Pj 


Zie scureBEr Tab. 336. HUNTER Ll, c. en HOUT: 
TUIN Ll, c. bl. 486. 

Deze bewoont de Noorweegfche Zeeftreken, heeft veel 
overeenkomst met den Osfenoogs Walvisch, en wordt tor 
25 voeten lang. Daar alle deze 5 laatfte Walvisch - foor- 
ten door hunoen gewonen wilden aard, hun {nel zweme 
mensen het hevig flaan mer den ftaart en de vinnen „niet. 
dan met zeer veel gevaar aantetasten, en m@t ‚groote 
moeite te vermeesteren zijn, en hunne traan daarenbo- 
ven over ’t algemeen veel minder waarde heeft dan die 
van onzen gewonen -Groenlandfchen Walvisch, zijn de. 
zelve inzonderheid voor onze Neerlandfche Walvisfcherij 
tot nog toe geen. voorwerp van. algemeene nuzeuing 
of vangst geworden, en ons daarom ook toegefchenen. 
als hier flechts in ’t voorbijgaan te moeten worden kene 
baar gemaakt, 


be WALVISSCHEN. ij 


pij der Wetenfchappen; I, D., II St, bl. 199. 
terwijl wij zoo wel ter vergelijking als ter breed- 
voerigere  nalezing , en tot verder onderzoek 
voor hun, die daar in eenig bijzonder belang 
flellen, als de meest naauwkeurige. befchrijvingen 
en afbeeldingen der Walvisfchen bevattende , mee. 
nen te mogen opgeven en aanprijzen 
J. AnpersonN, Befchrijving van ZJsland, 
Groenland, en Straat- Davids ;, Am. 
fterdam 1750, in 4to, 
N. Horresow, Tegenwoordige Sraat van 
IJsland, Amfterdam 17545 in 4to. 
H, Ecepe ‚ Befchrijving van Oud Groen- 
land, Delft 1746, in 4to. 
C. G. ZoreDRAGER’s, Groenlandfche Vis. 
fcherij, ode Druk, ’s Hage 1727; 
in 40. 
MARTENS, Reizen naar Spitsbergen. 
Cranz, Historie van Groenland, 
OrAFFENs, Handboek. | 
M, pre Pacers, Voyages autour du Mende 
Pendant 1767 — 1776, 2 Vol. 89, 
1782. 
De WarLviscHvaNesrT met vôle bijzondere 
heden daar toe betrekkelijk, Amftere 
dam 1784, 2 Deelen, in 4to. met 
| platen. ' | | 
Vs Deer. IL Srun, B Poss 


B VERHANDELING over 


Possert,Ueber denGroenlandfche Wallfischt. 
SCHNEIDERS, Zoölogifche. abhandlünge, 
DonNnporrs, Zoölogifche Beysräge. 

me M. BecusTeriN, Gemeinnutzige N. G. 
Deutschlands „ Leipz. 1801, 89, 
d. B. Tab. f. 1, S. 1225, 4 f 

J. B. J. Noër, Tableau de la Péche de la 
Baleine , Paris An. VIII, 

AsBiLDuNcenN der Wallfifche„bey Homans 
Erben in Landcharten Format ; 
Fis. 12, 

J.C.D. ScureBer; Samzth. Tab. 332 
doch vooral. 

J. Hunrer , Olfervat. on the Struct. Oe: 
con. of Whales in de Philofoph, 
Transact. Vol. 77. P. 2. 1787, g. 
871. fegg. — Eindelijk het afzonder- 
lijk over de Walvisfchen handelende, 
en in de daad Klasfifche Werk van 
den Heere 

DE LA Creriöpe,onder den tijtel : Histoire des 
Cétacées, Paris An. ra, de la Ré- 
Publique, in 4to. benevens noe 

Cetologie par Mr, v'AnBté BOoNNATERRF; 
dans le Tableau Encyclopédique € 
Méthodique, livraifon XXXIII, Pa. 
risi789g, f° a en fis. V. | 

Ber. 


Ber WÂLVISSCHEN. 1 


/ 


BERNARD. DE Reste ‚ Histoire dee Péches 
et des découvertes des Hollandais, 
dans les mers du Nord, Paris18ors 
3 Vôl 8°. 


Uitwendige gedaante en Ligchaamsbouw van 
den Groenlandfchen Walvisch. 


Voor zoo verre de kennis der Natuur .onder- 
zoekers tot heden toe reikt, is de Groenlandfche 
Walvisch niet alleen hect grootfte dier van dè 
overige foorten zijns geflachts, maar ook van 
alle anderen tot hier toe bekende dierlijke fchep- 
felen , daar deszelfs gewone lengte op 5o tot 
8o voeten berekend wordt, en ’er voorheen , toen 
de “Walvisch-vangst minder algemeen gedreven 
werd, veelvuldige voorbeelden zijn voorhanden 
geweest van zulken, die de lengte van roo, 
110, ja fomtijds van nog meer voeten hadden. 
De dikte of omtrek van die eener middelbare 
grootte wordt, op het breedfte gedeelte van het 
lijf, gemeenlijk bevonden van 35 tot 5o voeten te 
belopen ; terwijl de zwaarte van het gantfche dier 
(fchoon alleenlijk naar gisfing,) op 80,ooo tot 
100,009 ponden gefchat wordt. 

De kleur van den volwasfen gewonen Groen- 


landfchen Walvisch is over het geheele bovenlijf 
Ba (dat 


20 VERHANDELING OVER 


(dat is van den bovenfnuit of opperkaak af gere 
kend) langs den geheelen rug, en het grootile 
gedeelte der zijden, cot aan den buik, zwartach- 
tig, of, zoo als fommige Groenlandsvaarders 
zeggen, fluweelachtig zwart, nu en dan echter 
wat naar het bruine hellende, en als uit geel en 
wit gemengeld, terwijl de geheele onderkaak , 
benevens de plaatfen rondom de oogen, en die der 
zijden, terftond achter de zwartachtige vinnen, 
benevens de geheele buik witachtig, nu en dauú 
ook uit het gele graauwachtige gemengeld van 
kleur zijn; jong zijnde, vindt men hun meestal 
blaauwachtig van kleur; de zachte boven- of op- 
perhuid, uit menigvuldige dunne lagen zamenge= 
fteld, heeft de dikte van zwaar {chrijfpapier of 
pergament , waarop het reticulum Maipighii volgt, 
het welk uit verticale vezels , ter dikte van drie, 
vier of zes lijnen beftaat, een meer bewerktuigd 
voorkomen heeft, dan in eenig ander dier, en 
gevolgd wordt eerst door het corium , en daarna 
door het gele fpek, ter dikte van 10 en meerdere 
duimen, het welk eenigzins gelijkt naar dat onzer 
Varkens, en waardoor het roode Walvischvleesch 
of de gantfche laag der fpieren bedekt wordt, het 
welk aan fommige volkeren tot-een {makelijk 
voedfel dient, 

De kop dezer dieren is, naar gelang hunner’ 


8e: 


D E WALVISSCHEN. er 


geheele lengte, bij uitflek groot, als wordend: 
vrij algemeen gerekerid het derde gedeelte van 
het geheele dier uitte maken (*). De gefloten 

muil 


5) Als een voor de kennis van den ligchaams-bouw 
der Walvisfchen zeer belangrijk refultaat, uit eene reeks 
van waarnemingen, door één der eerfte Natuur-onder- 
zoekeren van onzen tijd, den beroemden Hoogleeraar 
BRUGMANS namelijk, opgemaakt, meene ik hier te 
moeten bijvoegen , dat, offchoon het ook Z.H. G. 
fteeds voorgekomen ware, den kop der Walvisfchen, in 
het algemeen , voor iets grooter dan 5 der geheele ligchaams- 
grootte te moeten houden, die van den Groenlandfchen 
Walvisch daarentegen aan Z.H G. evenredig grooter, en 
de ftaart als korter dan die der andere Cezacea is voore 
gekomen ; in welk verfchil men derhalve dan ook met 
regt de reden zoeken mag, waarom de Groenlandíche 
Walvisch minder fnel zwemt,dan de overigen; en het is 
hier bij de aanhaling dezer waarneming van den Heer 
BRUGMANS;, dat ik zoo gaarne als verpligt openlijk 
aan dezen voortreffelijken man mijnen hartelijken dank 
betuige. nict alléén voor den mij volvaardig aangeboden 
en verleenden toegang tot zijn zoo uitftekend leerrijk 
kabinet ‚ maarook voor de verfcheidere@ belangrijke waar- 
nemingen, en dienstvaardige hulp, in het afmeten, ver- 
gelijken en onderzoeken van verfchillende voorwerpen 
ùit het geflacht der Walvisfchen, mij door Ze H.G. op 
het edelmoedigst medegedeeld en bewezen. 

De Balena Phyfalis L. of Vin-Vich, voor eenige ja 
ren bij Wijk op Zee geftrand, en van-welken eene vrij 
naauwkeurige afbeelding te dier tijd te Haarlem is uize 


B 3 gen 


ae VERHANDELING over 


muil is ftomp, loopt rondachtig opwaarts een 
verder vlak naar achteren, puilende in de trek- 
king der oogen eenigzins naar achteren uit, ter 
plastfing der twee fpuitbuizen , binnen eenen 
weinig verheven of uitpuilenden omtrek „ welke 
digt, en als het ware tegen elkander aan liggen, 
flangvormig omgebogen zijn, ieder in eenen ron- 
den mond, of opening van ongeveer r voet mide 
dellijns uidoopen, en deze dieren als tot neusga- 
ten verftrekken , ter ademhaling en lozing der 
verbruikte lucht, en van het water, welk laatfte 
zij met een geweldig bruifchend geluid, als 
door twee fontein-buizen, tot eene aanzienlijke 
hoogte, en in verfchillende rigvngen , er in- 
neming van nieuwen voorraad, opfpuiten, tere 
wijl de oppervlakte van den kop zich van hier 
een weinig inwaarts buigt, en vervolgens woort. 
loopt in den gebogen rug, om in den horizontaal 

gelegen ftaart te eindigen. 
De opening of gaping van den muil of bek, 
die 


gegeven, was 55 voeten, en het gebeente of geraamte 
van den kop dezes diers (thans in het kabinet van den 
Heer BRUGMANS bewaard) 9 vocten lang, zoo dat 
men, hier bij de dikte der bekleedfelen voegende, voor 
den kop iets minder dan £ gedeelte der geheele lengte 
bekomte 


Ô 


ot WALVISSCHEN. 22 


„diein evenredigheid van den verwonderlijk groo 
ten en zwaren kop geweldig lang en breed is, 
loopt, van ter zijde gezien, in de gedaante eener 
S tot onder de oogen voort; de beide kaken 
zijn met. korte zwarte haren bezet, die, bij het 
fluiten van den muil in elkanderen vatten; de 
holligheid of het verhemelte der bovenkaak wordt 
door de van weerszijde zijsvormig van boven naar 
beneden loopende, en even als hoornachtige bla. 
den tegen elkander liggende baarden gevormd, 
in de gedaante van een kluis of oven, zoo dat 
de kleinfte voor en achter, de grootfte daarente. 
gen (van omftreeks oo voeten langte) in het 
midden van den bek ftaan3 allen loopen zij in 
een fpits eind uit, het welk in de onderkaak als 
in eene fleuf of fchede fluit, terwijl de baarden 
van onderen en binnenwaarts met lange zachte 
haren bezet zijn, waardoor de muil van alle zije 
_ den met het daar in bevatte voedfel, naar wille- 
keur van het dier; of vernaauwd, of geheel gee 
floten kan worden; voorts liggen deze baarden 
of bladen met hunne breedfte kanten buiten- 
waarts , met hunne fcherpe zijde daarentegen naar 
binnen gerigt, en worden aan hun begin of 
grondftuk in de bovenkaaks-beenderen gevestigd; 
en te zamen gehouden door eene witte kraak- 


beenachtige en ligt breekbare zelfftandigheid, 
B 4 Haar 


24 VERHANDELING over 


Haar geheel getal wordt gewoonlijk op ongevec 
zoo gerekend, van welke ’er flechts 5oo, of op 
zijn meest genomen 6oo tot baleinen dienen kun- 
nen, Het gewigt der baarden fchat men ge- 
woonlijk van zoo tot op gooa tooo ponden; bij 
oude visfchen"is de kleur dezer baarden van bo: 
ven wit, en overigens geelachtig bruin, bij jonge 
daarentegen blaauwachtig, 

De onderkaak , wier beide van 1o tot 14 
voeten of daar omtrent lange kaak-beenderen van 
voren, bij hunne vereeniging, eenen elliptifchen - 
omtrek vormen, is even als de bovenfte, gelijk 
wij ftraks zeiden , met korte zwarte haren be- 
zet, en heeft op derzelver middelfte gedeelte de 
grootfte breedte, loopende in eene gelijkvormige 
zijdelingfche en S vormige ftreek, met de boven- 
kaak, die zij geheel, en als in eene flcuve of 
fchede rondsom bevat, hoog opwaarts, en 
vormt van onderen eene breede kin, waardoor. 
dezelve van buiten eenigermate naar de voorfte. 
ven eener of wit, of graauw, of ook wel groen- 
achtig geverwde zoogenaamde jol boot gelijkt, 
Binnen dit geweldig ruim , en door de beiden kaken 
gevormd gewelf, ligt die verwonderlijk groote, 
zachte , en over het geheel genomen witachtige, 
doch van achteren meer zwartgevlakte ffek- 
of vleesch.klomp , welke het dier cot eene 

ee! tong 


pe WALVISSCHEN, ag 


cong verflrekt, en van re tot 14 voeten lang, 
omtrent 6 voeten breed, en 3 voeten dik is; 
aan welker wortel, of achtereind, de keels -ope« 
ning of het begin van den flokdarm ligt, die 
bij uicftek naauw is, als hebbende niet meer 
dan 5 af 6 duimen omtreks, en die in den 
{Schier onberekenbaar ruimen balg uitloopt , wor- 
dende voorts kort bij deszelfs oorfprong in zij- 
nen loop zeer nabij vergezeld door de lucht- 
buis, welke, als eene voortduring der twee 
neus- of fpuir-gaten kan aangemerkt worden, en 
met eene flaauwe bogt naar de longen loopt. 

De oogen van den Walvisch, door den bes 
roemden LEEUWENHOEK reeds zoo naauw= 
keurig befchreven , ftaan laag , zijdelings aan den 
kop, bijna aan het einde, en even boven de 
kaaks-geleding, digt bij den oorfprong der vin« 
nen3 zij zijn omtrent zoo groot als die van 
eenen gewonen os, zwart van kring, met bee 
weegbare oog -leden, borstelachtige wenkbraau- 
wen,en ook zelfs met het zoogenaamde kristal, 
vocht voorzien, dat zoo groot als eene erwt, 
zeer helder en wit van kleur is, 

In plaats van ooren heeft de Walvisch aan 
weerszijde, op omtrent een voet afftands van de 
oogen, en terftond onder de aldaar dunne op- 
gerhuid, eene opening, welke het begin maakt 
B 5 eener 


26 VERHANDELING over 


eener buis, die niet wijder dan de fteel eener 
tabakspijp , met eenen flingerachtigen loop heen 
leidt naar het binnenfte en zijdelingfche gedeelte 
van den kop, tot aan het gehoor.werktuig , van 
het welk de groote cAmPer zulke voortreffes 
lijke afbeeldingen ‚met eene even naauwkeurige 
befchrijving in het ede ftuk van het XVilde 
Deel der Holl. Maatfchappij der Wetenfchappen 
bl. 157 — 200 gegeven heeft, 

Niet verre van onder en achter de kaaks.geleding 
liggen de borstvinnen, die van 5 tot 8 voeten 
lang, en iets minder breed zijn: deze beftaan uit 
een wezenlijk arm-been , eenige voorhands-been- 
deren, en vijf gelede vingers, welke alle met 
fpieren, trekkers, en zenuwen voorzien , en met 
eene dikke, fterke huid overtrokken zijn, doch 
geene nagels hebben ; ‚het is het toebereid geraamte 
dezer borst- vinnen, welke men eercijds wel eens 
aan onkundigen of ligtgeloovigen, voor de han- 
den van zoogenaamde meerminnen, als eene 
groote zeldzaamheid vertoonde, 

Kort achter het platter gedeelte van den kop; 
en de meer verhevene plaats der lucht- of fpuite 
buizen, neemt de borst en rug aan weerszijden, 
met 14 ribben bezet, reeds eenen aanvang, en 
loopt eerst een weinig opwaarts, doch kort 
daarna langzaam glooijende af, zonder met eeni- 


ge 


or WALVISS CHEN. ag 


“ge verhevenheid of vin bezet te zijn, overgaande 
jn eenen vrij dunnen zoogenaamden fiaarc-fteel, 
welke eindigt in den eigenlijken ftaart , die , horizon. 
taal van ftrekking, te midden diep ingefneden of 
gevorkt, en aan het uiteinde van iedere halve 
maan- vormige helft of ftaart- kwabbe een weinig 
opwaarts omgebogen is: het is de ftaart vooral, 
waardoor de Walvisch aan zijn zoo geweldig 
zwaar ligchaam die verbazende vaart al wrikken 
de geeft, en waarmede bij op één zijner zijden 
liggende, door het toebrengen van eenen en- 
kelen flag, eene geheele boot, ja zelfs grootere 
vaartuigen in eens verbreifelen kan, 

Van het onderfte gedeelte der borst. vinnen af , 
loopt de kiel of buik van den Walvisch, bijna 
regt door , to: voorbij de teel. deelen en den 
dars , alwaar dezelve langzamerhand opklimt „den 
ftaartfteel vormt, en in den eigenlijk gezegden 
ftaart eindigt, 

Het maakfel van de teeldeelen der Walvise 
fchen is tot heden nog flechts zeer onvolko- 
men bekend: alleenlijk weet men dat, bij den 
mannelijken Walvisch, het teellid of de zooges 
naamde kraan van 6 tot 8 voeten lang , bij 
ber lijf of grondftuk 7 a 8 duim dik, aan ’ 
einde {pits uidoopende, als in eenen koker of 
fchede verborgen, en ook zoo wel ter uitreke 

EE king 


28 VERHANDELING over 


king van het deel zelve, als ter verwijdering of 
vernaauwing van de pisbuis , met verfcheidene 
fpieren voorzien is. __ 

Bij de Walvisfchen van het vrouwlijk geflacht 
(die gezegd worden grooter te wezen, dan die 
van het mannelijke) zijn de teeldeelen uiterlijk 
zeer gelijkende naar die' van andere zogende 
dieren ; de buitenfte opening of fleuf is bevon- 
den 11 duimen lang, en de binnenfte daar rond- 
om liggende deelen van zeer hard kraakbeen, 
en met een fijn doch hard vleesch omgeven te 
zijn 5 de e mammen of borsten liggen aan 
weerskanten voor, en zijdelings van de groote 
opening der fchede, hebbende iedere mam eenen 
witten foms ook wel zwart en blaauw gevlekten 
uijer of tepel, die, gewoonlijk opgetrokken a 
of 3, doch gezogen wordende van 6 tot 8 dui. 
men lang is, en eene fijne kronkelachtige melk. 
buis bevat, welke in een vrij ruim bekken of 
holte overgaat, 

De aars is op omtrent den afftand van éénen 
voet achter de teeldeelen gelegen, en drie duie 
men wijd van opening; op dat men zich intus= 
fchen een behoorlijk denkbeeld van de groot- 
heid eenes gewonen walvischs , en deszelfs 
bijzondere deelen zoude kunnen vormen, voegen 
wij hier nog bij de opgave deswegens, door 

OLAF 


« 


pe WALVISSCHEN. ' og 


OLAFFEN EN SCHNEIDER, naar eene naauw- 
keurige meting in ’% jaar 1763 verrigt, en 
volgens welke de geheele lengte van het 
dier 56, en de grootfte dikte 41 voeten en 8 
duimen beliep; aan de eene zijde zaten 368 
ftuks baarden, waarvan er 41 zeer groot waren5 
de flokdarm was van den hals tot aan de maag 
8 voeten lang en 7 duimen wijd; de lengte 
der darmen van de maag tot aan den aars, 
wordt voor 354 voeten, en hunne wijdte voor 
6 duimen, de luchtpijp , van den hals afgere= 
kend, tot aan derzelver verdere verdeeling toe, 
als 3 voeten lang, en digt onder het ftrot-dek. 
fel als r2 duimen wijd opgegeven. 

De ruggegraads wervelen waren 63 in ge. 
tal 3 van welke de 154 achterfte, zoo als ook de 
3 eerften , het rugge-uicfteekfel (procesfus 
dorfalis) misten: de oogholtens waren ro dui- 
men lang, en 7# duim breed, Zie OLAFFENS 
Jsland 1 p. 287. en vergel, j. M. BECHSTEIN, 
Gemeinnutzige Gefchichte Deutscal. 1. Band 
I. S- 1229. 4. f. vergel. met LA CEPÈDE, 
H.N. des Cétacées, p. 1—63, waaruit wij 
deze, zoo als het ons toefchijnt, zeer getrouwe 
opgave hebben overgenomen. 

En dit zij voor ons oogmerk genoeg om- 
trent den uitwendigen ligchaams-bouw des Groen- 

land. 


8 VERHANDELING ovië 


landfchen Walvischs; wenfchelijk in de daad 
ware het, dat men geene meer billijke redenen 
tot verwondering en beklag tevens hadde over 
de beftendige onzekerheid, ja laten wij zeggen, 
Zóo als het waarlijk is, over de volkomene ons, 
kunde, waarin men ook thans (bij zulke reeds. 
danmerkelijke vorderingen in de vergelijkende 
ontleedkunde) hog verkeere, wegers de lige 
Sing, zamerhang en het maakfel, zoo niet van 
alle, ten minsten zeker van die voorname ede. 
le, inwendige deelen des zoo belangrijken 
Groenlandfchen Walvischs , welke inzonderheid tot 
het volbrengen der voornaamste levenswerkine 
gen (actiones vitales) volftrekt noodzakelijk 
Zijn, zoo als bij voorbeeld tot de ademhaling, 
tot deh omloop des bloeds, den loop en wer- 
king der bloedvaten, enz., j1 men kan zich 
waarlijk niet genoeg verwonderen over het zoo 
lang en fchier geheel verwaarlozen der zoo 
veelvuldige gelegenheden, welke zich fchier 
ieder jaar tot dit onderzoek hebben aangebo. 
den; daar het toch een ieder, als van zelfs 
moet in het oog vallen, dat het voor de Wal- 
vischvangeren geene onverfchillige zaak: zijn 
kan, eene juiste kennis vooral van die deelen te 
hebben, van welkers volkomenheid het dierlijk. 
leven zoo volftrektelijk afhangt, dat, bij eené 

Zwâ- 


oe WALVISSCHEN, âêt 


zware kwetfing of verwonding derzelven, de 
dood van het dier daarop gewis, en wel bin. 
nen zeer korten tijd noodzakelijk volgen moet, 
opdat namelijk door eene meer zekere, en 
voor het dier, zoo veel mogelijk, terftond doo. 
delijke treffing, dat verlies eenigermate zonde 
kunnen vergoed worden , hetwelk de Walvisch 
vangst, door de fteeds vermeerderde fchaars- 
heid en fchuwheid dezer dieren zoo aanmers 
kelijk geleden heeft. 

Zoo is men b. v. tot heden toe immers 
nog fteeds geheel onkundig gebleven , omtrent 
het ware maakfel, de juiste ligging, en den 
naauwen zamenhang, zoo wel van het hart, 
als van de longen, van de groote bloedvaten, 
en het middenrif des Walvischs, om van geene 
andere. belangrijke declen meer te fpreken, 
waarvan de behoorlijke kennis intusfchen ons 
vooral thans te meer in-ffaat zoude ftellen, tot 
het fpoediger , ja dikwerf oogenblikkelijk dooden 
dezer geweldig groote en fterke dieren, nu 
men het middel kent, om ook zelfs op eenen 
aanzienlijken afftand, op eene meer zekere 
wijze met oneindig meerder gewelds , en op 
meer bepaalde plaatfen , de deodelijke har- 
poen dieper, dan ooit te voren, in, en dik= 
werf geheel binnen het reusachtige ligchaam 

des 


ga VERHANDELING over 


« 


des Walvischs te doen doordringen , ter- 
wijl wij ons intusfchen voor als nog vergenoegen 
moeten met de ontleedkundige befchrijvingen 
der uitwendige, en van flechts eenige zeer wei- 
nige inwendige deelen des Walvischs, welker 
kennis gewisfelijk (gelijk alles wat de bevorde- 
ring ook der Dierenkunde bertreft} voor deze 
wetenfchap in het algemeen wel zeer nuuigs 
en voor de gedachtenis van mannen,als LEEUS 
WENHOEKs, RUISCH; ARTEDI sy PAGES 
CAMPER, HUNTER (*) , LA CEPÈDE En 
| an. 
C°) Deze twee laatfte boven ellen lof verhevene man- 
nen, als aan welke beiden men niet flechts in de men- 
fchelijke , maar ook in de vergelijkende ontleedkunde, 
zoo vele belangrijke ontdekkingen omtrent het lig: 
chaams-geftel der dieren verfchuldigd is, hebben boven 
alle hunne voorgangeren zich ook bijzenderlijk toege- 
legd, om eene zoo veel mogelijk volkomene keanis van 
den ligchaams-bouw der walvischaardige dieren in het al- 
gemeen, en der verfchillende eigenlijke Walvisch - foor- 
ten in het bijzonder te bekomen: cAMPER toch gaf 
ons, reeds in den jare 1767 , zijne voortreffelijke befchrij 
vingen en afbeeldingen van het gehoors werktuig van 
de Cachelot, of Pot-Walvisch, en naderhand in 1776 
eene andere van het beenig gehoortuig der Walvisfchen , 
beide te vinden în het gde en i7de Deel van de Verhan= 
delingen def Hollandfche Maatfchappij der Wetenfchap- 
pen, terwijl de zoo beroemde Engelfche ontleder jz. HU Ne 
TER geene kosten of moeiten fpaarde, om door Raduw 
keutige ontledingen en waarnemingen, eene zoo veel 
mu 


bf WALVISSCHEN.' 3 
ândere dergelijke ontleders zeer vereerende is, 
fnaar welke tot heden toe tér veibetering der 

Wal- 


Mogelijk algemeene nadere kennis omtrent den geheien 
ligchaams bouw.eu buishouding der Walvischaardige 
dieren te mogen bekomen, in welk voofnemen hij dan 
toch zoo verre geflaagd is, dat niemand tot heden toê» 
hem daarin overtroffen heeft gelijk zulks aan een iéder 
overtuigend zal kunnen blijken , bij het eerfte inzien 
zelfs zijner voortreff lijke Obfervations of the Structure 
and Oeconomy of Whales, te vinden in de Philofopk. 
Transaci, vol. 77. P. a p. 371. tot 430. áls in welke 
die beroemde ontleder verflag geeft van zijne belange 
tijke waarnemingen en geheel nieuwer ontdekkingen, 
door Arade van ontleding gemaakt, omtrent het za- 
menftél zoo wel van den MoNoDON MONOCEROSs 
den DELPHINUS PHOCENA,D. DELPHIS.D ORCA, 
PHYSETER MACROCEPHALUS, als van de BALAr« 
NA ROsTRATA, en ook van den B. MYSTICETUS 
of Groenlandfchen Walviséh, doch omtrent welken laats 
ften, wat de juiste ligging der borst ingewanden , zoo 
als bij voorb, het hart, de longen, de groote bloedvaren 
ênz betfe't, wij geene zoodanige meerdere kénnis ver- 
kregen hebben , waardoor wij ons in flaar gefteld zien 
òm de juiste plaats of plaatfen, waar boven ale ande- 
ren de Walvisch, tef zijner fpoedige dooding en vere 
meestering. dóor de harpoen zoude moeten getroffen 
worden , met geene mindsre zekerheid te kunneu bepa en 
âls de Jager , bij het eerfte opdoen van eenig wild, of 
de Slagter bij het dooden van bet flagt - vee weet te be- 
mikken, of uictekiezen, tot deszelfs oogenblikkelijke of 


_V, Deer. L Srux. C ten 


34 VERHANDELING over 


Walvisch=vangst of niets, of ten minften zeer 
weinig en gewisfelijk oneindig minder. belang- 
rijks voortgebragt heeft, dan men met allen 
grond van zulke voortreffelijke Natuur. en 


Onte 


ten minsten meest haastige afmaking; en door welke 
juiste bepaling, het treffen en dooden van den Walvisch 
zoo veel te gewisfer worden, en een nieuw voorbeeld 
epleveren zoude van de grooté nuuigheid, die de gron- 
dige kennis der Natuur-voortbrengfelen, ter verbetee 
ring ook der, gewigtigtte vakken der Huishoukunde 
kan opleveren 5 blijkende het tevens uit de hier boven- 
gemelde verhandeling, hoe moeilijk, ja hoe ondoenlijk 
het dikwerf zij „zelfs voor eenen zoo ijverigen re ; 
men, en ter bevordering der wetenfchappen, iets te 
zwaar of te kostbaar achtenden Natuur - onderzoeker, 
als HUNTER was, Zijne onderzoekingen en naarvor- 
fchingen, in weerwil van alie mogelijke moeiten en op- 
offeringen, tot-de verlangde hoogte en volkomenheid te 
mogen brengen; zoo toch ontzag deze onvermoeide 
ontleder de aanzienlijke onkosten zelfs niet om, ter beko- 
ming, Zoo wel van voorwerpen, als van getrouwe onte 
leedkundige narichten omtrent den ligchaams- bouw der 
Walvisch - aardige Dieren , eenen Heelmeester voor eigene 
rekening naan Groenland te zenden , alhoewel hij het 
ongeluk had daardoor, voor alle aangewende moeiten 
en uitgave , zich met niets anders verrijkt te zien, 
dan met een stuk Walvisch huid, waarop zich eenige 
welbekende Zee-flakken, of verkeerdelijk zoogenaamde 
Walvisch -luizen haddea vastgezet, Vergelijk de hovesn 
gem. Oöfervations EEC: PD. 72e 


pe WALVISSCHEN. 35 


Ontleed-kundigen zoude hebben mogen erlangen, 
indien zij de gelegenheid gehad hadden, om 
hare groote bekwaamheden aan de ontleding, of 
van bet geheele dier, of ten minften van de tot 
de levens-werkingen , in de huishouding der Wal- 
visfchen , voornaamfte en edelfte levens-deelen , zoo 
ftraks opgenoemd, te mogen befteden; de ver. 
gelijkende Ontleed en Natuur-kunde niet alléén, 
maar ook het voor ons Vaderland gewigtig onder- 
werp der hoogere Huishoukunde, de zoo voor- 
deelige Walvisch-vangst namelijk, zouden. hier. 
door gewisfelijk , reeds voor lang , onberekenbaar 
veel gewonnen hebben; honderden van Walvis. 
fchen, die, als verkeerdelijk en vergeefs ge- 
troffen, nu met verloren harpoen en lijnen, al- 
leenlijk tot een bedorven aas voor eenige roof- 
vogels, en uitgehongerde zee-beeren, op zee 
en tusfchen de ijsvelden ronddreven, zouden door 
den blijden zeeman in onze havens zijn binnen 
gebragt , zouden handel en kostbaren voorraad 
van traan en baarden vermeerderd, Rhederijen 
en zeevaart aangemoedigd , en onberekenbaar 
veel algemeen voordeels aangebragt hebben, in. 
dien men zich namelijk, reeds voor lang, meer 
op de grondige kennis ook van het inwendig za- 
menftel dier dieren had toegelegd, op wier ver- 
meestering men fleeds eenen hoogen prijs ftelde, 

t C 2 en 


36 VERHANDELING over 


en tot -bemagtiging van welken men, zonder 
genoegzame gronden, fchier als in den blinden 
federt bijna anderhalve eeuw , zoo vele vruch- 
telooze pogingen en verkeerde middelen aan- 
gewend heeft. Tot nu toe zal men zich der. 
halve nog alleenlijk moeten vergenoegen met 
‘de kennis van eenige weinige declen des Wals 
vischs, die alléén voor den Natuurkenner nut- 
tig en aangenaam is, maar uit welke de beoe- 
fenaar der belangrijke Walvischvangst. voor als 
nog weinig voordeels trekken kan, Deze meér 
volkomen en hoogst nuttige kennis toch zal 
voornamelijk, zoo niet alléén, te bekomen zijn 
uit eene zo veel mogelijk naauwkeurige be- 
fchouwing van die voorname inwendige deelen; 
van. welke wij ftraks gefproken hebben, en 
welker fpoedig herhaald en zorgvuldig} onder- 
zoek wij, om de belangrijkheid der zaken, 
met den meesten aandrang, aan een ieder op 
het ernstigt aanbevelen, die, bij het herstel van 
eene algemeen gewenschte vreede, en het daar 
bij herleven der nu helaas! federt zoo vele 
jaaren reeds ook uit Zee verbannen vaderland- 
fche -Groenlands- vaart, zich in eenige ge- 
legenheid zal mogen gefteld vinden’, om 
door een of ander der daartoe meest gefchikte 
fchepelingen, bij het afflenfen van iederen Wal. 

visch , 


pe WALVISSCHEN 37 


IJ 


visch, op denzelven dat onderzoek te laten 
doen, hetwelk deskundigen daartoe gaarne 
zouden voorfchrijven, gelijk ook wij dan hier 
onder (*) , tot dat einde, als tot een proeve, 

ls eeni- 


(€*) Zoo zouden de Rheeders der Groenlandfche Sche. 
pen bij voorb, aan iederen Commandeur kunnen opge- 
ven eenige vragen, welker zooveel mogelijk volkomene 
beantwoording, met behulp van den gewoonen Scheeps - 
Heelmeester , onder het afflenfen der Walvisfchen opge- 
maakt, zij bij hunne termgkomst zouden moeten mede. 
brengen ; zie hier eenige derzelve ten voorbeelde. 

1 Welke is de gewone natuurlijke uitgebreidheid van 
de borst-holte der Walvisfchen, en hoe kan men zich die 
bij het uiterlijk aanzien dezer dieren het best voortftellen ? 
of om nog duidelijker te zijn, waar ter plaatfe „ dar 
is, bij welke ribbe (van den kop afgerekend) begint 
ook uitwendig, of van buiten de eigenlijke borst- holte 
van den Walvisch? waar eindigt die? en welke zijn de 
beste kenmerken, om deze grensfcheiding op het eer= 
fte uiterlijk aanzien dezer dieren zoo veel mogelijk zee 
ker te kunnen bepalen ; ten einde het werpen of fchie- 
ten der harpoenen daarna te kunnen rigten , en tevens 
verzekerd te kunnen zijn, dat dezelve waarlijk de 
borst-holte zullen treffen, als de zitplaats der edelfte, 
en tot het leven ook des Walvischs noodzakelijkfte 
dee'en? 

a, Weike is de ware natuurlijke ligging van bet hare 
in de borst-bolte van den Walvisch ‚ vooral ook in bee 
trekking van één of meerder uitwendige zigtbarz dee- 
len, inzonderheid der borstvinnen, der fpuitbuizen, bet 
eog, de kaaksgeleding, erz.? ? 


ie C 3 3. Wel. 


58 MORA NDELING OVER 


eenige vragen zullen opgeven, door welker be- 
hoorlijke beantwoording, misfchien alléén. het 
be- 


3. Welke is de gewone ligging, grootte, gedaante, 
rigting en zamenhang van het hart des Walvischs met 
andere deelen der borst-holte, en hoe moet men zich 
die ligging}van buiten voorftellen ? inzonderheid, is het 
waar, dat men de ligging van het hart der Walvisfchen 
zich zoodanig voorftellen moet, dat hetzelve juist op 
de heogte, en als ’t ware tegen den oorfprong der lin- 
ker borst- vin ligt 3 en dat men derhalve den visch in 
eene horizontale ligging aldaar treffende, verzekerd zijn 
kan, bij het genoegzaam doordringen der harpoen, het 
hart te zullen treffen? en eindelijk hoeveel duimen dike 
te heeft de zijde der borst aldaar wel ongeveer in de 
grootfte Walvisfchen ? 

4. Welke zijn de groote bloedvaten uit het hart des 
Walvischs voortkomende ? en welke is hunne gewone 
dikte, loop en vasthechting 2 

5. Hoedanig is het maakfel, de gedaante, loop, en 
vasthechting der longen ? 

6, Hoedanig die van het middelrif: ? 

7. Hoevele ribben behooren tot de holte der borst, 
en welke is hunne geleding, betrekkelijke ligging, rig- 
ting en zamenhang met andere deelen? 

8. Welke is de gewone dikte van het {pek en vleesch, 
dat op de borst der Walvisfchen ligt, en waar is de 
plaats, daar de borst. holte het dunste, en daarom het 
gemakkelijkst te doorfteken is? 

9 ‘Hoedanig is het maakfcl, de ligging, grootte, en 
zamenbang der maag met andere deelen van den buik 
dèr Walvisfchen ? 

to. Welk 


pE WALVISSCHEN. 359 


bedoelde oogmerk voor een goed deel zoude 
kunnen bereikt worden; terwijl men, onzes be. 
dunkens , van de ook zelfs gewone gefchikt. 
heid van iederen Commandeur, met grond zal 
verwachten mogen, dat hij, op last zijner ree- 
ders, niets zoude onbeproefd laten , om, ter 


bereiking van een voor ieder hunner zoo be. 
langrijk, oogmerk, al het mogelijke te willen 


aanwenden, niet flechts door het bevorderen 
der zoo even gemelde onderrigtingen en beant- 
woordingen , maar ook, door, zoo veel moge. 
lijk, bij iedere gelegenheid van hunne te huise 
reize naar het vaderland met zich te rug te 
voeren, (zoo veel diet doenlijk ware), het zij 
dan elken gantfchen kleinen jongen Walvisch 
zelven, die zij konden magtig worden, of wel 
het één of ander der verlangde deelen afzon- 
derlijk; ten einde die namelijk zouden dienen 
mogen ‚ om door kundige ontleders tot. het 
bedoelde oogmerk behoorlijk onderzocht, en met 

de 


ro, Welk is de ftoffe, die men, kort na den dood der 
Walvisfchen, in derzelver maag aantreft, en het ware 
voedfel dezer-dieren uitmaakt? tor welke Klasfe, orde, 
en geflachten van dieren en planten behooren deze voes 
dende ftpffen? en welke foort of foorten maken zij 
daarvan uit? 


C 4 


go VERHANDELING over 


de ingekomene berigten en beantwoordingen 
der voorgeftelde * vragen te kunnen vergeleken 
worden. Immers ook de groote CAMPER 
hield de overvoeringen van ook zelfs zeer groo- 
te deelen, zoo als bij voorbeeld van een goed 
gedeelte van den kop eenes Walvischs, voor 
zeer gemakkelijk uitvoerbaar, en *t is derhalve 
fchier onroodig hier bij te voegen, dat niet 
glechts de inzouting b. v, van het hart, met 
eenige der groote bloedvaten, van een gedeelte 
der longen enz, maar ook het overbrengen van 
eenen geheelen jongen en reeds geboren Wal- 
visch , _ geene onoverkomelijke zwarigheden 
ontmoeten kunnen Zie p. CAMPER over de 
zicplaats van het beenig gehoorruig der Wal- 
visfchen in de Holland, Maaifchappij 17 Da 
2 St. bl. 161. vergeleken met HUNTER's Oh. 
fervat. in de Philofoph-Transact: Vol. 77. P. 
2. P. 405-416. | 


Woedfel der Walvisfchen. 


„Is de kennis der verfchillende voorwerpen; 
welke de dieren cot voedfel verftrekken , een 
gewigt ig onderwerp van navorfching , Zoo 
wel voor den Natuur onderzoeker , ter volma. 
king zijner kundigheden omwent de” huishou- 

ding, 


pe, WALVISSCHEN. “ar 


ding der dierlijke fchepfelen , als voor hun, 
die daaruit„ of tot eigen onderhoud, of tot an- 
dere gebruiken , een. dadelijk nut trachten te 
wekken ; de zekere kennis omtrent het ware 
voedfel der Groenlandfche Walvisfchen is, in 
de, daad, een zoo veel te belangrijker voor- 
werp van onderzoek ‚ daar het eenen regelreg= 
ten invloed heeft op alle die groote en kost. 
bare bedrijven en bemoeijingen, welke er 
aangewend worden, om deze dieren op te {po- 
ren en te vermeesteren, dat is, op den Wal- 
visch-vangst zelven, Lang toch heeft men ge- 
twist, en nog beden durft men het niet zeker 
beflisfen , welke ftoffen aan de grootfte van alie 
tot heden toe bekende dieren voornamelijk ten 
voedfel dienen: velen hebben gemeend, dat dit 
niet alléén in velerlei zee-infecten, maar ook 
inzonderheid in haringen, in eenige andere nog 
kleinere visfchen, en ook tevens. in eenige 
plantgewasfen beftaan zoude, tot dat men, voor- 
al ook door de verzekeringen van ZORGDR A» 
GER, meer en meer is overtuigd te geworden, 
dat geene andere voortbrengfelen, dan alleen 
die uit het dierenrijk, en dat wel waarfchijnlijk 
alléén eevige infecten en wormefoorten, deze 
verbazende dieren tot voedfel verftrekken. Uit 

CS het 


3 


42 VERHANDELING over 


\ 


het maakfel van den mond der Walvisfchen 
toch, als met geene tanden voorzien, om, of 
groote of harde, ligchaamen te kunnen van 
één fnijden, en te kaauwen, als mede uit ha. 
ren verwonderlijk naauwen flik- buis, was het 
reeds van zelfs blijkbaar , dat niet anders dan 
zeer weeke en tevens van omvang zeer kleine 
ftoffen , hect voedfel dezer dieren konden uitma- 
ken, tot dat men uit het in den muil, de keel 
en de rob, of maag zelve gevondene overtuigd 
is geworden, dat de natuur bun verfchiïlende 
kleine zee-dieren, doch allen van een zeer 
week zamenftel, zoo als Polijpen, Zee -fterren, 
Medufen- hoofden , benevens eenige kleine in= 
fecten, vooral zeer kleine kreeften en worme 
foorten tot voedfel wijfelijk heeft aangewezen, 
als zijnde door derzelver zachten en uitftekend 
voedzamen aard bijzonder gefchikt, om tot 
dit groote oogmerk te kunnen dienen, Ook 
hier moet men zich wederom verwonderen, 
omtrent de ware foorten dezer dieren nog 
dermate onkundig te zijn, dat , voor zoo 
verre mij bewust is, nog flechts maar zeer 
weinige Natuurkenners, (gelijk b, v. s. B. j. 
NOEL, die als het voornaamfte Walvisch - voed- 
gel den Cancer pedatus C, oculatus, en Ar= 

zon 


pE WALVISSCHEN. 43 


sonduta arctica opgeeft. Zie zijn Tableau de 
Ja péche de ba Dalcine p. 74.) (*) iets heb. 
ben durven bepalen, omtrenc- de bijzondere 
foorten van infecten , wormen, enz. die den 
Walvisch tot voedfel dienen; daar intusfchen 
de juiste bepaling en kennis dezer voorwerpen 
niet flechts een gewigtig deel van de N. H. 
der Walvisfchen uitmaakt, maar ook zoo doot 
de oudere als nieuwere Walvischvaarders fteeds 
voor egn voornaam en vertrouwd kenmerk van de 
tegenwoordigheid der Walvisfchen, in die zee- 
ftreken , en als voor een beflisfend bewijs, 
waar zij zich ophouden, opgegeven is, en daar 
voor. nog heden gehouden wordt. Het algee 
meen „ zoo wel bij iederen op Groenland va 
renden matroos, als bij oudere en nieuwere 
fchrijvers over den Walvischvangst, bekende 
Walvisch-aas , kennen wij flechts bij naam, 
of bij zeer duistere en gebrekkige oude be- 
fchrijvingen, en afbeeldingen, zonder voorzeker 
te kunnen vastftellen, tot welk geflacht van 
flakken of wormen hetzelve behoore, of welk 
foort het daarvan uitmake; zoo dât onze zoo 
geleerde , en in de Natuurkennis zoo ervare 
en 


» 


(*) Vergelijk La cerèpr He. NN, des Citactes, pe 54. 
© fuiv. 


44 VERHANDELING over 


en ‘onvermoeid werkzame landgenoot nou rs 
TUIN, in weerwil van alle zijne aangewende 
moeiten, geene gelegenheid heeft mogen bee 
„komen, om zich ook omtrent dit belangrijk 
onderwerp te kunnen verzekeren, waartoe evene 
wel niet anders dan de overbrenging van ecnie 
ge dezer verfchillende dierfoorten, in. wijngeest 
bewaard , zoude noodig wezen ; waarom het dan 
ook te hopen is, dat, bij den tegenwoordigen 
fchier algemeenen ijver tot bevordering , dnzon= 
derheid der Natuurkennis, en tot het doen van 
gewigtige ontdekkingen , de naauwkeurige 
kennis en bepaling der verfchillende foorten 
van Walvisch-aas, de oplettenheid der Natuur 
onderzoekeren met den gelukkigfte uicflag ook, 
ten voordeele der Walvischvaergst zal mogen 
bezig houden; Wij gaan dan over tot het 


Verblijf der Walvisfchen. 


Waaromtrent wij vooraf in bet algemeen aans 
merken, dat hoezeer ook de gedachten van. 
vele Natuurkundige land- en zee-befchrijvers 
omtrent de eigenlijke woonplaats der groote 
Walvisfchen, en inzonderheid der zoogenaam- 
de Groenlandfche, uit één loopen, zoo dat 
fommige die allééa tot den Noordpool bepa. 

len , 


pe WALVISSCHEN.. 4s 


Fen, anderen, en „dat wel te regt, ook tot 
verfcheidene gewesten der Zuid.zee, en At. 
fantifchen Oceaan uitftrekken, wij, voor ons 
oogmerk bijzonderlijk meenen het oog te moes 
ten houden op die oorden, op welken zoowel 
wegens derzelver nabijheid, als rijkheid van 
Walvisfchen, onze Neerlandfche Wavischvangst 
federt meer dan anderhalve eeuw, met zulk 
een aanzienlijk voordeel, voor onzen Vader- 
landfchen handel en zeevadrt is geoeffend ge- 
worden. Wij bedoelen namelijk die van den 
Noordpool, en wel bijzonderlijk die der Groens 
landfche en Spitsberger zeeftreken, welke als 
% ware aan dat voor de Walvische vangst meest 
belangrijk foort van Walvisfchen, in ons Noor. 
der half wereldrond, eigenlijk ter woonplaats 
fchijnt te zijn aangewezen, en alwaar men wel 
eer , bij het doen der eerfte togten in dit 
wereld-oord;, vooral tusfchen de 77 en 79 grâ- 
__den zulk éen groot aantal dezer dieren bij el. 
.kanderen zien konde, dat het fonteins- wijze 
water uitfpuiten uit hunne fpuit-buizen, door 
_ de eerie ‘bezoekers dezer zeeën, vergeleken 
wierd. met een groot aantal van rookende 
fchoorfteenen eener geheele ftad: thans echter, 
daar «deze dieren, zoo door de fterk geoeffen- 
de vangst, als wegens hunne hierdoor veroor. 
| zaake 


46 VERHANDELING over 


zaakte fchuuwheid, of in hoeveelheid, naar 
gelang van vorige tijden, aanmerkelijk vermin- 
derd, of wel ook gedeeltelijk naar andere ftil- 
lere, en wel nog geheel onbezochte noorder 
zeeftreken verhuisd, en geweken zijn, zoo is 
daarvan het noodzakelijk gevolg geweest, dat 
men getracht heeft om zich deze verminderde 
vangst te vergoeden, deels door den Walvisch 
ook op de kusten van Brafil , de Kaap de goede 
Hoop; ja zelfs op die van Madagascar, van nieuw 
Holland en andere oorden der Zuid-zee, op te 
zoeken, deels ook door de minder gelukkig 
gedreven wordende Groenlandfche Walvisch- 
vangst te willen verbeteren, en grondiger te 
willen gaan beoefenen , door middel van het 
navorfchen en, zoo veel mogelijk, meer van 
nabij kennen van de huishouding en bijzonde. 
re eigenfchappen der verfchillende foorten van 
Walvisfchen, en het is van dit laatfte middel 
vooral ook, dat het ons uit de voorgeftelde 
vrage der aanzienlijke Koninklijke Maatíchappij 
toefchijnt, dat zij zich, en wel met het grootfte … 
regt, zeer veel nuts belooft , zoo om daaruit 
de plaatfen, waar de Walvisfchen zich voors 
namelijk thans ophouden , na te fporen, als 
om zich op den kortfren, veilioflen en zekers 
fien weg van dezelve meester te makens dit 
laat. 


pe WALVISSCHEN,: 47 


laatfte zal het onderwerp van onze volgende 
tweede en derde afdeeling uitmaken, en het 
eerfte ons nu voor het nog overige van deze 
tegenswoordige bezig houden; wij merken der- 
halve deswegens aan: 

BEerflelijk,- dat, op algemeene toeftemming 
van ieder ervaren en oordeelkundigen Groen- 
landsvaarder, zoo wegens de nog overgroote 
menigte van Walvisfchen (*) welke nog jaar- 

lijks 


(*) Immers het is waar, dat fommige Groenlandsvaar- 
ders dikwerf op oorden vervallen, waar zij in eenen 
geruimen tijd fchier geenen enkelen Walvisch aantref- 
fen , maar waar zich deze dieren ook daarentegen fom- 
tijds op een enkel oogenblik weder in zulk eene menig- 
te vertoonen, dat men zich van hare troepen of gehee. 
le fcholen, zonder ontzetting, geen denkbeeld maken 
kan: zo zegt bij voorbeeld possererrT veher den Grün- 
dandifchen Wallfischfang, bl. 11e 

«> Een oud Kapitein. heeft mij verhaald , dat hij op 
…; een avond het anker uitgeworpen hebbende in een 
der baaijen van Groenland, die rondom met ijs bezer 
was, op het oogenblik dat het volk hun werk 
verrigt had, in eens zulk eene menigte van Walvis- 
„> fchen van onderen het ijs zag opkomen, die in 
s verfchillende groote partijen, en zoo digt bij elkan- 
> deren gefchaard, den geheelen omtrek der baai vers 
v> vulden, dat het water er als mede bedekt fcheen te 
9» Zijn, en van welke gelegenheid hij dan ook zoo wel 
»» gebruik maakte, dat hij met zijn volk, binnen weie 
s nige uren, tien Walvisfchen vong.” 


2) 


32 


2) 


6= 


48 VERHANDELING over 


lijks in de zeeftreken van den Noordpool gês 
Zien en gevangen „worden, als wegens de on- 
berekenbare uitgeftrektheid der onbeèvwaarbate 
ijszee, welke hun, of tot verblijf, of töc 
fchuil- en voortteelings- plaatfe dient, de mit- 
der dan voorheen gelukkige Walvisch vangst 
niet alléén aan eene meer en meer toenemende 
uitroeijing van dit dieren-foort kan; noch mâg 

„Worden toegefchrevens maar dat 
Ten tweeden, de oorzaak daarvan waar- 
fchijnlijk te zoeken zij in de fchuwheid der 
Walvisfchen * zelve, welke door de gedùrige 
tegenwoordigheid en het beftendige jagen (in- 
dien ik mij zoo mag uiedrukken ) van fomwije 
len wel goo fchepen van verfchillende natien, 
die aldaar in den geringen omtrek van 77° tot 
flechts 79°, en dat wel binnen den. tijd van 
twee maanden, foms e2ooo Walvisfchen van= 
gen, in hare azing geftoord en genoodzaakt 
worden hooger gelegene en meer met ijs bes 
dekte zeeeftreken op te zoeken, en tot fchuil- 
plaats te gaan betrekken; wordende wij in dit 
gevoelen te meer, én, zoo wij meenen, met 
grond verfterkt, door de waarneming, dac, in 
den gewoonen tijd der Walvisch. vangst, velé 
der wijfjes Walvisfchen als dan vergezeld zijn 
door hun jong, voor hetwelk ook deze logge 
| die: 


br WALVIS SCHEN.: 49 


dieren, door het gewoon zoo wijslijk ingeplant 
inftinct, volgens de zoo oude als beftendige 
waarneming van: fchier alle Groenlandsvaarders, 
ook eene bijzondete zorge hebben, en tot 
welks behoud zij door het gedurig nazerten 
der Walvischvangers gedwongen worden hare 
gewone verzameloorden te verlaten, en ande. 
te gerustere fchuilplaatfen op te zoeken, zoo 
dat wij 
Ten derden aanmerken, dat de Groenland. 
fche Walvisch , offchoon door de groote me. 
nigte van fchepen, die jaarlijks, en dat wel 
voor een groot gedeelte bijna in den zelfden 
omtrek, ter Walvisch-vangst komen, en zich 
aldaar lang achter één ophouden, fchuw ges 
maakt sen gedwongen naar elders te verhuizen, 
in de daad wel andere ftillere oorden gaat bee 
trekken, doch dat hij ‘echter waarfchijnlijk 
ftesds of meestal zulke verkiest, die tot de 
Noordfche zee ffreken behooren, als welke 
eveneens aan de grootte zeedieren fchief ten 
beperkten verblijve fchijnen te zijn aangewezen, 
als de Zuidere Wereld. gewesten, bij uitfluiting 
als het ware, aan de groorfte land- dieren fchijnt 
ter inwoning ‘te moeten verftrekken. Met het 
grootfte regt zegt derhalve de Heer Noë 
V, Deer, 1, Ster, D in 


so. VERHANDELING ovrr 


in zijn meergemeld werkje (*) Jndien, de 
Walvisfchen fchijnen de Noorder zeeën te heb. 
ben verlaten, zoo is dit niet veroorzaakt 
door aandrang van hun inftinct, maar alleen 
om zich te beveiligen voor den gedurigen 
aanval van den mensch. Dit zelfde inftinct 
toch zal hen, door den tijd , derwaarts te 
rug voeren; dewijl de diepe baaijen fleeds die 
plaatfen zijn, welke deze dieren het meest 
fchijnen ten verblijve te verkiezen: maar ook 
daar en boven het werktuiglijk geftel, de ge- 
woonten en cigenfchappen der ontzettende wal- 
vischaardige zee.dieren, ftrekken ook hun ten 
wet, zoo dat niet alle foorten evemeens tot 
een zwervend leven, en het doen van groote 
togten fchijnen gefchikt te zijn; daar toch uit 
gemaakte waarnemingen blijkt, dat misfchien 
de Kazilotten alléén groote tochten doen, en 
dat het tot de vaste gewoonten der eigenlijk 
genaamde Walvisfchen behoort, in bepaalde 
zee-ftreken, één gevestigd verblijf te houden. 
De visfchers immers, voegt hij er bij, die 
zeker wel geen Natuurkundigen zijn, maar 
„die echter verdienen, dat men hen omtrent 
hunne waarnemingen en gevoelens dikwerf 

‚6 


C°) Tableau Historique, etc. pe 72. 


pe WALVISSCHEN. st 
ondervr age, en dat wel te meer, dewijl zij 
meestal vrij zijn van vooringenomenheid voor 
het een of ander leer frelfel, weten zeer wel 
drie verfchillende foorten van Noord- kapers 
ie onderfcheiden, en dat wel alleenlijk naar 
de verfchillende zeeën, waar deze dieren hun 
verblijf houden, en naar het maakfel dat aan 
ieder hunner eigen is. Men is ook algemeen 
van gevoelen, dat de Bermudifche Walvisfchen 
lans ger zijn. dan die van Groenland, van 
Caijenne, Chili, China, enz. ; en dit verfchil 
of. onderfcheid kan derhalve met enkel toe. 
vallig, maar wel het gevolg zijn van het 
verfchil van water, voedfel, levenswijze, en 
eigenfchappen aan ieder foort eigen: hetzelfde 
zoude men ook kunnen zeggen van de Kazia 
lotten; daar het zeker is, dat die van de 
Amerikaanfche kusten eenen geheel anderen 
muil hebben, dan die der Noord- zee.” einde- 
lijk merken wij nog aan 
Ten vierden , dar, gelijk de weldadige Schep- 
per. voor ieder dier het juist daarvoor gefchike 
voedfel ‚op ieder oord en iedere plaats van deszelfs 
eigen verblijf, verordend en verzorgd heeft, en 
men derhalve uit de aanwezenheid van dit 
voedfeì tot het verblijf en de woonplaats van 
die dieren befluiten mag, door welke uit eene 


Ds dän= 


EN 


52 VERHANDELING over 


aanhoudende ondervinding gebleken is, dat die 


voedzelftoffen fchicr alléén, en als bij uitzon- 
dering genoten worden, men dienvolgens ook 
met den meesten grond, uit „de algemeene ver. 
fpreiding en verbazende meni,te van het hier 
voren vermelde Walvisch-aas, in fchier alle 
de baaïjen van Groenland, Spitsbergen, en 
andere oorden der uitgeftrekte zee - gewesten van 
den Noord.pool, met geene geringe waare 
fchijnlijkheid mag opmaken, dat ook, naar 
gelang die oorden met dit zoogenaamd aas of 
voedfel voorzien zijn, dezelve ook Walvisfchen 
of dadelijk bezitten of bevatten kunnen; terwijl 
deze aamerking, fchoon alléén uit de befchou- 
wing der dierlijke huishouding genomen, door 
de ondervinding der meest oplettende en naauw- 
keurigst waarnemende Groenlands - vaarders, reeds 
van ZORGDRAGERS tijden af (zoo al zelfs 
niet vroeger) tot den huidigen dag fteeds ís 
bevestigd geworden, 

En het zijn deze algemeene aanmerkingen, 
welke wij hier hebben willen vooraf laten 
gaan, om daaruit de volgende gevolg -trekkin- 
gen te mogen afleiden, als de opgave in zich 
zullende bevatten van de beste wijze, om de 
plaatfen na te fporen, waar de Walvisfchen 
zich voornamelijk tegenwoordig ophouden en wel 


Voor 
#5 


ve WALVISSCHEN. 53 


Woor eerst, daar de ondervinding beftendig 
geleerd heeft, dat de Walvisfchen, door de 
fterk gedrevene vangst van zoo vele fchepen 
in eenen korten omtrek van plaats, fchuw ge- 
maakt, én als het ware genoodzaakt geworden 
zijn naar elders te wijken, zoo zullen de 
Commandeurs der op Groenland varende {che- 
pen eene zoo veel- mogelijk naauwkeurige 
aanteekening houden der fireken en plaatfen 
waar, en van den landaard door wien dezelve 
ieder jaar gevischt wordt,ten einde ‚alles gelijk 
ftaande, het volgende jaar of visch-faifoen niet 
dezelfde, maar eene andere plaats of baai ter 
vischvangst te beftemmen, ij 

Ten tweeden, ‚daar het vroegtijdig aankomen 
ter Walvisch- vangst, in de Groenlandfche en 
daaraan grenzende wateren, een der groote 
middelen uitmaakt, om gelukkig ter vischvangst 
te zijn, zoo zal eene vroegere uirzeiling onzer 
Hollandfche Walvisch-vloot niet flechts nood. 
zakelijk worden, maar zij zoude zelfs, van 
wegen het Gouvernement, kunnen worden 
‘verordend , en de tijd des vertreks uit 
oaze havens kunnen worden voorgefchre- 
ven , ten einde namelijk zoo vroeg 
mogelijk , op de beftemde en nog ge- 

D 3 heel 


54 VERHAN NDELING oven 


el vrije « visch- Den aan te komen (*). 
| Ten derden, mogen wij inzonderheid het 
zoogenaa amde _Walvisch-aas of voornaamfte 

oedfel der Walvisfchen voor een der zekerfte 
ten ter nafporing van de verblijf. plaatfen 
dezer dieren houden, en uit her geen daarom- 
trent hier boven gezegd is, en tot den huidi- 
gen dag door de aanhoudende waarnemingen 
bevestigd wordt, befluiten, dat, waar ter plaat- 
fe dit aas of voedfel in diepe én ruime baaijen 
menigvuldig gevonden wordt, daar ook met 
„grond tot het waarfchijalijk verblijf des Wal. 
visch kan befloten worden. 

Ten vierden, merken wij aan, dat diënsvol- 
gens voor één der eerfle middelen ter opfpo- 


ring 


(*) De Reeders der Engelfche Waivisch - vaarders 
zijn door de ondervinding dermate overtuigd van het 
aanbelang eener vroege aankomst, op de plaatfen hun- 
ner beftemming ter Walvisch-vangst, dat zij onlangs 
weder eén ontwerp gemaakt hebben, om zich op de 
Orcadifche Eilanden eene haven toetebereiden, en op 
de kusten van Groenland de vorige vaste traankoke. 
rijen te ‘herftellen; als algemeen verzekerd zijnde van 
den alzins gegronden flelregel, dat de Walvjsfchen, 
door de eerfte visfchers fchuw geworden, voor de na- 
komende, of nk niet, of ten minsten zeer moeilijk, 
te genaken zijn. ne de 


Les 


PEW ANL NASIS:CH EN. 55 


zing en ontdekking der Walvisfchen te houden 
zij, het vooraf zoo veel mogelijk aanhoudend 
en vaauwkeurig peilen der gronden, ter bevis- 
fing beftemd, ten einde zeker te wezen om. 
trent het aanwezen van het aas, als zijnde dic, 
voor zoo verre men tot heden toe weet, het 
voorname zoo niet het eenige voedfel , waar’ 
door de Walvisfchen- in hunne verblijven of 
togten gelokt of gedreven worden, 

Ten. vijfden , dat zulke baaijen derhalve, 
zoo wel bij redenering, als bij eene fteeds door 
de uitkomst bevestigde ondervinding, reeds 
vooraf als zeer waarfchijnlijk voor de vischrijke 
fte te houden zijn, die eene in zich uitloopende 
rivier ontvangen; als door welker afwatering „ 
in het voorjaar , het aldaar fterk aangegroeide 
en vermenigvuldigde Walvisch.aas (waarvan het 
water, als ’ ware, dan fchijnt te weme- 
len) (*) binnen, en door den mond der 
baai zelve, naar zee wordt gedreven, en de 
Walvisch derhalve derwaarts gelokt wordt; 
gelijk. zulks, onder anderen, uit de voorheen 
zoo bij uitftek voordeelige Walvisch vangst , 
aan het Zuid-einde van Spitsbergen en elders 


18 


(*) Zie ZORGDRAGER ble 247e 


D 4 


5ó VERHANDELING OVER 


is gebleken, en ook nu nog door de ondere 
_ vinding bewaarheid wordt. 

» Ten zesden, daar de Walvisch flechts gedu- ij 
fende eenen geringen tijd zonder genot der 
gewone dampkrings-lucht leven, en zich on- 
der het ijs ophouden kan, het fteeds geraden 
zijn zal, in het vroege voorjaar, dezelve in de 
baaijen , en digter aan land, maar in verder 
gevorderd faifoen- daarentegen, aan de kanten 
of zomen der vaste ijsvelden op te zoeken; 
‘alwaar zij zich als dan het meest fchijnen op 
te houden, deels ter bekoming van het aas, 
deels, gelijk in het laafte geval, ter fchuiling 
onder de ijsvelden; vergelijk, als hiermede over 
eenftemmende, ZORGDRAGER, bl, 250. | 
Ten zevenden, dewijl eene van ouds beften- 
dige waarneming (dat namelijk de gewone 
loop of trekking der Walvisfchen, aan den 
Noord-pool, fteeds van het Zuid-westen naar 
het Noord-oosten gerigt is) juist overeene 
ftemt met de uitlegging, waarom men in het 
vroege visch-faifoen veel Walvisfchen op lager 
gronden vindt, doch dezelve allengskens, bij 
vorderend jaargetij, naar hoogere zee-ftreken 
verhuizen zier, zoo volgt daaruit, dat de Wal- 
visch-vangst fteeds op lager gronden moet be. 
gonnen, en, zoo noodig, opklimmender wijze 
Ao ART TES 2 CPN VOB 


pe WALVISSCHEN, 57 


voortgezet worden, zijnde voorts deze aanmer. 
king , naar ons inzien, te gewigtiger, daar 
federt verfcheidene jaren de Walvisch- vangst 
der Engelfchen, op deze wijze gedreven, met 
zulk eenen bijzonder gelukkigen uitflag achter. 
volgd is, dat verfcheidene fchepen , reeds in het 
begin des visch-tijds, eenen bij uitftek woordee. 
ligen vangst gedaan, en door het daarop vere 
zeilen naar hoogere oorden, niet minder geluk- 
kig achtereenvolgend voortgezet hebben. 

Ten achiften, bij de hier voren reeds ge- 
maakte aanmerking , omtrent de noodzakelijk- 
heid eener vroege aankomst der “Walvisch. 
vaarders in de zeeën der Noord . pool , moeten 
wij, ter meerderen aandrang daarvan, hier nog 
voegen de op eene vrij beftendige ondervin= 
ding rustende waarneming , dart, vooral na eenen 
zachten en vochtigen winter hier in ons Va 
derland, de ijsvelden der Noord-pools zeeën, 
in hect daar op volgende voorjaar, zich ook 
vroeger en volkomener van één fcheuren. De 
vóór dien tijd derhalve aldaar aangekomene 
fchepen vinden de ijsvelden nog in haar ge. 
‘heel, en hebben daardoor eene zoo veel te 
gunftigere gelegenheid ter vangst der hier onder 
fchuilende Walvisfchen, die, ter onontbeerlijke 
rien. van nieuwe lucht, genoodzaakt zijn 

Dsg zich 


58 VERHANDELING óver 


zich telkens buiten deze ijsvelden te begeven; 
behalve nog, dat de fchepen, bij eene latere 
‘aankomst in deze ftreken, door de dan reeds 
van één gefcheidene drijvende ijsvelden, groote 
en zelfs dikwerf zeer gevaarlijke ja onoverko= 
melijke hinderpalen in hunnen togt aantreffen, 
Ten negenden, men zoude ook, raar ons 
inzien , misfchien zeer veel nuts ten voordeele 
„der Walvischvangst kunnen trekken, door op 
den duur naauwkeurig op te letten en waar te 
nemen , op welke hoogten en in welke ftre- 
ken, boven de 62 en 63° men, of zuidelijk, 
of wel meer noordwaarts , de eene of andere 
foort van Walvisfchen meerder vond dan de 
andere; daar het toch eene op ondervinding 
fteunende ftelregel is, dat alle de foorten dee 
zer dieren zich niet in dezelfde ftreken ophou* 
den; zoo houdt men immers als beftendig 
waargenomen „ dat de Varwal het meest in 
de Straat-Davids, en wel bijzonderlijk in Di. 
co's baai, doch zelden zuidelijker, ja bijna 
nooit op diepe gronden, en de Groenlandfche 
Walvisch fchier nimmer onder de 660 aange. 
troffen wordt, terwijl de B. Fubartis of zogen 
naamde Jupitersvisch (Balaena Boops L.) van 
den Ór tot 65°®,vooral op de bij de Groenlan. 
ders bekende Parniut- en Pisfukbit „gronden, 
de 


pr OWALWISSCHEN. zp 


de Snuic-walvisch (B. Rostrata) daar tegen 
het meest in de Groenlandfche bazijen, en tus 
fchen de rotfen, en eindelijk de groote Kazi 
lotten zelden in ondiepe ffreken gevonden 
worden3z nog meenen wij hier te moeren aans 
merken 

Ten tienden, dat, bij het betendig waaijen 
van zuidelijke winden in het voorjaar aan den 
Noordpool, en her daardoor bijzonder lang vast 
blijven der ijsvelden, de Walvisch= vangst fteeds 
minder gelukkig is uitgevallen; deels wegens 
gebrek aan gelegenheid, om als dan goede in- 
hammen te vinden, ter afwagting der Walvis- 
{chen , deels ‚ dewijl het groote ijs in die ftre- 
ken, nimmer waargenomen wordt te fcheuren 
en geheel los tegaan, dan met N. O., N, W‚ 
en eindelijk geheel Noordelijk waaijende win. 
den, waardoor de daar ouder fchuilende Wal- 
visfchen alsdan ook tevens voor den dag ko- 
men, en meer opene plaatfen tot hun verblijf 
verkiezen, eindelijk 

Ten elfden, voegen wij hier nog bij, dat 
fomzijds het groene, onklare , of drabbige 
water, als door de groote menigte van Wal- 
visch-aas veroorzaakt, fomtijds tot één aanwij- 
zend reeken eenes waarfchijnlijken verblijfs van 
Walvisfchen kan gehouden worden; vooräl 
RE | _ wan 


6o VERHANDELING over 


wanneer dit in opene en diepe baaijen, gelijk 
wij hier voren gezegd hebben, wordt aange. 
troffen , die de pas uit het ijs geraakte visch: 
dan bij voorkeur fchijnt ten verblijf te verkies 
zen. 

Ten twaalfden, dat, daar toch het verfchije 
nen der Narwals of Eenhoorn-visfchen, door 
vele Groenlands.vaarders , voor een blijk van 
aanwezende Walvisfchen gehouden wordt, zoo 
dat de ondervinding beftendig zoude geleerd 
hebben, dat daar, waar zich de eerfte laten 
zien, de anderen ook ter zelfder tijd, en dat 
wel niet verre van daar, altoos worden gee 
vonden, deze waarneming alzins de verdere 
aandacht en opmerking der Groenlands- vaare 
ders verdient, als behoorende tot die kenteeken 
nen, “welke men, indien ze door eene aanhou. 
dende waarneming bevestigd worden, te regt, 
onder de meest zekere, ter aanwijzing van het 
verblijf der Walvisfchen zouden mogen. reke. 
nen. (*) Dan ook 

Ten dertienden, meenen wij onder de mide 
delen “ ter nafporing der Walvisfchen te moeten 

range 


(*) De Heer ANDERSON geeft ook het verfchijnen 
der Narwals in de zeeën des Noord- pools, voor een 
door de Ondervinding bevestigd teeken op, van het nabij 

zijn 


| 
| 


t 


pe WALVISSCHEN. é1 


tangíchikken, het zoo veel mogelijk waarne. 
men van ffilte en het vermijden van alle on. 
noodige beweging, in het water ‘of op deszelfs 
oppervlakte, vooral bij het eerst aankomen ter 
visfcherij, en het ontdekken van den Walvisch, 
die, fchuw. geworden , niet flechts door de 
jaarlijkfche jagt, welke gedurende eenen zoo 
geruimen tijd op hem gemaakt wordt, maar 
ook door de luidruchtigheid en misfchien wel 
vooral door de groote beweging van booten en 
riemen, in en op het water zelve daar mede 
gepaard, zich niet meer zoo digt dan wel voore 
heen laat naderen , en door het gewoon ge= 
tucht en de beweging der floeproeijers enz, 
vooral bij het bovenkomen, nog meer fchich- 
tig gemaakt wordende, zich vaar meer flille 
en afgelegene oorden begeeft, terwijl de &e. 
groudheid dezer aanmerking buiten allen twijfel 
gefteld wordt, zoo door de nog beftendige on- 
dervinding van ook onze Groenlands. vaarders, 
als coor het herhaald verhaal omtrent de meer 
en meer toegenomene fchuwheid en bijzondere 

loos- 


zijn der Walwisfchen5 lijdende zuiks af, van het ge!iijk- 
foortige voedfel, dat de Varwal met den Walvisch ge- 
meen heeft. Zie zijne Befchrijv. van Groenland, enz. 
el. Erde Dd 


Î 
ó2 VERHANDELING over 


loosheid der Walvisfchen, - reeds . voor bijpe 
anderhalve eeuw geleden, waargenomen, en bij 
de meeste fchrijvers over de Groenlandfche 
Walvisch- visferijen als eene voorname oorzaak 
van verminderde en moeilijker gewordene vangst 

pgegeven; gelijk men zulks b, v, ont maat 
eenen enkelen der voornaamfte te noemen), 
breedvoerig en-herhaald aantreffen kan, in c Ge 
ZORGDRAGER's dMloude en hedendaagfche 
Groenlandfche wisfcherij, vooral bl, 286. 258 
en volg. | | 

En het is hier dat wij nu zouden moeten 
overgaan tot de opgave der beste middelen, 
om zich langs den korten, zekerften, en veie 
ligften weg, van den Walvisch meester te ma- 
ken, ware het niet, dat wij het vooraf noodig 
en met den leidraad onzes vertoogs overeen. 
komstig, oordeelden, als een gevolg uit al hee 
voorgaande, dat tot hiertoe over den ligchaams. 
bouw der Walvisfchen gezegd is, onzen lezeren 
nog zoo kort mogelijk te moeten opgeven en 
voorteftellen eene 


Bec 


or WALVISSCHEN. 63 


Bepaling der plaatfen, op welke aan het 
ligchaam van den Walvisch, plotfelijk, 
doodelijke wonden kunnen worden 
toegebragt. 


Ter bepaling der juiste plaatfen, waar den 
Walvisfchen zoodanige wonden kunnen toege- 
bragt worden, welke deze dieren plotfelijk 
dooden, zal het er op aan komen zoo naauw- 
keurig mogelijk de plaats te beftemmen en 
aan te wijzen, waar de levens. werktuigen lige 
gen, en tevens waar ter plaatfe, en op welke 
wijze, dezelve het zekerst en gemaklijkst door 
den harpoen kunnen getroffen worden. 

De levens-organen of levens- werktuigen , 
die hier in aanmerking kunnen komen, zijn in 
de eerfte plaats de groote en kleine hersfenen, 
benevens het hart, met de groote bloedvaten: 
geene andere verdienen, onzes bedunkens, hier 
eenigen aandacht, doordien, offchoon de kwet. 
fing van fommigen voor de dierlijke huishouding 
zeer belangrijke werktuigen mede volftrekt do= 
delijk zijn kan, de dood echter te langzaam op 
de kwetfing volgt, of ook, dewijl de ligging 
der deelen zoodanig is, dat de harponiers dee 
zelve. niet behoorlijk bedoelen of bemikken 
kunnen, om dezelve zeker te treffen, 

Plaats: 


\ 


64 _ VERHANDELING over 


Plaatsbepaling der hersfènen, 


Alhoewel de kop der Walvisfchen, gelijk wij 
hier voren zagen, eén zoo groot gedeelte van 
het ganfche. dier uitmaakt, is echter de hollig- 
heid ter berging der hersfenen gefchikt zeer 
klein; doordien het grootfte gedeelte van den 
kop ingenomen wordt door de opper-kaakbeen- 
deren, welke voorwaarts zeer dun uitloopen;, 
en van boven met eenên verbazend - dikken 
fpekklomp overdekt zijn, gelijk dit alles blij- 
ken kan, uit het enkel inzien van Tab, IT, al- - 
waar de waarfchijnlijke ligging der beenderen van 
den kop, bij V T en W, binnen den uïterlijken 
omtrek LK. D. Q.N., nadr onze gisfing ter 
behoorlijke plaatfe is afgeteekend , terwijl wij ter 
vermijding van alle mogelijke twijfeling, om- 
trent de gronden onzer berekening, en de ge. 
volgen daaruit afteleiden, hier nu nog laten 
volgen de onderfcheiden naauwkeurige afmetin- 
gen van de geraamten der voornaamfte cera- 
CEA, en daar onder vooral ook van den 
Groenlandfchen Walvisch, zoo als die door de 
verpligtende goedwilligheid van den Heer Pro- 
fesfor BRUGMANS, naar de Rhijnlandfche 
maat , op de voorwerpen zelve uit zijne rijke 
verzameling genomen, en aan ons medege- 


deeld zijn, 
Aloe 


pe WAL/VISS CHEN. 6 


/ Lengte vanf Lengte van) Lengte van| Hoogte van 
dengebeelen{de _ opper-|het hersfen-{het hersfen- 
Schedel van |kaaks- been-Ihol, hol. 

de punt derfderen,van de) 

kaak tot aanfpunc van de 

de knokkelsjkaak, tot aan 

van het ach-|hec beeinvan 

terhoofds- jhect hersfen- 

been. hol, 


MonodonNarwal, 
zonder tanden. | or dm} r15dm) 6 dm 64 dm. 


Narwal, 
met één’ tand, ° 
lang 7 vee 3dm.) 22 — | 154 — | 64 — | 72 


Balaena Mystice- 
ASIN NGA e 58 — | so — 


8 
Boöps, [108 — | O4 3 |Ó — 


Kleine Delphinus 
Phocana « 8 — | ad | 3 


Zeer oude Phoce- 
na, lang 9 voet 
gduim 20 | IE 6 — | 4E — 


Delphinus delphin| 165 — |rt l4 —l4 — 


Hier uit blijkt het derhalve, dat in den 
Groeulandfchen Walvisch de kaak-beenderen bee 
allerlangfte, en daardoor in evenredigheid der 
lengte van het hersfenhol de kleinfte zijn, als 
makende flechts één zevende gedeelte der leng. 
te van den kop uits ook is de hoogte der 

V. Deen. L. Srux. E hers. 


66 VERHANDELING over 


hersfenen flechts de helft van derzelver lengte, 
zoo dat in evenredigheid de Balgena Mysticetus 
de kleinfte hersfenen heeft van alle de Certacea, 
door den Heer BRUGMANS gezien of onder- 
zocht. | 

Dan, om nu uitwendig of van buiten het 
hersfenhol met zekerheid te kunnen bepalen, 
trekke men van achter de fpuitgaten regt ne- 
derwaarts ééne lijn, tot voor het midden des 
oogbols, waardoor men kan verzekerd wezen, 
dat al wat voorwaarts deze lijn valt, gewis 
behoort tot de kaakbeenderen en zintuigen, 
terwijl hee achterfte gedeelte de hersfenen bee 
vat. Daar echter de Cetacea geen nek hebben, 
kan men diensvolgens het achterfte gedeelte van 
den kop in een geheel dier niet zoo gereede= 
lijk bepaalen, als wel in andere dieren; men 
zal zich intusfchen niet vergisfen, indien men 
aanneemt, dat de lijn, uit de fpuitgaten naar 
het middelpunt van den wortel of inplanting der 
borst-vin getrokken, genoegzaam in dier voc- 
ge langs het achterhoofd heen ftrijkt, dat zij 
over het midden van het hersfen-hol heen 
loopt. 

Men ftelle zich derhalve den Walvisch met 
gefloten muil voor, men trekke één lijn van 
achter de fpuitgaten, tot door het oog beneden- 


waarts « 


pe WALVISSCHEN. 67 


waarts, en eene andere mede van de fpuirga- 
ten tor naar het midden der borstvin, en men 
kan als dan aannemen,. dat genoegzaam alle 
hersfenen gelegen zijn in den driehoek door 
deze twee lijnen boven het ooghol gevormd. 

Het is derhalve op dezen driehoek, dat de 
harponier moet mikken, wil hij langs den 
kortften en zekerften weg den harpoen in de 
hersfenen drijven, en alzoo het dier plotfelijk 
dooden: dit kan op twee wijzen gefchieden, 
of van achteren, of zijdelings. 

Wordt de harpoen van achteren naar de gee 
noemde plaats (het best op de middenhoogte 
tusfchen het oog en de fpuitgaten) gedreven ; 
dan behoeft dezelve, na door huid, fpek, en 
{pieren (alle weeke deelen) als doorgegleden 
te zijn, flechts het achterhoofdsbeen te door- 
boren, om in de hersfenholte te geraken, het 
welk toch als van zelfs volgen moet, daar dit 
been ter dier plaatfe zoo bijzonder dun is, dat 
de dikte van den fchedel eenes Walvischs, die 
58 voeten lang was, naauwlijks 1 duim halen 
kan, 

Wat de tweede wijze van kwetfing der herse 
fenholte bij den Walvisch aangaat, hieromtrent 
blijke het nu ook als van zelfs, dat, indien 
de harpoen ter gezegde plaatfe, zijdelings boe 

E a ven 


68 VERHANDELING over 


‚ven het oog worde ingedreven, dezelve alsdan 
ook zeer gemakkelijk de hersfenen bereiken 
zal, doordien toch, na het doorboren der zache 
te deelen, terftond het been volgt, het welk van 
deze zijde het hersfenhol fluit, en niet flechts 
dun, maar tevens zeer voosch of ijl is; zoo 
dat ook hier een harpoen, zelfs met middelmee 
tige kracht voortgeworpen, tot in de zelfftan. 
digheid der hersfenen zeer gemakkelijk zal kun- 
nen geraken, terwijl voorts hect wonden der 
overige deelen van den kop der Walvisfchen, 
“door middel van eenen gewonen harpoen, dee 
zelve weinig zullen kunnen fchaden. 


Plaats -bepaling der ligging van het 
hart, en der groote bloedvaten 
in den Walvisch. 


De tweede plaats, op welke in het ligchaam 
der . Walvisfchen plotfelijk doodende wonden 
kunnen worden toegebragt, is de borst holte: 
deze is in alle Walvisfchen zeer groot, en al. 
hoewel dezelve uitwendig minder gemakkelijk in 
deze dieren te kennen zij, dan wel in andere 
zogende, zoo is evenwel derzelver juiste be: 
paling niet. moeilijk, Immers zoo wel uit de 
befchouwing der voorhanden zijade geraamten;, 

als 


pe WALNISSCHEN. oy 


als uit -de overeenkomst, die er tusfchen atle 
Walvischfoorten plaats heeft, gelijk ook einde- 
lijk uit de vergelijking der afbeeldingen van 
den Groenlandfchen Walvisch, mer het geen 
verfchillende befchrijvingen dezer dieren leeren, 
heeft men grond om te kunnen vastftellen, dac 
de borstholte genoegzaam op de, helft der 
‚lengte van den visch eindigt; dat is, dat de 
kop en borst te zamen de halve lengte van 
het dier uitmaken, 

Men ftelle derhalve , dat de kop 3 of wel 
£ der geheele lengte uicmake, dan zal de leng. 
te der borst gelijk zijn aan $ van het gantfche 
ligchaam, of van de helft van den kop, en het 
is hier mede, dat onder anderen overeenkomt, 
het geen (zoo als wij hier boven gezegd heb- 
ben) Olaffen omtrent de verfchillende maten 
van den Groenlandfchen Walvisch heeft opge- 
geven, zeggende, dat de kop $ der geheele 
lengte uitmaakt, en dat de lengte van den 
flokdarm van de keel tot aan de maag , in een 
visch van 56 voeten lengtte, 8 voeten iss nu 
komt de lengte van den flokdarm genoegzaam 
met die der borstholte overeen, en indien men 
bij 3 van 56 voeten, zijnde ruim 18 voeten, 
de lengte der keel, en voorts nog ‘de lengte 
van den flokdarm van 8 voeten voegt, dan 

E 3 krijgt 


zo VERHANDELING over 


krijgt men, volgens onze opgave, genoegzaam 
de halve lengte van den visch. 

Dit nu zoo zijnde, toont de Analogie of 
overéénkomst van het maakf:l der Dolphijnen met 
dat van den Groenlandfchen Walvisch, dat het 
hart gelegen zal zijn genoegzaam op de hoog: 
te, alwaar de borst.vinnen, buiten de B> te 
voorfchija komen. 

Ten einde nu den harpoen in de borst-holte 
te drijven, zoo dat bij of omtrent het hart, 
aan de groote bloedvaten of longen; eene doo- 
delijke wonde worde veroorzaakt, moet de 
harpoen, achter de borstvinnen, bij of omtrent 
op de zijdelingfche helft van het dier fchuins 
voorwaarts gedreven worden: Dit toch gefchie. 
dende, vooral met den harpoen; met beweeg- 
lijke of uitfpringende mesfen, van welke wij 
ia het vervolg zullen fpreken, kan het naauw. 
lijks misfen, of eene plotfelijk doodende bloed. 
torting zal op de verwonding volgen. 


TWEEs 


DE WALVISSCHEN, 7t 
TWEEDE. AFDEELING. 


Inhoudende eene beknopte opgave der minst 
omflagtige en veiligfle. middelen, welke 
reeds bekend en în gebruik zijn, om de 

Walvisfchen fchielijk te dooden en 
er zich alzoo langs den kortften 
weg meester van te maken. 


Paren ons op te houden met een gefchied- 
kundig verhaal omtgent de verfchillende wij- 
zen, welke verfcheidene reis-befchrijvers, met 
meer of minder grond opgeven, dat door ver- 
fchillende verafgelegene en nog onbefchaafde 
volkeren, ter vermeestering en dooding van alle 
onderfcheidene. foorten van. Walvisfchen , en 
andere Walvischaardige dieren, gebezigd zijn 
en nog gebezigd worden, zoo als bij voors 
beeld die der Zuid. Amerikanen bij de Falk- 
lands. eilanden, der Eloutranen, op de kusten 
van Kamfchatka, en anderen meer (*), mee- 

nen 


C*) Zoo ais bij voorbeeld die der Zuid- Amerikanen 
bij de Falklands- Eilanden, of der Eloutranen, op de 
kust van Kamfchatka, enz. Zie over de verfchillende 
wijzen, tot het vangen der Walvisfchen door verfchil- 
lende volken aangewend, gelijk over alles wat het ge= 


uE 4 flacht 


7e VERHANDELING over 


nen wij hier alléénlijk hect oog te moeten ves. 
tigen, op die algemeene wijze van vangst en 
vermeestering des waren of door ons bedoelden 
Walvisch, welke waarfchijnlijk rseds in de Xe, 
eeuw is uitgeoefend, en tot heden toe, hoe 
verfchillend ook gewijeigd, verkunsteld , en tot 
het algemeene oogmerk meer en meer veran- 
derd en gefchikt gemaakt , (wat het eigenlijke 
werktuig zelf betreft, dat daar toe dienen 
„moet) fleeds nog hoofdzakelijk het zelfde ge. 
bleven is. ‘Wij meenen den zoogenaamden 
harpoen, zijnde een ijzerea, en van vooren drie- 
hoekig fcherp gepunte lans of pijl, die ge- 
woonlijk 33 duimen tang, aan eenen houten 
ftok van 7 tot 8 voeten gehecht, en door 
middel van dezen vastgemaakt wordt aan eene 
uit de fijnfte en zachtfte hennip geflagen, en 
(op dat die zeer buigzaam zijn zoude) geheel 
ongeteerde lijn, van zes of zeven vademen 
Cvoorganger gewoonlijk genaamd}; aan welke _ 
dan de overige lijnen, ter lengte van go of 

nch 


fiacht der Walvisfchen betreft, onzen voortreffelijken 
Landgenoot nouTTUIN in zijne N, H. Ï, D, 3 St. ble 
44! en volg. benevens sTELLER Kamfchatka bl. 98 
tot to4 en C. w_J. GATTERER, Nuizen (5 Schadeu 
der Thiere, enz. a St. S, 427 ù. f. 


ve WALVISSCHEN. 7e 


roo vademen, worden vastgemaakt, en welke 
gezamentlijk dienen, om, wanneer de boven- 
gemelde harpoen of pijl, met alle mogelijke 
kracht, en op den kortften afftand (de grootfte 
op 40 tot 45 voeten berekend), in het lijf van 
den Walvisch geworpen is, het gekwerfte en 
verfchrikte dier daar mede zoo lang te laten 
voortzwemmen, tot dat hetzelve, of door de 
bekomene wond, zijne hevige beweging, en 
het daardoor veroorzaakt verlies van bloed al- 
‘léén, of door nieuwe kwerzingen van harpoe- 
nen en lans afgemat, eens of meermalen boven 
koomt, fterft, en tot eenen voordeeligen buit 
Zijner vervolgens op de oppervlakte der zee 

liggen blijft. 
Het is de enkele harpoen-fteek derhalve, die, 
fchoon zij niet dan zeer zeldzaam alléén den 
Walvisch doodt, echter op zich zelven genomen 
de eerfte gelegenheid tor het vangen van den- 
zelven geeft, als wordende het dier, daardoor, 
piet flechts in zijne gewone vrijheid geftoord 
en beperkt, maar ook door de hevige bewe: 
gingen en tobbingen, terffond na de bekomen 
kwetfing , onder een gedurig verlies van bloed, 
dermate van krachten uitgeput, dat hij aan de 
gevolgen dezer anders geringe wond fter. 
ven moet, — Dikwerf echter is de kwetfing, 
E 5 door 


\ 
A VERHANDELING over 


door den harpoen veroorzrakt, deels wegens 
den grooten afftänd: waar op ‘hij geworpen 
wordt, en dé geringhéid der kracht, waarmede 
hij den visch trêft, dêels ook’ wegens de ofte 
gewisheid van de juiste treffing der gewigtigfte 
deelen van het dier, zóo gêring, dat de Wal- 
visch dezelve tiet alleen Zonder éenig aan. 
merkelijk hinder verdurên, tndar mét den?elven, 
fchoon diep in het fpek vàn dên rug doorge- 
drongen, veffcheïdere jaren voortleven kan (*). 
Moed, vaardigheid, kracht, en kennis van de’ 
gewoonten dés Waälvischs, zijn daarom wel de 
voorname bekwaamheden, die gewoonlijk en 
te regt, in éen goed kärponier gevorderd 
worden: dan ook in weerwil van deze gebeutt 
het dikwerf, dat dezelvé, offchoon ook allé te 
Zärmen in werking gebragt, daù het verlangde 


(*) Gelijk dit uit hee lichaams-geftel van den Wale 
visch op zich zelven alléén reeds genoeg’ kan opge- 
maakt wordeny zóo blijkt zuiks óok uit de hethaaldé 
voorbeelden van Walvisfchen, bij welker vangst; men’ 
harpoenen in den dikken rug als ingegroeid heeft gez 
vonden, door welke het dier, lang te voren, was ge- 
kwetst geworden, zoo als men zoodanig een bijzonder 
voorval reeds aängetéëkend vindt, in ZOR CDRAGERS. 
meefmalen reêds aangehaald, werk, bladzs 265 en v, 


WALEN TSSCHEN. 275 


oogmerk niet, voldoen kunnen; wanneer name- 
lijk de van zich zelven reeds fchuwe Walvisch, 
zich fteeds, bij het bovenkomen op de opper- 
vlakte der zee, buiten het bereik houdt, ook 
zelfs van den bekwaamften harponic,, wiens 
grootfte vermogen in het wel treffen. van den 
Walvisch, gewoonlijk op 40, of ten: uiterften 
op 45 voeten afftands berekend wordt; ter- 
wijl bij deze gewigtige zwarigheden, aan het 
gebruik van den gewonen hand=harpoen ei 
gen, nog die van het. beftendig gevaar des 
harponiers en, de groote ongewisheid der wer- 
ping komen; het is ook daarom, dat men, 
{choon overtuigd van de uitftekende gefchikte 
heid des harpoens-ijzers op zich zelven, ge- 
tracht heeft hetzelve de bovengemelde zwarig. 
heden te ontnemen, door deszelfs gebruik op 
verfchillende andere wijzen in te rigten , zoo 
met den harpoen door middel eenes hand.boog, 
en andere nog meer zamengeftelde werktuigen, 
of eindelijk door de fchier alles overtreffende 
kracht van het buskruid op eenen aanzienlijken, 
en buiten het bereik van alle menfchelijke 
werpkracht gelegen afftand, niet alleen met 
groot geweld te kunnen voortfchieten, maar 
aan den harpoen ook tevens eene zoo veel 
mogelijk juiste rigting, ter zekere en bepaalde 

tref- 


1 


76 _ VERHANDELING over 


treffing der tederfte en tot het leven noodzake. 
lijkfte deelen van het bedoelde voorwerp te kun. 
nen geven. | | f | 
De proeven ter -bereiking. van dit oogmerk 
met den hand-boog, omftreeks het midden der 
laatstverlopene eeuw genomen, hebben echter 
overtuigende bewijzen gegeven, dat dit werke 
tuig, hoe kunftig ook gemaakt. en: hoe ook in 
kracht verfterkt, daartoe te kort fchoot, en hoe 
eenvoudig ook van maakfel, echter. tot. het 
voorgefteld gebruik nog veel te omflagtig 
was. Men meende derhalve een meer zeker, 
en veel. vermogender middel ter trefing des 
Walvisehs met den harpoen te hebben uitgevon- 
den, in eene foort van Bulista of zoodanig 
werktuig, het welk ontleend was van het 
bekende flinger gevaarte, onder dien naam bij 
de ouden bekend, waarvan men in het XIIIde 
Hoofdftuk van Por ijBrus (*) eene zeer naauw- 
keurige befchrijving vindt, en. waardoor zelfs 
pijlen van 6o- ponden gewigts met zeer groo. 
te kracht, en -opveenen aanzienlijken afitand het 
bedoelde voorweip treffen konden; Het was de 
Heer 


C*) Zn het XIII Hoofdft. van poLijBius, enz. voor 


al in de franfche uitgave van den Heer FOLARD. 


HE WAL VISSCHEN. 77 


Heer BoNp in Engeland, die het eerst op het 
denkbeeld kwam om deze Balista, door het 
maken van eenige veranderingen, tot den Wal. 
visch-vangst te gebruiken, en wan dezen zijs 
nen nieuwen voorflag en uitvinding, niet alleen 
eene befchrijving aan de Koningl. Maatfchappij 
der Wetenfchappen te Londen gaf, (zie Par- 
LOSOPH. TRANS, vol. 47. 175I. P. 429) 
maar ook aan derzelver verzameling van werks 
tuigen een naauwkeurig model zijner Balista 
aanbood, het welk aldaar nog bewaard wordt, 
maar waarvan de toepasfing ter Walvisch. vangst 
zelve, voor zoo verre wij weten, nimmer is 
tot (land gekomen, als zijnde door de omflag- 
tige inrigting van deszelfs zamenftel, en het 
moeilijke, zoo niet het geheel onmogelijke van 
deszelfs dadelijke in werking - brenging ter 
Walvisch. vangst, door des kundigen geheel 
onbruikbaar geoordeeld, kunnende men voorrs, 
ter nadere overtuiging hier van, zoo wel de 
befchrijving als beoordeeling dezer Balista, in 
het Nederduitsch vertaald , verder nazien in het 
ode Deel-der Uitgezogte Verhandelingen, bl, 
TI. joi IO. 

Men is er derhalve naderhand op uit ge- 
weest, om een minder omflagtie, gemakkelijker, 
en veel vermegender middel toc het treffen van 


3, 
een 


25 — VERHANDELING oven 


den Walvisch te vinden, door namelijk de beken» 
de kracht van het bus-pulver te beproeven, 
tot het drijven van den harpoen in het ligchaam 
van den Walvisch, niet alléén met grootere 
kracht, en derhalve ook daarom op grooteren 
afltand, maar ook met meerdere gewisheid, en 
vrijere keuze der tederfte plaatfen, waar deze 
dieren met gegrond uitzigt op het meest gee 
lukkigst gevolg, te kwetzen zijn. 

Meermalen had men hier toe verfchillende 
voorflagen gedaan, welke echter door de ftren- 
ge gehechtheid aan het gebruik der oude hand. 
of werp-harpoen, en het mislukken van alle 
ander wan tijd tot tijd ter Walvisch . vangst 
voorgefteld kunste tuig, bijna zoodra vergeten 
werden, als zij waren aangekondigd; tot dat 
eindelijk in 1773 de Engelfche yzer-fmit A, 
STAGHOLD te London daartoe een foort van 
gefchut van 15 duim kaliber voorfloeg, en ver. 
vaardigde, waarmede de gewone Walvisch. 
harpoen, als uit eene fchiet. bus, met een ge. 
woon fnaphaans-flot voorzien, even gelijk een 
pijl, doch met eene alle andere overtreffende 
kracht, op den verften afftand, en met de 
meest mogelijke gewisheid, en derhalve met 
het verlangde gunftig gevolg, op den Walvisch 
zoude gefchoten worden, en wel tot bin- 

ren 


4 


pairWALNVISSCHEN. 75 


nen de meest teedere plaat{en dezer dieren zou- 
de kunnen doordringen. Dit werktuig trok niet 
alléén, meer dan eenig der voorheen gedane 
uitvindingen, den aandacht van. vele, bij de 
engel{che Walvisch. vangst belang hebbenden, 
maar werd ook bij de eerst volgende Groen- 
lands - vaart, door verfcheidene Engelfche Com. 
mandeurs, dadelijk met zulk eenen gelukkigen 
uitflag beproefd, dat niet. alléén verfcheidene 
Walvisfchen dâar mede getroften, en binnen 
korten tijd gedood werden, maar dat de En. 
gelfche Groenlands-vaarders zelven gezamenlijk 
getuigden, uit de door hun genomene proe- 
ven dermate van de nuttigheid dezer harpoen- 
bus, ten zekere, veilige, en fpoedigere vangst; 
en afmaking der Walvisfchen overtuigd te zijn, 
dat zij meenden te-mogen vastftellen, dat door 
het gebruik dezer nieuwe uitvinding van de vijf Wal- 
visfchen, en dat wel op den afftand van 15 va- 
demen of go voeten, niet één enkele hun ont- 
komen zoude, daar men als toen, op den af. 
{tand van zelfs maar vier vademen of 24 voe. 
ten, met, den gewonen werpsharpoen, uit go 
visfchen, naauwelijks op den vangst van éénen 
enkelen kon ftaat maken, Dit zoo bijzonder 
gunftig getuigenis, omtrent de groote nutig- 
heid dezer nieuwe uitvinding voor de Wal 


visch. 


So VERHANDELING over 


visch-vangst, trok dan ook terftond den aan- 
dacht van allen daar in belang hebbende, en 
werd door een aanzienlijk gefchenk, waarmede 
de Londonfche Society for the encouragemeut 
of Arts, manufactures, and Commerce, zoo 
wel den eerften beproever, als den uitvinder 
der gefchuts-harpoen (gun-harpoon) beloon. 
den gevolgd, en voorts, ten nutte van het 
algemeen , door befchrijvingen en afbeeldingen 
openlijk bekend gemaakt, in te advancemcnt 
of Arts etc. vol. ÌÌ. bij A. MABIJN BAILREY) 
te Londen 1779 uitgegeven; terwijl dezelve;, 
federt dien tijd, zoo verre wij hebben kunnen 
te weten komen, of alléén, of ten minften 
voornamelijk bij de Engelfche Walvisch - vangst , 
onder een beftendig voordeelig gevolg, is in 
gebruik gebleven, en dat wel in weerwil zelfs 
van een gewigtig gebrek, het welk men, door 
eene herhaalde ondervinding, aan het anders 
Zoo nuttig werktuig van sTAGHorLD waarge. 
nomen had, en het welk voornamelijk hier in 
beftond, dat, zoo wel door het flaander golven 
tegens den floep, op welks voorfteven het 
werktuig. geplaatst wordt, als door het vallen 
van regen en fneeuw, hetflot en zZoogenaamd 
pan-kruid nat geworden zijnde, het afgaan van 
fchot en harpoen belet, en daardoor derhalve 

cok 


sE WALVISSCHEN. &i 


bok het treffen van menigen Walvisch gemist 
werd; intusfchen trachtten vele Engelfché 
Commandeurs dit gebrek der harpoen-bus, op 
verfchillende wijzen, te verminderen, door eene 
van zijldoek, of gewascht linnen, gemaakte luie 
fel of overdek uit te denken, en boven het 
flot vast te maken, waar door hetzelve met het 
pan-kruid voor nat worden wel bewaard 
werd, maar waârdoor weder éene andere zwae 
tigheid ontftond, dat namelijk, bij het ontbrane 
den van het kruid, dit overdekfel, door de 
ùitzetting der daar in bevatte lucht, dikwijls 
met zeer veel geweld weggeflagen, de affchie= 
ter of harponier, zoo al niet gekwetst, ten 
íminften in zijn werk geftoord, en de visch gee 
mist werd, Ook dit wel minder, doch echter 
gewigtig gebrek, moest derhalve ook nog 
worden weggenomen, om STAGHOLD's uit« 
vinding een der belangrijkfte ontdekkingen te 
doen worden, die er, naar -de mening der En. 
gelfchemn immer ten nutte der Walvisfcherij 
gedaan waren; deze verlangde verbetering werd 
derhalve weldra het voorwerp van de ijverige 
bezorging der bovengemelde Londenfche Maat- 
fchappij, door de uïtloving van eenen nieu, 
wen prijs aan den genen, die de gewone tot 
huú toe in gebrfik zijnde harpoen.bus nog het 

F mees” 


82 VERHANDELING: ovrr 


meest verbeteren, en tot verdere volkomenheid 
brengen zoude; aan welk verlangen zij dan ook 
naar hun oogmerk, door den beroemden ge- 
weermaker cH‚ MOORE te Londen, zoo vol. 
komen mogt voldaan zien, dat zij hem, in den 
jare 179o, voor deze nieuwe uitvinding niet 
alléén haren uitgeloofden prijs fchonk, maar 
ook belooningen uitloofde aan een ieder, 
die, door proeven, bij het fchicten van Wal 
visfchen gedaan, de verbetering van MOORE 
ontwijfelbaar bevestigen zoude; gelijk zij dan 
ook weldra tot het uirdeelen van verfcheidene 
dezer belooningen aan verfchillende t’ huis komen- 
de Groenlands-vaarders fchier van allentwegen 
de aangename gelegenheid bekwam, door den 
ontvangst der voordeeligfte getuigenisfen, om= 
trent de groote verbetering aan de harpoen-bus, 
door cm. MoORE's nieuwe uitvinding toege. 
bragt, als zijnde door dezelve het hier boven 
vermeld gebrek geheel weggenomen, en deze bus 
tot het best, en in alle opzigten aan deszelfs oog- 
merk meest voldoend werkstuig gemaakt, zoo 
als zij dan ook hiervan, in het 1Xee Deel 
harer handelingen (Zranfactians) voorn. bl, 1x, 
openbare kennis gaf, en voorts ter. verdere 
aanmoediging, tot het algemeen gebruik dezer 


nu meer volmaakte harpoen -lus, eene reeks 
der 


De WALVISSCHEN, 83 
der voordeeligfte getuigenisfen bekend maakte, 
die hun van verfchillende, zoo. harponiers, als 
Commandeurs en reeders van Groenlands - vaar. 
ders werden toegezonden, en die in het zoo 
éven gemelde IXde Deel, onder anderen op 
bladz, 160, 161, 163 en. 167 te vinden zijn, 
ên door ons, in het vervolg, om de belangrijk. 
heid der zaak, woordelijk zullen medegedeeld 
worden. 

Wij gaan dan nu deze verbeterde= gun. har. 
goen of harpoen.bus, als het tot heden toe 
meest voldoende werktuig ter fpoedige, zeke. 
re, en veilige overmeestering en dooding der 
Walvisfchen , zoo kort mogelijk befchrijven, 
naar de fraaije afbeelding daar van in het IXte 
Deel bl, 168 der Zranfact. of the Society for en- 
couragement of Arts , etc. voorhanden, en van 
welke wij, tot duidelijker begrip van derzelver 
maakfel en werking , hier achter op Pl, IL 
eene naauwkeurige afteekening gegeven hebben, 
op dat onze lezer zich zoo veel te gemakkeiij- 
ker een” duidelijk ‘denkbeeld van dit nieuw en 
belangrijk werktuig zoude kunnen maken, 

Men ftelle zich dan voor, eene uit ijzer wel. 
gegotene cijlinder-vormige fchiet. bus (*) D van 

8 

(*) Zie de hier bijgevoegde afbeelding PL, Ih 

F a 


84 VERHANDELING over 


3 voeten lang, en van 1} duim gewoon ge. 
fchuts-kaliber, liggende in eene naar „gelang 
van deszelfs omtrek en zwaarte ronde, houtene 
lade, en voorzien van een goed werkend gee 
weer- of fnaphaan-flot, waar van de haan en 
pan niet zijdelings, maar bovenwaarts gefteld 
Zijn, ten einde het pan-kruid, op het achter- 
waartsliggend zoogenaamd fink. of lont- gat, 
(even als bij de engelfche korte faaphanen of 
pistolen, ja, zelfs bij de zwaare gefchuts- bus- 
fen, en zoogenaamde caronnades plaats heeft) 
zoude kunnen ontvlammen, en de bus daar door 
afgefchoten worden. Dit flot wordt derhalve 
als door de kolf der harpoen-bus diep om- 
var, en volgens de gewigtige verbetering van 
CH: MOORE, door een rond, gewelfvormig dek- 
ftuk overdekt, ten einde het flot, en ; vooral 
ook het pankruid, niet alleen voor nat worden 
te bewaren, en het zoogenaamd ‘ketfen of niet 
afgaan van het fchot te voorkomen, maar om 
ook tevens aan de verijlde lucht, bij de onte 
vlamming van het pan-kruid, eene vrije, ge. 
lijktijdige ontlasting te geven, en daardoor alle 
de aanmerkelijke hindernisfen in ééns weg te 
nemen, die het bedekken van het vuurflot 
voorheen vergezelden; wordende deze opening 
of wegfchuiving van dit flot-dekfel bewerkt, 

door 


pr WALVISSCHEN. 85 


door de 2 klaauwen GG, welke aan den 
ftaaf van den Trek-ring A vast zijn, en die het 
gemelde dekftuk juist dzz met zich naar achte- 
ren nemen, en verfchuiven, wanneer namelijk 
door het trekken aan den trek.ring A, de trek- 
itaaf, en ook te gelijk de (napper of aftrekker 
K achter uitgetrokken, en hier door tevens de 
harpoen -bus, ter trefing van den Walvisch af. 
gefchoten wordt; zijnde voorts de ftaaf van 
den trek-ring A met eene fleuf of keep T 
voorzien, waarin de klink B van binnen in de 
kolf der bus zoodanig gevat wordt, dat het 
flot daar door vast ftaat, en het onvoorzien af: 
gaan van het fchot voorgekomen wordt; als 
kunnende de overgehaalde haan H van het flot, 
met den fnapper K, door middel van het treke 
ken aan den trekering A, niet overgetrokken, 
of , zoo als men zegt, afgehaald worden, zon. 
der dat door het gelijktijdig drukken aan het 
knopje > van de klink B, deze laatfte de fleuf 
of keep T verlaat, en daar door tevens gele- 
genheid tot het achterwaarts trekken van den 
fnapper K, het overhalen van den haan H, en 
het afgaan van het fchot geven moet. De hare 
poen, die omtrent vier voeten lang, met breede © 
fcherp beweerhaakte zijdelingfche punten, en 
boven met een zeer fpits eind voorzien is, 

F 3 heeft 


86 VERHANDELING over 


heeft tot ligchaam één uit dun ijzer plate roe= 
de, welke, ter vermindering van weerftand, aan 
de kanten fcherp, en in deszelfs midden uitgee 
hold, of met eene fleuf voorzien is, welke, 
door middel van eenen ftevigen ring, de ges 
meenfchap met den zoogenaamden voorganger, 


en daardoor met de lijn uicmaakt; hebbende: 


voorts aan deszelfs ander uiteinde eenen hou. 
ten, cijlindervormigen ftaart, welke juist in den 
loop der busfe past, en op de lading der ka= 
mer OQ rust, ten einde daar door eene meer 
zekere rigting, en grootere vaart, bij het af= 
fchieten te bekomen; voorts ligt- het geheele 


werktuig in eenen mikbeugel door eene {pil E, 


voor de loodregte of verticale, en door de cij 
linder-vormige {pil F van dien. zelfden beus 
gel, voor de vlakke of Zorifontale, rigting en 
mikking volkomen vrij en beweegbaar, om, 
naar go@dvinden, het bedgelde voorwerp te 
kunnen bemikken, in zijne bewegingen te vol 
gen, en op het juiste tijdftip, door het losla 


ten en het tevens aftrekken van ‚den haan, 


naar welgevallen, even zoo zeker, als zulks bij 
alle andere voorwerpen. , door. verfchillende 
foorten van gefchuts of fchiet-geweer plaa 
beeft, te kunnen treffen, 
Uit deze algemeene befchrijving der harpoens 
bus. 


 - 


e pr WAEVISSCHEN. 6 


bus, meeren wij, dat deszelfs gebruik door 
een ieder zeer gemakkelijk zal kunnen opge- 
_maâkt worden, díe flechts eenige oppervlakkige 
kennis der zamenftellingen en werking van een 
gemeen fchiet-geweer, en van het gebruik van 
den gewonen harpoen ter Walvisch - vangst 
heeft; waarom wij alleenlijk, ter nadere op- 
heldering, als een beknopt onderrigt omtrent 
de wijze, waarop deze verbeterde harpoen =bus 
dadelijk ter Walvisch- vangst gebruikt wordt, 
hier nog het volgende meenen te moeten bij. 
voegen; dat, wanneer de harpoen-bus, op 
derzelver maat geladen, (zie Taf. III.) en met 
derzelver mikbeugel EF op de voorfteven der 
boot of chatoup behoorlijk gefteld, en het vuur- 
flot doór het dekftuk ter wering van nat wor. 
den overdekt is, men ter afvuring of affchieting 
piet anders te doen hebbe, dan, na voldoende 
mikking- met de linkerhand, aan den knop & 
van de klink B te drukken, en even daarna 
“met de regtêrhand den ring A achterwaarts 
naar ‘zich te trekken, als waar door de ftaart - 
‚der klink, B uit de fleuf of keep T van de trek- 

“ftang worde-opgeligt „en vrijheid bekomt -or., 
met“her aftrekken van den (wapper K, den-haan 
Re: over te halen, het pan-kruid te optvlam- 
men, en den harpoen op het bedoelde voor. 
k Fa werp 


83 VERHANDELING over 


werp af te fchieten; terwijl door de nieuwe, en 
zoo bijzonder eenvoudige als kunftige uitvinding 
van MOORE, het dekftuk C door middel der 
_klaauwen GG, aan den trekftang van A vaste 
zittende „ reeds bij, of wel even voor het 
overgaan van den haan H, mede naar achte- 
ren getrokken wordt, en de verijlde lucht 
en damp, bij het ontbranden van het pan- 
kruid, door de alsdan gemaakte opening, eenen 
voldoenden uitgang en weg ter ontlasting bee 
komt; en het is hier mede, dat wij deze onze 
opgave der voornaamfte, meest bekende, minst 
omflagtige (*) en veiligfte middelen ter dooding 

en 


C°) Wij zeggen minst omflagtige: anders zouden 
wij hier ook moeten befchrijven, de nieuwe voorfla- 
gen en zoogenaamde verbeterde harpoen bus door den 
Heer J. BELL ingerigt, en aan de meergemelde Lon. 
denfehe Maatfchappij aangeboden; dan daar de om. 
flagtige zamenftelling van dit werktuig (hoe kunftig 
ook uitgedagt) onzes bedunkens, in het dadelijk gebruik, 
tor heden toe nog voor de meer eenvoudige en ge- 
makkelijk werkende, verbeterde harpoen-bus van cu. 
MOORE moet onderdoen, en deszelfs uitvinder, zoo 
verre ik weet, op verre na geene zoo overtuigende 
en herhaalde bewijzen, van gelijke, ik laat flaan van 
meerdere verdienften dezes fchiet-gevaarten heeft aan- 
gevoerd, hebbe ik gemeend eene bredeere vermelding 
de- 


pr WALVISSCHEN. 89 


en vermeestering der Walvisfchen befluiten$ 
om, volgens ons hieryoren bl. 7. gemaakt 
beftek , nu eindelijk over te gaan tot onze 
laatfte of 


dezer uitvinding, voor den lezer fchadeloos te kunnen 
achterlaten, en denzelven te mogen verwijzen, tot het 
XIde Deel van de meergemelde Londenfche Maatfchap- 
pij, alwaar deze nieuwe voorgeflagen verbetering der 
harpoen-bus op Pl, V‚ afgebeeld, en bl, 185197 
befchreven iso — 


Ps DER: 


ge _ VERHANDELING oven 
DERDE AFDEELING. 


In welke ieder der hier voren befchreven 

hoofd - werktuigen , welke tot heden toe voor- 
namelijk ter Walvisch-vangst gebruikt zijn, 
onzijdig. worden beoordeeld, en uit dee 
zelves op gronden van redenering en 
ondervinding de voorkeur. Ban: dat gege 

ven words, ‘het: welk van-allen het bes- 

te fchijnt te zijn, om de Walvisfchen 
Jchielijk te dooden, en er zich langs 
den kortften, zekerften en veiligflen weg 

meester van te maken, — 


Deden wij naar den leidraad hier voren ter 
bewerking van ons onderwerp aangenomen, in 
de voorgaande tweede afdeeling, eene opgave 
der voornaamfte middelen en wijzen, welke er 
tot het vangen en dooden der Walvisfchen, of 
aangeprezen, of dadelijk in het werk gefteld 
zijn, en gaven wij daar bij tevens eene alge. 
meene befchrijving der eerfte hoofd. werktui- 
gen en der wijzen, op welke die daartoe ge- 

bruikt 


Ee WALVIS SC HEN. ot 


bruike-zijn geworden, het zal er dan nu op 
sankomen, «om uit deze allen die wijze van 
vermeestering en -dooding der Walvisfchen te 
verkiezen, welke op gronden zoo wel van 
éne. beredeneerde befchouwing, als inzonders 
heid opdie eener beftendige en onweder. 
fpreekbare, ondervinding, den toetst eener vol. 
komene, onpartijdige beoordeeling zal kunnen 
doorftaan, en in welke beoordeeling wij ons, 
als tor keurfteen en maatftaf, die vereischten 
hebben, voorgefteld, welke de aanzienlijke Ko- 
ninglijke. Maacfchappije in hare vrage zelve op. 
geeft, en in het verlangde middel en de wij. 
ze om de Walvisfchen te vangen en te dooden 
vordert; dat is, dat het zoo wel de korsfle 
of minst omflagtige, als. de zekerffe en vei- 
bofte zij; Laten wij derhalve nu zien, welk der 
voorgeftelde middelen en wijzen op alle deze 
eigenfchappen ontwijfelbaar het meeste aans 
fpraak hebbe, en dat wel in de eerfte plaats 
omtrent | ‚ 

De gewone hand. of werp- harpoen, van 
welke wij hier boven (bladz, 72.) eene korte, 
doch wegens derzelver algemeene bekendheid, 
eene, zoo wij meenden, tot ons oogmerk ge- 
noeg voldoende befchrijving gaven; het is dic 
werktuig in de daad, dat niec alléén, zoo we. 

gens 


gr VERHANDELING OVER 


geos deszelfs weinige kostbaarheid, en gemak- 
lijke aanwending ter Walvisch-vangst alhier 
het eerst in aanmerking komt, maar daarene 
boven ook dit bijzondere heeft, dat dezelve 
aan bijna alle andere meer zamengeftelde mide 
delen en wijzen, naderhand ter vermeestering 
en dooding der Walvisfchen voorgeflagen, ten 
eenigen grondflage dient; als zijnde die alle 
(over het geheel genomen) eigenlijk niet an- 
ders dan verfchillende wijzingen, en meer of 
minder zamengeftelde kunstbewerkingen om den 
eigenlijken harpoen, als toch het hoofd- bee 
flanddeel , of hoofd werktuig van allen uitmas 
kende, op eene meer krachtige, meer zekere en 
tevens kortere of haastigere wijze ter kwerzing 
en dooding des Walvischs te doen werken. — 
Het is de “eenvoudige hand of _ werp -erpoen 
derhalve, die reeds federt verfcheidene eeu- 
wen, en ook ten huidigen dage, zoo wel door 
de ruwfte als door de befchaafdfte volkeren, 
tet het dooden van den Walvisch alléén ge- 
bruikt wordt, en die (om alleen van de 
Walvisch. vangst aan den Noord-Pool te fprea 
ken). fleeds met zulk eene verbazende uitwere 
king, in het menigvuldig dooden dezer fchrik- 
dieren gebruikt is, dat men zich niet genoeg 
verwonderen kan, dat door zulke aanhoudende 


en 


‘pr WALVISSCHEN. 93 


en moorddadige flagtingen, het geflacht des ei- 
genlijk genaamden Groenlandfchen Walvischs 
niet nog veel meer is verminderd of afgenomen. 
Er is dus geen twijfel, of de gewone’ hand- of 
werp-harpoen, zoo als dezelve ook door on- 
ze Nederlandfche harponiers, tot nog toe alléén 
gebruikt wordt, is een vermogend middel tot 
het dooden van den Walvisch: dan, het komt 
er voor ons hier voornamelijk op aan te on- 
derzoeken, of aan dit werktuig, en de gewone 
wijze, om hetzelve door werping van een fterk 
man, op meerderen of minderen afítand, aan 
één of ander deel des Walvischs vast te hech-, 
ten, met grond alle die vereischten kunnen 
worden toegefchreven, welke wij gezien heb. 
ben dat gevorderd worden, om als de beste 
van alle middelen en wijzen, tot het fpoedig 
en zeker dooden der Walvisfchen te mogen 

worden aangemerkt, en wel ten 
zfte. Het fchieten of treffen van den Wals 
visch met den gewonen hand- of werp- harpoen 
is, offchoon van alle wijzen de eenvoudigfte, 
(als vorderende, over het algemeen genomen, 
bijna niet anders dan moed, kracht, vaardige 
heid, en een juist oog van den Harponier), 
op verre na echter niet eene voldoende, veel 
minder de kortffe wijze om den Walvisch te 
doo- 


94 VERHANDELING over 


dooden, deels doordien, bij de thans zoo toe- 
genomene fchuwheid dezer dieren, het zeer na. 
bij naderen der booten of floepen moeilijk 
wordende, de treffing van den visch op eenen 
verderen afftand dan van 40 of 45 voeten on- 
mogelijk zij, en deels doordien op eenen veel 
minderen, ja zelfs op eenen zeer geringen, afitand 
ook de fterkfte en geoefendfte barponier zoo ooit 
ten minften zeer zelden den visch zoodanig treft, 
dat hij aan de hier door bekomene wonde fpoe- 
dig fterft, daar toch de harpoen zelf niet tot 
dooden , maar tot vasthechten en vangen gefchike 
is; en de ondervinding nog ieder jaar, en\ook 
thans nog, na zoo vele oefening en groote vorde. 
ringen, ten fpijt der beste harponiers, leert dat zelfs 
de, naar hunne meening, best getroffen visch, na 
menige lijn te hebben uicgeloopen, nog ontfnapt;, 
en met het verlies van tijd, en moeite, ook dat 
van harpoen en lijnen veroorzaakt; als hangen- 
de dit alleenlijk af, of van het minder door- 
dringen der toegebragte wonden, of van het 
niet kwetfen dier inwendige edele deelen des, 
Walvischs , welker verwonding eenen fpoedigen 

en zekeren dood moet ten gevolge hebben. 
Een ander gewigtig gebrek, aan het gewone 
gebruik des harpoens eigen, is, naar ons inzien 
daarenbovca gelegen in de weinige gefchiktheid 
van 


PE WAL VISSCHEN. 95 


van deszelfs voornaamfte gedeelte, het witeinde 
of de pijl van den harpoen zelve namelijk, tot 
het toebrengen van doodelijke kwetfingen; im. 
mers zonder ons hier te willen ophouden, met 
een wiskundig onderzoek, welke de eigenlijke 
rigting des punt- of fnij-hoeks en der vleugels van 
dit gedeelte van den harpoen zijn moet, om door 
werping het diepst in het ligchaam der Walvis- 
fchen door te dringen, blijkt het echter fchier 
van zelfs, dat de gewone harpoen , alhoewel aan 
deszelfs uiteinde wel fnijdende, en mer drie 
fcherpe punten voorzien, de rigtüng der, zij- 
den van den eigenlijken pijl of lans echter niet 
zoo glooijende, en zoo lang of breed uicftaan- 
de hebbe, als dezelve wezen konde, en waar- 
lijk wezen moest, om de meest vermogende en 
doodelijkfte uitwerking te kunnen te weeg bren. 
gen, vooral dan, wanneer dezelve tot bij de 
levensdeelen van het dier doordringen mag; 
en dit wel te meer, daar de harpoen, bij het 
“vwoortloopen van den visch, hoe behoorlijk de 
lijn ook uit de boot moge gevierd worden, 
‘echter bijna altoos te rugge wijkt, en, als te 
weinig tegenftands ontmoetende, dikwerf gee 
heel uitglipt en den visch los laat; ook ten 
dezen opzigte derhalve is de gewone werp= 
of hand-harpoea een minder villedig en min. 

der 


66 VERHANDELING over 
der zeker aan deszelfs oogmerk vwoldóend 
„werktuig, dan het wezen konde, en bet nae 
„derhand ook, gelijk wij ftraks breeder zien zul. 
len, ten dezen opzigte geworden is, zoodat 
men zich waarlijk met grond verwonderen moet 
‘hoe ook, reeds ‘voor verfcheidene eeuwen, 
iet zulke en zelfs minder gefchikte werktui- 
gen, zoodanige geweldig groote dieren heb- 
ben kunnen vermeesterd worden (*). 

Dan ook de wijze, om zich van den Wal- 
visch door middel van den gewonen hand- of 
werp- harpoen meester te maken en te doo 
den, is ten 

ade, Viet de zekerfle: immers daar, gelijk 
wij zoo even zeiden, de Groenlandfche Wal. 
visfchen, door de, alte jaren meer en meer uit. 


ge- 


@) Wij voor ons hòuden de oorzaak hier van gele- 
gen te zijn, deels in de gemakkelijke gelegenheid, om 
deze dieren voorheen (als nog minder fchuw zijnde); 
zeer nabij te kunnen komen, en daar door zekerder 
en dieper te kunnen treffen; deels ook in de geweldis 
ge beweging die de getroffen visch terftond na de 
bekomene wonden maakt en waar door, bij de zoo he- 
vig vermeerderde werking der bloedvaten, en het 
daar door groot verlies van bloed, het dier eindelijk 


geheel afgemai, krachteloos, en tot buit zijner vervol- 
gers wordt. 


DE WALVISSCHEN, 97 


gebreide en voortgezette visfcherij, thans der- 
mate fchenen fchuw geworden te zijn, dat zij 
zich of geheel niet, of ten minften veel zeld- 
zamer van zoo nabij, door de harponiers- {floe. 
pen laten naderen, als voorheen, toen onze 
Groenlands-=vaarders onverfchrokken de voorftes 
ven hunner floepen fomwijlen op den rug de: 
zer zee- monfters dorften laten afftuiten, {preekt 
het als van zelve, dat de treffing dezer dieren 
moeijelijker, door den grooten afftind minder 
juist op de edelfte deelen gerigt en (al 
ware dit ook nog al doenlijk), door de fteeds 
verminderende kracht der werping, niet dan op- 
pervlakkig of ten minften weinig diep door= 
dringende zijn kan, terwijl deze onzekerheid 
in «het treffen nog aanzienlijk vermeerderd 
wordt, door den onvasten en fteeds veranderen- 
den ftand der harponiers, die, op het voorite 
en meest door de golven beweegbare gedeelte 
der floep of boot geplaatst, in weerwil ook 
der grootfte kracht en verdere bekwaamheid, 
den visch door eene onvoorziene dijnfing, of 
wel ook, *t zij door het haperen, ’t zij door 
het niet volgen van den voorganger, mist, ge- 
lijk zulks uitde dagverhalen van ZORGDR A» 
GER, ANDERSON, en anderen (ook zelfs 
ten tijde, toen men de Walvisfchen nog zoo 

V. Deer. IL, Stuk. G ná. 


98 _ VERHANDELING over 


nabij konde als op het lijf loopen). blijke, 
niet zelden het geval geweest te zijn; worden- 
de deze ongewisheid in het treffen van den 
visch, ook. thans reeds {edert zoo vele jaren, 
voor eene der voornaamfte oorzaken, ván de 
minder gelukkige Walvischevangst gehouden; 
daar, door ééne der hier in meest. geoefende 
natiën, (wij bedoelen de Engelfchen), uit eene 
beftendige ondervinding, de kans der misfing, 
bij de Walvisch- vangst door middel der ge. 
wone werp» of hand-harpoenen , zoodanig is op- 
gemaakt, dat, men, ook zelfs op 4 vademen 
of 24 voeten afftands, van ego Walvisfchen 
maar, éénen enkelen kan voor gevangen reke- 
nen5 terwijl voorts de grootere onzekerheid 
van het gebruik der gewone hand. harpoen, 
in eens, boven allen twijfel gebragt wordt, 
“wanneer men door deze, uit aanhoudende waar- 
nemingen, opgemaakte berekening, en derhal- 
ve door de ondervinding zelve, daarentegen 
verzekerd ziet, dat door het aanwenden en ge- 
‘bruiken van een ander middel tér Walvisch- 
vangst (waarover wij ftraks handelen” zullen) 
ook zelfs op den afltand van 15 vademen, of 
ga voeten, uit 5 Walvisfehen. ziet één enke. 
le gemist wordt, Ter bevestiging en aanwij- 
zing dezer niet uicenkele befpiegeling, maar al- 

leen- 


AREA NISISC HIE N. op 


leenlijk  uie-ondervinding opgemaakte bereke- 
ning, verwijzen wij onze lezers, naar het zoo 
voortreffelijk, als hier te lande te weinig beken- 
de werk, van A, MABIJN BAILEY, êhe ad. 
vancement of Arts, Manufactures, G Com. 
merce, etc, vols IÌ. p. 61. 

Is dan het gebruik van den gewonen hand- 
of werp=-harpoen niet de zekerfte wijze om 
den Walvisch re treffen, weel „minder te doo- 
den, het is dan ook niet ten 

de. De veiligfte, deels wegens de gevaren; 
waarvoor zoo wel de harponier in het bijzonder, 
door het buiten boord vallen, of door het haperen 
en mederukken van den voorganger, bloot 
{taats deels wegens het onheil, dat de- geheele 
manfchap; der harpoeneer.boot niet zelden 
“treft, bij ket noodzakelijk geworden digt nae 
deren van den visch; van welke noodlottige 
voorvallen toch de dagverhalen, zoo van oude; 
als van latere of hedendaagfche Groenlands- 
vaarders, rog telkens maar al te veelvuldige 
voorbeelden oplevéren, terwijl intusfchen aan 
een ander en ftraks voor te ftellen middel en 
wijze van Walvisch- vangst, alle deze gevaren, 
of geheel niet, of ten minften in eenen aan- 
merkelijk minderen graad kunnen en moeten 
te beurt vallen; — maar ook ten 

G 2 4îe 


roo VERHANDELING over 


de, De Walvisch- vangst, door middel van 
den hand- of werp-harpoen geoefend, is niet 
de woordeeligfte, daar uit de zoo even nog aan- 
gehaalde ‘berekening blijkt, dat door dezelve 
gewoonlijk , uit een aantal van ao Walvisfchen, 
nog naauwlijks één enkele gevangen wordt, 
en er eene andere wijze gevonden is, welke 
ook ten dezen opzigte, in den ruimften zin; 
en wel voor zoo verre de voorkeuze verdient; 
dat, bij eene beftendige voortzetting daarvan, 
de Walvisch-vangst onmisbaar tot een der 
meest gewin gevende takken van visfcherij zal 

kunnen gerekend worden, 
Daar het derhalve, om deze hier boven 
opgegeven voorname redenen, zoo wij meenen, 
overtuigend blijke, dat het gebruik des gewo- 
nen hand* of werp harpoens, hoe zeer ook door. 
ons Nederlanders met voordeel ter Walvisch= 
vangst aangewend, op verre na niet voor alle. 
zins gemakkelijk, of weinig omflastig „ voor 
zeker , veilig en voordeelig , veel minder, 
voor de van alle andere winst omflagtige „ zee 
kerfte, veiligfte en meest voordeelige kan ge, 
houden worden, zoo laten wij nu zien, of ook 
foms het gebruik van eenig boog - tuig, of wel 
van de daartoe ingerigte en aangeprezene Da. 
fista der ouden (zie hier voren bl, 76) met 
eenig 


Ip WALVISSCHEN. tor 


eenig meerder regt gezegd kan worden, de 
voorkeuze te moeten verdienen, waar omtrent 

wij derhalve aanmerken, ten 
zfte, Dat het aanwenden van deze en alle 
dergelijke werktuigen ter Walvisch= vangst, als 
over het algemeen, zoo niet alléén, ten minften 
voornamelijk op befpiegeling of theoretifche 
ontwerpen en berekeningen rustende, bij het 
dadelijk coepasfen of in werking brengen, on- 
voldoende bevonden zijn; deels door hunne 
omflagtige iorigtiog of zamenftelling, deels 
door hunnen grooten omvang en ruimte, die zij 
vereisfchen om in werking gebragt te worden, 
De eenvoudige hand-boog immers (die, zou. 
de hij nog eenige aanzienlijke kracht kunnen 
uitoeffenen, toch op het minst genomen, de 
lengte van 8 of ro voeten hebben moest) 
zoude niet flechts eene groote ruimte op de 
voorfteven der harponiers. {loep beflaan, maâr 
zoude ook tevens, hoe veerkrachtig zelfs van 
maakfel en hoe fterk ook gefpannen, geenen 
tot het diep treffen van eenen Walvisch .ge« 
fchikten harpoen of pijl, op eenigen aanmerke- 
lijken afftand, kunnen voortdrijven, maar gewis 
nog veel minder in ftaat zijn ook zelfs maar 
een klein gedeelte van den voorganger met 
zich te voeren, zonder nu nog de verdere cnover. 
G 3 ko. 


zoe VERHANDELING OvER 


komelijke zwarigheden en al het wisfelvallige 
aan te voeren, en in het breede uit te meten, 
waar aan alle dergelijke werktuigen, door den 
invloed van het weder, als regen, fheeuw, 
„harde vorst, en dergelijken ‚ onderhevig 
zijn, en waardoor zij in eens of, geheel onc- 
ftemd en onbruikbaar, of ten minfte in hare 
werking zoo verzwakt worden, dat zij alle te 
voren gemaakte berekeningen en befpiegelingen 
(de zinrijkfte en meest belovende zelfs niet uit- 
gezonderd) bij de dadelijke toepasfing, als. op 
eens in duigen werpen en in rook doen ver- 
dwijnen; wij zelven durven dit met te meer 
gronds verzekeren, als zijnde hier van door: 
velerlei proeven met het fterkst werkend foort 
van fchieteboog (fchoon tot een ander oog- 
merk ingerigt) herhaald genomen, volkomen 
overtuigd, en wij durven ook daarom te gerus. 
ter, en zonder eenige vooringenomenheid, het 
zelfde oordeel vellen omtrent alle dergelijke 
zamengeftelde, en door fnaren of koorden ge- 
drevene werktuigen, vooral echter omtrent het 
gebruik der Balista door den Heer BoND 
(zie hier voren bl, 77.) ter Walvisch. vangst 
aangeprezen: daar dezelve niet flechts re groot, 
en, te omflagtig van maakfel, maar ook tevens. 
geheel onvermogend is, om ter juiste mikking, 

of 


5 
pe WALVISSCHEN, 103 


cf „doeling te kunrven gebruikt worden 3 te meer 
daar toch eigenlijk dit en alle foortgelijke werk. 
tuigen, alléén op den vasten grond, tat het 
treffen meestal van onbeweegbare voorwerpen 
zijn gebezigd geworden; terwijl eindelijk, 
het geen alhier toch alles afdoet, jgeene vole 
doende voorbeelden, voor zoo verre ik wete; 
immer bijgebragt. zijn, welke ook flechts met 
het geringfte regt of aan den hand.boog of 
aan de veranderde Batista van den Heer 
BOND; of eindelijk aan eenig ander dergelijk 
door koorden of fnaren gedreven werktuig, 
eenige aanfpraak geven; om als een herhaald 
beproefd, veel minder als het minst omflag- 
tige, meest zekerst, en ‘voordeeligfte middel 
ter Walvisch - - vangst in eenige ernftige aanmer- 
king te kunnen komen, bij iederen bevoegden, 
en ook zelf flechts oppervlakkig in wis- of nas 
tuurkunde bedrevenen beoordeelaar ; waarom 
wij dan ook van dit foort van middelen en 
wijzen ter verbetering der Walvisch-vangst, 
hier zuilen aftappen, om tot een ander van 
oneindig. meer aanbelang „ de Aarpoenbus 
namelijk „over te gaan, van het welk wij hier 
boven (bl. 78.e. v.) met opzet, zulk eene 
breedvoerige befchrijving gegeven hebben, 
op dat wij «ops hier aanmerkelijk. in des. 
zelfs. beöordeeling zouden kunnen bekorten, 

G 4 en 


104 VERHANDELING over 


en als nu volkomen bekend met deszelfs maak- 
fel en gebruik, regelregt zouden mogen over- 
gaan ter toetfing van deszelfs eigenfchappen 
aân de vereischten, die dezelve hebben moet, 
om met regt als voor het inst omflagtige, 
als het zekerfle, het veilisffe, en, gelijk wij 
er bijvoegen, als het woordeeligfte van alle tot 
heden toe bekende en in gebruik zijnde mid- 
delen en wijzen ter Walvisch . vangst gehouden; 
en als zoodanig aangeprezen te worden. 

… Wart dan het eerfle betreft, de Aarpoen- bus, 
Cwij bedoelen die, door cu. MOORE verbeterd, 
en door ons hier achter op Pl. IL, afgebeeld) is 
vooreerst het minst omflagtige middel, om op 
de kortfte wijze de Walvisfchen te vermeeste- 
ren en te dooden; immers behoorlijk gebruikt, 
hecht het nietalleen fchier onmisbaar de lijn aan 
den Walvisch vast, maar wondt tevens doode. 
lijk, en vereenigt derhalve den dienst. van 
den Aarpoen en Jens in eens op het volko- 
menfte; het neemt geene meerdere plaats, dan 
eene gewone donder-busfe, wordt op de 
voorfteven der floep, in zijnen naar alle kanten 
beweegbaren beugel gevestigd, wordt door eenen, 
daar achter, in de meeste veiligheid nedergeze. 
ten perfoon beftuurd, en op één enkel oogen- 
blik in werking gebragt, zonder dat daartoe 

| eeni. 


pe WALVISSCHEN. ros 


eenige bijzondere kundigheid, kracht, moed, 
vaardigheid, of langdurige oefening, maar al. 
léén een juist oog gevorderd wordt, terwijl te. 
vens deszelfs uitwerking fchier als die van den 
blixem zelven, niet flechts, zoo als men zegt, 
oogenblikkelijk, maar ook tevens zoo gewel. 
dig is, dar geen ander werktuig hoe ook ge- 
naamd, en waar, of door, wien , immer tot het 
zelfde oogmerk voorgefteld, daarmede in eent. 
ge vergelijking kan gebragt worden, en ook 
zelfs zonder dat het (voor zoo verre wij men- 
fchen vooruitzien kunnen) waarfchijalijk zij, 
dat welligt immer grootere kracht zal kunnen 
worden uitgeoefend, dan die, welke het bus- 
pulver ook hier veroorzaakt, als zijnde hetzele 
ve, zoo het fchijnt, het uiterfte vermogen , 
hetwelk den mensch tot heden is toever. 
trouwd, Doer dit geweldig werkend mid- 
del dan, wordt de anders zoo dikwerf voor 
het leven” van den zoogenaamden koning 
„der zeedieren onfchadelijke harpoen een ge= 
ducht en, wel gefchoten zijnde, een fchier 
oogenbliklijk doodend werktuig; immers op 
den affland, (wij {preken flechts van hetgeen 
de ondervinding dagelijks leert), ja op den af- 
ftand van meer dan zoo voeten, dringt dezel- 
ve tot 8, 1o en 12 voeten en nog meêr, bin- 
Gs nen 


106 VERHANDELING over 


nen het reusachtige ligchaam van den Wal- 
visch, kwertst en verfcheurt (wel gefchoten 
zijnde} de voor alle zoogende dieren tederfte, 
ên tot het leven volftrekt onontbeerlijke edel. 
fte levens-deelen, en veroorzaakt eindelijk (fom- 
tijds zelfs binnen flechts weinige minuten), 
éénen zoo gewisfen als fpoedigen dood, Ook ’ 
eene enkele zelfs oppervlakkige kwerfing van 
het achterhoofd des Walvischs, door eenen uit 
de harpoen-bus te hoog, en derhalve on- 
voordeelig gefchotenen harpoen, bedwelmt door 
deszelfs bijster groote vaart, en dat wel op 
eenen aanzienlijken afftand, eenen buitrengemeen- 
grooten Walvisch zoodanig, dat hij in één en. 
kel oogenblik als onbewegelijk op de oppere 
vlakte der zee gevoelloos en al trillende blijft 
liggen, en hier door aan zijne vervolgers de 
ware en eenige gelegenheid tot zijne vangst 
geeft; of ook de enkele treffing wan den ftaart 
of rug des Walvischs, (hoe zeer anders op 
zich zelven weinig beduidende kwetfingen), 
wordt door middel van den gefchuts- of bus- 
harpoen de oorzaak der vangst van één der 
zwaarfte Walvisfchen, die men in lang ontmoet 
had; en eindelijk (meer zullen wij uit den 
grooten voorraad. van waarnemingen en voor-. 

. beel. 


‘ 


BE AWAL VISS CHEN zoz 


beelden hier niet bijbrengen), zoodanig groot 
is de kracht’ van dit werktuig, dat de hare 
poen niet. flechts diep in het lijf van den 
visch „doordringt, maar dat hij zelfs (op klei- 
neren afftand uit Moore's bus gefchoten 
zijude)) eenige vosten der lijn zelve met zich 
naar binnen seemt, en daardoor het losfchieten 
van den harpoen fchier zoo onmogelijk, als 
de toegebragte wond dubbel gevaarlijk maakte 
Dan, ten tweede, er is ook nog een noodzakes 
lijk wereischte, dat gevorderd wordt, namelijk 
dat de gefchuts.harpoen van alle andere ide 
delen en wijzen om den Walvisch te vangen 
en te dooden de zekerfte zij; en welk redelijk en 
bevoegd oordeelaar zal een oogenblik aarfelen, 
om dit, ook uit het reeds vermelde, niet ge- 
reedelijk toeteftemmen? Immers is de werking 
van een gewoon fchietgeweer met een welge. 
maakt flot voorzien, wegens deszelfs eenvoudi= 
ge inrigting , onder de zekerfte, die. kunnen 
worden uitgedacht, vooral, wanneer dat voore 
name belecfel geheel en al is uit den weg ge- 
nomen, hetwelk door een afzonderlijk toeval, 
het nat worden van het pan-kruid namelijk; 
de sffchieting der harpoen-bus foms onmoges 
lijk maakte; dan ook dit immers is door de 
br | laat. 


103 VERHANDELING ovrr 


laatfte fraaïje verbetering van MOORE, bijna eene 
onmoogelijkheid geworden; terwijl de uitfte- 
kend belangrijke berekening, omtrent de voor. 
deelige kans des gefchuts-harpoens , boven 
alle andere middelen, “door ons meermalen aan« 
gehaald, ook daarom vooral de meest mogelij- 
ke zekerheid in het zreffen onwederfprekelijk 
bewijst, daar deze berekening alléénlijk gegrond 
is geweest op die proeven en waarnemingen, 
welke met de harpoen=bus van sTAGHOLT, 
en derhalve lang nog vóór de belangrijke ver- 
betering van moore, genomen zijn, en welke 
berekening derhalve door deze laatfte uitvin- 
ding nog aanmerkelijk meer ten zijnen voordee. 
le moet gewonnen hebben; dan ook daarenbo- 
ven, de zekerheid der treffing door middel van 
den gefchuts- harpoen, boven alle anderen, ter 
Walvisch-vangst uitgedachte werktuigen, wordt 
ontwijfelbaar uit de vastheid der plaatfing, zoo 
van de harpoen.bus, als van den fchutter of 
harponier zelven; een voorregt voorwaar, 
hetwelk geene andere wijze van harponeren 
hebben mag, en hetwelk de deinzing der floep 
zonder hinder verduren kan, en ons regt 
geeft, om op de gewisheid der trefliing bijna 
even zeker te kunnen rekenen, als op die van 
elken jager, die, bij het in eenen haak of mik- 

ftok 


1‘ 


ne WALVISSCHEN. 109 


ftok liggen van zijn roer of fchiet-bus, het 
dan nog misfen van zijn doel , zoo al niet voor 
eene volkomene onmogelijkheid, ten minften tot 
eene groote zeldzaamheid en cen aanmerkelijk 
ongeluk rekenen zoude. 

Ten derden, het middel en de wijze, ter 
berere Walvisch. vangst, door de Maatfchappij 
gevorderd, moet van alle het veiligfte zijn; en 
ook dit, meenen wij, kan aan de harpoen-bus 
op geenerlei wijze ontzegd worden. Bij het 
harponeren met dem gewonen hand. of werp-har- 
poen toch heeft de ondervinding maar al te 
dikwerf geleerd, dat, gelijk wij hier voren 
zeiden, de harponier, of door de holheid der 
zee, of door het uitglippen van den voet, of 
door het ftooten tegen ijs-{chotzen, of wel te. 
gen den Walvisch zelven, van zijne gewoon- 
lijk zoo gevaarlijke plaats in zee viel, verdronk, 
‚of wel op nog veel jammerlijker wijze om 
het leven geraakte, door in den zoogenaamden 
voorganger en de lijnen, bij het uicwerpen 
der harpoen, verward, op de deerlijkfte wijze 
gekneld, en als verworgd, met den Walvisch 
naar den afgrond der zee re worden medege- 
fleept; al het welk, door de lage plaatfing van 
den beftuurder van moor e’s harpoen*buss 
aimmer kan plaats hebben, deelende voorts ook 

in 


110 VERHANDELING OVER 


in deze veiligheid de overige booisgezellens 
daar zij, behalve eene volkomene veiligheid 
voor het verlies van den harponier, tevens in 
zekerheid zijn voor de geduchre en dikwerf 
doodelijke lagen, die de digt-genaderde Watl- 
visch, met zijnen vreeslijken ftaart, zoo. menigen 
booten met verlies van de gehele, of cen goed 
gedeelte der manfchap toebrengt5 met moos 
RE’s harpoen-bus voorzien, behoeven zij zich 
nimmer onder het bereik van den visch te be- 
geven, daar zij. verzekerd zijn + hem, in weer- 
wil van zeer. aanzienlijke en buiten alle ander 
bereik gelegen afftanden, gewis en voldoende 


te. zullen treffens. dan wij willen, om het be. 


lang der zake, ten dezen opzigte meer doen, 
dan de aanzienlijke Maatfchappij zelve vorderr, 
en wij meenen dan ook alle regt te hebben, 
om te mogen ftaande houden, dat het gebruik 
der karpoen-bus, ook 

Ten vierden, van alle andere middelen ter 
Walvisch. vangst, de voordeeligfte zijz en dit 
immers bewijst niet flechts het groote gewin, 
door de meer. aanzienlijke vangst, maar volgt 
ook als van zelfs, zoo uit het minder gevaar 
van volk en fcheepsbooten, als uit de mindere 
gelegenheid tot het verliezen en wergeefsch uit. 


werpen van menigen harpoen en vele kost 
ba- 


* 


DEWAELE NVISSCHEN.: on 


bare lijnen, terwijl door eene fpoedige vangst 
ook nog daarenboven de reizen verkort, of tot 
nog andere ondernemingen verder, en met 
vermeerderd voordeel van reeders en. fcheeps- 
equipagien ‚ kunnen uitgebreid worden. 
Misfchien echter zoude iemand onzer leze- 
ren, ons van eene partijdige beoordeeling, 
en eene al te groote vooringenomenheid ten 
voordeele van dit nieuwe werktuig, en deszelfs 
gebruik ter „Walvisch.vangst befchuldigen „ in- 
dien wij hier geene „melding maakten van; of 
onderzoek. deden. naar de gebréken en zwa- 
righeden, die of aan hect werktuig zelven ei- 
gen. zijn, of ten minften tegen «de wijze van 
deszelfs gebruik, tot het vangen der Walvis* 
fchen met grond zouden kunnen aangevoerd 
worden; dan wij zijn niet alleen te zeer over= 
tuigd: van. de plige van onpartijdigheid, waars 
mede ieder waar-lief hebber der. Natuur= kennis 
zijoe voorflagen aandringet, en nieuwe ontdek- 
kingen beoordeelen. moet, maâr zijn ook te. 
vens op. de orfeilbare gronden eener langduri- 
ge ondervinding zoo geheel van de voortreffe: 
lijkheid der ‘herpoen-bus (©) boven alle an- 
de- 
(*) Om de Koninglijke Maatfchappij gelegenheid te 


geven de harpoen.bus door de Autopfie of hetzelf 
zies 


IIe VERHANDELING OVER 


dere tot heden ter Walvisch- vangst voorgee 
flagene werktuigen verzekerd, dat wij niet alleen 
dit onderzoek niet fchroomen, maar zgo veel te 
veiliger hier durven laten volgen, als wij ons’ 
verzekerd houden mogen, dat ook de uitflag van’ 
dit onderzoek, boven alle andere ter Walvisch. 
vangst uitgedachte of voorgeflagene middelen - 
den voorrang aan den harpoen-bus door sTAG. 
HOLT uitgevonden, en door Moore verbe- 
terd, zal doen verblijven; dan om ter zake te 
koméên, voor zoo verre onze berichten luiden, 
of wij ons zelven, na eene rijpe overweging „ 
kunnen voorftellen, bepalen die zwarigheden 
tegen het gebruik der harpoen-bus, of zooge= 

naame 


zien behoorlijk te kunnen beöordeelen, en alle daar te- 
gen gemaakte zwarigheden hierdoor op het voldoendst 
in eens te kunnen wegnemen, Zijn wij voornemens ge- 
weest, haar dit werktuig zelve, bij dit ons gefchrijf 
tevens aan te bieden, waartoe wij bij den maker te 
Londen reeds hadden beftelling gemaakt, doch ín wel- 
ke hoop wij door de zoo ongelukkige hervatting 
des Oorlogs zijn te leur gefteld geworden; dienende 
voorts ten narichte, dat de verbeterde harpoen-bus van 
MOORE, met 3 harpoenen, te Londen voor 5s pon- 
den fterling te verkrijgen is. 


be WÁLVISSCHEN. ii3 
haamde fchiet. harpoen, zich voornamelijk 
tot de twee volgende aanmerkingen C°) als 
_ Vooreerst, dat de harpoen, door middel der 
harpoen bus op den Waülvisch gefchoten, den- 
zelven alléénlijk zijdelings treffen konde, en der- 
halve niet zoo vast in den visch zoude indrin- 
gen, âls de gewone werp- of hand.-harpoen, 
die, van boven nadar beneden, in bene lood- 
regie rigting geworpen, daardoor in het 
dikfie gedeelte van den visch diep doordringt, 
zoodat derhalve het gebruik der eerfle wije 


ze ook meerder gelegsmheid geven moet tor 
het 


(*9 Deze zwarigheden of tegenwerpingen verwon- 
deren wij ons alleen gemaakt te vinden, in ‘het 
meergemelde Tableau Historique de la Péche de la Ba- 
leine van den Heer s. B.J Noët, pag. 80 et 81, voor- 
al, daar wij in dit werkje zelven voldoende Helden 
meenen te hebben gevonden, om té moeten gelooven dat ; 
deze geleerde, en in het gefchiedkundige vak der vis- 
fenerijen werkzame fchrijver, en_ dit werktuig zelf; 
én deszelfs befchrijving en werking, gelijk ook de 
_ menigvuldige proeven daarmede genomen, en in het zoo 
belangrijk werk der beroemde Londonfche Society of 
Arts, & Manufactures, federt zoo vele jaren aanhou- 
dend vermeld, even min gekend hebbe, als de ver: 
fchillende uitvindingen zelve, ter verbetering der Wal- 
visch „vangst van tijd tot tijd voorgeflagen en in $e- 
bruik gebragt. / 

V. Dien. STUR H 


ii4 VERHANDELING over 


het zoogenaamd. flippen of loslaten, en dien. 
volgens tot het verliezen van den visch, dan 
wel het gebruik van het gewoon, en tot 
neden toe ook bij ons Nederlanders ter Wal- 
visch - vangst aangewend, eenvoudig werk. 
tuig; — terwijl men voorts 

Ten tweede, aan het gebruik der harpoen-bus 
tegenwerpt, dar, door den flag, of het zwaar 
geluid bij het afgaan der harpoen-bus, de 
reeds zoo fchuw gewordene Walvisfchen nog 
meer verfchrikt, verjaagd, en als ’t ware ge. 
noodzaakt worden zich naar andere veraf- 
gelegene of geheel ongenaakbare zee-flreken 
der Noord. Pool te begeven, ten eindelijken 
volkomen bederf en geheel verloop der Wal. 
vischvangst. 

Dan, wij voeren in weerwil onzer hoogach. 
ting voor de letterkundige verdienften van de. 
ze geleerden, ter wederlegging van het eer- 
ften aan, 

Vooreerst, dat deze aanmerking ons geheel 
ongegrond, (ja laten wij het zeggen, zoo als wij . 
her meenen), ons zelfs toefchijnt voortgefproten” 
te zijn uit eene niet genoegzame kennis, zoo 
van het ligchaamsgeftel des Walvischs, als van 
de werking der harpoen-bus zelve; immers, 
daar het doel van den harponier fteeds zijn 

moet, 


De WALVISSCHEN. 115 


inoet den Walvisch daar ter plaatfe te treffen, 
waar hij het tederst en zwakst is, dat is waar 
hiet alléén de edelfte, en tot het teven riood- 
zakelijkfte deelen gelegen zijn, maaf ook têr 
dier plaat(e; waar de harpoen deze deelen 
het fpoedigst en zekerst bereiken, en dè- 
zelve doodelijk wonden kan; zoo blijkt hec 
van zelfs, dat, bij de boogvormige werpirtg 
van den gewonen harpoen, de visch flechts het 
meest kan en moet getroffen worden în den 
tug, alwaar, gelijk een ìeder weet, deze dieren 
het dikfte fpek hebben, de harpoen derhalve juist 
daar uie- het ligtst kan losfcheuren, én alwaar 
voorts geene deelen liggen, welker kwerfing 
gewoonlijk eenen fchielijkern dood ten gevol 
gen heefts terwijl integendeel de voorborste 
zijde van den Walvisch hiet alléén tot de dun. 
fte, en daardoor ook gemakkelijkst te doörborené 
plaatfen zijns ligchaams behoort, maar inzons 
derheid tegen de alleredelfte et tot het leven 
allereerst noodzdkelijkfte ingewanden aânligts 
zoo dat jüist die zelfde meerdere gelegens 
heid ter Zijdelingfche trefing var den Wals 
visch (door fommigen als een bezwaar der har. 
poen-bùs opgegeven) bij iederen onbevoor: 
oordeelden zaakkundigen voor een zonderling, 
en dat wel voof een Zoodanig allergewigtigs: - 

| Hs _voor- 


116 VERHANDELING over 


voorregt moet worden aangemerkt, als van 
den gewonen hand- of werp - harpoen nim 
mer kan verwacht worden; en dit te meer; 
“daar, gelijk wij zoo even zeiden, voor 
de zekerfte en fpocdigst doodelijk worden- 
de kwetfingen des Walvischs, wel degelijk die 
der borst-zijden moeten worden gehouden, en 
deze op eenen kleinen afftand met de gewone 
hand-harpoen in eene loodlijne rigting, ook 
daarom, noch met zoo veel gewelds en diep 
treffende, noch zoo zeker ter bedoelde plaat- 
fe kunnen toegebragt worden: dewijl het 
eene algemeen aangenomene gewoonte, ja eene 
wet der harponiers is, den Walvisch met hun- 
ne booten niet zijdelings van voren en zoo 
nabij te naderen, dat zij gevaar loopen zouden 
kunnen, om onder het bereik der vinnen van 
den visch te geraken, welker flagen, wegens 
derzelver gewone noodlottige gevolgen, onder - 
de geducht{te onheilen worden gerekend , die de 
harponiers - floepen kunnen te beurt vallen, 
Dan, om ons te bekorten, en alle verdere 
bewijzen als overbodig achter te laten, welke 
wij ter wederlegging der zoo geheel ongegron- 
de, en flechts door zeer weinigen , tegen de 
harpoen.bus geopperde bezwaren nog zouden 
kunnen aanvoeren „ zoo behoeven wij ‚ om 

al. 


pE WALVISSCHEN, za7 


alles in eens af te deen, ons flechts te be. 
roepen 
Ten tweede, op de ondervinding, welke in 
zoodanige onderwerpen het meest beflisfen en 
overtuigen moet, en die het door ons daar even 
aangevoerd bewijs zoo volkomen bevestigt, als 
daar tegen geheel ftrijdig is het ingebragt 
bezwaar, Immers het is deze aanhoudende on- 
dervinding, gelijk wij reeds meermalen gezegd 
hebben, die fteeds, en wel bij vermeerdering 
leert, dat van 5 Walvisfchen, en dat wel op 
15 vademen afltands, niet ééne enkele door de 
harpoen -bus gemist wordt, terwijl daarentegen 
die) zelfde ondervinding ook nog ten huidigen da, 
ge doet zien, dat, bij het gebruik des ge- 
wonen hand. of werp-harpoens, niet van 5, maar 
van 20 Walvisfchen (en het geen vooral dient 
opgemerkt te worden), fchoon flechts op den 
geringen afftand van 4 vademen geworpen, 
naauwelijks één enkele getroffen wordt, van 
het welk het omgekeerde echter juist zoude 
moeten waargenomen worden, indien de aane 
gevoerde eerfte tegenwerping eenigen grond 
had; terwijl, wat het 
Tweede. bezwaar betreft, tegen het gebruik 
der harpoen-bus ingebragt, dat namelijk, door 
éen He of het losgaan van het fchot, de reeds 
H 3 zoo 


118 VERHANDELING oven 


zoo fchuw gewordene Walvisfthen nog meer ver- 
fchrikt , verjaagd, en als 't ware daar door 
genoodzaakt zouden worden zich naar ande 
re verafgelegene, of geheel ongenaakbare zee- 
flreken der Noordpool te begeven, en de 
Walvisch vangst daar door derhalve einde: 
lijk met een geheel verloop, en volkomen bee 
derf zoude bedreigd worden; wij ter oplos= 
fing en wegneming van deze tegenwerping, 
aanmerken TA 
Vooreerst, dat dezelve (ook bij enkele be- 
fchouwing gefproken) ongegrond is, dewijl de 
flag bij het afgaan der harpoen. bus, als zijnde 
die van een enkel oogenblik, geheel onfchul- 
dig zijn moet aan de fchuwmaking der Walvis- 
fchen, indien men dit flechts vergelijke met het 
gewoon , onftuimig , luidruchtig en beftendig al- 
gemeen gejuich, het welk, zoo door het fcheeps- 
volk in het algemeen, als door de manfchap der 
harponiers. booten in ‘ct bijzonder, niet flechts 
bij het ontdekken, maar ook gedurende hee 
vervolgen der Walvisfchen gemaakt wordt, en 
fteeds, fchoon waarfchijnlijk ten onregte, is in 
gebruik gebleven, en door welks dagelijkfche 
beftendige herhaling alle de Walvisfchen ge, 
wis in die oorden of ftreken vooral zouden 
moeten verjaagd worden, waar zich eene me 
a nig 


BEW ALVISSCHEN ro 


nigte Groenlandfche fchepen, tot het zelfde 
oogmerk, digt bij elkander bevinden, indien 
namelijk de op den diepen grond der zee zich 
onthoudende Walvisfchen daardoor zeer vere 
fchrikt, of fchuw gemaakt wierdens dan 

Ten tweede, Het geluid door her afgaan der 
harpoenbus moet gewisfelijk niet zoo fchrikver. 
wekkend voor den Walvisch zijn, daar zelfs een 
veel ‘Zwaarder en ontzettender, dat namelijk van 
eenen of meer kanon-fchoten, niet belet, dat 
de Walvisfchen dikwerf boven komen, en zich 
zien laten kort na het fchot, en dat wel zelfs 
op eenen flechts zeer geringen afftand dier fchee 
pen, van welker boord deze fchoten gedaan wor= 
den, gelijk zulks niet alleen in de gewone ver- 
blijfplaatfen der Walvisfchen , maar ook elders, 
waar men deze dieren vindt, zoo menigmalen 
wordt waargenomen; 

Ten derde, Het geluid bij het affchieten der 
harpoen - bus kan ook , naar alle waarfchijnlijkheid, 
den Walvisch niet fchuw maken, daar in des- 
zelfs gewoon en meest geliefd verblijf, onder 
de ijsvelden namelijk, een naar het op één. 
maal, of ‘kort achter éénvolgend afgaan van vee- 
le kanon-fchoten tevens gelijkend, doch echter 
onéindig zwaarder, en als dat van eenen ge- 
weldigen donder, meer fchrik verwekkend ge. 

4 luid, 


ete, 


ro VERHANDELING oven 


kend 


luid, fchief ijder oogenblik in die ffreken 
plaats heeft en waargenomen wordt; dat name- 
lijk, hetwelk door het berg- en tooren- vormig 
op één kruijen niet alléén, maar ook door het 
berften en van éénfcheuren van geheele ijs- 
velden, ijsfchotfen en fneeuwvelden veroorzaak: 
wordt, en het welk in die oorden zoo beftendig 
wordt waargenomen; dan ook eindelijk 
Ten wierdé, deze tegenwerping tegen het ge= 
bruik der harpoen-bus ftrijdt met, en wordt 
ook op het volkomenst wederlegd door de on- 
dervinding, gelijk ook door die zelfde bereke- 
ning op aanhoudende waarnemingen gegrond 3 
welke wij daar flraks in de laatfte plaats, tot 
een fchier alles afdoend bewijs ter wedere 
legging der eerfte tegenwerping hebben aange: 
voerd; als gevende de groote menigte van proe- 
ven en waarnemingen met de harpoen. bus ge- 
nomen, die nog fteeds meer en meer geluk- 
kig voortgezet worden, de zoo belangrijke 
als overtuigende, en alles afdoende uitkomst, 
dat men namelijk bij het gebruik van dit werk. 
tuig, ook zelfs volgens de eigene opgave van 
eenen van deszelfs ten minften voormalige be- 
ftrijders, als eene vaste rekening aannemen kan, 
dat namelijk op den afftand van 1oo en meer- 
der voeten, en uit een aantal van 5 Walvis- 
fchen , 


{chen , bij het gebruiken der harpoenebus, 
niet ook zelfs één enkele ontfnapt is, terwijl 
daarentegen die zelfde ondervinding ook onze 
‘Nederland{che Gronlandsvaarders, helaas ! nog bea 
ftendig noodzaakt tot het afleggen der erken- 
tenis, dat, bij het gebruik des gewonen hand- 
of werp-harpoens, van go Walvisfchen, en dat 
wel (het geen eene bijzondere opmerking vere 
dient) op den afftand van flechts 24 #0 30 
voeten, door hun naauwelijks op de zekere 
vangst van flechts éézen visch kan gerekend 
worden; zijnde voorts dit bewijs van te meer. 
der krachts, daar deze berekening alleenlijk nog 
gemaakt is bij het eerst begonnen gebruik der 
nog onvolkomene harpoen-bus, door A, STA Ge 
noLD in het jaar 1771 uitgevonden en voore 
gefteld; als wanneer namelijk , door het nat 
worden van het zoogenaamd pan-kruid, de 
harpoen-bus, bij het aftrekken, nog dikwerf 
ketfte of weigerde aftegaan, en daar door me« 
nige Walvisch gemist werd en ont{napte; 
zoo dat men met volkomen regt thans vast, 
fiellen mag , dat de boven gemelde zoo 
overtuigende, en zoo aanmerkelijk voor de 
grootere voordeelen van het gebruik der har 
poen-bus pleitende berekening, noch aanmerke- _ 
lij veel in kracht moet hebben toegenomen, 

H 5 | fe. 


0E VERMANDELIJNG Sven 


federt de eenvoudige doch voortreflijke uitvins 
ding van cu, MOORE (zie hier boven bl. 81 —82.) 
het ftraks aangehaalde gewigtig gebrek der 
STAGHOLDSCHE harpoen.bus geheel wegge. 
_ nomen, en tot een aan deszelfs oogmerk volko- 
komen voldoend, ja tot een zoo volmaakt 
werktuig gemaakt heeft, dat een ieder daaf mee 
de, even als met eene gewone fchiet-bus, op 
eenen veel aanzienlijkeren afftand, met oneindig 
meerdere zekerheid, en onder het bemikken 
der meest tedere ligchaams deelen, verre boven 
alle kracht, bereik en gewisheid van de gewo- 
ne hand of werp- harpoen, den Walvisch tref= 
fen, en daar mede derhalve, als langs den 
kortften weg, vermeesteren kan. En het is uit 
deze ondervinding derhalve dan ook, dat de 
tegenwerping, of, laten wij liever zeggen, het 
vooroordeel onzer Nederlandfche Groenlands 
vaarders, tegen het gebruik der Engelfche ge, 
fchuts-harpoen, op het woldoendst wordt op- 
gelost en weggenomen, als of namelijk, federt 
de aanwending van dit werktuig, de Walvis. 
fchen in de Groenlandfche zee-ftreken waren 
fchuw geworden, en de Walvisch. vangst al- 
daar aanmerkelijk ware, verminderd, daar toch 


integendeel de Walvischvangst der Engelfchen , 


federt het in gebruik geraken der gefchuts-har- 
poen 


pe WALVISSCHEN, 123 


> 


poen in 1772 (zie ons hier agrer gevoegd aan- 
hangfel van voorbeelden) niet flechts voor da, 
land fteeds bijzonder is voordeelig geweest, 
maar ook volgens het eigen getuigenis van den 
Heer de Noër (eenen voorwaar zoo bijzonder 
naijverigen beftrijder van al wat maar Engelsch 
kan geheten worden), nog pas onlangs in de 
jaren 1798 en 1799, en dus reeds na een 
gebruik van ruim 26 a 27 jaren, zoo bij uit- 
ftek gunftig was, dat de gemelde fchrijver grond 
gehad heeft. om te kunnen zeggen, dat, in 
weerwil van. den oorlog, de meest voordeelige 
Walvisch-vangst, en dat wel der beste of 
grootfte Walvisfchen, ook in den jaren 17983 
en 1799 aan de Engelfchen alleenlijk is re 
beurt gevallen; (zie zijn Zubleau Historique de 
la Péche de ba Baleine p. 77.) welke zoo bij 
uitftek voordeelige Walvisch. vangst derhalve 
niet zoude kunnen plaats gehad hebben, indien 
de meening of befchuldiging der Nederlandfche 
Walvisch- vangers gegrond ware ;. ook meenen 
wij hier niet ongepast te mogen aanhalen de 
volgende waarneming, dat namelijk de Bruin. 
visfchen (een dier-geflacht, niet flechts zoo 
naauw aan dat des. Walvischs verwand, maar - 
tevens zoo bijzonder fchuw en wild van aard) 
ook zelfs in onze groote binnen-wateren, bij 

het 


124. VERHANDELING over 


het lang aanhoudend en geweldig kanonneren ; 
zoo als, bij voorbeeld, bij het beleg der Wit. 
lemftad, de verdediging van het Hollandsch 
diep in 1793 enz,-uit hun gewoon verblijf , 
ook zelfs in die wateren, niet zijn verjaagd gee 
worden, maar zich even als altoos in die oor- 
den, en rondom de. aldaar liggende fchepen 
bleven vertoonen, gelijk zij aldaar ook nog ten 

huidigen dage beftendig worden aangetroffer. 
En dit zij genoeg ter aanprijzing der voor 
den Walvsich vangst zoo onberekenbaar voors 
deelige uitvinding der harpoen-bus, voor zoo 
verre hare groote voordeelen hoofdzakelijk „ 
ook zelfs door enkel redeneren of. bij befpieges 
ling «uit haar zamenftel, inrichting, en voor- 
gefchrevene wijze van gebruik gemakkelijk kunnen 
worden afgeleid; wij moeten dan nu.ter naar 
ons inzien onwederfpreekbare bevestiging van 
alle die uiftekende voorregten der harpoen- 
bus, boven alle andere middelen en wijzen ter 
verbetering der Walvisch- vangst voorgefteld, 
ook nu zulke voldoende en beflisfende be. 
wijzen voor onze zaak kunnen aanvoeren, die 
niet flechts de waarheid van het hier voren 
meestal befchouwender wijze - omtrent. de har- 
poen-bus verhandelde ftaven en verzekeren kune 
nen, „maar die ook tevens een wel beknopt, 
doch 


pe WALVISSCHEN. iss 
doch volledig overzigt over deze verbeterde 
wijze van Walvisch.vangst, en hier door aan 
iederen oplettenden en zaakkundigen lezer de 
volledigfte overtuiging geven zullen, dat het 
gebruik der harpoen-bus, door ons befchreven 
en aangeprezen, niet alléén voor het minst 
_omflagtige, het veiligfte, ja, maar sok voor 
het beste van alle die middelen en wijzen moet 
worden gehouden, welke of reeds bekend, en 
in gebruik zijn, of (voor zoo verre onze be- 
perkte vermogens toelaten, en zulks met waar. 
Schijnlijkheid te voorzien zij) nog in praktijk 
zouden kunnen gebragt worden, om de Wal- 
visfchen fchielijk te dooden, en er zich alzoo, 
langs den koriften en zekerften weg, meester 
van te maken; en het zijn zulke onweder- 
fpreekbare bewijzen, die ons door de zoo aan- 
zienlijke, en ten algemeene nutte zoo onbere- 
kenbaar veel goeds ftichtende Londonfche Maat. 
fchappij ter aangoediging van kunften, hand. 
werken en koophandel , als eene nieuwe beloo= 
ning voor zoo vele edele en nuttige pogingen in 
hare uitgegeve verhandelingen (7 razsactions) wor. 
den aangeboden, en uit welke ik, ter bevestiging 
mijner befchrijving , aanprijzing en bepleiting , ten 
voordeele der door hun tor ftand en in gebruik 
gebragte harpoen.bus, als de onwederfpreek, 
baar 


ie6 VERHANDELING ev fl 


baarfté bewijzen, en van het beste gezag, het 
meest belangrijke en overtuigende heb zamen ge- 
trokken, en ter vrije beoordeling aan een ieder 
redelijk en onpartijdig vriend van waarheid en 
van nieuwe en nuttige ontdekkingen aanbiede, en 
ter lezing op het ernftigst aanbevele, als een 


AANHANGSEL; 


Of verzameling van plechtig afgelegde, en door 
de vereischte getuigen bekrachtigde verklarine 
gen, omtrent eenige der menigvuldige gee 
lukkige en belangrijke proeven, door Engel- 
fche Walvisch-harponiers, met den nieuw 
uijgevonden of verbeterden bus- of gefchuts- 
harpoen genomen, en door de Koninglijke 
Maat/chappij van Koophandel, kunften en 
Handwerken te Londen, met prijzen be- 
boond, zoo als die, door haar, în derzelver 
uitgegevene verhandelingen algemeen zijn bes 
kend gemaakt. 


‚ EERSTE VERKLARINGe 


I ondergeteekende siNCLEAR HALCROUW; 
harponier van het fchip de vrouwe Mariane, 
Capt. WILLIAM BROWN) Erkenne den 28 


Ha: 


pr WAL VISSCHEN. ta7 


Janij Ll. op 79° N. breedte ontdekt te heb 
ben eenen Walvisch, naar gisfing. goo yards 
(een engelfche yard wordt gewoonlijk op 3 
voeten gerekend) van de boot, waarin ik mij 
bevond, en met welke wij denzelven terftond 
volgden, 

De visch zwom naar gisfing omtrent 5oo 
yards voort, en was ons bijna ontfnapt door 
zich fteeds zoo onder water te houden, dat 
flechts de kop nu en dan omftreeks ter hoogte 
van 4 voeten zigtbaar was, wanneer ik einde- 
lijk, van de boeg der floep, uit de Aarpoens 
bus eenen harpoen fchoot, die den visch trof in 
het achterhoofds- been „ ter diepte van omftreeks. 
4 duimen; de visch fcheen door dezen fchok 
geheel bedwelmd te zijn, en bleef gedurende 
bijna ééne minuut onbeweeglijk, even onder de 
oppervlakte van het water liggen, wanneer hij 
zich eensklaps geheel herftelde , de diepte koos, 
en 6 lijnen uitliep ieder ruim 140 vademen 
lang: binnen omtrent 4 uurs kwam hij echter 
weder boven , maar flechts op den afftand van 
ongeveer 7oo fchreden van de booten, welke 
bij het naderen van den visch zoo flecht door 
hem ontvangen werden, dat de kiel van een 
derzelve, door eenen enkelen flag van den ftaart, 
aan ftakken werd geflagen, de beot térftond 

met 


123 VERHANDELING OVER 

met water gevuld en het volk door de andere 
booten moest gered; en op een ijs-fchol ge- 
borgen worden. 

Hierop dook de vísch weder in de diepte; 
doch bleef flechts korten tijd onder water, 
fchijnende bij het bovenkomen, door het ges 
ftadig flaan al reeds met de dood te worftes 
len, waar door het dan ook ten uiterfte ge. 
waarlijk werd hem te naderen; als rakende hij 
eindelijk, ten tweede male, eene onzer andere 
booten zonder dezelve echter geheel onbruikbaar 
te maken. 

De Harponier van deze boot wierp intuss 
fchen bij deze gelegenheid een hand-harpoen 
uit, die in den visch vast bleef zitten, wor. 
dende nùü ook voorts overvloedig bijgeftaan 
door hulp van de fchepen Achilles en Indusa 
{ry mede «an onze reeders toebehorende, zoo 
dat hij nog 3 andere harpoenen, en verfcheidene 
fanfen in den visch deed vatten, waar door wij 
in ftaat gefteld werden den visch eindelijk te 
dooden, bijna 4 uren nadat hij het eerst ge. 
troffen was. 

Bij het het meten van dezen wia be- 
vonden wij hem van den neus af tot aan dè 
ftaart, bijna 7o voeten lang te zijn; zijne ka. 
ken, die nu nog in Groenlands Dock liggen; 

wele 


pE WALVISSCHEN. zaò 
hadden de lengte van 27 voeten, en wij vul- 
den van dezelven 6o vaten met fpek; zijne 
groote baarden waren 12} voeten lang, en wo- 
gen 2600 ®, 

Het zoude volftrekt onmogelijk geweest zijn 
dezen vich te hebben kunnen magtig worden, 
zonder behulp dezer harpoen-bus, en in. 
dien wij er nog één in ééne der andere boten 
gehad hadden, zoo zoude de visch, binen het 
vierde gedeelte van den nu befteden tijd, door 
ons kunnen gedood zijn geworden, en dat wel 
zonder eenig gevaar voor het leven van één 
enkel man. 

Het bovenftaande verklaar ik, tot in alle 
bijzonderheden, met de waarheid in den volften 
zin overeenkomttig te zijn. 

Lower Schadwell, | 

den 17 December, CWas geteekènd 

1793. 
SiNCLAER Harcrouw. 


Aämmerking van den Schrijver, 


Wij geven aan het verhaal van dic geval hier 
vooral de eérfte plaats, als bewijzende hetzelve 
naar ons inzien, hoe niet allzen op eenen aan- 
zienlijken aflland, door middel van de gefchurs- 

V. Deen. [. Stu, l hare 


130 VERHANDELING over 


harpoen, de Walvisch kan getroffen worden; 
en men daar door gelegenheid verkrijgen kan 
om hem weder te doen boven komen, en als dan 
verder äf te maken, maar ook tevens om ter 
verdere overtuiging te doen zien, welke gee 
weldige kracht dit werktuig kan uitoefenen, 
zoo dat zelfs door het enkel treffen van den 
harpoen in het achterhoofds-been van den 
Walvisch, en de daar door waarfchijklijk vere 
oorzaakte dreuning der herfenen, het dier be. 
dwelmd, en door de bekome kwetfing genood- 
zaakt wierd weder boven te komen, terwijl 
door het bedwelmd ftil leggen van den visch, 
als een oogenblikkelijk gevolg der treffing, 
aan de boten de gunftigfte gelegenheid tot na. 
dering en verdere afmaking van het dier gege. 
ven wierd; zoodat men derhalven veilig bes 
fluiten mag, dat alhier de eerfte aanleiding ter 
bemagtiging van zulk eenen aanzienlijken bui, als 
buiten het bereik van den gewonen hand of 
werp-harpoen, door dit nieuw kunst.tuig ge- 
geven is; terwijl dic geval ons tevens recht 
geeft om te vragen, indien de enkele opper- 
vlakkige hechting der bus-harpoen op het zoo 
geweldig diep gelegen en met eene zoo verba 
zend dikke fpek- klomp omgeven achterhoofdse 
been, van één der zwaarfte Walvisfchen, zulk 

eene 


Br WÁLVISS CHEN. it 


gene uitwerking hebben kan, welk eene onge. 
lijk grootere moet dezelve dan ter (poedige af. 
making dezer dieren niet geven kunnen, wan- 
neer de harpoen ook hog op minderen afítand, 
de zagtere en edelfte deelen, zoo als b. v. het 
hart, longen, groote bloedvaten of zenuwen enz, 
treffen, en derzelver tot het leven onontbeerlij- 
ke werking oogenblikkelijk of ftoren of geheel 
en al fluiten zal? Wij voegen hier alléénlijk 
nog bij, dat ook wegens het gewigt der voor- 
gaande getuigenis; (ten overtuigende bewijze 
der onwederfprekelijk grotere nuttigheid van 
den nieuw uitgevonden bus- of gefchurs-harpoens 
boven den gewonen) door de hier vooren ges 
melde Koninglijke Maatfchappij aan den harponier 
HALCROW 2 guinies zijn ter hand gefteld, ter 
beloning, voor het treffen van dien Walvisch 3 
door middel van den gefchuts-harpoen. Zie 
Transactions of the Society inftituded at Lon: 
don for the encourasement of Arts, Manufaca 
zures and Commerce vol, II p. 155 — 1573 
als waar uit dit en de volgende getuigenisfen 
(zoo als hier boven gezegd is) hoofdzakelijk 
en met de meest mogelijke bekorting overge: 
gomen zijn, 


le TWEEe 


142 VERHANDELING oven 
TWEEDE EN DERDE VERKLARING. 


Aan de meergemelde Koninglijke Maatfchappij 
te Londen toegezonden, door JAMES WHEAT- 
LEIJ, Bevelhebber van hect Engelsch {chip 
de Koningin Charlotte, bij zijne terugkomst te 
Londen van de Walvisch=vangst, vervat in 
den volgenden brief 


MIJNE HEEREN! 


Onlangs bericht bekomen hebbende van ul. 
verlangen, om het voordeelig gebruik van den bus- 
of gefchuts- harpoen ter Walvische vangst aan te 
moedigen, zoo hebbe ik gemeend aan ul. over- 
weging te moeten aanbieden, twéé gevallen, 
welke daarvan in het laatfte visch-faifoen heb- 
ben plaats gehad, aan boord van het door mij 
gecommandeerde fchip de Queen Charlotte van 
Londen, naar de Straat Davids gedestineerd 5 
zie hier dezelve. 

Den 11 Junij Ll, trof de harponier ruo- 
MAS STINTON eenen Walvisch op den af= 
fand van 72 voeten of daaromtrent; zijnde 
er gene mogelijkheid hoe ook genaamd, om 
denzelven met den gewonen hand- of werp - har= 
poen te kunnen bereiken: hij liep 34 lijn uit, . 
en. was binnen twéé uren in ons bezits wij 

had. 


pr WALVISSCHEN. 133 


„hadden bij deze gelegenheid de lijn aan den har- 
poen door middel van eenen ftrop-ring uit kon 
perdraad vastgemaakt. 

Den 25 Junij, heeft ook de harponier ja< 
MES BROWN, op den afftand van 80 voeten 
of daar omtrent, met den gefchuts- harpoen 
eenen anderen Walvisch getroffen , juist toen 
hij gereed was om naar den grond te gaans 
zijnde er geen het minfte uitzicht, om denzele 
ven met den gewonen hand-harpoen te kunnen . 
taken, hij liep uit 94 lijn en wierd binnen 14 
uur door ons gedood, enz; waar mede ik de 
eer hebbe te zijn. e”. . « 


JAMES WHEATLEIJ. 
Aanmerking. 


_ Deze beide gevallen brengen wij hier bij, tert 
einde daaruit blijke, hoe op den aanzienlijken 
afftand van 7e en zelfs van 80 voeten, de hare 
poen door middel van dien harpoen -bus, met 
het beste gevolg, in den visch kan geworpen wore 
den; daar men intusfchen, voorheen het fteeds 
voor een meesterftuk, ten minften voor iets zeer 
bijzonder hield, wanneer onze neerlandfche en der. 
halven de’ meest bedrevene harponiers, ook met 
den rasfchen gang , waarin hunne floepen kunnen 

Is wor 


134 VERHANDELING over 


worden voortgeroeid, de harpoen met genoeg. 
zame kracht flechts 45 voeten ver zoodanig 
konden uitwerpen, dat dezelven aan. de visch 
bleef vast zitten. Voorts laten wij hier, van 
denzelfden wakkeren Capt. j, WHEATLEIJg 
de hoofdzakelijke inhoud volgen eenes tweeden 
ten uiterst -belangrijken briefs, aan dezelfde 
Mlaatfchappij toegezonden, in welken hij vere 
flag doet van nog 8 gevallen, waarin de visch 
_ alleenlijk. door middel der fchiet- of gefchutse 
harpoen, als ver buiten alle bereik zijnde voor 
den gewonen hand.harpoen, is kunnen gee 
vangen worden, zie hier denzelven: — 


MIJNE HEEREN! 

3) Onlangs op nieuw bericht bekomen heb. 
Ee bende van UEd. beftendige aanmoediging , 
ss door beloningen gegeven, voor het gebruik 
s, der fchiet- of bus-harpoen ter Walvischevangst, 
„‚ neeme ik andermaal de. vrijheid UEd, te 
z doen geworden het verflag der volgende 
» gevallen, waarin deze werktuigen den ge. 
> wenschten dienst verricht hebben, ten voor. 
se deele van het door mij gecommandeerde {chip 
… Brittannia, toebehorende den HE y. TRoMmp« 
Bs SON te Londen, op mijne drie laatfte toch« 
» ten in de Straat Davids gedaan; gedurende 

wel- 


23 


pe WALVISSCHEN. 135 


welke wij 14 groote Walvisfchen gevangen 
hebben, en bij alle welke gelegenheden de 
bus- of fchiet-harpoenen de voornaamfte 
werktuigen geweest zijn, waarmede wij dee 
zelve hebben vermeesterd: agt dezer visfchen 
wierden het allereerst door den bus-harpoen, 
en de anderen, zoo al niet het eerst, ten 
minften naderhand door denzelven getroffen; 
terwijl dit zelfde werktuig dikwerf, wanneer 
een boot met een flechts gewone harpoen 
voorzien, den visch wegens zijn geweldig 
flaan met ftaart en vinnen niet durfde naden 
ren, op eenen veiligen af{tand van 8, 12 of 
15 vademen denzelven nog doodelijke won= 
den heeft toegebracht: beide deze gefchuts. 
harpoen-busfen zijn gemaakt door sTAG= 
noLp. De nuttigheid dezer werktuigen is 


bij uitftek groot; doordien de Walvisch, fchoon _ 


waarlijk een vreesachtig dier, evenwel dik- 
werf eene boot tot op 20, 15 en fomwijlen 
zelfs op ro vademen em nog minder van 
zich laat naderen, voor dat hij de diepte 
kiest5" alle welke afltanden wel binnen het 
bereik der gefchuts-, doch gene derzelven 
binnen dien van den gewonen hand - harpoen 
vallen.” 


la dan. 


_ 


136 VERHANDELING oven 
Aarmerking, 


Nu volgen de 8 gevallen van welke Capte 
WHEATLEIJ in zijnen brief melding maakt, 
aan ieder van wien wij nu een bijzonder num- 
mer geven zullen, ten einde dezelve geregeld 
agter de vorigen te kunnen rangfchikken, en 
van dezelve tot ons oogmerk genaklijker ge 
bruik te mogen maken, 


VIERDE VERKLARINGe 


Den 9 Julij 1785 fchoot GEORGE LESLIE 
op den afftand van omtrent ro vademen met 
de bus- harpoen eenen Walvisch van omtrent 
1o voets baarden. De harpoen nam vier voeten 
van de lijn, met zich binnen het lijf van den 
visch, waarop het dier gedurende omtrent 15 
minuten onder bleef, toch toen boven komene 
de, uit zijne neusgaten bloed opfpoot, en one 
saiddelijk dood was. kh 


VIJFDE VERKLARING» 


Den ro Julij, 1785 fchoot HENRIJ ALLIs« 
sON bij kalm weder , en op den afftand van 
15 vademen, met de gefchuts- harpoen eenen 


Wal. 


Kd 


pe WALVISSCHEN, 137 


Walvisch, wiens baarden naderhand bevonden 
wierden z1 voeten lang te zijn, en die na 
flechts gedurende zeer korten tijd de diepte 
gekozen te hebben, aan de bekome wonde 
ftierf, 


ZESDE VERKLARING. 


Den re Julij deszelfden jaars, fchoot dezelfe 
de HENRIJ ALLISON, op den afftand van 
flechts vier vademen eenen anderen zwaren 
Walvisch , wiens baarden 13 voeten te dui- 
men lang zijn bevonden; het dier bleef op 
dit bekomen fchot gedurende eenige miruren 
ftil, en zoo als het fcheen bijkans levenloos, 
en in denzelfden (tand liggen, waar in het de 
Schoot bekwam, doch herleefde als het ware in 
eens, na nog vier gewone harpoenen in lijf 
gekregen. te hebben , met welke hij 6 lijnen uits 
liep ; en order water ftierf, 


ZEVENDE VERKLARING, 


Den 6 Mai 1786 fchoot JAMES HAGAN 
(federt overleden) op den afftand van 14 vade. 
men eenen Walvisch, van zo voets baarden; 
de visch liep 3 lijnen uit, en wiefd door ons, 

5 bin- 


138 VERHANDELING over 


binnen den tijd van één half uur gedood: Het 
weer was kalm, doch des niet tegenftaande, 
was er geen kans om den visch te treffen, 
dan door middel van den harpoen bus. 


AGTSTE VERKLARING. 


Op denzelfden dag 6 Maij 1786 fchoot ce- 
ORGE LESLIE, op den afltand van 6 vade- 
men, eenen Walvisch van rr voets baarden, 
en dat wel juist door den ftaart van den visch, 
zoo dat-gene onzer boten hem nader bij dorst 
komen: wegens het geweldig flaan met den 
ftaart, wierd de lijn door denzelven (naar gis) 
wel 5 vademen heen getrokken, ende har- 
poen zelve, juist in de fleuf gebroken 5 de visch 
woelde en wentelde zich intusfchen zonder op- 
houden, zoo dat hij de lijn even als een koord 
daar rondom heen draaide Hij liep echter.kort 
daarop, Ó lijnen uit, doch wierd ons niet ten 
buit, dan, na det wij 8 uren waren bezig ge= 
weest met hem aftemaken. « Dit is het eenige 
geval voor zoo verre mij bewust is, waarin 
een “Walvisch door het enkel treffen van den 
ftaarc is kunnen gevangen worden. 


NE- 


pe WALVISSCHEN. 139 


e 


NEGENDE VERKLARING, 


Den 22 Maid. j. trof BENJAMIN BROWN; 
digt na bij de boot eenen Walvisch, zoodanig 
met eene bus-harpoen, dat deze wel 6 voe. 
ten der lijn, met zich binnen in het lijf trok, 
waarop het dier als geheele ftromen bloeds 
uitblaasdde en binnen zo minuten reeds dood 
was, 


TIENDE VERKLARING, 


Den 22 Mai d. j, fchoot HENRIJ ALLie 
SON; eenen Walvisch van 12 voets baarden, 
op den afftand van ro vademen; de visch koos 
de diepte, en liep vier lijnen uit, en ftierf 
binnen één uur, 


ELFDE VERKLARING, 


Den 28° April 1787 fchoot MICHAËL 
MATTHEWS,; op--den afftand van omtrent I2 
vademen, met de harpoen- bus eenen, visch, die 
terftond de diepte koos, en binnen één uurs 
door ons overmeesterd. werd, nadat een andere 
fcheeps- boot ‚ fchoon 2 vademen digter den 
visch hebbende kunnen naderen, te vergeefs 


ge- 


Rd, 
“40 VERHANDELING over 


getracht had hem met de - gewone hand .hars 
poen te treffen, 
En ‘t is hier mede (vervolgt de bovengemels 
de Captein), dat ik de eer hebbe, te zijn 
UEd, zeer gehoorz. Dienaar 
Shakefpear- Walk, 
den 1 Febr. 1788. 
JOHN WHEATLIJ 


dAanmerking. 


Deze agt laatfte gevallen twijfelen wij niet , 
of zullen een ieder zoo belangrijk voorkomen, 
dat men, ook door het inzien en overwegen van 
deze alléén, niet flechts van het groot vermo. 
gen des gefchuts-harpoens, maar ook van 
den bij uiftek grooten voorrang, die -dezelve. 
verdient boven alle anderen tot heden toe voor- 
geflagen werktuigen ter Walvisch.vangst, zal 
moeten overtuigd worden; immers zien wij 
daaruit, dat men ook door dit toen nog min. 

‘der tot volkomenheid gebracht werktuig: den 
fchuwen Walvisch niet alleen op 15 vademen 
of go voeten, en derhalven op meer dan ééns 
zoo veel afftands, dan met de gewone werp_ 
harpoen bereiken mag, een doodelijke fchoot 
of kwetfing kan toebrengen, maar, dat dezelve 

p ook 


DE WALVISSCHEN. rát 
ook zelfs bij het kwetzen van minder edele 
deelen, door het enkel afmatten van den visch;, 
gelegenheid tot deszelfs onmiddelijke overmees- 
tering kan geven; terwijl bij bec treffen. van 
edeler deelen de dood voor het dier bin- 
nen eenen zeer korten tijd gevolgd is, gelijk 
ook, dat in gevalle van het zeer nabij tref« 
fen, en het daardoor geheel en al doordringen des 
gefchuts- harpoens binnen hetlijf van den Wals 
visch, en de kwertfing te gevaarlijker, en het 
uitfchieten of loslaten van den harpoen volftreke 
onmogelijk wordt: alle welke voorrechten alleen» 
lijk aan den gefchuts=harpoen toekomen, en of 
geheel niet, of ten minften zeer ongewis en niet 
in die mate van de gewone hand.harpoen kun- 
nen worden verwagt. Wij zouden derhalven 
deze gevallen voor voldoende kunnen houden 
ter bevestiging der groote voordeelen, wel- 
ke aan dit werktuig ten nutte der Engelfche 
Walvisch vangst toekomen; dan daar men bij 
het aanbevelen van nieuwe ontdekkingen of uit- 
vindingen bijkans nimmer te veel proeven en 
getuigen kan bijbrengen, om het gewoon voor- 
oordeel tegen nieuwe voorflagen , in langdurig 
gevestigde bedrijven en handelingen, te overwin- 
nen, en om de halftarrig bij het oude blijven. 


de als ’ ware van zelfs te nopen aan waar- 
lijk 


‘ 


142 VERHANDELING over 


lijk nuttige verbeteringen recht te doen, en die 
te gebruiken, zoo, willen wij nu nog eenige 
andere veel afdoende getuigenisten, van het one 
dervonde nuttig gebruik des gefchurs -harpoens; 
ter onwederfpreekbare voldinging onzer zake, 
uit denzelfden rijken voorraad van boven allen 
zweem zelfs van verdenking verhevene getuigen 
laten volgen, en wel terftond een brief van Capt. 
MITCALF, aan de meergemelde Londenfche 
Maatfchappij gericht, in de volgende bewoor- 
dingen: 


MIJNE HEEREN! 

», Kennis bekomen hebbende van UL, uitge- 
; loofde beloning, ter aanmoediging van het 
j gebruik des harpoen-bus, ten nue der Wal- 
visch-vangt, zoo verzoeke ik de vrijheid, 
‚ ul, van het onderftaande geval of voorbeeld 
te mogen bericht geven, hetwelk gedurende 
de în dienst-ftelling van mijn {chip Blenheim 
te Londen thuis horende, bij de laast voot.’ 
ss lede visfcherij heeft plaats gehad, en derhalve 
» zoo wel dient ten behoeve van dén harponier, 
9, Als ter aanmoediging voor anderen om dit 
„> voorbeeld te volgen; zie hier hetzelve, 


wt: 


TWAALF 


pe WALVISSCHE N°“ 143 


TWAALFDE VERKLARING, 


De harponier FRANCIS MÌTCALF , dienen- 
de op het fchip Blenheim, ontdekte den r4 
Junij ll. op den afftand van g of to vademen 
eenen Walvisch, en trof denzelven bij het naar 
beneden gaan met de gefchuts- harpoen (doot 
Mr. mooRzE gemaakt) zoodanig, dat hij nog 
geen ao vaÂm had uitgeiopen, toen hij dour 
het volk der overige booten wierd aïgemaakt,; 

Dit bovenftaande getuige ik, door mijne eie 
‚ge handtekening, 

Londen den 22 
December 1788, 
JOHN MITCALFe 


Bij welk voordeelig getuigenis wij nog voe- 
gen dat door Capt. R. GORDON gegeven, in 
zijnen volgenden brief 


MIJNE HEEREN! 

Vernomen hebbende Ul, aanmoediging tot 

het gebruik des gefchuts-harpoens enz, zoo bie. 

de ik UEd, het volgend waar en getrouw bes 
richt aans 

CHARLES FOX, len op het fchip 

Simond, op den afftand van naar gisfing 1o of 

I% 


144 VERHANDELING over 
12 vaam eenen Walvisch gewaar wordende, op 
het ogenblik dat hij meende denzelven te zien 
náar beneden duiken, fchoot de harpoen- bus 
door Mr. mooRr gemaakt daarop df, van 
ftuurboords zijde, En bragt daar door den 
harpoen aan den visch vast, waarmede de- 
zelve omftreeks a} lijn uitliep, wanneer nog 
twéé hand harpoenen den visch troffen; waar- 
op de eetfte (de gefchuts- harpoen namelijk), 
paar buiten kwam, als zijnde gebroken door 
het aan ftukken fchieten van eene der ribben, 
welk laatfte de voorname oorzaak dan ook was; 
dat dezelve zoo fpoedig gedood wierd, 

Dit getuige ik door de onderteekening van 
Mijnen naam; 

Londen den RoBERT GORDON. 
ag December 1788. 


Aanmerking: 

Op deze verfchillende zoo gunftige geruigee 
nisfen omtrent het fteeds en beftendig meer en 
meer voordeelig aanwenden der harpoen- bus, 
zouden wij nu op nieuw kunnen läten volgen 
de berichten, door den Ergelfche Commân- 
 deûrs JAMES TRAJER; WILLIAM BROWN 
En JOHN WHEATELIJ, aan dè meergemelde 

Lon- 


' 


pr WALVISSCHEN. 145 


Londenfche Maatfchappij medegedeeld, wegens 
het vangen van piet minder dan dertien Walvis. 
fchen, door middel des gefchuts«harpoens, dan 
daar dezelve hoofdzakelijk geene bijzondere om- 
ftandigheden bevatten, of meer belangrijk zijn 
dan de voorgaande, als alleenlijk het beftendig 
gebruik der harpoen-bus bevestigende, zoo 
hebben wij gemeend dit, ter verkorting dezer 
reeds zoo zeer vermenigvuldigde verhalen , 
als onnoodig te moeten achterlaten, en onzen 
lezer te mogen verwijzen naar het VIIL Deel 
der Verhandelingen van gemelde Londenfche 
Maaifchappij zelve, waarin de bovengemelde 
dertien, met behoorlijke getuigen bevestigde , 
nieuwe gevallen van bladz, 181—187, met 
een kort doch belangrijk voorbericht vaan de 
Beftuurderen dezer Maatfchappij aan het hoofd; 
gevonden worden, en welk voorberigt ons 
zoo gunftig en alles afdoenend ter aanbevee. 
ling der harpoen-bus is voorgekomen; dat wij - 
ons om het belang der zaak verpligt gerekend 
hebben, hetzelve hier ter verdere verfterking — 
der reeds aangevoerde drangredenen te moeten 
inlasfen; zijnde hetzelve van den volgenden in- 
houd. 

„> Hetis, (zeggen de Beftuurders dier loffed 
‚ lijke Maatfchappij) met eene bijzondere vol. 

V. Deer. 1, Stuk. K ‚s does 


146 VERHANDELING over 


doening, dat wij ons van de aanhoudende 
vorderingen mogen verzekerd zien, welke er 
met de Aarpoen=bus of fchiet.harpoen ‚ ten 
voordeele van den Walvisch - vangst, gemaakt 
worden, en die, gelijk het gebruik van. dit 
werktuig door ons het allereerst is ondere 


‚ fteund en aangemoedigd, ook fteeds een 


voorwerp blijven zal van ons beftendig toe. 
verzigt, en die ons nu de hoop geven, om 
dit werktuig jaarlijks meer en meer te mo» 
gen zien in algemeen gebruik geraken; zullen- 
de de volgende weder ingekomene vijftien ge- 
tuigenisfen de nuttigheid dezer nieuwe uit- 
vinding verder bevestigen; daar toch de in 
deze gevallen vermelde Walvisfchen gefcho- 
ten zijn op afftanden, op welke het volftreke 
onmogelijk zoude zijn geweest dezelve door 
middel van den hand=harpoen magtig te wor- 
den, en iedere visch , op deze wijze gevangen, 
derhaive mag worden aangemerkt als eene 
zuivere winst voor het vaderland,” 


dAanmerking. 


Behalve alle ‘deze belangrijke gevallen 5 


welke zulke allezins voldoende en uitftekend- 
gunftige getuigenisfen opleveren van het voor- 


dee- 


pe WALVISSCHEN, 147 


deelig gebruik der harpoen-bus, door de En. 
gelfche Groenlands. vaarders, bij hunne, fints 
eenigen tijd, zoo buitengemeen voordeelige 
Walvisch-vangst , beftendig ondervonden, zule 
len wij nu nog alleenlijk ter vermijding van 
alle overtollige wijdloopigheid, uit de groote 
menigte der nog voorhanden zijnde, flechts 
gewag maken van 15 anderen, van welke door 
de commandeurs T‚, GULLOCK, J. STAVERS; 
ROBERT GORDON, J BAILLIEEN J, WHE A* 
“THELIJ, aan meergemelde Londenfche Maate 
fchappy, het gewone en met behoorlijke ge= 
tuigen bevestigd veiflag is gedaan, met dat 
gevolg, dat door dezelve ook terftond, voor 
iederen met de harpoen-bus gefchoten en gee 
vangen Walvisch, de vermeê@rderde prijs van 
drie in plaats van twéé guinies betaald is ge. 
worden, en dat wel voornamelijk daarom, dee 
wijl tot het fchieten dier Walvisfchen gebruik 
gemaakt was van die harpoen-busfen , welke 
door den beroemden Geweermaker cH ARLES 
MOORE tot dit oogmerk verbeterd en vef- 
vaardigd waren ; en voor welke nieuw uitge. 
vondene verbetering , de meergem. Maatfchappij 
dien kunftenaar met een gefchenk van to gui- 
nies vereerden befchonken had; en het is ook 
om die zelfde rede vooral, dat wij als tot 

K 3 fot 


148 VERHANDELING over 


flot dezer verzameling van gevallen of voor- 
beelden , en ter bevestiging des zekeren, nuttigen 
en beftendig meer en meer toenemenden gee 
bruiks der harpoen-bus bij de Engelfche Wale 
visch-vangst, van deze 15 nieuwe voorbeels 
den hier nog gewag maken; ten einde een 
ieder onpartijdig beoordelaar niet alléén door 
de bovengemelde, op zoo vele proeven berus- 
tende, goedkeuring en belooning der Koninklijke 
Maatfchappij te mogen overtuigen, van de 
waarde der aanmerkelijke verbetering doot, 
MOORE’s nieuwe uitvinding aan de gefchuts- 
harpoen-bus toegebragt, maar ook ,om als een 
dadelijk en onwederfprekelijk bewijs van de 
voortreffelijkheid dezer nieuw uitgevondefie vere 
betering te mogen berigten, dat, in drie der 
gemelden 15 gevallen, één Walvisch op den 
afftand van re vademen door den harponier 
W. WILSON, Een andere op die van 14 door 
J. BROWN, de derde door j. Frox op dien 
van 17 vademen of 1o2 voeten, dat is op 
eenen veel verderen afftand, dan men immer 
voorheen bereiken kon, met den besten uicflag 
is getroffen geworden; zoo alsdan ook dit 
verbeterd werktuig, door deszelfs uitmuntende 
uitwerking, vele der bekwaamfte Commandeurs 
van Engelfche Groenlands-vaarders bij herhaal 
de 


pE WALVISSCHEN. 149 


de proefnemingen van deszelfs nurtigheid zooda- 
nig overtuigd heeft, dat niet alleen één der. 
zelven (de door zijne bijzondere talenten zoo 
zeer bekende Capte j. WHEATELIj namelijk „) 
bij zijne terugkomst in Engeland uit Groen. 
land Calwaâr hij door middel van den verbeterden. 
fchiet-harpoen van MOORE binnen den tijd 
van flechts drie weken, vijf bij uitltek groote 
Walvisfchen gevangen had) zich zegt verpligt 
gevonden te hebben, om de Londenfche Maar- 
fchappij ook zijnen openlijken dank fchriftelijk 
te betuigen, voor de voortreffelijke verbetering 
van MooReE’s harpoen-bus, door hunnen ijver 
en aanmoediging tot fland gebragt 5 als gaar- 
ne erkennende al den bijzonderen voorfpoed 
op zijnen laa:ften Groenlandfchen toet genos 
ten, naast den Goddelijken zegen, grootendeels 
aan het gebruik der verbeterde harpoene 
bus verfchuldigd te zijn. Zie Transactions of 
the Society, inflituted at London for the en- 
couragement of Arts, Manufactures Come 
merce Vol. IX pag. 158166. Waar bij wij 
eindelijk, op dat er niets onaangeroerd over- 
blijve, dat tor verdere volkomene bevestiging 
der voortreffelijkheid, vooral van de door moo- 
RE verbeterde harpoen-bus, of nog zoude mo- 
gen gevorderd worden, of daartoe met grond 

Reem Zou. 


15o VERHANDELING oven 


zoude dienen kunnen, nu als ten befluite nog 
voegen, en hier volgen laten, de woordelijke 
inhoud der afkondiging, door beftuurders der 
meergemelde Maatfchappij in het zelfde IX 
deel bladz. 167 harer handelingen geplaatst, 
als voorafgaande het belangrijk cerrificaat van 
nog 4 bekende Groenlandíche Commandeurs, 
hetwelk daar op volgt, en dus luidt: | 
> De Maatfchappij enz. de volgende vere 
» klaring ontvangen hebbende, zoo heeft de- 
s Zelve den prijs van so guinies toegelegd, 
‚» AAN CHARLES MOORE, Geweermaker al- 
s hier in Londen, en wonende in East- Smithe 
s» field, voor zijne gemaakte verbetering der 
s, herpoen-bus, ten nutte der Walvische 
ks vangst.” j | 
De verklaring zelve is als volgt. 


Wij ondergefchrevene verklaren door deze, 
dat de harpoen - bus, uitgevonden en gemaakt 
door CHARLES MOORE, Kier te Londen in 
East Smithfield woonachtig, het best berekend 
is, en door de ondervinding dadelijk bewezen 
heeft, tot het fchieten van Walvisfchen, bo. 
ven alle anderen tot: heden toe bekende werk” 
_ 8uigen van het grooifie mut te zijn geweest: 
als hebbende dae harpoen-bus voorheen dik- 


werf 


or WAL VISSCHEN z5r 


werf gefeild, vooral daar er in die zee-ftreken 
zware golven, gaan, en het flot en kruid door 
het water dikwijls nat en onbruikbaar wier. 
den, al het welk door de uitgevondene verbeà 
tering van den Heer moorr belet of voorge. 
komen iss ten blijke der waarheid, van al 
het welke, wij dit ondertekend hebben met on- 
ze namen 

THeOPHILUS PRITZLER, Eigenaar van 
het fchip the Lijon, 

WILLIAM BROWN, Commandeur van het 
fchip zhe Butherworth, ’ 

WILLIAM STAVERS, Commandeur van 
het fchip de Leviathan, 

SINCLAIR HALCROW, Commandeur van 
het féhip the Lijon, 

alle Groenlandsvaarders. 
* 

En het is hier, dat wij de door ons opge-= 
nomene taak voor voltooid zouden kunnen hou- 
den, ware het niet, dat wij er volgens onze 
toezegging nog eenige aanmerkingen en voor. 
flagen wilden bijvoegen, welke misfchien ges 
legenheid zouden kunnen geven, om de wer. 
king der harpoen-bus nog vermogender, en 
tot het fpoedig dooden des Walvischs nog 
meer gefchikt te maken, waartoe wij gemeend 

K 4 heb. 


152 VERHANDELING oven 


. hebben, dat de volgende verbetering van den 
fchiet-harpoen zoude kunnen dienen, welke wij 
derhalven naar de hier bijgevoegde af beelding op 
Pl, III. kortelijk befchrijven zullen, en ter 
overweging aan onze Lezers aanbieden, of dezelve 
bij her gebruik der nu boven allen mogelijken 
twijfel aangeprezene harpoen.bus dienen kon- 
de, ter nog fpoedigere dooding des Walvischs, 
en. daardoor ter bevordering der, voor het va- 
derland, zoo nuttige Walvisch. vangst. 

„Daar dan het oogmerk dezer onzer verbete- 
ring alleenlijk is, om bij het treffen van den 
Walvisch, door middel van de harpoen=bus;, 
de harpoen zelve zoo toeteftellen, dat dezelve, 
wanneer hij de borst van het dier reeds is ine 
gedrongen, met deszelfs punt of wonder uit- 
einde nog verder reiken, en de in den omtrek 
liggende zachte deelen nog meer, gevaarlijke 
kwetzingen zoude toebrengen kunnen, zoo ftel. 
le men zich derhalve voor, dat de voorheen 
befchreven harpoen van MOORE, wat deszelfs 
gedaante, lengte, en overig maakfel betreft, 
hoofdzakelijk dezelfde blijve, doch, dat aan de 
pijl of-punt. A van-den harpoen, bij ii aan weerse 
zijde een beweegbaar fcherp fnijdend mes D 
en E vastzitte, welke, wanneer het werktuig in 
rust zij, dezelfde rigting hebben als de bei 

de 


pr WALVISSCHEN, 133 


DN 


de pijls zijden B, ea C,‚ doch beiden door 
een als ’ ware los fcharnier van de koperen 
ftrook EF, welke onder aan den beweegbaren 
band RR vast is, uit hare werkeloze ligging 
gebragt, en buiten het gewoon bereik der hars 
poen-pijl rondom fnijdende worden, zoodra 
‘de ring of hoepel H, waar aan de voorlooper 
V vast is, bij het affchieten der bus tegen 
den verfchuifbaren band RR met zoo veel 
krachts zal drukken, dat RR met de geheele 
pitgeholde ftrook PF naar beneden tot op KK 
zal getrokken worden, blijvende voors de 
geheele overige toeftel der harpoen-bus zelve 
volkomen dezelfde, mmm De werking der- 
‘halve van dezen zoodanig veranderde harpoen 
zal dan, zoodra dezelve uit de harpoen. bus 
afgefchoten, en tot in de binnenfte deelen van 
‚ den visch doorgedrongen zij, deze wezen: dat als 
dan de ring of hoepel H gedrukt worde tegen 
den verfchuifbaren band RR, en, bij her naar 
beneden voordoopen van den visch, dezen band 
RR zal brengen op deszelfs rustplaats KK, of 
hect grondftuk van den harpoen, doch welke ver- 
fchuiviag niet zal gefchieden kunnen, zonder 
dat de ffaaf of ftrook F, als welke aan den 
band R R vast zit, tevens benedenwaarts , en 
de tot nu toe in rust geblevene of verborgene 

K 5 mese 


154 VERHANDELING over 


mesfen D en E in werking gebragt worden, 
alle zachte deelen in den omtrek van den harpoen- 
pijl gelegen, affnijden, en- de kwetfing des har. 
poens nog aanmerkelijker vermeerderen zullen3 
terwijl de vastere hechting van den harpoen zel- 
ven in het lijf van den visch, hier door, zoo 
wel als de fpoedigere afmaking van het dier 
ten hoogften bevorderd wordt; vooral, indien 
men zich voortaan Chetgeen wij veilig ondere 
ftellen mogen} toeleggen zal, om den Walvisch 
op de tederfte plaats van zijn ligchaam te tref. 
fen, dat is namelijk in de borst, en dan wel in- 
zonderheid daar, waar men zoo veel mogelijk 
gisfen kan, dat het hart, de longen en groote 
bloed: vaten liggen, Immers dringt onze hier 
voorgeflagene harpoen daar. ter plaatfe door, 
dan kan het niet anders zijn, of dit op zich 
zelven reeds vermogend werktuig moet, door 
deszelfs vermeerderde doodelijke uitwerking, 
de edelfte, en voor het leven van den Walvisch 
meest noodzakelijke deelen als ’t ware in eens 
verwoesten, en den dood van het dier zoo al 
niet oogenbliklijk veroorzaken , ten minften groo- 
telijks verhaasten, Intusfchen meenen wij ter af: 
wering der tegenwerping, die men misfchien te. 
gen deze onze voorgeflagene verbetering van den 

fchiet- 


pe WALVISSCHE N. a35 
fchiet-harpoen maken zoude kunnen, als of de 
band RR door den tegenfland, zoo van de 
huid als van hee fpek enz. des Walvisch, 
niet gemakkelijk zoude kunnen naar achreren tot 
aan KK gedrukt, en het oogmerk met de 
voorflagene verbetering bezwaarlijk of geheel 
niet kunnen bereikt worden, te mogen aane 
merken, dat déze zwarigheid, als ons bij het 
ontwerpen der verbetering zijnde voor den 
geest gekomen, geheel’ en al wordt weggeno. 
men, deels door de berekening der groote 
vaart en kracht, waarmede de harpoen uic 
de harpoen-bus wordt afgefchoten , en door 
welke de tegenftand der ftroeve beweging van 
den band RR zeer gemakkelijk overwonnen 
wordt, deels door de trekking van den ring H, 
op den band RR, zoodra de harpoen in den 
visch vast zit, en deze gelijk men zegt, 
aan het loopen is; terwijl deze drukking van 
den band RR tegen KK, en daardoor tevens 
de werking der mesfen D en E te grooter 
en te zekerder wordt, naar gelang de getrof. 
fen Walvisch meer en meer uitloopen zal; 
zonder dat het vergrooten der wonde het lige 
uitglippen van den harpoen bevorderen kan , als 
wordende door den ftand der mesfen deze uit- 
glipping , offchoon reeds op zich zelven niet 

te 


156 VERHANDELING over 


vreezen , daardoor nog te moeijelijker, ja intee 
gendeel het vasthouden zelfs van den harpoen te 
gewisfer gemaakt; terwijl eindelijk het overwine 
nen van den tegenftand.des ftroef beweegbaren 
bands RR, en diensvolgens de werking onzer 
voorgeflagene verbeterde inrigting, buiten allen 
twijfel gefteld wordt door de ondervinding 
zelve, als blijkende immers uit de berigten 
wegens het zoo nuttig gebruik van den fchiet hare 
poen van MOORE hief voren opgegeven, dat 
dezelve niet flechts tot diep in het lijf van den 
Walvisch doordringt, maar zeifs geheel en al 
tot binnen in het lijf zoodanig kan worden 
voortgefchoten, dat en de ring H en ook 
zelfs de voorloper V, ter lengte van eenige 
voeten, mede worden naar binnen getrokken, 
al het welk gewis niet gefchieden kan, zonder 
dat de meergemelde tegenftand- van “den band’ 
RR geheel, en wel juist ten dien tijde, wor 
de overwonnen, wanneer de werking van on.’ 
zen voorgeflagen harpoen van het meeste belang 
zijn kan, 

En dit zij genoeg ter voldoening aan onze 
toezegging in het begin der Ille Afdeeling gee 
daan, om namelijk eenen voorflag te willen. 
wagen, omtrent eene nog nadere verbetering. 
van gen fchiet= harpoen , latende wij deszelfs vere 

de. 


BEEWALNV ISS CHEN, %5 


dere beoordeeling aan de beftuurderen der Ko. 
ninglijke Maatfchappij gereedelijk over; ten be- 
fluice hier alleenlijk nog bijvoegende de vol. 
gende vragen, als eenige wenken, welke ons, 
ten gevolge dezer onzer opgenomene taak, zeer 
belangrijk zijn voorgekomen, en die wij daar- 
om, ter verdere overweging en beflisfing van 
een ieder deskundigen, ons verpligt gerekend 
bebben, hier ten flotte , nog te mocten bijvoegen, 

Vooreerst of men , daar, de_ Nederlandfche 
Walvisch-vangst om den wilden aard, het 
geweldig flaan met den flaart, en het niet 
dan ten hoogften gevaarlijk nabijkomen dere 
halve der andere foorten van Walvisfchen, 
zich voor als nog meestal bepaalt tot het 
vangen van den gewonen grooten Walvisch, 
Balaena mysticetus L., dan ofmen, zegge ik, 
door het in gebruik brengen van den gefchuts. 
harpoen , denzelven met geen uitftekend voordeel 
ook zoude kunnen aanwenden, ter vermeeste. 
ring der andere Walvisch-foorten, hier boven 
befchreven; en welker vermeestering en doo-= 
ding, fchoon door den minder goeden aard 
hunner traan en het bijna algemeen gemis van 
baarden, niet zoo voordeelig als die des ei. 
genlijken Walvischs, echter bij het in aanral 
verminderen van dezen laatften, en de groote 


m- 


158 VERHANDELING over 


menigte der eerfte, van een groot belang zoude 
kunnen worden; en, als ’t waare eenen nieu 
wen täk van visfchery, handel en winst zoude 
kunnen opleveren (*): daar toch deze zoo 
wilde, en om voorgemelde redenen zoo gevaar- 
lijk te vaderen zijnde dierén, door behulp van 
den gefchurs-harpoen , buiten alle gevaar, op ee- 
nen aanzienlijken afftand kunnen gefchoten, en 
doodelijk gekwest worden , gelijk zulks uit denu 
en dan toevallige vangst van verfchillende Wal. 
visch=foorten door middel alleen des gewoonen 
hand- of werp-harpoeris ten hoogten waare 

fchijnlijk, zoo niet zeker wordt. Dan nog 
Ten tweeden, vragen wij: zouden de, om diee 
zelfde zoo even aangehaalde redenen, Zoo moeie 
lijk te raderen en te dooden zijnde Dolphij. 
nen, of zoogenaamde Bruinvisfchen; Delphinus 
Phoe 


(*) Van hoe veel belang deze zoude kunnen zijd, 
getuigt niet flechts de hedendaagfche fchaarsheid, en 
duurte, zelfs der gemeenfte trzan , maar bevestigen ook 
de aanzienlijke winften, welke het toevallig vangen of 
ftranden van eenige Vinvisfchen, Kazilotten, en andere 
foorten van bet Walvisfchen-geflacht, ook op onze 
Nederlandfche kusten aan derzelver vinders hebben op- 
geleverd, ook zelfs ter dief tijd, toen de fchaarsheid 
en duurre van den traan nog op verrê na giet tot de 
tegenwoordige hoogte gerezen was. 


DEWALUVISSCHEN., 159 


Phocena, D. Delphis, D. Orca, en andere 
dergelijke zee-dieren, niet door middel van den 
gefchuts-harpoen kunnen gevangen en gedood 
worden? daar dezelve, fchoon eene minder 
goede traan dan de gewone Walvisch ople 
verende, echter niet alleen eene zeer belang. 
rijke winst aan onze zoo dikwerf werkeloze 
en, gelijk thans helaas! geheel tot armoede vere 
vallende visfchers zouden kunnen verfchaffen;, 
maar deze voorflag ons ook te belangrijker is 
voorgekomen, daar een of meer foorten van 
dit zoo even gemelde vischgeflacht, zoo op 
onze groote binnen=wateren, gelijk b, v. op 
het hollandfche-diep , het breede der Maas, de 
zeeuwfche ftroomen, zuider- zee, als ook op on= 
ze zee-kusten, en noordelijk gelegene Eilanden, 
dikwerf in groote menigte voorkomen, en ook 
door ons meermalen, als 't ware, bij geheele 
fcholen, en dat wel zeer digt bij het vaartuig 
waarop wij ons bevonden, gezien zijn; terwijl 
deze voorflag van nog meerder belang wordt, 
indien hec waar wezen mogt, dat men aan het 
aanmerkelijk toenemen dezer groote visch-foore 
ten misfchien ook wel gedeelcelijk het gewel. 
dig afnemen onzer voorheen zoo bloeijende 
en voordeelige Zalm-visfcherijen zoude moe- 
cen toefchrijven, als zijnde men hier en daar 

van 


6o VERHANDELING overi 


van gevoelen, dat de meergemelde visch. foor 
ten ook op de kuit der Zalmen azen zou- 
“den, en daar door, ook hoe langer hoe meer, 
naar onze grootere binnenwateren gelokt , en in 
dezelve meer en meer opgeklommen zijn: wij 
voor ons durven hierin niet beflisfen, doch de 
zaak zelve verdient ten minfte onderzocht te 
worden , als vorderende, bij de opmerkzaamheid 
van ‘sLaands-beftuur zelve; ook het ijvetig on- 
derzoek van ieder welmenenden vriend zijnes 
vaderlands ; terwijl ook dit op nieuw een over- 
tuigend blijk oplevert, niet flechts van den 
grooten invloed, die de ware gróndige Natuur- 
kennis op de algemeene en bijzondere huis- 
houdkunde heeft, maar ook van het in de daad 
onvergeeflijk verzuim, waaraan een ieder zich 
fchuldig maakt, die, door het verwaarlozen de. 
zer beide zoo onberekenbaar nuttige weten. 
{chappen ‚ en het algemeen, en zich zelven 
tevens moedwillig alle de voordeelen ont- 
zegt, die „dezelve zoo rijkelijk, en als bij 
vermeerdering kunnen opleveren: — Eindelijk 

vragen wij, ten 
Derde: zoude ook de fchiec. harpoen dienen 
en zangewend worden kunnen, ter vangst en 
dooding van de ook, op onze banken, dikwerf zoo 
menigvuldig voorkomende Robben of Zee hon. 
den 


or WALVISSCHEN, 16 


den(PHOCAE VITULINAE L.) welker vangst, 
behalve het voordeel van den traan, die uit 
dezelve kan getrokken worden, ook daarom 
mis{chien belangrijk zijn konde, dewijl dezelve 
door fomtmigen onder de zeer fchadelijke die 
ten voor de vischvangst, op de zoogenaamde 
groote binnen-wateren gerekend worden. 

Dan, dit zij genoeg ten dezen opzigte: wij 
laten hier nu nog alleenlijk volgen de opgave 
van eenige zulke vragen, van welke wij hier 
boven hebben melding gemaakt, en welke het 
te wenfchen ware, dat aan ieder commandeur 
van elken Groenlands.vaarder, of Walvisch=” 
vanger , op hunne togten wierden medegege- 
veri, om de beantwoording derzelve, zoo veel 
mogelijk, bij hunne terugkomst, zoo wel ten 
rutte der Natuur-kennis , als der Walvisch- 
vangst te kunnen mede terug brengen $ zie 
hier dezelve. | | 

1e, Op welken afftand der floep is ieder Wal: 
visch door den harpoen getroffen, het zij dan 
dat dezelve geworpen of wel door de hafpoene 
bus hie zij? | 

. Waar ter plaatfe van hee lijf des Wal- 
vic is_ de harpoen ingegaan? in welke rig- 
ting, en «tot hoe verre is dezelve doorges 
drongen ? | 

V. Dees, L Srux. L Hes 


4 


iés’ VER HANDE LING over 


NB. Het eerfte gedeelte dezer vrage verdient 
däarom eene zoo veel mogelijk naauwkeurige 
beantwoording, ten einde daaruit voor altoos 
zoude kunnen vastgefteld worden, op welke: uits” 
wendige plaats van het lijf der Walvisfchen, de 
harponier fteeds trachten moet deze dieren met den- 
harpoen t@ raken, op dát dezelve het diepst 
dbordringe „en de teederfte of edelfte, inwendige, 
deelen , vooral der borst, dermate kweften- 


moge, dat de vangst en dooding dezer dieren: 


daardoor ket fpoedigst en-zekerst volge, 

3°. Welke, zoo uit- als inwendige deelen’ van’ 
dén Walvisch, heeft men, bij het afflenfen van 
denzelven , gekwetst gevonden? 

‚4°, Hoedanig was deze kwetfing , en welke 
de (laat dêzer “deelen? 

5e, Hoe veel lijns of wel, hoe veel lijnen heeft 
de Walvisch uitgeloopen? en hoe lang heeft hij 
nog geleefd, na door den eerften harpoen ge- 
kwetst geweest te zijn? 
6. Zoo er meer harpoenen dan één op dert 
Walvisch “zijn geworpen , of gefchoten; hoe 
kort op elkanderen? en waar ter plaatfe heba 
ben dezelve getroffen? 

7°. Welke is de uitwendige: juiste plâats aan 
de beide zijden van de borst der Walvisfchen’, 
die, Cin cene regte horizontale lijn gerekend), 

se 


\ 


be WALVISSCHEN 16 


gelijk met het hart dezer dieren ligt, zoo dar 
dezelve aan de harponiers tot een vast en ges 
wis doel in het werpen of fchieten der har. 
poen kan verftrekken? 

ge, Welke verfchijnfelen hebben zich, zoo 
wel terftond bij het eerfte treffen van den hare 
poen, als bij het laatfte bovenkomen, of fterven 
van den getroffen Walvisch vertoond? 

Mogen met deze vragen, ook dië omtrent 
de voornaamfte ingewanden, en eenige andere 
deelen der Walvisfchen, hier voren, opgegeven; 
met medewerking, en onder het toezigt van een 
flechts gewoon kundig fcheeps heelmeester zooe 
danig beantwoord worden, dat men, omtrent de 
warê juiste ligging en werking dezer deelen; 
eene behoorlijk naauwkeurige , ontleedkundige 
kennis verkrijgen kan, dan is er gewis allé 
grond, om van dezelve het fpoedigst en uitgee 
breidfte nut te kuanen verwachten; ter meer 
dan ooit voordeelige voortzetting, verdere uits 
breiding , en meest mogelijke volmaking der, 
oók voor ons Nederlanders, zoo algemeen 
nutuige , als bijzonder woordeelige Walvischr. 
vangst. # 

Dat nu derhalve , (en hier-mede willen wij 
eindigen); ieder bevoegd en onpartijdig oordee- 
laar; uit al het hier ter nedergeftelde, vrijelijk 

Ls bes 


164 VERHANDELING Enz 


beflisfe, wat er, ter verbetering onzer nederland. 
fche Walvischvangst, nor te verrigten overig 
blijve ‚en in hoe verre vooral het zijn pligt 
zij, door alle mogelijke middelen, de aan het 
lieve vaderland weleer zoo uirttekend voordee- 
lige Walvisch vargst, bij de zoo vuriglijk ge. 
wenschte, fpoedige, en zegenrijke wederkeering 
van eenen beftendigen vrede, zoo al riet door 
het in algemeen gebruik brengen, ten minften 
dan toch door het beproeven van de bij ons 
geheel miskende harpoen-bus te verbeteren, en 
ware het mogelijk tot den vorigen bloei terug 
te brengen: wat ons aangaat, wij zouden onze 
moeite aan deze voor de belangens van het vaderland 
met hartelijken ijver nedergefchreven proeve wel bee 
fteed , en ons zelven zeer gelukkig achten „iets ter 
bevordering van dat gewigtig onderwerp der ho- 
gere of algemeene flaats-huishoukunde voorgetfteld. 
en -bijgebragt te hebben , welks opbeuring en 
verbetering ieder daartoe iets vermogende Neder: 
Jander het zich tot genen minderen pligt moet 
rekenen, als het de Haarlemfche Maatfchappij der 
wetenfchappen tot eene nieuwe en bijzondere 
eere verftrekt, den aandacht harer landgenooten , 
omtrent een zoo’ gewigúg onderwerp, op de 
veréerendfte wijze te hebben opgewekt en gaan _ 
de gemaakt. 

BIj. 


BIJVOEGSEL 


Voor en gedurendé de bewerking dezer hier 
voorftaande verhandeling , vele moeite te ver. 
geefs aangewend hebbende, tot het bekomen 
van een ook zelfs maar ongeboren jong eens 
Walvisch, ten einde mijne zoo wel uit de bes, 
te befcheiden en afbeeldigen , als uit de mone 
delinge berigten van geloofwaardige groenlandse 
vaarders opgemaakte befchrijving des groen- 
landfchen Walvisch , door eigen ontleedkuncig 
onderzoek, te mogen bevestigen of wel te ver- 
beteren , en zoo veel mogelijk tot volkomen- 
heid te brengen , had ik de hoop. om aan 
dit verlangen te mogen voldoen reeds geheel 
opgegeven , toen de voorkomende goedwillig- 
heid van mijnen vriend, den Hoogleeraar BRUG- 
MANS, mij ook hierin op nieuw verpligte, 
door mij de aangename gelegenheid ‚aante- 
bieden , om met zijn hooggeleerde tor het be- 
doelde onderzoek gebruik te maken , van den 
manlijken foetus eens groenlandfchen Walvisch, 

Lg wel- 


166 BIJVOEGSEL: 


welke onder de Natuug* voortbrengfelen in het 
Kabinet der Leidfche Akademie bewaard wordte 
Offchoon dit voorwerp „ als flechts got Rhiin- 
landfche duimen lang , derhalve nog zeer jong 
en daarenboven door ons van de meesten 
van deszelfs ingewanden beroofd!, dicnsvol. 
gens ook tot het onderzoek der inwendige, 
voor ons oogmerk belangrijkfte, deelen fiet ger 
heel voldoende bevonden werd , hebben wij 
echter gemeend zoo veel te meer eene, offchoon 
dan ook flechts in enkele omrrekkea , maar 
evenwel zeer naauwkeurig gevolgde afbeelding 
van dit toch op zichzelven reeds belangrijk 
voorwerp hier te moeten bijvoegen, daar het- 
zelve ons niet alléén eene zeer aangename en 
voldoende gelegenheid verfchaft heeft, om “des 
zelfs algemeene gedaante en uitwendige deelen, 
met de hier voren befchrevene van volwasfen 
Walvisfchen „ te vergelijken , en naar gelang van 
het verfchil der grootte over het algemeen zeer 
overeenkomende te mogen vinden: maar vooral 
ook, dewijl dit onderzoek bij de naauwkeurige 
befchouwing der borst. holte, en de weinige 
daarin nog overgeblevene afgefcheurde deelen, 
ous op gronden van vergelijkende Ontleedkun- 
de voldoende heeft bevestigd, zoo in onze mee- 
ning omsrenr de ligging, van het hart en longen 

hier 


_ 


BIJ VOEG SEL, 167 


hier boven bladz. 38 N°9. 3, bladz, 68, 69 en 
zo onzer verhandeling flechts als een gisfing 
opgegeven , als omtrent de op bladz, 63—70 
voorgeftelde bepaling der plaatfen, waar de 
Walvisch het veiligfte getroffen, en waar de- 
zelven thans vooral de fpoedigst en zekerst 
dodende kwetfingen zouden kunnen toegebragt 
worden, nu men een middel fchijùt gevonden 
te hebben , om deze levensdeelen ook zelfs op 
eenen groteren afltand dan gewoonlijk, en te- 
vens op eene meer zekere en veilige wijze ZOO» 
danig te kunnen treffen , dat de dood van het 
getroffen dier hierop, zoo al niet plotfeling, ten 
minften zeker in weinige oogenbiikken, volgen 
moet, en ender welke bijzonder ter behoorlijke 
trefing gelegene plaatfen, wij dan ook thans, 
boven alle anderen, die namelijk voor den har- 
ponier als de verkiesbaarfte durven bepalen, al- 
waar, of bij en omtrent welke de beide vin. 
nen (*), haren oorfprong nemen, als’ kunnen. 
de het, onzes bedunkens, niet misfen, of de hars 


poen van de eene zijde bij den oorfprong van 
‚een 


C*) Dit is derhalve, zoo wel aan de regter- als linker- 
zijde , zijnde het ens uit den loop en rigting van dat 
gedeelte der groote flagader (arteria aorta), het welk 
wij in de borstholte van dit voorwerp nog overgeble- 


L 4 ven 


68 BIJVOEGSEL: 


een der vinnen, * zij van voren naar achteren, 
‘t zij van achteren naar voren, doch vooral in 
of omtrent het midden van de inplanting der 
vinnen , binnen de borst «holte gefchoten, moet 
of de longen of het hart, en wel waarfchijnlijk 
beiden te gelijk treffen, en het dier eene bin- 
nen weinige oogenblikken dodelijk wordende 
kwetfing toebrengen. Wij vleijen ons derhal. 
ve, door dit ontleedkundig onderzoek, op goe- 
de gronden eenige dier vragen tot het bedoelde 
oogmerk , offchoon op verre na niet voldoenend 
beantwoord , echter aanmerkelijk toegelicht te 
hebben , die wij hier voren op bladz. 37 en 38 
dezer onze verhandeling voor zeer belangrijk, 
doch nog onbeflist hebben voorgefteld, 

Wij meenen eindelijk den waren liefhebber 
der vergelijkende Ontleedkunde geenen ondienst 
te zullen doen , met ten flotte alhier te laten 
volgen de afmetingen van eenige der voornaamfte 
delen ‘der gemelden, op plaat II afgebeelden 
jongen Walvisch, door den Heer BRUGMANS 

en 


wen vonden, gebleken, dat het hart zelf zich tot verre 
ever de regterziide der ruggenwervelen moet uitftrek- 
ken, en dat diensvolgens eene diep doordringende won- 
de van den harpoen, ook van deze zijde, niet flechts 
de longen, maar ook het hart zelf zal moeten kwetrfen, 


BÚVOEGSEL 18 


en mij naar Rhijnlandfche voetmaat, zeer naauw. 
keurig genomen, en volgens welke 


Rhijnlandfeche duimen, 
BD of de geheele lengte was rs a 
GH als zijnde de grootfte breedte, of 
het begin der borstholte GH . . at 
IN afftand van het oog , cot achter het 
hoogfte gedeelte van den kop 6 … zi 
OD afftand der kaaks-vereeniging 
tot aan het uiterfte der. bovenkaak …Óir 
PQ hoogte van de onderkaak >, 1â——— 
KD afftand van de uitwendige fpuit- 
buizen-opening tot aan het fpits of 
einde der bovenkaâk .„ . .. ee ir 
_KM, lijn uit de opening der fpuics 
gaten K, langs den oog-bol, door de 
middellijn L der vin tot aan derzelver 
einde M getrokken (*) & « e « Si 


LM 


(*) *t Is door het trekken dezer lijn KLM , uit de 
fpuitgaten K, langs het oog N,en door het midden der 
vinnen L van den Walvisch , dat naar ons inzien eeu 
ieder terftond, bij het bovenkomen en voortzwemmen 
van den visch, de allerteederfte en voor het leven dezer 
dieren gevaarlijkfte plaats, die namelijk, waar de vinnen 
ontftaan „of haren oorfprong nemen , het zekerst bepalen 
kan; zoo dat wij gerustelijk durven onderftellen , dat 
door ket trekken van eenen cirkel met de helft van de 


Tg 5 fpil, 


ge  BIJVOEGSEL 


Rhijnlandfche duimene ik 
LM middellijn der vin. , … e 


EF begin, wortel of fteel van den 

aar: . áls p ee TI mmm 
AC breedte van den flaart . 5 Zn 
RB begin of wortel van den flaart , 

tot aan deszelfs uiteinde , « … 2 mma 


fpiìl, of het grondftuk der vinnen (bij voorbeeld) LX of 
IX, ja zelfs der geheele vinfpil of lijn YX, als radius, 
die plaats zeker zal worden befchreven en aangeduid, 
welke (vooral aan de linkerzijde van den Walvisch ) 
boven alle anderen moet gehoudea worden, in allen 
opZigten, de beste te zijn, om den Walvisch de fpoee 
digstr doodende wonden toetebrengen, en waar uit der 
halve volgt, dat de centra of middelpunten van beide 
deze cirkels voortaan als de beste doel- of mik-pun- 
ten, door iederen goeden harponier, zullen dienen te 
worden aangemerkt, binnes welke alle, tot in de borsta 
holte naar fchier alle rigtingen diep doordringende, kwet- 
ingen, inzonderheid door den gefchuts- harpoen toege- 
bragt , zeker oogenblikkelijk doodende zijn, blijvende 
jumiddels de centra. of middellijnen L en Y van de 
cirkels LXWYW,en YXZ, de groote, ware doel- 
of mik-puncten, die de harpoeniers bemikken moes 
ten, als waarfchijnlijk vaa alle mogelijke de voordte- 
ligfte zijnde, die de harpoê@nier verkiezen kan, om den 
Walvisch plotfelijk te dooden , vooral wanneer die rig- 
ting zoo gefchiedt, dat de harpoenier den harpoen als 
% ware van het eene middelpunt der eene zijde, tot in 
dat van de andere, en dus dwars door het midden der 
borst-holte zal trachten te fchieten. 


: * 


DE 


DE WARE LIGGING) VAN DE BORST- EN 
BUIKS-INGEWANDEN, IN EENEN ONe 
GEBOREN WALVISCH, NADER 

ONDERZOCHT EN BEPAALD, 


/ 


N a het zamenftellen van het hier voorftaande 
bijvoegfel , tot mijne Verhandeling over de nieue 
we vangst der Walvisfchen, mij toevallig bij mijs 
nen waardigen vriend, den Heere Mm. VAN MA- 
RUM, beklagende, over de mislukking van alle 
mijne aangewende pogingen, ter bekoming van 
eene ongefchonden Walvisch jong, en bij die 
gelegenheid , mijnen wensch uitende, om, in 
een zoodanig volkomen ongefchonden voorwerp, 
als in het Naturaliën- Kabinet der Koninglijke 
Maatfchappij bewaard werd, eenmaal de juiste 
ligging en zamenhang der ingewanden „ vooral 
van die der borst-holte te mogen nagaan , die 
onwederfpreekbaar te kunnen bepalen, ea daare 
door de gedeeltelijke teleurftelling te mogen 
vergoeden , welke den Hoogleeraar BRUG- 
MANs en mij, bij het onderzoek van dea 

jon- 


372 LIGGING per INGEWANDEN 


jongen, doch van alle deszelfs ingewanden reeds 
beroofden Walvisch -foetus der Univerficeits ver- 
zameling te Leijden ie te beurt viel, deed dit 
“den Heer vAN MARUM, als Directeur van 
het Naturaliën -Kabinet der Maatfchappij , naar 
zijnen gewonen ijver ter bevordering der we. 
tenfchappen , bedacht zijn, of het niet mogelijk 
zijn zoude, dit onderzoek, in den jongen Wal. 
visch der. Maatfchoppij , zoodanig te verrigten, 
dat bet voorwerp zich evenwel voor de uit- 
wendige befchouwing ongefchonden vertonen 
zoude, en, hier op een gefchikt middel gevon- 
den hebbende , ftelde hij in eene vergadering 
van Directeuren der Maatfchappij zijn ont- 
werp voor, om dit zeldzaam voorwerp; 
op deze wijze ter bevordering der kennis van 
het inwendig maakfel dezer belangrijke dieren, 
te doen dienen, het welk door dezelve gerede. 
lijk werd goedgekeurd. Met veel genoegen 
vernam ik zulks van mijnen vriend. Wij be- 
floten eenftemmig , den, in. de vergelijkende 
ontdeedkunde , zoo te regt beroemden Hoog. 
leeraar BRUGCMANSs als onzen gemeenfchape 
pelijken vriend , niet flechts ter bijwoning van 
‚dit voorgenomen enderzoek te noodigen , maar 
zijn Hoozgeleerde, om zijne veelvuldige onder. 
vinding en bijzondere bedrevenheid in het ont- 

le. 


ÍN bin WALVISCE 173 


leden van wolvischaardige dieren ; ook tevens 
te verzoeken de ontleding zelfs te willen op 
zich nemen; terwijl wij alsdan de aanteekening 
houden zouden van ál hetgene er gedurende 
de ontleding belangrijk zoude worden waarge- 
nomen. Na wederkeerige affpraak en vriend- 
fchappelijke goedkeuring wan dit ontwerp, «des 
den wij deze ontleding den 3 Júnij 1809 „ bij 
het Naturaliën- Kabinet der Maatfchappij , in 
het bijwezen en met dienstvaardige medehulp 
van den Heer Gc. BAKKER; ftads Lector def 
Ontleed- Heel- en Verloskunde, eni der An4toa 
mia comparata aan Zeijlers {tichting te 
Haarlem „ wordende het verflag dezer ontlee 
ding door den Heer vaN MARUM, aan mij 
overgelaten, hetwelk ik dan ook nu, zoo bee 
knopt het mij mogelijk was opgemaakt, hier 
volgen laat, hebbende daar bij voornamelijk 
getracht „ éerflelijk : eene korte befchrij-. 
ving te geven van de ligging der belangrijkfte 
deelen, die zich bij het openen der borste en 
buiks. holte vertoonden 3 om daaruit ten tweeden: 
als op onwederfpreekbare gronden, die gevol- 
gen en regelen afteleiden, door , en volgens 
welke men nu voortaan. die plaatfen met ge 
wisheid beftemmen ‘zal. kunnen , alwaar den 
Walvisfchen de zekerfte en fpoedigst doode- 

lije 


i74 LIGGING sea INGEWANDEN 


lijke kwetfngen zallen kunnen toegebragt 

_ werden, | 
Alvorens echter tot het eerfte over te gaan, 
vertrouwen wij van ieder redelijk hefhebber 
der Natuurkennis,; wien dit ons onderzoek zal 
onder *t oog komen ; dat men van ons alhier 
niet verwachten zal eene volledige en tot alle 
kleine bijzonderheden zich uitftrekkende ont 
leedkurrdige befchrijving van alle de ingewan: 
den, veel minder van alle de verdere voornamé 
deelen des jonggeboren Walvisch, alszijnde 
zulks niet alleen door de verandering, die de 
langdurige bewaring des voorwerps vooral. op 
de inwendige zachte deelen gemaakt had, maar 
ook door. de billijke op ons liggende verplig» 
‚ting, om het voorwerp zelf zoo veel mogelijk 
hog ter verdere ten toonftelling in het Kabinet 
der Maatfchappij te befparen, volftrekt ondoens 
lijk, ons daarom ook vleijende , dat men zich 
wel vergenoegen zal, met hier aantetreffen eene 
korte, algemeene en oppervlakkige , doch even. 
wel geheel en alleen naar de dadelijke bevin- 
ding opgemaakte, en derhalve getrouwe be. 
fchrijving , van de juiste ligging der borst. en 
buiks-ingewanden , welke wij bij de ontle. 
ding van dit ongeboren dier hebben waargenc- 
men; 


CAN pen WÄLVISCH.  »e 


mei, en wel vooral van die deelen in % bij. 
zonder, welker kwetfing bij de verbeterde Wal. 
vischvangst, boven die van alle anderen „ zoo 
niet alleen , ten minfte voornamelijk moet be. 
doeld worden3 vertrouwende wij voorts van. de 
billijkheid, en het doorzigt onzer lezeren „voors 
al in den tegenwoordigen ftaat der Ontleedkun« 
“de ‚ hier geene redenen te behoeven aantevoeren 
ten betoge , dat van ons bevinden in dit door 
ons ontleed , ongeboren , doch volkomen ges 
vormd voorwerp, (wat de ligging vooral;der 
edelfte borst - ingewanden betreft, )) eene allezins 
en volkomen gegronde: toepasfing en. gevolg. 
trekking tot eenen gelijken ftaat en ligging. dier 
deelen’, ook in andere. en volwasfene Walvise 
fchen, veilig mag gemaakt worden. …— 

Dan, om ter zake en derhalve ter ontleding 
zelve over te gaan: na det het voorwerp onzes 
voorgenomen onderzoeks, ’c welk geheel onge- 
fchonde , zwartachtig, van kleur „en ruim or 
Rhijnlandfche duimen. lang. werd bevonden , 
vic den wijn-geest, in ’ welk het bewaard 
werd , opgenomen, op-den rug gelegd, en 
door eene kruisfnede van boven, op de hoogte 
des flrotten-hoafds tot onderen , naar bij, den 
aars geopend was, vertoonde zich ineens alle 
de borst. en buiksingewanden in hare- gewone 

na- 


iv LIGGING ver INGEWANDEN 


natuurlijke ligging; en voor zoo vetre,dezelve 5 
gamêlijk door de zich terftond aanbiedende bijs- 
ter groote lever; de darmen, nieren, enz, niet 
bedekt waren. Wij floegen terftond het 00g op , 
de aanzienelijke ruimte der borst-holte; welke 
van vooren plaat IV, bij ZZZ, door het mids, 
denrif op de hoogte der 8fte en ode ribben, en 
van daar benedenwaards aftopende tot op, en 
zijdelings beneden de lendenen - wervelen ges 
vormd wierd. In deze ruime holte der borst 
fprak' het van zelfs, dat wij, voor alle verplaars 
fing of van éénfcheiding der daarin bevace lee 
vens- werktuigen, het allereerst een naanwkeue, 
rig onderzoek deden naar de ware ligging van. 
het hart én de longen, als beiden, doch vooral 
het eerfte, in betrekking brengende mer de lig= 
ging der beide vinnen , tegeà welke wij fteeds 
op goede gronden gegist hadden, dat het hart 
van weerszijden met tusfchenkomst alleen der 
longen en borst-ingewanden zoodanig moest 
gelegen zijn , dat alle diepe in de borst- holte 
doorgaande kwetfingen , niet flechts van her 
midden der inplantings- of fpil-lijn van de vins 
nen, maar zelfs van deszelfs geheele beloop er 
omtrek (plaat II, Y‚,X, W‚2Z,) ja ook nog 
verder, zoo wel de longen als kee hart zelt 


onmisbaar treffen moeten; en wij mogten des. 
hal, 


_i 


BODEN ANC SEN IS ELL ‚AZ? 


halve deze onze gisfing tot onze bijzondere 
voldoening, dan ook alhier door eene wel een- 
voudige, doch alles afdoende proeve zoo vol- 
komen bevestigd vinden , dat wij, nu alle de 
delen nog zorgvuldig in hare natuurlijke ligging 
bewaard waren , bij ket doorfteken , met eene 
lange naalde , niet flechts der geheele lengte 
van de lijn of vìn-fpil, plaat II, XY, maar 
zelfs van de geheele cirkel-ruimtee XWZX, 
daarmede getrokken, nergens daar ter plaatfe de 
zijden der borst hebben kunnen doorboren, zoris 
der de longen, (offchoon in een ongeboren 
voorwerp , als dit, nog nimmer uitgezet zijnde 
geweest) , Een met deze ook tevens het hart 
getroffen te hebben; een naar ons inzien on-, 
wederfpreekbaar bewijs voorwaar, dat dit voor. 
name levens werktuig bij meer volwasfen Wal« 
visfchen, door de longen als * ware geheel om= 
geven, aan beide de zijden der borst, juist te- 
gen de inplanting der vinnen aanligt, en dat de 
plaats dezer inplanting met deszelfs grooten oms 
trek , ontegenzeggelijk aan de harpoeniers, als 
van alle de beste moet worden aangeprezen, 
om den Walvisch bet zekerst, veiligst en fpoee 
digst te doden. 

Na deze voorlopige en zeer eêënvoudige; 
doch voor ons oogmerk hoogst belangrijke 

V. Deer, 1. Stur, M proef 


178 LIGGING per INGEWANDEN 


proef, met den verwachten uitflag genomen, en 
daardoer aan het eigentlijk hoofd-oogmerk des 
_ zes optleedkundigen onderzoeks voldaan te heb. 
ben, oordeelden wij het echter zoo wel aan de 
Koninglijke Haarlemfche Maatfchappij, van wels 
ken wij allen de eer hadden leden te zijn , als 
aan de werenfchappen zelven , die zij voorftaat 
en bevordert, verfchuldigd te wezen , hier bij 
niet te mogen berusten, maar van de fchoone 
gelegenheid tot verdere ontleedkundige befchou- 
„wing van een zoo zeldzaam voorwerp, al het 
overigens nog mogelijke voordeel ter kennisfe des 
inwendigen maakfels der Waâlvisfchen te moeten 
wekken: en wij befloten diensvolgens, in weer- 
wil van de brosheid der zoo lang bewaarde 
delen, en behoudens onze verpligting ter befpa- 
ring van het voorwerp, ten einde hetzelve voor 
eene toebereiding ter uitwendige befchouwing 
piet geheel onbruikbaar te maken, de nu in 
hare natuurlijke ligging befchouwde ingewan- 
den der borste en buiks holten, van het ftrotten- 
hoofdaf tot den endeldarm toe „los te fnijden , uit 
den jongen Walvisch in eens op te nemen, en 
daar door derzelver onderzoek, zonder verdere 
fchending van het te bewaren voorwerp, meer 
gemakkelijk te maken, De geoefende hand van 
den Heer BRUG MANS flaagdde dan hier ín 

_ ook 


iN DEN WALVISCH, 179 


ook zoo volkomen, dat, met het doo fnijden 
van het fterke, lijvige tongbeen (zie plaat IV 
en V, A) beginnende , het ftrottenhoofd, de 
luchtpijp, flokdarm en. zoo vervolgens alle de 
voornaamfte borst- en buiks.ingewanden van 
hect ligchaam zelf afgefcheiden wierden, doch 
alle echter zoodanig aan elkander verbonden en 
in hunne “gewoone betrekkelijke houding en 
ligginge bewaard bleven, dat ieder hunner af. 
zonderlijk, en alle in derzelver gehelen zamen 
hang met andere delen, zoo {naauwkeurig kon. 
den worden befchouwd; dat wij daarna de. vol- 
gende befckrijving hebben mogen opmaken, en 
de naauwkeurige afbeeldingen onder: ons”op- 
zicht hebben kunnen laten vervaardigen „ die 
wij hier nevens den liefhebberen der natuur- én 
vergelijkende. ontleed. kunde jmet te groter ges 
noegen aanbieden, daar wij verzekeren mogen, 
dat dezelve, offchoon de aerfte, zoo verre wij 
weten , die’ immer over dit onderwerp. wierden 
uitgegeven , met de meeste getrouwbeid naar 
de voorwerpen zelven vervaardigd zijn, maar 
vooral , dewijl wij ons vleijen durven, dat dezelve 
hier door ook tot het daarmede bedoelde oog- 
merk genoegzaam zullen voldoen, om namelijk 
onze ‘befchrijving der -belangrijkfte delen. be- 
hoorlijk toe te lichten, en de gevolgen , daaruit 
| M 2 voor 


ed 


180 LIGGING prr INGEWANDEN 


voor ons oogmerk af te leiden, er door op te 
helderen, | 

Dan, om tot onze begonne ontleding terug 
ste keren: terftond onder het afgefneden tong- 
been, vonden wij de hoekige cartilago. thyreo- 
êdea (plaat IV en V. B.) van voren met beiden 
-deszelfs fpieren bedekt, terwijl eene zware bed- 
ding fterke fpier-vezelen, van het onderfte ge- 
„deelte der gemelde cartilago haren. oorfprong 
nemende, zich over het ringvormig kraakbeen 
heen, tot op de verdeling der Jucht-pijp (zie 
plaat Vs; Z. C.) uitftrekte, en welke zware bed- 
ding van fpieren den Walvisch fchijnt te die- 
nen; om, wanneer bij de uitademing het ge- 
«heele ftrottenhoofd naar boven rijst, het alsdan 
binnen den /aceus gularis ingenomen water, 
“door middel der ingeademde lucht, langs de 
fpuit-buifen, met al de daartoe nodige kracht, 
naar buiten te werpen, | 

De aspera arteria of lucht. pijp zelve had, 
even als zulks bij de meeste, zoo, niet bij alle 
“zoogende dieren , wordt waargenomen, kraak- 
beenige ringen, en verdeelde zich, bij het nade- 
ren der longen , in twee aanzienlijke Zronchie 
(zie plaat V.D. D.), welke, ieder aan zijne zij. 
„de, overgingen ia de van weerszijden in «twee 

kwabben gedeelde longen, (plaat IV O O en 
goo plaat 


IN DEN WALVISCi. 18: 


plaat V. EE), van welke de voorfte de kleinfte 
was, en welke longen , daar zij nog nimmer met 
lucht waren gevuld geweest, in de agterzijde 
der borstholten als nog in één gevouwen zich 
voordeden, doch ook daardoor overtuigend lie 
ten zien , dat zij bij de inademing de borste 
holte helpen uitzetten, en als dan ook tevens 
het hart bedekken moeten, welk zich ru bij 
het openen der borst terftond voordeed, heb-= 
bende wij den hart-zak of het pericardiuns: 
zoodanig verteerd of opgelost gevonden, dat het 
alle zamenhang verloren had, en zich daardoor 
aan ons onderzoek en befchrijving onttrok, 

Het Aart zelf intusfchen (plaat IV. en Ve» 
H. H.), dat zich daarentegen door deszelfs uite 
gebreidheid (als vullende een groot deel der. 
geheele borst-holte) , aan ons- onderzoek op 
het gunftigst aanbood , vonden wij juist in het 
midden der borst gelegen, naar gelang van het 
ongeboren dier, en de ruimte van den #%orax 
zelve zeer groot „ doch , even als dat van den 
Dolphijn,van den Zeehond en den Lamantin, 
veel breder, dan lang, en van onderen, even als 
bij de zoo evengenoemde dieren niet gepunt, 
maar een weinig boogswijze ingefneden ; wij. 
ders van voren bol, van agteren uitgehold, 
Czie plaat VL, f z.). De beïde wensricula, getijk 

BR 08 ook 


182. LIGGING per INGEWANDEN 


ook de auricule {chenen, op het uitetlijk aan- 
zien , in grootte weinig van elkanderen onder- 
fclieiden te zijn, Uit ber regter hart ont{prong, 
zoo als bij de meeste zoogende dieren, de ar- 
teria pulmonalis of long-flagäder (plaat „IV 
V…M1.), welke door hare bijzondere dikke rok- 
ken, weinig minder vast van maakfel was dan 
de worta of groote flazader zelve, zoo als de 
beroemde cuv1eR(a) dit in den Do!phijn enden 
Bruinvisch heeft waargenomen ,„ met bijvoeging 
zijner (door ons-nu bevestigd gevonden: ) gise 
fing, dat namentlijk zulks ook eveneens bij de 
Walvisfchen zoude plâats hebben; de richting 
der long-flagader. was voorts fchuins en zijde- 
lings opwaards., langs de aorta naar de linker 
long „ aan welke zij nog eene andere aans 
zienelijke rakverdeling gaf, terwijl zij een 
dergelijke. ter regterzijde maakt , alvorens in 
de regter long over te gaan, zoo als men zulks 
op plaat VI, (alwaar hect hart van den Wal- 
visch -fetus van agteren is voorgefteld) , getracht 
heeft te doen zien, bij C,C,C,C 

„De vena cava fuperior of bovenfte holle ader, 
Cplaat IV en V‚,L. L.) firekte zich zijdelings: 
‚| | langs 


Ca) Legons d' Anatomie Comparte, Tom. ÍV. pag. 223 


iN DEN WAL VISCH; 183 


langs en benedenwaards de arteria innoming. 
14, vaar, de agter. en, holle „zijde van het hart, 
terwijl de. weel wijdere vena cava inferior, 
Cplaat VI, fig. 1. £) van onderen tweeakkig op- 
rees , en na alvorens nog een zeer aan werkelijke 
cakverdeling gemaake te hebben , zich verbreed 
met .deseerfte in den regter. boefem van hect 
hart verloor. | 
Uit de linker hartsholte (plaat IV, D, en 
plaat V‚, D) kwam de ook alhier weder, naar 
evenredigheid van, het voorwerp, uit verbazend 
dikke rokken zamengeftelde, groote flagader ara 
teria aorta „voort „ en wel in dier voege, dat 
men bij het eerfte opzien zeggen zoude „dat 
dezelve alhier wif het regter ‘hart ontt(t: ‚ad. Bij 
eene nadere befchouwing bieek echter, overiuie 
gend „ dat dezelve ook in dit dier, even als 
gewonelijk bij alle de zoogenden , uit het line 
ker hart, en wel uit deszelfs boven en. agter. 
zijde voortfproot ; makende voorts. een weinig, 
nederwaards de groote bogt over het regter 
hart heen, en klimmende vervolgens fchuins 
opwaards, vaar ons alvorens echter de gelegen- 
heid tot het, doen der bijzondere waarneming 
gegeven;te hebben, dat namelijk dit geweldig 
groot, vast, en_ kegelvormig opwaards (tijgend 
bloedvat, bchalven achrerwaartg de arterie co- 
ML af a 5 rg. 


184 LIGGING per INGEWANDEN 


ronarie ‘aan het hart, ook fchier terftond bij 
deszelfs .ontftaan uit de linker harts- holte de 
arteria innominata, ter vorming der arteria ca. 
Fotis en arteria fubclavia dextra van zich gaf, 
om vervolgens bovenwaards, en wel voor des- 
zelfs kromming, de arteria carotis finistra en 
tevens de /ubclavia, even als de arteria inno- 
minata, uit éénen ftam ontfpruitende, voor de 
linkerzijde af te geven. 

De vene pulmonales of long -aders waren 
zeer dun, flap van wanden , en wijd van ope- 
ning „ gaande uit beide de longen wederzijds 
met twee takken, in den linker hart- boezem 
over , zijnde die der regterzijde (op plaat VI, 
fig. r bij GG verbeeld ) voor derzelver takvere 
deeling afgefneden geworden , en daar door 
voorgefteld als maar ééne GER ia te 
hebben, 

Na derhalven alle de voornaamfte ingewanden. 
der borst, (hebbende wij geene glandula thyè 
mus gevonden), voor zop verre de verandering 
die zij ondergaan hadden toeliet, onderzogt tê 
hebben , gingen wij over tot de befchouwing 
der buiks-ingewanden, en wel in de eerfte 
plaats tot die van de lever, (plaat IV, P.) 
die wij ook kier, (DAUBENTON Zegt dat 
zulks: bij alle andere embryons waargenomen 

wordt 


ij er 
IN DEN WALVISCH. 185 


wordt (@))) „ zoo geweldig groot aantroffen, 
dat dezelve zich over het geheele maag -geftel, 
een goed deel der“darmen, en het grootst ge. 
deelte van de bij uitftek lange en breede nie. 
ren, ja, van den geheelen onderbuik , tot bijna: 
op de hoogte van de pisblaas (plaat IV. Y,) uits 
ftrekte , en die van buiten zeer bol, binnen- 
waards zeer hol of gewelfd, in twee zwaare’ 
doch puntige kwabben eindigde, tusfchen wets 
ke de navelvaren heen. liepen, zijnde er voorts’ 
geene galblaas te vinden. « Na datde lever en 
het overfchot van het middenrif wûren wegge- 
nomen, vertoonde zich niet flechts dat gedeelte: 
der aorta descendens (plaat V , O-) et ook? 
dat van den oefophagus of flokdarm (plaat V, 
P.), welke beide ‘tot hiertoe , deels door hee 
middenrif , deels ‚en vooral door’ de groote 
lever bedekt geweest waren; maar ook deed 
zich, daar wij geen omentum of net vönden, 
terftond voor «ons ‘óp het geheele ‘beloop -der- 
verfchillende- magen (plaat V, Q;R+S,T;) 
en verdere ingewanden, in En eerfte wij zeer 
kennelijk (plaat V, bij Q,) de eigenlijke rob. 
met eene daar aan’ ait klier, hier wel- 
ligt 

Ca) Zie BUFFON, Histoire Naturelle , Tom, XIII, 


Pp. 42.8 ed. in 4to. 
M 5 


186 LIGGING per INGEWANDEN 


ligt de. plaats van het pancreas vervullende 
(zie plaat V,U „ev plaat VI, fig. 2, ks voorts 
bij-R.de tweede, en bij $ de darmvormige 
overgang, van deze laatfte- naar de derde maag 
T--konden onderfcheiden; en, welk geheele 
maag- geftel, (indren wij ons zoo mogen uite 
drukken) „ van. deszelfs „begin , dat is, van. het 
kronkelachtig: cinde van den achter-en benevens 
de aspera arteria;tot hier, toe regt nederda- 
lenden, (plaat VI, fig. 2, As) „oefophagus. af, 
tot bij het eindeewan de derde maag, in eene 
fchuinfche rigting , en derhalve, van,de Inksre 

naar deregterzijde; tot‚op de-hoogte der, rege 
ter nier, (plaat VP) aflopende, „cradelijk 
met eene ‚kleine vouw. of. kronkel (p'ax, Vl. 
fig. 2, F,)- overging ia den flechts. weinig ger 
bogen „ doch bijna „rechuftandig.-naar. beneden » 
lopenden eczften darm, (plaat VL, fig 2,F ‚G.) 
welk wij met „het„gewone, duodenum. of den 
ewaalfvingerigen dara „vergelijken, „en _die_ dere. 
halve het:begin van shet. gedarmte. uitmaakt „ in 
het. welke „ even gelijk zalks.bijvolwasfen Walvise 
fchen is opgemerkt , (maauwlijks, eenig zigcbaar 
onderfcheid van middellijn werd waargenomen 3 
terwijl wij voorts alle de werktuigen, tot fpijs= 
vertering dienende, geheel ledig, en veel min- 
der ontwikkeld vonden , dan de overige inge- 
wan= 


IN DEN WAL VISE H, 187 


wanden „ waarfchijnlijk „… dewijl dezelve in den 
Poetus het mivst van alien werkzaam zijn, 

Aan weerzijde der ledize en zamengetrokkene 
darmen, vertoonde. zich de zieren, van welke. 
de regter cen weinig lager ,, can de. linker. gee 
legen was; beiden waren zij, even-als bij. den 
Lamentin, zeer groot „eirond van omtrek, en 
hare zelfltandigheid beftond -uit een zamenweef. 
fel van, ontelbare kleine , ronde „ korrel- ‚en 
klier achtige ligchaamtjens ‚ welke. trosgewijze: 
even als kleine druifjens aan elkanderen ver- 
bonden waren ‚-fchier op dezelfde wijze als 
zulks bij den Zee.Rob, den Beer, en eenige 
andere dieren plaats. heeft: , Aan -derzelver. one 
derfte gedeelte troffen wij de ureteres aan, die, 
beide op gelijke hoogte , niet verre van „den, 
onderrand der nieren ;’ vrij breed van omtrek 
haren oorfpronk namen, en toen lafigzaam van 
ruimte verminderende , zich in een fchuinfche 
rigting aan het voorfte en onderfte gedeelte der 
Pisblaas inhechtte. Deze, welke op plaat IV „ 
bij /, in hare natuurlijke ligging , en derhalve 
van voren, doch op plaat V, bij Z, voorovers, 
gebogen, en derhalve van achteren afgebeeld 
js, ten einde ook de daer onder liggende dee, 
len te doen zien, vonden wij juist in het mids 
den ‚ tusfchen het onderfte gedeelte der nieren 


ge- 


188 LIGGING pir INGEWANDEN 


gelegen; dezelve wâs, naar gelang van: ’ voor- 
werp groot en fterk, en voor een goed gedeelte - 
aan’ derzelver zijden met een vasten, fterken band 
als omzoomd, die van weerskanten eene aan- 
zienlijke arteria uwbilicalis (plaat IV W. en 
plaat V. W.W.) bevatte; welke tot aan het 
bovenfte deel der blaas voortlopende, zich in 
derzelver rokken fcheenen te verliezen eeN 
welke bloedvaten wij ons verzekerd hou 
den, na.de geboorte van het dier, in zeer vaste 
peesachtige banden, ieder bijna een pink dik, 
over te gäan , gelijk ons dit door de vergelij 
king der pisblaas van eenen ‘reeds lang geboren 
Walvisch, welke den Heer BRUG MANS in zij-° 
ne meergemelde voortreffelijke verzameling be= 
waart, op % overruïgendse ‘gêbleken” is “terwijl 
de grethra (plaat IV, Y‚)'van den hals der 
blaas bijna regt tot het einde der kr be 
roede uitloopt. | 
Eindelijk, na de blaas ter befchouwiag der 
daar ‘ondef! gelegene deelen, uit hare nacuürlijke 
ligging, zoodanig voor Over gekeerd te hebben, 
als dezelve op plaat V, bij Z, is woorgefteld, 
vertoonde zich behalve het onderte gedeelte der : 
aorta descendens'- A, en van het ‘úntestönum 
rectum pop plaat V , tevens de beide langwerpige, ' 
en zich zijdelings wijd uicftrekkende zesticu/i of 
zaad 


ZIN BEN WALVISCH, «> 189 


zaad. ballen plaat IV enV „bij. f.7, en #t;) „met 
de aan..deszelfs- uiteinde . gelegen „ driehoekige 
epididymedes (plaat IV, U. U. en plaat. V‚/.7. 
gelijk ook nog de twee vafa, deferentia: (plaat 
IV , XX, en plaat V‚r,7.), voor alle, welke 
deelen de trekkerachtige band (plaat V,) fchijac 
gefchikt te zijn, om dezelve met elkanderen te 
veresnigen, in hare natuurlijke ligging te gu 
gen en daarin te behouden. … 

En ’% is hiermede, dat wij dit haer tend 
doch getrouw verllag van het ontleedkundig onder. _ 
zoek omcrent de ligging der voornaamfte borst- en 
buiksingewanden van den Walvisch moeten be. 
fluicen daar de gefteldheld dezer deelen ons 
verbood , ook omtrent het inwendig zamenftel 
verder onderzoek te doen 5 wij zullen derhalve 
nu, overgaan, om, ingevolge ons hier boven 
bladz, 5, gemaakt ontwerp, 

In de tweede plaats, uit de nu zekere kene 
nis van de ligging der borst- en buiks-ingewan- 
den, als toch van alle de tederfte en diensvole 
gens veor. de fpoedigst dodelijke kwetfingen 
meest vatbare ligchaamsdeelen der Walvisfchen, 
eenige op onwederfpreekbaar zekere gronden 
fleunende gevolgen. en regelen af te leiden, 
door en naar welke men nu voortaan die lig- 
chaamsplaatfen met volle gewisheid befteumnen 

zal 


199 LIGGING per INGEWANDEN 


zal kunnen, alwaar den Walvisch de zekerfte 
en fpoedigst bodelijke kweifs ingen kunnen mid 
brast worden. 

Heeft nu derhalven het hier boven gegeven 
ontleedkundig onderzoek, onder anderen, de 
beide eerfte van die vragen ten bedoelde ooge 
merken voldoende beantvoord, welke wij in 
onze “hier voorftaande verhandeling bladz 37 
als voor de Walvischvangst hoogst belangrijk 
hebben voorgefteld, door ons ontegenzeggelijk 
te leeren. 

Woor eerst, dat de borst- holte der Walvis- 
fchen, in welke wij zagen, dat de edelfte en 
tederite deelen gelegen zijn, terftond agter den 
kop eenen aanvang neemt, en zich van daár 
agterwaards tot op de helft van den 'ge- 
heelen visch uitftrekt, dan is het gewis voor 
iederen harpoenier, ja ook zelfs voor den on. 
kundigften , zeer gemakkelijk deze zoo ruime 
borst-holte op ‘het uiterlijk aanzien, bij het 
boven komen en voortzwemmen dezer verba« 
zende groote dieren, te bepalen, en naar deze 
bepaling de plaaxs te beftemmen , waar hij, 
(vooral met de gefchutsharpoen van MOORE), 
«den Walvisch zal moeten treffen, als verzekerd 
‘zijnde dat, wanneer de harpoen flechts binnen 
dat gedeelte van den visch doordringt, hetwelk 


‚Se 


SCN DEN WALVISCH. * zor 


gelegen is tusfchen de inplanting der vinnen 
en de plaacs die’ een ieder, ook op het bloote 
oog, voor de helft van het geheele dier, zeer 
gemakkelijk zal weten te bepalen, het als dan 
ook niet misfen kan, of dit zoo geweldig 
kwerfend werktuig zal binnen de borst.holte 
doordringen, en aldaar de tederfte ligchaamse 

deelen van het dier dodelijk treffen moeten, 
„ Ten tweede, gaf dit zelfde ontleedkundig on- 
derzoek een volledig antwoord op de vrage, 
in meergemelde verhandeling bladz. 37, en 38, 
No. 2, 3, 4 en 5. opgegeven, en leerden wij 
derhalve daaruit, mer volle zekerheid, de ware 
ligging en zamenhang van de longen, het hart 
en derzelver groote bloedvaten, als die boven 
alle anderen in de borst. holte der Walvisfchen 
beflotene zoo bijzonder tedere deelen, dat eene 
enkele aanmerkelijke kwetfing aan dezelve toe. 
gebragt, zoo al niet oogenblikkelijk, ten min. 
fte binnen zeer korten tijd, de dood van het 
gekwerfte dier volftrektelijk moet ten gevolge 
hebben, dan mag noch kan het voortaan iedee 
ren redelijken en voor overtuiging vatbaren har. 
poenier nu niet meer onverfchillig wezen , waar 
ter plaatfe hij den Walvisch treffe ; maar hij 
zal nu, zoo uit de kennis van de flrekking en 
grenzen der borst. holte, als uit die der «bijster 
gr00e 


492 LIGGING per INGE WANDEN 


groote longen, maar vooral van het bijzonder 
lange „ doch nog meer breede, en juist in her 
midden der borst, tegen de beide vinnen 
als aangelegen Walvisch- hart volkomen over- 
taigd zijn, dat de hiervoren flegts gisfender 
wijze. gemaakte bepaling der plaatfen, waar 
de Walvisch waarfchijnlijk het voordeeligst zou- 
de kunnen getroffen worden, (de inplantings- 
plaats namelijk der beide vinnen en derzelver 
omtrek), nu in allen opzichte waar en zeker 
is, als alleen en geheel gegrond op de ligging 
der ook bij deze dieren tederfte deelen, welke 
nu, bij het verrichtte onderzoek waarlijk zoo- 
danig bevonden is, als wij ons die voorheen, 
ofichoon op goede gronden van vergelijkende 
ontleedkunde , maar evenwel alleen bij gis- 
fing, en gevolgelijk nog altoos als quzeker had. 
den voorgefteld, 

Eindelijk ten derde mogt het nu volbragte 
ontleedkundig onderzoek van den jongen Wal. 
visch.foetus ons ook nog geven, niet alleen 
een algemeen denkbeeld en oppervlakkige ken- 
nisfe van de ligging, loop en zamenhang der 
buiks.ingewanden dezer belangrijke dieren, 
maar werfchafte het ons ook, bij het zorgvuldig 
„betrachten der verwonderingswaardige werktuigen 
der fpijsvertering in dezelve, de toevallige gele. 

gen” 


CEN Den WÄLVISCH,?: ros 


&enhheid, toc het van nabij kennen, befchrijver; 
afbeelden, én daafdoor tor het älgemeen bes. 
kend maken aan onze landgenoten, van het zoo 
lag door duistere opgaven en onzekere bes 
tichten, onbekend gebleven Walvisch „aas, (2) 

als 


(@ Bij gelegenheid machi eener nadere befchouwing 
van hee maag- en darm-geftel van dit/voorwerp „met den 
Heer Profesfor BRUGMANS over het voedfel der Wal- 
vìsfchen of het zoogenaamde Walvisch-aas (Clio bore- 
âlts L.) fprekende, en door zijn Hooggeleerde verrast 
wordende met de vertoning van dit zeldzaam … en door, 
mij nimmer te voren gezien Worm-foort , onder ter. 
flond gereed vriendelijk aanbod, om van heizelve een 
afbeelding te doen vervaardigen , en die bij deze zeer 
gefchikre gelegenheid ook aan onze landgenoteú alge- 
meen bekend te makên , nam ik dit zoo verpligtend 
aanbod dankbaar dan; blijkens de getrouwe afbeeldin- 
gen, zoo der voor- als achter= zijde van dezen zonder- 
lingen worm , op plaat Vl fig. 3. bij C en D voor: 
komende, te gelijk met die, door den beroemden eu- 
VIER „ op. plaat XVII van het Ile Deel der dAnnaz 
les du Mufeum d’ Histoire Naturelle voorweffelijk gege 
ven en aldaar breedvoerig befchreven , van bl. 242-250, 
ten eiride het verfchil van den mond „ vooral tusfchen 
deze en die uit de verzameling van den Heer BRUG- 
MANS blijken zoude ‚ komende ‘dit laatfte, wijders 
volkomen overeen miet dat door den beroëmden P Az- 
Las befchieven en afgebeeld , in zijne Miftell, Zool. 
Fascic. X. ps 28, Tab. 1, fig. 18 en 19 , tot welke beide 
Schrijvers wij die onzer lezeren wijzen, die eene zeer 


V. Deers, bk Srux, IN 4 naauw=- 


194 LIGGING per INGEWANDEN 


als het voornaamfte voedfel dezer dieren , dan 


zal. eene oppervlakkige befchouwing zelf , der 
| in- 
paauwkeurige befchrijving van dezen worm verlangen, 
moetende wij ons alhier bepalen , tot er het volgende 
Zoo kort mogelijk van op te geven, 5 
“ De curo borealis, de noóörder- Vlerk- worm, of het 
zoogenaamd Walvisch-aas , door den fcheeps-heel- 
meester FREDRIK MARTENS het “eerst, (naar:den 
taat der Natuurkennis van dien tijd), (a) befchreven 
en ook afgebeeld, is een weeke, witte, met eene half« 
doorfchijnende huid bekleedde worm; van boven onder 
den kop, bij het lijf, breed beginnende, doch van daar 
kegelvormig in eene puntig einde uitlopende, en ge- 
woonlijk ongeveer één Rhijnland, duim lang en 3 breed. 
„De kop van dit dier is rondvormig als in twee aans 
eengehechte bolletjens verdeeld, die ieder eene zeer 
kleine opening cc hebben, in welke een zeer teder voel- 
lertje (äentaculum)) verborgen ligt, gaande voorts zone 
der tusfchenkomst van hals, terftond in het blaasach= 
tig bol, opgezet, maar als dan punúg uitlopend lijf 
over. Terftond zijdwaards onder den kop, en dernal- 
ve bij het begin van 't lijf, entfpruit van weerszijden 
een bol , driehoekig , vlerkvormig ligchaamje, het welk 
wegens deszelfs fijn vaatachtig ‘zamenftel het diertje 
zoo wel tot longen als tevens tot vinnen fchijnt te dic- 
nen; tusfchen deze en derhalve terftond onder de in 
tweeën gedeelde bolvormigen kop, is de mond a ge- 
lesen, die, wegens de vleesachtige heuveltjes, waare 
mede de eigenlijke monds-opening omzet is; (om de 
alänts juiste uitdrukking des Heeren CUVIER te ge- 


dn bruie 
_(@) Zie Reisbefchtijving vaar Spitsbergen, of Noordfche We- 


teld bl. 330. en volg, en fig. P. bij £. f, fe 


IN DEN WALVISCH 105 


ingewanden van den buik, een ieder, die den 
Walvisch-vangst dadelijk beoeffent , of daare 
bij een regelrecht belang heeft, ten volle 
overreden kunnen , dat de buiksholte der 
Walvisfchen, zoo om de ligging dezer dieren 

bij 
bruiken.) de gedaante van eene wonde heeft, door eene 
driekantige kling veroorzaakt. 

Overigens is het lijf op den rug 5. 4. D. B. rondach- 
tÚg, uitpuilend bol, en tot daar, met ingewanden, doch 
verder zoo ’t fchijnt tot aan ‘het einde, met een dun 
vocht gevuld, gelijk in de bovengemelde voortreffelijke 
afbeelding en naauwkeurige befchrijving des Heeren cu-= 
VIER, door eene aanzienlijke vergrooting van het ge- 
heele dier en deszelfs ingewanden , allerduidelijkst is 
voorgefteld. 

’T is deze kleine, doch in de daad zeer belangrijke 
worm, van wien fchier alle befchrijvers, zoo van Groen- 
land en Spitsbergen in het algemeen » als van den Wal- 
visch-vangst in ’t bijzonder , gewagen , en die thans 
voor het voorhaamfte voedfel der Walvisfchen gehou- 
den wordt, komende voorts in die zeeftreken dermate 
menigvuldig voor, dat erde zee als van fchijnt te wees 
melen „ waarom wij ons dan ook vleijen durven den 
Nederlandfchen Natuurkenner , en een ieder die in de 
Walvisch - vangst eenig belang ftelt, met deze korte 
oppervlakkige befchrijving, en zeer getrouwe afbeelding 
naar het voorwerp zelve vervaardigd, geenen ondienst 
te hebben gedaan, terwijl wij „voor het zoo edelmoedig 
geven der gelegenheid daar toe , den Heer Profesfor 
BRUGMANS ook hier openlijk onzen verfchuldigden 
dank betuigen. 

N 2 


4 
‚ 


195, LIGGING per INGEWANDEN 


bij hun bovenkomen op de oppervlakte der-zeë, 
als wegens den weerftand huoner wijd uitge- 
ftrekte magen en darmen , gelijk ook eindelijk 
wegens het minder belang der meeste „ook zelfs 
der zwaarfte, door den werpherpoen aan de 
„ buiks-ingeweanden toe te -brengene kwetfingen, 
nimmer het doel van den gewoone werp harpoe- 
nier wezen moet; zijnde het alleen hun, die de 
gefchurs. harpoen gebruiken, en dan nog maar 
in zeer weinige gevailen, of bij bijzondere om- 
standigheden mogelijk, den Walvisch in dit 
gedeelte zijns reusachtigen ligchaams zulke 
plotfelijk dodende kwerfingen te kunnen toe- 
brengen, als waarvoor de borst-ingewanden 
zijn _bloortgefteld;s terwijl eindelijk ook nog 
de kennis van het zoo even vermelde waré 
Walvisch-aas, den Groenlands=vaarder in het 
onderkennen en opfporen der zee-ftreken , waar 
de Walvisfchen zich ophouden , niet dan ten 
hoogfte puttig zijn kan, gelijk wij hiervoren 
bladz. 43 reeds toonden, en daarom ook 
omtrent dit laatst belangrijk onderwerp , op 
bladz, 89, de zo° vraag ter beantwoording 
voorftelden, aan welke door dit onderzoek dan: 
ook mede hoofdzakelijk is voldaan 5 blijvende 
het des niet te min iederen beoefenaar der Na- 


tuurkunde, en bevorderaar der Walvisch vangst 
ten 


IN DEN WALVISCH. 197 


ten fterkfte aanbevolen, zich alle mogelijke gee 
legenheden ten nutte te maken , dergelijke ont 
leedkundige onderzoekingen niet alleen in on. 
geborene „ maar vooral ook in meer volwasfen 
Walvisfchen te herhalen , met de door ons hier 
bekend gemaakte te vergelijken, die te verbe- 
teren, té volmaken, en de ontleedkundige ken. 
nis van den ligehaams-bouw der Walvisfchen , 
ten voordeele der belangrijke vangst dezer die- 
ren; daar ‘door zoo veel mógelijk tot volko- 
menheid te bre ngen, 

Ons blijft dan nu alleenlijk ten flotte van dit 
ons gefchrijf nog over, uit de door het ont. 
leedkundig onderzoek bekomene meerdere ken. 
pis, omtrent de ingewanden der Walvisfchen 
in % algemeen, en van die der borst in ’% bije 
zonder, voor de harponiers, (de eerfte of voor- 
naamst werkende perfonen toch bij den Wal. 
vischvangst ), inzonderheid echter voor die gee- 
nen, die cen fchiet- harpoen gebruiken, de vol. 
gende wenken als regelen voorteftellen , door 
welke op te volgen wij ons verzekeren durven, 
dat zij op de veiligfte , zekerfte en fpoedigfte 
wijze, den Walvisch zullen kunnen doden; zie 
hier dezelve, 

Eerftelijk, ieder harpoenier bepale, en hou- 
de fteeds tot eene wet of vasten regel, boven 

N 3 | al- 


X 


198 LIGGING per INGEWANDEN 


alle andere deelen, de borst-holte van den 
Walvisch bij voorkeur te moeten bemikken,en 
met den gefchuts-harpoen te treffen, als die 
edele deelen bevattende, van welke zoodanige 
aanmerkelijke kwetfingen, gelijk door dit werke 
tuig meestal worden toegebragt, oogenbliklijk 
dodende zijn moeten. 

Ten tweeden, om zeker te zijn den harpoen 
in de borste en niet in de buiks- holte of in 
nog minder teedere oorden van den Walvisch 
te fchieten, verdeele men terftond, bij het boe 
venkomen, in zijne gedachten, den geheele visch 
in tweeën, en houde als dan die tusfchen-ruimte 
van ‘het onderlijf , dat is , van het onderlte en 
voorfte gedeelte van den visch, tot aan het ge. 
gist midden van het geheele lijf, voor de plaats 
binnen welke de harpoen moet gefchoten wor. 
den , dan | 

Ten derden, ter nog nadere bepaling van de 
boven alle andere meest verkiesbare plaats der 
borstholte, waar den Walvisch plotfeling dode- 
lijke kwetfingen kunnen toegebragt worden, be- 
_doele voortaan iedere harpoenier den omtrek, 
alwaar de vinnen als ’t ware uit het ligchaam 
van den visch voortkomen , en dat wel in het 
midden hunner inplanting, gelijk wij reeds hier 
voren gegist, en in het hier voorgaand bijvoeg. 

fel 


IN DEN WALVISCH. 199 


fel bladz, 169 , voorgeflagen. hebben, met in 
achtneming voorts van dien regel, welken 
wij tot her gemakkelijk en zeker bepalen van 
dit midderpunt der vinseinplanting, naar aan- 
wijzing van plaat Il hebben opgegeven, en daars 

om hier niet herhalen mogen, terwijl echter 
Ten vierden, de harponier zich: verzekerd 
houden kan, ook in alle andere rigtingen de 
levensdeelen binnen de borstholte vervat. zeker 
te zuilen treffen, indien hij den harpoen flechts 
binnen den ruimen omtrek van de inplanting der 
vinven , dat is , even boven of onder, doch 
vooral achter dezelve naar binnen. fchieten zal ; 
van alle welke rigtingen die echter de voors 
deeligfte zal wezen ; wanneer men in het ver- 
volgen of naarzetten van den visch, den har. 
poen achter , en als ’t ware van onderen de 
vin, en dat wel fchuins door het midden, naar 
de overzijde der borst- holte zal mogen infchie- 
ten, kunnende ket als dan uit hoofde der nu 
nader bekomene kennis van de ligging der lon- 
gen, het hart, en zijne verbazend groote bloed- 
vaten, niet misfen, of dezelve moeten , zoo al 
niet allen in eens, ten minfte de longen en te- 
vens het hart plotfeling dodelijk worden ge- 
woffen ; terwijl deze voorflag ons te meer ge- 
grond en belangrijk toefchijnt, deels doordien 
N 4 de 


geo LIGGING per INGEWANDEN 


de gelegenheid tot het treffen van den visch , 
in deze laatfte rigting, het meest bij den Wal- 
visch- vangst voorkoomt, deels ook, dewijl in 
deze de ribben van den Walvisch zich fchuins, 


_… €n derhalve in hare minfte oppervlakte woors 


doen , en diensvolgens aan den harpoen den 
minften weerftand bieden , en de gunftigfte gee 
legenheid geven, om, in deze fchuinfche rig- 
ting, zonder eenigen aanmerkelijken tegenftand, 
mét al ’*t verbazend geweld den gefchuts- gen 
poen alitén eigen , tusfchen de ribben, tot bin= 
nen de borst- holte door te dringen. 

Eindelijk zen wijfden, moeten wij alle bij 
den Walvisch- vangst; belang hebbende , inzons 
derheid echter hun , die dezelve in de zeeftre« 
ken van Groenland en Spitsbergen, (in welke 
betrekking het dan ook zijn moge), dadelijk 
drijven, nu nog ten fterkften aanmoedigen, om, 
na de-nu verkregene meer zekere kennis van het 
hier voren kortelijk befchreven, ‘en afgebeeld 
Walvisch -aas, omtrent dit voor den Walvisch 
zoo het fchijnt voornaam en onontbeerlijk voed- 
fel, alle mogelijke navorfchingen en waarhe- 
mingen te doen, zoo omtrent deszelfs huis. 
houding, voortplanting en verblijf, als omtrent 
het gebruik of de azing zelve der Walvisfchen 
op dit worm-foort, van al % welk toch de 
| ze- 


IN DEN WALVISCH. ear 


zekere. berigten , en daaruit te verkrijgene ken. 
nis voor de Walvisch vangst , zeer ligtelijk 
hoogst belangrijke uitkomften en gevolgtrekkin, 
gen zoude kunnen opleveren, 

„En hier mede eindige ik die verflag der ont. 
leding van een dier, welks geheel geflacht, niet 
alleen voor den Natuurkenner, maar ook voor 
den handelaar, den zeeman, den kunftenaar en 
handwerkman hier te lande , in zoo vele op- 
zigten hoogst belangrijk is, | 


N 5 ct REDT 


hl 


UITLEGGING 


DER 


AFBEELDINGEN. 


, 


Pa: I flelt voor den van bladz, 1940, 
dezer verhandeling befchreven Groenlandfchen 
Walvisch (Balena Myfticetus L.), van terzijde 
gezien , zoo als wij dien ter meer duidelijke 
voorftelling van het dier, en ter opheldering 
tevens van verfcheide onderwerpen , in deze 
verhandeling vervat , naar de meest naauwkeu- 
rige befchrijvingen en narigten , inzonderheid 
naar de afbeelding van noMmAN gevolg hebben, 


Piaat II, verbeeldt den omtrek van eenen 
ongeboren mannelijken Walvisch , naauwkeurig 
genomen naar het voorwerp, in het Natura- 
lien- Kabinet der Leidfche Univerfiteit bewaard 
wordende, en binnen welken omtrek men, naar 
de zoo bijzonder belangrijke afbeelding van den 
Heer vAN MARUM, (hier boven bladz, 18, 

ver. 


UITLEGGING ann 2 


vermeld.) bij W TV den fchedel of het been. 
dergeftel van den ganfchen kop des Walvischs 
zoodanig met ftippen aangeduid heeft, als men 
met regt meent, dat dezelve in den verbazend 
groten fpek-klomp dezer dieren moet gelegen 
zijn , en waar in bij N het oog geplaatst is, 
duidende voorts O den hoek van den muil, of 
de vereeniging der beide kaken aan. 

K, de plaats of opening der twee fpuit- bui. 
fen , boven op den kop of neus, en welker 
openingen zich hier flechts ftreepvormig , zonder 
eenige uitwendige merkbare uitpuiling voorde. 
den, De lijn K L Mis getrokken uit de fpuit-gaten , 
langs de achterkant der oogholte, en door het 
midden L tot ‘aan het einde M der vin, als 
ter zekere aanwijzing kunnende dienen der plaat- 
fe, waar den Walvisch de fpoedigst en meest 
zeker dodelijke wonden , vooral door middel 
van den -gefchuts-harpoen, zal kunnen worden 
toegebragt. 

L, hec middenpunt van de zoogenaamde fpil 
der vin, tegen welke het hart van den Wal. 
visch gelegen is , en welk punt derhalve voor 
den harpoenier als het voorname doel- of mik- 
punt moet worden aangemerkt, om den Wal- 
visch plotfelings of oogenblikkelijk dodende 
wonden te kunnen toebrengen, en uit welk 

mid. 


Ì 


24 UITLEGGING 
middenpunt L, mer de lijn ‘LX of LY als ras 


dius, de cirkel LXWY W getrokken is, ter 
aanwijzing van den omtrek, binnen welke de 


‚zijden der Walvisch niet zullen kunnen worden 
‘ doorfchoten, zonder te gelijk het hart en de 


longen te treffen. _ 
V het middenpunt, uit t welk, met de lijn 


“ V Xals radius, de cirkel Y XZ X getrokken is, 


ter aanduidinge van den nog groteren omtrek, 
binnen welken: de harpoenier zelfs nog verzes 
kerd kan zijn, bij. het diep doordringen des 
harpoens in de borst „holte van den Walvisch, 
indien piet alle, ten mimfte eenige der voor- 
naamfte en edelfte ingewanden der borst te zul. 
len treffen; vooral indien hij daartoe , door mid= 
del van moore'’s harpoen-bus, de harpoen 
met de uitfpringende mesfen „ hier voren. bladz, 
151—156. aangeprezen en op. ien HL. lig. 4e 
afgebeeld, gebruiken zal, 

U, het mapnelijk teellid of totaee 
kraan van den Walvisch, zoo. als het zich, bui- 
ten deszelfs koker uithangende , vertoonde, 

EF, het begin of de wortel van den ftaart, 

A, de regrer-, C„ de linker ftaart-vin of - 
ftaart - vleugel, beide horifontaal of hade in bad . 
water liggende, 

B, De Bakr nt infijdies van den flaart. 

Plaat 


pik AFBEELDINGEN. gòs 


Plaat IL fig. te verbeeld de door. sTAc- 
nOLD voorgeftelde, en door moore verbee 
terde harpoen- bus, Op-derzelver mike of fteuns 
beugel geplaatst, en geladen met de fchiete 
harpoen, aan welken de voorganger door “mid- 
del van deszelfs ring is vastgehecht ; vergelijk 
bl, 33-89: 

_D, de ijzeren cilindervormige fchietbus, ter 
lengte van drie voeten en van 1 duïm gewoon 
gefchuts „calibers liggende in derzelver hotiten 
lade, en bij E door eene fpil vastgehecht op 
den mik-beugel F , waardoor dezelve derhalver. 
op de floep geplaast zijnde, naar welgevalle 
zoowel hoon als 5 Aebh and kan noe 
wórden, 

O, de kamer der harpoen- bus. 

“L, de fchier-harpoen Aan den voorganger 
verbonden, en in de loop D, en op de kamer 
O van den harpoen - bus geplaatst. | 

C‚ het dekftuk door MooRE od 
waardoor het flot der fchietbus overdekt, en_ 
het nat worden van het flot en vooral van het 
pankruid voorgekomen ‘wordt. id 

A, trekker van de flaaf, door welke de 
agp gsf van het flot afge trokken en de fchiet. 

bus 


206 UITLEGGING, 


bus afgefchoten wordt, wanneer men namelijk 
het knopjen 4 van de klink B gelijktijdig in. 
drukt, vergelijk bl, 85—88, 


Fig. 2e 


O, de kamer der fchiete of harpoen.bus; I 
de pan van het flot; H, de haan. 
GG, de twee klaauwen van den trek «ftang 
of ftaaf, door welken het dekftuk C, [zie 
fig. 1-} bij het affchieten der harpoen-bus tes 
gelijk naar agteren getrokken, en daardoor aan 
den damp van het ontvlamde pankruid vrije 
uitgang gegeven wordt, 

A, ring van de trekftaaf of ftang, waaraan 
bij K de fnapper verbonden is, 

T, keep of fleuf, in welke de kling B ee 
fige 1.) fluit. 

Fig. 3. 


De trekftang of trekftaaf afzonderlijk, waar 
in door 

GG aangeduid worden, de twee klaauwen 
van het floc-dekfel , en 

T, de keep of fleuf, ter bevatting van de 
klink B (zie fig. 1.) | 


Fig. 


per AFBEELDINGEN. 207 


Fig. 4« 

Al verbeeld de fchietharpoen van MOORE, 

met eeeige daaraan ‘bijgebragte verbeteringen, 
door den fchrijver der voorftaande verhandeling 
voorgeflagen, 
…_ D,E, twéé bij i beweegbare mesfen , welke, 
in rust zijnde, denzelfden loop hebben, als de 
zijden of vleugels van den harpoen, en agter 
deze als 't ware verborgen liggen, 

F, platte, koperen ftaaf of ftrook, die, van 
boven in eene keep der mesfen, als in een 
fcharnier zoodanig influit , dat wanneer deze 
ftaaf paar beneden getrokken wordt, deze beide 
mesfen zijdelings en ook bovenwaards fhijden, 
en in dien fland geraken, waarin dat bij D is 
afgebeeld; voorts is deze platte |ftaaf doorven- 
fterd, zoo dat de ring H met den voorloper 
V daar langs zoude kunnen afglijden tot 

RR, zijnde een ijzeren band, met welke de 
ftaaf | van onderen vereenigd is, en die bij 
het flerk drukken of trekken van den ring H, 
voor deze drukking moetende wijken, derhal- 
ven verfchuifbaar is tot KK, bij welke vere 
fchuiving, of drukking naar beneden, dan ook 
de twee mesfen D en E uit haren werkelozen 
ftaat naar buiten getrokken en in werking ge- 
bragt worden, zoo dat zij alsdan de kwetfing, 

door 


63 UITLEGGING B: 


“door den harpoen toegebragt, nog zeer aanmer= 
kelijk vergrobdten moetens als fnijdende in eéns 
alle de zagte delen door, welke in den ome 
ttek van den pijl of lans van deens harpoen’ gele= 
gen zijne 

I, het onderfte einde wan den fchiet. harpoen, 
waarmede dezelve op de lading, of het fchot 
der harpoen-bus rust. 


Plaat IV verbeeldt het ftrottenhoofd „ de 
ftrot en de ingewanden van de borst en buik, 
gelijk die zich vertoonen na het wegnemen der 
algemeene bekleedftlen , der tibbeh en Het 
_Hartzakjen. 

A, het Tongbeen. 

B, het fchildvormig li ie mèt pieren 
“bedekt. 

C, het begin van de zt arterid, 

OO, de rechter en linker longen. 

H, het hart in deszelfs natuurlijke ligging, 
juist in het midden der borst- holte, 

ZZZ, de plaats waar het diaphrag gimd is 
weggefneden. TO 

D, de ventriculus cordis finister, 

E, de auricula finistra. 

F, de ventriculus cordis dexter, 

G, de auricula dextra. 


N el 
A 
j 
E 
| 


per AFBEELDINGEN. aop 


TI, de groote bogt van de arteria aorta, 

K, de afgefnede arteria innominata , uit 
welke de regter- hals- en flcutelbeens- -lagader 
ontftond, 

L, de vena cava fuperior. 

M, de arteria pulmonalis. 

_N, de fubclovia finistra, 

P, de Lever. 

Q; een gedeelte der darmen, 

R, de nieren, door hare vliezen bedekt, 

SS, de ureteres. 

ET, de testiculi met de epididymes U U, 

V, de Pisblaas. 

WW, de twee arterie umbilicales, ter we- 
derzijde van de blaas opwaards lopende naar 
deszelver bodem, 

NB, Uit de vergelijking van dit voorwerp 
met de blaas- van een grooter Walvisch is ge. 
bleken, dat deze bloedvaten naderhand in zeer 
fterke banden overgaan. 

XX; de vafa deferentia, 

Y, de urethra afgefneden, 


Plaat V, verbeeldt de ingewanden gelijk de 
vorige, doch het hart is zoodanig vooroverge. 
bogen, cat de groote verdeeling der aspera 

Ve Deer. jh STUKe 6) är 


he 


dio UITLEGGING. 


arteria kan gezien worden, de lever en de be- 
kleedfelen der nieren zijn weggenomen en de 
blaas is voor overgeflagen. 

A, het tongbeen. 

B, het ftrottenhoofd, 

C , de bedding van fpiervezelen over de as 
pera arteria heenlopende. eek 
__ DD, de verdeling van de aspera arteria in 
twéé bronchie, | | Ak 

EE, de longen ter wederzijde in twee 
kwabben F en G gedeeld, al 

H, het hart als voren. 

I, de arcus of groote bogt der groote tg: 
ader, 

_K, de arteria innóminata. 

L, de vena cava fuperior. 

M, de arteria pulmonales. 

N, de vene pulmonalis gedeeltelijk, 

O, de nederdalende aorta. 

P, de efophagus of flokdarm. 

Q, de eerfte maag 

R, de tweede maag, 

S, de dermvormige overgang van de tweede, 
naar de derde maag. 

T, de derde maag, 

U, eene kleine klier aan de cerfte maag ge- 
hecht, welligt met het pancreas te vergelijken. 

| 1 VVV, 


Der AFBEELDINGEN. ark 


„VVV, de lange gekronkelde darmbuis, 

Pp, de endel. of regte darm. 

WW, de nieren van derzelver buitenfte rok 
ontbloot, op dat haar korrelig , trosvormig 
maakfel eenigermatig blijken zoude, 

‚. XX, de wreteres of pisleiders zich ia de 
blaas inhechtende, 

zt, de zerticuli, met de epididymedes vv. 

rr, een trekkerachtige band, alle deze dees 
len met elkanderen verbindende. | 

Y , de krop en hals der blaas. 

WW, de twee navel- flagaders, aan de buiten- 
zijde der blaas gelegen, en naderhand in ban: 
den, overgaande, 

Z; de voorover gekeerde ledige blaas, var 
welke nu de agterzijde zichtbaar is. 


Neten nternet sl 


Plaat vl fig. Te. Hee hare van agreren er 
van boven gezien, om den oorfprong der gro- 
te bloedvaten te toonen, 

A, de arteria aorta of groote flag- ader. 

B, de arteria innominata, 

CCCC, de takverdeling der arteria B 
nalis. 

D, de vena cava fuperior. 

E en F, de twee takken der vena cava (7 
ferior. Oez GGG; 


ats UITLEGGING 
GGG, de tak.verdeling der vene pulimoe 


_ gnales. 
Fig. 2. 
De magen afzonderlijk voorgefteld, van wel. 


ke men in den foetus flechts de gedeeltens. & 


ziet, welke naderhand tor geheel Bingen 
zakken overgaan. 

A, de Oefophagus of flokdarm, voor des- 
zelfs kronkeling en overgang in de eerfte maag. 

B, de eerfte maag, benevens de daar onder 
liggende klier, welligt te vergelijken met het 
Zancreas. 

C, de tweede of fpierachtige maag. 

D, de darmvormige overgang naar de derde 
maag, doch welke bij den foetus in middellijn 
van die maäg siet verfchiln, 

E, de derde maag. 

F, de overgang der derde maag in den eer. 
ften darm, gewoonlijk het duodenum genaamd? 

G, de overgang van den eerllen darm in hee 
overig gedarmte H. 

Fig. 3. 

A, de Noordfche vlerkworm (Clio borealis 
LE), gewoonlijk bet Walvisch. aas genaamd, 
van agteren of op den rug gezien, naar de af- 
beelding van den Heer cUVIER. 

B, hec zelfde dier van woren. of op den 
buik gezien, » C 


nn enheid 


per AFBEELDINGEN. org 


C en D, de Clio borealis „ afgebeeld naar 
het voorwerp uit de verzameling van den Heer 
Profesfor BRUGMANS; in alle welke figuren 
woorgefteld wordt bij 

a, Het lijf of de buik. 

‚tb, De plaats, alwaar de ingewanden door 
de bekleedfelen heen gezien worden, 

‚ecccy De kop als in twee aan elkander ge« 
hechte bolletjes verdeeld, met de kleine ope 
ningen der voelertjens. / 

dddd, De vlerkvormige longen, die tevens 
tot vinnen dienen. bn 

me, In fig. D, de mond, met deszelfs driee 
kantigen vleesachtigen rand, 


hj 


VERHANDELING 


# 


INLEIDING, vak 
jn verbänd tusfchen de Natuur- Gefchiedee 
nis en Huishoukunde, en nuttigheid van bef- 
dene . . nn . ‚ _Bladz, 3- ‚ 
Afdeeling der voorgeftelde vrage , in drie deelen, … 7 
ZEERSTE OE EA DRE 


Behelzende eene algemeene befchrijving en ver- 
deeling der Walvischaartige dieren. …. … — 9-13 
Opgave der verfchillende foorten, van hêt gee 


flacht der Walvisfchen. pg . 5 13-úy 
Opgave „der voornaamfte befchrijvingen en af- 
beeld! agen vari dezelve, . 5 « 17-19 


Uitwendige gedaamte ‘en algemeene ligchaams- 
bouw, kleur, gfootte, enz. van den Groen- 
landfchen Walvisch, : > 19-, 

Befchrijving van den kop , fpuit- buifen, ief Shan 20-24 

— van de oogen, gehoorwerktuig en 


vinnen. - Ed . Ld . 25 E] 26 
—— den flaart, buik , teeldee. 
‚len, enz. . e ° dits 27,28 


Algemeene afmeting van eenen Walvisch. 29 vergel. bl, 65 
Gebrekkige kennis der belangrijkfte inwendige : 
deelen van den Walvisch, en aanbelang van dit 
‚gemis, ten nadeele ook der Walvisch-vangste 30-35 
Middelen om dit gemiste vervullen. … … … 36-40 - 
Voedfel der Walvisfchen of Walvisch - aas. 4o 
Onzekerheid waar in dit beftaat. ol led 42 
Belang van en aanmoediging tot de kennis der 
middelen ter naauwkeurige kennis van het Wal. 
visch-aas, . . . . ‘42-44 
Verblijf der Walvisfchen en middelen tot derzel. 
ver nafporing. | é é « 44-62 
Be- 


k 


ern ned 


Erato edes ls AAN kr Da rn ; 
aa de Tees TEL ARE Le GR iet 


UN. HO U B, 


Bepalitg der plaatfen,op welke aan het ligchaam 

“der Walvisfchen. plotfelijk dodende wonder 
kunnen worden toegebragt, se + __ Blad. 63 

Plaatsbepaling der ligging van het hart , de lon- 
_gen,en der groote bloedvaten in de Walvisfchen. 68- -78 
T WEEDE Nr Dr rio 


Opgave der minst omflachtige en veiligfte in gee 


bruik zijnde middelen tot het doden der Wat= 


visfchen. . ° , . . 7 
Befchrijving, gebruik en beoordeeling van den 

gewonen werp-of hand- harpoen. ble: 72-76 
Gebruik en beoordeeling van den hand-boog tot 

het voortfchieten’ van den harpoen. ee mew Á 


Gebruik en beoordeeling van een flincer «gevaar. ° 

“ te of Balista ter fchieting van den harpoen. 76,77 

- Harpoen - bus doorsracmHoLT uitgevonden, 27 

Dit werktuig heeft groote voordeelen, door de Fy 
ondervinding bevestigd. UU HEt Bo 

Doch heeft daarentegen‘ook een groot g:brek. _ 80-81 

Welk gebrek volkomen weggenomen wordt inde 


+» 
verbeterde harpoen-bus, deor C: H. MOORE 


uitgevonden. A Te . e . 81-83 
Befchrijving en gebruik van MOO RE) s Gefchuts- 
harpoen of harpoen - bus. et he Á 83-89 


DERDE AFDEELING, 
Onderzoek in hoe verre de hier boven voorgeftas 
gene middelen en wijzen ter Walvisch. vangst, 
de vereïschten hebben, ‚ door de Maatfchappij 


gevörderd. __ . . en ; go 
En wel in de eerfte plaats, de gewoone werp: of. 
hand. harpoen etste Rd or 
De gewoone werp- of hand - harpoen mist de ge- 
_ vorderde vereischtense . e e QI -190 


Noch ook ‘het gebruik van fchietbogen of andere 
f dere 


/ md wet 
% Kh lade, 


EN HOUD 


dergelijke door koorden gedrevene werktuigen; 
kunnen ter behoorlijke harpveuering van den 


Walvisch gebruikt worden. zt Biadz,. Ea 103 


Van alle voorgellagene of aangewende middelen 
„en wijzen tor het vermeesteren en doden der 
Walvisfchen, ‘chijnt de harpoen-bus , en wel 
inzonderheid die door cn. MOORE verbeterd 
den voorrang te verdienen. EN EED Pe 0% 
gls zijnde deze van alle de voorgeflagene midde- 
delen niecaileen hetkortfte of minstemflachtige _ re4 
Maar ook het zekerfke _. … . vod IbP 


veiligfte En « e - ° 109 


nenten 


Gebrek van en zwarigheden tegenher gebruikder —_ 
harpoen bus, geopperd, overwogen en opge. 


lost. . . e . o . . 1IO- 126. 


Alle de hier boven opgegevene voordeelen der 
harpoen- bus, worden door eene reeks van on. 
docherbare voorbeelden, en diensvolgens door 

de ondervinding bevestigd, inhet AANHANGs 


er 


SEL. il - - e e na 126 =S 
Noorftel van den Schrijver dezer verhandeling ter 


nog verdere verbetering en volmaking des hare; … … 


poens in het algemeen, en van dien, van.sTaGe _ « 
HOLD en MOORE in het bijzonder, «181-158 
Befchrijving der afbeelding van dit verbeterd 
werktuig ° . e . .® 152-556 
Verdere aanmerkingen en voorflagen ter bevorde- 
ring, verbe:ering en uitbreiding der Walvisch- 
vangst, en der verdere nuttige aanwending van 
„den zoo even befchrevenenen verbeterden har= 
poen, tot het vermeesteren van andere Zeediee 
ren, welker vangst met voordeel zouden kunnen 
gedreven worden. . . e ° 156-163 


» 


„Befluit. ° e è e « pt, wie 863-164 


voordeeligfte . s es Io. 


4 


IJ 


f “ 
ir 
‘ 


ee 


= 


wan Beer 


AL 


© 


Pr. 


AL van Be fe. 


m_ Je, Ei 
AGS 
5 ie 7 


EARN KAAS an a io 


Plum 


he 


Á ek 
Pp; 
ni 

art vt 

* ê 

Á 
i 
- 
US 


var Beed: jo. 


Als 


ALven Bee Ze / 4 


Er 

ed 
end 
nl 


et 


be a ie 
ki 


Plvr. 


AL ran Baie 


TS pe 
5 WAS 


NS 


Vo RE Ld vd à Ul Pommer 
bios Ee SINDS 


N INSTITUTION NOILLILSNI NVINOSHLINS SalyVyaI 


Ee 
SE 


A 2 3 Ee 
S Ei Z en 
SNN  O LE 
2 8 8 
SNE s 5 
EE z (7) z 
S SJIUVUAIN LIBRARI ES _SMITHSONIAN INSTITUTION 
2 , ee 
uJ Zo 
d a Dis 5 
par << Pf RT 
== BAN 
5 AAL a 
@) a Le) 
Ee zl pd 


N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLINS SAIUVUAI 


SAIUYYEIT LIBRARIES SMITHSONIAN 


INSTITUTION 
INSTITUTION 


S S3IYVYUAIT LIBRARIES 


24 


N_ INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIWS 


SMITHSONIAN INSTITUTION 


ad 


% 

1 
NVINOSHLINS S31SVU8I 
SMITHSONIAN 


SMITHSONIAN 
VS 


NYVINOSHLINS 


SJIUVYE 


NOIENLILSN! 


LIBRARIES 


S_SIIËVYAIT LIBRARIES 


INSTITUTION NOILNLILSNI 


u 
Le 
a 4 
« 
Le af 
Ls 0) 
er 
Z me We 
o jn w 
nd 
zo | 
= > k > 
E o es 
g m m 
== u ui 
N INSTITUTION NOIENLILSNI NYINOSHLINS SJIYVHgIT 
2 2 Le) Z \4) eee 
<< Ss pi Ee 
Ee N | - — 
e) E HEN T 
(9) 7) Sn (9) 
sE ne) EE e) 
es 2, Ee 2 
pe PD = Dee 
u Z F7) z 
B _LIBRARI ES _SMITHSONIAN _1NSTITUTION 
2 5 u 7 
Le ef ee @ 3 zi 
lan | 4 
LE E 5 5 
@ ee a. — 


u k < mmm ah mn <= 
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN 
n ee es % u EE 
2 < = #7 ea 
=| ee BN ee OP z 
5 5 NE NS 
NO 2 as ME 
BZ KS Re = 
A En 3 
NI NVINOSHLINS SAIUVYEIT LIBRARIES 
ik “ 5 u 
5 E 8 6 
ze [a af en, « 
c _& jes « 
Z [a ef 5 Me 
je) N 5 o ad 
2 ai 2 B 
ES __ SMITHSONIAN, INSTITUTION _NOILOLILSNI NVINOSHLIN 
o Ker fe) EE NS 
Es E ES AN 
Af ze | & Sa 
EA 3 E 3 has 
ee Gi ee nn 5 
SNI NVINOSHLIWS S3INVBAIN LIBRARIES SMITHSONIA 
ES 5 2 & 5 
EZ A ZE eN A 5 
4 5 PP Ni & 
E Oo Gif 5 KN le) 
E sp EE NN 2 
= > = > 
5 pi 5 tE 
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIN 
ld = a z SNN 
us ie u. rn u S AN 
VN E SN 
JM 8 : AN 
5 es Lg 
Va 5 o = \N 
B a z 5 z 2 
SNI_NYINOSHLINS SIIUYYAIT LIBRARIES SMITHSON 
Kea ve S dk 2 
CS: = » = fp, 
5 Na 5 à Mh 
> BN N bed Gd kijf 
ONE EIA 
— SN SN ps ad vas A IT 
m SN a nn dav Er 
ak ih z 
ES SMITHSONIAN INSTITUTION NOILNLILSNI NYINOSHLIU 
4 ze u ze 
= < = 5 
> 5 : 5 
\ 2 5 & 5 
NN B E We) LE 
ES ES 2, 5 
ne En N > = 
7) ge 2 pj 
BNI NYINOSHLINS SJIUVYHAI LIBRARIES SMITHSONIA 
dh u z Me) 
u u PA us 
Nn A ge ol — 
el d et 3 5 
JS a er « 
ze hj ed > Ei